Raad van State

Wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met de vergoeding van reiskosten en vervolgverhoren, toeslagen, tijdschrijven en enkele andere onderwerpen.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2024, no.2024000217, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met de vergoeding van reiskosten en vervolgverhoren, toeslagen, tijdschrijven en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ivoorkust.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2024, no.2024000447, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ivoorkust betreffende de status van het personeel van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden, dat zich op het Ivoriaanse grondgebied bevindt in het kader van militaire activiteiten; Abidjan, 8 januari 2024 (Trb. 2024, 17), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Initiatiefvoorstel van de leden Agema en Pouw-Verweij inzake wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met de terugkeer van de verzorgingshuizen.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 december 2023 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Agema en Pouw-Verweij tot wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met de terugkeer van de verzorgingshuizen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verbetering aanpak rijden onder invloed.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 14 november 2023, no.2023002628, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafvordering in verband met het vervangen van de recidiveregeling ernstige verkeersdelicten en het invoeren van diverse maatregelen die zijn gericht op een betere aanpak van rijden onder invloed (Wet verbetering aanpak rijden onder invloed), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Wet inburgering 2021 - nadere voorlopige uitkering.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2024, no.2024000319, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende het mogelijk maken van het opstellen van een nadere voorlopige uitkering aan gemeenten voor de kosten van voorzieningen die bijdragen aan het voldoen aan de inburgeringsplicht en het creëren van een grondslag voor de specifieke uitkering onderwijsroute, met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake het promotioneel kader voor de veiligheid en gezondheid op het werk; Genève, 15 juni 2006 (Trb. 2011, 229 en Trb. 2022, 84).

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2024, no.2024000208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake het promotioneel kader voor de veiligheid en gezondheid op het werk; Genève, 15 juni 2006 (Trb. 2011, 229 en Trb. 2022, 84), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bescherming tegen discriminatie op de BES.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 23 november 2023, no.2023002750, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over onafhankelijke bijstand en individuele oordeelsvorming bij discriminatie en tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enige andere wetten in verband met de invoering van regels inzake gelijke behandeling in Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet bescherming tegen discriminatie op de BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2023, no.2023002985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (Pb EU 2022, L 275) (Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG ter tijdelijke beperking van de werkingssfeer van artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2024, no.2024000015, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG ter tijdelijke beperking van de werkingssfeer van artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet op de Nederlandse identiteitskaart.

[Gepubliceerd: 2024-03-18] Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2024, no.2024000162, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels in verband met de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart (Wet op de Nederlandse identiteitskaart), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit verplicht elektronisch procederen in civiele prejudiciële procedures Hoge Raad.

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2024, no.2024000302, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het verplicht elektronisch doen van verzoeken en mededelingen en de indiening en de verzending van processtukken in civiele prejudiciële procedures bij de Hoge Raad (Besluit verplicht elektronisch procederen in civiele prejudiciële procedures Hoge Raad), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Paspoortwet in verband met de ontvlechting van de Nederlandse identiteitskaart.

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2024, no.2024000161, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de ontvlechting van de Nederlandse identiteitskaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD); Samarkand, 18 mei 2023 (Trb. 2023, 130).

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2023, no.2023002980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD); Samarkand, 18 mei 2023 (Trb. 2023, 130), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Rudmer Heerema en Van Nispen houdende regels voor een nationaal vastgesteld zwemdiploma en een nationaal vastgesteld zweminstructeursdiploma (Wet zwemvaardigheid).

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 november 2023 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Rudmer Heerema en Van Nispen houdende regels voor een nationaal vastgesteld zwemdiploma en een nationaal vastgesteld zweminstructeursdiploma (Wet zwemvaardigheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers.

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 4 december 2023, no.2023002839, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 en de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter beperking van de toegang tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten alsmede van de toegang tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies (Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Technische aanpassing van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet seksuele misdrijven.

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2024, no.2024000421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot technische aanpassing van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet seksuele misdrijven, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit geslachtsnaamswijziging nazaten van tot slaaf gemaakten en tijdelijke bekostiging.

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2024, no.2024000006, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging en de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling in verband met de tijdelijk kosteloze wijziging van geslachtsnamen van nazaten van tot slaaf gemaakten (Besluit geslachtsnaamswijziging nazaten van tot slaaf gemaakten en tijdelijke bekostiging), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago; Port of Spain, 24 november 2023 (Trb. 2023, 140).

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2024, no.2024000104, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago; Port of Spain, 24 november 2023 (Trb. 2023, 140), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, het Besluit inburgering 2021 en het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2024-03-11] Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2024, no.2024000105, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, het Besluit inburgering 2021 en het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en het Besluit gebruik meststoffen (overheveling Meststoffenwet 1947 en Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen).

[Gepubliceerd: 2024-03-06] Bij Kabinetsmissive van 27 december 2006, no.06.004696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en het Besluit gebruik meststoffen (overheveling Meststoffenwet 1947 en Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit ot wijziging van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (indexering civiele griffierechten).

[Gepubliceerd: 2024-03-06] Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2001, no.01.003210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (indexering civiele griffierechten).
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experiment dataminimalisatie basisregistratie personen.

[Gepubliceerd: 2024-03-04] Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2023, no.2023002430, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels waarmee tijdelijk wordt afgeweken van de Wet basisregistratie personen in het kader van een experiment met beperking van de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen (Besluit experiment dataminimalisatie basisregistratie personen), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit EU-verordeningen Wft.

[Gepubliceerd: 2024-02-26] Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2024, no.2024000007, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de uitvoering en handhaving van EU-verordeningen met betrekking tot de financiële markten of de op die markten werkzame personen (Besluit EU-verordeningen Wft), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2023/959 met het oog op het aanwijzen van activiteiten die vallen onder het emissiehandelssysteem.

[Gepubliceerd: 2024-02-26] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2024, no.2024000306, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2023/959 met het oog op het aanwijzen van activiteiten die vallen onder het emissiehandelssysteem, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met het vervallen van de aanwijzing van het reserveringsgebied van de parallelle Kaagbaan.

[Gepubliceerd: 2024-02-26] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2023, no.2023003011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met het vervallen van de aanwijzing van het reserveringsgebied van de parallelle Kaagbaan, het vervallen van de aanwijzing van het gebied waar zich militaire laagvliegroute 10A bevindt en de in die gebieden geldende beperkingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet regels gewezen bewindspersonen.

[Gepubliceerd: 2024-02-26] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001756, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet voor invoering van regels met betrekking tot het loopbaanvervolg van gewezen bewindspersonen, alsmede een tweetal wijzigingen van de Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers (Wet regels gewezen bewindspersonen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Paternotte en Hermans tot wijziging van de Embryowet in verband met de afschaffing van het tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryos voor wetenschappelijk onderzoek.

[Gepubliceerd: 2024-02-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 september 2023 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Paternotte en Hermans tot wijziging van de Embryowet in verband met de afschaffing van het tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryos voor wetenschappelijk onderzoek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Wfsv teneinde de uitzondering op de herzieningssituatie voor de lage premie ten gunste van het Algemeen Werkloosheidsfonds te verbreden.

[Gepubliceerd: 2024-02-19] Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2024, no.2024000091, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv teneinde de uitzondering op de herzieningssituatie voor de lage premie ten gunste van het Algemeen Werkloosheidsfonds te verbreden, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg.

[Gepubliceerd: 2024-02-19] Bij Kabinetsmissive van 13 november 2023, no.2023002626, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, in overeenstemming met de Minister van Rechtsbescherming en de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van houdende uitvoering van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen en vereisten toewijzing restzetels.

[Gepubliceerd: 2024-02-19] Bij Kabinetsmissive van 23 november 2023, no.2023002751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen en de vereisten voor de toewijzing van restzetels (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen en vereisten toewijzing restzetels), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en van de Wet goed verhuurderschap.

[Gepubliceerd: 2024-02-19] Bij Kabinetsmissive van 26 januari 2024, no.2024000158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en van de Wet goed verhuurderschap (verlenging, wijziging en handhaving van de maximering en verkorting van de verjaringstermijn voor huurverhogingen), met memorie van toelichting.JaarCAO kalender-jaarInflatie kalender-jaarVerschilCAO dec-decInflatie dec-decVerschil20161,80,3+1,5Geen info*0,3?20171,41,40Geen info*1,4?20182,01,7+0,3Geen info*1,6?20192,52,6-0,1Geen info*2,6?20202,91,3+2,6Geen info*1,4?20212,12,7-0,62,02,3-0,320223,210,0-6,83,19,7-6,620236,13,8+2,35,84,5+1,3Gemiddeld2,752,975-0,2253,635,5 (3 jr)-1,87
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met het verhogen van de jaarverplichting hernieuwbare energie voor de kalenderjaren 2024 en 2025.

[Gepubliceerd: 2024-02-19] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2023, no.2023003012, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met het verhogen van de jaarverplichting hernieuwbare energie voor de kalenderjaren 2024 en 2025, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Voorst (de uitvoering van het bestemmingsplan Wilpsedijk-N790).

[Gepubliceerd: 2024-02-15] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 28 november 2023, no.RWS-2023/46355, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Voorst krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Wilpsedijk-N790).
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet basisregistratie ondergrond in verband met het aanwijzen van drinkwaterbedrijven als bronhouders.

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 13 december 2023, no.2023002947, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie ondergrond in verband met het aanwijzen van drinkwaterbedrijven als bronhouders en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek San Marino tot het vermijden van dubbele belasting.

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 12 december 2023, no.2023002922, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek San Marino tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; San Marino, 20 november 2023 (Trb. 2023, 133), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de invoering van een register voor zeer zorgwekkende stoffen.

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 15 november 2023, no.2023002643, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de invoering van een register voor zeer zorgwekkende stoffen en in verband met de uitbreiding van de informatieplicht met het informeren over het voorkomen dan wel beperken van emissies van zeer zorgwekkende stoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 28 mei 2022 te Genève aangenomen wijzigingen van de op 23 mei 2005 te Genève tot stand gekomen Internationale Gezondheidsregeling (2005) (Trb. 2022, 135).

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2023, no. 2023002979, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse zaken, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van de op 28 mei 2022 te Genève aangenomen wijzigingen van de op 23 mei 2005 te Genève tot stand gekomen Internationale Gezondheidsregeling (2005) (Trb. 2022, 135), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet digitaledienstenverordening.

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 6 november 2023, no.2023002578, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (Uitvoeringswet digitaledienstenverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Beveiligingsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Oslo, 7 november 2023 (Trb. 2023, 132).

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2023, no.2023003024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het beveiligingsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Oslo, 7 november 2023 (Trb. 2023, 132), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Brasilia, 9 oktober 2023(Trb. 2023, 120).

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 27 november 2023, no.2023002786, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Brasilia, 9 oktober 2023 (Trb. 2023, 120), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel.

[Gepubliceerd: 2024-02-12] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2023, no.2023002741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van mensenhandel en de introductie van de zelfstandige strafbaarstelling van ernstige benadeling en van voordeeltrekking (Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 17 december 1994 te Lissabon tot stand gekomen Verdrag inzake het Energiehandvest (Trb. 1995, 108).

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 8 december 2023, no.2023002874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 17 december 1994 te Lissabon tot stand gekomen Verdrag inzake het Energiehandvest (Trb. 1995, 108), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Andorra tot het vermijden van dubbele belasting (Trb. 2023, 128).

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 29 november 2023, no.2023002811, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Andorra tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Marrakesh, 12 oktober 2023 (Trb. 2023, 128), met toelichtende nota.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet in verband met de invoering van een registratieplicht voor verkooppunten van tabaksproducten en aanverwante producten.

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 14 november 2023, no.2023002629, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet in verband met de invoering van een registratieplicht voor verkooppunten van tabaksproducten en aanverwante producten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van het Protocol van 29 maart 2023 te Brussel tot wijziging van het Verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wégen door zware vrachtwagens (Trb. 2023, 52).

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2023, no.2023003019, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdiensten en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Protocol van 29 maart 2023 te Brussel tot wijziging van het Verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens (Trb. 2023, 52), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet verordening cryptoactiva.

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 4 december 2023, no.2023002840, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van Verordening (EU) 2023/1114 betreffende cryptoactivamarkten (Uitvoeringswet verordening cryptoactiva), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet uitvoering verordening ontbossingsvrije grondstoffen en producten.

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2023, no.2023003021, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Natuur en Stikstof, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enige andere wetten (Wet uitvoering verordening ontbossingsvrije grondstoffen en producten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet verordening bij geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie.

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2024, no.2023002838, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enige andere wetten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/1113 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (Uitvoeringswet verordening bij geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met het verbieden van de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten in verkooppunten die in overwegende mate zijn gericht op de verkoop van eet- en drinkwaren en horeca-inrichtingen.

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2023, no.2023002307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met het verbieden van de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten in verkooppunten die in overwegende mate zijn gericht op de verkoop van eet- en drinkwaren en horeca-inrichtingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit Richtlijn verhoging grensbedragen.

[Gepubliceerd: 2024-02-05] Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2024, no.2024000009, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende verhoging van de grensbedragen, genoemd in de artikelen 395a, 396 en 397 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Gedelegeerde Richtlijn (EU) .../ van de Commissie van 17 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aanpassingen van de groottecriteria voor micro-rechtspersonen, kleine, middelgrote en grote rechtspersonen of groepen (PbEU L ) (Implementatiebesluit Richtlijn verhoging grensbedragen), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Initiatiefwet van het lid Ellian over Wet Aanscherping EBI- en AIT-regime.

[Gepubliceerd: 2024-01-29] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 oktober 2023 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Ellian tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met de toevoeging van een regeling ter aanscherping van het regime in extra beveiligde inrichtingen en afdelingen intensief toezicht (Wet Aanscherping EBI- en AIT-regime), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit Jeugdwet en Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (regels ter bevordering van een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van door gemeenten te bekostigen preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering).

[Gepubliceerd: 2024-01-29] Bij Kabinetsmissive van 1 november 2023, no.2023002546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Jeugdwet en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, houdende regels ter bevordering van een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van door gemeenten te bekostigen preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, alsmede enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet actualisering lichaamsmateriaalwetgeving.

[Gepubliceerd: 2024-01-29] Bij Kabinetsmissive van 3 november 2023, no.2023002566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal, de Wet op de orgaandonatie en enkele andere wetten in verband met ontwikkelingen in de lichaamsmateriaaldonatiepraktijk (Wet actualisering lichaamsmateriaalwetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit vaststelling decentralisatie-en integratie-uitkeringen 2020.

[Gepubliceerd: 2024-01-29] Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2024, no.2024000038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van houdende vaststelling van de decentralisatie- en integratie-uitkeringen aan de gemeenten en provincies voor het uitkeringsjaar 2020 (Besluit vaststelling decentralisatie-en integratie-uitkeringen 2020), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Alcoholbesluit in verband met de aanwijzing van categorieën van personen en horecabedrijven als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Alcoholwet.

[Gepubliceerd: 2024-01-22] Bij Kabinetsmissive van 14 november 2023, no.2023002630, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Alcoholbesluit in verband met de aanwijzing van categorieën van personen en horecabedrijven als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Alcoholwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces.

[Gepubliceerd: 2024-01-22] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2023, no.2023002189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Kieswet, houdende regels over taken van de Kiesraad met het oog op de bevordering van de kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces (Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces), met memorie van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2024-01-18] Bij Kabinetsmissive van 8 december 2023, no.2023002917, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de uitvoering van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2024 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit inburgering 2021, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 en het Vreemdelingenbesluit 2000.

[Gepubliceerd: 2023-12-27] Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2023, no.4943059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering 2021, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de afschaffing van de verblijfsgrond voor vermogende vreemdelingen en andere aanpassingen die voortvloeien uit ontwikkelingen in de uitvoeringspraktijk en jurisprudentie alsmede van herstel van onduidelijkheden van de implementatie van EU-richtlijnen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit Richtlijn openbaarmaking winstbelasting.

[Gepubliceerd: 2023-12-27] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2023, no.2023002669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter implementatie van Richtlijn (EU) 2021/2101 van het Europees Parlement en van de Raad van 24 november 2021 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren (PbEU 2021, L429) (Implementatiebesluit Richtlijn openbaarmaking winstbelasting), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van het Verdrag van 3 april 2001 tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding inzake de plaats van vestiging van de zetel; Dijon, 21 mei 2022 (Trb. 2023, 119)

[Gepubliceerd: 2023-12-27] Bij Kabinetsmissive van 29 november 2023, no.2023002810, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de protocol tot wijziging van het Verdrag van 3 april 2001 tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding inzake de plaats van vestiging van de zetel; Dijon, 21 mei 2022 (Trb. 2023, 119), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet terugdringen verzuim.

[Gepubliceerd: 2023-12-27] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en enige andere onderwijswetten in verband met het voorkomen en het terugdringen van verzuim in het funderend onderwijs en het beroepsonderwijs (Wet terugdringen verzuim), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met implementatie van de Benelux-beschikking betreffende de invoering van een pyro-pass en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2023-12-27] Bij Kabinetsmissive van 1 november 2023, no.2023002547, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met implementatie van de Benelux-beschikking betreffende de invoering van een pyro-pass en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht; Brussel, 26 juni 2023 (Trb. 2023, 114).

[Gepubliceerd: 2023-12-27] Bij Kabinetsmissive van 29 november 2023, no.2023002809, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht; Brussel, 26 juni 2023 (Trb. 2023, 114), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving.

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 3 november 2023, no.2023002565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet.

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele besluiten in verband met de afschaffing van het lerarenregister alsmede enkele technische aanpassingen in het Besluit vervangingsfonds 2022 en het Besluit participatiefonds 2022.

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 21 november 2023, no.2023002715, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele besluiten in verband met de afschaffing van het lerarenregister alsmede enkele technische aanpassingen in het Besluit vervangingsfonds 2022 en het Besluit participatiefonds 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (verlenging transitieperiode toekomst pensioenen).

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2023, no.2023002727, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (verlenging transitieperiode toekomst pensioenen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Modernisering Spoorwegwet.

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2023, no.2023001678, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegang tot spoorwegen en tot dienstvoorzieningen, en het veilige gebruik van spoorwegen (Spoorwegwet 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het inzetten van beroepskrachten in opleiding als vaste beroepskracht in de dagopvang.

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 1 november 2023, no.2023002545, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het inzetten van beroepskrachten in opleiding als vaste beroepskracht in de dagopvang en wijzigingen met betrekking tot de beroepskracht-kind ratio, kindercentrum-overstijgend opvangen en het inzetten van andersgekwalificeerde beroepskrachten voor de buitenschoolse opvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitgebreide Luchtvervoersovereenkomst tussen de lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten.

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2023, no.2023002343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de uitgebreide Luchtvervoersovereenkomst tussen de lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds; Bali, 17 oktober 2022 (Trb. 2022, 132), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels over meertalige kinderopvang.

[Gepubliceerd: 2023-12-18] Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2023, no.2023002527, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels over meertalige kinderopvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Marijnissen en Temmink houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 november 2023 heeft de Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Marijnissen en Temmink houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verhoging van de kinderbijslag met ingang van 1 januari 2024.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2023, no.2023002749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit in verband met de verhoging van de kinderbijslag met ingang van 1 januari 2024, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2023, no.2023002182, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 13 november 2023, no.2023002632, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2% per 1 juli 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit digitale overheid in verband met regels over directe bevraging van de gezagsmodule B.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2023, no.2023002390, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit digitale overheid in verband met regels over directe bevraging van de gezagsmodule B, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2023).

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2023, no.2023002725, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter invoering van de verkorte uitleveringsprocedure.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 6 september 2023, no.2023002071, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter invoering van de verkorte uitleveringsprocedure, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging van het initiatiefwetsvoorstel verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij brief van 12 oktober 2023 van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Van der Graaf, Jasper van Dijk, Thijssen, Van der Lee, Koekkoek en Hammelburg houdende regels voor gepaste zorgvuldigheid in waardeketens om schending van mensenrechten en het milieu tegen te gaan bij het bedrijven van buitenlandse handel (Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen), met toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit donorgegevens kunstmatige bevruchting.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 23 november 2023, no.2023002740, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met het bepalen van het maximumaantal moedercodes en de gegevens die bij een verzoek tot verstrekking van gegevens moeten worden verstrekt, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit maatschappelijke ondersteuning en bestrijding huiselijk geweld en kindermishandeling BES.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2023, no.2023001692, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over maatschappelijke ondersteuning en de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit maatschappelijke ondersteuning en bestrijding huiselijk geweld en kindermishandeling BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Paternotte en Hermans tot wijziging van de Embryowet en de Wet op bijzondere medische verrichtingen in verband met het mogelijk maken van preïmplantatie genetische test op dragerschap bij ernstige erfelijke aandoeningen.

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 september 2023 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Paternotte en Hermans tot wijziging van de Embryowet en de Wet op bijzondere medische verrichtingen in verband met het mogelijk maken van preïmplantatie genetische test op dragerschap bij ernstige erfelijke aandoeningen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente (aanpassing wettelijke rente).

[Gepubliceerd: 2023-12-11] Bij Kabinetsmissive van 23 november 2023, no.2023002765, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging in verband met de inwerkingtreding van de Wet introductie gecombineerde geslachtsnaam.

[Gepubliceerd: 2023-12-04] Bij Kabinetsmissive van 13 november 2023, no.2023002627, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamwijziging in verband met inwerkingtreding van de Wet gecombineerde geslachtsnaam, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening ten algemenen nutte voor de aanleg van de Fietsroute Plus Groningen-Ten Boer, gedeelte Vorktand Zuid, vanaf de t-splitsing van de Noorddijkerweg met de Midscheeps (km. 0.000) tot en met de aansluiting op de Stadsweg (km. 1.205).

[Gepubliceerd: 2023-11-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 29 juni 2023, no.RWS-2023/21715, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Groningen krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van de Fietsroute Plus Groningen-Ten Boer, gedeelte Vorktand Zuid, met bijkomende werken).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Wassenaar (voor het plaatsen van geluidschermen aan de oostzijde van de rijksweg N44).

[Gepubliceerd: 2023-11-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 21 juni 2023, no.RWS-2023/19673, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Wassenaar krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor het plaatsen van geluidschermen aan de oostzijde van de rijksweg N44, met bijkomende werken).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023.

[Gepubliceerd: 2023-11-27] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van afspraken uit de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector politie 2022-2024 alsmede enkele technische wijzigingen (Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2024 vanwege de jaarlijkse indexering.

[Gepubliceerd: 2023-11-27] Bij Kabinetsmissive van 3 november 2023, no.2023002567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2024 vanwege de jaarlijkse indexering, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met aanpassing van de verkoopregels en termijn voor grondposities.

[Gepubliceerd: 2023-11-27] Bij Kabinetsmissive van 6 september 2023, no.2023002070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met aanpassing van de verkoopregels en termijn voor grondposities, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/915.

[Gepubliceerd: 2023-11-27] Bij Kabinetsmissive van 25 september 2023, no.2023002208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/915, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in verband met het aanpassen van de definitie van voor rolstoelen toegankelijke voertuigen (aanpassing uitzondering milieuzones en nul-emissiezones).

[Gepubliceerd: 2023-11-27] Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2023, no.2023002525, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in verband met het aanpassen van de definitie van voor rolstoelen toegankelijke voertuigen (aanpassing uitzondering milieuzones en nul-emissiezones), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit radioapparaten 2016 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2380.

[Gepubliceerd: 2023-11-27] Bij Kabinetsmissive van 8 november 2023, no.2023002579, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit radioapparaten 2016 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2380 en de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/320, (EU) 2022/30 en (EU) 2023/X, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking regie volkshuisvesting.

[Gepubliceerd: 2023-11-27] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2023, no.2023001738, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister voor de Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van de regie op de volkshuisvesting (Wet versterking regie volkshuisvesting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit indexering verkeersboetes 2024.

[Gepubliceerd: 2023-11-20] Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2023, no.2023002417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit langdurige zorg (aanwijzen regio voor buitenlandverzekerden).

[Gepubliceerd: 2023-11-20] Bij Kabinetsmissive van 8 november 2023, no.2023002577, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg (aanwijzen regio voor buitenlandverzekerden), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet betaalbare huur.

[Gepubliceerd: 2023-11-20] Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2023, no.2023001520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet goed verhuurderschap, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en van enige andere wetten in verband met de regulering van huurprijzen en de bescherming van rechten van huurders (Wet betaalbare huur), met memorie van toelichting.2015201820212015-21Huur tot 1.000 307.000350.000392.000+28%Huur boven 1.000 109.000154.000256.000+135%Totaal vrije huursector415.000503.000648.000+ 56%Aandeel vrije huursector in totale woningvoorraad6%7%8%201520182021Private verhuurders260.000354.000509.000Woningcorporaties156.000149.000139.000huidigschattingverschilverschil %Sociale huur2.440.0002.548.000108.0004,4%Middenhuur392.000397.0005.0001,3%Vrije huur239.000125.000-114.000-47,7%OnderdeelEvaluatiebepalingWetsvoorstel betaalbare huurEenmalig na vijf jaarBesluit betaalbare huur artikel dat toeziet het ophogen van de liberalisatiegrens (regulering middenhuur)Elke vijf jaarBesluit betaalbare huur overige artikelenEenmalig na vijf jaarWet goed verhuurderschap (inclusief aanpassingen die worden doorgevoerd met de wet betaalbare huur)Eenmalig in 2026Verschuivingen in aanbod huursegmentenNaar huurprijsHuidige voorraadDwingend WWS*Regulering middenhuur**Huur onder liberalisatiegrens/lagehuurgrens2.440.0002.537.0002.548.000Vrije huur < 1.000 euro392.000314.000397.000Vrije huur > 1.000 euro239.000220.000125.000Totaal huursector3.071.0003.071.0003.070.000* Verdeling woningvoorraad na dwingend maken WWS (tussen haakjes de mutaties ten opzichte van de huidige verdeling).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit wijziging vergoeding bewindvoerder schuldsanering.

[Gepubliceerd: 2023-11-20] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002314, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering in verband met de invoering van de Wet van 10 februari 2023 tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Stb. 2023, 87) (Besluit wijziging vergoeding bewindvoerder schuldsanering), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geldend voor Caribisch Nederland, met het oogmerk de rechten en verplichtingen van werkenden en ingezetenen in Caribisch Nederland te verduidelijken en te verbeteren (Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie zesde richtlijn motorrijtuigenverzekering.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002313, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, tot intrekking van het Besluit vrijstelling voor fietsen met trapondersteuning van aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en tot wijziging van enige andere besluiten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/2118 tot wijziging van Richtlijn 2009/103/EG betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PbEU 2021, L 430) (Besluit implementatie zesde richtlijn motorrijtuigenverzekering), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 19 september 2023, no.2023001912, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot inrichtingen en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van de fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet onderwijsondersteuning zieke leerlingen.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001753, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 en enige andere onderwijswetten in verband met de centralisatie van de uitvoering van ondersteuning van scholen en instellingen bij het onderwijs aan zieke leerlingen (Wet onderwijsondersteuning zieke leerlingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen in de gastouderopvang.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2023, no.2023002146, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen in de gastouderopvang, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verstrekking van bepaalde gegevens aan verzekeraars en aanpassingen in bijlage I.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2023, no.2023002395, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verstrekking van bepaalde gegevens aan verzekeraars en aanpassingen in bijlage I, en tot wijziging van enige andere besluiten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de 12e wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2023, no.2023001693, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de 12e wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beheer politie en enkele andere besluiten in verband met de splitsing van de Landelijke eenheid.

[Gepubliceerd: 2023-11-13] Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2023, no.2023002396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer politie en enkele andere besluiten in verband met de splitsing van de Landelijke eenheid in de Eenheid landelijke expertise en operaties en de Eenheid landelijke opsporing en interventies (splitsing Landelijke eenheid politie), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet EU-informatievoorziening Staten-Generaal.

[Gepubliceerd: 2023-11-06] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2023, no.2023001719, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over de informatievoorziening aan de Staten-Generaal over aangelegenheden van de Europese Unie (Wet EU-informatievoorziening Staten-Generaal), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de wijziging van enkele grondslagen van overtredingen ten gevolge van de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2023-11-06] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de wijziging van enkele grondslagen van overtredingen ten gevolge van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet digitale operationele weerbaarheid.

[Gepubliceerd: 2023-11-06] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2023, no.2023002191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2556 betreffende een kader voor digitale operationele weerbaarheid van de financiële sector (Implementatiewet digitale operationele weerbaarheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

[Gepubliceerd: 2023-11-06] Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2023, no.2023002389, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart in verband met het vervallen van nationale regels voor vrije ballonnen en voor CSR op CPL-brevetten, het vervallen van de AML-bevoegdheid en enkele technische wijzigingen, van het Besluit luchtvaartuigen 2008 in verband een gewijzigde begripsbepaling voor MLA, van het Besluit luchtverkeer 2014 in verband met een verduidelijking en van het Besluit beperkingen burgerluchtverkeer Waddenzee in verband met een correctie, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot oprichting van het Caribische Noodhulp Management Agentschap; St. Johns, 2 juli 2008 (Trb. 2019, 136).

[Gepubliceerd: 2023-11-06] Bij Kabinetsmissive van 14 september 2023, no.2023002126, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een verdrag tot oprichting van het Caribische Noodhulp Management Agentschap; St. Johns, 2 juli 2008 (Trb. 2019, 136), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken.

[Gepubliceerd: 2023-11-06] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met de invoering van een locatiegebonden verklaring van geen bezwaar en enkele andere wijzigingen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van deze wet (Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de bedragen van de categorieën, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht 2024.

[Gepubliceerd: 2023-10-30] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002310, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bedragen van de categorieën, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht 2024, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs en het minimumtarief voor tolken 2024.

[Gepubliceerd: 2023-10-30] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002309, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs en het minimumtarief voor tolken 2024, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede tranche wijziging Wet publieke gezondheid.

[Gepubliceerd: 2023-10-30] Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2023, no.2023001352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid om te voorzien in een directe sturingsbevoegdheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de directeur publieke gezondheid van de gemeentelijke gezondheidsdienst en in een grondslag voor het stellen van regels over de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding door de gemeentelijke gezondheidsdienst (Tweede tranche wijziging Wet publieke gezondheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet herimplementatie Europees strafrecht.

[Gepubliceerd: 2023-10-30] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties en het Wetboek van Strafrecht ter herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel, van onderdelen van het kaderbesluit 2008/913/JBZ betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat, van onderdelen van de richtlijn (EU) 2013/48 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en van onderdelen van de richtlijn (EU) 2017/1371 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (Wet herimplementatie Europees strafrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met het instellen van een afzonderlijk landelijk beschikbaar budget en rijksbijdragedeel voor de basisberoepsopleiding.

[Gepubliceerd: 2023-10-30] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2023, no.2023002348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met het instellen van een afzonderlijk landelijk beschikbaar budget en rijksbijdragedeel voor de basisberoepsopleiding, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2024.

[Gepubliceerd: 2023-10-30] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002311, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2024, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Concept Klimaatnota 2023

[Gepubliceerd: 2023-10-26] Bij brief van 1 september 2023, no. DGKE/34962345, heeft de Minister voor Klimaat en Energie, gelet op artikel 7, vierde lid, van de Klimaatwet, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het concept van de Klimaatnota.Sector1990 referentiejaar emissies2021 gerealiseerde emissies2022 KEV 2022: raming restemissies 2030 vastgesteld, voorgenomen en geagendeerd beleidKEV 2023: raming restemissies 2030 vastgesteld, voorgenomen en geagendeerd beleidElektriciteit39,632,430,710 259 23Industrie87,054,049,828 4327 42Gebouwde Omgeving29,724,319,613 1912 18Mobiliteit33,329,829,625 3018 25Landbouw33,027,024,421 2419 22Landgebruik6,24,34,41,8 3,12,5 3,7Totaal228,9172,0 (24,9%)158,4 (30,8%)108 133 (41 52%)97 123 (46 57%)
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit.

[Gepubliceerd: 2023-10-23] Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2023, no.2023001219, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet digitalemarktenverordening.

[Gepubliceerd: 2023-10-23] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001761, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (Uitvoeringswet digitalemarktenverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vergoedingen luchtvaartnavigatiediensten 2010 in verband met de vaststelling van vergoedingensystematieken voor de luchthavens Eindhoven en De Kooy.

[Gepubliceerd: 2023-10-23] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2023, no.2023002369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen luchtvaartnavigatiediensten 2010 ter vaststelling van de vergoedingensystematieken voor de luchthavens Eindhoven en De Kooy en tot wijziging van Besluit luchtverkeer 2014 ter creatie van een grondslag ten behoeve van vluchtprocedureontwerp alsmede een aantal redactionele wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in verband met het toevoegen van informatie over zeer zorgwekkende stoffen aan de omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van afvalstoffen.

[Gepubliceerd: 2023-10-23] Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2023, no.2023001592, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in verband met het toevoegen van informatie over zeer zorgwekkende stoffen aan de omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van afvalstoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit beperkingengebied Weeze.

[Gepubliceerd: 2023-10-16] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2023, no.2023002038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van een beperkingengebied voor de buitenlandse burgerluchthaven Weeze en de in dat gebied geldende regels (Besluit beperkingengebied Weeze), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek om voorlichting inzake de verkenningsfase van de kabinetsformatie.

[Gepubliceerd: 2023-10-12] Bij brief van 4 oktober 2023 heeft de voorzitter van de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a van de Wet op de Raad van State gevraagd een voorlichting uit te brengen over de huidige verkenningsfase in de kabinetsformatie. De voorlichting is gevraagd naar aanleiding van de op 21 september 2023 aangenomen motie-Stoffer c.s. (zie noot 1) Deze motie is ingediend ter voorbereiding van het Kamerdebat over de evaluatie van de kabinetsformatie 2021/22.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Kuik en Mutluer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES (strafbaar stellen van het openbaar maken van beeldmateriaal van slachtoffers).

[Gepubliceerd: 2023-10-09] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 juni 2023 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Kuik en Mutluer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met het strafbaar stellen van het openbaar maken van beeldmateriaal van slachtoffers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel publiekrechtelijke omvorming ProRail.

[Gepubliceerd: 2023-10-09] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2023, no.2019001338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij de wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de omvorming van ProRail van een besloten vennootschap tot een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Wet publiekrechtelijke omvorming ProRail), met toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Bijlage I als bedoeld in de artikelen 7.1, 7.2 en 7.3 van het Alcoholbesluit.

[Gepubliceerd: 2023-10-09] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2023, no.2023002183, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging Bijlage I als bedoeld in de artikelen 7.1, 7.2 en 7.3 van het Alcoholbesluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet milieubeheer (invoering van een verplichting voor het bestuursorgaan tot het verstrekken van een afschrift aan de minister bij afwijking van het circulair materialenplan en wijziging van het begrip landelijk afvalbeheerplan).

[Gepubliceerd: 2023-10-09] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2023, no.2023001740, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer met de invoering van een verplichting voor het bestuursorgaan tot het verstrekken van een afschrift aan de minister bij afwijking van het circulair materialenplan en tot wijziging van het begrip landelijk afvalbeheerplan in circulair materialenplan, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit wijzigingsverordening Europese langetermijnbeleggingsinstellingen.

[Gepubliceerd: 2023-10-09] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2023, no.2023002190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening (EU) 2023/606 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (Uitvoeringsbesluit wijzigingsverordening Europese langetermijnbeleggingsinstellingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Tiel en West (voor de versterking van de dijk tussen Tiel en Waardenburg (TIWA)).

[Gepubliceerd: 2023-10-03] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 21 juni 2023, no.RWS-2023/19807, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Tiel en West Betuwe krachtens artikel 62 van de onteigeningswet (onteigening voor de gedeelten 1 tot en met 6 van de versterking van de dijk tussen Tiel en Waardenburg (TIWA), met bijkomende werken in de gemeenten Tiel en West Betuwe).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet startprocedure b3-scholen en hardvochtigheden vso en pro.

[Gepubliceerd: 2023-10-02] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001755, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van het funderend onderwijs in verband met aanpassing van het toezicht rondom oprichting van bepaalde niet bekostigde scholen en het wegnemen van hardvochtigheden in het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs (Wet startprocedure b3-scholen en hardvochtigheden vso en pro), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de uitvoering van de verordening.

[Gepubliceerd: 2023-10-02] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001945, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2020/2081.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (aanwijzen van het versturen van een recept door huisarts aan terhandsteller als aangewezen gegevensuitwisseling en beschikbaar stellen voor een persoonlijke gezondheidsomgeving).

[Gepubliceerd: 2023-10-02] Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2023, no.2023001521, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (aanwijzen van het versturen van een recept door huisarts aan terhandsteller als aangewezen gegevensuitwisseling en beschikbaar stellen voor een persoonlijke gezondheidsomgeving), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de introductie van de Alcoholmeter als controlemiddel om toezicht te houden op de naleving van een alcoholverbod (Alcoholmeter).

[Gepubliceerd: 2023-10-02] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2023, no.2023001718, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de introductie van de Alcoholmeter als controlemiddel om toezicht te houden op de naleving van een alcoholverbod (Alcoholmeter), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van de gedeeltelijke uitvoering van de zevende partiële herziening van het bestemmingsplan Buiksloterham in de gemeente Amsterdam.

[Gepubliceerd: 2023-09-26] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 3 juli 2023, no.RWS-2023/20410, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Amsterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Papaverhoek 14-16 te Amsterdam).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart.

[Gepubliceerd: 2023-09-25] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2023, no.2023001619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Binnenvaartbesluit ter implementatie van Richtlijn 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bestuurlijke boete Visserijwet 1963.

[Gepubliceerd: 2023-09-25] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2023, no.2023001705, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot regeling van de bestuurlijke boete Visserijwet 1963, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2023-09-25] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2023, no.2023001696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2023-09-25] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2023, no.2023001687, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Gemeentefonds voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2023, no.2023001859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Provinciefonds voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2023, no.2023001860, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023002003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing in de regelingen voor de fiscale beleggingsinstelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IX) en Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001850, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van de Staten-Generaal voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001842, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van de Staten-Generaal (IAA) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001853, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat/ begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001848, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat/ begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001876, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 en de Wet waardering onroerende zaken in verband met het herwaarderen van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001851, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024).

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet wijziging van enkele belastingwetten (Overige Fiscale Maatregelen 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001854, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Deltafonds (J) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2023, no.2023001861, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Deltafonds (J) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001849, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023002005, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001873, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen (Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001870, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001856, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001875, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023002006, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan BES-eilanden 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001877, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001857, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001843, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet compensatie wegens selectie aan de poort.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2023, no.2023001872, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties en BES-fonds voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001845, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en BES-fonds (H) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023002004, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001847, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001878, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing in de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het het ministerie van AZ (IIIA), het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001844, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van AZ (IIIA), het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001855, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2023, no.2023001858, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (L) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2023, no.2023001863, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (L) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001846, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat/ begrotingsstaten van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2023, no.2023001862, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001880, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp- Miljoenennota 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001840, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerp-Miljoenennota 2024 en Septemberrapportage OBT 2023, met memorie van toelichting.A. INLEIDING EN CONCLUSIETabel 1: Kerngegevens macro-economische ontwikkelingen 2022-2024202220232024(mutaties in % per jaar)MEV 2024CEP 2023MEV 2024CEP 2023MEV 2024EurozoneBruto binnenlands product (economische groei)3,50,80,51,51,3NederlandBruto binnenlands product (economische groei)4,31,60,71,41,5Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur)1,00,4-0,91,10,8Bruto investeringen bedrijven (excl. Woningen %)4,00,08,51,20,5Investeringen bedrijven in woningen1,0-1,1-0,4-1,5-6,2Consumptie huishoudens6,61,70,61,42,4Statische koopkracht-2,7-0,2-1,121,8Inflatie, nationale consumentenprijsindex1033,93,13,8Personen in armoede4,74,74,85,84,8Invoer goederen en diensten3,84,21,92,52,1Uitvoer goederen en diensten4,53,70,82,31,5Cao-loon bedrijven3,155,855,6Werkgelegenheid (in uren)3,91,21,20,40,6Werkloze beroepsbevolking (niveau in %)3,53,93,64,14Bron: CPB, Macro-Economische Verkenning 2024, Centraal Economisch Plan 2023Tabel 2: Kerngegevens macro-economische ontwikkelingen 2025-2028(mutaties in % per jaar)2025202620272028EurozoneBruto binnenlands product (economische groei)1,31,21,11,1NederlandBruto binnenlands product (economische groei)1,21,11,11,1Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur)1,01,00,90,9Bruto investeringen bedrijven (excl. Woningen %)1,00,80,01,8Investeringen bedrijven in woningen1,11,11,01,0Consumptie huishoudens2,01,81,71,8Statische koopkracht0,71,20,81,1Inflatie, nationale consumentenprijsindex2,62,52,42,1Personen in armoede6,05,96,06,1Invoer goederen en diensten3,02,83,03,3Uitvoer goederen en diensten2,32,22,12,1Cao-loon bedrijven4,74,53,83,5Werkgelegenheid (in uren)0,00,10,10,2Werkloze beroepsbevolking (niveau in %)4,24,44,64,8Bron: CPB, Concept Macro-Economische Verkenning 2024Tabel 3: Kerngegevens overheidsfinanciën 2022-2024202220232024(in % bbp)MEV 2024CEP 2023MEV 2024CEP 2023MEV 2024Bruto collectieve uitgaven43,745,244,144,444,9Collectieve lasten38,638,338,838,138,7Feitelijk EMU-saldo-0,1-3-1,5-2,6-2,4w.v. EMU-saldo lokale overheden0,2-0,1-0,1-0,3-0,3Structureel EMU-saldo-1,0-3,6-1,6-3-2,2EMU-schuld50,148,447,748,746,9Bron: CPB, Macro-Economische Verkenning 2024, Centraal Economisch Plan 2023Tabel 4: Kerngegevens overheidsfinanciën 2025-2028(in % bbp)2025202620272028Bruto collectieve uitgaven45,046,145,946,7Collectieve lasten38,538,938,939,0Feitelijk EMU-saldo-2,6-3,4-3,3-3,6w.v. EMU-saldo lokale overheden-0,3-0,3-0,3-0,4Structureel EMU-saldo-2,1-2,9-2,7-3,0Overheidsschuld48,350,151,853,0Bron: Centraal Planbureau (2023) Concept Macro-Economische Verkenning 2024.ElementBasisvariantGevorderdGeavanceerdStrategisch raamwerkStrategisch raamwerk vormgeven: relateren van klimaatdoelen aan doel en basisprincipes van het begrotingsbeleid.Instrumenten,Definiëren en classificeren van mitigatie- en adaptatiemaatregelen (uitgaven en inkomsten).Definitie en classificatiemethode uitbreiden naar maatregelen die haaks staan op klimaat-doelstellingen (bruine uitgaven en inkomsten) en naar medeoverheden.Definitie en classificatiemethode uitbreiden naar staatsdeelnemingen.GovernanceHet beleggen van de coördinerende verantwoordelijkheid voor een klimaatinclusief begrotingsraamwerk bij het Ministerie van Financiën in samenwerking met de Minister voor Klimaat en Energie.Mandaten van institutioneel betrokkenen expliciteren en waar nodig herzien.Institutionele betrokkenheid van alle relevante actoren.Verantwoor-ding en verslaggevingOnderzoek welke lessen de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive heeft voor het vergroenen van het verslaggevings-stelsel van de Rijksoverheid.Implementatie van een klimaatinclusief verslaggevingsstelsel en evaluatiestelsel.Tabel 6: Gegevens voor de Europese begrotingsregels 2022-2024202220232024ex-postin yearex-anteRegel t.a.v. ontwikkeling van het structureel saldo (% bbp)Maximaal feitelijk EMU-saldo-3,0-3,0-3,0EMU-saldo feitelijk-0,1-1,5-2,4w.v. conjuncturele component1,10,1-0,2w.v. eenmalige en andere tijdelijke maatregelen-0,20,00,0Middellangetermijndoelstelling structureel EMU-saldo-0,5-0,75-0,75EMU-saldo structureel (EC-methode)-1,0-1,6-2,2UitgavenregelGecorrigeerde collectieve uitgaven (volumegroei, %)*1,1***0,732,82Normgroei (max. toegestane groei gecorr. collectieveuitgaven**)0,6***1,71,68Schuldcriterium (% bbp)Maximale EMU-schuld60,060,060,0EMU-schuld50,147,746,9* De collectieve uitgaven zijn, c.f. de Europese begrotingsregels, gecorrigeerd voor rente-uitgaven, cyclische uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen, uitgaven aan EU-programmas gedekt door overdrachten van de EU en met een vierjaarsgemiddelde voor overheidsinvesteringen.** De normgroei is de potentiële groei, gecorrigeerd voor de afstand tot de middellangetermijndoelstelling voor het structurele EMU-saldo.*** De cijfers voor de uitgavenregel in 2022 zijn dezelfde als in de Voorjaarsrapportage 2023.Bron: CPB (Macro-Economische Verkenning 2024)Tabel 7: Samenvattend overzicht uitkomst toetsing Europese begrotingsregels202220232024Normen uit de preventieve arm:Structureel EMU-saldo(a)ûûûUitgavenregelûüûNormen uit de correctieve arm:Feitelijk begrotingssaldoüüüOverheidsschuldüüüToelichting op de gehanteerde tekens: ü = er wordt voldaan aan de betreffende regel; ¡ = er is sprake van een afwijking van de regel, maar deze afwijking is niet significant; û = er is sprake van een afwijking van de regel, en deze afwijking is, gerekend over 1 jaar en/of over 2 jaar gemiddeld, significant (geldt alleen voor structureel saldo en uitgavenregel, zie noot)(a) Er is bij het structureel begrotingssaldo en de uitgavenregel sprake van significante afwijking indien de afwijking (in negatieve zin) gerekend over één jaar ten minste 0,5%-punt bbp bedraagt. Tevens is sprake van een significante afwijking indien over twee jaren cumulatief sprake is van een afwijking van ten minste 0,5%-punt bbp.Tabel 8: Ontwikkeling EMU-saldo en EMU-schuld 2025-2028(in % bbp)2025202620272028Feitelijk EMU-saldo-2,6-3,4-3,3-3,6Structureel EMU-saldo-2,1-2,9-2,7-3,0EMU-schuld48,350,151,853,0Bron: Centraal Planbureau (2023) Concept Macro-Economische Verkenning 2024.Tabel 9: Koopkrachtpakket augustusbesluitvorming 2023(in mln. euros, - is saldoverslechtering)2023202420252026Struc.Koopkrachtmaatregelen (cumulatief)-160-2260-2268-2349-2045Dekking koopkrachtmaatregelen (cumulatief)02166218721902287Overschot klimaatpakket voorjaar0068118352Resterende envelop grondslagerosie0000-271Totaal koopkracht-160-94-113-41323Bron: Miljoenennota 2024Tabel 10: Budgettair beslag lasten- en koopkrachtbesluitvorming augustus 2023(in mln. euros, - is saldoverslechtering)20222023202420252026Struc.Totaal koopkrachtbesluitvorming0-160-94-113-41323Besluitvorming inkomstenkader-568914080-25096Totaal augustusbesluitvorming-56-7146-33-291419Bron: Miljoenennota 2024
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001879, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van enkele belastingwetten (Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat De Koning (I) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001841, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de minister Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat De Koning (I) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat (XII) voor het jaar 2024.

[Gepubliceerd: 2023-09-19] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2023, no.2023001852, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten.

[Gepubliceerd: 2023-09-18] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001758, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen.

[Gepubliceerd: 2023-09-18] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2023, no.2023001717, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 2 en Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten met het oog op het aanpassen van de regels inzake de digitale algemene vergadering van rechtspersonen en de regels voor digitale oproeping voor de algemene vergadering (Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Jeugdwet in verband met nadere regels over fysieke en sociale veiligheid in gesloten accommodaties.

[Gepubliceerd: 2023-09-18] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2023, no.2023001743, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Jeugdwet in verband met nadere regels over fysieke en sociale veiligheid in gesloten accommodaties, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden toegepast in gesloten accommodaties alsmede over het klachtrecht bij vrijheidsbeperkende maatregelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/PM inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2023-09-18] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/PM inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020.

[Gepubliceerd: 2023-09-18] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2023, no.2023001676, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector (PbEU 2020, L 249), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met technische wijzigingen dierenwelzijn en het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.

[Gepubliceerd: 2023-09-18] Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2023, no.2023002013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met technische wijzigingen dierenwelzijn en het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de landelijke uniformering van de energie- en milieuprestatie bij nieuwbouw, het verbeteren van de veiligheid en gezondheid in gebouwen en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2023-09-18] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2023, no.2023001744, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de landelijke uniformering van de energie- en milieuprestatie bij nieuwbouw, het verbeteren van de veiligheid en gezondheid in gebouwen en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst.

[Gepubliceerd: 2023-09-11] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2023, no.2023001689, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de toekenning van een eenmalig bedrag aan ouderen van Surinaamse herkomst (Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Reparatiewet OCW 20##.

[Gepubliceerd: 2023-09-11] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2023, no.2023001451, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en wetenschap in verband met het repareren van wetstechnische en redactionele vergissingen en verschrijvingen (Reparatiewet OCW 20##), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing.

[Gepubliceerd: 2023-09-11] Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2023, no.2023001514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke wet inzake invoering van een heffing op marktinkomsten van inframarginale elektriciteitsproductie overeenkomstig verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PbEU 2022, L 261) (Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Paspoortwet in verband met het schrappen van de geslachtsvermelding op de Nederlandse identiteitskaart.

[Gepubliceerd: 2023-09-11] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2023, no.2023001745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende wijziging van de Paspoortwet in verband met het schrappen van de geslachtsvermelding op de Nederlandse identiteitskaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het actualiseren van de regels over beleidsvoorbereiding en verantwoording en de verdere uitwerking van de rechtmatigheidsverantwoording voor waterschappen.

[Gepubliceerd: 2023-09-04] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2023, no.2023001704, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het actualiseren van de regels over beleidsvoorbereiding en verantwoording en de verdere uitwerking van de rechtmatigheidsverantwoording voor waterschappen, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag.

[Gepubliceerd: 2023-09-04] Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2023, no.2023001593, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (wijziging percentage artikel 4.5 en enkele andere technische aanpassingen).

[Gepubliceerd: 2023-08-28] Bij Kabinetsmissive van 21 augustus 2023, no.2023001794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (wijziging percentage artikel 4.5 en enkele andere technische aanpassingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit identificatiemiddelen voor natuurlijke personen Wdo.

[Gepubliceerd: 2023-08-28] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001759, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels inzake de aanwijzing en erkenning van publieke en private identificatiemiddelen (Besluit identificatiemiddelen voor natuurlijke personen Wdo), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van de kaders voor informatieveiligheid en persoonsgegevensverwerking.

[Gepubliceerd: 2023-08-28] Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2023, no.2023001408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van de kaders voor informatieveiligheid en persoonsgegevensverwerking, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bedrijfs- en organisatiemiddel Wdo.

[Gepubliceerd: 2023-08-28] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001757, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels inzake de erkenning van bedrijfs- en organisatiemiddelen en bijbehorende diensten (Besluit bedrijfs- en organisatiemiddel Wdo), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet BZK 20XX.

[Gepubliceerd: 2023-08-28] Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2023, no.2023001448, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen hoofdzakelijk op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Verzamelwet BZK 20XX), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Boxtel (uitvoering van het bestemmingsplan Verbindingsweg Ladonk - Kapelweg 2022

[Gepubliceerd: 2023-08-22] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 16 mei 2023, no.RWS-2023/12946, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van het bestemmingsplan Verbindingsweg Ladonk - Kapelweg 2022 in de gemeente Boxtel.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2024.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2023, no.2023001695, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Rijksinitiatiefwet van de leden Stoffer, Valstar, Boswijk en Dassen inzake financiële defensieverplichtingen.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 mei 2023 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van de leden Stoffer, Valstar, Boswijk en Dassen houdende vaststelling van regels inzake het voldoen aan verplichtingen voor de defensie van het Koninkrijk alsmede (financiële) afspraken binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere bondgenootschappen (Rijkswet financiële defensieverplichtingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met het aanwijzen van het gebied waarbinnen het bewijsvermoeden geldt.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001762, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met het aanwijzen van het gebied waarbinnen het bewijsvermoeden geldt, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 26 mei 2023 te Belle Plaine / Belvédère tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake de afbakening van de grens tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2023, no.2023001434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 26 mei 2023 te Belle Plaine / Belvédère tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek inzake de afbakening van de grens tussen het Koninkrijk der Nederlanden (Sint Maarten) en de Franse Republiek (Saint-Martin) (Trb. 2023, 66), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bufferstroken meststoffen.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2023, no.2023001741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het aanhouden van bufferstroken ter uitvoering van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2022, L 277) (Besluit bufferstroken meststoffen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Ambtsinstructie commissaris van de Koning in verband met de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2023, no.2023001655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van de Ambtsinstructie commissaris van de Koning in verband met de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 3 van het BW in verband met het toekennen van preferentie aan de vorderingen ter zake van de verschuldigde uitkeringen tot voorziening in de kosten van levensonderhoud van minderjarige kinderen en jong meerderjarigen.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2023, no.2023001716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES in verband met het toekennen van preferentie aan de vorderingen ter zake van de verschuldigde uitkeringen tot voorziening in de kosten van levensonderhoud van minderjarige kinderen en jong meerderjarigen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit uitvoering energiemarktverordeningen.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2022/2576 van de Raad van 19 december 2022 inzake de bevordering van solidariteit via een betere coördinatie van de aankoop van gas, betrouwbare prijsbenchmarks en de uitwisseling van gas over de grenzen heen (PbEU 2022, L 335) en Verordening (EU) nr. 2022/2578 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een marktcorrectiemechanisme om de burgers van de Unie en de economie te beschermen tegen buitensporig hoge prijzen (PbEU, 2022 L 335) (Tijdelijk besluit uitvoering energiemarktverordeningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit inhoud bestuursverslag.

[Gepubliceerd: 2023-08-21] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2023, no.2023001694, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit inhoud bestuursverslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Kernenergiewet in verband met de aanpassing van de taak van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming ten aanzien van beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2023, no.2023001739, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met de aanpassing van de taak van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming ten aanzien van beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten met het oog op aanpassingen van het emissiehandelssysteem op het terrein van broeikasgasinstallaties en luchtvaart en een uitbreiding naar scheepvaart en brandstofleveranciers.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2023, no.2023001701, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2023/959, richtlijn nr. 2023/958 en verordening nr. 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 mei 2023 (PbEU 2023, L130) met het oog op aanpassingen van het emissiehandelssysteem op het terrein van broeikasgasinstallaties en luchtvaart en een uitbreiding naar scheepvaart en brandstofleveranciers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit burgerluchthavens en het Besluit luchtvaartuigen 2008 in verband met het vaststellen van nadere regels betreffende brevettering, luchthavengebruik en technische veiligheid.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2023, no.2023001620, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit burgerluchthavens en het Besluit luchtvaartuigen 2008 in verband met het vaststellen van nadere regels betreffende brevettering, luchthavengebruik en technische veiligheid voor paramotortrikes en enkele andere wijzigingen van ondergeschikte aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit grensoverschrijdende betalingen codificatie.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2023, no.2023001691, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2021/1230 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Unie (codificatie) (Uitvoeringsbesluit grensoverschrijdende betalingen codificatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet onbemande luchtvaart BES.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2023, no.2023001702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet BES in verband met het introduceren van een passend regelgevingskader voor vluchten met onbemande luchtvaartuigen in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet onbemande luchtvaart BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Bouwbesluit 2012 in verband met de uitzonderingsmogelijkheid van de keuringsplicht voor airconditioning- en verwarmingssystemen.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2023, no.2023001531, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Bouwbesluit 2012 in verband met de uitzonderingsmogelijkheid van de keuringsplicht voor airconditioning- en verwarmingssystemen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit kwaliteit incassodienstverlening.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2023, no.2023001114, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende nadere eisen met betrekking tot de kwaliteit van incassodienstverlening, de hoogte van het tarief van de registratie, alsmede een aanpassing van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit kwaliteit incassodienstverlening), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2023, no.2023001621, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995, houdende de implementatie van de resoluties 2017-I, 2019-II, 2020-I, 2020-II, 2021-I, 2021-II en 2022-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en de correctie van een enkele onvolkomenheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet datagovernanceverordening.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2023, no.2023001172, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de datagovernanceverordening, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met het verbieden van de grensoverschrijdende verkoop op afstand van aanverwante producten anders dan elektronische sigaretten en navulverpakkingen.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2023, no.2023001591, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit van houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met het verbieden van de grensoverschrijdende verkoop op afstand van aanverwante producten anders dan elektronische sigaretten en navulverpakkingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit cyberbeveiligingsverordening.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2023, no.2023001725, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2019/881 (Uitvoeringsbesluit cyberbeveiligingsverordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2024.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2023, no.2023001732, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2024, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit publieke gezondheid vanwege de opname van de maternale kinkhoestvaccinatie in het rijksvaccinatieprogramma.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2023, no.2023001712, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit publieke gezondheid vanwege de opname van de maternale kinkhoestvaccinatie in het rijksvaccinatieprogramma, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit vrachtwagenheffing.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2023, no.2023001703, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet vrachtwagenheffing (Besluit vrachtwagenheffing), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2023, no.2023001677, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PbEU 2020, L 249), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met de uitvoering van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn en enkele andere wijzigingen van wetgevingstechnische aard.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2023, no.2023001742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met de uitvoering van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn en enkele andere wijzigingen van wetgevingstechnische aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met enkele aanpassingen van het verdeelmodel voor 2024 en een correctie in de formule voor de verdeling van het macrobudget.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no.2023001750, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met enkele aanpassingen van het verdeelmodel voor 2024 en een correctie in de formule voor de verdeling van het macrobudget, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2023, no.2023001688, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de staatssecretaris van Financiën -Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit technische eenmaking Burgerlijke Rechtsvordering.

[Gepubliceerd: 2023-07-31] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2023, no.2023001715, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de technische eenmaking van enkele artikelen in enige algemene maatregelen van bestuur (Besluit technische eenmaking Burgerlijke Rechtsvordering), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Leiderdorp (voor de uitvoering van het bestemmingsplan Leidse Ring Noord Oude Spoorbaan).

[Gepubliceerd: 2023-07-27] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 maart 2023, no.RWS-2023/7083, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Leiderdorp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Leidse Ring Noord Oude Spoorbaan).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15.

[Gepubliceerd: 2023-07-24] Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2023, no.2023001481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Intrekking van het Warenwetbesluit Visserijproducten, slakken en kikkerbillen en wijziging van enkele andere Warenwetbesluiten.

[Gepubliceerd: 2023-07-24] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2023, no.2023001595, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de intrekking van het Warenwetbesluit Visserijproducten, slakken en kikkerbillen en wijziging van enkele andere Warenwetbesluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog en Besluit psychotherapeut om nadere eisen te stellen ten behoeve van de kwaliteit van de opleidingen.

[Gepubliceerd: 2023-07-24] Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2023, no.2023001523, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog en Besluit psychotherapeut om nadere eisen te stellen ten behoeve van de kwaliteit van de opleidingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke experimentenwet bijstand in het stemhokje.

[Gepubliceerd: 2023-07-24] Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2023, no.2023001141, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met bijstand bij het stemmen in een stemhokje (Tijdelijke experimentenwet bijstand in het stemhokje), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2024.

[Gepubliceerd: 2023-07-24] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2023, no.2023001713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2024, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit energieprestatievergoeding huur (modernisering).

[Gepubliceerd: 2023-07-24] Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2023, no. 2023001282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatievergoeding huur (modernisering), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking positie ouders en leerlingen in het passend onderwijs.

[Gepubliceerd: 2023-07-17] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2023, no.2023000958, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het versterken van de positie van leerlingen die extra ondersteuning behoeven en hun ouders (Wet versterking positie ouders en leerlingen in het passend onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van enkele stoffen op deze lijst.

[Gepubliceerd: 2023-07-17] Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2023, no.2023001390, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van enkele stoffen op deze lijst, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden.

[Gepubliceerd: 2023-07-17] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2023, no.2023001480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking auteurscontractenrecht.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2023, no.2023001109, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming mede namens de Staatssecretaris Cultuur en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Wet auteurscontractenrecht in verband met de verdere versterking van de positie van de maker en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten betreffende het auteursrecht en het naburig recht (Wet versterking auteurscontractenrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente met het oog op toevoeging van de tijdelijke solidariteitsbijdrage en aanpassing van het rentepercentage voor de vennootschapsbelasting, de tijdelijke solidariteitsbijdrage en de bronbelasting.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2023, no.2023001218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente met het oog op toevoeging van de solidariteitsbijdrage en aanpassing van het rentepercentage voor de vennootschapsbelasting, de solidariteitsbijdrage en de bronbelasting, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Republiek Finland; s-Gravenhage, 1 juni 2023 (Trb. 2023, 67).

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2023, no.2023001433, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Republiek Finland; s-Gravenhage, 1 juni 2023 (Trb. 2023, 67), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap).

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 april 2023 heeft de Tweede kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek om voorlichting over de B-component van het inkomen van de Koning.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij brief van 2 november 2022 heeft de Minister-President, minister van Algemene Zaken op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over de B-component van het inkomen van de Koning.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen, houdende de aanwijzing van andere vitale aanbieders in de sectoren elektriciteit en digitale infrastructuur.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2023, no.2023001241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met, de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen, houdende de aanwijzing van andere vitale aanbieders in de sectoren elektriciteit en digitale infrastructuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2023, no.2023001336, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WPO, het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 en het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen voor leerplichtige nieuwkomers (Besluit tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen).

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 12 april 2023, no.2020002398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het geamendeerde voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van de verlenging van de periode waarbinnen netbeheerders een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit ter beschikking stellen.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2023, no.2023001513, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van de verlenging van de periode waarbinnen netbeheerders een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit ter beschikking stellen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met technische wijzigingen in artikelen die zien op diergezondheid, dierenwelzijn, gemedicineerde diervoeders en diergeneesmiddelen.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2023, no.2023001450, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met technische wijzigingen in artikelen die zien op diergezondheid, dierenwelzijn, gemedicineerde diervoeders en diergeneesmiddelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit Omgevingswet 2023.

[Gepubliceerd: 2023-07-10] Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2023, no.2023001354, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijzigingen van ondergeschikte betekenis in de algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het wettelijke stelsel van de Omgevingswet (Verzamelbesluit Omgevingswet 2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Rotterdam (voor de uitvoering van het bestemmingsplan Mijnkintbuurt, blok 3).

[Gepubliceerd: 2023-07-05] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 20 maart 2023, no.RWS-2023-7087, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van het bestemmingsplan Mijnkintbuurt, blok 3 in de gemeente Rotterdam.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van knelpunten.

[Gepubliceerd: 2023-07-03] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2023, no.2023000957, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van enkele knelpunten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure.

[Gepubliceerd: 2023-07-03] Bij Kabinetsmissive van 21 april 2023, no. 2023001054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van enkele bepalingen omtrent de geschillenregeling en ter verduidelijking van de ontvankelijkheidseisen voor de enquêteprocedure voor aandeelhouders en certificaathouders van beursvennootschappen (Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het afschalen van de A-status van covid-19.

[Gepubliceerd: 2023-07-03] Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2023, no.2023001447, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het afschalen van de A-status van covid-19, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet gegevensverwerking VWS I.

[Gepubliceerd: 2023-07-03] Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2023, no.2023001145, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de grondslagen voor gegevensverwerkingen te verstevigen (Verzamelwet gegevensverwerking VWS I), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Neusden (uitvoering van de inpassingsplannen Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West en Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost).

[Gepubliceerd: 2023-06-28] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 3 maart 2023, no.RWS-2023/4745, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Heusden krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat II).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening van de gemeente Alphen aan den Rijn (voor de uitvoering van het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Rijnhaven-Oost 2021).

[Gepubliceerd: 2023-06-28] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 maart 2023, no.RWS-2023/5077, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Alphen aan den Rijn krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Rijnhaven-Oost, deelgebied Havenfront, fase 1).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2023, no.2023001302, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en enkele andere besluiten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/78 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de covid-19 crisis (PbEU 2021, L 68) (Implementatiebesluit richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet, houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten.

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2023, no.2023001096, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet, houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Erkens houdende regels over het vergroten van de energieonafhankelijkheid (Wet energieonafhankelijkheid).

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 maart 2023 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Erkens houdende regels over het vergroten van de energieonafhankelijkheid (Wet energieonafhankelijkheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele regeling voor meertalige dagopvang.

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2023, no.2023000923, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele regeling voor meertalige dagopvang, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bevoegde instanties grensoverschrijdende representatieve vorderingen.

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2023, no.2023001324, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent de aanwijzing van stichtingen of verenigingen als bevoegde instanties voor het instellen van grensoverschrijdende representatieve vorderingen voor consumenten (Besluit bevoegde instanties grensoverschrijdende representatieve vorderingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente (aanpassing wettelijke rente).

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2023, no.2023001323, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente (aanpassing wettelijke rente), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Woningwet in verband met verlengde opschorting van de marktverkenning.

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 21 april 2023, no.2023001055, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met verlengde opschorting van de marktverkenning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Algemene wet bestuursrecht. in verband met de uitbreiding en verdere uitwerking van de bekostigingsmogelijkheden met middelen vanuit het Fonds langdurige zorg.

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 12 april 2023, no.2023000966, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Algemene wet bestuursrecht, in verband met de uitbreiding en verdere uitwerking van de bekostigingsmogelijkheden met middelen vanuit het Fonds langdurige zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experimenten bijhouding basisregistratie personen.

[Gepubliceerd: 2023-06-26] Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2023, no.2023000610, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels waarmee tijdelijk wordt afgeweken van de Wet basisregistratie personen in het kader van een experiment met uitbreiding van de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen, alsmede van een experiment met het informeren van ingeschrevenen op het woonadres over de inschrijvingen op dat adres (Besluit experimenten bijhouding basisregistratie personen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met instructieregels voor hyperscale datacentra.

[Gepubliceerd: 2023-06-19] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2023, no.2023000955, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met instructieregels voor hyperscale datacentra, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Spoorverkeer in verband met enige verordeningen.

[Gepubliceerd: 2023-06-19] Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2023, no.2023001158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Spoorverkeer in verband met enige uitvoeringsverordeningen, behorende bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU 2016, L 138/44), en Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138/102) en in verband met technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Paspoortbesluit in verband met identiteitskaarten voor gedetineerden.

[Gepubliceerd: 2023-06-19] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2023, no.2023001099, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Paspoortbesluit in verband met identiteitskaarten aan gedetineerden, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met een extra verhoging van de maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2023-06-19] Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2023, no.2023001372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met een extra verhoging van de maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bemanning zeeschepen.

[Gepubliceerd: 2023-06-19] Bij Kabinetsmissive van 18 april 2023, no.2023000969, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over het bemannen van zeeschepen (Wet bemanning zeeschepen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging inzake Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid.

[Gepubliceerd: 2023-06-19] Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2023, no.2021001439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels ten behoeve van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de coördinatie en analyse in verband met terrorismebestrijding en bescherming van de nationale veiligheid door het versterken van de weerbaarheid van de samenleving (Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid), met toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Erfgoedwet archeologie in verband met het toevoegen van uitzonderingen op het opgravingsverbod en enkele andere aspecten.

[Gepubliceerd: 2023-06-12] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2023, no.2023000807, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Erfgoedwet archeologie in verband met het toevoegen van uitzonderingen op het opgravingsverbod en enkele andere aspecten, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka.

[Gepubliceerd: 2023-06-12] Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2023, no.2023001180, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka; s-Gravenhage, 22 februari 2023 (Trb. 2023, 25), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk.

[Gepubliceerd: 2023-06-12] Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2023, no.2023000355, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 in verband met de actualisering van dat besluit.

[Gepubliceerd: 2023-06-12] Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2023, no.2023001278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 in verband met de actualisering van dat besluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid van Meenen tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en enkele andere wetten in verband met de verankering van het leerrecht.

[Gepubliceerd: 2023-06-12] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 november 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Leerplichtwet BES, de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra en de Wet voortgezet onderwijs 2020 en enkele andere wetten in verband met de verankering van het leerrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met onder andere de aanwijzing van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten behoeve van de inschrijving als niet-ingezetene van studenten.

[Gepubliceerd: 2023-06-12] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2023, no.2023000956, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met onder andere de aanwijzing van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten behoeve van de inschrijving als niet-ingezetene van studenten uit met name het Caribisch deel van het Koninkrijk, alsmede van het Besluit burgerservicenummer in verband met een aanpassing in de beheervoorziening burgerservicenummer, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne.

[Gepubliceerd: 2023-06-12] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2023, no.2023000889, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan De Bulkenaar van de gemeente Roosendaal.

[Gepubliceerd: 2023-06-06] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met een schrijven van 3 januari 2023, no.RWS-2022/34906, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Roosendaal krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Bulkenaar Roosendaal).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek van de Tweede Kamer om voorlichting over de nota van wijziging van de Wet Seksuele Misdrijven.

[Gepubliceerd: 2023-06-05] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 april 2023 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de nota van wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES, het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES en het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES.

[Gepubliceerd: 2023-06-05] Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2023, no.2023001242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES, het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES en het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES (formalisering arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rijksambtenaren BES 2021-2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingsbesluit verzegeling afvoerleiding toilet pleziervaartuigen.

[Gepubliceerd: 2023-06-05] Bij Kabinetsmissive van 20 april 2023, no.2023000984, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de verzegeling van de afvoerleiding van een toilet op een pleziervaartuig (Wijzigingsbesluit verzegeling afvoerleiding toilet pleziervaartuigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 in verband met de wijziging van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld.

[Gepubliceerd: 2023-06-05] Bij Kabinetsmissive van 13 april 2023, no.2023000985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 in verband met de wijziging van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met aanpassing van het saneringskader.

[Gepubliceerd: 2023-05-22] Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2023, no.2023000801, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met aanpassing van het saneringskader, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen.

[Gepubliceerd: 2023-05-22] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2023, no.2023001086, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs.

[Gepubliceerd: 2023-05-22] Bij Kabinetsmissive van 18 april 2023, no.2023001040, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs 2020 in verband met de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen voor leerplichtige nieuwkomers en het versterken van de regierol van gemeentebesturen bij het aanbod van nieuwkomersonderwijs (Wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Invoering van de Wet minimumbelasting 2024 en enkele wijzigingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de Invorderingswet 1990.

[Gepubliceerd: 2023-05-22] Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2023, no.2023000855, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Invoering van de Wet minimumbelasting 2024 en enkele wijzigingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022, tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van het strafmaximum voor deelneming aan een terroristische organisatie.

[Gepubliceerd: 2023-05-22] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2023, no.2023000932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van het strafmaximum voor deelneming aan een terroristische organisatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging inzake Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma.

[Gepubliceerd: 2023-05-15] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2023, no.2022001014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het wetsvoorstel houdende regels inzake specifieke wettelijke voorzieningen voor het uitvoeren van onderzoeken door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of Nederlandse belangen (Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma), met toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit basisregistratie personen.

[Gepubliceerd: 2023-05-15] Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2023, no.2023000786, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het aanwijzen van een tweetal werkzaamheden met gewichtig maatschappelijk belang en het beëindigen van de verstrekkingsbeperking voor verstrekkingen aan zorginstellingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de gegevensverwerking in het kader van de Wet goed verhuurderschap.

[Gepubliceerd: 2023-05-15] Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2023, no.2023000796, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de gegevensverwerking in het kader van de Wet goed verhuurderschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet confiscatie criminele goederen.

[Gepubliceerd: 2023-05-15] Bij Kabinetsmissive van 6 december 2022, no.2022002664, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de confiscatie van goederen met een criminele herkomst (Wet confiscatie criminele goederen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor het deelproject dijkversterking Salmsteke in de gemeente Lopik.

[Gepubliceerd: 2023-05-11] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 22 december 2022, no.RWS-2022/35305, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Lopik krachtens artikel 62 van de onteigeningswet (onteigening voor de versterking van de Lekdijk Oost, in het dijktraject Salmsteke, vanaf Jaarsveld tot de aansluiting Lekdijk Oost/Rolafweg Zuid, met bijkomende werken).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met de prioritering van binnenlands concessievervoer.

[Gepubliceerd: 2023-05-08] Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2023, no.2023000324, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met de prioritering van binnenlands concessievervoer, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingsbesluit financiële markten 2023.

[Gepubliceerd: 2023-05-08] Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2023, no.2023000277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit financiële markten BES en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II.

[Gepubliceerd: 2023-05-08] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2022, no.2022002933, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met verdere versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet langdurige zorg en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met de invoering van ambtshalve toekenning en toekenning met terugwerkende kracht van dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg.

[Gepubliceerd: 2023-05-08] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2023, no.2023000529, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet langdurige zorg en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met de invoering van ambtshalve toekenning en toekenning met terugwerkende kracht van dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en de fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2023-05-02] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en de fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wjziging van het Besluit vertrouwensdiensten in verband met de precisering van een aantal eisen en een nadere invulling van de in artikel 18.18 van de Telecommunicatiewet gestelde norm.

[Gepubliceerd: 2023-05-01] Bij Kabinetsmissive van 14 maart 2023, no.2023000609, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de wijzing van het Besluit vertrouwensdiensten in verband met de precisering van een aantal eisen en een nadere invulling van de in artikel 18.18 van de Telecommunicatiewet gestelde norm, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verlenging van de werkingsduur van de gedragsregels voor de overheid in de Mededingingswet (Stb. 2017, 34).

[Gepubliceerd: 2023-05-01] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2023, no.2023001094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 31 januari 2017, houdende verlenging van de werkingsduur van de gedragsregels voor de overheid in de Mededingingswet (Stb. 2017, 34), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit inburgering 2021 in verband met het wijzigen van de bronnen en peildata voor de berekeningswijze van de voorlopige uitkering aan gemeenten voor de kosten van voorzieningen die bijdragen aan het voldoen aan de inburgeringsplicht.

[Gepubliceerd: 2023-05-01] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2023, no. 2023000924, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering 2021 in verband met het wijzigen van de bronnen en peildata voor de berekeningswijze van de voorlopige uitkering aan gemeenten voor de kosten van voorzieningen die bijdragen aan het voldoen aan de inburgeringsplicht, en in verband met een technische wijziging, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit DLT pilot regime verordening.

[Gepubliceerd: 2023-05-01] Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2023, no.2023000865, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten ter uitvoering van Verordening 2022/858 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie (Uitvoeringsbesluit DLT pilot regime verordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verlaging griffierechten.

[Gepubliceerd: 2023-05-01] Bij Kabinetsmissive van 7 april 2023, no.2023000960, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en enkele bestuursrechtelijke wetten in verband met de verlaging van griffierechten voor procedures bij de burgerlijke rechter en de bestuursrechter (Wet verlaging griffierechten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met een aanpassing van de aanvullende regeling voor antiek, kunst- en verzamelvoorwerpen.

[Gepubliceerd: 2023-05-01] Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2023, no.2023000636, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met een aanpassing van de aanvullende regeling voor antiek, kunst- en verzamelvoorwerpen, en in verband met aanpassingen van de bepalingen inzake plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting bij bepaalde diensten die virtueel aan een afnemer worden verricht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek om voorlichting over Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs.

[Gepubliceerd: 2023-04-24] Bij brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 7 februari 2023 heeft de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over twee termen die in het wetsvoorstel Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs een belangrijke rol vervullen.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit invoering minimumuurloon.

[Gepubliceerd: 2023-04-24] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2023, no.2023000528, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet invoering minimumuurloon (Besluit invoering minimumuurloon), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd.

[Gepubliceerd: 2023-04-24] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2023, no.2023000525, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit toekomst pensioenen.

[Gepubliceerd: 2023-04-24] Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2023, no.2023000486, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, mede namens de staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Wet toekomst pensioenen (Besluit toekomst pensioenen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de versterking van de dijk tussen Gorinchem en Waardenburg (GoWa) in de gemeenten West Betuwe en Gorinchem.

[Gepubliceerd: 2023-04-18] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 22 december 2022, no. RWS-2022/35705, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten West Betuwe en Gorinchem krachtens artikel 62 van de onteigeningswet (onteigening voor de gedeelten 1 tot en met 8 van de versterking van de dijk in het traject Gorinchem Waardenburg (GoWa), met bijkomende werken in de gemeenten West Betuwe en Gorinchem).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experimenten pensioenregeling voor zelfstandigen.

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2023, no.2023000488, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent experimenten voor een pensioenregeling voor zelfstandigen (Besluit experimenten pensioenregeling voor zelfstandigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens.

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2023, no.2023000851, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Warschau, 10 februari 2023 (Trb. 2023, 18), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen.

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2023, no.2023000484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassingsbesluit Rijkswet nationaliteit zeeschepen.

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2023, no.2023000523, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van diverse algemene maatregelen van bestuur en de intrekking van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen in verband met de Rijkswet nationaliteit zeeschepen (Aanpassingsbesluit Rijkswet nationaliteit zeeschepen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Tony van Dijck en Edgar Mulder tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Belastingwet BES in verband met het BTW-tarief naar 0% voor voedingsmiddelen (Wet betaalbare boodschappen).

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 maart 2023 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Tony van Dijck en Edgar Mulder tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Belastingwet BES in verband met het BTW-tarief naar 0% voor voedingsmiddelen (Wet betaalbare boodschappen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet digitaal vergaderen decentrale overheden.

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij Kabinetsmissive van 28 december 2022, no.2022002928, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet, Wet gemeenschappelijke regelingen en Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met een permanente regeling die beraadslagen en besluiten langs de elektronische weg voor decentrale volksvertegenwoordigingen mogelijk maakt (Wet digitaal vergaderen decentrale overheden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten.

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2023, no.2023000017, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Alcoholbesluit in verband met de vaststelling van eindtermen en een aanvullende voorwaarde voor de erkenning van diploma's als bedoeld in artikel lid, tweede lid, van de Alcoholwet.

[Gepubliceerd: 2023-04-17] Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2023, no.2023000623, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Alcoholbesluit in verband met de vaststelling van eindtermen en een aanvullende voorwaarde voor de erkenning van diplomas als bedoeld in artikel 11d, tweede lid, van de Alcoholwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met het verbieden van de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten op afstand.

[Gepubliceerd: 2023-04-11] Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2023, no.2023000232, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met het verbieden van de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten op afstand, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Chili houdende een verdrag inzake de tewerkstelling van gezinsleden van het personeel van diplomatieke zendingen en consulaire posten.

[Gepubliceerd: 2023-04-11] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2023, no.2023000524, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de Briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Chili tot wijziging van de op 26 oktober 1995 te s-Gravenhage tot stand gekomen Briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Chili houdende een verdrag inzake de tewerkstelling van gezinsleden van het personeel van diplomatieke zendingen en consulaire posten; s-Gravenhage, 7 februari 2023 (Trb. 2023, 15), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit geneesmiddelenprijzen.

[Gepubliceerd: 2023-04-11] Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2023, no.2023000225, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent de wijze waarop maximumprijzen voor geneesmiddelen worden vastgesteld (Besluit geneesmiddelenprijzen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie.

[Gepubliceerd: 2023-04-11] Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2023, no.2023000485, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht in verband met de introductie van de D-erkenning inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht en enkele andere aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2023-04-11] Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2023, no.2023000641, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht in verband met de introductie van de D-erkenning inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht en enkele andere aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2023, no.2023000369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake minimumeisen voor hergebruik van water (PbEU 2020, L 177) (Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 en enkele andere wetten in verband met het treffen van een tijdelijke voorziening voor het benoemen van rechters-plaatsvervangers in hun zeventigste levensjaar.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2023, no.2023000296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 en enkele andere wetten in verband met het treffen van een tijdelijke voorziening voor het benoemen van rechters-plaatsvervangers in hun zeventigste levensjaar, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet VWS 2023.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2023, no.2023000056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en het Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang in verband met het versoepelen van de drie-uursregeling.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2023, no.2023000463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en het Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang in verband met het versoepelen van de drie-uursregeling en de mogelijkheid tot afwijking van het vaste gezichtencriterium en het uitstellen van de vervaldatum van het Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het vervallen van de aanspraak van eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs en tweedejaarsstudenten aan lerarenopleidingen op het verlaagd wettelijk collegegeld.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2023, no.2023000378, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het vervallen van de aanspraak van eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs en tweedejaarsstudenten aan lerarenopleidingen op het verlaagd wettelijk collegegeld, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kops over Wet voorrang voor Nederlanders.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 februari 2023 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kops tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met het verlenen van voorrang aan Nederlanders bij de toewijzing van sociale huurwoningen (Wet voorrang voor Nederlanders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verplichte certificering voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij Kabinetsmissive van 12 december 2022, no.2022002768, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van een certificeringsplicht voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet verplichte certificering voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit wijziging bestaande UPV's.

[Gepubliceerd: 2023-04-03] Bij Kabinetsmissive van 18 oktober 2022, no.2022002286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer autobanden en het Besluit beheer autowrakken en intrekking van het Besluit beheer batterijen en accus 2008 in verband met het per 1 januari 2023 van toepassing zijn van algemene regels ten aanzien van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor autobanden, autowrakken en batterijen en accus op grond van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, en wijziging van het Besluit beheer verpakkingen 2014 (Verzamelbesluit wijziging bestaande UPVs), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met patiëntenspreiding alsmede inzicht in capaciteit van zorgaanbieders en druk op de zorg.

[Gepubliceerd: 2023-03-27] Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2023, no.2023000233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met patiëntenspreiding alsmede inzicht in capaciteit van zorgaanbieders en druk op de zorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitbreiding gelijkgestelde aandoeningen.

[Gepubliceerd: 2023-03-27] Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2023, no.2023000443 , heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten in verband met het aanwijzen van twee aandoeningen die gelijkgesteld worden met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap (Besluit uitbreiding gelijkgestelde aandoeningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie in verband met de implementatie van Richtlijn 2020/1057.

[Gepubliceerd: 2023-03-27] Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2023, no.2023000430, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie in verband met de implementatie van Richtlijn 2020/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector en tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2020, L 249), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Fiscale verzamelwet 2024.

[Gepubliceerd: 2023-03-27] Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2023, no.2023000356, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën -Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit toepassingsbereik sensitieve technologie.

[Gepubliceerd: 2023-03-27] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2022, no.2022002930, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het nader bepalen van het toepassingsbereik van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames op het gebied van sensitieve technologie (Besluit toepassingsbereik sensitieve technologie), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Vught (voor de realisatie van het project PHS Meteren-Boxtel).

[Gepubliceerd: 2023-03-23] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 12 januari 2023, no. RWS-2022/35302, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Vught krachtens artikel 72a van de onteigeningswet
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet Milieubeheer (implementatie richtlijn milieuaansprakelijkheid).

[Gepubliceerd: 2023-03-20] Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2023, no.2023000478, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van de Richtlijn milieuaansprakelijkheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van ondergeschikte aard in de Omgevingswet en enkele wetten die daarmee verband houden (Verzamelwet Omgevingswet 20..).

[Gepubliceerd: 2023-03-20] Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2023, no.2023000281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wetstechnische wijzigingen en andere wijzigingen van ondergeschikte aard in de Omgevingswet en enkele andere wetten die daarmee verband houden (Verzamelwet Omgevingswet 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers.

[Gepubliceerd: 2023-03-20] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2022, no.2022002880, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Nijboer, Alkaya, Van Raan en Gündoan inzake Wet vermogensbelasting 2024.

[Gepubliceerd: 2023-03-20] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 juli 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Nijboer, Alkaya, Van Raan en Gündoan houdende regels omtrent invoering van een vermogensbelasting (Wet vermogensbelasting 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege aanpassing van de regeling voor nettopensioen.

[Gepubliceerd: 2023-03-20] Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2023, no.2023000487, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege aanpassing van de regeling voor nettopensioen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Midden-Delfland (uitvoering van het bestemmingsplan Centrumplan Den Hoorn 2016).

[Gepubliceerd: 2023-03-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 6 december 2022, no.RWS-2022/34892, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Midden-Delfland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Centrumplan den Hoorn).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Sittard-Geleen en Echt-Susteren (voor de uitvoering het inpassingsplan uitbreiding VDL Nedcar).

[Gepubliceerd: 2023-03-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 10 januari 2023, no.RWS-2022/39309, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met Besluit van tot afwijzing van het verzoek tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Sittard-Geleen en Echt-Susteren krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan VDL Nedcar).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames.

[Gepubliceerd: 2023-03-13] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2022, no.2022002931, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften ter uitvoering van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames en tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Besluit veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (verhoging vergoeding voor de werkzaamheden statenleden en leden algemeen bestuur).

[Gepubliceerd: 2023-03-13] Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2023, no.2023000276, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (verhoging vergoeding voor de werkzaamheden statenleden en leden algemeen bestuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslag vanwege voorgenomen transitie in 2023.

[Gepubliceerd: 2023-03-13] Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2023, no.2023000489, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslag vanwege voorgenomen transitie in 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Molenlanden (onteigening voor een nieuwe aansluiting op de rijksweg A27).

[Gepubliceerd: 2023-03-09] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 8 november 2022, RWS-2022/32767, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de aanleg van een nieuwe aansluiting op de rijksweg A27 (aansluiting Scheiwijk), tussen A27 km. 40,35 en km. 39,00, alsmede voor de aanleg van een nieuwe verbindingsweg vanaf deze aansluiting tot aan de grens van de gemeenten Molenlanden en Gorinchem bij de kruising van de A27 met de Groeneweg (A27 km. 38,80), ter ontsluiting van het in de gemeente Gorinchem te realiseren bedrijventerrein Groote Haar, met bijkomende werken, in de gemeente Molenlanden.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Harderwijk (de uitvoering van het bestemmingsplan Begraafplaats Elzenhof).

[Gepubliceerd: 2023-03-07] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 17 november 2022, RWS-2022/34266, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Harderwijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Onteigening Begraafplaats Elzenhof Uitbreiding).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Warenwetbesluit uitvoering markttoezichtverordening.

[Gepubliceerd: 2023-03-06] Bij Kabinetsmissive van 16 januari 2023, no.2023000069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten (Warenwetbesluit uitvoering markttoezichtverordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit energie-etikettering energiegerelateerde producten, het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

[Gepubliceerd: 2023-03-06] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2022, no.2022002662, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit energie-etikettering energiegerelateerde producten, het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit experiment bredere inzet re-integratie-instrumenten.

[Gepubliceerd: 2023-03-06] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2022, no.2022002905, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment met de inzet van re-integratie-instrumenten voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikte personen (Tijdelijk besluit experiment bredere inzet re-integratie-instrumenten), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Wellington, 10 maart 2022 (Trb. 2022, 30 en Trb. 2022, 44).

[Gepubliceerd: 2023-03-06] Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2023, no.2023000141, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Wellington, 10 maart 2022 (Trb. 2022, 30 en Trb. 2022, 44), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wet tot wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 en de Tunnelwet Westerschelde in verband met de implementatie van de herziene Eurovignetrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2023-02-27] Bij Kabinetsmissive van 23 november 2022, no.2022002536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 en de Tunnelwet Westerschelde in verband met de implementatie van de herziene Eurovignetrichtlijn, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs.

[Gepubliceerd: 2023-02-27] Bij Kabinetsmissive van 12 december 2022, no.2022002724, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit staatsexamens 2023.

[Gepubliceerd: 2023-02-27] Bij Kabinetsmissive van 27 december 2022, no.2022002924, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 houdende regels ten aanzien van een ruimere herkansingsmogelijkheid voor diplomakandidaten in het staatsexamen en afwijkende bepalingen inzake de uitslagbepaling van het staatsexamen voortgezet onderwijs in het examenjaar 2023 in verband met de gevolgen die de maatregelen ter bestrijding van de covid-19 pandemie hebben gehad op het onderwijs (Besluit staatsexamens 2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verhoging strafmaxima en uitbreiding rechtsmacht mensensmokkel.

[Gepubliceerd: 2023-02-27] Bij Kabinetsmissive van 28 november 2022, no.2022002567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de verhoging van de wettelijke strafmaxima van mensensmokkel en de uitbreiding van de toepasselijkheid van de strafwet op mensensmokkel begaan buiten Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Altena voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Houten - knooppunt Hooipolder (deeltraject 2).

[Gepubliceerd: 2023-02-23] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 17 augustus 2022, no.RWS-2022/25235, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Altena krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening in de gemeente Altena voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Houten - knooppunt Hooipolder (deeltraject 2), met bijkomende werken in de gemeenten Gorinchem, Altena en Geertruidenberg).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Epidemieafdeling Kieswet.

[Gepubliceerd: 2023-02-20] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2022, no.2022002761, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het stellen van regels ten behoeve van het houden van een verkiezing ten tijde van een epidemie (Epidemieafdeling Kieswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren.

[Gepubliceerd: 2023-02-20] Bij Kabinetsmissive van 26 januari 2023, no.2023000154, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor utiliteitsgebouwen en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2023-02-20] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2022, no.2022002906, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor utiliteitsgebouwen en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet zesde richtlijn motorrijtuigenverzekering.

[Gepubliceerd: 2023-02-20] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2022, no.2022002932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Financiën en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/2118 tot wijziging van Richtlijn 2009/103/EG betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PbEU 2021, L 430) (Implementatiewet zesde richtlijn motorrijtuigenverzekering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit verkeersveiligheid weginfrastructuur.

[Gepubliceerd: 2023-02-20] Bij Kabinetsmissive van 21 november 2022, no.2022002506, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter implementatie van richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PbEU 2008, L 319) alsmede richtlijn (EU) 2019/1936 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2019 tot wijziging van richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PbEU 2019, L 305) (Besluit verkeersveiligheid weginfrastructuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht.

[Gepubliceerd: 2023-02-20] Bij Kabinetsmissive van 28 december 2022, no.2022002929, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor milieubelastende activiteiten.

[Gepubliceerd: 2023-02-20] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2022, no.2022002879, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor milieubelastende activiteiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel (de uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Fietspad N832).

[Gepubliceerd: 2023-02-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 17 november 2022, no.RWS-2022/32784, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Fietspad N832).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen strekkende tot implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1148 en uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1583.

[Gepubliceerd: 2023-02-13] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2022, no.2022002762, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen strekkende tot implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1148 en uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1583 door aanvullende aanwijzing van aanbieders van een essentiële dienst in de sector luchtvervoer, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingswet financiële markten 2024.

[Gepubliceerd: 2023-02-13] Bij Kabinetsmissive van 25 november 2022, no.2022002551, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet houdende wijziging op het financieel toezicht, de Wet toezicht trustkantoren 2018 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2024), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken.

[Gepubliceerd: 2023-02-13] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2022, no. 2022002657, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de introductie van de vergelijkingskaart financiëledienstverleners.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2022, no.2022002894, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de introductie van de vergelijkingskaart financiëledienstverleners, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de werkzaamheden voor verplichte bevragingen.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2022, no.2022002871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de werkzaamheden voor verplichte bevragingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit elektronische gegevensuitwisseling in de zorg.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 16 december 2022, no.2022002793, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de uitvoering van de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Besluit elektronische gegevensuitwisseling in de zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen ("spreidingswet").

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2022, no.2022002873, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot houdende regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken (Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 14 november 2022, no.2020002361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen, met toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2022, no.2022002857, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de goedkeuring van het voornemen tot voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222) en het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 2010, 316), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor het Caribisch deel van het Koninkrijk van de op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2022, no.2022002858, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor het Caribisch deel van het Koninkrijk van de op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst) (Trb. 1976, 184 en Trb. 1977, 91), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit evidente staatloosheid.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2022, no.2022002869, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid in evidente gevallen (Besluit evidente staatloosheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Energiewet.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2022001497, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoering van het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996.

[Gepubliceerd: 2023-02-06] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2022, no.2022002875, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 2010, 316) (Uitvoeringswet HNS-verdrag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van der Laan, Van der Woude, De Hoop, Westerveld, Kwint en Van Esch inzake Wet strafbaarstelling conversiehandelingen.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 5 oktober 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van der Laan, Van der Woude, De Hoop, Westerveld, Kwint en Van Esch tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het strafbaar stellen van handelingen gericht op het veranderen of onderdrukken van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie (Wet strafbaarstelling conversiehandelingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten (hervorming van de huurtoeslag).

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2022, no.2022002062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten (hervorming van de huurtoeslag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat inzake samenwerking met betrekking tot verkeersovertredingen.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 29 november 2022, no.2022002597, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat inzake samenwerking met betrekking tot verkeersovertredingen; s Gravenhage, 26 oktober 2022 (Trb. 2022, 100), met toelichtende nota.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 21 november 2022, no. 2022002484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002215, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening ter ondersteuning van de colleges van burgemeester en wethouders bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie personen op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie personen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit richtlijnen accijns 2023.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 28 december 2022, no.2022002926, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit accijns en enige andere besluiten in verband met implementatie van de horizontale accijnsrichtlijn (EU) 2020/262 en de richtlijn alcoholaccijns (EU) 2020/1151 (Implementatiebesluit richtlijnen accijns 2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van regels over afwijkend gebruik van frequentieruimte.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2022, no.2022002653, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels over afwijkend gebruik van frequentieruimte, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2022, no. 2022002870, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Woningbouwimpuls 2020 (aanpassing definitie betaalbare koopwoningen).

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2023, no.2022002927, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Woningbouwimpuls 2020 (aanpassing definitie betaalbare koopwoningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Invorderingswet 1990.

[Gepubliceerd: 2023-01-30] Bij Kabinetsmissive van 7 december 2022, no.2022002686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Invorderingswet 1990 in verband met het afschaffen van de mogelijkheid van schuldig nalatig verklaring bij het niet of niet geheel betalen van de premie voor de volksverzekeringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen in 2023.

[Gepubliceerd: 2023-01-23] Bij Kabinetsmissive van 28 december 2022, no.2022002925, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen in 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Barendrecht (ter uitvoering van het bestemmingsplan Doorsteek Binnenlandse Baan 28).

[Gepubliceerd: 2023-01-19] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 14 oktober 2022, no.RWS-2022/30548, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Barendrecht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan, Doorsteek Binnenlandse Baan).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van artikel 2.5 van het Besluit houders van dieren in verband met het voorzien in een grondslag voor nadere regels over nood- en alarmsystemen.

[Gepubliceerd: 2023-01-16] Bij Kabinetsmissive van 21 november 2022, no.2022002511, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van artikel 2.5 van het Besluit houders van dieren in verband met het voorzien in een grondslag voor nadere regels over nood- en alarmsystemen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet om een omissie in het overgangsrecht te herstellen.

[Gepubliceerd: 2023-01-16] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2022, no.2022002874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet om een omissie in het overgangsrecht te herstellen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen in verband met de aanwijzing van de nucleaire inrichting van URENCO NEDERLAND B.V.

[Gepubliceerd: 2023-01-16] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2022, no.2022002425, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen in verband met de aanwijzing van de nucleaire inrichting van URENCO NEDERLAND B.V. TE ALMELO overeenkomstig artikel 15f, achtste lid, van de Kernenergiewet, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling mpox B1.

[Gepubliceerd: 2023-01-16] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2023, no.2023000016, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling mpox B1 , met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (recht op huurtoeslag voor Oekraïense ontheemden).

[Gepubliceerd: 2023-01-16] Bij Kabinetsmissive van 16 december 2022, no.2022002783, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (recht op huurtoeslag voor Oekraïense ontheemden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Boekel (uitvoering van het bestemmingsplan Zuidwand, Boekel).

[Gepubliceerd: 2023-01-12] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 22 augustus 2022, no.RWS-2022/25524, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Boekel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Zuidwand, Boekel).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Rotterdam (uitvoering van het bestemmingsplan Tweebosbuurt Zuid-Oost).

[Gepubliceerd: 2023-01-12] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 22 augustus 2022, no.RWS-2022/21559, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Tweebosbuurt zuid-oost).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan Kerkdriel Noord, Paddenstoelenbuurt in de gemeente Maasdriel.

[Gepubliceerd: 2023-01-12] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 8 september 2022, no.RWS-2022/25994, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Maasdriel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Kerkdriel Noord, Paddenstoelenbuurt).
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingswet herstel en afwikkeling van verzekeraars.

[Gepubliceerd: 2023-01-09] Bij Kabinetsmissive van 9 november 2022, no.2022002417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Algemene wet bestuursrecht en de Faillissementswet in verband met de rechtsbescherming bij de afwikkeling van verzekeraars en enige andere verbeteringen in het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars (Wijzigingswet herstel en afwikkeling van verzekeraars), met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van nieuwe Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem.

[Gepubliceerd: 2023-01-09] Bij Kabinetsmissive van 28 november 2022, no.2022002566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van nieuwe Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van regels over de bevoegdheidsverklaringsdienst en gezagsmodule.

[Gepubliceerd: 2023-01-02] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2022, no.2022002162, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van regels over de bevoegdheidsverklaringsdienst en gezagsmodule, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de toepassing van het bewijsvermoeden op de gasopslag in Grijpskerk.

[Gepubliceerd: 2023-01-02] Bij Kabinetsmissive van 27 oktober 2022, no.2022002343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de toepassing van het bewijsvermoeden op de gasopslag in Grijpskerk, het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade.

[Gepubliceerd: 2023-01-02] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2022, no.2022002296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Mijnbouw, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 in verband met een tijdelijke vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht, gelet op de tijdelijke opvang van asielzoekers op zeeschepen.

[Gepubliceerd: 2023-01-02] Bij Kabinetsmissive van 30 november 2022, no.2022002617, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 in verband met een tijdelijke vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht, gelet op de tijdelijke opvang van asielzoekers op zeeschepen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in verband met de inperking van wervings- en reclameactiviteiten voor risicovolle kansspelen.

[Gepubliceerd: 2023-01-02] Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2022, no.2022002289, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in verband met de inperking van wervings- en reclameactiviteiten voor risicovolle kansspelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2023 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de juridische mogelijkheden voor onafhankelijk onderzoek naar buitenlandse financiering van politieke partijen.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 juni 2022 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de juridische mogelijkheden voor onafhankelijk onderzoek naar buitenlandse financiering van politieke partijen
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 23 september 2022, no.2022002037, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Algemene douanewet ter opheffing van de geheimhoudingsplicht in verband met het verstrekken van gegevens aan de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal Warenwetbesluiten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/787.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 3 november 2022, no.2022002362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal Warenwetbesluiten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/787, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de periodieke beoordeling van gebouwen, de aanscherping van de schileisen van tijdelijke woningen en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2022, no.2022002642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de periodieke beoordeling van gebouwen, de aanscherping van de schileisen van tijdelijke woningen en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag (verlaging basishuur).

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 29 november 2022, no.2022002622, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag (verlaging basishuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2022, no.2022002423, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met de invoering van een heffingsreserve en een nieuwe maatstaf voor handelsplatformen, alsmede uitbreiding van het accountancy- en pensioentoezicht, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Binnenvaartwet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/2397.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2022, no.2022002169, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Binnenvaartwet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2022, no.2022002426, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen naar aanleiding van het vervallen van de uitzondering van de meldplicht voor informatie over de vervoerder van gevaarlijke afvalstoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2022, no. 2022002314, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, ondertekend te Santiago op 10 januari 1996, herzien te s Gravenhage op 15 juni 2005 en het Administratief Akkoord daarbij, ondertekend te s Gravenhage op 4 december 1996; Santiago, 27 juli 2022 (Trb. 2022, 77), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven.

[Gepubliceerd: 2022-12-19] Bij Kabinetsmissive van 30 november 2022, no.2022002619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek om voorlichting over interbestuurlijke verhoudingen.

[Gepubliceerd: 2022-12-15] Bij brief van 11 juli 2022 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de interbestuurlijke verhoudingen.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de periodieke registratie van de orthopedagoog-generalist en de klinisch technoloog.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2022, no.2022002469, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de periodieke registratie van de orthopedagoog-generalist en de klinisch technoloog, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 28 november 2022, no.2022002569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik Meststoffen (implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2022, no.2022001438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textielproducten (Besluit uitgebreide productenverantwoordelijkheid textiel), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2022, no.2022002482, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit Wgnb BES.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2022, no.2022001567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES, alsmede houdende wijziging van het Visserijbesluit BES in verband met onder meer de invoering van een bevoegdheid voor de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba tot verlening van bepaalde visvergunningen in de territoriale wateren rond het desbetreffende openbaar lichaam, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Initiatiefwetsvoorstel door de leden Baudet en Van Houwelingen inzake Wet raadgevend referendum naar Zwitsers model.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 juli 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Baudet en Van Houwelingen houdende regels inzake een breed raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum naar Zwitsers model), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Staat Koeweit.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2022, no.2022002475, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Staat Koeweit; Koeweit, 19 september 2022 (Trb. 2022, 95), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Warenwetbesluit Verpakte waters en het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen in verband met technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 3 november 2022, no.2022002363, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Verpakte waters en het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen in verband met technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit vaststelling wettelijke rente.

[Gepubliceerd: 2022-12-12] Bij Kabinetsmissive van 28 november 2022, no.2022002565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 119 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Nijboer en Grinwis over Wet vaste huurcontracten.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 september 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Nijboer en Grinwis tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met het afschaffen van tijdelijke huurcontracten voor zelfstandige woonruimten (Wet vaste huurcontracten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2022, no.2022002323, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit verzamel- en verificatievereisten voor rapporterende platformexploitanten.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2022, no.2022002489, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit verzamel- en verificatievereisten voor rapporterende platformexploitanten, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet toekomst accountancysector.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2022, no.2022001623, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten op het terrein van de accountancy in verband met maatregelen om de kwaliteit van de wettelijke controle duurzaam te verbeteren (Wet toekomst accountancysector), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder andere de Les- en cursusgeldwet in verband met de aanpassing van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld en aanpassing van de hardheidsclausule.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij Kabinetsmissive van 9 november 2022, no.2022002408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van onder andere de Les- en cursusgeldwet in verband met de aanpassing van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld en aanpassing van de hardheidsclausule, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichtingsverzoek over een onverplichte tegemoetkoming voor zorgmedewerkers met langdurige Post-COVID klachten.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij brief van 28 september 2022 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over een onverplichte tegemoetkoming voor zorgmedewerkers met langdurige Post-COVID klachten.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2022, no.2022001575, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en de Gaswet in verband met gemeentelijke instrumenten voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving (Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken in verband met de verruiming van de voorwaarden voor benoeming tot lid van de adviescommissie voor deskundigen op het terrein van de politiepraktijk.

[Gepubliceerd: 2022-12-05] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2022, no.2022002424, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken in verband met de verruiming van de voorwaarden voor benoeming tot lid van de adviescommissie voor deskundigen op het terrein van de politiepraktijk, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit SZW 2023.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij Kabinetsmissive van 27 oktober 2022, no.2022002335, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelbesluit SZW 2023), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingsbesluit financiële markten 2022.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2022, no.2022002313, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in verband met het toezicht op de naleving van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2022, no.2022002354, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in verband met het toezicht op de naleving van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329) en het Verdrag van Athene betreffende het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2002 (Trb. 2011, 110), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet Klimaatfonds.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2022, no.2022001569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels inzake de instelling van een Klimaatfonds (Tijdelijke wet Klimaatfonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de verhoging van de maximale inhouding op het minimumloon voor de betaling van de zorgpremie van de werknemer door de werkgever die hiertoe is gemachtigd door de werknemer.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij Kabinetsmissive van 9 november 2022, no.2022002407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de verhoging van de maximale inhouding op het minimumloon voor de betaling van de zorgpremie van de werknemer door de werkgever die hiertoe is gemachtigd door de werknemer, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de regels over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2022, no.2022002227, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de regels over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Opiumwet 1960 BES in verband met de invoering van de bevoegdheid voor het lokaal gezag van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2022, no.2022002137, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet 1960 BES in verband met de invoering van de bevoegdheid voor het lokaal gezag van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot de oplegging van een last onder bestuursdwang ten aanzien van drugspanden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het sanctioneren van een gedragscode voor bewindspersonen in relatie tot de ministeriele verantwoordelijkheid.

[Gepubliceerd: 2022-11-28] Bij brief van 3 juni 2022 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd om voorlichting over het sanctioneren van een gedragscode voor bewindspersonen in relatie tot de ministeriele verantwoordelijkheid.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het wijzigen van de voorwaarden waaronder een voedselkeuzelogo mag worden gebezigd.

[Gepubliceerd: 2022-11-21] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het wijzigen van de voorwaarden waaronder een voedselkeuzelogo mag worden gebezigd, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Rijkswet houdende Goedkeuring van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7).

[Gepubliceerd: 2022-11-21] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2022, no.2022001614, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7) en goedkeuring van het op 10 oktober 2018 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 2018, 201), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten.

[Gepubliceerd: 2022-11-21] Bij Kabinetsmissive van 15 september 2022, no.2022001930, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere bromfietsen in hoofdstuk IIA van de Wegenverkeerswet 1994, het mogelijk maken van implementatie van het kader voor lichte elektrische voertuigen en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Mijnbouwbesluit (wijzigingen in verband met de aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte).

[Gepubliceerd: 2022-11-21] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2022, no.2022001426, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit (wijzigingen in verband met de aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur.

[Gepubliceerd: 2022-11-21] Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2022, no.2022001617, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Natuur en Stikstof, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag betreffende de automatische erkenning van diploma's in het hoger onderwijs; Brussel, 14 september 2021 (Trb. 2021, 122).

[Gepubliceerd: 2022-11-21] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2022, no.2022002161, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag betreffende de automatische erkenning van diploma's in het hoger onderwijs, Brussel, 14 september 2021 (Trb. 2021, 122), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Valkenswaard en Heeze-Leende (uitvoering van het inpassingsplan Tongelreep).

[Gepubliceerd: 2022-11-17] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 juni 2022, no.RWS-2022/16578, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Valkenswaard en Heeze-Leende krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Tongelreep).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Het Hogeland (uitvoering van het Inpassingsplan Fietsroute Plus Groningen-Winsum).

[Gepubliceerd: 2022-11-17] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 13 juni 2022, no.RWS-2022/16577, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Het Hogeland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Fietsroute Plus Groningen - Winsum).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Leiden voor de realisering van de RijnlandRoute, deeltraject 1b, met bijkomende werken in de gemeente Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg.

[Gepubliceerd: 2022-11-17] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 17 augustus 2022, no.RWS-2022/24917, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Leiden krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening in de gemeente Leiden voor de realisering van de RijnlandRoute, deeltraject 1b, met bijkomende werken in de gemeente Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Bergen (Limburg) (onteigeningsplan Energielandgoed Wells Meer).

[Gepubliceerd: 2022-11-17] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 23 juni 2022, no.RWS-2022/16589, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Bergen (Limburg) krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Energielandgoed Wells Meer).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 om te waarborgen dat vreemdelingenbewaring mogelijk is in de situatie dat gerede twijfel bestaat of een vreemdeling als gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt.

[Gepubliceerd: 2022-11-14] Bij Kabinetsmissive van 23 september 2022, no.2022002004, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 om te waarborgen dat vreemdelingenbewaring mogelijk is in de situatie dat gerede twijfel bestaat of een vreemdeling als gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het besluit van 5 februari 2000, houdende regels inzake avarij-grosse ter uitvoering van artikel 1022 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb 2000, 110).

[Gepubliceerd: 2022-11-14] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002193, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit van 5 februari 2000, houdende regels inzake avarij-grosse ter uitvoering van artikel 1022 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb 2000, 110), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet kwaliteitsregistraties zorg.

[Gepubliceerd: 2022-11-14] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2022, no.2022001533, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het regelen van regie op kwaliteitsregistraties in de zorg en grondslagen om ten behoeve van die kwaliteitsregistraties bijzondere persoonsgegevens te kunnen verwerken (Wet kwaliteitsregistraties zorg.), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het geamendeerde wetsvoorstel Initiatiefvoorstel-Bromet en Tjeerd de Groot over schrappen geborgde zetels voor bedrijven in waterschapsbesturen.

[Gepubliceerd: 2022-11-10] Bij brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 27 september 2022 heeft de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over het geamendeerde initiatiefwetsvoorstel-Bromet en Tjeerd de Groot met betrekking tot het schrappen van de geborgde zetels voor bedrijven in waterschapsbesturen.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over op welke wijze de Kamer beschikking kan krijgen over het advies van de Afdeling advisering bij de voorhang van een Algemene Maatregel van Bestuur.

[Gepubliceerd: 2022-11-10] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 juni 2022 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de kwestie op welke wijze de Kamer beschikking kan krijgen over het advies van de Afdeling advisering bij de voorhang van een Algemene Maatregel van Bestuur.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en IJsland; Brussel, 30 maart 2022 (Trb. 2022, 39).

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2022, no. 2022002230, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en IJsland; Brussel, 30 maart 2022 (Trb. 2022, 39), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse besluiten in verband met wijzigingen op het terrein van de voldoening van het lesgeld, de invoering van de Registratie instellingen en opleidingen en enkele technische verbeteringen.

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2022, no.2022002293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met wijzigingen op het terrein van de voldoening van het lesgeld, de invoering van de Registratie instellingen en opleidingen en enkele technische verbeteringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 27 september 2022, no.2022002038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, in overeenstemming met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in verband met vaststellen van een maximumtermijn aan het kunnen aftrekken van bepaalde eenmalige uitkeringen van de vermogensgrondslag en een wijziging in het vermogensbegrip voor toepassing van de compensatie vervallen ouderentoeslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit publieke gezondheid in verband met het aanwijzen van bevolkingsonderzoeken naar kanker in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 19 september 2022, no.2022001971, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit publieke gezondheid in verband met het aanwijzen van bevolkingsonderzoeken naar kanker in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002203, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven vanwege de jaarlijkse indexering per 1 januari 2023.

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven vanwege de jaarlijkse indexering per 1 januari 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002205, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Woningwet (huurverlaging 2023 voor huurders met lager inkomen).

[Gepubliceerd: 2022-11-07] Bij Kabinetsmissive van 23 september 2022, no.2022002003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet (huurverlaging 2023 voor huurders met lager inkomen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Heumen (uitvoering het bestemmingsplan Buitengebied N324).

[Gepubliceerd: 2022-11-03] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 4 juli 2022, no.RWS-2022/19652, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Heumen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Buitengebied N324).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Breda (uitvoering van het inpassingsplan Ulvenhoutse bos).

[Gepubliceerd: 2022-11-03] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 juni 2022, no.RWS-2022/16995, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Breda krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Ulvenhoutse bos).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Hoeksche Waard (uitvoering van het bestemmingsplan Parallelweg N217).

[Gepubliceerd: 2022-11-03] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 13 juni 2022, no.RWS-2022/16583, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hoeksche Waard krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Parallelweg N217).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente West Betuwe (voor project PHS Meteren-Boxtel, spoorboog Meteren).

[Gepubliceerd: 2022-11-03] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 april 2022, no.RWS-2022/7776, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente West Betuwe krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor project PHS Meteren-Boxtel, spoorboog Meteren, met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Achtkarspelen en Westerkwartier (uitvoering van het Provinciaal Inpassingsplan N358 Skieding).

[Gepubliceerd: 2022-11-03] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 7 juni 2022, no.RWS-2022/16556, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Achtkarspelen en Westerkwartier krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan N358 De Skieding).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van een vergunningplicht en een meldplicht.

[Gepubliceerd: 2022-10-31] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2022, no.2022001564, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van een vergunningplicht en een meldplicht ter zake van het verrichten van handelingen met poliovirus en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal besluiten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in verband met enkele technische wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-10-31] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal besluiten op het terrein van het Ministerie van VWS in verband met enkele technische wijzigingen (Verzamelbesluit VWS 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage.

[Gepubliceerd: 2022-10-31] Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2022, no.2022002284, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de invoering van een tijdelijke solidariteitsbijdrage (Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake de hernieuwing van het International Groundwater Resources Assessment Centre.

[Gepubliceerd: 2022-10-31] Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2022, no.2022002283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake de hernieuwing van het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) in Nederland als een categorie 2 centrum onder auspiciën van UNESCO; Parijs, 9 december 2021 (Trb. 2021, 173 en Trb. 2022, 9), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit schadevergoeding net op zee in verband met actualisatie.

[Gepubliceerd: 2022-10-31] Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2022, no.2022001372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit schadevergoeding net op zee in verband met actualisatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de aanduiding van het ouderschap van de persoon uit wie het kind is geboren in de akten van de burgerlijke stand en de latere vermeldingen daarbij.

[Gepubliceerd: 2022-10-31] Bij Kabinetsmissive van 23 september 2022, no.2022002002, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de aanduiding van het ouderschap van de persoon uit wie het kind is geboren in de akten van de burgerlijke stand en de latere vermeldingen daarbij, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 inzake een grondslag voor het afschermen van bezoekadressen op verzoek.

[Gepubliceerd: 2022-10-31] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2022, no.2022001577, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 inzake een grondslag voor het afschermen van bezoekadressen op verzoek, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de verhoging van het minimumtarief voor tolken en de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychologen en psychiaters 2023.

[Gepubliceerd: 2022-10-24] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2022, no.2022002228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de verhoging van het minimumtarief voor tolken en de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychologen en psychiaters 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Waterbesluit en het Omgevingsbesluit in verband met de overdracht van areaal, alsmede van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met actualisatie van de indicatoren voor de goede ecologische waterkwaliteit.

[Gepubliceerd: 2022-10-24] Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2022, no.2022002170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit en het Omgevingsbesluit in verband met de overdracht van areaal, alsmede van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met actualisatie van de indicatoren voor de goede ecologische waterkwaliteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie Open data richtlijn.

[Gepubliceerd: 2022-10-24] Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2022, no.2022001624, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2019/1024/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie Open data richtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met indexering van boetebedragen 2023.

[Gepubliceerd: 2022-10-24] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2022, no.2022002192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met indexering van boetebedragen 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit videoconferentie in verband met de toepassing van videoconferentie in het bijzondere belang van beveiliging van het vervoer naar en van de zitting.

[Gepubliceerd: 2022-10-24] Bij Kabinetsmissive van 16 september 2022, no.2022001965, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit videoconferentie in verband met de toepassing van videoconferentie in het bijzondere belang van beveiliging van het vervoer naar en van de zitting, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele besluiten op het terrein van de politie in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van de Politiewet 2012.

[Gepubliceerd: 2022-10-24] Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2022, no.2022002134, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van de politie in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van de Politiewet 2012, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met het opdragen van andere taken en bevoegdheden aan het Instituut Mijnbouwschade Groningen.

[Gepubliceerd: 2022-10-17] Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2022, no.2022001616, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met het opdragen van andere taken en bevoegdheden aan het Instituut Mijnbouwschade Groningen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met het schrappen van de regels over een onafgebroken werkonderbreking van langer dan twee jaar en het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist.

[Gepubliceerd: 2022-10-17] Bij Kabinetsmissive van 21 september 2022, no.2022001987, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met het schrappen van de regels over een onafgebroken werkonderbreking van langer dan twee jaar en het Besluit opleidingseisen orthopedagoog-generalist in verband met een wijziging van het overgangsrecht, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de wet die de regeling voor waardeoverdracht of afkoop klein pensioen wijzigt.

[Gepubliceerd: 2022-10-17] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2022, no.2022002055, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de wet die de regeling voor waardeoverdracht of afkoop klein pensioen wijzigt, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2022-10-17] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 september 2022 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn (Kamerstuk 35851, nr. 12).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Participatiewet ten behoeve van de werkvoorzieningen voor visueel beperkten.

[Gepubliceerd: 2022-10-17] Bij Kabinetsmissive van 27 september 2022, no.2022002050, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet ten behoeve van de werkvoorzieningen voor visueel beperkten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden.

[Gepubliceerd: 2022-10-17] Bij Kabinetsmissive van 27 september 2022, no.2022002039, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën -Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak opkinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds, Kiev, 12 oktober 2021 (Trb. 2021, 155).

[Gepubliceerd: 2022-10-17] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2022, no.2022001876, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Oekraïne, anderzijds, Kiev, 12 oktober 2021 (Trb. 2021, 155), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een grondslag voor het gebruik van biometrie bij automatische grenscontrole.

[Gepubliceerd: 2022-10-10] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2022, no. 2022001601, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een grondslag voor het gebruik van biometrie bij automatische grenscontrole, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Belastingregeling Nederland Curaçao in verband met de implementatie van de uitkomsten van het Base Erosion and Profit Shifting project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling alsmede enige overige wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-10-10] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2022, no.2022001463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Belastingregeling Nederland Curaçao in verband met de implementatie van de uitkomsten van het Base Erosion and Profit Shifting project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling alsmede enige overige wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassing van diverse besluiten in verband met de EU-verordening Markttoezicht.

[Gepubliceerd: 2022-10-10] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2022, no.2022001467, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van diverse besluiten in verband met de EU-verordening Markttoezicht, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet IenW 2021.

[Gepubliceerd: 2022-10-10] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2022, no.2022001468, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Constitutie van de Wereldpostunie en van het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, en hernieuwde vaststelling van het Algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten.

[Gepubliceerd: 2022-10-10] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2022, no.2022001334, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot goedkeuring van de wijziging van de Constitutie en het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie, alsmede van het herziene Algemeen Postverdrag en het herziene Verdrag inzake postale financiële diensten; Abidjan, 26 augustus 2021 (Trb. 2022, 27), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen.

[Gepubliceerd: 2022-10-10] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2022, no.2022001573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het notarisambt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/2121 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen (PbEU 2019, L 321/1) (Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Achtkarspelen (uitvoering van het bestemmingsplan N358 Uterwei-Koartwâld).

[Gepubliceerd: 2022-10-06] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 7 juni 2022, no.RWS-2022/16563, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Achtkarspelen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan N358 Uterwei-Koartwâld).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Het Hogeland (aanleg van de oostelijke ontsluitingsweg Bedum).

[Gepubliceerd: 2022-10-06] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 9 juni 2022, no.RWS-2022/16156, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Het Hogeland krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van de oostelijke ontsluitingsweg Bedum, met bijkomende werken.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Hellevoetsluis (uitvoering van het bestemmingsplan Nieuwe vesting fase 3).

[Gepubliceerd: 2022-10-06] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 10 mei 2022, no.RWS-2022/14076, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Hellevoetsluis krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Nieuwe Vesting fase 3).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Rotterdam (uitvoering van het bestemmingsplan Carnisse Poort).

[Gepubliceerd: 2022-10-06] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 10 mei 2022, no.RWS-2022/13710, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Carnisse Poort).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023).

[Gepubliceerd: 2022-10-04] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2022, no.2022001775, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris voor Mijnbouw, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met een nieuwe opzet van de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie inzake de risico's zware ongevallen met gevaarlijke stoffen.

[Gepubliceerd: 2022-10-03] Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2022, no.2022001808, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met een nieuwe opzet van de aanvullende risico-inventarisatie en-evaluatie inzake de risicos zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Drinkwaterbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving en enkele andere algemene maatregelen van bestuur.

[Gepubliceerd: 2022-10-03] Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2022, no.2022001437 , heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Drinkwaterbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de omzetting van EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 (herschikking), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen.

[Gepubliceerd: 2022-10-03] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2022, no.2022001622, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de uitbreiding van de strafbaarheid voor spionage.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2022, no.2022001602, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de uitbreiding van de strafbaarheid voor spionage, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experiment onderwijszorgarrangementen.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2022, no.2022001427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften voor een experiment op het terrein van onderwijszorgarrangementen, met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het onderwijs (Besluit experiment onderwijszorgarrangementen), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2020001361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie), met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingswet verwijzingsportaal bankgegevens.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2022, no.2022001572, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitbreiding van het verwijzingsportaal bankgegevens alsmede enkele andere wijzigingen (Wijzigingswet verwijzingsportaal bankgegevens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 juli 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Leijten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit kiescollege niet-ingezetenen.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij Kabinetsmissive van 22 augustus 2022, no.2022001669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent de oprichting en inrichting van een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn alsmede wijziging van het Kiesbesluit ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van dit kiescollege (Besluit kiescollege niet-ingezetenen), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit doorstroomtoetsen po.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2022001483, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder andere het Toetsbesluit PO in verband met enkele aanpassingen op het gebied van de doorstroom van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs en erkenning van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen in het primair onderwijs (Besluit doorstroomtoetsen po), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie in verband met de flexibilisering van de operationele inzet.

[Gepubliceerd: 2022-09-26] Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 2022, no.2022001734, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie in verband met de flexibilisering van de operationele inzet, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Dordrecht (uitvoering van het bestemmingsplan 'Chw Dordtse Kil IV').

[Gepubliceerd: 2022-09-23] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 10 mei 2022, no.RWS-2022/13618, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Dordrecht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Dordrecht, bestemmingsplan 'Chw Dordtse Kil IV').
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Oosterhout en Dongen (onteigening voor de aanleg van de N629 Oosterhout-Dongen, fase 2).

[Gepubliceerd: 2022-09-22] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 15 maart 2022, no.RWS-2022/6260, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Oosterhout en Dongen krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van de N629 Oosterhout-Dongen, fase 2, met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Goeree-Overflakkee (verbetering van de provinciale weg N215).

[Gepubliceerd: 2022-09-22] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 9 juni 2022, no.RWS-2022/16152, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Goeree-Overflakkee krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de verbetering van de provinciale weg N215/Staverseweg en Langeweg, met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Heerde en Hattem (voor het project Verbetering IJsseldijk Apeldoorns Kanaal).

[Gepubliceerd: 2022-09-22] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 10 mei 2022, no.RWS-2022/13461, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit ingevolge titel IIa van de onteigeningswet tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor het project Verbetering IJsseldijk Apeldoorns Kanaal, bestaande uit de verbetering van de dijk (primaire waterkering) langs het Apeldoorns Kanaal, vanaf 100 meter ten noorden van de kruising Kanaaldijk/Zandbergen (dijkpaal 52-653,35) tot ongeveer 40 meter ten noorden van de keersluis Bastion (dijkpaal 52-681,81), met bijkomende werken in de gemeenten Hattem en Heerde.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001762, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Gemeentefonds (B) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2022, no.2022001765, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001753, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IX) en Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001756, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2022, no.2022001764, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Provinciefonds (C) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2022, no.2022001766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en BES-fonds (H) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001759, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2022, no.2022001747, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (II)A voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001748, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds (J) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2022, no.2022001767, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds (J) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001757, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001761, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken, de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001750, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2022, no.2022001768, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (L) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2022, no.2022001769, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationale Groeifonds (XIX) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001755, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001758, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Concept Klimaatnota 2022.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij brief van 19 augustus 2022, met kenmerk DGKE-K/22396932, heeft de Minister voor Klimaat en Energie, gelet op artikel 7, vierde lid, van de Klimaatwet, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het concept van de Klimaatnota. Tevens heeft de Minister voor Klimaat en Energie, gelet op artikel 5, derde en vierde lid, van de Klimaatwet, bij de Afdeling advisering ter overweging aanhangig gemaakt een concept van een wijziging van het in 2020 vastgestelde Klimaatplan.Sector199020202021Voorlopige raming restemissies 2030 vastgesteld en voorgenomen beleidVoorlopige bandbreedtes bij raming restemissies 2030 vastgesteld en voorgenomen beleidElektriciteit39,632,732,78 137 - 21Industrie86,453,353,24132 47Gebouwde Omgeving30,021,824,51815 21Mobiliteit32,230,630,52826 31Landbouw33,127,127,12321 24Landgebruik5,74,24,33,73,0 4,2Totaal227,0169,7 (25,2%)172,2(24,1%)122 128114 - 139 (39 50%)
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet minimum CO2-prijs industrie.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2022, no.2022001779, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag voor de invoering van een minimum CO2-prijs voor de industrie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overbruggingswet box 3.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2022, no.2022001777, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om de berekening van het voordeel uit sparen en belegging in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 (Overbruggingswet box 3), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet rechtsherstel box 3.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2022, no.2022001776, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over de kalenderjaren 2017 tot met 2022 door het lager vaststellen van het voordeel in gevallen waarin dat nodig is om het voordeel in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 (Wet rechtsherstel box 3), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2022, no.2022001781, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten tot invoering van een grondslag voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente in specifieke gevallen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp- Miljoenennota 2023

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001746, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de ontwerp-Miljoenennota 2023 en Septemberrapportage OBT 2022, met toelichting.Tabel 1: Kerngegevens macro-economische ontwikkelingen202120222023(mutaties in % per jaar)MEV 2023CEP 2022MEV 2023CEP 2022MEV 2023EurozoneBruto binnenlands product (economische groei)5,443,22,41,3NederlandBruto binnenlands product (economische groei)4,93,64,61,71,5Bruto investeringen bedrijven (excl. Woningen %)4,83,14,53,30,5Investeringen bedrijven in woningen3,35,622,61,1Consumptie huishoudens3,64,75,71,51,8Statische koopkracht0,3-2,7-6,81,93,9Inflatie, nationale consumentenprijsindex2,75,29,92,42,6Personen in armoede5,7x6,7x4,9Invoer goederen en diensten4,05,52,85,53,9Uitvoer goederen en diensten5,24,944,33,2Werkgelegenheid (in uren)3,32,95,20,90,5Werkloze beroepsbevolking (niveau in %)4,243,44,33,9Bron: CPB, Macro-Economische Verkenning 2023, Centraal Economisch Plan 2022Tabel 2: Kerngegevens overheidsfinanciën[a](in % bbp)20192020202120222023Bruto collectieve uitgaven42,448,44745,745,7Collectieve lasten39,339,739,739,238,2Feitelijk EMU-saldo1,7-4,2-2,6-1,1-2,5w.v.EMU-saldo decentrale overheden-0,3-0,30,20,2-0,1Structureel EMU-saldo0,8-1,9-1,8-1,7-3Overheidsschuld48,554,352,449,648,8Bron: CPB (Macro-Economische Verkenning 2022 en Macro-Economische Verkenning 2023)[a] cijfers 2019 en 2020: Macro-Economische Verkenning 2022. Overige cijfers uit Macro-Economische Verkenning 2023Tabel 3: Gegevens voor de Europese begrotingsregels 2021-2023202120222023ex-postin yearex-anteRegel t.a.v. ontwikkeling van het structureel saldo (% bbp)Maximaal feitelijk EMU-saldo-3,0-3,0-3,0EMU-saldo feitelijk-2,6-1,1-2,5w.v. conjuncturele component-0,80,80,7w.v. eenmalige en andere tijdelijke maatregelen0,0-0,2-0,1Middellangetermijndoelstelling structureel EMU-saldo-0,5-0,5-0,75EMU-saldo structureel (EC-methode)-1,8-1,7-3,0UitgavenregelGecorrigeerde collectieve uitgaven (reële mutatie in %)*2,33,91,4Max. toegestane groei gecorr. netto-overheidsuitgaven**-2,6-1,7-3,8Schuldcriterium (% BBP)Maximale EMU-schuld60,060,060,0EMU-schuld52,449,648,8* De collectieve uitgaven zijn, c.f. de Europese begrotingsregels, gecorrigeerd voor rente-uitgaven, cyclische uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen, uitgaven aan EU-programma's gedekt door overdrachten van de EU en met een vierjaarsgemiddelde voor overheidsinvesteringen.** De normgroei is de potentiële groei, gecorrigeerd voor de afstand tot de middellangetermijndoelstelling voor het structurele EMU-saldo.Bron: CPB (Macro-Economische Verkenning 2023)Tabel 4: Samenvattend overzicht uitkomst toetsing Europese begrotingsregels202120222023Normen uit de preventieve arm:Structureel EMU-saldo(a)ûûûUitgavenregelûûûNormen uit de correctieve arm:Feitelijk begrotingssaldoüüüOverheidsschuldüüüToelichting op de gehanteerde tekens: ü = er wordt voldaan aan de betreffende regel; ¡ = er is sprake van een afwijking van de regel, maar deze afwijking is niet significant; û = er is sprake van een afwijking van de regel, en deze afwijking is, gerekend over 1 jaar en/of over 2 jaar gemiddeld, significant (geldt alleen voor structureel saldo en uitgavenregel, zie noot)(a) Er is bij het structureel begrotingssaldo en de uitgavenregel sprake van 'significante' afwijking indien de afwijking (in negatieve zin) gerekend over één jaar ten minste 0,5%-punt BBP bedraagt. Tevens is sprake van een significante afwijking indien over twee jaren cumulatief sprake is van een afwijking van ten minste 0,5%-punt BBP.(b) Zolang het structureel begrotingssaldo voldoet aan de middellangetermijndoelstelling kan een toets aan de uitgavenregel buiten beschouwing blijven.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001775, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet Milieubeheer in verband met de overgangsperiode bij de invoering van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2022, no.2022001778, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet Milieubeheer in verband met de overgangsperiode bij de invoering van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wetsvoorstel aanpassen WKB en afschaffen IOAOW.

[Gepubliceerd: 2022-09-20] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2022, no.2022001782, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot tijdelijke intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning en tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOWers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.

[Gepubliceerd: 2022-09-19] Bij Kabinetsmissive van 22 augustus 2022, no.2022001670, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen in verband met aanpassingen met betrekking tot het waarschuwingsetiket voor pluimveevlees en de houdbaarheidsdata van eet- en drinkwaren en enkele technische aanpassingen en wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie Richtlijn kleineondernemersregeling.

[Gepubliceerd: 2022-09-19] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2022, no.2022001607, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de aanpassing van de kleineondernemersregeling (Wet implementatie Richtlijn kleineondernemersregeling), met memorie van toelichting.Plaats van vestiging:Rechtsingang in Nederland bij weigering:Rechtsingang in andere lidstaat bij weigeringNederlandNationale omzetdrempel in NederlandJaN.v.t.Nationale omzetdrempel in andere lidstaatNeeJaUnie-omzetdrempelJaNeeAndere lidstaatNationale omzetdrempel in NederlandJaNeeNationale omzetdrempel in andere lidstaatN.v.t.JaUnie-omzetdrempelNeeJa
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vanwege aanpassing van de wijze van indexering van het wettelijk collegegeld.

[Gepubliceerd: 2022-09-19] Bij Kabinetsmissive van 6 september 2022, no.2022001872, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vanwege aanpassing van de wijze van indexering van het wettelijk collegegeld, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet cameratoezicht douane.

[Gepubliceerd: 2022-09-12] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2022, no.2022001576, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot cameratoezicht en verwerking persoonsgegevens (Wet cameratoezicht douane), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden.

[Gepubliceerd: 2022-09-12] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2022, no.2022001336, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Europese Handvest inzake regionale talen en minderheidstalen, met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (uitvoering verordeningen (EU) 2019/1381 en (EU) 2020/1043).

[Gepubliceerd: 2022-09-12] Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2022, no.2022001015, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (uitvoering verordeningen (EU) 2019/1381 en (EU) 2020/1043), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-09-12] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2022001478, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2023.

[Gepubliceerd: 2022-09-12] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2022001495, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2023), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en de Wet van 7 juli 2021.

[Gepubliceerd: 2022-09-12] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2022, no.2022001570, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO 2 -emissie (vroegtijdige intrekking productiebeperking, wijziging delegatiegrondslag kolenfonds en drie verbeteringen uitvoering productiebeperking), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag.

[Gepubliceerd: 2022-09-05] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2022, no.2022001565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en maximum uurprijzen, het loslaten van de koppeling gewerkte uren en de bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit lokaal spoor in verband met de gedeeltelijke toepasselijkheid van richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte op de lokale spoorweg 'Hoekse lijn'.

[Gepubliceerd: 2022-09-05] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2022, no.2022001620, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit lokaal spoor in verband met de gedeeltelijke toepasselijkheid van richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte op de lokale spoorweg 'Hoekse lijn', met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet technische eenmaking Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

[Gepubliceerd: 2022-09-05] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2022, no.2022001571, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de technische eenmaking van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Wet technische eenmaking Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de rechterlijke Organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de Raad van State en enige andere wetten.

[Gepubliceerd: 2022-09-05] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2022, no.2022001534, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de Raad van State en enige andere wetten in verband met enkele wijzigingen in het belang van integere, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak, alsmede de regeling van enige andere onderwerpen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Regels met betrekking tot verplicht elektronisch doen van verzoeken en mededelingen en de indiening en verzending van processtukken inzake een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdhulp.

[Gepubliceerd: 2022-09-05] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2022, no.2022001606, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot verplicht elektronisch doen van verzoeken en mededelingen en de indiening en verzending van processtukken inzake een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdhulp, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte.

[Gepubliceerd: 2022-09-05] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2022, no.2022001335, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte, Brussel, 15 november 2021 (Trb. 2022, 7), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen.

[Gepubliceerd: 2022-09-05] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2022001471, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden voor de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of verrichten (Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan.

[Gepubliceerd: 2022-08-29] Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2022, no.2022001615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verstrekking door UWV aan pensioenuitvoerders en verzekeraars van gegevens over het recht op een WIA-uitkering en een voorschot op die uitkering.

[Gepubliceerd: 2022-08-29] Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2022, no.2022001613, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verstrekking door UWV aan pensioenuitvoerders en verzekeraars van gegevens over het recht op een WIA-uitkering en een voorschot op die uitkering, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Maatoug, Van der Lee en Nijboer inzake wet inkomstenbelasting box 2 progessief tarief.

[Gepubliceerd: 2022-08-29] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 juni 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Maatoug, Van der Lee en Nijboer houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere fiscale wetten in verband met het doen vervallen van enkele fiscale regelingen en het vervangen van het box 2-tarief door een progressief tarief, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met herstructurering van de examenstructuur voor het behalen van rijbewijzen van de categorieën Cl, C, Dl en D en getuigschriften van vakbekwaamheid en enige andere technische wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-08-29] Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2022, no. 2022001164, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met herstructurering van de examenstructuur voor het behalen van rijbewijzen van de categorieën C1, C, D1 en D en getuigschriften van vakbekwaamheid en enige andere technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2023.

[Gepubliceerd: 2022-08-29] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2022, no.2022001568, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit tot vaststelling van het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023 vanwege een bijzondere verhoging van 2,5% en de halfjaarlijkse indexatie en tot wijziging van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers.

[Gepubliceerd: 2022-08-29] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2022, no.2022001566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp van een ontwerpbesluit tot vaststelling van het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023 vanwege een bijzondere verhoging van 2,5% en de halfjaarlijkse indexatie en tot wijziging van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers teneinde de inkomensondersteuning te verlagen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kröger tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met het opnemen van een verbod op nachtvluchten.

[Gepubliceerd: 2022-08-26] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 maart 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kröger tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met het opnemen van een verbod op nachtvluchten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Gooise Meren (onteigeningsplan Schil Naardermeer).

[Gepubliceerd: 2022-08-25] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 maart 2022, no.RWS-2022/8535, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Gooise Meren krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Schil Naardermeer).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2019.

[Gepubliceerd: 2022-08-22] Ontwerp-Miljoenennota 2019.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2018, no.2018001412, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de ontwerp-Miljoenennota 2019.1.InleidingDe Miljoenennota voor 2019 (MJN) is de eerste van het kabinet-Rutte III. De jaren 2018 en 2019 kenmerken zich door een gunstige conjuncturele situatie met een relatief hoge economische groei (2,8% in 2018 en 2,6% in 2019); (zie noot 1) aanzienlijk hoger dan de zogenoemde structurele potentiële groei van de Nederlandse economie (circa 1,6 % per jaar). (zie noot 2) Tegen deze achtergrond daalt de overheidsschuld en is er een klein begrotingsoverschot. In de separate rapportage ingevolge het onafhankelijk begrotingstoezicht gaat de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) nader in op de stand van de overheidsfinanciën.In dit advies wordt ingegaan op het regeringsbeleid zoals dat in de MJN wordt verwoord. Deze MJN geeft aan te hervormen voor meer kansen in de toekomst. Het is volgens de MJN een goed moment voor hervormingen die de economie op de lange termijn versterken en de materiële en immateriële welvaart op de lange termijn vergroten. (zie noot 3) Hij sluit daarmee aan bij het regeerakkoord dat stelt: "Als het er op aankomt, lossen we in Nederland problemen samen op. Daarmee hebben we alles in huis om de grote vraagstukken van deze tijd aan te kunnen." De Afdeling neemt dit als vertrekpunt voor een nadere beschouwing en formuleert enkele handreikingen voor toekomstgericht beleid.2.AdviesHet kabinet geeft in de MJN aan dat het "ervoor (wil) zorgen dat Nederland ook voor toekomstige generaties een prima plek blijft om te wonen, te werken en te ondernemen." De ambitie die hieruit spreekt, reikt verder dan de nu voorgestelde afzonderlijke (beleids-)maatregelen. Zij omvat opgaven en uitdagingen die complex zijn, die meer en meer in samenhang en consistentie aangepakt moeten worden, en die in toenemende mate om een internationale aanpak vragen. Maatschappelijk en politiek draagvlak is daarvoor eens te meer nodig, omdat deze opgaven en uitdagingen de volle inzet van overheid en samenleving gezamenlijk vragen.Dit is geen geringe opgave, gelet op politieke en maatschappelijke fragmentatie. Toch meent de Afdeling dat het huidige gunstige economische tij kansen biedt om meer te doen dan waar de plannen blijk van geven en om nieuwe invalshoeken niet te schuwen.Kern van dit advies van de Afdeling is om bij het verwezenlijken van de ambities voor ons land het begrip "brede welvaart" meer centraal te stellen. De invalshoek van brede welvaart bevordert denken over lange termijn en over de toekomstgerichtheid van onze voorzieningen. Brede welvaart daagt uit om bij bestaande stelsels, regelingen en instrumenten na te gaan of deze de bedoelde (bevolkings-) groepen nog steeds bereiken, of ze voldoende onderlinge samenhang hebben en ook nog voldoende toegesneden zijn op het op te lossen probleem. Deze invalshoek kan behulpzaam zijn om scheidslijnen in de samenleving te overwinnen, en politieke antwoorden op de door burgers ervaren problemen te formuleren.De Nederlandse samenleving heeft een goede uitgangspositie om ons hoge welvaartsniveau ook voor de toekomst vast te houden. Dankzij het beleid van opeenvolgende kabinetten, staan de overheidsfinanciën en de economie er in Europees en internationaal opzicht goed voor.De meest fundamentele uitdaging voor de komende periode heeft evenwel betrekking op de verschillende, zich verscherpende scheidslijnen in de samenleving. (zie noot 4) Dit betreft met name de scheidslijn tussen degenen die wel en die niet mee kunnen in de snel ontwikkelende en complexe maatschappij. Beleid moet daarom op méér gericht zijn dan alleen op groei en inkomen. Het gaat evenzeer om gezondheid, wonen, werken en leren, samenleven, duurzaamheid, veiligheid, digitalisering. Nederland heeft ook zo bezien een goede uitgangspositie, maar om deze positie te kunnen behouden zijn er grote uitdagingen.Om, vanuit dit perspectief, de lange-termijn uitdagingen te beantwoorden is op belangrijke beleidsterreinen herijking van bestaande stelsels, regelingen en instrumenten vereist. Grotendeels in de tweede helft van de 20e eeuw gevormde institutionele stelsels en regelingen, verhouden zich niet altijd meer met de maatschappelijke werkelijkheid in de eerste helft van de 21e eeuw. Het binnen bestaande kaders plegen van aanpassingen volstaat niet automatisch meer. Ook de allocatie, samenstelling en effectiviteit (kwaliteit) van de overheidsuitgaven moet onderdeel zijn van het bezien van het overheidsinstrumentarium in het licht van de lange termijn uitdagingen.Vraagstukken, zoals welvaart, veiligheid, migratie en klimaat, kunnen door Nederland uiteraard niet zonder samenwerking met Europese landen effectief worden aangepakt. De inzet van de Nederlandse regering voor de Europese samenwerking blijft van essentieel belang.Herijking raakt noodzakelijkerwijs de rol van de overheid, burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties, en hun onderlinge verhoudingen. Het wekken van verwachtingen die de overheid niet kan waarmaken, moet worden voorkomen. Evenzeer moet de overheid niet onnodig treden in de plaats van ieders verantwoordelijkheid. Het organiseren van solidariteit en het overbruggen van (dreigende) scheidslijnen zijn maatschappelijke vraagstukken die niet alleen de overheid, maar ook burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties zich zouden moeten aantrekken. Deze vraagstukken zullen alleen met succes kunnen worden geadresseerd door, zoals het regeerakkoord dat verwoordt, "de grote vraagstukken samen op te lossen".De Afdeling adviseert de MJN te benutten om jaarlijks toekomstgericht een beschouwing te geven over de vraag hoe de regering de doelstelling van brede welvaart, lees: "ervoor zorgen dat Nederland ook voor toekomstige generaties een prima plek blijft om te wonen, te werken en te ondernemen", steeds een stap naderbij denkt te brengen. Een dergelijke beschouwing moet samenhang, consistentie en voorspelbaarheid van het overheidsbeleid, en het consequent uitvoeren daarvan, bevorderen.Hierna in punt 3 gaat de Afdeling nader in op het begrip brede welvaart.In punt 4 gaat de Afdeling in op de relevante trends en ontwikkelingen en de gevolgen die deze, bezien vanuit de invalshoek van brede welvaart, hebben voor Nederland. Ter illustratie van de consequenties van trends en ontwikkelingen gaat zij vervolgens nader in op de themas energie en klimaat (punt 5a) en onderwijs, arbeidsmarkt en scholing (punt 5b).3.Brede welvaartDe MJN stelt dat economische groei op zich nog niet zoveel zegt over de groei van welvaart voor de gehele bevolking. De MJN wijst op het belang van onder andere een goede gezondheid, een sociaal netwerk, schone lucht en een veilige omgeving, en verwijst in dit verband naar de Monitor Brede Welvaart van het CBS. (zie noot 5) De planbureaus hebben dit jaar voor het eerst ter gelegenheid van de 3e woensdag in mei (Verantwoordingsdag) een Verkenning Brede Welvaart uitgebracht; (zie noot 6) het CBS heeft, eveneens op Verantwoordingsdag, een Monitor Brede Welvaart uitgebracht. (zie noot 7) Bij brede welvaart gaat het volgens de planbureaus over een combinatie van het kwaliteit-van-leefomgeving perspectief, het kwaliteit-van-leven perspectief en het welvaart economisch perspectief. De verbreding van het welvaartsbegrip laat het belang van economische ontwikkeling, het op peil houden van productiviteitsgroei, innovatie en fysieke infrastructuur onverlet. Naast economisch kapitaal worden evenwel ook menselijk, sociaal en natuurlijk kapitaal betrokken. Deze perspectieven overlappen met de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. Het CBS bespreekt in zijn monitor de brede welvaart "hier en nu", "later", en "elders". Een eerlijke verdeling van economische groei en welvaart, zoals ook besloten ligt in het begrip "inclusieve groei", ligt hierin besloten. Inzicht in de ontwikkeling van brede welvaart is derhalve ook behulpzaam om de ontwikkeling van verdeling van inkomen, onderwijskansen, gezondheid, veiligheid etc. tussen verschillende bevolkingsgroepen te monitoren. Het begrip brede welvaart krijgt nader vorm en inhoud door indicatoren te gebruiken om de ontwikkeling van brede welvaart te "meten".Brede welvaart, ontwikkeling themas en indicatorenUit het voorgaande blijkt dat het bij brede welvaart gaat om verschillende perspectieven op welvaart. De internationale standaard voor dergelijke indicatoren vormen de Recommendations for Measuring Sustainable Development van de Conference of European Staticians (CES), die in een samenwerking tussen de Verenigde Naties, de OESO en Eurostat tot stand zijn gekomen. (zie noot 8) Daarin worden drie dimensies onderscheiden. Dit betreft "kwaliteit van leven" (hier en nu), "kapitaal" (later) en "grensoverschrijdende impact ("elders"). Vervolgens worden hieraan voor elke dimensie themas gekoppeld zoals gezondheid, wonen, fysieke veiligheid, energievoorraden etc. Ten slotte zijn voor die themas indicatoren gekozen zoals tevredenheid met het leven, levensverwachting, beschikbaarheid van woningen, moordcijfer, energieconsumptie.Het CBS sluit voor de Monitor Brede Welvaart, die de komende jaren verder wordt doorontwikkeld, (zie noot 9) nadrukkelijk aan op het CES-raamwerk. Die aansluiting op de internationale standaard is behulpzaam omdat dit vergelijkingen met andere landen beter mogelijk maakt. Om de resultaten van de Monitor Brede Welvaart begrijpelijk en compact samen te vatten, zijn vooral de themas op de verschillende dimensies relevant. Voor brede welvaart hier en nu zijn dat: materiële welvaart en welzijn, gezondheid, werken en leren, wonen, samenleving, veiligheid en milieu. Voor brede welvaart later zijn gekozen: economisch kapitaal, natuurlijk kapitaal, menselijk kapitaal en sociaal kapitaal. Voor brede welvaart elders zijn de themas handel en hulp alsmede milieu en grondstoffen gekozen. (zie noot 10)De eerder genoemde Verkenning en Monitor spelen een nuttige rol bij het terugkijken en bij de verantwoording achteraf van overheidsbeleid. Deze benadering kan echter ook bijdragen aan het ontwikkelen van (nieuw) overheidsbeleid dat op meer gericht is dan op groei en inkomen. Gelet op de zich verscherpende scheidslijnen in de samenleving, is dergelijk overheidsbeleid onmisbaar. Volgens de Afdeling is het dan ook nuttig om het begrip brede welvaart eveneens vooruitkijkend te gebruiken en het voorgenomen (lange termijn) beleid te beschouwen vanuit de vraag in welke mate het bijdraagt aan brede welvaart. Daartoe zou de MJN telkens een aanzet kunnen geven door op hoofdlijnen in te gaan op de vraag wat de impact is van overheidsbeleid op de brede welvaart en hoe verschillende maatregelen in dit verband op elkaar inwerken. (zie noot 11) Zon beschouwing kan regering en parlement behulpzaam zijn bij het komen tot politieke afwegingen en het tonen van die afwegingen aan burgers. (zie noot 12) Een toekomstgerichte beschouwing over brede welvaart kan aldus bijdragen aan vertrouwen in overheidsbeleid en de voorspelbaarheid daarvan vergroten. Een periodieke beschouwing geeft daarnaast ook mogelijkheden om telkens enkele themas nader te verdiepen.De Afdeling adviseert gelet op het bovenstaande dan ook om het begrip brede welvaart mede vooruitkijkend te gaan gebruiken: beschouw het voorgenomen (lange termijn) beleid op de vraag in welke mate het bijdraagt aan brede welvaart, en doe dat jaarlijks ter gelegenheid van de algemene politieke beschouwingen.4.Trends en gevolgen daarvan voor brede welvaartDe MJN wijst op het risico dat het huidige hoge welvaartsniveau ertoe leidt dat we vasthouden aan wat we hebben, in plaats van voortvarend in te spelen op belangrijke veranderingen als vergrijzing, globalisering, digitalisering, technologische vooruitgang, klimaatverandering en veranderende verhoudingen in de wereld. (zie noot 13)Om deze in de MJN geformuleerde uitdaging in kaart te brengen, zal hierna geduid worden welke ontwikkelingen grote gevolgen (zullen) hebben voor maatschappij en economie. Vervolgens gaat zij in op de gevolgen die deze trends hebben voor de samenleving en voor de effectiviteit van overheidsbeleid en de rolverdeling tussen overheid en samenleving. Tot slot gaat zij in op de Europese context. In punt 5 hierna gaat zij ter illustratie van deze problematiek achtereenvolgens in op het klimaat- en energiebeleid, en op de arbeidsmarkt, onderwijs en scholing.De Afdeling wijst in dit verband in de eerste plaats op een aantal ontwikkelingen die meer dan gemiddeld van belang zijn wanneer voorbij de korte termijn wordt gekeken. (zie noot 14)Trends voor de toekomst, ingrijpende gevolgenDe technologisering en digitalisering van maatschappij en economie is reeds de nodige tijd gaande. Deze ontwikkelingen worden gekenmerkt door de snelheid waarmee ze zich voltrekken en de ingrijpende gevolgen die dat heeft; data gebruik, geprogrammeerde beslisregels (algoritmen), internet der dingen, kunstmatige intelligentie, robotisering, hebben een diepe doorwerking. Nauw hangt hiermee samen de verdere "verdienstelijking" van de Nederlandse economie, waardoor kennis (opleiding en scholing) een nog dominantere factor wordt in de maatschappij, op de arbeidsmarkt en voor het verwerven van inkomen. Eveneens vergroten technologisering en digitalisering de mate waarin productieprocessen van goederen of diensten opgeknipt kunnen worden en dragen daardoor bij aan flexibilisering en platformisering op de arbeidsmarkt. Naast kansen voor productiviteit, stijgende lonen en nieuwe vraag naar arbeid, genereren deze ontwikkelingen risicos op (nieuwe of scherpere) scheidslijnen in de samenleving. Eén van de effecten van nieuwe technologie op arbeid is dat kapitaal (technologie) de routinematige arbeid kan vervangen, terwijl veel hooggeschoolde arbeid complementair is aan technologie. De mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, kan ertoe leiden dat een groot aantal lager en middelbaar opgeleiden aan de kant komt te staan of hun positie verslechtert, terwijl de (onderhandelings)positie van groepen hoger opgeleiden als gevolg van de stijgende vraag naar hooggekwalificeerd personeel verbetert.Vergrijzing en ontgroening, emigratie en immigratie, bepalen de samenstelling van de potentiele beroepsbevolking op lange termijn. Ook het langer leven en langer werken vergt aandacht. Op haar beurt heeft de ontwikkeling van de beroepsbevolking en van de arbeidsparticipatie consequenties voor de zogenoemde lange termijn houdbaarheid van collectieve voorzieningen en is deze van invloed op het evenwicht in collectieve lasten en lusten tussen de generaties. In de sociale zekerheid en fiscaliteit kan welvaart "nu" ten laste gaan van welvaart "later".Globalisering en de economische verwevenheid van Nederland met de Europese economie en met internationale handel heeft per saldo en over een langere tijd een positieve invloed op onze groei. Per saldo, want spanningen in internationale verhoudingen geven ook onzekerheden: globalisering en internationale politieke ontbinding gaan niet samen. Conjuncturele neergang in de economie kan er (mede) door veroorzaakt worden. Al vaker is onderbouwd dat globalisering niet negatief uitwerkt voor structurele economische groei, maar zich wel ongelijk over huishoudens kan vertalen in werk en inkomen.Klimaatverandering en de noodzaak van een energietransitie zijn onderwerp van Europese en internationale afspraken. Het behoeft geen betoog dat deze thematiek de komende decennia van grote invloed zal zijn op maatschappij en economie. Het voorstel vanuit de Tweede Kamer voor een Klimaatwet en het zogeheten Klimaatakkoord op hoofdlijnen onderstrepen dit. Zoals het kabinet aan de Kamers heeft geschreven, zal de klimaat- en energietransitie onvermijdelijk geld kosten. Europese afstemming, goede interbestuurlijke afstemming en taakverdeling, kosten-efficiëntie en een eerlijke verdeling van lasten zijn voor een breed gedragen transitie onontbeerlijk.Deze trends zorgen ervoor dat brede welvaart in de toekomst allerminst zeker is. Zij hebben in potentie forse impact op de verdeling van sociaal, economisch, natuurlijk en menselijk kapitaal. Er tekenen zich ook in Nederland in de samenleving scheidslijnen af tussen diegenen die mee kunnen komen te midden van de dynamiek die ontwikkelingen als globalisering, technologisering en de klimaattransitie met zich brengen en diegenen die dat louter op eigen kracht niet kunnen. Deze ontwikkelingen kunnen op vele terreinen gevolgen hebben, bijvoorbeeld op het terrein van onderwijs, arbeidsmarkt, woningmarkt en klimaatbeleid. Scherpere scheidslijnen in de samenleving tussen winnaars en verliezers, met daartussen een kwetsbare middengroep heeft niet alleen economisch, maar ook maatschappelijk grote repercussies.Scheidslijnen in de samenleving, een fundamentele zorgHet SCP heeft in dit verband onlangs het risico geschetst van het ontstaan van een nieuwe maatschappelijke scheidslijn tussen de mensen met een goede fysieke gezondheid en psychische veerkracht, met steile individuele leercurves, goede netwerken en economisch kapitaal ("cans") en degenen die daarover niet of veel minder beschikken ("cannots"). In een verandering van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving en onder invloed van globalisering en technologisering worden deze scheidslijnen volgens het SCP belangrijker en groter. Daarbij dreigt dat de winnaars op alle vlakken winnen, en de verliezers, zij die niet mee kunnen komen en niet de bagage hebben om zelfredzamer en ondernemender te zijn, op alle vlakken verliezen. (zie noot 15) De Monitor Brede Welvaart 2018 ondersteunt de observaties van het SCP in die zin dat zij inzichtelijk maakt dat hoogopgeleiden op bijna elk terrein welvarender zijn dan laagopgeleiden. (zie noot 16) De onderwijsinspectie signaleert eveneens ontwikkelingen in het onderwijs die kansenongelijkheid verder kunnen verscherpen. (zie noot 17) Zij wijst met name op de toenemende sociale en economische segregatie (vooral hoger opgeleiden scheiden zich af). Dit werkt vervolgens door naar de vervolgopleidingen: zo ontstaan bubbels van gelijkgestemden, ook van generatie op generatie. Het SCP formuleert dan ook als kernvragen voor de komende jaren "hoe zoveel mogelijk mensen in staat gesteld kunnen worden volwaardig mee te doen in die veeleisende samenleving van de nabije toekomst, hoe voorkomen kan worden dat mensen achterblijven, en hoe burgers in voldoende mate en voldoende tijdig gesteund kunnen worden bij het verwerven van die noodzakelijke vaardigheden".Het vermogen om ook in de toekomst brede welvaart te realiseren, zal in belangrijke mate afhangen van het functioneren van de overheid en van het (beleids-) instrumentarium dat aan regering en Staten-Generaal ter beschikking staat. Het instrumentarium van de overheid is kwetsbaar, mogelijk kwetsbaarder dan voorheen. Terwijl het bestaande instrumentarium op verschillende terreinen gericht is op het beschermen en ondersteunen van diegenen die daaraan behoefte hebben, leidt dit instrumentarium, onder invloed van de hierboven geschetste trends, op onderdelen niet meer tot de gewenste uitkomsten. Op terreinen, zoals belastingen en toeslagen, onderwijs en arbeidsmarkt, worden diegenen die ondersteuning nodig hebben niet meer goed bereikt.Effectiviteit van bestaand (beleids-)instrumentariumEen voorbeeld in dit verband is het stelsel van inkomensherverdeling via belastingen en toeslagen. (zie noot 18) Hoewel het huidige Nederlandse stelsel van herverdelingsmechanismen redelijk goed slaagt in het mitigeren van inkomensverschillen, is ook duidelijk dat het belasting- en toeslagenstelsel inmiddels tegen zijn grenzen aanloopt. Daardoor is het, mede onder invloed van de hiervoor beschreven trends, al langer de vraag of degenen voor wie herverdeling beoogd is, (nog) wel bereikt worden. Gewezen kan worden op de grote verschillen tussen de belastingdruk bij tweeverdieners, bij kostwinners, en ondernemers. Veel van deze verschillen werken bovendien door naar de toeslagen. Dit levert verschillen op in besteedbaar inkomen die niet goed meer verklaard kunnen worden uit de verschillen in positie tussen deze groepen. Inkomensafhankelijke heffingskortingen versterken deze effecten. Waar op macroniveau gedetailleerd beleid geformuleerd wordt dat zich richt op specifieke doelgroepen, kan dergelijk beleid in de praktijk gemakkelijk onbedoeld leiden tot complexiteit voor diegenen voor wie het bedoeld is alsmede tot regelingen die tegen elkaar in werken.Daarnaast geldt dat waar het gaat om het vermogen om collectieve regelingen te dragen, de bovengenoemde trends gevolgen hebben. Met name de zogenoemde middeninkomens signaleren een druk op inkomen en vermogen in combinatie met onzekerheid op de arbeidsmarkt en drukte "in het spitsuur van het leven". Tot slot geven ook de overheidsinstanties die al dergelijke regelingen moeten uitvoeren aan over de grenzen van hun kunnen heen te schieten. De gevolgen die dat met zich brengt, raken uiteraard ook burgers en de mogelijkheden om toekomstig beleid uit te voeren.Voor veel stelsels en instrumentarium voor overheidsbeleid geldt dat ze teveel zijn geënt op uitgangspunten die in het verleden logisch waren. Zo worden bijvoorbeeld doelgroepen beschermd die in het verleden bescherming behoefden, of wordt groepen bescherming ontnomen omdat ze voorheen als zelfredzaam konden worden beschouwd. Zonder herijking van de bestaande stelsels en het instrumentarium, zal overheidsbeleid steeds minder in staat zijn om deze ontwikkeling te keren. Het is dan ook van groot belang zicht te krijgen op nieuwe scheidslijnen tussen groepen kwetsbaren en zelfredzamen als gevolg van trends als digitalisering, technologisering, globalisering en klimaattransitie, om vervolgens het overheidsbeleid en de stelsels waarin dat beleid zijn weg vindt, effectief te herijken. Op die manier wordt bescherming en ondersteuning gerealiseerd voor diegenen die daaraan thans behoefte hebben en niet primair voor doelgroepen uit de tijd waarin deze stelsels zijn ontstaan. Hierbij is eveneens van belang dat als gevolg van voornoemde trends de indelingen van beleidsterreinen (tussen departementen en uitvoeringsorganisaties) die zijn ontstaan in de 20e eeuw niet zonder meer adequaat zijn. (zie noot 19) De grenzen tussen verschillende beleidsgebieden zijn niet langer vanzelfsprekend. Het serieus aanpakken van vraagstukken met een "grensoverschrijdend" karakter, zoals bijvoorbeeld het onderwerp onderwijs en arbeidsmarkt, vergt dan ook om een integrale en ontkokerde werkwijze.Bij het tegengaan van scheidslijnen door herijking van het instrumentarium is ook het volgende van belang. Onze hoge welvaart is mede, ook in internationaal vergelijkend opzicht, te danken aan een goed functionerende overheid. Crises, variërend van de recente financiële recessie tot terrorismedreigingen, kan onze overheid aan. Tegelijkertijd staat op veel plekken de overheid onder druk; de overheid is de afgelopen jaren kwetsbaarder geworden. Uitvoeringsorganisaties zoals politie en belastingdienst worstelen met hun taakuitoefening. De hiervoor geschetste trends versterken deze kwetsbaarheden.Afnemend handelingsvermogen (centrale) overheidWanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van het handelingsvermogen van de centrale overheid spelen allereerst de trends internationalisering, europeanisering en decentralisatie een rol. Deze ontwikkelingen, op hun beurt ook weer aangedreven door ontwikkelingen als digitalisering, technologisering en toenemende diversiteit in de samenleving, maken heel duidelijk dat de centrale overheid in toenemende mate geconfronteerd wordt met vraagstukken die niet opgelost kunnen worden op nationale schaal. Publieke belangen en de behartiging daarvan zijn steeds minder vaak te definiëren binnen de grenzen van één bestuurslaag. Zij zijn bovendien in toenemende mate niet eenduidig definieerbaar binnen het domein van de overheid. Bovenstaande ontwikkelingen verklaren ook dat maatschappelijke opgaven in toenemende mate worden geadresseerd in vormen van samenwerking; samenwerking tussen verschillende overheden, maar ook tussen overheid en bedrijven en burgers. Op andere terreinen, zoals digitalisering, is evenwel juist weer behoefte aan sterkere centrale sturing. Daarbij heeft de toegenomen diversiteit in de samenleving tot gevolg dat er scherpere tegenstellingen en verschillen ontstaan in wat mensen van de overheid verwachten en verlangen. Voldoende draagvlak om te komen tot nieuw overheidsinstrumentarium is daardoor minder vanzelfsprekend dan voorheen. Ten slotte vormt het opkomen van de hiervoor genoemde nieuwe scheidslijnen tussen diegenen die beschikken over de juiste vaardigheden en kennis om te kunnen omgaan met snelle veranderingen en degenen die daarmee moeite hebben een uitdaging voor de overheid. De scheidslijn tussen groepen gebaseerd op inkomen is via herverdelingsmogelijkheden steeds minder gemakkelijk te slechten. De vraag of de overheid daartoe in staat is waar het gaat om nieuwe scheidslijnen tegen te gaan, lijkt vooralsnog veel moeilijker te beantwoorden. (zie noot 20)Een realistisch beeld van wat de overheid in de sterk gewijzigde omstandigheden wel en niet vermag, is nodig om te voorkomen dat verwachtingen worden gewekt die de overheid niet zal kunnen waarmaken. Het communiceren van een realistisch beeld hierover, vergt in de eerste plaats dat de overheid beziet of de huidige allocatie van collectieve middelen nog spoort met de problemen van nu en van morgen. Welke collectieve voorzieningen kunnen zodanig langdurig worden waargemaakt, dat de burger "erop mag rekenen"? Het gaat er daarbij niet zozeer om het niveau van de collectieve uitgaven te verhogen, integendeel: bij economische tegenwind moet nog maar blijken of er voldoende buffers zijn om ombuigingen te vermijden. Het gaat veel meer om allocatie, samenstelling en effectiviteit (kwaliteit) van die uitgaven. Het beroep dat op de overheid - op alle bestuurlijke niveaus en met name steeds meer op gemeenten - en op de uitvoerende organisaties - variërend van de veiligheidsketen tot digitale dienstverlening - wordt gedaan vergt zorgvuldige afweging van de budgettaire allocatie. Een nieuwe inzet op scholing en onderwijs kan aanleiding zijn om de huidige budgettaire verdeling tussen sociale zekerheid en onderwijs te durven doordenken. De omvang en ontwikkeling van met name de collectieve zorguitgaven verdient in dit verband aandacht, nu hiermee andere uitgaven in het gedrang kunnen komen. (zie noot 21) Ook onderstreept dit volgens de Afdeling de noodzaak tot beter inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid (kwaliteit) van beleid. (zie noot 22)Een herijking van overheidsbeleid op verschillende terreinen raakt, gelet op het vorenstaande, onlosmakelijk de rolverdeling tussen overheid, burgers en bedrijven. Belangrijke vraagstukken zullen alleen met succes kunnen worden geadresseerd door "de grote vraagstukken samen op te lossen", zoals het regeerakkoord dat verwoordt.Dit brengt allereerst mee dat het overbruggen van (dreigende) scheidslijnen ook als maatschappelijk vraagstuk geldt dat niet alleen de overheid zich moet aantrekken, maar ook bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers. Waar scheidslijnen nadrukkelijker gaan lopen langs lijnen van het al dan niet beschikken over kennis, vaardigheden en opleiding, kan het mitigeren daarvan uiteindelijk niet (alleen) plaatsvinden door solidariteit te organiseren via inkomensherverdeling. Dit vraagt dat ook burgers hun sociaal en persoonlijk kapitaal aanwenden om scheidslijnen te overbruggen. Met het oog daarop is steeds de vraag of en op welke wijze de overheid daarin kan stimuleren en ondersteunen. Het gaat om het samenspel van overheid, burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties om succesvol de grote vraagstukken van deze tijd in gezamenlijkheid aan te pakken.Het zoeken naar draagvlak is volgens de Afdeling een onlosmakelijk onderdeel van een herijking van beleid vanuit het perspectief van brede welvaart. Veel burgers onderschrijven in algemene zin bijvoorbeeld de noodzaak voor klimaatbeleid, arbeidsmarkthervorming, leven-lang-leren, niet alleen kwalitatief goede maar ook betaalbare zorg. Daartoe noodzakelijke maatregelen kunnen vervolgens echter niet zonder meer op begrip rekenen. Het geconfronteerd worden met, op zijn minst schijnbaar, afzonderlijke maatregelen zonder samenhang te zien, zonder het cumulatieve gevolg te kennen voor de eigen situatie en zonder zekerheid van een consistent beleid over langere termijn, overtuigt burgers niet. Een eerste voorwaarde voor een fundamentele herijking van stelsels wordt derhalve gevormd door samenhangend, consistent en voorspelbaar beleid dat op een heldere en overtuigende wijze voor het voetlicht wordt gebracht, zodat burgers en bedrijven inzicht in en overzicht over de consequenties van beleid krijgen. Alleen dan zullen burgers en bedrijven in staat zijn om hun (veranderende) rol op te pakken. Ongeacht het terrein waarop fundamentele aanpassingen nodig zijn om brede welvaart duurzaam te verzekeren, is het bij het ontbreken van dergelijk inzicht en overzicht logisch dat door velen wordt vastgehouden aan bestaande (al dan niet vermeende) zekerheden.Bij dit alles moet worden gewezen op het belang van een goed functionerend Europa. Zo zullen een stabiele munt en stabiele financiële markten, effectieve aanpak van de vluchtelingenproblematiek, van veiligheidsvraagstukken en van de klimaatopgaven afhankelijk zijn van de mate waarin het lukt om in Europa tot effectieve samenwerking op die terreinen te komen. Dit is temeer van belang omdat de hiervoor genoemde trends en uitdagingen zich in alle landen voordoen. Aanpak op louter nationaal niveau zou ook om die reden niet optimaal zijn.De Europese sociale markteconomie ontwikkelde zich de afgelopen decennia in een context waarin een internationale en Europese rechtsorde werd opgebouwd, gefundeerd op mensenrechten, waaronder sociale en economische grondrechten (zie noot 23). Geopolitieke ontwikkelingen zetten stevige druk op deze ontwikkelingen, en mogelijk neemt deze druk de komende jaren alleen maar toe.(Geo)politieke ontwikkelingen en brede welvaartAls het gaat om een bredere benadering van welvaart dan alleen economische groei en om aandacht voor het aspect verdeling van welvaart levert de Europese Unie goede resultaten, veel beter bijvoorbeeld dan in de Verenigde Staten. (zie noot 24) West-Europa heeft zich na WOII kunnen ontwikkelen tot een gebied met relatief inclusieve en brede welvaart. Onderliggend daarbij speelt een rol hoe in grote delen van Europa (vooral noordwest Europa) historisch gezien wordt gedacht over spreiding van welvaart en wisselwerking overheid-maatschappij-markt (Rijnlands denken). Bij geschetste ontwikkeling na de WOII, kopieerden Westeuropese landen niet het model van de VS, maar leunden zij bij de opbouw en uitbouw van sociale markteconomieën wel sterk op de rol van de VS, als sterkste machtsblok in de wereld. Mede via internationale instituties die in de periode zijn opgezet, zoals de WTO (GATT), het IMF en de Wereldbank, de NAVO, en directe steun in de beginperiode (Marshall hulp) werden Europese landen tot deze ontwikkeling in staat gesteld. Zeker na de val van de muur in 1989 leek het erop dat veel landen in de wereld zich in dezelfde richting zouden ontwikkelen: brede en inclusieve welvaart door liberalisering, democratisering en internationale samenwerking.De jaren hierna voltrokken zich belangrijke gebeurtenissen zoals een verdieping van de interne markt in Europa, een snelle en aanzienlijke uitbreiding van het Europese samenwerkingsverband en de invoering van de euro. De financiële crisis in 2008 en de economische en monetaire crises die daarop volgden, hebben vervolgens duidelijk gemaakt dat de combinatie van brede welvaart door liberalisering, democratisering en internationale samenwerking geen automatisme is. De beschreven scheidslijnen verscherpen zich in alle Europese landen (op uiteenlopende wijze, mogelijk (veel) scherper dan in ons land), en de zorg daarover groeit.Europa staat voor de grote opgave om in een minder stabiele omgeving adequaat in te spelen op die vraagstukken die de lidstaten alleen niet (meer) kunnen oplossen en daarbij de bevolkingen van die lidstaten niet van zich te vervreemden. Dat vergt niet alleen van Europese instituties de nodige inzet, maar ook van de regeringen van de lidstaten. In dit licht onderschrijft de Afdeling de door de regering in de MJN weergegeven prioriteiten voor het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Europese Unie. (zie noot 25) Gegeven het belang van een goed functionerend Europa op terreinen als migratiebeleid, veiligheid en klimaat, ligt het volgens de Afdeling in de rede dat nader wordt uiteengezet hoe dit zich, mede in het licht van geopolitieke ontwikkelingen en de Brexit, verhoudt tot de eveneens in de MJN weergegeven beleidsinzet van de regering met betrekking tot het niveau van het MFK. 5. Illustratie, twee themasOm te illustreren hoe de in punt 4 geschetste uitdagingen gevolgen hebben voor de beleidsontwikkeling, worden hierna nadere illustraties gegeven.a.Klimaat, energie en economieOok uit de MJN blijkt dat de aandacht voor het onderwerp klimaat en energie (natuurlijk kapitaal) sterk is toegenomen. De nakoming van in internationaal en Europees verband gemaakte afspraken stelt Nederland voor een aanzienlijke transitieopgave en vormt volgens de MJN aanleiding voor ambitieus klimaatbeleid. (zie noot 26) De Klimaatwet (zie noot 27) en het voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (zie noot 28) zijn er het duidelijke bewijs van dat inmiddels steeds meer consensus bestaat over dit doel (in elk geval politiek en bestuurlijk).Vanuit het oogpunt van brede welvaart is de steeds bredere overeenstemming over de noodzaak van deze transitie op het gebied van klimaat en energie winst. Deze ingrijpende transitie vergt evenwel aanzienlijke investeringen van bedrijven, overheid en burgers. Dat betekent niet alleen een noodzaak tot maximale kostenefficiency, (zie noot 29) maar ook dat het transitiepad voldoende voorspelbaar is en een eindbeeld heeft. Dit vanwege het langetermijnperspectief waarmee publieke en private investeringen gedaan zullen moeten worden. In het regeerakkoord en de Klimaatwet is nu wel een einddoel geformuleerd in termen van een percentage waarmee de uitstoot van broeikasgassen in 2050 moeten worden verminderd, maar hoe dat percentage moet worden bereikt, is nog in grote mate onduidelijk. Zeker nu de beoogde transitie nog in sterke mate in de ontwikkelingsfase is, zal dat burgers en bedrijven in veel gevallen kunnen afschrikken tot het doen van die noodzakelijke investeringen. Burgers en bedrijven moeten concreet kunnen nagaan wat hen te wachten staat. Daarbij speelt overigens ook informatievoorziening een belangrijke rol. Voor burgers en bedrijven ontbreekt nu nog vaak makkelijk te vinden praktische informatie, bijvoorbeeld over hoe op een financieel gunstige manier gebouwen kunnen worden verduurzaamd.De energietransitie vraagt veel Europese en internationale coördinatie en afstemming om tot een daadwerkelijk effectieve aanpak te komen. (zie noot 30) Gelet op de aard van de klimaatproblematiek is de noodzaak van Europese samenwerking om tot een gecoördineerde en ambitieuze transitie te komen, evident. Nationaal beleid is op de meeste onderdelen vooral effectief indien dit de op Europees en internationaal niveau gemaakte afspraken ondersteunt of versterkt.Daarnaast doen zich ook indringende ruimtelijke vraagstukken voor, bijvoorbeeld over de vraag hoe nieuwe bronnen van energieopwekking (zonneparken, windmolens) ruimtelijk kunnen worden ingepast. Deze behoefte aan ruimte zal in Nederland, waar ruimte schaars is, telkens concurreren met andere belangen, zowel met economische (bijvoorbeeld windparken op zee met visserij, zonneparken met landbouw) als met andere waarden (bijvoorbeeld natuur). De gebieden met de hoogste energievraag zullen bovendien vaak andere zijn dan de locatie waar de energie wordt opgewekt. Warmteplannen, de nieuwe instrumenten van de Omgevingswet (omgevingsvisie, omgevingsplan, omgevingsprogramma), de nieuwe instrumenten van de Klimaatwet (klimaatplan, klimaatnota) en regionale energiestrategieën zullen nopen tot nieuwe vormen van interbestuurlijke samenwerking en taakverdelingen binnen gemeenten, provincies, waterschappen, Rijk en daartussen. Dit zal veel inzet en expertise vragen. Niet alleen om zorg te dragen voor precieze vormgeving en afstemming van de verschillende beleidsinstrumenten op elkaar in relatie met de benodigde financiële middelen, maar vooral ook om zorg te dragen voor doorzettingsmacht van akkoorden in de regionale strategieën naar de praktijk. (zie noot 31)Maatregelen in de technische en organisatorische sfeer, waarvan er vele besproken zijn en worden aan de Klimaattafels, zijn onontbeerlijk, maar hiermee zal niet kunnen worden volstaan. Ook is onvermijdelijk dat gedrag verandert. Beprijzing van ongewenste milieugevolgen ligt dan ook voor de hand om consumptie- en productiepatronen in duurzame richting te veranderen. In de recente verkiezingsprogrammas zijn genoemde prijsmaatregelen (bijvoorbeeld beprijzen personenmobiliteit via kilometerheffing, of hoog BTW-tarief glastuinbouw) vaker terug te vinden dan in het regeerakkoord of dan in het voorlopige Klimaatakkoord. De Afdeling begrijpt ook op zich het in de MJN geformuleerde uitgangspunt dat het principe de vervuiler betaalt centraal moet staan. (zie noot 32) Dit principe kan vooral in de productie van goederen een belangrijke rol spelen. Zij merkt echter op dat dit principe met name bij consumptie van goederen en gebruik van energie tot onevenwichtige resultaten kan leiden en dat een balans getroffen zal moeten worden met investeringen in en aandacht voor economisch, sociaal en menselijk kapitaal. De energietransitie kan immers ook belangrijke sociaal-maatschappelijke gevolgen met zich brengen en kan zonder nader beleid vooral voor de sociaaleconomisch zwakkeren de grootste impact hebben. (zie noot 33) Mensen met hogere inkomens zullen bijvoorbeeld makkelijker kunnen investeren om de transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame alternatieven te maken. Voor mensen met een lager inkomen is de aanschaf van een elektrische auto of het investeren in zonnepanelen en energiebesparende maatregelen moeilijker haalbaar. Vervolgens wordt wel de energierekening verlaagd, maar voor mensen met lagere inkomens is een dergelijke investering moeilijker haalbaar. Zij beschikken niet over de financiële middelen om de initiële investeringen te kunnen doen, of zijn afhankelijk van de investeringsbereidheid van hun verhuurder. Tegelijkertijd worden zij wel geconfronteerd met de stijgende energiebelasting.Het bovenstaande maakt duidelijk dat de energietransitie belangrijke verdeelvraagstukken met zich brengt. Verkennend onderzoek van het CPB onderschrijft dit: zonder aanvullend beleid kunnen de hogere energielasten die het gevolg zijn van toekomstig klimaatbeleid in potentie (forse) denivellerende effecten hebben. (zie noot 34) Hierdoor kunnen nieuwe sociale scheidslijnen ontstaan. Het is goed hiervoor oog te hebben nu, net als op andere terreinen, met name de minder weerbare groepen in de samenleving de impact van nieuwe ontwikkelingen zullen ervaren. De voornoemde voorbeelden maken duidelijk dat de energietransitie zonder inzicht in de (gecumuleerde) gevolgen van concrete maatregelen voor verschillende groepen, gemakkelijk kan leiden tot nieuwe scheidslijnen of bestaande kan verdiepen. Terecht wordt in het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (zie noot 35) aandacht gevraagd voor het belang van burgerparticipatie, maar minstens zo urgent is het inzichtelijk maken van de kosten en de baten van de transitie voor verschillende groepen. (zie noot 36) Tijdige concretisering van de maatregelen die getroffen worden en inzicht in de effecten daarvan op korte en lange termijn, is dan ook noodzakelijk. Alleen dan zal sprake kunnen zijn van een breed gedragen transitie.b.Arbeidsmarkt, onderwijs en scholingMede onder invloed van de eerder in dit advies geschetste ontwikkelingen als globalisering, digitalisering, technologisering en flexibilisering is de arbeidsmarkt flink in beweging. Het traditionele beeld waarin de gemiddelde op de arbeidsmarkt actieve werkende een werknemer is, een initiële opleiding geniet, een diploma behaalt, in vaste dienst wordt genomen en dat vervolgens lange tijd - in veel gevallen gedurende het hele arbeidzame leven - blijft, is de afgelopen twee decennia snel veranderd. Deze ontwikkeling heeft er voor gezorgd dat de relatie tussen werkgever en werknemer is veranderd en dat inmiddels op de arbeidsmarkt steeds grotere verschillen zijn ontstaan tussen groepen werkenden. Daarnaast zorgen snelle technologische ontwikkelingen en digitalisering er steeds meer voor dat de gemiddelde werknemer niet zijn hele loopbaan genoeg heeft aan een diploma. Dat geldt temeer nu het arbeidzame leven een steeds langere periode bestrijkt. Het op peil houden van kennis en vaardigheden is daarmee belangrijker geworden, maar vormt tegelijkertijd ook steeds meer een uitdaging. Zelfs wanneer net afgestudeerden de arbeidsmarkt betreden, blijkt soms al dat zij niet voldoende zijn toegerust met die kennis en vaardigheden waar op de arbeidsmarkt behoefte aan is. Verder leiden technologische ontwikkelingen ertoe dat de baan voor het leven niet meer bestaat, en waar dit wel zo is, verandert de inhoud van de baan steeds sneller. Het belang van scholing en informeel leren op de werkplek gedurende de loopbaan is dan ook de afgelopen decennia fors toegenomen.Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat het bestaande beleidskader voor sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid steeds minder toereikend is. De MJN onderkent dat in een veranderende arbeidsmarkt de bestaande instituties steeds minder doen wat we ervan verwachten. (zie noot 37) Hierdoor raken de rechten en zekerheden op de arbeidsmarkt steeds ongelijker verdeeld. De aannames en uitgangspunten in het bestaande beleidskader volstaan dan ook, in elk geval deels, niet langer. Het uitgangspunt in het huidige kader is dat werknemers in beperkte mate zelfredzaam zijn en daarom bescherming nodig hebben. Dit uit zich in collectieve regelingen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid, scholing, oudedagsvoorzieningen en dergelijke. Voor zelfstandigen is het uitgangspunt in het bestaande kader dat zij in sterke mate juist wel zelfredzaam zijn. Dit heeft ertoe geleid dat voor zelfstandigen is afgezien van collectieve regelingen inzake bijvoorbeeld ziekte en arbeidsongeschiktheid en pensioen. Inmiddels is echter duidelijk dat niet langer voor elke zelfstandige geldt dat hij een sterke positie heeft, net zomin dat van elke werknemer gezegd kan worden dat deze een zwakke positie heeft. Daar komt bij dat het scherpe onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers inmiddels steeds meer aan het vervagen is in de zich ontwikkelende platformeconomie. De vorm waarin een klus wordt gegoten is vaak meer het gevolg van het handig gebruik maken van de bestaande institutionele en juridische kaders dan dat hieraan een intrinsieke keuze aan ten grondslag ligt.De MJN kondigt aan concrete stappen te zetten richting een arbeidsmarkt die meer in balans is. De maatregelen die in dit verband worden genoemd dragen evenwel vooral het karakter van aanpassingen binnen het bestaande beleidskader: de mate van bescherming en de fiscale behandeling die aan verschillende groepen werkenden wordt geboden, blijft met deze maatregelen gekoppeld aan het type contract. (zie noot 38) Bovengenoemde ontwikkelingen maken evenwel duidelijk dat de koppeling van bescherming aan de arbeidsovereenkomst (werknemersverzekeringen) in snel tempo achterhaald raakt. Nagedacht zal moeten worden over nieuwe aangrijpingspunten en instrumenten waarmee alle categorieën werkenden in principe weer aanspraak maken op de benodigde sociale bescherming, afhankelijk van de mate waarin zij bescherming nodig hebben. Dat vergt een fundamentele herijking van het arbeidsrecht, sociale zekerheid, pensioenen en fiscaliteit in onderlinge samenhang. (zie noot 39) Daarbij is ook het onderwerp pensioenen van groot belang. Een toekomstbestendig pensioenstelsel is essentieel om toekomstige generaties de noodzakelijke bescherming te bieden, maar - zoals ook uit de MJN naar voren komt - het huidige stelsel onvoldoende past bij de veranderende arbeidsmarkt. (zie noot 40) Zon herijking is temeer van belang omdat de zekerheden die werkenden ontlenen aan de mate van bescherming, of het gebrek daaraan, breed doorwerken, bijvoorbeeld op de woningmarkt.Een herijking vergt ten eerste het in kaart brengen voor welke maatschappelijke risicos bescherming wenselijk geacht wordt. Ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid vormen een onverminderd risico voor alle werkenden. Daarnaast kunnen evenwel nieuwe risicos geïdentificeerd worden. Het toenemende belang van scholing roept bijvoorbeeld de vraag op of hoe het risico op het achterhaald raken van kennis en vaardigheden verdeeld zou moeten worden en op welke wijze daartegen het beste bescherming kan worden geboden. Vooral moet ook worden bezien welke doelgroep bescherming nodig heeft. Zijn dit specifieke groepen of gaat het om alle werkenden en zo ja, wordt gekozen voor een volksverzekering of een voorziening? Een meer generiek instrumentarium voor alle werkenden (bijvoorbeeld in de richting van volksverzekeringen of voorzieningen) lijkt hier voor de hand te liggen. (zie noot 41) Werknemersverzekeringen liggen immers minder voor de hand indien niet de vorm van de overeenkomst maar de positie van de werkende als uitgangspunt wordt genomen. Ten derde dient de politieke keuze onder ogen worden gezien op welk niveau een regeling vormgegeven zou moeten worden: op basisbescherming (met bijvoorbeeld opt-in regelingen) of inkomensbescherming?Het loslaten van het type contract als aanknopingspunt voor sociale regelingen leidt er tevens onvermijdelijk toe dat publieke en private verantwoordelijkheden herijkt moeten worden: welke solidariteit willen we organiseren en tot welk niveau? In het verlengde hiervan is het de vraag welke rol sociale partners en de SER moeten hebben indien regelingen niet meer langs de lijnen van werkgevers-werknemers verhoudingen worden georganiseerd.De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt laten eveneens zien dat samenhangend beleid op het terrein van arbeidsmarkt enerzijds en het terrein van onderwijs (initiële scholing) en (post-initiële) scholing anderzijds nog belangrijker is geworden dan voorheen. Ontwikkelingen als technologisering en globalisering vergroten naast het belang van goede initiële scholing tevens het belang van scholing en leren gedurende de loopbaan. Het belang van een adequaat toegeruste beroepsbevolking in een kenniseconomie wordt op zichzelf breed onderschreven, maar tegelijkertijd is duidelijk dat de huidige onderwijspraktijk niet kan voorkomen dat het onderwijs vernieuwingen in de beroepspraktijk steeds minder goed kan bijhouden. In haar verslag over 2016/17 signaleert de Inspectie van het onderwijs bijvoorbeeld dat bijna een op de drie studenten anderhalf jaar na afstuderen een baan heeft in een andere richting dan hun opleiding. Volgens de Inspectie duidt dit op een onbalans tussen onderwijs en arbeidsmarkt die de laatste jaren toeneemt. (zie noot 42) Daarnaast daalt het percentage studenten dat tevreden is over de basis die de opleiding biedt om te starten op de arbeids¬markt. (zie noot 43)Deze toename van "mismatches" is zorgwekkend, temeer wanneer wordt bedacht dat het oplossen daarvan niet zonder meer plaatsvindt op de arbeidsmarkt. Post-initiële scholing wordt immers nog steeds gezien als een verantwoordelijkheid, soms sectoraal, van werkgevers- en werknemers samen. Ook in het regeerakkoord is deze benadering terug te zien. (zie noot 44) Een dergelijke verantwoordelijkheidsverdeling was begrijpelijk in de traditionele situatie waarin de kennis en vaardigheden minder snel verouderen en de werknemer lange tijd in vaste dienst is bij een werkgever. In dit verband dienen dan ook vergelijkbare vragen te worden gesteld als hiervoor met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid: welke doelgroep heeft bescherming nodig, en tot welk niveau; welke verdeling van (private en publieke) verantwoordelijkheden dient aan het onderwijsstelsel ten grondslag te liggen, welke solidariteit willen we en tot hoe ver dient deze te gaan?Beantwoording van deze vragen is des te urgenter doordat het onderwijs in toenemende mate tekenen vertoont van sociale en economische segregatie, waarin "bubbels" van gelijkgestemden ontstaan. Dergelijke eilandvorming kan gevolgen gaan hebben voor de kansengelijkheid in het onderwijs. Zo zullen scholen met een uitdagendere leerlingenpopulatie sneller last krijgen van het lerarentekort. (zie noot 45) Terwijl goed en toegankelijk onderwijs voor iedereen een essentiële voorwaarde is om scheidslijnen tussen degenen die mee kunnen komen en degenen die dat niet kunnen te voorkomen of in elk geval te verkleinen, lijkt het onderwijs op deze manier een rol te spelen in het vergroten daarvan. De effecten daarvan werken door op tal van terreinen, maar zullen zich sterk laten gevoelen op de arbeidsmarkt. Deze nauwe verwevenheid tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het tegengaan van scheidslijnen, betekent voor effectief overheidsbeleid in elk geval dat schotten tussen beleidsterreinen verkleind moeten worden zodat een integrale en ontkokerde benadering van beide terreinen kan worden bereikt.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft u in overweging de Miljoenennota 2019 te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Afschaffing verhuurderheffing en wijziging maximering huurprijsverhoging geliberaliseerde huurovereenkomsten.

[Gepubliceerd: 2022-08-22] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2022, no.2022001420, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot intrekking van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (afschaffing verhuurderheffing en wijziging maximering huurprijsverhoging geliberaliseerde huurovereenkomsten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Sneller tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet verval bijzondere aanwijzingsbevoegdheid openbaar ministerie).

[Gepubliceerd: 2022-08-22] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 juni 2022 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Sneller tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met het laten vervallen van de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid van de minister met betrekking tot de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie (Wet verval bijzondere aanwijzingsbevoegdheid openbaar ministerie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en intrekking van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken in verband met het vaststellen van een wettelijke grondslag.

[Gepubliceerd: 2022-08-22] Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2022, no.2022001141, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en intrekking van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken in verband met het vaststellen van een wettelijke grondslag ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2008/96/EG en wijziging van die richtlijn door richtlijn (EU) 2019/1936, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie Richtlijn betalingsdienstaanbieders.

[Gepubliceerd: 2022-08-22] Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2022, no.2022001455, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie Richtlijn betalingsdienstaanbieders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet publiek toezicht en handhaving verordening bevordering billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten.

[Gepubliceerd: 2022-08-22] Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2022, no.2022001179, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering publiek toezicht en handhaving van de verordening verordening nr. 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (Wet publiek toezicht verordening bevordering billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Kaderbesluit BZK-subsidies (grondslag vaststellen verdeling bij ministeriële regeling en enkele aanpassingen).

[Gepubliceerd: 2022-08-15] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2022, no.2022001603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Kaderbesluit BZK-subsidies (grondslag vaststellen verdeling bij ministeriële regeling en enkele aanpassingen)), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit vaststelling decentralisatie- en integratie-uitkeringen 2019.

[Gepubliceerd: 2022-08-15] Bij Kabinetsmissive van 3 augustus 2022, no.2022001625, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de decentralisatie- en integratie-uitkeringen aan de gemeenten en provincies voor het uitkeringsjaar 2019 (Besluit vaststelling decentralisatie- en integratie-uitkeringen 2019), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Omgevingsbesluit vanwege het aanwijzen van categorieën ontwikkelingen waarvoor financiële bijdragen kunnen worden verhaald.

[Gepubliceerd: 2022-08-15] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2022, no.2022001136, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Omgevingsbesluit vanwege het aanwijzen van categorieën ontwikkelingen waarvoor financiële bijdragen kunnen worden verhaald, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Kiesbesluit in verband met de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen alsmede de Wet tot wijziging van de Kieswet.

[Gepubliceerd: 2022-08-15] Bij Kabinetsmissive van 23 juni 2022, no.2022001362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig het ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit in verband met de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen alsmede de Wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit prijsaanduiding producten in verband met de implementatie van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/2161.

[Gepubliceerd: 2022-08-15] Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2022, no.2022001033, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prijsaanduiding producten in verband met de implementatie van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/2161, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk besluit DCC in verband met de uitgifte van vaccinatiecertificaten aan personen die elders in de Europese Unie zijn gevaccineerd.

[Gepubliceerd: 2022-08-15] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2022, no.2022001574, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Tijdelijk besluit DCC in verband met de uitgifte van vaccinatiecertificaten aan personen die elders in de Europese Unie zijn gevaccineerd en in verband met het inladen van een buitenlands DCC, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Aanpassingswet studiefinanciering BES.

[Gepubliceerd: 2022-08-10] Voorstel van wet tot wijziging van de Aanpassingswet studiefinanciering BES.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2018, no.2018000784, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Aanpassingswet studiefinanciering BES, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie richtlijnen voor beleggingsondernemingen en icbes inzake duurzaamheidsrisico's en duurzaamheidsfactoren.

[Gepubliceerd: 2022-07-25] Bij Kabinetsmissive van 23 juni 2022, no.2022001364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter implementatie van gedelegeerde richtlijnen (EU) 2021/1269 en (EU) 2021/1270 (implementatie richtlijnen voor beleggingsondernemingen en icbes inzake duurzaamheidsrisicos en duurzaamheidsfactoren), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven.

[Gepubliceerd: 2022-07-25] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2022, no.2022000973, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter bevordering van de digitale weerbaarheid van bedrijven (Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit innovatie strafvordering.

[Gepubliceerd: 2022-07-25] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2022, no.2022001457, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende uitvoering van de artikelen 570, tweede lid, en 575, van het Wetboek van Strafvordering (Besluit innovatie strafvordering), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in verband met de toevoeging van een elfde gemeente aan het experiment.

[Gepubliceerd: 2022-07-25] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2022001485, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in verband met de toevoeging van een elfde gemeente aan het experiment, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met wijzigingen voor de vast te stellen vereveningsbijdrage over het vereveningsjaar 2022.

[Gepubliceerd: 2022-07-25] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2022, no.2022001532, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met wijzigingen voor de vast te stellen vereveningsbijdrage over het vereveningsjaar 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot de berekening van de eigen bijdrage.

[Gepubliceerd: 2022-07-25] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2022, no.2022001484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot de berekening van de eigen bijdrage, het creëren van de mogelijkheid om af te wijken van de restitutietermijn, de mogelijkheid om een gemeentelijke vrijstelling tot zesendertig maanden te laten terugwerken en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2023.

[Gepubliceerd: 2022-07-25] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2022, no.2022001531, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2023, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit rechtspositie politie 2022.

[Gepubliceerd: 2022-07-18] Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2022, no.2022001324, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit algemene rechtspositie politie en Besluit bezoldiging politie in verband met de formalisering van afspraken uit de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Politie 2021 en ontwikkelingen in de uitvoeringspraktijk alsmede enkele technische wijzigingen (Verzamelbesluit rechtspositie politie 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de brandveiligheid van parkeergarages en normen voor daglicht.

[Gepubliceerd: 2022-07-18] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2022, no.2022001421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de brandveiligheid van parkeergarages en normen voor daglicht , met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met een spoedmaatregel om trustdienstverlening aan cliënten in de Russische Federatie of de Republiek Belarus te verbieden.

[Gepubliceerd: 2022-07-18] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2022, no.2022001373, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met een spoedmaatregel om trustdienstverlening aan cliënten in de Russische Federatie of de Republiek Belarus te verbieden, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst.

[Gepubliceerd: 2022-07-18] Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2022, no.2022001137, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie.

[Gepubliceerd: 2022-07-11] Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2022, no.2022001068, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijzigingen van het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie; Londen, 8 december 2021 (Trb. 2022, 21), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de aanpassing van de koppeling gewerkte uren voor de ouder met een partner met Wlz-indicatie of een gedetineerde partner.

[Gepubliceerd: 2022-07-11] Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2022, no.2022001422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de aanpassing van de koppeling gewerkte uren voor de ouder met een partner met Wlz-indicatie of een gedetineerde partner, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 29 augustus 2021 te Abu Dhabi tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering (Trb. 2021, 117).

[Gepubliceerd: 2022-07-11] Bij Kabinetsmissive van 21 april 2022, nr. 2022000910, heeft Uwe Majesteit, op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van Rijkswet houdende goedkeuring van het op 29 augustus 2021 te Abu Dhabi tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering (Trb. 2021, 117), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 29 augustus 2021 te Abu Dhabi tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Trb. 2021, 116).

[Gepubliceerd: 2022-07-11] Bij Kabinetsmissive van 21 april 2022, nr. 2022000909, heeft Uwe Majesteit, op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van Rijkswet houdende goedkeuring van het op 29 augustus 2021 te Abu Dhabi tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Trb. 2021, 116), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 5 juli 2022 te Brussel tot stand gekomen Protocollen bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

[Gepubliceerd: 2022-07-06] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2022, no.2022001482, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van het houdende goedkeuring van de op 5 juli 2022 te Brussel tot stand gekomen Protocollen bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (Trb. 2022, 58), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Colombia tot het vermijden van dubbele belasting.

[Gepubliceerd: 2022-07-04] Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2022, no.2022001248, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Colombia tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; s-Gravenhage, 16 februari 2022 (Trb. 2022, 18), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag handicap en IVESCR en het 3e protocol bij het IVRK.

[Gepubliceerd: 2022-07-04] Bij brief van 7 december 2021 heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de facultatieve protocollen inzake het VN-verdrag handicap, het IVRK en het IVESCR.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit opleidingseisen tandarts, het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011, het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 en het Registratiebesluit BIG.

[Gepubliceerd: 2022-07-04] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2022, no.2022001134, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit opleidingseisen tandarts, het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011, het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 en het Registratiebesluit BIG in verband met de aanvullende implementatie van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling apenpokken.

[Gepubliceerd: 2022-07-04] Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2022, no.2022001418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling apenpokken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014.

[Gepubliceerd: 2022-07-04] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2022, no.2022000969, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit nul-emissiezones.

[Gepubliceerd: 2022-07-04] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2022, no.2022000942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in verband met de tijdelijke voorwaarden en overgangsbepalingen van nul-emissiezones (Tijdelijk besluit nul-emissiezones), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, het Besluit toevoeging mediation en het Vreemdelingenbesluit 2000.

[Gepubliceerd: 2022-07-04] Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2022, no.2022001101, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, het Besluit toevoeging mediation en een ander besluit in verband met de aanpassing van de vergoedingen van rechtsbijstandsverleners en mediators, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma.

[Gepubliceerd: 2022-06-27] Bij Kabinetsmissive van 10 mei 2022, no.2022001014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende specifieke wettelijke voorzieningen voor het uitvoeren van onderzoeken door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of Nederlandse belangen (Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-06-27] Bij Kabinetsmissive van 4 april 2022, no.2022000800, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften voor een experiment met betrekking tot de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor de opleiding tot leraar basisonderwijs, met het oog op verbetering van de toegankelijkheid (Besluit experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie richtlijn essentiële-informatiedocumenten voor icbe's.

[Gepubliceerd: 2022-06-27] Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2022, no.2022001138, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/2261 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2021 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG wat betreft het gebruik van essentiële-informatiedocumenten door beheermaatschappijen van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbes) (PbEU 2021, L 455) (Besluit implementatie richtlijn essentiële-informatiedocumenten voor icbes), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Venlo (ten behoeve van de spooronderdoorgang Vierpaardjes).

[Gepubliceerd: 2022-06-24] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 24 februari 2022, no.RWS-2022/4887, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Venlo krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de spooronderdoorgang Vierpaardjes te Venlo, met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Overbetuwe en Lingewaard (onteigening voor de versterking van gedeelten van de dijk in het traject WolferenSprok (WOS).

[Gepubliceerd: 2022-06-23] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 24 februari 2022, no.RWS-2022/4673, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Overbetuwe en Lingewaard krachtens artikel 62 van de onteigeningswet (onteigening voor de versterking van gedeelten van de dijk in het traject WolferenSprok (WOS), met bijkomende werken in de gemeenten Neder-Betuwe, Overbetuwe, Nijmegen en Lingewaard).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2022, no.2022000970, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet hersteloperatie toeslagen.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2022, no.2022001067, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enige andere wetten (Wet hersteloperatie toeslagen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Kansspelen op afstand in verband met de uitbreiding van toegelaten betaalinstrumenten voor speel- en tegenrekeningen.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 29 april 2022, no.2022000978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Kansspelen op afstand in verband met de uitbreiding van toegelaten betaalinstrumenten voor speel- en tegenrekeningen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk Besluit DCC.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2022, no.2022001281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Tijdelijk Besluit DCC in verband met het aanwijzen van de GGD Twente, het expliciteren van de verwerkingsverantwoordelijke, het schrappen van de samenloop met het coronatoegangsbewijs en het opnemen van een grondslag voor het bijhouden van lijsten van ingetrokken DCCs, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit SUWI in verband met de tijdelijke mogelijkheid van registratie als werkloze werkzoekende.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2022, no.2022001282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de tijdelijke mogelijkheid van registratie als werkloze werkzoekende, gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 29 april 2022, no.2022000979, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek tot implementatie van Richtlijn (EU) 2021/2101 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren (Implementatiewet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2022, no.2022001113, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de termijn van de omkering van de bewijslast voor consumentenkoop van levende dieren (Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen houdende splitsing van de gemeente Groningen en instelling van de gemeente Haren.

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 maart 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Houwelingen houdende splitsing van de gemeente Groningen en instelling van de gemeente Haren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder andere het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (helmplicht snorfiets en onderhoudswijziging).

[Gepubliceerd: 2022-06-20] Bij Kabinetsmissive van 21 april 2022, no.2022000908, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer in verband met de invoering van de helmplicht voor snorfietsers en diverse andere kleine aanpassingen (helmplicht snorfiets en onderhoudswijziging Reglement verkeersregels verkeerstekens 1990), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de invoering van eisen voor het geschiktheidsonderzoek en het geneeskundig onderzoek.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2021, no.2021002116, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de invoering van eisen voor het geschiktheidsonderzoek en het geneeskundig onderzoek, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Siderius en Van Meenen tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs ter bevordering van kleinere klassen in het basisonderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 september 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Siderius en Van Meenen tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs ter bevordering van kleinere klassen in het basisonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no.2021001365, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en enkele andere wetten met het oog op een integrale en gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek en de daarvoor benodigde gegevensverwerking (Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verlengde kwalificatieplicht.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 9 december 2020, no.2020002526, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van een gedeeltelijke verlengde kwalificatieplicht (Wet verlengde kwalificatieplicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatie Europese klimaatwet.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2022, no.2022000606, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Klimaat en Energie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Raan (Klimaatwet 1.5).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 oktober 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Raan houdende wijziging van de Klimaatwet om te bewerkstelligen dat Nederland zo spoedig mogelijk een zo groot mogelijke bijdrage gaat leveren aan het voorkomen van een verdere opwarming van de Aarde (Klimaatwet 1.5), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet Richtlijn 2020/1057/EU inzake detachering in de wegvervoersector.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2022, no.2022000455, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie en de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2020/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector en tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2020, L 249) en de implementatie van enige daarmee samenhangende onderdelen van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2021, L 149) (Implementatiewet Richtlijn 2020/1057/EU inzake detachering in de wegvervoersector), met memorie van toelichting.Zuivere dienstverrichtingIntra-concernuitleningUitzendarbeidCabotageGedetacheerde bestuurderGedetacheerde werknemerGedetacheerde werknemerNiet-bilateraal vervoer (cross-trade)Gedetacheerde bestuurderGedetacheerde werknemerGedetacheerde werknemerBilateraal vervoerGeen detachering (mobiliteitsrichtlijn van toepassing)Geen detacheringGeen detacheringTransitovervoerGeen detacheringGeen detacheringGeen detacheringToepasselijke WagwEU-artikelenGedetacheerde bestuurder1 t/m 6, 9a t/m 9f, 9h en verderGedetacheerde werknemer1 t/m 9, 10 en verderGeen detachering (Mobiliteitsrichtlijn van toepassing)1 t/m 6, 9b, 9g, 10 en verderGeen detachering (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)1 t/m 6, 10 en verder
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een vrijstelling van afvalstoffenbelasting voor het verbranden van zuiveringsslib.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2016, no.2016000592, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een vrijstelling van afvalstoffenbelasting voor het verbranden van zuiveringsslib, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het opnemen van een verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2021, no.2021002244, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het opnemen van een verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuringswet Brexit maatregelen sociale zekerheid.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 17 april 2019, no.2019000794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de algemene maatregel van bestuur tot wijziging van sociale zekerheidswetten in verband met het regelen van overgangsrecht voor de situatie waarin het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Europese Unie zonder akkoord over de voorwaarden voor deze terugtrekking (no deal brexit) (Goedkeuringswet Brexit maatregelen sociale zekerheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Azmani houdende wijziging van de Wet werk en bijstand betreffende de meldingsprocedure gemeenten IND (Wet toets rechthebbenden bijstand).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 juli 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Azmani houdende wijziging van de Wet werk en bijstand betreffende de meldingsprocedure gemeenten - IND (Wet toets rechthebbenden bijstand), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2002, no.02.003489, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot met koperverbindingen verduurzaamd hout (Besluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap (verbeteren van de informatieverstrekking en de ondersteuning aan ongewenst zwangere vrouwen).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 november 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap in verband met het verbeteren van de informatieverstrekking en de ondersteuning aan ongewenst zwangere vrouwen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van twee onderwijsbesluiten vanwege de invoering van de omkeerregeling voor Nederlandse taal in het mbo.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2020, no.2020002111, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van twee onderwijsbesluiten vanwege de invoering van de omkeerregeling voor Nederlandse taal in het mbo, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Sneller (Wet beschikbaarheid basisbetaalrekening Nederlanders buiten de Europese Unie).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 januari 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Sneller tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het opnemen van het recht op een basisbetaalrekening voor Nederlanders woonachtig buiten de EU (Wet beschikbaarheid basisbetaalrekening Nederlanders buiten de Europese Unie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de verenigbaarheid van het systeem van NOx-kostenverevening.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de verenigbaarheid van een nieuw beleidsinstrument, te weten NOx-kostenverevening met de Wet milieubeheer.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Algemene douanewet (versterking grondslag cameratoezicht).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2021, no.2021001645, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene douanewet (versterking grondslag cameratoezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2021, no.2021000562, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Uitkeringswet gewezen militairen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 6 april 2012, no.12.000868, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Uitkeringswet gewezen militairen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering van de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid van de Eerste Kamer om voorstellen van wet te wijzigen en terug te zenden.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 18 november 2020, no.2020002360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid van de Eerste Kamer om voorstellen van wet te wijzigen en terug te zenden aan de Tweede Kamer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de introductie van een strafverzwaring.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2020, no.2020000915, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de introductie van een strafverzwaring voor beledigende uitingen die fysiek gevaar voor een ander opleveren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Kazachstan inzake luchtdiensten, met bijlage; 's-Gravenhage, 27 november 2002

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2008, no.08.002054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Kazachstan inzake luchtdiensten, met bijlage; 's-Gravenhage, 27 november 2002 (Trb. 2003, 20), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de ontwerp-richtlijn betreffende milieubescherming door het strafrecht en de ontwerp-richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de ontwerprichtlijn inzake milieubescherming door het strafrecht en de ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (no.W03.01.0420/I/A).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Maij en Anne Mulder tot verbetering van de informatiepositie van de Staten-Generaal met betrekking tot de Europese Unie (Wet informatiepositie Staten-Generaal inzake de Europese Unie).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 17 maart 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Maij en Anne Mulder tot verbetering van de informatiepositie van de Staten-Generaal met betrekking tot de Europese Unie (Wet informatiepositie Staten-Generaal inzake de Europese Unie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2018-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2019, no.2019002255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2018-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, houdende de omzetting van enige tijdelijke wijzigingen in definitieve, het herstel van enkele onvolkomenheden, de inschakelingsverplichting voor de marifooninstallatie en de toevoeging van twee aanwijzingstekens, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (afschaffing van de vrijstelling van gemeentelijke vervoerbedrijven voor de vennootschapsbelasting).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 25 juni 2002, no.02.002940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (afschaffing van de vrijstelling van gemeentelijke vervoerbedrijven voor de vennootschapsbelasting).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Sultanaat Oman inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen; Muscat, 17 januari 2009.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2010, no.10.002642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Sultanaat Oman inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen; Muscat, 17 januari 2009 (Trb. 2009, 28 en Trb. 2010, 196), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit emissie van broeikasgassen elektriciteitsopwekking.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2021, no.2021002061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de emissie van broeikasgassen bij elektriciteitsopwekking (Besluit emissie van broeikasgassen bij elektriciteitsopwekking), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Luchthavenbesluit Maastricht.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2017, no.2017001111, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van een luchthavenbesluit voor de luchthaven Maastricht (Luchthavenbesluit Maastricht), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van regels voor het Nederlands kwalificatiekader voor een leven lang leren (Wet NLQF).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2021, no.2021001315, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van regels voor het Nederlands kwalificatiekader voor een leven lang leren (Wet NLQF), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpassing sanctiestelsel Algemene douanewet.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2012, no.12.000337, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene douanewet en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Wet aanpassing sanctiestelsel Algemene douanewet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2016, no.2016001716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 18 november 2015 te Valletta tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 196 en Trb. 2016, 124), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2021, no.2021000394, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Buitenweg en Segers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht (invoering van het discriminatoir oogmerk als strafverzwaringsgrond).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 januari 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Buitenweg en Segers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van het discriminatoir oogmerk als strafverzwaringsgrond, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van SZW in verband met kleine beleidsmatige, technische en redactionele wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2022, no.2022000596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met kleine beleidsmatige, technische en redactionele wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Hoogland tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994, het Wetboek van Strafvordering enz. (Wet nuchter op weg).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 maart 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Hoogland tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Militair Strafrecht in verband met de invoering van een verzwaarde en getrapte regeling voor rijontzeggingen wegens rijden onder invloed en ter verlaging van de ondergrens voor het ongeldig worden van het rijbewijs en voor de verplichte overgifte van het rijbewijs (Wet nuchter op weg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Jadnanansing en Rog tot wijziging in de Leerplichtwet 1969 en enkele andere wetten ter introductie van de verlengde kwalificatieplicht (33 925).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 april 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Jadnanansing en Rog tot wijziging in de Leerplichtwet 1969 en enkele andere wetten ter introductie van de verlengde kwalificatieplicht (33 925), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Driessen tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 17 september 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Driessen tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet plan van aanpak witwassen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2020, no.2020002033, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met het verbod op contante betalingen voor goederen vanaf 3.000 euro, het uitbreiden van de mogelijkheden voor informatie-uitwisseling ten behoeve van de poortwachtersfunctie en de aanscherping van de regels voor trustkantoren (Wet plan van aanpak witwassen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Wet normering topinkomens (versterking WNT).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2019, no.2019002079, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet normering topinkomens (versterking WNT), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Alkaya (Wet eerlijk delen).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 december 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Alkaya houdende regels over de toedeling van winst aan werknemers en het vergroten van de eigenaarschap van werknemers bij de bedrijfsvoering van grote ondernemingen (Wet eerlijk delen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Ploumen tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Ploumen houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 juli 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Ploumen tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Ploumen houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000610, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de open informatieveiligheidsstandaarden HTTPS en HSTS voor websites en webapplicaties van bestuursorganen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Meststoffenwet ivm implementatie 6de Actieprogramma Nitraatrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2019, no.2019000947, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet, houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met verbetering van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2022, no.2022000242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met verbetering van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de rechtmatigheid van het voornemen, respectievelijk het besluit van de Rijksministerraad tot het geven van een aanwijzing om onderzoek te doen naar de integriteit van het bestuur van Sint Maarten.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting over de rechtmatigheid van het voornemen, respectievelijk het besluit van de Rijksministerraad tot het geven van een aanwijzing om onderzoek te doen naar de integriteit van het bestuur van Sint Maarten.Bij brieven van 25 en 28 september 2013 heeft de Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gevraagd hem van voorlichting te dienen over de rechtmatigheid van het voornemen, respectievelijk het besluit van de Rijksministerraad tot het geven van een aanwijzing om onderzoek te doen naar de integriteit van het bestuur van Sint Maarten.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Voordewind, Alkaya, Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen (Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal van 11 maart 2021 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Voordewind, Alkaya, Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen houdende regels voor gepaste zorgvuldigheid in productieketens om schending van mensenrechten, arbeidsrechten en het milieu tegen te gaan bij het bedrijven van buitenlandse handel (Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Amendement nr.11 van het lid Van Gent c.s. op het voorstel van wet van het lid Vendrik inzake de beperking emissies kolencentrales (31 362).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 mei 2010 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het amendement nr.11 van het lid Van Gent c.s. op het voorstel van wet van het lid Vendrik tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2021, no.2021001980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van EU-verordeningen op het terrein van grenzen en veiligheid (Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma over de uitbreiding van de uitsluitingsgronden van het kiesrecht en het verbod op meervoudige nationaliteit bij ambtsdragers.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 februari 2019 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot uitbreiding van de uitsluitingsgronden van het kiesrecht en een verbod op meervoudige nationaliteit bij bepaalde ambtsdragers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Integratiewet Awgb.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2006, no.06.001809, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter integratie van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid in de Algemene wet gelijke behandeling, alsmede ter herstel van enige onvolkomenheden (Integratiewet Awgb), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, met Bijlage; Pretoria, 7 oktober 2009.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 1 december 2009, no. 09.003398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, met Bijlage; Pretoria, 7 oktober 2009, met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Smeulders (Wet eerlijke huur).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 maart 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Smeulders tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet in verband met het reguleren van huurprijzen (Wet eerlijke huur), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van de leden Sjoerdsma en Marcouch tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap teneinde het nationaliteitsrecht te moderniseren.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 december 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van de leden Sjoerdsma en Marcouch tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap teneinde het nationaliteitsrecht te moderniseren, alsmede tot de in verband daarmee houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en van het daarbij behorende Tweede Protocol (Trb. 1994, 265), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met de regulering van smaken voor e-sigaretten.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2021, no.2021001403, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met de regulering van smaken voor e-sigaretten, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Participatiewet.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met het verbeteren van de ondersteuning van mensen die algemene bijstand, of een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen en aanpassing van de uitvoering van de taaleis, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Albert de Vries ter introductie van een regime om problematiek in krimpregios tegen te gaan (Wet bestrijding krimpproblematiek).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 juli 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Albert de Vries ter introductie van een regime om problematiek in krimpregios tegen te gaan (Wet bestrijding krimpproblematiek), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2022, no.2021002561, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van de leden Elissen en Helder houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot modernisering van de rol van de Koning in het staatsbestel.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brieven van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 september 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en bij de Afdeling advisering van de Raad van State drie initiatiefwetsvoorstellen van de leden Elissen en Helder ter overweging aanhangig gemaakt strekkende tot de modernisering van de rol van de Koning in het staatsbestel. Het gaat om een rijkswetsvoorstel tot wijziging van het Statuut, (zie noot 1) een rijkswetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet (zie noot 2) en een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet, (zie noot 3) met één memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000518, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met de invoering van een minimum- en maximumtarief instellingscollegegeld, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Boelhouwer tot wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten ter invoering van de door de raad gekozen burgemeester (Wet door de raad gekozen burgemeester).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 januari 2005 heeft de Tweede Kamer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Boelhouwer tot wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten ter invoering van de door de raad gekozen burgemeester (Wet door de raad gekozen burgemeester), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2021, no.2021001288, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama; Panama-Stad, 28 april 2021 (Trb. 2021, 72), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, de Paspoortwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Rijkswet cassatierechtspraak in uitleveringszaken voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 13 september 2017, no.2017001526, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, de Paspoortwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Rijkswet cassatierechtspraak in uitleveringszaken voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten in verband met gewijzigde regelgeving, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Elissen en Helder houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot modernisering van de rol van de Koning in het staatsbestel.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brieven van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 september 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en bij de Afdeling advisering van de Raad van State drie initiatiefwetsvoorstellen van de leden Elissen en Helder ter overweging aanhangig gemaakt strekkende tot de modernisering van de rol van de Koning in het staatsbestel. Het gaat om een rijkswetsvoorstel tot wijziging van het Statuut, (zie noot 1) een rijkswetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet (zie noot 2) en een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet, (zie noot 3) met één memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2021, no.2021000463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Trinidad en Tobago inzake uitlevering; Port of Spain, 7 februari 2003

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2003, no.03.001936, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Trinidad en Tobago inzake uitlevering; Port of Spain, 7 februari 2003 (Trb.2003, 41), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit Toetsingscommissie experimenten rechtspleging.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 10 november 2021, no.2021002203, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het tijdelijk besluit houdende nadere regels inzake de Toetsingscommissie experimenten rechtspleging (Tijdelijk besluit Toetsingscommissie experimenten rechtspleging), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van de leden Elissen en Helder houdende wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, strekkende tot modernisering van de rol van de Koning in het staatsbestel.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brieven van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 september 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en bij de Afdeling advisering van de Raad van State drie initiatiefwetsvoorstellen van de leden Elissen en Helder ter overweging aanhangig gemaakt strekkende tot de modernisering van de rol van de Koning in het staatsbestel. Het gaat om een rijkswetsvoorstel tot wijziging van het Statuut, (zie noot 1) een rijkswetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet (zie noot 2) en een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet, (zie noot 3) met één memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2021, no.2021001277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Wijziging Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Schouten en Pieter Heerma tot wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wet inwerkingtreding breed wettelijk moratorium).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 april 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Schouten en Pieter Heerma tot wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wet inwerkingtreding breed wettelijk moratorium), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet wegvervoer goederen, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000470, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wegvervoer goederen, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector (PbEU 2020, L 249), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting met betrekking tot algemeenverbindendverklaring (AVV) voor de land- en tuinbouwsector.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van 4 juli 2019 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen met betrekking tot algemeenverbindendverklaring (AVV) voor de land- en tuinbouwsector.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk Experimentenbesluit rechtspleging.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 10 november 2021, no.2021002204, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijk besluit houdende regels betreffende de opzet, inhoud en evaluatie van experimenten in de rechtspleging (Tijdelijk Experimentenbesluit rechtspleging), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet Met één stem meer keus.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2021, no.2021000494, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de invoering van een kandidaats- of lijststemstelsel voor de verkiezing van de leden van de rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigende organen alsmede enige andere wijzigingen (Wet Met één stem meer keus), met memorie van toelichting.BalansHeeft effect opInvloed partijInvloed kiezerZetelverdeling in fractieNadruk op partijprogrammaIndividuele campagneCohesie fractieWetgeving en controleRepresentatieTaken parlementBesluitvormingVertegenwoordigingKiesstelselVersnipperingToegankelijkheidPartijenstelselkandidaatsstemmenWelke zetelKandidaat 128.000Lijstzetel 1Kandidaat 2 (vrouw)18.000Lijstzetel 2Kandidaat 33000Lijstzetel 3Kandidaat 4170Kandidaat 540Kandidaat 660Kandidaat 7560Kandidaatszetel 1Kandidaat 8110Kandidaat 950Kandidaat 1010
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ellemeet en Van der Staaij tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met het schrappen van de verplichte aanbesteding binnen het sociaal domein.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 5 december 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ellemeet en Van der Staaij tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met het schrappen van de verplichte aanbesteding binnen het sociaal domein, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Jeugdwet in verband met de introductie van een regeling betreffende deelgezag over minderjarige kinderen door personen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002617, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Jeugdwet in verband met de introductie van een regeling betreffende deelgezag over minderjarige kinderen door personen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan (Wet deelgezag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over een aspect van artikel 77 van de Luchtvaartwet.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de Luchtvaartwet en het begrip "belanghebbende" (W09.05.0579/V/A)
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de stimulering van bedrijvigheid door middel van de gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting door afdeling I van de Raad van State over de stimulering van bedrijvigheid door middel van de gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen, naar aanleiding van het verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no.2021001389, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169) en Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PbEU 2020, L 177), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Jasper van Dijk tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wet eerlijker inkomen).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 november 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Jasper van Dijk tot verhoging van het wettelijk minimumloon in verband met het achterblijven van de loonontwikkeling (Wet eerlijker inkomen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet kinderopvang BES.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 2 december 2021, no.2021002383, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ten behoeve van de kinderopvang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderopvang BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht strekkende tot het strafrechtelijk vervolgbaar maken van het opdracht geven tot en het feitelijke leiding geven aan verboden gedragingen van overheidsorganen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2006, no.06.001668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht strekkende tot het strafrechtelijk vervolgbaar maken van het opdracht geven tot en het feitelijke leiding geven aan verboden gedragingen van overheidsorganen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek om voorlichting inzake de ontwerp-richtlijn nr. COM(2008) 18def inzake de geologische opslag van kooldioxide.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State ter zake van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de geologische opslag van kooldioxide (CCS-richtlijn, COM(2008) 18 def).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid De Hoop houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van bepalingen ten behoeve van gelijke kansen in het onderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 oktober 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid De Hoop houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van bepalingen ten behoeve van gelijke kansen in het onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het bevorderen van zorgcontractering.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001453, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het bevorderen van zorgcontractering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Eerdmans tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht houdende de invoering van minimumstraffen voor moord en doodslag.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de waarnemend Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 augustus 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Eerdmans tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht houdende de invoering van minimumstraffen voor moord en doodslag, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van het lid Bosman tot wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 januari 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van het lid Bosman tot wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden teneinde mogelijk te maken dat Curaçao en Sint Maarten net als Aruba zelfstandig kunnen opteren voor de beëindiging van de in het Statuut neergelegde rechtsorde en bij wijziging van de Grondwet regels te stellen voor het geval Bonaire, Sint Eustatius of Saba wensen geen deel uit te maken van het staatsbestel van Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2020, no.2020001274, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijzing van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting voor aanbieders van audiovisuele mediadiensten en bioscoopdiensten in Nederlands cultureel audiovisueel product, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet stroomlijning keten voor derdenbeslag.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2020, no.2020001572, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende het verbreden van gegevensuitwisseling bij beslaglegging en verrekening en bepalen innende partij (Wet stroomlijning keten voor derdenbeslag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Woningwet (invoering van een kooprecht voor huurders van woningen van toegelaten instellingen).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 30 december 2011, no.11.003178, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Woningwet (invoering van een kooprecht voor huurders van woningen van toegelaten instellingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatievoorziening artikel 19 Wet Ambulancevervoer.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2011, no.11.001533, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatievoorziening artikel 19 Wet ambulancevervoer, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake het resultaatgericht beschikken.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001502, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake het resultaatgericht beschikken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Wilders en Eerdmans tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de uitzonderingspositie van kerkgenootschappen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 september 2004 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Wilders en Eerdmans tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de uitzonderingspositie van kerkgenootschappen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet banenafspraak.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2020, no.2020002583, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling arbeidsbeperkten (Wet banenafspraak), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Rijkskaderwet zeescheepvaart.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2003, no.03.002832 heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende regels omtrent nationaliteit, veiligheid, navigatie en bemanning van zeeschepen, alsmede omtrent voorkoming van verontreiniging door zeeschepen en onderzoek naar scheepsongevallen in het Koninkrijk der Nederlanden (Rijkskaderwet zeescheepvaart), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Voordewind, Kuiken, Kuik, Westerveld, Van der Staaij, Hijink en Sazias (Wet integrale suïcidepreventie).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 maart 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Voordewind, Kuiken, Kuik, Westerveld, Van der Staaij, Hijink en Sazias tot wijziging van de Wet publieke gezondheid ter bevordering en verankering van integrale suïcidepreventie (Wet integrale suïcidepreventie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet Betekeningsverordening.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000473, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de Verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) nr. 2020/1784 (PbEU 2020, L 405/40) (Uitvoeringswet Betekeningsverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 10 november 2021, no.2021002202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit prostitutie en seksbranche.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2017, no.2017000166, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels inzake de regulering van prostitutie en de bestrijding van misstanden in de seksbranche (Besluit prostitutie en seksbranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet transparantie maatschappelijke organisaties.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2021, no.2019002640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij de regels voor het inzichtelijk maken van buitenlandse donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties en tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en lasten door stichtingen (Wet transparantie maatschappelijke organisaties), met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van het erkenningenstelsel, het verbeteren van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen van technische aard.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 2 december 2021, no.2021002379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van het erkenningenstelsel, het verbeteren van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen van technische aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet programmatuur verkiezingsuitslagen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2021, no.2021002254, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Kieswet, houdende vaststelling van regels over de programmatuur die bij verkiezingen wordt gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de verkiezingsuitslag (Wet programmatuur verkiezingsuitslagen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Jasper van Dijk tot wijziging Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (koppeling van het wettelijk minimumloon aan de ontwikkeling van gemiddelde loon, informeren van de Kamers en toevoegen zware voorhang).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 november 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Jasper van Dijk tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de koppeling van het wettelijk minimumloon aan de ontwikkeling van het gemiddelde loon, het informeren van de Kamers en het toevoegen van zware voorhang (Wet indexering minimumloon), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (kenmerk COM(2005) 447 definitief; SEC(2005)1133).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (no.).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2022, no.2022000220, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172) (Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke veroordeling.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 juni 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke veroordeling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Gemeentewet en enkele andere wetten in verband met uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester ter handhaving van de openbare orde en om enkele omissies te herstellen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2021, no.2021001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en enkele andere wetten in verband met uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester ter handhaving van de openbare orde en om enkele omissies te herstellen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking handhaving en inning studiefinanciering.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000646, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder andere het versterken van de handhaving van de wet bij misbruik van studiefinanciering en het verbeteren van de inning van studieschulden (Wet versterking handhaving en inning studiefinanciering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Futselaar, Bromet en Moorlag houdende regels voor de regulering van aantallen landbouwhuisdieren en aantallen veehouderijlocaties in veedichte gebieden (Interimwet veedichte gebieden).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 27 november 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Futselaar, Bromet en Moorlag houdende regels voor de regulering van aantallen landbouwhuisdieren en aantallen veehouderijlocaties in veedichte gebieden (Interimwet veedichte gebieden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met een informatieplicht voor luchthavenexploitanten en enkele technische verbeteringen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2022, no.2022000314, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met een informatieplicht voor luchthavenexploitanten en enkele technische verbeteringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001442, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging Vreemdelingenwet 2000 ter aanscherping van het openbare orde beleid voor criminele vreemdelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van de leden Ellemeet en Ploumen in verband met dwanglicenties farmaceutische producten en medische hulpmiddelen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 april 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van de leden Ellemeet en Ploumen tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de introductie van een bevoegdheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om ter bescherming van de volksgezondheid in een noodsituatie of crisis een dwanglicentie te kunnen verlenen voor een farmaceutisch product, een medisch hulpmiddel of een medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek (Rijkswet dwanglicenties farmaceutische producten en medische hulpmiddelen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Agema tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht tot verhoging van de minimumleeftijd voor prostituees naar 21 jaar.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 juni 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Agema tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht tot verhoging van de minimumleeftijd voor prostituees naar 21 jaar, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2013, no.13.001225, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Pia Dijkstra en Voortman tot wijziging van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding in verband met de invoering van een verwijsplicht voor de arts.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 oktober 2013 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Pia Dijkstra en Voortman tot wijziging van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding in verband met de invoering van een verwijsplicht voor de arts, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet Bewijsverkrijgingsverordening.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000474, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de Verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad nr. 2020/1783 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (PbEU 2020, L 405/1) (Uitvoeringswet Bewijsverkrijgingsverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking participatie op decentraal niveau.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2020, no.2020001226, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met de participatieverordening en het uitdaagrecht van inwoners en maatschappelijke partijen (Wet versterking participatie op decentraal niveau), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen; Abu Dhabi, 26 november 2013 (Trb. 2014, 1).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2014, no.2014000262, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen; Abu Dhabi, 26 november 2013 (Trb. 2014, 1), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid De Roon tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht e.a., strekkende tot wijziging van het sanctiestelsel en van de leeftijdsgrenzen in het strafrecht en tot aanscherping van de bepalingen inzake voorlopige hechtenis.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de waarnemend Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 april 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid De Roon tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van enige andere wetten, strekkende tot wijziging van het sanctiestelsel, tot wijziging van de leeftijdsgrenzen in het strafrecht en tot aanscherping van de bepalingen inzake voorlopige hechtenis, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de invoering van toetsen aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden, geweldsbeheersing en schietvaardigheid.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 26 november 2021, no.2021002335, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de invoering van toetsen aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden, geweldsbeheersing en schietvaardigheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 10 december 2008 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2017, no.2017000013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 10 december 2008 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (Trb. 2010, 15), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de ontwerp-EG-richtlijn met betrekking tot meetinstrumenten.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de ontwerp-EG-richtlijn met betrekking tot meetinstrumenten.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de benoeming van de leden van de Hoge Raad der Nederlanden.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002639, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Rijkswet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de benoeming van de leden van de Hoge Raad der Nederlanden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing van ambtenaren belast met opsporing als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de WVW1994, in verband met de implementatie van richtlijn nr.2000/30/EG.

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij Kabinetsmissive van 28 januari 2003, no.03.000297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het besluit van 7 april 1995 houdende aanwijzing van ambtenaren belast met opsporing als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb.247), in verband met de implementatie van richtlijn nr.2000/30/EG.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Koerhuis, Van der Plas en Grinwis (Wet huurbescherming weeskinderen).

[Gepubliceerd: 2022-06-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 december 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Voorstel van wet van de leden Koerhuis, Van der Plas en Grinwis tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet in verband met het bieden van huurbescherming aan weeskinderen (Wet bescherming weeskinderen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB, houdende maatstaven voor studiesucces in het mbo.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2022, no.2022001000, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB, houdende maatstaven voor studiesucces in het mbo, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingswet financiële markten 2021.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2020, no.2020001725, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Bankwet 1998, de Wet financiële markten BES en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van bestemmingsplan Bloemendalerpolder in de gemeente Weesp.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, met een schrijven van 14 februari 2022, no.RWS-2022/4063, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Weesp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Bloemendalerpolder II).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met de verankering van het experiment educatieve module en enkele andere aangelegen wijzigingen op het gebied van de lerarenopleiding.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2022, no.2022000520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet voortgezet onderwijs 2020 houdende de verankering van het experiment educatieve module en enkele andere aangelegen wijzigingen op het gebied van de lerarenopleiding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2022.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2022, no.2022000711, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de veiligheid van attractie- en speeltoestellen (Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het inpassingsplan Railterminal Gelderland in de gemeente Overbetuwe.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, met een schrijven van 14 februari 2022, no.RWS-2022/3430, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Overbetuwe krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Railterminal Gelderland).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen in verband met de aanpassing en verduidelijking van enkele eisen voor coffeeshophouders en aangewezen telers.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2022, no.2022000249, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen in verband met de aanpassing en verduidelijking van enkele eisen voor coffeeshophouders en aangewezen telers, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet seksuele misdrijven.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2021, no.2021002453, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven), met memorie van toelichting.Volwassenen16 tot 18 jaar12 tot 16 jaar12-minnerAanranding6 jaar6 jaar8 jaar10 jaarGekwalificeerde aanranding8 jaar8 jaar10 jaar en 8 maanden13 jaar en 4 maandenVerkrachting9 jaar9 jaar12 jaar15 jaarGekwalificeerde verkrachting12 jaar12 jaar16 jaar20 jaar
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2022, no.2022001140, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Sneller en Kathmann tot wijziging van de Kieswet (Wet vervroegd stemmen in het stemlokaal).

[Gepubliceerd: 2022-06-13] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 maart 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Sneller en Kathmann tot wijziging van de Kieswet in verband met de permanente invoering van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand aan de dag van de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal (Wet vervroegd stemmen in het stemlokaal), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet goed verhuurderschap.

[Gepubliceerd: 2022-06-08] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2021, no.2021002295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake regels ter bevordering van goed verhuurderschap en het voorkomen en tegengaan van ongewenste verhuurpraktijken (Wet goed verhuurderschap), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de actualisatie van de regels inzake industriële emissies.

[Gepubliceerd: 2022-06-07] Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2022, no.2022000640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de actualisatie van de regels inzake industriële emissies, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering.

[Gepubliceerd: 2022-06-07] Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2022, no.2022001032, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit gelijkstelling wonen buiten het Rijk met wonen binnen het Rijk.

[Gepubliceerd: 2022-06-07] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2022, no.2022000944, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gelijkstelling wonen buiten het Rijk met wonen binnen het Rijk in verband met het schrappen van het nationaliteitsvereiste bij de overgangsvoordelen in de Algemene Ouderdomswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het stellen van regels over digitale verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen (Stb. 2021, 192).

[Gepubliceerd: 2022-06-07] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2022, no.2022000777, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 8 april 2021, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het stellen van regels over digitale verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen (Stb. 2021, 192) in verband met enkele aanpassingen ten aanzien van de startmelding en de noodvoorziening, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van nieuwe betaalmethoden in het openbaar vervoer.

[Gepubliceerd: 2022-06-07] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2022, no.2022000522, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van nieuwe betaalmethoden in het openbaar vervoer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Spoorwegwet ten behoeve van de overwegveiligheid.

[Gepubliceerd: 2022-06-07] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2021, no.2021002482, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet ten behoeve van de overwegveiligheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong en andere besluiten in verband met wijzigingen van diverse aard.

[Gepubliceerd: 2022-06-03] Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2022, no.2022000445, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong, het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES, het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990, en het Besluit zorgverzekering BES in verband met wijzigingen van diverse aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Amendement bij het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte aanbiedt.

[Gepubliceerd: 2022-06-03] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2020002388, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het amendement bij het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 houdende de invoering van het woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen.

[Gepubliceerd: 2022-06-03] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 houdende de invoering van het woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (Kamerstukken 35 348).

[Gepubliceerd: 2022-06-01] Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2022, no.2022000599, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het bij koninklijke boodschap van 25 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (Kamerstukken 35 348), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit tweede richtlijn havenontvangstvoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2022-05-31] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2022, no.2022000591, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit havenontvangstvoorzieningen en enkele andere besluiten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PbEU 2019, L 151) en in verband met een wetstechnische verbetering (Implementatiebesluit tweede richtlijn havenontvangstvoorzieningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Omgevingsbesluit in verband met het verplicht stellen van financiële zekerheid voor bepaalde gevallen van activiteiten.

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2022, no.2022000641, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Omgevingsbesluit in verband met het verplicht stellen van financiële zekerheid voor bepaalde gevallen van activiteiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet leeruitkomsten hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 23 december 2021, no.2021002549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet herziening bedrag ineens.

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2022, no.2022000943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, mede namens de Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens (Wet herziening bedrag ineens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit burgerluchthavens in verband met ruimtelijke beperkingen.

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 12 april 2022, no.2022000773, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerluchthavens in verband met ruimtelijke beperkingen rondom helikopterluchthavens op en nabij ziekenhuizen en in verband met luchthavens die worden gebruikt voor onbemande luchtvaartuigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 om de geldigheidsduur van functies in het CBBS nogmaals te verlengen tot 36 maanden.

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2022, no.2022001022, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 om de geldigheidsduur van functies in het CBBS nogmaals te verlengen tot 36 maanden, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Europese Overeenkomst tot bescherming van kleine huisdieren; Straatsburg, 13 november 1987 (Trb. 1988, nr. 1).

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 8 april 2022, no.2022000815, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de europese Overeenkomst tot bescherming van kleine huisdieren; Straatsburg, 13 november 1987 (Trb. 1988, nr. 1), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Finland inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; 's-Gravenhage, 22 februari 2022 (Trb. 2022, 20).

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 29 april 2022, no.2022000987, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Finland inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; s-Gravenhage, 22 februari 2022 (Trb. 2022, 20), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Staat Qatar, anderzijds; Luxemburg, 18 oktober 2021 (Trb. 2021, 156).

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Staat Qatar, anderzijds; Luxemburg, 18 oktober 2021 (Trb. 2021, 156), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken.

[Gepubliceerd: 2022-05-30] Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2022, no.2022000250, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de Wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken (Wet Beoordelingscommissie dopingzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake betaalde werkzaamheden door gezinsleden van diplomatiek en ander personeel van een diplomatieke vertegenwoordiging en/of consulaire post.

[Gepubliceerd: 2022-05-25] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2021, no.2021002516, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake betaalde werkzaamheden door gezinsleden van diplomatiek en ander personeel van een diplomatieke vertegenwoordiging en/of consulaire post; Kiev, 3 november 2021 (Trb. 2021, 150), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Kieswet ten behoeve van het elektronisch kunnen inleveren van kandidatenlijsten of daarmee samenhangende bescheiden.

[Gepubliceerd: 2022-05-24] Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Kieswet ten behoeve van het elektronisch kunnen inleveren van kandidatenlijsten of daarmee samenhangende bescheiden.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 juli 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Kieswet ten behoeve van het elektronisch kunnen inleveren van kandidatenlijsten of daarmee samenhangende bescheiden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit participatiefonds 20xx.

[Gepubliceerd: 2022-05-24] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2022, no.2022000521, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de voorwaarden voor de ministeriële instemming met de statuten van het participatiefonds en de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van het participatiefonds als gevolg van de modernisering van het participatiefonds en beëindiging van het vervangingsfonds (Besluit participatiefonds 20xx), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Fiscale verzamelwet 2023.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2022, no.2022000207, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwettten (Fiscale verzamelwet 2023), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Bestendiging van de toepasselijkheid op vluchten binnen de Europese Unie van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 11 april 2022, no.2022000842, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bestendiging van de toepasselijkheid op vluchten binnen de Europese Unie van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2021, no.2021001492, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Santiago de Chile, 25 januari 2021 (Trb. 2021, 16), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit financiering politieke partijen in verband met de evaluatie van de Wet financiering politieke partijen.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2022, no.2022000998, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financiering politieke partijen in verband met de evaluatie van de Wet financiering politieke partijen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 21 april 2022, no.2022000932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en Wet voortgezet onderwijs 2020 in verband met de inrichting van tijdelijke onderwijsvoorzieningen als gevolg van de massale toestroom van ontheemden als bedoeld in de Richtln 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tdelke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L212) (Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit toeslagverlening in bijzondere omstandigheden.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 25 april 2022, no.2022000938, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslag vanwege voorgenomen transitie.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 12 april 2022, no.2022000835, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/78 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de covid-19 crisis (PbEU 2021, L 68) (Implementatiewet richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit politiegegevens ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1153 van 20 juni 2019.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2022, no.2022000600, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit politiegegevens ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1153 van het Europees Parlementen de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten, en tot intrekking van Besluit 2000/642/JBZ van de Raad (PbEU 2019, L 186), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit SUWI in verband met het voorzien in een grondslag voor gegevensverwerkingen voor de uitvoering van subsidies ten behoeve van de betaling van loonkosten en vaste lasten in buitengewone omstandigheden.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2022, no.2022000716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met het voorzien in een grondslag voor gegevensverwerkingen voor de uitvoering van subsidies ten behoeve van de betaling van loonkosten en vaste lasten in buitengewone omstandigheden, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Coöperatieve Republiek Guyana; Georgetown, 8 december 2021 (Trb. 2021, 174).

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000689, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Coöperatieve Republiek Guyana; Georgetown, 8 december 2021 (Trb. 2021, 174), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Groningerstraat).

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, met een schrijven van 26 januari 2022, no.RWS-2022/1701, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Groningerstraat).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet Adviescollege ICT-toetsing.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2022, no.2022000516, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid, de politie en de Raad voor de rechtspraak (Wet Adviescollege ICT-toetsing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting.

[Gepubliceerd: 2022-05-23] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2022, no.2022000776, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol, ondertekend te Santiago, Chili, op 25 januari 2021; Santiago, Chili, 9 maart 2022 (Trb. 2022, 28), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen van het Koninkrijk.

[Gepubliceerd: 2022-05-22] Voorlichting over de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen van het Koninkrijk.Bij brief van 14 juli 2010, kenmerk 5657819/10/6, heeft de Minister van Justitie, tevens in zijn hoedanigheid van Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan Afdeling I van de Raad van State van het Koninkrijk verzocht om voorlichting over de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen van het Koninkrijk. In het verzoek worden zes vragen voorgelegd.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vierde nota van wijziging op het voorstel van wet van het lid Van der Lee (Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting).

[Gepubliceerd: 2022-05-20] Bij brief van 8 december 2021 van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de vierde nota van wijziging op het voorstel van wet van het lid Van der Lee tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965 en enkele andere belastingwetten in verband met de invoering van een conditionele eindafrekening (Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting), met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek).

[Gepubliceerd: 2022-05-20] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal van 17 juli 2020 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en enkele andere wetten (Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit politiegegevens en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent gedrag op basis van politiegegevens.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000471, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent gedrag op basis van politiegegevens, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met het laten vervallen van de gemeentelijke plicht om zorg te dragen voor opvang van asielzoekers.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 oktober 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met het laten vervallen van de gemeentelijke plicht om zorg te dragen voor opvang van asielzoekers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kuijper tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van het illegaal bezit van wapens en daarmee samenhangend geweld.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 februari 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kuijper tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van het illegaal bezit van wapens en daarmee samenhangend geweld, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Vliet tot wijziging van onder andere de Comptabiliteitswet 2001 en de Wrra in verband met het verlagen van het aantal kandidaten op aan de Tweede Kamer toe te zenden aanbevelingslijsten.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 december 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Vliet tot wijziging van onder andere de Comptabiliteitswet 2001 en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verlagen van het aantal kandidaten op aan de Tweede Kamer toe te zenden aanbevelingslijsten ten behoeve van de benoeming van leden van de Algemene Rekenkamer en de Hoge Raad der Nederlanden, en van de Wet Nationale ombudsman in verband met het stellen van de ambtstermijn van de Kinderombudsman en de veteranenombudsman op zes jaren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Smaling tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet teneinde het groepsverbod niet voor regionale netbeheerders te laten gelden.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 september 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Smaling tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet teneinde het groepsverbod niet voor regionale netbeheerders te laten gelden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Koenders en Rabbae inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 september 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Koenders en Rabbae tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het verschaffen van informatie omtrent maatschappelijk relevante activiteiten (maatschappelijk verantwoord ondernemen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet gegevensbescherming.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2021, no.2021002454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht (Verzamelwet gegevensbescherming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2021, no.2020002484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Smits en Bussemaker tot wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met uitbreiding van de reikwijdte tot het openbaar vervoer.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 november 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Smits en Bussemaker tot wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met uitbreiding van de reikwijdte tot het openbaar vervoer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Klaveren betreffende het beëindigen van positieve discriminatie.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 juli 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Klaveren betreffende het beëindigen van positieve discriminatie (Kamerstukken II 2015/16 34 521 nrs. 1 tot en met 3), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Duivensteijn en Santi tot wijziging van de Woningwet (landelijke ombudsman voor huurders).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 augustus 2000, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Duivensteijn en Santi tot wijziging van de Woningwet (landelijke ombudsman voor huurders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ulenbelt en Krol ter overbrugging van de periode tussen de ingangsdatum van de Algemene Ouderdomswet en aanvullende inkomensregelingen (Tijdelijke wet overbruggingsuitkering AOW).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 september 2013 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ulenbelt en Krol ter overbrugging van de periode tussen de ingangsdatum van de Algemene Ouderdomswet en aanvullende inkomensregelingen (Tijdelijke wet overbruggingsuitkering AOW), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Dam tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een betere bescherming van abonnees tegen ongevraagde communicatie.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 oktober 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Dam tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een betere bescherming van abonnees tegen ongevraagde communicatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Velzen tot wijziging van de Flora- en faunawet in verband met het verbod op de drukjacht.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 november 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Velzen tot wijziging van de Flora- en faunawet in verband met het verbod op de drukjacht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Awgb en het Wetboek van Strafrecht (vervanging van de term hetero- of homoseksuele gerichtheid door seksuele gerichtheid en explicitering van de discriminatiegronden genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001443, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en het Wetboek van Strafrecht in verband met de vervanging van de term «hetero- of homoseksuele gerichtheid» door «seksuele gerichtheid» en explicitering in het Wetboek van Strafrecht van de discriminatiegronden genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Öztürk tot wijziging van de Wet normering topinkomens in verband met de uitbreiding van de reikwijdte naar werknemers (Wet uitbreiding personele reikwijdte WNT).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 27 oktober 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Öztürk tot wijziging van de Wet normering topinkomens in verband met de uitbreiding van de reikwijdte naar werknemers (Wet uitbreiding personele reikwijdte WNT), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Sap en van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wet Langdurend Zorgverlof).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 december 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Sap en Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wet Langdurend Zorgverlof), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Groothuizen (Wet verval bijzondere aanwijzingsbevoegdheden openbaar ministerie).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 maart 2021 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt Voorstel van wet van het lid Groothuizen tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met het laten vervallen van de bijzondere aanwijzingsbevoegdheden van de minister met betrekking tot de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie (Wet verval bijzondere aanwijzingsbevoegdheden openbaar ministerie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van het lid Van Veldhoven inzake de Rijkswet afkondigings- en kennisgevingsformulieren.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 januari 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van het lid Van Veldhoven tot regeling van de formulieren van afkondiging van wetten en rijkswetten en van kennisgeving door de Koning aan de Staten-Generaal van zijn besluit omtrent enig voorstel van wet of rijkswet (Rijkswet afkondigings- en kennisgevingsformulieren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Futselaar tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 (mogelijk maken van een bij amvb in te voeren inkomensafhankelijke beurs hoger onderwijs).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 december 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Futselaar tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het mogelijk maken van een bij algemene maatregel van bestuur in te voeren inkomensafhankelijke beurs hoger onderwijs (Wet invoering inkomensafhankelijke beurs ho), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet kind, draagmoederschap en afstamming.

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij Kabinetsmissive van 15 december 2020, no.2020002588, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de introductie van met name een regeling voor draagmoederschap en een versterking van het recht van het kind op afstammingsinformatie (Wet kind, draagmoederschap en afstamming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot het houden van een referendum over de wenselijkheid van de invoering van een verbod op de bouw van minaretten (Wet referendum minarettenverbod).

[Gepubliceerd: 2022-05-19] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 september 2011 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot het houden van een referendum over de wenselijkheid van de invoering van een verbod op de bouw van minaretten (Wet referendum minarettenverbod), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse besluiten in verband met alfabetische rangschikking van de begripsbepalingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-05-18] Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2022, no.2022000221, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met alfabetische rangschikking van de begripsbepalingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit inhoud bestuursverslag in verband met de tijdelijke verplichting voor grote vennootschappen om in het bestuursverslag te rapporteren over de man-vrouwverhouding in de top en subtop en over de streefcijfers.

[Gepubliceerd: 2022-05-16] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000472, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inhoud bestuursverslag in verband met de tijdelijke verplichting voor grote vennootschappen om in het bestuursverslag te rapporteren over de man-vrouwverhouding in de top en subtop en over de streefcijfers, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.

[Gepubliceerd: 2022-05-16] Bij Kabinetsmissive van 14 april 2021, no.2021000757, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit richtlijn gedekte obligaties.

[Gepubliceerd: 2022-05-16] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000684, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft in verband met de implementatie van de richtlijn betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties (Implementatiebesluit richtlijn gedekte obligaties), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Intrekking van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding in verband met structurele verlaging van de kredietvergoeding.

[Gepubliceerd: 2022-05-16] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2022, no. 2022000659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding in verband met structurele verlaging van de kredietvergoeding, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers.

[Gepubliceerd: 2022-05-16] Bij Kabinetsmissive van 19 april 2022, no.2022000856, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met het uitbreiden van de wettelijke grondslagen voor de verwerking van gegevens in het kader van het register onderwijsdeelnemers, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van twee besluiten ter uitvoering van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in verband met de toetreding van Montenegro tot het groene kaart systeem.

[Gepubliceerd: 2022-05-16] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2022, no.2022000972, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van twee besluiten ter uitvoering van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in verband met de toetreding van Montenegro tot het groene kaart systeem, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet geen rente bij hervatting invordering toeslagschulden.

[Gepubliceerd: 2022-05-16] Bij Kabinetsmissive van 29 april 2022, no.2022000992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën Toeslagen en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met het tijdelijk achterwege laten van de rente bij de hervatting van de invordering van toeslagschulden (Wet geen rente bij hervatting invordering toeslagschulden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en enkele besluiten op grond van de Omgevingswet in verband met jurisprudentie over windparken.

[Gepubliceerd: 2022-05-13] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2021, no.2021002535, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en enkele besluiten op grond van de Omgevingswet in verband met jurisprudentie over windparken, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit pensioen politieke ambtsdragers en andere rechtspositiebesluiten.

[Gepubliceerd: 2022-05-13] Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2022, no.2022000662, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit pensioen politieke ambtsdragers, het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen en het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman in verband met de inwerkingtreding van de Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021, alsmede aanpassing van het Vergoedingenbesluit nationale ombudsman 2006, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Kaderbesluit overige JenV-subsidies.

[Gepubliceerd: 2022-05-13] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2021, no.2021002019, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming (Kaderbesluit JenV-subsidies), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder meer het Besluit samenwerking VO-BVE teneinde minderjarigen met een diploma een grotere kans te geven op toelating tot het vervolgonderwijs van hun keuze door uitbesteding aan het vavo.

[Gepubliceerd: 2022-05-13] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2022, no.2022000523, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het een ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Besluit samenwerking VO-BVE teneinde minderjarigen met een diploma een grotere kans te geven op toelating tot het vervolgonderwijs van hun keuze door uitbesteding aan het vavo, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet in verband met een wijziging van de vergoedingensystematiek en een uitbreiding van de reikwijdte van het besluit.

[Gepubliceerd: 2022-05-12] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2021, no.2021002115, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet in verband met een wijziging van de vergoedingensystematiek en een uitbreiding van de reikwijdte van het besluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in het kader van de reconstructie van de provinciale weg N243 in de gemeente Alkmaar.

[Gepubliceerd: 2022-05-10] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 17 december 2021, no.RWS-2021/42288, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Alkmaar krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van een rotonde, een fietsbrug en een verkeersbrug voor motorvoertuigen ter hoogte van de Zuidervaart in het kader van de reconstructie van de provinciale weg N243 met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de reconstructie van gedeelten van het fietspad aan de zuidwestzijde van de provinciale weg N625 in de gemeente Oss.

[Gepubliceerd: 2022-05-10] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 17 december 2021, no.RWS-2021/42176, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Oss krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de reconstructie van gedeelten van het fietspad aan de zuidwestzijde van de provinciale weg N625, tussen Lithoijen en Oss, met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betreffende de tijdelijke afwijkende inschrijving voor het studiejaar 2022-2023.

[Gepubliceerd: 2022-05-10] Bij Kabinetsmissive van 19 april 2022, no.2022000904, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betreffende de tijdelijke afwijkende inschrijving voor het studiejaar 2022-2023 in verband met COVID-19, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Houten - knooppunt Hooipolder in de gemeenten Molenlanden, Vijfheerenlanden, Houten en Nieuwegein.

[Gepubliceerd: 2022-05-10] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 10 februari 2022, no.RWS-2022/2324, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Molenlanden, Vijfheerenlanden, Houten en Nieuwegein krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Houten - knooppunt Hooipolder (deeltraject 3), met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit tarieven open overheid.

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000682, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tarieven voor het vervaardigen van kopieën op verzoek op grond van de Wet open overheid (Besluit tarieven open overheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 in verband met de Wet implementatie EETS-richtlijn en enkele technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2022, no.2022000313, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 in verband met de Wet implementatie EETS-richtlijn en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2021, no.2021002259, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal (Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit omnibusrichtlijn ESFS-review.

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 13 april 2022, no.2022000841, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 en enkele andere besluiten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/2177 tot wijziging van diverse richtlijnen betreffende het Europees systeem voor financieel toezicht (Implementatiebesluit omnibusrichtlijn ESFS-review), nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz.

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2022, no.2022000515, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van een houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz in verband met het bepalen van gegevens die ten behoeve van registraties ter bevordering van de kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg mogen worden verwerkt, het stellen van een bewaartermijn aan die gegevens en het aanwijzen van zorgaanbieders die acute zorg verlenen die gegevens moeten aanleveren, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Regering van de Verenigde Arabische Emiraten inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Dubai, 17 augustus 2021 (Trb. 2021, 115).

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Regering van de Verenigde Arabische Emiraten inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Dubai, 17 augustus 2021 (Trb. 2021, 115), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Waterwet (normstelling voor de waterkwaliteit).

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2022, no.2022000312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging Waterwet (normstelling voor de waterkwaliteit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten (strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden).

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2022, no.2022000452, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het zich verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden (strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en IJsland; Brussel, 20 september 2021 (Trb. 2021, 125).

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000687, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en IJsland; Brussel, 20 september 2021 (Trb. 2021, 125), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie.

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2022, no.2022000524, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot tijdelijke wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Faillissementswet en de Wet op de economische delicten in verband met het vergroten van transparantie bij de ontbinding van rechtspersonen zonder baten en de invoering in dat kader van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten; Mexico-Stad, 7 juli 2021 (Trb. 2021, 101).

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000685, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten; Mexico-Stad, 7 juli 2021 (Trb. 2021, 101), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

[Gepubliceerd: 2022-05-09] Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no.2022000684, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Faillissementswet en enige andere wetten ter uitvoering van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen (Uitvoeringswet verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit Omgevingswet 2022.

[Gepubliceerd: 2022-05-05] Bij Kabinetsmissive van 1 november 2021, no.2021002137, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijzigingen van ondergeschikte betekenis in de algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het wettelijke stelsel van de Omgevingswet (Verzamelbesluit Omgevingswet 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet uitvoering markttoezichtverordening.

[Gepubliceerd: 2022-05-04] Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2021, no.2021000332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169) en Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PbEU 2020, L 177), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid).

[Gepubliceerd: 2022-05-04] Bij Kabinetsmissive van 19 november 2021, no.2021002281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele besluiten ter uitvoering van Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten.

[Gepubliceerd: 2022-05-04] Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2022, no.2022000218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele besluiten ter uitvoering van Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies.

[Gepubliceerd: 2022-05-02] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2022, no.2021002564, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter implementatie van artikel 31 van de gewijzigde vierde anti- witwasrichtlijn (Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken (28868).

[Gepubliceerd: 2022-05-01] Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2003, no.03.002982, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken (28868), met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging Wet modernisering EG-mededingingsrecht.

[Gepubliceerd: 2022-05-01] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2004, no.04.001320, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordeningen 1/2003 en 139/2004 (Wet modernisering EG-mededingingsrecht), met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag verlenging per 1 juni 2022 van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.

[Gepubliceerd: 2022-04-28] Bij Kabinetsmissive van 11 april 2022, no.2022000838, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag ingevolge 58t van de Wet publieke gezondheid over de krachtens hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid geldende maatregelen, met het oog op een voorgenomen besluit tot verlenging per 1 juni 2022, als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022.

[Gepubliceerd: 2022-04-28] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2022, no.2022000775, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wjziging van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO in verband met de derde sluitingsperiode en een additionele tegemoetkoming voor de eerste en tweede sluitingsperiode.

[Gepubliceerd: 2022-04-26] Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2022, no.2022000715, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO in verband met de derde sluitingsperiode en een additionele tegemoetkoming voor de eerste en tweede sluitingsperiode, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Drinkwaterbesluit (verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters).

[Gepubliceerd: 2022-04-25] Bij Kabinetsmissive van 21 februari 2022, no.2022000329, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Drinkwaterbesluit (verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen in verband met de uitbreiding van de bevoegdheid van de Minister van Justitie en Veiligheid om dreigings- en incidentinformatie te verstrekken.

[Gepubliceerd: 2022-04-25] Bij Kabinetsmissive van 28 januari 2022, no.2022000202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen in verband met de uitbreiding van de bevoegdheid van de Minister van Justitie en Veiligheid om dreigings- en incidentinformatie over de netwerk- en informatiesystemen van niet vitale aanbieders te verstrekken aan deze aanbieders en aan organisaties die objectief kenbaar tot taak hebben om andere organisaties of het publiek te informeren over dreigingen en incidenten ten behoeve van deze aanbieders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het notarisambt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht.

[Gepubliceerd: 2022-04-22] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2021, no.2021002537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het notarisambt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (PbEU 2019, L 186) , met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Teeven en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van een burger die zich beroept op noodweer.

[Gepubliceerd: 2022-04-22] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 9 april 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Teeven en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van een burger die zich beroept op noodweer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kamp tot wijziging van de WID en het WvS in verband met een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het openbaar en in voor het publiek openstaande gebouwen.

[Gepubliceerd: 2022-04-22] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 januari 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kamp tot wijziging van de Wet op de identificatieplicht en het Wetboek van Strafrecht in verband met een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het openbaar en in voor het publiek openstaande gebouwen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met maatregelen om trustdienstverlening in gevallen met hoge integriteitrisicos te verbieden.

[Gepubliceerd: 2022-04-20] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2022, no.2022000778, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met maatregelen om trustdienstverlening in gevallen met hoge integriteitrisicos te verbieden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wet verplaatsing bevolking.

[Gepubliceerd: 2022-04-20] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2022, no.2022000807, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voortstel van wet houdende regels over het voortduren van de werking van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking en tot wijziging van die wet (Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wvb), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit betrouwbaarheid en geschiktheid toezichthouders en bestuurders collectieve beheersorganisaties.

[Gepubliceerd: 2022-04-19] Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2022, no.2022000282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de vaststelling door het College van Toezicht van de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon die is of wordt belast met de taken van het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent of de dagelijkse leiding heeft in een collectieve beheersorganisatie en tot wijziging van het Besluit doorberekening kosten College van Toezicht (Stb. 2021, 164) in verband met een aanpassing van overwegend technische aard (Besluit betrouwbaarheid en geschiktheid toezichthouders en bestuurders collectieve beheersorganisaties), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (natuurcompensatiebank).

[Gepubliceerd: 2022-04-14] Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2021, no.2021000570, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet in verband met het opnemen van regels over het registreren, reserveren en toedelen van maatregelen ter compensatie van de gevolgen voor Natura 2000-gebieden van stikstofdepositie veroorzaakt door projecten van groot openbaar belang (natuurcompensatiebank), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Westland, Midden-Delfland en Den Haag (reconstructie van de provinciale weg N211/Wippolderlaan).

[Gepubliceerd: 2022-04-14] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 15 december 2021, no.RWS-2021/42311, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de reconstructie van de provinciale weg N211/Wippolderlaan, vanaf de Middenzwet/Middenweg (N211 km. 20.050) tot de aansluiting op de Rijksweg A4 (toe- en afrit ten westen van de A4; N211 km. 22.450), voor de reconstructie van de kruising van de N211/Wippolderlaan met de N222/Westlandroute en Wateringveldseweg en voor de aanleg van een nieuwe aansluiting van de N211/Wippolderlaan op de Laan van Wateringse Veld, met bijkomende werken, in de gemeenten Westland, Midden-Delfland en Den Haag.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Havenbeveiligingswet in verband met de modernisering van de opleidingseisen voor personen die bij havenfaciliteiten beveiligingswerkzaamheden verrichten, de optimalisering van de veiligheidscontroles van schepen.

[Gepubliceerd: 2022-04-14] Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2022, no.2022000226, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Havenbeveiligingswet in verband met de modernisering van de opleidingseisen voor personen die bij havenfaciliteiten beveiligingswerkzaamheden verrichten, de optimalisering van de veiligheidscontroles van schepen en een tweetal technische verbeteringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Spanje inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens (Trb. 2021, 123).

[Gepubliceerd: 2022-04-14] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2021, no.2021002285, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Spanje inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Madrid, 23 september 2021 (Trb. 2021, 123), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht.

[Gepubliceerd: 2022-04-14] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2021, no.2021002534, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet omnibusrichtlijn en -verordening ESFS-review.

[Gepubliceerd: 2022-04-13] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet op de
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Warenwetbesluit formaldehyde in textiel.

[Gepubliceerd: 2022-04-13] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2022, no.2022000590, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende intrekking van het Warenwetbesluit formaldehyde in textiel, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen.

[Gepubliceerd: 2022-04-13] Bij Kabinetsmissive van 26 november 2021, no.2021002337, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen (Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Maastricht (onteigeningsplan Palace Wyck).

[Gepubliceerd: 2022-04-12] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 2 december 2021, no.RWS-2021/41095, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Maastricht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Palace Wyck).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Ons kenmerk Houten - knooppunt Hooipolder (deeltraject 2) in de RWS-2021/42894 gemeenten Gorinchem, Altena en Geertruidenberg.

[Gepubliceerd: 2022-04-12] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 17 december 2021, no.RWS-2021/42894, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Gorinchem, Altena en Geertruidenberg krachtens artikel 72a van de onteigeningswet voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Houten - knooppunt Hooipolder (deeltraject 2), vanaf de kruising van de A27 met de Groeneweg tot en met de aansluiting Geertruidenberg (aansluiting 20), ongeveer 900 meter ten zuiden van de kruising van de A27 met de Bergsche Maas bij de Keizersveerbrug, met bijkomende werken.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Oirschot (herinrichting van de N395 voor de aanleg van de rotonde Haagakkers nabij de oostelijke komgrens Oostelbeers met bijkomende werken).

[Gepubliceerd: 2022-04-12] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 25 november 2021, no.RWS-2021/39553, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Oirschot krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening in het kader van de herinrichting van de N395 voor de aanleg van de rotonde Haagakkers nabij de oostelijke komgrens Oostelbeers met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Groot en Gesthuizen tot wijziging van de Registratiewet 1970 in verband met de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (Wet centraal aandeelhoudersregister).

[Gepubliceerd: 2022-04-11] Voorstel van wet van de leden Groot en Gesthuizen tot wijziging van de Registratiewet 1970 in verband met de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (Wet centraal aandeelhoudersregister), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 januari 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Groot en Gesthuizen tot wijziging van de Registratiewet 1970 in verband met de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (Wet centraal aandeelhoudersregister), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (CAHR). Het CAHR verzamelt en ontsluit informatie over aandelen en aandeelhouders van besloten vennootschappen (BVs) en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen (NVs) voor publieke diensten (waaronder de rijksbelastingdienst), notarissen en instellingen die op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verplicht zijn tot cliëntonderzoek (Wwft-instellingen).De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat, ter implementatie van EU-regelgeving, een register van uiteindelijk begunstigden (UBO-register) in voorbereiding is. Daarin zullen uiteindelijk belanghebbenden van rechtspersonen worden geregistreerd. Het UBO-register zal het zelfde beogen als het CAHR. Omdat beide registers een belangrijke overlap kennen, zullen er op termijn twee (deels) vergelijkbare registers bestaan. De Afdeling concludeert dat het CAHR door zijn opzet slechts van beperkte betekenis zal zijn bij de bestrijding van de genoemde financiële delicten. Daarnaast is de toegevoegde waarde van het CAHR ten opzichte van het UBO-register beperkt. Het is de Afdeling daarom niet duidelijk in hoeverre de baten van de introductie van het CAHR opwegen tegen de lasten die gepaard gaan met het naast elkaar bestaan van twee (deels) vergelijkbare registers. De Afdeling adviseert het voorstel te heroverwegen.1.InleidingHet wetsvoorstel strekt tot het instellen van een CAHR. Daarmee wordt beoogd financieel-economische criminaliteit door middel van rechtspersonen te voorkomen en te bestrijden en tevens bij te dragen aan rechtszekerheid in het rechtsverkeer. In het register worden gegevens opgenomen over aandelen op naam, vruchtgebruikers van aandelen op naam en pandhouders van aandelen op naam in het kapitaal van besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Het register zal omwille van de betrouwbaarheid uitsluitend informatie bevatten die door notarissen is ingeschreven en die afkomstig is uit of betrekking heeft op notariële akten. Het voorstel bepaalt dat het CAHR zal worden gehouden en beheerd door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Het CAHR wordt een besloten register dat alleen raadpleegbaar is voor de rijksbelastingdienst, andere aangewezen publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen. Het wetsvoorstel vormt een nadere uitwerking van twee initiatiefnotas. De eerste initiatiefnota dateert uit 2010 en beoogde financieel-economische criminaliteit met rechtspersonen tegen te gaan door een openbaar en in het Handelsregister geïntegreerd CAHR. (zie noot 1) In eerste instantie besloot het kabinet naar aanleiding hiervan dat er een CAHR zou komen, zij het in de vorm van een niet-openbaar register ten behoeve van het ontsluiten van de aandeelhoudersinformatie voor publieke diensten in het kader van controle, toezicht en opsporingstaken. (zie noot 2) In een tweede initiatiefnota uit 2014 werd daarop voorgesteld dat ook alle Wwft-instellingen inzage krijgen in het CAHR. (zie noot 3)In juli 2015 werd definitieve besluitvorming door het kabinet uitgesteld in verband met de complexiteit van de noodzakelijke systeemaanpassingen en uitvoeringsconsequenties. (zie noot 4) In februari 2016 meldde de Minister van Veiligheid en Justitie vervolgens dat de ontwikkeling van het CAHR opnieuw werd aangehouden in verband met de uit de vierde Europese anti-witwasrichtlijn (zie noot 5) voortvloeiende verplichting om een register van uiteindelijk begunstigden (ultimate beneficial owners, afgekort: UBO) in te stellen. (zie noot 6) Pas na uitwerking van deze verplichting zou kunnen worden bepaald of de investeringskosten voor het CAHR, afgezet tegen de nog vast te stellen kosten van het UBO-register, realistisch zijn ten opzichte van de toegevoegde waarde van de informatie uit het CAHR, aldus de minister. (zie noot 7)Inmiddels heeft de regering een wetsvoorstel voor de invoering van het UBO-register in maart 2017 in consultatie gebracht. (zie noot 8)Uit de toelichting bij het onderhavige voorstel blijkt dat de initiatiefnemers van oordeel zijn dat het CAHR en het UBO-register weliswaar beide beogen financieel-economische criminaliteit tegen te gaan, maar inhoudelijk zodanig van elkaar verschillen dat zij elkaar aanvullen en ten opzichte van elkaar van toegevoegde waarde zijn. (zie noot 9)2.Effectiviteit en toegevoegde waarde CAHRHet voorstel voorziet in registratie van aandelen en aandeelhouders van BVs en niet-beursgenoteerde NVs, althans wanneer er sprake is van rechtshandelingen waarbij sprake is van verplichte notariële betrokkenheid. Op die manier moet het gemakkelijker worden te achterhalen wie achter bepaalde structuren of constructies schuil gaan. Met het CAHR worden controle-, toezichts-, handhavings- en opsporingsmogelijkheden aanzienlijk vergroot, aldus de initiatiefnemers. (zie noot 10)De Afdeling gaat hierna in op de effectiviteit van het CAHR en de toegevoegde waarde daarvan ten opzichte van het voorziene UBO-register.a.Effectiviteit CAHRHet voorstel voorziet alleen in registratie van aandelen en aandeelhouders van BVs en niet-beursgenoteerde NVs, althans wanneer er sprake is van rechtshandelingen waarbij notariële betrokkenheid is vereist. Het CAHR zal derhalve uitsluitend informatie bevatten over de aandelen op naam waarbij de notaris via het opstellen van een notariële akte betrokken is. Dit komt voort uit het feit dat het voorstel uitgaat van registratie door het notariaat. Deze keuze beperkt evenwel de reikwijdte van het CAHR. De toelichting wijst er terecht op dat er bijvoorbeeld geen wettelijke verplichting is tot notariële betrokkenheid bij rechtshandelingen met betrekking tot aandelen aan toonder (zie noot 11) en met betrekking tot de verhandeling van certificaten van aandelen. In die gevallen zal er derhalve geen informatie worden opgenomen in het CAHR en blijven de gegevens van de aandeelhouder buiten het register.Daarnaast merkt de Afdeling op dat financieel-economische delicten door middel van rechtspersonen zich niet zullen beperken tot constructies waarbij alleen gebruik gemaakt wordt van rechtspersonen naar Nederlands recht. Zeker bij delicten van enige omvang is er nogal eens sprake van internationale constructies. Dit terwijl in het CAHR slechts gegevens worden opgenomen met betrekking tot aandelen en aandeelhouders van BVs en niet-beursgenoteerde NVs. Wanneer Nederlandse rechtspersonen gebruikt worden in een grotere (internationale) keten van vennootschappen om financieel-economische handelingen te verrichten die het daglicht niet kunnen verdragen, zal het CAHR dan ook slechts een deel van de constructie inzichtelijk kunnen maken.Mede in het licht van het gegeven dat financieel-economische criminaliteit met rechtspersonen vaak grensoverschrijdend plaatsvindt, is het begrijpelijk dat in de vierde anti-witwasrichtlijn (zie noot 12) een mogelijkheid is opgenomen om te komen tot een interconnectie van de verschillende nationale UBO-registers.Ten slotte wijst de Afdeling erop dat in het CAHR slechts de gegevens worden vermeld van degene op wiens naam de aandelen staan. Dat behoeft niet de uiteindelijk begunstigde te zijn, maar kan eveneens een "katvanger" zijn.De Afdeling concludeert uit het voorgaande dat het CAHR een beperkte betekenis heeft. Dit is ook onderkend door het kabinet bij de voorbereiding van het CAHR, waarbij is opgemerkt dat het digitaal ontsluiten van aandeelhouders informatie wel kan zorgen voor risicoprofielen op grond waarvan sneller en gerichter toezicht kan plaatsvinden. (zie noot 13) In zoverre zou het voorstel wel een zekere mate van toegevoegde waarde kunnen hebben bij het tegengaan van financieel-economische criminaliteit met rechtspersonen. De Afdeling betwijfelt evenwel of het CAHR in dit opzicht meerwaarde heeft naast het op handen zijnde UBO-register dat ook aandeelhoudersinformatie ontsluit en het opstellen van risicoprofielen mogelijk maakt.b.Toegevoegde waarde CAHR ten opzichte van UBO-registerZoals hierboven reeds opgemerkt, gaat de toelichting in op de verhouding van het CAHR met het voorziene UBO-register en stelt dat beide registers hun eigen toegevoegde waarde hebben en elkaar aanvullen. De toelichting beschrijft de verschillen en overeenkomsten van beide registers. (zie noot 14)- In de eerste plaats overlappen de registers elkaar niet geheel. Het UBO-register is in twee opzichten breder: het bestrijkt naast BVs en NVs bijvoorbeeld ook stichtingen, verenigingen en personenvennootschappen. Daarnaast omvat het begrip "UBO" ook andere natuurlijke personen dan de aandeelhouder: natuurlijke personen die formele of feitelijke zeggenschap hebben over de entiteit. In één geval is het CAHR breder (zie noot 15): terwijl het UBO-register ziet op de UBOs met een aandelenbelang van meer dan 25% (al kunnen lidstaten dit percentage lager stellen), (zie noot 16) omvat het CAHR alle aandeelhouders, ongeacht de omvang van hun aandelenbelang.- Een tweede verschil betreft de wijze waarop de gegevens voor de registers worden verzameld. Het UBO-register wordt gevuld door de vennootschap met gegevens die de vennootschap van de UBO heeft. Het CAHR zal uitsluitend informatie bevatten die door notarissen is ingeschreven en afkomstig is uit of betrekking heeft op notariële akten. Volgens de initiatiefnemers is daarmee de juistheid, volledigheid en tijdigheid en dus de betrouwbaarheid van de inschrijving in het CAHR gediend.- Een derde verschil betreft de ruimere toegankelijkheid van het UBO-register ten opzichte van het CAHR.Uit de overeenkomsten en verschillen tussen beide registers wordt duidelijk dat het CAHR slechts op twee punten een aanvulling zou kunnen bieden op het UBO-register: (1) het CAHR kan informatie bevatten van (minderheids)aandeelhouders van BVs en niet-beursgenoteerde NVs die niet UBO zijn, (zie noot 17) maar dat resultaat kan zo nodig ook worden bereikt door aanpassing van het komende wetsvoorstel betreffende het UBO-register en (2) het CAHR berust op notariële akten, hetgeen een grotere betrouwbaarheid verzekert van de geregistreerde informatie, dan in het geval van aanlevering van de informatie door de UBOs zelf. Het voordeel daarvan is evenwel weer beperkt doordat het CAHR zich beperkt tot informatie over de aandeelhouders, terwijl het UBO-voorstel zich ook richt op de partijen die uiteindelijk voordeel genieten. De Afdeling concludeert daarmee dat de toegevoegde waarde van het CAHR ten opzichte van het UBO-register beperkt is.c.ConclusieNaast de beperkte aanvulling die het CAHR ten opzichte van het op handen zijnde UBO-register kan bieden, leidt onderhavig voorstel ertoe dat op termijn twee registers naast elkaar bestaan die dezelfde doel hebben en ook inhoudelijk een belangrijke overlap hebben. Voor zover het gaat om informatie over aandeelhouders van BVs en niet-beursgenoteerde NVs bij een aandelenbelang van 25% of meer, zal registratie immers zowel in het CAHR als in het UBO-register plaatsvinden. Dat betekent dat in die gevallen tweemaal informatie geregistreerd zal moeten worden. Dit brengt eveneens met zich dat partijen die informatie over deze groep aandeelhouders willen verkrijgen, twee registers moeten raadplegen. Het bestaan van twee registers brengt derhalve extra administratieve lasten met zich voor geregistreerden en gebruikers. Daarenboven zorgt het naast elkaar bestaan van beide registers voor dubbele lasten doordat beide registers door verschillende organisaties worden beheerd: het UBO-register door de Kamer van Koophandel en het CAHR door de KNB.De Afdeling concludeert dat het CAHR door zijn opzet slechts van beperkte betekenis zal zijn bij het tegengaan van financieel-economische criminaliteit door rechtspersonen. Daarnaast is de toegevoegde waarde van het CAHR ten opzichte van het UBO-register beperkt. In het licht hiervan is het de Afdeling niet duidelijk in hoeverre de baten van de introductie van het CAHR opwegen tegen de lasten die gepaard gaan met het naast elkaar bestaan van twee vergelijkbare registers. Voorkomen moet worden dat twee registers met eenzelfde doel en een aanmerkelijke inhoudelijke overlap naast elkaar van kracht worden.De Afdeling adviseert het voorstel te heroverwegen.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.3.Niveau regelgeving aanwijzen partijen met toegang tot CAHRHet voorstel regelt dat de publieke diensten en Wwft-instellingen die inzage krijgen in het CAHR bij ministeriële regeling worden aangewezen. (zie noot 18)De Afdeling wijst er in dit verband op dat de hoofdelementen van een regeling op het niveau van de wet zelf geregeld dienen te worden. (zie noot 19) Ook wijst zij er op dat delegatie aan de minister van regelgevende bevoegdheid moet worden beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. (zie noot 20) Nu daarvan in casu geen sprake is, de definitie van Wwft-instelling heel ruim is, en deze instellingen bovendien toegang krijgen tot persoonsgegevens in het CAHR, dient op het niveau van de wet op hooflijnen een afbakening te worden gegeven van deze instellingen die toegang krijgen tot het CAHR. Vervolgens kunnen de instellingen bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen.De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het voorstel aan te passen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Taverne houdende wijziging van de Kieswet teneinde grondslagen te creëren om stemmen via het internet voor kiezers die buiten Nederland verblijven mogelijk te maken alsmede om het uitbrengen van een stem anders dan door middel van een stembiljet mogelijk te maken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2022-04-11] Voorstel van wet van het lid Taverne houdende wijziging van de Kieswet teneinde grondslagen te creëren om stemmen via het internet voor kiezers die buiten Nederland verblijven mogelijk te maken alsmede om het uitbrengen van een stem anders dan door middel van een stembiljet mogelijk te maken, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 augustus 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Taverne houdende wijziging van de Kieswet teneinde grondslagen te creëren om stemmen via het internet voor kiezers die buiten Nederland verblijven mogelijk te maken alsmede om het uitbrengen van een stem anders dan door middel van een stembiljet mogelijk te maken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Tang houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2022-04-11] Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Tang houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus, met toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 september 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Tang houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus, met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Dittrich en Halsema houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs).

[Gepubliceerd: 2022-04-11] Voorstel van wet van de leden Dittrich en Halsema houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs).Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 november 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Dittrich en Halsema houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs). Het initiatiefwetsvoorstel geeft de vaste boekenprijs een wettelijke basis. De Raad van State plaatst een aantal kanttekeningen en vragen over het oogmerk van het voorstel, het gekozen middel, en de uitwerking daarvan. I. Inleiding 1. Sinds 1904 geldt in Nederland een systeem van vaste boekenprijzen. De uitgever stelt een minimumprijs vast waarvoor het boek aan de boekhandel en door deze aan de consument wordt verkocht (verticale prijsbinding). Deze vaste prijs geldt in beginsel voor twee jaar en is van toepassing op algemene boeken, schoolboeken en wetenschappelijke boeken. De afspraken over de vaste boekenprijs zijn sinds 1923 neergelegd in een privaatrechtelijk reglement. Thans geldt het Reglement Handelsverkeer van de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (KVB). Aan de KVB is ontheffing verleend van het verbod op verticale prijsbinding. De laatste ontheffing, die op basis van de toen geldende Wet economische mededinging is verleend in 1997, geldt tot 1 januari 2005. In verband met het aflopen van deze ontheffing komt de vraag op wat na deze datum dient te gebeuren: een nieuwe ontheffing op basis van de Mededingingswet (Mw), een afzonderlijke wettelijke regeling of afschaffing van de vaste boekenprijs. De Raad voor Cultuur merkt in zijn advies van 11 december 2002 op dat de huidige markt goed en zonder financiële impulsen uit algemene middelen functioneert en dat het huidige stelsel geen overheidsmiddelen vraagt. Hij adviseert uit cultuurpolitieke overwegingen tot het handhaven van de vaste boekenprijs, omdat er weinig met zekerheid te zeggen valt over de consequenties van ingrepen in dit stelsel en het niet denkbeeldig is dat zij het bestaande evenwicht in de branche aantasten. Wel geeft de Raad voor Cultuur de voorkeur aan een wettelijke regeling in plaats van een privaatrechtelijke die thans geldt.(zie noot 1) De Raad voor Cultuur is dan ook ingenomen met het voorliggende wetsvoorstel.(zie noot 2) Het evaluatierapport "Boek en Markt" van het Centraal Planbureau en Sociaal en Cultureel Planbureau (CPB-SCP-rapport) stelt daarentegen dat het huidige systeem in bepaalde opzichten ook nadelig is voor de cultuurpolitieke doelstellingen en daarnaast minder efficiënt is dan de drie in het rapport besproken alternatieven.(zie noot 3) De initiatiefnemers willen met het wetsvoorstel voorkomen dat de vaste boekenprijs wordt afgeschaft.(zie noot 4) Dit voorstel vormt in aangepaste vorm een publiekrechtelijke voortzetting van het huidige systeem. II. Doel en middel 2. Specificatie doel Het wetsvoorstel dient volgens de initiatiefnemers een cultuurpolitiek doel: "voorwaarden scheppen waaronder in Nederland ook voor de lange termijn een breed en divers aanbod van boeken in het Nederlands en het Fries beschikbaar kan zijn via een geografisch ruim gespreid net van boekhandels met een groot en gevarieerd aanbod". Eenzelfde doel ligt ten grondslag aan de nu geldende vaste boekenprijs. In het CPB-SCP-rapport wordt gesignaleerd dat de overheid destijds niet heeft gespecificeerd hoeveel boektitels beschikbaar moeten zijn en van welk genre, noch hoeveel verkooppunten er dienen te zijn en met welke assortimentsbreedte om dit doel te bereiken.(zie noot 5) De initiatiefnemers preciseren het gestelde cultuurpolitieke doel evenmin. De Raad beseft dat het gestelde cultuurpolitieke doel lastig vast te stellen en te meten is, en dat het zich moeilijk laat specificeren. Wel zou naar de mening van de Raad nader toegelicht kunnen worden of de boekenmarkt zoals deze nu functioneert voldoet aan het gestelde doel, of dat een grotere of kleinere prestatie gewenst of aanvaardbaar is. 3. Pluriformiteit Het gestelde cultuurpolitieke doel heeft twee aspecten: het bevorderen van de pluriformiteit van de aangeboden titels en de brede beschikbaarheid van het boekenaanbod voor het publiek. De vaste boekenprijs biedt volgens de initiatiefnemers de uitgever en de importeur de mogelijkheid om de boekverkoper een adequate handelsmarge te bieden voor titels die minder snel en zeker verkopen. Aldus wordt voorkomen dat de boekverkoper wegens prijsconcurrentie door bijvoorbeeld supermarkten zich uitsluitend op goed en snelverkopende titels richt. Dit stimuleert de boekhandel ook minder snel verkopende boeken in het assortiment op te nemen.(zie noot 6) Met het oog hierop wordt in artikel 12 van het wetsvoorstel bepaald dat de uitgever bij de vaststelling van handelsmarges rekening dient te houden met de door de boekverkoper te maken kosten die samenhangen met het aanhouden van een ruim assortiment. De Raad wijst erop dat artikel 12 wegens de algemene formulering moeilijk te controleren valt. De boekhandelaar is in beginstel vrij de kostenmarge voor andere doelen dan verruiming van het assortiment te benutten. Hij kan er ook zijn winstmarge door vergroten of andere producten aanbieden die niet belangrijk zijn vanuit cultureelpolitiek oogmerk. Aangezien het niet mogelijk is uitgevers en boekhandels te binden aan een bepaalde aanwending van extra opbrengsten voor culturele doeleinden, is het onzeker in hoeverre verticale prijsbinding de gestelde culturele doelen dient. Dat geldt zowel voor het huidige bestel als voor het stelsel dat de initiatiefwet beoogt. De Raad adviseert nader in de toelichting op deze onzekerheden in te gaan. 4. Brede beschikbaarheid Het tweede aspect van het cultuurpolitieke doel is de distributie van boeken via een voldoende aantal verkooppunten. Hierbij spelen zowel het aantal als de spreiding van boekhandels en hun assortiment een rol. De praktijk in omringende landen wijst uit dat afschaffing van de vaste boekenprijs ertoe kan leiden dat kleine boekhandels, vooral in kleine plaatsen, het hoofd niet boven water kunnen houden. In Frankrijk bijvoorbeeld bestond decennia lang een systeem waarbij boekhandelaren zich vrijwillig aan de door uitgevers gestelde adviesprijzen hielden. Toen in 1974 de winkelketen FNAC haar winkels opende en op haar boeken 20% korting gaf, moesten veel andere boekhandels sluiten. Het CPB-SCP-rapport bevestigt dit effect en concludeert dat verticale prijsbinding een effectief instrument kan zijn om te stimuleren dat boeken bij een groot aantal verkooppunten beschikbaar zijn.(zie noot 7) Het CPB-SCP-rapport wijst niettemin op een aantal ontwikkelingen dat dit effect tegenwerkt: technologische ontwikkelingen zoals de boekverkoop via internet, "e-books" en "printing on demand", en de tendens van boekhandels tot specialisatie enerzijds en schaalvergroting anderzijds.(zie noot 8) Wat de internetboekhandel betreft maakt het wetsvoorstel geen uitzondering: in Nederland gevestigde internetboekhandels zijn verplicht de door de uitgever vastgestelde boekenprijs te hanteren. De ervaring zou uitwijzen dat het systeem van de vaste boekenprijs een positief ontwikkelingsklimaat zou bieden voor het type internetboekhandel dat "in breedte en diepte van het assortiment en in service op gelijke hoogte wil staan met de traditionele boekhandel". E-books vallen buiten het voorstel, omdat de omzet en productie te marginaal zouden zijn.(zie noot 9) De Raad wijst erop dat deze technologische ontwikkelingen de beschikbaarheid van boeken kunnen vergroten. Het loslaten van de vaste boekenprijs zou internetproducten en e-books en printing on demand kunnen bevorderen, omdat deze producten dan goedkoper kunnen worden.(zie noot 10) De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de vraag of de vaste boekenprijs de beschikbaarheidsdoelstelling ook op de langere termijn kan realiseren. 5. Betrokken groepen In grote lijnen zijn vier belangengroepen te onderscheiden: de kopers/lezers, de boekverkopers, de uitgevers en de auteurs. Voor een evenwichtige regeling is het noodzakelijk rekening te houden met het belang van elk van deze groepen. De lezers hebben verschillende belangen: zowel de veelzijdigheid van de boekenproductie en de kwaliteit van de boekhandel als een zo laag mogelijke boekenprijs. Boekverkopers zijn in het algemeen het meest gediend met een systeem dat hen in de gelegenheid stelt een breed assortiment boeken aan te bieden tegen een voor hen aantrekkelijke handelsmarge. In het bijzonder debuterende en minder gelezen auteurs zijn erbij gebaat een kans te krijgen op de boekenmarkt. Voor uitgevers is een redelijke handelsmarge en een snelle verkoop van de boeken (vooral binnen de eerste zes maanden) van belang. De Raad beveelt aan in de toelichting de uiteenlopende belangen van de onderscheiden groeperingen nader uiteen te zetten en daarbij ook de belangen van het brede publiek (de potentiële kopers en lezers) aandacht te geven. III. Keuze voor publiekrechtelijke regeling 6. Als een stelsel van vaste boekenprijzen wenselijk is, is vervolgens de vraag aan de orde waarom dat niet door de branche zelf op privaatrechtelijke basis kan worden uitgevoerd, maar door de wetgever dient te worden opgelegd, waarbij alle betrokkenen (uitgevers, boekhandelaren en de consument) verplicht worden zich aan de verticale prijsbinding te houden. In het huidige systeem van de vaste boekenprijs valt de handhaving en sanctiestelling onder de werking van het Reglement Handelsverkeer op privaatrechtelijke grondslag onder verantwoordelijkheid van de Commissie Handelsverkeer en de Commissie van Beroep. Zolang een en ander contractueel geregeld is, is er in beginsel sprake van een eigen keuze van de boekhandelaar, althans van de boekenbranche. De vraag of en waarom de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma) geen nieuwe ontheffing op de Mw kan verlenen, wordt naar de mening van de Raad in de memorie van toelichting onvoldoende besproken.(zie noot 11) Invoering van een publiekrechtelijk systeem, waarbij het toezicht op de naleving wordt opgedragen aan een zelfstandig bestuursorgaan (zbo), behoeft naar de mening van de Raad nadere motivering. Daarbij verwijst de Raad naar de additionele regelingen die dan nodig zijn en die in de punten 9 tot en met 14 worden genoemd. IV. Reikwijdte van het voorstel 7. Afbakening De initiatiefnemers kiezen voor een Wet op de vaste boekenprijs die tevens schoolboeken en wetenschappelijke boeken omvat en die een looptijd heeft van twee jaar (artikelen 1 en 7 van het voorstel). In het CPB-SCP-rapport wordt als alternatief voor de huidige vaste boekenprijs een afgebakende boekenprijs genoemd, die deze categorieën boeken niet omvat en die een looptijd heeft van een halfjaar. Het CPB-SCP-rapport stelt dat boekverkopers van een groot deel van de boektitels de meeste exemplaren binnen een halfjaar verkopen. Wanneer een titel slecht verkoopt, kan de boekverkoper in het huidige stelsel de afzet niet vergroten door de prijs ervan te verlagen. Dit verhoogt het voorraadrisico van de boekverkopers.(zie noot 12) In het CPB-SCP-rapport wordt daarom voorgesteld om de looptijd te verkorten tot een halfjaar. Wat de schoolboeken betreft verwijst de Raad naar het rapport van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO), dat concludeert dat de vaste boekenprijs nauwelijks bijdraagt aan het bereiken van beleidsdoelen voor schoolboeken in het voortgezet onderwijs. Volgens het rapport kunnen een breed titelaanbod en een hoge kwaliteit schoolboeken naar verwachting ook zonder vaste boekenprijs worden gerealiseerd. Het instrument zou tevens een negatieve invloed kunnen hebben op de beheersing van de kosten van schoolboeken voor ouders en studenten.(zie noot 13) Op basis van deze bevindingen kwamen de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen tot de conclusie dat voortzetting van het systeem van vaste schoolboekenprijzen na 2004 ongewenst is.(zie noot 14) De Raad constateert dat de toelichting op het vorenstaande niet ingaat en adviseert dat alsnog te doen. De Raad merkt voorts in algemene zin op dat indien schoolboeken onder de vaste boekenprijs vallen om de prijs van het algemene boek te drukken, het de vraag is of het gerechtvaardigd is dat de koper van schoolboeken meebetaalt aan het bereiken van de cultuurpolitieke doelstellingen die het wetsvoorstel beoogt voor het algemene boek. Met betrekking tot de wetenschappelijke literatuur kan onderscheid worden gemaakt tussen hand- en studieboeken, waarvan de oplagen aanzienlijk kunnen zijn, en publicaties van onderzoeksresultaten. Vooral wetenschappelijke onderzoekspublicaties kampen met relatief hoge productiekosten, en een kleine, gespecialiseerde vraag, waardoor onderzoeksresultaten vaak niet meer in gedrukte vorm zijn uit te geven. De vraag is of de vaste boekenprijs het juiste middel is om de beschikbaarheid van dit genre te bevorderen. De Raad vraagt zich voorts af of het elektronisch publiceren, waarop in toenemende mate wordt overgegaan, niet een geschikter middel vormt om de pluriformiteit en beschikbaarheid te bevorderen. Het lezen op een scherm lijkt bij wetenschappelijke literatuur minder bezwaarlijk dan bij algemene boeken. In zoverre de vaste boekenprijs voor wetenschappelijke boeken dient ter subsidiëring van andere boeken, namelijk bevordering van de verkoop van niet-wetenschappelijke boeken, wordt blijkbaar voorrang gegeven aan één bepaald cultuurpolitiek doel boven een evenzeer wenselijk doel, namelijk de verspreiding van wetenschappelijke kennis. Een motivering voor deze afweging ontbreekt in het voorstel. De Raad adviseert het voorstel op dit punt te bezien en in de toelichting afdoende te motiveren waarom is afgezien van een afgebakende boekenprijs zoals voorgesteld in het CPB-SCP-rapport. 8. Boekenclubs Het wetsvoorstel maakt voor boekenclubs na een periode van vier maanden uitzonderingen op de vaste boekenprijs mogelijk. Volgens de toelichting wordt, gelet op het specifieke karakter van de boekenclub en het belang ervan voor leesbevordering, voortzetting van de bijzondere behandeling ervan gerechtvaardigd geacht.(zie noot 15) De veronderstelling is, dat via boekenclubs het culturele doel, brede verspreiding en een groot titelaanbod, wordt gediend met extra lage prijzen, in plaats van vaste hoge prijzen voor boeken die niet via boekenclubs worden verspreid. Als lage prijzen voor boekenclubproducten de leesbevordering dienen, geldt dat evenzeer voor boeken die niet in het pakket van een club zitten. De Raad adviseert daarom de uitzondering voor boekenclubs nader te motiveren, en daarbij ook in te gaan op de vraag, waarom in het geval van boekenclubs een periode van vier maanden toereikend is voor handhaving van de vaste boekenprijs, terwijl voor andere uitzonderingen een periode van zes maanden wordt verlangd, zoals bij herziene uitgaven. V. Handhaving en sanctiestelling 9. Zelfstandig bestuursorgaan Het College voor de vaste boekenprijs (hierna: het College), een zbo, is een sectorspecifieke toezichthouder. Naar de mening van de Raad maakt de toelichting onvoldoende duidelijk waarom bestaande (markt)toezichthouders hun taak met betrekking tot de vaste boekenprijs niet zouden kunnen uitvoeren. De Raad adviseert in de toelichting aandacht te schenken aan de mogelijkheid een van de bestaande toezichthouders met het toezicht te belasten. Indien een nieuw College nodig zou zijn, adviseert de Raad in de toelichting aandacht te schenken aan de relatie tussen deze toezichthoudende taak en taken van andere toezichthouders, in het bijzonder de Nma. Daarbij kan aandacht worden geschonken aan het vereiste, dat toezichthoudende organen in staat moeten zijn de verschillende belangen afstandelijk (onpartijdig) te beoordelen. Een algemeen orgaan zal daar minder moeite mee hebben dan een sterk aan de branche verwant orgaan. Een nieuw orgaan veroorzaakt voorts extra kosten. 10. Taakomschrijving en voorzieningen zelfstandig bestuursorgaan De taak van dit nieuwe zbo is niet in het initiatiefwetsvoorstel omschreven. Ook komt het toezicht van de minister op het zbo in het voorstel niet volledig aan de orde. De bevoegdheden van de minister zijn niet duidelijk omschreven. Artikel 16 van het voorstel bepaalt weliswaar dat de leden voor de duur van vijf jaar worden benoemd, maar er is niet bepaald dat dit geschiedt door (naar wat de Raad aanneemt de bedoeling is) "de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen". Eenzelfde onduidelijkheid geldt voor de schorsing en het ontslag. Andere bevoegdheden, die wel gebruikelijk zijn bij een zbo, zijn niet toegekend aan de minister, zoals instemmingsrecht voor de begroting en jaarrekening en een goedkeuringsvereiste van het bestuursreglement. Niet geregeld is, hoe de minister wordt ingelicht door het zbo. Naar het oordeel van de Raad zou het voorstel op deze punten kunnen worden aangevuld. Hij verwijst naar de Aanwijzingen voor de regelgeving, in het bijzonder de aanwijzingen 124a tot en met 124c. 11. De toelichting bij het voorstel vermeldt dat de minister bevoegd zou zijn tot schorsing en vernietiging van besluiten van het College.(zie noot 16) Deze bevoegdheid is echter niet in het voorstel voorzien. De Raad merkt in dit verband op dat het hier gaat om een verstrekkende bevoegdheid, waarbij de zelfstandigheid van het zbo in het geding is. Deze bevoegdheid verdraagt zich slecht met de redengeving voor instelling van het zbo: het inbrengen van deskundigheid. In dit verband adviseert de Raad een toelichting te geven op de strekking van artikel 18, tweede lid. De Raad mist voorts een aantal voorzieningen in het wetsvoorstel: ontslag op eigen verzoek van collegeleden, een taakverwaarlozingsregeling, een toestemmingsbevoegdheid van de minister voor bepaalde civiele rechtshandelingen en een evaluatieplicht (het evalueren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het zbo na vijf jaar). Het verdient aanbeveling het wetsvoorstel op deze punten aan te passen, dan wel in de toelichting aan te geven hoe dergelijke regelingen tot stand zullen komen. 12. Binnentreden woning Artikel 21, tweede lid, bepaalt dat de leden van het College bevoegd zijn een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Mede in het licht van artikel 12 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient, in het kader van toezicht, de bevoegdheid tot het binnentreden in de woning zonder toestemming van de bewoner slechts in uitzonderingsgevallen te bestaan. Verwezen zij naar de wetsgeschiedenis van de Algemene wet op het binnentreden. De Raad is van mening dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het binnentreden van de woning rechtvaardigen en adviseert de bevoegdheid te schrappen. 13. Boete De artikelen 23 en 25 van het voorstel geven het College de bevoegdheid tot het opleggen van een boete. De Raad merkt op dat een regeling die het opleggen van een boete mogelijk maakt, dient te waarborgen dat dit zorgvuldig zal geschieden. Met de - geschreven en ongeschreven - algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan niet worden volstaan. Het wetsvoorstel bevat enkele waarborgen: het bepaalt het maximum van de op te leggen boete (90.000 respectievelijk 4.500 euro) en het sluit boeteoplegging uit als de belanghebbende aannemelijk kan maken dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt. Voorts schrijft artikel 23, tweede lid, van het wetsvoorstel voor dat het College rekening houdt met de ernst en de duur van de overtreding. Artikel 26 verplicht ertoe dat de boete wordt opgelegd bij beschikking en schrijft voor wat deze beschikking dient te vermelden. Het wetsvoorstel voorziet echter niet in procedurele waarborgen als een plicht tot het opmaken van een rapport van de overtreding, het recht op inzage in het rapport door de overtreder, de mogelijkheid voor de overtreder zijn zienswijze naar voren te brengen, het recht op een tolk en de beslistermijn omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete nadat het rapport is opgemaakt. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te vullen met procedurele waarborgen voor de boeteoplegging. Hij wijst daarbij op het voorontwerp van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. 14. Administratieve lasten De Raad beveelt aan in de memorie van toelichting een paragraaf over de administratieve lasten van het voorstel voor de boekenbranche op te nemen. VI. Europeesrechtelijke aspecten 15. Nationale regeling versus Europese Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) vloeit voort dat grensoverschrijdende brancheregelingen inzake vaste boekenprijzen in strijd zijn met het kartelverbod van artikel 81 van het EG-Verdrag, maar dat zuiver nationale brancheregelingen bij het ontbreken van Europese regelingen zijn toegestaan.(zie noot 17) Datzelfde geldt voor nationale wettelijke regelingen inzake vaste boekenprijzen, maar daarbij dienen wél de regels van het vrije verkeer van goederen (artikel 28 van het EG-Verdrag) in acht te worden genomen (zaken Leclerc en Échirolles).(zie noot 18) Voor zuiver binnenlandse situaties zijn er dus geen knelpunten van Europeesrechtelijke aard. Het Gemeenschapsrecht staat het invoeren of handhaven van dergelijke stelsels toe waar deze zien op volledig interne situaties. De effectiviteit en handhaafbaarheid van een vaste boekenprijs wordt echter in sterke mate beïnvloed door de mogelijkheden om deze ook bij de import van Nederlandstalige boeken vanuit andere lidstaten van de Europese Unie (EU) te handhaven. Het belang hiervan is toegenomen als gevolg van het wegnemen van belemmeringen voor grensoverschrijdende economische activiteiten binnen de EU, en als gevolg van het toenemen van de technische mogelijkheden. 16. Importeur Het wetsvoorstel regelt een vaste boekenprijs niet alleen voor in Nederland uitgegeven boeken, maar ook voor de import van boeken. Van belang is de import uit België, andere EU-leden en wereldwijd, zowel via boekhandels als internetbestellingen. Wat de positie van de importeur betreft, bepaalt het voorstel dat de importeur de vaste boekenprijs vaststelt. Het wetsvoorstel knoopt voor door een buitenlandse uitgever gepubliceerde boeken aan bij de door de uitgever vastgestelde of aanbevolen prijs. Die uitgever wordt de mogelijkheid geboden om voor Nederland afzonderlijke prijzen vast te stellen. Indien daarvan geen gebruik wordt gemaakt, geldt de in de desbetreffende lidstaat vastgestelde of aanbevolen prijs. Indien ook die prijs niet kan worden vastgesteld, stelt de importeur geen vaste boekenprijs vast. Onder het begrip importeur worden ook parallelimporteurs begrepen. Ieder dient afzonderlijk de vaste boekenprijs te bepalen. Indien de importeur kortingen heeft kunnen bedingen, kan de vast te stellen boekenprijs dienovereenkomstig worden verlaagd (artikel 3 van het voorstel). Deze regeling voor de invoer van boeken is in wezen dezelfde als die welke in de hiervoor genoemde arresten van het HvJ EG in de zaken Leclerc en Échirolles aan de orde was, en ten aanzien waarvan het HvJ EG oordeelde dat deze in strijd was met het vrije verkeer van goederen.(zie noot 19) Uit deze jurisprudentie vloeit voort dat ten aanzien van boeken die in een andere lidstaat zijn uitgegeven een regeling die de importeur verplicht een vaste boekenprijs vast te stellen verboden is, omdat hiermee een aparte regeling voor de invoer wordt gecreëerd. De Raad merkt voorts op dat consumenten boeken zelf via internetbedrijven uit de gehele wereld kunnen importeren en dat een regeling voor import uit EU-leden niet sluitend kan zijn. De Raad beveelt aan de voorgestelde regeling op dit punt opnieuw te bezien. 17. Wederinvoer Ten aanzien van wederinvoer geldt op basis van de jurisprudentie van het HvJ EG dat de vaste boekenprijs niet kan worden gehandhaafd, tenzij sprake is van een u-bochtconstructie. De toelichting bij het wetsvoorstel merkt elke vorm van wederinvoer aan als misbruik (ontduiking van de regels inzake de vaste boekenprijs).(zie noot 20) De Raad merkt in dit verband op dat het enkele feit dat Nederlandstalige boeken worden wederingevoerd, niet automatisch betekent dat er sprake is van misbruik. Wederinvoer kan zowel situaties van misbruik betreffen als situaties waarin geen sprake is van misbruik. Uit de jurisprudentie van het HvJ EG komt naar voren dat antimisbruikregelingen specifiek moeten worden toegesneden op de mogelijke situaties van misbruik en niet algemeen van toepassing mogen zijn op alle grensoverschrijdende situaties.(zie noot 21) De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. VII. Mededingingsrecht 18. Uit de jurisprudentie van het HvJ EG volgt, dat grensoverschrijdende brancheregelingen inzake vaste boekenprijzen in strijd zijn met het kartelverbod van artikel 81 van het EG-Verdrag, maar dat zuiver nationale brancheregelingen bij het ontbreken van Europese regelingen zijn toegestaan.(zie noot 22) De toelichting bij het wetsvoorstel wijst erop dat de Commissie bij verschillende gelegenheden haar standpunt inzake de vaste boekenprijs heeft vastgelegd. De opvatting van de Commissie zou zijn dat nationale prijsbindingen aanvaardbaar zijn, mits niet strijdig met overige bepalingen van het Gemeenschapsrecht. De Commissie zou daarbij een voorkeur hebben laten blijken voor publiekrechtelijke regelingen op wettelijke grondslag. De toelichting baseert zich in dit verband op twee documenten uit de jaren tachtig.(zie noot 23) Recentere documenten waaruit dit of een ander standpunt zou blijken, zijn niet beschikbaar. De toelichting verwijst daarnaast naar de verzoeken van het Europees Parlement aan de Commissie om te komen met een voorstel voor vaste boekenprijzen.(zie noot 24) Hoewel zij op zichzelf niet onsympathiek lijkt te staan tegenover de cultuurpolitieke doelstellingen van regelingen inzake vaste boekenprijzen, heeft de Commissie geen voorstellen terzake ingediend of aangekondigd. Wegens de zeer uiteenlopende posities die de lidstaten innemen bij dit onderwerp (bijvoorbeeld kan worden gewezen op de positie van het Verenigd Koninkrijk) is regelgeving op Europees niveau nog niet totstandgekomen en valt zulks ook niet binnen afzienbare termijn te verwachten. 19. Bij de invoering van de Mw is het stelsel van het Europese mededingingsrecht als uitgangspunt gekozen. Aangezien, zoals hiervoor reeds is beschreven, grensoverschrijdende brancheregelingen in strijd zijn met het Europese mededingingsrecht, stelt de Raad vast dat een nationale brancheregeling inzake de vaste boekenprijs weliswaar op grond van de jurisprudentie van het HvJ EG is toegestaan, maar strijdig is met het door de Nederlandse wetgever uiteindelijk zelf gekozen uitgangspunt dat in het Nederlandse mededingingsrecht het Europese mededingingsrecht wordt gevolgd. Voorstellen van de Europese Commissie inzake de vaste boekenprijs, zoals bijvoorbeeld een categorale vrijstelling van het kartelverbod die vervolgens zou doorwerken in het Nederlandse recht, zijn, zoals ook hiervoor reeds aangegeven, niet te verwachten. De enige oplossing is dan inderdaad, zoals de indieners van het wetsvoorstel ook vermelden in de toelichting(zie noot 25), een wet waarin wordt afgeweken van de Mw. Hierbij zullen naar de mening van de Raad de volgende drie voorwaarden in acht genomen moeten worden. Ten eerste dient rekening gehouden te worden met de hiervoor genoemde beperkingen die uit de regels over het vrije verkeer voortvloeien. Dit betekent dat de wet uitsluitend betrekking kan hebben op in Nederland uitgegeven boeken alsmede op gevallen waarin daadwerkelijk sprake is van misbruik van invoer. Voorts betreft het wetsvoorstel een afwijking van de algemene wet. Mede gelet op aanwijzing 49 van de Aanwijzingen voor de regelgeving dient deze afwijking te worden gemotiveerd. Hierbij dient, tenslotte, in het bijzonder aandacht te worden geschonken aan het uitdrukkelijke doel van de Mw om het gehele economische verkeer te bestrijken en aan de redenen waarom voor boeken, anders dan andere producten, van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De Raad adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan deze punten. 20. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet kiescollege niet-ingezetenen.

[Gepubliceerd: 2022-04-11] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2021, no.20210052536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de oprichting en inrichting van een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn alsmede wijziging van de Kieswet ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van dit kiescollege (Wet kiescollege niet-ingezetenen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Kops en Edgar Mulder (Tijdelijke noodwet betaalbare energie).

[Gepubliceerd: 2022-04-07] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 februari 2022 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Kops en Edgar Mulder tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Belastingwet BES inzake het tijdelijk onder het nultarief plaatsen van energie en tot wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 inzake het extra compenseren van huishoudens (Tijdelijke noodwet betaalbare energie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Brenk tot tijdelijke wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

[Gepubliceerd: 2022-04-07] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 17 december 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Brenk tot tijdelijke wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het invoeren van een maatregel tot onder meer aanpassing van de disconteringsvoet waartegen pensioenfondsen hun pensioenverplichtingen moeten berekenen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kops tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 (Wet uitzonderen voorrang vergunninghouders).

[Gepubliceerd: 2022-04-07] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 september 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kops tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met het uitzonderen van het verlenen van voorrang aan vergunninghouders bij huisvesting op grond van het feit dat zij vergunninghouder zijn (Wet uitzonderen voorrang vergunninghouders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit OM-afdoening in verband met het herstellen van enkele weggevallen onderdelen in bijlage I.

[Gepubliceerd: 2022-04-06] Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2022, no.2022000654, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit OM-afdoening in verband met het herstellen van enkele weggevallen onderdelen in bijlage I, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Weyenberg tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

[Gepubliceerd: 2022-04-05] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 december 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Weyenberg tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het toekennen van een adviesrecht aan het verantwoordingsorgaan en belanghebbendenorgaan voor het maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid en een goedkeuringsrecht voor het uitsluitingenbeleid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili; Santiago, 24 mei 2021 (Trb. 2021, 75).

[Gepubliceerd: 2022-04-04] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2021, no.2021001286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili; Santiago, 24 mei 2021 (Trb. 2021, 75), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 in verband met een tijdelijke vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht, gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom.

[Gepubliceerd: 2022-03-31] Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2022, no.2022000681, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 in verband met een tijdelijke vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht, gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP) verordening.

[Gepubliceerd: 2022-03-30] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2021, no.2021002517, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met Verordening (EU) 2019/1238 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP) (PbEU 2019, L 198) (Besluit uitvoering PEPP-verordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet toekomst pensioenen.

[Gepubliceerd: 2022-03-30] Bij Kabinetsmissive van 8 december 2021, no.2021002408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met het vervallen van de EVC-procedure voor de erkenning van verworven competenties.

[Gepubliceerd: 2022-03-30] Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2022, no.2022000339, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met het vervallen van de EVC-procedure voor de erkenning van verworven competenties, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Elfde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

[Gepubliceerd: 2022-03-29] Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2019, no.2019001115, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de elfde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 in verband met het opnemen van bedragen voor de studietoeslag Participatiewet.

[Gepubliceerd: 2022-03-28] Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2022, no.2022000111, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 in verband met het opnemen van bedragen voor de studietoeslag Participatiewet.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele besluiten ter implementatie van de EU-richtlijn hernieuwbare energie en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2022-03-25] Bij Kabinetsmissive van 1 november 2021, no.2021002134, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie en enkele andere besluiten ter implementatie van de EU-richtlijn hernieuwbare energie (Besluit implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Bijlage I bij het Besluit huurprijzen woonruimte (maximering aandeel punten WOZ-waarde in woningwaardering.

[Gepubliceerd: 2022-03-24] Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2021, no.2021002062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van Bijlage I bij het Besluit huurprijzen woonruimte (maximering aandeel punten WOZ-waarde in woningwaardering), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie.

[Gepubliceerd: 2022-03-23] Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2022, no.2022000037, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen PbEU 2021, L 104) (Wet implementatie EU-richtlijn transparantie inkomsten via de digitale platformeconomie en overige aanpassingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit naturalisatietoets in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.

[Gepubliceerd: 2022-03-18] Bij Kabinetsmissive van 7 december 2021, no.2021002402, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit naturalisatietoets in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpwet melding door de douane van ongebruikelijk vervoer van geld en daarmee gelijkgestelde zaken.

[Gepubliceerd: 2022-03-18] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2001, no.01.004638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende melding door de douane van ongebruikelijk vervoer van geld en daarmee gelijkgestelde zaken.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de Internationale Organisatie voor Maritieme Navigatie Ondersteunende Dienstverlening (met Bijlage); Parijs, 27 januari 2021 (Trb. 2021, 38).

[Gepubliceerd: 2022-03-18] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2021, no.2021002286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake de Internationale Organisatie voor Maritieme Navigatie Ondersteunende Dienstverlening (met bijlage); Parijs, 27 januari 2021 (Trb. 2021, 38), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit reclame-uitingen financiële ondernemingen.

[Gepubliceerd: 2022-03-18] Bij Kabinetsmissive van 12 september 2002, no.02.004210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende het toekennen van bevoegdheden met betrekking tot reclame-uitingen van financiële ondernemingen (Besluit reclame-uitingen financiële ondernemingen).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit ex ante financiering depositogarantiestelsel Wft.

[Gepubliceerd: 2022-03-18] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2011, no.11.003085, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en het Besluit prudentiële regels Wft in verband met de wijziging van de financiering van het depositogarantiestelsel (Besluit ex ante financiering depositogarantiestelsel Wft), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen.

[Gepubliceerd: 2022-03-15] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000493, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met het opnemen van een plicht tot het verstrekken van gegevens en bescheiden over energiebesparende maatregelen

[Gepubliceerd: 2022-03-14] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2021, no. 2021001328, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met het opnemen van een plicht tot het verstrekken van gegevens en bescheiden over energiebesparende maatregelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting.

[Gepubliceerd: 2022-03-14] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2021, no.2021001287, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; Nicosia, 1 juni 2021 (Trb. 2021, 80), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit burgerlijke stand BES in verband met de akte van geboorte (levenloos).

[Gepubliceerd: 2022-03-11] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2021, no.2021002538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit burgerlijke stand BES in verband met de akte van geboorte (levenloos), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met de uitvoering van het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2022-03-11] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2021, no.2021002255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met de uitvoering van het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Woningwet in verband met aanpassing van het saneringskader.

[Gepubliceerd: 2022-03-11] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no.2021001385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met aanpassing van het saneringskader, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit diergeneesmiddelen 2022.

[Gepubliceerd: 2022-03-10] Bij Kabinetsmissive van 10 december 2021, no.2021002417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders (Besluit diergeneesmiddelen 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit eindexamens 2022.

[Gepubliceerd: 2022-03-09] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2022, no.2022000337, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO, het Eindexamenbesluit VO BES, het Staatsexamenbesluit VO, het Staatsexamenbesluit VO BES, en het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 houdende aanvullende en afwijkende bepalingen inzake het eindexamen en het staatsexamen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2021-2022 en het examenjaar 2022 in verband met de gevolgen die de maatregelen ter bestrijding van de covid-19 epidemie hebben gehad op het onderwijs (Besluit eindexamens 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet elektriciteit en drinkwater BES, de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES en de Wet financiën openbare lichamen BES en de Warenwet BES.

[Gepubliceerd: 2022-03-08] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2021, no.2021001329, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet elektriciteit en drinkwater BES (bevorderen uitvoerbaarheid), wijziging van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES en de Wet financiën openbare lichamen BES (uitbreiding van de zorgplicht voor afvalwater en verbreden heffingsgrondslag) en de Warenwet BES (afstemming drinkwaterwetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet in verband met het in mindering brengen op de werkloosheidsuitkering van inkomsten waarop recht bestaat in verband met de eindiging van de dienstbetrekking.

[Gepubliceerd: 2022-03-08] Bij Kabinetsmissive van 15 september 2004, no.04.003514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet in verband met het in mindering brengen op de werkloosheidsuitkering van inkomsten waarop recht bestaat in verband met de eindiging van de dienstbetrekking, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tuchtrechtbesluit BIG in verband met het terugbrengen van het aantal regionale tuchtcolleges van vijf naar drie.

[Gepubliceerd: 2022-03-01] Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2022, no.2022000206, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tuchtrechtbesluit BIG in verband met het terugbrengen van het aantal regionale tuchtcolleges van vijf naar drie, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met de invulling van de adequate breedbandinternettoegangsdienst ter implementatie van Richtlijn (EU) nr. 2018/1972.

[Gepubliceerd: 2022-03-01] Bij Kabinetsmissive van 8 december 2021, no.2021002416, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met de invulling van de adequate breedbandinternettoegangsdienst ter implementatie van Richtlijn (EU) nr. 2018/1972, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van verschillende algemene maatregelen van bestuur in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/1972.

[Gepubliceerd: 2022-03-01] Bij Kabinetsmissive van 7 december 2021, no.2021002409, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van verschillende algemene maatregelen van bestuur in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/1972, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Inrichtingsbesluit WPO.

[Gepubliceerd: 2022-02-28] Bij Kabinetsmissive van 7 december 2021, no.2021002403, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende onder meer nadere regels over de inrichting van het onderwijs aan scholen in het primair onderwijs (Inrichtingsbesluit WPO), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit politieregisters met het oog op de verstrekking van gegevens aan personen of instanties met een publieke taak belast.

[Gepubliceerd: 2022-02-25] Bij Kabinetsmissive van 26 oktober 2007, no.07.003502, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit politieregisters met het oog op de verstrekking van gegevens aan personen of instanties met een publieke taak belast, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Aanpassingsbesluit Titel 7.13 Burgerlijk Wetboek.

[Gepubliceerd: 2022-02-25] Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2008, no.08.001498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van lagere regelgeving aan titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Aanpassingsbesluit Titel 7.13 Burgerlijk Wetboek), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap en het Besluit optie en naturalisatiegelden.

[Gepubliceerd: 2022-02-25] Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2017, no.2016002312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap en het Besluit optie en naturalisatiegelden in verband met de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter.

[Gepubliceerd: 2022-02-24] Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2022, no.2022000448, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek inzake samenwerking op defensiegebied en de status van hun strijdkrachten op de grondgebieden in de Caraïben en Zuid-Amerika van de Franse Republiek

[Gepubliceerd: 2022-02-23] Bij Kabinetsmissive van 8 november 2021, no.2021002186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek inzake samenwerking op defensiegebied en de status van hun strijdkrachten op de grondgebieden in de Caraïben en Zuid-Amerika van de Franse Republiek en het Koninkrijk der Nederlanden; s-Gravenhage, 25 juni 2021 (Trb. 2021, 105), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het verlengen van de tijdelijke regels voor bijstandverlening aan zelfstandigen als gevolg van de verhoogde instroom door de crisis in verband met COVID-19 tot en met maart 2022

[Gepubliceerd: 2022-02-22] Bij Kabinetsmissive van 17 januari 2022, no.2022000063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het verlengen van de tijdelijke regels voor bijstandverlening aan zelfstandigen als gevolg van de verhoogde instroom door de crisis in verband met COVID-19 tot en met maart 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag verlenging per 1 maart 2022 van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.

[Gepubliceerd: 2022-02-22] Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2022, no.2022000245, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag ingevolge 58t van de Wet publieke gezondheid over de krachtens hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid geldende maatregelen, met het oog op een voorgenomen besluit tot verlenging per 1 maart 2022, als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie.

[Gepubliceerd: 2022-02-21] Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2021, no.2021002124, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering eninsolventie) (PbEU 2019, L herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en 172) (Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers en het Besluit rijden onder invloed BES in verband met onder meer het wijzigen van de onderzoekstermijn.

[Gepubliceerd: 2022-02-18] Bij Kabinetsmissive van 8 november 2021, no.2021002187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers en het Besluit rijden onder invloed BES in verband met onder meer het wijzigen van de onderzoekstermijn voor bloedonderzoeken, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de mogelijkheden om het Stabiliteits- en Groeipact te hervormen.

[Gepubliceerd: 2022-02-17] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 december 2021 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de mogelijkheden om het Stabiliteits- en Groeipact te hervormen.HervormingsoptieTe wijzigen regelingWijze van wijziging (procedure en meerderheid)Belangrijkste aandachtspuntenHervormingsopties t.a.v. de begrotingsnormenCorrectieve arm: afschaffing tekortnorm (par. 4a)Artikel 126, tweede lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)Verdragswijziging volgens artikel 48 VEU (bij unanimiteit van de lidstaten)Algehele afschaffing strookt staat op gespannen voet met doelstellingen van het SGP en grondslagen van de EMU.Correctieve arm: schuldnorm als anker of harde norm (par. 4b).Indien keuze voor harde norm: artikel 126, tweede lid, VWEU.Verdragswijziging volgens artikel 48 VEU (bij unanimiteit van de lidstaten)Huidige schuldnorm artikel 126 VWEU lijkt reeds een anker; voor harde norm is wijziging Verdragsbepaling nodig.Correctieve arm: schuldnorm behouden op 60% of verhogen (par. 4b).Protocol 12 bij VWEUSpeciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid (tweede alinea), VWEU (bij unanimiteit).Hoogte schuldnorm, ook afhankelijk van economische argumentatie in licht van doelstellingen van het SGP.Wijziging schuldnorm: referentiewaarde differentiëren (par. 4b).Protocol 12 bij VWEUSpeciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid (tweede alinea), VWEU (bij unanimiteit).Van belang dat criteria voor differentiatie van referentiewaarden transparant en objectief zijn.Wijziging schuldnorm: minimumschuldnorm (par. 4b).Nieuwe bepaling in VWEU of als aanbeveling in globale richtsnoeren voor economisch beleid (artikel 121 VWEU).Verdragswijziging volgens artikel 48 VEU (bij unanimiteit van de lidstaten).Minimum past niet in artikel 126 VWEU. Daarom nieuwe bepaling in VWEU nodig. Alternatief is minimumschuldniveau niet als norm vorm te geven, maar als aanbeveling in globale richtsnoeren.Schuldafbouwpad (par. 4c).In verordening (huidige regeling in Vo. 1467/97).Speciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid (tweede alinea), VWEU (bij unanimiteit).Complicatie is dat regels inzake schuldafbouwpad ook zijn geregeld in een intergouvernementeel verdrag (VSCB), dat van kracht blijft. Dit noopt tot herziening van VSCB.Invoering uitgavenregel (par. 5)Afhankelijk van vormgeving, in verordening (huidige regeling inz. structureel saldo in Vo. 1466/97 en VSCB).Gewone wetgevingsprocedure (met gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten).Uitgavenregel zal verenigbaar moeten zijn met tekort- en schuldnormen; vervanging regels structureel saldo noopt tot herziening VSCB.Uitzondering voor investeringen (par. 6)In preventieve arm: indien vormgegeven als uitzondering op de MTO of uitgavenregel, herziening huidige regeling Vo. 1466/97) of richtsnoeren.Preventieve arm: gewone wetgevings-procedure (met gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten).Uitzondering voor investeringen is mogelijk, maar zonder verdragswijziging blijft de tekortnorm van artikel 126 VWEU als algemeen uitgavenplafond gelden. Van belang is dat wordt voorzien in goede randvoorwaarden en heldere definities van uitgavencategorieën.Hervormingsopties t.a.v. handhavingOntvlechting taken Europese Commissie (par. 7a).Afhankelijk van de precieze taken, wijziging bij verordening (Vo. 1466/97 of 1467/97), dan wel verdrag (artikelen 121 of 126 VWEU).Voor wijziging van verordeningen: gewone, resp. speciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid, VWEU, (met gekwalificeerde meerderheid, resp. bij unanimiteit).Delegatie kan alleen bij gebonden nauwkeurig omschreven bevoegdheden. Binnen de huidige (secundaire) Unieregelgeving lijkt ruimte om feitelijke voorbereidende werkzaamheden van Commissietaken bij andere instanties te beleggen. Bepaalde taken zijn echter in het verdrag geregeld, waarvoor herziening van de verdragsbepalingen nodig zou zijn.Versterkt decentraal toezicht en rol van de IFIs (par. 7b).Afhankelijk van de precieze taakinvulling, ligt wijziging bij verordening meest voor de hand (Vo. 1466/97 of 1467/97).Afhankelijk van de verordening: gewone, resp. speciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid (tweede of derde alinea), VWEU, (afhankelijk van procedure met gekwalificeerde meerderheid of bij unanimiteit).Zelfde aandachtspunten als hierboven. Voorts is er ruimte om rol van de IFIs te vergroten, maar huidige verdragsbepalingen gaan uit van Europees systeem en beperken die ruimte. Minimumeisen IFIs vormen aandachtspunt.Herziening aantal ontsnappingsclausules (par. 8).Afhankelijk van vormgeving, wijziging bij verordening (Vo. 1466/97 of 1467/97).Afhankelijk van de verordening: gewone, resp. speciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid (tweede alinea), VWEU, (met gekwalificeerde meerderheid, resp. bij unanimiteit).De vormgeving van de ontsnappingsclausules is belangrijk, opdat objectiviteit en schuldhoudbaarheid gewaarborgd zijn.Herziening beoordelingsruimte preventieve arm (par. 9).In verordening (huidige regeling inz. structureel saldo in Vo. 1466/97).Gewone wetgevingsprocedure (met gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten).Uniewetgever heeft bewust gekozen voor systeem met flexibiliteit en ruimte om in beoordeling rekening te houden met land-specifieke omstandigheden. Te ver gaande inperking verhoudt zich daar niet mee.Gebruik positieve prikkels i.p.v. sancties (par. 10)Afhankelijk van de precieze taakinvulling, wijziging van secundair Unierecht, zoals verordeningen of richtlijnen.Afhankelijk van de rechtsgrondslag, gewone, dan wel speciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid (tweede alinea), VWEU, (met gekwalificeerde meerderheid, resp. bij unanimiteit).Van belang is dat ook bij een systeem met positieve prikkels effectieve naleving van de regels is gewaarborgd. Aan toepassing van prikkels moeten transparante en objectieve criteria ten grondslag liggen.Wijze handhaving op naleving normen (kwantitatief of kwalitatief) (par. 11).Afhankelijk van de precieze vormgeving, wijziging bij verordening (Vo. 1466/97 of 1467/97), dan wel verdrag (artikel 126 VWEU).Voor wijziging van verordeningen: gewone, resp. speciale wijzigingsprocedure van artikel 126, veertiende lid (tweede alinea), VWEU, (met gekwalificeerde meerderheid, resp. bij unanimiteit).Een (volledig) numerieke wijze van handhaving verhoudt zich niet goed met artikel 126 VWEU en het dialoogkarakter van multilateraal toezicht en beoordelingsruimte van de Europese Commissie.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-02-17] Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2016, no.2016000045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs, met toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met het verbeteren van de bestrijding van heling, witwassen en de daaraan ten grondslag liggende vermogensdelicten.

[Gepubliceerd: 2022-02-16] Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 2021, no.2021001597, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met het verbeteren van de bestrijding van heling, witwassen en de daaraan ten grondslag liggende vermogensdelicten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging Diergeneesmiddelenwet en Wet dieren (centrale registratie).

[Gepubliceerd: 2022-02-16] Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2011, no.11.002362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende wijziging Diergeneesmiddelenwet en Wet dieren (centrale registratie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van eisen aan het houden van aangewezen diersoorten en diercategorieën en het introduceren van een fokverbod.

[Gepubliceerd: 2022-02-16] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2015, no.2015600001765, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van eisen aan het houden van aangewezen diersoorten en diercategorieën en het introduceren van een fokverbod, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prijsaanduiding producten en intrekking van het Besluit prijsaanduiding kappers 1980.

[Gepubliceerd: 2022-02-15] Bij Kabinetsmissive van 4 december 2006, no.06.004386, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prijsaanduiding producten en intrekking van het Besluit prijsaanduiding kappers 1980, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn representatieve vorderingen voor consumenten.

[Gepubliceerd: 2022-02-15] Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2021, no.2021002084, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de omzetting van Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2020, L 409) (Implementatiewet richtlijn representatieve vorderingen voor consumenten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit elektriciteit en gas.

[Gepubliceerd: 2022-02-15] Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2015, no.2015001853, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Besluit elektriciteit en gas), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet (maatregelen in verband met bodembeweging door de gaswinning uit het Groningenveld).

[Gepubliceerd: 2022-02-15] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2016, no.2016002229, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet (maatregelen in verband met bodembeweging door de gaswinning uit het Groningenveld), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling.

[Gepubliceerd: 2022-02-11] Bij Kabinetsmissive van 13 september 2021, no.2020002307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij de Rijkswet houdende regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Rijkswet Aruba financieel toezicht.

[Gepubliceerd: 2022-02-11] Bij Kabinetsmissive van 23 november 2020, no.2020002385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende regels voor het financieel toezicht op Aruba (Rijkswet Aruba financieel toezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet VN-Verdrag staatsimmuniteit.

[Gepubliceerd: 2022-02-10] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2021, no. 2021000981, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES in verband met het op 2 december 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272) (Uitvoeringswet VN-Verdrag staatsimmuniteit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met herijking van de rekeneisen voor het mbo.

[Gepubliceerd: 2022-02-09] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2021, no.2021001314, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met herijking van de rekeneisen voor het mbo, de omvang van keuzedelen voor de middenkaderopleiding en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 december 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272).

[Gepubliceerd: 2022-02-08] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2021, nr. 2021000982, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 2 december 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten.

[Gepubliceerd: 2022-02-02] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2021, no.2021002288, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met de regulering van elektronische verhittingsapparaten.

[Gepubliceerd: 2022-01-31] Bij Kabinetsmissive van 30 november 2021, no.2021002369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met de regulering van elektronische verhittingsapparaten, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door Oekraïne bij Europol gedetacheerd worden; Kiev, 20 september 2021 (Trb. 2021,121).

[Gepubliceerd: 2022-01-31] Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2021, no.2021002052, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door Oekraïne bij Europol gedetacheerd worden; Kiev, 20 september 2021 (Trb. 2021, 121), met toelichtende nota.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en de gevolgen daarvan voor het inburgeringsvereiste ter verkrijging van een sterker verblijfsrecht.

[Gepubliceerd: 2022-01-28] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2021, no.2021002022, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en de gevolgen daarvan voor het inburgeringsvereiste ter verkrijging van een sterker verblijfsrecht, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2022-01-28] Bij Kabinetsmissive van 10 december 2021, no.2021002425, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter implementatie van de richtlijn verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen (Implementatiebesluit verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Renkema tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet (verplicht stellen van een vertrouwenspersoon).

[Gepubliceerd: 2022-01-26] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal van 8 oktober 2020 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Renkema tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 5 juli 2021 te Santo Domingo tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Dominicaanse Republiek betreffende maritieme afbakening (Trb. 2021, 103).

[Gepubliceerd: 2022-01-25] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2021, no.2021001668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 5 juli 2021 te Santo Domingo tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Dominicaanse Republiek betreffende maritieme afbakening (Trb. 2021, 103), met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven.

[Gepubliceerd: 2022-01-21] Bij Kabinetsmissive van 24 november 2021, no.2021002320, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Oosterhout en Geertruidenberg (reconstructie van de Rijksweg A27 Houten - knooppunt Hooipolder (deeltraject 1).

[Gepubliceerd: 2022-01-20] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 20 augustus 2021, no.RWS-2021/24028, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Oosterhout en Geertruidenberg krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Houten - knooppunt Hooipolder (deeltraject 1), vanaf de kruising A27 - Bergsche Maas bij de Keizersveerbrug tot 200 meter ten zuiden van de kruising A27 - Lange Broekstraat/Donge, voor de reconstructie van de Rijksweg A59, vanaf 160 meter oostelijk van de kruising A59 - Raadhuisstraat tot de kruising A59 - Statendamweg, alsmede voor de aanleg van een nieuwe verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout bij de kruising A59 Statendamweg en de Eendrachtsweg bij Raamsdonksveer, met bijkomende werken).
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk Besluit DCC in verband met uitbreiding van het aantal gemeentelijke gezondheidsdiensten die een vaccinatiecertificaat kunnen afgeven aan personen die in een derde land zijn gevaccineerd.

[Gepubliceerd: 2022-01-14] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2021, no.2021002515, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit DCC in verband met uitbreiding van het aantal gemeentelijke gezondheidsdiensten die een vaccinatiecertificaat kunnen afgeven aan personen die in een derde land zijn gevaccineerd, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bescherming koopvaardij.

[Gepubliceerd: 2022-01-12] Bij Kabinetsmissive van 30 november 2020, no.2020002434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet ter bescherming koopvaardij (Besluit bescherming koopvaardij), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie.

[Gepubliceerd: 2022-01-12] Bij Kabinetsmissive van 20 augustus 2021, no.2021001583, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tiende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

[Gepubliceerd: 2022-01-06] Ontwerpbesluit houdende een wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2017, no.2017002038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met memorie van toelichting.De Aanwijzingen voor de regelgeving vormen het kader dat wetgevingsjuristen van de centrale overheid in acht horen te nemen bij het opstellen van regelgeving. De voorgestelde tiende wijziging heeft het karakter van een nieuwe vaststelling van de gehele tekst van de Aanwijzingen, met als doel de structuur en leesbaarheid te vergroten. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de wijziging vast te stellen maar maakt een opmerking over de aanwijzingen die zien op de lasten voor burgers.1.Gevolgen voor burgers van regelgevinga.Lasten voor burgersAanwijzing 2.10 ziet op de lasten voor de maatschappij en de overheid die voortvloeien uit regelgeving. De toelichting bij deze aanwijzing definieert lasten voor de maatschappij als inhoudelijke nalevingskosten en administratieve lasten. Voor het overige gaat de toelichting bij deze aanwijzing uitsluitend over lasten voor de overheid. De Afdeling wijst erop dat de lasten die voor burgers, bedrijven en instellingen uit regelgeving kunnen voortvloeien breder zijn dan inhoudelijke nalevingskosten of administratieve lasten. Zij vraag in het navolgende bijzonder aandacht voor de gevolgen voor burgers. Zij wijst in dit verband op het onlangs verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) "Weten is nog geen doen, een realistisch perspectief op redzaamheid."In dit rapport vraagt de WRR aandacht voor de hoge eisen die de hedendaagse samenleving stelt aan de redzaamheid van burgers en de rol van het klassieke beleidsperspectief van de overheid hierin. De WRR roept de overheid op om: "bij de totstandkoming van regelgeving deze zodanig in te richten dat de beoogde redzaamheid zo goed mogelijk wordt gerealiseerd. Een realistisch perspectief dat rekening houdt met verschillen en beperkingen in doenvermogen van burgers biedt meer kans op het realiseren van redzaamheid. Regels en instituties moeten een zekere robuustheid of correctievermogen hebben jegens menselijke fouten. Bij het ontwerpen van beleid moet de vraag gesteld worden wat er gebeurt met mensen die niet meteen hun post openmaken of niet meteen in actie komen als dat noodzakelijk is." (zie noot 1)De Afdeling acht het wenselijk dat de inhoud van deze aanbevelingen over de afwegingen die gemaakt moeten worden bij de vorm en inhoud van een regeling hun weerslag moeten krijgen in de toelichting bij artikel 2.10. Zij adviseert daartoe deze toelichting aan te passen.b.Burgers en totstandkoming van regelgevingOok met betrekking tot hoofdstuk 7 dat ziet op de procedures van totstandkoming van regelgeving merkt de Afdeling op dat de gevolgen voor burgers van deze regelgeving niet aan de orde komen. In dit hoofdstuk wordt uitvoerig ingegaan op de verschillende processtappen en toetsen die uitgevoerd moeten worden, maar hierin ontbreekt een aanwijzing over het inzichtelijk maken van de gevolgen voor burgers. In het rapport besteedt de WRR aandacht aan wat zij de mentale belasting noemt. Het gaat daarbij om de cognitieve last, de benodigde oplettendheid, het aantal keuzes, maar ook om de zelfcontrole die nodig is de verstandige keuze te maken en vol te houden. (zie noot 2) Zij pleit ervoor om de mentale belasting van voorgenomen beleid meer inzichtelijk te maken, met name vanuit een overkoepelend perspectief. In het rapport doet zij een aantal concrete suggesties van vragen die hiervoor gebruikt zouden kunnen worden.De Afdeling acht het met de WRR wenselijk dat er tijdens de totstandkoming van regelgeving meer aandacht komt voor de lasten van regelgeving voor burgers, en met name voor lasten die niet traditioneel worden gerekend onder de administratieve lasten. Zij adviseert hiertoe in hoofdstuk 7 een aanvullende aanwijzing op te nemen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat de procedure van het vaststellen van deze wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt voortgezet, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en het Wetboek van Strafrecht (invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten).

[Gepubliceerd: 2022-01-05] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 5 februari 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorschriften inzake berekening, toekenning en het beheer van de bekostiging van scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

[Gepubliceerd: 2022-01-04] Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2021, no.2021001951, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften inzake berekening, toekenning en het beheer van de bekostiging van scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Besluit bekostiging WEC 20xx), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bekostiging WPO BES 20xx.

[Gepubliceerd: 2022-01-04] Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2021, no.2021001958, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 20xx), met nota van toelichting.
Jaar: 2022 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot uitvoering van Europese verordeningen betreffende de interne energiemarkt..

[Gepubliceerd: 2021-12-31] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van Europese verordeningen betreffende de interne energiemarkt (Besluit uitvoering van Europese verordeningen betreffende de interne energiemarkt), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001366, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van Europese verordeningen betreffende de interne energiemarkt (Besluit uitvoering van Europese verordeningen betreffende de interne energiemarkt), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt onder meer goedkeurings- en vaststellingsbevoegdheden voor de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ter uitvoering van Europese verordeningen op het gebied van de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen over de inhoud daarvan. Het ontwerpbesluit maakt het mogelijk dat ter uitvoering van voornoemde verordeningen van de huidige regeling in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet kan worden afgeweken, zonder dat die wetten daarvoor een grondslag bieden. De Afdeling is van oordeel dat het ontwerpbesluit op dit punt dient te worden aangepast.1.Afwijken van de wetDe Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet regelen dat de ACM voorwaarden of methoden die netbeheerders hanteren vaststelt of wijzigt met toepassing van de in deze wetten opgenomen procedures (het zogenoemde nationale codeproces). Het ontwerpbesluit beoogt besluitvorming over dergelijke voorwaarden en methodes daarnaast mogelijk te maken met toepassing van andere, specifieke procedures ter uitvoering van Europese verordeningen op het gebied van de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt.Indien deze verordeningen ertoe noodzaken dat een andere procedure dan de huidige wettelijke wordt toegepast, dan vergt dat een voorziening in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De mogelijkheid tot afwijking van de wet, zoals het ontwerpbesluit dat in wezen regelt, is alleen mogelijk indien de wet daarvoor een grondslag biedt. (zie noot 1) Een dergelijke grondslag ontbreekt in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.De gekozen opzet brengt nog een ander bezwaar met zich. Het ontwerpbesluit is zo opgesteld dat de ACM de keuze wordt gelaten of de besluitvorming geschiedt met toepassing van specifieke procedures ter uitvoering van Europese verordeningen of via het nationale codeproces. Volgens de toelichting is het uiteindelijk aan de ACM om van geval tot geval te bepalen welke procedure zal worden gevolgd. (zie noot 2) Deze keuzevrijheid is niet te begrijpen tegen de achtergrond van het uitgangspunt in de toelichting dat de huidige nationale procedure niet geschikt is om de verordeningen op correcte wijze uit te voeren. Immers, als dat uitgangspunt juist is, dan is er geen keuze mogelijk.De Afdeling adviseert de onderdelen van het ontwerpbesluit waarbij van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet wordt afgeweken, te laten vervallen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het ontwerpbesluit en adviseert dit besluit niet te nemen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 26 mei 1997 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c, van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (Trb.1997, 249), van het op 19 juni 1997 te Brussel totstandgekomen Tweede Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Trb.1997, 251), van het op 27 januari 1999 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie (Trb.2000,...) en van het op 1 mei 1999 te Straatsburg totstandgekomen Statuut betreffende de Groep van Staten tegen corruptie (Trb.2000,) (Goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van de op 26 mei 1997 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c, van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (Trb.1997, 249), van het op 19 juni 1997 te Brussel totstandgekomen Tweede Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Trb.1997, 251), van het op 27 januari 1999 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie (Trb.2000,...) en van het op 1 mei 1999 te Straatsburg totstandgekomen Statuut betreffende de Groep van Staten tegen corruptie (Trb.2000,) (Goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II).Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2000, no.00.003709, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van de op 26 mei 1997 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c, van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (Trb.1997, 249), van het op 19 juni 1997 te Brussel totstandgekomen Tweede Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Trb.1997, 251), van het op 27 januari 1999 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie (Trb.2000,...) en van het op 1 mei 1999 te Straatsburg totstandgekomen Statuut betreffende de Groep van Staten tegen corruptie (Trb.2000,) (Goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II). Het voorstel van rijkswet (Goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II) sluit aan bij het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie dat momenteel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhangig is (Goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie I).(zie noot 1) De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1. Artikel 8 van het Tweede Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Tweede Protocol) schrijft voor dat de Commissie ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de privacy van de betrokkenen een beschermingsniveau in acht neemt dat gelijkwaardig is aan het niveau dat de lidstaten aanhouden voor de bescherming van dit soort persoonsgegevens. Als referentiekader voor de door de Commissie op te stellen voorschriften wordt in artikel 8 het beschermingsniveau van richtlijn 95/46/EG(zie noot 2) genoemd. Uit de toelichting blijkt niet of de Commissie aldus ten aanzien van de verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens een beschermingsniveau kan bieden dat overeenstemt met de op dat punt door Nederland gegarandeerde waarborgen zoals die in het bijzonder tot uitdrukking komen in het voorgestelde artikel 22 van de Wet bescherming persoonsgegevens(zie noot 3) en in het voorgestelde artikel 10, eerste lid, onder d, van de Wet openbaarheid van bestuur.(zie noot 4) Het college adviseert de toelichting op dit punt te verduidelijken.(zie noot 5) 2. In de toelichting op artikel 10 van het Tweede Protocol is geen volledig beeld geschetst van de actieve rol die de Commissie dient te vervullen inzake controle rond de verstrekking van gegevens aan andere lidstaten en in het bijzonder aan derde landen. Uit artikel 25, derde tot en met vijfde lid, juncto artikel 31, tweede lid, van de hiervoor genoemde richtlijn 95/46/EG blijkt dat de Commissie zich een oordeel dient te vormen over de vraag of een derde land waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt en dat in geval van een negatief oordeel door de Commissie maatregelen genomen dienen te worden om doorgifte van gegevens aan dat land te voorkomen alsmede maatregelen ter verhelping van de geconstateerde situatie in het desbetreffende derde land. Dit is temeer van belang nu het hier de bescherming van strafrechtelijke gegevens betreft. Daarom dient naar de mening van de Raad in de memorie van toelichting alsnog te worden ingegaan op deze rol van de Commissie. 3. In de toelichting op artikel 11 van het Tweede Protocol wordt opgemerkt dat op 14 september 1999 door de Europese Commissie een ontwerp-verordening aan de Raad van de Europese Unie is gezonden, waarin onder meer wordt voorzien in de oprichting van een Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Gelet op het feit dat deze ontwerp-verordening volgens de toelichting thans nog onderwerp van bespreking binnen die Raad vormt, ziet het er naar uit dat dit wetsvoorstel nog voor de oprichting van genoemd controleorgaan tot wet zal worden verheven. In de memorie van toelichting wordt echter niet uiteengezet waarom de instelling van het onafhankelijke controleorgaan niet kan worden afgewacht. Het college adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 18 oktober 2013 te Londen tot stand gekomen wijzigingen van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972, zoals opgenomen in Resolutie LP.4(8) (Trb. 2014, 46 en 144), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van de op 18 oktober 2013 te Londen tot stand gekomen wijzigingen van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972, zoals opgenomen in Resolutie LP.4(8) (Trb. 2014, 46 en 144), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2016, no.2016002301, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van de op 18 oktober 2013 te Londen tot stand gekomen wijzigingen van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972, zoals opgenomen in Resolutie LP.4(8) (Trb. 2014, 46 en 144), met memorie van toelichting.De wijziging van het Protocol heeft betrekking op "mariene geo-engineering": het opzettelijk ingrijpen in het zeemilieu door natuurlijke processen te beïnvloeden. De lidstaten verplichten zich ertoe om zulk opzettelijk ingrijpen te verbieden of alleen toe te staan op basis van een vergunning.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar heeft opmerkingen over de medegelding van het verdrag in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en over het vereiste van parlementaire goedkeuring bij het toevoegen van nieuwe bijlagen aan het Protocol op een later tijdstip.1.Medegelding voor Aruba, Curaçao en Sint MaartenVolgens de toelichting hebben de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten de wenselijkheid van medegelding voor hun landen nog in beraad. (zie noot 1)De Afdeling merkt op dat nog niet is voorzien in medegelding van het oorspronkelijke Protocol voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Bij de goedkeuring van het Protocol werd gemeld dat het Protocol mede zou gaan gelden voor de (toenmalige) Nederlandse Antillen en voor Aruba zodra de ter zake dienende uitvoeringswetgeving gereed zou zijn. (zie noot 2) Medegelding van de wijziging van het Protocol voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten is alleen mogelijk als het oorspronkelijke Protocol voor hen geldt.De nu voorliggende wijziging van het Protocol zou van direct belang kunnen zijn voor de drie landen. Het zijn immers alle drie eilanden, die gebruikt zouden kunnen worden als uitvalsbasis voor mariene geo-engineering. Bovendien kunnen zij nadeel ondervinden van dergelijke activiteiten op zee als die vanuit naburige landen of eilanden worden ondernomen.De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de voortgang wat betreft de medegelding van het oorspronkelijke Protocol en van de voorliggende wijziging van dat Protocol voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.2.Het aannemen van nieuwe bijlagen bij het ProtocolVolgens de toelichting zijn de wijzigingen van de bijlagen 4 en 5 van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van deze bijlagen behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden. Ook de aanneming van eventuele nieuwe bijlagen bij het Protocol zullen, mits zij integrerende onderdelen van het Protocol vormen en van uitvoerende aard zijn, geen parlementaire goedkeuring behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden. (zie noot 3)Artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen houdt in dat wijzigingen van bestaande bijlagen bij een goedgekeurd verdrag niet parlementair hoeven te worden goedgekeurd, mits die bijlagen van uitvoerende aard zijn en de Staten-Generaal bij de goedkeuring geen recht tot goedkeuring van de wijziging voorbehouden. Artikel 7, onderdeel f, is echter niet van toepassing op de totstandkoming van nieuwe bijlagen. Daarvoor geldt het parlementair goedkeuringsvereiste onverkort.De Afdeling adviseert de toelichting aan te passen.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 18 december 2013 te s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22 en ), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 18 december 2013 te s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22 en ), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2014, no.2014000954, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 18 december 2013 te s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22 en ), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 1 november 2002 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2002 bij het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage over zee, 1974 (Trb. 2011, 110)

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 1 november 2002 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2002 bij het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage over zee, 1974 (Trb. 2011, 110)Bij Kabinetsmissive van 7 november 2011, no.11.002668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 1 november 2002 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2002 bij het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage over zee, 1974 (Trb. 2011, 110), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst van Parijs (Trb. 2016, 94 en Trb. 2016, ...), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst van Parijs (Trb. 2016, 94 en Trb. 2016, ...), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 september 2016, no.2016001615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst van Parijs (Trb. 2016, 94 en Trb. 2016, ...), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, anderzijds inzake de samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium (Trb. 2005, 316), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet tot goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, anderzijds inzake de samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium (Trb. 2005, 316), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2006, no.06.002499, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, anderzijds inzake de samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium (Trb. 2005, 316), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied (Trb. 2005, 312), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet tot goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied (Trb. 2005, 312), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 26 februari 2010 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2010, 98), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 26 februari 2010 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2010, 98), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2010, no.10.001636, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 26 februari 2010 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2010, 98), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976 (Trb. 1997, 300 en Trb. 2006, 17), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976 (Trb. 1997, 300 en Trb. 2006, 17), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2008, no.08.001376, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976 (Trb. 1997, 300 en Trb. 2006, 17), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb.2000, 32 en Trb.2001, 91 en 107).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb.2000, 32 en Trb.2001, 91 en 107).Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2002, no.02.003456, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb.2000, 32 en Trb.2001, 91 en 107). Het voorstel van rijkswet strekt tot goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal totstandgekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer(zie noot 1) (hierna: het Verdrag) voor het gehele Koninkrijk. Tegelijk met dit voorstel van rijkswet is bij de Raad van State een voorstel van wet tot vaststelling en invoering van titel 16 (Exploitatie) van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, aanhangig.(zie noot 2) Dat voorstel van wet strekt tot aanpassing van de in de Wet Luchtvervoer geregelde materie aan de bepalingen van het Verdrag. Het Verdrag regelt de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen in geval van overlijden of letsel van passagiers, vertragingen en schade aan bagage en goederen. Het vervangt en moderniseert het verouderde en verbrokkelde Warschausysteem(zie noot 3) en brengt alle instrumenten van dat systeem samen in één nieuwe regeling. Het Verdrag is ook ondertekend door de Europese Gemeenschap, hetgeen heeft geleid tot de totstandkoming van Verordening 889/2002 (hierna: de Verordening).(zie noot 4) Krachtens deze Verordening is het Verdrag van toepassing op alle Europese luchtvaartmaatschappijen en gelden de regels van het Verdrag ook ten aanzien van binnenlandse vluchten. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar is van oordeel dat de memorie van toelichting op de volgende punten aangevuld dient te worden en dat bezien moet worden of een voorbehoud dient te worden gemaakt. 1. Het voorstel van rijkswet voorziet in goedkeuring van het Verdrag voor het gehele Koninkrijk. De memorie van toelichting gaat niet in op het overleg dat tussen de landen van het Koninkrijk is gevoerd over dit voorstel van rijkswet. In de paragrafen 5 en 6 zou kunnen worden ingegaan op de wensen van, respectievelijk de situatie op de Nederlandse Antillen en Aruba, alsmede op de noodzakelijke aanpassingen van hun wetgevingen aan het Verdrag. Daarbij kan in het bijzonder worden gewezen op artikel 50 van het Verdrag, dat de verdragsstaten de verplichting oplegt te eisen dat hun luchtvervoerders voorzien zijn van een toereikende verzekering ter dekking van hun aansprakelijkheid uit hoofde van het Verdrag. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. In de memorie van toelichting wordt terecht opgemerkt dat de Verordening alleen voor Nederland geldt. Op Nederlandse luchtvaartmaatschappijen komt derhalve aan de Verordening voorrang toe boven het Verdrag; op Antilliaanse en Arubaanse luchtvaartmaatschappijen is het Verdrag alleen van toepassing indien zij internationaal vervoer als bedoeld in artikel 1 van het Verdrag bewerkstelligen. Vluchten tussen de landen van het Koninkrijk (en tussen de eilanden van de Nederlandse Antillen) gelden volgens het Verdrag als binnenlandse vluchten, tenzij er sprake is van een tussenlanding in een andere staat. Een en ander heeft tot gevolg dat op een binnenlandse vlucht, uitgevoerd door een Nederlandse luchtvaartmaatschappij of door een luchtvaartmaatschappij, uit een andere lidstaat van de Europese Unie de Verordening van toepassing is, terwijl het Verdrag niet van toepassing is wanneer een dergelijke vlucht wordt uitgevoerd door een Antilliaanse of Arubaanse maatschappij. In het laatstbedoelde geval dient aan de hand van conflictenregels te worden vastgesteld welk nationaal recht van toepassing is. Zowel uit een oogpunt van bescherming van passagiers als om mogelijke juridische complicaties bij afwikkeling van schadegevallen te vermijden, lijkt het van belang dat de regelingen in de Nederlandse Antillen en Aruba parallel lopen met het bepaalde in het Verdrag, in die zin dat het Verdrag van toepassing is op alle Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse luchtvaartmaatschappijen bij binnenlandse vluchten en vluchten binnen het Koninkrijk. De Raad adviseert in de memorie van toelichting op dit punt nader in te gaan. 3. Volgens artikel 2, eerste lid, van het Verdrag is het Verdrag ook van toepassing op vervoer dat wordt verricht door de staat of door andere openbare lichamen. Artikel 57 biedt echter aan een verdragsstaat de mogelijkheid door middel van een voorbehoud toepassing van het Verdrag uit te sluiten ten aanzien van: - internationaal luchtvervoer dat rechtstreeks door die staat wordt verricht en geëxploiteerd voor niet-commerciële doeleinden in verband met zijn taken en plichten als soevereine staat; en - vervoer van personen, bagage en goederen ten behoeve van zijn militaire autoriteiten aan boord van luchtvaartuigen die zijn ingeschreven in of gehuurd zijn door die staat en die geheel door of ten behoeve van deze autoriteiten zijn gereserveerd. Uit het voorstel van rijkswet blijkt dat het Koninkrijk niet voornemens is een voorbehoud op grond van artikel 57 te maken en ook in de memorie van toelichting wordt niet ingegaan op de vraag of zulk een voorbehoud is overwogen. Daarom is het opmerkelijk dat in het voorstel van wet tot vaststelling en invoering van titel 16 (Exploitatie) van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wel een beperking is opgenomen ten aanzien van luchtvervoer door militaire, douane- en politieluchtvaartuigen. Naar de mening van de Raad verdraagt deze uitzondering in Boek 8 BW, bij gebreke van een voorbehoud als bedoeld in het Verdrag van Montreal, zich niet met het Verdrag. Voorts blijkt uit de memorie van toelichting evenmin of van Antilliaanse en Arubaanse zijde mogelijk de wens bestaat voor het maken van een voorbehoud. Het maken van een voorbehoud als bedoeld in artikel 57 van het Verdrag ware opnieuw in overweging te nemen. Daarbij ware tevens de vraag te betrekken in hoeverre de Verordening het maken van een dergelijk voorbehoud voor Nederland toelaat. Indien besloten zou worden geen voorbehoud te maken dient dit nader te worden toegelicht in de memorie van toelichting.(zie noot 5) 4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 januari 2012, no. 12.000127, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 oktober 2013 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol nr. 16 tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 2 oktober 2013 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol nr. 16 tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2013, no.2013002463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 2 oktober 2013 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol nr. 16 tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 25 augustus 2010 te Tokio tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2010, 249), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 25 augustus 2010 te Tokio tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2010, 249), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2010, no.10.003167, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 25 augustus 2010 te Tokio tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2010, 249), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 15 juli 2015 te Addis Abeba tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 113), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 15 juli 2015 te Addis Abeba tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 113), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2016, no.2016000164, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 15 juli 2015 te Addis Abeba tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 113), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 8 maart 2004 te Washington tot stand gekomen Protocol, met memorandum van overeenstemming, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 8 maart 2004 te Washington tot stand gekomen Protocol, met memorandum van overeenstemming, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 19 november 2010 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake verbetering van de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit (Trb. 2010, 321), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet tot goedkeuring van de op 19 november 2010 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake verbetering van de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit (Trb. 2010, 321), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt tot goedkeuring van de op 19 november 2010 te s-Gravenhage tot stand gekomen overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (VS) inzake verbetering van de samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van ernstige criminaliteit en terroristische strafbare feiten (hierna: verdrag zie noot 1).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb.2000, 12).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb.2000, 12).Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2001, no.01.003720, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb.2000, 12). Dit Verdrag maakt onderdeel uit van een lange reeks van sectorale verdragen en protocollen op het terrein van de bestrijding van internationaal terrorisme, die vrijwel alle totstandkwamen in de periode 1963-1991. Het Koninkrijk is partij bij die verdragen en heeft uitvoeringswetgeving tot stand gebracht. Van meer recente datum is het Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb.1998, 84), waarbij het onderhavige Verdrag, wat doel en opzet betreft, nauw aansluit. Gelijktijdig met dit voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het Verdrag, zijn aan de Raad van State (van het Koninkrijk) toegezonden een voorstel van Rijkswet tot goedkeuring van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag ter bestrijding van terroristische bomaanslagen,(zie noot 1) een voorstel van wet tot uitvoering van het Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen en het op 9 december 1994 totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN- en geassocieerd personeel(zie noot 2) en een voorstel van wet tot uitvoering van het Verdrag.(zie noot 3) De belangrijkste onderwerpen die in het Verdrag worden geregeld zijn: - een omschrijving van de - in de nationale wetgeving van de verdragsstaten - strafbaar te stellen financiering van terrorisme; - de rechtsmacht die de verdragsstaten op grond van de in het Verdrag beschreven jurisdictiebeginselen dienen te vestigen; - de verplichting voor de verdragsstaten van die rechtsmacht daadwerkelijk gebruik te maken, tenzij aan een andere staat wordt uitgeleverd; - de uitlevering; en - de verplichting tot een zo'n ruim mogelijke rechtshulp in strafzaken. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel tot rijkswet maar maakt daarbij de volgende opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Vestiging van universele rechtsmacht Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, heeft het Verdrag tot doel te voorkomen dat terroristen zich aan strafvervolging weten te onttrekken door naar het grondgebied van een andere verdragsstaat te vluchten.(zie noot 4) Artikel 7, vierde lid, van het Verdrag voorziet daartoe in de vestiging en uitbreiding van universele rechtsmacht ten aanzien van de door het Verdrag bestreken delicten. In de memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet(zie noot 5) wordt echter gesteld dat met de vestiging van universele rechtsmacht terughoudendheid moet worden betracht en dat daarvan alleen kan worden afgeweken als het internationale karakter van de door een verdrag bestreken gedragingen hiertoe aanleiding geeft. De memorie van toelichting verwijst naar eerdere wetten tot goedkeuring van verdragen in de periode 1983-1984 waarbij het Koninkrijk een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de verplichting tot het vestigen van (een beperkte) universele rechtsmacht. Sindsdien is echter het besef gegroeid dat het grensoverschrijdende karakter van bepaalde ernstige misdrijven of het effect daarvan in de internationale verhoudingen, het nodig maakt het territorialiteitsbeginsel als uitgangspunt voor de verdeling van rechtsmacht te relativeren en in bepaalde opzichten aan te vullen met het beschermingsbeginsel en het universaliteitsbeginsel. Dit heeft implicaties voor de internationale rechtsontwikkeling. Daarin staat de gedachte centraal dat het belang van de uitoefening van (universele) rechtsmacht ten aanzien van bepaalde delicten - de zogenaamde "offences of universal concern" - en de berechting van de daders van dit soort delicten zwaarder moet wegen dan eventuele bezwaren tegen de uitbreiding van (territoriale naar) universele rechtsmacht. Met het vestigen en uitbreiden van universele rechtsmacht wordt voorkomen dat daders kunnen ontkomen aan berechting door te vluchten naar een andere staat die geen (territoriale of personele) rechtsmacht heeft. Oorspronkelijk werd deze visie in het bijzonder gehuldigd ten aanzien van delicten als genocide en oorlogsmisdrijven. Gaandeweg is het inzicht gegroeid dat uitbreiding van de universele rechtsmacht eveneens een gepast middel is met het oog op een effectieve bestrijding van terrorisme. Ook het onderhavige Verdrag weerspiegelt de hedendaagse visie omtrent universele rechtsmacht. Tegen deze achtergrond adviseert de Raad van State de memorie van toelichting aan te passen in die zin dat daarin de huidige visie omtrent (uitbreiding van) universele rechtsmacht uitdrukking vindt. 2. Interpretatieve verklaring of voorbehoud Nu de in 1983-1984 door de regering gemotiveerde terughoudendheid ten aanzien van universele rechtsmacht niet maatgevend kan zijn voor de huidige opstelling van het Koninkrijk, vraagt de Raad zich af wat de strekking en de reikwijdte is van (de eerste alinea van) de voorgestelde interpretatieve verklaring bij de artikelen 7 en 10, eerste lid.(zie noot 6) Deze verklaring is, zo blijkt uit de toelichting, geënt op het voorbehoud dat is gemaakt bij de bekrachtiging van verdragen in de periode 1983-1984. Indien met de voorgestelde verklaring niet beoogd wordt de verdragsverplichtingen op grond van de artikelen 7 en 10, eerste lid, te beperken of uit te breiden, dan is deze naar het oordeel van de Raad overbodig. De letterlijke tekst van de verklaring wijst in deze richting. Indien evenwel de verklaring zo moet worden gelezen dat deze voormelde verdragsverplichtingen beoogt te beperken, dan betreft het een voorbehoud in de zin van artikel 2, eerste lid, onder d, van het Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht.(zie noot 7) Daarvoor is immers irrelevant onder welke bewoordingen of benaming de verklaring is afgelegd. Artikel 19, aanhef en onder c, van dit Verdrag bepaalt dat een voorbehoud bij een verdrag gemaakt kan worden, tenzij het niet verenigbaar is met het voorwerp of het doel van dat verdrag. De in het wetsvoorstel tot uitvoering voor Nederland van het onderhavige Verdrag(zie noot 8) voorgestelde uitwerking van de verdragsverplichtingen ex artikelen 7 en 10 van het Verdrag, geeft aanleiding te veronderstellen dat de voorgestelde verklaring deze verdragsverplichtingen inderdaad beoogt te beperken. Het wetsvoorstel voorziet er namelijk in dat Nederland rechtsmacht heeft, indien de verdragsstaat die primair rechtsmacht heeft, Nederland om uitlevering verzoekt en dit verzoek wordt afgewezen. Het niet gehonoreerde uitleveringsverzoek wordt in die constructie beschouwd als een ingewilligd verzoek aan Nederland tot strafvervolging.(zie noot 9) De Raad is van oordeel dat artikel 7, vierde lid, van het Verdrag ook verplicht tot het vestigen van rechtsmacht voor gevallen waarin niet wordt uitgeleverd omdat er geen uitleveringsverzoek is gedaan. Deze interpretatie sluit aan bij de doelstelling van het Verdrag. Daarbij dient bedacht te worden dat er staten zijn die primaire rechtsmacht hebben, maar geen verzoek tot uitlevering doen omdat die staten financiering van terrorisme "dekken", of doordat het overheidsgezag tijdelijk is weggevallen. Gezien het voorgaande adviseert de Raad in de memorie van toelichting in te gaan op de betekenis van de eerste alinea van de voorgestelde interpretatieve verklaring. Is met die tekst beoogd, de verplichting tot vestiging van universele rechtsmacht te beperken, dan is dit naar het oordeel van de Raad niet verenigbaar met het voorwerp en het doel van het Verdrag. 3. Facultatieve rechtsmacht Het Verdrag geeft Nederland de mogelijkheid om zijn rechtsmacht ten aanzien van de financiering van terrorisme verder uit te breiden, bijvoorbeeld als het strafbare feit is gepleegd tegen een Nederlands onderdaan of tegen een in het buitenland gevestigde staats- of regeringsvoorziening (zoals diplomatieke vestigingen).(zie noot 10) Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt. In de toelichting wordt aangegeven dat, gezien de doelstelling van het Verdrag, verdere uitbreiding van de rechtsmacht dan vestiging van rechtsmacht op grond van artikel 7, eerste en vierde lid, van het Verdrag niet nodig is, doch eerder zal leiden tot positieve jurisdictieconflicten. De Raad kan deze motivering niet geheel volgen. Vestiging van primaire rechtsmacht op grond van artikel 7, eerste lid, en secundaire rechtsmacht op grond van artikel 7, vierde lid, van het Verdrag, biedt geen uitkomst in de situatie waarin de verdachte zich bevindt in een andere verdragsstaat, het misdrijf is gepleegd tegen één of meer Nederlanders en Nederland ten aanzien van het gepleegde misdrijf geen primaire rechtsmacht heeft. De kans dat jurisdictiegeschillen zullen ontstaan, is gezien de opzet van het Verdrag niet bijzonder groot, terwijl overlapping van jurisdictie gezien de doelstelling van het Verdrag geenszins bezwaarlijk is. In het wetsvoorstel tot uitvoering van het Verdrag inzake de veiligheid van VN- en geassocieerd personeel,(zie noot 11) wordt wel voorzien in rechtsmacht ten aanzien van delicten die tegen Nederlanders zijn gepleegd. De Raad adviseert de door het onderhavige Verdrag geboden mogelijkheid om de rechtsmacht verder uit te breiden dan de gevallen waarin dat op grond van het Verdrag verplicht is, te benutten. 4. Antilliaanse en Arubaanse uitvoeringswetgeving Het voorstel van rijkswet regelt goedkeuring voor het gehele Koninkrijk. In de memorie van toelichting wordt echter slechts ingegaan op de Nederlandse uitvoeringswetgeving. Naar het oordeel van de Raad zouden ook de toepasselijke landsverordeningen van de Nederlandse Antillen en Aruba moeten worden genoemd. De Raad adviseert derhalve de toelichting op dit punt aan te passen. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot intrekking van voorbehouden bij een aantal verdragen en protocollen inzake de bestrijding van terrorisme, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het voornemen tot intrekking van voorbehouden bij een aantal verdragen en protocollen inzake de bestrijding van terrorisme, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 april 2008, no.08.001082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het voornemen tot intrekking van voorbehouden bij een aantal verdragen en protocollen inzake de bestrijding van terrorisme, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 11 december 2008 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en Trb. 2013, 42).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 11 december 2008 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en Trb. 2013, 42).Bij Kabinetsmissive van 6 april 2017, no.2017000603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 11 december 2008 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en Trb. 2013, 42), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 7 juli 2017 te Tallinn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines op 17 juli 2014 (Trb. 2017, 102).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende bepalingen samenhangend met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van Malaysia Airlines vlucht MH17 op 17 juli 2014, met memorie van toelichting en het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 7 juli 2017 te Tallinn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines op 17 juli 2014 (Trb. 2017, 102), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissives van 27 januari 2018, no.201800017, en no.2018000177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen samenhangend met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van Malaysia Airlines vlucht MH17 op 17 juli 2014, met memorie van toelichting en het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 7 juli 2017 te Tallinn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines op 17 juli 2014 (Trb. 2017, 102), met memorie van toelichting.1.InleidingOp 17 juli 2014 werd Malaysia Airlines vlucht MH17 neergehaald, met aan boord onder meer veel Nederlandse passagiers die allen zijn omgekomen. (zie noot 1) In verband met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die hiermee samenhangen worden thans twee voorstellen ter advisering aan de Afdeling voorgelegd.Het goedkeuringsvoorstel strekt tot goedkeuring van het op 7 juli 2017 te Tallinn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines op 17 juli 2014 (Trb. 2017, 102) (hierna: het verdrag). (zie noot 2)De uitvoeringswet strekt ertoe enige wettelijke voorzieningen te treffen met betrekking tot de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014 in Oekraïne. (zie noot 3) Het wetsvoorstel geeft tevens uitvoering aan het hierover met Oekraïne gesloten verdrag, waarmee buiten twijfel wordt gesteld dat vervolging en berechting in Nederland ten volle kan plaatsvinden. (zie noot 4)De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in dit advies over beide wetsvoorstellen gezamenlijk. De Afdeling is zich zeer bewust van het bijzondere karakter alsmede de internationale context van deze wetsvoorstellen. Daarbij neemt zij in aanmerking dat aan de voorstellen mede ten grondslag ligt de op 21 juli 2014 door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties unaniem aangenomen resolutie waarin wordt geëist dat de verantwoordelijken voor het neerhalen van de MH17 rekenschap moeten afleggen en dat alle landen eraan meewerken om dit tot stand te brengen. (zie noot 5)De Afdeling adviseert de voorstellen aan de Tweede Kamer te zenden, maar op enkele onderdelen de toelichting aan te vullen ter versterking daarvan. De Afdeling geeft in overweging nader aandacht te besteden aan de verhouding van het voorstel tot de bij het Tweede aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken afgelegde verklaring. Voorts adviseert de Afdeling tot uitdrukking te brengen hoe de uitvoeringswet een aanvulling is op de onderwerpen die zijn geregeld in het Europees verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen (EVIG) en het Europees Verdrag betreffende de Overdracht van Strafvervolging (EVOS). 2.Verhouding tot verdragena.Inleiding: EVRMIn de memorie van toelichting bij het goedkeuringsvoorstel is aandacht besteed aan de verhouding van het voorliggende verdrag tot diverse instrumenten van de Raad van Europa. Daarbij is terecht ingegaan op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) inzake de wezenskenmerken van een eerlijk proces en de daarop gebaseerde jurisprudentie ten aanzien van videoconferentie. (zie noot 6) Dat deelname aan rechterlijke procedures via videoconferenties op zich niet in strijd is met het EVRM, is een vast onderdeel van die rechtspraak. Een wettelijke regeling, een of meer legitieme doelstellingen, gelijke behandeling ten opzichte van anderen in een vergelijkbare situatie en een daadwerkelijke kans om zich te verdedigen, zijn daarbij noodzakelijke elementen. Daarbij is van belang dat er geen problemen zijn bij de overdracht van beeld en geluid en dat de verdachte vertrouwelijk met zijn raadsman kan spreken. De toelichting wijst er op dat het aan de rechter is om te beslissen of van de mogelijkheid van terechtstaan per videoconferentie gebruik wordt gemaakt. De Afdeling onderschrijft dat de rechter in het concrete geval beoordeelt of die keuze in overeenstemming met de eisen van artikel 6 van het EVRM kan worden gemaakt. b.Tweede aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzakenBinnen de Raad van Europa is voorts wat betreft het gebruik van videoconferentie van belang het Tweede aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken. (zie noot 7) Daarin is bepaald dat de beslissing om een videoconferentie te houden en de wijze van uitvoering ervan onderworpen zijn aan een regeling tussen de betrokken Partijen, in overeenstemming met hun nationale recht en de ter zake doende internationale instrumenten. (zie noot 8) Bij deze bepaling is ook de mogelijkheid opgenomen voor staten om te verklaren dat geen gebruik zal worden gemaakt van deze mogelijkheid. Nederland heeft een dergelijke verklaring afgelegd die dit beperkt. (zie noot 9) In de toelichtende nota bij de goedkeuring van het Tweede aanvullend Protocol (zie noot 10) heeft de regering als reden gegeven om deze verklaring af te leggen dat het verhoor per videoconferentie niet ten aanzien van de verdachte kan worden toegepast omdat het verhoor van verdachten meer waarborgen vereist dan het verhoor van getuigen en deskundigen en daarom dient te worden vastgelegd in een aparte regeling. In de consultatiereactie van de Raad voor de Rechtspraak (RvdR) op het voorliggend goedkeuringsvoorstel is gewezen op deze verklaring van Nederland bij het Tweede aanvullend Protocol. (zie noot 11) De regering is hierop niet ingegaan in de toelichting.De Afdeling heeft begrip voor de door de regering gemaakte keuze in de voorliggende voorstellen. Het gaat om een specifieke regeling voor een bijzondere situatie die in een afzonderlijk verdrag is neergelegd. Zij adviseert om voor alle duidelijkheid in de toelichting bij het goedkeuringsvoorstel in te gaan op de verhouding daarvan tot de door Nederland afgelegde verklaring bij het Tweede aanvullend Protocol in het licht van de redenen die daaraan ten grondslag hebben gelegen. c.Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissenDe uitvoeringswet bepaalt dat de bijzondere verzetsprocedure uit de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) niet van toepassing is op de vervolging en berechting van verdachten van het neerhalen van de MH17. (zie noot 12) Deze bijzondere verzetsprocedure in de WOTS geeft uitvoering aan verplichtingen die Nederland heeft op grond van het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen (EVIG). Volgens deze niet van toepassing zijnde verzetsprocedure uit het EVIG kan een veroordeelde in verzet gaan tegen een buitenlands verstekvonnis, ook al is het vonnis in kracht van gewijsde gegaan. Indien deze procedure van toepassing zou zijn, zou dat kunnen leiden tot een nieuwe berechting alsof de procedure die leidde tot de verstekveroordeling niet heeft plaatsgevonden. De toelichting bij de uitvoeringswet stelt dat het EVIG in de praktijk weinig wordt toegepast, ook omdat de regeling in dit verdrag ingewikkeld is en relatief weinig verdragspartijen heeft. (zie noot 13) Hoewel Nederland en Oekraïne beide wel partij zijn bij het EVIG, is in het bilaterale verdrag dat nu voorligt een regeling getroffen die toegesneden is op de specifieke situatie van de tenuitvoerlegging van eventuele verstekvonnissen ter zake van het neerhalen van vlucht MH17, aldus de toelichting.De Afdeling merkt het volgende op. Het EVIG bepaalt dat het mogelijk is om een bilaterale overeenkomst te sluiten over in het EVIG geregelde onderwerpen, als sprake is van een aanvulling of vergemakkelijking. (zie noot 14) Impliciet wordt er in de toelichting van uitgegaan dat met de regeling in de uitvoeringswet sprake is van een vergemakkelijking van de in het EVIG vervatte beginselen of een aanvulling daarop. De Afdeling geeft in overweging dit in de toelichting tot uitdrukking te brengen. d.Europees Verdrag betreffende de Overdracht van StrafvervolgingDe hoorplicht uit artikel 552aa, tweede lid, Sv is op grond van de uitvoeringswet niet van toepassing, indien degene op wie het verzoek tot overname van strafvervolging betrekking heeft zich buiten Nederland bevindt. (zie noot 15) Dit artikel uit Sv geeft uitvoering aan artikel 17 van het Europees Verdrag betreffende de Overdracht van Strafvervolging (EVOS). Zowel Nederland als Oekraïne zijn partij bij het EVOS. Artikel 17 EVOS schrijft voor dat indien uitsluitend sprake is van afgeleide rechtsmacht de verdachte over het verzoek tot strafvervolging wordt gehoord zodat hij zijn beschouwing kan geven voordat de Staat een beslissing neemt op dat verzoek. (zie noot 16) De toelichting bij de uitvoeringswet stelt dat het EVOS het horen, althans oproepen van de verdachte, slechts voorschrijft als Nederland geen originaire rechtsmacht heeft en uitgaande van de situatie dat de verdachte zich in Nederland bevindt. De toelichting beschrijft voorts de verschillende grondslagen voor de uitoefening van strafrechtelijke rechtsmacht met betrekking tot het neerhalen van vlucht MH17. (zie noot 17) Daarbij wordt ingegaan op zowel de originaire rechtsmacht van Nederland als de afgeleide rechtsmacht op grond van het verdrag.De Afdeling merkt op dat bij uitsluitend afgeleide rechtsmacht - als voor Nederland een verplichting bestaat om betrokkene te horen - deze hoorplicht in de uitvoeringswet wordt geschrapt. Het EVOS bepaalt dat het mogelijk is om een bilaterale overeenkomst te sluiten over in het EVOS geregelde onderwerpen, als sprake is van een aanvulling of vergemakkelijking. (zie noot 18) Uit de toelichting lijkt impliciet te volgen dat met de regeling in de uitvoeringswet sprake is van een vergemakkelijking van in het EVOS vervatte beginselen of een aanvulling op de hoorplicht van het EVOS. De Afdeling geeft in overweging dit in de toelichting tot uitdrukking te brengen. 3.Reactie op consultatie-adviezenBeide wetsvoorstellen zijn aan het College van procureurs-generaal (het College) en aan de RvdR voorgelegd voor advies. De toelichting geeft een reactie op enkele van de opmerkingen die door het College en de RvdR zijn gemaakt. De Afdeling merkt evenwel op dat op een aantal andere opmerkingen niet is ingegaan. Dit betreft in het bijzonder de vraag hoe de Nederlandse rechter de extra waarborgen die benodigd zijn voor een strafproces dat geheel via videoconferentie wordt gevoerd moet toetsen, de vraag om in de uitvoeringswet te voorzien in de aanwezigheid van een raadsman zowel in de zittingzaal als elders bij de verdachte, de verhouding tussen de uitvoeringswet en het Besluit videoconferentie, met name wat betreft de technische inrichting van het systeem, en de mogelijkheid van het horen van de nabestaanden per videoconferentie. De Afdeling geeft in overweging in de toelichtingen bij de goedkeuringswet en de uitvoeringswet specifieker aandacht te besteden aan de uitgebrachte adviezen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging de voorstellen van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 30 juni 2008 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en Australië inzake de verwerking en doorgifte van persoonsgegevens van passagiers (PNR) uit de Europese Unie door luchtvaartmaatschappijen aan de Australische douane (Trb. 2008, 170), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 30 juni 2008 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en Australië inzake de verwerking en doorgifte van persoonsgegevens van passagiers (PNR) uit de Europese Unie door luchtvaartmaatschappijen aan de Australische douane (Trb. 2008, 170), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2009, no.09.000460, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 30 juni 2008 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en Australië inzake de verwerking en doorgifte van persoonsgegevens van passagiers (PNR) uit de Europese Unie door luchtvaartmaatschappijen aan de Australische douane (Trb. 2008, 170), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 29 april 2003 te Berlijn totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitoefening van de Luchtverkeersleiding door de Bondsrepubliek Duitsland boven Nederlands grondgebied alsmede de gevolgen van het burgergebruik van de luchthaven Niederrhein op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 29 april 2003 te Berlijn totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitoefening van de Luchtverkeersleiding door de Bondsrepubliek Duitsland boven Nederlands grondgebied alsmede de gevolgen van het burgergebruik van de luchthaven Niederrhein op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2003, no.03.002614, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 29 april 2003 te Berlijn totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitoefening van de Luchtverkeersleiding door de Bondsrepubliek Duitsland boven Nederlands grondgebied alsmede de gevolgen van het burgergebruik van de luchthaven Niederrhein op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden. Het verdrag tot goedkeuring waarvan het wetsvoorstel strekt (hierna: verdrag), hangt samen met de omzetting van de Duitse militaire luchthaven Niederrhein in een burgerluchthaven. Daarvoor is inmiddels op basis van de Duitse wetgeving een vergunning afgegeven. Met dit verdrag gaat Nederland met deze omzetting akkoord onder de voorwaarde dat het gebruik van het vliegveld beperkt blijft tot de omvang zoals die is opgenomen in de vergunningsaanvraag en dat er geen nachtvluchten plaatsvinden boven Nederlands grondgebied. In verband daarmee zijn in het verdrag regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van deze luchthaven. Deze regels hebben betrekking op de in acht te nemen geluidszones en op beperkingen van het vliegverkeer boven Nederland. In het verdrag zijn nadere afspraken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland gemaakt ten aanzien van de procedures die bij voorgenomen wijzigingen in het gebruik van de burgerluchthaven Niederrhein in acht moeten worden genomen. Voorts bevat het een regeling van de rechtsbescherming van Nederlandse natuurlijke personen en rechtspersonen, bepalingen inzake de aansprakelijkheid en een regeling van de bescherming van persoonsgegevens. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen over de verhouding van het verdrag tot Europeesrechtelijke verplichtingen, de wijze waarop Duitsland en Nederland hun onderlinge verhouding in het verdrag hebben geregeld, de Duitse vergunning en de daartegen lopende, respectievelijk eventueel nog in te stellen, bezwaar- en beroepsprocedures, de regeling van de nachtvluchten en de reikwijdte van de goedkeuringswet. De Raad meent dat in verband hiermee een nadere precisering van de verdragstekst gewenst is. 1. Noodzaak De noodzaak van het verdrag wordt in de memorie van toelichting niet op de juiste wijze gemotiveerd. Onder Nederlandse procedure wordt opgemerkt dat gelet op artikel 5.14, eerste lid, van de Wet luchtvaart geen verdrag noodzakelijk is. Vervolgens wordt gesteld dat niettemin voor een verdrag is gekozen vanwege de mogelijkheid van het vastleggen van juridisch bindende aansprakelijkheidsbepalingen en van milieubepalingen in een dergelijk verdrag. De brief van de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de stand van zaken rond het vliegveld Laarbruch in Duitsland van 28 november 2000(zie noot 1), is duidelijker: Nederland hoeft formeel geen instemming te geven voor dit nieuwe gebruik van Laarbruch (luchthaven Niederrhein). Instemming is wel nodig voor het gebruik van het Nederlandse luchtruim en de gevolgen van het gebruik voor het Nederlandse grondgebied. Die motivering zal ook in de memorie van toelichting moeten doorklinken. 2. Europees recht Het verdrag zal toereikend moeten zijn met het oog op de verantwoordelijkheid die Nederland draagt voor de gevolgen op Nederlands grondgebied van het gebruik van de luchthaven. Duidelijk zal moeten worden gemaakt wat in het verdrag moet worden geregeld, wat regeling vindt in de Duitse wetgeving en wat aan de vergunning zelf kan worden overgelaten. Dit geldt in het bijzonder voor de nakoming van Europeesrechtelijke verplichtingen op Nederlands grondgebied. De Raad mist een duidelijke uiteenzetting op dit punt in de memorie van toelichting. Hierna zal hierop nader worden ingegaan. Aan het slot van de inleiding van de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat ook op Europees niveau de mening heerst dat in geval van overdracht van luchtverkeersleidingsbevoegdheden en gebruik van een (burger)luchthaven met grensoverschrijdende gevolgen een (bilateraal) verdrag wenselijk is. Voorts wordt medegedeeld dat een Europees standaardverdrag wordt voorbereid. Gelet hierop adviseert de Raad in de toelichting nader uiteen te zetten in welk stadium de voorbereiding van het Europese Standaardverdrag zich bevindt en in hoeverre hiermede bij de opstelling van dit verdrag met de Bondsrepubliek Duitsland rekening is gehouden. Daarbij ware vooral in te gaan op de onderdelen die betrekking hebben op de verdragsverplichtingen en EG-richtlijnen die door elk van beide landen moeten worden nageleefd en geïmplementeerd. a. Milieueffectrapportage Voor de omzetting van militaire luchthaven naar burgerluchthaven is naar Duits recht geen milieueffectrapportage (MER) noodzakelijk.(zie noot 2) Datzelfde geldt voor een intensivering van het gebruik van een vliegveld die gepaard gaat met een vergroting van de geluidszones (slot van hoofdstuk II van de memorie van toelichting). In het Nederlandse recht is de MER-plicht voor luchthavens geregeld in het Besluit milieu-effectrapportage 1994, bijlage C, onderdelen 6.1 tot en met 6.3. De verschillen in de Nederlandse en de Duitse wetgeving bij de uitvoering van de MER-richtlijn(zie noot 3) nopen in dit geval tot een regeling van de MER in een bilateraal verdrag. (i) Gelet op artikel 4, tweede lid, in samenhang met de punten 10 en 13 van Bijlage II van de MER-richtlijn zal voor de onderhavige omzetting van militaire luchthaven in burgerluchthaven door middel van een onderzoek of aan de hand van nationale vastgestelde drempelwaarden of criteria moeten worden vastgesteld of een MER noodzakelijk is. Daarbij zullen de relevante criteria van Bijlage III in acht moeten worden genomen. De regeling van het vliegverkeer in artikel 6 en die van de geluidszonegrenzen in artikel 7 van dit verdrag zullen de weerslag moeten zijn van een juiste toepassing van de MER-richtlijn op Nederlands grondgebied. In die regelingen zal dan een wijziging met niet-aanzienlijke gevolgen voor het milieu (punt 13 van Bijlage II) besloten moeten liggen of die regelingen zijn de uitkomst van een vergunningprocedure waarbij de procedure van de artikelen 5 tot en met 10 van de MER-richtlijn is toegepast. In de memorie van toelichting zal daarom moeten worden uiteengezet op welke wijze de MER-richtlijn met betrekking tot de gevolgen op Nederlands grondgebied in acht is genomen. (ii) In het verdrag wordt slechts een MER voorgeschreven voor veranderingen die leiden tot overschrijding van de in artikel 7, eerste lid, en Bijlage 2 vastgelegde geluidzonegrenzen (artikel 7, vierde lid, laatste drie volzinnen). De vraag rijst of deze beperkte regeling van de MER voldoende waarborgen biedt voor de inachtneming van de MER-richtlijn op Nederlands grondgebied bij toekomstige veranderingen. Een verandering zou bijvoorbeeld ook kunnen bestaan uit een uitbreiding van de periode voor nachtvluchten (artikel 10, derde lid). Ook in dit opzicht behoeft de toelichting aanvulling. b. Verhouding tot Vogelrichtlijn(zie noot 4) en Habitatrichtlijn(zie noot 5)In de inleiding van de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat naar aanleiding van de inspraak aan Nederlandse zijde in opdracht van de vergunningaanvrager (de Flughafen Niederrhein GmbH) door een onderzoeksbureau een aanvullende studie is gedaan naar de gevolgen van het voorgenomen gebruik van Flughafen Niederrhein voor het Nationale Park Maasduinen, welk park is aangewezen als een speciale beschermingszone en tevens is aangemeld als beschermingswaardig gebied onder de Habitatrichtlijn.(zie noot 6) In de toelichting wordt vervolgens uiteengezet dat de situatie van de tijd waarin het terrein nog in gebruik was als militaire basis maatgevend is voor de beoordeling van de milieueffecten. Hierover maakt de Raad de volgende opmerkingen. (i) Van de aanwijzing onder de Habitatrichtlijn moet die onder de Vogelrichtlijn worden onderscheiden. Bij besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 24 maart 2000, Directie Natuurbeheer N/2000/341(zie noot 7), is circa 2.750 ha van het natuurgebied Maasduinen dat is gelegen in de gemeenten Bergen en Gennep aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn (hierna: Maasduinen I). Ingevolge artikel 7 van de Habitatrichtlijn geldt ten aanzien van dat gebied het regime van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtijn. Dit betekent onder andere dat Nederland verplicht is passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in Maasduinen I niet verslechtert. Ook mogen er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor Maasduinen I als speciale beschermingszone is aangewezen voorzover die factoren, gelet op de doelstellingen van de richtlijn, een significant effect zouden kunnen hebben (tweede lid). In de memorie van toelichting wordt niet uiteengezet hoe bij de beoordeling van de gevolgen voor Maasduinen I van het in gebruik nemen van de luchthaven Niederrhein als burgerluchthaven de toets aan artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn heeft plaatsgevonden en welke waarborgen het verdrag biedt voor die toets bij eventuele toekomstige veranderingen in de inrichting of exploitatie van de luchthaven die gevolgen kunnen hebben voor deze onder de Vogelrichtlijn aangewezen speciale beschermingszone. Artikel 7, vierde lid, van het verdrag spreekt slechts van een behandeling van veranderingen met milieugevolgen naar Duitse procedurele voorschriften en de desbetreffende regelingen van Europees recht. Hierover zal duidelijkheid moeten worden geboden. (ii) Waar het gaat om het onderzoek naar de mogelijke gevolgen van het gebruik van Niederrhein als burgerluchthaven voor het Nationaal Park Maasduinen (hierna: Maasduinen II), dat door Nederland op 19 mei 2003 definitief bij de Europese Commissie is aangemeld als gebied onder de Habitatrichtlijn(zie noot 8) en waarmede de Europese Commissie op 8 juli jl. heeft ingestemd, is het volgende van belang. In artikel 4 en Bijlage III van de Habitatrichtlijn is de procedure voor het vaststellen door de Europese Commissie van gebieden voor Natura 2000 geregeld. In die procedure ligt een gefaseerde beoordeling van natuurwaarden, van aanmelding door de lidstaten tot definitieve vaststelling door de Europese Commissie, eventueel door de Raad van Ministers, besloten. Hoewel er nog geen communautaire lijst bestaat waarop het onderhavige gebied is geplaatst, zullen beide verdragsstaten en hun organen zich toch moeten onthouden van activiteiten die de verwezenlijking van de doelstelling van de richtlijn (de verwezenlijking van Natura 2000) ernstig in gevaar brengen. Deze verplichting berust op de artikelen 10 en 249 van het EG-Verdrag. In dit verband merkt de Raad allereerst op dat de opmerking in de toelichting, bladzijde 1, onder I Inleiding, dat het gebied De Maasduinen als habitat-gebied is aangemeld in de tijd dat het terrein nog in gebruik was als militaire basis zal moeten worden herzien. Op de datum van de definitieve aanmelding - 19 mei 2003 - werd het onderhavige verdrag krachtens artikel 16, derde lid, reeds voorlopig toegepast en was het gebruik als burgerluchtvaartterrein reeds begonnen. In de tweede plaats zal bij de beoordeling van de gevolgen van de vergunning voor het gebruik van Niederrhein als burgerluchthaven rekening moeten worden gehouden met de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen en die zich mede hebben ontwikkeld in de periode waarin het militaire gebruik van het vliegveld was beëindigd (zie het Gebiedendocument, mei 2003, juncto LNV, Aanmelding gebieden Habitatrichtlijn onder Bescherming rechtsgevolgen). Nederland zal samen met Duitsland moeten voorkomen dat met de keuze van een inmiddels uit een oogpunt van natuurbescherming achterhaald ijkpunt, namelijk de periode waarin Niederrhein als militair vliegveld werd gebruikt, en op basis daarvan toegelaten gebruik van Niederrhein als burgerluchthaven, niet wordt voldaan aan de hiervoor reeds gereleveerde normstelling van de artikelen 10 en 249 van het EG-Verdrag. Ook het Oberverwaltungsgericht voor de deelstaat Nordrhein-Westfalen overwoog in zijn uitspraak (voorlopige voorziening) van 31 maart 2003, nr.20 B 1260/01.AK, dat het feit dat Niederrhein vroeger een militair vliegveld was, niet beslissend is voor de beantwoording van de vraag of voldoende met de belangen van de gemeente Bergen (en die betreffen voornamelijk het onderhavige natuurgebied en de toeristische waarde daarvan) rekening is gehouden. Op grond van het vorenstaande is het college van mening dat het verdrag nader op zijn verhouding tot de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn moet worden bezien. c. Implementatie EU-richtlijnen betreffende geluidhinder Met het oog op de geluidhinderaspecten is een tweetal EG-richtlijnen van belang die nog moeten worden geïmplementeerd: Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189)(zie noot 9) en Richtlijn 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap (PbEG L 85).(zie noot 10) Deze richtlijnen nopen, ook in samenhang met de MER-richtlijn, tot een gecoördineerde implementatie ten aanzien van burgerluchthavens met meer dan 50.000 vliegbewegingen in grensregios. Eerstgenoemde richtlijn bevat de verplichting voor aan elkaar grenzende lidstaten om samen te werken bij het opstellen van strategische geluidsbelastingkaarten (artikel 7, tweede lid) en het opstellen van actieplannen (artikel 8, zesde lid), onder meer met het oog op de beheersing van lawaai afkomstig van vorenbedoelde belangrijke luchthavens. Als gevolg van deze richtlijn zullen voor het omgevingslawaai op luchthavens van die categorie nieuwe geluidsbelastingsindicatoren gaan gelden: de L-den in plaats van Ke en de L-night in plaats van de L-aeq. Indien de luchthaven Niederrhein zou uitgroeien tot een luchthaven met meer dan 50.000 vliegbewegingen per jaar zullen de geluidszones van het verdrag moeten worden aangepast en zal de samenwerking tussen Duitsland en Nederland bij het opstellen van vorenbedoelde strategische geluidsbelastingkaarten en actieplannen gestalte moeten krijgen. Hoewel richtlijn 2002/30/EG daartoe geen expliciete verplichting bevat, ligt het in de rede dat die samenwerking ook totstandkomt voor het opleggen van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen als in die richtlijn bedoeld. De Raad adviseert in de memorie van toelichting op de mogelijke relevantie van deze richtlijnen voor het gebruik van de luchthaven Niederrhein in te gaan. In dit verband kan de vraag worden gesteld welk beleid ten aanzien van een mogelijke ontwikkeling van de luchthaven Niederrhein tot een burgerluchthaven met meer dan 50.000 vliegbewegingen in de onderhavige grensregio, waarbinnen ook de burgerluchthaven van Maastricht zou kunnen worden gerekend, door Nederland en Duitsland wordt gevoerd: afwachten van de regels op dit punt in het eerdergenoemde Europese standaardverdrag of pro-actief overleg (ook met België), juist ook om de totstandkoming van een Europese standaardregeling met een gezamenlijk voorbeeld te bevorderen? Zouden in het onderhavige verdrag niet tevens de aanzetten voor een gecoördineerde implementatie van vorengenoemde richtlijnen en mogelijk ook nog andere relevante EG-richtlijnen moeten worden vastgelegd? Ligt in artikel 7, vierde lid, waarin onder meer is bepaald dat veranderingen in de inrichting en exploitatie van de luchthaven met milieugevolgen ook moeten worden behandeld naar de desbetreffende regelingen van het Europese recht al een verborgen - opdracht in deze richting besloten? In dit opzicht zal het verdrag nader op zijn betekenis in de Europeesrechtelijke context moeten worden bezien. De memorie van toelichting dient te worden aangevuld. d. Rechtsbescherming Ingevolge artikel 7, vierde lid, worden veranderingen in de inrichting of exploitatie van luchthaven Niederrhein die een toename van de milieugevolgen of veiligheidsrisicos tot gevolg hebben, behandeld naar Duitse procedurele voorschriften en de desbetreffende regelingen van het Europese recht. Daarbij hebben in het Koninkrijk der Nederlanden ingezeten natuurlijke personen en rechtspersonen dezelfde procedurele rechten als natuurlijke personen en rechtspersonen die ingezetenen zijn van de Bondsrepubliek Duitsland. In de memorie van toelichting ware uiteen te zetten wat met behandeling naar desbetreffende regelingen van het Europese recht wordt bedoeld. In dit verband kan erop worden gewezen dat Duitsland, anders dan Nederland, het Verdrag van Aarhus(zie noot 11) (nog) niet heeft ondertekend en dat in EU-verband richtlijnen in voorbereiding zijn met betrekking tot de uitvoering van dat verdrag op het punt van inspraakmogelijkheden en toegang tot de rechter.(zie noot 12) In de memorie van toelichting zal op de huidige verschillen in rechtsbescherming moeten worden ingegaan en op de mogelijke gevolgen van vorengenoemde Europese ontwikkelingen op (de uitvoering van) het verdrag. 3. Verhouding Nederland en Duitsland a. Wijziging van het geluidsregime In artikel 7, eerste lid, is onder meer bepaald dat de in Bijlage 2 bij het verdrag opgenomen geluidszone door het gebruik van luchthaven Niederrhein niet mag worden overschreden dan met wederzijds goedvinden van de Verdragsluitende Partijen. Indien een verandering in de inrichting of exploitatie van luchthaven Niederrhein zal leiden tot het overschrijden van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde geluidszone zal met wederzijds goedvinden van de Verdragsluitende Partijen een nieuwe geluidszone moeten worden vastgesteld, waarvoor de procedure van de MER zal worden doorlopen. Voor deze en andere wijzigingen geldt de algemene consultatieverplichting van artikel 10, tweede lid. In (al) die gevallen houdt Duitsland rekening met Nederlandse eisen, in het bijzonder ten aanzien van ruimtelijke ordening, streekplannen, stedenbouw en de bescherming tegen geluidsoverlast. Indien voor een dergelijke wijziging of aanvulling maatregelen op het grondgebied van Nederland nodig zijn, treft de bevoegde Nederlandse autoriteit de volgens Nederlands recht noodzakelijke maatregelen, indien Nederland geen bezwaar heeft aangetekend tegen de wijziging of aanvulling. In het derde lid van artikel 10 is voorzien in een eerste overleg twee jaar na het sluiten van het verdrag tussen beide landen over de openstelling van het Nederlandse luchtruim in de randuren tussen 05:00 en 06:00 uur en tussen 23:00 en 24:00 uur, dus buiten de in artikel 6, eerste lid, vastgestelde tijden. Hierbij rijzen de volgende vragen: - Wat is de verhouding tussen artikel 7, eerste en vierde lid? Gaat het in het eerste lid om incidentele overschrijdingen met wederzijds goedvinden en in het vierde lid om structurele overschrijdingen, waarvoor met toepassing van de MER-procedure de geluidszonegrens met wederzijds goedvinden moet worden aangepast? Als dat zo is, waar ligt dan de grens tussen incidentele en structurele overschrijdingen? - Wat is de verhouding tussen artikel 7, vierde lid, en artikel 10, tweede lid? Kan Nederland nog bezwaar maken tegen een wijziging van de geluidszonegrens op Nederlands grondgebied wanneer de MER uitwijst dat die wijziging verantwoord is? - Waarom is niet ook voorzien in een MER voordat het in artikel 10, derde lid, bedoelde overleg over een eventuele verruiming van het nachtvluchtregime plaatsvindt? De Raad adviseert de verdragstekst op deze punten te preciseren en deze vragen in de memorie van toelichting te behandelen. b. Handhaving Voor de handhaving van de geluidszone op Nederlands grondgebied en de nachtelijke openstelling is Duitsland verantwoordelijk. Het eerste is uitdrukkelijk in het verdrag geregeld (artikel 7, tweede lid). In de memorie van toelichting wordt benadrukt dat Nederland zelf geen eigen handhavingsinspanning zal leveren. Als reden voor deze wijze van handhaving wordt gesteld dat het daarbij gaat om de beheersing van de bron. De wijze waarop de luchthaven Niederrhein vanuit en naar het westen wordt gebruikt is bepalend voor de boven Nederland optredende geluidsbelasting. Verder zal Duitsland ingevolge artikel 6, derde lid, binnen de mogelijkheden van het Duitse recht door geëigende maatregelen er voor zorgen dat er boven aaneengesloten bebouwing op het grondgebied van Nederland niet lager gevlogen wordt dan om vliegtechnische redenen noodzakelijk is en dat gebruik van verkeersinstallaties en verkeersmiddelen niet gestoord wordt door vliegtuigen. Het verdrag noch de memorie van toelichting spreekt zich duidelijk uit over de wijze waarop het verbod op zichtvliegcircuits en oefenvluchten op Nederlands grondgebied (artikel 6, vierde lid) zal worden gehandhaafd. In ieder geval kan die handhaving niet zonder nadere toelichting in artikel 6, derde lid, van het verdrag begrepen worden geacht. Naar de mening van de Raad zal toezicht vanaf Nederlands grondgebied kunnen bijdragen aan de handhaving van het verbod op zichtvliegroutes en oefenvluchten op Nederlands grondgebied. Verder rijst de vraag of het toezicht op de naleving van het verbod op laagvliegen en dat van nachtvluchten door de Duitse luchtverkeersleiding niet zou kunnen worden vergemakkelijkt wanneer ook vanaf Nederlands grondgebied overtredingen van die verboden worden geconstateerd en door de Nederlandse autoriteiten doorgegeven aan de Duitse autoriteiten. Toezicht vanaf Nederlands grondgebied is des te meer aangewezen wanneer geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van een vliegvolgsysteem.(zie noot 13) In de memorie van toelichting zal daarom nader moeten worden ingegaan op de vraag welke handhavingsinspanning van Nederlandse kant in de rede ligt. 4. Bezwaar- en beroepsprocedures In paragraaf I, onder Nederlandse procedure, van de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat met het vastleggen van juridisch bindende aansprakelijkheidsbepalingen en van milieubepalingen in een verdrag een betere rechtsbescherming kan worden geboden. Vervolgens wordt in paragraaf II, Inhoud van het verdrag, onder Gebruik van het Nederlandse luchtruim, uiteengezet dat het gebruik van de luchthaven Niederrhein wordt bepaald door de Duitse wetgeving en de door het districtsbestuur Düsseldorf afgegeven vergunning. Het verdrag regelt alleen het gebruik van het luchtruim boven Nederlands grondgebied, aldus de toelichting. De Raad maakt uit het samenstel van de verdragsbepalingen op dat de in het verdrag opgenomen regels zich richten tot de exploitant van de luchthaven en niet tot de afzonderlijke luchtvaartmaatschappijen die boven Nederlands grondgebied vliegen. Anders zou Nederland bijvoorbeeld met betrekking tot de regeling van de nachtvluchten (artikel 6, eerste lid) en ten aanzien van het niet toegestaan zijn van zichtvliegcircuits en oefenvluchten (artikel 6, vierde lid) nationale uitvoeringswetgeving met sancties moeten vaststellen. In dit verband rijst de vraag welke rechtsgevolgen het verdrag heeft voor de lopende procedure tegen de vergunningverlening, waarover laatstelijk nog mededelingen zijn gedaan tijdens een algemeen overleg tussen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Tweede Kamer.(zie noot 14) Het gaat hier om bezwaren die vanuit Nederland bij de Regierungspräsident van Noordrijn-Westfalen tegen de verleende vergunning voor de exploitatie van de luchthaven zijn ingediend en een mogelijk nog volgende beroepsprocedure bij de Duitse rechter. Wanneer het de bedoeling is dat het verdrag zowel door de genoemde Regierungspräsident als door de Duitse rechter moet worden toegepast, resteert nog de vraag of naast de in het verdrag gestelde normen met betrekking tot onder andere nachtvluchten en geluidszones nog ruimte is voor heroverweging door de Regierungspräsident respectievelijk toetsing door de rechter. Daarover zal duidelijkheid moeten worden gegeven. Vragen als hiervoor zijn geformuleerd zullen ook spelen wanneer met wederzijds goedvinden van Duitsland en Nederland een nieuwe geluidszonegrens (artikel 7, vierde lid) is vastgesteld en bij andere wijzigingen van de vergunning waartegen Nederland geen bezwaar heeft gemaakt (artikel 10, tweede lid). Voorts ook wanneer Duitsland en Nederland het na twee jaar op de voet van artikel 10, derde lid, eens zouden worden over openstelling van het Nederlandse luchtruim voor vluchten tussen 05:00 en 06:00 uur en 23:00 en 24:00 uur. Met het oog op een juiste beoordeling van het verdrag zal op al deze vragen een antwoord moeten worden gegeven in de memorie van toelichting en zal zo nodig het verdrag moeten worden aangevuld. 5. Klachten. Onduidelijk is hoe concrete klachten van burgers worden verwerkt: zijn klagers uitsluitend aangewezen op de procedure via de Luchtverkeerscommissie (Lvc) (artikel 9, derde lid: Lvc behandelt iedere kwestie die voorvloeit uit de uitlegging en toepassing van dit verdrag) of kunnen zij zich ook rechtstreeks wenden tot de Duitse autoriteiten? In de memorie van toelichting zal hierover uitsluitsel moeten worden gegeven. 6. Bescherming persoonsgegevens Het verdrag bevat in artikel 8 een uitgebreide regeling van de bescherming van persoonsgegevens. Die regeling wordt nauwelijks toegelicht in de memorie van toelichting. Dat zal alsnog moeten gebeuren. In die toelichting zal in de eerste plaats moeten worden uiteengezet om welke reden in het verdrag zulk een uitgebreide regeling over de bescherming van persoonsgegevens is opgenomen; het verdrag is op dit punt ongebruikelijk uitvoerig. Voorts zal moeten worden ingegaan op de wijze waarop verstrekking van persoonsgegevens aan derde landen is geregeld, met inachtneming van de artikelen 25 en 26 van richtlijn nr.95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281). Ten slotte zal daarin aandacht moeten worden besteed aan de samenhang met de rechtshulpverdragen die worden bedoeld in de regeling van de onderlinge bijstand (artikel 4, derde lid). 7. Regeling nachtvluchten a. In de memorie van toelichting staat onder II, Gebruik van het Nederlandse luchtruim, dat s nachts tussen 23:00 en 06:00 uur geen gebruik gemaakt mag worden van de luchthaven Niederrhein voor landen vanuit en starten naar het westen over Nederlands grondgebied. In de aanhef van artikel 6, eerste lid, is evenwel bepaald dat het luchtverkeer boven Nederlands grondgebied in principe alleen in de periode van 06:00 uur tot 23:00 uur is toegestaan. Omdat de uitzonderingen op deze regel al in de volgende onderdelen van dit artikellid worden vermeld (de extensieregeling), zou aan de woorden in principe in de aanhef een zelfstandige betekenis kunnen worden toegedacht, hetgeen, naar de Raad aanneemt, niet de bedoeling is. Verder spreekt artikel 6, eerste lid, van luchtverkeer van en naar Niederrhein boven Nederlands grondgebied in de periode van 06:00 uur tot 23:00 uur. Hoewel het natuurlijk om het gebruik van de luchthaven in die periode in samenhang met vliegen boven Nederlands grondgebied gaat, is de memorie van toelichting op dit punt niet overal duidelijk: zo staat in de toelichting op artikel 6 dat in dat artikel de nachtsluiting van het Nederlandse luchtruim van 23:00 tot 06:00 uur is geregeld. De nachtsluiting voor vluchten boven het Nederlandse grondgebied die samenhangen met een start vanaf of een landing op de luchthaven Nierderrhein, zal naar de mening van de Raad op de luchthaven zelf betrekking moeten hebben, omdat het verbod met de extensieregeling vanaf die plaats ook het meest effectief kan worden gehandhaafd. De hier vermelde onduidelijkheden zullen in de memorie van toelichting moeten worden weggenomen. b. In de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat de regeling van de nachtsluiting is afgestemd op de regeling van de nachtvluchten in het Interim-aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Maastricht. Hierbij kan de vraag worden gesteld welke mogelijkheden Nederland heeft om het nachtregime te wijzigen, wanneer uit onderzoek mocht blijken dat een uitsluiting of beperking van het aantal nachtvluchten tussen 06:00 en 07:00 uur voor het luchtvaartterrein Maastricht aangewezen is. De Raad verwijst in dit verband naar de discussie die in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden over het slaapverstoringsonderzoek van TNO/RIVM bij Schiphol.(zie noot 15) Ook hierover zal in de memorie van toelichting duidelijkheid moeten worden verschaft. 8. Wijzigingen van uitvoerende aard? In artikel 7, eerste lid, is de geluidszone (met 35 en 40 KE) die door het gebruik van luchthaven Niederrhein niet mag worden overschreden, niet zelf vastgelegd; wel het criterium en de berekeningsmethoden volgens welke die geluidszone op de kaart van Bijlage 2 van het verdrag moet worden aangegeven. Daarom kan de Raad de toelichting niet volgen in de opvatting dat een wijziging van die Bijlage ten opzichte van artikel 7, eerste lid, van uitvoerende aard is en daarom op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft tenzij deze zich de goedkeuring voorbehouden. De Raad is van mening dat het hierover ingenomen standpunt nader zal moeten worden bezien. Wijzigingen van Bijlage 1 kunnen naar de mening van de Raad nog wel als van uitvoerende aard worden beschouwd, omdat die Bijlage geen wezenlijke aanvulling maar precisering is van hetgeen reeds in artikel 1 ten aanzien van de Duitse bevoegdheid inzake de luchtverkeersleiding is bepaald. Daarentegen zal het Protocol met inbegrip van zijn Bijlage I als zijnde van wezenlijke betekenis voor de inhoud van de verdragsrelatie naar de mening van de Raad wèl aan goedkeuring moeten worden onderworpen. 9. Ondertekening wetsvoorstel. De Raad adviseert het wetsvoorstel mede te laten ondertekenen door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in verband met de regeling van de MER in het verdrag en de aan het verdrag verbonden natuurbeschermingsaspecten. De Raad is van mening dat er op grond van het vorenstaande voldoende reden bestaat om in enigerlei vorm, bijvoorbeeld door uitwisseling van notas, tot een nadere precisering van de verdragstekst te komen en acht het voorts geboden dat in de toelichting over alle hiervoor genoemde onderwerpen nader uitsluitsel wordt gegeven. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende Bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 19 april 2015 te Washington tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Malawi tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 75 en Trb. 2015, ..), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 19 april 2015 te Washington tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Malawi tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 75 en Trb. 2015, ..), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2015, no.2015001297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 19 april 2015 te Washington tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Malawi tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 75 en Trb. 2015, ..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 december 2010 te Brussel tot stand gekomen Verdrag betreffende de oprichting van het Functioneel Luchtruimblok "Europe Central" tussen de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Belgie, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat (Trb. 2011, 27) en wijziging van de Wet luchtvaart ter uitvoering van een EU-verordening in verband met het voltooien van een gemeenschappelijk Europees luchtruim.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet tot goedkeuring van het op 2 december 2010 te Brussel tot stand gekomen Verdrag betreffende de oprichting van het Functioneel Luchtruimblok "Europe Central" tussen de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Belgie, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat (Trb. 2011, 27) en wijziging van de Wet luchtvaart ter uitvoering van een EU-verordening in verband met het voltooien van een gemeenschappelijk Europees luchtruim.Bij Kabinetsmissive van 28 september 2011, no.11.002292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot goedkeuring van het op 2 december 2010 te Brussel tot stand gekomen Verdrag betreffende de oprichting van het Functioneel Luchtruimblok "Europe Central" tussen de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Belgie, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat (Trb. 2011, 27) en wijziging van de Wet luchtvaart ter uitvoering van een EU-verordening in verband met het voltooien van een gemeenschappelijk Europees luchtruim, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 29 mei 2000 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van de op 29 mei 2000 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972, met Bijlagen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972, met Bijlagen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2006, no. 06.003770, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972, met Bijlagen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II en briefwisseling (Trb.2001, 136).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II en briefwisseling (Trb.2001, 136).Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2001, no.01.005163, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II en briefwisseling (Trb.2001, 136). Het voorstel betreft de goedkeuring van het op 5 juni 2001 tussen Nederland en België gesloten verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb.2001, 136). De Raad van State plaatst kanttekeningen bij de compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders die in het verdrag is opgenomen. Tevens adviseert de Raad de toelichting op enkele punten uit te breiden. 1. In het in 1970 met België gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb.1970, 192) (hierna: Verdrag 1970) is een van de hoofdregel afwijkende regeling opgenomen voor personen die als grensarbeider in de grensstreek van één van de verdragssluitende staten werkzaam zijn en hun duurzaam tehuis in de grensstreek van de andere staat hebben (artikel 15, derde lid, Verdrag 1970). Deze zogenoemde grensarbeiders worden voor, kort gezegd, hun loon in de woonstaat en niet in de werkstaat belast. Deze regeling leidt tot discoördinatie tussen belasting- en premieheffing, aangezien de premieheffing aan de werkstaat is toegewezen. Deze problematiek is als een knelpunt aangemerkt, waarvoor een oplossing moet worden geboden. In het ter goedkeuring voorliggende verdrag (hierna: Verdrag 2001) wordt het knelpunt weggenomen door de grensarbeidersregeling niet opnieuw op te nemen. Voor al het loon geldt dat de belastingheffing wordt toegewezen aan de werkstaat. Hiermee wordt coördinatie tussen belasting- en premieheffing bereikt. De Raad heeft geen bedenkingen tegen deze keuze voor het oplossen van het knelpunt, nu mede regelingen worden getroffen om de negatieve inkomenseffecten die optreden voor Nederlandse grensarbeiders, te beperken. Bij de vormgeving van deze regelingen plaatst de Raad echter wel kanttekeningen. In artikel 27, eerste lid, Verdrag 2001 is voor Nederlandse grensarbeiders een compensatieregeling getroffen teneinde te bereiken dat inwoners die in België arbeid verrichten fiscaal niet anders worden behandeld dat inwoners van Nederland die dergelijke arbeid in Nederland verrichten. Daarnaast is in artikel 27, tweede en derde lid, Verdrag 2001 een aanvullende overgangsregeling opgenomen voor Nederlandse grensarbeiders die thans onder het bijzondere regime van het Verdrag 1970 vallen. Een soortgelijke compensatieregeling geldt niet voor inwoners van België die in Nederland arbeid verrichten. België oordeelt zo'n regeling voor zijn inwoners niet opportuun. Nu Nederland wel en België geen compensatie wil bieden voor negatieve inkomenseffecten die uit het nieuwe verdrag voor een bepaalde groep inwoners optreden, is de Raad van oordeel, dat het opnemen van de compensatieregeling in het Verdrag 2001 minder passend is. Op deze wijze wordt voor een zuiver Nederlandse regeling de weg voor de wetgever afgesneden om in samenspraak tussen minister en Kamers der Staten-Generaal een compensatieregeling te treffen. De verdragstekst kan tijdens de parlementaire behandeling van de goedkeuringswet niet meer gewijzigd worden. Door de Tweede Kamer der Staten-Generaal mogelijk gewenste aanpassingen van de compensatieregeling zijn daardoor niet te treffen. De rol van het parlement met betrekking tot de tot standkoming van een alleen voor Nederlandse inwoners geldende regeling wordt aldus ingeperkt. Ten aanzien van de in het Verdrag 2001 opgenomen compensatieregeling is dit temeer van betekenis, aangezien het overgangsregime dat ten aanzien van die regeling in het Verdrag 2001 is opgenomen, in het op 21 mei 2001 gepubliceerde rapport van de Commissie grensarbeiders reeds ter discussie is gesteld. Tevens kan het Verdrag 2001 in zoverre een obstakel vormen voor mogelijk in de toekomst wenselijk geachte aanpassingen van de compensatieregeling, aangezien voor die aanpassing het Verdrag 2001 moet worden gewijzigd; hiervoor is de medewerking van België nodig. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven op grond van welke afweging gekozen is voor het opnemen van de compensatieregeling in het Verdrag 2001 en of mede naar aanleiding van het hiervoor opgemerkte overwogen wordt bij eerstvolgende gelegenheid ernaar te streven het verdrag op dit punt te wijzigen. 2. In het tweede protocol bij het Verdrag 2001 is een macro-economische verrekening van belastinginkomsten over inkomsten uit grensoverschrijdende arbeid opgenomen. Deze regeling wijkt af van de gebruikelijke toedeling van de heffingsbevoegdheid over inkomsten uit dienstbetrekking (niet-zelfstandige arbeid) aan de werkstaat, die gebaseerd is op de overweging dat loonkosten ten laste van de ondernemingswinst in die werkstaat komen en de werknemers gebruikmaken van de met overheidsgeld gefinancierde voorzieningen in de werkstaat. In de toelichting wordt terecht opgemerkt(zie noot 1) dat deze overweging bij relatief kleine buurlanden als Nederland en België in betekenis is gaan afnemen door het intensieve dagelijkse woon-werkverkeer van werknemers. De omstandigheid dat deze werknemers in beide staten gebruikmaken van overheidsvoorzieningen rechtvaardigt een niet-eenzijdige toedeling van de heffingsbevoegdheid over het loon. De Raad acht de in het tweede protocol opgenomen macro-economische verrekening een goede "techniek" om tot een meer evenwichtige toedeling te komen van de belastingopbrengst over inkomsten uit dienstbetrekking. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten in hoeverre het bereiken van dergelijke macro-economische verrekeningen deel is gaan uitmaken van het Nederlandse verdragsbeleid. 3. De Commissie grensarbeiders heeft aanbevolen in de gevallen van bedrijfsovername, fusie en dergelijke, van een na onvrijwillig ontslag aansluitende dienstbetrekking, en van tijdelijke detachering om de compensatieregeling van artikel 27, tweede lid, Verdrag 2001 toe te blijven passen (de zogenoemde aanbeveling 11). In de toelichting wordt gesteld dat de aanbeveling gelet op doel en strekking van de overgangsregeling is overgenomen.(zie noot 2) De Raad merkt op, dat in die toelichting niet is aangegeven op welke wijze de aanbevolen uitbreiding van het overgangsregime vorm heeft gekregen. In de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 oktober 2001, nr.IFZ 2001/860, inzake het kabinetsstandpunt over de aanbevelingen van de Comissie grensarbeiders wordt over aanbeveling 11 gesteld dat er aanleiding kan bestaan in de bedoelde situaties toepassing van de compensatieregeling naar doel en strekking te laten prevaleren boven een grammaticale toepassing daarvan; met betrekking tot de onvrijwillige ontslagsituaties geldt hierbij echter wel als voorwaarde dat uitholling en oneigenlijk gebruik van deze compensatiemogelijkheden voorkomen moet kunnen worden. De Raad adviseert de compensatieregeling mede gelet op de daarbij in aanmerking te nemen voorwaarde niet bij wege van uitleg van de verdragsbepaling uit te breiden maar de uitbreiding een wettelijke grondslag te geven. 4. In de artikelen 29 en 30 Verdrag 2001 hebben de uitwisseling van inlichtingen en de invorderingsbijstand een regeling gevonden. Met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen wordt in de gezamenlijke toelichting aandacht gegeven aan de verhouding tussen de verdragsbepaling en de Richtlijn betreffende wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lid-staten op het gebied van de directe belastingen van 19 december 1977 (77/79/EEG) (PbEG L 336). Ten aanzien van de invorderingsbijstand wordt echter geen melding gemaakt van de Richtlijn tot wijziging van de Richtlijn 76/308/EEG betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, evenals schuldvorderingen uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde en van bepaalde accijnzen van 15 juni 2001 (2001/44/EG) (PbEG L 175). Op grond van deze richtlijn gaan de Europese regels voor wederzijdse bijstand bij invordering van de douanerechten, landbouwheffingen, omzetbelasting en accijnzen ook gelden voor de directe belastingen. De in de richtlijn opgenomen regeling voor deze wederzijdse invorderingsbijstand is zeer gedetailleerd. De implementatietermijn voor deze richtlijn eindigt op 30 juni 2002. Dit vormt een reden in ieder geval aandacht aan deze richtlijn te geven en de verhouding tussen de richtlijn en artikel 30 Verdrag 2001 aan te geven. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van het op 22 juni 2001 te Boedapest totstandgekomen Verdrag van Boedapest inzake de overeenkomst voor het vervoer van goederen over de binnenwateren (CMNI) (Trb. 2001, 124) (Wet internationaal goederenvervoer over de binnenwateren), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring en uitvoering van het op 22 juni 2001 te Boedapest totstandgekomen Verdrag van Boedapest inzake de overeenkomst voor het vervoer van goederen over de binnenwateren (CMNI) (Trb. 2001, 124) (Wet internationaal goederenvervoer over de binnenwateren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 februari 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2012, 28), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 2 februari 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2012, 28), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2012, no.12.000345, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 2 februari 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2012, 28), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 25 juni 1998 te Aarhus totstandgekomen Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, met Bijlagen (Trb.1998, 289 en Trb.2001, 73).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 25 juni 1998 te Aarhus totstandgekomen Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, met Bijlagen (Trb.1998, 289 en Trb.2001, 73).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 24 april 1986 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 24 april 1986 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2004, no.04.001893, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de ontwerpnota van wijziging op het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 24 april 1986 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties, met toelichting. De nota van wijziging voorziet in maatregelen om activiteiten van non-gouvernementele organisaties (hierna: NGOs) in Nederland tegen te gaan, wanneer deze indruisen tegen de openbare orde. Deze maatregelen betreffen niet alleen de internationaal-privaatrechtelijke positie van buitenlandse organisaties, maar omvatten ook enige aanvullingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Strafrecht. De Raad van State maakt opmerkingen over de onderlinge verhouding tussen de verschillende onderdelen van de nota en over vraag of de voorgestelde aanpak de doelmatigste is. Hij is van oordeel dat de nota van wijziging in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Achtergrond en reikwijdte van de nota van wijziging In zijn oorspronkelijke vorm voorzag het wetsvoorstel enkel in de goedkeuring van het op 24 april 1986 in het kader van de Raad van Europa tot stand gekomen Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties.(zie noot 1) Het verdrag voorziet erin dat non-gouvernementele organisaties die een doelstelling hebben van "internationaal nut" en die activiteiten verrichten met gevolgen in twee of meer staten (hierna: NGOs), van rechtswege worden erkend in alle staten die partij zijn bij het verdrag. De Nederlandse wetgeving voorzag daar reeds in via de Wet conflictenrecht corporaties (hierna: Wcc). Daarom kon het wetsvoorstel zich beperken tot een goedkeuring zonder uitvoeringswetgeving. Zoals de Raad in zijn advies had opgemerkt, laat het verdrag uitdrukkelijk toe deze bestaande, ver reikende wettelijke erkenning(zie noot 2) aan restricties te binden. De Raad meent dat - anders dan in het nader rapport werd betoogd - het feit dat voor de rechter beroep zou kunnen worden gedaan op de algemene "openbare orde"-exceptie van het internationaal privaatrecht, de behoefte aan een wettelijke regeling niet wegneemt. De regering onderkende trouwens dat deze uitzondering "slechts in uitzonderlijke gevallen" kan worden toegepast.(zie noot 3) De Raad acht het dan ook juist dat in de nota van wijziging alsnog wordt gekozen voor een wettelijke regeling. Daarmee wordt gebruik gemaakt van de in de artikelen 2 en 4 van het verdrag gegeven mogelijkheid om beperkingen te stellen aan de erkenning van buitenlandse NGOs. Over de doelmatigheid van de hieraan in de nota gegeven uitwerking maakt de Raad in onderdeel 6 van dit advies enige opmerkingen. Daaraan voorafgaand vereist de opzet van het wetsvoorstel bespreking, zoals dit na invoeging van de nieuwe artikelen II, III en IV zal komen te luiden. Dit wetsvoorstel, oorspronkelijk een eenvoudige goedkeuringswet, krijgt daardoor het karakter van een voorstel dat tevens - ook ten aanzien van rechtspersonen waarop het goed te keuren verdrag in het geheel niet van toepassing is, waaronder ook Nederlandse rechtspersonen - regels stelt ter beteugeling van ongewenste activiteiten van organisaties. De Raad meent dat het juister zou zijn geweest, deze onderwerpen in een nieuw wetsvoorstel neer te leggen. De wijziging van het opschrift volstaat hiertoe niet, waarbij de Raad terzijde opmerkt dat de in die wijziging gebezigde woorden "onverenigbaar () met de openbare orde", nu zij kennelijk doelen op het internationaal-privaatrechtelijke begrip "openbare orde", niet passen op al wat uit het wetsvoorstel in een nationaalrechtelijke context wordt voorgesteld. De Raad geeft in overweging om, indien niet alsnog wordt gekozen voor het indienen van een afzonderlijk, nieuw wetsvoorstel, in elk geval de considerans van het aanhangige wetsvoorstel te herzien. (zie noot 4) 2. Aanvullende civielrechtelijke voorzieningen tegen organisaties vermeld op de "bevriezingslijsten" In de artikelen II (nieuw artikel 5b Wcc) en III van het wetsvoorstel zoals het ingevolge de nota van wijziging zou komen te luiden, worden civielrechtelijke consequenties aan de plaatsing van organisaties die zijn geplaatst op lijsten behorende bij besluiten van de Raad van de Europese Unie inzake specifieke beperkende maatregelen ter bestrijding van terrorisme verbonden die verder reiken dan wat reeds uit de EG-verordeningen zelf voortvloeit. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen buitenlandse corporaties (artikel II) en Nederlandse rechtspersonen. Beiderlei entiteiten zijn van rechtswege verboden en, behoudens optreden in rechte, niet bevoegd rechtshandelingen te verrichten. a. De Raad merkt allereerst op dat de omschrijving van de hier bedoelde lijsten in het wetsvoorstel en die in de toelichting(zie noot 5) niet met elkaar sporen. De toelichting maakt gewag van een door de Raad vastgestelde lijst gebaseerd op de EG-verordening nr. 2580/2001, een eveneens door de Raad vastgestelde lijst behorende bij het Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad nr. 2001/931/GBVB en een door de Commissie vastgestelde lijst gebaseerd op de EG-verordening 881/2002, die uitvoering geeft aan een de leden van de Verenigde Naties bindend besluit van de Veiligheidsraad krachtens hoofdstuk VII van het Handvest der Verenigde Naties. De Raad tekent hierbij aan dat het genoemde Gemeenschappelijke Standpunt als bedoeld in artikel 15 van het EU-Verdrag geen juridisch bindende werking heeft. Wel verwijst de eerstgenoemde verordening in artikel 2 naar dit standpunt waar het gaat om de procedure tot vaststelling van de bevriezingslijst. De Raad adviseert de toelichting op dit punt te herzien. Het wetsvoorstel zelf spreekt zowel in artikel II als in artikel III van "een lijst behorende bij een besluit van de Raad van de Europese Unie". Omdat de lijsten deel uitmaken van de verordeningen en bij (gedelegeerde) wijzigingsverordeningen worden herzien, adviseert de Raad om de wetstekst in overeenstemming te brengen met de aanwijzingen 341 en 342 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. b. De bevriezing van de vermogensbestanddelen van de op de lijsten geplaatste personen en organisaties vloeit voort uit de EG-verordeningen zelf. De voorgestelde wettelijke bepalingen zijn blijkens de toelichting bedoeld als een "aanvulling", gericht op het beletten van "rechtshandelingen die niet leiden tot een mutatie van het vermogen, zoals het doen van oproepingen via een website of het werven van leden."(zie noot 6) Uit deze korte aanduiding valt niet op te maken wat de aanvulling concreet betekent en waarin het belang daarvan is gelegen. De Raad merkt hierbij op dat de bevriezing van de vermogensbestanddelen de betrokken organisaties in Nederland reeds vleugellam maakt bij het verrichten van rechtshandelingen, althans voor zover die rechtshandelingen zich in een legale context afspelen. Het plaatsen van een wervende oproep op een website zal doorgaans niet de vorm van een aanbod hebben en dus ook niet als een rechtshandeling kunnen worden aangemerkt. Het civielrechtelijk buitenspel zetten van de rechtspersoon lijkt dan ook in feite slechts van betekenis voor zover daardoor onverkorte persoonlijke aansprakelijkheid ontstaat van degene die namens de organisatie optreedt; dit gevolg wordt echter ook bereikt als de buitenlandse rechtspersoon niet als zodanig wordt erkend respectievelijk de Nederlandse rechtspersoon wordt ontbonden. De Raad adviseert het nut van de aanvullende regeling tegen deze achtergrond nader te bezien en in elk geval nader te motiveren. c. In een eerder stadium heeft de Minister van Justitie als bezwaar tegen strafbaarstelling van het deelnemen aan organisaties als hier bedoeld naar voren gebracht dat burgers vaak niet weten dat een bepaalde organisatie op een bevriezingslijst staat.(zie noot 7) Dit standpunt wordt thans in de toelichting verlaten: gesteld wordt dat de EU-lijsten in het Publicatieblad van de Europese Unie worden gepubliceerd en daarmee voor een ieder kenbaar zijn.(zie noot 8) De Raad onderschrijft dit en adviseert in de toelichting nader te preciseren dat de wijzigingen van de bijlagen bij de genoemde verordening bij (gedelegeerde) verordening worden vastgesteld. Daarop is artikel 254, tweede lid, EG van toepassing. d. De voorgestelde regeling leidt er niet toe dat de betrokken rechtspersonen worden ontbonden. De toelichting motiveert dit met de onwenselijkheid van een vereffening van het vermogen, als gevolg waarvan de bevriezing van het vermogen ongedaan zou worden gemaakt. De Raad merkt op dat de voorgestelde regeling de toepasselijkheid van artikel 2:20, eerste lid, BW niet uitsluit,(zie noot 9) zodat de ongewenst geachte ontbinding toch kan worden uitgesproken. Hierbij dient echter te worden aangetekend dat vereffening na eventuele ontbinding van een op de bevriezingslijst geplaatste rechtspersoon - evenals andere handelingen met betrekking tot het vermogen van zon rechtspersoon - slechts zal kunnen plaatsvinden voor zover dit verenigbaar is met de EG-verordening. De Raad adviseert om de toelichting in deze zin te herzien. e. In het voorgestelde artikel 5b Wcc wordt verwezen naar artikel 20, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Uit het oogpunt van zelfstandige leesbaarheid zou het aanbeveling verdienen de daarin neergelegde norm over te nemen. De Raad adviseert echter te bezien of de handhaving van de bevoegdheid van een (niet erkende) buitenlandse corporatie om in rechte op te treden nodig en wenselijk is naast de mogelijkheid dat belanghebbende natuurlijke personen in rechte tegen de getroffen maatregelen opkomen. In elk geval ware te verduidelijken hoe zulk optreden in rechte zich feitelijk laat rijmen met een bevriezing van de daartoe benodigde financiële middelen. Ten aanzien van de beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing op de bevriezingslijst stelt de toelichting dat dit een vraag van uitleg van het gemeenschapsrecht betreft doe zal moeten worden beantwoord door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en "eventueel" het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.(zie noot 10) De Raad adviseert te verduidelijken hoe deze (prejudiciële?) vraag van uitleg kan voorzien in rechtsbescherming ten aanzien van de onderliggende beoordeling van de betrokkenheid bij terroristische activiteiten. Verduidelijking behoeft ook de vraag hoe het Europese Hof voor de Rechten van de Mens hierin een rol kan spelen, nu - zolang geen uitvoering is gegeven aan artikel I-7 (voorlopige nummering) van de Grondwet voor Europa - dit Hof alleen beweerde verdragsschendingen door de aangesloten staten kan beoordelen, maar inzake het doen en laten van de EU-instellingen vooralsnog onbevoegd is. Strafbaarstelling van deelneming aan organisaties vermeld op de "bevriezingslijsten" 3. Artikel IV voorziet in de strafbaarstelling - via een aanvulling van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht - van deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van buitenlandse corporaties als bedoeld in de andere nu voorgestelde bepalingen. Met dit onderdeel van de nota van wijziging komt de regering terug van het eerder hieromtrent ingenomen standpunt, zonder dat de keus voor strafbaarstelling inhoudelijk wordt gemotiveerd. Vanuit de Tweede Kamer was twee keer voorgesteld, organisaties die staan vermeld op een EU-bevriezingslijst van rechtswege aan te merken als terroristische organisaties en de deelneming aan zon organisatie strafbaar te stellen.(zie noot 11) De regering heeft deze voorstellen beide keren van de hand gewezen, onder meer omdat de informatie die ten grondslag ligt aan plaatsing op de EU-lijst niet noodzakelijkerwijs afkomstig hoeft te zijn van een rechterlijke instantie; ook gegevens uit de inlichtingen- of opsporingssfeer die niet in de vorm van een rechterlijk vonnis als bewijs toelaatbaar zijn verklaard, kunnen reden zijn om een organisatie op de lijst te plaatsen.(zie noot 12) De Raad adviseert deze verandering van inzicht nader te motiveren. Ook het in onderdeel 2c van dit advies besproken punt speelde een rol; de Raad verwijst naar wat daar is opgemerkt en aanbevolen. De strafbaarstelling vloeit ook niet uit de EU-verordeningen voort. De Raad is van oordeel dat het verbinden van verder strekkende consequenties dan de bevriezing nadere motivering behoeft. Daarbij zal in het bijzonder aandacht moeten worden besteed aan de deugdelijkheid en de toetsbaarheid van de besluitvorming in internationaal en Europees verband, die aldus gevolgen krijgt voor specifieke rechtspersonen en indirect voor individuele personen. 4. Internationaal-privaatrechtelijke aspecten De standpuntwijziging van de regering inzake een beperking van de erkenning van buitenlandse corporaties gaat terug op de bij de behandeling van het wetsvoorstel gerezen vraag of er niet behoefte is aan een procedure voor het beeindigen van de erkenning van buitenlandse NGOs die terroristische activiteiten ontplooien.(zie noot 13) De regering heeft eerst advies gevraagd aan de Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht over een daartoe strekkend voorontwerp. De Staatscommissie(zie noot 14) was verdeeld. Een deel van de Staatscommissie vond dat het internationaal privaatrecht behoudens de - ongeschreven - algemene openbare-orde-exceptie neutraal moet staan ten opzichte van de activiteiten van buitenlandse corporaties; een ander deel deed een eigen voorstel voor de regeling van het onderwerp. Op dit tegenvoorstel is de nota van wijziging gebaseerd. a. De Raad van State stelt voorop dat hij de argumenten van de Staatscommissie(zie noot 15) tegen het door de minister van Justitie voorgelegde voorontwerp niet op alle punten overtuigend acht. Weliswaar kan een Nederlandse maatregel - zoals de Staatscommissie terecht opmerkt - het bestaan van de rechtspersoon naar het recht van het thuisland niet aantasten, maar dat staat er niet aan in de weg dat de mogelijkheid om als rechtspersoon binnen de Nederlandse rechtsorde te opereren aan zon rechtspersoon wordt ontzegd. Zo goed als de rechter dat in concrete gevallen kan doen op grond van de algemene openbare-orde-exceptie van het internationaal privaatrecht, kan ook de wetgever daartoe een regeling treffen, temeer daar het verdrag waarvan de goedkeuring wordt voorgesteld hierin uitdrukkelijk voorziet. b. Aan het door de Staatscommissie voorgestelde alternatief kleven bezwaren. De corporatie mag niet aan het rechtsverkeer deelnemen, maar blijft wel voortbestaan. Daardoor ontstaat een onduidelijke situatie. Ook de twee uitzonderingen geven aanleiding tot twijfels. De organisatie kan wel in rechte optreden, maar niet buiten rechte. Dat betekent bijvoorbeeld dat, als een schuldeiser beslag legt op een goed van de organisatie, de organisatie zich daar alleen tegen kan verweren door een rechtsgeding aan te spannen. Gaat het om een organisatie die op een bevriezingslijst staat, dan kan zij niet beschikken over de middelen benodigd voor rechtsbijstand. De Raad merkt verder op dat de voorgestelde constructie neerkomt op een partieel onthouden van de bevoegdheid van een buitenlandse rechtspersoon om deel te nemen aan het Nederlandse rechtsverkeer. Het modelleren daarvan naar de ontbindingsregeling betreffende rechtspersonen, zoals in de nota voorgesteld, treft zulke buitenlandse organisaties niet in het hart en leidt tot de in het tweede lid van artikel 5a omschreven complicaties. Het in stand laten van het verhaalsrecht als voorzien in het derde lid kan bovendien in strijd komen met de bedoeling de corporaties vermogensrechtelijk te blokkeren. Daarom is de Raad van mening dat bezien moet worden of een eenvoudige maar wel doeltreffende aanpak denkbaar is en roept hij daarbij in herinnering dat het in beginsel om niet meer hoeft te gaan dan het onthouden van de erkenning aan organisaties die de in het verdrag voorziene faciliteiten niet verdienen. c. De Raad meent dat het verstandig zou zijn, nogmaals aandacht te besteden aan de mogelijkheid - met enige verbeteringen alsmede weglating van het niet langer in de opzet van het wetsvoorstel passende vierde lid - het aan de Staatscommissie voorgelegde voorontwerp tot uitgangspunt te nemen.(zie noot 16) Aldus kan in het kader van de Wcc worden bepaald dat op grond van de openbare orde aan bepaalde buitenlandse non-gouvernementele organisaties de erkenning wordt onthouden. Hierbij kan het gaan om de openbare orde in absolute zin dan wel de openbare orde in relatieve zin. Zo is er onder meer strijd met de openbare orde in absolute zin, als er in strijd met het volkenrecht wordt gehandeld. Voor strijd met de openbare orde in relatieve zin is mede de mate van verbondenheid met Nederland van belang.(zie noot 17) Wat betreft de in de Wcc op te nemen formuleringen zou aansluiting kunnen worden gevonden bij de eerste alinea van artikel 9 van het (niet in werking getreden) EEG-verdrag inzake de onderlinge erkenning van vennootschappen en rechtspersonen van 29 februari 1968. De staatscommissie wees hierop al in haar advies.(zie noot 18) De formulering van artikel 4, eerste lid, van het in 1986 te Straatsburg totstandgekomen Europees verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties lijkt in vergelijking hiermee aan de ruime kant en is in elk geval qua terminologie minder in overeenstemming met de in het internationaal privaatrecht gangbare begrippen. De Raad acht het van belang dat, waar de huidige openbare orde-exceptie slechts effect heeft in een concrete procedure tussen bepaalde partijen, het openbaar ministerie de rechtbank om een verklaring voor recht kan verzoeken dat de erkenning van een coöperatie zoals bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet conflictenrecht corporaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. In verband hiermee zal in het bijzonder - maar niet uitsluitend - op het maatschappelijk doel, het werkelijk nagestreefd doel en de door de betrokken corporatie daadwerkelijk uitgeoefende activiteiten moeten worden gelet. De Raad acht het voorts juist, het woord "kennelijk" in de formulering van de bepaling op te nemen, omdat het gebruik hiervan in overeenstemming is met de gangbare mondiale en Europese praktijk, alsook met artikel 12 van het in 2002 door de Staatscommissie opgestelde voorontwerp van wet inzake de Algemene Bepalingen van conflictenrecht. d. De Raad adviseert derhalve, voortbouwend op elementen van de aan de Staatscommissie voorgelegde tekst en op artikel 9 van het EEG-verdrag inzake de onderlinge erkenning van vennootschappen en rechtspersonen een bepaling op te stellen die - zonder af te doen aan de algemene openbare-orde-exceptie - gevallen benoemt waarin de mogelijkheid wordt geopend om een verklaring voor recht te vragen betreffende het onthouden van erkenning. Dit laat uiteraard de werking van het communautaire recht en de interpretatie daarvan door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (waaronder de EEX-Verordening als het om kwesties van rechtsmacht gaat) onverlet. Omdat ook een rechtspersoon bij de vaststelling van haar burgerlijke rechten en verplichtingen toegang tot de rechter moet hebben (artikel 6, eerste lid, EVRM), dient de ontzegging van de erkenning van een corporatie te kunnen worden getoetst door de rechter. De procedure die leidt tot een verklaring voor recht voorziet hierin. 5. Koninkrijksaspecten De Raad vestigt er de aandacht op dat de EG-Verordening waarmee uitvoering is gegeven aan de sinds eind 2001 op basis van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties bindend voor alle lidstaten voorgeschreven maatregelen, niet geldt voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Hij adviseert in de toelichting uiteen te zetten op welke wijze het Koninkrijk voldoet aan zijn verplichtingen met betrekking tot de Caribische delen van het Koninkrijk. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging niet goed te vinden dat de nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt gezonden, dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen samenhangend met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van Malaysia Airlines vlucht MH17 op 17 juli 2014.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Bij Kabinetsmissives van 27 januari 2018, no.201800017, en no.2018000177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen samenhangend met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van Malaysia Airlines vlucht MH17 op 17 juli 2014, met memorie van toelichting en het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 7 juli 2017 te Tallinn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines op 17 juli 2014 (Trb. 2017, 102), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2008, no.08.002122, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Verkeer en waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 26 juli 2007 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) door luchtvaartmaatschappijen aan het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PNR-Overeenkomst 2007), met briefwisseling en verklaring (Trb. 2007, 129), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 26 juli 2007 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) door luchtvaartmaatschappijen aan het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PNR-Overeenkomst 2007), met briefwisseling en verklaring (Trb. 2007, 129), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2008, no.08.001495, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 26 juli 2007 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) door luchtvaartmaatschappijen aan het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PNR-Overeenkomst 2007), met briefwisseling en verklaring (Trb. 2007, 129), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (Trb. 2006, 223) en van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat (Trb. 2006, 224), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (Trb. 2006, 223) en van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat (Trb. 2006, 224), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2009, no.09.002946, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Defensie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (Trb. 2006, 223) en van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat (Trb. 2006, 224), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 23 november 2001 te Boedapest totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Trb. 2002, 18), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 23 november 2001 te Boedapest totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Trb. 2002, 18), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel (Trb. 2006, 99), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel (Trb. 2006, 99), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2007, no.07.003837, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel (Trb. 2006, 99), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2009, no.09.002371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (Trb. 2017, 86 en Trb. 2017, ).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (Trb. 2017, 86 en Trb. 2017, ).Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2017, no.2017001200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (Trb. 2017, 86 en Trb. 2017, ), met memorie van toelichting.Het voorstel van rijkswet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Curaçao.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van het Protocol tot wijziging van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme (Trb.2003, 133), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring en uitvoering van het Protocol tot wijziging van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme (Trb.2003, 133), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb.1998, 84).

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb.1998, 84).Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2001, no.01.003721, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb.1998, 84). Dit Verdrag maakt onderdeel uit van een lange reeks van sectorale verdragen en protocollen op het terrein van de bestrijding van internationaal terrorisme. Deze verdragen kwamen tot stand in de periode 1963-1991. Het Koninkrijk is partij bij die verdragen en heeft uitvoeringswetgeving tot stand gebracht. Het onderhavige Verdrag vindt, blijkens de toelichting bij het voorstel van rijkswet, mede zijn grond in het plegen van ernstige daden van bomterreur, zoals de aanslag op het World Trade Center in New York. Gelijktijdig met dit voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het Verdrag, zijn aan de Raad van State (van het Koninkrijk) toegezonden een voorstel van Rijkswet tot goedkeuring van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb.2000, 12),(zie noot 1) een voorstel van wet tot uitvoering van het Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen en het op 9 december 1994 totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN- en geassocieerd personeel(zie noot 2) en een voorstel van wet tot uitvoering van het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme.(zie noot 3) De belangrijkste onderwerpen die in het Verdrag worden geregeld zijn: - een omschrijving van de - in de nationale wetgeving van de verdragsstaten - strafbaar te stellen terroristische bomaanslagen; - de rechtsmacht die de verdragsstaten op grond van de in het Verdrag beschreven jurisdictiebeginselen dienen te vestigen; - de verplichting voor de verdragsstaten van die rechtsmacht daadwerkelijk gebruik te maken, tenzij aan een andere staat wordt uitgeleverd; - de uitlevering; en - de verplichting tot een zo'n ruim mogelijke rechtshulp in strafzaken. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel tot rijkswet maar maakt daarbij de volgende opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Vestiging van universele rechtsmacht Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, heeft het Verdrag tot doel te voorkomen dat terroristen zich aan strafvervolging weten te onttrekken door naar het grondgebied van een andere verdragsstaat te vluchten.(zie noot 4) Artikel 6, vierde lid, van het Verdrag voorziet daartoe in de vestiging en uitbreiding van universele rechtsmacht ten aanzien van de door het Verdrag bestreken delicten. In de memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet(zie noot 5) wordt echter gesteld dat met de vestiging van universele rechtsmacht terughoudendheid moet worden betracht en dat daarvan alleen kan worden afgeweken als het internationale karakter van de door een verdrag bestreken gedragingen hiertoe aanleiding geeft. De memorie van toelichting verwijst naar eerdere wetten tot goedkeuring van verdragen in de periode 1983-1984 waarbij het Koninkrijk een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de verplichting tot het vestigen van (een beperkte) universele rechtsmacht. Sindsdien is echter het besef gegroeid dat het grensoverschrijdende karakter van bepaalde ernstige misdrijven of het effect daarvan in de internationale verhoudingen, het nodig maakt het territorialiteitsbeginsel als uitgangspunt voor de verdeling van rechtsmacht te relativeren en in bepaalde opzichten aan te vullen met het beschermingsbeginsel en het universaliteitsbeginsel. Dit heeft implicaties voor de internationale rechtsontwikkeling. Daarin staat de gedachte centraal dat het belang van de uitoefening van (universele) rechtsmacht ten aanzien van bepaalde delicten - de zogenaamde "offences of universal concern" - en de berechting van de daders van dit soort delicten zwaarder moet wegen dan eventuele bezwaren tegen de uitbreiding van (territoriale naar) universele rechtsmacht. Met het vestigen en uitbreiden van universele rechtsmacht wordt voorkomen dat daders kunnen ontkomen aan berechting door te vluchten naar een andere staat die geen (territoriale of personele) rechtsmacht heeft. Oorspronkelijk werd deze visie in het bijzonder gehuldigd ten aanzien van delicten als genocide en oorlogsmisdrijven. Gaandeweg is het inzicht gegroeid dat uitbreiding van de universele rechtsmacht eveneens een gepast middel is met het oog op een effectieve bestrijding van terrorisme. Ook het onderhavige Verdrag weerspiegelt de hedendaagse visie omtrent universele rechtsmacht. Tegen deze achtergrond adviseert de Raad de memorie van toelichting aan te passen in die zin dat daarin de huidige visie omtrent (uitbreiding van) universele rechtsmacht uitdrukking vindt. 2. Interpretatieve verklaring of voorbehoud Nu de in 1983-1984 door de regering gemotiveerde terughoudendheid ten aanzien van universele rechtsmacht niet maatgevend kan zijn voor de huidige opstelling van het Koninkrijk, vraagt de Raad zich af wat de strekking en de reikwijdte is van (de eerste alinea van) de voorgestelde interpretatieve verklaring bij de artikelen 6 en 8, eerste lid.(zie noot 6) Deze verklaring is, zo blijkt uit de toelichting, geënt op het voorbehoud dat is gemaakt bij de bekrachtiging van verdragen in de periode 1983-1984. Indien met de voorgestelde verklaring niet beoogd wordt de verdragsverplichtingen op grond van de artikelen 6 en 8, eerste lid, te beperken of uit te breiden, dan is deze naar het oordeel van de Raad overbodig. De letterlijke tekst van de verklaring wijst in deze richting. Indien evenwel de verklaring zo moet worden gelezen dat deze voormelde verdragsverplichtingen beoogt te beperken, dan betreft het een voorbehoud in de zin van artikel 2, eerste lid, onder d, van het Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht.(zie noot 7) Daarvoor is immers irrelevant onder welke bewoordingen of benaming de verklaring is afgelegd. Artikel 19, aanhef en onder c, van dit verdrag bepaalt dat een voorbehoud bij een verdrag gemaakt kan worden, tenzij het niet verenigbaar is met het voorwerp of het doel van dat verdrag. De in het wetsvoorstel tot uitvoering voor Nederland van het onderhavige Verdrag(zie noot 8) voorgestelde uitwerking van de verdragsverplichtingen ex artikelen 6 en 8 van het Verdrag, geeft aanleiding te veronderstellen dat de voorgestelde verklaring deze verdragsverplichtingen inderdaad beoogt te beperken. Het wetsvoorstel voorziet er namelijk in dat Nederland rechtsmacht heeft, indien de verdragsstaat die primair rechtsmacht heeft, Nederland om uitlevering verzoekt en dit verzoek wordt afgewezen. Het niet gehonoreerde uitleveringsverzoek wordt in die constructie beschouwd als een ingewilligd verzoek aan Nederland tot strafvervolging.(zie noot 9) De Raad is van oordeel dat artikel 6, vierde lid, van het Verdrag ook verplicht tot het vestigen van rechtsmacht voor gevallen waarin niet wordt uitgeleverd omdat er geen uitleveringsverzoek is gedaan. Deze interpretatie sluit aan bij de doelstelling van het Verdrag. Daarbij dient bedacht te worden dat er staten zijn die primaire rechtsmacht hebben, maar geen verzoek tot uitlevering doen omdat die staten terrorisme "dekken", of doordat het overheidsgezag tijdelijk is weggevallen. Gezien het voorgaande adviseert de Raad in de memorie van toelichting in te gaan op de betekenis van de eerste alinea van de voorgestelde interpretatieve verklaring. Is met die tekst beoogd, de verplichting tot vestiging van universele rechtsmacht te beperken, dan is dit naar het oordeel van de Raad niet verenigbaar met het voorwerp en het doel van het Verdrag. 3. Facultatieve rechtsmacht Het Verdrag geeft Nederland de mogelijkheid om zijn rechtsmacht ten aanzien van terroristische bomaanslagen verder uit te breiden, bij voorbeeld als het strafbare feit is gepleegd tegen een Nederlands onderdaan of tegen een in het buitenland gevestigde staats- of regeringsvoorziening (zoals diplomatieke vestigingen).(zie noot 10) Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt; een toelichting ontbreekt. In het wetsvoorstel dat de uitvoeringswetgeving bij het voorliggende Verdrag bevat wordt eveneens uitvoering gegeven aan het Verdrag inzake de veiligheid van VN- en geassocieerd personeel.(zie noot 11) Bij dat laatste verdrag wordt wel voorzien in rechtsmacht ten aanzien van delicten die tegen Nederlanders zijn gepleegd. De Raad adviseert de door het Verdrag geboden mogelijkheid om de rechtsmacht verder uit te breiden dan de gevallen waarin dat op grond van het Verdrag verplicht is, te benutten. 4. Antilliaanse en Arubaanse uitvoeringswetgeving Het voorstel van rijkswet regelt goedkeuring voor het gehele Koninkrijk. In de memorie van toelichting wordt echter slechts ingegaan op de Nederlandse uitvoeringswetgeving. Naar het oordeel van de Raad zouden ook de toepasselijke landsverordeningen van de Nederlandse Antillen en Aruba moeten worden genoemd. De Raad adviseert derhalve de toelichting op dit punt aan te passen. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2007, no.07.004042, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 26 september 2008 te Londen totstandgekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, met Protocol (Trb.2008,.....), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 26 september 2008 te Londen totstandgekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, met Protocol (Trb.2008,.....), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2008, no.08.003707, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 26 september 2008 te Londen totstandgekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, met Protocol (Trb.2008,.....), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 16 mei 2003 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. ...), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 16 mei 2003 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. ...), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 18 mei 2007 te Nairobi tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake het opruimen van wrakken, 2007 (Trb. 2008, 115), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 18 mei 2007 te Nairobi tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake het opruimen van wrakken, 2007 (Trb. 2008, 115), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2014, no.2014000644, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 18 mei 2007 te Nairobi tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake het opruimen van wrakken, 2007 (Trb. 2008, 115), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van - de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 297); - het op 29 september 2004 te s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing van het uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te s-Gravenhage op 24 juni 1980, met bijlagen (Trb. 2004, 299); - de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 298); - het op 29 september 2004 te s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te s-Gravenhage op 12 juni 1981, met bijlagen (Trb. 2004, 300), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van - de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 297); - het op 29 september 2004 te s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing van het uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te s-Gravenhage op 24 juni 1980, met bijlagen (Trb. 2004, 299); - de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 298); - het op 29 september 2004 te s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te s-Gravenhage op 12 juni 1981, met bijlagen (Trb. 2004, 300), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2007, no.07.002444, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van - de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 297); - het op 29 september 2004 te 's-Gravenhage totstandgekomen Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing van het uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te 's-Gravenhage op 24 juni 1980, met bijlagen (Trb. 2004, 299); - de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 298); - het op 29 september 2004 te 's-Gravenhage totstandgekomen Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te 's-Gravenhage op 12 juni 1981, met bijlagen (Trb. 2004, 300), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 27 mei 2005 te Prüm tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie (Trb. 2005, 197), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-29] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 27 mei 2005 te Prüm tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie (Trb. 2005, 197), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 22 juni 2000 te Cotonou totstandgekomen Partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van de op 22 juni 2000 te Cotonou totstandgekomen Partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging van een verdrag voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging van een verdrag voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2009, no.09.000069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging van een verdrag voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de wijziging van de statuten van het IRC en intrekking van de Machtigingswet IRC, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet tot goedkeuring van de wijziging van de statuten van het IRC en intrekking van de Machtigingswet IRC, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (Trb. 2014, ), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (Trb. 2014, ), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2014, no.2014002268, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (Trb. 2014, ), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 17 juli 1998 totstandgekomen Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 17 juli 1998 totstandgekomen Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 29 oktober 2004 te Rome totstandgekomen Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (Trb. 2004, 275), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 29 oktober 2004 te Rome totstandgekomen Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (Trb. 2004, 275), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 26 februari 2001 te Nice totstandgekomen Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, met Protocollen.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 26 februari 2001 te Nice totstandgekomen Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, met Protocollen.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 16 april 2003 te Athene totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, met Toetredingsakte, Bijlagen en Protocollen (Trb.2003, ...).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 16 april 2003 te Athene totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, met Toetredingsakte, Bijlagen en Protocollen (Trb.2003, ...).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 9 februari 2009 te Parijs totstandgekomen Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek houdende wijziging van de Overeenkomst van 29 mei 1979 inzake de verwerking in Frankrijk van bestraalde splijtstofelementen (Trb. ), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 9 februari 2009 te Parijs totstandgekomen Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek houdende wijziging van de Overeenkomst van 29 mei 1979 inzake de verwerking in Frankrijk van bestraalde splijtstofelementen (Trb. ), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2009, no.09.001246, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 9 februari 2009 te Parijs totstandgekomen Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek houdende wijziging van de Overeenkomst van 29 mei 1979 inzake de verwerking in Frankrijk van bestraalde splijtstofelementen (Trb. ), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb.1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb.2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb.2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb.2002, 64), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb.1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb.2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb.2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb.2002, 64), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93), met memorie van toelichting.Bij kabinetsmissive van 20 mei 2010, no.10.001352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en de Minister van Verkeer en Waterstaat bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93), met memorie van toelichting. Het voorstel van rijkswet strekt tot goedkeuring van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (hierna: MAV). Over een afzonderlijk wetsvoorstel tot wijziging van diverse Nederlandse wetten ter implementatie van het MAV heeft de Raad van State eerder advies uitgebracht.(zie noot 1) De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 25 april 2005 te Luxemburg totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie; met Protocol, Toetredingsakte, Slotakte en Bijlagen (Trb. 2005, ...).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 25 april 2005 te Luxemburg totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie; met Protocol, Toetredingsakte, Slotakte en Bijlagen (Trb. 2005, ...).Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2005, no.05.001780, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 25 april 2005 te Luxemburg totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie; met Protocol, Toetredingsakte, Slotakte en Bijlagen (Trb. 2005, ...). Het verdrag tot uitbreiding van de Europese Unie met Bulgarije en Roemenië hangt samen met de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 met tien nieuwe lidstaten uit voornamelijk Midden- en Oost-Europa. Bulgarije en Roemenië bleken meer tijd nodig te hebben om zich voor te bereiden op het lidmaatschap van de Europese Unie, waardoor voor deze landen met het verdrag wordt voorzien in toetreding per 1 januari 2007. De Raad van State van het Koninkrijk maakt enkele opmerkingen over het voorstel van rijkswet. 1. Gereedheid Bulgarije en Roemenië a. In het onderhandelingsproces is telkens aan de hand van de zogenaamde Kopenhagen-criteria beoordeeld of Bulgarije en Roemenië voldoen aan de criteria voor toelating. Uit het Verdrag en de toelichting komt naar voren dat ten aanzien van de verschillende Kopenhagen-criteria - politieke criteria, economische criteria en de overname en implementatie van het acquis - door deze landen vorderingen zijn gemaakt, maar ook dat op belangrijke punten, in het bijzonder ten aanzien van Roemenië, nog twijfels bestaan. Deze twijfels komen tot uitdrukking doordat aan het toetredingsverdrag, naast de algemene en speciale vrijwaringsclausules die ook in het Verdrag van Athene(zie noot 1) waren opgenomen, een specifieke uitstelclausule is toegevoegd. Deze uitstelclausule voorziet in de mogelijkheid van uitstel van de beoogde toetredingsdatum van 1 januari 2007 met één jaar indien duidelijk blijkt dat de stand van voorbereiding voor de aanneming en uitvoering van het acquis in Bulgarije of Roemenië zodanig is dat er een ernstig gevaar bestaat dat één van beide staten niet gereed is voor toetreding op 1 januari 2007. Voor Roemenië is dit in de slotfase van de onderhandelingen nog nader toegesneden op een aantal aandachtsgebieden (Schengen, grensbewaking, functioneren gerechtelijk apparaat, corruptiebestrijding, functioneren gendarmerie en politie, criminaliteitsbestrijding, staatssteun, herstructurering staalsector, mededingingstoezicht). In geval van ernstige tekortkomingen op die terreinen kan door de Raad van de Europese Unie met betrekking tot de toetreding van Roemenië met gekwalificeerde meerderheid tot uitstel worden besloten. De terzake opgenomen bepalingen geven slechts de mogelijkheid om vrijwaringsmaatregelen te treffen of de toetreding met een jaar uit te stellen. Er wordt daarbij derhalve van uitgegaan, dat de geconstateerde knelpunten alle van tijdelijke aard zullen zijn. Gelet op de aard en de ernst van deze knelpunten, kan de vraag opkomen, of hiermee voldoende waarborgen voor een verantwoorde toetreding zijn getroffen. De Raad adviseert in de toelichting nader op de gemaakte vorderingen en op de wijze van toetsing daarvan in te gaan en daarbij te bespreken in hoeverre en op welke gronden toetreding volgens de overeengekomen kaders realistisch moet worden geacht. b. In het toetredingsverdrag is er, net als bij vorige toetredingen, voor gekozen om de toetreding van beide landen in één toetredingsverdrag te regelen. Anders dan bij voorgaande toetredingen is een uitstelclausule opgenomen, die ertoe kan leiden dat de inwerkingtreding voor de toetredende landen verschillend zal zijn. Zoals hiervoor aan de orde is geweest, is ook de wijze waarop tot uitstel kan worden besloten voor beide landen verschillend. Dit roept de vraag op, of dit niet aanleiding had kunnen zijn om in dit geval te kiezen voor twee afzonderlijke toetredingsverdragen. De Raad adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan. c. In de toelichting (paragraaf 1.5.1) wordt opgemerkt dat, hoewel zowel Bulgarije als Roemenië bij het openen van de toetredingsonderhandelingen in 2000 voldeed aan de politieke Kopenhagen-criteria, er enige aandachtspunten waren, zoals de behandeling van minderheden, in het bijzonder Roma. Uit het vervolg van de toelichting wordt niet duidelijk of deze aandachtspunten in de loop van de onderhandelingen op afdoende wijze zijn opgelost en op welke wijze en door wie dit is beoordeeld. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 2. Gereedheid Europese Unie Ten tijde van het Verdrag van Nice is onderkend dat de institutionele structuur van de Europese Unie met de bij het Verdrag van Nice voorziene wijzigingen nog onvoldoende zou zijn om de Europese Unie in de toekomst naar behoren te kunnen laten functioneren (zie Verklaring nr. 23 betreffende de toekomst van de Unie). Een en ander heeft, als bekend, geleid tot de instelling van de Conventie en uiteindelijk tot het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (PbEG C 310). Anders dan ten tijde van de toetreding van de tien nieuwe lidstaten in 2004 het geval was, zou met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa zijn voorzien in aanpassingen van het Europese constitutionele bestel die noodzakelijk zijn om een Unie met 27 lidstaten naar behoren te kunnen laten functioneren. Bij het toetredingsverdrag is qua structuur rekening gehouden met de aan de toetreding voorafgaande inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, zodat thans geen bijzondere aandacht aan dit aspect zou behoeven te worden besteed. Inmiddels zijn de uitkomsten van de referenda in Frankrijk en Nederland bekend geworden, waardoor het ratificatieproces in ieder geval in die landen is gestaakt. Dat brengt mee dat vooralsnog met de huidige structuur verder zal moeten worden gewerkt, terwijl daarvan was onderkend dat deze niet toereikend is. Gelet hierop rijst opnieuw de vraag of de Unie ook van haar kant tijdig in voldoende mate zal zijn voorbereid op de toetreding van nieuwe leden. Tevens rijst de vraag welke bijdrage Nederland hieraan kan leveren in het licht van de recente ontwikkelingen. De Raad adviseert hierop nader in te gaan. 3. Koninkrijk Met betrekking tot de positie van de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: NAA) in relatie tot de Europese Unie heeft de Raad bij verschillende gelegenheden gepleit voor het in de Grondwet voor Europa opnemen van een bepaling die het mogelijk maakt om via een vereenvoudigde procedure de status van de NAA in het Gemeenschapsrecht te veranderen.(zie noot 2) Thans is op de NAA de regeling inzake Landen en Gebieden Overzee van toepassing. Belangrijkste alternatief is dat van ultraperifeer gebied. Deze discussie heeft als achtergrond de sterke ontwikkeling van de Europese Unie in geografisch opzicht en met betrekking tot de werkterreinen van de Unie. Mede naar aanleiding hiervan is in het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa in artikel IV-440, zevende lid, een bepaling opgenomen die het onder andere voor de NAA mogelijk maakt dat op initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden door de Europese Raad een besluit wordt genomen tot wijziging van de status ten aanzien van de Europese Unie. Nu het ratificatieproces voor het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa vooralsnog in enkele lidstaten is gestaakt, zal een eventuele wijziging van de status van de NAA uitsluitend door middel van een verdragswijziging kunnen worden bewerkstelligd. De verdere uitbreiding maakt de vraag naar de relatie van de NAA tot de Europese Unie wederom acuter, terwijl de mogelijkheden tot statusveranderingen vooralsnog zijn verminderd. Dit roept de vraag op welke stappen de NAA en Nederland thans zouden moeten zetten. De Raad adviseert hierop nader in te gaan. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de opzegging van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid met Marokko en het bijbehorende Administratief Akkoord, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de opzegging van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid met Marokko en het bijbehorende Administratief Akkoord, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001707, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de opzegging van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid met Marokko en het bijbehorende Administratief Akkoord, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 29 oktober 2001 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van de op 29 oktober 2001 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 15 oktober 2008 te Bridgetown tot stand gekomen Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2009, 18), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 15 oktober 2008 te Bridgetown tot stand gekomen Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2009, 18), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2010, no.10.001717, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 15 oktober 2008 te Bridgetown tot stand gekomen Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2009, 18), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 december 2013, no.2013002607, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), met memorie van toelichting.Art. 5 DiscriminatieverbodEen verwijzing naar artikel 26 IVBPR ontbreekt.Art. 6 Vrouwen met een handicapIn de toelichting ingaan op (de noodzaak van) maatregelen gericht op meervoudige discriminatie.Art. 7 Kinderen met een handicapEen verwijzing naar artikelen 2 en 12 IVRK ontbreekt.Art. 8 Bevordering van bewustwording In de toelichting verwijzen naar de publieke mediaopdracht in de Mediawet, waarin aandacht wordt besteed aan pluriformiteit.Art. 9 ToegankelijkheidEen verwijzing naar artikel 15, lid 3 ESH (herzien) ontbreekt.Art. 11 Risicovolle situaties en humanitaire noodsituatiesDe toelichting op dit artikel actualiseren.Art. 13 Toegang tot de rechterDe toelichting aanvullen met een verwijzing naar de implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafproceduresArt. 14 Vrijheid en veiligheid van de persoonDe toelichting aanvullen met een verwijzing naar het Wetsvoorstel Zorg en Dwang.Art. 16 Vrijwaring van uitbuiting, geweld en misbruik Nu duidelijk is dat voor de Inspectie SZW personen met een handicap geen specifiek aandachtspunt zijn, nader motiveren hoe wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het tweede en derde lid.Art. 18 vrijheid van verplaatsing en nationaliteit De Wet conflictenrecht namen is ingetrokken bij wet van 19 mei 2011 (Stb. 272); verwijzen naar gelijkluidende regeling in Boek 10 BW.Art. 23 Eerbiediging van de woning en het gezinsleven Een verwijzing naar artikel 20 IVRK ontbreekt; Verwijzingen naar artikel 9, lid 1, IVRK, de regeling terzake in Boek 1 BW en de Jeugdwet ontbreken.Artikel 24 OnderwijsDe toelichting laat open hoe invulling wordt gegeven aan de verplichting de taalkundige identiteit van de dovengemeenschap te bevorderen.Artikel 25 GezondheidDe toelichting maakt niet duidelijk in hoeverre de Wlz voldoet aan het verdrag op het punt van het waarborgen van de zorg (hoogst haalbare niveau; verwezen zij naar hoofdstuk 12.1 van de memorie van toelichting bij de Wlz). Toelichting ontbreekt, evenals een verwijzing naar de Wgbo en de Wet BIG. De verwijzing naar de Code Levensverzekering behoeft actualisering; Zie in dat verband tevens art. 5d Wgbh/cz uit de uitvoeringswet (W13.13.0465);Art. 26 Habilitatie en revalidatieEen verwijzing naar Art. 23, lid 3, en 24, lid 1 IVRK ontbreekt. Habilitatie moet waarschijnlijk gelezen worden als rehabilitatie (eng: habilitation; frans: adaption); Een verwijzing naar de Jeugdwet en de Wmo 2015 ontbreekt.Art. 27 Werk en werkgelegenheidArt. 6 lid 1 en 2 IVESCRArt. 29 Participatie in het politiek en openbare levenEen verwijzing naar art. 25 aanhef en lid a t/m c IVBPR ontbreekt.Art. 30 Deelname aan het culturele leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sportEen verwijzing naar de vergelijkbare verdragsbepalingen in art. 15, lid 1, onder a t/m c, IVESCR, art. 23 lid 3 IVRK en art. 15, lid 3 ESH (herzien) ontbreekt.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. (Trb. 2012, 233), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. (Trb. 2012, 233), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juni 2014, no.2014001214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. (Trb. 2012, 233), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het Besluit van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben (Trb. 2011, 143), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het Besluit van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben (Trb. 2011, 143), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2012, no.12.000344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het Besluit van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben (Trb. 2011, 143), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 29 september 2000 te Brussel tot stand gekomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (Trb.2000, 115).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 29 september 2000 te Brussel tot stand gekomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (Trb.2000, 115).Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2000, no.00.005918, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende goedkeuring van het op 29 september 2000 te Brussel tot stand gekomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (Trb.2000, 115). Het voorstel strekt tot goedkeuring van het 5e Eigen-Middelenbesluit.(zie noot 1) Volgens de procedure van artikel 269 van het EG-Verdrag wordt het Eigen-Middelenbesluit vastgesteld door de Raad van de Europese Unie, waarna het door de lidstaten afzonderlijk overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen moet worden aangenomen. De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel een opmerking. 1. Het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen functioneert sinds 1970; het moet worden onderscheiden van het stelsel van financiële bijdragen van de lidstaten, zoals dat gold voor 1970. Het sterkst komt het karakter van eigen middelen naar voren bij de bestemming van douanerechten en landbouwheffingen voor de Europese begroting, mede in het licht van de omstandigheid dat deze heffingen volledig communautair worden bepaald. Daarnaast maakt een gedeelte van de opbrengsten van de omzetbelasting in de lidstaten deel uit van de grondslag voor de eigen middelen. Daarbij is van belang dat de grondslagen voor het stelsel van de heffing van omzetbelasting zijn geharmoniseerd en dat ook de tarieven binnen bandbreedten moeten worden vastgesteld. In 1988 is als vierde eigen middel een percentage van de som van het bruto nationaal product (BNP) van de lidstaten toegevoegd. In het thans voorliggende 5e Eigen-Middelenbesluit is het belang van de douanerechten en landbouwheffingen sterk verminderd. Dat komt enerzijds omdat het financiële belang van die heffingen is verminderd als gevolg van het op wereldschaal verminderen van de invoerrechten en landbouwheffingen, anderzijds doordat thans 25% van de opbrengsten door de lidstaten kan worden ingehouden in verband met de perceptiekosten voor die heffingen. Het afdrachtpercentage van de opbrengsten van de omzetbelasting wordt sterk verminderd. Daarvoor in de plaats komt thans een doorslaggevende rol toe aan de bijdragen op basis van het BNP. Kenmerkend voor een bijdragestelsel op basis van het BNP is, dat hierbij niet zozeer het karakter van eigen middelen vooropstaat, maar meer de contributie van de lidstaten naar evenredigheid en draagkracht. Daarmee heeft het Eigen-Middelenbesluit steeds meer het karakter gekregen van een contributie voor het lidmaatschap, dan van een zelfstandige communautaire regeling ter vaststelling van de eigen middelen van de Europese Unie. De Raad adviseert in de toelichting ook in te gaan op het communautaire aspect van deze wijziging van de financiering, in het bijzonder het belangrijk terugdringen van de eigen-middelensystematiek zoals deze in 1970 werd geïntroduceerd. Hierbij zou ook aandacht moeten worden geschonken aan de vraag in hoeverre deze nieuwe opzet nog ruimte laat voor de toevoeging van een nieuw autonoom eigen middel zoals genoemd in artikel 9 van het besluit. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 25 juni 1973 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de havenarbeid, 1973 (Verdrag nr. 137, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar achtenvijftigste zitting; Trb. 1974, 70), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 25 juni 1973 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de havenarbeid, 1973 (Verdrag nr. 137, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar achtenvijftigste zitting; Trb. 1974, 70), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 22 juni 2010 te Ouagadougou totstandgekomen Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (Trb. 2011, 78), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 22 juni 2010 te Ouagadougou totstandgekomen Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (Trb. 2011, 78), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2011, no.11.001409, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 22 juni 2010 te Ouagadougou totstandgekomen Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (Trb. 2011, 78), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Trb. 2014, 160), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Trb. 2014, 160), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2014, no.2014002267, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Trb. 2014, 160), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 11 juni 2014 te Genève tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid (Trb. 2015, 32 en Trb. 2015, 194).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 11 juni 2014 te Genève tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid (Trb. 2015, 32 en Trb. 2015, 194).Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2016, no.2016001104, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 11 juni 2014 te Genève tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid (Trb. 2015, 32 en Trb. 2015, 194), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 30 mei 2008 te Dublin totstandgekomen Verdrag inzake clustermunitie (Trb. 2009, 45), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 30 mei 2008 te Dublin totstandgekomen Verdrag inzake clustermunitie (Trb. 2009, 45), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 juli 2009, no.09.002009, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 30 mei 2008 te Dublin totstandgekomen Verdrag inzake clustermunitie (Trb. 2009, 45), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet tot goedkeuring van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2015, no.2015001290, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 17 juni 1999 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (Verdrag nr. 182 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenentachtigste zitting). Het verdrag dat nu ter goedkeuring voorligt vormt een aanvulling op een in 1973 binnen de Internationale Arbeidsorganisatie totstandgekomen verdrag tegen kinderarbeid (hierna: ILO-verdrag no. 138) (zie noot 1). Het richt zich in het bijzonder tegen de ergste vormen van kinderarbeid.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 17 juni 1999 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (Verdrag nr. 182 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenentachtigste zitting). Het verdrag dat nu ter goedkeuring voorligt vormt een aanvulling op een in 1973 binnen de Internationale Arbeidsorganisatie totstandgekomen verdrag tegen kinderarbeid (hierna: ILO-verdrag no. 138) (zie noot 1). Het richt zich in het bijzonder tegen de ergste vormen van kinderarbeid.Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2000, no. 00.000596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 17 juni 1999 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (Verdrag nr. 182 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenentachtigste zitting). Het verdrag dat nu ter goedkeuring voorligt vormt een aanvulling op een in 1973 binnen de Internationale Arbeidsorganisatie totstandgekomen verdrag tegen kinderarbeid (hierna: ILO-verdrag no. 138) (zie noot 1). Het richt zich in het bijzonder tegen de ergste vormen van kinderarbeid. 1. Uit de memorie van toelichting blijkt dat het Wetboek van Strafrecht zal worden gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met het verdrag. Het verdrag zal niet worden bekrachtigd voor de wetswijziging tot stand is gebracht. De voorbereiding van deze wijzigingen wordt inmiddels ter hand genomen, zo stelt de toelichting (zie noot 2). Als de naleving van een goed te keuren verdrag wetswijziging vereist, wordt het wetsvoorstel dat de uitvoeringswetgeving bevat in beginsel gelijktijdig met het wetsvoorstel tot goedkeuring van het verdrag bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend (aanwijzing 311, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Het voordeel van gelijktijdige behandeling is, dat de gevolgen van het goed te keuren verdrag beter kunnen worden beoordeeld. Deze gelijktijdige aanbieding is, althans voor de fase van advisering door de Raad van State (van het Koninkrijk), niet gevolgd. De Raad beveelt aan, het voorstel tot goedkeuring van het verdrag pas in te dienen bij de Tweede Kamer op het moment dat het voorstel voor de uitvoeringswetgeving voor Nederland voor indiening gereed is. Voor een zorgvuldige behandeling van het verdrag door de Staten van de Nederlandse Antillen zou het ook aanbeveling verdienen te wachten totdat de voor de Antillen vereiste uitvoeringsverordeningen bij de Staten worden ingediend. 2. De verdragstaten dienen een actieprogramma op te stellen voor het met voorrang uitbannen van de ergste vormen van kinderarbeid (artikel 6 van het verdrag). Volgens de toelichting op dit artikel hoeft het actieprogramma nog niet te zijn voltooid op het moment waarop het verdrag wordt bekrachtigd. De verdragstaten dienen, zo bepaalt artikel 1 van het verdrag, onverwijld doeltreffende maatregelen te nemen om het verbod en de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid te verzekeren. De verplichting om een actieprogramma vast te stellen is, zo meent de Raad, de belangrijkste consequentie van het verdrag voor Nederland. Hij beveelt dan ook aan, het actieprogramma zo spoedig mogelijk vast te stellen en het verdrag pas in te dienen bij de Tweede Kamer wanneer dat gebeurd is. 3. De Raad maakt een voorbehoud ten aanzien van de passages in de toelichting die op de aanpassingswetgeving betrekking hebben. Een definitief oordeel over de aanpassingswetgeving zal de Raad geven in zijn advies over het wetsvoorstel dat de aanpassingswetgeving bevat. De Raad merkt evenwel nu reeds het volgende op. De verdragstaten dienen maatregelen te treffen om onder meer het gebruik van kinderen voor illegale activiteiten tegen te gaan (zie noot 3). Blijkens de toelichting op artikel 3, onder c, is de regering van oordeel dat deze verplichting niet behoeft te leiden tot nadere strafwetgeving. Het gebruikmaken of het inzetten van kinderen voor het plegen van strafbare feiten is reeds strafbaar, aangezien de strafrechter bij de straftoemeting rekening kan houden met de omstandigheid dat kinderen zijn misbruikt voor het plegen van die feiten, zo wordt gesteld. De Raad meent dat het uitgaan van het rechterlijk oordeel bij de straftoemeting onvoldoende tegemoetkomt aan de verplichting om doeltreffende maatregelen te nemen voor het uitbannen van de ergste vormen van kinderarbeid. Hij merkt daarom nu reeds op dat in de aanpassingswetgeving zal moeten worden voorzien in uitdrukkelijke strafbaarstelling of in het opnemen van strafverzwarende omstandigheden in bestaande strafbepalingen. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 13 mei 2004 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol Nr. 14 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, betreffende wijziging van het controlesysteem van het Verdrag (Trb. 2004, 191 en 285), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 mei 2004 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol Nr. 14 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, betreffende wijziging van het controlesysteem van het Verdrag (Trb. 2004, 191 en 285), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2005, no.04.004902, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 mei 2004 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol Nr. 14 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, betreffende wijziging van het controlesysteem van het Verdrag (Trb. 2004, 191 en 285), met memorie van toelichting. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar plaatst kanttekeningen bij enkele aspecten van de voorgestelde maatregelen. De toelichting dient in verband daarmee op enkele punten te worden aangevuld. 1. Ambtsperiode van de rechters Op grond van het gewijzigde artikel 23 van het Verdrag zullen de rechters in de toekomst worden gekozen voor een ambtsperiode van negen jaar en niet herkiesbaar zijn. De toelichting verwijst naar analoge regelingen van andere rechterlijke colleges; in het bijzonder het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof. De Raad merkt op dat de vergelijking in dit verband met het Internationaal Gerechtshof niet juist is. De rechters van dat college hebben weliswaar een ambtstermijn van negen jaar, maar zijn herkiesbaar.(zie noot 1) De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te passen. 2. Capaciteit van de griffie als knelpunt Het Protocol bevat, naast bepalingen die een vereenvoudigde afdoening van zogenaamde "repetitieve" zaken en een doeltreffender toezicht op de tenuitvoerlegging van de arresten van het Hof beogen, een aantal bepalingen die ten doel hebben de beschikbaarheid van de rechters te vergroten. Knelpunt met betrekking tot de tijdige afdoening van zaken vormt echter tevens de capaciteit van de griffie.(zie noot 2) Sommige maatregelen, zoals de aanstelling van rapporteurs vanuit de griffie(zie noot 3), zullen juist tot een groter beslag op de griffie leiden.(zie noot 4) De Raad adviseert in de memorie van toelichting aan te geven welke flankerende maatregelen reeds getroffen zijn dan wel in voorbereiding zijn om de capaciteit van de griffie uit te breiden. 3. Samenstelling van de Kamers Ingevolge het voorgestelde artikel 26, tweede lid, van het Verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, op verzoek van het Hof, bij eenparig besluit en voor een bepaalde termijn, het aantal rechters van de Kamers terug brengen van zeven naar vijf. Gelet op de thans reeds bestaande aanzienlijke achterstanden adviseert de Raad in de toelichting te verduidelijken waarom niet reeds in het Protocol zelf het aantal rechters per Kamer op vijf is bepaald, eventueel met de mogelijkheid dit aantal wederom op zeven te stellen zodra de werkbelasting dit toelaat. 4. Aanwijzing van de rechter ad hoc Op grond van het voorgestelde artikel 26, vierde lid, van het Verdrag stelt elk van de verdragspartijen voortaan een lijst op van personen, waaruit de President van het Hof - ingeval de rechter die voor de betrokken verdragspartij is gekozen, geen deel van de Kamer kan uitmaken- een rechter ad hoc kan kiezen. Thans wijst de betrokken staat in dergelijke omstandigheden zelf een persoon aan die de voor die staat gekozen rechter vervangt. Zoals in de toelichting bij deze bepaling terecht wordt opgemerkt, verhoudt die laatste procedure zich slecht met de waarborgen van het EVRM ten aanzien van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechters. Nu de huidige tekst van het Verdrag zich daartegen niet verzet, ligt het naar het oordeel van de Raad dan ook voor de hand, dat de regering op deze bepaling vooruitloopt en nu reeds een dergelijke lijst van personen ten behoeve van de President van het Hof opstelt. Eventuele daarop betrekking hebbende regels in het Reglement van het Hof behoeven daartoe niet te worden afgewacht. De Raad geeft in overweging op deze mogelijkheid in de toelichting in te gaan. 5. Positie van de "nationale" rechter Uit de toelichting op het voorgestelde artikel 28, derde lid, van het Verdrag zou kunnen worden afgeleid dat de aanwezigheid van de "nationale" rechter in de Comités en Kamers specifiek het belang van de aangeklaagde staat dient, zodat handhaving van de mogelijkheid de "nationale rechter" uit te nodigen zitting te nemen in een Comité als "compensatie" voor die staat moet worden gezien. Deze voorstelling van zaken is principieel onjuist. De aanwezigheid van de "nationale" rechter in de Comités en Kamers dient het belang van de goede rechtsbedeling doordat deze aanwezigheid een extra waarborg biedt voor een gedegen kennis van de nationale rechtsregels, procedures en omstandigheden. De Raad adviseert deze passage in de memorie van toelichting bij te stellen. 6. Effectiviteit van het nieuw in te voeren ontvankelijkheidcriterium Het in artikel 35, derde lid, onder b, van het verdrag voorgestelde nieuw criterium voor niet-ontvankelijkheid heeft ten doel het Hof de gelegenheid te bieden een groter aantal zaken niet-ontvankelijk te verklaren, namelijk ook zaken die overigens aan de ontvankelijkheidvoorwaarden voldoen, maar waarvan blijkt dat de klager geen wezenlijk nadeel heeft geleden als gevolg van de beweerdelijk ondervonden verdragsschending. Zo het al, nadat de maatstaven daarvoor in de jurisprudentie zijn ontwikkeld, betrekkelijk eenvoudig zal zijn vast te stellen of sprake is van een "wezenlijk nadeel" en of de eerbiediging van de in het Verdrag en de Protocollen omschreven rechten niettemin noopt tot onderzoek van de klacht, moet naar het oordeel van de Raad in ieder geval worden betwijfeld dat dit het geval zal zijn met de andere uitzondering op de niet-ontvankelijkheid, namelijk dat de zaak niet naar behoren is behandeld door een nationaal gerecht. Om dat laatste te kunnen vaststellen zal in de meeste gevallen het dossier grondig moeten worden bestudeerd, zowel bij de voorbereiding van de zaak door de griffie als bij de oordeelvorming door de rechter of rechters, terwijl verwacht mag worden dat op deze uitzondering vaak een beroep zal worden gedaan. Dit kan er naar het oordeel van de Raad toe leiden dat het positieve effect van het nieuwe ontvankelijkheidcriterium op de behandelcapaciteit beperkt zal zijn, terwijl het negatieve psychologische effect ervan - niet-ontvankelijkheid wegens het ontbreken van "wezenlijk nadeel" - juist aanzienlijk is. De Raad adviseert aan dat aspect in de memorie van toelichting aandacht te schenken. 7. Recht van tussenkomst van de Commissaris voor de mensenrechten In het voorgestelde artikel 36, derde lid, van het Verdrag wordt de tussenkomst mogelijk gemaakt van de Commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa. Dit recht van tussenkomst moet volgens de toelichting worden gezien als een uitdrukking van het algemene belang van een zaak, dat het individuele belang van de klager overstijgt. Daarmee is volgens de Raad evenwel nog onvoldoende duidelijk gemaakt welke toegevoegde waarde verwacht wordt van dit recht van tussenkomst van de Commissaris ten opzichte van de thans reeds bestaande mogelijkheid van het Hof de tussenkomst van een persoon of organisatie, waaronder de Commissaris, als amicus curiae toe te staan of in te roepen. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de betekenis van dit recht van tussenkomst van de Commissaris. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 maart 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (Trb. 2012, 51), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 2 maart 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (Trb. 2012, 51), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2012, no.12.000704, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 2 maart 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (Trb. 2012, 51), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb.,.), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb.,.), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 3 mei 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Sociaal Handvest (herzien), met Bijlage, en van het op 9 november 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest betreffende een collectief klachtensysteem, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 3 mei 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Sociaal Handvest (herzien), met Bijlage, en van het op 9 november 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest betreffende een collectief klachtensysteem, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2003, no.03.004270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 3 mei 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Sociaal Handvest (herzien), met Bijlage, en van het op 9 november 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest betreffende een collectief klachtensysteem, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot goedkeuring van het Europees Sociaal Handvest (herzien) en het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest betreffende een collectief klachtensysteem. Deel II van het herziene Europees Sociaal Handvest (hierna: herzien Handvest) bevat 31 materiële bepalingen. Tien van de 19 materiële bepalingen uit het huidige Handvest zijn herschreven, waarvan een aantal vrij ingrijpend. De artikelen 20 tot en met 23 van het herziene Handvest stemmen overeen met de artikelen uit deel II van het Aanvullend Protocol uit 1988, al dan niet in gewijzigde formulering. De artikelen 24 tot en met 31 zijn nieuwe artikelen ten opzichte van het huidige Handvest en het Aanvullend Protocol daarbij. De Raad van State maakt een aantal opmerkingen over de memorie van toelichting, die zouden moeten leiden tot enige aanpassing en aanvulling van deze toelichting. 1. Verhouding herzien Handvest - Europees recht De Europese Gemeenschap beschikt op een aantal terreinen van het Handvest en het herziene Handvest over bevoegdheden. Deze betreffen onder meer de terreinen die aan de orde zijn in de artikelen 18 (het recht om in een andere verdragstaat betaalde arbeid te verrichten), 20 (het recht op gelijke kansen en behandeling met betrekking tot arbeid zonder discriminatie op grond van geslacht), 22 (het recht om deel te nemen in het bepalen en de verbetering van de arbeidsomstandigheden en de arbeidsomgeving), 24 (het recht op bescherming in geval van beëindiging van de arbeid) en 25 (het recht van arbeiders op bescherming van hun claims in geval van faillissement van de werkgever). De bevoegdheid van de Gemeenschap brengt mee dat het sluiten van verdragen op deze terreinen door lidstaten niet zonder meer is toegestaan: zij zijn niet meer, of niet meer exclusief bevoegd. Het sluiten van verdragen is dan alleen mogelijk met een machtiging van de Europese Gemeenschap.(zie noot 1) De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de hiervoor genoemde bevoegdheidsvraag, en op de consequenties daarvan voor de procedure van goedkeuring van het herziene Handvest. 2. Verhouding herzien Handvest - ILO-Verdragen Bij enkele van de artikelen in het herziene Handvest die nieuw zijn ten opzichte van het huidige Handvest is de verhouding aan de orde tot verdragen die zijn opgesteld in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna: ILO). In de toelichting bij artikel 25 wordt gesteld dat deze nieuwe bepaling is gebaseerd op ILO-Verdrag nr.173 (alsmede op een tweetal Europese richtlijnen); in de toelichting bij de artikelen 24 en 27 wordt aangegeven dat deze bepalingen zijn "geïnspireerd" door de ILO-Verdragen nr.158, Trb.1984, 17, respectievelijk nr.156, Trb.1981, 244. Van het eerste verdrag wordt gesteld dat het (nog) niet voor het Koninkrijk ter parlementaire goedkeuring is ingediend. De Raad adviseert de uitdrukking "geïnspireerd door" toe te lichten, zodat duidelijk wordt welke de verschillen zijn tussen het herziene Handvest en de onderscheiden ILO-Verdragen. Hij geeft tevens in overweging om van deze gelegenheid gebruik te maken om te laten weten of, gegeven de totstandkoming van het herziene Handvest en mede gelet op de tijd die intussen is verstreken sinds de totstandkoming van de genoemde ILO-Verdragen, het voornemen bestaat voor het nog niet goedgekeurde verdrag alsnog een wetsvoorstel ter parlementaire goedkeuring in te dienen. 3. Implementatie Deel II van het herziene Handvest bevat een reeks van verplichtingen voor de verdragsluitende partijen. Daarvoor wordt een groot aantal, uiteenlopende, termen gebruikt. Naast het veel voorkomende begrip "verzekeren" ("to ensure") zijn er zowel termen die direct verwijzen naar wetgeving (zoals: toestaan, erkennen, regelen of verbieden), als open termen (zoals: verstrekken, bevorderen, stimuleren, faciliteren), die ook of veeleer lijken te verwijzen naar beleidsmaatregelen. Ingevolge deel III, artikel I, van het herziene Handvest staan voor de implementatie van de bepalingen in de artikelen 1 tot en met 31 van deel II vier wegen open: wetten of andere regelgeving; overeenkomsten tussen werkgevers of werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties; een combinatie van deze twee methoden; andere passende middelen. De verdragsluitende partijen zullen, gezien hun verantwoordelijkheid voor de naleving van de verplichtingen uit het herziene Handvest, allereerst zelf moeten beoordelen of zij in toereikende mate aan die verplichtingen hebben voldaan en desbetreffend gemotiveerd oordeel moeten neerleggen in de door hen bij de Raad van Europa in te dienen periodieke rapportage. Zij zullen daartoe, waar nodig, zelf de verplichtingen moeten uitwerken in concrete maatstaven. Voor het toezicht op de naleving, langs de genoemde wegen van implementatie, van de wettelijke verplichtingen ingevolge het herziene Handvest geldt, ingevolge deel IV, artikel C, van het herziene Handvest, het toezichtmechanisme van het huidige Handvest, hetgeen zal worden aangevuld met het toezicht ingevolge het Collectieve Klachtenprotocol. Daarbij zal ook de houdbaarheid in de ogen van de toezichthoudende instanties (in het bijzonder het onafhankelijke Europees Comité voor Sociale Rechten) van de door het desbetreffende land gehanteerde maatstaven aan de orde komen. De memorie van toelichting zou kunnen worden gebruikt om inzicht te geven in de wijze waarop tot dusverre de toetsing met betrekking tot Nederland is uitgevoerd. Daartoe ware te overwegen, indien van toepassing, de toelichting aan te vullen met het noemen van gevallen waarin de toezichtinstanties schending door Nederland hebben geconstateerd van een verplichting op grond van het huidige Handvest. De implementatie van het herziene Handvest roept twee vragen op: a. De vraag naar de overwegingen voor de keuze van de regering tussen de verschillende implementatiemethoden. In verband met deze vraag verdient de laatste volzin van de eerste alinea ten aanzien van Deel IV van hoofdstuk 1 Algemeen van de memorie van toelichting de aandacht: "Indien niet vaststaat dat hetgeen in die bepalingen is neergelegd in Nederland wordt gerealiseerd, zullen zij hun vertaling moeten krijgen in daden van wetgeving en bestuur". Deze passage is enigszins cryptisch. Men kan er in lezen dat de rol van de overheid een aanvullende is, in die zin dat er voor de overheid pas reden is voor actie - in de vorm van wetgeving of bestuur - indien de implementatie van een bepaling niet al langs andere weg is verzekerd. Er kan ook uit worden afgeleid dat, als de werking van een bepaling uit het herziene Handvest in de Nederlandse rechtsorde niet al (eerder) is gewaarborgd via wetgeving, en/of is verzekerd door overeenkomsten tussen de sociale partners, alsnog zal (moeten) worden overgegaan tot wetgeving en bestuur. Aldus lijken, waar nog nodig, wetgeving en bestuur (ook) sluitstuk te zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit het herziene Handvest. b. De vraag naar de criteria die de regering hanteert om te concluderen of de gevolgde implementatie ertoe heeft geleid dat (naar een term die meermalen in de toelichting wordt gebruikt) "afdoende" is voldaan aan een bepaalde verdragsverplichting. In verband met deze vraag zal per artikel moeten worden nagegaan, zoals de memorie van toelichting ook doet, of de naleving van de daarin neergelegde verplichting(en) voldoende is verzekerd in de Nederlandse wetgeving, dan wel in de bestendige praktijk van het verkeer tussen sociale partners, met inbegrip van de jurisprudentie dienaangaande. Door het ontbreken van een duidelijk criterium is het beantwoorden van deze vraag lastiger als het gaat om verplichtingen waaraan de Nederlandse overheid gevolg geeft niet door wetgeving, maar door daden van bestuur of beleid. Dat geldt in het bijzonder indien daarbij de inzet van publieke middelen in het geding is (hetgeen overigens evenzeer het geval kan zijn bij implementatie door wetgeving, indien deze financiële aanspraken op de overheid vestigt). Onderkend moet worden dat de materie van het herziene Handvest - gelegen op het terrein van de sociale grondrechten - nu eenmaal ook de nodige financiële consequenties voor de verdragsluitende partijen met zich brengt. De vraag of ook op dat punt in toereikende mate aan de verdragsverplichtingen wordt voldaan, zal bij herhaling, en van geval tot geval, opnieuw moeten worden beantwoord. Dit betekent ook dat, ingeval zich voor de overheid de noodzaak voordoet tot bezuiniging teneinde de ontwikkeling van de publieke uitgaven te beheersen, steeds mede getoetst zal moeten worden of ook na een dergelijke bezuiniging nog wordt voldaan aan de desbetreffende verplichting uit het herziene Handvest. De financiële consequenties van het herziene Handvest, en mogelijke knelpunten dienaangaande uit een oogpunt van de beschikbare financiële ruimte, laten zich, bij wijze van voorbeeld, illustreren aan de hand van nieuwe bepalingen uit het herziene Handvest zoals: - Artikel 19, twaalfde lid (inzake het bevorderen van het onderwijs in de taal van herkomst van de migrant aan diens kinderen): de Raad wijst op de omstandigheid dat de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen onlangs is afgeschaft.(zie noot 2) Daarmee verdient de consequentie van deze maatregel voor de naleving van de genoemde verdragsverplichting de aandacht. - Artikel 27, eerste lid, onder c (inzake het ontwikkelen of bevorderen van voorzieningen van kinderopvang): de Raad signaleert dat de kosten van kinderopvang nog steeds fors stijgen(zie noot 3), terwijl de maximumprijs die in aanmerking komt voor overheidsvergoeding vanaf 2005 wordt gefixeerd.(zie noot 4) Daarmee verdient de vraag de aandacht of, ook na het in werking treden van de Wet basisvoorziening kinderopvang, in toereikende mate aan de desbetreffende verplichting wordt voldaan en zal (kunnen) worden voldaan. Overeenkomstige vragen kunnen worden gesteld ten aanzien van al bestaande bepalingen zoals: - Artikel 12 (inzake het recht op sociale zekerheid), waar het gaat om de mogelijkheden de noodzaak tot aanpassing van het bestaande stelsel van sociale zekerheid te verenigen met de eis die is neergelegd in het derde lid van artikel 12: ernaar te streven om het niveau van het stelsel van sociale zekerheid voortdurend te verhogen, met als ijkpunt het niveau dat is vastgelegd in de Europese Code inzake sociale zekerheid. - Artikel 23 (inzake het recht van ouderen op sociale bescherming; thans nog onderdeel van het Aanvullend Protocol), waar het gaat om de financiële mogelijkheden om een toereikend niveau van zorg in verzorgings- en verpleeghuizen te (blijven) waarborgen. In dit verband is van belang dat vanuit het veld knelpunten worden gesignaleerd die aanleiding geven tot kritische aandacht voor het niveau van deze zorg. De genoemde voorbeelden maken duidelijk dat zich een spanning kan voordoen tussen enerzijds de verplichtingen in het herziene Handvest - zowel de bestaande en al aanvaarde verplichtingen, waarvan thans geen afstand mag worden genomen, als de nieuwe verplichtingen - en anderzijds een sociaal-economische werkelijkheid die verandert nadat het herziene Handvest is totstandgekomen en geratificeerd. Door die veranderingen kan de overheid komen te staan voor de financiële noodzaak tot het nemen van maatregelen die ingaan tegen bepaalde verplichtingen uit het herziene Handvest of ertoe nopen de naleving daarvan min of meer ingrijpend aan te passen. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de hiervoor bedoelde onduidelijkheden en opgeworpen vragen, en daarbij tevens aandacht te besteden aan de hiervoor bedoelde mogelijke spanning tussen de verplichtingen (en ambities) in het herziene Handvest en sociaal-economische veranderingen die gevolgen (moeten) hebben voor de beheersing van de publieke uitgaven op het terrein van deze verplichtingen. Die spanning kan extra klemmend zijn omdat eventuele aanpassing van (de verplichtingen die voortvloeien uit) het herziene Handvest een lange weg betekent. 4. Het Collectieve Klachtenprotocol Artikel 1 van het protocol bepaalt dat een klacht kan worden ingediend door: a. internationale organisaties van werkgevers en werknemers; b. andere (niet-)gouvernementele organisaties die raadgevende status bezitten bij de Raad van Europa; c. de representatieve nationale organisaties van werknemers en werkgevers. Door middel van onderdeel b hebben ook niet-gouvernementele organisaties waarvan de doelstellingen geen betrekking hebben op arbeid, toegang tot de klachtprocedure, mits zij raadgevende status hebben bij de Raad van Europa. Artikel 2 bevat de mogelijkheid om het collectieve klachtrecht ook toe te kennen aan andere niet-gouvernementele organisaties. Nederland wil geen gebruik maken van de mogelijkheid om het klachtrecht uit te breiden tot deze categorie door middel van de verklaring die hiertoe ondertekend dient te worden. Daarmee hebben niet-gouvernementele organisaties waarvan de doelstellingen geen betrekking hebben op arbeid, alleen toegang indien zij raadgevende status bezitten bij de Raad van Europa. Niet duidelijk is, welke Nederlandse niet-gouvernementele organisaties deze status momenteel bezitten en of deze organisaties de niet-arbeidsgerelateerde rechten uit het Handvest in voldoende mate (kunnen) bestrijken. De vraag die in dit verband ook rijst is of er andere organisaties zijn, bijvoorbeeld op het terrein van de volksgezondheid of de huisvesting, die geen consultatieve status hebben bij de Raad van Europa en waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij dit klachtrecht ten onrechte zouden ontberen. Het trekt de aandacht dat de memorie van toelichting ten aanzien van artikel 2 van het Collectieve Klachtenprotocol geen inhoudelijke motivering bevat van de stelling dat de regeling van het klachtrecht, als vervat in artikel 1 van het Collectieve Klachtenprotocol, toereikend wordt geacht. De Raad adviseert de toelichting gezien het voorgaande aan te vullen en ondertekening van bedoelde verklaring eventueel alsnog te overwegen. 5. Het perspectief van het Koninkrijk Uit de memorie van toelichting blijkt dat het huidige Handvest mede gelding heeft voor de Nederlandse Antillen en Aruba, maar voor slechts het minimaal vereiste aantal bepalingen. De regeringen van beide landen achten medegelding van het herziene Handvest en van het Collectieve Klachtenprotocol vooralsnog niet wenselijk. Aldus zal, vooralsnog voor een onbekende periode, een groot deel van de bepalingen van het herziene Handvest slechts gelden in één land van het Koninkrijk, te weten Nederland. De overwegingen van de regeringen van de Nederlandse Antillen en van Aruba om de mogelijkheid van medegelding van (delen van) het herziene Handvest pas in aanmerking te nemen als de consequenties daarvan nader in beeld zijn, zijn op zichzelf begrijpelijk. Dit neemt niet weg dat, bezien vanuit de optiek van het Koninkrijk als geheel en gelet op artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk, de vraag de aandacht verdient of het wenselijk is dat er tussen de landen van het Koninkrijk, ook op langere termijn, grote verschillen blijven bestaan tussen de wettelijke en internationaal-rechtelijke waarborgen van de sociale grondrechten zoals neergelegd in het herziene Handvest. De Raad acht het passend dat de regering van Nederland, vanuit haar verantwoordelijkheid binnen het verband van het Koninkrijk als geheel, in de memorie van toelichting aan het voorgaande aandacht besteedt. 6. Overige opmerkingen a. Met betrekking tot artikel 6, vierde lid (inzake het recht op collectieve actie, met inbegrip van het stakingsrecht), wordt het thans al geldende voorbehoud gehandhaafd voor het defensiepersoneel in volle omvang, en daarmee ook voor het geval dat zich niet de situatie voordoet, of deze dreigt, waarbij personeelsleden van Defensie moeten of kunnen worden ingezet. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag of in plaats van dit voorbehoud het kort geding niet een toereikende weg biedt, en daarbij tevens uiteen te zetten waarom niet de tijdige totstandkoming van een wet inzake collectieve acties voor defensiepersoneel is bevorderd. b. In de eerste alinea ten aanzien van deel IV van hoofdstuk 1, Algemeen, van de memorie van toelichting is als grondslag neergelegd dat "de verdragsbepalingen zich in het algemeen niet lenen voor rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde". In dit verband wordt onder meer verwezen naar de Bijlage bij het herziene Handvest. De memorie van toelichting wekt de indruk dat de desbetreffende passage in de Bijlage (betreffende deel III) toetsing door de Nederlandse rechter uitsluit. Het komt de Raad voor dat de bewuste tekst in de Bijlage alleen beoogt andere internationale toezichthouders uit te sluiten. Een bepaling als die in deel V, artikel E, inzake het discriminatieverbod kan bijvoorbeeld rechtstreekse werking verlenen aan een bepaling die op zichzelf die werking niet heeft. Het is uiteindelijk aan de rechter om te oordelen over de rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde. Uitsluiting van die toetsing zou strijd betekenen tussen het herziene Handvest en de artikelen 93 en 94 van de Grondwet. De Raad adviseert de aangehaalde passage in de toelichting in het licht van het voorgaande aan te passen. c. In het slotgedeelte, over de Bijlage, van hoofdstuk 1 Algemeen van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de Bijlage van het herziene Handvest van uitvoerende aard is, zodat wijzigingen ervan geen parlementaire goedkeuring behoeven. De Bijlage bevat echter belangrijke omschrijvingen, bijvoorbeeld van de kring van beschermde personen (zoals vreemdelingen) en van de reikwijdte van sommige bepalingen (zoals artikel 7, tweede lid). Daarmee zijn wijzigingen in de Bijlage van dienovereenkomstig belang. De Raad adviseert in het licht van het voorgaande de opmerking in de memorie van toelichting over de parlementaire goedkeuring van wijzigingen van de Bijlage aan te passen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 21 december 2015 te Astana tot stand gekomen Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds (Trb. 2016, 91).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 21 december 2015 te Astana tot stand gekomen Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds (Trb. 2016, 91).Bij Kabinetsmissive van 23 november 2016, no.2016002062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 21 december 2015 te Astana tot stand gekomen Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds (Trb. 2016, 91), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Gedkeuring van de opzegging van deel VI van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (Trb. 1965, 47), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de opzegging van deel VI van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (Trb. 1965, 47), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 september 2007, no.07.002855, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de opzegging van deel VI van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (Trb. 1965, 47), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 maart 2000 te Oranjestad, Aruba, totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende toegang tot en gebruik van faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba voor drugsbestrijding vanuit de lucht.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 2 maart 2000 te Oranjestad, Aruba, totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende toegang tot en gebruik van faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba voor drugsbestrijding vanuit de lucht.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring en uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2013, no. 13.001107, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot goedkeuring en uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 6 november 1990 te Rome tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (herzien) (Trb. 1993, 123), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet tot goedkeuring van de op 6 november 1990 te Rome tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (herzien) (Trb. 1993, 123), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2007, no.07.002718, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 6 november 1990 te Rome tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (herzien) (Trb. 1993, 123), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van de op 4 augustus 1995 te New York totstandgekomen Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, met bijlagen (Trb.1996, 277 en Trb.2000, 40).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring en uitvoering van de op 4 augustus 1995 te New York totstandgekomen Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, met bijlagen (Trb.1996, 277 en Trb.2000, 40).Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2001, no.01.002615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring en uitvoering van de op 4 augustus 1995 te New York totstandgekomen Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, met bijlagen (Trb.1996, 277 en Trb.2000, 40).1. Het aanhangig gemaakte voorstel vloeit voort uit de op 4 augustus 1995 te New York totstandgekomen Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (Trb.2000, 40). Het behelst zowel een voorstel van rijkswet houdende goedkeuring als een voorstel tot wijziging van de Visserijwet 1963 ter uitvoering van deze overeenkomst.Op zichzelf is het juist dat zowel de goedkeuringswet als de wettelijke regelingen ter uitvoering van een verdrag gelijktijdig in procedure worden gebracht (aanwijzing 311 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De Visserijwet 1963 is echter geen rijkswet. Daarom zullen naar de mening van de Raad van State van het Koninkrijk het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van de overeenkomst en het voorstel van wet tot wijziging van de Visserijwet 1963 niet in één voorstel van rijkswet kunnen worden ondergebracht. De Raad adviseert daarom in dit geval twee afzonderlijke wetsvoorstellen in te dienen.2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 28 juni 1962 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale zekerheid (Verdrag Nr. 118 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting; Trb. 1962, 122 en Trb.1964, 23).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 28 juni 1962 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale zekerheid (Verdrag Nr. 118 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting; Trb. 1962, 122 en Trb.1964, 23).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 9 april 2001 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot goedkeuring van de op 9 april 2001 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 22 april 2002 te Valencia totstandgekomen Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds (Trb.2002, 121).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van de op 22 april 2002 te Valencia totstandgekomen Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds (Trb.2002, 121).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (Trb. 2014, ), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (Trb. 2014, ), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2014, no.2014002269, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (Trb. 2014, ), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 13 december 2007 te Lissabon totstandgekomen Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2007 te Lissabon totstandgekomen Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2008, no.07.004234, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2007 te Lissabon totstandgekomen Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van het op 10 april 2003 te San José totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied (Trb. 2003, 82 en Trb. 2004, 54), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring en uitvoering van het op 10 april 2003 te San José totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied (Trb. 2003, 82 en Trb. 2004, 54), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2007, no.07.001856, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie en de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring en uitvoering van het op 10 april 2003 te San José totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied (Trb. 2003, 82 en Trb. 2004, 54), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2016, no.2016000435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika over uitwisseling gerubriceerde gegevens.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 18 augustus 1960 te Washington tot stand gekomen Briefwisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake beveiliging van gerubriceerde gegevens; en de op 6 april 1981 te s-Gravenhage tot stand gekomen Notawisseling houdende een verdrag tot wijziging van de Briefwisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake beveiliging van gerubriceerde gegevens (Trb. 2017, 193).Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2018, no.2018000296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 18 augustus 1960 te Washington tot stand gekomen Briefwisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake beveiliging van gerubriceerde gegevens; en de op 6 april 1981 te s-Gravenhage tot stand gekomen Notawisseling houdende een verdrag tot wijziging van de Briefwisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake beveiliging van gerubriceerde gegevens (Trb. 2017, 193), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 3 november 2001 te Rome totstandgekomen Internationaal Verdrag inzake plantgenetische bronnen voor voedsel en landbouw, met bijlagen (Trb. 2002, 134).

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 3 november 2001 te Rome totstandgekomen Internationaal Verdrag inzake plantgenetische bronnen voor voedsel en landbouw, met bijlagen (Trb. 2002, 134).Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2003, no.03.003050, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van het op 3 november 2001 te Rome totstandgekomen Internationaal Verdrag inzake plantgenetische bronnen voor voedsel en landbouw, met bijlagen (Trb. 2002, 134).1. Het voorstel van rijkswet strekt tot goedkeuring voor het gehele Koninkrijk. In de memorie van toelichting dient derhalve te worden uiteengezet hoe aan het verdrag in het Koninkrijk als geheel, en in elk der landen van het Koninkrijk afzonderlijk uitvoering kan worden gegeven. In de paragrafen 3 en 4 van de memorie van toelichting wordt uitsluitend ingegaan op de gevolgen van het verdrag voor Nederland. De Raad van State van het Koninkrijk adviseert deze uiteenzetting aan te vullen voor de Nederlandse Antillen en Aruba.2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 4 april 1997 te Oviedo totstandgekomen Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde: Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde, en van het op 12 januari 1998 te Parijs totstandgekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde, betreffende het verbod op het kloneren van mensen.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting, houdende goedkeuring van het op 4 april 1997 te Oviedo totstandgekomen Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde: Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde, en van het op 12 januari 1998 te Parijs totstandgekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde, betreffende het verbod op het kloneren van mensen.Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2000, no.00.000749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting, houdende goedkeuring van het op 4 april 1997 te Oviedo totstandgekomen Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde: Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde, en van het op 12 januari 1998 te Parijs totstandgekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde, betreffende het verbod op het kloneren van mensen. Het wetsvoorstel strekt tot goedkeuring voor Nederland en de Nederlandse Antillen van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde (Oviedo: 4 april 1997)(zie noot 1) en van het Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, betreffende het verbod op het kloneren van mensen (Parijs: 12 januari 1998).(zie noot 2) Ingevolge het wetsvoorstel zullen bij de goedkeuring voorbehouden worden gemaakt ten aanzien van het verbod op het opzettelijk wijzigen van het menselijk genetisch materiaal, ten aanzien van het verbod op het doen ontstaan van een embryo speciaal voor wetenschappelijk onderzoek en ten aanzien van de mogelijkheid om regeneratief weefsel weg te nemen bij personen die niet in staat zijn hun toestemming te verlenen. De Raad van State van het Koninkrijk komt in dit advies tot de conclusie dat gelet op de verstrekkende en mogelijk ingrijpende implicaties van bepalingen van het verdrag, mede gezien de eventuele rechtstreekse werking daarvan, de noodzaak van goedkeuring nadere toelichting behoeft en goedkeuring in ieder geval pas overwogen zou moeten worden als zeker is dat een groot aantal landen, waaronder voor de ontwikkeling op dit terrein bepalende meeste andere landen, insgelijks tot goedkeuring zalzullen overgaan. 1. De ratificatie van het verdrag Het verdrag vormt een reactie op de ontwikkelingen op het gebied van de geneeskunde en de medische-wetenschap. Het heeft, zoals de toelichting op het wetsvoorstel het stelt, "ten doel het individu een minimumbeschermingsniveau te bieden bij (nieuwe) toepassingsmogelijkheden van de biologie en de geneeskunde". Naast regels met betrekking tot handelingen op het gebied van de gezondheidszorg (inzake toegang, professionaliteit, toestemming, recht op informatie en bescherming van het privé-leven) bevat het bepalingen over wetenschappelijk onderzoek, orgaantransplantatie en de omgang met het menselijk genoom. Blijkens de toelichting moet het verdrag beschouwd worden als een aanvulling op het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,(zie noot 3) dat nadruk legt op specifieke waarden van de persoon in relatie tot de geneeskunde en de biologie. Als zodanig zou het mede een aanvulling vormen op andere internationale instrumenten voor de bescherming van de rechten van de mens. In overeenstemming met dit karakter hebben veel bepalingen van het verdrag een brede, beginselachtige strekking. Zo opent het verdrag met vier fundamentele bepalingen; inzake het primaat van het menselijk wezen, de gelijke toegangsmogelijkheden tot de gezondheidszorg, de eisen die aan handelen op het gebied van de gezondheidszorg moet worden aangelegd, en het vereiste van instemming voor handelingen op het terrein van de gezondheidszorg. Het zijn inspirerende beginselen die als uitgangspunt of als doelstelling niet misstaan, maar waarvan men zich moet afvragen of het hier inderdaad minimumnormen betreft die als bindende verdragsverplichting en eventueel als rechtsnorm kunnen dienen. Want naar hun bewoording kunnen diverse bepalingen heel wel rechtstreekse werking hebben. Die mogelijkheidDat is ook niet uitgesloten. ZijHet lijkt besloten te liggen in artikel 26, eerste lid, en wordt ook in de toelichting bevestigd. Mede om die reden dient duidelijkheid te bestaan over inhoud, strekking en implicaties van de bepalingen van het verdrag. Met betrekking tot diverse bepalingen is dat echter niet het geval. De Raad wil dit toelichten aan de hand van enkele van de voorgestelde artikelen. Ingevolge artikel 3 moeten partijen "binnen hun jurisdictie zorg dragen voor gelijke toegangsmogelijkheden tot gezondheidszorg van passende kwaliteit". De bepaling richt zich tot partijen en erkent dat de beschikbare middelen grenzen kunnen stellen. Dat laat onverlet dat de bepaling niet spreekt van een minimumpakket aan voorzieningen of van noodzakelijke medische zorg, maar in het algemeen van "gelijke toegangsmogelijkheden voor gezondheidszorg van passende kwaliteit". Potentieel houdt de verplichting in dat in beginsel iedere medische voorziening voor ieder gelijkelijk beschikbaar moet zijn, ongeacht inkomen, arbeid, leeftijd, verblijfsstatus, enz. Betwijfeld kan worden of de Nederlandse wetgeving op dat punt voldoet. De Koppelingswet waar de toelichting in dit verband op wijst, is slechts een voorbeeld. Weliswaar wordt daarbij gesteld dat deze wet voldoet aan artikel 3, nu de regering zich op het standpunt stelt dat ook illegalen de noodzakelijke medische zorg moeten kunnen krijgen. Dit berust echter op een lezing van artikel 3 waarbij de strekking beperkt is tot de "noodzakelijke" medische zorg; een beperking die niet uit de tekst van het artikel voortvloeit; het artikel spreekt van gezondheidszorg van passende kwaliteit in het algemeen. Ook op andere punten is allerminst zeker dat de wetgeving en feitelijke situatie in Nederland voldoen aan het beginsel van artikel 3 (wachtlijsten, beperkte bekostiging van bepaalde medische ingrepen, eventuele prioriteiten bij behandeling). Voorts kan gewezen worden op artikel 4 waarin wordt bepaald dat elke handeling op het gebied van de gezondheidszorg dient te worden verricht overeenkomstig de desbetreffende professionele verplichtingen en standaarden. De toelichting stelt dat dit artikel voor Nederland is uitgevoerd in de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Dat miskent dat deze wetten bepaalde beroepen en bepaalde behandelingen betreffen en niet "elke handeling op het terrein van de gezondheidszorg, met inbegrip van onderzoek". Bij dat laatste hoeft het niet altijd te gaan om medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen, maar kan het gaan om alle mogelijk onderzoek op het terrein van de geneeskunde en gezondheidszorg. Of daarvoor "professionele verplichtingen en standaarden" bestaan en of die nodig zijn, wordt niet vermeld in de toelichting. De mogelijke implicatie van de bepaling in artikel; 4 is voorts, dat in een situatie waarin, al dan niet tijdelijk, gezondheidszorg wegens tekort aan personeel of middelen niet verzekerd kan worden, dit tekort tot het niet-behandelen van patiënten aanleiding zou kunnen geven. Betwijfeld moet dan ook worden of te allen tijde en op alle plaatsen in het Koninkrijk waar het verdrag zal gelden aan de verplichting van artikel 4 kan worden voldaan. De bepaling houdt in, dat gezondheidszorg ondergeschikt is aan de professionele vaardigheden en kwaliteiten van de verzorger. Dat zou een omkeer van waarden impliceren. Gezondheidszorg is het belangrijker goed; zij moet zo nodig ook gegeven worden als daarbij niet aan alle daaraan te stellen professionele eisen voldaan kan worden. Ook de inhoud, reikwijdte en implicaties van artikel 5 dat geen handeling op het gebied van de gezondheidszorg mag worden verricht dan na voorafgaande vrijwillige toestemming zijn onbepaald. De huidige Nederlandse wetgeving waarnaar in de toelichting wordt verwezen (artikel 7:450 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) plaatst dit vereiste in het kader van een gerichte behandeling. Artikel 5 omvat naar zijn bewoording echter iedere handeling, en houdt als het ware in: geen zorg en hulp zonder instemming. In dat verband moet onderkend worden dat het vereiste van positieve instemming in dit verband verstrekkender is ruimer dan expliciete weigering. Implicatie van artikel 5 zou onder meer kunnen zijn dat algemene voorzieningen en verplichtingen in het belang van de volksgezondheid, bijvoorbeeld ter bestrijding van besmettelijke ziekten zoals verplichte vaccinatie, in de toekomst nog slechts zullen zijn toegestaan indien voldaan is aan de in artikel 26 genoemde uitzonderingsgronden. Een vierde artikel waarvan de inhoud, reikwijdte en dus de gevolgen niet duidelijk zijn is artikel 21 waarin wordt bepaald dat het menselijk lichaam en zijn bestanddelen als zodanig niet mogen dienen tot verkrijging van financieel voordeel. Ook indien mag worden aangenomen dat deze bepaling niet slaat op prostitutie, pornografie en gezondheidszorg is de bewoording zeer ruim. Blijkens het toelichtend rapport is de bepaling vooral geconcipieerd met het oog op orgaandonatie. In de toelichting bij het wetsvoorstel wordt evenwel gewezen op diverse andere situaties waarin vergoedingen worden gegeven waarop de bepaling ook van toepassing lijkt te zijn en waarin vergoedingen worden gegeven. Gesteld wordt dat de regeling nog verdere uitwerking behoeft in nog vast te stellen wetgeving inzake de zeggenschap over lichaamsmateriaal en dat de regering er overigens van uitgaat dat bijvoorbeeld het vergoeden van proefpersonen niet in strijd is met de bepaling van artikel 21 mits de vergoeding niet in onevenredige mate hun medewerking bepaalt. Mede gelet op artikel 36 verdient het aanbeveling dat wettelijke regelingen waarin de bepalingen van het verdrag moeten worden omgezet, zijn vastgesteld op het moment dat dit in werking treedt, zodat zo nodig voorbehouden kunnen worden gemaakt. Dit zou ook overwogen moeten worden met betrekking tot de uitleg die gegeven wordt van de vergoedingen voor proefpersonen, aangezien daarvoor geen steun te vinden is in het verdrag en het antwoord op de vraag of er een onevenredige invloed is van persoon tot persoon naar gelang hun welstand zal verschillen. Genoemde gevallen staan niet op zichzelf. Ook andere bepalingen zijn niet zonder uitleg begrijpelijk. Zo betekent artikel 2: "De belangen en het welzijn van het menselijk wezen (personen) gaan boven het uitsluitend belang van de samenleving en de wetenschap." ongetwijfeld niet dat persoonlijk belang boven het algemeen belang gaat - hetgeen men er in zou kunnen lezen - maar wat er dan wel bedoeld wordt zal uit nadere uitleg moeten blijken. Voorzover aan de bepalingen rechtstreekse werking toekomt, zal het de rechter zijn die beslist over die uitleg en de implicaties daarvan voor de nationale wetgeving. Diverse bepalingen lenen zich daarvoor. Uit artikel 26 lijkt voort te vloeien dat zulks het geval is met de in het tweede lid daarvan genoemde artikelen. De toelichting op het wetsvoorstel noemt weer andere bepalingen in dit verband. Bovendien wordt in artikel 29 het Europese Hof voor de Rechten van de Mens bevoegd verklaard om los van een concreet geschil, op verzoek, te beslissen over de uitleg van het verdrag. Het houdt een quasi-wetgevende bevoegdheid in waarvoor weinig of geen precedenten bestaan. Gelet op het voorgaande is het de vraag of ratificatie van het verdrag wenselijk is. In de memorie van toelichting wordt als reden voor bekrachtiging van het verdrag genoemd dat dit een bevestiging vormt dat Nederland de verdragsbeginselen als algemene minimumnormen aanvaardt voor de bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen bij de toepassing van de geneeskunde en de biologie. Daarmee zou een signaal gegeven worden aan de overige lidstaten van de Raad van Europa die nog geen regelgeving hebben op de terreinen die in het verdrag worden genoemd. Als specifiek verdrag zou het een meer effectieve bescherming bieden dan verdragen met een meer algemene strekking. Voorts zou middels de harmoniserende werking van het verdrag voorkomen worden dat er al te grote verschillen ontstaan tussen de wetgeving van verschillende landen. Het kunnen op zichzelf geldige argumenten zijn, maar dit veronderstelt dat er op dit terrein bijzondere behoefte bestaat aan een dergelijke bescherming en aan harmonisatie. Gegeven de voorrang op het nationale recht van verdragsverplichtingen en de betrekkelijke onveranderbaarheid daarvan, past enige terughoudendheid bij het zonder concrete noodzaak aangaan van dergelijke verplichtingen. Die rigiditeit wordt niet, zoals de toelichting stelt, opgelost door het gebruik van algemene formuleringen die dynamisch geïnterpreteerd kunnen worden. Het is immers niet zeker of de uitleg van die bepalingen berust bij de nationale wetgever, in welk geval zij nauwelijks harmoniserende werking zullen hebben, of dat deze in andere handen is; in welk geval de bepalingen door hun uitleg nu nog onbekende, wellicht onbedoelde en mogelijk ongewenste beperkingen kunnen stellen aan de ontwikkeling van het nationale recht. Terughoudendheid met het aangaan van de voorliggende verplichtingen geldt voorts omdat het niet onwaarschijnlijk is dat de rechter te zijner tijd tot de conclusie zal komen dat diverse bepalingen rechtstreekse werking hebben. Tenslotte past terughoudendheid omdat de potentieel verstrekkende gevolgen van de bepalingen waar in het voorgaande op gewezen werd, een terrein betreffen dat in ontwikkeling is. Die ontwikkelingen zijn voor de regering zelf al aanleiding om ten aanzien van drie bepalingen voorbehouden te formuleren en daartoe de Nederlandse wetgeving nog snel te wijzigen. De overweging dat het wenselijk is om te voorkomen dat verschillen in de wetgeving van onderscheiden landen ontstaan op het door het verdrag bestreken terrein, veronderstelt dat er een redelijke verwachting is dat een groot deel van de landen in de wereld deze of soortgelijke bepalingen aanvaardt. De ontwikkelingen op dit terrein zijn immers niet beperkt tot een of enkele landen in Europa. Indien een groot aantal van de landen die in dit opzicht relevant zijn, geen of andere regels kent op dit terrein, dan draagt goedkeuring van het verdrag immers niet bij aan harmonisatie maar leidt dit veeleer tot isolatie van Nederland en een tot nog toe beperkt aantal andere landen. Zoals de toelichting aangeeft, is dit al enige tijd verlopen sinds de ondertekening van het verdrag. Mitsdien bestaat vermoedelijk inzicht in de houding van omliggende landen ten aanzien van goedkeuring van het verdrag. De toelichting zou daaromtrent inzicht moeten bieden. In het licht van het streven naar harmonisatie behoeven de voorbehouden die Nederland maakt op het punt van het wetenschappelijk onderzoek met embryos en modificaties van het menselijk genoom in het bijzonder rechtvaardiging. Het betreft hier nu bij uitstek onderwerpen waar harmonisatie nodig is wil het beleid van ieder land afzonderlijk effectief zijn. Derhalve ware in het bijzonder ook aan te geven of andere landen op deze punten eveneens voorbehouden hebben gemaakt of zullen maken en indien niet waarom Nederland zulks wel doet ondanks het streven naar harmonisatie. In het licht van de verstrekkende en mogelijk ingrijpende implicaties van de verplichtingen van het verdrag - mede gezien de mogelijke rechtstreekse werking van diverse bepalingen daarvan - meent de Raad dat de goedkeuring van dit verdrag eerst overwogen zou moeten worden op het moment dat duidelijk is dat een groot aantal andere landen waaronder de voor de ontwikkeling op dit terrein bepalende landen, dit ook overweegt. Ook dan ware nog de noodzaak van internationale verplichtingen op dit terrein zorgvuldig af te wegen tegen de mogelijke gevolgen die deze hebben voor beleid en wetgeving in Nederland. Daartoe zou in de toelichting ingegaan moeten worden op alle aanpassingen die nodig zouden kunnen blijken voor uitvoering van de bepalingen van het verdrag. Waar bepalingen van het verdrag al zijn uitgevoerd ware specifiek naar de desbetreffende bepalingen in de Nederlandse wetgeving te verwijzen, anders blijft onduidelijk of de bepalingen uit het verdrag met die in de nationale wetgeving overeenkomen. Overwogen zou kunnen worden een transponeringstabel op te nemen. Wijzigingen die nog nodig zijn, zouden niet alleen aangekondigd moeten worden, maar voorgesteld en vastgesteld vóór het Koninkrijk voor Nederlandtot het verdrag toetreedt. 2. Toelichting en uitvoering Onverminderd de conclusie met betrekking tot de goedkeuring op dit moment van het verdrag, heeft de Raad enkele kanttekeningen bij de tekst en de toelichting op het wetsvoorstel. a. Het wetsvoorstel strekt tot goedkeuring van het Verdrag voor het Koninkrijk met uitzondering van Aruba. De toelichting beperkt zich evenwel uitsluitend tot Nederland; de implicaties en de wijze waarop daaraan uitvoering zal worden gegeven door Aruba, worden niet weergegeven. De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen. b. Met betrekking tot drie artikelen stelt de regering voor om een voorbehoud te maken met het oog op - nog vast te stellen - afwijkende bepalingen in de Nederlandse wetgeving. Gegeven de brede formuleringen van de verdragsbepalingen zijn de voorbehouden wellicht te beperkt geformuleerd. Het voorgestelde voorbehoud met betrekking tot het verbod op het doen ontstaan van menselijke embryos voor onderzoeksdoeleinden (artikel 18, tweede lid) maakt slechts een voorbehoud ten aanzien van het doen ontstaan van embryos die speciaal voor onderzoek zijn gekweekt. De bepaling van artikel 18 noch het toelichtend rapport spreken echter van het "speciaal doen ontstaan", maar in het algemeen van het doen ontstaan. Blijkens de ontstaansgeschiedenis van de verdragsbepaling is het speciaal ("solely") daaruit vervallen teneinde ook het doen ontstaan van embryos in het kader van de IVF-behandeling te omvatten indien onnodige hoeveelheden embryos daarvoor worden gekweekt. Het voorgestelde voorbehoud omvat die gevallen niet. c. Artikel 7 heeft betrekking op de behandeling van geestelijke gestoorden tegen hun wil. De behandeling mag op grond van dit artikel alleen plaatsvinden als zonder een dergelijke behandeling, ernstige schade voor zijn of haar gezondheid te duchten is. In de toelichting wordt verwezen naar de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen. In deze wet gaat het echter om het opnemen van geestelijk gestoorden tegen hun wil als dit noodzakelijk is om het gevaar dat zij vormen voor anderen weg te nemen. Daarbij is het motief tot onvrijwillige behandeling niet altijd gelegen in het gevaar voor henzelf maar inals wel het gevaar dat zij vormen voor hun omgeving. Naar de mening van de Raad ware in de toelichting in te gaan op het hier bedoelde verschil en op de vraag of er in de praktijk geen behoefte bestaat aan een ruimere mogelijkheid tot gedwongen opneming. d. In artikel 24 wordt de lidstaten opgedragen in hun wetgeving een regeling te voorzien op grond waarvan degene die niet te rechtvaardigen schade heeft geleden als gevolg van een verrichting, recht heeft op schadevergoeding. De toelichting wijst in dit verband naar de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen, sociale zekerheidswetgeving en artikel 6:162 BW. In artikel 4 staat dat elke handeling op het gebied van de gezondheid dient te worden verricht overeenkomstig de desbetreffende professionele verplichtingen en standaarden. Daarmee lijkt een uitbreiding te worden gegeven aan de aansprakelijkheid van de beroepsgroep, want welke schade is te rechtvaardigen? In de toelichting ware in te gaan op de vraag of op grond van het verdrag een uitbreiding van schadevergoedingsacties terzake van medisch handelen te verwachten valt. De Raad van State van het Koninkrijk heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van rijkswet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 10 mei 2010 te Brussel totstandgekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. 2010, 172), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet tot goedkeuring van de op 10 mei 2010 te Brussel totstandgekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. 2010, 172), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2011, no.11.000536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 10 mei 2010 te Brussel totstandgekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. 2010, 172), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 6 oktober 2010 te Brussel tot stand gekomen Vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. ......), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-12-28] Voorstel van wet tot goedkeuring van het op 6 oktober 2010 te Brussel tot stand gekomen Vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. ......), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2011, no.11.000535, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 6 oktober 2010 te Brussel tot stand gekomen Vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. ......), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten.

[Gepubliceerd: 2021-12-27] Bij Kabinetsmissive van 24 november 2021, no.2021002319, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste.

[Gepubliceerd: 2021-12-24] Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2021, no.2021002042, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met enkele technische wijzigingen en klein beleid.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2021, no.2021002249, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met enkele technische wijzigingen en klein beleid, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2021, no.2021002081, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2021.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2021, no.2021001147, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele wetten op het gebied van Justitie en Veiligheid in verband met aanpassingen van overwegend technische aard (Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2021, no.2021001306, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en ter uitvoering van het Klimaatakkoord, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet VWS 2022.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2021, no.2021001981, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder andere het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de uitwerking van het taalschakeltraject als opleiding educatie en de onderwijsroute in het inburgeringsstelsel.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2021, no.2021002016, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder andere het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de uitwerking van het taalschakeltraject als opleiding educatie en de onderwijsroute in het inburgeringsstelsel, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit garantiebedrag Wajong in verband met de tijdelijke verlenging van de periode van het garantiebedrag.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2021, no.2021002257, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging Besluit garantiebedrag Wajong in verband met de tijdelijke verlenging van de periode van het garantiebedrag, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Rechtspositiebesluit toetsingscommissie inzet bevoegdheden en commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2021.

[Gepubliceerd: 2021-12-23] Bij Kabinetsmissive van 20 augustus 2021, no.2021001596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging Rechtspositiebesluit toetsingscommissie inzet bevoegdheden en commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales.

[Gepubliceerd: 2021-12-22] Bij Kabinetsmissive van 8 november 2021, no.2021002191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband met de beperking van de CO2-emissie (Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bestuurlijke boete.

[Gepubliceerd: 2021-12-22] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2021, no.2021001165, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bestuurlijke boete, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met de invoering van bijzondere procedurele bepalingen in het Vreemdelingenbesluit 2000 .

[Gepubliceerd: 2021-12-22] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2018, no.2018001129, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met de invoering van bijzondere procedurele bepalingen in het Vreemdelingenbesluit 2000 onder andere voor situaties waarin sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit SZW 2022.

[Gepubliceerd: 2021-12-20] Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2021, no.2021002082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met kleine beleidsmatige, technische en redactionele wijzigingen (Verzamelbesluit SZW 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit diergeneeskundigen in verband met het toestaan van dry needling bij dieren door dierenfysiotherapeuten, van het Besluit houders van dieren en van het Besluit dierlijke producten.

[Gepubliceerd: 2021-12-20] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2021, no.2021001327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen in verband met het toestaan van dry needling bij dieren door dierenfysiotherapeuten, van het Besluit houders van dieren in verband met een wijziging van de regels voor het houden van insecten, en van het Besluit dierlijke producten in verband met enkele technische verbeteringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met uitbreiding van het accountantstoezicht door de AFM en doorberekening van integriteitstoezicht aan betaalinstellingen.

[Gepubliceerd: 2021-12-17] Bij Kabinetsmissive van 29 november 2021, no.2021002129, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met uitbreiding van het accountantstoezicht door de AFM en doorberekening van integriteitstoezicht aan betaalinstellingen met een vergunning in een andere lidstaat, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met een tijdelijk vuurwerkverbod vanwege COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-12-17] Bij Kabinetsmissive van 25 november 2021, no.2021002336, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met een tijdelijk vuurwerkverbod vanwege COVID-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit actualisatie markttoezicht registerloodsen.

[Gepubliceerd: 2021-12-17] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit markttoezicht registerloodsen en het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren in verband met de actualisatie van het markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen (Besluit actualisatie markttoezicht registerloodsen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg teneinde een grondslag te verschaffen voor het verwerken van het BSN van medewerkers van aangewezen volkenrechtelijke organisaties.

[Gepubliceerd: 2021-12-17] Bij Kabinetsmissive van 4 november 2021, no.2021002149, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg teneinde een grondslag te verschaffen voor het verwerken van het BSN van medewerkers van aangewezen volkenrechtelijke organisaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit spoorverkeer in verband met de rechtstreekse werking van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773.

[Gepubliceerd: 2021-12-16] Bij Kabinetsmissive van 30 april 2021, no.2021000858, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit spoorverkeer in verband met de rechtstreekse werking van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU (PbEU 2019, L 1391) alsmede wijziging van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 in verband met betere aansluiting op de praktijk van het aan- en afkoppelen van locomotieven en treinstellen en regeling van de verlenging van de machinistenvergunningen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bekostiging WPO 20xx.

[Gepubliceerd: 2021-12-16] Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2021, no.2021001955, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs (Besluit bekostiging WPO 20xx), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022.

[Gepubliceerd: 2021-12-16] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de herziening van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond en het Invoeringsbesluit Omgevingswet met betrekking tot het aanwijzen van registratieobjecten en een technische wijziging (vierde tranche).

[Gepubliceerd: 2021-12-16] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond en het Invoeringsbesluit Omgevingswet met betrekking tot het aanwijzen van registratieobjecten en een technische wijziging (vierde tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ongevraagd advies 'van noodwet tot crisisrecht'.

[Gepubliceerd: 2021-12-15] Ongevraagd advies 'van noodwet tot crisisrecht'.INHOUDSOPGAVE VAN NOODWET TOT CRISISRECHT
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst); Genève, 15 oktober 2020 (Trb. 2021, 73).

[Gepubliceerd: 2021-12-15] Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2021, no.2021001497, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst); Genève, 15 oktober 2020 (Trb. 2021, 73), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het zelfstandig strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen met het oog op het plegen van seksueel misbruik met kinderen.

[Gepubliceerd: 2021-12-14] Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2021, no.2021001100, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het zelfstandig strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen met het oog op het plegen van seksueel misbruik met kinderen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES (introductie gecombineerde geslachtsnaam).

[Gepubliceerd: 2021-12-14] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2021, no.2021001979, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam (introductie gecombineerde geslachtsnaam), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit vaststelling decentralisatie-en integratie-uitkeringen 2018.

[Gepubliceerd: 2021-12-14] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no.2021001390, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de decentralisatie- en integratie-uitkeringen aan de gemeenten en provincies voor het uitkeringsjaar 2018 (Besluit vaststelling decentralisatie-en integratie-uitkeringen 2018), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (tweeëntwintigste tranche).

[Gepubliceerd: 2021-12-09] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2021, no.2021001401, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis-en herstelwet (tweeëntwintigste tranche)), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mededingingswet in verband met aanpassing van de bepalingen over markt en overheid.

[Gepubliceerd: 2021-12-08] Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2021, no.2021000511, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met aanpassing van de bepalingen over markt en overheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van o.a. het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in verband met de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof waarin is geregeld dat een werknemer recht heeft op een uitkering tijdens het ouderschapsverlof.

[Gepubliceerd: 2021-12-07] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2021, no.2021001218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof waarin is geregeld dat een werknemer recht heeft op een uitkering tijdens het ouderschapsverlof, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de verbreding van de rijksweg A2 in de gemeenten Echt-Susteren, Sittard-Geleen en Stein.

[Gepubliceerd: 2021-12-07] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 20 augustus 2021, no.RWS-2021/24037, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Echt-Susteren, Sittard-Geleen en Stein krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor het project A2 Structurele verbreding Het Vonderen Kerensheide: de verbreding van de rijksweg A2 vanaf de kruising met de rijksweg A73 in het knooppunt Het Vonderen tot circa 450 meter na de kruising met de N294/Urmonderbaan, alsmede voor de verbreding van een gedeelte van de rijksweg A73 vanaf de kruising met de rijksweg A2 in het knooppunt Het Vonderen tot de aansluiting op de rijksweg A2 ten zuiden van de kruising met de Heiweg, met bijkomende werken).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur.

[Gepubliceerd: 2021-12-06] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2021, no.2020001183, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet, Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Kieswet in verband met het bevorderen van de bestuurlijke integriteit en de aanpak van aanhoudende bestuurlijke problemen in het decentraal bestuur (Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur), met toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbe's.

[Gepubliceerd: 2021-12-03] Bij Kabinetsmissive van 30 september 2021, no.2021001909, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met Richtlijn (EU) 2019/1160 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU met betrekking tot de grensoverschrijdende distributie van instellingen voor collectieve belegging (PbEU 2019, L 188) (Besluit implementatie richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbe's), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2022.

[Gepubliceerd: 2021-12-03] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2021, no.2021002021, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet op de Nederlandse Sportraad.

[Gepubliceerd: 2021-12-03] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2021, no.2021001362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport (Wet op de Nederlandse Sportraad), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de bedragen van de categorieën, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

[Gepubliceerd: 2021-12-01] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2021, no.2021002020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bedragen van de categorieën, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met enkele technische wijzigingen en andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard.

[Gepubliceerd: 2021-12-01] Bij Kabinetsmissive van 14 september 2021, no.2021001780, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met enkele technische wijzigingen en andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2021.

[Gepubliceerd: 2021-12-01] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2021, no.2021001978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van Justitie en Veiligheid in verband met het doorvoeren van technische verbeteringen en noodzakelijke beperkte aanpassingen (Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2021), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Goes (Bedrijvenpark Deltaweg fase 1).

[Gepubliceerd: 2021-11-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 22 september 2021, no.RWS-2021/32430, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Goes krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Bedrijvenpark Deltaweg fase 1).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 voor vaststelling van het erfpachtvoordeel.

[Gepubliceerd: 2021-11-30] Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2021, no.2021001031, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 voor vaststelling van het erfpachtvoordeel, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-11-29] Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2021, no.2021002060, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Mijnbouwbesluit (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken).

[Gepubliceerd: 2021-11-26] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2021, no.2021000824, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag houdende wijziging van artikel 1 en nieuw artikel 34bis van het Verdrag inzake het wegverkeer, 1968; Genève, 14 januari 2021 (Trb. 2021, 56).

[Gepubliceerd: 2021-11-26] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2021, no.2021002177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot wijziging van artikel 1 en nieuw artikel 34bis van het verdrag inzake het wegverkeer 1968; Genève, 14 januari 2021 (Trb. 2021, 56), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet.

[Gepubliceerd: 2021-11-26] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2021, no.2021001402, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (evaluatie Herzieningswet toegelaten instellingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit prudentieel toezicht beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2021-11-25] Bij Kabinetsmissive van 13 september 2021, no.2021001745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en enkele andere besluiten ter implementatie van de Richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen (Implementatiebesluit prudentieel toezicht beleggingsondernemingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting met betrekking tot het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden.

[Gepubliceerd: 2021-11-24] Bij brief van 12 juli 2021 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op anderhalve meter.

[Gepubliceerd: 2021-11-23] Bij Kabinetsmissive van 19 november 2021, no.2021002315, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op anderhalve meter, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag verlenging per 1 december 2021 van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-11-23] Bij Kabinetsmissive van 1 november 2021, no.2021002144, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag ingevolge 58t van de Wet publieke gezondheid over de krachtens hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid geldende maatregelen, met het oog op een voorgenomen besluit tot verlenging per 1 december 2021, als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2017 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

[Gepubliceerd: 2021-11-23] Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2021, no.2021002083, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2022 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet Nationaal Groeifonds.

[Gepubliceerd: 2021-11-23] Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2021, no.2021001119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake instelling van een Nationaal Groeifonds (Wet Nationaal Groeifonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van de Veiligheidsbijlage bij de Overeenkomst tussen Staten die partij zijn bij het Noordatlantisch Verdrag, tot samenwerking inzake atoomgegevens; Brussel, 2 juni 1998 (Trb. 2020, 59 en Trb. 2020, 133).

[Gepubliceerd: 2021-11-22] Bij Kabinetsmissive van 19 januari 2021, no.2021000061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van de Veiligheidsbijlage bij de Overeenkomst tussen Staten die partij zijn bij het Noordatlantisch Verdrag, tot samenwerking inzake atoomgegevens; Brussel, 2 juni 1998 (Trb. 2020, 59 en Trb. 2020, 133), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen.

[Gepubliceerd: 2021-11-22] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2021, no.2021002261, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met differentiatie in coronatoegangsbewijzen (Tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven vanwege de jaarlijkse indexering per 1 januari 2022.

[Gepubliceerd: 2021-11-22] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2021, no.2021001808, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven vanwege de jaarlijkse indexering per 1 januari 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het schrappen van het instemmingsrecht van medezeggenschapsorganen van onderwijsinstellingen bij de inzet van coronatoegangsbewijzen in het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2021-11-22] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2021, no.2021002262, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het schrappen van het instemmingsrecht van medezeggenschapsorganen van onderwijsinstellingen bij de inzet van coronatoegangsbewijzen in het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet uitbreiding coronatoegangsbewijzen.

[Gepubliceerd: 2021-11-22] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2021, no.2021002263, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met uitbreiding van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen ten aanzien van personen die beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verrichten en bezoekers (Tijdelijke wet uitbreiding coronatoegangsbewijzen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse onderwijsbesluiten in verband met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs.

[Gepubliceerd: 2021-11-18] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001420, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse onderwijsbesluiten in verband met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Archiefwet 2021.

[Gepubliceerd: 2021-11-18] Bij Kabinetsmissive van 9 december 2020, no.2020002527, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Samenvoeging van de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne.

[Gepubliceerd: 2021-11-18] Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2021, no.2021001956, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende samenvoeging van de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden.

[Gepubliceerd: 2021-11-12] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001424, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie (PbEU 2019, L 186) (Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet register onderwijsdeelnemers en enkele andere wetten in verband met het uitbreiden van de wettelijke grondslagen voor de verwerking van gegevens in het kader van het register onderwijsdeelnemers.

[Gepubliceerd: 2021-11-12] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2021, no.2021001316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet register onderwijsdeelnemers en enkele andere wetten in verband met het uitbreiden van de wettelijke grondslagen voor de verwerking van gegevens in het kader van het register onderwijsdeelnemers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met aanpassing van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en dienstverlening op publieke plaatsen.

[Gepubliceerd: 2021-11-12] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2021, no.2021002190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met aanpassing van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en dienstverlening op publieke plaatsen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

[Gepubliceerd: 2021-11-12] Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2021, no.2021001655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen en de verordening verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen (Uitvoeringsbesluit verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bijdrage Koninklijke Bibliotheek aan Overheidsdatacenter Belastingdienst.

[Gepubliceerd: 2021-11-11] Bij Kabinetsmissive van 13 september 2021, no.2021001742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de grondslag voor en regels omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdrage van de Koninklijke Bibliotheek voor het gebruik van housingdiensten van het rekencentrum van de Belastingdienst (Besluit bijdrage Koninklijke Bibliotheek aan Overheidsdatacenter Belastingdienst), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het onteigeningsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat in de gemeente Waalwijk.

[Gepubliceerd: 2021-11-11] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 juni 2021, no.RWS-2021/20865, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Waalwijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Reparatiebesluit Bkse in verband met Richtlijn 2011/70/Euratom.

[Gepubliceerd: 2021-11-11] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (PbEU 2011, L 199) (Reparatiebesluit Bkse in verband met Richtlijn 2011/70/Euratom), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met het verlagen van het grensbedrag voor de verzamelluitkering.

[Gepubliceerd: 2021-11-11] Bij Kabinetsmissive van 12 augustus 2021, no.2021001521, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met het verlagen van het grensbedrag voor de verzameluitkering, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen).

[Gepubliceerd: 2021-11-10] Voorstel van rijkswet houdende voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen).Bij Kabinetsmissive van 6 februari 2017, no.2017000194, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming).

[Gepubliceerd: 2021-11-10] Voorstel van wet houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming).Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2012, no.12.000392, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid.

[Gepubliceerd: 2021-11-09] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ten behoeve van de verwerking persoonsgegevens in het kader van de coördinatie en analyse op het terrein van terrorismebestrijding en bescherming van de nationale veiligheid in verband met het verhogen van de weerbaarheid van de samenleving (Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen.

[Gepubliceerd: 2021-11-05] Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2021, no.2021001873, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 tot invoering van een grondslag voor het bieden van een tegemoetkoming bij schrijnende gevallen (Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen), met toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit WVO 2020.

[Gepubliceerd: 2021-11-05] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no. 2021001366, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels over de inrichting, examinering en bekostiging van en deelname aan het voortgezet onderwijs (Uitvoeringsbesluit WVO 2020), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassingsbesluit WVO 2020.

[Gepubliceerd: 2021-11-05] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001419, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van verschillende onderwijsbesluiten om deze in overeenstemming te brengen met de Wet voortgezet onderwijs 2020 (Aanpassingsbesluit WVO 2020), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met het standaard afschermen van woonadresgegevens

[Gepubliceerd: 2021-11-02] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2021, no.2021001359, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met het standaard afschermen van woonadresgegevens, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging verdrag met de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen.

[Gepubliceerd: 2021-11-01] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2021, no.2021000983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van het Verdrag van 12 april 2012 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen zoals gewijzigd door het Protocol van 11 januari 2016; s-Gravenhage, 24 maart 2021 (Trb. 2021, 43), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (differentiatie DAEB-toewijzingsgrenzen).

[Gepubliceerd: 2021-10-29] Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2021, no.2021000956, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (differentiatie DAEB-toewijzingsgrenzen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de mogelijkheid van een gerichte tegemoetkoming aan Surinaamse Nederlanders met een onvolledige AOW-opbouw.

[Gepubliceerd: 2021-10-29] Bij brief van 22 september 2021 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering gevraagd haar van voorlichting te dienen over de mogelijkheid van een gerichte tegemoetkoming aan Surinaamse Nederlanders met een onvolledige AOW-opbouw.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Concept Klimaatnota 2021.

[Gepubliceerd: 2021-10-28] Bij brief van 10 september 2021, met kenmerk DGKE-K / 21226607, heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat, gelet op artikel 7, vierde lid, van de Klimaatwet, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het concept van de Klimaatnota.sectoremissies19902018201920201elektriciteit39,644,641,532,9industrie86,455,654,653,5gebouwde omgeving29,924,223,021,6mobiliteit32,235,735,330,7landbouw33,127,627,427,0Totaal221,2187,9181,8165,6reductie t.o.v. 199015,1%17,8%25,1%sectoremissieemissieramingen (vastgesteld en voorgenomen beleid)doelen in de Klimaatwet19902030 (KEV 2019)2030 (KEV 2020)203020302050elektriciteit39,613,718,8[8 - 21]geenindustrie86,454,253,140gebouwde omgeving29,919,018,619mobiliteit32,232,931,629landbouw33,124,524,526Totaal221,2144,3146,6[116 -137]112,8*11,1**reductie t.o.v. 1990[28% - 39%][30% - 40%][38% - 48%]49%95%
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit energieprestatievergoeding huur (tijdelijke maatregel berekeningswijze EPV-vergoeding).

[Gepubliceerd: 2021-10-27] Bij Kabinetsmissive van 15 september 2021, no.2021001805, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit energieprestatievergoeding huur (tijdelijke maatregel berekeningswijze EPV-vergoeding), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.

[Gepubliceerd: 2021-10-27] Bij Kabinetsmissive van 15 september 2021, no.2021001803, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, en in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PbEU 2020, L 347), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met de plaatsing op lijst II van 3-MMC, alsmede plaatsing op lijst I en II van enkele andere middelen.

[Gepubliceerd: 2021-10-27] Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2021, no.2021001502, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met de plaatsing op lijst II van 3-MMC, alsmede plaatsing op lijst I en II van enkele andere middelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit kapitaalmarkten herstelpakket I.

[Gepubliceerd: 2021-10-27] Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2021, no.2021001656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten ter uitvoering van drie Europese verordeningen in het kader van het herstel van de COVID-19-crisis (Uitvoeringsbesluit kapitaalmarkten herstelpakket I), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de grens van het luchthavengebied met het oog op de verdubbeling van rijbaan Quebec en verbetering van de beveiliging van de luchthaven.

[Gepubliceerd: 2021-10-27] Bij Kabinetsmissisve van 12 juli 2021, no.2021001381, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de grens van het luchthavengebied met het oog op de verdubbeling van rijbaan Quebec en in verband met verbetering van de beveiliging van de luchthaven, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet.

[Gepubliceerd: 2021-10-26] Bij Kabinetsmissive van 15 september 2021, no.2021001804, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, PM) (laten vervallen verruiming mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten.

[Gepubliceerd: 2021-10-26] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no. 2020001529, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet hersteloperatie toeslagen.

[Gepubliceerd: 2021-10-25] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2021, no.2021001644, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enige andere wetten (Wet hersteloperatie toeslagen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingswet financiële markten 2022.

[Gepubliceerd: 2021-10-25] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000770, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer ivm rij- en rusttijden wegvervoer Brexit.

[Gepubliceerd: 2021-10-22] Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2021, no.2021001299, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de uitvoering en handhaafbaarheid van bepalingen met betrekking tot het internationale goederenvervoer over de weg in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2021, L 149), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit diergezondheid in verband met het overhevelen van het Besluit diergezondheidsheffing naar het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2022.

[Gepubliceerd: 2021-10-22] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001413, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergezondheid in verband met het overhevelen van het Besluit diergezondheidsheffing naar het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van bijlage 1 bij de Wet normering topinkomens in verband met wijzigingen met betrekking tot de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

[Gepubliceerd: 2021-10-22] Bij Kabinetsmissive van 15 september 2021, no.2021001807, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van bijlage 1 bij de Wet normering topinkomens in verband met wijzigingen met betrekking tot de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen.

[Gepubliceerd: 2021-10-20] Bij Kabinetsmissive van 23 juni 2021, no.2021001225, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen in verband met de handhaafbaarheid van het nakomen van enkele verplichtingen uit Verordening (EU) nr. 517/2014 van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305).

[Gepubliceerd: 2021-10-19] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2021, no.2021001279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet OCW 20##.

[Gepubliceerd: 2021-10-18] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met hoofdzakelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20##), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet.

[Gepubliceerd: 2021-10-15] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en van de Faillissementswet in verband met de bevoegdheid om vast te stellen dat een bank of beleggingsonderneming faalt of waarschijnlijk zal falen en in verband met de verificatie van interesten die lopen vanaf de faillietverklaring van een bank of beleggingsonderneming ter uitvoering van Richtlijn nr. 2014/59/EU alsmede ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 806/2014, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg.

[Gepubliceerd: 2021-10-14] Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2021, no.2021000907, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp.

[Gepubliceerd: 2021-10-14] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2021, no.2021000489, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Jeugdwet in verband met het versterken van de rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kwaliteitseisen curatele, beschermingsbewind en mentorschap.

[Gepubliceerd: 2021-10-14] Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2021, no.2021001148, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren naar aanleiding van de evaluatie van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn modernisering consumentenbescherming.

[Gepubliceerd: 2021-10-13] Bij Kabinetsmissive van 9 april 2021, no.2021000702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en de Prijzenwet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie (PbEU 2019, L 328) (Implementatiewet richtlijn modernisering consumentenbescherming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kosovo.

[Gepubliceerd: 2021-10-13] Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2020, no.2020002107, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kosovo; s-Gravenhage, 17 september 2020 (Trb. 2020, 103), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Aanbestedingsbesluit in verband met de wijziging van de Gids proportionaliteit met betrekking tot rechtsverwerkingsclausules.

[Gepubliceerd: 2021-10-12] Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2021, no.2021001495, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Aanbestedingsbesluit in verband met de wijziging van de Gids proportionaliteit met betrekking tot rechtsverwerkingsclausules, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-10-12] Bij Kabinetsmissive van 22 september 2021, no.2021001638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs, getuigschrift van vakbekwaamheid en getuigschrift van nascholing in verband met COVID-19 en enkele andere wijzigingen (Tweede tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Reparatiewet forensische zorg.

[Gepubliceerd: 2021-10-11] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2020, no.2020002082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet forensische zorg en enige andere wetten (Reparatiewet forensische zorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Wfsv in verband met een aanpassing in de premiestelling van de Werkhervattingskas voor werkgevers die voor ziektewetlasten het eigenrisicodragerschap beëindigen en in verband met de regeling van regres.

[Gepubliceerd: 2021-10-08] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging Besluit Wfsv in verband met enkele aanpassingen in de premiestelling van de Werkhervattingskas voor werkgevers die voor ziektewetlasten het eigenrisicodragerschap beëindigen en in verband met de regeling van regres, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kosovo tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontgaan of het ontwijken van belasting.

[Gepubliceerd: 2021-10-08] Bij Kabinetsmissive van 11 september 2020, no.2020001856, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kosovo tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Pristina, 29 juli 2020 (Trb. 2020, 77), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke regels ter uitvoering van de SIS-verordening grenscontroles en de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

[Gepubliceerd: 2021-10-06] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2021, no.2021001437, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels ter uitvoering van de SIS-verordening grenscontroles en de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

[Gepubliceerd: 2021-10-06] Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2021, no.2021000922, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, alsmede intrekking van de Rijkswet van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG en het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zorgverzekeringswet 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-30] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no.2021001391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG en het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zorgverzekeringswet 2022, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke bepalingen ter uitvoering van de Europese verordening over certificaten met betrekking tot covid-19 (Tijdelijk besluit DCC).

[Gepubliceerd: 2021-09-30] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2021, no.2021001637, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke bepalingen ter uitvoering van de Europese verordening over certificaten met betrekking tot covid-19 (Tijdelijk besluit DCC), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Putten (aanleg van een vrijliggend voet- en fietspad langs de Kiefveldersteeg).

[Gepubliceerd: 2021-09-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 24 juni 2021, no.RWS-2021/19328, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte om de aanleg mogelijk te maken van een vrijliggend voet- en fietspad langs de Kiefveldersteeg, vanaf ongeveer 18 meter oostelijk van de aansluiting Kiefveldersteeg-Vanenburgerallee tot de aansluiting op de Kiefveldersteeg tegenover de toegangsweg naar de Museumboerderij/camping
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder andere de uitbreiding van het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium.

[Gepubliceerd: 2021-09-30] Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2020, no.2020002115, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder andere de uitbreiding van het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Stein (verruiming van de rivier de Maas en de aanleg van nieuwe dijken aan de oost- en westzijde van de aan te leggen nevengeul op de locatie Maasband).

[Gepubliceerd: 2021-09-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 15 juni 2021, no.RWS-2021/18195, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Stein krachtens de artikelen 62, 72a en 72c van de onteigeningswet (onteigening voor de verruiming van de rivier de Maas en de aanleg van nieuwe dijken aan de oost- en westzijde van de aan te leggen nevengeul op de locatie Maasband, met bijkomende werken).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit gegevensverwerking politie en justitie.

[Gepubliceerd: 2021-09-30] Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2021, no.2021001045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Defensie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende enkele wijzigingen van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens, het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten, het Besluit politiegegevens buitengewoon opsporingsambtenaren en het Besluit verplichte politiegegevens (Verzamelbesluit gegevensverwerking politie en justitie), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Drinkwaterbesluit (wijziging van de formule in bijlage C voor de vaststelling van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet).

[Gepubliceerd: 2021-09-29] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no.2021001382, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Drinkwaterbesluit (wijziging van de formule in bijlage C voor de vaststelling van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de uitbreiding van het concessieverlenerschap van de Vervoerregio Amsterdam als gevolg van gemeentelijke herindelingen.

[Gepubliceerd: 2021-09-29] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001416, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de uitbreiding van het concessieverlenerschap van de Vervoerregio Amsterdam als gevolg van gemeentelijke herindelingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met de financiering van de loonkostensubsidies.

[Gepubliceerd: 2021-09-29] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2021, no.2021001351, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met de financiering van de loonkostensubsidies, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het stellen van tijdelijke regels voor bijstandverlening aan zelfstandigen.

[Gepubliceerd: 2021-09-28] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2021, no.2021001708, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het stellen van tijdelijke regels voor bijstandverlening aan zelfstandigen als gevolg van de tijdelijk verhoogde instroom en tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met het creëren van een grondslag om de periode waarover bijstand op grond van dat besluit kan worden verleend bij ministeriële regeling uit te breiden indien de crisis in verband met COVID-19 daartoe noodzaakt, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit basisregistratie personen.

[Gepubliceerd: 2021-09-28] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001412, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van dat besluit op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van het Besluit basisadministraties persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de accijns en enkele andere wetten.

[Gepubliceerd: 2021-09-28] Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2021, no.2021001184, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de accijns en enkele andere wetten in verband met implementatie van de horizontale accijnsrichtlijn (EU) 2020/262, richtlijn alcoholaccijns (EU) 2020/1151 en richtlijn btw en accijns bij defensie-inspanningen (EU) 2019/2235 (Wet implementatie richtlijnen accijns 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

[Gepubliceerd: 2021-09-24] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2021, no.2021001345, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter.

[Gepubliceerd: 2021-09-24] Bij Kabinetsmissive van 21 september 2021, no.2021001879, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding in verband met het verlengen van de werkingsduur.

[Gepubliceerd: 2021-09-24] Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2021, no.2021001081, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding in verband met het verlengen van de werkingsduur, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem.

[Gepubliceerd: 2021-09-24] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2021, no.2021001398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overige fiscale maatregelen 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2021, no.2021001641, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001612, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-Miljoenennota, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001628, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Deltafonds (J) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2021, no.2021001634, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds (J) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001620, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2021, no.2021001640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijkse wijziging bedragen heffingsverminderingen).

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2021, no.2021001643, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijkse wijziging bedragen heffingsverminderingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Gemeentefonds (B) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2021, no.2021001632, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001613, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001625, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001621, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2021, no.2021001631, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat tot vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001629, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 17 augustus 2021, no.2021001530, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van enkele mismatches die ontstaan bij de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting (Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2021, no.2021001642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet bronbelasting 2021, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft de maatregel om mismatches door een omgekeerde hybride tegen te gaan (PbEU 2017, L 144/1) (Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Provinciefonds voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2021, no.2021001633, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001623, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelfonds (K) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2021, no.2021001635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001627, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (II)A voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001614, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat voor het Nationaal Groeifonds (XIX) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2021, no.2021001630, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationale Groeifonds (XIX) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001624, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001618, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001626, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken, de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001616, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en BES-fonds (H) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001617, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IX) en Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-21] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2021, no.2021001622, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg in verband met de aanwijzing van de gegevens.

[Gepubliceerd: 2021-09-17] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2021, no.2021001343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg in verband met de aanwijzing van de gegevens die op grond van artikel 13:3a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg kunnen worden gevorderd, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag.

[Gepubliceerd: 2021-09-17] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2021, no.2021001352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang en de verruiming van de koppeling gewerkte uren voor buitenschoolse opvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit houders van dieren en het Besluit diergeneeskundigen in verband met het verbeteren van de identificatie en registratie van honden en het registeren van chippers.

[Gepubliceerd: 2021-09-15] Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2021, no.2021000391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren en het Besluit diergeneeskundigen in verband met het verbeteren van de identificatie en registratie van honden en het registeren van chippers, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter.

[Gepubliceerd: 2021-09-15] Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2021, no.2021001491, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet vrachtwagenheffing.

[Gepubliceerd: 2021-09-15] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2020, no.2020001348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor het in rekening brengen van een vrachtwagenheffing voor het rijden met een vrachtwagen op aangewezen wegvakken (Wet vrachtwagenheffing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2021-09-13] Bij Kabinetsmissive van 7 april 2021, no.2021000694, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met implementatie van de richtlijn tot wijziging van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn gedekte obligaties.

[Gepubliceerd: 2021-09-13] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2021, no.2021001168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de implementatie van de richtlijn betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties (Implementatiewet richtlijn gedekte obligaties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken door bestuursorganen.

[Gepubliceerd: 2021-09-09] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2021, no.2021000841, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken door bestuursorganen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het mogelijk maken van een generieke uitzondering voor de beoordeling van de leerresultaten wegens COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-09-09] Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2021, no.2021001118, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het mogelijk maken van een generieke uitzondering voor de beoordeling van de leerresultaten wegens COVID-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk uitvoeringsbesluit herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik.

[Gepubliceerd: 2021-09-08] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2021, no.2021001342, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van tijdelijke bepalingen voor diensten met betrekking tot goederen voor tweeërlei gebruik en tot wijziging van het Besluit strategische goederen voor de uitvoering van de Verordening (EU) 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een EU-regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel, de technische bijstand en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (herschikking) (PbEU 2021, L 206) (Tijdelijk uitvoeringsbesluit herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering voor het jaar 2022.

[Gepubliceerd: 2021-09-06] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001415, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik.

[Gepubliceerd: 2021-09-06] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2021, no.2021001341, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet strategische diensten voor de uitvoering van de Verordening (EU) 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een EU-regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel, de technische bijstand en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (herschikking) (PbEU 2021, L 206) (Uitvoeringswet herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol 2017 in verband met de aanpassing verrekeningssystematiek voor uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden.

[Gepubliceerd: 2021-09-02] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2021, no.2021001303, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol 2017 in verband met de aanpassing verrekeningssystematiek voor uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de verenigbaarheid van andere functies met het Kamerlidmaatschap.

[Gepubliceerd: 2021-09-01] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 augustus 2021 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over het verzoek om voorlichting over de verenigbaarheid van andere functies met het Kamerlidmaatschap.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit inburgering 20..

[Gepubliceerd: 2021-09-01] Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2021, no.2021000492, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet inburgering 20.. (Besluit inburgering 20..), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs.

[Gepubliceerd: 2021-08-31] Bij Kabinetsmissive van 30 april 2021, no.2021000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 in verband met de toebedeling van wettelijke taken op het gebied van internationalisering binnen het onderwijs (Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

[Gepubliceerd: 2021-08-30] Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2021, no.2021001307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2022.

[Gepubliceerd: 2021-08-30] Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2021, no.2021001038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag verlenging per 1 september 2021 van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-08-25] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2021, no.2021001414, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag ingevolge 58t van de Wet publieke gezondheid over de krachtens hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid geldende maatregelen, met het oog op een voorgenomen besluit tot verlenging per 1 september 2021, als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht met militaire luchtvaartuigen.

[Gepubliceerd: 2021-08-18] Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2021, no.2021000937, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht met militaire luchtvaartuigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 om tijdelijk de geldigheidsduur van functies in het CBBS te verlengen tot 48 maanden.

[Gepubliceerd: 2021-08-17] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no.2021001423, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 om tijdelijk de geldigheidsduur van functies in het CBBS te verlengen tot 48 maanden, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Olst-Wijhe (aanleg van een rotonde op de kruising van De Meente te Olst met de provinciale weg N337/Rijksstraatweg).

[Gepubliceerd: 2021-08-02] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 29 april 2021, no.RWS-2021/13033, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Olst-Wijhe krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van een rotonde op de kruising van De Meente te Olst met de provinciale weg N337/Rijksstraatweg), met bijkomende werken.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit natuurbescherming en het Besluit activiteiten leefomgeving.

[Gepubliceerd: 2021-07-28] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2021, no.2021000822, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit natuurbescherming en het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met een handelsverbod voor Aziatische duizendknopen en wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de additionele aanwijzing van door de provincies te bestrijden invasieve uitheemse soorten, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Wfsv om in verband met de bijzondere omstandigheden als gevolg van covid-19 tijdelijk de AWf-premie in 2021 niet te herzien bij overwerk.

[Gepubliceerd: 2021-07-22] Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2021, no.2021001106, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv om in verband met de bijzondere omstandigheden als gevolg van covid-19 tijdelijk de AWf-premie in 2021 niet te herzien bij overwerk, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de invoering van het vereveningscriterium DKG's en van maatregelen voor het vereveningsjaar 2021.

[Gepubliceerd: 2021-07-22] Bij Kabinetsmissive van 30 april 2021, no.2021000856, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de invoering van het vereveningscriterium DKGs en van maatregelen voor het vereveningsjaar 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding en het Besluit kredietvergoeding.

[Gepubliceerd: 2021-07-22] Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2021, no.2021001152, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding en het Besluit kredietvergoeding ten behoeve van het voortzetten van de tijdelijke verlaging van de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding in verband met de gevolgen van covid-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/645.

[Gepubliceerd: 2021-07-20] Bij Kabinetsmissive van 3 december 2020, no.2020002481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/645 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (PbEU 2018, L 112), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit rechtspositie voorzitters regionale toetsingscommissies euthanasie.

[Gepubliceerd: 2021-07-20] Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2021, no. 2021000535, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling rechtspositie regionale toetsingscommissies euthanasie, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (drieëntwintigste tranche).

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2021, no. 2021000396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerp van een besluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (drieëntwintigste tranche)), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2021, no.2021000854, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer in verband met verkrijgingen in het kader van een taakoverdracht en de woningwaarderingsgrens voor toepassing van de startersvrijstelling, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere wetten.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 4 maart 2021, no.2021000360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere wetten in verband met het doorvoeren van aanbevelingen uit de tweede evaluatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en wijziging van de Kaderwet adviescollege in verband met een verduidelijking inzake archiefbescheiden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002618, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren met het oog op de versterking en aanvulling van het instrumentarium ten behoeve van de opsporing, vervolging en bestuursrechtelijke sanctionering van dierenmishandeling, dierverwaarlozing en overtreding van bepalingen inzake dierenwelzijn, dierengezondheid en het aanhitsen van dieren (Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een aanpassing van het verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2021, no.2021000986, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een aanpassing van het verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit paspoortgelden en het Paspoortbesluit in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1157.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2021, no.2021000445, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden en het Paspoortbesluit in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PbEU 2019, L 188), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met een aanpassing van de eisen aan examenvoertuigen, enkele terminologische aanpassingen en enkele aanpassingen in de procedure betreffende de aanvraag van verklaring geschiktheid.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2021, no.2021000848, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met een aanpassing van de eisen aan examenvoertuigen, enkele terminologische aanpassingen en enkele aanpassingen in de procedure betreffende de aanvraag van een verklaring van geschiktheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuringswet Besluit benoemingsprocedure SER.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2021, no.2021001285, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bekrachtiging van een onderdeel van het Besluit benoemingsprocedure SER en tot wijziging van de Wet op de Sociaal-Economische Raad in verband met vervanging van de goedkeuringsprocedure door een voorhangprocedure, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.

[Gepubliceerd: 2021-07-16] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000769, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 in verband met de afschaling van bijzondere maatregelen vanwege covid-19 bij verkiezingen.

[Gepubliceerd: 2021-07-15] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2021, no.2021001360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 in verband met de afschaling van bijzondere maatregelen vanwege covid-19 bij verkiezingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet EZK 20...

[Gepubliceerd: 2021-07-15] Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2021, no.2021000241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Verzamelwet EZK 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor gedeelten van de reconstructie van de N239 in de gemeenten Opmeer en Hollands Kroon.

[Gepubliceerd: 2021-07-15] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 1 april 2021, no.RWS-2021/8586, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit ingevolge titel IIa van de onteigeningswet tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de reconstructie van de provinciale weg N239, de gedeelten vanaf de kruising van de Westfriesedijk/N239 met de Langereis van km. 15.500 tot km. 15.826 (deel 1) en de kruising van de Westfriesedijk/N239 met de Zuiderzeestraat/Koggenrandweg van km. 17.176 tot km. 17.453 (deel 2), met bijkomende werken, in de gemeenten Opmeer en Hollands Kroon.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.

[Gepubliceerd: 2021-07-14] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002654, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG ter beperking van de werkingssfeer van de artikelen 40a en 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

[Gepubliceerd: 2021-07-14] Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2021, no.2021000568, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in verband met het niet van toepassing zijn van bepaalde informatieverplichtingen vanwege de bescherming van de wezenlijke belangen van de landsverdediging en nationale veiligheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de invoering van een gedifferentieerde premie.

[Gepubliceerd: 2021-07-14] Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2021, no.2021000924, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de invoering van een gedifferentieerde premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds en het veranderen van de grens tussen kleine en middelgrote werkgevers voor de premieberekening voor de Werkhervattingskas, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet tweede richtlijn havenontvangstvoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2021-07-14] Bij Kabinetsmissive van 8 april 2021, no.2021000703, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PbEU 2019, L 151) en enkele technische verbeteringen (Implementatiewet tweede richtlijn havenontvangstvoorzieningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit langdurige zorg.

[Gepubliceerd: 2021-07-14] Bij Kabinetsmissive van 19 april 2021, no.2021000789, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg in verband met het verduidelijken van de terugwerkende kracht van de indicatiestelling door het CIZ, het creëren van beleidsvrijheid voor zorgkantoren, het verwerken van jurisprudentie en het verduidelijken van een delegatiegrondslag voor bijkomende zorgkosten voor pgb-Wlz, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming en enige andere wetten in verband met de herschikking van de Verordening (EU) nr. 2019/1111.

[Gepubliceerd: 2021-07-14] Bij Kabinetsmissive van 14 april 2021, no.2021000754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming en enige andere wetten in verband met de herschikking van de Verordening (EU) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking) (PbEU 2019, L 178) (herschikking) (PbEU 2019, L 178), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de herinrichting van de N270 Langstraat in de gemeente Deurne.

[Gepubliceerd: 2021-07-13] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 19 februari 2021, no.RWS-2021/4016, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Deurne krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de herinrichting van de N270 Langstraat tussen Walsberg en de Limburgse grens, met bijkomende werken).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Bromet tot wijziging van de Waterschapswet en de Kieswet in verband met het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen.

[Gepubliceerd: 2021-07-09] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal van 21 oktober 2020 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Bromet tot wijziging van de Waterschapswet en de Kieswet in verband met het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2021-07-09] Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2021, no.2021001061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen (Uitvoeringsbesluit verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het protocol 2018-11-10 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

[Gepubliceerd: 2021-07-07] Bij Kabinetsmissive van 30 april 2021, no.2021000857, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het op 7 december 2018 aangenomen protocol 2018-II-10 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.

[Gepubliceerd: 2021-07-02] Bij Kabinetsmissive van 2 april 2021, no.2021000656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de invoering van een verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Kernenergiewet (verruiming inspraak).

[Gepubliceerd: 2021-07-02] Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2021, no.2021000502, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kernenergiewet (verruiming inspraak), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ongevraagd advies over het Koninkrijk, verdragen en het Unierecht.

[Gepubliceerd: 2021-07-02] Ongevraagd advies over het Koninkrijk, verdragen en het Unierecht.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames.

[Gepubliceerd: 2021-07-01] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2020, no.2020002646, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels tot invoering van een toets betreffende activiteiten die een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid gezien het effect hiervan op vitale aanbieders, ondernemingen die van wezenlijk belang zijn voor vitale processen of actief zijn op het gebied van sensitieve technologie (Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij.

[Gepubliceerd: 2021-06-30] Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2021, no.2021001066, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal Warenwetbesluiten in verband met technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2021-06-30] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2020, no.2020001343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal Warenwetbesluiten in verband met technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht en het Besluit slachtoffers van strafbare feiten ter implementatie van Richtlijn 2019/713/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019.

[Gepubliceerd: 2021-06-30] Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2021, no.2021000869, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht en het Besluit slachtoffers van strafbare feiten ter implementatie van Richtlijn 2019/713/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PbEU 2019, L 123), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beheer verpakkingen 2014.

[Gepubliceerd: 2021-06-29] Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2021, no.2021000359, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer verpakkingen 2014 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval en in verband met het per 1 januari 2023 van toepassing worden van algemene regels betreffende regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het verruimen van de maatwerkmogelijkheden voor intermediaire voorzieningen in het werkdomein.

[Gepubliceerd: 2021-06-29] Bij Kabinetsmissive van 2 april 2021, no.2021000655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het verruimen van de maatwerkmogelijkheden voor intermediaire voorzieningen in het werkdomein, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met regeling van het vereiste van goedkeuring bij wet van een koninklijk besluit tot verlenging.

[Gepubliceerd: 2021-06-28] Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2021, no.2021001150, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met regeling van het vereiste van goedkeuring bij wet van een koninklijk besluit tot verlenging als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Wet inkomstenbelasting 2001.

[Gepubliceerd: 2021-06-25] Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2021, no.2021001053, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Wet inkomstenbelasting 2001 tot intrekking van de Baangerelateerde Investeringskorting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het afschaffen van de collectiviteitskorting.

[Gepubliceerd: 2021-06-25] Bij Kabinetsmissive van 19 april 2021, no.2021000783, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het afschaffen van de collectiviteitskorting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met implementatie van Europese regelgeving.

[Gepubliceerd: 2021-06-25] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002663, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met de implementatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2010 van de Commissie van 12 november 2019 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, van conclusies over de beste beschikbare technieken (BBT-conclusies) voor afvalverbranding (PbEU 2019, L 312) en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2020/367 van de Commissie van 4 maart 2020 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vaststelling van bepalingsmethoden voor de schadelijke effecten van omgevingslawaai betreft (PbEU 2020, L 67), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experimentele subsidie generieke werkgeversvoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2021-06-25] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor experimenten met het verstrekken van subsidies voor generieke werkgeversvoorzieningen (Besluit experimentele subsidie generieke werkgeversvoorzieningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep.

[Gepubliceerd: 2021-06-25] Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2021, no.2021000504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens.

[Gepubliceerd: 2021-06-24] Bij Kabinetsmissive van 3 december 2020, no.2020002484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Innovatiewet Strafvordering.

[Gepubliceerd: 2021-06-24] Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2020, no.2020001227, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht (verhoging wettelijk strafmaximum doodslag).

[Gepubliceerd: 2021-06-24] Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2021, no.2021000420, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van doodslag (verhoging wettelijk strafmaximum doodslag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit verplichte verzekering WMO-onderzoek.

[Gepubliceerd: 2021-06-23] Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2021, no.20210000312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen 2015 in verband met medisch-wetenschappelijk onderzoek gericht op zwangeren en wetenschappelijk onderzoek als bedoeld in de paragrafen 4 en 5 van de Embryowet, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik.

[Gepubliceerd: 2021-06-23] Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2021, no.2021000277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake aangewezen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, producten van oxo-degradeerbare kunststoffen en kunststofhoudend vistuig en houdende wijziging van het Besluit beheer verpakkingen 2014 (Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het voorstel van wet Wet digitale overheid.

[Gepubliceerd: 2021-06-23] Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2021, no.2021000512, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling inzake een recht op toegang tot en een zorgplicht voor de toegankelijkheid van de bij de overheid berustende informatie.

[Gepubliceerd: 2021-06-22] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2001, no.01.004124, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming in de Grondwet van een bepaling inzake een recht op toegang tot en een zorgplicht voor de toegankelijkheid van de bij de overheid berustende informatie.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018.

[Gepubliceerd: 2021-06-22] Bij Kabinetsmissive van 16 december 2020, no.2020002605, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek van elektronische communicatie (Implementatie Telecomcode), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES.

[Gepubliceerd: 2021-06-18] Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2021, no.2021000119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES in verband met de nadere uitwerking van het begrip uiteindelijk belanghebbende, het samenvoegen van categorieën voor eenvoudig cliëntenonderzoek en nadere regels met betrekking tot geldtransporten, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur (stikstofreductie en natuurverbetering).

[Gepubliceerd: 2021-06-18] Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2021, no.2021000510, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur (stikstofreductie en natuurverbetering), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met een verhoging van het maximale aantal declarabele uren voor het opstellen van verschillende pro Justitia rapportages.

[Gepubliceerd: 2021-06-18] Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2021, no.2021000536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met een verhoging van het maximale aantal declarabele uren voor het opstellen van verschillende pro Justitia rapportages, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met verlenging, voorwaarden kapitaalverstrekking en activering doelgroep.

[Gepubliceerd: 2021-06-18] Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2021, no.2021001018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met verlenging, voorwaarden kapitaalverstrekking en activering doelgroep, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz en het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG.

[Gepubliceerd: 2021-06-18] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz en het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met het stellen van eisen omtrent de voorbereiding, beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit orde van dienst gerechten en het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman in verband met kruisbenoemingen.

[Gepubliceerd: 2021-06-18] Bij Kabinetsmissive van 14 april 2021, no.2021000753, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit orde van dienst gerechten en het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman in verband met kruisbenoemingen tussen de hoogste rechtscolleges alsmede vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 14 oktober 2020 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele wijzigingen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling bij de hoogste rechtscolleges (amicus curiae en kruisbenoemingen) (Stb. 2020, 416), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Comptabiliteitswet 2016 in verband met het afschaffen van de decentrale rekenkamerfunctie en het uitbreiden van de bevoegdheden van de rekenkamers.

[Gepubliceerd: 2021-06-17] Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2021, no.2019000813, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Comptabiliteitswet 2016 in verband met het afschaffen van de decentrale rekenkamerfunctie en het uitbreiden van de bevoegdheden van de rekenkamers (Wet versterking decentrale rekenkamers), met toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit houdende regels met betrekking tot twee voorzieningen op het gebied van rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken met het oog op een goed verloop van de terugtrekking van het Verenigd uit de EU.

[Gepubliceerd: 2021-06-15] Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2021, no.2021000501, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot twee voorzieningen op het gebied van rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken met het oog op een goed verloop van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Alcoholbesluit.

[Gepubliceerd: 2021-06-10] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2021, no.2021000356, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Alcoholwet (Alcoholbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 vanwege een vermindering van het les- en cursusgeld 2021-2022 in verband met de uitbraak van COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-06-10] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000787, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 vanwege een vermindering van het les- en cursusgeld 2021-2022 in verband met de uitbraak van COVID-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit Wet straffen en beschermen.

[Gepubliceerd: 2021-06-10] Bij Kabinetsmissive van 8 december 2020, no.2020002497, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Penitentiaire maatregel, het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en het Besluit forensische zorg in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (Uitvoeringsbesluit Wet straffen en beschermen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap om te voorzien in een grondslag voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in gevallen waarin het Nederlanderschap van rechtswege verloren is gegaan.

[Gepubliceerd: 2021-06-09] Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2021, no.2021000224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap om te voorzien in een grondslag voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in gevallen waarin het Nederlanderschap van rechtswege verloren is gegaan en in verlenging van de termijn voor van rechtswege verlies, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1160.

[Gepubliceerd: 2021-06-09] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000771, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1160 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU met betrekking tot de grensoverschrijdende distributie van instellingen voor collectieve belegging (PbEU 2019, L 188) (Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbes), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Koggenland (langzaamverkeersverbinding).

[Gepubliceerd: 2021-06-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 5 februari 2021, no.RWS-2021/2989, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Koggenland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet. Onteigeningsplan Spierdijk Woningbouwplan Spierland (langzaamverkeersverbinding).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit benoemingsprocedure SER.

[Gepubliceerd: 2021-06-08] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2021, no.2021000439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende de benoemingsprocedure voor leden van de Sociaal-Economische Raad en de onverenigbaarheid van functies (Besluit benoemingsprocedure SER), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Apeldoorn en Voorst (reconstructie van de rijksweg A1 Apeldoorn knooppunt Azelo (fase 2), het gedeelte Apeldoorn-Twello).

[Gepubliceerd: 2021-06-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 5 maart 2021, no.RWS-2021/6785, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Apeldoorn en Voorst krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de reconstructie van de rijksweg A1 Apeldoorn knooppunt Azelo (fase 2), het gedeelte Apeldoorn-Twello, met bijkomende werken).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan 'Omgevingsplan Monnickendam Galgeriet 2019' in de gemeente Waterland.

[Gepubliceerd: 2021-06-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 25 februari 2021, no.RWS-2021/5775, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit inzake onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan 'Omgevingsplan Monnickendam Galgeriet 2019' in de gemeente Waterland.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst inzake de terbeschikkingstelling en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer door EUROCONTROL in het Luchtverkeersleidingscentrum Maastricht (Overeenkomst van Maastricht); Brussel, 17 december 2020 (Trb. 2021, 1)

[Gepubliceerd: 2021-06-07] Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2021, no.2021000503, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst tot wijziging van de op 25 november 1986 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst inzake de terbeschikkingstelling en exploitatie van installaties en diensten voor het luchtverkeer door EUROCONTROL in het Luchtverkeersleidingscentrum Maastricht (Overeenkomst van Maastricht); Brussel, 17 december 2020 (Trb. 2021, 1), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de verstrekking van gegevens aan sociale partners ten behoeve van cao-toezicht en certificering.

[Gepubliceerd: 2021-06-04] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2021, no.2021000440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de verstrekking van gegevens aan sociale partners ten behoeve van cao-toezicht en certificering, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met enkele verbeteringen en preciseringen van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2.

[Gepubliceerd: 2021-06-04] Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2021, no.2021001058, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met enkele verbeteringen en preciseringen van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het bedrag AO-tegemoetkoming in Wao, Wia, Waz, en Wajong.

[Gepubliceerd: 2021-06-04] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000773, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het bedrag, genoemd in de artikelen 63a, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 65l, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 67i, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en 3:75, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ellemeet en Veldman houdende wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (invloed van zorgverleners).

[Gepubliceerd: 2021-06-03] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 december 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ellemeet en Veldman houdende wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met de invloed van zorgverleners, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

[Gepubliceerd: 2021-06-02] Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2021, no.2021000347, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang in verband met het stellen van eisen aan de kwaliteit van de ouderparticipatiecrèches en de op te nemen gegevens in het landelijk register kinderopvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Regels met betrekking tot de energie-audit.

[Gepubliceerd: 2021-06-02] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de energie-audit (Besluit energie-audit), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU - VK Justitie en Veiligheid.

[Gepubliceerd: 2021-06-02] Bij Kabinetsmissive van 7 april 2021, no.2021000688, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende uitvoering van Deel III van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444) (Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU VK Justitie en Veiligheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met de aanpassing van de wijze waarop overcompensatie voor toegelaten instellingen wordt bepaald.

[Gepubliceerd: 2021-06-02] Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2021, no.2021000036, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met de aanpassing van de wijze waarop overcompensatie voor toegelaten instellingen wordt bepaald, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2021-06-02] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002622, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het regelen van de aanmeldfase, het vervallen van het eerste gehoor in de algemene asielprocedure en het doorvoeren van enkele technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2021-06-01] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2020, no.2020002653, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het regelen van de aanmeldfase, het vervallen van het eerste gehoor in de algemene asielprocedure en het doorvoeren van enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de verruiming van de rivier de Maas op de locatie Urmond in de gemeente Stein

[Gepubliceerd: 2021-05-31] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 4 februari 2021, no.RWS-2021/2626, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Stein krachtens de artikelen 72a en 72c van de onteigeningswet (onteigening voor de verruiming van de rivier de Maas op de locatie Urmond, ten zuiden van het dorp Urmond, vanaf ongeveer 250 meter ten noorden van de aansluiting van de Leutherhoekweg/Urmonder Weerdweg, tot aan direct ten zuiden van de bebouwing van het dorp Berg aan de Maas en de weg Holsberg, met bijkomende werken).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met een tijdelijke vrijstelling voor startende innovatieve ondernemingen.

[Gepubliceerd: 2021-05-31] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2020, no.2020002332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet betreffende regels met betrekking tot de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter implementatie van artikel 31 van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië.

[Gepubliceerd: 2021-05-28] Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2021, no.2021000214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië, zoals gewijzigd bij het Protocol van 15 december 1987, het Protocol van 25 juli 1998 en het Protocol van 23 juli 2010; Denpasar, 24 februari 1976 (Trb. 2021, 12), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot goedkeuring van de TIR douaneovereenkomst.

[Gepubliceerd: 2021-05-28] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2021, no.2021000328, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot goedkeuring van wijzigingen van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijslag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024.

[Gepubliceerd: 2021-05-28] Bij Kabinetsmissive van 20 april 2021, no.2021000799, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijslag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet zeggenschap lichaamsmateriaal.

[Gepubliceerd: 2021-05-27] Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2020, no.2020002109, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor handelingen met lichaamsmateriaal, welke worden verricht voor andere doeleinden dan geneeskundige behandeling of diagnostiek van de donor (Wet zeggenschap lichaamsmateriaal), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen.

[Gepubliceerd: 2021-05-27] Bij Kabinetsmissive van 27 november 2020, no.2020002427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis.

[Gepubliceerd: 2021-05-26] Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2021, no. 2021000874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan Bloemhof in de gemeente Rotterdam.

[Gepubliceerd: 2021-05-25] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 18 februari 2021, no.RWS-2021/3931, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Dahliastraat 18a t/m 32, Jasmijnstraat 62a t/m 68b, Lange Hilleweg 15a t/m 27c).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Gijs van Dijk (Wet op het recht op onbereikbaarheid).

[Gepubliceerd: 2021-05-20] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 juli 2020 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Gijs van Dijk tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het aangaan van een gesprek tussen werkgever en werknemer over bereikbaarheid buiten werktijd (Wet op het recht op onbereikbaarheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Kentekenreglement.

[Gepubliceerd: 2021-05-20] Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2021, no.2021000390, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Kentekenreglement in verband met de Wet van 3 juni 2020 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht (Stb. 2020, 177), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen tot het vermijden van dubbele belasting.

[Gepubliceerd: 2021-05-19] Bij Kabinetsmissive van 26 november 2020, no.2020002426, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de goedkeuring van het Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Warschau op 13 februari 2002 en het Protocol, ondertekend te Warschau op 13 februari 2002; Warschau, 29 oktober 2020 (Trb. 2020 , 119), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen in verband met een aanpassing van de begripsomschrijving van motorvoertuigen en het stellen van nadere regels.

[Gepubliceerd: 2021-05-18] Bij Kabinetsmissive van 19 januari 2021, no.2021000063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen in verband met een aanpassing van de begripsomschrijving van motorvoertuigen en het stellen van nadere regels over het informeren over publiek toegankelijke tank- en oplaadpunten voor alternatieve brandstoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening.

[Gepubliceerd: 2021-05-18] Bij Kabinetsmissive van 10 december 2020, no.2020002535, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/881 (Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit maatregelen metalen drankverpakkingen.

[Gepubliceerd: 2021-05-18] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002664, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer verpakkingen 2014 in verband met het opnemen van een doelstelling voor gescheiden inzameling van metalen drankverpakkingen en het invoeren van statiegeld op metalen drankverpakkingen (Besluit maatregelen metalen drankverpakkingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta; Valletta, 16 november 2020 (Trb. 2020, 136).

[Gepubliceerd: 2021-05-17] Bij Kabinetsmissive van 12 januari 2021, no.2021000020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoove van Curaçao, en de Republiek Malta; Valletta, 16 november 2020 (Trb. 2020, 136) , met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Heerhugowaard, Opmeer en Medemblik (herinrichting en gedeeltelijke verlegging van de provinciale weg A.C. de Graafweg (N241), met bijkomende werken).

[Gepubliceerd: 2021-05-17] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 21 december 2020, no.RWS-2020/55133, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Heerhugowaard, Opmeer en Medemblik krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de herinrichting en gedeeltelijke verlegging van de provinciale weg A.C. de Graafweg (N241), met bijkomende werken).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Regering van de Verenigde Arabische Emiraten inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden.

[Gepubliceerd: 2021-05-17] Bij Kabinetsmissive van 12 januari 2021, no.2021000019, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de regering van de Verenigde Arabische Emiraten voor luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Dubai, 25 november 2020 (Trb. 2020, 135), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021-2022 in verband met COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-05-17] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000788, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021-2022 in verband met COVID-19, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van twee besluiten ter uitvoering van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in verband met de toetreding van Bosnië en Herzegovina tot het groene kaart systeem.

[Gepubliceerd: 2021-05-11] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2021, no.2021000480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van twee besluiten ter uitvoering van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in verband met de toetreding van Bosnië en Herzegovina tot het groene kaart systeem, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vanwege een grondslag voor afwijkende examinering in verband met de uitbraak van covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-05-11] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2021, no.2021000235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp van een tijdelijk besluit tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vanwege een grondslag voor afwijkende examinering in verband met de uitbraak van covid-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit van 18 juni 2020 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

[Gepubliceerd: 2021-05-11] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2021, no.2021000441, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 18 juni 2020 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 om tijdelijk de geldigheidsduur van functies in het CBBS te verlengen (Stb. 2020, 186), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 7 juli 2020 te Brussel tot stand gekomen Bijzondere Overeenkomst inzake veiligheidsvraagstukken met betrekking tot de treinen via de vaste kanaalverbinding (Trb. 2020, 68).

[Gepubliceerd: 2021-05-10] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2020, no.2020002539, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de Bijzondere Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek, de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake veiligheidsvraagstukken met betrekking tot de treinen via de vaste kanaalverbinding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 27 januari 2021 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.

[Gepubliceerd: 2021-05-10] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2021, no.2021000326, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 27 januari 2021 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2021, 20), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van de op 7 juli 2020 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst met betrekking tot het treinverkeer tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding met protocol.

[Gepubliceerd: 2021-05-10] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2020, no.2020002538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring en uitvoering van de op 7 juli 2020 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek, de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot wijziging en aanvulling van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland met betrekking tot het treinverkeer tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding met protocol, gedaan te Brussel op 15 december 1993 (Trb. 2020, 67, Trb. 2020, 107 en Trb. 2020, 128); Goedkeuring en uitvoering van de op 10 juli 2020 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot grenscontroles op het treinverkeer tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding (Trb. 2020, 69), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Jeugdwet en enkele andere wetten in verband met de verlenging van de duur van pleegzorg en het vervallen van de verleningsbeschikking.

[Gepubliceerd: 2021-05-10] Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2021, no.2021000462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet en enkele andere wetten in verband met de verlenging van de duur van pleegzorg en het vervallen van de verleningsbeschikking bij machtigingen tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 27 januari 2021 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds.

[Gepubliceerd: 2021-05-10] Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2021, no.2021000327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 27 januari 2021 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2021, 21), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de herijking van de schuldenaarstarieven.

[Gepubliceerd: 2021-05-06] Bij Kabinetsmissive van 1 december 2020, no.2020002453, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de herijking van de schuldenaarstarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met afsluiten van de instroom voor werkende Wajongers in de voortgezette werkregeling.

[Gepubliceerd: 2021-05-05] Bij Kabinetsmissive van 14 september 2020, no.2020001871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met afsluiten van de instroom voor werkende Wajongers in de voortgezette werkregeling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte.

[Gepubliceerd: 2021-05-04] Bij Kabinetsmissive van 24 november 2020, no.2020002388, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bestuurlijke boeten energiegerelateerde producten.

[Gepubliceerd: 2021-05-04] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2020, no.2020002169, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van bestuurlijke boeten energiegerelateerde producten alsmede tot wijziging van een aantal besluiten in verband met het wijzigen van de citeertitel van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie (Besluit bestuurlijke boeten energiegerelateerde producten), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag verlenging per 1 juni 2021 van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-05-04] Bij Kabinetsmissive van 15 april 2021, no.2021000758, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag ingevolge 58t van de Wet publieke gezondheid over de krachtens hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid geldende maatregelen, met het oog op een voorgenomen besluit tot verlenging per 1 juni 2021, als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Regels ter vaststelling van eisen inzake het ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken.

[Gepubliceerd: 2021-05-04] Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2019, no.2019001323, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit inzake een tijdelijke regeling voor de vervroegde invoering van Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie van 24 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake het ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken (PbEU 2015, L 193), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg.

[Gepubliceerd: 2021-05-03] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2020, no.2020002254, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake het elektronisch delen en benaderen van gegevens tussen zorgverleners in aangewezen gegevensuitwisselingen (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit voertuigen in verband met het doorvoeren van verbeteringen in de aanpak van tellerfraude.

[Gepubliceerd: 2021-04-30] Bij Kabinetsmissive van 9 december 2020, no.2020002512, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Voertuigen in verband met het doorvoeren van verbeteringen in de aanpak van tellerfraude, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Financieel besluit handelsregister 2014 in verband met het opnemen van de grondslag voor vergoedingen voor de uitgifte van de LEI.

[Gepubliceerd: 2021-04-29] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002634, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Financieel besluit handelsregister 2014 in verband met het opnemen van de grondslag voor vergoedingen voor de uitgifte van de LEI, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Financieel besluit handelsregister 2014 in verband met de inschrijving in het handelsregister.

[Gepubliceerd: 2021-04-29] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002620, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Financieel besluit handelsregister 2014 in verband met de inschrijving in het handelsregister van onderdelen van de Staat der Nederlanden en de codificatie van het stelsel van inputfinanciering voor bestuursorganen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB vanwege een tijdelijk ruimere reserveringsregeling voor een uitkering volwasseneneducatie.

[Gepubliceerd: 2021-04-29] Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2021, no.2021000476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB vanwege een tijdelijk ruimere reserveringsregeling voor een uitkering volwasseneneducatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Lochem (onteigeningsplan N346 Schakel Achterhoek - A1).

[Gepubliceerd: 2021-04-26] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 15 december 2020, no.RWS-2020/55613, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Lochem
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1161 van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn 2009/33/EG (bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen).

[Gepubliceerd: 2021-04-26] Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2021, no.2021000062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1161 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies.

[Gepubliceerd: 2021-04-26] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2020, no.2020002332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet betreffende regels met betrekking tot de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter implementatie van artikel 31 van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit Europese interoperabiliteit notificatieapplicatie covid 19.

[Gepubliceerd: 2021-04-26] Bij Kabinetsmissive van 28 januari 2021, no.2021000161, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke bepalingen in verband met de aanwijzing van de verwerkingsverantwoordelijke voor de uitwisseling van gegevens van de in artikel 6d van de Wet publieke gezondheid bedoelde notificatieapplicatie en notificatieapplicaties die worden gebruikt door andere lidstaten van de Europese Unie (Tijdelijk besluit Europese interoperabiliteit notificatieapplicatie covid-19), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit.

[Gepubliceerd: 2021-04-26] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2020, no.202001570, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de implementatie van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442 tot vaststelling van BBT-conclusies voor grote stookinstallaties en omzetting van de regels over toiletlozingen van pleziervaartuigen en de monitoring van luchtkwaliteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015.

[Gepubliceerd: 2021-04-23] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een sluitingsbevoegdheid ten aanzien van publieke en besloten plaatsen wegens een uitbraak.

[Gepubliceerd: 2021-04-23] Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2021, no.2021000493, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een sluitingsbevoegdheid ten aanzien van publieke en besloten plaatsen wegens een uitbraak, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit SUWI en het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen.

[Gepubliceerd: 2021-04-23] Bij Kabinetsmissive van 23 november 2020, no. 2020002383, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI en het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de definiëring van de inkomstenverhouding voor de gegevensset van de polisadministratie, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het stellen van regels over digitale verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen.

[Gepubliceerd: 2021-04-22] Bij Kabinetsmissive van 24 november 2020, no.2020002418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het stellen van regels over digitale verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche).

[Gepubliceerd: 2021-04-22] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2020, no.2020002195, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche)), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong.

[Gepubliceerd: 2021-04-22] Bij Kabinetsmissive van 15 december 2020, no.2020002595, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent garanties van oorsprong voor energie uit hernieuwbare bronnen (Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie en garanties van oorsprong), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Technische aanpassing van enige algemene maatregelen van bestuur met betrekking tot burgerluchthavens, militaire luchthavens en buitenlandse luchtvaartterreinen in verband met de invoering van de Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2021-04-21] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2020, no.2020001225, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot technische aanpassing van enige algemene maatregelen van bestuur met betrekking tot burgerluchthavens, militaire luchthavens en buitenlandse luchtvaartterreinen in verband met de invoering van de Omgevingswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet ter Bescherming Koopvaardij (Reparatiewet WtBK).

[Gepubliceerd: 2021-04-20] Bij Kabinetsmissive van 27 november 2020, no.2020002429, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet ter Bescherming Koopvaardij houdende aanpassingen in verband met het certificerings- en vergunningstelsel, de positie van particuliere maritieme beveiligers, de scheepsbeheerder en de kapitein, de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en herstel van enkele onvolkomenheden (Reparatiewet WtBK), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Eindexamenbesluit VO BES in verband met versterking van de kwaliteit van de schoolexaminering in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs.

[Gepubliceerd: 2021-04-20] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2021, no.2021000234, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Eindexamenbesluit VO BES in verband met versterking van de kwaliteit van de schoolexaminering in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bekostiging WVO 2021.

[Gepubliceerd: 2021-04-20] Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2021, no.2021000275, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften inzake berekening, toekenning en het beheer van de bekostiging voor scholen voor voortgezet onderwijs (Besluit bekostiging WVO 2021), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap (afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen).

[Gepubliceerd: 2021-04-20] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 februari 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme.

[Gepubliceerd: 2021-04-19] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2020, no.2020002373, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet testbewijzen covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-04-16] Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2021, no.2021000626, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van testbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet testbewijzen covid-19), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-04-16] Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2021, no.2021000625, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Katwijk (onteigeningsplan Klei-Oost Zuid 2005).

[Gepubliceerd: 2021-04-14] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 5 januari 2021, no.RWS-2020/56815, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Katwijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Klei-Oost Zuid 2005).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Den Haag (onteigeningsplan Rotonde Scheveningseweg).

[Gepubliceerd: 2021-04-14] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 15 december 2020, no.RWS-2020/55583, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Den Haag krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Rotonde Scheveningseweg).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, houdende de aanpassing van de kwaliteitsbekostiging over het jaar 2021 in verband met de uitbraak van COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-04-12] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2020, no.2020001380, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, houdende de aanpassing van de kwaliteitsbekostiging over het jaar 2021 in verband met de uitbraak van COVID-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO in verband met de tweede sluitingsperiode.

[Gepubliceerd: 2021-04-12] Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2021, no.2021000438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO in verband met de tweede sluitingsperiode, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit van 31 januari 2017, houdende verlenging van de werkingsduur van de gedragsregels voor de overheid in de Mededingingswet (Stb. 2017, 34).

[Gepubliceerd: 2021-04-09] Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2021, no.2021000101, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Besluit van 31 januari 2017, houdende verlenging van de werkingsduur van de gedragsregels voor de overheid in de Mededingingswet (Stb. 2017, 34), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit elektronische publicaties.

[Gepubliceerd: 2021-04-09] Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2020, no.2020001070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels over elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen (Besluit elektronische publicaties), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), de Aanhangsels en een nieuw Aanhangsel daarbij.

[Gepubliceerd: 2021-04-09] Bij Kabinetsmissive van 30 november 2020, no.2020002433, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot goedkeuring van de wijzigingen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), de Aanhangsels en een nieuw Aanhangsel daarbij; Bern, 26 september 2018 (Trb.2020, 94), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit diergezondheid.

[Gepubliceerd: 2021-04-06] Bij Kabinetsmissive van 18 november 2020, no.2020002362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de preventie en bestrijding van dierziekten en tot wijziging van het Besluit dierlijke producten, het Besluit diergeneesmiddelen, het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren en het Besluit houders van dieren (Besluit diergezondheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES.

[Gepubliceerd: 2021-04-02] Bij Kabinetsmissive van 11 november 2020, no.2020002311, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de toepassing en afwijking van de bij of krachtens de Wet voortgezet onderwijs BES vastgestelde voorschriften over onder meer de inrichting van het onderwijs aan de Saba Comprehensive School op Saba en Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius (Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet van de bepaling inzake veranderingen in de Grondwet (herijking Grondwetsherzieningsprocedure).

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2020, no.2020002547, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verandering in de Grondwet van de bepaling inzake veranderingen in de Grondwet (herijking Grondwetsherzieningsprocedure), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2021, no.2021000199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging en opvoeding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen (aanwijzing vitale aanbieders en nadere regels over beveiliging aanbieders van een essentiële dienst).

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2020, no.2020002057, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen (aanwijzing vitale aanbieders en nadere regels over beveiliging aanbieders van een essentiële dienst), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 15 december 2020, no.2020002587, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit Wtza.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2021, no.2020002657, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende uitvoering van enige bepalingen van de Wet toetreding zorgaanbieders (Uitvoeringsbesluit Wtza), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over het recht op een eerlijk proces.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2020, no.2020002543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over het recht op een eerlijk proces, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2020, no.2020002546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2020, no.2020002545, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2020, no.2020002544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.20202658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit doorberekening kosten College van Toezicht.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2021, no.2021000200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de bepaling van de bijdrage van elk van de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties aan de kosten van het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Besluit doorberekening kosten College van Toezicht), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit zorgplicht.

[Gepubliceerd: 2021-03-31] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002089, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de bijzondere zorgplicht (Besluit bijzondere zorgplicht politie), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2021-03-30] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2020, no.2020002081, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314), alsmede in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 314) (Implementatiewet richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond.

[Gepubliceerd: 2021-03-30] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 februari 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non discriminatiegrond, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit overlegstelsel BES, het Bezoldigingsbesluit 1998 BES en het Besluit rechtspositie korps politie BES (formalisering participatieraden en verzamelbesluit),

[Gepubliceerd: 2021-03-29] Bij Kabinetsmissive van 1 december 2020, no.2020002452, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit overlegstelsel BES, het Bezoldigingsbesluit 1998 BES en het Besluit rechtspositie korps politie BES (formalisering participatieraden en verzamelbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum.

[Gepubliceerd: 2021-03-29] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 februari 2021 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit SUWI in verband met de taken en verantwoordelijkheden van het Inlichtingenbureau.

[Gepubliceerd: 2021-03-26] Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2020, no.2020001573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de taken en verantwoordelijkheden van het Inlichtingenbureau, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassing van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het regelen van de veiligheidscoördinator directe omgeving en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2021-03-26] Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2020, no.2020002011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het regelen van de veiligheidscoördinator directe omgeving en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden.

[Gepubliceerd: 2021-03-25] Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2021, no.2021000048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bronbelasting 2021 in verband met de invoering van een aanvullende bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties (Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over interbestuurlijke verhoudingen.

[Gepubliceerd: 2021-03-25] Bij brief van 23 november 2020 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over verzoek om voorlichting over interbestuurlijke verhoudingen.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling.

[Gepubliceerd: 2021-03-24] Bij Kabinetsmissive van 10 november 2020, no.2020002307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Rijkswet houdende regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet.

[Gepubliceerd: 2021-03-24] Bij Kabinetsmissive van 17 december 2020, no.2020002614, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag met de Republiek Bulgarije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken of het ontwijken van belasting, met Protocol; Sofia, 14 september 2020 ((Trb. 2020, 102).

[Gepubliceerd: 2021-03-22] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2020, no.2020002170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken of het ontwijken van belasting, met Protocol; Sofia, 14 september 2020 ((Trb. 2020, 102), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot goedkeuring van de wijziging van artikel 14 van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg.

[Gepubliceerd: 2021-03-22] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002637, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot goedkeuring van de wijziging van artikel 14 van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR), Genève, 18 oktober 2019 (Trb. 2020, 124), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening.

[Gepubliceerd: 2021-03-19] Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2020, no.2020002061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening ter ondersteuning van de colleges van burgemeester en wethouders bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie personen op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie personen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 17 juli 2018 te Tokio tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (Trb. 2018, 171).

[Gepubliceerd: 2021-03-19] Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2021, no.2021000084, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 17 juli 2018 te Tokio tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (Trb. 2018, 171), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met het niet invoeren van de beperkte vermogenstoets, de financiële relatie tussen het Rijk en de gemeenten en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2021-03-19] Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2021, no.2021000276, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met het niet invoeren van de beperkte vermogenstoets, de financiële relatie tussen het Rijk en de gemeenten en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit eindexamens 2021.

[Gepubliceerd: 2021-03-18] Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2021, no.2021000400, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO, het Eindexamenbesluit VO BES, het Staatsexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO BES, houdende aanvullende en afwijkende bepalingen inzake het eindexamen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2020-2021 in verband met de gevolgen die de maatregelen ter bestrijding van de covid-19 epidemie hebben gehad op het onderwijs (Besluit eindexamens 2021), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse wetten in verband met zwijgbedingen in jeugdzorg, zorg en ondersteuning.

[Gepubliceerd: 2021-03-18] Bij Kabinetsmissive van 22 september 2020, no.202001924, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten in verband met zwijgbedingen in jeugdzorg, zorg en ondersteuning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de verstrekking van justitiële gegevens aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

[Gepubliceerd: 2021-03-17] Bij Kabinetsmissive van 27 november 2020, no.2020002430, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de verstrekking van justitiële gegevens aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst ten behoeve van het nemen van beslissingen over het intrekken van het Nederlanderschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassing van het Besluit publieke gezondheid vanwege uitbreiding van de doelgroep van het rijksvaccinatieprogramma, waaronder het opnemen van een vaccinatie tegen een infectie veroorzaakt door SARS-CoV-2.

[Gepubliceerd: 2021-03-16] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2021, no.2021000232, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit publieke gezondheid vanwege uitbreiding van de doelgroep van het rijksvaccinatieprogramma, waaronder het opnemen van een vaccinatie tegen een infectie veroorzaakt door SARS-CoV-2, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen.

[Gepubliceerd: 2021-03-16] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Smeulders tot wijziging van de Wet flexibel werken (Wet werken waar je wilt).

[Gepubliceerd: 2021-03-16] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal van 27 januari 2021 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Smeulders tot wijziging van de Wet flexibel werken in verband met het bevorderen van flexibel werken naar arbeidsplaats (Wet werken waar je wilt), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de te volgen procedure bij de vooropening van briefstemmen.

[Gepubliceerd: 2021-03-16] Bij brief van 15 maart 2021 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over verzoek om voorlichting over de te volgen procedure bij de vooropening van briefstemmen.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mededingingswet in verband met het expliciteren van de uitsluiting van het kartelverbod van gedragingen.

[Gepubliceerd: 2021-03-16] Bij Kabinetsmissive van 30 november 2020, no.2020002447, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het expliciteren van de uitsluiting van het kartelverbod van gedragingen in het kader van het gemeenschappelijke landbouw- en visserijbeleid en technische wijzigingen van het concentratietoezicht, en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de nationale toepassing van de mogelijkheid tot privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van het houdende wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief gezondheidsonderzoek.

[Gepubliceerd: 2021-03-15] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2020, no.2019001348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van het houdende wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief gezondheidsonderzoek, met toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met het schrappen van de kennis- en ervaringstoets bij treffen energiebesparende voorzieningen.

[Gepubliceerd: 2021-03-15] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2020, no.2020002649, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met het schrappen van de kennis- en ervaringstoets bij treffen energiebesparende voorzieningen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2021-03-15] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2020, no.2020002348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het toevoegen van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2021-03-15] Bij Kabinetsmissive van 16 december 2020, no.2020002606, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het toevoegen van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit ter uitvoering van diverse EU-verordeningen inzake grensoverschrijdende distributie en duurzaamheid.

[Gepubliceerd: 2021-03-12] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2020, no.2020002648, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de verordening grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbes en enkele verordeningen met betrekking tot duurzaamheid (Besluit ter uitvoering van diverse EU-verordeningen inzake grensoverschrijdende distributie en duurzaamheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie EETS-richtlijn.

[Gepubliceerd: 2021-03-12] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2020, no.2020001301, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europese Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (Wet implementatie EETS-richtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de opschortingen van doorhalingen uit de BIG-registers ten gevolge van COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-03-11] Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no.2020002655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de opschortingen van doorhalingen uit de BIG-registers ten gevolge van COVID-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz in verband met de uitwerking van de in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg opgenomen criteria.

[Gepubliceerd: 2021-03-11] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2020, no.2020002331, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz in verband met de uitwerking van de in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg opgenomen criteria die bepalen wanneer een professionele standaard of voorgedragen kwaliteitsstandaard mogelijke substantiële financiële gevolgen heeft en aanpassing van de situaties waarin zorgaanbieder in bezit moet zijn van verklaring van goed gedrag, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet.

[Gepubliceerd: 2021-03-10] Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2020, no.2020001374, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in verband met het herstel van onjuiste en onvolledige verwijzingen alsmede het aanbrengen van andere wijzigingen van ondergeschikte aard.

[Gepubliceerd: 2021-03-08] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2020, no.2020002582, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in verband met het herstel van onjuiste en onvolledige verwijzingen alsmede het aanbrengen van andere wijzigingen van ondergeschikte aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten, het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, en enkele andere besluiten in verband met het arbeidsvoorwaardenbedrag.

[Gepubliceerd: 2021-03-08] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2020, no.2020002621, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met het individueel keuzebudget, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

[Gepubliceerd: 2021-03-08] Bij Kabinetsmissive van 24 november 2020, no.2020002398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

[Gepubliceerd: 2021-03-08] Bij Kabinetsmissive van 9 december 2020, no.2020002525, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het stellen van regels ten aanzien van de loonkostensubsidie Participatiewet met betrekking tot het bepalen van de doelgroep, de uniforme bepaling van de loonwaarde en het moment van uitbetalen van de loonkostensubsidie (Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de verlenging van de minimale geldigheidsduur van cadeaubonnen tot twee jaar.

[Gepubliceerd: 2021-03-08] Bij Kabinetsmissive van 9 december 2020, no.2020002531, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de verlenging van de minimale geldigheidsduur van cadeaubonnen tot twee jaar, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Drinkwaterwet (verlenging van het tijdvak voor de vermogenskostenvoet en het aandeel eigen vermogen van drinkwaterbedrijven en verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters).

[Gepubliceerd: 2021-03-08] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2020, no.2020002318, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Drinkwaterwet (verlenging van het tijdvak voor de vermogenskostenvoet en het aandeel eigen vermogen van drinkwaterbedrijven en verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met herstel van een wijziging van de procentuele verdeling van de kosten van de AFM.

[Gepubliceerd: 2021-03-04] Bij Kabinetsmissive van 19 januari 2021, no.2021000077, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met herstel van een wijziging van de procentuele verdeling van de kosten van de AFM, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overdracht van de bevoegdheden in het kader van het onderzoek van de geloofsbrieven inzake een opengevallen zetel in de Staten van Curaçao.

[Gepubliceerd: 2021-03-04] Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2021, no.2021000354, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van het onderzoek van de geloofsbrieven inzake een opengevallen zetel in de Staten van Curaçao, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in verband met het aanbrengen van verduidelijkingen en herstel van technische gebreken van ondergeschikte aard

[Gepubliceerd: 2021-03-04] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2020, no.2020002584, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in verband met het aanbrengen van verduidelijkingen en herstel van technische gebreken van ondergeschikte aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000.

[Gepubliceerd: 2021-03-03] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2020, no.2020002652, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2021-03-01] Bij Kabinetsmissive van 18 november 2020, no.2020002361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met het aanwijzen van autoriteiten.

[Gepubliceerd: 2021-02-26] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2020, no.2020002096, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met het aanwijzen van autoriteiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/317 van de Commissie van 11 februari 2019 tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim.

[Gepubliceerd: 2021-02-26] Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2020, no.2020002205, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie van 11 februari 2019 tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 (PbEU 2019, L 56/1), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2021-02-25] Bij Kabinetsmissive van 9 april 2020, no.2020000731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en enkele andere besluiten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet kwaliteit incassodienstverlening.

[Gepubliceerd: 2021-02-18] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001475, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van regels met betrekking tot de private buitengerechtelijke incassodienstverlening en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de cumulatieregeling voor buitengerechtelijke incassokosten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijnen verkoop goederen en levering digitale inhoud.

[Gepubliceerd: 2021-02-18] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001392, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG, en van Richtlijn (EU) 2019/770 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten (PbEU 2019, L 136) (Implementatiewet richtlijnen verkoop goederen en levering digitale inhoud), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit clementie.

[Gepubliceerd: 2021-02-17] Bij Kabinetsmissive van 4 november 2020, no.2020002253, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot het verlenen van clementie voor geldboetes betreffende kartels (Besluit clementie), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-02-17] Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2021, no.2021000298, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken om de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Moerdijk (aanleg van de Noordelijke randweg rondom Zevenbergen).

[Gepubliceerd: 2021-02-17] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 27 oktober 2020, no.RWS-2020/48634, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Moerdijk krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van de Noordelijke randweg rondom Zevenbergen, met bijkomende werken).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Maastricht (onteigeningsplan Retailpark Belvédère).

[Gepubliceerd: 2021-02-17] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 26 oktober 2020, no.RWS-2020/48101, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Maastricht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Retailpark Belvédère).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Handelsregisterbesluit 2009 BES in verband met de wijziging van de Handelsregisterwet 2009 BES.

[Gepubliceerd: 2021-02-16] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2020, no.2020002256, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2009 BES in verband met de wijziging van de Handelsregisterwet 2009 BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Kiesbesluit Kamers van Koophandel en Nijverheid BES 2021.

[Gepubliceerd: 2021-02-16] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2020, no.2020002257, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de verkiezing van de bestuursleden van de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES (Kiesbesluit Kamers van Koophandel en Nijverheid BES 2021), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit verkeersverdeling tussen de luchthavens Schiphol en Lelystad.

[Gepubliceerd: 2021-02-16] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van regels voor de verdeling van luchtverkeer tussen de luchthaven Schiphol en de luchthaven Lelystad (Besluit verkeersverdeling tussen de luchthavens Schiphol en Lelystad), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van een eenmalige uitkering in december 2018 alsmede, in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2020.

[Gepubliceerd: 2021-02-11] Bij Kabinetsmissive van 22 september 2020, no.2020001933, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van een eenmalige uitkering in december 2018 alsmede, in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2020, tot vaststelling van eenmalige uitkeringen in augustus 2019 en augustus 2020 en tot wijziging van enige besluiten, alsmede wijzigingen ten behoeve van personeel dat de loonontwikkeling volgt in de sector Rijk en een aantal andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet OCW 20##.

[Gepubliceerd: 2021-02-09] Bij Kabinetsmissive van 6 november 2020, no.2020002271, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20##.), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag verlenging per 1 maart 2021 van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.

[Gepubliceerd: 2021-02-09] Bij brief van 25 januari 2021 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingevolge artikel 58t van de Wet publieke gezondheid de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord over de krachtens hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid geldende maatregelen, met het oog op een voorgenomen besluit tot verlenging per 1 maart 2021, als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Ploumen houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet enz. (Wet transparantieregister zorg).

[Gepubliceerd: 2021-02-09] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 maart 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Ploumen houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet, de Wet op de medische hulpmiddelen en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, tot oprichting van een openbaar register over de financiële betrekkingen tussen vergunninghouders en fabrikanten van geneesmiddelen en leveranciers van medische hulpmiddelen enerzijds en beroepsbeoefenaren, maatschappen, zorginstellingen, derden en patiënten-consumentenorganisaties (Wet transparantieregister zorg), met memorie van toelichting
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit kapitaalvereisten 2020.

[Gepubliceerd: 2021-02-09] Bij Kabinetsmissive van 8 december 2020, no.2020002504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) (Implementatiebesluit kapitaalvereisten 2020), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit elektronisch procederen.

[Gepubliceerd: 2021-02-08] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001518, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor het langs elektronische weg procederen in het civiele recht en in het bestuursrecht (Besluit elektronisch procederen), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor verruiming van de koppeling gewerkte uren in verband met COVID-19.

[Gepubliceerd: 2021-02-08] Bij Kabinetsmissive van 22 december 2020, no.2020002647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor verruiming van de koppeling gewerkte uren in verband met COVID-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Ambtsinstructie en het Besluit bewapening en uitrusting politie in verband met het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen, geweldmiddelen en mechanische middelen.

[Gepubliceerd: 2021-02-05] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000527, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met de wijziging en invoering van voorschriften omtrent het gebruik van geweldmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit onderstand BES en het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES in verband met wijziging van taken ten aanzien van de bijzondere onderstand op Saba.

[Gepubliceerd: 2021-02-04] Bij Kabinetsmissive van 14 december 2020, no.2020002585, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit onderstand BES en het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES in verband met wijziging van bevoegdheden in het kader van verstrekking van bijzondere onderstand en het vrijstellen van de twv-plicht met betrekking tot onderwijzers op Saba, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-02-04] Voorstel van wet tot invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voortduringswet artikel 8 Wbbbg.

[Gepubliceerd: 2021-02-03] Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2021, no.2021000168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake het voortduren van de werking van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Voortduringswet artikel 8 Wbbbg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit kansspelen op afstand.

[Gepubliceerd: 2021-02-03] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001393, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet kansspelen op afstand (Besluit kansspelen op afstand), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2021-02-03] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Reglement rijbewijzen.

[Gepubliceerd: 2021-02-02] Bij Kabinetsmissive van 27 november 2020, no.2020002428, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2020/612 van de Commissie van 4 mei 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs (PbEU 2020, L 141), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit op de huurtoeslag in verband met een verruiming van de termijn om een verzoek in te dienen tot herziening van de hoogte van de huurtoeslag in bijzondere situaties (inkomen en medebewoner).

[Gepubliceerd: 2021-02-02] Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2020, no.2020002206, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit op de huurtoeslag in verband met een verruiming van de termijn om een verzoek in te dienen tot herziening van de hoogte van de huurtoeslag in bijzondere situaties (inkomen en medebewoner), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen.

[Gepubliceerd: 2021-02-01] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2020, no.2019002734, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van de Loodsenwet en enige andere wetten in verband met de actualisatie van het markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen (Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit om de uitzondering op het rookverbod in de vorm van rookruimtes af te schaffen en enkele technische wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2021-01-28] Bij Kabinetsmissive van 11 november 2020, no.2020002312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit om de uitzondering op het rookverbod in de vorm van rookruimtes af te schaffen en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet regulering sekswerk.

[Gepubliceerd: 2021-01-27] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001433, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet betreffende de regulering van sekswerk (Wet regulering sekswerk), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel Herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2021-01-27] Bij Kabinetsmissive van 9 december 2020, no.2019000453, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet herimplementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet), met toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 14 december 2020 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom.

[Gepubliceerd: 2021-01-25] Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2021, no.2021000018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 14 december 2020 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (Trb. 2021, [nr]), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit onafhankelijke uitoefening toezicht Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek.

[Gepubliceerd: 2021-01-21] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2020, no.2020001569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels in verband met de onafhankelijke uitoefening van het toezicht door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (Besluit onafhankelijke uitoefening toezicht Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit van de Overeenkomstsluitende Partijen bij de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen.

[Gepubliceerd: 2021-01-21] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2020, no.2020002255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit van de Overeenkomstsluitende Partijen bij de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen inzake de uitbreiding van de toepassingsreikwijdte van de Overeenkomst met het oog op samenwerking bij het toezicht op de vereisten van Bijlage VI bij het MARPOL-verdrag; Bonn, 11 oktober 2019 (Trb. 2020,55), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Meierijstad (onteigeningsplan Foodpark Veghel 2016).

[Gepubliceerd: 2021-01-21] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 30 september 2020, no.RWS-2020/44997, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Meierijstad krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Foodpark Veghel 2016).
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2021-01-21] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001533, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Fiscale verzamelwet 2022.

[Gepubliceerd: 2021-01-18] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2020, no. 2020002095, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Fiscale verzamelwet 2022), met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving.

[Gepubliceerd: 2021-01-14] Bij Kabinetsmissive van 6 november 2020, no.2020002259, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het aanwijzen van de werkzaamheden van een werkgever.

[Gepubliceerd: 2021-01-13] Bij Kabinetsmissive van 4 november 2020, no.2020002248, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het aanwijzen van de werkzaamheden van een werkgever zijnde een privaatrechtelijke rechtspersoon van buitengewoon opsporingsambtenaren en van de werkzaamheden van de gezaghebber van een openbaar lichaam als door derden verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Liechtenstein tot het vermijden van dubbele belasting.

[Gepubliceerd: 2021-01-12] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2020, no. 2020001285, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Liechtenstein tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Bern, 3 juni 2020 (Trb. 2020, 60), met toelichtende nota.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit gebruik meststoffen ter uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

[Gepubliceerd: 2021-01-06] Bij Kabinetsmissive van 24 november 2020, no.2020002419, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen ter uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet teneinde een grondslag op te nemen voor het uitsluitend verstrekken van gegevens via de elektronische weg, met nota van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een verduidelijking van de tijdelijke grondslag voor het stellen van regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer.

[Gepubliceerd: 2021-01-06] Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2021, no.2021000001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een verduidelijking van de tijdelijke grondslag voor het stellen van regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2021 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit registratie van de toeristische verhuur van woonruimte.

[Gepubliceerd: 2020-12-29] Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2020, no.2020002225, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de registratie van de toeristische verhuur van woonruimte, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 in verband met de implementatie van Uitvoeringsrichtlijn 2018/1581/EU.

[Gepubliceerd: 2020-12-29] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2020, no.2020002313, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 in verband met de implementatie van Uitvoeringsrichtlijn 2018/1581/EU, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit luchtvaartuigen 2008 en het Besluit vluchtuitvoering.

[Gepubliceerd: 2020-12-29] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001683, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit luchtvaartuigen 2008 en het Besluit vluchtuitvoering in verband met de uitvoering van de bepalingen inzake onbemande luchtvaartuigen opgenomen in verordening (EU) nr. 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PbEU 2018, L 212), van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2019/945 van de Commissie van 12 maart 2019 inzake onbemande luchtvaartuigsystemen en uit derde landen afkomstige exploitanten van onbemande luchtvaartuigsystemen (PbEU 2019, L 152) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2021.

[Gepubliceerd: 2020-12-29] Bij Kabinetsmissive van 2 december 2020, no.2020002457, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2020-12-28] Bij Kabinetsmissive van 7 april 2020, no.2020000699, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Invoeringsbesluit Omgevingswet en enkele andere besluiten met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen (Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet vaststellingsprocedure staatloosheid.

[Gepubliceerd: 2020-12-23] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet precursoren voor explosieven en de Wet op de economische delicten.

[Gepubliceerd: 2020-12-23] Bij Kabinetsmissive van 10 november 2020, no.2020002308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet precursoren voor explosieven en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (Wijziging van de Wet precursoren voor explosieven en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 (PbEU 2019, L 186), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Paspoortwet alsmede intrekking van voorbehouden bij het Verdrag betreffende de status van staatlozen in verband met de vaststelling van staatloosheid.

[Gepubliceerd: 2020-12-23] Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2017, no.2017001776, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Paspoortwet alsmede intrekking van voorbehouden bij het Verdrag betreffende de status van staatlozen in verband met de vaststelling van staatloosheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in aanpassing van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

[Gepubliceerd: 2020-12-23] Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2019, no.2019000391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in aanpassing van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring en uitvoering van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking.

[Gepubliceerd: 2020-12-23] Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2020, no.2020001049, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring en uitvoering van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking (Trb. 2018, 160), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (voorkomen vervallen hogere DAEB-toewijzingsgrens).

[Gepubliceerd: 2020-12-22] Bij Kabinetsmissive van 19 november 2020, no.2020002370, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (voorkomen vervallen hogere DAEB-toewijzingsgrens), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de bijlage van de Wahv, het Besluit OM-afdoening en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven.

[Gepubliceerd: 2020-12-22] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2020, no.2020002203, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften het Besluit OM-afdoening en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder meer het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de formalisering van onder meer de afspraken uit de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Politie 2018-2020.

[Gepubliceerd: 2020-12-22] Bij Kabinetsmissive van 2 november 2020, no.2020002234, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de formalisering van onder meer de afspraken uit de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Politie 20182020 inzake een regeling voor vervroegde uittreding, het politie-onderwijs en capaciteit, de introductie van het sociaal plannen en de WIA-compensatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2020-12-22] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000639, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving en enkele andere algemene maatregelen van bestuur vanwege het opnemen van regels over landinrichting, voorkeursrecht en onteigening en een verdere aanpassing van de regels over kostenverhaal (Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting naar aanleiding van de motie-Backer c.s. over versterking van de kwaliteit van de rechtsbescherming voor de individuele burger.

[Gepubliceerd: 2020-12-18] Bij brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 9 juli 2020 heeft de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen naar aanleiding van de motie-Backer c.s. over versterking van de kwaliteit van de rechtsbescherming voor de individuele burger.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht en het Besluit toezicht luchtvaart BES.

[Gepubliceerd: 2020-12-18] Bij Kabinetsmissive van 21 september 2020, no.2020001919, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht en het Besluit toezicht luchtvaart BES ter uitvoering van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140 en Trb. 2020, 3), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen.

[Gepubliceerd: 2020-12-17] Bij Kabinetsmissive van 17 april 2020, no.2020000791, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (twintigste tranche).

[Gepubliceerd: 2020-12-17] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001445, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (twintigste tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugd.

[Gepubliceerd: 2020-12-16] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2020, no.2020002193, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming in verband met de aanpassing van de vergoedingen van de voorzitter en de overige leden van de Raad, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met een verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.

[Gepubliceerd: 2020-12-16] Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2020, no.2020001160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met een verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen.

[Gepubliceerd: 2020-12-16] Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2020, no.2020002214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beveiliging burgerluchtvaart in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008.

[Gepubliceerd: 2020-12-14] Bij Kabinetsmissive van 4 september 2020, no.2020001732, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beveiliging burgerluchtvaart in verband met de uitvoering van Verordening (EG)nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening(EG) nr. 2320/2002 (Pb EU 2008, L 97/72) en enkele andere verordeningen op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met een tijdelijk vuurwerkverbod vanwege COVID-19.

[Gepubliceerd: 2020-12-14] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2020, no.2020002397, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met een tijdelijk vuurwerkverbod vanwege COVID-19, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten.

[Gepubliceerd: 2020-12-14] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2020, no.2020002375, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas (uitvalsituaties hoogspanningsnet).

[Gepubliceerd: 2020-12-14] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2020, no.2020001302, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, tot wijziging van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas (uitvalsituaties hoogspanningsnet), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie.

[Gepubliceerd: 2020-12-11] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2020, no.2020001361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden en invoering van een jaarlijkse rapportageplicht.

[Gepubliceerd: 2020-12-11] Bij Kabinetsmissive van 26 oktober 2020, no.2020002187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden en invoering van een jaarlijkse rapportageplicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit voertuigen, het Kentekenreglement, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en enige andere besluiten ter implementatie van richtlijn nr. 2014/45/EU.

[Gepubliceerd: 2020-12-11] Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2020, no.2020001224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voertuigen, het Kentekenreglement, het Reglement rijbewijzen en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en enige andere besluiten ter implementatie van richtlijn nr. 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PbEU 2014, L 127) en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met enkele aanpassingen op het gebied van de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs.

[Gepubliceerd: 2020-12-10] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2020, no.2020001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met enkele aanpassingen op het gebied van de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en wijziging van de stelselinrichting van doorstroomtoetsen in het basisonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experimenten Elektriciteitswet 1998 en Gaswet.

[Gepubliceerd: 2020-12-10] Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2019, no.2019001154, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels voor het bij wege van experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet (Besluit experimenten Elektriciteitswet 1998 en Gaswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland.

[Gepubliceerd: 2020-12-10] Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2020, no.2020002065, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie.

[Gepubliceerd: 2020-12-09] Bij Kabinetsmissive van 22 september 2020, no.2020001925, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde technische onvolkomenheden en omissies te herstellen.

[Gepubliceerd: 2020-12-09] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2020, no.2020002135, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde technische onvolkomenheden en omissies te herstellen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2021.

[Gepubliceerd: 2020-12-09] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2020, no.2020002186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet IenW 2020.

[Gepubliceerd: 2020-12-07] Bij Kabinetsmissive van 25 juni 2020, no.2020001268, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2020), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter regeling van elektronische verhittingsapparaten.

[Gepubliceerd: 2020-12-07] Bij Kabinetsmissive van 9 september 2020, no.2020001844, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter regeling van elektronische verhittingsapparaten voor tabaksproducten en in verband met de invoering van eisen aan het uiterlijk van sigaretten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021).

[Gepubliceerd: 2020-12-04] Bij Kabinetsmissive van 27 november 2020, no.2020002451, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese wetgeving over diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders.

[Gepubliceerd: 2020-12-04] Bij Kabinetsmissive van 2 oktober 2020, no.2020002025, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese wetgeving over diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en enig ander besluit ter implementatie van Richtlijn 2019/878/EU.

[Gepubliceerd: 2020-12-04] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001532, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en enig ander besluit ter implementatie van Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) en ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150) (wijziging van de kapitaalbuffers en uitvoering van de wijzigingsverordening kapitaalvereisten), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de maximale afwikkelingsvergoeding voor binnenlandse debetkaarttransacties.

[Gepubliceerd: 2020-12-04] Bij Kabinetsmissive van 2 november 2020, no.2020002230, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de maximale afwikkelingsvergoeding voor binnenlandse debetkaarttransacties, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Evaluatiewet Wfpp.

[Gepubliceerd: 2020-12-03] Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2020, no.2020000367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering politieke partijen in verband met de evaluatie van deze wet (Evaluatiewet Wfpp), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet Erasmusprogramma en Europees Solidariteitskorps.

[Gepubliceerd: 2020-12-03] Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2020, no.2020002112, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van de EU-verordening
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met technische en redactionele wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2020-12-03] Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2020, no.2020002064, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met technische en redactionele wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatie van Richtlijn 2019/713/EU betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen.

[Gepubliceerd: 2020-12-02] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001513, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de implementatie van Richtlijn 2019/713/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PbEU L 123/18), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit ambulancezorgvoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2020-12-02] Bij Kabinetsmissive van 23 september 2020, no.2020001941, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake de uitwisseling van gegevens tussen Regionale Ambulancevoorzieningen en afdelingen spoedeisende hulp en aanpassingen van verschillende algemene maatregelen van bestuur vanwege de invoering van de Wet ambulancezorgvoorzieningen (Besluit ambulancezorgvoorzieningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Arbeidsveiligheidsbesluit I BES.

[Gepubliceerd: 2020-12-01] Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2020, no. 2020001201, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot tijdelijke wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Arbeidsveiligheidsbesluit I BES in verband met de bestrijding van het novel coronavirus (2019-nCOV), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet Tweede-Kamerverkiezing covid-19.

[Gepubliceerd: 2020-12-01] Bij Kabinetsmissive van 17 november 2020, no.2020002367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021 (Tijdelijke wet Tweede-Kamerverkiezing covid-19), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende vaccinatie in de kinderopvang.

[Gepubliceerd: 2020-11-30] Bij brief van 6 december 2019 heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen betreffende vaccinatie in de kinderopvang.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2021 van bedragen in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

[Gepubliceerd: 2020-11-27] Bij Kabinetsmissive van 9 november 2020, no.2020002291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2021 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beslagvrije voet.

[Gepubliceerd: 2020-11-27] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001557, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beslagvrije voet in verband met de gewijzigde berekening van de beslagvrije voet en het treffen van nadere regels voor de ondersteuning bij de vaststelling van de beslagvrije voet, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit veilige afstand.

[Gepubliceerd: 2020-11-26] Bij Kabinetsmissive van 3 november 2020, no.2020002252, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de veilige afstand, bedoeld in artikel 58f, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid (Tijdelijk besluit veilige afstand), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet basisregistratie personen.

[Gepubliceerd: 2020-11-25] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2020, no.2020001272, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met het vaststellen van de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en reductieverplichting vervoersemissies voor het kalenderjaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-11-25] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001559, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energie vervoer in verband met het vaststellen van de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en reductieverplichting vervoersemissies voor het kalenderjaar 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2020-11-25] Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2020, no.2020001116, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie; Brussel, 5 mei 2020 (Trb. 2020, 52), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met vaststelling van een nieuwe procentuele verdeling van de kosten.

[Gepubliceerd: 2020-11-24] Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2020, no.2020002177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met vaststelling van een nieuwe procentuele verdeling van de kosten van het doorlopend toezicht van de Autoriteit Financiële Markten, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet transparantie maatschappelijke organisaties.

[Gepubliceerd: 2020-11-23] Bij Kabinetsmissive van 16 december 2019, no.2019002640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor het openbaar maken van substantiële donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties en tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en lasten door stichtingen (Wet transparantie maatschappelijke organisaties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet vliegbelasting.

[Gepubliceerd: 2020-11-23] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2020, no.2020002351, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet vliegbelasting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende het beperken van geldstromen uit onvrije landen.

[Gepubliceerd: 2020-11-23] Bij brief van 17 februari 2020 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen met betrekking tot de Proeve van wetgeving tot beperking ongewenste buitenlandse financiering van instellingen.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen.

[Gepubliceerd: 2020-11-20] Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2020, no.2020001213, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels strekkende tot implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59) (Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet LNV 20..

[Gepubliceerd: 2020-11-20] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Verzamelwet LNV 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het reguleren van vrij verkeer van personen en diensten.

[Gepubliceerd: 2020-11-19] Bij brief van 1 juli 2020 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Tweede Kamer van voorlichting te dienen over het reguleren van het vrije verkeer van personen en diensten.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming.

[Gepubliceerd: 2020-11-18] Bij Kabinetsmissive van 14 april 2020, no.2020000775, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de compensatie van de transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming vanwege pensionering, ziekte, gebreken of overlijden van de werkgever (Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Erfgoedwet en de Wet op de economische delicten in verband met EU-verordening (EU) 2019/880.

[Gepubliceerd: 2020-11-18] Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2020, no.2020001187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Erfgoedwet en Wet economische delicten in verband met EU-verordening (EU) 2019/880 inzake het binnenbrengen van cultuurgoederen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit technische wijzigingen penitentiair recht en geestelijke verzorging.

[Gepubliceerd: 2020-11-18] Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2020, no.2020001162, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Penitentiaire maatregel, het Reglement verpleging ter beschikking gestelden en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in verband met de geestelijke verzorging en de instelling van een commissie van toezicht en een beklagcommissie voor het vervoer, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van deel IV van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (Trb. 1965, 47).

[Gepubliceerd: 2020-11-17] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001506, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van deel IV van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (Trb. 1965, 47), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit verzekeringskeuringen ex-kankerpatiënten.

[Gepubliceerd: 2020-11-17] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001550, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor verzekeringskeuringen van ex-kankerpatiënten ten behoeve van het afsluiten van overlijdensrisicoverzekeringen en uitvaartverzekeringen (Besluit verzekeringskeuringen ex-kankerpatiënten), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van diverse besluiten in verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking van energielabels.

[Gepubliceerd: 2020-11-17] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001444, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking van energielabels, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag.

[Gepubliceerd: 2020-11-17] Bij Kabinetsmissive van 22 april 2020, no.2020000822, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag; Genève, 26 september 2019 (Trb. 2020, 1 en Trb. 2020, 33), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij.

[Gepubliceerd: 2020-11-16] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2020, no.2020002165, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag.

[Gepubliceerd: 2020-11-16] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2020, no. 2020002072, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van enkele stoffen op deze lijst.

[Gepubliceerd: 2020-11-16] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2020, no.2020002056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van enkele stoffen op deze lijst, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigeningsplannen Veenweiden Krimpenerwaard en Veenweiden Krimpenerwaard 2.

[Gepubliceerd: 2020-11-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 19 augustus 2020, no.RWS-2020/41132, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Krimpenerwaard krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplannen Veenweiden Krimpenerwaard en Veenweiden Krimpenerwaard 2).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting tot het verrichten van een aankooptransactie van aandelen in een beursgenoteerde vennootschap.

[Gepubliceerd: 2020-11-12] Bij brief van 20 mei 2020 heeft de Minister van Financiën op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen aanvullend verzoek om voorlichting tot het verrichten van een aankooptransactie van aandelen in een beursgenoteerde vennootschap.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES in verband met het reguleren van de milieuaspecten van inrichtingen en enkele reparaties.

[Gepubliceerd: 2020-11-09] Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2020, no.2020001264, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES in verband met het reguleren van de milieuaspecten van inrichtingen en enkele reparaties, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen.

[Gepubliceerd: 2020-11-06] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001515, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit verkiezingen covid-19.

[Gepubliceerd: 2020-11-06] Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2020, no.2020002027, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot tijdelijke regels omtrent verkiezingen in verband met covid-19 (Tijdelijk besluit verkiezingen covid-19), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/2001 bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en ter uitvoering van het Klimaatakkoord.

[Gepubliceerd: 2020-11-06] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2020, no.2020001265, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en ter uitvoering van het Klimaatakkoord, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten.

[Gepubliceerd: 2020-11-05] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001130, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Samenvoeging van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis.

[Gepubliceerd: 2020-11-04] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2020, no.2020001993, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden.

[Gepubliceerd: 2020-11-04] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2020, no.2020001992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Regels betreffende het verstrekken van reisdocumenten (Paspoortbesluit).

[Gepubliceerd: 2020-11-04] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001558, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende het verstrekken van reisdocumenten, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Samenvoeging van de gemeenten Heerhugowaard en Langedijk.

[Gepubliceerd: 2020-11-04] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2020, no.2020001994, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Heerhugowaard en Langedijk, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit plantgezondheid.

[Gepubliceerd: 2020-11-04] Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2020, no.2020001381, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen in verband met plantgezondheid (Besluit plantgezondheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Herindeling van de gemeenten Amsterdam en Weesp.

[Gepubliceerd: 2020-11-04] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2020, no.2020001996, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herindeling van de gemeenten Amsterdam en Weesp, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Herindeling van de gemeenten Beemster en Purmerend.

[Gepubliceerd: 2020-11-04] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2020, no.2020001995, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herindeling van de gemeenten Beemster en Purmerend, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet digitale melding vermissing rijbewijs.

[Gepubliceerd: 2020-11-03] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001682, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het laten vervallen van de verplichting een proces-verbaal van aangifte bij de politie op te maken in geval van diefstal of vermissing van het rijbewijs, en andere wijzigingen (Wet digitale melding vermissing rijbewijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES ter uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie.

[Gepubliceerd: 2020-11-03] Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2020, no.2020001056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Concept Klimaatnota 2020.

[Gepubliceerd: 2020-10-30] Bij brief van 14 september 2020, met kenmerk DGKE-K / 20230860, heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat, gelet op artikel 7, vierde lid, van de Klimaatwet, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het concept van de Klimaatnota.Sectoremissies*emissieramingen1990201820192030 (KEV 2019)2030 (KEV 2020)Elektriciteit39,644,942,313,7 [10,1 - 20,5]18,8 [11,1 - 25,3]Industrie87,056,856,754,2 [51,1 - 58,7]53,1 [47,3 - 56,1]gebouwde omgeving29,924,423,319,0 [16,5 - 22,7]18,6 [16,1 - 21,9]Mobiliteit32,335,635,232,9 [29,5 - 37,5]31,6 [27,8 - 34,8]landbouw32,926,526,424,5 [22,6 - 25,7]24,5 [21,9 - 25,6]Totaal221,7188,2183,9144,3 [135 - 159]146,6 [132 - 155]reductie t.o.v. 199015%17%35% [28% - 39%]34% [30% - 40%]
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013.

[Gepubliceerd: 2020-10-30] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2020, no.2020001462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (vervallen onderscheid II-k en II-v en wijziging procedure gentherapie), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Verklaring derdenbeslag en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.

[Gepubliceerd: 2020-10-30] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2020, no.2020001347, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Verklaring derdenbeslag en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen.

[Gepubliceerd: 2020-10-29] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2020, no.2020001046, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen in verband met de toepassing van de onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de financiële instellingen onder beheer bij de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Invoeringsbesluit Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2020-10-28] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2020, no.2020000357, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, mede namens de Minister van Defensie, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanvulling en wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit, de intrekking en wijziging van andere besluiten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringsbesluit Omgevingswet), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit vormt samen met het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet en de Invoeringsregeling Omgevingsregeling het zogenoemde invoeringsspoor van de Omgevingswet. Het invoeringsspoor beoogt een zorgvuldige en soepele overgang van de bestaande regelgeving naar het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit. Zij adviseert in de toelichting aandacht te schenken aan de rol van de verschillende bestuursorganen in de gedeelde zorg voor de fysieke leefomgeving. De Afdeling maakt verder opmerkingen die zien op een verantwoord moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Zij gaat daarbij in het bijzonder in op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en de voortgang van de implementatie van het nieuwe stelsel bij bestuursorganen.De Afdeling adviseert de Omgevingswet niet in werking te laten treden voordat de zekerheid is verkregen dat alle gemeenten op het moment van inwerkingtreding op het DSO zijn aangesloten en alle functies die behoren bij de minimale invulling van het DSO goed werken. In het bijzonder adviseert zij om in de aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet per bestuurslaag meer aandacht te schenken aan het vullen van het DSO en de Omgevingswet niet in werking te laten treden voordat die vulling volledig is.Mede vanuit het perspectief van burgers en bedrijven, dient inzichtelijk te worden gemaakt welke doorontwikkeling en uitbouw van het DSO minimaal noodzakelijk worden geacht om de doelstellingen van de Omgevingswet te kunnen behalen. Voorts adviseert zij om inzicht te geven in de termijn waarbinnen die noodzakelijke doorontwikkeling en uitbouw zullen worden gerealiseerd.Verder adviseert de Afdeling de Omgevingswet niet eerder in werking te laten treden dan nadat op grond van de halfjaarrapportages de zekerheid is verkregen dat de betrokken overheden aan alle voor hen gestelde criteria voldoen en klaar zijn om de hun in de Omgevingswet toebedeelde taken uit te voeren.Ten slotte maakt de Afdeling nog twee technische opmerkingen. Zij adviseert in de eerste plaats te voorzien in een overgangsrechtelijke bepaling, die regelt dat toepassing van bestaande ontheffingsmogelijkheden in bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten), die van rechtswege opgaan in het omgevingsplan, ook onder de Omgevingswet een bevoegdheid blijft, waarbij voldaan moet zijn aan de eis dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (of een evenwichtige toedeling van functies aan locaties).De tweede technische opmerking betreft het advies om in de toelichting te verduidelijken of een uitzondering op het verbod om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten alleen betekent dat geen vergunningplicht vooraf bestaat, of ook dat geen handhaving achteraf kan plaatsvinden van regels in het omgevingsplan.In verband met deze opmerkingen is aanpassing wenselijk van het ontwerpbesluit en de toelichting.1. Het ontwerpbesluit in het wetgevingstraject van de stelselherzieningDe transitie naar het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht gaat in stappen. De vernieuwing, die gericht is op het samenbrengen van de gebiedsgerichte regelgeving van de fysieke leefomgeving, loopt langs drie zogenoemde sporen: het hoofdspoor, het invoeringsspoor en het aanvullingsspoor.Het hoofdspoor wordt gevormd door de Omgevingswet zelf, de vier omgevings-algemene maatregelen van bestuur (amvbs), en de Omgevingsregeling. Het ontwerpbesluit vormt samen met de Invoeringswet Omgevingswet en Invoeringsregeling Omgevingswet het invoeringsspoor van de Omgevingswet. Met het invoeringsspoor wordt een zorgvuldige en soepele overgang van bestaande regelgeving naar de regelgeving van het nieuwe stelsel beoogd. Het aanvullingsspoor wordt gevormd door vier aanvullingswetten, vier aanvullingsbesluiten en vier aanvullingsregelingen.Het ontwerpbesluit bevat drie hoofdgroepen van regels: Overgangsrecht. Het gaat in de eerste plaats om algemeen overgangsrecht, in aanvulling op het in de Invoeringswet reeds opgenomen overgangsrecht. Daarnaast wordt de zogenoemde bruidsschat geregeld. De bruidsschat voegt (tijdelijke) regels toe aan omgevingsplannen en waterschapsverordeningen over onderwerpen die nu nog op rijksniveau geregeld worden, maar die onder de Omgevingswet op decentraal niveau moeten worden geregeld. (zie noot 1) Deze (tijdelijke) regels zijn nodig ter voorkoming van een rechtsvacuüm waarbij de oude rijksregels zijn vervallen maar de betrokken onderwerpen op decentraal niveau nog niet zijn geregeld. Intrekking van 35 amvbs die opgaan in de Omgevingswet en wijziging van 45 andere amvbs om deze te laten aansluiten bij de Omgevingswet en de vier omgevings-amvbs. Wijziging en aanvulling van de vier omgevings-amvbs zelf. Daarbij gaat het om onderwerpen die nog niet waren opgenomen omdat de bestaande regelgeving bijvoorbeeld nog wijzigde, of om uitwerkingen van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet en de verwerking van de moties van de parlementaire behandeling van de vier ontwerp-amvbs.2. Het stelsel in het korta. Doelen en uitgangspuntenHet maatschappelijke doel van het nieuwe stelsel is in de Omgevingswet zelf expliciet vastgelegd. (zie noot 2) Het stelsel is gericht op: "het met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, en in onderlinge samenhang:- bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en- doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijk behoeften."Het maatschappelijk doel van het nieuwe stelsel kan worden samengevat in het motto van de Omgevingswet: "ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit".De vorm en de inhoud van de stelselherziening van het omgevingsrecht zijn gebaseerd op vier verbeterdoelen. Deze verbeterdoelen zijn sturend voor de gemaakte keuzen voor de verdere uitwerking van het nieuwe stelsel en daarmee ook voor dit besluit.De vier verbeterdoelen zijn:1. het vergroten van de inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en gebruikersgemak van het omgevingsrecht;2. het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;3. het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving;4. het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.Daarnaast gelden er uitgangspunten voor het nieuwe stelsel. Een belangrijk uitgangspunt is gelijkwaardige bescherming: het niveau van bescherming van gezondheid, veiligheid en omgevingskwaliteit moet gelijkwaardig zijn aan het huidige niveau. Hetzelfde geldt voor het niveau van rechtsbescherming. Een ander belangrijk uitgangspunt is de vergroting van de bestuurlijke afwegingsruimte binnen de doelen van de wet en de overige wettelijke bepalingen. Ten slotte geldt als belangrijk uitgangspunt: decentraal tenzij. Dit houdt in dat de gemeente primair verantwoordelijk is voor de zorg voor de fysieke leefomgeving.b. Instrumentarium en doorwerking van beleidDe zorg van de overheid voor de leefomgeving wordt in het nieuwe stelsel inhoudelijk gekleurd en geconcretiseerd met normen die gericht zijn tot bestuursorganen - omgevingswaarden en instructieregels - en met algemene regels voor burgers en bedrijven.Omgevingswaarden zijn maatstaven die voor de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan de gewenste staat of kwaliteit, de toelaatbare belasting door activiteiten, de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen als beleidsdoel vastleggen. Deze omgevingswaarden kunnen bij omgevingsplan (door de gemeente), omgevingsverordening (door de provincie) of amvb worden vastgesteld. Zonder nadere bepalingen werken omgevingswaarden niet door bij de vaststelling van besluiten zoals omgevingsvisies, omgevingsplannen en omgevingsvergunningen.Om doorwerking te bewerkstelligen zijn er instructieregels (van het Rijk of de provincie) die het bevoegd gezag verplichten een omgevingswaarde op een bepaalde wijze te betrekken bij een besluit. Het Rijk en de provincies kunnen bij amvb respectievelijk omgevingsverordening instructieregels geven over de inhoud, toelichting of motivering van besluiten of over de uitoefening van taken door andere overheden. De instructieregels zijn bindend voor overheden.3. Eerdere adviezen van de AfdelingIn 2012 heeft de Afdeling een voorlichting uitgebracht over de voorgenomen stelselherziening. (zie noot 3) In 2014 is geadviseerd over de Omgevingswet zelf. (zie noot 4) Eind 2017 is één gezamenlijk advies uitgebracht over de Invoeringswet Omgevingswet en de vier omgevings-amvbs die deel uitmaken van het hoofdspoor. (zie noot 5) In 2017 en 2018 zijn adviezen uitgebracht over de aanvullingswetten Geluid, (zie noot 6) Bodem, (zie noot 7) Natuur, (zie noot 8)en Grondeigendom. (zie noot 9)Vanaf 2017 heeft de Afdeling in haar adviezen geëxpliciteerd hoe zij de toetsing van de regelgeving in de stelselherziening heeft aangepakt. Zij heeft aangegeven de met de Omgevingswet gemaakte keuzes voor het nieuwe stelsel als uitgangspunt te nemen voor de verdere advisering en zich te zullen richten op de vraag of nieuwe regelgeving bijdraagt aan het behalen van de verbeterdoelen van het nieuwe stelsel en consistent is met de uitgangspunten en het instrumentarium van de Omgevingswet. Daarbij heeft de Afdeling zich, gelet op de omvang en voorgeschiedenis van de ter toetsing voorliggende pakketten regelgeving, steeds beperkt tot de hoofdlijnen daarvan.Het nu voorliggende ontwerpbesluit is één van de laatste onderdelen van het wetgevingstraject dat moet leiden tot de invoering van de Omgevingswet. De Omgevingswet zelf en de vier omgevings-amvbs zijn al in het Staatsblad gepubliceerd. Het ontwerpbesluit bevat ook geen belangrijke beleidsmatige en systeemkeuzes meer. Het gaat vooral om de invoering en om de uitwerking van eerder gemaakte keuzes. Gelet hierop, en ook op de omvang van het voorliggende ontwerp, beperkt de Afdeling zich ook in dit advies wederom tot de hoofdlijnen van het stelsel zoals die nu worden ingevuld en is van een toets op detailniveau afgezien.Tevens wil de Afdeling in lijn met haar eerdere advisering aandacht vragen voor het volgende. Vanaf de start van het lang lopende wetgevingstraject van de Omgevingswet hebben de ontwikkelingen in Nederland niet stilgestaan. Nederland staat waar het betreft de fysieke leefomgeving voor een aantal grote opgaven. De bouwopgave voor de periode 2019-2030 bedraagt bijvoorbeeld jaarlijks naar schatting ruim 95 duizend woningen. (zie noot 10) Daarnaast moet vorm worden gegeven aan de energietransitie. En ook op het gebied van infrastructuur moeten keuzes gemaakt worden. Woningbouw, energievoorziening, infrastructuur en natuurbelangen concurreren met elkaar. De grenzen aan het ruimtegebruik komen al op korte termijn in zicht. (zie noot 11) Er is daarom een steeds nadrukkelijker maatschappelijk debat over de fysieke leefomgeving.De Omgevingswet zal de betrokken bestuurslagen het instrumentarium moeten bieden om in samenwerking en op gecoördineerde wijze te kunnen komen tot een verantwoorde ruimtelijke inpassing van de genoemde opgaven, waarbij oog is voor de onderlinge samenhang en alle betrokken belangen.De Tweede Kamer heeft vanuit dat perspectief in een Algemeen Overleg over het ontwerp van de omgevingsvisie van het Rijk - de zogenoemde Nationale Omgevingsvisie (NOVI) - in november vorig jaar verzocht om in de definitieve NOVI meer richtinggevende keuzes te maken. (zie noot 12) Het kabinet heeft die aanvullende nationale richtinggevende keuzes benoemd en erkend dat dit om meer regie vraagt vanuit het Rijk om richting te geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland. Daarbij is de insteek van het kabinet dat meer regie vanuit het Rijk niet betekent het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden, maar wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel. Het betekent volgens het kabinet ook kiezen voor samenwerking tussen overheden, anders gezegd: het werken als één overheid vanuit het stelsel van de Omgevingswet. (zie noot 13)De Afdeling vraagt in dit kader aandacht voor het volgende.Artikel 2.1 van de Omgevingswet bevat de kernopdracht voor overheden: de taken en bevoegdheden worden uitgevoerd met oog voor de onderlinge samenhang van de relevante onderdelen of aspecten van de fysieke leefomgeving en van de daarbij betrokken belangen. Artikel 2.2 verplicht bestuursorganen in algemene zin tot onderlinge afstemming en brengt tot uitdrukking dat zij hun taken en bevoegdheden ook gezamenlijk kunnen uitoefenen. Artikel 2.3 bevat het subsidiariteitsbeginsel "decentraal, tenzij". Het samenstel van deze artikelen brengt aldus de integrale en gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden in abstracto tot uitdrukking en vormt daarmee de basis voor de bestuurlijke verhoudingen.In het advies over de Invoeringswet Omgevingswet en de bijbehorende omgevings-amvbs constateerde de Afdeling echter al dat het samenstel van deze artikelen voor de bestuurlijke praktijk weinig houvast biedt. Het is de vraag of altijd voldoende duidelijkheid zal bestaan over ieders rol in de gedeelde zorg voor de fysieke leefomgeving. Duidelijke afspraken hierover zullen cruciaal zijn om interbestuurlijke fricties te voorkomen. De totstandkoming van solide bestuurlijke afspraken - en de nakoming daarvan - verdient daarom de aandacht van alle betrokken overheden, zowel in de komende jaren waarin het stelsel verder wordt voorbereid als in de periode na de inwerkingtreding ervan, zo merkte de Afdeling in dat advies op.De Afdeling begrijpt dat in dit stadium van de stelselherziening niet meer wordt afgeweken van de fundamentele keuzes die bij het ontwerpen van dat stelsel zijn gemaakt. Dat laat evenwel onverlet dat het geconstateerde gebrek aan houvast voor de bestuurlijke praktijk een punt van aanhoudende zorg is, zeker met het oog op de genoemde grote maatschappelijke opgaven Juist daar waar het belangrijk is dat overheden samenwerken als één overheid is een dergelijke houvast essentieel. Gelet op de hiervoor geschetste uitdagingen is het de vraag of de Omgevingswet voldoende houvast biedt. Het is daarom cruciaal dat die houvast op andere wijze, aansluitend op de afstemmings- en samenwerkingsbepalingen van de Omgevingswet wordt geboden.De Afdeling adviseert daaraan in de toelichting aandacht te schenken.4. InvoeringsrisicosIn haar advies van 2017 over de Invoeringswet en de vier omgevings-amvbs heeft de Afdeling uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de risicos die met de invoering van het nieuwe stelsel gepaard gaan. De Afdeling heeft er onder meer op gewezen dat de invoering van het nieuwe stelsel aanzienlijke lasten meebrengt voor in het bijzonder de gemeenten, zowel door de overgang naar een nieuw stelsel - met DSO - als door de extra vrijheid en verantwoordelijkheden die gemeenten krijgen. Grote gemeentelijke bestuurskracht en een sterk ambtelijk apparaat zijn vereist. De Afdeling heeft het belang van invoeringsbegeleiding voor gemeenten en de totstandkoming van solide bestuurlijke afspraken benadrukt.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet betaald ouderschapsverlof.

[Gepubliceerd: 2020-10-28] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2020, no.2020001396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met het opnemen van regels voor ouderparticipatiecrèches.

[Gepubliceerd: 2020-10-26] Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2020, no.2020001010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met het opnemen van regels voor ouderparticipatiecrèches, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Invoerings- en aanpassingswet WVO 20xx.

[Gepubliceerd: 2020-10-26] Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2020, no. 2020000660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 20xx en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 20xx en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 20xx), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

[Gepubliceerd: 2020-10-23] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2016, no.2016000955, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliënten in zorginstellingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2020-10-23] Voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliënten in zorginstellingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2017, no.2017000545, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliënten in zorginstellingen, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt verbeteringen aan te brengen in het stelsel van medezeggenschap in zorginstellingen, zoals dat is neergelegd in de huidige Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz). Het wetsvoorstel beoogt de positie van cliëntenraden te verstevigen ten opzichte van zorginstellingen, en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de wens van instellingsbesturen en cliëntenorganisaties tot grotere ruimte voor maatwerk.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. De Afdeling merkt op dat niet valt in te zien dat de gekozen benadering om de formele bevoegdheden van cliëntenraden uit te breiden en aan te scherpen werkelijk zal bijdragen aan het bereiken van effectieve medezeggenschap in zorginstellingen als niet eerst bestaande knelpunten in de uitoefening van medezeggenschap worden weggenomen en een feitelijke cultuurverandering binnen instellingen tot stand is gebracht. Zonder dat zal het voorstel een effectieve medezeggenschap en samenwerking tussen het bestuur en de cliëntenraad eerder in de weg staan dan bevorderen. Daarnaast merkt de Afdeling op dat de wijze waarop het voorstel voor alle vormen van zorg en categorieën van instellingen vrijwel uniforme medezeggenschapsrechten formuleert, miskent dat effectieve medezeggenschap gebaat is bij variëteit en differentiatie. Relevante verschillen tussen instellingen, vormen van zorg en zorgrelaties, dienen dan ook beter tot uitdrukking te worden gebracht in de vormgeving van medezeggenschapsregels.1. InleidingHet wetsvoorstel beoogt de positie van cliëntenraden te verstevigen ten opzichte van zorginstellingen door onder meer:- het aantal onderwerpen waarover in de medezeggenschapsregeling regels moeten worden gesteld uit te breiden;- het verzwaard adviesrecht te vervangen door een instemmingsrecht met een zwaarder toetsingscriterium indien de instelling ondanks het ontbreken van instemming een besluit wil nemen;- instellingen te verplichten om cliëntenraden de noodzakelijke voorzieningen en financiële middelen ter beschikking te stellen;- het regelen van toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ);- het verplichten van het openbaar maken van vacatures voor de cliëntenraad;- cliëntenraden een enquêterecht te geven; en- de voorwaarde om tijdig advies of instemming te vragen aan te scherpen.Naast de versterking van de positie van cliëntenraden door voornoemde regels en bevoegdheden wordt de reikwijdte van de medezeggenschapsregels aangepast. Het voorstel regelt dat de verplichting tot het instellen van een cliëntenraad in beginsel geldt voor alle instellingen die zorg verlenen en die vallen onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze wet hanteert een ruime definitie van zowel het begrip "zorg" als het begrip "instelling". De reikwijdte van de verplichting om een cliëntenraad in te stellen is dan ook ruimer dan in de huidige Wmcz die zich bijvoorbeeld niet tot privaat gefinancierde aanbieders uitstrekt. (zie noot 1)Bij het verstevigen van de positie van cliëntenraden is volgens de toelichting maatwerk van belang omdat er niet één best practice is voor het vormgeven van medezeggenschap in zorginstellingen. (zie noot 2) Volgens de toelichting wordt voorzien in meer ruimte voor maatwerk door gelaagdheid in medezeggenschap aan te brengen. In het voorstel is dit uitgewerkt door:- de instelling van een cliëntenraad niet langer voor elke instelling te verplichten, maar alleen voor de instelling die in de regel door meer dan tien personen zorg doet verlenen;- voor grotere instellingen waarin cliënten langdurig verblijven de verplichting op te nemen om verschillende cliëntenraden in te stellen;- de mogelijkheid op te nemen dat kleine instellingen vrijwillig een cliëntenraad instellen;- inspraakrechten toe te kennen aan cliënten in instellingen waarin cliënten in de regel langer dan een half jaar verblijven;- specifieke verplichtingen op te nemen voor instellingen waarin cliënten langer dan een half jaar verblijven. (zie noot 3)2. Nut en noodzaak uitbreiding formele bevoegdheden cliëntenradenDe positie van cliëntenraden wordt versterkt omdat de invloed van cliëntenraden op sommige onderdelen te beperkt geacht wordt en omdat adequate medezeggenschap soms belemmerd wordt door het gebrek aan financiële middelen en specifieke deskundigheid. (zie noot 4) Onderkend wordt daarbij dat het versterken van de positie van cliëntenraden nog niet betekent dat de medezeggenschap in zorginstellingen ook werkelijk effectief is. De toelichting zet uiteen - aan de hand van een rapport van het Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) - dat het opnemen van een wettelijke verplichting tot het hebben van een vertegenwoordigend orgaan van cliënten wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde vormt voor effectieve medezeggenschap. (zie noot 5) De toelichting benoemt tevens het belang van een cultuurverandering binnen zorgorganisaties zodat ruimte ontstaat voor inbreng en kritische tegenspraak van onder meer de cliënt en wijst op een aantal initiatieven in de praktijk om tot die cultuurverbetering te komen. Het versterken van de wettelijke positie door de uitbreiding en aanscherping van (formele) bevoegdheden van cliëntenraden vormt derhalve geen doel op zich, maar dient om effectieve (materiële) medezeggenschap in zorginstellingen te bewerkstelligen.In het licht hiervan wijst de Afdeling erop dat er ondanks bestaande bevoegdheden van cliëntenraden momenteel niet overal sprake is van effectieve medezeggenschap in zorginstellingen die reeds verplicht zijn formele medezeggenschap te regelen door cliëntenraden in te stellen. In de praktijk komt in een aantal sectoren de uitvoering van de huidige Wmcz niet of minder goed van de grond. Volgens de toelichting is in 30% van de instellingen waar een cliëntenraad zou moeten worden ingesteld, deze (nog) niet ingesteld. (zie noot 6) Een individuele en vaak kortdurende relatie tussen cliënt en zorgverlener, de soms langjarige ervaring met andere vormen van medezeggenschap, gebrek aan belangstelling van cliënten en het feit dat een sector niet raakt aan de directe levenssfeer van cliënten zijn factoren die hierop van invloed zijn. (zie noot 7)Ook indien zorginstellingen wel cliëntenraden hebben ingesteld, worden deze in de praktijk nogal eens belemmerd in hun functioneren. Uit onderzoek blijkt dat het functioneren van cliëntenraden, meer dan van het bestaan van formele bevoegdheden, afhankelijk is van de cultuur in de instelling. (zie noot 8) Cliëntenraden zien hun formele bevoegdheden vooral als stok achter de deur en maken mede vanwege de cultuur in de instelling vaak weinig gebruik van hun bevoegdheden. (zie noot 9) Overleg van de cliëntenraad met het bestuur is vaak vrij formeel. (zie noot 10) Het gebruik maken van formele bevoegdheden vergroot het gevaar van juridisering en stelt tevens hoge eisen aan de professionaliteit van cliëntenraadsleden. Daardoor zijn deze leden vaak lastig te vinden onder cliënten en is de representativiteit van cliëntenraden vaak beperkt. (zie noot 11) Mede uit onvrede over de formele medezeggenschap zijn informele vormen van medezeggenschap ontstaan waarbij cliënten op andere manieren dan via de cliëntenraad invloed uitoefenen op het beleid in zorginstellingen. (zie noot 12) Cliënten worden dan betrokken via bijvoorbeeld enquêtes, evaluaties van geleverde zorg en cliëntenpanels.Hoewel in de toelichting wordt onderkend dat het wettelijk versterken van de positie van cliëntenraden niet automatisch leidt tot effectieve medezeggenschap (zie noot 13) legt het voorstel zelf eenzijdig de nadruk op het uitbreiden en aanscherpen van wettelijke bevoegdheden van cliëntenraden. Nu in de praktijk is gebleken dat effectieve medezeggenschap met de huidige bevoegdheden op veel plaatsen moeizaam van de grond komt en functioneert, valt niet in te zien dat uitbreiding van die bevoegdheden het passende antwoord is om, daar waar de medezeggenschap gebrekkig functioneert, deze effectief te maken.Het al dan niet bestaan van formele bevoegdheden als zodanig is immers niet doorslaggevend voor de vraag of effectieve medezeggenschap ontstaat. Dit knelt temeer nu in het voorstel de reikwijdte van de medezeggenschapsregels wordt vergroot (zie onder punt 3).Bij het voorgaande speelt een rol dat de invloed van cliëntenraden in de praktijk vaak beperkt is en dat in veel instellingen een cultuurverandering noodzakelijk is, wil medezeggenschap effectief kunnen functioneren. De toelichting vermeldt een aantal initiatieven vanuit de zorgbrede governance code die zijn of worden ondernomen om aan die cultuurverandering bij te dragen. (zie noot 14) Deze min of meer formele maatregelen als zodanig brengen nog geen cultuurverandering tot stand. Daar is meer voor nodig. De toelichting besteedt hieraan nauwelijks aandacht terwijl in het tot stand brengen van een cultuurverandering een wezenlijker bijdrage ligt opgesloten dan in de aanscherping en uitbreiding van wettelijke bevoegdheden.De Afdeling merkt bovendien op dat het voorstel het risico meebrengt dat een effectieve medezeggenschap en samenwerking tussen het bestuur en de cliëntenraad, alsmede de beoogde cultuurveranderingen, frustreert, zelfs in instellingen waarin de medezeggenschap thans naar tevredenheid functioneert.Zij wijst in dit verband op het volgende. De uitbreiding en aanscherping van bevoegdheden zoals het toekennen van het enquêterecht en het vervangen van het verzwaard adviesrecht door een instemmingsrecht met een zwaarder toetsingscriterium leiden ertoe dat hogere professionele eisen aan cliëntenraden worden gesteld. De zoektocht naar geschikte cliënten om te participeren in deze raden zal daardoor lastiger worden en het knelpunt van representativiteit zal zich wellicht nog sterker doen gevoelen. Eveneens vergroot de versterking van de formele positie van de cliëntenraad het risico dat in het overleg tussen bestuurders en cliëntenraden partijen sneller tegenover elkaar komen te staan. Daar waar cliëntenraden wel gebruik (gaan) maken van hun formele rechten kunnen bevoegdheden als het enquêterecht en de instemmingsrechten met een verzwaard toetsingscriterium er immers gemakkelijk voor zorgen dat het overleg en de samenwerking tussen het bestuur van een instelling en een cliëntenraad formaliseert en juridiseert.In het licht van het vorenstaande komt de Afdeling tot de conclusie dat niet duidelijk is in hoeverre de gekozen benadering om de formele bevoegdheden van cliëntenraden uit te breiden en aan te scherpen werkelijk zal bijdragen aan het bereiken van effectieve medezeggenschap in zorginstellingen. Daarenboven wijst zij op het risico dat het voorstel een effectieve medezeggenschap en samenwerking tussen het bestuur en de cliëntenraad, alsmede de beoogde cultuurveranderingen, frustreert.De Afdeling adviseert in het licht hiervan vooralsnog in te zetten op het wegnemen van bestaande knelpunten in het functioneren van cliëntenraden. Zij adviseert af te zien van de uitbreiding en aanscherping van bevoegdheden van cliëntenraden zolang de cultuur binnen instellingen op teveel plekken nog in de weg staat aan een effectieve uitoefening daarvan. 3. Reikwijdte en differentiatie medezeggenschapsregelsMet het voorstel wordt de reikwijdte van de medezeggenschapsregels aangepast. Door de aansluiting bij de Wkkgz, krijgen deze regels een ruimere reikwijdte en gaan zij over de volle breedte van de zorg gelden. In de toelichting wordt ingegaan op het eerdere wetsvoorstel voor de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz), (zie noot 15) waarin de reikwijdte was beperkt tot zorgaanbieders die zorg boden als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en tot zorgaanbieders die buiten het terrein van de care zorg met verblijf boden. Een en ander ongeacht de wijze van bekostiging, privaat of publiek. (zie noot 16) In het huidige voorstel is de koppeling aan verblijf weer losgelaten en wordt zorg met verblijf onder de reikwijdte van de medezeggenschap gebracht, omdat veel partijen hebben gesteld dat ook bij bijvoorbeeld gezondheidscentra behoefte bestaat aan medezeggenschap. (zie noot 17)De Afdeling begrijpt de wens om effectieve inspraak en medezeggenschap van cliënten over de gehele breedte van de zorg van de grond te krijgen. In instellingen dient naast aandacht en ruimte voor de wensen en behoeften van de individuele cliënt in de individuele behandelrelatie ook plaats te zijn voor collectieve medezeggenschap. De Afdeling maakt daarbij evenwel opmerkingen over de noodzaak van een gedifferentieerde invulling van medezeggenschap en, mede gelet op de decentralisatie van zorgtaken, op de wijze waarop het voorstel de reikwijdte van de medezeggenschapsregels bepaalt.a. Differentiatie medezeggenschapsregels naar aard zorgrelatieOnderzoek naar medezeggenschap in de zorgpraktijk wijst erop dat vanwege de grote verschillen in relaties tussen cliënt en zorginstelling de collectieve medezeggenschap gebaat is bij ruimte voor een gevarieerde invulling. Afhankelijk van de vorm van verleende zorg en de categorie instelling kunnen in de praktijk vormen van zowel formele en informele medezeggenschap een belangrijke rol spelen. (zie noot 18) Dat impliceert dat bij het vormgeven van medezeggenschap nagedacht moet worden over de vraag op welke wijze collectieve medezeggenschap (formeel en informeel) toegevoegde waarde heeft voor een bepaalde categorie van zorg of type instelling. Tal van factoren spelen daarbij een rol: is sprake van eerste- of tweedelijnszorg, een kort of langer behandeltraject, intra- of extramurale zorg, curatieve zorg of langdurige zorg, grote of kleinere zorginstelling, het bestaan van korte of lange lijnen tussen behandelaar en cliënt etc. Zo blijken bijvoorbeeld cliënten in de langdurige zorg met name geïnteresseerd in de invloed op de directe leefomgeving en kwaliteit van leven, terwijl in de curatieve zorg vooral de kwaliteit van zorg van belang geacht wordt. (zie noot 19) Uit de analyse in het rapport van iBMG komt naar voren dat het van belang is dat wetgeving niet teveel dichttimmert en inzet op vormvereisten. (zie noot 20) Verdere formalisering moet - mede gelet op de variëteit van medezeggenschap in zorginstellingen - dan ook worden vermeden, omdat daardoor het cliëntenperspectief juist naar de achtergrond zou verdwijnen. (zie noot 21)De toelichting onderkent dat er niet één best practice is voor het vormgeven van medezeggenschap in zorginstellingen (zie noot 22) en dat een verschil in relaties tussen instelling en cliënt gevolgen moet hebben voor de (formele) medezeggenschap. (zie noot 23) Toch kiest het voorstel er niet voor om concrete vormen van zorg of categorieën van instellingen aan te wijzen waarvoor de regels inzake medezeggenschap minder geschikt zijn en derhalve niet of niet in volle omvang gelden. Daarbij leidt het voorstel er tevens toe dat, zoals hiervoor reeds aan de orde is gesteld, de medezeggenschapsregels door de aansluiting bij de Wkkgz een ruimere reikwijdte krijgen en over de volle breedte van de zorg gaan gelden. De enige afbakening van de reikwijdte is dat de medezeggenschapsregels niet verplicht van kracht zijn voor instellingen waar minder dan elf personen zorg verlenen. Ook wordt maar beperkt differentiatie aangebracht in de wijze waarop medezeggenschap geregeld wordt voor verschillende vormen van zorg of categorieën van instellingen. Slechts de duur van het verblijf in een instelling wordt door het voorstel erkend als een factor die van belang is voor het formuleren van specifieke medezeggenschapsrechten. (zie noot 24) Hiermee wordt de formele medezeggenschap over de volle breedte van de zorg versterkt ongeacht de aard van de zorgrelatie, de vorm van verleende zorg en de categorie zorginstelling. Dat brengt onder meer met zich dat iedere cliëntenraad, ook die van een kleinere instelling, beschikt over ingrijpende bevoegdheden als een enquêterecht en instemmingsrechten met een strikt toetsingscriterium. Gegeven de hiervoor genoemde verschillen tussen instellingen, vormen van zorg en variaties in de relatie tussen zorginstelling en cliënt, is de gekozen benadering om formele bevoegdheden van cliëntenraden uit te breiden en aan te scherpen zonder daarbij voldoende rekening te houden met die verschillen, te grofmazig.In het licht van het vorenstaande adviseert de Afdeling de gemaakte keuze om de voorgestelde medezeggenschapsregels vrijwel ongedifferentieerd van toepassing te verklaren op alle vormen van zorg en categorieën van instellingen nader te overwegen. Zij adviseert om de voor de vormgeving van (effectieve) medezeggenschap relevante verschillen tussen instellingen, vormen van zorg en zorgrelaties, beter tot uitdrukking te brengen in het voorstel.b. Reikwijdte voorstelUit de artikelsgewijze toelichting blijkt dat het niet de bedoeling is, dat het voorstel zich ook uitstrekt tot aanbieders van zorg op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Deze keuze is op zichzelf begrijpelijk nu de Wmo 2015 een eigen stelsel van medezeggenschap kent. (zie noot 25)Door bij de afbakening van de reikwijdte van het voorliggende voorstel aansluiting te zoeken bij de Wkkgz wordt dit echter niet bereikt, nu de regels van het voorstel onder omstandigheden ook van toepassing zullen zijn op zorgaanbieders in de Wmo 2015. (zie noot 26)Voorts wijst de Afdeling erop, dat zorgverleners die niet alleen zorg verlenen in het kader van de Wmo 2015, maar ook bijvoorbeeld in het kader van de Jeugdwet, zowel met de medezeggenschapsregels in het kader van de Wmo 2015 als met de regels op grond van het voorstel te maken krijgen. Om bovengenoemde redenen is de afbakening niet geschikt om te bewerkstelligen dat een zorgverlener slechts met één stelsel van medezeggenschap te maken krijgt.Onverminderd hetgeen hiervoor onder a is opgemerkt over de noodzaak van differentiatie van medezeggenschapsrechten, is de Afdeling van oordeel dat een nauwkeurige afbakening in het voorstel is vereist. Daarin voorziet het voorstel niet. Zij adviseert het voorstel op dit punt aan te passen.4. HandhavingIn de huidige Wmcz is het aan de betrokken partijen, zorginstellingen en cliënten, om ervoor te zorgen dat een cliëntenraad wordt ingesteld en dat deze overeenkomstig de bepalingen van de Wmcz functioneert. In voorkomend geval kan een cliënt via de kantonrechter instelling van een cliëntenraad afdwingen. Uit de toelichting blijkt dat dit in de praktijk zelden gebeurt, omdat de drempel voor het starten van een dergelijke procedure voor menig cliënt te hoog is. (zie noot 27) Daarom wordt voorgesteld de gang naar de kantonrechter te vervangen door publiek toezicht door de IGZ, die sneller en daadkrachtiger kan optreden. De toelichting vermeldt dat indien de IGZ constateert dat bij een instelling in strijd met de wet geen cliëntenraad actief is, zij hierover met de instelling het gesprek kan aangaan en in het uiterste geval handhavend kan ingrijpen door middel van een last onder bestuursdwang of dwangsom.De Afdeling begrijpt de voorgestelde benadering, maar wijst erop dat het niet instellen van een cliëntenraad niet alleen het gevolg kan zijn van onvoldoende inspanning van de zorginstelling, maar kan ook het gevolg zijn van het feit dat er onvoldoende interesse of behoefte aan participatie door cliënten. Met dit aspect zou bij de handhaving door de IGZ naar het oordeel van de Afdeling rekening gehouden moeten worden. Handhavend optreden door de IGZ ligt niet voor de hand indien door de zorginstelling voldoende inspanningen zijn gepleegd om een cliëntenraad in te stellen.De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op het vorenstaande en de rol van de IGZ in dezen te verduidelijken.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit diergezondheidsheffing in verband met de vaststelling van de tarieven voor 2021.

[Gepubliceerd: 2020-10-23] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001521, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergezondheidsheffing in verband met de vaststelling van de tarieven voor 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken.

[Gepubliceerd: 2020-10-23] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2020, no.2020001202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de zelfgecreëerde zeggenschap van de Tweede Kamer en het uitsluiten daarbij van de Eerste Kamer, vanuit wetstechnisch en staatsrechtelijk oogpunt.

[Gepubliceerd: 2020-10-22] Bij brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 13 oktober 2020 heeft de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over de zelfgecreëerde zeggenschap van de Tweede Kamer en het uitsluiten daarbij van een deel van het parlement, te weten de Eerste Kamer, vanuit wetstechnisch en staatsrechtelijk oogpunt.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit ex artikel 85 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, het Besluit ex artikel 110 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit ex artikel 983 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

[Gepubliceerd: 2020-10-21] Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2020, no.2020001161, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ex artikel 85 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, het Besluit ex artikel 110 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit ex artikel 983 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verlenging tijdelijk besluit afwijkende examinering mbo voor keuzedelen vanwege covid-19.

[Gepubliceerd: 2020-10-21] Bij Kabinetsmissive van 28 september 2020, no.2020002007, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vanwege een afwijkende examinering voor de keuzedelen in verband met de uitbraak van COVID-19 voor mbo-studenten die voor 1 augustus 2021 hun diploma behalen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de bijlage bij het Uitvoeringbesluit Ambtenarenwet 2017 in verband met de toevoeging en wijziging van eed- en belofteformulieren en herstel van een omissie.

[Gepubliceerd: 2020-10-20] Bij Kabinetsmissive van 10 september 2020, no.2020001847, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage bij het Uitvoeringbesluit Ambtenarenwet 2017 in verband met de toevoeging en wijziging van eed- en belofteformulieren en herstel van een omissie, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit vaststelling decentralisatie-en integratie- uitkeringen 2017.

[Gepubliceerd: 2020-10-19] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001420, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de decentralisatie- en integratie-uitkeringen aan de gemeenten en provincies voor het uitkeringsjaar 2017 alsmede wijziging van het Besluit vaststelling decentralisatie- en integratie-uitkeringen 2015 en het Besluit vaststelling decentralisatie- en integratie-uitkeringen 2016 (Besluit vaststelling decentralisatie-en integratie-uitkeringen 2017), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken.

[Gepubliceerd: 2020-10-16] Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2020, no.2020001167, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van de bevoegdheid om biometrische kenmerken van vreemdelingen af te nemen en te verwerken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal onderwijswetten (vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs).

[Gepubliceerd: 2020-10-16] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001525, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (vereenvoudiging bekostiging po), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs.

[Gepubliceerd: 2020-10-16] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001526, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Loodsplichtbesluit 2021.

[Gepubliceerd: 2020-10-14] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2020, no.2020000670, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels in verband met verdere flexibilisering van de loodsplicht (Loodsplichtbesluit 2021), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen.

[Gepubliceerd: 2020-10-14] Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2020, no.2020000415, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang 2021.

[Gepubliceerd: 2020-10-13] Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2020, no.2020001378, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang 2021, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering).

[Gepubliceerd: 2020-10-13] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001516, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Nijboer (Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten).

[Gepubliceerd: 2020-10-13] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 juni 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Nijboer tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de invoering van een verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars.

[Gepubliceerd: 2020-10-12] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de invoering van een verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet kinderopvang.

[Gepubliceerd: 2020-10-12] Bij Kabinetsmissive van 10 april 2020, no.2020000745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

[Gepubliceerd: 2020-10-12] Bij Kabinetsmissive van 10 april 2020, no.2020000752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende enkele regels betreffende een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen (Besluit Regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Snels (Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting).

[Gepubliceerd: 2020-10-09] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 juli 2020 heeft de Tweede kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Snels tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965 en enige andere belastingwetten in verband met de invoering van een conditionele eindafrekening (Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting), met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in de invoering van een zogenoemde conditionele eindafrekening (exit-heffing) in de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965). Die houdt in dat heffing van dividendbelasting zeker wordt gesteld als (latente) winstreserves als gevolg van een grensoverschrijdende reorganisatie overgaan naar een andere (kwalificerende) staat. Het voorstel betekent een ingrijpende stelselwijziging van de Wet DB 1965. Bij de dividendbelasting worden namelijk winstuitkeringen op het moment van uitkering bij de aandeelhouders belast. In het voorstel wordt echter de - niet-uitgekeerde - winst bij de vennootschap belast.De Afdeling advisering van de Raad van State is zich bewust van het maatschappelijke en politieke debat over de belastingheffing van multinationals. Het staat de wetgever natuurlijk vrij de wetgeving terzake te wijzigen, maar ook dan moet wetgeving wel voldoen aan beginselen zoals zorgvuldigheid en rechtszekerheid, en mag deze niet in strijd zijn met hogere regels als verdragen of het Unierecht. De Afdeling komt tot de conclusie dat de ingrijpende stelselwijziging van de dividendbelasting die de initiatiefnemer voorstelt hieraan niet voldoet. De kans dat het voorstel juridisch niet houdbaar zal blijken te zijn is zodanig aanzienlijk dat zij invoering van deze exit-heffing niet verantwoord acht.In het voorstel is bepaald dat de exit-heffing met terugwerkende kracht vanaf 10 juli 2020 van toepassing is. Dit betekent dat grensoverschrijdende reorganisaties die op dat moment al in beweging zijn gezet, door het voorstel worden geraakt. Ook als die zetelverplaatsing niet is ingegeven door de wens om belasting te ontgaan, maar uit zakelijke plaatsvindt. De Afdeling acht het niet gerechtvaardigd dat zulke reorganisaties met een zakelijk karakter, waarbij dus geen sprake is van het ontgaan van dividendbelasting, ook door de terugwerkende kracht van de regeling worden getroffen.In verband hiermee kan over het initiatiefwetsvoorstel niet positief worden geadviseerd.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/789 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019.

[Gepubliceerd: 2020-10-09] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2020, no.2020001203, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/789 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogrammas en tot wijziging van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (Implementatiewet Richtlijn online omroepdiensten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Verzamelwet Brexit.

[Gepubliceerd: 2020-10-09] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2020, no.2020001921, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Verzamelwet Brexit in verband met aanpassing van de termijn waarbinnen regelgevende bevoegdheden ten behoeve van overgangssituaties gelden alsmede wijziging van enkele andere wetten in verband met de Brexit, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet van het lid Snels (Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting).

[Gepubliceerd: 2020-10-09] Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 september 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging van het voorstel van wet van het lid Snels tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965 en enkele andere belastingwetten in verband met de invoering van een conditionele eindafrekening bij grensoverschrijdende zetelverplaatsing, fusie en splitsing (Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Emmen (onteigeningsplan Reconstructie N391 aansluiting Emmerweg (Emmerschans)).

[Gepubliceerd: 2020-10-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 9 juni 2020, no.RWS-2020/32438, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Emmen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Reconstructie N391 aansluiting Emmerweg (Emmerschans)).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van de uitvoering van het inpassingsplan N831 Velddriel - Alemse Stoep in de gemeente Maasdriel.

[Gepubliceerd: 2020-10-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 28 mei 2020, no.RWS-2020/31112, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Maasdriel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan N831 Velddriel - Alemse Stoep).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs, houdende de uitbreiding van de experimenten leeruitkomsten en flexstuderen.

[Gepubliceerd: 2020-10-08] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001395, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs, houdende de uitbreiding van de experimenten leeruitkomsten en flexstuderen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Barendrecht (onteigeningsplan Zuidpolder fase 2.1).

[Gepubliceerd: 2020-10-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 9 juni 2020, no.RWS-2020/32427, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Barendrecht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Zuidpolder fase 2.1).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag.

[Gepubliceerd: 2020-10-08] Bij Kabinetsmissive van 14 april 2020, no.2020000765, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de omvorming van de salderingsregeling voor kleinverbruikers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten.

[Gepubliceerd: 2020-10-07] Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2020, no.2020001563, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek om voorlichting betreffende de procedure benoeming van bestuurders in de rechtspraak.

[Gepubliceerd: 2020-10-07] Bij brief van 24 februari 2020 heeft de Minister voor Rechtsbescherming op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over mogelijke kwetsbaarheden in de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) met betrekking tot de benoeming, herbenoeming, schorsing en/of het ontslag van leden van de Raad voor de rechtspraak en het gerechtsbestuur.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de bepaling van de stemwaarde van de leden van het kiescollege voor de Eerste Kamer.

[Gepubliceerd: 2020-10-06] Bij brief van 11 juni 2020 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de bepaling van de stemwaarde van de leden van het kiescollege voor de Eerste Kamer.Provincie AProvincie BStem waardeTotaal aantal stem-men%Stem waardeTotaal aantal stem-men%Alle inwoners10010.0005010010.00050Nederlanders808.00053707.00047Kiesgerechtigden606.0005352,55.25047Opgekomen kiezers303.0004931,53.15051In NederlandBuiten NederlandStem waardeTotaal aantal stemmen%Stem waardeTotaal aantal stemmen%Alle inwoners294173.0790,223.900.00078.000.00099,77Nederlanders**95,64008.0004,4Kiesgerechtigden**96,43206.4003,6Opgekomen kiezers**99,7306000,3In NederlandBuiten NederlandStem waardeTotaal aantal stemmen%Stem waardeTotaal aantal stemmen%Alle inwoners294173.0790,223.900.00078.000.00099,77Nederlanders275162.00095,34008.0004,7Kiesgerechtigden220129.60095,33206.4004,7Opgekomen kiezers12472.78399,2306000,8
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit onderstand BES in verband met diverse verbeteringen ten aanzien van de AOV-toeslag, het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en diverse andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2020-10-06] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2020, no.2020001310, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit onderstand BES in verband met diverse verbeteringen ten aanzien van de AOV-toeslag, het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en diverse andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen.

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2020, no.2020001667, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen), met toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Klaver en Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming (Wet duurzame stikstof).

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 april 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Klaver en Bromet tot wijziging van de Wet natuurbescherming in verband met het treffen van maatregelen betreffende stikstofemissie en het opnemen van een grondslag voor subsidieverlening voor veestapelreductie en natuurversterking (Wet duurzame aanpak stikstof), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ploumen, Özütok, Jasper van Dijk en Van Brenk over gelijke beloning van vrouwen en mannen.

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 maart 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ploumen, Özütok, Jasper van Dijk en Van Brenk tot wijziging van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen in verband met de invoering van een certificaat als bewijs dat vrouwen en mannen gelijk loon ontvangen voor arbeid van gelijke waarde (Wet gelijke beloning van vrouwen en mannen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet verkiezingen covid-19.

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij Kabinetsmissive van 15 september 2020, no.2020001897, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels omtrent verkiezingen in verband met covid-19 (Tijdelijke wet verkiezingen covid-19), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het Belastingplan 2021 - baangerelateerde investeringskorting (BIK).

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij Kabinetsmissive van 22 september 2020, no.2020001665, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het Belastingplan 2021 baangerelateerde investeringskorting, met toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met voorwaardelijke toelating.

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2020, no.2020001278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met voorwaardelijke toelating, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond met betrekking tot het aanwijzen van registratieobjecten (derde tranche).

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2020, no.2020001273, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond met betrekking tot het aanwijzen van registratieobjecten (derde tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021) beperking verliesverrekening.

[Gepubliceerd: 2020-10-05] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2020, no.2020001665, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021) beperking verliesverrekening, met toelichting.VpbIB box 1IB box 2voor 2007- 3 eerdere jaren- 3 eerdere jaren- 3 eerdere jaren2007 - 2015- 1 eerder jaar- 3 eerdere jaren- 1 voorafgaand jaar2015 - 2019- 1 eerder jaar- 3 eerdere jaren- 1 voorafgaand jaar2019 nu- 1 eerder jaar- 3 eerdere jaren- 1 voorafgaand jaar
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van enkele besluiten in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie-efficiëntie.

[Gepubliceerd: 2020-10-02] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2020, no.2020001309, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele besluiten in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie-efficiëntie, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet.

[Gepubliceerd: 2020-10-01] Bij Kabinetsmissive van 28 april 2020, no.2020000892, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming 2015.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2020, no.2020001260, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende enkele wijzigingen van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming 2015, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met het aanpassen van de verdeling van het macrobudget 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2020, no.2020001918, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met het aanpassen van de verdeling van het macrobudget 2021 vanwege de verwachte effecten van COVID-19 op de uitgaven aan bijstand, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van een aantal Warenwetbesluiten in verband met de uitvoering van enkele Europese verordeningen en enkele technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001555, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal Warenwetbesluiten in verband met de uitvoering van enkele Europese verordeningen en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.202001517, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak ter formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 2018 - 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Haarlemmermeer (onteigeningsplan "Groene As").

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 22 mei 2020, no.RWS-2020/30523, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Haarlemmermeer krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan "Groene As").
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met de vaststelling van de reikwijdte van de verplichting tot het aanbieden van de overstapdienst bij het overstappen van telecomaanbieder.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2020, no.2020001387, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met de vaststelling van de reikwijdte van de verplichting tot het aanbieden van de overstapdienst bij het overstappen van telecomaanbieder, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met de derde evaluatie.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2020, no.2020001146, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met de derde evaluatie van die wet alsmede enkele wijzigingen van technische aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit klachtadviescommissie raad voor de kinderbescherming.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2020, no.2020001261, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de behandeling van klachten over de raad voor de kinderbescherming door een klachtenadviescommissie (Besluit klachtenadviescommissie raad voor de kinderbescherming), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers teneinde het mogelijk te maken de duur van de overbruggingsregeling nogmaals te verlengen.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 11 september 2020, no.2020-0000122391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers teneinde het mogelijk te maken de duur van de overbruggingsregeling nogmaals te verlengen, in verband met het invoeren van een vermogenstoets en het aanbrengen van enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente.

[Gepubliceerd: 2020-09-30] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met het toevoegen van een maatstaf voor de berekening van de specifieke uitkering voor de regionale meld- en coördinatiefunctie en het regionaal programma.

[Gepubliceerd: 2020-09-29] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001524, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met het toevoegen van een maatstaf voor de berekening van de specifieke uitkering voor de regionale meld- en coördinatiefunctie en het regionaal programma, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie.

[Gepubliceerd: 2020-09-28] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001556, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitwerking van hoofdstuk 14a van de Telecommunicatiewet (Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Bouwbesluit 2012 en andere besluiten in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.

[Gepubliceerd: 2020-09-25] Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2020, no.2020001163, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verklaring van bepaalde Europese Regeringen inzake de exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez vanaf het Ruimtecentrum in Guyana; Parijs, 4 december 2017 (Trb. 2020, 29 en Trb. 2020, 45).

[Gepubliceerd: 2020-09-24] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no. 2020001542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de verklaring van bepaalde Europese Regeringen inzake de exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez vanaf het Ruimtecentrum in Guyana; Parijs, 4 december 2017 (Trb. 2020, 29 en Trb. 2020, 45), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; s-Gravenhage, 6 december 2019 (Trb. 2020, 44).

[Gepubliceerd: 2020-09-24] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2020, no.2020001211, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de verdrag tot wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; s-Gravenhage, 6 december 2019 (Trb. 2020, 44), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming in verband met de invoering van een elektronisch vervangend briefstembewijs.

[Gepubliceerd: 2020-09-23] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001519, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming in verband met de invoering van een elektronisch vervangend briefstembewijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende de regulering van cybriden en chimaeren.

[Gepubliceerd: 2020-09-23] Bij brief van 22 juli 2019 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreffende de regulering van cybriden en chimaeren.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit stimulering van aanvullende maatregelen ter vermindering van broeikasgas.

[Gepubliceerd: 2020-09-22] Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2020, no.2020000345, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie in verband met de stimulering van aanvullende maatregelen ter vermindering van broeikasgas, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Variawet hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2020-09-21] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2020, no.2020000671, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten.

[Gepubliceerd: 2020-09-21] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2020, no.2019002736, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 in verband met de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten ter implementatie van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering (Wet handhaving kraakverbod).

[Gepubliceerd: 2020-09-18] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 oktober 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure voor de beoordeling van de rechtmatige binnentreding van een woning of lokaal met als doel het verwijderen van personen alsmede voorwerpen die daar worden aangetroffen (Wet handhaving kraakverbod), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma.

[Gepubliceerd: 2020-09-17] Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2020, no.2020001234, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-16] Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2020, no.2020001342, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2021, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De waarnemend vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 3 september 2020Van de gelegenheid is gebruik gemaakt twee wijzigingen aan te brengen in de nota van toelichting: de datum van het vervolgadvies van het Zorginstituut Nederland over gesuperviseerde oefentherapie bij COPD is toegevoegd en voor de Wet ambulancezorgvoorzieningen is een verwijzing naar de publicatie in het Staatsblad opgenomen.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister voor Medische Zorg,
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie.

[Gepubliceerd: 2020-09-16] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001125, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie in verband met enkele aanpassingen betreffende de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling.

[Gepubliceerd: 2020-09-16] Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2020, no.2020001185, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met het voorkomen van langdurig uitstel van verliesneming ingevolge de liquidatie- en stakingsverliesregeling en het inperken van de reikwijdte van deze regelingen (Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling), met memorie van toelichting.Door de deelnemingsvrijstelling blijven voor- en nadelen uit een deelneming buiten aanmerking bij het bepalen van de winst voor de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling maakt hierop een uitzondering: verlies van een binnenlandse of buitenlandse deelneming dat tot uitdrukking komt nadat de deelneming is ontbonden komt tot maximaal het voor die deelneming opgeofferde bedrag wel ten laste van de Nederlandse winst. (zie noot 1) Voor vaste inrichtingen geldt met de stakingsverliesregeling een vergelijkbare uitzondering op de objectvrijstelling voor buitenlandse (positieve en negatieve) ondernemingswinsten.In de huidige regeling wordt het liquidatieverlies in aanmerking genomen op het tijdstip waarop de vereffening van de deelneming is voltooid. Het stakingsverlies komt in aftrek op het tijdstip waarop de belastingplichtige ophoudt winst te genieten uit de staat waarin de vaste inrichting werd uitgeoefend (hierna: staat van de vaste inrichting). Voor beide regelingen is geen maximum gesteld aan de omvang van het in aanmerking te nemen verlies.Het wetsvoorstel beperkt de reikwijdte van de liquidatie- en stakingsverliesregeling op twee punten.De eerste beperking is gelegen in de voorgestelde temporele voorwaarde. Het doel van die voorwaarde is het beperken van de mogelijkheid om te plannen in welk jaar het verlies ten laste van de Nederlandse winst komt. Wanneer de vereffening van de deelneming niet binnen een bepaalde periode plaatsvindt of de belastingplichtige niet binnen een bepaalde periode ophoudt winst uit de staat van de vaste inrichting te genieten, mag het liquidatieverlies respectievelijk het stakingsverlies niet meer in aanmerking worden genomen. Voor deze periode wordt aangesloten bij drie kalenderjaren. De bij de temporele voorwaarde voorgestelde tegenbewijsregeling maakt het mogelijk dat het verlies toch na deze periode ten laste van de winst komt. Daarvoor moet de belastingplichtige doen blijken dat het niet voldoen aan de temporele voorwaarde niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.De tweede beperking ziet op de omvang van het in aanmerking te nemen liquidatie- en stakingsverlies. In het voorstel bedraagt het liquidatieverlies in beginsel maximaal 5 miljoen per deelneming. Om een hoger bedrag aan liquidatieverlies in aanmerking te kunnen nemen, moet zijn voldaan aan zowel de voorgestelde kwantitatieve als de voorgestelde territoriale voorwaarde. De kwantitatieve voorwaarde houdt in dat de belastingplichtige gedurende een bepaalde periode voorafgaand aan de liquidatie een belang had in de deelneming waarmee zodanige invloed op de besluiten van die deelneming kon worden uitgeoefend dat de activiteiten van die deelneming konden worden bepaald (kwalificerend belang). De territoriale voorwaarde houdt in dat de deelneming was gevestigd in Nederland, in een andere lidstaat van de Europese Unie (EU), in de Europese Economische Ruimte (EER) of in een staat waarmee de EU een specifieke associatieovereenkomst heeft gesloten. In het voorstel wordt het stakingsverlies in beginsel gemaximeerd op 5 miljoen per staat.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de aanvang van de termijn van drie kalenderjaren van de temporele voorwaarde, de tegenbewijsregeling bij de temporele voorwaarde, het kwalificerend belang van de kwantitatieve voorwaarde en de materieel terugwerkende kracht van de kwantitatieve en territoriale voorwaarde. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Korte achtergrond en actualiteitDe regering heeft op Prinsjesdag 2019 aangekondigd de liquidatie- en stakingsverliesregeling te beperken langs de lijnen van het voorstel van de Tweede Kamerleden Snels (GroenLinks), Leijten (SP) en Nijboer (PvdA). (zie noot 2) Met dit wetsvoorstel wordt daaraan uitvoering gegeven. Het voorstel stelt beperkingen aan de reikwijdte van deze regelingen, waardoor de mogelijkheid om verlies te verrekenen wordt beperkt. Het voorstel komt op het moment dat de OESO bericht dat de COVID-19 pandemie "has triggered the most severe economic recession in nearly a century". (zie noot 3) De coronacrisis zal naar verwachting wereldwijd leiden tot meer verliezen en meer liquidaties en stakingen. Mogelijk krijgen meer belastingplichtigen dan eerder gedacht op korte termijn te maken met de aanscherpingen uit het wetsvoorstel. Het is daarom, nog meer dan anders het geval is, van belang dat voor belastingplichtigen duidelijk is hoe die aanscherpingen precies uitwerken.2. Temporele voorwaardea. Aanvang van de driejaarstermijnDoor de voorgestelde temporele voorwaarde wordt een liquidatieverlies in beginsel alleen in aanmerking genomen indien de liquidatie plaatsvindt binnen een termijn van drie kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt, dan wel daartoe is besloten. (zie noot 4) Het stakingsverlies wordt alleen in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ophoudt winst uit de staat van de vaste inrichting te genieten uiterlijk in het derde kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de activiteiten in die staat geheel of nagenoeg geheel zijn gestaakt, dan wel daartoe is besloten. (zie noot 5)Het moment waarop de termijn van drie kalenderjaren begint te lopen is daarmee van groot belang voor de vraag of een liquidatie- of een stakingsverlies in aanmerking kan worden genomen. Indien de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt in een ander kalenderjaar dan waarin daartoe is besloten, is voor de liquidatieverliesregeling niet duidelijk wanneer die termijn aanvangt. Eenzelfde onduidelijkheid over de aanvang van de termijn geldt ook voor de stakingsverliesregeling. De woorden "dan wel" in de wettekst en "of" (zie noot 6) in de toelichting geven immers geen rangorde aan.De Afdeling adviseert de wettekst en de toelichting naar aanleiding van het voorgaande te verduidelijken.b. TegenbewijsregelingDe temporele voorwaarde voorkomt dat belastingplichtigen de mogelijkheid hebben om het voltooien van de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam uit te stellen tot het moment waarop het in aanmerking nemen van het liquidatieverlies voor hen fiscaal gezien het meest wenselijk is. (zie noot 7) Voor het geval een liquidatieverlies of een stakingsverlies door de temporele voorwaarde niet in aanmerking kan worden genomen, heeft de belastingplichtige de mogelijkheid om zich te beroepen op een tegenbewijsregeling. Het verlies kan toch in aanmerking worden genomen als de belastingplichtige doet blijken dat het op een later tijdstip voltooien van de vereffening (bij liquidatieverlies) of het op een later tijdstip ophouden winst te genieten uit staat van de vaste inrichting (bij stakingsverlies) niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. (zie noot 8)Volgens de toelichting rust in dat geval op de belastingplichtige een verzwaarde bewijslast om aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval te doen blijken dat op geen enkele wijze fiscale ten grondslag liggen aan de vertraging in de liquidatie. (zie noot 9) In de toelichting staat ook dat dit betekent dat geen enkel fiscaal motief bij de belastingplichtige ten grondslag mag liggen aan de vertraging in de vereffening. (zie noot 10)Deze tegenbewijsregeling is stringent vormgegeven. Gelet op het doel van de temporele voorwaarde, voorkomen dat belastingplichtigen het verlies in aanmerking kunnen nemen op het moment dat het voor hen fiscaal gezien het meest wenselijk is, mag worden verwacht dat voor de tegenbewijsregeling alleen wordt gekeken naar gerichtheid op ontgaan of uitstellen van belastingheffing naar de winst of het inkomen.Het in de voorgestelde wettekst gebruikte woord "belastingheffing" is echter niet gespecificeerd en uit de toelichting wordt ook niet duidelijk welke belastingheffing is bedoeld. Het lijkt daarom te zien op elke vorm van binnenlandse en buitenlandse belastingheffing. Zo lijkt volgens de voorgestelde wettekst en toelichting een belastingplichtige niet te kunnen voldoen aan de tegenbewijsregeling, als sprake is van een vertraging van de vereffening doordat de deelneming in een derde land nog is verwikkeld in een juridische procedure over een lokale belasting (bijvoorbeeld vergelijkbaar met waterschapsbelasting). Er is dan immers sprake van een fiscale overweging die ten grondslag ligt aan de vertraging in de liquidatie.Deze stringente invulling van de tegenbewijsregeling met de algemene term belastingheffing klemt te meer, omdat sprake is van de verzwaarde bewijslast "doet blijken". De keuze voor de verzwaarde bewijslast wordt niet gemotiveerd. Daarnaast wordt niet afdoende toegelicht hoe een belastingplichtige kan doen blijken dat op geen enkele wijze een fiscale overweging aanwezig is en ook geen enkel fiscaal motief.Deze aspecten zijn van belang om het realiteitsgehalte van de tegenbewijsregeling te kunnen beoordelen. De Afdeling adviseert de toelichting naar aanleiding van het voorgaande te verduidelijken en aan te vullen, en zo nodig het voorstel aan te passen.3. Kwantitatieve voorwaarde: kwalificerend belangEen groter liquidatieverlies dan 5 miljoen kan alleen in aanmerking worden genomen als is voldaan aan de kwantitatieve voorwaarde: er moet een kwalificerend belang worden gehouden. Volgens de voorgestelde wettekst is van een kwalificerend belang sprake bij een belang in een lichaam waarmee zodanige invloed op de besluiten van dat lichaam kan worden uitgeoefend dat de activiteiten van dat lichaam kunnen worden bepaald. (zie noot 11) In de toelichting staat dat deze definitie is ontleend aan vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). (zie noot 12) Die vaste rechtspraak wordt niet nader toegelicht.De toelichting merkt terecht op dat of in een concreet geval sprake is van beslissende invloed afhangt van de feiten en omstandigheden van dat geval. Hierop volgt de opmerking dat er zonder bijzondere rechten of overeenkomsten in beginsel sprake is van beslissende invloed indien de belastingplichtige meer dan 50% van de statutaire stemrechten bezit in het ontbonden lichaam. Opmerking verdient dat uit de rechtspraak van het HvJ EU geen absoluut percentage volgt, waarbij die beslissende invloed een gegeven is. Een bezit van meer dan 50% van de statutaire stemrechten is niet per definitie voldoende om te kunnen spreken van beslissende invloed. En aan de andere kant heeft het HvJ EU in een Griekse zaak geoordeeld dat een 25%-belang in een deelneming kan volstaan. (zie noot 13)De Afdeling adviseert de toelichting naar aanleiding van het voorgaande te verduidelijken en aan te vullen.4. Kwantitatieve en territoriale voorwaarde: materieel terugwerkende krachtVolgens het wetsvoorstel gaan de kwantitatieve en de territoriale voorwaarden gelden voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2021. Voor deze voorwaarden is geen overgangsrecht opgenomen. Dat betekent dat sprake is van materieel terugwerkende kracht. Dit kan belastingplichtigen raken met liquidatieverlies of stakingsverlies van meer dan 5 miljoen. Voor het liquidatieverlies gaat het om belastingplichtigen die voor de inwerkintreding van het wetsvoorstel niet voldeden aan de nu voorgestelde kwantitatieve of territoriale voorwaarde en waarbij vóór 1 januari 2021 de onderneming van het ontbonden lichaam geheel of nagenoeg geheel is gestaakt of daartoe is besloten. Als de vereffening van het ontbonden lichaam dan niet is voltooid voor de aanvang van het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2021, kan het deel van het liquidatieverlies boven 5 miljoen hoe dan ook niet in aanmerking worden genomen. Voor het stakingsverlies geldt iets vergelijkbaars met betrekking tot de voorgestelde territoriale voorwaarde.Materieel grijpt deze wetgeving dus in in lopende liquidatietrajecten. Dit kan tot onevenwichtigheden leiden als het door externe omstandigheden of de aard van de onderneming niet mogelijk is om voor de aanvang van dat boekjaar het vermogen vereffend te hebben of opgehouden te hebben winst te genieten uit die andere staat. Dit is ongewenst met het oog op voorspelbare wetgeving en rechtszekerheid.De Afdeling adviseert hier in de toelichting aandacht aan te schenken, en zo nodig het voorstel aan te passen.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0178/III- In artikel I, onderdeel B, onder 1, in het voorgestelde artikel 13d, tweede lid, onderdeel b, aanhef, Wet Vpb 1969 "kalenderjaren" vervangen door "jaren" en voorts "het tijdstip van voltooiing van de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam" vervangen door "de dag waarop de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam is voltooid". De toelichting dient hiermee in overeenstemming te worden gebracht.- In artikel I, onderdeel B, onder 1, in het voorgestelde artikel 13d, tweede lid, onderdeel b, onder 2, Wet Vpb 1969 "het liquidatieverlies" vervangen door "een groter deel van het liquidatieverlies".- In artikel I, onderdeel E "tweede, derde" schrappen of toelichten waarom voor het voorgestelde artikel 13d, tweede en derde lid, Wet Vpb 1969 een delegatiegrondslag nodig is.Nader rapport (reactie op het advies) van 11 september 20202. Temporele voorwaardea. Aanvang van de driejaarstermijnDe Afdeling adviseert te verduidelijken wanneer de termijn aanvangt indien de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt in een ander kalenderjaar dan het kalenderjaar waarin daartoe is besloten. De aanvangstijdstippen zijn nevengeschikt waardoor het eerste moment leidend is ingeval deze gebeurtenissen plaatsvinden in een ander kalenderjaar. Omdat dit, zoals de Afdeling terecht opmerkt, niet eenduidig uit de wettekst blijkt, zijn de woorden indien dat eerder is toegevoegd. Het desbetreffende onderdeel van de wettekst luidt na deze aanpassing als volgt de onderneming van het ontbonden lichaam geheel of nagenoeg geheel is gestaakt dan wel, indien dat eerder is, daartoe is besloten. Overeenkomstig deze wijziging is ook de memorie van toelichting op dit punt aangevuld. (zie noot 14)b. TegenbewijsregelingDe Afdeling merkt op dat het onduidelijk is op welke belasting de term belastingheffing in de voorgestelde tegenbewijsregeling in de temporele voorwaarde ziet. De temporele voorwaarde heeft tot doel om te voorkomen dat voltooiing van de vereffening kan worden uitgesteld tot het meest gunstige moment voor de belastingplichtige. Dit is bijvoorbeeld het moment waarop de belastingplichtige verwacht in een winstgevende positie te verkeren voor toepassing van de vennootschapsbelasting. Ook kan hierbij worden gedacht aan het moment waarop het risico op verdamping van de te verrekenen verliezen in de vennootschapsbelasting het meest beperkt is. De temporele voorwaarde is dus enkel relevant ter voorkoming van planning met het oog op de positie van de belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting. Ter verduidelijking hiervan, is het begrip belastingheffing in de wettekst vervangen door de heffing van vennootschapsbelasting. Als gevolg hiervan dient de belastingplichtige om te voldoen aan de tegenbewijsregeling in de temporele voorwaarde te doen blijken dat het op een later tijdstip voltooien van de vereffening (in het geval van een liquidatieverlies) of het op een later tijdstip ophouden winst te genieten uit de staat van de vaste inrichting (in het geval van een stakingsverlies) niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting. De toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht. (zie noot 15)3. Kwantitatieve voorwaarde: kwalificerend belangZoals de Afdeling terecht opmerkt, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) zich niet expliciet uitgelaten over de absolute percentages waarbij sprake is van beslissende invloed. In de memorie van toelichting is in dit kader benadrukt dat de vraag of sprake is van beslissende invloed wordt beantwoord aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Ter illustratie is een versimpeld voorbeeld opgenomen waarin een belastingplichtige meer dan 50% van de statutaire stemrechten bezit, zonder dat daarbij bijzondere rechten of overeenkomsten van toepassing zijn. Hieruit volgt dat in beginsel sprake is van beslissende invloed. Het voorbeeld verduidelijkt de uitleg van de bepaling in die situatie, terwijl gelijktijdig wordt opgemerkt dat een uiteindelijke toets in het individuele geval zal afhangen van de concrete feiten en omstandigheden. Daarbij is de invulling van wanneer sprake is van beslissende invloed - uiteindelijk - aan het HvJ EU. Om die reden is afgezien van een verdere toelichting op de toepassing van het begrip kwalificerend belang.4. Kwantitatieve en territoriale voorwaarde: materieel terugwerkende krachtIn overeenstemming met het (concept-)initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Snels (GroenLinks), Leijten (SP) en Nijboer (PvdA) (zie noot 16) is geen overgangsrecht opgenomen met betrekking tot de kwantitatieve en de territoriale voorwaarde. Het kabinet wil met de introductie van deze voorwaarden de belastingheffing over winsten van multinationals evenwichtiger maken. Dit verhoudt zich niet met een ruimhartige overgangsregeling ingeval het liquidatie- of stakingstraject in het verleden is aangevangen. Derhalve is ervoor gekozen om met betrekking tot deze voorwaarden zonder uitzondering aan te sluiten bij het toetsmoment voor het in aftrek brengen van een liquidatie- of stakingsverlies dat reeds geldt voor de huidige liquidatie- en stakingsverliesregeling. Dit is voor toepassing van de liquidatieverliesregeling het tijdstip waarop de vereffening is voltooid en voor toepassing van de stakingsverliesregeling het moment waarop de belastingplichtige ophoudt winst uit de andere staat te genieten. In aanvulling hierop kan nog worden opgemerkt dat de voorgestelde voorwaarden reeds op Prinsjesdag 2019 door het kabinet zijn aangekondigd. (zie noot 17) Dit betekent dat belastingplichtigen een ruime periode voor de daadwerkelijke inwerkingtreding hebben om te anticiperen op de voorgestelde voorwaarden. Bovenstaande is naar aanleiding van het advies van de Afdeling nader toegelicht in de memorie van toelichting. (zie noot 18)5. Redactionele opmerkingenAan de redactionele kanttekeningen van de Afdeling met betrekking tot het wetsvoorstel is waar mogelijk gevolg gegeven.6. Overige wijzigingenVan de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal redactionele wijzigingen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen. Tevens is de tabel met budgettaire effecten van de maatregel die is opgenomen in het algemeen deel van de memorie van toelichting aangepast naar aanleiding van een verfijning in de berekeningen en recente economische ontwikkelingen. Daarnaast is in de memorie van toelichting ingegaan op de eventuele samenloop tussen de toetsperiode uit het voorgestelde tweede lid, onderdeel b, aanhef en onder 1 van artikel 13d Wet Vpb 1969 enerzijds en de fiscale eenheidsregeling en fusie of splitsing anderzijds. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de memorie van toelichting meer uitgebreid in te gaan op de vraag wanneer sprake is van nagenoeg gehele staking voor toepassing van de temporele voorwaarde. In verband met deze verduidelijking zijn de eerder opgenomen delegatiegrondslagen in de voorgestelde wettekst met betrekking tot nagenoeg gehele staking verwijderd. Tot slot is aan artikel 13e Wet Vpb 1969 (dat ziet op de voortzetting van de onderneming van een geliquideerd lichaam door het concern) een toevoeging gedaan om te bewerkstelligen dat de nieuwe voorwaarden ook op de juiste wijze uitwerken bij toepassing van deze specifieke bepaling.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Staatssecretaris van Financiën
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (II)A voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001653, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 14 september 2020IB. Beantwoording blanco adviesBlijkens het bijgaande advies kan de Afdeling advisering van de Raad van State zich verenigen met bovenvermelde begroting.II. Nadere wijzigingenInmiddels is het noodzakelijk gebleken in bovenvermelde begroting een aantal wijzigingen/aanpassingen aan te brengen.1. Verwerking CPB cijfers (MEV 2021)De aanpassingen betreffen de verwerking van de definitieve cijfers van het Centraal Planbureau (rapport Macro Economische Verkenning 2021) in artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet, artikel 5 Werkloosheid, artikel 7 Kinderopvang, artikel 10 Tegemoetkoming ouders en artikel 12 Rijksbijdragen.2. Verwerking augustusbesluitvormingDe aanpassingen betreffen de verwerking van de augustusbesluitvorming, waaronder het steun- en herstelpakket, in artikel 1 Arbeidsmarkt, artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet, artikel 5 Werkloosheid, artikel 7 Kinderopvang, artikel 10 Tegemoetkoming ouders, artikel 11 Uitvoering, artikel 96 Apparaat Kerndepartement, artikel 98 Algemeen en artikel 99 Nog onverdeeld.3.Technische aanpassingenDe technische aanpassingen zijn verwerkt in artikel 1 Arbeidsmarkt, artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet, artikel 3 Arbeidsongeschiktheid, artikel 7 Kinderopvang, artikel 11 Uitvoering, artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang, artikel 96 Apparaat Kerndepartement, artikel 98 Algemeen en artikel 99 Nog onverdeeld.De memorie van toelichting is met deze wijzigingen in overeenstemming gebracht.Het totaal van de uitgaven in duizenden euros komt daarmee op 52.493.974 (was 48.020.437). Het totaal van de ontvangsten in duizenden euros komt op 1.837.107 (was 1.824.412).De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verbetering uitvoerbaarheid van toeslagen.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001667, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën (Toeslagen en Douane), mede namens de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst), de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen), met memorie van toelichting.Het voorstel is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2021 samen met de wetsvoorstellen: Belastingplan 2021, Overige fiscale maatregelen 2021, CO2-heffing industrie, Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022, Aanpassing box 3, Differentiatie overdrachtsbelasting en Eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.Met het voorstel wordt in het toeslagenstelsel een aantal praktische aanpassingen doorgevoerd. (zie noot 1) Daartoe wordt de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) gewijzigd. De rode draad van deze wijzigingen is om daarmee de Belastingdienst/Toeslagen beter in staat te stellen meer maatwerk aan toeslaggerechtigden te bieden en de praktische rechtsbescherming te vergroten en zo de menselijke maat in het stelsel te verbeteren. Deze wijzigingen van praktische aard worden ingevoerd vooruitlopend op een aangekondigde fundamentele hervorming van het toeslagenstelsel.De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de ambitie om in de uitvoering van de toeslagwetgeving de menselijke maat terug te brengen en te komen tot meer maatwerk. Volgens de Afdeling moet echter ook de vraag onder ogen worden gezien of de Belastingdienst/Toeslagen over voldoende capaciteit en mogelijkheden beschikt om de voorgestelde maatregelen in de praktijk zonder te grote risicos en problemen uit te voeren, en zonder dat andere taken in het gedrang komen. Voorkomen moet worden dat de problemen bij de Belastingdienst/Toeslagen alleen maar groter worden door de stapeling van eisen die aan de dienst worden gesteld, en dat daarmee ook de kans op teleurstellingen voor belanghebbenden toeneemt. Daarnaast maakt zij enkele opmerkingen van technische aard. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het voorstel en de toelichting.1. InleidingDe toelichting vermeldt dat in de afgelopen jaren duidelijk is geworden dat het huidige toeslagenstelsel grote nadelen kent. (zie noot 2) Het stelsel leidt tot een groot aantal terugvorderingen en nabetalingen en leidt daarmee tot veel onzekerheid bij burgers. Dit komt omdat voorschotten in het stelsel een belangrijke rol vervullen. De reden daarvan is dat belanghebbenden de desbetreffende kosten vaak niet zelf (kunnen) voorfinancieren en omdat het toetsingsinkomen op basis waarvan de definitieve hoogte van de toeslag wordt bepaald, pas na afloop van het kalenderjaar kan worden vastgesteld.De aansluiting van de toeslagen bij de fiscaliteit (die ook zichtbaar is in de vormgeving van de Awir) en de wens om betrokkenen snel die financiële ondersteuning te bieden die zij op dat moment nodig hebben, leidt tot een ingewikkelde systematiek met veel onzekerheid voor de betrokkenen. De aansluiting bij de fiscaliteit in de vormgeving van de Awir heeft daarenboven tot gevolg dat in de afgelopen jaren de verhouding tussen de Awir en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot veel vragen heeft geleid. Het voorliggende voorstel maakt de verhouding tussen Awir en Awb er niet eenvoudiger op. Verschillende van de in de Awir voorgestelde bepalingen vertonen flinke overlap met bestaande bepalingen in de Awb. Een fundamentele hervorming van het toeslagenstelsel wordt aangekondigd. Bij die hervorming zullen deze vraagstukken van meer systematische aard een plaats moeten krijgen, zodat een inzichtelijker stelsel ontstaat.In dit verband moet worden bedacht dat het bij toeslagen om enorme aantallen beschikkingen gaat. Er worden meer dan 7 miljoen toeslagen uitgekeerd aan meer dan 5,5 miljoen huishoudens. (zie noot 3) Die grote aantallen hebben een aanzienlijke impact op de inrichting van processen en het functioneren van de Belastingdienst/Toeslagen. Daarbij dient niet alleen rechtvaardigheid en de menselijke maat in ogenschouw te worden genomen, maar zijn ook effectiviteit en uitvoerbaarheid van groot belang. Dat in de afgelopen periode rechtvaardigheid en de menselijke maat teveel uit het oog zijn verloren is helder. Telkens weer zal naar een redelijke balans moet worden gezocht. Dat is, zeker met het oog op de voorgeschiedenis, geen sinecure.Het voorstel beoogt slechts enkele praktische verbeteringen in het bestaande stelsel aan te brengen, vooruitlopend op een fundamentele hervorming van het stelsel. Tegen deze achtergrond richt de Afdeling zich in dit advies niet op de meer fundamentele vraagstukken, die ook in dit voorstel aan de orde zijn, maar beperkt zij zich tot met name de praktische aspecten van het voorstel.2. Maatwerk en menselijke maatHet voorstel is erop gericht om bij de uitvoering van de toeslagen de menselijke maat terug te brengen en te komen tot meer maatwerk. Daartoe wordt op een aantal plaatsen voorzien in procedurele waarborgen. Het gaat om vastlegging van regels die de Belastingdienst/Toeslagen moet hanteren, bijvoorbeeld het geven van gelegenheid om een zienswijze naar voren te brengen, het sturen van een aanmaning om gegevens aan te leveren en het maken van een belangenafweging met de mogelijkheid van matiging bij een terugvorderingsbesluit. Sommige van deze voorzieningen zullen in geautomatiseerde vorm kunnen worden doorgevoerd, voor andere voorzieningen zal geautomatiseerde uitvoering niet (meer) mogelijk zijn en is een handmatige aanpak vereist.Daarnaast zij opgemerkt, dat verschillende onderdelen van het voorstel ertoe leiden dat meer procedurele stappen moeten worden gezet voordat een besluit wordt genomen. Het gevolg daarvan kan zijn dat dit afdoet aan de effectiviteit van de uitvoering en dat een en ander tot vertraging in het besluitvormingsproces leidt, ook in situaties waarin snelheid geboden is. Dan moet niet alleen aan gevallen van fraude worden gedacht, maar ook aan situaties waarin maandelijkse betalingen ten onrechte tot een te hoog bedrag plaatsvinden: hoe langer het duurt tot een besluit wordt genomen, hoe verder daarmee het terug te vorderen bedrag oploopt.Gelet op de voorgeschiedenis begrijpt de Afdeling de ambitie om in de uitvoering van de toeslagwetgeving de menselijke maat terug te brengen en te komen tot meer maatwerk. Zij wijst echter ook op de vele problemen die de Belastingdienst/Toeslagen thans al heeft bij de uitvoering van de toeslagenwetgeving en bij de afwikkeling van de problematiek uit het verleden. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat het bij toeslagen, zoals hiervoor in punt 1 is geschetst, om processen gaat met grote aantallen beschikkingen. Dat betekent dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden tot maatwerk, tenzij men bereid is om aanzienlijke investeringen te doen in - vooral - personeel.Het is de Afdeling in dit verband opgevallen dat voor de uitvoering van de voorgestelde maatregelen een relatief klein bedrag van 1,25 miljoen structureel en een beperkte personeelsuitbreiding is ingeboekt. (zie noot 4) De Afdeling wijst er in dit verband ook op dat de Belastingdienst/Toeslagen in de uitvoeringstoetsen bij verschillende onderdelen van het voorstel zorgen uit over de ingrijpende gevolgen voor de uitvoering(scapaciteit) en aandacht vraagt voor de risicos van procesverstoringen. (zie noot 5)
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001665, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) en de Staatssecretaris van Financiën (Toeslagen en Douane), bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021), met memorie van toelichting.Het voorstel is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2021, samen met de wetsvoorstellen: Overige fiscale maatregelen 2021, CO2-heffing industrie, Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen, Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022, Aanpassing box 3, Differentiatie overdrachtsbelasting en Eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0320/III- Ten aanzien van artikel XXXII (wijzigingen in de belastingen van personenautos en motorrijwielen): toelichten wat de gevolgen zijn voor de voorgestelde wijzigingen nu de RDW - volgens zijn uitvoeringstoets van 27 augustus 2020 - pas in de eerste helft van 2021 kan beginnen met implementeren van het wetsvoorstel, terwijl de beoogde inwerkingtredingsdatum van de voorgestelde wijzigingen 1 januari 2021 is.- In artikel XXXII, onderdeel A, tweede lid (wijziging van artikel 1, derde lid, Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992)): "en wordt" vervangen door "en".- In artikel XXXII, onderdeel H, tweede lid (wijziging van artikel 10, tiende lid, Wet BPM 1992): "bedoeld het zesde lid" vervangen door "bedoeld in het zesde lid".- Ten aanzien van artikel XXXVII, tweede lid (wijziging van artikel 3 Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie; waardoor geen tarief wordt vastgesteld voor elektriciteit die wordt geleverd aan walstroominstallaties, als bedoeld in artikel 60b Wet belastingen op milieugrondslag): toelichten in hoeverre dit nultarief kwalificeert als steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, VWEU en, indien nodig, ingaan op de aanmeldverplichting van artikel 108, derde lid, VWEU.- In artikel XLV, eerste lid, onderdeel g: "Wet loonbelasting 1964" vervangen door "Wet op de loonbelasting 1964".Nader rapport (reactie op het advies) van 15 september 20202. Redactionele bijlageDe Afdeling adviseert om toe te lichten wat de gevolgen zijn voor de voorgestelde wijzigingen in de belastingen van personenautos en motorrijwielen, nu de RDW aangeeft dat hij pas in de eerste helft van 2021 kan beginnen met implementeren van de maatregel. Vanzelfsprekend wordt rekening gehouden met het tijdstip waarop wetgeving kan worden uitgevoerd. De inwerkingtreding van deze maatregel geschiedt daarom bij koninklijk besluit. Het voorstel vereist technische aanpassingen in de systemen van de Belastingdienst en de RDW. In de memorie van toelichting is vermeld dat om deze reden het streven is dat dit onderdeel van het wetsvoorstel in werking treedt met ingang van 1 juli 2021. Daarbij moet rekening worden gehouden met een uitloop naar 1 januari 2022.Naar aanleiding van het advies van de Afdeling betreffende artikel XXXVII zijn de paragrafen 20 en 21 van het algemeen deel van de memorie van toelichting aangepast. Hierin wordt duidelijker tot uitdrukking gebracht wat de Europese aspecten zijn bij het niet vaststellen van een tarief voor de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) voor de levering van elektriciteit aan een oplaadinstallatie voor elektrische voertuigen (paragraaf 20) en aan een walstroominstallatie (paragraaf 21). Ook wordt benoemd dat deze regelingen in de ODE onderdeel uitmaken van de kennisgeving die op grond van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening zal worden gedaan voor de verlaagde energiebelastingtarieven voor die installaties.Ook aan de overige redactionele opmerkingen van de Afdeling is gevolg gegeven. Voorts zijn in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd en is een omissie in artikel XXXVIII hersteld. Per abuis werd artikel IVB van de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen gewijzigd. Tot slot is de memorie van toelichting aangevuld met een passage die de samenloop tussen de fiscale coronareserve en een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting verduidelijkt.3. ConcluderendIk moge U, mede namens de Minister van Financiën, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Staatssecretaris van Financiën
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpassing box 3.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001671, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten houdende aanpassing van de belastingheffing over sparen en beleggen in de inkomstenbelasting. (Wet aanpassing box 3), met memorie van toelichting.Het voorstel is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2021 samen met de wetsvoorstellen: Belastingplan 2021, Overige fiscale maatregelen 2021, CO2-heffing industrie, Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen, Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022, Differentiatie overdrachtsbelasting en Eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.De wens bestaat al langer om de box 3-heffing beter te laten aansluiten op het werkelijk behaalde rendement. Omdat dit niet op korte termijn te realiseren is, wordt voorgesteld het heffingvrije vermogen voor box 3 per 1 januari 2021 te verhogen van momenteel 30.846 naar 50.000. Tevens wordt voorgesteld het belastingtarief voor box 3 te verhogen van 30% naar 31%.Het is niet de bedoeling dat de verhoging van het heffingvrije vermogen doorwerkt naar de vermogenstoets in inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen. Daarom bevat het wetsvoorstel maatregelen om dit te voorkomen. De doorwerking van de verhoging van het heffingvrije vermogen naar het verzamelinkomen (lager) en daarmee op diverse toeslagen (hoger) wordt niet voorkomen, maar gefinancierd uit de tariefsverhoging in box 3.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het verder uitstellen van een structurele box 3-stelselwijziging en over de keuze voor en gevolgen van het niet doorwerken van de verhoging van het heffingvrije vermogen naar de vermogenstoets in inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen. In verband daarmee dient het voorstel nader te worden overwogen.1. Inhoud van het voorstelDe vermogensrendementsheffing (box 3-heffing) in de inkomstenbelasting is al langere tijd onderwerp van discussie. Al jaren bestaat de wens om de box 3-heffing beter te laten aansluiten bij het werkelijke rendement op het vermogen. Hiervoor is een stelselwijziging nodig, die op korte termijn niet is te realiseren. (zie noot 1) Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om door aanpassingen binnen de kaders van het huidige stelsel met name de belastingdruk op kleinere vermogens in box 3 te laten dalen. (zie noot 2)Zonder dit voorstel zou het heffingvrije vermogen in 2021 31.340 bedragen. Het voorstel verhoogt het heffingvrije vermogen naar 50.000 en het belastingtarief voor box 3 van 30% naar 31%.Het is niet de bedoeling dat de verhoging van het heffingvrije vermogen doorwerkt naar de vermogenstoets in diverse inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen. Daarom bevat het wetsvoorstel onder meer formeelrechtelijke maatregelen om die doorwerking te voorkomen. De doorwerking naar de inkomenstoetsen voor inkomensafhankelijke regelingen wordt niet voorkomen, maar gefinancierd uit de tariefsverhoging in box 3.2. Structurele aanpassing box 3Bij invoering van de box 3-heffing in 2001 werd uitgegaan van een forfaitair rendement van 4% van de grondslag sparen en beleggen. Naarmate de spaarrentes daalden, nam het maatschappelijk ongenoegen over de box 3-heffing steeds meer toe. Vooral kleine spaarders worden geconfronteerd met een belastingdruk op de inkomsten uit vermogen die ver uitstijgt boven hun werkelijke rendement.De Hoge Raad heeft op 14 juni 2019 geoordeeld dat voor de jaren 2013 en 2014 de heffing van box 3 op stelselniveau een schending oplevert van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) indien het nominaal zonder (veel) risicos gemiddeld haalbare rendement voor de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2 procent. (zie noot 3) De Hoge Raad oordeelt tevens dat in dit rechtstekort slechts kan worden voorzien door keuzes te maken op stelselniveau. Nu die keuzes niet voldoende duidelijk uit het stelsel van de wet volgen, is de wetgever aan zet. (zie noot 4)Op 6 september 2019 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën de contouren geschetst van een aangepaste box 3-heffing vanaf 1 januari 2022. De huidige Staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 26 juni 2020 geschreven dat het voorstel van 6 september 2019 leidt tot onevenwichtigheden, en dat het kabinet zal onderzoeken welke mogelijkheden er op de langere termijn zijn voor een hervorming van het box 3-stelsel. (zie noot 5) Hij licht toe dat dit fundamentele wijzigingen in de structuur van het stelsel zijn die meer tijd kosten, omdat de Belastingdienst in de gelegenheid moet worden gesteld om deze wijzigingen door te voeren in de systemen en te implementeren. In een algemeen overleg van 23 juni 2020 heeft de huidige staatssecretaris van Financiën aangegeven, dat hij denkt aan een termijn van tien jaar voordat de heffing in box 3 kan plaatsvinden op basis van het werkelijke rendement. (zie noot 6)Uit het voorgaande volgt dat de wetgever een structurele aanpassing voor de box 3-heffing dus (weer/verder) voor zich uitschuift. Dit tast het maatschappelijke draagvlak voor de box 3-heffing en de geloofwaardigheid van de wetgever ernstig aan en zal het maatschappelijke ongenoegen over de box 3-heffing niet wegnemen. Vooral ook omdat de Hoge Raad heeft beslist dat het op het pad van de wetgever ligt op stelselniveau in een rechtstekort te voorzien.De Afdeling adviseert daarom inzicht te geven in wat op kortere termijn en binnen welk tijdsbestek wel mogelijk is en in hoe de op langere termijn te realiseren hervorming van het box 3-stelsel, dat op stelselniveau recht doet aan voornoemde bezwaren, eruit gaat zien.3. Niet doorwerken van de verhoging heffingvrije vermogenHet niet doorwerken van de verhoging van het heffingvrije vermogen naar diverse inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen noodzaakt tot formeelrechtelijke wijzigingen, aanpassing van een groot aantal wetten en het leidt tot complicaties bij de uitvoering. De Afdeling maakt hierover de volgende opmerkingen.a. Geharmoniseerd begrippenkaderVanaf de introductie van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is voor inkomensafhankelijke regelingen waarvan de aanspraak op een tegemoetkoming mede afhankelijk is gesteld van het vermogen het volgende bepaald. Er bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming, indien - kort gezegd - over het berekeningsjaar voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) in aanmerking wordt genomen. Er werd belang gehecht aan harmonisatie van begrippen. Dit bevordert namelijk de transparantie van de inkomensafhankelijke regelingen voor burgers en beleidsmakers. Ook maakt transparantie van begrippen het eenvoudiger om de effecten van het gebruik van verschillende inkomensafhankelijke regelingen en het effect van inkomenspolitieke maatregelen te meten. (zie noot 7) Specifiek voor de vermogenstoets is opgemerkt dat volledige harmonisatie met uitsluitend het box-3-vermogen ertoe leidt dat de uitvoering effectiever en efficiënter kan plaatsvinden en een verzwaring van de uitvoeringslast voor alle betrokkenen voorkomt. (zie noot 8)De voorgestelde wijziging, die noopt tot het introduceren van een tweetal beschikkingen in de inkomstenbelasting, maakt dat de oorspronkelijke harmonisatie deels wordt losgelaten en dat het geheel complexer wordt. Daaraan wordt in de toelichting onvoldoende aandacht besteed.De Afdeling adviseert om in de toelichting te motiveren waarom de argumenten die destijds werden gehanteerd om te komen tot een geharmoniseerd begrippenkader thans geen opgeld meer doen.b. Uitvoeringstoets BelastingdienstBij het voorstel is een kritische uitvoeringstoets van de Belastingdienst gevoegd. De Belastingdienst wijst onder meer op ingrijpende gevolgen bij de maakbaarheid van de informatievoorzieningssystemen, omdat in de systemen voor de inkomensheffing ingrijpende aanpassingen nodig zijn om voor de afnemers van de vermogensgegevens de juiste vermogens te kunnen blijven vaststellen. Dit heeft volgens de uitvoeringstoets vier consequenties. Ten eerste moeten de geplande werkzaamheden voor het Elektronisch Berichten Verkeer naar een later moment worden doorgeschoven. Ten tweede betekent dit dat er vanaf half 2021 tot en met het eerste kwartaal van 2022 (buiten parameteraanpassingen) geen ruimte is om nieuwe, aanvullende wijzigingen in de systemen voor de inkomensheffing door te voeren. Ten derde zijn de risicos op procesverstoringen groot. Ten vierde is een risico verbonden aan doorwerking van de maatregel in het portfolio voor de inkomensheffing.De enkele constatering in de toelichting dat de Belastingdienst de maatregel uitvoerbaar acht per de voorgestelde datum van inwerkingtreding, doet hieraan onvoldoende recht. (zie noot 9)De Afdeling adviseert in de toelichting meer inhoudelijk in te gaan op de uitvoeringstoets van de Belastingdienst.c. GegevensverwerkingHet voorstel regelt, ter voorkoming van ongewenste doorwerking van de verhoging van het heffingvrije vermogen naar de vermogenstoets voor diverse inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen, dat belastingplichtigen aangifte inkomstenbelasting moeten doen en daarin informatie moeten geven over de waarde van hun box 3 bezittingen en schulden. Die verplichting geldt ook als zij geen belastbaar box 3-inkomen hebben en zelfs als zij waarschijnlijk geen inkomstenbelasting verschuldigd zijn. (zie noot 10) In de aangifte worden fiscaal relevante persoonsgegevens opgevraagd. Deze gegevensverwerking dient enerzijds het (nieuwe) doel om inzicht te verkrijgen in het vermogen van belastingplichtigen, zodat de levering van een vermogensgegeven wordt gecontinueerd aan uitvoerders van inkomensafhankelijke regelingen.Anderzijds worden de gegevens gebruikt voor controledoeleinden in het kader van de belastingheffing en beoordeling van de vraag of toch nog inkomstenbelasting verschuldigd zal zijn. (zie noot 11) De toelichting toetst deze gegevensverwerking aan het EVRM en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). (zie noot 12) Ten aanzien van de AVG wordt volstaan met de opmerking dat voor deze verwerking nu een wettelijke grondslag wordt geboden, en dat dit in combinatie met goede voorlichting ervoor zorgt dat het proces en de doelen ervan voor iedereen inzichtelijk, transparant en rechtmatig zijn (zie noot 13).Uit de toelichting blijkt niet in hoeverre de gegevensverwerking verder voldoet aan de AVG. De Afdeling acht het daarom aangewezen de toelichting met betrekking tot de AVG aan te vullen. In het bijzonder wijst de Afdeling op het gemotiveerd toelichten van de juiste grondslag. (zie noot 14) Ook dient de toelichting in te gaan op de algemene beginselen van de AVG. (zie noot 15) Met name wijst de Afdeling op de beginselen van doelbinding en van minimale gegevensverwerking, nu in ieder geval een gedeelte van de belanghebbenden zonder de uitbreiding van de verplichting om aangifte te doen geen aangifte (meer) had hoeven doen en dus geen gegevens had hoeven verstrekken. (zie noot 16)De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.d. Uitvragen gegevens via het aangiftebiljet inkomstenbelastingZoals hiervoor beschreven moeten belastingplichtigen aangifte inkomstenbelasting doen, als ze een vermogen hebben van meer dan 31.340 (op 1 januari 2021) ook als dat leidt tot een nihil aanslag inkomstenbelasting en informatie die zij in de aangifte moeten opnemen over de waarde van hun box 3 bezittingen en schulden niet relevant is voor de vaststelling van de verschuldigde belasting.Het doel van een belastingaangifte is om de belastingschuld te kunnen vaststellen. Met dit wetsvoorstel worden aanpassingen voorgesteld in de Wet IB 2001 en in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor doelen die liggen buiten de inkomstenbelastingheffing en zelfs niets van doen hebben met de rijksbelastingen. Het doel is om informatie op te halen voor partijen die nu ook al afnemer van een gegeven van de Belastingdienst zijn, maar met dien verstande dat het op dit moment gaat om een gegeven dat door de Belastingdienst al wordt vastgesteld ten behoeve van de aanslag inkomstenbelasting. Vanaf 2021 krijgt de Belastingdienst uitdrukkelijk een nieuwe taak. De dienst moet andere gegevens aan afnemers gaan leveren. Om dat te kunnen realiseren moet de Belastingdienst behoorlijke investeringen doen in de ICT-systemen en moet de Belastingdienst mensen gaan uitnodigen om aangifte inkomstenbelasting te doen of gegevens voor box 3 in te vullen, ook als daarover geen belasting is verschuldigd.Volgens de toelichting is dit nodig, omdat er tot op heden geen andere vermogensuitvraag is waarop de uitvoeringsorganisaties zich kunnen baseren. (zie noot 17)Een nadere motivering en een afweging van de voor- en nadelen die samenhangen met de principiële vraag of in belastingaangiften zaken moeten kunnen worden uitgevraagd die niet noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de verschuldigde belasting, ontbreekt echter. Dit is een discussie die breder zou moeten worden gevoerd dan voor specifiek deze situatie. Het speelt te meer daar waar in de aangifte verzamelde gegevens breder worden gedeeld en afnemers graag andere informatie zouden ontvangen dan nu kant en klaar uit de aangiften kan worden opgelepeld. (zie noot 18)Het wetsvoorstel introduceert een verplichting om gegevens te overleggen waarvan de kennisneming voor de vaststelling van de beschikking bedrag rendementgrondslag en de beschikking bedrag groen beleggen van belang kunnen zijn. (zie noot 19) De toelichting besteedt echter geen aandacht aan de vraag hoe de inspecteur kan afdwingen dat de correcte gegevens in de aangifte staan en de informatie wordt overlegd, als dat niet van invloed is op de verschuldigde belastingDe Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen.e. Tot slotTot slot merkt de Afdeling nog het volgende op. Het voordeel in de inkomstenbelasting van deze wetswijziging voor belastingplichtigen bedraagt maximaal 106 per belastingplichtige. (zie noot 20) Volgens de toelichting zou met de doorwerking van de verhoging van het heffingvrije vermogen naar diverse inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen, zonder dat in die regelingen een aanpassing plaatsvindt, een budgettair beslag van ongeveer 400 miljoen gemoeid zijn. Ook met de doorwerking naar eigen bijdragen aan (bijvoorbeeld) een zorginstelling zou een budgettair beslag gemoeid zijn. De regering ziet dit als ongewenste neveneffecten van de verhoging van het heffingvrije vermogen. (zie noot 21)Om deze neveneffecten te voorkomen worden wijzigingen in een groot aantal wetten voorgesteld en aantal formeelrechtelijke wijzigingen die leiden tot complicaties bij de uitvoering door de Belastingdienst. De complicaties doen zich versterkt voor bij belastingplichtigen met een vermogen tussen de 31.340 en 50.000. Het beperkte maximale voordeel van 106 en alle wijzigingen en complicaties die worden opgeroepen door de wens om vervolgens de neveneffecten van de verhoging van het heffingvrije vermogen te voorkomen, roept vragen op over de afwegingen die in het wetsvoorstel zijn gemaakt. Met name of er geen andere mogelijkheden zijn om de kleinere spaarders tegemoet te komen zonder dat dit leidt tot de hiervoor genoemde wijzigingen en complicaties.De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de gemaakte afwegingen te heroverwegen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0297/III- De wettekst van artikel I, onderdeel B, artikel 5.2, eerste lid, Wet IB 2001 en de memorie van toelichting, paragraaf 3, eerste tekstblok en de artikelsgewijze toelichting bij artikel VI en VII wat betreft de verdeling van de rendementsklassen en de schijfgrenzen met elkaar in overeenstemming brengen.- De wettekst van artikel I, onderdeel D, artikel 9.4, eerste lid, onderdeel c, en artikel I, onderdeel E, artikel 9.4a, derde en vijfde lid, en de artikelsgewijze toelichtingen op die bepalingen wat betreft de beschikking bedrag aan groene beleggingen met elkaar in overeenstemming brengen.- Artikel I, onderdeel E, artikel 9.4a, vierde lid, Wet IB 2001 aanvullen dan wel in de memorie van toelichting aanvullen waarom wordt afgeweken van de systematiek bij herziening zoals die elders wordt gehanteerd (zie artikel 3.54, zevende en achtste lid, artikel 3.119b, vierde lid, artikel 3.151, zesde lid, artikel 4.37, tweede en derde lid, artikel 4.50, zesde lid, en artikel 6.2a, vijfde lid, Wet IB 2001).- Toelichten uit welke wettelijke bepaling volgt dat buitenlands belastingplichtigen niet standaard een beschikking rendementsgrondslag ontvangen (vgl. memorie van toelichting, paragraaf 2, negende tekstblok en artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel E, derde alinea).- In artikel VIII, onderdeel A "de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001;" vervangen door "de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001;".- In artikel IX, onderdeel A "bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001" vervangen door "gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001" en "bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001" vervangen door "rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001".
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet C02-heffing industrie.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet Milieubeheer voor de invoering van een CO2-heffing voor de industrie (Wet CO2-heffing industrie), met memorie van toelichting.Het voorstel is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2021, samen met de wetsvoorstellen: Belastingplan 2021, Overige fiscale maatregelen 2021, Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen, Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022, Aanpassing box 3, Differentiatie overdrachtsbelasting en Eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.Het wetsvoorstel regelt de invoering van een belastingheffing voor de emissie van broeikasgassen (waaronder CO2) door de industrie met ingang van 1 januari 2021. De belastingheffing heeft niet als doel om belastingopbrengst te genereren, maar dient als aanvulling op het Europese systeem van emissiehandel (EU ETS). (zie noot 1) Doel is te borgen dat de CO2-reductiedoelstelling voor de industrie uit het Klimaatakkoord (van 14,3 Mton ten opzichte van het PBL (zie noot 2)-basispad in 2030) wordt gerealiseerd, zonder het gelijke speelveld met omringende landen te zeer aan te tasten. Het effectieve belastingtarief is daarom voor zogenoemde ETS-uitstoot het wettelijke tarief verminderd met de EU ETS-prijs. Het wettelijke tarief start relatief laag en loopt met de tijd op. De belasting wordt geheven over de emissie in een jaar, waarbij een deel van emissies is vrijgesteld.Daarnaast wijzigt het wetsvoorstel de belastingplicht voor de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het wetsvoorstel, over de systematiek van deze heffing en de belastingplicht voor de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking, en over de verhouding tot het Unierecht. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Achtergrond en inhoud wetsvoorstela. AchtergrondIn het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 hebben overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties samen afspraken gemaakt over welke maatregelen ze de komende 10 jaar gaan nemen. Elke sector stelt zijn eigen doelen en neemt zelf maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen. (zie noot 3) Voor de sector industrie is afgesproken dat de gezamenlijke inzet van overheid en bedrijfsleven bestaat uit onder andere acht elementen waarvan "een prijsprikkel in de vorm van een verstandige CO2-heffing" er één is. (zie noot 4) In het Klimaatakkoord staat:"Er komt een nationale CO2-heffing die borgt dat 14,3 Mton uitstootreductie ten opzichte van het basispad in 2030 wordt gerealiseerd en wordt uitgekomen op een reductie van 14,3 Mton ten opzichte van het PBL-basispad. De CO2-heffing wordt zo vormgegeven dat:1. de integrale beleidsaanpak maximaal aanzet tot het behalen van het reductiedoel (14,3 Mton ten opzichte van het basispad);2. tegelijkertijd zoveel mogelijk voorkomen wordt dat bedrijven en/of productie naar het buitenland vertrekken of investeringsbereidheid in Nederland reduceert;a. Het betreft een door de overheid vastgestelde, objectieve CO2-heffing op basis van verifieerbare maatstaven die maximaal aansluit op de Europese ETS-benchmarks die nu al door de NEa worden toegepast;b. Geen verdere aanpassing van budgettaire kaders." (zie noot 5)In het Klimaatakkoord zijn verder uitgangspunten opgenomen waaraan de CO2-heffing moet voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van de heffingsgrondslag en het vaststellen van het belastingtarief.De CO2-heffing industrie is nadrukkelijk bedoeld als een borgingsmechanisme om de beoogde CO2-reductie te realiseren. Volgens de toelichting zou het EU ETS in zijn huidige vormgeving onvoldoende zijn om de doelen van het Akkoord van Parijs te realiseren. In de toelichting wordt opgemerkt dat het kabinet tegelijkertijd blijft inzetten op een versterking van het EU ETS, omdat een Europees systeem, met een gelijke CO2-prijs in alle EU-lidstaten, de voorkeur geniet boven het unilateraal voeren van beprijzingsbeleid. (zie noot 6)De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in een brief van 19 juni 2020 aan de Tweede Kamer benadrukt dat de CO2-heffing industrie een belangrijk onderdeel is van het maatregelenpakket gericht op verduurzaming van de industrie. Hij schrijft dat het kabinet kiest voor een voorzichtige start van de heffing waarbij bedrijven in de beginjaren relatief veel dispensatierechten (vrijgestelde emissie) toegekend krijgen ten opzichte van de feitelijke uitstoot, maar dat het reductiedoel voor 2030 gehandhaafd blijft, zodat de industrie hiermee rekening zal houden in investeringsbeslissingen. (zie noot 7)Het wetsvoorstel is een uitwerking van de genoemde afspraken in het Klimaatakkoord.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-Miljoenennota 2021 en Septemberrapportage OBT, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 14 september 2020IB. Beantwoording blanco adviesBlijkens het bijgaande advies kan de Afdeling advisering van de Raad van State zich verenigen met bovenvermelde begroting.II. Nadere wijzigingenInmiddels is het noodzakelijk gebleken in bovenvermelde begroting een aantal wijzigingen/aanpassingen aan te brengen.1. Verwerking CPB cijfers (MEV 2019)De wijzigingen/aanpassingen betreffen de verwerking van de definitieve cijfers van het Centraal Planbureau (rapport Macro Economische Verkenning 2019) in het artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet.De memorie van toelichting is met deze wijzigingen in overeenstemming gebracht.Het totaal van de uitgaven komt daarmee op 3.064.088.000 (was 3.049.987.000).Het totaal van de verplichtingen en ontvangsten verandert niet.De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en de Woningwet (verplichte huurverlaging toegelaten instellingen).

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001672, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en de Woningwet (verplichte huurverlaging toegelaten instellingen), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt ertoe dat huurders met een laag inkomen en hoge huur eenmalig een verzoek tot huurverlaging kunnen indienen bij de woningcorporatie. Achtergrond van het voorstel is dat er, ondanks het zogenoemde passend toewijzen, huurders zijn waarbij de huur te hoog is in verhouding met hun inkomen. Daarnaast bevat het voorstel een verlaging van de verhuurdersheffing.De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de zorgen van de regering voor de problemen van huurders met een laag inkomen en een in verhouding daarmee te hoge huur. Het voorstel schiet echter dusdanig tekort dat daarover niet positief kan worden geadviseerd.Het voorstel leidt ten eerste tot arbitraire effecten. Deze regeling leidt tot langdurige ongelijke behandeling tussen huurders die hier wel en niet gebruik van kunnen maken. Woningcorporaties en particuliere verhuurders krijgen een korting op de verhuurderheffing, maar alleen woningcorporaties zijn in het voorstel verplicht tot huurverlaging. Ten tweede kan de regeling bij gebreke van betrouwbare gegevens niet goed worden uitgevoerd. Dit werkt onevenwichtige uitkomsten in de hand.Ten derde wijst de Afdeling op de nodige financiële risicos voor de woningcorporaties, in het bijzonder voor de verschillende wijze waarop deze kunnen neerslaan tussen corporaties, mede in het licht van de vraag of zij voldoende middelen beschikken om alle maatschappelijke opgaven tot en met 2035 uit te voeren. Tot slot merkt de Afdeling op dat het aanbeveling verdient om te onderzoeken hoe de middelen die voor dit beleidsdoel beschikbaar worden gesteld, op een effectiever wijze kunnen worden ingezet voor het bereiken van de beleidsdoelen.1. Nut en noodzaakHet Sociaal Huurakkoord is er op gericht voor verschillende groepen zittende huurders met een structureel laag inkomen en met een voor dat inkomen hoge huur te voorzien in huurverlaging of -bevriezing. (zie noot 1) Anders dan in het Sociaal Huurakkoord is in het voorstel gekozen voor een eenmalig recht op een huurverlaging in plaats van een huurbevriezing. De reden om woningcorporaties te verplichten hieraan mee te werken, is om de achterliggende doelen van het Sociaal Huurakkoord sneller te bereiken. De gevolgen van de corona-crisis en de onzekerheid waarmee dit is omgeven versterken deze wens. (zie noot 2) Het wetsvoorstel gaat daarnaast op twee punten verder dan het Sociaal Huurakkoord: er wordt een hogere inkomensgrens gehanteerd, en de huur wordt sterker verlaagd (kort gezegd de aftoppingsgrens in plaats van de huurtoeslaggrens). (zie noot 3) Uit de toelichting blijkt echter niet dat er indicaties zouden zijn dat de afspraken uit het Sociaal Huurakkoord niet of in onvoldoende mate tot de beoogde resultaten zouden leiden.De Afdeling acht onvoldoende gemotiveerd waarom de voorgestelde maatregel voor een grotere groep huurders moet gaat gelden door het hanteren van de hogere inkomensgrens en de verlaging tot een aanzienlijk lager bedrag plaatsvindt door het hanteren van de aftoppingsgrens. De toelichting vermeldt in dit verband niet meer dan dat dit gebeurt met het oog op de betaalbaarheid. (zie noot 4) Enige motivering waarom deze aanpassingen nodig zijn om de betaalbaarheid te garanderen ontbreekt.In de toelichting wordt mede gerefereerd aan de gevolgen van de corona-crisis. (zie noot 5) De Afdeling begrijpt dat veel mensen thans met aanzienlijke inkomensachteruitgang worden geconfronteerd, ook al zijn er verschillende ad hoc maatregelen getroffen, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) en dergelijke. In veel van die gevallen moet er echter van uit worden gegaan dat de gevolgen van de corona-crisis voor het inkomen van tijdelijke aard zullen zijn. De Afdeling wijst daarbij op het wetsvoorstel Wet tijdelijke huurkorting. (zie noot 6) In dat wetsvoorstel is, mede in verband met de corona-crisis, voorzien in de mogelijkheid van tijdelijke huurkortingen. Niet duidelijk is waarom met betrekking tot de corona-problematiek niet met die regeling voor tijdelijke huurverlaging zou kunnen worden volstaan.De Afdeling acht het voorstel problematisch, nu de gevolgen van de voorgestelde regeling niet tijdelijk zijn: voor de huurders die ervoor in aanmerking komen is de huurverlaging permanent zolang zij in de woning blijven wonen, ongeacht of zij na afloop van de crisis weer een hoger inkomen genieten. De Afdeling ziet niet in waarom een groep huurders die tijdelijk met een inkomensachteruitgang wordt geconfronteerd, in aanmerking zou moeten komen voor een permanente huurverlaging in weerwil van de bestaande systematiek dienaangaande. Dit leidt tot een arbitraire, ongelijke behandeling ten opzichte van huurders met een vergelijkbaar inkomen die niet voor de huurverlaging in aanmerking komen, omdat zij niet worden geconfronteerd met een tijdelijke inkomensachteruitgang of pas later (als de regeling alweer gestopt is).Deze permanente gevolgen leiden ook tot averechtse effecten. Ten aanzien van huurders die voor deze huurvermindering in aanmerking komen en nadien (weer) een hoger inkomen genieten, betekent dit dat zij langdurig een voor hun inkomen te lage huur betalen. De problematiek van scheefwonen wordt daardoor verergerd. Ook kan het voorstel, doordat de drempel om te verhuizen hoger wordt, een negatieve invloed hebben op de arbeidsmobiliteit. 2. Vaststelling hoogte inkomenHuurders met een huishoudinkomen dat niet hoger is dan het op grond van artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag toepasselijke bedrag, kunnen op grond van het voorstel een verzoek tot huurverlaging indienen bij de verhuurder. Bij het verzoek dient de huurder bewijsstukken te voegen waaruit zijn huishoudinkomen over de zes kalendermaanden voorafgaand aan het verzoek blijkt, alsmede een door hem opgestelde en ondertekende verklaring over de samenstelling van zijn huishouden. Op grond van deze bewijsstukken moet de woningcorporatie een voorstel doen tot huurverlaging.a. GegevensUit de toelichting blijkt dat de Belastingdienst niet in staat is om op korte termijn op verzoek van de woningcorporatie een verklaring te geven over het huishoudinkomen van huurders ten behoeve van deze huurverlaging; dat zou een nieuwe taak zijn voor de Belastingdienst waarvoor eerst een geautomatiseerd systeem opgezet zou moeten worden. (zie noot 7)De Afdeling begrijpt dat de Belastingdienst niet in staat is om de voor deze regeling relevante gegevens beschikbaar te stellen. Niet alleen zou zulks ingewikkelde automatisering vergen, maar ook moet worden bedacht dat de Belastingdienst betreffende een periode van een half jaar maar beperkt beschikking heeft over actuele en relevante gegevens. Waar het gaat om loongegevens zou een en ander realiseerbaar kunnen zijn, maar waar het gaat om inkomsten uit flexibele arbeid, onderneming of vermogen zijn dergelijke gegevens op halfjaarbasis niet voorhanden. Pas na afloop van een kalenderjaar en nadat het proces van aangifte en aanslag is afgerond beschikt de Belastingdienst over betrouwbare gegevens over het inkomen.Het gevolg hiervan is dat de verhuurder in veel gevallen niet of nauwelijks mogelijkheden heeft om te verifiëren of de door de huurder aangeleverde gegevens juist zijn en of terecht een verzoek wordt gedaan tot huurverlaging. (zie noot 8) Dit werkt onevenwichtige uitkomsten in de hand.b. HuurcommissieIndien huurder en verhuurder niet gezamenlijk tot een oplossing komen, kan de kwestie worden voorgelegd aan de Huurcommissie, maar die zal vervolgens met hetzelfde probleem te kampen hebben. Zonder betrouwbare en actuele gegevens omtrent het inkomen kan de Huurcommissie moeilijk een uitspraak doen die op objectieve gegevens is gebaseerd.Daar komt bij dat de Huurcommissie veel kennis en ervaring heeft op het gebied van de hoogte van de huren (en het puntenstelsel) maar minder op het gebied van de vaststelling van het inkomen. De Huurcommissie zal die dan ook op zeer korte termijn moeten ontwikkelen. Nu het volgens de toelichting naar verwachting om bijna 5000 zaken zal gaan, is dit een majeure operatie.De Afdeling acht een probleemloze implementatie door de Huurcommissie dan ook bepaald niet vanzelfsprekend en heeft in het licht hiervan een uitvoeringstoets van de Huurcommissie node gemist.c. CorrectieBij inkomensafhankelijke regelingen is bovendien meestal voorzien in correctiemechanismen indien achteraf blijkt dat het inkomen hoger of lager is dan eerder werd aangenomen. Op die manier kunnen onzekerheden later worden geredresseerd. In de voorgetelde regeling ontbreekt een dergelijk mechanisme. Daardoor blijft een huurverlaging van kracht ook als dat die verlaging ten onrechte heeft plaatsgevonden omdat van onjuiste inkomensgegevens is uitgegaan.3. Financiële gevolgenHet voorstel leidt voor woningcorporaties tot een derving aan huurinkomsten van ongeveer 160 miljoen. Ter compensatie wordt de verhuurderheffing verlaagd. Dat levert voor de woningcorporaties gezamenlijk een lastenverlaging van 131 miljoen op. Dit betekent dat per saldo 31 miljoen van de huurverlaging door de woningcorporaties zelf opgevangen moet worden.Daar komt bij dat, zoals ook in de toelichting wordt onderkend, de effecten voor individuele woningcorporaties veel groter kunnen zijn, nu zowel de effecten van de huurverlaging als die van de compensatie via de verhuurderheffing zeer ongelijk zijn verdeeld. (zie noot 9)Uit het onderzoek Opgaven en middelen woningcorporaties waarin de verhouding tussen de opgaven en de financiële mogelijkheden voor corporaties is bezien, blijkt dat corporaties over onvoldoende middelen beschikken om alle maatschappelijke opgaven tot en met 2035 op te pakken. (zie noot 10) Bij handhaving van het huidige beleid en bij het volledig uitvoeren van de berekende maatschappelijke opgave, ontstaan vanaf 2024 op regionaal niveau financiële knelpunten en is er vanaf 2028 sprake van een sectorbreed tekort, zo is berekend. Tegen die achtergrond is het de Afdeling niet duidelijk waarom de gevolgen van het voorstel voor woningcorporaties aanvaardbaar worden geacht.Ten slotte wijst de Afdeling erop, dat de huurverlagingsregeling niet geldt voor particuliere verhuurders van woningen in het gereguleerde segment, maar dat een deel van deze verhuurders wel profiteert van de vermindering van de verhuurderheffing. (zie noot 11) De Afdeling ziet niet in waarom deze verhuurders voor dat voordeel in aanmerking zouden moeten komen.Tot slot merkt de Afdeling op, dat in het licht van hetgeen in dit advies is opgemerkt, het aanbeveling verdient om te onderzoeken hoe de middelen die voor dit beleidsdoel beschikbaar worden gesteld, op een effectiever wijze kunnen worden ingezet.4. ConclusieGelet op het voorgaande concludeert de Afdeling dat nut en noodzaak van de regeling niet zijn aangetoond, terwijl deze wel leidt tot langdurige ongelijke behandeling tussen huurders die hier wel en niet gebruik van kunnen maken. Daarnaast brengt de regeling aanzienlijke uitvoeringproblemen mee, zowel voor verhuurders als voor de Huurcommissie vanwege een gebrek aan betrouwbare gegevens. Ten slotte acht de Afdeling de financiële gevolgen voor woningcorporaties niet evenwichtig.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft ernstige bezwaren tegen het voorstel en adviseert het niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.20.0292/I- Nader bezien hoe de regeling voor tijdelijke huurverlaging in het wetsvoorstel Wet tijdelijke huurkorting (zie noot 12) zich verhoudt tot de thans voorgestelde regeling, bijvoorbeeld ten aanzien van de vraag of huurverlaging op grond van de voorgestelde regeling kan worden gevraagd indien de huur al tijdelijk is verlaagd.Nader rapport (reactie op het advies) van 15 september 2020
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001641, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001643, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001654, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001651, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet differentiatie overdrachtsbelasting.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001670, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet differentiatie overdrachtsbelasting), met memorie van toelichting.Het voorstel is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2021 samen met de wetsvoorstellen: Belastingplan 2021, Overige fiscale maatregelen 2021, CO2-heffing industrie, Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen, Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022, Aanpassing box 3 en Eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.Het wetsvoorstel regelt een nadere differentiatie in de overdrachtsbelasting. Het algemene tarief wordt verhoogd tot 8%. Het huidige lage belastingtarief van 2% voor woningen geldt vanaf 1 januari 2021 alleen nog voor verkrijgers die daadwerkelijk in de woning gaan wonen. Als de verkrijger op het moment van de verkrijging meerderjarig is, maar jonger dan vijfendertig jaar, en voldoet aan de voorwaarden voor het 2%-tarief gaat voor een periode van vijf jaar een eenmalige vrijstelling gelden.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de doelmatigheid van de maatregelen, de handhaafbaarheid en over de evaluatie van de vrijstelling. In verband daarmee dient het wetsvoorstel nader te worden overwogen.1. Inhoud en doel van het voorstelMet ingang van 1 januari 2021 wordt het algemene tarief van de overdrachtsbelasting 8%. (zie noot 1) Het voorstel regelt verder dat het huidige tarief van 2% voor woningen vanaf 1 januari 2021 alleen nog geldt voor de verkrijging van een woning, als de verkrijger de woning na de verkrijging, anders dan tijdelijk, als hoofdverblijf gaat gebruiken én dat onmiddellijk voorafgaand aan de verkrijging schriftelijk verklaart. (zie noot 2) Alle andere verkrijgers van woningen worden aangemerkt als belegger, waarvoor het algemene tarief van 8% gaat gelden.Daarnaast gaat een eenmalige vrijstelling gelden voor verkrijgers die aan de nieuwe voorwaarden voor het 2%-tarief voldoen én op het moment van de verkrijging meerderjarig zijn, maar jonger dan vijfendertig jaar. (zie noot 3) Zij worden in het wetsvoorstel starter genoemd, ook als zij feitelijk geen starter op de koopwoningmarkt zijn. Die eenmalige vrijstelling is door middel van een horizonbepaling voorlopig voorzien voor een periode van vijf jaar. (zie noot 4)Per verkrijger wordt beoordeeld of aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief van 2% dan wel voor de vrijstelling is voldaan.Doel van het voorliggende wetsvoorstel is om de positie van starters en doorstromers te verstevigen ten opzichte van andere kopers, zoals beleggers, zodat zij meer kans maken op een koopwoning; (zie noot 5) om de drempel voor jongvolwassenen bij het voor het eerst kopen van een woning te verlagen. (zie noot 6)Daarbij is gekozen voor een maatregel die indirect starters helpt en indirect beleggers treft. (zie noot 7)2. DoelmatigheidDe Afdeling stelt voorop dat het voorstel niet bijdraagt aan een structurele oplossing van de woningmarktproblematiek. Zolang het aanbod van woningen achterblijft bij de vraag zullen maatregelen aan de vraagkant van de woningmarkt slechts in beperkte mate effect sorteren. Het is in een verkopersmarkt immers zeer waarschijnlijk dat een belangrijk deel van het fiscale voordeel ten goede komt aan verkopers door middel van hogere prijzen van woningen. Kopers betalen dan weliswaar geen overdrachtsbelasting, maar wel een hogere prijs voor de woning. Een belangrijk nadeel hiervan is dat kopers dan wellicht meer gaan lenen, omdat de marktwaarde stijgt en de zogenoemde Loan to Value-voorwaarde een groter leenbedrag dan mogelijk maakt. (zie noot 8) Dat staat haaks op de opmerking in de Miljoenennota dat het nodig is om te zorgen voor minder prikkels voor starters en doorstromers om hoge schulden aan te gaan. (zie noot 9)De toelichting gaat vooral in op de problemen van starters op de koopwoningmarkt en de rol van beleggers daarin. Daarmee doet de toelichting onvoldoende recht aan de complexe problematiek op de woningmarkt. Differentiatie van de overdrachtsbelasting kan echter flinke negatieve neveneffecten hebben op de koopwoningmarkt en op de huurmarkt. (zie noot 10) Voor de koopwoningmarkt kan onder meer worden gewezen op de gevolgen voor kopers van 35 jaar en ouder in het algemeen (zie noot 11) en op de gevolgen bij onvoorziene omstandigheden na de koop, maar voor de verkrijging. (zie noot 12) De marktsituatie - ook waar het gaat om concurrentie tussen starters en beleggers - verschilt bovendien per regio. (zie noot 13) Voor de beoordeling van de doelmatigheid van de differentiatie van de overdrachtsbelasting is het van belang deze effecten mede in de beschouwing te betrekken.Opvallend is verder dat het wetsvoorstel geen begrenzing kent. Een "starter" die een woning koopt van bijvoorbeeld 1 miljoen kan evengoed (volledig) gebruik maken van de vrijstelling als een starter die een woning koopt van 150.000. De vraag rijst daarbij in hoeverre deze onbegrensdheid bijdraagt aan het doel van het wetsvoorstel.De Afdeling wijst bovendien nog op de schenkingsvrijstelling in de schenkbelasting. In het jaar 2020 kan een bedrag van maximaal 103.643 ten behoeve van de eigenwoning vrij van schenkingsrecht worden geschonken, als de ontvanger op dat moment tussen de 18 en 40 jaar oud is. (zie noot 14) Starters die in de positie verkeren dat zij van deze schenkingsvrijstelling kunnen profiteren, kunnen evenzeer aanspraak maken op de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In de toelichting wordt niet duidelijk in hoeverre dit past in het doel van het wetsvoorstel. Dat doel moet er voor de regering vooral toe leiden dat "starters" door de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting minder lang hoeven te sparen voor hun kosten koper. Ook is onduidelijk waarom de leeftijdsgrens in beide vrijstellingen (35 jaar bij de overdrachtsbelasting en 40 jaar bij het schenkingsrecht) niet op elkaar zijn afgestemd.Verder merkt de Afdeling op dat de regeling overkill bevat. Volgens de toelichting kan het totaal aantal starters dat de woningmarkt betreedt naar schatting met circa 2 tot 10% stijgen. In 2018 waren er bijna 52.000 koopstarters zoals gedefinieerd in het voorstel. (zie noot 15) Dit betekent dat in absolute aantallen het aantal extra starters dat de woningmarkt betreedt, ligt tussen de 1040 (2%) en 5.200 (10%). Het structurele budgettaire beslag van deze maatregel bedraagt 221 miljoen. Omgerekend per extra starter belopen de kosten van deze maatregel dus ergens tussen de 212.500 en 42.500. (zie noot 16)De Afdeling plaatst dan ook vraagtekens bij de motivering van de doelmatigheid van de vrijstelling. Dit klemt te meer omdat uit onderzoek blijkt dat afschaffing van fiscale regelingen lastig is, ook als ze niet doelmatig zijn. (zie noot 17) De Afdeling adviseert het voorstel te heroverwegen.3. HandhaafbaarheidHet verlaagde tarief van 2% en de vrijstelling voor starters geldt alleen voor natuurlijke personen die de verkregen woning als hoofdverblijf gaan gebruiken. Of de woning als hoofdverblijf wordt gebruikt, moet blijken uit een verklaring van de verkrijger (hoofdverblijfverklaring). Volgens de uitvoeringstoets van de Belastingdienst is de hoofdverblijfverklaring fraudegevoelig omdat op het moment dat de verklaring wordt afgelegd feitelijk niet kan worden getoetst. Het betreft immers omstandigheden die pas later zullen blijken. Daarnaast heeft de Belastingdienst twee jaar (tot 1 januari 2023) nodig voordat aangifteverwerking en toezicht op gestructureerde wijze kunnen plaatsvinden. In deze periode kan ook het meer dan één keer gebruiken van de startersvrijstelling niet worden vastgesteld.De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid.4. EvaluatieDe vrijstelling voor de overdrachtsbelasting en het verlaagde tarief van 2% zijn zogenoemde openeinderegelingen. Het budgettair beslag kan daarbij behoorlijk oplopen. De Afdeling wijst in dit verband op het budgettaire beslag van het huidige verlaagde 2%-tarief van 2,865 miljard, terwijl oorspronkelijk 1,5 miljard was geraamd. Het is daarom van belang om te monitoren dat de voorgestelde regelingen budgettair niet uit de hand lopen. De Afdeling onderschrijft in dit verband het belang van een horizonbepaling en een voorafgaande evaluatie.Wat betreft de evaluatie dient vooraf in elk geval duidelijk te worden gemaakt(i) wat wordt geëvalueerd, dat wil zeggen wat zijn de kernelementen hierbij?(ii) hoe de evaluatie wordt uitgevoerd, dat wil zeggen welke waarderingscriteria en waarderingsmethoden worden gehanteerd? In lijn hiermee wordt in de Evaluatiedoorlichting fiscale regelingen geadviseerd om bij het plannen van de evaluatie al te concretiseren hoe de evaluatie er globaal uit komt te zien, zodat tijdig kan worden begonnen met het verzamelen van data. (zie noot 18)In de wettekst van het onderhavige voorstel is geen evaluatiebepaling opgenomen. In de toelichting is enkel in het kader van de horizonbepaling voor de vrijstelling aangegeven dat na circa vijf jaar op basis van een positieve evaluatie naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze regeling besloten moet worden de startersvrijstelling te continueren en dat deze anders wordt beëindigd. (zie noot 19) Uit de toelichting blijkt niet hoe de evaluatie wordt vormgegeven en welke criteria worden gehanteerd om te beoordelen of de vrijstelling al dan niet wordt gecontinueerd.De Afdeling adviseert hier in de toelichting aandacht aan te besteden. Gelet op het risico van een oplopend budgettair beslag, de vraagtekens die de Afdeling heeft over de doelmatigheid van de vrijstelling en het feit dat de overdrachtsbelasting een tijdstipbelasting is, waarvan de gegevens snel bekend zijn bij de Belastingdienst en de woningmarktgegevens jaarlijks beschikbaar komen, adviseert de Afdeling bovendien om niet bijna vijf jaar te wachten met evalueren, maar dat bijvoorbeeld na twee of drie jaar te doen.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0322/III- In artikel II, onderdeel A, "onderdeel p" vervangen door "onderdeel p, en achtste lid".Nader rapport (reactie op het advies) van 15 september 20202. DoelmatigheidHet kabinet vindt het wenselijk de positie van starters en doorstromers te verstevigen ten opzichte van andere kopers, zoals beleggers, zodat zij meer kans maken op een koopwoning.Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is het algemeen deel van de memorie van toelichting aangevuld en zijn enkele punten over de doelmatigheid nader toegelicht. Zo is onder andere verder onderbouwd waarom het kabinet de verwachting heeft dat de maatregel de toegankelijkheid en betaalbaarheid voor starters verbetert. Ook is nader toegelicht waarom de gekozen leeftijdsgrens van de startersvrijstelling afwijkt van de leeftijdgrens die wordt gehanteerd voor de schenkvrijstelling in de Successiewet 1956 ten behoeve van de eigen woning.Een differentiatie van de overdrachtsbelasting zorgt ervoor dat "starters" minder lang hoeven te sparen voor hun kosten koper. Hier komt bij dat een beperking van de reikwijdte van het verlaagde tarief van 2% voor de overdrachtsbelasting dat de positie van koopstarters ten opzichte van andere kopers, zoals beleggers, wordt verbeterd. De afdeling benoemt dat het fiscale voordeel van de starter mogelijk ten goede komt aan de verkoper. In de toelichting wordt uitgelegd dat het mogelijke prijsopdrijvende effect van de startermaatregel in samenhang moet worden gezien met het mogelijk grotere tegengestelde prijsdrukkende effect dat uit gaat van het hogere tarief voor beleggers.Een ander punt dat de Afdeling opmerkt is dat de regeling een overkill bevat vanwege de hoge marginale kosten voor het helpen van een extra starter. Het doel van het kabinet is echter om de positie van alle starters op de woningmarkt te verbeteren. Daardoor heeft het delen van het budgettaire beslag door alleen het toegenomen aantal starters geen juist beeld. De maatregelen zijn bedoeld om alle starters een steuntje in de rug te geven bij de aanschaf van een eerste huis, door hen in ieder geval een deel van de kosten koper te besparen. Tegelijkertijd worden beleggers zwaarder belast, waardoor de positie van starters ten opzichte van beleggers zal verbeteren. Daarbij wordt een maatregel voor beleggers voorgesteld die effectiever is vormgegeven dan de variant die door het externe onderzoeksbureau Dialogic is onderzocht, door meer beleggers te treffen en mogelijke ontwijkconstructies weg te nemen.Het kabinet hecht veel belang aan deze doelstellingen van de maatregel. Tegelijkertijd is het kabinet zich ervan bewust dat deze maatregel niet de structurele problemen op de woningmarkt zal oplossen, die vooral aan de aanbodzijde liggen. Het oplossen van problemen aan de aanbodzijde kost veel tijd en zijn niet van vandaag op morgen te realiseren. Het kabinet kijkt daarom ook naar maatregelen voor de korte termijn die de positie van de starter op de woningmarkt kunnen verbeteren. De daadwerkelijke effecten op de koop- en huurmarkt van de maatregel zijn op voorhand onzeker. Het kabinet heeft daarom aan het wetsvoorstel, zoals ook in het advies gevraagd, een evaluatiemoment toegevoegd voor de startersvrijstelling - die ook gekoppeld is aan een horizonbepaling - en het hoofdverblijfcriterium. Hiermee houdt het kabinet zicht op de doelmatigheid en kan bijgestuurd worden indien dat nodig zou zijn.3. HandhaafbaarheidNaar aanleiding van het advies van de Afdeling is het algemeen deel van de memorie van toelichting aangevuld en is in de uitvoeringsparagraaf meer aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de maatregelen.De maatregelen van dit wetsvoorstel zijn door de Belastingdienst beoordeeld met een uitvoeringstoets, waarbij alle handhavingsaspecten kritisch zijn afgewogen. Voor alle maatregelen geldt dat het eindoordeel van de Belastingdienst is dat zij uitvoerbaar zijn per de voorgestelde data van inwerkingtreding. Om uitvoering te geven aan de gewenste mate van handhaving moeten er aanvullende gegevens worden toegevoegd aan de huidige aangifte, waaronder het burgerservicenummer (BSN) van de verkrijger. Hierdoor is het mogelijk om te controleren op leeftijd van de verkrijger (meerderjarig en jonger dan 35 jaar) en of het gekochte adres als hoofdverblijf wordt gebruikt. Daarnaast zal door de vastlegging van het BSN van de verkrijger eveneens controle kunnen plaatsvinden op het eenmalig gebruik van de vrijstelling. Om deze gegevens geautomatiseerd te kunnen verkrijgen, moeten de systemen bij het notariaat, bij de KNB en bij de Belastingdienst worden aangepast. Dit zal in verschillende stappen worden gerealiseerd. Voor realisatie van de benodigde wijzigingen moet eerst de aangifteverwerking aangepast worden. Daarmee wordt geborgd dat de gegevens die nodig zijn om toezicht uit te oefenen beschikbaar zijn. De aangepaste aangifteverwerking kan november 2021 gerealiseerd zijn. Vervolgens moet ondersteuning van toezicht gerealiseerd worden. Deze laatste aanpassingen zijn naar verwachting op 1 januari 2023 gereed. De Belastingdienst zal slechts beperkt en steekproefsgewijs toezicht kunnen uitoefenen, totdat het aangiftebericht zodanig is aangepast dat aangifteverwerking én toezicht op gestructureerde (en digitale) wijze kunnen plaatsvinden Ook in deze fase zullen afspraken met KNB gemaakt worden om dit handmatige, steekproefsgewijze toezicht gemakkelijker te maken.4. EvaluatieHet advies van de Afdeling is opgevolgd. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in het algemeen deel van de memorie van toelichting een evaluatieparagraaf opgenomen. In de evaluatieparagraaf is aandacht besteed aan de vormgeving van de evaluatie van de startersvrijstelling, waar de horizonbepaling voor geldt. Daarnaast is ook aanvullend aandacht besteed aan de wijze waarop de evaluatie van het hoofdverblijfcriterium zal worden vormgegeven. Daarbij is nadrukkelijk aandacht besteed aan de door de Afdeling aangedragen vragen "wat wordt geëvalueerd?" en "hoe de evaluatie wordt uitgevoerd?". Voorgesteld wordt om de evaluatie in het najaar van 2024 op te starten, zodat de uitkomsten in 2025 bekend zijn.5. Redactionele bijlageAan de redactionele opmerking van de Afdeling is gevolg gegeven.6. Overige wijzigingenEr is een wijziging opgenomen in de tabel met de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst, die per abuis nog niet was verwerkt. Ook is het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), dat eerder nog niet bekend was, in de toelichting verwerkt. Verder is van de mogelijkheid gebruik gemaakt om in het voorgestelde artikel 13, vierde lid een omissie te herstellen door, vergelijkbaar met artikel 13, eerste lid, een koppeling toe te voegen met schenk- of erfbelasting. Voorts zijn enkele redactionele wijzigingen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangebracht.Ik moge U, mede namens de Minister van Financiën, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Staatssecretaris van Financiën
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IX) en Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001648, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.Artikel 4 van de Begrotingswet Financiën bepaalt dat de Comptabiliteitswet 2016 (CW 2016) als volgt wordt gewijzigd:"Aan artikel 2.1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het vijfde lid, onderdeel d, door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:e. de begroting van het Nationaal Groeifonds."Deze nieuwe bepaling in artikel 2.1 CW 2016 vormt de wettelijke grondslag voor het Nationaal Groeifonds. Hiermee wordt een zogeheten niet-departementale begroting aan de rijksbegroting toegevoegd. De wettelijke bepaling in de CW 2016 krijgt terugwerkende kracht tot en met 15 september 2020.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de wijze waarop het Nationaal Groeifonds wordt ingesteld. Zij adviseert de begrotingswet niet te gebruiken om wijzigingen in andere wetten door te voeren. Het voorgestelde fonds is naar zijn aard een begrotingsfonds in de zin van artikel 2.11 CW 2016. De Afdeling adviseert het begrotingsfonds in te stellen door middel van een afzonderlijke instellingswet en daarbij de voor begrotingsfondsen geldende waarborgen in acht te nemen. Daarbij hoort dat in de wet nauwkeurig wordt omschreven voor welke doelen de middelen van het fonds bijeen worden gebracht en kunnen worden ingezet. Voorts dient daarbij de verhouding van het fonds ten opzichte van reeds bestaande investeringsregelingen en de afbakening met die regelingen in ogenschouw te worden genomen.De Afdeling is van oordeel dat het voorstel in verband met deze opmerkingen nader dient te worden overwogen.a. Het gebruik van de begrotingswet om de CW 2016 aan te passenIn het voorstel wordt de begrotingswet van het ministerie van Financiën gebruikt om een andere wet - de CW 2016 - aan te passen.Zoals de Afdeling eerder heeft opgemerkt en benadrukt dient het uitgangspunt te zijn dat de inhoud van de begrotingswetten beperkt blijft tot de begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk. (zie noot 1) Het bijzondere karakter van de begrotingswetten komt ook tot uitdrukking in de van de normale wetgevingsprocedure afwijkende procedureregels, die zijn neergelegd in de CW 2016. Het past slecht in de systematiek van afzonderlijke begrotingswetten op grond van artikel 105, eerste lid, van de Grondwet, dat in de desbetreffende voorstellen tevens bepalingen worden opgenomen die strekken tot wijziging van niet-begrotingswetten. (zie noot 2)b. FondsHet voorgestelde investeringsfonds heeft alle kenmerken van een begrotingsfonds in de zin van artikel 2.11 CW 2016. Het is erop gericht meerjarig geld apart te zetten ten behoeve van bepaalde uitgaven die niet regulier en gelijkmatig over de jaren zijn verspreid.De Afdeling merkt op dat de thans voorgestelde niet-departementale begroting minder goed past voor het beoogde fonds, nu voor de reguliere begrotingen een voorziening als in artikel 2.11, vierde lid, CW 2016 ontbreekt. Dit artikellid bepaalt dat een voordelig jaarsaldo van een begrotingsfonds ten gunste van de begroting van het fonds van het daarop volgende jaar wordt gebracht. Bij een niet-departementale begroting ontbreekt een dergelijke bepaling. Ook ontbreekt in de wet een omschrijving van de doelen waarvoor de middelen die in het fonds apart zijn gezet, kunnen worden besteed, zoals artikel 2.11, derde lid, onder a, CW 2016 voorschrijft ten aanzien van begrotingsfondsen (zie ook hierna onder c).Uit de toelichting blijkt niet waarom er voor is gekozen om een aparte categorie e toe te voegen in artikel 2.1 lid 5 CW 2016 en niet voor de geëigende weg van een instellingswet voor een begrotingsfonds.Gelet op het voorgaande ligt het, zoals ook de Algemene Rekenkamer opmerkt (zie noot 3), voor de hand overeenkomstig artikel 2.11 CW 2016 te voorzien in een zelfstandige instellingswet voor het (begrotings)fonds.c. De formulering van de doelstellingen van het fondsIn de voorgestelde wettekst zijn geen doelstellingen geformuleerd. De toelichting noemt drie themas die aandacht behoeven (kennisontwikkeling, R&D en infrastructuur) en waarin geïnvesteerd kan worden.De Afdeling wijst in dit verband op de wettelijke eis voor begrotingsfondsen dat de doelomschrijving wettelijk wordt vastgelegd. (zie noot 4) De functie daarvan is dat daarmee wettelijk is bepaald waaraan de middelen die apart worden gezet, mogen worden besteed. Daarmee wordt voorkomen dat geld bestemming gaat zoeken en gelden ondoelmatig worden besteed. Tevens is daarmee voor het parlement duidelijk waarop het de regering kan controleren. (zie noot 5)De Afdeling wijst in dit verband nog op onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de besteding van de aardgasbaten en de wijze waarop die via het FES is verlopen. De lessen uit dit onderzoek kunnen bijdragen aan een doelmatige en doeltreffende besteding van publieke middelen bij de opzet van andere fondsen. (zie noot 6) De Rekenkamer onderstreept onder andere het belang van nauwkeurig omschreven doelstellingen, transparante verantwoording en onafhankelijke advisering over de toewijzing van de middelen. De instelling van een commissie voor de selectie van investeringsvoorstellen kan daarbij overigens dienstbaar zijn, maar ook dan is het van belang te leren van het verleden. (zie noot 7)De Afdeling merkt op dat door het ontbreken van een wettelijke doelomschrijving en afbakening voor het fonds er rekening mee moet worden gehouden dat de hiervoor genoemde risicos zich voltrekken en afbreuk wordt gedaan aan de controlefunctie van het parlement. De Afdeling is dan ook van oordeel dat in de instellingswet voor dit fonds een duidelijke doelomschrijving en afbakening dient te worden opgenomen.Belangrijk aandachtspunt daarbij is, dat naast reeds bestaande investeringsregelingen, zoals het Infrastructuurfonds en het Toekomstfonds en enkele fiscale regelingen, zoals de WBSO, recent een aantal nieuwe regelingen zijn of worden ingevoerd, zoals Invest-NL, Invest International en onlangs in het derde Corona-steunpakket. (zie noot 8) Dit roept de vraag op naar de verhouding van het thans voorgestelde Nationaal Groeifonds tot de verschillende regelingen en de afbakening tussen die regelingen. In dit verband wijst de Afdeling nog op de suggestie van de Algemene Rekenkamer, dat de beoogde investeringen ook via de bestaande instrumenten kunnen plaatsvinden, of tijdelijk via de departementale begrotingen, nu de doelstellingen ervan veel overlap vertonen. (zie noot 9)Voorts dient aandacht te worden besteed aan de wijze waarop het fonds zal functioneren. Zo dient ingegaan te worden op de risicos die het fonds met zich meebrengt voor de overheidsfinanciën, onder andere in verband met rente- en kredietrisicos. Noch de toelichting bij artikel 4, noch de toelichting op de begroting van het Nationaal Groeifonds geven hierover duidelijkheid.d. AdviesGelet op het voorgaande adviseert de Afdeling artikel 4 van de Begrotingswet Financiën te schrappen en alsnog te voorzien in een instellingswet voor een begrotingsfonds.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001644, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 14 september 2020IB. Beantwoording blanco adviesBlijkens het bijgaande advies kan de Afdeling advisering van de Raad van State zich verenigen met bovenvermelde begroting.II. Nadere wijzigingenInmiddels is het noodzakelijk gebleken in bovenvermelde begroting een aantal wijzigingen/aanpassingen aan te brengen.1.Verwerking CPB cijfers (MEV 2020)De wijzigingen/aanpassingen betreffen de verwerking van de definitieve cijfers van het Centraal Planbureau (rapport Macro Economische Verkenning 2019) in het artikel 6 Nog onverdeeld.De memorie van toelichting is met deze wijzigingen in overeenstemming gebracht. Het totaal van de uitgaven komt daarmee op 11.393.366.000 (was 11.394.490.000). Het totaal van de verplichtingen komt daarmee op 11.172.607.000 (was 11.173.731.000). Het totaal van de ontvangsten verandert niet.De Minister van Buitenlandse Zaken
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Gemeentefonds (B) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overige fiscale maatregelen 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001666, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2021), met memorie van toelichting.Het voorstel is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2021, samen met de wetsvoorstellen: Belastingplan 2021, CO2-heffing industrie, Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen, Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022, Aanpassing box 3, Differentiatie overdrachtsbelasting en Eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0295/III- In artikel IV, onderdeel F, wijzigen in:F. In artikel 15bd, eerste lid, onderdeel b, wordt "winst" vervangen door "winst, alsmede bedragen van dubbel in aanmerking genomen inkomen die op grond van artikel 12af, eerste lid, in aftrek komen bij het bepalen van de winst van dat jaar, voor zover deze bedragen door de toepassing van artikel 12af, tweede lid, worden geacht te bestaan uit renteaftrek".- De tekst van artikel VIII wijzigen in: In Overige fiscale maatregelen 2020 wordt in het in artikel VIII, onder 1, opgenomen artikel 23b, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 "artikel 9, elfde lid" vervangen door "artikel 9, elfde tot en met dertiende lid" en "zoals dat artikel luidde op 30 juni 2020" door ", voor zover het betrekking heeft op de meting van de CO2-uitstoot".Nader rapport (reactie op het advies) van 15 september 2020
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Provinciefonds voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001639, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001652, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2020, no.2020001714, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022, met memorie van toelichting.Het voorstel is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2021, samen met de wetsvoorstellen: Belastingplan 2021, Overige fiscale maatregelen 2021, CO2-heffing industrie, Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen, Aanpassing box 3, Differentiatie overdrachtsbelasting en Eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 11 september 2020
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van AZ, de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten voor 2021

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001649, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001646, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van Deltafonds (J) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W17.20.0317/IV- In artikel 1 "departementale" schrappen, nu artikel 7.22 b, eerste lid, van de Waterwet bepaalt dat het Deltafonds een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2.11 van de Comptabiliteitswet 2016 is, en dus niet een departementale begrotingsstaat.Nader rapport (reactie op het advies) van 14 september 2020IB. Beantwoording blanco adviesBlijkens het bijgaande advies kan de Afdeling advisering van de Raad van State zich verenigen met bovenvermelde begroting.II. Nadere wijzigingenNaar aanleiding van de Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W17.20.0317/IV is in artikel 1 departementale geschrapt. , nu artikel 7.22 b, eerste lid, van de Waterwet bepaalt dat het Deltafonds een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2.11 van de Comptabiliteitswet 2016 is, en dus niet een departementale begrotingsstaat.De Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001650, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat(XII) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (XIX) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationale Groeifonds (XIX) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 1 september 2020, no.2020001645, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds (A) voor het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2020-09-15] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2020, no.2020001657, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2021, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 14 september 2020IB. Beantwoording blanco adviesBlijkens het bijgaande advies kan de Afdeling advisering van de Raad van State zich verenigen met bovenvermelde begroting.II. Nadere wijzigingenInmiddels is het noodzakelijk gebleken in bovenvermelde begroting een aantal wijzigingen aan te brengen. De wijzigingen betreffen de mutatie op artikel 13.07 voor de afrekening van de incidentele vennootschapsbelasting en dividendbelasting door het besluit van het Kabinet om de vennootschapsbelasting niet te verlagen naar 21,7 %. De memorie van toelichting is met deze wijzigingen in overeenstemming gebracht. Het totaal van de uitgaven/ontvangsten komt daarmee op euro 13.804.440.000 (was euro 13.304.440.000).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met het opnemen van een grondslag voor een erkenningplicht voor personen die pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of vuurwerk binnen Nederland brengen.

[Gepubliceerd: 2020-09-14] Bij Kabinetsmissive van 26 april 2017, no.2017000726, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met het opnemen van een grondslag voor een erkenningplicht voor personen die pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of vuurwerk binnen Nederland brengen, met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in wijziging van artikel 11a.2 van de Wet milieubeheer (Wm), inhoudende dat eisen kunnen worden gesteld aan het binnen Nederland brengen van pyrotechnische artikelen voor theatergebruik en vuurwerk.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. Dit betreft de noodzaak van regulering van de invoer van de genoemde producten, mede gelet op de eisen voortvloeiende uit de Europeesrechtelijke vrijverkeersbepalingen.1. NoodzaakHet voorstel wijzigt artikel 11a.2, tweede lid, van de Wm, zodanig dat eisen kunnen worden gesteld aan de (rechts-) personen die invoerhandelingen met de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik en vuurwerk verrichten. Op grond van het derde lid, van artikel 11.a.2 van de Wm kan bij algemene maatregel van bestuur (amvb) een erkenningplicht worden opgelegd aan deze (rechts-)personen. De Afdeling merkt hierover het volgende op.a. Keten van handelingenDe in het wetsvoorstel voorgestelde wijziging beoogt meer zicht te krijgen op de sector die pyrotechnische artikelen en vuurwerk binnen Nederland brengt om zo de mogelijkheden tot illegale handel in die producten te beperken. (zie noot 1) Die illegale handel heeft in de afgelopen jaren tot gevaarlijke situaties geleid, aldus de toelichting. Hiertoe wordt uitdrukkelijk niet voorzien in extra eisen aan de producten, maar in de mogelijkheid om bij amvb (zie noot 2) te voorzien in een erkenningplicht voor personen die pyrotechnische artikelen voor theatergebruik en vuurwerk binnen Nederland brengen.De Afdeling onderschrijft dat illegale handel moet worden tegengegaan, om zo gevaarlijke situaties te voorkomen. Uit de toelichting blijkt echter onvoldoende dat maatregelen bij de invoer, aan het begin van de keten, effectief zijn om een veilig gebruik door de consument, aan het einde van de keten, te bereiken. Legaal ingevoerd vuurwerk kan na invoer immers alsnog illegaal worden verhandeld en tot gevaarlijke situaties bij gebruik door consumenten leiden. Het is bovendien de vraag of een erkenningplicht voor degenen die de invoerhandeling verrichten het probleem van invoer van en handel in illegale producten wel kan voorkomen.De Afdeling wijst er op dat het geldende Vuurwerkbesluit reeds een veelvoud aan regels en instrumenten bevat ter regulering van de hele keten van handelingen met pyrotechnische artikelen voor theatergebruik en vuurwerk. Het gaat dan om de invoer, de opslag, het vervaardigen, het voorhanden hebben, het aan een ander ter beschikking stellen, het toepassen en het tot ontbranding brengen. Voorbeelden van regulering zijn: de verplichting de invoer te melden, de verplichting het ter beschikking stellen van de producten aan een groothandelaar te melden en de plicht om producten te etiketteren en te registreren. (zie noot 3) Net als de meldplicht bij invoer zal de erkenningplicht in beginsel op een ruime en onbestemde groep van marktdeelnemers rusten. Bij de invoer kunnen immers veel verschillende actoren betrokken zijn zoals importeurs, expediteurs, vervoerders, handelaren, distributeurs, maar ook eindgebruikers die de producten rechtstreeks uit het buitenland invoerenUit de toelichting kan worden afgeleid dat deze geldende vereisten niet of onvoldoende leiden tot het beoogde zicht op de keten. De vraag is of de voorgestelde erkenningplicht wel tot meer zicht zal leiden en problemen bij het gebruik van de producten zal voorkomen. De vraag is of een illegale handelaar, die de invoer niet bij het bevoegd gezag meldt, wel een erkenning zal aanvragen. Evenals voor de reeds bestaande verplichtingen, geldt voor de te introduceren erkenningplicht dat de effectiviteit daarvan vooral afhangt van het toezicht op en de handhaving van deze verplichting. De toelichting gaat niet in op de nalevingsbereidheid van de diffuse doelgroep noch op de capaciteit voor toezicht en handhaving die nodig is om het voorstel beoogde doel te bereiken. De toelichting maakt evenmin duidelijk waarom niet kan worden volstaan met intensivering van toezicht en handhaving van de thans geldende regels. Ten slotte wordt niet duidelijk of alternatieve instrumenten zijn overwogen, zoals nadere regulering van de verkoop aan consumenten.De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen met dragende argumenten voor de noodzaak en de geschiktheid van de voorgestelde wijziging, mede in het licht van de bestaande reguleringsmogelijkheden van het Vuurwerkbesluit, en zo nodig het voorstel te heroverwegen.b. Europees rechtDat niet op voorhand duidelijk is dat het nagestreefde doel met de voorgestelde regeling wordt bereikt en geen alternatieven meer voorhanden zijn klemt temeer nu de voorgestelde eisen aan de invoerhandeling tot gevolg kunnen hebben dat het vrije verkeer van goederen (zie noot 4) en diensten en de vrije vestiging al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, wordt beperkt.Het erkenningsstelsel, waarin op grond van de voorgestelde wijziging bij amvb kan worden voorzien, valt in elk geval onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn, voor zover onder de normadressaten van de erkenningplicht ook dienstverrichters (zie noot 5) kunnen vallen. Het erkenningsstelsel moet worden beschouwd als een vergunningstelsel in de zin van artikel 1 van de Dienstenrichtlijn. (zie noot 6) Dit betekent dat moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 9 en artikel 10 van de richtlijn (voor zover het gaat om een dienstverlener die zich in Nederland wil vestigen) en artikel 16 (voor zover het gaat om een in een andere lidstaat gevestigd dienstverlener die diensten in Nederland wil verrichten.In het bijzonder wijst de Afdeling op artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Dienstenrichtlijn, waar het stellen van de eis aan de (in het buitenland gevestigde) dienstverrichter om een vergunning te verkrijgen in beginsel is verboden. Artikel 16, tweede lid, moet worden gelezen in relatie met artikel 16, eerste en derde lid, van de Dienstenrichtlijn. Dat betekent dat er een sterke veronderstelling is dat de eisen van artikel 16, tweede lid, niet kunnen worden gerechtvaardigd omdat zij in het algemeen onevenredig zijn. (zie noot 7) Wil derhalve de erkenningplicht in overeenstemming zijn met artikel 16 van de Dienstenrichtlijn dan geldt een verzwaarde motivering waarom deze procedure aan artikel 16, eerste lid en derde lid, voldoet, dus dat deze non-discriminatoir, evenredig, noodzakelijk en gerechtvaardigd is.In het voorgaande, onder punt a, is geconstateerd dat de noodzaak en de geschiktheid van het stellen van eisen aan de (rechts)personen die de invoerhandeling verrichten en daarmee het erkenningsstelsel niet overtuigend is gemotiveerd in de toelichting. Derhalve dringt de vraag zich op of wel kan worden voldaan aan de verzwaarde motiveringsplicht ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Dienstenrichtlijn. In de memorie van toelichting wordt hier niet op ingegaan. Er wordt slechts opgemerkt dat in de toelichting bij de wijziging van het Vuurwerkbesluit nader wordt aangegeven hoe de erkenningplicht is in te passen in het systeem van bestaande (Europese) regelgeving.De Afdeling acht deze motivering ontoereikend. Het voorstel heeft als enige doel het voorzien in een grondslag voor de - door Europese regels beheerste - erkenningplicht. Dientengevolge ligt het in de rede om in de toelichting op het voorstel in te gaan op de vraag of en zo ja, onder welke voorwaarden de Dienstenrichtlijn ruimte biedt om te voorzien in een erkenningplicht. Bij de amvb kan dan vervolgens worden ingegaan in hoeverre het daar vormgegeven instrument ook daadwerkelijk voldoet aan de Europeesrechtelijke voorwaarden. De Afdeling kan, zonder kennis te hebben genomen van de concrete vormgeving van de erkenningplicht in de amvb, niet beoordelen of de Dienstenrichtlijn in de weg staat aan de introductie van deze verplichting. De wetgever dient te beoordelen of dit het geval is en of de thans voorgestelde wetswijziging uitvoerbaar is.De Afdeling adviseert, in het bijzonder met het oog op de Dienstenrichtlijn, de evenredigheid van de beoogde erkenningplicht te motiveren en zo nodig het voorstel te heroverwegen.2. Bescherming van de gezondheid van de mensHet voorstel voorziet in een verbreding van het wettelijk vastgelegde doel: behalve dat eisen kunnen worden gesteld aan de in artikel 11a.2, tweede lid, van de Wm opgesomde werkzaamheden ter bescherming van het milieu, kunnen - na inwerkingtreding van het voorstel - aan de invoer van pyrotechnische artikelen voor theatergebruik en vuurwerk eisen worden gesteld ter bescherming van de gezondheid van de mens.In de toelichting op het voorstel wordt als reden voor de verbreding van de wettelijke grondslag opgemerkt: "[..] pyrotechnische artikelen en vuurwerk kunnen negatieve effecten hebben op het milieu, maar nog veel evidenter zijn de gevaren die dit oplevert voor de gezondheid van de mens" "Vanwege de verwevenheid tussen de bescherming van het milieu en de bescherming van de gezondheid van de mens is ervoor gekozen om de bescherming van de gezondheid van de mens aanvullend [ ] op te nemen". (zie noot 8)Hiermee is echter de noodzaak voor de verbreding van de grondslag niet voldoende gemotiveerd omdat deze slechts gaat gelden voor één van de (vele) handelingen in de hele keten, namelijk de invoer. Dit terwijl niet de invoer, maar het gebruik, het tot ontbranding brengen van illegale producten door consumenten, zal leiden tot het directe gevaar voor de gezondheid van de mens. Voor dit gebruik, maar ook voor de overige handelingen (opslag, vervaardigen, voorhanden hebben, etc.) geldt de voorgestelde verbrede grondslag echter niet. Zonder nadere toelichting maakt dit een willekeurige indruk. Daarbij komt dat voor handelingen met vuurwerk geldt dat ingevolge artikel 1.1, tweede lid, van de Wm onder "gevolgen voor het milieu" mede "de gevolgen voor het fysieke milieu, gezien vanuit het belang van de bescherming van de mens" moet worden verstaan. Door alleen voor de invoer de gezondheid van de mens te expliciteren, kan verwarring ontstaan over de reikwijdte van het begrip "gevolgen voor het milieu" voor de overige handelingen.De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.3. Administratieve lastenHet voorstel brengt administratieve en bestuurlijke lasten met zich. De reële lasten van de erkenningsverplichting hangen samen met de vormgeving van dit nieuwe instrument en zijn pas kenbaar bij de wijziging van het Vuurwerkbesluit. Een indicatie van de voorgenomen wijziging en de daarbij behorende lasten voor degene die de artikelen binnen Nederland wil brengen alsmede voor het tot het verstrekken van de erkenning bevoegde bestuursorgaan, is thans reeds op zijn plaats. In de toelichting wordt echter niet ingegaan op deze lasten.De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 8 september 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat met de opmerkingen rekening is gehouden.Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling en in verband met het internationale karakter van de handel in vuurwerk, is bezien of in Benelux-verband de handel in illegaal vuurwerk gezamenlijk kan worden tegengegaan. Dit heeft inmiddels geresulteerd in voorgenomen beschikking op grond waarvan de Benelux-landen zich ertoe verplichten een zogenoemde pyropas in te voeren voor o.a. vuurwerkbedrijven die handelen in vuurwerk. Met behulp van een verplichte pyropas voor vuurwerkbedrijven bij de aankoop van vuurwerk is gemakkelijker onderscheid te maken tussen professionele vuurwerkbedrijven en illegale handel. De verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan aan kopers die niet voldoen aan de wettelijke bevoegdheidseisen. In Nederland, België en Luxemburg wordt de pyropas het bewijs dat een koper van vuurwerk voldoet aan de vereisten. Duitsland en de Europese Commissie waren bij het Benelux-overleg aanwezig en steunen dit initiatief dat bij succes mogelijk navolging gaat krijgen binnen de hele Europese Unie.De invoering van de pyropas dient hetzelfde doel als een erkenningsstelsel, namelijk de handel in illegaal vuurwerk tegengaan. De noodzaak en geschiktheid van het beoogde erkenningsstelsel komt te vervallen met de voorgenomen invoering van de pyropas. Daartoe gemachtigd door de ministerraad moge ik U, verzoeken goed te vinden dat het hierbij gevoegde voorstel van wet gezien het voorgaande niet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt aangeboden en dat het onderhavige nader rapport tezamen met het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het voorstel van wet en de daarbij behorende memorie van toelichting, zoals deze aan de Afdeling advisering van de Raad van State is voorgelegd, openbaar wordt gemaakt.DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAATVoetnoten(1) Memorie van toelichting, algemeen deel.(2) Het reeds bestaande Vuurwerkbesluit.(3) Bijvoorbeeld de artikelen 1.3.1 e.v., 1A.2B.1 ev, 1A.2E.1 e.v..(4) Hoewel het voorstel en de beoogde erkenningplicht niet voorziet in eisen aan goederen.(5) Anderen dan vervoerders (zie artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van de Dienstenrichtlijn),(6) Richtlijn 2006/123/EG betreffende de diensten op de interne markt (PB 2006, L 376), zie considerans 33 van de richtlijn en de ICER-handleiding over de Dienstenrichtlijn.(7) De meeste voorbeelden van in lid 2 genoemde eisen zijn al beoordeeld in de jurisprudentie van het Hof van Justitie en daarin strijdig bevonden met het huidige artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op deze basis is er een sterke veronderstelling dat dergelijke eisen niet kunnen worden gerechtvaardigd met een beroep op een van de vier doelen van algemeen belang van artikel 16, lid 3, omdat zij in het algemeen onevenredig zijn. Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn, Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen 2007, blz. 40.(8) Memorie van toelichting, toelichting op artikel I, onderdeel C, onder 1,2, en 3.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Wfsv om in verband met de bijzondere omstandigheden als gevolg van covid-19 tijdelijk de AWf-premie niet te herzien bij overwerk.

[Gepubliceerd: 2020-09-14] Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2020, no.2020001379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv om in verband met de bijzondere omstandigheden als gevolg van covid-19 tijdelijk de AWf-premie niet te herzien bij overwerk, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 31 augustus 2020Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de nota van toelichting de conclusie van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) anders te verwoorden.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 in verband met de evaluatie van de Natuurschoonwet 1928.

[Gepubliceerd: 2020-09-11] Bij Kabinetsmissive van 20 april 2020, no.2020000799, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 in verband met de evaluatie van de Natuurschoonwet 1928, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit COVID-19 aanspraak bovenwettelijke vakantie-uren van raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers.

[Gepubliceerd: 2020-09-11] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001443, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp Tijdelijk besluit COVID-19 aanspraak bovenwettelijke vakantie-uren van raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers in verband met de tijdelijke verhoging van de leeftijdsgrens tot drieënzeventig jaar, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten (versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit).

[Gepubliceerd: 2020-09-11] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000648, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in een aantal maatregelen ter versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het belang van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit, maar maakt opmerkingen over de effectiviteit en de vormgeving van een aantal voorgestelde wijzigingen. Deze opmerkingen betreffen de effectiviteit en de reikwijdte van de maatregel kostenverhaal, de toerekening en matiging bij de maatregel kostenverhaal en de vormgeving van de maatregel kostenverhaal in de Wet op de economische delicten (WED).Voorts maakt de Afdeling opmerkingen over de verhouding van de strafbaarstelling van invoer, uitvoer, vervoer of bezit van precursoren met artikel 10a van de Opiumwet, over de afbakening van de reikwijdte van het strafrechtelijk executie onderzoek en over de verhouding van de strafbaarstelling van wederrechtelijk verblijf op een haven, luchthaven of rangeerterrein tot artikel 62a Luchtvaartwet. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het voorstel en de toelichting.1. InleidingDit wetsvoorstel strekt tot aanpassing van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Stafvordering en enkele andere wetten met het oog op de versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit. Het vormt onderdeel van een breder wetgevingsprogramma, bestaande uit meerdere wetsvoorstellen op bestuursrechtelijk en strafrechtelijk terrein die onderling gemeen hebben dat zij (mede) tot doel hebben de aanpak van ondermijning te versterken. Dit wetsvoorstel ziet binnen dat bredere kader op de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit. (zie noot 1)De Afdeling onderschrijft het belang van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit, maar maakt opmerkingen over de effectiviteit en de vormgeving van een aantal voorgestelde wijzigingen. Vanwege de uiteenlopende aard van de voorgestelde wijzigingen wordt het voorstel hierna per onderdeel besproken. De Afdeling maakt opmerkingen over de maatregel kostenverhaal (paragraaf 2), de strafbaarstelling van invoer, uitvoer, vervoer of bezit van precursoren (paragraaf 3), de verruiming van het strafrechtelijk executie onderzoek (paragraaf 4) en de strafbaarstelling van wederrechtelijk verblijf op een haven, luchthaven of rangeerterrein (paragraaf 5).2. Maatregel kostenverhaala. AlgemeenDe opsporingsdiensten en het openbaar ministerie (OM) kunnen in het kader van een strafrechtelijke procedure voorwerpen in beslag nemen. Voor bepaalde voorwerpen geldt dat zij zich naar hun aard niet lenen om terug te worden gebracht in de maatschappij, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang (bijvoorbeeld drugs of wapens). Deze voorwerpen zullen moeten worden vernietigd. Met de vernietiging zijn vaak hoge kosten gemoeid. Deze kosten worden thans ten laste gebracht van de gemeenschappelijke middelen.Met dit onderdeel van het wetsvoorstel wordt een maatregel geïntroduceerd die het mogelijk maakt dat de kosten van de vernietiging en de daarmee samenhangende kosten (zie noot 2) worden verhaald op de veroordeelde van een strafbaar feit waarvoor oplegging van de maatregel kostenverhaal mogelijk is. (zie noot 3) Het huidige recht biedt daarvoor geen basis. (zie noot 4) Op deze wijze wordt degene die strafbare feiten pleegt verantwoordelijk gehouden voor de kosten van het ongedaan maken van de gevolgen van deze strafbare gedragingen voor de leefomgeving en de volksgezondheid. (zie noot 5) De maatregel wordt opgenomen in de Opiumwet, (zie noot 6) de Wet wapens en munitie (Wwm) (zie noot 7) en de WED (zie noot 8) en wordt ingebed in de bestaande structuur van het strafproces. (zie noot 9) De tenuitvoerlegging van deze maatregel zal plaatsvinden op de wijze van tenuitvoerlegging van de ontnemingsmaatregel. (zie noot 10)b. Effectiviteit; financiële opbrengstenIn het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de kosten, verbonden aan de tenuitvoerlegging van maatregelen, ten laste van de staat komen, voor zover niet bij of krachtens enige wet anders is bepaald. (zie noot 11) Die bepaling betreft een verbijzondering van het algemene uitgangspunt dat de handhaving van wet- en regelgeving uit de algemene middelen dient te worden gefinancierd, omdat deze plaatsvindt ten behoeve van het algemeen belang. De maatregel kostenverhaal vormt hierop een uitzondering. Daarom moeten de uitgangspunten in acht worden genomen die zijn neergelegd in het rapport "Maat houden" (2014), (zie noot 12) dat richtlijnen geeft voor het doorberekenen van handhavingskosten. (zie noot 13)Volgens het rapport "Maat houden" (2014) kan het de veroorzaker betaalt-beginsel een grondslag bieden voor de doorberekening van handhavingskosten. Eén van de aan (gedeeltelijke) doorberekening gestelde randvoorwaarden (zie noot 14) houdt in dat deze er niet toe mag leiden dat de baten ervan niet opwegen tegen de kosten. In de toelichting wordt aangegeven dat het de verwachting is dat de opbrengsten in ieder geval tegen de structurele kosten zullen opwegen, waarmee dit onderdeel van het wetsvoorstel kostenneutraal ingevoerd kan worden. (zie noot 15) De Afdeling is er evenwel niet van overtuigd dat de baten die met het voorstel gerealiseerd zouden moeten worden, opwegen tegen de financiële en mogelijk maatschappelijke lasten van het voorstel.De Afdeling wijst daartoe op het volgende. Het is aannemelijk dat vooral de daders met een ondergeschikte rol in een groter crimineel netwerk worden veroordeeld. (zie noot 16) De inning kan bij deze personen problematisch zijn. De schuldenlast van veroordeelden zal toenemen, hetgeen effect zal kunnen sorteren op recidive en resocialisatie. Bovendien kan het voorstel naast de kosten die gepaard gaan met de inning ook andere kosten met zich meebrengen, zoals meer beroepsprocedures en meer gevallen waarin een beroep wordt gedaan op bijvoorbeeld schuldhulpverlening. (zie noot 17) De berekening in de toelichting is bovendien gemaakt op basis van een aantal aannames (zie noot 18) en is voorts niet volledig. (zie noot 19) In dat licht bezien rijst de vraag of de te verwachten opbrengsten van doorberekening daadwerkelijk zullen opwegen tegen de kosten. De beantwoording van die vraag verdient meer aandacht in de toelichting. Daarnaast acht de Afdeling het in verband met de onzekerheden over het te verwachten financiële effect wenselijk om een evaluatiebepaling in het voorstel op te nemen.De Afdeling adviseert in de toelichting extra aandacht te besteden aan de financiële gevolgen van dit onderdeel van het wetsvoorstel en in het voorstel een evaluatiebepaling op te nemen.c. ReikwijdteIn de toelichting wordt de toepassing van de voorgestelde maatregel telkens en alleen gekoppeld aan de vernietiging van illegaal vuurwerk, illegale gewasbeschermingsmiddelen, drugs(laboratoria) en hennepkwekerijen. (zie noot 20) De reikwijdte van de voorgestelde bepalingen is evenwel geenszins beperkt tot deze gevallen. De maatregel kan immers worden toegepast bij (feitelijk) alle strafbare feiten uit de Opiumwet, de WED en de Wwm. De reikwijdte van de maatregel is in zoverre dan ook veel ruimer dan in de toelichting wordt gesuggereerd. Zo omvat de WED naast bepalingen over illegaal vuurwerk en illegale gewasbeschermingsmiddelen zeer veel andere strafbare feiten van uiteenlopende aard en komt de maatregel in verhouding tot de Wwm in de toelichting in het geheel niet aan bod.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit inburgering in verband met een vrijstelling voor ondernemers van het examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

[Gepubliceerd: 2020-09-11] Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2020, no.2020001311, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit inburgering in verband met een vrijstelling voor ondernemers van het examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met enkele aanpassingen in het alcoholslotprogramma.

[Gepubliceerd: 2020-09-10] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2014, no.2014001390, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met enkele aanpassingen in het alcoholslotprogramma, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van grondslagen voor het verwerken van gepseudonimiseerde persoonsgegevens.

[Gepubliceerd: 2020-09-10] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2020, no.2020001208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van grondslagen voor het verwerken van gepseudonimiseerde persoonsgegevens ten behoeve van registraties ter bevordering van de kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg en wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met het toevoegen van de bevoegdheid voor het CIZ om geaggregeerde informatie te genereren en verstrekken aan de Minister van VWS ten behoeve van het doen van ramingen, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel regelt een wettelijke grondslag voor de verwerking van (gepseudonimiseerde) persoonsgegevens ten behoeve van kwaliteitsregisters van verslavingszorg en traumazorg. Daarnaast regelt het wetsvoorstel een grondslag voor de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het opnemen van een definitie van verslavingszorg in de wet en de uitoefening van de rechten van betrokkenen. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Opnemen wettelijke definitie van verslavingszorgHet wetsvoorstel regelt onder meer dat een zorgaanbieder die verslavingszorg verleent (bijzondere) persoonsgegevens verstrekt aan onze Minister ten behoeve van statistische doeleinden, beleidsvorming, kwaliteitsbewaking en kwaliteitsbevordering van de verslavingszorg. (zie noot 1) Uit de toelichting blijkt dat het hierbij specifiek gaat om de (gepseudonimiseerde) gegevensverwerking ten behoeve van het Landelijk Alcohol- en drugsinformatiesysteem (LADIS). Dit register bestaat al geruime tijd. De gegevens uit LADIS worden onder meer gebruikt om te kunnen voldoen aan de Europeesrechtelijke verplichting om inzicht te geven in de vraag naar verslavingszorg in Nederland. (zie noot 2) Daarnaast worden de gegevens gebruikt voor de Nationale drug monitor, kerncijfers verslavingszorg en de landelijke monitor gezondheidszorg. (zie noot 3)De Afdeling merkt op dat deze rapportages gegevens bevatten over uiteenlopende vormen van verslavingszorg. Zonder nadere toelichting is daarom niet duidelijk wat onder verslavingszorg moet worden verstaan. Als gevolg daarvan is ook niet zonder meer duidelijk op welke zorgaanbieders de voorgestelde verplichting rust om gegevens te verstrekken.Gelet daarop adviseert de Afdeling de reikwijdte van de wettelijke verplichting te verduidelijken en in het wetsvoorstel een definitie van verslavingszorg op te nemen.2. Rechten van betrokkenen bij gepseudonimiseerde gegevensverwerkingVoorgesteld wordt dat zorgaanbieders van verslavingszorg en traumazorg aan respectievelijk de minister en de traumacentra (bijzondere) persoonsgegevens verstrekken ten behoeve van de kwaliteitsregisters LADIS en de Landelijke Traumaregistratie (LTR). (zie noot 4) De minister en traumacentra verwerken deze gegevens vervolgens ten behoeve van deze registers voor zover deze gegevens zijn gepseudonimiseerd. (zie noot 5)Voor verwerking van persoonsgegevens geldt dat een ieder in beginsel moet kunnen nagaan of, en zo ja, welke gegevens worden verwerkt. Ter invulling van dit beginsel zijn in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) een aantal rechten toegekend aan betrokkene. (zie noot 6) Ten aanzien van de rechten van betrokkenen wordt in de toelichting enerzijds opgemerkt dat deze bij algemene maatregel van bestuur nader zullen worden uitgewerkt. (zie noot 7) Elders in de toelichting wordt echter opgemerkt dat de rechten van betrokkenen niet bij Nederlands recht worden beperkt en dat de bepalingen in de AVG die zien op de rechten van betrokkenen niet van toepassing zijn. (zie noot 8)De Afdeling merkt op dat de toelichting aldus tegenstrijdig is over de (nadere) regulering van de rechten van betrokkenen. Daarbij wordt onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de verschillende verwerkingen die plaatsvinden door respectievelijk zorgaanbieders, de minister en traumacentra. Weliswaar geldt voor de verwerking door de minister en de traumacentra dat sprake is van gepseudonimiseerde gegevens. Dit geldt blijkens het voorstel echter niet voor de gegevensverstrekking door de zorgaanbieders van verslavingszorg en acute zorg aan respectievelijk de minister en traumacentra. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de wijze waarop de rechten van betrokkenen in die gevallen zullen worden gewaarborgd en zo nodig het voorstel aan te passen.Volgens de toelichting zijn de bepalingen van de AVG ten aanzien van de rechten van betrokkenen niet van toepassing. Ter motivering van die stelling wordt aangevoerd dat het een verwerking betreft waarvoor de betrokkene niet wordt geïdentificeerd en ook niet hoeft te worden geïdentificeerd. De verwerkingsverantwoordelijke kan vanwege de dubbele pseudonimisering de betrokkene niet identificeren, omdat hij de gebruikte unieke pseudoniemen niet kan herleiden tot de betrokkenen, aldus de toelichting. (zie noot 9) Aldus is sprake van de uitzonderingssituatie waarin de bepalingen in de AVG, die zien op de rechten van betrokkenen, niet van toepassing zijn. (zie noot 10)De Afdeling wijst erop dat deze motivering vragen oproept. De AVG regelt immers eveneens waarborgen en afwijkingen voor de verwerking van (gepseudonimiseerde) gegevens met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statische doeleinden. Deze verwerkingen zijn onderworpen aan passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van betrokkene. Bij Unierecht of nationaal recht kan in dat geval worden afgeweken van een aantal (specifieke) bepalingen met betrekking tot de rechten van betrokkenen. (zie noot 11) Inperking van deze rechten kan echter pas aan de orde zijn voor zover die rechten het verwezenlijken van de specifieke doeleinden onmogelijk dreigen te maken of ernstig dreigen te belemmeren en dergelijke afwijkingen noodzakelijk zijn om die doeleinden te bereiken. (zie noot 12)De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De waarnemend vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 4 september 20201. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heeft de regering een definitie van verslavingszorg opgenomen. Daarbij wordt opgemerkt dat deze opsomming niet limitatief is, aangezien verslavingszorg vele verschijningsvormen kent en er door de tijd kunnen nieuwe verslavingen ontstaan. Om die reden is een definitie opgenomen die enerzijds helderheid verschaft ten behoeve van de reikwijdte van dit onderdeel van de wet en anderzijds enige flexibiliteit verleent in het licht van toekomstige ontwikkelingen. De (artikelsgewijze)toelichting is eveneens aangepast.2. Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling is paragraaf 5.1.1 van de memorie van toelichting aangepast zodat de onbedoelde inconsistentie is verholpen.Voorts geeft de opmerking van de Afdeling over de toepasselijkheid van de rechten van betrokkenen in het geval van gepseudonimiseerde persoonsgegevens (die door desbetreffende kwaliteitsregistraties ook niet zonder meer te ontsleutelen zijn) de regering aanleiding om een en ander nader toe te lichten in het nader rapport en in de toelichting bij het wetsvoorstel. De Afdeling maakt een vergelijking met de verwerking als bedoeld in artikel 89 van de AVG, te weten de verwerking van (gepseudonimiseerde) gegevens met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statische doeleinden. Alhoewel kwaliteitsregistraties ook statistische doeleinden (kunnen) dienen is dit niet de enige dan wel primaire taak van kwaliteitsregistraties. Deze beogen de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren. Om die reden is een beroep op artikel 89 van de AVG niet haalbaar. Aangezien de persoonsgegevens (dubbel) gepseudonimiseerd worden verstrekt aan de beide kwaliteitsregistraties en zij niet beschikken over de sleutel van de pseudonimisering, zijn zij niet in staat om de gegevens te herleiden tot een persoon. Bovendien bestaat er voor deze registraties geen noodzaak om deze gegevens tot een persoon te kunnen herleiden. Dit heeft als gevolg dat kwaliteitsregistraties geen uitvoering kúnnen geven aan de in de AVG gestelde rechten van betrokkenen, tenzij deze gegevens worden ontsleuteld zodat de kwaliteitsregistraties vervolgens in staat worden gesteld de rechten van een betrokkenen te effectueren. Echter, dit betekent dat de waarborg die pseudonimisering met zich meebrengt wordt teniet gedaan en leidt bovendien tot een aanvullende (grote) verwerking van persoonsgegevens. Om die reden is een beroep op artikel 11 van de AVG gerechtvaardigd. Daarbij wordt ten overvloede nog opgemerkt dat betrokkenen wel door de zorgaanbieders worden geïnformeerd dat hun gegevens aan derden (op grond van een wettelijke verplichting) kunnen worden verstrekt en worden zij gewezen op hun rechten.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister voor Medische ZorgVoetnoten(1) Voorgesteld artikel 30a, eerste lid, Wkkgz.(2) Verordening (EG) nr.19020/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking) PbEU L376/1.(3) Memorie van Toelichting, paragraaf 2.2.(4) Voorgesteld artikel 30a, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid.(5) Voorgesteld artikel 30a, derde lid, en artikel 30b, vierde lid.(6) Artikelen 12-22 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, PbEU 2016, L 119/1 (Algemene verordening gegevensbescherming).(7) Memorie van Toelichting, paragraaf 5.1.1.(8) Memorie van Toelichting, paragraaf 5.1.2.(9) Memorie van Toelichting, paragraaf 5.1.2.(10) Artikel 11, eerste en tweede lid, AVG.(11) Artikel 89 en 156-163, AVG.(12) Artikel 89, tweede en derde lid, AVG.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zodat voor de maanden april en mei van 2020 geen eigen bijdrage is verschuldigd.

[Gepubliceerd: 2020-09-09] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zodat voor de maanden april en mei van 2020 geen eigen bijdrage is verschuldigd, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit VWS 2020.

[Gepubliceerd: 2020-09-09] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2020, no.2020001279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van een aantal besluiten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde de orthopedagoog-generalist toe te voegen aan de begripsbepaling van geregistreerde professional en de naamswijziging van het AMHK en enkele andere wijzigingen door te voeren (Verzamelbesluit VWS 2020), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.20.0208/III- De keuze om 16- en 17-jarigen zelfstandig te laten beslissen over deelname aan bevolkingsonderzoek toelichten.- In artikel IV, onderdeel B, de meervoudsvorm "Veilig Thuis-organisaties" uitschrijven: "Veilig Thuis-organisaties zoals bedoeld in artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015".- In de toelichting van artikel IV, onderdeel C, verwijzen naar het moment van inwerkingtreding van deze artikelen (Stb. 2014, 443), zodat kenbaar is dat deze zijn uitgewerkt.- In artikel VI, onderdeel B, het woord "telkens" toevoegen na "het AMHK".- De wijzigingen van artikel XII, onderdelen B, onder 2 t/m 5, toelichten met een verwijzing naar Stb. 2019, 319.- De wijzigingen van artikel XII, onderdeel C, splitsen in wijzigingen m.b.t. "het AMHK" en "Het AMHK".Nader rapport (reactie op het advies) van 18 augustus 2020Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Wel zijn een paar redactionele opmerkingen gemaakt. De redactionele opmerkingen zijn grotendeels verwerkt in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting. Er is voor gekozen om in artikel 1.1 van het Besluit Jeugdwet de begripsbepaling van jeugddomein het advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling niet te vervangen door Veilig Thuis-organisaties als bedoeld in artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015, maar slechts door Veilig Thuis-organisaties. In artikel 1.1 van de Jeugdwet is als begripsbepaling van Veilig Thuis opgenomen dat dit een Veilig Thuis-organisatie is als bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wmo 2015. Het is niet nodig om dit in het Besluit Jeugdwet te herhalen.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het ontwerpbesluit aan te vullen met enkele wijzigingen in het Besluit medische hulpmiddelen en het Besluit actieve implantaten vanwege de vertraging in het van toepassing worden van Verordening (EU) 2017/745 in verband met de Covid-crisis.Deze verordening bevat het regelgevingskader omtrent de markttoelating van medische hulpmiddelen. De Wet medische hulpmiddelen (Stb. 2019, 400, hierna: Wmh) vormt de uitvoering van deze verordening. De huidige Wet op de medische hulpmiddelen, het Besluit medische hulpmiddelen en Besluit actieve implantaten zullen ingetrokken worden wanneer Verordening (EU) 2017/745 van toepassing wordt.Echter, in verband met de uitbraak van COVID-19 is recent besloten dat die verordening van toepassing wordt per 26 mei 2021 in plaats van 26 mei 2020. Dit uitstel heeft gevolgen voor de reeds in gang gezette implementatiewerkzaamheden van Verordening (EU) 2017/745. Deze verordening brengt namelijk mee dat de huidige notificatieplicht voor klinisch onderzoek niet langer bij de IGJ hoeft te geschieden, maar slechts nog bij de CCMO. De IGJ en de CCMO zijn dan ook al geruime tijd bezig de overdracht van deze taken in hun processen in te bouwen.Nu Verordening (EU) 2017/745 en de Wmh pas per 26 mei 2021 van toepassing worden, blijven het huidige Besluit medische hulpmiddelen en het Besluit actieve implantaten nog een jaar van toepassing. Dit zou betekenen dat de CCMO en de IGJ de voorbereidingen van de overdracht van de bedoelde taken voor nu stop moeten zetten en deels zelfs terug zouden moeten draaien, terwijl de overdracht bij inwerkingtreding van de Wmh (2021) opnieuw plaats zou moeten vinden. De wijziging van het Besluit medische hulpmiddelen en het Besluit actieve implantaten is er dan ook op gericht dat de notificaties niet meer bij de IGJ hoeven te worden gedaan, vooruitlopend op de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/745. Met deze wijzigingen wordt voorkomen dat reeds in gang gezette implementatiewerkzaamheden door de IGJ, CCMO en fabrikanten stopgezet of teruggedraaid zouden moeten worden.Van de gelegenheid is daarnaast gebruik gemaakt om een wetstechnische omissie in het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch technoloog (Stb. 2020, 96) te herstellen. Bij publicatie van dat besluit bleek dat de daarin opgenomen wijzigingen van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid en het Registratiebesluit BIG niet doorgevoerd konden worden. De formulering van de wijzigingsvoorstellen klopte niet meer vanwege recent aangebrachte andere wijzigingen in dezelfde artikelen. De formulering is daarom nu aangepast aan de huidige teksten, zodat de gewenste wijzigingen alsnog doorgevoerd kunnen worden.Ik moge U hierbij in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanwijzing van 's-Hertogenbosch als nevenzittingsplaats van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven.

[Gepubliceerd: 2020-09-09] Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2020, no.2020001308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van 's-Hertogenbosch als nevenzittingsplaats van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 17 augustus 2020De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister voor Medische Zorg
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassing van het Besluit publieke gezondheid vanwege de opname van een nieuwe vaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma.

[Gepubliceerd: 2020-09-09] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2020, no.2020001568, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit publieke gezondheid vanwege de opname van een nieuwe vaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 24 augustus 2020Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet kapitaalvereisten 2020.

[Gepubliceerd: 2020-09-08] Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2020, no.2020001001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met implementatie van Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) en ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150) (Implementatiewet kapitaalvereisten 2020), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering maakt opmerkingen over de toepassing van een aantal lidstaatopties voor beloningsmaatregelen, over een aantal aspecten van de regeling voor goedkeuring van (gemengde) financiële holdings, over de reikwijdte van de verplichting een intermediaire EU-onderneming te hebben en ten slotte over de noodzaak en waarborgen van gegevensverwerking in de uitzonderlijke gevallen waarin volgens de toelichting uitwisseling van persoonsgegevens nodig is. Daarnaast heeft de Afdeling een algemene opmerking: zij adviseert om in de toelichting in te gaan op de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder een noodzakelijke structurele verbetering van de inzichtelijkheid en de toegankelijkheid van de Wft kan plaatsvinden. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Achtergrond en inhoud wetsvoorstelHet wetsvoorstel geeft uitvoering aan de Europese wijzigingsrichtlijn kapitaalvereisten (zie noot 1) en de wijzigingsverordening kapitaalvereisten (zie noot 2), die de richtlijn kapitaalvereisten (zie noot 3) onderscheidenlijk de verordening kapitaalvereisten (zie noot 4) wijzigen. Deze wijzigingsrichtlijn en -verordening maken onderdeel uit van het Bankenpakket (zie noot 5) waarmee een volgende stap wordt gezet naar de voltooiing van de bankenunie. Zij bevatten belangrijke wijzigingen van onder meer het kapitaaleisenraamwerk voor banken en bepaalde beleggingsondernemingen.Zo regelt de wijzigingsverordening een nieuwe risico-ongewogen minimum hefboomratiokapitaaleis van 3%, ook bekend als de leverage ratio, waaraan banken vanaf 28 juni 2021 moeten voldoen.Het wetsvoorstel wijzigt de Wet op het financieel toezicht (Wft). Met het wetsvoorstel wordt onder meer een nieuw goedkeuringsvereiste geregeld voor (gemengde) financiële holdings die moederonderneming zijn van groepen met banken en beleggingsondernemingen waarop geconsolideerd toezicht wordt gehouden. (zie noot 6) Voorts wordt een nieuwe verplichting tot aanwijzing van een intermediaire EU-moederonderneming geregeld voor groepen met een moederonderneming met zetel in een derde land en die in de EU actief zijn met twee of meer banken of beleggingsondernemingen in de zin van de richtlijn kapitaalvereisten. (zie noot 7) Ook worden onder meer wijzigingen voorgesteld die verband houden met de verdergaande harmonisatie van het microprudentiële toezicht op banken en beleggingsondernemingen, in het bijzonder van het toezicht- en evaluatieproces (Supervisory Review and Evalution Process) en de instellingsspecifieke Pijler 2-kapitaalvereisten.2. Toegankelijkheid en inzichtelijkheid van de WftDe Afdeling ziet aanleiding voor een algemene opmerking vooraf. De Afdeling brengt in herinnering dat zij in haar advies over het wetsvoorstel herstel en afwikkeling van banken en verzekeraars heeft opgemerkt dat met een grondige herziening van de opzet van de Wft de toegankelijkheid moet worden verbeterd. (zie noot 8) Naar aanleiding van deze adviesopmerking is door de Minister van Financiën een verkenning uitgevoerd hoe de Wft toegankelijker en toekomstbestendiger kan worden gemaakt. Daartoe is een verkenningsnotitie in consultatie gebracht waarin zowel het probleem als een aantal mogelijke oplossingsrichtingen werd verkend.Over de uitkomsten van deze verkenning heeft de Minister van Financiën op 24 mei 2019 aan de Tweede Kamer geschreven dat belanghebbenden zijn analyse van de gebreken in inzichtelijkheid en toegankelijkheid delen. Echter, de minister achtte het toen niet opportuun om gezien de lopende werkzaamheden rondom beleid en wetgeving voor de financiële markten en de verwachte nationale en internationale ontwikkelingen op dit terrein, een omvangrijk traject tot herziening van de Wft te starten. Tegelijkertijd onderkende de minister het belang van een goed functionerend regelgevend kader voor de financiële sector en zegde hij toe bij gelegenheid en op incidentele basis wetstechnische verbeteringen door te voeren, om de toegankelijkheid en inzichtelijkheid van de Wft te bevorderen. (zie noot 9)De Afdeling stelt vast dat gegeven de probleemanalyse van de minister, die door belanghebbenden wordt onderschreven, het bij gelegenheid en op incidentele basis doorvoeren van wetstechnische verbeteringen geen toereikende oplossing is. Dat betekent dat de bestaande gebreken in inzichtelijkheid en toegankelijkheid zich alleen maar zullen verdiepen. Het is volgens de Afdeling voor een goed functionerend regelgevend kader essentieel dat op enig moment in de toekomst een (meer) structurele oplossing wordt gerealiseerd.De Afdeling beveelt aan in de toelichting aandacht te besteden aan de termijn waarop en de voorwaarden waaronder de inzichtelijkheid en de toegankelijkheid van de Wft structureel zullen worden verbeterd.3. Beloningsmaatregelen: vrijstelling voor kleine en niet-complexe instellingen of individuele personeelsledenDe wijzigingsrichtlijn introduceert een meer proportionele toepassing (zie noot 10) van de beloningsregels op kleine en niet-complexe instellingen en op individuele personeelsleden van instellingen. (zie noot 11) Dit houdt in dat kleine niet-complexe instellingen of personeelsleden van instellingen onder voorwaarden vrijgesteld zijn van de toepassing van drie specifieke beloningsregels. (zie noot 12) Op grond van de richtlijn kapitaalvereisten is deze vrijstelling uitsluitend van toepassing op:(i) kleine en niet-complexe instellingen (zie noot 13) waarvan de waarde van de activa niet meer bedraagt dan 5 miljard; of(ii) individuele personeelsleden van instellingen van wie de variabele beloning niet hoger is dan 50.000 op jaarbasis, mits dat niet meer is dan een derde van de totale beloning.a. Lidstaatopties bij toepassing van de vrijstellingDe wijzigingsrichtlijn kent ten aanzien van de betreffende vrijstelling twee lidstaatopties. Ten eerste kan een lidstaat ervoor kiezen de drempel van de waarde van activa (van vijf miljard euro) voor instellingen te verhogen of te verlagen. (zie noot 14) Ten tweede kan een lidstaat besluiten dat bepaalde personeelsleden die voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling (zie noot 15) toch van de toepassing ervan worden uitgesloten, vanwege specifieke kenmerken van de nationale markt op het gebied van beloningspraktijk of vanwege de aard van de taken en het beroepsprofiel van die personeelsleden.In het voorstel wordt invulling gegeven aan de tweede lidstaatoptie ten aanzien van personeelsleden door de drempel van een variabele beloning van maximaal 33% (zie noot 16) te verlagen naar een variabele beloning van maximaal 10%. (zie noot 17) De Afdeling merkt op dat dit een onjuiste toepassing is van de lidstaatoptie uit de wijzigingsrichtlijn. (zie noot 18) Deze lidstaatoptie omvat immers niet de mogelijkheid om de drempel (de maximale variabele beloning) voor toepassing van de vrijstelling te verlagen.De lidstaatoptie bij de vrijstelling ten aanzien van personeelsleden biedt uitsluitend de mogelijkheid om bepaalde categorieën van personeelsleden alsnog van de toepassing van de vrijstelling uit te sluiten, vanwege specifieke kenmerken van de nationale markt op het gebied van beloningspraktijk of vanwege de aard van de taken en het beroepsprofiel van die personeelsleden. De wijzigingsrichtlijn biedt geen ruimte voor de voorgestelde invulling van de lidstaatoptie. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien de verlaging van de drempel ertoe strekt personeelsleden van de vrijstelling uit te sluiten vanwege specifieke kenmerken van de nationale markt op het gebied van beloningspraktijk of vanwege de aard van de taken en het beroepsprofiel van die personeelsleden.De Afdeling adviseert gezien het bovenstaande om de wijze waarop deze lidstaatoptie wordt toegepast te heroverwegen.b. Delegatie regelgevende bevoegdheidDe toelichting van het voorstel stelt dat de betreffende lidstaatoptie zal worden toegepast door dit in lijn met de bestaande systematiek te regelen in de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2017 van De Nederlandsche Bank (DNB). (zie noot 19) Deze toezichthouderregeling is gebaseerd op artikel 1:117, vierde lid, Wft. Op grond daarvan kan DNB nadere regels stellen met betrekking tot (i) de wijze waarop het beloningsbeleid wordt opgesteld en vastgesteld of goedgekeurd, uitgevoerd, geëvalueerd en aangepast en (ii) de wijze waarop vorm wordt gegeven aan beloningscomponenten en beloningsstructuren en de wijze waarop de risicos die uit het beleid en de uitvoering daarvan voortvloeien, worden beheerst.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB inzake niet bestede of op de rijksbijdrage in mindering gebrachte aanvullende middelen.

[Gepubliceerd: 2020-09-04] Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2020, no.20220001332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB inzake niet bestede of op de rijksbijdrage in mindering gebrachte aanvullende middelen in verband met bijzondere omstandigheden, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV.

[Gepubliceerd: 2020-09-04] Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2020, no.2020001355, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de introductie van bepalingen ter invoering van de tijdelijke mogelijkheid voor de rechter om de behandeling van faillissementsverzoeken aan te houden en andere verhaalsacties te schorsen en een schuldenaar een tijdelijk betalingsuitstel te verlenen in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Waterbesluit (actualisering van bijlagen III en IV).

[Gepubliceerd: 2020-09-04] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit (actualisering bijlagen III en IV), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Mediabesluit in verband met aanpassing van de evenementenlijst.

[Gepubliceerd: 2020-09-04] Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2020, no.2020001166, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met een aanpassing van de evenementenlijst, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen om te voorzien in differentiatie naar grootte van werkgever bij de premieheffing voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

[Gepubliceerd: 2020-09-03] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001522, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen om te voorzien in differentiatie naar grootte van werkgever bij de premieheffing voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds en om de systematiek van voortschrijdend cumulatief rekenen aan te passen, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.20.0266/III- Bij de voorgestelde differentiatie naar kleine en overige werkgevers voor de Aof-premie, inhoudelijk toelichten waarom niet bij de reeds bestaande driedeling naar kleine, middelgrote en grote werkgevers in het kader van de regeling gedifferentieerde premie Werkhervattingskas wordt aangesloten (artikel 2.5, eerste lid, onderdeel b tot en met d van het Besluit Wfsv).Nader rapport (reactie op het advies) van 31 augustus 2020De gedifferentieerde Aof-premie is uitsluitend bedoeld om kleine werkgevers financieel tegemoet te komen. Het zijn ook met name kleine werkgevers die aangeven de behoefte te hebben om ontzorgd te worden. Kleine werkgevers kunnen deze tegemoetkoming aanwenden om zich goed te verzekeren via bijvoorbeeld de MKB-verzuim-ontzorgverzekering, die het financiële risico van loondoorbetaling bij ziekte afdekt en de kleine werkgever helpt bij de verplichtingen en taken rondom loondoorbetaling bij ziekte, waarmee zij dus ook ontzorgd kunnen worden. Derhalve is er niet voor gekozen om aan te sluiten bij de reeds bestaande driedeling. Daarnaast is het niet conform de afspraken die het kabinet heeft gemaakt met de werkgevers.Aangezien eenzelfde opmerking ook is gemaakt in de internetconsultatie, is de bovenstaande toelichting aangevuld in hoofdstuk 7 van het algemeen deel van de memorie van toelichting, onder Internetconsultatie gedifferentieerde Aof-premie.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19.

[Gepubliceerd: 2020-09-03] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2020, no.2020001554, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen en enige andere besluiten in verband met de tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs in verband met COVID-19 en enkele andere wijzigingen (Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De waarnemend vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 26 augustus 2020Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Desondanks is het ontwerp op een tweetal punten aangepast.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Pensioenwet en Wvb in verband met introduceren keuzemogelijkheid bedrag ineens, vrijstelling RVU-heffing en uitbreiden verlofsparen.

[Gepubliceerd: 2020-09-03] Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2020, no.2020001169, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing op regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen), met memorie van toelichting.Het voorstel bevat drie flankerende maatregelen die zijn opgenomen in het in juni 2019 gesloten pensioenakkoord. (zie noot 1) In de eerste plaats wordt de mogelijkheid geboden om bij het ingaan van het pensioen maximaal 10% als een bedrag ineens op te nemen. (zie noot 2) In de tweede plaats geeft een - tijdelijke - versoepeling van de zogenoemde RVU-heffing (zie noot 3) meer ruimte voor uittredingsregelingen waarmee werknemers de mogelijkheid krijgen om drie jaar voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. Ten derde wordt de regeling voor verlofsparen uitgebreid van 50 naar 100 weken. (zie noot 4)De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de introductie van de mogelijkheid om een deel van het pensioen ineens op te nemen, gelet op de behoefte aan meer flexibiliteit bij pensioenuitkeringen. De daaraan in het voorstel gestelde voorwaarden en de gevolgen voor de inkomstenbelasting en toeslagen roepen echter de vraag op of het voorstel in deze vorm iets zal toevoegen voor de praktijk, terwijl het risico in het leven wordt geroepen dat betrokkenen beslissingen nemen die verkeerd voor hen uitvallen, nu veel betrokkenen - ook na de voorlichting door uitvoerders - de gevolgen onvoldoende zullen kunnen overzien.Bij de versoepeling van de zogenoemde RVU-heffing en de uitbreiding van de mogelijkheid van verlofsparen merkt de Afdeling op dat deze voorstellen in de voorgestelde vorm het beleid inzake duurzame inzetbaarheid en langer doorwerken dreigen te doorkruisen. De Afdeling kan zich voorstellen dat maatregelen als deze worden getroffen voor bepaalde groepen die moeite hebben om werkend de pensioenleeftijd te halen en voor wie weinig of geen alternatieven beschikbaar zijn. Dat vergt echter een veel gerichtere aanpak dan thans wordt voorgesteld.In verband met deze opmerkingen is aanpassing wenselijk van de toelichting, en zo nodig van het wetsvoorstel.Hierna wordt eerst ingegaan op de hoofdlijnen van de drie onderdelen van het wetsvoorstel (punten 1 tot en met 3). Daarna worden enkele specifieke aspecten besproken.1. Bedrag ineensVolgens de toelichting bestaat toenemende behoefte aan meer flexibiliteit met betrekking tot het pensioen, waaronder de mogelijkheid om een deel van het pensioenvermogen ineens op te kunnen nemen. (zie noot 5) Ook wordt vermeld dat het Nederlandse stelsel, in vergelijking met dat van veel andere landen, deelnemers en pensioengerechtigden weinig keuzevrijheid biedt.Tegen deze achtergrond past het voorliggende voorstel om de mogelijkheid te introduceren om een bedrag ineens op te nemen. Het ligt voor de hand dat daarbij voorwaarden en beperkingen worden gesteld. Het bieden van een mogelijkheid tot opname ineens mag immers niet de werking van het pensioenstelsel als geheel in gevaar brengen.De voorwaarden die in het voorstel aan het recht op een bedrag ineens worden gesteld, roepen tegen de geschetste achtergrond echter wel vragen op.a. TijdstipDe mogelijkheid om een bedrag ineens op te nemen, wordt uitsluitend geboden op het tijdstip waarop het pensioen ingaat. (zie noot 6) Opname in de opbouwfase of uitkeringsfase is niet mogelijk. De vraag is waarom deze voorwaarde zo strikt is geformuleerd. De Afdeling wijst in dit verband op de problematiek van de zogenoemde lange balansen van huishoudens en de daarmee verband houdende beperkte vrije bestedingsruimte. In het kader van de advisering over de Miljoenennota 2020 is zij op deze problematiek uitgebreider ingegaan. (zie noot 7)Een gevolg van deze problematiek is dat juist in de opbouwfase grote behoefte kan bestaan aan de mogelijkheid een deel van het pensioen ineens op te nemen. Te denken valt aan situaties als studie van de kinderen, de aankoop van een eigen woning of ter medefinanciering van een sabbatical of studieverlof. Het voorstel zou aan het verminderen van die problematiek een nuttige bijdrage kunnen leveren, maar door de gestelde voorwaarden wordt dit effect grotendeels teniet gedaan. Van de beperking tot de ingangsdatum kan zelfs, zo is in één van de consultatiereacties opgemerkt, een perverse prikkel uitgaan om eerder met pensioen te gaan om de pensioenuitkering naar voren te kunnen halen. (zie noot 8)b. Hoog-laagEen tweede belangrijke beperking in het voorstel is dat niet tegelijkertijd voor een bedrag ineens én een hoog-laag uitkering (zie noot 9) mag worden gekozen. Bij de hoog-laag pensioenuitkering mag de verhouding hoog tot laag niet meer zijn dan 100% tot 75%. Bovendien gelden voorwaarden ten aanzien van de periode dat de uitkering hoog mag zijn. Een hoog-laag uitkering heeft per saldo het effect dat een deel van de pensioenuitkering naar voren wordt gehaald. De omvang van het deel van het pensioen dat naar voren wordt gehaald, is bij een hoog-laag uitkering uiteindelijk vergelijkbaar met dat bij een bedrag ineens. Nu de meeste pensioenuitvoerders een hoog-laag uitkering al mogelijk maken, is de toegevoegde waarde van een bedrag ineens relatief beperkt. Daarbij speelt een belangrijke rol dat ten opzichte van een hoog-laag uitkering de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke regelingen (zoals toeslagen) bij een bedrag ineens in veel gevallen ongunstiger zijn (zie hierna onder c).In de toelichting wordt in dit verband nog opgemerkt dat regelingen waarbij bij de pensioeningangsdatum ligt op een tijdstip vóór de AOW-leeftijd is bereikt en in die tussentijd (met AOW-gat) het pensioen (al dan niet geheel) wordt aangevuld met een (overbruggings)pensioen, die aanvulling ook geldt als hoog-laag uitkering. (zie noot 10) Indien daarvan gebruik wordt gemaakt, kan dus niet worden gekozen voor een bedrag van (maximaal) 10% ineens. Deze voorwaarde zal in de praktijk temeer betekenen dat van de thans voorgestelde regeling in veel gevallen geen gebruik zal (kunnen) worden gemaakt.c. Belastingen/toeslagenVerder merkt de Afdeling op dat de uitkering van een bedrag ineens in het jaar van die uitkering leidt tot een hoger verzamelinkomen voor de inkomstenbelasting. (zie noot 11) Het gevolg daarvan is niet alleen een hogere inkomstenbelastingheffing (mede door afbouw heffingskortingen), maar mogelijk ook een hogere inkomensafhankelijke premie voor de Zorgverzekeringswet en afbouw van toeslagen. (zie noot 12) In het bijzonder voor lagere inkomens betekent dit dat de betrokkene die kiest voor een pensioenbedrag ineens daarvan soms weinig netto overhoudt. (zie noot 13) Deze effecten lijken pensioen ineens (als variant van hoog-laag ten opzichte van een hoog - laag uitkering) in het bijzonder voor de lage inkomens onaantrekkelijk te maken.d. Informatievoorziening over het bedrag ineensDe toelichting signaleert terecht dat de introductie van de keuzevrijheid om bij pensioen een bedrag ineens op te nemen tot gevolg kan hebben dat het maken van een verantwoorde keuze voor deelnemers niet altijd eenvoudig is. (zie noot 14) De toelichting vermeldt dat pensioenuitvoerders de verplichting hebben om de aanspraakgerechtigde correct, duidelijk, evenwichtig en tijdig te informeren. (zie noot 15) Die informatie moet in ieder geval bevatten (i) de hoogte van de afkoopwaarde ("het bedrag ineens"), (ii) de daarna resterende hoogte van de periodieke, levenslange pensioenuitkering en (iii) de hoogte van de periodieke, levenslange pensioenuitkering als geen gebruik wordt gemaakt van het keuzerecht.De Afdeling merkt op dat een aanspraakgerechtigde ook precies dient te weten wat de consequenties van zijn keuze zijn voor de verschuldigde loon- en inkomstenbelasting, alsmede voor zijn aanspraken op inkomensafhankelijke regelingen, waaronder toeslagen. Voor een weloverwogen keuze is ook een berekening van die gevolgen nodig. En zonder overzicht over de totale financiële en privé-situatie van de aanspraakgerechtigde is het niet mogelijk om de gevolgen in kaart te brengen.Dit betekent dat het voorstel meebrengt dat een weloverwogen keuze eigenlijk alleen met behulp van een financieel planner of andere deskundige zal kunnen worden gemaakt. Dit zijn kostbare adviestrajecten. Het risico dat betrokkenen onvoldoende zijn geïnformeerd en op basis van onjuiste aannames beslissingen nemen die uiteindelijk nadelig uitpakken is dan ook groot. Dit is te meer relevant, omdat juist degenen met lage inkomens, voor wie de gevolgen van het kiezen voor een bedrag ineens ingrijpend kunnen zijn, (zie noot 16) minder gemakkelijk toegang hebben tot de benodigde deskundigheid. Dit betekent dat volgens de Afdeling nadere voorzieningen nodig zijn om te voorkomen dat betrokkenen als gevolg van onvoldoende informatie tot beslissingen komen die voor hen zeer nadelig uitpakken.In dit verband wijst de Afdeling er nog op dat het voorgaande ook, en mogelijk zelfs in nog sterkere mate, geldt voor de derde pijler oudedagsvoorzieningen. (zie noot 17)
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur.

[Gepubliceerd: 2020-09-01] Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2020, no.2020001183, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet, Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Kieswet in verband met het bevorderen van de bestuurlijke integriteit en de aanpak van aanhoudende bestuurlijke problemen in het decentraal bestuur (Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 14 augustus 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de organisatie van de regionale tuchtcolleges.

[Gepubliceerd: 2020-09-01] Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2020, no.2020001307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de organisatie van de regionale tuchtcolleges en tot het aanbrengen van enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.20.0212/III- Artikel I, onderdelen B en C, van het voorstel inhoudelijk toelichten.- De formulering van de voorhangbepaling (artikel 91 Wet BIG) in lijn brengen met aanwijzing 2.36 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.- Het gebruik van een fictie in lijn met aanwijzing 3.10 van de Aanwijzingen voor de regelgeving vermijden en daartoe artikel I, onderdeel C, van het voorstel herformuleren.Nader rapport (reactie op het advies) van 17 augustus 2020De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.In het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn een aantal niet inhoudelijke wijzigingen aangebracht. Die wijzigingen betreffen de door de Afdeling gemaakte redactionele opmerkingen, een aantal andere redactionele punten en een aanvulling in de memorie van toelichting van de cijfers over het aantal klachten van het jaar 2019.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister voor Medische Zorg
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met enkele wijzigingen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling bij de hoogste rechtscolleges (amicus curiae en kruisbenoemingen).

[Gepubliceerd: 2020-09-01] Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2020, no.2020001007, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele wijzigingen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling bij de hoogste rechtscolleges (amicus curiae en kruisbenoemingen), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 20 augustus 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Ten opzichte van het aan de Afdeling voorgelegde ontwerp is de memorie van toelichting geactualiseerd door aan het slot van paragraaf 3 een passage toe te voegen over de voorgenomen wijziging van de prejudiciële procedure in de Tijdelijke wet Groningen. Voorts zijn enkele kleine misslagen in de memorie van toelichting hersteld.Ik moge U, mede namens mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister voor Rechtsbescherming
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Paspoortwet in verband met de uitvoering van Verordening identiteiskaarten.

[Gepubliceerd: 2020-09-01] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2020, no.2020000673, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen (PbEU 2019, L 188) (Wet uitvoering verordening identiteitskaarten), met memorie van toelichting.Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan Verordening (EU) 2019/1157. Deze verordening scherpt de veiligheidseisen aan voor nationale identiteitskaarten en verblijfsdocumenten voor burgers van de Europese Unie en hun familieleden. Het doel is de aanzienlijke verschillen tussen de beveiligingsniveaus van de door lidstaten afgegeven documenten op te heffen en fraude met deze documenten te doen afnemen. Dit is nodig om bedreigingen voor de interne veiligheid van de Unie, met name vanwege terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, te voorkomen. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk maakt opmerkingen over het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2019/1157 en het ontbreken van de transponeringstabel. Daarnaast acht zij een verduidelijking van de toelichting wenselijk voor wat betreft de mogelijkheden voor personen met een beperking om een identiteitsbewijs aan te vragen. Tot slot vindt zij een aanvulling van de toelichting wenselijk ten aanzien van de toepasbaarheid van de verordening in de Caribische openbare lichamen. In verband hiermee is aanpassing wenselijk van de toelichting, en waar nodig van het wetsvoorstel.1. Toepassingsgebied van Verordening (EU) 2019/1157Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan de verordening, voor zover het (procedures omtrent) identiteitskaarten betreft. De verordening stelt echter ook eisen aan verblijfsdocumenten voor burgers van de Unie en verblijfskaarten voor familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten.De Afdeling realiseert zich dat uitvoering op dit punt niet op het terrein van de paspoortregelgeving ligt. Toch adviseert zij de regering in de inleiding van de toelichting kort in te gaan op de uitvoering van de verordening.2. TransponeringstabelDe toelichting bevat geen transponeringstabel. De Afdeling wijst erop dat de Aanwijzingen voor de regelgeving het opnemen van een transponeringstabel in de toelichting voorschrijven bij implementatie van bindende EU-rechtshandelingen. (zie noot 1) Hieronder vallen ook verordeningen. Voor de kenbaarheid van de uitvoeringsregelgeving is het van belang dat de regering aangeeft of de rechtstreekse toepasselijkheid van een verordening volstaat, of dat er uitvoering nodig is in de Nederlandse rechtsorde, of de rechtsorde van het Koninkrijk. Van dit laatste kan sprake zijn als met een verordening strijdige regelgeving dient te worden aangepast of ingetrokken, of als een verordening eist dat er een autoriteit wordt aangewezen. Ook verschaft een transponeringstabel inzicht in hoe de regering omgaat met eventuele beleidsruimte die een verordening biedt. Verordening 2019/1157 bevat op een aantal punten beleidsruimte, wat het toevoegen van een transponeringstabel nog belangrijker maakt. (zie noot 2)De Afdeling adviseert in licht van het voorgaande een transponeringstabel in de toelichting op te nemen.3. Toegankelijkheid van aanvraagprocedure Nederlandse identiteitskaartOp dit moment geldt als uitgangspunt dat de burger die een Nederlandse identiteitskaart aanvraagt, voor de autoriteit verschijnt die bevoegd is de aanvraag in ontvangst te nemen. (zie noot 3) Een uitzondering is mogelijk voor personen van wie dat om zwaarwegende redenen niet gevergd kan worden, onder de voorwaarde dat de autoriteit van oordeel is dat op een andere wijze voldoende zekerheid verkregen kan worden over identiteit, nationaliteit en verblijfstitel van de aanvrager. Bij zwaarwegende redenen kan gedacht worden aan invaliditeit of bedlegerigheid door ziekte. (zie noot 4)Volgens de toelichting laat Verordening 2019/1157 niet langer toe dat de huidige uitzondering wordt gemaakt en wordt deze daarom geschrapt. (zie noot 5) In de toelichting wordt echter eveneens aangekondigd dat bij de aanpassing van lagere regelgeving de mogelijkheden worden onderzocht tot huisbezoek door de autoriteiten indien een persoon vanwege ziekte niet in staat is om naar de aanvraaglocatie toe te komen. (zie noot 6) De vraag rijst daarbij of het schrappen van de uitzondering op wetsniveau, zoals hierboven omschreven is, noodzakelijk is. Gezien het belang van een toegankelijke aanvraagprocedure, is het wenselijk dat de wet expliciteert dat er een mogelijkheid tot huisbezoek bestaat (bijvoorbeeld in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen).De Afdeling adviseert dit punt te verduidelijken en daarbij ook aan te geven hoe een zo toegankelijk mogelijk aanvraagproces wordt verwezenlijkt. (zie noot 7)4. Toepassing in de Caribische delen van het KoninkrijkBinnenkort wordt het mogelijk om in de Caribische landen en op Bonaire, Sint Eustatius en Saba een Nederlandse identiteitskaart aan te vragen. (zie noot 8) De Afdeling maakt in dat kader enkele opmerkingen over de toepassing van de verordening op het Caribische deel van het Koninkrijk. Het betreft in het bijzonder de bescherming van persoonsgegevens en de procedure rond het verzamelen van biometrische gegevens. (zie noot 9)a. Toepasbaarheid verordening en AVG op de openbare lichamenVolgens de regering hoeven "de autoriteiten op de eilanden zelf niet te voldoen aan het Europees recht". (zie noot 10) De eisen die Verordening 2019/1157 stelt ten aanzien van het aanvraagproces en het verzamelen van biometrische gegevens, zijn inderdaad niet rechtstreeks van toepassing als de autoriteiten in de Caribische landen en openbare lichamen de lokale identiteitskaarten uitgeven. Dat laat onverlet dat wanneer in de Caribische delen van het Koninkrijk (Europees-) Nederlandse identiteitskaarten worden uitgegeven, hierbij aan de eisen van de verordening moet worden voldaan.Uit de toelichting begrijpt de Afdeling dat de eisen uit de verordening ook worden neergelegd in de paspoortregelgeving (naar het zich laat aannemen in de paspoortuitvoeringsregeling). Aangezien de paspoortregelgeving in het hele Koninkrijk geldt zouden de eisen uit de verordening van overeenkomstige toepassing worden op iedere autoriteit die Nederlandse identiteitskaarten afgeeft en de aanvraag daartoe in ontvangst neemt. (zie noot 11)De Afdeling gaat er vanuit dat de eisen uit de verordening rechtstreeks gelden voor alle (Europees-) Nederlandse autoriteiten. Daaronder valt ook de Nederlandse vertegenwoordiging in de Caribische landen, welke zal worden aangewezen als bevoegde autoriteit. (zie noot 12)
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep.

[Gepubliceerd: 2020-09-01] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002693, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid in verband met het verlengen van de geldingsduur van de voorzieningen in de artikelen 33 en 34 van die wet.

[Gepubliceerd: 2020-09-01] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no.2020001514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid in verband met verlengen van de geldingsduur van voorzieningen in de artikelen 33 en 34 van die wet, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De waarnemend vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 24 juli 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Justitie en Veiligheid
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers onder meer in verband met de harmonisering van het partnerpensioen en het wezenpensioen met de regelingen voor het overheidspersoneel.

[Gepubliceerd: 2020-08-31] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2020, no.2020001357, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van het tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers onder meer in verband met de harmonisering van het partnerpensioen en het wezenpensioen met de regelingen voor het overheidspersoneel alsmede tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Gemeentewet en de Provinciewet betreffende de rechtspositie van politieke ambtsdragers, en aanpassing van de Wet privatisering ABP (Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021) , met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 21 augustus 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de lijkbezorging in verband met het elektronisch doen van de opgave van de doodsoorzaak.

[Gepubliceerd: 2020-08-31] Bij Kabinetsmissive van 6 april 2020, no.2020000697, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging in verband met het elektronisch doen van de opgave van de doodsoorzaak ten behoeve van de statistiek en het elektronisch verzenden van verslagen in het kader van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, met memorie van toelichting.Het voorstel regelt het elektronisch verzenden van verslagen van de behandelend arts in het kader van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) aan de gemeentelijke lijkschouwer en de Regionale Toetsingcommissies Euthanasie (RTE) en het verzenden van doodsoorzaakgegevens aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ook regelt het voorstel dat de minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) kan voorschrijven dat deze verzendingen op enig moment uitsluitend elektronisch zullen plaatsvinden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de toelichting in te gaan op de stand van zaken wat betreft de aansluiting van de verschillende systemen van de betrokken partijen op elkaar en op de financiële consequenties. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van de toelichting.1. Aansluiting systemen op elkaarWtlDe behandelend arts doet in het kader van de Wtl mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer over de oorzaak van overlijden. (zie noot 1) Deze mededeling vindt plaats door het invullen van een formulier, met daarbij gevoegd een beredeneerd verslag. Het voorstel regelt dat als de gemeentelijke lijkschouwer elektronische verzending daarvan toestaat, deze daarvoor een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke wijze van elektronisch verzenden aanwijst.De gemeentelijke lijkschouwer dient de formulieren en verslagen die nodig zijn in het kader van de Wtl door te zenden aan de RTE. Het voorstel regelt ook dat indien elektronische verzending aan de RTE mogelijk wordt, de RTE daartoe een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke wijze van elektronisch verzenden aanwijst. Aldus kan er sprake zijn van een digitale keten als de gemeentelijke lijkschouwer de stukken digitaal van de arts ontvangt en de stukken digitaal aan de RTE verzendt.CBSHet voorstel regelt voorts dat een behandelend arts (of de gemeentelijke lijkschouwer) het formulier met de doodsoorzaakgegevens rechtstreeks kan aanleveren bij het CBS. Deze behandelend arts kan bij verschillende soorten zorgaanbieders werkzaam zijn. Het kan bijvoorbeeld een huisarts zijn, een medisch-specialist van een ziekenhuis of een specialist ouderengeneeskunde.De toelichting onderkent dat voorkomen moet worden dat de systemen van het CBS, de zorgaanbieders en de gemeentelijke lijkschouwers, respectievelijk de zorgaanbieders, de gemeentelijke lijkschouwers en de RTEs, niet op elkaar aansluiten en de elektronische verzending daardoor onnodig wordt belemmerd of zelfs onmogelijk wordt gemaakt. Het wordt echter niet noodzakelijk geacht hiervoor wettelijke regels te stellen. Verwacht wordt dat partijen hierover afspraken maken. (zie noot 2) De Afdeling maakt twee opmerkingen.a. Stand van zaken aansluiting ICT-systemenDe Afdeling wijst erop dat een goede aansluiting van systemen noodzakelijk is voor de effectiviteit van beide onderdelen van het wetsvoorstel. Uit de toelichting blijkt dat momenteel in proefprojecten wordt bezien op welke wijze uniforme aanlevering van het doodsoorzakenformulier aan het CBS op een zo laagdrempelige manier kan worden gerealiseerd in de systemen van de verschillende (soorten) zorgaanbieders en gemeentelijke lijkschouwers. (zie noot 3)Sinds bekendmaking van een concept-wetsvoorstel via de internetconsultatie is inmiddels geruime tijd verstreken. (zie noot 4) Om de effectiviteit van het voorstel goed te kunnen beoordelen adviseert de Afdeling de toelichting aan te vullen met de stand van zaken van de proefprojecten voor de aansluiting op elkaar van de ICT-systemen van het CBS, de aanleverende zorgaanbieders en de gemeentelijke lijkschouwers, respectievelijk de aansluiting van de systemen van de zorgaanbieders, de gemeentelijke lijkschouwers en de RTEs.b. Financiële gevolgenDe financiële gevolgen voor de aanpassing van de ICT-systemen van respectievelijk de zorgaanbieders, het CBS, de gemeentelijke lijkschouwers en de RTEs zijn niet nader gekwantificeerd. (zie noot 5) De kosten kunnen een belemmering vormen voor de realisatie van de gewenste aansluitingen. Weliswaar wil de minister ondersteuning bieden bij de inwerkingtreding van de wet, maar uit de toelichting blijkt niet dat dit ook in financiële zin het geval is.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.20.0091/III- In de samenloopbepaling Artikel II, onderdeel A, onder a, subonderdeel 1, de voorgestelde toevoeging na de tweede volzin, bezien in samenhang met de eerste volzin van artikel 7, vierde lid, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel B;- In de samenloopbepaling Artikel II, onderdeel A, onder c, vijfde lid, na artikel 2:13, tweede lid, toevoegen: van die wet.Nader rapport (reactie op het advies) van 17 augustus 20201. Aansluiting systemen op elkaara. Stand van zaken aansluiting ICT-systemenNaar aanleiding van dit advies is de memorie van toelichting aangevuld. Wat betreft de elektronische verzending van verslagen aan de RTE is in paragraaf 1 van het algemeen deel van de toelichting aangegeven welke pilot momenteel loopt (pagina 4, eerste alinea van de toelichting). Wat betreft de elektronische aanlevering van doodsoorzaakgegevens aan het CBS is de reeds in paragraaf 1 van het algemeen deel van de memorie van toelichting beschreven stand van zaken van de proefprojecten geactualiseerd (pagina 6, laatste alinea van de toelichting).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Waalwijk en Heusden (onteigeningsplan Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL)).

[Gepubliceerd: 2020-08-31] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 22 mei 2020, no.RWS-2020/30377, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Waalwijk en Heusden krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL)).De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.20.0150/IV- In het ontwerpbesluit alsnog ingaan op de klacht van reclamanten 5 over de wijze van horen.Nader rapport (reactie op het advies) van 14 juli 2020De Afdeling kan zich met het ontwerpbesluit verenigen. Met de door de Afdeling gemaakte redactionele opmerkingen is in het ontwerpbesluit rekening gehouden.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van de uitvoering van het inpassingsplan Fietsroute Plus Groningen Winsum in de gemeente Het Hogeland.

[Gepubliceerd: 2020-08-31] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 28 mei 2020, no.RWS-2020/31116, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Het Hogeland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Fietsroute Plus Groningen-Winsum).De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 14 juli 2020De Afdeling kan zich met het ontwerpbesluit verenigen. Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19.

[Gepubliceerd: 2020-08-21] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2020, no.2020001500, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Tijdelijke bepalingen in verband met de inzet van een notificatieapplicatie bij de bestrijding van de epidemie van covid-19 en waarborgen ter voorkoming van misbruik daarvan (Tijdelijke wet notificatieapp covid-19), met memorie van toelichting.Het voorstel wijzigt de Wet publieke gezondheid (Wpg), en introduceert het vrijwillige gebruik van een notificatieapplicatie (hierna: de app). Deze app wordt gebruikt ten behoeve van de bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGDen). Het voorstel bevat een wettelijke grondslag voor de met de toepassing van de app samenhangende gegevensverwerking en een regeling voor de verwerkingsverantwoordelijkheid. Voorts is in het voorstel een mogelijkheid van subdelegatie opgenomen wat betreft regels voor de inrichting, het beheer en de beveiliging, de bewaartermijn van bijzondere persoonsgegevens en de uitoefening van de rechten van betrokkene. Ten slotte kent het voorstel een antimisbruikbepaling en regelt het de handhaving en sanctionering daarvan.De Afdeling advisering van de Raad van State gaat allereerst in op de noodzaak voor een wettelijke grondslag. Ook maakt de Afdeling een aantal opmerkingen over de gegevensbescherming. Zij wijst in het bijzonder op het specificeren van het doeleinde en het beperken van verdere gegevensverwerking. Ook gaat zij in op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens, de daarmee samenhangende verwerkingsverantwoordelijkheid, en het zorgdragen voor de uitoefening van de rechten van betrokkenen. Zij maakt in het kader van gegevensbescherming ook een opmerking over de rol van Google en Apple.Tevens maakt de Afdeling een opmerking over de mogelijkheid tot subdelegatie ten aanzien van de bewaartermijn en de rechten van betrokkenen. Verder wijst zij op het belang van parlementaire betrokkenheid, ook bij het intrekken van (onderdelen) van het voorstel. Voorts maakt zij een opmerking over het opnemen van een juridische grondslag in het voorstel ten behoeve van de interoperabiliteit. Tot slot adviseert ze de criteria voor deactivering nader toe te lichten. In verband daarmee is aanpassing van het wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.1. InleidingHet wetsvoorstel hing oorspronkelijk samen met de eerder ingezette versoepeling van de maatregelen ter bestrijding van de epidemie van Covid-19. Bij de afbouw van maatregelen kan een goed functionerend systeem van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) als onmisbaar worden beschouwd. Het voorstel is evenwel zeker ook goed voorstelbaar in het licht van de recente significante stijging van het aantal Covid-19 besmettingen, en van de daaropvolgende inzet van de overheid om verder oplopende verspreiding van het virus te bestrijden.De GGD heeft op grond van de Wpg de taak om bron- en contactopsporing te doen bij meldingen van besmetting met een infectieuze ziekte zoals het virus. (zie noot 1) Dit houdt kortgezegd in dat de GGD onderzoekt met wie een besmette patiënt contact heeft gehad, met diegenen contact opneemt en vervolgens hen een handelingsperspectief biedt. Dit heeft als doel de uitbraak van een epidemie te voorkomen of te beheersen. De uitvoering van de bron-en contactopsporing is vormvrij. Uitgangspunt is dat dit in alle gevallen plaatsvindt op grond van vrijwillige medewerking van de betrokkenen.Het Outbreak Management Team (OMT) heeft geadviseerd om met het oog op het intensievere testbeleid de mogelijkheden voor ondersteuning van bron- en contactopsporing met behulp van mobiele applicaties te onderzoeken. (zie noot 2) Ook andere Europese lidstaten ontwikkelen dergelijke apps. De voorgestelde app komt overeen met de notificatieapp zoals die wordt ontwikkeld in Duitsland, Italië en Ierland. (zie noot 3)De notificatieapp is bedoeld als niet-verplichte aanvulling op de analoge bron- en contactopsporing van de GGD en komt niet in plaats van het analoge onderzoek. De aanvulling bestaat eruit dat door de app (sneller) personen worden bereikt die de besmette patiënt niet kent of waarvan de besmette patiënt zich niet kan herinneren daarmee in contact te zijn gekomen.De notificatieapp werkt kortgezegd als volgt. Een gebruiker installeert de app op de telefoon. De app herkent andere gebruikers door middel van bluetooth. De app geeft een melding als de smartphone van de gebruiker in de buurt is geweest van de smartphone van een besmette persoon en geeft daarbij advies hoe te handelen. Als de (smartphone van de) gebruiker van de app tenminste 15 minuten bij een andere (smartphone van een) gebruiker van de app in de buurt is, wordt een versleutelde code uitgewisseld tussen de gebruikers van de app. Pas in geval van een geconstateerde besmetting kan de besmette patiënt ervoor kiezen met hulp van de GGD een melding van besmetting te doen. In dat geval wordt gecheckt met welke andere app-gebruikers in de afgelopen 14 dagen deze codes zijn uitgewisseld. Vervolgens ontvangen die gebruikers een melding en wordt hen geadviseerd hoe te handelen. (zie noot 4)Het gebruik van de app is expliciet vrijwillig. Voor de effectiviteit van de app is het van belang dat zoveel mogelijk mensen de app gaan gebruiken. Terecht wordt dan ook in de toelichting opgemerkt dat de doeltreffendheid van de app exponentieel evenredig is met het aantal personen dat eenzelfde app installeert en activeert. (zie noot 5) Voor de effectiviteit is daarnaast echter ook relevant dat er zo min mogelijk valspositieve en valsnegatieve meldingen worden gedaan, dat de door de GGD bij de melding geadviseerde handelingsperspectieven zo snel en volledig mogelijk worden opgevolgd (waaronder het zich laten testen), en het testbeleid daarop aansluit. De Afdeling stelt vast dat over de mate waarin de app op dit moment effectief is de opvattingen verschillen. (zie noot 6)Gelet op de maatschappelijke discussie over mogelijk misbruik van de app en de effectiviteit ervan, acht de Afdeling het van belang dat in de voorbereiding van de ingebruikname van de app veel aandacht is besteed aan het onderkennen van de mogelijkheden van misbruik en de risicos van de met de app samenhangende gegevensverwerkingen, alsmede aan het formuleren van mogelijke oplossingen daarvoor. Ook zal, zo blijkt uit de toelichting, de effectiviteit van de app steeds worden geëvalueerd. Indien nodig kan dit ertoe leiden dat het gebruik van de app wordt beëindigd. (zie noot 7)2. Noodzaak wettelijke grondslagIn de toelichting wordt vermeld dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk in werking treedt. (zie noot 8) Uit de kabinetsbrief van 16 juli j.l. kan worden opgemaakt dat wordt beoogd de app per 1 september 2020 in gebruik te nemen. (zie noot 9) Daarmee zal de app naar verwachting in gebruik worden genomen voordat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is afgerond. De Afdeling is met de regering van oordeel dat dit op zichzelf mogelijk is. Strikt genomen is een wettelijke basis voor vrijwillig gebruik van de app juridisch niet noodzakelijk. Verdedigbaar is dat vanwege het feit dat gebruik vrijwillig is toestemming, gelet op de AVG, (zie noot 10) een toereikende grondslag vormt voor met gebruik van de app samenhangende verwerkingen van persoonsgegevens, mits aan de voorwaarden die op grond van de AVG aan de verlening van rechtsgeldige toestemming worden gesteld, (zie noot 11) wordt voldaan.Het voorgaande betekent echter niet dat totstandbrenging van een wettelijke basis op zeer korte termijn niet bijzonder gewenst is. Met het in gebruik nemen van de app voordat het wetgevingsproces is afgerond wordt immers afbreuk gedaan aan een belangrijke doelstelling van het wetsvoorstel. Die doelstelling is namelijk maximale duidelijkheid bieden over de inzet van de app en de te verwerken persoonsgegevens op wetsniveau. Dit draagt bij aan de effectieve werking van de voor de bestrijding van de epidemie essentiële bron- en contactopsporing. (zie noot 12) Met een wettelijke grondslag kunnen voorts specifieke waarborgen worden geboden zoals het voorgestelde verbod op misbruik. Deze antimisbruikbepaling borgt immers de vrijwilligheid van het gebruik van de app.De recente significante stijging van het aantal coronavirusbesmettingen en de grote urgentie om deze zo veel en zo snel als mogelijk onder controle te krijgen kan niettemin een rechtvaardiging zijn de app toch snel in gebruik te nemen zelfs als dat betekent dat de voltooiing van het wetgevingsproces niet kan worden afgewacht. De Afdeling adviseert in dat geval wel deze afweging in overleg met de Tweede Kamer te maken in het licht van de te verwachte duur van de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel. Daarbij zou gelet op de geschetste voordelen van de wet, gestreefd moeten worden naar een behandeling op zo kort mogelijke termijn, zoals ook is aangegeven in de kabinetsbrief van 17 augustus j.l. (zie noot 13)De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het voorgaande in te gaan.3. Gegevensbescherminga. DoelomschrijvingVoorgesteld wordt dat een notificatieapplicatie kan worden ingezet ter ondersteuning van de bron- en contactopsporing, waarmee vroegtijdig zicht kan worden verkregen op een mogelijke infectie met dat virus. (zie noot 14)Op grond van de AVG moet het doel van de gegevensverwerking welbepaald en uitdrukkelijk omschreven zijn. (zie noot 15) De richtsnoeren van de Commissie bevelen bovendien aan om het doel dermate specifiek te omschrijven dat er geen twijfel bestaat over het soort persoonsgegevens dat met het oog daarop moet worden verwerkt. Ten aanzien van de functionaliteit contacttracering en waarschuwing merkt de Commissie bovendien op dat het enkel vermelden van preventie van verdere besmetting met COVID-19 als doel onvoldoende specifiek is. De richtsnoeren bevelen aan het doel inzake contacttracering en waarschuwing te specificeren als het bewaren van de contacten van de personen die de app gebruiken en die mogelijk blootgesteld zijn geweest aan besmetting met COVID-19 om degenen te waarschuwen die eventueel besmet kunnen zijn. (zie noot 16)Gelet hierop is de formulering van het doel van de notificatieapp in het wetsvoorstel niet specifiek genoeg. (zie noot 17) De Afdeling adviseert in het voorstel het doel in de hiervoor genoemde zin aan te passen.b. Beperking gegevensverwerkingDe met de app verkregen persoonsgegevens mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het in de wet omschreven doel, (zie noot 18) aldus de toelichting. (zie noot 19) Dit is in overeenstemming met de Europese maatstaven. Volgens de richtsnoeren van de Commissie zou in de wettelijke grondslag voor de app onder meer de mogelijkheid moeten worden uitgesloten dat de gegevens voor andere dan de in de wetgeving vermelde doeleinden worden verwerkt. (zie noot 20) Ook de richtsnoeren van het Europees Comité voor de gegevensbescherming vereisen een uitdrukkelijke beperking op het verdere gebruik van persoonsgegevens. (zie noot 21)Dat de gegevens niet mogen worden gebruikt voor andere doeleinden wordt volgens de toelichting onder meer gewaarborgd door de eisen aan de vormgeving van de app, het in de wet omschreven doel, de antimisbruikbepaling, de toegepaste dataminimalisatie en het tijdelijk karakter van de wet. (zie noot 22) Voorts is van belang dat de gegevens zich voornamelijk bevinden op de smartphone van de gebruiker. Deze bewaart alleen de gegevens van de laatste twee weken. De gegevens op de server worden daarnaast gescheiden van het IP-adres van de smartphone. (zie noot 23)De Afdeling erkent dat de voorgaande, ook in de toelichting genoemde elementen met het oog op de doelbinding belangrijke waarborgen zijn. Desalniettemin is het, gelet op de gevoeligheid van het onderwerp, het belang van vertrouwen in de app en de hiervoor genoemde richtsnoeren, aangewezen dat in het wetsvoorstel verder gebruik van persoonsgegevens uitdrukkelijk wordt uitgesloten.De Afdeling adviseert het wetsvoorstel in die zin aan te passen.c. Verwerking bijzondere persoonsgegevens door GGDHet wetsvoorstel regelt dat de GGD bij de toepassing van de app bijzondere persoonsgegevens verwerkt. (zie noot 24) Noch uit het voorstel, noch uit de toelichting, volgt echter in welke fase(n) van het gebruik van de app bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt. In de gegevensbeschermingseffectbeoordeling (hierna: DPIA) wordt opgemerkt dat in de validatie-, koppelings- en notificatiefase sprake is van verwerking van bijzondere persoonsgegevens. In de verschillende fasen betreffen dit verschillende gegevens, zoals de identificatiesleutels, de autorisatiecode, de eerste ziektedag, maar ook bijvoorbeeld het bericht aan de gebruiker dat hij mogelijk besmet is. (zie noot 25)Volgens de DPIA worden de (bijzondere) persoonsgegevens alleen in de validatiefase door de GGD verwerkt. (zie noot 26) Nu de verwerking van bijzondere persoonsgegevens door de GGD in het voorstel wordt geregeld, acht de Afdeling het aangewezen om, in overeenstemming met de DPIA, in de toelichting nader aan te geven welke bijzondere persoonsgegevens door de GGD in welke fase worden verwerkt. (zie noot 27) Voorts acht zij het nuttig om, mede met het oog op de parlementaire behandeling, gedeeltes uit de DPIA te verwerken in de toelichting voor zover ook in andere fase(n) van het gebruik van de app bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt.De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de toelichting aan te vullen.d. VerwerkingsverantwoordelijkheidDe verwerkingsverantwoordelijkheid is in het voorstel vastgelegd op twee niveaus. Het voorstel bepaalt dat de minister verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) voor de verwerking van persoonsgegevens met de app. (zie noot 28) In afwijking daarvan echter wordt de GGD van de verblijfplaats van de betrokkene aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke (onder meer) voor wat betreft het uitvoering geven aan de rechten van betrokkenen en het melden van een inbreuk in verband met persoonsgegevens. (zie noot 29) Volgens de toelichting wordt met deze verdeling aangesloten bij respectievelijk de taken van de minister in het kader van de Wpg, en de bron- en contactopsporing waarmee de GGD is belast. (zie noot 30)De verwerkingsverantwoordelijke is volgens de AVG degene die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Als doel en middelen door de nationale wetgever wordt vastgesteld, kan in de betreffende wet worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is. (zie noot 31) Als twee (of meer) verwerkingsverantwoordelijken gezamenlijk de doeleinden en middelen van de verwerking bepalen, zijn zij gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijken. In dat geval dienen zij, zo schrijft de AVG voor, hun verantwoordelijkheden voor de nakoming van hun verplichtingen onderling vast te stellen. (zie noot 32) Bij een gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid kan de betrokkene zijn rechten uitoefenen jegens iedere verwerkingsverantwoordelijke. (zie noot 33) Deze AVG-regels zijn van belang omdat voor de burger duidelijk moet zijn wie waarvoor verantwoordelijk is en hij als gevolg daarvan weet wie hij op de verwerking van zijn persoonsgegevens kan aanspreken.Met het oog op de noodzakelijke helderheid van de burger is de vraag of het voorstel niet kan worden vereenvoudigd. Het gaat hier ten eerste om de vraag waarom ook de minister als verwerkingsverantwoordelijke is aangewezen. Ten tweede zou het voorstel vereenvoudigd kunnen worden door de verwerkingsverantwoordelijkheid van de GGDen in het wetsvoorstel te verduidelijken.In dat kader merkt de Afdeling allereerst op dat uit onder meer de DPIA blijkt dat in ieder geval de GGDen persoonsgegevens verwerken in de validatiefase (zie hiervoor onder c). Het ligt derhalve voor de hand dat als het gaat om die verwerkingen de GGD van de verblijfplaats van betrokkene als verwerkingsverantwoordelijken wordt aangewezen. Uit de toelichting volgt echter niet waarom naast de GGDen ook de minister verwerkingsverantwoordelijke zou moeten zijn. Dat de minister verantwoordelijk is voor de inrichting en het beheer van de app leidt niet zonder meer tot de conclusie dat hij ook als verwerkingsverantwoordelijke moet worden aangewezen. Uit de toelichting blijkt immers niet in hoeverre de minister in het kader van zijn beheerstaak ook persoonsgegevens verwerkt. (zie noot 34)Voorts is de vraag of hetgeen het wetsvoorstel op dit moment regelt inzake de verwerkingsverantwoordelijkheid van de GGD wel afdoende is. Deze beperkt zich tot de toepassing van een aantal bepalingen uit de AVG die betrekking hebben op de specifieke informatieverplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke en de uitoefening van de rechten van betrokkenen. Uit de toelichting blijkt onvoldoende in hoeverre deze beperkingen aansluiten bij de rol van de GGDen bij de toepassing van de app in de verschillende fasen. (zie noot 35) Daarbij merkt de Afdeling op dat de verwerking van persoonsgegevens door de GGDen in de validatiefase niet zonder meer samenvalt met de verwerking van persoonsgegevens die samenhangt met de informatieverplichtingen uit de AVG.De Afdeling merkt ten slotte op dat indien wordt gekozen voor een gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van de minister en de GGDen aandacht moet worden besteed aan de onderlinge regeling waarin op grond van de AVG de verantwoordelijkheden tussen de minister en de GGDen moet worden geregeld. (zie noot 36) Zij acht het raadzaam de essentiële onderdelen daarvan in de toelichting te expliciteren. Daarbij dient in acht te worden genomen dat bij een gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid de betrokkene zijn rechten kan uitoefenen jegens elke verwerkingsverantwoordelijke. (zie noot 37)De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de regeling van de verwerkingsverantwoordelijkheid nader toe te lichten en zo nodig het voorstel aan te passen.e. Rechten van betrokkenenDe GGD is in het voorstel verwerkingsverantwoordelijke voor wat betreft het uitvoering geven aan de rechten van betrokkenen en de informatieverstrekking aan gebruikers. (zie noot 38) Volgens de toelichting gaat het dan onder meer om de plicht om gebruikers te informeren, het recht op inzage en het recht op rectificatie. (zie noot 39) Inherent aan de decentrale aanpak is dat de GGD zelf niet beschikt over de gegevens die de gebruiker op zijn telefoon heeft. De plaatselijke GGD verwerkt immers alleen persoonsgegevens tijdens de validatiefase. Daarom is het volgens de DPIA slechts dan mogelijk uitvoering te geven aan de rechten van betrokkenen. (zie noot 40) Buiten de validatiefase is de GGD op grond van artikel 11, tweede lid, AVG daarom niet gehouden uitvoering te geven aan deze rechten. (zie noot 41)De Afdeling wijst erop dat de GGD op grond van het voorstel zoals het nu luidt verwerkingsverantwoordelijke is voor het uitvoeren van de rechten van betrokkenen in álle fasen van het gebruik van de app. Gelet op voorgaande opmerking en op de uitvoerbaarheid van de regeling voor de GGD, ligt echter in de rede dat onderscheid wordt gemaakt tussen de gegevensverwerkingen in de verschillende fasen in relatie tot de verwerkingsverantwoordelijkheid en de rechten van de betrokkenen die in de verschillende fases kunnen worden uitgeoefend.De Afdeling onderschrijft dat het gebruik van de gepseudonimiseerde identificatiesleutels in de uitwisselings- en koppelingsfase en de daaraan gekoppelde notificatie in de notificatiefase pleit voor toepassing van de hiervoor genoemde uitzondering van artikel 11, tweede lid, AVG. De betrokkene kan immers in deze fasen niet worden geïdentificeerd. Daarom is het niet nodig om de GGD in die fasen uitvoering te laten geven aan de rechten van de betrokkene. Dit ligt echter anders voor de validatiefase, waarin de GGD (bijzondere) persoonsgegevens verwerkt. In de toelichting wordt hier echter niet op in gegaan. In het bijzonder besteedt de toelichting geen aandacht aan de gevallen waarin al dan niet uitvoering zou moeten worden gegeven aan de rechten van betrokkenen als bedoeld in de AVG.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.f. De rol van Google en AppleVoor de app wordt gebruik gemaakt van de application programming interface (api) die door Google en Apple is ontwikkeld. (zie noot 42) De api zorgt ervoor dat de pseudonieme identificatiesleutels (RPIs), die gegenereerd zijn op basis van andere pseudonieme identificatiesleutels (TEKs), kunnen worden uitgewisseld tussen smartphones van gebruikers. (zie noot 43)De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) acht het onvoldoende duidelijk [] of, en zo ja welke, persoonsgegevens worden verwerkt door Google en Apple middels het aanbieden van het framework. (zie noot 44) In de Kamerbrief wijst de minister erop dat Google en Apple geen verwerkers zijn. Wel vindt de minister het belangrijk dat er goede afspraken zijn met Google en Apple, waarbij wordt verwezen naar de FAQ van Google en Apple. (zie noot 45)Dit doet de vraag rijzen in hoeverre het voor Google en Apple in het kader van het gebruik van de app nu of in de toekomst mogelijk zou zijn persoonsgegevens te verwerken. Ook rijst de vraag in hoeverre de door Google en Apple zelf opgestelde FAQ - waar in de Kamerbrief naar wordt verwezen - toereikend zijn om uit te sluiten dat de ondernemingen persoonsgegevens (kunnen) verwerken. Mede naar aanleiding van het advies van de AP is de Afdeling daarom van oordeel dat in de toelichting nader moet worden ingegaan op de rol van Google en Apple. In het bijzonder dient daarbij aandacht te worden besteed aan de vraag in hoeverre contractueel dan wel in de wet zelf aanvullende waarborgen noodzakelijk zijn.De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.4. SubdelegatieHet voorstel regelt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de notificatieapplicatie. Dit betreft de inrichting, het beheer en de beveiliging, de bewaartermijn van bijzondere persoonsgegevens en de uitoefening van de rechten van betrokkenen. (zie noot 46)De Afdeling merkt op dat dit in elk geval deels onderwerpen zijn die raken aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Ingevolge artikel 10 van de Grondwet mag de bevoegdheid tot het stellen van regels inzake de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer worden gedelegeerd aan lagere regelgevers. (zie noot 47) In het licht van het legaliteitsbeginsel dient wel op hoofdlijnen een afweging te worden gemaakt op het niveau van de formele wet. Onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering kunnen worden gedelegeerd naar een ministeriële regeling. (zie noot 48)In ieder geval waar het de bewaartermijn van bijzondere persoonsgegevens en de uitoefening van de rechten van betrokkenen betreft, is geen sprake van uitvoering van een regeling waarvan eventueel op het niveau van een ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld. De Afdeling adviseert daarom in ieder geval de bewaartermijnen en de uitoefening van de rechten van betrokkenen op het niveau van de algemene maatregel van bestuur te regelen. (zie noot 49)Het voorstel schrijft bovendien niet dwingend voor dat deze onderwerpen nader worden geregeld, maar laat daartoe slechts de mogelijkheid open. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat - in ieder geval waar het de hiervoor genoemde onderwerpen betreft - uitdrukkelijk bepaald dient te worden dat nadere regeling bij algemene maatregel van bestuur zal geschieden. (zie noot 50)De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het voorgaande aan te passen.5. Parlementaire betrokkenheidDe door het voorstel aangebrachte wijzigingen in de Wpg vervallen zes maanden na inwerkingtreding van het voorstel. Eventuele verlenging is mogelijk door middel van het op een later tijdstip laten vervallen van de wet, maar niet eerder dan dat het besluit daartoe is voorgehangen bij het parlement. (zie noot 51) Ook kan bij Koninklijk Besluit worden bepaald dat (onderdelen van) de bepalingen op een eerder tijdstip vervallen. (zie noot 52) In dat geval wordt voorgesteld het parlement daarbij niet vooraf te betrekken.De Afdeling acht het ongewenst dat parlementaire betrokkenheid bij eerdere vervallenverklaring in de wet ontbreekt. (zie noot 53) Ook als een bepaling of een onderdeel daarvan, wordt ingetrokken, zijn verschillende belangen in het geding die zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen. (zie noot 54) Om die reden ligt het voor de hand dat het parlement ook actief betrokken is bij het intrekken van (onderdelen van) bepalingen op een eerder moment.De Afdeling adviseert het voorstel aan te vullen.6. InteroperabiliteitUit de toelichting blijkt niet dat de app interoperabel is of zal zijn met (decentrale) notificatieapplicaties in andere Europese landen. Wel komt de app grotendeels overeen met de Duitse, Italiaanse en Ierse apps, aldus de Kamerbrief van de minister. (zie noot 55) In de Kamerbrief wordt aangegeven dat momenteel een Federation Gateway Service wordt gecreëerd waarop landen met een decentrale methode hun nationale back-end server kunnen aansluiten. (zie noot 56) De back-end servers van de landen versturen periodiek de sleutels van nieuwe geïnfecteerden naar de Federation Gateway Service. Deze sleutels worden 14 dagen opgeslagen. Het ophalen van de buitenlandse codes kan alleen met aanvullende toestemming van de gebruiker gebeuren. Op basis van testen zal worden bepaald of en wanneer de app interoperabel zal worden met andere Europese decentrale apps. Voor de feitelijke invoering zal, aldus de Kamerbrief, de juridische grondslag nog worden geëxpliciteerd. (zie noot 57)De Europese richtsnoeren sturen aan op interoperabiliteit van (decentrale) apps. (zie noot 58) In een verklaring over de interoperabiliteit licht de EDPB dat nader toe. (zie noot 59) Hierin wordt onder meer opgemerkt dat als voor de wettelijke grondslag een beroep wordt gedaan op het algemeen belang, de nationale wetgeving mogelijk moet worden aangepast. (zie noot 60)De Afdeling merkt op dat de voorgenomen aanpak inzake interoperabiliteit in overeenstemming lijkt met de hiervoor geschetste benadering op Europees niveau. Zij onderschrijft dat een juridische grondslag moet worden geëxpliciteerd, nu in het voorstel de gegevensverwerking plaatsvindt binnen de taken van de minister en de GGD. De Afdeling meent echter dat gegeven de huidige ontwikkelingen snel moet worden voorzien in deze grondslag. Ook met toestemming als grondslag (zie hiervoor punt 2) dient immers duidelijkheid te worden gecreëerd ten aanzien van de rollen en verantwoordelijkheden van verschillende partijen. Door de grondslag in het huidige voorstel op te nemen, kan het parlement bovendien een volledige afweging maken in relatie tot het voorstel als geheel. De Afdeling is daarom van oordeel dat de juridische grondslag voor het toestaan van interoperabiliteit in het huidige voorstel dient te worden geëxpliciteerd.De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.7. DeactiveringHet voorstel regelt niet de deactivering van de app. Uit de toelichting blijkt dat de gebruiker de mogelijkheid heeft zelf de app te verwijderen. Na veertien dagen zijn vervolgens alle gegevens verwijderd van de smartphone.Het Europees Comité voor gegevensbescherming beveelt in zijn richtsnoeren aan criteria in de wettelijke maatregel op te nemen aan de hand waarvan wordt bepaald wanneer de app buiten gebruik wordt gesteld, alsmede de entiteit die verantwoordelijk en aansprakelijk is voor het nemen van het besluit daartoe. (zie noot 61) Daarbij wordt ervan uitgegaan dat vooraf dient te worden bepaald wanneer de app wordt gedeactiveerd. In de toelichting wordt hier niet op ingegaan.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.8. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.20.0254/III- Stel de grondslag voor het verwerken van bijzondere gegevens in paragraaf 4.2 van de toelichting (artikel 9, tweede lid, onder h, AVG) gelijk met de grondslag zoals genoemd in de DPIA (artikel 9, tweede lid, onder i, AVG).- Benoem in paragraaf 4.2 van de toelichting dat als geen directe behandelrelatie bestaat er desalniettemin sprake kan zijn van een afgeleide geheimhoudingsplicht.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Amsterdam (reconstructie van het zuidelijke en noordelijke deel van de Provincialeweg N247).

[Gepubliceerd: 2020-08-13] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 9 april 2020, no.RWS-2020/23371, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Amsterdam en Waterland krachtens artikel 72a van de onteigeningswet.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Rijswijk (onteigeningsplan 't Haantje Midden).

[Gepubliceerd: 2020-07-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 22 mei 2020, no.RWS-2020/30573, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Rijswijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan 't Haantje Midden).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Amstelveen (onteigeningsplan Brug Ouderkerk aan de Amstel N522).

[Gepubliceerd: 2020-07-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 22 mei 2020, no.RWS-2020/30528, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Amstelveen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Brug Ouderkerk aan de Amstel N522).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit aanwijzing meldkamers.

[Gepubliceerd: 2020-07-24] Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2020, no. 2020001276, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de locaties en de werkgebieden van de meldkamers, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de Politiewet 2012 (Besluit aanwijzing meldkamers), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met de modernisering van de regionale publieke omroep.

[Gepubliceerd: 2020-07-24] Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2016, no.2016000792, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met de modernisering van de regionale publieke omroep, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht BES.

[Gepubliceerd: 2020-07-24] Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2020, no. 2020000651, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels voor de tenuitvoerlegging van het jeugdstrafrecht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit harmonisatie rechtspositie politievrijwilligers.

[Gepubliceerd: 2020-07-24] Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2020, no.2020000939, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoeging van rechtspositionele bepalingen omtrent politievrijwilligers en de intrekking van het Besluit rechtspositie vrijwillige ambtenaren van politie, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder meer de wetten voor de onderscheiden onderwijssectoren in verband met een verbod op gelaatsbedekkende kleding in het onderwijs.

[Gepubliceerd: 2020-07-23] Bij Kabinetsmissive van 2 december 2009, no.09.003411, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens Staatssecretaris mevrouw S.A.M. Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Staatssecretaris mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de wetten voor de onderscheiden onderwijssectoren in verband met een verbod op gelaatsbedekkende kleding in het onderwijs, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel verplicht het bevoegd gezag of instellingsbestuur (hierna: bevoegd gezag) van een school of onderwijsinstelling (hierna: school) ervoor zorg te dragen dat op locaties waarover zijn verantwoordelijkheid zich uitstrekt tijdens het onderwijsproces geen gelaatsbedekkende kleding wordt gedragen. Het verbod geldt voor alle onderwijssectoren en heeft betrekking op alle personen die zich ophouden in gebouwen en op terreinen die onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag vallen. Voor het personeel van de school geldt het verbod ook als zij hun functie - bijvoorbeeld in het kader van museumbezoek met de klas - op een andere locatie uitoefenen. Verder geldt het verbod in de lokalen waar examens worden afgenomen onder verantwoordelijkheid van het College voor examens. Tijdelijke uitzonderingen op het verbod zijn mogelijk indien dat noodzakelijk is voor de veiligheid of de lichamelijke gezondheid, of vanwege culturele activiteiten die verband houden met het onderwijs.De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot de aanleiding en de noodzaak van het voorstel, de daaraan verbonden constitutionele aspecten, de reikwijdte en de sanctionering. Hij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen het voorstel nader dient te worden bezien.Op de voet van artikel 22 van de Wet op de Raad van State heeft een delegatie van de Raad van State op 6 april 2010 met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr A. Rouvoet, en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, beraadslaagd over het wetsvoorstel.1. Motivering en achtergrond van het voorstelDoel van het voorgestelde verbod is het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs. Volgens de toelichting is het op school (en in met het onderwijsproces verbonden ruimten) dragen van gelaatsbedekkende kleding ongewenst, omdat het pedagogisch-didactische onderwijsproces vereist dat leraren en ander personeel de gelaatsuitdrukkingen van leerlingen kunnen zien en omgekeerd. Verder is zichtbare communicatie essentieel voor het waarborgen van een schoolklimaat waarin de leerling zich veilig voelt.De toelichting gaat er niet van uit dat de kwaliteit van het onderwijs op dit moment wordt aangetast doordat op bepaalde scholen gelaatsbedekkende kleding daadwerkelijk wordt toegelaten. Zij wijst er bovendien op dat het bevoegd gezag van scholen naar huidig recht waar nodig al een verbod op gelaatsbedekkende kleding kan invoeren. Niettemin wordt een wettelijk verbod zinvol geacht. De keuze voor een wettelijk verbod berust op drie overwegingen. In de eerste plaats de overweging dat een wettelijk verbod nodig is om te garanderen dat het verbod, dat nu nog een aangelegenheid van de scholen zelf is, op alle scholen op gelijke wijze geldt. Volgens de toelichting kan het tot onduidelijkheid en onbegrip leiden wanneer de scholen verschillende regels hanteren; ook kan de acceptatie van die regels daar onder lijden. In de tweede plaats is er de op 20 december 2005 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen motie, die de regering verzoekt het openbaar gebruik van de boerka in Nederland te verbieden. Ten derde geeft de regering aan dat met een verbod de vrijheid van godsdienst als bedoeld in artikel 6 van de Grondwet in het geding is, welk grondrecht slechts bij wege van een formele wet beperkt kan worden.De motie van 20 december 2005 was voor het toenmalige kabinet aanleiding om een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren over de mogelijkheden voor een verbod op gelaatsbedekkende kleding, dat resulteerde in het rapport Overwegingen bij een boerkaverbod.(zie noot 1) Dat rapport geeft aan dat in bepaalde sectoren, zoals het onderwijs, een wettelijk verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding mogelijk en wenselijk is, aldus de toelichting.(zie noot 2) Vervolgens heeft het kabinet in een drietal brieven zijn gedachten ontvouwd over de contouren van een wettelijk verbod op gelaatsbedekkende kleding. Aanvankelijk wilde het kabinet komen tot de invoering van een verbod in het onderwijs en voor de openbare rijksdienst.(zie noot 3) Later is dit voornemen beperkt tot het formuleren van een verbod voor het primair en voortgezet onderwijs.(zie noot 4) Thans wordt, mede naar aanleiding van een overleg met de Tweede Kamer(zie noot 5), een verbod voor het gehele onderwijs, inclusief het hoger onderwijs, voorgesteld.2. Noodzaak van een wettelijk verbodHet wetsvoorstel berust op de vooronderstellingen(a) dat het dragen van gelaatsbedekkende kleding in alle onderwijssectoren een serieus maatschappelijk probleem vormt in verband met de communicatie als aspect van de kwaliteit van het onderwijs, en(b) dat dit probleem onvoldoende, althans niet voldoende uniform, door de onderwijssectoren zelf aangepakt wordt. Een verbod op het dragen van die kleding is derhalve noodzakelijk, aldus de regering.Hoewel het verbod neutraal geformuleerd is, is de aanleiding ervoor gelegen in verzoeken vanuit de Tweede Kamer aan de regering om het dragen van de boerka - een islamitische gelaatssluier - in de openbare ruimte te verbieden. De toelichting geeft daar ook blijk van, door erop te wijzen dat gelaatsbedekkende kleding vooral wordt gedragen door Islamitische vrouwen, en ingegeven is door (hun) godsdienstige motieven. "Het verbod treft overwegend islamitische vrouwen en meisjes die vanwege hun geloof een gelaatssluier dragen", aldus de toelichting.(zie noot 6)De Raad heeft eerder benadrukt dat hij - nog daargelaten de symbolische lading die met de dracht van de gelaatsbedekkende sluier is verbonden - het belang van open communicatie tussen burgers onderling, zowel visueel als verbaal, van groot belang acht voor de Nederlandse samenleving.(zie noot 7) Daarbij noemde de Raad specifiek het onderwijs. In zoverre onderschrijft de Raad de stelling in de toelichting dat het dragen van gelaatsbedekkende kleding tijdens het onderwijs onderling contact en communicatie kan belemmeren en in die zin niet functioneel is. Dat neemt niet weg dat de noodzaak om een wettelijk verbod in te stellen omwille van de kwaliteit van het onderwijs, mede gegeven de bevoegdheden die schoolbesturen ter zake al hebben en het gebruik dat zij er van maken, moet worden aangetoond. De Raad gaat hierop in het navolgende in.a. In zijn brief van 8 februari 2008 schrijft het kabinet dat er reeds diverse mogelijkheden zijn om het dragen van gelaatsbedekkende kleding tegen te gaan of anderszins gevolgen te verbinden aan het dragen van gelaatsbedekkende kleding.(zie noot 8) Het kabinet komt in deze brief tot de conclusie dat er op dit moment voldoende wettelijke mogelijkheden zijn om veiligheidsrisicos ten gevolge van het dragen van gelaatsbedekkende kleding in de openbare ruimte en in het openbaar vervoer op effectieve wijze tegemoet te treden. In dit verband wijst het kabinet in het bijzonder op de mogelijkheid voor gemeenten tot het realiseren van een lokaal verbod en op de algemene voorwaarden van vervoerbedrijven in samenhang met de bevoegdheden op grond van de Wet Personenvervoer 2000. In de vervoerssector is nadere regelgeving dan ook niet nodig. Op grond van eenzelfde redenering is ook afgezien van een wettelijk verbod voor de meeste andere sectoren waarin communicatie en zichtbaarheid met het oog op kwaliteit en veiligheid essentieel is, zoals de zorg, de rijksdienst, de provincies en de gemeenten. De regering gaat er derhalve van uit dat deze sectoren zelf in staat zijn regels te stellen en op adequate wijze van hun bevoegdheden daartoe gebruik (zullen) maken, en volstaat met de oproep om gelaatsbedekkende kleding te weren.(zie noot 9)Thans wordt niettemin een wetsvoorstel ingediend, uitsluitend gericht op het onderwijs, en primair ingegeven door overwegingen van kwaliteit. De vraag rijst evenwel waarom het in de voorgaande alinea geschetste uitgangspunt niet ook voor de onderwijssectoren kan en moet gelden, en waarom er niet - net als in die andere sectoren, waarin communicatie en zichtbaarheid evenzeer van belang zijn - van uitgegaan zou mogen worden dat het onderwijs de noodzakelijke maatregelen zal treffen opdat door het dragen van gelaatsbedekkende kleding de kwaliteit van het onderwijs niet in het gedrang komt.(zie noot 10) De Raad voegt hier aan toe dat in Nederland traditioneel juist aan het onderwijs een hoge mate van vrijheid wordt gelaten om zelf de nodige maatregelen te treffen, zodat een wettelijk afgedwongen verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding daarmee in strijd lijkt.b. De Raad wijst erop dat er getalsmatig geen sprake is van een groot maatschappelijk probleem. In Nederland dragen naar schatting maximaal 200 tot 400 vrouwen gelaatsbedekkende kleding, maar een verantwoording van deze cijfers ontbreekt.(zie noot 11) Slechts een klein deel van deze vrouwen volgt onderwijs (of zou werkzaam kunnen zijn in het onderwijs), aldus de toelichting. Er zijn geen aanwijzingen dat het aantal vrouwen met gelaatsbedekkende kleding dat onderwijs volgt, toeneemt. En er is geen indicatie dat er personeel in het onderwijs is dat gelaatsbedekkende kleding draagt. Het is daarom de vraag of scholen op enigszins relevante schaal met dit verschijnsel te maken zullen krijgen. En als zich dat alsnog zou voordoen, geldt dat het - zoals ook de regering zelf stelt - "zeer de vraag is of er onderwijsinstellingen zijn die voorstander zijn van gelaatsbedekkende kleding op school".(zie noot 12) Daar komt het volgende bij. De beslissing om deze kleding te gaan dragen wordt in de regel niet voor het 18e levensjaar genomen.(zie noot 13) Indien de problematiek zich al voordoet, zal deze in hoofdzaak studentes in het hoger onderwijs betreffen. De meeste vrouwen met gelaatsbedekkende kleding genieten echter geen hoger onderwijs; er zijn tot nu toe slechts één of twee gevallen bekend, aldus de minister.(zie noot 14) Recent wetenschappelijk onderzoek noemt als laatst bekend geworden voorval een kwestie aan de Rijksuniversiteit Groningen in juni 2007. Hoewel het dragen van gelaatsbedekkende kleding onderwerp is van een maatschappelijke discussie, is het in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs feitelijk geen maatschappelijk probleem. Voor het hoger onderwijs geldt hetzelfde, en betreft het slechts een beperkt aantal studentes.c. Uit de toelichting leidt de Raad af dat het de regering niet zozeer gaat om het getalsmatige aspect - dat immers verwaarloosbaar is - doch dat zij in het bijzonder veel waarde hecht aan het gegeven dat het voorstel een garantie biedt dat het verbod op alle scholen en op gelijke wijze geldt. Doordat het wetsvoorstel scholen een uniform kader biedt, wordt een discussie over de toelaatbaarheid en de grenzen van een door een school ingesteld verbod voorkomen, wat ook uit een oogpunt van rechterlijke toetsing voordelen biedt, aldus de regering.Hier staat echter tegenover dat deze materie sinds 1994 bestreken wordt door de Algemene wet gelijke behandeling en dat de Commissie gelijke behandeling (CGB) op basis van deze wet met haar oordeel 2003/40 een duidelijke en consistente koers heeft uitgezet over de toelaatbaarheid van een verbod op gelaatsbedekkende kleding op scholen; ook de regering wijst daar in paragraaf 6.3 van de toelichting op, en sluit zich daarbij aan. Volgens de CGB is een dergelijk verbod in het licht van de Algemene wet gelijke behandeling toelaatbaar, gezien het belang van non-verbale communicatie voor het onderwijs, de veiligheid op de school en de wettelijke taak om deelnemers op te leiden voor een plaats in de Nederlandse samenleving en een beroep in de Nederlandse maatschappij.(zie noot 15) In latere oordelen en adviezen heeft de CGB deze opvatting herhaald en nog onlangs van overeenkomstige toepassing geacht op het didactische proces in peuterspeelzalen, in een zaak waarin een vrouw haar kind niet bij een (met een islamitische school samenwerkende) peuterspeelzaal kon aanmelden omdat ze een gelaatssluier droeg.(zie noot 16) Hoewel zij nog geen oordeel heeft uitgesproken over een verbod van gelaatsbedekkende kleding van docenten - hetgeen een indicatie vormt dat een dergelijke casus zich tot op heden niet voordoet - is niet in te zien waarom de CGB hier niet - a fortiori - dezelfde lijn zou volgen als ten aanzien van leerlingen en ouders.(zie noot 17)Hoewel de regering de jurisprudentie van de CGB onderschrijft (paragraaf 6.3), acht zij het niettemin noodzakelijk om met wetgeving te komen, nu niet alle scholen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om een verbod in te stellen, en scholen die dat wel hebben gedaan dat verbod op uiteenlopende manieren hebben geformuleerd (toelichting, paragraaf 1.3). Dat sommige scholen geen verbod hebben ingesteld, vloeit echter ongetwijfeld voort uit het feit dat het fenomeen van gelaatsbedekkende kleding zich daar tot op heden niet heeft voorgedaan, en zij er terecht van uitgaan met hun interne ordebevoegdheden dit fenomeen als het zich toch voordoet genoegzaam tegemoet te kunnen treden. En het feit dat de scholen die wel een verbod hebben ingevoerd, dat mogelijk op verschillende wijzen hebben gedaan, lijkt evenmin een groot probleem op te roepen. Niet wordt aangevoerd dat bepaalde meer toegespitste verbodsvarianten de onderwijskwaliteit onvoldoende waarborgen. Slechts wordt gesteld dat de reikwijdte van het verbod van school tot school kan verschillen, dat dit tot onduidelijkheid en onbegrip kan leiden en dat de acceptatie van het verbod hieronder kan lijden. Deze stelling is evenwel niet gemotiveerd. Uit de praktijk zijn geen voorbeelden bekend waaruit blijkt dat de acceptatie en juridische gelding van een door de school opgelegd verbod ondergraven is doordat elders zo een verbod niet op dezelfde wijze is geformuleerd.d. Het voorstel heeft tot gevolg dat de bevoegdheid van scholen om eigen voorschriften ter zake van gelaatsbedekkende kleding te stellen, weggenomen wordt. Anders dan de toelichting suggereert, wijst het rapport Overwegingen bij een boerkaverbod niet in de richting van de noodzaak van een wettelijk verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding in het onderwijs, ten detrimente van de eigen orde-bevoegdheid van het onderwijs. Het rapport benadrukt dat door het bevoegd gezag geformuleerde verboden binnen de "eigen sfeer" zonder aanvullende wetgeving mogelijk zijn, en dat dergelijke verboden veelal reeds ingevoerd zijn. Daarbij wordt in het bijzonder gewezen op de vigerende huisregels en ordemaatregelen in het onderwijs.(zie noot 18) De Raad herinnert er in dit verband aan dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een aantal jaren geleden ten behoeve van de scholen en met het oog op inachtneming van de Algemene wet gelijke behandeling de "Leidraad Kleding Scholen" heeft opgesteld.(zie noot 19) In de leidraad wordt met behulp van voorbeelden uit de praktijk duidelijk gemaakt welke eisen scholen wèl en welke eisen ze niet aan kleding mogen stellen. Het advies van de CGB over gelaatssluiers en hoofddoeken van april 2003 is hierbij als richtlijn gebruikt. Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarom het uitgangspunt dat scholen vrij zijn om zelf kledingvoorschriften te stellen, en tegelijkertijd verondersteld mag worden dat zij van die vrijheid een verstandig gebruik zullen maken, thans niet meer zou opgaan. Volgens de toelichting is een wettelijk verbod nodig, omdat lang niet alle scholen zijn overgegaan tot de instelling van een verbod op gelaatsbedekkende kleding. Daarmee wordt ongewild de suggestie gewekt dat er scholen zouden zijn die niet zouden willen optreden tegen gelaatsbedekkende kleding, ook al zou dat omwille van kwaliteit, orde en veiligheid nodig zijn. De gezamenlijke onderwijskoepels hebben echter in het overleg met de minister naar voren gebracht dat zij een wettelijke verplichting niet noodzakelijk vinden, omdat zij het doel - goed en veilig onderwijs - zelf kunnen realiseren.(zie noot 20) Een illustratie hiervan vormt het feit dat de Nederlandse universiteiten al in 2003 hebben afgesproken dat studentes aan universiteiten geen gelaatssluiers mogen dragen. Tegen een wettelijk verbod pleit verder, dat het - zoals ook de regering zelf stelt - "zeer de vraag is of er onderwijsinstellingen zijn die voorstander zijn van gelaatsbedekkende kleding op school".(zie noot 21) De Raad acht het dan ook plausibel dat het ontbreken van voorschriften op sommige onderwijsinstellingen er vooral mee te maken heeft dat gelaatsbedekkende kleding in het onderwijs zich vrijwel niet voordoet, en dat het waar het zich toch zou kunnen voordoen, alsnog door middel van een "huisregel" - zoals bijvoorbeeld aanbevolen door de Vereniging van universiteiten - tegengegaan kan worden, of voor het incidentele geval door een concrete aanwijzing van het bevoegd gezag dan wel met een goed gesprek kan worden opgelost.e. De toelichting voert als (derde) grond voor een uniform wettelijk verbod aan dat artikel 6, eerste lid, van de Grondwet (de vrijheid van godsdienst binnen gebouwen en besloten plaatsen) in geding is (paragrafen 1.3 en 6.1). Ingevolge deze bepaling kunnen beperkingen van de godsdienstvrijheid alleen plaatsvinden op grond van een wet in formele zin. Aldus worden wat betreft de noodzaak van een verbod op gelaatsbedekkende kleding evenwel twee gezichtspunten gehanteerd die elkaar uitsluiten. Enerzijds wordt door de regering opgemerkt dat het bevoegd gezag van scholen zelf mag en kan zorgen voor een verbod op gelaatsbedekkende kleding, en wordt derhalve voorondersteld dat zo een verbod (dat geen formele wet is maar slechts voortvloeit uit een intern-huishoudelijke regel/bevoegdheid) blijkbaar niet met de vrijheid van godsdienst, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Grondwet in strijd is. Anderzijds wordt betoogd dat artikel 6, eerste lid, van de Grondwet vereist dat een dergelijk verbod alleen door de formele wetgever kan worden ingesteld, omdat het verbod beperkingen kan opleveren voor het gebruik van kleding waarvan het dragen door sommigen als een religieuze plicht wordt ervaren, en daarmee de godsdienstvrijheid "binnen gebouwen en besloten plaatsen" beperkt.Naar het oordeel van de Raad dient bij de beoordeling van de noodzaak van een wettelijk verbod het eerstgenoemde gezichtspunt te gelden, dat het bevoegd gezag van een school functionele kledingvoorschriften kan vaststellen in de vorm van huisregels en concrete bevelen kan geven in de vorm van ordemaatregelen. Voor het hoger onderwijs is de bevoegdheid tot het stellen van dergelijke interne voorschriften expliciet geregeld in artikel 7.57h van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Voor de andere onderwijssectoren - en ook voor het hoger onderwijs, los van genoemde bepaling - vloeit deze bevoegdheid voort uit de aan de onderwijsinstellingen toekomende pedagogisch-organisatorische autonomie, die niet alleen aan het bijzonder onderwijs (op grond van de vrijheid van inrichting) maar ook aan het openbaar onderwijs toekomt.(zie noot 22) De op grond van deze autonomie ingestelde algemene voorschriften en op basis daarvan gegeven concrete verboden, gericht tegen gelaatsbedekkende kleding, maken geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst zoals gewaarborgd in artikel 6 van de Grondwet.Artikel 6 van de Grondwet is in casu immers niet van toepassing. Voor een uitgebreide motivering verwijst de Raad naar het door de regering genoemde rapport Overwegingen bij een boerkaverbod. Daarin wordt, samengevat, uiteengezet dat de grondwettelijke vrijheid van godsdienst primair is vormgegeven als een recht om binnen de eigen private sfeer of organisatie (huis, kerk, school) een godsdienst te beleven en uit te dragen.(zie noot 23) Artikel 6 van de Grondwet omvat dan ook niet het recht om dat ook te doen binnen ruimten, instellingen en organisaties die "van een ander" zijn. Veelal heeft "die ander" - het bevoegd gezag - zelf op grond van zijn grondrechten (vrijheid van onderwijs, van vereniging en van godsdienst) de ruimte om met het oog op de eigen grondslag interne huisregels te stellen en maatregelen te treffen.(zie noot 24) Maar ook als het bevoegd gezag geen beroep kan doen op een grondwettelijke vrijheid, heeft het - inclusief de overheid, waaronder begrepen de besturen in het openbaar onderwijs - niettemin een zekere interne autonomie. Op grond van die autonomie kan het bevoegd gezag binnen de marges van het redelijke - in de praktijk de Algemene wet gelijke behandeling - eigen voorschriften zoals een verbod op gelaatsbedekkende kleding stellen, zonder dat deze geacht worden de vrijheid van godsdienst in artikel 6 van de Grondwet te beperken, aldus het rapport. Deze gedachtegang - interne voorschriften en geboden raken niet aan artikel 6 van de Grondwet - ligt ook ten grondslag aan de Wet openbare manifestaties, de Ambtenarenwet en eerdere advisering door de Raad.(zie noot 25)f. Het voorstel is gestoeld op de gedachte dat het onderwijsproces op grond van pedagogisch-didactische overwegingen vereist dat leraren en ander personeel de gelaatsuitdrukkingen van leerlingen kunnen zien en omgekeerd. Wordt aan die eis niet voldaan, dan is de kwaliteit van het onderwijs in het geding, en daarmee de verantwoordelijkheid van de overheid. De toelichting bevat op dit punt een uitvoerige schets van het pedagogisch en didactisch handelen van de leraar, waarbij vooral gedacht is aan het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Zo stelt paragraaf 1.2. (Doel van het wetsvoorstel): "Zichtbare verbale en non-verbale communicatie zijn in het onderwijs (..) essentieel voor het pedagogisch-didactische onderwijsproces, dat erop gericht moet zijn de jongere voor te bereiden op vervolgonderwijs of op de maatschappij, de persoonlijke ontplooiing te bevorderen en het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te stimuleren."De Raad acht de keuze van het begrip "kwaliteit" als aangrijpingspunt voor een ongeclausuleerd wettelijk verbod niettemin problematisch. In de eerste plaats wijst hij erop dat de zorgplicht van de overheid voor de kwaliteit van het onderwijs niet voor elke onderwijssector op dezelfde wijze geldt. Erkend zij, dat een kenmerk van het basisonderwijs is dat het onderwijs betreft met een belangrijke opvoedkundige component, en dat op de overheid de grondwettelijke plicht rust om ervoor zorg te dragen dat dit onderwijs van een goede kwaliteit is en in voldoende mate beschikbaar is. Hetzelfde geldt, zij het met andere accenten, voor het voortgezet onderwijs. Voor het hoger onderwijs daarentegen heeft de verantwoordelijkheid van de overheid voor het onderwijs niet zozeer te maken met pedagogische en didactische keuzen, als wel met het aanbod en de kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen. De volwassen studenten die hoger onderwijs volgen kiezen er zelf voor om onderwijs te volgen, en het is in eerste instantie dan ook aan hen om te beoordelen of zij gelaatsbedekkende kleding willen dragen respectievelijk in het dragen van deze kleding door anderen berusten, zoals het ook hun verantwoordelijkheid is of zij al dan niet verzuimen. Om deze reden zag het kabinet aanvankelijk dan ook af van een wettelijk verbod op gelaatsbedekkende kleding in het hoger onderwijs. Bovendien wordt in het hoger onderwijs op grote schaal gebruik gemaakt van onderwijsmethoden waar het persoonlijke contact en de interactie van minder belang zijn. In die gevallen springt het met direct contact verbonden kwaliteitsaspect minder in het oog, en hangt het vooral van de context af of een verbod functioneel is met het oog op de voortgang van het onderwijs.Concluderend is de Raad van oordeel dat de toelichting onvoldoende motiveert dat een wettelijk verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding in de onderwijssectoren noodzakelijk is. Het onderwerp vormt weliswaar onderdeel van maatschappelijk debat, maar het verschijnsel is feitelijk niet omvangrijk. Bovendien heeft een wettelijke regel uit een oogpunt van geschilbeslechting slechts een geringe meerwaarde, omdat scholen in de praktijk voldoende mogelijkheden hebben om hetzij in de vorm van huisregels, hetzij toegespitst op het concrete geval, kledingvoorschriften te stellen. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat scholen hun bevoegdheid om gelaatsbedekkende kleding met het oog op de onderwijskwaliteit zo nodig te verbieden of anderszins te reguleren, niet zullen hanteren wanneer dat vanuit overwegingen van kwaliteit wel vereist zou zijn. Tenzij alsnog aannemelijk kan worden gemaakt dat regulering niet aan de scholen kan worden overgelaten, is de Raad van oordeel dat een wettelijk verbod niet noodzakelijk is, en zo een verbod ten onrechte treedt in de autonomie van de onderwijsinstellingen.3. Vrijheid van godsdienst in artikel 9 EVRMIn de toelichting wordt erop gewezen dat het verbod beperkingen kan opleveren voor het gebruik van kledingstukken waarvan het dragen door sommigen als een religieuze plicht wordt ervaren. In dit geval is de vraag aan de orde of het verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zoals gewaarborgd door artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) rechtmatig beperkt. De relevantie van artikel 6 van de Grondwet is reeds aan de orde geweest in punt 2e; de Raad heeft daar beargumenteerd dat deze bepaling op de onderhavige kwestie niet van toepassing is. Artikel 9 EVRM is gezien de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hier wel relevant.(zie noot 26) Hoewel een toetsing aan andere waarborgen ook mogelijk is,(zie noot 27) concentreert de Raad zich in het navolgende enkel op de al dan niet verenigbaarheid met artikel 9 EVRM, daar deze bepaling het meest stringente toetsingskader bevat.(zie noot 28)
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en het Besluit voorkoming of beperking samenloop AAW-uitkering met uitkering ingevolge de sociale wetgeving van een andere Mogendheid.

[Gepubliceerd: 2020-07-23] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001127, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en het Besluit voorkoming of beperking samenloop AAW-uitkering met uitkering ingevolge de sociale wetgeving van een andere Mogendheid in verband met de inwerkingtreding van de Wet van PM tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong en andere technische aanpassingen, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 6 juli 2020Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een nieuw artikel IV op te nemen in het ontwerpbesluit. Dit artikel bevat een technische aanpassing van artikel V en XIII van het Besluit van 18 december 2019 tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van het Besluit politiegegevens in verband met diverse technische aanpassingen. Deze aanpassing hangt samen met de Wet vereenvoudiging Wajong. De inwerkingtreding van dit onderdeel moest worden gesplitst zodat het onderdeel dat samenhangt met de maatregel Wajong en studie per 1 september 2020 in werking kan treden.Ik bied U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Bjsg in verband met eigen Bibob-onderzoek door bestuursorganen.

[Gepubliceerd: 2020-07-22] Bij Kabinetsmissive van 14 januari 2020, no.2020000026, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de verstrekking van justitiële gegevens over de zakelijke omgeving van betrokkene ten behoeve van het eigen onderzoek door bestuursorganen op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 9 juli 2020Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om een wetstechnische aanpassing van het Besluit Bibob mee te nemen in verband met de Wet tot wijziging van de Wet Bibob in verband met diverse uitbreidingen van de toepassingsmogelijkheden daarvan alsmede enkele overige wijzigingen. Tevens zijn de inwerkingtredingsbepaling en het opschrift in verband met de vaststelling van de inwerkingtreding van voornoemde wet aangevuld.Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister van Justitie en Veiligheid
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit garantiebedrag Wajong.

[Gepubliceerd: 2020-07-20] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001126, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van de periode waarover het inkomen ten behoeve van het garantiebedrag Wajong in aanmerking wordt genomen (Besluit garantiebedrag Wajong), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding.

[Gepubliceerd: 2020-07-20] Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2020, no.2020001212, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kredietvergoeding ten behoeve van een tijdelijke verlaging van de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding in verband met de gevolgen van COVID-19 (Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe de maximale kredietvergoeding tijdelijk te verlagen in verband met de gevolgen van COVID-19. De opslag op de wettelijke rente wordt verlaagd van 12 procentpunt naar 8 procentpunt. Hiermee wordt beoogd tijdens de coronacrisis consumenten te beschermen tegen hoge kosten van krediet.De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de achtergrond en het doel van dit besluit, maar maakt een opmerking over de afweging van de mogelijke effecten van de verlaging van de maximale kredietvergoeding. Nu de toelichting geen nadere motivering bevat van de in het ontwerpbesluit gemaakte keuze, kan thans niet worden beoordeeld of met het ontwerpbesluit een aanvaardbaar evenwicht is gevonden tussen de gewenste verlaging van de kredietvergoeding ter bescherming van consumenten en de mogelijke nadelige gevolgen ervan. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van de toelichting, en zo nodig van het ontwerpbesluit.1. MotiveringDe maximale kredietvergoeding is bedoeld om consumenten te beschermen tegen onredelijke rentes. Ook dient te worden voorkomen dat hoge renten geldgevers stimuleren om te gemakkelijk krediet te verstrekken. Uitgangspunt is altijd geweest een normale bedrijfsvoering zonder buitensporige winst voor de geldgevers, waarbij concurrentie op basis van rente mogelijk is. Destijds heeft de wetgever er bewust voor gekozen de maximale rentevergoeding gelijk te stellen aan de wettelijke rente plus een opslag. Bij een wettelijke rente van 2% en een opslag van 12%-punt is de maximale kredietvergoeding thans 14%. Het voorstel verlaagt deze opslag tot 8%-punt. Deze verlaging is tijdelijk tot 1 maart 2021, met eenmalige mogelijkheid tot verlenging.In deze systematiek ziet de wetgever de opslag als de maximale vergoeding die een geldgever redelijker wijze in rekening mag brengen voor de kosten die de geldgever maakt naast de financieringskosten. De wetgever heeft destijds bewust gekozen voor een vast percentage voor alle verschillende typen geldgevers. Afhankelijk van de kostenstructuur en de aard van de geldgever, zullen sommige geldgevers dus bij hun tariefstelling gemakkelijker onder het maximum kunnen blijven dan andere.De Afdeling heeft begrip voor de maatregel in het licht van de omstandigheid dat consumenten door de coronacrisis in financiële problemen kunnen komen, zeker wanneer hun financiële positie ook hiervoor al kwetsbaar was. Een verlaging van de maximale kredietvergoeding kan financiële problemen voor consumenten verlichten. De toelichting geeft onvoldoende informatie om het gekozen percentage van de verlaging te beoordelen en in het bijzonder of een grotere of kleinere verlaging denkbaar is.Nu er voor is gekozen om de opslag die bedoeld is voor de kosten van de geldgever te verlagen, zal aannemelijk gemaakt moeten worden dat de nieuwe opslag de kosten weergeeft die de geldgever redelijkerwijze maximaal maakt. Met de voorgestelde verlaging van 4%-punt van de opslag komt de totale maximale kredietvergoeding uit op 10%. Dit is vanuit het perspectief van de consument nog zeer hoog. In de consultatiereacties komt echter ook naar voren dat kleine, kortlopende kredieten (waaronder retailkredieten en verzendhuiskredieten) relatief kostbaar en risicovol zijn. Reguliere kredietverstrekkers bieden deze vaak daarom niet aan (daar geldt vaak een ondergrens van 5.000 of 10.000 met daarbij voorwaarden, waardoor de meest kwetsbaren niet in aanmerking komen voor deze kredieten). (zie noot 1)Het is dan ook niet verwonderlijk dat de partijen die deze kredieten wel aanbieden, in verband met deze risicos en kosten een relatief hoge opslag rekenen. Onder andere NIBUD en verschillende partijen (Gemeentelijke kredietbanken en NVVK) geven aan dat verlaging van de maximale kredietvergoeding kan leiden tot het opdrogen van kredietfaciliteiten en/of een verschuiving naar langer lopende kredieten. (zie noot 2) Gemeentelijke kredietbanken geven aan dat zij als gevolg van het ontwerpbesluit bij gemeenten voor financiering zullen moeten aankloppen om kostendekkend te kunnen opereren. In de toelichting wordt erkend dat deze gevolgen kunnen optreden, maar niet duidelijk wordt gemaakt in welke mate dit het geval zal zijn.Nu de toelichting geen nadere motivering bevat van de in het ontwerpbesluit gemaakte keuze, kan thans niet worden beoordeeld of met het voorstel een aanvaardbaar evenwicht is gevonden tussen de gewenste verlaging van de kredietvergoeding ter bescherming van consumenten en de hiervoor geschetste mogelijke gevolgen. Daardoor is ook onduidelijk of daarmee daadwerkelijk zal kunnen worden bereikt dat de schuldenproblematiek van met name kwetsbare consumenten adequaat wordt verlicht zonder dat het nadelige gevolg van opdroging van kredietmogelijkheden optreedt. Een nadere motivering is te meer van belang gelet op het belemmerend effect dat deze verlaging kan hebben voor het vrij kapitaalverkeer (als bedoeld in artikel 63 VWEU). Ook om die reden behoeft de maatregel een nadere motivering om te laten zien dat deze geschikt en evenredig is met het oog op het daarmee beoogde dwingende reden van algemeen belang, namelijk de consumentenbescherming.De Afdeling merkt nog op dat zij uit de toelichting opmaakt dat onderzoek wordt gedaan naar een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding. Een dergelijk onderzoek is volgens de Afdeling mede van belang om zicht te krijgen in hoeverre de schuldenproblematiek van consumenten vergroot wordt door de verstrekking van kortlopende consumentenkredieten. Normaal zou het de voorkeur hebben om hier op te wachten. Gegeven de financiële problemen van consumenten in het licht van de plotselinge uitbraak van COVID-19 heeft de Afdeling er begrip voor dat hierop vooruitgelopen wordt in het huidige besluit en de informatie met betrekking tot het huidige besluit beperkt blijft. Dat betekent echter niet dat een motivering volledig achterwege mag blijven.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de hoogte van het in het ontwerpbesluit opgenomen maximale percentage van de kredietvergoeding nader te motiveren en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0192/III
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Overleveringswet.

[Gepubliceerd: 2020-07-20] Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2019, no.2019000453, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot wijziging van de Overleveringswet. De wijzigingen houden onder meer verband met een reeks arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie). Het voorstel voorziet daarnaast, naar aanleiding van de inmiddels in de praktijk opgedane ervaring met overlevering, in een aantal andere wijzigingen van de Overleveringswet en de Uitleveringswet.De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat het voorstel niet voorziet in aanpassing van artikel 6 van de Overleveringswet en wijst in dat verband op enkele arresten van het Hof van Justitie. In verband daarmee is aanvulling van de toelichting wenselijk.1. Achterwege laten van aanpassing van artikel 6 van de OverleveringswetHet kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (hierna: het kaderbesluit) (zie noot 1) is in 2004 geïmplementeerd in de Overleveringswet. (zie noot 2) Inmiddels heeft het Hof van Justitie verschillende arresten gewezen waarin uitleg is gegeven aan de verplichtingen van het kaderbesluit voor de lidstaten. De Overleveringswet bleek in een aantal gevallen niet in lijn met deze uitleg van het Hof van Justitie. In het wetsvoorstel is voornamelijk beoogd de oorspronkelijke implementatie van de Overleveringswet in overeenstemming te brengen met deze jurisprudentie van het Hof van Justitie. Door de regering wordt het voorstel dan ook beschouwd als een herimplementatie.De Afdeling wijst in dit verband op de arresten Poplawski (zie noot 3) en Wolzenburg (zie noot 4) van het Hof van Justitie. Deze arresten zien op de verhouding tussen artikel 6 van de Overleveringswet en artikel 4, punt 6, van het kaderbesluit. In het voorstel zijn echter geen wijzigingen van artikel 6 van de Overleveringswet opgenomen.Artikel 4, punt 6, van het kaderbesluit bepaalt dat de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel ten aanzien van een gezochte persoon kan worden geweigerd indien dat is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel. Het moet dan gaan om een persoon die verblijft in of onderdaan of ingezetene is van de uitvoerende lidstaat. De uitvoerende staat is dan gehouden zich ertoe te verbinden die straf of maatregel overeenkomstig zijn nationale recht zelf ten uitvoer te leggen.Artikel 6 van de Overleveringswet bepaalt dat de overlevering van een Nederlander niet wordt toegestaan indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf (tweede lid). Bij een dergelijke weigering stelt de officier van justitie de uitvaardigende justitiële autoriteit in kennis van de bereidheid om de tenuitvoerlegging van het vonnis over te nemen (derde lid). Het voorgaande is onder een tweetal voorwaarden eveneens van toepassing op een vreemdeling met "een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd" (vijfde lid). (zie noot 5)a. Facultatieve weigeringsgrond en verbintenis tot overname van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf bij weigering overleveringUit het arrest Poplawski volgt dat artikel 4, punt 6, van het kaderbesluit zich verzet tegen de wijze waarop die bepaling in artikel 6 van de Overleveringswet is geïmplementeerd. Artikel 6, tweede lid, van de Overleveringswet is niet geformuleerd als een facultatieve weigeringsgrond, maar als een imperatieve weigeringsgrond. Bovendien is de bereidheid tot overname van de tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Overleveringswet niet een garantie tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 4, punt 6, van het kaderbesluit. (zie noot 6)De memorie van toelichting vermeldt dat artikel 6 van de Overleveringswet nu niet gewijzigd wordt "in verband met nog lopende zaken bij het Hof". (zie noot 7) In de toelichting wordt niet aangegeven om welke lopende zaken het gaat en wordt evenmin ingegaan op de in deze zaken te beantwoorden rechtsvragen.Gezien de doelstelling van dit wetsvoorstel en de bestaande strijdigheid van artikel 6 van de Overleveringswet met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, adviseert de Afdeling hierop in de toelichting nader in te gaan.b. Gelijkstelling van lang verblijvende vreemdelingen met eigen onderdanen zonder nadere administratieve eisenOok in het arrest Wolzenburg is uitleg gegeven aan artikel 4, punt 6, van het kaderbesluit. In dit arrest is bepaald dat de uitvoerende lidstaat bij het toepassen van de facultatieve grond tot weigering van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel in het geval van een burger van de Unie, geen aanvullende administratieve eisen mag stellen naast een vereiste met betrekking tot de duur van het verblijf in die staat. Het Hof van Justitie noemt als voorbeeld van een dergelijke administratieve eis het beschikken over "een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd". (zie noot 8) In artikel 6, vijfde lid, van de Overleveringswet wordt deze administratieve eis gesteld en is daarmee als zodanig in strijd met jurisprudentie van het Hof van Justitie.In de memorie van toelichting is onder Overzicht van de belangrijkste wijzigingen opgenomen dat lang verblijvende vreemdelingen met eigen onderdanen zullen worden gelijkgesteld zonder nadere administratieve eisen. Artikel 6, vijfde lid, van de Overleveringswet wordt in het wetsvoorstel zelf echter niet gewijzigd.Gezien de doelstelling van dit wetsvoorstel en de bestaande strijdigheid adviseert de Afdeling nader toe te lichten waarom geen wijziging van dit onderdeel van artikel 6 van de Overleveringswet wordt voorgesteld. Daarbij dient de tekst van de toelichting in overeenstemming te worden gebracht met het voorstel.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De waarnemend vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W16.19.0059/II- In het voorgestelde artikel 11, eerste lid, "een op feiten en omstandigheden gebaseerd gegrond vermoeden bestaat" vervangen door "zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan" in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, en anders nader toelichten dat niet wordt beoogd af te wijken van het criterium van het Hof van Justitie.- In het voorgestelde artikel 11, vierde lid, na "worden uitgesloten, kan", "de rechtbank" invoegen.- In het voorgestelde artikel 22, vierde lid, schrappen "onder opgave van redenen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit".- In het voorgestelde artikel 22, vijfde lid, schrappen "onder opgave van redenen aan de justitiële autoriteit".- De voorgestelde invoeging "20 tot en met 24" in artikel 30 vervangen door "21 tot en met 25".- In het voorgestelde artikel 31, tweede lid, "wordt toegestaan" in aansluiting op artikel 35, eerste lid aanhef, van de Uitleveringswet vervangen door "ontvankelijk en voor inwilliging vatbaar is".- In het voorgestelde artikel 36, zesde lid, "54 en 57, eerste lid" vervangen door "61 en 64, eerste lid".- In het voorlaatste tekstblok van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2 in de memorie van toelichting "8c, onderdeel a" vervangen door "7, eerste en derde lid".Nader rapport (reactie op het advies) van 13 juli 20201. Achterwege laten van aanpassing van artikel 6 van de OverleveringswetMet de Afdeling is de regering van mening dat de tekst van de toelichting in overeenstemming dient te zijn met het voorstel van wet ten aanzien van artikel 6 van de Overleveringswet. De regering is echter, mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling, tot de conclusie gekomen dat een verdergaande herziening van artikel 6 van de Overleveringswet nodig is. Niet alleen de door de Afdeling in haar advies aangehaalde arresten van 6 oktober 2019 in de zaak C-123/08 Wolzenburg, ECLI:EU:C:2009:616 en van 29 juni 2017 in de zaak C-579/15 Poplawski, ECLI:EU:C:2017:503, maar ook het na ontvangst van het advies van de Afdeling gewezen arrest van 25 juni 2019 in de vervolgzaak Poplawski C-573/17, ECLI:EU:C:2019:530 geven daartoe alle aanleiding. Deze wijzigingen van artikel 6 van de Overleveringswet worden momenteel voorbereid en zullen in een nota van wijziging worden opgenomen. Gezien de reikwijdte en de strekking van de voorgenomen wijziging is de regering voornemens om hierover eerst de daarvoor in aanmerking komende organisaties te consulteren. Daarna zal deze nota van wijziging aan de Afdeling ter advisering worden voorgelegd.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het voorstel van wet aan te vullen met een naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 maart 2020 in de zaak C-314/18 SF (ECLI:EU:C:2020:191) noodzakelijke wijziging van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties. De wijziging houdt in dat het huidige vijfde lid van artikel 2:11 van die wet komt te vervallen. De in dit artikellid opgenomen bevoegdheid om de opgelegde straf aan te passen aan de straf die in Nederland voor het desbetreffende feit zou zijn opgelegd heeft, zo oordeelde het Hof van Justitie, geen grondslag in het Europees recht. Voor een meer uitvoerige toelichting verwijs ik naar de aangepaste memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Justitie en VeiligheidVoetnoten(1) Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen lidstaten, PbEU 2002, L 190. Dit kaderbesluit is gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, PbEU 2009, L 81.(2) Stb. 2004, 195.(3) HvJEU 29 juni 2017, C-579/15, Poplawski, ECLI:EU:C:2017:503.(4) HvJEG 6 oktober 2009, C-123/08, Wolzenburg, ECLI:EU:C:2009:616.(5) Het gaat hier om een verblijfsrecht. Zie ook de memorie van toelichting onder de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.(6) HvJEU 29 juni 2017, C-579/15, Poplawski, ECLI:EU:C:2017:503, punten 18-24.(7) Zie de memorie van toelichting onder Consultatie.(8) HvJEG 6 oktober 2009, C-123/08, Wolzenburg, ECLI:EU:C:2009:616, punt 53.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Wet arbeid vreemdelingen in verband met maandelijkse girale loonbetaling Europese blauwe kaart houders.

[Gepubliceerd: 2020-07-20] Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2020, no.2020001170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met loonbetaling voor Europese blauwe kaart houders en vervanging bij incidentele arbeid, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.20.0176/III- In de nota van toelichting aangeven waaruit blijkt dat het woord "aaneengesloten" abusievelijk is opgenomen in artikel 10, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Daarbij verwijzen naar Stb. 2005, 187 en Stb. 2015, 301.- In artikel 1, vierde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (nieuw) de onnodige verwijzing naar artikel 1 schrappen.- In artikel 1, vierde lid van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (nieuw) verwijzen naar de termijnen die krachtens het derde lid gelden voor "incidentele arbeid" in plaats van naar het eerste lid, onderdeel a, zodat duidelijk wordt dat de verschillende perioden moeten worden opgeteld en bij overschrijding dus juist geen sprake meer is van incidentele arbeid.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement rijbewijzen.

[Gepubliceerd: 2020-07-17] Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2020, no. 2020001018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement rijbewijzen in verband met uitbreiding van de instellingsgehandicaptenparkeerkaart, de verlaging van de minimumleeftijd voor het besturen van bepaalde motorrijtuigen en het gebruik van alternatieven voor spiegels in het kader van rijonderricht en rijexamens, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassingsbesluit versterken positie mbo-studenten.

[Gepubliceerd: 2020-07-17] Bij Kabinetsmissive van 14 april 2020, no.2020000766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse onderwijsbesluiten in verband met de terminologiewijzigingen in de Wet versterken positie mbo-studenten (Aanpassingsbesluit Wet versterken positie mbo-studenten), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit verwijzingsportaal bankgegevens.

[Gepubliceerd: 2020-07-17] Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2020, no.2020001214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het via een centraal elektronisch systeem geautomatiseerd ontsluiten van identificerende gegevens alsmede enkele andere gegevens door banken en andere betaaldienstverleners (Besluit verwijzingsportaal bankgegevens), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Wfsv in verband met een technische wijziging van de premievaststelling voor de vrijwillige algemene ouderdomsverzekering en de vrijwillige nabestaandenverzekering.

[Gepubliceerd: 2020-07-17] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000608, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met een technische wijziging van de premievaststelling voor de vrijwillige algemene ouderdomsverzekering en de vrijwillige nabestaandenverzekering als gevolg de wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en artikel 8 van de Wet financiering sociale verzekeringen in het Belastingplan 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit rechtspositie Kamer van Koophandel.

[Gepubliceerd: 2020-07-17] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2019, no.2019002722, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de voor het personeel van de Kamer van Koophandel ten opzichte van Rijksambtenaren afwijkende arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheden (Besluit rechtspositie Kamer van Koophandel), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de verkiezing en de inrichting en de samenstelling van de Eerste Kamer.

[Gepubliceerd: 2020-07-16] Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2020, no.2020000368, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de verkiezing en de inrichting en de samenstelling van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, met memorie van toelichting.Met dit wetsvoorstel wordt de zittingstermijn van Eerste Kamerleden van vier naar zes jaar verlengd, waarbij om de drie jaar beurtelings 38 en 37 leden aftreden. (zie noot 1) In feite wordt daarmee teruggegaan naar het stelsel zoals dat gold tussen 1922 en 1983. Het doel van deze aanpassing is bijdragen aan "een goede positionering van de Eerste Kamer in het tweekamerstelsel en een heldere rolverdeling tussen de beide Kamers". (zie noot 2)De Afdeling advisering van de Raad van State constateert dat tegen de voorgestelde wijziging geen staatsrechtelijke beletselen bestaan. De Afdeling meent niettemin dat de motivering van het voorstel nog niet toereikend is. Zij mist in de toelichting een voldoende grondige bespreking van de mogelijke voor- en nadelen van het voorstel die nodig is voor de grondwetgever om een evenwichtige afweging te kunnen maken. Dit geldt te meer omdat het voorstel samenhangt met andere grondwetsherzieningen die op dit moment worden overwogen.Voorts moet de toelichting meer duidelijkheid bieden over de uitwerking van de nieuwe verkiezingswijze van de Eerste Kamer in de Kieswet en de gevolgen die het wetsvoorstel in dat kader zal hebben voor de positie van kleine partijen en voor de invloed van de verschillende provincies op de samenstelling van de Eerste Kamer. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het voorstel en de toelichting.1. AchtergrondDe beurtelingse verkiezing en langere zittingsduur van de leden van hogerhuizen in tweekamerstelsels hebben van oudsher als reden om dat deel van het parlement meer stabiliteit te geven. Daarbij gaat het om het vinden van de juiste balans tussen democratische legitimatie en parlementaire ervaring. (zie noot 3) Toen bij de grondwetsherziening van 1848 verkiezingen voor de Eerste Kamer werden ingevoerd, werden Eerste Kamerleden dan ook gekozen voor een periode van negen jaar waarbij een derde van de leden om de drie jaren aftrad. (zie noot 4) De achterliggende reden was om de Eerste Kamer ten opzichte van de Tweede Kamer "meer vastheid" te geven. (zie noot 5) In 1922 werd de zittingsduur van de Eerste Kamer verkort van negen tot zes jaar, waarbij de helft van de leden om de drie jaar aftrad. (zie noot 6) Het verschil met de Tweede Kamer wat betreft zittingsduur en verkiezingswijze bleef zodoende gehandhaafd.In 1954 stelde de Staatscommissie-Van Schaik voor om de zittingsduur van zes jaar terug te brengen naar vier jaar en geen aftreden bij helfte meer voor te schrijven. De gedachte was dat er geen behoefte zou bestaan aan een grotere duurzaamheid van de Eerste Kamer. (zie noot 7) De meerderheid van de Staatscommissie-Cals/Donner sloot zich in 1971 bij dit voorstel aan en adviseerde daarbij eveneens om Eerste Kamerleden rechtstreeks te laten kiezen. (zie noot 8) Een minderheid van acht leden van de commissie wees er echter op dat een op dezelfde wijze en gelijktijdig gekozen Eerste Kamer de politieke positie van de Eerste Kamer te veel zou versterken. Zij vreesden dat het eigen karakter van de Eerste Kamer daardoor zou verdwijnen. (zie noot 9)De regering volgde in 1974 bij de voorbereiding van de algehele grondwetsherziening het meerderheidsadvies en stelde voor om Eerste Kamerleden rechtstreeks te laten kiezen, en het om de drie jaar aftreden van de helft van de leden te vervangen door een vernieuwing van de gehele Kamer om de vier jaar. (zie noot 10) Volgens de toenmalige regering bestond er geen behoefte om de Eerste Kamer een duurzamer karakter te geven dan de Tweede Kamer. (zie noot 11) Bij de beraadslagingen over dit onderwerp riep de Tweede Kamer de regering op om de leden van de Eerste Kamer blijvend te laten kiezen door de leden van de Provinciale Staten, maar wel de Eerste Kamer in één keer voor een periode van vier jaar te verkiezen. (zie noot 12) De regering voldeed aan dit verzoek. Zodoende is het tot dan toe geldende stelsel verlaten met de algehele grondwetsherziening in 1983. (zie noot 13) Sindsdien is de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer wel diverse keren in een bredere context aan de orde gekomen, maar dit heeft niet geleid tot (voorstellen tot) wijziging. (zie noot 14)Een gevolg van deze wijziging is dat de Eerste Kamer soms een recenter mandaat heeft dan de Tweede Kamer. Ook komt iedere vier jaar bij de verkiezingen van de Provinciale Staten prominent de vraag aan de orde of de regeringspartijen "een meerderheid behalen in de Eerste Kamer". (zie noot 15) Aldus is sinds 1983 te veel de nadruk komen te liggen op het politieke karakter van de Eerste Kamer, aldus de toelichting. (zie noot 16) De regering stelt daarom voor om terug te keren naar het stelsel zoals dat gold tussen 1922 en 1983. (zie noot 17)2. Probleemanalyse en samenhanga. ProbleemanalyseHet gaat in het wetsvoorstel om een belangrijke keuze. Een wijziging van de verkiezing van de Eerste Kamer is van invloed op de positie van de Eerste Kamer en daarmee op het functioneren van het parlementaire stelsel in bredere zin. Het betreft hier een grondwetswijziging die alleen tot stand kan komen volgens een verzwaarde procedure die veel tijd kost. Tegen die achtergrond mist de Afdeling in de toelichting een voldoende grondige bespreking van de mogelijke voor- én nadelen van het voorstel. (zie noot 18) Deze is nodig voor de grondwetgever om een evenwichtige afweging te kunnen maken. De toelichting op het voorstel verdient daarmee te worden uitgebreid. In de huidige toelichting wordt immers wel ingegaan op de voordelen van het voorgestelde stelsel, maar minder op de mogelijke nadelen.De Afdeling wijst hierbij in het bijzonder op het gegeven dat de uitslag van de verkiezing van de Provinciale Staten zich pas veel later zal vertalen naar de samenstelling van de Eerste Kamer. Dit kan gevolgen hebben voor de ervaren democratische legitimiteit van de beslissingen van de Eerste Kamer. Ook heeft de voorgestelde wijziging, afhankelijk van haar uitwerking (zie ook punt 3), mogelijk negatieve consequenties voor kleinere partijen en kan de invloed die verschillende Provinciale Staten op de samenstelling van de Eerste Kamer hebben variëren. Daarnaast valt op dat de toelichting weliswaar stelt dat het politieke karakter van de Eerste Kamer de afgelopen decennia meer naar voren is gekomen, maar dat een onderbouwing voor deze stelling ontbreekt. Daarbij is van belang dat de Eerste Kamer en zijn rol na 1983 ook eerder wel eens in de schijnwerpers is komen te staan.Vanwege het ontbreken van deze gezichtspunten en een grondige bespreking van de mogelijke keerzijden van de voorgestelde wijziging ontbreekt op dit moment in de toelichting een voldragen probleemanalyse die nodig is voor een evenwichtige afweging.De Afdeling is zich ervan bewust dat deze nadere weging slechts zeer ten dele gebaseerd kan zijn op empirisch bewijs. Wat de effecten zullen zijn van de voorgestelde wijziging van het kiesstelsel voor de Eerste Kamer wordt immers pas inzichtelijk na een langere periode na invoering. Zonder die kennis gaat het op dit moment vooral om een zo goed mogelijke inschatting en beoordeling van de mogelijke voor- en nadelen. Een nadere uiteenzetting daarvan in de toelichting acht de Afdeling noodzakelijk.b. SamenhangEen nadere uiteenzetting zoals hiervoor bedoeld acht de Afdeling te meer noodzakelijk omdat momenteel meerdere voorstellen worden overwogen die raken aan de positie van de Eerste Kamer binnen het tweekamerstelsel. Zo verwijst de regering in de toelichting kort naar het voorstel om de tweede lezing bij grondwetsherzieningen in verenigde vergadering te behandelen en naar het door de Staatscommissie aanbevolen terugzendrecht voor de Eerste Kamer. (zie noot 19) Een kabinetsreactie met betrekking tot laatstgenoemd voorstel wordt nog verwacht. (zie noot 20) Tevens heeft de regering onlangs bij de Tweede Kamer een voorstel ingediend om het kiesrecht voor de Eerste Kamer ook toe te kennen aan kiezers met de Nederlandse nationaliteit buiten Nederland. (zie noot 21)Deze onderwerpen en de voorstellen die daarop betrekking hebben, raken aan het functioneren van het tweekamerstelsel en de samenstelling en positie van de Eerste Kamer daarbinnen. Dit roept de vraag op wat de samenhang is tussen enerzijds het onderhavige voorstel en anderzijds de andere, hiervoor genoemde (grond)wetswijzigingen die (mede) de positie van de Eerste Kamer betreffen. Het valt op dat de toelichting hier niet uitgebreid op ingaat, terwijl deze onderwerpen niet goed los van elkaar kunnen worden beoordeeld. Veranderingen in het staatkundig bestel moeten in samenhang worden bezien omdat sommige wijzigingen niet samengaan, terwijl anderen elkaar juist kunnen versterken.Dit betekent niet dat elke wijziging van de Grondwet alleen kan worden doorgevoerd in het kader van een volledige herziening, maar wel dat steeds voldoende acht moet worden geslagen op onderlinge afhankelijkheden binnen het stelsel. Dit geldt te meer ingeval diverse op elkaar inwerkende grondwetswijzigingen min of meer gelijktijdig in discussie zijn. Dat geldt in het bijzonder voor een mogelijk voorstel voor een terugzendrecht, dat immers een wijziging van de bevoegdheden van de Eerste Kamer en van de verhoudingen binnen het tweekamerstelsel impliceert.c. ConclusieDe Afdeling adviseert de voorgestelde wijziging van het kiesstelsel voor de Eerste Kamer nader te motiveren. Daarbij dient de toelichting in te gaan op de mogelijke voor- en nadelen hiervan in samenhang met de andere, hierboven genoemde voorstellen die op dit moment met betrekking tot de positie van de Eerste Kamer worden overwogen.3. Uitwerking in de KieswetWat betreft de uitwerking van dit voorstel in de Kieswet rijzen enkele vragen. Deze betreffen in de eerste plaats de positie van kleine partijen. In de consultatiereacties en in de debatten in Tweede en Eerste Kamer is ruimschoots aandacht voor dit onderwerp gevraagd. Eén zorg is dat het voor kleinere partijen moeilijker wordt om in de Eerste Kamer te komen, omdat beurtelingse verkiezingen feitelijk leiden tot een verdubbeling van de kiesdrempel. Een ander vraagstuk is dat, afhankelijk van de uitwerking, sommige Provinciale Staten meer invloed zouden kunnen krijgen op de samenstelling van een bepaalde Eerste Kamer dan andere. In de toelichting wordt gesteld dat het aan de wetgever is om op deze punten keuzes te maken bij de wijziging van de Kieswet die noodzakelijk is voor de realisatie van dit voorstel. (zie noot 22)De Afdeling acht de toelichting met het oog daarop niet toereikend. Zij merkt over de beide genoemde punten het volgende op.De verschillende manieren waarop dit voorstel uitgewerkt kan worden in de Kieswet hebben uiteenlopende effecten voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Het effect van de verschillende uitwerkingsvarianten op de positie van kleine partijen is ook reeds onderzocht en in kaart gebracht in het rapport Kiesstelsels in Kaart. (zie noot 23) Daarbij is een vergelijking gemaakt tussen de effecten van het huidige kiesstelsel en kiesstelsels die op twee dimensies hiervan verschillen, te weten:- het gebruik van ofwel het zogenoemde algehele stelsel ofwel het groepenstelsel; en- de keuze van de methode van restzetelverdeling.Het algehele stelsel houdt in dat alle leden van de Provinciale Staten om de drie jaar de helft van de Eerste Kamerleden kiezen. Het groepenstelsel houdt grofweg in dat beurtelings een cluster van de Provinciale Staten de helft van de Eerste Kamerleden kiest; bijvoorbeeld Groningen, Noord-Holland, Noord-Brabant, Limburg, Utrecht en Flevoland in de eerste verkiezingscyclus en de overige provincies de tweede. (zie noot 24) Het algehele stelsel leidt tot een verdubbeling van de kiesdeler en heeft daarom de grootste gevolgen voor kleinere partijen. Bij een groepenstelsel is met name de samenstelling van de groepen van groot belang voor de mate waarin dat gevolgen heeft voor de kleine partijen.De keuze voor één van de stelsels kan worden gemitigeerd door het aanpassen van de systematiek van restzetelverdeling. De resultaten van het hiervoor genoemde onderzoek wijzen uit dat het restzetelverdelingsstelsel van grootste gemiddelden (zie noot 25) partijen die momenteel niet meer dan één zetel hebben waarschijnlijk buiten de Eerste Kamer houdt. Onder het algehele stelsel geldt dit voor 60% en onder het groepenstelsel voor ongeveer 50% van die partijen.Er zijn ook stelsels waarbij dit effect aanzienlijk minder sterk is. Onder de restzetelverdelingsstelsels grootste overschotten (zie noot 26) en Sainte-Laguë (zie noot 27) is dit minder dan 11% bij zowel het algehele als het groepenstelsel. (zie noot 28) Structureel gebruik van die stelsels zorgt echter voor oververtegenwoordiging van partijen met niet meer dan één zetel ten opzichte van het huidige stelsel: partijen die onder het huidige stelsel één zetel krijgen, krijgen in meer dan de helft van de gevallen dat deze stelsels worden toegepast twee zetels. (zie noot 29)Ook dit kan worden gecorrigeerd, namelijk via een zogenoemd gemengd stelsel om restzetels te verdelen. Daarbij wordt bij de verkiezing van 38 zetels het stelsel van grootste gemiddelden toegepast en bij de verkiezing van 37 zetels het stelsel van grootste overschotten. Kleine partijen kunnen in dit stelsel wel een zetel in de Eerste Kamer krijgen, maar tegelijkertijd niet oververtegenwoordigd zijn. Dit stelsel beoogt daarmee de nadelen van de andere genoemde stelsels zoveel mogelijk op te heffen.Gelet op de uiteenlopende effecten die de verschillende uitwerkingsvarianten kunnen hebben op de samenstelling van de Eerste Kamer kan niet worden volstaan met de stelling in de toelichting dat de keuzes voor de uitwerking pas aan de orde zijn bij de wijziging van de Kieswet. Dit geldt te meer omdat uit Kiesstelsels in Kaart naar voren komt dat de verschillende varianten ook gevolgen hebben voor de evenredige vertegenwoordiging van provincies en de vraag of kiezers bij bepaalde verkiezingen van Provinciale Staten één keer, meerdere keren, of geen invloed hebben op de verkiezingsuitslag van de Eerste Kamer. (zie noot 30) Dit hangt samen met het moment van verkiezing van Provinciale Staten ten opzichte van dat van de Eerste Kamer.Ook op dit punt is er verschil tussen de uitwerking met het algemene stelsel en het groepenstelsel. Omdat sommige kiezers daarmee in bepaalde jaren via de provincies een grotere invloed krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer dan anderen, is dit van groot belang. Hiermee is er immers een direct verband tussen de keuze voor een bepaalde uitwerkingsvariant en andere relevante grondwetsbepalingen. Daarbij gaat het om het kiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging zoals neergelegd in de artikelen 4 en 53 van de Grondwet.De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande in de toelichting nader in te gaan op de verschillende keuzes die gemaakt kunnen worden bij de uitwerking van dit stelsel en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de evenredigheid van het stelsel, de gelijke invloed van kiezers en Provinciale Staten, en de positie van kleinere partijen.4. Transitie naar beurtelingse verkiezingenIn het voorgestelde additionele artikel III wordt bepaald dat bij de eerste Eerste Kamerverkiezingen na de invoering van de nieuwe verkiezingswijze één groep senatoren voor drie jaar wordt gekozen en een andere groep voor zes jaar. Bij eerdere soortgelijke wijzigingen heeft de grondwetgever ervoor gekozen deze materie in de Kieswet te regelen. (zie noot 31)Het meest recente voorbeeld is de uitbreiding van het aantal senatoren in 1956. Toen is de keuze gemaakt om het lot te laten bepalen welke helft van de Eerste Kamerleden na drie jaar aftreedt en welke helft na zes jaar. (zie noot 32) Daarbij werd geen verschil gemaakt in de termijn waarvoor een lid werd verkozen, maar werd gedifferentieerd in aftredingstermijn na verkiezing. Een andere mogelijkheid bij de transitie naar beurtelingse verkiezingen is om dit aan de betreffende senaat zelf te laten. (zie noot 33) Uit de toelichting blijkt niet waarom in dit geval niet is gekozen voor de eerder door de grondwetgever gebruikte methode, dan wel voor andere, in het buitenland toegepaste alternatieven.De Afdeling adviseert hier in de toelichting aandacht aan te besteden en het voorstel zo nodig aan te passen.5. Opnemen additioneel artikelNadat deze grondwetswijziging is aanvaard en bekrachtigd, zal de Kieswet nog op een aantal punten moeten worden aangepast voordat Eerste Kamerleden daadwerkelijk voor een periode van zes jaar kunnen worden gekozen en voordat om de drie jaren beurtelings achtendertig leden en zevenendertig leden af kunnen treden. (zie noot 34)Omdat voorkomen moet worden dat de wijziging van de Grondwet in werking treedt op het moment dat de Kieswet nog niet is aangepast, adviseert de Afdeling een additioneel artikel op te nemen waarin geregeld wordt dat de wijziging van de Grondwet in werking treedt op het moment dat de Kieswet overeenkomstig is aangepast.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 13 juli 20202. Probleemanalyse en samenhangc. ConclusieOp zichzelf genomen is het inderdaad een nadeel van de voorgestelde wijziging dat de samenstelling van de Eerste Kamer tot stand komt op basis van verkiezingsuitslagen die verder in het verleden liggen dan in de huidige situatie. Zoals de Afdeling opmerkt, heeft de langere zittingsduur van de leden van hogerhuizen in tweekamerstelsels van oudsher als reden om dat deel van het parlement meer stabiliteit te geven. In het zoeken naar een juiste inrichting van het stelsel moet het belang van een zo actueel mogelijke democratische legitimatie worden afgewogen tegen belangen als stabiliteit, parlementaire ervaring en een goede rolverdeling tussen de Kamers. De regering meent dat deze afweging niet optimaal tot uitdrukking komt in de huidige verkiezingswijze.De memorie van toelichting is aangevuld met deze overwegingen.Zoals de Afdeling terecht opmerkt, kan dit voorstel, afhankelijk van de gekozen uitwerking in de Kieswet, van invloed zijn op de vertegenwoordiging van kleinere partijen. De doorrekening op basis van eerdere verkiezingsuitslagen, die in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gemaakt (zie voetnoot 23), wijst erop dat het hierbij gaat om partijen die onder het huidige stelsel niet meer dan één senaatzetel halen. In de memorie van toelichting is naar aanleiding van het advies van de Afdeling een nadere beschouwing opgenomen over de mogelijke uitwerkingsvarianten en de gevolgen voor kleine partijen die de verschillende keuzes kunnen hebben.De Afdeling wijst op het ontbreken van een onderbouwing van de stelling dat het politieke karakter van de Eerste Kamer de afgelopen decennia meer naar voren is gekomen. De bedoelde stelling slaat niet op ontwikkelingen in de Eerste Kamer zelf, of de wijze waarop zij haar rol vervult, maar op het effect van een integrale verkiezing kort na de provinciale statenverkiezingen. Zoals uiteengezet in de memorie van toelichting vergt het goed functioneren van ons tweekamerstelsel dat een balans wordt gevonden tussen enerzijds het reflectieve karakter van de Eerste Kamer met haar focus op de kwaliteit van wetsvoorstellen, en anderzijds het politieke karakter als gekozen volksvertegenwoordiging. Een vaste koppeling van een integrale verkiezing van de Eerste Kamer aan het moment van verkiezing van de provinciale staten, zorgt ervoor dat eens in de vier jaar te veel de nadruk komt te liggen op dit politieke karakter. In de memorie van toelichting is dit verhelderd.De Afdeling adviseert om in te gaan op de samenhang met twee andere wetsvoorstellen die raken aan de positie van de Eerste Kamer en met de aanbeveling van de staatscommissie om de Eerste Kamer een terugzendrecht te geven.In de eerste plaats gaat het hierbij om het voorstel om niet-ingezeten Nederlanders kiesrecht te verlenen voor een kiescollege dat zal deelnemen aan de verkiezing van de Eerste Kamer. Dit voorstel is op dit moment aanhangig bij de Eerste Kamer (nr. 35 418). Dit voorstel beoogt een onevenwichtigheid in het huidige kiesstelsel weg te nemen. Nederlanders die in het buitenland wonen, kunnen wel stemmen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement, maar hebben geen invloed op de samenstelling van de Eerste kamer. Door de invoering van het voorgestelde kiescollege wordt deze onevenwichtigheid weggenomen. Het voorstel heeft derhalve een achtergrond die losstaat van het onderhavige voorstel. Beide voorstellen dienen (en kunnen) daarom los van elkaar behandeld en beoordeeld te worden.In de tweede plaats is er het voorstel om de tweede lezing van Grondwetswijzigingen voortaan in de verenigde vergadering van de Eerste en Tweede Kamer te behandelen. Dit voorstel is net als het onderhavige voorstel aangekondigd in de kabinetsreactie op het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel. Beide voorstellen beogen bij te dragen aan een goede rolverdeling binnen het tweekamerstelsel. Vanwege deze samenhang waren deze voorstellen oorspronkelijk in één concept-wetsvoorstel opgenomen. Naar aanleiding van het plenaire debat over de kabinetsreactie op het advies van de staatscommissie parlementair stelsel in de Eerste Kamer op 4 februari 2020 is besloten om het wetsvoorstel te splitsen. Door deze splitsing is een afzonderlijke beoordeling door de Eerste Kamer mogelijk gemaakt, zonder de samenhang uit het oog te verliezen.Het kabinet deelt de conclusie van de staatscommissie dat er behoefte bestaat aan invoering van een bevoegdheid voor de Eerste Kamer om wetsvoorstellen terug te zenden aan de Tweede Kamer (terugzendrecht). Deze aanvullende bevoegdheid moet goed passen bij een rolvaste Eerste Kamer die zich, met enige distantie ten opzichte van de dagelijkse politiek, richt op het beoordelen van de kwaliteit van wetsvoorstellen op criteria als rechtsstatelijkheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. (zie noot 35)3. Uitwerking in de KieswetIn de uitwerking van de voorgestelde Grondwetswijziging moeten inderdaad enkele belangrijke keuzes worden gemaakt. In het oog springen vooral de vraag of er ten behoeve van de driejaarlijkse verkiezing een indeling in groepen van provinciale staten en de kiescolleges in de openbare lichamen wordt gemaakt, zoals tussen 1922 en 1983 het geval was voor de provinciale staten, en de vraag hoe de restzetels verdeeld gaan worden. Ook tijdens de consultatie is nadrukkelijk aandacht gevraagd voor deze punten. In paragraaf 5 van de aan de Afdeling voorgelegde memorie van toelichting, waarin verslag wordt gedaan van de resultaten van de consultatie, wordt hierop gereageerd.In het kader van de onderhavige procedure van wijziging van de Grondwet wil ik echter enige terughoudendheid betrachten. De genoemde vraagpunten zijn immers niet van constitutionele orde. Ook vóór 1983 zweeg de Grondwet over de indeling in groepen en over de restzetelverdeling. Deze zaken werden en worden aan de gewone wetgever overgelaten. Bij de beantwoording van deze vragen zal de wetgever uiteraard binnen de kaders moeten blijven die door de Grondwet worden gesteld. Het gaat dan niet alleen om de nieuwe redactie van artikel 52, maar ook om de artikelen 4 (kiesrecht) en 53 (evenredige vertegenwoordiging), zoals de Afdeling terecht opmerkt.Vóór 1983 golden grotendeels dezelfde Grondwettelijke kaders. Daarmee is echter niet gezegd dat de wetgever dezelfde keuzes zal (moeten) maken in de uitwerking in de Kieswet. De uitwerking die tussen 1922 en 1983 bestond, kende nadelen die mede ten grondslag lagen aan het besluit om af te stappen van de verkiezing in helften. Binnen de Grondwettelijke kaders zijn echter ook (vele) andere uitwerkingen mogelijk, zoals dr. S.P. Otjes in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in kaart heeft gebracht.Met inachtneming van deze overwegingen heb ik het advies van de Afdeling gevolgd en is aan paragraaf 2 van de memorie van toelichting een nieuw onderdeel toegevoegd waarin nader wordt ingegaan op de verschillende keuzes die gemaakt kunnen worden bij de uitwerking van dit voorstel in de Kieswet.4. Transitie naar beurtelingse verkiezingenIn 1956 werd de Eerste Kamer gekozen op basis van een indeling in vier groepen provincies. Het additioneel artikel van 1956 was goed uitvoerbaar in de toen bestaande vormgeving van de verkiezingswijze. Deze oplossing zou echter niet samengaan met een keuze voor een stelsel waarin alle provinciale staten deelnemen aan elke Eerste Kamerverkiezing (het algehele stelsel). Anders dan in 1956 zou er dan immers niet geloot worden tussen de groepen van provinciale staten maar tussen individuele Kamerleden. Hierdoor zou de representativiteit van de Eerste Kamer ernstig in het gedrang kunnen komen. Een loting tussen alle Kamerleden kan immers tot gevolg hebben dat de leden van sommige fracties allen na drie jaar moeten aftreden, terwijl bij andere fracties alle leden pas na zes jaar hoeven af te treden.De regering wil in het onderhavige voorstel niet vooruitlopen op een keuze tussen het groepenstelsel of het algehele stelsel. Die keuze is aan de wetgever (de Kieswet). Daarom is het overgangsrecht zo ingericht dat het toegepast kan worden in verschillende mogelijke uitwerkingsvarianten.De Afdeling wijst op de mogelijkheid om de Eerste Kamer zelf te laten beslissen welke 37 senatoren na drie jaar aftreden, vergelijkbaar met de wijze waarop de Senaat van de Verenigde Staten zichzelf in 1789 in drie groepen verdeelde. De Amerikaanse Senaat gebruikte een loting om te bepalen welke van de groepen, waarin zij zichzelf verdeeld hadden, als eerste, tweede en derde zoude aftreden. Een dergelijke procedure zou in de huidige Nederlandse situatie, in combinatie met een eventuele keuze voor het algehele stelsel, al snel op gespannen voet komen te staan met het beginsel van evenredige vertegenwoordiging, zoals hiervoor betoogd, nog los van de vraag of het mogelijk zou blijken om de Kamer in twee groepen van 38 en 37 leden te verdelen. Om deze reden lijkt het mij niet opportuun om de Eerste Kamer op te dragen de overgang naar de voorgestelde verkiezingswijze zelf te faciliteren.5. Opnemen additioneel artikelHet advies van de Afdeling om te regelen dat de wijziging van de Grondwet pas in werking treedt als de Kieswet is aangepast, neem ik graag over. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om ook te voorzien in een bepaling die ertoe strekt dat het additionele artikel (van rechtswege) vervalt nadat het is uitgewerkt. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn dienovereenkomstig aangepast.Ik verzoek U, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesVoetnoten(1) Voorgestelde wijziging van artikel 52 Grondwet.(2) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 1.(3) J. Madison, Federalist 62, in: A. Hamilton, J. Madison, J. Jay & J.R. Pole (red.) The Federalist, Indianapolis, IN: Hackett 2005 (1788), p. 334.(4) Artikel 86 Grondwet 1848.(5) Handelingen van de Regering en de Staten-Generaal over de Herziening der Grondwet 1847-1848, Deel I, s-Gravenhage: Gebroeders Belinfante 1848, p. 344.(6) Artikel 92 Grondwet 1922.(7) Eindrapport van de Staatscommissie tot herziening van de Grondwet, Den Haag: Staatsuitgeverij 1954, p. 51.(8) Eindrapport Staatscommissie Grondwet en Kieswet, Den Haag: Staatsuitgeverij 1971, p. 101-103.(9) Eindrapport Staatscommissie Grondwet en Kieswet, Den Haag: Staatsuitgeverij 1971, p. 104.(10) Kamerstukken II 1974/75, 12944, nr. 2, p. 8.(11) Kamerstukken II 1974/75, 12944, nr. 2, p. 8.(12) Kamerstukken II 1974/75, 12944, nr. 22; Handelingen II 28 januari 1975, p. 2449.(13) Zie ook D.J. Elzinga, G. Hoogers & R. de Lange, Van der Pot. Handboek van het Nederlandse staatsrecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 560.(14) Zie bijvoorbeeld het rapport Het bestel bijgesteld van de Commissie-De Koning, Kamerstukken II 1992/93, 21427, nr. 37, p. 57; de notitie Reflecties over de positie van de Eerste Kamer, Kamerstukken I 1999/00, 26976, nr. 1; Handelingen I 2001/02, nr. 5, 176-207 en nr.17, 856-879; Handelingen I 2008/09, nr. 20, 1011-1027 en 1047-1055; Handelingen I 2012/13, nr. 15, item 5, 30-52; Handelingen I 2012/13, nr. 15, item 8, 69-87; en Handelingen I nr. 16, item 5, 6-7.(15) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 1.(16) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 1.(17) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 1.(18) Zie ook het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 20 februari 2020 inzake het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, W01.19.0386/I, Kamerstukken II 2019/20, 35418, nr. 4.(19) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 1(20) Kamerstukken I 2018/19, 34430, nr. F, p. 6.(21) Kamerstukken II 2019/20, 35418, nr. 2.(22) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2,(23) S.P. Otjes, Kiesstelsels in kaart, Den Haag: 29 januari 2019, bijlage bij Kamerstukken I 2019/20, 34430, nr. M.(24) Andere varianten zijn mogelijk. Tussen 1922 en 1983 waren er vier groepen van drie Provinciale Staten die beurtelings in beurten van drie jaar een vierde van de Eerste Kamerleden verkozen.(25) Toekennen van zetels aan partijen met de hoogste gemiddelden. In de praktijk bevoordeelt dit stelsel de grotere partijen.(26) Toekennen van zetels aan partijen met de hoogste overschotten. In principe is dit stelsel neutraal ten opzichte van het aantal zetels dat een partij al heeft gehaald.(27) Toekennen van zetels op basis van het grootste gemiddelde als een extra zetel zou zijn toegekend en het aantal zetels zou zijn verdubbeld.(28) S.P. Otjes, Kiesstelsels in kaart, Den Haag: 29 januari 2019, bijlage bij Kamerstukken I 2019/20, 34430, nr. M.(29) S.P. Otjes, a.w., p. 2.(30) S.P. Otjes, a.w., p. 19. De regering lijkt uit te gaan van een stelsel waarbij het eens in de twaalf jaar zal voorkomen dat door dezelfde Provinciale Staten twee keer verkiezingen voor de Eerste Kamer plaatsvinden, en in andere gevallen één keer (Toelichting, algemeen deel, paragraaf 5).(31) Additioneel artikel 6 van de Grondwet 1848 jo. artikel 113 van de Wet van 4 juli 1850, Stb. 37. (regelende het kiesrecht).(32) Additioneel artikel VI Grondwet 1956(33) Zie bijvoorbeeld U.S. Const. art. I, § 3.(34) Dit betreft onder meer artikel Q 2 van de Kieswet.(35) Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 1 juli 2020
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet strekkende tot invoering van behandeling in verenigde vergadering van de tweede lezing van veranderingen in de Grondwet

[Gepubliceerd: 2020-07-16] Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2020, no.2020000369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot invoering van behandeling in verenigde vergadering van de tweede lezing van veranderingen in de Grondwet, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel regelt dat de tweede lezing van een voorstel tot herziening van de Grondwet voortaan in de verenigde vergadering der Staten-Generaal wordt behandeld. Dit voorkomt volgens de regering dat een beperkte minderheid van de Eerste Kamer een grondwetswijziging verhindert die gesteund wordt door een grote meerderheid van de Tweede Kamer die direct gekozen is in verkiezingen die mede tot doel hebben om kiezersinvloed op die grondwetswijziging mogelijk te maken.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert af te zien van de voorgestelde wijziging van de grondwetsherzieningsprocedure tenzij de noodzaak en de toegevoegde waarde daarvan alsnog kunnen worden gemotiveerd. Voorts gaat zij in op de samenhangende Grondwetsbepalingen en de samenloopbepaling. In verband met deze opmerkingen dient het wetsvoorstel nader te worden overwogen.1. VoorgeschiedenisDe positie van de Eerste Kamer bij de tweede lezing van een grondwetsherziening is in het verleden meerdere malen aan de orde geweest. Deze kwam aan de orde bij de voorstellen tot wijziging van de Grondwet van de commissie Cals/Donner. (zie noot 1) De regering kwam naar aanleiding van het rapport van de commissie met het voorstel om de Eerste Kamer helemaal geen rol meer te geven in de tweede lezing van de grondwetsherzieningsprocedure. (zie noot 2) Voor dit voorstel bestond toen onvoldoende draagvlak in beide Kamers. (zie noot 3)Vervolgens stelde de genoemde staatscommissie voor om de tweede lezing in de verenigde vergadering te laten behandelen. Hierbij was relevant dat de commissie tegelijkertijd ook voorstelde om de Eerste Kamer rechtstreeks te laten kiezen. Omdat beide kamers in dat geval op gelijke wijze representatief zouden zijn en zich - behoudens de mogelijkheid van splitsing - zouden moeten beperken tot aanneming of verwerping van het voorstel zoals het daar ligt, zag de staatscommissie geen grond meer de kamers afzonderlijk te laten beslissen. Bij handhaving van de huidige, indirecte wijze van verkiezing van de Eerste Kamer, stelde de staatscommissie voor vast te houden aan het bestaande stelsel van beslissing door de afzonderlijke kamers. In dat geval immers zou bij beslissing in verenigde vergadering zich het bezwaar voordoen dat een zelfde gewicht zou worden toegekend aan de stemmen van Kamerleden die ten aanzien van de aanhangige grondwetsherziening niet gelijkelijk representatief moeten worden geacht. (zie noot 4)De regering was geen voorstander van de behandeling in de verenigde vergadering. Zij stelde: "Aan het vereiste van een versterkte meerderheid is inherent dat een minderheid over het lot van een herzieningsontwerp kan beslissen. Dit is evenzeer het geval bij behandeling in een verenigde vergadering als bij behandeling door de Tweede en de Eerste Kamer afzonderlijk. Weliswaar is het mogelijk dat in een verenigde vergadering het boven een derde liggende aantal tegenstemmen van Eerste Kamerleden gecompenseerd wordt door het boven twee derden liggende aantal vóórstemmen van Tweede Kamerleden. Evenzeer is echter denkbaar dat door het toedoen van stemmen van Eerste Kamerleden een ontwerp in de verenigde vergadering niet de vereiste meerderheid haalt, terwijl diezelfde Eerste Kamerleden, geconfronteerd met een door de Tweede Kamer met een meerderheid van meer dan twee derden aangenomen ontwerp, het niet op een verwerping zouden hebben doen aankomen. Men mag er naar onze mening niet zonder meer vanuit gaan dat een tegenstem van een Eerste Kamerlid in een verenigde vergadering ook een tegenstem in een afzonderlijk beslissende Eerste Kamer zou zijn. De specifieke positie van de Eerste Kamer als kamer van heroverweging komt immers in een verenigde vergadering niet tot haar recht." (zie noot 5)Sindsdien zijn verschillende alternatieven voorgesteld met betrekking tot de rol van de Eerste Kamer bij de tweede lezing, zoals het afschaffen van de tweede lezing, het instellen van een speciale Grondwetskamer of het genoemde uitsluitend behandelen van de tweede lezing door de Tweede Kamer. Deze kregen echter nooit voldoende steun, zoals ook in de toelichting wordt gesteld. Bij al deze voorstellen was steeds de balans tussen beide Kamers in het wetgevingsproces in zijn algemeenheid en het grondwetsherzieningsproces in het bijzonder in discussie. (zie noot 6) Recentelijk adviseerde de staatscommissie Parlementair stelsel in haar eindrapport om de tweede lezing in een verenigde vergadering te behandelen. (zie noot 7) Over dit voorstel is al enkele malen gediscussieerd in beide Kamers. (zie noot 8)Voorts is ook de aard van de verenigde vergadering als zodanig bij de grondwetsherziening van 1983 aan de orde geweest. De Grondwet regelt dat bij een verenigde vergadering de kamers als één worden beschouwd. (zie noot 9) Het is niet aan de kamers zelf om te besluiten wanneer zij dit doen; de Grondwet noemt de gevallen waarin dit van toepassing is. Het gaat daarbij met name om aangelegenheden die betrekking hebben op de Koning en de erfopvolging, waaronder het goedkeuren van huwelijken door de Koning en vermoedelijke troonopvolgers en de inhuldiging van een nieuwe Koning. (zie noot 10) Ook een oorlogsverklaring moet in de verenigde vergadering worden gedaan. (zie noot 11) Daarnaast is er jaarlijks een zitting van de verenigde vergadering op Prinsjesdag en zijn er enkele bijzondere bijeenkomsten geweest, bijvoorbeeld voor de herdenking van overleden koninginnen en hun echtgenoten (zie noot 12) en andere bijzondere momenten. (zie noot 13) Ten slotte is een enkele maal een (voormalige) regeringsleider ontvangen door de verenigde vergadering. (zie noot 14)De grondwetgever heeft in 1983 voor de vraag wat wel en niet in de verenigde vergadering moet worden besproken en besloten als criterium gehanteerd dat dit dient te geschieden indien de aard van de aangelegenheid zodanig is dat het ongewenst zou zijn indien de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal tot onderling afwijkende besluiten daaromtrent zouden komen. (zie noot 15) Daarbij is uitdrukkelijk de vraag aan de orde geweest of een tweede lezing niet in de verenigde vergadering zou moeten worden behandeld. De regering overwoog destijds: "dat in het hier te lande bestaande tweekamerstelsel van het instituut van de verenigde vergadering niet dan in zeer uitzonderlijke gevallen gebruik dient te worden gemaakt. Tot die gevallen rekenen wij niet de behandeling in tweede lezing van een voorstel tot grondwetsherziening. De specifieke voorwaarden, die een afwijking van de normaal te bewandelen weg van een gescheiden behandeling door de beide Kamers zouden kunnen rechtvaardigen, achten wij hier niet aanwezig." (zie noot 16)2. Motivering wetsvoorstela. Evenwicht in het grondwettelijk stelselIn de grondwettelijke procedure die van toepassing is op de behandeling van en besluitvorming over wetten en grondwetswijzigingen zijn vanuit de historie (zie hiervoor punt 1) checks and balances verankerd, gericht op een evenwichtige verdeling en uitoefening van bevoegdheden. Daarbij is het in Nederland bestaande tweekamerstelsel van belang. In dit stelsel is in de Grondwet een balans gezocht tussen regering, Tweede en Eerste Kamer. In die balans is mede met het oog op een zorgvuldige besluitvorming een bijzondere rol weggelegd voor de Eerste Kamer als kamer van heroverweging. (zie noot 17)De in de Grondwet vastgelegde verhouding tussen regering, Tweede en Eerste Kamer is regelmatig onderwerp van debat. Met het wetsvoorstel is dat debat opnieuw aan de orde. Het verschuift de balans tussen Tweede en Eerste Kamer waardoor het zwaartepunt bij het wijzigen van de Grondwet feitelijk meer bij de (leden van de) Tweede Kamer komt te liggen. Een verandering in genoemde verhouding is staatsrechtelijk niet onmogelijk en kan vanuit bepaalde gezichtspunten ook worden bepleit. Dat neemt niet weg dat een grondwetswijziging als de onderhavige, deugdelijk gemotiveerd moet worden. In de toelichting dient op grond van een grondige afweging van alle relevante aspecten en gezichtspunten op overtuigende wijze te worden gemotiveerd waarom een wijziging in de genoemde balans nodig is en hoe de voorgestelde wijziging uitpakt in het staatsrechtelijk stelsel als geheel.b. Motivering aanpassing evenwichtBlijkens de toelichting is het motief voor het neerleggen van de tweede lezing bij de verenigde vergadering in het bijzonder gelegen in de wens te voorkomen dat een beperkte minderheid van de senatoren een wijziging, die gesteund wordt door een meerderheid van de Eerste Kamer en een ruime meerderheid van de Tweede Kamer, verhindert. De toelichting stelt dat dit rechtstreeks ingaat tegen een van de bedoelingen van de tweede lezing, namelijk het faciliteren van volksinvloed via een verplichte, tussenliggende Tweede Kamerverkiezing. Dit maakt de Eerste Kamer als instituut kwetsbaar voor kritiek, aldus de toelichting. (zie noot 18) Op grond van de huidige wijzigingsprocedure voor de Grondwet is inherent dat een minderheid in tweede lezing over het lot van een voorstel tot grondwetswijziging kan beslissen. Dit is een weerslag van het hierboven genoemde evenwicht tussen de verschillende actoren in het grondwetswijzigingsproces. De toelichting motiveert niet goed waarom dit evenwicht gelet op de gedachtevorming die daaromtrent in het verleden heeft plaatsgevonden en de argumenten die destijds zijn gewisseld (zie hiervoor punt 1 en 2a), thans moet worden heroverwogen. Daaruit blijkt dat het in het wetsvoorstel gekozen perspectief, zoals de toelichting ook erkent, slechts één van de perspectieven is die aan de orde zijn. In de motivering zou in dat licht bezien meer aandacht moeten worden besteed aan de waarborgfunctie die de grondwetgever tot nu heeft toegekend aan de Eerste Kamer, onder meer als het gaat om staatrechtelijke kwesties, en waarom de betekenis van die waarborgfunctie in de huidige tijd anders moet worden gewogen. (zie noot 19)c. Onderscheiden rollen Tweede en Eerste KamerIn samenhang met het voorgaande dient in de afweging ook een rol te spelen dat, zoals ook tijdens de grondwetsherziening van 1983 aan de orde is geweest, de Eerste Kamer op een andere wijze wordt verkozen dan de Tweede Kamer en dat dat een argument kan zijn om vast te houden aan besluitvorming door de afzonderlijke kamers. In die zin komen de te onderscheiden posities en rollen van de Tweede en Eerste Kamer in het geval de besluitvorming door de verenigde vergadering plaatsvindt, minder tot hun recht. In dat geval immers vinden beraadslaging en besluitvorming door de leden van de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk plaats en zal daardoor het met het tweekamerstelsel beoogde verschil tussen beide instituten en tussen de individuele leden daarvan, minder goed zichtbaar zijn.Besluitvorming door de verenigde vergadering betekent tevens dat de uiteindelijke weging van het wetsvoorstel niet altijd in het voordeel van (de leden van) de Tweede Kamer hoeft uit te pakken. De regering heeft er destijds terecht op gewezen dat zeer wel denkbaar is dat in het nu voorgestelde stelsel door toedoen van stemmen van Eerste Kamerleden een wetsvoorstel in de verenigde vergadering niet de vereiste meerderheid haalt, terwijl diezelfde Eerste Kamerleden in de huidige procedure, geconfronteerd met een door de Tweede Kamer met twee derde meerderheid aangenomen voorstel, het niet op een verwerping zouden laten aankomen.d. Aard van de verenigde vergaderingHet wetsvoorstel kent een nieuwe rol toe aan de verenigde vergadering. Zoals hiervoor opgemerkt heeft de grondwetgever bij de grondwetsherziening van 1983 overwogen dat de verenigde vergadering alleen een rol zou moeten spelen "indien de aard van de aangelegenheid zodanig is dat het ongewenst zou zijn indien de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal tot onderling afwijkende besluiten daaromtrent zouden komen". De vraag of de behandeling van een voorstel tot grondwetswijziging in tweede lezing aan dat criterium voldoet, werd destijds ontkennend beantwoord. De toelichting gaat niet in op de vraag hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot dit standpunt en welke argumenten, gelet op het tijdens de grondwetsherziening van 1983 geformuleerde criterium, thans mogelijk tot een andere afweging nopen.In dat verband merkt de Afdeling op dat het samenstel van de politieke partijen in beide kamers niet gelijk is. Zo zitten er partijen in de Tweede Kamer die niet in de Eerste Kamer zitten en andersom. Daarnaast kent elk van de Kamers zijn eigen dynamiek met een eigen gegroeide werkwijze van het (schriftelijk en mondeling) voorbereiden en behandelen van wetsvoorstellen via de bijzondere commissies en de plenaire vergadering, mede ook vanuit de verschillende grondwettelijke functies en bevoegdheden die elke Kamer afzonderlijk heeft. Dergelijke staatsrechtelijke conventies en vaste praktijken hebben zich in de context van een verenigde vergadering nog niet of nauwelijks kunnen ontwikkelen. De vraag is ook of dat wenselijk is en zou passen in het parlementaire bestel in Nederland.e. Samenhang met andere voorstellenTen slotte is voor de beoordeling van het wetsvoorstel van belang dat op dit moment meerdere voorstellen worden overwogen die raken aan de grondwetsherzieningsprocedure, dan wel aan de positie van de Eerste Kamer binnen het tweekamerstelsel. De Afdeling wijst hierbij naar het voorstel om te bepalen welke Tweede Kamer een besluit neemt over de tweede lezing van een voorstel tot verandering in de Grondwet, (zie noot 20) het voorstel om de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer aan te passen en naar het door de Staatscommissie parlementair stelsel aanbevolen terugzendrecht voor de Eerste Kamer. Een kabinetsreactie met betrekking tot het laatstgenoemde voorstel wordt nog verwacht. (zie noot 21)Deze onderwerpen en de voorstellen die daarop betrekking hebben, raken aan het functioneren van het tweekamerstelsel en de samenstelling en positie van de Eerste Kamer daarbinnen. Dit roept de vraag op wat de samenhang is tussen enerzijds het onderhavige voorstel en anderzijds de andere, hiervoor genoemde (grond)wetswijzigingen die (mede) de positie van de Eerste Kamer betreffen. Het valt op dat de toelichting hier niet uitgebreid op ingaat, terwijl deze onderwerpen niet goed los van elkaar kunnen worden beoordeeld. Fundamentele veranderingen in het staatkundig bestel via grondwetswijziging moeten in samenhang worden bezien omdat sommige wijzigingen niet samengaan, terwijl anderen elkaar juist kunnen versterken.Dit betekent niet dat elke wijziging van de Grondwet alleen kan worden doorgevoerd in het kader van een volledige herziening, maar wel dat steeds voldoende acht moet worden geslagen op onderlinge afhankelijkheden binnen het stelsel. Dit geldt te meer ingeval diverse op elkaar inwerkende grondwetswijzigingen min of meer gelijktijdig in discussie zijn. Dat geldt in het bijzonder voor een mogelijk voorstel voor een terugzendrecht, dat immers een belangrijke wijziging van de bevoegdheden van de Eerste Kamer en van de verhoudingen binnen het tweekamerstelsel impliceert.f. ConclusieIn het licht van het voorgaande schiet de toelichting aanzienlijk tekort. Dat neemt niet weg dat een wijziging van de positie van de Eerste Kamer en van de verhoudingen tussen regering, Tweede en Eerste Kamer staatsrechtelijk mogelijk is. Voor een daartoe strekkende grondwetswijziging is echter vanwege de fundamentele aard ervan, een veel bredere staatsrechtelijke beschouwing en weging (ook van andere mogelijke opties) noodzakelijk dan thans in de toelichting plaatsvindt.De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande af te zien van de voorgestelde wijziging van de grondwetsherzieningsprocedure tenzij de noodzaak en opportuniteit daarvan alsnog overtuigend kunnen worden gemotiveerd.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.3. Samenhangende GrondwetsbepalingenHet voorstel ziet alleen op aanpassing van artikel 137 van de Grondwet, dat ziet op de procedure voor aanpassing van de Grondwet. De Afdeling wijst erop dat er naast deze procedure ook andere bepalingen zijn in het constitutionele recht die materieel kunnen leiden tot een aanpassing van de Grondwet. Dit is het geval bij artikel 91, derde lid, dat ziet op de goedkeuring van verdragen die afwijken van de Grondwet. Omdat verdragen op grond van artikel 93 van de Grondwet direct kunnen doorwerken in de Nederlandse rechtsorde kan met de goedkeuring van een verdrag dat van de Grondwet afwijkt de materiele inhoud van de Grondwet worden aangepast. Artikel 91, derde lid, van de Grondwet schrijft daarom voor dat dergelijke verdragen door beide kamers alleen kunnen worden goedgekeurd met een twee derden meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.Een vergelijkbare situatie doet zich voor indien na afronding van een wijziging van de Grondwet onder toepassing van artikel 138, eerste lid, onder a, van de Grondwet andere (niet in het voorstel tot wijziging opgenomen) bepalingen van de Grondwet in overeenstemming worden gebracht met de aangenomen wijzigingen. Ook daarbij is sprake van aanpassing van de Grondwet buiten de procedure van artikel 137 om en ook daar schrijft de Grondwet voor dat dergelijke aanpassingen door de beide Kamers met twee derden meerderheid moeten worden aanvaard.In deze gevallen geldt net als nu op grond van de huidige tekst van artikel 137 Grondwet dat een kleine minderheid in de Eerste Kamer de voorstellen kan tegenhouden terwijl er in de Tweede Kamer een grote meerderheid voor is. Daarmee lijken de argumenten die in de toelichting worden gegeven voor de voorgestelde aanpassing van artikel 137 Grondwet ook hiervoor te gelden. De toelichting gaat hier niet op in.De Afdeling adviseert alsnog te motiveren waarom deze artikelen niet worden aangepast, dan wel het voorstel aan te vullen.4. SamenloopbepalingEr is bij de Tweede Kamer een ander wetsvoorstel aanhangig dat artikel 137 van de Grondwet wijzigt. Het gaat daarbij om het voorstel waarin wordt bepaald welke Tweede Kamer een besluit moet nemen over de tweede lezing. (zie noot 22) Dit betekent dat het wenselijk is om de samenloop tussen deze twee voorstellen te regelen. In het voorliggende voorstel gebeurt dat zowel in het derde lid van het op grond van artikel III van het voorstel op te nemen additionele artikel IV als in artikel IV van het voorstel. Het op te nemen additionele artikel IV regelt verder in de eerste twee leden geen samenloop, maar een uitgestelde werking van het voorstel voor lopende grondwetsherzieningen en voor wijzigingen van het Statuut.De verhouding tussen de verschillende leden van het op te nemen additionele artikel IV en de verhouding tussen de artikelen III en IV van het voorstel, die beide zien op de samenloop is lastig te doorgronden. Ook is de werkingsduur van de verschillende onderdelen van het additionele artikel IV verschillend, van het eerste lid deze duur beperkt, van het tweede lid hangt dit af van de tijd die nodig is om te komen tot aanpassing van het Statuut en van het derde lid het moment van inwerkingtreding van het andere voorstel dat ziet op de aanpassing van artikel 137 van de Grondwet. Om die reden zou overwogen kunnen worden om het additionele artikel IV te beperken tot de gevallen van uitgestelde werking uit het eerste en tweede lid. Daarnaast zou een apart additioneel artikel kunnen worden opgenomen dat ziet op de samenloop met het andere grondwetsvoorstel dat artikel 137 van de Grondwet wijzigt.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan dan wel het voorstel aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 13 juli 20202. Motivering wetsvoorstelb. Motivering aanpassing evenwichtDe voorgestelde wijziging van de herzieningsprocedure heeft tot doel om te voorkomen dat zich in de tweede lezing een onwenselijke situatie kan voordoen. Anders dan de Afdeling aanneemt, ligt aan dit voorstel geen gewijzigde visie op de functie van de Eerste Kamer ten grondslag. Ook de achtergrond van de bijzondere aspecten van de huidige vormgeving van herzieningsprocedure (twee lezingen met een tussentijdse ontbinding van de Tweede Kamer) is niet gelegen in een bepaalde visie op de functie van de Eerste Kamer. Het huidige artikel 137 beoogt vooral te verzekeren dat een wijziging van de Grondwet zorgvuldig wordt voorbereid én dat de wijziging pas tot stand komt als er via een democratisch proces grote steun voor blijkt te bestaan. Centraal in dit proces staat het specifieke mandaat om de tweede lezing af te ronden, dat de Tweede Kamer verwerft tijdens de ontbindingsverkiezingen die volgen op de eerste lezing.De Raad van State wees er eerder op dat het tegen deze achtergrond weinig overtuigend [is], dat het gevoelen van tenminste tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen in de Tweede Kamer moet wijken voor een negatief votum van éénderde van het aantal uitgebrachte stemmen in de Eerste Kamer (advies van de Raad van State over het voorstel tot aanpassing van de bepalingen inzake de herzieningsprocedure, Kamerstukken II 1976/77, 14 213, nr. 4, p. 12). Net als de Staatscommissie parlementair stelsel, zag ook de Staatscommissie-Cals/Donner het als probleem dat de Eerste Kamer met betrekking tot de herziening geen verhoogde representativiteit bezit (eindrapport van de Staatscommissie van advies inzake de Grondwet en de Kieswet, 1971, p. 334).De regering onderschrijft deze analyse, waarbij zij wil benadrukken dat die specifiek ziet op het bijzondere karakter van de tweede lezing van een Grondwetswijziging. De weeffout in het huidige stelsel kan er wel toe leiden dat de positie van de Eerste Kamer in bredere zin ter discussie wordt gesteld, zoals in het verleden is gebleken. Slechts in dit opzicht is er een verband tussen het onderhavige voorstel en de positie van de Eerste Kamer in het staatsbestel. Een en ander is verhelderd in de memorie van toelichting.Voor een bredere beschouwing over het tweekamerstelsel en de positie van de Eerste Kamer daarbinnen, verwijzen wij naar het voorstel van de regering om de zittingstermijn van de Eerste Kamerleden op zes jaar te stellen, waarbij om de drie jaar de helft van de leden wordt gekozen.c. Onderscheiden rollen Tweede en Eerste KamerInderdaad is het mogelijk dat de verschillen in benadering en beoordeling door de leden van beide Kamers in een verenigde vergadering minder goed zichtbaar zijn. Er zijn echter naar onze mening voldoende mogelijkheden om deze verschillen desgewenst zichtbaar te maken tijdens het debat en in de stemming.Bovendien moet benadrukt worden dat de tweede lezing van een Grondwetswijziging een eigensoortig karakter heeft. Zoals gezegd dient de tweede lezing ertoe om vast te stellen of een wijziging van de Grondwet, die is aangenomen door beide Kamers en die is bekrachtigd door de regering, voldoende breed gesteund wordt. Hierbij is vooral het specifieke mandaat van belang dat de Tweede Kamer heeft gekregen als resultaat van de ontbindingsverkiezingen. Strikt vanuit de staatkundige dogmatiek geredeneerd zou dit ervoor pleiten om de Eerste Kamer geen rol te geven bij de tweede lezing. Wij hechten er echter aan dat alle leden van de Staten-Generaal kunnen deelnemen aan de beraadslaging en stemming over een wijziging van Grondwet, ook tijdens de tweede lezing.Een ander alternatief, dat in het kader van de Grondwetsherziening van 1983 door de Staatscommissie-Cals/Donner en de Raad van State werd aanbevolen, komt erop neer dat de Eerste Kamer het voorstel in de tweede lezing met een gewone meerderheid kan aannemen. Het vereiste van een twee derde meerderheid zou dan alleen voor de Tweede Kamer blijven gelden. Dit alternatief kan gezien worden als een verbetering ten opzichte van de huidige vormgeving. Echter blijft dan de mogelijkheid bestaan dat de Eerste Kamer als apart instituut een wijziging verhindert waarvoor in een zorgvuldig en democratisch proces grote steun is verworven.Als er in de Eerste Kamer tijdens de tweede lezing bij een meerderheid van de leden ernstige bezwaren bestaan tegen een wijziging waarvoor in de nieuwgekozen Tweede Kamer juist brede steun bestaat, dan biedt een verenigde vergadering een uitgelezen forum om deze bezwaren te bespreken en te laten meewegen in het eindoordeel van ieder Kamerlid. Aldus wordt verzekerd dat alle relevante argumenten, overwegingen en inzichten worden meegewogen in het besluit van de Staten-Generaal om de Grondwetswijziging wel of niet aan te nemen.De Afdeling schetst een scenario waarin een voorstel tot Grondwetswijziging in de verenigde vergadering niet de vereiste meerderheid haalt terwijl het met de huidige procedure wel zou zijn aangenomen. Los van de vraag hoe waarschijnlijk dit scenario is, moet opgemerkt worden dat het onderhavige voorstel niet bedoeld is om het makkelijker te maken om de Grondwet te wijzigen. In de voorgestelde procedure is het inderdaad zo dat een voorgestelde wijziging van de Grondwet niet tot stand kan komen als de Staten-Generaal in de tweede lezing, na een debat in een verenigde vergadering, tot de conclusie komt dat minder dan twee derde van haar leden het voorstel steunt. In dat geval ontbreekt eenvoudigweg de brede parlementaire steun die een Grondwetswijziging nodig heeft. Om deze redenen geven wij er de voorkeur aan dat de laatste beoordeling van de voorgestelde wijziging gebeurt door de Staten-Generaal als geheel, waarmee op een heldere, overtuigende manier tot uitdrukking wordt gebracht dat er brede steun is voor een wijziging van de Grondwet (of niet).d. Aard van de verenigde vergaderingDe Afdeling wijst er terecht op dat de regering bij de Grondwetsherziening van 1983 als criterium heeft gehanteerd dat beraadslaging en besluitvorming in de verenigde vergadering dient te geschieden als de aard van de aangelegenheid zodanig is, dat het ongewenst zou zijn indien de Kamers tot onderling afwijkende besluiten komen (Kamerstukken II 16 034 (R 1138), nr. 9, p. 11). De Grondwet wijst een aantal aangelegenheden aan waarover de Kamers alleen in verenigde vergadering kunnen besluiten. Daarbij gaat het om concrete beslissingen, die zich niet of nauwelijks lenen voor amendering.Hoewel de Grondwetgever bij de herziening van 1983 niet heeft besloten om de tweede lezing van Grondwetswijzigingen aan de verenigde vergadering op te dragen, is dit een aangelegenheid waarbij het zeer ongewenst kan zijn als de Kamers tot verschillende besluiten komt, om de redenen die uiteengezet zijn in de memorie van toelichting. Net als bij de reeds aangewezen aangelegenheden gaat het om een situatie waarin de Kamers niet meer kunnen amenderen, maar een concrete beslissing gevraagd wordt. Daarom past de voorgestelde wijziging goed in het bestaande stelsel.De tweede lezing van een voorstel tot wijziging van de Grondwet is een relatieve zeldzaamheid, zeker bezien tegen de achtergrond van de omvang van de andere werkzaamheden van de Kamers. De bijeenkomst van de Staten-Generaal in een verenigde vergadering benadrukt - door de zeldzaamheid ervan en door de inherente afwijking van de normale parlementaire procedures - ook in symbolisch opzicht het bijzondere karakter van de tweede lezing. Dat zich nog geen conventies en gebruiken hebben ontwikkeld rondom de behandeling van Grondwetswijzigingen in de verenigde vergadering spreekt voor zich. De verenigde vergadering is echter een reeds lang bestaand onderdeel van het Nederlands parlementair bestel. Conventies en praktijken zullen zich naar behoefte ontwikkelen, zoals na iedere staatkundige verandering.e. Samenhang met andere voorstellenZoals hiervoor is uiteengezet naar aanleiding van onderdeel 2.b. van het advies, is het oogmerk van het onderhavige voorstel specifiek gericht op een onderdeel van de herzieningsprocedure. Daarom wordt in de toelichting op het onderhavige voorstel niet uitgebreid ingegaan op de samenhang met andere Grondwetswijzigingen die in voorbereiding zijn en die betrekking hebben op de positie van de Eerste Kamer. In het nader rapport op het advies van de Afdeling over het voorstel om de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer aan te passen, is ingegaan op de verhouding tussen deze Grondwetswijzingen. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar dat nader rapport.f. ConclusieMet tevredenheid constateren wij dat de Afdeling met de regering van mening is dat de voorgestelde wijziging van de herzieningsprocedure staatsrechtelijk mogelijk is. In het voorgaande hebben wij nader uiteengezet waarom dit voorstel noodzakelijk en opportuun is. De memorie van toelichting is aangevuld met deze nadere uiteenzettingen.3. Samenhangende GrondwetsbepalingenDe Afdeling wijst er terecht op dat de argumenten die pleiten voor een aanpassing van artikel 137, tot op zekere hoogte ook gelden voor artikel 138 van de Grondwet. Bij de vormgeving van het tweede lid van die bepaling is er destijds naar gestreefd om deze zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de normale herzieningsprocedure (Kamerstuk 10 738, nr. 3, p. 6). Alleen het vereiste van een tweede lezing na ontbinding van de Tweede Kamer werd weggelaten. Om deze aansluiting op de normale herzieningsprocedure te handhaven wordt voorgesteld om ook de aanpassingen in de zin van artikel 138, eerste lid onder a, te behandelen in de verenigde vergadering. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn in deze zin aangepast.Bij de toepassing van het derde lid van artikel 91 van de Grondwet is geen sprake van een verhoogde representativiteit van de Tweede Kamer. Een voorstel tot goedkeuring van een verdrag wordt in één lezing behandeld, ook als het verdrag afwijkt van de Grondwet. Deze situatie wijkt daarmee dusdanig af van de tweede lezing van een voorstel tot wijziging van de Grondwet, dat het buiten de reikwijdte van het onderhavige voorstel valt.4. SamenloopbepalingDe mogelijke samenloop tussen het onderhavige voorstel en het voorstel tot herijking van de herzieningsprocedure (Kamerstuk 35 419) vergt een inderdaad complexe voorziening. De Afdeling wijst erop dat deze complexiteit vergroot wordt doordat de regeling in meerdere artikelen is opgenomen. Dit heeft als achtergrond dat alleen die elementen in de additionele artikelen worden opgenomen die in de geconsolideerde tekst van de Grondwet terecht moeten komen. De regelingsopdracht die slechts beoogt het onderhavige voorstel zelf te wijzigen (en dus niet de Grondwet), is in artikel IV van het onderhavige voorstel opgenomen, omdat zij geen onderdeel van de Grondwet moet worden. Dit is verhelderd in de toelichting.Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om aan het voorgestelde additionele artikel IV een vierde lid toe te voegen dat regelt wanneer dit additionele artikel is uitgewerkt.Ik verzoek U, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesVoetnoten(1) Zie onder meer Kamerstukken II 1973/74, 12944, nr. 2, p. 5.(2) Kamerstukken II 1973/74, 12944 nr. 2.(3) Zie ook Parlementaire tweekamerstelsels, een internationale vergelijking, E.C. Drexhage, 2014.(4) Kamerstukken II 1976/77,14213, nrs. 1-5, p. 8.(5) Kamerstukken II 1976/77, 14213, nr. 9, p. 3.(6) Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 1996/97, 21427, nr. 164, Kamerstukken II 1999/2000, 26976, nr. 1, Kamerstukken II 2007/08, 30184, nr. 19, Kamerstukken 2009/10, 31570, nr. 14, Handelingen II 2013/14, p.5, item 4-52 en Kamerstukken I 2014/15, 34000, C.(7) Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel (Lage drempels, hoge dijken, democratie en rechtsstaat in balans), Kamerstuk 34430, nr. 9, p. 313-314.(8) Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2019/20, 34430, nr. 12 en Handelingen I 2019/20, 4 februari 2020, 19-6, 1-90.(9) Artikel 51, vierde lid.(10) Zie bijvoorbeeld de artikelen 28, 29, 30, 32 en 34.(11) Artikel 96, eerste lid, van de Grondwet.(12) Prins Claus, Prinses Juliana en Prins Bernhard(13) Onder meer de herdenking van 500 jaar Staten-Generaal, het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Beatrix en recent de viering van 200 jaar Tweede en Eerste Kamer in Den Haag.(14) Bijvoorbeeld Winston Churchill op 9 mei 1946 en de toenmalige eerste ministers van Zuid Afrika en Canada in 1946 respectievelijk 1947.(15) Kamerstukken II 1980/81, 16034, nr. 9, p. 11.(16) Kamerstukken II 1976/77, 14213, nr. 9, p. 3.(17) Uitgebreider P.P.T. BovendEert, H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer 2017, p. 31 e.v. met vele literatuurverwijzingen.(18) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.(19) P.P.T. BovendEert, H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer 2017, p. 32. In deze optiek moet de Eerste Kamer waken tegen de waan van de dag en overijlde besluitvorming.(20) Kamerstukken II 2019/20, 35419.(21) Kamerstukken I 2018/19, 34430, nr. F, p. 6.(22) Kamerstukken II 2019/20, 35419.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Dierproevenbesluit 2014 in verband met precisering verwijzingen naar de Dierproevenrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2020-07-16] Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2020, no.2020001048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dierproevenbesluit 2014 in verband met precisering verwijzingen naar de Dierproevenrichtlijn, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 30 juni 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Bij gelegenheid van dit nader rapport is de passage aangaande regeldruk in de nota van toelichting aangevuld naar aanleiding van ambtelijke opmerkingen bij het ontwerpbesluit nadat het is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte).

[Gepubliceerd: 2020-07-16] Bij Kabinetsmissive van 25 november 2019, no.2019002470, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot aanpassing van de Mijnbouwwet, waarmee het vergunningstelsel voor de opsporing en winning van aardwarmte wordt aangepast. In de wet wordt specifiek voor aardwarmte voorzien in een reguleringsmethode, die het eenvoudiger maakt voorbereidingen op de aardwarmtewinning te treffen en subsidie aan te vragen en waarmee versneld tot daadwerkelijke winning kan worden overgegaan. Doel van de wijziging is de opsporing en winning van aardwarmte te bevorderen.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de keuze niet te voorzien in coördinatie van de startvergunning en de omgevingsvergunning, de verplichte deelname van Energiebeheer Nederland (EBN) in geothermieprojecten en de verhouding van het vergunningstelsel tot de Europese Dienstenrichtlijn. Ook signaleert de Afdeling een aantal mededingingsrechtelijke aandachtspunten. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Achtergronden en schets van de vergunningsstructuurMet het voorstel wordt in de Mijnbouwwet voorzien in een nieuw vergunningstelsel, specifiek voor geothermie (ook wel aardwarmte genoemd). De huidige vergunningenstructuur voor de winning van aardwarmte, is identiek aan die voor de winning van delfstoffen. Dat betekent dat eerst een opsporingsvergunning wordt verleend en vervolgens een winningsvergunning. De winning kan echter pas plaatsvinden nadat het winningsplan door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is goedgekeurd.Aanleiding voor de wijziging is dat de ervaringen met de eerste aardwarmteprojecten leren dat de huidige reguleringssystematiek onvoldoende aansluit bij de feitelijke kenmerken van aardwarmte en mogelijkheid tot winning. Bij aardwarmte gaat de opsporingsfase met proefboringen na een korte testperiode over in de winnings- of exploitatiefase. De benodigde vergunningen zijn dan echter nog niet verleend en er is ook nog geen instemming gegeven op het winningsplan. De initiatiefnemers van aardwarmteprojecten willen de aardwarmteproductie echter zo snel mogelijk kunnen opstarten. Dit heeft productietechnische en financiële redenen. Productie- en injectieputten die niet gebruikt worden, kunnen verstopt raken en zonder productie zijn er geen inkomsten, terwijl de kosten wel doorlopen.Het voorstel introduceert specifiek voor de winning van aardwarmte een afzonderlijke vergunningenstructuur. Een bedrijf dat aardwarmte wil winnen, dient eerst een zoekgebied aan te vragen. Met deze zogenoemde "toewijzing zoekgebied aardwarmte" kan de vergunninghouder onderzoek doen naar de aanwezigheid van aardwarmte in de bodem. Alvorens hij kan beginnen met de fysieke werkzaamheden (boren, testen en een eerste periode van winning) moet een startvergunning worden aangevraagd. Voor de daadwerkelijke exploitatie zal, tot slot, de initiatiefnemer een vervolgvergunning moeten aanvragen met het oog op de definitieve vaststelling van het winningsgebied en de winningsactiviteiten.2. CoördinatieDe startvergunning is de belangrijkste vergunning voor de opsporing en winning van aardwarmte. Die vergunning is nodig voordat echt met de opsporing en aansluitend de winning van aardwarmte mag worden begonnen. Naast de startvergunning heeft de vergunninghouder nog andere vergunningen nodig, zoals een omgevingsvergunning voor het aanleggen van de boorgaten en voor de winningsinstallatie. Volgens de toelichting is er voor gekozen de startvergunning, die een uitgebreide procedure kent, niet te coördineren met de benodigde omgevingsvergunningen. Dit, omdat de omgevingsvergunningen onder de Omgevingswet een reguliere procedure doorlopen met een doorlooptijd van acht weken en daarom later kunnen worden aangevraagd.De Afdeling merkt op dat dat naar huidig recht alleen het geval is indien het bestemmingsplan de winning van aardwarmte mogelijk maakt. Indien dat niet het geval is, zal een omgevingsvergunning voor de afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de winning van aardwarmte nodig zijn. (zie noot 1) Bij de voorbereiding van zon besluit zal de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure moeten worden gevolgd. (zie noot 2) Omdat nog weinig bestemmingsplannen de winning van aardwarmte mogelijk zullen maken, zal dit in veel gevallen nodig zijn. In die gevallen is coördinatie van de vergunningenprocedures efficiënt, omdat daarmee wordt voorkomen dat de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure voor dezelfde activiteit een aantal keer moet worden doorlopen.Waar in de toelichting staat dat onder de Omgevingswet deze vergunningen een reguliere procedure doorlopen is dat niet toegelicht. Voorstelbaar is dat ook onder de Omgevingswet bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure moet worden doorlopen. (zie noot 3)De Afdeling adviseert de keuze om niet te voorzien in coördinatie van de startvergunning en de omgevingsvergunning te heroverwegen.3. Positie EBNHet voorstel voorziet in de verplichte deelname van EBN in alle geothermieprojecten. (zie noot 4) In de toelichting wordt in dit verband opgemerkt dat de geothermiesector een jonge sector is, die nog klein en relatief onervaren is. Bovendien zijn voor nieuwe projecten hoge, risicovolle investeringen vereist en heeft thans nog geen enkel project in Nederland de gehele levensduur doorlopen. Gelet hierop, ligt hier volgens de toelichting een publieke taak. Door EBN een belang te laten nemen in al deze projecten, kan haar kennis en ervaring worden gedeeld. Als publieke partner (zie noot 5) kan zij aldus meepraten over de te maken keuzes en kan zij kennis ophalen die ten gunste van andere projecten kan worden gebruikt. (zie noot 6)De Afdeling stelt voorop dat zij de toegevoegde waarde ziet van de betrokkenheid van EBN bij de totstandkoming van geothermieprojecten en voor een veilige en doelmatige exploitatie van geothermiebronnen. De inbreng van haar expertise en kennis, zeker in de opstartfase van de projecten, maakt een meer gestructureerde aanpak mogelijk. Dit kan de risicos verkleinen. De omstandigheid dat EBN risicodragend participeert kan ook gunstig zijn met het oog op het aantrekken van financiering en bij de vergunningverlening. Ook een aantal marktpartijen heeft aangegeven meerwaarde te zien in de betrokkenheid van EBN, omdat zulks vertrouwen geeft richting derden, zoals bewoners, banken en decentrale overheden. (zie noot 7)Tegelijkertijd zou de verplichte risicodragende participatie van EBN ook negatieve consequenties kunnen hebben voor (potentiële) vergunninghouders. EBN zal namelijk naar verwachting voor tussen 20 en 40% deelnemen in projecten (zie noot 8), bijvoorbeeld door aandelen in een (project)vennootschap te houden. Daarmee krijgt EBN een substantieel aandelenbelang, hetgeen betekent dat het aandeel van de overige aandeelhouders navenant is beperkt. De verplichting EBN te laten deelnemen leidt bovendien tot hogere administratieve lasten voor de vergunninghouders. (zie noot 9) Dergelijke belemmeringen zouden marktpartijen wellicht ervan kunnen weerhouden om in geothermieprojecten te stappen. (zie noot 10)Tegen deze achtergrond rijst de vraag waarom ervoor is gekozen EBN in substantiële mate financieel te laten deelnemen in de geothermieprojecten. Die vraag dringt zich op omdat, blijkens de toelichting, haar verplichte betrokkenheid niet zozeer lijkt te zijn ingegeven om te voorzien in een kapitaal- of financieringsbehoefte van marktpartijen, maar vooral is gelegen in haar kennis en expertise. Voor de inbreng van kennis en expertise lijkt het niet noodzakelijk dat EBN een significant belang neemt in de projecten. Haar betrokkenheid zou ook op een andere wijze kunnen worden vormgegeven. Gedacht kan worden aan een symbolische deelname (van bijvoorbeeld 1%), of door EBN een positie in het bestuur of het toezichthoudend orgaan van de projectvennootschap te geven. Ook dan heeft zij de nodige sturingsinstrumenten.Waarom deze, of mogelijk andere, alternatieven niet toereikend zouden zijn en waarom alleen via een (significante) deelname van EBN de beoogde doelen van kennisdeling kunnen worden gerealiseerd, wordt in de toelichting niet besproken. Een dergelijke beschouwing acht de Afdeling, mede in het licht van de mogelijke gevolgen voor marktpartijen, (zie noot 11) echter wel aangewezen. Daar voegt de Afdeling aan toe dat indien met EBNs deelname mede wordt beoogd te voorzien in een kapitaal- of financieringsbehoefte, dit een afzonderlijke motivering in de toelichting verdient. (zie noot 12)De Afdeling adviseert dan ook, in het licht van het voorgaande, de toelichting aan te vullen en, zo nodig, het voorstel aan te passen.4. Mededingingsrechtelijke aandachtspuntenMet het voorstel wordt voor aanvragers van een toewijzing zoekgebied aardwarmte de verplichting geïntroduceerd met elkaar in overleg te treden over de mogelijkheden tot samenwerking, dan wel over aanpassing van de aanvraag. (zie noot 13) Deze aanvragers zijn potentiële concurrenten van elkaar en bij een dergelijk overleg dienen zij zich te onthouden van mededingingsbeperkende gedragingen, zoals het heimelijk afstemmen van marktstrategieën of de uitwisseling van concurrentiegevoelige informatie.Ook bij de verplichte betrokkenheid van EBN bij de geothermieprojecten spelen mededingingsrechtelijke aandachtspunten. Haar betrokkenheid betekent niet alleen dat zij - als marktdeelnemer - zich niet mag inlaten met mededingingsbeperkend gedrag. Ook bestaat het risico dat de vergunninghouders van de verschillende projecten hun strategieën via EBN met elkaar (heimelijk) afstemmen of dat concurrentiegevoelige informatie (zie noot 14) (onbewust) via EBN bij concurrenten terecht komt. (zie noot 15) Dat risico is reëel, omdat EBN nadrukkelijk tot taak krijgt om kennis en expertise uit eerdere mijnbouwprojecten te delen ten behoeve van andere projecten. Daarbij zal het mogelijk ook deels om concurrentiegevoelige informatie gaan.In de toelichting wordt alleen ten aanzien van de wettelijke overlegverplichting ingegaan op de verhouding tot het mededingingsrecht. In dat verband wordt opgemerkt dat het voeren van overleg op zich niet is verboden, maar dat partijen er wel voor moeten waken dat zij bij het uitvoeren van die overlegverplichting het mededingingsrecht in acht nemen. (zie noot 16) Aan de verhouding van de verplichte betrokkenheid van EBN met het mededingingsrecht wordt in de toelichting geen aandacht besteed.De Afdeling merkt op dat het in de rede ligt dat meer duidelijkheid wordt geboden over de mededingingsrechtelijke grenzen die marktpartijen bij het voeren van het overleg in acht moeten nemen. Ook ligt het in de rede in de toelichting uit te leggen hoe in de praktijk wordt gewaarborgd dat niet via EBN (onbedoeld) op ongeoorloofde wijze concurrentiegevoelige informatie wordt gedeeld.Meer duidelijkheid hierover is bovenal van belang, aangezien niet alleen EBN, maar ook de vergunninghouders het risico lopen in strijd te handelen met het mededingingsrecht. (zie noot 17) Marktpartijen zijn weliswaar zelf verantwoordelijk de regels in acht te nemen, maar dat laat onverlet dat in dit geval de wetgever hen verplicht met elkaar in overleg te treden en EBN te laten deelnemen. In zoverre ligt het ook op de weg van de wetgever te waarborgen dat marktpartijen niet (onbedoeld) de mededingingsregels overtreden. (zie noot 18) Die verantwoordelijkheid weegt in dit geval des te zwaarder, omdat naar verwachting ook kleine, nog onervaren partijen de markt zullen betreden, die allicht minder bekend zijn met de mededingingsregels.De Afdeling adviseert de toelichting op de genoemde punten aan te vullen. Daarnaast ligt het volgens de Afdeling in de rede dat de minister of de ACM in voorkomende gevallen partijen proactief gerichte voorlichting geeft. Zo kan gedacht worden aan een speciale handreiking, die marktpartijen specifiek ten aanzien van de overlegverplichting en de rol van EBN in de geothermieprojecten inzicht geeft in de kaders van het mededingingsrecht in deze stelt. (zie noot 19)De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen.5. DienstenrichtlijnMet het voorstel wordt specifiek voor de winning van aardwarmte voorzien in een stelsel van vergunningverlening. In de toelichting wordt opgemerkt dat het stelsel is aan te merken als een vergunningsstelsel in de zin van de Europese Dienstenrichtlijn. (zie noot 20) De met het voorstel ingevoerde vergunningen hebben betrekking op het doen van onderzoek naar de ondergrond en de fysieke winning van aardwarmte. (zie noot 21) De toelichting maakt niet duidelijk in hoeverre de vergunningen daarmee ook een dienstenactiviteit reguleren. De fysieke winning is in ieder geval niet als zodanig aan te merken. (zie noot 22)De Afdeling wijst erop dat niet zonder meer vast staat dat de vergunningen, in de terminologie van de Dienstenrichtlijn (zie noot 23), een beslissing over de uitoefening van een dienstenactiviteit bevatten. In de toelichting wordt niet uitgelegd waarom, desondanks, de Dienstenrichtlijn van toepassing is. De Afdeling adviseert dat standpunt nader te motiveren.Voor zover inderdaad sprake is van een vergunningsstelsel in de zin van de Dienstenrichtlijn, merkt de Afdeling het volgende op.Op grond van de Dienstenrichtlijn mogen lidstaten de uitoefening van dienstenactiviteiten alleen afhankelijk stellen van een vergunningstelsel, indien- de behoefte aan een vergunningstelsel wordt gerechtvaardigd om dwingende redenen van algemeen belang,- dit belang niet met andere, minder beperkende, maatregelen kan worden gerealiseerd en- het stelsel geen discriminerende werking heeft. (zie noot 24)Voorts moeten ook de vergunningsvoorwaarden zelf zijn gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang en aan deze redenen evenredig zijn. (zie noot 25)In de toelichting bij het voorstel wordt opgemerkt dat het vergunningstelsel is gerechtvaardigd, omdat het een veilige winning van aardwarmte waarborgt én de winning van aardwarmte bevordert. Het vergunningstelsel zelf is noodzakelijk om winning op een efficiënte wijze te laten plaatsvinden en omdat niet kan worden volstaan met minder vergaande instrumenten, zoals controle achteraf. Ook worden volgens de toelichting geen beperkingen opgelegd die verder gaan dan noodzakelijk is. Een nadere motivering ontbreekt evenwel.Hoewel de Afdeling zich kan voorstellen dat het vergunningstelsel als zodanig met het oog op een veilige winning van aardwarmte kan worden gerechtvaardigd, verdient de toelichting op dit punt aanvulling. De toelichting specificeert niet welk doel concreet met de in dat stelsel gehanteerde voorwaarden wordt nagestreefd en in hoeverre de daartoe gestelde voorwaarden en beperkingen noodzakelijk en evenredig zijn. Een precisering ligt in de rede, nu de genoemde doelstellingen (veilige winning en bevordering van winning) niet noodzakelijkerwijze dezelfde vergunningsvoorwaarden en beperkingen rechtvaardigen. Zo zullen strenge veiligheidseisen eerder zijn gerechtvaardigd in het licht van het veiligheidsbelang, dan in het licht van het belang dat met de bevordering van de warmtewinning is gemoeid.De Afdeling acht een nadere beschouwing op deze punten in de toelichting bij het voorstel aangewezen en adviseert dan ook de toelichting aldus aan te vullen.6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W18.19.0379/IV- In Artikel I, onderdeel M: in voorgesteld artikel 24t, tweede lid, onder f, schrappen en in voorgesteld artikel 24w, eerste lid, onder e, schrappen.- In Artikel I, onderdeel M: in voorgesteld artikel 24f, derde lid, eerste volzin het woord "de" na "ingediende" schrappen.- In Artikel I, onderdeel M: in voorgesteld artikel 24g "provincie" vervangen voor "provincies".
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van onder andere het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO in verband met het afschaffen van de rekentoets in het voortgezet onderwijs.

[Gepubliceerd: 2020-07-15] Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2020, no.2020001012, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder andere het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO in verband met het afschaffen van de rekentoets in het voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 2 juli 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de volgende drie technische wijzigingen door te voeren in het ontwerpbesluit.In de eerste plaats is in de overgangsartikelen 61 Eindexamenbesluit VO en 43a Staatsexamenbesluit VO een lid ingevoegd. In dat lid wordt geregeld dat op de bijlage bij de cijferlijst van eindexamen- of staatsexamenkandidaten, die op grond van het betreffende overgangsartikel een vrijstelling hebben voor het schoolexamen of college-examen rekenen, wordt vermeld dat zij een vrijstelling hebben. Het is nodig om dit te regelen in de overgangsbepalingen, omdat deze vrijstelling op de bijlage bij de cijferlijst wordt opgenomen en deze vrijstellingen niet vallen onder de regeling over de vermelding op de cijferlijst van vrijstellingen voor vakken, zoals opgenomen in artikel 52 van het Eindexamenbesluit VO of artikel 30 van het Staatsexamenbesluit VO.Daarnaast is in het ontwerpbesluit artikel IV ingevoegd, dat een wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers (hierna: Bro) bevat. De relevante bepalingen uit het Bro treden in werking op 1 juli 2020, maar waren per abuis nog niet meegenomen in het ontwerpbesluit. De wijzigingen in het ontwerpbesluit als gevolg van de inwerkingtreding van het Bro zijn technisch en regelen het vervallen van de rekentoets in het register onderwijsdeelnemers. Het opnemen van gegevens over de rekentoets in het register is immers niet meer nodig, als de rekentoets is afgeschaft.Als laatste is de inwerkingtredingsbepaling aangepast, zodanig dat artikel V regelt dat de onderdelen die betrekking hebben op het afschaffen van de rekentoets terugwerken tot en met 1 augustus 2019. De wijzigingen van het Bro werken terug tot de inwerkingtredingsdatum van het Bro, namelijk 1 juli 2020. De overgangsartikelen voor het schoolexamen rekenen respectievelijk het college-examen rekenen treden in werking met ingang van 1 augustus 2020 en gaan gelden voor leerlingen die vanaf schooljaar 2020-2021 of kalenderjaar 2021 het eindexamen of het staatsexamen afleggen.Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet uitbreiding taakstrafverbod.

[Gepubliceerd: 2020-07-14] Bij Kabinetsmissive van 9 april 2020, no.2020000741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen bij geweld tegen functionarissen met een publieke taak, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt ertoe het huidige taakstrafverbod voor ernstige geweld- en zedenmisdrijven uit te breiden naar elke vorm van fysiek geweld tegen personen met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de laakbaarheid van het toegenomen geweld tegen publieke ambtsdragers en het belang van een effectief optreden daartegen. Wel stelt zij vragen bij de motivering en de effectiviteit van de voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod, mede in het licht van de reeds bestaande mogelijkheden om geweld tegen personen met een publieke taak tegen te gaan.Verder wijst de Afdeling erop dat het voorstel ook in lichtere gevallen de mogelijkheid om een mildere of meer op de persoon gerichte straf op te leggen uitsluit. Daarbij vraagt zij aandacht voor mogelijke alternatieve maatregelen. Tot slot adviseert de Afdeling de reikwijdte van het verruimde taakstrafverbod te verduidelijken en deze te beperken tot personen die daadwerkelijk belast zijn met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Inhoud en achtergrond van het voorstelHet wetsvoorstel strekt ertoe het huidige taakstrafverbod voor geweld- en zedenmisdrijven uit te breiden naar elke vorm van fysiek geweld tegen politiemensen, medewerkers van de brandweer of ambulance, buitengewoon opsporingsambtenaren en andere personen met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid. Tegen geweld jegens deze personen moet volgens de toelichting stevig worden opgetreden; een taakstraf is hierbij geen passende sanctie. Het wetsvoorstel wil het bestaande taakstrafverbod daarom uitbreiden, zodat in deze gevallen niet kan worden volstaan met het opleggen van een kale taakstraf (een taakstraf die niet wordt gecombineerd met een andere, vrijheidsbenemende sanctie). (zie noot 1)Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan een door de leden Helder, Van Oosten en Van Dam voorgestelde motie. (zie noot 2) In reactie op deze motie heeft de regering toegezegd een wetsvoorstel in voorbereiding te nemen dat het taakstrafverbod uitbreidt tot alle varianten van mishandeling (in de zin van de artikelen 300 tot en met 303 Wetboek van Strafrecht (Sr)) van functionarissen met een publieke taak. (zie noot 3) Het taakstrafverbod gaat gelden ongeacht de gevolgen die het gepleegde geweld heeft gehad, zodat volgens de toelichting ook strafbare pogingen eronder komen te vallen. (zie noot 4)In het huidige artikel 22b Sr zijn de mogelijkheden voor het opleggen van een taakstraf beperkt in geval van veroordeling voor een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf. Ook bij enkele andere specifiek aangeduide misdrijven en in het geval van recidive geldt een taakstrafverbod. Met de invoering van dit taakstrafverbod wilde de wetgever de taakstraf positioneren als passende straf voor minder ernstige strafbare feiten. (zie noot 5)Het nu voorliggende wetsvoorstel sluit ook aan bij die gedachte. De regering is van oordeel dat elke vorm van fysiek geweld tegen personen met een publieke taak dusdanig ernstig en laakbaar is, dat een afdoening met een taakstraf niet passend is. Dit geldt volgens de toelichting ook in situaties waarin het geweld niet tot (ernstig) letsel heeft geleid en er geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de functionaris. Voor ernstige geweldsmisdrijven geldt in zijn algemeenheid immers nu al een taakstrafverbod. (zie noot 6)2. Motivering van het voorstelDe Afdeling onderschrijft het uitgangspunt dat elke vorm van geweld tegen personen in de uitoefening van een publieke taak passend moet worden bestraft. In veel gevallen zal een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in beginsel een passende reactie zijn op geweld tegen publieke ambtsdragers. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat geweld tegen politiemedewerkers en hulpverleners een ernstig en hardnekkig probleem is, dat nog altijd in omvang lijkt toe te nemen. (zie noot 7) Van een bijzondere bepaling met betrekking tot deze doelgroep gaat een duidelijk signaal uit dat geweld tegen deze personen niet acceptabel is.Daarmee is een uitbreiding van het taakstrafverbod in de nu voorgestelde vorm echter nog niet dragend gemotiveerd. De Afdeling merkt op dat een cijfermatige ondersteuning van deze uitbreiding in de toelichting ontbreekt. In het bijzonder rijst de vraag in hoeveel gevallen tot dusverre uitsluitend een taakstraf is opgelegd ter zake van mishandeling van een publieke functionaris. In de toelichting wordt slechts verwezen naar één incident, dat aanleiding vormde voor de motie-Helder c.s. (zie noot 8) Voorts wordt in de toelichting opgemerkt dat het aantal zaken waarop het wetsvoorstel betrekking heeft gering is en dat het effect op de benodigde celcapaciteit naar verwachting verwaarloosbaar zal zijn. (zie noot 9) Verschillende geconsulteerde organisaties hebben dan ook te kennen gegeven geen noodzaak te zien voor de voorgenomen uitbreiding van artikel 22b Sr. (zie noot 10) Daarbij wordt opgemerkt dat in de gevallen die de minister voor ogen lijken te staan doorgaans al wordt gereageerd met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. (zie noot 11) Misdrijven tegen publieke dienstverleners en andere beroepsbeoefenaars worden ook nu als regel - terecht - al streng aangepakt. (zie noot 12)Voorts wijst de Afdeling op het reeds bestaan van andere voorzieningen die erop zijn gericht geweld tegen personen met een publieke taak terug te dringen. De toelichting noemt in dit verband onder meer het strafvorderingsbeleid van het openbaar ministerie ten aanzien van geweldsmisdrijven tegen personen met een publieke taak, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (LOVS) en de wettelijke strafverzwaringsgrond voor mishandeling van ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening (artikel 304, onder 2°, Sr). Daarnaast is het bestaande taakstrafverbod nu al van toepassing op wederspannigheid met lichamelijk letsel tot gevolg (artikel 181 Sr) en op zwaardere gevallen van mishandeling. (zie noot 13)Niet toegelicht is of, en zo ja hoe deze bestaande mogelijkheden tekort zouden schieten, dan wel zouden kunnen worden aangescherpt. De Afdeling adviseert de voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod in de toelichting nader te motiveren en daarbij aandacht te besteden aan de reeds bestaande voorzieningen om geweld tegen personen met een publieke taak tegen te gaan.3. EffectiviteitMet betrekking tot de effectiviteit van de voorgestelde verruiming van het taakstrafverbod wijst de Afdeling op het volgende. Uit de evaluatie van het bestaande taakstrafverbod voor ernstige geweld- en zedenmisdrijven (het huidige artikel 22b Sr) is gebleken dat dit verbod in de praktijk vooral wringt als het vastgestelde misdrijf gelet op alle bijzondere omstandigheden van het geval onvoldoende ernstig is voor een gevangenisstraf. In dat geval kan de rechter zich genoopt zien om de taakstraf te combineren met een zeer korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf, hetgeen sinds de invoering van het taakstrafverbod veel vaker blijkt te gebeuren dan voordien. Ook kan de rechter er bijvoorbeeld voor kiezen te veroordelen voor een lichter delict. (zie noot 14) Gelet op deze mogelijkheden om in een individueel geval toch een lichtere straf op te leggen, is het onzeker of het voorstel in de praktijk tot aanmerkelijk andere uitkomsten zal gaan leiden. (zie noot 15)De Afdeling adviseert om hierop in de toelichting nader in te gaan.4. Proportionaliteit en alternatievenDe Afdeling merkt op dat het voorstel de mogelijkheid van het opleggen van een taakstraf in de beoogde situaties categorisch uitsluit, zodat ook bij relatief lichte vergrijpen een vrijheidsstraf zal moeten volgen. Daarmee rijst de vraag of de rechter in dergelijke gevallen voldoende rekening kan houden met alle bijzondere omstandigheden van het individuele geval, waaronder eventuele geringe ernst van het feit, kwetsbaarheid van sommige verdachten (zie noot 16) en de beoordeling van de kansen op een effectievere aanpak gelet op de individuele achtergronden van de verdachte. (zie noot 17)In dit verband is van belang dat mishandeling zich in vele verschijningsvormen kan voordoen. Zo is voor de juridische kwalificatie van een gedraging als mishandeling niet noodzakelijk dat aan het slachtoffer lichamelijk letsel of pijn is toegebracht. (zie noot 18) Nu ernstiger en herhaalde geweldsdelicten al onder het bestaande taakstrafverbod vallen, heeft het wetsvoorstel uitsluitend betekenis voor lichtere vormen van mishandeling door iemand aan wie in de vijf voorafgaande jaren niet eerder een taakstraf is opgelegd wegens een soortgelijk misdrijf. (zie noot 19) Voorop staat dat ook dergelijke gedragingen tegen publieke functionarissen passend moeten worden bestraft, maar de vraag rijst of een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming in deze gevallen steeds als een adequate en evenredige straf kan worden beschouwd.In eerdere adviezen heeft de Afdeling benadrukt dat bij het toemeten van de straf in het strafrechtelijk stelsel de weging van concrete feiten en omstandigheden (maatwerk) een wezenlijk element vormt. (zie noot 20) In dit verband is van belang dat het taakstrafverbod absoluut is geformuleerd en geen enkele ruimte laat aan de rechter om in individuele gevallen een uitzondering te maken. (zie noot 21) Uiteraard is het aan de wetgever om de grenzen te bepalen waarbinnen bepaalde delicten kunnen worden bestraft. Dat neemt niet weg dat naarmate de rechter minder ruimte krijgt om de verschillende relevante factoren tegen elkaar af te wegen dit ook eerder tot disproportionele uitkomsten kan leiden. In het licht hiervan rijst de vraag of er alternatieve of aanvullende maatregelen denkbaar zijn die kunnen bijdragen aan een meer passende bestraffing van geweld tegen personen met een publieke taak.In de eerste plaats wijst de Afdeling op de mogelijkheid van een aanscherping van de strafvorderingsrichtlijnen. De rechter behoudt dan in individuele gevallen de mogelijkheid om tot een andere afdoening te komen als dat werkelijk nodig is. (zie noot 22) Dat laatste geldt bijvoorbeeld ook bij een eventuele verruiming van de reikwijdte van de strafverzwaringsgrond van artikel 304, onder 2°, Sr, die thans alleen geldt voor geweld tegen een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.In de tweede plaats wijst de Afdeling op de mogelijkheid om (de verruiming van) het taakstrafverbod zodanig vorm te geven dat de rechter meer ruimte krijgt om de taakstraf te combineren met (of te vervangen door) andere sancties, zoals een geldboete of een voorwaardelijke gevangenisstraf. (zie noot 23) In het kader van de evaluatie van het huidige taakstrafverbod is de aanbeveling gedaan om het combineren van een taakstraf met een voorwaardelijke gevangenisstraf (weer) (zie noot 24) mogelijk te maken. In de rechtspraktijk doen zich volgens de onderzoekers veel zaken voor waarin een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf met gedragsvoorwaarden en een taakstraf de aangewezen aanpak is. Een dergelijke aanpak kan bijdragen aan het streven om recidive te beperken door een persoonsgerichte benadering. (zie noot 25) De toelichting vermeldt in dit verband slechts dat de wetsevaluatie geen aanleiding heeft gegeven tot een heroverweging van de regeling op dit punt. (zie noot 26) Een uitbreiding van de mogelijkheden om de taakstraf (in afwijking van het huidige artikel 22b, derde lid, Sr) te combineren met andere niet-vrijheidsbenemende sancties zou, ook als de reikwijdte van het verbod om uitsluitend een taakstraf op te leggen wordt verruimd, kunnen bijdragen aan een evenwichtig sanctiepakket.De Afdeling adviseert in de toelichting nader aandacht te besteden aan de bovengenoemde alternatieven voor een uitbreiding van het taakstrafverbod in de voorgestelde vorm en zo nodig het voorstel aan te passen.5. ReikwijdteDe voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod heeft betrekking op geweld tegen politiemensen, medewerkers van de brandweer of ambulance, buitengewoon opsporingsambtenaren (bijvoorbeeld boswachters of medewerkers van parkeerbeheer) en andere personen met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid. De toelichting noemt een groot aantal voorbeelden van dergelijke personen, waaronder jeugdbeschermers, deurwaarders, conducteurs, gevangenisbewaarders, beveiligers en verkeersregelaars. (zie noot 27) Volgens de toelichting wordt de beperking van de mogelijkheden om bij geweld tegen de genoemde personen een taakstraf op te leggen gerechtvaardigd door de omstandigheid dat zij vanwege de aard van hun werkzaamheden eenvoudig in een situatie kunnen geraken waarin zij geen stap terug kunnen doen zonder dat dit mogelijk ernstige consequenties heeft. (zie noot 28)In het kader van de consultatie is door verschillende organisaties gevraagd om een verduidelijking van de reikwijdte van het wetsvoorstel. Daaraan is gevolg gegeven door in de wet vier categorieën personen expliciet te noemen en in de toelichting te verhelderen op welke beroepsgroepen het wetsvoorstel betrekking heeft. Van een limitatieve opsomming is echter afgezien, omdat de groep van personen met een publieke taak niet homogeen is en de samenstelling daarvan als gevolg van mogelijke nieuwe inzichten aan verandering onderhevig kan zijn. (zie noot 29)De Afdeling merkt het volgende op. In de toelichting wordt weliswaar een groot aantal voorbeelden genoemd van beoogde beroepsgroepen, maar de vraag rijst of van al deze personen inderdaad kan worden gezegd dat zij (primair) een "publieke taak" in het kader van de "handhaving van de orde of veiligheid" hebben. (zie noot 30) Volgens de toelichting ligt in de voorgestelde definitie besloten dat de taakuitoefening altijd herleidbaar moet zijn tot een "publieke opdrachtgever". (zie noot 31) Van advocaten en van beveiligers (bijvoorbeeld in winkelcentra, bedrijfsgebouwen en uitgaansgelegenheden of op evenementenlocaties) kan echter moeilijk worden gezegd dat zij een tot een publieke opdrachtgever herleidbare publieke taak vervullen. De Afdeling adviseert daarom de reikwijdte van de voorgestelde bepaling dienovereenkomstig te beperken.Met de verwijzing naar de "(handhaving van de) veiligheid" wordt volgens de toelichting vooral gedoeld op hulpverleners zoals ambulancepersoneel en brandweerlieden. Om onduidelijkheid in de rechtspraktijk te voorkomen adviseert de Afdeling personeel in de zorgsector en functionarissen in het openbaar vervoer expliciet te vermelden in artikel 22b Sr.Tot slot merkt de Afdeling op dat de reikwijdte van het voorgestelde taakstrafverbod afwijkt van die in verwante regelingen zoals artikel 304 Sr (zie noot 32) en artikel 67a Sv (zie noot 33), terwijl de strafvorderingsrichtlijnen van het openbaar ministerie (zie noot 34) en de oriëntatiepunten van de rechtspraak (zie noot 35) eveneens een andere terminologie hanteren. Aldus ontstaat een onoverzichtelijk geheel van bepalingen die een vergelijkbaar doel nastreven, maar waarin de groep te beschermen personen telkens weer anders is afgebakend. Voor zover het niet mogelijk is om te komen tot een eensluidende omschrijving van de groep te beschermen personen in de verschillende regelingen, behoeft dit nadere toelichting.De Afdeling adviseert de reikwijdte van het verruimde taakstrafverbod te beperken tot personen die daadwerkelijk belast zijn met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid. Daarnaast adviseert de Afdeling deze reikwijdte in het voorstel en in de toelichting nader te verduidelijken, mede in verhouding tot de afbakening van vergelijkbare regelingen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 6 juli 20201. De Afdeling onderschrijft de laakbaarheid van het toegenomen geweld dat het onderwerp vormt van dit wetsvoorstel. Zij is van mening dat daartegen effectief moet worden opgetreden. De Afdeling constateert dat het wetsvoorstel aansluit bij het bestaande taakstrafverbod. Bij de totstandkoming daarvan is als opvatting van de wetgever tot uitdrukking gebracht dat de taakstraf een passende straf kan zijn voor de afdoening van naar verhouding minder ernstige strafbare feiten. Bij fysiek geweld tegen politiemensen, medewerkers van de brandweer of ambulance, buitengewoon opsporingsambtenaren en andere personen met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid, zijn wij van oordeel dat een taakstraf geen passende straf is. De voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod moet in dit licht worden gezien.2. Aan het advies van de Afdeling is gevolg gegeven door in de memorie van toelichting cijfermateriaal over de omvang van het probleem op te nemen en daarnaast beter tot uitdrukking te laten komen dat de voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod een aanvullend karakter heeft. Zij is complementair aan de andere voorzieningen die in de memorie van toelichting zijn benoemd en die er op zijn gericht geweld tegen personen met een publieke taak terug te dringen. De strenge aanpak die het gevolg hiervan is en die de Afdeling ook terecht zegt te vinden, wordt met de voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod aldus aangevuld.Zoals ook in de memorie van toelichting reeds tot uitdrukking is gebracht, ligt het tegen de achtergrond van het bestaande taakstrafverbod in artikel 22b Sr op de weg van de wetgever om, waar het noodzakelijk wordt geacht de mogelijkheid een taakstraf op te leggen te beperken, die beperking ook wettelijk te verankeren. Het wetsvoorstel is dan ook niet ingegeven door een verondersteld tekortschieten van andere voorzieningen. Evenmin doet de door de Afdeling benoemde omstandigheid dat op geweld in de zin van het wetsvoorstel ook nu al wordt gereageerd met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, af aan de wenselijkheid van de voorgestelde wettelijke verankering af. Eerder biedt deze vaststelling steun aan de opvatting dat een dergelijke afdoening ook de meeste wenselijke is. Het wetsvoorstel maakt dit transparant en stelt de onmogelijkheid van het opleggen van een taakstraf, ook vanuit een oogpunt van rechtszekerheid, buiten twijfel. Tot slot merken wij in dit verband nog op dat ook de motie waaraan wij met het wetsvoorstel uitvoering wensen te geven, slechts zo kan worden begrepen dat een uitbreiding van het taakstrafverbod zoals voorgesteld, wordt nagestreefd.3. De Afdeling wijst op de evaluatie van het bestaande taakstrafverbod uit 2017 en vraagt aandacht voor situaties waarin de rechter tot het oordeel komt dat een misdrijf, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, onvoldoende aanleiding geeft tot het opleggen van een gevangenisstraf. Wij merken op dat in de memorie van toelichting op deze situatie ook wordt ingegaan. Paragraaf 3.1 van de memorie van toelichting vermeldt dat het wetsvoorstel de noodzakelijke ruimte biedt om bijzondere omstandigheden, gelegen in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, in de rechterlijke beoordeling te betrekken. Daarbij wordt verwezen naar de jurisprudentie die dit ook bevestigt. (zie noot 36) Met de genoemde verwijzing naar de toepasselijke jurisprudentie komt dit naar onze mening afdoende in de memorie van toelichting tot uitdrukking.4. Met de Afdeling zijn wij van mening dat bij het toemeten van de straf in het strafrechtelijk stelsel de weging van concrete feiten en omstandigheden (maatwerk) een wezenlijk element vormt. De op te leggen straf dient proportioneel te zijn in relatie tot de ernst van het feit. Bij de afwegingen die aan de straftoemetingsbeslissing ten grondslag liggen, komt verder betekenis toe aan de persoonlijkheid van de dader en aan de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Zoals in de hiervoor onder 3 aangeduide passages in de memorie van toelichting is aangegeven, biedt het wetsvoorstel afdoende ruimte om dergelijke omstandigheden in de rechterlijke beoordeling te betrekken. Voor disproportionele uitkomsten als gevolg van het wetsvoorstel zijn we dan ook niet bevreesd.Wij onderkennen dat, zoals de Afdeling opmerkt, het misdrijf van mishandeling zich in vele verschijningsvormen kan voordoen. Daarbij signaleren wij dat die verschijningsvormen een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk hebben. Het opzet van de dader is er bij deze misdrijven op gericht om aan het slachtoffer lichamelijk letsel of pijn toe te brengen, diens gezondheid te benadelen of een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam teweeg te brengen. (zie noot 37) Met het bestaan van dergelijk opzet en de daaruit voortvloeiende gedraging is de laakbaarheid van de diverse vormen van mishandeling gegeven. Wanneer het geweld zich daarbij richt tegen de in het wetsvoorstel genoemde personen met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid, vormt een (kale) taakstraf daarop geen passende reactie.De Afdeling geeft twee alternatieven in overweging. Zo wijst de Afdeling op de mogelijkheid de strafvorderingsrichtlijnen te verruimen. Zoals hiervoor onder 2 is aangegeven, heeft het Advies aanleiding gegeven in de memorie van toelichting beter tot uitdrukking te laten komen dat de voorgestelde verruiming van het taakstrafverbod een aanvullend karakter heeft op reeds bestaande voorzieningen.De strafvorderingsrichtlijnen waarnaar de Afdeling verwijst, schrijven reeds een aanzienlijke verhoging van de strafeis voor bij geweld tegen personen met een publieke taak. Aan deze richtlijnen is inherent dat daarvan door de officier van justitie in individuele gevallen ook kan worden afgeweken. Ook merken wij op dat de rechter aan een geformuleerde strafeis niet is gebonden.De Afdeling vraagt eveneens aandacht voor een mogelijke verruiming van de reikwijdte van artikel 304, onder 2°, Sr. Als gevolg van deze strafverzwaringsgrond kunnen de in de artikelen 300 tot en met 303 Sr genoemde gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd, indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. De Afdeling laat in het midden waaruit een verruiming van deze strafverzwaringsgrond zou kunnen bestaan. In zijn algemeenheid echter kan worden opgemerkt dat de werking van een strafverzwaringsgrond een andere is dan hetgeen met dit wetsvoorstel wordt beoogd. Als gevolg van de strafverzwaringsgrond ontstaat er binnen de beschikbare strafmaxima meer ruimte om de strafverzwarende omstandigheden in de straftoemeting te betrekken. Het verhoogde strafmaximum laat dit toe. Met de uitbreiding van het taakstrafverbod wordt juist verduidelijkt dat een vrijheidsbenemende straf een passende straf is en dat het met opleggen van een (kale) taakstraf niet kan worden volstaan.In de tweede plaats vraagt de Afdeling in de memorie van toelichting nader in te gaan op de mogelijkheden de taakstraf te combineren met andere niet-vrijheidsbenemende sancties. Zij geeft in overweging nader te onderbouwen waarom de mogelijkheid om de taakstraf in de gevallen waarop artikel 22b Sr betrekking heeft, niet (opnieuw) met een voorwaardelijke sanctie kan worden gecombineerd. Aan dit advies is gevolg gegeven. In paragraaf 3.1 van de memorie van toelichting is nader uiteengezet dat sanctiedoelen als vergelding en preventie onvoldoende worden gediend met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf bij een veroordeling voor geweld in de zin van het wetsvoorstel.5. Het advies van de Afdeling heeft aanleiding gegeven de memorie van toelichting op onderdelen verder aan te vullen. Zo is in paragraaf 3.3.1 van de memorie van toelichting verduidelijkt dat personeel in de zorgsector een veiligheidsbevorderende taak in de zin van het wetsvoorstel uitoefent. Ook aan het advies om nader te expliciteren dat de taakuitoefening herleidbaar is tot een publieke opdrachtgever, is gevolg gegeven. In paragraaf 3.3.1 van de memorie van toelichting is nader beschreven dat deze eis van herleidbaarheid voortvloeit uit de in het voorgestelde artikel 22b, eerste lid, onderdeel c, Sr opgenomen verwijzing naar een publieke taak. Ten behoeve van de rechtsvinding zijn daarbij enkele voorbeelden opgenomen.Met de Afdeling constateren wij dat de beschreven reikwijdte van het wetsvoorstel niet geheel congruent is met de door de Afdeling als verwant bestempelde regelingen. In het bijzonder wijst de Afdeling op artikel 304, onder 2, Sr en op artikel 67a, tweede lid, onder 4en vijfde lid, Sv. Ook kent de Afdeling in dit verband betekenis toe aan de strafvorderingsrichtlijnen en aan de oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Op het karakter van de richtlijnen zijn wij hiervoor onder 4 ingegaan. Ten behoeve van de toepassing van die richtlijnen kan daarin worden volstaan met een indicatieve opsomming van personen die een publieke taak uitoefenen. De landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn opgesteld door het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (LOVS). Ook daarin worden voorbeelden gegeven ten behoeve van een juiste aanduiding van de persoon met een publieke taak. Ook hier heeft de opsomming geen limitatief, maar een oriënterend karakter. Die keuze kan tegen de achtergrond van de straftoemetingsvrijheid van de rechter en de functie van de oriëntatiepunten door ons goed worden begrepen. In relatie tot artikel 304, onder 2, Sr en artikel 67a, vijfde lid, Sv is het volgende van belang. Zoals in de memorie van toelichting ook tot uitdrukking is gebracht, moet het voorgestelde artikel 22b, eerste lid, onderdeel c, Sr worden gezien als autonoom en in het bijzonder betekenisvol in de context van de hier voorziene uitbreiding van het taakstrafverbod. De reikwijdte in dit verband is anders beschreven dan de reikwijdte van de in artikel 67a, tweede lid, onderdeel 4, Sv opgenomen grond voor voorlopige hechtenis ten behoeve van de toepassing van het snelrecht. Artikel 67a, vijfde lid, Sv bevat ten behoeve daarvan een omschrijving van personen met een publieke taak. Het gaat daarbij om personen die ten behoeve van het publiek en in het algemeen belang een hulp- of dienstverlenende taak vervullen. Bij de totstandkoming van die bepaling is een niet-limitatieve omschrijving gegeven van de personen die daaronder in het bijzonder zijn te verstaan (Kamerstukken II 2011/12, 33360, nr. 3, p. 17). Een dergelijke ruimere omschrijving past bij de functie die deze bepaling in het strafvorderlijk stelsel heeft. Ten behoeve van de straftoemeting dient de beschrijving van de bijzondere kwalificatie van het slachtoffer, die ertoe leidt dat geen taakstraf kan worden opgelegd, strikter bepaald te zijn. Om die reden zijn de afzonderlijke elementen van het voorgestelde artikel 22b, eerste lid, onderdeel c, Sr en de betekenis die daaraan dient te worden gegeven, uitvoerig toegelicht.Met betrekking tot artikel 304 Sr merken wij tot slot op dat de reikwijdte van die bepaling beperkt is in vergelijking tot de reikwijdte van de hier voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod. Niet beoogd is de reikwijdte van het wetsvoorstel te beperken tot de in artikel 304, onderdeel 2, Sr genoemde ambtenaren.Ik moge u hierbij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid verzoeken het voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister voor RechtsbeschermingVoetnoten(1) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 1.(2) Kamerstukken II 2018/19, 35000-VI, nr. 24. De stemming over deze motie werd tijdens het debat op 22 november 2018 aangehouden na de toezegging van de minister om een dergelijke uitbreiding van het taakstrafverbod te overwegen.(3) Kamerstukken II 2018/19, 28684, nr. 551.(4) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 1. Poging tot eenvoudige mishandeling is niet strafbaar, zie artikel 300 lid 5 Sr. Er wordt op dit moment nog onderzoek verricht naar de afdoening van zaken waarin openlijke geweldpleging (artikel 141, eerste lid, Sr) aan de orde is. Vooralsnog is ervan afgezien om het taakstrafverbod ook te laten gelden voor openlijke geweldpleging, omdat daarvan ook sprake kan zijn bij een beperkte individuele bijdrage aan gemeenschappelijk gepleegd geweld.(5) Kamerstukken II 2009/10, 32169, nr. 3.(6) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3.1.(7) Volgens het advies van de Politie d.d. 3 december 2019 is het aantal zaken op het gebied van geweld tegen politieambtenaren gestegen van 9.598 zaken in 2017 naar 10.781 zaken in 2018.(8) Het betrof een poging tot zware mishandeling, waarbij een lid van de mobiele eenheid tegen zijn hoofd was geschopt. Dit leidde niet tot letsel omdat de agent een helm ophad. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de dader werd een taakstraf opgelegd. Waarschijnlijk betrof het Rb. Rotterdam 15 juni 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:4741 (aldus R.A. Hoving, Het wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod, NJB 2020/289).(9) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 4.(10) Zie het Advies van de reclasseringsorganisaties (3RO) d.d. 17 december 2019; Advies NOvA d.d. 3 december 2019; Advies Raad voor de rechtspraak d.d. 4 december 2019.(11) Advies NVvR d.d. 16 december 2019.(12) R.A. Hoving, Het wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod, NJB 2020/289. Overigens hoeft dit niet altijd te leiden tot het vorderen of opleggen van een gevangenisstraf. De Richtlijn voor strafvordering mishandeling (2019R007) verhoogt het uitgangspunt voor de strafeis met 200% bij mishandeling van ambtenaren of andere gezagsfunctionarissen of journalisten. Voor een first offender die een droge klap geeft geldt als uitgangpunt voor de strafeis bijvoorbeeld een geldboete van 400, zodat een verhoging van 200% geen gevangenisstraf oplevert. Volgens de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting kan de straf met 33% tot 100% worden verhoogd voor zover het feit is begaan tegen een politieagent of een andere daar genoemde functionaris. Deze verhoging leidt bij een droge klap zonder letsel evenmin tot een gevangenisstraf, nu het uitgangspunt daar een geldboete van 500 is. Hoving verwijst daarnaast nog naar onderzoek van Pemberton & Bosmans uit 2012, waaruit blijkt dat officieren in afwijking van de strafvorderingsrichtlijnen meestal volstaan met een verhoging van de strafeis van 50%-70%.(13) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 1.(14) J. de Ridder e.a., Evaluatie Wet Beperking Oplegging Taakstraffen, Groningen 2017. In een toenemend aantal gevallen wordt gekozen voor de combinatie van de taakstraf met één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze praktijk is door de Hoge Raad goedgekeurd in zijn arrest van 20 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:202 (Valkenburgse zedenzaak). A-G Knigge vermeldt in zijn conclusie voor dit arrest dat deze combinatie in 2013 werd toegepast in 328 gevallen en in 2016 in 622 gevallen.(15) Zie ook M. Reijneveld & P. Sijtsma, Het wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod: effectief of symbolisch?, AA 2020, p. 227.(16) Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan verdachten met een psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking.(17) Zie ook F.W. Bleichrodt, Dynamiek tussen de wetgever en de strafrechter, NJB 2020, nr. 24, p. 6-7.(18) Ook het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam kan onder omstandigheden als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr worden gekwalificeerd (HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677).(19) R.A. Hoving, Het wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod, NJB 2020/289. Alleen de misdrijven van de artikelen 300, eerste en tweede lid, Sr en 301, eerste lid, Sr (en de poging tot de misdrijven van de artikelen 301-303 Sr) vallen niet onder de huidige, maar wel onder de nieuwe regeling.(20) Zie onder meer Kamerstukken II 2009/10, 32169, nr. 5 over de invoering van het huidige taakstrafverbod en Kamerstukken II 2011/12, 33 151, nr. 4 over de introductie van minimumstraffen in het strafrecht.(21) Van het taakstrafverbod kan op grond van het derde lid van artikel 22b Sr slechts worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.(22) Advies NVvR d.d. 16 december 2019.(23) Volgens de toelichting (Algemeen deel, paragraaf 3.2) is het bij toepasselijkheid van het taakstrafverbod niet mogelijk om in plaats van een taakstraf een geldboete op te leggen. Zie voor een andere opvatting hierover echter het advies van de NOvA d.d. 3 december 2019, het advies van de Raad voor de rechtspraak d.d. 4 december 2019 en het advies van de NVvR d.d. 16 december 2019, alsmede R.A. Hoving, Het wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod, NJB 2020/289. Als met het taakstrafverbod ook de mogelijkheden van oplegging van een geldboete moet worden beperkt, zou dit volgens de NVvR en volgens Hoving expliciet in de wet tot uitdrukking moeten worden gebracht.(24) Deze mogelijkheid was oorspronkelijk ook opgenomen in het wetsvoorstel dat leidde tot de invoering van artikel 22b Sr, maar werd in een laat stadium geschrapt door de regering (inmiddels in andere samenstelling); bij amendement werd vervolgens het derde lid van artikel 22b Sr in zijn huidige redactie opgenomen.(25) Zie J. de Ridder e.a., Evaluatie Wet Beperking Oplegging Taakstraffen, Groningen 2017. Zie ook het advies van de Raad voor de rechtspraak d.d. 4 december 2019.(26) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3.1.(27) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 1. Verderop in de toelichting (paragraaf 3.3.1) worden nog genoemd: al dan niet private toezichthouders in het openbaar vervoer; ov-personeel (onder wie: chauffeurs, machinisten, controleurs en conducteurs), personeel in de zorgsector (onder wie: artsen, psychologen, psychiaters en verplegend personeel), jeugdbeschermers, rechters, griffiers, officieren van justitie en advocaten, inspecteurs van de inspectiediensten, beveiligers en bewakers, verkeersregelaars, defensieambtenaren, deurwaarders en reddingzwemmers.(28) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3.3.1.(29) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3.3.1.(30) Advies Raad voor de rechtspraak d.d. 4 december 2019.(31) Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3.3.1. Zie ook het advies van de Politie d.d. 3 december 2019.(32) Artikel 304, onderdeel 2, Sr bevat een strafverzwaringsgrond ten aanzien van mishandeling van "een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening". Voor de toepasselijkheid van het taakstrafverbod is daarentegen niet van betekenis of de taakuitoefening door de persoon met een publieke taak rechtmatig was (Toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3.3.1).(33) Artikel 67a, tweede lid, onderdeel 5, Sv bepaalt dat een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven indien er sprake is van verdenking van één van de daar vermelde misdrijven, begaan op een voor het publiek toegankelijke plaats, dan wel gericht tegen "personen met een publieke taak".(34) De Richtlijn voor strafvordering mishandeling (2019R007) verhoogt het uitgangspunt voor de strafeis met 200% bij mishandeling van "ambtenaren of andere gezagsfunctionarissen of journalisten".(35) Volgens de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting kan de straf met 33% tot 100% worden verhoogd voor zover het feit is begaan tegen een politieagent, een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) of een andere toezichthouder indien het misdrijf is gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening dan wel tegen een professionele hulpverlener (brandweerman, ambulancebroeder, arts, verpleegkundige e.d.) of functionaris in het openbaar vervoer (buschauffeur, machinist, trambestuurder e.d.).(36) Vgl. HR 20 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:202.(37) Vergelijk HR 12 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1751, NJ 2019/456 en HR 8 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:155,4, NJ 2011/466, zie ook HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677, NJ 2014/402 en HR 12 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1237 en HR 11 februari 1929, NJ 1929, p. 503 en HR 12 december 1967, NJ 1970/314.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers.

[Gepubliceerd: 2020-07-14] Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2020, no.2020000573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende instelling van een adviescollege op het terrein van de rechtspositie van politieke ambtsdragers (Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt de instelling van een permanent adviescollege op het terrein van de (financiële) rechtspositie voor politieke ambtsdragers. Inhoudelijke deskundigheid en politieke onafhankelijkheid zijn de belangrijkste argumenten die ten grondslag liggen aan dit voorstel. Het voorstel regelt de voorwaarden voor de samenstelling van het college, de reikwijdte van de taak van het college, en het moment van inwerkingtreding van wetgeving die volgt uit adviezen van het college.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het nut van de instelling van een onafhankelijk adviescollege voor deze materie. Zij heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel. De Afdeling adviseert om de reikwijdte van de adviestaak van het adviescollege te verduidelijken. Daarnaast geeft de zij in overweging om als uitgangspunt een periodieke herijking van de rechtspositie voor politieke ambtsdragers door het college op te nemen. Verder adviseert de Afdeling om in het voorstel te regelen dat leden van het college niet onder de WNT-norm mogen vallen. In verband hiermee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Inhoud en achtergrond van het voorstelHet wetsvoorstel betreft de oprichting van een permanent adviescollege op het terrein van de rechtspositie voor politieke ambtsdragers. De adviezen van dit college betreffen het beloningsniveau, de onderlinge beloningsverhoudingen en overige geldelijke aanspraken van volksvertegenwoordigers en bestuurlijke ambtsdragers op het niveau van het (Konink)rijk (inclusief de hoge colleges van staat), provincie, waterschappen, openbare lichamen en gemeenten. (zie noot 1) Het belang van het op te richten college ligt volgens de toelichting in zowel de inhoudelijke deskundigheid als de gedepolitiseerde en onafhankelijke oordeelsvorming. Op basis daarvan moet het college komen tot zwaarwegende adviezen die ten goede komen aan de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Dit is van belang voor het functioneren van de parlementaire democratie, aldus de toelichting. (zie noot 2)In 2004 adviseerde de Commissie-Dijkstal over de rechtspositie van politieke ambtsdragers en topambtenaren. (zie noot 3) De adviezen van deze commissie hielpen regering en Staten-Generaal om tot wetgeving te komen. Zoals de toelichting aangeeft is het niet eenvoudig om beslissingen te nemen met betrekking tot de eigen rechtspositie. (zie noot 4) Uit de ervaringen met de Commissie-Dijkstal vloeide de wens voort om tot een permanent adviescollege te komen. In 2006 deed de regering een eerste voorstel voor een adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers en topambtenaren. (zie noot 5) Dit voorstel werd in 2009 op grond van financiële ingetrokken. (zie noot 6)In 2015 kwam de regering met een integrale visie op de rechtspositie van politieke ambtsdragers waarin het zich positief uitsprak over een adviescommissie. (zie noot 7) Op basis daarvan gaf de regering in 2018 aan met een voorstel te komen voor de oprichting van een adviescommissie voor de geldelijke aanspraken van politieke ambtsdragers. (zie noot 8) Het wetsvoorstel geeft daaraan nu uitvoering.De Afdeling onderschrijft het nut van de instelling van een onafhankelijk adviescollege. Terecht wordt in de toelichting in dat verband het belang van zowel inhoudelijke deskundigheid en onafhankelijke oordeelsvorming onderstreept. Zij merkt over het wetsvoorstel nog het volgende op.2. Reikwijdte van de adviestaakVolgens het voorstel en de toelichting zal het permanente adviescollege zich buigen over alle financiële aanspraken van politieke ambtsdragers. Dit betreft niet alleen de beloning maar ook andere geldelijke aanspraken. (zie noot 9) Daarbij is onduidelijk welke onderwerpen nu precies vallen onder geldelijke aanspraken. Hierop is ook gewezen door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG heeft gevraagd om verduidelijking of een onderwerp zoals de sollicitatieplicht voor politieke ambtsdragers, waar de Commissie-Dijkstal destijds over adviseerde, onder de adviestaak valt. (zie noot 10)De toelichting stelt in reactie hierop dat financiële aspecten uitgangspunt zijn en dat voor daarmee samenhangende zaken de aard van het betreffende onderwerp bepaalt of het college hierover kan adviseren. (zie noot 11) Daarmee staat niet zonder meer vast of een onderwerp, zoals bijvoorbeeld door de VNG genoemd, valt onder de reikwijdte van de adviestaak. In dit kader verdient het aanbeveling om aan te sluiten bij de definitie van geldelijke voorzieningen zoals volgt uit artikel 63 van de Grondwet voor wat betreft de rechtspositie van de leden van de Staten-Generaal. (zie noot 12) Het wetsvoorstel voor het instellen van een permanent adviescollege maakt overigens geen inbreuk op dit artikel. (zie noot 13)Verder blijkt uit de toelichting dat het college dient te adviseren over majeure, structurele wijzigingen in de rechtspositie van politieke ambtsdragers in bredere zin. (zie noot 14) Dit blijkt niet uit de tekst van het wetsvoorstel. Bovendien wordt niet toegelicht wat wordt verstaan onder majeure, structurele wijzigingen, bijvoorbeeld aan de hand van voorbeelden. Daarmee wordt veel ruimte gelaten voor de regering om per voorstel te bepalen of dit wel of niet aan het college ter advisering moet worden voorgelegd. De vraag is of dit niet in te veel gevallen kan leiden tot discussie over de vraag of over een voorstel advies moet worden gevraagd. Gelet op de aanleiding voor het instellen van het permanente adviescollege, te weten dat dit een onafhankelijk en gedepolitiseerd oordeel kan geven over het aansprakenniveau, (zie noot 15) lijkt dit niet wenselijk.De Afdeling adviseert om de reikwijdte van de adviestaak in de toelichting te verduidelijken en zo nodig het voorstel aan te passen.3. Periodieke herijking rechtspositie politieke ambtsdragersUit de toelichting blijkt de verwachting dat het college in ieder geval eenmaal per kabinetsperiode advies uitbrengt. (zie noot 16) De toelichting gaat daarbij niet in op de vraag of en hoe deze verwachting in de praktijk zal worden gerealiseerd. In het voorstel zelf is hierover geen bepaling opgenomen. De vraag rijst in hoeverre, gelet op de periodieke herijking van de financiële rechtspositie die de regering kennelijk voor ogen heeft, deze verwachting in het wetsvoorstel zou moeten worden vastgelegd. Op deze wijze zou kunnen worden voorkomen dat het college in een politiek debat terecht komt over de vraag of en wanneer het tot een advies zou moeten komen.In dit kader wijst de Afdeling op het in de toelichting genoemde voorbeeld van Canada. Daar is bepaald dat er zo snel mogelijk na de verkiezingen van het parlement wordt gestart met een periodieke herijking. (zie noot 17) Kenmerk hiervan is dat een dergelijke herijking relatief vroeg in een kabinetsperiode gereed kan zijn, waardoor eventuele aanpassingen in de regelgeving tijdig voor de volgende verkiezingen tot stand kunnen komen. Indien deze praktijk in Nederland zou worden gevolgd, zou mogelijk worden voorkomen dat regering en Tweede Kamer kort voor verkiezingen van de Tweede Kamer over de eigen financiële rechtspositie moeten besluiten. Dit sluit aan bij de keuze in het voorstel dat aanpassingen pas in werking treden na installatie van nieuwe Kamerleden en bewindspersonen. (zie noot 18)De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.4. Onafhankelijkheid van het adviescollegeDe toelichting stelt dat leden van het college die afkomstig zijn uit de wetenschap niet onderhevig mogen zijn aan de norm in de Wet Normering Topinkomens (WNT). (zie noot 19) Dit om te voorkomen dat zij indirect over hun eigen salaris adviseren. De (WNT) regelt hoeveel salaris topfunctionarissen in de (semi)publieke sector maximaal mogen verdienen. Enkele sectoren hebben een eigen maximum voor het salaris van topfunctionarissen. De WNT definieert een aantal specifieke topfuncties bij de overheid. (zie noot 20) Voor andere WNT-instellingen wordt een meer algemene definitie gehanteerd:"Topfunctionarissen zijn degenen die behoren tot het hoogste uitvoerende of toezichthoudende orgaan van een rechtspersoon of instelling, alsmede de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan of degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of instelling." (zie noot 21)Voor topfunctionarissen geldt dat een verhoging van het salaris van de ministers kan leiden tot een verhoging van de WNT-norm. Om die reden is begrijpelijk dat gesteld wordt dat de leden die uit de wetenschap afkomstig zijn geen topfunctionaris kunnen zijn in de zin van de WNT. Deze incompatibiliteit is echter niet in het voorstel zelf opgenomen. Tevens is niet duidelijk waarom dit alleen zou moeten gelden voor leden uit de wetenschap en niet voor alle leden. Nu de reikwijdte van de WNT periodiek ter discussie staat kan bovendien niet worden uitgesloten dat ook andere leden van het college, dan zij afkomstig uit de wetenschap, onder deze definitie en daarmee de bezoldigingsnorm (gaan) vallen.De Afdeling adviseert in het voorstel te bepalen dat leden van het college niet onder de reikwijdte van de WNT mogen vallen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 6 juli 2020Reikwijdte van de adviestaakDe Afdeling adviseert om de reikwijdte van de adviestaak van het adviescollege te verduidelijken. Het kabinet acht de voorgestelde wetstekst op dit punt toereikend omdat een sluitende opsomming wordt gegeven van de arbeidsvoorwaardelijke aspecten waarover het college moet gaan adviseren. Naar aanleiding van dit advies is wel de uiteenzetting in de memorie van toelichting over de reikwijdte van de adviestaak aangepast. Toegelicht is dat de adviestaak betrekking heeft op arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen met een financiële dimensie. Ook zijn voor de adviestaak van het college voorbeelden gegeven van majeure en structurele wijzigingen in de rechtspositie van politieke ambtsdragers waarover geadviseerd dient te worden.Periodieke herijking rechtspositie politieke ambtsdragersIn het advies merkt de Afdeling op dat uit de toelichting blijkt dat de verwachting van de regering is dat het college in ieder geval eenmaal per kabinetsperiode advies uitbrengt. De Afdeling leidt hieruit af dat de regering kennelijk een periodieke herijking van de financiële rechtspositie van politieke ambtsdragers voor ogen heeft. De Afdeling vraagt zich daarbij af in hoeverre dit in het wetsvoorstel zou moeten worden vastgelegd. Volgens de Afdeling zou het vastleggen van een periodieke herijking kunnen voorkomen dat het adviescollege in een politiek debat terecht komt over de vraag of wanneer het tot een advies zou moeten komen. De Afdeling wijst in dit kader op het in de toelichting aangehaalde voorbeeld van Canada, waar zo snel mogelijk na de verkiezingen van het parlement wordt gestart met een herijking en stelt dat Nederland deze praktijk zou kunnen volgen.In de memorie van toelichting is de verwachting en niet de verplichting uitgesproken dat eenmaal tijdens een kabinetsperiode een advies wordt uitgebracht. Met het voorstel is beoogd een adviescollege in te stellen dat gegeven de adviesaanvragen van de regering ook juist zelf op eigen instigatie adviezen kan uitbrengen. Het opnemen van een vaste termijn waarbinnen of een moment waarop het adviescollege periodiek met een advies zou moeten komen is, gegeven deze onafhankelijke positie, volgens het kabinet daarom niet wenselijk. Het vastleggen van een adviesverplichting in de wet in lijn met de praktijk in Canada is bovendien lastig gegeven de onvoorspelbaarheid van de duur van een kabinetsperiode in de Nederlandse verhoudingen. Het opnemen van een bepaalde termijn waarbinnen of een moment waarop periodiek een advies moet worden uitgebracht zou er om deze reden toe kunnen leiden dat uitgerekend een advies wordt verwacht tijdens een demissionaire periode van een kabinet.Onafhankelijkheid van het adviescollegeVerder adviseert de Afdeling om in het voorstel te regelen dat leden van het college niet onder de WNT-norm mogen vallen. In lijn met dit advies is in artikel 3 een nieuw vierde lid ingevoegd waarin is bepaald dat een lid van het adviescollege niet tevens een functie als topfunctionaris in de zin van de WNT mag bekleden. De uiteenzetting in de toelichting over onverenigbare betrekkingen van de leden van de adviescommissie is op dit punt aangepast.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De minister van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesVoetnoten(1) Voorgesteld artikel 2.(2) Memorie van toelichting, paragraaf 2 Aanleiding, paragraaf 3 Uitgangspunt in de Integrale visie op de (rechts)positie van politieke ambtsdragers, Zie ook Kamerstukken II 2014/15, 28479, nr. 73, bijlage.(3) Kamerstukken II 2005/06, 28479, nr. 4, bijlage.(4) Memorie van toelichting, paragraaf 3 Uitgangspunt in de Integrale visie op de (rechts)positie van politieke ambtsdragers.(5) Kamerstukken II 2009/10, 30427, nr. 16.(6) Kamerstukken II 2008/09, 30424, nr. 17, p. 1-2.(7) Kamerstukken II 2014/15, 28479, nr. 73, bijlage, p. 61.(8) Kamerstukken II 2017/18, 28479, nr. 78.(9) Voorgesteld artikel 2; memorie van toelichting, paragraaf 6 De reikwijdte van de adviestaak.(10) Memorie van toelichting, paragraaf 4 Advies en consultatie.(11) Memorie van toelichting, paragraaf 4 Advies en consultatie.(12) Zie in dit verband de Wet schadeloosstelling Tweede Kamerleden, de Wet Vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene Pensioenwet politieke ambtsdragers.(13) Artikel 63 Grondwet regelt dat geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden worden geregeld bij wet en dat de beide kamers een wetsvoorstel ter zake alleen kunnen aannemen met een tweederde meerderheid. Het wetsvoorstel valt daar buiten: het bevat geen regeling van geldelijke voorzieningen maar alleen de instelling van een adviescollege dat daarover gaat adviseren en een regeling van het moment van inwerkingtreding.(14) Memorie van toelichting, paragraaf 2 Aanleiding, paragraaf 3 Uitgangspunt in de Integrale visie op de (rechts)positie van politieke ambtsdragers, paragraaf 5 Permanent karakter van het college en wijze van advisering.(15) Memorie van toelichting, paragraaf 2 Aanleiding.(16) Memorie van toelichting, paragraaf 2 Financiële gevolgen.(17) Memorie van toelichting, paragraaf 4 Buitenlandse adviescolleges.(18) Voorgesteld artikel 4.(19) Memorie van toelichting, paragraaf 7 Instelling en samenstelling van het college.(20) Zie artikel 1.1.sub b.(21) Zie artikel 1.1.sub b.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie richtlijnen elektronische handel.

[Gepubliceerd: 2020-07-14] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000525, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel wijzigt de Wet op de omzetbelasting 1968 om richtlijn 2017/2455 over bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (zie noot 1) en richtlijn 2019/1995 over afstandsverkopen en bepaalde binnenlandse leveringen van goederen (zie noot 2) te implementeren. Deze richtlijnen elektronische handel strekken tot aanpassing van twee oudere richtlijnen (zie noot 3) in verband met de explosieve groei van de elektronische handel en daarmee ook van de verkoop op afstand van goederen. Om te voldoen aan deze richtlijnen elektronische handel heeft Nederland de verplichting uiterlijk op 31 december 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken en deze vanaf 1 januari 2021 toe te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de implementatie van de richtlijnen elektronische handel. Volgens de uitvoeringstoets van de Belastingdienst is uitvoering daarvan op zijn vroegst in 2024 mogelijk.In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.1. Achtergrond en inhoud van de richtlijnen elektronische handelRichtlijn 2017/2455 is een reactie op de explosieve groei van de elektronische handel en op een evaluatie van een aantal bijzondere regelingen. Deze richtlijn bevat diverse aanpassingen voor de omzetbelastingheffing bij elektronische handel, grensoverschrijdende internetverkopen van goederen en diensten aan particulieren en niet-ondernemers in de Unie. Bij die verschillende maatregelen is rekening gehouden met het beginsel van omzetbelastingheffing in het land van bestemming en de behoefte om de belastinginkomsten van de lidstaten te beschermen, met het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden voor de betrokken bedrijven en met het zo veel mogelijk beperken van de lasten voor hen. Richtlijn 2019/1995 geeft een aantal aanvullende regels.De richtlijnen elektronische handel bevatten aanpassingen in diverse, verschillende btw-regelingen op het gebied van elektronische handel. Zonder uitputtend te zijn, houden de aanpassingen in de verschillende regelingen onder meer in:- Er is eerder btw verschuldigd in de lidstaat waar de consument woont.- De btw-vrijstelling bij invoer van goederenzendingen met een waarde van maximaal 22 vervalt.- Voor ondernemers vindt een uitbreiding plaats van een aantal bijzondere regelingen, waarvoor zij - als zij aan de voorwaarden voldoen - kunnen kiezen.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers en tot intrekking van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014-2022.

[Gepubliceerd: 2020-07-14] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001131, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers en tot intrekking van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014-2022 in verband met de invoering van doorlopende leerroutes vmbo-mbo, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 6 juli 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nog een tekstuele correctie aan te brengen in artikel 6, vijfde lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers. In de aanhef van dat lid wordt de zinsnede voor zover van toepassing ingevoegd. Met de toevoeging van gegevens over de doorlopende leerroute zijn immers niet meer alle in het vijfde lid genoemde gegevens op elke onderwijsdeelnemer van toepassing. Hiermee wordt aangesloten bij de formulering in de overige leden van artikel 6.Naast bovengenoemde wijziging wordt de inwerkingtreding van het besluit nu in dit besluit zelf geregeld in plaats van bij afzonderlijk koninklijk besluit.Ik bied U hierbij, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Machtigingswet oprichting Invest International.

[Gepubliceerd: 2020-07-14] Bij Kabinetsmissive van 9 april 2020, no.2020000763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet oprichting Invest International), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot oprichting van Invest International, een nieuwe instelling, voor de uitvoering van activiteiten op het terrein van exportfinanciering en buitenlandse investeringen.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Zij begrijpt de wens om aan ondernemers, middels één loket, dienstverlening en expertise aan te bieden voor de ontwikkeling van internationale projecten waarin de markt zelf nog niet voorziet. Tegelijkertijd roept het voorstel problemen op in de vormgeving en besturing (governance) van (de besloten vennootschap) Invest International, en is de doelomschrijving van het voorstel onvoldoende afgebakend. Ook is onduidelijk welk normrendement geldt bij de financieringsactiviteiten van Invest International. In verband daarmee dient het wetsvoorstel nader te worden overwogen.1. InleidingDit wetsvoorstel vloeit voort uit het regeerakkoord "Vertrouwen in de toekomst" waarin is aangegeven dat het kabinet de oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest-NL doorzet. Aanvankelijk zou Invest-NL, additioneel aan de markt, niet alleen ondersteuning bieden aan ondernemingen die een bijdrage leveren aan de economie in Nederland, maar ook aan ondernemingen en internationale projecten in het buitenland. Het gaat onder meer om projecten die voorzien in oplossingen voor wereldwijde vraagstukken, zoals de Sustainable Development Goals (SDGs) van de Verenigde Naties. Er wordt ondersteuning geboden in de vorm van financiering, projectontwikkeling, en subsidieregelingen. Ten behoeve van de ondersteuning van projecten in het buitenland, zou Invest-NL een samenwerkingsverband met de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO) aangaan. (zie noot 1)Bij indiening van het wetsvoorstel voor de oprichting van Invest-NL bij de Tweede Kamer werd aangekondigd dat van het voornemen van een samenwerkingsverband tussen Invest-NL en FMO is afgezien en dat een separate instelling zou worden opgericht voor het internationale onderdeel van Invest-NL. Reden voor deze wijziging, aldus het kabinet, was gelegen in de complicaties in de governance die het onderbrengen van de internationale taken in Invest-NL zou opleveren. Inmiddels is het (aldus aangepaste) voorstel voor een machtigingswet tot oprichting van Invest-NL aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer en is Invest-NL ook al in werking getreden. (zie noot 2)Dit wetsvoorstel beoogt - in de plaats van het oorspronkelijke plan - Invest International B.V. op te richten, een joint venture van de Staat (51%) en de publiek-private ontwikkelingsbank FMO (49%). (zie noot 3) De toelichting op het voorstel vermeldt dat de eerder beoogde joint venture tussen Invest-NL en FMO dusdanig ingewikkeld was dat governance issues optraden en dat ook de overlap tussen de nationale en internationale doelgroepen van Invest-NL en FMO te beperkt zou zijn. (zie noot 4) Daarnaast zou de vermeende synergie tussen de nationale en internationale activiteiten gering blijken te zijn. Daarom is gekozen voor de oprichting van een afzonderlijke entiteit naast Invest-NL.De opzet van het voorstel voor de nieuwe vennootschap Invest International is dezelfde als die is gekozen voor Invest-NL. Zo is bepaald dat Invest International aanvullend op de markt opereert. Verder kent Invest International een investeringstaak, een ontwikkelingstaak en een regelingentaak (uitvoering van subsidieregelingen en subsidiebesluiten). (zie noot 5)Bijzonderheid bij Invest International is evenwel dat dit een samenwerkingsverband betreft tussen de publiek-private ontwikkelingsbank FMO en de Staat. Zoals gezegd is de Staat voor 51% aandeelhouder in Invest International. (zie noot 6) FMO, die 49% aandeelhouder van Invest International wordt, is zelf een staatsdeelneming, maar voor slechts 51%.Uit de toelichting blijkt dat Invest International verder zal samenwerken met vele partijen. (zie noot 7) Zo zal er worden samengewerkt met Atradius Dutch State Business (DSB), FMO, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en tevens Invest-NL B.V. om de financiële kennis, advisering en dienstverlening bij elkaar te brengen zodat bedrijven vanuit één loket goed worden bediend en partijen zo nodig worden doorverwezen. De samenwerking tussen de partijen wordt vormgegeven door middel van samenwerkingsprotocollen. Verder zal Invest International intensief samenwerken met uiteenlopende partijen zoals Nederlandse banken en - op internationaal niveau - met buitenlandse banken en overheden, ngos, ambassades, toezichthouders, projectinitiators en internationale financiële instellingen.Deze bundeling van bestaande dienstverlening, instrumenten en expertise, in combinatie met additionele middelen voor projectontwikkeling en investeringen via een kapitaalstorting, zal Nederlandse ondernemingen beter in staat stellen aan financiering te komen voor grote maatschappelijke en ontwikkelingsrelevante investeringsprojecten buiten Nederland, aldus de toelichting op het voorstel. (zie noot 8)2. Vormgeving, sturing en verantwoordelijkheden (governance)Eén loket voor verschillende takenDe Afdeling begrijpt de wens om de bij verschillende organisaties beschikbare dienstverlening, instrumenten en expertise bij elkaar te brengen. Het gevolg van het integreren van verschillende taken in Invest International is echter wel dat er een "gedifferentieerde vorm van aansturing en verantwoording" nodig zal zijn. (zie noot 9) Voor bepaalde taken van Invest International zal de Staat op afstand moeten worden geplaatst (met name voor wat betreft de investeringstaak). Voor andere taken is er juist weer aansturing van de Minister nodig (voor wat betreft de regelingentaak is dit de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking). Er ontstaan verantwoordelijkheden die goed van elkaar moeten worden onderscheiden. De (juridische) vormgeving en daarmee ook sturing, verantwoording en verantwoordelijkheden (governance) zijn uitermate complex.Bij het voorstel voor de oprichting van Invest-NL - dat een hiermee sterk vergelijkbare opzet kent - plaatste de Afdeling eerder al opmerkingen over de wijze van aansturing. (zie noot 10) In het bijzonder wees zij op het gevaar dat met een te sluiten aanvullende overeenkomst de beoogde onafhankelijke positie bij de investeringstaken in gevaar komt. Verder merkte zij op dat door de hiërarchische relatie bij de uitvoering van subsidieregelingen (er is sprake van mandaat) de beoogde onafhankelijke positie bij de investeringstaken in de knel kan komen, nu investeringstaken en subsidietaken vaak samengaan. Deze opmerkingen zijn hier, omdat is gekozen voor een zelfde opzet, mutatis mutandis van toepassing. Daarenboven wijst de Afdeling op het volgende.Aandeelhouderschap FMOHet is de Afdeling niet op voorhand duidelijk waarom een verdere complicatie wordt aangebracht door FMO medeaandeelhouder van Invest-International te maken. Zoals eerder al is onderkend zouden ook bij een joint venture tussen Invest-NL en FMO ingewikkelde governance vraagstukken opkomen. Besloten werd dan ook om af te zien van deze joint venture. De toelichting zelf illustreert de complicaties die nu het gevolg zijn van de keuze om de regelingentaak te integreren in Invest International en om FMO medeaandeelhouder te laten zijn. (zie noot 11)Zo bespreekt de toelichting dat de financierings- en de regelingentaak niet in één en dezelfde rechtspersoon kan worden samengebracht. Het risico kan immers ontstaan dat oneigenlijke informatie-uitwisseling, dan wel wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt. Enerzijds kan de benodigde zakelijkheid en onafhankelijkheid bij het uitvoeren van de investeringstaak in het geding komen, en anderzijds ook de neutrale uitvoering van de subsidieregelingen overeenkomstig de beginselen van behoorlijk bestuur. (zie noot 12) Daarbij dient te worden bedacht dat FMO naast de Staat verschillende niet tot de overheid behorende partijen als aandeelhouder heeft (te weten commerciële banken, bepaalde vakbonden en andere private investeerders) wier belangen met die van de overheid in een Invest International constructie niet op voorhand parallel lopen.De investeringstaak en de regelingentaak worden daarom ondergebracht in twee afzonderlijke dochterondernemingen. De aansturing van die dochterondernemingen vindt vervolgens weer op verschillende wijzen plaats. De toelichting stelt dat de sturing (en verantwoording) door de Staat niet via het aandeelhouderschap verloopt, maar via het wettelijk kader, en verder wordt gewezen op de gebruikelijke rolverdeling tussen aandeelhouders en het bestuur van de vennootschap. Er wordt een bijzondere sturing door de minister voor BHOS op de regelingentaak geïntroduceerd, en er wordt verwezen naar artikel 9 van het voorstel dat nadere regelgeving mogelijk maakt ten aanzien van de uitoefening van taken. (zie noot 13)De Afdeling mist een uitleg over hoe een en ander samenhangt, wat dit betekent voor de verschillende verantwoordelijkheden van de onderscheiden ministers en voor de verantwoording door het bestuur aan hen, als aandeelhouder respectievelijk beleidsverantwoordelijke, en vervolgens hoe dit zich verhoudt tot sturing door en verantwoording aan de andere aandeelhouder (FMO) en wat zulks vervolgens voor de verschillende aandeelhouders van FMO kan betekenen.Het voorgaande roept de vraag op of het niet veel eenvoudiger was geweest om met de relevante organisaties, zoals FMO, een samenwerkingsprotocol vast te stellen zoals dat ook is gebeurd ten aanzien van bijvoorbeeld Atradius DSB. De formele juridische vormgeving van de samenwerking kan vervolgens praktisch worden ingevuld door de meest relevante onderdelen van de verschillende organisaties zo efficiënt mogelijk te laten samenwerken. Verder zou het ook nuttig kunnen zijn als de activiteiten van NL Business van FMO worden overgenomen en worden voortgezet door Invest International. Die inbreng kan tegen een marktconforme vergoeding plaats vinden; daar hoeft niet per se een mede-aandeelhouderschap van FMO tegenover te staan. In de toelichting op het voorstel wordt daar niet op ingegaan. Bij de bespreking van de alternatieve mogelijkheden wordt enkel uitgelegd dat FMO en RVO de bestaande knelpunten bij export- en internationale financiering niet kunnen oplossen, vanwege de beperkte sector- en landenfocus en de beperkte financieringsmogelijkheden van deze instellingen. (zie noot 14)Regelingen- en ontwikkelingstaakIn het advies over Invest-NL is ook gewezen op de governance-vraagstukken die rijzen wanneer activiteiten van verschillende aard, met verschillende sturings- en verantwoordingsvoorwaarden, worden samengevoegd; in het bijzonder wees de Afdeling in dat verband op de investeringstaak en de regelingentaak in Invest-NL. (zie noot 15)Uit de voorbeelden in de toelichting blijkt op zichzelf het nut van samenwerking tussen FMO, de Staat en diverse andere organisaties, maar niet dat het per se noodzakelijk is om de regelingentaak en ontwikkelingstaak onder te brengen in dochterondernemingen van Invest International. (zie noot 16) Bij het voorbeeld van de Nederlandse MKB-onderneming in een opkomende markt wordt door Invest International een integrale oplossing geboden die bestaat uit zes verschillende elementen, zoals leningen, garanties, een ontwikkelbudget en export kredietverzekering. Hierbij wordt wat betreft de export kredietverzekering samengewerkt met Atradius DSB. Niet wordt besproken waarom in dit geval een dergelijke samenwerking niet ook mogelijk is voor het ontwikkelbudget van RVO. Bij het voorbeeld van het havenproject in Afrika wordt als voordeel van Invest International aangegeven dat door commerciële kredietverlening en subsidie van RVO via een "one stop shop" aan te bieden de onzekerheid en vertraging wordt beperkt. Niet wordt besproken waarom dit niet ook het geval kan zijn bij een nauwe samenwerking met RVO, zoals kennelijk ook mogelijk is bij de nauwe samenwerking met Atradius DSB bij het vorige voorbeeld.De Afdeling adviseert in de toelichting nader op beide voorgaande opmerkingen in te gaan, mede in het licht van de opmerkingen die de Afdeling in het vorige advies over Invest-NL maakte over de wijze van aansturing en de regelingentaak, en het voorstel wat betreft de vormgeving aan te passen.3. DoelomschrijvingArtikel 3 van het wetsvoorstel bepaalt dat Invest International tot doel heeft ondersteuning te bieden voor op het buitenland gerichte activiteiten van ondernemingen en internationale projecten die een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie, waaronder internationale projecten die voorzien in oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Invest International ontplooit haar activiteiten additioneel aan de markt, door middel van financiering en projectontwikkeling.De Afdeling merkt op dat deze doelomschrijving zeer ruim is en daardoor weinig onderscheidend vermogen heeft. Een bijdrage aan de Nederlandse economie wordt immers al snel geleverd indien er sprake is van een relatie met Nederlandse bedrijven. Dat de oplossing van wereldwijde vraagstukken daar ook onder moet worden begrepen draagt niet bij aan het onderscheidend vermogen van de doelomschrijving. Zoals de Afdeling eerder heeft opgemerkt over Invest-NL is de te sluiten aanvullende overeenkomst geen geschikt instrument om tot een nadere afbakening te komen. (zie noot 17) Bij Invest-NL heeft het kabinet vervolgens zijn voorstel ook aangepast en is een nadere afbakening van de doelomschrijving aangebracht, naast de ruimte die is gelaten om in een aanvullende overeenkomst de terreinen aan te wijzen waarop Invest-NL zich zal gaan concentreren. (zie noot 18)Niet gemotiveerd is waarom in het geval van Invest-International geen duidelijke beperking is aangebracht. De doelomschrijving "de rest van de wereld" is nog minder onderscheidend dan "Nederland".De Afdeling adviseert in het voorstel zelf tot een nadere afbakening te komen van de doelomschrijving, en het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.4. Additionaliteit en normrendementIn de gekozen opzet treedt Invest International ingevolge het principe van additionaliteit alleen op daar waar in de markt de financiering van initiatieven gericht op maatschappelijke transitieprocessen niet of onvoldoende van de grond komt. Dit maakt deze financieringsactiviteiten al snel risicovol. Tegelijkertijd is blijkens de toelichting het streven, uit oogpunt van het uitgavenkader en de EMU, dat de kapitaalstorting van 800 miljoen als financiële transactie wordt gekwalificeerd en niet als uitgave voor het bereiken van bepaalde beleidsdoelen. (zie noot 19) Daarbij hoort een bepaald normrendement. Het voorstel legt deze norm niet neer en geeft hierover ook overigens geen uitsluitsel of normstelling.Voor de ruimte die Invest International krijgt om effectief financiering in te zetten en additioneel aan de markt te zijn, is het evenwel van groot belang op welk niveau het normrendement wordt bepaald. Juist een beperkt negatief rendement zou goed kunnen passen bij de relatief grote risicos van de investeringen en de maatschappelijke doelstelling van Invest International. Dit zou inderdaad kunnen betekenen dat de kapitaalstorting niet als financiële transactie moet worden gezien, en dan onder het uitgavenkader valt en ten laste van het overheidssaldo (EMU-saldo) komt. Maar waarom dat in dit geval als een belangrijk nadeel geldt wordt niet gemotiveerd. Van belang is overigens nog wel hoe het risicomanagement binnen Invest International gestalte wordt gegeven.De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het voorgaande in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 10 juli 20202. Vormgeving, sturing en verantwoordelijkheden (governance)Eén loket voor verschillende takenDe Afdeling merkt op dat de (juridische) vormgeving en daarmee ook sturing, verantwoording en verantwoordelijkheden (governance) uitermate complex zijn.Omdat de opzet van Invest International sterk vergelijkbaar is met die van Invest-NL wordt door de Afdeling verwezen naar eerdere opmerkingen, uit het advies over de Machtigingswet oprichting Invest-NL, over de wijze van aansturing.Het kabinet onderkent dat de opzet van Invest International complex is. Deze complexiteit is echter het gevolg van het samenbrengen van reeds bestaande en nieuwe dienstverlening. Het is een uitdrukkelijk wens van het kabinet en van de gebruikers om de regelingen en de financieringsactiviteiten samen te brengen in een gespecialiseerde en op financiering gerichte financiële instelling. In de vormgeving hiervan zijn verschillende keuzes te maken. Hieronder zal nader worden toegelicht waarom het kabinet de gekozen opzet als beste optie beschouwt.Een belangrijke aanleiding voor de oprichting van deze nieuwe instelling is het samenbrengen van middelen en expertise in één organisatie met als doel het zo goed mogelijk bedienen van de Nederlandse onderneming die exporteert en investeert buiten Nederland, waarbij alle expertise als het gaat om het financieren en ontwikkelen van projecten in het buitenland is ondergebracht bij één gespecialiseerde partij. De gekozen opzet van Invest International zorgt voor een goede toegang en duidelijkheid voor het Nederlands bedrijfsleven: de organisatie biedt een one-stop-shop voor Nederlandse ondernemers die internationaal zaken willen doen. De organisatie zal direct contact onderhouden met andere financiers en een platformfunctie vervullen richting overige financieringspartijen, waardoor een onderneming niet zelf zijn weg hoeft te zoeken bij de bestaande financieringsopties. Ook zal Invest International een duidelijk aanspreekpunt bieden aan buitenlandse overheden die op zoek zijn naar financiering voor (publieke infrastructuur-)projecten. Daarnaast is sprake van synergie tussen financieringsinstrumenten; Invest International biedt een breed financieringsaanbod gericht op de hele range aan internationale activiteiten (projectontwikkeling, export-, investerings-, en projectfinanciering) voor zowel het MKB en grootbedrijf als voor buitenlandse overheden. De organisatie gaat werken met een projectontwikkelingstak, waardoor er een gezamenlijke projectenpijplijn wordt opgebouwd en die ertoe leidt dat activiteiten worden ontplooid die de markt vaak (nog) niet oppakt. Door het brede financieringsaanbod kan de organisatie gericht inspelen op de behoeften van de klant. Intern wordt gekeken naar de beste financieringsopties en mogelijke blending van verschillende instrumenten. De klant krijgt op deze wijze een maatwerk-financieringsoplossing aangeboden. Daarnaast kunnen klanten efficiënter worden bediend door bijv. de procedures voor de toetsing aan geldende IMVO-eisen en due diligence-regels te harmoniseren.Door het bundelen van de regelingen en de projectontwikkeling met het investeringskapitaal worden een groot aantal financiële professionals samengebracht met expertise op verschillende terreinen, waaronder export- en investeringsfinanciering, publieke projecten, IMVO, geografische regios, risicomanagement en portfoliobeheer, die nu werkzaam zijn bij verschillende instellingen. Door het samenbrengen van deze expertises zal er formele en informele uitwisseling van kennis, best practices, procedures e.d. plaatsvinden. Ook kan Invest International zich in de markt positioneren als interessante financiële partij en zo talent aantrekken.De uitvoering van de wettelijke taken wordt van elkaar gescheiden op een zodanige wijze dat de onafhankelijke beoordeling over het al dan niet toekennen van een subsidie of het verstrekken van een lening niet in het geding komt. Dit wordt uitgewerkt in de interne processen van Invest International. Er zijn voorbeelden waarbij verschillende taken ook binnen één onderneming zijn georganiseerd. Een voorbeeld is FMO, die zowel via de eigen balans als via de door haar uitgevoerde publieke programmas activiteiten ontplooit. Een ander voorbeeld hiervan is Atradius NV, die zowel een commerciële kredietverzekeraar is (Atradius NV) en daarnaast als staats-exportkredietverzekeraar (Atradius Dutch State Business NV; ADSB) functioneert.In de huidige situatie hebben de betrokken organisaties ieder een eigen doel, verantwoordelijkheid en werkwijze. Interne processen of interne eisen zijn vaak verschillend bij deze organisaties, wat voor praktische problemen in de samenwerking zorgt. De Raad van Bestuur (RvB) en de Raad van Commissarissen (RvC) krijgen de opdracht het doel en de strategie van Invest International zo goed mogelijk uit te voeren en synergie te creëren. Het gescheiden houden van de beslissingsbevoegdheid van de verschillende taken is bedoeld om onafhankelijke besluitvorming te waarborgen en kruissubsidiëring te voorkomen, en staat hier los van. Een dergelijke constructie is niet ongebruikelijk bij financiële instellingen. Zo is binnen FMO de beslissingsbevoegdheid voor de debt en equity portefeuilles gescheiden. Een ander voorbeeld bestaat bij grootbanken waarbij de fusie en overname begeleiders gescheiden zijn van het onderdeel waar leningen worden uitgegeven.Door diensten onder één dak te brengen, onder eindverantwoordelijkheid van één RvB (met in achtneming van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de regelingen), komt een integraal aanbod van op export en buitenlandse investeringen gerichte financieringsinstrumenten beschikbaar dat voor de ontvanger aantrekkelijker is dan in het door de Afdeling voorgestelde alternatief, dat er met verschillende organisaties op basis van samenwerkingsprotocollen en overeenkomsten gewerkt zou worden.Aansturing en verantwoordingDe Afdeling wijst specifiek op de extra complexiteit die het integreren van de regelingentaak in de nieuwe instelling en het aandeelhouderschap van FMO met zich brengen. Met betrekking tot het eerste punt vraagt de Afdeling om een toelichting op de samenhang tussen de aansturing op de investerings- en regelingentaak, de verschillende verantwoordelijkheden van de onderscheiden ministers en de verantwoording van het bestuur aan hen.Voor het algehele functioneren van Invest International in financiële en bedrijfsmatige zin is de Minister van Financiën in de rol van aandeelhouder namens de Staat eerstverantwoordelijke. De Minister van Financiën legt vervolgens in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen verantwoording af over de invulling van het aandeelhouderschap van Invest International (en andere staatsdeelnemingen waaronder FMO). De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) draagt de politieke en beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid voor de beleidsterreinen waarop Invest International actief is. De Raad van Bestuur (RvB) van Invest International, belast met het dagelijks bestuur van de onderneming, is verantwoordelijk voor het opstellen en ten uitvoer brengen van een overkoepelende meerjarige strategie. In de strategie van de onderneming zal het geïntegreerde aanbod (i.e. de bundeling van regelingen, investeringskapitaal en ontwikkeldiensten) worden uitgewerkt, in lijn met de één-loketgedachte. Over deze overkoepelende strategie legt het bestuur verantwoording af aan beide aandeelhouders.Overigens merkt de Afdeling op dat de toelichting stelt dat de sturing (en verantwoording) door de Staat niet via het aandeelhouderschap verloopt, maar via het wettelijk kader. Dit geldt alleen voor de ontwikkeltaak en de regelingentaak. Voor de ontwikkeltaak geldt dat de subsidievoorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn op subsidieverlening (paragraaf 4.2.8.5 van de Awb). Voor de regelingentaak geldt dat Invest International uitsluitend schenkingsprogrammas en subsidieregelingen uitvoert krachtens een door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) verleende volmacht respectievelijk mandaat. Anders dan voor de regelingentaak en ontwikkeltaak wordt de investeringstaak door Invest International uitgevoerd met behulp van eigen financiële middelen en verloopt de sturing en verantwoording door de Staat via het aandeelhouderschap.Om de governance en sturingsmogelijkheden van de beide bewindspersonen te verduidelijken is onderstaand overzicht opgesteld. Dit overzicht is ook toegevoegd aan de memorie van toelichting. De cijfers in het organogram corresponderen met de cijfers in de tabel eronder.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet maatregelen covid-19.

[Gepubliceerd: 2020-07-13] Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2020, no.2020001188, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening.

[Gepubliceerd: 2020-07-13] Bij Kabinetsmissive van 28 april 2020, no.2020000891, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt onder meer een nadere invulling van de wettelijke grondslagen voor gegevensverwerking door gemeenten in het kader van schuldhulpverlening. (zie noot 1) Zo regelt het besluit welke signalen een goede indicatie vormen voor de vroegsignalering van schulden, welke personen en instanties informatie aan de gemeenten verstrekken en aan wie het college onder voorwaarden gegevens verstrekt die noodzakelijk zijn voor hun rol bij de gemeentelijke schuldhulpverlening.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de bewaartermijn voor het verstrekken van gegevens over een schuldhulpverleningstraject door gemeenten aan derden. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van de toelichting.Het ontwerpbesluit regelt onder meer dat het college het gegeven dat de cliënt schuldhulpverlening ontvangt verstrekt aan de gerechtsdeurwaarders, verstrekkers van de signalen, schuldeisers, bewindvoerders en kredietverstrekkers. (zie noot 2) Het is van belang dat deurwaarders, schuldeisers, bewindvoerders en kredietverstrekkers op de hoogte zijn dat een persoon schuldhulpverlening ontvangt, aldus de toelichting. (zie noot 3) Het ontwerpbesluit regelt niet hoe lang deze partijen deze informatie mogen bewaren. Ook in de toelichting wordt geen duiding gegeven van een bewaartermijn, maar wordt slechts vermeld dat de betrokken organisaties hierover nadere afspraken kunnen maken. Aldus is het aan partijen overgelaten of zij hierover afspraken maken en zo ja, welke bewaartermijn zij daarin vastleggen.De Afdeling merkt op dat het verstrekken van het gegeven dat iemand schuldhulpverlening ontvangt door de gemeente aan een derde, voor betrokkenen ingrijpend is. De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) vereist dat de verwerking van persoonsgegevens beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt en ter zake dienend is. Dit brengt met zich dat de opslag van persoonsgegevens moet worden beperkt tot het strikte minimum. (zie noot 4) Voor betrokkenen die een traject van schuldhulpverlening succesvol hebben kunnen afronden, is het van groot belang om daarna daadwerkelijk met een schone lei te kunnen beginnen. Dit wordt bemoeilijkt als een eerder schuldhulpverleningstraject de betrokkene onnodig lang wordt nagedragen.Gelet hierop is een nadere duiding van de bewaartermijn in de toelichting aangewezen. De Afdeling adviseert daarbij in te gaan op wat elders wordt vermeld in de toelichting ten aanzien van hetgeen gebruikelijk is voor het Bureau Kredietregistratie (BKR) en het Centraal Insolventieregister. Het BKR registreert saneringskredieten en schuldregelingen tot vijf jaar na beëindiging van de schuld. In het Centraal Insolventieregister staan schuldsaneringen die de rechter op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen uitspreekt tot zes maanden na beëindiging.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.De vice-president van de Raad van StateVoetnoten(1) Artikel 8 Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, en artikel 3, eerste lid, onder b, zoals voorgesteld in de Wet tot Wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Kamerstukken I 2019/20, 35316, A.(2) Voorgesteld artikel 17, eerste lid.(3) Nota van toelichting, paragraaf 6.(4) Zie artikel 5, eerste lid, onder e, en r.o. 39, Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, PbEU 2016, L 119/1 (Algemene verordening gegevensbescherming).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit specifieke uitkering verbetering digitale dienstverlening.

[Gepubliceerd: 2020-07-10] Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2020, no.2020000938, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor de toekenning van een specifieke uitkering aan gemeenten en provincies ten behoeve van innovatie in de digitale dienstverlening (Tijdelijk besluit specifieke uitkering verbetering digitale dienstverlening), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met de bescherming van winkeliers.

[Gepubliceerd: 2020-07-09] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met de bescherming van winkeliers tegen eenzijdige wijzigingen van openingstijden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verandering koppeling AOW-leeftijd.

[Gepubliceerd: 2020-07-08] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000609, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de verandering van de koppeling van de AOW- en pensioenrichtleeftijd aan de stijging van de levensverwachting (Wet verandering koppeling AOW-leeftijd), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in een aanpassing van de Algemene Ouderdomswet (AOW), ter uitvoering van de afspraken die het kabinet met sociale partners in het op 5 juni 2019 gesloten Pensioenakkoord heeft gemaakt. Daardoor stijgt de AOW-leeftijd vanaf 2025 niet één op één mee met de ontwikkeling van de (resterende) levensverwachting, maar met 2/3 van een jaar stijging van de levensverwachting. Daarmee ontstaat naar het oordeel van het kabinet een meer evenwichtige verhouding tussen de winst in levensverwachting en de leeftijd waarop het recht op ouderdomspensioen op grond van de AOW ontstaat. Het wetsvoorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State als zodanig geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wel merkt zij bij het voorstel het volgende op.Uit de toelichting blijkt dat het voorstel een aanzienlijk en structureel beslag legt op de overheidsfinanciën. (zie noot 1) Ook wordt gewezen op nieuwe cijfers van het Centraal Planbureau. Daaruit komt een gunstige ontwikkeling van het houdbaarheidssaldo door een hogere verwachte arbeidsparticipatie naar voren. Gelet hierop acht de regering het verantwoord om de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting te matigen. Dat versterkt het draagvlak voor de noodzakelijke koppeling van de AOW- en pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting en leidt tot een meer evenwichtige balans tussen werk en pensioen.De Afdeling merkt op dat thans onduidelijk is wat de gevolgen zullen zijn van de corona-crisis voor de overheidsfinanciën, alsook voor het stelsel van aanvullende pensioenen. Er moet rekening mee worden gehouden dat die gevolgen ook op de langere termijn groot zijn en dat de uitvoering van het Pensioenakkoord hierdoor diep kan worden geraakt. (zie noot 2) Tegen de achtergrond van de huidige crisis is het volgens de Afdeling thans dan ook niet goed in te schatten of de gevolgen van het voorliggende voorstel op verantwoorde wijze te dragen zullen zijn.De Afdeling adviseert daarom pas op de plaats te maken met het voorstel totdat hierover meer duidelijkheid bestaat.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 6 juli 2020De coronapandemie heeft grote gevolgen voor de mondiale economie en ook in Nederland zijn de economische gevolgen merkbaar. In veel sectoren is de economische activiteit tot stilstand gekomen of vertraagd als gevolg van de contactbeperkende maatregelen. Ook de gevolgen van de coronacrisis voor de overheidsfinanciën zijn groot. Het kabinet neemt maatregelen om de gevolgen van de recessie voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk te beperken. In maart heeft het kabinet een eerste noodpakket gepresenteerd om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk mensen hun baan behouden en dat bedrijven de crisis doorstaan. Met een tweede pakket zijn deze maatregelen verlengd. Deze maatregelen zijn noodzakelijk, maar de kosten ervan zijn hoog. Tegelijkertijd leidt de afgenomen economische activiteit tot een afname van de belasting- en premie-inkomsten en een toename aan conjunctuurgevoelige uitgaven, zoals bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen. De overheidsschuld loopt hierdoor op korte termijn sterk op. De ruimte om de schuld op te laten lopen is er, omdat de schuld in de jaren dat het economisch voor de wind ging, gestaag is afgebouwd.De precieze impact op de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën zal afhangen van de snelheid waarmee het coronavirus onder controle komt in binnen- en buitenland, hetgeen op dit moment niet met zekerheid te voorspellen is. Voor de korte termijn (2020 en 2021) heeft het CPB verschillende scenarios uitgewerkt om de mogelijke gevolgen in kaart te brengen van het coronavirus voor de economie en voor de overheidsfinanciën (zie noot 3). De scenarios verschillen in de duur en de diepte van de economische crisis. In het basisscenario krimpt de economie in 2020 met 6%, gevolgd door een herstel van 3% in 2021. De uitgaven aan noodpakketten en de teruglopende inkomsten leiden, gepaard met een lagere economische groei, in dit scenario tot een begrotingstekort van 8% van het bbp in 2020 en 5% in 2021. De overheidsschuld loopt in het scenario op van 49% van het bbp eind 2019 naar 62% van het bbp eind 2021. In de scenarios met een zwak herstel van de economie of een tweede golf komt de EMU-schuld eind 2021 uit op 76% van het bbp. Volgens het CPB blijft de schuld hiermee op ruime afstand van niveaus die in de literatuur als risicovol worden aangemerkt. In hoeverre de huidige gezondheidscrisis gevolgen heeft voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, is niet in de CBP-scenarios meegenomen. Op Prinsjesdag publiceert het CPB een nieuwe middenlangetermijnraming. Deze raming zal ook een eerste inschatting zal geven van de gevolgen van de crisis voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.De gevolgen van de coronacrisis voor het stelsel van aanvullende pensioenen zijn nog niet duidelijk. Pensioen is in beginsel de resultante van premie en rendement, en met name de gevolgen van de crisis op het rendement is ongewis. Na de enorme daling op de internationale financiële markten in maart 2020, lijkt een voorzichtig herstel ingezet. De volatiliteit in de markt geeft geen aanleiding om voorafgaand aan het gebruikelijke toetsmoment op 31 december van een jaar maatregelen te nemen.De noodzaak van het hervormen van het arbeidsvoorwaardelijk pensioen blijft ook na de coronacrisis onverminderd van belang om een goede oudedagsvoorziening te bieden voor huidige en toekomstige generaties ouderen. Op 19 juni 2020 heeft het kabinet de uitwerking van de pensioenafspraken uit het pensioenakkoord in de hoofdlijnennotitie aan het parlement gestuurd.Om zekerheid te bieden aan burgers en bedrijven in deze onzekere tijd, houdt het kabinet zo veel mogelijk koers. Koers houden betekent dat voorgenomen beleid zo veel mogelijk wordt uitgevoerd en dat gemaakte afspraken worden nagekomen.Met het indienen van het wetsvoorstel, komt het kabinet ook de afspraak na die op 5 juni 2019 is gemaakt met sociale partners in het Pensioenakkoord. Een onderdeel van het akkoord, is dat de stijging van de AOW-leeftijd wordt gematigd.Zoals in het wetsvoorstel toegelicht, is de aanpassing van de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting van belang om het draagvlak voor het publieke pensioenstelstel te behouden. Met de een-op-een koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting zoals deze in de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is opgenomen, wordt elk extra jaar aan levensverwachting volledig vertaald in een hogere AOW-leeftijd. De winst aan levensverwachting wordt volledig omgezet in een verlenging van de arbeidsloopbaan. Uit de maatschappelijke discussie komt naar voren dat dit niet als eerlijk wordt ervaren en dat een deel van de levenswinst zich ook zou moeten vertalen in een langere pensioenperiode. Het kabinet erkent het gevoel dat werkenden ervaren en wil met een vertraagde koppeling hieraan tegemoetkomen. Met deze gedeeltelijke koppeling streeft het kabinet naar een evenwichtige verhouding tussen de duur van het werkzame leven en de duur van het pensioen voor huidige en toekomstige generaties, waarvoor meer draagvlak lijkt te bestaan.Door het wetvoorstel nu reeds in te dienen kan worden bewerkstelligd dat burgers die de komende jaren de AOW-leeftijd zullen bereiken, tijdig zekerheid wordt verschaft over de ingangsdatum van hun AOW-uitkering. Die zekerheid is van belang, zodat burgers zich tijdig kunnen voorbereiden op hun pensionering. De beoogde wetswijziging biedt die mensen duidelijkheid en zekerheid. Dit is mede van belang omdat mensen zelf hun pensioendatum kunnen kiezen voor het arbeidsvoorwaardelijke pensioen en dat die pensioendatum niet standaard de AOW-datum is. In wetgeving is geregeld dat reeds ingegane pensioenen kunnen worden aangepast indien de AOW-datum onverwacht op een ander moment valt dan verwacht op het moment dat het pensioen is ingegaan. Het is zeer wenselijk dat een dergelijke onverwachte aanpassing van de AOW-datum zich bij zo min mogelijk mensen voordoet.Ook voor de in het pensioenakkoord afgesproken drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU), te introduceren per 1 januari 2021, is duidelijkheid over de AOW-datum van belang. Deze maatregel biedt ruimte voor vervroegde uittreding in de 36 maanden voor AOW-datum. Om sociale partners voldoende gelegenheid te geven tijdig afspraken te kunnen maken in arbeidsvoorwaardelijke regelingen dient er duidelijkheid te zijn over de AOW-datum.Ten slotte wil ik ook kort ingaan op de gevolgen van de coronapandemie voor de ontwikkeling van de levensverwachting op de lange termijn. In het wetsvoorstel blijft de methodiek gehandhaafd dat de stijging van de AOW-leeftijd gekoppeld is aan de ontwikkeling van de levensverwachting, zoals deze wordt geraamd door het CBS. Helaas zijn er in de eerste maanden van dit jaar meer overledenen te betreuren geweest dan in normale jaren het geval zou zijn geweest (zie noot 4). Het is nog onbekend wat de exacte gevolgen zijn van de hogere sterfte als gevolg van de coronapandemie op de levensverwachting. Opgemerkt moet worden dat de huidige gezondheidscrisis een uitzonderlijke situatie is, en dat een eenmalige gebeurtenis wellicht meerjarige maar geen structurele gevolgen hoeft te hebben voor de ontwikkeling van de levensverwachting op de lange termijn. Door de koppelingssystematiek volgt de AOW-leeftijd de meest recente inzichten omtrent de ontwikkeling van de levensverwachting.De memorie van toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling advisering van de Raad van State op verschillende plaatsen aangevuld met de hierboven genoemde teksten.Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidVoetnoten(1) Toelichting, paragraaf 2. Daarin wordt vermeld dat het voorstel leidt tot een verslechtering van het houdbaarheidssaldo met 0,3% BBP.(2) Zie in dit verband Centraal Planbureau, Scenarios economische gevolgen coronacrisis, 26 maart 2020.(3) Juniraming 2020, CPB, juni 2020(4) https://cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/70895ned
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Gemeentewet in verband met de differentiatie van parkeertarieven.

[Gepubliceerd: 2020-07-08] Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2019, no.2019001322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met differentiatie van parkeertarieven naar uitlaatemissies van een voertuig, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit SUWI in verband met de versterking van de werkgeversdienstverlening.

[Gepubliceerd: 2020-07-07] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002695, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de regeling van samenwerking, regie en de werkgeversdienstverlening in arbeidsmarktregios ten behoeve van de uitvoering van de arbeidstoeleidingstaak van UWV en de colleges van B&W en het matchen van werkzoekenden en werkgevers, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit beoogt de samenwerking tussen UWV en gemeenten in de arbeidsmarktregio te verduidelijken. Daartoe wordt een aantal maatregelen voorgesteld.De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat de gemeenten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV), aangeven dat het UWV meer (manoeuvreer)ruimte nodig heeft van de Minister van SZW om de samenwerking tussen het UWV en de gemeenten in de arbeidsmarktregio te laten slagen. Het betreft hier de twee partijen die het besluit moeten uitvoeren. De Afdeling adviseert het besluit aan te passen door daarin op te nemen op welke wijze de (manoeuvreer)ruimte van het UWV wordt vergroot.1. Inhoud van het ontwerpbesluitIngevolge artikel 10 wet SUWI dienen UWV en gemeenten met elkaar samen te werken bij de dienstverlening aan werkgevers en het verrichten van andere taken in de arbeidsmarktregios. Het gaat daarbij om de verantwoordelijkheid van UWV en gemeenten ter zake van de arbeidsbemiddeling van personen in het kader van verschillende regelingen die deze instanties uitvoeren. (zie noot 1) Daarbij werken zij ook samen met werknemers- en werkgeversorganisaties.Om tot een duidelijker aanpak in de arbeidsmarktregios te komen voorziet het ontwerpbesluit in een aantal maatregelen. De arbeidsmarktregios worden voortaan jaarlijks door het UWV vastgesteld. Bij ministeriële regeling wordt voor elke arbeidsmarktregio een centrumgemeente vastgesteld. Een centrumgemeente is verantwoordelijk voor de regie op de regionale samenwerking en het beheer van de daarmee gemoeid zijnde financiële middelen. Voorts dient per arbeidsmarktregio één gezamenlijk aanspreekpunt te worden ingericht voor de dienstverlening aan werkgevers. Daarbij treedt de centrumgemeente als regievoerder op.2. Ruimte van UWV als voorwaarde voor effectieve samenwerkingUit de toelichting maakt de Afdeling op dat bij zowel UWV als bij gemeenten (VNG) zorgen bestaan over de vraag of UWV over voldoende (manoeuvreer)ruimte beschikt om in de afzonderlijke arbeidsmarktregios tot adequate samenwerking met de betrokken gemeenten te komen. Ook is het de vraag of daarbij voldoende rekening kan worden gehouden met alle differentiatie aan uitvoeringsvormen die daar zijn ontstaan. Door de VNG is daarbij aan de orde gesteld dat het ontwerpbesluit uit lijkt te gaan van "een blauwdruk" die onvoldoende recht doet aan onderscheiden organisatievormen, bestaande werkverbanden en differentiatie in de uitvoering die de praktijk te zien geeft. (zie noot 2)Zo kan bij de werkgeversdienstverlening in de arbeidsmarktregios op verschillende gebieden spanning ontstaan tussen de wens van landelijk uniform beleid en regionaal maatwerk. Daarbij merkt de Afdeling op dat het UWV zich de afgelopen jaren steeds meer is gaan toeleggen op e-coaching/online begeleiding. Daarbij heeft het UWV te maken met landelijk bepaalde regionale targets. Gemeenten zijn minder gericht op uniformiteit en digitale dienstverlening. Zij leggen zich sinds de decentralisatie juist toe op persoonlijke kennis en context van de betrokken huishoudens en op relaties met werkgevers in de lokale gemeenschap.Zoals ook blijkt uit het rapport van de Inspectie SZW hebben de eerder doorgevoerde bezuinigingen bij UWV Werkbedrijf de regionale samenwerking tussen gemeenten en UWV onbedoeld geschaad. (zie noot 3) Dat rapport vormt in belangrijke mate de grondslag voor het voorliggende ontwerpbesluit. Ook wordt er in dat rapport op gewezen dat gemeenten en UWV elke hun eigen aansturingsstructuur, doelgroepen en doelstellingen hebben.Een ander onderzoek in opdracht van het ministerie van SZW concludeerde in 2015 dat bestuurlijke verschillen tussen UWV en gemeenten een belemmering vormen voor samenwerking. Tussen UWV en gemeenten is sprake van concurrentie bij de plaatsing van uitkeringsgerechtigden. Beide partijen hebben belang bij de uitstroom van de eigen populatie, waarbij WW-gerechtigden relatief meer kans hebben op werk dan bijstandsgerechtigden. Tevens belemmert het verschil in aansturing effectieve samenwerking. Het UWV wordt landelijk aangestuurd, hetgeen een flexibele opstelling in de afzonderlijke regios belemmert. Aan de andere zijde van het spectrum bevinden zich de gemeenten, die sterk gehecht zijn aan hun lokale autonomie. (zie noot 4)Uit recent onderzoek naar ervaringen van gemeenten met de Participatiewet blijkt dat het verder uniformeren van de dienstverlening aan werkgevers op grenzen lijkt te stuiten. Die grenzen hebben te maken met de verschillende systemen van waaruit UWV en gemeenten werken. Regiomanagers van het UWV ervaren een structurele belemmering in de verschillende opdrachten die UWV en gemeenten hebben. Daarbij hebben gemeenten beleidsvrijheid in de instrumenten die zij werkgevers ter beschikking stellen, terwijl het UWV deze vrijheid mist. (zie noot 5)De toelichting vermeldt in reactie op deze zorgen dat het besluit de bestaande differentiatie aan uitvoeringsmodaliteiten en de bestaande bestuurlijke verhoudingen in stand laat. Verder wordt volstaan met de opmerking dat er voldoende ruimte voor het UWV blijft. (zie noot 6) Wat betreft de wens van het UWV om regionaal meer financiële en personele regelmogelijkheden te krijgen van het ministerie van SZW, stelt de toelichting dat dit aspect in het ontwerpbesluit niet wordt geregeld en daarom separaat zal worden besproken. (zie noot 7De Afdeling merkt op dat de (manoeuvreer)ruimte in de verhoudingen tussen UWV en gemeenten een wezenlijk aandachtspunt is voor het slagen van de met het ontwerpbesluit beoogde verbeterde samenwerking. De verschillende bestuurlijke kaders vormen daarbij een spanningsveld. Het UWV is een centraal bestuurd zbo, terwijl tegelijkertijd sprake is van een diversiteit aan gemeenten die op grond van hun beleidsvrijheid elk hun eigen accenten leggen.Om de samenwerking te kunnen laten slagen is inzet van mensen en middelen en voldoende flexibiliteit van alle betrokken partijen noodzakelijk. Dat geldt temeer nu het ontwerpbesluit leidt tot een strakkere regie in die samenwerking. Ook dan zal er binnen de arbeidsmarktregios voldoende ruimte moeten blijven om met ieders rol en belangen rekening te kunnen houden. Dat is van belang om de betrokken volksvertegenwoordigingen op lokaal en nationaal niveau in de gelegenheid te stellen ieder hun eigen verantwoordelijkheden te dragen, met inbegrip van die op het budgettaire vlak.De Afdeling merkt op dat voor het slagen van de samenwerking in de arbeidsmarktregios en de regelmogelijkheden van het UWV voldoende (manoeuvreer)ruimte van belang is. De twee partijen die het besluit moeten uitvoeren (gemeenten en UWV) geven er blijk van die ruimte thans onvoldoende te achten. Gelet daarop kan in de toelichting niet worden volstaan met een opmerking dat er voldoende ruimte blijft voor het UWV en de bespreking daarover wordt verschoven naar een separaat traject.De Afdeling adviseert het besluit aan te passen door daarin op te nemen op welke wijze de (manoeuvreer)ruimte van het UWV wordt vergroot.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het ontwerpbesluit en adviseert dit besluit niet te nemen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 29 juni 20201. InleidingGoede werkgeversdienstverlening die aansluit op de werkzoekenden dienstverlening van iedere gemeente en van het UWV en die ook aansluit op scholing, vraagt om bereidheid van de gemeenten en het UWV om dit op het niveau van de arbeidsmarktregio gezamenlijk te organiseren én dit waar relevant te verbinden met activiteiten van andere partners in de regio. De arbeidsmarktregio is het niveau waarop de matches op de arbeidsmarkt voor de doelgroepen van het UWV en de gemeenten veelal plaatsvinden en het niveau waarop veel werkgevers bediend willen worden. In het besluit wordt de al bestaande wettelijke verplichte samenwerking bij de werkgeversdienstverlening verduidelijkt en wordt de bestaande praktijk van de regierol van de centrumgemeente op de samenwerking in de arbeidsmarktregio geformaliseerd. Aangesloten wordt bij de indeling van de arbeidsmarktregios zoals die al jaarlijks werden en worden vastgesteld door UWV.2. Ruimte van UWV als voorwaarde voor effectieve samenwerkingNa ontvangst van het advies is gesproken met het UWV en de VNG ter verduidelijking van hetgeen de Afdeling opmerkt. Gezamenlijk is gekomen tot een onderverdeling in drie aspecten van de manoeuvreerruimte die hierna afzonderlijk worden beantwoord. Als eerste is er sprake van een eigen aansturing, doelgroep en opdracht bij het UWV en bij de gemeenten. Dit kan spanning opleveren bij de samenwerking op de schaal van de arbeidsmarktregio. Ten tweede zijn er vragen over de regelruimte bij het UWV om, binnen de landelijke aansturing door het ministerie van SZW, deel te nemen aan regionale samenwerking en ten derde spelen de beperkingen bij het UWV ten aanzien van de harmonisatie van instrumenten met de verschillende gemeenten. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit aangevuld met paragraaf 6 over ruimte voor de samenwerking tussen partijen in de regio.Landelijke versus lokale aansturing en de beweging naar samenwerking in de arbeidsmarktregio.De Afdeling constateert dat uit onderzoek blijkt dat bestuurlijke verschillen tussen het UWV en de gemeenten een belemmering vormen voor samenwerking. (zie noot 8) De Afdeling brengt naar voren dat er ruimte moet zijn voor differentiatie gezien de verschillen in de aansturing tussen het UWV en de gemeenten. De Afdeling merkt tevens op dat het UWV zich de afgelopen jaren steeds meer is gaan toeleggen op e-coaching/online begeleiding. Daarbij heeft het UWV te maken met landelijk bepaalde regionale targets. Gemeenten zijn minder gericht op uniformiteit- en digitale dienstverlening. Zij leggen zich sinds de decentralisatie juist toe op persoonlijke kennis en context van de betrokken huishoudens en op relaties met werkgevers in de lokale gemeenschap.Ik begrijp het punt van de Afdeling dat nauwere samenwerking spanning kan opleveren, omdat het UWV een landelijk gestuurde organisatie is en de gemeenten lokaal worden aangestuurd. Voor de nauwere samenwerking bij de werkgeversdienstverlening zoals beoogd in dit besluit is het nodig dat de gemeenten van lokaal naar regionaal kunnen bewegen en het UWV van landelijk naar regionaal. Dit betekent dat beide partijen naast voldoende ruimte om samen te werken in de arbeidsmarktregio ook voldoende ruimte nodig hebben om vanuit hun rol de eigen opgaven te realiseren.Het besluit laat ruimte voor differentiatie aan uitvoeringsmodaliteiten en bestuurlijke verhoudingen tussen de regios. In het Besluit SUWI is in artikel 2.5 opgenomen wat in elk geval in elk werkgeversservicepunt onder de dienstverlening valt (het wat). Daarnaast maken het UWV en de gemeenten op grond van artikel 2.6 in de regio afspraken over de wijze waarop (het hoe). De verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze afspraken blijft bij de partijen in de regio. Daarmee wordt geborgd dat het UWV en de gemeenten voldoende ruimte houden om binnen de gestelde beperkingen hun eigen uitvoeringsvormen te kunnen hanteren.Tegelijkertijd biedt het opereren op verschillende niveaus (lokaal / regionaal / landelijk) ook kansen voor alle partijen in de arbeidsmarktregio om elkaar in een goede uitvoering van de dienstverlening te versterken en te ondersteunen. Het gedecentraliseerde beleid van de gemeenten heeft als voordeel dat de uitvoering meer ruimte heeft voor lokaal maatwerk en aansluiting op de dienstverlening in het sociaal domein zoals (schuld)hulpverlening. Het UWV draagt bij door middel van deskundigheid op het gebied van de arbeidsmarkt en brede contacten met werkgevers. Partijen vullen elkaar hiermee goed aan. Daarbij zij opgemerkt dat het UWV sinds 2016 - naast e-coaching en online begeleiding - de persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden sterk heeft geïntensiveerd en het kabinet in het huidige regeerakkoord daar bovenop extra middelen hiervoor heeft vrijgemaakt.De Afdeling wijst erop dat er tussen het UWV en de gemeenten sprake kan zijn van concurrentie bij de plaatsing van uitkeringsgerechtigden. Beide partijen hebben belang bij de uitstroom van de eigen populatie, waarbij WW-gerechtigden relatief meer kans hebben op werk dan bijstandsgerechtigden.Het is efficiënter en effectiever om niet te concurreren, maar in plaats daarvan gezamenlijk werkgevers te benaderen om zo werkgevers een goede match, ongeacht uit welke populatie aan te kunnen bieden.Zoals ik heb aangegeven in mijn reactie op de eindevaluatie van de Participatie wet bij Kamerbrief van 20 november 2019, is samenwerking op het regionaal niveau nodig voor goede werkgeversdienstverlening (Kamerstukken II 2019/20, 34352, nr. 187). Het realiseren van een hoogwaardige dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers is een gezamenlijke opgave van alle betrokken partijen. De gezamenlijke opgave op een doelmatige wijze uitvoeren betekent betrokkenheid bij elkaar. Het uitgangspunt van de gezamenlijke organisatie in het besluit is onderlinge betrokkenheid. Partijen zijn met elkaar in gesprek en leggen jaarlijks vast hoe zij werken in een uitvoeringsplan. Het uitvoeringsplan garandeert ook een uitvoering die gedragen wordt door de verantwoordelijke besturen. Om onderlinge concurrentie tussen uitvoerders te voorkomen leggen de gemeenten en het UWV voortaan de te behalen resultaten in de arbeidsmarktregio met betrekking tot de dienstverlening aan werkgevers in het werkgeversservicepunt vast. Daarnaast maken de gemeenten en het UWV afspraken over hoe vacatures en gegevens van werkzoekenden beschikbaar worden gemaakt, zodat er meer inzicht ontstaat in de profielen van de werkzoekenden van het UWV en de gemeenten.2. Regelruimte bij het UWVGemeenten ervaren te weinig ruimte bij het UWV om mee te kunnen doen aan regionale initiatieven en netwerken. Zij wijten dat aan de wettelijke taak die het UWV vanuit het ministerie van SZW gekregen heeft en de daardoor beperkte beschikbare financiële en personele regelruimte bij het UWV voor samenwerking in de regio.Het UWV heeft aangegeven dat het ernaar streeft zijn regionale aanwezigheid te vergroten. Onder andere door inzet van de regionale arbeidsdeskundigen en regionale beleidsadviseurs. Samen met het UWV is geconstateerd dat het UWV, binnen de met het ministerie van SZW afgesproken kaders van het budget bemiddelingsdienstverlening, voldoende keuzeruimte heeft om het budget bemiddelingsdienstverlening op landelijke of regionale schaal in te zetten. De regionale samenwerking is een wettelijke taak van het UWV en kan daarom gefinancierd worden uit dit budget. Daarmee heeft het UWV voldoende vrijheid binnen de regels van het budget bemiddelingsdienstverlening om de in het besluit beoogde verbeterde samenwerking uit te voeren.3. Harmonisatie van instrumentenHet derde aspect betreft het verschil tussen de gemeenten en het UWV in de beleidsvrijheid in de instrumenten die zij aan werkgevers ter beschikking stellen. De Afdeling wijst op onderzoek waaruit blijkt dat de samenwerking wordt belemmerd omdat het UWV met de landelijke beschikbare instrumenten en voorzieningen minder kan meebewegen met gemeentelijke of regionale ontwikkelingen.Op dit punt is ingegaan in het onderdeel harmoniseren in paragraaf 3 van de toelichting bij het besluit. Vanuit de behoefte van werkgevers is het wenselijk om verdere stappen te zetten op het vlak van harmonisatie en eenduidige inzet van instrumenten tussen de gemeenten onderling en tussen de gemeenten en het UWV. Er is een onderscheid tussen landelijk harmoniseren en binnen de regio harmoniseren.Als onderdeel van het Breed Offensief wordt aan de harmonisering op landelijk niveau gewerkt (Kamerstukken II 2018/19, 34352, nr. 163). De VNG en Divosa zullen ten behoeve van de gemeenten een model of handreiking opstellen ter uitvoering van de onderwerpen en themas die in het concept-wetsontwerp Breed Offensief zijn opgenomen, waaronder de persoonlijke ondersteuning. Het UWV geeft aan als uitgangspunt te streven naar harmonisatie van de inzet van voorzieningen en instrumenten tussen het UWV en de gemeenten. Indien uit de modelverordening van de VNG en Divosa aanknopingspunten naar voren komen voor harmonisatie met de instrumenten van het UWV kunnen deze worden bezien. De instrumenten - zoals jobcoaching - van het UWV zijn landelijk bepaald en het is niet wenselijk vanuit het oogpunt van werkgevers, die juist meer standaardisatie willen, dat het UWV deze moet kunnen differentiëren naar 35 regios. Voor het slagen van de met dit besluit beoogde samenwerking is dit ook niet nodig.Het besluit stelt harmonisatie in de regio niet verplicht, het verplicht de regios alleen om aan werkgevers informatie en advies bieden over de in de regio beschikbare instrumenten en voorzieningen van de gemeenten en het UWV. Wel acht ik, naast de voorgenomen harmonisering op landelijk niveau, ook harmonisatie op het niveau van de arbeidsmarktregios van belang. De verwachting is dat door verder inzicht in het aanbod en de verschillen hierin, er in de praktijk een beweging zal ontstaan tot verdere harmonisatie tussen de gemeenten onderling.4. ConclusieIk dank de Afdeling voor het uitgebrachte advies en heb, zoals hierboven beschreven, de nota van toelichting aangevuld met een paragraaf die ingaat op de ruimte voor samenwerking in de regio.Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een technische omissie te herstellen in artikel 2.5, eerste lid, door het opnemen van de colleges van burgemeester en wethouders en het UWV in plaats van een verwijzing naar de bestuursorganen. En in artikel 2.6, derde lid, is in lijn met de bedoeling en de toelichting opgenomen dat de colleges van burgemeester en wethouders in de arbeidsmarktregio en het UWV jaarlijks één gezamenlijk uitvoeringsplan vaststellen.Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Staatssecretaris van Sociale Zaken en WerkgelegenheidVoetnoten(1) Zoals de Werkloosheidswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (UWV) en de Participatiewet (gemeenten).(2) Bestuurlijke reactie VNG inzake concept-AMvB SUWI, 4 november 2019 (https://vng.nl/sites/default/files/2019-11/reactie_amvb_suwi.pdf). Zie ook toelichting p. 12.(3) Inspectie SZW, Werk aan de uitvoering, Programmarapportage, oktober 2016, p. 15.(4) Sax, M. en P. Donker van Heel, 2015. De uitgestoken hand. Evaluatie van de samenwerking van UWV en gemeenten op het gebied van werk en inkomen 2012-2014. Zoetermeer, Panteia, p. 7.(5) Cuelenaere, B., E. van den Brink en J. Leenen, 2019. Ervaringen van gemeenten met Participatiewet. Rapportage derde meting. Tilburg, CentERdata, p.5.(6) Nota van toelichting, p. 12.(7) Nota van toelichting, p. 12.(8) Sax, M. en P. Donker van Heel, 2015. De uitgestoken hand. Evaluatie van de samenwerking van UWV en gemeenten op het gebied van werk en inkomen 2012-2014. Zoetermeer, Panteia, p. 7.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Heerhugowaard (onteigeningsplan Reconstructie MiddenwegZuid).

[Gepubliceerd: 2020-07-07] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 8 april 2020, no.RWS-2020/19585, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Heerhugowaard krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Reconstructie MiddenwegZuid).De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 11 juni 2020Het bestemmingsplan voorziet in de reconstructie van een gedeelte van de Middenweg te Heerhugowaard, te weten een gedeelte globaal gelegen ter hoogte van de woningen Middenweg 2/2a. De reconstructie is nodig om de verkeersveiligheid te verhogen en de doorstroming van het verkeer te verbeteren. Dit wordt bereikt door het zicht ter hoogte van de bocht nabij Middenweg 2/2a te verbeteren door de daar gelegen bestaande opstallen te slopen. Ook wordt een vrij liggend fietspad aangelegd. Ten slotte wordt een watergang verlegd, waardoor de waterhuishouding verbetert.De Afdeling kan zich met het ontwerpbesluit verenigen.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.DE MINISTER VAN BINNENENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Woningwet.

[Gepubliceerd: 2020-07-03] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2020, no.2020000687, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie herziene Woningwet, met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in verschillende wijzigingen van de Woningwet, waarmee wordt beoogd meer lokaal maatwerk mogelijk te maken en administratieve vereenvoudigingen door te voeren.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de staatssteunaspecten van het voorstel. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van de toelichting.1. InleidingMet de voorgestelde wijziging van de Woningwet beoogt de minister dat woningcorporaties (zie noot 1) lokaal maatwerk kunnen leveren en dat de administratieve lasten voor hen afnemen. Verder bleken diverse artikelen in de praktijk ongewenste bijeffecten te hebben; deze zijn geherformuleerd. De wetswijzigingen hebben onder andere betrekking op fusies, benoeming van bestuurders en commissarissen, het werkdomein van corporaties en het externe toezicht.De wijzigingen betekenen een versoepeling van het in 2015 aangescherpte regime voor corporaties. Dit regime vormde destijds een reactie op de aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties, die was ingesteld na een reeks misstanden. (zie noot 2) Vanaf 2015 moesten corporaties zich meer richten op hun kerntaak en werden de interne governance en het externe toezicht aangescherpt.Het wetsvoorstel bevat vooral technische aanpassingen die erop zijn gericht de administratieve lasten voor corporaties te verlichten. Tegen deze achtergrond geeft het voorstel als zodanig geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wel maakt de Afdeling hieronder een opmerking van algemene aard en vraagt zij aandacht voor de staatssteunaspecten van het voorstel.De toelichting plaatst het wetsvoorstel in het kader van het beleid van de regering voor de woningmarkt, in het bijzonder het vraagstuk van voldoende beschikbaarheid van betaalbare woningen voor huishoudens met een lager inkomen in een prettig leefbare omgeving. (zie noot 3) Het wetsvoorstel bevat vooral technische aanpassingen die erop zijn gericht de administratieve lasten voor corporaties te verlichten. Verder krijgen corporaties iets meer ruimte om onroerend-goedposities buiten de eigen regio uit te breiden. Ook voor leefbaarheid en verduurzaming van woningen heeft het voorstel aandacht. Tegen deze achtergrond ziet de Afdeling, anders dan de toelichting suggereert, niet op voorhand in dat dit wetsvoorstel een betekenisvolle impuls zal geven aan de oplossing van de fundamentele problemen op de woningmarkt.2. StaatssteunHet voorstel voorziet in een aantal wijzigingen in het werkdomein van de toegelaten instellingen. Doel daarvan is, zo staat in de toelichting, een aantal belemmeringen en dubbele waarborgen weg te nemen. (zie noot 4) Een deel van deze wijzigingen betreft activiteiten, die verband houden met taken die als dienst van algemeen economisch belang (DAEB) aan de toegelaten instellingen zijn opgedragen. Onder meer krijgen toegelaten instellingen meer ruimte om binnen de DAEB-taak diensten te verlenen, niet alleen aan huishoudens behorende tot de doelgroep maar ook aan derden, zoals huurders van maatschappelijk onroerend goed (bijvoorbeeld het leveren van warmte). (zie noot 5) Voorts wordt het hen toegestaan de overheadkosten in verband met verduurzaming te dragen. (zie noot 6) Beide activiteiten zullen onderdeel zijn van de in artikel 47 van de Woningwet omschreven DAEB-taken. (zie noot 7) De Afdeling sluit niet uit dat ook andere wijzigingen van het werkdomein gevolgen hebben voor de omvang en uitvoering van DAEB-taken. (zie noot 8)De Afdeling merkt op dat de kenmerken van de DAEB-taken zijn vastgelegd in een besluit van de Europese Commissie, waarmee zij de financiering als verenigbare staatssteun heeft goedgekeurd. (zie noot 9) De afbakening van de DAEB-taken en de goedkeuringsvoorwaarden zijn voorwerp geweest van een langdurig overleg tussen de Commissie en de Nederlandse autoriteiten. Een wijziging van deze DAEB-taken kan ertoe leiden dat deze niet langer in overeenstemming zijn met (de voorwaarden van) het goedkeuringsbesluit. Dit kan tot gevolg hebben dat de financiering van deze taken niet langer als verenigbare staatssteun is aan te merken. (zie noot 10)In de toelichting wordt, in algemene termen, opgemerkt dat enkele wijzigingen raken aan het besluit van de Commissie en dat met de huidige formulering van het voorstel binnen de grenzen van het goedkeuringsbesluit wordt gebleven. (zie noot 11) Dit wordt niet gemotiveerd, noch gespecificeerd voor de verschillende wijzigingen. Uit de toelichting blijkt ook niet of in dit verband overleg met de Commissie heeft plaatsgehad. Voor zover dat nog niet heeft plaatsgehad, acht de Afdeling een dergelijk overleg omwille van de rechtszekerheid van belang. Dit geldt te meer, aangezien ten aanzien van (de uitvoering van) de DAEB-taken reeds eerder wijzigingen zijn doorgevoerd, waarbij onduidelijk is in hoeverre deze passen binnen de kaders van het goedkeuringsbesluit. (zie noot 12)De Afdeling adviseert in overleg te treden met de Europese Commissie over de voorgestelde wijzigingen, alvorens het wetsvoorstel in te dienen bij de Tweede Kamer. De Afdeling adviseert voorts in de toelichting uiteen te zetten in hoeverre de verschillende wijzigingen van het voorstel in overeenstemming zijn met het goedkeuringsbesluit en daarbij in te gaan op de uitkomsten van het gevoerde overleg met de Commissie.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 1 juli 20201. Dit wetsvoorstel geeft in samenhang met andere maatregelen aangaande de huurmarkt een belangrijke impuls aan de woningmarkt. Zoals in de Kamerbrief aangaande maatregelen huurmarkt en evaluatie herziene Woningwet (zie noot 13) wordt toegelicht spelen corporaties een belangrijke rol op de woningmarkt. Hierbij heeft het kabinet het uitgangspunt naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet dat woningcorporaties meer mogelijkheden krijgen om op lokaal niveau met gemeenten en huurders invulling te geven aan de volkshuisvesting binnen wettelijke principes.Zij zijn daarmee een belangrijke partij in het oplossen van problemen op de woningmarkt. Corporaties zorgen immers voor betaalbare huurwoningen van goede kwaliteit voor mensen die op de woningmarkt moeilijk passende huisvesting kunnen vinden, en leveren daarmee een onmisbare bijdrage in het aanbieden van een betaalbare woning in een prettige en leefbare wijk. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de Woningwet te wijzigen om corporaties meer mogelijkheden te bieden om lokaal maatwerk toe te passen, om ruimte te geven voor meer risicogericht toezicht en om de administratieve lasten te beperken. Hiermee worden corporaties beter in staat gesteld om hun belangrijke rol te spelen. Dit is in de memorie van toelichting nader verduidelijkt.2. StaatssteunNaar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is de toelichting in hoofdstuk 4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting aangevuld. Indien een maatregel op basis van het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie uit 2009 (hierna: EC-besluit uit 2009) mogelijk is, hoeft deze niet te worden gemeld aan de Europese Commissie.In hoofdstuk 4 van de memorie van toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling toegelicht hoe de verschillende wijzigingen zich verhouden tot het EC-besluit uit 2009. Er is slechts één wijziging die het staatssteunkader voor woningcorporaties raakt. Dat betreft de wijziging die betrekking heeft op de exploitatie van maatschappelijk vastgoed. Het betreft echter een wijziging waarmee het karakter als zodanig van maatschappelijk vastgoed of de doelstelling van de daarin uitgeoefende functie niet verandert. Het moet nog steeds gaan om op het maatschappelijk belang gerichte werkzaamheden, zonder commerciële doelstellingen. Exploitatie met als doel het behalen van winst, blijft bij de verhuur van het maatschappelijk vastgoed niet toegestaan. Daarmee past de wijziging nog steeds binnen de categorie maatschappelijk vastgoed in het EC-besluit 2009. De door de Afdeling aangehaalde wijzigingen met betrekking tot de DAEB-taak zijn gericht op het mogelijk maken van een goede uitvoering van die taak en veranderen die taak niet. Als onderdeel van de uitvoering van de DAEB-taak mogen corporaties de huurwoningen die daaronder vallen verduurzamen. Het maken van de kosten hiervoor is daarom binnen de geldende Europese regelgeving reeds toegestaan. Wat betreft het dragen van (overhead)kosten geldt dat de kosten die de corporatie maakt hierdoor niet veranderen. Met de door de Afdeling aangehaalde wijziging vindt derhalve geen wijziging van de DAEB-taak zelf plaats, waardoor de wijziging niet aan het staatssteunkader raakt. Dit is in de Memorie van Toelichting nader verduidelijkt.De overige wijzigingen hebben betrekking op het bieden van meer ruimte voor lokaal maatwerk, risico-gericht toezicht en het beperken van de administratieve lasten op onderwerpen die niet raken aan het EC-Besluit 2009.3. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de volgende wijzigingen door te voeren:- De begripsbepaling "voorziening" in artikel I, onderdeel A, van het voorstel is uitgebreid om in dit begrip ruimte te bieden voor maatregelen gericht op het opwekken van hernieuwbare energie, zoals het installeren van zonnepanelen.- Er is een nieuw artikel II ingevoegd met oog op het herstellen van een omissie in de samenloop met de Invoeringswet Omgevingswet wat betreft het begrip "voorziening" om te voorkomen dat dit begrip in de Invoeringswet Omgevingswet zou komen te vervallen.- De wijziging van artikel 46, tweede lid, van de Woningwet in artikel I, onderdeel Y, van het voorstel is aangescherpt omdat onzelfstandige woningen per abuis ook onder passend toewijzen waren geschaard. Dit wordt met de voorgestelde aanpassing verholpen.- Er wordt voorgesteld een nieuw zevende lid in te voegen in artikel 48 van de Woningwet in artikel I, onderdeel BB, van het voorstel. Het lid is ingevoegd om rekening te houden met de situatie dat er op grond van artikel 45, zevende lid, onderdeel a, van de Woningwet, woongelegenheden van derden worden verhuurd. Dergelijke woongelegenheden moeten meegerekend worden in de berekening van de DAEB toewijzingsgrens van 90% als bedoeld in het eerste lid van artikel 48. Als gevolg van het invoegen van een nieuw zevende lid, is een aantal verwijzingen in de Woningwet aangepast.- Ten slotte zijn er in het algemeen deel van de toelichting enkele kleine tekstuele toevoegingen gedaan.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De minister van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesVoetnoten(1) In de wet aangeduid als toegelaten instellingen.(2) Kamerstukken II, vergaderjaar 2014/15, 33 606, nr.4.(3) Memorie van toelichting, paragraaf 1.(4) Memorie van toelichting, paragraaf 3.4 ("Werkdomein").(5) Voorgesteld artikel 45, tweede lid, onder c, onderdeel 3 en Memorie van toelichting, paragraaf 3.4.1 ("Diensten aan bewoners").(6) Voorgesteld artikel 45, tweede lid onder c, onderdeel 1 en Memorie van toelichting, paragraaf 3.4.2 ("Verduurzaming").(7) Vergelijk het voorgestelde artikel 45, tweede lid onder c (waarin deze diensten staan omschreven) en voorgesteld artikel 47, eerste lid onder e (waarin de tot de DAEB behorende werkzaamheden staan omschreven en naar eerstgenoemde bepaling wordt verwezen).(8) Zo wijst de Afdeling onder meer erop dat toegelaten instellingen wordt toegestaan woningen die uit de DAEB-tak met een terugkoopplicht zijn verkocht kunnen worden teruggekocht om deze definitief te verkopen (voorgesteld artikel 47, eerste lid onder j en Memorie van toelichting, paragraaf 3.4.7 "Verkoop onder voorwaarden"). Ook wordt voorzien in een wijziging van de regels voor het passend toewijzen van woningen aan huishoudens onder de inkomensgrens (Memorie van toelichting, paragraaf 3.4.8 ("Passend toewijzen").(9) Besluit van 15 december 2009, E 2/2005 en N 642/2009, C(2009) 9963 def.(10) Vergelijk artikel 1, onder c. van Verordening 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Pb L 248, p. 9 en HvJ EU 25 oktober 2017, Commissie/Italië, C-467/15, ECLI:EU:C:2017:799, punt 54.(11) Memorie van toelichting, paragraaf 4 ("Verhouding tot het hoger recht").(12) Zo heeft de Afdeling recent in haar advies over het wetsvoorstel inzake de wijziging huurverhogingsmogelijkheden en inkomensgrenzen Woningwet geadviseerd met de Commissie in overleg te treden over de wijziging van de DAEB-inkomensgrens en de vrije toewijzingsruimte (advies nr. W04.19.0304/I). Zie in dezelfde zin het advies bij de wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (Kamerstukken II 2013/14, 33 966, nr. 4).(13) Kamerstukken 2018/2019, 32847, nr. 470.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet (wijziging huurverhogingsmogelijkheden en inkomensgrenzen Woningwet).

[Gepubliceerd: 2020-07-03] Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2019, no.2019002080, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet (wijziging huurverhogingsmogelijkheden en inkomensgrenzen Woningwet), met memorie van toelichting.Met dit wetsvoorstel worden vier maatregelen voorgesteld voor de sociale huursector:- Een differentiatie van de DAEB-inkomensgrens naar huishoudenssamenstelling.- Een aanpassing van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging.- Het mogelijk maken van een hogere huurverhoging voor woningen met een zeer lage huur.- Het mogelijk maken van een hogere huurverhoging wanneer de verhuurder de huurder eerder op diens verzoek een tijdelijke huurkorting heeft gegeven.Daarnaast wordt ruimte geboden om lokaal afspraken te maken over een vergroting van de vrije toewijzingsruimte.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de verwachte effecten en samenhang van de op doorstroom gerichte maatregelen in de huidige markt, en over de voorgestelde wijzigingen van de DAEB-inkomensgrens en de vrije toewijzingsruimte in het licht van de staatssteunregels. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.1. InleidingWoningcorporaties dienen ten minste 90% van de sociale huurwoningen in hun portefeuille te verhuren aan huurders met een huishoudinkomen onder een bij amvb bepaalde inkomensgrens. (zie noot 1) Omdat deze inkomensgrens tot stand is gekomen in overleg met de Europese Commissie in het licht van de staatssteunregels, wordt deze ook wel DAEB-inkomensgrens genoemd. (zie noot 2)Voorgesteld wordt om de DAEB-inkomensgrens van 38.035 te vervangen door twee DAEB-inkomensgrenzen: een van 35.000 voor eenpersoonshuishouders en een van 42.000 voor meerpersoonshuishoudens. Hiermee wordt beoogd de beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen voor meerpersoonshuishoudens met lage middeninkomens binnen de huursector te verbeteren. (zie noot 3) Door de voorgestelde hogere DAEB-inkomensgrens voor meerpersoonshuishoudens zal een groter deel van deze groep toegang krijgen tot de gereguleerde huursector. Daar staat tegenover dat de groep eenpersoonshuishoudens die toegang heeft tot de gereguleerde huursector met dit voorstel wordt verkleind. De gedachte daarachter is dat eenpersoonshuishoudens meer keuzevrijheid hebben buiten de sociale huursector dan meerpersoonshuishoudens met een vergelijkbaar inkomen, omdat zij een relatief groter deel van hun inkomen kunnen besteden aan wonen en de grootte van de woning een minder belemmerende factor is. (zie noot 4)Tevens wordt voorgesteld om het huidige systeem van de inkomensafhankelijke huurverhogingen aan te passen. Deze aanpassing is gericht op het in snellere stappen doorgroeien naar de maximale huurprijsgrens van de woning. Daardoor betalen huishoudens met een hoog (midden)inkomen sneller een meer passende huur en wordt de stimulans om na enige tijd naar een woning buiten het gereguleerde segment uit te kijken groter, aldus de toelichting. (zie noot 5) Indien huishoudens hierdoor gestimuleerd worden om te verhuizen naar een woning buiten het sociale huursegment, komen sociale huurwoningen beschikbaar voor huishoudens met een lager inkomen waardoor de slagingskansen van die huishoudens toenemen. (zie noot 6)Daarnaast wordt voorgesteld de vrije toewijzingsruimte voor huishoudens met een inkomen boven de DAEB-inkomensgrenzen te verruimen. Woningcorporaties hebben momenteel 10% vrije toewijzingsruimte voor huishoudens met een inkomen boven de DAEB-inkomensgrens. Vanuit de wens om het volkshuisvestingsbeleid meer lokaal in te vullen, stelt de regering voor om deze 10% vrije ruimte aan te passen naar een landelijke vrije toewijzingsruimte van 7,5% met een lokale afwijkingsbevoegdheid van maximaal 7,5%. De totale beschikbare vrije toewijzingsruimte van woningcorporaties stijgt daarmee van 10% naar maximaal 15%. (zie noot 7)2. Verwachte effecten en samenhang in de huidige woningmarkta. EffectUit het voorgaande blijkt dat zowel de differentiatie van de DAEB-inkomensgrens als de aanpassing van het huidige systeem van de inkomensafhankelijke huurverhogingen ten dele gericht zijn op doorstroom vanuit de sociale huursector. De Afdeling onderkent de noodzaak om de doorstroom op de woningmarkt te verbeteren. De vraag is echter wat het effect van de voorgestelde maatregelen zal zijn binnen de huidige markt. Zo is het essentieel dat er reële alternatieven bestaan voor diegenen die niet (meer) tot de doelgroep van de sociale huursector behoren. In de toelichting wordt hier niet op ingegaan.De Afdeling wijst er daarbij op dat er op veel plaatsen vrijwel geen actueel aanbod is op de particuliere markt waarvoor deze groep in aanmerking komt. Tevens worden op de particuliere huurmarkt door verhuurders vaak strenge inkomenseisen gesteld. Daarmee rijst de vraag of de voorgestelde maatregelen voldoende rekening houden met de toegankelijkheid van de woningmarkt voor deze huishoudens. De Afdeling ziet dat met het wetsvoorstel een aantal stappen wordt gezet om de doorstroom op de woningmarkt te verbeteren, maar acht het wenselijk om aan bovengenoemde gezichtspunten meer aandacht te schenken.b. Samenhang Eveneens is de vraag wat de samenhang is tussen de diverse maatregelen waarin het wetsvoorstel voorziet en wat de samenhang is met recente en aangekondigde maatregelen voor regulering van het middensegment. Deze vraag rijst onder meer bij de combinatie van de differentiatie van de DAEB-inkomensgrenzen en de structurele verhoging van de vrije toewijzingsruimte. Gezien de aparte inkomensgrens voor meerpersoonshuishoudens is de vraag of de structurele verhoging van de vrije toewijzingsruimte nog nodig is en omgekeerd.De Afdeling tekent daarbij aan dat uit de evaluatie van de herziene Woningwet blijkt dat zowel de tijdelijke extra toewijzingsruimte van 10% als de structurele vrije toewijzingsruimte van 10% weinig worden gebruikt. (zie noot 8) Het beperkte gebruik van de tijdelijke vrije toewijzingsruimte wordt deels verklaard vanuit het tijdelijke karakter daarvan, (zie noot 9) maar het beperkte gebruik van de structurele vrije toewijzingsruimte wordt in de toelichting niet verklaard. Uit de evaluatie van de herziene Woningwet blijkt echter dat corporaties aangeven hier weinig gebruik van te maken, omdat zij zich primair willen richten op de doelgroep met de laagste inkomens. (zie noot 10) Een zekere voorzichtigheid binnen de sector om de grenzen op dit punt niet te overschrijden zou daarbij ook een rol kunnen spelen. De Afdeling constateert ten slotte dat recente en aangekondigde maatregelen voor regulering van het middensegment slechts deels in de toelichting worden genoemd, (zie noot 11) en dat de verwachte effectiviteit van het onderhavige voorstel niet in samenhang met deze maatregelen wordt toegelicht.c. ConclusieDe Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de verwachte effectiviteit van de stimulans die uitgaat van de voorgestelde wijzigingen nader toe te lichten en daarbij tevens aandacht te besteden aan de samenhang tussen de verschillende maatregelen.3. DAEB-inkomensgrens en de vrije toewijzingsruimteDe kenmerken van de dienst van algemeen economisch belang die door woningcorporaties wordt verricht zijn vastgelegd in een besluit van de Europese Commissie van 2009. (zie noot 12) Met dit wetsvoorstel worden deze kenmerken gewijzigd. Dit geldt zowel voor de differentiatie in de DAEB-inkomensgrens als voor de verruiming van de vrije toewijzingsruimte voor huishoudens met een inkomen boven de DAEB-inkomensgrens.Nederland beschikt in beginsel over een ruime beoordelingsmarge om diensten van algemeen economisch belang als de volkshuisvesting te definiëren. (zie noot 13) De Europese Commissie en de Nederlandse autoriteiten hebben lang overleg gevoerd over de voorwaarden waaronder de Europese Commissie het Nederlandse stelsel van volkshuisvesting in overeenstemming achtte met de Europese staatssteunregels. Dit is uitgemond in een besluit van 2009, waarin onder meer de door Nederland toegezegde DAEB-inkomensgrens en het percentage vrije toewijzingsruimte zijn vastgelegd. (zie noot 14) Over (de betekenis en uitvoering van) dit besluit is nadien nog veel gediscussieerd en geprocedeerd. (zie noot 15)De Commissie heeft bij het beoordelen van de verenigbaarheid van deze steunmaatregelen vooropgesteld dat het aanbieden van sociale woningbouw kan worden aangemerkt als een DAEB mits dit aanbod beperkt is tot een duidelijk afgebakende doelgroep van kansarme burgers of sociaal achtergestelde groepen. (zie noot 16) In het licht daarvan achtte zij de door Nederland toezegde beperking van de doelgroep acceptabel, omdat de reikwijdte daarvan duidelijk beperkt was tot sociaal achtergestelde huishoudens die een achterstand hebben in vergelijking met huishoudens buiten de doelgroep. (zie noot 17) De Commissie aanvaardde de 10% vrije toewijzingsruimte enkel in het licht van de daaraan door Nederland verbonden beperkingen, waaronder die van de tijdelijke afwijkingsbevoegdheid. (zie noot 18)In de toelichting wordt opgemerkt dat de differentiatie van de DAEB-inkomensgrens en de voorgestelde wijziging van de vrije toewijzingsruimte "een aanvulling" vormen op het hierboven aangehaalde besluit van de Commissie. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het DAEB-vrijstellingsbesluit 2012 (zie noot 19) ruimte biedt voor het maken van deze wijzigingen. (zie noot 20) De Afdeling acht het nodig dat wordt geverifieerd of de aanvullende financiering van de DAEB en de nieuwe definitie van de reikwijdte van de DAEB nog beantwoorden aan de uitgangspunten zoals die in het besluit van 2009 zijn vastgesteld.De Afdeling benadrukt in dit licht het belang dat omwille van de rechtszekerheid in overleg wordt getreden met de Commissie over de voorgenomen wijziging van de DAEB, en dat in de toelichting nader wordt ingegaan op de uitkomsten van dat overleg alvorens het wetsvoorstel in te dienen bij de Tweede Kamer.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het wetsvoorstel in ieder geval niet in werking te laten treden voordat overeenstemming is bereikt met de Commissie.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 30 juni 2020Verwachte effecten en samenhang in de huidige woningmarktDe woningmarkt in Nederland kent momenteel krapte met een woningtekort van 3,8% (zie noot 21). Het kabinet zet daarom in op het bouwen van meer woningen om het woningtekort te verminderen, met onder meer de woningbouwimpuls en woondeals in de regios waar de woningmarkt het krapste is. Het duurt echter een tijd voordat de benodigde woningen zijn gebouwd. In de tussentijd zet Het kabinet daanaast in op het eerlijker verdelen van de bestaande woningvoorraad, het bevorderen van de doorstroming en een betere relatie tussen de huurprijs van de woning, de kwaliteit van de woning en het inkomen van de huurder(s). In dit kader beoogt dit wetsvoorstel een differentiatie in de DAEB-inkomensgrenzen aan te brengen met als doel om de toewijzing van de DAEB-huurwoningen doelmatiger te richten op de betaalbaarheid voor de doelgroep van woningcorporaties. Op basis van gegevens van het Nibud blijkt dat meerpersoonshuishoudens met een gegeven inkomen minder bestedingsruimte voor wonen hebben dan eenpersoonshuishoudens met eenzelfde inkomen. Een meerpersoonshuishouden heeft namelijk over het algemeen hogere overige uitgaven voor levensonderhoud, zoals de boodschappen, vervoer, verzekeringen en de energierekening, dan een eenpersoonshuishouden. De voorgestelde DAEB-inkomensgrenzen voor meerpersoonshuishoudens en eenpersoonshuishoudens zijn gebaseerd op de indicaties die Nibud over huishoudensbudgetten presenteert.De voorgestelde DAEB-inkomensgrenzen spelen net als bij de huidige regeling alleen een rol bij de toewijzing van woningen in het DAEB-segment; zij spelen geen rol bij zittende huurders.Daarom is het van belang om te kijken naar het aantal verhuizingen binnen het DAEB-segment en de verhuismogelijkheden binnen en buiten het DAEB-segment. In de afgelopen drie jaar werden jaarlijks gemiddeld bijna 200.000 woningen in het DAEB-segment toegewezen, waarvan gemiddeld ruim 62.000 woningen in de drie meest gespannen woningmarktregios. Dit zijn de metropoolregio Amsterdam (MRA), gemeente Utrecht en de 15 omliggende gemeenten (U16) en de regio Haaglanden/Rotterdam/Midden-Holland. Het kabinet is van mening dat de slagingskansen van de huishoudens met een laag inkomen, waaronder de huurtoeslagdoelgroep, in het oog moeten worden gehouden vanwege de gegeven voorraad DAEB-woningen van circa 2,2 miljoen woningen en de wijze waarop deze DAEB-woningen worden verdeeld. Het gaat hierbij om huishoudens die moeilijker zelfstandig in hun huisvesting kunnen voorzien buiten het DAEB-segment.Meer dan de helft van 135.000 eenpersoonshuishoudens met een inkomen tussen 35.938 en 39.055 die als gevolg van dit wetsvoorstel niet meer per definitie in aanmerking komen voor een DAEB-woning, is eigenaar-bewoner. Uit het langjarig WoonOnderzoek Nederland blijkt dat huishoudens die in een koopwoning wonen bij verhuizing overwegend verhuizen naar een andere koopwoning. Het is daardoor te verwachten dat met name hurende huishoudens in deze inkomensgroep (ca. 64.000 huishoudens) bij verhuizing in aanmerking zouden willen komen voor een huurwoning in het DAEB-segment. Van de hurende eenpersoonshuishoudens in deze inkomensgroep tussen 35.938 en 39.055 verhuizen jaarlijks ongeveer 6.500 huishoudens, waarvan ca. 3.000 in de drie meest gespannen woningmarktregios. Indien deze eenpersoonshuishoudens willen verhuizen kunnen zij een woning zoeken bij overige verhuurders, zoals particuliere verhuurders of institutionele beleggers. Deze verhuurders bieden zowel woningen aan in het gereguleerde huursegment als in het middenhuursegment. In de private huursector zijn er 541.000 woningen met een gereguleerde huurprijs tot 737 (prijspeil 2020). Jaarlijks komen ruim 83.000 woningen binnen dit segment vrij, waarvan circa 30.000 in de drie meest gespannen woningmarktregios. Daarnaast kunnen deze huishoudens een woning zoeken in de koopsector.Huishoudens met een inkomen boven de voorgestelde inkomensgrenzen kunnen een woning met een huur boven de liberalisatiegrens betalen. Waar deze huishoudens in zijn algemeenheid buiten het DAEB-segment terecht kunnen, kan dat lokaal anders zijn voor bepaalde huishoudens, zoals starters, ouderen of grote gezinnen, met specifieke omstandigheden. Daarom wil het kabinet het met voorliggend wetsvoorstel mogelijk maken dat lokale partijen hun beleid voor de vrije toewijzingsruimte verder toespitsen op de woningmarktsituatie in hun gemeente. Het kabinet wil hiermee stimuleren dat de vrije toewijzingsruimte beter wordt benut. Indien de partijen het wenselijk vinden kunnen zij lokaal beleid formuleren en maatwerk toepassen voor bepaalde huishoudens met een inkomen boven de voorgestelde DAEB-inkomensgrenzen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan grote gezinnen, ouderen die in aanmerking komen voor een zorgwoning of het geven van voorrang aan starters op de woningmarkt die tot bepaalde beroepsgroepen behoren vanwege lokale schaarste aan woningen. De vrije toewijzingsruimte kan dan lokaal maximaal jaarlijks 15% van de toewijzingen van woningen in het DAEB-segment van een woningcorporatie bevatten. Indien de lokale situatie of wensen geen aanleiding geven tot het maken van beleid op een grotere vrije toewijzingsruimte, krijgen woningcorporaties jaarlijks 7,5% vrije toewijzingsruimte. Op deze wijze neemt de potentiële doelgroep van DAEB-woningen niet integraal toe waardoor de slagingskansen voor de huishoudens met de laagste inkomens afnemen. Het kabinet wil deze mogelijkheid om daar waar nodig lokaal in de prestatieafspraken te komen tot een grotere vrije toewijzingsruimte actief ondersteunen en faciliteren. In overleg met de betrokken partijen zal bekeken worden op welke wijze de ondersteuning opgezet kan worden.In de brief Middenhuur, starters en de rol van beleggers op de woningmarkt (Kamerstukken II 2018/19, 32 847, nr. 440) van 9 november 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer der Staten-Generaal geïnformeerd over de minimuminkomenseisen die private verhuurders en woningcorporaties stellen bij verhuringen in de vrije sector (huurwoningen met een aanvangshuurprijs boven de liberalisatiegrens). Private verhuurders stellen deze minimumeisen doorgaans ook bij verhuringen van woningen in het gereguleerde huursegment. Verhuurders trachten zich hiermee te verzekeren van een huurder die de huur kan betalen, gelet op de inkomens- of vermogenspositie van die huurder en het perspectief dat hij heeft. Uit gesprekken met Aedes en IVBN volgt het beeld dat de meeste verhuurders een inkomenseis hanteren van een maandelijks bruto-inkomen dat ongeveer vier keer zo hoog is als de huur. Bij een inkomenseis van vier keer de maandhuur, komt dat neer op een bruto-inkomen van ten minste 36.000 bij een huur van 750 per maand en een bruto-inkomen van ten minste 48.000 bij een huur van 1.000 per maand. Met deze inkomenseis kunnen huishoudens met een inkomen boven de voorgestelde DAEB-inkomensgrenzen dus een woning huren in het middenhuursegment.Daarnaast bleek uit gesprekken met Aedes en de IVBN dat de verhuurders die zij vertegenwoordigen ook maatregelen bekijken voor maatwerk rondom de inkomensvereisten voor middenhuur (huurwoningen met een huurprijs tussen de liberalisatiegrens en 1.000) of dit al hanteren. Zo geeft IVBN aan dat leden kijken naar de individuele situatie van huurders, bijvoorbeeld naar een redelijk te verwachten inkomensstijging bij starters of beschikbaar vermogen. Aedes heeft aangegeven een oproep te doen aan de sector om geen hogere eis aan het bruto-inkomen dan het viervoudige van de maandhuur te stellen bij woningtoewijzing.De verbeterde systematiek voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging uit dit wetsvoorstel heeft als doel dat huishoudens die vanwege hun inkomen niet afhankelijk zijn van een gereguleerde huurprijs, (op termijn) een meer bij de kwaliteit van de woning passende huur gaan betalen. Huishoudens die te maken krijgen met deze inkomensafhankelijke hogere huurverhogingen (zie noot 22) kunnen er ook voor kiezen om door te stromen naar een andere woning. Op basis van WoON2018 blijkt dat in de twee jaar voorafgaand aan het onderzoek circa 125.000 huishoudens met een inkomen boven 43.574, die grotendeels in aanmerking kwamen voor een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging, zijn verhuisd. Deze huishoudens zijn in circa 60% van de gevallen verhuisd naar een koopwoning. Daarnaast is 25% verhuisd naar een huurwoning in het geliberaliseerde segment. De overige 15% van de huishoudens is verhuisd naar een andere huurwoning in het gereguleerde segment. Het WoON2018 laat daarbij zien dat huishoudens die in aanmerking komen voor een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging net zo vaak willen verhuizen als andere huurders. Slechts een beperkt aantal huishoudens die in aanmerking komen voor een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging (circa 5%) geeft aan dat zij wel willen verhuizen, maar dat zij geen geschikte woning kunnen vinden. Dit is vergelijkbaar met andere huishoudens die een woning huren. Als huishoudens die in aanmerking komen voor een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging willen verhuizen is dat in vergelijking met andere huurders vaker omdat ze een woning willen kopen. Op basis van de bovenstaande cijfers blijkt dit ook vaak te lukken.b. SamenhangIn de brief Maatregelen woningmarkt van 17 september 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 32 847, nr. 555) heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om de krapte op de woningmarkt aan te pakken en de betaalbaarheid te stimuleren. Onderdeel van dit pakket is een woningbouwimpuls van 2 miljard per 2020 ter stimulering van de bouw van betaalbare woningen. Ten eerste een budgettaire impuls voor de woningbouw van 1 miljard euro waarmee wordt gewerkt aan het inlopen van het woningtekort en het meerjarig hoog houden van de bouwproductie. Ten tweede een impuls van 1 miljard euro voor het aanjagen van de bouw via de verhuurderheffing, waarmee een gerichte stimulans ontstaat voor woningcorporaties en andere verhuurders die meer betaalbare woningen bouwen.Omdat het tijd kost om de woningen te bouwen heeft het kabinet daarnaast in die brief diverse andere maatregelen aangekondigd voor het behoud van betaalbare woningen in de bestaande huurvoorraad, een betere verdeling van de bestaande voorraad, meer mogelijkheden voor lokaal maatwerk voor woningcorporaties en voor een betere balans tussen starters en beleggers. Dit wetsvoorstel draagt bij aan een betere verdeling van de bestaande voorraad en meer mogelijk voor lokaal maatwerk voor woningcorporaties.Eén van deze aangekondigde maatregelen is het beperken van het aandeel van de WOZ-waarde in het woningwaarderingsstelsel. Verder vermeldt deze brief dat een voorstel wordt uitgewerkt om het voor woningcorporaties eenvoudiger te maken woningen te verschuiven tussen de DAEB- en de niet-DAEB-portefeuilles. Woningcorporaties kunnen woningen aanbieden in het DAEB-segment, maar ook in het middenhuursegment (niet-DAEB-segment). Het kabinet heeft ook aangekondigd om de aanpak van malafide verhuurders, het tegengaan van excessieve huren in de vrije sector en het versterken van de positie van koopstarters ten opzichte van beleggers in samenhang te bezien (Kamerstukken II 2018/19, 32 847, nr. 578).In de huidige situatie met het woningtekort is het belangrijk om de bestaande woningvoorraad eerlijker te verdelen. Hierbij heeft het kabinet het uitgangspunt naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (zie noot 23) dat woningcorporaties meer mogelijkheden krijgen om op lokaal niveau met gemeenten en huurders invulling te geven aan de volkshuisvesting binnen wettelijke principes. Uit de evaluatie van de herziene Woningwet komt ook naar voren dat er winst te behalen is in de samenwerking tussen verschillende instanties en verschillende domeinen op lokaal niveau. Samen met de sector is een informatietraject ingezet om onder andere de samenwerking op wonen-zorg-welzijn verbeteren, de regierol van gemeenten te versterken, onderlinge prestatieafspraken te stimuleren en te bevorderen dat de kwaliteit van woonvisies verder verbetert.Met voorliggend wetsvoorstel gaat het kabinet verder in deze lijn. Het kabinet heeft er met dit wetsvoorstel voor gekozen om op landelijk niveau de DAEB-inkomensgrens te differentiëren naar huishoudenssamenstelling met als doel om de toewijzing van de DAEB-huurwoningen doelmatiger te richten op de betaalbaarheid voor de doelgroep van woningcorporaties en daarnaast ruimte te bieden om lokaal beleid te maken voor de invulling van de vrije toewijzingsruimte. De lokale partijen kunnen het wenselijk vinden om lokaal maatwerk aan bepaalde huishoudens te bieden wanneer de situatie op de lokale of regionale woningmarkt hierom vraagt. In dergelijke gevallen kunnen zij de vrije toewijzingsruimte vergroten naar maximaal 15%. Indien de lokale situatie of wensen geen aanleiding geven tot het maken van lokaal beleid hebben woningcorporaties 7,5 procent vrije toewijzingsruimte (nu: 10%). Het kabinet vindt dat hiermee een goed evenwicht is gevonden tussen de doelstelling om de betaalbare huurwoningen in de bestaande voorraad beter te verdelen en de doelstelling om de mogelijkheden voor het toepassen van lokaal maatwerk door woningcorporaties te vergroten. Ook kan de vrije toewijzingsruimte op deze manier beter bijdragen aan behoud of verbetering van de sociale mix en de sociale cohesie in de betreffende wijken.De memorie van toelichting is op dit punt aangevuld.DAEB-inkomensgrenzen en de vrije toewijzingsruimteStaatssteun dient in overeenstemming te zijn met de geldende Europese regels. De steun waarvoor woningcorporaties in aanmerking kwamen is tussen 2005 en 2009 door de Europese Commissie onderzocht. Met Nederland zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder naar het oordeel van de Europese Commissie sprake is van geoorloofde steun als compensatie voor het beheer van de opgedragen dienst van algemeen economisch belang (hierna: DAEB). De huidige DAEB-inkomensgrens en de vrije toewijzingsruimte is vastgelegd in het staatssteunbesluit van de Europese Commissie over de Nederlandse woningcorporaties van 15 december 2009 (hierna: EC-besluit van 2009). Concreet betekent dit dat woningcorporaties ten minste 90% van de vrijkomende sociale huurwoningen (met een huurprijs tot 737,14, prijspeil 2020) moeten toewijzen aan hun doelgroep - dit zijn huishoudens met een inkomen beneden 39.055 (prijspeil 2020). De overige 10% van de sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen.Met de in 2015 herziene Woningwet is voor de tijd van 5 jaar (2016 tot 2021) een 80-10-10 regeling in werking getreden. Dit betekent dat woningcorporaties jaarlijks ten minste 80 procent van de vrijkomende sociale huurwoningen moeten toewijzen aan huishoudens met een inkomen tot 39.055 (prijspeil 2020). Van de resterende vrijgekomen woningen mag tijdelijk (tot en met 2020) jaarlijks maximaal 10 procentpunt worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen tussen de 39.055 en 43.574 (prijspeil 2020). Dit tezamen betreft daarmee de hiervoor genoemde 90 procent van de jaarlijks vrijgekomen sociale huurwoningen in het DAEB-segment. Daarnaast mag nu maximaal 10 procent van de jaarlijks vrijgekomen sociale huurwoningen in het DAEB-segment toegewezen worden aan huishoudens met een hoger inkomen, rekening houdend met de voorrangsregels en de gemeentelijke huisvestingsverordening. De 80-10-10 regeling is een aanvulling op het EC-besluit van 2009 en is gebaseerd op het Europese DAEB-vrijstellingsbesluit (2012/21/EU (PbEU 2012, L 7)) (hierna: DAEB-vrijstellingsbesluit).Kenmerk van steun die kan worden gegeven onder het DAEB-vrijstellingsbesluit is dat deze niet vooraf hoeft te worden gemeld bij de Europese Commissie en dat daarop daarom ook geen formeel akkoord wordt gegeven door de Commissie. Het is aan de lidstaat om te zorgen dat wordt voldaan aan de voorwaarden van het DAEB-vrijstellingsbesluit. Daarmee is 80-10-10 regeling destijds vrijgesteld van aanmelding bij de Europese Commissie. De 80-10-10 regeling loopt af op 1 januari 2021.Op grond van artikel 21 van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting, is in 2018 de herziene Woningwet geëvalueerd. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat de positie van middeninkomens op de woningmarkt meer aandacht verdient. Ander onderzoek (zie noot 24) bevestigt dit.Het blijkt dat de doelstelling om personen te huisvesten die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting (zoals beschreven in het EC-besluit van 2009) onvoldoende is behaald voor de groep lage middeninkomens met de huidige inkomensgrens. Enerzijds is gebleken dat de meerpersoonshuishoudens in deze groep door hun inkomen nog steeds moeilijkheden ondervinden bij het vinden van passende huisvesting. Anderzijds is gebleken dat de tijdelijke extra toewijzingsruimte voor middeninkomens in de 80-10-10 regeling niet voldoende effectief is. Uit de evaluatie van de herziene Woningwet kwam naar voren dat corporaties hiervan maar zeer beperkt gebruik maken. Als redenen voor het geringe gebruik van de toewijzingsruimte voor middeninkomens, noemen corporaties dat zij zich primair willen richten op de doelgroep met de laagste inkomens. Daarnaast zijn zij naar eigen zeggen in verband met het tijdelijk karakter van de maatregel terughoudend met nieuwbouwinvesteringen voor deze doelgroep. Dit is de aanleiding om na het aflopen van de tijdelijke 80-10-10 regeling de DAEB-inkomensgrens structureel te differentiëren naar huishoudsamenstelling.Uit de evaluatie van de herziene Woningwet is ook gebleken dat woningcorporaties zeer beperkt gebruik maken van de bestaande reguliere vrije toewijzingsruimte in de DAEB-tak. De bestaande vrije toewijzingsruimte heeft daarmee onvoldoende bijgedragen aan de sociale vermenging en de cohesie in wijken. Ook wordt maar weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met de vrije toewijzingsruimte (lokaal) maatwerk te bieden voor individuele huishoudens die, hoewel hun inkomen boven de DEAB-inkomensgrens ligt, toch door de lokale situatie moeilijk een passende woning kunnen vinden. Woningcorporaties vinden de vrije ruimte wel nuttig om in te spelen op onverwachte situaties en om bepaalde type huishoudens woonruimte te bieden waarvoor zij anders niet in aanmerking zouden komen of die ze ergens anders niet kunnen vinden (Beuzenberg, V. en A. Corèl, 2018, Maatwerk bij woningtoewijzing - Verkenning naar maatwerk bij woningtoewijzing door woningcorporaties, Platform 31). De behoefte verschilt per gebied. De notie van regionale verschillen uit het EC-besluit van 2009, is vandaag de dag nog altijd relevant. Woningcorporaties in stedelijke gebieden kampen met andere problematiek dan woningcorporaties in rurale gebieden. Om hiermee rekening te houden en om lokaal maatwerk te stimuleren wordt de vrije toewijzingsruimte aangepast, zodat beter wordt bijgedragen aan de sociale mix en sociale cohesie in wijken. Het behoud of de verbetering van de sociale mix en de sociale cohesie beschouwt de Europese Commissie blijkens het staatssteunbesluit van de Europese Commissie over de Nederlandse woningcorporaties van 15 december 2009 (zie pagina 16 daarvan) tot de valide doelstellingen van openbaar beleid.Het Europese DAEB-vrijstellingsbesluit (2012/21/EU) biedt de mogelijkheid om maatregelen te nemen in aanvulling op het EC-besluit van 2009. Zolang deze maatregelen voldoen aan het DAEB-vrijstellingsbesluit hoeven deze niet bij de Europese Commissie gemeld te worden. Dit betekent ook dat er dan geen formeel overleg met de Europese Commissie plaatsvindt en geen formeel akkoord volgt. Het is aan de lidstaat om te verzekeren dat wordt voldaan aan de voorwaarden van het DAEB-vrijstellingsbesluit. De Europese Commissie kan achteraf wel optreden indien blijkt dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan en in dat geval bijvoorbeeld eisen dat de steun wordt teruggevorderd.Het uitgangspunt van het DAEB-vrijstellingsbesluit is dat de maatregelen moeten dienen om de toegang tot de Nederlandse woningmarkt te verbeteren voor "achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen, welke door solvabiliteitsbeperkingen, geen huisvesting tegen marktvoorwaarden kunnen vinden". Zoals hierboven al aangehaald is blijkt de groep meerpersoonshuishoudens met een laag middeninkomen nog steeds moeilijkheden te ondervinden bij het vinden van passende huisvesting. Onderzoek bevestigt dit. Omdat er sprake is van marktfalen waar het gaat om de mogelijkheid voor meerpersoonshuishoudens met een laag middeninkomen om een betaalbare sociale huurwoning te vinden en omdat de Nederlandse overheid zich ook de zorg voor huisvesting van deze groep aantrekt, neemt zij dan ook het standpunt in, dat deze doelgroep valt binnen de afgebakende doelgroep voor sociale huisvesting en dat de maatregelen vallen onder het DAEB-vrijstellingsbesluit. Een formele melding is daarom niet nodig. Wel is Nederland informeel met de diensten van de Europese Commissie in gesprek over dit onderwerp en is voor zover nodig guidance gevraagd. Dit wordt regelmatig gedaan bij nieuwe beleidsvoornemens. In haar guidance bevestigen de Commissiediensten dat aanvullende maatregelen op basis van het DAEB-vrijstellingsbesluit mogelijk zijn, zolang aan de voorwaarden van dat besluit wordt voldaan. Ook gaf men daarin aan dat wat als achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen kunnen worden gezien afhankelijk is van de situatie in een lidstaat en dat het in ieder geval niet goed voorstelbaar is dat een meerderheid van de huishoudens onder deze groep zou vallen.De voorgestelde DAEB-inkomensgrenzen voor meerpersoonshuishoudens en eenpersoonshuishoudens zijn gebaseerd op de indicaties die Nibud over huishoudensbudgetten presenteert. Het bijkomstige effect van de voorgestelde DAEB-inkomensgrenzen is dat 3,36 miljoen huishoudens tot de potentiële doelgroep gaan behoren. Per saldo groeit de potentiële doelgroep daardoor licht (met 106.000 huishoudens). Met deze wijzigingen blijft er dus sprake van een potentiële doelgroep die in relatieve omvang beperkt is (ca. 45% van alle huishoudens).Daarnaast is er de vrije toewijzingsruimte waarbinnen woningcorporaties DAEB-woningen aan huishoudens die buiten de doelgroep vallen, kunnen toewijzen. Ook deze vrije toewijzingsruimte blijft naar verwachting met de voorgestelde wijzigingen landelijk gezien grosso modo gelijk. Nederlandse woningcorporaties hebben een DAEB-taak opgedragen gekregen, waarmee invulling wordt gegeven aan de gedeelde waarden van de Unie met betrekking tot diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 14 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zo waarborgen zij een hoog niveau van kwaliteit, toegankelijkheid, veiligheid, gelijke behandeling, en betaalbaarheid (zoals verwoord in protocol nr. 26 bij het VWEU betreffende diensten van algemeen belang).De toelichting op het wetsvoorstel is verder aangevuld met de wijze waarop deze maatregelen de gedeelde waarden van de Unie met betrekking tot diensten van algemeen economisch belang op grond van het VWEU waarborgen. Tevens gaat de toelichting specifieker in op de voorwaarden waaronder staatssteun verenigbaar is met de interne markt (geschiktheid en noodzakelijkheid).Resumerend is de inschatting van het kabinet dat een formele melding op grond van het DAEB-vrijstellingsbesluit niet nodig is. Zoals hierboven toegelicht, neemt dat niet weg dat het kabinet in gesprek is met de Europese Commissie en voor zover nodig om guidance vraagt.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting enkele redactionele verbeteringen aan te brengen.Voorts is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om het wetsvoorstel zoals dat aan de Afdeling advisering van de Raad van State is voorgelegd, te splitsen.Tijdens de parlementaire behandeling van de Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten is gebleken dat er behoefte is aan een snelle wettelijke regeling voor tijdelijke huurkorting. Om aan die wens tegemoet te komen, is besloten dat onderdeel uit het aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel te lichten en als zelfstandig wetsvoorstel voort te zetten.Bovendien is in het wetsvoorstel tijdelijke huurkorting een wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II opgenomen. Die wijziging strekt tot verlenging van de geldigheidsduur van voorlopige investeringsverklaringen als bedoeld in die wet die eindigen in 2020. Als gevolg van de beperkingen in verband met de Coronacrisis is het voor houders van dergelijke verklaringen niet mogelijk gebleken om de voorgenomen investeringen tijdig te doen. De geldigheid van die investeringsverklaringen wordt daarom met een jaar verlengd.Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot voor Rechtsbescherming, verzoeken de hierbij gevoegde gewijzigde voorstellen van wet en de gewijzigde memories van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De minister van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesVoetnoten(1) Zie artikel 48, eerste lid van de Woningwet.(2) DAEB is de afkorting voor dienst van algemeen economisch belang.(3) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 1.(4) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.1.(5) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.2.(6) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 8.5.(7) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.1.(8) Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 32847, nr. 470.(9) Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 32847, nr. 470, p. 26.(10) Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 32847, nr. 470, p. 26.(11) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.1.(12) Besluit van 15 december 2009, E 2/2005 en N 642/2009, C(2009) 9963 def.(13) C(2009) 9963 def., punt 50.(14) C(2009) 9963 def., punt 41.(15) Zie laatstelijk Gerecht EU 15 november 2018, ECLI:EU:T:2018:795, T-202/10 RENV II en T-203/10 RENV II (Stichting Woonlinie e.a./Commissie).(16) C(2009) 9963 def., punt 55.(17) C(2009) 9963 def., punt 57.(18) "In view of these limitations and the legitimate public policy objective the existence of this social mix mechanism can therefore be accepted as valid within the public service definition", aldus de Commissie. Zie C(2009) 9963 def., punt 58.(19) Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (2012/21/EU) (PbEU 2012, L 7/3).(20) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.1.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bevordering samenwerking en rechtmatige zorg.

[Gepubliceerd: 2020-07-03] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2020, no.2019002731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen over gegevensuitwisseling ter bevordering van samenwerking binnen het zorgdomein en van doelmatige en rechtmatige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp (Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg), met memorie van toelichting.Het voorstel introduceert het Waarschuwingsregister zorgfraude (hierna: Waarschuwingsregister) voor gemeenten en ziektekostenverzekeraars. Daarnaast biedt het voorstel een wettelijke grondslag voor de gegevensverstrekking aan en door het samenwerkingsverband Informatieknooppunt zorgfraude (hierna: IKZ). Tot slot regelt het voorstel dat in plaats van verstrekking door elke afzonderlijke gemeente het Inlichtingenbureau (hierna: IB) namens alle gemeenten gegevens verstrekt en ontvangt van het IKZ.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de definitie van fraude, de gevolgen van het Waarschuwingsregister en de rechtsbescherming voor betrokkenen, de wettelijke grondslagen voor gegevensverstrekking aan het IKZ, de eventuele mogelijkheid tot profilering, het aanwijzen van een stichting IKZ, de verwerkingsverantwoordelijkheid van het IB, en de mogelijkheid tot subdelegatie. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.1. Achtergrond en inhoud van het voorstelHet voorstel moet worden bezien tegen de achtergrond van de maatschappelijke discussie over een effectieve aanpak van zorgfraude. (zie noot 1) In dat kader is in 2016 het samenwerkingsverband IKZ van start gegaan tussen verschillende samenwerkingspartners. Het doel daarvan is onderling signalen van zorgfraude te kunnen uitwisselen. Binnen het huidige samenwerkingsverband worden gegevens verstrekt aan deelnemende instanties op grond van bilaterale en multilaterale wettelijke grondslagen. (zie noot 2) Volgens de toelichting worden - ondanks deze grondslagen voor gegevensverwerking - toch knelpunten ervaren. In het bijzonder vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het (door)verstrekken van gegevens via het IKZ en het verwerken van persoonsgegevens door het IKZ. (zie noot 3)Het voorstel beoogt deze knelpunten weg te nemen door het IKZ wettelijk te verplichten tot het verwerken en verstrekken van gegevens noodzakelijk voor de bestrijding van fraude in de zorg. (zie noot 4) Onder zorgfraude verstaat de toelichting "het opzettelijk misleidend handelen binnen het zorgdomein, met het oog op eigen of andermans gewin". (zie noot 5) Ook krijgt het IKZ tot taak om op basis van de verzamelde gegevens trends en ontwikkelingen te signaleren, en beleidsinformatie en statistische informatie te ontwikkelen. (zie noot 6)Daarnaast regelt het voorstel een wettelijke grondslag voor een Waarschuwingsregister. Het Waarschuwingsregister is een instrument dat los staat van het IKZ. Het Waarschuwingsregister is een uitwerking van de motie-Potters en Van Dijk. (zie noot 7) Daarin is gevraagd om een zwarte lijst van frauderende zorgaanbieders en -bemiddelingsbureaus. (zie noot 8) Het voorstel regelt ten behoeve van het Waarschuwingsregister de grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens, waaronder gegevens over de gezondheid en gegevens van strafrechtelijke aard.Uit de toelichting blijkt dat met deze verwerking wordt gedoeld op de registratie van deze gegevens in een centraal register. In dit register kunnen zorgaanbieders worden geregistreerd als de betreffende instantie tot de gerechtvaardigde overtuiging is gekomen dat sprake is van fraude in de zorg. (zie noot 9) Gemeenten, zorgverzekeraars, uitvoerders van de Wet langdurige zorg (Wlz) en particuliere ziektekostenverzekeraars (zie noot 10) kunnen dit register raadplegen om te kijken of een bepaalde zorgaanbieder (of houder van een persoonsgebonden budget) hierin geregistreerd staat.Ten slotte regelt het voorstel dat het IB het gegevensknooppunt wordt tussen de gemeenten en het IKZ. Het IB functioneert momenteel al als gegevensknooppunt tussen gemeenten en andere instanties. Zo verstrekt het signalen van instanties, zoals het UWV, aan gemeenten ten behoeve van de rechtmatigheidscontrole van bijvoorbeeld uitkeringen. Sinds de decentralisaties in het sociaal domein is het IB ook knooppunt voor het berichtenverkeer en andere diensten in het kader van de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015.Het wetsvoorstel regelt nu ook de verwerkingsverantwoordelijkheid in het kader van deze wetten. (zie noot 11) Het voorstel regelt daarnaast dat het IB persoonsgegevens verwerkt ten behoeve van de gemeenten voor zorgfraude: het verstrekken van gegevens aan het IKZ en het ontvangen van signalen via het IKZ verloopt via het IB. Voor deze gegevensverwerking wordt het IB ook verwerkingsverantwoordelijke. (zie noot 12)2. Definitie van fraude opnemen in de wettekstHet wetsvoorstel regelt dat gemeenten en ziektekostenverzekeraars gehouden zijn gegevens van natuurlijke personen of rechtspersonen te verstrekken, van wie zij op grond van een protocol de gerechtvaardigde overtuiging hebben dat zij fraude in de zorg hebben gepleegd, indien dat noodzakelijk is voor de bestrijding van deze fraude. Zoals hiervoor uiteen gezet, wordt volgens de toelichting onder het begrip fraude verstaan: "het opzettelijk misleidend handelen binnen het zorgdomein, met het oog op eigen of andermans gewin". (zie noot 13)De Afdeling merkt op dat essentiële onderdelen van regelgeving op het niveau van de wet dienen te worden vastgelegd. Dit geldt ook voor de definitie van het begrip fraude: deze definitie is essentieel voor het vaststellen van de reikwijdte van de wet. Mede op grond daarvan worden natuurlijke personen of rechtspersonen al dan niet geregistreerd in het Waarschuwingsregister en kunnen signalen worden verstrekt aan en door het IKZ. De gevolgen daarvan kunnen voor natuurlijke personen of rechtspersonen aanzienlijk zijn.De Afdeling adviseert de in de toelichting genoemde definitie van fraude in de wettekst op te nemen en het voorstel aldus aan te passen.3. Het Waarschuwingsregistera. Rol van het WaarschuwingsregisterIn het voorstel is geregeld dat het Waarschuwingsregister afzonderlijk functioneert van het IKZ. Volgens de toelichting kan in de praktijk echter een zekere samenhang bestaan. (zie noot 14) Naar aanleiding van door het IKZ verrijkte signalen kan de gerechtvaardigde overtuiging ontstaan dat sprake is van fraude. Dat kan vervolgens leiden tot opname in het Waarschuwingsregister, zo stelt de toelichting. (zie noot 15)Ook wordt toegelicht dat gebruik van het Waarschuwingsregister kan leiden tot gegevensverstrekking via het IKZ. (zie noot 16) Het kan dus gaan om tweerichtingsverkeer. Tegelijkertijd stelt de toelichting dat informatie uit het Waarschuwingsregister geen onderdeel uitmaakt van de gegevensuitwisseling met het IKZ. (zie noot 17) Dit roept de vraag op of er niet een zekere volgordelijkheid is in de gegevensverwerking van het IKZ en het Waarschuwingsregister, namelijk dat signaleren wel kan leiden tot opname in het Waarschuwingsregister, maar niet andersom.De Afdeling adviseert in de toelichting de verhouding tussen en in het bijzonder de volgordelijkheid van het Waarschuwingsregister en het IKZ te verduidelijken, en zo nodig het voorstel aan te passen.b. Rechtsbescherming betreffende registratie in het WaarschuwingsregisterRegistratie in het Waarschuwingsregister kan slechts plaatsvinden op grond van een bij een gemeente of ziektekostenverzekeraar gerezen gerechtvaardigde overtuiging van fraude. Een gerechtvaardigde overtuiging van fraude is echter niet hetzelfde als een strafrechtelijke veroordeling. Aan een gerechtvaardigde overtuiging worden minder zware eisen gesteld. (zie noot 18) Ook zonder dat er een strafrechtelijke veroordeling aan ten grondslag ligt, kunnen de gevolgen van opname in het Waarschuwingsregister voor de betrokkene aanzienlijk zijn. In de regel zullen deelnemers bijvoorbeeld besluiten niet tot contractering met de betrokkene over te gaan.Ook bestaat de kans dat de betrokkene niet wordt geïnformeerd over opname in het Waarschuwingsregister. Afzien van het informeren van de betrokkene is mogelijk als het informeren de verwezenlijking van de doeleinden van die verwerking onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen, (zie noot 19) zoals ook in de toelichting wordt aangegeven. (zie noot 20) Omdat het voor de betrokkene dan niet mogelijk is zich te verweren door een beroep te doen op de rechten die hij op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) heeft, moeten passende maatregelen worden genomen. (zie noot 21) Deze maatregelen zijn er blijkens de AVG op gericht om de rechten, de vrijheden en de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te beschermen, waaronder het openbaar maken van informatie. (zie noot 22)Bovendien moeten, zodra sprake is van een gerechtvaardigde overtuiging, de gegevens worden beschouwd als gegevens van strafrechtelijke aard in de zin van artikel 10 van de AVG, aldus de toelichting. (zie noot 23) Uit de AVG volgt dat als gegevens van strafrechtelijke aard worden verwerkt, in passende waarborgen moet worden voorzien. (zie noot 24) Gelet op het criterium van de gerechtvaardigde overtuiging van fraude en op het feit dat sprake is van gevoelige gegevens van strafrechtelijke aard, moeten in het voorstel de rechtsbescherming van betrokkenen, de bewaartermijnen en het toezicht op de juistheid van de gegevens voldoende worden gewaarborgd. Dat geldt zeker ook voor de bewaartermijnen. Van belang is dat deze zo kort mogelijk zijn om te voorkomen dat registratie in het Waarschuwingsregister de betrokkene langer wordt nagedragen dan strikt noodzakelijk is.De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de rechtsbescherming van betrokkenen. In het bijzonder dient te worden ingegaan op de wijze waarop wordt voorzien in de noodzakelijke passende maatregelen die getroffen moeten worden als wordt afgezien van het informeren van de betrokkene en het voorstel zo nodig aan te passen.4. Bestaande wettelijke grondslagen van verstrekking aan het IKZHet voorstel creëert een wettelijke grondslag voor gegevensverstrekking aan het IKZ (zie noot 25) en door het IKZ aan deelnemende instanties (zie noot 26) ten behoeve van fraudebestrijding. In het huidige samenwerkingsverband IKZ worden gegevens verstrekt op grond van bilaterale en multilaterale wettelijke grondslagen. Het IKZ hanteert hiervoor een informatieprotocol, met daarin de mogelijke rechtsgronden op basis waarvan de samenwerkingspartners aan elkaar (via het IKZ) gegevens kunnen verstrekken. (zie noot 27)Het voorstel verandert deze al bestaande wettelijke grondslagen niet. Volgens de toelichting wordt ook niet beoogd om te veranderen wat op basis van geldende wet- en regelgeving al concreet mogelijk is. (zie noot 28) Dit roept de vraag op of het voorstel beoogt alle signalen van zorgfraude via het IKZ te verstrekken en daarmee niet meer bilateraal of multilateraal. Of moet die mogelijkheid blijven bestaan en kunnen ook naast de nu voorgestelde grondslagen de bilaterale of multilaterale grondslagen van toepassing zijn.De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de mogelijke samenloop van bestaande wettelijke grondslagen en de in dit wetsvoorstel voorziene grondslag voor uitwisseling van persoonsgegevens, en zo nodig deze grondslagen op elkaar af te stemmen.5. ProfileringHet IKZ kan onder meer signalen verrijken (zie noot 29) door bij de deelnemende instanties "geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens op [te] vragen over andere zorgaanbieders, vergelijkbaar met de aanbieder waarover het signaal is geregistreerd", die "kunnen bijdragen aan het bekrachtigen dan wel ontkrachten van de informatie uit een (verrijkt) signaal", aldus de toelichting. (zie noot 30) Het IKZ kan daarnaast trends en ontwikkelingen signaleren en beleidsinformatie en statistische informatie ontwikkelen, waarvoor persoonsgegevens kunnen worden verwerkt. (zie noot 31Volgens de toelichting kunnen "nieuwe fenomenen () beter in beeld worden gebracht als bijvoorbeeld duidelijk is om welke zorgaanbieder(s) het gaat en in welke regio en welk domein deze zorgaanbieder actief is". (zie noot 32) Persoonsgegevens kunnen onderdeel uitmaken van deze informatie, aldus de toelichting. (zie noot 33) Dit kan duiden op het gebruik van profilering, zoals dat is omschreven in de AVG. (zie noot 34) Door middel van profilering worden bepaalde persoonlijke aspecten van een individu geëvalueerd aan de hand van groepskenmerken. Dit kan vérgaande gevolgen hebben als deze groepskenmerken in concrete situaties aan individuele burgers worden toegerekend. Profilering moet daarom worden omkleed met de nodige waarborgen. (zie noot 35)De vraag is of beoogd is profilering mogelijk te maken. Als dit niet wordt beoogd, dan zou dit in het voorstel uitdrukkelijk kunnen worden uitgesloten. Als echter wordt beoogd de mogelijkheid tot profilering open te houden, (zie noot 36) dan zijn meer wettelijke waarborgen nodig. Immers, profilering kan vergaande en indringende consequenties hebben. (zie noot 37) Zo kan een verrijkt signaal leiden tot registratie in het Waarschuwingsregister. Dat kan vervolgens leiden tot het niet overgaan tot contractering van zorgaanbieders. (zie noot 38) Ook kan het leiden tot stigmatisering. (zie noot 39) Bovendien kan sprake zijn van false positives, waarbij iemand ten onrechte wordt aangemerkt als risicogeval.Indien het voorstel beoogt profilering niet uit te sluiten dient het voorstel met concrete waarborgen te worden omkleed, als uitwerking van de algemene waarborgen die de AVG bevat. In het bijzonder kan worden gewezen op het transparantiebeginsel, het doelbindingsbeginsel en het beginsel van dataminimalisatie, zoals ook recentelijk aan de orde is geweest in de uitspraak van de rechtbank Den Haag over het Systeem Risico Indicatie. (zie noot 40)De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de mogelijkheid van profilering en het voorstel aan te passen.6. Aanwijzen stichting IKZHet IKZ functioneert op dit moment als een publiekrechtelijk samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid. Het wetsvoorstel beoogt dit samenwerkingsverband om te vormen tot een stichting belast met een wettelijke taak. Deze stichting wordt niet door de wet zelf ingesteld, maar wordt aangewezen bij regeling van de Minister. (zie noot 41) Volgens de toelichting is voor het aanwijzen van een stichting gekozen om de gelijkwaardige samenwerking tussen deelnemende (private en publieke) partijen te waarborgen. (zie noot 42) Ook wordt regie vanuit het departement niet wenselijk geacht vanwege het overkoepelende belang van fraudebestrijding, aldus de toelichting. (zie noot 43) De minister krijgt instrumenten die zien op de verantwoording van de bedrijfsvoering van de stichting. (zie noot 44)De Afdeling wijst erop dat met de gekozen constructie onduidelijk blijft door wie en op welke wijze politieke verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking kan worden gedragen. (zie noot 45) Gedacht kan worden aan situaties waarin ten onrechte gegevens worden verwerkt. De toelichting gaat hier niet op in.De Afdeling merkt daarbij op dat de verantwoordingsmechanismen zoals besproken in de toelichting voor deze situatie niet afdoende zijn, nu deze uitsluitend zien op de bedrijfsvoering en niet op de inhoud van de gegevensverwerking. Met het oog op de ministeriële verantwoordelijkheid rijst bovendien de vraag waarom in plaats van een stichting niet is gekozen voor een publiekrechtelijke rechtsvorm.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het voorstel aan te passen.7. Verwerkingsverantwoordelijkheid van het InlichtingenbureauHet Inlichtingenbureau functioneert momenteel al als gegevensknooppunt tussen gemeenten en andere instanties: het IB verzamelt en verwerkt gegevens van verschillende instanties en kan zo signalen verstrekken aan gemeenten over de (on)rechtmatigheid van een uitkering. Sinds de decentralisaties in het sociaal domein is het IB ook knooppunt voor het berichtenverkeer tussen gemeenten en andere diensten in het kader van de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015. Het voorstel regelt dat het IB tevens knooppunt tussen gemeenten en het IKZ wordt.Het IB wordt op grond van het voorstel verwerkingsverantwoordelijke als zij persoonsgegevens verwerkt. (zie noot 46) Daarnaast wordt het IB verwerkingsverantwoordelijke als het gegevens verwerkt op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. (zie noot 47) Volgens de toelichting ligt de belangrijkste reden voor toekenning van deze verwerkingsverantwoordelijkheid erin dat gemeenten onvoldoende in staat blijken om individueel en direct de taakuitoefening door het IB te sturen. (zie noot 48) De taken van het IB hebben een domein-overstijgend karakter en passen niet bij de rol van verwerker voor elke individuele gemeente, aldus de toelichting. (zie noot 49)De Afdeling merkt op dat het IB een faciliterende functie heeft tussen het IKZ en gemeenten. (zie noot 50) Tegelijkertijd maakt het voorstel het IB echter verwerkingsverantwoordelijke, wat de wettelijke plichten van de AVG met zich brengt. Dit houdt onder meer in dat het IB een zelfstandige afweging zal moeten maken van de noodzaak van de verstrekking van de gegevens aan en verwerking van deze gegevens door het IKZ. Met andere woorden, het IB krijgt een verantwoordelijkheid die moeilijk past bij zijn faciliterende taak. Het is niet goed mogelijk om zowel slechts te faciliteren namens de gemeenten, als het tegelijkertijd fungeren als verwerkingsverantwoordelijke.De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt nader toe te lichten en zo nodig aan te passen.8. SubdelegatieZowel bij het Waarschuwingsregister (zie noot 51) als bij het IKZ (zie noot 52) worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Deze regels hebben voor het Waarschuwingsregister onder meer betrekking op de eisen aan het protocol; (zie noot 53) de wijze waarop goedkeuring van het protocol plaatsvindt; de beveiliging en bewaartermijnen van de gegevens en de uitoefening van de rechten van betrokkenen. Voor het IKZ hebben zij onder meer betrekking op de wijze van en aanleiding voor de gegevensverstrekking; de voorwaarden voor gegevensverstrekking en -verwerking; de beveiliging, de bewaartermijnen en ten slotte de uitoefening van de rechten van betrokkenen.De Afdeling merkt op dat niet nader wordt toegelicht waarom wordt gekozen voor deze ruime delegatiegrondslag. Op zichzelf kunnen onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering worden gedelegeerd naar een ministeriële regeling. (zie noot 54) De Afdeling adviseert echter de mogelijkheid tot subdelegatie van onderwerpen die de rechtsbescherming raken, uit te sluiten. Rechtsbescherming is een essentieel en voor de burger ingrijpend onderwerp dat niet kan worden beschouwd als uitvoering van een regeling, waarvan op het niveau van een ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld. Dat geldt in elk geval voor de bewaartermijnen en de uitoefening van de rechten van betrokkenen.De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen in die zin dat voor onderwerpen die de rechtsbescherming raken alleen delegatie mogelijk is bij algemene maatregel van bestuur.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 2 juli 20201. Achtergrond en inhoud van het wetsvoorstelDe Afdeling geeft een samenvatting van wat in het wetsvoorstel is opgenomen en maakt hierbij geen opmerkingen waar de Regering op dient in te gaan.2. Definitie van fraude opnemen in de wettekstHet advies van de Afdeling is overgenomen. Besloten is de definitie zoals deze reeds was opgenomen in de Memorie van Toelichting op te nemen in de begripsomschrijving in artikel 1.1 van dit wetsvoorstel, deze komt aldus te luiden: "opzettelijk misleidend handelen binnen het domein van de Zorgverzekeringwet, Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of Jeugdwet, met het oog op eigen of andermans gewin, voor zover het in de wet strafbaar gestelde feiten betreft".3. Het Waarschuwingsregistera. Rol van het WaarschuwingsregisterUit het advies van de Afdeling maakt de Regering op dat de onduidelijkheid voortvloeit uit de zinsneden waarin staat dat "in de praktijk echter een zekere samenhang (kan) bestaan (tussen de twee instrumenten; VWS)" en "dat gebruik van het Waarschuwingsregister kan leiden tot gegevensverstrekking via het IKZ". De Regering erkent dat dit onderdeel verduidelijking behoefde. Naar aanleiding van het advies is daarom de verhouding tussen het Waarschuwingsregister en het IKZ te verduidelijkt. Dit is gedaan in zowel paragraaf 1.3 als 2.3 van de toelichting. Duidelijker is beschreven dat het in een centraal registratiesysteem, zoals het Waarschuwingsregister, onderling uitwisselen van (persoons)gegevens enerzijds en de uitwisseling van (persoons)gegevens met tussenkomst van het IKZ anderzijds, twee verschillende en apart van elkaar functionerende instrumenten zijn. Er is geen directe relatie tussen (het gebruik van) de twee instrumenten. Zij hebben elk eigen kenmerken en functies, dienen elk een eigen doel en worden elk op een ander moment in de bestrijding van fraude in de zorg ingezet. De mogelijkheden tot het gebruik van de instrumenten en de daarin opgenomen gegevens zijn, mede gelet op de te onderscheiden doelen, afzonderlijk van elkaar geregeld en voorzien van eigen voorwaarden en waarborgen. Aan de hand van een voorbeeld is in paragraaf 2.3 toegelicht hoe het gebruik van het ene instrument mogelijk indirect een gevolg kan hebben voor het gebruik van het andere instrument. Deze indirecte relatie of samenhang is daarin gelegen, dat het beide instrumenten zijn in de bestrijding van fraude in de zorg.b. Rechtsbescherming betreffende registratie in het WaarschuwingsregisterDe Regering onderschrijft het grote belang van het bieden van passende waarborgen voor en een zorgvuldige omgang met de rechten van betrokkene(n) bij de verwerking van persoonsgegevens in het algemeen en bij de verwerking van gegevens van strafrechtelijke aard in het bijzonder. Naar aanleiding van het advies is de toelichting op dit punt uitgebreid. In paragraaf 3.4 van de toelichting is naar aanleiding van het advies een doorkijk gegeven naar hetgeen in de amvb (en het protocol) moet worden geregeld ten aanzien van waarborgen en rechtsbescherming. Beschreven is dat specifiek ten aanzien van het afzien van de informatieplicht kan worden gedacht aan het in het protocol inzichtelijk maken in welke gevallen hiervan gebruik wordt gemaakt en welke maatregelen worden getroffen om de betrokkene zo spoedig mogelijk alsnog te informeren. Betreffende rechtsbescherming is toegelicht dat instanties aan betrokkenen inzichtelijk kunnen maken wanneer welke (rechts)handeling wordt verricht en welke (juridische) procedures mogelijk zijn om daartegen op te komen. In het advies heeft de Afdeling ook gewezen op de waarborgen wat betreft de bewaartermijnen en het toezicht op de juistheid van de gegevens. In de toelichting is ten aanzien van nadere regels over bewaartermijnen opgemerkt dat rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en uniformiteit voor betrokkenen het uitgangspunt moeten zijn. Voor de invulling ervan is meegegeven dat gedacht kan worden aan de mogelijkheid tot differentiatie in de te hanteren bewaartermijnen, mits dat is omkleed met voorwaarden en waarborgen. Voorts is in de toelichting nog geëxpliciteerd dat de betrokken instanties zelf verantwoordelijk zijn voor intern toezicht op de juistheid van de gegevens(verwerking).In de toelichting is tot slot ook verduidelijkt dat de wijze waarop de wet is ingericht, de invulling die daaraan moet worden gegeven in de amvb en het door instanties op te stellen protocol, samen het geheel van passende maatregelen en waarborgen vormen waarmee de inbreuk op privacy en de mogelijke gevolgen daarvan voor betrokkenen steeds tot een minimum worden beperkt. Het betreft de in het algemeen geldende strikte voorwaarden voor de gegevensverwerking, procedurele voorschriften en vereisten (zie paragraaf 3.3 van de toelichting).4. Bestaande wettelijke grondslagen van verstrekking aan het IKZDe opmerking van de Afdeling geeft de Regering de aanleiding om nogmaals te benadrukken dat het onderhavige wetsvoorstel beoogt te voorzien in een gesignaleerde lacune. Efficiënte en zorgvuldige samenwerking tussen instanties door middel van het IKZ, wordt in de eerste plaats bemoeilijkt doordat de huidige sectorale wetgeving onvoldoende wettelijke grondslagen biedt om persoonsgegevens uit te wisselen. (Sectorale) wetgeving bevat doorgaans enkel grondslagen voor verwerking van persoonsgegevens door de instantie die in die specifieke wet is aangewezen.Als instanties multilateraal samenwerken teneinde fraude in de zorg te bestrijden en verstrekking en verwerking van persoonsgegevens nodig is, moet per instantie en per verwerking worden beoordeeld of er een grondslag is tot verwerking. Dit kost niet alleen veel werk en tijd, maar hierdoor kunnen verrijkte signalen ook niet of niet volledig met bepaalde instanties gedeeld worden en kan fraude onnodig lang(er) doorgaan. Ook maakt het de uitwisseling van persoonsgegevens foutgevoelig en risicovol.Het is niet de bedoeling dat onderhavig wetsvoorstel de bestaande grondslagen vervangt en het is ook niet nodig om de grondslagen op elkaar af te stemmen, omdat deze binnen het eigen domein voor eigen doeleinden hun meerwaarde hebben. Om die reden is de toelichting ten aanzien van dit onderdeel verduidelijkt. Onder andere het volgende is opgenomen in paragraaf 4.1: "De in de wet gecreëerde grondslag bestaat naast de reeds bestaande grondslagen voor het verstrekken van persoonsgegevens in andere (specifieke) wetgeving en verandert die grondslagen ook niet. Deze wet doet niets af aan de bestaande grondslagen voor bilaterale of multilaterale uitwisseling van (persoons)gegevens tussen betrokken instanties. Die onderlinge uitwisseling van gegevens blijft mogelijk, maar daarbij moet ook de toepassing van onderhavige wet worden meegenomen. Benadrukt wordt dat de met deze wet gecreëerde grondslag voor uitwisseling van (persoons)gegevens alleen de gegevensuitwisseling tussen het IKZ en de in artikel 2.3, eerste lid, genoemde instanties betreft en geen grondslag biedt voor een uitwisseling tussen instanties onderling."5. ProfileringIn dit onderdeel van het advies van de Afdeling wordt in de eerste alinea ook het verrijken van gegevens door het IKZ genoemd, waarna het vervolg van het advies ziet op de taak onderzoek en analyse. Zekerheidshalve merken wij hier daarom eerst op dat het bij de taak van verrijking gaat om het staven van een signaal van fraude in de zorg in een concreet geval, betreffende een partij die daarbij al in beeld is. Bij het staven van het signaal kan aan de hand van een benchmark bijvoorbeeld een afwijking van het normale inzichtelijk worden gemaakt. Het gaat bij deze taak dan ook niet om het in beeld brengen van niet bij het signaal betrokken (mogelijke) fraudeurs of fenomenen of het signaleren van nieuwe fraudeurs.In het advies van de Afdeling gaat het vervolgens over de taak van het IKZ tot het signaleren van trends en fenomenen. De Regering erkent dat de door de Afdeling met betrekking tot deze taak van het IKZ aangehaalde passage uit de toelichting de indruk kan wekken, dat sprake is van (het mogelijk maken van) profilering door het IKZ. Dat is echter niet beoogd en naar aanleiding van het advies van de Afdeling is dit dan ook expliciet uitgesloten in artikel 2.5 van de wet.In de toelichting is daarover opgenomen dat is uitgesloten dat het IKZ profileert zoals bedoeld in artikel 4, onder 4, van de AVG. Er mag geen enkele vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens plaatsvinden waarbij aan de hand van persoonsgegevens bepaalde persoonlijke aspecten van een natuurlijke persoon worden geëvalueerd, met name met de bedoeling zijn beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren, interesses, betrouwbaarheid, gedrag, locatie of verplaatsingen te analyseren of te voorspellen. Er worden geen personen in categorieën (profielen) ingedeeld op basis van hun persoonsgegevens en er is geen sprake van het in kaart brengen van personen met een verhoogd risico (op betrokkenheid bij fraude in de zorg). Tot slot vindt door het IKZ ook geen (geautomatiseerde individuele) besluitvorming plaats als bedoeld in artikel 22 van de AVG. Hoewel gegevens over (individuele) rechtspersonen mogelijk geen persoonsgegevens bevatten, mogen uitkomsten van de IKZ taak onderzoek en analyse nooit terug te herleiden zijn tot (individuele) rechtspersonen.6. Aanwijzing stichting IKZDe opmerkingen van de Afdeling zijn te verdelen in twee punten, namelijk ten eerste de vraag wie (politiek) verantwoordelijk is voor de gegevensverwerking en ten tweede de keuze voor de vorm van een stichting en hoe deze zich verhoudt tot de ministeriële verantwoordelijkheid.Ten aanzien van de gegevensverwerking wil de Regering benadrukken dat expliciet is gekozen de gegevensverwerking in te vullen in wet- en regelgeving en vervolgens bij de stichting te beleggen. Op deze manier wordt deze taak op afstand van het ministerie geplaatst.De kaders voor de gegevensverwerking door de stichting worden vastgesteld in wet- en regelgeving. De eerste verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van die wet- en regelgeving berust bij de stichting. De stichting wordt in het licht van de AVG beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke. Zij is daarmee het eerste aanspreekpunt bij de uitvoering van de voor hen geldende wet- en regelgeving. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en sport (hierna: de minister) kan politiek worden aangesproken op de inhoud en kwaliteit van de door hem in de wet- en regelgeving vastgestelde kaders en het toezicht op een deugdelijke uitvoering daarvan zoals dit ook geldt voor andere taken die bij wet- en regelgeving worden toebedeeld aan derden (instanties). De instrumenten die de minister tot zijn beschikking heeft om toezicht te houden op de stichting worden hierna omschreven.Ten aanzien van de opmerking van de Afdeling dat de gegeven verantwoordingsmechanismen onvoldoende zijn in het licht van de (politieke) verantwoordelijkheid ten opzichte van de stichting erkent de Regering dat hier verduidelijking nodig is. Zoals hiervoor aangegeven is de Stichting IKZ verwerkingsverantwoordelijke en in zoverre op grond van de AVG aanspreekbaar. Echter, de minister dient ten aanzien van de uitoefening van de toebedeelde taak voldoende instrumenten in handen te hebben om toe te zien op een deugdelijke uitvoering. Om die reden is allereerst in artikel 1.1 bepaald dat de minister het IKZ bij ministeriële regeling kan aanwijzen. Dit geeft de bevoegdheid de taakuitoefening indien daartoe aanleiding bestaat bij een andere (geschiktere) instelling te beleggen. Voorts is door middel van delegatiegrondslagen bepaald dat bij of krachtens amvb regels worden gesteld over de inrichting, het beheer van, en de verantwoording door het IKZ. In de amvb worden regels opgenomen ten aanzien van vaststellen van het jaarplan van het IKZ en de hieraan verbonden bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen. Hieronder zijn ook de begroting, het werkprogramma en beleidsvoornemens opgenomen. Deze grondslag in de wet ziet dus op actieve sturingsmogelijkheden voor de minister op de inhoudelijke uitvoering van de taak door het IKZ en niet enkel op aspecten die te maken hebben met de bedrijfsvoering. Voorts is bepaald dat er regels kunnen worden gesteld over de financiering en financiële verslaglegging. Te denken valt aan het overleggen van de begroting, zoals welke verantwoordingsvereisten er zijn. Voorzien wordt dat het IKZ wordt opgenomen in de Planning & control-cyclus van het Ministerie van VWS. Tot slot is er een ruime grondslag opgenomen dat er bij of krachtens amvb regels kunnen worden gesteld aan het aanwijzen van het IKZ (bij ministeriële regeling) en welke voorwaarden aan die aanwijzing worden verbonden. Dit kan in zoverre worden beschouwd als een sluitstuk op basis waarvan minimumvereisten kunnen worden opgenomen waaraan de aan te wijzen instelling dient te voldoen.Parallel aan dit wetsvoorstel wordt de Stichting IKZ opgericht. In de statuten van de stichting is opgenomen wat het doel van de stichting is, waarmee een duidelijke doelbinding met de wet is vastgelegd. Ook is hierin bepaald dat het doel van de stichting niet kan worden gewijzigd zonder tussenkomst van de minister. De minister heeft de bevoegdheid om de bestuurders aan te wijzen (gehoord hebbende VNG en ZN), te schorsen en te ontslaan. Dit geeft hem de mogelijkheid om bij eventueel wanbeleid exclusief en direct op te treden en is hij niet afhankelijk van derden om te kunnen handelen. Ook moet de stichting alle door de minister verzochte inlichtingen aan de minister verstrekken en heeft de minister zitting in de raad van advies van de stichting.Gelet op het advies van de Afdeling is nagegaan in hoeverre de gegeven instrumenten afwijken van de instrumenten die de minister zou hebben bij een publiekrechtelijke variant. Hieruit blijkt dat het samenspel aan instrumenten voortvloeiend uit onderhavig wetsvoorstel en de statuten van de op te richten stichting een nagenoeg vergelijkbaar niveau aan sturingsmogelijkheden biedt als bij een publiekrechtelijke rechtsvorm. Het advies van de Afdeling heeft aanleiding gegeven om in de (onderliggende) regelgeving de nodige instrumenten op te nemen en een aantal extra instrumenten voor de minister toe te voegen in de statuten voor de stichting, zodat een nog meer vergelijkbaar niveau aan sturingsmogelijkheden wordt gecreëerd.Concreet is in de Wbsrz, artikel 2.7, bepaald dat bij of krachtens amvb regels worden gesteld over de inrichting en het beheer van en verantwoording door het IKZ. Ten aanzien van de verantwoording door het IKZ is in de Wbsrz bepaald dat de minister expliciet de bevoegdheid heeft om een aanwijzing te geven ten aanzien van het jaarplan. In de amvb wordt vervolgens ook bepaald dat de minister het jaarplan zal moeten goedkeuren. Daarnaast is in de Wbsrz nu aanvullend opgenomen dat de minister het IKZ kan verzoeken om de verstrekking inlichtingen en kan hij ook naar aanleiding hiervan een aanwijzing geven. In de amvb zal dit nader worden uitgewerkt. Ook worden er in de amvb regels gesteld over inzage en inspraak in de begroting, het werkprogramma en de beleidsvoornemens van het IKZ. Voorts is in de Wbsrz geregeld dat er regels worden gesteld over de financiering en financiële verslaglegging, dit omvat in ieder geval dat de minister hier inzage in krijgt. Tot slot is in de Wbsrz een bepaling opgenomen dat bij het aanwijzen van de instelling nog nadere regels kunnen worden gesteld, hiermee is beoogd om indien nodig in de amvb extra zekerheid te creëren rondom een zorgvuldige taakuitoefening van de aan te wijzen instelling.In de statuten worden daarnaast de volgende aanvullende elementen opgenomen. Allereerst is bepaald dat twee leden van de Raad van Bestuur gezamenlijk kunnen overgaan tot ontslag van het derde lid van de Raad van Bestuur. Hieraan is toegevoegd dat dit plaatsvindt op grond van de door de minister verleende goedkeuring, nadat hij daarover de VNG en ZN heeft gehoord. Ten tweede is bepaald dat de stichting een intern register van nevenfuncties van bestuurders en medewerkers van de stichting bijhoudt. Toegevoegd is dat de minister te allen tijde recht heeft op kosteloze inzage van dit register en dat opname of wijzigingen in dit register onverwijld gemeld worden bij de minister. Ten derde is bepaald dat de leden van de Raad van Advies worden toegelaten door de Raad van Bestuur. Hieraan is toegevoegd dat deze toelating door de minister wordt goedgekeurd, nadat hij de VNG en ZN daarover gehoord heeft. Dit geldt tevens voor de opzegging en beëindiging van het lidmaatschap van de Raad van Advies. Tot slot is opgenomen dat de minister het jaarplan van de stichting vaststelt.De in onderliggende regelgeving opgenomen instrumenten bieden een extra waarborg, omdat de sturingsmogelijkheden ten aanzien van de stichting op deze manier niet alleen vastliggen in de statuten van de stichting maar ook verankerd zijn in de wet- en regelgeving. Met het totaal van deze instrumenten kan de minister invulling geven aan zijn ministeriële verantwoordelijkheid ten opzichte van de stichting. Gelet op het feit dat een goede uitvoering van de wet- en regelgeving afhankelijk is van draagvlak bij alle betrokken instanties, ook de private partijen (zorgverzekeraars) en partijen met decentrale beleidsvrijheid (gemeenten), zoals ook toegelicht in paragraaf 4.2 van de toelichting, vindt de Regering dat de keuze voor de stichtingsvorm van belang is voor het waarborgen van een goede betrokkenheid van de diverse instanties en sluit deze keuze aan bij de functie die het IKZ bekleedt. Het geheel aan instrumenten en waarborgen in wet- en regelgeving en hetgeen bepaald is in de statuten, biedt volgens de Regering afdoende sturingsinstrumenten om invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid, zonder afbreuk te doen aan de positie van betrokken instanties met oog voor de gelijkwaardigheid van die instanties. Daarmee zijn de uitgangspunten voor het noodzakelijke draagvlak onder en bereidheid tot actieve deelname van de betrokken instanties geborgd.7. Verwerkingsverantwoordelijkheid van het InlichtingenbureaIn het wetsvoorstel worden voor het IB wettelijke grondslagen gecreëerd voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van gemeenten ten aanzien van de Wmo 2015, Jeugdwet en uitwisseling van gegevens met het IKZ. De opmerking van de Afdeling gaat enkel over de rol en beoogde verwerkingsverantwoordelijkheid van het IB ten opzichte van die laatste rol, te weten de gegevensuitwisseling met het IKZ. Daarin signaleert zij dat een zelfstandige verwerkingsverantwoordelijkheid en de in de toelichting genoemde faciliterende rol voor het IB niet goed mogelijk zijn.De Regering erkent dat dit verwarrend overkomt, met name door het woord faciliteren. Daarmee is bedoeld dat het IB gemeenten faciliteert door een knooppuntfunctie in de Wmo 2015 en Jeugdwet te bekleden die gemeenten anders allemaal zelf hadden moeten organiseren. Dit geldt in dezelfde mate voor de aansluiting van gemeenten op het IKZ. Beoogd is dat dit, zoveel mogelijk, geautomatiseerd gaat plaatsvinden. Het is daarbij ondenkbaar dat alle gemeenten hiervoor zelf een aansluiting moeten creëren.Desalniettemin vervult het IB de rol van verwerkingsverantwoordelijke omdat er ten eerste onvoldoende sturingsrelatie tussen álle gemeenten enerzijds en het IB anderzijds kan bestaan. Dit heeft de AP, zoals in de toelichting aangegeven, reeds gesignaleerd. Anderzijds is ten aanzien van de verstrekking van gegevens aan het IKZ de rol van het IB bovendien groter. Het IB zal ten behoeve van gemeenten in de situatie dat een signaal is verstrekt aan het IKZ en het IKZ het signaal verrijkt en daarvoor gegevens opvraagt bij de betrokken instanties, zelf gegevens uit het Wmo- en Jw-berichtenverkeer verstrekken aan het IKZ. Bij die verwerking hebben gemeenten geen direct zicht op wat er bij die verwerking gebeurt, uitgaande van de nagestreefde automatisering van dit proces. Binnen de kaders van dit wetsvoorstel en beoogde onderlinge regelgeving zal het IB de noodzakelijke gegevens aan het IKZ verstrekken, in zoverre maakt het IB derhalve een zelfstandige afweging tot verstrekking van gegevens.In paragraaf 4.8 is naar aanleiding van het advies van de Afdeling de rol en verwerkingsverantwoordelijkheid van het IB bij de gegevensuitwisseling met het IKZ verder verduidelijkt.8. SubdelegatieNaar aanleiding van het advies is het wetsvoorstel overeenkomstig de opmerking van de Afdeling aangepast. Zowel ten aanzien van het Waarschuwingsregister als het IKZ is subdelegatie voor de onderwerpen bewaartermijnen en rechten van betrokkenen uitgesloten. Voorts wordt opgemerkt dat het in de rede ligt dat ten aanzien van essentiële onderdelen, zoals de voorwaarden, vereisten, maatregelen en waarborgen waarbinnen de verwerking van gegevens in het kader van de wet moet plaatsvinden, de mogelijkheden tot subdelegatie beperkt zijn. Deze zaken worden in ieder geval gedetailleerd uitgewerkt op het niveau van algemene maatregel van bestuur. De mogelijkheden tot subdelegatie zien op aspecten die de uitvoeringspraktijk zodanig raken en aan verandering onderhevig zijn, dat het uit praktische overweging voor de hand ligt dit op het niveau van een ministeriële regeling te regelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om (de technische) aspecten van inrichting van de elektronische voorzieningen van het IKZ en het mogelijk maken van geautomatiseerde koppelingen met systemen van betrokken instanties en de beveiliging van de elektronische voorzieningen. Wat betreft de beveiliging van persoonsgegevens bestaat het voornemen om het BIO voor te schrijven voor zowel het Waarschuwingsregister als het IKZ. (zie noot 55)9. Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wijzigingen aan te brengen in de wettekst en memorie van toelichting, anders dan hiervoor reeds aan de orde gekomen en toegelicht.In de eerste plaats betreft het aanpassingen van tekstuele en redactionele aard in zowel de wettekst als toelichting.In de tweede plaats betreft het verbetering van de wettekst, naar aanleiding van voortschrijdend inzicht die onder andere voortvloeien uit het schrijven van de onderliggende regelgeving en die in het verlengde liggen van wat reeds in het wetsvoorstel was beoogd. Het betreft de volgende aanpassingen:- In artikel 2.3 is in een nieuw ingevoegd lid expliciet opgenomen welke openbare bronnen het IKZ in het kader van verrijken van gegevens mag raadplegen. Het betreft het Handelsregister en het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording (JMV). Daarnaast zijn in de toelichting de mogelijkheden tot het raadplegen van (openbare) bronnen in het kader van de onderzoek en analyse taak van het IKZ beter beschreven, waarbij beter is aangesloten op de wettekst.- In afstemming met diverse betrokkenen in het kader van de totstandkoming van de bij dit wetsvoorstel behorende amvb, is de wettekst betreffende de verstrekking van gegevens door het IKZ aan geëigende instanties aangepast. De bepaling is zo vormgegeven dat de uitzondering die voor deze verstrekking geldt, ingegeven door de geheimhoudingsplicht in artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alleen geldt voor gegevens van de rijksbelastingdienst en voor gegevens van de FIOD, voor zover het gegevens uit fiscaal opsporingsonderzoek betreft. Als gevolg van deze wijziging geldt de bepaling niet voor gegevens uit niet-fiscale opsporingsonderzoeken van de FIOD en voor gegevens van de Inspectie SZW, zoals dat in de vorige versie van het wetsvoorstel het geval was.- In afstemming met diverse betrokkenen in het kader van de totstandkoming van de bij dit wetsvoorstel behorende amvb is de toelichting ten aanzien van politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens aangescherpt. Het betreft met name paragraaf 4.7.- In artikel 1.2 van het voorstel, waarin is opgenomen dat op grond van de wet geen gegevens worden verstrekt waarop het medisch beroepsgeheim rust is artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) opgenomen, omdat deze wettelijke bepaling aangaande het beroepsgeheim onbedoeld nog ontbrak.- In de Wmo 2015 en Jeugdwet is in de bepalingen waarin de verwerkingsverantwoordelijkheid voor het IB wordt geregeld, toegevoegd dat het gaat om de bij of krachtens amvb aangewezen verwerkingen. Dit is noodzakelijk gebleken om beter te verduidelijken bij welke verwerkingen het IB deze verantwoordelijkheid draagt. Daarbij wordt ten overvloede opgemerkt dat het niet gaat om een uitbreiding van bestaande verwerkingsgrondslagen, maar om een betere duiding welke verwerking het college verricht en welke door het IB (zullen) worden verricht.Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De minister van Volksgezondheid, Welzijn en SportVoetnoten
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het amendement van het lid Krol (Kamerstuk 32 411, nr. 11) (toevoeging van leeftijd als non-discriminatiegrond in de Grondwet).

[Gepubliceerd: 2020-07-03] Bij brief van 11 februari 2020 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Tweede Kamer van voorlichting te dienen over het amendement van het lid Krol (Kamerstukken II 2019/20, 32 411, nr. 11) bij het voorstel van wet van de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet nadere beloningsmaatregelen financiële ondernemingen.

[Gepubliceerd: 2020-07-02] Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2020, no. 2020665, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende nadere regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen (Wet nadere beloningsmaatregelen financiële ondernemingen), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel bevat een aantal nadere maatregelen over beloningen in financiële ondernemingen. Daartoe wijzigt het hoofdstuk 1.7 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Geregeld wordt onder meer dat een financiële onderneming er zorg voor draagt dat aandelen (zie noot 1) die bestanddeel vormen van de vaste beloning van personen die werkzaam zijn onder haar verantwoordelijkheid ten minste tot vijf jaar na verwerving worden aangehouden (hierna: de wettelijke retentieperiode). (zie noot 2)De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over het eigendomsrecht en de voorgestelde overgangsregeling. In verband daarmee is aanpassing van het wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.1. Eigendomsrecht en overgangsregelingZoals in de toelichting wordt onderkend, kan de voorgestelde introductie van een wettelijke retentieperiode een aantasting vormen van bestaande overeenkomsten met werknemers. (zie noot 3) In zoverre kan het wetsvoorstel dan ook een inbreuk vormen op het beschermde recht op een ongestoord genot van eigendom. (zie noot 4)In de toelichting wordt opgemerkt dat voor zover de maatregelen hierop een inbreuk vormen, dat gerechtvaardigd is ter voorkoming van perverse prikkels die ertoe kunnen leiden dat de stabiliteit van de onderneming in gevaar komt of het klantbelang wordt veronachtzaamd en met het oog op het borgen van het maatschappelijk draagvlak voor en het vertrouwen in banken. Mede met het oog op de proportionaliteit wordt voor bestaande gevallen voorzien in overgangstermijn van een jaar na het moment van inwerkingtreding. (zie noot 5)De Afdeling wijst erop dat de regeling voor een wettelijke retentieperiode gevolgen kan hebben voor overeenkomsten die zien op financiële instrumenten die reeds daadwerkelijk aan medewerkers in eigendom zijn overgedragen. In de toelichting worden die gevallen niet uitdrukkelijk onderkend. De betrokken medewerkers kunnen de beloning in aandelen aanvaard hebben of keuzes hebben gemaakt over de aanwending van de aandelen zonder kennis van de nieuwe regels.De vraag rijst of het correct is de eventuele nadelige financiële gevolgen daarvan ten laste van de betrokken medewerkers te brengen. Weliswaar is voorzien in een overgangsperiode van een jaar, zoals dat ook bij de invoering van maatregelen voor bonussen destijds is gebeurd. De Afdeling merkt echter op dat bonussen meestal per jaar worden betaald, terwijl het bij in de onderhavige maatregelen gaat om een periode van vijf jaar. In dat licht behoeft een overgangsperiode beperkt tot een jaar een aanvullende toelichting, mede gelet op het vereiste van proportionaliteit bij het maken van een inbreuk op het eigendomsrecht.De Afdeling adviseert om daarbij tevens aandacht te besteden aan de mogelijke gevolgen voor de uitoefening van de eigendomsrechten van aandeelhouders van niet-beursgenoteerde financiële ondernemingen in de gevallen waarin bijzondere regimes van toepassing zijn wat betreft de verkoop van aandelen. Voor het geval dat er voorafgaand aan de invoering van de nieuwe maatregel reeds regelingen zijn getroffen voor bijvoorbeeld vaste verkoopmomenten, dienen de gevolgen hiervoor van de nieuwe regeling nader te worden bezien. (zie noot 6)De Afdeling adviseert de toelichting naar aanleiding van het voorgaande te verduidelijken en aan te vullen, en zo nodig het voorstel aan te passen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0089/III- In artikel I, onderdeel A, onder 2, in het voorgestelde tweede lid van artikel 1:111 Wft de zinsnede "en richtsnoeren van Europese toezichthoudende autoriteiten" schrappen. Deze richtsnoeren vinden steeds hun grondslag in bindende EU-rechtshandelingen. Hierom, en vanwege het niet-verbindende karakter van dergelijke richtsnoeren als zodanig, is het apart vermelden ervan overbodig en onwenselijk. (zie noot 7)Nader rapport (reactie op het advies) van 2 juli 20201. Hieraan is gevolg gegeven. Het overgangsrecht bij de voorgestelde introductie van een wettelijke retentieperiode voor aandelen en vergelijkbare financiële instrumenten in de vaste beloning van financiële ondernemingen is aangepast. Er is nu in eerbiedigende werking voorzien ten aanzien van financiële instrumenten die reeds voor afloop van het overgangsrecht zijn verworven door medewerkers die al op het moment van inwerkingtreding van de retentieperiode voor de financiële onderneming werkzaam zijn. De overgangsperiode van een jaar wordt in stand gelaten om, waar nodig, de arbeidsvoorwaarden, contractuele afspraken en dergelijke te herzien die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de retentieperiode zijn overeengekomen. In de toelichting is verduidelijkt dat hiermee ook wordt gedoeld op (bijzondere) regelingen zoals voor vaste verkoopmomenten.2. Aan de redactionele opmerking van de Afdeling is gevolg gegeven. In verband hiermee is ook de memorie van toelichting aangepast (zie paragraaf 7 van het algemeen deel en de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A).3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de weergave en bespreking van de consultatiereacties in paragraaf 6 van de toelichting iets in te korten en de bespreking van de reacties meer te beperken tot de scope van dit wetsvoorstel.Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van FinanciënVoetnoten(1) Of andere financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van de onderneming.(2) Artikel 1:130 Wft (artikel I, onderdeel H).(3) Dit geldt eveneens voor een andere maatregel, namelijk de voorgestelde beperking van de uitzondering op het bonusplafond voor niet-CAO personeel, waarvoor het voorstel eveneens voorziet in overgangsrecht.(4) Als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.(5) Memorie van toelichting, artikel I, onderdeel H.(6) In een aandeelhoudersovereenkomst kunnen hieraan beperkingen zijn gesteld. Zo kunnen bepalingen zijn opgenomen die een grootaandeelhouder de mogelijkheid bieden om minderheidsaandeelhouders tot verkoop van hun aandelen te dwingen en/of die minderheidsaandeelhouders de mogelijkheid bieden om onder dezelfde voorwaarden als een grootaandeelhouder mee te verkopen (de zogeheten drag along en/of tag along of meesleep- en meeverkoopregelingen).(7) Zie over de omzetting van richtsnoeren onder meer het advies van de Afdeling van 26 maart 2020 (W16.20.0020/II) over het wetsvoorstel voor de Implementatiewet richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt (Kamerstukken II 2019/20, 35454 nr. 4).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Kaderwet overige JenV-subsidies.

[Gepubliceerd: 2020-07-02] Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2020, no.2020000940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming en tot intrekking van de Wet Justitie-subsidies, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking legitimiteit gemeenschappelijke regelingen.

[Gepubliceerd: 2020-07-02] Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2020, no.2020000149, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Nijboer, Beckerman en Smeulders tot wijziging van de Woningwet (Wet voldoende betaalbare woningen).

[Gepubliceerd: 2020-07-01] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 juni 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Nijboer, Beckerman en Smeulders tot wijziging van de Woningwet teneinde te voorkomen dat het aantal sociale- huurwoningen in gemeenten daalt als gevolg van prestatieafspraken (Wet voldoende betaalbare woningen), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt ertoe in de Woningwet een bepaling op te nemen dat het aantal sociale huurwoningen van een corporatie in een gemeente ten minste op peil blijft. Daartoe wordt in een nieuw artikel 44, vierde lid, van de Woningwet bepaald dat de jaarlijkse afspraken tussen huurders, gemeente en woningcorporaties over het gemeentelijke huisvestingsbeleid niet als resultaat mogen hebben dat het aantal sociale huurwoningen van een corporatie afneemt.Volgens de toelichting is het voorstel nodig omdat er sprake is van een geleidelijke uitholling van de sociale huurvoorraad. De indieners achten inkrimping van de sociale huursector een onverstandige ontwikkeling gelet op de toekomstige woningbehoefte als gevolg van de toename van het aantal huishoudens. Volgens de indieners is er niet behoefte aan minder sociale huurwoningen, maar juist aan meer, diverse, betaalbare huurwoningen.De Afdeling is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is gemaakt dat het voorstel recht doet aan reële knelpunten die zich voordoen op de woningmarkt en daarvoor een zinvolle en bruikbare oplossing biedt. Voorts concludeert zij dat het voorstel ingrijpt in het decentrale stelsel, zoals dat is neergelegd in de Woningwet, zonder dat de noodzaak daartoe vast is komen te staan.1. NoodzaakDe toelichting stelt dat sprake is van een geleidelijke uitholling van de sociale huurmarkt, (zie noot 1) maar geeft geen nadere analyse van de situatie in deze huurmarkt, mede in het licht van de situatie op de woningmarkt als geheel. Daardoor kan de Afdeling niet beoordelen voor welk probleem het voorstel nu precies een oplossing beoogt te bieden en welke betekenis het voorstel daarbij moet worden toegekend.Op basis van de verschillende rapportages en onderzoeken heeft de Afdeling het volgende beeld van de situatie op de woningmarkt. (zie noot 2) Nederland heeft, internationaal vergeleken, een grote sociale huursector, terwijl de vrije huursector, vergeleken met andere landen, juist klein van omvang is. (zie noot 3) Dit is een gevolg van overheidsbeleid, dat zowel de sociale huursector als de koopsector stimuleert.De kleine omvang van de vrije huursector vormt in toenemende mate een belemmering voor een goed functionerende woningmarkt als geheel. (zie noot 4) Gebrek aan alternatieven (betaalbare koopwoningen, betaalbare vrije huursector) beperkt de doorstroom vanuit de sociale huursector. Het gebrek aan doorstroming leidt ertoe dat er te weinig sociale huurwoningen beschikbaar zijn voor diegenen voor wie deze bestemd zijn. De toelichting constateert terecht dat voor sociale huurwoningen vaak lange wachtlijsten bestaan. (zie noot 5) Dat is evenwel niet zo zeer het gevolg van een tekort aan sociale huurwoningen, alswel van het gegeven dat deze bewoond worden door anderen dan de doelgroep. De omvang van de sociale-huursector lijkt dan ook niet als zodanig het probleem te zijn, als wel het gebrek aan doorstroming op de woningmarkt. (zie noot 6)Dat vergt vooral een focus op het creëren van reële alternatieven voor diegenen die niet (meer) tot de doelgroep van de sociale huursector behoren. Het creëren van dergelijke alternatieven behoort echter nu juist niet tot de kerntaken van woningcorporaties. Mede als gevolg van de Europese staatssteunbeschikking is het beleid er immers op gericht dat woningcorporaties zich bij uitstek dienen te richten op huisvesting van de doelgroep. Zo kan uit artikel 42 Woningwet worden afgeleid dat woningcorporaties hun middelen bij voorrang in dienen te zetten ten behoeve van de volkshuisvesting, dat wil zeggen voor huisvesting van de doelgroep. Er lijkt dan ook niet op voorhand reden te zijn om te veronderstellen dat woningcorporaties de beschikbare middelen anders dan daarvoor zouden inzetten en dat dientengevolge aanvullende maatregelen nodig zouden zijn.Tot slot moet worden geconstateerd dat de situatie op de woningmarkt grote regionale en lokale verschillen kent. Niet alleen is sprake van krimp- en groeigebieden, maar ook is sprake van verschillen in de samenstelling van de doelgroep (jongeren, ouderen e.d.). In de consultatiereacties wordt dan ook voor maatwerkoplossingen gepleit. Dat laat zich moeilijk verenigen met een centrale, uniforme aanpak als voorgesteld.De Afdeling komt dan ook tot de conclusie dat vooralsnog niet aannemelijk is gemaakt dat het voorstel recht doet aan reële knelpunten die zich voordoen op de woningmarkt en daarvoor een zinvolle en bruikbare oplossing biedt.2. Decentraal beleidDaarenboven roept het voorstel vragen van meer bestuurlijke aard op. In het stelsel van de Woningwet hebben gemeenten een belangrijke regiefunctie in het volkshuisvestingsbeleid. Woningcorporaties dienen met hun werkzaamheden bij te dragen aan de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid dat geldt in de desbetreffende gemeente waar zij feitelijk werkzaam zijn. (zie noot 7) Zij zetten hun middelen in de eerste plaats in om aan die (gemeentelijke) volkshuisvestingsdoelen te voldoen. (zie noot 8) Met het oog op een adequate uitvoering van het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid vindt jaarlijks overleg plaats tussen woningcorporaties, het betrokken college van burgemeester en wethouders, betrokken huurdersorganisaties en bewonerscommissies om afspraken te maken over de uitvoering van het geldende volkshuisvestingsbeleid voor het daaropvolgende jaar. (zie noot 9) De Minister (van BZK) heeft in dezen geen (sturende) rol, behalve die van arbiter ingeval partijen er niet (tijdig) in slagen tot afspraken te komen. (zie noot 10)Wettelijk ingrijpen, centraal van bovenaf, zoals beoogd met het voorstel, is in de decentrale verhoudingen van de Woningwet niet op voorhand uit te sluiten, maar ligt alleen in de rede, wanneer daarvoor een concrete aanleiding bestaat. Zoals de Afdeling hiervoor in punt 1 heeft uiteengezet, ziet zij die aanleiding voor wettelijk ingrijpen vooralsnog niet. Bovendien ligt centraal ingrijpen temeer niet in de rede, nu tussen gemeenten in dezen aanzienlijke verschillen bestaan. In het algemeen is weliswaar sprake van een toename van het aantal huishoudens, maar die groei is zeer ongelijk verdeeld. In verschillende regios zal naar verwachting juist sprake zijn van krimp van het aantal huishoudens. (zie noot 11)De Afdeling concludeert dat het voorstel ingrijpt in het decentrale stelsel, zoals dat is neergelegd in de Woningwet, zonder dat de noodzaak daartoe vast is komen te staan.De vice-president van de Raad van StateReactie van de initiatiefnemers van 1 juli 20201. NoodzaakDe initiatiefnemers hebben kennis genomen van het advies van de Raad van State en danken de Afdeling advisering voor het snelle advies. De conclusie van de Afdeling dat lange wachtlijsten worden veroorzaakt door een gebrek aan alternatieven (betaalbare koopwoningen, betaalbare vrije huursector) en beperkte doorstroom uit de sociale huursector, is volgens de initiatiefnemers echter niet terecht.De initiatiefnemers menen dat er sprake is van woningnood op veel plaatsen in het land. Het huidige stelsel leidt tot onvoldoende betaalbare woningen over de gehele linie. Huizenprijzen stijgen tot historische hoogtes, ouderen kunnen slecht doorverhuizen, starters hebben geen kans, wachtlijsten lopen op. Dat wordt zowel maatschappelijk, wetenschappelijk als politiek breed onderkend. Indieners stellen dat de huidige regels onvoldoende of niet functioneren en zien een afname van het aantal sociale huurwoningen, mede veroorzaakt door het overmatig liberaliseren van sociale huurwoningen. De initiatiefnemers concluderen daarom dat er wel degelijk sprake is van een uitholling van de sociale huurmarkt. Er is zowel sprake van een absolute als een relatieve afname van het aantal sociale huurwoningen. Eind 2016 waren er 340 corporaties met ongeveer 2,4 miljoen huurwoningen. Ondanks dat alle corporaties in 2016 bij elkaar ongeveer 8 duizend woningen meer bijbouwden dan dat zij sloopten, en dus woningen toevoegden aan de totale woningmarkt, nam het totale woningbezit van de corporaties met 3 duizend wooneenheden af. (zie noot 12) Dit betekent dat er meer woningen werden verkocht dan het aantal dat zij aankochten of bijbouwden.Naast een absolute daling van het aantal sociale huurwoningen, is er sprake van een relatieve afname van het aantal sociale huurwoningen per inwoner. Ondanks dat het aantal inwoners al jaren stijgt, bleef de voorraad sociale huurwoningen in de afgelopen jaren ongeveer gelijk. Volgens de vereniging van woningcorporaties, Aedes, beheren de corporaties al jaren om en nabij 2,4 miljoen sociale huurwoningen, terwijl het aantal inwoners van Nederland toenam van 16,5 miljoen in 2010 naar 17,3 miljoen in 2019. Het aantal corporatiewoningen betrof in 2018 2,219 miljoen woningen. (zie noot 13) Meer mensen moesten gebruik maken van hetzelfde aantal sociale huurwoningen. Voor de woningmarkt is niet alleen de bevolkingsgroei, maar vooral de toename van het aantal huishoudens van belang. Doordat huishoudens steeds kleiner worden en het aantal alleenwonenden toeneemt, stijgt het aantal huishoudens nog sneller dan de bevolkingsgroei. Het aantal huishoudens ging omhoog van 7,3 miljoen huishoudens in 2013, naar 7,8 miljoen huishoudens in 2018. (zie noot 14) Het relatieve aantal sociale huurwoningen nam de afgelopen jaren af. Voor de toekomst staan deze nog verder onder druk.Daarnaast is ook de inkomensontwikkeling van belang. Zo is bijvoorbeeld het aantal mensen dat recht heeft op huurtoeslag toegenomen de afgelopen jaren. In 2010 werd 1,173 miljoen huishoudens huurtoeslag toegekend. In 2017 waren dat 1,392 miljoen huishoudens. (zie noot 15) De primaire doelgroep voor sociale huurwoningen, zoals deze benoemd is in de Woningwet, is dus gegroeid, terwijl het aantal sociale huurwoningen is afgenomen.Bovendien zijn mensen die een urgentieverklaring krijgen omdat zij in een extra kwetsbare positie zitten, bijvoorbeeld omdat zij uit de maatschappelijke opvang komen, of een zorg nodig hebben, aangewezen op sociale huurwoningen. Voor hen is een koopwoning of een duurdere huurwoning geen alternatief. Momenteel zijn er opstoppingen in de doorstroming bij vrouwen- en daklozenopvang omdat er onvoldoende sociale huurwoningen beschikbaar zijn.De genoemde ontwikkeling hebben tot gevolg dat de wachtlijsten langer worden en wachttijden toenemen. Inmiddels zijn wachtlijsten opgelopen tot gemiddeld negen jaar. (zie noot 16) In grote steden zie je dat de afgelopen jaren de gemiddelde wachttijd enorm is gestegen, in Amsterdam steeg de gemiddelde inschrijfduur van 12 jaar in 2013, naar 15 jaar in 2017. In Utrecht steeg de wachttijd van 8,2 jaar in 2013 naar 10,1 jaar in 2017. (zie noot 17) Maar niet alleen in de grote steden neemt de wachttijd toe, ook in de Achterhoek is de wachttijd voor een sociale huurwoning sinds 2013 verdubbeld. (zie noot 18) De situatie is momenteel zo nijpend dat ook mensen met een urgentieverklaring moeten wachten op een woning. (zie noot 19)De initiatiefnemers maken zich echter niet alleen zorgen om de huidige uitholling van de sociale woningvoorraad, maar ook om de uitholling van de sociale woningvoorraad in de nabije toekomst. De prognose van het CBS is dat de Nederlandse bevolking de komende jaren verder zal groeien, in 2029 zal het inwonertal van Nederland naar verwachting de 18 miljoen bereiken. (zie noot 20) Het CBS voorspelt bovendien dat tot 2025 het aantal huishoudens in Nederland met 630 duizend zal toenemen tot 8,2 miljoen. (zie noot 21) Deze cijfers worden ondersteund door prognoses van in Primos 2016 en De Staat van de Woningmarkt; in Primos 2016 wordt uitgegaan van een stijging van 592.000 huishoudens voor de komende tien jaar. (zie noot 22) De Staat van de Woningmarkt 2018 gaat uit van een stijgende behoefte aan woningen met 667 duizend voor de periode 2017-2030. (zie noot 23Voldoende woningen om te beantwoorden aan de stijgende woningbehoefte kunnen ook worden gerealiseerd door het bijbouwen van sociale huurwoningen, in plaats van het tegengaan van liberalisatie. En gelukkig investeren corporaties inmiddels weer in nieuwe woningen. (zie noot 24) Maar het aantal gebouwde corporatiewoningen blijft achter op de ambities van woningcorporaties en de ambities zoals verwoord in de door de minister gepresenteerde Woonagenda. (zie noot 25) Door stijgende bouwkosten en gebrek aan locaties kunnen woningcorporaties minder nieuwe woningen bouwen, blijkt uit een enquête die de vereniging voor woningcorporaties Aedes heeft afgenomen onder haar leden. Deze belemmeringen in combinatie met de steeds hogere belastingen voor corporaties brengen hun ambitie om de nieuwbouwproductie op te schroeven naar 34.000 sociale huurwoningen per jaar in gevaar. In 2018 werden slechts zon 17.000 nieuwe huizen gebouwd. (zie noot 26) Daarom moet ook door middel van een rem op de verkoop van sociale huurwoningen en het voorkomen van verdere liberalisering van woningen de voorraad worden beschermd.De initiatiefnemers ontkennen hiermee niet dat de oververhitte woningmarkt gebaat zou kunnen zijn bij een toename van betaalbare koopwoningen en huurwoningen in de private sector om doorstroming te bevorderen, maar dat neemt niet weg dat er sprake is van een groot tekort aan betaalbare huurwoningen dat in de toekomst verder zal oplopen. De woningnood dient te worden opgelost. Dit initiatiefwetsvoorstel is daarbij slechts een van de oplossingen en focust zich op de knellende sociale huursector en wil een oplossing bewerkstellingen voor mensen die op basis van hun inkomen geen alternatief hebben, ook niet bij een goed functionerende private huurmarkt.De initiatiefnemers zijn zich terdege bewust van het feit dat de woningmarkt grote regionale en lokale verschillen kent. Prognoses van de woningbehoefte per provincie voor de periode 2016-2026 lopen sterk uiteen, in Friesland (9.700), Zeeland (7.500) en Groningen (14.300) stijgt de woningbehoefte minder snel dat in Noord-Holland (133.500), Zuid-Holland (130.500) en Noord-Brabant (86.800). Maar we zien dat ook in de regios met een lagere prognose woningbehoefte de wachttijden voor een sociale huurwoning langer worden. Zo is de wachttijd in West-Friesland toegenomen, (zie noot 27) en ook op Walcheren is er sprake van een wachttijd van 2,5 jaar. (zie noot 28)De initiatiefnemers zijn zich bewust van de regionale en lokale verschillen op de woningmarkt en dat is de reden dat de initiatiefnemers in het wetsvoorstel hebben opgenomen dat de minister op verzoek van de toegelaten instelling gemotiveerd kan besluiten om de sociale huurwoningen van die toegelaten instelling in een of meerder gemeenten uit te zonderen van de voorgestelde hoofdregel. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan krimpregios.2. Decentraal beleidDit wetsvoorstel sluit aan bij de huidige systematiek, waarin de minister systeemverantwoordelijkheid draagt. Gemeenten, huurders en woningbouwcorporaties maken in overleg met elkaar prestatieafspraken. Dat zijn afspraken over de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid in de gemeente, naar aanleiding van de woonvisie van de gemeente en het activiteitenoverzicht van de woningbouwcorporatie. In de prestatieafspraken kan een breed scala aan onderwerpen aan de orde komen. Daaronder inbegrepen afspraken over de sociale-woningvoorraad. Men kan daarbij denken aan afspraken over nieuwbouw, sloop, verkoop, toewijzing van sociale-huurwoningen en de betaalbaarheid. De Woningwet stelt op dit moment geen eisen aan de uitkomsten van de onderhandelingen over prestatieafspraken. Dat betekent dat ook in het geval er prestatieafspraken zijn, de voorraad sociale-huurwoningen kan afnemen. Door verkoop, sloop, of liberalisering zonder dat daar voldoende compenserende nieuwbouw, aankopen of huurverlagingen, waardoor een woning niet langer geliberaliseerd is, tegenover staan. Uit voorgaande is gebleken dat er steeds meer behoefte aan sociale huurwoningen is, terwijl de voorraad afneemt.Die leemte in de wet wordt met dit wetsvoorstel ingevuld. Het wetsvoorstel stelt dat de uitkomst van de onderhandelingen over de prestatieafspraken in beginsel niet mag zijn dat het aantal sociale-huurwoningen van de betrokken woningcorporaties daalt. Dit betekent dat de voorraad op peil moet blijven. Sloop, liberalisatie en verkoop blijven toegestaan, mits gelijktijdig maatregelen worden genomen om de voorraad weer aan te vullen. Dit kan zijn nieuwbouw, maar ook aankoop of anderszins. De minister kan op verzoek gemotiveerd besluiten gemeenten uit te zonderen van de hoofdregel. Hierbij kan worden gedacht aan gemeenten in krimpgebieden.De initiatiefnemersVoetnoten (1) Toelichting, paragraaf 2. Het is de Afdeling in dit verband overigens opgevallen dat door de betrokken partijen in de consultatiereacties bij het voorstel is aangegeven dat van krimp van het aantal corporatiewoningen geen sprake is. Weliswaar fluctueert het aantal sociale huurwoningen jaarlijks als gevolg van sloop, renovatie en nieuwbouw, maar landelijk blijft het aantal sociale huurwoningen per saldo gelijk. Zie in dit verband onder andere de consultatiereacties van AEDES en de Amsterdamse federatie van woningcorporaties.(2) PBL, infographic Samenstelling van de woningvoorraad, 13/10/2015; PBL Perspectieven voor het middensegment van de woningmarkt, 2017, figuur 2.1; BZK, Staat van de Woningmarkt, Jaarrapportage 2017, november 2017; BZK, Staat van de Volkshuisvesting, jaarrapportage 2018, april 2018.(3) Opvallend hierbij zijn de daling van het aantal particuliere huurwoningen in de afgelopen decennia (van bijna een derde naar een tiende) en de sterke stijging van het aantal koopwoningen (van een derde naar 60%).(4) De Europese Commissie signaleert dit ook in haar recente aanbeveling aan de Raad voor de aan Nederland te richten landspecifieke aanbevelingen: "[Neem maatregelen] om [] de resterende verstoringen op de woningmarkt terug te dringen, met name door de ontwikkeling van de particuliere huursector te bevorderen" (COM(2018) 418 final).(5) Toelichting, paragraaf 2.(6) Dit wordt ondersteund door recent onderzoek waaruit blijkt dat (potentieel) voldoende goede huisvesting tegen een betaalbare huur beschikbaar is voor huishoudens met een relatief laag inkomen. Op macroniveau is voor 110% van de doelgroep een gereguleerde huurwoning (potentieel) beschikbaar. Zie Interdepartementaal Beleidsonderzoek Sociale Huur, De prijs voor betaalbaarheid, oktober 2016.(7) Artikel 42, eerste lid, Woningwet.(8) Artikel 42, tweede lid, Woningwet.(9) Artikel 44, tweede lid, Woningwet.(10) Artikel 44, vierde lid, Woningwet.(11) Zie BPL/CBS, regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2017-2040: woningbouwveronderstellingen, juli 2017.(12) Staat van de volkshuisvesting, jaarrapportage, p. 6.(13) Rijksoverheid, Data in wonen, woningcorporaties, https://vois.datawonen.nl/jive/jivereportcontents.ashx?report=cowb_framework_report_preview&chaptercode=2019_cowh1.(14) Data CBS, zie: https://statline.cbs.nl/statweb/publication/?vw=t&dm=slnl&pa=71486ned&d1=0-2,23-26&d2=0&d3=0,5-16&d4=(l-1)-l&hd=090402-0910&hdr=t,g3&stb=g1,g2. Zie ook: https://www.clo.nl/indicatoren/nl000115-bevolkingsomvang-en-huishoudens.(15) Rijksoverheid, Data in wonen, Cijfers in beeld, huurtoeslag, https://hcib.datawonen.nl/jive?presel_code=pht.(16) RTL Nieuws (2018) Jaren wachten op een sociale huurwoning: "Het is een ramp" (https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/4485056/jaren-wachten-op-een-sociale-huurwoning-het-een-ramp.)(17) NOS (2018) Woningzoekenden zonder urgentieverklaring vissen steeds vaker achter het net (https://nos.nl/artikel/2244999-woningzoekenden-zonder-urgentieverklaring-vissen-steeds-vaker-achter-het-net.html.)(18) De Gelderlander (2018) Wachttijd sociale huurwoningen in Achterhoek verdubbeld (https://www.gelderlander.nl/bronckhorst/wachttijd-sociale-huurwoningen-in-achterhoek-verdubbeld~a2f77c8a/.)(19) NOS (2018) Woningzoekenden zonder urgentieverklaring vissen steeds vaker achter het net (https://nos.nl/artikel/2244999-woningzoekenden-zonder-urgentieverklaring-vissen-steeds-vaker-achter-het-net.html.)(20) CBS (2018) Prognose: 18 miljoen inwoners in 2029 (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/51/prognose-18-miljoen-inwoners-in-2029.)(21) CBS (2013) Tot 2025 jaarlijks 50 duizend huishoudens erbij (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/17/tot-2025-jaarlijks-50-duizend-huishoudens-erbij)(22) Primos (2016) Prognose van de bevolking, huishoudens en woningbehoefte 2016-2050(23) Staat van de Woningmarkt, jaarrapportage 2018.(24) Aedes (2018) https://www.aedes.nl/feiten-en-cijfers/woning/hoe-ontwikkelt-het-bezit-van-corporaties-zich/hoe-ontwikkelt-het-bezit-van-corporaties-zich.html.(25) EIB (2019) Meer inspanning nodig om ambities uit Nationale Woonagenda te realiseren (https://www.eib.nl/nieuws/meer-inspanningen-nodig-om-ambities-uit-nationale-woonagenda-te-realiseren/.)(26) Aedes (2019) Woningcorporaties: Nieuwbouw sociale huurwoningen in gevaar (https://www.aedes.nl/artikelen/woningmarkt/hervorming-woningmarkt/nieuwbouw-huurwoningen-in-gevaar.html)(27) Medemblik Actueel (2018) De wachtlijsten voor een sociale huurwoning in West Friesland zijn veel te lang (https://www.medemblikactueel.nl/2018/12/de-wachtlijsten-voor-sociale-huurwoningen-in-westfriesland-zijn-veel-te-lang/.)(28) Rigo (2016) Wachten, zoeken en vinden: Hoe lang duurt het zoeken naar een sociale huurwoning?
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Wijzigingswet Woo).

[Gepubliceerd: 2020-07-01] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 januari 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Wijzigingswet Woo), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit tarieven in strafzaken en Besluit beëdigde tolken en vertalers in verband met herziening vergoedingen en waarborgen kwaliteit.

[Gepubliceerd: 2020-06-30] Bij Kabinetsmissive van 13 december 2019, no.2019002630, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijzing van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, het Besluit beëdigde tolken en vertalers en het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met het instellen van minimumtarieven en het borgen van de kwaliteit en integriteit van beëdigde tolken en vertalers, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit heeft betrekking op de inzet van tolken en vertalers bij de Rijksoverheid. Het voorziet in het omzetten van de vaste tarieven voor tolken en vertalers naar een minimum tarief. Daarnaast strekt het ontwerpbesluit ertoe de inschrijfeisen voor tolken in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) aan te passen, waardoor in het Rbtv ook tolken met B2-niveau kunnen worden opgenomen.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de motivering van het ontwerpbesluit. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het ontwerpbesluit en de toelichting.1. Inhoud van het ontwerpbesluitHet ontwerpbesluit heeft tot doel het verbeteren van de systematiek voor de inzet en afname van tolkdiensten door de Rijksoverheid. De aanleiding daarvoor is een viertal gesignaleerde problemen rond de inzet van tolken en vertalers bij de overheid. Zo is de bestaande systematiek onvoldoende opgewassen tegen piekbelasting. Daarnaast is door een wijziging in de Europese regelgeving het aanbestedingsregime gewijzigd als gevolg waarvan overheidsorganisaties tolk- en vertaaldiensten verplicht moeten aanbesteden. Voorts hebben zich verschillende integriteitskwesties voorgedaan ten aanzien van tolken. Tot slot werken de huidige versnipperde werkwijzen inefficiënties in de hand en wordt de kwaliteitsontwikkeling van de sector en de markt belemmerd.De Richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten (zie noot 1) is gewijzigd en geïmplementeerd in de Aanbestedingswet. Als gevolg daarvan moeten tolk- en vertaaldiensten vanaf 1 juli 2016 als gewone overheidsopdrachten worden aanbesteed. In de toelichting is vermeld dat de afname van tolk- en vertaaldiensten voortaan standaard via een intermediair gaat verlopen. Deze uniformering van de werkwijze zal een bijdrage leveren aan de efficiëntie en kwaliteitsontwikkeling, aldus de toelichting.Het ontwerpbesluit voorziet in twee maatregelen waarmee wordt beoogd de geschetste problemen op te lossen. De eerste maatregel strekt ertoe de inschrijfeisen voor tolken in het Rbtv aan te passen, waardoor ook tolken met B2-niveau kunnen worden opgenomen. Wanneer registertolken, die thans allen beschikken over C1-niveau, (zie noot 2) niet beschikbaar zijn door bijvoorbeeld piekbelasting, wordt in de praktijk gebruik gemaakt van tolken- of vertalers buiten het register die vaak beschikken over een lager niveau dan het C1-niveau.Openstellen van het register voor tolken op B2-niveau maakt het mogelijk om in het kader van de behandeling van een verzoek om inschrijving in het register na te gaan of de betreffende tolk of vertaler voldoet aan de voor inschrijving in het register geldende integriteitseisen en tolk- en vertaalkwaliteitseisen. Daarmee wordt de integriteit van door overheidsdiensten ingezette tolken en vertalers gewaarborgd wanneer registertolken of -vertalers met C1-niveau niet beschikbaar zijn en moet worden uitgeweken naar tolken of vertalers met B2-niveau.De andere maatregel betreft het omzetten van de vaste tarieven in het Besluit tarieven in strafzaken (hierna: het Besluit) voor tolk- en vertaaldiensten naar een minimum tarief. Doel daarvan is enerzijds om de markt in te laten spelen op vraag en aanbod per taal en anderzijds om tolken en vertalers te belonen naar kwaliteit en specialisaties. Hierdoor wordt het aanvaarden van opdrachten voor overheidsdiensten door kwalitatief goede tolken en vertalers bevorderd.Bovendien is de verwachting dat tolken en vertalers door de potentieel hogere beloning gestimuleerd zullen worden om zich verder te ontwikkelen. Het hanteren van een minimumtarief dient ter bescherming van de positie van tolken en vertalers, omdat het zekerheid biedt op een redelijke beloning, hetgeen uiteindelijk de continuïteit van de verlening van deze dienst eveneens ten goede komt.2. Motivering van het ontwerpbesluitDe Afdeling advisering heeft begrip voor de doelen die het ontwerpbesluit beoogt te bereiken, maar de voorgestelde maatregelen roepen een aantal vragen op.a. Verlaging van de inschrijfeisenIn gevallen waarin een registertolk- of vertaler met C1-niveau niet beschikbaar is, wordt thans in de praktijk nog wel eens uitgeweken naar een tolk of vertaler buiten het register met een lager niveau. Het ontwerpbesluit bevestigt deze situatie, door het register ook voor tolken op B2-niveau open te stellen. Dit brengt in zoverre een verbetering mee dat hierdoor ook aan hen bij hun inschrijving in het register integriteitseisen en kwaliteitseisen zullen worden gesteld.De Afdeling merkt op dat uit de toelichting evenwel niet duidelijk wordt wat de inzet van tolken en vertalers met B2-niveau betekent voor het niveau van het tolk- en vertaalwerk en hoe de handhaving van een verantwoord niveau wordt verzekerd. De Commissie Kwaliteitseisen Tolken en Vertalers heeft in haar rapport Praktisch en effectief van februari 2005 ten aanzien van de inschrijving in het register aanbevolen voor de taalvaardigheid het niveau C1 als het vereiste beheersingsniveau vast te stellen. (zie noot 3) Mede in het licht van de aanbevelingen van deze commissie en overeenkomstig de bedoeling zoals geschetst in de toelichting (zie noot 4) zullen in beginsel tolken en vertalers met C1-niveau worden ingeschakeld. De vraag rijst hoe dit feitelijk wordt gerealiseerd, nu het Besluit daarvoor zelf geen waarborgen bevat.Tegen die achtergrond adviseert de Afdeling in het ontwerpbesluit waarborgen op te nemen dat in beginsel tolken en vertalers met C1- niveau worden ingeschakeld.b. MinimumtariefDe Afdeling merkt voorts op dat niet vaststaat of de omzetting van de vaste tarieven naar een minimumtarief het beoogde effect zal hebben. De inkoop van tolk- en vertaaldiensten zal voortaan standaard via intermediairs verlopen. Dit betekent dat tolken en vertalers alleen via deze intermediairs hun tolk- en vertaaldiensten voor de overheid kunnen aanbieden.In de aanbestedingsprocedures zullen intermediairs ook concurreren op prijs, dat wil zeggen op de hoogte van de tarieven van de door hen aangeboden tolken en vertalers. Bij deze aanbestedingen zal een minimumtarief worden gehanteerd als tarief waarboven intermediairs zich kunnen inschrijven. Aangezien op dit moment het aantal intermediairs nog beperkt is, dringt de vraag zich op of in de praktijk tolken en vertalers wel de mogelijkheid hebben hogere tarieven te bedingen. Onduidelijk is op welke wijze wordt voorkomen dat het minimumtarief een standaardtarief wordt.Daarnaast rijst de vraag hoe wordt gewaarborgd dat het in het Besluit opgenomen minimumtarief bij de tolken en vertalers terecht komt. Hoewel de toelichting stelt dat het minimumtarief bij de tolken en vertalers terecht moet komen, is het gelet op het gebruik van intermediairs onduidelijk of het Besluit daarvoor voldoende waarborgen biedt. (zie noot 5)Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in het ontwerpbesluit waarborgen op te nemen dat het minimumtarief bij de tolken en vertalers terecht komt en in de toelichting uiteen te zetten hoe wordt voorkomen dat het minimumtarief een standaardtarief wordt.c. Financiële consequentiesUit de toelichting volgt verder dat wordt voorzien dat de financiële consequenties van de voorgestelde maatregelen budgetneutraal zijn. Met het hanteren van een minimumtarief is beoogd de marktwerking te stimuleren. Afhankelijk van vraag en aanbod van taal en kwaliteit ligt daardoor potentieel een hogere beloning voor de werkzaamheden van tolken en vertalers in het verschiet. Aan kwaliteit en schaarste zijn immers kosten verbonden. De vraag rijst of de in de toelichting aangehaalde inverdieneffecten dermate substantieel zullen zijn dat hiermee de te verwachten hogere kosten van de beloning volledig kunnen worden gedekt. Dit roept de vraag op of het ontwerpbesluit werkelijk budgetneutraal zal kunnen worden ingevoerd. Op voorhand acht de Afdeling dat niet aannemelijk. In de toelichting ontbreekt een toereikende motivering voor dat standpunt.De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Doetinchem (onteigeningsplan Slingeland Ziekenhuis Doetinchem).

[Gepubliceerd: 2020-06-29] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 16 maart 2020, no.RWS-2020/11113, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Doetinchem krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Slingeland Ziekenhuis Doetinchem).De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 3 juni 2020Het bestemmingsplan voorziet op de te onteigenen onroerende zaken In de realisatie van een ziekenhuis van maximaal 45.000 m2 bruto vloeroppervlakte waarvan maximaal 40.000 m2 beschikbaar zal zijn voor de ziekenhuisfunctie en maximaal 5.000 m2 voor de huisvesting van zorggerelateerde functies en direct aan het ziekenhuis gerelateerde retailfuncties. Ook worden parkeervoorzieningen, waaronder een parkeergarage voor circa 800 auto's, een entree, een natuurpark en een landschapspark voor het ziekenhuis gerealiseerd.De Afdeling kan zich met het ontwerpbesluit verenigen.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit doen toekomen en u verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.DE MINISTER VAN BINNENLANDSE Z i\KEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit.

[Gepubliceerd: 2020-06-29] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2020, no.2020000674, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter introductie van de verplichting een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven op de terreinen die horen bij gebouwen en inrichtingen die worden gebruikt voor onderwijs, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit introduceert een rookverbod op terreinen grenzend aan, of in de directe nabijheid gelegen van, gebouwen en inrichtingen van basisscholen, scholen voor voortgezet en speciaal onderwijs, en instellingen voor middelbaar beroeps-, hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Daarnaast regelt het een rookverbod voor de open lucht binnen onderwijsinstellingen. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 10, tweede lid, onder a van de Tabaks- en rookwarenwet. Deze bepaling is ingevoerd bij een amendement en bevat een delegatiegrondslag voor het stellen van regels over rookverboden op terreinen bij scholen en onderwijsinstellingen. Het rookvrij maken van schoolterreinen is ook genoemd als maatregel binnen het Nationaal Preventieakkoord.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de mogelijke differentiatie tussen verschillende scholen en onderwijsinstellingen. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.1. Een algeheel rookverbodOp dit moment geldt een rookverbod alleen binnen gebouwen en inrichtingen in gebruik bij onderwijsinstellingen. (zie noot 1) Het ontwerpbesluit breidt dit verbod uit tot de buitenruimte. Het behelst een verplichting voor beheerders om een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven op terreinen behorende bij gebouwen of inrichtingen die in gebruik zijn bij scholen en onderwijsinstellingen. Deze terreinen moeten wel in gebruik zijn. Het rookverbod is daarmee van toepassing op terreinen bij basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs. Ook is het van toepassing op terreinen grenzend aan, of in de directe nabijheid gelegen van, alle door de overheid bekostigde scholen voor voortgezet onderwijs.Het rookverbod is eveneens van toepassing op onderwijsinstellingen voor het middelbaar beroeps-, hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Terreinen behorende bij niet-bekostigde internationale scholen, niet-bekostigde instellingen voor middelbaar, hoger, wetenschappelijk en post-initieel onderwijs vallen niet onder de reikwijdte van de delegatiegrondslag. (zie noot 2) Het ontwerpbesluit introduceert verder een rookverbod voor de open lucht binnen deze gebouwen of inrichtingen, zoals bijvoorbeeld voor binnentuinen. (zie noot 3)Met het ontwerpbesluit wordt uitvoering gegeven aan artikel 10, tweede lid, onder a, van de Tabaks- en rookwarenwet. Deze bepaling is ingevoerd bij een amendement en bevat een delegatiegrondslag voor het stellen van regels over rookverboden op terreinen bij scholen en onderwijsinstellingen. (zie noot 4) Het rookvrij maken van schoolterreinen is ook één van de maatregelen in het kader van het Nationaal Preventieakkoord. Daarin is afgesproken dat deze maatregel in 2020 in werking zal treden. (zie noot 5)De wet biedt ruimte om onderscheid te maken tussen de verschillende scholen en instellingen. (zie noot 6) Het ontwerpbesluit heeft van deze ruimte echter geen gebruik gemaakt. Met andere woorden, er is sprake van een algeheel rookverbod op terreinen rondom scholen en onderwijsinstellingen. De toelichting motiveert een algeheel rookverbod met een verwijzing naar een onderzoek op dit gebied. Uit dit onderzoek wordt afgeleid dat uitzonderingen de norm ondermijnen waardoor de maatregel minder effectief zou zijn. (zie noot 7)De Afdeling merkt op dat in het bijzonder tussen instellingen voor hoger onderwijs en overig onderwijs een onderscheid denkbaar is. Hierbij wijst de Afdeling op het verschil tussen minder- en meerderjarigen. Bij het hoger onderwijs, (zie noot 8) en zeker bij het wetenschappelijk onderwijs, volgen immers in de regel volwassenen onderwijs. Het rookverbod wordt echter gerechtvaardigd ter bescherming van de gezondheid van jongeren. (zie noot 9) Bij het hoger onderwijs is bovendien vaak sprake van lastig af te bakenen terreinen, zoals op campussen. (zie noot 10) De Afdeling merkt op dat een campus zonder (veel) bedrijven al snel volledig onder de regeling zal vallen.Daarnaast wijst de Afdeling op het in de toelichting genoemde onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt dat specifiek het in zicht roken de norm van niet-roken ondermijnt. (zie noot 11) Het gaat er dus in het bijzonder om dat rokers niet worden gezien. Andere maatregelen zijn daarom ook denkbaar, bijvoorbeeld door het aanwijzen van een rookzone waarbij rokers niet worden gezien. Dit wordt eveneens door het onderzoek aangedragen. (zie noot 12) Bovendien betreft het onderzoek de implementatie van een rookverbod op terreinen bij scholen voor secundair onderwijs, niet bij instellingen voor hoger onderwijs. Dit betekent dat de onderzoeksresultaten betrekking hebben op minderjarige scholieren, en wellicht niet één-op-één van toepassing zijn op meerderjarigen in het algemeen en studenten van het hoger onderwijs in het bijzonder.Vanwege de verschillen tussen hoger onderwijs en overig onderwijs, en het genoemde onderzoek, adviseert de Afdeling de toelichting aan te vullen. De Afdeling adviseert daarbij specifiek in te gaan op de mogelijkheid tot differentiatie tussen de verschillende scholen en instellingen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op her advies) 18 juni 2020Naar aanleiding van bovenvermeld advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling advisering) is de toelichting op het besluit aangevuld. In hoofdstuk 1 is de vijfde alinea aangevuld met enige zinnen over de bredere context van onderhavig besluit: de omslag naar rookvrije gebouwen en omgevingen die tal van maatschappelijke organisaties aan het maken zijn. In paragraaf 3.1. is de eerste alinea aangevuld met de notie dat het aannemelijk is dat het aangehaalde onderzoek over zien roken, doet roken onder kinderen vertaald kan worden naar de andere doelgroepen van deze maatregel. Tot die conclusie strekt een onderzoek dat is toegevoegd als voetnoot 21. In paragraaf 3.1. zijn voorts twee nieuwe alineas opgenomen waarin wordt ingegaan op de noodzaak die de regering ziet om voor alle onderwijsinstellingen één lijn te trekken en over te gaan tot een volledig rookvrij terrein. In de ogen van ondergetekende is voor het realiseren van een rookvrije generatie onontbeerlijk dat iedere leerling de mogelijkheid heeft een rookvrije schoolcarrière te doorlopen.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een omissie in het overgangsrecht behorende bij het zogenoemde uitstalverbod te herstellen. Daartoe is artikel I, onderdeel B toegevoegd aan het ontwerpbesluit en voorzien van een artikelsgewijze toelichting.Ik bied U hierbij in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet Verordening conflictmineralen.

[Gepubliceerd: 2020-06-29] Bij Kabinetsmissive van 8 april 2020, no.2020000704, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende bepalingen tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (Pb EU 2017, L 130), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W02.20.0107/II- Vul in aanhef van art. 4 lid 5 het woord personen aan tot: natuurlijke of rechtspersonen en vervang in lid b betrokken partijen door deze personen- Een transponeringstabel toevoegen (zie aanwijzing 9.12 van de Aanwijzingen voor de regelgeving)
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Aanbestedingsbesluit in verband met de wijziging van de Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken.

[Gepubliceerd: 2020-06-29] Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2020, no.2020000491, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging van de Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken 2016, met nota van toelichting.De herziene Gids Proportionaliteit, die door het wijzigingsbesluit vanwege de herziening opnieuw als richtsnoer wordt aangewezen, verduidelijkt dat bedingen die op voorhand tenderkostenvergoedingen uitsluiten bij een voortijdige intrekking van een aanbesteding niet proportioneel zijn. (zie noot 1) Deze verduidelijking is nodig omdat het volgens de nota van toelichting in de praktijk voorkomt dat aanbestedende diensten in hun aanbestedingsstukken de uitkering van een kostenvergoeding voor inschrijvers uitsluiten als de aanbesteding wordt ingetrokken. (zie noot 2)Een kostenvergoeding is volgens de nota van toelichting aan de orde als (i) een inschrijver daadwerkelijk kosten heeft gemaakt en (ii) deze kosten zo aanzienlijk zijn geweest dat een vergoeding ook aan de orde zou zijn geweest als de aanbesteding niet zou zijn ingetrokken. (zie noot 3) De redenen waarom (of omstandigheden waaronder) intrekking plaatsvindt, worden in dit verband niet genoemd als relevant voor de afweging bepaalde kosten te vergoeden. Echter, de Gids Proportionaliteit noemt de omstandigheden waaronder intrekking plaatsvindt in dit verband wel. (zie noot 4) Onduidelijk is hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt.De Afdeling adviseert de nota van toelichting en de Gids Proportionaliteit op dit punt met elkaar in overeenstemming te brengen en te verduidelijken of de omstandigheden waaronder intrekking plaatsvindt wel of niet relevant zijn voor een tenderkostenvergoeding.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 in verband met wijzigingen ten aanzien van de vooropleiding, de bijscholing en het herintrederstraject.

[Gepubliceerd: 2020-06-26] Bij Kabinetsmissive van 15 november 2019, no.2019001416, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enige onderwijsbesluiten in verband met het monitoren van de veiligheid op scholen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers teneinde het mogelijk te maken de duur van de overbruggingsregeling met vier maanden te verlengen.

[Gepubliceerd: 2020-06-26] Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2020, no.2020001199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers teneinde het mogelijk te maken met vier kalendermaanden te verlengen en het aanbrengen van enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bekostiging WPO BES.

[Gepubliceerd: 2020-06-25] Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2020, no.2020000661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO BES in verband met voornamelijk technische wijzigingen vanwege de herijking van de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W05.20.0086/I- Gezien de Wet van 19 december 2018 tot wijziging van de Wet primair onderwijs BES in verband met herijking van de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Stb. 2019,19) nog niet in werking is getreden, artikel II herformuleren overeenkomstig de modelbepaling in Aanwijzing 4.22, onder d van de Aanwijzingen voor de regelgeving.Nader rapport (reactie op het advies) van 10 juni 2020Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen).

[Gepubliceerd: 2020-06-25] Bij Kabinetsmissive van 10 december 2019, no.2019002577, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt diverse onderdelen van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De wijzigingen hebben onder meer betrekking op de mogelijkheden voor recreatieve bebouwing aan de kust en op de bescherming van de goede werking van civiele radarstations.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de wijze waarop de bescherming van de goede werking van civiele radarstations wordt geregeld. In verband daarmee is aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk.1. Bescherming van de goede werking van civiele radarstationsHet Barro en het Bkl bevatten regels voor de bescherming van de goede werking van militaire radarstations. Het ontwerpbesluit beoogt het mogelijk te maken om ook civiele radarstations onder de werking van die regels te brengen. Daarvoor wordt in het Barro onder meer artikel 2.6.9, eerste lid, aangepast. (zie noot 1)Het aangepaste artikel 2.6.9, eerste lid, heeft uitsluitend betrekking op radarstations "buiten een militair terrein of een luchtvaartterrein". Hierdoor vallen radarstations op burgerluchthavens er niet onder. Als gevolg daarvan kunnen die radarstations niet volledig onder de beschermingsregels van het Barro worden gebracht. Dit sluit niet aan bij de bedoeling van het ontwerpbesluit.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanscherping reclameverbod.

[Gepubliceerd: 2020-06-25] Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2020, no.2020000569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet om het reclameverbod aan te scherpen en de verhouding van artikel 10 van de wet ten opzichte van de autonome verordenende bevoegdheid van provincies en gemeenten te verduidelijken, met memorie van toelichting.Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan het Nationaal Preventieakkoord en beoogt bij te dragen aan het verwezenlijken van een rookvrije generatie in 2040. (zie noot 1) Hiertoe wordt het gedeeltelijke reclameverbod dat nu al geldt voor rookwaren uitgebreid. Daarnaast beoogt het wetsvoorstel de verhouding tussen de bevoegdheden van decentrale overheden enerzijds en de wettelijke verplichtingen voor personen en organen anderzijds om rookverboden in te stellen, te verduidelijken.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt onder andere opmerkingen over de rol van het reclameverbod in het rookontmoedigingsbeleid. Ook maakt zij opmerkingen over het bevestigen van reeds bestaande bevoegdheden van decentrale overheden in dit wetsvoorstel. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het voorstel en de toelichting.1. Inhoud van het wetsvoorstelIn de huidige situatie is er sprake van een reclameverbod, waarvan een beperkt aantal soorten verkooppunten, namelijk speciaalzaken, is vrijgesteld. Het soort reclame dat deze speciaalzaken mogen maken is beperkt. Het wetsvoorstel perkt de mogelijkheid om reclame te maken op twee manieren in. Ten eerste wordt het aantal speciaalzaken dat is vrijgesteld van het reclameverbod aanzienlijk verkleind. Speciaalzaken moeten aan aanzienlijk scherpere eisen voldoen dan voorheen om als aangewezen verkooppunt te worden beschouwd. (zie noot 2) Enkel aangewezen verkooppunten, die voldoen aan de criteria die zijn neergelegd in het Tabaks- en Rookwarenbesluit, mogen reclame maken. Dit betekent onder andere dat zogenaamde shops-in-shops (die per definitie niet voldoen aan de criteria voor aangewezen verkooppunten) geen reclamemogelijkheden meer hebben. Ten tweede worden bepaalde reclame-uitingen van speciaalzaken die nu nog wel onder de vrijstelling vallen, zoals reclame op de gevel en - in beperkte gevallen - de etalage, verboden. (zie noot 3)De verplichting om rookverboden in te stellen, aan te duiden en te handhaven rust op de personen en organen die verantwoordelijk zijn voor verschillende locaties. (zie noot 4) Volgens de toelichting bestaat onduidelijkheid over wat dit betekent voor bevoegdheden van gemeenten en provincies om in de openbare (buiten)ruimte rookverboden in te stellen. Daarom is in het voorstel geëxpliciteerd dat de gemeenteraad en provinciale staten de bevoegdheid behouden om bij verordening regels te stellen voor locaties waarover nog geen regels zijn gesteld. (zie noot 5)2. Reclameverbod als onderdeel van het rookontmoedigingsbeleidDe toelichting geeft aan dat uitbreiding van het reclameverbod mogelijkerwijs een beperking is van zowel vrijeverkeersbepalingen als de vrijheid van meningsuiting. (zie noot 6) De proportionaliteit van de maatregel in relatie tot het te bereiken doel is mede om die reden van groot belang. Om een beperking te rechtvaardigen moeten de maatregelen immers niet alleen een gerechtvaardigd doel dienen, maar ook proportioneel zijn. (zie noot 7) De regering geeft in de toelichting in algemene bewoordingen aan dat uitbreiding van het reclameverbod proportioneel is om het doel te bereiken, namelijk het bevorderen van de volksgezondheid en met name het bewerkstelligen van een rookvrije generatie.De toelichting gaat niet in op de vraag wat deze specifieke maatregel, namelijk een uitbreiding van het reclameverbod, toevoegt aan de maatregelen die al zijn genomen en nog genomen worden in het kader van het rookontmoedigingsbeleid. Daarbij dient in acht te worden genomen dat iedere reclamemogelijkheid wegvalt voor shops-in-shops en alle andere speciaalzaken die straks niet meer vallen onder de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkooppunten. De Afdeling maakt uit de toelichting op dat het ruim 1400 (voormalige) speciaalzaken betreft.Dit doet de vraag rijzen naar de toegevoegde waarde en het effect van deze maatregel binnen het algehele rookontmoedigingsbeleid. Ook is het de vraag of minder vergaande maatregelen zijn overwogen om het beoogde doel te bereiken. Hierbij kan gedacht worden aan het toestaan van reclame binnen een speciaalzaak, zijnde geen aangewezen verkooppunt, of een shop-in-shop, buiten het zicht van personen die zich buiten deze zaken bevinden. Ook kan gedacht worden aan het aanpassen van de criteria voor aangewezen verkooppunten, zodat meer huidige speciaalzaken enige reclamemogelijkheid behouden.Tot slot vermeldt de toelichting niet ten aanzien van deze specifieke groep in hoeverre een financiële tegemoetkoming of een overgangsperiode is overwogen. Hiermee zou het effect van de maatregel gemitigeerd kunnen worden, waarmee de proportionaliteit van de maatregel wordt vergroot.De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.3. DelegatieIn de huidige situatie wordt op wetsniveau geregeld welke verkooppunten zijn vrijgesteld van het reclameverbod. Alle verkooppunten die onder de begripsbepaling speciaalzaak vallen, zijn vrijgesteld van het reclameverbod en mogen het soort reclame maken dat bij of krachtens de wet is toegestaan.In het wetsvoorstel worden de vrijstellingen van het reclameverbod volledig gedelegeerd. In het Tabaks- en rookwarenbesluit worden de aangewezen verkooppunten vastgelegd die onder de vrijstellingen vallen. Ook de aanvullende voorwaarden waaraan voldaan moet worden, worden gedelegeerd. In deze systematiek wordt de uitzondering voor speciaalzaken niet meer wettelijk geregeld en wordt de term speciaalzaak op wetsniveau niet meer gebruikt.De Afdeling merkt op dat deze ingrijpende wijziging in de systematiek niet als een technische uitvoering kan worden aangemerkt die voor delegatie in aanmerking komt. Ook geeft de toelichting niet aan waarom de wettelijke definitie van speciaalzaak niet geschrapt wordt, nu deze niet meer wordt gebruikt.De Afdeling adviseert een en ander nader toe te lichten en zo nodig het voorstel aan te passen.4. Bevoegdheden van decentrale overhedenIn de Tabaks- en rookwarenwet worden personen en instanties aangewezen die verantwoordelijk zijn voor het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod binnen een bepaalde locatie. (zie noot 8) Volgens de toelichting is het voor gemeenten en provincies onduidelijk in hoeverre zij, vanuit hun eigen verordenende bevoegdheid, rookverboden mogen instellen in de openbare ruimte. De regering heeft aangegeven dat de wet hiervoor ruimte laat. Toch wordt in het wetsvoorstel geëxpliciteerd dat de gemeenteraad en provinciale staten de bevoegdheid behouden om, kort gezegd, bij verordening regels te stellen over rookverboden. (zie noot 9)De Afdeling zet vraagtekens bij de noodzaak en (in verband daarmee) bij de wenselijkheid om de bevoegdheden van decentrale overheden op deze wijze te bevestigen. Ook zet zij vraagtekens bij de stelling van de regering dat de voorgestelde bepaling de reikwijdte van de gemeentelijke en provinciale bevoegdheden verduidelijkt.a. Noodzaak bevestiging van bevoegdhedenZoals in de memorie van toelichting is aangegeven, is het aan de gemeenteraad om verordeningen te maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. (zie noot 10) Op provinciaal niveau geldt hetzelfde voor de provinciale staten. (zie noot 11) Ook ten aanzien van onderwerpen waarin hogere regelgeving voorziet blijft deze bevoegdheid bestaan, mits de provinciale en gemeentelijke verordeningen niet in strijd zijn met deze regelgeving.Van "hetzelfde onderwerp", bedoeld in artikel 121 Gemeentewet en artikel 118 Provinciewet, is sprake als zowel de genormeerde gedraging als het motief van de regeling gelijkluidend zijn. Indien dat het geval is en de hogere regeling uitputtend is bedoeld, mogen gemeenteraad en provinciale staten de hogere regeling niet met een eigen verordening aanvullen. Bestaat er wel ruimte tot aanvulling, dan mag de lagere regeling de hogere regeling niet doorkruisen.In dit geval is in ieder geval geen sprake van dezelfde genormeerde gedraging. De Tabaks- en rookwarenwet normeert het instellen, aanduiden en handhaven van rookverboden in aldaar genoemde gebouwen, inrichtingen en vervoersmodaliteiten. De buitenruimte valt hier niet onder. (zie noot 12) Een gemeentelijke of provinciale verordening (en eventuele concretiserende besluiten van algemene strekking), zullen naar verwachting het roken in de openbare ruimte reguleren.Omdat hier geen sprake is van hetzelfde onderwerp bestaat er geen noodzaak om in de wet te bevestigen dat de hogere regeling niet uitputtend bedoeld is. (zie noot 13) Ook zou met een gemeentelijk of provinciaal rookverbod geen sprake zijn van doorkruising. Immers, de hogere regelgeving stelt geen regels over het roken in de openbare ruimte. Evenmin blijkt uit de hogere regelgeving dat restricties aan roken in de openbare ruimte ontoelaatbaar zijn. De Afdeling tekent hierbij aan dat uit de toelichting niet blijkt dat gemeenten op juridische barrières stuiten.De Afdeling is het dan ook met de regering eens dat de wet ruimte laat voor de gemeenteraad en provinciale staten om rookverboden in de openbare ruimte in te stellen, zolang deze rookverboden niet de locaties betreffen waarbij ingevolge de Tabaks- en rookwarenwet en onderliggende regelgeving rookverboden moeten gelden. Uiteraard moet bij het instellen van dergelijke gemeentelijke of provinciale rookverboden acht geslagen worden op de juridische randvoorwaarden, in het bijzonder proportionaliteit. Het bevestigen van de bevoegdheden van decentrale overheden op dit gebied is daarom niet noodzakelijk.Daarnaast is de voorgestelde bepaling onwenselijk. Het in de wet bevestigen van bevoegdheden van decentrale overheden die ook zonder dergelijke wettelijke bepaling niet ter discussie staan, kan een verkeerd signaal kan afgeven. Het idee zou kunnen ontstaan dat bij het ontbreken van een dergelijke bepaling, de decentrale overheden niet bevoegd zijn. Daarom zou het op deze manier expliciteren van bevoegdheden in de wet enkel moeten plaatsvinden als redelijkerwijs vragen kunnen rijzen over de bedoeling van de wetgever om al dan niet een uitputtende regeling te treffen.De Afdeling adviseert dan ook om het voorgestelde artikel 10, vijfde lid, te laten vervallen. Dit laat echter de mogelijkheid onverlet dat de regering in de toelichting, of op enige andere wijze, haar standpunt over de gemeentelijke en provinciale bevoegdheden uiteenzet.b. Verduidelijken bevoegdheden decentrale overhedenUit de toelichting blijkt dat de regering met het voorstel beoogt duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheden die gemeenten en provincies hebben om rookverboden in de openbare ruimte in te stellen. Zoals hierboven is opgemerkt, ontbreekt volgens de Afdeling de noodzaak om de bevoegdheden van gemeenten en provincies in de wet te expliciteren. Het is de vraag in hoeverre een dergelijke bepaling daadwerkelijk duidelijkheid verschaft over de reikwijdte van de bevoegdheden van de decentrale overheden. Dit klemt te meer omdat een dergelijke bepaling de gemeenteraad of provinciale staten niet ontslaat van de plicht om een verbod op, onder andere proportionaliteit te toetsen.De Afdeling wijst in dit verband bij wijze van voorbeeld op de vraag of decentrale overheden het gehele grondgebied (voor zover het de openbare ruimte betreft) rookvrij mogen verklaren. Ook dienen zich vragen aan over de verhouding tussen de bevoegdheid van de provinciale staten enerzijds en de gemeenteraad anderzijds. Hoeveel ruimte heeft bijvoorbeeld de gemeenteraad om eigen keuzes te maken als provinciale staten in dezen maximaal van de bevoegdheid op grond van artikel 145 gebruik zou maken? In meer algemene zin merkt de Afdeling op dat, vanuit het oogpunt van proportionaliteit en maatwerk, uitoefening van provinciale bevoegdheden op dit punt waarschijnlijk niet voor de hand ligt.Zoals hiervoor aangegeven adviseert de Afdeling om het voorgestelde artikel 10, vijfde lid, te laten vervallen. Indien wordt overwogen in de toelichting, of op enige andere wijze, de bevoegdheden van de decentrale overheden op dit punt te expliciteren, adviseert zij om hierbij aandacht te besteden aan de reikwijdte van de gemeentelijke bevoegdheden. Daarbij adviseert de Afdeling ook in te gaan op de rol van provinciale staten.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 23 juni 20202. Reclameverbod als onderdeel van het rookontmoedigingsbeleidNaar aanleiding van bovenvermeld advies van de Afdeling Advisering is de memorie van toelichting van onderhavig wetsvoorstel aangevuld. De toegevoegde waarde van een verstrekkend reclameverbod staat voor de regering vast. Op de vraag naar de toegevoegde waarde en het effect van deze maatregel binnen het algehele tabaksontmoedigingsbeleid is ingegaan in hoofdstuk 2, onder de nieuwe kopjes Effect van uitbreiding van het reclameverbod en Uitbreiding reclameverbod in verhouding tot andere wettelijke maatregelen, onder aanhaling van onderzoeksrapporten.In hoofdstuk 2 is onder het nieuwe kopje Effect van uitbreiding van het reclameverbod en in een aanvulling op de tekst onder het kopje Uitzondering bepaalde speciaalzaken voorts ingegaan op de vraag of minder vergaande maatregelen zijn overwogen. Die zijn inderdaad overwogen, maar niet effectief bevonden. Iedere verdere uitzondering op het reclameverbod zou afbreuk aan het doel de rookprevalentie te verminderen, en zou tevens afbreuk doen aan de maatregel die bekend staat als het uitstalverbod. Bij het toestaan van meer uitzonderingen zoals de Afdeling advisering suggereert, is het niet waarschijnlijk dat hetzelfde doel - vermindering van de rookprevalentie en een rookvrije generatie in 2040 - worden bereikt (RIVM 2018. Quickscan mogelijke impact Nationaal Preventieakkoord. Bilthoven.). Het aangescherpte rookverbod is voorts in lijn met de verplichtingen en aanbevelingen voortvloeiend uit het WHO-Kaderverdrag in zake tabaksontmoediging. Partijen bij dat verdrag erkennen dat een allesomvattend reclameverbod de tabaksconsumptie zal verminderen. In hoofdstuk 4 (nieuw) is hierover een alinea opgenomen.De Afdeling advisering noemt dat in de toelichting onvoldoende is opgenomen in hoeverre een financiële tegemoetkoming of een overgangsperiode is overwogen. De Afdeling advisering geeft aan daarmee de proportionaliteit van het reclameverbod zou kunnen worden vergroot. Van een financiële tegemoetkoming kan geen sprake zijn nu de mogelijk gederfde winst als gevolg van deze wetswijziging kan worden gerekend tot het normaal ondernemersrisico van zowel verkooppunten als fabrikanten. Aansprakelijkheid wegens een onrechtmatige daad, ontneming van eigendom, nadeelcompensatie wegens onevenredige schade of redenen voor onverplichte tegemoetkoming doen zich in deze context niet voor. Het tabaksontmoedigingsbeleid in het algemeen, en de uitbreiding van het reclameverbod - dat wat voortvloeit uit het Nationaal preventieakkoord - in het bijzonder, zijn al geruime tijd bekend. Een overgangsperiode voor de uitbreiding van het reclameverbod lijkt daarom ook niet opportuun. Het dalen van de rookprevalentie gedurende de jaren betekent een daling van inkomsten uit tabaksproducten en aanverwante producten (stijging van winst door prijsstijgingen niet meegerekend). Dit is een gegeven waar ieder verkooppunt zich op kan voorbereiden. Daarbij wordt opgemerkt dat het maken van reclame op zichzelf geen aanmerkelijke economische waarde voor verkooppunten zou moeten vertegenwoordigen, in die zin dat het aannemen van een financiële tegemoetkoming voor het plaatsen van reclame al lange tijd verboden is; het valt onder het reclameverbod. (zie noot 14) Hoofdstuk 6 (nieuw) van de memorie van toelichting is aangevuld met een paragraaf waarin dit naar voren komt.3. DelegatieDe regering merkt hierover op dat ingrijpendheid van de wijziging in haar ogen niet zit in het wijzigen van de systematiek van (uitzonderingen op) artikel 5 van de wet, maar in het verbieden van gevelreclame, etalagereclame en bijna alle reclame in verkooppunten. Deze aanscherping van het reclameverbod vindt plaats op het niveau van wet (de Tabaks- en rookwarenregeling zal te zijner tijd in overeenstemming worden gebracht met de aangepaste wet) en is beschreven in hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting. Met het introduceren van het zogenoemde uitstalverbod als onderdeel van het reclameverbod, is in artikel 5, derde lid, van de wet een delegatiegrondslag opgenomen om nader omschreven verkooppunten onder voorwaarden van dat uitstalverbod uit te zonderen. Deze uitgezonderde verkooppunten zijn omschreven in artikel 5.9 van het Tabaks- en rookwarenbesluit. De regering stelt in het wetsvoorstel voor enkel die verkooppunten uit te zonderen van het - aangescherpte - reclameverbod, aangezien voor exact die verkooppunten een uitzondering in de rede ligt. Het realiseren van uitzonderingen op het reclameverbod in artikel 5 van de wet zou in de ogen van de regering niet bijdragen aan de kenbaarheid, helderheid of uitvoerbaarheid van deze uitzonderingen. Een verkooppunt zou op twee verschillende plaatsen (artikel 5 van de wet en artikel 5.9 van het besluit) moeten bezien of hij is uitgezonderd, terwijl het inhoudelijk om twee keer dezelfde Uitzondering gaat. Het verplaatsen van de bepaling over uitgezonderde verkooppunten van het uitstalverbod naar het niveau van de wet zou daarenboven juist een grote verandering van de systematiek betekenen, die overigens ook niet in lijn is met de systematiek van de rest van de wet. Zo wordt in artikel 7 van de wet naar het niveau van algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) verwezen om aan te duiden om op welke plaatsen een verkoopverbod geldt, en wordt op grond van artikel 2 van de wet op het niveau van amvb duidelijk welke tabaksproducten - en daarmee welke tabaksproducenten - onder de regels voor neutrale verpakkingen vallen.Juist nu al op voorhand al helder is welke verkooppunten zijn uitgezonderd van het reclameverbod, namelijk de verkooppunten die op dit moment zijn uitgezonderd van het uitstalverbod, ziet de regering geen noodzaak artikel 5 van de wet hierop aan te passen. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B, is dit kort toegelicht.Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling advisering over de definitie van speciaalzaak heeft de regering besloten voor te stellen de definitie in de wet te laten vervallen. Het is zuiverder het begrip te definiëren daar waar het in artikelen gebruikt wordt. Artikel I, onderdeel A, en de bijbehorende toelichting zijn daartoe aangepast.4. Bevoegdheden van decentrale overhedenIn de Tabaks- en rookwarenwet worden personen en instanties aangewezen die verantwoordelijk zijn voor het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod binnen een bepaalde locatie. (zie noot 15) Volgens de toelichting is het voor gemeenten en provincies onduidelijk in hoeverre zij, vanuit hun eigen verordenende bevoegdheid, rookverboden mogen instellen in de openbare ruimte. De regering heeft aangegeven dat de wet hiervoor ruimte laat. Toch wordt in het wetsvoorstel geëxpliciteerd dat de gemeenteraad en provinciale staten de bevoegdheid behouden om, kort gezegd, bij verordening regels te stellen over rookverboden. (zie noot 16)De Afdeling zet vraagtekens bij de noodzaak en (in verband daarmee) bij de wenselijkheid om de bevoegdheden van decentrale overheden op deze wijze te bevestigen. Ook zet zij vraagtekens bij de stelling van de regering dat de voorgestelde bepaling de reikwijdte van de gemeentelijke en provinciale bevoegdheden verduidelijkt.a. Noodzaak bevestiging van bevoegdhedenBovenvermeld advies sterkt de regering in haar oordeel dat artikel 10 van de wet niet uitputtend bedoeld is. De regering heeft naar aanleiding van dit advies besloten de voorgestelde bepaling, waarmee artikel 10 werd aangevuld, uit het wetsvoorstel te verwijderen. Daartoe is artikel I, onderdeel C, van het wetsvoorstel komen te vervallen en is de inwerkingtredingsbepaling aangepast. Het wordt nuttig geacht de memorie van toelichting op dit onderdeel te behouden, gezien het feit dat het onderwerp decentrale rookverboden redelijk onontgonnen gebied is, voor zowel de regering als voor decentrale overheden. De teksten zoals die waren opgenomen in de versie van het wetsvoorstel dat aan de Afdeling advisering is aangeboden voor advies, zijn daarom grotendeels blijven staan, met een aantal aanpassingen in verband met het advies van de Afdeling advisering, met de leesbaarheid en met het wegvallen van de voorgestelde bepaling.De teksten over de verhouding tussen artikel 10 van de wet en de autonome verordenende bevoegdheid van decentrale overheden zijn geconcentreerd in een nieuw hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting. De tekst uit de artikelsgewijze toelichting is, voor zover bruikbaar, verplaatst naar dit hoofdstuk, en verder geschrapt. De overige hoofdstukken zijn vernummerd. In hoofdstuk 5 (gevolgen voor de handhaving), hoofdstuk 6 (gevolgen voor verkooppunten en producenten) en 8 (inwerkingtreding) zijn de teksten over dit onderwerp komen te vervallen. Hoofdstuk 7, waarin de internetconsultatie wordt besproken, is geactualiseerd door zowel in te gaan op het wetsvoorstel zoals dat aan het publiek is voorgelegd tijdens de internetconsultatie, als op het wetsvoorstel zoals dat wordt aangeboden aan de Tweede Kamer.b. Verduidelijken bevoegdheden decentrale overhedenHet doel van de voorgestelde bepaling in het wetsvoorstel was het verschaffen van duidelijkheid over de reikwijdte van artikel 10 van de wet, en daarmee het wegnemen van onzekerheid over de uitputtendheid van dat artikel. Dat is overigens nog steeds het doel van dit wetsvoorstel, maar nu enkel door een bespreking in de memorie van toelichting. Onderhavige wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet of de toelichting daarop kunnen niet het instrument zijn om in die zin algehele duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van de bevoegdheden van de decentrale overheden en de onderlinge verhoudingen, niet in het algemeen en niet ten aanzien van rookverboden in het bijzonder. Gezien het onderwerp en doel van de wet wordt de reikwijdte van deze bevoegdheden geregeld door de Gemeentewet en de Provinciewet. Hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting is evenwel aangevuld met enkele actuele en hypothetische voorbeelden van rookverboden op lokaal niveau.De Afdeling advisering merkt verder op dat lokale rookverboden op het niveau van de gemeente meer voor de hand liggen dan provinciale rookverboden. Daar kan de regering zich het nodige bij voorstellen. Niettemin kunnen ook provincies besluiten gebruik te willen maken van hun autonome verordende bevoegdheid. Het enkel benoemen van gemeenten in de - inmiddels geschrapte - bepaling, of in de memorie van toelichting op onderhavig wetsvoorstel, zou de indruk kunnen wekken dat de Tabaks- en rookwarenwet bepalend is voor de vraag of het implementeren van lokale rookverboden meer geëigend zou zijn bij gemeenten dan bij provincies, of bij provincies helemaal niet aan de orde zou kunnen zijn. Nu niet ondergetekende, maar de gemeenten en provincies zelf leidend zijn in het oplossen van vraagstukken over de opportuniteit van maatregelen op decentraal niveau en de onderlinge verhoudingen is in de memorie van toelichting op onderhavig wetsvoorstel op dit punt terughoudendheid betracht.Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en SportVoetnoten(1) Nationaal preventieakkoord: Naar een gezonder Nederland (november 2018), p. 14.(2) Het voorstel regelt dat de aparte wettelijke vrijstelling voor speciaalzaken verdwijnt. In de nieuwe situatie worden vrijstellingen uitsluitend gegeven aan in artikel 5.9, eerste en tweede lid, van het Tabaks- en rookwarenbesluit aangewezen verkooppunten die voldoen aan de aldaar vastgelegde voorwaarden. Op dit moment gelden die criteria al ten aanzien van de vrijstelling van het uitstalverbod. Met andere woorden: enkel speciaalzaken die voldoen aan de criteria, mogen (in beperkte mate) hun rookwaren uitstallen. Zie ook p. 12 van de memorie van toelichting.(3) Voorgestelde wijziging van artikel 5, zesde lid, onder b.(4) Artikel 10, eerste lid, van de Tabaks- en Rookwarenwet.(5) Voorgesteld artikel 10, vijfde lid.(6) De toelichting verwijst in dit verband naar artikel 34 VWEU en artikel 10 EVRM. Zie t.a.v. artikel 10 EVRM ook EHRM 17 oktober 2002, 37928/97, Stambuk t. Duitsland, punt 38-39.(7) Zie ook EHRM 30 januari 2018, 69317/14, Sekmadienis LTD t. Litouwen, punt 72.(8) Artikel 10, eerste lid, van de Tabaks- en Rookwarenwet.(9) Voorgesteld artikel 10, vijfde lid.(10) Artikel 149 Gemeentewet (11) Artikel 145 Provinciewet(12) Zie artikel 6.2, eerste lid, onder c. Artikel 10, lid 2a, van de Tabaks- en Rookwarenwet bevat de uitzondering op deze hoofdregel. Bij amvb is het mogelijk om een rookverbod te verplichten op terreinen rond onderwijsinstellingen.(13) Zie in dit verband Aanwijzing 2.2. van de Aanwijzingen voor de Regelgeving.(14) In artikel 1, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet is reclame als volgt gedefinieerd:reclame: elke handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten te bevorderen en elke vorm van commerciële mededeling die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct of aanverwant product tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft, met inbegrip van reclame waarmee, zonder het tabaksproduct of aanverwant product rechtstreeks te noemen, wordt getracht het reclameverbod te omzeilen door gebruik te maken van een naam, merk, symbool of enig ander onderscheidend teken van een tabaksproduct of aanverwant product. Artikel 1, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet.(15) Artikel 10, eerste lid, van de Tabaks- en Rookwarenwet.(16) Voorgesteld artikel 10, vijfde lid.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verlenging van de Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten.

[Gepubliceerd: 2020-06-25] Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2020, no.2020001103, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot verlenging van de Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 16 juni 2020Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit afwijking artikel 17 Ekb WEB voor keuzedelen en rekenen in verband met COVID-19.

[Gepubliceerd: 2020-06-25] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001148, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het tijdelijk besluit van tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vanwege de mogelijkheid tot afwijking van de examinering voor de examenonderdelen die een keuzedeel en rekenen betreffen in verband met de uitbraak van COVID-19 voor mbo-studenten die in 2020 hun diploma behalen, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit Tijdelijke wet Groningen.

[Gepubliceerd: 2020-06-24] Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2020, no.2020000658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Tijdelijke wet Groningen (Besluit Tijdelijke wet Groningen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van de Tijdelijke wet Groningen (hierna: de wet) en stelt onder meer nadere regels aan de procedure omtrent benoeming, schorsing en ontslag en de rechtspositie van de leden van het Instituut Mijnbouwschade Groningen en aan het jaarverslag.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de rechtspositie van anderen dan leden van het Instituut Mijnbouwschade Groningen. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het ontwerpbesluit.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen.

[Gepubliceerd: 2020-06-24] Bij Kabinetsmissive van 9 april 2020, no.2020000740, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende implementatie van enkele bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU L 150/109) (Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 12 juni 2020Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om, met het oog op de Omgevingswet, een artikel toe te voegen dat bepaalt dat na inwerkingtreding van de Omgevingswet bepalingen uit de afvalstoffenverordening tevens in het omgevingsplan kunnen worden opgenomen. Ook is een correctie doorgevoerd in het Activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot de geldingstermijn van het overgangsrecht voor geurvoorschriften, waardoor de termijn aansluit bij de uitgestelde inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarnaast zijn enkele redactionele onvolkomenheden aangepast, waaronder in de inwerkingtredingsbepaling. Tot slot is de toelichting verduidelijkt op het punt van de verplichting tot het melden van informatie over zeer zorgwekkende stoffen aan de ECHA database.Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit pleegzorg BES.

[Gepubliceerd: 2020-06-23] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000649, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels voor de uitvoering van pleegzorg op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit pleegzorg BES), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.20.0076/III- Ga in de toelichting in op de redenen om in bepaalde gevallen af te wijken van hoofdstuk 5 van de Jeugdwet.- Breng tot uitdrukking dat artikel 2, eerste lid, onderdeel d, een aanvulling is ten opzichte van de Jeugdwet.- Breng in het besluit tot uitdrukking dat pleegoudervoogden begeleiding krijgen die bestaat uit tenminste een gesprek per jaar, tenzij de pleegzorgaanbieder meer begeleiding nodig acht.Nader rapport (reactie op het advies) van 11 mei 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding in verband met ruimere mogelijkheid om scholingskosten af te trekken van transitievergoeding.

[Gepubliceerd: 2020-06-23] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2019, no.2019002132, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding teneinde het mogelijk te maken inzetbaarheidskosten op de transitievergoeding in mindering te brengen indien verworven kennis en vaardigheden zijn aangewend om een andere functie bij de werkgever uit te oefenen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt dat ook inzetbaarheidskosten (scholingskosten) die de inzetbaarheid van een werknemer binnen de eigen organisatie vergroten in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding, indien deze kosten worden gemaakt ten behoeve van het uitoefenen van een andere functie binnen die organisatie.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het mogelijke effect van het ontwerpbesluit, de vormgeving van het in mindering brengen van inzetbaarheidskosten en bij een tweetal onduidelijkheden in het ontwerpbesluit. In verband daarmee is enige aanpassing van het ontwerpbesluit en de toelichting wenselijk.1. InleidingIn het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding (hierna: het Besluit) wordt bepaald welke kosten onder welke voorwaarden in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding. Het gaat om transitiekosten (zie noot 1) en inzetbaarheidskosten. (zie noot 2)Inzetbaarheidskosten kunnen in mindering op de transitievergoeding worden gebracht als deze worden gemaakt ter bevordering van de bredere inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van de werkgever. Daarbij moeten de werknemer en werkgever overeenstemming bereiken over het in mindering brengen van die kosten, en mogen enkel kosten in mindering worden gebracht die gemaakt zijn vijf jaar voorafgaand aan het verschuldigd worden van de transitievergoeding. Verder dient te worden voldaan aan de overige in artikel 2 van het Besluit genoemde voorwaarden. (zie noot 3)Met het ontwerpbesluit wordt geregeld dat ook inzetbaarheidskosten die worden gemaakt ten behoeve van het uitoefenen van een andere functie bij binnen de organisatie van de werkgever in mindering op de transitievergoeding kunnen worden gebracht. Daarvoor gelden als aanvullende voorwaarden dat de met scholing verworven kennis en vaardigheden niet zijn aangewend voor de functie die de werknemer al uitoefende en dat kosten die verband houden met de re-integratieverplichtingen van de werkgever niet in mindering mogen worden gebracht.Het doel van het ontwerpbesluit is het stimuleren van werkgevers om gedurende het dienstverband meer te investeren in de bredere inzetbaarheid van werknemers.2. Effect van het ontwerpbesluitMet dit ontwerpbesluit komen inzetbaarheidskosten die gemaakt worden ten behoeve van een andere dan de huidige functie binnen de onderneming, in aanmerking voor het in mindering brengen op de transitievergoeding. De Afdeling onderkent dat dit werkgevers zou kunnen stimuleren om te investeren in de bredere inzetbaarheid van de werknemer. De vraag rijst echter of, en in welke mate, daadwerkelijk meer in de bredere inzetbaarheid van werknemers zal worden geïnvesteerd.De Afdeling merkt op dat de regelgever nog geen uitsluitsel heeft gegeven of, en in welke mate, de werknemer ook financieel verantwoordelijk is voor het volgen van scholing voor een andere functie bij zijn werkgever. Met het ontwerpbesluit suggereert de regering dat, zelfs als de scholing óók ten bate van de onderneming komt, de werknemer financieel medeverantwoordelijk is voor zijn scholing ten behoeve van de bredere inzetbaarheid voor andere functies binnen het bedrijf van zijn werkgever. Immers, deze kosten voor scholing kunnen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding.Een mogelijk gevolg is dat een werkgever weliswaar vaker een opleiding zal aanbieden aan zijn werknemer, maar daar de voorwaarde aan zal verbinden dat de werknemer akkoord gaat met het in mindering brengen van de daarvoor te maken kosten op de transitievergoeding. Indien de werknemer daar in voorkomende gevallen niet akkoord mee gaat, kan dit ontwerpbesluit contraproductief uitwerken. Zo zal in plaats van meer scholing, minder scholing worden gevolgd.Dit niet beoogde effect is niet onlogisch. Uit de internetconsultatie blijkt het geschetste spanningsveld. De werkgeversorganisaties hadden liever gezien dat nog meer inzetbaarheidskosten onder de werkingssfeer van het Besluit zouden worden gebracht (meer verantwoordelijkheid voor de werknemer). Werknemers vinden het daarentegen de verantwoordelijkheid van de werkgever om te investeren in scholing ten behoeve van (huidige en toekomstige) functies bij de werkgever. (zie noot 4)De toelichting bij het ontwerpbesluit volstaat met de stelling dat het ontwerpbesluit hoogstwaarschijnlijk bijdraagt aan de bredere inzetbaarheid van werknemers. (zie noot 5) In het licht van het grote belang van een brede inzetbaarheid van werknemers (een leven lang ontwikkelen) (zie noot 6) acht de Afdeling het aangewezen dat in de toelichting nader wordt ingegaan op de mogelijke (neven)effecten van het ontwerpbesluit. De toelichting geeft te weinig duidelijkheid over de vraag of de voorgestelde maatregel een geschikt middel is om het beoogde doel te bereiken.De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.3. Glijdende schaalHet investeren in de bredere inzetbaarheid van werknemers is een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Deze verantwoordelijkheid is in de praktijk al vormgegeven, onder andere door cao-afspraken en opleidings- en ontwikkelfondsen.Ook is een praktijk ontstaan waarin werknemers met werkgevers afspraken maken over het geheel of gedeeltelijk terugbetalen van door de werkgever gemaakte studiekosten, (zie noot 7) indien een werknemer binnen afzienbare tijd het bedrijf verlaat. Dit staat bekend als het studiekostenbeding. De ratio achter dit beding is dat de werkgever met de te maken studiekosten een risico neemt. Als de werknemer spoedig na het volgen van de opleiding het bedrijf verlaat, heeft de werkgever geen kans gehad om profijt te hebben van de beter opgeleide werknemer. Met het studiekostenbeding wordt dit risico op vroegtijdig vertrek op een overeen te komen wijze bij de werknemer gelegd.De werking van het studiekostenbeding is onderworpen aan de derogerende werking van goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid. Op basis van deze normen is in de jurisprudentie (zie noot 8) bepaald dat een studiekostenbeding moet aangeven over welke periode de werkgever geacht wordt baat te hebben bij de door de werknemer op kosten van de werkgever opgedane kennis en dat de terugbetalingsverplichting wordt verminderd naar evenredigheid van het verstrijken van die periode. (zie noot 9) Hierdoor is sprake van een glijdende schaal. (zie noot 10)Anders dan de in de jurisprudentie ontwikkelde lijn over het studiekostenbeding, is een verplichting tot een glijdende schaal niet aanwezig bij het in mindering brengen van inzetbaarheidskosten op de transitievergoeding. Het Besluit bevat uitsluitend de voorwaarde dat slechts kosten in mindering worden gebracht die gemaakt zijn binnen vijf jaar voorafgaand aan het verschuldigd zijn van de transitievergoeding. De ratio achter de gekozen termijn van vijf jaar kan worden gevonden in de relevantie van de gevolgde scholing. Deze wordt geacht na vijf jaar in beginsel niet meer aanwezig te zijn. (zie noot 11) Met andere woorden, de werknemer heeft door tijdsverloop minder baat bij de gevolgde scholing.De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op een eventuele verplichte glijdende schaal. Een glijdende schaal zou een zekere evenredigheid tot uiting brengen van de baten van de scholing voor zowel de werkgever als de werknemer. Hiermee kan recht worden gedaan aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid die werknemers en werkgevers hebben voor de (bredere) inzetbaarheid van de werknemer, waarbij beiden voordeel hebben bij de te volgen scholing.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.4. OnduidelijkhedenVanwege de mogelijk aanzienlijke financiële gevolgen van het in mindering brengen van inzetbaarheidskosten acht de Afdeling het van belang dat duidelijk is wanneer kosten in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding. Op een tweetal punten constateert zij dat die duidelijkheid ontbreekt, nu de tekst van het ontwerpbesluit niet altijd overeenkomt met de toelichting daarbij.a. Uitoefenen van een andere functieDe tekst van het ontwerpbesluit stelt dat kosten die gemaakt zijn ter bevordering van de inzetbaarheid van de werknemer voor een andere dan zijn huidige functie in aanmerking komen voor het in mindering brengen van de transitievergoeding. (zie noot 12) Deze formulering laat de mogelijkheid open dat kosten in mindering kunnen worden gebracht als deze weliswaar gemaakt zijn ter bevordering van de bredere inzetbaarheid van de werknemer, maar de werknemer niet daadwerkelijk een andere functie is gaan vervullen. (zie noot 13) Op verschillende plaatsen in de toelichting wordt echter gesuggereerd dat de andere functie daadwerkelijk dient te zijn vervuld, willen de kosten in aanmerking komen voor het in mindering brengen op de transitievergoeding. (zie noot 14) Daarnaast is onduidelijk hoe de situatie is als de werknemer lopende het scholingstraject de nieuwe functie ten behoeve waarvan die scholing plaatsvindt al gaat vervullen.De Afdeling adviseert de toelichting, en zo nodig het ontwerpbesluit, aan te passen.b. Kennis en vaardigenheden aangewend in de huidige functieAls één van de voorwaarden voor het in mindering brengen van de inzetbaarheidskosten, stelt het ontwerpbesluit dat de verworven kennis en vaardigheden niet aangewend mogen zijn om de functie die de werknemer ten tijde van de scholingsactiviteiten verrichtte (beter) uit te oefenen. (zie noot 15) In de toelichting wordt echter aangegeven dat de verworven kennis en vaardigheden wel in zijn huidige functie mogen zijn aangewend. Dit staat niet aan het in mindering brengen van de inzetbaarheidskosten in de weg, als die scholingsactiviteiten maar niet op verbetering van het functioneren in de huidige functie gericht was. (zie noot 16) Dat komt in de tekst van het ontwerpbesluit niet tot uitdrukking.De Afdeling adviseert de tekst van het voorstel aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 8 juni 20202. Effect van het ontwerpbesluitHet investeren in de bredere inzetbaarheid van de werknemer is, zoals de Afdeling terecht schetst, een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer. De aard van de verruiming van het besluit ligt in de wens om drempels weg te nemen voor werkgevers om te investeren in de brede inzetbaarheid van de werknemer, ook buiten de eigen functie. Het doel van de maatregel is dan ook gelegen in het bevorderen van de brede inzetbaarheid van werknemers. De verruiming heeft niet tot doel om werknemers financieel medeverantwoordelijk te maken voor investering in bredere inzetbaarheid. Het kan echter wel een neveneffect zijn van het besluit, zoals de Afdeling terecht stelt. Echter, dit neveneffect is slechts beperkt aanwezig, omdat het in mindering brengen van kosten is gelimiteerd tot een periode van vijf jaar na het overeenkomen van het beding én alleen mogelijk is in die gevallen waarin een transitievergoeding verschuldigd is bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast is het doel van de maatregel in het voordeel van de werknemer, omdat hij profijt heeft van een verbeterde arbeidsmarktpositie.Het verwachte effect van de maatregel is dat de investering in de brede inzetbaarheid van de werknemer toeneemt. Het risico dat de Afdeling schetst, namelijk dat de werknemer zal aarzelen om te tekenen voor een dergelijk beding wordt slechts in beperkte mate aanwezig geacht. Als gezegd verbetert de werknemer immers zijn algehele arbeidsmarktpositie door in te zetten op brede inzetbaarheid. Daarnaast zijn de voorwaarden voor het beding beperkt, waardoor het slechts als de werknemer binnen vijf jaar na het overeenkomen van het beding ontslagen wordt op initiatief van de werkgever effect zal hebben voor de werknemer.De Afdeling geeft aan dat de toelichting te weinig duidelijkheid geeft over de vraag of de voorgestelde maatregel een geschikt middel is om het beoogde doel te bereiken. Inzet op de brede inzetbaarheid van werknemers vraagt veel investering door werkgevers. Op het moment dat zij deze kosten alleen in mindering mogen brengen op de transitievergoeding als de werknemer bij een andere werkgever een nieuwe functie gaat uitoefenen, zal het voor werkgevers minder aantrekkelijk zijn om te investeren. De verruiming van het besluit zorgt ervoor dat ook als de werkgever wil investeren in de brede inzetbaarheid van de werknemer met het oog op een andere functie binnen zijn eigen bedrijf, de kosten in mindering kunnen worden gebracht. Dit maakt het voor werkgevers een stuk aantrekkelijker om te investeren in brede inzetbaarheid van de werknemer. Mocht de werknemer binnen vijf jaar toch ontslagen worden, bijvoorbeeld omdat er bedrijfseconomische redenen zijn, en de werkgever heeft daarmee niet of slechts zeer beperkt kunnen profiteren van de nieuw opgedane kennis en vaardigheden van de werknemer, kan hij deze kosten in mindering brengen op de transitievergoeding.De werknemer aan de andere kant profiteert omdat hij een verbeterde arbeidsmarktpositie heeft, en de werkgever eerder een aanbod zal doen voor het inzetten op scholing voor een andere functie binnen het bedrijf van de werkgever.De toelichting is op onderdelen met bovenstaande punten aangevuld om duidelijker te maken dat de maatregel naar verwachting een geschikt middel is om het beoogde doel te bereiken.3. Glijdende schaalHet staat werkgevers en werknemers vrij om, ook in geval van een afspraak over welke kosten in mindering gebracht kunnen worden op de transitievergoeding, een glijdende schaal overeen te komen. Dit is een sympathieke gedachte, die aansluit bij de redenering dat het nut van genoten scholing na verloop van tijd afneemt. Het verplicht stellen van een algemeen geldende glijdende schaal lijkt niet opportuun. De scholing die genoten wordt in het kader van dit besluit is zo divers van aard voor verschillende werkenden dat het aan partijen onderling gelaten wordt om hier afspraken over te maken. Ook in caos zouden dergelijke afspraken overeengekomen kunnen worden.De toelichting is aangevuld met uitleg over de mogelijkheden van het overeenkomen van een glijdende schaal in individuele en collectieve afspraken.4. OnduidelijkhedenHet is onder het huidige besluit al mogelijk om kosten in mindering te brengen die gericht zijn op het vervullen van een andere functie bij een andere werkgever. Dat de werknemer daadwerkelijk een andere functie is gaan vervullen bij de werkgever is dus geen vereiste in het huidige besluit om de kosten in mindering te mogen brengen op de transitievergoeding. Op het moment dat de werknemer de nieuwe functie ook daadwerkelijk bij de eigen werkgever is gaan uitoefenen, kunnen als gevolg van de verruiming deze kosten ook in mindering worden gebracht. Om verwarring op dit punt te voorkomen is de tekst van de nota van toelichting aangepast.Of de werknemer gedurende of na afloop van de scholing een andere functie gaat bekleden is niet relevant in het kader van dit besluit. Omdat de tekst van het besluit zelf hier wat onduidelijkheid schept, is de tekst van het besluit aangepast. In het voorstel is ten tijde van de activiteiten aangepast naar bij aanvang van de activiteiten. Dit met als doel om beter naar voren te laten komen dat het in het kader van dit besluit met name van belang is wat het doel is van de scholing ten tijde van het aangaan van de schriftelijke overeenkomst tot het in mindering brengen van kosten op de transitievergoeding. De toelichting is op dit punt verduidelijkt en aangevuld.b. Kennis en vaardigenheden aangewend in de huidige functieHet advies van de Afdeling is gevolgd. De tekst van het voorstel is aangepast, zodat de tekst en de nota van toelichting beter op elkaar aansluiten. In het voorstel is nu opgenomen dat de kosten die gemaakt zijn met het doel de bredere inzetbaarheid van de werknemer te bevorderen in mindering kunnen worden gebracht, tenzij de verworven kennis en vaardigheden in overwegende mate zijn aangewend in de functie die de werknemer had ten tijde van de aanvang van de activiteiten.Overige wijzigingVan de gelegenheid is gebruik gemaakt om een wijziging in het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding aan te brengen. De wijziging ziet erop om de berekening van het bruto loon per maand voor de berekening van de transitievergoeding bij opvolgende contracten waarin geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen te verduidelijken. Het gaat hierbij om het berekenen van de gemiddelde arbeidsduur, aan de hand waarvan het bruto loon per maand wordt berekend. Sinds de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans is er ook bij beëindiging van contracten korter dan 24 maanden een transitievergoeding verschuldigd. Onder het huidige besluit zou gelezen kunnen worden dat voor het berekenen van de gemiddelde arbeidsduur per maand alleen wordt gekeken naar het laatste contract in de keten. Dit zou kunnen uitnodigen tot berekenend gedrag om de transitievergoeding kunstmatig lager te laten uitvallen. Het is van belang dit negatieve effect te beperken. Daarom wordt voor opvolgende contracten niet alleen naar de gemiddelde arbeidsduur en daarmee het gemiddelde bruto loon per maand over het laatste contract gekeken, maar wordt aangesloten bij de hoofdregel uit het besluit. Dit betekent dat het gemiddelde bedrag aan loon per maand over de laatste 12 maanden (of indien de duur van het dienstverband korter dan 12 maanden was, over de duur van het gehele dienstverband) als uitgangspunt genomen wordt. Dit wordt met onderhavige wijziging duidelijk geregeld.Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidVoetnoten(1) Dit zijn kosten in verband met het eindigen van de arbeidsovereenkomst, gericht op het voorkomen of het bekorten van werkloosheid van de werknemer. Voorbeelden hiervan zijn kosten voor outplacement of (om)scholing.(2) Dit zijn (scholings)kosten gericht op het vergroten van de inzetbaarheid van een werknemer.(3) Genoemd in artikel 2 van het Besluit.(4) Zie de reacties van ONL voor Nederland, LTO Nederland en Koninklijke Horeca Nederland respectievelijk de FNV, CNV en de VCP. Te vinden via https://www.internetconsultatie.nl/ wijziging_besluit_mindering_kosten_transitievergoeding/reacties.(5) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 4.2.(6) Zie het advies van de Afdeling bij het voorstel tot temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd (W12.19.0139/III) en het advies van de Afdeling bij de ontwerp-Miljoenennota over het begrotingsjaar 2020 (W06.19.0195/III), paragraaf 4.2.(7) Het gaat hierbij om studiekosten in enge zin (de daadwerkelijke kosten van de opleiding) of studiekosten in ruime zin (de studiekosten in enge zin en daarbij eventuele loonkosten, die gemaakt zijn omdat de werkgever de werknemer in de gelegenheid heeft gesteld om tijdens werkuren te studeren). In dit advies wordt, nu loonkosten niet in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding (artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit voorwaarden in mindering brengen van transitiekosten), gedoeld op studiekosten in enge zin.(8) Het standaardarrest hierbij is HR 10 juni 1983, NJ 1983/796 (Muller/Van Opzeeland). In dit arrest gaat het om de loonkosten die gemaakt zijn ten behoeve van de opleiding. De jurisprudentie laat een verdeeld beeld zien van het van toepassing zijn van de in Muller/Van Opzeeland opgenomen criteria voor de terugbetaling van studiekosten in enge zin (zie J. Seghrouchmi, Het studiekostenbeding: kwestie van het kan vriezen het kan dooien?, Arbeidsrecht 2019/40). Hoewel de Hoge Raad hier nog geen uitsluitsel over heeft gegeven, acht de Afdeling het plausibel dat dezelfde voorwaarden op studiekosten in enge zin van toepassing zijn.(9) De andere voorwaarden betreffen het duidelijk uitleggen van de werking van het studiekostenbeding aan de werknemer en dat het initiatief voor het ontslag niet bij de werkgever ligt.(10) Als voorbeeld: indien de werknemer binnen een jaar na het volgen van de scholing ontslag neemt, dient deze alle studiekosten terug te betalen. Indien de werknemer na een jaar ontslag neemt, is dat nog maar 80%, na twee jaar 60%, enzovoorts.(11) Zie Stb. 2015, 171, p. 10.(12) Zie het voorgestelde artikel 3, onderdeel a.(13) Dit zou gerechtvaardigd kunnen zijn, indien de werknemer bijvoorbeeld niet met (vooraf af te spreken) afdoende goed gevolg de opleiding heeft afgerond.(14) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 1, eerste alinea ("() indien de werknemer die kennis en vaardigheden heeft gebruikt om een andere functie bij de werkgever uit te oefenen") en de artikelsgewijze toelichting ("() namelijk dat de verworven kennis en vaardigen moeten zijn aangewend om een andere functie uit te gaan oefenen ()").(15) Het voorgesteld artikel 3, onderdeel a, onder 1°.(16) Toelichting, algemeen deel, paragraaf 3.2, en de artikelsgewijze toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2020-06-23] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2019, no.2019002281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 26 mei 2020Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om enkele omissies in de verwijzingen naar het nieuwe artikel 2.69a (elektrische leidingen en pijpisolatie) te herstellen. Ook zijn er beperkte wetgevingstechnische verbeteringen aangebracht en is de verwachte inwerkingtreding van een deel van het besluit afgestemd op de verlate inwerkingtreding van het gerelateerde Besluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw (inwerkingtreding naar verwachting 1 januari 2021).Ik bied U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Advies inzake diverse verbeteringen in de wetgeving.

[Gepubliceerd: 2020-06-23] 1. InleidingReeds anderhalve eeuw geleden vroeg de toenmalige Minister van Justitie, mr. F.A. van Hall, aandacht voor de nationale wetgeving, waarin leemten zouden voorkomen die niet direct door middel van jurisprudentie konden worden opgelost. Aan alle ambtenaren bij de gerechtshoven werd daarom verzocht iedere zes maanden een lijst met opmerkingen over wetgeving in te sturen en daarbij tevens aan te geven op welke wijze de gebreken zouden kunnen worden opgeheven.(zie noot 1) In 1973 verzuchtte Drion echter dat een goed geregelde terugkoppeling van rechtspraak naar wetgeving nog steeds ontbrak.(zie noot 2) Enkele jaren later suggereerde Polak dat de rechterlijke macht "feilen en gebreken in de wet meer systematisch en opzettelijk ter kennis van bevoegde organen" zou moeten brengen.(zie noot 3) Hij vroeg zich in dat verband tevens af of "het vermetel was te hopen" dat door de op 1 juli 1976 beginnende Afdeling rechtspraak van de Raad van State de in administratieve wetten en regelingen voorkomende gebreken "voortaan in het jaaroverzicht zullen worden gesignaleerd en suggesties tot wegneming zullen worden gedaan". De Raad van State heeft in zijn Jaarverslag 2003 uiteengezet dat hij zoekt naar de juiste methode om bij zijn wetgevingsadvisering meer systematisch gebruik te maken van ervaringen van de bestuursrechter met wettelijke voorschriften om tekortkomingen in die voorschriften waarmee de bestuursrechter wordt geconfronteerd, naar de wetgever "terug te koppelen".(zie noot 4) Daarbij worden de mogelijkheden bezien om onvolkomenheden, waarvan de Raad is gebleken dat ze zich in de bestuursrechtspraak voordoen, na weging en selectie, in zijn adviezen te signaleren en tevens aanbevelingen te doen om die onvolkomenheden op te lossen. Het betreft punten waarop de Afdeling bestuursrechtspraak meermalen is gestuit. Veelal zijn deze onvolkomenheden eerst in de praktijk gebleken en waren deze consequenties in het wetgevingsproces - ook voor de Raad - nog niet voorzien. Waar mogelijk zal de Raad naast de ervaringen van de Afdeling bestuursrechtspraak ook onvolkomenheden in de wetgeving waarmee andere bestuursrechters en de Nationale ombudsman in hun werk worden geconfronteerd bij de terugkoppeling betrekken. De Raad heeft verschillende mogelijkheden om dergelijke punten onder de aandacht te brengen, zoals signalering in het jaarverslag en het meenemen in adviezen over aanhangige onderwerpen. Thans brengt de Raad een afzonderlijk advies uit. 2. Tekortschietend overgangsrecht: tijdsdruk en complexiteit onderschat Rechters worden bij de beoordeling van geschillen veelvuldig met problemen van overgangsrecht geconfronteerd. Vaak wordt gedacht dat overgangsrechtelijke problemen vooral van juridisch-technische aard zijn. In de praktijk blijken dergelijke kwesties echter een ruimere dimensie te hebben. Onduidelijkheden, leemtes, inconsistenties en mogelijk door de wetgever niet bedoelde gevolgen in overgangsrecht leiden niet alleen tot rechtsonzekerheid, maar ook tot veel ergernis en onbegrip bij uitvoeringsinstanties en andere betrokkenen. Het zoeken naar oplossingen voor deze problemen leidt bij alle betrokkenen - burgers, bedrijven, bestuursorganen en rechters - voorts tot verspilling van tijd. Om die rechtsonzekerheid en tijdverspilling te voorkomen, verdient de formulering van overgangsrecht intensieve aandacht van de wetgever. Een verklaring voor het feit dat het overgangsrecht soms lacunes of gebreken vertoont is dat bij het tot stand brengen van nieuwe wetgeving de meeste aandacht uitgaat naar het nieuwe recht. Het nadenken over de vraag of maatregelen van overgangsrecht getroffen moeten worden, vindt pas in de laatste fase van de voorbereiding van het wetsvoorstel plaats. Dat leidt er dan vaak toe dat het overgangsrecht in de verdrukking komt. Omdat de toegezegde datum van indiening van het wetsvoorstel dan veelal nabij is, is haast geboden zodat het overgangsrecht vaak onder grote tijdsdruk totstandkomt. Een tweede factor die nadelig is voor de kwaliteit van het overgangsrecht is dat het overgangsrecht vanuit beleidsperspectief en politiek perspectief veelal niet belangrijk wordt geacht. Men is zich er nog steeds vaak onvoldoende van bewust dat het met onmiddellijke werking invoeren van wetten in concrete gevallen tot grote problemen kan leiden. Voorts wordt wel gevreesd dat het toekennen van eerbiedigende werking te zeer afbreuk doet aan de effectiviteit van het beoogde nieuwe beleid. Die vrees bestaat vooral - maar zeker niet alleen - als dat beleid gericht is op beperking van het beslag op de overheidsfinanciën. Een derde factor die verklaart waarom juist het overgangsrecht gebreken kan vertonen, is dat het opstellen van overgangsrecht vaak conceptuele problemen oplevert. Niet alleen voor wetgevingsafdelingen en beleidsafdelingen kan het bijzonder lastig zijn om zich alle gevallen die zich kunnen voordoen, voor de geest te halen. Ook voor hen die dichter bij de praktijk staan, zoals uitvoeringsinstanties en belangengroeperingen, is dat vaak bijzonder lastig zolang er nog geen ervaring met de nieuwe wet is opgedaan. Doordat deze drie factoren elkaar kunnen versterken, vertoont juist het overgangsrecht relatief vaak gebreken, tot schade voor de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid van de wet. Hierna worden enkele meer specifieke overgangsrechtelijke problemen die in de praktijk van de afgelopen jaren naar voren zijn gekomen kort aangestipt. Deze voorbeelden zijn ontleend aan de bestuursrechtspraak. Soortgelijke problemen doen zich voor op andere terreinen van het recht.(zie noot 5) a. Overgangstermijn bij wijziging van rechten of verplichtingen Een van de eerste vragen die bij de doordenking van het overgangsrecht aan de orde komen is of een overgangstermijn noodzakelijk is en wat de duur daarvan dient te zijn. Het ontbreken van een overgangstermijn of een te korte termijn kan er onder omstandigheden toe leiden dat de rechter de wettelijke regeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laat of schadevergoeding toekent. In dit verband is in het bijzonder artikel 1, eerste lid, van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van belang, waarin het recht op eigendom wordt beschermd. Uit dit artikel vloeien eisen voort met betrekking tot de overgangstermijn bij onder meer sociale zekerheidswetgeving.(zie noot 6) Anderzijds kunnen te lange overgangstermijn leiden tot strijdigheid met EG-richtlijnen.(zie noot 7) Tegen die achtergrond beveelt de Raad aan bij de invoering van nieuwe wetgeving steeds zorgvuldig af te wegen of voor bestaande gevallen een overgangstermijn vereist is en wat daarvan de duur dient te zijn. In het bijzonder vraagt de Raad aandacht voor de bepaling van de overgangstermijn bij wetgeving die raakt aan de eigendom in de zin van artikel 1, eerste lid, van het Eerste Protocol bij het EVRM. b. Overgangsrecht bij aanhangige zaken en wijziging van competentietoedeling Als een regeling wordt vervangen door een nieuwe regeling betreffende hetzelfde onderwerp, is het belangrijk dat de wetgever duidelijkheid verschaft over de behandeling van aanvragen, bezwaren en (hoger) beroepen die bij de inwerkingtreding van de nieuwe regeling reeds en nog aanhangig zijn. Dat geldt temeer indien in de nieuwe regeling taken worden toebedeeld aan een ander bestuursorgaan of een andere rechter. Als dit niet (duidelijk) wordt geregeld, kan dat in de praktijk leiden tot problemen voor burgers en bestuursorganen en tot nodeloos gecompliceerde rechterlijke procedures.(zie noot 8) Bij de overgang van het oude naar het nieuwe wettelijke regime dient naar het oordeel van de Raad steeds ten aanzien van de volgende punten duidelijkheid te worden verschaft: - de toepasselijkheid van het materiële recht na de datum van inwerkingtreding van het nieuwe recht: er moet een keuze worden gemaakt met betrekking tot het toepasselijk recht voor lopende aanvragen en eventueel korte tijd na inwerkingtreding van het nieuwe recht te nemen ambtshalve besluiten (zoals handhavings- en intrekkingsbesluiten); - de toepasselijkheid van het procesrecht na de datum van inwerkingtreding van het nieuwe recht: bepaald moet worden of bezwaar- en/of beroepsprocedures volgens oud dan wel volgens nieuw recht moeten worden afgehandeld; - de verdeling van competenties van bestuursorganen en rechters na de datum van inwerkingtreding van het nieuwe recht: in situaties waarin sprake is van een wijziging van het bevoegde bestuursorgaan dan wel van de bevoegde rechter dient uitdrukkelijk in de wet te worden vastgelegd welk bestuursorgaan of welke rechter in de lopende procedures beslist. De Raad wijst erop dat de rechtszekerheid en ook de uitvoerbaarheid ertoe nopen dergelijke keuzes in de regeling zelf vast te leggen en te motiveren; in het bijzonder in de situatie dat wordt gekozen voor onmiddellijke werking verdient het aanbeveling de gemaakte afweging in de toelichting te motiveren. c. Overgangsrecht bij amendering Afzonderlijke aandacht verdient de situatie waarin een wetsvoorstel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is geamendeerd. Het komt voor dat een wetsvoorstel na amendering geen adequaat overgangsrecht meer bevat.(zie noot 9) Om de kwaliteit van de wetgeving ook tijdens de fase van de amendering te waarborgen, is het naar het oordeel van de Raad van belang dat de amendering van wetsvoorstellen zorgvuldig wordt begeleid. Dit onderstreept ook in dit opzicht de wenselijkheid om over (overgangsrechtelijke consequenties van) belangrijke amendementen het advies in te winnen van de Raad. d. Conclusies In het licht van het voorgaande adviseert de Raad de organisatie van wetgevingsprojecten zo in te richten dat is gewaarborgd dat het overgangsrecht in de diverse stadia van het wetgevingsproces steeds specifieke aandacht krijgt. Op die manier kan worden voorkomen dat door tijdsdruk overgangsrecht achterwege blijft of gebrekkig overgangsrecht totstandkomt. In dit verband is onder meer van belang dat in het kader van een ex ante evaluatie specifiek aandacht wordt geschonken aan het overgangsrecht. De Raad beveelt aan dit onderwerp structureel als afzonderlijk onderdeel van de wetgevingsvisitatie te monitoren. Tevens adviseert de Raad bij toekomstige regelgeving rekening te houden met de hiervoor onder a tot en met c genoemde aspecten. Gelet op het belang voor de rechtspraktijk van een goede regeling van de beschreven aspecten geeft de Raad in overweging de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) met betrekking tot het overgangsrecht - die in paragraaf 4.14 maar gedeeltelijk zijn geregeld - aan te vullen. 3. Doorzendplicht van bedenkingen of zienswijzen De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat enkele bepalingen met de voor burgers belangrijke waarborg dat geschriften die bij een verkeerd bestuursorgaan of verkeerde administratieve rechter zijn ingediend, naar het juiste orgaan of de juiste rechter worden doorgezonden. Op het punt van de doorzendplicht wordt een onderscheid gemaakt tussen bezwaar- en beroepschriften enerzijds (artikel 6:15 Awb), en andere geschriften (artikel 2:3 Awb) anderzijds. De doorzendplicht van bezwaar- en beroepschriften is een beginsel van behoorlijk procesrecht; de doorzendverplichting zoals omschreven in artikel 2:3 Awb is een beginsel van behoorlijk bestuur. Omdat de doorzending van bezwaar- en beroepschriften procesrechtelijke consequenties kan hebben, is artikel 6:15 Awb in vergelijking met artikel 2:3 Awb op een aantal punten verder uitgewerkt. Om te voorkomen dat de burger door de onjuiste indiening van zijn bezwaar- of beroepschrift zijn bezwaar- of beroepstermijn verspeelt, is in artikel 6:15 Awb neergelegd dat het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend is voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend. Tevens zijn het onbevoegde bestuursorgaan en de onbevoegde administratieve rechter verplicht op het verkeerd ingediende bezwaar- of beroepschrift de datum van ontvangst aan te tekenen. De toepassing van artikel 6:15 Awb is, gegeven de tekst van het artikel en de plaats ervan, uitdrukkelijk beperkt tot bezwaar- en beroepschriften. Dit artikel geldt dan ook niet voor schriftelijke bedenkingen of zienswijzen die, naar aanleiding van een voorgenomen besluit, bij een verkeerd bestuursorgaan worden ingediend. Wel vloeit uit het algemene artikel 2:3 Awb voort dat het onbevoegde bestuursorgaan een dergelijk geschrift naar het bevoegde bestuursorgaan moet doorzenden. Maar artikel 2:3 Awb regelt niet dat het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend is voor de vraag of het geschrift tijdig is ingediend. Deze leemte heeft tot gevolg dat de burger door de toezending aan het verkeerde bestuursorgaan zijn termijn kan verspelen. Dit gevolg wordt voorkomen doordat artikel 6:15 volgens de Afdeling bestuursrechtspraak analoog op de bedenkingenprocedure van afdeling 3.5 Awb moet worden toegepast.(zie noot 10) Hetzelfde geldt met betrekking tot het doorzenden van zienswijzen op grond van de met ingang van 1 juli 2005 in werking getreden nieuwe afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure). Ter wille van de rechtszekerheid acht de Raad het gewenst dat deze leemte in de Awb wordt verholpen en deze essentiële waarborgen in de wet worden neergelegd. Daarom adviseert het college een met artikel 6:15 vergelijkbaar artikel op te nemen in afdeling 3.4 Awb. 4. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure bij vrijstelling en bouwvergunning Sinds 1 juli 2005 kan de situatie dat tegelijkertijd een bouwvergunning en een vrijstelling op grond van artikel 17 of artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevraagd, leiden tot het uiteenlopen van procedures.(zie noot 11) Vrijstellingen worden voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure). Voor de bouwvergunning is dit niet voorgeschreven; wel kan het bestuursorgaan besluiten de bouwvergunning voor te bereiden met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.(zie noot 12) Indien het bestuursorgaan geen gebruik maakt van genoemde mogelijkheid, leidt dit ertoe dat ten aanzien van het onderdeel van het besluit dat betrekking heeft op de bouwvergunning - voorafgaand aan het instellen van beroep bij de rechtbank - de bezwaarschriftprocedure moet worden doorlopen. Tegen het (onderdeel van hetzelfde) besluit dat betrekking heeft op de vrijstelling, staat direct beroep open bij de rechtbank. Naar de mening van de Raad is het niet wenselijk dat één samenhangend primair besluit of twee sterk samenhangende besluiten ieder een eigen traject met een daaraan verbonden eigen tijdpad volgen. Uit een oogpunt van eenvoud van juridische procedures en coördinatie van besluitvorming verdient het aanbeveling een wettelijke voorziening te treffen om het uiteenlopen van deze procedures terzake van hetzelfde bouwplan te voorkomen. Daarom adviseert de Raad in de wet te bepalen dat, wanneer voor een bouwvergunning een vrijstelling op grond van artikel 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening noodzakelijk is, beide besluiten of onderdelen van één besluit worden voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. 5. Keuze tussen bezwaar en administratief beroep In een aantal bijzondere wetten, zoals de Wegenwet(zie noot 13), wordt administratief beroep bij een hoger bestuursorgaan mogelijk gemaakt tegen een afwijzend besluit. Is men het niet eens met een naar zijn aard soortgelijk besluit waarbij de aanvraag wordt toegewezen, dan dient op grond van de algemene regeling van artikel 7:1 Awb bezwaar te worden gemaakt bij het oorspronkelijke bestuursorgaan. De Raad wijst erop dat een dergelijk stelsel van rechtsbescherming voor de betrokken burgers en beide bestuursorganen tot verwarring en onnodige complicaties kan leiden. Dat geldt onder meer indien niet (tijdig) op de aanvraag wordt beslist. Aangezien in een dergelijk geval geen sprake is van een afwijzend besluit - ook uit artikel 6:2 Awb vloeit dit niet voort -, moet tegen het uitblijven van die beslissing bij het oorspronkelijke bestuursorgaan bezwaar worden gemaakt. Indien hangende het bezwaar of beroep een afwijzing volgt, moet alsnog bij het hogere bestuursorgaan administratief beroep worden ingesteld. Deze versnippering van rechtsbeschermingsmogelijkheden leidt voor de betrokken burgers en bestuursorganen tot verwarring en tijdverspilling. De Raad adviseert per wettelijke regeling steeds te kiezen voor eenzelfde voorprocedure - bezwaar dan wel administratief beroep - tegen zowel toewijzende als afwijzende en niet tijdig genomen besluiten. Tevens beveelt de Raad aan de Ar die betrekking hebben op de bestuurlijke rechtsbescherming (aanwijzingen 148-160 Ar) in dit opzicht aan te vullen en daarvoor in aanmerking komende wettelijke regelingen op dit punt te vereenvoudigen. Voorts geeft de Raad in overweging te bezien of na jarenlange ervaring met de bezwaarschriftprocedure geen aanleiding bestaat om ter vereenvoudiging van het bestuursrecht de mogelijkheid van administratief beroep nog verder te beperken dan in aanwijzing 155 Ar is voorzien. Indien dit het geval is, verdient het aanbeveling ook in dit opzicht de Ar terzake aan te passen en de daarvoor in aanmerking komende wettelijke regelingen op dit punt te vereenvoudigen. 6. Gesplitste beslissing op bezwaar en beslistermijn in bezwaar Het komt in de bestuurspraktijk nogal eens voor dat de bestuursrechter wordt geconfronteerd met onvolledige besluitvorming in de bezwaarfase. Een beslissing op bezwaar wordt dan uitgesmeerd over twee deelbeslissingen die elkaar in de tijd opvolgen; de zogenoemde "gesplitste beslissing op bezwaar". Het bestuursorgaan neemt dan eerst een besluit tot gegrondverklaring van het bezwaar. Bij de bekendmaking hiervan wordt de bezwaarde - soms onder vermelding van de mogelijkheid van beroep bij de rechter tegen dit "besluit" - meegedeeld dat op basis van nader onderzoek een nieuw besluit zal worden genomen. Na kortere of langere tijd volgt dan het nieuwe besluit waarbij het primaire besluit waartegen het bezwaar was gemaakt wordt vervangen of gehandhaafd. Veelal wordt dit nieuwe besluit door het bestuursorgaan als een nieuw primair besluit aangemerkt en wordt daarbij vermeld dat (wederom) bezwaar kan worden gemaakt. Deze "gesplitste" wijze van bestuurlijke besluitvorming staat haaks op het stelsel van artikel 7:11 Awb.(zie noot 14) Ingevolge dat artikel moet het bestuursorgaan het (primaire) besluit waartegen bezwaar is gemaakt, op de grondslag van het bezwaar heroverwegen. Het dient, indien die heroverweging daartoe aanleiding geeft, tevens bij de beslissing op dat bezwaar het primaire besluit te herroepen en voor dat primaire besluit zo nodig een nieuw besluit in de plaats te stellen. Volgens het stelsel van artikel 7:11 dient de beslissing op bezwaar, indien het bezwaar gegrond is, deze beide elementen te bevatten. Hieraan ligt het uitgangspunt ten grondslag dat de beslissing op bezwaar het eindpunt van een volledige heroverweging markeert. Deze dient ingevolge artikel 7:10 Awb binnen een beslistermijn van - na verdaging - uiterlijk 14 weken te zijn voltooid. Verder uitstel is alleen mogelijk als de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden niet geschaad worden of eveneens instemmen. Het komt evenwel voor dat binnen bedoelde 14 weken wel het bezwaar gegrond wordt verklaard, maar het ter vervanging van het primaire besluit te nemen nieuwe besluit nog lange tijd uitblijft. Om dit in te dammen vat de Afdeling bestuursrechtspraak een beroep tegen een beslissing die beperkt is tot gegrondverklaring van het bezwaar, met toepassing van artikel 6:2 Awb op als een beroep gericht tegen niet tijdig beslissen.(zie noot 15) Een dergelijk beroep kan voortvarend worden behandeld, wat kan bevorderen dat de voltooiing van de bestuurlijke besluitvorming niet nog langer uitblijft. Hiermee is het probleem van de gesplitste beslissing op bezwaar echter nog niet opgelost. De in artikel 7:10 Awb neergelegde uniforme termijnen waarbinnen de beslissing op bezwaar moet zijn genomen, vormen namelijk een knelpunt voor bepaalde categorieën besluiten. In het algemeen moet het voor bestuursorganen goed te doen zijn de interne gang van zaken zo te organiseren dat bij één, tijdig genomen, besluit de gehele besluitvorming naar aanleiding van het bezwaar wordt voltooid. Er zijn echter gevallen waarin voor het vervangen van het primaire besluit in bezwaar een aanmerkelijk langere termijn nodig is dan artikel 7:10 Awb toelaat, omdat alsnog een wettelijk voorgeschreven procedure dient te worden doorlopen of een verplicht extern advies dient te worden ingewonnen, of het een situatie betreft ten aanzien waarvan voor de aanvankelijke afwijzing van de aanvraag minder strenge procedure-eisen golden dan voor een positieve beslissing. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarin, alvorens alsnog te kunnen anticiperen, eerst de uitgebreide procedure van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moet worden gevolgd, of waarin alsnog een MER-procedure moet worden doorlopen dan wel wegens de gegrondheid van het bezwaar alsnog een medisch of arbeidskundig onderzoek moet worden verricht.(zie noot 16) Artikel 7:10 Awb biedt het bestuursorgaan en de rechter echter geen enkele ruimte voor het maken van een uitzondering voor dergelijke gecompliceerde procedures. Tegen deze achtergrond geeft de Raad in overweging in artikel 7:10 Awb een voorziening te treffen voor onder meer de hiervoor genoemde situaties, in de vorm van een uitzondering op de in genoemde artikelen opgenomen termijnen voor die categorieën van besluiten. Denkbaar is ook om de verdagingsregeling van artikel 7:10 Awb op te zetten volgens de in artikel 4:14 Awb gekozen structuur. Tevens verdient het aanbeveling in de toelichting bij dat wetsvoorstel uiteen te zetten dat een gesplitste beslissing op bezwaar niet verenigbaar is met het in artikel 7:11 Awb neergelegde stelsel. 7. Vergoeding van kosten in bezwaar als een tijdig besluit uitblijft Met de inwerkingtreding van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures op 12 maart 2002 is in de Awb een regeling betreffende de vergoeding van de kosten van belanghebbenden in bezwaar en administratief beroep opgenomen. Het bestuursorgaan dient de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar of administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, op verzoek van de belanghebbende te vergoeden "voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid". Een kernelement is de herroeping van het bestreden primaire besluit. Deze formulering voorziet niet in kostenvergoeding ingeval tegen het uitblijven van het primair besluit bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld. Bij uitspraak van 23 juni 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak overwogen dat, nu een gegrond bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet kan leiden tot herroeping van enig primair besluit, vergoeding van de kosten in bezwaar op grond van artikel 7:15 Awb niet mogelijk is.(zie noot 17) In een uitspraak van 13 juni 2005 komt de Centrale Raad van Beroep (CRvB) tot het oordeel dat het woord "herroepen" in de artikelen 7:15, tweede lid, en 7:28, tweede lid, Awb niet in de weg staat aan het aanvaarden van de mogelijkheid van vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar of administratief beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.(zie noot 18) Naar het oordeel van de Raad verdient het aanbeveling de tekst van de artikelen 7:15, tweede lid, en 7:28, tweede lid, Awb zodanig te herformuleren dat ook de kosten die een belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar of administratief beroep tegen het uitblijven van een besluit, voor vergoeding in aanmerking komen. 8. Bevoegdheid van de bestuursrechter om bij einduitspraak mede een voorlopige voorziening te treffen Ingevolge artikel 8:72, vijfde lid, Awb, is de rechtbank bevoegd om tegelijk met de einduitspraak een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank bepaalt bij het treffen van de voorlopige voorziening wanneer zij vervalt. Deze regeling is per 1 april 2002 in werking getreden. Ingevolge schakelbepalingen beschikken de Afdeling bestuursrechtspraak, de CRvB en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) bij het geven - in eerste aanleg of in hoger beroep - van een einduitspraak over dezelfde bevoegdheid.(zie noot 19) De wetgever meende dat de voorlopige voorziening een vertrouwde figuur was en dat daarom met betrekking tot deze nieuwe bevoegdheid vrijwel geen nieuwe regels nodig waren. Het werd daarom niet nodig geacht bepalingen op te nemen inzake opheffing of wijziging van deze voorlopige voorziening, nu deze deel uitmaakt van de einduitspraak(zie noot 20) en een belanghebbende zijn hoger beroep tegen de einduitspraak daarom tevens tot deze voorlopige voorziening kan doen uitstrekken.(zie noot 21) Uiteraard tenzij het een voorlopige voorziening in hoogste instantie betreft. Een belanghebbende heeft daarmee de keuze de getroffen voorlopige voorziening als onderdeel van het hoger beroep in de bodemzaak aan de orde te stellen of zijn hoger beroep tot deze voorlopige voorziening te beperken.(zie noot 22) Aldus vertoont de voorlopige voorziening ex artikel 8:72, vijfde lid, Awb aanmerkelijke verschillen met de voorlopige voorziening die voorzieningenrechters met (overeenkomstige) toepassing van artikel 8:81 Awb in het bestuursrechtelijk kort geding kunnen geven. Tegen laatstbedoelde voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk, maar zij kan - ingevolge artikel 8:87 - wel worden opgeheven of ingetrokken. In de praktijk van de bestuursrechtspraak is inmiddels gebleken dat de in artikel 8:72, vijfde lid, Awb neergelegde regeling een aantal lacunes bevat. In de eerste plaats is geen rekening gehouden met gevallen waarin in de hoofdzaak geen hoger beroep mogelijk is of waarin in de hoofdzaak van de mogelijkheid van hoger beroep geen gebruik is gemaakt, omdat er binnen de beroepstermijn nog geen behoefte bestond aan een wijziging of opheffing van de voorlopige voorziening. Dat dit met betrekking tot de op grond van artikel 8:72, vijfde lid, Awb getroffen voorlopige voorziening tot problemen kan leiden, blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 9 april 2003.(zie noot 23) De Afdeling had bij einduitspraak van 18 september 2002 de voorlopige voorziening getroffen dat een aantal plandelen geacht werd te zijn goedgekeurd tot zes maanden na de datum van openbaarmaking van die uitspraak.(zie noot 24) Deze voorziening werd gegeven om het bestuursorgaan in staat te stellen een bouwvergunning te verlenen, zodat de renovatie en aanpassing van een aantal in slechte staat verkerende monumentale gebouwen in het plangebied konden worden voortgezet. Nadat was gebleken dat deze termijn niet toereikend was, werd een verzoek ingediend om de voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:87 Awb te wijzigen. Omdat dit artikel niet van toepassing is op de bij einduitspraak gegeven voorlopige voorziening en de uitspraak van 18 september 2002 onherroepelijk was, werd zij bij uitspraak van 9 april 2003 met toepassing van artikel 8:88 Awb door de Afdeling herzien en werd tevens een voorlopige voorziening met een ander eindtijdstip getroffen. Het bijzondere rechtsmiddel van artikel 8:88 Awb is hiervoor echter niet bedoeld. De tweede lacune betreft de situatie waarin de voorzieningenrechter, indien hij het geraden acht met kortsluiting een einduitspraak te geven (artikel 8:86 Awb), tegelijk met die uitspraak een voorlopige voorziening treft. Als deze voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:81 Awb is getroffen, vormt zij geen onderdeel van de einduitspraak en is daartegen geen hoger beroep mogelijk. Maakt de voorzieningenrechter echter gebruik van zijn bevoegdheid om krachtens artikel 8:72, vijfde lid (juncto artikel 8:84, vierde lid) Awb als onderdeel van zijn einduitspraak een voorlopige voorziening te treffen, dan kan deze voorlopige voorziening in beginsel wel in hoger beroep worden aangevochten. Hoewel het in beide gevallen gaat om een voorlopige voorziening, hangt het dus van de wijze van afdoening af of daartegen wel of niet hoger beroep mogelijk is. Daar komt nog bij dat de voorzieningenrechter, als hij ingeval van kortsluiting een voorlopige voorziening treft, soms niet aangeeft of dit met toepassing van artikel 8:81 of artikel 8:72, vijfde lid, Awb geschiedt. Dan is voor betrokkenen en de appèlrechter niet duidelijk of de voorlopige voorziening in hoger beroep kan worden aangevochten. De Afdeling bestuursrechtspraak lost deze rechtsonzekerheid op door in een dergelijk geval aan te nemen dat de voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, Awb is getroffen, zodat daartegen hoger beroep mogelijk is. Uit het voorgaande blijkt dat de wettelijke regeling van artikel 8:72, vijfde lid, Awb in de praktijk tot problemen leidt. Het probleem dat de gegeven voorlopige voorziening onaantastbaar is omdat tegen de einduitspraak geen hoger beroep mogelijk is, zou kunnen worden opgelost door ten aanzien van de bij de einduitspraak gegeven voorlopige voorzieningen een met artikel 8:87 Awb vergelijkbare regeling te treffen. Dit heeft bovendien als voordeel dat de rechter die de voorziening trof, ook oordeelt over een verzoek tot wijziging ervan. Met dit voorstel wordt echter ook een meer principiële vraag zichtbaar, namelijk of hoger beroep met betrekking tot een voorlopige voorziening ex artikel 8:72, vijfde lid, Awb wel wenselijk is. Immers, als opheffing of wijziging mogelijk is, dan is er weinig reden voor hoger beroep, ongeacht of de voorlopige voorziening nu getroffen is bij de einduitspraak of niet. De Raad herinnert er in dit verband aan dat de wetgever steeds het standpunt heeft ingenomen dat hoger beroep tegen een met toepassing van artikel 8:81 Awb gegeven voorziening niet wenselijk is. Omdat de met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, Awb gegeven voorlopige voorziening naar inhoud daarvan niet verschilt, dringt de vraag zich op of de mogelijkheid om beroep in te stellen dan wel om wijziging of opheffing te verzoeken niet voor beide typen van voorlopige voorzieningen gelijk zou moeten worden geregeld. Wel kan men het standpunt innemen dat wanneer hoger beroep ingesteld is, de beoordeling van een zaak, daarbij inbegrepen de mogelijkheid tot het wijzigen of opheffen van een voorlopige voorziening, aan de bevoegdheid van de lagere rechter moet worden onttrokken. Tegen deze achtergrond geeft de Raad in overweging het stelsel met betrekking tot de in artikel 8:72, vijfde lid, Awb geregelde voorlopige voorziening als volgt te wijzigen: - in de wet vast te leggen dat tegen een op grond van artikel 8:72, vijfde lid, Awb gegeven voorlopige voorziening geen hoger beroep mogelijk is; - in genoemd artikel tot uitdrukking te brengen dat de rechter die een voorlopige voorziening heeft getroffen, deze kan opheffen of wijzigen, tot het moment dat hoger beroep is ingesteld; - in de wetgeving inzake hoger beroep te regelen dat indien in de hoofdzaak eenmaal hoger beroep is ingesteld, de voorzitter van het appèlcollege bevoegd is de door de rechter in eerste aanleg gegeven voorlopige voorziening te wijzigen; deze is immers thans reeds bevoegd tot het treffen van een (nieuwe) voorlopige voorziening indien in de hoofdzaak hoger beroep is ingesteld. 9. Intrekkings- of wijzigingsbesluiten van het bestuursorgaan tijdens een voorlopige voorzieningprocedure De artikelen 6:18 tot en met 6:20 Awb zijn niet van - rechtstreekse of overeenkomstige - toepassing op de voorlopige voorzieningprocedure. Hieraan kleeft een aantal nadelen. Deze houden, kort gezegd, in dat verzoeker - nadat het bestuursorgaan een intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen - in tegenstelling tot de gebruikelijke gang van zaken in de bodemprocedure een nieuw verzoek moet indienen of zijn eerste verzoek moet aanpassen. Daar komt bij dat bij een nieuw verzoek om voorlopige voorziening opnieuw griffierecht is verschuldigd. In de praktijk van de rechtspraak wordt wel getracht deze nadelen te ondervangen door aan te nemen dat de belanghebbende zijn verzoek om voorlopige voorziening hangende die procedure kan uitbreiden met een verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van het intrekkings- of wijzigingsbesluit. Het is echter twijfelachtig of artikel 8:82, eerste lid, Awb hiervoor ruimte biedt. Een andere weg die in de rechtspraak wordt ingeslagen, is dat het eerste verzoek wordt beschouwd als te zijn uitgebreid met een verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van het intrekkings- of wijzigingsbesluit. Materieel komt deze laatste benadering neer op overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19, zonder dat de Awb daarvoor echter een duidelijke grondslag biedt. De Raad is van oordeel dat het, mede vanuit een oogpunt van versnelling van het proces, aanbeveling verdient in de Awb uitdrukkelijk te bepalen dat de artikelen 6:18 tot en met 6:20 Awb ook op de voorlopigevoorzieningsprocedures van artikel 8:81 Awb toepassing kan zijn. 10. Griffierecht bij voorlopige voorziening in appèl In het bestuursrecht is het gebruikelijk dat degene die in een rechterlijke procedure als aanlegger griffierecht heeft betaald, als zijn beroep slaagt, aanspraak heeft op vergoeding van het griffierecht door het verwerend orgaan.(zie noot 25) Het bestuursorgaan is eerst tot betaling van het griffierecht gehouden indien zijn hoger beroep ongegrond wordt verklaard.(zie noot 26) Op deze wijze wordt voorkomen dat de burger wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan het bestuursorgaan indien de rechtbank ten onrechte een beroep gegrond heeft verklaard, en wordt tevens gewaarborgd dat degene wiens beroep slaagt, niet met de kosten van het griffierecht blijft zitten. Met betrekking tot het griffierecht in hoger beroep heeft de wetgever ten aanzien van de voorlopige voorziening voor een enigszins afwijkende regeling gekozen. Verzoekt een bestuursorgaan in hoger beroep een voorlopige voorziening, dan is het vooraf griffierecht verschuldigd, maar artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State voorziet in terugbetaling door de secretaris als het verzoek van het bestuur wordt ingewilligd. Beide uitgangspunten hebben de Afdeling er toe gebracht om in de gevallen waarin in hoger beroep blijkt dat de rechtbank ten onrechte een beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard of een besluit heeft vernietigd, de terugbetalingsregeling van artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State analoog toe te passen. Dit houdt in dat in de gevallen waarin de rechtbank een achteraf bezien onjuiste beslissing heeft genomen waar het bestuursorgaan geheel buiten staat, niet wordt vastgehouden aan de in artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State neergelegde regel dat bij iedere geheel of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak van de rechtbank het griffierecht door het bestuursorgaan moet worden vergoed.(zie noot 27) Aldus wordt recht gedaan aan de regel dat een geslaagd beroep leidt tot vergoeding van het griffierecht en aan de regel dat deze verplichting alleen wordt opgelegd aan een bestuursorgaan dat aanleiding heeft gegeven tot het ontstaan van een rechterlijke procedure. De Raad adviseert artikel 43 van de Wet op de Raad van State, artikel 25 van de Beroepswet en artikel 27 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie aan te vullen in die zin dat in genoemde situatie het griffierecht aan de desbetreffende rechtspersoon wordt terugbetaald door de secretaris van de Raad van State, onderscheidenlijk door de griffier van de CRvB dan wel van het CBb. 11. Griffierecht bij de opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening Artikel 8:87 Awb geeft de voorzieningenrechter van de rechtbank de bevoegdheid een door hem getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen. Ingevolge artikel 8:87, tweede lid, Awb is artikel 8:82 Awb van overeenkomstige toepassing. In laatstgenoemd artikel is bepaald dat van de verzoeker griffierecht wordt geheven. Voor het beroep in eerste en enige aanleg geldt hetzelfde. Daartoe is in de verschillende beroepswetten bepaald dat de artikelen 8:87 en 8:82 Awb van overeenkomstige toepassing zijn.(zie noot 28) Voor het hoger beroep is echter niet geregeld dat voor een verzoek tot wijziging of opheffing van een voorlopige voorziening griffierecht verschuldigd is: artikel 8:82 Awb is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard op het hoger beroep. De Raad adviseert deze onduidelijkheid op te heffen door in de afzonderlijke beroepswetten artikel 8:82 van overeenkomstige toepassing te verklaren. 12. Versnelde behandeling en termijn voor het indienen van nadere stukken Ingevolge artikel 8:52 Awb kàn de rechtbank, in spoedeisende zaken, de zaak in de bodemprocedure versneld behandelen. Dat houdt in dat de rechtbank diverse proceduretermijnen kan bekorten en enkele beperkingen kan aanbrengen in de omvang van het vooronderzoek.(zie noot 29) In de Vreemdelingenwet 2000 is voorgeschreven dat hoger beroepen versneld worden behandeld.(zie noot 30) Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel is géén bekorting mogelijk van de in artikel 8:58 Awb opgenomen termijn van tien dagen voor de zitting voor het indienen van nadere stukken. In de situatie waarin op korte termijn - soms zelfs op een termijn van minder dan tien dagen - een zitting wordt gehouden, levert de in genoemd artikel opgenomen tiendagentermijn een knelpunt op. Hierdoor kan, indien partijen bezwaar maken tegen het niet in acht nemen van deze termijn, de procedure onnodig vertraging oplopen. Dit is - mede gelet op het streven van de wetgever om (rechterlijke) procedures te versnellen - onwenselijk. De Raad wijst er in dit verband op dat de wetgever ten aanzien van de voorlopige voorzieningenprocedure - waarbij eveneens op korte termijn oproepingen voor een zitting plaatsvinden - wel heeft voorzien in een bekorting van de tiendagentermijn. Ingevolge artikel 8:83, eerste lid, derde volzin, Awb is artikel 8:58 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De Raad adviseert ten aanzien van de versnelde behandeling te voorzien in een soortgelijke bepaling. 13. Bekendmaking besluiten op basis van de Vreemdelingenwet In de Vreemdelingenwet 2000 is de bevoegdheid geregeld om voor de bekendmaking van afwijzingen van reguliere verblijfsvergunningen en verblijfsvergunningen asiel af te wijken van artikel 3:41, eerste lid, Awb.(zie noot 31) Deze afwijkingsmogelijkheden zijn niet op een uniforme wijze uitgewerkt in de op de Vreemdelingenwet 2000 gebaseerde regelingen. Met betrekking tot de reguliere verblijfsvergunningen wordt in artikel 3.104, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bepaald dat de beschikking ten aanzien van de vreemdeling, wiens aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen en van wie geen raadsman bekend is, en die niet of niet langer woont op het door hem opgegeven adres, wordt bekendgemaakt door toezending naar het laatst bekende adres van de vreemdeling. In het Vb 2000 ontbreekt voor asielzaken echter een equivalent van artikel 3.104, vierde lid, Vb 2000. Als gevolg daarvan is geen toereikende grondslag aanwezig voor de wel terzake in de Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen regeling. De Raad adviseert daarom in het Vb 2000 een met artikel 3.104, vierde lid, Vb 2000 overeenkomende voorziening te treffen met betrekking tot verblijfsvergunningen asiel. 14. Onvolkomenheden inzake de competentieafbakening tussen rechters Met de inwerkingtreding van de Awb is het gebouw van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming grondig verbouwd. Eén van de doelen was het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving. Daartoe behoorde ook het creëren van een duidelijke rechtsmachtverdeling. Toch bevat de bevoegdheidsverdeling tussen rechters in sommige wetten nog steeds onvolkomenheden. Dit betreft zowel de afbakening tussen de civiele en de bestuursrechter als de afbakening tussen bestuursrechters onderling. De Raad beschrijft hierna enkele "afbakeningsproblemen". Competentieafbakening tussen civiele rechter en bestuursrechter a. De Wegenwet biedt een voorbeeld van onduidelijke afbakening van rechtsmacht tussen de civiele rechter en de bestuursrechter. Deze wet kent bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures. Bestuursrechtelijk zijn bijvoorbeeld de procedures tot het verlenen van medewerking aan het geven van de bestemming tot openbare weg, het onttrekken van een weg aan de openbaarheid, de vaststelling van de wegenlegger en de op artikel 16 van de Wegenwet gebaseerde handhavingsbesluiten. Civielrechtelijk zijn de procedures om toegang tot openbare wegen af te dwingen of om een verklaring voor recht omtrent de openbaarheid van een weg te verkrijgen. Ook bij gedingen inzake de aansprakelijkheid voor de staat van openbare wegen kan de burgerlijke rechter worden gevraagd om een oordeel of de weg openbaar is of niet. Het naast elkaar bestaan van deze verschillende procedures hoeft niet problematisch te zijn. Wel is van belang dat de rechtsmachtverdeling naar onderwerp helder is afgebakend. Dat is niet het geval met betrekking tot het onderwerp openbaarheid van wegen in de Wegenwet, aangezien ten aanzien daarvan, al naar gelang de aard van het geschil, verschillende rechters bevoegd zijn. Dit leidt tot overlapping van rechterlijke procedures bij de wijziging van de wegenlegger. Met betrekking tot de besluiten daartoe is beroep mogelijk bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Hiernaast kent de Wegenwet een bijzondere civielrechtelijke rechtsgang, bestaande uit de mogelijkheid binnen een jaar na de vaststelling van de legger een rechtsvordering tot wijziging van de wegenlegger in te dienen (artikel 43 juncto artikel 47).(zie noot 32) Nadat alle bestuursrechtelijke wegen zijn gevolgd of ervan is afgezien die wegen te volgen, kan nog in een civielrechtelijke procedure de onrechtmatigheid van het besluit tot vaststelling of wijziging van de wegenlegger worden vastgesteld. Het feit dat het besluit onherroepelijk is geworden, staat niet aan de civielrechtelijke vordering in de weg. Artikel 43 van de Wegenwet bevat daarmee een opvallende uitzondering op de gebruikelijke competentieverdeling tussen de bestuursrechter en de civiele rechter. De Raad is van oordeel dat een dergelijke overlap van procedures, in het licht van de dejuridisering en het tegengaan van onnodige procedures en uiteenlopende jurisprudentie, niet wenselijk is. Hij adviseert de geconstateerde overlap in de Wegenwet ongedaan te maken en te kiezen voor een duidelijke rechtsmachttoedeling naar onderwerp. Competentieafbakening tussen bestuursrechters b. Ook de rechtsmachtverdeling tussen de bestuursrechtelijke appèlcolleges roept in bepaalde gevallen vragen op. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de CRvB en het CBb hebben in november 2001 een gezamenlijk advies aan de Minister van Justitie uitgebracht over een mogelijke herverdeling van rechtsmacht tussen deze gerechten, die leidt tot een logischer en praktischer afbakening van hun werkterreinen.(zie noot 33) Daarbij zijn de algemene onvolkomenheden geïnventariseerd en oplossingen aangedragen. De regering heeft terzake nog geen concrete adviesaanvragen bij de Raad aanhangig gemaakt. Naast deze algemene punten vraagt de Raad aandacht voor gevallen waarin uit de tekst van wettelijke regelingen voortvloeit dat ten aanzien van vergunningsbesluiten een andere bestuursrechter bevoegd is dan ten aanzien van daarmee verband houdende handhavingsbesluiten, zonder dat daarvoor een goede reden is. De Raad noemt twee voorbeelden. - Ingevolge artikel 14 van de Grondwaterwet is voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water vergunning vereist. Tegen dergelijke vergunningsbesluiten is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak.(zie noot 34) Ten aanzien van de handhavingsbesluiten staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling. Gedeputeerde Staten ontlenen hun handhavingsbevoegdheid aan de algemene regeling van artikel 122 van de Provinciewet, omdat de Grondwaterwet zelf geen grondslag voor handhavingsbesluiten bevat. Tegen besluiten op grond van artikel 122 van de Provinciewet staat namelijk bij de Afdeling alleen beroep open, voorzover het besluiten betreft die betrekking hebben op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wetten waarop hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (Wm) van toepassing is.(zie noot 35) Artikel 18.1, eerste lid, Wm bepaalt dat hoofdstuk 18 (Handhaving) van toepassing is met betrekking tot de handhaving van het bij of krachtens de in artikel 13.1, tweede lid, genoemde wetten bepaalde, voorzover dit bij of krachtens de betrokken wet is bepaald. Nu de Grondwaterwet wel in dit artikellid wordt genoemd, maar deze niets over handhaving bepaalt, is hoofdstuk 18 Wm niet van toepassing. Als gevolg daarvan staat inzake handhavingsbesluiten op grond van de Grondwaterwet beroep open bij de rechtbank met hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak, terwijl inzake vergunningsbesluiten op grond van de Grondwaterwet in eerste en enige aanleg beroep openstaat bij de Afdeling. - Een soortgelijke discrepantie tussen vergunningsbesluiten en handhavingsbesluiten doet zich voor bij de Winkeltijdenwet. Tegen een op grond van die wet genomen besluit staat beroep open bij het CBb.(zie noot 36) Maar de Winkeltijdenwet bevat geen grondslag voor handhavingsbesluiten. Het gemeentebestuur ontleent de bevoegdheid tot handhavend optreden terzake aan het algemene artikel 125 van de Gemeentewet. Dat zou betekenen dat tegen dergelijke handhavingsbesluiten beroep moet worden ingesteld bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Het CBb overwoog dat, hoewel bij een strikt tekstuele uitleg van artikel 10 van de Winkeltijdenwet twijfel mogelijk is over het antwoord op de vraag of een handhavingsbesluit is te beschouwen als een besluit als genoemd in artikel 10, toch van de bevoegdheid van het CBb moet worden uitgegaan.(zie noot 37) Het CBb wees hiertoe op de omstandigheid dat bij artikel 10 aan het CBb terzake van de materie ten gronde competentie is verleend inzake alle op grond van de Winkeltijdenwet genomen besluiten, en het oogmerk van die wet en de daaraan voorafgaande wet om versnippering van rechtsmacht tegen te gaan. Gelet op de hiervoor besproken situaties komt de Raad tot de conclusie dat het van belang is dat voor handhavingsbesluiten in de Awb wordt voorzien in een algemene wettelijke grondslag, waarin onder meer zou kunnen worden bepaald dat het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit inzake een vergunning of ontheffing, tevens het bevoegde bestuursorgaan is met betrekking tot een besluit terzake van de daarmee samenhangende handhaving. Dat voorkomt dat met betrekking tot vergunningbesluiten en rechtsbeschermingsprocedures verschillen ontstaan in competente rechters. 15. Slot De Raad beveelt aan een verzamelwetsvoorstel voor te bereiden waarin de in dit advies gesignaleerde onvolkomenheden in de wetgeving worden verholpen respectievelijk de Ar op de aangegeven punten aan te vullen. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit rijden onder invloed BES.

[Gepubliceerd: 2020-06-23] Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2020, no.2020000145, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de onderzoeken die kunnen worden ingezet op Bonaire, Sint Eustatius en Saba ter vaststelling van het gebruik van alcohol of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden (Besluit rijden onder invloed BES), met nota van toelichting.In dit ontwerpbesluit worden, ten behoeve van alcoholcontroles in het verkeer, regels gesteld omtrent de uitvoering van blaas- en bloedonderzoeken op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19.

[Gepubliceerd: 2020-06-22] Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2020, no.2020001158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 om tijdelijk de geldigheidsduur van functies in het CBBS te verlengen, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 16 juni 2020Ik bied U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting wederom aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen.

[Gepubliceerd: 2020-06-22] Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2020, no.2020000941, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de uitvoering van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W18.20.0131/IV- In de memorie van toelichting verduidelijken hoe de verantwoordelijke minister invulling zal geven aan zijn verwerkingsverantwoordelijkheid (als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het voorstel) indien andere betrokken ministers persoonsgegevens verwerken voor de uitvoering van dit voorstel.- In de memorie van toelichting verduidelijken of de benodigde investeringen zijn gedaan, ofwel tijdig worden gedaan, zodat het Nederlandse contactpunt uiterlijk per 11 oktober 2020 operationeel en aangesloten op het Europese netwerk zal zijn.Nader rapport (reactie op het advies) van 18 juni 2020De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn verwerkt door middel van een aanvulling van de memorie van toelichting in de paragrafen 3.2 en 5.2.Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een wijziging door te voeren in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting daarop aan te passen. Er is in artikel 7 een wijziging van de Handelsregisterwet 2007 opgenomen. In de Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel (Stb. 2019, 280) is een wijziging van artikel 28, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 opgenomen. De wijziging strekt ertoe de lijst die in dit artikellid is opgenomen te verplaatsen naar het Handelsregisterbesluit 2008. In de memorie van toelichting werd tot nu toe uitgegaan van de nieuwe situatie. Echter, deze wijziging is nog niet in werking getreden. Het is essentieel dat de verantwoordelijke minister vanaf de inwerkingtreding van de uitvoeringswet de mogelijkheid heeft de gegevens uit het handelsregister te rangschikken naar natuurlijke personen. Daarom wordt de verantwoordelijke minister opgenomen in de lijst in artikel 28, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007.Wanneer bovengenoemde wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in werking treedt en de lijst wordt overgeheveld naar het Handelsregisterbesluit 2008, zal ook de bevoegdheid voor de verantwoordelijke minister worden overgeheveld.Ik verzoek U, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Economische Zaken en Klimaat
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit belasting- en invorderingsrente.

[Gepubliceerd: 2020-06-22] Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2020, no.2020001019, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit belasting-en invorderingsrente, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring met het oog op het handhaven van de mogelijkheden om maatregelen te nemen ten aanzien van overlastgevende vreemdelingen.

[Gepubliceerd: 2020-06-22] Bij Kabinetsmissive van 27 januari 2020, no.2020000158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring met het oog op het handhaven van de mogelijkheden om maatregelen te nemen ten aanzien van overlastgevende vreemdelingen, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt tot aanpassing van het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring (Wtvb), dat momenteel bij de Eerste Kamer ligt. Deze novelle voorziet onder meer in een bevoegdheid voor de directeur van een inrichting voor vreemdelingenbewaring om bij ernstige orde- en veiligheidsproblemen een "lock down" in te stellen, waarbij vreemdelingen gedurende 23 uur per dag kunnen worden opgesloten in hun cel.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de mogelijke duur van de "lock down"-bevoegdheid. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel wenselijk.1. InleidingDe uitvoering van vreemdelingenbewaring in huizen van bewaring waar een strafrechtelijk regime geldt op grond van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft in het verleden tot veel kritiek geleid. Daarom diende de regering in 2015 de Wtvb in bij de Tweede Kamer. Met de Wtvb wordt een eigen (bestuursrechtelijk) kader voor vreemdelingenbewaring geïntroduceerd. Dat kader moet meer aansluiten bij de doelstelling van die bewaring en er moet meer worden uitgegaan van het beginsel van minimale beperkingen. De Wtvb introduceert hiertoe twee hoofdregimes voor vreemdelingenbewaring: het verblijfsregime en het beheersregime.Binnen beide regimes heeft een vreemdeling onder meer recht op een minimaal aantal uren aan vrije beweging binnen de inrichting en aan dagbesteding. Daarbij houdt het verblijfsregime een verruiming in ten opzichte van het huidige regime onder de Pbw. De artikelen 22 en 23 van de Wtvb regelen deze rechten voor het verblijfsregime; artikel 36 Wtvb regelt (onder meer) deze rechten voor het beheersregime.2. Duur "lock down"De toelichting maakt melding van een aantal incidenten in 2019 in het Detentiecentrum Rotterdam, waar vreemdelingen in bewaring zitten. Momenteel geldt daar nog het strafrechtelijk regime van de Pbw. Deze incidenten hebben de directeur er diverse keren toe genoodzaakt om in te grijpen, waarbij onder meer besloten is tot een "lock down", aldus de toelichting.De regering acht het voor uitzonderingssituaties noodzakelijk om deze mogelijkheid ook op te nemen in de Wtvb, voor het geval het bestaande palet aan orde- en disciplinaire maatregelen geen soelaas biedt. Daarmee kan de rust na een ernstig incident weerkeren en wordt de norm handen af van het personeel kracht bijgezet, aldus de toelichting. De directeur krijgt daarom in de Wtvb de bevoegdheid om, zowel in het verblijfsregime als het beheersregime, een "lock down" van maximaal zes weken in te stellen. Daarbij kunnen vreemdelingen gedurende maximaal 23 uur per dag worden ingesloten op hun cel. (zie noot 1)De Afdeling heeft begrip voor het opnemen van een bevoegdheid in de Wtvb om in een uiterste noodsituatie een algemene maatregel (en geen individuele) te treffen gericht tegen alle vreemdelingen in de inrichting of een afdeling daarvan. Daarmee kunnen de orde, rust en veiligheid worden hersteld. De duur van deze maatregel dient zo beperkt mogelijk te zijn zoals ook de regering in de toelichting onderkent. Dit mede in het licht van het doel van de Wtvb om voor vreemdelingenbewaring een eigen bestuursrechtelijk, minder-penitentiair kader te introduceren met het beginsel van minimale beperkingen als uitgangspunt. De vraag rijst of een maximale duur van zes weken, zoals voorzien in de novelle, daar bij past.Uit de toelichting blijkt dat deze maximale duur van zes weken mede bedoeld is om de mogelijkheid te bieden om in fasen terug te keren naar het gewone dagprogramma. Gelet op het algemene en ingrijpende karakter van een "lock down" lijkt het de Afdeling weinig gelukkig deze maatregel mede voor de terugkeer naar het gewone dagprogramma te gebruiken. De "lock down" zou niet langer moeten duren dan strikt noodzakelijk is om de orde, rust en veiligheid terug te laten keren. Vreemdelingen die niet verantwoordelijk waren voor de verstoring van de orde, rust en veiligheid, zouden daarna weer volledig moeten kunnen terugkeren naar het gewone dagprogramma. Voor de vreemdelingen die wel verantwoordelijk waren voor de verstoring geldt dat zij zo nodig langer van het gewone dagprogramma kunnen worden uitgesloten of daarin kunnen worden beperkt, met gebruikmaking van de bevoegdheid in de Wtvb om een orde- of disciplinaire maatregel op te leggen of overplaatsing naar het beheersregime te realiseren. Gelet hierop denkt de Afdeling wat de maximale duur van de "lock down" betreft eerder aan een aantal dagen dan aan weken.De Afdeling adviseert daarom het wetsvoorstel op dit punt aan te passen.3. GemeenschapsonderdaanHet voorgestelde artikel 59d, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat de gemeenschapsonderdaan die niet rechtmatig in Nederland verblijft onder bepaalde voorwaarden met het oog op uitzetting naar een andere lidstaat van de Europese Unie in vreemdelingenbewaring kan worden gesteld. (zie noot 2) Het begrip gemeenschapsonderdaan is een bestaand begrip in de Vw 2000, gedefinieerd in artikel 1, dat meer omvat dan alleen onderdanen van EU-lidstaten. (zie noot 3) Nu het doel van het artikel is om personen beschikbaar te houden met oog op uitzetting naar een andere lidstaat, rijst de vraag of het artikellid zich niet zou moeten beperken tot Unieburgers, zoals de toelichting ook doet vermoeden. (zie noot 4)Indien wel bedoeld is alle gemeenschapsonderdanen onder het bereik van artikel 59d te brengen, rijst de vraag hoe de bepaling zich verhoudt tot het doel de vreemdeling beschikbaar te houden met het oog op uitzetting naar een andere lidstaat van de Europese Unie.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.4. AdviezenUit de toelichting blijkt dat - gezien de beperkte reikwijdte van het voorstel en met het oog op de voortgang - over de novelle geen consultatie-adviezen zijn ingewonnen. (zie noot 5) De Afdeling merkt op dat nu de behandeling van het wetsvoorstel Wtvb reeds geruime tijd in beslag neemt (het voorstel is in 2015 bij de Tweede Kamer ingediend) en gelet op de mogelijk ingrijpende gevolgen voor vreemdelingen van met name de "lock down", het in de rede had gelegen over de novelle consultatiereacties te vragen aan deskundigen en betrokken uitvoeringsinstanties.De Afdeling adviseert advies te vragen aan de relevante organisaties en instanties.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W16.20.0009/II- Verduidelijk in het voorgestelde artikel 5, eerste lid, van de Wtvb dat met de "lock down"-bevoegdheid alleen van artikel 36 van de Wtvb kan worden afgeweken, voor zover het gaat om de rechten op bewegingsvrijheid en dagbesteding.Nader rapport (reactie op het advies) van 10 juni 20202. Duur "lock down"De regering is verheugd te constateren dat de Afdeling in haar advies begrip heeft voor het opnemen van een bevoegdheid in de Wtvb om in een uiterste noodsituatie een algemene maatregel (en geen individuele) te treffen gericht tegen alle vreemdelingen in de inrichting of een afdeling daarvan. Het advies om de maximale termijn van een lockdown te verkorten vanwege het ingrijpende karakter, heeft geleid tot een heroverweging van deze termijn. Deze is in het wetsvoorstel aangepast naar vier weken. De 'enkele dagen' waar de Afdeling aan refereert zijn in de praktijk niet werkbaar aangezien het in sommige gevallen noodzakelijk kan zijn om gedurende een wat langere periode toe te werken naar normalisering van de omstandigheden in bewaring. Dit verloopt dan volgens een fasenplan, waarbij soms na een stap vooruit helaas weer een stap achteruit moet worden gezet. Van belang hierbij is dat, zoals de Afdeling zelf ook opmerkt in haar advies, een lockdown niet altijd de gehele inrichting treft. Daar waar mogelijk gelden de beperkingen alleen voor degenen die met hun gedrag de lockdown hebben veroorzaakt, bijvoorbeeld iedereen die in het beheersregime verblijft op de daartoe bestemde beheersafdeling. Zo wordt voorkomen dat de andere vreemdelingen langer worden ingesloten dan nodig en dat men bijvoorbeeld weinig tot geen dagbesteding heeft.Deze benadering om vreemdelingen zoveel mogelijk gericht aan te pakken in plaats van ongericht is onderdeel van de standaardwerkwijze in vreemdelingenbewaring en past in het uitgangspunt van regimedifferentiatie en het protocol van de-escalatie en relationele veiligheid (Handhavingsmatrix Detentie Centrum Rotterdam, hierna DCR). Voorop staat dat in geval van ongewenst gedrag van vreemdelingen in bewaring een persoonlijke benadering de voorkeur geniet. In dialoog met betrokkene wordt hij aangesproken op zijn gedrag en wordt gezamenlijk gezocht naar een oplossing. De-escalatie en dialoog zijn de sleutelwoorden met het oog op het bieden van een veilig leefklimaat voor zowel ingesloten vreemdelingen als personeel. Deze aanpak kent echter zijn grenzen. Waar de dialoog geen soelaas biedt bij het oplossen van een onveilige of ongewenste situatie, kan een persoonsgerichte straf of maatregel noodzakelijk zijn.Maar net zoals de-escalerend optreden zijn grenzen kent, kent ook de individuele aanpak zijn grenzen. Er zijn situaties waarin ingesloten vreemdelingen groepsgewijs personeelsleden belagen of anderszins onrust stoken. Soms gebeurt dit georkestreerd, waarbij de onrust zich over meerdere delen van de inrichting kan verspreiden. Het spreekt vanzelf dat deze stressvolle situaties het uiterste vragen van het personeel maar ook van vreemdelingen die zich wel normaal gedragen en de onrust als bedreigend ervaren. Het tijdelijk insluiten van alle vreemdelingen is dan het enige instrument om de rust te waarborgen en het personeel de gelegenheid te geven zich te herpakken en op adem te komen. Hetzelfde kan overigens evenzeer geacht worden te gelden voor de vreemdelingen die zich verre willen houden van de onrust en negatieve dynamiek onder de mede-ingeslotenen.In een dergelijk gespannen sfeer komt er een limiet aan de belasting die nog redelijkerwijs van het personeel kan worden verlangd. Bij grootschalige ordeverstoringen volstaat het niet altijd de onruststokers en meelopers aan te spreken, maar is ook sprake van impact op andere betrokkenen: personeel en de andere vreemdelingen. De directeur van een inrichting heeft ruimte nodig om te beoordelen wat nodig is. Met een lockdown kan worden voorkomen dat echt gevaarlijke situaties gaan ontstaan en daarmee is deze bevoegdheid onmisbaar voor een veilige tenuitvoerlegging. De inzet van de directeur is om de lockdown zo kort mogelijk te laten duren. Dit zal in de praktijk voor een hele inrichting vaak maximaal enkele dagen zijn. Voor een afdeling kan dit langer duren en daarom is meer speelruimte hier noodzakelijk.De lockdown heeft enkel tot doel het herstellen van de rust en stabiliteit in de inrichting voor vreemdelingenbewaring. Geenszins wordt beoogd de gehele inrichting gedurende de gehele duur van de lockdown het gehele dagprogramma te onthouden. Integendeel, de lockdown wordt zoals eerder opgemerkt gericht ingezet, dat wil zeggen gefaseerd en per afdeling. Het kan zo zijn dat afdelingen afzonderlijk in andere fasen zitten. Tijdsduur van fasen is afhankelijk van het gedrag van ingesloten vreemdelingen. In de eerste en meest kritieke fase van de lockdown worden op alle onrustige afdelingen de vreemdelingen ingesloten. Er wordt enkel buiten luchten aangeboden in kleine groepen. Alle ingesloten vreemdelingen van deze afdelingen krijgen hierop een toelichting en een besluit van de directeur uitgereikt. Vervolgens wordt per dag en per afdeling bekeken of een overgang naar een volgende fase mogelijk is. Zodra dat mogelijk is, wordt het dagprogramma weer opgestart met halve afdelingen (dit heet een gespiegeld dagprogramma). Indien er opnieuw sprake is van groepsgerichte agressie tegen personeel of andere vreemdelingen, valt men terug op de eerste fase. Indien het rustig blijft, wordt het dagprogramma weer volledig opgestart, echter nog zonder avondopenstelling. In een volgende fase is ook weer sprake van halve avondopenstelling (gespiegeld programma), waarbij elke vreemdeling de halve avond is uitgesloten.Wanneer de rust en stabiliteit volledig zijn teruggekeerd en de situatie is genormaliseerd, wordt het volledige dag- en avondprogramma opgestart. Eerst dan is sprake van een beëindiging van de lockdown. Dit gefaseerd opstarten vereist een zorgvuldige aanpak, waarbij het noodzakelijk kan blijken ook weer af te schalen in eerder verleende vrijheden. Een zorgvuldige uitvoering van dit proces waarbij gefaseerd en gevarieerd op- en afgeschaald kan worden, vergt een periode van minimaal vier weken.Benadrukt wordt dat het besluit om een lockdown in te stellen geen sinecure is en niet lichtvaardig zal worden genomen. Het lockdownproces is bovendien met belangrijke waarborgen omkleed. Ingeval de directeur tijdelijk afwijkt van de artikelen 22 en 23 of van artikel 36 van het wetsvoorstel doet hij hiervan onverwijld schriftelijk mededeling aan de vreemdelingen in bewaring. Tevens stelt hij onverwijld de commissie van toezicht op de hoogte. Omdat de lockdown een maatregel betreft die eenieder in de inrichting voor vreemdelingenbewaring kan treffen en dus ziet op de algemene omstandigheden in bewaring, kan men beklag doen op grond van artikel 72, eerste lid, onder b. Hierna is vervolgens beroep mogelijk bij de speciale beroepskamer tenuitvoerlegging vreemdelingenbewaring van de Raad voor de strafrechtstoepassing en jeugdbescherming.3. GemeenschapsonderdaanHet voorgestelde 59d, eerste lid, van de Vw 2000 regelt de bewaring van vreemdelingen die niet onder de Terugkeerrichtlijn (onrechtmatig verblijvende derdelanders), de Opvangrichtlijn (asielzoekers) of de Dublinverordening vallen. De Afdeling vraagt zich af of in het voorgestelde artikel 59d van de Vw 2000 niet het begrip Unieburger moet worden gebruikt. In reactie hierop zijn de toelichting en het wetsvoorstel aangepast. De Terugkeerrichtlijn is niet van toepassing op personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen. Dit zijn niet alleen Unieburgers maar ook hun familieleden tevens derdelanders, alsmede onderdanen van Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitsersland en hun familieleden tevens derdelanders. Het begrip gemeenschapsonderdaan van artikel 1 van de Vw 2000 omvat deze hele groep en het voorgestelde artikel 59d dient hierop van toepassing te zijn. Er is namelijk anders geen wettelijke grondslag voor vreemdelingenbewaring, die specifiek op deze doelgroep is toegesneden.Op advies van de Afdeling is tevens aangepast dat vreemdeling beschikbaar wordt
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit experiment gesloten coffeeshopketen.

[Gepubliceerd: 2020-06-19] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2019, no.2019002437, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over het experiment met een gesloten coffeeshopketen (Besluit experiment gesloten coffeeshopketen), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (modernisering bewijsrecht).

[Gepubliceerd: 2020-06-18] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2019, no.2019002208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede Verzamelwet COVID-19.

[Gepubliceerd: 2020-06-18] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001149, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, in overeenstemming met de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Tweede Verzamelspoedwet COVID-19), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateRedactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W05.20.0168/I- In het voorgestelde artikel 7.37c, eerste lid, onder b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek "bedoeld in de artikelen 7.30a tot en met 7.30c" vervangen door "bedoeld in de artikelen 7.30b en 7.30c".- In artikel 3.3, eerste en tweede lid, aansluiten bij de terminologie van artikel 1, aanhef en onder c, juncto artikel 1, onderdeel b, onder 2° en 3° van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.- In artikel 3.3, tweede lid, de zin die begint met "Het bestuur van het gerecht" overbrengen in een nieuw derde lid. De zinsnede die begint met "Hoofdstuk 2" in een nieuw vierde lid.Nader rapport (reactie op het advies) van 16 juni 2020Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De redactionele opmerking van de Afdeling advisering bij het voorgestelde artikel 7.37c, eerste lid, onderdeel b, is overgenomen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele artikelen toe te voegen aan de in artikel 7.37c, eerste lid, onder a opgenomen opsomming van artikelen waarin vooropleidings- en toelatingseisen zijn neergelegd. De artikelen waren abusievelijk in de opsomming achterwege gelaten.Ook de redactionele opmerkingen van de Afdeling advisering bij artikel 3.3 zijn overgenomen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de tekst van artikel 3.3 en de memorie van toelichting op dit onderdeel verder te verduidelijken en beter in te passen in het systeem van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat, mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid en mijn ambtgenoot voor Rechtsbescherming, en in overeenstemming met mijn ambtgenoot voor Medische Zorg, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart.

[Gepubliceerd: 2020-06-17] Bij Kabinetsmissive van 7 april 2020, no.2020000700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit in verband met de invoering van een ontgassingsverbod op de binnenwateren in het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde li d, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake het voorstel lid Van Meenen tot wijziging kinderopvang rijksvaccinatieprogramma.

[Gepubliceerd: 2020-06-17] Bij brief van 7 april 2020 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Eerste Kamer van voorlichting te dienen betreffende een nota van wijziging bij het voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma.Uitsluiting door een kinderopvangcentrum van kinderen en werknemers die - uit godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging - niet gevaccineerd zijn vormt indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb). De wetgever heeft een zekere ruimte om in een bijzondere wet (lex specialis) een uitzondering op het verbod op indirect onderscheid op te nemen. Dat geldt onder meer in het onderhavige geval. Wel dient de wetgever bij het maken van zulke uitzonderingen terughoudend te zijn.Als gevolg van een dergelijke lex specialis zal geen ruimte meer zijn voor een nadere belangenafweging in concrete gevallen in het licht van de Awgb door de rechter of het College voor de Rechten van de Mens. De wetgever dient daarom op wetsniveau - in de wet en in de vorm van een in de toelichtende stukken uitdrukkelijke belangenafweging - een objectieve rechtvaardiging voor het indirect onderscheid te bieden. Artikel 6 van de Grondwet is als zodanig weliswaar niet op deze materie van toepassing. Wel zal de wetgever in het licht van de systematiek van de Awgb, het EVRM en het Unierecht aannemelijk moeten maken dat sprake is van een legitiem doel dat met het indirect onderscheid gediend wordt, en dat het middel dat daartoe wordt gebruikt (het onderscheid) geschikt en noodzakelijk is.De Afdeling van de Raad van State is van oordeel dat transparantie van kinderopvangcentra over hun beleid om niet-gevaccineerde kinderen en personeelsleden al dan niet te weigeren op zichzelf een onvoldoende passende en zwaarwegende doelstelling vormt om het maken van indirect onderscheid in de zin van de Awgb te kunnen rechtvaardigen. Wanneer de doelstelling verbreed zou worden en zich naast het doel om transparantie te bieden ook zou richten op de bevordering van de volksgezondheid en beperking van het besmettingsrisico binnen een kinderopvangcentrum, is een dergelijke rechtvaardiging wel denkbaar. Daartoe is noodzakelijk dat de wetgever een adequate en inzichtelijke afweging maakt van de verschillende belangen die in het geding zijn, waarin de toelaatbaarheid van het indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging (mede) in het licht van het belang van de gezondheid generiek gerechtvaardigd wordt. Op grond van een dergelijke afweging zou de voorgestelde specifieke wettelijke regeling in het licht van het systeem van de Awgb evenals het EVRM en het Unierecht objectief gerechtvaardigd kunnen worden.1. InleidingDe Afdeling advisering is door de Eerste Kamer om voorlichting gevraagd over een nota van wijziging bij het voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wko teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma. (zie noot 1) Deze wijziging beoogt buiten twijfel te stellen dat, voor zover het uitsluitend toelaten van gevaccineerde kinderen en werknemers met zich mee zou brengen dat indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging wordt gemaakt, zulk onderscheid per definitie objectief gerechtvaardigd is in de zin van artikel 2, eerste lid, Awgb. (zie noot 2)Aan de Afdeling is de vraag voorgelegd hoe deze toevoeging zich verhoudt tot artikel 6 van de Grondwet en de Awgb, met name voor wat betreft de passendheid en noodzakelijkheid van het gekozen middel voor het bereiken van het voorgestane doel. Om deze vraag te beantwoorden worden eerst de inhoud en achtergrond van het wetsvoorstel en de nota van wijziging uiteengezet (punt 2). Vervolgens wordt het juridisch kader geschetst en wordt ingegaan op de legitimiteit van de doelstelling, de passendheid en de noodzakelijkheid van de specifieke wetsbepaling waar de nota van wijziging op ziet (punt 3). De voorlichting wordt afgesloten met een conclusie (punt 4).2. Het initiatiefwetsvoorstela. Inhoud en doelstelling initiatiefwetsvoorstelHet initiatiefwetsvoorstel van het lid Van Meenen (zie noot 3) beoogt wijziging van de Wet kinderopvang (Wko) met als doel het tot stand brengen van transparantie op de markt van kinderopvangcentra, in het belang van ouders die zich zorgen maken over de veiligheid van hun kinderen op de kinderopvang. Daarbij gaat het met name om het risico op besmetting met mazelen. Op grond van het wetsvoorstel worden kinderopvangcentra verplicht transparant te zijn over hun beleid met betrekking tot het accepteren of weigeren van niet-gevaccineerde kinderen en personeelsleden. Kinderopvangcentra mogen zelf bepalen of zij uitsluitend (of nagenoeg uitsluitend) kinderen en personeelsleden, die aantoonbaar deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma, toelaten. (zie noot 4) Zij moeten dit beleid via een landelijk register kinderopvang openbaar maken. (zie noot 5)b. Advies Afdeling advisering Raad van StateIn haar advies over het initiatiefwetsvoorstel sprak de Afdeling begrip uit voor het oogmerk van het voorstel om zorgen van ouders weg te nemen over mogelijke besmetting van hun kinderen binnen kinderopvangcentra. Wel adviseerde zij het voorstel mede in het perspectief van het maatschappelijke probleem van de dalende vaccinatiegraad te plaatsen. (zie noot 6) In dat verband adviseerde de Afdeling in de toelichting een nadere rechtvaardiging te geven voor het maken van indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging, op basis van bescherming van de gezondheid en de rechten en vrijheden van anderen. (zie noot 7) In zijn reactie op het advies stelde de (toenmalige) initiatiefnemer Raemakers dat een voldoende rechtvaardiging voor het maken van indirect onderscheid gelegen is in transparantie en het recht van ouders om geïnformeerde keuzes te kunnen maken inzake de gezondheidsrisicos voor hun kind. Volgens de initiatiefnemer is het voorstel geschikt en noodzakelijk om dat doel te bereiken. (zie noot 8)c. Gewijzigd voorstel van wetNaar aanleiding van de parlementaire behandeling (zie noot 9) is het voorstel van wet bij nota van wijziging van 13 juni 2019 op enkele punten gewijzigd. (zie noot 10) Eén van die wijzigingen betreft een toevoeging aan artikel 1.49a Wko. Voorgesteld wordt daaraan een derde lid toe te voegen, luidend: "Voor zover handelen overeenkomstig het eerste lid het maken van indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging met zich meebrengt is dat gerechtvaardigd in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet gelijke behandeling" (zie noot 11) (hierna: de wijziging).Met de voorgestelde wijziging wordt beoogd buiten twijfel te stellen dat, voor zover het weigeringsbeleid indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging met zich brengt, zulk onderscheid per definitie objectief gerechtvaardigd is in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Awgb. Dat impliceert, aldus de toelichting, "dat de wetgever ervan uit gaat dat sprake is van een legitiem doel en van een middel voor het bereiken daarvan dat passend en noodzakelijk is". (zie noot 12) Het aldus gewijzigde voorstel van wet (zie noot 13) is op 18 februari 2020 door de Tweede Kamer aangenomen.3. Verhouding van de wijziging tot artikel 6 van de Grondwet en de AwgbHet gevolg van de nota van wijziging zal zijn dat kinderopvangcentra niet-gevaccineerde kinderen en personeelsleden de toegang kunnen weigeren zonder dat een beroep daartegen op grond van de Awgb nog kans van slagen heeft.Er is een zekere ruimte voor de wetgever om bij bijzondere wet (lex specialis) een uitzondering op het in de Awgb geformuleerde algemene verbod op indirect onderscheid op te nemen. In onderhavig geval zal met een specifieke wetsbepaling voor kinderopvangcentra meer zekerheid worden geboden over de juridische houdbaarheid van het voeren van een weigeringsbeleid. Het gevolg daarvan is, dat voor een belangenafweging in concrete situaties aan de hand van de Awgb door de rechter of het College voor de Rechten van de Mens geen ruimte meer is. Een dergelijke belangenafweging dient daarom meer generiek, op wetsniveau verricht te worden en inzichtelijk gemaakt te worden in de vorm van de toelichtende stukken bij het voorstel.a. Artikel 6 Grondwet, artikel 9 EVRM, UnierechtDe vraag is allereerst hoe het beleid van kinderopvangcentra om niet-gevaccineerde kinderen en werknemers uit te sluiten beoordeeld moet worden in het licht van artikel 6, eerste lid, van de Grondwet, indien het nalaten van vaccinatie is ingegeven door godsdienst of levensovertuiging. Klassieke grondwettelijke vrijheidsrechten hebben als zodanig in het algemeen slechts verticale werking, gericht op de gezagsrelatie tussen overheid en burger. Kinderopvangcentra zijn evenwel private ondernemingen, die een vrijheidsmarge hebben om op basis van eigen beleid kinderen en medewerkers uit te sluiten. (zie noot 14)Binnen de private, horizontale verhoudingen tussen kinderopvangcentra en ouders zijn bepalingen zoals artikel 6 van de Grondwet als zodanig niet van toepassing: zij hebben geen rechtstreekse, directe werking. Wel zullen achterliggende grondrechtelijke beginselen, afhankelijk van de aard van de specifieke belangen en situaties, in de afweging bij de concretisering van open privaatrechtelijke normen toch een belangrijke rol kunnen spelen (de zogenaamde indirecte horizontale werking van grondrechten). (zie noot 15)Een en ander vloeit ook voort uit het EVRM en het Unierecht. De Afdeling zal derhalve ook dit recht in ogenschouw nemen. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging wordt mede gewaarborgd door artikel 9 van het EVRM, welke bepaling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens rechtstreeks in vergelijkbare zaken als de onderhavige wordt toegepast op horizontale verhoudingen. (zie noot 16) Daarnaast is van belang Richtlijn 2000/78 betreffende gelijke behandeling in arbeid en beroep, (zie noot 17) welke is geïmplementeerd in de voor het onderhavige geval relevante Awgb-bepalingen en evenzeer op horizontale verhoudingen ziet. (zie noot 18) Binnen beide kaders (EVRM en Unierecht) spelen de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en legitiem doel een doorslaggevende rol. De beoordeling of aan deze criteria wordt voldaan, is materieel gelijk aan de beoordeling of er sprake is van een objectieve rechtvaardiging in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Awgb. Daarop wordt hierna ingegaan.b. Algemene wet gelijke behandelingDe vrijheidsmarge van kinderopvangcentra om als private ondernemingen op basis van eigen beleid kinderen en werknemers uit te sluiten, wordt begrensd door de Awgb. (zie noot 19) De Awgb vormt een nadere, ook op horizontale verhoudingen toegespitste uitwerking van de beginselen die ten grondslag liggen aan artikel 1 van de Grondwet, dat voorschrijft dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden en discriminatie op welke grond dan ook verboden is. Indien kinderopvangcentra wordt toegestaan om niet-gevaccineerde kinderen en medewerkers te weigeren, kan dit kwalificeren als een vorm van indirect onderscheid in de zin van artikel 1 van de Awgb. Een dergelijke weigering zal weliswaar neutraal geformuleerd zijn (in termen van het al dan niet gevaccineerd zijn), dus niet rechtstreeks gebaseerd op één van de in de Awgb opgesomde discriminatiegronden en daarmee geen direct onderscheid inhouden. Maar ouders of werknemers die op grond van hun godsdienst of levensovertuiging bezwaren hebben tegen vaccinatie zullen er wel bijzonder door getroffen worden. Ten opzichte van hen is derhalve sprake van indirect onderscheid. (zie noot 20)Op grond van artikel 7, eerste lid, respectievelijk artikel 5, eerste lid, van de Awgb is het genoemde indirect onderscheid jegens ouders respectievelijk werknemers in beginsel verboden. Zulk onderscheid kan niettemin objectief gerechtvaardigd zijn doordat het een legitiem doel dient en voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk is (artikel 2, eerste lid, van de Awgb). Het beroep op een dergelijke objectieve rechtvaardiging kan onderworpen worden aan een op het concrete geval toegesneden toetsing door de rechter en het College voor de Rechten van de Mens. De Awgb kent naast de generieke rechtvaardigingsgrond voor indirect onderscheid in de vorm van een objectieve rechtvaardiging onder artikel 2, eerste lid, van de Awgb, ook een aantal specifieke uitzonderingen op het verbod van (in)direct onderscheid. Deze zien onder meer op de interne sfeer van kerkgenootschappen en andere organisaties, op basis waarvan deze onderscheid op grond van godsdienst of geloofsovertuiging kunnen maken. (zie noot 21) Tot op zekere hoogte vergelijkbaar met de voorgestelde wijziging, is artikel 5, lid 2a, van de Awgb, dat ruimte biedt aan gemeenten om onderscheid te maken op grond van godsdienst of levensovertuiging ten aanzien van een (buitengewoon) ambtenaar van de burgerlijke stand die in de uitoefening van zijn ambt onderscheid maakt. Op grond hiervan kan de (buitengewoon) ambtenaar van de burgerlijke stand, die op religieuze of levensbeschouwelijke gronden bezwaren heeft tegen het voltrekken van het huwelijk van personen van gelijk geslacht, zonder overtreding van de Awgb uitgesloten worden. (zie noot 22)Bij het invoeren van zulke specifieke wettelijke uitzonderingen op de in de Awgb neergelegde verboden ten aanzien van (in)direct onderscheid dient terughoudendheid betracht te worden. Handelen dat gedekt wordt door deze uitzonderingen wordt daardoor immers buiten het bereik van individuele toetsing aan de Awgb door de rechter en het College van de Rechten voor de Mens geplaatst. Tegelijkertijd zal dergelijk handelen nog steeds onderworpen blijven aan toetsing aan - zoals hiervoor benoemd ook in de horizontale verhoudingen rechtstreeks doorwerkende - bepalingen van het EVRM en het Unierecht.Met de voorgestelde wijziging wordt niettemin voorgesteld een nieuwe, specifieke uitzondering op het in artikelen 5, eerste lid, en 7 eerste lid, van de Awgb neergelegde verbod op indirect onderscheid op grond van godsdienst en levensovertuiging in te voeren. Met het oog hierop dient de wetgever in de toelichtende stukken in de vorm van een duidelijke belangenafweging een objectieve rechtvaardiging te geven voor dit onderscheid, zodanig dat daarmee op wetsniveau voldaan is aan de criteria neergelegd in artikel 2, eerste lid, van de Awgb, en daarmee in principe ook aan de vereisten die voortvloeien uit het EVRM en het Unierecht. (zie noot 23) Die belangenafweging en daarop gebaseerde rechtvaardiging is tot nu toe niet gegeven. (zie noot 24)c. Legitiem doel, subsidiariteit, proportionaliteitDe Afdeling gaat nader in op de elementen die in deze alsnog te verrichten belangenafweging aan de orde zijn.i. Legitiem doelUit zowel de toelichting als de parlementaire discussie volgt dat het initiatiefwetsvoorstel uitsluitend tot doel heeft transparantie op de markt van kinderopvangcentra te bewerkstelligen, opdat ouders een goed geïnformeerde keuze kunnen maken voor de opvang van hun kind. (zie noot 25) Hoewel transparantie voor ouders over het voeren van een weigeringsbeleid door kinderopvangcentra kan bijdragen aan de geïnformeerde keuzevrijheid van ouders om hun kind al dan niet bloot te stellen aan een zeker besmettingsrisico, vormt die transparantie op zichzelf nog niet een voldoende rechtvaardiging voor een weigeringsbeleid. Een transparant weigeringsbeleid dat indirect onderscheid als bedoeld in de Awgb oplevert, is niet gerechtvaardigd op de enkele grond dat dat beleid transparant is. Het belang van transparantie sec is dan ook geen passend en voldoende zwaarwegend doel om een rechtvaardiging te bieden voor kinderopvangcentra die op grond van het voorstel niet-gevaccineerde kinderen en werknemers de toegang weigeren en daarbij indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging maken. (zie noot 26) Ten behoeve van een dragende motivering van de voorgestelde maatregel zullen derhalve andere legitieme doeleinden aangevoerd moeten worden.Legitieme doestellingen die - tezamen met het transparantiebelang - het maken van indirect onderscheid wel zouden kunnen rechtvaardigen, zijn de bevordering van de volksgezondheid in brede zin en het beperken van het besmettingsrisico binnen een kinderopvangcentrum. Te verwachten is dat sommige ouders, zodra het kinderopvangcentrum waar zij hun kind willen onderbrengen een weigeringsbeleid voert, het uitgangspunt om hun kind niet te laten vaccineren zullen heroverwegen en alsnog tot vaccinatie zullen overgaan. (zie noot 27) Als zodanig kan de weigering van niet-ingeënte kinderen en werknemers door een kinderopvangcentrum - zij het indirect - bijdragen aan verhoging van de vaccinatiegraad en daarmee aan het bevorderen van de volksgezondheid.Ook is de verwachting dat het besmettingsrisico binnen een kinderopvangcentrum dat een weigeringsbeleid voert enigszins kan worden ingedamd, al zullen de effecten beperkt zijn. Zoals ook de toelichting onderkent, zijn kinderen jonger dan 14 maanden (nog) niet gevaccineerd tegen mazelen, de meest besmettelijke infectieziekte. (zie noot 28) Zij kunnen derhalve elders geïnfecteerd raken en vervolgens kinderen uit dezelfde leeftijdscategorie binnen het kinderopvangcentrum besmetten, nu binnen kinderopvangcentra de groepsimmuniteit veel minder goed werkt. (zie noot 29) Al met al zijn de effecten van de weigering door kinderopvangcentra van niet-ingeënte kinderen en werknemers op de volksgezondheid in brede zin en de gezondheid van kinderen op de kinderopvang naar verwachting positief, alhoewel beperkt. (zie noot 30)Het gezondheidsbelang in samenhang met het belang van transparantie zijn legitieme doelen die mogelijk voldoende zwaar wegen. Het indirect onderscheid moet dan echter niet alleen die legitieme doelen dienen en passend zijn, maar dient ook noodzakelijk te zijn. Daarbij spelen de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit een belangrijke rol.ii. SubsidiariteitIn het kader van het subsidiariteitvereiste is relevant dat het hier slechts om een mild ingrijpende maatregel gaat. (zie noot 31) Kinderopvangcentra worden immers niet verplicht om onderscheid te maken tussen al dan niet gevaccineerde kinderen en werknemers, en ouders worden niet verplicht hun kinderen te laten vaccineren. Bovendien zullen ouders veelal nog steeds een kinderopvangopvangcentrum kunnen vinden dat hun weigering om te vaccineren respecteert.iii. ProportionaliteitToetsing aan het vereiste van proportionaliteit vergt daarnaast een afweging van de verschillende belangen die in het geding zijn. (zie noot 32) Enerzijds moeten de belangen van ouders en kinderopvangcentra die waarde hechten aan een veilige omgeving worden meegewogen, alsmede het belang om de volksgezondheid in brede zin te bevorderen en het besmettingsrisico binnen een kinderopvangcentrum te beperken. Anderzijds moeten ook de belangen worden meegewogen van ouders en medewerkers die inenting op religieuze of levensbeschouwelijke gronden afwijzen. Daarbij zal met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de EU rekening moeten worden gehouden.Uit jurisprudentie van beide hoven volgt dat de nationale wetgever met het oog op beleid op de gezondheid te waarborgen een beoordelingsruimte heeft, aangezien de bescherming van de volksgezondheid tot de bevoegdheidssfeer van de lidstaten behoort, maar ook dat afwijkingen van het verbod op onderscheid strikt dienen te worden uitgelegd. (zie noot 33) Verwacht mag worden dat de Nederlandse rechter daarom ook terughoudendheid in acht neemt. (zie noot 34)4. Conclusie
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2021.

[Gepubliceerd: 2020-06-17] Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2020, no. 2020001008, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2021), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 15 juni 2020
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet excessief lenen bij eigen vennootschap.

[Gepubliceerd: 2020-06-17] Bij Kabinetsmissive van 18 november 2019, no.2019002428, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Invorderingswet 1990 ter bestrijding van belastinguitstel en afstel als gevolg van excessief lenen bij een eigen vennootschap (Wet excessief lenen bij eigen vennootschap), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel omvat fiscale maatregelen die leiden tot heffing van inkomstenbelasting over een voorgesteld fictief voordeel in de situatie dat een aanmerkelijkbelanghouder, zijn partner of een met hen verbonden persoon leent bij vennootschappen waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden.Kort gezegd komt het voorstel erop neer dat als de totale som van de schulden van de aanmerkelijkbelanghouder en zijn partner aan de eigen vennootschappen aan het eind van het jaar meer dan 500.000 bedraagt, het meerdere wordt geacht inkomen uit aanmerkelijk belang te vormen. Eigenwoningschulden worden van de regeling uitgezonderd.De Afdeling plaatst vraagtekens bij het tijdstip van indiening van het wetsvoorstel. Zij adviseert te wachten met wetswijziging totdat de resultaten van het onderzoek bekend zijn naar de wijze waarop kapitaalinkomen van de directeur grootaandeelhouder (dga) wordt belast.De Afdeling maakt voorts opmerkingen over de effectiviteit van het wetsvoorstel. Voor een afgewogen oordeel daarover is meer inzicht noodzakelijk in de aard en omvang van de problematiek. Daarbij is in het bijzonder van belang:- hoeveel schulden van aanmerkelijkbelanghouders (en tot welke bedragen) onzakelijke voorwaarden kennen, dan wel zijn ontspoord en als verkapt dividend zijn te kwalificeren;- hoe vaak van belastingafstel sprake is en welke schuld- en belastingbedragen daarmee zijn gemoeid.Verder dienen bestaande schulden te worden geëerbiedigd, of in ieder geval van een ruimere overgangsperiode te worden voorzien.In verband daarmee dient het wetsvoorstel nader te worden overwogen.1. Achtergrond bij het wetsvoorstelVoordelen die een aandeelhouder geniet uit een aanmerkelijk belang worden sinds 2001 met inkomstenbelasting belast in box 2. Een aandeelhouder is aanmerkelijkbelanghouder als hij beschikt over minimaal 5 procent van het aandelenkapitaal in een vennootschap. Belastingheffing in box 2 vindt plaats indien en voor zover middelen het vermogen van een vennootschap definitief verlaten ten gunste van een aanmerkelijkbelanghouder. (zie noot 1) Als de winst van de vennootschap niet wordt uitgekeerd, vindt alleen vennootschapsbelastingheffing plaats en nog geen box 2 heffing. Deze mogelijkheid van inkomstenbelastinguitstel over overwinsten ligt besloten in de bestaande fiscale systematiek. (zie noot 2) Dit leidt tot een verschil ten opzichte van ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen. Die hebben immers geen mogelijkheid de heffing van inkomstenbelasting uit te stellen.Volgens de toelichting wil de regering "deze vorm van belastingontwijking als gevolg van het langdurig uitstellen (of definitief afstellen) van belastingheffing in excessieve gevallen tegengaan". (zie noot 3) Als doel van de maatregelen in het wetsvoorstel wordt verder genoemd het "ontmoedigen van excessief lenen", (zie noot 4) "bovenmatige leningen te ontmoedigen", (zie noot 5) maar ook "het tegengaan van belastinguitstel en -afstel". (zie noot 6)In de paragraaf over advies en consultatie wordt gesproken over meerdere doelen: "het tegengaan van belastinguitstel en -afstel en het ontmoedigen van excessief lenen bij de eigen vennootschap". (zie noot 7) Volgens de toelichting is in de ogen van de regering de grote mate waarin aanmerkelijkbelanghouders beschikken over financiële middelen die afkomstig zijn van de vennootschap onwenselijk. (zie noot 8)2. Het bredere perspectief en het tijdstip van het voorstelDe Afdeling heeft er begrip voor dat wordt gezocht naar een meer gelijke fiscale behandeling van aanmerkelijkbelanghouders en ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen, in het bijzonder wat betreft de mogelijkheid van langdurig uitstel van de box 2 heffing. (zie noot 9)De Afdeling wijst er op dat in de zogenoemde bouwstenennotitie van april 2019 een onderzoek is aangekondigd naar de wijze waarop kapitaalinkomen van de dga wordt belast. (zie noot 10) Onderzocht wordt hoe bij de dga kapitaalinkomen en arbeidsinkomen relatief tot elkaar worden belast en of hier verbeteringen mogelijk zijn. In het onderzoek zal onder andere worden gekeken naar de mogelijkheden voor dgas om belastingheffing langdurig uit te stellen of zelfs af te stellen, en mogelijkheden van het huidige boxenstelsel om vermogen aan te houden in box 2 of box 3. De resultaten van dit onderzoek zijn toegezegd voor begin 2020.Het wetsvoorstel biedt slechts een oplossing voor het (langdurig) uitstellen van de box 2 heffing in zeer specifieke situaties. (zie noot 11) Gelet daarop rijst de vraag waarom niet wordt gewacht op de resultaten van het onderzoek van de bouwstenennotitie alvorens tot wetswijziging over te gaan. Dit klemt te meer, omdat niet duidelijk is of het huidige voorstel een mogelijke structurele oplossing in de weg kan zitten. Bovendien is een eenmaal ingeslagen weg nauwelijks terug te bewandelen.Tegen die achtergrond adviseert de Afdeling te wachten met wetswijziging totdat de resultaten van het onderzoek van de bouwstenennotitie bekend zijn en meegenomen kunnen worden bij het opstellen van concept wetgeving.3. Effectiviteit van het voorstelVolgens de toelichting hebben ongeveer 216.000 aanmerkelijkbelanghouders-huishoudens een schuld bij de eigen vennootschap. Bij ongeveer 11.000 daarvan bedraagt de schuld meer dan 500.000. (zie noot 12)De grote mate waarin aanmerkelijkbelanghouders beschikken over financiële middelen die afkomstig zijn van de vennootschap is volgens de toelichting onwenselijk en dient te worden ontmoedigd. (zie noot 13) Uit de toelichting blijkt niet waarom de regering het lenen van de eigen vennootschap onwenselijk vindt en waarom de grens bij 500.000 wordt gelegd. Als op zakelijke basis van de eigen vennootschap wordt geleend in plaats van bij een financiële instelling ziet de Afdeling niet in waarom dat onwenselijk zou zijn. En als dit onwenselijk zou zijn, waarom dat dan niet geldt voor leningen van de eigen vennootschap voor de eigen woning.Indien de regering het lenen van de eigen vennootschap onwenselijk acht vanwege uitstel van belastingheffing, wijst de Afdeling er op dat uitstel van belastingheffing niet alleen plaatsvindt door te lenen van de eigen vennootschap, maar in de eerste plaats door geen dividend uit te keren. Voor het probleem van onwenselijk uitstel is het onderhavige wetsvoorstel, dat ziet op een totale som van schulden van meer dan 500.000, dus maar een zeer beperkte oplossing. (zie noot 14)Indien de regering het lenen van de eigen vennootschap onwenselijk acht vanwege afstel van belastingheffing, wijst de Afdeling er op dat in de toelichting op meerdere plaatsen wordt opgemerkt dat door het langdurige uitstel zelfs helemaal geen belastingheffing meer plaatsvindt (belastingafstel). De toelichting geeft hiervan één voorbeeld, namelijk als de vennootschap failliet gaat en de aanmerkelijkbelanghouder geen middelen (meer) heeft om zijn schuld af te lossen. (zie noot 15) Uit de toelichting wordt echter niet duidelijk hoe vaak van belastingafstel sprake is en welke schuld- en belastingbedragen daarmee zijn gemoeid.Indien de regering met onwenselijk bedoelt het als lening presenteren van inkomen wijst de Afdeling op het volgende. Als een aanmerkelijkbelanghouder geld leent van zijn vennootschap, is er in beginsel geen sprake van een vermogensverschuiving en vindt geen belastingheffing in box 2 plaats. Dat is slechts anders als er geen intentie of mogelijkheid (meer) bestaat om de lening terug te betalen. Dan vindt aan de hand van in de rechtspraak ontwikkelde criteria fiscale herkwalificatie plaats: er is sprake van verkapt dividend, waarover op dat moment box 2 heffing is verschuldigd.Uit de toelichting blijkt echter niet of er inzicht bestaat hoeveel schulden van aanmerkelijkbelanghouders (en tot welke bedragen) onzakelijke voorwaarden kennen, dan wel zijn ontspoord en als verkapt dividend zijn te kwalificeren. De Afdeling acht inzicht daarin voor de beoordeling van het wetsvoorstel noodzakelijk.Het wetsvoorstel is een forse ingreep in de al sinds jaar en dag bestaande fiscale systematiek en praktijk. Om tot een afgewogen oordeel te komen, is het daarom noodzakelijk inzicht te hebben in de aard en omvang van de problematiek. Voor de keuze van een oplossing is het relevant of een substantieel deel van de schulden als verkapt dividend is te kwalificeren, of slechts enkele procenten. Indien sprake zou zijn van slechts enkele procenten ligt aanpak in de uitvoeringssfeer op basis van de in de rechtspraak ontwikkelde criteria meer voor de hand dan via wetgeving. In de uitvoeringssfeer kan immers veel beter maatwerk worden geleverd dan het voorstel dat alle gevallen, dus ook die gevallen die niet voor herkwalificatie in aanmerking komen, over één wetgevende kam scheert.Hoewel de uitvoeringstoets opmerkt dat het voorstel op termijn per saldo leidt tot een beperkte complexiteitsreductie, (zie noot 16) wijst de Afdeling erop dat het voorstel technisch complex is en niet bijdraagt aan vereenvoudiging van de fiscale wetgeving. Inzicht in de aard en omvang van de problematiek is dan ook nodig om te kunnen beoordelen of dit nadeel opweegt tegen de voordelen die met dit wetsvoorstel worden beoogd. De Afdeling wijst in dit verband in het bijzonder op de flankerende maatregelen ter zake van het regulier voordeel (zie noot 17) en de regelingen rond het begin en het einde van de binnenlandse belastingplicht. (zie noot 18) Hierbij is tevens van belang dat onder de huidige formulering aanpassing van belastingverdragen nodig is om bij buitenlandse belastingplichtigen te kunnen heffen over het voorgestelde fictief regulier voordeel. (zie noot 19)Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het doel, de omvang van de problematiek en de effectiviteit van het wetsvoorstel nader te motiveren. Indien die motivering niet kan worden gegeven, adviseert de Afdeling van het voorstel af te zien.4. Bestaande schuldenDe beoogde ingangsdatum van het voorstel is 1 januari 2022 en geldt ook voor bestaande schulden. Formeel is er geen sprake van terugwerkende kracht, maar door de onmiddellijke werking materieel wel. Uit de toelichting op de inwerkingtredingsdatum blijkt niet waarom geen uitzondering is gemaakt voor bestaande schulden, (zie noot 20) terwijl een uitzondering wel voor de hand had gelegen. Zoals hiervoor opgemerkt, betekent dit wetsvoorstel een forse ingreep in een reeds jarenlang bestaande fiscale systematiek en praktijk. Uit de toelichting volgt niet in hoeverre sprake is van leningen met onzakelijke voorwaarden of als lening presenteren van inkomen. Veel aanmerkelijkbelanghouders zullen te goeder trouw onder zakelijke voorwaarden een lening met hun eigen vennootschap hebben afgesloten.De Afdeling merkt op dat zij er uit een oogpunt van rechtszekerheid op mogen vertrouwen dat de fiscale behandeling van bestaande schulden wordt geëerbiedigd. Bovendien is de periode waarin de schulden moeten zijn afgebouwd om de gevolgen van het wetsvoorstel te voorkomen (31 december 2022) uitermate beperkt. Dat geldt in het bijzonder voor schulden waarmee beleggingen zijn gefinancierd die minder snel liquide zijn te maken.De Afdeling adviseert het wetsvoorstel aan te passen in die zin dat bestaande schulden worden geëerbiedigd dan wel een ruimere overgangsperiode in acht wordt genomen.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO en het Inrichtingsbesluit WVO BES in verband met doorstroom vmbo-havo.

[Gepubliceerd: 2020-06-17] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2020, no.2020000689, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO en het Inrichtingsbesluit WVO BES in verband met doorstroom vmbo-havo, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit betreft een uitwerking van de Wet gelijke kans op doorstroom naar havo en vwo. (zie noot 1) Deze wet wil zogenoemde drempelloze doorstroom realiseren. Daarbij geldt als hoofdregel dat scholen leerlingen die beschikken over een vmbo-diploma (gemengde en theoretische leerweg, gl/tl) respectievelijk een havo-diploma de toelating tot het vierde leerjaar havo respectievelijk het vijfde leerjaar vwo niet kunnen weigeren op grond van hun kennis, vaardigheden of leerhouding.In afwijking daarvan kunnen bij algemene maatregel van bestuur (amvb) met betrekking tot genoemde aspecten bepaalde voorwaarden geformuleerd worden die scholen nog wel kunnen stellen aan de doorstroom naar havo vanuit het vmbo en naar vwo vanuit het havo. (zie noot 2) Het ontwerpbesluit maakt daarbij voor de overgang van vmbo-gl/tl naar havo een drempelvoorwaarde mogelijk van een examen in een extra vak. Voor de overgang van havo naar vwo wordt geen drempelvoorwaarde mogelijk gemaakt. Daarnaast bepaalt het ontwerpbesluit dat havo- en vwo-scholen gelijke regels moeten hanteren voor alle leerlingen inzake doubleren, ongeacht of zij zijn doorgestroomd.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert om de programmatische aansluiting op en succeskans in het vervolgonderwijs beter te waarborgen. Daarnaast dient de omvang van de ruimte voor het voeren van een toelatingsbeleid door scholen verduidelijkt te worden. Ten slotte vraagt de Afdeling aandacht voor de wijze waarop dit ontwerpbesluit en onderliggende wetgeving geëvalueerd kan worden. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het ontwerpbesluit en de toelichting.1. Programmatische aansluiting en succeskans vervolgonderwijsa. DoorstroomprogrammasHet bevoegd gezag beslist over de toelating van leerlingen. (zie noot 3) De wet zoals gewijzigd gaat daarbij uit van het principe van doorstroom zonder voorwaarden, tenzij bij amvb de mogelijkheid is gegeven om bepaalde voorwaarden te hanteren met betrekking tot kennis, vaardigheden of leerhouding van de leerling. (zie noot 4) Het ontwerpbesluit gaat uit van een mogelijke drempelvoorwaarde van een extra vak voor de overgang van vmbo gl/tl naar het havo. Voor de overgang van havo naar vwo worden geen drempelvoorwaarden mogelijk gemaakt. De Afdeling wijst erop dat hiermee de programmatische aansluiting op en succeskans in het vervolgonderwijs onvoldoende gewaarborgd is.Uit onderzoek blijkt het belang en de wens van scholen, ouders en leerlingen van een goede samenwerking tussen onderwijssectoren, toelatingsgesprekken, loopbaanoriëntatie en -begeleiding, en mogelijkheden om extra lessen, examentraining, en vakken (op een hoger niveau) te volgen. Ook komt het belang van (extra) ondersteuning van doorstroomleerlingen op het vervolgonderwijs voor een geslaagde doorstroom hieruit naar voren. (zie noot 5) Genoemde aspecten maken onderdeel uit van doorstroomprogrammas voor zowel de overgang vmbo gl/tl naar havo, als van havo naar vwo.Om die reden ligt het opnemen van doorstroomprogrammas als mogelijke drempelvoorwaarde voor de hand. De Afdeling geeft bij het opnemen van deze drempelvoorwaarde in overweging om bij of krachtens amvb eisen te stellen aan de inhoud van de doorstroomprogrammas. Daarmee kan in ieder geval worden verzekerd dat als deze worden ingezet, een goede en meetbare bijdrage kan worden geleverd aan de programmatische aansluiting zowel voor de overgang vmbo-havo als die van havo-vwo. Uit de toelichting blijkt niet waarom hier niet voor wordt gekozen.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.b. Aansluiting havo-vwoVoor de overgang tussen havo en vwo wordt zonder motivering afgezien van elke voorwaarde. Daarmee wordt onvoldoende voorzien in programmatische aansluiting tussen de beide opleidingen. (zie noot 6) Hierbij is allereerst de vraag relevant of het gekozen vakkenprofiel op het havo hetzelfde is als dat op het vwo. Voor een goede doorstroom lijkt dit noodzakelijk. Daarnaast moet de havoleerling die doorstroomt dan nog een vak inhalen. (zie noot 7)De regering was eerst voornemens om het - net als voor de doorstroom vmbo-havo - ook voor vwo-scholen mogelijk te maken de voorwaarde te stellen van een examen in een extra vak ten behoeve van de programmatische aansluiting havo-vwo. (zie noot 8) De Tweede Kamer heeft evenwel een motie aangenomen die de regering vraagt deze voorwaarde van een extra vak niet mogelijk te maken, maar wel verzoekt deelname van leerlingen aan een doorstroomprogramma in de zomer verplicht te stellen. (zie noot 9) Aan dit verzoek is in de amvb geen gehoor gegeven.In de toelichting bij de nota van wijziging heeft de regering geconstateerd dat op dit moment drempelloze doorstroming nog niet aan de orde is, omdat de curricula van de verschillende schoolsoorten onvoldoende op elkaar aansluiten, en een doorstroomvoorwaarde vooralsnog noodzakelijk is. (zie noot 10) Gelet op het belang van een goede programmatische aansluiting is het dan ook zeer onwenselijk nu te besluiten om de doorstroom havo-vwo geheel zonder de mogelijkheid van het stellen van voorwaarden te laten verlopen.De Afdeling adviseert de keuze om voor de doorstroom van havo naar vwo geen mogelijke drempelvoorwaarden, zoals doorstroomprogrammas, toe te staan nader te bezien en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.c. Aansluiting vmbo-havoVoor vmbo-gl gediplomeerden is er, zoals de regering vaststelt, (zie noot 11) een aanvullend probleem. Deze leerlingen krijgen in het havo ten opzichte van hun vmbo-opleiding twee examenvakken meer. Met uitsluitend de mogelijke drempelvoorwaarde van één extra vak rijst de vraag of voor deze leerlingen niet aanvullende ondersteuning wenselijk is om te komen tot een succesvolle doorstroom.In aanvulling daarop vraagt de Afdeling aandacht voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en NT-2 leerlingen op vmbo-gl/tl die willen doorstromen naar het havo. Uit de toelichting blijkt niet waarom niet is gekozen voor de mogelijkheid om juist voor deze kwetsbare leerlingen nog aanvullende voorwaarden mogelijk te maken, zoals een doorstroomprogramma.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.d. SlagingspercentageHet is van belang dat leerlingen kunnen doorstromen, maar ook dat zij vervolgens in staat zijn om een diploma te halen in het vervolgonderwijs. Een succesvolle doorstroom is niet vanzelfsprekend. Zo haalt een kwart van de vmbo-leerlingen die doorstroomt het havodiploma niet. (zie noot 12) De wet maakt het mogelijk om naast de in het ontwerpbesluit opgenomen drempelvoorwaarde van een extra vak (op een later moment) aanvullende voorwaarden te stellen. Om te bepalen of dit nodig is, moet wel duidelijk zijn bij welk slagingspercentage gesproken wordt van een goede regeling en wanneer er aanleiding is om de amvb aan te passen. Hierbij moeten de drempels voor doorstroom niet te hoog zijn, maar ook niet zo laag dat veel leerlingen die doorstromen vervolgens niet slagen.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.e. Cijfereis kernvakkenDe kans op een succesvolle doorstroom kan worden verhoogd door voor de kernvakken aanvullende voorwaarden mogelijk te maken voor de overgang van vmbo-gl/tl naar het havo. Voor de havo geldt dat het diploma alleen gehaald kan worden als voor de kernvakken een voldoende wordt gehaald. Dit betekent dat de kans op een succesvolle doorstroom kleiner is indien een leerling op het vmbo-gl/tl voor deze vakken geen voldoende heeft gehaald. De toelichting gaat niet in op de vraag of dit geen aanleiding zou moeten zijn om een cijfereis te stellen voor de kernvakken.De Afdeling adviseert in dat licht nader in te gaan op de keuze om geen cijfereis mogelijk te maken voor de kernvakken en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.2. Verduidelijking ruimte toelatingsbeleida. Leerlingen zonder extra vakUit het ontwerpbesluit en het eerste deel van de nota van toelichting lijkt te volgen dat havo-scholen uitsluitend de voorwaarde van een extra vak mogen stellen in het toelatingsbeleid. (zie noot 13) Andere voorwaarden lijken op het eerste gezicht uitgesloten te zijn. Vervolgens stelt de nota van toelichting echter dat havo-scholen eigen toelatingsvoorwaarden mogen hanteren voor vmbo-gl/tl leerlingen die niet voldoen aan de eis van een extra examenvak. (zie noot 14)De Afdeling wijst erop dat niet op voorhand vaststaat dat alle vmbo-scholen de mogelijkheid van een extra vak aanbieden. Daarom kan het voorkomen dat een leerling die wil doorstromen niet aan deze eis kan voldoen. Uit de toelichting blijkt dat havo-scholen zulke vmbo-gl/tl gediplomeerden mogen toelaten, ook als zij als voorwaarde stellen dat de leerling een extra vak heeft gedaan. Blijkbaar is de gedachte dat in dat geval ruimte bestaat om door het stellen van andere voorwaarden het ontbreken van een extra vak te compenseren. In de toelichting wordt dit echter niet uiteengezet. (zie noot 15) De verhouding tussen de tekst van het ontwerpbesluit en de verschillende passages in de toelichting is daarmee onhelder. Voor scholen en leerlingen is het van belang dat zonder meer vaststaat of en zo ja welke ruimte (zie noot 16) er is om voorwaarden te stellen aan de toelating van leerlingen die niet voldoen aan de eis van het extra vak.De Afdeling adviseert in de toelichting uiteen te zetten welke toelatingsvoorwaarden gesteld kunnen worden aan leerlingen die niet voldoen aan het vereiste van een extra vak en zo nodig het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen.b. Consistentie toelatingsbeleidUit de toelichting wordt niet duidelijk of havo-scholen aan leerlingen die niet voldoen aan de eis van het extra vak in alle gevallen dezelfde voorwaarden moeten stellen aan toelating van deze leerlingen of dat hierbij onderscheid mag worden gemaakt. Hierbij rijst tevens de vraag of een school deze voorwaarden vooraf moet vastleggen en bekendmaken, of dat per individueel geval kan worden bezien welke eisen gesteld worden. In dit laatste geval is goede communicatie hierover te meer van belang. Voor ouders en leerlingen moet immers duidelijk zijn wat het schoolspecifieke toelatingsbeleid is voor leerlingen die niet aan de drempelvoorwaarde van een extra examenvak voldoen. (zie noot 17)De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.3. Evaluatie besluit en wetgevingDe regering zal de omvang en het studiesucces van doorstroomleerlingen monitoren en onderzoeken in relatie tot de doorstroomvoorwaarde. (zie noot 18) De Afdeling onderschrijft het belang van een goede evaluatie. Hierbij vraagt zij bijzondere aandacht voor het volgende. Het traject om doorstroom te vergemakkelijken staat niet op zichzelf, maar moet worden bezien in het licht van andere ingezette ontwikkelingen. Hierbij kan in het bijzonder worden gedacht aan het Wetsvoorstel Sterk Beroepsonderwijs (doorlopende leerroutes vmbo-mbo), (zie noot 19) de nieuwe leerwegen in het vmbo (onderdeel van Sterk Beroepsonderwijs) (zie noot 20) en de voorgenomen curriculumherziening. Doel van deze voorstellen is eveneens om de doorstroom tussen verschillende onderwijssectoren te bevorderen. In dat licht kan dit wetstraject niet goed op zichzelf worden geëvalueerd.Het verdient aanbeveling om een breder programma op te zetten waarin de effecten van verschillende wetten en beleidsmaatregelen op de doorstroming in het onderwijs worden bezien. Daarbij is ook de ontwikkeling van versterking van leerrechten in het algemeen relevant. (zie noot 21) Ten slotte zou daarbij aandacht moeten zijn voor de schoolloopbanen van leerlingen (inclusief keuzes voor extra vakken, doorstroomprogrammas en slagingspercentages) in relatie tot achtergrondkenmerken van leerlingen en de verschillen in het aanbod van scholen.De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op het voorgaande.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.De vice-president van de Raad van StateNader rapport (reactie op het advies) van 3 juni 020201. Programmatische aansluiting en succeskans vervolgonderwijsa. DoorstroomprogrammasHet is van belang op te merken dat er momenteel geen (onafhankelijke) kwaliteitsborging is van doorstroomprogrammas, zoals een landelijke toets. Het is daarom niet vast te stellen of deelname aan een doorstroomprogramma, anders dan de eis van het extra vak, een indicatie geeft over de mate waarin een individuele leerling wordt voorbereid op de overstap. De regering deelt desalniettemin de mening van de Afdeling dat doorstroomprogrammas mogelijk een goede bijdrage kunnen leveren aan een succesvolle overstap naar een hoger niveau in het voortgezet onderwijs. Om die reden ondersteunt de regering de inrichting van doorstroomprogrammas op vmbo-scholen. De doorstroomprogrammas bevinden zich in de ontwikkelingsfase. Op dit moment is er nog niet op alle vmbo-scholen sprake van een dergelijk programma. Vmbo-scholen krijgen de tijd en de ruimte om programmas op te stellen en onderling kennis hierover te delen. Er wordt gelijktijdig onderzoek gedaan naar de inhoud en de werking van de doorstroomprogrammas. Mede in aanmerking genomen dat het invoeren van doorstroomprogrammas financiële consequenties heeft, is de tijd daarom nu nog niet rijp om te bepalen of een doorstroomprogramma een geschikte doorstroomvoorwaarde zou kunnen zijn, zoals ook aangegeven in paragraaf 3.2.2 van de nota van toelichting.Na afloop van deze ontwikkelfase en de afronding van het onderzoek zal de regering, in overleg met de VO-raad, besluiten of en hoe de doorstroomprogrammas een vervolg krijgen en of het wenselijk of mogelijk is om generieke eisen te stellen aan de inhoud van een doorstroomprogramma.Het bovenstaande geldt ook voor de overstap van havo naar vwo. Specifiek voor deze overstap geldt dat er momenteel geen subsidieregeling is voor doorstroomprogrammas havo-vwo en dat er ook geen onderzoek is naar de effectiviteit van dergelijke programmas. De regering gaat daarom onderzoeken of een doorstroomprogramma havo-vwo wenselijk is als toekomstige doorstroomvoorwaarde voor de overstap van havo naar vwo. De resultaten van dat onderzoek zullen naast de monitor van doorstroomprogrammas vmbo-havo worden gelegd.b. Aansluiting havo-vwoMet de nota van wijziging is het wetsvoorstel uitgebreid met een doorstroomrecht havo-vwo. In de toelichting werd beschreven dat de overstap van havo naar vwo niet makkelijk is, doordat vwoers in een vak meer eindexamen moeten doen dan havisten. Met het oog op doorstroomsucces werd daarom voorgesorteerd op een doorstroomvoorwaarde in de vorm van een extra vak. De regering heeft uiteindelijk afgezien van een doorstroomvoorwaarde, mede vanwege de door de Afdeling genoemde motie. Inderdaad is daarbij niet gekozen voor het verplicht stellen van een doorstroomprogramma, om de onder 1a genoemde redenen.De regering ziet voldoende argumenten voor een drempelloze overgang tussen het havo en het vwo. In vergelijking met de overstap van vmbo naar havo zijn de programmatische verschillen kleiner bij een overstap van havo naar vwo. Zo wordt dezelfde profielstructuur gehanteerd, met bijna identieke vakkenpakketten en is er binnen de vakken een relatief grote overlap in eindtermen tussen havo en vwo. Doordat havisten vrijstelling kunnen krijgen voor sommige vakken in het vwo (bijvoorbeeld maatschappijleer en ckv) ontstaat er ruimte om gemiste lesstof in te halen. Hiermee, samen met het gegeven dat in 97% van de gevallen (zie paragraaf 2.2 van de nota van wijziging) doorstromende havisten hetzelfde profiel kiezen op vwo als op havo, staat de kans de op doorstroomsucces, ook zonder doorstroomvoorwaarde, in verhouding met het bieden van onderwijskansen. De toelichting is aangevuld met deze overwegingen.c. Aansluiting vmbo-havoDe Afdeling stelt de vraag waarom leerlingen die vanuit de gemengde leerweg van het vmbo overstappen naar het havo geen aanvullende ondersteuning wordt geboden, aangezien zij op het havo twee extra algemeen vormende vakken moeten volgen, terwijl de doorstroomvoorwaarde (ook) voor hen inhoudt dat zij één extra vak volgen.De regering stelt in dit besluit vast dat overstappende leerlingen vanuit de gemengde leerweg in een extra algemeen vormend vak eindexamen moeten hebben afgelegd. De reden hiervoor is dat zij van mening is dat het eisen van twee extra vakken een te hoge drempel voor doorstroom naar het havo zou betekenen. De studielast van tl-leerlingen en gl-leerlingen is immers gelijk, omdat gl-leerlingen, in plaats van een avo-vak, een beroepsgericht programma volgen. Daarbij komt dat de slaagpercentages van voormalige gl-leerlingen en tl-leerlingen op het havo niet zodanig van elkaar verschillen dat een extra voorwaarde voor gl-leerlingen noodzakelijk is om het studiesucces op niveau te houden.Bovendien kunnen vmbo-scholen deze leerlingen via een bijspijker- of doorstroomprogramma voorbereiden op een overstap naar het havo. Het aantal leerlingen dat vanuit de gemengde leerweg overstapt naar het havo is niet groot, zon 200 leerlingen per jaar. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de havo-scholen om hen na de overstap de juiste begeleiding te bieden. Zij kunnen dit doen vanuit de lumpsum bekostiging of met een subsidie voor een doorstroomprogramma die zij in samenwerking met een vmbo-school hebben aangevraagd. De nota van toelichting is aangevuld met de genoemde mogelijkheden voor scholen om extra begeleiding te bieden aan gl-leerlingen.De Afdeling vraagt daarnaast waarom de regering er niet voor heeft gekozen om voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte of NT2-leerlingen aanvullende doorstroomvoorwaarden mogelijk te maken. De overweging van de regering om voor leerlingen met een behoefte aan extra ondersteuning geen extra doorstroomvoorwaarden mogelijk te maken is dat zij al extra ondersteuning, indien nodig, ontvangen vanuit het samenwerkingsverband passend onderwijs om de schoolloopbaan met succes te kunnen doorlopen. Voor NT2-leerlingen geldt dat de vmbo-school, wanneer deze school boven een bepaalde drempel veel NT2-leerlingen telt, extra bekostiging ontvangt op basis van de Regeling Leerplus arrangement, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen VO 2009. (zie noot 22)Vanwege de mogelijkheid voor ondersteuning voor zowel leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte als voor NT2-leerlingen, vindt de regering het niet noodzakelijk om voor hen een extra doorstroomvoorwaarde te stellen. Het voorgaande is aan de toelichting toegevoegd.d. SlagingspercentageDe regering deelt de constatering van de Afdeling dat het slaagpercentage een indicator is om te bepalen of het beleid omtrent doorstroom succesvol is. Daarom heeft de regering bij het bepalen van de doorstroomvoorwaarde ook mee laten wegen of deze bijdraagt aan het behalen van een diploma na de overstap. Er spelen echter ook andere overwegingen, zoals het bieden van gelijke kansen aan leerlingen en de toegankelijkheid van de verschillende schoolsoorten. De regering is daarom van mening dat aan het beleid omtrent doorstroom geen getalsmatige ondergrens gekoppeld kan worden. Bovendien is een ondergrens tot op zekere hoogte arbitrair. De slaagpercentages zullen immers deels ook fluctueren als gevolg van verstorende cohorteffecten en toevalligheden. Uiteraard zal de regering de slaagpercentages wel goed monitoren en dit betrekken bij de evaluatie van het beleid.e. Cijfereis kernvakkenAnders dan de Afdeling veronderstelt, geldt voor het havo niet dat een diploma alleen gehaald kan worden als voor alle kernvakken een voldoende is gehaald. Artikel 50, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1, van het Eindexamenbesluit VO bepaalt dat een leerling voor "een van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A, B of C als eindcijfer een 5 of meer heeft behaald en hij voor het andere vak dan wel andere hier genoemde vakken als eindcijfer 6 of meer heeft behaald ()". Het is dus niet zo dat een leerling die een onvoldoende haalt voor een van deze vakken op het vmbo, zich daarmee per definitie diskwalificeert voor het havo, want de kernvakkenregeling op het havo is niet zo streng als de Afdeling suggereert. In de kernvakkenregeling ziet de regering dus geen bijzondere aanleiding om specifiek voor die vakken een cijfereis te stellen.Aan een cijfereis voor alleen de kernvakken kleven bovendien dezelfde bezwaren als aan een cijfereis in het algemeen. Zoals aangegeven in paragraaf 3.2.1 van de nota van toelichting, levert een bepaald (hoog) eindcijfer geen bijdrage aan het verbeteren van de programmatische aansluiting. De regering tekent bij het stellen van een cijfereis aan de kernvakken, bovenop de eis van het extra vak, bovendien aan dat de doorstroomdrempel daardoor te veel zou worden verhoogd. Er ontstaat voor de vmbo-leerling extra druk op de kernvakken terwijl er tot nu toe niet zon eis bestaat. De toegankelijkheid van het onderwijs komt daardoor onder druk te staan, omdat doorstroom lastiger wordt. Ook wordt verwacht dat de (eenzijdige) prestatiedruk bij de examens op de kernvakken verder zal toenemen.2. Verduidelijking ruimte toelatingsbeleida. Leerlingen zonder extra vakDe Afdeling concludeert dat er onduidelijkheid is over de ruimte voor schooleigen toelatingsbeleid, indien een leerling niet aan de bij amvb gestelde doorstroomvoorwaarde voldoet.Artikel 10 van het Inrichtingsbesluit WVO moet worden gelezen in samenhang met artikel 27a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs. Daarin staat dat scholen leerlingen mogen weigeren, indien zij niet voldoen aan de doorstroomvoorwaarde. Omdat de bepalingen in wet (en amvb) niet imperatief zijn geformuleerd, mogen scholen deze leerlingen ook toelaten. Of zij dat doen, en welke voorwaarden zij daarvoor hanteren, is aan de scholen, omdat de wet en de amvb die ruimte van scholen niet inperken. Het is daarom niet aan de regering om in de nota van toelichting uiteen te zetten welke voorwaarden door scholen gesteld kunnen worden. Wel is de toelichting aangepast om duidelijker te maken in welke mate scholen eigen toelatingsbeleid mogen hanteren, onder meer door toevoeging van een figuur. b. Consistentie toelatingsbeleidIn het huidige praktijk publiceren scholen hun algemene regels omtrent het toelatingsbeleid op hun website, in de schoolgids of door middel van informatiebrochures. (zie noot 23) De geschillencommissie toelating en verwijdering, bedoeld in artikel 27c van de Wet op het voortgezet onderwijs, past dergelijk toelatingsbeleid ook toe in het kader van de beoordeling van geschillen tussen scholen en leerlingen over doorstroom. (zie noot 24) Voor zover het ontwerpbesluit (en bovenliggende wet) nog ruimte laat voor het voeren van eigen toelatingsbeleid, wordt aangesloten bij die praktijk. De regering heeft geen aanleiding te veronderstellen dat deze praktijk niet goed zou functioneren en ziet daarom geen noodzaak daarover aanvullende regels te stellen.3. Evaluatie besluit en wetgevingDe regering deelt de visie van de Afdeling dat er een belangrijke samenhang is tussen de genoemde beleidstrajecten en het ontwerpbesluit. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is daarom ook ingegaan op deze samenhang. (zie noot 25) Het verschil in tempo van de afzonderlijke trajecten maakt het echter niet mogelijk om hiervan een volledig geïntegreerd evaluatietraject te maken. De invoering van de nieuwe leerweg in het vmbo zal nog een aantal jaren vergen, evenals de curriculumherziening voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. In de tussentijd zal in ieder geval de monitoring van het doorstroomrecht en de doorstroomvoorwaarde, zoals voorgeschreven op grond van artikel 127e van de Wet op het voortgezet onderwijs, waar mogelijk in samenhang met deze trajecten plaatsvinden.De redactionele opmerkingen van de Afdeling op het ontwerpbesluit en toelichting zijn verwerkt. Ook is van de gelegenheid gebruik gemaakt om ambtshalve enige redactionele verbeteringen in de toelichting aan te brengen.Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Schouwen-Duiveland (aanleg van een rotonde in de kruising van de Rijksweg N59 met de Zwaardweg en Boogerdweg).

[Gepubliceerd: 2020-06-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 20 maart 2020, no.RWS-2020/10206, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Schouwen-Duiveland krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van een rotonde in de kruising van de Rijksweg N59 met de Zwaardweg en Boogerdweg, met bijkomende werken in de gemeente Schouwen-Duiveland).De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Epe (onteigeningsplan De Pirk-Noord).

[Gepubliceerd: 2020-06-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 16 maart 2020, no.RWS-2020/11127, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Epe krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Pirk-Noord).De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Waddinxveen (onteigeningsplan Triangel plan 5).

[Gepubliceerd: 2020-06-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 27 januari 2020, no.RWS-2020/1804, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Waddinxveen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Triangel plan 5).De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Gulpen-Wittem en Eijsden-Margraten (onteigeningsplan Reconstructie N598 De Hut De Plank).

[Gepubliceerd: 2020-06-16] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 20 januari 2020, no.RWS-2020/692, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Gulpen-Wittem en Eijsden-Margraten krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Reconstructie N598 De Hut De Plank). De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ongevraagd advies over de ministeriële verantwoordelijkheid.

[Gepubliceerd: 2020-06-15] 1.1 Zichtbare aanspreekbaarheid van de overheid1.2 Maatschappelijke veranderingen1.3 Een veranderend politiek bestel1.4 Doel en inhoud van het advies
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2018/1673.

[Gepubliceerd: 2020-06-12] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PbEU 2018, L 284), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Ziengs tot wijziging van de Drank- en Horecawet (Wet regulering mengformules).

[Gepubliceerd: 2020-06-12] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 juni 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Ziengs tot wijziging van de Drank- en Horecawet en enkele andere wetten in verband met verruiming van de mogelijkheid tot het inzetten van mengformules (Wet regulering mengformules), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen.

[Gepubliceerd: 2020-06-11] Bij Kabinetsmissive van 5 november 2019, no.2019002283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de aanpassing van de procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, de Waterschapswet, de Mediawet 2008 en de Mediawet BES (Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Centrale beoordeling medisch-wetenschappelijk onderzoek.

[Gepubliceerd: 2020-06-10] Bij Kabinetsmissive van 28 april 2020, no.2020000893, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit centrale beoordeling medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met wijziging van de categorieën onderzoek waarvan beoordeling door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek gewenst is, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit financiële verhouding 2001 in verband met de overheveling van de integreerbare delen van uitkeringen.

[Gepubliceerd: 2020-06-10] Bij Kabinetsmissive van 10 april 2020, no.2020000746, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met de overheveling van de integreerbare delen van de integratie-uitkering Sociaal domein naar de algemene uitkering van het gemeentefonds, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Warenwetbesluit uitvoering verordening wederzijdse erkenning.

[Gepubliceerd: 2020-06-08] Bij Kabinetsmissive van 20 april 2020, no. 2020000800, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/515 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht (Warenwetbesluit uitvoering verordening wederzijdse erkenning), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet inburgering 20...

[Gepubliceerd: 2020-06-04] Bij Kabinetsmissive van 28 januari 2020, no.2020000211, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet opheffing verpandingsverboden.

[Gepubliceerd: 2020-06-02] Bij Kabinetsmissive van 11 december 2019, no.2019002608, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet informatieverstrekking RIVM in verband met COVID-19.

[Gepubliceerd: 2020-05-29] Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2020, no.2020001050, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke bepaling in verband met de informatieverstrekking aan het RIVM bij de bestrijding het novel coronavirus (2019-nCoV)(Tijdelijke wet informatieverstrekking RIVM i.v.m. COVID-19), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.

[Gepubliceerd: 2020-05-28] Bij Kabinetsmissive van 20 april 2020, no.2020000786, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tijdelijke wet tot opschorting van regels omtrent dwangsommen en het instellen van beroep bij niet tijdig beslissen op een asielaanvraag (Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling Awb.

[Gepubliceerd: 2020-05-28] Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2017, no.2017000407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht naar aanleiding van de evaluatie van de regeling over bestuursrechtelijke geldschulden (Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling Awb), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de capaciteitsnorm in de Wet taal en toegankelijkheid.

[Gepubliceerd: 2020-05-28] Bij brief van 3 maart 2020 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Kamer van voorlichting te dienen over een onderdeel van het wetsvoorstel Wet taal en toegankelijkheid.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren vanwege de introductie van een grondslag om aanvullende regels te stellen over de registratie van gegevens over geiten.

[Gepubliceerd: 2020-05-27] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren vanwege de introductie van een grondslag om aanvullende regels te stellen over de registratie van gegevens over geiten en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met het inzetten van het instrument van een bestuurlijke boete.

[Gepubliceerd: 2020-05-26] Bij Kabinetsmissive van 2 april 2020, no.2020000683, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet luchtvaart in verband met het inzetten van het instrument van een bestuurlijke boete om slotmisbruik op gecoördineerde luchthavens effectief te kunnen bestraffen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet ambulancevoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2020-05-26] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002694, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de organisatie, beschikbaarheid en kwaliteit van ambulancevoorzieningen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over grondwettelijke aspecten van (voor)genomen crisismaatregelen.

[Gepubliceerd: 2020-05-25] Bij brief van 6 mei 2020 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Kamer van voorlichting te dienen over de grondrechtelijke aspecten van (voor)genomen crisismaatregelen.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet hardheidsaanpassing Awir.

[Gepubliceerd: 2020-05-25] Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2020, no. 2020000970, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet ACM in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2019/1 (PbEU 2019, L 11).

[Gepubliceerd: 2020-05-25] Bij Kabinetsmissive van 3 december 2019, no.2019002535, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best in de gemeente Eindhoven.

[Gepubliceerd: 2020-05-20] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 20 januari 2020, no.RWS-2020/632, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Eindhoven krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de aanleg van twee spooronderdoorgangen in de gemeente Sittard-Geleen.

[Gepubliceerd: 2020-05-20] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 16 januari 2020, no.RWS-2020/102, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Sittard-Geleen krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van twee spooronderdoorgangen in verband met het opheffen van de onbewaakte gelijkvloerse spoorwegovergangen Raadskuilderweg en Lintjesweg, met bijkomende werken).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit wijziging vierde anti-witwasrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2020-05-20] Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2020, no.2020000020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 ter implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiebesluit wijziging vierde anti-witwasrichtlijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best in de gemeente Oirschot.

[Gepubliceerd: 2020-05-20] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 20 januari 2020, no.RWS-2020/636, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit ingevolge titel IV van de onteigeningswet, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best in de gemeente Oirschot.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan Westelijke Ontsluiting, in de gemeente Amersfoort.

[Gepubliceerd: 2020-05-20] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 17 januari 2020, no.RWS-2020/616, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Amersfoort krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplannen Westelijke ontsluiting en Westelijke ontsluiting II).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening.

[Gepubliceerd: 2020-05-19] Bij Kabinetsmissive van 17 april 2019, no.2019000820, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende uitvoering van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PbEU 2017, L 57) (Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek mijnbouw op zee).

[Gepubliceerd: 2020-05-19] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2019, no.2019001366, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek mijnbouw op zee), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Ambtsinstructie in verband met de herziening van de geweldsmelding.

[Gepubliceerd: 2020-05-18] Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2019, no.2019000209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar en het Besluit politiegegevens in verband met de herziening van de geweldsmelding, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit vestigingsplaatsen kamers voor het notariaat.

[Gepubliceerd: 2020-05-18] Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2020, no.2020000517, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het Besluit vestigingsplaatsen kamers voor het notariaat, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit Woningbouwimpuls 2020.

[Gepubliceerd: 2020-05-18] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000545, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving (Besluit Woningbouwimpuls 2020), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 ivm implementatie Richtlijn (EU) 2018/645.

[Gepubliceerd: 2020-05-15] Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2020, no.2020000335, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met implementatie van de Richtlijn (EU) 2018/645 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (PbEU 2018, L 112), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES.

[Gepubliceerd: 2020-05-13] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002699, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risicos op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten.

[Gepubliceerd: 2020-05-11] Bij Kabinetsmissive van 24 april 2020, no.2020000878, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten en enkele technische onvolkomenheden en omissies te herstellen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten.

[Gepubliceerd: 2020-05-11] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit i.v.m. gebruik van werkbakken en werkplafforms aan hijswerktuigen.

[Gepubliceerd: 2020-05-11] Bij Kabinetsmissive van 5 april 2019, no.2019000695, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met nieuwe regels met betrekking tot het gebruik van werkbakken en werkplatforms aan hijswerktuigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure.

[Gepubliceerd: 2020-05-11] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000528, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt.

[Gepubliceerd: 2020-05-11] Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2020, no.2020000223, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet en de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van de Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (Implementatiewet richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.

[Gepubliceerd: 2020-05-08] Bij Kabinetsmissive van 24 april 2020, no.2020000894, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende de vaststelling van een tijdelijke algemene maatregel van bestuur regelende een tegemoetkoming voor de eigen bijdrage van de ouder in de kosten voor kinderopvang in verband met COVID-19 (Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Wilders en Emiel van Dijk tot wijziging van de Vreemdelingenwet (afschaffing van de dwangsomregeling bij asielaanvragen).

[Gepubliceerd: 2020-05-07] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 maart 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Wilders en Emiel van Dijk tot wijziging van de Vreemdelingenwet in verband met afschaffing van de dwangsomregeling bij asielaanvragen (Noodwet afschaffing dwangsomregeling ter voorkoming van misbruik door asielzoekers), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit medische hulpmiddelen.

[Gepubliceerd: 2020-05-07] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2019, no.2019001950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de herverwerking en het verder gebruik van hulpmiddelen voor eenmalig gebruik in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2017/745 en nadere regels over het gebruik van medische hulpmiddelen (Besluit medische hulpmiddelen), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke voorzieningen in verband met de uitbraak van COVID-19.

[Gepubliceerd: 2020-05-06] Bij Kabinetsmissive van 28 april 2020, no.2020000896, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het rijkswet tijdelijke voorzieningen voor de Rijksoctrooiwet 1995 en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Luchtvaartwet BES, in verband met de uitbraak van COVID-19, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.

[Gepubliceerd: 2020-05-04] Bij Kabinetsmissive van 6 april 2020, no.2020000698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten in verband met het aanwijzen van ziekten en aandoeningen die gelijkgesteld worden met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Gijs van Dijk houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wet invoering minimumuurloon).

[Gepubliceerd: 2020-05-01] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 november 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Gijs van Dijk houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit orgaandonatie.

[Gepubliceerd: 2020-04-30] Bij Kabinetsmissive van 21 februari 2020, no.2020000385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet op de orgaandonatie (Besluit orgaandonatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan Badhoevedorp De Veldpost in de gemeente Haarlemmermeer.

[Gepubliceerd: 2020-04-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 20 januari 2020, no.RWS-2020/624, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Haarlemmermeer krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Veldpost).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG met betrekking tot opleidingen, post mortem orgaanuitname bij donoren, mobiel medische teams en enkele andere actualisaties en technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2020-04-30] Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2020, no.2020000662, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG met betrekking tot opleidingen, post mortem orgaanuitname bij donoren, mobiel medische teams en enkele andere actualisaties en technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart in verband met het herstel van een omissie (lozen zeeschepen).

[Gepubliceerd: 2020-04-30] Bij Kabinetsmissive van 10 januari 2020, no.202000009, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart in verband met het herstel van een omissie (lozen zeeschepen), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende het voornemen tot het verrichten van een aankooptransactie van aandelen in een beursgenoteerde vennootschap.

[Gepubliceerd: 2020-04-30] Bij brief van 16 december 2019 heeft de Minister van Financiën op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over het spanningsveld tussen enerzijds de uitoefening van het budgetrecht door het parlement en de openbare informatie-uitwisseling die daarbij hoort en anderzijds de regels voor de omgang met koersgevoelige informatie op grond van onder andere de Wet financieel toezicht en de Verordening marktmisbruik (PbEU 2014, L173).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Deurne (onteigeningsplannen Leegveld Deurne en Leegveld Deurne-2).

[Gepubliceerd: 2020-04-30] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 14 januari 2020, no.RWS-2020/482, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Deurne krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplannen Leegveld Deurne en Leegveld Deurne-2).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS).

[Gepubliceerd: 2020-04-29] Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2019, no.2019001220, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit maatregelen kunststof drankflessen.

[Gepubliceerd: 2020-04-24] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019000471, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen 2014 in verband met het opnemen van een doelstelling voor gescheiden inzameling voor kunststof drankflessen en het aanpassen van de artikelen over statiegeld op drankverpakkingen (Besluit maatregelen kunststof drankflessen), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van den Bosch en Van der Molen tot wijziging van de Gemeentewet en andere wetten (laten vervallen van het verplicht voorzitterschap door raadsleden statenleden en eilandsraadsleden van raads-, staten- en eilandsraadscommissies).

[Gepubliceerd: 2020-04-24] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 februari 2020 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van den Bosch en Van der Molen tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het laten vervallen van het verplicht voorzitterschap door raadsleden, statenleden en eilandsraadsleden van raads-, staten- en eilandsraadscommissies, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte.

[Gepubliceerd: 2020-04-24] Bij Kabinetsmissive van 10 april 2020, no. 2020000777, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring samenwerkingsovereenkomst EU - Afghanistan inzake partnerschap en ontwikkeling.

[Gepubliceerd: 2020-04-22] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000555, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de Samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Islamitische Republiek Afghanistan, anderzijds (Trb. 2017, 45), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Rotterdam (onteigeningsplan 2e Carnissestraat 4 t/m 34).

[Gepubliceerd: 2020-04-22] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 23 december 2019, no.RWS-2019/44772, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan 2e Carnissestraat 4 t/m 34).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening voor de uitvoering van het bestemmingsplan bestemmingsplan Ontsluitingsweg Oeverrijk in de gemeente Capelle aan den IJssel.

[Gepubliceerd: 2020-04-22] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 27 januari 2020, no.RWS-2020/2307, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Capelle aan den IJssel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Ontsluitingsweg Oeverrijk).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

[Gepubliceerd: 2020-04-21] Bij Kabinetsmissive van 14 april 2020, no.2020000774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van houdende tijdelijke regels omtrent bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn door de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19 (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Herstelwet financiële markten 2020.

[Gepubliceerd: 2020-04-17] Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2020, no.2020000098, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de Wet toezicht trustkantoren 2018 en enige andere wetten in verband met het herstel van gebreken en omissies bij de implementatie van Europese regelgeving op het terrein van de financiële markten (Herstelwet financiële markten 2020), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting in verband met het functioneren van de Eerste Kamer in tijden van de coronacrisis.

[Gepubliceerd: 2020-04-17] Bij brief van 7 april 2020 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen in verband met het functioneren van de Eerste Kamer in tijden van de coronacrisis.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

[Gepubliceerd: 2020-04-16] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het introduceren van meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Oldebroek (onteigeningsplan Aansluiting A28).

[Gepubliceerd: 2020-04-15] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 28 oktober 2019, no.RWS-2019/36534, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Oldebroek krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Aansluiting A28).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Meeteenhedenbesluit 2006 in verband met de implementatie van de richtlijn (EU)2019/1258.

[Gepubliceerd: 2020-04-15] Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2020, no.2020000338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Meeteenhedenbesluit 2006 ter implementatie van richtlijn (EU) 2019/1258, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting met betrekking tot de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten.

[Gepubliceerd: 2020-04-15] Bij brief van 12 maart 2020 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen met betrekking tot de wijziging van de Handelsregisterwet 2007, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enkele andere wetten in verband met de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten ter implementatie van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Fiscale verzamelwet 2021.

[Gepubliceerd: 2020-04-14] Bij Kabinetsmissive van 26 november 2019, no.2019002486, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten, alsmede invoering grondslag voor compensatieregeling (Fiscale verzamelwet 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Reparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

[Gepubliceerd: 2020-04-14] Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no.2020000538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met het doorvoeren van enkele noodzakelijke reparaties en andere kleine wijzigingen (Reparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie teneinde een grondslag op te nemen voor de energie-audit.

[Gepubliceerd: 2020-04-09] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2020, no.2019002741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie teneinde een grondslag op te nemen voor de energie-audit, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Rijswijk en Delft (realisatie van het project PHS Rijswijk - Delft Zuid).

[Gepubliceerd: 2020-04-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 19 november 2019, no.RWS-2019/39577, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Rijswijk en Delft krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de realisatie van het project PHS Rijswijk - Delft Zuid, met bijkomende werken in de gemeenten Rijswijk en Delft).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Spoedwet COVID-19 Justitie en Veiligheid.

[Gepubliceerd: 2020-04-08] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2020, no.2020000701, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet in verband met tijdelijke voorzieningen van procedurele aard en wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de uitbraak van COVID-19 (Spoedwet COVID-19 Justitie en Veiligheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Westerkwartier voor het project Extra Sneltrein Groningen-Leeuwarden, dat onder meer voorziet in spoorverdubbeling en de aanpassing van de huidige overweg aan de Hogeweg (2e verzoek).

[Gepubliceerd: 2020-04-08] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 3 december 2019, no.RWS-2019/42186, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Westerkwartier krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (aanvulling op een eerdere onteigening voor het project Extra Sneltrein Groningen-Leeuwarden, met bijkomende werken in de gemeente Westerkwartier).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Rottterdam (onteigeningsplan Mijnkintbuurt, fase 1).

[Gepubliceerd: 2020-04-07] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 10 december 2019, no.RWS-2019/43977, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Mijnkintbuurt, fase 1).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Weesp (onteigeningsplan Bloemendalerpolder).

[Gepubliceerd: 2020-04-07] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 23 december 2019, no.RWS-2019/44768, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Weesp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Bloemendalerpolder).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Terneuzen (onteigeningsplan Terneuzen, Othene Oost).

[Gepubliceerd: 2020-04-07] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 23 december 2019, no.RWS-2019/44776, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Terneuzen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Terneuzen, Othene Oost).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten.

[Gepubliceerd: 2020-04-06] Bij Kabinetsmissive van 1 april 2020, no. 2020000688, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels omtrent het kunnen verlengen van huurovereenkomsten voor bepaalde tijd (Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassing van enkele wetten ter uitvoering van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (invoeringswet EOM).

[Gepubliceerd: 2020-04-02] Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2019, no.2019002264, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van enkele wetten ter uitvoering van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) (PbEU 2017, L 283) (Invoeringswet EOM), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging en het Besluit regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling.

[Gepubliceerd: 2020-04-02] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2020, no.2020000298, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging en de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Registratiebesluit BIG teneinde regels to stellen over het gebruik van het BIG-nummer door geregistreerde beroepsoefenaren.

[Gepubliceerd: 2020-04-02] Bij Kabinetsmissive van 21 februari 2020, no.2020000386, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Registratiebesluit BIG teneinde regels te stellen over het gebruik van het BIG-nummer door geregistreerde beroepsbeoefenaren, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met de invoering van standaardverpakking voor sigaretten en shagtabak.

[Gepubliceerd: 2020-04-02] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2020, no.2019002732, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met invoering van standaard verpakking voor sigaretten en shagtabak, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet verordening (EU) 2018/858 (wijziging Wegenverkeerswet).

[Gepubliceerd: 2020-04-01] Bij Kabinetsmissive van 18 oktober 2019, no.2019002205, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2018/858 en andere besluiten van de Europese Unie betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen, aanhangers daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voortuigen zijn bestemd (Uitvoeringswet verordening (EU) 2018/858), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet Mobiliteitsfonds.

[Gepubliceerd: 2020-04-01] Bij Kabinetsmissive van 15 november 2019, no.2019002418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake instelling van een Mobiliteitsfonds (Wet Mobiliteitsfonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind).).

[Gepubliceerd: 2020-04-01] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001431, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een adviesrecht voor gemeenten bij de procedure rond beschermingsbewind wegens problematische schulden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Kaderovereenkomst inzake de oprichting van de International Solar Alliance (ISA); New Delhi, 3 oktober 2018 (Trb. 2020, 6).

[Gepubliceerd: 2020-03-31] Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2020, no.2020000261, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van de Kaderovereenkomst inzake de oprichting van de International Solar Alliance (ISA); New Delhi, 3 oktober 2018 (Trb. 2020, 6), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

[Gepubliceerd: 2020-03-31] Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2020, no.2020000669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende regels voor het tijdelijk voorzien in besluitvorming via digitale weg door besturen van provincies, gemeenten, waterschappen en de openbare lichamen Bonaire en Saba (Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief in verband met de nieuwste verordening betreffende het Europees burgerinitiatief.

[Gepubliceerd: 2020-03-31] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2019, no.2019002439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief in verband met de nieuwste verordening betreffende het Europees burgerinitiatief, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius.

[Gepubliceerd: 2020-03-30] Bij Kabinetsmissive van 19 december 2019, no.2019002716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Postwet 2009 (toegang, flexibilisering, borging UPD en arbeidsbescherming postbezorgers).

[Gepubliceerd: 2020-03-30] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001395, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 in verband met de wijziging van de toegangsregulering van postvervoerders tot een landelijk netwerk voor postaanbieding, de borging van de continuïteit van de universele postdienst, de flexibilisering van de eisen aan de universele postdienst en de bescherming van de arbeidspositie van postbezorgers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het invoeren van een opt-in-systeem voor het overbrengen van ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden aan natuurlijke personen.

[Gepubliceerd: 2020-03-26] Bij Kabinetsmissive van 18 november 2019, no.2019002427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het invoeren van een opt-in-systeem voor het overbrengen van ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden aan natuurlijke personen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit gereglementeerde markten Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten.

[Gepubliceerd: 2020-03-25] Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2020, no.2020000419, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gereglementeerde markten Wft in verband met de implementatie van artikel 64, punt 5, van richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59 en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314) en tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van artikel 63, punt 3, van verordening (EU) nr. 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisen voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 314), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2020-03-24] Voorstel van wet houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2013, no.13.001568, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit videoconferentie.

[Gepubliceerd: 2020-03-24] Bij Kabinetsmissive van 26 november 2019, no.2019002474, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit videoconferentie in verband met het schrappen van de categorale uitzonderingssituaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.r een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

[Gepubliceerd: 2020-03-23] Bij Kabinetsmissive van 3 december 2019, no.2019002531, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet van de bepaling inzake veranderingen in de Grondwet (herijking Grondwetsherzieningsprocedure).

[Gepubliceerd: 2020-03-23] Bij Kabinetsmissive van 6 december 2019, no.2019002557, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake veranderingen in de Grondwet (herijking Grondwetsherzieningsprocedure), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt.

[Gepubliceerd: 2020-03-23] Bij Kabinetsmissive van 3 december 2019, no.2019002530, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de toevoeging van de physician assistants.

[Gepubliceerd: 2020-03-20] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2020, no.2020000290, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG in verband met de toevoeging van de physician assistants, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de klinisch technoloog.

[Gepubliceerd: 2020-03-20] Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2020, no.2020000328, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de klinisch technoloog (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch technoloog), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Singapore inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Singapore, 14 oktober 2019 (Trb. 2019, 168).

[Gepubliceerd: 2020-03-20] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2019, no.2019002552, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Singapore inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Singapore, 14 oktober 2019 (Trb. 2019, 168), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de toevoeging van enkele schadelijke (stoffen in) kruidenpreparaten.

[Gepubliceerd: 2020-03-20] Bij Kabinetsmissive van 17 december 2019, no.2019002676, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de toevoeging van enkele schadelijk (stoffen in) kruidenpreparaten en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit houdende vaststelling van de betalingstermijn op grond van artikel 34, derde lid, van de Wet op de Kamer van Koophandel.

[Gepubliceerd: 2020-03-11] Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2020, no.2020000095, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van de betalingstermijn op grond van artikel 34, derde lid, van de Wet op de Kamer van Koophandel, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Reparatiewet verhuurderheffing bij mede-eigendom.

[Gepubliceerd: 2020-03-09] Bij Kabinetsmissive van 7 januari 2020, no.2019002730, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (reparatie verhuurderheffing bij gedeeld genot huurwoningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie (energielabel).

[Gepubliceerd: 2020-03-09] Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2019, no.2019001321, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie (uitvoering van Verordening (EU) nr. 2017/1369 inzake energie-etikettering van energiegerelateerde producten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen.

[Gepubliceerd: 2020-03-09] Bij Kabinetsmissive van 19 november 2019, no.2019002431, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit ter implementatie van richtlijn 2018/844 (tweede herziening EPBD).

[Gepubliceerd: 2020-03-09] Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2020, no.2020000150, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het verstrekken van justitiële gegevens over begin en einde vrijheidsbeneming aan gemeenten ten behoeve van de re-integratie van ex-gedetineerden.

[Gepubliceerd: 2020-03-06] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2018, no.2018002395, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het verstrekken van justitiële gegevens over begin en einde vrijheidsbeneming aan gemeenten ten behoeve van de re-integratie van ex-gedetineerden, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Hulst (reconstructie van de N258 Absdaalseweg Absdale-Hulst).

[Gepubliceerd: 2020-03-02] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 3 december 2019, no.RWS-2019/42175, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hulst krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de reconstructie van de N258 Absdaalseweg Absdale-Hulst, met bijkomende werken in de gemeente Hulst).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Hoeksche Waard (reconstructie van de provinciale weg N489).

[Gepubliceerd: 2020-02-27] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 5 november 2019, no.RWS-2019/36541, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hoeksche Waard krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de reconstructie van de provinciale weg N489, met bijkomende werken in de gemeente Hoeksche Waard).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (negentiende tranche).

[Gepubliceerd: 2020-02-27] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en tot aanvulling van bijlage II van de Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet) (negentiende tranche)), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.

[Gepubliceerd: 2020-02-26] Bij Kabinetsmissive van 10 december 2019, no.2019002575, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met onder meer wijziging van enkele maatstaven en toevoeging van enkele onder toezicht staande personen voor de doorberekening van de toezichtkosten vanaf het jaar 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente West Betuwe (onteigeningsplan PAS-maatregel Lingegebied en Diefdijk-Zuid).

[Gepubliceerd: 2020-02-26] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 28 oktober 2019, no.RWS-2019/36515, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente West Betuwe krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan PAS-maatregel Lingegebied en Diefdijk-Zuid).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Almelo, Apeldoorn, Deventer, Hof van Twente, Lochem, Rijssen-Holten, Voorst en Wierden (2e verzoek om onteigening voor de reconstructie van de rijksweg A1 Apeldoorn knooppunt Azelo (fase 1).

[Gepubliceerd: 2020-02-25] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat met een schrijven van 29 oktober 2019, no.RWS-2019/36526, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Deventer en Lochem krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (2e verzoek om onteigening voor de reconstructie van de rijksweg A1 Apeldoorn knooppunt Azelo (fase 1), met bijkomende werken in de gemeenten Almelo, Apeldoorn, Deventer, Hof van Twente, Lochem, Rijssen-Holten, Voorst en Wierden).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van het bestemmingsplan N282 van de gemeente Gilze en Rijen ten name van de provincie Noord-Brabant.

[Gepubliceerd: 2020-02-24] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister voor Milieu en Wonen met een schrijven van 26 november 2019, no.RWS-2019/40005, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van het bestemmingsplan N282 van de gemeente Gilze en Rijen ten name van de provincie Noord-Brabant.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen o.a. confiscatie uitvoering van Verordening (EU) nr. 2018/1805 EP.

[Gepubliceerd: 2020-02-24] Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2019, no.2019002120, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling 2019-nCoV.

[Gepubliceerd: 2020-02-21] Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2020, no.2020000339, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling 2019-nCoV, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet toezicht trustkantoren 2018.

[Gepubliceerd: 2020-02-21] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2017, no.2017001983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot vervanging van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) door een geheel nieuwe Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018). De Wtt trad in 2004 in werking en zette de tot dan toe bestaande zelfregulering in de trustdienstensector om in wettelijke regulering en ondertoezichtstelling door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Het voorstel strekt tot aanscherping van de normen waaraan trustkantoren moeten voldoen en tot uitbreiding van het toezichtsinstrumentarium.De Afdeling advisering van de Raad van State wijst op twee onderliggende dilemmas bij het voorstel. Ten eerste is het toezicht op trustkantoren in belangrijke mate een afgeleide van problemen met internationale belastingconcurrentie en belastingontwijking. Zolang er geen internationale afspraken zijn over deze problemen, blijft het toezicht op trustkantoren suboptimaal. Ten tweede continueert het voorstel de keuze die ook in 2004 is gemaakt om het toezicht niet te richten op de achterliggende financiële structuren en vehikels, maar op trustkantoren als "poortwachter". Dertien jaar toezichtuitoefening heeft de beperkingen daarvan aangetoond. Gegeven deze dilemmas en de daarmee verbonden open normstelling van verschillende kernbepalingen van het voorstel legt dit voorstel een hypotheek op het toezicht en op de toezichthouder.De Afdeling adviseert daarom over enige jaren de wet te evalueren op grond van ervaringen met de (geïntensiveerde) toezichtspraktijk en nadere internationaal-fiscale ontwikkelingen. Voorts adviseert de Afdeling om in het voorstel een adequate voorziening te treffen inzake (openbare) verslaglegging en verantwoording door DNB over de toezichtsuitoefening. Daarnaast zou een voorziening te moete worden getroffen waarmee de toezichthouder wordt verplicht de open normstelling te concretiseren voordat handhavingsmaatregelen worden getroffen zodat voor betrokkenen tijdig duidelijk is wat er van hen wordt verwacht.Ten slotte adviseert de Afdeling een grondslag voor de uitwisseling met derden van gegevens van strafrechtelijke aard op te nemen, en in de toelichting op de effectiviteit en handhaafbaarheid van het voorgestelde verbod van de combinatie van trustdiensten en belastingadvies, alsook op de verhouding tot het vrije verkeer van diensten en tot de Dienstenrichtlijn in te gaan.De Afdeling adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.1. Achtergrond van het voorstelInternationalisering van markten en van productieprocessen maakt dat ondernemingen opereren voor verschillende eigenaars of belanghebbenden in verschillende landen, en dat zij daar activiteiten ontwikkelen met een veelvoud van rechts- en natuurlijke personen. Die ondernemingen gebruiken vaak intermediaire dienstverleners (trustkantoren) voor het opzetten en beheren van die structuren. Daarbij is het voor hen van belang dat dergelijke diensten worden verleend in jurisdicties waar, naast gunstige fiscale voorwaarden, sprake is van een stabiele en betrouwbare rechtsstaat, en dubbele belastingdruk door belastingverdragen (zoveel mogelijk) wordt voorkomen. Nederland heeft met zeer veel landen belastingovereenkomsten gesloten, kent een stabiel en betrouwbaar rechtsstelsel en is voor bepaalde activiteiten fiscaal gunstig. (zie noot 1) Mede daarom is Nederland een aantrekkelijk land voor het afnemen van trustdiensten. (zie noot 2) De Nederlandse trustdienstensector is dan ook, ook in vergelijking met omringende landen, groot. (zie noot 3)Kenmerken die het Nederlandse stelsel aantrekkelijk maken voor fiscale planning, maken het echter ook gevoelig voor belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking. De grens tussen fiscale planning ("optimalisering") en belastingontwijking is moeilijk te bepalen.Hoewel sprake is van vele ontwikkelingen - ook internationaal - (zie noot 4) is van consensus op dit vlak beperkt sprake. In de belastingrechtspraak in binnen- en buitenland is het bovendien uitgangspunt dat belastingplichtigen het recht hebben binnen de wettelijke grenzen hun activiteiten op fiscaal zo gunstig mogelijke wijze te plannen.De bijzondere eigenschappen van de clientèle van trustkantoren, en de daarmee gepaard gaande grote financiële stromen, brengen een verhoogd risico mee dat bepaalde cliënten gekunstelde structuren opzetten, met als (enkel) doel om zo het Nederlands financiële stelsel te gebruiken voor illegale praktijken, zoals witwassen van gelden, financiering van terrorisme, of belastingontduiking, -ontwijking of -fraude in binnen- en buitenland. Dat misbruik vindt als zodanig meestal niet in Nederland zelf plaats, maar het Nederlandse financiële stelsel wordt daarvoor wel gebruikt.In de toelichting op het wetsvoorstel wordt gewezen op actuele maatschappelijke en politieke discussies over Nederland als (vermeend) "belastingparadijs", zoals recentelijk naar aanleiding van de zogenoemde "Panama Papers" en de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies. (zie noot 5)De Wet toezicht trustkantoren (2004)Tot 2004 was sprake van zelfregulering in de sector. Daarvóór gold enkel de algemene witwaswetgeving (thans de Wet ter voorkoming van witwassen en de financiering van terrorisme (Wwft)); op basis daarvan moesten trustdienstverleners net als andere dienstverleners slechts cliënten onderzoeken en bepaalde meldingen doen. Omdat echter erkend werd dat met de trustdienstverlening bijzondere integriteitsrisicos samenhangen is in 2004 een sectorspecifieke regeling waarop DNB toezicht houdt, ingevoerd. Trustdiensten zijn in de Wtt breed gedefinieerd; ook bepaalde reguliere advocaten-, notaris-, en belastingadviesdiensten vallen eronder. De wet kent aldus een ruime personele reikwijdte, ook al wordt deze in de praktijk thans veel beperkter toegepast (volgens de toelichting zijn er thans 229 trustkantoren met een vergunning).Trustkantoren zijn in de Wtt gepositioneerd als "poortwachter"; er wordt van hen een eigen verantwoordelijkheid verwacht om onderzoek te doen naar de bijzondere integriteitsrisicos. Voor trustkantoren is het evenwel vaak moeilijk om de gehele structuur van het netwerk van betrokken internationale bedrijven te (kunnen) overzien. Het komt daarbij ook regelmatig voor dat bij het trustkantoor onduidelijkheden bestaan over de natuurlijke persoon of personen voor wie de trustdiensten uiteindelijk verricht worden, of over de uiteindelijke oorsprong of het uiteindelijke doel van de geldstromen.Waar de Wwft slechts cliëntenonderzoeken en meldingen vereist, geldt voor trustkantoren op grond van de Wtt een vergunning- en verbodstelsel. De Wtt vormt zo een significante verzwaring ten opzichte van de generieke regels van de Wwft. De Wwft vormt de implementatie van de Europese vierde anti-witwasrichtlijn, (zie noot 6) en is van toepassing als de Wtt niet van toepassing is. (zie noot 7)De waardering van het effectief toezicht op het naleven van de Wtt lijkt in de loop van de tijd aanzienlijk te zijn veranderd. Aanvankelijk, toen de Wtt in 2010 werd geëvalueerd, werd op grond van gegevens van DNB geconcludeerd dat de vergunninghoudende trustkantoren de Wtt grotendeels correct naleefden, en er daarom nooit aanleiding was geweest om vergunningen in te trekken. (zie noot 8) In de jaren daarna heeft DNB in het lopend toezicht thematisch steekproeven bij de trustkantoren gedaan (2012-2015). DNB constateerde vaak dat een groot deel van de beproefde kantoren de wet niet adequaat naleefde en de onderzochte integriteitsrisicos onvoldoende afdekte. Weliswaar volgden die onderzochte trustkantoren vervolgens de aanwijzingen van DNB telkens op, maar ook bij elke nieuwe steekproef bleken kantoren pas na aanwijzingen van DNB in staat om de wet na te leven. (zie noot 9) De Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies constateerde dat het toezicht op de naleving van de Wtt er niet toe heeft geleid dat trustkantoren bereid zijn de wet naar de letter en naar de geest na te leven, en stelde vast dat de toezichthouder te beperkte mogelijkheden heeft om daarin op te treden. (zie noot 10) Trustkantoren maken de poortwachtersfunctie niet (meer) waar.2. Hoofdpunten van het voorstelHet voorliggende wetsvoorstel handhaaft de oorspronkelijke bedoeling van de Wtt om de integriteit van het financiële stelsel te bevorderen door middel van toezicht op de trustkantoren (poortwachtersfunctie). De normen voor integere bedrijfsvoering en een beheerste bedrijfsuitoefening van en door trustkantoren worden uitgebreid en in de wet zelf neergelegd. Scherpere eisen worden gesteld aan de rechtsvorm van een trustkantoor. Om onafhankelijke trustdienstverlening te bevorderen, introduceert het voorstel een verbod om aan eenzelfde cliënt zowel trustdiensten als belastingadvies te geven. Vanwege het zwaarwegende belang van cliëntenonderzoek zijn ook hier de regels van lagere regelgeving naar het niveau van de wet getild. In de wet is bepaald dat een trustkantoor niet alleen onderzoek moet doen naar de formele zeggenschapsstructuur van een cliënt (en doelvennootschappen) maar ook naar de feitelijke belanghebbende (de zogenoemde uiteindelijk belanghebbende of ultimate beneficiary owner, UBO).Het voorstel vult het toezichtinstrumentarium aan, mede in overeenstemming met diverse anti-witwasrichtlijnen. De publicatiebevoegdheden van DNB over (voorgenomen) formele maatregelen, worden uitgebreid, en DNB kan personen verbieden beleidsbepalende functies te vervullen. DNB kan voorts, aldus het voorstel, boetes van een bepaalde (aan omzet gerelateerde) hoogte opleggen.De al in de Wtt voorkomende regeling voor het verstrekken van informatie door de toezichthouder aan binnen- en buitenlandse overheidsinstanties wordt in het voorstel verduidelijkt. Al met al wordt het toezicht op trustkantoren meer in lijn gebracht met overeenkomstige bepalingen in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wwft.3. AlgemeenDe Afdeling onderkent, met het kabinet en met de parlementaire bevindingen, dat de aard van trustdiensten en trustkantoren risicos met zich brengt en dat signalen wijzen op de noodzaak om het toezicht op de trustsector aan te scherpen. Zij wijst evenwel op een tweetal onderliggende complicaties, die weliswaar ook in de huidige Wtt spelen, maar die gelet op de ambitie van het voorstel om te komen tot intensiever toezicht, des te knellender worden.In het voorstel is, in aansluiting op de huidige wetgeving, sprake van "integriteitsrisicos" bij risicos op ontoereikende naleving van enig wettelijk voorschrift, alsmede bij het risico van handelingen die op een dusdanige manier ingaan tegen "hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt", dat hierdoor het vertrouwen in het trustkantoor of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad. (zie noot 11)Het toezicht op de trustsector is in belangrijke mate een afgeleide van problemen met internationale belastingconcurrentie en belastingontwijking. Een effectieve aanpak van die problemen vereist internationale consensus en afspraken. De bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie geven inzicht in de moeizame verhouding tussen het internationaal en nationaal fiscaal stelsel, belastingbesparing (fiscale planning en optimalisering), belastingontwijking, - ontduiking en -fraude. Ook de zogenoemde "Panama Papers" maken zichtbaar dat verschillen tussen nationale belastingsystemen en de honderden losse belastingafspraken tussen landen oorzaken van problemen zijn die zich ook via de trustsector openbaren. (zie noot 12) De verdere ontwikkeling van normen waaraan trustdiensten in Nederland moeten voldoen, in het bijzonder het vermijden van handelingen die ingaan tegen "hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt", zal dus afhankelijk blijven van fiscale en internationale ontwikkelingen, en vooralsnog voor de trustsector de nodige onzekerheid impliceren. De thans voorgestelde wet zal hier van rekenschap moeten geven door zo kenbaar mogelijk te zijn (rechtszekerheid) en evenwichtig in de belangenafwegingen (waartoe mede adequate rechtsbescherming strekt).Gelet op het vorenstaande hangt veel af van de uitoefening van het toezicht; er rust met andere woorden een flinke hypotheek op DNB.In dit voorstel worden de normen zoveel mogelijk in de wet zelf in plaats van in lagere regelgeving neergelegd. Aldus kan het parlement zich over het normgevend kader uitspreken. Net als in de huidige Wtt en Wft behoudt een aantal wettelijke normen, zoals "maatschappelijke betamelijkheid" en "integriteitsrisico" evenwel een open karakter. Die open normstelling leidt tot spanning, nu de DNB in de toezichtspraktijk deze normen nader zal moeten invullen terwijl de toezichts- en sanctiebevoegdheden worden uitgebreid en aangescherpt. Deze bevoegdheidsuitbreiding vergroot het knelpunt dat onder de huidige Wtt al speelt:de praktijk laat immers al zien dat de invulling die DNB aan de Wtt geeft, bepalend is voor de betekenis die de wet heeft voor trustkantoren. Eerder heeft de Afdeling opgemerkt dat een toezichthouder die nog zoekende is naar de (precieze inhoud van de) te handhaven normen, intussen de onder zijn toezicht gestelde niet mag afrekenen op de nog niet getoetste uitkomsten van zijn zoektocht. De gevolgen zijn daarvoor te groot, publicitair en mogelijk daarmee ook financieel, (zie noot 13) en brengen bovendien ook de toezichthouder zelf in een kwetsbare positie.De Afdeling heeft in de toelichting een beschouwing gemist hoe voldoende tegenwicht en rechtszekerheid kan worden geboden. Met het oog hierop wijdt de Afdeling in de punten 4 en 5, enige beschouwingen aan respectievelijk de verhouding tussen de Minister van Financiën en de DNB, alsmede aan rechtsbescherming. Daarnaast adviseert de Afdeling om in ieder geval het voorstel enkele jaren na invoering te evalueren, en in dat verband het normgevend kader zoveel als mogelijk nader in te vullen aan de hand van de ervaringen in de (geïntensiveerde) toezichtspraktijk en de ontwikkelingen in de internationale fiscale praktijk.4. Verhouding Minister van Financiën en toezichthouderDe veronderstelling die aan dit voorstel ten grondslag ligt is, zoals gezegd, dat de toezichthouder met een uitgebreider instrumentarium de handhaving van de scherpere normstelling met het oog op de integriteit van het financiële stelsel beter weet waar te maken. De mate waarin DNB effectief toezicht kan uitoefenen, en inzicht in de wijze waarop dat dan gebeurt, is een belangrijk thema in gesprekken van de Parlementaire ondervragingscommissie geweest. De Afdeling merkt meer in het algemeen op dat adequate inbedding van onafhankelijke toezichthouders in democratische besluitvorming en verantwoording aandacht vraagt. Dit geldt ook DNB, zo blijkt niet alleen uit voornoemde parlementaire ondervraging maar ook uit het recente rapport van de Algemene Rekenkamer "Toezicht op banken". Op grond van de Wft en de Bankenwet 1998 verkrijgt de Minister van Financiën slechts beperkte informatie van DNB. In het financieel toezicht (Wft) heeft die informatievoorziening, en de beperkingen daarop, herhaaldelijk tot discussies geleid tussen minister en Staten-Generaal. De Algemene Rekenkamer heeft in dat verband in 2017 in zijn rapport "Toezicht op banken" nadrukkelijk aandacht besteed aan opzet en werking van de "toezichthoudende rol" van de minister van Financiën op DNB. Het gaat zowel om de (informatie- en verantwoordings-) verhouding tussen minister en DNB als om de verhouding jegens het parlement. Dat rapport bevat de nodige aanbevelingen; de minister van Financiën heeft aangegeven daar binnen zijn mogelijkheden zo veel mogelijk gevolg aan te geven. In het wetsvoorstel is ervoor gekozen wat betreft de verhouding tussen de Minister van Financiën en DNB aan te sluiten bij de bepalingen in de Wft dienaangaande. De Afdeling merkt in dit verband op dat de bepalingen in de Wft in belangrijke mate de implementatie vormen van de voorschriften in de toepasselijke richtlijnen inzake financieel toezicht. (zie noot 14) Dergelijke richtlijnen zijn ten aanzien van trustkantoren niet van toepassing. Tegen die achtergrond vergen de in het voorstel gemaakte keuzes met betrekking tot deze verhouding een nadere motivering.In dit verband wijst de Afdeling er in het bijzonder op, dat de huidige Wtt de bepaling in artikel 18 bevat dat de toezichthouder jaarlijks aan de minister over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden verslag doet, en dat dit verslag, geschoond voor gegevens over individuele trustkantoren, wordt geopenbaard. In het voorliggende voorstel ontbreekt een dergelijke bepaling. Op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen brengt DNB weliswaar al verslag uit van (alle) toezichtuitoefening, maar op een tamelijk globaal niveau, en geen rekening houdend met de specifieke omstandigheden van een Wtt. Dit roept de vraag op of de Kamers met het voorstel voldoende in staat zijn om jaarlijks met de minister te spreken over alle relevante ontwikkelingen die met het toezicht op de trustsector, en de onderliggende fiscale en internationale ontwikkelingen, te maken hebben.De Afdeling adviseert in het licht van het vorenstaande in het voorstel een adequate voorziening inzake (openbare) verslaglegging en verantwoording door DNB te treffen.5.RechtsbeschermingVoor de rechtsbescherming tegen door DNB genomen besluiten gelden de normale bestuursrechtelijke regels uit hoofde van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de in punt 3 hiervoor geduide hypotheek die op het toezicht rust, is de Afdeling van oordeel dat bijzondere aandacht nodig is voor de rechtsbescherming. In dit verband wijst de Afdeling op het volgende.De hiervoor geschetste fiscale problematiek leidt ertoe dat voor een trustkantoor moeilijk valt te achterhalen wanneer sprake is van een integriteitsrisico. Veel hangt daarom af van de wijze waarop DNB in de praktijk invulling geeft aan deze open normstelling. Zoals ook uit de consultatiereacties naar voren komt (zie noot 15) brengt dit mee dat binnen de sector behoefte bestaat om vooraf duidelijkheid te krijgen van DNB in concrete situaties. Het voorstel voorziet niet in een procedure waarmee een trustkantoor in een vroeg stadium die zekerheid van DNB kan krijgen. De Afdeling verwijst in dit verband naar ontwikkelingen in vergelijkbare situaties op andere terreinen. Zo heeft de Afdeling onlangs geadviseerd bij de bescherming van persoonsgegevens in te voorzien dat alvorens een boete kan worden opgelegd op overtreding van een open norm, eerst een bindende aanwijzing moet worden gegeven door de toezichthouder zodat de betrokkenen weten wat er van hen verwacht wordt. (zie noot 16) In fiscale zaken is op verschillende plaatsen de mogelijkheid geboden vooraf zekerheid te krijgen en staan tegen de beslissing van de inspecteur afzonderlijk rechtsmiddelen open.Ook is het de vraag of de genoemde onzekerheden aanleiding zouden moeten zijn om hiermee in de toezichts- en handhavingspraktijk rekening te houden. Zo kan worden gedacht aan de regelmatig in de praktijk gehanteerde figuur dat eerst een (informele) waarschuwing ("normoverdragend gesprek") wordt gegeven voordat handhavend wordt opgetreden, of voordat een publiekswaarschuwing wordt gedaan. (zie noot 17)De Afdeling adviseert het voorstel aan te vullen met een adequate procedure waarmee DNB wordt verplicht de normstelling te concretiseren voordat handhavend wordt opgetreden, zodat voor betrokkenen tijdig duidelijk is wat er van hen wordt verwacht .6.Gegevensuitwisseling tussen trustkantorenHet voorgestelde artikel 68 over gegevensuitwisseling tussen trustkantoren is nieuw ten opzichte van het huidige recht. Een trustkantoor moet bij aanvang van een zakelijke relatie of het verlenen van een trustdienst onderzoeken of een ander trustkantoor diensten verleent of heeft verleend aan de cliënt. Indien dat het geval is, dan is het trustkantoor verplicht om bij het andere trustkantoor navraag te doen naar geconstateerde integriteitsrisicos ten aanzien van een cliënt. Een trustkantoor dat wordt verzocht om informatie over een voormalig cliënt is verplicht deze informatie onverwijld te verstrekken.De verplichte gegevensuitwisseling kan in sommige gevallen ook verstrekking van gegevens van strafrechtelijke aard betreffen (bijvoorbeeld een verdenking door een trustkantoor van een strafbaar feit). Artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat deze gegevens alleen mogen worden verwerkt als dat is toegestaan bij lidstatelijke bepalingen waarbij passende waarborgen zijn geboden. In het voorstel Uitvoeringswet AVG wordt een grondslag geboden indien de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens van strafrechtelijke aard ten eigen behoeve verwerkt ter beoordeling van een verzoek van betrokkene om een beslissing over hem te nemen of aan hem een prestatie te leveren. (zie noot 18) Hieronder valt de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard voor zover een trustkantoor dat voor zichzelf doet. Zoals ook uit de toelichting bij de Uitvoeringswet AVG blijkt volgt uit deze bepaling niet dat de persoonsgegevens van strafrechtelijke aard aan derden (i.c. een ander trustkantoor) mogen worden verstrekt. (zie noot 19) Voor een dergelijke verstrekking is dus een expliciete grondslag vereist, hetgeen echter in het wetsvoorstel ontbreekt.De Afdeling adviseert om in het kader van de gegevensuitwisseling tussen trustkantoren in het wetsvoorstel expliciet een grondslag op te nemen voor de verstrekking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.7. BelastingadviesHet wetsvoorstel introduceert in artikel 17 het verbod om een trustdienst te verlenen aan een cliënt, als die trustdienst op enigerlei wijze samenhangt met een belastingadvies dat aan diezelfde cliënt is verstrekt. Het voorgestelde verbod heeft tot doel een onafhankelijke afweging van de integriteitrisicos en mogelijke beheersmaatregelen door het trustkantoor te waarborgen. De Afdeling begrijpt de overwegingen die aan het voorgestelde verbod ten grondslag liggen, maar heeft, gelet op de ruime definitie die gehanteerd wordt ("op enigerlei wijze"), een beschouwing gemist over de effectiviteit en de handhaafbaarheid van het voorgestelde verbod. Een dergelijke beschouwing acht de Afdeling mede van belang in het licht van het vrije verkeer van diensten.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan8. Verhouding tot het vrije verkeer van dienstenDe thans nieuw voorgestelde voorschriften voor trustkantoren kunnen de dienstverlening verder belemmeren of deze minder aantrekkelijk maken en vormen als zodanig een beperking van het vrije verkeer van diensten. (zie noot 20) Bij gebreke van relevante harmonisatie ten aanzien van trustkantoren staat het Nederland vrij om dergelijke voorschriften te stellen. Deze dienen echter wel in overeenstemming met het Unierecht te zijn. (zie noot 21)a. Beperkingen van het vrije verkeer van dienstenDe Afdeling merkt op dat belemmeringen voor het vrije verkeer van diensten die vanuit andere lidstaten worden aangeboden, enkel mogen worden gesteld indien dit gerechtvaardigd is uit het oogpunt van een dwingende reden van algemeen belang en dat belang niet reeds wordt gewaarborgd door de regels die voor het trustkantoor gelden in de lidstaat waar deze is gevestigd. Voorts dienen de voorschriften te voldoen aan de eisen van non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid. (zie noot 22) Daarbij is van belang dat de betreffende diensten reeds in belangrijke mate vallen onder het bereik van Europese regels die, net als de Wtt 2018, ten dienste staan aan het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel, en ook in de andere lidstaten gelden. (zie noot 23) De toelichting besteedt geen aandacht aan de wijze waarop in andere lidstaten de integriteit van het financieel stelsel wordt bevorderd. Voorts wordt met het wetsvoorstel geen rekening gehouden met eventuele overige (vergunning)voorschriften in andere lidstaten en het toezicht daarop. (zie noot 24) De Afdeling merkt op dat, anders dan de Wtt, de Wtt 2018 niet in de mogelijkheid voorziet dat aan trustkantoren met een zetel in lidstaten waar sprake is van een gelijkwaardig beschermingsniveau, vrijstelling kan worden verleend van de aanvullende verplichtingen (wederzijdse erkenning). (zie noot 25)De Afdeling adviseert in de toelichting de noodzaak en evenredigheid van aanvullende regels voor trustkantoren met zetel in een andere lidstaat dragend te motiveren, en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.b. DienstenrichtlijnDe Europese verdragsregels inzake het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging van dienstverleners zijn nader ingevuld door de Dienstenrichtlijn. (zie noot 26) Indien diensten onder het bereik van deze richtlijn vallen, kunnen geen nationale regels worden gesteld die het vrije dienstenverkeer belemmeren tenzij voldaan wordt aan de in die richtlijn genoemde voorwaarden. Sommige diensten zijn uitgezonderd van de werkingssfeer van de Dienstenrichtlijn, waaronder onder meer financiële diensten. (zie noot 27) Onder financiële diensten worden onder andere begrepen bankdiensten, kredietverstrekking en verzekering, maar ook advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen of diensten betreffende vermogensbeheer en -advisering. (zie noot 28) In dergelijke gevallen is de Dienstenrichtlijn dus niet van toepassing maar gelden onverkort de algemene verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van diensten (zie hiervoor).Sommige van de in de wet als trustdienst aangemerkte diensten vallen onder het bereik van uitgezonderde financiële diensten in de zin van de Dienstenrichtlijn; daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn in het geval van vermogensbeheer en -advisering. (zie noot 29) Mogelijk echter kunnen niet alle in artikel 1 van de Wtt 2018 genoemde diensten als financiële dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn worden aangemerkt. Zo is daarvan bijvoorbeeld mogelijk geen sprake bij de dienst van "het zijn van bestuurder van een rechtspersoon of vennoot van een vennootschap in opdracht van een natuurlijke persoon, rechtspersoon, of vennootschap die niet tot dezelfde groep behoort als degene die bestuurder of vennoot is." (zie noot 30) Dergelijke diensten vallen in dat geval onder het bereik van de Dienstenrichtlijn.In de toelichting wordt op het vraagstuk van de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn niet ingegaan.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon.

[Gepubliceerd: 2020-02-20] Bij Kabinetsmissive van 13 december 2019, no.2019002635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en modernisering participatiefonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Markuszower tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen bij bepaalde gewelds- en zedendelicten (Wet hoge minimumstraffen).

[Gepubliceerd: 2020-02-19] Voorstel van wet van het lid Markuszower tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen bij bepaalde gewelds- en zedendelicten (Wet hoge minimumstraffen), met memorie van toelichting.Bij dit advies is een samenvatting uitgebracht. Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 november 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Markuszower tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen bij bepaalde gewelds- en zedendelicten (Wet hoge minimumstraffen), met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet voor een aantal gewelds- en zedendelicten in invoering van onvoorwaardelijke minimumstraffen zowel bij eerste veroordeling als bij recidive, zonder mogelijkheden voor de rechter om daarvan af te wijken. Voor deze delicten voorziet het voorstel daarnaast in hogere maximum gevangenisstraffen.De Afdeling advisering van de Raad van State is van oordeel dat het wetsvoorstel tot onrechtvaardige en onaanvaardbare straffen leidt door (hoge) wettelijke minimumstraffen, zonder mogelijkheden voor de rechter om daarvan in concrete gevallen af te kunnen wijken. Het voorstel geeft op geen enkele wijze rekenschap van de uitkomsten van de voorgestelde minimumstraffen in concrete strafzaken. De voor deze minimumstraffen in de toelichting genoemde motieven kunnen het wetsvoorstel geenszins dragen. De voorgestelde hoogtes van de straffen staan ook overigens in geen verhouding tot de bestaande maximumstraffen in het Wetboek van Strafrecht.De Afdeling concludeert tevens dat het wetsvoorstel een schending oplevert van het evenredigheidsbeginsel, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en van het recht op behoorlijke rechtspraak. Het rechtskarakter van de straf brengt mee dat zij proportioneel en effectief moet zijn, met andere woorden in een evenredige verhouding moet staan tot de ernst van het feit, schuld, gevolgen voor slachtoffer en maatschappij, omstandigheden en persoon van de dader. Het voorstel beperkt op een onaanvaardbare wijze de mogelijkheid van de rechter om een passende straf op te leggen. De Afdeling adviseert daarom om af te zien van de verdere behandeling van het voorstel.1. Inleiding en beoordelingskader
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet publiekrechtelijke omvorming ProRail.

[Gepubliceerd: 2020-02-17] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de omvorming van ProRail van een besloten vennootschap tot een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Wet publiekrechtelijke omvorming ProRail), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving.

[Gepubliceerd: 2020-02-17] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002691, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Kadasterwet in verband met de elektronische ondertekening van volledig geautomatiseerd aangemaakte en ondertekende berichten.

[Gepubliceerd: 2020-02-14] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2019, no.2019002733, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kadasterwet in verband met de elektronische ondertekening van volledig geautomatiseerd aangemaakte en ondertekende berichten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere besluiten (formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 2017).

[Gepubliceerd: 2020-02-14] Bij Kabinetsmissive van 16 december 2019, no.2019002639, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere besluiten ter formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 2017 en enige andere aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief).

[Gepubliceerd: 2020-02-13] Bij Kabinetsmissive van 24 september 2019, no.2019001980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.

[Gepubliceerd: 2020-02-12] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002697, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet franchise.

[Gepubliceerd: 2020-02-11] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001456, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (Wet franchise), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering BES o.a. ter uitvoering van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol strafbare feiten aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140).

[Gepubliceerd: 2020-02-08] Bij Kabinetsmissive van 13 november 2019, no.2019002403, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht BES ter uitvoering van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 in verband met wijzigingen ten aanzien van de vooropleiding, de bijscholing en het herintrederstraject en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2020-02-07] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2019, no.2019002231, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 in verband met wijzigingen ten aanzien van de vooropleiding, de bijscholing en het herintrederstraject en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Koeweit inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, s-Gravenhage, 16 oktober 2019 (Trb. 2019, 163).

[Gepubliceerd: 2020-02-07] Bij Kabinetsmissive van 12 december 2019, no.2019002619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Koeweit inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, s-Gravenhage, 16 oktober 2019 (Trb. 2019, 163), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 in verband met herijking van bedragen.

[Gepubliceerd: 2020-02-07] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2019, no.2019002698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006 in verband met herijking van bedragen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het mogelijk maken van een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm bij het treffen van de equivalente maatregel gewasopbrengstafhankelijke fosfaatgebruiksnormen op landbouwgrond met fosfaattoestand neutraal.

[Gepubliceerd: 2020-02-06] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het mogelijk maken van een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm bij het treffen van de equivalente maatregel gewasopbrengstafhankelijke fosfaatgebruiksnormen op landbouwgrond met fosfaattoestand neutraal.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2016, no.2016001282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het mogelijk maken van een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm bij het treffen van de equivalente maatregel gewasopbrengstafhankelijke fosfaatgebruiksnormen op landbouwgrond met fosfaattoestand neutraal, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings- en winningsvergunningen en opslagvergunningen

[Gepubliceerd: 2020-02-06] Voorstel van wet houdende wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings- en winningsvergunningen en opslagvergunningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2015, no.2015001504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings- en winningsvergunningen en opslagvergunningen), met memorie van toelichting.Amendement nr. 36VoorstelAfwijzing opsporings- en winningsvergunning of winningsplan is mogelijk indien op grond van beschikbare gegevens blijkt dat het risico bestaat dat de activiteit: i. nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt, ii. schade door bodembeweging veroorzaakt, iii. de veiligheid schaadt, of iv. de volksgezondheid schaadt.Afwijzing opsporings- en winningsvergunning, winningsplan of opslagvergunning is mogelijk: a. krachtens in een amvb gestelde regels over: - het geheel of gedeeltelijk uitsluiten van een gebied van de opsporing of winning van een delfstof of aardwarmte, - de diepte waarop een activiteit plaatsvindt, - de soort activiteit, of - de soort delfstof b. indien het in de aanvraag aangeduide gebied niet geschikt wordt geacht om reden van het belang van: - de veiligheid voor omwonenden, of - het voorkomen van ernstige schade aan gebouwen of infrastructurele werken - het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen. (zie noot 55)Aan een vergunning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden indien het aannemelijk is dat bedoelde nadelige gevolgen of schade kunnen ontstaan. Een vergunning kan tevens onder andere beperkingen worden verleend. Ook kunnen andere voorschriften aan de vergunning worden verbonden.Aan een vergunning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden indien het aannemelijk is dat bedoelde nadelige gevolgen of schade kunnen ontstaan. (zie noot 56)Amendement nr. 38VoorstelAdviesrecht over mijnbouwwetvergunningen en winningsplan naast GS voor: a. colleges van burgemeester en wethouders; b. dagelijks bestuur van waterschappen.GS moeten bij het advies over mijnbouwwetvergunningen betrekken: a. colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten van het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft en b. dagelijks bestuur van de waterschappen van het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft met het oog op waterkwaliteit, waterkwantiteit en infrastructurele werken. (zie noot 57)Adviesrecht over winningsplan voor: a. colleges van burgemeester en wethouders; b. dagelijks bestuur van waterschappen. (zie noot 58)Indien de beslissing van de minister afwijkt van een of meer van de door deze colleges uitgebrachte adviezen, verplichting tot vermelding redenen hiervan.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie.

[Gepubliceerd: 2020-02-06] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie).Bij Kabinetsmissive van 28 april 2015, no.2015000751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie), met memorie van toelichting. Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wetsvoorstel Strafbaarstelling verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied.

[Gepubliceerd: 2020-02-06] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering tot strafbaarstelling van verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (strafbaarstelling verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied).Bij Kabinetsmissive van 17 april 2018, no.2018000711, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering tot strafbaarstelling van verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (strafbaarstelling verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit infrastructuur alternatieve brandstoffen.

[Gepubliceerd: 2020-02-06] Ontwerpbesluit houdende regels in verband met de implementatie van richtlijn 2014/94/EU betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen).Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2016, no.2016001784, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels in verband met de implementatie van richtlijn 2014/94/EU betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer (rendementseisen kolencentrales), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2020-02-06] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer (rendementseisen kolencentrales), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2015, no.2015001004, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer (rendementseisen kolencentrales), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140).

[Gepubliceerd: 2020-02-05] Bij Kabinetsmissive van 14 november 2019, no.2019002409, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit houdende vaststelling van de protocollen voor vaststelling van de dood op grond van circulatoire criteria.

[Gepubliceerd: 2020-02-04] Bij Kabinetsmissive van 28 november 2019, no.2019002490, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de protocollen voor vaststelling van de dood op grond van circulatoire criteria en wijziging van de citeertitel van het Besluit Hersendoodprotocol naar Besluit vaststelling van de dood bij postmortale orgaandonatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek.

[Gepubliceerd: 2020-02-04] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met implementatie van richtlijn 2017/2398 wijziging van diverse Warenwetbesluiten in verband met de bijgestelde implementatie van richtlijn 2014/68/EU.

[Gepubliceerd: 2020-01-31] Bij Kabinetsmissive van 28 november 2019, no.2019002495, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met enige technische aanpassingen en de implementatie van richtlijn 2017/2398 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risicos van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk en wijziging van diverse Warenwetbesluiten in verband met enige technische correcties en de bijgestelde implementatie van richtlijn 2014/68/EU betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 houdende met name de maximering van het verlaagd wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten voor opleidingen met het bijzonder kenmerk kleinschalig en intensief onderwijs.

[Gepubliceerd: 2020-01-30] Bij Kabinetsmissive van 25 september 2019, no.2019001992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 houdende met name de maximering van het verlaagd wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten voor opleidingen met het bijzonder kenmerk kleinschalig en intensief onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het Aanvullend Protocol RvE-Verdrag voorkoming terrorisme.

[Gepubliceerd: 2020-01-29] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002090, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 22 oktober 2015 te Riga tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme.

[Gepubliceerd: 2020-01-29] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit Wmcz 2018.

[Gepubliceerd: 2020-01-24] Bij Kabinetsmissive van 1 november 2019, no.2019002269, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de reikwijdte van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 en de inperking van de verplichting tot het instellen van een cliëntenraad (Besluit Wmcz 2018), met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsprotocol tussen de Benelux-staten en de Oekraïne (Trb. 2019, 64).

[Gepubliceerd: 2020-01-24] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2019, no.2019002553, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het uitvoeringsprotocol tussen de Benelux-staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden) en Oekraïne bij de Overname-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne; Brussel, 17 december 2018 (Trb. 2019, 64), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en Richtlijn (EU) 2017/159.

[Gepubliceerd: 2020-01-24] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2019, no.2019002233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en Richtlijn (EU) 2017/159, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Warenwetbesluit Meel en brood en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de toevoeging van enkele gereserveerde en verplichte aanduidingen.

[Gepubliceerd: 2020-01-23] Bij Kabinetsmissive van 6 november 2019, no.2019002319, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit Meel en brood en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de toevoeging van enkele gereserveerde en verplichte aanduidingen en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en andere onderwijswetten (i.v.m. differentiatie taal- en rekenniveaus vo en mbo).

[Gepubliceerd: 2020-01-22] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2018, no.2018001270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en andere onderwijswetten teneinde meer differentiatie mogelijk te maken in referentieniveaus en daarmee in examens taal en rekenen in het voortgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs (differentiatie taal- en rekenniveaus vo en mbo), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de uitwisseling en wederzijdse bescherming van gerubriceerde gegevens.

[Gepubliceerd: 2020-01-21] Bij Kabinetsmissive van 16 november 2020, no.2020002335, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de uitwisseling en wederzijdse bescherming van gerubriceerde gegevens; Brussel, 5 november 2019 (Trb. 2019, 169), met toelichtende nota.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeenten Venray en Horst aan de Maas (onteigeningsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum).

[Gepubliceerd: 2020-01-21] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 27 augustus 2019, no.RWS-2019/30162, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Venray en Horst aan de Maas krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onteigening in de gemeente Voorschoten (onteigeningsplan Noortveer).

[Gepubliceerd: 2020-01-21] Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een schrijven van 5 september 2019, no.RWS-2019/ 30776, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Voorschoten krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Noortveer).
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet), het Glasartikelenbesluit (Warenwet), het Spaanplaatbesluit (Warenwet) en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

[Gepubliceerd: 2020-01-20] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2019, no.2019002361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet), het Glasartikelenbesluit (Warenwet), het Spaanplaatbesluit (Warenwet) en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de toevoeging van verbodsbepalingen en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op rechterlijke organisatie in verband met het wegnemen van belemmeringen voor gerechten bij het verlenen van onderlinge bijstand in geval van gebrek aan voldoende zittingscapaciteit.

[Gepubliceerd: 2020-01-20] Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2019, no.2019002210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op rechterlijke organisatie in verband met het wegnemen van belemmeringen voor gerechten bij het verlenen van onderlinge bijstand in geval van gebrek aan voldoende zittingscapaciteit, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het regelen van de regieverpleegkundige als basisberoep.

[Gepubliceerd: 2020-01-17] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2018, no.2018001332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het regelen van de regieverpleegkundige als basisberoep, het uitbreiden van de eisen voor periodieke registratie en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Bergkamp en Van Wijngaarden tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (directe koppeling van erkenning en gezamenlijk gezag voor ongehuwde en niet-geregistreerde partners).

[Gepubliceerd: 2020-01-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 november 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Bergkamp en Van Wijngaarden tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met directe koppeling van erkenning en gezamenlijk gezag voor ongehuwde en niet-geregistreerde partners, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets.

[Gepubliceerd: 2020-01-16] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2019, no.2019002133, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets, met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het ongeldig maken van getuigschriften van vakbekwaamheid ter uitvoering van Richtlijn 2003/59/EG.

[Gepubliceerd: 2020-01-07] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001473, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het ongeldig maken van getuigschriften van vakbekwaamheid ter uitvoering van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen (PbEU 2003, L 226), met memorie van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de EU (regels over de meldingsplicht voor transnationale dienstverrichters en de persoonsgegevens die in verband met transnationale dienstverrichting worden verwerkt).

[Gepubliceerd: 2020-01-03] Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2018, no.2018001752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie, houdende regels over de meldingsplicht voor transnationale dienstverrichters en de persoonsgegevens die in verband met transnationale dienstverrichting worden verwerkt, met nota van toelichting.
Jaar: 2020 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit, houdende aanwijzing van zeeschepen ten aanzien waarvan artikel 693 en de afdelingen 12 en 12a van titel 10 van Boek 7 van het BW niet van toepassing zijn in verband met de aanwijzing van niet commercieel gebruik overheidsschepen

[Gepubliceerd: 2019-12-31] Bij Kabinetsmissive van 3 december 2019, no.2019002554, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 25 juni 2012, houdende aanwijzing van zeeschepen ten aanzien waarvan artikel 693 en de afdelingen 12 en 12a van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn in verband met de aanwijzing van niet commercieel gebruikte overheidsschepen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opgedragen telecommunicatiediensten BES in verband met een actualisering van de aan concessiehouders opgedragen diensten.

[Gepubliceerd: 2019-12-31] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2019, no.2019002402, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opgedragen telecommunicatiediensten BES in verband met een actualisering van de aan concessiehouders opgedragen diensten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit doorberekening kosten ACM in verband met uitbreiding van het toezicht op de sectoren post en luchtvaart.

[Gepubliceerd: 2019-12-30] Bij Kabinetsmissive van 14 november 2019, no.2019002410, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit doorberekening kosten ACM in verband met uitbreiding van het toezicht op de sectoren post en luchtvaart, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ten aanzien van fosfaatgebruiksnormen en de verlenging van een bewaartermijn.

[Gepubliceerd: 2019-12-30] Bij Kabinetsmissive van 6 december 2019, no.2019002574, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ten aanzien van fosfaatgebruiksnormen en de verlenging van een bewaartermijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen.

[Gepubliceerd: 2019-12-27] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2019, no.2019002436, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Algemene douanewet, enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw.

[Gepubliceerd: 2019-12-24] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2019, no.2019001743, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging bijlage 1 WNT in verband met subsidiecriterium BuZa en verduidelijking met betrekking tot jeugdaanbieders OCW.

[Gepubliceerd: 2019-12-24] Bij Kabinetsmissive van 27 november 2019, no.2019002497, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage 1 bij de Wet normering topinkomens in verband met het gelijktrekken van de criteria voor gesubsidieerde instellingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de criteria zoals opgenomen in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet normering topinkomens en met betrekking tot het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met een verduidelijking ten aanzien van jeugdhulpaanbieders, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

[Gepubliceerd: 2019-12-24] Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2019, no.2019002218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (USB).

[Gepubliceerd: 2019-12-24] Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2019, no.2019002212, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelbesluit SZW 2020.

[Gepubliceerd: 2019-12-24] Bij Kabinetsmissive van 29 november 2019, no.2019002504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van het Besluit politiegegevens in verband met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong en andere technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 (aanpassing verwijzing).

[Gepubliceerd: 2019-12-23] Bij Kabinetsmissive van 19 november 2019, no.2019002430, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 (aanpassing verwijzing), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001474, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Telecommunicatiewet i.v.m. verlagen overstapdrempel.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001397, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een versnelde implementatie van richtlijn 2018/1972 in het belang van het verder verlagen van drempels bij het overstappen van telecomaanbieder, en het voorzien in een bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen ten behoeve van een geografisch onderzoek naar het bereik van elektronische communicatienetwerken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het inroepen van een bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001455, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het inroepen van een bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2020.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 15 november 2019, no.2019002415, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart in verband met het stellen van regels omtrent de registratie van opvarenden van passagiersschepen ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2109.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2019, no.2019002230, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart in verband met het stellen van regels omtrent de registratie van opvarenden van passagiersschepen ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2109, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit financieel beheer politie in verband met levensfase-uren.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2019, no.2019002211, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpesluit houdende wijziging van het Besluit financieel beheer politie in verband met de invoering van een stelsel van levensfase-uren, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Telecommunicatiewet ter invoering van toegangsregulering in geval van replicatiebelemmeringen.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter invoering van toegangsregulering in geval van replicatiebelemmeringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit formalisering Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector politie 2018-2020 o.a. duurzame inzetbaarheid van ambtenaren, werkzaam in de sector Politie.

[Gepubliceerd: 2019-12-20] Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2019, no.2019002256, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Besluit bezoldiging politie en enkele andere rechtspositionele besluiten ter formalisering en uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Politie 2018-2020 inzake onder meer afspraken betreffende het inkomen, de capaciteit en inzetbaarheid, de kwaliteit, loopbaan en onderwijs en de duurzame inzetbaarheid van ambtenaren, werkzaam in de sector Politie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering EU-verordeningen CRR2 inzake TLAC en FRTB.

[Gepubliceerd: 2019-12-18] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150)(uitvoering van de TLAC-norm en rapportage van het FRTB-kader), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het vereenvoudigen van de wanbetalersbijdrage.

[Gepubliceerd: 2019-12-18] Bij Kabinetsmissive van 12 november 2019, no.2019002393, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het vereenvoudigen van de wanbetalersbijdrage, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven.

[Gepubliceerd: 2019-12-18] Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2019, no.2019002254, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Mediawet in verband met de implementatie modernisering audiovisuele mediadienstenrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2019-12-18] Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2019, no.2019001296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijzing van de Mediawet 2008 in verband met de Implementatie van de Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met enkele wijzigingen omtrent medezeggenschapsactiviteiten.

[Gepubliceerd: 2019-12-18] Bij Kabinetsmissive van 13 november 2019, no.2019002408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met enkele wijzigingen omtrent medezeggenschapsactiviteiten van buitenlandse studenten en studenten van de Academie van Bouwkunst en een wijziging in de categorieën vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning wordt voorzien van een aantekening waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit SUWI in verband met verdere verlenging van de registratieduur van arbeidsbeperkten.

[Gepubliceerd: 2019-12-18] Bij Kabinetsmissive van 26 september 2019, no.2019001979, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met verdere verlenging van de registratieduur van arbeidsbeperkten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de aansprakelijkheidsbedragen voor luchtvervoer.

[Gepubliceerd: 2019-12-18] Bij Kabinetsmissive van 13 november 2019, no.2019002404, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerbesluit tot wijziging van het Besluit van 6 april 2011, houdende vaststelling van de bedragen waartoe de aansprakelijkheid van de vervoerder bij vervoer door de lucht is beperkt ter uitvoering van de artikelen 1359, 1399 en 1400 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband de versnelling van de totstandkomingsprocedure voor het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid voor PFAS.

[Gepubliceerd: 2019-12-17] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2019, no.2019002569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met de versnelling van de totstandkomingsprocedure voor het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid voor PFAS, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Balans op de arbeidsmarkt: wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met een pensioenregeling voor payrollkrachten.

[Gepubliceerd: 2019-12-17] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met het vastleggen van een nadere invulling van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a, vierde lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Arbeidsomstandighedenbesluit i.v.m. de inrichting van registers en in samenhang daarmee het vaststellen van eisen aan professionele uitoefening van diverse beroepen.

[Gepubliceerd: 2019-12-13] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de inrichting van registers en in samenhang daarmee het vaststellen van eisen aan professionele uitoefening van diverse beroepen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit politiegegevens ter bestrijding van ambtelijke omkoping en tot wijziging van het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten ter bestrijding van mensenhandel.

[Gepubliceerd: 2019-12-13] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de themaverwerking ter bestrijding van ambtelijke omkoping en tot wijziging van het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten in verband met de themaverwerking ter bestrijding van mensenhandel, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met een uitzondering op artikel 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs voor werknemers met een beperking.

[Gepubliceerd: 2019-12-13] Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2019, no.2019002226, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met afwijking van artikel 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs voor werknemers met een beperking, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging AIB en Dagloonbesluit in verband met WIEG.

[Gepubliceerd: 2019-12-12] Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2019, no.2019001156, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de invoering van het aanvullend geboorteverlof en een andere berekeningswijze van het WW-dagloon in het geval van ziekte in de referteperiode, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Verhoeven houdende een regeling voor een afwegingsproces voor het gebruik van kwetsbaarheden in geautomatiseerde werken door de overheid (Wet Zerodays Afwegingsproces).

[Gepubliceerd: 2019-12-12] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 juli 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Verhoeven houdende een regeling voor een afwegingsproces voor het gebruik van kwetsbaarheden in geautomatiseerde werken door de overheid (Wet Zerodays Afwegingsproces), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2019-12-12] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/957 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEU 2018, L 173 (Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking Korps van deskundigen technische hulp aan ontwikkelingslanden.

[Gepubliceerd: 2019-12-12] Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2019, no.2019002136, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van enkele besluiten met betrekking tot het Korps van deskundigen voor de technische hulp aan ontwikkelingslanden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen.

[Gepubliceerd: 2019-12-12] Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2019, no.2019002209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit formalisering afspraken sectoroverleg BES.

[Gepubliceerd: 2019-12-11] Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2019, no.2019002093, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES en het Besluit rechtspositie korps politie BES (kopen en verkopen van vakantie-uren, invoering levensfaseverlof en wijziging feestdagen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters vanaf 2020.

[Gepubliceerd: 2019-12-11] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002097, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters vanaf 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet afschaffing rekentoets vo.

[Gepubliceerd: 2019-12-10] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2019, no.2019001326, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de afschaffing van de rekentoets in het voortgezet onderwijs (afschaffing rekentoets vo), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Rijksinitiatiefvoorstel van de leden Verhoeven en Jetten over de verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van bepalingen inzake het lidmaatschap van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-12-10] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 9 mei 2019 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van de leden Verhoeven en Jetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van bepalingen inzake het lidmaatschap van de Europese Unie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het Protocol tot uitbanning van illegale handel in tabaksproducten.

[Gepubliceerd: 2019-12-06] Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2019, no.2019002051, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring en uitvoering van het op 12 november 2012 te Seoul tot stand gekomen Protocol tot uitbanning van illegale handel in tabaksproducten (Trb. 2014, 155), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens.

[Gepubliceerd: 2019-12-06] Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2019, no.2019001507, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit veiligheid en integriteit telecommunicatie.

[Gepubliceerd: 2019-12-05] Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2019, no.2019002192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels betreffende de veiligheid en integriteit van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit houdende regels over de eigen bijdrage voor deeltijdverblijf.

[Gepubliceerd: 2019-12-05] Bij Kabinetsmissive van 26 september 2019, no.2019002001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de eigen bijdrage voor verblijf in deeltijd in een instelling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit register collectieve vorderingen.

[Gepubliceerd: 2019-12-04] Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2019, no.2019002225, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de Raad voor de rechtspraak als houder van het centraal register voor collectieve vorderingen (Besluit register collectieve vorderingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen.

[Gepubliceerd: 2019-12-03] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2019, no.2019001327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet toeristische verhuur van woonruimte.

[Gepubliceerd: 2019-12-02] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001339, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte (Wet toeristische verhuur van woonruimte), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-11-29] Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2019, no.2019000046, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 in verband met het invoeren van een verbod op het voorhanden hebben van asbesthoudend materiaal toegepast als dakbedekking.

[Gepubliceerd: 2019-11-29] Bij Kabinetsmissive van 26 september 2015, no.2015001623, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 in verband met het invoeren van een verbod op het voorhanden hebben van asbesthoudend materiaal toegepast als dakbedekking en in verband met de taak van burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten voor de bestuursrechtelijke handhaving, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2020.

[Gepubliceerd: 2019-11-28] Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2019, no.2019002085, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap).

[Gepubliceerd: 2019-11-27] Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2019, no.2019000623, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi.

[Gepubliceerd: 2019-11-27] Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2019, no.2019002206, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi (Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet uitbreiding slachtofferrechten.

[Gepubliceerd: 2019-11-27] Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2019, no.2019001178, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de nadere versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Wet uitbreiding slachtofferrechten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Waarborgbesluit 2019.

[Gepubliceerd: 2019-11-26] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001384, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de massagrenzen waar beneden een platina, gouden of zilveren voorwerp niet gewaarborgd behoeft te worden (Waarborgbesluit 2019), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Spoedwet aanpak stikstof.

[Gepubliceerd: 2019-11-26] Bij Kabinetsmissive van 8 november 2019, no.2019002360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en de Minister voor Milieu en Wonen, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot het stellen van regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzoek om voorlichting met betrekking tot de instelling van een drempelwaarde voor geringe stikstofdeposities.

[Gepubliceerd: 2019-11-26] Bij brief van 22 oktober 2019 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen verzoek om voorlichting met betrekking tot de instelling van een drempelwaarde voor geringe stikstofdeposities, als onderdeel van een breed maatregelenpakket gericht op vermindering van de stikstofdepositie en natuurherstel. Activiteiten die op Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitats een stikstofdepositie veroorzaken die deze drempelwaarde niet overschrijdt, worden vrijgesteld van de Natura 2000- vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Concept Klimaatplan.

[Gepubliceerd: 2019-11-25] Bij brief van 11 oktober 2019, met kenmerk DGKE-K/ 19239221, heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat, gelet op artikel 5, derde lid, van de Klimaatwet, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het concept van het Klimaatplan.sectorgerealiseerde emissiesemissieramingen 203019902018emissie 2030 in de KEV 2019 (basispad)emissie 2030 in de aanvullende notitie (effect Klimaatakkoord)Elektriciteit39,645,213,7 [10,1 20,5]11,2 14,0Industrie87,057,254,2 [51,1 58,7]39,9Gebouwde omgeving29,924,419,0 [16,5 22,7]15,2 17,7Mobiliteit32,335,632,9 [29,5 37,5]29,3 31,7Landbouw32,926,924,5 [22,6 25,7]20,0 22,8Totaal222189144 [135 159]116 126reductie t.o.v. 199015%35% [28% 39%]43% 48%
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Kops, Graus en Van Aalst houdende een noodregeling over stikstof (Tijdelijke noodwet stikstof).

[Gepubliceerd: 2019-11-25] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 november 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Kops, Graus en Van Aalst houdende een noodregeling over stikstof (Tijdelijke noodwet stikstof), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken douane met Moldavië en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

[Gepubliceerd: 2019-11-21] Bij Kabinetsmissive van 24 september 2019, no.2019001983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Chisinau, 19 juni 2006 (Trb. 2006, 199), en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië; Chisinau, 29 augustus 2019 (Trb. 2019, 141), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van het Aanvullend Protocol overbrenging gevonniste personen (Trb. 2019, 144).

[Gepubliceerd: 2019-11-21] Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2019, no.2019002204, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen; Straatsburg, 22 november 2017 (Trb. 2019, 144), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit opvang Wmo van slachtoffers van eergerelateerd en huiselijk geweld zonder verblijfsvergunning en technische wijzigingen eigen bijdrage.

[Gepubliceerd: 2019-11-21] Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2019, no.2019001206, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 aangaande de opvang van slachtoffers van eergerelateerd en huiselijk geweld zonder verblijfsvergunning en wijziging van enkele besluiten in verband met technische aanpassingen eigen bijdrage zorg en maatschappelijke ondersteuning, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot splitsing van de gemeente Haaren.

[Gepubliceerd: 2019-11-20] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002092, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot splitsing gemeente Haaren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Jeugdwet.

[Gepubliceerd: 2019-11-19] Voorstel van wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 april 2013, no.13.000723, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

[Gepubliceerd: 2019-11-19] Voorstel van wet houdende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2013, no. 2013002301, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Invoeringswet Wet werken naar vermogen.

[Gepubliceerd: 2019-11-19] Vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 september 2013, no.13.001845, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag RvE inzake een integrale benadering van veiligheid, beveiliging en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen en de Overeenkomst inzake gewelddadigheden door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen.

[Gepubliceerd: 2019-11-19] Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2019, no.2019002204, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen; Straatsburg, 22 november 2017 (Trb. 2019, 144), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van het Verdrag over sociale zekerheid tussen Nederland en Uruguay.

[Gepubliceerd: 2019-11-18] Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2019, no.2019002203, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay en het Administratief Akkoord daarbij, ondertekend te Montevideo op 11 oktober 2005; s-Gravenhage, 2 september 2019 (Trb. 2019, 139), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met preventieakkoord en evaluatie van de wet.

[Gepubliceerd: 2019-11-14] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001349, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met preventieakkoord en evaluatie van de wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wetsvoorstel doorlopende leerroutes vmbo-mbo (Sterk beroepsonderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-11-14] Bij Kabinetsmissive van 25 juni 2019, no.2019001237, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Leerplichtwet 1969 in verband met de versterking van het beroepsonderwijs, door het wettelijk mogelijk maken van doorlopende leerroutes vmbo-mbo (sterk beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit zeevarenden in het kader van de implementatie van het IAO-visserijverdrag C188.

[Gepubliceerd: 2019-11-14] Bij Kabinetsmissive van 23 augustus 2019, no.2019001695, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schepelingenbesluit en het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole vanwege de uitvoering van het van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25) en tot wijziging het Besluit zeevarenden vanwege enkele correcties inzake de uitvoering van het STCW F-verdrag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk Besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen.

[Gepubliceerd: 2019-11-13] Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2019, no.2019002224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs in bepaalde gevallen (Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Kentekenreglement in verband met de harmonisatie van milieuzones.

[Gepubliceerd: 2019-11-12] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2019, no.2019001355, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Kentekenreglement in verband met de harmonisatie van milieuzones, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bedragen van de categorieën, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

[Gepubliceerd: 2019-11-11] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002088, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van de bedragen van de categorieën, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019 (Trb. 2019, 124)

[Gepubliceerd: 2019-11-08] Bij Kabinetsmissive van 24 september 2019, no.2019001985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019 (Trb. 2019, 124), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Dominicaanse Republiek inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 114).

[Gepubliceerd: 2019-11-08] Bij Kabinetsmissive van 24 september 2019, no.2019001984, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Dominicaanse Republiek inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 114), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Oostenrijk met betrekking tot de oprichting en werking van het Internationaal Centrum voor de ontwikkeling van migratiebeleid (ICMPD).

[Gepubliceerd: 2019-11-08] Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2019, no.2019002061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Oostenrijk met betrekking tot de oprichting en werking van het Internationaal Centrum voor de ontwikkeling van migratiebeleid (ICMPD), zoals gewijzigd bij het Verdrag van 27 maart 1996, het Verdrag van 26 april 1996 en het Verdrag van 25 juni 2003, en zoals aangevuld door het Verdrag van 26 mei 2014; Wenen, 1 juni 1993 (Trb. 2019, 92), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit normalisering rechtspositie personeel openbaar onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-11-07] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2019, no.2019001373, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende intrekking of wijziging van verschillende besluiten in verband met de normalisering van de rechtspositie van het personeel in het openbaar onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingsbesluit financiële markten 2019.

[Gepubliceerd: 2019-11-07] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001464, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit toezichtaccountantsorganisaties, alsmede enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2019), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas voor grote afnemers.

[Gepubliceerd: 2019-11-06] Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2019, no.2019001211, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas voor grote afnemers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met aanpassingen in de premiestelling voor startende werkgevers.

[Gepubliceerd: 2019-11-06] Bij Kabinetsmissive van 17 september 2019, no.2019001919, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met aanpassingen in de premiestelling voor startende werkgevers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit verlaging normpercentages zorgtoeslag m.i.v. berekeningsjaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-11-06] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.20192002109, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Republiek Vietnam inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Hanoi, 9 april 2019 (Trb. 2019, 74).

[Gepubliceerd: 2019-11-05] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001475, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Republiek Vietnam inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Hanoi, 9 april 2019 (Trb. 2019, 74), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Irak tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontgaan en ontwijken van belasting; Bagdad, 1 juli 2019 (Trb. 2019, 103).

[Gepubliceerd: 2019-11-01] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Irak tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontgaan en ontwijken van belasting; Bagdad, 1 juli 2019 (Trb. 2019, 103), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van een aantal socialezekerheidswetten in verband met vaststelling toepasselijke wetgeving no deal Brexit.

[Gepubliceerd: 2019-10-31] Bij Kabinetsmissive van 20 september 2019, no.2019001973, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van sociale zekerheidswetten in verband met het regelen van overgangsrecht voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zonder akkoord over de voorwaarden voor deze terugtrekking (no deal Brexit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Vuurwerkbesluit in verband met verplichtstelling veiligheidsbrillen, lonten en instructies.

[Gepubliceerd: 2019-10-31] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met de verplichtstelling van veiligheidsbrillen, aansteeklonten en instructies bij de verkoop van consumentenvuurwerk en de mogelijkheid van een gemeentelijk afsteekverbod, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de vereveningsbijdrage over het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-10-30] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de vereveningsbijdrage over het jaar 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot oprichting van de Caribische Douane Organisatie en inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Havana, 22 mei 2019 (Trb. 2019, ).

[Gepubliceerd: 2019-10-29] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot oprichting van de Caribische Douane Organisatie en inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Havana, 22 mei 2019 (Trb. 2019, ), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 i.v.m. de toevoeging van categorieën projecten en andere handelingen waarop het vergunningvereiste van de Natuurbeschermingswet 1998 niet van toepassing is, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-29] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 i.v.m. de toevoeging van categorieën projecten en andere handelingen waarop het vergunningvereiste van de Natuurbeschermingswet 1998 niet van toepassing is, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 januari 2008, no.08.000015, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 i.v.m. de toevoeging van categorieën projecten en andere handelingen waarop het vergunningvereiste van de Natuurbeschermingswet 1998 niet van toepassing is, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting met betrekking tot de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Van deze voorlichting is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-10-28] Voorlichting met betrekking tot de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).Inhoudsopgave
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum.

[Gepubliceerd: 2019-10-28] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 januari 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het gewijzigde amendement van de leden Aartsen en van der Molen en het gewijzigde amendement van het lid Westerveld.

[Gepubliceerd: 2019-10-25] Bij brief van 21 mei 2019 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen voorlichting over het gewijzigde amendement van de leden Aartsen en Van der Molen en het gewijzigde amendement van het lid Westerveld.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag dubbele belasting Ierland.

[Gepubliceerd: 2019-10-25] Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2019, no.2019001313, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Ierland tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en vermogenswinsten en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; Dublin, 13 juni 2019 (Trb. 2019, 95), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet OCW 20..

[Gepubliceerd: 2019-10-25] Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2019, no.2019001130, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter uitbreiding van het rookverbod.

[Gepubliceerd: 2019-10-25] Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2019, no.2019001317, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter uitbreiding van het rookverbod, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Arbeidstijdenwet (Verzamelwet IenW 2019).

[Gepubliceerd: 2019-10-25] Bij Kabinetsmissive van 20 december 2018, no.2018002407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Arbeidstijdenwet (Verzamelwet IenW 2019), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het BBRA ivm indexeringen van de salarissen die betrekking hebben op de Rijksschoonmaakorganisatie.

[Gepubliceerd: 2019-10-24] Bij Kabinetsmissive van 18 september 2019, no.2019001933, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met aanpassing van de salarissen en de eindejaarsuitkering van de schoonmakers in dienst bij de Rijksschoonmaakorganisatie voor 2019, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit handel in emissierechten in verband met de handel in emissierechten voor de periode 2021-2030.

[Gepubliceerd: 2019-10-23] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001342, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met de handel in emissierechten voor de periode 2021-2030, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit richtlijn bestrijding van EU-fraude.

[Gepubliceerd: 2019-10-23] Bij Kabinetsmissive van 24 september 2019, no.2019001982, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L198), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kansspelenbesluit in verband met de verlaging van de minimaal verplichte procentuele afdracht ten behoeve van enig algemeen belang en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-10-22] Bij Kabinetsmissive van 5 augustus 2015, no.2015001310, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kansspelenbesluit in verband met de verlaging van de minimaal verplichte procentuele afdracht ten behoeve van enig algemeen belang en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit diergezondheidsheffing 2020.

[Gepubliceerd: 2019-10-22] Bij Kabinetsmissive van 15 augustus 2019, no.2019001546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergezondheidsheffing in verband met de vaststelling van nieuwe plafondbedragen en de tarieven voor 2020 en wijziging van de maximale hoogte van de reserve, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging inzake de Wet digitale overheid.

[Gepubliceerd: 2019-10-21] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2017002224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet houdende algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017.

[Gepubliceerd: 2019-10-21] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001459, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Ambtenarenwet 2017 (Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie wijzigingsverordening EMIR.

[Gepubliceerd: 2019-10-21] Bij Kabinetsmissive van 5 september 2019, no.2019001796, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 2019/834 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van de Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van en het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters (PbEU 2019, L 141) (Besluit implementatie wijzigingsverordening EMIR), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum.

[Gepubliceerd: 2019-10-20] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002091, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassing financiering Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

[Gepubliceerd: 2019-10-18] Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2019, no.2019001064, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met vernieuwing van de financieringssystematiek, afsluiting van de instroom bij centrumgemeenten voor ondernemers in de binnenvaart, beperking van de instroom van oudere zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf of beroep en verdere uniformering met de Participatiewet en het Besluit Participatiewet in verband met vernieuwing van de financieringssystematiek en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het wetsvoorstel toetreding zorgaanbieders.

[Gepubliceerd: 2019-10-17] Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2019, no.2017000278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de derde nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

[Gepubliceerd: 2019-10-17] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2019, no.2019001089, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor de verdere doorvoering van het abonnementstarief voor maatschappelijke ondersteuning, de aanpassing van de bijdragesystematiek voor persoonsgebonden budgetten voor beschermd wonen en het regelen van een bevoegdheid voor het matigen of kwijtschelden van een bijdrage in het geval een verzuim in het opleggen daarvan niet aan de verzekerde of cliënt te wijten is, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het wetsvoorstel aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders.

[Gepubliceerd: 2019-10-17] Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2019, no.2017000279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de derde nota van wijziging tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de Wet toetreding zorgaanbieders (Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot orthopedagoog-generalist.

[Gepubliceerd: 2019-10-16] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001465, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot orthopedagoog-generalist, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

[Gepubliceerd: 2019-10-14] Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2019, no.2019000925, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de uitwisseling van persoonsgegevens.

[Gepubliceerd: 2019-10-14] Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2019, no.2019001333, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de uitwisseling van persoonsgegevens, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit register onderwijsdeelnemers.

[Gepubliceerd: 2019-10-14] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001429, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de gegevens in het register onderwijsdeelnemers, alsmede over de levering van gegevens aan het register door onderwijsinstellingen en de verstrekking van gegevens uit het register aan derden (Besluit register onderwijsdeelnemers), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Constitutie van de Wereldpostunie, van het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie en van het Algemeen Postverdrag; Addis Abeba, 7 september 2018 (Trb. 2019, 10).

[Gepubliceerd: 2019-10-14] Bij Kabinetsmissive van 8 april 2019, no.2019000700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van de Constitutie van de Wereldpostunie, van het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie en van het Algemeen Postverdrag; Addis Abeba, 7 september 2018 (Trb. 2019, 10), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2020.

[Gepubliceerd: 2019-10-11] Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2019, no.2019001513, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2020, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

[Gepubliceerd: 2019-10-11] Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2019, no.2019001295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit versterking voorschoolse educatie (16 uur VVE).

[Gepubliceerd: 2019-10-11] Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2019, no.2019001325, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassingsbesluit Wnra.

[Gepubliceerd: 2019-10-10] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001460, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van besluiten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Aanpassingsbesluit Wnra), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Blerck-Woerdman, Oudkerk, Buijs en Van der Vlies tot wijziging van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening in verband met verruiming van de bevoegdheid van apotheekhoudende artsen tot uitoefening van de artsenijbereidkunst, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Blerck-Woerdman, Oudkerk, Buijs en Van der Vlies tot wijziging van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening in verband met verruiming van de bevoegdheid van apotheekhoudende artsen tot uitoefening van de artsenijbereidkunst, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 december 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Blerck-Woerdman, Oudkerk, Buijs en Van der Vlies tot wijziging van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening in verband met verruiming van de bevoegdheid van apotheekhoudende artsen tot uitoefening van de artsenijbereidkunst, met memorie van toelichting. Het onderhavige initiatiefwetsvoorstel voorziet in een herziening van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WOG). Artikel 6 van deze wet bepaalt dat de apotheekhoudende huisarts alleen een vergunning tot het afleveren van geneesmiddelen verkrijgt als in de desbetreffende gemeenten geen apotheker is gevestigd. Het wetsvoorstel beoogt de beperking van de huisarts ten gunste van de apotheker te schrappen, teneinde de markt open te breken. Wel zullen twee andere beperkingen blijven gelden, namelijk dat de apotheekhoudende huisarts uitsluitend medicatie verstrekt aan zijn eigen patiënten en geen farmaceutische specialités bereidt. 1. Inleiding In 1865 werden de uitoefening van de artsenijbereidkunst en die van de geneeskunst wettelijk uitdrukkelijk gescheiden. Deze scheiding werd ingegeven uit overweging dat voor de uitoefening van deze beroepen verschillende kennis vereist is. Een uitzondering werd - en wordt nog steeds - gemaakt voor situaties waarin geen bestaanmogelijkheid is voor een apotheker. Onder die omstandigheden moet de arts de taak van de apotheker (gedeeltelijk) overnemen, mede omdat anders de bevolking voor het doen gereedmaken van recepten het bezwaar van te grote afstanden zou ondervinden.(zie noot 1) Daarom kent de huidige wetgeving de huisarts een aanvullende taak op het gebied van de geneesmiddelenvoorziening toe. De huisarts is in die gevallen bevoegd, waarin de voorziening door de apotheker niet of niet voldoende wordt gewaarborgd. Een en ander wordt thans geregeld in de artikelen 6 en 28 WOG. Met het wetsvoorstel wordt een huisarts bevoegd geneesmiddelen af te leveren ongeacht de vraag of er in zijn omgeving een apotheek is gevestigd. Zijn vergunning wordt niet meer ingetrokken indien een apotheker zich vestigt in zijn omgeving. De commissie voor de gebiedsaanwijzing verdwijnt, evenals de afstandscriteria die gehanteerd worden voor eventuele toewijzing van de bevoegdheid om als huisarts apotheek te houden. 2. Doel en wenselijkheid van het wetsvoorstel Ingevolge de WOG zijn artsen alleen bevoegd tot het afleveren van geneesmiddelen in die gevallen, waarin de reguliere voorziening door de apothekers niet of niet voldoende wordt gewaarborgd. Volgens de toelichting is de doelstelling van het onderhavige wetsvoorstel van principiële aard: het opheffen van het primaat van de openbare apotheker in relatie tot de apotheekhoudende huisarts, zoals dat ook is geschied met betrekking tot de ziekenhuisapotheker. De toelichting verlangt dat dit "een eind (maakt) aan (de) ongelijkwaardige positie van de doktersapotheek ten opzichte van de ziekenhuis- en openbare apotheker".(zie noot 2) a. De Raad mist hier een voldoende bespreking van de vraag of, vergeleken bij de openbare en ziekenhuisapotheker, de huisarts kwalitatief gelijkwaardig is als het gaat om het uitoefenen van het vak van apotheker. De toelichting wijst weliswaar op het feit dat een groot deel van de geneesmiddelen inmiddels voorgeprepareerd is en dat met het elektronisch voorschrijfsysteem de farmaceutische deskundigheid naar voren wordt gehaald in het zorgproces. De toelichting legt echter niet uit hoe een dergelijk elektronisch voorschrijfsysteem de kwaliteit van de aflevering van geneesmiddelen waarborgt. De toelichting zou voorts aan overtuigingskracht winnen als zij zou aangeven of de genoemde kwaliteitseisen voor apothekers, ziekenhuisapothekers en huisartsen gelijkwaardig zijn. De toelichting laat in het ongewisse hoe het genoemde certificatieschema, dat reeds voor de openbare en ziekenhuisapotheker geldt, voor de doktersapotheek zal worden ontwikkeld. Het college wijst op een rapport van de Inspectie voor de gezondheidszorg, getiteld "Farmaceutische zorg door apotheekhoudende huisartsen op het platteland" (1999), waarin wordt vastgesteld dat: "() er te weinig aandacht is voor specifieke farmaceutische deskundigheid en de farmaceutische wetskennis van de huisarts, dat een meerderheid van de huisartsen onvoldoende toezicht in de apotheek kan realiseren, dat mogelijkheden voor medicatiebewaking sterk zijn verbeterd maar dat de uitvoering ervan nog essentiële lacunes vertoont, dat controlemomenten in de receptverwerkingsprocedure onvoldoende worden benut, dat de farmaceutische informatievoorziening van de patiënt niet volledig is en dat het ontbreekt aan gestructureerde documentatie. De apotheekvoorzieningen zijn in veel gevallen te krap of verouderd ()." Daaraan wordt de conclusie verbonden dat: "() de systematische borging en bevordering van de kwaliteit van de farmaceutische zorg () onvoldoende (is) ontwikkeld. Belangrijke aspecten die hierin een rol spelen zijn de kleinschaligheid van veel plattelandspraktijken () De Inspectie is van mening dat actie ondernomen moet worden om de gesignaleerde tekortkomingen op te heffen ()".(zie noot 3) Het college adviseert hierop in de toelichting in te gaan. b. De Raad vraagt zich voorts af wat de praktische betekenis is van het wetsvoorstel. De toelichting vermeldt geen gegevens die aannemelijk maken dat er onder de huidige regeling specifieke problemen zijn die om een oplossing vragen. De toelichting verwacht dat er maar weinig doktersapotheken zullen zijn, slechts in die gebieden waarin de openbare apotheker moeilijk bereikbaar is. Voor de Raad rijst evenwel de vraag of de voorgestelde oplossing een andere ontwikkeling waarschijnlijk maakt, namelijk dat in stedelijke gebieden het aantal apotheekhoudende huisartsen zou toenemen omdat een apotheek voor een huisarts (of een combinatie van bijvoorbeeld vijf huisartsen die één apothekersassistente in dienst nemen) een aanvullende bron van inkomsten zou kunnen zijn. Het college adviseert de toelichting aan te vullen. 3. Artikel 7 WOG Het wetsvoorstel voorziet in een wijziging van artikel 6 WOG. De Raad is van mening dat de strekking van het voorstel tevens noodzaakt tot een wijziging van artikel 7 WOG. De tekst van artikel 7 WOG luidt als volgt: "1. Onze Minister is bevoegd gemeenten of gedeelten van gemeenten, waar geen apotheker is gevestigd, aan te wijzen als een gebied waar artsen, die zich na de datum der aanwijzing daarin vestigen, de bevoegdheid tot uitoefening der artsenijbereidkunst op grond van artikel 6 slechts hebben, zolang in dit gebied geen apotheker is gevestigd. 2. De arts, die op het tijdstip van aanwijzing, in het eerste lid bedoeld, reeds binnen dit gebied gevestigd is en op grond van artikel 6 de artsenijbereidkunst uitoefent, behoudt, ook wanneer zich in dat gebied een apotheker heeft gevestigd, zijn bevoegdheid tot uitoefening der artsenijbereidkunst, zolang hij daarvan gebruik blijft maken." Dit artikel regelt de wijze waarop voor een bepaald gebied wordt vastgelegd of de geneesmiddelenvoorziening door een apotheker of door een apotheekhoudende arts zal geschieden. Het eerste lid is gericht op de situatie dat huisartsen alleen een bevoegdheid tot het uitoefenen van de artsenbereidkunst hebben in een bepaald gebied zolang er in dat gebied geen apotheker is gevestigd. Het tweede lid voorziet in de situatie waarin een apotheekhoudende huisarts reeds gevestigd is in een gebied waar zich een openbare apotheek vestigt.(zie noot 4) Invoering van het huidige wetsvoorstel maakt naar de mening van de Raad beide bepalingen overbodig. De Raad adviseert schrapping van dit wetsartikel in het voorstel op te nemen. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Smits, Rouvoet en Azough tot wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met uitbreiding van de reikwijdte tot het primair en het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Smits, Rouvoet en Azough tot wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met uitbreiding van de reikwijdte tot het primair en het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Dibi en Dijsselbloem tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met toezicht op en kwaliteitseisen aan aanbieders van particuliere jeugdzorg.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Dibi en Dijsselbloem tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met toezicht op en kwaliteitseisen aan aanbieders van particuliere jeugdzorg.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 maart 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Dibi en Dijsselbloem tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met toezicht op en kwaliteitseisen aan aanbieders van particuliere jeugdzorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Klaveren betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU- lidmaatschap), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Klaveren betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU- lidmaatschap), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 maart 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Klaveren betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU- lidmaatschap), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Wolfsen en Luchtenveld tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met de mogelijkheid van een dwangsom bij niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan (Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Wolfsen en Luchtenveld tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met de mogelijkheid van een dwangsom bij niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan (Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Krol tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het invoeren van een maatregel tot onder meer aanpassing van de disconteringsvoet waartegen pensioenfondsen hun pensioenverplichtingen moeten berekenen (Wet aanpassing disconteringsvoet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Krol tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het invoeren van een maatregel tot onder meer aanpassing van de disconteringsvoet waartegen pensioenfondsen hun pensioenverplichtingen moeten berekenen (Wet aanpassing disconteringsvoet), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 november 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Krol tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het invoeren van een maatregel tot onder meer aanpassing van de disconteringsvoet waartegen pensioenfondsen hun pensioenverplichtingen moeten berekenen (Wet aanpassing disconteringsvoet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Dittrich en Rietkerk tot wijziging van het wetboek van strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord, doodslag en enkele andere misdrijven alsmede enkele aanpassingen van de regelingen van de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Dittrich en Rietkerk tot wijziging van het wetboek van strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord, doodslag en enkele andere misdrijven alsmede enkele aanpassingen van de regelingen van de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn.Bij brief van de waarnemend Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 augustus 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Dittrich en Rietkerk tot wijziging van het wetboek van strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord, doodslag en enkele andere misdrijven alsmede enkele aanpassingen van de regelingen van de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn. Het initiatiefwetsvoorstel wil de verjaringstermijnen van het recht tot strafvordering voor moord, doodslag en enkele andere levensdelicten opheffen. Voorts stelt het voorstel de executieverjaring voor deze delicten op 30 jaar en worden enkele wijzigingen in de stuiting van de verjaring voorgesteld. De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel opmerkingen over de afbakening van de misdrijven waarvoor het voorstel de verjaring wil afschaffen, de verjaringsregeling in het jeugdstrafrecht, de stuiting van de verjaring, de executieverjaring, de verjaringstermijnen in geval van poging, voorbereiding en medeplichtigheid, en het overgangsrecht. 1. De beperking tot enkele levensdelicten De Raad onderkent dat een deel van de traditionele argumentatie inzake vervolgingsverjaring is achterhaald. Dit geldt in het bijzonder voor het argument van het geleidelijk aan vervagen van de herinnering van getuigen, nu DNA- en andere technieken ook lang na dato kunnen bijdragen aan het bewijs van misdrijven, en voor het argument dat de verstoring van de rechtsorde ook door ernstige misdrijven gaandeweg betekenis verliest. De Raad geeft in overweging de argumentatie voor het opheffen van de verjaring van het recht tot strafvordering te concentreren op de overwegingen betreffende de mate waarin een misdrijf inbreuk heeft gemaakt op de rechtsorde en op de langere beschikbaarheid van betrouwbaar bewijsmateriaal. Daarbij kan mede worden aangeknoopt bij de argumenten die eerder een rol hebben gespeeld bij de opheffing van de verjaring van oorlogsmisdrijven. De verwijzing in de memorie van toelichting op bladzijde 3, onder punt 3, naar de mogelijkheid dat in de 21ste eeuw de massamedia zaken opnieuw onder de aandacht kunnen brengen, staat hoogstens in indirect verband tot de doeleinden van de strafrechtspleging. Niet de aandacht voor een misdrijf, maar de ernst ervan dient bepalend te zijn voor het in een laat stadium alsnog ter hand nemen van vervolging; dat een misdrijf naarmate het ernstiger is meer aandacht krijgt in de massamedia staat immers niet bij voorbaat vast. Verder vestigt de Raad er de aandacht op dat de op de bladzijden 3 en 4, onder de punten 3 tot en met 5, vermelde argumenten alle erop neerkomen dat het tijdsverloop niet zonder meer leidt tot een ontbreken van voldoende betrouwbaar bewijsmateriaal. Anders dan de tekst onder punt 5 suggereert is waarheidsvinding geen doel van de strafrechtspleging dat kan worden losgemaakt van de doelstelling gepleegd onrecht te bestraffen. De enkele behoefte aan vaststelling van de feiten rechtvaardigt geen daden van vervolging. Omdat het ook na verlenging van de verjaringstermijn niet wenselijk is dat terzake van ernstige misdrijven nodeloos lang op vervolging moet worden gewacht, acht de Raad het gewenst dat het openbaar ministerie - mede gelet op het vereiste van een redelijke termijn in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - een lang tijdsverloop bij het alsnog instellen van strafvervolging uitdrukkelijk verantwoord. 2. De voorgestelde afschaffing van de vervolgingsverjaring wordt beperkt tot enkele levensdelicten, te weten moord (artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (WvS), (gekwalificeerde) doodslag (artikelen 288 en 287 WvS), opzettelijke vrijheidsberoving, de dood ten gevolge hebbende (artikel 282, derde lid, WvS), gijzeling, de dood ten gevolge hebbende (artikel 282a, tweede lid, WvS) en zware mishandeling met voorbedachte rade, de dood ten gevolge hebbende (artikel 303, tweede lid, WvS). De Raad merkt op dat een overtuigende afbakening van de misdrijven waarvoor de vervolgingsverjaring wordt opgeheven, ontbreekt. Zo vallen veel andere misdrijven waarbij de dood een strafverzwarende omstandigheid vormt, buiten het voorstel, zoals zware mishandeling de dood ten gevolge hebbende (artikel 302, tweede lid, WvS) en brandstichting indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft (artikel 157, onder 3, WvS).(zie noot 1) Ook vallen andere misdrijven die worden bedreigd met levenslange gevangenisstraf buiten de opheffing.(zie noot 2) De Raad geeft in overweging in het voorstel alle misdrijven te betrekken waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld en eventuele afwijkende regelingen nader te motiveren. 3. Het laten vervallen van artikel 70, onder 5, WvS Het wetsvoorstel beoogt de verjaring voor enkele levensdelicten op te heffen; het schrappen van artikel 70, onder 5, WvS heeft evenwel tot gevolg dat de verjaringstermijn voor delicten die worden bedreigd met levenslange gevangenisstraf, maar niet in het voorgestelde tweede lid van artikel 70 worden genoemd, wordt verkort. Volgens artikel 70, onder 5, WvS vervalt het recht tot strafvordering voor de misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, na 18 jaar. Deze bepaling wordt geschrapt. Daardoor wordt de verjaringstermijn voor delicten die worden bedreigd met levenslange gevangenisstraf verkort. Voor die delicten geldt dan immers niet langer de verjaringstermijn van 18 jaar, maar de termijn van 15 jaar uit artikel 70, onder 4, WvS. De Raad geeft in overweging artikel 70, onder 5, WvS alleen te schrappen als voor alle misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, de verjaring wordt opgeheven. 4. Jeugdstrafrecht Volgens artikel 77d WvS, dat onderdeel is van de titel over het jeugdstrafrecht, is de verjaringstermijn van het recht tot strafvordering ten aanzien van misdrijven tot de helft ingekort. Deze verjaringstermijn is niet aangepast aan de voorgestelde schrapping van de verjaringstermijnen voor moord, doodslag en andere levensdelicten. De Raad beveelt aan de wenselijkheid van een langere verjaringstermijn ten aanzien van deze delicten in het jeugdstrafrecht uitdrukkelijk te bezien en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. 5. De stuiting van de verjaring Volgens het huidige artikel 72, eerste lid, WvS stuit elke daad van vervolging de verjaring, mits die daad de vervolgde bekend of hem betekend zij. De initiatiefnemers zijn van oordeel dat het recht tot strafvervolging van ernstige feiten niet mag verjaren bij het ontbreken van een betekening van de daad van vervolging die de verdachte niet heeft bereikt.(zie noot 3) Daarom wordt voorgesteld in artikel 72, eerste lid, WvS de voorwaarde te wijzigen in "mits die daad volgens de regels der strafvordering betekend is". De Raad plaatst twee kanttekeningen bij deze wijziging. Anders dan de initiatiefnemers blijkbaar veronderstellen, vereist de huidige regeling niet steeds dat de verdachte zelf op de hoogte komt van de betekening, bijvoorbeeld als de betekening is geschied ter griffie(zie noot 4) of als is betekend aan een huisgenoot van de verdachte.(zie noot 5) Bovendien kan de voorgestelde regeling in voorkomende gevallen tot gevolg hebben dat als de daad van vervolging wel bekend is bij de vervolgde, maar niet volgens de regels der strafvordering is betekend, de verjaring niet wordt gestuit. De Raad geeft in overweging de voorgestelde wijziging met betrekking tot de betekening in artikel 72, eerste lid, WvS te laten vervallen. 6. Executieverjaring Volgens artikel 76, tweede lid, eerste volzin, WvS is de executieverjaring een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering. De initiatiefnemers stellen voor dat voor moord, doodslag en andere levensdelicten het recht tot tenuitvoerlegging van straf en maatregel na dertig jaar verjaart. De Raad plaatst drie kanttekeningen bij dit voorstel. Ten eerste betekent het voorstel voor de levenslange gevangenisstraf geen verruiming, maar juist een verkorting van de executieverjaring. Dat is strijdig met de bedoeling van het wetsvoorstel. Het huidige artikel 76, tweede lid, tweede volzin, WvS bepaalt: In geen geval is de termijn korter dan de duur van de opgelegde straf. Hieruit volgt dat de levenslange gevangenisstraf niet kan verjaren. Ten tweede past de voorgestelde termijn van 30 jaar niet bij de argumentatie van de initiatiefnemers dat een moordzaak die niet is opgelost, altijd tot vervolging en veroordeling van de verdachte moet kunnen leiden en dat een verjaringstermijn in deze situatie principieel onjuist is.(zie noot 6) Gelet op dit uitgangspunt is een executieverjaring van 30 jaar inconsequent. Ten slotte is een voorstel waarbij de executieverjaring korter is dan de vervolgingsverjaring moeilijk te rijmen met de rechtsgronden voor de verjaring. In de opvatting van de wetgever van 1881 steunde de vervolgingsverjaring op twee argumenten. In de eerste plaats de omstandigheid dat naarmate de tijd verstrijkt de behoefte om te straffen afneemt en voorts het toenemen van bewijsproblemen als gevolg van de verflauwing van de herinnering.(zie noot 7) Bij de verjaring van de straf speelt de tweede grond niet. Daarin ligt een argument om de executieverjaring langer te laten duren dan de vervolgingsverjaring. De Raad geeft in overweging dit onderdeel opnieuw te bezien. 7. Poging, medeplichtigheid en voorbereiding Artikel 78 WvS bepaalt dat waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder wordt gesproken, daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat misdrijf is begrepen, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt. Het voorstel brengt mee dat bijvoorbeeld medeplichtigheid aan mishandeling met voorbedachten rade, de dood ten gevolge hebbende, waarop volgens artikel 303, tweede lid, junctis de artikelen 48 en 49 WvS een maximumstraf van tien jaar is gesteld, niet verjaart. De (voorafgaande) medeplichtigheid kan bestaan uit het opzettelijk verschaffen van inlichtingen over het slachtoffer of het opzettelijk leveren van het mes waarmee het feit is begaan. Dit zijn feiten die naar het oordeel van de Raad niet zonder meer zo zwaarwegend zijn dat zij opheffing van het algemene beginsel van vervolgingsverjaring rechtvaardigen. De Raad meent dat de noodzaak van het voorstel dat poging tot, medeplichtigheid aan en voorbereiding van levensdelicten niet verjaren, nadere motivering behoeft. 8. Overgangsrecht Het voorgestelde artikel II bevat een overgangsregeling. Deze geeft de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. Wat betreft het overgangsrecht wordt onderscheiden tussen de situatie dat de nieuwe wet in werking treedt op het moment dat de oude verjaringstermijn nog loopt en het geval dat de wet in werking treedt terwijl het feit volgens het oude recht reeds is verjaard. De eerste situatie is reeds aanvaard. Zo is bij de wet van 7 juli 1994 (Stb.529) - waarbij de verjaringstermijn is verlengd voor de meeste zedendelicten, gepleegd ten aanzien van een minderjarige - bepaald dat de nieuwe termijn ook geldt voor reeds gepleegde feiten die nog niet zijn verjaard. De tweede situatie roept vragen op in verband met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad stelt voorop dat herleving van het recht tot vervolging van een feit dat strafbaar was op het moment waarop het feit was begaan, niet op één lijn kan worden gesteld met het achteraf strafbaar stellen van een feit. Het verbod van het geven van terugwerkende kracht aan strafbepalingen is dus niet aan de orde. Desalniettemin is bij de herzieningen van verjaringsregelingen in het Nederlands strafrecht tot dusverre steeds uitgesproken dat een eenmaal verjaard feit niet opnieuw vervolgbaar zou moeten worden. De rechtszekerheid kan hierbij in het geding zijn wanneer een potentiële verdachte zich van ontlastend bewijsmateriaal heeft ontdaan. Te wijzen valt op de parlementaire behandeling van de wet van 8 april 1971 (Stb.210) inzake de verjaring van oorlogsmisdrijven. In de memorie van toelichting werd opgemerkt dat de wet er niet toe zal leiden dat verstreken termijnen heropend worden, aangezien de misdrijven terzake waarvan voorgesteld wordt de verjaring op te heffen, pas na het van kracht worden van de wet zouden verjaren.(zie noot 8) Mede om die reden heeft het Koninkrijk der Nederlanden indertijd ook afgezien van ondertekening van de "Convention on the non-applicability of statutory limitations to warcrimes and crimes against humanity".(zie noot 9) Ook bij de reeds genoemde wet van 7 juli 1994, Stb.529 - waarbij is bepaald dat de verjaringstermijn voor de meeste zedendelicten, gepleegd ten aanzien van een minderjarige, pas aanvangt op de dag nadat het slachtoffer 18 jaar is geworden - ging de regering ervan uit dat een zaak waarvan de verjaringstermijn is verstreken niet kan worden heropend.(zie noot 10) Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel beveelt de Raad aan om de herleving van het recht tot strafvordering ten aanzien van verjaarde feiten te heroverwegen. b. Ook overigens roepen het tweede en het derde lid vragen op. De redenen voor en de uitleg van het onderscheid tussen de situatie waarin een verdachte al dan niet bekend was, blijken naar het oordeel van de Raad onvoldoende uit tekst en toelichting. Bovendien dient in het wetsvoorstel niet van "wetsvoorstel" maar van "wet" te worden gesproken en moet "eerbiedigende werking" in het wetsvoorstel niet worden aangekondigd, maar geregeld. c. Artikel II heeft slechts betrekking op de vervolgingsverjaring en niet op de executieverjaring. De Raad beveelt aan aandacht te schenken aan het overgangsrecht met betrekking tot de executieverjaring. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl tot wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met het opnemen in de Algemene bijstandswet van de mogelijkheid om aanvullende inkomensondersteuning te verlenen aan personen die langdurig een inkomen hebben ter hoogte van het sociaal minimum en die vooralsnog geen uitzicht hebben op inschakeling in de arbeid (Wet lang-laag), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl tot wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met het opnemen in de Algemene bijstandswet van de mogelijkheid om aanvullende inkomensondersteuning te verlenen aan personen die langdurig een inkomen hebben ter hoogte van het sociaal minimum en die vooralsnog geen uitzicht hebben op inschakeling in de arbeid (Wet lang-laag), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 september 2002, heeft de Tweede Kamer der Staten Generaal bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl tot wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met het opnemen in de Algemene bijstandswet van de mogelijkheid om aanvullende inkomensondersteuning te verlenen aan personen die langdurig een inkomen hebben ter hoogte van het sociaal minimum en die vooralsnog geen uitzicht hebben op inschakeling in de arbeid (Wet lang-laag), met memorie van toelichting. Met het initiatiefvoorstel wordt beoogd ter bestrijding van structurele armoede aanvullende inkomensondersteuning te geven aan personen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen en die geen arbeidsperspectief hebben. In dit verband wijst de considerans op noodzakelijke kosten waarin door reservering pleegt te worden voorzien. Voorts wordt de op grond van artikel 39, tweede lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) bestaande mogelijkheid beperkt om bepaalde categorieën personen bijzondere bijstand te verlenen voor als gevolg van bijzondere omstandigheden te maken noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de Abw niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. Die mogelijkheid wordt beperkt tot bijzondere bijstandverlening voor vijf soorten aangewezen kosten. Voor personen die (nog) arbeidsperspectief hebben, wordt met deze regeling beoogd de armoedeval tegen te gaan. Ten slotte wordt met het wetsvoorstel beoogd door uniformering van het voorschrift betreffende de inkomensondersteuning de bestaande rechtsongelijkheid voor betrokkenen die het gevolg is van de per gemeente verschillende inkomensondersteunende regelingen te beperken. Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Blijkens paragraaf 2 van de memorie van toelichting is dit initiatiefvoorstel gelijk aan een wetsvoorstel dat het toenmalige kabinet heeft voorbereid en aan de Raad voor advies heeft voorgelegd. Dat advies moet nog worden gepubliceerd ingevolge artikel 25a, derde lid, van de Wet op de Raad van State. De Raad kon zich op zichzelf vinden in dat wetsvoorstel. Hij signaleerde echter een mogelijke spanning tussen het doel van de voorgestelde aanvullende inkomensondersteuning en het aan de Abw ten grondslag liggende uitgangspunt dat het normbedrag van de bijstandverlening ter bestrijding van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan toereikend moet zijn. In het in artikel I, onder B, van het initiatiefvoorstel opgenomen artikel 41a Abw wordt voorgesteld personen met een langdurig inkomen op ten hoogste het bijstandsniveau en zonder uitzicht op arbeid een aanvullende inkomensondersteuning te verstrekken. De vraag rijst in hoeverre die toeslag verenigbaar is met het aan de Abw ten grondslag liggende uitgangspunt dat het normbedrag van de bijstandsverlening dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend moet zijn. De voorgestelde aanvullende inkomensvoorziening beoogt bij te dragen aan de armoedebestrijding. Dat wil zeggen dat deze bijdrage niet wordt verstrekt voor noodzakelijke bestaanskosten die iemand heeft ten gevolge van bijzondere individuele omstandigheden en waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet, maar strekt ter voorziening in de in de algemene bijstandsnorm begrepen algemene bestaanskosten. Daarmee lijkt het voorstel tot het opnemen van een aanvullende inkomenstoeslag in de Abw te impliceren dat de algemene bijstandsnorm niet meer toereikend is. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan. 2. In paragraaf 2 van de toelichting bij het initiatiefvoorstel wordt opgemerkt dat het kabinet-Balkenende het door zijn voorganger voorbereide wetsvoorstel niet ongewijzigd wil indienen; uit het strategisch akkoord van de regeringspartijen blijkt namelijk het voornemen tot het geheel schrappen van de categoriale bijstand. De toelichting noemt vervolgens een aantal redenen die hebben geleid tot het voorstellen van dit initiatiefvoorstel. De laatste daarvan is "het thans beschikbaar zijn van de benodigde middelen". Eerder in de desbetreffende paragraaf wordt opgemerkt dat in de begroting 2002 de benodigde middelen zijn gereserveerd, terwijl bij de vaststelling van de Voorjaarsnota 2002 een aanpassing op de begroting ten behoeve van "onderhavig voorstel" door de Kamer is geaccordeerd. In verband daarmee wordt tevens opgemerkt dat de voorgestelde maatregel door de gemeenten kan worden toegepast met ingang van 1 januari 2002. De Raad adviseert om deze onderdelen van de toelichting, die verwijzen naar de voorgeschiedenis van het initiatiefvoorstel, aan te passen aan de ontwikkelingen sinds de voorbereiding van het oorspronkelijke voorstel door het toenmalige kabinet. Hij geeft tevens in overweging de inhoudelijke redenen tot het initiëren van het onderhavige voorstel, dat strekt tot het handhaven van categoriale bijstand voor vijf soorten kosten, nader uit te werken in relatie tot de overwegingen in het strategisch akkoord om de categoriale bijstand volledig te schrappen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Eerdmans tot wijziging van de Wet wapens en munitie inhoudende verhoging van de maximumstraf voor verboden wapenbezit en enige andere misdrijven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Eerdmans tot wijziging van de Wet wapens en munitie inhoudende verhoging van de maximumstraf voor verboden wapenbezit en enige andere misdrijven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot wijziging van de Gaswet in verband met het schrappen van de plicht tot nieuwe gasaansluitingen voor woningen.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot wijziging van de Gaswet in verband met het schrappen van de plicht tot nieuwe gasaansluitingen voor woningen.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 september 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot wijziging van de Gaswet in verband met het schrappen van de plicht tot nieuwe gasaansluitingen voor woningen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Velzen inzake een verbod op clustermunitie.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Velzen inzake een verbod op clustermunitie.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 april 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Velzen inzake een verbod op clustermunitie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van der Vlies en Gesthuizen tot verduidelijking van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van der Vlies en Gesthuizen tot verduidelijking van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 december 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van der Vlies en Gesthuizen tot verduidelijking van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Vliet tot wijziging van Boek 6 en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het invoeren van een verbod op het vragen van een toeslag voor het gebruik van betaalkaarten (Wet verbod toeslag gebruik betaalkaarten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Vliet tot wijziging van Boek 6 en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het invoeren van een verbod op het vragen van een toeslag voor het gebruik van betaalkaarten (Wet verbod toeslag gebruik betaalkaarten), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 september 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Vliet tot wijziging van Boek 6 en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het invoeren van een verbod op het vragen van een toeslag voor het gebruik van betaalkaarten (Wet verbod toeslag gebruik betaalkaarten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Raak, Heijnen, Schouw, Van Gent, Ortega-Martijn en Ouwehand, houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Raak, Heijnen, Schouw, Van Gent, Ortega-Martijn en Ouwehand, houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 mei 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Raak, Heijnen, Schouw, Van Gent, Ortega-Martijn en Ouwehand, houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Hamer houdende regels met betrekking tot een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang en ontwikkelingsstimulering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Hamer houdende regels met betrekking tot een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang en ontwikkelingsstimulering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van der Ham, Azough en Timmer houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en hetero- of homoseksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van der Ham, Azough en Timmer houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en hetero- of homoseksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 juni 2010 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van der Ham, Azough en Timmer houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en hetero- of homoseksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Aptroot en Lodders houdende opheffing van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties en overheveling van hun taken aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Wet opheffing product- en bedrijfschappen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Aptroot en Lodders houdende opheffing van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties en overheveling van hun taken aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Wet opheffing product- en bedrijfschappen), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 juni 2012 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Aptroot en Lodders houdende opheffing van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties en overheveling van hun taken aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Wet opheffing product- en bedrijfschappen), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot opheffing van de product- en bedrijfschappen (hierna: pbo's). Pbo's zijn openbare lichamen voor het bedrijfsleven, zogenoemde functionele lichamen. Zij hebben tot taak een bedrijfsuitoefening door ondernemingen te bevorderen die het algemeen belang dient, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. (zie noot 1) In dit kader zijn pbo's bekleed met de bevoegdheid om aan de gehele sector verordeningen en heffingen op te leggen.In de toelichting wordt aangegeven dat ondanks het opheffen van de pbo's de volgende taken behouden moeten blijven: De medebewindstaken; De bevordering van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn; De voedselveiligheid en gezondheid.Aan de regering wordt overgelaten deze taken in een invoeringswet vorm te geven.De Afdeling is van oordeel dat de noodzaak van het voorstel dragend dient te worden gemotiveerd. Zij constateert dat de toelichting geen aandacht schenkt aan de basisgedachten die ten grondslag liggen aan het pbo-stelsel en dat bovendien niet is gewacht op de implementatie en de effecten van de recente wetswijziging ter modernisering van het pbo-stelsel. Dit klemt te meer daar het gaat om openbare lichamen die hun grondslag vinden in de Grondwet. Ook constateert de Afdeling dat het voorstel in het geheel geen bepalingen bevat betreffende de regeling van de taken met een publiek belang die na opheffing van de pbo's behouden moeten blijven. Voor de beoordeling van het voorstel acht de Afdeling het noodzakelijk dat ten minste in hoofdlijnen bekend is hoe omgegaan wordt met de gevolgen van de opheffing van het pbo-stelsel en dat de hoofdlijnen worden voorzien van een motivering. Daarnaast maakt de Afdeling opmerkingen over de overheveling van taken met een publiek belang naar de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en over de tuchtrechtspraak.1.InleidingBegin twintigste eeuw werd de behoefte aan sociale wetgeving steeds sterker en groeide het inzicht dat bestaande regelgevende organen van Rijk, Provincies en gemeenten niet voldoende berekend waren voor deze aspecten van wetgeving. Bij de grondwetsherziening van 1922 werd derhalve bepaald dat de wet aan andere dan in de Grondwet genoemde lichamen een verordenende bevoegdheid kan geven. (zie noot 2) Het huidige artikel 134 van de Grondwet bepaalt dat bij of krachtens de wet openbare lichamen voor beroep en bedrijf kunnen worden ingesteld en opgeheven. (zie noot 3) Aan deze openbare lichamen is een verordenende bevoegdheid toegekend.De Wet op de bedrijfsorganisatie (hierna: Wbo) dateert uit 1950 en regelt de instelling en de taken van pbo's. Basisgedachten achter het pbo-stelsel zijn: subsidiariteit, functionele decentralisatie van rijksoverheidstaken en soevereiniteit in eigen kring. (zie noot 4) De periode waarin deze wet tot stand kwam, werd gekenmerkt door samenwerking, de drang om maatschappelijk te vernieuwen en een grote rol voor de overheid in het economisch leven. (zie noot 5) In de loop van de tijd is echter de ideologische achtergrond van de wet veranderd (geen klassenstrijd, maar samenwerking van ondernemers en werknemers) en bovendien beantwoordde de Wbo niet aan de hoge verwachtingen die men ervan had. (zie noot 6) Door de nadruk die vanaf de jaren tachtig wordt gelegd op marktwerking worden instituties als de pbo's niet meer vanzelfsprekend gevonden en wordt het bestaansrecht ter discussie gesteld. In het begin van de jaren negentig werden de pbo's in toenemende mate belast met de uitvoering van Europese regelgeving en namen de belangenbehartigende en faciliterende taken van de schappen toe. (zie noot 7)Met het aannemen van de motie Wiebenga (zie noot 8) in 1993 begon de discussie over de noodzaak tot modernisering van de pbo's. Naar aanleiding hiervan is de Wbo gewijzigd. Het aantal terreinen waarop de pbo verordenend mag optreden is ingeperkt en pbo's worden voortaan bij amvb ingesteld. Voorts werd per pbo een toekomstverkenning opgesteld, waarin aandacht werd geschonken aan de democratische legitimatie, transparantie en verantwoording. In 2009 is een verdere modernisering van het stelsel van de pbo's doorgevoerd. (zie noot 9) Er werd onder andere een "code goed bestuur" opgesteld en een draagvlakonderzoek geïntroduceerd: een pbo onderzoekt iedere vier jaar of er voldoende draagvlak is voor de handhaving van het betreffende schap. Indien dat niet het geval is, kan dit leiden tot de opheffing van een pbo.Met het aannemen van de motie Aptroot in december 2011 sprak de Tweede Kamer als haar mening uit dat de pbo's moeten worden opgeheven. Zij verzocht de regering om binnen zes maanden een wetsvoorstel van die strekking voor te leggen. (zie noot 10)Op 21 juni 2012 reageerde de regering. Niet met een wetsvoorstel, maar - vanwege de demissionaire status van het kabinet - met het voorleggen van een keuze aan de Kamer tussen de volgende alternatieven om de publieke taken die behouden moeten blijven onder te brengen: Bij één nieuw in te stellen openbaar lichaam; Bij een privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan. (zie noot 11)Op deze zelfde dag zond de voorzitter van de Tweede Kamer onderhavig wetsvoorstel ter advisering naar de Afdeling.2.Motivering van het voorstela.Evaluaties en rapportenHet voorstel wijzigt de Wbo en voorziet daarmee in de opheffing van pbo's. De Afdeling constateert dat in de toelichting bij het voorstel in het geheel geen aandacht wordt geschonken aan de inmiddels verschenen evaluaties en de rapporten over het functioneren van het pbo-stelsel.Hierdoor ontbreekt een aantal aspecten dat van belang is voor de beoordeling van de motivering van het voorstel:Er wordt geen aandacht geschonken aan de basisgedachten die ten grondslag liggen aan het pbo-stelsel, te weten: subsidiariteit, functionele decentralisatie van rijksoverheidstaken en soevereiniteit in eigen kring. (zie noot 12) Doordat deze aspecten ontbreken, wordt geen inzicht geboden in de belangenafweging die door de indieners is gemaakt, te weten waarom de in de toelichting geschetste nadelen van het pbo-stelsel dienen te prevaleren boven de basisgedachten achter het pbo-stelsel.Voorts wordt in de toelichting onvoldoende duidelijk gemaakt waarom niet kan worden volstaan met aanpassingen van de institutionele structuur van de pbo's om de geschetste problemen op te lossen. De Afdeling acht het van belang dat daaraan aandacht wordt besteed teneinde een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over (al dan niet) opheffing van de pbo's, temeer daar het voorstel de volledige afschaffing betreft van een in artikel 134 van de Grondwet expliciet vermelde categorie van openbare lichamen.De Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.b.Wetswijziging 2009De Afdeling merkt op dat de Wbo nog recentelijk, in 2009, is gewijzigd in verband met de verdere modernisering van het stelsel van de publiekrechterlijke bedrijfsorganisatie. (zie noot 13) Onder meer "de code goed bestuur" en het draagvlakonderzoek zijn daarbij geïntroduceerd. Op grond hiervan zijn pbo's verplicht om iedere vier jaar te onderzoeken of er voldoende draagvlak is voor de handhaving van een schap. (zie noot 14) Indien bij de ondernemers die onder de werkingssfeer van een pbo vallen het draagvlak niet voldoende is, kan dit ertoe leiden dat het wordt opgeheven. De regering was bij de introductie van dit instrument van oordeel dat dit een van de belangrijkste middelen is voor zowel georganiseerde als ongeorganiseerde ondernemers om zich uit te spreken over de pbo waar zij onder ressorteren. (zie noot 15)De Afdeling is van oordeel dat, nu met onderhavig wetsvoorstel niet is gewacht op de implementatie en de effecten van deze recente wetswijziging, de afschaffing van het pbo-stelsel - dat zijn grondslag vindt in de Grondwet - uit het oogpunt van consistentie van wetgevingsbeleid een dragende motivering van de noodzaak behoeft.De Afdeling is van oordeel dat gewacht zou moeten worden op evaluatie van en draagvlakonderzoeken over bovengenoemde wijziging van de Wbo alvorens over te gaan tot opheffing van de pbo's. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en de noodzaak van het voorstel dragend te motiveren.3.Overblijvende taken na opheffing pbo'sHet wetsvoorstel voorziet in de opheffing van de pbo's, zonder dat wordt aangegeven op welke wijze de taken met een publiek belang, die na opheffing toch uitgevoerd moeten worden, worden ondergebracht. De toelichting vermeldt dat het aan de regering is deze taken - de medebewindstaken, bevordering van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn en voedselveiligheid en gezondheid -, op te nemen in een invoeringswet. Daarbij kan de regering zelf bepalen hoe de uitvoering van deze taken wordt vormgegeven. (zie noot 16)In het bijzonder geeft de toelichting aan dat onder meer het volgende kan worden geregeld: De invulling van de uitvoering van taken met een publiek belang (die thans worden uitgevoerd door de pbo's); De financiering van de taken met een publiek belang; (zie noot 17) De wijze waarop of bestaande infrastructuur en expertise (gedeeltelijk) wordt overgenomen, zodat het contact en werkzaamheden met ondernemers op niveau blijft. (zie noot 18)In de toelichting is vermeld dat voor de hand ligt de taken met een publiek belang onder te brengen bij de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voorts hoeft de financiering van deze zaken niet per definitie voor rekening van de rijksoverheid te komen. Er kan worden gekozen om de taken door middel van heffingen te financieren. (zie noot 19) Tegelijkertijd vermeldt de toelichting elders dat de kosten van de taken met een publiek belang (31 miljoen euro) ten laste komen van de rijksoverheid. (zie noot 20)In het onderhavige voorstel wordt een aantal belangrijke onderwerpen derhalve niet geregeld, noch worden er keuzes gemaakt met betrekking tot de wijze waarop deze onderwerpen geregeld zouden moeten worden. Het voorstel schaft pbo's af, zonder dat alternatieven worden geboden voor de uitvoering, zoals die bijvoorbeeld door de regering aan de Tweede Kamer waren voorgelegd in reactie op de aanvaarding van de motie Aptroot in december 2011. (zie noot 21)De Afdeling acht het voor de beoordeling van het voorstel noodzakelijk dat ten minste in hoofdlijnen bekend is hoe omgegaan wordt met de gevolgen van de opheffing van het pbo-stelsel en dat de hoofdlijnen worden voorzien van een motivering. Alleen op die manier kan beoordeeld worden of het voorstel een adequate invulling is van de gevolgen van het opheffen van de pbo's en een beter alternatief is dan het handhaven van het huidige pbo-stelsel.In dit verband is ook van belang dat het wetsvoorstel een inwerkingtredingstermijn van twee jaar na plaatsing in het Staatsblad kent. (zie noot 22) Naar het oordeel van de Afdeling leidt dat tot een onwenselijke beperking van de beschikbare tijd voor de voorbereiding en parlementaire behandeling van de noodzakelijke invoeringswetgeving. Bij een dergelijke vaste termijn bestaat bovendien het risico dat de wet in werking treedt voordat de invoeringswetgeving is voltooid.Gelet op het bovenstaande adviseert de Afdeling de vereiste regelingen in het wetsvoorstel op te nemen en in de toelichting de keuzes dragend te motiveren. De Afdeling adviseert tevens de termijn van inwerkingtreding in dat licht nader te bezien.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.4.Overheveling publieke taken van pbo naar de minister van EL&IZoals hierboven opgemerkt, vermeldt de toelichting dat het voor de hand ligt de taken met een publiek belang onder te brengen bij de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. (zie noot 23) Voorts wordt benadrukt dat de regering zelf kan bepalen hoe de uitvoering van deze taken wordt vormgegeven. Hierover merkt (ondanks het feit dat de regering een andere keuze kan maken in de invoeringswet) de Afdeling het volgende op.De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaf op 5 oktober 2011 drie redenen om taken met een publiek belang binnen het pbo-stelsel te laten uitvoeren:1. Bekostiging van publieke taken vindt plaats door middel van heffingen bij de ondernemers zelf, niet vanuit de algemene belastingen;2. De sector is zeer nauw betrokken. Korte lijnen en opgebouwde kennis en infrastructuur zorgen voor meer efficiency en effectiviteit dan mogelijk is bij een overheid die op grotere afstand staat. Voorts zou personeelsformatie van de Rijksoverheid moeten worden uitgebreid;3. Elders onderbrengen van taken zou een substantiële kapitaalvernietiging zijn.De toelichting vermeldt dat het kabinet kan zorgen dat de kennis en infrastructuur die op dit moment bij de pbo's aanwezig is gewaarborgd blijft. Zo kan in de invoeringswet bepaald worden of bestaande infrastructuur en expertise gedeeltelijk wordt overgenomen, zodat contact en werkzaamheden met ondernemers op niveau blijft.In deze visie wordt niet voorzien in de structurele betrokkenheid en invloed van de sector bij de totstandkoming van besluitvorming. Het is lang niet zeker dat dit eenvoudig kan worden vervangen door het overhevelen van bestaande infrastructuur en expertise.De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.5.TuchtrechtspraakOp grond van het wetsvoorstel wordt de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 (hierna: Wtb 2004) ingetrokken. De toelichting vermeldt dat de hier geregelde tuchtrechtelijke procedure overbodig wordt door het opheffen van de pbo's. (zie noot 24)De Afdeling wijst erop dat ondanks het opheffen van de pbo's publieke taken behouden blijven. Een onderdeel van de uitvoering van de publieke taken is de handhaving van de normen met betrekking tot de voedselveiligheid of de bevordering van diergezondheid. Uit de toelichting blijkt niet of met de keuze om de Wtb 2004 in te trekken, eveneens wordt gekozen om normen met betrekking tot de voedselveiligheid of de bevordering van diergezondheid in de toekomst definitief niet meer te handhaven via de tuchtrechtspraak. De Afdeling merkt op dat het feit dat tuchtrechtspraak kan voorzien in de behoefte aan gespecialiseerde rechtspraak op terreinen met specifieke rechtsregels voor een beperkte groep belanghebbenden, een van de motieven was om de Wtb 2004 te introduceren. (zie noot 25) Naar het oordeel van de Afdeling doet de opheffing van de pbo's geen afbreuk aan dit motief.De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Voortman houdende vastlegging in de Vreemdelingenwet 2000 van rechten die vreemdelingen ontlenen aan de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, het Aanvullend Protocol bij die Overeenkomst of Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 november 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Voortman houdende vastlegging in de Vreemdelingenwet 2000 van rechten die vreemdelingen ontlenen aan de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, het Aanvullend Protocol bij die Overeenkomst of Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Gent en Van Hijum tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur ten einde flexibel werken te bevorderen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Gent en Van Hijum tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur ten einde flexibel werken te bevorderen, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 9 september 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Gent en Van Hijum tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur ten einde flexibel werken te bevorderen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Dibi tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van media-educatie als kerndoel, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Dibi tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van media-educatie als kerndoel, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 december 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Dibi tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van media-educatie als kerndoel, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt ertoe dat in het primair en het voortgezet onderwijs aandacht wordt besteed aan media-educatie.De Raad van State maakt opmerkingen over nut en noodzaak van het voorstel en over de term kerndoelen.1.Nut en noodzaakHet wetsvoorstel verplicht iedere school voor primair en voortgezet onderwijs enigerlei vorm van aandacht te besteden aan media-educatie. De initiatiefnemer geeft in de toelichting een schets van de huidige problematiek, waarin hij aangeeft dat het gebruik van media in de laatste vijftien jaar spectaculair veranderd is en dat media een bepalende rol spelen in het leven van jongeren.De initiatiefnemer geeft aan dat in het voorstel gekozen is voor een preventieve benadering die het kinderen mogelijk maakt weloverwogen keuzes te maken, zonder censuur, repressie of moralisme. Ook al zijn de ouders in de ogen van de initiatiefnemer primair verantwoordelijk voor de opvoeding en daarmee ook voor opvoedingstaken die te maken hebben met media-educatie, dit neemt niet weg dat er ouders zijn die zich niet bewust zijn van deze opvoedingstaak. De initiatiefnemer meent dat deze voorgestelde wettelijke verplichting noodzakelijk is om kinderen en jongeren bewust te maken van de mogelijkheden en van de beperkingen en risico's van de informatiestromen alsmede van de context, waarin informatie wordt gegeven. Ondanks de vele initiatieven op het gebied van media-educatie is er volgens de toelichting geen garantie dat alle kinderen op systematische wijze leren omgaan met de media, terwijl media-educatie in dit moderne informatietijdperk onmisbaar is voor iedere leerling en onderdeel uit zou moeten maken van de lesstof. (zie noot 1)In dat verband wijst de Raad erop dat de gedachte om scholen wettelijk te verplichten media-educatie te verzorgen, voor het eerst in 1996 door de Raad voor Cultuur onder woorden is gebracht. (zie noot 2) In een daaropvolgend advies uit 2005 stelt de Raad voor Cultuur dat media-educatie verbreed moet worden naar mediawijsheid, aangezien media-educatie te passief is, omdat zij alléén gericht is op begrip en inzicht, en niet op actieve omgang met de media, en bovendien te defensief is, omdat zij te veel gericht is op bescherming tegen de negatieve invloeden van de media. (zie noot 3)In een brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 9 oktober 2006 gaf de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een reactie op dit laatste advies. Uit deze brief blijkt dat de minister, in lijn met het advies van de Raad voor Cultuur, het niet noodzakelijk acht om media-educatie in het onderwijs wettelijk verplicht te stellen, aangezien de kerndoelen in het primair en voortgezet onderwijs ruim voldoende aanknopingspunten bieden om leerlingen mediawijs te maken. (zie noot 4) Wat betreft het primair onderwijs wordt bij de kerndoelen Nederlands, Engels, Rekenen en Wiskunde expliciet genoemd dat "de leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en voor anderen". Voor het voortgezet onderwijs zijn eisen op het gebied van media-educatie, informatica, verzameling van gegevens en andere relevante vaardigheden opgenomen in de examenprogramma's van in principe alle vakken, aldus de minister. (zie noot 5) Voorts wordt in de brief benadrukt dat het regeringsbeleid erop gericht is om scholen steeds meer ruimte te geven om eigen keuzen te maken met betrekking tot het schoolbeleid en de uitwerking daarvan in schoolspecifieke onderwijscurricula. Ten slotte geeft de minister in de brief een overzicht van de vele thans bestaande initiatieven die toezien op aspecten van mediawijsheid. De minister merkt op dat scholen de ruimte hebben om mediawijsheid in het onderwijs te integreren en dat ze hierbij worden gestimuleerd en gefaciliteerd. (zie noot 6)De Raad constateert dat de initiatiefnemer in de toelichting de inzichten en argumenten, naar voren gebracht door de minister, niet bespreekt. Evenmin wordt vastgesteld en gemotiveerd dat er in de praktijk problemen zijn gerezen op het gebied van media-educatie, of dat er op scholen te weinig aandacht wordt besteed aan dit vakgebied. Daarnaast wordt er niet ingegaan op het feit dat onderwijstijd schaars is en dat aparte aandacht voor media-educatie onvermijdelijk ten koste gaat van aandacht voor andere vakgebieden.De Raad is, tegen deze achtergrond, van oordeel dat de noodzaak van een wettelijke verplichting tot het vastleggen van media-educatie als afzonderlijke onderwijsactiviteit, uitmondend in een afzonderlijk kerndoel, niet vaststaat.Onverminderd het bovenstaande wijst de Raad op het volgende.2.KerndoelenHet wetsvoorstel wijzigt de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van media-educatie; volgens het opschrift, de aanhef en de toelichting wordt media-educatie een kerndoel. De Raad wijst op het feit dat in deze wetten onderwijsactiviteiten geregeld worden die bij algemene maatregel van bestuur in kerndoelen worden uitgewerkt. In zoverre strekt het wetsvoorstel niet direct tot invoering van media-educatie als kerndoel, zoals de aanhef lijkt te suggereren. De Raad adviseert daarom de term 'kerndoelen' in de aanhef en de toelichting te vervangen door de term 'onderwijsactiviteit'.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kuiken houdende regels voor het vaststellen van parkeertarieven per minuut bij kortdurend parkeren (Wet vaststelling parkeertarieven per minuut), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Kuiken houdende regels voor het vaststellen van parkeertarieven per minuut bij kortdurend parkeren (Wet vaststelling parkeertarieven per minuut), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 augustus 2013 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kuiken houdende regels voor het vaststellen van parkeertarieven per minuut bij kortdurend parkeren (Wet vaststelling parkeertarieven per minuut), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Klaver, Asscher, Beckerman, Jetten, Dik-Faber, Yesilgöz-Zegerius en Agnes Mulder houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Klaver, Asscher, Beckerman, Jetten, Dik-Faber, Yesilgöz-Zegerius en Agnes Mulder houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 juni 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Klaver, Asscher, Beckerman, Jetten, Dik-Faber, Yesilgöz-Zegerius en Agnes Mulder houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet), met memorie van toelichting.Het eerder ingediende initiatiefwetsvoorstel voor een Klimaatwet voorziet in klimaatdoelstellingen voor de regering en in een kader voor de ontwikkeling, effectmeting en wijze van verantwoording van beleid gericht op het halen van die doelstellingen. De voorliggende nota van wijziging wijzigt het initiatiefwetsvoorstel. De opzet van het initiatiefwetsvoorstel blijft behouden, maar onderdelen worden aangepast. Zo past de nota van wijziging de klimaatdoelstellingen aan en wijzigt deze enkele instrumenten van het beleidskader, alsmede het beoordelingsmechanisme dat daaraan gekoppeld is.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de nota van wijziging expliciet te regelen dat de keuze voor en de prioritering van te treffen maatregelen voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen mede geschiedt op basis van kostenefficiëntie. Ook adviseert de Afdeling onder meer om de borgingscyclus van het tot stand te komen Klimaatakkoord af te stemmen op de beleidscyclus van het wetsvoorstel met een vijfjaarlijks Klimaatplan en een jaarlijkse Klimaatnota. De Afdeling benadrukt ten slotte dat met het initiatiefwetsvoorstel niet alleen de regering een verantwoordelijkheid krijgt voor de klimaatdoelstellingen en voor een consistent beleid voor de lange termijn, maar ook de Staten-Generaal. Haar past wat dat betreft geen vrijblijvende houding.1.De nota van wijzigingOp 24 november 2015 presenteerden Klaver en Samsom een initiatiefwetsvoorstel voor een Klimaatwet. Het initiatiefwetsvoorstel voorziet enerzijds in klimaatdoelstellingen voor de regering en anderzijds in een kader voor de ontwikkeling, effectmeting en wijze van verantwoording van beleid gericht op het halen van die doelstellingen. Juist de klimaatopgave vergt een consistent klimaatbeleid voor de lange termijn. Het initiatiefwetsvoorstel voor een Klimaatwet brengt dat tot uitdrukking. Het initiatiefwetsvoorstel geeft ook mede invulling aan verplichtingen die volgen uit de Overeenkomst van Parijs. (zie noot 1)Op 15 december 2016 heeft de Afdeling over het initiatiefwetsvoorstel advies uitgebracht. (zie noot 2) Naar aanleiding van dat advies is het oorspronkelijke initiatiefwetsvoorstel van Klaver en Samsom op onderdelen aangepast. (zie noot 3) De nota van wijziging wijzigt dat aangepaste initiatiefwetsvoorstel. De algehele opzet van het initiatiefwetsvoorstel voor een Klimaatwet - enerzijds klimaatdoelstellingen voor de regering en anderzijds een kader voor de ontwikkeling, effectmeting en wijze van verantwoording van beleid gericht op het halen van die doelstellingendoelstellingen - blijft met de nota van wijziging behouden. De nota van wijziging wijzigt het initiatiefwetsvoorstel zoals dat luidt na het advies van de Afdeling alleen op onderdelen.De nota van wijziging voorziet in drie aangepaste klimaatdoelstellingen. Ten eerste een hoofddoel met als resultaatsverplichting 95% broeikasgasreductie in Nederland in 2050 ten opzichte van 1990. (zie noot 4) Ten tweede een tussendoel met als streefwaarde 49% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990. (zie noot 5) Ten derde een nevendoel met als streefwaarde 100% C02-neutrale elektriciteitsproductie in 2050. (zie noot 6)De nota van wijziging schrapt en vervangt enkele instrumenten van het beleidskader. Het vijfjaarlijkse Klimaatplan blijft bestaan. (zie noot 7) De Klimaatbegroting en het Klimaatjaarverslag worden geschrapt. Daarvoor in de plaats komt een jaarlijkse Klimaatnota. (zie noot 8) Tevens komt er op grond van de nota van wijziging iedere twee jaar een rapportage over de voortgang van de uitvoering van het Klimaatplan. (zie noot 9) De Klimaatnota bevat die rapportage, als deze is uitgevoerd. (zie noot 10) Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) brengt ten behoeve van de Klimaatnota eenmaal per jaar een klimaat- en energieverkenning (KEV) uit (zie noot 11). Het aldus gewijzigde beleidskader sluit aan bij de cyclus van het nieuwe beleidskader van de Europese Unie dat nu in voorbereiding is. (zie noot 12)Ten slotte past de nota van wijziging het beoordelingsmechanisme aan. De taak die wat dat betreft in het initiatiefvoorstel was toebedeeld aan een "Klimaatcommissie" wordt - in gewijzigde vorm - vervangen door een taak voor de Afdeling advisering van de Raad van State. Zij wordt over het Klimaatplan en de Klimaatnota "gehoord". (zie noot 13)2.KostenDe nota van wijziging regelt dat het Klimaatplan een beschouwing bevat van de gevolgen die het te voeren klimaatbeleid van de regering heeft op de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden, de werkgelegenheid inclusief scholing en opleiding van werknemers, de ontwikkeling van de economie en het tot stand komen van een eerlijke transitie. De nota van wijziging bevat een vergelijkbare bepaling met betrekking tot de Klimaatnota.a.Totale kostenDe voorgestelde bepalingen gaan vooral over wie de rekening moet gaan betalen en daarmee over (een eerlijke) verdeling van de lasten. (zie noot 14) Deze bepalingen veronderstellen allereerst dat er inzicht is in de totale kosten die zijn verbonden aan het treffen van maatregelen om de klimaatdoestellingen te bereiken. Dat is echter niet geregeld.De Afdeling adviseert de nota van wijziging op dit punt te verduidelijken.b.KostenefficiëntieDe voorgaande bepalingen lijken niet te zien op kostenefficiëntie. Zoals de minister van de Economische Zaken en Klimaat bij de aanbieding van de Hoofdlijnen van een Klimaatakkoord in een brief aan de Staten-Generaal uiteenzetteis kostenefficiëntie van de te treffen maatregelen essentieel voor het draagvlak van het klimaatbeleid, omdat het bereiken van de doelstellingen onvermijdelijk veel geld gaat kosten. (zie noot 15) Bovendien geldt ook op Europees niveau dat de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze moeten worden verminderd. (zie noot 16) Gelet op het belang van kostenefficiënte adviseert de Afdeling expliciet te regelen dat de keuze voor en de prioritering van te treffen maatregelen mede geschiedt op basis van kostenefficiëntie.De Afdeling adviseert de nota van wijziging op dit punt aan te vullen.3.WetgevingsagendaVoor het bereiken van de klimaatdoelen zal nu en in de toekomst veel regelgeving moeten worden aangepast en ontworpen. In de toelichting wordt dit onderkend. (zie noot 17) De nota van wijziging schrijft voor dat het Klimaatplan "de maatregelen" bevat die worden getroffen zodat de klimaatdoelen worden bereikt. (zie noot 18) Onduidelijk is of het hier ook gaat om de te treffen juridische maatregelen in de vorm van een soort "wetgevingsagenda". Inzicht in zon wetgevingsagenda is wel van belang, gelet op de hoeveelheid regelgeving die er naar verwachting aankomt en de tijd die met de totstandkoming daarvan gepaard gaat. De Afdeling adviseert expliciet te regelen dat het Klimaatplan ook een wetgevingsagenda bevat, naast het overzicht van de andere maatregelen die ingezet zullen worden.De Afdeling adviseert de nota van wijziging aldus aan te vullen.4.Het KlimaatakkoordThans wordt gewerkt aan de totstandkoming van een Nationaal Klimaatakkoord. De toelichting vermeldt dat dit akkoord een belangrijk deel van de maatregelen zal bevatten waarmee de regering zijn klimaatdoelen beoogt te bereiken. Deze maatregelen zullen input vormen voor het Klimaatplan dat op grond van deze wet moet worden opgesteld, aldus de toelichting. Verder vermeldt de toelichting dat voor de monitoring en borging van het klimaatakkoord met partijen een cyclus moet worden afgesproken die enerzijds ruimte biedt voor adaptief beleid van alle partijen en anderzijds zorgt voor de benodigde lange termijn zekerheid en duidelijkheid van het beleid. Deze borgingscyclus moet volgens de toelichting nog worden uitgewerkt. (zie noot 19)Het voorgaande suggereert dat het Klimaatakkoord nogal los staat van het Klimaatplan en dat beiden hun "eigen" cyclus hebben. Dat eerste is niet waar; dat tweede vormt, als dat echt zo bedoeld zou zijn, een bestuurlijk risico. Een Klimaatakkoord moet immers - dat zegt ook de toelichting - vertaald worden in het Klimaatplan. De cyclus van het wetsvoorstel - een vijfjaarlijks Klimaatplan, een jaarlijkse Klimaatnota aan de hand van een klimaat- en energieverkenning van het PBL en een tweejaarlijkse rapportage over de voortgang van de uitvoering van het Klimaatplan - moet daarom tevens het vehikel kunnen vormen om de voortgang van het akkoord te borgen.De Afdeling adviseert de borging van het Klimaatakkoord af te stemmen op de cyclus van het wetsvoorstel.5.Verantwoordelijkheid Staten-GeneraalDe bedoeling van het initiatiefwetsvoorstel voor een Klimaatwet is de regering te sterken in het voeren van een consistent klimaatbeleid voor de lange termijn. De Staten-Generaal controleren dat regeringsbeleid. Het initiatiefwetsvoorstel moet, zoals de toelichting bij de nota van wijziging ook vermeldt, enerzijds het stabiele kader bieden, met de stip op de horizon, dat alle partijen in de samenleving langjarige zekerheid geeft. Anderzijds moeten de regering en de Staten-Generaal ook hun verantwoordelijkheid nemen en een bijdrage leveren, en bereid zijn om elkaar daarop aan te spreken, aldus de toelichting. (zie noot 20)De Afdeling merkt daarbij het volgende op. De toelichting wekt op plaatsen de indruk dat het initiatiefwetsvoorstel uitsluitend is bedoeld als middel voor de Staten-Generaal om de regering af te rekenen op het bereiken van de doelstellingen. (zie noot 21) Daarin komt vooral de controlerende taak van de Staten-Generaal tot uitdrukking. Het beleid dat nodig is om de klimaatdoelstellingen te bereiken zal in voorkomende gevallen ook zijn beslag moeten krijgen in concrete wettelijke maatregelen. Het kan niet zo zijn dat de Staten-Generaal weliswaar in abstracto de Klimaatwet onderschrijven, maar dat zij, wanneer het aankomt op ondersteuning van wettelijke maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van beleid, onder omstandigheden niet thuis geven. De Afdeling benadrukt dat met het initiatiefwetsvoorstel niet alleen de regering een verantwoordelijkheid krijgt voor de klimaatdoelstellingen en voor een consistent beleid voor de lange termijn, maar ook de Staten-Generaal. Haar past wat dat betreft geen vrijblijvende houding.De Afdeling adviseert dit in de toelichting tot uiting te brengen.6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Vos tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met het opnemen van een verbod tot het gebruik van kernenergie als bron voor het opwekken van elektriciteit, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Vos tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met het opnemen van een verbod tot het gebruik van kernenergie als bron voor het opwekken van elektriciteit, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 januari 2003, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Vos tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met het opnemen van een verbod tot het gebruik van kernenergie als bron voor het opwekken van elektriciteit, met memorie van toelichting.Het initiatiefvoorstel strekt tot een drietal verboden.In de eerste plaats is het verboden een inrichting op te richten, in werking te brengen of in werking te houden, waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt ten behoeve van het opwekken van elektriciteit (artikel 14a, eerste lid).In de tweede plaats is het verboden een inrichting op te richten, in werking te brengen of in werking te houden, waarin splijtstoffen kunnen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt of opgeslagen ten behoeve van het opwekken van elektriciteit (artikel 14a, eerste lid).In de derde plaats ziet het initiatiefwetsvoorstel op een verbod tot het, zonder vergunning, buiten werking stellen of ontmantelen van een inrichting waarin dergelijke elektriciteit wordt opgewekt (artikel 14, tweede lid). Dit verbod geldt thans reeds op grond van het huidige artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet (KEW). Deze bepaling wordt in het initiatiefwetsvoorstel gewijzigd.Verder behelst het initiatiefwetsvoorstel een strafbaarstelling (de artikelen 80 en 1a van de Wet op de economische delicten) en een schadevergoedingsregeling.De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen met betrekking tot het verbod tot het opwekken van elektriciteit, de Europese aspecten, de beëindigingsvergunning, de systematiek, de atoomstroom uit het buitenland, het oprichten en in werking hebben en de wijziging van de inrichting. De Raad is tot het oordeel gekomen dat in elk geval het vergunninginstrument in het wetsvoorstel nadere beschouwing verdient, gelet op de complicaties die in het hierna volgende worden uiteengezet.1.Het verbod tot opwekken van elektriciteitIn het huidige artikel 20a KEW is bepaald dat het bevoegd gezag de vergunning kan intrekken indien dat ter bescherming van de bij of krachtens artikel 15b aangewezen belangen noodzakelijk is. In de toelichting wordt aangegeven dat is getracht met een beroep op deze bepaling de kerncentrale Borssele te sluiten met ingang van 2004. Men is er echter destijds niet in geslaagd het beoogde resultaat op deze wijze te bereiken. (zie noot 1)Het is een politieke keuze om bij wet de sluiting alsnog af te dwingen door een algemeen geldend verbod om kernenergie te gebruiken als bron voor het opwekken van elektriciteit (artikel 14a, eerste lid). Het gevolg van dit wetsvoorstel is dat een (bestuursrechterlijke) rechterlijke toetsing van de noodzaak tot bescherming van de door de KEW beoogde belangen achterwege blijft.In de toelichting op het wetsvoorstel wordt slechts ingegaan op de enige momenteel werkende kerncentrale voor elektriciteitsproductie in Nederland, kerncentrale Borssele, zijnde de enige inrichting waarop het voorgestelde verbod betrekking zal gaan hebben. (zie noot 2) Het wetsvoorstel geldt echter tevens voor inrichtingen in Nederland waar splijtstoffen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt en opgeslagen, anders dan voor medische toepassingen en onderzoeksdoeleinden. Hieronder valt bijvoorbeeld de verrijkingsfabriek URENCO in Almelo. (zie noot 3) Het is de vraag of de initiatiefneemster heeft beoogd deze inrichting eveneens onder de werking van de voorgestelde verboden te brengen.De Raad adviseert hier in de toelichting op in te gaan.2.Europeesrechtelijke aspectenZoals gezegd ziet het wetsvoorstel primair op het verbieden van het vrijmaken van kernenergie en het vervaardigden, bewerken, verwerken en opslaan van splijtstoffen ten behoeve van het opwekken van elektriciteit. Het verbod van het gebruik van kernenergie voor de productie van elektriciteit kan worden beschouwd als een beperking van het vrije vestigingsrecht in de zin van artikel 43 van het EG-verdrag. Het vestigingsrecht houdt in het recht om economische activiteiten te verrichten vanuit een vestiging op het grondgebied van een andere lidstaat. Hoewel het eindproduct (atoomstroom) nog steeds vrij zal kunnen worden ingevoerd, betreft het verbod van het onderhavige wetsvoorstel het onmogelijk maken van een bepaalde economische activiteit. Voor dit verbod zal derhalve een beroep moeten worden gedaan op een uitzonderingsmogelijkheid van de rule of reason.Dit geldt eveneens voor het verbod voor splijtstoffen. Euratom is eigenaar van alle bijzondere splijtstoffen in de lidstaten (artikel 86 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna: EGA). De rechtmatige bezitter van die stoffen - die worden opgesomd in artikel 197 EGA - houdt evenwel "het meest uitgebreide recht tot gebruik en verbruik", zij het onder voorbehoud van de Verdragsverplichtingen (artikel 87 EGA). Andere splijtstoffen vallen zonder meer onder de regels over de gemeenschappelijke markt voor kernenergie (artikelen 92-100 EGA). Die bepalingen zijn volgens artikel 92 EGA van toepassing op de goederen en producten die voorkomen op de lijsten van Bijlage IV bij het EGA. Splijtstoffen, met inbegrip van de zogenaamde bijzondere splijtstoffen, maar ook bijvoorbeeld kernreactoren, komen op deze lijsten voor. Volgens artikel 93 EGA moeten de lidstaten onderling alle douanerechten op in- en uitvoer, of heffingen van gelijke werking en elke kwantitatieve beperking van de in- en uitvoer verbieden. De lidstaten hebben dat per 1 januari 1959 gedaan. Volgens artikel 305, tweede lid, van het EG-verdrag mogen de bepalingen van het EG-verdrag geen afbreuk doen aan die van het EGA. Voorzover het vrije verkeer al niet wordt gewaarborgd door artikel 93 EGA, zal het Hof de EG-bepalingen over het vrije goederenverkeer op de Euratom-produkten van toepassing achten. Dientengevolge moet voor de regeling over de splijtstoffen - omdat het onderhavige verbod een maatregel van gelijke werking is - eveneens een beroep worden gedaan op de uitzonderingsmogelijkheid van de rule of reason.Voor de toepasselijkheid van de uitzonderingsmogelijkheid van de rule of reason op de beide verboden geldt het volgende. Er zijn communautaire regelingen ter bescherming van de betrokken belangen, te weten het EGA zelf, alsmede de op basis van dat Verdrag genomen uitvoeringsbesluiten. Wat betreft de milieubescherming ontbreekt een communautaire regeling, terwijl de initiatiefneemster zich uitdrukkelijk beroept op deze grond.Volgens de toelichting wordt het voorstel gemotiveerd door overwegingen van veiligheidsrisico's en milieueffecten, zoals lozingen van radioactief materiaal met grote gevolgen voor mensen, dieren en planten; het risico van ongelukken; het risico van terroristische aanslagen; het risico van proliferatie van radioactief materiaal en opgewerkt afval als een blok aan het been voor toekomstige generaties.Verder gelden de maatregelen in kwestie, dat wil zeggen de beide verboden, zonder onderscheid voor ingevoerde en nationale grondstoffen en berusten zij op een dwingend openbaar belang.Een probleem doet zich echter voor bij de voorwaarde dat de maatregelen niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is voor en evenredig moeten zijn aan het bereiken van het gestelde (milieu)doel. Blijkens de toelichting is het wetsvoorstel uitsluitend gericht op de sluiting van de kerncentrale Borssele en is het de bedoeling dat de overige nucleaire inrichtingen, zoals bijvoorbeeld de inrichting in Almelo, buiten beschouwing blijven. De initiatiefneemster beoogt kennelijk met de voorgestelde verboden dergelijke inrichtingen ongemoeid te laten. De maatregelen kunnen daarom niet als noodzakelijk en in ieder geval niet als evenredig aan het gewenste doel worden beschouwd, dan zouden ze alle inrichtingen moeten betreffen.De Raad adviseert in de toelichting aan dit punt aandacht te besteden.3.De beëindigingsvergunningIn de voorliggende wijziging is in artikel 14a, tweede lid, een verbod opgenomen om zonder vergunning een kerncentrale buiten werking te stellen of te ontmantelen. Deze vergunning wordt hier kortheidshalve aangeduid als de beëindigingsvergunning. De beëindigingsvergunning geeft aanleiding tot een aantal opmerkingen die betrekking hebben op de systematiek (I) en de instrumentkeuze (II), welke hier achtereenvolgens aan de orde worden gesteld.I.De systematiekIn de voorgestelde wijziging wordt een nieuwe afdeling in de KEW opgenomen, waarin onder meer een vergunninginstrument (artikel 14a, tweede lid) voorkomt. De huidige afdeling 2 wordt in het wetsvoorstel doorgenummerd tot afdeling 3. Deze afdeling heeft als opschrift "Vergunningen" en betreft drie verboden (artikel 15, onder a, b en c). Zij regelt het tot vergunningverlening bevoegd gezag, de toetsingsgronden, de te volgen procedure en de bevoegdheden tot het verbinden van voorschriften aan de vergunning, het verlenen van de vergunning onder beperkingen en het wijzigen en intrekken van de vergunning. Over de systematiek merkt de Raad het volgende op.a.Ontbreken regelingIn het wetsvoorstel ontbreekt wat betreft de beëindigingsvergunning een aanduiding van het bevoegd gezag, de toetsingsgronden, de procedure en de mogelijkheid om voorschriften aan de vergunning te verbinden, de vergunning onder beperking te verlenen, de vergunning te wijzigingen en in te trekken. De bepalingen van de huidige afdeling 2 zijn niet onverkort van toepassing op de voorgestelde vergunning. In een aantal bepalingen is expliciet bepaald voor welke vergunning zij gelden en voor het overige kan uit de systematiek van de afdeling worden afgeleid dat zij niet van (rechtswege van) toepassing zijn op de voorgestelde beëindigingsvergunning.Wanneer door de initiatiefneemster wordt beoogd de huidige afdeling 2 van toepassing te laten zijn op de beëindigingsvergunning, adviseert de Raad deze afdeling zodanig aan te passen dat expliciet wordt bepaald welke vergunning(en) afdeling 2 beoogt te reguleren. Daarbij dient rekenschap te worden gegeven van de hieruit voortvloeiende consequenties (zie tevens onder b en c).b.Milieu-effectbeoordelingEén van de gevolgen van hetgeen is gesteld onder a betreft de van toepassing zijnde besluitvormingsprocedure die moet worden gevolgd bij de beslissing omtrent de vergunning. In artikel 17 KEW zijn de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alsmede de paragrafen 8.1.3.2 en 8.1.3.3 van de Wet milieubeheer (WMB) van toepassing verklaard op vergunning krachtens artikel 15 KEW. Voor de vergunningen die volgens deze procedure tot stand komen geldt de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapport (hierna: de m.e.r. plicht). (zie noot 4)In de huidige systematiek geldt derhalve voor de vergunning betreffende het buiten gebruik stellen en ontmantelen van een kerncentrale een m.e.r.-plicht (artikel 15, onder b, KEW).Zoals hiervoor is aangegeven ontbreekt voor de voorgestelde beëindigingsvergunning van artikel 14a, tweede lid, een besluitvormingsprocedure. Zoals gezegd ziet artikel 17 KEW op de vergunningen krachtens artikel 15 KEW, doch niet op het voorgestelde artikel 14a, tweede lid. Dientengevolge zijn de afdelingen van de Awb en de WMB niet van toepassing op het voorgestelde artikel 14a, tweede lid en daarmee evenmin de m.e.r.-plicht.De m.e.r.-plicht voor het buitengebruikstelling en de ontmanteling van een kerncentrale vloeit echter rechtstreeks voort uit de Europese richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. (zie noot 5) Het wetsvoorstel dient derhalve zodanig te worden gewijzigd dat afdeling 3.5 Awb (deels) van toepassing is op de beëindigingsvergunning, zodat alsnog de m.e.r.-plicht ingevolge de WMB en (categorie 22.3 van Bijlage, Onderdeel C van) het Besluit milieueffectrapportage 1994 geldt en dientengevolge kan worden voldaan aan de Europeesrechtelijke verplichting.c.IntrekkingHiervoor is gewezen op de bevoegdheid tot het intrekken van de vergunning, indien dat ter bescherming van de bij of krachtens artikel 15b aangewezen belangen noodzakelijk is (artikel 20a KEW). In artikel 20a KEW wordt gesproken over "de vergunning", zonder verdere aanduiding van de wettelijke grondslag. Wanneer de initiatiefneemster van mening is dat de huidige afdeling 2, en daarmee artikel 20b, van toepassing is op de beëindingsvergunning, kan zich de volgende situatie voordoen. Een belanghebbende (bijvoorbeeld de eigenaar) kan aan het bevoegd gezag verzoeken toepassing te geven aan artikel 20a KEW. Het bestuursorgaan behoort, indien sprake is van een noodzaak, de beëindigingsvergunning in te trekken. De beëindiging van de inrichting die ingevolge artikel 14, eerste lid, is geboden, kan in dat geval derhalve niet rechtmatig plaatsvinden.II.Instrumentkeuzea.Complicaties van de keuzeHet voorgestelde vergunningstelsel vormt aanleiding tot een lastige afstemmingsproblematiek in de praktijk. Doordat de voorgestelde verboden van artikel 14a, eerste en tweede lid, tegelijkertijd in werking treden, is het per 1 januari 2004 verboden een inrichting ten behoeve van elektriciteitsopwekking in werking te hebben én om deze zonder vergunning te beëindigen. Om een bestaande inrichting rechtmatig te beëindigen, dient de inrichtingdrijver derhalve op het tijdstip van inwerkingtreding van het wetsvoorstel reeds in het bezit te zijn van een rechtsgeldige beëindigingsvergunning.Wanneer dit niet het geval is, bijvoorbeeld omdat de vergunningaanvraag niet (tijdig) is aangevraagd of de aanvraag is geweigerd, handelt de inrichtingdrijver in strijd met het verbod van artikel 14, eerste lid. Hiermee verkeert hij in de situatie waar hij op geen enkele wijze rechtmatig kan handelen: hij drijft een inrichting, welke op grond van artikel 14, eerste lid, is verboden, maar kan dit strijdige handelen niet zonder vergunning ingevolge artikel 14, tweede lid, rechtmatig beëindigen.Eenzelfde situatie doet zich voor gedurende de periode dat de vergunning weliswaar is aangevraagd, maar nog niet is verleend of bij voorlopige voorziening is geschorst.Het om deze reden (ontbreken vergunning) in strijd handelen met het verbod van het voorgestelde artikel 14a, eerste lid, levert een conflict van plichten op dat strijdig is met het rechtszekerheidsbeginsel. Daarmee wordt de handhaafbaarheid en de effectiviteit van het wetsvoorstel aangetast.Als gevolg van het reguleren van de beëindiging door een vergunninginstrument kan de nodige vertraging ontstaan. Deze vertraging wordt bijvoorbeeld veroorzaakt doordat de besluitvormingsprocedure van (delen van) afdeling 3.5 Awb, zoals in punt 3, I, onder b, is betoogd, van toepassing behoort te zijn. Verder bestaat de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de beschikkingverlening. In het onderhavige geval is de eigenaar van de inrichting een belangrijke belanghebbende, die een groot belang heeft bij de voortzetting van de inrichting en vertraging in de verlening van de beëindigingsvergunning. Het is niet ondenkbaar dat hij alle mogelijkheden zal aangrijpen om de verlening van de beëindiginigsvergunning te vertragen. Dit kan uiteenlopen van instellen van beroep tegen de vergunningvoorschriften, het aanvragen van voorlopige voorzieningen, het verzoeken om intrekking etc.b.NoodzaakDe Raad is niet overtuigd van de noodzaak om de beëindiging te reguleren door middel van een vergunningstelsel. Er bestaat een noodzaak tot het reguleren van activiteiten via het instrument vergunning wanneer de behoefte aan een individuele beoordeling groot is en een individueel gerichte aanpak (maatwerk) nodig is, bijvoorbeeld door de omgeving waarin de activiteit plaatsvindt. Maar dit wetsvoorstel ziet op de sluiting van één of slechts enkele inrichtingen. De nadere regels, inhoudende de materiële normstelling voor een goede beëindiging van deze inrichting, kan derhalve eveneens plaatsvinden via al dan niet gedelegeerde wetgeving. De voordelen van een regeling bij dergelijke algemeen verbindend voorschriften zijn gelegen in kenbaarheid omtrent de rechten en plichten van de burger, voorafgaand aan het overheidshandelen, en de betrokkenheid van de Staten-Generaal. De nadelen zijn echter wel dat een (bestuursrechterlijke) rechtelijke toetsing achterwege blijft en geen MER behoeft te worden gemaakt.De Raad adviseert het vergunninginstrument nader te bezien, mede gelet op hetgeen hiervoor onder a en onder punt I is aangegeven. Indien de initiatiefneemster van mening blijft dat de beëindiging dient te worden geregeld bij vergunning, adviseert de Raad in de toelichting rekenschap te geven van de hier aangegeven consequenties en het wetsvoorstel aan te passen.4.SchadevergoedingIn het wetsvoorstel is voorzien in een schadevergoedingsregeling (artikel II). Degene die een inrichting als bedoeld in artikel 14a van het wetsvoorstel drijft kan verzoeken om een schadevergoeding. Deze vergoeding betreft de kosten die redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening horen te komen en wordt naar billijkheid bepaald. In de toelichting wordt niet ingegaan, anders dan op vertragingschade, op welke wijze moet worden bepaald wat onder "billijk" en "redelijkerwijs" voor zijn rekening dient te worden verstaan.De Raad adviseert zulks alsnog te doen. Daarbij ware tevens aan te geven waarom wel is voorzien in de mogelijkheid van een volledige schadeloosstelling.5.Atoomstroom buitenlandIn de toelichting op het initiatiefvoorstel is de verwachting geuit dat zonder een wettelijk verbod als hier voorgesteld kernenergie deel blijft uitmaken van de Nederlandse energievoorziening. (zie noot 6) Aldus wordt de indruk gewekt dat na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel kernenergie in het geheel geen deel meer uitmaakt van de Nederlandse energievoorziening. Hiermee wordt voorbijgegaan aan de atoomstroom uit het buitenland.De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op dit punt.6.Wijzigen van de inrichtingDe Raad onderschrijft het ontbreken van de activiteit "wijzigen" van de inrichting in het initiatiefwetsvoorstel, dat wel wordt genoemd in artikel 15 KEW. Het wijzigen van de inrichting wordt ondervangen door het algemene verbod de inrichting in werking te houden (hebben). De Raad adviseert wel in de toelichting hierop in te gaan.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Çelik tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde de regels voor bekostiging van een nieuwe school aan te scherpen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Çelik tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde de regels voor bekostiging van een nieuwe school aan te scherpen, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 maart 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Çelik tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde de regels voor bekostiging van een nieuwe school aan te scherpen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ypma en Voordewind houdende wijziging van de Wet primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra ten einde levensbeschouwelijk onderwijs en godsdienstonderwijs op openbare scholen te bekostigen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Ypma en Voordewind houdende wijziging van de Wet primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra ten einde levensbeschouwelijk onderwijs en godsdienstonderwijs op openbare scholen te bekostigen, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 juli 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ypma en Voordewind houdende wijziging van de Wet primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra ten einde levensbeschouwelijk onderwijs en godsdienstonderwijs op openbare scholen te bekostigen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Waalkens houdende strafbaarstelling van het plegen van seksuele handelingen met dieren en pornografie met dieren (verbod seks met dieren), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Waalkens houdende strafbaarstelling van het plegen van seksuele handelingen met dieren en pornografie met dieren (verbod seks met dieren), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 april 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Waalkens houdende strafbaarstelling van het plegen van seksuele handelingen met dieren en pornografie met dieren (verbod seks met dieren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van der Ham, De Wit en Teeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van der Ham, De Wit en Teeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 november 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van der Ham, De Wit en Teeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Koer Kaya en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren), met memorie van toelichting. Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Koer Kaya en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren), met memorie van toelichting. Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 5 november 2010 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Koer Kaya en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van partneralimentatie (Wet herziening partneralimentatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van partneralimentatie (Wet herziening partneralimentatie), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 juni 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van partneralimentatie (Wet herziening partneralimentatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen en Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet in verband met de regulering van de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen (Wet regulering voor- en achterdeur van coffeeshops), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen en Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet in verband met de regulering van de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen (Wet regulering voor- en achterdeur van coffeeshops), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 februari 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen en Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet in verband met de regulering van de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen (Wet regulering voor- en achterdeur van coffeeshops), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Raak tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel op politieke ambtsdragers (Wet sociale zekerheid politieke ambtsdragers), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Raak tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel op politieke ambtsdragers (Wet sociale zekerheid politieke ambtsdragers), met memorie van toelichting.Bij brief van de plaatsvervangend Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 juli 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Raak tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel op politieke ambtsdragers (Wet sociale zekerheid politieke ambtsdragers), met memorie van toelichting.De meeste politieke ambtsdragers die een volledige functie vervullen, kennen een eigen uitkeringsregeling voor de situatie van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Deze regeling is neergelegd in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (hierna: Wet Appa (zie noot 1)), en is gunstiger dan die voor werknemers. Het voorstel houdt in dat voor de hiervoor bedoelde ambtsdragers het sociale zekerheidsregime van het overheidspersoneel in de Sector Rijk zal gaan gelden. Dat komt neer op een vermindering van hoogte en duur van de uitkeringen ten opzichte van de huidige situatie; het voorgestelde regime is wel gunstiger dan dat voor werknemers in de particuliere sector. Bovendien zal ingevolge het voorstel voor de bedoelde ambtsdragers een sollicitatieplicht gaan gelden, alsmede een verplichting om passende arbeid te aanvaarden. (zie noot 2)1.Algemeen1.1.Herijking Appa-regimeDe eigen wettelijke regeling van de rechtspositie van politieke ambtsdragers kent een lange ontwikkeling; in 1969 vormde de Wet Appa daarin een volgende stap. (zie noot 3)In de veertig jaar sinds de totstandkoming van de Wet Appa hebben zich de nodige veranderingen voltrokken in de maatschappij, in het politiek-bestuurlijk systeem, alsmede in opvattingen over de aard van politieke ambten en hun vervulling. Deze veranderingen vormen ook naar het oordeel van de Raad van State voldoende reden om de rechtspositionele voorzieningen in de Wet Appa tegen het licht te houden, zoals dat ook door de onderzoekscommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (de commissie-Dijkstal) is gedaan. Daarbij zal dan moeten worden bezien of er nog steeds voldoende reden bestaat voor een eigen rechtspositionele regeling voor politieke ambtsdragers, gelet op de aard en kenmerken van de betrokken ambten, vergeleken met (andere) functies op rijksniveau.Voor deze herijking vormen de uitgangspunten van het stelsel van sociale zekerheid in ons land mede een referentiepunt. Tot die uitgangspunten behoort dat in het algemeen van hen die werkloos worden of arbeidsongeschikt raken, mag worden verwacht dat zij zich ervoor inspannen de duur en omvang van de werkloosheid of arbeidsongeschiktheid naar vermogen te beperken, om aldus niet langer of ruimer een beroep te doen op voorzieningen van sociale zekerheid dan onvermijdelijk of in redelijkheid nodig is. Dit raakt zowel een eventuele sollicitatieplicht voor hen die, door welke oorzaak ook, hun functie verliezen, als eventuele aanpassing van de duur en de hoogte van uitkeringen bij werkloosheid en bij ziekte of arbeidsongeschiktheid.1.2.Het initiatiefvoorstelHet wetsvoorstel richt zich op aanpassing van de regelingen voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid voor politieke ambtsdragers. Blijkens de toelichting is het doel van het voorstel om de sociale zekerheid van politieke ambtsdragers zo veel mogelijk gelijk te stellen met de regelingen zoals deze in het algemeen gelden voor werklozen en arbeidsongeschikten.De initiatiefnemer stelt dat voor politieke ambtsdragers voordelige regelingen gelden bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Hij merkt op dat "ter rechtvaardiging van dit voordelige regime wordt gewezen op het bijzondere karakter van het politieke ambt: politieke ontwikkelingen zouden het politieke bestaan ongewis maken en politici zouden relatief snel hun baan kunnen verliezen." De initiatiefnemer meent evenwel dat "de veronderstelde kwetsbaarheid van politici" wordt gecompenseerd "door een relatief hoog inkomen: politieke ambtsdragers behoren tot de best betaalde functionarissen in de samenleving. Zij hebben over het algemeen een goede opleiding of werkervaring en beschikken veelal over een uitgebreid sociaal netwerk." De initiatiefnemer meent dan ook "dat de regels die politici in de sociale zekerheid maken voor andere burgers, ook voor politieke ambtsdragers zelf moeten gelden." (zie noot 4)Dit doel wordt zonder enige nadere motivering voorop gesteld, waarna al direct de uitwerking volgt. De toelichting geeft aldus vrijwel geen nadere motivering van het voorgaande standpunt, en bevat bovendien geen nadere feitelijke informatie. De Raad van State meent daarom dat het voorstel in zijn motivering tekort schiet. Hij zal hierna, in punt 2, een aantal aspecten noemen die politieke ambten, in vergelijking tot andere functies op de arbeidsmarkt, in het bijzonder kenmerken, en die daarmee naar zijn oordeel van wezenlijk belang zijn te achten voor de regeling van de, in punt 3 te behandelen, rechtspositie van de dragers van deze ambten.2.Enkele kenmerken van politieke ambten en van de vervulling ervana.Belang voor het politiek-bestuurlijk systeemIn de democratische rechtsstaat hebben politieke ambten een centrale plaats en betekenis. Daarmee is de kwaliteit van de in dit voorstel betrokken bekleders van deze ambten van bijzonder belang. Dit betekent onder meer dat voor de vervulling van elk van deze politieke ambten steeds weer voldoende competente personen, met zeer diverse achtergrond en maatschappelijke ervaring, bereid moeten worden gevonden en in staat moeten worden gesteld om zich beschikbaar te stellen, en daarvoor eventueel een andere functie op te geven.Het gaat hier om de bereidheid zich te onderwerpen aan de onderscheiden procedures van kandidaatstelling en selectie, met de openbaarheid die daaraan verbonden is of kan zijn en om de bereidheid de onzekerheden en risico's die verbonden (kunnen) zijn aan de vervulling van een politiek ambt te aanvaarden, mede gelet op de inschatting van de mogelijkheden tot terugkeer naar de arbeidsmarkt in een niet-politiek ambt.Het geheel van rechtspositionele voorzieningen van het desbetreffende politieke ambt zal één van de elementen zijn in de afweging die vooraf gaat aan zon bereidverklaring, zo mag worden verwacht.b.AfbreukrisicoPolitieke ambtsdragers vervullen hun ambt op basis van vertrouwen: van de politieke partij die hen plaatst op de kandidatenlijst en vervolgens van de kiezer, dan wel van het vertegenwoordigend lichaam dat hun bij hun aantreden (ministers), benoeming (gedeputeerden, wethouders) of voordracht tot benoeming (CdK's, burgemeesters, waterschapsvoorzitters) vertrouwen heeft gegeven, tot eventuele wederopzegging (de vertrouwensregel). Het geven en eventueel intrekken van vertrouwen berust veelal mede op overwegingen van politieke aard.Het is daardoor dat de vervulling van een politiek ambt een inherente onzekerheid heeft: het 'lot' van een politiek ambtsdrager hangt in meer of mindere mate af van factoren die liggen buiten zijn persoonlijke hoedanigheden en de kwaliteit van zijn functievervulling. Zo kunnen ministers en Kamerleden hun functie verliezen als gevolg van vervroegde verkiezingen na de val van een kabinet, ook als zij zelf met ontstaan en verloop van de kabinetscrisis niet rechtstreeks van doen hebben gehad.In zoverre verschillen politieke ambten wezenlijk van 'gewone' functies op de arbeidsmarkt, die het referentiekader (lijken te) vormen van het voorstel. Dragers van een politiek ambt lopen, ook vergeleken met overheidspersoneel in de Sector Rijk, door de inherente afwezigheid van baanzekerheid, een specifiek en allerminst illusoir afbreukrisico. Daarin was een van de redenen gelegen voor de wetgever om voor politieke ambtsdragers een eigen rechtspositieregeling te treffen.Ook als (nog) geen sprake is van het opzeggen van vertrouwen in de drager van een politiek ambt door hen tot wie hij in een verantwoordingsrelatie staat, kan betrokkene overigens in een positie komen te verkeren, bijvoorbeeld bij door hem ervaren gebrek aan voldoende verder vertrouwen, of problemen met samenwerking in een college, waarin hij zelf reden vindt, zo niet aanleiding behoort te zien, om te overwegen zijn ambt neer te leggen. Het is in zo'n situatie van belang dat de rechtspositionele voorzieningen niet al op voorhand een bijzondere druk leggen op zijn besluitvorming.De Raad is van oordeel dat de voorgaande aspecten kenmerkend zijn voor politieke ambten en hun vervulling. Daarom dienen zij een wezenlijk onderdeel te vormen van de afweging die voorafgaat aan een eventuele herziening van de rechtspositieregeling van de dragers ervan. Daarbij zal ook aandacht moeten worden gegeven aan de effecten (en neveneffecten) van voorgenomen veranderingen. De Raad acht de motivering van het voorstel in dit perspectief ontoereikend.3.Regeling van de rechtspositie van politieke ambtsdragers3.1.BezoldigingHet voorstel heeft geen betrekking op de bezoldiging van politieke ambtsdragers, maar richt zich op twee andere belangrijke aspecten van de regeling van hun rechtspositie van politieke ambtsdragers. De Raad zal die onderwerpen - de wachtgeldregeling en de invoering van een sollicitatieplicht - hierna bespreken.Het voorstel tot aanpassing van de huidige regeling van deze twee secundaire arbeidsvoorwaarden staat echter tegen de achtergrond van de opvatting van de initiatiefnemer over de primaire arbeidsvoorwaarden van de politieke ambtsdragers, met name het niveau van hun bezoldiging. De initiatiefnemer stelt dat de politieke ambtsdragers behoren tot de best betaalde functionarissen in de samenleving.De Raad is van oordeel dat deze opvatting veel te algemeen is gesteld, en in zoverre niet kan overtuigen. Hij wijst erop dat de salarissen van de verschillende ambtsdragers onderling sterk uiteen lopen. Zo behoren binnen de publieke sector ministers inderdaad tot de best betaalde functionarissen. Bij de vormgeving, in 1981, van de hoogste functies in de publieke en semi-publieke sector is het ministersalaris bewust als het hoogste normsalaris aangemerkt. De Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (commissie-Dijkstal) constateerde dat deze norm zijn geldingskracht heeft verloren. Zij adviseerde het ministersalaris weer tot ijkpunt te maken, om de staatsrechtelijke en politieke eindverantwoordelijkheid van het ambt van minister tot uitdrukking te brengen. (zie noot 5) Het kabinet heeft deze aanbeveling in 2004 overgenomen (zie noot 6), maar de hoogte van de beloning van politieke ambtsdragers nog niet overeenkomstig die aanbeveling aangepast. Zoals bekend, is er in de publieke en semi-publieke sfeer inmiddels een aanzienlijk aantal functies waarvan de bezoldiging hoger ligt dan die van de minister-president zoals voorgesteld in het advies van de commissie-Dijkstal (de zogenoemde Balkenende-norm).De schadeloosstelling van leden van de Tweede Kamer komt overeen met de ambtelijke salarisschaal 16. Binnen ambtelijke organisaties van de rijksoverheid wordt die schaal in het algemeen toegekend aan de functie van directeur. Dat is weliswaar een van de hogere functies, maar zij ligt onder die van directeur-generaal en secretaris-generaal.Het salaris van burgemeesters is afhankelijk van het aantal inwoners in de gemeente en loopt van schaal 11 tot schaal 21, terwijl dat van wethouders is afgeleid van het salaris van de burgemeester in hun gemeente.In vergelijking met kader- en staffuncties in de particuliere sector behoren de functies van (de meeste) politieke ambtsdragers zeker niet zonder meer tot de beter betaalde, en allerminst tot de best betaalde. Daarom wordt ook wel eens geconstateerd dat deze salarissen niet concurrerend werken ten opzichte van functies van vergelijkbaar niveau in het bedrijfsleven.Het voorgaande raakt de houdbaarheid van het standpunt van de initiatiefnemer dat de hoogte van de bezoldiging van politieke ambtsdragers de al aangehaalde 'veronderstelde' kwetsbaarheid van politici voldoende compenseert.De Raad adviseert de toelichting op dit punt te nuanceren, en daarbij recht te doen aan de bevindingen van de commissie-Dijkstal en aan de hierna, in punt 4, te bespreken verscheidenheid binnen de verzameling politieke ambtsdragers.3.2.De wachtgeldregelingBaanzekerheidEen hoofdonderdeel van het voorstel betreft de regeling van het wachtgeld waarop de politieke ambtsdrager aanspraak maakt na het neerleggen van zijn functie. Voor de huidige regeling geldt als rechtvaardiging het risico van baanverlies, waar nodig mede bezien in relatie tot de kansen om elders op de arbeidsmarkt weer nieuw werk te vinden.De initiatiefnemer is van oordeel dat er geen redenen zijn om politieke ambtsdragers voor dit onderdeel van de sociale zekerheid een gunstiger regeling te geven dan die welke geldt voor rijksambtenaren. Zoals hierboven al aangehaald, is zijn opvatting dat politici door politieke ontwikkelingen relatief snel hun baan kunnen verliezen, maar dat deze "veronderstelde" kwetsbaarheid wordt gecompenseerd door een relatief hoog inkomen, terwijl zij bovendien over het algemeen een goede opleiding of werkervaring hebben, en veelal beschikken over een uitgebreid sociaal netwerk.De woorden "veronderstelde kwetsbaarheid" lijken er op te wijzen dat de initiatiefnemer zelf van oordeel is dat geen sprake is van kwetsbaarheid, in de zin van het hiervoor, in punt 2b, bedoelde afbreukrisico. Dat standpunt wordt echter niet gemotiveerd, of met feiten onderbouwd. De toelichting bevat evenmin empirische informatie over ontwikkelingen in de vervulling van de onderscheiden ambten die relevant zijn te achten voor de baanzekerheid. De Raad noemt hier bijvoorbeeld de toegenomen doorloopsnelheid in de Tweede Kamer, (zie noot 7) de effecten van de dualisering op de positie van gedeputeerden en wethouders (sinds de invoering van de dualisering in het gemeentebestuur is het aantal tussentijds aftredende wethouders sterk toegenomen) en de toegenomen betekenis van voldoende vertrouwen in de volksvertegenwoordiging voor de positie van de Cdk en de burgemeester.De Raad is ook hier van oordeel dat het standpunt van de initiatiefnemer te veel generaliseert. Daarmee doet het geen recht aan de hierna, in punt 4, te noemen verscheidenheid, en evenmin aan het hiervoor bedoelde afbreukrisico en aan de omstandigheden waaronder de betreffende ambtsdrager zijn ambt heeft neergelegd.De Raad tekent hierbij aan dat een wettelijk stelsel van sociale zekerheid wordt ontworpen met het oog op de eventualiteit dat een bepaald risico zich voordoet. Het stelsel krijgt pas zijn concrete betekenis wanneer dat risico daadwerkelijk intreedt. Beantwoording van de vraag of een bepaalde voorziening van sociale zekerheid (nog) passend is, zal daarom in ieder geval voldoende recht moeten doen aan die individuele gevallen. In dit verband valt op dat de toelichting geen informatie bevat over het feitelijk gebruik van de Appa-wachtgeldregeling door gewezen politieke ambtsdragers. Evenmin bevat zij informatie over eventuele gevallen die zouden moeten worden aangemerkt als oneigenlijk gebruik van deze vangnetvoorziening, waartegen maatregelen geboden zouden zijn en dat (mede) een aanleiding zou kunnen vormen tot het aanpassen van de regeling.OntslagbeschermingVoor de situatie van het verliezen van een functie is, naast een eventuele wachtgeldvoorziening, ook van belang of er bescherming bestaat bij dergelijk verlies. Op de arbeidsmarkt kunnen werknemers aanspraak doen gelden op ontslagbescherming. Met name als zij een vast dienstverband hebben, kunnen zij alleen worden ontslagen als daarvoor een wettelijke grond bestaat en met inachtneming van wettelijke termijnen. De betrokken werknemer kan via een procedure bewerkstelligen dat de rechter toetst of aan de wettelijke criteria is voldaan. Is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie, dan is ontslag niettemin mogelijk, maar alleen tegen betaling van een afkoopsom.Bij een eventuele aanpassing van de regeling van de rechtspositie van politieke ambtsdragers in de richting van die van werknemers, zoals de initiatienemer voorstaat, verdient de aandacht dat politieke ambtsdragers geen aanspraak kunnen doen gelden op ontslagbescherming. Ontslagbescherming voor politieke ambtdragers verdraagt zich overigens niet met de aard van het politieke ambt. Het valt echter op dat het voorstel geen enkele aandacht besteedt aan dit markante punt van verschil met de rechtspositie van overheidspersoneel in de Sector Rijk.HerintredingskansenIn de werknemersverzekeringen spelen de kansen van een ontslagen werknemer tot het vinden van een nieuwe baan geen rol: hoogte en duur van de uitkering zijn afhankelijk van het arbeidsverleden en het laatst verdiende loon, niet van de kansen om nieuw werk te vinden. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de zogeheten restverdiencapaciteit, en daarmee de hoogte van de uitkering, bepaald door de functies die de betrokkene nog kan vervullen, maar niet door de feitelijke beschikbaarheid van die functies. (zie noot 8)Uit de toelichting valt af te leiden dat de initiatiefnemer erkent dat het voor een voormalig politiek ambtsdrager lang niet altijd gemakkelijk blijkt om een passende werkkring te vinden. Hij verbindt daaraan echter geen gevolgen voor zijn voorstel. In dit verband merkt de Raad op dat sinds de totstandkoming van de Wet Appa het aanzien van de politiek in de samenleving duidelijk is veranderd. Het is inmiddels een ervaringsgegeven geworden dat juist het feit dat betrokkene een politiek ambt heeft vervuld, bezien in samenhang met de omstandigheden waarop daaraan een einde is gekomen, niet altijd als voordeel uitpakt, maar meer dan eens een belemmering vormt voor zijn mogelijkheden tot het - vlot - vinden van een nieuwe functie.De toelichting bevat verder de stelling van de initiatiefnemer dat gewezen politieke ambtsdragers over het algemeen een goede opleiding en werkervaring hebben, en beschikken over een uitgebreid sociaal netwerk. Daarmee lijkt hij te impliceren dat de herintredingskansen voor hen gunstig zijn. De toelichting bevat echter geen informatie over de ervaringen met herintreding van de verschillende typen gewezen politieke ambtsdragers. En ook hier is sprake van vergaande generalisatie.De Raad acht op de voorgaande punten de motivering van het voorstel te mager. Hij adviseert het voorstel in verband daarmee nader te bezien.3.3.Een sollicitatieplichtSollicitatieplichtHet voorstel voorziet tevens in een sollicitatieplicht voor gewezen politieke ambtsdragers. Ook de Raad kan zich er op zichzelf in vinden dat van betrokkenen mag worden verwacht dat zij zich actief inspannen om de wachtgeldperiode niet langer te laten duren dan redelijkerwijs nodig is.Bij de vormgeving van zo'n sollicitatieplicht past wel dat rekening wordt gehouden met de omstandigheden waaronder de vervulling van de functie tot een einde is gekomen. Zo is het tussentijdse ontslag van een politiek ambtsdrager meestal onverwacht en onvoorspelbaar. Bovendien zal een ontslagtermijn die de betrokkene in staat stelt zijn werkzaamheden af te ronden maar ook alvast op zoek te gaan naar ander werk, bij zon tussentijds ontslag - anders dan bij werknemers - niet aan de orde zijn. (zie noot 9)Passende arbeidEen ander aandachtspunt in verband met de sollicitatieplicht vormt de aard van de functie(s) die voor betrokkene passend kunnen worden geacht. Immers, in veel gevallen zal een politiek ambtsdrager eerst een andere functie hebben uitgeoefend. De duur van zijn periode als politiek ambtsdrager, en de aard en inhoud van het betreffende ambt, kunnen mede bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of het reëel is om te verwachten dat betrokkene kan terugkeren naar een eventueel eerder vervuld type functie, dan wel welke andere vorm van arbeid passend kan worden geacht.De Raad mist in de toelichting meer uitgewerkte aandacht voor de voorgaande punten, en adviseert de toelichting aan te vullen.4.Bereik van het voorstelHet voorstel heeft een breed bereik: ministers, leden van de Tweede Kamer en de Voorzitter van de Eerste Kamer, gekozen leden van het dagelijks bestuur van een gemeente (en deelgemeente), provincie en waterschap, en benoemde bestuurders van een provincie, gemeente en waterschap (resp. commissarissen van de Koningin, burgemeesters, voorzitters van een waterschap). Nieuw ten opzichte van de Wet Appa is dat het voorstel zich ook uitstrekt tot de CdK's, burgemeesters en voorzitters van een waterschap: zij komen formeel onder de Wet Appa, maar feitelijk onder werknemersverzekeringen.De Raad merkt op dat tussen deze ambten grote verschillen bestaan: uit een oogpunt van aantrekkingskracht, toegangskansen tot het betreffende ambt, vereiste kwalificaties en loopbaanmogelijkheden, bezoldiging en arbeidsmarktkansen na de vervulling van het ambt. Ook de afbreukrisico's zullen niet voor alle ambten gelijk liggen.De toelichting bij het voorstel gaat geheel voorbij aan deze differentiatie en lijkt vooral te zijn geschreven met het oog op de positie van ministers en leden van de Tweede Kamer.De Raad adviseert om bij de nadere beschouwing van het voorstel die dit advies in overweging geeft waar van toepassing mede recht te doen aan de hiervoor bedoelde verscheidenheid.5.De Nationale ombudsmanDe Wet Appa is mede van toepassing op de drager van het ambt van Nationale ombudsman (alsmede op dat van substituut-ombudsman). In het wetsvoorstel wordt deze functionaris, als enige in de Wet Appa, echter niet onder de werknemersverzekeringen gebracht, omdat - zo stelt de initiatiefnemer - hij niet een politieke ambtsdrager is, maar een Hoog College van Staat. (zie noot 10) Het uitkeringsregime van de Wet Appa zal daardoor nog uitsluitend gaan gelden voor de Nationale ombudsman; de bepalingen in de Wet Appa worden daartoe overgebracht naar de Wet Nationale ombudsman.De inbedding in het staatsbestel maakt dat het ambt van Nationale ombudsman de nodige verschillen vertoont met de politieke ambten waarop het voorstel ziet. Dit geeft voldoende reden voor een eigen, op die kenmerken afgestemde regeling van de rechtspositie van de bekleder van het ambt van Nationale ombudsman.De Raad meent niettemin dat het feit dat het hier gaat om een Hoog College van Staat op zichzelf niet al op voorhand in de weg behoeft te staan aan herijking ook van onderdelen van de huidige rechtspositieregeling van de Nationale ombudsman (te denken valt aan het afwezig zijn van een sollicitatieplicht).Hij adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.6.OvergangsrechtHet voorstel bevat geen overgangsrecht. Omvang en duur van het recht op uitkering zullen worden bepaald door het tijdstip waarop de werkloosheid of arbeidsongeschiktheid intreedt. Dit betekent dat uitkeringsrechten die zijn opgebouwd in het tijdvak gelegen voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zullen vervallen.In de toelichting wordt op dit aspect niet specifiek ingegaan. Gesteld wordt slechts dat het voorstel onmiddellijke werking heeft en dat voor de inwerkingtreding ervan geen bijzondere voorzieningen noodzakelijk zijn. (zie noot 11)De Raad merkt op dat bij verslechteringen in uitkeringsrechten in het algemeen een evenwicht zal moeten worden gevonden tussen enerzijds het rechtszekerheidsbeginsel, dat met zich brengt dat opgebouwde aanspraken zoveel mogelijk worden gerespecteerd, en anderzijds het gelijkheidsbeginsel, dat vooral zwaar zal wegen indien - bij het respecteren van bestaande aanspraken - verschillende rechtsposities langere tijd naast elkaar zullen bestaan. Dat zou bij voorbeeld kunnen door te bepalen dat uitkeringsrechten op grond van het bestaande recht worden gerespecteerd voor zover die berusten op een verkiezing dan wel benoeming die heeft plaatsgevonden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet. Bij (her)verkiezingen en -benoemingen die plaatsvinden na dat tijdstip heeft de betrokkene rekening kunnen houden met de nieuwe situatie.De Raad adviseert het voorstel op het punt van het ontbreken van overgangsrecht nader te overwegen. Daarbij kan mede worden ingegaan op de notitie en het toetsingskader overgangsrecht in de sociale zekerheid, die de regering in 1999 heeft opgesteld. (zie noot 12)7.ProcedureArtikel 63 van de Grondwet bepaalt dat geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden bij de wet worden geregeld. De kamers kunnen een voorstel van wet ter zake alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.Nu het wetsvoorstel voor een deel betrekking heeft op financiële voorzieningen van leden en gewezen leden van de Tweede Kamer en gewezen Voorzitters van de Eerste Kamer, kan het voorstel alleen worden aangenomen met twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen. Dit betreft de wijzigingen van de Wet Appa voor zover die betrekking hebben op leden van de Tweede Kamer en de Voorzitter van de Eerste Kamer, de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer (ten aanzien van de Voorzitter). In de toelichting komt dit aspect niet ter sprake.De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage 1.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van het lid Taverne houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot aanpassing van de procedure voor vaststelling van rechtstreekse werking van een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van rijkswet van het lid Taverne houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot aanpassing van de procedure voor vaststelling van rechtstreekse werking van een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 september 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van het lid Taverne houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot aanpassing van de procedure voor vaststelling van rechtstreekse werking van een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Klaver tot wijziging van de Warenwet in verband met het creëren van transparantie omtrent voedselverspilling bij supermarkten (Wet transparantie voedselverspilling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Klaver tot wijziging van de Warenwet in verband met het creëren van transparantie omtrent voedselverspilling bij supermarkten (Wet transparantie voedselverspilling), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 oktober 2013 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Klaver tot wijziging van de Warenwet in verband met het creëren van transparantie omtrent voedselverspilling bij supermarkten (Wet transparantie voedselverspilling), met memorie van toelichting.Het initiatiefwetsvoorstel beoogt de bewustwording inzake de omvang van voedselverspilling te bevorderen, en daardoor gedrag te veranderen. Daartoe worden supermarkten bij wet verplicht in hun jaarverslag informatie te verstrekken over de hoeveelheid eet- en drinkwaren die maandelijks wordt weggegooid.De Afdeling onderschrijft het aan dit wetsvoorstel ten grondslag liggende streven om voedselverspilling tegen te gaan. Zij maakt evenwel opmerkingen over onder meer de noodzaak en reikwijdte van, het toezicht op en de uitvoerbaarheid van de wettelijke verplichting en adviseert het voorstel te heroverwegen.1.InleidingIn Nederland wordt jaarlijks voor 4,4 miljard aan voedsel, 30% van het eetbare voedsel, weggegooid, een onverantwoorde verspilling van natuurlijke hulpbronnen en energie. In 2009 hebben drie ministeries als doel gesteld om de voedselverspilling in 2015 met 20% te doen afnemen. (zie noot 1) Het is echter twijfelachtig of deze reductiedoelstelling in 2015 wordt gehaald, aldus de toelichting. De initiatiefnemer ziet hierin reden voor het aanpakken van het probleem en gaat ervan uit dat - al is de bewegingsruimte beperkt - het opstellen van wetgeving, zoals onderhavig voorstel, tenminste een aanzet geeft waarmee voedselverspilling door marktpartijen kan worden verminderd. Het voorstel beoogt bij te dragen aan vergroting van de bewustwording omtrent het probleem van voedselverspilling. Daartoe worden ondernemingen die eet- en drinkwaren verkopen aan particulieren - in het bijzonder supermarkten - verplicht om bij te houden hoeveel voedsel zij weggooien en deze gegevens in hun jaarverslag op te nemen. Volgens de initiatiefnemer stelt deze transparantie supermarkten in staat om specifieke maatregelen te nemen om voedselverspilling te reduceren. (zie noot 2) De initiatiefnemer onderkent dat de detailhandel slechts een relatief beperkt deel van de totale voedselverspilling vormt (7% in verhouding tot naar schatting 33% door de consument); (zie noot 3) de milieu-impact bij supermarkten is volgens hem evenwel groter dan bij eerdere schakels in de keten van productie tot retail.2.Wettelijke verplichtingUit de toelichting blijkt dat supermarkten een relatief klein aandeel hebben in het totaal van de voedselverspilling (7%). Gezien dit aandeel zal het voorstel, zelfs als de supermarkten de voedselverspilling geheel terugdringen, slechts in zeer beperkte mate kunnen bijdragen aan de afname van de omvang van de voedselverspilling. Supermarktketens hebben voorts een aanzienlijk financieel belang bij het terugdringen van de hoeveelheid onverkochte eet- en drinkwaren. Zoals ook in de toelichting wordt onderkend, mag worden verondersteld dat zij hun inkoopbeleid en overige bedrijfsvoering zoveel mogelijk daarop inrichten. Verder geven zij aan thans reeds bewust voedselverspilling tegen te gaan, onder meer door het schenken van voedsel aan goede doelen (voedselbanken e.d.). Ook de overheid bevordert de bewustwording en het tegengaan van voedselverspilling, zo blijkt uit de toelichting. (zie noot 4)In het licht van deze financieel-bedrijfsmatige prikkels en het gevoerde overheidsbeleid rijst de vraag naar de toegevoegde waarde van de voorgestelde wettelijke verplichting. Daarbij dient tevens te worden bedacht dat een wettelijke verplichting als zodanig nog niet de beoogde bewustwording en gedragsverandering bewerkstelligt. Het ligt niet voor de hand dat supermarkten, die uit overweging van efficiënte bedrijfsvoering al gericht zullen zijn op voorkoming van voedselverspilling, zich vanwege de verplichte opname van verspillingsgegevens in het jaarverslag, een substantieel grotere inspanning zullen getroosten. Evenmin is plausibel dat consumenten op grote schaal jaarverslagen van supermarkten, voor zover die al gemakkelijk te raadplegen en te vergelijken zouden zijn, gaan lezen voordat zij boodschappen doen. Derhalve zal het opnemen in het jaarverslag van gegevens inzake voedselverspilling waarschijnlijk slechts in zeer beperkte mate kunnen bijdragen aan het bewerkstelligen van de beoogde gedragsverandering. Tevens past het voorstel niet binnen het breed gedragen streven om regeldruk te verminderen.Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling de keuze voor een wettelijke regeling, en voor het daarin voorschrijven van het opnemen van verspillingsgegevens in het jaarverslag, te heroverwegen.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.3.Reikwijdte van het voorstela.Kleine ondernemingenIn het voorstel zijn slechts micro-ondernemingen uitgesloten van de verplichting om transparante informatie te verstrekken over voedselverspilling. (zie noot 5) Micro-ondernemingen zijn ondernemingen met minder dan 10 werkzame personen en een jaaromzet of balanstotaal van minder dan 2 miljoen. Met dit onderscheid sluit de initiatiefnemer aan bij de definitie van "micro-ondernemingen" in een aanbeveling van de Europese Commissie. (zie noot 6) Volgens de toelichting wordt deze uitzondering gemaakt om zeer kleine ondernemers niet onevenredig zwaar te belasten.Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarom de initiatiefnemer ervoor kiest om de grens te leggen bij "micro-ondernemingen" in plaats van bij "kleine ondernemingen", volgens de genoemde aanbeveling ondernemingen met minder dan 50 werkzame personen en een jaaromzet of balanstotaal van minder van 10 miljoen. Ook deze kleine ondernemingen zullen door de voorgestelde maatregel relatief zwaar belast worden in verhouding tot de grote supermarktketens. Los daarvan merkt de Afdeling op dat in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek andere grenzen worden gehanteerd met betrekking tot de verplichting van ondernemingen om hun jaarverslag openbaar te maken. (zie noot 7) De toelichting besteedt hier geen aandacht aan.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de keuze om alleen micro-ondernemingen van de verplichting tot opneming van de betreffende gegevens in het jaarverslag uit te zonderen, nader te bezien.b.Relevante categorie ondernemingenIngevolge het voorgestelde artikel 8a, eerste lid, van de Warenwet, geldt de eis om gegevens te verstrekken over niet verhandeld voedsel voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ondernemingen die zich hoofdzakelijk bezighouden met het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van eet- en drinkwaren aan particulieren. Gelet op de formulering "bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken" vallen zowel levensmiddelenwinkels als horecagelegenheden en cateringbedrijven onder het bereik van het artikel 8a. Volgens paragraaf 2.3 van de toelichting geldt de verplichting echter uitsluitend voor supermarkten, waarbij supermarkt wordt omschreven als "een zelfbedieningswinkel waar hoofdzakelijk verse eet- en drinkwaren worden verkocht". Deze omschrijving sluit echter niet aan bij de tekst van het voorgestelde artikel 8a, eerste lid.Voorts wordt niet duidelijk wat wordt bedoeld met het onderdeel "hoofdzakelijk" in de omschrijving van supermarkt in de toelichting. Evenmin wordt nader toegelicht of het begrip "vers" in die omschrijving uitsluitend betrekking heeft op eet- en drinkwaren die slechts beperkt houdbaar zijn. Hierdoor is niet helder of alle supermarkten onder deze omschrijving vallen. Ten slotte heeft het voorstel volgens de toelichting alleen betrekking op zelfbedieningswinkels. Het is de Afdeling niet duidelijk waarom de wijze waarop de eet- en drinkwaren worden aangeboden een relevant criterium zou moeten zijn, aangezien het voorstel strekt tot het transparant maken van gegevens over voedselverspilling.De Afdeling adviseert de tekst en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen en zo nodig het begrip "supermarkt" nader te omschrijven.c. Franchise-ondernemingenEen aanzienlijk deel van de vestigingen van supermarktketens bestaat uit franchise-ondernemingen. (zie noot 8) Deze winkels voeren het logo en het assortiment van de supermarktketen, maar zijn zelfstandige ondernemingen. Uit de toelichting wordt niet duidelijk of en in hoeverre deze ondernemingen zelfstandig gegevens over voedselverspilling moeten verwerken in een jaarverslag of worden meegerekend in het jaarverslag van het moederbedrijf.De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de positie van franchise-ondernemingen.4.ToezichtIndien de voorgestelde maatregel onder de Warenwet valt, komen het toezicht en de handhaving onder het daarin geldende regime te vallen. Dit houdt in dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) bevoegd is tot het houden van toezicht en dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister) bevoegd is tot het opleggen van een bestuurlijke boete.De Afdeling maakt hierover de volgende opmerkingen.a.HandhavingIngevolge de Warenwet is de Minister bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete bij het niet naleven van de verplichtingen bij of krachtens de Warenwet. (zie noot 9) Onder omstandigheden kan overtreding van deze verplichtingen ook een strafbaar feit opleveren. (zie noot 10) Het is naar Nederlands recht niet gebruikelijk om een bestuurlijke boete op te leggen bij het ontbreken van bepaalde informatie in het jaarverslag of om deze verplichting strafrechtelijk te handhaven. (zie noot 11)Controle van het jaarverslag vindt plaats door de accountant. (zie noot 12) De gedachte daarachter is dat het jaarverslag bedoeld is om als bestuur verantwoording af te leggen over het reilen en zeilen van de onderneming. De overheid heeft daarin geen taak. Gelet hierop adviseert de Afdeling de voorgestelde handhavingsbevoegdheid van de Minister te laten vervallen.b.Uitoefening toezichtVolgens hoofdstuk 3 van de toelichting kan de NVWA toezicht uitoefenen door steekproeven en audits uit te voeren. Ook wordt de NVWA verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een laagdrempelig en werkbaar meetsysteem dat door supermarkten kan worden gehanteerd bij de kwantificering van voedselafvalstromen. Uit de toelichting wordt echter onvoldoende duidelijk hoe de NVWA het toezicht zal moeten uitoefenen. Voorts is niet duidelijk wat de omvang is van de capaciteit die de NVWA voor deze taak nodig heeft en wat hiervan de kosten zijn.De Afdeling adviseert de toelichting op dit onderdeel aan te vullen.5.Uitvoeringa.Administratieve lasten en uitvoeringslasten voor de ondernemingenIn paragraaf 4 van de memorie van toelichting wordt kort ingegaan op de uitvoeringslasten als gevolg van het voorstel. Opgemerkt wordt dat sommige supermarkten extra moeten investeren in ICT en/of software en dat een kleine extra investering in personeelskosten nodig is. Volgens de initiatiefnemer zal dit leiden tot meer inzicht in de hoeveelheid voedselverspilling en daarmee tot een vermindering van de hoeveelheid weggegooide eet- en drinkwaren. Dit inzicht zou volgens initiatiefnemer kosten besparen.De toelichting bevat echter geen inschatting van de omvang van de benodigde investeringen. Bovendien is allerminst zeker dat supermarkten de veronderstelde kostenbesparing ook daadwerkelijk kunnen verwezenlijken. Daarnaast gaat de initiatiefnemer niet in op de omvang van de administratieve lasten voor de onderneming. Te verwachten is dat deze lasten door de voorgestelde maatregel zullen toenemen.De Afdeling adviseert de inschatting van de administratieve en de uitvoeringslasten nader te onderbouwen.b.Maandelijkse informatieVolgens het eerste lid van artikel 8a moet een onderneming gegevens verstrekken over de maandelijkse hoeveelheid eet- en drinkwaren die niet verhandeld worden. Volgens het derde lid moet dit in ieder geval in het jaarverslag worden opgenomen.Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarom in het jaarverslag een overzicht per maand moet worden opgenomen, in plaats van per jaar. Ondernemingen die gebruik maken van een wekelijks of kwartaaloverzicht zouden hun verslaggeving moeten aanpassen. Uitgangspunt zou moeten zijn dat de gepresenteerde informatie onderling eenvoudig is te vergelijken. Het ligt dan meer voor jaargegevens te hanteren.De Afdeling adviseert de keuze voor een overzicht per maand te vervangen door informatie per jaar. 6.Niveau van regelgevingHet voorstel maakt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de eet- en drinkwaren die niet worden verhandeld, de wijze van informatieverstrekking en de wijze waarop de hoeveelheid eet- en drinkwaren worden vastgesteld. (zie noot 13)De Afdeling gaat ervan uit dat een aanzienlijk deel van deze regels betrekking heeft op technische en administratieve voorschriften, zoals de berekening van verspilde voedingswaren. Het verdient de voorkeur om voorschriften van louter technische aard in een ministeriële regeling op te nemen. (zie noot 14)De Afdeling adviseert met het oog daarop in artikel 8a, vierde lid, een mogelijkheid tot subdelegatie op te nemen.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van der Ham, Van Miltenburg, Klijnsma, Jasper van Dijk en Van Gent tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling in verband met het annuleren van de enkele-feitconstructie in artikel 5, tweede lid, artikel 6a, tweede lid, en artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet gelijke behandeling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van der Ham, Van Miltenburg, Klijnsma, Jasper van Dijk en Van Gent tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling in verband met het annuleren van de enkele-feitconstructie in artikel 5, tweede lid, artikel 6a, tweede lid, en artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet gelijke behandeling, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 september 2010 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van der Ham, Van Miltenburg, Klijnsma, Jasper van Dijk en Van Gent tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling in verband met het annuleren van de enkele-feitconstructie in artikel 5, tweede lid, artikel 6a, tweede lid, en artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet gelijke behandeling, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden K.G. de Vries, Van de Camp, Luchtenveld en Van der Staaij houdende regels over de parlementaire enquête (Wet op de parlementaire enquête 200.), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden K.G. de Vries, Van de Camp, Luchtenveld en Van der Staaij houdende regels over de parlementaire enquête (Wet op de parlementaire enquête 200.), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kuiken tot het vaststellen van parkeerbelasting per geparkeerde minuut (Wet parkeerbelasting per minuut), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Kuiken tot het vaststellen van parkeerbelasting per geparkeerde minuut (Wet parkeerbelasting per minuut), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 maart 2013 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kuiken tot het vaststellen van parkeerbelasting per geparkeerde minuut (Wet parkeerbelasting per minuut), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Huizinga-Heringa tot strafbaarstelling van het in de openbaarheid ontkennen, op grove wijze bagatelliseren, goedkeuren of rechtvaardigen van volkerenmoord en misdrijven tegen de menselijkheid met het oogmerk aan te zetten tot haat, discriminatie of geweld tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- en homoseksuele gerichtheid, of terwijl het vermoeden bestaat of redelijkerwijs moet bestaan dat daarmee een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid worden beledigd (strafbaarstelling negationisme), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Huizinga-Heringa tot strafbaarstelling van het in de openbaarheid ontkennen, op grove wijze bagatelliseren, goedkeuren of rechtvaardigen van volkerenmoord en misdrijven tegen de menselijkheid met het oogmerk aan te zetten tot haat, discriminatie of geweld tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- en homoseksuele gerichtheid, of terwijl het vermoeden bestaat of redelijkerwijs moet bestaan dat daarmee een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid worden beledigd (strafbaarstelling negationisme), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 juni 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Huizinga-Heringa tot strafbaarstelling van het in de openbaarheid ontkennen, op grove wijze bagatelliseren, goedkeuren of rechtvaardigen van volkerenmoord en misdrijven tegen de menselijkheid met het oogmerk aan te zetten tot haat, discriminatie of geweld tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- en homoseksuele gerichtheid, of terwijl het vermoeden bestaat of redelijkerwijs moet bestaan dat daarmee een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid worden beledigd (strafbaarstelling negationisme), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van der Ham houdende regels over het vrijwillig verschaffen van informatie bij vlees en vleesbereidingen over dierenwelzijn, met memorie van toelichting, ter overweging aanhangig gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van der Ham houdende regels over het vrijwillig verschaffen van informatie bij vlees en vleesbereidingen over dierenwelzijn, met memorie van toelichting, ter overweging aanhangig gemaakt.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 oktober 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State het voorstel van wet van het lid Van der Ham houdende regels over het vrijwillig verschaffen van informatie bij vlees en vleesbereidingen over dierenwelzijn, met memorie van toelichting, ter overweging aanhangig gemaakt.Met het wetsvoorstel wordt beoogd voor consumenten van vlees inzichtelijk te maken hoe dieren waarvan vers vlees en vleesbereidingen (hierna: vleesproducten) afkomstig zijn, zijn gehouden, ten einde consumenten de keuze te bieden tussen vlees dat afkomstig is van dieren die welzijnsvriendelijker zijn gehouden en dieren die minder welzijnsvriendelijk zijn gehouden. Daartoe voorziet het in een grondslag voor regels over de vorm en inhoud van te verschaffen informatie.Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.1.Probleemschets, noodzaak van wetgeving en doeltreffendheidVolgens de toelichting bij het wetsvoorstel functioneert de markt van diervriendelijk geproduceerd vlees niet goed. Eén belangrijke oorzaak hiervan is volgens de toelichting het ontbreken van transparante en eenduidige informatie over de mate van diervriendelijkheid van de veehouderij. Voor 100% biologisch geproduceerd vlees (hierna: het topsegment) bestaat een verscheidenheid aan keurmerken. Dit wekt volgens de toelichting verwarring bij consumenten. Voor vleesproducten die niet 100% biologisch maar wel met enige mate van diervriendelijkheid zijn geproduceerd (hierna: het middensegment) zijn evenmin als voor vleesproducten uit de bio-industrie keurmerken beschikbaar die inzicht bieden in de mate van diervriendelijkheid.De initiatiefnemer is van oordeel dat behoefte bestaat aan stroomlijning van de informatieverschaffing over diervriendelijkheid wat betreft het topsegment. Daarnaast acht hij het noodzakelijk dat inzicht wordt geboden in de mate van diervriendelijkheid waarmee vleesproducten uit het middensegment worden geproduceerd. De initiatiefnemer verwacht dat duidelijk geïnformeerde consumenten eerder geneigd zullen zijn een voor hen betaalbaar product uit het middensegment te kopen.In verband met EG- en WTO-rechtelijke bezwaren tegen een dwingend opgelegde wijze van informatieverschaffing stelt de initiatiefnemer een regeling voor die voorziet in een niet-exclusief keurmerk dat op basis van vrijwilligheid door het bedrijfsleven kan worden toegepast.De Raad merkt op dat in de toelichting een motivering van de keuze voor overheidsingrijpen door middel van een niet-dwingend opgelegde regeling ontbreekt. Uit de toelichting blijkt niet dat andere, minder verstrekkende, overheidsmaatregelen overwogen en ontoereikend bevonden zijn. Daarbij kan worden gedacht aan stimulering van het bedrijfsleven en consumentenorganisaties om door zelfregulering een uniforme standaard te ontwikkelen.Over de verwachte doeltreffendheid van de voorgestelde regeling merkt de Raad het volgende op. Volgens de toelichting kan het spel der maatschappelijke krachten een gestroomlijnde wijze van informatieverschaffing gebruiken om bij het bedrijfsleven erop aan te dringen zich te committeren aan deze vrijwillige wijze van informatieverschaffing. Het is de vraag of dit vertrouwen in de marktwerking gerechtvaardigd is. De toelichting gaat niet in op deze vraag. Onduidelijk is in hoeverre bij het deel van het bedrijfsleven dat thans eigen biologisch keurmerken voert, de bereidheid bestaat om, naast of in plaats van dat eigen keurmerk, zijn vleesproducten overeenkomstig de regeling te etiketteren. Wanneer deze bereidheid gering is, bestaat de kans dat het aanbod onvoldoende zal zijn om een krachtige vraag van consumenten naar diervriendelijk(er) geproduceerde producten op te roepen.De Raad adviseert de voorgestelde regeling met het oog op de noodzaak en de doeltreffendheid nader te bezien.2.Verordening (EG) nr. 834/2007Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad voor de Europese Unie van 28 juni 2007 is op 27 juli 2007 in werking getreden. (zie noot 1) Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2009 en vervangt vanaf dat tijdstip Verordening (EEG) nr. 2092/91.Verordening (EG) nr. 834/2007 is gericht op het verzekeren van eerlijke concurrentie, een goede werking van de interne markt voor biologische producten, alsmede het behoud en de rechtvaardiging van het vertrouwen van de consument in de als biologisch aangeduide producten. Zij voorziet onder meer in productievoorschriften voor de biologische veehouderij waartoe voorschriften inzake dierenwelzijn behoren. Verder introduceert de verordening een communautair logo voor biologische producten (hierna: het EU-logo). (zie noot 2)Het topsegment waarop het initiatiefvoorstel mede betrekking heeft, valt gedeeltelijk of geheel tevens onder het begrip biologische product in de verordening.Artikel 25, tweede lid, van de verordening bepaalt dat voor de etikettering en de presentatie van producten die voldoen aan de voorschriften van deze verordening, nationale en particuliere logo's mogen worden gebruikt. Dit betekent dat het EU-logo geen dwingend en exclusief te voeren logo is, maar een uitbreiding vormt van de bestaande verscheidenheid aan etiketten en labels voor een bepaald gedeelte van het topsegment.In de toelichting wordt geen aandacht besteed aan deze verordening en de vraag of het wetsvoorstel, gegeven het EU-logo, bijdraagt aan de inzichtelijkheid van de informatieverschaffing.De Raad adviseert de opportuniteit van het wetsvoorstel in het licht van het voorgaande nader te bezien.3.Verhouding tot de WarenwetVolgens de toelichting dient de beoogde wijze van informatieverschaffing te worden geregeld in het kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, omdat de wijze van veehouderij niet aan het eindproduct zelf meetbaar is. Dit is volgens de initiatiefnemer een wezenlijk verschil ten opzichte van de regels die bij of krachtens de Warenwet aan levensmiddelen worden gesteld. Volgens hem leent het wettelijke stelsel van Warenwet zich daarom niet voor een regeling van informatieverschaffing over de wijze waarop dieren waarvan vleesproducten afkomstig zijn, worden gehouden.Blijkens artikel 3, onderdeel a, van de Warenwet heeft deze wet mede betrekking op een goede voorlichting omtrent waren waartoe onder meer vleesproducten behoren. Voorts zijn in het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen regels gegeven over de voorlichting over levensmiddelen. Artikel 29 van dit besluit spreekt over voorlichting over de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging van een product. Een aantal van deze elementen is evenmin als het aspect dierenwelzijn aan het eindproduct meetbaar.Gelet op het stelsel van de Warenwet, in het bijzonder artikel 29 van het genoemde Warenwetbesluit acht de Raad de keuze voor een wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet niet voor de hand liggend. Daarbij is van belang dat het initiatiefvoorstel weliswaar een verbetering van dierenwelzijn beoogt, maar daartoe als instrument kiest voor voorlichting aan consumenten.De Raad adviseert de keuze voor een wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren nader te bezien.4. ToezichtArtikel I, onderdeel C, voorziet in een aanvulling van de regeling van het toezicht in artikel 114 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het voorgestelde artikel beoogt volgens de toelichting mogelijk te maken dat personen in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon worden belast met het toezicht op de naleving van het krachtens artikel 65a bepaalde. De bepaling zelf spreekt overigens over personen zonder nadere omschrijving.De voorgestelde bepaling voorziet ten onrechte niet in regels betreffende eisen die worden gesteld aan de bedoelde rechtspersonen, en regels betreffende de taakverdeling van de ambtenaren, bedoeld in artikel 114, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en de personen bedoeld in artikel I, onderdeel C. Ook ontbreekt ten onrechte een grondslag voor eventuele aanwijzingen over de wijze waarop de bedoelde personen het toezicht uitoefenen, Ten slotte is niet voorzien in de verplichtingen en bevoegdheden die van toepassing zijn wanneer een last tot het houden van toezicht wordt gegeven.De Raad adviseert artikel I, onderdeel C, aan te vullen met de genoemde onderwerpen. (zie noot 3)5. HandhavingArtikel II merkt overtreding van het krachtens artikel 65a bepaalde als een economisch delict aan. In de toelichting wordt niet gemotiveerd, hoe dat zich verhoudt tot het onverplichtende karakter van de regeling. De enkele stelling in de toelichting dat het systeem vrijwillig is, maar niet vrijblijvend, acht de Raad daarvoor ontoereikend.Daarnaast is onduidelijk, welke handelingen strafbaar worden gesteld. Het voorgestelde artikel II beperkt zich niet tot misbruik van het geboden stelsel van informatievoorziening, bijvoorbeeld door het voeren van een etiket met daarop feitelijk onjuiste gegevens over het dierenwelzijn. Het richt zich tot een ieder die in strijd met het krachtens artikel 65a bepaalde handelt. Daaronder vallen ook marktpartijen die het stelsel van informatie in het geheel niet toepassen.Indien is beoogd misbruik van het beoogde stelsel van informatievoorziening strafbaar te stellen, is artikel II overbodig. Het verschaffen van onjuiste informatie over de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging van een product is verboden bij artikel 29, eerste lid, van het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen. Overtreding van deze bepaling geldt ingevolge artikel 1, onderdeel 4°, van de Wet op de economische delicten als een economisch delict.De Raad adviseert artikel II in het licht van het voorgaande nader te bezien.6.VoorhangprocedureArtikel I, onderdeel B, voorziet in de verplichting de voordracht van een krachtens artikel 65a vast te stellen amvb over te leggen aan de beide Kamers der Staten-Generaal alvorens deze amvb kan worden vastgesteld.In de wet behoort echter geen formele betrokkenheid van het parlement bij gedelegeerde regelgeving te worden geregeld, tenzij daarvoor bijzondere redenen bestaan. (zie noot 4) De Raad wijst in dit verband op het standpunt van het kabinet dat terughoudendheid moet worden betracht met het regelen van bijzondere procedures voor parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde regelgeving. (zie noot 5) De toelichting verschaft geen inzicht in de redenen voor opname van deze procedure in het wetsvoorstel.De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Wilders betreffende het houden van een raadplegend referendum over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie (Wet raadplegend referendum toetreding Turkije), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Wilders betreffende het houden van een raadplegend referendum over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie (Wet raadplegend referendum toetreding Turkije), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het Lid Bontes tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van de duur van partneralimentatie en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het desverzocht verstrekken van berekeningen van draagkracht en behoefte in zaken betreffende partneralimentatie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het Lid Bontes tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van de duur van partneralimentatie en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het desverzocht verstrekken van berekeningen van draagkracht en behoefte in zaken betreffende partneralimentatie, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 juni 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het Lid Bontes tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van de duur van partneralimentatie en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het desverzocht verstrekken van berekeningen van draagkracht en behoefte in zaken betreffende partneralimentatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kant tot beëindiging van de verplichting tot het aanbesteden van maatschappelijke ondersteuning, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Kant tot beëindiging van de verplichting tot het aanbesteden van maatschappelijke ondersteuning, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 februari 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kant tot beëindiging van de verplichting tot het aanbesteden van maatschappelijke ondersteuning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van der Ham en Duyvendak tot wijziging van de Kieswet houdende verkorting van de termijn tussen stemming en eerste samenkomst van de Tweede Kamer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van der Ham en Duyvendak tot wijziging van de Kieswet houdende verkorting van de termijn tussen stemming en eerste samenkomst van de Tweede Kamer, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 december 2005 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van der Ham en Duyvendak tot wijziging van de Kieswet houdende verkorting van de termijn tussen stemming en eerste samenkomst van de Tweede Kamer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

50 jaar Raad van State voor het Koninkrijk.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] 50 jaar Raad van State voor het Koninkrijk.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.1. Inleiding Vijftig jaar geleden, om precies te zijn op 15 december 1954, bevestigde Koningin Juliana het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Door het Statuut werden de "overzeese gebiedsdelen" gedekoloniseerd en kregen zij intern zelfbestuur en democratie. Hiermee kwam een nieuwe rechtsorde tot stand. Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen namen daarvoor vrijwillig een gezamenlijke verantwoordelijkheid op zich. De Minister-President van de Nederlandse Antillen, dr. E. Jonckheer, sprak 50 jaar geleden de wens uit dat dit Statuut zou uitgroeien tot levend recht.(zie noot 1) De Nederlandse Minister-President, dr. W. Drees, stelde: "Belangrijker dan de tekst van het Statuut zal zijn de geest, waarin de beginselen, waarvan het uitgaat, worden beleefd. In het bijzonder de wijze waarop de partners elkaar zullen weten bij te staan en te steunen zal de Koninkrijksgedachte kunnen verdiepen. Indien de drie Rijksdelen hun betrekkingen onderhouden in de geest, welke aan het Statuut ten grondslag ligt, dan zal het Koninkrijk een hecht verband blijken, dat recht doet aan de verscheidenheid en dat de eenheid van de landen en van het Koninkrijk in zijn geheel versterkt."(zie noot 2) Hoewel de toelichting erop wijst dat het Statuut geen "eeuwig edict" is, heeft het Statuut weinig wijzigingen ondergaan in de 50 jaren van zijn bestaan.(zie noot 3) Die wijzigingen waren wel ingrijpend: de onafhankelijkheid van Suriname en de status aparte van Aruba.(zie noot 4) Het 50-jarig bestaan van het Statuut is een gelegenheid voor de Raad van State van het Koninkrijk stil te staan bij de betekenis van het Statuut. De Raad heeft zich daarbij de vraag gesteld, wat het Statuut in de nabije toekomst kan betekenen voor de burgers van het Koninkrijk. De Koninkrijkspartners kampen met verscheidene problemen die door hen als ernstig en dringend worden ervaren. Vraagstukken van internationale criminaliteit, sociaal-economische ontwikkeling, versterking van het bestuur en realisering van de rechten van de mens in brede zin vragen de aandacht. De Raad heeft kennis genomen van verscheidene analyses van de ernst van deze vraagstukken.(zie noot 5) De Raad voegt daar thans geen eigen analyse aan toe, maar beperkt zich tot de vraag of - en in hoeverre - het Statuut ruimte biedt om deze vraagstukken aan te pakken. De Raad concludeert, dat de gedachte, dat voor effectief handelen eerst wijziging van het Statuut nodig is, niet juist is. Ook al is het Statuut een halve eeuw geleden geschreven, het biedt vele mogelijkheden tot gezamenlijk optreden. De Raad adviseert de regering van het Koninkrijk en van de Koninkrijksdelen deze mogelijkheden te benutten. 2. Een veranderde wereld Het Statuut is gebouwd op drie pijlers: de gemeenschappelijke zorg voor aangelegenheden van het Koninkrijk, de zelfstandige behartiging van eigen belangen van de landen en verlening van wederkerige bijstand. Sinds de jaren vijftig is de aandacht vooral gericht geweest op de tweede van deze pijlers, en dan in defensieve zin: het Statuut is vooral gehanteerd als afbakening van bevoegdheden tussen staatsorganen van de drie landen van het Koninkrijk. De nieuwe rechtsorde die het Statuut in 1954 schiep, houdt in dat het Koninkrijk der Nederlanden één ongedeelde soevereiniteit heeft, één rechtssubject is in volkenrechtelijke zin, verantwoordelijk voor de nakoming van zijn verdragsrechtelijke verplichtingen, en één ongedeeld staatsburgerschap kent. Dit staatkundig verband was verdeeld in drie gebieden: Nederland, de Nederlandse Antillen en Suriname. Binnen dat verband verkregen de Nederlandse Antillen en Suriname intern zelfbestuur. Zij raakten kolonie af, hetgeen ook door de Verenigde Naties werd bevestigd. Tegelijkertijd bood het Statuut de drie landen diverse mogelijkheden voor nauwe samenwerking. Het Statuut werd geschreven met het wereldbeeld van het midden van de twintigste eeuw voor ogen. In de internationale politiek stonden de dekolonisatie en spanning tussen Oost en West centraal. Vijftig jaar later staat het Koninkrijk in een sterk veranderde wereld. De bipolaire wereld heeft plaatsgemaakt voor een complexe, multipolaire wereld. De onderlinge afhankelijkheid van mensen en volkeren is sterk toegenomen. De mondialisering heeft landen en mensen die veraf leefden, dicht bij elkaar gebracht. Velen onderhouden nu zeer intensieve contacten via telefoon, internet, radio en televisie. Economische activiteiten in verschillende landen zijn nauw met elkaar verstrengeld geraakt. Migratie is een algemeen verschijnsel geworden. Mondiale vraagstukken op het gebied van economie, milieu, mensenrechten, criminaliteit en terrorisme maken het voor nationale gemeenschappen, klein èn groot, onontkoombaar om in verschillende internationale en staatkundige verbanden intensiever samen te werken. Vergeleken met 1954 is het aantal verdragen en organisaties waarbij het Koninkrijk zich heeft aangesloten, sterk toegenomen. De controle op de naleving van de verdragsrechtelijke verplichtingen heeft meer betekenis gekregen. De verdragspartners spreken het Koninkrijk aan op de uitvoering van die verplichtingen. Hoe de uitvoering intern, binnen het Koninkrijk, is geregeld, is voor de verdragspartners van weinig belang; dat is een zaak van het Koninkrijk zelf. De sterke mondialisering die tot grotere samenwerking noopt, is nog niet goed vertaald in de wijze waarop de partners in het Koninkrijk met elkaar omgaan. In vele opzichten is de samenwerking tussen de leden van de Europese Unie hechter dan de samenwerking binnen het Koninkrijk. Dit komt omdat het Statuut in de afgelopen 50 jaar vooral is gebruikt als onderlinge afbakening van bevoegdheden. De artikelen die zien op het waarmaken van gezamenlijke verantwoordelijkheden en samenwerking, zijn weinig gebruikt. Die beperkte benutting van het Statuut staat haaks op de mondiale ontwikkelingen die de wederzijdse afhankelijkheid hebben vergroot. De Raad gaat hieronder eerst in op een aantal van deze internationale ontwikkelingen, met name op het gebied van grondrechten, de Europese integratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Daarna bespreekt de Raad de ruimte die het Statuut biedt om als Koninkrijk effectief op deze terreinen op te treden. Een eerste opvallende ontwikkeling betreft de internationale verplichtingen tot naleving van de rechten van de mens, waaronder de sociale grondrechten. In 1954 waren deze nog niet in wereldwijde verdragen vastgelegd. In 1966 is, naast het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische sociale en culturele rechten totstandgekomen. Artikel 43 van het Statuut draagt de zorg voor de rechten van de mens op aan elk der landen; het waarborgen van deze rechten is de gezamenlijke zorg van de leden van het Koninkrijk. De vraag rijst hoelang het nog acceptabel is dat binnen het ene Koninkrijk met het ene staatsburgerschap, grote verschillen blijven bestaan tussen de wettelijke en internationaalrechtelijke waarborgen van de sociale grondrechten, zoals onder meer neergelegd in het bovengenoemde Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Eerder sprak de Raad al uit dat bij verdragen op het terrein van de rechten van de mens een verschil in positie tussen de burgers van het Koninkrijk ongewenst is, zeker wanneer het gaat om een protocol dat voortbouwt op een verdrag dat voor alle landen van het Koninkrijk van kracht is.(zie noot 6) Het is de onvermijdelijke consequentie van het ene staatsburgerschap, dat essentiële element van de nieuwe rechtsorde die het Statuut in 1954 vestigde.(zie noot 7) Een tweede belangrijke ontwikkeling sinds de inwerkingtreding van het Statuut is de Europese integratie. De omvang en diepgang daarvan werd in 1954 niet voorzien. Sinds de Europese eenwording is Nederland zowel gebonden aan de Europese Verdragen als aan het Statuut. De Raad heeft er in september 2003 op gewezen dat een aantal belangrijke Koninkrijksaangelegenheden (mede) door Europees recht en Europees beleid wordt bepaald.(zie noot 8) Het betreft niet alleen de invloed van Europese besluitvorming op het gebied van buitenlands beleid en defensie (Tweede Pijler). Het concordantiebeginsel (artikel 39 van het Statuut) vereist ook afstemming van de wetgeving van de drie landen op andere gebieden, waarop de Nederlandse wetgever gebonden is aan Brusselse regels, zoals onderdelen van het vennootschapsrecht, het verzekeringsrecht en het recht inzake grensoverschrijdende strafrechtelijke samenwerking, althans voor zover de betreffende EG-regels zich tot die afstemming lenen. Zo heeft de Europese Unie op vele terreinen invloed op de Nederlandse Antillen en Aruba. Daarom is het nodig dat de partners in het Koninkrijk hun relatie met de Europese Unie opnieuw bezien. In de Grondwet voor de Europese Unie worden voor die relatie twee opties geboden. In zijn advies over de Grondwet gaat de Raad daarop nader in.(zie noot 9) Ook een derde ontwikkeling, de sterke groei van grensoverschrijdende criminaliteit zoals drugshandel en terrorisme, leidt tot de onontkoombare noodzaak van meer internationale samenwerking dan was voorzien in 1954, willen de Koninkrijkspartners in hun verdediging daartegen sterk staan. Zo wees de Raad erop dat ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van het Statuut de sluiting en bekrachtiging van verdragen, onder de beperking vermeld in artikel 25, aangelegenheden van het Koninkrijk zijn. Voor de onderwerpen die zijn geregeld in het Verdrag tegen grensoverschrijdende misdaad lijdt het naar het oordeel van de Raad geen twijfel dat medegelding voor de Nederlandse Antillen en Aruba wenselijk is.(zie noot 10) Elk van de landen van het Koninkrijk heeft groot belang bij naleving van de daarin vervatte verplichtingen. Voor effectieve naleving is medegelding en implementatie in het gehele Koninkrijk van belang. Uit deze drie ontwikkelingen en de daarbij bij wijze van voorbeeld genoemde adviezen van de Raad moge duidelijk worden dat de Raad vanwege de veranderingen in de internationale omgeving waarin het Koninkrijk is komen te verkeren, steeds meer nadruk is gaan leggen op de gezamenlijke verantwoordelijkheden van de drie landen in het Koninkrijk. 3. Wijziging van het Statuut? Van tijd tot tijd wordt in het Koninkrijk stilgestaan bij andere, mogelijke onderlinge betrekkingen van de Statuutpartners, of zelfs uittreding uit het Statuut. In de jaren zestig en zeventig leefde de gedachte aan volledige onafhankelijkheid van (een deel van) de landen in "De West". Zo werd Suriname in 1975 staatkundig onafhankelijk. De ontwikkelingen in Suriname sindsdien zijn geen aanmoediging geweest voor de Nederlandse Antillen en Aruba eenzelfde weg in te slaan. Sinds de jaren tachtig is de optie van staatkundige onafhankelijkheid in de Nederlandse Antillen en Aruba op de achtergrond geraakt. Tot nog toe willen de Nederlandse Antillen en Aruba de band met het Koninkrijk behouden.(zie noot 11) Bespreking van de voor- en nadelen van staatkundige onafhankelijkheid van kleine eilandgemeenschappen in het Caribische gebied laat de Raad daarom in dit advies achterwege.(zie noot 12) De Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen constateert in haar recente rapport dat een effectieve oplossing nodig is van maatschappelijke vraagstukken als armoedebestrijding, onveiligheid, economische ontwikkeling en beheersing van de openbare financiën.(zie noot 13) Zij komt tot het voorstel van een "Koninkrijk Nieuwe Stijl". Om het Koninkrijk en het land Nederland sterker van elkaar te onderscheiden en een gemeenschappelijke aanpak van problemen (waarbij meer landen betrokken zijn) te stimuleren, stelt de Werkgroep voor een onderraad van de rijksministerraad in te stellen. Onder die rijksministerraad zal een kleine, professionele Koninkrijksdienst ressorteren. Het rapport stelt geleidelijke herstructurering van de schuld van het land en de eilandgebieden voor. De relaties tussen de Koninkrijkspartners moeten volgens de Werkgroep opnieuw worden gedefinieerd. In het Koninkrijk Nieuwe Stijl zou, volgens deze voorstellen, geen plaats meer zijn voor het land Nederlandse Antillen dat vijf zeer verschillende eilanden omvat. Maatwerk per land en per eiland is gewenst in de bestuurlijke en financiële verhoudingen onderling, met Nederland en het Koninkrijk. Dit kan volgens de Werkgroep worden gerealiseerd door zowel Curaçao als Sint Maarten de status van land te verlenen; de eilanden Saba, Sint Eustatius en Bonaire zouden als Koninkrijkseiland in een nauwere relatie tot Nederland komen te staan. In de visie van de Werkgroep blijft de rol van het Koninkrijk als bewaker van gemeenschappelijke kernwaarden bestaan en zal deze rol verder moeten uitgroeien. Het gaat om waarden met betrekking tot de rechtsstaat, naleving van mensenrechten, goed bestuur, betrouwbaarheid, integriteit en goed beheer van de overheidsfinanciën. Voor de verwezenlijking van enkele voorstellen acht de Werkgroep wijziging van het Statuut nodig; voor andere voorstellen acht zij nieuwe rijkswetgeving, veelal op basis van artikel 38 van het Statuut, aangewezen. Wanneer er tot wijziging van het Statuut zou worden besloten, zal de Raad van State van het Koninkrijk daar vanzelfsprekend over adviseren. Dat is thans (nog) niet aan de orde en in dit ongevraagde advies zal de Raad daarop niet vooruit lopen. 4. Mogelijkheden van het huidige Statuut Voor het onderwerp van dit advies is het van belang vast te stellen dat ook zonder wijziging van het Statuut - die in de voorstellen van de Werkgroep met name de staatkundige betrekkingen zou moeten betreffen - diverse dringende vraagstukken doeltreffend kunnen worden aangepakt. Het Statuut biedt immers ruimte voor verschillende vormen van bestuurlijke samenwerking. De problemen die om een oplossing vragen, kunnen ook niet wachten op een wijziging van het Statuut, die immers veel tijd en aandacht zal kosten. Voor eilanden en landen die nauwer willen samenwerken in het Koninkrijk, biedt het Statuut ruimte om tot gedifferentieerde samenwerking per eiland van de Nederlandse Antillen te komen. Die samenwerking kan desgewenst in op maat gesneden bestuursakkoorden met de eilanden worden neergelegd. Het Statuut onderscheidt Koninkrijksaangelegenheden en onderwerpen van onderlinge bijstand, overleg en samenwerking. Een aantal saillante artikelen wordt hieronder aangestipt. a. Met artikel 37 is beoogd dat zoveel mogelijk overleg wordt gepleegd omtrent alle aangelegenheden waarbij de belangen van de landen betrokken zijn. Van een doelmatige uitvoering van deze bepaling werden gunstige resultaten verwacht.(zie noot 14) Het tweede lid noemt - als aansporing - een aantal voorbeelden van onderwerpen van overleg, zoals de bevordering van de culturele en sociale betrekkingen, de bevordering van doelmatige economische, financiële en monetaire betrekkingen, vraagstukken betreffende munt- en geldwezen, bank- en deviezenpolitiek, de bevordering van de economische weerbaarheid door onderlinge hulp en bijstand, de beroeps- en bedrijfsuitoefening van Nederlanders in de drie landen, aangelegenheden de luchtvaart betreffende, aangelegenheden de scheepvaart betreffende, samenwerking op het gebied van telegrafie, telefonie en radioverkeer. Deze opsomming in het Statuut was niet limitatief bedoeld. De Raad merkt op dat deze mogelijkheden tot nu toe weinig zijn benut. b. Zowel artikel 3 als de artikelen 36 tot en met 40 (de paragraaf over onderlinge bijstand, overleg en samenwerking) bieden grote mogelijkheden de verwerkelijking van de rechten van de mens - waaronder sociale, economische en culturele grondrechten - in het Koninkrijk te verbeteren. c. De landen zijn zelf verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de fundamentele rechten, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur (artikel 43, eerste lid). Zo nodig waarborgt het Koninkrijk de fundamentele rechten, de rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur op grond van het tweede lid van artikel 43. De waarborgfunctie betekent niet dat Nederland de uitvoering van de desbetreffende taken zonodig zou moeten overnemen. Het gaat immers om verantwoordelijkheden van het Koninkrijk als eenheid en niet van Nederland als deel daarvan. Niet het land Nederland, maar de Statuutpartners, verenigd in het Koninkrijk, hebben de taak de realisering van deze waarden te garanderen. Het is zinvol die gezamenlijke taak nader vorm te geven. d. Rechtspleging behoort primair tot de eigen verantwoordelijkheid van de landen. De officiële toelichting op artikel 44 stelt uitdrukkelijk dat de landen in beginsel vrij zijn ten aanzien van eigen staatsinrichting; dit geldt ook voor de rechtspraak.(zie noot 15) Het Koninkrijk dient te waarborgen dat de rechtspleging aan haar doel kan beantwoorden. Rechtspleging is immers handhaving van de rechtszekerheid en de fundamentele rechten en vrijheden.(zie noot 16) Een wettelijke regeling op rijksniveau waarin waarborgen voor een behoorlijke rechtspleging zijn opgenomen, kan daarvoor een goede oplossing bieden. Een basis kan daarvoor worden gevonden in hetzij artikel 38 hetzij artikel 43, tweede lid, van het Statuut. e. Het Koninkrijk dient de fundamentele rechten te waarborgen. Daartoe behoren de grondrechten die internationaal erkenning hebben gevonden bijvoorbeeld in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Op het gebied van bij voorbeeld onderwijs zou rijkswetgeving op basis van artikel 38 of, indien noodzakelijk, artikel 43, tweede lid, minimumeisen kunnen stellen. f. Artikel 38 leent zich voor het treffen van nadere onderlinge regelingen op rijksniveau. Dit artikel stelt geen beperkingen. Voor het coördineren van de wetgeving stelt artikel 48 slechts één grens: de landen dienen bij hun wetgeving en bestuur de bepalingen van het Statuut in acht te nemen. g. Artikel 39 van het Statuut bepaalt dat de wetgeving op een aantal gebieden zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze wordt geregeld. Bij ingrijpende wijzigingsvoorstellen dient een landsregering de regeringen van de andere landen in de gelegenheid te stellen van hun zienswijze te doen blijken. Dit zal de concordantie ten goede komen. h. Het Statuut staat meer doelgerichte samenwerking op parlementair niveau toe dan het bestaande "parlementair contactplan". Het Statuut kent mogelijkheden tot overleg die zelden worden besproken of benut.(zie noot 17) Daarnaast staan Statuut en Grondwet in principe niet in de weg aan de mogelijkheid aan Nederlanders die hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba en de Nederlandse Antillen het recht te verlenen deel te nemen aan verkiezingen voor de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. i. Artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel g, maakt het mogelijk een gemeenschappelijk visumbeleid te voeren. j. Indien een Koninkrijksdeel in ernstige problemen geraakt, dienen de andere partners bijstand te bieden.(zie noot 18) Ook de Koninkrijksregering heeft daarin een verantwoordelijkheid. Zij kan op grond van artikel 51 een algemene maatregel van rijksbestuur vaststellen die voorziet in het oplossen van een nijpend vraagstuk. Deze bepaling biedt de mogelijkheid bijvoorbeeld ontspoorde overheidsfinanciën op orde te brengen en een commissie of instantie met die taak te belasten op grond van een mandaat van de Koninkrijksregering. k. Indien besluitvorming in de Rijksministerraad wordt bemoeilijkt door aanhoudende verschillen van inzicht, biedt artikel 12 een oplossing. Dit artikel bevat een conflictenregeling, die beoogt te vermijden dat het standpunt van een Gevolmachtigd Minister zonder meer door de meerderheid van de Nederlandse leden van de Rijksministerraad terzijde wordt geschoven. In de praktijk is dit artikel niet vaak toegepast. Artikel 12 behoudt echter zijn functie. De Raad van State van het Koninkrijk adviseert de regering van het Koninkrijk het Statuut een inhoud te geven die past in de moderne, gemondialiseerde wereld. De verantwoordelijkheden van het Koninkrijk bij het uitvoeren en nakomen van internationale verplichtingen zijn sinds1954 in aantal toegenomen. Het is het Koninkrijk, de drie landen gezamenlijk, dat op die naleving extern, door andere internationale verdragspartners (staten en internationale organisaties) kan worden aangesproken. Dat dwingt tot het geven van meer inhoud aan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid intern, binnen het Koninkrijk. Het Statuut staat daaraan niet in de weg. 5. Slot Met het Statuut werd in 1954 een nieuwe rechtsorde ingeluid. De inhoud van de Statuutbepalingen is in de loop der decennia nauwelijks gewijzigd. In die decennia is de wereld sterk veranderd. De toepassing en interpretatie van het Statuut is evenwel beperkt gebleven, zonder dat de tekst van het Statuut of de toelichting erop tot die beperking dwong. Het Koninkrijk is geen los Gemenebestverband. De eenheid in verscheidenheid van de Koninkrijksdelen volgt uit het Statuut. Het gevoel een eenheid te vormen blijkt ook uit de volksstemmingen die daarover in de Nederlandse Antillen en Aruba zijn gehouden. De Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen constateert, dat het de burgers in het Koninkrijk gaat om duurzame sociaal-economische ontwikkeling, een democratische rechtsstaat, respect voor de mensenrechten en een betrouwbare en doelmatige overheid. De burgers van het Koninkrijk delen al deze belangen en de waarden die daarmee verbonden zijn.(zie noot 19) Het aanvatten van dringende bestuurlijke en maatschappelijke problemen kan en hoeft niet te wachten op een eventuele wijziging van het Statuut. Het Statuut biedt meer mogelijkheden dan in de afgelopen 50 jaar is gedacht. Van die mogelijkheden is nog onvoldoende gebruik gemaakt. Waar het om gaat is de bereidheid doeltreffende maatregelen af te spreken en deze afspraken na te komen. De Raad van State van het Koninkrijk vestigt met dit advies de aandacht op de vele mogelijkheden die het Statuut biedt het Koninkrijksverband verder te ontwikkelen ten bate van alle Nederlanders in West-Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba. Die mogelijkheden kunnen op verschillende wijzen worden uitgewerkt. De Raad is gaarne bereid daarover desgewenst nader te adviseren. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Atsma tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met wijziging van het kortingeninstrument, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Atsma tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met wijziging van het kortingeninstrument, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 mei 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Atsma tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met wijziging van het kortingeninstrument, met memorie van toelichting. In artikel 86 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) is onder meer bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur percentages kunnen worden vastgesteld, waarmee een in het kader van de dierziektebestrijding uit te keren tegemoetkoming in de schade kan worden verlaagd. Deze percentages kunnen verschillen naar gelang aan de in de algemene maatregel van bestuur gestelde eisen betreffende de gezondheid van dieren of de in de bedoelde maatregel gestelde eisen terzake van de inrichting van het bedrijf is voldaan. Het initiatiefwetsvoorstel strekt ertoe om de grondslag te leggen voor een algemene maatregel van bestuur, waarin geen percentages maar vaste bedragen voor een verlaging in de tegemoetkoming kunnen worden vastgesteld. Het is de bedoeling dat in deze algemene maatregel van bestuur een limitatieve lijst van veterinaire voorschriften wordt opgesteld zodat vooraf duidelijk is welke overtreding tot welke vaste geldelijke aftrek van de tegemoetkoming leidt.(zie noot 1) De Raad van State maakt de volgende opmerkingen over het initiatiefwetsvoorstel. 1. Aan het wetsvoorstel ligt de gedachte ten grondslag dat correcte naleving van de voorschriften die betrekking hebben op preventie en bestrijding van dierziekten gebaat is bij een beleid dat de drempel voor ziektemeldingen zo laag mogelijk maakt. Het wettelijk uitgangspunt dat daartoe aan de eigenaar redelijke tegemoetkoming in de schade wordt uitgekeerd indien dieren moeten worden gedood of andere maatregelen krachtens artikel 22 GWWD moeten worden genomen, onderschrijft de indiener van het voorstel. Hetzelfde geldt de noodzaak van een systeem waarbij de uit het Diergezondheidsfonds ingevolge artikel 86, eerste lid, GWWD toe te kennen financiële tegemoetkoming wordt gekort indien bepaalde veterinaire voorschriften niet worden nageleefd. Blijkens de memorie van toelichting is de indiener van oordeel dat het in artikel 86, derde lid, GWWD neergelegde systeem van kortingen waarbij de tegemoetkoming met bij algemene maatregel van bestuur te bepalen vaste percentages wordt verlaagd niet (meer) kan rekenen op het daartoe vereiste draagvlak. Het onttrekt zich aan de beoordeling van de Raad of deze conclusie, gebaseerd op een evaluatie van de MKZ-crisis in 2001, juist is. Het college beperkt zijn advies tot het voorstel in artikel 86, derde lid, GWWD een systeem op te nemen waarbij de kortingen geschieden door mindering van het bedrag van de tegemoetkoming met vaste, bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, bedragen. Deze beperking brengt mee dat de Raad niet treedt in de beschouwingen in de memorie van toelichting over de merites van het in het huidige derde lid neergelegde systeem van percentuele kortingen, over de overeenkomsten en verschillen van dit systeem met verzekering en over het feit dat verlagingen "in de praktijk" worden gezien "als een sanctie" en worden aangeduid met de term "strafkortingen". Het college volstaat met de constatering dat noch een systeem waarbij schadevergoeding met vaste percentages wordt gekort noch een systeem waarbij de korting met vaste bedragen geschiedt noodzakelijkerwijs (mede) een punitief karakter bezit. Het zal afhangen van de algemene maatregel van bestuur en haar toepassing of een korting in een concreet geval als boete moet worden aangemerkt. De Raad wijst echter op het risico dat kortingen in vaste bedragen leiden tot ongelijke behandeling van eigenaren die op een hogere tegemoetkoming aanspraak kunnen maken en eigenaren die bij eenzelfde overtreding op een geringere schadevergoeding recht hebben. Juist ten aanzien van de laatst aangeduide categorie dreigt het gevaar dat een korting buitenproportioneel uitwerkt en een punitief karakter krijgt. De Raad acht het noodzakelijk dat de memorie van toelichting verduidelijkt op welke wijze dit gevaar kan worden vermeden. Bijzondere aandacht verdient daarbij de hoogte van de kortingsbedragen wil de effectiviteit ervan voldoende gewaarborgd zijn. 2. In de memorie van toelichting (bladzijde 4, eerste volzin) wordt aangegeven dat toepassing van een systeem met vaste kortingsbedragen voorkomt dat de hoogte van het bedrag van de korting een relatie heeft met de grootte van het bedrijf en dit "een meer rechtmatige grondslag (is) om te stimuleren dat alle veehouders - grote en kleine - zich houden aan de regels". De Raad wijst op het gevaar van ongelijke behandeling van grotere en kleinere bedrijven doordat de financiële lasten van het kortingsbedrag voor het kleinere bedrijf doorgaans zwaarder te dragen zullen zijn dan voor het grotere bedrijf en het gemis van de na korting resterende tegemoetkoming voor het kleinere bedrijf wellicht ingrijpender gevolgen zal hebben. De Raad mist daarvoor een deugdelijke grondslag. In de memorie van toelichting, onder Bedrijfseffecten en Financiële gevolgen, wordt de nadruk gelegd op het behoud van de draagkracht van de grotere bedrijven. Niet wordt ingegaan op de specifieke draagkrachtproblematiek van de kleinere bedrijven. Onder "Kortingenbeleid als verzekering?" (bladzijde 4) wordt onderkend dat grotere bedrijven waarschijnlijk minder moeite zullen hebben met de aftrek van een vast bedrag dan een klein bedrijf, maar dit nadeel wordt voldoende gecompenseerd geacht door de grotere kans van grote bedrijven op een overtreding en daarmee ook op een verlaging. Het college tekent hierbij aan dat het bij de beoordeling van de vraag naar gelijke behandeling op het punt van draagkracht gaat om de vergelijking van concrete schadegevallen en niet om het verschil in kans op een overtreding. De Raad adviseert het wetsvoorstel nader te bezien op het aspect van de ongelijke behandeling. 3. In de memorie van toelichting wordt verondersteld dat met een stelsel van vaste verlagingen per overtreding in de tegemoetkoming van schade het draagvlak bij alle veehouders om veterinaire voorschriften na te leven zal worden vergroot (bladzijden 2/3 en 5/6). Daarmee zal de voorgestelde regeling, zo lijkt uit de memorie van toelichting te volgen, meer effect hebben op die naleving dan het stelsel van percentuele verlagingen. De motivatie van een houder van dieren om preventieve maatregelen te nemen en de bereidheid om bij een uitbraak de dierziekte te melden, zou stijgen. Bij het college bestaat echter twijfel of die effecten werkelijk zullen worden bereikt. Het voorgestelde stelsel brengt, zoals gezegd, mee dat kleine bedrijven naar verhouding meer zullen worden gekort op de tegemoetkoming in schade, die bijvoorbeeld het gevolg is van een preventieve ruiming, dan de grotere. Voor deze bedrijven zijn met name de zakelijke risico's bij een melding van verschijnselen van een besmettelijke dierziekte groot. Het ligt in de rede dat het draagvlak voor een naar haar aard discriminatoir werkende regeling bij de gediscrimineerde eerder zal afnemen dan toenemen. De Raad mist een deugdelijke, feitelijke onderbouwing van de positieve verwachtingen van de indiener omtrent de effectiviteit van het voorgestelde stelsel. Hij adviseert hierin alsnog te voorzien. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid M. Vos houdende tweede wijziging van het voorstel van wet van het lid M. Vos tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid M. Vos houdende tweede wijziging van het voorstel van wet van het lid M. Vos tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Duyvendak en Dubbelboer houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Duyvendak en Dubbelboer houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Wilders en Fritsma tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verbod op het dragen van boerka's of nikabs in de openbare ruimte (boerkaverbod), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Wilders en Fritsma tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verbod op het dragen van boerka's of nikabs in de openbare ruimte (boerkaverbod), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 juli 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Wilders en Fritsma tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verbod op het dragen van boerka's of nikabs(zie noot 1) in de openbare ruimte (boerkaverbod), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kant houdende regels met betrekking tot de bevordering van de aanleg en het behoud van buitenspeelruimte voor kinderen (Wet buitenspeelruimte), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Kant houdende regels met betrekking tot de bevordering van de aanleg en het behoud van buitenspeelruimte voor kinderen (Wet buitenspeelruimte), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ellemeet en Dijksma tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap en het Wetboek van Strafrecht in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Ellemeet en Dijksma tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap en het Wetboek van Strafrecht in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 februari 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ellemeet en Dijksma tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap en het Wetboek van Strafrecht in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Jetten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Jetten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 mei 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Jetten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid M.B. Vos tot wijziging van de Electriciteitswet 1998 ter invoering van etikettering van elektriciteit, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid M.B. Vos tot wijziging van de Electriciteitswet 1998 ter invoering van etikettering van elektriciteit, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 januari 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid M.B. Vos tot wijziging van de Electriciteitswet 1998 ter invoering van etikettering van elektriciteit, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe leveranciers van elektriciteit te verplichten door middel van etikettering aan afnemers inzicht te verschaffen in de milieukwaliteit van de geleverde elektriciteit. Daardoor wordt het in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt niet alleen mogelijk om de prijzen van de verschillende aanbieders te vergelijken, maar ook de milieukwaliteit. In een aantal landen is een dergelijke etiketteringsplicht reeds ingevoerd; op Europees niveau heeft de Commissie een voorstel ingediend dat mede op informatieverstrekking betrekking heeft.(zie noot 1) Het voorstel bouwt mede voort op de reeds ingevoerde regeling voor groencertificaten voor groene stroom. Blijkens de toelichting wordt met het voorstel een aantal doelen gediend: - informatie over de milieukwaliteit kan bijdragen aan het verminderen van het gebruik van elektriciteit die is opgewekt met "vuile bronnen", omdat naast de prijs ook de milieukwaliteit kan worden vergeleken; - markten kunnen alleen goed werken als afnemers beschikken over complete informatie over de aangeboden producten; - ook voor het deel van de markt (kleinverbruikers) dat nog niet (geheel) wordt vrijgegeven heeft deze informatie een positief milieu-effect, omdat leveranciers daarmee worden gestimuleerd hun "groene" imago te verbeteren; - de plicht komt tegemoet aan de steeds sterkere vraag vanuit de samenleving aan leveranciers om verantwoording af te leggen over de milieukwaliteit van het door hen geleverde product. De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel een aantal opmerkingen, in het bijzonder met betrekking tot de Europese aspecten. 1. Doelstellingen Het voorstel hangt samen met de liberalisering van de elektriciteitsmarkt. De liberalisering vindt stapsgewijs plaats. Voor de grootverbruikers is de markt reeds vrijgegeven, voor kleinverbruikers op termijn. Nu juist op de kleinverbruikersmarkt de meeste effecten van deze maatregelen zijn te verwachten, roept het voorstel de vraag op of het thans zinvol en effectief is om een etiketteringsverplichting vooruitlopend op de liberalisering van de kleinverbruikersmarkt in te voeren. Met betrekking tot het beoogde inzicht in, de mogelijkheid tot vergelijking van en de beoogde verantwoording voor de milieukwaliteit van de geleverde producten is het volgens de Raad de vraag of de voorgestelde regeling waarbij het accent ligt op de vermelding van de gegevens bij de jaarafrekening, voor de kenbaarheid van die gegevens de meest geschikte methode is. Op die wijze worden immers slechts de afnemers van de eigen leverancier bereikt. De Raad adviseert het voorstel nader op deze aspecten te bezien. Europese aspecten 2a. Doordat de voorgestelde etiketteringsverplichting vooruitloopt op de liberalisering van de kleinverbruikersmarkt en vooruitloopt op Europese regelgeving terzake, is de regeling kwetsbaar uit een oogpunt van het vrije verkeer. Er wordt een (administratieve) verplichting opgelegd die buitenlandse leveranciers ervan kan weerhouden op de Nederlandse markt actief te zijn omdat zij een apart systeem op moeten zetten voor de Nederlandse markt (gedacht wordt aan verhandelbare certificaten). Niet uitgesloten is dat voor deze maatregel op zichzelf een rechtvaardiging te geven zal zijn. De rechtvaardiging voor de maatregel en de proportionaliteit ervan dienen in het licht van hetgeen hiervoor bij punt 1 is opgemerkt, te worden bezien. De Raad meent dat risico's het beste kunnen worden vermeden door de invoering van de maatregel te koppelen aan de liberalisering van de kleinverbruikersmarkt. De meeste effecten zijn wellicht te verwachten op de kleinverbruikersmarkt, en dit geeft dan ook de sterkste argumenten voor de rechtvaardiging van de maatregel. b. De kwetsbaarheid van de regeling in het licht van het vrije verkeer wordt vergroot door de toelichting (paragraaf 2), waarin wordt vermeld dat de brandstofmix in de landen van de belangrijkste buitenlandse leveranciers, België, Frankrijk en Duitsland, in vergelijking met Nederland een (aanzienlijk) groter aandeel kolen en nucleair bevat, zodat een toename van de import voor een afname van de milieukwaliteit van de in Nederland geleverde stroom zorgt. Daarmee kan de maatregel het effect hebben dat de nationale leveranciers in een betere positie komen ten opzichte van die welke zijn gevestigd in andere lidstaten. Aldus kan bovendien de indruk ontstaan dat de maatregel in zoverre niet (alleen) een milieudoel dient, als wel het beschermen van de nationale elektriciteitsproducenten. De Raad adviseert dit aspect opnieuw te bezien en de beschreven indruk te vermijden. 3. Het voorstel loopt vooruit op Europese regelgeving. In de toelichting wordt gesteld dat het voorstel aansluit bij het commissievoorstel terzake. Het commissievoorstel heeft echter een veel beperktere strekking.(zie noot 2) Dat voorstel blijft immers beperkt tot de verplichting om de brandstofmix (en het relatieve gewicht daarvan) op de rekeningen die naar eindgebruikers worden gezonden, te vermelden. De relatie met de hoeveelheid kooldioxine en de hoeveelheid radioactief afval wordt in dat voorstel niet gelegd en maakt ook geen deel uit van de informatieplicht. Bovendien gaat het voorstel van de Commissie, in tegenstelling tot het onderhavige voorstel, niet uit van een stelsel van certificering. De mededeling in de toelichting (paragraaf 3) dat het voorliggende voorstel geheel in lijn is met het voorstel van de Commissie is naar het oordeel van de Raad dan ook wel erg optimistisch. De Raad adviseert de toelichting aan te passen en de gevolgen van een en ander onder ogen te zien. 4. In paragraaf 4 van de toelichting wordt ervan uitgegaan dat de verplichting alleen geldt voor in Nederland geproduceerde stroom. Geïmporteerde stroom zal dan in beginsel het etiket "milieukwaliteit onbekend" krijgen, zo blijkt uit paragraaf 6 van de toelichting. Bezien zou nog moeten worden hoe voor buitenlandse stroom de milieukwaliteit kan worden aangetoond. Nu buitenlandse producenten niet aan Nederlands toezicht zijn onderworpen, zal een betrouwbaar systeem daarvoor niet eenvoudig kunnen worden opgezet, vooral vanwege het ontbreken van internationale samenwerking op dit punt. Op één na kennen de andere lidstaten een dergelijk systeem immers niet. Dat bevestigt enerzijds dat dit tot belemmeringen zal leiden. Anderzijds heeft dit ook gevolgen voor de beoogde effecten van de maatregel. Zoals hiervoor aan de orde is geweest kunnen de certificaten tot gevolg hebben dat daarmee duidelijk wordt dat in het bijzonder buitenlandse stroom een (aanzienlijk) groter aandeel kolen en nucleair bevat dan Nederlandse. Door de kwalificatie "milieukwaliteit onbekend" wordt dat inzicht niet bewerkstelligd. De Raad adviseert dit aspect opnieuw te bezien. Overige opmerkingen 5. In artikel I, onderdeel A, wordt aan artikel 1 van de Elektriciteitswet 1998 een definitie van "milieukwaliteit van elektriciteit" toegevoegd. Vervolgens volgt niet een definitie, maar wat daaronder in ieder geval moet worden verstaan. Nu deze bepaling de reikwijdte van de informatieplicht, bedoeld in artikel 81a van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt, is het van belang dat deze precies wordt gedefinieerd. Zo dit niet geheel mogelijk is, kan worden gedacht aan verdere uitwerking bij algemene maatregel van bestuur, maar ook dan dienen naar het oordeel van de Raad de essentialia in deze definitiebepaling te worden opgenomen. Het voorschrift dat thans is opgenomen in artikel 81a, achtste lid, zou ook daarin een plaats dienen te krijgen. De Raad adviseert het voorstel overeenkomstig het voorgaande aan te vullen. 6. Artikel 81a, zevende lid, geeft een ongelimiteerde mogelijkheid om de informatieplicht bij algemene maatregel van bestuur uit te breiden. Volgens de Raad zou op zijn minst moeten worden bepaald met welk oogmerk van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van het lid Van de Camp tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van wapengeweld.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van het lid Van de Camp tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van wapengeweld.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit).Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 april 2000, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet houdende wijziging van het voorstel van wet van de leden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit). Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede-Kamerleden Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra en Van 't Riet tot wijziging van het voorstel van wet van evengenoemde leden, houdende regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit), zoals dit momenteel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanhangig is (kamerstukken I 1999/2000, 25 309, nr.142). De aanpassingen bevatten verbeteringen van het initiatiefwetsvoorstel en zijn vooral van wetgevingstechnische aard en beogen de uitvoering van de wet te verbeteren. Tevens heeft het voorstel betrekking op een wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001. 1. Bij de Tweede nota van wijziging(zie noot 1) op het oorspronkelijke voorstel van Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: de wet) is voorgesteld de eigenwoningbijdrage door wijziging van artikel 30b, onder e, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB64) vrij te stellen van inkomstenbelasting (defiscalisering). Hierbij hebben de indieners anders dan bij het oorspronkelijke initiatiefvoorstel(zie noot 2) over het hoofd gezien dat de eigen woningbijdrage door de vrijstelling in mindering dient te worden gebracht op het bedrag van de hypotheekrente dat in aanmerking kan worden genomen als aftrekbare kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, Wet IB64. Aftrekbare kosten zijn, voorzover in dit kader van belang, de op de inkomsten drukkende kosten voorzover zij zijn gemaakt tot verwerving van die inkomsten. Indien door subsidiëring bepaalde kosten niet "drukken" op de desbetreffende inkomsten, kunnen zij niet tot de aftrekbare kosten worden gerekend. De defiscalisering van de eigenwoningbijdrage grijpt aldus diep in de systematiek van het initiatiefvoorstel in en ontneemt deels het effect aan de subsidiëring. De thans in artikel I, onderdeel J, opgenomen wijziging beoogt dit effect teniet te doen door een fictieve fiscalisering van de eigenwoningbijdrage buiten beschouwing te laten. De gekozen methode heeft tot gevolg dat een inbreuk op het stelsel van de inkomstenbelasting wordt gemaakt. Deze inbreuk kan worden voorkomen door er bij het bepalen van het fiscaal effect in het kader van artikel 27 van de wet rekening mee te houden dat door de gekozen systematiek een deel van de hypotheekrente niet aftrekbaar zal zijn. Het voordeel van deze benadering is dat geen inbreuk wordt gemaakt op het fiscale stelsel. Indien de voorgestelde afwijking van het stelsel van de inkomstenbelasting zou worden gehandhaafd, is de Raad van oordeel dat het voorstel het probleem wetssystematisch niet op de juiste "plek" repareert. Aanpassing van artikel 35 Wet IB64, waarbij zou worden bepaald dat in afwijking van artikel 35, eerste lid, Wet IB64 ook het gedeelte van de hypotheekrente waarvoor de tegemoetkoming van de eigenwoningbijdrage geldt, wordt geacht te drukken op de inkomsten uit de eigen woning, zou meer voor de hand liggen. 2. De Raad gaat er niet aan voorbij dat de indieners mede op verzoek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een reactie van het kabinet hebben gevraagd op de wet. In deze reactie wordt opgemerkt dat "in het wetsvoorstel ervan uitgegaan wordt dat de uitkering (de eigenwoningbijdrage en de toeslag financiering overdrachtsbelasting) niet wordt belast en (impliciet) dat de hypotheekrenteaftrek niet wordt aangetast door de subsidie. Om dit te bereiken zullen wettelijke maatregelen moeten worden getroffen. Het kabinet zal hiervoor zo spoedig mogelijk voorstellen doen."(zie noot 3) In het licht van deze geschiedenis adviseert de Raad artikel J van het voorliggende voorstel terug te nemen. In de eerste plaats heeft het kabinet op zich genomen de reparatie uit te voeren. De Raad neemt aan dat dit plaatsvindt in het kader van de (technische) wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), waarbij alle wijzigingen van de Wet IB64 die na begin 1999 het Staatsblad hebben bereikt in de Wet IB 2001 zullen worden opgenomen. Aangekondigd is dat deze (technische) wijziging in de tweede helft van 2000 zal worden ingediend. Gelet op het complexe karakter van alle aanpassings- en wijzigingswetgeving die de invoering van de Wet IB 2001 meebrengt is de Raad van oordeel dat de aangekondigde reparatie met het minste risico van onevenwichtige inpassing beter kan worden meegenomen in vorenbedoelde (technische) wijziging dan in een incidentele operatie. Daarnaast merkt de Raad op dat de wet ingrijpend aangepast dient te worden aan de Wet IB 2001, waarbij onder meer de artikelen 3, 4 en 27 van de wet alsmede nagenoeg alle "getallen" in verband met aanpassingen in de huursubsidiewetgeving betrokken zullen worden. Ook uit dien hoofde ligt een incidentele aanpassing aan de Wet IB 2001 minder voor de hand. Tot slot wijst de Raad erop dat niet voorzien is in een overgangsregeling, indien de wet voor 1 januari 2001 in werking treedt, de beoogde datum van inwerkingtreding van het nieuwe stelsel van de inkomstenbelasting. In dat geval zal tot 1 januari 2001 weliswaar de hypotheekrente volledig aftrekbaar zijn maar zal de eigenwoningbijdrage in de inkomstenbelastingheffing worden betrokken. 3. De berekening van de eigenwoningbijdrage op grond van artikel 30 van de wet is onzuiver indien bij de verwerving van de woning geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. De voorgestelde wijziging van artikel 30 van de wet beoogt overeenkomstig een toezegging van de indieners(zie noot 4) te vermijden dat een toeslag in verband met de overdrachtsbelasting wordt verstrekt bij nieuwbouwwoningen. Naar het oordeel van de Raad is daartoe de voorgestelde wijziging van artikel 30, eerste lid, onder a, van de wet niet noodzakelijk en zou deze achterwege gelaten dienen te worden, maar zou in het tweede lid de term "Po" moeten voorstellen: het percentage, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, doch 0 indien niet de overdrachtsbelasting, bedoeld in artikel 2 van die wet verschuldigd is. Op deze wijze blijft de samenhang tussen de omschrijving van de eigenwoningbijdrage in artikel 30, eerste lid, onder a, van de wet en (het eerste gedeelte van) de formule in het tweede lid behouden. 4a. In het voorgestelde artikel 22, derde lid, onder c, (artikel I, onderdeel C) is sprake van een verschil van 10 procent boven de onderhandse verkoopwaarde. Dit percentage wordt echter niet toegelicht. De Raad adviseert het percentage alsnog van een toelichting te voorzien. b. Aan het slot van de memorie van toelichting bij artikel I, onderdeel C, staat dat het in artikel 11c, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector genoemde percentage benedenwaarts zal worden aangepast, teneinde een substantiële korting te kunnen verlenen. Zonder nadere toelichting valt deze passage niet te begrijpen. De Raad adviseert bedoelde passage alsnog van een toelichting te voorzien. 5. Artikel I, onderdeel G, bevat een wijziging van het eerste lid van artikel 42. Zo kan het aanvraagformulier in geval van een aanvraag voor een primaire toekenning niet alleen door de financier maar ook door andere daartoe door de minister aangewezen personen of instanties verkrijgbaar worden gesteld. Waarom deze wijziging noodzakelijk is, wordt niet toegelicht. Evenmin wordt toegelicht aan welke personen of instanties wordt gedacht. Het college adviseert hieraan in de toelichting alsnog aandacht te besteden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Valk en Eurlings tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met telefoneren tijdens het besturen van een motorrijtuig.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Valk en Eurlings tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met telefoneren tijdens het besturen van een motorrijtuig.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Bouwmeester houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Bouwmeester houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 juli 2016 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Leijten, Bruins Slot en Bouwmeester houdende een verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet (regeling verstrekking programmagegevens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet (regeling verstrekking programmagegevens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het voorstel van wet van het lid M. Vos tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout) (kamerstukken II, 26 998, nrs.1-3).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het voorstel van wet van het lid M. Vos tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout) (kamerstukken II, 26 998, nrs.1-3).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met het toekennen van vaderverlof aan partners van de moeder na de bevalling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met het toekennen van vaderverlof aan partners van de moeder na de bevalling, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 juni 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met het toekennen van vaderverlof aan partners van de moeder na de bevalling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Heijnen tot opneming van bepalingen in de Gemeentewet en de Provinciewet ten einde te kunnen korten op de vergoeding van spookvertegenwoordigers (Wet aanpak spookvertegenwoordigers), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Heijnen tot opneming van bepalingen in de Gemeentewet en de Provinciewet ten einde te kunnen korten op de vergoeding van spookvertegenwoordigers (Wet aanpak spookvertegenwoordigers), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 november 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Heijnen tot opneming van bepalingen in de Gemeentewet en de Provinciewet ten einde te kunnen korten op de vergoeding van spookvertegenwoordigers (Wet aanpak spookvertegenwoordigers), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ongevraagd advies over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Ongevraagd advies over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen.Ongevraagd advies over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van onder andere de Wet arbeid en zorg (Wet Babyverlof), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van onder andere de Wet arbeid en zorg (Wet Babyverlof), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 februari 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van onder andere de Wet arbeid en zorg (Wet Babyverlof), met memorie van toelichting.Het initiatief vervangt het huidige kraamverlof van twee dagen voor de partner van de moeder door een babyverlof van een werkweek. De partner heeft gedurende die periode recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo). De uitkering wordt gefinancierd uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWF). Het initiatief is een aangepaste versie van een initiatief van de indiener uit 2007, de Wet Vaderverlof. Dat initiatief voorzag in twee werkweken verlof met doorbetaling van loon door de werkgever.De Afdeling maakt opmerkingen over de samenhang met andere verlofregelingen, de financiering uit het AWF, de arbeidskosten, de uitvoeringskosten en de vergelijking met andere landen.1.InleidingTot de invoering van de Wazo had een werknemer na de bevalling van zijn partner aanspraak op een korte periode van betaald verlof, als hij niet kon werken wegens de bevalling van de partner of om aangifte van de geboorte te doen. Op grond van artikel 4:2 van de Wazo heeft de werknemer thans recht op twee dagen doorbetaald verlof. Dit moet worden opgenomen binnen vier weken na de geboorte of de thuiskomst van het kind uit het ziekenhuis. Op de dag of de dagen waarop de bevalling plaatsvindt heeft de partner van de moeder op grond van artikel 4:1, eerste en tweede lid, van de Wazo recht op doorbetaald calamiteitenverlof. Een aantal cao's kent een langer kraamverlof voor de partner van de moeder. In 2004 had volgens de memorie van toelichting een werknemer aanspraak op gemiddeld drie dagen kraamverlof.De Wet Vaderverlof is in februari 2010 verworpen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. (zie noot 1) Naar aanleiding van een algemeen overleg over dit onderwerp in november 2010 heeft de indiener de Wet Babyverlof ingediend. (zie noot 2)2.Samenhang met andere verlofregelingenVolgens de indiener heeft de voorgestelde uitbreiding van het kraamverlof (zie noot 3) twee doelen. De partner van de moeder kan in die periode wennen aan de nieuwe huiselijke situatie, leren de baby te verzorgen en de moeder ondersteunen. Daarnaast beoogt het verlof te bevorderen dat mannen meer zorgtaken op zich nemen doordat zij kort na de geboorte meer tijd met hun kind kunnen doorbrengen. Volgens de indiener kan het bestaande ouderschapsverlof op grond van artikel 6:1 van de Wazo hiervoor niet gebruikt worden, omdat dit verlof is bedoeld om de combinatie van arbeid en zorg te verlichten. Bovendien maken veel vaders geen gebruik van ouderschapsverlof, omdat er geen wettelijke verplichting tot doorbetaling van het loon bestaat. (zie noot 4) Bij de parlementaire behandeling van de Wet Vaderverlof is naar voren gebracht dat de partner van de moeder vakantie- of adv-dagen voor een deel kan gebruiken om het kraamverlof geheel doorbetaald te verlengen. De indiener heeft in het debat over de Wet Vaderverlof naar voren gebracht dat er voor belangrijke gebeurtenissen in een mensenleven verlofregelingen dienen te zijn. Bovendien is het niet voor elke werknemer mogelijk deze verlofdagen naar eigen keuze op te nemen. (zie noot 5)Hoezeer de overwegingen die aan het voorstel ten grondslag liggen ook van belang zijn, de keuze voor uitbreiding van het kraamverlof ligt, naar het oordeel van de Afdeling, niet zonder meer voor de hand. De vraag kan worden gesteld of het huidige systeem van verlofregelingen, waarbij aan elke belangrijke gebeurtenis in het leven een eigen regeling met eigen aanspraken en voorwaarden wordt gekoppeld, nog wel aansluit bij de toegenomen individuele voorkeuren en de behoefte aan meer flexibiliteit in het combineren van arbeid en zorg. De Afdeling wijst op de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in november 2008 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. (zie noot 6) Hierin wordt gewezen op de nadelen van een scherpe categorisering van verlofaanspraken. Voor elke situatie geldt thans een specifieke verlofregeling met eigen voorwaarden en regels. Voor situaties die buiten die voorwaarden en regels vallen, moeten steeds nieuwe regelingen in het leven worden geroepen. Dat leidt tot een uitdijend en onoverzichtelijk stelsel van verlofaanspraken, dat moeilijk aansluit bij de behoeften van werknemers en werkgevers. Het is bijvoorbeeld moeilijk niet gebruikte verlofaanspraken over te hevelen naar andere verlofvormen. Zo werd in de beleidsverkenning opgemerkt dat het zorgverlof niet kon worden gebruikt om het kraamverlof te verlengen. (zie noot 7)De beleidsverkenning roept de vraag op of het niet overweging verdient meer flexibiliteit in bestaande verlofvormen mogelijk te maken in plaats van afzonderlijke verlofaanspraken, zoals het kraamverlof, verder uit te breiden. Datzelfde geldt voor de mogelijkheid om andere nog niet gebruikte verlofaanspraken, zoals vakantie- en adv-dagen, te gebruiken voor verlenging van het kraamverlof.De Afdeling adviseert in het licht van het bovenstaande de uitbreiding van het kraamverlof nader te bezien en in de toelichting in te gaan op de mogelijkheid om andere aanspraken op verlof te gebruiken voor kraamverlof.3. Financiering uit het AWFHet kraamverlof wordt gefinancierd uit het AWF, net als zwangerschaps- en bevallingsverlof. Sinds de invoering van de verplichte loondoorbetaling van werkgevers bij ziekte in 1995 wordt het zwangerschaps- en bevallingsverlof gefinancierd uit het AWF. Mede gelet op verdragsverplichtingen (zie noot 8), werd het destijds ongewenst geacht om deze kosten voor rekening van één werkgever of één bedrijfstak te laten komen. (zie noot 9) De redenering van de indiener dat zo de lasten eerlijk over de werkgevers worden verdeeld sluit in zoverre hierbij aan. Voorts is het volgens de indiener eenvoudig om voor de financiering van kraamverlof aan te sluiten bij een bestaande regeling.De Afdeling wijst erop dat het AWF wordt gevoed met door werkgevers en werknemers betaalde premies op grond van de Werkloosheidswet. (zie noot 10) Ten laste van het AWF komen, kort samengevat, de op grond van de Werkloosheidswet te betalen uitkeringen, alsmede de uitgaven die met werkloosheid verband houden, zoals bijvoorbeeld de kosten ten behoeve van de re-integratie van werklozen. De Afdeling acht het niet zonder meer gerechtvaardigd om de doelen van dit fonds uit te breiden tot onderwerpen die niet direct verband houden met de financiering van werkloosheidsuitkeringen. (zie noot 11)Sinds 1996 wordt weliswaar het zwangerschaps- en bevallingsverlof van de moeder ook uit het AWF betaald, maar daaraan lag, naast het genoemde argument van verdeling van kosten, ook het argument van de arbeidsmarktpositie van de vrouw ten grondslag. (zie noot 12) Gelet op de veel kortere verlofperiode van kraamverlof en het feit dat het verlof voor de partner van de moeder geen medische redenen heeft, ontbreekt dat laatste argument voor kraamverlof.De Afdeling adviseert, gelet op het voorgaande, de financiering van het kraamverlof uit het AWF nader te bezien.4.Overige opmerkingena.ArbeidskostenVolgens paragraaf 9 van de memorie van toelichting zal, op basis van 125.000 uitkeringen, het beroep op het AWF toenemen met 100 miljoen per jaar. Om dit te financieren, wordt de premie verhoogd met 0,09%. De indiener berekent dat deze bescheiden stijging van de loonkosten een negatief werkgelegenheidseffect van 0,016% heeft. (zie noot 13) Daartegenover staat een lastenverlichting van 60 miljoen voor het bedrijfsleven, omdat de werkgever (gemiddeld) drie dagen kraamverlof niet langer hoeft door te betalen. De extra lasten bedragen dus volgens de indiener 40 miljoen.De Afdeling wijst erop dat hierbij geen rekening wordt gehouden met vervangingskosten. Zeker in het midden- en kleinbedrijf is een verlof van vijf dagen moeilijker op te vangen dan een verlof van twee dagen.Voorts wijst de Afdeling erop dat ook een beperkte stijging van de loonkosten een negatief signaal kan zijn voor de economische ontwikkelingen, met effecten op de arbeidsmarkt. Hierbij merkt de Afdeling op dat uit de in september 2010 gepubliceerde Macro Economische Verkenning voor 2011 valt op te maken dat de sociale lasten voor werkgevers dit jaar reeds licht zullen toenemen door stijging van de inkomensafhankelijk bijdrage zorgverzekeringswet, de premie van de sectorale wachtgeldfondsen en de pensioenpremie voor werkgevers. (zie noot 14)De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen van het voorstel voor de arbeidskosten.b.UitvoeringskostenDe toelichting zegt niets over de uitvoeringskosten en de administratieve lasten. Thans neemt de werknemer twee of drie doorbetaalde vrije dagen op, door dit aan de werkgever te melden. Ingevolge het voorgestelde artikel 4:2a van de Wazo moet de werknemer één maand voor de vermoedelijke bevalling een aanvraag doen bij het UWV, onder overlegging van een verklaring van een arts met de vermoedelijke bevallingsdatum. Ook de werkgever zal volgens de toelichting bij dit artikel een melding moeten doen bij het UWV. Het UWV moet vervolgens de aanvraag toetsen en een uitkering toekennen. Hoewel geen sprake is van een complexe uitkering, zal het UWV 125.000 besluiten per jaar moeten nemen. In een aantal gevallen zal sprake zijn van herziening en beroep. De toelichting maakt niet inzichtelijk hoeveel capaciteit het UWV hiervoor nodig heeft.De Afdeling adviseert de toelichting op deze onderdelen aan te vullen.c.Vergelijking met andere landenParagraaf 4 van de memorie van toelichting bevat een overzicht van regelingen over de duur en doorbetaling van vaderverlof in andere Europese landen, op basis van gegevens van de Europese Commissie. Omdat de acht landen die geen vaderverlof kennen niet in de tabel, maar in een voetnoot zijn opgenomen, staat Nederland onderaan in de tabel. In de tabel is ook niet consequent opgenomen of het verlof volledig of gedeeltelijk wordt doorbetaald. De Afdeling wijst erop dat in de in de tabel opgenomen landen ook van elkaar verschillen bij het punt van de termijnen waarbinnen het verlof mag worden opgenomen. Zo blijkt uit deze gegevens dat de twee weken vaderverlof in Denemarken binnen veertien weken kunnen worden opgenomen en de elf dagen vaderverlof in Frankrijk binnen vier maanden. Verder is niet duidelijk of in de in de tabel opgenomen landen de dag van de bevalling deel uitmaakt van het vaderlof, of dat die onder een vorm van calamiteitenverlof valt, zoals in Nederland.De Afdeling adviseert de tabel in bovenstaande zin te verduidelijken.5. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 mei 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Bussemaker en Van Dijke tot wijziging van de Arbeidstijdenwet en het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van zeggenschap van werknemers over arbeidstijden.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Bussemaker en Van Dijke tot wijziging van de Arbeidstijdenwet en het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van zeggenschap van werknemers over arbeidstijden.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 juli 2000, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Bussemaker en Van Dijke tot wijziging van de Arbeidstijdenwet en het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van zeggenschap van werknemers over arbeidstijden. Volgens de toelichting is de vormgeving van arbeid en arbeidstijden de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. Tegelijkertijd hebben werknemers meer maatschappelijke verantwoordelijkheden buiten de betaalde arbeid gekregen. Ingevolge het voorstel worden werkgevers verplicht voorzover redelijkerwijze mogelijk bij de vaststelling van het arbeidspatroon meer dan thans rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer buiten de arbeid. 1. Samenhang met het initiatiefwetsvoorstel-Bakker Het voorstel regelt gedeeltelijk dezelfde motie die het initiatiefwetsvoorstel van het lid Bakker beoogt te regelen.(zie noot 1) De Raad van State heeft over dat voorstel op 23 mei 2000 advies uitgebracht. In de toelichting wordt niet op het voorstel-Bakker ingegaan. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven wat de verhouding is tussen het nu voorliggende voorstel en het voorstel-Bakker. 2. Bescherming tegen zondagsarbeid: noodzaak van een wettelijke regeling In de Arbeidstijdenwet (ATW) is nu geregeld dat de werknemer alleen verplicht kan worden om op zondag te werken, indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de werkgever overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan, of, bij ontbreken van dat orgaan, met de belanghebbende werknemers.(zie noot 2) De indieners stellen voor, in aanvulling daarop te bepalen dat de werknemer uitsluitend arbeid op zondag verricht indien hij daar voor dat geval mee instemt.(zie noot 3) De werknemer hoeft dus - anders dan in het voorstel-Bakker - geen motief te noemen. Verder voorziet het voorstel in een verbod om een werknemer te ontslaan die geen instemming verleent aan het werken op zondag.(zie noot 4) Anders dan het voorstel-Bakker voorziet dit voorstel niet in een wettelijk verbod om bij sollicitaties onderscheid te maken wegens het hebben van (gewetens)bezwaren tegen het werken op zondag. Wel merken de indieners op, ervan uit te gaan dat de werkgever bij een sollicitatieprocedure niet op voorhand van de werknemer mag vragen naar de bereidheid op zondag te werken.(zie noot 5) Zoals hierna (punt 3) wordt aangegeven deelt de Raad dit standpunt niet. De Raad signaleert dat er een discrepantie bestaat tussen de verruiming van de mogelijkheden om op zondag te werken zoals deze bijvoorbeeld voortvloeit uit de recente wijziging van de Winkeltijdenwet en het onderhavige voorstel. De ATW-1995 kent als uitgangspunt dat op zondag niet of zo weinig mogelijk wordt gewerkt. Verder is in het Burgerlijk Wetboek een verbod opgenomen om een werknemer te ontslaan die met een beroep op een ernstig gewetensbezwaar weigert het opgedragen werk te verrichten. De Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) kent een verbod om onderscheid te maken op grond van godsdienst of levensovertuiging bij het aanbieden van een betrekking en het in dienst nemen als werknemer of ambtenaar. De recente wijziging van de Winkeltijdenwet kan er echter toe leiden dat niet alleen werkgevers uit concurrentie-overwegingen gedwongen zijn hun winkel op zondag te openen, maar dat ook (andere) dienstverlening (bijvoorbeeld vervoer) moet worden geïntensiveerd. Het onderhavige voorstel dat het uitgangspunt van de ATW (op zondag wordt niet gewerkt) wil handhaven kan daarom werkgevers voor een welhaast onmogelijke opgave plaatsen. Om de instemming van zijn werknemers te verwerven zal hij met hoge overwerkvergoedingen moeten werken. Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt is het de vraag of ook dat wel voldoende is. Het gevaar bestaat dat werkzaamheden in bepaalde branches zoals vervoer en zorginstellingen, die wel moeten worden verricht, niet meer zullen worden verricht. Dat kan verstrekkende consequenties hebben. De Raad vraagt zich daarbij af of de bestaande wetgeving niet reeds een goede basis biedt om oplossingen te vinden voor de uiteenlopende soorten van problemen - religieus geïnspireerd of anderszins - die zich in de praktijk rond de zondagsarbeid kunnen voordoen. Op bedrijfstak of bedrijfsniveau kunnen eventuele problemen verder worden opgelost. De Raad adviseert het vorenstaande bij de beoordeling van het voorstel te betrekken. 3. Vragen bij de sollicitatie Zoals al aangegeven voorziet het voorstel niet in een wettelijk verbod om bij sollicitaties onderscheid te maken wegens het hebben van bezwaren tegen het werken op zondag. Wel merken de indieners op, ervan uit te gaan dat de werkgever bij een sollicitatieprocedure niet op voorhand van de werknemer mag vragen naar de bereidheid op zondag te werken.(zie noot 6) Een verbod om hierover vragen te stellen vloeit, zo meent de Raad, niet zonder meer voort uit de bestaande wetgeving. Denkbaar is dat het verbod nog wel kan worden afgeleid uit artikel 5 AWGB voorzover het gaat om religieuze of levensbeschouwelijke bezwaren tegen zondagsarbeid. Voor anderssoortige bezwaren is dat niet aannemelijk. Het zou ook niet wenselijk zijn om een zo ruim verbod wettelijk te regelen. Een werkgever moet bijvoorbeeld in staat zijn personeel te werven speciaal voor het verrichten van zondagsdiensten. En een werkgever die al veel personeel in dienst heeft dat religieuze of andere bezwaren heeft tegen zondagsarbeid moet in staat zijn personeel te selecteren dat wel tot zondagsarbeid bereid is. Het verdient aanbeveling de toelichting op dit punt aan te passen. 4. Reikwijdte van het instemmingsrecht Het nu geldende artikel 4:1 ATW maakt onderscheid tussen arbeid op zondag die voortvloeit uit de aard van de arbeid en arbeid op zondag waar de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken. Het gaat de indieners alleen om het laatste, zo geven zij in de toelichting aan.(zie noot 7) De voorgestelde tekstwijziging is op dit punt onvoldoende duidelijk. Het recht om op zondag niet te behoeven werken lijkt ook te gelden voor zondagsarbeid die voortvloeit uit de aard van de arbeid. Het verdient aanbeveling de tekst te verduidelijken. 5. Vaststelling van het arbeidspatroon De ATW bepaalt nu in artikel 4:1, eerste lid, dat de werkgever, voorzover dat redelijkerwijs van hem gevergd kan worden, rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de werknemers. Het voorgestelde artikel 4:1a, eerste lid, geeft in feite een herhaling van deze bepaling met een verdere uitwerking van het laatste deel: het voorstel spreekt over de "persoonlijke omstandigheden van de werknemer buiten de arbeid, waaronder begrepen de zorg(taken) voor kinderen, (afhankelijke) familieleden, verwanten en naasten alsmede maatschappelijke verantwoordelijkheden die door de werknemer worden gedragen". a. In de toelichting wordt wel in algemene zin gesproken over de problemen bij het combineren van werk en zorg, maar niet wordt aangegeven of het voorgestelde artikel een wezenlijk grotere bijdrage zal leveren aan het oplossen van deze problemen dan nu al gebeurt met het bestaande artikel 4:1 ATW. Daar komt bij dat in het voorgestelde artikel van het begrip "persoonlijke omstandigheden van de werknemer" enkele voorbeelden zijn opgenomen die onvoldoende houvast geven of het gevaar in zich dragen dat aan een begrip een te ruime betekenis toegekend moet worden. Zo is de term "maatschappelijke verantwoordelijkheden" naar inhoud te vaag en het ermee gemoeide tijdsbeslag te onbepaald. De Raad is van mening dat de voorgestelde nadere uitwerking van het begrip niet wenselijk is. Hij acht het beter om het uiteindelijk aan de rechter over te laten nader te bepalen welke persoonlijke omstandigheden een rol kunnen spelen en welk gewicht aan de verschillende omstandigheden moet worden toegekend. Hij adviseert de bepaling te heroverwegen. b. Indien de indieners de bepaling handhaven, verdient het aanbeveling het voorgestelde artikel 4:1a, eerste lid, op te nemen in artikel 4:1, eerste lid. Dat heeft tevens als voordeel dat de procedurele waarborgen die in het vervolg van artikel 4:1 zijn neergelegd, ook zullen gelden voor de door de indieners voorgestelde verplichting. Het voorgestelde artikel 4:1a, tweede lid, kan dan eveneens in artikel 4:1 worden ondergebracht. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Vos en Stuurman betreffende het wijzigen van de Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden (Wet verlenging Wet Samen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Vos en Stuurman betreffende het wijzigen van de Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden (Wet verlenging Wet Samen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Atsma en Rosenmöller tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het tegengaan van de wederrechtelijke verspreiding van tenaamgestelde toegangskaarten voor voetbalwedstrijden (strafbaarstelling zwarte handel in voetbalkaartjes).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Atsma en Rosenmöller tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het tegengaan van de wederrechtelijke verspreiding van tenaamgestelde toegangskaarten voor voetbalwedstrijden (strafbaarstelling zwarte handel in voetbalkaartjes).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 augustus 2013 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 augustus 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Jadnanansing en Jasper van Dijk tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het niet uitvoeren van de langstudeerdersmaatregel in het studiejaar 2012-2013, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Jadnanansing en Jasper van Dijk tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het niet uitvoeren van de langstudeerdersmaatregel in het studiejaar 2012-2013, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 augustus 2012 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Jadnanansing en Jasper van Dijk tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het niet uitvoeren van de langstudeerdersmaatregel in het studiejaar 2012-2013, met memorie van toelichting.Het initiatiefwetsvoorstel beoogt het tarief voor het verhoogde collegegeld voor het studiejaar 2012-2013 met terugwerkende kracht tot 1 september 2012 te bepalen op het niveau van het basistarief. Tevens wordt de ministeriële regeling die zorgt voor indicering van de bedragen met terugwerkende kracht aangepast. Daarmee wordt tijd vrijgemaakt om het stelsel van gedifferentieerd collegegeld op langere termijn af te schaffen.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het bestendig karakter van wetgeving, de financiële dekking van dit wetsvoorstel en over de onzekerheid die dit wetsvoorstel tot gevolg kan hebben.1.Bestendig karakter van wetgevingHet onderhavige wetsvoorstel beoogt met terugwerkende kracht het gedifferentieerde collegegeld voor het studiejaar 2012-2013 terug te draaien per 1 september 2012. De Afdeling heeft op 14 januari 2011 advies uitgebracht over het wetsvoorstel verhoging collegegeld langstudeerders. (zie noot 1) Dat wetsvoorstel heeft inmiddels kracht van wet gekregen en is op 1 september 2011 in werking getreden. (zie noot 2)De Afdeling merkt op dat, onverminderd het in de Grondwet verankerde recht van initiatief van de Tweede Kamer, wetgeving in het algemeen een zekere bestendigheid behoort te hebben. Dat is zowel in het belang van hen voor wie de wet rechten en plichten bevat als van de instanties die met de uitvoering zijn belast. De Afdeling adviseert hierop in de memorie van toelichting in te gaan.2.Financiële dekkingZoals ook in de toelichting op dit wetsvoorstel wordt vermeld heeft de wet verhoging collegegeld langstudeerders "een tweeledig doel: (1) het behalen van de financiële taakstelling die het kabinet zich gesteld heeft en (2) het verhogen van het studierendement." (zie noot 3) De financiële taakstelling bedraagt 370 miljoen.Volgens de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is financiële dekking vooralsnog alleen noodzakelijk tot en met 31 december 2012. De indieners wijzen er in dat verband op dat begrotingsjaren en collegejaren door elkaar heenlopen. Zij komen dan ook tot de conclusie dat voor het begrotingsjaar 2012 een alternatieve dekking ter waarde van 62 miljoen moet worden gevonden. De dekking hiervoor wordt gevonden in een financiële meevaller binnen de studiefinanciering. (zie noot 4)De Afdeling wijst erop dat deze financiële dekking ontoereikend is. Het wetsvoorstel heeft betrekking op het gehele studiejaar 2012-2013. Derhalve dient voor dat gehele studiejaar een dekking te worden opgenomen. Daar komt bij dat de Afdeling er kennis van heeft genomen dat eerdere overleggen in de Tweede Kamer niet hebben geleid tot een breed draagvlak voor de financiële dekking ten behoeve van een alternatief plan.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in de memorie van toelichting alsnog te voorzien in een toereikende financiële dekking voor het gehele studiejaar 2012-2013.3.Onzekerheid en uitvoeringsperikelenDe wet verhoging collegegeld langstudeerders is op 1 september 2011 in werking getreden. Uiteindelijk is ervan afgezien de verhoging voor het studiejaar 2011-2012 in te laten gaan. Voor het studiejaar 2012-2013, dat op 1 september 2012 is ingegaan, zijn echter bij wet de bedragen vastgesteld van het collegegeld volgens het basistarief en het verhoogde tarief. (zie noot 5) Tevens is een ministeriële regeling vastgesteld op grond van de artikelen 18.78, vierde lid, en 18.79, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. (zie noot 6) Op basis hiervan hebben de onderwijsinstellingen inmiddels de verschuldigde collegegelden bij de studenten in rekening gebracht.Het onderhavige wetsvoorstel kan tegen die achtergrond tot onzekerheid leiden bij zowel onderwijsinstellingen als studenten. De onderwijsinstellingen krijgen een korting opgelegd, die in mindering wordt gebracht op het instellingsbudget. Tegen die achtergrond zal tot het moment waarop dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer is aangenomen, bij onderwijsinstellingen onzekerheid bestaan over de precieze omvang van het instellingsbudget. Ook voor de betreffende doelgroep studenten zal deze wetswijziging tot onzekerheid aanleiding geven in hoeverre zij hun verhoogde collegegeld al dan niet moeten betalen. Indien zij niet betalen, worden zij - misschien achteraf ten onrechte - niet ingeschreven, kunnen zij geen tentamens doen en lopen daardoor (extra) studievertraging op. Studenten die wel betalen zullen in veel gevallen bezwaar en beroep instellen totdat zij zekerheid hebben over het uiteindelijke tarief. Studenten die betalen zonder bezwaar en/of beroep in te stellen zullen na het aannemen van deze wet mogelijk overgaan tot een actie op grond van onverschuldigde betaling.Gele op het voorgaande levert dit wetsvoorstel dan ook een groot aantal administratieve lasten op die de nodige kosten zullen meebrengen. De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan en zo mogelijk aan te geven op welke wijze die onzekerheid - al dan niet in overleg met de desbetreffende bewindspersoon - zoveel mogelijk beperkt kan blijven.4. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 november 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Eerdmans en Wolfsen tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het verhogen van de maximale proeftijd voor misdrijven die de gezondheid of het welzijn van dieren benadelen, en in verband met het verhogen van het strafmaximum voor onder meer het doden van andermans dieren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Eerdmans en Wolfsen tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het verhogen van de maximale proeftijd voor misdrijven die de gezondheid of het welzijn van dieren benadelen, en in verband met het verhogen van het strafmaximum voor onder meer het doden van andermans dieren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Wolfsen tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met het opheffen van de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Wolfsen tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met het opheffen van de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 27 april 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Wolfsen tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met het opheffen van de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van het lid Van Velzen houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van het lid Van Velzen houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 oktober 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van het lid Van Velzen houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Dubbelboer en Duyvendak houdende het ongedaan maken van de tijdelijkheid van de Tijdelijke referendumwet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Dubbelboer en Duyvendak houdende het ongedaan maken van de tijdelijkheid van de Tijdelijke referendumwet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Yücel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Yücel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 april 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Yücel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Bommel, Van der Ham, Ouwehand, Peters en De Roon betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Hervormingsverdrag van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Bommel, Van der Ham, Ouwehand, Peters en De Roon betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Hervormingsverdrag van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 5 november 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Voorstel van wet van de leden Van Bommel, Van der Ham, Ouwehand, Peters en De Roon betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Hervormingsverdrag van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Snels, Tony van Dijck, Leijten, Nijboer, Van Raan, Van Rooijen en Azarkan tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met aanscherping van de definitie van "vaste beloning" en introductie van een instemmingsrecht voor de Minister van Financiën met betrekking tot de vaststelling of verhoging van de vaste beloning van een bestuurder van een systeemrelevante bank.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Snels, Tony van Dijck, Leijten, Nijboer, Van Raan, Van Rooijen en Azarkan tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met aanscherping van de definitie van "vaste beloning" en introductie van een instemmingsrecht voor de Minister van Financiën met betrekking tot de vaststelling of verhoging van de vaste beloning van een bestuurder van een systeemrelevante bank.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 april 2016 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Vermeij, Koopmans en Neppérus tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling voor herstel van gebreken in een besluit hangende beroep bij de bestuursrechter (Wet Vermeij, Koopmans, Neppérus bestuurlijke lus Awb), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Vermeij, Koopmans en Neppérus tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling voor herstel van gebreken in een besluit hangende beroep bij de bestuursrechter (Wet Vermeij, Koopmans, Neppérus bestuurlijke lus Awb), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 februari 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Vermeij, Koopmans en Neppérus tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling voor herstel van gebreken in een besluit hangende beroep bij de bestuursrechter (Wet Vermeij, Koopmans, Neppérus bestuurlijke lus Awb), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Harrewijn en Rosenmöller tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van openbaarheid over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet openbaarheid topinkomens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Harrewijn en Rosenmöller tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van openbaarheid over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet openbaarheid topinkomens), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 december 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Harrewijn en Rosenmöller tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van openbaarheid over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet openbaarheid topinkomens), met memorie van toelichting. Het initiatiefwetsvoorstel(zie noot 1) strekt tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en is gericht op bekendmaking aan de ondernemingsraad van de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen(zie noot 2) en van voornemens tot wijziging van de desbetreffende regelingen en afspraken.(zie noot 3) De voorgestelde bekendmaking betreft niet alleen inkomensgegevens per (functie)groep,(zie noot 4) maar ook die van de afzonderlijke bestuurders en toezichthouders.(zie noot 5) Het informatierecht dat het wetsvoorstel biedt, staat in het kader van uitbreiding van de betrokkenheid van de ondernemingsraad bij de arbeidsvoorwaarden, beloningshoogte, enzovoort voor personen in het algemeen en voor topbestuurders en toezichthouders in het bijzonder.(zie noot 6) De indieners volstaan thans met voorstellen aangaande uitbreiding van het informatierecht van de ondernemingsraden, dit in afwachting van een evaluatie van de WOR.(zie noot 7) Anders dan in het recent bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende regeringsvoorstel betreffende de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit van bestuurders en commissarissen,(zie noot 8) staan zij welbewust een uitbreiding voor van de informatieplicht tot ook niet-beursgenoteerde ondernemingen.(zie noot 9) Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. In de Inleiding van de toelichting wordt geconstateerd dat de afgelopen jaren de beloning van topfunctionarissen met grote regelmaat onderwerp van discussie is geweest. Vermeld wordt dat onder meer optieregelingen in hun verhouding tot de gematigde loonontwikkeling die van het overige personeel werd verlangd in de publieke discussie veel aandacht hebben gekregen. De gekozen benadering maakt duidelijk dat het wetsvoorstel zich vooral richt op arbeidsvoorwaarden die vergeleken met de gangbare beloningsstructuur in de onderneming opvallende ontwikkelingen vertonen. In verband hiermee wordt in de toelichting vooral aandacht gegeven aan de topinkomens en de belangrijke bijzondere beloningscomponenten daarvan. In het licht van deze strekking vraagt de Raad zich af waarom het wetsvoorstel zich ook uitstrekt tot andere categorieën van bij de onderneming betrokken personen dan topfunctionarissen. Uit de toelichting kan worden opgemaakt dat het beeld ten aanzien van hen die onder de Collectieve Arbeidsovereenkomst of een andere vorm van collectieve arbeidsvoorwaardenregeling vallen binnen de onderneming veelal bekend is.(zie noot 10) Kenbaar zijn ook de beloningen van toezichthouders. Uit de toelichting blijkt niet waarom de beloningsstructuur bij deze andere categorieën noodzaakt tot de voorgestelde uitbreiding van de informatieplicht aan de ondernemingsraad. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. Met betrekking tot de voorgestelde bekendmaking aan de ondernemingsraad van de beloning van bestuurders en andere topfunctionarissen(zie noot 11) merkt de Raad het volgende op. a. Er bestaat op dit punt een nauw verband met het recent bij de Tweede Kamer ingediende regeringsvoorstel betreffende de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit van bestuurders en commissarissen,(zie noot 12) alsmede met het door de regering aan de Tweede Kamer toegezegde wetsvoorstel houdende wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de positie van de algemene vergadering (AvA) van aandeelhouders inzake de bezoldiging van bestuurders en commissarissen.(zie noot 13) In de memorie van toelichting wordt weliswaar ingegaan op dit verband, maar wordt niet ingegaan op de mogelijkheden die de andere vermelde voorstellen bieden voor het verwerkelijken van hetgeen de indieners beogen met betrekking tot topfunctionarissen. Mede gelet op de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over topinkomens(zie noot 14) en de daarin vermelde onderzoeken inzake ontwikkelingen in de beloningstructuur is van belang dat slechts voor een beperkte categorie topfunctionarissen openbaarmaking van beloningen gewenst lijkt te zijn. b. Door bekendmaking van de beloningen van topfunctionarissen aan de ondernemingsraad wordt door de indieners van het wetsvoorstel uiteindelijk beoogd de ondernemingsraad in de gelegenheid te stellen de hoogte van die beloningen te beïnvloeden.(zie noot 15) De Raad vraagt zich af of de ondernemingsraad dienaangaande een eigen taak heeft te vervullen naast de raad van commissarissen en de AvA De Raad adviseert het wetsvoorstel op deze punten van een nadere motivering te voorzien. 3. De paragrafen 3 tot en met 6 van de toelichting richten zich in het bijzonder op de bekendmaking van de hoogte van bijzondere beloningen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat deze beloningen op geld waardeerbaar zijn.(zie noot 16) Van verschillende bijzondere beloningsvormen, zoals opties, is de werkelijke waarde afhankelijk van toekomstige onzekere gebeurtenissen zoals het tijdstip van (eventuele) uitoefening van de optie en de beurswaarde op dat moment. In zulke gevallen is het bepalen van een geldswaarde een arbitraire aangelegenheid. De Raad adviseert om hiermee in het wetsvoorstel rekening te houden en de toelichting op dit punt aan te vullen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kant tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de vaststelling van basistarieven voor huishoudelijke verzorging, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Kant tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de vaststelling van basistarieven voor huishoudelijke verzorging, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 februari 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kant tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de vaststelling van basistarieven voor huishoudelijke verzorging, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging (nr.10 herdruk) en tweede nota van wijziging (nr.12) op het voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Nota van wijziging (nr.10 herdruk) en tweede nota van wijziging (nr.12) op het voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld, met toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 mei 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging (nr.10 herdruk) en de tweede nota van wijziging (nr.12) op het voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Hessels tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan kleinverbruikers (Warmtewet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Hessels tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan kleinverbruikers (Warmtewet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Monasch, Bashir, Van Gent en Verhoeven tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een plusregio die de gemeente Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Monasch, Bashir, Van Gent en Verhoeven tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een plusregio die de gemeente Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 juli 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Monasch, Bashir, Van Gent en Verhoeven tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een plusregio die de gemeente Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van de Huursubsidiewet (huursubsidie voor studenten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van de Huursubsidiewet (huursubsidie voor studenten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Arib houdende wijziging van de Wet op de lijkbezorging, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Arib houdende wijziging van de Wet op de lijkbezorging, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Blok tot wijziging van de Wet werk en bijstand ten einde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Blok tot wijziging van de Wet werk en bijstand ten einde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 februari 2010 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Blok tot wijziging van de Wet werk en bijstand ten einde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 september 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Haersma Buma en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de invoering van hoofdelijke aansprakelijkheid bij de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Haersma Buma en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de invoering van hoofdelijke aansprakelijkheid bij de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 oktober 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Haersma Buma en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de invoering van hoofdelijke aansprakelijkheid bij de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot uitbetaling van pensioen in pensioeneenheden (Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot uitbetaling van pensioen in pensioeneenheden (Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 juli 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot uitbetaling van pensioen in pensioeneenheden (Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kant tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning om de bekostiging van het gemeentelijk beleid op het terrein van de huishoudelijke verzorging door middel van specifieke uitkeringen te laten plaatsvinden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Kant tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning om de bekostiging van het gemeentelijk beleid op het terrein van de huishoudelijke verzorging door middel van specifieke uitkeringen te laten plaatsvinden, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 maart 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kant tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning om de bekostiging van het gemeentelijk beleid op het terrein van de huishoudelijke verzorging door middel van specifieke uitkeringen te laten plaatsvinden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Hamer, Dijsselbloem en Kraneveldt houdende opneming in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van de verplichting voor scholen om bij te dragen aan de integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Hamer, Dijsselbloem en Kraneveldt houdende opneming in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van de verplichting voor scholen om bij te dragen aan de integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Laar houdende de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen (Wet zorgplicht kinderarbeid).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Laar houdende de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen (Wet zorgplicht kinderarbeid).Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 27 juni 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Laar houdende de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen (Wet zorgplicht kinderarbeid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Participatiewet in verband met de introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet flexibilisering ingangsdatum AOW), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Participatiewet in verband met de introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet flexibilisering ingangsdatum AOW), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 februari 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Participatiewet in verband met de introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet flexibilisering ingangsdatum AOW), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Helder tot verruiming van groepsaansprakelijkheid in het Wetboek van Strafrecht in geval van openlijke geweldpleging, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Helder tot verruiming van groepsaansprakelijkheid in het Wetboek van Strafrecht in geval van openlijke geweldpleging, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 april 2012 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Helder tot verruiming van groepsaansprakelijkheid in het Wetboek van Strafrecht in geval van openlijke geweldpleging, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Arib en Van Vliet tot instelling van een Kinderombudsman, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Arib en Van Vliet tot instelling van een Kinderombudsman, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 december 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Arib en Van Vliet tot instelling van een Kinderombudsman, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Schouw tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met democratisering van de gemeenschappelijke regelingen en overige samenwerkingsverbanden (Wet democratisering gemeenschappelijke regelingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Schouw tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met democratisering van de gemeenschappelijke regelingen en overige samenwerkingsverbanden (Wet democratisering gemeenschappelijke regelingen), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 maart 2015 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Schouw tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met democratisering van de gemeenschappelijke regelingen en overige samenwerkingsverbanden (Wet democratisering gemeenschappelijke regelingen), met memorie van toelichting.Het voorstel regelt de inspraak en openbaarheid bij de totstandkoming van een gemeenschappelijke regeling, de tijdelijkheid daarvan, de kosten van uittreding daaruit en de gronden waarop gemeenteraden toestemming kunnen weigeren. Voorts schrapt het voorstel de bedrijfsvoeringsorganisatie als samenwerkingsvorm en bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders een privaatrechtelijke rechtspersoon alleen met goedkeuring van de raad kan oprichten of daarin deel kunnen nemen. Ten slotte wordt voorgesteld dat gedeputeerde staten de mogelijkheid van gemeentelijke herindeling moeten onderzoeken indien een gemeente haar financiële middelen meerdere jaren in overwegende mate aanwendt voor gemeenschappelijke regelingen of de deelname in privaatrechtelijke rechtspersonen. Hierdoor zou het "democratisch primaat van volksvertegenwoordigende organen van de gemeente, de provincie en het waterschap worden versterkt".De Afdeling advisering van de Raad van State onderkent dat het grote aantal gemeentelijke samenwerkingsverbanden het functioneren van de organen van de gemeente compliceert, maar merkt op dat de probleemanalyse die aan het voorstel ten grondslag ligt, niet toereikend is. Intergemeentelijke samenwerking wordt vooral als probleem gezien in plaats van als een noodzakelijke oplossing om de taken adequaat te kunnen uitvoeren die bij de gemeenten zijn komen te liggen, mede als gevolg van de recente decentralisaties van overheidstaken, zonder dat de schaal van gemeenten daarop werd aangepast. Op enkele, belangrijke beleidsterreinen verplicht de wetgever om die reden zelfs tot samenwerking. De voorgestelde maatregelen strekken evenwel niet zo zeer tot een doeltreffender democratische verantwoording van de gemeenschappelijke uitvoering, maar veeleer tot het bemoeilijken van de noodzakelijke samenwerking door deze sterker afhankelijk te maken van de instemming van elk van de samenwerkende gemeenten. Ook schaft het voorstel de bedrijfsvoeringsorganisatie als samenwerkingsvorm af welke eerst met ingang van dit jaar werd ingevoerd. Niet wordt aangegeven op grond van welke nieuwe feiten de herziening van de eerdere uitdrukkelijke keuze van de wetgever voor deze organisaties berust. Dit strijdt met het uitgangspunt dat wetgeving een bestendig karakter dient te hebben. De Afdeling adviseert op grond van het voorgaande de probleemanalyse te verdiepen en de voorgestelde maatregelen nader te bezien.1.Het voorstelIn de toelichting wordt de achtergrond van het probleem geschetst waarvoor het voorstel een oplossing moet bieden. De bestuurlijke hoofdstructuur van Nederland (rijk, provincie, gemeente) zou worden overwoekerd door een tussenlaag van samenwerkingsverbanden. Volgens een telling uit 2012 zouden er ongeveer 2000 zijn. (zie noot 1) De democratische verantwoording van het doen en laten van die verbanden is beperkt. Burgers hebben geen kiesrecht voor het bestuur van deze samenwerkingsverbanden. De deelnemende decentrale overheden hebben ieder afzonderlijk maar beperkte invloed op de koers van het samenwerkingsverband. Beleid en uitvoering dreigen zo te anonimiseren in de onderlinge overeenstemming die nodig is. De democratische verantwoording van het beleid raakt zo versnipperd. Iedere gemeenteraad ziet zich geconfronteerd met niet één, maar vele tientallen begrotingen terwijl geen van de gemeenteraden daar een beslissende invloed op zou hebben. Zij moeten voor vele regelingen steun zoeken bij omliggende gemeenten om effectief politiek relevante beleidsplannen te kunnen bijsturen. Voor raadsleden die in deeltijd werken, zonder al te veel ondersteuning, zou dat een onmogelijke opgave zijn, aldus de toelichting. (zie noot 2)Als antwoord op deze analyse van de gemeentelijke samenwerking stelt het voorstel de volgende maatregelen voor:i. gemeenschappelijke regelingen kunnen alleen tijdelijk, voor ten hoogste tien jaar, worden gesloten en verlengd;ii. bij uittreding uit een gemeenschappelijke regeling hoeven deelnemers niet meer dan de reële kosten daarvan te betalen;iii. de bedrijfsvoeringsorganisatie als samenwerkingsvorm vervalt omdat controle daarop door raadsleden niet mogelijk is;iv. de beperking van gronden waarop een gemeenteraad zijn toestemming aan het sluiten van een gemeenschappelijke regeling kan weigeren, wordt opgeheven;v. de oprichting van of deelname aan een privaatrechtelijke rechtspersoon door het college van burgemeester en wethouders behoeft goedkeuring van de raad;vi. bij de besluitvorming over gemeenschappelijke regelingen worden inspraak en openbaarheid gewaarborgd;vii. gedeputeerde staten dienen de mogelijkheid van gemeentelijke herindeling te onderzoeken indien de financiële middelen van een gemeente gedurende meerdere jaren in overwegende mate worden aangewend voor de financiering van gemeenschappelijke regelingen of privaatrechtelijke rechtspersonen waarin meer gemeenten deelnemen.2.Prealabele vraagAlvorens het voorstel inhoudelijk te bespreken merkt de Afdeling op dat de Raad voor het openbaar bestuur (Rob), ter uitvoering van een motie-Bergkamp van 24 april 2014, onderzoek doet naar "de vraag hoe de democratische legitimiteit van de regionale samenwerkingsverbanden waar gemeenten onderdeel van moeten uitmaken voor de uitvoering van de decentralisaties in het sociaal domein kan worden geborgd". (zie noot 3) De Rob heeft op 19 januari 2015 het eerste deel van het gevraagde advies, de probleemverkenning, uitgebracht. Daarin wordt het vraagstuk van de democratische legitimiteit van gemeentelijke samenwerkingsverbanden allereerst historisch en begripsmatig verkend. Het tweede deel is aangekondigd voor de zomer van 2015. Daarin zal onder meer worden onderzocht hoe de materiële invloed van gemeenteraadsleden op regionale samenwerkingsverbanden kan worden verbeterd, hoe vorm kan worden gegeven aan het politieke primaat van het gemeentebestuur en hoe samenwerkingsverbanden rekenschap kunnen afleggen aan burgers en instellingen. (zie noot 4)De Afdeling adviseert om in de toelichting dragend te motiveren waarom met het uitbrengen van het voorstel niet is gewacht op de advisering door de Rob naar aanleiding van de motie-Bergkamp van 24 april 2014, en om in de toelichting aandacht te besteden aan het eerste deel van het advies van de Rob.A. PROBLEEMANALYSE3.Aard van het probleemDe Afdeling onderkent dat het grote aantal gemeentelijke samenwerkingsverbanden het functioneren van de organen van de gemeente compliceert; niet alleen van de gemeenteraad, maar ook van het college van burgemeester en wethouders en van de uitvoerende diensten. De Raad van State wees daar op in zijn algemene beschouwing bij het verslag over het jaar 2013. (zie noot 5) De verantwoording van uitvoering en beleid jegens de gemeenteraad wordt minder eenvoudig en doorzichtig en de bestuurlijke drukte voor het college van burgemeester en wethouders neemt toe. De toename van het aantal verbanden verscherpt de problematiek. In zoverre heeft de Afdeling begrip voor het oogmerk van het voorstel om de democratische verantwoording van gemeenschappelijke regelingen en andere gemeentelijke samenwerkingsverbanden te versterken. Tegelijk zijn de samenwerkingsverbanden uitdrukking van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van overheidstaken waarbij de schaal van een doelmatige en effectieve uitvoering of de schaal van de maatschappelijke vraagstukken waar gemeenten mee worden geconfronteerd, veelal niet meer overeenkomt met de bestuurlijke reikwijdte van de onderscheiden gemeenten. Dit gegeven vormt een belangrijke drijfveer achter het proces van gemeentelijke schaalvergroting en herindeling.De wetgever heeft er bewust voor gekozen om voorrang te geven aan het belang van gemeentelijke samenwerkingsverbanden als antwoord op de eisen van een adequate uitvoering van gemeentelijke overheidstaken, boven de complicaties daarvan voor het functioneren van de organen van de samenwerkende gemeenten. De Afdeling heeft er in haar adviezen bij deze decentralisatievoorstellen op gewezen dat de schaal van veel gemeenten niet passend is voor de taken waar zij mee belast worden, terwijl de wetgever pogingen tot schaalvergroting afwijst. De regering heeft op deze opmerkingen van de Afdeling gereageerd met het argument dat gemeenten door gemeenschappelijke regelingen en onderlinge afspraken een adequate uitvoering van de nieuwe taken moeten verzekeren. De wetgever heeft hiermee gekozen voor een benadering die het belang van een doelmatige uitvoering stelt boven de problemen die dit schept voor een controle door vertegenwoordigende organen. In een aantal gevallen heeft de wetgever de samenwerking zelfs dwingend opgelegd. De Afdeling wijst op:- de veiligheidsregios (een vorm van verlengd lokaal bestuur die bij wet en volgens een landelijk model aan de gemeentebesturen is opgelegd) (zie noot 6),- de drie grote decentralisaties, die op 1 januari 2015 zijn ingegaan: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Participatiewet en de Jeugdwet, (zie noot 7)- de Regionale Uitvoeringdiensten (omgevingsdiensten) voor de handhaving van het omgevingsrecht. (zie noot 8)Uit het voorgaande volgt dat intergemeentelijke samenwerking bij een groot aantal gemeentelijke taken bijna onvermijdelijk is geworden. Voor dat probleem biedt het voorstel geen structurele oplossingen. De voorgestelde maatregelen (i en ii) bemoeilijken en verzwakken de stabiliteit en duurzaamheid van de samenwerking juist door deze periodiek op losse schroeven te zetten en afhankelijk te maken van de instemming van de afzonderlijk deelnemende gemeenten. Dat doet afbreuk aan een doelmatige en adequate uitvoering van de nieuwe taken. Het neemt bovendien de prikkel weg om tot een betere opschaling te komen van bestuurlijke eenheden, aangezien elk van de samenwerkende delen zich periodiek kan terug trekken. Versterking van de positie van de samenstellende delen in een samenwerkingsverband leidt echter niet tot versterking van de verantwoording van uitvoering en beleid door dat samenwerkingsverband. In die zin heeft het voorstel een averechts effect: het verbetert niet de democratische verantwoording, maar verzwakt het vermogen van de samenwerkende gemeenten om tot een doelmatige uitvoering te komen. Aanvaarding van de voorliggende voorstellen zou daarom de voor een adequate uitvoering van de gedecentraliseerde overheidstaken noodzakelijke gemeentelijke samenwerking, waar de wetgever nog zeer recent voor gekozen heeft, kunnen verzwakken.Daar komt bij dat samenwerkende gemeenten bij het opstellen van een gemeenschappelijke regeling ook uit eigen beweging zouden kunnen besluiten tot één of meer van de in dit wetsvoorstel voorgestelde voorwaarden. Het is dan ook de vraag waarom deze voorwaarden bij wet dwingend aan gemeenten moeten worden opgelegd en waarom de keuze om daarvan gebruik te maken niet aan gemeenten wordt overgelaten.Gelet op het voorgaande constateert de Afdeling dat de voorgestelde maatregelen niet voldoende zullen zijn om het bredere probleem - zoals hiervoor omschreven - daadwerkelijk aan te pakken en dat enkele van de maatregelen het gebruik van samenwerkingsverbanden bemoeilijken. Dit klemt te meer nu intergemeentelijke samenwerking bij het ontbreken van structurele oplossingen, onder de huidige omstandigheden, veelal onvermijdelijk is.Tegen die achtergrond adviseert de Afdeling de voorgestelde maatregelen nader te bezien, de probleemanalyse te verdiepen en aandacht te besteden aan de vraag in hoeverre de verantwoording van beleid en uitvoering door de samenwerkingsverbanden daardoor versterkt wordt.B. PROBLEEMAANPAK4.Tijdelijke gemeenschappelijke regelingena.De tijdelijkheid van de regelingenHet voorstel bepaalt dat gemeenschappelijke regelingen voortaan tijdelijk zullen zijn: zij worden ingesteld voor ten hoogste tien jaar. (zie noot 9) Deze wijziging is bedoeld om er zeker van te zijn dat gemeenschappelijke regelingen periodiek integraal worden heroverwogen. (zie noot 10)De Afdeling merkt op dat het tijdelijk maken van alle gemeenschappelijke regelingen gemeentebesturen voor problemen kan stellen. Hoewel het in voorkomende gevallen wenselijk kan zijn de samenwerking met enige regelmaat te evalueren, geldt dit niet zonder meer voor alle gemeenschappelijke regelingen. Zij zullen alert moeten zijn op het tijdig verlengen van - of althans het organiseren van het debat over - gemeenschappelijke regelingen. Als daarbij vertraging ontstaat, eindigt de regeling van rechtswege. Gaat het om een gemeenschappelijke regeling waarbij tientallen gemeenten zijn aangesloten, dan is de kans op zulke fouten reëel.Het telkens verlengen van gemeenschappelijke regelingen betekent voorts een verzwaring van bestuurlijke lasten voor de gemeentebesturen. In sommige gevallen kan dat tot een zinvolle heroverweging leiden. In andere gevallen zal de waarde van de gemeenschappelijke regeling evident zijn; de besluitvorming over verlenging zal in die gevallen neerkomen op zinloze bureaucratie. Het verdient dan ook aanbeveling de tijdelijkheid, als daartoe wordt besloten, te beperken tot bepaalde categorieën samenwerkingsverbanden.De Afdeling adviseert in de toelichting hieraan aandacht te besteden en het voorstel zo nodig aan te passen.b.Tijdelijkheid van gemeenschappelijke regelingen met een openbaar lichaamBij gemeenschappelijke regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld met rechtspersoonlijkheid. Een dergelijk openbaar lichaam zal doorgaans rechten en verplichtingen hebben die bij ontbinding van het openbaar lichaam vereffend moeten worden. Dat roept de vraag op hoe een proces van vereffening zich verhoudt tot een opheffing van de gemeenschappelijke regeling van rechtswege na 10 jaar. Daar komt bij dat het de vraag is in hoeverre een dergelijke opheffing van rechtswege belemmerend zal werken op de gewenste optimale bedrijfsvoering, nu zeker in de jaren voor de opheffing geen langdurige verplichtingen meer kunnen worden aangegaan. Vergelijkbare problemen kunnen zich voordoen wanneer uittreding te gemakkelijk wordt gemaakt.De Afdeling adviseert in de toelichting hierop in te gaan.c.Gemeenschappelijke regelingen in bijzondere wettenGemeenten (en waterschappen) hebben in een aantal gevallen gemeenschappelijke regelingen ingesteld om te voldoen aan een wettelijke verplichting om bovengemeentelijk samen te werken. Dit betreft in ieder geval:- de veiligheidsregios: gemeenschappelijke regelingen die alle gemeentebesturen verplicht zijn in te stellen, (zie noot 11)- de vervoerregios in de regio Amsterdam en de regio Rotterdam en Den Haag, (zie noot 12)- omgevingsdiensten: regionale uitvoeringsdiensten voor de handhaving van diverse wetten op het terrein van het omgevingsrecht, (zie noot 13)- de samenwerkingsverbanden tussen gemeenten ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Participatiewet en de Jeugdwet, voor zover die tot stand zijn gebracht via een gemeenschappelijke regeling.De bepaling dat gemeenschappelijke regelingen alleen kunnen worden opgericht voor ten hoogste tien jaar is op grond van de wetssystematiek ook van toepassing op de gemeenschappelijke regelingen die hiervoor zijn genoemd. Het is de vraag of dat zich verdraagt met de aard van de taken die door deze regios worden uitgeoefend.De Afdeling adviseert na te gaan of de tijdelijkheid ook zal moeten gelden voor de genoemde bijzondere gemeenschappelijke regelingen. Indien dat niet het geval is, adviseert zij de tijdelijkheid uitdrukkelijk uit te zonderen.5.Afschaffing van de bedrijfsvoeringsorganisatieVoorgesteld wordt de bedrijfsvoeringsorganisatie af te schaffen. (zie noot 14) De mogelijkheid om zon organisatie op te richten bestaat sinds 1 januari 2015. Dit type gemeenschappelijke regeling, zo stelt de toelichting, heeft rechtspersoonlijkheid, maar kent geen geleed bestuur. Het richt zich op uitvoerende taken, maar heeft enige beleidsruimte. (zie noot 15)De bedrijfsvoeringsorganisatie is, zo vervolgt de toelichting, niet onomstreden. Doordat de bedrijfsvoeringsorganisatie slechts één orgaan heeft ontbreekt de interne verantwoording, evenals de politiek-bestuurlijke verantwoording die bij het openbaar lichaam wel bestaat. De bedrijfsvoeringsorganisatie mag alleen worden belast met uitvoerende taken, maar die taken zullen niet beleidsneutraal zijn: uitvoering is politiek, aldus de toelichting. De toelichting verwijst op dit punt naar de kritische opmerkingen die de Afdeling in haar advies over de invoering van de bedrijfsvoeringsorganisatie heeft gemaakt. De Afdeling adviseerde destijds de taken en bevoegdheden van de bedrijfsvoeringsorganisatie daadwerkelijk te beperken tot uitvoering en ondersteuning en benadrukte dat de externe verantwoording (aan de raad) voluit moet gelden: die verantwoording kan lange tijd een sluimerend bestaan leiden, maar kan actueel worden als de taken ineffectief worden vervuld, bij calamiteiten of als vragen rond integriteit rijzen. (zie noot 16)Bij de behandeling van het wetsvoorstel waarin de bedrijfsvoeringsorganisatie werd ingevoerd werden amendementen ingediend om de bedrijfsvoeringsorganisatie te beteugelen of uit het wetsvoorstel te schrappen. Deze amendementen werden echter verworpen, zo constateert de toelichting. (zie noot 17)Vervolgens wordt betoogd dat de noodzaak voor de bedrijfsvoeringsorganisatie nog steeds niet vaststaat, zeker niet in verhouding tot de democratische gebreken die eraan kleven. Dit type gemeenschappelijke regeling kan dus weer worden afgeschaft. Het voorstel voorziet in een overgangsperiode van een jaar, waarin de bestaande bedrijfsvoeringsorganisaties dienen te worden afgebouwd. (zie noot 18)De Afdeling merkt op dat wetgeving een bestendig karakter dient te hebben. De decentrale overheden hebben pas enkele maanden geleden de beschikking gekregen over een nieuwe rechtsfiguur voor samenwerking; met het voorliggende voorstel wordt voorgesteld die rechtsfiguur weer af te schaffen. Een zo abrupte koerswijziging ligt in de rede als er na invoering van de nieuwe rechtsfiguur problemen zichtbaar zijn geworden, en als die problemen zo ernstig zijn dat onmiddellijke afschaffing noodzakelijk is. De toelichting geeft daar echter geen blijk van; de argumenten die genoemd worden zijn al gewisseld bij de totstandkoming van de wetswijziging. Het amendement dat ertoe strekte de bedrijfsvoeringsorganisatie uit het wetsvoorstel te halen is in maart 2014 met ruime meerderheid verworpen; (zie noot 19) daarna is het wetsvoorstel door beide kamers aangenomen, bekrachtigd en in werking getreden. De wetgever heeft daarmee de bezwaren die tegen de figuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn in te brengen afgewezen.De Afdeling adviseert op dit moment van de afschaffing van de bedrijfsvoeringsorganisatie af te zien, tenzij er nieuwe en dragende argumenten zijn die destijds geen rol hebben gespeeld bij de parlementaire behandeling.6. Oprichting van rechtspersonenDe Gemeentewet bepaalt nu dat het college van burgemeester en wethouders het voornemen om een privaatrechtelijke rechtspersoon op te richten eerst moet voorleggen aan de raad; de raad wordt in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. (zie noot 20) In het voorstel wordt bepaald dat de raad het besluit tot oprichting moet goedkeuren.De Algemene wet bestuursrecht kent een algemene regeling voor goedkeuring van besluiten van een bestuursorgaan door een ander bestuursorgaan, zoals in dit geval aan de orde is. Goedkeuring kan volgens deze regeling alleen worden onthouden wegens strijd met het recht of op een grond, neergelegd in de wet waarin de goedkeuring is voorgeschreven. (zie noot 21) Nu het voorstel geen bijzondere weigeringsgronden geeft, kan de raad de goedkeuring alleen weigeren wegens strijd met het recht. Dat biedt geen ruimte voor een beleidsmatige afweging.De Afdeling adviseert het voorstel aan te vullen met weigeringsgronden die een meer beleidsmatige invulling van de goedkeuringsbevoegdheid van de raad geven.7.InspraakHet voorstel voegt een bepaling toe aan de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), die inhoudt dat in een gemeenschappelijke regeling de inspraak van ingezetenen en belanghebbenden bij de besluitvorming van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan moet worden gewaarborgd. (zie noot 22)De Afdeling merkt op dat de formulering van deze bepaling enige vragen oproept. De term "waarborgen" wekt de indruk dat een concreet, toetsbaar resultaat moet worden gerealiseerd. Dat is in tegenspraak met de rest van de bepaling. Het te waarborgen resultaat (inspraak) is vaag omschreven, terwijl over de middelen waarmee dat resultaat kan worden bereikt niets wordt geregeld.De Gemeentewet bepaalt dat de gemeenteraad een verordening moet vaststellen waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Die inspraak loopt volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, tenzij in de verordening anders wordt bepaald. (zie noot 23) Voor provincies en waterschappen geldt deze verplichting eveneens. (zie noot 24) Deze bepalingen leggen een concretere verplichting op dan in de voorgestelde bepaling.Het verdient overweging de voorgestelde bepaling te vervangen door een bepaling waarin de inspraakverplichting die op gemeenten, provincies en waterschappen rust van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op openbare lichamen en gemeenschappelijke organen. De Afdeling adviseert het voorstel in die zin aan te passen.8.OpenbaarheidVoorts wordt bepaald dat in een gemeenschappelijke regeling de openbaarheid van de besluitvorming van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan moet worden gewaarborgd. (zie noot 25) In de toelichting wordt onderkend dat de Wet openbaarheid van bestuur onverkort geldt, ook als dit onderwerp niet in de gemeenschappelijke regeling wordt geregeld. Wel brengt dit de noodzakelijke aandacht voor dit onderwerp. Daarnaast wordt ermee zeker gesteld dat de verbonden partijen dit essentiële element bij het opstellen van de regeling niet over het hoofd zien, aldus de toelichting. (zie noot 26)De Afdeling merkt op dat de voorgestelde bepaling inderdaad geen toegevoegde waarde heeft voor de werking van de Wet openbaarheid van bestuur. Het is niet wenselijk dat de materie van algemene wetten wordt herhaald in bijzondere wetten. Dat kan immers leiden tot onduidelijkheid over de inhoud en de gelding van de algemene regeling. Dat risico kan zich met name voordoen als - zoals hier - de bijzondere bepaling anders is geformuleerd dan de algemene regeling.De Afdeling adviseert de voorgestelde bepaling, voor zover het gaat om de openbaarheid, te schrappen.C. OVERIG9.Werking van het voorstel in Bonaire, Sint Eustatius en SabaDe meeste maatregelen die het voorstel bevat zullen ook gelden in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De toelichting motiveert echter niet waarom dat wenselijk is. (zie noot 27)In dit verband kan allereerst de vraag worden gesteld om hoeveel gemeenschappelijke regelingen het hier gaat. Indien het om een gering aantal regelingen gaat, dient te worden toegelicht waarom het voorstel zich niettemin uitstrekt tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba.Voorts merkt de Afdeling op dat de bestuurlijke situatie in Bonaire, Sint Eustatius en Saba sterk verschillend is van die in het Europese deel van Nederland: de schaal is aanzienlijk kleiner, de bestuurlijke en maatschappelijke problemen zijn er anders, de bestuurskracht is beperkter. Dat dwingt tot het stellen van scherpe prioriteiten. Mede met het oog daarop is, na de ingrijpende veranderingen die op 10 oktober 2010 zijn ingegaan, het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid geformuleerd. (zie noot 28)Nu de voorgestelde maatregelen veelal een taakverzwaring betekenen voor de decentrale overheden, ligt toepassing van de voorgestelde maatregelen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet zonder meer voor de hand.De Afdeling adviseert in de toelichting een motivering op te nemen die rekening houdt met de specifieke situatie in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Indien die niet is te geven, adviseert zij het voorstel niet te laten gelden in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.10.VeiligheidsregiosHet voorstel wijzigt de begrotingsprocedure van de veiligheidsregios op één punt: de begroting van een veiligheidsregio wordt niet vastgesteld dan nadat het algemeen bestuur zich ervan heeft vergewist dat bij minder dan een derde van de raden van de deelnemende gemeenten bezwaren bestaan tegen de begroting. (zie noot 29) Volgens de toelichting is dit extra controlemiddel van de gemeenteraden op zijn plaats, omdat de veiligheidsregio een verplichte vorm van samenwerking is, waarbij de positie van de gemeenteraad zwakker is dan bij vrijwillige samenwerking. (zie noot 30)a.MotiveringIn de toelichting wordt niet uitgelegd waarom de positie van de raad bij de veiligheidsregio zwakker is dan bij vrijwillige samenwerking. Die positie is overigens inderdaad zwakker, omdat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio de begroting vaststelt, (zie noot 31) en omdat dat bestuur niet bestaat uit leden van de aangesloten raden, maar uit de burgemeesters. (zie noot 32) De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.b.De wet waarin het wordt geregeldDe voorgestelde maatregel vormt een afwijking van het algemene stramien van de Wgr, die alleen zal gelden voor de veiligheidsregios. Het ligt daarom in de rede de afwijking niet op te nemen in de Wgr, maar in de Wet veiligheidsregios. De Afdeling adviseert de bepaling naar die wet over te hevelen.11.ConsultatieDe regering is wettelijk verplicht de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen of representatieve organisaties van die besturen te raadplegen over wetsvoorstellen waarbij "in betekenende mate wijziging wordt gebracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentebesturen". (zie noot 33) Deze verplichting richt zich niet tot Kamerleden die een initiatiefvoorstel aanhangig maken. De Afdeling acht het niettemin wenselijk dat de initiatiefnemer het wetsvoorstel voor advies voorlegt aan de het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Indien de hiervoor (punt 8) gemaakte aanbeveling niet wordt overgenomen is het eveneens wenselijk de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba te consulteren. (zie noot 34)12. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 september 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting. Regels omtrent sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs zijn vastgelegd in het "Convenant sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs". Het initiatiefwetsvoorstel strekt ertoe om het stellen van regels omtrent materiële of geldelijke bijdragen van derden aan scholen bij algemene maatregel van bestuur mogelijk te maken en aan convenanten terzake een wettelijke status te geven. De Raad van State plaatst een aantal kritische opmerkingen, in het bijzonder over de noodzaak van het voorstel en de toekenning van de status van regels voor het openbaar onderwijs en bekostigingsvoorwaarden voor het bijzonder onderwijs aan convenanten op dit terrein. 1. Inleiding De toelichting bij het voorstel wijst op de gevaren van sponsoring in het onderwijs. Sponsoring, aldus het voorstel, "kan leiden tot beïnvloeding van leerlingen door reclame-uitingen, de vergoelijking van maatschappelijk minder gewenste producten door de bezwaren ertegen als het ware af te kopen, beïnvloeding van de schoolcultuur en het onderwijsprogramma". De initiatiefnemer is van oordeel dat de naleving van het genoemde convenant te wensen overlaat. De toelichting wijst op een aantal problemen die in dit verband in de praktijk rijzen. Voor eenderde van de scholen die met sponsoring te maken hebben, zijn de inkomsten belangrijk voor het primaire proces. Eenzelfde aantal scholen blijkt de ouders niet te hebben geïnformeerd. Tevens blijft het beleid inzake sponsoring onvermeld in schoolgidsen en formuleren instellingen pas een sponsorbeleid zodra zich daadwerkelijke sponsoring voordoet. Gezien de risico's van sponsoring enerzijds en de onvoldoende naleving van het convenant inzake sponsoring anderzijds, is de initiatiefnemer van mening dat sponsoring bij wet geregeld dient te worden. 2. Noodzaak a. De Raad verwijst naar het in 2001 in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen opgestelde rapport "Sponsoring in het Onderwijs" van Regioplan. Uit dit rapport blijkt dat 15 procent van de basisscholen en 22 procent van de middelbare scholen in 1999 te maken heeft gehad met sponsoring. In 2001 was dit percentage, alleen voor wat betreft het middelbaar onderwijs, gestegen en wel tot 27%. In het primair onderwijs ging het om bedragen van 1.000 tot 5.000 gulden per jaar; in het voortgezet onderwijs lagen de bedragen tussen de 5.000 en 10.000 gulden. Voor beide vormen van onderwijs gold, dat het geld vooral werd besteed aan buitenschoolse activiteiten. De meeste scholen rapporteerden dat zij voor het primaire proces niet of nauwelijks afhankelijk waren van de middelen uit externe bron. De meest voorkomende tegenprestatie die scholen leverden, was het plaatsen van een advertentie van de sponsor in de schoolkrant. Het rapport vermeldt verder dat bij de klachtencommissies geen klachten zijn ingediend over sponsoring.(zie noot 1) Op basis van de genoemde gegevens is het college er niet van overtuigd dat de invloed van sponsoring in het onderwijs zo groot is dat overgegaan dient te worden tot de voorgestelde wetswijziging. De Raad vindt een toelichting op haar plaats. b. Naar aanleiding van het voorstel om de verantwoording van de ontvangen sponsorbijdragen te verbeteren wijst het college erop dat de bepalingen over het schoolplan en de schoolgids nu al de verplichting tot het beschrijven van sponsorbijdragen omvatten. Ook verwijst de Raad naar de Wet medezeggenschap onderwijs 1992, die in artikel 9 de instemmingsbevoegdheid van ouders en eventueel een leerlingendeel vereist voor sponsorbijdragen. Het college meent dat niet duidelijk is waarom de huidige afspraken en regels, mits aan de naleving de hand wordt gehouden, tekortschieten om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Nu met de voorstellen een uitbreiding van de regelgeving wordt ingevoerd die voor alle scholen gevolgen heeft, adviseert de Raad alleen een wettelijke regeling tot stand te brengen indien daaraan een meer dragende motivering ten grondslag kan worden gelegd. 3. De voorgestelde wetswijziging De voorgestelde wijzigingen voorzien in een aantal wijzigingen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs. a. Het voorstel (artikelen I, II en III, onder A en B) laat het onderscheid tussen sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden vervallen. De huidige wetgeving bepaalt dat alleen indien er sprake is van een tegenprestatie van de school, het schoolplan een beschrijving dient te bevatten van het beleid ten aanzien van de aanvaarding van de bijdrage. De voorwaarde van de tegenprestatie komt met dit voorstel te vervallen, waardoor ook andere bijdragen dan sponsorbijdragen in het schoolplan vermeld dienen te worden. Deze wijziging, die niet ziet op sponsorgelden, wordt niet toegelicht. b. De drie hiervoor genoemde wetten bevatten de verplichting om bijdragen van derden waar een tegenprestatie voor gegeven wordt, te vermelden in de schoolgids (respectievelijk artikel 13, eerste lid, onder g, artikel 22, eerste lid, onder f, en artikel 24, eerste lid, onder f). Niet geheel duidelijk is waarom de term "in het algemeen" wordt toegevoegd aan het eerste lid, onder f respectievelijk g, van de oorspronkelijke wettekst. Vermoedelijk wordt hier gedoeld op het algemene beleid inzake deze bijdragen. De Raad meent dat een toelichting op haar plaats zou zijn. Voorts voegt het voorstel een onderdeel h respectievelijk g toe aan de oorspronkelijke wettekst, dat verplicht tot het informeren over de besteding van de in het afgelopen jaar ontvangen bijdragen. De toelichting maakt niet duidelijk waarom deze bepaling aan de oorspronkelijke wettekst wordt toegevoegd. Ook is niet duidelijk wat de betekenis is van de opmerking in de toelichting dat informatie moet worden verstrekt over de in de voorgaande vier jaar aanvaarde bijdragen van derden. Het college adviseert om de toelichting aan te passen en in overeenstemming te brengen met de voorgestelde bepaling. c. Met de onderdelen B van de artikelen I, II en III wordt de verplichting opgelegd om in de schoolgids verantwoording af te leggen over de besteding van de in het afgelopen jaar ontvangen bijdragen. Tot dusver heeft de schoolgids alleen het karakter van een document waarmee de ouders worden geïnformeerd over de leerdoelen, de wijze waarop de school deze doelen wil bereiken en hoe op de school wordt omgegaan met de kinderen en met de onderwijstijd: een beleidsmatig document derhalve. Een verandering van karakter van de schoolgids naar een verantwoordingsdocument lijkt verder te gaan dan nodig om alleen de besteding van de sponsorbijdragen te verantwoorden. De Raad adviseert in de toelichting de keuze om van de schoolgids een document te maken om tegenover de ouders verantwoording af te leggen over het voorafgaande jaar nader te motiveren. d. Het voorstel voegt onder C de artikelen 13a, 22a en 24a1 toe aan vorengenoemde wetten. Het eerste lid van deze bepalingen maakt het mogelijk dat bij algemene maatregel van bestuur voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop het bevoegd gezag "omgaat" met donaties en sponsorbijdragen. Het tweede en derde lid van deze bepaling schrijven voor dat, indien er een convenant is afgesloten inzake sponsoring in het onderwijs, dit in de plaats treedt van de bestaande algemene maatregel van bestuur, respectievelijk dat de algemene maatregel van bestuur niet opgesteld wordt zolang dit convenant van kracht is. Ingevolge artikel IV van het voorstel wordt het bestaande convenant aangemerkt als een convenant in de zin van deze bepaling. Ingevolge het vierde lid van de voorgestelde bepaling worden de bepalingen uit het convenant die betrekking hebben op de wijze waarop schoolbesturen omgaan met bijdragen van derden aangemerkt als regels voor het openbaar onderwijs en voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs. Daarmee worden deze bepalingen volgens de toelichting "als het ware bij wet "algemeen verbindend verklaard"". De Raad wijst erop dat - zoals hij ook met betrekking tot de wetsvoorstellen Basisvorming en kerndoelen en Weer samen naar school naar voren heeft gebracht(zie noot 2)-de regels voor het openbaar onderwijs en de bekostigingsvoorwaarden voor het bijzonder onderwijs zoveel mogelijk dienen te worden vastgesteld bij wet of, krachtens de wet, bij algemene maatregel van bestuur. Het voorstel voorziet erin dat geen algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld, of - als deze reeds tot stand is gekomen - de algemene maatregel van bestuur niet in werking treedt c.q. niet van toepassing is zolang voor de betrokken bevoegde gezagsorganen een convenant als bedoeld in het wetsvoorstel geldt. De Raad acht het, gelet op het hiervoor vermelde criterium, niet juist de bepalingen van deze convenanten de status te geven van regels voor het openbaar onderwijs en voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs. De wijze van totstandkoming van een convenant is wezenlijk anders dan die van een wet of een algemene maatregel van bestuur. "Delegatie" van wetgeving aan een convenant zou niet alleen in strijd zijn met artikel 23 van de Grondwet, maar zou ook tot een situatie leiden waarin partijen die niet tot de overheid behoren deelnemen aan het vaststellen van regels over het openbaar onderwijs, hetgeen niet in overeenstemming is met de aard van dit van overheidswege ingerichte onderwijs. Een wettelijke bepaling ter verhoging van de status van de convenanten lijkt bovendien niet in overeenstemming met de aard van een convenant, nu de betrokken organisaties zich daaraan reeds bij de totstandkoming van het convenant hebben gebonden, ook jegens de minister als partij daarbij. Voorzover scholen thans zouden tekortschieten in het doen van een mededeling in de schoolgids over het beleid inzake bijdragen van derden,(zie noot 3) voorzien de onderdelen B van de artikelen I tot en met III reeds in een wettelijke verplichting. Evenmin lijkt een statusverhoging van de convenanten nodig om de inspectie op deze wijze terzake een taak te geven,(zie noot 4) nu deze ingevolge artikel 3 van de Wet op het onderwijstoezicht zich naast de naleving van wettelijke voorschriften ook uitstrekt tot andere aspecten van de kwaliteit van het onderwijs. De Raad adviseert daarom in de onderdelen C van elk van de artikelen I tot en met III het daar opgenomen vierde lid van de nieuwe wetsartikelen te laten vervallen. 4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 december 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Kieswet en de Wet raadgevend referendum houdende afschaffing van de kieskringen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Kieswet en de Wet raadgevend referendum houdende afschaffing van de kieskringen, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 juli 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Kieswet en de Wet raadgevend referendum houdende afschaffing van de kieskringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot televisiereclame over geldkrediet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot televisiereclame over geldkrediet, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 april 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot televisiereclame over geldkrediet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Peters houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Peters houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 juli 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Peters houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Kruijsen en Snijder-Hazelhoff tot wijziging van de Flora- en faunawet in verband met het verbod op de handel in producten van zadelrobben en klapmutsen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Kruijsen en Snijder-Hazelhoff tot wijziging van de Flora- en faunawet in verband met het verbod op de handel in producten van zadelrobben en klapmutsen, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 december 2005 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Kruijsen en Snijder-Hazelhoff tot wijziging van de Flora- en faunawet in verband met het verbod op de handel in producten van zadelrobben en klapmutsen, met memorie van toelichting.Het voorstel beoogt invoering van een absoluut verbod op de invoer en de handel van alle producten die zijn vervaardigd op basis van zadelrobben (white coats) en klapmutsen (blue backs) van alle leeftijdscategorieën. Reden hiervoor is de inhumane jacht op deze zeehondensoorten.Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen.1. Nationale maatregelen in EU- en WTO-perspectiefa. Noodzaak en proportionaliteitHet voorgestelde verbod is naar de mening van de voorstellers verenigbaar met het relevante EG- en WTO-recht, in het bijzonder de bepalingen inzake het vrij verkeer. De Raad merkt in dit verband het volgende op.De handel in en de bescherming van in het wild levende diersoorten is in EU-verband gereguleerd via gemeenschappelijke normen. Gewezen wordt met name op richtlijn 83/129/EEG betreffende de invoer van huiden van bepaalde zeehondenjongen en daarvan vervaardigde producten, zoals gewijzigd (Pb 1983, L 91) en de zogeheten CITES Verordening 338/97 (Pb 1997, L 61).Uit het voorgestelde verbod leidt de Raad af dat de voorstellers van oordeel zijn dat het noodzakelijk en effectief is terzake een aanvullende nationale aanpak te hanteren. De Raad acht het een noch het ander voldoende toegelicht en heeft zich afgevraagd of het niet veeleer in de rede ligt om er naar te streven de gesignaleerde problematiek, in aansluiting op de reeds bestaande EG-regels, op Europees dan wel mondiaal niveau aan te pakken en zonodig nader te regelen. Daarbij wijst de Raad er op dat, omdat de onderhavige materie in beginsel in EG-verband geregeld is en er bovendien handelspolitieke aspecten aan verbonden zijn, voor de voorgestelde Nederlandse maatregel te gelegener tijd machtiging aan de Gemeenschap moet worden gevraagd.(zie noot 1)De Raad merkt voorts het volgende op. Het gaat in casu om minimumharmonisatie, waardoor voor de lidstaten de mogelijkheid bestaat om verdergaande nationale maatregelen te treffen mits deze in overeenstemming zijn met de Verdragsbepalingen inzake het vrij verkeer van goederen. Het voorstel stelt echter verregaande beperkingen aan de invoer en handel, zowel intracommunautair als in het verkeer met derde landen. Dergelijke maatregelen zijn niet toegestaan ingevolge de artikelen 28 EG en 133 EG respectievelijk artikel XI GATT/WTO.Met een beroep op bepaalde beschermenswaardige belangen kunnen handelsbelemmerende maatregelen in het intracommunautaire verkeer onder omstandigheden gerechtvaardigd worden. De toelichting noemt in dit verband de belangen natuur- en milieubescherming, bescherming van het leven en de gezondheid van dieren en biodiversiteit, welke deels in het EG-verdrag (artikel 30) en deels in de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EG (Rule of Reason) verankerde rechtvaardigingsgronden zijn die - onder omstandigheden zelfs discriminatoire - handelsbelemmeringen kunnen rechtvaardigen.In WTO-verband gelden soortgelijke uitzonderingsmogelijkheden.Een dergelijke rechtvaardiging vereist echter dat aangetoond wordt dat de maatregel noodzakelijk en niet disproportioneel is. De bewijslast terzake rust op de lidstaat die een dergelijke handelsbelemmering in het leven wil roepen.In dit verband is de Raad, mede gezien de summiere toelichting terzake, van mening dat verduidelijkt dient te worden waarom het onderhavige nationale verbod noodzakelijk is en waarom het beoogde doel niet bereikt kan worden met een minder vergaande maatregel. De Raad beveelt aan de motivering van het voorstel in het licht van het voorgaande aan te vullen.b. Extraterritoriale toepassing van rechtvaardigingsgrondenDe Raad constateert dat over de vraag of de genoemde rechtvaardigingsgronden ook extraterritoriaal kunnen worden toegepast - het betreft immers de bescherming van enkele soorten zeehonden buiten de eigen landsgrenzen - geen volledige duidelijkheid bestaat. Hoewel in de literatuur aanknopingspunten worden genoemd voor de stelling dat extraterritorialiteit om redenen van natuur- en milieubescherming - bij uitstek grensoverschrijdend van aard - mogelijk moet worden geacht,(zie noot 2) heeft het Hof van Justitie EG zich hierover tot op heden niet expliciet (voor of tegen) uitgelaten. Niettemin wordt er in de toelichting bij dit wetsvoorstel voetstoots van uit gegaan dat een lidstaat "het recht heeft om buiten zijn eigen grondgebied maatregelen ter bescherming van de natuur en het milieu te nemen".De Raad beveelt aan het voorgaande in de toelichting dragend te motiveren.2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Duyvendak tot wijziging van enkele wetten in verband met de invoering van een belasting ter regulering van het verkeer (Tolwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Duyvendak tot wijziging van enkele wetten in verband met de invoering van een belasting ter regulering van het verkeer (Tolwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Gesthuizen, Smeets, Blanksma-Van den Heuvel en Van Gent tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek houdende verbetering van de huurbescherming van huurders van bedrijfsruimte, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Gesthuizen, Smeets, Blanksma-Van den Heuvel en Van Gent tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek houdende verbetering van de huurbescherming van huurders van bedrijfsruimte, met memorie van toelichting.Bij brief van 28 september 2011 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Gesthuizen, Smeets, Blanksma-Van den Heuvel en Van Gent tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek houdende verbetering van de huurbescherming van huurders van bedrijfsruimte, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Crone, houdende regels inzake de toegankelijkheid, veiligheid, bereikbaarheid en redelijke prijsstelling van basisbetaaldiensten (Wet toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Crone, houdende regels inzake de toegankelijkheid, veiligheid, bereikbaarheid en redelijke prijsstelling van basisbetaaldiensten (Wet toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van het lid Bakker tot wijziging van de Arbeidstijdenwet, het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling (gewetensbezwaren zondagsarbeid).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van het lid Bakker tot wijziging van de Arbeidstijdenwet, het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling (gewetensbezwaren zondagsarbeid).Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 april 2000, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting van het lid Bakker tot wijziging van de Arbeidstijdenwet, het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling (gewetensbezwaren zondagsarbeid). Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Noodzaak van een wettelijke regeling In het wetsvoorstel wordt een aantal wettelijke maatregelen voorgesteld ter bescherming van de positie van de werknemer of sollicitant die op godsdienstige of levensbeschouwelijke gronden bezwaren heeft tegen het werken op zondag. De indiener onderkent dat de wetgeving ook nu al bescherming biedt op dit punt. In de Arbeidstijdenwet (ATW) is nu reeds geregeld dat de werknemer alleen verplicht kan worden om op zondag te werken, indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de werkgever overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan. De indiener vindt deze regeling onnodig bezwarend voor de individuele werknemer die gewetensbezwaren heeft tegen het werken op zondag.(zie noot 1) De Raad onderkent in algemene zin het belang van de bescherming van gewetensbezwaarden. Hij is echter niet overtuigd van de noodzaak van landelijk werkende wettelijke regelingen die verder gaan dan hetgeen nu al is geregeld als uitwerking van de in artikel 6 van de Grondwet en in mensenrechtenverdragen verankerde vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. a. De ATW kent, als gezegd, als uitgangspunt dat op zondag niet of zo weinig mogelijk wordt gewerkt. Verder is in het Burgerlijk Wetboek (BW) een verbod opgenomen om een werknemer te ontslaan die met een beroep op een ernstig gewetensbezwaar weigert het opgedragen werk te verrichten. Tenslotte kent de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) een verbod om onderscheid te maken op grond van godsdienst of levensovertuiging bij het aanbieden van een betrekking en het in dienst nemen als werknemer of ambtenaar. De bestaande wetgeving biedt aldus een goede basis om oplossingen te vinden voor de uiteenlopende soorten van problemen die zich in de praktijk rond de zondagsarbeid kunnen voordoen. Voorts kent de Winkeltijdenwet een genuanceerde regeling voor het werken op zondag in winkels, waarin het aan de gemeentebesturen wordt overgelaten om, rekening houdend met de plaatselijke opvattingen, een strenger of liberaler beleid te voeren. Op bedrijfstak- of bedrijfsniveau kunnen eventuele problemen verder worden opgelost. b. Het voorstel lijkt niet alleen niet nodig in het licht van de bestaande regelgeving, het dreigt bovendien het uitgangspunt daarvan te ondergraven. Door de weigering van arbeid op zondag als "gewetensbezwaar" te beschermen, verklaart de wetgever wat nu mogelijk is maar tevens uitzondering is, te weten arbeid op zondag in beginsel tot "normaal". Onverminderd eventuele CAO-regelingen terzake, wordt de keuze van rustdagen daarmee primair een zaak van de werkgever. Wie weigert op zondag te werken, zal dit als gewetensbezwaar objectief moeten kunnen rechtvaardigen; wie zich terzake niet op het geweten wenst te beroepen, kan geen steekhoudend bezwaar meer maken. c. De indiener heeft voorts het probleem waarop zijn voorstel betrekking heeft, gedefinieerd als het probleem van de zondag als religieus bepaalde rustdag. Daaraan wordt wel een uitbreiding gegeven: de wettelijke erkenning van gewetensbezwaren tegen het werken op zondag wordt uitgebreid naar werknemers die de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houden. Deze benadering is innerlijk consistent, maar lijkt toen vooral te zijn geïnspireerd door de praktische problemen voor de arbeid die voortkomen uit de christelijke geloofsbeleving. Een alternatieve probleemdefinitie zou kunnen zijn: praktische problemen voor de arbeid die voortvloeien uit in Nederland aanwezige religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen. Binnen zo'n probleemdefinitie kunnen andere vragen worden gesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of voor moslims de wekelijkse rustdag (de vrijdag) een groot probleem vormt, of dat de jaarlijkse vastenperiode (de Ramadan) meer aandacht behoeft. Moslims die de regels van de Ramadan eerbiedigen, kunnen niet goed zware lichamelijk arbeid of overwerk verrichten. Voor andere in Nederland aanwezige religies kan het probleem nog weer anders liggen. De Raad is, zoals aangegeven, niet overtuigd van de noodzaak van de voorgestelde wettelijke maatregelen in aanvulling op de regels die nu gelden. In dat verband valt op dat thans in de toelichting de behoefte daaraan enkel wordt gemotiveerd met een verwijzing naar een onderzoek in bedrijven, waaraan wordt toegevoegd: "dat daarmee de noodzaak is aangetoond".(zie noot 2) Of er bij belanghebbenden zelf of vertegenwoordigers van bijvoorbeeld kerken of vakbonden ook een behoefte daaraan bestaat, blijkt nergens. Indien wordt besloten tot het treffen van maatregelen, beveelt de Raad aan in de toelichting nader in te gaan op de noodzaak van het voorstel en op de definitie van het probleem. 2. Afweging van maatschappelijke belangen De bescherming die in het voorstel wordt verleend aan personen die gewetensbezwaren hebben tegen het werken op zondag omvat het volgende. 1° In de AWGB wordt een verbod opgenomen om bij het aanbieden van een betrekking en het in dienst nemen onderscheid te maken wegens het hebben van gewetensbezwaren tegen het werken op zondag. 2° In de ATW is nu geregeld dat de werknemer alleen verplicht kan worden om op zondag te werken, indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de werkgever overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan, of, bij ontbreken van dat orgaan, met de belanghebbende werknemers.(zie noot 3) Daaraan wordt nu toegevoegd dat de werknemer die daartegen gewetensbezwaren heeft niet op zondag hoeft te werken. 3° In het BW is nu geregeld dat opzegging van een arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is, indien de opzegging geschiedt wegens het enkele feit dat de werknemer met een beroep op een ernstig gewetensbezwaar weigert de bedongen arbeid te verrichten. (zie noot 4) Voorgesteld wordt te bepalen dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden opgezegd wegens het feit dat de werknemer met een beroep op een gewetensbezwaar weigert op zondag te werken. Kort gezegd komt het erop neer dat de bescherming tegen het werken op zondag vrijwel absoluut wordt. Voor de werkgever kan dit problemen opleveren. Hij mag bij het aannemen van personeel geen onderscheid meer maken en mag zelfs geen vragen stellen over eventuele gewetensbezwaren tegen het werken op zondag. Als hij te weinig werknemers heeft aan wie hij het zondagswerk kan opdragen, kan de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komen. Voor werknemers die geen gewetensbezwaren hebben tegen het werken op zondag kan de druk om op zondag te moeten werken sterker toenemen dan nu soms al het geval is. Voor werknemers die zorgtaken thuis hebben kan dit een knelpunt op de arbeidsmarkt betekenen. Het verdient aanbeveling nader te bezien of in het voorstel een goed evenwicht is gevonden tussen de belangen van werkgevers, die van gewetensbezwaarde werknemers, en wellicht die van andere categorieën werknemers. 3. Systematiek van de AWGB De AWGB geeft nu uitwerking aan situaties waarin zich problemen van gelijke behandeling kunnen voordoen op gronden zoals godsdienst, levensovertuiging, ras en geslacht. Door een discriminatieverbod in te voeren dat betrekking heeft op één element van de uitoefening van de godsdienstvrijheid (het niet willen werken op zondag), wordt in die wet een grotere mate van gedetailleerdheid geïntroduceerd dan die wet nu kent. Binnen de systematiek van de AWGB zou het eerder voor de hand liggen de afweging van belangen op dit punt over te laten aan de maatschappelijke ontwikkelingen en aan de jurisprudentie. Dit is ook daarom van belang omdat het wetsvoorstel voorziet in een vrijwel absolute bescherming, zonder dat goed zicht is op alle consequenties daarvan. Nu de wetgeving thans al aanknopingspunten biedt voor de ontwikkeling van jurisprudentie voor het vraagstuk van het werken op zondag, zou het de voorkeur kunnen hebben, deze ontwikkeling voorlopig af te wachten. De Raad adviseert, de wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling nader te bezien. 4. Erkenning Naar de voorgestelde wettelijke omschrijving kan de werknemer volstaan met zich te beroepen op een gewetensbezwaar tegen het werken op zondag; hij hoeft het gewetensbezwaar niet aannemelijk te maken. Problemen zullen zich niet snel voordoen bij werknemers die lid zijn van een kerkgenootschap waarvan bekend is dat het bezwaren heeft tegen zondagsarbeid. Er kan zich echter onzekerheid voordoen als een werknemer niet lid is van zo'n kerkgenootschap, of zich op grond van een niet-religieuze levensovertuiging op een gewetensbezwaar beroept. Het wetsvoorstel maakt immers geen onderscheid tussen gewetensbezwaren op grond van godsdienst of op grond van levensovertuiging. Onduidelijk is op welke wijze oneigenlijk gebruik kan worden voorkomen. Het verdient aanbeveling op dit vraagstuk in de toelichting in te gaan. Overige opmerkingen 5. In de artikelen II en III wordt de wettelijke erkenning van gewetensbezwaren tegen het werken op zondag uitgebreid naar werknemers die de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag vieren. De Joodse sabbat begint echter niet om middernacht maar op vrijdag bij zonsondergang, terwijl in bepaalde christelijke stromingen twee dagen van de week (vooral de zaterdag en de zondag) als rustdagen gelden. De Raad beveelt aan in de artikelen II en III van het voorstel rekening te houden met rustperioden die afwijken van het begrip "dag". 6. Het wetsvoorstel spreekt in algemene zin van gewetensbezwaren tegen het werken op zondag en maakt dus geen onderscheid tussen godsdienst en levensovertuiging. Echter, waar de bescherming wordt uitgebreid tot personen die gewetensbezwaren hebben tegen andere dagen dan de zondag, wordt alleen gesproken over gewetensbezwaren in verband met "godsdienstige opvattingen".(zie noot 5) Blijkens de considerans is dit niet bedoeld. De Raad adviseert aan te sluiten bij artikel 5:1 , eerste lid, ATW, waarin terzake wordt gesproken over "godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen". 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Timmer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot rechtsmacht en strafmaat ter zake van internationale kinderontvoering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Timmer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot rechtsmacht en strafmaat ter zake van internationale kinderontvoering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 augustus 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Recourt en Van der Steur tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van kinderalimentatie (Wet herziening kinderalimentatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Recourt en Van der Steur tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van kinderalimentatie (Wet herziening kinderalimentatie), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 februari 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Recourt en Van der Steur tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van kinderalimentatie (Wet herziening kinderalimentatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van het Ministerie van VROM in verband met de nieuwe Spoorwegwet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van het Ministerie van VROM in verband met de nieuwe Spoorwegwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Klaver en Samsom houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Klaver en Samsom houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet).Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 september 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Klaver en Samsom houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Rietkerk, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling over de veiligheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Rietkerk, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling over de veiligheid, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 oktober 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Rietkerk, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling over de veiligheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Eerdmans en Stuger tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht houdende de invoering van minimum straffen voor bepaalde geweldsdelicten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Eerdmans en Stuger tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht houdende de invoering van minimum straffen voor bepaalde geweldsdelicten, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 oktober 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Eerdmans en Stuger tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht houdende de invoering van minimum straffen voor bepaalde geweldsdelicten, met memorie van toelichting. Het initiatiefvoorstel strekt tot invoering van minimumvrijheidsstraffen voor een aantal geweldsdelicten in het Wetboek van Strafrecht (WvS). Het wijkt daarmee aanzienlijk af van het bestaande systeem, waarin de wetgever slechts algemene minimumstraffen heeft vastgesteld en per delict bepaalde maximumstraffen. Deze afwijking kan gerechtvaardigd zijn indien er een duidelijk omschreven probleem bestaat bij de huidige straftoemeting en indien kan worden aangenomen dat de voorgestelde regeling inderdaad tot oplossing van dat probleem kan leiden, zonder andere belangrijke problemen in het leven te roepen. De Raad van State moet constateren dat de toelichting van het wetsvoorstel slechts beknopt is en dat deze een groot aantal aspecten onbesproken laat. De vraag rijst of met de voorgestelde wijzigingen kan worden volstaan. De Raad maakt een opmerking van algemene aard over de verhouding tussen de wetgever en de rechter. Daarna gaat hij in op de doeleinden en de noodzaak van het voorstel, de keuze van de delicten waarvoor minima worden voorgesteld, de hoogte van die minima, rechtsvergelijking, gevolgen van het voorstel voor de praktijk, de positie van het openbaar ministerie en het ontbreken van advies door betrokken instanties. 1. De verhouding tussen wetgever en rechter De invoering van minimumstraffen leidt tot een beperking van de rechterlijke vrijheid bij het bepalen van de op te leggen straf. Bij de beantwoording van de vraag of daarvoor voldoende gronden bestaan, stelt de Raad voorop dat het tot het terrein van de wetgever behoort om aan te geven of, en zo ja in hoeverre, bepaalde gedragingen als normovertredingen zullen worden aangemerkt en welke gevolgen daar dan aan zullen worden verbonden. Tegelijkertijd moet evenwel worden vastgesteld dat het recht op behoorlijke rechtspraak meebrengt dat de vaststelling van de normovertreding door de rechter geschiedt en dat deze voldoende ruimte heeft om bij de bepaling van de op te leggen sanctie rekening te houden met de mate van schuld van de dader alsook met de omstandigheden waaronder het strafbare feit plaatshad. Tussen de genoemde competentie van de wetgever en het recht op behoorlijke rechtspraak moet een zeker evenwicht worden gevonden. Indien de wetgever de rechter te weinig ruimte laat om tot een in zijn ogen behoorlijke straftoemeting te komen, wordt aan het laatstgenoemde recht afbreuk gedaan. In het andere geval kan de rechter bij het bepalen van de door hem op te leggen straffen tot uitspraken komen die door de rechtsgenoten niet meer begrepen en daarmee ook niet meer aanvaard kunnen worden. Tot nu toe kent het Nederlandse strafrecht slechts algemene strafminima. Bij de invoering van het WvS gaf Minister Modderman hiervoor de navolgende verklaring: "Gelijk men bij het stellen van het maximum het oog moet vestigen op het zwaarste geval, zoo moet men ook omgekeerd bij het stellen van het minimum denken aan het ligtste geval. Indien er nu maar één geval ware, waarin zelfs moord met een dag gevangenisstraf zou behooren gestraft te worden, dan is reeds daardoor dat minimum geregtvaardigd."(zie noot 1) De Raad vraagt zich af of is gebleken dat de rechter van de vrijheid die uit het algemene minimum en de per delict vastgestelde maxima voortvloeit, geen prudent gebruik pleegt te maken. De memorie van toelichting vermeldt op dit punt niet meer dan dat het bij het bestaan van maximumstraffen in de rede ligt ook minimumstraffen in te voeren en voegt daaraan toe dat de rechter "uiteraard" rekening moet kunnen blijven houden met de omstandigheden van het geval. Deze toelichting is naar het oordeel van de Raad onvoldoende om op een zo principieel punt, als waarvan sprake is, een wijziging van het bestaande recht te rechtvaardigen. De voorgestelde minimumstraffen laten in veel gevallen ook weinig ruimte om met genoemde omstandigheden rekening te houden, nu niet is voorzien in de mogelijkheid om in bijzondere gevallen gemotiveerd een lagere straf op te leggen. De Raad adviseert daarom de toelichting op genoemde punten verder uit te werken. 2. Het doel van het wetsvoorstel en de noodzaak daarvan a. De toelichting vermeldt dat de burger naar aanleiding van incidenten van zinloos geweld al jarenlang "roept om aanscherping van het strafrecht". De Raad wil niet weerspreken dat dergelijke incidenten tot grote verontrusting hebben geleid en dat daarbij ook aan de orde is gesteld dat strengere straffen op haar plaats zouden zijn. Verder onderkent de Raad dat de wetgever zich niet mag afsluiten voor gevoelens in de samenleving. Bij de beantwoording van de vraag of minimumstraffen moeten worden ingevoerd, zal naar het oordeel van de Raad echter in de eerste plaats moeten worden gelet op de doelen van de straf - te weten vergelding, generale en speciale preventie - en het recht op een behoorlijke rechtspraak. Verder is met de roep om aanscherping van het strafrecht nog niet gegeven dat de burger verlangt dat er nimmer straffen met een kortere duur dan in het wetsvoorstel aangegeven, kunnen worden opgelegd. De Raad concludeert dat de aanleiding tot en de doeleinden van het wetsvoorstel nader zullen moeten worden uiteengezet. b. De Raad mist in de toelichting een uiteenzetting met betrekking tot de hoogte van de straffen die rechters thans voor geweldsdelicten plegen op te leggen. Uit recent onderzoek is gebleken dat rechters in de periode 1995 - 2001 in het algemeen weliswaar niet zwaarder zijn gaan straffen, maar dat dit bij de delicten waarop het wetsvoorstel ziet, zoals moord, verkrachting en openlijke geweldpleging anders is.(zie noot 2) Bij die delicten worden zwaardere straffen opgelegd dan voorheen gemiddeld het geval was. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de gevoelens van slachtoffers en de geschokte rechtsorde.(zie noot 3) De toelichting dient op dit punt te worden aangevuld. 3. De keuze van de delicten en de hoogte van de minima Voorgesteld wordt om voor een beperkt aantal geweldsdelicten minimumstraffen in te voeren. De Raad meent dat onvoldoende wordt gemotiveerd waarom dat alleen voor de genoemde delicten wordt voorgesteld, nu ook elders in het WvS en in bijzondere wetten geweldsdelicten zijn of worden opgenomen. Daarbij kan gedacht worden aan het wetsvoorstel internationale misdrijven.(zie noot 4) Ten slotte mist de Raad een motivering van de hoogte van de voorgestelde minima, die nogal aanzienlijk zijn. De Raad adviseert de keuze van de geweldsdelicten waarvoor minimumstraffen worden voorgesteld, nader te bezien en de hoogte van de daarvoor voorgestelde minima nader te motiveren. 4. De minimumvrijheidsstraf en andere soorten straf De Raad vraagt zich af of het wetsvoorstel meebrengt dat de rechter bij de genoemde geweldsdelicten geen andere straf meer op kan leggen dan een vrijheidsstraf. In dit verband wijst de Raad er op dat in alle in het wetsvoorstel genoemde strafbepalingen naast gevangenisstraf ook het opleggen van een geldboete mogelijk wordt gemaakt. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. 5. Rechtsvergelijking In de toelichting wordt niet ingegaan op het recht in ons omringende landen of andere landen binnen de Europese Unie (EU). In dit verband wijst de Raad er op dat de Minister van Justitie heeft aangekondigd rechtsvergelijkend onderzoek te zullen laten doen naar de in enkele lidstaten van de EU geldende minimumstraffen en de wijze waarop daar in de praktijk mee wordt omgegaan.(zie noot 5) De Raad vermeldt hierbij nog dat er binnen de EU sprake is van een tendens om tot harmonisering van delen van het strafrecht te komen. In dat kader wordt er gewerkt aan het vaststellen van de minimumhoogte van maximumstraffen. Van concrete stappen om tot minimumstraffen te komen, kan echter nog niet worden gesproken.(zie noot 6) De Raad verwijst in dezen bovendien naar het voorbehoud opgenomen in verklaring nr.8, gehecht aan de Slotakte van Amsterdam van het Unieverdrag. De Raad meent dat in de toelichting op rechtsvergelijkende aspecten zou moeten worden ingegaan. 6. Enkele consequenties van het voorstel Het voorstel lijkt de invoering van minimumstraffen als een verandering te zien die zonder veel verdere gevolgen kan worden ingevoerd. De Raad kan dat niet direct volgen. Wat de straftoemeting betreft wijst de Raad op het volgende. In artikel 9a WvS is de rechter de algemene mogelijkheid gegeven om te bepalen dat geen straf zal worden opgelegd. Onder ogen zal moeten worden gezien hoe het wetsvoorstel zich hiermee verhoudt. Voorts komt de vraag op hoe in strafzaken tegen jeugdige personen gestraft zal moeten worden. In artikel 77i WvS wordt de duur van jeugddetentie immers vastgesteld op een lager maximum dan de verschillende minima die in het wetsvoorstel zijn voorzien. Ook is onduidelijk in hoeverre het de rechter nog vrij zal staan een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen, voorzover het onvoorwaardelijke gedeelte dan onder het minimum komt dat het wetsvoorstel voor het desbetreffende feit vermeldt. De Raad wijst ten slotte nog op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering waarin de rechter de mogelijkheid wordt geboden de hoogte van een straf te verlagen bij onherstelbare vormverzuimen in het vooronderzoek. Ook hier komt de vraag op hoe deze bepaling zich verhoudt tot het voorstel. Maar ook bij de tenuitvoerlegging van de straf doen zich vragen voor. Op grond van artikel 15, tweede lid, WvS wordt de veroordeelde tot tijdelijke vrijheidsstraf waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte meer dan een jaar bedraagt, vervroegd in vrijheid gesteld wanneer hij twee derde gedeelte daarvan heeft ondergaan. Het is de Raad niet duidelijk hoe deze bepaling zich tot het wetsvoorstel verhoudt. De Raad adviseert ook deze punten in de toelichting te behandelen en het voorstel waar nodig aan te passen. 7. De positie van het openbaar ministerie De invoering van specifieke minimumstraffen roept de vraag op of het openbaar ministerie van vervolging af zal mogen zien indien het meent dat daarvoor voldoende redenen bestaan. De invoering van minimumstraffen voor een beperkt aantal delicten kan immers tot de conclusie leiden dat de wetgever van mening is dat door deze delicten de rechtsorde zo zeer wordt aangetast dat van opsporing en vervolging niet mag worden afgezien. Voorts kan de vraag worden gesteld of de voorgestelde minima mede tot gevolg moeten hebben dat alleen een vrijheidsstraf kan worden gevorderd. Het wetsvoorstel regelt dit niet en de memorie van toelichting laat zich hierover niet uit. De Raad adviseert daar alsnog op in te gaan. 8. Advies van betrokken instanties De Raad constateert ten slotte dat over het wetsvoorstel geen overleg heeft plaatsgehad met de instanties die over dergelijke wetsvoorstellen gewoonlijk worden gehoord. De Raad denkt daarbij aan het College van procureurs-generaal, de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse orde van advocaten en de Nederlandse vereniging voor rechtspraak. De Raad is van oordeel dat dergelijk advies niet gemist kan worden, nu het gaat om een principiële en ingrijpende verandering van het stelsel. Hij beveelt aan daar alsnog in te voorzien. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Depla, Ravestein, Van Wijmen, Duivesteijn en Biesheuvel tot wijziging van onder andere de artikelen 10 en 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten in verband met het tegengaan van de ontwijking van het voorkeursrecht van gemeenten bij de verwerving van onroerende zaken.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Depla, Ravestein, Van Wijmen, Duivesteijn en Biesheuvel tot wijziging van onder andere de artikelen 10 en 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten in verband met het tegengaan van de ontwijking van het voorkeursrecht van gemeenten bij de verwerving van onroerende zaken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Kuzu tot wijziging van de Wet geneesmiddelenprijzen met betrekking tot de vaststelling van maximumprijzen voor geneesmiddelen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Kuzu tot wijziging van de Wet geneesmiddelenprijzen met betrekking tot de vaststelling van maximumprijzen voor geneesmiddelen, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 juli 2013 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Kuzu tot wijziging van de Wet geneesmiddelenprijzen met betrekking tot de vaststelling van maximumprijzen voor geneesmiddelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Halsema en Van Gent houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een zorgplicht voor het welzijn van dieren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Halsema en Van Gent houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een zorgplicht voor het welzijn van dieren, met memorie van toelichting.Bij brief van haar Voorzitter a.i. van 4 december 2006 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Halsema en Van Gent houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een zorgplicht voor het welzijn van dieren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Giskes tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (bestuursstructuur pensioenfondsen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Giskes tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (bestuursstructuur pensioenfondsen), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 mei 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Giskes tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (bestuursstructuur pensioenfondsen), met memorie van toelichting. Het initiatiefvoorstel strekt ertoe de medezeggenschap van gepensioneerden en slapers in pensioenfondsen te vergroten. Hiertoe worden onder meer voorstellen gedaan tot invoering van een wettelijk recht voor gepensioneerden op vertegenwoordiging in de fondsbesturen, een instemmingsrecht voor deelnemersraden en een beroepsrecht voor minderheden in de deelnemersraden. Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot een aantal opmerkingen. Inleiding Sinds 1990 bevat de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) bepalingen inzake de medezeggenschap van gepensioneerden. De wet laat toe dat gepensioneerden in het bestuur van een pensioenfonds worden benoemd. Voorts is het bestuur in bepaalde gevallen verplicht een deelnemersraad in te stellen. In de deelnemersraad zijn de in het fonds deelnemende werknemers en gepensioneerden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. Een deelnemersraad heeft tot taak het bestuur te adviseren over een aantal belangrijke aangelegenheden. Voorts heeft de deelnemersraad een klachtrecht bij de Pensioen- en Verzekeringskamer. De medezeggenschapsregeling is in 1996 geëvalueerd. Daarbij constateerden het kabinet en de sociale partners dat in de praktijk nog slechts op bescheiden schaal gebruik was gemaakt van voornoemde wettelijke mogelijkheden tot medezeggenschap en dat daarin verbetering zou kunnen worden gebracht. De Stichting van de Arbeid (STAR) en het Coördinatieorgaan Samenwerkende ouderenorganisaties zagen hierin aanleiding een convenant te sluiten, waarin deze partijen de primaire verantwoordelijkheid van de sociale partners voor de inhoud van pensioenregelingen tot uitgangspunt nemen. Op grond van dit medezeggenschapsconvenant heeft de STAR de aanbeveling gedaan de medezeggenschapspositie van gepensioneerden te verbeteren via het instellen van een deelnemersraad of via participatie van één of meer gepensioneerden in het bestuur van het pensioenfonds. Ter ondersteuning van het convenant is in de PSW een aantal bepalingen opgenomen. Zo is het mogelijk gemaakt om op initiatief van fondsbesturen deelnemersraden tot stand te brengen en is onder andere het beroepsrecht voor deelnemersraden bij de Ondernemingskamer geïntroduceerd. Het convenant, dat een looptijd had tot 1 juli 2001, is geëvalueerd. Uit de resultaten van het op 18 juli 2001 gepubliceerde evaluatieonderzoek blijkt dat het aantal pensioenfondsen dat een deelnemersraad heeft, sinds het convenant in werking trad fors is toegenomen. De convenantspartijen hebben nog geen gemeenschappelijke conclusies getrokken naar aanleiding van de evaluatie van het convenant. 1. Maatschappelijke en politieke context In hoofdstuk 1 van de memorie van toelichting wordt de voorgeschiedenis van de medezeggenschap van gepensioneerden geschetst. De schets eindigt met de resultaten van de evaluatie uit 2001 betreffende de medezeggenschap van gepensioneerden. Uit de evaluatie blijkt - aldus de toelichting - dat er aan de medezeggenschap van gepensioneerden nog veel valt te verbeteren. In hoofdstuk 2, laatste alinea, van de toelichting wordt opgemerkt dat de zeggenschap voor alle pensioenverzekerden alleen binnen een beperkte periode is te realiseren via wetgeving. Bij brief van 27 maart 2002 heeft het kabinet de notitie "Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet"(zie noot 1), waarin op hoofdlijnen de beleidsrichting ten aanzien van de belangrijkste onderwerpen van de Pensioenwet beschreven wordt, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gestuurd. Het kabinet gaat er, gezien de positieve uitkomsten van het eerdere convenant, van uit dat convenantspartijen erin slagen een verbeterslag te maken ten aanzien van medezeggenschap van gepensioneerden. Mocht dit onverhoopt niet de uitkomst worden van de beraadslagingen, dan zal worden overwogen wettelijk vast te leggen dat elk pensioenfonds van enige omvang een deelnemersraad moet hebben of dat moet zijn voorzien in participatie van gepensioneerden in het bestuur van het fonds. De Raad constateert dat het kabinet vooralsnog het initiatief bij sociale partners wil laten om een vergroting van de medezeggenschap van gepensioneerden te regelen. Gezien het belang van een toereikend draagvlak voor wijzigingen in de uitvoering van de pensioenen bij de sociale partners meent de Raad dat de memorie van toelichting onvoldoende ingaat op de afweging tussen enerzijds het belang dat de sociale partners vooralsnog het initiatief houden en anderzijds het door de initiatiefneemster voorgestane belang van een spoedige wettelijke regeling van een verdergaande medezeggenschap van gepensioneerden. In verband met wettelijke regeling van de bestuursstructuur van de pensioenfondsen wijst de Raad ook op de enorme verscheidenheid in het pensioenveld. Pensioenen kunnen zijn ondergebracht in een bedrijfstakpensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds of rechtstreeks bij een verzekeraar, samenstelling en omvang van de groepen belanghebbenden zijn zeer uiteenlopend en er bestaan grote verschillen in pensioencontracten. Het college acht het van belang dat bij de totstandbrenging van nieuwe wetgeving inzake de bestuursstructuur van de pensioenfondsen verzekerd is dat deze wetgeving voldoende is afgestemd op de bedoelde verscheidenheid. De Raad adviseert om in de toelichting aandacht te besteden aan de overwegingen in de notitie "Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet" terzake van het eventueel wettelijk nader regelen van medezeggenschap van gepensioneerden, alsmede aan de hiervoor bedoelde belangenafweging en afstemming. 2. Verplichte deelname gepensioneerden in het bestuur Het initiatiefvoorstel bevat in het voorgestelde nieuwe eerste lid van artikel 6 PSW het recht voor gepensioneerden op een vertegenwoordiging in het bestuur. Daarbij geldt als hoofdregel dat de in het fonds deelnemende werknemers en de gepensioneerden evenredig naar hun aantallen in het bestuur zitting hebben. Tevens is geregeld dat de vertegenwoordigers van de werknemers ten minste evenveel zetels bezetten als die van de werkgever(s). Het wetsvoorstel gaat uit van de wenselijkheid om aan gepensioneerden (evenals in beginsel aan slapers) dezelfde medezeggenschapsrechten toe te kennen met betrekking tot deelname in het pensioenfondsbestuur (evenals in de deelnemersraad) als aan actieve deelnemers (de werknemers). Door de wettelijke verplichting tot het opnemen van gepensioneerden als een derde categorie in het bestuur, wordt de pariteit in het bestuur tussen werkgever(s) en werknemers doorbroken, hetgeen een minderheidspositie impliceert voor de werkgever(s). De pariteitgedachte is tot nu toe een belangrijk uitgangspunt in de PSW. Dit is gebaseerd op de gedachte dat de functie van het besturen van een pensioenfonds, evenals de totstandbrenging van een pensioenregeling, hun grond vinden in het arbeidsvoorwaardenoverleg, waarbij de sociale partners een gelijkwaardige positie toekomt. De belangen van een gepensioneerde als een crediteur die voor wat betreft zijn financiële positie, niet uit eigen keuze, vaak in hoge mate afhankelijk is van één debiteur, het pensioenfonds, zijn zeer groot. In zoverre acht de Raad betrokkenheid als zodanig van gepensioneerden bij hun pensioenfonds en het bestuur ervan in onze tijd vanzelfsprekend. Voor de beoordeling van het wetsvoorstel is het echter van belang dat een goed zicht bestaat op de belangen van elk van de drie categorieën betrokkenen: werknemers, gepensioneerden en werkgevers, en op hun onderlinge verhouding. In dat opzicht past naar de mening van de Raad enige nuancering bij de in hoofdstuk 2, onder punt 4, van de toelichting geschetste belangentegenstelling tussen gepensioneerden (en slapers) enerzijds, en actieven/werknemers en werkgevers anderzijds. Ten aanzien van de betrokken belangen van deze drie categorieën wijst het college op het volgende. Er bestaat in hoge mate parallellie van belangen tussen gepensioneerden en actieven, waar het gaat om het waarborgen van de lopende en toekomstige pensioenuitkeringen. Beide categorieën, evenals overigens de werkgevers gelet op hun verplichtingen, hebben daarmee evenzeer belang bij een goed beleggingsbeleid, en een gedegen bestuur dat voor dat alles moet instaan. Voorzover er sprake is van een tegenstelling in belangen tussen gepensioneerden en actieven, betreft deze vooral de factor tijd. Voor gepensioneerden geldt een kortere tijdshorizon, en een onmiddellijk belang bij behoud van indexering, terwijl voor actieven de indexering een belang op termijn betreft, tegenover een direct belang bij mogelijkheden tot premieverlichting of zelfs een premieholiday. Werkgevers hebben in zoverre een eigensoortig belang, dat zij een doorgaans fors deel van de premielast dragen, terwijl daar voor hen, uit de aard der zaak, geen financiële aanspraken jegens het fonds tegenover staan. De premielast vormt een aanzienlijke component in hun financiële huishouding. Een specifiek belang van gepensioneerden is dat van de cliënt, die gebaat is bij de kwaliteit van de dienstverlening door het fonds. Het voorgaande overziende, is de Raad van oordeel dat, nadat in een eerder stadium in de PSW al de mogelijkheid is gecreëerd om gepensioneerden een vertegenwoordiging te geven in het bestuur van hun pensioenfonds, er voldoende reden bestaat om nu een volgende stap te zetten, in de vorm van een wettelijke verplichting tot die vertegenwoordiging. Medezeggenschap van gepensioneerden in het bestuur kan er aan bijdragen dat recht wordt gedaan aan de belangen van gepensioneerden, zeker ook daar waar zij niet parallel lopen met die van de beide andere categorieën betrokkenen, en bevordert het draagvlak van het fonds en zijn bestuur bij zijn cliënten. De Raad wijst er overigens op dat deze medezeggenschap niet de enige weg is om belangen van gepensioneerden te waarborgen: ook toezichthoudende instanties, zoals de Pensioen- en Verzekeringskamer, hebben in deze een belangrijke taak. Geeft het wetsvoorstel wat betreft de invoering van de genoemde wettelijke verplichting de Raad geen reden tot opmerkingen, het college zet vraagtekens bij het wetsvoorstel waar het nog een stap verder wil zetten, door het doorbreken van de pariteit, ten nadele van de positie van de werkgever(s). Gelet op de bijzondere eigen belangen van de werkgevers, als degenen op wie een aanzienlijk deel van de premielast rust en die aldus, bezien vanuit hun financiële huishouding, een eigen, zwaarwegend belang hebben bij de kwaliteit van het bestuur en in het bijzonder het financieel beheer door de pensioenfondsen, en gelet op de hiervoor aangebrachte nuancering in de door de toelichting gestelde verschillen in belangen tussen gepensioneerden en actieven, meent de Raad dat niet ook de stap moet worden gezet naar het doorbreken van de pariteit. Hij wijst in dit verband mede naar hetgeen hij hiervoor, in punt 1, heeft opgemerkt over het belang van een toereikend draagvlak bij de sociale partners voor veranderingen op dit terrein. De Raad adviseert daarom het wetsvoorstel op het punt van de verhouding tussen de drie categorieën vertegenwoordigers in het bestuur van het pensioenfonds te heroverwegen. Daarbij ware te betrekken de onder punt 1 aangeduide verscheidenheid in het pensioenveld, in het bijzonder die tussen ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen. 3. Instemmingsrecht voor deelnemersraden Het wetsvoorstel voorziet in artikel 6b in een instemmingsrecht voor de deelnemersraden. Instemming wordt verplicht voor ongeveer alle gevallen waarin nu advies moet worden gevraagd. Het instemmingsrecht komt in de voorgestelde vorm neer op een vetorecht. In zijn advies van 27 april 1999 terzake van het voorstel van wet tot wijziging van de PSW met betrekking tot de medezeggenschap van gepensioneerden(zie noot 2) merkte de Raad het volgende op: "Anders dan het geval is bij ondernemingen wordt bij een pensioenfonds de helft van de zetels in het bestuur van het fonds bezet door of namens de werknemers, al dan niet aangevuld met gepensioneerden. De deelnemersraad gaat dus in beroep tegen besluiten waaraan de "deelnemers" zelf hebben meegewerkt. Het risico bestaat dat het overleg in het paritair samengestelde bestuur gefrustreerd wordt, doordat een deel van de bestuursleden door middel van de deelnemersraad tegen het bestuursbesluit in beroep kan gaan." In het nader rapport werd aangeven dat het niet waarschijnlijk was dat gewezen deelnemers zowel in het bestuur als in de deelnemersraad zitting zouden hebben omdat het convenant de aanbeveling bevatte om ofwel een bestuurszetel voor gewezen deelnemers te creëren, ofwel een deelnemersraad op te richten. Verder werd er in het nader rapport op gewezen dat het creëren van de mogelijkheid voor het oprichten van een wettelijke deelnemersraad nadrukkelijk tot stand was gekomen om de medezeggenschap van gewezen deelnemers, in het bijzonder gepensioneerden te vergroten. Omdat de deelnemersraad breder is samengesteld dan de vertegenwoordiging in het pensioenfondsbestuur, kan dus niet gezegd worden dat door de deelnemersraad beroep wordt aangetekend tegen een besluit waaraan "de deelnemers" zelf meegewerkt hebben, aldus het nader rapport. Zoals aangegeven in de inleiding van dit advies, heeft de STAR de aanbeveling gedaan de medezeggenschapspositie van gepensioneerden te verbeteren via het instellen van een deelnemersraad of via participatie van één of meer gepensioneerden in het bestuur van het pensioenfonds. De vraag rijst allereerst wat het wettelijk verplicht stellen van die participatie moet betekenen voor de medezeggenschap via een deelnemersraad. Het wetsvoorstel beantwoordt die vraag door niet (langer) te spreken in termen van een alternatief, maar naast de verplichte participatie van gepensioneerden in het bestuur ook te voorzien in een deelnemersraad. Ingevolge artikel 6a, eerste lid, is het bestuur van een pensioenfonds verplicht een deelnemersraad in te stellen indien dit wordt verzocht door ten minste 1% of, indien dat minder is, 250 van de belanghebbenden bij het fonds. De Raad kan zich voorstellen dat, naast de vertegenwoordiging van gepensioneerden en actieven in het bestuur van het pensioenfonds, en mede bezien vanuit overwegingen van draagvlak, ook een deelnemersraad een nuttige functie kan vervullen. Hij kan zich dan ook vinden in een situatie waarin beide vormen van medezeggenschap als aangeduid door de STAR naast elkaar voorkomen. De Raad meent echter dat het wetsvoorstel de destijds door hem aangevoerde bezwaren tegen de toerusting van de deelnemersraad in versterkte mate doet voelen, terwijl de destijds door de regering aangevoerde tegenargumenten met het wetsvoorstel nu grotendeels wegvallen. Naar het oordeel van de Raad moeten namelijk de positie en de toerusting van de deelnemersraad worden bezien in directe samenhang met de vertegenwoordiging van de categorieën actieven en gepensioneerden in het bestuur van het fonds, en met de invloed die zij aldus hebben op de gang van zaken in het fonds. Het college meent dat het wetsvoorstel aan deze samenhang ten onrechte voorbijgaat, en heeft daarbij in het bijzonder het oog op het instemmingsrecht, zoals geregeld in artikel 6b. Zeker wanneer door het wetsvoorstel zowel gepensioneerden als actieven vertegenwoordigd zijn in het bestuur van het fonds, meent de Raad dat dit instemmingsrecht, dat een vetorecht impliceert, te ver gaat, omdat het ertoe kan leiden dat de deelnemersraad op de stoel van het bestuur gaat zitten. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt te heroverwegen. 4. Overige opmerkingen met betrekking tot artikel 6 a. Met de toevoeging "met inachtneming van artikel 6b" in artikel 6, eerste lid, wordt volgens de toelichting bedoeld dat ook het wijzigen van de samenstelling van het bestuur de instemming behoeft van de deelnemersraad. De Raad merkt hierbij in de eerste plaats op dat, mede gelet op de derde volzin van artikel 6, eerste lid, de toelichting een ruimere toepassing suggereert dan op grond van de voorgestelde wettekst mogelijk is. De voorgestelde wettekst heeft alleen betrekking op wijziging in de samenstelling van het bestuur als gevolg van het opnemen van de zogenaamde slapers. In de tweede plaats merkt de Raad op dat voorgenomen besluiten van het bestuur waarvoor de instemming van de deelnemersraad nodig is, limitatief zijn opgesomd in artikel 6b, eerste lid. In verband hiermee acht de Raad de voorgestelde toevoeging in artikel 6 niet overeenkomstig de opzet van de PSW. Hij adviseert een voorgenomen besluit tot wijziging van de samenstelling van het bestuur toe te voegen aan artikel 6b, eerste lid. De zinsnede "met inachtneming van artikel 6b" kan alsdan in artikel 6 vervallen. De Raad adviseert de tekst en toelichting van de artikelen 6 en 6b aan het voorgaande aan te passen. b. In de nieuwe opzet van artikel 6 - met uitzondering van het bestaande vierde lid - is alleen sprake van pensioenfondsen (bedrijfstak- of ondernemingspensioenfondsen) en niet meer, zoals in de huidige regeling, ook van spaarfondsen. De Raad adviseert deze omissie te herstellen. 5. Artikel 6a a. In het voorgestelde eerste lid van artikel 6a wordt de verplichting tot het instellen van een deelnemersraad afhankelijk gesteld van een verzoek hiertoe van een kleiner gekwalificeerd deel van belanghebbenden (namelijk 1%, of - als dat minder is - 250 belanghebbenden) dan voorheen. Het huidige 5%-vereiste vormt, aldus de toelichting, een te grote barrière bij grotere pensioenfondsen. In de huidige wet is het echter bij een bedrijfstakpensioenfonds voldoende als een verzoek wordt gedaan door één of meer verenigingen die samen binnen het fonds tenminste een ledental hebben van 5% van het totale aantal van de in het fonds deelnemende werknemers en de gewezen werknemers en hun pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen. De Raad adviseert aan te geven hoe in de nieuwe redactie met een verzoek van dergelijke verenigingen moet worden omgegaan. b. Met de toevoeging "met inachtneming van artikel 6b" in het eerste lid van artikel 6a wordt volgens de toelichting bedoeld dat ook het wijzigen van de samenstelling van de deelnemersraad de instemming behoeft van de deelnemersraad. Aangezien voorgenomen besluiten van het bestuur waarvoor de instemming van de deelnemersraad nodig is, limitatief zijn opgesomd in artikel 6b, eerste lid, acht de Raad de voorgestelde toevoeging niet overeenkomstig de opzet van de PSW. De Raad adviseert een voorgenomen besluit tot wijziging van de samenstelling van de deelnemersraad toe te voegen aan artikel 6b, eerste lid. De zinsnede "met inachtneming van artikel 6b" kan alsdan in artikel 6a vervallen. c. Het voorgestelde tweede lid van artikel 6a voorziet in het instellen van een deelnemersraad bij pensioenregelingen die bij een verzekeraar zijn ondergebracht. Naar de mening van de Raad wordt niet duidelijk, ook niet in combinatie met het voorgestelde derde lid van artikel 6b en het voorgestelde zesde lid van het nieuwe artikel 6c, wat in dat geval de juridische vormgeving is en hoe een deelnemersraad in die situatie zou moeten functioneren. De Raad beveelt aan een duidelijke visie te ontwikkelen over de mogelijkheden van medezeggenschap bij rechtstreeks bij verzekeraars ondergebrachte pensioenvoorzieningen en het wetsvoorstel daarop af te stemmen. d. Het vierde lid van artikel 6a, verklaart het vierde lid van artikel 6 van overeenkomstige toepassing. Naar de mening van de Raad is het vierde lid van artikel 6, betreffende bijstand door deskundigen, ten aanzien van deelnemersraden onduidelijk nu de faciliteiten voor de deelnemersraden apart zijn geregeld in artikel 6c. De Raad beveelt aan dit onderdeel, alsmede de toelichting aan te passen. e. Het bestaande vierde lid van artikel 6a wordt niet gehandhaafd. Naar de mening van de Raad staat niet vast en wordt ook niet toegelicht, dat dit onderdeel overbodig is geworden. De Raad adviseert deze omissie te herstellen. 6. Overige opmerkingen met betrekking tot artikel 6b a. Wordt ondanks hetgeen hiervoor, in punt 3, door de Raad is geadviseerd, vastgehouden aan het instemmingsrecht voor deelnemersraden, dan merkt de Raad nog het volgende op. Het instemmingsrecht komt neer op een absoluut vetorecht. Het voorstel voorziet er niet in, zoals in Wet op de ondernemingsraden (WOR), wat er gebeurt als instemming onthouden wordt. Geadviseerd wordt het instemmingsrecht verder gestalte te geven conform artikel 27 WOR. b. Het derde lid van artikel 6b heeft betrekking op pensioenvoorzieningen die rechtstreeks bij een verzekeraar zijn ondergebracht. Hiervoor geldt hetgeen hiervoor, in punt 5, onder c, is opgemerkt met betrekking tot artikel 6a, tweede lid. 7. Artikel 6c a. Het nieuwe artikel 6c voorziet in faciliteiten als secretariële ondersteuning, scholing en bijstand van deskundigen voor de deelnemersraad als geheel, dan wel voor tenminste 10% van de leden. Uitgangspunt voor dit artikel zijn de artikelen 17 en 18 van de WOR. In het artikel wordt, anders dan in de WOR, niet expliciet aangegeven dat (actieve) werknemers met behoud van loon hun werkzaamheden voor de deelnemersraad verrichten. Voorts ontstaat in combinatie met het vierde lid van het artikel onduidelijkheid over wie die loonkosten draagt. De Raad adviseert een en ander alsnog te regelen en toe te lichten. b. Het zesde lid van artikel 6c verklaart de eerste vijf leden van het artikel ten aanzien van een deelnemersraad van overeenkomstige toepassing op de werkgever in het geval de pensioenvoorziening rechtstreeks bij een verzekeraar is ondergebracht. Hiervoor geldt de hiervoor, in punt 5, onder b, gemaakte opmerking dat het voorstel met betrekking tot rechtstreeks bij een verzekeraar ondergebrachte pensioenvoorzieningen juridisch noch praktisch is in te passen. Dit blijkt ook uit bijvoorbeeld het vierde lid van het onderhavige artikel, dat als volgt is toegelicht: "De deelnemersraad is een orgaan van het pensioenfonds en werkt ten behoeve van het fonds. Het spreekt dan ook vanzelf dat de kosten die het werk van de raad met zich meebrengt ten laste van dat fonds komen." Deze toelichting is niet te rijmen met de in het zesde lid bedoelde situatie van een rechtstreeks verzekerde pensioenvoorziening. De Raad adviseert het zesde lid te schrappen. 8. Artikel 6d Het nieuwe artikel 6d regelt het recht van de deelnemersraad om tegen een besluit van het bestuur in beroep te gaan bij de ondernemingskamer (huidige artikel 6c). De bepaling is aangepast als gevolg van het invoeren van het instemmingsrecht voor de deelnemersraad en van het beroepsrecht voor minderheden uit de deelnemersraad. Voorzover ondanks hetgeen hiervoor, in punt 3 respectievelijk punt 2 is opgemerkt, wordt vastgehouden aan het instemmingsrecht voor deelnemersraden en het doorbreken van de pariteit in het bestuur, merkt de Raad het volgende op. a. Gelet op de in artikel 6 voorgestelde samenstelling van het bestuur van het pensioenfonds maken werknemers en gepensioneerden reeds de meerderheid in het bestuur uit, waarmee zij een beslissende stem hebben in de besluiten van het fonds. Daarmee is het nut van een beroepsrecht onduidelijk. Eerder bestaat het risico dat het overleg in het bestuur gefrustreerd wordt doordat een deel van de bestuursleden via de deelnemersraad tegen een bestuursbesluit in beroep kan gaan. In de tweede plaats leidt het beroepsrecht tot fricties met het instemmingsrecht dat voor dezelfde besluiten geldt. Indien een besluit niet in overeenstemming met het instemmingsrecht is genomen, passen daar maatregelen bij als de mogelijkheid van nietigverklaring, zoals ook voorzien in artikel 27 WOR, en niet een marginale toetsing zoals voorzien in het vierde lid van artikel 6d. Het voorgestelde beroepsrecht voor een minderheid uit de deelnemersraad tegen een besluit op grond van het feit dat dit niet in overeenstemming is met het standpunt van deze minderheid, leidt zelfs tot strijdigheid met het instemmingsrecht. De Raad adviseert het beroepsrecht in samenhang met de voorgestelde bepalingen ten aanzien van de samenstelling van het bestuur en ten aanzien van het instemmingsrecht voor deelnemersraden te heroverwegen. Wordt niettemin vastgehouden aan het beroepsrecht, dan merkt de Raad nog het volgende op. b. Het eerste lid van het huidige artikel 6c is ongewijzigd vernummerd tot eerste lid van artikel 6d. Dit lid behoeft echter aanpassing in verband met het invoeren van het instemmingsrecht voor de deelnemersraad en van het beroepsrecht voor minderheden uit de deelnemersraad. Hierbij dient aan de orde te komen in hoeverre in de nieuwe situatie nog behoefte bestaat aan de in het eerste lid opgenomen kennisgevingsverplichting met betrekking tot door de deelnemersraad uitgebrachte adviezen nu daar geen beroepsmogelijkheid meer voor bestaat. Voorts dient de vraag te worden beantwoord of een dergelijke verplichting ook zou moeten gelden voor gevallen waarin besluiten ter instemming zijn voorgelegd. De Raad adviseert het voorstel in het licht van het voorgaande aan te passen. c. In de huidige regeling geldt het beroepsrecht voor alle besluiten aangaande aangelegenheden waarover een advies, al dan niet uit eigen beweging, wordt uitgebracht. In de nieuwe situatie geldt het beroepsrecht alleen voor de in artikel 6b, eerste lid, bedoelde besluiten waarvoor het pensioenfonds instemming behoeft van de deelnemersraad. Besluiten over aangelegenheden waarvoor geen instemmingseis geldt, maar waar wel advies over is uitgebracht, kunnen niet aan de beroepsrechter worden voorgelegd. Dit kan bijvoorbeeld een besluit betreffen tot het nemen van maatregelen van algemene strekking. Bij een vorige wijziging van de PSW(zie noot 3) is de reikwijdte van het beroepsrecht uitgebreid aan de orde geweest. De Raad adviseerde toen onder meer om het beroepsrecht in ieder geval niet toe te kennen met betrekking tot het nemen van maatregelen van algemene strekking, omdat dit tot verschillende interpretaties kan leiden. De regering meende de beroepsmogelijkheid met betrekking tot maatregelen van algemene strekking te moeten handhaven. Zij beargumenteerde dit in het nader rapport als volgt. "Het gaat hierbij om maatregelen die het fonds in zijn algemeenheid of groepen van deelnemers aangaan. Zo valt bijvoorbeeld het actuele en voor in het bijzonder gewezen deelnemers zo belangrijke onderwerp aanwending van overreserves onder deze aangelegenheid. Het kabinet ziet niet in waarom het begrip "maatregelen van algemene strekking", dat ook in andere regelgeving wordt gebruikt, tot onduidelijkheid met betrekking tot de interpretatie zou leiden."(zie noot 4) De Raad adviseert, gelet op het voorgaande, te beargumenteren waarom bij besluiten die niet vallen onder de instemmingseis, maar waarover wel advies is uitgebracht, geen behoefte bestaat aan het beroepsrecht. 9. Overige opmerkingen a. In het tot artikel 6e vernummerde artikel 6d is het klachtrecht voor de deelnemersraad vastgelegd. In dit artikel worden geen wijzigingen voorgesteld. Door de verwijzing in het eerste lid naar artikel 6b, eerste lid, wordt de toepassing van het klachtrecht echter beperkt tot aangelegenheden waarvoor het pensioenfonds instemming behoeft. Het klachtrecht geldt niet meer voor aangelegenheden waarvoor geen instemmingseis geldt, maar waarover wel een advies wordt uitgebracht. De vraag of de gesignaleerde beperking van het klachtrecht wenselijk is, behoeft beantwoording in de toelichting. Dat geldt evenzeer voor de vraag in hoeverre voor aangelegenheden waarvoor instemmingsrecht bestaat, nog behoefte is aan een klachtrecht. De Raad adviseert in de toelichting op een en ander in te gaan en zo nodig artikel 6d aan te passen. b. Artikel 20 PSW bevat bepalingen inzake het toezicht op de uitvoering van de wet en de artikelen 23a en 23b bevatten bepalingen met betrekking tot de bevoegdheid van de Pensioen- en Verzekeringskamer tot het opleggen van een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete terzake van bepaalde overtredingen. Deze artikelen dienen in verband met de voorgestelde wijzigingen te worden aangepast. De Raad adviseert daartoe. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Depla en Varela tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (vervallen herverzekeringsplicht gesloten fondsen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Depla en Varela tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (vervallen herverzekeringsplicht gesloten fondsen), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 juli 2003, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Depla en Varela tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (vervallen herverzekeringsplicht gesloten fondsen), met memorie van toelichting. Met het wetsvoorstel wordt beoogd om zoals voor pensioenfondsen met een gering aantal actieve deelnemers (de kleine fondsen) ook voor pensioen- en spaarfondsen die geen band meer hebben met de donoronderneming (de gesloten fondsen), herverzekering niet langer algemeen verplicht te stellen. Dit doel wordt in het voorstel nagestreefd door gesloten fondsen voor de toepassing van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) aan te merken als ondernemingspensioen- en spaarfondsen. De Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) kan in die situatie per afzonderlijk gesloten fonds beoordelen of de daarin ondergebrachte risicos al dan niet moeten worden herverzekerd.(zie noot 1) Deze individuele toets komt dan in de plaats van de bestaande algemene herverzekeringsplicht voor gesloten fondsen. Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Uitgangspunt bij het wetsvoorstel is dat de kleine fondsen en de gesloten fondsen voldoende met elkaar gemeen hebben om één lijn voor beide groepen fondsen te trekken, in het bijzonder als het gaat om de beslissing herverzekering niet algemeen verplicht te stellen.(zie noot 2) Een gesloten fonds kan door het ontbreken van banden met een donoronderneming niet door een dergelijke onderneming worden leeggehaald. Dit heeft tot voordeel dat de PVK bij gesloten fondsen niet alert behoeft te zijn op dit gevaar, wat, mede door het ontbreken van geldstromen over en weer tussen donoronderneming en fonds, in beginsel de controle- en toezichtwerkzaamheden vergemakkelijkt. Gelet hierop ligt het algemeen verplicht stellen van herverzekering bij gesloten fondsen nog minder voor de hand dan bij de kleine fondsen. Voor de kleine fondsen geldt thans geen algemene herverzekeringplicht meer. De hiervoor vermelde voordelen zijn volgens de memorie van toelichting van belang om ook gesloten fondsen niet algemeen te verplichten tot herverzekering. Het vigerende artikel 1, achtste lid, PSW is van toepassing op zowel pensioenfondsen als op spaarfondsen. Het voorgestelde artikel 1, achtste lid, brengt daarin in zoverre geen wijziging. Het huidige artikel 10a, van de wet waarmee de PVK zo nodig afzonderlijke fondsen tot herverzekering of overdracht kan dwingen, is echter alleen van toepassing op pensioenfondsen. De PVK kan op grond van dit artikel een spaarfonds derhalve zo nodig niet dwingen tot herverzekering of overdracht. De Raad beveelt aan om in de toelichting aan te geven waarom voor de spaarfondsen de mogelijkheid tot overdracht of herverzekering in het geheel achterwege wordt gelaten, nu die verplichting op grond van de voorgestelde wijziging in artikel 1, achtste lid, komt te vervallen en de PVK aan artikel 10a PSW daartoe geen bevoegdheid kan ontlenen, en zo nodig het voorstel daaraan aan te passen. 2. In artikel 10a PSW zijn overdragen en herverzekeren naast elkaar genoemd. De memorie van toelichting bij het voorstel gaat alleen in op (de nadelen van) herverzekeren. In die toelichting wordt geen indicatie gegeven van de (meer)kosten die samenhangen met herverzekering of overdracht. De bedoelde indicaties zijn van betekenis omdat in de toelichting ervan uit wordt gegaan dat herverzekering aanzienlijke meerkosten oproept,(zie noot 3) terwijl van de zijde van het kabinet is betoogd dat zich niet in alle gevallen van herverzekering aanzienlijke extra kosten voordoen.(zie noot 4) De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen. 3. Artikel II van het voorstel bepaalt dat de wet na de inwerkingtreding terugwerkt tot en met 27 juni 2003. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de achtergrond van de terugwerkende kracht het spoedeisende karakter is omdat elke maand nieuwe fondsen onnodig geconfronteerd worden met de kostenverhogende herverzekeringsplicht. Bij brief van 17 juni 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informatie verstrekt over de (juridische) gevolgen van het schrappen of wijzigen van de bepaling op grond waarvan gesloten fondsen worden verplicht tot herverzekeren of overdragen.(zie noot 5) Daarbij is hij uitvoerig ingegaan op de terugwerkende kracht van een dergelijke wetswijziging waarbij hij tot de conclusie komt dat dit zich slecht verhoudt tot de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) (in het bijzonder aanwijzing 167 Ar en de toelichting daarop). De staatssecretaris heeft daarbij ook gewezen op de beleidslijn bij het toekennen van terugwerkende kracht en aangegeven dat een wetswijziging met terugwerkende kracht op gespannen voet staat met algemene rechtsbeginselen als het rechtszekerheids- en gelijkheidsbeginsel. De staatssecretaris is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van een algemeen belang dat terugwerkende kracht in dit geval rechtvaardigt en evenmin van een kennelijke omissie in de wet, die terugwerkende kracht zou rechtvaardigen. In het wetsvoorstel wordt nu voorgesteld om de wet terug te laten werken tot en met 27 juni 2003, de datum van indiening van het voorstel bij de Tweede Kamer. De Raad merkt op dat in de memorie van toelichting bij het voorstel niet wordt ingegaan op het standpunt van de regering, onder verwijzing naar de Ar en de beleidslijn met betrekking tot de terugwerkende kracht zoals hiervoor is verwoord. Verder wordt in de toelichting niet aangetoond dat het belang van een fonds zo zwaar wegend is of kan zijn, dat het uitgangspunt - te weten: géén terugwerkende kracht van een nieuwe regeling - hiervoor opzij zou moeten of kunnen worden gezet. De Raad is van mening dat een kostenverhogende herverzekeringsplicht daarvoor niet toereikend is. De Raad adviseert af te zien van terugwerkende kracht. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Keijzer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van de verheerlijking van terrorisme, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Keijzer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van de verheerlijking van terrorisme, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 mei 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Keijzer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van de verheerlijking van terrorisme, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Lambrechts en Van der Ham tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter verbetering van de rechtsbescherming in asielzaken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Lambrechts en Van der Ham tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter verbetering van de rechtsbescherming in asielzaken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Schouw houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Schouw houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 april 2012 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Schouw houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Duivensteijn en Hofstra tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Duivensteijn en Hofstra tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 17 april 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe, aan artikel 120 van de Grondwet (GW) een lid toe te voegen dat bepaalt dat wetten geen toepassing vinden voorzover deze toepassing niet verenigbaar is met de daar genoemde bepalingen van de GW. De Raad van State geeft enkele wijzigingen in de opsomming van de betrokken grondwetsbepalingen in overweging, alsmede enige nuancering en aanvulling van de memorie van toelichting. 1. Inleiding In 1992 heeft het kabinet een conceptnota over rechterlijke toetsing van wetten aan de Raad voorgelegd. De belangrijkste conclusie van het advies dat de Raad daarover heeft uitgebracht,(zie noot 1) luidde: "De conclusie van dit advies moet zijn dat geen principiële bezwaren bestaan tegen een toetsing van wetten aan de Grondwet, toe te vertrouwen aan alle rechters die thans reeds met de vergelijkbare toetsing aan de in internationale verdragen neergelegde grondrechten belast zijn, mits deze toetsing beperkt blijft tot de limitatief opgesomde klassieke grondrechten." Ook na al wat er sedertdien over is geschreven, ziet de Raad geen reden hier thans anders over te denken. Vanuit die invalshoek zal de Raad eerst enkele opmerkingen maken over de in de memorie van toelichting gegeven argumentatie voor de invoering van het voorgestelde toetsingsrecht, en daarna de lijst met bepalingen bezien waaraan getoetst zal kunnen worden. 2. Wet en rechter De memorie van toelichting opent met een paragraaf over het verloop van de discussie in Nederland tot dusverre over het toetsingsverbod van artikel 120 GW en geeft daarna een beknopte rechtsvergelijkende schets. De derde paragraaf, "Naar constitutionele toetsing in Nederland", geeft de argumenten voor het voorliggende initiatiefvoorstel. Daarbij plaatst de Raad enkele opmerkingen. Onder 3.2, de subparagraaf "Uitdijende en diffuus wordende overheidsbevoegdheden", wordt allereerst geconstateerd dat de verzwaring van het takenpakket van de overheid hand in hand is gegaan met een terugtred van de wetgever, een verschijnsel waarop Struycken reeds in 1910 de vinger legde.(zie noot 2) Daaraan wordt toegevoegd: "De rechter is daardoor nadrukkelijker zijn stempel gaan drukken op de invulling van open bestuurlijke normen en wettelijke termen als "redelijkheid" en "billijkheid". Een deel van de rechtsvormende taak die bij de wetgever hoort is daarmee verschoven naar de rechter die veel interpretatieve vrijheid heeft gekregen. Deze ontwikkeling manifesteert zich vooral in het bestuursrecht ()" De Raad wijst erop dat de begrippen redelijkheid en billijkheid, voorheen bekend onder de Romeinsrechtelijke aanduiding "goede trouw", vooral civielrechtelijke begrippen zijn, die worden gehanteerd in de rechtspraak van de burgerlijke rechter. Voorzover het gaat om de rechtspraak die verdere invulling geeft aan de redelijkheid en billijkheid, betreft het dan ook een verschijnsel dat niet rechtstreeks verband houdt met de uitbreiding van de overheidstaak en dat niet vooral in het bestuursrecht speelt. Voorzover bestuursrechtelijke wetten vage termen gebruiken - wat met enige regelmaat voorkomt - is de invulling daarvan allereerst een zaak van de met de uitvoering van de betrokken regelingen belaste bestuursorganen. De wijze van uitvoering door het bestuur staat natuurlijk onder controle van de rechter. Wanneer de wet aan bestuursorganen beleids- of beoordelingsvrijheid heeft gegeven, behoort het niet tot de taak van de bestuursrechter zijn oordeel in de plaats te stellen van het oordeel van het verantwoordelijke bestuursorgaan, maar slechts om te beoordelen of het bestuursorgaan rechtsnormen heeft geschonden. Deze stand van zaken, samen met de omstandigheid dat over de toepassing van het bestuursrecht door bestuursorganen politieke verantwoordelijkheid moet kunnen worden afgelegd(zie noot 3) (wat ook een omstandigheid is die noopt tot een relatief terughoudende opstelling van de bestuursrechter) heeft ertoe geleid dat het verschijnsel van de rechter als "plaatsvervangend wetgever", in de civiele rechtspraak meer betekenis heeft dan in de bestuursrechtspraak. De Raad adviseert de betrokken beschouwingen te nuanceren in het licht van het voorgaande. 3. In subparagraaf 3.4, "De machtenscheiding", wordt kort gerefereerd aan het verschil tussen de grondwettigheidstoets die plaatsvindt bij de totstandkoming van wetten, die een toetsing "in abstracto" is, en de voorgestelde toetsingsmogelijkheid, een vorm van toetsing "in concreto". Het verschil tussen die twee vormen van toetsing krijgt weinig reliëf.(zie noot 4) In zijn advies over de conceptnota van 1991 heeft J. van der Hoeven er een beschouwing aan gewijd; ook het advies van de Raad uit 1992 gaat er bij punt 4 op in - zij het kort, en vooral onder verwijzing naar de discussies sinds 1953. Het preadvies dat J.M. Barendrecht in 1992 uitbracht aan de Nederlandse Juristenvereniging bevat uitvoerige beschouwingen over het onderwerp. Voor de verhouding tussen de wet en eenieder verbindende bepalingen van internationale verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties geldt, dat abstracte toetsing van de verenigbaarheid van de wet (het wetsvoorstel) en die bepalingen plaatsheeft tijdens de totstandkoming van de wet, terwijl de rechter (elke rechter) achteraf voor de vraag kan worden geplaatst of de toepassing van de wet, meestal in een concreet geval, zich verdraagt met bedoelde internationale bepalingen. Daarbij behoeft doorgaans niet de verbindendheid van een wetsbepaling als zodanig te worden beoordeeld, ofschoon dat niet is uitgesloten. Ter beoordeling staat de vraag of een bepaalde wijze van toepassing toelaatbaar moet worden geacht. Daarbij zal de rechter veelal allereerst een verdragsconforme (of ook richtlijnconforme) uitleg beproeven, waarbij het constateren van eventuele strijd van de wetsbepaling als zodanig met een internationale bepaling zoveel mogelijk wordt vermeden. Dit duidt erop dat het toevertrouwen van toetsing van wetten aan de rechter op de manier als voorzien in het wetsvoorstel voor een niet onbelangrijk deel iets anders is dan het organiseren van een duplicaat van de toetsing die bij de totstandkoming van een wet heeft plaatsgehad of zou moeten plaatshebben. Het gaat veeleer om een aanvullende functie, die niet alleen probeert te bewaken dat de wetsbepalingen als zodanig "verdragsconform" zijn - daarin stemmen toetsing-vooraf en rechterlijke toetsing-achteraf overeen(zie noot 5) -, maar dikwijls ook dat de uitleg en toepassing van de wet verdragsconform zijn. De Raad beveelt aan, in de toelichting ook aan dit aspect aandacht te schenken. 4. Rechtseenheid De voorgestelde tekst laat zich niet uit over de vraag of bijzondere voorzieningen wenselijk zijn voor de toetsing van wetten in formele zin aan de genoemde grondwetsbepalingen. De memorie van toelichting beargumenteert in paragraaf 4, "Gespreide toetsing", waarom het niet wenselijk wordt geacht een bijzondere instantie of een bijzondere procedure in het leven te roepen. Dit is in overeenstemming met het eerdergenoemde advies van de Raad uit 1992. Niettemin acht de Raad het van belang, erop te wijzen dat de voorgestelde bepaling de gewone wetgever ook niet verbiedt bijzondere voorzieningen in het leven te roepen, gericht op verdere verzekering van de rechtseenheid bij de rechterlijke toetsing van wetten. De Raad heeft er begrip voor dat het onderwerp vooralsnog met rust wordt gelaten. Aldus kan in de praktijk blijken of er problemen van betekenis zullen rijzen op het stuk van de rechtseenheid. De Raad onderschrijft het betoog van het laatste tekstblok van paragraaf 4 over de te verwachten houding van de diverse hoogste rechters; de ervaringen met de toetsing aan verdragsbepalingen geven daaraan steun. De Raad adviseert in paragraaf 4 van de toelichting te wijzen op de omstandigheid dat de voorgestelde tekst de wetgever de vrije hand laat om in de toekomst desgewenst maatregelen te nemen ter verdere versterking van de rechtseenheid bij de toetsing van wetsbepalingen aan de GW. 5. Limitatieve opsomming van grondwetsbepalingen: algemene benadering In het voorstel wordt de (concrete) toetsing aan grondwetsbepalingen beperkt tot een aantal in het nieuwe artikel 120, tweede lid, GW op te sommen artikelen. Daarbij gaat het merendeels om grondrechten waarin aanspraken zijn neergelegd jegens de overheid, met de strekking dat de overheid zich van bepaalde ingrepen in de vrijheid van de burger moet onthouden, dan wel - in een enkel geval - dat zij juist gehouden is tot het verrichten van een bepaalde activiteit. Ook enkele grondwetsartikelen die niet in hoofdstuk 1 GW zijn geplaatst worden zowel in het voorliggende voorstel als in de kabinetsnotitie over constitutionele toetsing van 22 april 2002 geschikt geacht om als maatstaf voor rechterlijke toetsing van wetten te worden gehanteerd. (zie noot 6) De Raad acht deze keuze in overeenstemming met de conclusie van zijn advies van 1992. Het begrip "klassieke grondrechten", dat ook in de toelichting bij deze keuze wordt gebruikt, is echter onvoldoende nauwkeurig om bij de keuze tussen het al dan niet opnemen van een bepaling te worden gebruikt. Het ontwerp van een herziene GW, in 1971 voorgesteld door de staatscommissie-Cals/Donner, verdeelde de grondrechten over twee hoofdstukken: hoofdstuk I met als opschrift "Klassieke grondrechten", en hoofdstuk VI over "Sociale grondrechten". Deze indeling is echter niet overgenomen in de wetsvoorstellen die tot de grondwetsherziening van 1983 hebben geleid. Wat de juridische effecten betreft is het beeld ook aanzienlijk genuanceerder dan in een indeling in twee paragrafen tot uitdrukking zou kunnen worden gebracht. De wet in formele zin vervult een belangrijke rol in het systeem van grondrechtenbescherming volgens de Nederlandse GW. Voorzover de grondwetgever de bepaling van inhoud en omvang van de grondrechtelijke bescherming overlaat aan de gewone wetgever, zal rechterlijke toetsing geen toegevoegde waarde hebben. Dit is het geval wanneer een grondrecht in de GW is neergelegd in de juridisch "zachte" vorm van een tot de overheid gerichte instructienorm, inhoudende een regelingsopdracht dan wel de opdracht om aan een bepaald onderwerp zorg te besteden. Wel kan de toetsing van betekenis zijn voorzover het gaat om aanspraken van de burgers jegens de overheid om van bepaalde ingrepen in de vrijheid verschoond te blijven of soms juist om een bepaalde prestatie te ontvangen ("subjectief recht"(zie noot 7)). Dit verschil in juridische werking valt maar gedeeltelijk samen met de thematisch gekleurde tweedeling tussen "vrijheidsrechten" of "klassieke grondrechten" enerzijds en "sociale grondrechten" anderzijds. In de Nederlandse GW zijn verscheidene "klassieke" grondrechten geheel of gedeeltelijk geformuleerd als regelingsopdrachten aan de wetgevende macht, terwijl bij sociale grondrechten niet is uitgesloten dat daarin tot op zekere hoogte aanspraken (subjectieve rechten) worden verleend. Bij de opsomming in het voorgestelde artikel 120, tweede lid, is terecht de juridische werking als criterium genomen; daarom adviseert de Raad in de toelichting minder nadruk te leggen op de (veronderstelde) tegenstelling tussen klassieke en sociale grondrechten. 6. Limitatieve opsomming van grondwetsbepalingen: toepassing De Raad heeft aan de hand van het in punt 5 genoemde criterium - de juridische werking van de grondwetsbepaling - de opsomming van bepalingen die volgens het voorstel van wet voor constitutionele toetsing in aanmerking komen bezien. Bij deze analyse heeft de Raad ook betrokken de kabinetsnotitie over constitutionele toetsing, die op 22 april 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal is gestuurd. In de kabinetsnotitie wordt een opsomming van grondwetsartikelen gegeven die grotendeels, maar niet helemaal overeenkomt met die in het wetsvoorstel.(zie noot 8) Een vergelijkend overzicht is in bijlage I bij dit advies opgenomen. De Raad heeft de volgende opmerkingen. a. Het wetsvoorstel neemt artikel 9 in zijn geheel op; het kabinet wil artikel 9, eerste lid, wel opnemen, het tweede lid niet. Het eerste lid garandeert het recht tot vergadering en betoging. Het tweede lid geeft de wetgever de mogelijkheid dit grondrecht te beperken; deze beperkingsmogelijkheid is aan bepaalde doelen gebonden. De Raad stelt vast dat het grondrecht van vergadering en betoging is geformuleerd als een subjectief recht, zodat het past in de opsomming. Het is niet consequent om het grondrecht wel open te stellen voor toetsing, maar het artikellid dat de beperkingsmogelijkheid regelt daarvan uit te zonderen. De Raad kan dan ook instemmen met het voorstel, het hele artikel op te nemen in de opsomming. b. Het wetsvoorstel neemt artikel 10 in zijn geheel op; het kabinet wil artikel 10, eerste lid, wel opnemen, het tweede en het derde lid niet. Artikel 10, eerste lid, garandeert het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. In het tweede en derde lid wordt de wetgever opgedragen, regels te stellen met betrekking tot persoonsgegevens. De bescherming van persoonsgegevens vormt een afzonderlijk grondrecht. Het is een grondrecht dat niet is geformuleerd als een subjectief recht, maar als een regelingsopdracht. De Raad adviseert artikel 10, tweede en derde lid, niet in de opsomming op te nemen. c. Het wetsvoorstel en de kabinetsnotitie noemen geen van beide het in artikel 20, derde lid, geregelde recht op (sociale) bijstand. Het artikellid kent aan "Nederlanders, hier te lande" een "bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege" toe. De bepaling is opgezet als de erkenning van een subjectief recht. Weliswaar is de uitoefening van dat recht afhankelijk gemaakt van het optreden van de wetgever, maar deze regelingsopdracht is uitgevoerd in de Algemene Bijstandswet. Constitutionele toetsing zou de rechter in beginsel de mogelijkheid bieden om deze wet te toetsen aan enkele elementen van artikel 20, derde lid, voorzover het gaat om het vereiste dat recht op bijstand moet worden geregeld voor alle Nederlanders die hier te lande verblijven. De Raad meent daarom dat artikel 20, derde lid, voor opneming in de opsomming in aanmerking komt. d. Het wetsvoorstel neemt van het onderwijsartikel (artikel 23) alleen het tweede lid op. Het tweede lid garandeert het recht om onderwijs te geven. Het kabinet meent dat geen enkel onderdeel van artikel 23 moet worden opgenomen. Het kabinet onderkent dat het tweede lid het karakter van een klassiek grondrecht heeft, maar wijst erop dat het artikel als geheel een gemengd karakter heeft. Het wijst voorts op het "politieke karakter" van het artikel.(zie noot 9) Artikel 23, tweede lid, is geformuleerd als een subjectief recht en komt, zo meent de Raad, om die reden in aanmerking voor opneming in de opsomming. Het "politieke" karakter van deze bepaling is een kwalificatie die geen onderscheidende betekenis heeft ten opzichte van andere grondwetsbepalingen. Het beslissende punt dient de mogelijkheid van juridische toetsing te zijn. De Raad meent echter dat daarmee niet kan worden volstaan. Het vijfde, het zesde en het zevende lid van artikel 23 hebben betrekking op de zogenaamde eisen van deugdelijkheid: de eisen die bij of krachtens de wet gesteld kunnen worden voor het onderwijs dat door de overheid wordt bekostigd. Deze artikelleden geven de mogelijkheid om de in het tweede lid geregelde vrijheid van onderwijs te beperken. Zoals hiervoor, onder a, betoogd acht de Raad het niet consequent om een grondrecht wel open te stellen voor toetsing, maar de beperkingsmogelijkheid daarvan uit te zonderen. De Raad adviseert dan ook, naast het tweede lid van artikel 23 ook het vijfde, zesde en zevende lid in de opsomming op te nemen. e. Zowel het wetsvoorstel als de kabinetsnotitie neemt artikel 54 op. Dit artikel regelt het actief kiesrecht voor de Tweede Kamer. Nu het artikel is geformuleerd als een subjectief recht, kan de Raad hiermee instemmen. De Raad meent echter dat ook artikel 56 in de opsomming past. Dit artikel regelt het passief kiesrecht voor de Staten-Generaal en is eveneens als een subjectief recht geformuleerd. De Raad adviseert artikel 56 op te nemen. f. In de kabinetsnotitie wordt verder ook artikel 129, eerste lid, genoemd. Dit artikellid regelt het actief en passief kiesrecht voor provinciale staten en gemeenteraden. Het wetsvoorstel noemt dit artikel niet. De Raad meent dat deze bepaling, die geformuleerd is als een subjectief recht en de pendant is van de artikelen 54 en 56, opneming verdient. Hij adviseert hiertoe. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage II. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Nispen tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2016 en de Wet op de rechterlijke organisatie teneinde een heldere scheiding aan te brengen tussen de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en die van de Raad voor de rechtspraak.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Nispen tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2016 en de Wet op de rechterlijke organisatie teneinde een heldere scheiding aan te brengen tussen de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en die van de Raad voor de rechtspraak.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 november 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Nispen tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2016 en de Wet op de rechterlijke organisatie teneinde een heldere scheiding aan te brengen tussen de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en die van de Raad voor de rechtspraak, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Koser Kaya tot wijziging van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten ter verbetering van de rechtsbescherming bij ontslag, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Koser Kaya tot wijziging van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten ter verbetering van de rechtsbescherming bij ontslag, met memorie van toelichting.INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding1.1. Het huidige ontslagstelsel1.2. De gewijzigde context van het Nederlandse ontslagstelsel1.3. Het wetsvoorstel: motivering en inhoud2. Hervorming van het ontslagstelsel: het belang van evenwicht3. Beoordeling van het voorstel3.1. Vereenvoudiging van het ontslagrecht3.1.1. De opzegging van de arbeidsovereenkomsta. Bemiddeling in de hoorprocedureb. Afzien van het horenc. Hoorplicht bij collectief ontslagd. Wijze van opzegging bij ontslag op staande voet3.1.2. Schadevergoeding wegens opzegging3.1.3. Onredelijk ontslag en kennelijk onredelijk ontslag3.1.4. Vereenvoudiging opzegverboden3.2 Rechtszekerheid3.2.1. Algemeen3.2.2. Ontbreken inhoudelijke regels voor toetsing van de opzegging3.2.3. Factoren voor de berekening van schadevergoeding3.3. Rechtsbescherming werknemers3.3.1. Algemeen3.3.2. Toetsing door de kantonrechtera. Aard van de toetsing door de rechter en bewijslastverdelingb. Aanvullende schadevergoeding3.3.3. Handhaving opzegverboden3.3.4. Toegang tot de rechter3.3.5. Opzegtermijnen3.3.6. Rechtsgevolgen verkeerde termijn3.3.7. Hoger beroep en cassatie3.4. Flexibiliteit3.4.1. Verkorting procedures3.4.2. Beperking opeenvolgende arbeidsovereenkomsten3.4.3. Aanvulling WW-uitkering door de werkgever3.5. Overige opmerkingen3.5.1. Kosten en baten3.5.2. Ingewonnen adviezen3.5.3. Samenloop met de wijziging WMCO3.5.4. Overgangsrecht3.5.5. Voortbestaan BBA 19453.5.6. Plaats aanvulling WW in het BW3.6. Conclusie beoordeling wetsvoorstel4. Redactionele kanttekeningen
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Segers, Ouwehand en Klein tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Segers, Ouwehand en Klein tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 december 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Segers, Ouwehand en Klein tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van het lid Van Oven tot wijziging van artikel 14 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (Vervallen van de mogelijkheid een algemene maatregel van rijksbestuur uit te vaardigen zonder wettelijke grondslag daartoe), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van rijkswet van het lid Van Oven tot wijziging van artikel 14 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (Vervallen van de mogelijkheid een algemene maatregel van rijksbestuur uit te vaardigen zonder wettelijke grondslag daartoe), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 januari 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van het lid Van Oven tot wijziging van artikel 14 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (Vervallen van de mogelijkheid een algemene maatregel van rijksbestuur uit te vaardigen zonder wettelijke grondslag daartoe), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Statuut) te bepalen dat regelen omtrent aangelegenheden van het Koninkrijk nog slechts bij of krachtens rijkswet kunnen worden vastgesteld. Op dit moment is het ook mogelijk Koninkrijksaangelegenheden te regelen bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur (artikel 14 van het Statuut). Op grond van artikel 38 van het Statuut kunnen ook onderlinge regelingen van de landen van het Koninkrijk bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur worden vastgesteld. Met een zelfstandige algemene maatregel van (rijks)bestuur wordt een algemene maatregel van (rijks)bestuur bedoeld die niet op een specifieke delegerende wetsbepaling berust. Het wetsvoorstel berust op de gedachte dat de regeling van de artikelen 14 en 38 van het Statuut niet spoort met het geldende staatsrecht in Aruba, de Nederlandse Antillen en Nederland omtrent het primaat van de wetgever in formele zin. De Raad van State van het Koninkrijk maakt over het wetsvoorstel de volgende opmerkingen en adviseert in het bijzonder, in het Statuut in elk geval de mogelijkheid in stand te laten voor buitengewone gevallen van dringende aard regelingen bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur te treffen, zowel in Koninkrijksaangelegenheden als inzake onderlinge regelingen. 1. Het primaat van de rijkswet De Raad stemt in met het algemene uitgangspunt van het voorstel dat het primaat van de formele rijkswet voorop dient te staan. In zijn advies over het ontwerpbesluit houdende regeling van de instelling van de Kustwacht in oprichting voor de Nederlandse Antillen en Aruba heeft de Raad begrip getoond voor de regeling bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur, gezien het urgente karakter daarvan.(zie noot 1) Hij heeft daarbij echter aangetekend dat deze tijdelijke situatie zo kort mogelijk diende te zijn en geadviseerd met de nodige voortvarendheid een voorstel van rijkswet tot stand te doen brengen. Deze opvatting werd in het nader rapport onderschreven, maar aan het advies van de Raad om conform aanwijzing 181 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) het tijdelijke karakter in de bepaling over de inwerkingtreding tot uitdrukking te brengen is geen gevolg gegeven. De Voorlopige regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba(zie noot 2) is het enige recente voorbeeld van een nieuwe zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur. In zijn advies over een andere zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur, te weten de wijziging van het Nederlands-Antilliaanse Uitleveringsbesluit,(zie noot 3) heeft de Raad opgemerkt dat "in het licht van de huidige opvattingen omtrent het primaat van de wetgever in formele zin voor dit belangrijke onderwerp - en in het bijzonder voor de uitlevering van eigen onderdanen - niet meer met een dergelijk besluit volstaan (kan) worden." Naar aanleiding daarvan heeft de Minister van Justitie op 17 juli 1995 een gemengde ambtelijke werkgroep ingesteld. Tot een voorstel voor regeling van deze materie bij rijkswet heeft dit tot op heden niet geleid. De Raad constateert dat blijkens het algemeen gedeelte van de memorie van toelichting het nog steeds uitblijven van een definitieve regeling bij rijkswet in deze twee gevallen een belangrijk motief vormde voor de indiening van het onderhavige initiatiefwetsvoorstel. Bij deze stand van zaken zou naar het oordeel van de Raad daarom de vraag onder ogen moeten worden gezien of een totale uitbanning van de mogelijkheid, regelingen te treffen bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur de juiste remedie is. Ook voor de Nederlandse rechtsorde wordt de mogelijkheid aanvaard dat in uitzonderlijke gevallen - uiteraard met inachtneming van de vereisten die verder uit het constitutionele recht voortvloeien - regelingen bij zelfstandige algemene maatregel van bestuur worden getroffen. De Raad wijst in dit verband op het advies van de Raad van State van 21 oktober 1999 omtrent de herziening van het Transactiebesluit 1994 in verband met de centrale inning van transactiegelden. Op advies van de Raad werd toen de tijdelijke voorziening betreffende de wijze van betaling gebaseerd op grond van artikel 89 van de Grondwet (GW).(zie noot 4) De Ar gaan er ook van uit dat een, zij het beperkte ruimte, voor regeling bij zelfstandige algemene maatregel van bestuur is blijven bestaan. Aanwijzing 21 Ar zegt daarover: "Voor het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt een zelfstandige algemene maatregel van bestuur niet gebruikt behoudens in uitzondelijke situaties bij wijze van tijdelijke voorziening." In recente literatuur over het Nederlandse staatsrecht wordt gesteld dat zelfstandige algemene maatregelen van bestuur "wringen met het legaliteitsbeginsel en het daarop gebaseerde primaat van de wetgever.", maar niet onder alle omstandigheden uitgesloten zijn: "Naar de huidige rechtsopvatting bestaat er een zeer beperkte ruimte voor de figuur van de zelfstandige algemene maatregel van bestuur. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties en bij wijze van tijdelijke voorziening kan nog een zelfstandige algemene maatregel van bestuur worden gebruikt."(zie noot 5) Naar het oordeel van de Raad dient het Statuut in elk geval de mogelijkheid in stand te laten om bij wijze van voorziening voor urgente situaties regelingen bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur te treffen, zowel in Koninkrijksaangelegenheden als inzake onderlinge regelingen. Een uitsluiting van deze mogelijkheid zou als onbedoeld effect kunnen hebben dat in urgente situaties des te eerder gebruik moet worden gemaakt van de in artikel 51 van het Statuut toegekende (in het initiatiefvoorstel niet beperkte) mogelijkheid om bij algemene maatregel van rijksbestuur in te grijpen in de autonome bevoegdheden van de Nederlandse Antillen en Aruba. Eventueel zou kunnen worden overwogen het gebruik van een zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur nader te normeren, ook al is - gelet op de uitzonderlijkheid van zulke besluiten en het feit dat tot nu toe geen behoefte is gebleken artikel 89 GW te herzien - de noodzaak daartoe bepaald niet evident. In dat geval zou het Statuut naar het voorbeeld van artikel 10 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen (Rgbv) kunnen bepalen dat de bevoegdheid tot het treffen van regelingen bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur beperkt is tot "buitengewone gevallen van dringende aard".(zie noot 6) 2. Parlementaire betrokkenheid In de memorie van toelichting wordt melding gemaakt van de opvatting van het zogenoemde Contactplan dat het "democratisch deficit" in het staatsbestel van het Koninkrijk zou kunnen worden verminderd door te bepalen dat algemene maatregelen van rijksbestuur moeten berusten op een rijkswet. De Raad wijst erop dat met dit "democratisch deficit" gewoonlijk wordt gedoeld op het ontbreken van volledig gelijkwaardige democratische representatie van de bevolking van het Koninkrijk bij besluitvorming op Koninkrijksniveau. Bij de totstandkoming van rijkswetten hebben de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba weliswaar inspraak, maar geen medebeslissingsrecht. Het wetsvoorstel leidt dus wel tot een wezenlijke versterking van de positie van het Nederlandse parlement, maar niet van de positie van de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba. Per definitie ontbreekt parlementaire betrokkenheid vooraf bij zelfstandige algemene maatregel van rijksbestuur. Daarin onderscheidt deze soort besluiten zich niet van zelfstandige algemene maatregelen van bestuur in het Nederlandse staatsrecht. Weliswaar is dit feit een argument om van deze besluiten alleen in de reeds omschreven uitzonderingsgevallen gebruik te maken, maar voor het "democratisch deficit" in Koninkrijksverband heeft dit geen speciale betekenis. Bij zelfstandige algemene maatregelen van bestuur in het Nederlandse staatsrecht ontbreekt de parlementaire betrokkenheid vooraf immers evenzeer. Een werkelijke opheffing van het hier bedoelde "democratisch deficit" zou alleen mogelijk zijn indien op Koninkrijksniveau, rekening houdend met de verschillen in omvang van de bevolking, parlementaire besluitvorming mogelijk zou worden gemaakt. Het initiatiefvoorstel voorziet begrijpelijkerwijs niet in zon ingrijpende verandering van het staatsrecht van het Koninkrijk. 3. Onderlinge regelingen Het wetsvoorstel houdt in dat de mogelijkheid van zelfstandige algemene maatregelen van rijksbestuur ook komt te vervallen bij de op consensus tussen de drie landen berustende "onderlinge regelingen" (artikel 38 van het Statuut). Hetgeen de Raad onder punt 1 heeft opgemerkt over de mogelijke behoefte om in dringende gevallen een tijdelijke regeling te treffen zonder dat totstandkoming van een rijkswet hoeft te worden afgewacht, lijkt te worden gemitigeerd door het feit dat volgens het artikelsgewijze gedeelte van de memorie van toelichting de mogelijkheid blijft bestaan "in onderling overleg andersoortige regelingen te treffen (overeenkomsten of protocollen)". De Raad adviseert te verduidelijken hoe deze stelling zich verhoudt tot de uitgangspunten van het wetsvoorstel, in het bijzonder wat betreft het primaat van de rijkswet en de democratische legitimatie van regelgeving. 4. Overgangsrecht Het wetsvoorstel voorziet niet in bepalingen van overgangsrecht. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat bestaande algemene maatregelen van rijksbestuur die niet berusten op een rijkswet, bij het in werking treden van het wetsvoorstel komen te vervallen.(zie noot 7) Het verdient aanbeveling alsnog in overgangsrecht te voorzien. Een mogelijkheid zou zijn om artikel 56 van het Statuut, dat alleen overgangsrecht geeft voor het bestaande recht ten tijde van het in werking treden van het Statuut, te wijzigen in een algemene overgangsregeling. Artikel 140 GW kan als voorbeeld dienen. Een andere mogelijkheid zou zijn om een specifieke overgangsregeling te treffen, vergelijkbaar met de - Romeins genummerde - additionele artikelen in de GW. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit bijdrage kosten strafvordering en slachtofferzorg.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de bijdrage voor de kosten van de strafvordering en slachtofferzorg (Besluit bijdrage kosten strafvordering en slachtofferzorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2016, no.2016001143, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de bijdrage voor de kosten van de strafvordering en slachtofferzorg (Besluit bijdrage kosten strafvordering en slachtofferzorg), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit voorziet in een nadere regeling van de bijdrage aan de kosten van de strafvordering en slachtofferzorg. (zie noot 1) Het ontwerpbesluit bepaalt de hoogte van de bijdrage en wijst het Centraal Administratiekantoor (CAK) aan als organisatie die namens de Minister van Veiligheid en Justitie de bijdragen zal innen. Daarnaast worden nadere regels gegeven over de inningsprocedure. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat met een aantal opmerkingen van de Afdeling rekening is gehouden. In de eerste plaats valt niet goed in te zien waarom de matiging is beperkt tot geldboeten, lager dan 375,- euro en niet ook geldt bij een onvoorwaardelijke geldboete opgelegd door andere rechters en in geval van geheel voorwaardelijke geldboetes. Voorts wijst de Afdeling erop dat de in het ontwerpbesluit voorgestelde regeling dat in het geval van een rechterlijk pardon (zie noot 2) geen bijdrage is verschuldigd, niet in overeenstemming is met de in het wetsvoorstel voorgestelde wettelijke grondslag. Ook adviseert de Afdeling om de hoogte van de bijdrage aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg te motiveren. In dat verband vraagt de Afdeling aandacht voor onder andere de evenredigheid van de hoogte van de bijdrage van 1075,- euro of 1975,- euro in verhouding tot de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor veel voorkomende delicten zoals belediging (150,- euro) en bedreiging (250,- euro).1.MatigingArtikel 1, eerste lid, van het ontwerpbesluit bepaalt de hoogte van de bijdrage aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg. Bij een uitspraak in eerste aanleg door de kantonrechter bedraagt de bijdrage 375,- euro; bij een uitspraak in eerste aanleg door een enkelvoudige kamer 1075,- euro en door de meervoudige kamer 1975,- euro.Volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is de ratio van de bijdrageregeling dat degene die de strafwet heeft overtreden en is vervolgd verantwoordelijk moet worden gehouden voor een deel van de kosten van de strafvordering en slachtofferzorg. (zie noot 3) De bijdragen zijn niet bedoeld als bestraffing en niet punitief van aard. (zie noot 4) Het gaat slechts om een doorberekening van een deel van de kosten die door de overheid worden gemaakt die administratief worden opgelegd en geïnd in de vorm van een vast forfait. (zie noot 5)Artikel 1, tweede lid, van het ontwerpbesluit bepaalt dat de bijdrage 50% van de opgelegde onvoorwaardelijke geldboete bedraagt indien de door de kantonrechter opgelegde boete minder dan 375,- euro bedraagt. De bepaling is niet toegelicht. (zie noot 6)De Afdeling begrijpt deze bepaling aldus dat de matiging van de bijdrage gezien moet worden in het kader van de evenredigheid. Bij een onvoorwaardelijke geldboete van bijvoorbeeld 100,- euro zou een bijdrage aan de kosten voor strafvordering en slachtofferzorg van 375,- euro als niet proportioneel en derhalve als onbillijk kunnen worden beschouwd. Met de voorgestelde bepaling kan dan ook in zoverre worden ingestemd. Echter, indien de ratio van de voorgestelde bepaling is zoals deze door de Afdeling wordt begrepen, dan valt niet goed in te zien waarom deze matiging slechts geldt tot de grens van 375,- euro en waarom deze uitsluitend van toepassing is op geldboetes opgelegd door de kantonrechter en niet op die opgelegd door andere strafrechters. Voorkomen dient te worden dat kantonrechters bij een dergelijke grens in voorkomende gevallen zich genoopt zouden voelen om een geldboete op te leggen die net onder 375,- euro ligt om de volledige bijdrage te voorkomen. Bovendien valt niet uit te sluiten dat andere strafrechters in voorkomende gevallen een andere (lagere) straf opleggen vanwege de bijdrage.Daarnaast blijkt uit artikel 1, tweede lid, van het ontwerpbesluit dat in geval van een geheel voorwaardelijke geldboete onder 375,- euro de matiging niet van toepassing is. (zie noot 7) Mogelijk is de gedachte achter deze regeling dat de matiging bij voorwaardelijke geldboetes niet geldt omdat bij voorwaardelijke geldboetes het uitgangspunt is dat deze niet ten uitvoer gelegd worden. Daarbij merkt de Afdeling op dat niet redelijk voorkomt dat ten aanzien van de gewezen verdachte die is veroordeeld tot een (deels) onvoorwaardelijke geldboete van minder dan 375,- euro de bijdrage wordt gematigd tot de helft van de opgelegde boete, maar dit niet geldt voor degene die een mildere straf krijgt opgelegd, namelijk een geheel voorwaardelijke geldboete onder 375,- euro. Per saldo kan het voor de gewezen verdachte voordeliger zijn te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete in plaats van tot een geheel voorwaardelijke geldboete. (zie noot 8)Gelet op het bovenstaande adviseert de Afdeling de matigingsregeling in het ontwerpbesluit aan te passen door in alle gevallen waarin de rechter een geldboete oplegt die lager is dan de bijdrage, de bijdrage te halveren. Daarnaast adviseert de Afdeling om de matiging niet te beperken tot onvoorwaardelijke geldboetes.2.Rechterlijk pardonDe Afdeling kan zich vinden in de gedachte dat de veroordeelde volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, van het ontwerpbesluit in geval van een rechterlijk pardon (artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht) geen bijdrage aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg is verschuldigd. De Afdeling wijst er echter op dat artikel 592b, eerste lid, Sv van het wetsvoorstel bepaalt dat, indien de zaak is geëindigd met oplegging van een straf of maatregel door de rechter of met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de gewezen verdachte een bijdrage aan de kosten van strafvordering en slachtofferzorg betaalt. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel is hierover gesteld: "Beide regelingen (zie noot 9) gaan aldus uit van het uitgangspunt dat degene van wie is komen vast te staan dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd, de daaruit voortvloeiende kosten (deels) moet dragen en iemand van wie dit niet is komen vast te staan, niet." (zie noot 10)In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel en in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit is echter vermeld dat de rechter bij een rechterlijk pardon in de bijzondere omstandigheden aanleiding heeft gezien om van strafoplegging af te zien (zie noot 11): "Daarom is de bijdrage die veroordeelden aan wie geen straf of maatregel is opgelegd bepaald op 0,- euro." (zie noot 12)De Afdeling wijst erop dat naar aanleiding van het tijdens de parlementaire behandeling ingenomen standpunt dat geen bijdrage is verschuldigd door veroordeelden in geval de rechter op grond van bijzondere omstandigheden heeft afgezien van een sanctie, het wetsvoorstel niet is gewijzigd. Dit leidt naar het oordeel van de Afdeling tot onduidelijkheid. Het ontwerpbesluit dat de bijdrage van de veroordeelde in geval van een rechterlijk pardon op 0,- euro stelt, strookt niet met de tekst en met de oorspronkelijke bedoeling van het bij het wetsvoorstel voorgestelde artikel 592b Sv. (zie noot 13) Het voorgestelde wetsartikel gaat er immers, gelet op de tekst en de memorie van toelichting, van uit ook ingeval van een rechterlijk pardon een bijdrage aan de kosten van de strafvordering en slachtofferzorg is verschuldigd, terwijl het ontwerpbesluit, door de bijdrage op 0,- euro te stellen, uitgaat van het tegenovergestelde. De Afdeling constateert dat het wetsvoorstel in het licht van het bovenstaande aanpassing behoeft. De Afdeling adviseert daartoe. 3.De evenredigheid van de bijdrageDe nota van toelichting bij het besluit gaat niet in op de hoogte van de bijdragen terwijl dit een cruciaal onderdeel van de regeling vormt. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel is over de hoogte van de eigen bijdragen het volgende gesteld (zie noot 14):"Bij de vaststelling van de hoogte van de bedragen is bekeken hoe de begrotingsdoelstelling kan worden gehaald. In de impactanalyse is getoetst welke bedragen redelijkerwijs opgelegd kunnen worden, uitgaande van realistische inningspercentages. Hiermee is de haalbaarheid van de regeling voldoende geborgd. De bedragen benaderen bewust de daadwerkelijk gemaakte kosten niet. Dergelijke hoge bedragen, met name bij procedures voor de meervoudige kamer, kunnen naar verwachting niet daadwerkelijk worden verhaald op de betrokkene. Globaal is bij de vaststelling van de bedragen een verhouding aangehouden tussen de bijdrage bij de kantonrechter, de enkelvoudige en de meervoudige kamer van 1:3:6. Verder is gekeken naar wat op basis van de opgelegde tarieven in het buitenland en de gehanteerde griffierechten in het civiele recht redelijk lijkt. Omdat er over het algemeen vanuit kan worden gegaan dat het gremium waarvoor de verdachte terechtstaat een aanwijzing vormt voor de omvang, complexiteit en verstrekkendheid van de zaak, is dit aldus verdisconteerd."Naar aanleiding hiervan plaatst de Afdeling de volgende kanttekeningen. a. Het valt op dat bij de vaststelling van de hoogte van de bijdrage het bereiken van de begrotingsdoelstelling voorop is gesteld. (zie noot 15) Het halen van de begrotingsdoelstelling dient naar het oordeel van de Afdeling niet de eerste factor te zijn voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage aan de kosten van strafvordering van veroordeelden, te meer waar dit kan leiden tot onevenredig hoge bedragen.b. Daarnaast gaat de vergelijking met de griffierechten in het civiele recht niet zonder meer op. Zo is bijvoorbeeld de hoogte van het griffierecht in het civiele recht afhankelijk van het inkomen van betrokkene, hetgeen in de voorgestelde regeling juist niet het geval is.c. Bovendien is niet duidelijk wat de omvang van de kosten van slachtofferzorg is. Onduidelijk is tevens of kosten van slachtofferzorg standaard zijn inbegrepen en hoe zich dat dan verhoudt tot gevallen waarin een aanwijsbaar slachtoffer ontbreekt en er dus geen daadwerkelijke kosten van slachtofferzorg zijn gemaakt. Opmerking verdient dat wanneer de hoogte van de "vergoeding" de daadwerkelijke kosten aanzienlijk overschrijdt, de vergoeding eerder het karakter kan krijgen van een "straf" als bedoeld in de artikelen 6 en 7 Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens. (zie noot 16) De Afdeling wijst in dit verband op de zaak Ruotsalainen tegen Finland. (zie noot 17) In die zaak bevestigde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de eerdere jurisprudentie dat er sprake kan zijn van een "straf", ondanks dat de maatregel naar nationaal recht als een administratieve maatregel wordt aangemerkt. (zie noot 18) Het EHRM overweegt in dit arrest, dat het zeer wel mogelijk is een opgelegde "fuel fee" op zichzelf te beschouwen als overeenstemmend met de veroorzaakte schade (misgelopen belasting). In de voorliggende casus was de "fuel fee" echter verdrievoudigd. De verdrievoudiging bracht het EHRM ertoe om de administratieve sanctie als een "straf" aan te merken, omdat die verhoging niet alleen vergoeding, maar ook afschrikking en bestraffing tot doel had (Ruotsalainen, r.o. 46). (zie noot 19)d. Onverminderd het gestelde onder 1 van dit advies, wijst de Afdeling op het volgende. Weliswaar is in het ontwerpbesluit voorzien in mogelijkheden voor een betalingsregeling en kwijtschelding, maar dat neemt niet weg dat de hoogte van de eigen bijdrage van bijvoorbeeld 1975,- euro naar het oordeel van de Afdeling sterk in contrast staat tot de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor een aantal veel voorkomende strafbare feiten. Zo bedragen de oriëntatiepunten voor belediging 150,- euro; voor bedreiging 250,- euro en voor eenvoudige mishandeling (een droge klap of schop, zonder letsel) 500,- euro. (zie noot 20) Bij veroordelingen tot dergelijke geldboetes is een bijdrage van 1075,- of 1975, euro in de kosten voor de strafvordering en slachtofferzorg naar het oordeel van de Afdeling niet zonder meer evenredig.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in de nota van toelichting de hoogte van de bijdragen aan de kosten van de strafvordering en slachtofferzorg nader te motiveren en daarbij, gelet op de vereiste evenredigheid van de bijdragen, in te gaan op de genoemde punten, en de bedragen zo nodig aan te passen. 4. Bewaartermijn justitiële gegevensVolgens artikel 7, tweede lid, van het ontwerpbesluit vernietigt het CAK de gegevens, waaronder justitiële gegevens, uiterlijk vijf jaar nadat de bijdrage volledig is geïnd dan wel is kwijtgescholden.De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. (zie noot 21) Met de bepaling inzake de vijf jaarstermijn is volgens de nota van toelichting aangesloten bij de bewaartermijnen conform artikel 10 van de Wbp (zie noot 22) omdat het CAK deze hanteert ten aanzien van persoonsgegevens die het verwerkt op basis van de verwante regelingen die door het CAK worden uitgevoerd. (zie noot 23) Verder stelt de nota van toelichting dat het bewaren van onder meer justitiële gegevens noodzakelijk is voor het afleggen van verantwoording over de taakuitoefening door het CAK. (zie noot 24)De Afdeling wijst erop dat met het oog op het laatste ook kan worden aangesloten bij artikel 11a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit ligt bovendien voor de hand nu het ontwerpbesluit mede ziet op justitiële gegevens. Op grond van die bepaling kan de Minister van Veiligheid en Justitie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde in verband met de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij aan de burgemeester justitiële gegevens verstrekken van personen die onherroepelijk zijn veroordeeld tot bepaalde straffen of maatregelen. Volgens het vierde lid vernietigt de burgemeester de verstrekte gegevens uiterlijk negen maanden na de datum van verstrekking indien niet tot het treffen van maatregelen is besloten. Indien wel tot het treffen van maatregelen is besloten, verwijdert de burgemeester de gegevens uiterlijk negen maanden na de datum van verstrekking. De verwijderde gegevens worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard ten behoeve van het afleggen van verantwoording, waarna de gegevens worden vernietigd. In de nota van toelichting op het geldende artikel 11a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens is hierover gesteld:"De verwijderde gegevens zijn niet langer toegankelijk voor operationele doeleinden. Voor de gegevens die langs geautomatiseerde weg worden verwerkt, betekent dit dat zij voor toegang worden afgesloten. Dit geeft de mogelijkheid om in een later stadium, bijvoorbeeld in het geval van klachten, verantwoording af te leggen over de genomen beslissing om maatregelen te treffen bij de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij." (zie noot 25)Het voorgestelde besluit kent niet een termijn van negen maanden en evenmin een regeling voor verwijdering. Dit betekent dat de bewaartermijnen in het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens aangaande het afleggen van verantwoording strikter zijn dan de thans voorgestelde. Op grond van artikel 8 van het EVRM dienen bij een inmenging op de persoonlijke levenssfeer de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht te worden genomen. Derhalve acht de Afdeling in het licht van het bovenstaande een nadere motivering van de voorgestelde termijn van vijf jaar aangewezen. Gelet op de regeling in het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens adviseert de Afdeling de proportionaliteit en subsidiariteit van de voorgestelde bewaartermijn van vijf jaar met betrekking tot justitiële gegevens dragend te motiveren dan wel, indien die motivering niet gegeven kan worden, het ontwerpbesluit aan te passen.5.Het Centraal AdministratiekantoorIngevolge artikel 2 van het ontwerpbesluit wordt de verschuldigde bijdrage namens de Minister van Veiligheid en Justitie geïnd door het Centraal Administratiekantoor (CAK). (zie noot 26) De Minister heeft in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel (zie noot 27) gesteld dat het CAK veel ervaring heeft met het doen van inkomens- en vermogenstoetsen en deze mogelijkheden zijn ingebed in de procedure. (zie noot 28) Het CAK stelt in een uitvoeringstoets op verzoek van het Ministerie van Veiligheid en Justitie dat het de taak effectief (per 1 januari 2015) kan uitvoeren. (zie noot 29)Gelet op het voorgaande lijkt de inning van de verschuldigde bijdragen door het CAK voor de hand te liggen. De Afdeling merkt echter het volgende op.In de toelichting wordt vermeld dat de uitvoering geschiedt onder "volledige ministeriële verantwoordelijkheid":"Dit vanwege de aard van de gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de regeling (justitiële en strafvorderlijke gegevens) en inkomens- en vermogensgegevens, de doelgroep van de regeling en een adequate uitvoering van de incassostrategie. Op grond van afdeling 10.1.1 van de Awb kan de Minister van Veiligheid en Justitie algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan het CAK (zie artikel 10.6 Awb)." (zie noot 30)De Afdeling wijst erop dat het CAK een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) is. (zie noot 31) Dit brengt mee dat het taken uitvoert op afstand van de minister. Volgens de definitie in de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is een zelfstandig bestuursorgaan niet hiërarchisch ondergeschikt aan de minister. (zie noot 32)De Afdeling merkt op dat de combinatie van uitoefening van bevoegdheden die onder eigen verantwoordelijkheid als ZBO worden uitgevoerd met bevoegdheden die in mandaat namens en onder verantwoordelijkheid van de minister worden uitgevoerd, in de praktijk mogelijk leidt tot vermenging van verantwoordelijkheid en onduidelijkheid over de verdeling daarvan. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn bij eventuele ICT-problemen bij de inning van de bijdrage door het CAK. De Afdeling acht het gewenst verwarring hierover zo veel mogelijk te voorkomen.De Afdeling adviseert om duidelijker in de nota van toelichting te vermelden dat het CAK wat betreft de inning handelt in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van de minister en hoe dit zich onderscheidt van de uitoefening van andere taken van het CAK.6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van der Hoeven en Luchtenveld tot wijziging van de Gemeentewet (vrijstelling OZB voor substraatteelt).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van der Hoeven en Luchtenveld tot wijziging van de Gemeentewet (vrijstelling OZB voor substraatteelt).Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 juli 2000, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Van der Hoeven en Luchtenveld tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Van der Hoeven en Luchtenveld tot wijziging van de Gemeentewet (vrijstelling OZB voor substraatteelt). Deze novelle is bedoeld om de inwerkingtredingsbepaling van het op 26 oktober 1999 door de Eerste Kamer der Staten-Generaal aangenomen voorstel van wet van de leden Van der Hoeven en Luchtenveld tot wijziging van de Gemeentewet (vrijstelling OZB voor substraatteelt; kamerstukken 26 423) (hierna: initiatiefvoorstel) te wijzigen. Onder meer als gevolg van de notificatieprocedure is de beoogde datum van inwerkingtreding, 1 januari 2000, inmiddels verstreken. Voorgesteld wordt aan het initiatiefvoorstel terugwerkende kracht toe te kennen tot en met 1 januari 2000. Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. De waarden van de binnen de gemeente gelegen onroerende zaken vormen de verdelingsmaatstaf voor de te heffen onroerende-zaakbelastingen. Het verlenen van een vrijstelling ten behoeve van gronden waarop en de glasopstallen waarin bedrijfsmatig gewassen geteeld of gekweekt worden zonder de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken (substraatteelt) grijpt in deze verdelingsmaatstaf in. Dit leidt ertoe dat aanpassing van het belastingtarief in de gemeenten waar deze vrijstelling geldt, noodzakelijk wordt. De uit de beperking van de heffingsmaatstaf voortvloeiende verhoging van deze tarieven is niet met terugwerkende kracht mogelijk. Invoering met terugwerkende kracht van het initiatiefvoorstel begunstigt aan de ene kant de thans nog belastingplichtige substraattelers, maar bezwaart aan de andere kant de gemeenten waar deze substraattelers wonen of gevestigd zijn. Zoals de Raad reeds meermalen heeft opgemerkt dient behoudens uitzonderlijke gevallen aan bezwarende regelingen geen terugwerkende kracht te worden toegekend. Naar het oordeel van de Raad is in het onderhavige geval geen sprake van een dergelijk uitzonderlijk geval. Indien de bezwaarde gemeenten geen toereikende compensatie voor het verlies aan belastingcapaciteit geboden kan worden, dient de invoering van het initiatiefvoorstel met terugwerkende kracht ontraden te worden. Naar het oordeel van de Raad doet hieraan niet af, zoals in de toelichting is uiteengezet, dat via de inkomensmaatstaf in de algemene uitkering uit het Gemeentefonds deze gederfde inkomsten grotendeels vergoed worden en dat de gevolgen van de optredende herverdeling binnen het Gemeentefonds aanvaardbaar zijn. 2. In de toelichting wordt erop gewezen dat het mogelijk is dat gemeenten voor het belastingjaar 2000 al aanslagen onroerende-zaakbelastingen hebben opgelegd terzake van substraatteelt, en dat deze aanslagen door de desbetreffende gemeenten ambtshalve moeten worden ingetrokken. De Raad merkt op, dat het weliswaar mogelijk is ambtshalve belastingaanslagen te herzien, maar dat tegen deze ambtshalve herziening geen rechtsmiddelen openstaan. Naar het oordeel van de Raad is het noodzakelijk, dat indien het initiatiefvoorstel met terugwerkende kracht wordt ingevoerd de substraattelers in rechte moeten kunnen opkomen tegen het niet of niet juist toepassen van de vrijstelling voor substraatteelt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden gerealiseerd in geval van reeds opgelegde aanslagen door het van rechtswege heropenen of verlengen van de bezwaartermijn tot zes weken na de inwerkingtreding van het initiatiefvoorstel voorzover de bezwaren betrekking hebben op de vrijstelling voor substraatteelt. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Nispen tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES ter invoering van regels over de kwalificatie van docenten en het vaststellen van een minimum aantal uren voor wat betreft het bewegingsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Nispen tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES ter invoering van regels over de kwalificatie van docenten en het vaststellen van een minimum aantal uren voor wat betreft het bewegingsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 februari 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Nispen tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES ter invoering van regels over de kwalificatie van docenten en het vaststellen van een minimum aantal uren voor wat betreft het bewegingsonderwijs, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel heeft als doel dat ieder kind op de basisschool gemiddeld ten minste drie klokuren bewegingsonderwijs per week krijgt van een vakleerkracht. In verband hiermee voorziet het wetsvoorstel in de introductie van een 3-urennorm voor het bewegingsonderwijs.De bevoegdheid om het bewegingsonderwijs te laten verzorgen door een groepsleerkracht (groepen 1-2) of door een groepsleerkracht die in het bezit is van het getuigschrift van de Leergang bewegingsonderwijs PO (groepen 3-8) vervalt. Het wetsvoorstel voorziet niet in een uitbreiding van de reguliere onderwijstijd noch in aanvullende bekostiging.De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat het wetsvoorstel inbreuk maakt op de ruimte die scholen nodig hebben om naar eigen inzicht het wettelijke minimum aan onderwijsuren over de verschillende vakken te verdelen. Deze ruimte is bijvoorbeeld nodig om op evenwichtige wijze aan de gestelde variatie binnen de kerndoelen tegemoet te komen en om activiteiten ter voorkoming en bestrijding van onderwijsachterstanden te ontplooien. Daarom adviseert zij het wetsvoorstel te heroverwegen. De Afdeling is evenmin overtuigd van de opportuniteit van het wetsvoorstel. Zij adviseert deze te bezien in het licht van lopende onderzoeken naar de door scholen ervaren obstakels rond het bewegingsonderwijs. Ten slotte biedt het wetsvoorstel geen duidelijkheid over de personele en financiële consequenties van het wetsvoorstel en ontbreekt overgangsrecht voor de docenten.1.Ontwikkelingen rond bewegingsonderwijsOp 10 juli 2014 heeft de staatssecretaris van Onderwijs met de sectororganisatie voor het primair onderwijs (PO-raad) een bestuursakkoord voor het primair onderwijs gesloten en een plan van aanpak bewegingsonderwijs opgesteld. Met de ondertekening hebben schoolbesturen de doelstelling over het bewegingsonderwijs onderschreven.In het bestuursakkoord is afgesproken dat scholen vanaf 2017 minimaal twee, waar mogelijk drie lesuren bewegingsonderwijs per week aanbieden, gegeven door een bevoegde leerkracht. Een bevoegde leerkracht is een vakleerkracht (ALO) of een groepsdocent die de Leergang bewegingsonderwijs PO heeft behaald (pabo met LO-bevoegdheid). Om groepsdocenten met een pabo-diploma in de gelegenheid te stellen de LO-bevoegdheid te behalen worden er beurzen ter beschikking gesteld. Omdat uit een inventarisatie uit 2013 bleek dat veel scholen wel willen maar niet kunnen veranderen, zal door de regering onderzoek worden gedaan naar eventuele belemmeringen die aan de uitvoering van het akkoord in de weg kunnen staan, zoals onvoldoende financiële middelen, onvoldoende accommodatie en te weinig bevoegde leerkrachten.2.Vastlegging urennormVolgens de initiatiefnemer is de wettelijke vastlegging van een minimum aantal uren bewegingsonderwijs nodig om kwaliteit te kunnen behalen. Ook wijst hij erop dat de kerndoelen voor bewegingsonderwijs in tegenstelling tot andere vakken een hoge graad van abstractie hebben, zodat het niet eenvoudig is vast te stellen of de kinderen voldoende bewegen. De initiatiefnemer plaatst zijn voorstel in het kader van een recht van het kind om zich te leren bewegen en zich te ontwikkelen, het belang van een gezonde en sportieve samenleving en het positieve effect op de leerprestaties.In het primair onderwijs is het bewegingsonderwijs een vast onderdeel van het wettelijk verplichte onderwijsprogramma. Voor iedere onderwijsactiviteit worden bij algemene maatregel van bestuur kerndoelen vastgesteld. Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. Zij zijn richtinggevend voor de inhoud van de onderwijsactiviteit, maar geven geen regels over de duur of frequentie ervan.In Nederland wordt derhalve traditioneel aan het onderwijs een hoge mate van vrijheid gelaten om op basis van eigen overwegingen keuzes te maken over de manier waarop schoolbesturen willen voldoen aan de kerndoelen en zij de kwaliteit van het onderwijs op hun scholen kunnen blijven garanderen. In de kerndoelen voor het basisonderwijs is vastgesteld wat alle leerlingen tussen groep 1 en 8 moeten leren. De kerndoelen zijn zo omschreven dat scholen ruimte hebben om het onderwijs zelf in te invullen en eigen accenten te leggen. Met tussendoelen en leerlijnen worden scholen handvatten geboden bij de uitwerking van de kerndoelen. Zij geven een beeld van wat er onder de kerndoelen verstaan kan worden en maken de doorgaande ontwikkeling van de inhoud van het onderwijsaanbod zichtbaar en hanteerbaar. Dat geldt voor het bewegingsonderwijs even goed als voor de andere vakken.De wettelijke vastlegging van een urennorm maakt inbreuk op de vrijheid van scholen om eigen professionele en schoolspecifieke keuzes te maken, gericht op het bieden van maatwerk aan hun leerlingen. Voorts kan het bewegingsonderwijs niet los worden gezien van de verhouding met andere vakken, de beschikbaarheid van leraren, accommodaties en financiën. De optimale mix is afhankelijk van de lokale situatie en daarom bij uitstek een terrein van de scholen zelf. Het is aan de scholen zelf om aan een vak zoveel aandacht te geven dat het vak niet meer inspanningen vergt dan het aandeel van het onderwijs in dat vak binnen het totaal aan onderwijsactiviteiten rechtvaardigt. De wetgever dient hierbij slechts kaders te bepalen waarbinnen de deugdelijkheid van het onderwijs kan worden gegarandeerd. De Afdeling wijst erop dat scholen ook andere oplossingen kunnen kiezen om hun leerlingen voldoende te laten bewegen. Daarbij zijn onder meer van belang de leeftijd van de kinderen en andere prioriteiten die de school wil stellen, zoals het bestrijden van taalachterstanden, het bevorderen van culturele vorming, etc. Ten slotte merkt de Afdeling op dat voor geen enkel vak in het primair onderwijs het aantal lesuren wettelijk is bepaald.Wat betreft de parallel die de initiatiefnemer trekt met de wettelijke vastlegging van de hoeveelheid onderwijstijd voor lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs, wijst de Afdeling erop dat dit op een misverstand berust. De norm in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) waarop de initiatiefnemer doelt, heeft betrekking op de onderwijslast. De kerndoelen VO Bewegen en sport vermelden niet meer dan "dat onderwijs in lichamelijke opvoeding, voornamelijk bestaande uit praktische bewegingsactiviteiten, plaatsvindt gespreid over het gehele schooljaar en in zodanige omvang dat wordt voldaan aan de inhoudelijke eisen op het gebied van kwaliteit en variëteit zoals neergelegd in de kerndoelen." In de WVO noch in de kerndoelen wordt derhalve de hoeveelheid onderwijstijd of de spreiding per week concreet vastgelegd.Ten slotte wijst de Afdeling erop dat, anders dan de toelichting stelt, een kind in juridische zin geen recht heeft om te leren bewegen. Een dergelijk recht bestaat niet en kan daarom ook niet door het kind jegens de overheid of de ouders worden ingeroepen. Dat neemt niet weg dat een kind groot belang heeft bij een gezonde ontwikkeling, ook wat betreft beweging. Dat belang wordt echter al in artikel 247 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot uitdrukking gebracht in de verantwoordelijkheden van ouders ten opzichte van het kind.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de wettelijke vastlegging van een minimum aantal uren bewegingsonderwijs te heroverwegen.3.Opportuniteit wetsvoorstelVolgens de initiatiefnemer laten de vrijheid van onderwijs en de beleidsvrijheid van scholen ruimte voor een sterk verschillende aanpak van het bewegingsonderwijs door scholen. Hij wijst er daarbij op dat 400.000 kinderen maar één lesuur bewegingsonderwijs per week krijgen, dat bijna de helft van de scholen geen vakleerkrachten heeft voor het bewegingsonderwijs, en dat op sommige scholen zelfs onbevoegde docenten worden ingezet. Het werken met groepsleerkrachten met LO-bevoegdheid die alleen aan hun eigen groep les geven acht hij uit een oogpunt van kwaliteit discutabel, omdat dit een te smalle basis is om hun bekwaamheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.De Afdeling merkt hierover het volgende op.a.UrennormDe regering hanteert sinds de kabinetsnota Tijd voor Sport de zogenaamde combinorm. (zie noot 1) Uit de nulmeting waar de toelichting naar verwijst, blijkt dat basisscholen gemiddeld gezien zich nog steeds aan de richtlijn van 90 minuten lichamelijke opvoeding per week houden.Een klein deel van de basisscholen (ca. 3-5%) realiseert drie lessen per week in de groepen 3 t/m 8. Voorts staan er bij 58% van de basisscholen ook andere sport- en bewegingsactiviteiten in het rooster die onder begeleiding van een bevoegde docent plaatsvinden. Overigens is er op 60% van de (veelal kleinere) scholen in verband met een gebrek aan accommodatie meer tijd nodig voor een gymles dan de tijd die het lesrooster aangeeft. Ook beschikt een op de vijf basisscholen niet over voldoende geschikte accommodatie voor het geven van dit vakonderwijs. Uit de nulmeting blijkt voorts dat een ruime meerderheid van de basisscholen de huidige lesfrequentie en effectieve lestijd als voldoende of goed beoordeelt.b.KwaliteitUit de nulmeting en de tweede evaluatie van de Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs (juli 2012) blijkt dat de kwaliteit van het bewegingsonderwijs bij de meeste basisscholen als voldoende of goed wordt beschouwd. Ruim 70% van de scholen is naar eigen zeggen goed in staat de kerndoelen en eindtermen voor het vak te realiseren. Bijna twee derde vindt dat de bekwaamheden van de leerkrachten op school voor het vak daarbij goed aansluiten, bij 13% is dit echter niet het geval. Scholen die vakleerkrachten en LO-afgestudeerden inzetten zijn iets meer tevreden over de onderwijskwaliteit voor bewegingsonderwijs dan scholen die alleen met groepsleerkrachten werken. De verschillen zijn echter klein. Om meer definitieve conclusies te kunnen trekken, bevelen de onderzoekers uitvoeriger onderzoek aan.c.BevoegdheidWat betreft de bevoegdheid van de leraar voor bewegingsonderwijs blijkt uit de nulmeting dat in de groepen 1 en 2 doorgaans alleen groepsleerkrachten worden ingezet. Voor de groepen 3 t/m 8 zet bijna de helft van de basisscholen alleen groepsleerkrachten in, 25% kiest voor alleen vakleerkrachten, en 29% voor een mix van beide. Kleine basisscholen zetten vaker alleen groepsleerkrachten in, in zeer kleine scholen (<100 leerlingen) zijn veel minder vaak groepsleerkrachten met LO-bevoegdheid werkzaam. Van de basisscholen die met groepsleerkrachten werken ondervindt ruim twee derde problemen om de gymles door een bevoegde leerkracht te laten verzorgen. In de drie grote steden en randgemeenten worden op 80% van de scholen uitsluitend vakleerkrachten ingezet, die in verreweg de meeste gevallen extern worden gefinancierd.Deze gegevens relativeren de stelling in de toelichting dat de kwaliteit en kwantiteit van het bewegingsonderwijs niet slechts kunnen worden overgelaten aan het belang dat schoolbesturen hieraan aan hechten. Er zijn weliswaar grote (regionale) verschillen tussen de scholen, maar die verschillen hebben veelal een uiteenlopende achtergrond, waardoor het moeilijk is hieraan generieke conclusies te verbinden. Zo blijkt uit de nulmeting dat bijna driekwart van de scholen iets zou willen veranderen, maar dat 97% van hen problemen verwacht bij de invoering van een extra lesuur bewegingsonderwijs per week. (zie noot 2) Wat betreft het voorstel om de LO-bevoegdheid te schrappen merkt de Afdeling op dat in de (tweede) evaluatie wordt geconcludeerd dat de Leergang bewegingsonderwijs PO een positieve bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van het bewegingsonderwijs, maar dat de mogelijkheden hiertoe (nog) niet optimaal worden benut, omdat de leraar met LO-akte om organisatorische redenen meestal alleen voor de eigen groep wordt ingezet. Ook geven scholen om pedagogische redenen soms de voorkeur aan een groepsleerkracht boven een vakdocent, die vaak een eenling is binnen de school. Het onderzoek sluit af met een aantal aanbevelingen om het effect van de leergang te vergroten.In 2017 komen resultaten beschikbaar van het onderzoek naar de mate waarin scholen obstakels ervaren bij hun streven naar meer en beter bewegingsonderwijs. Voorts zal op korte termijn een begin gemaakt worden met de (derde) evaluatie van de Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs, waarin naar verwachting nader zal worden ingegaan op de eerder gedane aanbevelingen tot verbetering en op het effect van de leergang op de kwaliteit van het bewegingsonderwijs.d.ConclusieGelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de resultaten van deze onderzoeken af te wachten, en in het licht daarvan te bezien of een verdere verbetering van het bewegingsonderwijs noodzakelijk is.Indien zelfs de scholen die meer bevoegde leerkrachten of lesuren willen, daar niet in slagen door een gebrek aan bevoegde leraren, middelen of accommodatie, dan zal een uitbreiding van de lestijd, gekoppeld aan een onbevoegdverklaring van de bestaande bevoegde leraren, weinig effectief zijn.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.4. FinanciënVolgens de toelichting zijn er, behalve de kosten voor omscholing en het aanstellen van vakleerkrachten, voor de scholen geen kosten aan dit wetsvoorstel verbonden. Indien zij ervoor kiezen het extra uur naast de huidige onderwijstijd te organiseren, dan worden de kosten op 150 miljoen geschat. Tegelijkertijd is de initiatiefnemer van mening dat extra investeringen in het onderwijs nodig zijn, mede als gevolg van dit wetsvoorstel. Voor gemeenten voorziet hij geen extra kosten indien meer gebruik zou worden gemaakt van multifunctionele accommodaties en van openbare (buiten)ruimten.De Afdeling wijst er allereerst op dat het bedrag van 150 miljoen niet wordt verantwoord. Evenmin wordt duidelijk of scholen in staat zijn om dit bedrag zelf te financieren. Weliswaar dwingt het voorstel scholen niet tot extra uitgaven voor het bewegingsonderwijs, maar deze kostenneutraliteit kan alleen kan worden bereikt door het laten vallen van andere lessen of door groepen te vergroten en zittende leerkrachten ontslag aan te zeggen. Een dubbele personeelsbezetting zal echter niet altijd kunnen worden vermeden, alleen al omdat 20% van de scholen geen eigen gymnastieklokaal heeft en daarom tijd kwijt is aan verplaatsing van de leerlingen. Voorts komt uit de nulmeting naar voren dat 63% van de scholen onvoldoende middelen zou hebben om meer te doen aan bewegingsonderwijs.De toelichting gaat evenmin in op de kosten voor omscholing van vakleerkrachten, daaronder begrepen de kosten die verbonden zijn aan het volgen van de studie onder schooltijd. Het verdient aanbeveling te onderzoeken of het mogelijk is tijdelijk extra middelen ter beschikking te stellen voor de bijscholing van docenten tot vakleerkracht, zoals thans ook het geval is met de bijscholing van leraren basisonderwijs tot leraren met aanvullende bevoegdheid LO.Met betrekking tot de kosten voor huisvestingsvoorzieningen wijst de Afdeling erop dat scholen per groep leerlingen thans voor 90 minuten rechten kunnen doen gelden op gemeentelijke voorzieningen of op bekostiging van eigen gymlokalen. (zie noot 3) Een verdubbeling van het aantal uren voor bewegingsonderwijs zonder te voorzien in (bekostiging van) passende huisvesting is daarom niet reëel.De Afdeling adviseert op de genoemde punten te voorzien in concreet inzicht in de financiële gevolgen van het voorstel.5.Inwerkingtreding en overgangsrechtHet wetsvoorstel voorziet niet in overgangsrecht. Vanaf de datum van inwerkingtreding zal het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening daarom uitsluitend kunnen worden verzorgd door vakleerkrachten.a. Onmiddellijke inwerkingtreding veronderstelt dat er per datum van inwerkingtreding voldoende vakleerkrachten (en vakleerkrachten in opleiding) zijn om te voldoen aan de 3-urennorm bewegingsonderwijs per week. Het is de vraag of dat realistisch is. Uit de nulmeting blijkt dat minder dan 5% van de scholen drie uur gymles per week verzorgt en dat bijna de helft van de basisscholen geen vakleerkrachten heeft. Hoewel de toelichting geen gegevens bevat over het beschikbare aantal vakleerkrachten, acht de Afdeling het niet aannemelijk dat er per datum van inwerkingtreding voldoende vakleerkrachten bewegingsonderwijs zullen zijn om aan de (aangescherpte) urennorm te voldoen. Het wetsvoorstel kan daardoor op de korte en middellange leiden tot een stijging van het onbevoegd lesgeven of de uitval van lessen.b. De toelichting merkt voorts op dat het niet redelijk is om leerkrachten die in het bezit zijn van een aanvullende LO-bevoegdheid of daarvoor studeren per datum van inwerkingtreding hun bevoegdheid tot het geven van bewegingsonderwijs te ontnemen. Een ruime overgangstermijn van een aantal jaren zou daarom passend zijn, aldus de toelichting. De Afdeling wijst er evenwel op dat het wetsvoorstel voor geen van deze beide categorieën leerkrachten voorziet in eerbiedigende of uitgestelde werking. Overigens zou een vergelijkbare redenering kunnen worden gevolgd voor leraren die thans, zonder aanvullende LO-bevoegdheid, bevoegd zijn om bewegingsonderwijs te geven, en voor zij-instromers in het beroep van leraar. Het lijkt redelijk dat zij - mede gelet op de te verwachten invoeringsproblemen - hun volledige lesbevoegdheid behouden of ten minste in staat moeten worden gesteld om de ALO-bevoegdheid te behalen.Gelet hierop adviseert de Afdeling te voorzien in een ruime periode van inwerkingtreding en in overgangsrecht voor de verschillende categorieën bevoegde leerkrachten. (zie noot 4) Indien nodig, kan het overgangsrecht worden beperkt tot een bepaalde termijn na inwerkingtreding van het wetsvoorstel, of tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.c. Volgens de toelichting moet op termijn de situatie worden bereikt dat het bewegingsonderwijs wordt verzorgd door ALO-opgeleide docenten. Omdat het nodig is een overgangstermijn te hanteren, bestaat het risico dat de vakleerkracht nog geruime tijd aan de eigen groep les geeft. Gelet daarop zal in lagere regels worden bepaald dat de vakleerkracht voor minimaal 0,2 fte wordt ingezet en wordt ingeschreven in het lerarenregister als leraar bewegingsonderwijs.Het is de Afdeling niet duidelijk waarop deze passage doelt. Is het de bedoeling dat aan elke school ten minste 0,2fte aan vakleerkrachten is verbonden, ongeacht de formatieve ruimte? Of gaat het erom dat van elke voltijdse vacature 0,2 fte wordt gereserveerd voor een vakleerkracht? Het eerste kan een school voor grote problemen stellen, het tweede betekent dat voltijds benoemingen onmogelijk worden.De Afdeling adviseert de toelichting aan te passen.De Afdeling wijst er voorts op dat het overgangsrecht, afhankelijk van de werking die daaraan gegeven wordt, betekent dat het vereiste van het bezit van een ALO-bevoegdheid alleen van toepassing is op nieuwe gevallen (pabo-studenten die na inwerkingtreding van het wetsvoorstel met hun studie beginnen), of door tijdsverloop ook gaat gelden voor zittende leerkrachten. Zolang echter het overgangsrecht van kracht is, is het wettelijk toegestaan docenten zonder ALO-bevoegdheid in dienst te nemen. Een lagere regeling kan daaraan niet afdoen. Indien het derhalve nodig wordt geacht om ALO-docenten een minimale betrekkingsomvang te garanderen, dan zal dat op wetsniveau moeten worden geregeld. De bestaande wetgeving, noch het wetsvoorstel voorzien echter in de mogelijkheid om een dergelijke eis te stellen.Gelet hierop adviseert de Afdeling het wetsvoorstel aan te vullen.6.Werking van het voorstel in Bonaire, Sint Eustatius en SabaHet wetsvoorstel zal ook gelden in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De toelichting motiveert dit echter niet. Indien het bewegingsonderwijs ook op de eilanden verbetering behoeft, dient dit zelfstandig gemotiveerd te worden, waarbij rekening dient te worden gehouden met de plaatselijke situatie en omstandigheden. Daarbij adviseert de Afdeling te betrekken dat er ter plaatse nauwelijks vakleerkrachten werkzaam zijn, dat de scholen in het algemeen niet over adequate accommodatie beschikken en dat de Inspectie voor het onderwijs de effectieve lestijd thans reeds als onvoldoende beschouwt, vanwege onder meer de taalachterstanden en de problematiek rondom de meertaligheid.Gelet hierop adviseert de Afdeling in de toelichting een motivering op te nemen die rekening houdt met de specifieke situatie in Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.7.Consultatiea. Het wetsvoorstel is niet voorgelegd aan de besturenorganisaties in het onderwijs, noch aan de VNG. Om te kunnen beoordelen of uitbreiding van het aantal uren bewegingsonderwijs mogelijk is binnen de bestaande onderwijstijd en financiering en voorts uit de nulmeting blijkt dat 45% van de scholen aanloopt tegen onvoldoende (gemeentelijke) accommodaties, adviseert de Afdeling deze instanties alsnog te consulteren.b. In de artikelen 207 en 208 van de Wet openbare lichamen BES is een plicht van de regering tot consultatie van de bestuurscolleges van de BES opgenomen. Indien een wetsvoorstel de onderwijswetgeving van de eilandsbesturen niet direct raakt en de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam ten opzichte van de scholen niet wijzigt, worden onderwijswetsvoorstellen door de regering in de praktijk ter consultatie naar de schoolbesturen gestuurd. Ook met dit wetsvoorstel is dit het geval. Hoewel de consultatieplicht zich niet richt tot Kamerleden, acht de Afdeling het wenselijk dat de initiatiefnemer, conform de bestendige praktijk, de schoolbesturen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba consulteert.8.Erkenning van EU-beroepskwalificatiesVolgens het initiatiefwetsvoorstel wordt artikel 3, tweede lid, van de WPO, respectievelijk de Wet expertisecentra en de Wet PO BES gewijzigd, in die zin dat het bewegingsonderwijs uitsluitend wordt gegeven door degene "die voldoet aan de in het eerste lid bedoelde eisen en in het bezit is van een bij ministeriële regeling aangewezen getuigschrift". Uit de artikelsgewijze toelichting blijkt dat daarmee gedoeld wordt op de ALO-opleiding.Het beroep van leraar is een gereglementeerd beroep als bedoeld in Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Het uitgangspunt van deze richtlijn is dat docenten die beschikken over een vergelijkbaar getuigschrift dat in een andere EU-lidstaat is behaald, ook in Nederland toegang hebben tot het beroep van leraar. Artikel 3, eerste lid, onderdeel b sub 2 geeft daarvoor een voorziening, maar deze geldt blijkens het voorgestelde tweede lid niet voor het getuigschrift voor bewegingsonderwijs. De Afdeling adviseert hierin alsnog te voorzien.9. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 juli 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om te komen tot aftrekbare uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om te komen tot aftrekbare uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van der Steenhoven tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met een verbod op reclamesleepvliegen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van der Steenhoven tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met een verbod op reclamesleepvliegen, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 april 2002, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van der Steenhoven tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met een verbod op reclamesleepvliegen, met memorie van toelichting.Het initiatiefvoorstel regelt een verbod op het reclamesleepvliegen. Hiermee wordt beoogd de met het vliegen gepaard gaande hinder te bestrijden. Het voorstel volgt op een aantal moties waarin een verbod op het reclamesleepvliegen wordt gevraagd en die door de kamer zijn aangenomen. (zie noot 1) Het huidige regime voor reclamesleepvliegen is vastgelegd in de Regeling reclamesleepvliegen (zie noot 2) en in een convenant gesloten tussen enerzijds de Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken en anderzijds de Vereniging van Nederlandse Luchtvaart Ondernemingen. (zie noot 3) Het regime komt erop neer dat het reclamesleepvliegen verboden is op zondag en voor en na vastgestelde tijdstippen op de overige dagen. Het uitvoeren van bepaalde manoeuvres is verboden en aan de vliegtuigen zijn geluidseisen gesteld. Boven geluidsgevoelige evenementen mag niet worden gevlogen en op andere plaatsen dienen bepaalde afstanden in acht te worden genomen. Ten slotte is het reclamesleepvliegen boven een zelfde locatie aan een tijdslimiet gebonden en mogen in een gesloten verband niet meer dan drie sleepvliegtuigen vluchten uitvoeren.De indiener van het wetsvoorstel acht de maatregelen voortvloeiend uit het op 27 februari 2002 van kracht geworden convenant op voorhand onvoldoende om de hinder van reclamesleepvliegen tegen te gaan. Hij stelt een algeheel verbod op het reclamesleepvliegen voor.Het voorstel geeft aanleiding tot een aantal opmerkingen.1. In het initiatiefvoorstel wordt het uitvoeren van een reclamesleepvlucht met een - kort gezegd - vliegtuig met motor verboden. Het voorstel bevat geen ontheffingsmogelijkheid. De Raad van State staat stil bij de vraag of dit in strijd is met artikel 7 van de Grondwet (GW) respectievelijk artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).a. Een reclamesleepvlucht wordt in het voorstel gedefinieerd als een vlucht waarbij een sleepnet wordt gesleept. Het doel ervan wordt dus niet gedefinieerd.In de praktijk wordt een sleepnet bij een dergelijk vlucht veelal gebruikt voor handelsreclame, maar reclamesleepvluchten kunnen voor iedere vorm van meningsuiting worden gebruikt. Het wetsvoorstel houdt daar naar het oordeel van de Raad onvoldoende rekening mee.b. De vrijheid van meningsuiting van artikel 7, eerste tot en met derde lid, GW is niet van toepassing op het maken van handelsreclame (artikel 7, vierde lid, GW). Het onderscheid tussen handelsreclame en (andere) vormen van meningsuiting is vaak problematisch, omdat aan uitingen zowel een commercieel als een ideëel motief ten grondslag kan liggen.Voorzover het verbod ziet op pure handelsreclame, staat artikel 7 GW daaraan niet in de weg. Voorzover het ziet op andere uitingen, geldt het eerste lid van artikel 7 GW wel. Dit betreft meningsuiting door de drukpers, waarbij die drukpers wel ruim wordt geïnterpreteerd in de jurisprudentie. Leesbare teksten, of zij nu op papier, in neonletters, op sandwichborden en spandoeken staan, vallen er ook onder. Bovendien vallen afbeeldingen in de vorm van foto's, posters, reproducties van aquarellen, onder het ruime begrip "drukpers". De toegepaste techniek is dus in de praktijk niet meer van belang. Op de reclameslepen zijn in de regel leesbare teksten en afbeeldingen aangebracht. Dit betekent dat artikel 7, eerste lid, van toepassing is; niemand heeft voor het openbaren van die uitingen voorafgaand verlof nodig. Het voorgestelde algehele verbod kan daarom, voorzover het andere uitingen betreft dan handelsreclame, een inbreuk betekenen op de vrijheid van meningsuiting van artikel 7, eerste lid, GW.Op grond van artikel 7 GW is ook verspreidingsjurisprudentie ontwikkeld. Van een ongeoorloofde inbreuk op artikel 7 GW is sprake als gebruik van enige betekenis van een zelfstandig verspreidingsmiddel niet mogelijk is. Een zelfstandig verspreidingsmiddel is in de woorden van de Hoge Raad "een middel van bekendmaking dat naast andere middelen zelfstandige betekenis heeft en met het oog op die bekendmaking in een bepaalde behoefte kan voorzien." (zie noot 4) Volgens de memorie van toelichting is er geen sprake van een algemeen verbod op ideële reclame, omdat er eindeloos veel andere reclamemogelijkheden resteren. De reclamesleepvluchten bieden slechts "een marginale, meer aanvullend bedoelde, vorm van reclame." (zie noot 5) Verder wijst de memorie van toelichting op de mogelijkheid met een niet-gemotoriseerde zeppelin reclame in de lucht te blijven maken.De Raad is er niet van overtuigd dat met niet-gemotoriseerde zeppelins er gebruik van enige betekenis overblijft. Het is de vraag of de verspreiding van een boodschap met een zeppelin vergelijkbaar is met de verspreiding per sleepvliegtuig. De Raad acht het wenselijk dat nader wordt gemotiveerd waarom boodschappen met ideële reclame, juist nu vluchten daarvoor slechts een marginale rol hebben, niet van het verbod uitgesloten zijn.c. Handelsreclame geniet wel bescherming onder artikel 10 EVRM, maar niet onverkort. Beperking van deze vrijheid staat het EVRM toe, als de beperking nodig is in een democratische samenleving ter bescherming van een aantal met name genoemde belangen: de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.De memorie van toelichting verwijst naar een arrest van het Gerechtshof in Den Haag waarin het zondagsverbod van reclamevluchten in geding was. (zie noot 6) Met het verbod werd hinder bestreden; daarmee is volgens het Hof het verbod in het belang van de bescherming van gezondheid en de rechten van anderen.Inderdaad worden de doelcriteria van artikel 10 EVRM in de Straatsburgse en Nederlandse jurisprudentie ruim uitgelegd. Ook is duidelijk dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg de weging van de verschillende belangen laat beïnvloeden door de vraag of de meningsuiting in kwestie van politieke of commerciële aard is. Een beperking van reclameuitingen is eerder mogelijk dan een beperking van politieke meningsuiting.Volgens de indiener zal dit wetsvoorstel stand houden doordat de rechter heeft erkend dat reclamesleepvliegen specifieke hinder geeft, dat een verbod de enige oplossing is en dat er een overvloed aan andere media is om de boodschap te uiten. Daarmee geeft de indiener zich onvoldoende rekenschap van het verschil tussen het verbod van vluchten op zondag en een verbod van reclamevluchten in het algemeen.De Raad acht het, gezien de ruime margin of appreciation die het EVRM aan de lidstaten laat, niet uitgesloten dat een totaal verbod van reclamesleepvluchten de toets aan artikel 10 EVRM kan doorstaan. Ook daarom acht hij het wenselijk dat in de toelichting nader wordt gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een gedeeltelijk verbod van de reclamevluchten.2. De cijfermatige onderbouwing van het wetsvoorstel (toelichting, onder "Hinder") roept vragen op. Het lijkt erop dat nu eens wordt gemeten met een groep personen die daadwerkelijk wordt blootgesteld aan geluiden van reclamevliegverkeer, en dan weer met de gehele Nederlandse bevolking. Door deze verschillende manier van meten lopen de cijfers die de Minister van Verkeer en Waterstaat noemt en de cijfers die de indiener van het wetsvoorstel hanteert, uiteen.Op andere punten bevat de toelichting een aantal onduidelijkheden of onjuiste weergaven van bronnen.- Onder "Wat vooraf ging" is vermeld dat naar aanleiding van een brief van de Minister van Verkeer en Waterstaat, de indiener het convenant heeft afgewacht omdat het volgens hem de voorkeur heeft met de sector een akkoord te bereiken over de wijze waarop de activiteit beëindigd zal worden. Over beëindiging van het reclamesleepvliegen heeft de minister in de aangehaalde brief echter niet gesproken. Er staat dat het kabinet de hinder door het reclamesleepvliegen aanzienlijk wil verminderen met behulp van een convenant en indien dat niet het gewenste resultaat oplevert met strengere regelgeving.- Onder "Het convenant" staat dat dit convenant in strijd is met andere Kameruitspraken. Het is onduidelijk op welke uitspraken gedoeld wordt. De opmerking dient te worden gespecificeerd of achterwege te blijven.- Onder "Huidige regelgeving" wordt uiteengezet dat als gevolg van de huidige regelgeving lage vluchten net buiten 200 meter uit de kust zeer populair zijn geworden op stranddagen. Dit laat buiten beschouwing dat nu het convenant, waarin is afgesproken dat lage vluchten niet mogen plaatsvinden tot 350 meter uit de kust, mede bepalend is.- Onder "De sector" staat in de laatste volzin dat - naast een overgangstermijn - is gekozen voor de optie van nadeelcompensatie. Dit verdient nadere uitwerking.De Raad van State adviseert de toelichting op de genoemde punten te wijzigen of aan te vullen.3. In artikel II, onder B, van het wetsvoorstel wordt de regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 mei 1990, nr.LI/3932, houdende regels voor het slepen van luchtvaartuigen, sleepnetten of andere voorwerpen, gewijzigd. (zie noot 7) Deze regeling wordt ook genoemd in de toelichting onder "Huidige regelgeving". De regeling is echter vervangen door de Regeling slepen van 15 oktober 2001. (zie noot 8)De Raad adviseert hiermee in het wetsvoorstel en in de toelichting rekening te houden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Verhoeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van het Wetboek van Strafrecht BES teneinde bijzondere bepalingen aangaande majesteitsschennis en de belediging van bevriende staatshoofden te doen vervallen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Verhoeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van het Wetboek van Strafrecht BES teneinde bijzondere bepalingen aangaande majesteitsschennis en de belediging van bevriende staatshoofden te doen vervallen, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 april 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Verhoeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van het Wetboek van Strafrecht BES teneinde bijzondere bepalingen aangaande majesteitsschennis en de belediging van bevriende staatshoofden te doen vervallen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Karimi, Dubbelboer en Van der Ham betreffende het houden van een raadplegend referendum over het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europese Grondwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Karimi, Dubbelboer en Van der Ham betreffende het houden van een raadplegend referendum over het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europese Grondwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet), zoals dit voorstel thans, na de zesde nota van wijziging, luidt.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet), zoals dit voorstel thans, na de zesde nota van wijziging, luidt.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 juni 2008 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 15a van de Wet op de Raad van State verzocht om advies uit te brengen over het voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet), zoals dit voorstel thans, na de zesde nota van wijziging, luidt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Bakker tot wijziging van de Mediawet (financiering lokale omroep), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Bakker tot wijziging van de Mediawet (financiering lokale omroep), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 november 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Bakker (zie noot 1) tot wijziging van de Mediawet (financiering lokale omroep), met memorie van toelichting.Het initiatiefvoorstel beoogt de lokale publieke omroep op een andere wijze te financieren en daartoe de middelen die thans in het gemeentefonds zijn gestort er uit te nemen en het Commissariaat voor de Media (hierna : CvdM) aan de lokale omroepinstelling een bijdrage te laten toekennen.De initiatiefnemer is van mening dat de door het rijk aan de gemeenten ter beschikking gestelde middelen ten behoeve van de lokale omroep onvoldoende worden doorgegeven. De lokale omroep kan daardoor onvoldoende invulling geven aan de brede informatiefunctie die zij geacht wordt uit te oefenen. Verder bestaat volgens de toelichting het gevaar dat er in de verhouding tussen de gemeente en de lokale omroep elementen van afhankelijkheid binnensluipen.De Raad van State merkt het volgende op.1.Financiering van de lokale omroepinstellingenSinds 2000 ontvangen gemeenten als gevolg van de fiscalisering van de omroepbijdrage een structurele compensatie uit de algemene middelen, die wordt verdeeld via het gemeentefonds. In dat jaar is de mogelijkheid voor gemeenten om opslag te heffen ter financiering van de lokale omroep, vervallen. (zie noot 2)De financiële verantwoordelijkheid voor de lokale omroep berust derhalve bij het gemeentebestuur. Het is de gemeenteraad die het besluit neemt of een lokale omroepinstelling die aan de criteria van artikel 30 van de Mediawet voldoet, in aanmerking komt voor subsidie. In dat verband wordt een afweging gemaakt, waarbij onder meer rekening kan worden gehouden met het belang van de lokale omroepinstelling voor de inwoners van de gemeente of gemeenten, mede gelet op de aanwezigheid van andere communicatiemiddelen waarmee de burgers van de nodige lokale informatie worden voorzien, maar ook met andere voorzieningen waarvoor men voor een gemeentelijke subsidie in aanmerking wenst te komen. Ook kan de gemeenteraad er voor kiezen dat subsidie wordt gegeven aan de regionale omroep, omdat deze in voldoende mate tegemoet komt aan de lokale informatiebehoeften. Het gevolg van de in 2000 gemaakte keuze is dat het gemeentebestuur deze vrijheid heeft. Dat elke gemeente haar eigen subsidievoorwaarden, termijnen en bedragen kent, zoals in de toelichting wordt vermeld, is daaraan inherent.Dat deze situatie ongewenst zou zijn, zoals in de toelichting wordt betoogd, valt naar het oordeel van de Raad zonder nadere onderbouwing niet in te zien. De financiering van de lokale omroep is een aan de gemeentebesturen overgelaten taak, die elk gemeentebestuur met inachtneming van de plaatselijke omstandigheden en wensen kan verrichten. Als raadsleden of inwoners van de gemeente van oordeel zijn dat er een lokale omroep moet komen of dat de faciliteiten van de bestaande lokale omroep moeten worden uitgebreid en er daarom (meer) geld beschikbaar moet worden gesteld, kan de raad daartoe besluiten. De inwoners kunnen zonodig hun invloed uitoefenen op de leden van de gemeenteraad, eventueel bij gelegenheid van de verkiezing.De Raad adviseert om het voorstel tot wijziging van de financieringssystematiek van de lokale omroepinstellingen van een dragende motivering te voorzien. 2.Interbestuurlijke verhoudingenRijk, provincies en gemeenten hebben in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen afgesproken zich onder meer te richten op verruiming van de decentrale beleidsvrijheid, zowel in bestuurlijke als financiële zin, vermindering van centrale regels en vermindering van specifieke uitkeringen. (zie noot 3) Voorts is het streven van het kabinet er op gericht het aantal specifieke uitkeringen in lijn met de aanbevelingen van de commissie Brinkman te beperken. (zie noot 4) Bij een specifieke uitkering wordt geëist dat de beschikbare middelen louter worden besteed aan het doel waarvoor de uitkering bestemd is. Van een specifieke uitkering ten behoeve van de financiering van de lokale omroepinstellingen is op grond van de vigerende bepalingen geen sprake.Met het aanwenden van middelen uit het gemeentefonds en het "rechtstreeks toekennen" aan lokale omroepen zou ook worden afgeweken van bovengenoemde afspraken. Wat thans een louter decentrale bevoegdheid tot financiering is, wordt met het initiatiefvoorstel gewijzigd in een financiering op centraal niveau, zij het dat het CvdM de bijdrage toekent. Hiervoor zou alleen aanleiding kunnen zijn als gebleken zou zijn dat gemeentebesturen dit onderwerp niet op doelmatige en doeltreffende wijze kunnen behartigen of hebben behartigd. (zie noot 5) De toelichting geeft van dat laatste onvoldoende blijk.De Raad adviseert om in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.3.Positie Commissariaat voor de Media (CvdM)Het CvdM krijgt met het toekennen van de bijdragen een nieuwe taak. (zie noot 6)Naast het toekennen van zendtijd aan een instelling voor lokale omroep (zie noot 7) en de handhavende bevoegdheid met betrekking tot de etherreclame (zie noot 8), wordt het CvdM op grond van het voorstel tevens belast met verstrekken van de bijdrage aan de lokale omroepinstellingen. De voorgestelde taak is vreemd aan de thans in de Mediawet voor het CvdM geregelde taken en bevoegdheden in het algemeen en met betrekking tot de lokale omroep in het bijzonder. (zie noot 9) Uit het voorstel blijkt overigens niet op welke wijze door het CvdM de besteding van de bijdrage uit de algemene middelen dient te worden verantwoord, nu artikel 12 van de Mediawet daarvoor onvoldoende basis biedt.Iedere lokale omroepinstelling komt in aanmerking voor bekostiging naar rato van het aantal wooneenheden in de gemeente of gemeenten, aldus het voorstel. Ingevolge het voorgestelde artikel 107a, derde lid, mogen aan de beschikbaarheid van de bijdrage alleen die voorwaarden worden gesteld, die bij of krachtens de wet zijn of kunnen worden gesteld. Uit de toelichting blijkt dat hiermee wordt bedoeld dat er geen andere inhoudelijke, programmatische eisen mogen worden gesteld, anders dan die krachtens de Mediawet kunnen worden gesteld. Niet duidelijk is of het CvdM aan de hand van een jaarrekening of begroting van de instelling mag beoordelen of de bijdrage aan lokale omroepinstelling gerechtvaardigd is. Niet valt in te zien waarom een dergelijke beoordeling in het kader van subsidieverlening wel en bij een bijdrageverlening niet nodig of wenselijk zou zijn.4.BekostigingBekostiging vindt plaats aan een lokale omroepinstelling waaraan zendtijd is toegewezen. Indien daarvan sprake is, kent het CvdM "automatisch" een bijdrage toe. Niet iedere gemeente heeft echter een lokale omroepinstelling. Als aan het CvdM jaarlijks een bedrag wordt toegekend op grond van het totaal aantal wooneenheden maal 1,07 en niet voor iedere wooneenheid behoeft te worden uitgekeerd, zal een bedrag resteren.In de toelichting wordt dit onderkend. Dat bedrag wordt dan toegevoegd aan de middelen voor het jaar daarop, hetgeen dan leidt tot een (in beginsel eenmalig) hoger bedrag, aldus de toelichting. De Raad merkt op dat de wijze waarop de bijdrage wordt toegekend en de hoogte van het bedrag per wooneenheid in het voorgestelde artikel 107a worden bepaald, maar dat een wettelijke grondslag voor fondsvorming of toekenning van een afwijkend of eenmalig bedrag alsook een discretionaire bevoegdheid voor het CvdM daartoe, in het voorstel ontbreekt. Derhalve is er geen grondslag voor de wijze van handelen die de toelichting beoogt. 5.HandhavingTot slot merkt de Raad op dat in artikel 134, eerste lid, aanhef en onder b, van de Mediawet is bepaald dat het CvdM is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 107 tot en met 109 e. Het voorgestelde artikel 107a zal daaronder ook gaan vallen.Omdat het CvdM ingevolge artikel 107a zelf wordt belast met de uitvoering van het daarin bepaalde, heeft het opdragen van toezicht op die uitvoering aan hetzelfde bestuursorgaan geen betekenis en derhalve gevolgen voor artikel 134, als hierboven bedoeld.6.InwerkingtredingHet voorstel voorziet in inwerkingtreding midden in een begrotingsjaar. Dat leidt tot onnodige complicaties.De Raad adviseert te kiezen voor de datum van 1 januari van enig jaar.7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Spekman en Voordewind tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 houdende versterking van de positie van in Nederland gewortelde minderjarige vreemdelingen.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Spekman en Voordewind tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 houdende versterking van de positie van in Nederland gewortelde minderjarige vreemdelingen.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 oktober 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Spekman en Voordewind tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 houdende versterking van de positie van in Nederland gewortelde minderjarige vreemdelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl, houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid en zorg (Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl, houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid en zorg (Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders), met memorie van toelichting.Bij brief van de Waarnemend Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 januari 2005 heeft de Tweede Kamer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl, houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid en zorg (Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel introduceert de zogenoemde Voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (Vazalo)-toeslag, en beoogt: - alleenstaande ouders de kans te bieden én hen te prikkelen arbeid en zorg te combineren door de introductie van de Vazalo-toeslag, een fiscale maatregel, waarbij meer werken meer loont; - een erkenning te verschaffen dat van alleenstaande ouders slechts arbeid in deeltijd kan worden gevraagd;(zie noot 1) en - een "substantiële inkomensverbetering voor eenouderhuishoudens met een inkomen rond het minimum en een gerichte versterking van de kansen van kinderen in eenoudergezinnen" te bewerkstelligen.(zie noot 2) Tevens wordt een intensivering van het zogenoemde flankerend beleid (kinderopvang, scholing en tijdelijk gesubsidieerd werk) voorgesteld. De Raad van State maakt opmerkingen over de noodzaak om hiervoor een fiscale maatregel sui generis te introduceren en over de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze Vazalo-toeslag. 1. Noodzaak fiscale toeslag De introductie van de Vazalo-toeslag betreft een wijziging van de systematiek van zowel de Wet werk en bijstand (Wwb) als de Wet inkomstenbelasting 2001. De Raad maakt in dit verband de volgende twee opmerkingen. a. Op grond van artikel 7 van de Wwb is het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) verantwoordelijk voor de reïntegratie van alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering. Op grond van artikel 9 van de Wwb zijn deze ouders verplicht aan deze reïntegratie mee te werken, zij het dat het college hiervoor een tijdelijke ontheffing kan verlenen, waarbij het het belang van reïntegratie tegen dat van de zorg moet afwegen. Tevens hebben deze ouders op grond van artikel 10 van de Wwb een aanspraak op ondersteuning bij reïntegratie. Met de inwerkingtreding van de Wwb, op 1 januari 2004, hebben de gemeentebesturen verder meer verantwoordelijkheid en vrijheid gekregen voor de bijstand en de reïntegratie, zowel beleidsmatig als financieel. Dit roept bij de Raad de vraag op of de doelstelling van het wetsvoorstel niet ook binnen de huidige Wwb kan worden bereikt en, mocht dat niet het geval zijn, of er geen mogelijkheden zijn om het doel van het voorstel te realiseren op een wijze, die de systematiek van deze wet niet doorkruist. De Raad wijst er in verband met dit laatste bijvoorbeeld op dat het college verantwoordelijk blijft - via de overbruggingsregeling(zie noot 3) en het reïntegratiebeleid - voor een persoon aan wie het, anders dan in het geval van personen die bijstand ontvangen, in beginsel geen plichten meer kan opleggen.(zie noot 4) Ook moet het gemeentebestuur een deel van zijn reïntegratiebudget inzetten voor het flankerende beleid voor alleenstaande ouders en kan het daar in zoverre niet meer zijn eigen beleidskeuzes in maken. b. De Vazalo-toeslag betreft feitelijk de verzilvering van de in de Wet inkomstenbelasting 2001 reeds bestaande heffingskortingen voor alleenstaande ouders door deze, na bundeling en verhoging ervan, als toeslag uit te betalen. Veel van deze ouders kunnen die kortingen nu niet verzilveren, omdat ze daarvoor onvoldoende belasting en premies betalen. Deze omstandigheid betekent op zichzelf echter niet dat zij zonder deze toeslag ten onrechte iets mislopen.(zie noot 5) Zij worden via de bijstand daarvoor gecompenseerd.(zie noot 6) Naar het oordeel van de Raad is er voor de Vazalo-toeslag als zodanig dan ook geen zelfstandige aanleiding. Onverminderd deze opmerking wijst de Raad er overigens op dat een dergelijke toeslag eerder in het wetsvoorstel Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen(zie noot 7) past dan in de Wet inkomstenbelasting 2001. De Raad adviseert in de toelichting nader op het bovenstaande in te gaan en daarbij vooral een rechtvaardiging te geven voor de noodzaak met deze maatregel de systematiek van zowel de Wwb als de Wet inkomstenbelasting 2001 te doorkruisen. 2. Doeltreffendheid en doelmatigheid van de Vazalo-toeslag De Vazalo-toeslag betreft in feite een financiële prikkel om eerder in deeltijd te gaan werken. Het is de vraag of deze prikkel effect zal hebben. a. De eerste vraag is of de personen uit de doelgroep door een dergelijke fiscale maatregel eerder en meer zullen gaan werken. Net als subsidies zal ook bij deze maatregel de toeslag voor een deel terecht komen bij personen die al aan het werk zijn en zelfs - in het geval van degenen die al 90% van het netto minimumloon verdienen - geen recht op bijstand meer hebben. Daar komt bij dat veel alleenstaande ouders, vanwege hun afstand tot de arbeidsmarkt of hun onregelmatige arbeidspatroon, eerder gebaat lijken bij maatwerk van de gemeente dan bij een generieke toeslag die wordt uitbetaald door de belastingdienst. b. De tweede doeltreffendheidsvraag is in hoeverre werken met een Vazalo-toeslag voor alleenstaande ouders in de praktijk lonender of aantrekkelijker zal zijn dan werken met een gedeeltelijke Wwb-uitkering. Het voorgestelde toeslagsysteem maakt werken voor een alleenstaande ouder die gedurende een heel kalenderjaar een stabiele deeltijdbaan heeft, geen andere uitkeringen ontvangt én kinderalimentatie ontvangt, inderdaad lonender. Er zijn echter ook de nodige situaties waar het voorgestelde systeem niet zonder meer goed op aansluit, met name wanneer geen stabiel werk gevonden wordt en wanneer geen kinderalimentatie wordt ontvangen. Door de geringe scholing van veel alleenstaande ouders en hun afstand tot de arbeidsmarkt kan dit in de praktijk vaak voorkomen. Van kinderalimentatie is niet steeds sprake. Hierdoor lopen alleenstaande ouders het risico dat hun maandelijkse inkomen met een Vazalo-toeslag niet alleen minder is dan verwacht, maar soms zelfs lager is dan de Wwb-uitkering. c. Bij frequente wisselingen tussen een situatie van werk en een situatie van bijstand zal de afwisselend werkende en niet-werkende alleenstaande ouder van de belastingdienst weer terug moeten naar de gemeente en van de gemeente weer naar de belastingdienst. De Raad vraagt zich af of dit geen afbreuk doet aan de doelmatigheid van de voorgestelde regeling. De Raad adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan. 3. Overige opmerkingen a. Een specifieke fiscale maatregel voor alleenstaande ouders roept, uit een oogpunt van gelijkheid, de vraag op of andere groepen die hun heffingskortingen niet kunnen verzilveren, niet eveneens voor een dergelijke toeslag in aanmerking zouden moeten komen. Verder moet er met betrekking tot het alleen voor alleenstaande ouders bestemde flankerend beleid rekening mee worden gehouden dat dit gefinancierd moet worden uit het algemene reïntegratiebudget van de gemeenten, wat ten koste kan gaan van andere doelgroepen in de gemeente. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. b. Zoals hierboven, onder 2.c, werd aangegeven, zal er regelmatig een afwisselend beroep op de bijstand/overbruggingsregeling en de Vazalo-toeslag moeten worden gedaan. Dit heeft extra administratieve lasten voor zowel de gemeenten en de belastingdienst als de alleenstaande ouders tot gevolg. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. c. In het in artikel 5, onderdeel D, van het wetsvoorstel voorgestelde artikel 8.21, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt bepaald dat de Vazalo-toeslag geldt voor de belastingplichtige, indien hij in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden geen partner heeft en een huishouding voert met een kind jonger dan zestien jaar. In dit verband rijst de vraag waarom een belastingplichtige in voorkomende gevallen indien hij de rest van het betreffende jaar een aantal maanden feitelijk geen alleenstaande ouder is (omdat hij in die periode een partner heeft of geen kind jonger dan zestien heeft), over die maanden toch recht zou moeten hebben op die toeslag. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. d. In hoofdstuk 4 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op (het belang van) het flankerend beleid. In het in artikel 6, onderdeel B, van het wetsvoorstel voorgestelde artikel 10, derde lid, van de Wwb wordt geregeld dat een alleenstaande ouder recht heeft op scholing tot MBO-niveau of een gesubsidieerde baan. Met betrekking tot de kinderopvang wordt echter niets geregeld. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Hillen, houdende wijziging van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, inzake afbouw eigenwoningforfait bij aflossing hypotheekschuld, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Hillen, houdende wijziging van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, inzake afbouw eigenwoningforfait bij aflossing hypotheekschuld, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 oktober 2001, heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Hillen, houdende wijziging van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, inzake afbouw eigenwoningforfait bij aflossing hypotheekschuld, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt het eigenwoningforfait niet groter te doen zijn dan het bedrag van de aftrekbare rente op schulden in verband met de eigen woning. Wanneer derhalve het eigenwoningforfait hoger is dan de aftrekbare rente, wordt dat forfait verminderd tot de renteaftrek. De bezitter van een eigen woning zonder hypotheek betaalt derhalve geen eigenwoningforfait.Blijkens de memorie van toelichting is het doel de aflossing van de hypotheekschuld te stimuleren.Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen.1.Eigen woning bron van inkomsten?De Raad merkt allereerst op, dat het voorstel in strijd is met het systeem van de inkomstenbelasting, waarin de eigen woning als een bron van inkomen wordt aangemerkt. In dit stelsel dienen de voordelen ervan te worden belast, terwijl de kosten kunnen worden afgetrokken. Om het systeem hanteerbaar te maken, wordt deze regeling op een globale wijze, forfaitair, toegepast. In de praktijk betekent dit thans dat maximaal 0,8% van de waarde volgens de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) wordt belast. Naast de kosten die in dat forfait besloten liggen, zijn de financieringskosten van de woning, waarvan de hypotheekrente de belangrijkste is, aftrekbaar. Het op nihil stellen of verlagen van het forfait wanneer er geen of weinig renteaftrek is, past niet in deze systematiek. Deze problematiek is overigens uitvoerig behandeld in bijlage 13 van de Miljoenennota 2001. (zie noot 1)2.Bereikbaarheid doelstellingVervolgens acht de Raad het bereiken van de doelstelling: het doen dalen van de hypotheekschuld door de individuele belastingplichtigen te stimuleren hun hypotheek af te lossen, zeer twijfelachtig. De voorgestelde regeling heeft immers pas effect, wanneer de hypothecaire schuld ver of tot op nihil is gedaald. Gaat men uit van een WOZ-waarde van f.500.000,--, dan bedraagt het eigenwoningforfait f.4.000,--; bij een rente van 6% komt dat overeen met een schuld van nog geen f.70.000,--. Schuldaflossing tot dat bedrag heeft derhalve geen effect. Daarnaast zijn er uiteraard vele andere, in de ogen van de belastingplichtige ongetwijfeld goede, redenen om de hypotheek te behouden. Zou men het houden van hypothecaire schulden willen ontmoedigen, dan ligt een beperking van de renteaftrek eerder voor de hand.3.RechtvaardigingUit de genoemde bijlage bij de Miljoenennota blijkt dat het aantal belastingplichtigen, dat van deze regeling zou profiteren, ongeveer 0,5 miljoen bedraagt, in hoofdzaak ouderen, die hun hypotheek geheel of goeddeels hebben afgelost. Volgens de toelichting zou dit redelijk zijn, omdat deze groep wegens de waardestijging van de huizen een sterk gestegen forfait over in feite dood vermogen moet betalen. Voor het feit dat deze groep gecompenseerd dient te worden, wordt geen rechtvaardiging gegeven. Evenmin wordt toegelicht, welke rechtvaardiging bestaat voor het feit, dat hogere inkomensgroepen met dure huizen zonder noemenswaardige hypotheek het meest van de regeling zouden profiteren. Overigens is de stijging van de WOZ-waarde van de eigen woning onlangs gecompenseerd door een verlaging van het percentage van 1,25 naar 0,8. Een nadere toelichting is wenselijk.4.Relatie hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfaitIn de memorie van toelichting wordt gesteld, dat de fiscale relatie tussen de aftrek van hypotheekrente en het eigenwoning forfait niet steeds bestaan zou hebben. Zolang het huurwaardeforfait bestaat, heeft deze echter ook een fiscale relatie met de aftrek van hypotheekrente. Het college wijst hierbij op het onder punt 1 genoemde systeem van de woning als inkomensbron. De memorie van toelichting verdient aanpassing.5.Aflossen hypotheek op de overwaarde van het eigen huisVolgens de toelichting moet de belastingplichtige in ieder geval ook de hypotheek op de overwaarde van het huis geheel aflossen om van de regeling gebruik te kunnen maken. Dit is slechts ten dele juist. Voor sinds 1996 afgesloten hypotheken geldt uitdrukkelijk dat de rentekosten met betrekking tot de overwaarde die wordt gebruikt voor de financiering van andere uitgaven dan de eigen woning, niet aftrekbaar zijn. In die situatie is er geen invloed op de toepassing van de faciliteit. De toelichting dient te worden gecorrigeerd.6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), met toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 juni 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State aanhangig gemaakt de Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 juli 2004 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk met wederzijds goedvinden zonder tussenkomst van de rechter door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van een overeenkomst, die met het oog op deze beëindiging door de echtgenoten is aangegaan en die op straffe van nietigheid een aantal regelingen dient te bevatten. Ook een bij een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding gevoegd echtscheidingsconvenant zal op straffe van nietigheid deze regelingen dienen te bevatten. In verband met de invoering van de zogenoemde administratieve scheiding wordt voorgesteld de omzetting van het huwelijk in een geregistreerd partnerschap te laten vervallen. Daardoor komt een einde aan de mogelijkheid van de zogenoemde flitsscheiding, waarbij het huwelijk eerst wordt omgezet in een geregistreerd partnerschap en vervolgens dat geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden zonder tussenkomst van de rechter wordt ontbonden. Voorts voorziet het wetsvoorstel in een aangescherpte geschillenregeling voor het geval een ouder de afspraken schendt over de verzorging en opvoeding van de kinderen en over de omgang na beëindiging van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed. Ten slotte voorziet het wetsvoorstel in een standaard-minimumomgangsregeling. Het omgangsrecht zal alleen dan nog een rol spelen als slechts een der ouders het gezag over de kinderen heeft. De Raad merkt in algemene zin op dat de memorie van toelichting lijkt te suggereren dat de beëindiging van het huwelijk vooral de beëindiging van een relatie betekent(zie noot 1). De Raad heeft het voorstel vooral bezien vanuit de onmiskenbaar belangrijke juridische, ook internationaalrechtelijke aspecten die de ontbinding van het huwelijk heeft. Dit geeft de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Het doel en de voordelen van het wetsvoorstel Het voorstel van wet beoogt de verantwoordelijkheid voor een echtscheiding en voor de zorg voor de kinderen bij de echtgenoten te laten. In de kern, zo stelt de toelichting, gaat het om een zekere dejuridisering van de echtscheiding. De toelichting noemt de volgende voordelen van invoering van het wetsvoorstel: a. de scheiding wordt in beginsel door de echtgenoten zelf afgewikkeld en dit leidt tot het afnemen van vechtscheidingen, omdat de echtgenoten niet meer tegenover elkaar worden gepositioneerd; b. de kwaliteit van de door de echtgenoten zelf gemaakte afspraken is blijvend veel groter; c. de rechter wordt niet meer belast met zaken waarin hij vrijwel geen toegevoegde waarde heeft, hetgeen leidt tot vermindering van werkdruk en derhalve tot kostenbesparing. De Raad merkt hierover het volgende op. a. De voordelen genoemd onder a en b kunnen in de huidige praktijk van het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding, waarbij een echtscheidingsconvenant wordt overgelegd en die van de verstekscheiding reeds bereikt worden. Voorts worden in het wetsvoorstel geen voorstellen gedaan die het bereiken van overeenstemming over de gevolgen van de beëindiging van het huwelijk stimuleren. Aandacht verdient verder dat de eisen die gesteld worden aan de voorgestelde beëindiging van het huwelijk buiten de rechter om, alsmede de invoering van een minimumomgangsregeling, zoals in het vervolg van dit advies nog zal blijken, een belemmering kunnen vormen voor toepassing van de voorgestelde administratieve scheiding. Gelet op het vorenstaande adviseert de Raad het wetsvoorstel nader te motiveren. b. Een voordeel van de invoering van de scheiding zonder tussenkomst van de rechter zou kunnen zijn dat aan de thans gevolgde weg van de zogenoemde flitsscheiding een einde komt. Nadeel van de flitsscheiding is vooral dat zij in het buitenland niet steeds erkenning krijgt. Daartegenover staat dat nieuwe internationaal-privaatrechtelijke problemen kunnen rijzen, nu de mogelijkheid van scheiden zonder tussenkomst van de rechter niet is beperkt tot bijvoorbeeld die gevallen waarin de echtgenoten beiden of een van beiden de Nederlandse nationaliteit hebben. Ook in de gevallen dat een of beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit niet bezitten en zij overeenstemming hebben over de beëindiging van hun huwelijk en de gevolgen daarvan is er geen oordeel meer van de rechter over onder andere vragen van het toepasselijke recht ten aanzien van de beëindiging van het huwelijk zelf en van de gevolgen ervan.(zie noot 2) Daardoor kunnen opnieuw problemen van bijvoorbeeld erkenning in het buitenland van deze vormen van beëindiging rijzen. De Raad merkt hierbij op dat het niet de taak van de ambtenaar van de burgerlijke stand is om in deze gevallen ter gelegenheid van de inschrijving van de verklaring, bedoeld in artikel 149, onder c, de controle die de rechter niet meer uitoefent, te verrichten. De Raad adviseert de beëindiging van het huwelijk in zaken waarin internationaal-privaatrechtelijke aspecten spelen die de beëindiging zelf of de gevolgen daarvan betreffen, nader te bezien. De overeenkomst tot beëindiging van het huwelijk 2. Anders dan het huidige artikel 80d van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), waaraan het voorgestelde artikel 150 deels is ontleend, bepaalt artikel 150 dat de bij de beëindiging van een huwelijk te maken afspraken op straffe van nietigheid in de beëindigingsovereenkomst moeten worden overeengekomen. Indien de echtgenoten bijvoorbeeld de beslissingen omtrent de verdeling van de gemeenschap waarin zij zijn gehuwd op goede gronden willen uitstellen (de echtelijke woning moet bijvoorbeeld eerst verkocht worden) tot een later tijdstip en daarover geen regeling in de overeenkomst opnemen, heeft dit een (partieel) nietige overeenkomst tot gevolg. De door de ambtenaar van de burgerlijke stand ingevolge artikel 149, onder c, in te schrijven verklaring dat en op welk tijdstip een beëindigingsovereenkomst is gesloten, dient mede ondertekend te zijn door een of meer notarissen, advocaten of scheidingsbemiddelaars die voldoen aan de vereisten voor benoeming tot rechterlijk ambtenaar. Deze als waarborg bedoelde medeondertekening zal er in het gegeven geval toe leiden dat op grond van de in acht te nemen zorgvuldigheid de desbetreffende overeenkomst niet door hen wordt getekend en dat de scheiding zonder tussenkomst van de rechter niet kan plaatsvinden. De echtgenoten zullen in dit geval ook niet langs de weg van een gemeenschappelijk verzoek kunnen scheiden, aangezien ingevolge het voorgestelde artikel 154, tweede lid, aan het bij het gemeenschappelijk verzoek over te leggen echtscheidingsconvenant dezelfde eisen op straffe van nietigheid worden gesteld. Er rest de echtgenoten niets anders dan dat een van beiden een verzoek tot echtscheiding doet waartegen de ander zich niet verzet. De sanctie van nietigheid is blijkens de toelichting gesteld omdat er geen reden is voor vrijblijvendheid op dit terrein.(zie noot 3) De Raad acht deze motivering ontoereikend om een dergelijk zware sanctie als zodanig, maar ook voor elke van de genoemde onderdelen van de overeenkomst te rechtvaardigen. Daarenboven levert een dergelijke sanctie nogal wat technisch-juridische problemen op, waardoor deze sanctie eerder leidt tot juridisering dan tot de beoogde dejuridisering van de echtscheiding. De Raad adviseert dit punt nader te bezien. 3. De beëindiging van het huwelijk zonder tussenkomst van de rechter is door de voorgestelde wijziging van artikel 1:149 BW een nieuwe wijze waarop het huwelijk eindigt, naast de andere vier wijzen, waaronder de echtscheiding en de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Beoogd is dat zij dezelfde gevolgen heeft als een echtscheiding. Omdat het een nieuwe wijze van beëindiging van het huwelijk betreft naast de echtscheiding, gelden wettelijke voorschriften waarin aan een echtscheiding of in verband daarmee gevolgen worden verbonden, niet. Zo kunnen bijvoorbeeld geen voorlopige maatregelen worden getroffen (artikel 821 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv), die alleen met het oog op een echtscheiding of scheiding van tafel en bed mogelijk zijn. Ook al gaat de beëindiging van het huwelijk met wederzijds goedvinden uit van overeenstemming tussen de echtgenoten, toch kan het aanvankelijk nodig zijn om voorlopige maatregelen te treffen, die op zeker moment weer kunnen vervallen. Zo heeft in internationale gevallen de Nederlandse rechter geen rechtsmacht meer tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen . Deze rechtsmacht heeft hij alleen, als hij die ook heeft ten aanzien van de echtscheiding (artikel 4, eerste lid, Rv). Het gaat hier niet om een echtscheiding. Ook de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding zal bijvoorbeeld aanpassing behoeven. De Raad adviseert daarom te inventariseren in welke bepalingen in de Nederlandse wetgeving gevolgen worden verbonden aan de echtscheiding en het wetsvoorstel aan te passen, indien die gevolgen ook verbonden dienen te worden aan de nieuwe wijze van beëindiging van het huwelijk door overeenkomst zonder tussenkomst van de rechter, dan wel duidelijk te maken dat in invoeringswetgeving dient te worden voorzien. 4. In artikel 150, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en ten eerste wordt voorgesteld dat het ouderschapsplan afspraken omvat over de wijze van uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag over de tot het gezin behorende kinderen. Onder de tot het gezin behorende kinderen worden in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet alleen de eigen kinderen van de echtgenoten begrepen, maar ook de stiefkinderen en de pleegkinderen (zie bijv. artikel 1:82 BW). Op de twee laatstgenoemde categorieën van kinderen zien de hier bedoelde afspraken in het algemeen niet, omdat over pleegkinderen geen gezag wordt uitgeoefend door pleegouders en over stiefkinderen de eigen ouder het gezag uitoefent en de stiefouder veelal het medegezag niet heeft. Verder is de stiefouder na beëindiging van het huwelijk niet langer alimentatieplichtig jegens het stiefkind. Voor zover de echtgenoten een afspraak willen maken bijvoorbeeld over de omgang met een stief- of pleegkind, staat de voorgestelde regeling daaraan niet in de weg. De Raad adviseert daarom de tot het gezin behorende kinderen te vervangen door: hun kinderen, en dat ook te doen in artikel 150, eerste lid, onder a, ten vierde. 5. De scheiding van tafel en bed, alsmede de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed kunnen niet anders dan door tussenkomst van de rechter plaatsvinden, omdat het wetsvoorstel niet in een andere wijze van uiteengaan voorziet. Nu de ontbinding van het huwelijk door overeenkomst mogelijk wordt gemaakt, is nadere motivering vereist voor het achterwege laten van deze mogelijkheid bij scheiding van tafel en bed en bij de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. De Raad adviseert in die motivering te voorzien dan wel het wetsvoorstel aan te passen. 6.Hoofdverblijfplaats van het kind Volgens de memorie van toelichting beoogt het wetsvoorstel tevens een einde te maken aan de thans bestaande praktijk om het ouderlijk gezag verregaand te marginaliseren door gebruikmaking van het begrip gewone verblijfplaats van het kind. Deze door onwillige ouders gevolgde sluiproute staat volgens de toelichting op zeer gespannen voet met het belang van het kind, aangezien het in wezen gaat om een voortzetting van de partnerstrijd tussen de ouders met andere middelen.(zie noot 4) Op grond van rechtspraak van de Hoge Raad(zie noot 5) en de nadere invulling ervan in de rechtspraktijk blijven ouders thans in het gros van de gevallen het gezamenlijk gezag na scheiding houden. Dikwijls wordt de rechter in die gevallen verzocht de hoofdverblijfplaats van het kind bij een der ouders te bepalen. Een dergelijk verzoek kan als nevenvoorziening bij een verzoek om echtscheiding worden gedaan,(zie noot 6) ook al betreft dit niet een van de in artikel 827 Rv genoemde nevenvoorzieningen. Er is geen reden om te veronderstellen dat een dergelijk verzoek, indien het huidige wetsvoorstel tot wet zou zijn verheven, niet meer gedaan zou kunnen worden. Evenmin belemmert het wetsvoorstel dat van de overeenkomst tot beëindiging van het huwelijk dan wel van een echtscheidingsconvenant een regeling omtrent de hoofdverblijfplaats van het kind deel uitmaakt. Voorts maakt de toelichting niet duidelijk waarom een regeling omtrent de hoofdverblijfplaats van het kind na scheiding in wezen een sluiproute zou zijn die op zeer gespannen voet staat met het belang van het kind. Naar het oordeel van de Raad kan het belang van het kind zeer wel gediend zijn met bepaling van de hoofdverblijfplaats van het kind bij de verzorgende ouder, terwijl de andere ouder regelmatige contacten met het kind kan hebben. De Raad adviseert daarom de toelichting aan te passen. 7. Nadere eisen voor het ouderschapsplan De wijziging van artikel 251 beoogt nadere eisen te stellen aan het bij een overeenkomst tot beëindiging van het huwelijk op te stellen ouderschapsplan. De Raad merkt het volgende op: a. In het vierde lid van artikel 251 wordt voorgesteld dat ouders bij het maken van afspraken over de zorg- en opvoedingsrelatie na beëindiging van het huwelijk rekening kunnen houden met praktische belemmeringen als gevolg van de beëindiging van het huwelijk, voor zover en zolang de desbetreffende belemmeringen bestaan. In de memorie van toelichting ontbreekt een uiteenzetting over de aard van de belemmeringen waaraan hier moet worden gedacht. De Raad adviseert daarin te voorzien. b. Indien gezamenlijke uitoefening van het gezag niet in het belang van het kind is, kan een ouder de rechtbank verzoeken om de andere ouder alleen met het gezag te belasten, aldus wordt in artikel 251, vijfde lid, voorgesteld. Nu artikel 1:253n BW al voorziet in de verzoeken als hier bedoeld, alsmede in het in het voorgestelde artikel 251, vijfde lid, niet geregelde verzoek van een ouder om hem- of haarzelf alleen met het gezag te belasten, adviseert de Raad dit vijfde lid te schrappen. 8. De verklaring omtrent de beëindiging van het huwelijk De door een ambtenaar van de burgerlijke stand in te schrijven verklaring dat en op welk tijdstip de echtgenoten omtrent de beëindiging van hun huwelijk een overeenkomst hebben gesloten, dient mede-ondertekend te zijn door een of meer notarissen, advocaten of scheidingsbemiddelaars die voldoen aan de vereisten tot benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, gesteld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De Raad merkt het volgende op. a. Anders dan advocaten en notarissen zijn scheidingsbemiddelaars niet als zodanig aan tuchtrecht onderworpen. Nu de rechterlijke tussenkomst bij de hier bedoelde beëindiging van het huwelijk vervalt en daarvoor in de plaats onder andere de waarborg van de medeondertekening van de verklaring omtrent de beëindiging van het huwelijk treedt, is de Raad van oordeel dat alleen de op dit terrein deskundige beroepsbeoefenaren wier handelen of nalaten door de tuchtrechter kan worden getoetst, de hier bedoelde verklaring mede mogen ondertekenen. Dat neemt niet weg dat scheidingsbemiddelaars bij de totstandkoming van beëindigingovereenkomsten een nuttige rol kunnen vervullen. De Raad adviseert de medeondertekening door scheidingsbemiddelaars uit het voorgestelde artikel 149, onderdeel c, te schrappen. b. Volgens de memorie van toelichting(zie noot 7) dienen al deze deskundigen ook te voldoen aan alle vakbekwaamheidseisen die door beroepsverenigingen worden gesteld aan een scheidingsbemiddelaar. Deze eis blijkt niet uit de wettelijke regeling. Het kan wenselijk zijn dat aan nadere eisen van beroepsverenigingen door deskundigen op bepaalde terreinen wordt voldaan, maar een verplichting daartoe is in de ogen van de Raad onwenselijk, nu advocaten en notarissen reeds aan zodanige eisen moeten voldoen dat zij redelijkerwijs in staat moeten worden geacht een overeenkomst tot beëindiging van het huwelijk te beoordelen. De Raad adviseert dan ook deze eis niet alsnog in het wetsvoorstel op te nemen, maar de toelichting af te stemmen op de huidige tekst van het wetsvoorstel. 9. Het echtscheidingsconvenant In het samenvattend overzicht van de memorie van toelichting(zie noot 8) worden twee routes onderscheiden, waarlangs echtscheiding mogelijk is. De ene route betreft de beëindiging van het huwelijk zonder tussenkomst van de rechter met als variant het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding. De andere betreft de echtscheiding op tegenspraak; daaraan ligt ten grondslag een eenzijdig verzoek tot echtscheiding. a. Het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding wordt beschouwd als een variant op de beëindiging van het huwelijk zonder tussenkomst van de rechter. In de memorie van toelichting wordt niet toegelicht waarom het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding wordt gehandhaafd. Een reden om deze variant te handhaven naast de nieuwe wijze van beëindiging van het huwelijk zou kunnen zijn dat de afspraken in het echtscheidingsconvenant die daarvoor in aanmerking komen in de echtscheidingsbeschikking kunnen worden opgenomen. De grosse van de beschikking levert een executoriale titel op. Een andere reden zou kunnen zijn om in zaken met internationaal-privaatrectelijke aspecten de tussenkomst van de rechter open te houden. De Raad adviseert de redenen voor handhaving van het gemeenschappelijke verzoek tot echtscheiding toe te lichten. b. Afgezien van het gestelde onder a blijkt niet van een noodzaak om op straffe van nietigheid nadere eisen te stellen aan het echtscheidingsconvenant bij een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding. De Raad adviseert deze sanctie, mede in licht van het onder punt 2 gestelde van dit advies, nader te bezien. 10. Regels voor geschillen over de zorg- en opvoedingsrelatie en over de omgang In de nieuwe artikelleden 253a, eerste lid, en 377e, eerste lid, wordt voorgesteld dat bij schending van de regeling over de zorg- en opvoedingsrelatie met de kinderen na beëindiging van het huwelijk dan wel bij schending van de omgangsregeling een ouder zonder tussenkomst van een procureur zich tot de rechter kan wenden die terstond een comparitie gelast, welke binnen veertien dagen dient plaats te vinden, om een vergelijk te beproeven. Lukt dat niet dan kan de rechter uit eigen beweging de regelingen wijzigen en daaraan ook een dwangmiddel verbinden. Naast deze voorstellen blijven de huidige geschillenregeling inzake het gezamenlijk gezag van artikel 1:253a BW en de huidige mogelijkheid tot wijziging van een omgangsregeling van artikel 1:377 e BW bestaan. De Raad merkt hierover het volgende op. a. De verhouding tussen de nieuwe en bestaande geschillenregeling over de gezamenlijke gezagsuitoefening en tussen de nieuwe en bestaande regeling inzake wijziging van de omgang is niet duidelijk. Het spreekt niet voor zich dat in de nieuwe regeling zonder tussenkomst van een procureur het geschil aan de rechter voorgelegd kan worden, maar in de bestaande, te handhaven regeling niet. Evenmin is duidelijk waarom in de nieuwe regeling aan de rechter stringente termijnen gesteld worden, maar in de bestaande, te handhaven regeling niet. De Raad adviseert zowel in het voorgestelde artikel 1:253a als in artikel 1:377 e de nieuwe en de bestaande regels op elkaar af te stemmen en afwijkingen van de bestaande regelingen van een dragende motivering te voorzien. b. Gelet op het uitgangspunt van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat de dwangmiddelen waarom het hier gaat, te weten lijfsdwang en dwangsom, slechts op verlangen van een der partijen kunnen worden opgelegd,(zie noot 9) acht de Raad het niet aangewezen dat de rechter in deze gevallen ambtshalve aan zijn beslissing een dwangmiddel verbindt. De Raad adviseert zowel in het voorgestelde artikel 1:253a, eerste lid, als in artikel 1:377 e, eerste lid, daarvan af te zien. c. De toelichting bevat geen gegevens over de haalbaarheid van de stringente aan de rechter gestelde termijnen. De Raad adviseert hieromtrent het advies van de Raad voor de Rechtspraak in te winnen en het voorstel zo nodig aan te passen. d. In de toelichting wordt terzake van de naleving van het ouderschapsplan opgemerkt dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat de rechter de raad voor de kinderbescherming om advies vraagt. Tevens stelt de toelichting dat het wetsvoorstel een nieuwe taak voor de raad voor de kinderbescherming beoogt.(zie noot 10) De Raad merkt op dat het wetsvoorstel niet voorziet in de beëindiging van de advisering door de raad voor de kinderbescherming en evenmin in een regeling van de nieuwe taak van de raad voor de kinderbescherming. De Raad acht het ook ongewenst dat de adviserende taak van de raad voor de kinderbescherming wordt beëindigd. In zaken als hier aan de orde dient de rechter in het belang van het kind een beslissing te nemen. In deze gevallen kan deskundige advisering nodig zijn. De raad voor de kinderbescherming beschikt over deze deskundigheid. De Raad beveelt aan de toelichting aan te passen. Terzake van de uitbreiding van de taak van de raad voor de kinderbescherming tot de handhaving van (zorg- en) omgangsregelingen is het de Raad niet duidelijk waarop wordt gedoeld. De Raad adviseert dit nader toe te lichten. 11. Minimumomgangsnorm In artikel 377a, eerste lid, wordt voorgesteld dat het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar hebben gedurende ten minste twee etmalen per veertien dagen. Deze standaardnorm geldt alleen als het gezamenlijk gezag na beëindiging van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed niet in stand blijft. Het gezag wordt in dat geval aan een van beide ouders opgedragen. De Raad merkt hierover het volgende op. a. De Minister van Justitie heeft over een wettelijke standaardisering van de omgang aan een aantal organisaties advies gevraagd en tevens vragen hieromtrent gesteld aan het Comité voor het familierecht van de Raad van Europa. De geconsulteerde organisaties waren unaniem in het afwijzen van een norm voor omgang. De norm zou niet alleen werken als een keurslijf, maar zou ook polariserend werken. Ook uit de via de Raad van Europa ontvangen antwoorden bleek dat geen enkel land een dergelijke norm in zijn wetgeving heeft opgenomen en dat ook geen land dat overweegt te doen. Als reden wordt in hoofdzaak aangegeven dat een minimumnorm in de praktijk teveel als standaard zal gaan fungeren, waardoor de ruimte voor de rechter, maar ook voor partijen zelf om een flexibele invulling te kiezen, zou worden beperkt.(zie noot 11) De Raad onderschrijft deze argumenten en adviseert in dit licht de wettelijke minimumnorm voor de omgang te heroverwegen. b. Artikel 150, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en ten tweede, houdt in dat het ouderschapsplan omvat de wijze waarop de ouders de zorg- en opvoedingsrelatie ten aanzien van de tot het gezin behorende kinderen vormgeven of, als het gezag door een van de ouders wordt uitgeoefend, de wijze waarop de ouders de omgangsregeling vormgeven. Artikel 1:377h BW, dat de regels van titel 15 over de omgang van overeenkomstige toepassing verklaart voor het geval de ouders gezamenlijk het gezag hebben na beëindiging van hun huwelijk, vervalt. Indien de minimumnorm voor omgang gehandhaafd blijft, ziet de Raad niet in waarom ouders die gezamenlijk het gezag over hun kinderen blijven uitoefenen, vrij zijn om bijvoorbeeld af te spreken dat er geen omgang zal zijn of om een beperktere regeling af te spreken dan de minimumnorm, terwijl in het geval een der ouders het gezag uitoefent een vrij zware minimumnorm geldt. De Raad adviseert voor het geval de minimumnorm voor de omgang gehandhaafd blijft, artikel 150, eerste lid, onder a, ten tweede, aan te vullen in die zin dat ouders aan de zorg- en opvoedingsrelatie in ieder geval een invulling geven overeenkomstig de gekozen minimumnorm voor de omgang. 12. Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering In artikel 807 Rv is voor een zeer beperkt aantal beschikkingen op grond van Boek 1 BW bepaald dat daarvan geen hoger beroep en cassatie, anders dan cassatie in het belang der wet, openstaat. Het gaat in het algemeen om beschikkingen van tijdelijke aard, die zo spoedig mogelijk door beslissingen met een definitief karakter vervangen worden. Voorzover dat niet gebeurt, vervallen de beschikkingen na beperkte tijd. Voorgesteld wordt daaraan toe te voegen beschikkingen tot wijziging van de regeling over de zorg- en opvoedingsrelatie van de ouders met hun kind (artikel 1:253a, eerste lid) en beschikkingen tot wijziging van de omgangsregeling (artikel 1:377 e, eerste lid). Aan die beschikkingen kan een dwangmiddel (bijvoorbeeld een dwangsom) verbonden zijn. Is het daaraan verbonden dwangmiddel lijfsdwang, dan staan hoger beroep en cassatie wel open. De uitsluiting van hoger beroep en cassatie voor deze beschikkingen wordt gemotiveerd met het lik-op-stuk-karakter dat deze rechterlijke beslissingen dienen te hebben.(zie noot 12) Hoger beroep en cassatie zouden zich volgens de indiener daarmee niet verdragen. Het lik-op-stuk karakter van deze beschikkingen is naar het oordeel van de Raad gelegen in de daaraan verbonden dwangmiddelen, maar niet in de uitsluiting van hoger beroep en cassatie. Beschikkingen als deze kunnen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dit betekent dat zij werking hebben, niettegenstaande hoger beroep en cassatie. De Raad ziet daarom niet in, mede gelet op het ingrijpende karakter die de daaraan verbonden dwangmiddelen kunnen hebben, dat voor deze beschikkingen hoger beroep en cassatie worden uitgesloten. De Raad adviseert de wijziging van artikel 807 Rv te heroverwegen. 13. Inwerkingtreding Blijkens de memorie van toelichting(zie noot 13) is de beoogde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel 1 maart 2005, omdat dan de Verordening Brussel II bis in werking treedt op grond waarvan binnen de Europese Unie de administratieve scheiding zal worden erkend. Wellicht is de veronderstelling dat de erkenning van de administratieve scheiding impliceert dat in Nederland (en veel andere EU-landen die de administratieve scheiding niet kennen) de administratieve scheiding dient te worden ingevoerd. De genoemde Verordening heeft echter niet die betekenis. Zij houdt niet meer in dan dat in een EU-land een in een ander EU-land tot stand gekomen administratieve scheiding erkend dient te worden. Gedacht kan daarbij bijvoorbeeld worden aan in Denemarken tot stand gekomen administratieve scheidingen. De Raad adviseert de toelichting aan te passen. 14. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van het lid Taverne tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuring van verdragen met een ieder verbindende bepalingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van rijkswet van het lid Taverne tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuring van verdragen met een ieder verbindende bepalingen, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 februari 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet van het lid Taverne tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuring van verdragen met een ieder verbindende bepalingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Raak, Van der Linde, Koolmees, Vermeij, Van Vliet en Van Toorenburg tot wijziging van de Wet op de parlementaire enquête 2008 in verband met de evaluatie van deze wet.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Raak, Van der Linde, Koolmees, Vermeij, Van Vliet en Van Toorenburg tot wijziging van de Wet op de parlementaire enquête 2008 in verband met de evaluatie van deze wet.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 februari 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Raak, Van der Linde, Koolmees, Vermeij, Van Vliet en Van Toorenburg tot wijziging van de Wet op de parlementaire enquête 2008 in verband met de evaluatie van deze wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Bisschop tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht, in verband met het doeltreffender regelen van het onderwijstoezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Bisschop tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht, in verband met het doeltreffender regelen van het onderwijstoezicht, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 februari 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Bisschop tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht, in verband met het doeltreffender regelen van het onderwijstoezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 oktober 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Segers, Rebel en Kooiman tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van misbruik van prostitué(e)s die slachtoffer van mensenhandel zijn (Wet strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Segers, Rebel en Kooiman tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van misbruik van prostitué(e)s die slachtoffer van mensenhandel zijn (Wet strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel).Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 november 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Segers, Rebel en Kooiman tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van misbruik van prostitué(e)s die slachtoffer van mensenhandel zijn (Wet strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Ulenbelt tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet financiering sociale verzekeringen ter verbetering van de rechtspositie van flexwerkers (Wet zekerheid voor flexibiliteit).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Ulenbelt tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet financiering sociale verzekeringen ter verbetering van de rechtspositie van flexwerkers (Wet zekerheid voor flexibiliteit).Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 december 2012 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Ulenbelt tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet financiering sociale verzekeringen ter verbetering van de rechtspositie van flexwerkers (Wet zekerheid voor flexibiliteit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Koser Kaya en Blok tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking tot de medezeggenschap van pensioengerechtigden in pensioenfondsbesturen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Koser Kaya en Blok tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking tot de medezeggenschap van pensioengerechtigden in pensioenfondsbesturen, met memorie van toelichting.Bij brief van de Tweede Ondervoorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 juli 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Koser Kaya en Blok tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking tot de medezeggenschap van pensioengerechtigden in pensioenfondsbesturen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Schouten tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Huisvestingswet 2014 en de Woningwet (aanvulling van de opzeggingsgrond dringend eigen gebruik voor de tijdelijke huisvesting van jongeren), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Schouten tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Huisvestingswet 2014 en de Woningwet (aanvulling van de opzeggingsgrond dringend eigen gebruik voor de tijdelijke huisvesting van jongeren), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 februari 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Schouten tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Huisvestingswet 2014 en de Woningwet (aanvulling van de opzeggingsgrond dringend eigen gebruik voor de tijdelijke huisvesting van jongeren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Fokke, Voortman en Schouw tot wijziging van de Wet raadgevend referendum, houdende opneming van een opkomstdrempel en een horizonbepaling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Fokke, Voortman en Schouw tot wijziging van de Wet raadgevend referendum, houdende opneming van een opkomstdrempel en een horizonbepaling, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 mei 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Fokke, Voortman en Schouw tot wijziging van de Wet raadgevend referendum, houdende opneming van een opkomstdrempel en een horizonbepaling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Hijum en Agnes Mulder tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten met het oog op een regelgevend kader voor kredietunies (Wet toezicht kredietunies), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Hijum en Agnes Mulder tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten met het oog op een regelgevend kader voor kredietunies (Wet toezicht kredietunies), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 mei 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Hijum en Agnes Mulder tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten met het oog op een regelgevend kader voor kredietunies (Wet toezicht kredietunies), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Analyse van enige verschillen in rechtsbescherming en rechtspositie van de justitiabele in het strafrecht en in het bestuursrecht.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Analyse van enige verschillen in rechtsbescherming en rechtspositie van de justitiabele in het strafrecht en in het bestuursrecht.Inhoudsopgave 1. Aanleiding advies en conclusie 2. Buitengerechtelijke bestraffing a. Bestuurlijke boete b. Strafbeschikking 3. Efficiency en effectiviteit bij de bestuurlijke boete 4. Rechtsbescherming 5. Wenselijkheid van afstemming van het strafrecht en het punitieve bestuursrecht bij rechtsbescherming 6. Handreikingen voor de te maken keuzes 7. Conclusie Bijlage
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Çörüz tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verruiming van de aansprakelijkheid voor gedragingen van minderjarigen in de leeftijd van veertien tot achttien jaar, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Çörüz tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verruiming van de aansprakelijkheid voor gedragingen van minderjarigen in de leeftijd van veertien tot achttien jaar, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 10 april 2006 heeft de Tweede Kamer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Çörüz tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verruiming van de aansprakelijkheid voor gedragingen van minderjarigen in de leeftijd van veertien tot achttien jaar, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Karabulut tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Karabulut tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 oktober 2015 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Karabulut tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Yücel en Van Tongeren tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Yücel en Van Tongeren tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 januari 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Bergkamp, Yücel en Van Tongeren tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt ertoe het verbod op onderscheid op grond van geslacht te verduidelijken op een specifiek punt: uitdrukkelijk wordt in de wet vastgelegd dat onderscheid op grond van "geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie" valt onder onderscheid op grond van geslacht.De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat het doel van het voorstel: het vergroten van de rechtszekerheid en de kenbaarheid nadere motivering verdient. Het voorstel past niet in de wetssystematiek van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Daarnaast worden in de tekst van het voorstel en de citeertitel termen gebruikt - intersekse persoon, transgender persoon, genderidentiteit en genderexpressie - die voor de meeste burgers niet zonder meer duidelijk zijn. De vraag is hoe die onduidelijkheid zich verhoudt tot de beoogde vergroting van de kenbaarheid. Voorts beperkt het voorstel zich tot de Awgb: andere wetten, zoals de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de bepalingen over discriminatie in het Wetboek van Strafrecht, worden niet aangepast.1. Doel van de wetVolgens de citeertitel heeft het voorstel betrekking op twee categorieën:- intersekse personen, in de toelichting omschreven als: "personen die zijn geboren met een lichaam dat biologisch gezien niet voldoet aan de normatieve definitie van vrouw of man", (zie noot 1)- transgender personen: "personen die een discrepantie ervaren tussen hun beleving of expressie van gender en het geslacht dat hen bij de geboorte werd toegekend". (zie noot 2)Het voorstel zelf gebruikt de termen "geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie". Onderscheid op één van deze eigenschappen wordt mede begrepen onder het begrip "onderscheid op grond van geslacht" en is al door de Awgb verboden. Deze termen worden in het voorstel zelf niet gedefinieerd. De toelichting geeft wel twee omschrijvingen, namelijk: (zie noot 3)- "genderidentiteit": de diepe innerlijke overtuiging en individuele beleving van eenieder van de eigen kunne, met inbegrip van de eigen lichaamsbeleving, die al dan niet overeenkomt met het geslacht dat bij geboorte werd toegewezen;- "genderexpressie": de manier waarop iemand (onder meer door kleding, spraak en manier van gedragen) vormgeeft aan deze genderidentiteit, en de manier waarop deze gepercipieerd wordt door anderen. Genderexpressie omvat eveneens occasionele, of tijdelijke vormen van uitdrukking geven aan gender.Het doel van het wetsvoorstel is het vergroten van de rechtszekerheid en de kenbaarheid. De Afdeling merkt hierover het volgende op.a. Zoals ook in de toelichting wordt opgemerkt, is er strikt juridisch beschouwd geen noodzaak om de gronden geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie toe te voegen aan de Algemene wet gelijke behandeling. De Afdeling wijst er in dat verband op dat ook de jurisprudentie of de rechtspraktijk op dit punt geen aanleiding geven tot misverstand over de ruime uitleg van het begrip geslacht. (zie noot 4) Daar komt nog bij dat het voorstel wetssystematisch afwijkt van de gemaakte keuze om de in artikel 1, eerste lid, van de Awgb genoemde gronden - zonder noodzaak - (zie noot 5) niet nader te omschrijven.Gelet daarop adviseert de Afdeling de beoogde vergroting van de rechtszekerheid, mede in het licht van de wetssystematiek van de Awgb, nader te motiveren.b. Wel is er volgens de toelichting een maatschappelijk belang om de discriminatie van transgender personen en intersekse personen buiten enige twijfel te stellen en meer zichtbaar uit te dragen. (zie noot 6) In verband daarmee wordt in de toelichting uitvoerig aandacht besteed aan de twee categorieën uit de citeertitel: intersekse personen en transgender personen; de paragrafen 2.1 en 2.2 van de toelichting zijn hoofdzakelijk aan die twee categorieën gewijd. De artikelsgewijze toelichting doet echter vermoeden dat een breder begrip is beoogd. Daar wordt namelijk opgemerkt dat het voorstel mede betrekking heeft op "bijvoorbeeld androgyne personen, agender personen, genderqueer personen, genderfluid personen, polygender personen, transgenderisten en cross dressers". (zie noot 7) Geen van deze begrippen wordt nader omschreven. Het gebruik van het woord "bijvoorbeeld" duidt erop dat de opsomming niet uitputtend is.De Afdeling merkt op dat het, gelet op de beoogde vergroting van de kenbaarheid, van belang is dat duidelijk wordt omschreven wat moet worden verstaan onder de begrippen die worden gehanteerd. Bij veel burgers bestaat er immers - zoals de toelichting het uitdrukt - onwetendheid, ongemak en onbegrip (zie noot 8) over de verschijnselen waar het hier om gaat. Echter, de begrippen intersekse persoon, transgender persoon, genderidentiteit en genderexpressie zijn buiten de kring van personen die er op de één of andere manier mee te maken hebben niet zonder meer duidelijk; de definities in de toelichting zijn niet heel verhelderend. Begripsmatige helderheid kan er aan bijdragen dat de kenbaarheid van deze begrippen wordt vergroot en dat de onwetendheid, het ongemak en het onbegrip bij burgers worden verminderd.Gelet hierop adviseert de Afdeling de gehanteerde begrippen in het licht van de vergroting van de kenbaarheid te verduidelijken.2.Doorwerking in andere wettenIn de toelichting wordt uiteengezet dat geen materiële wijziging van de wetgeving is beoogd maar uitsluitend een verduidelijking. Daarom bestaat er in beginsel geen noodzaak om naast de Algemene wet gelijke behandeling andere wet- en regelgeving aan te passen. "Desalniettemin past in het verduidelijken van de normstelling dat ook wordt nagedacht over mogelijke gevolgen voor wet- en regelgeving waarin expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen vrouwen en mannen en een eventueel daaruit voortvloeiende noodzaak om ook die wet- en regelgeving te wijzigen", aldus de toelichting. (zie noot 9)Hierover merkt de Afdeling het volgende op.a.Algemene wetten inzake discriminatieDe Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen definitieert direct en indirect onderscheid op grond van geslacht op een manier die woordelijk overeenkomt met de definities in de Algemene wet gelijke behandeling. Datzelfde geldt voor de omschrijving van "intimidatie" en "seksuele intimidatie" in de twee wetten en voor de bepaling dat onder "direct onderscheid op grond van geslacht" mede wordt verstaan "onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap". (zie noot 10) Het voorstel houdt in dat het begrip "geslacht" wel nader wordt geëxpliciteerd in de Algemene wet gelijke behandeling, maar niet in de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Dit verschil zou aanleiding kunnen geven tot onduidelijkheid en a contrario-redeneringen.Het Burgerlijk Wetboek verbiedt de werkgever onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen bij een aantal onderwerpen die verband houden met de arbeidsrelatie. (zie noot 11) De gebieden waarop onderscheid verboden is worden volledig gedekt door de Algemene wet gelijke behandeling. (zie noot 12) Deze regeling in het Burgerlijk Wetboek spreekt kortweg van onderscheid tussen mannen en vrouwen; dit onderscheid sluit niet aan bij - wat genoemd wordt - het fluïde geslachtsbegrip dat aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt, en dat reden is om in de Algemene wet gelijke behandeling de zinsnede "leerlingen van beide geslachten" te wijzigen in: "leerlingen, ongeacht hun geslacht". (zie noot 13)De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag hoe deze verschillen tussen de genoemde wetten en het wetsvoorstel zich verhouden tot het doel van het voorstel: het vergroten van de kenbaarheid en de rechtszekerheid.b.StrafbaarstellingIn de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag of het wenselijk is de discriminatiedelicten aan te passen.De delicten inzake discriminatie in het Wetboek van Strafrecht noemen interseksualiteit of transgender-zijn niet expliciet. "Geslacht" wordt niet genoemd in de delictsomschrijving van groepsbelediging, (zie noot 14) maar wel in de omschrijving van het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld. (zie noot 15) In 1991 is er bewust voor gekozen "geslacht" wel op te nemen in artikel 137d en niet in artikel 137c, omdat - zo stelde de regering - de vrijheid van meningsuiting anders te ver zou worden ingeperkt. De regering nam op dit punt de argumentatie van de toenmalige Emancipatieraad over. Die wilde voorkomen dat een verbod gebruikt zou worden ter bescherming van gevestigde belangen, bij voorbeeld om uitlatingen van feministische auteurs te verbieden. (zie noot 16) Daarnaast wees de regering erop dat het beledigen van mensen wegens hun ras of hun homoseksualiteit het gevaar inhoudt dat anderen deze groeperingen gaan achterstellen in het maatschappelijk leven. Bij degenen die zelden of nooit met personen uit deze groeperingen in aanraking komen, zal de beeldvorming over deze groeperingen plaatsvinden door hetgeen zij over hen horen of lezen. Bij vrouwen ligt dit anders: beeldvorming met betrekking tot vrouwen vindt niet plaats door hetgeen men hoort of leest, maar door persoonlijke ervaringen van de geboorte af, aldus de regering. (zie noot 17)In een uitspraak van de strafkamer van het Hof Leeuwarden uit 1995, wordt transseksualiteit begrepen onder "geslacht". Het Hof concludeerde dan ook dat transseksualiteit niet valt onder artikel 137c, wel onder artikel 137d. (zie noot 18)De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag of het wenselijk is de discriminatiebepalingen in het Wetboek van Strafrecht te herzien ter bescherming van intersekse en transgender personen.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Duyvendak tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Duyvendak tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 27 februari 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Duyvendak tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet).Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 juni 2012 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Bussemaker, Schimmel en Van Gent tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een klachtrecht voor de individuele werknemer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Bussemaker, Schimmel en Van Gent tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een klachtrecht voor de individuele werknemer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Van Wijmen en Ross-van Dorp tot wijziging van de Wet op de adeldom in verband met het wegnemen van onevenwichtigheden in het overheidsbeleid ten aanzien van adellijke ouders en hun kinderen (overerving adeldom in de vrouwelijke lijn).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet met memorie van toelichting van de leden Van Wijmen en Ross-van Dorp tot wijziging van de Wet op de adeldom in verband met het wegnemen van onevenwichtigheden in het overheidsbeleid ten aanzien van adellijke ouders en hun kinderen (overerving adeldom in de vrouwelijke lijn).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Heijnen tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het terugbrengen van het aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de dualisering van het gemeentebestuur, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Heijnen tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het terugbrengen van het aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de dualisering van het gemeentebestuur, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 november 2011 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Heijnen tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het terugbrengen van het aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de dualisering van het gemeentebestuur, met memorie van toelichting.aantal inwonershuidige situatieinitiatief-voorstel-voorontwerp regeringkleiner dan 30019993001 600011996001 10.0001311910.001 15.00015131115.001 20.00017151320.001 25.00019171525.001 30.00021191530.001 35.00023211735.001 40.00025231940.001 45.00027252145.001 50.00029252150.001 60.00031272360.001 70.00033292570.001 80.00035312780.001 90.00037332990.001 100.000373331100.001 200.000393533groter dan 200.000454135huidigesituatievoorstelaantalinwonersaantalledenaantalinwoners/lidaantalledenaantalinwoners/lidkleinerdan 30019kleinerdan 3339kleinerdan 3333001 600011273 5459333 6676001 10.00013461 76911545 90910.001 15.00015667 100013769 115415.001 20.00017882 1177151000 133320.001 25.000191052 1316171177 147125.001 30.000211191 1429191316 157930.001 35.000231304 1522211429 166735.001 40.000251400 1600231522 160040.001 45.000271482 1667251600 180045.001 50.000291552 1724251800 200050.001 60.000311613 1935271852 222260.001 70.000331818 2121292069 241470.001 80.000352000 2286312258 258180.001 100.000372162 2702332424 3030100.001 200.000392564 5128352857 5128groterdan 200.00045groterdan 444441groterdan4444gemeenteaantalinwonersaantalperlidnuaantalperlidinvoorstelAmsterdam780 5591734619038Rotterdam610 3861356414887DenHaag495 0831100212075Utrecht311 36769197594huidigesituatievoorstelverschilvoorhetaantalwethoudersaantalinwonersaantalledenaantalwethoudersaantalledenaantalwethouderskleinerdan 300192923001 6000112926001 10.000133112110.001 15.00015313315.001 20.00017315320.001 25.000194173125.001 30.00021419430.001 35.000235214135.001 40.00025523540.001 45.00027525545.001 50.00029625550.001 60.000316275160.001 70.000337296170.001 80.000357316180.001 100.000377337100.001 200.0003983571groterdan 200.0004594181
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen, met memorie van toelichting.Bij brief van de plaatsvervangend Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 juli 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Veldman tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet milieubeheer houdende invoering van het heffen van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing van de gebruiker.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Veldman tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet milieubeheer houdende invoering van het heffen van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing van de gebruiker.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 september 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Veldman tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet milieubeheer houdende invoering van het heffen van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing van de gebruiker, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem tot nadere wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem tot nadere wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 november 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem tot nadere wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Fritsma en De Graaf inzake de terugzending van criminele Nederlanders afkomstig uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Fritsma en De Graaf inzake de terugzending van criminele Nederlanders afkomstig uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 oktober 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Fritsma en De Graaf inzake de terugzending van criminele Nederlanders afkomstig uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Eijsink, Poppe, Pechtold en Peters tot vaststelling van regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Eijsink, Poppe, Pechtold en Peters tot vaststelling van regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenwet), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 15 juni 2010 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Eijsink, Poppe, Pechtold en Peters tot vaststelling van regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstellen van wet van het lid Van der Steur tot het stellen van regels omtrent de registratie en de bevordering van de kwaliteit van mediators, tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen ter bevordering van het gebruik van mediation in het bestuursrecht en tot wijziging van Boek 3 en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alsmede enkele andere wetten in verband met de bevordering van het gebruik van mediation (Wet registermediator, Wet bevordering van mediation in het bestuursrecht en Wet bevordering van mediation in het burgerlijk recht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstellen van wet van het lid Van der Steur tot het stellen van regels omtrent de registratie en de bevordering van de kwaliteit van mediators, tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen ter bevordering van het gebruik van mediation in het bestuursrecht en tot wijziging van Boek 3 en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alsmede enkele andere wetten in verband met de bevordering van het gebruik van mediation (Wet registermediator, Wet bevordering van mediation in het bestuursrecht en Wet bevordering van mediation in het burgerlijk recht), met memorie van toelichting.Bij brieven van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 9 en 10 september 2013 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de voorstellen van wet van het lid Van der Steur tot het stellen van regels omtrent de registratie en de bevordering van de kwaliteit van mediators, tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen ter bevordering van het gebruik van mediation in het bestuursrecht en tot wijziging van Boek 3 en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alsmede enkele andere wetten in verband met de bevordering van het gebruik van mediation (Wet registermediator, Wet bevordering van mediation in het bestuursrecht en Wet bevordering van mediation in het burgerlijk recht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Gerkens houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet handhaving consumentenbescherming in verband met de invoering van voorschriften betreffende de doorverkoop van toegangskaarten voor een tevoren georganiseerde publieke gebeurtenis op het terrein van sport of cultuur (doorverkoop toegangskaarten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Gerkens houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet handhaving consumentenbescherming in verband met de invoering van voorschriften betreffende de doorverkoop van toegangskaarten voor een tevoren georganiseerde publieke gebeurtenis op het terrein van sport of cultuur (doorverkoop toegangskaarten), met memorie van toelichting.Bij brief van de plaatsvervangend Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 mei 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet van het lid Gerkens houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet handhaving consumentenbescherming in verband met de invoering van voorschriften betreffende de doorverkoop van toegangskaarten voor een tevoren georganiseerde publieke gebeurtenis op het terrein van sport of cultuur (doorverkoop toegangskaarten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Raak tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Raak tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 mei 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Raak tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie van toelichting.Het voorstel betreft de tweede lezing van het voorstel tot wijziging van de Grondwet betreffende de het opnemen van bepalingen inzake het correctief referendum.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over het moment van aanhangig maken van het tweede lezingsvoorstel.In 2003 heeft de Raad opgemerkt dat het moment van indiening van een voorstel tot tweede lezing belangrijk is. De Raad wees daarbij op het volgende:"Algemeen is aanvaard dat de regering een rechtsplicht heeft om in eerste lezing aanvaarde voorstellen tot herziening van de Grondwet na de verkiezingen opnieuw in procedure te brengen, ook als zij die voorstellen zelf niet ondersteunt. Tot 1983 was de traditie dat de voorstellen werden ingediend op de dag waarop de nieuw verkozen Tweede Kamer voor het eerst samenkomt. Dat geschiedde dan door het oude, inmiddels demissionair geworden kabinet en op een moment dat de kabinetsformatie nog moest beginnen. Sindsdien is het tijdsverloop tussen verkiezingen en indiening geleidelijk steeds groter geworden. De Raad adviseert terug te keren naar de traditie die tot 1983 bestond en de voorstellen in te dienen op de dag dat de nieuw verkozen Tweede Kamer voor het eerst samenkomt. Daarmee wordt niet alleen ruimhartig uitvoering gegeven aan de rechtsplicht die op de regering rust om de voorstellen betreffende de tweede lezing in te dienen, maar komt ook meer tijd beschikbaar voor de Tweede Kamer voor het overwegen van de voorstellen." (zie noot 1)In lijn hiermee heeft de regering het tweede lezingsvoorstel inzake het opnemen van een constitutionele basis voor Caribische openbare lichamen en het regelen van een kiescollege voor de Eerste Kamer geruime tijd voor de Tweede Kamerverkiezingen bij de Afdeling advisering voor advies aanhangig gemaakt. (zie noot 2) Vervolgens kon het wetsvoorstel op de dag dat de nieuwe Tweede Kamer werd geïnstalleerd, bij de Tweede Kamer worden ingediend.Bij initiatiefwetsvoorstellen tot wijziging van de Grondwet worden ten behoeve van een tijdige indiening van de tweede lezing afspraken gemaakt tussen regering en het initiërende lid van de Tweede Kamer over de procedure betreffende de tweede lezing. (zie noot 3) Ook bij het voorliggend voorstel zijn dergelijke afspraken gemaakt. Daarbij is onder meer met de initiatiefnemer afgesproken:a. dat het initiatiefwetsvoorstel zo spoedig mogelijk na het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer aanhangig wordt gemaakt enb. dat de initiatiefnemer ernaar streeft de reactie op het advies van de Afdeling "zo mogelijk op de dag van eerste samenkomst van de nieuwgekozen Tweede Kamer te versturen." (zie noot 4)De Afdeling merkt op dat door het moment van indiening van het voorstel beide afspraken niet zijn gehaald. De Afdeling waardeert het feit dat de initiatiefnemer van dit tweede lezingsvoorstel juist met het oog op het nakomen van deze afspraken ervoor heeft gekozen het voorstel in procedure te brengen, nu de leden van de fracties van de initiatiefnemers van het voorstel van wet in eerste lezing hiervan hebben afgezien. (zie noot 5) Zij benadrukt desondanks nogmaals het belang van het waarborgen van voldoende tijd voor de Tweede Kamer "voor het overwegen van de voorstellen" en het met het oog daarop onverwijld ter hand nemen van de behandeling van het voorliggend voorstel, zeker in het licht van de recente discussies over de procedure rondom de tijdige behandeling van tweede lezingsvoorstellen. (zie noot 6)De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Azmani tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de uitzonderingspositie van kerkgenootschappen.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Azmani tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de uitzonderingspositie van kerkgenootschappen.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 mei 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Azmani tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de uitzonderingspositie van kerkgenootschappen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet van de leden Herben en Van der Staaij, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van het vereiste van een meerderheid van twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen in de Staten-Generaal voor de goedkeuring van verdragen betreffende de Europese Unie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van rijkswet van de leden Herben en Van der Staaij, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van het vereiste van een meerderheid van twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen in de Staten-Generaal voor de goedkeuring van verdragen betreffende de Europese Unie, met memorie van toelichting.Het voorstel van rijkswet bepaalt dat toekomstige wijzigingen van de Europese verdragen waarop de Europese Unie (EU) is gegrondvest, voortaan slechts bij tweederde meerderheid kunnen worden goedgekeurd. Achtergrond daarvan is volgens de initiatiefnemers dat de invloed van de EU op Nederland dusdanig is, dat de EU niet meer als een "normale" internationale organisatie kan worden beschouwd. Daarbij gaat het om het supranationale karakter van veel bepalingen in de oprichtingsverdragen en van vele regelingen die in dat kader totstandkomen, alsmede om de (toenemende) intensiteit en omvang van de invloed van de EU op inmiddels bijna alle beleidsterreinen.De Nederlandse Grondwet, in het bijzonder de bepalingen inzake de goedkeuring van verdragen, is daarop volgens de initiatiefnemers onvoldoende toegesneden. De Grondwet kent wel een goedkeuringsprocedure met tweederde meerderheid voor verdragen in geval van strijdigheid met de Grondwet (artikel 91, derde lid), maar niet een procedure voor de verdragen waarbij weliswaar geen sprake is van strijdigheid met de Grondwet, maar - zoals bij de EU het geval is - de invloed en zelfs overdracht van bevoegdheden in en als gevolg van die verdragen zeer ingrijpend is.De Raad van State van het Koninkrijk gaat in op de vraag of het voorstel van rijkswet een geschikt middel is voor het beoogde doel. Daarnaast maakt de Raad opmerkingen over het voorgestelde artikel 91, vijfde en zesde lid, Grondwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Verburg, Aptroot en Dijksma tot wijziging van de Wet houdende wijzing van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Verburg, Aptroot en Dijksma tot wijziging van de Wet houdende wijzing van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 25 februari 2011 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Verburg, Aptroot en Dijksma tot wijziging van de Wet houdende wijzing van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Crone en Van Dam houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Crone en Van Dam houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Ten Broeke en Knops houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen (Wet ter Bescherming Koopvaardij).

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Ten Broeke en Knops houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen (Wet ter Bescherming Koopvaardij).Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 september 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ten Broeke en Knops houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen (Wet ter Bescherming Koopvaardij), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Hamer, Vergeer, Jungbluth en Lambrechts houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake toelating tot bijzondere onderwijsinstellingen van leerlingen of deelnemers die, of van wie de wettelijk vertegenwoordigers, de grondslag van de instelling niet onderschrijven (regeling toelatingsrecht bijzonder onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Hamer, Vergeer, Jungbluth en Lambrechts houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake toelating tot bijzondere onderwijsinstellingen van leerlingen of deelnemers die, of van wie de wettelijk vertegenwoordigers, de grondslag van de instelling niet onderschrijven (regeling toelatingsrecht bijzonder onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Gijs van Dijk, Özdil en Van Kent tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs teneinde te bewerkstelligen dat voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld aan een opdrachtgever dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden Gijs van Dijk, Özdil en Van Kent tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs teneinde te bewerkstelligen dat voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld aan een opdrachtgever dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 november 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Gijs van Dijk, Özdil en Van Kent tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs teneinde te bewerkstelligen dat voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld aan een opdrachtgever dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met memorie van toelichting.Het voorstel beoogt te bereiken dat payrollers voortaan onder dezelfde arbeidsvoorwaarden vallen als hun collegas met een arbeidsovereenkomst in dienst van de opdrachtgever. Hiertoe wordt voorgeschreven dat voor de werknemers van een payrollbedrijf de arbeidsvoorwaarden gaan gelden die van toepassing zouden zijn geweest indien met de opdrachtgever een arbeidsovereenkomst zou zijn gesloten.De Afdeling adviseert de in het voorstel gekozen aanpak, afbakening en vormgeving te heroverwegen. De Afdeling acht de gekozen aanpak ontoereikend, nu deze miskent dat de problematiek rondom payrolling slechts in samenhang met het verminderen van de verschillen tussen verschillende vormen waarin arbeid wordt georganiseerd effectief tegengegaan kan worden. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat de criteria die gebruikt worden om te bepalen voor welke werknemers het uitzendregime geldt onvoldoende rekening houden met de diversiteit van vormen van terbeschikkingstelling en, als gevolg hiervan, onderscheidend vermogen missen.Ten slotte merkt de Afdeling op dat de keuze om payrollwerknemers als werknemers van de opdrachtgever te behandelen complex, belastend en kostenverhogend is en tot ongelijke behandeling kunnen leiden. De behoefte aan flexibiliteit en beheersing van risicos zal naar verwachting dan ook via andere wegen worden gerealiseerd. De gemaakte opmerkingen over de gekozen afbakening en vormgeving van het voorstel onderstrepen dat alleen wanneer de bescherming van payrollwerknemers in samenhang bezien wordt met de ook elders op de arbeidsmarkt bestaande disbalans tussen flexibiliteit en zekerheid, de door het voorstel gesignaleerde problematiek effectief aangepast kan worden.1.Achtergrond wetsvoorstel; samenhang brede arbeidsmarktproblematiekPayrolling is een specifieke vorm van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Deze vindt plaats op basis van een overeenkomst van opdracht tussen een payrollbedrijf en een inlenend bedrijf. (zie noot 1) Net als bij traditionele uitzendarbeid is er bij payrolling sprake van een driehoeksverhouding tussen payrollwerkgever/uitlener, opdrachtgever/inlener en werknemer. Anders dan bij het traditionele uitzendwerk - waar uitzendbureau/uitlener vanwege een tijdelijke behoefte aan extra arbeidskrachten ("piek of ziek") actief vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bijeenbrengt - komt het steeds vaker voor dat de werkgever/uitlener werknemers ter beschikking stelt die geworven en geselecteerd zijn door de inlener (of een andere partij). (zie noot 2) Dergelijke vormen van terbeschikkingstelling worden in het spraakgebruik aangeduid met (backoffice) uitzending, payrolling en detachering. De kwalificatie als uitzendovereenkomst is niet exclusief voorbehouden aan de klassieke uitzendrelatie: van een dergelijke overeenkomst kan ook in verhoudingen als payrolling of detachering sprake zijn. (zie noot 3)De initiatiefnemers beogen te komen tot een oplossing voor het probleem dat de vorm van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten die het wetsvoorstel aanduidt en definieert als payrolling in toenemende mate gebruikt kan worden als instrument voor oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. (zie noot 4) De flexibiliteit en lagere kosten die de toepasselijkheid van de regels aangaande uitzendarbeid (uitzendregime) voor werkgevers met zich brengen, (zie noot 5) kan in de praktijk tot omzeilen van werknemersbescherming en oneigenlijk gebruik leiden. Dit doet zich met name voor wanneer het werkgeverschap van de uitlener (bijvoorbeeld een payrollbedrijf) louter voortvloeit uit een administratieve constructie, het werkgeverschap van de uitlener niets toevoegt en het werkgeverschap in materiële zin wordt uitgeoefend door de opdrachtgever/inlener.Het voorstel verklaart het soepele uitzendregime voor payrollwerknemers buiten toepassing en geeft hen recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werknemers van de opdrachtgever/inlener. Bezien vanuit de uitholling van de arbeidsrechtelijke werknemersbescherming die oneigenlijk gebruik van terbeschikkingstelling van werknemers tot gevolg kan hebben, valt dat te begrijpen.De Afdeling wijst er evenwel op dat het oneigenlijk gebruik van het flexibele uitzendregime dat het wetsvoorstel beoogt tegen te gaan onderdeel is van een bredere problematiek op de Nederlandse arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt lijkt, mede door de betrekkelijk grote tweedeling in beschermingsniveau tussen categorieën werkenden, thans onvoldoende ingericht om werkgevers en werkenden te faciliteren bij het vormgeven van een arbeidsrelatie die op hun behoeften en de aard van het werk aansluit. Werknemers met een vast dienstverband kennen een grote mate van bescherming en zekerheid; voor flexwerkers en zzpers geldt dit veel minder. De afgelopen jaren zijn weliswaar maatregelen getroffen om deze problematiek te verminderen en te komen tot een betere balans tussen flexibiliteit en zekerheid voor verschillende groepen, maar de trend naar verdere flexibilisering heeft zich tot op heden voortgezet. Gelet op de behoefte aan flexibiliteit op de arbeidsmarkt is de vraag hoe de gerechtvaardigde behoefte aan zekerheid van werknemers adequaat wordt georganiseerd en de tweedeling tussen verschillende groepen werknemers wordt verkleind.Het voorstel beziet de problemen rond payrolling evenwel onafhankelijk van de bredere problematiek, en de gekozen vormgeving leidt er, zoals hierna onder punt 4 zal worden uiteengezet, bovendien toe dat het gebruik van payrolling in de praktijk beduidend duurder en complexer wordt. Deze aanpak, die zich uitsluitend richt op het terugdringen van payrolling, brengt logischerwijs dan ook met zich dat, gelet op de arbeidsmarktproblematiek, andere wegen zullen worden gezocht en gevonden om op arbeidskosten te concurreren. Soms zullen opdrachtgevers/inleners arbeidskrachten in dienst nemen wanneer payrolling duurder wordt, maar er blijven nog tal van alternatieven: het uitbesteden van productie, het inhuren van bedrijven, het uitbreiden van de werktijden van vast personeel, tijdelijke arbeidsovereenkomsten en het inhuren van uitzendwerknemers of zzpers. Daarnaast kan de beoogde bescherming voor payrollwerknemers ontweken worden door via alternatief vormgegeven payrollovereenkomsten de in het voorstel gehanteerde afbakening (op basis van allocatiefunctie en exclusiviteitsbeding) tussen payrolling en uitzending te omzeilen. Alleen het wegnemen van de grote verschillen in rechtsregime tussen de diverse vormen waarin arbeid wordt georganiseerd, zal de prikkel om via constructies werknemersbescherming te omzeilen effectief verminderen.In het licht hiervan acht de Afdeling de benadering in het wetsvoorstel om de problematiek rondom payrolling te bezien los van de bredere arbeidsmarktproblematiek, onvoldoende om de door het voorstel gesignaleerde oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden effectief tegen te gaan. De Afdeling adviseert alsnog te komen tot een effectieve oplossing voor het probleem van oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden waarbij de problematiek rondom payrolling wordt aangepakt als onderdeel van een breder pakket maatregelen. Zo kunnen onder meer maatregelen gericht op beperking van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte en versoepeling van het ontslagrecht de prikkel om werknemersbescherming via constructies van terbeschikkingstelling te omzeilen verminderen.Over de inhoud van het voorstel zelf merkt de Afdeling het volgende op.2.Geschiktheid gekozen afbakeningHet voorstel kiest ervoor om, ter afbakening van de categorie arbeidskrachten waarvoor gebruik gemaakt mag worden van het soepele uitzendregime, de allocatiefunctie van de opdrachtnemer en zeggenschap van de opdrachtgever centraal te stellen. Volgens de definitie in het voorstel is sprake van payrolling indien terbeschikkingstelling plaatsvindt op basis van een overeenkomst van opdracht die niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en de opdrachtnemer slechts met toestemming van de opdrachtgever bevoegd is de arbeidskracht aan een ander ter beschikking te stellen. (zie noot 6) Een dergelijke bijzondere vorm van uitzending blijft formeel aangemerkt worden als uitzendovereenkomst, waarbij de werknemer in dienst is van payrollbedrijf/uitlener, maar het uitzendregime is daarop materieel niet van toepassing door de in het voorstel opgenomen gelijke behandelingsbepaling; hij wordt behandeld als ware hij werknemer van de opdrachtgever/inlener.De Afdeling merkt over het criterium dat is gekozen om gebruik van het uitzendregime af te bakenen het volgende op.a.Bruikbaarheid gekozen afbakeningscriteriaDe toelichting gaat, ter rechtvaardiging van het verschil in behandeling tussen wat aangeduid wordt als payrolling en uitzending, nader in op het verschil tussen deze categorieën terbeschikkingstelling van werknemers. Bij payrolling zou sprake zijn van langdurige of permanente exclusieve terbeschikkingstelling aan de opdrachtgever/inlener en werving en selectie door en namens deze partij. Bij uitzending zou veelal slechts sprake zijn van het tijdelijk verrichten van werkzaamheden bij één of meer derden, verzorgt het uitzendbureau de werving en selectie en is bevoegd om de betreffende werknemer ook aan anderen ter beschikking te stellen. (zie noot 7) De reden voor het wetsvoorstel om payrolling anders te behandelen dan uitzending is derhalve dat daarbij het door het payrollbedrijf - de opdrachtnemer/uitlener - vervulde werkgeverschap weinig zou inhouden, er dus slechts sprake zou zijn van een zeer beperkte band tussen de formele werkgever/uitlener/payrollbedrijf en de werknemer, en de opdrachtgever/inlener derhalve het materiële werkgeverschap vervult. (zie noot 8)De Afdeling wijst erop dat de verschillende vormen van terbeschikkingstelling van werknemers die in het spraakgebruik als payrolling respectievelijk uitzending worden aangeduid een grote variatie laten zien, en dat het onderscheid tussen payrolling en uitzending minder eenvoudig is te trekken dan voorstel en toelichting suggereren.i. Diversiteit payrollingZoals ook de toelichting terecht constateert zijn er verschillende vormen van payrolling. In de praktijk is vaak sprake van werving en selectie van een werknemer door een opdrachtgever, waarna een payrollbedrijf de beoogd werknemer in dienst neemt en deze vervolgens exclusief en in beginsel langdurig ter beschikking stelt aan de opdrachtgever (die ook de werving en selectie heeft verzorgd). (zie noot 9) Ook komt het voor dat het gehele personeelsbestand van een werkgever aan het payrollbedrijf wordt overgedragen, waarna deze vervolgens door de oorspronkelijke werkgever weer van het payrollbedrijf teruggeleend worden om langdurig en exclusief aan die oorspronkelijke werkgever ter beschikking gesteld te worden. De toelichting lijkt vooral van deze vormen van payrolling uit te gaan, waarbij het payrollbedrijf (vrijwel) geen toegevoegde waarde heeft en er in feite sprake is van een papieren werkgeverschap. (zie noot 10)In de praktijk gaan echter ook verschillende andere vormen van dienstverlening achter de benaming payrolling schuil. (zie noot 11) Deze diversiteit kan mede worden verklaard door de verschillende motieven die opdrachtgevers hebben om gebruik te maken van dit instrument. (zie noot 12) Zo zijn er ook varianten van dienstverlening waarbij geen sprake is van een louter papieren constructie en heeft het payrollbedrijf bij de totstandkoming en/of uitvoering van de terbeschikkingstelling een serieuze toegevoegde waarde. Daarbij kan gedacht worden aan vormen van payrolling waarbij de payrollwerknemer ter beschikking gesteld wordt om na enige tijd bij die opdrachtgever in dienst te treden. Eveneens kan - mede ingegeven door de onduidelijkheid die ontstaan is na de afschaffing van de VAR-verklaring - payrolling gebruikt worden om zekerheid te bieden omtrent het ontbreken van de werknemersstatus van een ingehuurde arbeidskracht. Daarnaast kunnen - zeker in het midden- en kleinbedrijf - payrollbedrijven actief werkgeversfuncties vervullen. Als via deze bedrijven bijvoorbeeld betere scholingsmogelijkheden, vervangende werkgelegenheid (via arbeidspools) of re-integratiefaciliteiten voor zieke payrollwerknemers georganiseerd kunnen worden, heeft payrolling voor zowel opdrachtgever als werknemer toegevoegde waarde. (zie noot 13)Deze voorbeelden maken duidelijk dat in de praktijk veel minder eenduidigheid bestaat dan de toelichting suggereert. Afhankelijk van de precieze vormgeving en doelstelling van de terbeschikkingstelling zal het door het payrollbedrijf uitgeoefende formele werkgeverschap al dan niet ook materieel betekenis hebben. Zo kan er, ook al vervult het payrollbedrijf bij de totstandkoming van de uitzendovereenkomst geen allocatieve functie, bij de uitvoering van deze overeenkomst sprake zijn van een sterke band tussen het payrollbedrijf en de werknemer en van materieel werkgeverschap van het payrollbedrijf.ii. Verschil met uitzendingDe in de toelichting gegeven rechtvaardiging voor het verschil in behandeling tussen payrolling en uitzending wekt daarnaast de indruk dat de getrokken grens tussen echte uitzendwerknemers en payrollwerknemers scherp is afgebakend. De Afdeling wijst er echter op dat beide vormen zowel qua inrichting als qua onderliggende arbeidsrelatie sterk op elkaar kunnen lijken. Anders dan de toelichting veronderstelt, kan payrolling ook kortere perioden van tewerkstelling omvatten. (zie noot 14) Daarnaast komt het voor dat werknemers in dienst bij een payrollbedrijf bij verschillende inleners tegelijkertijd (in deeltijd) arbeid verrichten. (zie noot 15) Het gaat bij payrolling derhalve niet per definitie om werknemers die langdurig of permanent ter exclusieve beschikking worden gesteld aan één opdrachtgever. Anderzijds kan bij uitzending sprake zijn van langdurig ter beschikking stellen aan één werkgever, van overeenkomsten voor onbepaalde tijd en van afspraken in de zin dat de werknemer niet zonder instemming van de opdrachtgever elders ter beschikking kan worden gesteld. Gelet hierop is het zeer wel mogelijk dat de band tussen de werknemer en de opdrachtnemer (het payrollbedrijf of uitzendbureau) in bepaalde situaties nauwer is bij payrolling dan bij uitzending.iii. ConclusieIn het voorgaande is gebleken dat verschillende situaties waarin arbeidskrachten aan een opdrachtgever ter beschikking worden gesteld, gekenmerkt worden door een diversiteit in vormgeving. Daarmee verschilt de arbeidsverhouding tussen formele werkgever (het payrollbedrijf) en werknemer per situatie. Het voorstel miskent deze variëteit en scheert enerzijds verschillende vormen van payrolling teveel over één kam terwijl anderzijds te weinig oog is voor de overeenkomsten die tussen payrolling en uitzending kunnen bestaan.Om van het uitzendregime gebruik te kunnen maken, dient de opdrachtnemer op grond van het voorstel een allocatiefunctie te vervullen en dient deze geen instemming te behoeven van de opdrachtgever bij het elders ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Dit criterium is evenwel niet beslissend voor de vraag of het door een opdrachtnemer vervulde werkgeverschap louter administratief van aard en gericht is op concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Ook andere factoren spelen daarbij een rol, zoals de duur van de terbeschikkingstelling, de aard van de uitgevoerde werkzaamheden en de bij de uitvoering van de uitzendovereenkomst door het payrollbedrijf geleverde inspanningen. Het voor afbakening gehanteerde criterium mist derhalve onderscheidend vermogen. Gelet op de gevolgen die verbonden zijn aan toepassing van het ter afbakening gehanteerde criterium, acht de Afdeling het noodzakelijk dat dit criterium leidt tot een adequaat onderscheid tussen werknemers waarvoor toepassing van het uitzendregime wel en werknemers waarvoor dit niet gerechtvaardigd wordt geacht. (zie noot 16)De Afdeling adviseert alsnog te voorzien in een criterium dat duidelijk is en onderscheidend vermogen heeft zodat sprake is van een adequaat en gemotiveerd onderscheid tussen verschillende categorieën uitzendwerknemers.b.Onduidelijkheid criterium allocatieve functieNaast de problematiek van de afbakening van payrolling ten opzichte van uitzending mist de Afdeling in het criterium van de allocatieve functie scherpte en duidelijkheid. De toelichting maakt niet duidelijk wat dient te worden verstaan onder het samenbrengen van vraag en aanbod. Wordt daar niet aan voldaan wanneer de ter beschikking gestelde werknemer eerst in dienst was bij de opdrachtgever/inlener; of wordt een allocatieve functie altijd geacht te ontbreken indien de opdrachtnemer niet zelf het gehele proces van werving en selectie op zich heeft genomen? Uit het voorstel en de toelichting blijkt ook niet wat te gelden heeft bij het zogenoemde backoffice payrolling waarbij door een vierde partij (een deel van) de werving en selectie plaatsvindt.Daarnaast wijst de Afdeling erop dat in de praktijk ook uitzendbureaus die van oudsher een actieve rol bij arbeidsbemiddeling vervulden, de werving en selectie van uitzendwerknemers thans (deels) uitbesteden aan gespecialiseerde bureaus of deze laten plaatsvinden via online platforms. De geworven werknemers worden vervolgens via het uitzendbureau aan derden ter beschikking gesteld. Afhankelijk van een ruime of strikte uitleg van het criterium samenbrengen van vraag en aanbod kan het wetsvoorstel tot gevolg hebben dat dergelijke vormen van terbeschikkingstelling, die tot op heden als uitzending worden aangemerkt, voortaan onder de voorgestelde beperkingen van het payrollregime vallen.De Afdeling adviseert scherpte en duidelijkheid te bieden inzake het criterium van de allocatieve functie en inzichtelijk te maken in welke situaties een dergelijke functie al dan niet aanwezig wordt geacht.c.OntwijkingOm oneigenlijk gebruik van het uitzendregime te voorkomen, kiest het voorstel ervoor een tweetal cumulatieve criteria op te nemen aan de hand waarvan wordt bepaald of het uitzendregime al dan niet van toepassing is. Als geen sprake is van een allocatiefunctie en als de werknemer niet zonder instemming van de opdrachtgever aan een ander ter beschikking gesteld mag worden, is het uitzendregime niet van toepassing. De Afdeling wijst er evenwel op dat gepoogd zal worden om via alternatief vormgegeven payrollovereenkomsten de in het voorstel gehanteerde afbakening tussen payrolling en uitzending te omzeilen. Gelet op de hogere kosten die bij invoering van het voorstel voor het payrollbedrijf en daarmee ook de opdrachtgever verbonden zullen zijn aan het aanmerken van een arbeidsrelatie als payrolling, is het plausibel dat gepoogd zal worden om een allocatiefunctie te construeren, of voor te spiegelen dat er geen sprake is van exclusieve terbeschikkingstelling aan de opdrachtgever, opdat gebruik gemaakt kan blijven worden van het goedkopere, meer flexibele uitzendregime. (zie noot 17)De Afdeling adviseert in de toelichting alsnog aandacht te besteden aan het vorenstaande.3.Ongelijke behandeling en recht op collectief onderhandelena.Ongelijke behandelingHet voorstel gaat er vanuit dat payrollbedrijven niet daadwerkelijk werkgeversfuncties vervullen en bepaalt daarom dat deze bedrijven integraal de arbeidsvoorwaarden dienen toe te passen die gelden voor werknemers van de opdrachtgever. Tegelijkertijd blijft deze dienstverlening mogelijk omdat aan payrolling een ontzorgende functie wordt toegekend. (zie noot 18) Zodoende wordt payrolling behandeld als een driehoeksverhouding voortvloeiend uit een uitzendovereenkomst, maar de payrollwerkgever wordt feitelijk behandeld als soort uitvoerder van een arbeidsovereenkomst tussen de opdrachtgever en de werknemer. Payrolling wordt derhalve formeel nog steeds als een vorm van uitzending beschouwd, maar het uitzendregime blijft bij payrollverhoudingen buiten toepassing. Daartoe wordt in de Waadi een gelijke behandelingsnorm opgenomen op grond waarvan payrollwerknemers recht krijgen op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers van de opdrachtgever. (zie noot 19)De gekozen vormgeving brengt met zich dat twee verschillende typen uitzendovereenkomsten ontstaan. Naast de gewone uitzendovereenkomst, waarop het uitzendregime van artikel 7:691 BW en de caos voor uitzendkrachten van toepassing zijn, ontstaat een bijzondere uitzendovereenkomst specifiek voor payrollwerknemers, waarvoor de bij de inlener geldende cao en het algemene regime van de titel over de arbeidsovereenkomst in het BW van toepassing zijn. Deze systematiek leidt ertoe dat twee groepen werknemers, die elk op basis van een uitzendovereenkomst ter beschikking worden gesteld, materieel ongelijk behandeld worden. Dat is in zoverre problematisch, nu - zoals onder punt 2 reeds is uiteengezet - de arbeidsverhouding tussen payrollwerknemers en payrollbedrijf in de praktijk zeer vergelijkbaar kan zijn met die tussen (andere) uitzendkrachten en uitzendbureau. De band tussen de werknemer en het payrollbedrijf (formele werkgever) kan daarbij in bepaalde gevallen zelfs nauwer zijn dan bij uitzending. De gegeven rechtvaardiging (zie noot 20) voor het verschil in behandeling van payrollwerknemers ten opzichte van uitzendwerknemers overtuigt in zoverre onvoldoende.De Afdeling adviseert deze mogelijke ongelijke behandeling tussen vergelijkbare categorieën werknemers die op basis van een uitzendovereenkomst ter beschikking gesteld zijn alsnog dragend te motiveren en duidelijk te maken waarom het gehanteerde onderscheid noodzakelijk en evenredig is.b.Recht op collectief onderhandelenDe verplichting die het voorstel voor opdrachtnemers (payrollwerkgevers) meebrengt om de arbeidsvoorwaarden toe te passen die gelden voor werknemers van de opdrachtgever roept vragen op in het licht van het recht op collectief onderhandelen, zoals gewaarborgd door verschillende verdragen van de International Labour Organisation, artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 11 EVRM en artikel 28 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Arbeidsvoorwaardenvorming vindt doorgaans plaats in onderhandelingen tussen de werkgever(s) en werknemers. In deze onderhandelingen wordt beoogd te komen tot een totaalpakket van arbeidsvoorwaarden, waarbij een evenwicht wordt gezocht tussen de belangen van werknemers en werkgever(s). Aangenomen mag worden dat een dergelijk pakket aan arbeidsvoorwaarden is toegesneden op de bedrijfstak of het bedrijf, doordat vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers hierover overleggen en tot overeenstemming komen.Het voorstel leidt er echter toe dat de payrollwerkgever arbeidsvoorwaarden dient toe te passen die zijn opgenomen in (collectieve) regelingen waarover hij niet heeft kunnen onderhandelen en dat de regelingen waarover hij wel heeft kunnen onderhandelen de facto niet kunnen worden toegepast. Binnen zijn bedrijf of bedrijfstak (de uitzend- en/of payrollbranche) zijn (collectieve) arbeidsvoorwaarden tot stand gekomen in onderhandeling met (vertegenwoordigers van) werknemers, die echter aan de kant worden gezet door de gelijke behandelingsnorm van artikel 8a Waadi. Daarmee wordt de payrollwerkgever afhankelijk van het resultaat van de onderhandelingen in de bedrijfstak en in de onderneming van de opdrachtgever. Hij kan slechts deelnemen aan de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden die hij op grond van artikel 8a Waadi in acht moet nemen indien hij zich heeft aangesloten bij de werkgeversorganisatie van de desbetreffende bedrijfstak of mede partij wordt bij een ondernemings-cao. In het bijzonder wanneer de payrollwerkgever in diverse sectoren werknemers ter beschikking stelt, zal dat alleen al praktisch moeilijk te realiseren zijn. De toelichting besteedt hieraan ten onrechte geen aandacht.De Afdeling adviseert in de toelichting alsnog op het vorenstaande in te gaan.4.Toepassing "dezelfde arbeidsvoorwaarden" door payrollbedrijvenDe consequentie van de in punt 3 reeds aan de orde gestelde gekozen vormgeving is dat de payrollwerkgever arbeidsvoorwaarden moet toepassen die gelden voor de werknemers die bij de opdrachtgever in dienst zijn. Dit ziet op alle arbeidsvoorwaarden: primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, alsmede sectorale of ondernemingsregelingen. (zie noot 21) Het voorstel bepaalt dat afwijking bij cao niet mogelijk is, (zie noot 22) dit in afwijking van het gelijke behandelingsvoorschrift voor uitzendkrachten dat thans reeds bestaat in artikel 8 Waadi.De Afdeling maakt opmerkingen over de onduidelijkheid en complexiteit die bovenstaande systematiek met zich brengt voor payrollbedrijven en maakt, in verband daarmee, ten slotte een opmerking over de effectiviteit van de in het voorstel gekozen vormgeving.a.Onduidelijkheid criterium "dezelfde arbeidsvoorwaarden"Het wetsvoorstel bepaalt dat de payrollwerknemer recht heeft op "dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever". (zie noot 23) De voorgestelde tekst van het wetsvoorstel suggereert dat telkens van volledig gelijke arbeidsvoorwaarden sprake dient te zijn. De toelichting maakt evenwel niet duidelijk of daarmee beoogd wordt dat in bepaalde situaties de positie van de payrollwerknemers kan verslechteren. Indien het payrollbedrijf bijvoorbeeld op het gebied van scholing of re-integratie faciliteiten aanbiedt die de opdrachtgever niet aan werknemers biedt, zou dat met zich brengen dat payrollwerknemers die worden ingeleend ook geen aanspraak meer mogen hebben op die faciliteiten.Wil een eventuele (partiële) verslechtering van de positie van payrollwerknemers voorkomen worden, dan zal het wetsvoorstel dienen te bepalen dat voor payrollwerknemers ten minste recht bestaat op dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers in dienst bij de opdrachtgever/inlener.Daarnaast is onduidelijk welke arbeidsvoorwaarden moeten worden toegepast indien bij de inlener geen werknemers in dienst zijn en ook geen cao van toepassing is. Weliswaar bepaalt het tweede lid van het voorgestelde artikel 8a van de Waadi dat de arbeidskracht dan recht heeft op dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector van het beroeps- of bedrijfsleven waarin de opdrachtgever werkzaam is. De vraag is evenwel of, indien in die sector geen cao van kracht is, het payrollbedrijf een zelfstandig onderzoek moet (doen) uitvoeren naar de in de sector gangbare arbeidsvoorwaarden. De toelichting verwijst hierbij naar "rechtspositieregelingen, standaardarbeidsvoorwaarden en gewoonterecht dat heersend is", maar vermeldt niet op welke wijze hierin inzicht dient te worden verkregen door het payrollbedrijf.De Afdeling adviseert in het licht van het vorenstaande nader te verduidelijken wat verstaan wordt onder toepassing van dezelfde arbeidsvoorwaarden en het voorstel aan te passen.b.Complexiteit voor payrollwerkgeversDe realisatie van het aan payrollwerknemers toegekende recht op gelijke behandeling ten opzichte van werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij de opdrachtgever vergt in de eerste plaats, dat de payrollwerkgever voor elke werknemer een vergelijking moet maken met werknemers die in dienst zijn bij de opdrachtgever en een vergelijkbare functie uitoefenen. De payrollwerkgever zal de werkzaamheden van beide werknemers moeten vergelijken. Wanneer er bij de inlener door werknemers geen met de door de payrollwerknemer uitgeoefende functies zijn, dient vergeleken te worden met werknemers die werkzaam zijn in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector waarin de opdrachtgever werkzaam is. Dit zal in de praktijk een ingewikkelde opgave zijn, waarbij de payrollwerkgever afhankelijk is van door de opdrachtgever aangeleverde informatie over de aldaar geldende arbeidsvoorwaarden. Het voorstel maakt daarnaast niet duidelijk in hoeverre bij de beoordeling van gelijke of gelijkwaardige functies rekening gehouden mag worden met omstandigheden als ervaring, expertise etc.Indien de vergelijking tussen functies heeft plaatsgevonden moet de payrollwerkgever vervolgens de arbeidsvoorwaarden toepassen van de werknemer ten opzichte waarvan de payrollwerknemer een vergelijkbare functie uitoefent. Alle arbeidsvoorwaarden waarop eerstgenoemde werknemer recht heeft, dienen ook op de payrollwerknemer te worden toegepast. Dit vergt veel van de payrollwerkgever. Immers ook regelingen op het niveau van de specifieke onderneming (of onderdeel van die onderneming) dienen toegepast te worden. Het recht op "dezelfde arbeidsvoorwaarden" dat aan payrollwerknemers wordt toegekend, impliceert dat de payrollwerkgever moet zorgen voor gelijkheid met werknemers van de opdrachtgever tot op het niveau van kerstgeschenken etc.Het voorstel brengt daarnaast met zich dat payrollwerkgevers die werknemers ter beschikking stellen aan verschillende opdrachtgevers, een grote variëteit aan arbeidsvoorwaardelijke regelingen dienen toe te passen. Wanneer zij actief zijn in diverse bedrijven en bedrijfstakken, hetgeen geen uitzondering is, zullen de uit de verschillende caos voortvloeiende en op ondernemingsniveau geldende arbeidsvoorwaarden toegepast moeten worden op ter beschikking gestelde payrollwerknemers.De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan en nader te verduidelijken op welke wijze payrollwerkgevers kunnen voldoen aan de aan hen gestelde eisen.c.Gelijkwaardige pensioenregelingDe hiervoor geschetste problematiek doet zich in versterkte vorm voor ten aanzien van de te treffen pensioenregeling. Het voorstel kiest ervoor payrollwerknemers het recht toe te kennen op een pensioenregeling die ten minste gelijkwaardig is aan de pensioenregeling van een werknemer in een gelijke of gelijkwaardige functie in dienst bij de opdrachtgever. Bij algemene maatregel van bestuur zullen regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaraan voldaan moet worden wil sprake zijn van een gelijkwaardige pensioenregeling. De toelichting maakt duidelijk dat van een dergelijke regeling sprake is indien de payrollwerkgever zich aansluit bij het bedrijfstakpensioenfonds van de opdrachtgever dan wel bij een andere pensioenuitvoerder een pensioenregeling treft die ten minste actuarieel gelijkwaardig is aan de pensioenregeling van de opdrachtgever. (zie noot 24)De bereidheid van de payrollwerkgever om aansluiting bij een bedrijfstak- of ondernemingspensioenfonds te realiseren is echter niet voldoende om dit resultaat te bereiken. Vrijwillige aansluiting is alleen mogelijk indien de werkingssfeer van het fonds waarbij aansluiting gezocht wordt dit toelaat. (zie noot 25) Daarnaast is het payrollbedrijf afhankelijk van de medewerking van het fonds waarbij aansluiting wordt gezocht. Indien er sprake is van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds, zoals het fonds voor de uitzendsector, dient daarenboven ook vrijstelling te worden gevraagd van deze verplichtstelling. Is aansluiting bij het pensioenfonds van de inlener niet mogelijk, dan is de door de toelichting geformuleerde eis van een actuarieel gelijkwaardige pensioenregeling van belang. Daaraan zal in elk geval voldaan moeten worden om van een "vergelijkbare pensioenregeling" te kunnen spreken.De Afdeling merkt over deze eis op dat, alhoewel over de vergelijkbaarheid van pensioenregelingen nadere regels gesteld zullen worden, op voorhand duidelijk is dat deze eis lastig hanteerbaar zal zijn voor payrollwerkgevers. Pensioenregelingen zijn naar hun aard immers lastig met elkaar te vergelijken. Het gaat om aanspraken met betrekking tot opgebouwd kapitaal die in de toekomst zullen leiden tot een pensioenuitkering van een zekere hoogte. Dat maakt het voor werkgevers buitengewoon lastig om te beoordelen of sprake is van vergelijkbare regelingen. Bijvoorbeeld wanneer de payrollwerkgever een vergelijking moet maken tussen een beschikbare premie regeling (dc-regeling) en een uitkeringsregeling (db-regeling) is de eis van actuariële vergelijkbaarheid voor hem moeilijk te hanteren. Waar moet de vergelijkbare pensioenregeling aan voldoen om dit te bereiken? Bij een uitkeringsregeling verkrijgt een werknemer aanspraken op toekomstig pensioen van een bepaalde toegezegde hoogte, terwijl bij een premieregeling juist geen toezegging wordt gedaan over de hoogte van de uiteindelijke uitkering en alleen kapitaal wordt opgebouwd dat op het moment van pensioneren wordt omgezet in een uitkering. Genoemde regelingen verschillen derhalve zodanig dat niet in te zien valt hoe deze op een zinvolle wijze door een payrollwerkgever vergeleken kunnen worden opdat vastgesteld kan worden dat ze actuarieel vergelijkbaar zijn.In het licht van het voorgaande is het zeer de vraag in hoeverre payrollwerkgevers de eis van actuarieel gelijkwaardige pensioenregelingen ten aanzien van hun werknemers kunnen realiseren. Weliswaar kunnen afzonderlijke kenmerken van een pensioenregeling worden vergeleken, zoals de premie-inleg, maar vervolgens is het actuariële resultaat afhankelijk van parameters zoals de samenstelling van het deelnemersbestand, de hoeveelheid deelnemers, de in een regeling georganiseerde solidariteit, het beleggingsbeleid en de beleggingsresultaten. Wanneer de payrollwerkgever eenzelfde premie-inleg hanteert voor zijn werknemers als de opdrachtgever/inlener hanteert, kan het resultaat van die inleg niettemin zeer verschillend zijn, zonder dat de payrollwerkgever daarop invloed heeft.De Afdeling adviseert, gelet op het vorenstaande, de eis van het voorstel om een pensioenregeling te treffen die actuarieel gelijkwaardig is aan de regeling van de opdrachtgever te laten vervallen nu deze eis voor payrollwerkgevers niet te realiseren zal zijn.d.Effectiviteit van de gekozen vormgevingIn het voorgaande is er reeds op gewezen dat, alhoewel het voorstel er vanuit gaat dat payrollbedrijven niet daadwerkelijk werkgeversfuncties vervullen, ze formeel toch worden beschouwd als werkgever. Uit de toelichting blijkt dat de keuze voor de vormgeving van het voorstel samenhangt met de wens om de ontzorgende functie te behouden die payrolling op de arbeidsmarkt kan vervullen. (zie noot 26) Gelet op de knelpunten waartoe de voorgestelde systematiek leidt en de complexiteit die het vereiste van toepassing van dezelfde arbeidsvoorwaarden als die van werknemers van de opdrachtgever/inlener voor payrollwerkgevers met zich brengt, is het evenwel de vraag in hoeverre deze functie in de praktijk door payrollbedrijven nog vervuld zal kunnen worden als onderhavig voorstel in werking treedt. Het toepassen van het arbeidsvoorwaardelijk regime zal voor payrollwerkgevers bewerkelijk en complex zijn. De tijd en kosten die daarmee samenhangen zullen ook doorberekend worden aan opdrachtgevers. Die toename van kosten komt bovenop de kostenstijging die de gelijke behandeling van payrollwerknemers met werknemers van de opdrachtgever, mede gelet op de daar veelal gunstiger arbeidsvoorwaarden, toch al met zich brengt. (zie noot 27) Gelet hierop lijkt het - in weerwil van de ratio achter de gekozen vormgeving - weinig waarschijnlijk dat in de toekomst nog gebruik gemaakt zal worden van de ontzorgende functie van payrolling die het wetsvoorstel zegt te willen behouden.Naar verwachting zullen andere, goedkopere wegen gezocht worden om de functies die payrollbedrijven thans vervullen vorm te geven. Afhankelijk van het motief dat een opdrachtgever heeft om payrolling te gebruiken, bestaan alternatieven voor payrolling zoals het uitbesteden van productie aan andere bedrijven, het inhuren van bedrijven voor bepaalde dienstverlening, het tijdelijk uitbreiden van de werktijden van het vaste personeel, het aangaan van tijdelijke arbeidsovereenkomsten, het inhuren van zzpers of het aangaan van vaste arbeidsovereenkomsten. Daarnaast bestaat er nog de mogelijkheid dat de door het voorstel gekozen afbakening wordt omzeild (punt 2c). Het gevolg is dat de positie van degenen die thans als payrollwerknemer werkzaam zijn, niet noodzakelijkerwijs zal verbeteren ten opzichte van de huidige situatie.Het vorenstaande illustreert dat een geïsoleerde aanpak van payrolling niet in staat zal zijn om het probleem van het omzeilen van werknemersbescherming op te lossen. Ongeacht de vormgeving zal ieder voorstel om de problematiek van oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden door constructies van terbeschikkingstelling aan te pakken, leiden tot een waterbed-effect als de op de arbeidsmarkt ervaren disbalans tussen flexibiliteit en zekerheid niet breder wordt aangepakt.De Afdeling wijst erop dat het bovenstaande ook geldt indien een alternatieve vormgeving gekozen zou worden om onderscheid te maken tussen verschillende categorieën ter beschikking gestelde arbeidskrachten, bijvoorbeeld door in de definitie van de uitzendovereenkomst alternatieve of aanvullende eisen op te nemen. (zie noot 28) Enerzijds zou een dergelijke vormgeving, waarbij bijvoorbeeld eisen opgenomen worden over de duur van de terbeschikkingstelling of invulling van het werkgeverschap, beter inpasbaar zijn in het bestaande wettelijke stelsel en op minder praktische bezwaren stuiten dan de in het voorstel gehanteerde vormgeving. Maar ook indien een dergelijke vormgeving gekozen wordt, blijft in de praktijk behoefte bestaan om nieuwe constructies te ontwikkelen om grotere flexibiliteit te realiseren. Voornoemde vormgeving doet immers niets af aan de - ook bij andere partijen dan payrollwerknemers - bestaande behoefte aan meer balans tussen flexibiliteit en zekerheid en laat eveneens de onder punt 2 gemaakte opmerkingen over de afbakening van de doelgroep onverlet.5.ConclusieBezien vanuit de uitholling van de arbeidsrechtelijke werknemersbescherming die oneigenlijk gebruik van terbeschikkingstelling tot gevolg kan hebben, valt het te begrijpen dat het voorstel payrollwerknemers poogt te beschermen en voor hen het soepele uitzendregime buiten toepassing verklaart. De Afdeling komt evenwel tot de conclusie dat de door het voorstel gekozen aanpak om de behandeling van payrollwerknemers afzonderlijk te bezien, los van de breder bestaande disbalans tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt, ontoereikend is om de gesignaleerde problematiek effectief tegen te gaan. De door het voorstel nagestreefde bescherming van payrollwerknemers kan en zal via andere wegen worden ontweken.De Afdeling concludeert tevens dat de voorgestelde criteria ter afbakening van het soepele uitzendregime niet geschikt zijn omdat zij onvoldoende onderscheidend vermogen hebben. Daarnaast leidt de door het voorstel gehanteerde systematiek volgens de Afdeling tot juridische knelpunten en is deze voor payrollwerkgevers bewerkelijk, complex en maakt payrolling veel duurder. Deze opmerkingen maken duidelijk dat het ook na inwerkingtreding van het wetsvoorstel aantrekkelijk blijft om de beoogde aanvullende bescherming voor payrollwerknemers te ontwijken. Daarvoor bestaan ook na inwerkingtreding van het voorstel nog tal van mogelijkheden.In het licht hiervan adviseert de Afdeling de problematiek van het omzeilen van werknemersbescherming door constructies van terbeschikkingstelling te bezien in samenhang met de bredere arbeidsmarktdiscussie, gericht op verkleining van de verschillen tussen vaste en flexibele arbeidsrelaties.6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Koer Kaya tot intrekking van de Zondagswet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Koer Kaya tot intrekking van de Zondagswet, met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 april 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Koer Kaya tot intrekking van de Zondagswet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Arib tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Arib tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 januari 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Arib tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met een regeling van de vrijheid van meningsuiting van werknemers ter bescherming van klokkenluiders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met een regeling van de vrijheid van meningsuiting van werknemers ter bescherming van klokkenluiders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Ravenstein tot wijziging van de Monumentenwet (nadere regels omtrent de advisering door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Ravenstein tot wijziging van de Monumentenwet (nadere regels omtrent de advisering door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Dijkhoff tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de aanpak van woonoverlast (Wet aanpak woonoverlast), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Dijkhoff tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de aanpak van woonoverlast (Wet aanpak woonoverlast), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 september 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Dijkhoff tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de aanpak van woonoverlast (Wet aanpak woonoverlast), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland), met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 juli 2012 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden De Graaf, Fritsma en Wilders houdende een regeling inzake administratieve detentie (Wet administratieve detentie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van de leden De Graaf, Fritsma en Wilders houdende een regeling inzake administratieve detentie (Wet administratieve detentie), met memorie van toelichting.Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 juni 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden De Graaf, Fritsma en Wilders houdende een regeling inzake administratieve detentie (Wet administratieve detentie), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt er toe administratieve detentie in de vorm van een bestuurlijke maatregel wettelijk mogelijk te maken indien een persoon op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met mogelijke terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan en die maatregel noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) legt de maatregel op, op voorstel van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).De Afdeling advisering van de Raad van State onderkent het grote belang van de bestrijding van terrorisme. Om terrorisme effectief te kunnen bestrijden, moet de overheid bevoegdheden hebben die soms een vergaande inbreuk maken op de grondrechten van personen, zoals op hun fysieke vrijheid. Daarbij dient er een balans te zijn tussen de bescherming van de veiligheid van burgers enerzijds, en de bescherming van de grondrechten van personen aan wie een straf of maatregel wordt opgelegd anderzijds. In de kern gaat het wetsvoorstel over de vraag onder welke omstandigheden de overheid moet kunnen overgaan tot het ontnemen van de fysieke vrijheid van burgers (detentie). Fysieke vrijheid is een van onze kostbaarste grondrechten. Vrijheidsontneming dient daarom slechts in uitzonderlijke omstandigheden en met inachtneming van rechtsstatelijke waarborgen te worden toegepast.Het onderhavige wetsvoorstel voldoet niet aan het noodzakelijke evenwicht; het schiet door op een wijze die in een rechtsstaat niet acceptabel is. Het biedt geen bescherming tegen willekeurige vrijheidsontneming omdat het voorstel de minister bevoegd maakt om burgers op grond van een zeer ruim criterium zonder beperking in de tijd op te sluiten. Het gevolg daarvan kan zijn dat betrokkenen langdurig van hun vrijheid worden beroofd zonder dat zij door de strafrechter volgens een met waarborgen omklede procedure schuldig zijn bevonden aan een strafbaar feit. Daarbij komt dat betrokkenen zich tegen de opgelegde maatregel niet of nauwelijks kunnen verweren vanwege de vertrouwelijke aard van de AIVD-informatie waarop de maatregel is gebaseerd, terwijl de rechter bovendien volgens het voorstel niet bevoegd is de vrijheidsontneming volwaardig op haar rechtmatigheid te beoordelen. Al deze elementen bij elkaar opgeteld, leiden ertoe dat het wetsvoorstel de grenzen van wat in een rechtsstaat aanvaardbaar is ver te buiten gaat. De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, van het voorstel af te zien.1.Inhoud van het voorstelHet voorstel maakt administratieve detentie mogelijk zonder dat sprake is van verdenking van een strafbaar feit. Administratieve detentie wordt zonder tussenkomst van de rechter opgelegd door de Minister van BZK, op voorstel van de AIVD. Het moet gaan om een persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met mogelijke terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. De administratieve detentie moet noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid. Blijkens de toelichting denken initiatiefnemers daarbij aan daadwerkelijke jihadgangers en personen die zich bezighouden met het online en offline actief uitwisselen en propageren van jihadistisch gedachtegoed.Administratieve detentie kan voor zes maanden worden opgelegd en telkens met dezelfde duur worden verlengd. Het aantal keren dat de maatregel kan worden verlengd is niet gemaximeerd. De maatregel wordt ingetrokken zodra deze niet langer noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid. De persoon aan wie de maatregel is opgelegd kan daartegen beroep instellen bij de rechtbank Den Haag. Deze doet binnen zeven dagen uitspraak en toetst daarbij marginaal of de minister in redelijkheid tot oplegging van de administratieve detentie heeft kunnen komen.De reden voor dit wetsvoorstel is blijkens de toelichting tweeledig. In de eerste plaats ziet het wetsvoorstel op gevallen waarin een grondslag voor strafrechtelijke vervolging van een mogelijk gevaarlijk persoon ontbreekt, terwijl die persoon wel een potentiële dreiging zou kunnen vormen. In de tweede plaats is de jihadistische beweging in Nederland dermate groot dat onmogelijk alle potentieel gevaarlijke personen in de gaten kunnen worden gehouden. Initiatiefnemers menen daarom dat er behoefte bestaat aan een maatregel om personen preventief vast te kunnen zetten ter bescherming van de nationale veiligheid.2.Vrijheidsontneminga.AlgemeenEén van de kerntaken van de overheid is het garanderen van een veilig land waarin mensen in vrijheid en veiligheid kunnen leven. Deze kerntaak vindt zijn weerslag in onze democratische rechtsorde zoals deze wordt gewaarborgd in de Grondwet en in internationale verdragen. Met het oog op deze kerntaak is van belang dat al geruime tijd sprake is van een aanzienlijke terrorismedreiging. Volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid is de kans op een aanslag in Nederland reëel, al zijn er op dit moment geen concrete aanwijzingen dat er voorbereidingen worden getroffen om in Nederland een aanslag te plegen. (zie noot 1) De meest bepalende dreiging voor Nederland is blijkens het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland de jihadistische dreiging. (zie noot 2)Om terrorisme effectief te kunnen bestrijden, moet de overheid bevoegdheden hebben die soms een vergaande inbreuk maken op de grondrechten. De inbreuk die de overheid op de grondrechten van burgers maakt, moet echter wel worden afgestemd op de reële risicos waarmee de Nederlandse samenleving en de daarmee verbonden internationale rechtsorde thans worden geconfronteerd en daarom slechts onder bijzondere omstandigheden en voorwaarden worden toegestaan. Daarnaast dient de inbreuk altijd met waarborgen te zijn omkleed. De Grondwet en mensenrechtenverdragen bieden om die reden enerzijds een grondslag aan de overheid om in te grijpen in de vrijheid van haar burgers, en voorzien anderzijds in waarborgen die diezelfde burger beschermen tegen overmatige of onnodige inperking van die vrijheid. De complexe balans tussen de handhaving van de democratische rechtsorde en de nationale veiligheid enerzijds en het voorkomen van te vergaande inbreuken op grondrechten anderzijds dient bij wet te worden geregeld.In wezen gaat het hier om de vraag onder welke omstandigheden en voorwaarden de overheid moet kunnen overgaan tot het beperken van de fysieke vrijheid van burgers (detentie). Die vraag is rechtstreeks verbonden met de kernbeginselen van de Nederlandse democratische rechtsstaat, zoals legaliteit, proportionaliteit en toetsing door de onafhankelijke rechter. Fysieke vrijheid is een fundamenteel grond- en mensenrecht, dat reeds lang tot de Europese constitutionele traditie behoort. (zie noot 3) Fysieke vrijheid is één van onze kostbaarste grondrechten (zie noot 4): zonder fysieke vrijheid zijn onze andere grondrechten niets waard. De Grondwet en de mensenrechtenverdragen brengen om die reden mee dat vrijheidsontneming slechts onder de meest stringente randvoorwaarden en met inachtneming van strikte waarborgen is toegestaan. Deze voorwaarden en waarborgen zijn erop gericht te voorkomen dat de overheid misbruik maakt van haar bevoegdheden door burgers op willekeurige gronden van hun vrijheid te beroven.b.Bestaande maatregelenDe wetgever heeft, met het oog op de hiervoor besproken toegenomen terreurdreiging, het instrumentarium aan preventieve en repressieve maatregelen om terrorisme te bestrijden de afgelopen jaren aanzienlijk uitgebreid. Daarbij is telkens gepoogd de precaire balans aan te brengen tussen veiligheid enerzijds, en de vrijheidsbeperking van personen aan wie een straf of maatregel wordt opgelegd anderzijds.De Afdeling wijst er in dat verband op dat de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen van terrorisme is verruimd, dat nadere specifiek op terrorisme gerichte strafbaarstellingen zijn ingevoerd en dat het strafmaximum voor met terrorisme samenhangende delicten is verhoogd. (zie noot 5) Voor al deze misdrijven is voorlopige hechtenis mogelijk. De Wet versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, die nog aanhangig is bij de Kamer, voorziet daarnaast in de mogelijkheid om ook voorlopige hechtenis op te leggen aan de verdachte van een terroristisch misdrijf zonder dat sprake is van ernstige bezwaren. (zie noot 6) Dit betekent dat een terreurverdachte in totaal 44 dagen kan worden gedetineerd, zelfs als geen sprake is van ernstige bezwaren tegen die verdachte. Aan personen die in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten of de financiering daarvan en die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid kunnen sinds 1 maart 2017 ten slotte ook nog vrijheidsbeperkende administratieve maatregelen worden opgelegd, zoals een gebieds-, uitreis- of contactverbod, of een meldplicht. (zie noot 7) Het gaat hierbij, net als in het onderhavige voorstel, om administratieve maatregelen voor een persoon die (nog) niet wordt verdacht van een strafbaar feit.Naast de voorgaande maatregelen heeft de grondwetgever onderkend dat als sprake is van een noodtoestand dergelijke maatregelen niet noodzakelijkerwijs volstaan. In noodsituaties kan van de overheid niet worden verwacht dat zij haar taken steeds volgens de bestaande door de Grondwet en verdragen vereiste procedures en voorwaarden kan volbrengen. Zowel de Grondwet als het EVRM kennen daarom de overheid de mogelijkheid toe in dergelijke extreme omstandigheden af te wijken van een aantal grondwets- en mensenrechtenbepalingen. (zie noot 8) Hierin is onder meer voorzien door de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wet bbbg). Op grond van de Wet bbbg kan de Commissaris van de Koning, indien sprake is van een algemene noodtoestand die een bedreiging voor het voortbestaan inhoudt, iedere persoon die wordt geacht een gevaar voor de staatsveiligheid te vormen, interneren (zie artikel 18-28 Wet bbbg). In geval van een noodsituatie voorziet de wet aldus in de mogelijkheid mensen administratief te detineren. Het dient daarbij, vanwege de vergaande inbreuk die in dergelijke gevallen op de grondrechten wordt gemaakt, om een uitzonderlijke, voorbijgaande situatie te gaan, waarbij bijzondere procedurevoorschriften in acht moeten worden genomen. (zie noot 9)c.Onvoldoende grond voor vrijheidsontnemingHet wetsvoorstel vult de reeds bestaande (nood)bevoegdheden aan. Voorgesteld wordt om de overheid naast de voornoemde vrijheidsontnemende bevoegdheden ook de bevoegdheid toe te kennen om burgers die niet worden verdacht van een strafbaar feit te detineren. De duur van die vrijheidsontneming is bovendien aanzienlijk langer dan de duur voor bestaande vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen. Het wetsvoorstel voorziet, anders dan in de hiervoor besproken bestaande strafrechtelijke maatregelen, niet in tussenkomst van een rechter. Bovendien ligt aan het besluit tot detentie geen verdenking van een strafbaar feit, of van de voorbereiding daarvan ten grondslag. Het wetsvoorstel vereist slechts dat de betrokkene op grond van zijn gedragingen "in verband kan worden gebracht" met "mogelijke" terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Het wetsvoorstel stelt daarbij de voorwaarde dat de detentie "noodzakelijk" is "met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid". In welke gevallen een persoon op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten en als mogelijke dreiging voor de nationale veiligheid kan worden beschouwd, wordt aan de inschatting van de AIVD als hierin gespecialiseerde dienst overgelaten, aldus de toelichting. (zie noot 10)Het voorstel gaat er van uit dat de AIVD in staat is om, voordat sprake is van enige strafbare (voorbereidings)handeling, in te schatten wie noodzakelijkerwijze met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid administratief moet worden gedetineerd en wie niet. Het gaat daarbij om een voorspelling van mogelijk gedrag in de toekomst. Er is daarbij dus geen sprake van een objectiveerbaar, concreet en duidelijk vast te stellen dreiging; daartoe volstaan immers de hiervoor beschreven wettelijke maatregelen die al in de bestaande wetgeving zijn vastgelegd. Omdat het niet om een concrete dreiging gaat, maar om een mogelijke dreiging, waarbij uitgegaan wordt van inschattingen die vaak gebaseerd zal zijn op "zachte" informatie, bestaat de aanmerkelijke kans dat de AIVD een onjuiste voorspelling doet over het toekomstige gedrag. Dat betekent dat de aanmerkelijke kans aanwezig is dat daarmee onschuldige personen die niet daadwerkelijk de bedoelde dreiging voor de nationale veiligheid meebrengen, worden gedetineerd. Gelet op het fundamentele belang van het recht op fysieke vrijheid, kan een veelal alleen op zachte informatie gebaseerde voorspelling van mogelijk toekomstig gedrag in een rechtsstaat dan ook geen reden zijn voor de hier voorgestelde langdurige vrijheidsontneming.Het fundamentele grondrecht op fysieke vrijheid en veiligheid is niet alleen gewaarborgd in artikel 15 van de Grondwet, maar ook in artikel 5 EVRM, dat tot doel heeft te beschermen tegen arbitraire vrijheidsontneming. (zie noot 11) Dit laatste artikel somt in het eerste lid limitatief op in welke gevallen vrijheidsontneming mogelijk is. Deze limitatieve gronden voor vrijheidsontneming moeten in de praktijk strikt geïnterpreteerd worden. (zie noot 12) Vrijheidsontneming is mogelijk na veroordeling, wegens het niet-naleven van een rechterlijk bevel of de niet-nakoming van een wettelijke verplichting, in geval van voorarrest, (zie noot 13) voor personen met een besmettelijke ziekte, geesteszieken, alcohol- of drugsverslaafden en landlopers en in verband met uitzetting of uitlevering. De in het initiatiefwetsvoorstel geformuleerde grond - "noodzakelijk met het oog op de nationale veiligheid, aan een persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met mogelijke terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan" - valt niet onder deze gronden. Dat betekent dat de voorgestelde maatregel van administratieve detentie geen rechtmatige vrijheidsontneming vormt en derhalve in strijd is met artikel 5 EVRM.Het voorstel is op een aantal andere elementaire onderdelen eveneens in strijd met het recht op fysieke vrijheid. De Afdeling gaat hieronder in op vier belangrijke elementen (punt 3 tot en met 6) en besluit met een conclusie (punt 7). De Afdeling merkt daarbij op dat dit advies geen uitputtende behandeling van alle relevante aspecten bevat; het is toegespitst op een aantal hoofdlijnen.3.VoorzienbaarheidDe Afdeling merkt op dat het, mede gelet op de in artikel 5 EVRM neergelegde waarborgen voor vrijheidsontneming, voorzienbaar moet zijn welke gedragingen leiden tot het opleggen van administratieve detentie en welke niet. Die waarborg stelt zeker dat een burger weet of kan weten welk gedrag verboden is, zodat deze er voor kan kiezen zich zo te gedragen dat hij de wet niet overtreedt. Daarmee wordt gegarandeerd dat niemand willekeurig door de overheid zijn vrijheid wordt ontnomen. De formulering van de voorwaarden waaronder tot oplegging van administratieve detentie kan worden besloten, luistert om die reden dan ook bijzonder nauw. (zie noot 14)Gelet daarop wordt uit het voorstel niet duidelijk wanneer iemand "in verband kan worden gebracht" met mogelijke terroristische activiteiten. Het biedt de minister een zeer ruime bevoegdheid. De genoemde formulering laat immers toe dat als er enig - ook een ver verwijderd - verband kan worden gelegd met mogelijk terroristische activiteiten, er al een grond kan zijn voor vrijheidsontneming. Duidelijk is dat daarbij (nog) geen sprake hoeft te zijn van het voorbereiden van een terroristische aanslag, het financieren van terrorisme of van haatzaaien omdat het strafrecht op dit moment reeds voorziet in bevoegdheden om daartegen op te treden. Het hier voorgestelde criterium kent nauwelijks begrenzing; het is zeker in het licht van de zwaarte van de maatregel (vrijheidsontneming) te vaag en niet objectief toetsbaar. Daardoor beschermt het wetsvoorstel de burger onvoldoende tegen arbitrair overheidshandelen en voldoet het als gevolg daarvan niet aan de rechtszekerheid als noodzakelijke voorwaarde voor rechtmatige vrijheidsontneming.4.Eerlijk procesArtikel 5, vierde lid, EVRM bepaalt dat de persoon die door detentie zijn vrijheid is ontnomen het recht heeft voorziening te vragen bij de rechter. Deze beslist spoedig over de rechtmatigheid van zijn detentie en beveelt zijn invrijheidstelling, indien de detentie onrechtmatig is. Daaruit vloeit voort dat de gedetineerde persoon moet worden geïnformeerd over de redenen van zijn detentie, zodat hij effectief naar de rechter kan stappen om de rechtmatigheid van zijn detentie te laten beoordelen. (zie noot 15) Deze equality of arms vereist onder meer dat de gemachtigde toegang heeft tot de documenten in het onderliggende onderzoeksrapport, die essentieel zijn om de rechtmatigheid van de detentie effectief aan de orde te kunnen stellen. (zie noot 16)De Afdeling wijst er op dat de AIVD op grond van Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verplicht is zorg te dragen voor de geheimhouding van zijn bronnen, werkwijze en actueel kennisniveau. (zie noot 17) De administratieve detentie is gebaseerd op deze geheime en vertrouwelijke informatie. Deze zal slechts gedeeltelijk zijn neerslag vinden in de motivering van het besluit van de minister om een persoon administratieve detentie op te leggen. In de bestuurlijke voorbereidingsfase zal informatie, als de betrokken persoon al wordt gehoord, slechts beperkt worden prijs gegeven. In de rechterlijke fase zal de minister naar verwachting regelmatig met een beroep op de nationale veiligheid of lopend opsporingsonderzoek het overleggen van stukken aan de rechter moeten weigeren, dan wel mededelen dat slechts de rechter van deze stukken kennis mag nemen. (zie noot 18) Daarmee wordt de persoon aan wie de maatregel is opgelegd slechts zeer summier geïnformeerd over de reden van zijn administratieve detentie en daarmee onvoldoende in staat gesteld op een effectieve manier de rechtmatigheid van zijn detentie door de rechter te laten beoordelen.5.Onafhankelijke rechterDe persoon aan wie de maatregel is opgelegd, kan volgens het voorstel daartegen administratief beroep instellen bij de rechtbank Den Haag. Deze beslist binnen zeven dagen en toetst daarbij marginaal of de minister in redelijkheid tot oplegging van de administratieve detentie heeft kunnen komen.In een rechtsstaat is beoordeling door de onafhankelijke rechter essentieel. Dat geldt zeker bij een zo ingrijpend middel als vrijheidsontneming. Artikel 5, vierde lid, EVRM bepaalt daarom dat de gedetineerde de gang naar de rechter kan maken om de rechtmatigheid van de detentie te doen beoordelen. Daaruit volgt dat sprake moet zijn van een volle, niet-afstandelijke beoordeling door de rechter (a full examination ) van de vrijheidsontnemende maatregel. Een marginale toets door de rechtbank of de minister in redelijkheid tot een vrijheidsontnemende maatregel heeft kunnen komen zoals hier wordt voorgesteld, is daarom ontoereikend om de rechtmatigheid van de detentie te beoordelen. (zie noot 19) Voorts volgt uit artikel 5, vierde lid, EVRM dat het gerecht spoedig beslist over de rechtmatigheid van de detentie. Dit vereiste houdt in dat binnen een redelijk tijdsbestek een hertoetsing van de rechtmatigheid van de detentie moet kunnen plaatsvinden. (zie noot 20) Het wetsvoorstel voorziet echter niet in bepalingen die dat regelen anders dan een toetsing van de verlenging van de termijn van zes maanden. Een dergelijke termijn is te lang met het oog op de vereiste hertoetsing en voldoet daarmee niet aan artikel 5, vierde lid, van het EVRM.6.Gevolgen van de maatregelAdministratieve detentie kan volgens het wetsvoorstel voor zes maanden worden opgelegd en telkens met dezelfde duur worden verlengd. De totale duur van de administratieve detentie is niet gemaximeerd. De maatregel wordt eerst ingetrokken zodra deze niet langer noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid.De vraag rijst of in het geval iemand eenmaal gedetineerd is, er daarna een reële kans bestaat dat de maatregel nog wordt ingetrokken. Gelet op het zeer ruime criterium op grond waarvan tot administratieve detentie kan worden overgegaan (zie punt 3) zal op de betrokkene met het oog op mogelijke beëindiging van de maatregel een bijna onmogelijke bewijslast rusten dat hij niet langer in verband kan worden gebracht met mogelijke terroristische activiteiten. Bovendien bestaat de aanmerkelijke kans dat een persoon door de langdurige opsluiting zonder dat sprake is van verdenking van een strafbaar feit en zonder dat hij door de strafrechter is veroordeeld, (verder) radicaliseert. (zie noot 21) Hierdoor wordt de mogelijke bedreiging voor de nationale veiligheid die de betrokkene zou kunnen veroorzaken, door langdurige detentie mogelijk eerder groter dan kleiner. Intrekking van de maatregel zal gelet op het bovenstaande dus niet snel aan de orde zijn waardoor permanente opsluiting van de betrokkene, zonder dat betrokkene door de strafrechter schuldig is bevonden aan een strafbaar feit, in het verschiet ligt. Het wetsvoorstel biedt daarvoor ook de ruimte. Dat is in een rechtsstaat niet aanvaardbaar.7.ConclusieDe Afdeling onderkent het grote belang van de bestrijding van terrorisme. Om terrorisme effectief te kunnen bestrijden, moet de overheid bevoegdheden hebben die soms een vergaande inbreuk maken op de grondrechten, zoals het recht op fysieke vrijheid. Het onderhavige wetsvoorstel schiet echter door op een wijze die in een rechtsstaat niet acceptabel is. Het biedt geen bescherming tegen willekeurige vrijheidsontneming omdat het voorstel de minister bevoegd maakt om burgers op grond van een zeer ruim criterium en zonder beperking in de tijd op te sluiten. Het gevolg daarvan kan zijn dat betrokkenen langdurig van hun vrijheid worden beroofd zonder dat zij door de strafrechter volgens een met waarborgen omklede procedure schuldig zijn bevonden aan een strafbaar feit. Daarbij komt dat betrokkenen zich tegen de opgelegde maatregel vanwege de vertrouwelijke aard van de AIVD-informatie waarop de maatregel is gebaseerd, niet of nauwelijks kunnen verweren terwijl bovendien de rechter volgens het voorstel niet bevoegd is de vrijheidsontneming volwaardig op haar rechtmatigheid te beoordelen. Elk van deze elementen afzonderlijk is in strijd met het grondrecht op fysieke vrijheid zoals dat in de Nederlandse rechtsorde is gewaarborgd. Al deze elementen bij elkaar opgeteld, leiden ertoe dat het wetsvoorstel de grenzen van wat in een rechtsstaat aanvaardbaar is ver te buiten gaat. De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, van het voorstel af te zien.8. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Dijken houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met een vrijstelling van parkeerbelastingen voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Van Dijken houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met een vrijstelling van parkeerbelastingen voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart, met memorie van toelichting.Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 november 2006 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Dijken houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met een vrijstelling van parkeerbelastingen voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Dittrich tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering (invoering van spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-10-09] Voorstel van wet van het lid Dittrich tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering (invoering van spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet, houdende wijziging van de rijkswet van 7 juli 2010 tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba (Stb. 2010, 342), ter uitvoering van het op 6 april 2016 te Philipsburg tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek inzake maritieme afbakening in het Caribisch gebied (Trb. 2016, 52 en 82).

[Gepubliceerd: 2019-10-08] Voorstel van rijkswet, houdende wijziging van de rijkswet van 7 juli 2010 tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba (Stb. 2010, 342), ter uitvoering van het op 6 april 2016 te Philipsburg tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek inzake maritieme afbakening in het Caribisch gebied (Trb. 2016, 52 en 82).Bij Kabinetsmissive van 20 december 2017, no.2017002211, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet, houdende wijziging van de rijkswet van 7 juli 2010 tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba (Stb. 2010, 342), ter uitvoering van het op 6 april 2016 te Philipsburg tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek inzake maritieme afbakening in het Caribisch gebied (Trb. 2016, 52 en 82), met memorie van toelichting.Het voorstel van rijkswet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het verzamelen en verspreiden van studiekeuze-informatie en het doen van onderzoek naar studenttevredenheid op het terrein van het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-10-08] Bij Kabinetsmissive van 9 september 2019, no.2019001860, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het verzamelen en verspreiden van studiekeuze-informatie en het doen van onderzoek naar studenttevredenheid op het terrein van het hoger onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van Ministerie van VWS.

[Gepubliceerd: 2019-10-08] Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2019, no.2019001291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 20XX), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019.

[Gepubliceerd: 2019-10-07] Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2019, no.2019001751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 116), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Dominicaanse Republiek; Santo Domingo, 13 mei 2019.

[Gepubliceerd: 2019-10-07] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2019, no.2019001742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Portugese Republiek; Lissabon, 25 juni 2019 (Trb. 2019, 117), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019.

[Gepubliceerd: 2019-10-07] Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2019, no.2019001750, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019 (Trb. 2019, 125), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Portugese Republiek; Lissabon, 25 juni 2019.

[Gepubliceerd: 2019-10-07] Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2019, no.2019001742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Portugese Republiek; Lissabon, 25 juni 2019 (Trb. 2019, 117), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking decentrale rekenkamers.

[Gepubliceerd: 2019-10-07] Bij Kabinetsmissive van 17 april 2019, no.2019000813, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Comptabiliteitswet 2016 in verband met het afschaffen van de rekenkamerfunctie, het openen van de mogelijkheid tot het benoemen van raadsleden en statenleden tot adviserend lid van decentrale rekenkamers en het uitbreiden van de bevoegdheden van de rekenkamers (Wet versterking decentrale rekenkamers), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet voortgezet onderwijs 20xx.

[Gepubliceerd: 2019-10-07] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2018, no.2018000594, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot intrekking van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES en vervanging door de Wet voortgezet onderwijs 20xx (Wet voortgezet onderwijs 20xx), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de bestaande vormgeving tussen de Caribisch en Europees Nederland en de coördinerende rol van BZK.

[Gepubliceerd: 2019-10-04] Bij brief van 13 september 2018 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen betreffende de bestaande vormgeving tussen Caribisch en Europees Nederland en de coördinerende rol van BZK.INHOUDSOPGAVE
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met displayban en automatenverbod

[Gepubliceerd: 2019-10-03] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001341, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter regeling van een uitzondering voor verkooppunten op het verbod te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen, verbod op verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon en faciliteiten in aangewezen rookruimten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 in verband met het vervallen van de objectieve indicator derde hoogrisicolanden.

[Gepubliceerd: 2019-10-03] Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2019, no.2019001138, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 in verband met het vervallen van de objectieve indicator derde hoogrisicolanden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2014.

[Gepubliceerd: 2019-10-02] Ontwerp-Miljoenennota 2014.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit slotallocatie.

[Gepubliceerd: 2019-09-30] Bij Kabinetsmissive van 4 april 2019, no.2019000678, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit slotallocatie met het oog op het stellen en verduidelijken van regels omtrent het vaststellen van de coördinatieparameters en het gebruik van slots, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie-efficiëntie.

[Gepubliceerd: 2019-09-30] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2019, no.2019001365, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie-efficiëntie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen.

[Gepubliceerd: 2019-09-30] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001393, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet en het verhogen van de toetredingsleeftijd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht.

[Gepubliceerd: 2019-09-27] Bij Kabinetsmissive van 12 april 2019, no.2019000743, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht; Brussel, 19 februari 2013 (Trb. 2013, 92 en 2016, 1), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Wegenverkeerswet 1994 in verband met het niet meer opleggen van het alcoholslotprogramma in het bestuursrecht.

[Gepubliceerd: 2019-09-27] De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Van Laar en Dik-Faber ter erkenning van Nederlandse gebarentaal (Wet erkenning Nederlandse gebarentaal).

[Gepubliceerd: 2019-09-27] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 oktober 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Van Laar en Dik-Faber ter erkenning van Nederlandse gebarentaal (Wet erkenning Nederlandse gebarentaal), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit aanpassing Besluit Kapittel voor de civiele orden en de Instructie Ambtenaren Scheepvaartinspectie o.a. invoering normalisering van de rechtspositie van ambtenaren.

[Gepubliceerd: 2019-09-24] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit Kapittel voor de civiele orden en de Instructie Ambtenaren Scheepvaartinspectie in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding in verband met transitievergoeding vanaf dag 1 van de arbeidovereenkomst.

[Gepubliceerd: 2019-09-20] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2019, no.2019001250, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding in verband met het vervallen van de referteperiode voor de transitievergoeding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met een wijziging van de voorwaarden voor werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme.

[Gepubliceerd: 2019-09-20] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001392, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met een wijziging van de voorwaarden voor werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme en een technische wijziging, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit kinderopvangtoeslag 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-20] Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2019, no.2019001297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet.

[Gepubliceerd: 2019-09-20] Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2019, no.2019001173, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet in verband met verlenging van het experiment voor bestaande deelnemers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging WEB i.v.m. opnemen grondslag aanvullende bekostiging bijzondere omstandigheden.

[Gepubliceerd: 2019-09-18] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2019, no.2019001372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES inzake het verstrekken van aanvullende middelen in verband met bijzondere omstandigheden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van BZK (VII) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001705, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2020 deel 5 (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven).

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2019, no.2019005, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2020 deel 2 (Overige Fiscale Maatregelen 2020).

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2019, no.2019002, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige Fiscale Maatregelen 2020), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van J&V (VI) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001704, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van EZK (XIII) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001710, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001697, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-Miljoenennota 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2020 deel 6 (Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten).

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2019, no.2019006, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van SZW (XV) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001712, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Financiën en Nationale Schuld (IX) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001707, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2020 deel 3 (Wet bronbelasting).

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2019, no.2019004, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering van een bronbelasting op renten en royaltys (Wet bronbelasting 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten van de Gouverneurs (IIB) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2020 deel 4 (Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord).

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2019, no.2019003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van I&W (XII) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001709, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds (J) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001718, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds (J) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van OCW (VIII) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001706, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2019, no.2019001716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2020 deel 1.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2019, no.2019001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van LNV (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001711, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van AZ (IIIA), het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC)

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001701, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds (A) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 3 september 2019, no.2019001715, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds (A) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van VWS (XVI) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van BuZa (V) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001703, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001708, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001699, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-17] Bij Kabinetsmissive van 2 september 2019, no.2019001714, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet tot wijziging van de Wet strategische diensten in verband met codificatie van de anti-folterverordening.

[Gepubliceerd: 2019-09-16] Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2019, no.2019001733, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet strategische diensten in verband met Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU 2019, L30) (Wet tot wijziging van de Wet strategische diensten in verband met codificatie van de anti-folterverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021.

[Gepubliceerd: 2019-09-16] Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2019, no.2019001155, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond met betrekking tot het aanwijzen van registratieobjecten (tweede tranche).

[Gepubliceerd: 2019-09-13] Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2019, no.2019001254, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond met betrekking tot het aanwijzen van registratieobjecten (tweede tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Besluit BRP en Besluit BSN.

[Gepubliceerd: 2019-09-13] Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2019, no.2019001212, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen en het Besluit burgerservicenummer, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging Consulair besluit met betrekking tot posten die bevoegd zijn tot het opmaken van geboorte- en overlijdensakten.

[Gepubliceerd: 2019-09-13] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2019, no.2019001368, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Consulair besluit met betrekking tot de vermelding van de posten die bevoegd zijn tot het opmaken van geboorte- en overlijdensakten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet taal en toegankelijkheid HO en MBO.

[Gepubliceerd: 2019-09-11] Bij Kabinetsmissive van 11 april 2019, no.2019000714, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taalbeleid in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (taal en toegankelijkheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs houdende de verlenging van het experiment educatieve module.

[Gepubliceerd: 2019-09-11] Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2019, no.2019001371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs houdende de verlenging van het experiment educatieve module, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken teneinde die beperkingen beter kenbaar te maken.

[Gepubliceerd: 2019-09-10] Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2019, no.2019001034, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken teneinde die beperkingen beter kenbaar te maken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet arbeidsmarkt in balans

[Gepubliceerd: 2019-09-10] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten om de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren (Wet arbeidsmarkt in balans), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2018, no.2018001208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten om de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren (Wet arbeidsmarkt in balans), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas.

[Gepubliceerd: 2019-09-10] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring EU - Armenië CEPA, Brussel (Trb. 2018, 41).

[Gepubliceerd: 2019-09-06] Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2019, no.2019001432, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 24 november 2017 te Brussel tot stand gekomen Brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds (met Bijlagen, Protocollen en Gezamenlijke verklaring) (Trb. 2018, 41), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet defensiematerieelbegrotingsfonds.

[Gepubliceerd: 2019-09-06] Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2019, no.2019001164, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake een defensiematerieelbegrotingsfonds (Wet defensiematerieelbegrotingsfonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2020.

[Gepubliceerd: 2019-09-05] Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2019, no.2019001004, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Kieswet aanpassing tijdelijke vervangingsregeling zwangerschap en bevalling of ziekte.

[Gepubliceerd: 2019-09-03] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001461, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de Waterschapswet tot aanpassing van de regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de vertegenwoordigende organen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet Verordening Europees Burgerinitiatief.

[Gepubliceerd: 2019-09-03] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001340, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief in verband met de nieuwste verordening betreffende het Europees burgerinitiatief, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren.

[Gepubliceerd: 2019-09-03] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001458, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet gewijzigde Kaderrichtlijn afvalstoffen.

[Gepubliceerd: 2019-09-02] Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2019, no.2019001251, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn (EU) 2018/851 van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (Implementatiewet wijziging Kaderrichtlijn Afvalstoffen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Mediawet 2008 verlenging lopende concessie.

[Gepubliceerd: 2019-09-02] Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001350, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 houdende verlenging van de lopende concessie en erkenningen van de landelijke publieke mediadienst met een jaar, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met de herziening van het verlies van rechtspersoonlijkheid van het CIZ.

[Gepubliceerd: 2019-09-02] Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001466, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met de herziening van het verlies van rechtspersoonlijkheid van het CIZ, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Warenwetbesluit uitvoering verordening officiële controles en andere officiële activiteiten.

[Gepubliceerd: 2019-08-30] Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2019, no.2019001290, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen en tot wijziging van enkele Warenwetbesluiten (Warenwetbesluit uitvoering verordening officiële controles), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 tot aanpassing van de wettelijke grondslag voor vrijheidsontneming van asielzoekers na afwijzing of niet in behandeling nemen van een aan de grens ingediend asielverzoek.

[Gepubliceerd: 2019-08-29] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2019, no.2019001506, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 tot aanpassing van de wettelijke grondslag voor vrijheidsontneming van asielzoekers na afwijzing of niet in behandeling nemen van een aan de grens ingediend asielverzoek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende regels ter beperking van de emissie uit huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren (Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2015, no.2015000818, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter beperking van de emissie uit huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren (Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit uitvoering Europese exotenverordening.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende voorschriften ter uitvoering van verordening (EU) nr. 1143/2014 (Besluit uitvoering Europese exotenverordening), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2015, no.2015001866, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften ter uitvoering van verordening (EU) nr. 1143/2014 (Besluit uitvoering Europese exotenverordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173), alsmede ter implementatie van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225) (Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2015, no.2015000492, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173), alsmede ter implementatie van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225) (Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet en de Luchtvaartwet BES in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (Pb EU 2008, L 97/72) en enkele andere verordeningen op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2015, no.2015001255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet en de Luchtvaartwet BES in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (Pb EU 2008, L 97/72) en enkele andere verordeningen op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet toegang basisbetaalrekening.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257) (Implementatiewet toegang basisbetaalrekening).Bij Kabinetsmissive van 23 december 2015, no.2015002308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257) (Implementatiewet toegang basisbetaalrekening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit experiment promotieonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op verbetering van de toegankelijkheid en de doelmatigheid van het hoger onderwijs door invoering van promotieonderwijs (Besluit experiment promotieonderwijs), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2015, no.2015001187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op verbetering van de toegankelijkheid en de doelmatigheid van het hoger onderwijs door invoering van promotieonderwijs (Besluit experiment promotieonderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (PbEU 2014, L 158) en ter implementatie van verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang (PbEU 2014, L 158) (Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2015, no.2015001493, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (PbEU 2014, L 158) en ter implementatie van verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang (PbEU 2014, L 158) (Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van rijkswet houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen).Bij Kabinetsmissive van 22 april 2015, no.2015000717, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot regeling van de arbeidsvoorwaarden van gedetacheerde werknemers in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van de detacheringsrichtlijn en tot wijziging van de IMI-verordening over de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2015, no.2015001833, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot regeling van de arbeidsvoorwaarden van gedetacheerde werknemers in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van de detacheringsrichtlijn en tot wijziging van de IMI-verordening over de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn collectief beheer.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt (Implementatiewet richtlijn collectief beheer), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 april 2015, no.2015000640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt (Implementatiewet richtlijn collectief beheer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot integratie van de Wet huurcommissieregeling BES in een Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland onder gelijktijdige aanpassing van eerstgenoemde wet, van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES en enkele andere wetten (Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 december 2015, no.2015002216, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot integratie van de Wet huurcommissieregeling BES in een Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland onder gelijktijdige aanpassing van eerstgenoemde wet, van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES en enkele andere wetten (Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende regels inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing (Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2015, no.2015002185, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing (Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de digitale rechtsgang in het burgerlijk en bestuursrecht (Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2015, no.2015001495, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende de digitale rechtsgang in het burgerlijk en bestuursrecht (Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit experimenten flexibel hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende voorschriften voor diverse experimenten op het terrein van flexibilisering van het hoger onderwijs, in het bijzonder van het deeltijdse en duale onderwijs, met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het hoger onderwijs (Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2015, no.2015002240, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften voor diverse experimenten op het terrein van flexibilisering van het hoger onderwijs, in het bijzonder van het deeltijdse en duale onderwijs, met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het hoger onderwijs (Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verbetering hybride markt WGA.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet financiering sociale verzekeringen en enkele andere wetten in verband met verbetering van de hybride markt van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wet verbetering hybride markt WGA), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2015, no.2015001498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet financiering sociale verzekeringen en enkele andere wetten in verband met verbetering van de hybride markt van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wet verbetering hybride markt WGA), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet houdende wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw).Bij Kabinetsmissive van 22 april 2015, no.2015000735, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw), met memorie van toelichting. Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit kosten uitgebreide beoordeling Wbft.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende nadere regels inzake de kosten van de beoordeling, bedoeld in artikel 33, vierde lid, van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) en tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2013 (Besluit kosten uitgebreide beoordeling Wbft), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 april 2015, no.2015000591, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels inzake de kosten van de beoordeling, bedoeld in artikel 33, vierde lid, van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) en tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2013 (Besluit kosten uitgebreide beoordeling Wbft), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Implementatiebesluit richtlijn en verordening solvabiliteit II.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en de verordening solvabiliteit II (Implementatiebesluit richtlijn en verordening solvabiliteit II), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2015, no.2015000487, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en de verordening solvabiliteit II (Implementatiebesluit richtlijn en verordening solvabiliteit II), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2016.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2016), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2015, no.2015001062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2016), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit vbo-groen in een AOC 2016.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs die geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn op het voorbereidend beroepsonderwijs in agrarische opleidingscentra en van wijziging van de berekening van de rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum (Besluit vbo-groen in een AOC 2016).Bij Kabinetsmissive van 10 september 2015, no.2015001529, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende vaststelling van de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs die geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn op het voorbereidend beroepsonderwijs in agrarische opleidingscentra en van wijziging van de berekening van de rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum (Besluit vbo-groen in een AOC 2016), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet (Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels omtrent aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet (Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet uitvoering Common Reporting Standard.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Belastingwet BES in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2014, L359) en om uitvoering te geven aan de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard (Wet uitvoering Common Reporting Standard), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2015, no.2015000983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Belastingwet BES in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2014, L359) en om uitvoering te geven aan de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard (Wet uitvoering Common Reporting Standard), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit implementatie richtlijn 2012/34/EU.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de vergoeding minimumtoegangspakket en de toegang tot dienstvoorzieningen en de levering van diensten op het gebied van spoor en houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur ter implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32) (Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2015, no.2015001288, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende regels met betrekking tot de vergoeding minimumtoegangspakket en de toegang tot dienstvoorzieningen en de levering van diensten op het gebied van spoor en houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur ter implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32) (Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit Erfgoedwet Archeologie.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende regels voor archeologische opgravingen (Besluit Erfgoedwet Archeologie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor archeologische opgravingen (Besluit Erfgoedwet Archeologie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende voorschriften voor een experiment op het terrein van vraagfinanciering in het hoger onderwijs, in het bijzonder het deeltijdse en duale onderwijs, met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het hoger onderwijs (Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2015, no.2015002239, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften voor een experiment op het terrein van vraagfinanciering in het hoger onderwijs, in het bijzonder het deeltijdse en duale onderwijs, met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het hoger onderwijs (Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafvordering in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) en Richtlijn nr. 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) (Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2015, no.2015002307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafvordering in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) en Richtlijn nr. 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) (Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende nieuwe nadere regels betreffende toegelaten instellingen en regels betreffende wooncoöperaties (Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2015, no.2015000536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nieuwe nadere regels betreffende toegelaten instellingen en regels betreffende wooncoöperaties (Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit toezicht kredietunies.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter vaststelling van nadere regels voor het toezicht op kredietunies (Besluit toezicht kredietunies), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 september 2015, no.2015001553, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter vaststelling van nadere regels voor het toezicht op kredietunies (Besluit toezicht kredietunies), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende identificatie- en rapportagevoorschriften voor rapporterende financiële instellingen met het oog op de automatische uitwisseling van inlichtingen op basis van de Common Reporting Standard (Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard).Bij Kabinetsmissive van 26 november 2015, no.2015002089, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende identificatie- en rapportagevoorschriften voor rapporterende financiële instellingen met het oog op de automatische uitwisseling van inlichtingen op basis van de Common Reporting Standard (Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van nieuwe regels voor bepaalde gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 517/2014 van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en een aantal daarmee verband houdende verordeningen en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van 16 september 2009 betreffende ozonlaagafbrekende stoffen (Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen).Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2015, no.2015000537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van nieuwe regels voor bepaalde gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 517/2014 van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en een aantal daarmee verband houdende verordeningen en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van 16 september 2009 betreffende ozonlaagafbrekende stoffen (Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Uitvoeringsbesluit kinderbijslagvoorziening BES.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent de weigering en terugvordering van kinderbijslag BES op grond van de Wet kinderbijslagvoorziening BES (Uitvoeringsbesluit kinderbijslagvoorziening BES).Bij Kabinetsmissive van 2 december 2015, no.2015002127, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent de weigering en terugvordering van kinderbijslag BES op grond van de Wet kinderbijslagvoorziening BES (Uitvoeringsbesluit kinderbijslagvoorziening BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs teneinde te bewerkstelligen dat voor werknemers die in dienst zijn bij een payrollwerkgever dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs teneinde te bewerkstelligen dat voor werknemers die in dienst zijn bij een payrollwerkgever dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt.Bij Kabinetsmissive van 29 juli 2015, no.2015001306, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs teneinde te bewerkstelligen dat voor werknemers die in dienst zijn bij een payrollwerkgever dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Implementatiebesluit wijziging richtlijn transparantie.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melding zeggenschap in uitgevende instellingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit openbare biedingen Wft ter implementatie van richtlijn nr. 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Implementatiebesluit wijziging richtlijn transparantie).Bij Kabinetsmissive van 18 december 2015, no.2015002281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melding zeggenschap in uitgevende instellingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit openbare biedingen Wft ter implementatie van richtlijn nr. 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Implementatiebesluit wijziging richtlijn transparantie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Implementatiebesluit depositogarantiestelsel.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende regels tot wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PbEU 2014, L 173) (Implementatiebesluit depositogarantiestelsel), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2015, no.2015001622, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels tot wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PbEU 2014, L 173) (Implementatiebesluit depositogarantiestelsel), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit uitvoering Tabakswet.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit houdende samenvoeging van de algemene maatregelen van bestuur op basis van de Tabakswet tot één besluit (Besluit uitvoering Tabakswet).Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2015, no.2015001256, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende samenvoeging van de algemene maatregelen van bestuur op basis van de Tabakswet tot één besluit (Besluit uitvoering Tabakswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet wijziging richtlijn icbes.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van de richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbes) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft (PbEU 2014, L 257) (Implementatiewet wijziging richtlijn icbes), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2015, no.2015001242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van de richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbes) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft (PbEU 2014, L 257) (Implementatiewet wijziging richtlijn icbes), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Wijzigingsbesluit financiële markten 2016).

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2016), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2015, no.2015001589, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2016), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.

[Gepubliceerd: 2019-08-13] Voorstel van wet houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of die voornemens zijn zich aan te sluiten bij terroristische strijdgroepen en inzake het weigeren en intrekken van beschikkingen bij ernstig gevaar voor gebruik ervan voor terroristische activiteiten (Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2015, no.2015001275, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of die voornemens zijn zich aan te sluiten bij terroristische strijdgroepen en inzake het weigeren en intrekken van beschikkingen bij ernstig gevaar voor gebruik ervan voor terroristische activiteiten (Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet terugvordering staatssteun.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet houdende regels voor de terugvordering van staatssteun (Wet terugvordering staatssteun).Bij Kabinetsmissive van 17 november 2016, no.2016001985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor de terugvordering van staatssteun (Wet terugvordering staatssteun), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit radioapparaten 2016.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels inzake radioapparaten ter implementatie van richtlijn 2014/53/EU (Besluit radioapparaten 2016).Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2016, no.2016001718, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake radioapparaten ter implementatie van richtlijn 2014/53/EU (Besluit radioapparaten 2016), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit experiment cross-over kwalificaties.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met cross-over kwalificaties in het middelbaar beroepsonderwijs (Besluit experiment cross-over kwalificaties), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2016, no.2016000783, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met cross-over kwalificaties in het middelbaar beroepsonderwijs (Besluit experiment cross-over kwalificaties), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit middelenonderzoek bij geweldplegers.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels over de uitvoering van de onderzoeken die ter vaststelling van het gebruik van geweldbevorderende middelen bij geweldplegers kunnen worden ingezet, alsmede de aanwijzing van de geweldsmisdrijven waarvoor die onderzoeken kunnen worden ingezet en de aanwijzing van andere middelen dan alcohol die gewelddadig gedrag kunnen bevorderen en de grenswaarden voor die middelen en alcohol (Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers).Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2016, no.2016000387, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de uitvoering van de onderzoeken die ter vaststelling van het gebruik van geweldbevorderende middelen bij geweldplegers kunnen worden ingezet, alsmede de aanwijzing van de geweldsmisdrijven waarvoor die onderzoeken kunnen worden ingezet en de aanwijzing van andere middelen dan alcohol die gewelddadig gedrag kunnen bevorderen en de grenswaarden voor die middelen en alcohol (Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Verzamelbesluit SZW 2017.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit tot wijziging van Besluit SUWI en enkele andere AMvBs van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met de toegang tot het doelgroepregister, het opnemen van leerlingen uit het praktijkonderwijs in het doelgroepregister zonder voorafgaande beoordeling en andere kleine technische wijzigingen (Verzamelbesluit SZW 2017), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2016, no.2016001942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van Besluit SUWI en enkele andere AMvBs van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met de toegang tot het doelgroepregister, het opnemen van leerlingen uit het praktijkonderwijs in het doelgroepregister zonder voorafgaande beoordeling en andere kleine technische wijzigingen (Verzamelbesluit SZW 2017), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit uitvoering Crisis- en herstelwet veertiende tranche.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en tot aanvulling van bijlage II van de Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet veertiende tranche).Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2016, no.2016001279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en tot aanvulling van bijlage II van de Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet veertiende tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie verordening essentiële-informatiedocumenten.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van de verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIPs) (PbEU 2014, L 352) (Wet implementatie verordening essentiële-informatiedocumenten).Bij Kabinetsmissive van 26 november 2016, no.2016002070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van de verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIPs) (PbEU 2014, L 352) (Wet implementatie verordening essentiële-informatiedocumenten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit digitale stukken Strafvordering.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende het gebruik van elektronische stukken (Besluit digitale stukken Strafvordering), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2016, no.2016001257, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende het gebruik van elektronische stukken (Besluit digitale stukken Strafvordering), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Gereserveerde aanduidingen en het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenproducten 2002 in verband met de aanduidingen van limonade, bier en verduurzaamde vruchtenproducten.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Bij Kabinetsmissive van 27 september 2016, no.2016001629, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Gereserveerde aanduidingen en het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenproducten 2002 in verband met de aanduidingen van limonade, bier en verduurzaamde vruchtenproducten, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie).Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001574, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit breed moratorium.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit tot invoering van een afkoelingsperiode voor natuurlijke personen ter stabilisering van hun financiële situatie alsmede tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Besluit breed moratorium).Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2016, no.2016001800, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot invoering van een afkoelingsperiode voor natuurlijke personen ter stabilisering van hun financiële situatie alsmede tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Besluit breed moratorium), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit elektronische deponering handelsregister.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels in verband met de deponering van bescheiden in het handelsregister langs elektronische weg (Besluit elektronische deponering handelsregister), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2016, no.2016000279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels in verband met de deponering van bescheiden in het handelsregister langs elektronische weg (Besluit elektronische deponering handelsregister), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de omzetting van Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2016, no.2016000177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de omzetting van Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit natuurbescherming.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming (Besluit natuurbescherming), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2016, no.2016001136, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming (Besluit natuurbescherming), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2017.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2017), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2016, no.2016001252, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2017), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit inrichting en orde politieverhoor.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels voor de inrichting van en de orde tijdens het politieverhoor waaraan de raadsman deelneemt (Besluit inrichting en orde politieverhoor), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2016, no.2016001790, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de inrichting van en de orde tijdens het politieverhoor waaraan de raadsman deelneemt (Besluit inrichting en orde politieverhoor), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet Zvw 2016.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag in verband met enkele inhoudelijke en technische verbeteringen (Verzamelwet Zvw 2016).Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2016, no.2016000976, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag in verband met enkele inhoudelijke en technische verbeteringen (Verzamelwet Zvw 2016), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Tijdelijk besluit experiment vervroegde inzet no-riskpolis Ziektewet.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment met een vervroegde no-riskpolis (Tijdelijk besluit experiment vervroegde inzet no-riskpolis Ziektewet).Bij Kabinetsmissive van 21 december 2016, no.2016002282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment met een vervroegde no-riskpolis (Tijdelijk besluit experiment vervroegde inzet no-riskpolis Ziektewet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit uitvoering Crisis- en herstelwet twaalfde tranche.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet twaalfde tranche).Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2016, no.2016001072, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet twaalfde tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet uitwisseling inlichtingen over rulings.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen over grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken (Wet uitwisseling inlichtingen over rulings).Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2016, no.2016001241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen over grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken (Wet uitwisseling inlichtingen over rulings), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit elektromagnetische compatibiliteit 2016.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels inzake elektromagnetische compatibiliteit van uitrusting (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016).Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2016, no.2016001180, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake elektromagnetische compatibiliteit van uitrusting (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit bijdrage rijksincassovoorziening.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de rijksincassovoorziening (Besluit bijdrage rijksincassovoorziening).Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2016, no.2016001294, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de rijksincassovoorziening (Besluit bijdrage rijksincassovoorziening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit eindapparaten.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels inzake eindapparaten ter implementatie van richtlijn 2008/63/EG (Besluit eindapparaten).Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2016, no.2016001717, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake eindapparaten ter implementatie van richtlijn 2008/63/EG (Besluit eindapparaten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit zelfstandige bevoegdheid bachelor medisch hulpverlener.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding, deskundigheid en tijdelijke zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden handelingen van de bachelor medisch hulpverlener (Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid bachelor medisch hulpverlener), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2016, no.2016000841, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding, deskundigheid en tijdelijke zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden handelingen van de bachelor medisch hulpverlener (Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid bachelor medisch hulpverlener), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EU) Nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PbEU 2014, L 189) (Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2016, no.2016000176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EU) Nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PbEU 2014, L 189) (Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep in verband met het versterken van de governance van accountantsorganisaties (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties).Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2016, no.2016001232, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep in verband met het versterken van de governance van accountantsorganisaties (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Warenwetbesluit drukapparatuur 2016.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 en wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, het Warenwetbesluit liften 2016 en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten (Warenwetbesluit drukapparatuur 2016), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2016, no.2016000514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 en wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, het Warenwetbesluit liften 2016 en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten (Warenwetbesluit drukapparatuur 2016), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet (Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2016, no.2016001953, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet (Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet pensioenen 2017.

[Gepubliceerd: 2019-08-09] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de rechterlijke organisatie vanwege een aantal wijzigingen van pensioenwetgeving (Verzamelwet pensioenen 2017).Bij Kabinetsmissive van 2 december 2016, no.2016002115, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de rechterlijke organisatie vanwege een aantal wijzigingen van pensioenwetgeving (Verzamelwet pensioenen 2017), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van het ontwerp-Landsbesluit tot intrekking van het Landsbesluit van 12 februari 2017 tot ontbinding van de Staten van Curaçao en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen op 28 april 2017.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van het ontwerp-Landsbesluit tot intrekking van het Landsbesluit van 12 februari 2017 tot ontbinding van de Staten van Curaçao en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen op 28 april 2017.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2017, no.2017000572, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van het ontwerp-Landsbesluit tot intrekking van het Landsbesluit van 12 februari 2017 tot ontbinding van de Staten van Curaçao en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen op 28 april 2017.Het ontwerpbesluit strekt tot beoordeling van het ontwerp-Landsbesluit, no. 2017/011401, dat intrekking beoogt van het Landsbesluit van 12 februari 2017, no. 17/0223. Bij het Landsbesluit van 12 februari 2017 worden de Staten van Curaçao met ingang van 11 mei 2017 ontbonden, worden verkiezingen van de Staten uitgeschreven en wordt de eerste samenkomst van de nieuwe Staten bepaald wordt op 11 mei 2017. Het ontwerp-Landsbesluit is door de Gouverneur van Curaçao, gelet op artikel 21 van het Reglement van de Gouverneur van Curaçao, niet vastgesteld, wegens strijdigheid met belangen, waarvan de waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is, in het bijzonder de rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft het ontwerpbesluit. Zij adviseert het besluit vast te stellen en adviseert de toelichting aan te vullen.Het ontwerpbesluit is gebaseerd op artikel 21 van het Reglement van de Gouverneur van Curaçao (hierna: RvG). Artikel 21 RvG bepaalt dat de Gouverneur een hem voorgedragen landsbesluit niet vaststelt, wanneer hij het besluit in strijd acht met het Statuut, een internationale regeling, een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur, dan wel met belangen, waarvan de verzorging of waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de Koning als hoofd van de regering van het Koninkrijk. Wanneer bij koninklijk besluit, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, wordt beslist dat zodanige strijd niet aanwezig is, stelt de Gouverneur de landsverordening of het landsbesluit alsnog vast. Het koninklijk besluit, waarbij wordt beslist dat zodanige strijd wel aanwezig is, wordt in het officiële publicatieblad bekend gemaakt.Het voorliggende ontwerpbesluit stelt vast dat het ontwerp-Landsbesluit, no. 2017/011401, strekkende tot intrekking van het Landsbesluit van 12 februari 2017, no. 17/0223, in strijd is met belangen, waarvan de waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is, in het bijzonder de rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur. Het ontwerpbesluit concludeert dat de Gouverneur vanwege deze strijdigheid het ontwerp-Landsbesluit terecht niet heeft vastgesteld.Met de verwijzing naar de belangen, waarvan de waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is, wordt gedoeld op artikel 43, tweede lid, van het Statuut. De Afdeling adviseert in de aanhef en in de overwegingen van de considerans naar deze bepaling te verwijzen.Het ontwerpbesluit gaat niet vergezeld van een toelichting. In de overwegingen behorende bij het ontwerpbesluit wordt, ter motivering van het oordeel dat het ontwerp-Landsbesluit van 27 maart 2017 in strijd is met belangen waarvan de waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is, volstaan met een verwijzing naar de argumenten genoemd in de brief van de Gouverneur van 27 maart 2017.Deze brief van de Gouverneur, waarin zij aankondigt gebruik te maken van artikel 21 RvG en het oordeel van Koninkrijksregering daarover vraagt bevat naar het oordeel van de Afdeling een overtuigende en dragende motivering voor een beroep op artikel 21 RvG. Terecht merkt de Gouverneur op dat de bevoegdheid van de regering om tot ontbinding van de Staten over te gaan op grond van artikel 53 van de Staatsregeling ongeclausuleerd is. In artikel 53 van de Staatsregeling kan geen rechtsplicht voor de regering worden gelezen om slechts tot ontbinding over te gaan als de Staten daar zelf mee instemmen. Een dergelijke opvatting zou zich slecht verhouden tot de aard van het ontbindingsrecht om conflicten met de Staten - waaronder het verlies van steun in de Staten - te beslechten middels het houden van nieuwe verkiezingen. Het instrument van ontbinding van de Staten zou zinledig zijn indien dit door een (interim-) kabinet dat na het besluit tot ontbinding is aangesteld teniet gedaan zou kunnen worden door het ontbindingsbesluit in te trekken. De aard van een ontbindingsbesluit verzet zich ertegen dat dit wordt ingetrokken. Gelet op de fundamentele betekenis van de bevoegdheid tot ontbinding van de Staten, in het licht van de checks en balances in ons staatsbestel, doet de intrekking van het besluit tot ontbinding ernstig afbreuk aan de deugdelijkheid van bestuur.De Afdeling constateert dan ook dat het voorstel om de ontbinding van de staten terug te draaien niet aanvaardbaar is en dat de Gouverneur dan ook geen andere optie had dan het ontwerp-Landsbesluit niet te ondertekenen. De vorengenoemde brief van de Gouverneur is echter niet openbaar. Het Koninklijk besluit waarin geoordeeld wordt dat er sprake is van strijd met een belang waarvan de waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is, moet echter wel dragend gemotiveerd worden, zoals ook blijkt uit de toelichting. De verwijzing naar de niet openbare brief van de Gouverneur volstaat daarvoor niet. Daar komt bij dat het, in het licht van de afzonderlijke bevoegdheden van Gouverneur en Koninkrijksregering, van belang is dat de Koninkrijksregering de motivering van de Gouverneur ook zelfstandig opneemt in de toelichting bij dit ontwerpbesluit. Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling de motivering bij het ontwerpbesluit aan te vullen.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit levensfase-uren politie.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met de invoering van een stelsel van levensfase-uren (Besluit levensfase-uren politie).Bij Kabinetsmissive van 22 september 2017, no.2017001580, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met de invoering van een stelsel van levensfase-uren (Besluit levensfase-uren politie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit investeringsplan en kwaliteitsborging elektriciteit en gas.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2018, no.2018001286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over investeringsplannen voor elektriciteitsnetten en gastransportnetten en enkele andere onderwerpen (Besluit investeringsplan en kwaliteitsborging elektriciteit en gas).Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2018, no.2018001286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over investeringsplannen voor elektriciteitsnetten en gastransportnetten en enkele andere onderwerpen (Besluit investeringsplan en kwaliteitsborging elektriciteit en gas), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tenuitvoerlegging tuchtrechtspraak gerechtsdeurwaarders en notarissen.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regeling van de wijze van tenuitvoerlegging van beslissingen van de tuchtrechter voor gerechtsdeurwaarders en notarissen (Besluit tenuitvoerlegging tuchtrechtspraak gerechtsdeurwaarders en notarissen).Bij Kabinetsmissive van 8 september 2017, no.2017001498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regeling van de wijze van tenuitvoerlegging van beslissingen van de tuchtrechter voor gerechtsdeurwaarders en notarissen (Besluit tenuitvoerlegging tuchtrechtspraak gerechtsdeurwaarders en notarissen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie gericht op onder meer een vermindering van de lasten die gepaard gaan met de accreditatie in het hoger onderwijs (Besluit experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie).Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2017, no.2017000733, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie gericht op onder meer een vermindering van de lasten die gepaard gaan met de accreditatie in het hoger onderwijs (Besluit experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit experiment geregionaliseerde beroepsopleidingen en kwalificaties mbo.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met beroepsopleidingen en kwalificaties met een regionale specialisatie in het middelbaar beroepsonderwijs (Besluit experiment geregionaliseerde beroepsopleidingen en kwalificaties mbo).Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2018, no.2018001153, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met beroepsopleidingen en kwalificaties met een regionale specialisatie in het middelbaar beroepsonderwijs (Besluit experiment geregionaliseerde beroepsopleidingen en kwalificaties mbo), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de Europeesrechtelijke aspecten van de bedenktijd beursvennootschappen.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Bij brief van 12 april 2018 heeft de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de Europeesrechtelijke aspecten van de bedenktijd beursvennootschappen.Het verzoek om voorlichting betreft enkele vragen van Europeesrechtelijke aard die zijn gerezen bij de uitwerking van het voornemen uit het regeerakkoord, waarin is aangekondigd dat een beursgenoteerde onderneming die op de algemene vergadering te maken krijgt met voorstellen voor een fundamentele strategiewijziging, een bedenktijd kan inroepen van maximaal 250 dagen, mits deze het kapitaalverkeer niet raakt. De bedoeling hiervan is het bestuur van een beursgenoteerde naamloze vennootschap meer tijd en rust te gunnen voor de inventarisatie en weging van belangen van de onderneming en haar stakeholders.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit bijdrage SSO-Noord.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende de grondslag voor en nadere regels omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdrage van een zelfstandig bestuursorgaan voor het gebruik van de diensten van Shared Service Organisatie Noord (Besluit bijdrage SSO-Noord).Bij Kabinetsmissive van 8 november 2018, no.2018001980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de grondslag voor en nadere regels omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdrage van een zelfstandig bestuursorgaan voor het gebruik van de diensten van Shared Service Organisatie Noord (Besluit bijdrage SSO-Noord), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141), alsmede in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PbEU 2015, L 141)(Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2017, no.2017001199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141), alsmede in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PbEU 2015, L 141)(Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel implementeert richtlijn (EU) 2015/849 en verordening (EU) 2015/847. Richtlijn (EU) 2015/849 is de vierde richtlijn waarmee op Europees niveau wordt beoogd de dreiging van witwassen en financieren van terrorisme aan te pakken (de richtlijn). (zie noot 1) Verordening 2015/847 vervangt verordening (EG) Nr. 1781/2006, (zie noot 2) en ziet met name op het regelen dat (girale) overschrijvingen vergezeld gaan van informatie over de afzender en de begunstigde (de verordening).De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. De delegatie aan de minister van bepalingen die nadere invulling aan de lidstaat overlaten dient gemotiveerd te worden en in de toelichting dient te worden ingegaan op de gevolgen van de niet tijdige implementatie.1.Publicatie van boetebesluiten voordat die onherroepelijk zijn gewordenDe richtlijn voorziet in de verplichting dat lidstaten voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende bestuurlijke sancties en maatregelen indien de bepalingen ter implementatie van de richtlijn niet worden nageleefd. (zie noot 3) Onderdeel van het sanctiekader van de richtlijn is dat lidstaten gehouden zijn om die sanctie of maatregel te doen publiceren op de website van de toezichthouder, indien een administratieve sanctie of maatregel wordt opgelegd waartegen geen beroep meer mogelijk is. (zie noot 4) Deze hoofdregel wordt met het wetsvoorstel geïmplementeerd, waarbij het wetsvoorstel aansluit op de Wet financieel toezicht (Wft). (zie noot 5) De Wft strekt ter implementatie van enkele richtlijnen op het terrein van de financiële markten met een vergelijkbaar sanctiekader. (zie noot 6) Aldus wordt de consistentie van het handhavingsinstrumentarium gewaarborgd. (zie noot 7)De richtlijn laat lidstaten ook ruimte om sanctiebesluiten te publiceren die nog niet onherroepelijk zijn. In dat geval dienen een eventueel ingesteld bezwaar en/of beroep mede gepubliceerd te worden. (zie noot 8) Van deze mogelijkheid wordt, wederom in aansluiting op de Wft, gebruik gemaakt. Boetes die bij ernstige overtredingen worden opgelegd, worden zo spoedig mogelijk gepubliceerd, ook voordat deze onherroepelijk zijn. (zie noot 9)De Afdeling merkt op dat het publiceren van sanctiebesluiten nadelige gevolgen kan hebben voor de reputatie van de belanghebbende en tevens financiële schade kan veroorzaken. Dat is niet het doel van een dergelijke publicatie, maar een mogelijk bijkomend gevolg. De richtlijn neemt dan ook terecht als uitgangspunt dat dergelijke boetebesluiten slechts worden gepubliceerd als zij niet meer vatbaar zijn voor beroep. Aldus wordt voorkomen dat onrechtmatig schade wordt veroorzaakt, indien later blijkt dat het boetebesluit geen stand kan houden. Het belang dat is gemoeid met de publicatie van boetes voordat die onherroepelijk zijn, dient dan ook op te wegen tegen de mogelijkheid dat de boete uiteindelijk ten onrechte blijkt te zijn opgelegd. De toelichting op het wetsvoorstel vermeldt slechts in algemene zin dat het ernstige overtredingen betreft en dat met de vroegtijdige publicatie wordt beoogd de effectiviteit van die bepalingen ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme te vergroten. (zie noot 10) Onvoldoende duidelijk is echter in hoeverre het publiceren van sanctiebesluiten voordat die onherroepelijk zijn aan die doelen kan bijdragen.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan.2.Vrijstelling voor instellingen met bewezen laag risicoOnder de vierde anti-witwasrichtlijn blijven de kernverplichtingen van de huidige regels, het verplichte cliëntenonderzoek en de meldingsplicht voor ongebruikelijke transacties, van toepassing. Hetzelfde geldt de risico-gebaseerde benadering, die instellingen verplicht de risicos in kaart te brengen en daarop het beleid af te stemmen. Met de richtlijn wordt onder meer de werkingssfeer uitgebreid zodat nu alle aanbieders van kansspelen onder haar bereik vallen.In de richtlijn wordt het lidstaten mogelijk gemaakt om bepaalde instellingen buiten het toepassingsgebied van de richtlijn te doen vallen, indien specifieke voorwaarden vervuld zijn. Zo dienen onder meer hun financiële activiteiten beperkt van omvang te zijn, op transactiebasis beperkt te zijn, en niet de hoofdactiviteit van de instelling te zijn. (zie noot 11) Van deze voorwaarden kan niet bij nationale regeling worden afgeweken. Wel vereisen enkele van de in de richtlijn genoemde voorwaarden nadere invulling op nationaal niveau. Zo dienen lidstaten voor uitzonderingsgevallen een maximale omzet (drempel) aan te geven. (zie noot 12) Daarnaast dient ook de bovengrens van bepaalde transacties te worden bepaald. (zie noot 13)Het wetsvoorstel voorziet in een grondslag voor een ministeriële regeling waarin vrijstelling voor bepaalde instellingen van het toepassingsbereik van de richtlijn zal worden geregeld. (zie noot 14) Voor zover de richtlijn geen ruimte laat voor het maken van nationale keuzen van beleidsinhoudelijke aard, kan implementatie daarvan zo nodig worden gedelegeerd aan de minister. Waar echter beleidsbeslissingen van de lidstaat nodig zijn, zoals met betrekking tot de hiervoor genoemde omzetdrempel, gelden de gewone criteria voor delegatie. (zie noot 15) Uit de toelichting blijkt niet waarom de bevoegdheid tot het invullen van deze nationale beleidsruimte wordt gedelegeerd aan de minister, in plaats van regeling bij wet, of desnoods bij algemene maatregel van bestuur. Gelet op het belang dat met deze drempel is gemoeid, namelijk de mogelijkheid tot vrijstelling van het toepassingsbereik van de wettelijke verplichtingen die zien op het bestrijden van witwassen en terrorisme, valt de noodzaak van delegatie van de vaststelling van die limiet aan de minister niet in te zien. Mocht het voorzienbaar zijn dat een dergelijke limiet frequent moet kunnen worden gewijzigd, of dat wijzigingen snel moeten kunnen worden doorgevoerd, dan kan geregeld worden dat een bij wet, of hooguit bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde drempel bij lagere regelgeving kan worden bijgesteld. (zie noot 16)De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het vorengaande aan te passen, of, als het niet anders kan de noodzaak daartoe te motiveren.3.Niet-tijdige implementatieDe regels tot implementatie van de richtlijn hadden uiterlijk 26 juni 2017 moeten zijn vastgesteld en bekendgemaakt. (zie noot 17) Deze termijn wordt overschreden. Voorts is toegelicht dat twee artikelen van de richtlijn bij latere wet zullen worden geïmplementeerd. (zie noot 18) Het gaat daarbij om bepalingen waarmee aan lidstaten de verplichting wordt opgelegd om een centraal register in het leven te roepen over uiteindelijke belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten, respectievelijk express trusts of juridische constructies met een soortgelijke structuur en functie als express trusts. (zie noot 19) Omdat het opzetten van een dergelijk register een niet onbelangrijk ICT-component meebrengt is besloten om de implementatie van deze artikelen in een separaat wetsvoorstel onder te brengen, aldus de toelichting. (zie noot 20) Ook over artikel 10 van de richtlijn, dat betrekking heeft op het voorkomen van misbruik van aandelen aan toonder, wordt opgemerkt dat deze door middel van een separaat wetsvoorstel volledig zal worden geïmplementeerd. (zie noot 21) Ook de separate wetsvoorstellen overschrijden de uiterste implementatietermijn van de richtlijn.In de toelichting komen de termijnoverschrijding en de gevolgen daarvan niet ter sprake. (zie noot 22) Ook wordt niet aangegeven hoe verdere termijnoverschrijding zal worden voorkomen. Een dergelijke toelichting is noodzakelijk, mede nu de Europese Commissie op 19 juli 2017 Nederland op grond van artikel 258 VWEU in gebreke heeft gesteld. Op grond van artikel 260 VWEU kan de Commissie het Hof van Justitie van de EU immers verzoeken om bij de vaststelling van een inbreuk Nederland direct een boete of dwangsom op te leggen.De Afdeling adviseert toe te lichten op welke wijze verdere vertraging zal worden voorkomen, en in de toelichting in te gaan op de gevolgen van de termijnoverschrijding.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-verzamelbesluit SZW 2019.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van diverse AMvB's van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met technische wijzigingen (Verzamelbesluit SZW 2019).Bij Kabinetsmissive van 17 september 2018, no.2018001636, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse AMvB's van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met technische wijzigingen (Verzamelbesluit SZW 2019), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 tot het introduceren van een abonnementstarief voor maatwerkvoorzieningen in de zin van de Wmo 2015, verlaging van de vermogensinkomensbijtelling en aanpassing van de overgangstermijn voor de hoge eigen bijdrage.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 tot het introduceren van een abonnementstarief voor maatwerkvoorzieningen in de zin van de Wmo 2015, verlaging van de vermogensinkomensbijtelling en aanpassing van de overgangstermijn voor de hoge eigen bijdrage, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2018, no.2018001359, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 tot het introduceren van een abonnementstarief voor maatwerkvoorzieningen in de zin van de Wmo 2015, verlaging van de vermogensinkomensbijtelling en aanpassing van de overgangstermijn voor de hoge eigen bijdrage, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt onder meer een vaste maximale eigen bijdrage van 17,50 per vier weken voor maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten (pgbs) in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Voorts regelt het ontwerpbesluit een halvering van de vermogensinkomensbijtelling (VIB) voor de eigen bijdragen in de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wmo 2015 (van 8% naar 4% van het vermogen).De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat het ontwerpbesluit onvoldoende duidelijk maakt waarom het instrument van eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en pgbs wordt gemaximeerd op een vast bedrag, ongeacht de inkomens- of vermogenspositie van degene die gebruikmaakt van een Wmo-voorziening. Zij acht het daarom aangewezen dat deze wijziging alsnog dragend te motiveren in het licht van het belang van het instrument eigen bijdrage voor de financiële beheersbaarheid van de Wmo en de kwaliteit en beschikbaarheid van voorzieningen. Indien hierin niet kan worden voorzien, adviseert de Afdeling af te zien van het voorstel.Daarnaast dient in de toelichting alsnog duidelijk gemaakt te worden op welke wijze bij de voorgestelde ingreep in het gedecentraliseerde stelsel van Wmo-voorzieningen recht wordt gedaan aan de uitgangspunten voor goede en stabiele interbestuurlijke verhoudingen. De Afdeling adviseert bij het formuleren van een dergelijke motivering alsnog de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te betrekken.Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het ontwerpbesluit nader dient te worden overwogen.1. Inleidinga. Achtergrond, inhoud en samenhang ontwerpbesluit met wetsvoorstelIn het Regeerakkoord 2017-2021 Vertrouwen in de toekomst zijn maatregelen aangekondigd om stapeling van eigen betalingen in de (langdurige) zorg en ondersteuning te verminderen. Eén van deze maatregelen betreft de introductie van een abonnementstarief van (maximaal) 17,50 per vier weken voor huishoudens die gebruik maken van Wmo-voorzieningen. Aanleiding voor deze maatregel is dat bijna alle huishoudens die eigen bijdragen betalen voor Wmo-voorzieningen ook (een deel van) het eigen risico in de Zvw vol maken (94%). (zie noot 1) Het abonnementstarief wordt een geschikt instrument geacht om de stapeling van zorgkosten voor burgers tegen te gaan, (zie noot 2) en zal in het bijzonder voor midden- en hogere inkomenscategorieën een positief inkomenseffect hebben. De invoering van een vast abonnementstarief vormt daarnaast blijkens de toelichting ook een belangrijke vereenvoudiging voor de uitvoering, reduceert regeldruk en zorgt voor meer eenvoud voor cliënten. (zie noot 3)Voor de invoering van het abonnementstarief is een wetswijziging vereist. Op grond van het huidige artikel 2.1.4., vierde lid Wmo 2015 moet de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgbs namelijk inkomens- en vermogensafhankelijk kunnen zijn. Dit artikel moet worden aangepast omdat bij het beoogde abonnementstarief het inkomen van de cliënt geen rol meer speelt bij het bepalen van de hoogte van die bijdrage. Daarnaast is wetswijziging nodig voor het toepassen van het abonnementstarief op bepaalde algemene voorzieningen. Beoogd wordt deze wijzigingen in werking te laten treden per 1 januari 2020. Het wetsvoorstel waarin het bovenstaande wordt geregeld, is korte tijd na het onderhavige ontwerpbesluit bij de Afdeling aanhangig gemaakt. (zie noot 4) De Afdeling adviseert gelijktijdig over het wetsvoorstel en het voorliggende ontwerpbesluit.Het ontwerpbesluit regelt, vooruitlopend op het wetsvoorstel, onder meer dat het CAK een vast maximum tarief van 17,50 per vier weken in rekening brengt als bijdrage in de kosten voor (het gebruik van) een maatwerkvoorziening of pgb met uitzondering van beschermd wonen en opvang (in natura), enkele (reeds bestaande) uitzonderingen daargelaten. (zie noot 5) Dit ontwerpbesluit bevat hiermee de eerste stap naar invoering van het toekomstige abonnementstarief, waar ook bepaalde algemene voorzieningen onder zullen gaan vallen. De door het ontwerpbesluit voorgestelde aanpassingen zullen, bij wijze van tussenvorm, gelden tot de inwerkingtreding van de wetswijziging.Gelet op de nauwe inhoudelijke samenhang van het ontwerpbesluit en het wetsvoorstel heeft de Afdeling beide voorstellen in onderlinge samenhang bezien en zijn de adviezen voor beide voorstellen in hoofdzaak gelijkluidend.b. Beschrijving huidige situatieIn het decentrale voorzieningenstelsel van de Wmo 2015 kunnen gemeenten bij het vaststellen van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgbs rekening houden met het vermogen en inkomen van gebruikers van Wmo-voorzieningen. (zie noot 6) Daarmee is de eigen bijdrage een instrument dat de gemeente kan inzetten bij het beantwoorden van de vraag hoe in dit voorzieningenstelsel maatschappelijke ondersteuning wordt geleverd. De eigen bijdrage mag er echter niet toe leiden dat inkomenspolitiek wordt bedreven. Ongeacht het inkomen of vermogen dient nagegaan te worden of aanspraak op een voorziening bestaat. (zie noot 7) Ook geldt dat de eigen bijdrage voor voorzieningen niet hoger mag zijn dan de kostprijs. (zie noot 8) Voor het vaststellen van eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en pgbs zijn in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 nadere regels gesteld. (zie noot 9) Deze houden onder meer in dat er maxima worden gesteld aan de eigen bijdragen die van verschillende inkomens- en vermogenscategorieën gevraagd kunnen worden. (zie noot 10) Daarnaast is voor een aantal situaties en voorzieningen bepaald dat in die gevallen of voor die voorzieningen geen eigen bijdrage kan worden gevraagd. (zie noot 11) De eigen bijdrage kan ook op nihil worden vastgesteld. Uit de toelichting bij het ontwerpbesluit blijkt dat ruim veertig gemeenten van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt in het kader van het minimabeleid. (zie noot 12) Bovendien betaalt nu reeds 60% van de WMO-cliënten de minimale bijdrage ter hoogte van maximaal 17,50. (zie noot 13)2. Impact invoering abonnementstarief op instrumentarium gemeentenMet de invoering van een vaste maximum eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgbs wordt beoogd Wmo-voorzieningen toegankelijk te houden, ook voor midden- en hogere inkomens. Door deze, op zichzelf begrijpelijke wens, via een vast en uniform tarief voor Wmo-voorzieningen te realiseren, wijzigt het instrumentarium van gemeenten en de balans die binnen het wettelijk kader en in de praktijk van de maatschappelijke ondersteuning is getroffen tussen de toegankelijkheid van zorg en financiële beheersbaarheid. Bij collectief gefinancierde zorg dient telkens een balans te worden gevonden tussen de toegankelijkheid van de zorg en de financiële beheersbaarheid daarvan. De centrale gedachte achter de Wmo 2015 en de daarin vervatte omslag van verzekerde rechten naar voorzieningen is dat door maatwerk op decentraal niveau gerichter ondersteuning kan worden geboden aan diegenen die dat nodig hebben. Ook het aspect van kostenbeheersing speelde daarbij een rol en werd noodzakelijk geacht om de ondersteuning en zorg voor kwetsbare mensen in de toekomst veilig te stellen. (zie noot 14) Daarbij was de gedachte dat gemeenten in staat zijn de ondersteuning met een beperkter budget uit te voeren dan de rijksoverheid, doordat gemeenten in het gecreëerde voorzieningenstelsel een groter beroep kunnen doen op de eigen mogelijkheden van mensen en hun sociale netwerk. (zie noot 15)Binnen het instrumentarium dat gemeenten ter beschikking staat om de met de decentralisatie beoogde omslag in het denken en doen van burgers te bewerkstelligen is de mogelijkheid van het vragen van eigen bijdragen een belangrijk onderdeel voor gemeenten om de balans tussen toegankelijkheid van ondersteuning en de beheersbaarheid van collectieve zorguitgaven te bewaken. De gemeente kan door dit instrument een remmende invloed op de zorgvraag uitoefenen: in het bijzonder burgers met midden- of hogere inkomens kunnen door de gevraagde eigen bijdrage afzien van het doen van een beroep op een voorziening. Al dient de eigen bijdrage geen bepalende rol te spelen bij de vraag of recht bestaat op een voorziening, (zie noot 16) tegelijkertijd kan de mogelijkheid van het vragen van een eigen bijdrage er in de huidige situatie wel toe leiden dat wanneer dit recht bestaat, daarvan toch afgezien wordt en op een andere wijze ondersteuning gezocht wordt.De hoogte van de voorgestelde vaste maximum eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgbs (abonnementstarief) is zodanig dat er vanuit gegaan kan worden dat dit geen remmende werking zal hebben op de ondersteuningsvraag. Ondanks de vereenvoudiging die het ontwerpbesluit oplevert voor burgers, ontneemt het gemeenten een instrument om de beheersbaarheid van de collectieve uitgaven aan maatschappelijke ondersteuning te bewaken. Door invoering van het abonnementstarief wordt de ruimte om de hoe-vraag van gemeenten te beantwoorden beperkt. Naast de hogere collectieve zorguitgaven (190 miljoen in 2021) waartoe invoering van het abonnementstarief uiteindelijk leidt, (zie noot 17) wekt invoering van zon uniform tarief bovendien de suggestie dat de beheersing van uitgaven in de Wmo door gemeenten niet langer van belang is. (zie noot 18) Het ontwerpbesluit onderkent daarmee onvoldoende de nauwe samenhang die in een voorzieningenstelsel bestaat tussen de beheersbaarheid van Wmo-uitgaven en selectiviteit enerzijds en de toegankelijkheid van kwalitatief goede voorzieningen op langere termijn anderzijds. Waar de eigen bijdrage van midden- en hogere inkomens wordt geschrapt, betekent dat de (schaarse) collectieve middelen die beschikbaar zijn voor Wmo-voorzieningen na invoering van het abonnementstarief feitelijk verdeeld gaan worden over een grotere groep.Daar komt bij dat waar de vraag naar Wmo-voorzieningen toeneemt, gemeenten voortaan vooral afhankelijk zijn van de stijging van de daarvoor benodigde middelen die zij vanuit het gemeentefonds ontvangen. De stijging van de daarvoor beschikbare middelen zal evenwel ook in de toekomst niet altijd zonder meer gelijklopen met de groei van de vraag, mede gelet op factoren als vergrijzing of conjunctuurschommelingen. Wanneer een stijging van de vraag onvoldoende of niet snel genoeg wordt gefinancierd, zal verschraling van het voorzieningenaanbod of de kwaliteit van voorzieningen op decentraal niveau optreden, of zullen voorzieningen buiten het abonnementstarief worden gehouden. In dit licht is het niet ondenkbeeldig dat invoering van het abonnementstarief op termijn juist diegenen (met de laagste inkomens) treft die niet via een andere route dan de gemeente voorzieningen kunnen inkopen. Dit terwijl het voorzieningenstelsel van de Wmo 2015 nu juist beoogde om ondersteuning en zorg voor dergelijke kwetsbare groepen veilig te stellen. Een eerste indicatie dat dit effect kan optreden vormt reeds geuite vrees dat de gemeenten die thans van minima (voor bepaalde voorzieningen) geen eigen bijdrage vragen, daarvoor in de toekomst wel het abonnementstarief zullen rekenen. (zie noot 19)De toelichting besteedt ten onrechte geen aandacht aan de vraag waarom het niet langer nodig wordt geacht dat gemeenten beschikken over het instrument om inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdragen te kunnen vragen, gelet op de functie daarvan voor de financiële beheersbaarheid en de kwaliteit en beschikbaarheid van voorzieningen op langere termijn voor diegenen die daarop zijn aangewezen. De Afdeling acht een dragende motivering op dit punt van belang, mede tegen de achtergrond van het feit dat bij de decentralisaties de verantwoordelijkheden voor de wat vraag (Rijk) en de hoe vraag (gemeenten) nadrukkelijk en bewust zijn gescheiden.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de voorgestelde invoering van een vast tarief voor maatwerkvoorzieningen en pgbs alsnog dragend en overtuigend te motiveren. Indien een dergelijke motivering niet kan worden gegeven, adviseert zij van het ontwerpbesluit af te zien.3. Betekenis voor de interbestuurlijke verhoudingenHiervoor is duidelijk gemaakt dat de ruimte voor gemeenten om eigen bijdragen te vragen wordt ingeperkt door het schrappen van de mogelijkheid om daarbij rekening te houden met inkomens- en vermogenspositie van burgers. Na invoering van een vaste maximum eigen bijdrage beschikken gemeenten over minder mogelijkheden om de Wmo financieel beheersbaar te houden. Daarmee heeft het ontwerpbesluit belangrijke consequenties voor de ruimte die gemeenten hebben om de hoe-vraag in het Wmo domein te beantwoorden.Eerder heeft de Afdeling in haar vierde periodieke beschouwing over de interbestuurlijke verhoudingen opgemerkt dat de decentralisaties vergen dat op de beleidsterreinen waar bevoegdheden zijn verschoven, terughoudend omgegaan wordt met nieuwe regelgeving. De praktijk moet een kans hebben zich te ontwikkelen; dit vergt rust, ook in financiële zin. Daarnaast heeft zij er op gewezen dat het hernemen door het Rijk van taken en bevoegdheden of beleidsruimte in de nieuwe verhouding waarin deze zijn gedecentraliseerd naar gemeenten uiteraard wel mogelijk is, doch dat deze mogelijkheid met de nodige terughoudendheid dient te worden gebruikt. Het Rijk behoudt weliswaar de verantwoordelijkheid voor het stelsel als geheel, maar dit betekent niet dat het Rijk eenzijdig mag ingrijpen in decentrale bevoegdheden. Aanspreekbaarheid voor het stelsel als geheel kan wél betekenen dat de rijksoverheid in overleg treedt met andere overheden. Pas in laatste instantie, na zorgvuldige en periodieke evaluatie van de werking van de gedecentraliseerde wetgeving en zorgvuldig overleg met andere overheden kan de vraag aan de orde komen of een wijziging van het wettelijk stelsel aangewezen is. (zie noot 20) Het is daarbij van het grootste belang dat dergelijke wijzigingen niet leiden tot een versnipperde aanpak waarbij per beleidsterrein op een andere wijze omgegaan wordt met interbestuurlijke verhoudingen. Op de verschillende gedecentraliseerde terreinen is een eenvormige aanpak noodzakelijk. Dat vergt van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daadwerkelijke betrokkenheid bij en medeverantwoordelijkheid voor de totstandkoming van maatregelen die de uitoefening van gedecentraliseerde bevoegdheden raken. (zie noot 21)De voorgestelde invoering van de vaste maximum eigen bijdrage roept de vraag op of en in hoeverre bij de voorbereiding hiervan recht is gedaan aan de voornoemde uitgangspunten. De toelichting gaat niet in op de betekenis van het ontwerpbesluit en de ter voorbereiding daarvan gevolgde procedure in relatie tot de interbestuurlijke verhoudingen. Evenmin blijkt uit de stukken op welke wijze de Minister van Binnenlandse Zaken betrokken is bij de voorbereiding van de voorgestelde maatregelen. Terwijl naleving van de uitgangspunten voor interbestuurlijke verhoudingen essentieel is voor goede en stabiele interbestuurlijke verhoudingen, blijkt uit de toelichting slechts dat gesproken is met de VNG over invoering van het abonnementstarief, zonder dat overeenstemming is bereikt over de uiteindelijke uitkomst. Ook blijkt uit de toelichting niet of aan het voorstel een zorgvuldige evaluatie van de werking van de bestaande wetgeving ten grondslag ligt en of bij de voorbereiding van het ontwerpbesluit alternatieven zijn overwogen om stapeling van zorgkosten tegen te gaan.Gelet op het belang van een dragende motivering en een zorgvuldige voorbereiding van de invoering van het abonnementstarief acht de Afdeling het noodzakelijk dat de toelichting alsnog aandacht besteedt aan het vorenstaande. Zij adviseert bij het formuleren van een dergelijke motivering alsnog de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te betrekken.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het ontwerpbesluit en adviseert dit besluit niet te nemen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bescherming bedrijfsgeheimen.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet houdende regels omtrent de bescherming van bedrijfsgeheimen ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen).Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2017, no.2017001241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de bescherming van bedrijfsgeheimen ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit energie vervoer.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en de rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies, ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof, en tot intrekking en wijziging van enkele andere besluiten (Besluit energie vervoer).Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2018, no.2018000008, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en de rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies, ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof, en tot intrekking en wijziging van enkele andere besluiten (Besluit energie vervoer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-herstelbesluit financiële markten 2018.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit politiegegevens en het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft (Herstelbesluit financiële markten 2018).Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2018, no.2018000969, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit politiegegevens en het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft (Herstelbesluit financiële markten 2018), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Verzamelbesluit SZW 2018.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Besluit Wfsv, het Besluit SUWI en het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten in verband met enkele kleine beleidsmatige en technische wijzigingen (Verzamelbesluit SZW 2018).Bij Kabinetsmissive van 25 november 2017, no.2017002033, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Besluit Wfsv, het Besluit SUWI en het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten in verband met enkele kleine beleidsmatige en technische wijzigingen (Verzamelbesluit SZW 2018), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit uitvoering en handhaving verordening securitisaties en wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr.1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347), verordening (EU) nr. 2017/2401 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PbEU 2017, L 347) (Besluit uitvoering en handhaving verordening securitisaties en wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties).Bij Kabinetsmissive van 20 november 2018, no.2018002098, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr.1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347), verordening (EU) nr. 2017/2401 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PbEU 2017, L 347) (Besluit uitvoering en handhaving verordening securitisaties en wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd..

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet houdende een wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd).Bij Kabinetsmissive van 20 augustus 2018, no.2018001398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende een wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-wijzigingswet financiële markten 2019.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2019).Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2018, no.2018001877, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2019), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen).Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2018, no.2018001236, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met de Minister van Defensie, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Financiën en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit gereglementeerde markten Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten ter implementatie van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van richtlijn 2002/92/EG en richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PbEU 2014, L 173), de gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen (PbEU 2017, L 87) en ter uitvoering van gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PbEU 2017, L 87) en verordening nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173) (Besluit implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2017, no.2017001987, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit gereglementeerde markten Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten ter implementatie van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van richtlijn 2002/92/EG en richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PbEU 2014, L 173), de gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen (PbEU 2017, L 87) en ter uitvoering van gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PbEU 2017, L 87) en verordening nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173) (Besluit implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit ziet op wijziging van een aantal besluiten op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) ter implementatie van de richtlijn 2014/65/EU (zie noot 1) (hierna: de richtlijn), Verordening (EU) nr. 600/2014 (zie noot 2) (hierna: de verordening) en een richtlijn (zie noot 3) en verordening (zie noot 4) die daarop gebaseerd zijn (hierna: gedelegeerde richtlijn, gedelegeerde verordening). Deze richtlijnen en verordeningen hebben tot doel meer transparantie in de Europese markten te bewerkstelligen, en het toezicht daarop te versterken.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Het betreft opmerkingen over de vraag of betalingen die gelijktijdig met transactiekosten worden geïnd behouden mogen worden als betaling voor het onderzoek dat zij leveren, en de wijze waarop in het ontwerpbesluit wordt omgegaan met dynamische verwijzing naar Europese regels.1.Betalingen voor onderzoekDe gedelegeerde richtlijn bepaalt dat beleggingsondernemingen in bepaalde situaties een onderzoeksvergoeding bij de cliënt kunnen innen als onderdeel van de transactievergoeding. (zie noot 5) Het ontwerpbesluit werkt deze bepaling uit de gedelegeerde richtlijn niet uit; de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) zou de aangewezen instantie zijn om over de redelijke uitleg van de bepaling een standpunt in te nemen. (zie noot 6)De Afdeling is van oordeel dat een redelijke uitleg van die gedelegeerde richtlijn meebrengt dat de beleggingsonderneming niet vrij kan beschikken over de onderzoeksvergoeding, maar in plaats daarvan die betaling separaat administreert en besteedt aan onderzoek. (zie noot 7) In dat licht bezien ligt het voor de hand dat het ontwerpbesluit daarover zelf uitsluitsel biedt en een oordeel daarover niet aan de AFM laat.De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het ontwerpbesluit aan te passen.2.Dynamische verwijzingen naar Europese regelsOp verscheidene plaatsen in het ontwerpbesluit worden normen niet uitgeschreven, maar wordt dynamisch verwezen naar de desbetreffende bepaling in de (gedelegeerde) richtlijn. Zo wordt bijvoorbeeld bepaald dat de bedrijfsvoering van een beleggingsonderneming moet voldoen aan artikel 16, tweede en vijfde lid, tweede alinea, van de richtlijn. (zie noot 8) Ook wordt verscheidene keren verwezen naar bepalingen in de (gedelegeerde) verordening. (zie noot 9)Verwijzing kan een geschikt instrument zijn voor de implementatie van bepalingen van Europese regelgeving, maar terughoudendheid is geboden met het oog op de eisen van kenbaarheid en rechtszekerheid. (zie noot 10) Wanneer wordt overwogen om te kiezen voor verwijzing naar bepalingen uit Europese regelgeving, dienen de verschillende voor- en nadelen hiervan tegen elkaar te worden afgewogen. De Afdeling mist een dergelijke afweging in de toelichting.Daarnaast wijst de Afdeling op de verplichting om bij dynamische verwijzing afzonderlijk in het ontwerpbesluit te bepalen vanaf welk tijdstip wijzigingen van de desbetreffende bepalingen van de richtlijn waarnaar in het ontwerpbesluit verwezen wordt, doorwerken in het Nederlandse recht. (zie noot 11)De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit aan te passen met inachtneming van het vorenstaande.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit toezicht trustkantoren 2018.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot onder meer een aanvullende trustdienst en nadere regels over de behoordeling van de betrouwbaarheid van beleidsbepalers, de integere en beheerste bedrijfsuitoefening, de compliance- en auditfunctie en uitbesteding door trustkantoren (Besluit toezicht trustkantoren 2018).Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2018, no.2018001791, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot onder meer een aanvullende trustdienst en nadere regels over de behoordeling van de betrouwbaarheid van beleidsbepalers, de integere en beheerste bedrijfsuitoefening, de compliance- en auditfunctie en uitbesteding door trustkantoren (Besluit toezicht trustkantoren 2018), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit openbaarmaking toezicht-en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels ter uitvoering van de Gezondheidswet en de Jeugdwet over de openbaarmaking van informatie over naleving en uitvoering van regelgeving (Besluit openbaarmaking toezicht-en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet).Bij Kabinetsmissive van 20 november 2018, no.2018002076, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels ter uitvoering van de Gezondheidswet en de Jeugdwet over de openbaarmaking van informatie over naleving en uitvoering van regelgeving (Besluit openbaarmaking toezicht-en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-uitvoeringsbesluit EU-verordening emissiegrenswaarden voor motoren in niet voor de weg bestemde mobiele machines.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr.1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PbEU 2016, L252) en de daarop gebaseerde verordeningen van de Europese Commissie (Uitvoeringsbesluit EU-verordening emissiegrenswaarden voor motoren in niet voor de weg bestemde mobiele machines), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2018, no.2018000584, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr.1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PbEU 2016, L252) en de daarop gebaseerde verordeningen van de Europese Commissie (Uitvoeringsbesluit EU-verordening emissiegrenswaarden voor motoren in niet voor de weg bestemde mobiele machines), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de introductie van een grondslag voor de verlaging van het wettelijk collegegeld voor groepen van studenten (verlaagd wettelijk collegegeld).

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de introductie van een grondslag voor de verlaging van het wettelijk collegegeld voor groepen van studenten (verlaagd wettelijk collegegeld), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2018, no.2018000238, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de introductie van een grondslag voor de verlaging van het wettelijk collegegeld voor groepen van studenten (verlaagd wettelijk collegegeld), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in een grondslag in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), op basis waarvan bij algemene maatregel van bestuur (amvb) een verlaagd wettelijk collegegeld kan worden vastgesteld. Daarbij kan zowel qua hoogte als qua doelgroep worden gedifferentieerd naar opleiding, leerjaar, inrichting van de opleiding en instroomcohort. Het voornemen is om het collegegeld voor nieuwe studenten in het eerste jaar te halveren en het collegegeld voor studenten die kiezen voor een lerarenopleiding ook in het tweede jaar te halveren.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. Hoewel het wetsvoorstel alleen de bevoegdheid introduceert om verlaagd wettelijk collegegeld te heffen, komt de motivering van het wetsvoorstel overeen met de concrete maatregelen die in de amvb zullen worden opgenomen. Bij haar beoordeling van het wetsvoorstel zal de Afdeling dan ook de motivering van die voorgenomen maatregelen betrekken. Wat betreft de beoogde halvering van het collegegeld voor alle eerstejaars is het niet duidelijk voor welk probleem het voorstel een oplossing wil bieden. Voorts is de effectiviteit van zowel de beoogde generieke maatregel als de maatregel voor studenten aan lerarenopleidingen onvoldoende duidelijk. Ten slotte leidt de gekozen wijze van uitvoering tot bezwaren die wellicht vermeden zouden kunnen worden indien wordt gekozen voor een latere invoeringsdatum.Hoewel het wetsvoorstel mede is beoordeeld in het licht van de beoogde maatregelen, behoudt de Afdeling zich de mogelijkheid voor om bij de advisering over de amvb terug te komen op de aspecten die in het onderhavige advies reeds aan de orde zijn gekomen.1.Probleemanalyse en effectiviteit en doelmatigheid van de maatregela.Aard en omvang van het probleemHet wetsvoorstel voorziet in een wettelijke basis op grond waarvan bij amvb voor bepaalde groepen studenten in het hoger onderwijs het wettelijk collegegeld kan worden verlaagd, met als doel de toegankelijkheid van het hoger onderwijs - in het bijzonder van lerarenopleidingen - te vergroten.Hiertoe zal in de eerste plaats worden voorzien in een halvering van het wettelijk collegegeld voor eerstejaars bachelor- en associate degree-studenten die bekostigd hoger onderwijs volgen. Volgens de toelichting kent Nederland een toegankelijk hoger-onderwijsstelsel, maar kan de toegankelijkheid nog worden verbeterd. Dit geldt in het bijzonder voor specifieke groepen die (mede) om financiële redenen besluiten niet te gaan studeren, zoals mbo-leerlingen van wie de ouders niet hebben gestudeerd. Door het collegegeld voor iedereen te halveren, wordt aan de groep potentiële studenten die de hoogte van het collegegeld ervaart als een belemmering om te gaan studeren een extra zetje gegeven, aldus de toelichting. In de tweede plaats zal worden voorzien in een halvering van het collegegeld voor eerste- en tweedejaarsstudenten aan een lerarenopleiding. Hiermee wordt beoogd de toegankelijkheid van lerarenopleidingen te vergroten, zodat meer studenten voor deze opleidingen kunnen worden geworven en kan worden voorkomen dat studenten "switchen" naar een andere opleiding. Op die manier zou het lerarentekort worden teruggedrongen.Over (het behoud van) de toegankelijkheid van het hoger onderwijs is tijdens de parlementaire behandeling van de Wet studievoorschot hoger onderwijs uitgebreid van gedachten gewisseld: invoering van het studievoorschot onder gelijktijdige vermindering van de studiebeurs (leenstelsel) zou geen afbreuk mogen doen aan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. (zie noot 1) Inmiddels zijn twee rapportages verschenen. Uit de meest recente studievoorschotmonitor blijkt dat de instroom in het hoger onderwijs na de invoering van het leenstelsel is hersteld: na een (verwachte) achteruitgang in het eerste jaar is het aantal inschrijvingen vrijwel op het oude niveau terug. (zie noot 2) Voorts blijkt dat het aantal studenten dat bij DUO een lening afsluit is gestegen, waarbij overigens maar een klein deel het maximaal toegestane bedrag leent. Volgens de studievoorschotmonitor is het leengedrag van zowel hbo- als wo-studenten door de invoering van het studievoorschot niet noemenswaardig veranderd. (zie noot 3)Wat betreft het lerarentekort wijzen recente ramingen op een oplopend tekort aan leraren in het primair en in het voortgezet onderwijs. In 2022 wordt in het primair onderwijs een tekort van ongeveer 4.100 fte verwacht, tegen ongeveer 700 fte in het voortgezet onderwijs. (zie noot 4) Om het lerarentekort te beteugelen is een "plan van aanpak lerarentekort" opgesteld, dat verschillende maatregelen noemt om het lerarentekort aan te pakken. (zie noot 5) Het plan van aanpak ziet onder meer op het verhogen van de in-, door- en uitstroom van de lerarenopleidingen, het bevorderen van zij-instroom, het behoud van leraren voor het onderwijs, het activeren van de "stille reserve" aan leraren en het verbeteren van de beloning en het carrièreperspectief. (zie noot 6)De Afdeling onderschrijft het grote belang van toegankelijk hoger onderwijs. Zij merkt evenwel op dat het wetsvoorstel en de toelichting daarbij - voor zover het de generieke, alle studenten bestrijkende maatregel betreft - op twee gedachten hinken. Enerzijds wordt gesteld dat het hoger-onderwijsstelsel in Nederland toegankelijk is en dat alleen specifieke groepen - met name mbo-leerlingen - zich door financiële motieven laten weerhouden om (door) te studeren. Anderzijds wordt een maatregel voorgesteld, op grond waarvan àlle eerstejaars studenten profiteren van een collegegeldverlaging. Indien zich voor de meeste (potentiële) studenten kennelijk geen knelpunten met betrekking tot de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voordoen, is het de vraag voor welk probleem een dergelijke generieke maatregel een oplossing beoogt te bieden. Volgens de toelichting is de maatregel vooral bedoeld ter ondersteuning van de groep potentiële studenten die nu niet van plan is om te gaan studeren vanwege de hoogte van het collegegeld, maar een andere beslissing zou nemen als het collegegeld voor het eerste jaar zou worden gehalveerd. Op de omvang van deze groep wordt niet ingegaan, al doet de toelichting vermoeden dat die omvang niet substantieel is: er schrijven zich immers ongeveer evenveel studenten voor het hoger onderwijs in als vóór de invoering van het leenstelsel het geval was, en van deze groep leent maar een klein deel maximaal. Ook in zoverre rijst de vraag welk probleem met de voorgestelde generieke maatregel wordt opgelost.Voorts onderschrijft de Afdeling het grote belang van het terugdringen van het lerarentekort. Daarbij merkt zij op dat de oorzaak van het lerarentekort niet slechts is gelegen in een onvoldoende in- en doorstroom naar lerarenopleidingen, maar dat hieraan ook diverse andere redenen ten grondslag liggen, zoals de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden en het carrièreperspectief, alsmede de grootschalige uitval van leerkrachten. Uit het "plan van aanpak lerarentekort" blijkt dat een combinatie van hierop gerichte maatregelen nodig is om het lerarentekort terug te dringen. Ook maatregelen die erop zijn gericht dat eenmaal werkende leraren de sector niet weer verlaten, zijn daarbij van groot belang.In de toelichting worden geen overwegingen gewijd aan de betekenis van de voorgenomen maatregel in het bredere perspectief van het terugdringen van het lerarentekort en hoe deze maatregel zich verhoudt tot andere aspecten dan werving voor de lerarenopleiding die bepalend zijn voor het oplossen van dit tekort. Het is de Afdeling bovendien niet duidelijk in hoeverre een verband bestaat tussen het lerarentekort en de hoogte van het collegegeld voor lerarenopleidingen. Voor zover een halvering van het wettelijk collegegeld gedurende de eerste twee jaar er al toe zou leiden dat zich meer studenten voor lerarenopleidingen inschrijven, is niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre hiermee een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan het terugdringen van het lerarentekort. De halvering brengt immers niet noodzakelijkerwijs met zich dat studenten die aan een lerarenopleiding beginnen, deze opleiding afronden, in het onderwijs zullen gaan werken en dat zullen blijven doen.Een wetsvoorstel ter bevordering van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, vereist dat aard en omvang van het probleem helder zijn, zodat beoordeeld kan worden in hoeverre de voorgestelde regeling bijdraagt aan de oplossing daarvan. Gelet op het voorgaande is het de Afdeling onvoldoende duidelijk voor welk probleem het wetsvoorstel - voor zover dat voorziet in een generieke maatregel - een oplossing beoogt te bieden. Voor zover het voorstel zich richt op de potentiele studenten van lerarenopleidingen, acht de Afdeling niet aangetoond dat de hoogte van het collegegeld voor veel studenten een drempel vormt om voor een lerarenopleiding te kiezen.b.Doelmatigheid en effectiviteit van de maatregelVolgens de toelichting zullen de kosten van de bij amvb uit te werken maatregelen vanaf 2023 structureel 175 miljoen bedragen. De voorgenomen halvering van het wettelijk collegegeld geldt voor alle studenten die voor het eerst gaan studeren, dus óók voor de groep die zich zonder de invoering van de maatregel toch voor het hoger onderwijs zou inschrijven (in 2017: 146.000). Deze aanpak leidt ertoe dat het grootste deel van de met de maatregel verbonden uitgaven terecht komt bij studenten die toch al zouden gaan studeren, terwijl vermoedelijk slechts een klein deel terechtkomt bij de groep voor wie het nu juist is bestemd, namelijk de groep die zonder de halvering níet zou gaan studeren. Dit betekent tevens dat de kosten van de maatregel, afgezet tegen het extra aantal studenten dat door de maatregel besluit alsnog te gaan studeren, waarschijnlijk relatief hoog zijn. De Afdeling acht deze aanpak niet doelmatig.Voor zover het wetsvoorstel voorts is bedoeld om in het bijzonder specifieke groepen een extra zetje te geven, wijst de Afdeling erop dat het financiële voordeel dat eerstejaars studenten van de voorgenomen maatregel hebben( 1.030; of 2.060 voor de eerste twee jaren in de lerarenopleidingen) beperkt is, gelet op de gemiddelde kosten van een studie (ongeveer 58.500 voor een uitwonende student). (zie noot 7) Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarop de verwachting van de regering is gebaseerd dat dit beperkte financiële voordeel ertoe zal leiden dat zich daadwerkelijk meer studenten uit de bedoelde specifieke groepen zullen inschrijven, temeer nu uit de studievoorschotmonitor blijkt dat met name afkomst en achtergrond hierbij een rol spelen. Doordat geen inzicht wordt geboden in de verhouding tussen de omvang van de groep studenten die vanwege de hoogte van het collegegeld afziet van een studie en de totale kosten van de maatregel, wordt onvoldoende duidelijk in hoeverre het voorstel, in het licht van andere doeleinden zoals kwaliteitsverhoging en het terugdringen van het lerarentekort, doelmatig is en een daadwerkelijke bijdrage zal leveren aan het verbeteren van de kansengelijkheid in de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.c.ConclusieGelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling het wetsvoorstel te heroverwegen. In verband daarmee dienen in ieder geval de noodzaak, de effectiviteit en de doelmatigheid van de voorgenomen maatregelen dragend te worden gemotiveerd.2. UitvoeringsaspectenDe toelichting bij het wetsvoorstel vermeldt dat een impactanalyse is uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar de gevolgen die de halvering van het wettelijk collegegeld heeft voor de gehele hoger-onderwijsketen. (zie noot 8) Gekozen is voor de variant waarin de uitvoering van de maatregel zoveel mogelijk binnen het huidige werkproces wordt opgevangen. Deze keuze leidt ertoe dat alle noodzakelijke aanpassingen in de systemen op 1 mei 2018 kunnen zijn doorgevoerd, zodat de gewenste maatregel met ingang van het collegejaar 2018/19 doorgang zou kunnen vinden. Ten aanzien van enkele van de overige onderzochte varianten komt uit de impactanalyse naar voren dat invoering van de gewenste maatregel met ingang van het collegejaar 2018/19 niet haalbaar is. Alle overige onderzochte varianten brengen volgens de impactanalyse hogere uitvoeringskosten met zich dan de voorkeursvariant.Aan de gekozen variant zitten echter - zo blijkt uit de toelichting - nogal wat uitvoeringstechnische haken en ogen. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om het maximaal te lenen bedrag aan collegegeldkrediet met ingang van het collegejaar 2018/19 in overeenstemming te brengen met de halvering van het verschuldigde collegegeld. Dat heeft tot gevolg dat studenten het teveel ontvangen bedrag later moeten terugbetalen. Ook dienen instellingen voor studenten die tussentijds instromen deels zelf bij te houden hoe lang er recht bestaat op verlaagd collegegeld, aangezien de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn werkprocessen niet tijdig kan aanpassen. De instellingen voorzien verder een toename van het aantal bezwaar- en beroepzaken en geven aan dat niet duidelijk is op welke wijze zij worden gecompenseerd voor de halvering van het collegegeld.Ten aanzien van de inschatting van de uitvoeringskosten - in de toelichting begroot op 0,5 miljoen voor 2018 en 2019 en 1 miljoen structureel - merkt de Afdeling op dat deze kennelijk zeer globaal heeft plaatsgevonden. DUO heeft namelijk in de door hem verrichte uitvoeringstoets de benodigde verandercapaciteit voor 2018 en 2019 in totaal op 10.000 uren geraamd, met een onzekerheidsmarge van 50%. De incidentele en structurele uitvoeringskosten konden daarin nog niet goed worden bepaald. Uit de toelichting wordt voorts niet duidelijk in hoeverre de hierboven beschreven knelpunten de totale uitvoeringskosten van de maatregel nog zullen doen stijgen.De Afdeling merkt op dat de motivering van de gekozen uitvoeringsmodaliteit in overwegende mate lijkt te steunen op de gewenste invoeringsdatum van het wetsvoorstel. Dat doet de vraag rijzen of - als zou worden gekozen voor een latere invoeringsdatum - niet zou kunnen worden gekomen tot een uitvoeringsmodaliteit waarbij de hiervoor beschreven uitvoeringstechnische haken en ogen zich niet of in mindere mate voordoen en waarvan de uitvoeringskosten nauwkeuriger kunnen worden bepaald.De Afdeling acht het daarom wenselijk dat in de toelichting nader wordt ingegaan op de voor- en nadelen van de verschillende onderzochte opties en eventuele alternatieven. Zij adviseert voorts een zodanige invoeringsdatum te kiezen dat de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel met inbegrip van eventuele flankerende maatregelen adequaat is gewaarborgd.3.Wetstechnische aspectena.DelegatiegrondslagenArtikel 7.45a, vijfde lid, van het wetsvoorstel bepaalt dat het verlaagd wettelijk collegegeld is verschuldigd door de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen groepen van studenten, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar opleiding, leerjaar, wijze waarop een opleiding is ingericht het instroomcohort. De delegatiegrondslag is niet nader geclausuleerd.De Afdeling wijst op het uitgangspunt dat delegatie van regelgevende bevoegdheid in de delegerende regeling zo concreet en nauwkeurig mogelijk dient te worden begrensd. (zie noot 9) In artikel 7.45a, vijfde lid, van het wetsvoorstel zijn geen criteria opgenomen aan de hand waarvan besloten kan worden tot het maken van het bedoelde onderscheid, zoals een (dreigend) arbeidsmarkttekort.De Afdeling adviseert daarom de delegatiegrondslag in artikel 7.45a, vijfde lid, nader te concretiseren.b.Verlaagd wettelijk collegegeldArtikel 7.45, vijfde lid, van het wetsvoorstel bepaalt dat de hoogte van het verlaagd wettelijk collegegeld bij amvb wordt vastgesteld. Zoals hiervoor opgemerkt is de delegatiegrondslag niet nader geclausuleerd, zodat onduidelijk is op welke gronden tot welke verlaging kan worden besloten. Volgens de toelichting bestaat het voornemen om de hoogte van het collegegeld dat als "verlaagd wettelijk collegegeld" heeft te gelden, op 50% van het wettelijk collegegeld te stellen, maar dit percentage wordt niet nader toegelicht.Gelet op het hiervoor vermelde uitgangspunt dat delegatie van regelgevende bevoegdheid in de delegerende regeling zo concreet en nauwkeurig mogelijk dient te worden begrensd, adviseert de Afdeling in artikel 7.45, vijfde lid, criteria op te nemen voor het nader bepalen van deze hoogte bij amvb, dan wel te voorzien in een wettelijk bepaalde bandbreedte.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake implementatie EU-Richtlijn betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs).

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Verzoek om voorlichting van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal, aan de Afdeling Advisering van de Raad van State inzake Implementatie EU-Richtlijn betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs).Bij brief van 20 november 2018 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreffende enkele vragen die zijn opgekomen bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (PbEU 2016, L 354).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betaaldiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten).Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betaaldiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-verzamelwet pensioenen 2019.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten vanwege enkele wijzigingen met betrekking tot pensioen (Verzamelwet pensioenen 2019).Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2018, no.2018001262, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten vanwege enkele wijzigingen met betrekking tot pensioen (Verzamelwet pensioenen 2019), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet houdende wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2018, no.2018000805, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet uitvoering verordening financiële benchmarks.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van Wet op het financieel toezicht en de Wet op de economische delicten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PbEU 2016, L 171) (Wet uitvoering verordening financiële benchmarks).Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2017, no.2017001237, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Wet op het financieel toezicht en de Wet op de economische delicten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PbEU 2016, L 171) (Wet uitvoering verordening financiële benchmarks), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-wijzigingsbesluit financiële markten 2018.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit financiële markten BES en het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (Wijzigingsbesluit financiële markten 2018).Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2018, no.2018001876, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit financiële markten BES en het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (Wijzigingsbesluit financiële markten 2018), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet ter implementatie leesgehandicaptenrichtlijn en ter uitvoering leesgehandicaptenverordening).

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet houdende wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter implementatie van Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEU L242/6), alsmede ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/1563 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie en derde landen van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (PbEU L242/1) (Wet ter implementatie leesgehandicaptenrichtlijn en ter uitvoering leesgehandicaptenverordening)Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2018, no.2018000292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter implementatie van Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEU L242/6), alsmede ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/1563 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie en derde landen van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (PbEU L242/1) (Wet ter implementatie leesgehandicaptenrichtlijn en ter uitvoering leesgehandicaptenverordening), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringswet verordening overlegging openbare documenten.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening nr. 1024/2012 (PbEU 2016, L 200) (Uitvoeringswet verordening overlegging openbare documenten).Bij Kabinetsmissive van 18 augustus 2017, no.2017001292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening nr. 1024/2012 (PbEU 2016, L 200) (Uitvoeringswet verordening overlegging openbare documenten), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2018, no.2018000915, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot implementatie van EU-regels die tot doel hebben belastingontwijking te bestrijden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het noodzakelijk dat in de toelichting aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de bij de implementatie gemaakte keuzes voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. Daarnaast adviseert zij om de wijze waarop de antimisbruikmaatregel uit de richtlijn wordt geïmplementeerd (namelijk door deze niet in de wet op te nemen, terwijl dat in een vergelijkbare situatie eerder wél is gebeurd) overtuigend te motiveren. Indien dat niet mogelijk is, adviseert de Afdeling deze maatregel in de wet op te nemen.1.InleidingAlvorens enkele opmerkingen bij het voorstel te maken, volgt in deze inleiding eerst een korte schets van de achtergrond en de inhoud van de te implementeren richtlijnbepalingen, alsmede van de inhoud van het voorstel.Voorliggende ATAD1-richtlijn (zie noot 1) strekt ertoe om binnen de 28 verschillende vennootschapsbelastingstelsels die in de EU van toepassing zijn, een gemeenschappelijk minimumniveau van bescherming tegen belastingontwijkingspraktijken te creëren. (zie noot 2) Met het oog op een goede werking van de interne markt kunnen de lidstaten daarmee op een voldoende coherente en gecoördineerde wijze hun toezeggingen implementeren om de (BEPS (zie noot 3))-aanbevelingen (zie noot 4) van de OESO (voor concrete maatregelen ter bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving) op te volgen. (zie noot 5) Het gaat in ATAD1 om vier maatregelen. (zie noot 6)a.Beperking van de aftrekbaarheid van rente (earningsstrippingmaatregel) (zie noot 7)In een poging hun wereldwijde belastingschuld te verlagen zijn groepen van vennootschappen zich door middel van excessieve rentebetalingen (tussen gelieerde entiteiten) steeds meer gaan bezighouden met grondslaguitholling en winstverschuiving (renteaftrek bij een concernvennootschap in een land met een hoog tarief en de ontvangen rente laten neerslaan bij een concernvennootschap in een land met een laag tarief).Het voorstel beperkt die aftrekbaarheid. (zie noot 8) zijn, kort gezegd, de aftrekbare rentelasten hoger dan de belastbare rentebaten, dan is het saldo alleen aftrekbaar voor zover het lager is dan de maximaal toegestane aftrekcapaciteit (die 30% van het brutobedrijfsresultaat bedraagt dan wel, indien dat hoger is, 1 mln).b.Exitheffing (zie noot 9)Wanneer een belastingplichtige activa of zijn fiscale woonplaats buiten het rechtsgebied van een staat brengt, zorgt een exitheffing ervoor dat de in die staat reeds gecreëerde winst, ook al is deze nog niet gerealiseerd op het moment van vertrek, toch wordt belast in die staat van vertrek (en dus niet - later - in een laag belaste andere staat waar die winst niet is gecreëerd).De huidige Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) kent deze exitheffing al. (zie noot 10) Het voorstel strekt er dan ook alleen toe om de regeling voor betaling in termijnen (en de beëindiging van die regeling) in overeenstemming te brengen met ATAD1 (zo wordt het aantal jaartermijnen voor betaling van de exitheffing teruggebracht van 10 naar 5). (zie noot 11)c.Een maatregel betreffende gecontroleerde buitenlandse ondernemingen (cfc-maatregel) (zie noot 12)ATAD1 introduceert voorts regels die gericht zijn tegen het verschuiven van winsten van onderneming A in het ene land naar een onder haar controle staande onderneming B (cfc) in een laag belastend ander land. Die verschuiving is bijvoorbeeld te realiseren door mobiele (zoals immateriële) activa te verplaatsen naar een dergelijke cfc.Door de toepassing van deze regels rekent het voorstel, kort gezegd, de na de verschuiving gecreëerde winst van de cfc toe aan onderneming A. (zie noot 13)d.Algemene antimisbruikmaatregel (zie noot 14)ATAD1 introduceert een algemene antimisbruikregel om mazen te dichten zonder dat zij de toepasselijkheid van specifieke antimisbruikregels doorkruist. Kort gezegd is de maatregel erop gericht om bij de berekening van de verschuldigde vennootschapsbelasting kunstmatige constructies buiten beschouwing te laten, die zijn opgezet met als hoofddoel een belastingvoordeel te verkrijgen dat doel of toepassing van het belastingrecht ondermijnt. (zie noot 15) Opname in ATAD1 waarborgt dat de regel op uniforme wijze toepassing vindt in binnenlandse situaties, binnen de Unie en ten aanzien van derde landen, zodat de reikwijdte ervan en de toepassingsresultaten in binnenlandse en grensoverschrijdende situaties niet uiteenlopen. (zie noot 16)De toelichting op het voorstel stelt dat het beoogde doel van ATAD1 op dit punt al is bereikt met het in de jurisprudentie ontwikkelde leerstuk fraus legis. (zie noot 17)De Afdeling maakt een opmerking over het fiscale vestigingsklimaat (inzake de maatregelen a/c) en over de algemene antimisbruikmaatregel (maatregel d).2.Fiscale vestigingsklimaatMet betrekking tot de hiervoor onder 1a beschreven earningsstrippingmaatregel is in het voorstel gekozen voor "een robuuste implementatie die op onderdelen aanzienlijk verder gaat dan de minimumstandaard van ATAD1", aldus de toelichting. (zie noot 18) Die robuustheid komt onder meer tot uitdrukking in een lagere vaststelling van het vaste bedrag van de maximale aftrekcapaciteit dan ATAD1 toestaat (namelijk de hiervoor onder 1a genoemde 1 mln in plaats van de door ATAD1 toegestane 3 mln). Daarnaast komt die robuustheid tot uitdrukking in het ongebruikt laten van een aantal facultatieve bepalingen uit ATAD1. Zo wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot het opnemen van uitzonderingen voor groepen, (zie noot 19) voor op zichzelf staande entiteiten (zie noot 20) en voor langlopende openbare infrastructuurprojecten (zie noot 21). Met deze robuuste implementatie worden de mogelijkheden voor een lichtere uitvoering van ATAD1 onbenut gelaten.Ook over de hiervoor onder 1c beschreven cfc-maatregel merkt de toelichting op dat daarbij geen verdere versoepelingen passen, waardoor in voorkomende gevallen sprake is van een nog meer prohibitief karakter. (zie noot 22)Het valt de Afdeling op dat in de toelichting geen aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de voorgestane robuuste implementatie voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. Zo kan een minder robuuste (dus lichtere) implementatie in andere lidstaten negatieve gevolgen hebben voor het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Juist bij maatregelen op het terrein van de vennootschapsbelasting is aandacht voor het Nederlandse vestigingsklimaat gebruikelijk. Aandacht is bovendien gewenst omdat daarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke afwegingen aan de gemaakte keuzes ten grondslag liggen.De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de gevolgen van de gemaakte keuzes voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland.3.Algemene antimisbruikmaatregelVolgens de toelichting op het voorstel wordt het doel dat ATAD1 beoogt met de algemene antimisbruikmaatregel al bereikt met het in de jurisprudentie ontwikkelde leerstuk fraus legis (zie ook punt 1d hiervoor). De toelichting stelt dat om die reden de antimisbruikmaatregel geen specifieke implementatie behoeft (zie noot 23): de Wet Vpb 1969 wordt dan ook niet aangepast. De Afdeling merkt hier het volgende over op.De zogenoemde Moeder-dochterrichtlijn uit 2015 kent ook een antimisbruikmaatregel. (zie noot 24) Deze antimisbruikmaatregel komt qua bewoordingen (bijna) volledig overeen met de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 en is wél geïmplementeerd in de Wet Vpb 1969. (zie noot 25) Dit roept de vraag op waarom dat met de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 niet gebeurt, te meer omdat het opnemen van die antimisbruikmaatregel in de Wet Vpb 1969 duidelijkheid biedt aan belastingplichtigen. De toelichting gaat niet in op de reden voor het verschil in de wijze van implementatie.De Afdeling adviseert in de toelichting het verschil in de wijze van implementatie van beide antimisbruikmaatregelen overtuigend te motiveren en, indien dit niet mogelijk is, de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 in de Wet Vpb 1969 op te nemen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") en de uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/983 van de Commissie van 24 juni 2015 betreffende de procedure voor de afgifte van de Europese beroepskaart en de toepassing van het waarschuwingsmechanisme overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad alsmede tot wijziging van enkele besluiten (Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2016, no.2016001024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") en de uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/983 van de Commissie van 24 juni 2015 betreffende de procedure voor de afgifte van de Europese beroepskaart en de toepassing van het waarschuwingsmechanisme overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad alsmede tot wijziging van enkele besluiten (Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit maatregelen rechtstreeks geautomatiseerde toegang inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regels inzake technische en organisatorische maatregelen met betrekking tot rechtstreeks geautomatiseerde toegang van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten tot de gegevens verwerkt door informanten dan wel door ambtenaren van politie, van de Koninklijke marechaussee en van de rijksbelastingdienst (Besluit maatregelen rechtstreeks geautomatiseerde toegang inlichtingen- en veiligheidsdiensten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 augustus 2017, no.2017001293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake technische en organisatorische maatregelen met betrekking tot rechtstreeks geautomatiseerde toegang van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten tot de gegevens verwerkt door informanten dan wel door ambtenaren van politie, van de Koninklijke marechaussee en van de rijksbelastingdienst (Besluit maatregelen rechtstreeks geautomatiseerde toegang inlichtingen- en veiligheidsdiensten), met nota van toelichting.In de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv) is geregeld dat elke Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: dienst) bevoegd is om informanten om gegevens te verzoeken. Informanten zijn bestuursorganen, ambtenaren of een ieder die geacht wordt gegevens te kunnen verstrekken. (zie noot 1) Informanten verstrekken dergelijke informatie doorgaans op vrijwillige basis. Daarnaast verstrekken ook ambtenaren van de politie, de marechaussee en de belastingdienst informatie aan de dienst; deze zijn verplicht aan verzoeken van de dienst mee te werken (verplichte informanten). (zie noot 2)Informanten die vrijwillig informatie willen verstrekken, kunnen er toe besluiten om de dienst rechtstreeks geautomatiseerde toegang te verlenen tot de bij hen aanwezige gegevens. (zie noot 3) Ook de verplichte informanten kunnen dat besluiten. (zie noot 4) De Wiv bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de te treffen technische en organisatorische maatregelen inzake die rechtstreeks geautomatiseerde toegang. (zie noot 5) Aan deze wetsopdracht geeft het ontwerpbesluit invulling.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het ontwerpbesluit vast te stellen, maar heeft opmerkingen over de kostenvergoeding voor de geautomatiseerde toegang, en over de vastlegging van gegevens over het gebruik van de geautomatiseerde toegang.1.KostenvergoedingenHet ontwerpbesluit verplicht de informant om maatregelen te treffen zodat de vertrouwelijkheid van gegevens bij de geautomatiseerde toegang is gewaarborgd. (zie noot 6)Dergelijke maatregelen kunnen kosten meebrengen. De informant en de dienst voeren op grond van het besluit overleg, (zie noot 7) waarbij, zo blijkt uit de toelichting, ook kostenvergoeding kan worden besproken. (zie noot 8) Omdat de aard en omvang van een eventuele kostenvergoeding zich niet op voorhand zouden laten vaststellen en van geval tot geval verschillen, kunnen daarover afspraken worden gemaakt. (zie noot 9)De Afdeling merkt op dat inderdaad de onbeperkte verscheidenheid aan (potentiële) informanten meebrengt dat de aard en omvang van kosten per informant sterk kunnen variëren. Die verscheidenheid sluit echter niet uit dat voor het vaststellen van te vergoeden kosten bepaalde uitgangspunten worden voorgeschreven. Zo ligt het bijvoorbeeld voor de hand dat alleen kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het vrijwillig verlenen van de geautomatiseerde toegang voor vergoeding in aanmerking mogen komen. Dit uitgangspunt is ook elders in de wetgeving vastgelegd zoals in artikel 13.6, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, of artikel 53, zevende lid, van de Wiv.De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.2.Vastlegging van gegevens over het gebruik van het informatiesysteemHet ontwerpbesluit verplicht ertoe dat ook de dienst zelf technische en organisatorische maatregelen treft. Op die wijze kan worden gewaarborgd dat de diensten uitsluitend rechtmatig gebruik maken van de geautomatiseerde toegang. (zie noot 10) Om toezicht op dat rechtmatig gebruik mogelijk te maken, is de dienst verplicht om gegevens over diens gebruik van de geautomatiseerde toegang vast te leggen. (zie noot 11) Voorgeschreven wordt dat in ieder geval worden vastgelegd: de gegevens waarmee de medewerker die van het systeem gebruik maakt, kan worden geïdentificeerd, de gegevens die daarbij zijn ingevoerd, het tijdstip waarop van het systeem is gebruik gemaakt, en de gegevens die met het systeem zijn ontvangen. (zie noot 12)De Afdeling onderschrijft de keuze om het gebruik van de geautomatiseerde toegang door middel van de genoemde gegevens vast te leggen. Effectief toezicht brengt immers mee dat de rechtmatigheid van het gebruik ook achteraf kan worden getoetst. Het besluit voorziet dan ook terecht in loggingvoorschriften.De Wiv bepaalt dat gegevens die betrekking hebben op of kunnen leiden tot de identiteit van een natuurlijke persoon die als informant optreedt, eerst dertig jaar na beëindiging van de relatie van de informant met een dienst worden vernietigd. (zie noot 13) De Wiv bepaalt ook dat gegevens die niet relevant zijn voor een onderzoek, of waarvan de relevantie voor een onderzoek niet is onderzocht, terstond respectievelijk na één jaar moeten worden vernietigd. (zie noot 14) De toelichting bij het ontwerpbesluit gaat niet in op de vraag welke vernietigings- en bewaartermijnen gelden voor de vast te leggen gegevens. Nu het daarbij kan gaan om gegevens waarvoor op grond van de Wiv verschillende bewaartermijnen gelden is van belang dat duidelijk is welke termijnen voor de verschillende categorieën van gegevens van toepassing zijn.De Afdeling adviseert om in de toelichting in te gaan op de op vastgelegde gegevens toepasselijke bewaar- en vernietigingstermijnen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit uitvoering Crisis- en herstelwet, zestiende tranche.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zestiende tranche).Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2018, no.2018000354, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zestiende tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-uitvoeringsbesluit Wwft 2018.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot uiteindelijk belanghebbenden en politiek prominente personen, het vaststellen van indicatoren voor het melden van ongebruikelijke transacties en tot wijziging van enige andere besluiten in verband met de vierde anti-witwasrichtlijn en de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Uitvoeringsbesluit Wwft 2018), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2018, no.2018000978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot uiteindelijk belanghebbenden en politiek prominente personen, het vaststellen van indicatoren voor het melden van ongebruikelijke transacties en tot wijziging van enige andere besluiten in verband met de vierde anti-witwasrichtlijn en de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Uitvoeringsbesluit Wwft 2018), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt samen met de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (zie noot 1) tot implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn en verordening 1781/2006 over geldovermakingen. (zie noot 2) Met de vierde anti-witwasrichtlijn wordt op Europees niveau beoogd de dreiging van witwassen en financieren van terrorisme aan te pakken; de richtlijn is de opvolger van de derde anti-witwasrichtlijn. (zie noot 3)De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar heeft opmerkingen over de met het begrip politiek prominente personen samenhangende bepalingen over middelbare of lagere functionarissen en familieleden.Politiek prominente personenIn de Europese Unie is vastgesteld dat politiek prominente personen (politically exposed persons, PEPs) verhoogde reputatie- en juridische risicos meebrengen, en de inspanning ter bestrijding van corruptie ook overigens rechtvaardigt dat bijzondere maatregelen worden getroffen. (zie noot 4) Daarom waren reeds in de derde anti-witwasrichtlijn bepalingen opgenomen over de PEP, die er op zagen dat instellingen die te maken krijgen met PEPs, of hun familieleden, verscherpt cliëntenonderzoek verrichten. Onder de derde anti-witwasrichtlijn betroffen de regels de PEPs "die in een andere lidstaat of in een derde land wonen"; met de vierde anti-witwasrichtlijn vallen binnenlandse PEPs ook onder de regels. De vierde anti-witwasrichtlijn noemt publieke functies die als PEP worden aangemerkt; (zie noot 5) die publieke functies worden ook in het ontwerpbesluit als PEP aangemerkt. (zie noot 6) PEP-functies zijn functies zoals staatshoofden, parlementsleden of leden van rechterlijke instanties die arresten wijzen waartegen geen beroep openstaat.Het verscherpt onderzoek dat instellingen moeten verrichten naar de PEPs brengt administratieve lasten mee voor deze cliënten. Het is daarom van wezenlijk belang dat de instellingen de bedoelde groep cliënten zo nauwkeurig mogelijk kunnen identificeren, zodat overige cliënten door die instellingen niet onnodig als PEP worden aangemerkt. Het ontwerpbesluit en de toelichting dienen daarom zo duidelijk mogelijk aan te geven welke personen onder het begrip vallen. De Afdeling maakt in dat verband de volgende opmerkingen.a.Middelbare of lagere functionarissenDe richtlijn bepaalt dat middelbare of lagere functionarissen niet als PEP worden aangemerkt. (zie noot 7) Dit wordt ook in het ontwerpbesluit geregeld. (zie noot 8) In de toelichting op het ontwerpbesluit wordt echter aangegeven dat in voorkomende gevallen toch hogere risicos aan dergelijke functies kunnen kleven. Een verscherpt onderzoek zou, aldus de toelichting, niet in alle gevallen voor dit soort functionarissen noodzakelijk zijn; (zie noot 9) maar in voorkomende gevallen soms dus wel. Aan deze toelichting kan ten onrechte de conclusie worden verbonden dat middelbare of lagere functionarissen alsnog als bekleders van PEP-functies zouden kunnen worden aangemerkt, om op grond daarvan verscherpt onderzoek te verrichten. Op grond van de richtlijn mag dat echter niet. Dergelijk verscherpt onderzoek naar middelbare of lagere functionarissen kan enkel noodzakelijk zijn op grond van met die specifieke cliënt samenhangende risicofactoren.De Afdeling adviseert het voorgaande in de toelichting te verduidelijken.b.Familieleden van PEPsDe richtlijn bepaalt dat de maatregelen die instellingen ten aanzien van PEPs dienen te treffen ook getroffen dienen te worden ten aanzien van familieleden. (zie noot 10) Een familielid is volgens de richtlijn een echtgenoot of een persoon die als gelijkwaardig met de echtgenoot wordt aangemerkt; kinderen en de echtgenoten van die kinderen, inclusief degene die als gelijkwaardig met de echtgenoot wordt aangemerkt; en ouders van PEPs. (zie noot 11) In het ontwerpbesluit wordt deze bepaling overgenomen. (zie noot 12) In de toelichting op het besluit wordt niet verduidelijkt hoe deze begrippen in het Nederlands recht dienen te worden uitgelegd. Zo blijft onduidelijk wat wordt verstaan onder persoon die als gelijkwaardig wordt aangemerkt; dat zouden in Nederland de geregistreerde partners kunnen betreffen, maar het zou ook naderen kunnen betreffen. Bij het begrip kinderen is evenmin duidelijk hoe ver dat begrip strekt, en of dat bijvoorbeeld ook stiefkinderen, pleegkinderen en adoptiekinderen omvat.De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit herstel en afwikkeling van verzekeraars.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en enige andere besluiten (Besluit herstel en afwikkeling van verzekeraars).Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en enige andere besluiten (Besluit herstel en afwikkeling van verzekeraars), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vernietiging van de ministeriële beschikking van 27 maart 2017 van de minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening van Curaçao.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit tot vernietiging van de ministeriële beschikking van 27 maart 2017 van de minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening van Curaçao.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2017, no.2017000573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vernietiging van de ministeriële beschikking van 27 maart 2017 van de minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening van Curaçao.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de rechtspositie van staten- en commissieleden, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, raads- en commissieleden, wethouders, burgemeesters en de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de voorzitters van de waterschappen (Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers).Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2018, no.2018001276, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de rechtspositie van staten- en commissieleden, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, raads- en commissieleden, wethouders, burgemeesters en de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de voorzitters van de waterschappen (Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Ontwerpbesluit houdende regels over de uitoefening van de bevoegdheid tot het binnendringen in een geautomatiseerd werk en het al dan niet met een technisch hulpmiddel onderzoek doen als bedoeld in de artikelen 126nba, eerste lid, 126uba, eerste lid, en 126zpa, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk).Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2018, no.2018000971, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de uitoefening van de bevoegdheid tot het binnendringen in een geautomatiseerd werk en het al dan niet met een technisch hulpmiddel onderzoek doen als bedoeld in de artikelen 126nba, eerste lid, 126uba, eerste lid, en 126zpa, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding.

[Gepubliceerd: 2019-08-01] Voorstel van wet houdende instelling van een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg (Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2015, no.2015000974, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende instelling van een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg (Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijzigingen van het besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de aanpassing van de indexeringsbepaling.

[Gepubliceerd: 2019-07-29] Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2019, no.2019001114, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de aanpassing van de indexeringsbepaling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit waardering verzekeringsvordering in faillissement.

[Gepubliceerd: 2019-07-29] Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2019, no.2019000998, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit houdende regels met betrekking tot de waardering vorderingen uit hoofde van een verzekering in geval van een faillietverklaring van een verzekeraar (Besluit waardering verzekeringsvorderingen in faillissement), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit Jeugdwet en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 om het werk van vertrouwenspersonen jeugd te ondersteunen.

[Gepubliceerd: 2019-07-26] .Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2019, no.2019001210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Jeugdwet en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 teneinde het werk van vertrouwenspersonen jeugd te ondersteunen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Experimentenwet rechtspleging.

[Gepubliceerd: 2019-07-24] Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2018, no.2018001840, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake Regels betreffende experimenten in de rechtspleging (Experimentenwet rechtspleging), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer.

[Gepubliceerd: 2019-07-24] Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2017, no.2017001214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 juli 2018 te Washington tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake de totstandkoming van een raamwerk voor samenwerking op het gebied van defensieaangelegenheden.

[Gepubliceerd: 2019-07-23] Bij Kabinetsmissive van 21 januari 2019, no.2019000075, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 2 juli 2018 te Washington tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake de totstandkoming van een raamwerk voor samenwerking op het gebied van defensieaangelegenheden (Trb. 2018, 125), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 houdende criteria voor het aantonen van een band met Nederland voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-07-23] Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2019, no.2019000218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 houdende criteria voor het aantonen van een band met Nederland voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit wapens en munitie.

[Gepubliceerd: 2019-07-23] Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2019, no.2019000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) (Besluit wapens en munitie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake democratische controle van de Kamer op de besteding van middelen van de politie.

[Gepubliceerd: 2019-07-19] Bij brief van 12 maart 2019 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over democratische controle van de Kamer op de besteding van middelen van de politie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging lijst I Opiumwet in verband met het toevoegen van stoffen.

[Gepubliceerd: 2019-07-18] Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2019, no.2019001129, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van enkele stoffen op deze lijst, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 14 december 2017 te New York aanvaarde wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.

[Gepubliceerd: 2019-07-18] Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2019, no.2019001044, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Rijkswet houdende goedkeuring van de op 14 december 2017 te New York aanvaarde wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet ter uitvoering van de op 14 december 2017 te New York aanvaarde wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.

[Gepubliceerd: 2019-07-18] Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2019, no.2019001039, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet ter uitvoering van de op 14 december 2017 te New York aanvaarde wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt.

[Gepubliceerd: 2019-07-18] Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2019, no.2019001081, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet, de Wet op het notarisambt en de Wet positie en toezicht advocatuur in verband met het opnemen van een grondslag voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van kwaliteitstoetsen bij advocaten, gerechtsdeurwaarders en notarissen en diverse aanpassingen van overwegend wetstechnische aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit 2013 i.v.m het uitbreiden van een grondslag voor het stellen van regels aan het gebruik van radioapparaten.

[Gepubliceerd: 2019-07-17] Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2019, no.2019000263, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit 2013 en het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie in verband met het uitbreiden van een grondslag en wetstechnische verbeteringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanpassing van in de procedure voor nareis geldende termijnen.

[Gepubliceerd: 2019-07-15] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanpassing van in de procedure voor nareis geldende termijnen.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2016, no.2016001036, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanpassing van in de procedure voor nareis geldende termijnen, met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in de verlenging van drie naar zes maanden van de termijn waarbinnen een nagereisd gezinslid van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel is verleend, een zogenoemde nareisvergunning kan aanvragen of ten behoeve van dit gezinslid om nareis kan worden verzocht. Voorts wordt voorgesteld de beslistermijn te verlengen voor aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als gezinslid van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel is verleend.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht.

[Gepubliceerd: 2019-07-15] Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2019, no.2019000153, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet (wijzigingen maximale huuromstijging en lokale mogelijkheid hoger percentage).

[Gepubliceerd: 2019-07-12] Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2019, no.2019001170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet (wijzigingen maximale huursomstijging en lokale mogelijkheid hoger percentage), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies.

[Gepubliceerd: 2019-07-12] Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2019, no.2019001105, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU houdende aanvullende regels in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L139) (Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterken positie mbo-studenten.

[Gepubliceerd: 2019-07-11] Bij Kabinetsmissive van 25 april 2019, no.2019000852, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met diverse maatregelen gericht op de versterking van de positie van mbo-studenten (Wet versterken positie mbo-studenten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toezicht accountantsorganisaties, houdende de aanwijzing van organisaties van openbaar belang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, onder 5°, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.

[Gepubliceerd: 2019-07-10] Bij Kabinetsmissive van 16 januari 2019, no.2019000054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toezicht accountantsorganisaties, houdende de aanwijzing van organisaties van openbaar belang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, onder 5°, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit gebruik burgerservicenummer door Slachtofferhulp Nederland.

[Gepubliceerd: 2019-07-09] Bij Kabinetsmissive van 15 april 2019, no.2019000751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer door de stichting Slachtofferhulp Nederland (Besluit gebruik burgerservicenummer door Slachtofferhulp Nederland), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-07-09] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking van de kwaliteitswaarborgen voor het hoger onderwijs alsmede tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de introductie van een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister (Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2013, no.13.001229, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking van de kwaliteitswaarborgen voor het hoger onderwijs alsmede tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de introductie van een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister (Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging BP2000 i.v.m. modernisering/flexibilisering taxiregelgeving en aanpassing aan PSO-verordening.

[Gepubliceerd: 2019-07-09] Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de vereenvoudiging van de taxiregelgeving en enkele meer technische aanpassingen aan een aantal regels over aanbestedingen in het openbaar vervoer en daarmee vergelijkbare vervoersvormen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet homologatie onderhands akkoord.

[Gepubliceerd: 2019-07-08] Bij Kabinetsmissive van 18 oktober 2018, no.2018001852, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Loodsplicht nieuwe stijl.

[Gepubliceerd: 2019-07-08] Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2017, no.2017000375, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en enige andere wetten in verband met verdere flexibilisering van de loodsplicht voor zeeschepen (Loodsplicht nieuwe stijl), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet Groningen (voorheen: Wet instituut Mijnbouwschade Groningen).

[Gepubliceerd: 2019-07-08] Bij Kabinetsmissive van 5 december 2018, no.2018002235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende vaststelling van de Wet Instituut Mijnbouwschade Groningen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming.

[Gepubliceerd: 2019-07-08] Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2019, no.2019000546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven.

[Gepubliceerd: 2019-07-05] Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2019, no.2019000999, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter uitvoering van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven en tot wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de verstrekking van politiegegevens aan de Passagiersinformatie-eenheid (Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vanwege de vereenvoudiging en verduidelijking van de vrijstellings- en examenregels en invoering van een instellingsexamen rekenen mbo.

[Gepubliceerd: 2019-07-05] Bij Kabinetsmissive van 2 april 2019, no.2019000653, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vanwege de vereenvoudiging en verduidelijking van de vrijstellings- en examenregels en invoering van een instellingsexamen rekenen mbo, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven.

[Gepubliceerd: 2019-07-05] Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2018, no.2018000509, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter bevordering van de totstandkoming en realisatie van maatschappelijke initiatieven gericht op duurzame ontwikkeling door na een daartoe strekkend verzoek deze initiatieven in regelgeving op te nemen (Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting bij voorgenomen wettelijke maatregel beloningen financiële sector ingeval van staatssteun.

[Gepubliceerd: 2019-07-05] Bij brief van 13 december 2018 heeft de Minister van Financiën op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over voorgenomen wettelijke maatregel beloningen financiële sector ingeval van staatssteun.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES en de Handelsregisterwet 2009 BES.

[Gepubliceerd: 2019-07-05] Bij Kabinetsmissive van 22 november 2018, no.2018002101, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES en de Handelsregisterwet 2009 BES, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring Partenerovereenkomst tussen de EU en haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds (Trb. 2016, 174).

[Gepubliceerd: 2019-07-02] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2019, no.2019001091, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 5 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Partnerschapsovereenkomst op het gebied van betrekkingen en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds (Trb. 2016, 174), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

[Gepubliceerd: 2019-07-02] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2019, no.2018002343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van (datum) tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet dient ertoe om de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) op enkele onderdelen te verduidelijken dan wel aan te passen. Het gaat hier in het bijzonder om de zo gericht mogelijke inzet van bijzondere bevoegdheden en de versnelde weging van samenwerking met buitenlandse diensten. Tevens wordt een samenloopbepaling met de Wet open overheid (Woo) opgenomen en worden enkele omissies en redactionele onvolkomenheden hersteld.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet implementatie tweede EU-richtlijnantibelastingontwijking.

[Gepubliceerd: 2019-07-02] Bij Kabinetsmissive van 13 mei 2019, no.2019000917, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (PbEU 2016, L 144/1) (Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtliin.

[Gepubliceerd: 2019-07-02] Bij Kabinetsmissive van 2 april 2019, no.2019000656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van de richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van richtlijn (EU) 2013/36 van het Europees Parlement en de Raad (Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring Kaderovereenkomst EU enerzijds en Australië, anderzijds (Trb. 2018, 30).

[Gepubliceerd: 2019-07-02] Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2019, no.2019001090, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 7 augustus 2017 te Manilla tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Australië, anderzijds (Trb. 2018, 30), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verwijzingsportaal bankgegevens.

[Gepubliceerd: 2019-07-01] Bij Kabinetsmissive van 24 april 2019, no.2019000843, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het via een centraal elektronisch systeem geautomatiseerd verstrekken en ontsluiten van identificerende gegevens door banken en betaaldienstverleners (Wet verwijzingsportaal bankgegevens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het centraliseren van de tolkvoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2019-06-28] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2019, no.2019000671, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het centraliseren van de tolkvoorzieningen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met aanpassing van de premiedifferentiatie voor de WW en de afschaffing van de sectorfondsen.

[Gepubliceerd: 2019-06-28] Bij Kabinetsmissive van 12 april 2019, no.2019000721, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met aanpassing van de premiedifferentiatie voor de WW en afschaffing van de sectorfondsen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000.

[Gepubliceerd: 2019-06-28] Bij Kabinetsmissive van 7 mei 2019, no.2019000894, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met de aanpassing van de procedure bij de behandeling van herhaalde asielaanvragen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitbreiding verbod vasthouden mobiele telefoon in het verkeer.

[Gepubliceerd: 2019-06-28] Bij Kabinetsmissive van 16 april 2019, no.2019000766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in verband met uitbreiding van het verbod van het tijdens deelname aan het verkeer vasthouden van mobiele elektronische apparaten, tot fietsers en trambestuurders (uitbreiding verbod vasthouden mobiele telefoon in het verkeer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie prospectusverordening.

[Gepubliceerd: 2019-06-28] Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2019, no.2019000902, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168) (Besluit implementatie prospectusverordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Voortman en Kuiken tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het verankeren van het belang van het kind.

[Gepubliceerd: 2019-06-27] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 september 2016 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Voortman en Kuiken tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het verankeren van het belang van het kind, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

[Gepubliceerd: 2019-06-26] Bij Kabinetsmissive van 4 april 2019, no.2019000679, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve handicap, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit forensische zorg.

[Gepubliceerd: 2019-06-25] Bij Kabinetsmissive van 3 december 2018, no.2018002200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen van enige andere regeling (Besluit forensische zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Raak tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel op politieke ambtsdragers (Wet sociale zekerheid politieke ambtsdragers 2018).

[Gepubliceerd: 2019-06-19] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 mei 2018 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Raak tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel op politieke ambtsdragers (Wet sociale zekerheid politieke ambtsdragers 2018), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de herziening van het beslag- en executierecht.

[Gepubliceerd: 2019-06-17] Bij Kabinetsmissive van 10 december 2018, no.2018002280, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de herziening van het beslag- en executierecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol van toetreding tot de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten en Colombia en Peru.

[Gepubliceerd: 2019-06-17] Bij Kabinetsmissive van 16 januari 2019, no.2019000061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol van toetreding tot de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van Ecuador; Brussel, 11 november 2016 (Trb. 2016, 191 - Heruitgave), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het Stabiliteits- en Groeipact.

[Gepubliceerd: 2019-06-17] Bij brief van 8 januari 2019 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreft het Stabiliteits- en Groeipact.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet temporisering AOW-leeftijd.

[Gepubliceerd: 2019-06-17] Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2019, no.2019001119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de Wet versnelling stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd en de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met temporisering van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de collectiviteitskorting.

[Gepubliceerd: 2019-06-14] Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2019, no.2019000575, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de collectiviteitskorting, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 in verband met de wijziging van de reikwijdte.

[Gepubliceerd: 2019-06-14] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2018, no.2018001364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 in verband met de wijziging van de reikwijdte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Reglement rijbewijzen (pilot rijbewijs B voor ZE bestelwagens).

[Gepubliceerd: 2019-06-13] Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2019, no.2018002425, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen en het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met een experiment met het onder bepaalde voorwaarden toestaan dat zware elektrische bedrijfsautos bestemd voor goederenvervoer met rijbewijs B worden bestuurd, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet wijziging woonplaatsbeginsel.

[Gepubliceerd: 2019-06-12] Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2019, no.2019000484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Jeugdwet in verband met de verduidelijking van het woonplaatsbeginsel (Wet wijziging woonplaatsbeginsel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007.

[Gepubliceerd: 2019-06-11] Bij Kabinetsmissive van 31 januari 2019, no.2019000176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie technische pijler vierde spoorwegpakket.

[Gepubliceerd: 2019-06-11] Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2019, no.2019000440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen en het Besluit spoorverkeer in verband met de implementatie van richtlijn (Eu) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU 2016 L 138/44) en richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake de veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138/102), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet elektronische publicaties.

[Gepubliceerd: 2019-06-07] Bij Kabinetsmissive van 17 december 2018, no.2018002342, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en enige andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen (Wet elektronische publicaties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist.

[Gepubliceerd: 2019-06-06] Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2019, no.2018002428, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels inzake de opleiding, deskundigheid en tijdelijke zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden handelingen van de mondhygiënist (Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking.

[Gepubliceerd: 2019-06-04] Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2019, no.2019000315, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152 en 2016, 113).

[Gepubliceerd: 2019-06-03] Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2019, no.2019000170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152 en 2016, 113), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Arbeidsveiligheidsbesluit IV Caribisch Nederland.

[Gepubliceerd: 2019-05-29] Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2019, no.2019000555, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het Arbeidsveiligheidsbesluit IV Caribisch Nederland, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten.

[Gepubliceerd: 2019-05-29] Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2019, no.2019000412, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met noodzakelijk periodiek onderhoud en het herstel van enkele gebreken van inhoudelijk ondergeschikte aard.

[Gepubliceerd: 2019-05-29] Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2019, no.2019000485, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met noodzakelijk periodiek onderhoud en het herstel van enkele gebreken van inhoudelijk ondergeschikte aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet t.b.v. van subsidiëring uit het deltafonds van maatregelen en voorzieningen tegen wateroverlast.

[Gepubliceerd: 2019-05-28] Bij Kabinetsmissive van 15 april 2019, no.2019000749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet ten behoeve van subsidiëring uit het deltafonds van maatregelen en voorzieningen tegen wateroverlast, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende enkele technische wijzigingen van de Meststoffenwet.

[Gepubliceerd: 2019-05-24] Bij Kabinetsmissive van 13 mei 2019, no.2019000916, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende enkele technische wijzigingen van de Meststoffenwet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Reparatierijkswet Veiligheid en Justitie.

[Gepubliceerd: 2019-05-16] Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2018, no.2018001334, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, de Paspoortwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Rijkswet cassatierechtspraak in uitleveringszaken voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten in verband met gewijzigde regelgeving, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Wet dieren in verband met de invoering van een algehele plicht tot bedwelming van dieren voorafgaand aan de slacht.

[Gepubliceerd: 2019-05-16] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 maart 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Wet dieren in verband met de invoering van een algehele plicht tot bedwelming van dieren voorafgaand aan de slacht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (vliegbelasting).

[Gepubliceerd: 2019-05-14] Bij Kabinetsmissive van 12 december 2018, no.2018002295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet vliegbelasting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet houdende implementatie van de artikelen 15 en 16 van Richtlijn 2014/40/EU inzake de procedure en de verkoop van tabaksproducten.

[Gepubliceerd: 2019-05-13] Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2019, no.2019000398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet houdende implementatie van de artikelen 15 en 16 van Richtlijn 2014/40/EU inzake de procedure en de verkoop van tabaksproducten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het voorstel van Rijkswet Koninkrijksgeschillen.

[Gepubliceerd: 2019-05-10] Bij brief van 20 februari 2019 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gevraagd haar van voorlichting te dienen over het voorstel van Rijkswet Koninkrijksgeschillen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het vervaardigen van munten en het afschaffen van beleggingsmunten.

[Gepubliceerd: 2019-05-09] Bij Kabinetsmissive van 8 maart 2019, no.2019000465, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het vervaardigen van munten en het afschaffen van beleggingsmunten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Wilders en De Graaf betreffende het verbod van bepaalde islamitische uitingen.

[Gepubliceerd: 2019-05-03] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 september 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Wilders en De Graaf betreffende het verbod van bepaalde islamitische uitingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met wijzigingen in differentiatiesystematiek van de premie voor de Werkhervattingskas.

[Gepubliceerd: 2019-05-01] Bij Kabinetsmissive van 3 april 2019, no.2019000657, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met enkele wijzigingen in de differentiatiesystematiek van de premie voor de Werkhervattingskas, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs

[Gepubliceerd: 2019-04-26] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2018, no.2018002417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met een regeling voor aanvullende bekostiging wegens in het vooruitzicht gestelde of gerealiseerde kwaliteit van het hoger onderwijs (Besluit kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB met betrekking tot de kwalificatie-eisen voor loopbaan en burgerschap.

[Gepubliceerd: 2019-04-26] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2018, no.2018002371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB met betrekking tot de kwalificatie-eisen voor loopbaan en burgerschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met implementatie BBT conclusies grote stookinstallaties (uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442).

[Gepubliceerd: 2019-04-26] Bij Kabinetsmissive van 10 januari 2019, no.2019000003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de implementatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442 tot vaststelling van BBT-conclusies (best beschikbare technieken) voor grote stookinstallaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.

[Gepubliceerd: 2019-04-25] Bij Kabinetsmissive van 26 oktober 2018, no.2018001914, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Stichting Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank N.V. en de financiering van de toezichtkosten (Besluit bekostiging financieel toezicht 2019), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot goedkeuring van het koninklijk besluit van 14 februari 2019 tot wijziging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968.

[Gepubliceerd: 2019-04-19] Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2019, no.2019000517, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van het koninklijk besluit van 14 februari 2019 tot wijziging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet gelijke kans op doorstroom vmbo-havo.

[Gepubliceerd: 2019-04-18] Bij Kabinetsmissive van 14 september 2018, no.2018001626, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het faciliteren van een gelijke kans op doorstroom van leerlingen met een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de theoretische of gemengde leerweg naar het hoger algemeen voortgezet onderwijs (Wet gelijke kans op doorstroom vmbo-havo), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Oosten, Van der Graaf en Van der Staaij, houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties).

[Gepubliceerd: 2019-04-18] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 november 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Oosten, Van der Graaf en Van der Staaij, houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en het Bouwbesluit 2012.

[Gepubliceerd: 2019-04-17] Bij Kabinetsmissive van 18 december 2018, no.2018002365, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en het Bouwbesluit 2012, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet ratificatie Visserijverdrag en Richtlijn (EU) 2017/159.

[Gepubliceerd: 2019-04-17] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2018, no.2018002413, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/410 ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen.

[Gepubliceerd: 2019-04-12] Bij Kabinetsmissive van 6 december 2018, no.2018002241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU L76), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 om enkele regelingen te treffen i.v.m. de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU.

[Gepubliceerd: 2019-04-12] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2019, no.2019000258, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 om enkele regelingen te treffen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit grensoverschrijdend net NL - Verenigd Koninkrijk na Brexit.

[Gepubliceerd: 2019-04-12] Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2019, no.2019000219, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de werking en exploitatie van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met het Verenigd Koninkrijk overschrijdt en de beheerder van dat net in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Besluit grensoverschrijdend net Nederland - Verenigd Koninkrijk na Brexit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met de aanpassing van enkele regels voor de beoordeling van verblijfsaanvragen.

[Gepubliceerd: 2019-04-12] Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2019, no.2019000436, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met de aanpassing van enkele regels voor de beoordeling van verblijfsaanvragen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit schrapt de algemene discretionaire bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Daarvoor in de plaats introduceert het ontwerpbesluit twee andere grondslagen waarop een verblijfsvergunning op andere gronden dan opgenomen in het Vb 2000 kan worden verleend. De Afdeling advisering van de Raad van State maakt onder meer opmerkingen over het vervallen van de discretionaire bevoegdheid en de beoordeling van schrijnende situaties. De beoordelingsruimte die een bestuursorgaan toekomt en de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb brengen mee dat bij een herhaalde of nieuwe aanvraag in uitzonderlijke gevallen rekening moet worden gehouden met de bijzondere (schrijnende) omstandigheden van een vreemdeling. De Afdeling is van oordeel dat aanpassing van de toelichting in verband daarmee wenselijk is.1. Achtergrond en inhoud ontwerpbesluitBij brief van 29 januari 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd dat de coalitiepartijen overeenstemming hebben bereikt over enkele onderwerpen op het terrein van asiel en migratie. (zie noot 1) Onderdeel daarvan was dat de aanvragen in het kader van de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen die zijn afgewezen op grond van het meewerkcriterium opnieuw worden beoordeeld (de zogenaamde versoepeling van het kinderpardon). Om te voorkomen dat een vreemdeling tot het laatste moment hoop houdt op een verblijfsvergunning en het vertrek daarom uitstelt, komt de huidige algemene discretionaire bevoegdheid te vervallen. (zie noot 2) Tevens zijn de coalitiepartijen overeen gekomen dat de directeur van de IND de bevoegdheid krijgt om tijdens de eerste aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning mede te beoordelen of een verblijfsvergunning kan worden verleend onder een andere beperking dan voorzien in het Vb 2000. Deze bevoegdheid zal aan de directeur van de IND worden gemandateerd; de staatssecretaris is politiek verantwoordelijk. (zie noot 3)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van sociale zekerheidswetten i.v.m. het regelen van overgangsrecht voor de situatie waarin het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de EU zonder akkoord over de voorwaarden voor deze terugtrekking (no deal Brexit)

[Gepubliceerd: 2019-04-12] Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2019, no.2019000257, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van sociale zekerheidswetten in verband met het regelen van overgangsrecht voor de situatie waarin het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Europese Unie zonder akkoord over de voorwaarden voor deze terugtrekking (no deal Brexit), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State Nader rapport (reactie op het advies) van 26 maart 2019
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de toepasselijkheid van het nieuwe Europese octrooisysteem op Curaçao en Sint Maarten.

[Gepubliceerd: 2019-04-11] Bij brief van 11 april 2016 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gevraagd hem van voorlichting te dienen inzake de toepasselijkheid van het nieuwe Europese octrooisysteem op Curaçao en Sint Maarten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Wegenverkeerswet 1994 kentekenplicht trekkers ter implementatie APK-richtlijn.

[Gepubliceerd: 2019-04-11] Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2017, no.2017001779, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de implementatie van richtlijn 2014/45/EU alsmede ter invoering van een kentekenplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines en daardoor voortbewogen aanhangwagens en daarnaast het niet meer toelaten tot het verkeer van nieuwe motorrijtuigen met beperkte snelheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) nr. 1257/2012.

[Gepubliceerd: 2019-04-10] Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2015, no.2015001289, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) nr. 1257/2012, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 12 december 2016 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Cuba, anderzijds (Trb. 2017, 19).

[Gepubliceerd: 2019-04-09] Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2018, no.2018001783, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de goedkeuring van de op 12 december 2016 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Cuba, anderzijds (Trb. 2017, 19), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze wet te bieden aan mensen met een psychische stoornis.

[Gepubliceerd: 2019-04-09] Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2019, no.2018001797, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht en/of 24 uur zorg nabij, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting; Santo Domingo, 25 oktober 2016 (Trb. 2017, 15).

[Gepubliceerd: 2019-04-09] Bij Kabinetsmissive van 17 december 2018, no.2018002348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting; Santo Domingo, 25 oktober 2016 (Trb. 2017, 15), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma, Asscher, Van Raan, Van Rooijen en Azarkan (Rijkswet inperking gevolgen Brexit).

[Gepubliceerd: 2019-04-08] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 januari 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma, Asscher, Van Raan, Van Rooijen en Azarkan houdende regels inzake het creëren van tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rijkswet inperking gevolgen Brexit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag Republiek Noord-Macedonië (Trb.2019, 24).

[Gepubliceerd: 2019-04-05] Bij Kabinetsmissive van 11 maart 2019, no.2019000479, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 6 februari 2019 te Brussel tot stand gekomen Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Noord-Macedonië (Trb. 2019, 24), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten.

[Gepubliceerd: 2019-04-04] Bij Kabinetsmissive van 21 december 2018, no.2018002382, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enkele andere wetten in verband met de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten ter implementatie van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de rol van gemeenten in de bestuurlijke en integrale aanpak van ondermijning.

[Gepubliceerd: 2019-04-02] Bij brief van 23 augustus 2018 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de rol van gemeenten in de bestuurlijke en integrale aanpak van ondermijning.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen.

[Gepubliceerd: 2019-04-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor landgebonden weddenschappen op de sport (Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor landgebonden weddenschappen op de sport (Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2019, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Overige fiscale maatregelen 2019, Wet bronbelasting 2020, Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019, Wet modernisering kleineondernemersregeling en implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel.Het voorstel strekt er met name toe om aanbieders van landgebonden sportweddenschappen en aanbieders van via internet gespeelde sportweddenschappen gelijk te behandelen voor de kansspelbelasting. Daarmee wordt voorkomen dat er sprake is van onrechtmatig verleende staatssteun.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar merkt op dat er nog andere landgebonden weddenschappen (dan landgebonden "sport"weddenschappen) zijn. Ook daarbij zou zich een verschil in behandeling voor de kansspelbelasting kunnen voordoen ten opzichte van de situatie waarin dergelijke weddenschappen via internet worden gespeeld. In zoverre daar sprake van is, adviseert zij de fiscale behandeling gelijk te trekken.Met het wetsvoorstel inzake kansspelen op afstand (wetsvoorstel KOA), dat momenteel in behandeling is bij de Eerste Kamer, worden internetkansspelen gereguleerd. (zie noot 1) Na inwerkingtreding van dat voorstel kunnen aanbieders van internetkansspelen de onlinemarkt in Nederland betreden, mits zij voldoen aan strikte vergunningsvoorwaarden waarmee de doelstellingen van het kansspelbeleid worden geborgd (consumentenbescherming, voorkomen kansspelverslaving en criminaliteit). Het regime voor de kansspelbelasting dat daarbij wordt voorgesteld is voor alle soorten internetkansspelen gelijk: de aanbieder van het internetkansspel is belastingplichtig en heffing vindt plaats over het bruto-spelresultaat.De toelichting op voorliggend voorstel maakt duidelijk dat de Europese Commissie van oordeel is dat sportweddenschappen via internet enerzijds en landgebonden sportweddenschappen anderzijds dezelfde kenmerken hebben, ook al hebben zij een ander distributiekanaal. Volgens de Commissie zal daardoor met het KOA-regime voor kansspelen via internet, sprake zijn van onverenigbare staatssteun voor aanbieders van landgebonden kansspelen in de vorm van sportweddenschappen. (zie noot 2) Die steun is er volgens de Commissie omdat volgens het huidige kansspelbelastingregime niet de aanbieder van een landgebonden sportweddenschap belastingplichtig is maar de speler. (zie noot 3) Daarmee worden gelijke gevallen verschillend behandeld. Gelet hierop strekt het voorstel ertoe om voor aanbieders van landgebonden sportweddenschappen hetzelfde regime te laten gelden als voor aanbieders van sportweddenschappen via internet: de aanbieder van landgebonden sportweddenschappen wordt belastingplichtig en er wordt geheven over het bruto-spelresultaat. De Afdeling merkt hier het volgende over op.Voorliggend voorstel is uitsluitend gericht op aanpassing van het kansspelbelastingregime voor landgebonden kansspelen in de vorm van "sport"weddenschappen. Uit de toelichting op het wetsvoorstel KOA blijkt echter dat er nog andere landgebonden kansspelen bestaan dan sportweddenschappen. Het gaat dan om "onder andere loterijen, weddenschappen [wat ruimer is dan "sport"weddenschappen], en prijsvragen". (zie noot 4) Ook bij dergelijke landgebonden kansspelen zou zich een vergelijkbaar verschil in behandeling kunnen voordoen (heffing bij de speler over de prijs) ten opzichte van de situatie waarin die spelen via internet worden gespeeld (heffing bij de aanbieder over het bruto-spelresultaat). De toelichting maakt niet duidelijk in hoeverre ook met betrekking tot dergelijke landgebonden kansspelen sprake kan zijn van een verschil in behandeling van gelijke gevallen. In zoverre sprake is van een verschil in behandeling, is het gelijktrekken van de kansspelbelastingregimes noodzakelijk om ongerechtvaardigde staatssteun te voorkomen.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet Brexit.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet tot wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit).Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2018, no.2018001788, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Elektronische openbaarmaking van de processen-verbaal van de stembureaus en van de opgaven van de burgemeesters van de aantallen in de gemeenten uitgebrachte stemmen.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen tot elektronische openbaarmaking van de processen-verbaal van de stembureaus en van de opgaven van de burgemeesters van de aantallen in de gemeenten uitgebrachte stemmen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2018, no.2018000989, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen tot elektronische openbaarmaking van de processen-verbaal van de stembureaus en van de opgaven van de burgemeesters van de aantallen in de gemeenten uitgebrachte stemmen, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel regelt de wijze waarop de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven van de burgemeesters met stemtotalen van de gemeenten, op de gemeentelijke website openbaar worden gemaakt.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen met betrekking tot de publicatie van de stemtotalen van de stembureaus en het openbaar maken van de handtekeningen.1.Toegankelijkheid stemtotalen van de stembureausDe motie-Bosma c.s. die ten grondslag ligt aan het wetsvoorstel beoogt het openbaar maken van alle processen-verbaal en alle bijbehorende elektronische bestanden. (zie noot 1) In het wetsvoorstel wordt dit uitgelegd als het openbaar maken van de processen-verbaal en de opgaven van de burgemeester met stemtotalen van de gemeente. Het digitaal beschikbaar stellen van de processen-verbaal zal geschieden door deze in te scannen.De Afdeling onderkent het belang van het algemeen toegankelijk maken van de processen-verbaal en de stemtotalen van de gemeente. Zoals de toelichting vermeldt kan dit ervoor zorgen dat de totstandkoming van de uitslag van een verkiezing transparanter en beter controleerbaar wordt. De Afdeling wijst echter op het volgende. Als uitsluitend de stemtotalen per gemeente in een digitaal bestand beschikbaar worden gemaakt, is het de vraag of dit kan bijdragen aan de controleerbaarheid van de uitslag van een gemeente. Een inwoner van een gemeente met een groot aantal stembureaus zal in dat geval alle ingescande processen-verbaal moeten openen en de hierin opgenomen aantallen stemmen per partij en kandidaat zelf moeten verwerken om deze controle te kunnen uitvoeren. Het lijkt daarom wenselijk om daarnaast voor te schrijven dat de bestanden met de door digitale hulpmiddelen gegenereerde uitslaggegevens inclusief de ingevoerde gegevens, per stemlokaal digitaal openbaar worden gemaakt. Uit de consultatiereacties van de Kiesraad en de VNG over het wetsvoorstel aanpassing procedure vaststelling verkiezingsuitslag (zie noot 2) valt af te leiden dat dit de bedoeling is. (zie noot 3) De toelichting bij het voorliggend voorstel noemt deze verplichting echter niet expliciet. Uit artikel N 11 van de Kieswet, dat ziet op de gegevens die moeten worden opgenomen in de opgaaf van de burgemeester met de stemtotalen volgt ook niet dat deze uitslaggegevens op het niveau van stembureaus moet bevatten. De Afdeling wijst in dit verband ten slotte op de circulaire over de gemeenteraadsverkiezingen en raadgevend referendum 21 maart 2018, waarin de Minister van BZK gemeenten aanraadt om een overzicht op de gemeentelijke website te publiceren van de uitslagen op stembureau- en/of kandidaatsniveau, omdat er veel kiezers zijn die daar belangstelling voor hebben. (zie noot 4)De Afdeling adviseert in de toelichting expliciet aan te geven dat de digitale openbaarmaking van de opgaaf van de burgemeester met de stemtotalen van de gemeente ook alle aantallen per stembureau bevat en zo nodig het voorstel aan te passen.2.Openbaar maken handtekeningenHet voorstel regelt dat de ondertekening van de processen-verbaal niet openbaar gemaakt wordt in verband met de bescherming van de persoonsgegevens van de leden van de stembureaus en de burgemeester. (zie noot 5) De Afdeling acht het in verband met de bescherming van de persoonsgegevens inderdaad aangewezen dat de handtekeningen niet openbaar gemaakt worden. Zonder deze handtekeningen is het echter, zoals de regering eerder ook overwoog, (zie noot 6) niet kenbaar dat het om het authentieke documenten gaat. Daarom zal op een andere wijze de authenticiteit van de ingescande processen verbaal moeten worden aangetoond. In het voorstel wordt hiervoor geen voorziening getroffen. Ook de toelichting gaat niet in op de vraag op welke wijze kenbaar gemaakt kan worden dat het gaat om een authentiek document indien de handtekeningen niet openbaar worden gemaakt. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.3. ConsultatieHet voorliggend voorstel maakte onderdeel uit van het voorstel aanpassing procedure vaststelling verkiezingsuitslag, maar is daar uitgelicht. De toelichting vermeldt dat geen afzonderlijke consultatie over het voorstel heeft plaatsgevonden, omdat de Kiesraad en de VNG reeds een reactie hadden uitgebracht over het voorstel aanpassing procedure vaststelling verkiezingsuitslag en zij zich kunnen vinden in elektronische openbaarmaking van de processen-verbaal. De toelichting wijst in dit verband wel op de door deze organisaties uitgesproken wens om fouten te kunnen herstellen. Hiervoor zal blijkens de toelichting een apart voorstel worden ingediend.De Afdeling wijst erop dat de VNG in de reactie op het voorstel aanpassing procedure vaststelling verkiezingsuitslag de uitvoerbaarheid van de verplichting om de processen-verbaal elektronisch openbaar te maken uitdrukkelijk koppelt aan de verlenging van de periode tussen stemming en aftreden van de zittende leden van het gekozen orgaan. (zie noot 7) Ook dit onderwerp zal blijkens de toelichting worden meegenomen in het te verwachten voorstel. Dit betekent wel dat, indien het voorliggend voorstel zoals beoogd voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2019 in werking treedt, en het andere voorstel op dat moment nog in procedure is, de gemeenten de elektronische openbaarmaking zullen moeten uitvoeren in de nu voorgeschreven korte termijn tussen stemming en aftreden. De toelichting gaat niet in op de vraag of dit, mede in het licht van de opmerking van de VNG hierover, uitvoerbaar zal zijn.Daarnaast wijst de VNG in de consultatiereactie op het voorstel aanpassing procedure vaststelling verkiezingsuitslag op het feit dat het scannen van de processen verbaal nog altijd wel een flinke extra belasting (in tijd en menskracht) oplevert voor gemeenten. Ook hebben deze extra taken financiële effecten voor gemeenten. (zie noot 8) Hierover vermeldt de toelichting uitsluitend dat de regering meent dat de financiële gevolgen van deze extra werkzaamheden zeer beperkt zullen zijn. Hierbij wordt niet ingegaan op de vraag waar deze veronderstelling op berust en hoe deze zich verhoudt tot de opmerking van de VNG hierover.De Afdeling adviseert in de toelichting op deze punten in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wij­zi­ging van de re­ge­lin­gen in­za­ke de­ten­tie­fa­se­ring en voor­waar­de­lij­ke in­vrij­heid­stel­ling.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling.Bij Kabinetsmissive van 22 augustus 2018, no.2018001454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Schrapping van de beperking van aansprakelijkheid voor vorderingen inzake wrakopruiming.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet bestrijding maritieme ongevallen in verband met de schrapping van de beperking van aansprakelijkheid voor vorderingen inzake wrakopruiming.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2018, no.2018001148, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet bestrijding maritieme ongevallen in verband met de schrapping van de beperking van aansprakelijkheid voor vorderingen inzake wrakopruiming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet houdende voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius).Bij Kabinetsmissive van 26 januari 2018, no.2018000119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet meer ruimte voor nieuwe scholen.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2016, no.2016001728, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen), met memorie van toelichting.Het voorstel heeft twee primaire doelstellingen. Ten eerste wordt het begrip richting als bepalende factor in de scholenplanning losgelaten. In plaats van de huidige, op de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag (richting) van scholen gebaseerde indirecte meting wordt een systeem voorgesteld waarin rechtstreeks bij de ouders naar de belangstelling voor een nieuwe school wordt gevraagd. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van ouderverklaringen of van een marktonderzoek. Het tweede doel van het voorstel betreft de invoering van een toets vooraf aan een aantal kwaliteitseisen waaraan een nieuwe school moet voldoen om voor bekostiging in aanmerking te komen. Daarnaast heeft de regering ook een verruiming van het richtingbegrip in artikel 23 Grondwet en in de onderwijswetgeving op het oog.Op 16 februari 2017 heeft een delegatie van de Afdeling advisering van de Raad van State op de voet van artikel 24 van de Wet op de Raad van State met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beraadslaagd over het wetsvoorstel.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. De passages in de toelichting over het verruimen van het begrip richting en de bescherming van de vrijheid van richting dienen nader te worden bezien. Naar het oordeel van de Afdeling zijn er overigens geen grondwettelijke bezwaren en is er, gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen, aanleiding om het bestaande stelsel van scholenplanning aan te passen. Hierbij is echter wel noodzakelijk dat voldoende duidelijk is aan welke voorwaarden een nieuw stelsel moet voldoen, en dat de hoofdlijnen van die voorwaarden in de wet worden vastgelegd. In dat licht wijst de Afdeling erop dat de voorgestelde methoden om de interesse in nieuwe initiatieven te meten in het voorstel onvoldoende worden uitgewerkt. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of deze methoden voldoende betrouwbare prognoses zullen opleveren, op grond waarvan een werkbare planning van scholen op (middel)lange termijn kan worden gemaakt. Ook kent de voorgestelde nieuwe regeling voor de stichting van scholen een aantal praktische bezwaren. Ten slotte adviseert de Afdeling om de voorgestelde voorafgaande toets op kwaliteitsaspecten nader te bezien.1.Aanleiding voorstelHet voorstel beoogt het mogelijk te maken dat scholen die aantoonbaar op voldoende belangstelling van ouders en leerlingen kunnen rekenen meer dan thans het geval is ook daadwerkelijk voor bekostiging in aanmerking kunnen komen. Daarmee is niet zo zeer beoogd dat er meer scholen komen, maar dat het aanbod van scholen zich beter kan aanpassen aan de veranderende vraag vanuit de samenleving.In de toelichting wordt gesteld dat het moeilijk is om in Nederland een nieuwe (bekostigde) school te beginnen, terwijl daaraan wel behoefte bestaat. De starheid van het huidige stelsel wordt veroorzaakt door het verzuilde richtingbegrip, dat niet meer correspondeert met de huidige geseculariseerde samenleving maar niettemin nog steeds de dominante bekostigingsfactor is. (zie noot 1)Het is daardoor niet mogelijk om een bekostigde school te starten op grond van een pedagogische visie of een didactisch concept, dan wel op basis van een (kleine) geestelijke stroming: deze visies, concepten en stromingen kwalificeren immers niet als een richting. Volgens de toelichting zorgt dit ervoor dat onvoldoende recht wordt gedaan aan de vrijheid van veel ouders en leerlingen om een school te kiezen die past bij hun behoefte aan onderwijs van een bepaalde levensbeschouwelijke stroming of die gebaseerd is op een specifieke pedagogische of didactische visie.De toelichting stelt dan ook dat het huidige systeem van prognoses verouderd is. (zie noot 2) Dit systeem gaat immers uit van de stabiliteit van de getalsmatige aanhang van gevestigde geloofsovertuigingen en levensbeschouwingen. (zie noot 3) Het werkt daarom gunstig uit voor richtingen die een groot marktaandeel hebben, omdat er van uitgegaan wordt dat er vooral vraag is en blijft naar die richtingen. Deze zogenoemde indirecte meting, gebaseerd op de bestaande verdeling van scholen van een bepaalde richting, brengt met zich dat niet gekeken wordt naar de concrete belangstelling voor een specifieke school, maar naar de veronderstelde belangstelling voor een bepaalde richting. Een dergelijke wijze van meting werkt conserverend en biedt onvoldoende ruimte voor nieuwkomers en variëteit. Daar komt bij dat geen rekening wordt gehouden met verschillen tussen scholen van dezelfde richting, bijvoorbeeld wat betreft hun pedagogische of didactische visie. Derhalve hebben de huidige prognoses nog slechts een beperkte voorspellende waarde, aldus de toelichting.Daarnaast is het volgens de toelichting onwenselijk dat er geen voorafgaande kwaliteitstoets is voor nieuwe scholen. Hierdoor kunnen kwalitatief slechte scholen toch starten en duurt het te lang voordat deze scholen aangepakt kunnen worden. Om die reden wordt in het voorstel voorafgaande aan de stichting een toets voorgesteld die ziet op een aantal kwaliteitsaspecten.2.Het begrip richting en de Grondweta.Schrapping van het begrip richting in de scholenplanningArtikel 23, vijfde lid van de Grondwet spreekt over de vrijheid van richting; en in de onderwijswetgeving komt op verschillende plaatsen het begrip richting of een equivalent begrip voor. In de jurisprudentie is dit begrip nader uitgewerkt. Daaruit volgt dat het moet gaan om een op alle terreinen van het leven doorwerkende godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing: er moet sprake zijn van een brede, geestelijke - van bestaande richtingen in het onderwijs te onderscheiden - stroming in de Nederlandse samenleving. Dit betekent dat een onderwijsmethode (bijvoorbeeld Jenaplan of Montessori), ook al is deze ontwikkeld op basis van een bepaalde mensvisie, als zodanig geen richting vormt. Het betekent ook dat een onderscheiden religie of levensbeschouwing, die getalsmatig en organisatorisch slechts een geringe omvang heeft (bijvoorbeeld het boeddhisme), niet als richting aangemerkt wordt. De toelichting wijst hier terecht op. (zie noot 4)De Grondwet schrijft evenwel niet voor dat de scholenplanning op de richting van scholen gebaseerd moet worden. Het begrip richting was in aanvang ook niet relevant voor de scholenplanning. Oorspronkelijk werd onder het regime van de Lager-onderwijswet 1920 enkel een minimum aantal leerlingen als bekostigingsvoorwaarde gesteld, waarbij dit minimum afhing van de grootte van de gemeente. Als een schoolbestuur een nieuwe bekostigde school wilde stichten diende het vereiste aantal verklaringen van ouders overgelegd te worden. Daarbij was niet relevant welke richting aan de school ten grondslag lag; er was immers niet vereist dat een school een richting had. (zie noot 5) Uit bezuinigingsoverwegingen is het richtingbegrip echter in toenemende mate een rol gaan spelen, eerst in de vervoerskostenregeling: als er dichterbij een school van de gewenste richting was konden ouders geen hogere vergoeding krijgen voor het vervoer naar een verder gelegen school van diezelfde richting. In een standaarduitspraak uit 1933 oordeelde de Kroon dat "onder bijzonder onderwijs van eene bepaalde richting moet worden verstaan bijzonder onderwijs, dat uitgaat van een van de richtingen welke zich in het Nederlandse volk op geestelijk terrein openbaren." (zie noot 6)Geleidelijk aan is dit - in het kader van de vervoerskostenregeling gedefinieerde - richtingbegrip ook bij scholenstichting een bepalende factor geworden. (zie noot 7) Handtekeningen van ouders van wie kinderen al op een school van eenzelfde richting zaten werden niet meer meegeteld. Daarnaast ging de richting van een school ook fungeren als positieve bekostigingsfactor, op grond waarvan soms een lagere stichtings- en opheffingsnorm ging gelden. In 1968 is in het voortgezet onderwijs als voorwaarde ingevoerd dat een bijzondere school een erkende richting moet hebben om voor bekostiging in aanmerking te komen. Hetzelfde geschiedde in 1994 voor het basisonderwijs. Een prognose op basis van ouderverklaringen is sindsdien niet meer mogelijk. De prognose moet gebaseerd zijn op een indirecte meting, waarbij als uitgangspunt de bestaande belangstellingspercentages naar richting gelden. Wel kan de zogenoemde directe meting worden gebruikt, waarbij door middel van een verlangd- onderwijsenquête rechtstreeks bij de ouders naar hun voorkeur voor de richting gevraagd wordt, maar dan slechts als aanvullend prognosemiddel. (zie noot 8)Op dit moment vervult het begrip richting - de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag van een bijzondere school - derhalve een cruciale rol bij de beoordeling of een bijzondere school voor bekostiging in aanmerking komt. Vereist is dat een school een erkende richting heeft. (zie noot 9) Een schoolbestuur dat bekostiging aanvraagt, dient een prognose te overleggen met betrekking tot het aantal te verwachten leerlingen, waarbij de richting van de nieuwe school het kernelement vormt. (zie noot 10) Hierbij wordt gebruik gemaakt van de historische belangstellingspercentages naar richting in de betreffende of een vergelijkbare gemeente. Leerlingen die binnen een bepaalde straal wonen van een bestaande school van dezelfde richting als de beoogde school worden niet meegeteld in de prognose voor zover op die bestaande school plaatsruimte is. (zie noot 11) Ten slotte is een school, ook al komt zij onder de opheffingsnorm, niettemin tegen opheffing beschermd als zij ten minste 50 leerlingen heeft en binnen een straal van vijf kilometer de laatste school van de richting is. (zie noot 12) Voor het voortgezet onderwijs geldt niet de bescherming van de laatste school van de richting, maar voor het overige is de systematiek vergelijkbaar. (zie noot 13)Zoals gezegd verplicht artikel 23 van de Grondwet evenwel niet tot het gebruik van het begrip richting bij de scholenplanning. De in het voorstel opgenomen wijze van plannen, waarbij het begrip richting bij de stichting van scholen wordt losgelaten komt dan ook niet in strijd met de Grondwet. Veeleer wordt daarmee teruggekeerd naar het stelsel onder de Lager-onderwijswet 1920, de eerste onderwijswet waarbij het in 1917 geformuleerde grondwetsartikel inzake het onderwijs - zoals het in essentie nog steeds luidt - concreet gestalte kreeg.b.Andere wetgeving waar de richting van de school bepalend isDe toelichting beoogt een ruimere betekenis te geven aan het begrip richting in artikel 23, vijfde lid, van de Grondwet, (zie noot 14) alsmede aan datzelfde begrip voorzover dat in andere wetgeving voorkomt. (zie noot 15) Tot nu toe is in de wetgeving en de jurisprudentie met betrekking tot dit begrip altijd het standpunt ingenomen dat het grondwettelijke en het wettelijke begrip richting uitsluitend ziet op een godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing. De toelichting legt dit begrip echter ruimer en meer open uit. (zie noot 16) Het begrip richting omvat in die visie voortaan ook pedagogische visies en didactische concepten. (zie noot 17)In de toelichting wordt echter vervolgens een inconsistente lijn gekozen met betrekking tot de reikwijdte van het begrip richting en de beschermingsgraad van die vrijheid. Zo stelt de toelichting enerzijds dat gekozen wordt voor een open richtingbegrip, waartoe ook pedagogische visies en didactische concepten horen. Blijkens de toelichting gaat het hier om meer dan de vrijheid van inrichting, omdat ook aan deze pedagogische visies achterliggende overtuigingen en mensbeelden ten grondslag liggen die met de vrijheid van richting beschermd kunnen en moeten worden, hetgeen zou moeten betekenen dat deze visies eenzelfde bescherming als godsdienstige en levensbeschouwingen zou moeten toekomen. (zie noot 18) Anderzijds stelt de toelichting dat in de onderwijswetgeving waar expliciet bescherming geboden wordt op grond van richting, dit begrip een meer gesloten karakter heeft. Dit zou betekenen dat de sterke bescherming die het begrip richting aan godsdienstige en levensbeschouwelijke stromingen biedt toch niet in dezelfde mate toekomt aan pedagogische visies of didactische concepten. (zie noot 19)Verderop vermeldt de toelichting evenwel weer, dat het voorstel op andere plaatsen in de onderwijswetgeving waar het begrip richting wordt gehanteerd zal leiden tot een ruimere interpretatie vanwege het in het voorstel voorgestane open richtingbegrip. Daarbij wordt gewezen op het inspectietoezicht, de leerplichtvrijstelling vanwege richtingbezwaren en de adviesrol van de Onderwijsraad bij huisvestigingsgeschillen. (zie noot 20) In deze gevallen komt aan pedagogische visies of didactische concepten blijkens de toelichting dezelfde bescherming toe als aan godsdienstige en levensbeschouwelijke stromingen. Echter, daar waar in de wet niet gesproken wordt over het begrip richting, maar over godsdienst of levensbeschouwing, is sprake van een sterker beschermingsniveau, dat niet toekomt aan pedagogische visies of didactische concepten. (zie noot 21)Artikel 23, vijfde lid, van de Grondwet beschermt de vrijheid van richting, zonder nadere kwalificatie en differentiatie. Dit betekent, dat indien pedagogische visies en didactische concepten onder het begrip richting worden gebracht door het hanteren van een ruimere interpretatie van dit begrip, vervolgens niet via de toelichting bij dit wetsvoorstel gedifferentieerd kan worden in termen van de hardheid van het beschermingsniveau. Voorkomen moet worden dat de beschermingsomvang die het richtingbegrip biedt varieert, omdat nu eens de pedagogisch/didactische dimensie wel, en soms ook weer niet aanspraak kan maken op de sterke bescherming van de vrijheid van richting. Voorkomen moet ook worden dat op sommige plaatsen in de onderwijswetgeving het richtingbegrip in de ruime zin moet worden gelezen en op andere plaatsen niet.Hierbij rijst de vraag, waarom het nodig zou zijn om in het kader van dit wetsvoorstel dat beoogt het richtingbegrip in een bepaalde sector van de onderwijswetgeving - de scholenplanning - te schrappen, dat begrip tegelijkertijd in andere sectoren, waarop het wetsvoorstel geen enkele betrekking heeft, te verruimen. Er zou immers ook voor kunnen worden gekozen om bij stichting niet meer te toetsen op richting, zonder dat de uitleg van dit begrip in andere wetgeving veranderd zou moeten worden. De toelichting geeft op dit punt onvoldoende motivering voor de noodzaak van de keuze om naast schrapping van het richtingbegrip uit de scholenplanning dat begrip ruimer te interpreteren: het een kan zeer wel zonder het ander.De in de toelichting gekozen lijn is bovendien onverenigbaar met visies die de regering elders - maar ook in dit wetsvoorstel - uitdraagt. De Afdeling wijst in dit verband op de mogelijkheid die blijkens de toelichting zou ontstaan om ook op grond van pedagogische visie of didactische concepten gebaseerde richtingbezwaren vrijgesteld te worden van de verplichtingen in de Leerplichtwet. (zie noot 22) Die mogelijkheid verruimt het aantal gevallen waarin een beroep op een leerplichtvrijstelling kan worden gedaan aanzienlijk en is daarmee in tegenspraak met het huidige beleid dat juist beoogt dit tegen te gaan. (zie noot 23) Bovendien rijst de vraag of het nog mogelijk zal zijn om de reikwijdte van het vrijstellingsrecht goed af te bakenen, gezien de grote variëteit aan pedagogische visies en didactische voorkeuren.De Afdeling adviseert de passages in de toelichting die zien op de verruiming van het begrip richting te schrappen.c.Vervallen substitutiemogelijkheid kerndoelen WPOIn het voorstel vervalt de mogelijkheid voor een bijzondere school voor primair onderwijs om, als deze dringend bedenkingen heeft tegen de kerndoelen, eigen kerndoelen (van gelijk niveau) daarvoor in de plaats te stellen. (zie noot 24) Volgens de toelichting zou het door de voorgestelde wijzigingen niet langer houdbaar zijn om bijzondere scholen deze mogelijkheid nog te bieden. Er zouden inhoudelijke problemen kunnen optreden als de Inspectie voor de taak wordt gesteld om te beoordelen of een school van een nieuwe pedagogische richting eigen kerndoelen voorstelt die daadwerkelijk gelijkwaardig zijn aan de wettelijke kerndoelen. Bovendien zou deze mogelijkheid niet meer nodig zijn vanwege de huidige, meer globale aard en opzet van de kerndoelen en wordt er in de praktijk geen gebruik meer van gemaakt. (zie noot 25)De beoogde verruiming van het richtingbegrip is moeilijk te rijmen met een inperking van de bescherming die de vrijheid van richting beoogt te bieden. Die bescherming is temeer van belang nu de kerndoelen niet op het niveau van de wet, maar bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Zoals ook door de Onderwijsraad is opgemerkt biedt het huidige globale karakter van de kerndoelen geen garantie tegen een meer concrete invulling in de toekomst. (zie noot 26) Juist in de situatie dat - met dit wetsvoorstel - de diversiteit in het onderwijsaanbod zal kunnen toenemen, kan ook de behoefte aan die substitutiemogelijkheid toenemen.Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling de mogelijkheid van substituut-kerndoelen in de WPO te handhaven.3.Toegevoegde waarde van het voorstelDit wetsvoorstel kent een lange voorgeschiedenis. Sinds de jaren negentig wordt er discussie gevoerd over het loslaten van het richtingbegrip als bepalend element in de scholenplanning. (zie noot 27) Dit leidde er toe dat in 2001 een wetsvoorstel in procedure werd gebracht waarin naast het bestaande systeem de mogelijkheid werd geïntroduceerd om een school te stichten op basis van ouderverklaringen. (zie noot 28) Uiteindelijk bleken de praktische bezwaren die dit met zich bracht aanleiding om van het voorstel af te zien. (zie noot 29)Vanaf 2011 wordt de discussie over de rol van het richtingbegrip in de scholenplanning hernomen. In dat jaar verschijnt het rapport "Vrijheid van stichting" van vier hoogleraren onderwijsrecht, waarin betoogd wordt dat een ruimere opvatting van het richtingbegrip (dat ook opvoedkundige of pedagogische richting zou moeten omvatten) het beste gediend is met versterking van de vrijheid van stichting, en deze weer het beste gediend is met richtingvrije planning. (zie noot 30) Ook de Onderwijsraad bepleit - een jaar later - in het advies "Artikel 23 Grondwet in een maatschappelijk perspectief" een verruiming van het richtingbegrip, alsmede invoering van richtingvrije planning, gebaseerd op ouderverklaringen. (zie noot 31) De regering sluit zich bij dit advies aan, gevolgd door de Tweede Kamer. (zie noot 32) Het voorliggende wetsvoorstel vormt daarvan de uitwerking.De Afdeling merkt op dat de toelichting niet ingaat op deze voorgeschiedenis, noch op de voor- en nadelen van een systeemwijziging die in deze discussies aan de orde zijn gekomen. Voor de beoordeling van het voorliggende wetsvoorstel is het wenselijk om deze historische context beter te schetsen. Tevens zou de toelichting explicieter en grondiger moeten ingaan op de recent uitgebrachte beleidsrapporten en empirische analyses, die zijn uitgebracht in het kader van de voorbereiding van dit wetsvoorstel. (zie noot 33)Volgens de toelichting wordt de huidige richtinggebonden planning, gebaseerd op indirecte meting, gekenmerkt door starheid, welke onvoldoende recht doet aan gewijzigde voorkeuren en te weinig ruimte biedt voor nieuwkomers. In de toelichting ontbreekt evenwel een cijfermatige onderbouwing en een probleemanalyse. Zo vermeldt de toelichting niet hoeveel nieuwe scholen er de afgelopen jaren gesticht zijn en geeft zij geen indicatie van de initiatieven die - hoewel ze getalsmatig op voldoende belangstelling zouden kunnen rekenen - afgewezen werden op grond van belemmeringen inherent aan de bestaande systematiek. De toelichting vermeldt enkele voorbeelden van initiatieven die geen doorgang konden vinden. Maar daarmee staat nog niet vast dat sprake is van een aanzienlijk probleem, althans niet een zodanig probleem dat de wetgever genoodzaakt is tot ingrijpen in het stelsel.Het aantal schoolstichtingen in Nederland is gering. (zie noot 34) De afgelopen twintig jaar zijn jaarlijks 10 tot 30 nieuwe bekostigde basisscholen opgericht. In de periode 2004-2014 werden in het voortgezet onderwijs 39 hoofdvestigingen geopend; de dynamiek zit enkel in nieuwe nevenvestigingen, sinds 2009 hoger dan 20 per jaar. Daartegenover staan opheffingen, in het primair onderwijs meer dan het aantal stichtingen, in het voortgezet onderwijs ongeveer 20 hoofd- en nevenvestigingen per jaar. Geschat wordt dat er - uitgaande van de huidige planningssystematiek - de komende jaren zon 13-23 bekostigde basisscholen bijkomen, en 1-3 bekostigde hoofdvestigingen in het voortgezet onderwijs. Een belangrijke oorzaak is de daling van het leerlingental. (zie noot 35) In dit licht bezien is het begrijpelijk dat de toelichting veronderstelt dat ook onder het voorgestelde nieuwe planningssysteem schoolstichting slechts beperkt aan de orde zal zijn. (zie noot 36) De toelichting gaat hier niet op in.Daarnaast wijzen onderzoeken uit dat de meeste ouders tevreden zijn over het huidige aanbod. (zie noot 37) Er is nog immer sprake van een fijnmazig netwerk van scholen voor primair en voortgezet onderwijs, hetgeen meebrengt dat veel scholen overlappende voedingsgebieden hebben en moeten concurreren. Vermoedelijk is het stelsel in zoverre flexibel, dat scholen zich vanwege die concurrentie moeten aanpassen. Gezien de vrijheid van richting is het zeer wel mogelijk om de invulling die aan de statutaire richting van de school gegeven wordt bij te stellen met het oog op veranderende voorkeuren van ouders. En gezien de vrijheid van inrichting, die in het Nederlandse bestel in vergelijking tot de meeste omringende landen niet onaanzienlijk is, is er veel ruimte voor zowel bijzondere als openbare scholen (zie noot 38) om zich in pedagogische visie en/of didactische concepten te (her)profileren.De Afdeling onderkent anderzijds dat de huidige systematiek ertoe leidt dat prognoses grotendeels worden gegrond op extrapolaties op basis van de historisch gegroeide verdeling naar erkende richtingen. Een dergelijk stelsel functioneerde wellicht adequaat in een verzuilde samenleving, maar voldoet minder goed in de huidige tijd in verband met de voortschrijdende individualisering, secularisatie en pluriformiteit. Deze planningssystematiek bevoordeelt in de huidige situatie de klassieke confessionele richtingen ten opzichte van de kleine en nieuwe richtingen en bieden daarnaast onvoldoende ruimte voor de stichting van een school op basis van een niet op een richting geënte pedagogische voorkeur.Bovendien roept het huidige stelsel strategisch gedrag op, waarbij de statutaire grondslag van te bekostigen scholen louter om de stichtingsnorm te halen een optelsom bevatten van ongeveer alle denkbare richtingen in het bijzonder onderwijs, variërend van reformatorisch, protestants-christelijk, katholiek tot islamitisch en algemeen-bijzonder. Blijkens recente jurisprudentie kunnen de leerling potentiëlen van deze stromingen bij elkaar opgeteld worden, los van de vraag of zij serieus in de school gestalte krijgen. (zie noot 39)In dat licht is het goed voorstelbaar dat het bestaande stelsel aangepast wordt. Hierbij is echter wel noodzakelijk dat voldoende duidelijk is aan welke voorwaarden een nieuw stelsel moet voldoen en dat de hoofdlijnen hiervan in de wet worden vastgelegd. Ook moet overtuigend worden gemotiveerd dat een nieuw stelsel tegemoet komt aan de bestaande problemen en geen serieuze nieuwe problemen oproept. De Afdeling wijst in het vervolg van dit advies op een aantal problemen die samenhangen met het voorgestelde stelsel. Zolang deze problemen niet op adequate wijze in het voorstel kunnen worden geadresseerd staat de toegevoegde waarde van het voorstel, mede in het licht van de grote tevredenheid van ouders met het bestaande aanbod van scholen, onvoldoende vast.De Afdeling adviseert de toegevoegde waarde van het voorstel dragend te motiveren en anders het voorstel te heroverwegen.4.Prognoses: de betrouwbaarheid van ouderverklaringen en marktonderzoekHet voorstel laat twee methoden toe om aan te tonen dat er voldoende belangstelling bestaat voor een nieuwe school: ouderverklaringen en marktonderzoek. Het staat een initiatiefnemer vrij om zelf te kiezen welke van de twee methoden hij toepast. Voor het gebruik van ouderverklaringen zal bij ministeriële regeling bepaald worden dat ouders die een verklaring willen afleggen dit moeten doen via een daarvoor ingericht systeem bij DUO. Ouders kunnen slechts voor één initiatief een ondersteunende verklaring afleggen; deze verklaring vervalt na twee jaar. Er is echter geen verplichting voor ouders om na het afleggen van een verklaring hun kinderen daadwerkelijk op de nieuwe school in te schrijven. Verdere regels voor de ouderverklaringen zullen eveneens bij ministeriële regeling worden gesteld.Ook met betrekking tot het marktonderzoek zullen bij ministeriële regeling nadere voorwaarden gesteld worden. Zo moet dit onderzoek worden verricht door een onafhankelijk bureau dat ouders voorziet van objectieve en neutrale informatie die niet alleen betrekking heeft op het initiatief, maar ook op andere lopende initiatieven en de reeds bestaande scholen in die wijk of gemeente.Voor de werkbaarheid van het nieuwe stelsel is het van belang dat de voorgeschreven methoden voldoende betrouwbaar zijn. Indien dit niet het geval is bestaat immers het risico dat een nieuwe bekostigde school gesticht wordt waarvoor daarna toch onvoldoende belangstelling blijkt te bestaan en deze daarom kort daarna weer gesloten moet worden. Dat kan leiden tot een verspilling van tijd en geld en nadelige gevolgen voor de leerlingen die op de betreffende school zitten. Het is daarom van belang dat enkel methoden worden gebruikt die kunnen leiden tot prognoses die ook op de (middel)lange termijn een reële inschatting geven van de behoefte van ouders en leerlingen. (zie noot 40) De randvoorwaarden die nodig zijn voor het uitvoeren van een betrouwbare methode zijn daarmee wezenlijke elementen van het nieuwe systeem. De hoofdlijnen daarvan zouden derhalve op het niveau van de wet dienen te worden vastgelegd, terwijl de uitwerking op het niveau van een algemene maatregel van bestuur plaats dient te vinden en uitsluitend de regeling van technische details aan ministeriële regelgeving overgelaten wordt. Dit is in het voorstel echter niet het geval; er wordt volstaan met de mededeling dat de betrouwbaarheid wordt gewaarborgd door bij ministeriële regeling de juiste randvoorwaarden te stellen aan beide methodes. (zie noot 41) Daarbij ontbreekt enige indicatie wat deze juiste randvoorwaarden zouden moeten zijn.Tevens kunnen bij beide methoden vraagtekens worden gezet als het gaat om de betrouwbaarheid ervan bij het bepalen waar en voor welke nieuwe scholen er daadwerkelijk voldoende belangstelling zal bestaan. Bij een marktonderzoek wordt er aan ouders van kinderen in een bepaalde leeftijdscategorie gevraagd aan welk type school zij de voorkeur zouden geven. Anders dan bij de huidige directe meting gaat het daarbij echter niet om een keuze uit hypothetische mogelijkheden, maar worden de bestaande scholen en de lopende initiatieven voor nieuwe scholen als opties voorgelegd. Daarbij moet echter wel worden uitgegaan van de hypothetische situatie dat deze scholen allemaal op gelijke afstand van de woning staan en van gelijke kwaliteit zijn. Dit zijn immers eigenschappen die voor ouders zwaar wegen bij de schoolkeuze. In de praktijk zal echter nooit aan deze hypothetische voorwaarden kunnen worden voldaan, zodat de uitkomsten van de meting op zijn best slechts in zekere mate een indicatie kunnen geven van het soort schooltype waaraan behoefte bestaat.Het feit dat ouderverklaringen niet bindend zijn kan ook problematisch zijn. Deze methode levert uitsluitend een meting op een bepaald moment op, en het blijft dan ook lastig om aldus aan te tonen dat er feitelijk voldoende leerlingen zullen zijn die op de nieuwe school zullen worden ingeschreven. (zie noot 42) Een verplichte binding van ouders aan de ouderverklaring stuit waarschijnlijk op het ouderlijk opvoedingsrecht op grond van artikel 2, eerste Protocol EVRM. (zie noot 43) De Staatssecretaris heeft eerder naar voren gebracht dat het van belang is om "een systematiek te ontwikkelen die meer verzekert dat ouders die de oprichting van een school steunen, ook daadwerkelijk hun kind of kinderen bij die nieuwe school zullen inschrijven. Mogelijkheden in dat verband zijn het stellen van aanvullende inhoudelijke en procedurele eisen aan de ouderverklaring." (zie noot 44) In het wetsvoorstel en in de toelichting wordt nauwelijks ingegaan op eventuele aanvullende inhoudelijke en procedurele eisen.Daarnaast bestaan er verschillen tussen beide methoden. Het marktonderzoek moet worden uitgevoerd door een onafhankelijke partij, waarbij ouders tevens moeten worden geïnformeerd over andere lopende initiatieven; bij de ouderverklaringen worden deze eisen niet gesteld. Het is ook in die zin de vraag in hoeverre de beide methoden vergelijkbaar zijn. De toelichting licht deze verschillen niet toe. Bovendien geeft de toelichting geen inzicht in de kosten die samenhangen met deze methoden, en die door de initiatiefnemer gedragen moeten worden. Met name het verrichten van een marktonderzoek - dat veelal bij schoolstichting in pas gestarte nieuwbouwwijken de enige bruikbare methode zal zijn - kan zeer kostbaar zijn: het zal veelal om tienduizenden euros gaan. Ten slotte gaat de toelichting niet in op de vraag of het mogelijk zal zijn om voldoende belangstelling aan te tonen voor initiatieven die uitgaan van een volledig vernieuwend pedagogisch of didactisch concept. In dat geval bestaat voor ouders immers geen referentiekader waarbinnen zij een dergelijk concept kunnen beoordelen. Het is dan ook de vraag of zij in zon geval geneigd zullen zijn hierop in te tekenen.Het voorstel noch de toelichting zijn daarmee toereikend wat betreft de betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de voorgestelde prognosemethoden. Voor het maken van een zorgvuldige afweging tussen de verschillende prognosemethoden is het essentieel in de toelichting aandacht te besteden aan de ervaringen die de afgelopen 25 jaar zijn opgedaan met de indirecte meting, (zie noot 45) alsmede met de directe meting (de verlangd onderwijsenquête) welke een zekere gelijkenis vertoont met het marktonderzoek. (zie noot 46) Hierbij kan het relatieve aantal scholen die op grond van beide methodes zijn gesticht en die de stichtings-/opheffingsnorm niet gehaald hebben, of die zelfs helemaal niet gestart zijn, mogelijk een indicatie geven van de validiteit van beide prognosemethoden. Vanwege het belang van betrouwbare prognoses zouden de hoofdelementen van het nieuwe stelsel en de randvoorwaarden die hieraan moeten worden gesteld in het voorstel zelf moeten worden opgenomen.De Afdeling adviseert dragend te motiveren dat en hoe de voorgestelde meetmethoden kunnen leiden tot een betrouwbare voorspelling van de belangstelling voor nieuwe initiatieven en adviseert de hoofdelementen en randvoorwaarden in het voorstel zelf op te nemen.5.Gevolgen voor bestaande scholenIn het wetsvoorstel ontbreken - daargelaten waar het de laatste school van de richting betreft - (zie noot 47) waarborgen ten behoeve van bestaande scholen. De toelichting gaat onvoldoende in op de mogelijke negatieve gevolgen die het voorstel voor hen kan hebben. Zulke gevolgen kunnen zeker aanwezig zijn. Dit komt met name omdat in het voorstel leerlingen voor wie plaats is - of die reeds zitten - op bestaande scholen van een vergelijkbare richting niet langer zullen worden afgetrokken van het leerlingenpotentieel. Dit zal ook niet meer mogelijk zijn, omdat een dergelijke bepaling alleen werking kan hebben als er sprake is van een op richting gebaseerde bekostigingssystematiek. In het voorgestelde systeem is de grondslag (richting) van de nieuwe school evenwel irrelevant - het gaat alleen om kwantitatieve maatstaven. Het gevolg van het loslaten van het niet meerekenen van leerlingen en plaatsruimte op bestaande scholen kan zijn dat er in een wijk of gemeente meer scholen ontstaan dan in het licht van het aantal leerlingen nodig zijn. Door het eerder kunnen stichten van nieuwe scholen kunnen reeds bestaande scholen vaker met leerlingendaling geconfronteerd worden en mogelijk opgeheven moeten worden omdat ze onder de opheffingsnorm komen, met alle nadelige effecten van dien.Hoewel dit probleem zich ook in de verdere toekomst kan voordoen zal het vermoedelijk vooral in de eerste jaren na invoering van het nieuwe systeem aan de orde zijn. De toelichting op het voorstel gaat onvoldoende in op de gevolgen van het voorstel in deze periode voor bestaande scholen en de weging die in dit licht heeft plaatsgevonden tussen de belangen van nieuwe initiatieven en van bestaande scholen. In dit verband rijst de vraag waarom niet is gekozen voor een overgangsrechtelijke voorziening waarbij in de eerste jaren na invoering van de nieuwe planningssystematiek bestaande, goed functionerende scholen die door de oprichting van nieuwe scholen onder de opheffingsnorm kunnen raken worden beschermd. Het opheffen van zulke scholen is onwenselijk, omdat dit aanzienlijke kosten met zich brengt en nadelig is voor de leerlingen van deze scholen.De Afdeling vraagt in het bijzonder aandacht voor de krimpgebieden. Zoals eerder opgemerkt zal de komende jaren sprake zijn van een voortgaande daling van het aantal leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Die daling zal met name de krimpgebieden hard treffen. (zie noot 48) Onduidelijk is op welke wijze dit wetsvoorstel waarborgen biedt om het door de Staatssecretaris van OCW voorziene risico tegen te gaan. Voorkomen moet worden dat schoolstichting aldaar zal leiden tot een situatie waar het voortbestaan van bestaande scholen bedreigd wordt door een initiatief waarvan de lange termijn levensvatbaarheid betwijfeld kan worden. De stelling in de toelichting, (zie noot 49) dat in gebieden van dalende leerlingaantallen alleen sprake zal zijn van een nieuwe school als een substantieel aantal ouders en leerlingen ontevreden is met het bestaande aanbod of kansen ziet in een ander aanbod, is in dit verband niet toereikend.De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen van het voorstel voor bestaande scholen en overgangsrechtelijke voorzieningen te treffen, in ieder geval waar het de krimpgebieden betreft.6.Gemeenten en onderwijshuisvestingDe toelichting stelt terecht dat het onwenselijk is als er een lange periode zou liggen tussen het moment waarop de belangstelling voor een nieuw initiatief is aangetoond op grond van marktonderzoek dan wel ouderverklaringen en het moment dat de school daadwerkelijk kan starten. Indien deze termijn te lang wordt, dan verliest deze belangstellingsmeting immers veel van haar waarde. De toelichting wijst in dit verband evenzeer terecht op het mogelijke knelpunt van het (niet) beschikbaar zijn van geschikte huisvesting. Hieromtrent wordt vermeld dat vanaf het moment dat de gemeente in kennis wordt gesteld van een nieuw initiatief ten minste negentien maanden beschikbaar zijn om in huisvesting te voorzien. Dit zou beide partijen in staat moeten stellen zo vroeg mogelijk met elkaar in gesprek te gaan over de gewenste huisvesting. Vanaf het moment van het daadwerkelijke besluit tot bekostiging zou in het nieuwe stelsel de gemeente in principe na één jaar moeten voorzien in passende huisvesting. (zie noot 50)De Afdeling merkt hierover het volgende op. Zoals de toelichting onderkent, is het nu al moeilijk voor gemeenten om voor scholen geschikte huisvesting te vinden. Met betrekking tot het primair onderwijs heeft de gemeente in het huidige stelsel na plaatsing van een basisschool op het plan van scholen drie jaar de tijd om voor huisvesting te zorgen. (zie noot 51) Met betrekking tot het voortgezet onderwijs heeft de gemeente in het huidige stelsel tot vijf jaar na het bekostigingsbesluit van de minister om huisvesting te verzorgen. (zie noot 52) Het voorstel beoogt dus een aanzienlijke verkorting ten opzichte van de termijn die gemeenten thans hebben voor het vinden van passende huisvesting. Het is echter zeer de vraag of die kortere termijn in het algemeen haalbaar is. Weliswaar kan het gemeentebestuur zich vanwege een aangekondigd nieuw initiatief al gaan bezinnen over de daaruit mogelijk voortvloeiende aanspraak op onderwijshuisvesting, maar besluitvorming is toch pas zinvol en mogelijk als besloten is dat de nieuwe school daadwerkelijk bekostigd gaat worden en gaat starten. Bovendien beschikken gemeenten over een beperkt huisvestingsbudget en zullen in de gebieden waar sprake is van ruimtegebrek (bijvoorbeeld in de grotere steden) in veel gevallen eerst een of meer andere procedures doorlopen moeten worden. (zie noot 53) In dit licht bezien is onvoldoende verzekerd dat gemeenten in staat zullen zijn om aan de eis van spoedige toekenning van onderwijshuisvesting te voldoen.Daar komt nog het volgende bij. De huidige bepalingen inzake de onderwijshuisvestingsprocedure kennen het gemeentebestuur een ruime mate van beleids- en beoordelingsruimte toe bij het al dan niet toekennen van onderwijshuisvesting. (zie noot 54) Dat is begrijpelijk, gezien de budgettaire krapte waar gemeenten mee geconfronteerd worden en gezien de noodzaak van op de lokale situatie toegesneden afwegingen die het gemeentebestuur moet maken. Het is in dit licht bezien noodzakelijk dat de regeling van de planprocedure en daaruit voortvloeiende bekostigingsaanspraken afgestemd wordt met de regeling van de gemeentelijke besluitvormingsprocedure inzake de toekenning van huisvestingsvoorzieningen. Daarbij dient aan het gemeentebestuur voldoende flexibiliteit geboden te worden, en moet bezien worden of met de beperkte opschortingsbevoegdheden van artikel 75, zesde lid, WPO en artikel 66b, tweede lid, WVO volstaan kan worden.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.7.Gevolgen voor het leerlingenvervoerZoals hiervoor in punt 2b is opgemerkt heeft het loslaten van het begrip richting bij de stichting van scholen mogelijk ook gevolgen voor andere terreinen van de onderwijsregelgeving. De toelichting wijst hierbij onder meer op de bekostiging van het leerlingenvervoer, en dat bezien is of de overheid nog wel een rol moet spelen in het leerlingenvervoer op basis van geloofsovertuiging. Voorlopig blijft echter de huidige regeling gehandhaafd. Blijkens de toelichting betekent dit dat het door de overheid gefinancierde leerlingenvervoer nog steeds alleen dient voor scholen op basis van een geloofsovertuiging of levensbeschouwing en niet voor scholen op basis van een andersoortige grondslag. (zie noot 55)De Afdeling wijst erop dat met het loslaten van het begrip richting bij de stichting van scholen ook de afbakening van erkende geloofsovertuigingen of levensbeschouwingen die daarmee samenhing vervalt. Niet langer hoeft immers te worden aangetoond dat sprake is van een brede, geestelijke - van bestaande richtingen in het onderwijs te onderscheiden - stroming in de Nederlandse samenleving. Dit kan betekenen dat er scholen gesticht zullen worden met een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag die op dit moment nog niet als zodanig zijn erkend. Onduidelijk is of ouders en leerlingen die zich vervolgens beroepen op de noodzaak van leerlingenvervoer omdat zij die stroming onderschrijven hiervoor in aanmerking kunnen komen. De toelichting gaat niet op de vraag op welke wijze onder het nieuwe stelsel bepaald gaat worden of een school gebaseerd is op een geloofsovertuiging of levensbeschouwing en daarmee voor bekostiging van het leerlingenvervoer in aanmerking kan komen. Indien hiervoor geen duidelijke en objectieve criteria kunnen worden vastgesteld kunnen uit het voorstel op dit punt mogelijk extra kosten voor de overheid voortvloeien.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.8. Financiële gevolgen van het voorstelOmdat een duiding in de toelichting ontbreekt over het aantal initiatieven dat nu wordt afgewezen maar dat onder de nieuwe systematiek wel zou leiden tot een bekostigde school is het lastig om de financiële gevolgen van het voorstel vast te stellen. In het bijzonder zal nader moeten worden geduid welke gevolgen het voorstel met zich brengt als bestaande schoolbesturen hun nevenvestigingen omzetten in aparte scholen. Dit is onder de huidige wetgeving moeilijk, maar wordt eenvoudiger op grond van dit voorstel. Door de wijziging van de bekostiging ter zake zou dit kunnen leiden tot een hogere financiering van deze dan zelfstandig geworden scholen. (zie noot 56) De toelichting gaat hierop onvoldoende in.De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.9.Kwaliteitstoets voorafOm ervoor te zorgen dat ieder bestuur dat bekostiging vraagt voor een nieuwe school een doordacht en realistisch plan hanteert, dient het bestuur bij de aanvraag voor bekostiging een aantal documenten van uiteenlopende aard over te leggen. Zo moet er een uitwerking zijn van het voorgestane onderwijsconcept in het voorgenomen beleid ten aanzien van de inhoud en inrichting van het onderwijs, en moet bijvoorbeeld ook worden aangegeven hoe invulling zal worden gegeven aan het burgerschapsonderwijs. (zie noot 57) Daarnaast worden in het voorstel eisen gesteld aan het bestuur van de rechtspersoon dat de nieuwe school wil stichten.Bij het voorafgaande aan de plaatsing van een school op het plan van scholen of voorafgaande aan de daadwerkelijke bekostiging van een nieuwe school stellen van aanvullende voorwaarden bovenop de huidige eisen rijst de vraag in welke mate dit mogelijk is in het licht van artikel 23 Grondwet. Geconcludeerd moet worden dat dat toelaatbar is, voor zover enige minimale basiseisen gesteld kunnen worden aan scholen die in aanmerking willen komen voor bekostiging. Deze eisen moeten objectief en technisch van aard zijn, en bovendien noodzakelijk en proportioneel. Voorkomen moet worden dat de overheid bekostiging zou onthouden op basis van subjectieve inschattingen van de inhoud van het onderwijs. (zie noot 58)Daarbij is in de eerste plaats van belang dat de noodzaak van deze nieuwe eisen overtuigend gemotiveerd wordt. In de toelichting ontbreken gegevens over omvang en ernst van de problemen in verband met (het gebrek aan) kwaliteit van nieuwe scholen. Daarmee is nog niet aannemelijk gemaakt of er een grond is voor het introduceren van nieuwe wettelijke maatregelen. (zie noot 59) Tevens moet worden voorkomen dat er een louter papieren toetsing plaatsvindt van het schoolplan en de invulling van de onderwijstijd, een toetsing waarvan de voorspellende waarde voor de daadwerkelijke kwaliteit niet erg groot is. (zie noot 60)De Afdeling wijst er voorts op dat de doelstelling van het voorstel juist is om nieuwe initiatieven de mogelijkheid te geven om een bekostigde school te kunnen starten. Zeker waar het initiatieven betreft die zien op een vernieuwende aanpak van onderwijs geven kunnen door het op bepaalde eisen vooraf controleren van te bekostigen scholen de kansen voor dergelijke initiatieven worden beperkt. Dit risico is in het bijzonder aanwezig als die eisen geen rekening houden met het ontstaans- en leerproces van nieuwe scholen, in het bijzonder die scholen welke door besturen worden opgericht die nog geen andere scholen onder zich hebben. Juist voor dergelijke nieuwe besturen zijn de administratieve lasten die voortvloeien uit de voorgestelde kwaliteitstoets vooraf hoog en kunnen daarmee belemmerend werken. Hierdoor kan het stellen van eisen vooraf de ruimte voor nieuwe scholen en de vrijheid van onderwijs juist weer beperken.Verder valt op dat de eisen die in het voorstel zijn opgenomen voor nieuwe scholen van uiteenlopende aard zijn. De toelichting maakt duidelijk dat het enerzijds gaat om deugdelijkheidseisen in de zin van artikel 23 Grondwet en anderzijds om kwaliteitsaspecten die geen voorwaarde zijn voor bekostiging, maar door de Inspectie niettemin kunnen worden gebruikt bij het opstellen van een risicoanalyse voor de inrichting en intensiteit van het toezicht. Gelet op het feit dat voorafgaand toezicht zich moet beperken tot enkele minimale eisen die objectief, noodzakelijk en proportioneel zijn rijst de vraag of de in het voorstel opgenomen eisen daaraan voldoen. Dit geldt met name daar waar het gaat om kwaliteitsaspecten die niet vallen onder de deugdelijkheidseisen en derhalve ook geen onderdeel kunnen uitmaken van de besluitvorming over de bekostiging. (zie noot 61)Daarnaast ontbreekt in de toelichting een motivering waarom juist de eisen die in het voorstel zijn opgenomen noodzakelijk zijn. Zo valt op dat bijvoorbeeld wel een beschrijving moet worden overgelegd van de inrichting van het burgerschapsonderwijs, maar niet van andere onderdelen van het onderwijsprogramma zoals lichamelijke oefening of expressie-activiteiten. Daarmee is de stelling in de toelichting dat slechts eisen zijn gesteld die in deze fase iets zeggen over de te verwachten kwaliteit van een nieuwe school onvoldoende onderbouwd. De Afdeling concludeert daarom dat niet dragend is gemotiveerd dat de in het voorstel opgenomen eisen noodzakelijk, relevant, objectief en proportioneel zijn. (zie noot 62)De Afdeling adviseert alsnog dragend te motiveren dat de voorgestelde kwaliteitstoets vooraf en de eisen die daarbij gehanteerd zullen worden noodzakelijk, relevant, objectief en proportioneel zijn en zo nodig het voorstel op dit punt nader te bezien.10. Voorkomen draaideurconstructiesHet voorstel beoogt te voorkomen dat bestuurders van zeer zwakke scholen die zijn gesloten of bestuurders van scholen die kort na de stichting ervan weer gesloten moesten worden betrokken kunnen zijn bij de stichting van nieuwe scholen. Zo kan op grond van het voorstel een nieuw initiatief afgewezen worden voor bekostiging indien het bestuur van dat initiatief één of meer scholen onder haar hoede heeft gehad die zijn gesloten omdat deze zeer zwak waren. (zie noot 63) De Afdeling onderkent dat er redenen kunnen zijn om een schoolbestuur dat slecht presteert niet in aanmerking te laten komen voor de bekostiging van een nieuwe school. Het moet daarbij wel gaan om situaties die het schoolbestuur zijn aan te rekenen. Het enkele feit dat er sprake is van tekortschietende leerresultaten is niet voldoende om te stellen dat sprake is van een slecht presterend schoolbestuur; hiervoor moet ook sprake moet zijn van (grote) bestuurlijke verwijtbaarheid. Het onder zich hebben gehad van een zeer zwakke school kan als zodanig evenmin aanleiding zijn om automatisch het hele bestuur van die school te diskwalificeren. Een bestuur dat vele goed lopende scholen onder zich heeft en één zeer zwakke school wordt daarmee mogelijk ten onrechte uitgesloten van het stichten van een nieuwe school. De toelichting geeft onvoldoende rekenschap van deze problematiek.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel op dit punt aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Belastingplan 2019.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere fiscale wetten (Belastingplan 2019), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere fiscale wetten (Belastingplan 2019), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2019, samen met de wetsvoorstellen Overige fiscale maatregelen 2019, Wet bronbelasting 2020, Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019, Wet aanpassing kansspelbelasting over sportweddenschappen, Wet modernisering kleineondernemersregeling en implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel.Op 4 september 2018 heeft overleg plaatsgevonden met de Staatssecretaris van Financiën op de voet van artikel 24 van de Wet op de Raad van State. In dat overleg heeft de Staatssecretaris van Financiën een aantal wijzigingen toegelicht die het gevolg zijn van de augustusbesluitvorming, maar die nog niet waren opgenomen in het fiscale pakket voor het jaar 2019 zoals dat al ter advisering voorlag. De Afdeling gaat er bij onderhavige advisering van uit dat deze wijzigingen zijn opgenomen in voorliggend pakket.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar merkt op dat de fiscale wetgeving op belangrijke punten met een soms veel te hoge frequentie wijzigt. Dit tast de voorspelbaarheid van de fiscale wetgeving aan en leidt vaak tot complexe wetgeving. Waar bij de vele wijzigingen wel uitvoerig aandacht wordt besteed aan de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst, komt de vraag wat de wijzigingen concreet betekenen voor burgers (burgerperspectief) veelal niet of slechts summier aan de orde. Waar nodig dient in de toelichting meer aandacht te worden besteed aan het burgerperspectief. Met betrekking tot de verhoging van het verlaagde btw-tarief heeft de Afdeling een beschouwing gemist of uniformering van de btw-tarieven (één btw-tarief) of minder vergaande uniformerende maatregelen als einddoel in de afweging zijn betrokken. Tot slot bepleit de Afdeling opnieuw werk te maken van een herziening van het belastingstelsel (en in samenhang daarmee het stelsel van toeslagen). Deze kabinetsperiode zou daarvoor kunnen worden benut.1. InleidingDe meeste maatregelen die in voorliggend voorstel en in de voorstellen Overige fiscale maatregelen 2019, Wet bronbelasting 2020 en Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019, zijn opgenomen vormen de uitwerking van maatregelen uit het Regeerakkoord "Vertrouwen in de toekomst". Met deze vier voorstellen (als onderdeel van de zeven voorstellen) uit het fiscale pakket voor het jaar 2019, wordt het merendeel van de fiscale maatregelen uit het Regeerakkoord gerealiseerd. In voorliggend voorstel zijn maatregelen opgenomen die vanaf 1 januari 2019 budgettair effect moeten hebben, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers. Er vindt een verschuiving plaats van directe belastingen (loon- en inkomstenbelasting) naar indirecte belastingen (btw): de lasten op arbeid gaan omlaag, gefinancierd met een verhoging van het verlaagde btw-tarief (van 6% naar 9%) en met een verlaging van het tarief waartegen sommige aftrekposten in aanmerking worden genomen (bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek en de ondernemersaftrek).De Afdeling maakt eerst een aantal algemene opmerkingen bij voorliggend fiscale pakket voor het jaar 2019 (onder 2 tot en met 5 hierna) alvorens meer specifiek op enkele onderdelen van voorliggend voorstel in te gaan (onder 6 tot en met 8 hierna). Deze opmerkingen monden ten slotte (onder 9) uit in een advies tot herziening van het belastingstelsel en in samenhang daarmee het stelsel van toeslagen. 2.Besluitvorming over/rond het Belastingplan(pakket) 2019De Afdeling maakt twee opmerkingen over de besluitvorming over, respectievelijk rond, het Belastingplan(pakket) 2019. a.KoopkrachtbesluitvormingIn haar advies over het Belastingplan 2018 heeft de Afdeling opgemerkt dat het aan haar voor advies voorgelegde voorstel in afwachting van het afronden van de augustusbesluitvorming, anders dan gebruikelijk, nog geen maatregelen bevatte met betrekking tot de koopkracht. (zie noot 1) Dit jaar is dat wederom aan de orde, zo constateert de Afdeling. Naast de koopkrachtmaatregelen ontbreken echter dit jaar ook nog enkele andere wijzigingen die voortvloeien uit de augustusbesluitvorming. Het gaat om de volgende wijzigingen.Bij de koopkrachtmaatregelen betreft het enerzijds een extra verhoging van de maximale algemene heffingskorting van 44 in 2019 en 13 in 2020; in 2021 wordt dit bedrag met 49 minder verhoogd, waardoor per saldo de maximale algemene heffingskorting structureel 8 hoger uitkomt. Anderzijds gaat het om aanpassing van de tarieven in de inkomstenbelasting, waardoor het gecombineerde tarief in de huidige eerste schijf 36,65% bedraagt in 2019 en 37,05% vanaf 2020; het gecombineerde tarief van de huidige tweede en derde schijf bedraagt 38,10% in 2019, 37,80% in 2020 en 37,05% vanaf 2021.De andere wijzigingen die voortvloeien uit de augustusbesluitvorming zien op het volgende. Het tarief in de vennootschapsbelasting wordt minder verlaagd voor winsten boven 200 000: het tarief wordt in 2021 22,25% in plaats van 21%. Als gevolg hiervan kan het tarief in box 2 minder worden verhoogd: het tarief wordt in 2021 26,9% in plaats van 28,5%. Tot slot wordt het tarief van de verhuurderheffing met ingang van 1 januari 2019 met 0,03%-punt verlaagd (budgettair belang 100 mln).De Afdeling merkt op dat haar door de late augustusbesluitvorming een incompleet pakket voorstellen is voorgelegd. Zij acht dit strijdig met het uitgangspunt dat zij als adviseur in laatste instantie dient te beschikken over complete wetsvoorstellen.De Afdeling adviseert in de toekomst de besluitvorming op een zodanig tijdstip te laten plaatsvinden dat haar complete voorstellen voor advisering worden voorgelegd. Indien dat niet mogelijk is, kan de Afdeling zich genoodzaakt zien de advisering eerst ter hand te nemen nadat zij hierover beschikt. Dit kan betekenen dat het advies van de Afdeling na Prinsjesdag wordt uitgebracht.b.Meer spreiding over het jaar van fiscale wetsvoorstellen Het belastingplanpakket 2019 bevat zeven wetsvoorstellen met zeer uiteenlopende maatregelen. Het is de bedoeling de parlementaire behandeling van deze voorstellen nog voor het einde van dit jaar af te ronden. Tevens wordt het implementatiewetsvoorstel van de zogenoemde Europese "Anti Tax Avoidance Directive" (ATAD 1) uiterlijk op Prinsjesdag bij de Tweede Kamer ingediend. (zie noot 2) De parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel dient nog dit jaar te worden afgerond. Verder is het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid nog bij de Tweede Kamer in behandeling. (zie noot 3) Ook de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel moet voor het einde van dit jaar zijn afgerond.De Afdeling merkt op dat de omvang van het pakket en de korte tijdspanne, zeker voor de Eerste Kamer, waarin daarover moet worden besloten, geen recht doet aan een zorgvuldige behandeling van de wetsvoorstellen en van de daarin opgenomen afzonderlijke onderwerpen. De Afdeling is van oordeel dat dit een afgewogen beoordeling van de wetsvoorstellen in de weg kan staan en de kwaliteit van de behandeling niet ten goede komt.Meer in het bijzonder wijst de Afdeling er in dit verband nog op dat in eerdere jaren meer technische reparaties van fiscale wetten al in het voorjaar bij de Tweede Kamer werden ingediend (in een separaat voorstel). Daarnaast wijst zij er op dat een drietal tot het fiscale pakket 2019 behorende voorstellen (Wet aanpassing kansspelbelasting over sportweddenschappen, Wet modernisering kleineondernemersregeling en implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel) evenzeer al in dit voorjaar bij de Tweede Kamer hadden kunnen worden ingediend.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling om in de toekomst de indiening van fiscale wetsvoorstellen meer over het jaar te spreiden.3.Voorspelbaarheid en complexiteit fiscale wetgevingVoor het maatschappelijk draagvlak van het fiscale stelsel is voorspelbare wetgeving waarvan de naleving kan worden afgedwongen van cruciaal belang. De afgelopen jaren is hiervan vaak geen sprake geweest. In een (soms veel te) hoog tempo is een groot aantal fiscale wijzigingen doorgevoerd die de voorspelbaarheid van de fiscale wetgeving aantasten en vaak leiden tot complexe wetgeving. De Afdeling wijst in dit verband in het bijzonder op de eigen woning. Het voorstel bevat een versnelde afbouw van het tarief waartegen aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning in aanmerking kunnen worden genomen. Deze regeling is pas in 2014 ingevoerd (afbouw aftrek hypotheekrente met 0,5%-punt per jaar in de periode 2014-2042) en wordt thans wederom gewijzigd (versnelde afbouw met 3%-punt per jaar in de periode 2020, 2021 en 2022) zonder daarbij in beeld te brengen wat het einddoel is van de fiscale behandeling van de eigenwoning (nog verder afbouwen in de, al dan niet nabije, toekomst en/of overbrengen van de eigen woning naar box 3). Verder kan worden gewezen op de recent afgeschafte zogenoemde Hillen-regeling (deze regeling hield in dat er geen sprake meer was van een bijtelling bij het inkomen van het eigenwoningforfait in het geval van een - nagenoeg - afgeloste hypotheek). Het schrappen van deze regeling (herintroductie dus van de bijtelling) heeft tot veel maatschappelijke onrust aanleiding heeft gegeven. Wat er verder zij van de validiteit van de introductie of de afschaffing van de regeling, van voorspelbare wetgeving is geen sprake. De opeenstapeling van fiscale maatregelen rond de eigen woning heeft bovendien geleid tot een zeer complexe en daardoor moeizaam uitvoerbare regeling. Dit is een ongewenste situatie voor deze voor veel belastingplichtigen zeer belangrijke regeling.Ook het grotendeels ontbreken (zie noot 4) van eerbiedigende werking voor bestaande gevallen bij de verkorting (in voorliggend voorstel) van de looptijd van de 30%-regeling van acht naar vijf jaar is een maatregel die niet getuigt van bestendige wetgeving. Het argument dat overgangsrecht juridisch niet noodzakelijk wordt geacht en dat het slechts om een beperkt aantal gevallen gaat (maximaal 11.000) overtuigt niet. Bovendien verdraagt het ontbreken van overgangsrecht zich niet met het beleid om het fiscale vestigingsklimaat aantrekkelijk te houden en zo mogelijk te versterken. Daarvoor is voorspelbare wetgeving met eerbiediging van bestaande rechten immers van cruciaal belang.Concluderend is de Afdeling van oordeel dat de fiscale wetgeving op belangrijke punten met een hoge frequentie wijzigt waardoor de voorspelbaarheid van wetgeving in het geding is, met als gevolg dat ook de complexiteit van de regelgeving toeneemt. Zij adviseert hier in de toelichting aandacht aan te schenken.4.BurgerperspectiefIn de brief van de Minister van Rechtsbescherming van 29 juni 2018 (zie noot 5) onderschrijft het kabinet de aanbeveling van de WRR om bij de ontwikkeling van beleid en wetgeving uit te gaan van een realistisch perspectief van redzaamheid van mensen en daarbij gebruik te maken van gedragswetenschappelijke inzichten. In dezelfde brief is aangekondigd dat in de rijksbrede wetgevingstoetsing die het Ministerie van Justitie en Veiligheid verricht bij voorstellen van wet en algemene maatregelen van bestuur, bij de toetsing van de uitvoerbaarheid van het voorstel zal worden nagegaan of in het voorstel adequaat rekening is gehouden met het doenvermogen en of het voorstel een goede toelichting op dit punt bevat. Daarbij gaat het niet alleen om de uitvoerbaarheid voor de uitvoeringsorganisatie (in casu de Belastingdienst), maar ook om de uitvoerbaarheid voor de mensen en bedrijven die door deze regeling worden geraakt.De Afdeling merkt op dat bij de onderhavige voorstellen wel uitvoerig aandacht wordt besteed aan de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst maar dat het burgerperspectief niet of slechts summier aan de orde komt. Zij wijst bij wijze van voorbeeld op de aanpassingen in de eigenwoningregeling en de MKB-winstvrijstelling, alsmede op de verruiming van de BTW-vrijstelling voor sport.De Afdeling adviseert waar nodig in de toelichting op de voorstellen meer aandacht te besteden aan het burgerperspectief.5.Draagkrachtbeginsel onder drukProfielbepalend voor het belastingstelsel is het maatschappelijk breed aanvaarde draagkrachtbeginsel. De lastendruk dient naar draagkracht te worden verdeeld. Het draagkrachtbeginsel is de afgelopen decennia onder druk komen te staan mede onder invloed van de beleidskeuze om de belastingheffing dienstbaar te maken aan andere doelstellingen dan het verdelen van de belastingdruk (instrumentalisering). De Afdeling noemt twee voorbeelden.1. De arbeidskorting (zie noot 6) is oorspronkelijk bedoeld als tegemoetkoming voor de werkelijk gemaakte kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Dit past binnen een belastingheffing naar draagkracht, omdat in zon stelsel rekening behoort te worden gehouden met de kosten ter verwerving van de bron van inkomen. Langzamerhand is deze oorspronkelijke doelstelling losgelaten. Thans wordt de arbeidskorting ingezet om de arbeidsparticipatie te bevorderen. Bovendien is de arbeidskorting inkomensafhankelijk gemaakt. (zie noot 7) Dit strijdt met het draagkrachtbeginsel, omdat hierdoor geen rekening meer wordt gehouden met eventuele verwervingskosten.2. Een belangrijke overweging om de zelfstandigenaftrek (zie noot 8) in te voeren was dat een zelfstandige om de continuïteit van zijn onderneming te waarborgen, genoodzaakt zal zijn om een deel van zijn winst aan te wenden voor directe investeringen en dat hij daarnaast een deel zal willen reserveren voor toekomstige investeringen en - vanwege een wisselend winstniveau - voor toekomstige consumptie. De zelfstandigenaftrek heeft er toe geleid dat de belastingdruk voor IB-ondernemers substantieel lager is dan de belastingdruk voor personen in dienstbetrekking. (zie noot 9) Dit grote verschil in fiscale behandeling is om draagkrachtredenen ongewenst. Met het voorstel de zelfstandigenaftrek te vergelden tegen het tarief van de eerste schijf, zoals thans wordt voorgesteld, wordt dit probleem niet opgelost.De spanning met het draagdrachtbeginsel wordt nog verder vergroot doordat (instrumentele) aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek, doorwerken in het toeslaginkomen. Hierdoor kan een IB-ondernemer recht hebben op een hogere toeslag dan een werknemer met een vergelijkbaar looninkomen. (zie noot 10)De Afdeling wijst in dit verband ook nog op het volgende. Eén van de beleidsprioriteiten voor de komende jaren is een verdere vergroening van het belastingstelsel. (zie noot 11) In het thans ook voor advies voorgelegde wetsvoorstel Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 worden enkele stappen in die richting gezet. De Afdeling wijst op de spanning die er kan bestaan tussen het vergroenen van het fiscale stelsel en het draagkrachtbeginsel. Uit verkennend onderzoek van het CPB blijkt dat zonder aanvullend beleid de hogere energielasten die het gevolg zijn van toekomstig klimaatbeleid waaronder de vergroening van het fiscale stelsel forse denivellerende effecten kunnen hebben. (zie noot 12)De Afdeling adviseert in de toelichting een beschouwing te wijden aan de vraag op welke manier in het huidige fiscale stelsel voldoende recht wordt gedaan aan het draagkrachtbeginsel en daarbij de samenhang tussen de inkomstenbelasting en de toeslagen uitdrukkelijk in de beschouwing te betrekken.6.Tariefmaatregel MKB-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrekVoorgesteld wordt om met ingang van 1 januari 2020 het tarief waartegen de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling in aanmerking worden genomen af te bouwen zodat per 2023 het beoogde aftrektarief van 36,95% wordt bereikt. Dit aftrektarief is vanaf 2023 gelijk aan het gezamenlijke basistarief dat vanaf 2021 van toepassing is binnen het tweeschijvenstelsel. Met deze maatregel wordt beoogd het verschil in gemiddelde belasting- en premiedruk tussen werknemers en IB-ondernemers te verkleinen.Het verschil in belastingdruk tussen werknemers en IB-ondernemers wordt vooral veroorzaakt door de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Het budgettaire beslag van beide maatregelen wordt voor 2019 geraamd op 3,6 miljard. (zie noot 13)De Afdeling merkt het volgende op over deze twee maatregelen.De MKB-winstvrijstelling is in 2007 ingevoerd als flankerende maatregel in verband met een verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting, met als doel het verschil in het belasten van de winst in de vennootschapsbelasting en in de inkomstenbelasting niet teveel uiteen te laten lopen. Bij de invoering van de mkb-winstvrijstelling heeft de Raad van State er op gewezen dat er een wezenlijk verschil is tussen de grondslag voor de vennootschapsbelasting en die van de IB-ondernemer. (zie noot 14) Voor de winstberekening van de vennootschapsbelasting is de arbeidsbeloning van de directeur-grootaandeelhouder een aftrekpost, terwijl voor de IB-ondernemer zijn arbeidsbeloning een onderdeel vormt van de winst. De arbeidsbeloning van de directeur-grootaandeelhouder wordt in de inkomstenbelasting progressief belast, terwijl de arbeidsbeloning van een IB-ondernemer door de MKB-winstvrijstelling een reductie kent ter grootte van het percentage van de MKB-winstvrijstelling (14%; cijfer 2018). Met andere woorden, de MKB-winstvrijstelling wordt ook verleend over het winstgedeelte dat uitsluitend een consumptiefunctie heeft. Volgens de Raad van State wordt er geen motief aangevoerd waarom de arbeidsbeloning van IB-ondernemers niet progressief in de heffing wordt betrokken en die van werknemers wel. De voorgestelde aanpassing ten aanzien van de MKB-winstvrijstelling verzacht dit verschil in benadering wel enigszins, maar niet wezenlijk, omdat de MKB-winstvrijstelling nog steeds wordt toegepast over de totale winst uit onderneming, dus inclusief de arbeidsbeloning van de IB-ondernemer. (zie noot 15)De zelfstandigenaftrek is vooral bedoeld om inhoud te willen geven aan de bijzondere functies van winstinkomen, dat behalve een consumptiefunctie ook een reserverings- en investeringsfunctie heeft. De huidige vormgeving van de zelfstandigenaftrek geeft een prikkel om ondernemer te worden, maar geen prikkel om door te groeien, omdat de zelfstandigenaftrek is gelimiteerd tot een vast bedrag. Met de voorgestelde aanpassing verandert dat niet. Sterker nog, het vergelden van de zelfstandigenaftrek tegen het basistarief werkt juist in het nadeel van de succesvolle ondernemers die hogere winsten behalen.De Afdeling is met het kabinet van oordeel dat de ondernemersfaciliteiten heroverweging behoeven. Het verschil in belastingheffing tussen werknemers en IB-ondernemers is te hoog opgelopen en de ondernemersfaciliteiten beantwoorden maar beperkt aan de beoogde doelen.De Afdeling is echter van oordeel dat de voorgestelde aanpassingen ten aanzien van de MKB-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek tegen die achtergrond onvoldoende zijn. Met de aanpassingen wordt het verschil in gemiddelde belasting- en premiedruk tussen werknemers en IB-ondernemers slechts zeer beperkt verkleind. De aanzuigende werking van de faciliteiten wordt daarom nauwelijks teruggedrongen. Bovendien zouden de aanpassingen er meer op gericht moeten zijn de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling in overeenstemming te brengen met het oorspronkelijke doel, namelijk meer inhoud geven aan de bijzondere functies van het winstinkomen. Zo zou kunnen worden overwogen de MKB-winstvrijstelling geleidelijk te beperken tot winst boven een bepaald bedrag. Ook zou kunnen worden overwogen de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling om te zetten in één regeling.De Afdeling adviseert hier in de toelichting op in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.7.Verhoging tarief aanmerkelijk belangVanwege de wijzigingen van de tarieven in de vennootschapsbelasting wordt voorgesteld het tarief bij een aanmerkelijk belang in een vennootschap (AB-tarief voor directeuren-grootaandeelhouders) te verhogen van 25% naar 28,5% (zie noot 16) in 2021. Met de verhoging van het AB-tarief wordt beoogd het globale evenwicht tussen de belasting- en premiedruk van IB-ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders (dgas) te handhaven, zodat de keuze voor een ondernemingsvorm zo min mogelijk wordt bepaald vanuit fiscale motieven. De verhoging van het AB-tarief heeft materieel terugwerkende kracht.De Afdeling merkt hierover het volgende op. De keuze van de rechtsvorm van een onderneming wordt door vele factoren bepaald. Zo kan beperking van de aansprakelijkheid reden zijn te kiezen voor de BV-vorm. De fiscaliteit speelt bij de keuze van de rechtsvorm van een onderneming een belangrijke rol. Bij een bepaalde hoogte van de winst (het omslagpunt) is bijvoorbeeld de BV-vorm vanuit fiscaal oogpunt voordeliger dan een IB-onderneming. Daar staat tegenover dat veel IB-ondernemers de overstap naar de BV-vorm niet kunnen maken, omdat door de vele IB-ondernemingsfaciliteiten een overgang naar de BV-vorm onaantrekkelijk is, zo niet financieel onmogelijk. Door de "gouden kooi" van de IB-ondernemingsfaciliteiten blijven de civielrechtelijke voordelen van de BV-vorm, zoals de beperking van de aansprakelijkheid, voor veel IB-ondernemers onbereikbaar. Het verhogen van het AB-tarief met het argument dat het globale evenwicht in stand blijft, is naar het oordeel van de Afdeling dan ook een veel te simpele voorstelling van zaken. De keuze van de rechtsvorm van een onderneming hangt van veel meer factoren af. Daar komt bij dat de verhoging van het AB-tarief materieel betekent dat MKB-ondernemers die hun onderneming in de BV-vorm uitoefenen daardoor minder voordeel hebben van de tariefsverlaging van de vennootschapsbelasting. De tariefsverlaging in de vennootschapsbelasting wordt immers teruggenomen door de verhoging van het AB-tarief. Bovendien heeft de verhoging van het AB-tarief materieel terugwerkende kracht.Dit roept de vraag op of is overwogen het AB-tarief niet te verhogen, maar het tariefopstapje in de vennootschapsbelasting minder te verlagen. Als een cumulatie van de vennootschapsbelasting en het AB-tarief kennelijk van belang wordt geacht voor het globale evenwicht, kan dat ook worden bereikt door het tariefopstapje in de vennootschapsbelasting minder te verlagen. Hiermee wordt in elk geval de niet te motiveren materieel terugwerkende kracht voorkomen. Het argument dat deze maatregel nodig is voor de instandhouding van het globale evenwicht in belastingdruk tussen een IB-ondernemer en een directeur-grootaandeelhouder geldt niet voor winsten uit het verleden.De Afdeling adviseert hier in de toelichting op in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.8.Verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6 naar 9 percentVoorgesteld wordt het verlaagde btw-tarief te verhogen van 6 naar 9 percent. Deze maatregel past in het streven dat is gericht op een schuif in de belastingmix van directe naar indirecte belastingen. De Afdeling merkt hierover het volgende op.In de loop van de jaren is de toepassing van het verlaagde btw-tarief fors uitgebreid. Het verlaagde btw-tarief is niet langer beperkt tot de categorie eerste levensbehoeften, maar beslaat op dit moment ongeveer 40 soorten goederen en diensten. Daarmee is steeds moeilijker uit te leggen waarom een bepaalde dienst (of product) tegen 6% wordt belast, terwijl een bijna vergelijkbare dienst (of product) tegen 21% wordt belast.Economisch gezien houden argumenten die regelmatig worden gehanteerd als pleidooi voor tariefdifferentiatie ook steeds minder stand. Zo hebben eerdere evaluaties laten zien dat de positieve werkgelegenheidseffecten van een lager btw-tarief op arbeidsintensieve diensten niet kunnen worden aangetoond. (zie noot 17) En ook vanuit inkomenspolitieke is er geen goede reden om een verlaagd btw-tarief te hanteren. De bereikte herverdeling is klein. (zie noot 18) Bovendien is het btw-instrument erg ongericht om in te zetten voor herverdeling. Instrumenten in de directe belastingen, toeslagen of uitkeringen zijn veel effectiever om herverdeling te bereiken. Daar komt bij dat het verlaagde btw-tarief de grondslag aanzienlijk uitholt. Het budgettaire belang van het verlaagde btw-tarief bedraagt ongeveer 14 miljard op een geschatte btw-opbrengst van ongeveer 53 miljard. (zie noot 19)Het verlaagde btw-tarief is dus een kostbare aangelegenheid en de beoogde doelen worden niet of nauwelijks verwezenlijkt. Herhaaldelijk is er dan ook voor gepleit de btw-tarieven te uniformeren. Nog onlangs heeft ook de OECD geadviseerd het verlaagde btw-tarief uit te faseren. (zie noot 20) Ook volgens de werkgroep Fiscaliteit ten behoeve van de Studiegroep Duurzame Groei is uniformering van de btw-tarieven economisch doelmatig en complexiteitsverlagend. Daar staat tegenover dat er mogelijk forse effecten kunnen optreden voor bepaalde sectoren of mensen, afhankelijk van hun consumptiepatroon. Met name bij voedingsmiddelen kunnen grenseffecten een rol spelen, aldus de werkgroep. (zie noot 21)Uniformering van de btw-tarieven heeft dus een aantal belangrijke voordelen. Maar ook een minder vergaande maatregel, zoals bijvoorbeeld het uniformeren van btw-tarieven met uitzondering van eerste levensbehoeften, biedt voordelen. In elk geval wordt met deze laatste maatregel de grondslaguitholling van een robuuste belasting als de btw aanzienlijk teruggebracht. (zie noot 22) De Afdeling heeft in de toelichting op dit punt een beschouwing gemist of uniformering van de btw-tarieven (één btw-tarief) of minder vergaande uniformerende maatregelen als einddoel in de afweging zijn betrokken.De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.9.BelastingherzieningTot slot merkt de Afdeling nog op dat zij er de afgelopen jaren in haar adviezen over de belastingplannen en de Miljoenennota bij herhaling op gewezen heeft dat het belastingstelsel, en in samenhang daarmee het stelsel van toeslagen, aan een herziening toe is en dat de urgentie daarvoor de laatste jaren alleen maar is toegenomen.De Afdeling merkt op dat met het onderhavige omvangrijke pakket aan maatregelen van een stelselherziening geen sprake is. Het feit dat de maatregelen die in voorliggend fiscale pakket 2019 zijn opgenomen (ter uitvoering van het Regeerakkoord), in dat akkoord als een "hervorming" van het belastingstelsel worden aangeduid, (zie noot 23) doet daar niet aan af.Volgens de Staatssecretaris van Financiën in zijn Fiscale beleidsagenda van 23 februari 2018 is vereenvoudiging van het belastingstelsel wenselijk. (zie noot 24) De Afdeling is echter van oordeel dat van een echte vereenvoudiging geen sprake is. Dit verbaast in die zin niet dat het Regeerakkoord het woord "vereenvoudiging" niet kent als het gaat om de aangekondigde fiscale maatregelen. In het voorgestelde pakket aan maatregelen staat vereenvoudiging dan ook zeker niet voorop. Vanuit een oogpunt van begrijpelijkheid voor burgers (en daarmee samenhangend de bestendigheid van wetgeving) en uitvoerbaarheid van regelgeving (vanuit het burgerperspectief) - de Afdeling verwijst daarover naar haar opmerkingen hiervoor - zou meer de nadruk moeten liggen op vereenvoudiging.Dat van een herziening geen sprake is, beschouwt de Afdeling opnieuw als een gemiste kans. Het bruto binnenlands product (bbp) neemt in 2018 toe met 2,8% en in 2019 met 2,5%. Daarmee wordt 2019 het zesde jaar op rij met economische groei. De groei is breed gedragen. Tegen deze achtergrond daalt de overheidsschuld en is er sprake van een klein begrotingsoverschot. Dit zijn gunstige voorwaarden voor een belastingherziening. Het is volgens de Miljoenennota dan ook een goed moment voor hervormingen die de economie op de lange termijn versterken en de materiële en immateriële welvaart op de lange termijn vergroten. (zie noot 25)De Afdeling adviseert daarom opnieuw werk te maken van een herziening van het belastingstelsel en in samenhang daarmee het stelsel van toeslagen. (zie noot 26) Deze kabinetsperiode zou daarvoor kunnen worden benut, omdat met het onderhavige fiscale pakket voor het jaar 2019 het merendeel van de in het Regeerakkoord voorgenomen fiscale maatregelen al wordt gerealiseerd.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet experiment gesloten coffeeshopketen.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet houdende regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen), met memorie van toelichting.Bij dit advies is een samenvatting uitgebracht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang.

[Gepubliceerd: 2019-03-30] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met de wijziging van het financieringsstelsel van kinderopvang (Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang).Bij Kabinetsmissive van 28 november 2016, no.2016002089, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met de wijziging van het financieringsstelsel van kinderopvang (Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet VWS 2018.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde misslagen en omissies te herstellen (Verzamelwet VWS 2018), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2018, no.2018000003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Medische Zorg, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde misslagen en omissies te herstellen (Verzamelwet VWS 2018), met memorie van toelichting.Behoudens enige technische aanpassingen en reparaties voorziet het wetsvoorstel in wijzigingen voorgesteld ter uitvoering van een nieuwe Europese verordening en nieuwe rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Voorts voorziet het wetvoorstel in toedeling van het toezicht op enige taken van het CAK aan de NZa. Ten slotte komt uitgewerkt overgangsrecht te vervallen.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het met terugwerkende kracht invoeren van een verplichting tot betaling van een bijdrage in de Zorgverzekeringswet (Zvw), over de verwerking van persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid, door het CAK en het toezicht op het CAK door de NZa.1.ZorgkostenIn artikel XVII, onderdeel C, van het wetsvoorstel wordt met het nieuw voorgestelde artikel 68 Zvw een grondslag opgenomen voor een dekking tegen zorgkosten voor personen die met terugwerkende kracht onder de Zvw vallen.Een zorgverzekering kan volgens de Zvw maximaal vier maanden terugwerken tot het moment waarop de verzekeringsplicht ontstond. (zie noot 1) Op 4 juni 2015 heeft het Hof van Justitie van de EU (Hof van Justitie) uitspraak gedaan in de zaak Fischer-Lintjes met betrekking tot de ziektekostendekking voor gepensioneerden die deel hebben genomen aan het vrij personenverkeer. (zie noot 2) In die zaak had betrokkene recht op een AOW-pensioen, dat met terugwerkende kracht van 1 jaar aan haar was toegekend. Daardoor was zij alsnog per de datum van toekenning van het AOW-pensioen verzekeringsplichtig voor de Zvw en per die datum gehouden premies Zvw en AWBZ te betalen. De verplichte verzekering op grond van de Zvw kon echter door de beperking van de terugwerkende kracht tot vier maanden in de Zvw niet gerealiseerd worden.Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de artikelen 27 en 84bis van Verordening 1408/71 (zie noot 3) zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat die niet toestaat dat de rechthebbende op een door deze lidstaat met één jaar terugwerkende kracht toegekend AOW-pensioen zich met diezelfde terugwerkende kracht aansluit bij een verplichte zorgverzekering. Aan de rechthebbende zou dan elke bescherming op het gebied van de sociale zekerheid worden ontnomen, zonder dat alle relevante omstandigheden, met name die welke betrekking hebben op de persoonlijke situatie in aanmerking zijn genomen.Omdat in de Zvw met deze bijzondere situatie geen rekening is gehouden, bepaalt - om in deze lacune te voorzien - het voorgestelde artikel 68, negende lid, in combinatie met het eerste lid, dat de zorgverzekering zo nodig verder dan vier maanden kan terugwerken. De dekking voorziet in een vergoeding van gemaakte zorgkosten (eerste lid) en een verplichting tot betaling van een bijdrage (tweede lid). De periode die gedekt wordt vangt aan met ingang van de datum waarop betrokkene verzekerd is voor de Wet langdurige zorg en verzekeringsplichtig is ingevolge de Zvw (bijvoorbeeld de ingangsdatum van het met terugwerkende kracht toegekende pensioen). Zij eindigt wanneer betrokkene van het CAK te horen heeft gekregen dat hij verzekeringsplichtig is. De nadere uitwerking vindt plaats bij ministeriële regeling. Voor de wijze van heffing en inning is aangesloten bij de systematiek, zoals deze geldt voor de verdragsgerechtigden. (zie noot 4)De voorgestelde regeling geeft de Afdeling aanleiding tot de volgende opmerkingen wat betreft de terugwerkende kracht van de heffing van de bijdrage en de uitvoerbaarheid.a.Terugwerkende krachtHet met terugwerkende kracht invoeren van een verplichting om een bijdrage te betalen die overeenkomstig de Nederlandse premiestructuur wordt berekend, vormt voor de betrokkenen een belastende maatregel. Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel mag aan belastende maatregelen geen terugwerkende kracht worden toegekend, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel rechtvaardigen. Die omstandigheden kunnen worden gevormd door een omvangrijk oneigenlijk gebruik of misbruik van een wettelijke voorziening of door aanmerkelijke aankondigingseffecten. (zie noot 5) De Afdeling merkt het volgende op:- De toelichting motiveert de terugwerkende kracht niet, maar verwijst slechts naar de regeling voor de verdragsgerechtigden in artikel 69 Zvw. Deze regeling kent evenwel met betrekking tot verdragsgerechtigden geen terugwerkende kracht. Ook aan de in de toelichting gemaakte opmerking dat het om een kleine groep gaat van enkele tientallen gevallen op jaarbasis, (zie noot 6) kan geen argument worden ontleend om terugwerkende kracht te rechtvaardigen.- Verder stelt de toelichting dat de bijdrage wordt aangemerkt als een premie voor de zorgverzekering om betrokkenen in aanmerking te laten komen voor een zorgtoeslag. (zie noot 7) De Afdeling merkt in dat verband op dat de zorgtoeslag een bijdrage is in de kosten voor de zorgverzekering. De hoogte daarvan is afhankelijk van het inkomen van de betrokkene en zal dus niet (steeds) alle kosten dekken.- Voorts merkt de Afdeling op dat een betrokkene veelal in een andere lidstaat premies heeft betaald waarvan achteraf blijkt dat deze onverschuldigd zijn betaald omdat is gebleken dat de betrokkene niet in die lidstaat maar in Nederland verzekerd is. Niet valt uit te sluiten dat deze premies niet worden gerestitueerd aan betrokkene. In dat geval zal per saldo sprake zijn van dubbele heffing van bijdragen.Het met terugwerkende kracht opleggen van een premieplicht zal de betrokkene dan ook in een financieel nadeliger positie kunnen brengen dan voorheen en derhalve belastend voor hem kunnen zijn.Nu uit de Europese verordening wel een recht op zorg voortvloeit, maar de wijze waarop de kosten voor de medische zorg worden gefinancierd ter beoordeling aan de lidstaat laat, ligt in het met terugwerkende kracht realiseren van de verplichte verzekering op zich dan ook geen rechtvaardiging voor het zonder meer eveneens laten terugwerken van de premieplicht. Op de concrete situatie toegesneden maatregelen liggen in de rede.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het verlenen van terugwerkende kracht aan bedoelde belastende maatregel toereikend te motiveren. Indien een dergelijke motivering niet kan worden gegeven, adviseert zij af te zien van het verlenen van terugwerkende kracht.b.UitvoerbaarheidUit de toelichting blijkt dat de bijdrage wordt aangemerkt als een premie voor de zorgverzekering om betrokkenen in aanmerking te laten komen voor een zorgtoeslag. De wijze waarop de vergoeding wordt bepaald, de verschuldigde bijdrage wordt berekend en het CAK zijn taken uitvoert, wordt uitgewerkt bij ministeriële regeling. Volgens de toelichting worden de relevante uitvoeringsinstanties verzocht om de ministeriële regeling op uitvoerbaarheid te toetsen. (zie noot 8)De Afdeling merkt op dat een uitvoeringstoets in het stadium van de totstandkoming van een ministeriële regeling niet passend is. Uit de toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel zou moeten blijken dat de Belastingdienst in staat is op adequate wijze uitvoering te geven aan artikel 68 Zvw. Verder zou ook duidelijk moeten worden wat de inhoud op hoofdlijnen zal zijn van de beoogde regeling. Daarom adviseert de Afdeling die uitvoeringstoets alsnog te laten uitvoeren en adviseert zij hierop in de toelichting nader in te gaan.2.Verwerking gegevens over gezondheidArtikel 68, zesde lid, Zvw bepaalt dat het CAK bevoegd is tot het verwerken van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 68 Zvw (taak CAK om de zorgkosten te vergoeden voor personen die met terugwerkende kracht onder de Zvw vallen). Er wordt slechts gesproken van persoonsgegevens en niet van (tevens) gegevens over gezondheid. (zie noot 9) De toelichting gaat in het geheel niet in op de verwerking van (gezondheids)gegevens.De Afdeling merkt op dat het niet uitgesloten is dat het CAK voor de uitoefening van zijn taak tevens komt te beschikken over gegevens over gezondheid. Dit leidt de Afdeling af uit de toelichting bij het Besluit volmacht CAK Zorgkostendekking retroactief internationaal. (zie noot 10) In dit besluit is - vooruitlopend op het onderhavige wetsvoorstel - aan de voorzitter van het CAK een volmacht van de minister van VWS gegeven om door middel van vaststellingsovereenkomsten met de betrokken personen de vergoeding van de zorgkosten af te handelen. In de toelichting bij dit besluit wordt het volgende vermeld: "waar van toepassing zal het CAK aan betrokkene toestemming vragen voor bijzondere persoonsgegevens, zoals medische gegevens".De Afdeling wijst erop dat op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG (zie noot 11) een verzwaard regime geldt voor de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens, zoals gegevens over gezondheid. De verwerking van die gegevens is verboden, tenzij één van de in de AVG genoemde uitzonderingsgronden van toepassing zijn. (zie noot 12) Uitdrukkelijke toestemming van betrokkene - mits aan bepaalde voorwaarden van de AVG is voldaan (zie noot 13) - is één van de uitzonderingsgronden voor de verwerking van de gegevens over gezondheid.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling om in de toelichting in te gaan op de grondslag voor de verwerking van gegevens over gezondheid door het CAK en zo nodig het voorstel aan te passen.3. Toezicht door NZaDe huidige Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) regelt in artikel 78 dat de NZa toezicht houdt op het CAK en een aanwijzing kan geven wat betreft de uitvoering van de Wlz en de Wmo 2015. (zie noot 14) Ingevolge het nieuw voorgestelde artikel 78e WMG kan het Nza een aanwijzing ook geven indien het CAK niet voldoet aan hetgeen onder meer in de Zorgverzekeringswet is geregeld.De voorgestelde uitbreiding, die op zichzelf aansluit bij de bestaande systematiek, geeft de Afdeling aanleiding tot de volgende opmerking.De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bevat de sturings- en toezichtinstrumenten die van toepassing zijn bij zelfstandige bestuursorganen (zbos). Zo kan de minister die het aangaat beleidsregels vaststellen met betrekking tot de taakuitoefening door een zbo. Voorts kan de minister een besluit van een zbo vernietigen. Ten slotte kan hij, indien hij van oordeel is dat een zbo zijn taak verwaarloost, de noodzakelijke voorzieningen treffen. (zie noot 15)Uitgangspunt is dat de minister door zijn wettelijke bevoegdheden uiteindelijk politieke verantwoordelijkheid draagt en op die grond op het zelfstandig bestuursorgaan rechtstreeks toezicht houdt. Het toekennen van een toezichtsbevoegdheid aan een ander zelfstandig bestuursorgaan is met dat uitgangspunt niet in overeenstemming en is ook niet in lijn met de Kaderwet zbos. (zie noot 16)Het geven van een aanwijzingsbevoegdheid aan de NZa, zoals voorgesteld in artikel 78e WMG, vormt dan ook een niet goed te rechtvaardigen afwijking van het uitgangspunt van de Kaderwet zbos, dat juist de minister een toezichtsbevoegdheid dient te hebben. Hoewel het voorstel aansluit bij de huidige bepaling in de WMG roept dit bij de Afdeling de vraag op of deze constructie gehandhaafd en uitgebreid moet worden. Zij adviseert op het bovenstaande in de toelichting in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet digitale overheid.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Voorstel van wet houdende regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid).Bij Kabinetsmissive van 21 december 2017, no.2017002224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Machtigingswet oprichting Invest-NL.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Voorstel van wet houdende machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest-NL (Machtigingswet oprichting Invest-NL), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2018, no.2018001197, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest-NL (Machtigingswet oprichting Invest-NL), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel is een machtigingswet voor de oprichting van Invest-NL N.V. (Invest-NL), een Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling, waarin de Staat een 100%-deelneming heeft. Voorts regelt het wetsvoorstel verschillende voorwaarden inzake de doelstellingen van Invest-NL en het aandeelhouderschap van de Staat.De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat het voor een zinvolle inzet van de collectieve middelen die met Invest-NL zijn gemoeid essentieel is adequate doelstellingen, taken en criteria voor het functioneren van Invest-NL te formuleren. Immers, daar waar de markt functioneert, heeft Invest-NL (en dus ook de inzet van collectieve middelen) geen toegevoegde waarde en leidt optreden van Invest-NL tot marktverstoring. Scherpte en focus over verantwoordelijkheden en over de reikwijdte van de taken acht de Afdeling dan ook nodig. Dit is niet alleen van belang voor Invest-NL zelf, maar ook voor de verantwoording door Invest-NL tegenover de ministers en door de ministers tegenover de Staten-Generaal, en voor de controle door de Algemene Rekenkamer.Gelet daarop is op onderdelen aanscherping van het voorstel (in het bijzonder de artikelen 3, 4 en 8, over doel, taken en additionaliteit) en precisering van de toelichting (in het bijzonder in de paragrafen 3.1.3 over de zogenoemde aanvullende overeenkomst) geboden.1.Inhoud van het wetsvoorstelHet wetsvoorstel is een machtigingswet voor de oprichting van Invest-NL. De Staat zal Invest-NL eigen vermogen verschaffen ter waarde van 2,5 mld. Dit geld zal in vijf gelijke tranches voor Invest-NL beschikbaar komen. Met dit eigen vermogen zal Invest-NL zich richten op het faciliteren van risicovolle activiteiten van ondernemingen bij transities op het gebied van energie, verduurzaming (waaronder die van de gebouwde omgeving en de circulaire economie), mobiliteit, voedsel, digitalisering van de industrie en maatschappelijke domeinen als zorg, veiligheid en onderwijs, de doorgroei van start-ups en scale-ups naar grotere ondernemingen en het bevorderen van export en buitenlandse investeringen, het ondersteunen van Nederlandse bedrijven voor het internationaal vermarkten van hun producten en het aanpakken van wereldwijde vraagstukken, zoals duurzame energie, klimaatverandering, water en voedselvoorziening.Dergelijk initiatieven zijn niet nieuw. In verschillende vormen zijn eerder maatregelen getroffen. Over de resultaten daarvan bestaat geen eenduidig beeld. (zie noot 1) Het voornaamste verschil met eerdere initiatieven is dat de Staat thans daadwerkelijk participeert en dat daarvoor kapitaal bijeen wordt gebracht.Invest-NL heeft in het voorstel drie functies, een investeringsfunctie (dit is de belangrijkste functie, waarmee het kapitaal wordt ingezet voor directe investeringen in ondernemingen), een ontwikkelingsfunctie en een regelingenfunctie (uitvoering van subsidieregelingen). Voorts is in het voorgestelde artikel 4, tweede lid, voorzien in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (amvb) andere taken aan Invest-NL op te dragen.Het is de bedoeling dat Invest-NL in projecten investeert die in de markt niet van de grond komen, maar die wel maatschappelijk gewenst en op de lange termijn rendabel zijn. De focus komt daarbij te liggen op die initiatieven die niet zomaar door de markt worden opgepakt (additionaliteit) maar waar de markt wel zal volgen indien deze via Invest-NL ondersteuning hebben gekregen. Dit vertaalt zich in de eis van artikel 8 dat Invest-NL zich dient te onthouden van activiteiten die uit een oogpunt van goede marktwerking leiden tot ongewenste mededinging. Voor de activiteiten van Invest-NL gelden bedrijfseconomische principes en een (norm)rendement op het eigen vermogen, waarmee de kapitaalstorting kwalificeert als financiële transactie in het kader van de EMU. Ook moet worden voldaan aan de Europese eisen voor toelaatbare staatssteun.In de gekozen opzet is Invest-NL als staatsdeelneming op afstand geplaatst. Daartoe is gekozen voor een opzet overeenkomstig het staatsdeelnemingenbeleid. (zie noot 2) Het aandeelhouderschap wordt dan ook uitgeoefend door het ministerie van Financiën. Daarnaast is het de bedoeling dat een aanvullende overeenkomst wordt gesloten tussen Invest-NL en het ministerie van EZK, waarin nadere afspraken worden gemaakt over het te voeren beleid.De Afdeling wijst erop dat het formuleren van adequate doelstellingen, taken en criteria voor het functioneren van Invest-NL essentieel is voor een zinvolle inzet van dit investeringsinstrument. Immers, daar waar de markt functioneert, heeft Invest-NL (en dus ook de inzet van collectieve middelen) geen toegevoegde waarde en leidt optreden van Invest-NL tot marktverstoring. Scherpte en focus over verantwoordelijkheden acht de Afdeling dan ook nodig. Dit is niet alleen van belang voor het functioneren van Invest-NL, maar ook voor het afleggen van verantwoording door Invest-NL tegenover de betrokken verantwoordelijke ministers, alsook voor de verantwoording naar de Staten-Generaal en met het oog op de controle door de Algemene Rekenkamer.Tegen deze achtergrond maakt de Afdeling een aantal opmerkingen over de opzet van het voorliggende voorstel.2.InvesteringstakenUit de toelichting maakt de Afdeling op, dat de meerwaarde van Invest-NL ten aanzien van de investeringstaken vooral wordt gezien bij sectoren in transitie, zoals energie, waar grote maatschappelijke opgaven om een oplossing vragen, maar waar de onzekerheden nog groot zijn. In die gevallen kunnen privaat gefinancierde initiatieven achterblijven bij het maatschappelijk gewenste niveau van investeringen, waardoor oplossingen voor grote maatschappelijke vraagstukken niet, onvoldoende of te laat van de grond komen en aldus de transitie wordt belemmerd. (zie noot 3) Voorts wijst de toelichting op beleidsonzekerheid en reguleringsrisico, die zijn verbonden aan transitieprocessen. Invest-NL kan het reguleringsrisico voor marktpartijen verlagen doordat het risico aldus wordt genomen door degene die deze reguleringsrisicos veroorzaakt, namelijk de overheid. Een overheidsinvestering geeft bovendien het signaal richting private partijen dat de overheid gewicht in de schaal legt. Private partijen zullen daardoor, volgens de toelichting, vaker maatschappelijk gewenste investeringen doen. Uit de toelichting blijkt voorts dat de omschrijvingen in de wet uitdrukkelijk open zijn geformuleerd om in te kunnen spelen op ontwikkelingen, maar dat wel met Invest-NL in de vorm van een aanvullende overeenkomst nadere afspraken zullen worden gemaakt over de terreinen waarop zij actief zal zijn. (zie noot 4)De Afdeling merkt op dat de doelomschrijving en de omschrijving van de taken van Invest-NL in de wettekst veel ruimer zijn dan blijkens de toelichting kennelijk is beoogd. Deze zijn weliswaar gerelateerd aan maatschappelijke transitieopgaven, maar ook wordt gewezen op "het bieden van toegang tot ondernemingsfinanciering" en het leveren van een bijdrage "aan de Nederlandse economie". Door die toevoegingen ontberen de omschrijvingen van de doelen en taken in de artikelen 3 en 4, eerste lid, focus respectievelijk onderscheidend vermogen.Dat het de bedoeling is om in de hiervoor in punt 1 genoemde aanvullende overeenkomst tot een nadere afbakening te komen, doet hieraan niet af, nu deze wederkerig is. Daarmee is het mede afhankelijk van het bestuur van Invest-NL zelf wat de inhoud van de overeenkomst zal zijn. Bovendien is het de bedoeling dat de overeenkomst niet de vrijheid van Invest-NL aantast invulling te geven aan het investeringsbeleid. (zie noot 5) Om te komen tot een nadere afbakening is de aanvullende overeenkomst derhalve geen geschikt instrument; integendeel, niet uit te sluiten valt dat deze de afbakening "vervuilt" met allerlei "beleidswensen". (zie noot 6)De Afdeling adviseert in het voorstel zelf tot een nadere afbakening te komen, en daarbij in ieder geval in artikel 3 "en aan het bieden van toegang tot ondernemingsfinanciering" en in artikel 4, eerste lid, telkens "of aan de Nederlandse economie" te schrappen. Voor nadere afbakening adviseert zij zo nodig te voorzien in een delegatie naar het naast hogere regelingsniveau, bijvoorbeeld door aanpassing van artikel 4, derde lid, en hiervoor niet een aanvullende overeenkomst in te zetten.3.AdditionaliteitZoals hiervoor geschetst, is een kerncriterium voor een zinvolle inzet van Invest-NL, dat Invest-NL optreedt indien in de markt de benodigde investeringen ten behoeve van een maatschappelijk gewenste transitie niet al worden opgepakt. Een belangrijke functie daarbij is het laten zien van commitment vanuit de overheid en het wegnemen van risicos die zijn verbonden aan investeringen bij transitieprocessen. Dit vergt een ingewikkeld en uitgebalanceerd stelsel van parameters voor het investeringsbeleid van Invest-NL, meer in het bijzonder, bij de vraag of is voldaan aan het principe van additionaliteit. (zie noot 7)In artikel 8, eerste lid, is het principe van additionaliteit neergelegd. Volgens dat principe onthoudt Invest-NL zich van "uit een oogpunt van goede marktwerking ongewenste mededinging". Deze regel geeft echter onvoldoende houvast, zowel aan Invest-NL zelf, als aan marktpartijen die mogelijk door het optreden van Invest-NL zouden kunnen worden benadeeld. (zie noot 8) Wanneer is sprake van "goede" marktwerking en wanneer is sprake van "ongewenste" mededinging?De Afdeling adviseert daarvoor scherpere criteria te hanteren in het voorgestelde artikel 8.4.Additionaliteit en normrendementIn de gekozen opzet treedt Invest-NL ingevolge het principe van additionaliteit (zoals hiervoor uiteengezet) alleen op daar waar in de markt de financiering van initiatieven gericht op maatschappelijke transitieprocessen niet of onvoldoende van de grond komt. Dit maakt deze financieringsactiviteiten al snel risicovol. Tegelijkertijd is blijkens de toelichting het streven, uit oogpunt van de EMU, dat de kapitaalstorting van 2,5 mrd als financiële transactie wordt gekwalificeerd en niet als uitgave voor het bereiken van bepaalde beleidsdoelen. Daarbij hoort een bepaald normrendement. Het voorstel legt deze norm niet neer en geeft hierover ook overigens geen uitsluitsel of normstelling. Voor de ruimte die Invest-NL krijgt om effectief financiering in te zetten, is het evenwel van groot belang op welk niveau het normrendement wordt bepaald.De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan.5.AansturingIn de opzet van het voorstel is Invest-NL in sterke mate onafhankelijk als onderneming gepositioneerd. De Afdeling begrijpt deze keuze. Op die wijze heeft Invest-NL ruimte om zakelijke beslissingen te nemen over het al dan niet investeren in bepaalde initiatieven. Het logische gevolg is dat de Staat als aandeelhouder op afstand staat. Dat brengt enerzijds mee dat de criteria in het voorliggende voorstel en eventuele lagere regels voldoende houvast moeten geven om te bewerkstelligen dat Invest-NL zich richt op de met de opzet beoogde activiteiten, en anderzijds dat de zakelijkheid, in termen van voldoende afstand tot de regering, wordt verzekerd. Tegen deze achtergrond merkt de Afdeling het volgende op. a.OvereenkomstIn de toelichting wordt gesproken over een aanvullende overeenkomst tussen de Staat en Invest-NL. (zie noot 9) Het sluiten van een zogenoemde aandeelhoudersovereenkomst is in de praktijk niet ongebruikelijk. Het is ook wenselijk dat daarin nadere afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld het normrendement, de corporate governance en de risicobeheersing. Een meer beleidsmatige invulling van deze overeenkomst, nu de toelichting stelt dat niet de Minister van Financiën, maar de Minister van EZK een voorstel tot het sluiten van zon overeenkomst doet, brengt evenwel het risico mee dat de met het voorstel beoogde onafhankelijkheid van Invest-NL alsnog in gevaar komt. Bovendien ontstaat het risico dat vanuit de overheid als aandeelhouder (ministerie van Financiën) en als contractspartij (zie noot 10) (ministerie van EZK) verschillende accenten worden gelegd en Invest-NL aldus wordt geconfronteerd met tegenstrijdige signalen vanuit de overheid. De aansturing zou zodanig moeten worden ingericht, dat dit risico wordt voorkomen. Bovendien dient de aanvullende overeenkomst niet voor dergelijke, meer beleidsmatige doeleinden, te worden ingezet. (zie noot 11)b.SubsidieregelingenIn dit verband wijst de Afdeling er voorts op dat ingevolge artikel 4, eerste lid, onder c, Invest-NL mede als taak heeft het in mandaat uitvoeren van subsidieregelingen. Voor deze mogelijkheid - waar volgens de toelichting vooralsnog geen gebruik zal worden gemaakt - is gekozen om zo ruimte te bieden voor synergie. (zie noot 12)De Afdeling merkt op dat tussen Invest-NL en de overheid bij de uitvoering van subsidieregelingen een duidelijke hiërarchische relatie bestaat (er is sprake van mandaat). Vanwege de samenhang tussen subsidies en investeringen kan door het samengaan van investeringstaken en subsidietaken de beoogde onafhankelijke positie bij de investeringstaken in de knel komen. Dat ligt niet anders indien de subsidietaken bij een aparte dochtervennootschap worden ondergebracht. Daarom adviseert de Afdeling de uitvoering van subsidietaken niet bij Invest-NL, maar elders onder te blijven brengen. c.Algemene wet bestuursrechtHet vorenstaande roept ook vragen op over de toepasselijkheid van de Algemene wet bestuursrecht. Enerzijds kan Invest-NL worden gezien als een gewone staatsdeelneming die als onderneming investeringen verricht. Anderzijds kan Invest-NL worden gezien als een rechtspersoon met een wettelijke taak (artikelen 3 en 4) ter uitvoering van specifieke beleidsdoelstellingen, waarbij een budget van 2,5 mrd wordt besteed. Daar komt bij dat de vorm waarin Invest-NL handelt, privaatrechtelijk van aard is (investeren), maar dat het de bedoeling is dat Invest-NL uitsluitend handelt wanneer sprake is van marktfalen. Dit roept de vraag op of niet in wezen sprake is van een bestuursorgaan dat besluiten neemt op aanvragen voor niet-marktconforme ondernemingsfinanciering. (zie noot 13) Dit wordt nog versterkt door het feit dat onder omstandigheden bij het doen van investeringen sprake kan zijn van een steunmaatregel. Ook kan een rol spelen in hoeverre Invest-NL werkelijk zelf in staat is investeringsbeslissingen te nemen, of sturing via regelgeving en eventueel een aanvullende overeenkomst krijgt. Onduidelijkheid over deze kwalificatie en de daarbij behorende rechtsbescherming leidt tot rechtsonzekerheid en daarmee mogelijk tot terughoudendheid bij initiatiefnemers en marktpartijen. Het verdient aanbeveling dat de wetgever hierover duidelijkheid verschaft en dit niet aan de praktijk overlaat.De Afdeling adviseert in de toelichting nader op vorenstaande punten in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. 6.MededingingsklachtIn artikel 8 is het uitgangspunt van additionaliteit neergelegd. In artikel 10 is voor partijen een klachtprocedure geregeld over activiteiten van Invest-NL (mededingingsklacht). Hierbij is geen relatie gelegd met de eisen die ingevolge artikel 8 zijn gesteld aan additionaliteit. Onduidelijk is daardoor welke criteria hebben te gelden bij de beoordeling van een klacht.Daarnaast biedt artikel 11 de Minister van EZK de mogelijkheid om naar aanleiding van een mededingingsklacht of ambtshalve een aanwijzing te geven indien artikel 8 niet wordt nageleefd. Tegen een dergelijke aanwijzing staan voor belanghebbenden rechtsmiddelen open bij de bestuursrechter.Het voorgestelde artikel 10 lijkt te zijn ontleend aan artikel 32 van de Wet op de Kamer van Koophandel, zij het dat de verwijzing naar hoofdstuk 9 Awb (klachtrecht) achterwege is gebleven. Indien Invest-NL niet als bestuursorgaan wordt gezien, is dat op zich begrijpelijk, maar dat roept dan wel de vraag op, waarom de Minister van EZK via de procedure in artikel 11 een rol moet hebben in deze private verhouding. Overigens moet worden onderkend dat partijen die zich benadeeld voelen door het optreden van Invest-NL hoe dan ook de mogelijkheid hebben om naar de burgerlijke rechter te stappen, alsook in veel gevallen naar de Europese Commissie.Gelet op het belang van de naleving van het principe van additionaliteit is het voor het functioneren van Invest-NL en voor de positie van marktpartijen noodzakelijk dat wordt voorzien in een heldere en eenduidige juridische procedure om eventuele onjuiste toepassing van dit principe bij de rechter aan de orde te stellen. Daaraan voldoet het voorliggende voorstel niet. De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt aan te passen en daarbij rekening te houden met hetgeen zij hiervoor onder punt 5.c heeft opgemerkt.7.StaatssteunArtikel 12 legt verder de naleving van de Europese staatssteunregels in de individuele projecten bij Invest-NL zelf neer. Het is de vraag of daarmee kan worden volstaan. Het gaat om de naleving van Europese regels waarvoor de lidstaat Nederland verantwoordelijk is. Het is in beginsel mogelijk om Invest-NL met deze nalevingsplicht te belasten, maar dit neemt niet weg dat Nederland als lidstaat, in het bijzonder de Minister van EZK, eindverantwoordelijk en aansprakelijk blijft. Het voorstel bevat geen instrumenten waarmee de Minister van EZK die verantwoordelijkheid tegenover Invest-NL kan waarmaken.De artikelsgewijze toelichting noemt in dit verband de Wet naleving Europese regelgeving publieke entiteiten. Op grond van die wet kan de Minister bij wijze van ultimum remedium een aanwijzing aan een publieke entiteit geven en in het uiterste geval in plaats van de publieke entiteit de noodzakelijk geachte rechtshandelingen verrichten. De toelichting maakt niet duidelijk in hoeverre Invest-NL een publieke entiteit in de zin van genoemde wet is en hoe een en ander zich verhoudt tot de met het voorstel gewenste afstand tot Invest-NL.De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het voorgaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te vullen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit politiegegevens, het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten ter implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen (Besluit implementatie richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2018, no.2018001331, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit politiegegevens, het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten ter implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen (Besluit implementatie richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit implementatie richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging wijzigt het Besluit politiegegevens (Bpg), het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) en het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten (BpgBoden) om richtlijn (EU) 2016/680 betreffende de gegevensbescherming in de opsporing en vervolging (hierna: de richtlijn), te implementeren. (zie noot 1) Eerder zijn wijzigingen in de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) voorgesteld om aan de verplichtingen van deze richtlijn te voldoen. (zie noot 2) Het ontwerpbesluit borduurt gedeeltelijk op deze wijzigingen voort. Inmiddels is de termijn voor de implementatie van de richtlijn op 6 mei 2018 verstreken.De Afdeling is van oordeel dat de voorgestelde verruiming van de bevoegdheid om bepaalde politiegegevens in incidentele gevallen en aan samenwerkingsverbanden door te geven, van verstrekkende aard is en daarom het bestek van het tot implementatie strekkende ontwerpbesluit te buiten gaat. Daarbij is van belang dat het hier (deels) om zachte politiegegevens gaat waarvoor nu als uitgangspunt geldt dat deze niet aan derden worden verstrekt. De Afdeling adviseert in het licht daarvan van de voorgestelde verruiming in dit ontwerpbesluit af te zien. Hiernaast adviseert de Afdeling nader toe te lichten hoe het behoud van enkele doeleinden voor verdere verwerking van strafvorderlijke gegevens door andere lidstaten zich verhoudt tot de verplichtingen uit de richtlijn. Tot slot adviseert de Afdeling in de toelichting nader in te gaan op de vraag of in het ontwerpbesluit nadere voorwaarden moeten worden opgenomen voor de doorgifte van gegevens aan derde landen. Op beide punten dient het ontwerpbesluit zo nodig te worden aangepast.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel naar de Kamer te zenden, maar acht op de hiervoor genoemde onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel wenselijk.1.Verruiming van de mogelijkheden om politiegegevens aan derden te verstrekken in incidentele gevallen en aan samenwerkingsverbandenHet ontwerpbesluit stelt voor om een wijziging aan te brengen in de mogelijkheden tot verstrekking van bepaalde categorieën politiegegevens in incidentele gevallen en aan samenwerkingsverbanden. Het gaat hierbij om de politiegegevens bedoeld in artikel 9 en artikel 10 van de Wpg. Met name bij artikel 10 van de Wpg gaat het om zachte gegevens ten aanzien waarvan ook binnen de politie een strikt regime voor verwerking geldt. (zie noot 3) Het huidige artikel 4:5, tweede lid, van het Bpg bepaalt dat deze politiegegevens aan derden worden verstrekt indien dringend noodzakelijk voor de goede uitvoering van de politietaak. In het ontwerpbesluit wordt voorgesteld om dit criterium te vervangen door het criterium indien dit strikt noodzakelijk is voor het doel van de verstrekking. Gelet op de toelichting wordt met deze wijziging beoogd om een verruiming te brengen in de mogelijkheden tot verstrekking van politiegegevens aan derden. (zie noot 4) Het huidige criterium zou te veel knellen en geen mogelijkheden bieden om politiegegevens te verstrekken in andere noodzakelijk geachte gevallen, zoals wanneer het zorgfraude en terrorismefinanciering betreft.Als uitgangspunt geldt dat in een implementatieregeling geen andere regels worden opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn. (zie noot 5) De voorgestelde wijziging van artikel 4:5, tweede lid, van het Bpg voldoet daar niet aan; zij houdt geen verband met een verplichting die uit de richtlijn voortvloeit. Deze wijziging vergt bovendien een principiële beoordeling in de bredere context van het wettelijke stelsel van gegevensverstrekking aan derden. Dit stelsel gaat uit van een gesloten systeem van verstrekkingen. Dit vindt zijn uitwerking in het Bpg; verstrekking van politiegegevens aan derden vindt in beginsel alleen plaats op grond van artikel 4:1 tot en met 4:4 waarin concreet is aangegeven aan welke instanties en voor welke taken politiegegevens mogen worden verstrekt. Om te voorkomen dat deze regeling zou worden omzeild is in artikel 4:5 van het Bpg geregeld dat bepaalde, met name de meer zachte, politiegegevens in incidentele gevallen en aan samenwerkingsverbanden niet aan derden mogen worden verstrekt. (zie noot 6) Dat verbod is blijkens de destijds gegeven toelichting alleen niet van toepassing in gevallen waarin sprake is van een ernstig gevaar voor de gezondheid of het leven van bepaalde personen. (zie noot 7) De voorgestelde wijziging wijkt hier in belangrijke mate vanaf en beoogt de mogelijkheden tot verstrekking van (met name) zachte politiegegevens in de door artikel 4:5 bestreken situaties in aanzienlijke mate te verruimen.De Afdeling merkt op dat de voorgestelde wijziging in het licht van het voorgaande het bestek van het tot implementatie strekkende ontwerpbesluit te buiten gaat. Daarbij is van belang dat het hier (deels) om zachte politiegegevens gaat waarvoor nu als uitgangspunt geldt dat deze niet aan derden worden verstrekt. Een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden van de noodzaak en proportionaliteit van de voorgestelde verruiming, waarin wordt gelet op de aard van deze gegevens en de inbreuk die in geval verstrekking op de persoonlijke levenssfeer van de daarbij betrokken personen plaatsvindt. Daarbij dient tevens te worden bezien hoe de voorgestelde verruiming zich verhoudt tot het in het Bpg neergelegde gesloten systeem van verstrekkingen en voorts of, gelet op de verstrekkende aard van de voorgestelde verruiming, regeling in de wet (met de daaraan inherente parlementaire zeggenschap) in plaats van in een algemene maatregel van bestuur aangewezen is. De Afdeling adviseert, gelet op het voorgaande, de voorgestelde wijziging te schrappen.2.Doeleinden voor verdere verwerking van strafvorderlijke gegevens na doorzending aan andere lidstatenHet ontwerpbesluit wijzigt voor welke doeleinden politiegegevens, nadat die zijn doorgezonden aan een andere lidstaat, door de ontvangende bevoegde autoriteit verder mogen worden verwerkt. Twee doeleinden komen te vervallen. Het gaat om de doeleinden andere gerechtelijke en administratieve procedures die rechtstreeks verband houden met de preventie, het onderzoek, de opsporing en de vervolging ter zake van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen en een ander doel, slecht na voorafgaande toestemming van de verstrekkende lidstaat of met instemming van de betrokkene. Eerder waren die doeleinden wel in het Kaderbesluit 2008/977/JBZ opgenomen. (zie noot 8) Dit besluit is echter door de richtlijn ingetrokken. Volgens de toelichting komen de hiervoor genoemde doeleinden te vervallen om aan de verplichtingen van de richtlijn te voldoen. (zie noot 9)De Afdeling merkt op dat de hiervoor genoemde doeleinden voor de verdere verwerking van strafvorderlijke gegevens in artikel 36 van het Bjsg worden behouden. Ook voor deze bepaling geldt dat deze doeleinden volgden uit het ingetrokken Kaderbesluit 2008/977/JBZ. (zie noot 10) Nu de voormelde doeleinden in het Bpg komen te vervallen om aan de richtlijn te voldoen, roept dit de vraag op waarom artikel 36 van het Bjsg niet ook wordt gewijzigd. In het bijzonder is nog de vraag of het behoud van het doeleinde om gegevens voor een ander doel, slecht na voorafgaande toestemming van de verstrekkende lidstaat of met instemming van de betrokkene verenigbaar is met de richtlijn. Hiermee lijkt immers de ruimte te worden geboden om verschillende, nog niet nader gedefinieerde, doeleinden na te streven bij de verdere verwerking van gegevens terwijl persoonsgegevens volgens de richtlijn alleen voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en legitieme doelen mogen worden verzameld en niet op een met die doeleinden onverenigbare wijze mogen worden verwerkt. (zie noot 11)De Afdeling adviseert om de verhouding van artikel 36 van het Bjsg tot de richtlijn nader toe te lichten en zo nodig de bepaling aan te passen.3.Voorwaarden voor het doorzenden en doorgeven van politiegegevens aan andere lidstaten en aan derde landenIn artikel 5:3 van het Bpg zijn enkele voorwaarden neergelegd voor de doorzending van politiegegevens aan de andere lidstaten van de EU. Eén van die voorwaarden is dat de doorgezonden politiegegevens door de ontvangende autoriteit in de andere lidstaat worden vernietigd zodra de doeleinden zijn verwezenlijkt. (zie noot 12) Ook is als voorwaarde opgenomen dat, indien dit uit de Wpg voortvloeit, termijnen kunnen worden gesteld waarbinnen de doorgezonden gegevens moeten worden vernietigd. (zie noot 13) Dezelfde eisen worden echter niet gesteld bij de doorgifte van gegevens aan derde landen. De vraag is of niet minstens dezelfde beperkende voorwaarden zouden dienen te gelden voor de doorgifte van politiegegevens aan derde landen, als waar het de doorzending van die gegevens aan lidstaten betreft. (zie noot 14)De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verzamelwet SZW 2019.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2019).Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2018, no.2018000907, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2019), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overige fiscale maatregelen 2019.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2019), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2019), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2019, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Wet bronbelasting 2020, Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019, Wet aanpassing kansspelbelasting over sportweddenschappen, Wet modernisering kleineondernemersregeling en implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel.In het voorstel zijn maatregelen opgenomen ten behoeve van het noodzakelijke technische onderhoud van de fiscale wetgeving, die geen budgettaire gevolgen hebben.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar plaatst vraagtekens bij de noodzaak voor de terugwerkende kracht van enkele invorderingsmaatregelen tot het tijdstip van internetconsultatie (20 juli 2017). Vóór dat tijdstip zijn de maatregelen namelijk al genoemd in een Kamerbrief, zodat er mogelijk op is geanticipeerd en terugwerkende kracht in zoverre geen zin meer heeft. Ook is de Afdeling van oordeel dat het vanuit een oogpunt van rechtszekerheid en kenbaarheid niet gewenst is dat die invorderingsmaatregelen terugwerken tot het tijdstip van ingang van de internetconsultatie. Een terugwerkende kracht tot het tijdstip van indiening van het voorstel bij de Tweede Kamer ligt meer in de rede.Daarnaast wijst de Afdeling op een mogelijke overkill van de maatregelen. Indien namelijk het oogmerk van de maatregelen is om "kerstboomconstructies" te bestrijden, zou er sprake zijn van niet gewenste overkill indien de maatregelen ook gevolgen hebben voor een erfgenaam of begunstigde die zich niet bezighoudt met constructies.Tot slot acht de Afdeling parlementaire betrokkenheid gewenst bij het vastleggen van de omstandigheden waarin sprake is van omkering van de bewijslast. Zij adviseert dan ook om die in de memorie van toelichting genoemde omstandigheden vast te leggen op het niveau van de wet en niet bij ministeriële regeling. Voor (mogelijk) in de toekomst in te voeren andere omstandigheden adviseert zij te voorzien in een tijdelijke delegatiemogelijkheid, met goedkeuring bij wet achteraf.1.InleidingHet voorstel bevat een viertal invorderingsmaatregelen die er volgens de toelichting primair op zijn gericht om gezamenlijk een belangrijke bijdrage te leveren, zowel repressief als preventief, aan het aanpakken van constructies die worden opgezet om betaling van belasting te ontlopen (verhaalsconstructies). (zie noot 1) De Afdeling maakt daar hierna enkele opmerkingen over, maar schetst in deze inleiding eerst kort de achtergrond en de inhoud van de maatregelen.Met name (zeer) vermogenden maken gebruik van constructies om het betalen van belasting te ontwijken, aldus de toelichting. (zie noot 2) Hierbij worden vaak complexe (internationale) bedrijfsstructuren gebruikt - de uitvoeringstoets van de Belastingdienst spreekt van kerstboomconstructies (zie noot 3) - zodat de Belastingdienst geen zicht meer heeft op het vermogen (afkomstig) van de belastingschuldige. Hoewel de toelichting aangeeft dat het om slechts circa twintig zaken per jaar gaat, betreft het wel zaken waar grote bedragen mee zijn gemoeid (vaak honderd miljoen euro en meer: (zie noot 4) de artikelsgewijze toelichting spreekt over een fiscaal belang "dat op kan lopen tot enkele honderden miljoenen euros"). (zie noot 5) Daarmee is sprake van een grote maatschappelijke impact, zo maakt de toelichting duidelijk.De toelichting illustreert dit met een tweetal voorbeelden die er in essentie op neerkomen dat bij een belastingschuldige te belasten winst of te belasten vermogen op een zodanige wijze (en zodanig op tijd) wordt toegedeeld aan begunstigden/erfgenamen dat door de belastingschuldige te betalen aanslagen niet meer kunnen worden betaald omdat de middelen ontbreken (ten gevolge van die toedeling of omdat de belastingschuldige/rechtspersoon inmiddels is geliquideerd). Verhaal bij de belastingschuldige/rechtspersoon is niet meer mogelijk.Een viertal invorderingsmaatregelen beoogt verhaal mogelijk te maken. Het gaat daarbij om het aansprakelijk stellen van begunstigden (zie noot 6) (1) en om een uitbreiding van de aansprakelijkheid van erfgenamen (zie noot 7) (2). Met een alternatieve wijze van bekendmaking van een aanslag in situaties van (vermoedelijk) niet langer bestaande rechtspersonen (zie noot 8) (3) en met een uitbreiding van de informatieverplichting tot potentieel aansprakelijken (zie noot 9) (4) wordt beoogd formele drempels bij aansprakelijkstelling weg te nemen. Met deze vier invorderingsmaatregelen zal de verschuldigde belasting efficiënter en vaker geïnd kunnen worden, aldus de toelichting. (zie noot 10)Uit de artikelsgewijze toelichting blijkt dat de maatregelen onder (1) en (2) een terugwerkende kracht kennen tot en met 20 juli 2017. (zie noot 11) De toelichting maakt daarbij duidelijk dat 20 juli 2017 de datum is waarop de betreffende wijzigingen ter consultatie op internet zijn gepubliceerd en waarop tevens bekend is gemaakt dat de maatregelen terugwerkende kracht tot en met die consultatiedatum zouden krijgen (de internetconsultatie-versie van het voorstel noemde overigens nog "[PM] uur". (zie noot 12) 2.Terugwerkende krachtZoals uit onderscheiden adviezen in het verleden al is gebleken, is de Afdeling van oordeel dat, gelet op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, aan belastende maatregelen geen terugwerkende kracht dient te worden gegeven, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel rechtvaardigen. (zie noot 13) Die omstandigheden kunnen worden gevormd door een omvangrijk oneigenlijk gebruik of misbruik van een wettelijke voorziening of door aanmerkelijke aankondigingseffecten. In ieder geval kan geen terugwerkende kracht worden gegeven aan maatregelen die vóór het tijdstip waarop het regime zal gaan gelden, niet of niet voldoende kenbaar zijn.In de fiscaliteit is bij het voornemen om aan belastende maatregelen terugwerkende kracht toe te kennen de gebruikelijke gang van zaken dat een persbericht wordt uitgegeven met daarin een aankondiging van het (wets)voorstel, een beschrijving van de inhoud van dat voorstel op hoofdlijnen en een aankondiging van terugwerkende kracht van dat voorstel tot een tijdstip dat niet eerder ligt dan dat van het uitbrengen van het persbericht. De Afdeling maakt in het licht van deze uitgangspunten een opmerking over de noodzaak voor en het tijdstip van de voorgestelde terugwerkende kracht.a.Noodzaak terugwerkende krachtVolgens de toelichting is de reden voor de terugwerkende kracht tot 20 juli 2017 dat er een reëel risico bestaat dat berekenende, doorgaans tevens vermogende, burgers en bedrijven de gelegenheid aangrijpen om te anticiperen op de voorgenomen wetgeving. (zie noot 14) Dit laatste is maatschappelijk onwenselijk en heeft bovendien tot gevolg dat de schatkist substantiële belastingopbrengsten misloopt, zo vervolgt de toelichting.In dit verband wijst de Afdeling erop dat de voorgestelde maatregelen op hoofdlijnen al zijn aangekondigd in de brief van 17 januari 2017 aan de Tweede Kamer, (zie noot 15) derhalve ruimschoots vóór het tijdstip van de terugwerkende kracht van 20 juli 2017. In die Kamerbrief was van terugwerkende kracht geen sprake. Evenmin was op dat tijdstip sprake van een persbericht met daarin een aankondiging van een wetsvoorstel, een beschrijving van de inhoud van dat wetsvoorstel op hoofdlijnen en een aankondiging van terugwerkende kracht van dat wetsvoorstel tot 17 januari 2017. Nu is volstaan met een Kamerbrief is de kans groot dat berekenende burgers en bedrijven direct na de Kamerbrief al hebben geanticipeerd op de aangekondigde maatregelen. Het is daarmee niet ondenkbaar dat de te treffen structuren al zijn aangepast. In zoverre kunnen vraagtekens worden gezet bij de noodzaak van de voorgestelde terugwerkende kracht tot 20 juli 2017.De Afdeling adviseert in de toelichting de noodzaak voor de terugwerkende kracht in dit licht nader te motiveren. Indien dit niet mogelijk is adviseert zij af te zien van de terugwerkende kracht.Onverminderd het vorenstaande merkt de Afdeling nog het volgende op.b.Tijdstip terugwerkende krachtDe toelichting maakt duidelijk dat het gekozen tijdstip voor de terugwerkende kracht van 20 juli 2017 de datum is waarop de betreffende wijzigingen ter consultatie op internet zijn gepubliceerd en waarop tevens bekend is gemaakt dat de maatregelen terugwerkende kracht tot en met die consultatiedatum zouden krijgen. (zie noot 16) Daarmee is de terugwerkende kracht naar het oordeel van het kabinet voldoende kenbaar gemaakt, zo vervolgt de toelichting.i. De Afdeling merkt op dat het doel van een internetconsultatie een andere is dan de aankondiging van een wetsvoorstel waarin een terugwerkende kracht zal worden opgenomen. Het doel van een internetconsultatie is niet de bekendmaking van terugwerkende kracht, maar het consulteren van partijen over de inhoud van het voorstel. Dat blijkt ook uit de website van internetconsultatie.nl. (zie noot 17) De bedoeling van een internetconsultatie is dat kan worden gereageerd op wetgeving die in voorbereiding is, opdat de gegeven reacties bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit en de uitvoerbaarheid van wetgeving, of er zelfs toe zouden moeten leiden dat wordt afgezien van het voorstel.Als door middel van terugwerkende kracht aankondigingseffecten van een fiscaal voor burgers en bedrijven belastende maatregel voorkomen zouden moeten worden, moet uit een oogpunt van rechtszekerheid een daarop gerichte aankondiging plaatsvinden, bijvoorbeeld door middel van een persbericht. De terugwerkende kracht staat daarbij voorop. Dat is bij een internetconsultatie niet het geval. Burgers en bedrijven hoeven in dat geval op de terugwerkende kracht van de voorgestelde maatregelen niet bedacht te zijn.Van een algemene bekendmaking van terugwerkende kracht tot het tijdstip van de internetconsultatie (20 juli 2017) was bij onderhavig consultatievoorstel geen sprake. Er is geen daarop gericht persbericht uitgegeven. Verder valt op dat in het nieuwsbericht van aankondiging van het consultatievoorstel, noch in de beschrijving van de inhoud van het consultatievoorstel, noch in het document inzake het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK), de terugwerkende kracht wordt gemeld. Ook in het algemeen deel van de concept memorie van toelichting is van een melding van een voorgenomen terugwerkende kracht geen sprake. Alleen in de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting wordt gewag gemaakt van terugwerkende kracht.ii. Daarnaast merkt de Afdeling in het licht van de rechtszekerheid en kenbaarheid nog het volgende op.Voorliggend voorstel is ten opzichte van de versie van de internetconsultatie (onder meer) op een drietal onderdelen uitgebreid.Ten eerste is de reikwijdte van het begrip gelieerd lichaam/gelieerde natuurlijk persoon in voorliggend voorstel op verschillende onderdelen uitgebreid met toezichthouders, beheerders, vennoten en maten. (zie noot 18) Ook verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen alsmede doelvermogens, vallen nu onder de reikwijdte van het begrip lichaam. (zie noot 19)Ten tweede is het begrip aanmerkelijk belang uit de consultatieversie (aanwezigheid van ten minste 5% van het geplaatste kapitaal) uitgebreid met een gerechtigdheid van ten minste 5% van de stemmen. (zie noot 20)Ten derde valt het op dat thans een definitie is opgenomen van een verhaalsconstructie, (zie noot 21) in verband ook met - eveneens nieuw - het bij ministeriële regeling kunnen stellen van regels over de omstandigheden waaronder in ieder geval aannemelijk is dat sprake is van een verhaalsconstructie (zie noot 22) (zie ook opmerking 3 hierna).Naar het oordeel van de Afdeling zijn (in ieder geval) deze wijzigingen van wezenlijk belang als het gaat om het bereik van de terugwerkende kracht naar 20 juli 2017. De wijzigingen zien op de hoofdlijnen van het voorstel en breiden het bereik ervan behoorlijk uit. Zo de melding in de internetconsultatie dat er sprake zal zijn van een terugwerkende kracht naar genoemd tijdstip al moet worden gezien als een op het geven van rechtszekerheid gerichte aankondiging (hetgeen naar het oordeel van de Afdeling niet het geval is, zoals hiervoor onder i is aangegeven), dan geldt die rechtszekerheid in ieder geval niet voor deze uitbreiding.Gelet op het voorgaande concludeert de Afdeling dat het tijdstip van ingang van de internetconsultatie vanuit een oogpunt van rechtszekerheid en kenbaarheid, in elk geval in het kader van voorliggend wetsvoorstel, niet een geëigend tijdstip is om de terugwerkende kracht op aan te laten sluiten. Indien ervoor wordt gekozen om het tijdstip van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer als tijdstip voor de aanvang van de terugwerkende kracht te kiezen, adviseert de Afdeling ook voor dat geval de terugwerkende kracht van de belastende maatregelen algemeen bekend te maken.3. Reikwijdte aansprakelijkheid/niveau van regelgevingDe hiervoor onder (1) aangeduide hoofdelijke aansprakelijkheid van een begunstigde is slechts aan de orde indien de belastingschuldige én de begunstigde wisten of behoorden te weten dat benadeling van de ontvanger het gevolg zou zijn van het handelen van de belastingschuldige. (zie noot 23) Daarbij geldt een wettelijk vermoeden van wetenschap indien de ontvanger aannemelijk maakt dat zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld de omstandigheid dat sprake is van een verhaalsconstructie. (zie noot 24) Bij ministeriële regeling worden vervolgens regels gesteld (zoals hiervoor onder opmerking 2 al is aangeduid) over de omstandigheden waaronder in ieder geval aannemelijk is dat sprake is van een verhaalsconstructie. (zie noot 25) De toelichting maakt duidelijk dat het daarbij gaat om objectieve criteria die de ontvanger een extra mogelijkheid bieden om een verhaalsconstructie aannemelijk te maken. (zie noot 26) Het voorkomt, zo vervolgt de toelichting, dat op de ontvanger een te zware bewijslast drukt.De Afdeling maakt hier drie opmerkingen over.a.Reikwijdte aansprakelijkheidVolgens de uitvoeringstoets van de Belastingdienst "hebben de maatregelen naar verwachting geen impact voor de gemiddelde erfgenaam of begunstigde". (zie noot 27) Het zou gaan om situaties waarin sprake is van "het werk van hooggespecialiseerde adviseurs die werken voor een beperkte klantenkring van vermogende particulieren".De Afdeling merkt op dat zij begrip heeft voor het bestrijden van de beschreven kerstboomconstructies. De voorgestelde wettekst is ook toegeschreven op het bestrijden ervan. Het is de Afdeling echter niet duidelijk waar de verwachting op is gebaseerd dat de maatregelen geen impact zullen hebben voor de gemiddelde erfgenaam of begunstigde. Naar de letter van de voorgestelde wettekst (zie noot 28) lijken immers ook begunstigden in een reguliere situatie van schenking (al dan niet na overlijden van de belastingschuldige en al dan niet jaren later) met aansprakelijkstelling (en eventueel met een omgekeerde bewijslast, afhankelijk ook van de bij ministeriële regeling in te vullen omstandigheden) (zie noot 29) geconfronteerd te kunnen worden. Ook maakt bedoelde wettekst op zich geen onderscheid naar de hoogte van de benadeling van de ontvanger. Indien het oogmerk van de maatregelen is om kerstboomconstructies te bestrijden, zou sprake zijn van niet gewenste overkill indien de maatregelen ook gevolgen hebben voor een erfgenaam of begunstigde die zich niet bezighoudt met constructies.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.b.Niveau van regelgevingDe Afdeling merkt op dat van delegatie van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften - in verband met het uitgangspunt dat deze op zo hoog mogelijk regelniveau worden vastgesteld - terughoudend gebruik moet worden gemaakt. Delegatie aan een minister moet bovendien beperkt blijven tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. (zie noot 30)Onder deze criteria voor delegatie valt naar het oordeel van de Afdeling niet het bij ministeriële regeling vaststellen van objectieve omstandigheden op grond waarvan sprake zal zijn van een wettelijk bewijsvermoeden (omkering van de bewijslast). Het vaststellen van dergelijke omstandigheden rechtvaardigt parlementaire betrokkenheid. Zo voor delegatie naar de ministeriële regeling het argument zou zijn dat omstandigheden met grote spoed moeten worden vastgesteld om snel te reageren op nieuwe constructies, geldt dat in ieder geval niet voor de in de toelichting al opgesomde omstandigheden. Die zijn immers al bekend.De Afdeling adviseert de in de toelichting opgesomde omstandigheden waarin sprake is van omkering van de bewijslast, vast te leggen in de Invorderingswet 1990 zelf. Voor (mogelijk) in de toekomst snel in te voeren andere omstandigheden adviseert zij te voorzien in een tijdelijke delegatiemogelijkheid, met goedkeuring bij wet achteraf. (zie noot 31)Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling nog het volgende op.c.Aantal omstandighedenVolgens de toelichting is in ieder geval aannemelijk dat sprake is van een verhaalsconstructie (omkering van de bewijslast) "indien zich twee of meer van de [in de ministeriële regeling op te sommen feitelijke] omstandigheden voordoen". (zie noot 32) De Afdeling merkt op dat de delegatiebepaling dit niet tot uitdrukking brengt.De Afdeling adviseert de tekst van het voorstel en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels betreffende de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2018, no.2018000286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels betreffende de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit implementeert de richtlijn 2016/2102/EU inzake de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties (apps) van overheidsinstanties (hierna: de richtlijn). (zie noot 1) Overheidsinstanties worden hiermee verplicht om aan bepaalde toegankelijkheidseisen te voldoen, zodat personen met een functionele of cognitieve beperking beter toegang krijgen tot de digitale diensten en informatie van de overheid. Het ontwerpbesluit is een tijdelijke zelfstandige algemene maatregel van bestuur en berust op artikel 89 van de Grondwet. In de voorgenomen Wet Digitale Overheid zal worden voorzien in de wettelijke grondslag voor dit besluit.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Zij adviseert om een aantal begrippen uit het ontwerpbesluit, waaronder het begrip overheidsinstantie, aan te passen, en daarnaast te verduidelijken in welke gevallen overheidsinstanties niet aan de toegankelijkheidseisen hoeven te voldoen. Ook maakt de Afdeling opmerkingen over de voorgeschreven toegankelijkheidsstandaard. 1.Definitie van overheidsinstantiesHet ontwerpbesluit bepaalt, in navolging van de richtlijn, dat overheidsinstanties moeten voldoen aan bepaalde toegankelijkheidseisen. Voor de definitie van het begrip overheidsinstantie wordt een nationaal begrip gehanteerd. (zie noot 2) Het gaat om instanties die onder het bereik van de voorgenomen Wet digitale overheid zullen gaan vallen. Dit zou volgens de toelichting de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid door de betrokken overheidsinstanties ten goede komen. In de richtlijn wordt voor de definitie van het begrip overheidsinstantie evenwel aangesloten bij de Aanbestedingsrichtlijn, waarin bepalend is of sprake is van een aanbestedende dienst. (zie noot 3) Het niet volgen van deze Europeesrechtelijke definitie brengt het risico met zich mee dat van de richtlijnverplichtingen wordt afgeweken. Daar komt bij dat de Aanbestedingsrichtlijn geïmplementeerd is in de Aanbestedingswet, zodat het begrip aanbestedende dienst al een plaats heeft in het Nederlandse rechtssysteem. (zie noot 4) Met het oog op de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid van de regeling is het daarom wenselijk om aan te sluiten bij dit begrip.De Afdeling adviseert om de definitie van het begrip overheidsinstantie zoals opgenomen in de richtlijn over te nemen in het ontwerpbesluit.2.Keuze voor een ruimer toepassingsgebiedIn de richtlijn is bepaald dat lidstaten websites en apps van scholen, kinderdagverblijven of crèches uit kunnen zonderen, voor zover het niet gaat om inhoud in verband met wezenlijke online administratieve functies. (zie noot 5) Van deze uitzonderingsmogelijkheid is evenwel geen gebruik gemaakt. In de toelichting wordt dat niet gemotiveerd. Explicitering van deze keuze is in het belang van de genoemde instanties waarop de uitzonderingsmogelijkheid ziet. Scholen, kinderdagverblijven en crèches zijn veelal kleinschalige organisaties die zichzelf niet zullen beschouwen als overheidsinstanties. Zij zullen mogelijk de nodige aanpassingen moeten maken om ervoor te zorgen dan hun websites en apps voldoen aan de gestelde toegankelijkheidseisen. Het is noodzakelijk dat voor de keuze om geen gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheid een uitdrukkelijke afweging wordt gemaakt.De Afdeling adviseert om in de toelichting deze keuze toe te lichten en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.3.ToegankelijkheidsstandaardVolgens de richtlijn moeten de websites en apps van overheidsinstanties waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust zijn. (zie noot 6) Deze toegankelijkheidseisen zijn in het ontwerpbesluit niet overgenomen maar vertaald in een verplichting voor overheidsinstanties om de Europese norm EN 301 549 te volgen. Volgens de richtlijn wordt vermoed dat met deze standaard wordt voldaan aan de gestelde toegankelijkheidseisen. Het hanteren van een dergelijke uniforme standaard kan in het belang zijn van burgers indien daarmee wordt bereikt dat zij steeds op gelijke wijze toegang kunnen krijgen tot de verschillende websites en apps van overheidsinstanties. Tegelijkertijd schrijft de richtlijn niet voor dat de EN 301 459 norm de enige mogelijkheid is om aan de toegankelijkheidseisen te voldoen. De richtlijn bepaalt dat technische standaarden die een gelijkwaardig niveau bieden als de EN 301 549 norm ook aan de gestelde toegankelijkheidseisen kunnen voldoen. (zie noot 7)De Afdeling onderschrijft de wens tot standaardisering maar constateert dat, nu het ontwerpbesluit één specifieke technische norm voorschrijft, een belemmering zou kunnen ontstaan voor ontwerpers en ontwikkelaars van websites en apps die afkomstig zijn uit andere EU-lidstaten om hun diensten in Nederland aan te bieden. Indien zij andere, gelijkwaardige technische standaarden hanteren waarmee evenzeer kan worden voldaan aan de gestelde eisen van de richtlijn, worden zij beperkt in hun mogelijkheden om in Nederland actief te zijn. De toelichting bij het ontwerpbesluit gaat niet in op de vraag of de richtlijn deze wijze van implementatie toestaat. De richtlijn beoogt ten behoeve van de burger de websites en apps van overheidsinstanties toegankelijker te maken, maar ook om ontwerpers en ontwikkelaars van websites en apps met minder obstakels te confronteren door middel van gemeenschappelijke toegankelijkheidseisen. (zie noot 8)De Afdeling adviseert om in de toelichting nader in te gaan op de vraag in hoeverre de richtlijn de keuze voor één toegankelijkheidsstandaard toestaat.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Geweldsaanwending opsporingsambtenaar.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar).Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2018, no.2016001425, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling ter implementatie van de richtlijn verzekeringsdistributie (Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie).Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2018, no.2018000364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling ter implementatie van de richtlijn verzekeringsdistributie (Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit DNA-onderzoek Wiv 2017.

[Gepubliceerd: 2019-03-29] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het verrichten van DNA-onderzoek in het kader van de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Besluit DNA-onderzoek Wiv 2017), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2018, no.2018000004, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het verrichten van DNA-onderzoek in het kader van de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Besluit DNA-onderzoek Wiv 2017), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit voorziet in bepalingen over het verrichten van DNA-onderzoek en het verwerken van DNA-profielen ten behoeve van de identificatie en verificatie van de identiteit van personen door de AIVD en de MIVD. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een dragende motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen ten aanzien van de registratie van DNA-profielen van medewerkers van de diensten en de verdere verwerking van gegevens uit de DNA-profielenregistratie. 1.Registratie van DNA-profielen van medewerkers van de dienstenDe versie van het ontwerpbesluit die aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd in het kader van de wettelijk vereiste voorhangprocedure, (zie noot 1) voorzag in een regeling voor de registratie van DNA-profielen van medewerkers van de dienst die bij de uitvoering van het DNA-onderzoek fysiek in aanraking kunnen komen met het celmateriaal dat zij onderzoeken. Naar aanleiding van het verslag van het schriftelijk overleg over het voorgehangen besluit, (zie noot 2) is de bepaling over deze zogenoemde "eliminatiedatabank" voor medewerkers van de dienst geschrapt, zo vermeldt de toelichting bij het ontwerpbesluit. Artikel 43, achtste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) zou hiervoor bij nader inzien niet de meest geschikte grondslag bieden. Bij de eerstvolgende wijziging van de Wiv 2017 zal daarom worden voorzien in een specifieke, wettelijke regeling ten behoeve van deze databank. In de toelichting bij het ontwerpbesluit staat verder dat de registratie van DNA-profielen van medewerkers zal worden geregeld bij ministeriële regeling op basis van artikel 16 van de Wiv 2017. Dit artikel bepaalt dat de minister ten aanzien van de organisatie, de werkwijze en het beheer van een dienst nadere regels kan stellen.Uitgaande van de noodzaak van een wettelijke grondslag voor de genoemde databank, (zie noot 3) acht de Afdeling de toelichting op dit punt niet toereikend. Ingevolge artikel 43, achtste lid, van de Wiv 2017 worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over het verrichten van DNA-onderzoek, het verwerken van DNA-profielen, waaronder begrepen de inrichting, het beheer, en de toegang tot deze gegevens, en de omgang met celmateriaal, waaronder begrepen voorwerpen met daarop mogelijk celmateriaal. Tijdens de voorhangprocedure is gevraagd naar de wettelijke grondslag voor de inrichting van een databank met DNA-profielen van medewerkers van de dienst. In antwoord daarop is weliswaar gesteld dat artikel 43, achtste lid, van de Wiv 2017 uiteindelijk niet passend wordt geacht als wettelijke grondslag voor het instellen van deze databank, maar is een toelichting op deze stelling achterwege gebleven. Verdedigd zou evenwel kunnen worden dat een databank met DNA-profielen van medewerkers van die diensten - net als een databank met DNA-profielen van "targets" - bedoeld is voor het identificeren van personen of voor het vaststellen van hun identiteit. In dat geval zou artikel 43, achtste lid, wel als grondslag voor het regelen van deze materie kunnen dienen.Een nadere motivering zoals hiervoor bedoeld is te meer op zijn plaats omdat de thans gewenste grondslag niet toereikend moet worden geacht. Het voornemen bestaat, zo blijkt uit de toelichting, om in een ministeriële regeling te voorzien in een databank met DNA-profielen van medewerkers. Voor een ministeriële regeling komen voorschriften van administratieve aard en voorschriften ter uitwerking van details van een regeling in aanmerking. (zie noot 4) De instelling van een databank met DNA-profielen van medewerkers valt niet in één van deze categorieën. Omdat de registratie van DNA-profielen van medewerkers voorts met zich brengt dat privacygevoelige informatie wordt opgeslagen en bewaard, acht de Afdeling een ministeriële regeling niet het geëigende niveau voor regels hieromtrent. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen. 2.De verdere verwerking van gegevens uit de DNA-profielenregistratieDe Afdeling merkt op dat de diensten op grond van artikel 43, eerste lid, van de Wiv 2017 bevoegd zijn tot het verrichten van DNA-onderzoek ten behoeve van twee doelstellingen: het vaststellen van de identiteit van een persoon en de verificatie daarvan. In de inleiding van de toelichting bij het ontwerpbesluit wordt dit bevestigd; het onderzoek is gebonden aan deze twee doeleinden en andersoortig DNA-onderzoek niet is toegestaan. In artikel 9, eerste lid, van het ontwerpbesluit is bepaald dat de gegevens in de DNA-profielenregistratie alsmede de daaraan gerelateerde persoonsidentificerende gegevens verder kunnen worden verwerkt als daarvoor toestemming is verkregen van de betrokken minister ingevolge artikel 43, zesde lid, van de Wiv 2017. De toelichting bij het desbetreffende artikel in het ontwerpbesluit lijkt - anders dan de hiervoor genoemde passage aan het begin van de toelichting - de mogelijkheid open te houden dat deze verdere verwerking betrekking kan hebben op onderzoek aan DNA-profielen met een ander doel dan het vaststellen of verifiëren van de identiteit van een persoon. Ook de reactie van de minister op de vragen die naar aanleiding van het voorgehangen besluit over dit artikel zijn gesteld, impliceert dat verdere verwerking van de gegevens in de DNA-profielenregistratie niet is beperkt tot het vaststellen of verifiëren van de identiteit van een persoon. (zie noot 5)Het voorgaande roept de vraag op hoe de strikt geformuleerde doelbinding in artikel 43, eerste lid, van de Wiv 2017 zich tot het bovenstaande verhoudt. Als verdere verwerking van de gegevens in de DNA-profielenregistratie en de daaraan gerelateerde persoonsidentificerende gegevens voor een ander doel dan het vaststellen of verifiëren van de identiteit van een persoon op grond van de wet zou zijn uitgesloten, kan zij in het ontwerpbesluit niet worden toegestaan. In dat geval dienen het ontwerpbesluit en de toelichting met dit gegeven in overeenstemming te worden gebracht. De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit en de toelichting in het licht van het bovenstaande aan te passen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen.

[Gepubliceerd: 2019-03-27] Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2019, no.2019000527, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Raemakers tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.

[Gepubliceerd: 2019-03-27] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 oktober 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Raemakers tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Embryowet in verband met aanpassing van het verbod op geslachtskeuze en gebruik van geslachtscellen en embryo's ten behoeve van kwaliteitsbewaking.

[Gepubliceerd: 2019-03-26] Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2019, no.2019000002, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Embryowet in verband met aanpassing van het verbod op geslachtskeuze en gebruik van geslachtscellen en embryo's ten behoeve van kwaliteitsbewaking, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Participatiewet ten aanzien van personen met een zorgbehoefte die een gezamenlijke huishouding voeren met een bloedverwant in de tweede graad.

[Gepubliceerd: 2019-03-26] Bij Kabinetsmissive van 19 december 2018, no.2018002373, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten in verband met het opheffen van discriminatoir onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en anderen die een gezamenlijke huishouding voeren waarbij sprake is van zorgbehoefte, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wetsvoorstel screening ambtenaren van politie en politie-externen.

[Gepubliceerd: 2019-03-22] Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2018, no.2018001330, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden voor de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of verrichten (screening ambtenaren van politie en politie-externen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Smeulders en Van Rooijen tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het voorkomen van pensioenkortingen op de korte termijn.

[Gepubliceerd: 2019-03-21] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 november 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Smeulders tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het voorkomen van pensioenkortingen op de korte termijn, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie.

[Gepubliceerd: 2019-03-19] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2018, no.2018001798, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake regels voor het produceren van elektriciteit met behulp van kolen (Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van het lid Van Rooijen tot wijziging van de Pensioenwet.

[Gepubliceerd: 2019-03-18] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 9 januari 2019 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Van Rooijen tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verlenging van de periode van dekkingstekort waarna maatregelen genomen moeten worden om op het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen te komen teneinde kortingen op pensioenrechten en - uitkeringen te voorkomen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting Verzamelwet Brexit.

[Gepubliceerd: 2019-03-15] Bij brief van 5 maart 2019 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de Verzamelwet Brexit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet cliëntenrechten zorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet cliëntenrechten zorg, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2009, no.09.001949, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet cliëntenrechten zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Inhoudsopgave
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2009, no.09.003065, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en tot wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en tot wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 4 maart 2009, no.09.000596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en tot wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in verband met het niet toestaan van voorzieningen die tot doel hebben dat een cliënt een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, aangaat, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in verband met het niet toestaan van voorzieningen die tot doel hebben dat een cliënt een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, aangaat, met memorie van toelichting.Bij dit advies is een samenvatting uitgebracht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nieuwe adviesaanvraag inzake het wetsvoorstel houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering).

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Nieuwe adviesaanvraag inzake het wetsvoorstel houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering).Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2006, no.06.002254, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nieuwe adviesaanvraag inzake het wetsvoorstel houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering). Het wetsvoorstel regelt een inburgeringsplicht voor vreemdelingen en voor bepaalde groepen Nederlanders. Over dit wetsvoorstel heeft de Raad van State reeds op 1 juli 2005 geadviseerd.(zie noot 1) De Raad adviseerde onder andere dat het invoeren van een inburgeringsplicht ten aanzien van bepaalde groepen Nederlanders in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Naar aanleiding van het advies is gekozen voor een algemene inburgeringsplicht voor vreemdelingen, alsmede een inburgeringsplicht voor drie groepen genaturaliseerde Nederlanders, te weten uitkeringsgerechtigden, verzorgende ouders en geestelijke bedienaren. Bij de behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is twijfel gerezen over de vraag of de inburgeringsplicht voor de genoemde groepen genaturaliseerde Nederlanders houdbaar is in het licht van het gelijkheidsbeginsel. Voorts is bij die behandeling een aantal mogelijke alternatieven aan de orde geweest, welke zien op het opleggen van inburgeringsverplichtingen in het kader van de sociale verzekeringen en sociale voorzieningen, en op het invoeren van een verbrede leerplicht voor verzorgende ouders van minderjarige kinderen met een taalachterstand. Thans wordt de Raad gevraagd een oordeel te geven over het mogelijk discriminatoire karakter van artikel 3 van het wetsvoorstel en over de mogelijke consequenties van het schrappen van artikel 3. Tevens is verzocht te adviseren over verschillende alternatieven die naar voren zijn gebracht, in het bijzonder over de gelijkheidsaspecten daarvan en de mate waarin deze alternatieven tegemoet kunnen komen aan het uitgangspunt van een resultaatsverplichting voor de genoemde doelgroepen tot verwerving van die taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving, die minimaal noodzakelijk zijn om in de Nederlandse samenleving te kunnen participeren. Daarbij is aandacht gevraagd voor de spanning tussen de inspanningsverplichting van uitkeringsgerechtigden om te voldoen aan re-integratieverplichtingen op grond van de socialezekerheidswetten en de resultaatsverplichting van inburgeringsplichtigen op grond van het wetsvoorstel inburgering om kennis en taalvaardigheden te verwerven. Tot slot is de Raad verzocht te adviseren in hoeverre de alternatieven inbreuk maken op het huidige re-integratie- en sanctiebeleid in het kader van de socialezekerheidswetten. De Raad gaat hierna op de voorgelegde kwesties in. 1. Artikel 3 In artikel 3, zoals dat luidde op het tijdstip van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer, was een inburgeringsverplichting opgenomen voor Nederlandse ingezetenen die door naturalisatie het Nederlanderschap hebben verkregen en tevens een uitkering ontvangen, het ouderlijk gezag over een minderjarig kind uitoefenen of geestelijk bedienaar zijn. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is discussie gevoerd over de vraag of artikel 3 in de na het advies van de Raad gewijzigde versie in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel. Inmiddels is artikel 3 gewijzigd in een delegatiebepaling die het mogelijk maakt om bij algemene maatregel van bestuur categorieën Nederlanders aan te wijzen voor wie de inburgeringsplicht geldt.(zie noot 2) Hetgeen hierna over het oorspronkelijke bij de Tweede Kamer ingediende artikel 3 wordt opgemerkt, geldt mutatis mutandis voor het aldus gewijzigde artikel 3 en de op te stellen algemene maatregel van bestuur. Reeds eerder heeft de Raad in het verband van dit wetsvoorstel opgemerkt dat een generieke ongelijke behandeling tussen Nederlanders en andere EU-burgers en tussen Nederlanders onderling op de enkele grond van de aanwezigheid dan wel afwezigheid van een zekere communautaire connexiteit, niet aan het uit het Twaalfde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 26 van het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 1 van de Grondwet voortvloeiende recht van gelijke behandeling voldoet. De Raad adviseerde daarom alle Nederlanders op dezelfde voet als de overige burgers van de Europese Unie (EU) van de inburgeringsplicht vrij te stellen.(zie noot 3) De Raad onderkent dat met de invoering van een inburgeringsplicht zoals thans voorgesteld een gerechtvaardigd doel wordt beoogd. Voor uitkeringsgerechtigden kan inburgering van belang zijn voor de re-integratie op de arbeidsmarkt, voor ouders en geestelijke bedienaren kan zij betekenis hebben in het licht van hun specifieke verantwoordelijkheden. Het gevolg van het van kracht worden van het oorspronkelijk voorgestelde artikel 3 zou zijn dat vreemdelingen, alsmede een specifieke groep genaturaliseerde Nederlanders inburgeringsplichtig kunnen zijn. Niet inburgeringsplichtig zijn alle andere Nederlanders en personen aan wie op grond van het Gemeenschapsrecht geen inburgeringsplicht kan worden opgelegd. Bij die laatste groep gaat het niet alleen om personen met de nationaliteit van een lidstaat van de EU, maar ook om hun gezinsleden, ongeacht hun nationaliteit. Daarnaast moet rekening worden gehouden met verschillende door de EU gesloten associatieakkoorden, zoals met Roemenië, Turkije, Marokko en Tunesië, waardoor het opleggen van inburgeringsverplichtingen aan personen afkomstig uit die landen niet in alle gevallen mogelijk is. Deze uit het Gemeenschapsrecht voortvloeiende beperking geldt onder omstandigheden tevens voor - al dan niet genaturaliseerde - Nederlanders. Ook kan een inburgeringsplicht in een aantal gevallen niet worden opgelegd aan een vreemdeling die in een andere lidstaat de status van langdurig ingezetene heeft verworven. Een en ander komt tot uitdrukking in artikel 4, tweede lid, van het wetsvoorstel. Dat voor derdelanders (vreemdelingen) een inburgeringsplicht geldt, is te rechtvaardigen vanuit de omstandigheid dat zij niet in een bijzondere verhouding tot Nederland en/of de EU staan. Dat is anders voor de groep genaturaliseerde Nederlanders. Zij zijn immers Nederlander en burger van de EU. Aldus wordt de inburgeringsplicht wel aan een beperkte groep Nederlanders opgelegd, maar niet aan groepen personen die onderdaan zijn van andere lidstaten, alsmede - in verschillende omstandigheden - aan groepen personen uit derde landen. Dit roept de vraag op of er een toereikende rechtvaardiging is voor het feit dat de inburgeringsplicht nu juist aan deze groep Nederlanders wordt opgelegd, en - in samenhang daarmee - of het gekozen instrument (van de inburgeringsplicht voor bepaalde Nederlanders) wel geschikt is voor het beoogde doel. Voor de verschillende in artikel 3 genoemde categorieën Nederlanders geldt, dat de maatregelen erop zijn gericht dat personen die een uitkering ontvangen, met het oog op hun re-integratie, alsmede ouders en geestelijk bedienaren met het oog op hun specifieke verantwoordelijkheden voor bepaalde personen, over voldoende kennis van de Nederlandse taal en samenleving beschikken. Het valt echter niet in te zien waarom juist deze categorieën Nederlanders aan een inburgeringsplicht zouden moeten worden onderworpen, en andere Nederlanders en onderdanen van andere lidstaten en groepen onderdanen van derde landen niet. De problemen waarvoor het voorstel beoogt een oplossing te bieden, kunnen zich evengoed bij die groepen voordoen. De keus wordt dan in juridische zin "willekeurig". De voorgestelde groepsgewijze aanpak leidt ertoe dat de regeling de toets aan het gelijkheidsbeginsel niet kan doorstaan. Voorts zij er in dit verband op gewezen dat, nu het voorstel onderscheid maakt tussen genaturaliseerde Nederlanders en "autochtone" Nederlanders, ongelijke behandeling zonder rechtvaardiging niet alleen in strijd komt met algemene bepalingen inzake gelijke behandeling, maar ook met meer specifieke internationale regelingen die ongerechtvaardigd onderscheid naar herkomst of etniciteit verbieden. Gewezen kan worden op het Europees Verdrag inzake nationaliteit, het (VN-)Verdrag ter uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en de Europese richtlijn nr.2000/43/EG betreffende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming. Vorengenoemde ernstige bezwaren gelden in beginsel niet bij een regeling die niet aan nationaliteit is gekoppeld, maar die uitsluitend aanknoopt bij de problemen die de regering beoogt op te lossen. Daarbij dient dan te worden uitgegaan van de individuele situatie van personen, ongeacht hun nationaliteit of herkomst. Inmiddels is het wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangenomen, inclusief het voor advies aan de Raad voorgelegde artikel 3 (thans artikel 4) en is het aanhangig bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zoals de tekst van artikel 4 (nieuw) luidt, betreft het een facultatieve delegatiebepaling. Op grond van het hiervoor gestelde acht de Raad de omschrijving van de grondslag voor de delegatie onjuist. Delegatie van deze materie naar een algemene maatregel van bestuur komt de Raad eveneens onjuist voor. 2. Sociale zekerheid en sociale voorzieningen Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zijn alternatieven naar voren gebracht voor de inburgeringsplicht. Deze hebben gemeen dat zij een plicht inhouden voor bepaalde personen om een voorziening te aanvaarden ter verwerving van voldoende mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving. Bezien zal moeten worden welke mogelijkheden er op dit punt zijn. a. Bestaande wetgeving De Raad stelt voorop dat de bestaande wetgeving inzake sociale verzekeringen en sociale voorzieningen de mogelijkheid biedt om in het kader van re-integratie op de arbeidsmarkt verplichtingen op te leggen aan uitkeringsgerechtigden. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan in dat verband ook de verplichting worden opgelegd om een voorziening te aanvaarden om voldoende mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving te verwerven, een en ander ongeacht de nationaliteit of herkomst van de betrokkene. Dat vreemdelingen (onderdanen van andere lidstaten of van derde landen) relatief vaker met deze verplichting zouden worden geconfronteerd, kan worden verklaard door de achterstand die de betrokkenen veelal hebben op de arbeidsmarkt als gevolg van een gebrek aan vaardigheden en kennis in dit opzicht. Hierbij gaat het steeds om een individuele beoordeling. De Raad ziet geen principiële bezwaren uit een oogpunt van het gelijkheidsbeginsel tegen een dergelijke individuele benadering; die kan echter reeds op grond van de bestaande wetgeving worden toegepast door de bevoegde uitvoeringsinstanties, te weten het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (sociale verzekeringen) en gemeentebesturen (Wet werk en bijstand; Wwb). Nagegaan zou kunnen worden of reeds voldoende en consequent gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid. Geconcludeerd moet worden dat het opleggen van inburgeringsverplichtingen aan de categorie genaturaliseerde Nederlandse uitkeringsgerechtigden overbodig is. b. Doelgroepen Het socialezekerheidsstelsel, voor zover dat geheel of gedeeltelijk met premies wordt gefinancierd, houdt in dat een burger die gedurende een bepaalde tijd premie betaalt, rechten opbouwt. De voorwaarden waaronder die rechten worden opgebouwd, dienen verband te houden met het doel van de regeling. Als bijvoorbeeld iemand onvrijwillig werkloos wordt nadat hij voldoende rechten heeft opgebouwd, heeft hij in beginsel recht op een uitkering. De voorwaarden en beperkingen die aan zijn uitkering kunnen worden gesteld, dienen verband te houden met het doel van de wet: het verschaffen van een uitkering voor zover en voor zolang de betrokkene niet zelf in zijn inkomen kan voorzien. De voorwaarden kunnen daarom verband houden met het zoeken van werk of het volgen van een opleiding die voor het vinden van werk noodzakelijk is, maar dan wel op basis van de individuele situatie van de werkloze. Voor zover de voorwaarden en beperkingen verder gaan, zijn zij oneigenlijk. Dit uitgangspunt wordt bevestigd door verschillende verdragen inzake sociale zekerheid. Die verdragen omschrijven in welke gevallen uitkeringsrechten kunnen worden opgeschort. Niet zeker is of die opsommingen limitatief zijn, maar wel is duidelijk dat de criteria die worden opgesomd, uitgaan van een individuele beoordeling en van een verband met werkhervatting.(zie noot 4) Voor sociale voorzieningen die het bestaansminimum garanderen, geldt iets soortgelijks. Aan een uitkering op het niveau van het bestaansminimum kunnen voorwaarden worden verbonden die erop gericht zijn dat de uitkeringsgerechtigde zelf in zijn middelen van bestaan voorziet. Die voorwaarden kunnen echter alleen daarop betrekking hebben, omdat anders het recht op een bestaansminimum, zoals neergelegd in artikel 20, derde lid, van de Grondwet (voor Nederlanders) en artikel 13 van het Europees Sociaal Handvest(zie noot 5) wordt aangetast. Het opleggen van een inburgeringsplicht aan drie groepen genaturaliseerde Nederlanders betekent geen beperking van het vrij verkeer van EU-burgers: het is in het Gemeenschapsrecht toegestaan eigen onderdanen minder gunstig te behandelen dan de onderdanen van andere EU-lidstaten, tenzij sprake is van een communautaire connexiteit, zoals uiteengezet in punt 1. De ongelijke behandeling van Nederlanders ten opzichte van onderdanen van andere EU-lidstaten is echter wel in strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu - zoals gesteld in punt 1 - voor die ongelijke behandeling geen rechtvaardiging bestaat. c. Resultaatsverplichting De bestaande stelsels inzake sociale zekerheid en sociale voorzieningen voorzien niet in de mogelijkheid tot het opleggen van resultaatsverplichtingen op straffe van verlies van uitkeringsrechten of op straffe van een bestuurlijke boete. Wel kan worden verlangd dat een betrokkene bijvoorbeeld een bepaalde cursus volgt met het oog op re-integratie, maar niet dat die cursus ook met een bepaald resultaat wordt afgerond. Immers, niet iedereen is in staat examens te behalen, al is het maar omdat het leren van een vreemde taal op enig niveau voor volwassenen vaak moeilijk is. Iemand verplichten tot iets waar hij niet toe in staat is, brengt hem in een overmachtssituatie. Nu het huidige stelsel de mogelijkheid tot het opleggen van resultaatsverplichtingen niet kent, ziet de Raad geen reden om dat element in het kader van de regeling van inburgering in dat stelsel te introduceren. De Raad merkt voorts op dat het invoeren van zon resultaatsverplichting in het kader van de inburgering er niet toe zal kunnen leiden, dat bij het niet voldoen aan het vereiste resultaat ook in alle gevallen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. In het wetsvoorstel leidt het niet voldoen aan de resultaatsverplichting slechts tot een sanctie bij verwijtbaarheid (artikel 38 (nieuw)). Ingevolge het voorgestelde artikel 6 (nieuw) kan het college van burgemeester en wethouders een betrokkene ontheffing verlenen indien die inburgeringsplichtige aantoonbaar blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Een regeling die niet zou voorzien in deze uitzonderingen, zou niet aansluiten bij het systeem voor de bestuurlijke boete zoals voorgesteld in het wetsvoorstel voor de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en bij de wezenlijke uitgangspunten die aan die regeling ten grondslag liggen.(zie noot 6) Echter, daarmee is het voorgestelde instrument van de resultaatsverplichting minder effectief en daardoor niet geschikt om het met het wetsvoorstel beoogde doel te bereiken. Het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van het niet halen van het inburgeringsexamen is ook om een andere reden niet passend: het zakken voor een examen kan bezwaarlijk worden aangemerkt als een overtreding.(zie noot 7) Dit brengt mee dat het kader van de sociale verzekeringen en voorzieningen zich niet goed leent voor het invoeren van een stelsel van resultaatsverplichtingen waarbij aan het niet halen van een inburgeringsexamen in alle gevallen gevolgen zouden worden verbonden voor het recht op uitkering. Conclusie De Raad concludeert dat de bestaande wetgeving voldoende mogelijkheden biedt om uitkeringsgerechtigden op individuele basis te verplichten tot het volgen van een inburgeringscursus, voor zover dat noodzakelijk is voor hun re-integratie. Verdergaande verplichtingen zijn dan ook overbodig. Verdergaande verplichtingen, voor zover zij niet noodzakelijk zijn voor re-integratie en voor zover zij worden opgelegd aan groepen zonder een beoordeling van de individuele situatie, zijn voorts oneigenlijk, omdat zij geen verband houden met het doel van de wet. Bovendien betekenen deze verplichtingen een ongelijke behandeling van Nederlanders ten opzichte van andere EU-onderdanen die niet kan worden gerechtvaardigd. Het opleggen van resultaatsverplichtingen, op straffe van verlies van uitkeringsrechten of het betalen van een bestuurlijke boete, is op dit moment in het socialezekerheidsstelsel niet mogelijk. Daargelaten dat de regeling voor inburgering niet een geschikte aanleiding is om dit element nu in het socialezekerheidsstelsel op te nemen, zal dit ook weinig effectief zijn, omdat een sanctie alleen mogelijk zal zijn - en alleen mogelijk behoort te zijn - als sprake is van verwijtbaarheid. 3. Verzorgende ouders Voorts is aan de orde gesteld een suggestie om in het kader van de Wwb aan verzorgende ouders een inburgeringsverplichting op te leggen met het oog op een goede vervulling van hun zorgplicht voor een in Nederland verblijvend minderjarig kind, dan wel een verbrede leerplicht in te voeren voor de verzorgers van leerplichtige kinderen met taalachterstanden, als die verzorgers zelf onvoldoende Nederlands spreken. a. Wet werk en bijstand De Wwb biedt, zoals hiervoor reeds aan de orde is geweest, nu al de mogelijkheid om in het kader van de re-integratie van de uitkeringsgerechtigde op de arbeidsmarkt verplichtingen op te leggen om een voorziening te aanvaarden om voldoende mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving te kunnen verwerven. Effectief beleid op dit punt kan mede tot gevolg hebben dat het gesignaleerde probleem van de ouders van kinderen met taalachterstanden wordt verminderd. Het stelsel van de Wwb biedt echter niet de mogelijkheid om met het oog op deze problematiek inburgeringsverplichtingen op te leggen aan verzorgende ouders met het oog op de zorgplicht voor minderjarige kinderen. De Wwb laat immers alleen verplichtingen toe die gericht zijn op werkhervatting (zie punt 2b). Het invoeren van een dergelijke mogelijkheid zou betekenen dat een element aan de Wwb wordt toegevoegd, dat aan die wet en de doelen van die wet wezensvreemd is. Daarnaast zou zich bij een regeling waarbij bij voorbaat bepaalde groepen worden aangewezen waaraan deze verplichtingen zouden worden opgelegd, dezelfde strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel voordoen als in de voorgaande punten reeds is geconstateerd. De Raad concludeert dat er geen mogelijkheden zijn tot aanscherping van de Wwb in de gesuggereerde zin. b. Verbrede leerplicht Ook is een verbrede leerplicht gesuggereerd, waarbij de verzorgers van leerplichtige kinderen met taalachterstanden, die zelf ook onvoldoende Nederlands spreken, worden verplicht om hun taalbeheersing te verbeteren in het eigen belang en dat van het kind. De leerplicht voor kinderen begint pas op vijfjarige leeftijd. Een leerplicht voor verzorgers die daarop aansluit, is in het huidige stelsel pas mogelijk vanaf het tijdstip dat de leerplicht voor het kind aanvangt. Omdat taalachterstand volgens de meeste onderzoeken echter al voor het vijfde levensjaar ontstaat, is het de vraag hoeveel effect deze maatregel zou hebben. Bij een verbrede leerplicht die begint bij de geboorte van het kind, is dit probleem wellicht weg te nemen, maar dat leidt onherroepelijk tot de eerdergenoemde strijd met het gelijkheidsbeginsel indien vooraf bepaalde groepen worden aangewezen waaraan deze verplichting zou worden opgelegd. Mocht het gaan om een resultaatsverplichting, inhoudende dat een inburgeringsexamen moet worden gehaald, dan zou dat temeer ongelijkheid creëren, nu voor "autochtone" Nederlanders wel een leerplicht bestaat, maar geen "diplomaplicht". De Raad concludeert dat het invoeren van een stelsel van verbrede leerplicht voor bepaalde groepen Nederlandse ouders en verzorgers van minderjarige kinderen met taalachterstanden, in het kader van het huidige leerplichtstelsel niet mogelijk is, zodat het alleen kan worden ingevoerd buiten het huidige bestek van de leerplicht. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 27 november 2009, no.09.003343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 29 april 2009, no.09.001211, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 24 december 2008, no.08.003730, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt, met memorie van toelichting.Bij dit advies is een samenvatting uitgebracht. Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2017, no.2017000271, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt, met memorie van toelichting.Het voorstel verduidelijkt de informatieplicht van de hulpverlener in de zorg teneinde het overleg tussen de patiënt en de hulpverlener te bevorderen. Daarnaast wordt de bewaarplicht van dossiers verlengd en wordt een regeling getroffen om nabestaanden en voormalig vertegenwoordigers inzage te verlenen in het medisch dossier van overleden patiënten.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. De Afdeling onderschrijft het belang van wettelijke duidelijkheid wanneer en onder welke voorwaarden nabestaanden inzage kunnen krijgen in het dossier. Het is echter de vraag of de voorgestelde regeling tot verstrekking van informatie alle gevallen dekt waarin nu al inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt wordt verstrekt, in het bijzonder omdat de thans bestaande grond van veronderstelde toestemming van de inmiddels overleden persoon niet is opgenomen als grond voor inzage of afschrift van medische gegevens na overlijden. De toelichting dient duidelijk te maken dat de voorgestelde regeling en de huidige (rechts)praktijk elkaar dekken, Indien dat laatste niet het geval is, adviseert de Afdeling te motiveren waarom van de huidige (rechts)praktijk wordt afgeweken, of anders het voorstel aan te passen.1.InleidingHet voorstel beoogt de positie van de patiënt te verduidelijken en te versterken met het oog op een goede zorgverlening. Om dit te realiseren wijzigt het voorstel Afdeling 5 (De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling) van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (WGBO). De strekking van deze wijziging was opgenomen in het wetsvoorstel cliëntenrechten zorg dat in haar oorspronkelijke vorm echter nooit is behandeld. (zie noot 1) Daarnaast wordt de bewaarplicht van dossiers verlengd van 15 naar 20 jaar, waarbij de termijn voor het gehele dossier begint te lopen vanaf de laatste mutatie. Tot slot wordt een regeling voorgesteld voor het inzagerecht van nabestaanden en voormalig vertegenwoordigers in het medisch dossier van overleden patiënten.2.Inzage medisch dossier overleden patiëntDe wet bepaalt dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van het dossier worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. (zie noot 2) Deze geheimhoudingsplicht geldt onverkort na het overlijden van de patiënt. Op grond van in de jurisprudentie ontwikkelde criteria wordt echter in de praktijk in bijzondere gevallen toch inzage gegeven in (delen van) dossiers van een overleden patiënt.Het voorstel neemt gronden voor inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt door nabestaanden in de wet op. Het voorstel beoogt voor nabestaanden en de rechtspraktijk te verduidelijken wanneer en onder welke voorwaarden inzage of afschrift (zie noot 3) kan worden verkregen. Uit de toelichting blijkt dat aan verduidelijking van de inzageregeling na overlijden behoefte is, bijvoorbeeld om een klachtenprocedure te overwegen als een medische fout is gemaakt of wanneer een kind suïcide heeft gepleegd en de ouders willen weten wat er met hun kind is gebeurd. (zie noot 4) Het voorstel geeft uitvoering aan een toezegging hiertoe van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de Tweede Kamer. (zie noot 5)Hieronder zal eerst worden ingegaan op de verschillende gronden en randvoorwaarden voor inzage zoals deze in artikel 458a van het voorstel zijn opgenomen: toestemming, inzage na incident o.g.v. Wkkgz, zwaarwegend belang. Vervolgens wordt ingegaan op de situatie waarin de patiënt schriftelijk of elektronisch heeft vastgelegd dat geen gegevens mogen worden verstrekt. Daarna worden de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, de jurisprudentie en twee aanvullende punten besproken.a.ToestemmingBij de vormgeving van het voorstel is de wilsuiting van de patiënt centraal gesteld. Om deze reden wordt voorgesteld om nabestaanden inzagerecht te geven in een medisch dossier van een overleden patiënt indien deze toestemming bij leven schriftelijk of elektronisch heeft vastgelegd. (zie noot 6) De patiënt kan hiervoor zelf een document (laten) opstellen. Daarnaast kan de patiënt aan de hulpverlener vertellen aan wie welke gegevens uit zijn medische dossier na zijn overlijden wel of niet verstrekt mogen worden. Voor de rechtsgeldigheid van deze mogelijkheid is het noodzakelijk dat de hulpverlener daarvan aantekening maakt in het dossier. Louter mondelinge toestemming is onvoldoende. De voorgestelde regeling is, volgens de toelichting, bewijsrechtelijk gezien duidelijker en biedt meer zekerheid dat de patiënt de inzage werkelijk heeft gewild.b.Inzage na een incident op grond van de WkkgzHet voorstel geeft nabestaanden daarnaast inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt als zij een mededeling van een zorgaanbieder hebben ontvangen dat een incident heeft plaatsgevonden. (zie noot 7) Dit is een nieuwe grond voor inzage, die volgens de toelichting niet met zoveel woorden voortvloeit uit de jurisprudentie. (zie noot 8)Met de inwerkingtreding van de Wkkgz zijn zorgaanbieders onder meer verplicht om elk incident bij de zorgverlening dat merkbare gevolgen heeft of kan hebben voor de cliënt onverwijld aan de cliënt, alsmede een vertegenwoordiger van de cliënt dan wel een nabestaande van de overleden cliënt, te melden en dit incident in het dossier op te nemen. (zie noot 9) Volgens de toelichting is het in deze gevallen redelijk en overeenkomstig de bedoeling van de Wkkgz, dat een nabestaande in dat geval ook inzage in het medisch dossier van de overleden patiënt krijgt. (zie noot 10)c.Zwaarwegend belangHet voorstel geeft nabestaanden ook een recht op inzage indien zij een zogenoemd zwaarwegend belang hebben. (zie noot 11) Voor een geslaagd beroep op deze grond moet cumulatief aan onderstaande drie criteria worden voldaan:a) de nabestaande heeft een zwaarwegend belang; enb) maakt met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk dat dit belang mogelijk wordt geschaad; enc) maakt aannemelijk dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.d.Nooit gegevens verstrekken indien de patiënt dit heeft vastgelegdEr zal geen inzage in het dossier worden gegeven als schriftelijk of elektronisch is vastgelegd dat de patiënt dit niet wenst. Indien de patiënt op dat punt niet tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat was, zal aan deze wens tot weigering van inzage evenwel geen gevolg worden gegeven. Datzelfde geldt voor een weigering van een patiënt die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt. (zie noot 12)e. KNMG-richtlijnIn de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens is veronderstelde toestemming een grond voor het verstrekken van gegevens. In de richtlijn is hierover het volgende vermeld:"Soms mag de toestemming voor gegevensverstrekking na overlijden worden verondersteld. De arts moet dan beschikken over concrete aanwijzingen op grond waarvan hij de toestemming mag veronderstellen. Verschillende factoren en omstandigheden kunnen daarbij een rol spelen:- Wie doet het verzoek en wat is de verhouding met de overledene?- Waar zijn de gegevens voor nodig (genetisch onderzoek, schadeclaim, aanvechten testament, uitkering van een verzekering, et cetera)?- Wat is de aard van de te verstrekken gegevens (hoe privacygevoelig zijn ze)?- Welk belang heeft de verzoeker bij de gegevensverstrekking?De arts mag bijvoorbeeld toestemming veronderstellen als het gaat om een verzoek van een nabestaande die bij leven betrokken was bij de behandeling en de gesprekken met de hulpverlener. Vaak zal de echtgenoot, die een zwaarwegend persoonlijk belang heeft bij het inzien van het medisch dossier en die voorheen volledig en in alle openheid bij de behandeling betrokken was, ook na het overlijden inzage in het medisch dossier kunnen krijgen. Ook mogen gegevens uit het medisch dossier van de patiënt worden verstrekt, als belanghebbenden een klacht tegen een arts hebben ingediend wegens een vermeende medische fout met het overlijden van de patiënt als gevolg. Aangenomen kan worden dat de patiënt hiervoor toestemming zou hebben gegeven." (zie noot 13)f. JurisprudentieUit jurisprudentie waarin nabestaanden inzage in of afgifte van het medisch dossier van de overleden patiënt eisen, blijkt dat er twee gronden zijn die het verbod op inzage zonder toestemming van de patiënt kunnen doorbreken. (zie noot 14) Een inbreuk kan ten eerste worden gehonoreerd met een beroep op een 'veronderstelde toestemming'. Hierbij is de overweging dat in het algemeen mag worden aangenomen dat de overledene zijn nabestaanden niet in hun rechtmatige belang heeft willen schaden en er daarom veronderstelde toestemming is als er een belang is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de nabestaanden vermoeden dat er een beroepsfout is gemaakt.Daarnaast kan een inbreuk op de geheimhoudingsplicht worden aanvaard indien de belangen van nabestaanden zo zwaarwegend zijn dat het beroepsgeheim hiervoor moet wijken. Rouwverwerking wordt bijvoorbeeld niet erkend als zwaarwegend belang. (zie noot 15)In de rechtspraak worden beide 'constructies' gehanteerd, zowel afzonderlijk als in combinatie. (zie noot 16) In de toelichting wordt opgemerkt dat de twee gronden voor inzage soms als alternatieve en soms als cumulatieve voorwaarden lijken te worden toegepast. (zie noot 17)g.BeoordelingDe Afdeling onderschrijft het belang van wettelijke duidelijkheid wanneer en onder welke voorwaarden nabestaanden inzage kunnen krijgen in het medisch dossier van de overledene. (zie noot 18) Nu het voorstel deels andere criteria hanteert dan de criteria die in de jurisprudentie thans worden toegepast, is echter niet duidelijk of het voorstel in voldoende mate aansluit bij de bestaande rechtspraktijk of daarvan bewust wil afwijken. Daarbij gaat het om de volgende punten.i.Veronderstelde toestemming is meer dan alleen incidentenIn het voorstel is veronderstelde toestemming blijkens de toelichting niet als grond voor inzage opgenomen, omdat in die gevallen wordt voorzien in een recht op inzage bij een mededeling over een calamiteit. Op grond van de jurisprudentie wordt op basis van veronderstelde toestemming inzage gegeven als er ook sprake is van een rechtmatig belang, en tot nu toe is daarvan alleen sprake bij een vermoeden van een medische fout, aldus de toelichting. Het kabinet is daarom van mening dat voor constructies waarbij inzage gebaseerd is op een veronderstelde toestemming van de overleden patiënt geen noodzaak bestaat. (zie noot 19)De Afdeling merkt op dat de grond veronderstelde toestemming in de praktijk wordt toegepast, zoals onder meer blijkt uit de hierboven geciteerde de KNMG-richtlijn Omgaan met gegevens, waarbij er geen beperking is tot calamiteiten. Niet kan worden uitgesloten dat zich andere dan de geregelde gevallen kunnen voordoen die op de grond veronderstelde toestemming gehonoreerd zouden moeten worden.iiVeronderstelde toestemming en zwaarwegende belangenDe Afdeling merkt op dat de grond veronderstelde toestemming zoals deze grond in de jurisprudentie is ontwikkeld, een andere insteek heeft dan de in het voorstel opgenomen grond van zwaarwegende belangen, omdat de belangen van de overleden patiënt en de nabestaanden bij veronderstelde toestemming in beginsel parallel lopen en bij zwaarwegende belangen, zoals opgenomen in het wetsvoorstel, dat niet hoeft. Bij veronderstelde toestemming mag immers verondersteld worden dat de overleden patiënt voor het beoogde doel inzage zou hebben verstrekt als hij het betrokken belang bij leven zou hebben gekend.Bij een zwaarwegend belang kunnen de belangen van de overleden patiënt en de nabestaande tegenstrijdig zijn of kan een zodanig belang van de overleden patiënt overstijgen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de kinderen het vlak voor zijn dood gesloten huwelijk van de vader vanwege een wilsgebrek willen vernietigen (zie noot 20) of willen beoordelen of een ouder wilsbekwaam was om zijn testament te wijzigen (zie noot 21) en om deze reden inzage in zijn dossier wensen. In deze tot nu in de jurisprudentie gehonoreerde belangen zijn de belangen van de overleden patiënt en nabestaande tegengesteld.Naar het oordeel van de Afdeling moeten daarom de gronden veronderstelde toestemming en zwaarwegende belangen in het voorstel van elkaar worden onderscheiden.iii.Niet iedereen die een melding ontvangt, wil een klacht indienenEen ieder die een mededeling van een incident ontvangt, kan op grond van het voorstel inzage in het dossier verlangen, ook in die gevallen dat hij geen klacht overweegt. Deze grond is daarmee ruimer geformuleerd dan tot nu in de jurisprudentie wordt gehonoreerd.iv.ConclusieDe voorgestelde regeling voor de inzage in medische dossiers na overlijden beoogt codificatie (jurisprudentie) en modificatie (inzage na een incident op grond van de Wkkgz) van de huidige rechtspraktijk, maar de doctrine over de veronderstelde toestemming wordt niet gecodificeerd. Het is echter de vraag of de voorgestelde regeling tot verstrekking alle gevallen dekt waarin nu al inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt wordt verstrekt, in het bijzonder omdat de thans bestaande grond van veronderstelde toestemming van de inmiddels overleden persoon niet is opgenomen als grond voor inzage of afschrift van medische gegevens na overlijden.De toelichting dient duidelijk te maken dat de voorgestelde regeling en de huidige (rechts) praktijk elkaar dekken en zo dat niet het geval zou zijn, dragend te motiveren waarom van de huidige (rechts)praktijk wordt afgeweken. Indien in een dergelijke motivering niet kan worden voorzien dient het voorstel te worden aangepast.Onverminderd hetgeen hierboven is opgemerkt, merkt de Afdeling het volgende op.h.NabestaandeIn het voorstel is ter uitwerking van het begrip "nabestaande" opgenomen dat de curator, mentor, echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, een ouder, kind, broer of zus, grootouder of kleinkind van de patiënt een zwaarwegend belang kunnen hebben. Niet toegelicht is waarom voor deze groep is gekozen.De Afdeling merkt op dat, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, ook andere nabestaanden dan bovengenoemde personen een zwaarwegend belang kunnen hebben. Te denken valt bijvoorbeeld aan een ander familielid zoals een tante, oom, neef, nicht of stiefouder. Het ligt niet voor de hand deze personen bij voorbaat uit te sluiten.De Afdeling adviseert in plaats van de voorgestelde afgebakende categorie van personen het begrip nabestaande uit artikel 458a, lid 1, onder c, van het voorstel, in dit onderdeel op te nemen.i.Onduidelijkheid consequentiesHet is de vraag welke consequenties het heeft als de patiënt heeft vastgelegd dat geen inzage in het medische dossier mag worden verstrekt na zijn overlijden indien deze weigeringsgrond dwingend en onvoorwaardelijk is bedoeld. Dit zou ertoe kunnen leiden dat na een mededeling over een incident ook in dat geval geen inzage worden verstrekt terwijl er een zwaarwegend belang kan zijn die de wens van de overleden patiënt overstijgt.De Afdeling adviseert in de toelichting hierover duidelijkheid te geven en het voorstel zo nodig aan te passen.3.Schriftelijk verzoek vernietiging gegevensHet voorstel verlengt de bewaarplicht van dossiers van 15 naar 20 jaar, waarbij de termijn voor het gehele dossier begint te lopen vanaf de laatste mutatie. Dit heeft als gevolg dat gegevens met enige regelmaat langer dan 20 jaar zullen worden bewaard, omdat de desbetreffende dossiers waarin deze gegevens zijn opgenomen gedurende een langere periode lopen. De bewaartermijn betreft - evenals dit onder huidig recht het geval is - een minimum. Dossiers kunnen langer bewaard worden als de hulpverlener dit op grond van goed hulpverlenerschap noodzakelijk vindt. (zie noot 22)De verlenging van de bewaartermijn is ingegeven door het belang van een goede zorgverlening aan de patiënt en is gebaseerd op een advies van de Gezondheidsraad. (zie noot 23) Mede naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad is per 1 april 2005 de bewaartermijn van medische dossiers verlengd van 10 jaar naar 15 jaar. Het ging bij deze verlenging om een voorlopige maatregel, zodat in afwachting van een definitieve regeling de gegevens nog niet zouden worden vernietigd. Het voorstel zoals dit ter advisering bij de Afdeling ligt, beoogt in deze definitieve regeling te voorzien.In de wet is tevens bepaald dat de hulpverlener de gegevens uit het dossier binnen drie maanden vernietigt na een daartoe strekkend verzoek van de patiënt. (zie noot 24) Het voorstel wijzigt dit niet. De KNMG adviseert de wet op dit punt wel te wijzigen door te bepalen dat gegevens uit het dossier alleen worden vernietigd op schriftelijk of elektronisch vastgelegd verzoek van de patiënt. Op deze wijze kan er geen twijfel bestaan of de patiënt daadwerkelijk om vernietiging heeft gevraagd. (zie noot 25) De Afdeling onderschrijft deze visie. De toelichting gaat op genoemde visie niet in. .De Afdeling adviseert de opmerkingen van de KNMG alsnog te bespreken in de toelichting en, indien het voorstel wordt gehandhaafd, het dragend te motiveren.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag over de gevolgen van de Europese arrangementen voor de positie en het functioneren van de nationale staatsinstellingen en hun onderlinge verhouding.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Adviesaanvraag over de gevolgen van de Europese arrangementen voor de positie en het functioneren van de nationale staatsinstellingen en hun onderlinge verhouding.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2005, no.05.002648, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag over de gevolgen van de Europese arrangementen voor de positie en het functioneren van de nationale staatsinstellingen en hun onderlinge verhouding. Directe aanleiding voor deze adviesaanvraag, waaraan een verzoek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ten grondslag ligt, is de negatieve uitslag van het referendum over het Grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie (de Grondwet voor Europa) van 1 juni 2005. In de aanloop naar het referendum is eigenlijk voor het eerst breed gediscussieerd over de betekenis van Europa, de noodzaak van samenwerking en het functioneren van de Europese Unie (EU). Veel bleek onbekend. De EU kan echter niet goed functioneren wanneer de burgers van de lidstaten zich niet bewust zijn van de invloed van Europa op de nationale (staats)instellingen en de nationale (staats)instellingen niet beseffen een Europese taak te hebben. De Nederlandse burger moet de kans krijgen beter over Europa geïnformeerd te raken. Niet alleen moet Nederland integreren in Europa. Ook Europa dient geïntegreerd te worden in Nederland. Nederland is in alle opzichten onlosmakelijk verbonden met Europa. Pas als Europees beleid in nationaal beleid wordt geïntegreerd, zal de Nederlandse burger ook Europees burger kunnen worden en het gevoel krijgen dat hij invloed kan uitoefenen op de Nederlandse positie in Europa. Vandaar dat in dit advies naast de staatsinstellingen ook de burger aan bod komt. De adviesaanvraag is niet opgevat als een opdracht tot een analyse van de uitslag van het referendum, maar als een opdracht in kaart te brengen: de gevolgen van de EU voor het functioneren van Nederlandse(zie noot 1) staatsinstellingen en voor de positie van burgers en de mogelijkheden voor verbeteringen. Velen zijn inmiddels overtuigd dat verbeteringen nodig zijn. Het is nu het moment ze aan te brengen. Verbeteringen maken echter pas een kans als er duidelijkheid is over de problemen. Daarom begint het advies met een informerend en analyserend gedeelte. Daarin wordt allereerst ingegaan op het Europese integratieproces als zodanig, het belang van Nederland bij dit proces, de actoren in dit proces en de verhouding tussen deze actoren onderling (paragrafen 1-4). Vervolgens wordt een analyse gegeven van de Nederlandse inbreng in het Europese besluitvormingsproces en de mogelijkheden tot verbetering van deze inbreng (paragrafen 5-6). Naar zal blijken in deze paragrafen, vormen het Europese besluitvormingsproces en het nationale besluitvormingproces tot op heden nog steeds sterk gescheiden circuits. Integratie van deze processen is noodzakelijk, al was het alleen maar om te voorkomen dat de burger de indruk krijgt (of krijgt voorgespiegeld) dat Europees beleid iets is "wat van bovenaf wordt opgelegd" in plaats van onderdeel te zijn van Nederlandse besluitvorming. Sinds het midden van de jaren tachtig is de politieke betekenis van het Europese integratieproces enorm toegenomen. Daarom is meer politieke regie nodig om tijdig sturing te kunnen geven aan de Nederlandse inbreng in Europa. Er is ook meer politieke (parlementaire) controle nodig. Versterking van de politieke regie en van de politieke controle kan de legitimiteit van het Europese beleid bij de burger ten goede komen. Het advies wordt afgesloten met een aantal aanbevelingen gericht op de burger, het parlement en de regering (paragraaf 7). 1. Positie nationale staten: van soevereiniteit naar wederzijdse afhankelijkheid In de periode na de Tweede Wereldoorlog zijn de internationale verhoudingen in Europa sterk veranderd. De negatieve, afwerende betekenis van nationale soevereiniteit heeft gaandeweg plaats moeten maken voor het inzicht dat vrede, veiligheid en welvaart slechts door een steeds nauwere samenwerking tussen Europese staten kunnen worden verzekerd. De EU is dan ook geen bedreiging van de nationale staat, maar een samenwerkingsverband dat het optreden van nationale staten in een open wereld beschermt en versterkt. De nationale staat kan zijn eigen rechtsorde alleen nog overeind houden in steeds nauwere samenwerking met andere. De soevereine, van niets of niemand afhankelijke staat - als die al ooit heeft bestaan - is niet meer. De keuze is steeds vaker: meedoen aan een grensoverschrijdende rechtsorde en daarop (bescheiden) invloed uitoefenen of eigen autonomie bewaken en (daardoor) steeds vaker overgeleverd zijn aan wat andere, meer invloedrijke staten eenzijdig of gezamenlijk beslissen. Met zijn lidmaatschap van eerst de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), later de Europese Gemeenschappen (EG) en thans de EU, heeft Nederland vanaf het begin van de Europese samenwerking voor het eerste, meedoen aan de grensoverschrijdende rechtsorde, gekozen. De vraag voor Nederland was en is niet of Europa totstandkomt, maar welk Europa en hoe. Dat is een politieke vraag. 2. Het Europese integratieproces De doelstellingen van Europese samenwerking De Europese samenwerking heeft altijd een de nationale staten en hun burgers dienende functie gehad. Het achterliggende doel van de EG is, zoals ook uit de preambules van de verdragen tot uitdrukking komt, dan ook niet alleen economisch maar ook politiek van aard. Zo wordt in de preambule bij het Verdrag tot Oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van 1951 achtereenvolgens gerefereerd aan: - het beschermen van de wereldvrede door een krachtsontplooiing evenredig aan de gevaren die dreigen; - de bijdrage die een georganiseerd en levend Europa tot de beschaving kan leveren, welke onontbeerlijk is voor het handhaven van vreedzame betrekkingen; - het bewustzijn dat Europa zich slechts kan vormen door daden die allereerst een feitelijke saamhorigheid scheppen, en door het leggen van gemeenschappelijke grondslagen voor de economische ontwikkeling; - het gezamenlijk bijdragen, door uitbreiding van de produktie hunner basisindustrieën, aan een verhoging van het levenspeil en aan het voortgaan van de werken des vredes; - het voor eeuwenoude wedijver een samensmelting hunner wezenlijke belangen in de plaats te stellen en door het instellen van een economische gemeenschap de eerste grondstenen te leggen voor een grotere en hechtere gemeenschap tussen volkeren, die lange tijd door bloedige strijd verdeeld zijn geweest en de grondslagen te leggen voor instellingen, die in staat zijn richting te geven aan een voortaan gezamenlijke bestemming. Het Verdrag tot Oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) van 1957 heeft de Europese samenwerking ingrijpend verbreed, maar past geheel in de doelstellingen die reeds in het kader van de EGKS waren geformuleerd. Dat geldt ook voor de verbredingen en verdiepingen van de Europese samenwerking bij de Europese Akte en de verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice, en bij de uitbreidingen van de Gemeenschappen van de zes oorspronkelijke lidstaten tot de huidige 25. De keuze voor Europese samenwerking was voor Nederland een logische. Traditioneel is Nederland in zijn buitenlandse beleid sterk gericht op vrede en handel.(zie noot 2) Misschien is dat tegelijkertijd één van de verklaringen waarom het velen in Nederland lijkt te zijn ontgaan dat de Europese samenwerking sinds het voltooien van de interne markt steeds politieker is geworden. Wat voor markt willen wij? Wat voor Europa willen wij? Europa raakt, zeker sinds de totstandkoming van de Europese en Monetaire Unie, steeds meer aan de kern van het nationale bestaan. Dat geldt zeker ook voor de ontwikkelingen van het beleid in de zogenaamde Derde Pijler (justitie en binnenlandse zaken). Strafrecht en openbare orde zijn onderdeel geworden van Europese besluitvorming. Europa dwingt nationaal tot politieke keuzen. Het Nederlandse belang in Europa Voor Nederland geldt in het bijzonder dat de economische afhankelijkheid van Europa groot is.(zie noot 3) De Nederlandse economie heeft een open karakter. Nederland heeft een kleine thuismarkt en is voor economische groei sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in andere (vooral de omringende) landen. Nederland is voor ongeveer tweederde van het Bruto Binnenlands Product afhankelijk van export, waarvan ongeveer 80% binnen Europa (in het bijzonder Duitsland). De ruimte om zelfstandig een concurrentievoorsprong op te bouwen en te behouden, wordt steeds kleiner. Daarbij speelt ook een rol, dat de EU wel de meest vergaande unie is, maar inmiddels al lang niet meer de enige. Gewezen kan worden op onder andere internationale organisaties in Amerika en Azië, zoals North American Free Trade Agreement (NAFTA), Mercosur en Association of South-East Asian Nations (Asean). Hierdoor vinden onderhandelingen steeds vaker plaats tussen handelsblokken in plaats van tussen afzonderlijke staten. De EU geeft Nederland toegang tot Europa onder vooraf kenbare voorwaarden, alsook tot de rest van de wereld (via de World Trade Organization en via de vele handels- en associatieakkoorden van de EU). In de komende periode zal deze trend van internationalisering zich voortzetten als gevolg van handelsliberalisering en technische ontwikkelingen. Samenwerking binnen de EU is voor Nederland ook noodzakelijk om schadelijke beleidsconcurrentie te voorkomen. Zo kan een ongelimiteerde concurrentie tussen lidstaten op fiscaal terrein leiden tot uitholling van de overheidsfinanciën en daarmee ook van de publieke dienstverlening. De interne markt waarvan het belang op zichzelf door niemand kan worden ontkend, dwingt tot samenwerking en onderlinge beleidsafstemming. Gelet op de Nederlandse belangen is de vraag voor Nederland dus niet òf een sociaal economische ordening op Europees niveau tot stand moet komen, maar de vraag welke ordening nodig is en hoe deze tot stand moet worden gebracht. Dat is een politieke vraag. Daarnaast is de nationale staat als democratische rechtsstaat zelf steeds meer van de Europese samenwerking afhankelijk geworden. Samenwerking tussen staten is nodig om grensoverschrijdende problemen effectief aan te kunnen pakken. De bestrijding van het terrorisme is hiervan een duidelijk voorbeeld, maar ook kan worden gewezen op de aanpak van milieukwesties. De vraag is dan ook niet òf we een democratische rechtsstaat wensen te verdedigen via Europese samenwerking, maar welke democratische rechtstaat en binnen welke Europese democratische rechtsorde. Ook dat is een politieke vraag. Het antwoord op deze politieke vragen is niet meer duidelijk zoals ook blijkt uit de discussie rondom het referendum. Vaak wordt zelfs vergeten dat het om politieke vragen gaat en verwordt de discussie tot een technocratisch debat voor insiders. Europa kan alleen een dienende functie behouden als de nationale staten weten wat ze zelf willen en waartoe (dus) Europa dient. Anders wordt Europa een alibi voor moeilijke beslissingen waaraan Nederland in Brussel wel heeft meegewerkt maar waarvoor politici in Den Haag niet openlijk verantwoording willen dragen. Een visie op Europese samenwerking en de plaats van Nederland daarin valt vanwege de onderlinge vervlochtenheid niet te scheiden van een visie op de (eigen) staat. Als een visie op de staat ontbreekt, is een visie op de Unie onmogelijk èn vice versa. 3. Lidstaten en Unie; Unie en lidstaten Wederzijdse afhankelijkheid Europa komt niet in de plaats van de nationale staat, maar is een aanvulling op de nationale staten. Europese besluiten komen altijd met medewerking van de lidstaten tot stand. Zij kunnen alleen via de lidstaten worden uitgevoerd en gehandhaafd. De lidstaten van de EU kunnen niet meer functioneren zonder de EU maar Europese wetgever, - bestuur en - rechter kunnen ook niet functioneren zonder de medewerking van wetgever, bestuur en rechter van de lidstaten. Essentieel voor het begrijpen van de verhouding Nederland - Europa is het besef dat de Nederlandse rechter, het Nederlandse bestuur en de Nederlandse wetgever een Europese rol hebben. Zij passen niet alleen het Europese recht toe, maar dragen ook zelf bij aan het proces van wetgeving, bestuur en rechtsvorming op Europees niveau. Als coactores zijn zij in dat proces aan elkaar verbonden. Verbindingsschakels vormen: - het voorbereiden en opstellen van Europese (ontwerp)wetgeving (met de medewerking van nationale ambtenaren en technische specialisten vanuit de lidstaten alsmede van experts van buiten het publieke domein, bijvoorbeeld afkomstig uit het bedrijfsleven en ngo's; - het wetgevingsproces als zodanig (via de Raad van Ministers en de parlementaire invloed daarop (zowel Europees als nationaal)); - de implementatie (omzetting, uitvoering, toepassing en handhaving) van Europese regels in de nationale rechtsorde door de nationale wetgever en het nationale bestuur; - de handhaving van Europees recht door de nationale rechter, zo nodig in samenwerking met het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) via de prejudiciële procedure; - de terugkoppeling van nationale ervaringen in de (nationale) praktijk met de Europese wetgeving naar de Europese wetgever. Gezamenlijk zijn deze verbindingsschakels van groot belang voor het functioneren van de Europese rechtsorde en van de nationale rechtsordes. In de verbindingsschakels wordt ook duidelijk dat de Europese rechtsorde en de (thans 25) nationale rechtsordes niet zijn samengesmolten tot één rechtssysteem. Integendeel, het gaat om een, zeker op het eerste gezicht complex samenspel van Europese en nationale, legislatieve, bestuurlijke en rechtsprekende actores in een netwerk. Dat netwerk kan alleen goed functioneren als de verbindingsschakels goed functioneren. De verbindingsschakels functioneren alleen goed als de nationale actores zich ook van hun Europese rol bewust zijn. Van de laatste verbindingsschakels wordt vooralsnog weinig systematisch gebruik gemaakt. Toch is, meer nog dan in de nationale wetgeving, de terugkoppeling van nationale praktijkervaringen met de Europese regelgeving van groot belang voor de legitimiteit van die regelgeving. Zo wordt voorkomen dat gebrekkige regelgeving in stand blijft. Zij blijft in dit advies verder buiten beschouwing. De nadruk ligt op de politieke regie bij en de politieke controle op de Nederlandse bijdrage aan de eerste verbindingsschakel. Vooral zij zijn voor verbetering vatbaar. Eenheid in verscheidenheid De taak van de overheid in een moderne pluriforme samenleving is het omgaan met verscheidenheid. Dat geldt op nationaal niveau en dat geldt a fortiori op Europees niveau. Uitgangspunt van de Europese samenwerking is eenheid in verscheidenheid. Een belangrijke voorwaarde voor die eenheid is een gemeenschappelijke rechtsorde (hetgeen niet hetzelfde is als één rechtssysteem), waaraan alle instellingen van EU, lidstaten en burgers zijn onderworpen. Die Europese rechtsorde staat ten dienste van verscheidenheid en pluriformiteit. Met die verscheidenheid en pluriformiteit hebben de Europese instellingen te rekenen. Daarom is de functie van bijvoorbeeld de Europese wetgever niet automatisch dezelfde als die van de nationale wetgever. Is de inzet van de nationale wetgever meestal om gemeenschappelijk gevoelde problemen uniform op te lossen, de inzet van de Europese wetgever moet zijn de ruimte voor uiteenlopende oplossingen af te palen. Daarin is ook het belang gelegen van de verschillen in de Europese wetgevingsinstrumenten. Zo zijn er naast verordeningen en richtlijnen (Eerste Pijler), gemeenschappelijke optredens (Tweede Pijler) en kaderbesluiten (Derde Pijler) ook steeds meer "soft law"-instrumenten, zoals richtsnoeren. Het evenwicht tussen eenheid en verscheidenheid is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de Europese en nationale instellingen. Te weinig wordt beseft dat de druk groot is, juist ook vanuit de lidstaten, om op bepaalde terreinen op Europees niveau meer te regelen dan minimaal nodig is: het vrije verkeer moet worden veilig gesteld; er mag geen concurrentievoordeel ontstaan; er bestaat onderling wantrouwen dat, als op Europees niveau ruimte wordt gelaten, daarvan nationaal misbruik zal worden gemaakt. De gemeenschappelijke regels moeten echter in verschillende juridische culturen worden geïmplementeerd en zullen dus (toch) verschillend kunnen uitwerken. Onnodige uniformiteit tast de kwaliteit (en de legitimiteit) van de Europese regelgeving aan. Tegen de druk om via "Brussel" steeds meer te regelen is tegendruk nodig. Voor die tegendruk is binnen de Europese instellingen kennis nodig van en begrip voor hetgeen nationaal nog wel en niet meer kan. De nationale instellingen moeten zich gelijktijdig bewust zijn van hun Europese rol en besef hebben voor de eigen nationale identiteit. Het Verdrag betreffende de EU, zoals gewijzigd door het Verdrag van Amsterdam, geeft in artikel 6, derde lid, expliciet aan dat de Unie de nationale identiteit van haar lidstaten eerbiedigt. In het vinden van een balans tussen eenheid en verscheidenheid speelt het begrip subsidiariteit een belangrijke rol (zie artikel 2 van het EU-Verdrag en artikel 5 van het EG-Verdrag). Dit begrip is in de context van de Europese constitutionele rechtsontwikkeling meer en meer verengd tot een grond voor beperking van Europese bevoegdheden ten opzichte van nationale of subnationale bevoegdheden. Het subsidiariteitsbeginsel heeft echter niet alleen een begrenzende, maar ook een verplichtende betekenis. Het is een afwegingsprincipe aan de hand waarvan niet alleen wordt bepaald in welke gevallen een vervulling van publieke taken door de overheid - en wanneer dat het geval is, door welke bestuurslaag - moet geschieden, maar ook in welke gevallen deze taken evengoed of beter geheel of gedeeltelijk aan de samenleving kunnen worden overgelaten. Het subsidiariteitsbeginsel brengt ook tot uitdrukking dat, waar het algemeen belang dat vereist, de overheid juist niet terzijde mag blijven staan. Het verlangt niet alleen een goede taakverdeling tussen de ene en de andere bestuurslaag, maar ook tussen de overheid en private instellingen die maatschappelijke functies vervullen. Die instellingen zullen daarom ook op nationaal niveau meer bij het Europese beleid en de Europese besluitvorming betrokken moeten worden. Het zou nuttig zijn als de Europese wetgever zich meer bewust zou zijn van de mogelijkheid tot uitvoering van Europese regelgeving door private instellingen. 4. Burgerschap in Europa De EU is zo sterk als de fundamenten waarop zij rust: nationale staten en hun burgers. Voor een goed functioneren van de EU is het dus niet alleen noodzakelijk dat de verbindingsschakels tussen de EU en lidstaten goed functioneren, maar ook de verbinding tussen de EU en de burger. Over burgerschap wordt wel veel gepraat, maar wat dat begrip inhoudt is diffuus. De Nederlandse overheid richt zich traditioneel meer op de bescherming van onderdanen dan op het ontwikkelen van burgerschap. In het dominante denken over burgerschap en de staat staan sinds de 18e eeuw centraal de burgerrechten voor individuele burgers in hun relatie tot de staat. Deze zogenaamde liberale burgerschapstraditie heeft geleid tot een groot aantal waardevolle burgerlijke, politieke en sociale burgerrechten. Eerst nationaal in de klassieke en sociale grondrechten. Vervolgens ook Europees in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Raad van Europa) en het Handvest van de grondrechten (EU). In die zin is er een groeiend Europees burgerschap. Daarbij is van belang dat de burger rechtstreeks een beroep op die rechten kan doen bij de (nationale en Europese) rechter. Zo kunnen onderdanen van de lidstaten als Unieburger een zelfstandig verblijfsrecht in elke andere lidstaat uitoefenen. Ook kunnen ze, mits de betrokken regeling binnen het bereik van het EG-verdrag valt, een gelijke behandeling als de nationale onderdanen verlangen. Er is echter nog een andere, oudere republikeinse burgerschapstraditie. Die legt meer de nadruk op de rol van de burger als "citoyen" in de samenleving. Burgerschap als publiek ambt, waarbij de burger zowel individueel als collectief een belangrijke eigenstandige publieke rol heeft te spelen. Bij deze rol gaat het niet uitsluitend om politieke participatie, maar evenzeer om de burger als actief onderdeel van de "civil society"; in Nederland vaak particulier initiatief, maatschappelijk middenveld of non-gouvernementele organisaties genoemd. Daaronder worden verstaan onafhankelijke organisaties van burgers of groepen burgers die zich inzetten voor aspecten van publiek belang en daarmee een bijdrage willen leveren aan de kwaliteit van de maatschappelijke ontwikkelingen. Dát particulier initiatief doet zich thans in een andere vorm voor dan vroeger, niet meer verzuild, minder permanent, minder geïnstitutionaliseerd, maar daarom niet minder belangrijk. Zolang burgers daadwerkelijk betrokken blijven bij die organisaties, vormen zij een aanvulling op de politieke democratie en een tegenwicht tegen staat èn markt, zowel lokaal en regionaal als nationaal en Europees. Nederland heeft, als het gaat om dit particulier initiatief, een traditie hoog te houden. Met dat particulier initiatief en de Nederlandse voorbereiding van Europees beleid is iets aan de hand. Talloze maatschappelijke organisaties weten de weg naar "Brussel" probleemloos te vinden, maar spelen een marginale rol bij de nationale voorbereiding van Nederlandse standpunten. Bij de departementale voorbereiding worden ze niet of nauwelijks gehoord. Het parlement is onvoldoende tijdig betrokken om ook nog eens de samenleving te kunnen consulteren. Zo houdt het parlement, anders dan bij nationale onderwerpen, geen hoorzittingen over de voorbereiding van zijn inbreng in het Europese beleid. Dat schaadt niet alleen de kwaliteit van de beleidsvoorbereiding en het uiteindelijke Nederlandse standpunt, maar kan ook tot problemen leiden als het op implementatie en uitvoering aankomt. Dit speelt overigens ook bij de betrokkenheid van het decentraal bestuur: als het om Europa gaat heeft men veelal betere en frequentere contacten in Brussel dan in Den Haag. Als het referendum van 1 juni 2005 over de Grondwet voor Europa iets heeft aangetoond, dan is het dat de verbinding tussen de EU en de burger niet goed functioneert. Het vertrouwen van de Nederlandse burger in het Europese project is kennelijk niet automatisch zo groot als in het verleden werd verondersteld. Dat heeft niet zozeer te maken met de wijze waarop Europa functioneert, als wel met de wijze waarop de Nederlandse overheid met Europa omgaat. Het gevoel bij de burgers dat zij in Europa niet meetellen is nauw verbonden met het gevoel bij de burgers dat hun mening in eigen land er niet toe doet. Nationale burgers zullen alleen Europese burgers zijn als ze zich thuis blijven voelen in eigen land. De eigen (nationale) identiteit is voorwaarde voor Europese samenwerking. De discussie zou daarom niet moeten gaan over het gevaar dat we de Nederlandse identiteit te Brussel moeten inleveren, maar over het feit dat we er - naast de Nederlandse - een Europese identiteit en loyaliteit bij hebben gekregen en wat dat dan concreet betekent. Burgers kunnen zich tegelijkertijd Amsterdammer én Nederlander voelen, evengoed als Limburger én Nederlander en zo ook Nederlander én Europeaan. Misschien speelt het zwakke besef van de eigen identiteit Nederland en de Nederlandse burger op dit moment parten. Des te meer reden om de Nederlandse traditie van het particulier initiatief opnieuw vorm te geven. Het zou ook een eigen Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van het Europese burgerschap kunnen vormen. Ook de burger is zowel individueel als collectief (via het particulier initiatief) een co-actor in het Europese samenwerkingsproject. Zijn inbreng in dit project is dus net zo zeer onontbeerlijk als die van de nationale (staats)instellingen. Centrale vraag is hoe dit Europese burgerschap meer inhoud kan krijgen. Gedacht kan worden aan de volgende initiatieven. - Ten eerste zou de regering erop moeten toezien dat (aankomende) burgers via het reguliere onderwijsprogramma en periodiek met gerichte voorlichting goede informatie krijgen over het doen en laten van de EU, de bevoegdheden van de instellingen, de rechten waarover Unieburgers beschikken en de plichten die daar tegenover horen te staan. Afgezien van het feit dat dit een hoop misverstanden over Europa uit de weg kan ruimen, het kan ook inzicht creëren in de mogelijkheden van regering, parlement en burgers om invloed uit te oefenen op het proces van Europese samenwerking. - Vervolgens zou het parlement ervoor moeten zorgen dat de inbreng van burgers in het Europese besluitvormingsproces gestalte wordt gegeven door over belangrijke Brusselse onderwerpen tijdig hoorzittingen te organiseren, zoals dat ook met nationale onderwerpen gebeurt. In die hoorzittingen zou centraal moeten staan de vraag of op Europees niveau dan wel op nationaal niveau moet worden opgetreden en of dat optreden door de overheid moet geschieden of aan het particulier initiatief kan worden overgelaten (subsidiariteit). - Ook op Europees niveau zou het particulier initiatief meer betrokken moeten worden in het besluitvormingsproces door in voorkomende gevallen nadrukkelijk te overwegen of niet het instrument van co-regulering gehanteerd zou moeten worden, zijnde het mechanisme waarbij de verwezenlijking van de doelstellingen van een EG-regeling worden overgelaten aan erkende betrokken partijen, in het bijzonder de private sector, sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en verenigingen.(zie noot 4) Ook kan gedacht worden aan een ruimere toepassing van artikel 137 van het EG-Verdrag. - Op Europees en nationaal niveau zou moeten worden nagegaan hoe de juridische en bureaucratische belemmeringen die aan het particulier initiatief over de grenzen heen (bijvoorbeeld in de grensregio's) in de weg staan, kunnen worden weggenomen. Daarnaast zou het parlement erop moeten toezien dat de regering aan de burgers verantwoording aflegt over het doen en laten van Nederland in het Europese besluitvormingsproces. 5. Verbetering van de Nederlandse inbreng in het Europese besluitvormingsproces De deelneming van Nederland aan de besluitvormingsprocessen van de EU is lange tijd beheerst door een volkenrechtelijk model. In dit volkenrechtelijke model wordt aangenomen dat de lidstaat als één geheel deelneemt aan de "volkenrechtelijke organisatie". Artikel 92 van de Nederlandse Grondwet wordt gezien als de grondslag voor de overdracht van soevereine bevoegdheden aan de EU. In de loop der jaren is dit model echter steeds verder van de realiteit komen te staan. Het uiteindelijke stemgedrag in de Raad van Ministers wordt weliswaar bepaald door instructies die in de ministerraad worden geaccordeerd, maar in veel Europese gremia wordt door Nederlanders geparticipeerd die niet hèt Nederlandse belang, maar een departementaal (deel)belang vertegenwoordigen. Anders dan wat geldt voor volkenrechtelijke organisaties, lopen de contacten tussen de EU en nationale instanties, organisaties en burgers, niet alleen via de regering, maar ook, rechtstreeks, via ambtenaren, decentrale overheden, belangengroepen en maatschappelijke organisaties. Als gevolg daarvan moeten nationale instellingen hun functioneren aanpassen aan hun Europese rol. Zo wordt de regering van nationale medewetgever steeds meer Europees onderhandelaar, terwijl de rol van de Staten-Generaal verschuift van medewetgever in de richting van die van "mandaatgever" en controleur. De Nederlandse besluitvorming is daarop onvoldoende toegesneden. Die besluitvorming heeft ten minste drie bijzondere, samenhangende kenmerken: - de departementale autonomie is groot, de onderlinge afstemming tussen en binnen ministeries en met andere overheden is vaak gebrekkig; - de politieke coördinatie vindt pas plaats als de koers feitelijk al is uitgezet; een algemene strategische visie ontbreekt; de neiging tot depolitiseren is groot; - er wordt weinig rekening gehouden met de uitvoering; de consequenties van het Europese beleid komen vaak pas laat in beeld. Deze drie kenmerken breken Nederland op in een Europees besluitvormingsproces waarin 25 lidstaten, verschillende groeperingen en organisaties en uiteenlopende belangen een rol spelen (zie paragraaf 6). De Haagse besluitvorming is steeds minder op de Europese toegesneden. Dat vermindert nodeloos de Nederlandse invloed op het beleid dat de Unie gezamenlijk voert. Den Haag moet tijdiger nadenken over doel, strategie en tactiek bij de Nederlandse inbreng in Europa. Voor die inbreng zal in de eerste plaats de totstandkoming van beleidsstukken als wit- en groenboeken niet meer als voldongen feit moeten worden gezien. Voorts gaat het niet alleen om de inbreng bij de voorbereiding, vaststelling en implementatie van (ontwerp-)verordeningen en richtlijnen van Raad en Europees Parlement, welke regelgeving ongeveer 15% van het totale Europese regelgevingsbestand uitmaakt. Het gaat ook om de inbreng bij de gedelegeerde regelgeving: ongeveer 85% van de Europese regelgeving wordt, op basis van een bevoegdheid daartoe in een (reeds eerder vastgestelde) verordening of richtlijn, vastgesteld door de Commissie op voorstel van een zogeheten comitologiecomité waarin Nederland doorgaans (ambtelijk) vertegenwoordigd is. Tenslotte gaat het ook om de zogenaamde "soft law"(zoals "benchmarking" en vrijwillige regelgeving), die niet zelden na enkele jaren in bindende regelgeving wordt omgezet. In al die gevallen is vanuit Nederland (politiek) zicht nodig op de stand van de beleidsvoorbereiding op Europees niveau. Dit geldt evenzeer voor de totstandkoming van besluiten in het kader van de Derde Pijler. Alleen zo is een duidelijk mandaat aan de betrokken minister mogelijk. Het zoeken naar verbeteringen in het Nederlandse aandeel in de Europese besluitvorming is niet nieuw. In het WRR-rapport "De onvoltooide Europese integratie" van 1986 wordt aangegeven dat de bestaande coördinatiestructuur voor het Europese beleid op ministerieel en ambtelijk niveau meer geschikt is voor het bepalen van beleidsstandpunten van Nederland tegenover de gemeenschap, dus de Nederlandse reactie op voorstellen vanuit Brussel, dan voor het vaststellen van de inbreng van het Nederlandse beleid in de gemeenschap. Ruim 18 jaar later constateert het ROB-rapport "Nationale coördinatie van EU-beleid: Een politiek en pro-actief beleid" dat de interdepartementale afstemming overwegend reactief van aard is. Er wordt pas gecoördineerd als de Commissie een voorstel heeft ingediend, er is weinig aandacht voor de "incubatieprocessen" die daaraan voorafgaan. De nadruk ligt op de hogere stadia van de raadshiërarchie (de agenda's van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) en Raad). De politieke betrokkenheid manifesteert zich doorgaans dan ook pas op het einde van het besluitvormingsproces. Tot en met de fase van de raadswerkgroepen zijn de dossierhoudende ministeries betrekkelijk autonoom. Hoewel het ministerie dat het voortouw heeft als eerste verantwoordelijk is voor juiste coördinatie, is het in de praktijk vaak zo dat andere ministeries zelf maar moeten zorgen dat zij ook aan de bak komen. Het parlement wordt niet intensief en (te) laat betrokken bij EU-besluitvorming. Het komt meestal pas in actie als het de geannoteerde agenda's van de Raad van Ministers of de Europese Raad behandelt. Voor de informatie over wat in Brussel op de agenda staat of komt, heeft het Parlement zich afhankelijk gemaakt van hetgeen ministeries aan informatie aanleveren. In de zogenaamde BNC-fiches - die worden verschaft als het besluitvormingsproces al geruime tijd loopt - ontbreekt de politieke weging van de onderwerpen die in Brussel aan de orde zijn. Ministeries hebben bij die politisering ook geen belang. In de afgelopen periode zijn er verschillende ambtelijke rapporten met verbeteringsvoorstellen verschenen.(zie noot 5) Die voorstellen waren in het bijzonder gericht op de ambtelijke beleidsvoorbereiding, verbeteringen in het departementale kennismanagement en betere (en snellere) implementatie. Ze hebben soms geleid tot een grotere bewustwording binnen de ministeries van het belang van Europa. De onderliggende politieke vragen worden er echter niet mee opgelost. Het kost Nederland nog altijd moeite een duidelijke politieke lijn tegenover en in de EU uit te zetten en vervolgens uit te dragen. Alleen de Nederlandse financiële bijdrage aan de Unie is de laatste jaren in de Nederlandse politiek een gemeenschappelijk ijkpunt. Dat ijkpunt kan een algemene inhoudelijke strategie niet vervangen, integendeel. De wijze waarop de financiële bijdrage wordt berekend draagt ook niet bij aan een vruchtbare tactiek.(zie noot 6) Dat kan de positie van Nederland op het hoogste niveau schaden. In de nadruk op verbeteringen in de ambtelijke organisatie en op het financiële beleid wijkt het zoeken naar verbeteringen in de voorbereiding en uitvoering van het Nederlandse Europese beleid niet af van de pogingen tot verbeteringen in de voorbereiding en uitvoering van het Nederlandse binnenlandse beleid. 6. Versterking van de politieke regie en de politieke controle Alvorens in te gaan op de mogelijkheden van versterking van de politieke regie en de politieke controle wordt eerst een korte karakteristiek gegeven van de Europese besluitvorming zelf. De kenmerken van het Europese besluitvormingsproces In de Eerste Pijler heeft de Europese Commissie het bijna exclusieve recht voorstellen voor richtlijnen en verordeningen te doen. Veel initiatieven zijn het resultaat van eerdere politieke besprekingen in de Europese Raad. De Europese Commissie bereidt het beleid meestal via groen- en witboeken en mededelingen voor, waarbij vaak lidstaten, belangengroepen en deskundigen worden geconsulteerd. Binnen de Commissie bestaat collegiaal bestuur, wat meebrengt dat alle belangrijke besluiten (niet alleen voorstellen voor regels, groenboeken en dergelijke, maar ook besluiten over het instellen of beëindigen van inbreukprocedures of staatssteunprocedures) door de commissarissen gezamenlijk worden genomen (dit is enigszins te vergelijken met de wekelijkse ministerraad). De kabinetten van de commissarissen spelen bij de voorbereiding van deze besluitvorming een belangrijke rol. Voorstellen voor regels worden vervolgens behandeld door de Raad van de EU, die de desbetreffende regels vaststelt, in de meeste gevallen samen met het EP (co-decisie). In de Tweede en Derde Pijler ligt het zwaartepunt van de besluitvorming bij de Raad van de EU en bij de Europese Raad. De initiatiefrol van de Europese Commissie is beperkt. Democratische controle vindt plaats via de nationale parlementen op de nationale regeringen. Het EP oefent op die terreinen het recht van advies uit. De beraadslaging in de Raden is niet openbaar en het besluitvormingsproces is niet transparant. Steeds meer onderwerpen worden echter van de Derde Pijler overgeheveld naar de Eerste Pijler. Dit komt de democratisering en transparantie van de besluitvorming en de rechtsbescherming ten goede. De laatste jaren wordt verder steeds meer gebruik gemaakt van methoden die zijn gebaseerd op "soft integration" via de intergouvernementele methode, vooral op terreinen waar de lidstaten vooralsnog hun soevereiniteit niet hebben overgedragen, zoals op onderdelen van het sociale beleid, onderwijs en de directe belastingen. Beleidsvergelijking vervangt op deze terreinen in toenemende mate de klassieke, heldere juridisch bindende besluitvorming. Europa ontwikkelt zich meer en meer in de richting van een interactief netwerk. Aan de ene kant vindt beleidsvoorbereiding plaats via - niet altijd even transparante - interactie tussen Brusselse en nationale ambtenaren van de technische beheerscomités, vertegenwoordigers van belangengroepen en lobbyisten, het Coreper, het Secretariaat-Generaal van de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, de kabinetschefs van de leden van de Europese Commissie en medewerkers van het EP. Aan de andere kant wordt door regeringsleiders, Ministers van Buitenlandse Zaken en vakministers in de Raden, met lobbys vanuit de hoofdsteden en in partijpolitieke netwerken van nationale en Europarlementariërs in een even weinig transparante interactie het beleid vastgesteld. De Europese Raad fungeert hierbij steeds vaker als snelkookpan om tot besluitvorming te komen. Een trend is in dat verband, dat belangrijke strategische beslissingen over Europa niet worden genomen door de gebruikelijke instellingen in Brussel en Straatsburg, maar door de regeringsleiders in de hoofdsteden van de (grote) lidstaten, waarna bekrachtiging in de Europese Raad plaatsvindt (bijvoorbeeld Lissabon agenda). Daarbovenop komt nu in de Unie van 25 lidstaten het beraad van kleine groepen landen, soms op het niveau van regeringsleiders vaker op het niveau van ministers, op afzonderlijke beleidsterreinen. De uitkomsten van dat beraad vormen vervolgens voor de Commissie aanleiding om tot actie over te gaan. Kenmerkend voor de besluitvormingsprocessen zowel binnen de Commissie, als binnen de vakraden en de Europese Raad, is dat dossiers over zeer uiteenlopende zaken tegelijkertijd worden behandeld en aan elkaar worden gekoppeld. Zo ontstaan onderhandelingspakketten waarin voor alle partijen zuur en zoet zijn opgenomen. A. Versterking politieke regie op het niveau van ministers en ministerraad Hiervoor is aan de orde geweest, dat de politieke inbreng doorgaans pas aan het slot van het beleidsvormingsproces plaatsvindt en zij zich dan veelal beperkt tot besluitvorming over ambtelijke geschilpunten. Het is ook de vraag of de bestaande coördinatiemechanismen, de CoördinatieCommissie (CoCo), de CoördinatieCommissie op "hoog ambtelijk niveau" (CoCoHan) en de Raad voor Europese en Internationale Aangelegenheden, nog wel kunnen voldoen. Dit coördinatiemechanisme draagt nog steeds het stempel van een Europees beleid dat onderdeel is van het buitenlands beleid. Het accent van de coördinatie zal moeten komen te liggen op de integratie van Europees beleid in binnenlands beleid en op de onderlinge afstemming van de deelbelangen die ministers in hun Nederlandse èn Europese rol vervullen. Twee - met elkaar samenhangende - aspecten zijn dus essentieel: 1. integratie van Europese beleidsprocessen in nationale beleidsprocessen, en 2. meer politieke regie ten behoeve van een brede Europa-strategie. Voor het eerste aspect verdient het aanbeveling om de beleidsvoorbereiding in individuele dossiers over te laten aan het eerst verantwoordelijke ministerie. De coördinatie tussen de ministeries op ambtelijk en ministerieel niveau kan plaatsvinden langs de lijnen zoals die er ook zijn voor het (overige) nationale beleid. Afzonderlijke coördinatiemechanismen, zoals de CoCo, versterken het risico dat het Nederlandse Europabeleid en het (overige) nationale beleid los van elkaar worden gezien. Daarbij moet worden onderkend dat de Nederlandse overheid en de 'Brusselse' complementair zijn; ook hier is integratie van Brussel en Nederland nodig.(zie noot 7) Het tweede aspect vereist een politiek debat op het niveau van de ministerraad over doel, strategie en tactiek bij de Nederlandse inbreng in Brussel. Dit debat dient een vast onderdeel van de agenda van de ministerraad te zijn. Deze agenda moet door de Minister-President worden opgesteld, mede aan de hand van de agenda's voor onder andere Coreper en de bijeenkomsten van de kabinetschefs van de Commissie, alsook aan de hand van belangrijke ontwikkelingen op de verschillende (departementale) beleidsterreinen. Bij het opstellen van de agenda spelen derhalve niet alleen de ministeries in Den Haag een rol, maar ook instanties en contacten in Brussel, bijvoorbeeld de Permanente Vertegenwoordiging bij de EU. Om meer en beter gebruik te kunnen maken van zijn agenderingsbevoegdheid moet de Minister-President goed geëquipeerd zijn, bijvoorbeeld door detachering van departementale medewerkers die - uit eigen ruime ervaring - weten hoe de Brusselse systemen werken. Ten behoeve van het debat over doel, strategie en tactiek bij de Nederlandse inbreng in Brussel moet de Minister-President ook tijdig worden geïnformeerd over de voor Nederland belangrijkste zaken die in Brussel (gaan) spelen. Hij is verantwoordelijk voor de tijdige agendering daarvan in de ministerraad. De Minister-President draagt zorg voor afstemming van de nationale beleidsagenda op de Europese beleidsagenda en afstemming van deelonderwerpen op de agenda van Europa. De Minister-President draagt ook zorg voor een duidelijk mandaat voor de bewindsman/-vrouw voor Europese zaken bij de verdere uitvoering van strategie en tactiek in Brussel. B. Versterking van de politieke controle door het parlement Meer politieke controle op de Nederlandse inbreng in het Europese besluitvormingsproces De politieke regie over het Europese beleid op het niveau van ministers en ministerraad zal aan betekenis winnen als de politieke controle op het beleid tegenover en in de Unie goed functioneert. Om als nationale wetgever op te treden als co-actor in het Europese wetgevingsproces is het nodig dat de Staten-Generaal de invulling van hun nationale functies, medewetgever èn controleur, ijken aan hun Europese taak. Dat betekent allereerst dat het nationale (wetgevings)beleid op de verschillende beleidsterreinen systematisch ook in een Europees kader wordt geplaatst. Integratie van Europa in Nederland kan in de Tweede Kamer worden bevorderd door in de Vaste Kamercommissies en de fracties (voorgenomen) Europese regelgeving en Europees beleid te agenderen waarbij de politiek belangrijkste onderwerpen worden voorzien van een korte analyse van doel, inhoud, Nederlands belang, implicaties voor bestaand beleid en wetgeving. De in het verleden bestaande informatieproblemen rond ontwerp-Europese regelgeving spelen thans geen rol meer. Zo zijn voorstellen voor EU-regelingen en beleidsvoornemens in groen- en witboeken vanaf het moment van publicatie in Brussel beschikbaar op het internet. Voor de Tweede Kamer en de Vaste Kamercommissies is er geen noodzaak meer om te wachten met behandeling van voorgenomen EU-regelgeving tot een BNC-fiche beschikbaar wordt gesteld. Pro-actieve, tijdige, garing van Europese informatie los van de regering, niet wachten op BNC-fiches, betekent grote tijdwinst met de mogelijkheid tijdig te kunnen interveniëren. De Europese besluitvorming wacht niet op Nederland. Voor belangrijke dossiers zou gekozen kunnen worden voor de aanwijzing van een rapporteur die tijdig voor de Kamer de verschillende aspecten in kaart brengt met de mogelijke consequenties voor Nederland. Het rapport wordt uitgebracht aan de Kamer en besproken in fracties en vaste kamercommissie. Zo worden ook de voorwaarden geschapen voor een meer inhoudelijke beoordeling van de standpunten die ministers innemen of hebben ingenomen in de Europese gremia; ministers in hun Europese rol hebben zich immers evenzeer tegenover de Kamers te verantwoorden als in hun Nederlandse rol. In het verlengde van wat is opgemerkt over de integratie van Europese beleidsvoorbereiding in nationale beleidsvoorbereiding, is het van belang dat Europese dossiers in de Kamers zoveel mogelijk als gewone dossiers worden behandeld door de desbetreffende Vaste Kamercommissies om zo de samenhang met de nationale beleidsdossiers te behouden. Europees beleid is immers ook voor de Kamers binnenlands beleid. De Algemene Commissie voor Europese Zaken houdt daarnaast een belangrijke rol in de bewaking van de algemeen politiek-strategische lijn in het Europees beleid (debat over de staat van de Unie). Meer directe politieke controle op het Europese besluitvormingsproces De rol van de nationale parlementen was in de Grondwet voor Europa versterkt met de subsidiariteitstoets. Dit zou Commissie en regeringen ertoe gedwongen hebben de nationale parlementen direct te informeren over Europese beleidsvoornemens. De subsidiariteitstoets zou de nationale parlementen hebben aangespoord om in een vroeg stadium van de besluitvorming een standpunt in te nemen over de noodzaak van Europese wetgeving. Dat had vervolgens kunnen leiden tot een actiever debat in de nationale parlementen met nationale regeringen maar mogelijk ook met uitvoerders en particulier initiatief over de Nederlandse standpunten over die ontwerpregels in de Raad van Ministers. Dit zou ook bevorderlijk zijn geweest voor juiste en tijdige implementatie van die regels in de nationale rechtsorde. Verbetering van het debat over Europa in de nationale parlementen kan ook Europa voor de burger beter zichtbaar maken. Een grotere rol van de nationale parlementen in het Europese besluitvormingsproces, rechtstreeks en indirect, laat ook zien dat de Europese besluitvorming niet buiten de lidstaten om plaatsvindt. De subsidiariteitstoets uit de Grondwet voor Europa zal echter niet worden ingevoerd. Niets belet de nationale parlementen echter om met gebruikmaking van de bestaande regelingen inzake subsidiariteit die zijn opgenomen in de protocollen bij het Verdrag van Amsterdam, ieder voor zich of in gezamenlijkheid, een ex ante subsidiariteitstoets te verrichten op nieuwe voorstellen voor Europese wetgeving. Zij kunnen hun bevindingen kenbaar maken aan de nationale regeringen, maar ook rechtstreeks aan de Europese instellingen zelf. Dat een en ander, anders dan in de Grondwet voor Europa was voorzien, niet is geformaliseerd, doet daaraan niet af. C. Rol en taak Raad van State Hetgeen geldt voor andere staatsinstellingen, geldt ook voor de Raad van State. Ook de Raad heeft een Europese taak. Sedert enige jaren bestaat de afspraak met de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken om belangrijke ontwerp-EG-besluiten van commentaar te voorzien in het bijzonder gericht op de eventuele gevolgen voor de bestaande nationale regelgeving. Meer dan tot nu toe zou in dat commentaar ook de Europese context waarin het ontwerpbesluit moet worden geplaatst en de noodzaak van regelgeving op Europees niveau aandacht kunnen krijgen. Ook zou de Raad desgevraagd kunnen adviseren over Europese beleidsstukken als wit- en groenboeken die tot belangrijke regelgeving zullen leiden. Ten slotte kan de Raad periodiek een overzicht geven van de uitspraken van het HvJ EG met een constitutioneel karakter. 7. Conclusies en aanbevelingen 7.1. Conclusies Het vertrouwen van de burger in Europa is aan erosie onderhevig. Herstel van dit vertrouwen is noodzakelijk, want de nationale lidstaten en hun burgers vormen het fundament van de EU. Naar het oordeel van de Raad kan dit vertrouwen in Europa het best hersteld worden door: - versterking van het burgerschap; individueel en collectief; - versterking van de politieke controle door het Parlement op het Europese besluitvormingsproces; - versterking van de politieke regie door ministerraad en Minister-President ten behoeve van een brede Europa-strategie. De Raad doet hiertoe de volgende concrete aanbevelingen. 7.2. Aanbevelingen Versterking van het burgerschap 1. Verdieping van de kennis en het inzicht van de burger in Europa De Nederlandse burger moet beter geïnformeerd worden over de betekenis van de EU, de werking van de EU en de verbindingsschakels tussen de EU en Nederland. Pas als men begrijpt welke doelen worden gediend met het Europese integratieproces, op welke wijze besluiten op Europees niveau totstandkomen, op welke wijze Nederland invloed kan uitoefenen op de inhoud van deze besluiten en welke rechten de burger als Europees burger heeft, kan de betrokkenheid bij Europa ontstaan. Hier ligt ook een taak voor voortgezet en hoger onderwijs; Europa krijgt daar ook nu wel aandacht, doch te geïsoleerd van andere onderwerpen als Nederlandse geschiedenis. 2. Versterking van de democratische betrokkenheid van de burger bij Europa De democratische betrokkenheid van de Nederlandse burger bij het Europese besluitvormingsproces kan worden vergroot. Om dit te bereiken is een actieve rol van het particulier initiatief noodzakelijk, bijvoorbeeld terzake van de vraag of Europese regelgeving nodig is. Burgers en private instellingen met een maatschappelijke functie dienen meer invloed uit te oefenen op het Europese besluitvormingsproces. Het nationale parlement dient meer oog te hebben voor deze rol; het zou hiertoe bijvoorbeeld hoorzittingen kunnen houden. Ook de regering dient de burger meer te betrekken bij 'Europa'. Versterking van de politieke controle op Europa 3. Informatie, prioriteiten en strategie a. Garing en agendering van Europese informatie Om meer politieke controle te kunnen uitoefenen op het Europese besluitvormingsproces moet, om te beginnen, het nationale parlement zijn informatievoorziening over Europa pro actief organiseren en niet langer alleen afhankelijk zijn van de regering (BNC-fiches). Het parlement kan zichzelf heel wel informeren via het Publicatieblad, de internetsites van Europa, de eigen vertegenwoordiging bij het EP en de Nederlandse leden van het EP. In de Vaste Kamercommissies en de fracties zou de informatie over Europa en de politieke implicaties daarvan een vast agendapunt moeten zijn en zouden (voorgenomen) Europese regelgeving en Europees beleid systematisch geagendeerd kunnen worden. b. Prioriteiten Vervolgens moeten de Vaste Kamercommissies aan de hand van de verkregen informatie vaststellen welke dossiers politieke prioriteit hebben. Daarover moet vervolgens in de fracties een politiek inhoudelijk standpunt worden voorbereid ten behoeve van de behandeling bijvoorbeeld in een Algemeen Overleg (AO). c. Rapporteurs Ten behoeve van de voorbereiding van een politiek-inhoudelijk standpunt zou ervoor gekozen kunnen worden om per dossier een rapporteur aan te wijzen die alle aspecten van hetgeen voorligt in kaart brengt. Voorbeelden van op dit moment interessante Brusselse dossiers die zich zouden lenen voor deze benadering zijn: de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie,(zie noot 8) een communautair actieplan voor drugs 2005-2008,(zie noot 9) Het programma Schone lucht voor Europa (CAFE): Naar een thematische strategie voor de luchtkwaliteit,(zie noot 10) en een Groenboek hypothecair krediet in de EU.(zie noot 11) 4. Rol van de parlementaire fracties De politieke partijen, in het bijzonder de parlementaire fracties, hebben bij de versterking van de politieke controle op het Europese besluitvormingsproces en op het optreden van de regering in Europa een tweeledige rol. Ten eerste zijn zij het die de politiek belangrijke onderwerpen moeten kiezen. Dit gebeurt nu niet. De huidige informatie aan het parlement is gedepolitiseerd. Politisering is afhankelijk van de bemoeienis van politieke partijen en van fracties. Zij moeten hun interne organisatie afstemmen op tijdige informatie en beoordeling daarvan. Ten tweede zijn het de fracties die hun standpunten moeten afstemmen met de geestverwanten in het EP en desgewenst in de parlementen van de andere lidstaten. Langs deze weg wordt ook een basis gelegd voor de noodzakelijke versterking van de plicht die ministers jegens de Kamers hebben om verantwoording af te leggen voor hetgeen gezamenlijk in Brussel is besloten. 5. Invoering van een subsidiariteitstoets Het nationale parlement kan een belangrijke rol vervullen in het creëren van meer democratische legitimiteit voor de Europese regelgeving door invoering van een subsidiariteitstoets voor Europese ontwerpregelgeving (zie artikel 2 van het EU-Verdrag en artikel 5 van het EG-Verdrag). Door Europese regelingen consequent in het beginstadium van voorbereiding tijdens hoorzittingen te toetsen op subsidiariteit, kan voorkomen worden dat op Europees niveau regelingen worden aangenomen met betrekking tot publieke belangen die beter op nationaal niveau behartigd kunnen worden. 6. Ontwerp-EU-regelgeving behandelen als ware het een nationaal wetsvoorstel Versterking van de democratische legitimiteit kan ook worden bevorderd door politiek geselecteerde ontwerprichtlijnen, - verordeningen en - kaderbesluiten met gebruikmaking van onderdelen van de normale wetsprocedure (zoals AO en voorlopig verslag) te behandelen. Zodanige procedure draagt bovendien bij aan een verantwoorde en tijdige implementatie. Versterking van de politieke regie ten behoeve van een brede Europa-strategie 7. Prioriteiten en strategie op nationaal niveau Het verdient aanbeveling om de Europese beleidsvoorbereiding op departementaal niveau niet langer via specifieke coördinatiemechanismen te laten plaatsvinden, maar via de normale coördinatielijnen die ook gelden voor het (overige) nationaal beleid. Dat betekent dat ieder ministerie het Europese beleid in de eigen werkzaamheden dient te integreren en verantwoordelijk is voor de tijdige inschakeling van andere ministeries. Op het niveau van de ministerraad dient vervolgens politieke afstemming te worden bereikt. Hierbij bewaakt de Minister-President de eenheid en samenhang van het (nationale inclusief Europese) regeringsbeleid en draagt dit uit. 8. Strategiebepaling op Europees niveau; rol van de ministerraad Versterking van de invloed van Nederland in het Europese besluitvormingsproces betekent dat Nederland tijdig per onderwerp coalities moet aangaan met andere lidstaten in de EU. Die coalities kunnen afhankelijk van het beleidsterrein verschillen. Tegelijkertijd moet er meer dan vroeger een strategie worden uitgezet. Daarvoor is de ministerraad de meest aangewezen "nationale instelling". Onder leiding van de Minister-President moet de nationale agenda met die van Brussel worden afgestemd en moet worden bepaald in welke Europese dossiers Nederland een politiek standpunt wil innemen, hoe dit politieke standpunt moet luiden en hoe dit standpunt op Europees niveau hetzij in Brussel hetzij in bepaalde hoofdsteden strategisch verantwoord kan worden ingebracht en hoe deze standpunten in de verschillende dossiers zich strategisch tot elkaar verhouden. Belangrijk is dat één strategie wordt gevolgd. 9. Rol van de Minister-President Om tijdig het Nederlandse belang te kunnen behartigen op Europees niveau is het van belang dat de Minister-President de hem ten dienste staande coördinatie- en agenderingsbevoegdheden volledig benut. Het is de verantwoordelijkheid van de Minister-President ervoor te zorgen dat tijdig in de ministerraad doel, strategie en tactiek bij de Nederlandse inbreng in Brussel aan de orde komen. Daarvoor moet hij zich zelfstandig voorbereiden en laten informeren door onder meer - maar niet uitsluitend - ministers en ministeries, PV in Brussel en Brusselse instellingen. De Minister-President moet ook zelfstandig belangrijke Europese onderwerpen op de agenda van de ministerraad kunnen opvoeren zo nodig tegen de wens van de eerst verantwoordelijke minister in. De Minister-President moet ervoor zorgen dat het mandaat van de bewindsman/-vrouw van Europese Zaken ook in zijn verhouding tot de eerst verantwoordelijke bewindslieden duidelijk is. Loopbaanbeleid ambtenaren Het loopbaan- en opleidingenbeleid van de ministeries behoeft aanpassing. Benoeming in de hogere rangen (directeur/directeur-generaal) zou in beginsel niet meer behoren plaats te vinden, indien de betrokkene geen Brusselse ervaring heeft, bijvoorbeeld door middel van detachering. Parallel hieraan zou een effectief terugkeerbeleid tot stand moeten komen. Tegen openbaarmaking van dit advies bestaat bij de Raad van State geen bezwaar. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake kostentoedeling congestiemanagement op grond van artikel 24a Elektriciteitswet 1998.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorlichting inzake kostentoedeling congestiemanagement op grond van artikel 24a Elektriciteitswet 1998.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij brief van 2 juli 2010, kenmerk WJZ/10097749, heeft de Minister van Economische Zaken op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State,(zie noot 1) afdeling III van de Raad van State verzocht om voorlichting inzake kostentoedeling congestiemanagement op grond van artikel 24a Elektriciteitswet 1998.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2008, no.08.003647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 13 september 2005, no.05.003377, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van VROM, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel betreft de implementatie van een aantal richtlijnen.(zie noot 1) Het dient ter vervanging van onder meer het Besluit luchtkwaliteit 2005. De kern van het wetsvoorstel betreft een programmatische aanpak om de luchtkwaliteit in overeenstemming te brengen met de grenswaarden uit de richtlijnen. Daarbij worden plan- en programmaverplichtingen op diverse bestuursniveaus geïntroduceerd, waarbij op rijksniveau de regie wordt gevoerd door het vaststellen van een programma van maatregelen. Bestuursorganen dienen bij de uitoefening van bepaalde bevoegdheden te toetsen of deze uitoefening inpasbaar is binnen het programma van maatregelen. Beoogd wordt aldus meer mogelijkheden voor saldering te creëren en wordt de relatie tussen besluiten en projecten enerzijds en de grenswaarden voor de luchtkwaliteit anderzijds minder direct. De memorie van toelichting gaat in op de voorgenomen integratie van de Wet luchtverontreiniging in de Wet milieubeheer, in het kader van de herijking van de VROM-regelgeving (Voorontwerp Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De Raad van State onderschrijft dat niet kan worden gewacht op deze wetgevingsinitiatieven, gelet op de verplichtingen uit de richtlijnen. Op de voet van artikel 22 van de Wet op de Raad van State heeft een delegatie van de Raad op 1 november 2005 met de Staatssecretaris van VROM over het gehele voorstel van wet beraadslaagd. De Staatssecretaris van VROM heeft uitdrukkelijk verzocht om advisering over de wijze waarop in het voorgestelde artikel 5.19, tweede lid, de aftrek van fijn stof concentraties is geregeld in relatie tot de desbetreffende EG-richtlijnen en over de wijze waarop het openstellen van beroep tegen het programma van maatregelen is geregeld. Behalve over deze onderwerpen, maakt de Raad een aantal inleidende opmerkingen. Verder maakt de Raad opmerkingen over de voorgestelde systematiek in het licht van de uit de richtlijnen voorvloeiende verplichtingen en de verhouding tussen plannen en programmas van maatregelen onderling. Het wetsvoorstel bevat een tamelijk gecompliceerd systeem van programma's en plannen, die elkaar deels lijken te overlappen en die, nu richtlijn 96/62/EG (verder: de kaderrichtlijn) in de artikelen 7 en 8 bepaalde plannen voorschrijft, onvoldoende inzicht geven in de wijze waarop de richtlijnen zijn geïmplementeerd. Tevens wordt een opmerking gemaakt over de juridische kwalificatie van maatregelen die op grond van artikel 5.12 van het wetsvoorstel worden genomen. Niet voor alle te treffen maatregelen die in het programma van maatregelen worden opgenomen is een wettelijke regeling als voorgesteld noodzakelijk. Voor een aantal van die maatregelen zullen bijzondere wetten, op grond waarvan diverse bevoegdheden door bestuursorganen worden uitgeoefend, moeten worden aangepast. De onduidelijkheid over de wijze van implementatie van de richtlijnen binnen het voorgestelde wettelijke systeem, de weinig heldere onderlinge verhoudingen van plannen en programma's van maatregelen, de juridische kwalificatie van de volgens het programma te treffen maatregelen, de uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden, kunnen aanleiding geven tot veel juridische procedures en daarmee tot vertraging van de uitvoering van voorgenomen maatregelen, die alleen bepaalde plannen voorschrijven. De Raad gaat ook in op de verhouding van het nationale programma van maatregelen en de uitoefening van decentrale bevoegdheden door bestuursorganen en over de gevolgen van het opnemen in het nationale programma van concrete projecten voor de bestuurlijke verhoudingen, met name op het terrein van de ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de Raad dient de voorgestelde saldobenadering te worden beperkt in tijd, plaats en inhoud. De mogelijkheid tot saldering waar plaats wordt overigens reeds beperkt door artikel 9 van de kaderrichtlijn. Tenslotte maakt de Raad opmerkingen over het overleg met andere lidstaten, over artikel 5.8 en vraagt hij naar een analyse van de interpretatie en implementatie van de richtlijnen in andere lidstaten. De Raad is van oordeel dat het wetsvoorstel en de voorgestelde planmatige aanpak in verband met deze opmerkingen nader dienen te worden overwogen. 1. Inleidende opmerkingen In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat met het voorstel van wet wordt beoogd de richtlijnen zodanig te implementeren dat aan de inhoud daarvan volledig recht wordt gedaan, terwijl er tegelijkertijd voor wordt gewaakt dat juridische belemmeringen worden opgeworpen die niet strikt het gevolg van de richtlijnen zijn.(zie noot 2) Juridische blokkades die de afgelopen tijd bestonden voor ruimtelijke en infrastructurele projecten worden voor een groot deel weggenomen, aldus de toelichting. De Raad kan zich verenigen met de doelstelling om juridische blokkades die het gevolg zouden zijn geweest van een te strikte implementatie van de desbetreffende richtlijnen weg te nemen zodat er meer ruimte ontstaat voor bepaalde plannen en projecten. Terecht wordt er in de memorie van toelichting op gewezen dat wel volledig recht moet worden gedaan aan de inhoud van de te implementeren richtlijnen. Daarbij zal duidelijk moeten worden dat zowel met deze wetgeving als met de uitvoering daarvan volledig kan worden voldaan aan de verplichtingen die voor Nederland uit de richtlijnen voortvloeien. Een probleem is dat de ruimte die de richtlijnen in dit verband aan Nederland bieden niet duidelijk is. Wel is duidelijk dat binnen de daartoe in de richtlijnen gestelde termijnen voldaan zal moeten zijn aan de daarin voorgeschreven grenswaarden. Bij de beoordeling van het wetsvoorstel moet rekening worden gehouden met een aantal onzekere factoren. In de eerste plaats merkt de Raad op dat, voor zover het wetsvoorstel betrekking heeft op de uitleg van bepalingen van de richtlijnen, het uiteindelijk aan het Europese Hof van Justitie is om de juistheid van die uitleg te beoordelen. Vervolgens moet het wetsvoorstel nog worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur en ministeriële regelingen. De inhoud van deze regelingen zal medebepalend zijn voor het antwoord op de vraag of de richtlijnen op de juiste wijze zijn geïmplementeerd. Tenslotte zal ook veel afhangen van de inhoud van de programma's van maatregelen en plannen, die ter uitvoering van de voorgestelde wettelijke regeling zullen moeten worden opgesteld. Dit betekent dat een eindoordeel over de vraag of Nederland met deze nieuwe wetgeving voldoet aan de richtlijnen pas mogelijk is als de gehele operatie is voltooid. In zijn advies kan de Raad dan ook slechts wijzen op mogelijke risico's die het wetsvoorstel in dit verband inhoudt. 2. De voorgestelde systematiek in verhouding tot de uit de richtlijnen voortvloeiende verplichtingen De kaderrichtlijn verplicht de lidstaten tot het treffen van maatregelen die ervoor zorgen dat de grenswaarden worden nageleefd (artikel 7, eerste lid)(zie noot 3) en tot het opstellen van actieplannen bij dreigende overschrijding van de grenswaarden of de alarmdrempels (artikel 7, derde lid). De lidstaten moeten ook maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat een plan of programma wordt opgesteld en uitgevoerd dat ertoe leidt dat in de zones en agglomeraties, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de kaderrichtlijn, binnen de daarvoor gestelde termijn aan de grenswaarde wordt voldaan (artikel 8, derde lid). Hierbij is relevant dat de kaderrichtlijn tevens verplicht tot het opstellen van drie lijsten: 1. een lijst van zones en agglomeraties waar de niveaus van één of meer verontreinigende stoffen de grenswaarde, verhoogd met de overschrijdingsmarge, overschrijden (artikel 8, eerste lid), 2. een lijst van zones en agglomeraties waar de niveaus van één of meer verontreinigende stoffen tussen de grenswaarde en de met de overschrijdingsmarge verhoogde grenswaarde liggen (artikel 8, tweede lid) en 3. een lijst van zones en agglomeraties waar de niveaus van de verontreinigende stoffen onder de grenswaarden liggen (artikel 9). Ter uitwerking hiervan bevatten de dochterrichtlijnen eveneens diverse verplichtingen tot het opstellen van lijsten. Aan de hand van de lijsten kan een lidstaat nagaan welke verplichtingen gelden voor welke gebieden. In onder 3 bedoelde zones en agglomeraties houden de lidstaten de niveaus van verontreiniging beneden de grenswaarden en streven zij ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen (artikel 9). Naar aanleiding van deze richtlijnverplichtingen maakt de Raad de volgende opmerkingen. a. Momenteel worden zones en agglomeraties aangewezen in de Meetregeling luchtkwaliteit 2005.(zie noot 4) Deze regeling vervalt door de in het wetsvoorstel beoogde intrekking van het Besluit luchtkwaliteit. Op grond van artikel 5.12, tweede lid, worden bij ministeriële regeling opnieuw gebieden aangewezen met betrekking tot het programma van maatregelen, bedoeld in het eerste lid van dat artikel. Op grond van artikel 5.22, eerste lid, worden bij ministeriële regeling voor de toepassing van bijlage 2 en de krachtens titel 5.2 gestelde regels ten aanzien van metingen en berekeningen van het kwaliteitsniveau zones onderscheidenlijk agglomeraties aangewezen. Voor deze gebieden moet ingevolge artikel 5.12, vierde lid, aanhef en onder a, het programma een beschrijving van de aanwezige concentratie verontreinigende stoffen boven de desbetreffende gebieden omvatten. Volgens de toelichting bij dit artikel strekt dit artikel ter vervanging van artikel 3 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 en biedt het een basis voor de door de richtlijnen vereiste aanwijzing van zones en agglomeraties. Artikel 5.12 is echter alleen van toepassing als een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde op of na het daarbij behorende tijdstip wordt overschreden of dreigt te worden overschreden. Ook uit artikel 5.22 blijkt niet dat er conform de kaderrichtlijn drie verschillende lijsten moeten worden opgesteld. Naar het oordeel van de Raad dient in het wetsvoorstel een bepaling te worden opgenomen die de Minister verplicht de lijsten vast te stellen die door de richtlijnen worden vereist. Alleen op deze wijze kan ook worden voldaan aan één van de doelstellingen van artikel 1 van de kaderrichtlijn, te weten te beschikken over adequate informatie over de luchtkwaliteit. De Raad adviseert op dit punt het wetsvoorstel aan te passen. b. Het wetsvoorstel maakt onderscheid tussen planverplichtingen in gevallen waarin sprake is van overschrijding (artikelen 5.9 en 5.10) en de verplichting tot het opstellen van programmas van maatregelen in gevallen waarin sprake is van (dreigende) overschrijding (artikel 5.12). Burgemeester en wethouders dienen voor plaatsen waar de plandrempels voor stikstofdioxide en benzeen worden overschreden een plan op te stellen (artikel 5.9 jo voorschrift 13.1, bijlage 2) en de Minister van VROM stelt een plan op voor plaatsen waar de richtwaarden voor ozon worden overschreden (artikel 5.10, eerste lid, jo voorschrift 13.2, bijlage 2). De Minister moet verder voor de in bijlage 2 opgenomen grenswaarden een programma van maatregelen opstellen (artikel 5.12). Bestuursorganen hebben de bevoegdheid een programma van maatregelen op te stellen (artikel 5.13). Het plan ex artikel 5.9 kan onderdeel uitmaken van het programma van maatregelen (artikel 5.12, zesde lid). Het is de vraag in hoeverre met deze systematiek wordt voldaan aan de vereisten van de richtlijnen. Met artikel 5.9 wordt implementatie van artikel 8, derde lid, van de kaderrichtlijn beoogd.(zie noot 5) De planverplichting van het voorgestelde artikel 5.10, eerste lid, houdt echter volgens de memorie van toelichting geen implementatie in, hetgeen eveneens geldt voor de programmas van maatregelen ingevolge de voorgestelde artikelen 5.12 en 5.13. Dit laat echter het moeten voldoen aan de normen voor fijn stof onverlet. Het is van belang dat het wetsvoorstel en de memorie van toelichting een duidelijk beeld geven van het voorgestelde wettelijke systeem en de wijze waarop de richtlijnen zullen worden geïmplementeerd. Naar de mening van de Raad schiet de memorie van toelichting in dit opzicht te kort. Een goede transponeringstabel is zeker nodig, maar niet afdoende. In de memorie van toelichting ontbreekt een aparte paragraaf waarin duidelijk wordt uiteengezet op welke wijze met het wetsvoorstel wordt voldaan aan de verplichtingen die voor Nederland uit de richtlijnen voortvloeien. De Raad adviseert in de memorie van toelichting aan bovenstaande punten aandacht te besteden. c. Of Nederland voldoet aan de eisen van de richtlijnen hangt mede af van de inhoud van de plannen en de programmas van maatregelen. Daarbij zij opgemerkt dat voor fijn stof reeds geldt dat niet wordt voldaan aan de richtlijneisen. De inhoud van de plannen en de programmas van maatregelen zijn essentieel voor het (alsnog) naleven van de richtlijnen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting gaan echter niet in op de inhoud van deze plannen en programma's en verschaffen derhalve op dit punt onvoldoende duidelijkheid of met de nieuwe planstructuur de inmiddels geconstateerde problemen daadwerkelijk kunnen worden opgelost. Daarbij is het tevens van belang om te weten op welke termijn de plannen en de programmas operationeel kunnen zijn. De Raad adviseert in de memorie van toelichting aan bovenstaande punten aandacht te besteden. 3. Verhoudingen tussen plannen en programma's Het wetsvoorstel bevat een tamelijk ingewikkeld stelsel van plannen en programma's van maatregelen. Onder punt 2 zijn de verplichtingen op grond van de artikelen 5.9, 5.10, 5.12 en 5.13 uiteengezet. Daar is al gewezen op artikel 5.12, zesde lid, waarin is bepaald dat een (gemeentelijk) plan als bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, kan worden samengevoegd met het (nationale) programma van maatregelen als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid. De systematiek van het voorgestelde stelsel van plannen en programma's geeft de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen. Het is onduidelijk hoe de maatregelen waarin de plannen (ex artikel 5.9 en artikel 5.10) voorzien zich verhouden tot de maatregelen in de programma's (ex artikel 5.12 en artikel 5.13). In de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat er tussen beide raakvlakken zijn en dat zij elkaar kunnen overlappen waar het de te treffen maatregelen betreft, zodat het voor de hand ligt in voorkomende gevallen het plan en het programma samen te voegen tot één document.(zie noot 6) Voor de programma's van maatregelen, bedoeld in artikel 5.13, is geen met artikel 5.12, zesde lid, vergelijkbare voorziening getroffen. Evenmin is duidelijk waarom niet ook het door de Minister op te stellen plan met betrekking tot de richtwaarden voor ozon in het nationale programma kan worden opgenomen. De reden hiervoor is niet toegelicht. Bovendien is niet duidelijk wat nu het verschil in karakter is tussen de planfiguur en het programma van maatregelen. Het door de Minister vast te stellen programma van maatregelen omvat naast de generieke rijksmaatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit ook locatiespecifieke maatregelen van alle betrokken bestuursorganen die mede gerelateerd zijn aan noodzakelijk geachte ontwikkelingen en projecten. Deze locatiespecifieke maatregelen betreffen bepaalde, bij ministeriële regeling, aangewezen gebieden. Dit doet de vraag rijzen aan de hand van welke criteria deze gebieden worden aangewezen en welke gebieden buiten het nationale programma zullen vallen en dus op gemeentelijk of regionaal niveau zullen moeten worden aangepakt. De onderlinge verhoudingen tussen de verschillende plannen en programma's van maatregelen worden nog gecompliceerd door het feit dat het nationale programma van maatregelen volgens de toelichting (paragraaf 4.2) niet strekt tot uitvoering van de richtlijnen, maar een zuiver nationale aangelegenheid betreft, terwijl de plannen, althans een deel daarvan, kennelijk wel een implementatie van de richtlijnen betreffen. De Raad adviseert het stelsel van plannen en programmas te vereenvoudigen en beter te doen aansluiten bij de richtlijnen. 4. Het nationale programma van maatregelen en de uitoefening van decentrale bevoegdheden Uit de memorie van toelichting blijkt dat met het programma van maatregelen wordt beoogd de mogelijkheid te bieden om urgente projecten en activiteiten doorgang te laten vinden, mits daar extra maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit tegenover staan, waardoor maatschappelijk gewenste ontwikkelingen ook in overschrijdingssituaties doorgang kunnen vinden met behoud of verbetering van de ter plaatse aanwezige luchtkwaliteit.(zie noot 7) Het programma zal alle generieke rijksmaatregelen bevatten ter verbetering van de luchtkwaliteit en maatregelen verbonden aan projecten die van belang zijn voor de nationale ruimtelijke hoofdstructuur, alsmede locatiespecifieke regionale en lokale (waaronder ruimtelijke) maatregelen voor bepaalde bij ministeriële regeling aan te wijzen gebieden. Al deze maatregelen moeten gericht zijn op verbetering van de luchtkwaliteit. Artikel 5.16 van het wetsvoorstel regelt de uitoefening van bevoegdheden en de toepassing van wettelijke voorschriften op grond van de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en enkele andere wetten voorzover er gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Uitoefening van bevoegdheden en toepassing van wettelijke voorschriften is mogelijk indien: 1. de uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de overschrijding van de grenswaarden, of 2. de uitoefening of toepassing is omschreven in of betrekking heeft op een ontwikkeling of het voorgenomen besluit dat is omschreven in of past binnen een vastgesteld programma van maatregelen. Dit betekent dat in de onder 2 genoemde gevallen het programma van maatregelen ook als toetsingskader zal dienen voor besluiten op het terrein van ruimtelijke ordening en andere projecten. Deze regeling geeft de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. In de eerste plaats rijst de vraag over de juridische status van de in een programma van maatregelen opgenomen maatregelen en besluiten. Bepaalde maatregelen zullen een vervolg moeten krijgen in algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten. Ruimtelijke projecten zullen pas effect kunnen krijgen nadat zij onherroepelijk zijn geworden. Het kan zijn dat na een zekere tijd blijkt dat bepaalde generieke maatregelen niet het verwachte gunstige effect hebben op de luchtkwaliteit of dat bepaalde ruimtelijke projecten niet de eindfase halen, bijvoorbeeld omdat het project sneuvelt op grond van een ander aspect dan de luchtkwaliteit. Dan rijst de vraag of tussentijdse aanpassing van het programma mogelijk is. Voorts wijst de Raad erop dat mogelijk pas na enkele jaren duidelijk zal zijn of de maatregelen de verwachte resultaten opleveren, hetgeen betekent dat pas dan kan worden getoetst of een project past in een programma van maatregelen. De Raad adviseert in de memorie van toelichting aan dit punt aandacht te besteden. b. Artikel 5.14, eerste lid, bepaalt dat de daartoe in het programma van maatregelen aangewezen bestuursorganen jaarlijks voor 1 april aan de Minister van VROM rapporteren over de uitvoering van het programma. Niet is geregeld dat de Minister aan deze bestuurorganen maatregelen kan opleggen wanneer blijkt dat zij onvoldoende uitvoering hebben gegeven aan het programma van maatregelen. De Raad beveelt aan artikel 5.14 op dit punt aan te passen. 5. Bestuurlijke verhoudingen Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid in te grijpen in de bestaande bestuurlijke verhoudingen. Het opnemen van concrete projecten in het nationale programma van maatregelen kan een prioritering impliceren, die van invloed is op de uitoefening van de (decentrale) bevoegdheden, bedoeld in het voorgestelde artikel 5.16. De rijksoverheid krijgt door het nationale programma van maatregelen een nieuw beïnvloedingsmiddel voor de ruimtelijke inrichting van Nederland, waarmee kan worden bepaald welke plannen van de decentrale overheden kunnen doorgaan en welke (voorlopig) niet. Verder voorziet het wetsvoorstel in diverse verplichtingen voor de decentrale overheden. De centralisatie-tendens in het wetsvoorstel staat niet alleen haaks op huidige bevoegdheden en procedures maar ook op gespannen voet met de afspraken in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, vastgesteld door kabinet, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.(zie noot 8) Artikelen 114 van de Gemeentewet en 112 van de Provinciewet schrijven overleg voor met de decentrale besturen of met een instantie die voor deze representatief kan worden geacht. De memorie van toelichting biedt geen inzicht in het resultaat van dit overleg. De Raad adviseert de memorie van toelichting op de genoemde punten aan te vullen. 6. Saldobenadering Het wetsvoorstel biedt bestuursorganen de mogelijkheid om bevoegdheden uit te oefenen of wettelijke voorschriften toe te passen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, ook wanneer de grenswaarden wel al in betekenende mate worden overschreden maar aannemelijk wordt gemaakt dat de luchtkwaliteit door een met de uitoefening van de bevoegdheid samenhangende maatregel of door een door die uitoefening optredend effect, per saldo verbetert of gelijk blijft (artikel 5.16, derde lid). In het Besluit luchtkwaliteit 2005 was reeds een saldoregeling ten aanzien van projecten opgenomen, maar de saldobenadering is, zoals ook in paragraaf 4.3 van de memorie van toelichting wordt opgemerkt, in de regeling inzake het programma van maatregelen verbreed. In paragraaf 4.2 wordt dit nader toegelicht met de opmerking dat een argument om bepaalde projecten die een neutraal of positief effect hebben op de luchtkwaliteit wel in het programma op te nemen, terwijl dit niet strikt noodzakelijk is, is dat het daardoor mogelijk wordt om ten aanzien van andere projecten gebruik te maken van het door saldering verkregen netto positieve effect op de luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat de salderingsmogelijkheden in het wetsvoorstel ruimer zijn dan in het Besluit luchtkwaliteit 2005, doordat zij gekoppeld zijn aan het programma van maatregelen. De Raad wijst erop dat een te grote verruiming van de saldobenadering het risico inhoudt dat Nederland niet voldoet aan zijn verplichting om de normen van de richtlijnen te halen, bij voorbeeld wanneer via verschuivingen binnen het programma van maatregelen allerlei projecten worden toegestaan die in feite negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Over de toepassing van de saldobenadering is nog niet door het Hof van Justitie geoordeeld en het is uiteindelijk aan dit Hof om de juistheid van de uitleg van bepalingen van de richtlijnen te beoordelen. De planverplichtingen voortvloeiende uit de artikelen 7, derde lid, en 8, derde lid, van de kaderrichtlijn zijn gericht op het voorkomen en ongedaan maken van overschrijding en niet op handhaving van een bepaalde mate van overschrijding. Dit geeft de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. De saldobenadering dient beperkt te zijn naar tijd, plaats en inhoud. Op de beperking naar plaats wordt hierna ingegaan. In het advies inzake het ontwerpbesluit luchtkwaliteit 2005 is aanbevolen deze beperkingen bij voorkeur aan te brengen in het besluit zelf, of indien dit onmogelijk zou blijken, in de vorm van richtlijnen (van de Minister van VROM. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet niet in dergelijke beperkingen, maar biedt de mogelijkheid bij ministeriële regeling beperkingen aan te brengen. De memorie van toelichting geeft echter redelijk concreet aan wat deze beperkingen zijn, bijvoorbeeld dat saldering binnen dezelfde stof moet plaatsvinden.(zie noot 9) De Raad beveelt daarom aan de beperkingen van saldering te regelen in artikel 5.16. b. De mogelijkheden tot saldering naar plaats worden in belangrijke mate beperkt door artikel 9 van de kaderrichtlijn. In de zones en agglomeraties waar de niveaus van de verontreinigende stoffen onder de grenswaarden liggen houden de lidstaten deze niveaus beneden de grenswaarden en streven zij ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen. Saldering met een gebied waarin geen sprake is van overschrijding is derhalve niet mogelijk. Het wetsvoorstel voorziet niet in deze beperking. De Raad beveelt aan hierin in het wetsvoorstel te voorzien. c. Evenals in het advies inzake het ontwerpbesluit luchtkwaliteit 2005 merkt de Raad op dat, afgezien van de vragen rond de saldobenadering zelf, deze benadering alleen een oplossing biedt indien er wat valt te salderen. Dit houdt in dat de maatregelen in de programmas ook daadwerkelijk worden gerealiseerd en daadwerkelijk de beoogde verlaging van de normoverschrijding tot gevolg hebben. Hiertoe voorzien de artikelen 5.12, achtste lid, en 5.14 in een aantal verplichtingen (naleving, monitoring en verslaglegging). Het wetsvoorstel voorziet echter niet in een regeling wanneer zou blijken dat de programmas van maatregelen niet het beoogde effect sorteren. De Raad beveelt, in navolging van punt 4, onder b, aan in artikel 5.14 te voorzien in een dergelijke regeling. 7. Rechtsbescherming De Staatssecretaris van VROM heeft de bijzondere aandacht van de Raad gevraagd voor de wijze waarop de rechtsbescherming in het wetsvoorstel is geregeld. Artikel I, onderdeel L, van het wetsvoorstel vult artikel 20.1 Wm aan met een nieuw achtste en negende lid. Het achtste lid voorziet in de mogelijkheid dat een belanghebbende beroep instelt bij de Afdeling bestuursrechtspraak tegen de in de artikelen 5.12, eerste lid, en artikel 5.13, eerste lid bedoelde programma's van maatregelen. Het negende lid bepaalt dat bij een beroep tegen een besluit dat is genomen met toepassing van artikel 5.16, eerste lid, onder b, geen gronden kunnen worden aangevoerd die betrekking hebben op het aspect luchtkwaliteit, voor zover dat aspect is meegenomen in een programma van maatregelen. De in artikel 20.1 Wm voorgestelde wijzigingen geven de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. Uit de memorie van toelichting blijkt dat het de bedoeling is het gehele programma van maatregelen open te stellen voor beroep. Het programma van maatregelen als bedoeld in artikel 5.12 omvat zowel voor heel Nederland geldende generieke maatregelen, als maatregelen die deels toegespitst zijn op aangewezen gebieden en deels gekoppeld zijn aan voorgenomen concrete besluiten over activiteiten of projecten. Volgens de toelichting is het vanwege de nauwe samenhang in het programma tussen de generieke maatregelen en de effecten daarvan, de verwachte activiteiten alsmede de daarbij behorende specifieke maatregelen, en de autonome ontwikkelingen, praktisch gezien niet goed mogelijk deze programmaonderdelen van elkaar te scheiden. Daarom en omdat met het maken van een onderscheid ook de consistentie en samenhang van het programma zou worden verbroken, is ervoor gekozen het gehele programma voor beroep vatbaar te laten zijn, aldus de toelichting. Daarmee wordt volgens de memorie van toelichting voorkomen dat de bestuursrechter bij een beroep tegen het programma per onderdeel moet nagaan of er sprake is van een appellabel besluit. Ook naar de mening van de Raad kan worden betwijfeld of alle onderdelen van een programma zullen kunnen worden aangemerkt als een appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij kan met name gedacht worden aan in het programma op te nemen voor heel Nederland geldende generieke maatregelen. Indien in dit opzicht een afwijking van de Awb wordt beoogd, ware dit expliciet in artikel 20.1, achtste lid, te bepalen. Overigens moet er rekening mee worden gehouden dat een rechtmatigheidstoetsing door de bestuursrechter weinig betekenis zal hebben voor de onderdelen van een programma die generieke maatregelen inhouden. In het wetsvoorstel ontbreken ook duidelijke criteria waaraan een programma van maatregelen moet voldoen en waaraan de rechter het programma op rechtmatigheid kan toetsen. De Raad merkt verder op dat artikel 20.1 Wm sinds de inwerkingtreding van de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb ervan uit gaat dat beroep alleen kan worden ingesteld door een belanghebbende. Het wetsvoorstel leidt ertoe dat de ontvankelijkheid van de beroepen steeds zal moeten worden getoetst, afhankelijk van de aard van de maatregelen in de programmas. De jurisprudentie over het belanghebbende-begrip in relatie tot de programma's en de daarin vervatte generieke en (locatie)specifieke maatregelen zal nog moeten worden gevormd. De Raad adviseert in het licht van het bovenstaande artikel 20.1, achtste lid, te heroverwegen en in de toelichting nader in te gaan op de hiervoor naar voren gebrachte punten. Indien wordt besloten de mogelijkheid van beroep tegen alle onderdelen van het programma van maatregelen te handhaven, ware dit in de tekst van artikel 20.1, achtste lid, expliciet tot uitdrukking te brengen. b. De voorgestelde regeling van artikel 20.1, negende lid, Wm heeft een getrapt karakter: bij beroep tegen een besluit dat genomen is met toepassing van artikel 5.16, eerste lid, onder b, kunnen geen gronden worden aangevoerd die betrekking hebben op het aspect luchtkwaliteit, voorzover dat aspect is opgenomen in het nationale of regionale programma van maatregelen. Dit betekent dat, als geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om tegen een programma beroep in te stellen, het aspect luchtkwaliteit in een latere fase geen onderdeel uit kan maken van een beroep. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat als gevolg van veranderde omstandigheden of een veranderde vormgeving achteraf kan blijken dat de inpasbaarheid van een in het nationale programma opgenomen project binnen het programma niet zonder meer vaststaat en dat het project alsnog aan het programma moet worden getoetst.(zie noot 10) De Raad voegt hieraan toe dat ook kan blijken dat de in het programma aangekondigde generieke en specifieke maatregelen niet het verwachte gunstige effect hebben gehad op de luchtkwaliteit. In zodanige gevallen kan het aspect luchtkwaliteit, gelet ook op de verplichtingen die voor Nederland rechtstreeks voortvloeien uit de richtlijnen, in een beroepsprocedure niet buiten beschouwing blijven. De Raad adviseert in het licht van het bovenstaande het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. 8. Overleg Artikel 8, zesde lid, van de kaderrichtlijn schrijft voor dat wanneer het niveau van een verontreinigende stof ten gevolge van een significante verontreiniging vanuit een andere lidstaat boven de met de overschrijdingsmarge verhoogde grenswaarde of, in voorkomend geval, de alarmdrempel ligt of dreigt te komen, de betrokken lidstaten overleg met elkaar plegen om een oplossing te vinden. In de memorie van toelichting wordt op verschillende plaatsen gerefereerd aan de omstandigheid dat de grenswaarden van bepaalde stoffen (bijvoorbeeld fijn stof) in Nederland worden overschreden als gevolg van de verontreiniging door andere lidstaten. Niet wordt verwezen naar overleg met de desbetreffende lidstaten over dit onderwerp. Artikel 8, derde lid, van de kaderrichtlijn verplicht daartoe wanneer de invloed van de buurlanden aanzienlijk wordt geacht en dit naar de Europese Commissie toe wordt gebruikt als argument voor het niet kunnen voldoen aan de resultaatsverplichtingen, voortvloeiende uit de richtlijnen. De Raad beveelt aan in de memorie van toelichting aan te geven op welke wijze wordt voldaan aan de overlegverplichting voorvloeiende uit artikel 8, zesde lid, van de kaderrichtlijn. 9. Artikel 5.19, tweede en derde lid De Staatsecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vraagt de bijzondere aandacht van de Raad voor de wijze waarop in het voorgestelde artikel 5.19, tweede lid, de aftrek van fijn stof concentraties is geregeld in relatie tot de desbetreffende EG-richtlijnen.(zie noot 11) Het voorgestelde artikel 5.19, tweede lid, regelt dat bij het vaststellen van het kwaliteitsniveau van de in bijlage 2 genoemde stoffen (waaronder fijn stof) concentraties die niet door de mens in de lucht worden gebracht of die geen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel, buiten beschouwing worden gelaten. Het derde lid regelt expliciet het buiten toepassing laten van fijn stof, veroorzaakt door natuurverschijnselen. Daarom wordt achtereenvolgens ingegaan op de beide bepalingen. a. Het doel en de strekking van de richtlijn zijn het meten en het beoordelen van de niveaus van concentratie van bepaalde stoffen in de lucht. Voorzover deze niveaus een menselijke oorsprong hebben en dus beïnvloedbaar zijn, is het doel om tot verbetering te komen op basis van, aan de hand van wetenschappelijke kennis, vastgestelde waarden. De luchtkwaliteit is een resultante van verschillende factoren van natuurlijke en menselijke oorsprong. Het accent dient te liggen op hetgeen veroorzaakt is door menselijk handelen. De beperkte definitie van het begrip "verontreinigende stof" in artikel 2 van de kaderrichtlijn en de eerste dochterrichtlijn en de aftrekmogelijkheid van artikel 5 van de eerste dochterrichtlijn lijken te moeten worden bezien tegen deze achtergrond. De Raad meent dat eenzelfde systematiek als in de richtlijnen kan worden gevolgd in het wetsvoorstel. Door een begripsbepaling op te nemen, met de uitsluiting van de stoffen die niet direct of indirect door de mens in de lucht worden gebracht en geen schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel, is het niet meer nodig een dergelijke uitsluiting op te nemen bij het vaststellen van het kwaliteitsniveau. Wanneer het in de bedoeling ligt slechts fijn stof te reguleren in artikel 5.19, tweede lid, ligt het in de rede de redactie van deze bepaling daarmee in overeenstemming brengen. De Raad geeft in overweging de systematiek van de kaderrichtlijn en de eerste dochterrichtlijn te volgen en de begripsbepaling in het voorgestelde artikel 5.7 aan te vullen met het bepaalde in het voorgestelde artikel 5.12, tweede lid. b. In het tweede lid van artikel 5.19 wordt gesproken van "concentraties die niet door de mens in de lucht worden gebracht of die geen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel". Deze bepaling is ontleend aan de definitie van "verontreinigende stof" in artikel 2, onderdeel 2, van de kaderrichtlijn. Deze bepaling gebruikt echter niet het woord "of", maar het woord "en". De Raad adviseert hier de redactie van de richtlijn te volgen, teneinde te vermijden dat een eigen uitleg aan een richtlijnbepaling wordt gegeven. c. Voor de uitsluiting van natuurverschijnselen bij de vaststelling van het kwaliteitsniveau van zwevende deeltjes in het voorgestelde artikel 5.19, derde lid, zijn naar het oordeel van de Raad goede redenen, gelet op het bepaalde in de richtlijnen. Al eerder heeft afdeling V van de Raad van State bij wijze van voorlichting erop gewezen dat de omschrijving van "natuurverschijnselen" in Nederland niet de gewenste uitweg biedt. Het bepaalde in het voorgestelde artikel 5.19, derde en zesde lid, biedt desgewenst de mogelijkheid tot aftrek. De begripsbepaling in het zesde lid kan tevens worden opgenomen in de voorgestelde begripsbepalingen van artikel 5.7, overeenkomstig het bepaalde in de eerste dochterrichtlijn. De memorie van toelichting voorziet niet in een argumentatie voor de systematiek in artikel 5.19, derde en zesde lid. De Raad beveelt aan op dit punt in te gaan in de memorie van toelichting. 10. Artikel 5.8 Het wetsvoorstel voorziet in het verzoek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal om de onderhavige materie bij wet te regelen Het bevat tevens een bijlage waarin technische normen zijn opgenomen. Deze bijlage vormt een onderdeel van de wet en de Minister van VROM kan ingevolge het voorgestelde artikel 5.8 een tijdelijke regeling vaststellen indien wijziging van de bijlage noodzakelijk is. Binnen achttien maanden dient een wetswijziging van gelijke strekking aanhangig te zijn gemaakt. Het ligt echter niet voor de hand dat dergelijke normen eveneens worden geregeld bij wet. Het gaat hier grotendeels of geheel om normen die rechtstreeks zijn ontleend aan de verschillende toepasselijke richtlijnen. Zij hebben een zeer technisch karakter en zijn aan verandering onderhevig. Het voordeel van regeling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is dat wijzigingen van de technische normen kunnen worden doorgevoerd, zonder de tijdrovende procedure die een wetswijziging met zich brengt. In het licht van de beoogde en de ophanden zijnde wijzigingen in de Europese richtlijnen ligt derhalve regeling bij ministeriële regeling voor de hand (artikel 21.6, zesde lid, Wm).(zie noot 12) De Raad beveelt aan de technische normen bij ministeriële regeling vast te stellen. 11. nalyse van de interpretatie en implementatie van de richtlijnen in andere lidstaten De Raad heeft in het advies inzake het ontwerpbesluit luchtkwaliteit 2005 aanbevolen een analyse van de verschillen in de lidstaten op het punt van interpretatie en implementatie van de normen voor luchtkwaliteit te (laten) uitvoeren. In het nader rapport van 17 juni 2005 is aangegeven dat een dergelijke analyse nog niet in voldoende uitgewerkte vorm beschikbaar was en dat in het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer van 26 april 2005 deze is toegezegd ter gelegenheid van het wetsvoorstel. In het voorliggende wetsvoorstel wordt in de memorie van toelichting niet voorzien in een dergelijke analyse. De Raad beveelt aan de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen. 12 .Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van Wet Belastingwet BES, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van Wet Belastingwet BES, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2009, no.09.001413, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet Belastingwet BES, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor prestatiebekostiging (Wet aanvulling instrumenten prestatiebekostiging WMG), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor prestatiebekostiging (Wet aanvulling instrumenten prestatiebekostiging WMG), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2010, no.10.000381, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor prestatiebekostiging (Wet aanvulling instrumenten prestatiebekostiging WMG), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PbEU L 247), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PbEU L 247), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 29 december 2008, no.08.003751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PbEU L 247), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO in verband met de invoering van de canon in de kerndoelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO in verband met de invoering van de canon in de kerndoelen, met nota van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2008, no.08.002991, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO in verband met de invoering van de canon in de kerndoelen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit neemt de "Canon van Nederland" op in de kerndoelen voor het primair onderwijs en in de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Daarnaast is bij de Raad een ontwerpbesluit ter advisering ingediend met betrekking tot de kerndoelen in het speciaal onderwijs, waarvan deze canon ook deel uitmaakt.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet kilometerprijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet kilometerprijs, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.NB. Bij dit advies hoort tevens een nader advies van 24 september 2009, nr W09.09.0290/IV.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex waarin jeugdigen kunnen worden gemeld die bepaalde risico's lopen (verwijsindex risico's jeugdigen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex waarin jeugdigen kunnen worden gemeld die bepaalde risico's lopen (verwijsindex risico's jeugdigen), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2008, no.08.002064, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex waarin jeugdigen kunnen worden gemeld die bepaalde risico's lopen (verwijsindex risico's jeugdigen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvraag om advies, op grond van artikel 15, tweede lid, van de Wet op de Raad van State, inzake de zogenoemde enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Aanvraag om advies, op grond van artikel 15, tweede lid, van de Wet op de Raad van State, inzake de zogenoemde enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 30 december 2008, no. 08.003754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een aanvraag om advies, op grond van artikel 15, tweede lid, van de Wet op de Raad van State, inzake de zogenoemde enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders, met memorie van toelichting, en Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter introductie van claw back en redelijkheids- en billijkheidstoets en deskundigheidstoetsing bij commissarissen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders, met memorie van toelichting, en Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter introductie van claw back en redelijkheids- en billijkheidstoets en deskundigheidstoetsing bij commissarissen, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2010, no.10.001579, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende regeling van de inrichting, de organisatie en het beheer van de openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de samenwerking daartussen (Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van rijkswet houdende regeling van de inrichting, de organisatie en het beheer van de openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de samenwerking daartussen (Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 19 december 2008, no.08.003695, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende regeling van de inrichting, de organisatie en het beheer van de openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de samenwerking daartussen (Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Inhoudsopgave
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over de Nederlandse taal en het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over de Nederlandse taal en het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 1 maart 2010, no.10.000544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Justitie en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over de Nederlandse taal en het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de normering van bezoldigingen bij organisaties die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen worden bekostigd (Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende regels inzake de normering van bezoldigingen bij organisaties die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen worden bekostigd (Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake het verzoek om voorlichting omtrent het fusietoezicht in de zorg.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake het verzoek om voorlichting omtrent het fusietoezicht in de zorg.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Inhoudsopgave
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van nieuwe regels over de organisatie en uitvoering van de publieke mediaopdracht (Mediawet 20..), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot vaststelling van nieuwe regels over de organisatie en uitvoering van de publieke mediaopdracht (Mediawet 20..), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2006, no.06.000574, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. M.C. van der Laan, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van nieuwe regels over de organisatie en uitvoering van de publieke mediaopdracht (Mediawet 20..), met memorie van toelichting. Op 1 mei 2006 heeft op verzoek van de Raad van State overleg over het voorstel van wet als bedoeld in artikel 22 van de Wet op de Raad van State plaatsgehad tussen een afvaardiging van de Raad en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. M.C. van der Laan. Het wetsvoorstel heeft tot doel het Nederlandse mediabestel te vernieuwen om daarmee de publieke functies veilig te stellen. Daartoe worden de uitgangspunten voor de publieke omroep opnieuw geformuleerd en worden de organisatiestructuur en de positie van de omroepen aangepast en herzien. Voorts wordt rekening gehouden met de voortschrijdende ontwikkeling, de modernisering en de digitalisering van de media waarvan de publieke omroep zich bedient. Dit moet leiden tot het bieden van een thematisch programma-aanbod door de publieke omroep dat bestaat uit voldoende kwalitatief hoogwaardige programma's met nieuws, publieke opinie en openbaar debat, cultuur, educatie, sport en specifieke informatie, zoals bijzondere gebeurtenissen. Pluriformiteit van de inhoud van de berichtgeving staat hierbij voorop. Die programma's moeten via diverse media voor het grote publiek toegankelijk zijn. Het wetsvoorstel bevat een aantal belangrijke organisatorische en inhoudelijke wijzigingen en een nieuwe ordening van de artikelen, maar ook wordt veel uit de huidige Mediawet behouden. De belangrijkste wijzigingen betreffen de samenstelling, taken en verantwoordelijkheid van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) voor de publieke omroep en de relatie van de NOS tot de programmamakers, alsmede de positie van de omroepverenigingen (in het wetsvoorstel: licentiehouders) en hun relatie tot hun achterban. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de verenigbaarheid van het voorstel met de huidige Europese regelgeving, over de organisatiestructuur van het voorgestelde omroepbestel, over de financiële middelen en over enige wetstechnische onderwerpen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Europeesrechtelijke aspecten Het Nederlandse mediabeleid heeft al langere tijd tot Europeesrechtelijke aandacht geleid. Eerder ging het vooral om het vrije verkeer en vervolgens om de implementatie van de televisierichtlijn "Televisie zonder grenzen" van 3 oktober 1989 (hierna: richtlijn 89/552/EEG)(zie noot 1), terwijl de laatste jaren de wijze van financieren en het functioneren van het publieke-omroepbestel in het licht van het Europese staatssteuntoezicht ter discussie staan. Er zijn enkele procedures aanhangig bij de Europese Commissie, zowel met betrekking tot ad hoc steun ("nieuwe steun"),(zie noot 2) als met betrekking tot de jaarlijkse rijksomroepbijdragen ("bestaande steun"),(zie noot 3) waarin de Europese Commissie nog geen definitief standpunt heeft bepaald. Het voorstel dient te worden bezien in het licht van zowel het primaire Gemeenschapsrecht (Europese mededingingsregels in het algemeen en regels inzake staatssteun in het bijzonder) als het secundaire Gemeenschapsrecht (richtlijn 89/552/EEG), terwijl een in voorbereiding zijnde richtlijn haar schaduw vooruitwerpt. a. Voorstel voor een nieuwe richtlijn Een wijziging van richtlijn 89/552/EEG is met het oog op de snel voortschrijdende structurele veranderingen en technologische ontwikkelingen op mediagebied, zoals digitalisering, satelliet-tv en commerciële audiovisuele communicatie, thans in voorbereiding. Een voorstel daarvoor van de Europese Commissie is in december 2005 openbaar gemaakt.(zie noot 4) De wijzigingen zullen, naar te verwachten valt, vooral betrekking hebben op uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn tot nieuwe mediadiensten, invoering van het onderscheid tussen lineaire en niet-lineaire diensten, enkele kleine wijzigingen met betrekking tot reclame en wijzigingen met betrekking tot de jurisdictiebepaling. Het wetsvoorstel strekt tot uitvoering van het op 26 maart 2005 door de coalitiepartners gesloten Paasakkoord.(zie noot 5) Toen was het voorstel van de Europese Commissie nog niet ingediend, maar was al wel bekend dat deze een voorstel voorbereidde. Gelet op de materie mag verwacht worden dat het Commissievoorstel tot veel discussie zal leiden binnen en tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement (en de Commissie)(zie noot 6), zodat thans nog niet kan worden voorspeld wat de uiteindelijke uitkomsten zullen zijn, waarbij zij aangetekend dat de Nederlandse regering ten aanzien van de uiteindelijke vaststelling van die inhoud nog haar invloed kan aanwenden.(zie noot 7) De nieuwe richtlijn zal belangrijke gevolgen hebben voor de Nederlandse mediawetgeving, in het bijzonder doordat de werkingssfeer van de bestaande richtlijn wordt uitgebreid tot "audiovisuele mediadiensten", hetgeen tot een overeenkomstige uitbreiding van het bereik van de Mediawet zal moeten leiden. Vooralsnog sluiten noch de bestaande wetgeving noch het thans voorliggende wetsvoorstel daarop aan. De kans lijkt dan ook reëel aanwezig dat de thans voorgestelde wetgeving binnen afzienbare tijd weer zal moeten worden aangepast aan nieuwe Europese regels. Voorts wijst de Raad van State erop dat uitbreiding van de werkingssfeer van de Nederlandse mediawetgeving, zonder dat deze gepaard gaat met overeenkomstige uitbreidingen in andere lidstaten en voor zolang als de te wijzigen richtlijn daarvoor geen basis biedt, het gevaar meebrengt dat aanbieders van (nieuwe) media-diensten bij ontbreken van uniforme toewijzingsregels onder dubbel toezicht komen of dat in het geheel geen toezicht wordt gehouden (zie ook nader onderdeel c). Ook moet er rekening mee worden gehouden dat de handhaving van dergelijke regels, zolang die geen basis vinden in Europese regelgeving, getoetst dient te worden aan de regels inzake het vrije verkeer: voor verplichtingen of beperkingen voor de dienstverlening ter zake van die diensten dient een in het Gemeenschapsrecht erkende rechtvaardigingsgrond te kunnen worden aangevoerd, en de proportionaliteit daarvan dient te worden aangetoond. Tot slot is thans niet zeker of het in het kader van het Europese staatssteuntoezicht toegestaan is de nieuwe mediadiensten waarop het wetsvoorstel betrekking heeft, deel te laten uitmaken van de publieke mediaopdracht (zie daarvoor nader onderdeel b). Gelet op dit alles is de Raad van oordeel dat de ingrijpende herziening van de Mediawetgeving die thans wordt voorgesteld, in ieder geval wat betreft de vorengenoemde, door de toekomstige richtlijn te bestrijken aspecten, risico's meebrengt wat betreft de overeenstemming met het (toekomstige) Gemeenschapsrecht. De Raad wijst in dat verband op de uit artikel 10 EG-verdrag voortvloeiende verplichting: het beginsel van gemeenschapstrouw. De risico's nemen af naarmate er beter zicht bestaat op de voortgang en de uitkomsten van de besluitvorming over het richtlijnvoorstel. De toelichting gaat niet in op het richtlijnvoorstel en de verhouding van het richtlijnvoorstel tot het onderhavige wetsvoorstel, hoewel aanpassing van het wetsvoorstel thans of in de loop van de behandeling in de Tweede en de Eerste Kamer nodig kan blijken te zijn. Bijgevolg wordt in de toelichting ook geen melding gemaakt van de inspanningen die de regering zich heeft getroost en zal getroosten om het Nederlandse standpunt bij de Commissie, en later in het kader van de Raad, naar voren te brengen.(zie noot 8) De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen en het wetvoorstel nader te bezien in het licht van het richtlijnvoorstel. Tevens geeft hij in overweging van de mogelijkheid gebruik te maken de ontwerprichtlijn op een passend moment aan de Raad van State voor advies voor te leggen. b. Europees mededingingsrecht (staatssteun) Het voorstel positioneert de (publieke-)omroepinstellingen als private instellingen (omroepverenigingen) welke functioneren binnen een publiekrechtelijk kader (publiek bestel; licentie). De omroepverenigingen worden in het voorgestelde stelsel gefinancierd via ledenbijdragen, sponsoring, een rijksmediabijdrage en uitkeringen uit een aantal specifieke fondsen. De rijksmediabijdrage wordt gevormd door een post op de begroting van OCW, alsmede een percentage van de STER-inkomsten (reclame). Ook de specifieke fondsen worden in belangrijke mate door de STER-inkomsten gevoed. De omroepinstellingen dienen uitsluitend of hoofdzakelijk als doel te hebben "het vanuit een duidelijk omschreven maatschappelijke identiteit en missie verzorgen van media-aanbod met de functie opinie en maatschappelijk debat voor de landelijke publieke mediadienst en het verrichten van alle activiteiten die daarvoor nodig zijn om daarmee een publieke taak van algemeen nut te vervullen" (artikel 2.18, tweede lid, onder b). Zij kunnen volgens artikel 2.86 ook nevenactiviteiten verrichten. Zij behoeven daarvoor de toestemming van het Commissariaat voor de Media. De nevenactiviteiten dienen bij te dragen aan de verwezenlijking van de publieke taak en dienen op marktconforme wijze en kostendekkend te worden verricht. Artikel 2.89 bevat voorts een aantal regels ter zake van het anders dan ter uitvoering van de publieke taak of nevenactiviteit direct of indirect deelnemen in een groep van rechtspersonen of in een contractueel samenwerkingsverband. De omroepinstellingen zijn, hoewel zij private instellingen zijn, in meerdere of mindere mate onderworpen aan publiekrechtelijke regels en toezicht door het Commissariaat voor de Media, afhankelijk van de activiteiten die zij ontplooien. Dat neemt niet weg dat zij als onderneming in de zin van het mededingingsrecht moeten worden aangemerkt.(zie noot 9) Dit geldt niet alleen voor hun commerciële activiteiten of nevenactiviteiten, maar ook voor de uitvoering van de publieke-mediaopdracht; het enkele feit dat zij met hun economische activiteiten publieke doelen nastreven, ontneemt aan deze activiteiten nog niet het economische karakter. Dat betekent niet dat de financiering van de publieke omroep zonder meer als steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het EG-verdrag moet worden gekwalificeerd. Met het verkrijgen van de licentie wordt aan de omroepinstellingen ook een aantal verplichtingen opgelegd met het oog op de publieke belangen (zij worden met de uitvoering van de publieke-mediaopdracht belast). Voor zover de financiering kan worden aangemerkt als compensatie voor die publieke verplichtingen, vormt deze geen staatssteun.(zie noot 10) Als voorwaarden gelden dan onder andere dat de compensatie op objectieve en doorzichtige wijze wordt vastgesteld, dat geen overcompensatie plaatsvindt en dat de compensatie wordt berekend op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde en uitgeruste onderneming zou hebben gemaakt, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst uit de uitoefening van deze verplichtingen.(zie noot 11) Hierbij is van belang dat de taken die aan de publieke omroep zijn toevertrouwd, als dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 86, tweede lid, EG-verdrag kunnen worden beschouwd.(zie noot 12) Voorts bepaalt het Protocol bij het Verdrag van Amsterdam betreffende het publieke omroepstelsel in de lidstaten "dat de bepalingen van het EG-Verdrag geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de lidstaten om te voorzien in de financiering van de publieke omroep, voor zover deze financiering wordt verleend aan omroeporganisaties voor het vervullen van de publieke opdracht, bepaald en georganiseerd door iedere lidstaat, en voor zover deze financiering de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang zou worden geschaad, waarbij rekening wordt gehouden met de verwezenlijking van deze publieke dienst". De lidstaten zijn dus vrij in de wijze van financiering van hun publieke omroep, hetgeen meebrengt dat zij ook de vrijheid hebben om te kiezen voor een gemengd stelsel, dat bestaat uit financiering door middel van overheidsmiddelen en door middel van commerciële activiteiten, zolang de mededinging op de relevante markten niet zodanig wordt beïnvloed dat strijdigheid met het communautaire belang ontstaat.(zie noot 13) In dat verband dient onder andere te worden voldaan aan eisen van doorzichtigheid. Dit brengt mee dat er een duidelijke en precieze omschrijving dient te zijn van de publieke opdracht en een duidelijke en passende scheiding met activiteiten die daarbuiten vallen. In dat verband wijst de Raad op het volgende: 1°. De hoofdtaken van de publieke omroepen (de publieke-mediaopdracht) zijn naar het oordeel van de Raad van State in beginsel weliswaar voldoende nauwkeurig omschreven in artikel 2.1, maar ten aanzien van een aantal elementen daarvan is de Raad van oordeel dat deze onvoldoende onderscheidend vermogen hebben en het publieke belang daarvan onvoldoende duidelijk is. Gewezen kan bijvoorbeeld worden op de in artikel 2.1, eerste lid, onder a, genoemde opdracht tot het volgen en stimuleren van technologische ontwikkelingen en het aanbieden van media-aanbod aan het publiek via beschikbare nieuwe media- en verspreidingstechnieken. De Raad acht het voorts onvoldoende duidelijk dat deze activiteiten een algemeen (economisch) belang dienen, dat deze in voldoende mate onderscheidt van andere (economische) belangen.(zie noot 14) Een zelfde kanttekening plaatst de Raad bij de expliciete vermelding in artikel 2.1, tweede lid, van "amusement" als onderdeel van de publieke mediadiensten, waarbij hij tevens opmerkt dat het blijkens de toelichting bij artikel 2.1 daar gaat om een gevarieerde en afgewogen programmamix, waarin ook amusement als vorm een rol speelt, zodat de toelichting in dit opzicht een beperktere rol toedeelt aan amusement dan de wetstekst. 2°. De nevenactiviteiten, bedoeld in artikel 2.86, dienen, hoezeer deze wellicht ook als "maatschappelijk ondernemen" (toelichting blz. 44) kunnen worden aangemerkt, naar het oordeel van de Raad als economische activiteiten te worden beschouwd. Het valt dan ook te bezien of deze als diensten van algemeen economisch belang kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 86, tweede lid, EG-verdrag. Het gaat immers niet om activiteiten ter uitvoering van de publieke-mediaopdracht als zodanig, maar om activiteiten die verband houden met en bijdragen aan de verwezenlijking van de publieke taak en die zeer divers van aard zijn, zoals de exploitatie van rechten en het uitgeven van tijdschriften. 3°. De Raad is voorts van oordeel dat het voorstel zelf niet voorziet in een duidelijke boekhoudkundige scheiding tussen de uitvoering van publieke taken en de commerciële activiteiten,(zie noot 15) zodat ook in dat opzicht niet aan de eisen van een duidelijke en passende scheiding is voldaan. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te scherpen (zie ook hierna, punt 5). c. Huidige bepalingen van richtlijn 89/552/EEG Richtlijn 89/552/EEG bevat onder andere toewijzingsregels inzake het toezicht op televisie-uitzendingen van omroeporganisaties en minimumvoorschriften waaraan televisie-uitzendingen moeten voldoen, in het bijzonder op het gebied van reclame en openbare orde. De toelichting gaat niet in op de verenigbaarheid van het voorstel met de richtlijn. Ook bevat de toelichting geen transponeringstabel waarin is aangegeven, met welke bepalingen de verschillende bepalingen van de richtlijn reeds waren of thans worden geïmplementeerd en ontbreekt een overzicht van de punten waar gebruik wordt gemaakt van de in artikel 3 van de richtlijn geboden mogelijkheid om strengere of meer gedetailleerde voorschriften te eisen. De Raad adviseert de toelichting dienaangaande aan te vullen. Het voorstel roept in het licht van deze richtlijn voorts een aantal vragen op. 1º. Het voorstel verruimt de werkingssfeer van de Mediawet tot "mediadiensten" (diensten die bestaan uit het verzorgen van elektronische producten met beeld, tekst of geluid, bestemd voor afname door het algemene publiek of een deel daarvan door middel van elektronische communicatie-netwerken). De werkingssfeer van de wet wordt daarmee ruimer dan die van richtlijn 89/552/EEG. Er moet derhalve rekening mee worden gehouden dat, omdat de richtlijn niet op alle door de wet bestreken onderwerpen van toepassing is, wederkerigheid met de stelsels van andere lidstaten niet is gewaarborgd. Artikel 1.3, eerste lid, bevat toewijzingsregels voor de bevoegdheid van Nederland voor het toezicht op televisieomroepinstellingen overeenkomstig de richtlijn. Voor radiodiensten voorziet het tweede lid echter eveneens (zoals overigens ook in de huidige Mediawet het geval is) in dergelijke toewijzingsregels door deze van overeenkomstige toepassing te verklaren, terwijl deze radiodiensten niet onder richtlijn 89/552/EEG vallen. Niet is verzekerd, dat in andere lidstaten overeen-komstige toewijzingsregels met betrekking tot radiodiensten zullen gelden. Voor de overige onder het begrip "mediadiensten" vallende diensten is in het geheel niet voorzien in toewijzingsregels voor het toezicht. Ook kan nog worden gewezen op de niet-toepasselijkheid van de richtlijn (artikel 2, zesde lid) op televisie-uitzendingen die uitsluitend voor ontvangst in derde landen bestemd zijn en die niet direct of indirect door het publiek in een of meer lidstaten worden ontvangen. Het voorstel geeft ook hiervoor geen toewijzingsregels. Verder is van belang dat de eisen die ingevolge het voorschrift aan nieuwe media-diensten worden gesteld, dienen te worden bezien in het licht van de verdrags-vrijheden, nu deze niet voortvloeien uit Europese regelgeving. De toelichting bevat op dit punt geen analyse van mogelijke belemmeringen van het vrije diensten-verkeer die kunnen voortvloeien uit het stellen van deze eisen en de rechtvaardi-ging en de proportionaliteit daarvan.(zie noot 16) Hierbij tekent de Raad nog aan dat uit het wetsvoorstel niet duidelijk is of de verruiming van de werkingssfeer van de Mediawet tot nieuwe mediadiensten ook betrekking heeft op commerciële omroep-diensten, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van het voorstel. De werkingssfeer van dit hoofdstuk is immers niet beperkt tot uitsluitend televisie- en radio-omroep, maar strekt zich blijkens artikel 2.3 ook uit tot de algemene en bijzondere omroep. Het beperken van de uitbreiding van de werkingssfeer van de wet tot de publieke omroep vermindert weliswaar bovengenoemde problematiek, maar neemt deze nog niet weg, gelet op de verschillende economische activiteiten van de publieke-omroeporganisaties en organisaties waarmee zij in verband staan. De Raad adviseert nader op het vorenstaande in te gaan en zonodig de definities van omroepdienst en mediadienst in artikel 1.1 aan te scherpen ter vermijding van problemen met betrekking tot de wederkerigheid ten opzichte van de andere lidstaten. 2º. Het voorstel bevat geen bepalingen inzake het toezicht op buitenlandse omroepinstellingen en de garantie van de onbelemmerde doorgang overeenkomstig artikel 2 bis van richtlijn 89/552/EEG. Dat zou betekenen dat het Commissariaat voor de Media geen actie overeenkomstig het tweede lid van dat artikel kan ondernemen wanneer een buitenlandse omroep de aldaar genoemde inbreuken maakt. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te vullen. 3º. De criteria voor de evenementenregeling in artikel 5.1 komen niet overeen met die in artikel 3 bis van de richtlijn. Artikel 5.1 gaat ervan uit dat naast een nationale evenementenlijst ook nog een evenementenlijst in de zin van artikel 3bis van de richtlijn kan worden opgesteld (in de lijsten van evenementen wordt aangegeven welke evenementen als evenementen als bedoeld in artikel 3 bis van de richtlijn moeten worden aangemerkt). De Raad heeft er in zijn advies over een nationale lijst van evenementen(zie noot 17) al op gewezen dat richtlijn 89/552/EG niet voorziet in een nationale lijst van evenementen en ook geen mogelijkheid daartoe lijkt te bieden. Met de Europese evenementenlijst wordt bovendien reeds bewerkstelligd, dat het recht op informatie wordt beschermd doordat zeker wordt gesteld dat relevante informatie op een open net beschikbaar is. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt in overeenstemming te brengen met de richtlijn. d. Voorkeursrecht sportevenementen In artikel 3.26 is het voorkeursrecht voor de publieke omroep ten aanzien van de weergave of het verslag van sportevenementen geregeld. Zoals de toelichting stelt, komt deze bepaling inhoudelijk overeen met het thans in artikel 71t van de Mediawet opgenomen voorkeursrecht. Die bepaling had bij de invoering ervan als doel te waarborgen dat belangrijke informatie het gehele Nederlandse publiek kon bereiken (destijds waren commerciële omroepen slechts via de kabel te ontvangen en was er nog geen landelijk dekkend kabelnetwerk); het doel was niet de protectie van het publieke bestel als zodanig.(zie noot 18) Nadien is de doelstelling verbreed tot de publieke taak van de publieke omroep in die zin, dat de publieke omroep in staat moet worden gesteld om op enigerlei wijze aandacht te besteden aan actuele sportverslaggeving. De invoering, op basis van de wijziging van richtlijn 89/552/EEG,(zie noot 19) van de evenementenregeling heeft niet tot aanpassing of schrapping van het voorkeursrecht geleid, ofschoon het oorspronkelijk doel, het waarborgen van de beschikbaarheid van de informatie op het open net, met de Europese evenementenregeling reeds wordt gediend. Thans wordt voorgesteld het voorkeursrecht te handhaven. Volgens de toelichting bij artikel 3.26 gaat het erom te waarborgen "dat de NOS zijn wettelijke opdracht ten aanzien van het verzorgen van programma's die zich bij uitstek lenen voor gezamenlijke verzorging kan uitvoeren". De Raad merkt in de eerste plaats op, dat de huidige richtlijn 89/552/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG, in artikel 3bis reeds voorziet in een evenementen-regeling die waarborgt dat (sport)informatie op het open net beschikbaar blijft. Het belangrijkste oorspronkelijke doel van het voorkeursrecht, het waarborgen van de beschikbaarheid van informatie, wordt daarmee reeds gediend en dit rechtvaardigt dus niet een voorkeurspositie voor de NOS. Daar staat dan tegenover dat, wat de doelstelling inzake de publieke-taakopdracht betreft, de richtlijn op dit punt niets regelt en het handhaven van een voorkeursrecht dan ook niet verbiedt. Vervolgens dient evenwel te worden bezien of het gevolg van het voorkeursrecht, namelijk een dwanglicentie, in het kader van het auteursrecht mogelijk is. De Raad wijst in dit verband op artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG,(zie noot 20) waarin de mogelijke beperkingen op de uitoefening van auteursrechten zijn geregeld, onder andere het gebruik van werken of ander materiaal in verband met de verslaggeving over actuele gebeurtenissen, voor zover dit uit een oogpunt van voorlichting gerecht-vaardigd is en voor zover de bron - waaronder de naam van de auteur - wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt. Een dergelijke beperking mag ingevolge het vijfde lid slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast "mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad". De Raad betwijfelt of het uitoefenen van een voorkeursrecht ten behoeve van sportverslaggeving door de NOS "uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd" is, of dit als een "bepaald bijzonder geval" kan worden aangemerkt, of daarbij "geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie" en of "de belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad". Voor zover vorengenoemde richtlijnen niet in de weg zouden staan aan de hand-having van een voorkeursrecht, dient ten slotte te worden bezien of de hand-having van het voorkeursrecht in overeenstemming is met het Europese mededingingsrecht en met name artikel 82 EG-verdrag (misbruik van economische machtspositie). In aansluiting op hetgeen de Raad reeds in het algemeen over de aspecten van Europees mededingingsrecht heeft opgemerkt, merkt de Raad op dat in de toelichting niet is gemotiveerd, waarom ten aanzien van de sportverslag-geving sprake zou zijn van activiteiten waarvan voldoende duidelijk is dat deze een algemeen economisch belang, in de zin van het hoger genoemde artikel 86, tweede lid, EG-verdrag dienen, dat deze onderscheidt van andere economische belangen. De Raad adviseert in de toelichting op bovenstaande aspecten in te gaan en zo nodig de keuze voor handhaving van het voorkeursrecht te heroverwegen. e. Standpunt van de Europese Commissie In paragraaf 2.5 van de toelichting wordt medegedeeld dat de staatssecretaris het wetsvoorstel, tegelijk met de adviesaanvraag bij de Raad van State, aan de Europese Commissie heeft voorgelegd. Nog daargelaten dat wenselijk was geweest dat het oordeel van de Europese Commissie was ingewonnen alvorens het wetsvoorstel aan de Raad van State werd voorgelegd, adviseert de Raad, in het bijzonder met het oog op thans aanhangige procedures, het oordeel van de Commissie af te wachten alvorens het wetsvoorstel in te dienen. Hij gaat ervan uit dat, indien de reactie van de Commissie aanleiding geeft tot aanpassing van het wetsvoorstel op meer dan ondergeschikte punten, het wetsvoorstel opnieuw aan hem ter advisering zal worden voorgelegd. 2. De besluitvormingsstructuur a. De organisaties en hun organen De kritiek op de verschillende organisaties en hun organen in de huidige opzet is dat deze te traag en te weinig transparant werken. In paragraaf 5.3 van de memorie van toelichting wordt de huidige bestuurlijke structuur zeer ingewikkeld genoemd omdat zij deelbelangen van omroepen moet verenigen met het belang van het geheel. De Raad constateert dat de organisaties en organen, en hun aantal, in het wetsvoorstel in grote lijn dezelfde zijn als in het huidige mediabestel. Wel is de samenstelling van de besturen, met name dat van de NOS, veranderd. Bovendien zal de Raad van bestuur van de NOS nieuwe bevoegdheden krijgen. De belangrijkste betreffen de bevoegdheid na beoordeling van de plannen van de omroepen eindbeslissingen te nemen over wat zal worden uitgezonden op welk kanaal en op welk tijdstip, en hoe de middelen worden verdeeld. Ook mogen regels over de samenstelling van het programma-aanbod worden gesteld. Vervolgens kan het Commissariaat voor de Media sancties opleggen aan de licentiehouders indien die de regels en afspraken niet nakomen. Gezien het vorenstaande is wederom sprake van een palet van organen met eigen beslissingsbevoegdheden, en met adviseurs en toezichthouders die tevens meebeslissen over de uit te zenden programma's. De gekozen opzet komt de Raad voor betrokkenen en de burger toe nog steeds weinig transparant en vooral ook sterk gejuridificeerd voor. De Raad ziet geen garanties dat de besluitvorming niet wederom traag zal verlopen en dat deze, in het bijzonder met het oog op de beoogde doch niet zeer duidelijk gespecificeerde netprofilering waarbij niet steeds sprake is van een helder onderscheid tussen genre en functie, niet dikwijls aanleiding zal geven tot verschil van inzicht en mening tussen de Raad van bestuur van de NOS enerzijds en de licentiehouders en andere programmamakers anderzijds over uit te zenden programma's, het net waarop deze kunnen worden uitgezonden en het tijdstip van uitzenden. De in het wetsvoorstel opgenomen mogelijkheid van bezwaar en beroep zal de besluitvormingsstructuur nog verder vertragen. De Raad betwijfelt daarom of met de voorgestelde organisatie- en bevoegdheidsstructuur de feilen van de huidige complexe structuur worden weggenomen. Daarbij komt, voor wat de Raad van bestuur van de Stichting betreft, dat deze naast bevoegdheden inzake de goedkeuring en coördinatie van het media-aanbod ten behoeve van de publieke dienst, ook zelf een deel van dat media-aanbod verzorgt, waardoor er, althans in de ogen van de andere aanbieders, sprake kan zijn van belangenverstrengeling. De Raad adviseert de organisatiestructuur en besluitvormingsprocedure nader te bezien op hun doelmatigheid en transparantie en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. b. Overgangsbepaling artikel 9.7 In artikel 9.7, tweede lid, wordt bepaald dat benoemingen op grond van de Mediawet gedaan, worden geacht te zijn geschied op grond van deze wet voor de duur van de benoemingstermijn. Onduidelijk is of deze overgangsbepaling, behalve voor personeel in dienst van de diverse organisaties en stichtingen, ook voor alle bestuurders en leden van toezichtcolleges geldt, temeer nu een aantal organisaties ophoudt te bestaan en deze organisaties een fusie moeten aangaan.(zie noot 21) De toelichting volstaat met te vermelden dat dit een gebruikelijke overgangsregeling is, waarvoor de fusie tussen De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- en Verzekeringskamer model heeft gestaan. De Raad wijst erop dat een dergelijke bepaling gebruikelijk is voor personeel dat in dienst is van te fuseren organisaties, maar niet zonder meer kan worden toegepast op bestuurders van stichtingen die zullen opgaan in de nieuw te vormen Stichting. Anders dan bij de fusies tussen beide eerdergenoemde instellingen is niet duidelijk wat de (rechts)positie zal zijn van de bestuurders van deze organisaties, die ophouden te bestaan ingevolge artikel 9.3 van de Mediawet. De Raad adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan en artikel 9.7, tweede lid, aan te passen. c. Schorsing en ontslag In de artikelen 2.5, 2.40, 2.54, 2.79, 7.2 en 8.2 worden de benoeming, schorsing en ontslag van bestuursleden van organisaties binnen het mediabestel geregeld. De Raad maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1º. Artikel 2.5, eerste lid, van het wetsvoorstel bepaalt voor de leden van de Raad van toezicht dat benoeming, schorsing en ontslag bij koninklijk besluit geschieden. Schorsing en ontslag zijn ingevolge het vijfde lid van artikel 2.5 mogelijk op eigen verzoek van betrokkene en wegens ongeschiktheid, disfunctioneren en onverenigbaarheid van functies als bedoeld in het vierde lid van dat artikel. De toelichting op de artikelen 2.4 tot en met 2.12 stelt dienaangaande: "Het opnemen van limitatieve ontslaggronden benadrukt de onafhankelijke positie van de raad van toezicht. Dit biedt echter geen bescherming tegen het ontlopen van verantwoordelijkheden, taakverwaarlozing of anderszins disfunctioneren. De minister blijft hoe dan ook uiteindelijk verantwoordelijk voor een goed functionerend bestel en moet die verantwoordelijkheid ook kunnen nemen". De Raad acht deze passage niet zonder meer te begrijpen. Onduidelijk is of de minister, op grond van artikel 2.10, dat hem de bevoegdheid verleent de noodzakelijke voorzieningen te treffen, indien de Stichting haar taken niet of niet naar behoren uitvoert, buiten de limitatieve ontslaggronden om een lid van de Raad van toezicht kan ontslaan. De ruime formulering van deze passage maakt het ook ongewis of de minister een aanwijzing kan geven aan de Raad van toezicht dat een lid van de Raad van bestuur moet worden ontslagen. 2º. De situatie laat zich niet wel denken dat een bestuurslid op eigen verzoek vraagt om te worden geschorst, aangezien schorsing pleegt te worden gezien als een ordemaatregel. Wetsvoorstel en toelichting bieden op dit punt geen duidelijkheid. 3º. Het wetsvoorstel regelt niet hoe lang een schorsing kan duren en wat daarna de opties zijn, bijvoorbeeld het opheffen van de schorsing of het overgaan tot ontslag. De Raad adviseert de hier aan de orde gestelde bepalingen en de toelichting daarop te verduidelijken. d. De relatie Raad van toezicht - Raad van bestuur van de NOS In artikel 2.8, tweede lid, wordt bepaald dat de besluiten genoemd in het eerste lid, onder f tot en met k, de instemming behoeven van de Raad van toezicht. Onder f gaat het daarbij om de vaststelling van het beleidsplan, onder g om het aangaan van de prestatieovereenkomst. Wat dit laatste betreft, blijkt uit de toelichting niet of de instemming zich beperkt tot de intentie tot het aangaan van de prestatieovereenkomst of ook de inhoud van die overeenkomst betreft nadat deze met de minister is gesloten. Dit punt behoeft nadere toelichting. e. Advisering Raad voor Cultuur en Commissariaat voor de Media Artikel 2.16, eerste lid, bepaalt dat het beleidsplan, voor zover het artikel 2.15, tweede lid, onder b en c betreft, de goedkeuring van de minister behoeft. Op grond van artikel 2.15, derde lid, vraagt de minister de Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media te adviseren over het beleidsplan. De vraag rijst of het verband tussen beide bepalingen als consequentie heeft dat de minister alleen op de onderdelen genoemd in artikel 2.15, tweede lid, onder b en c, goedkeuring aan het beleidsplan kan onthouden. Onduidelijk is in dat verband of het advies van de beide adviescolleges zich tot die onderdelen moet beperken. Voorts is onduidelijk of het, gelet op het woord "mede" in artikel 2.17, eerste lid, wellicht ook de bedoeling is dat de minister met de zienswijze van de adviescolleges rekening houdt bij het sluiten van de prestatieovereenkomst, bedoeld in dat artikel. De toelichting biedt op deze punten geen duidelijkheid. De Raad adviseert de toelichting te verduidelijken en zo nodig de genoemde bepalingen aan te passen. 3. Pluriformiteit en teruglopende reclame-inkomsten Mede met het oog op de pluriformiteit van het media-aanbod voor de publieke omroep, wordt in het voorstel het stelsel gehandhaafd waarbij dat media-aanbod afkomstig is van een groot aantal zeer verschillende aanbieders en is niet gekozen voor een model als bijvoorbeeld het BBC-model. Tevens wordt de gemengde financiering van de publieke omroep uit de rijksbijdrage, reclame en maatschappelijk ondernemen gehandhaafd.(zie noot 22) Uitgangspunt hierbij is dat de rijksbijdrage niet zal worden verhoogd. Het kabinet staat een budgetneutrale hervorming van het mediabestel voor ogen.(zie noot 23) Wel is een budgetgarantie in het wetsvoorstel opgenomen. Artikel 2.99, tweede lid, bepaalt dat het budget voor de verzorging van het media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst van de gezamenlijke licentiehouders ten minste 21,5 % van de budgetten voor de verzorging van het media-aanbod van de NOS, de licentiehouders en kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag bedraagt. Die minimumgarantie is bedoeld ter bescherming tegen de verwachte verdere daling van de inkomsten uit reclameopbrengsten. Hierdoor zal het gezamenlijke budget voor licentiehouders in elk geval niet dalen onder het nominale budget dat beschikbaar is bij de aanvang van de nieuwe situatie in 2008.(zie noot 24) Verder is in artikel 2.112, tweede lid, aanhef en onder a, een buffer ingebouwd om niet-structurele schommelingen in de reclame-inkomsten op te vangen uit de algemene mediareserve. Structurele tegenvallende reclame-inkomsten moeten worden opgevangen door besparingen of verwerving van andere inkomsten, aldus de toelichting op de artikelen 2.112 tot en met 2.115. De Raad ziet in de mogelijkheid van besparingen of het mogelijk maken van verwerving van inkomsten uit maatschappelijk en economisch ondernemen, geen, of althans niet zonder meer een garantie voor voldoende inkomsten op lange termijn ter financiering van een publieke omroep die alle daarvoor geldende doelstellingen waar kan blijven maken. Hij ziet, gelet daarop, een risico van verschraling van de kwaliteit van het publieke-media-aanbod, waarmee ook de pluriformiteit van het programma-aanbod, en daarmee de in artikel 2.1 neergelegde publieke-mediaopdracht, in gevaar kan komen. Als mogelijke gevolgen van een structureel tekort aan middelen ziet de Raad verhoging van activiteiten van de publieke omroep in het maatschappelijk ondernemen met als mogelijk effect het meer afhankelijk worden van derden tot wie die activiteiten zich richten, of het zich bij de programmering richten op de wensen van die derden om zo meer inkomsten te kunnen binnenhalen.(zie noot 25) Dit kan leiden tot kwaliteitsverlies, of althans tot verzwakking van de kwaliteitswaarborg, door afspraken en samenwerking met andere programmamakers, waarbij keuzen moeten worden gemaakt tussen kwalitatief goede maar dure, en goedkopere maar minder goede programma's, en wellicht ook voor vermindering door de overheid van het aantal zenders of zenduren voor de publieke omroep om zo het programma-aanbod en daarmee de kosten terug te dringen. Naast het genoemde kwaliteitsverlies zou dit tot een verschraling van de pluriformiteit van de publieke omroep kunnen leiden. In de toelichting op paragraaf 9.3 wordt in dit verband gesproken van een opgave om een evenwicht te vinden tussen universele en gedifferentieerde dienstverlening. Hoe dit moet worden bereikt en welke de eventuele gevolgen van vermindering van inkomsten kunnen zijn, wordt in de toelichting niet aangegeven. Daarbij moet worden bedacht dat de keuze voor handhaving van een stelsel van publieke omroep met een groot aantal verschillende partijen die ieder hun financiële middelen en bedrijfsvoering moeten behartigen, het borgen van de kwaliteit en van een gezonde financiering van de publieke omroep extra bemoeilijken. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de hierboven geschetste knelpunten en daarbij duidelijk te maken of en in welke situaties compensatie uit de algemene middelen is geïndiceerd voor structureel dalende reclame-inkomsten en hoe daarin dan zal worden voorzien. 4. Het financieringsstelsel In titel 2.4 van het wetsvoorstel zijn de wijze van bekostiging en de financiële verantwoording nader uitgewerkt. Naast hetgeen hierover onder punt 1 reeds is opgemerkt, maakt de Raad de volgende opmerkingen. a. Mediareserve Op grond van artikel 2.112, eerste lid, kan de minister een algemene mediareserve vormen, bestemd voor de in het tweede lid genoemde gevallen. De rente die deze mediareserve oplevert, is volgens het vierde lid echter bestemd voor door de minister te bepalen mediadoeleinden. Het is de Raad niet duidelijk waarom de rente niet wordt toegevoegd aan de bron die deze genereert. Nu er bovendien geen sprake is van loon- en prijsindexatie, betekent dit dat de "koopkracht" van de reserve per jaar minder zal worden. De toelichting op de artikelen 2.112 tot en met 2.115 besteedt aan een dergelijk risico geen aandacht. Voorts is het de Raad opgevallen dat het eerste lid van art. 2.114 een doublure lijkt te zijn van artikel 2.112, vierde lid. Ook hierover biedt de toelichting geen duidelijkheid. In verband met het vorenstaande adviseert de Raad de toelichting op beide gesignaleerde punten aan te vullen en het voorstel zo nodig aan te passen. b. Inhoud begroting De artikelen 2.96 en 2.97 van de Mediawet bevatten voorschriften waaraan de begroting van de NOS dient te voldoen. Op grond van deze bepalingen dient de begroting tevens beschrijvingen te bevatten van de wijze waarop de NOS, de licentiehouders en de kerkgenootschappen hun publieke taak hebben vervuld en de wijze waarop zij het komende jaar deze taak zullen vervullen, alsmede verslagen over de realisering van de prestatieovereenkomst, de samenstelling van het media-aanbod en de naleving van de gedragscode. De Raad wijst erop dat een begroting bestaat uit een staat van geraamde ontvangsten en uitgaven, voorzien van een toelichting. Hoewel de eerdergenoemde gegevens van groot belang zijn bij de beoordeling van de begroting, horen zij niet thuis in de begroting, maar in het jaarverslag of in het beleidsplan. De Raad adviseert in het voorstel een afzonderlijke bepaling op te nemen over de inhoud van het jaarverslag en het beleidsplan, alsmede over de wijze waarop deze aan de minister worden overgelegd. c. Vaststelling mediabegroting Titel 2.4 bevat regels over de bekostiging van de publieke mediadienst. In artikel 2.93 van de Mediawet wordt vastgelegd dat voor de publieke media aanspraak op bekostiging bestaat. In artikel 2.94, eerste lid, wordt de minimale rijksmedia-bijdrage gegarandeerd. De artikelen 2.96 en 2.97 bevatten voorschriften over de inhoud van de begroting. Ingevolge artikel 2.99 stelt de Minister van OCW vóór 1 december de budgetten vast. De Raad constateert dat uit titel 2.4 niet blijkt wat de relatie is tussen deze begroting en het budget dat uiteindelijk wordt vastgesteld. Ook is de verhouding niet duidelijk tot de departementale begroting die met toepassing van de Comptabiliteitswet 2001 jaarlijks wordt vastgesteld. Uit de toelichting blijkt dat de begroting door de Minister van OCW dient te worden goedgekeurd; in de wet is een dergelijke bepaling echter niet opgenomen. Weliswaar zou de relatie tussen begroting en budget indirect kunnen worden afgeleid uit artikel 2.100, tweede lid, waarin is geregeld dat bij niet tijdige indiening van de begroting het budget wordt vastgesteld op tachtig procent van het budget van het afgelopen jaar. Uit de tekst en uit de toelichting wordt echter niet duidelijk of het de Minister van OCW vrijstaat bij de vaststelling van het budget van de (goedgekeurde) begroting af te wijken, en zo ja, in welke gevallen of in welke mate. De Raad adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het voorstel zonodig aan te passen; in elk geval dient de toelichting in overeenstemming te zijn met het wetsvoorstel. d. Wijziging beleidsplan in de begroting Ingevolge artikel 2.16, tweede lid, worden wijzigingen in het door de minister goedgekeurde deel van het beleidsplan opgenomen in de begroting. De toelichting bevat hiervoor geen nadere motivering. De Raad wijst erop dat het vijfjaarlijkse beleidsplan een centrale rol speelt in het beleid van de publieke omroep. In het beleidsplan wordt uitgewerkt op welke wijze de publieke omroep in de komende periode haar taak zal vervullen. Op basis hiervan wordt het aantal aanbodkanalen bepaald, worden frequenties verdeeld en wordt een prestatieovereenkomst met de Minister van OCW afgesloten. Daarbij wordt er, blijkens de toelichting, van uitgegaan dat voor het bereiken van de doelen in de prestatieovereenkomst meerdere jaren nodig zijn.(zie noot 26) Indien maatschappelijke of technische ontwikkelingen nopen tot bijstelling van dit plan, verdient het de voorkeur om het beleidsplan volgens de daarvoor geldende procedure aan te passen en wijzigingen met betrekking tot dat beleidsplan niet langs de weg van de begroting tot stand te brengen. Ook om redenen van kenbaarheid verdient aanpassing van het beleidsplan de voorkeur. In dit verband wijst de Raad er nogmaals op dat de rol die de minister speelt bij goedkeuring van de begroting, niet uitdrukkelijk is geregeld in de Mediawet. De Raad adviseert artikel 2.16, tweede lid, aan te passen, dan wel de keuze voor wijziging via de begroting van een dragende motivering te voorzien. 5. Nadere eenduidige regels bedoeld in artikel 2.126 Artikel 2.126, eerste lid, bepaalt dat de Stichting, de licentiehouders, de STER en de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag hun administratie zodanig inrichten dat daaruit te allen tijde de voor de uitvoering van de taken van de Raad van bestuur en het Commissariaat benodigde informatie op eenduidige en vergelijkbare wijze verkregen kan worden. In het tweede lid is bepaald dat de Raad van bestuur bevordert dat de Stichting, de licentiehouders, de STER en de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag een eenduidige financiële boekhouding voeren. De Raad van State acht dit te vrijblijvend. In de toelichting op die bepalingen wordt wel verder gegaan. Daar wordt gesteld dat de Raad van bestuur bindende regelingen kan vaststellen. De Raad van State acht het, gegeven het belang van de inrichting van de boekhoudingen, met name ook voor het toezicht door het Commissariaat voor de Media en de Europese Commissie en mede gelet op aanwijzing 214 van de aanwijzingen voor de regelgeving waarin erop wordt gewezen dat de toelichting niet kan worden gebruikt voor het stellen van nadere regels, noodzakelijk dat een opdracht daartoe in de wet zelf wordt vastgelegd. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op het Handboek financiële verantwoording en in artikel 2.126, de bepaling op te nemen dat de Raad van bestuur ter bevordering van een eenduidige financiële boekhouding nadere regels stelt. 6. Vlaamse decreten In artikel 6.9, tweede lid, onderdeel g, wordt een verwijzing gemaakt naar artikel 2 van de Vlaamse Decreten betreffende de radio-omroep en televisie van de Nederlandstalige Belgische omroepdienst. Aangezien bij wijziging van die decreten het artikelnummer waarnaar wordt verwezen kan veranderen, zonder dat de garantie bestaat dat dit door het Ministerie van OCW tijdig wordt opgemerkt, komt het de Raad wenselijk voor de verwijzing naar het specifieke artikel achterwege te laten. In verband hiermee adviseert de Raad artikel 6.9, tweede lid, onderdeel g, in de bovenbedoelde zin aan te passen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij brief van 1 mei 2006 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State voorlichting gevraagd aan afdeling V van de Raad van State over de opzet en systematiek van een voorgenomen Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), met als kernvraag of de opzet van het NSL in lijn is met het wetsvoorstel en de Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit. Hierover heeft op 9 mei 2006 op de voet van artikel 22 van de Wet op de Raad van State een beraadslaging plaatsgehad met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat. Bij brief van 18 mei 2006 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in aanvulling hierop de vraagstelling toegespitst op de volgende vragen. 1) Algemene elementen programma (hoofdstuk 2) Het programma wordt gemaakt in co-productie tussen de diverse overheden. In het programma worden alle maatregelen van rijk, andere overheden en derden opgenomen die na 1 januari 2005 zijn of worden ingevoerd en worden alle projecten opgenomen die "in betekenende mate" bijdragen en waar in de periode 2007-2012 besluitvorming over plaatsvindt. Deelt de afdeling de algemene aanpak en werkwijze? 2) Gebiedsafbakening (hoofdstuk 3) In de "Opzet en systematiek NSL" is een voorstel voor gebiedsafbakening voor saldering opgenomen. Is dit in overeenstemming met de Europese richtlijn? Is een groter gebied voor saldering dan nu is voorgesteld toelaatbaar? Kan Nederland beneden de lijn Den Helder - Coevorden als één programmagebied worden aangewezen voor de saldering vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Roergebied? Is het toelaatbaar dat er één gebiedsafbakening is voor zowel fijn stof als voor stikstofdioxide? 3) Projecten in betekenende mate (hoofdstuk 4) Er komt een algemene maatregel van bestuur over het begrip niet in betekenende mate. Die bevat ook een precieze onderbouwing en uitwerking. Hierop zal de Raad van State te zijner tijd om advies worden gevraagd. De gesommeerde effecten van alle projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit worden meegenomen in de autonome ontwikkelingen, gebaseerd op de scenarios van de Planbureaus. Hoe kijkt de betreffende afdeling van de Raad van State aan tegen de grens van 3% van de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie voor in betekenende mate in combinatie met het meenemen van de cumulatieve effecten van alle "niet in betekenende mate" projecten in het NSL? 4) Salderen (hoofdstuk 5.1) Voorgesteld wordt het salderen zo vorm te geven dat binnen een programmagebied het cumulatieve effect van alle nationale maatregelen in kaart wordt gebracht. Dit gebeurt voor zowel de "rode" (daar waar de grenswaarden ergens binnen het 1 x 1 km niveau niet worden gehaald) als "groene" (daar waar de grenswaarden nu op 1 x 1 km niveau worden gehaald) grids. Op dit cumulatieve effect wordt in aftrek gebracht het effect van alle projecten in betekenende mate in hetzelfde programma gebied. Het uitgangspunt is dat het effect van de maatregelen het effect van de projecten (ruimschoots) overtreft. Deze invulling betekent dat de luchtkwaliteit over de programmaperiode voor het gebied als geheel, ondanks de realisatie van de projecten, verder verbetert. Na uitvoering van projecten en maatregelen is de luchtkwaliteit voor de voorgestelde programmagebieden per definitie beter. Er is in deze gebieden naar verwachting dan ook niet alleen sprake van een stand-still, maar zelfs van een verbetering. Dit effect kan zich ook voordoen in de "schone" gebieden waar de luchtkwaliteit ook zal verbeteren. In elk geval wordt voldaan aan artikel 9 van de kaderrichtlijn (verplichting om in die gebieden de concentraties beneden de grenswaarden te houden). Dit uitgangspunt laat onverlet dat op grid- of straathoekniveau soms een verslechtering kan optreden. Ook op een locatie waar in eerste instantie de grenswaarden wel worden gerealiseerd bijvoorbeeld als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, zoals een nieuw bedrijventerrein. In de opzet is dit toegestaan als voor het totale gebied er een verbetering plaatsvindt en als in deze nieuwe overschrijdingssituatie de grenswaarden minstens tegelijkertijd worden gerealiseerd als geldt voor de huidige al bestaande overschrijdingsituaties. Acht de betreffende afdeling van de Raad van State deze aanpak acceptabel? De Raad van State heeft gevraagd welke garanties er zijn dat maatregelen en projecten ook in de tijd in evenwicht zijn. Ons inziens mag de situatie in een gebied in beginsel niet verslechteren ten opzichte van een voorgaand jaar (gecorrigeerd voor weersinvloeden en rekening houdend met mogelijke vertragingen van projecten en maatregelen). Dit betekent dat de resultante van de autonome ontwikkeling en het jaarlijks saldo van maatregelen (nationale en Europees) en projecten jaarlijks in beginsel positief moet zijn en dat er hooguit van tijdelijke verslechteringen sprake zou kunnen zijn, waar extra waarborgen tegenover dienen te staan. Is dit een juiste invulling van het stand-still principe per programmagebied en is het een voldoende uitwerking van salderen in de tijd? 5) Saneringsopgave (hoofdstuk 5.2) Er wordt een methodiek voorgesteld voor de saneringsopgave (het op alle plaatsen moeten voldoen aan de grenswaarden). Tevens is aangegeven dat de huidige grenswaarden binnen nieuwe derogatietermijnen gehaald kunnen worden indien de Nederlandse inzet in Europa wordt gerealiseerd én de thematische strategie volledig wordt uitgevoerd. Deelt de Raad van State het inzicht dat de saneringsopgave van een andere orde is dan de salderingsopgave? Bijvoorbeeld waar het de toetsing van individuele projecten betreft (zie ook punt 6) en het schaalniveau waarop dit wordt beoordeeld (voor het salderen wordt als gezegd uitgegaan van gebieden en daarbinnen gelegen grids van 1 km bij 1km). Voor het beoordelen of aan de grenswaarden wordt voldaan, geldt een andere methodiek (hoogste waarde binnen grid) conform het nog op te stellen meet- en rekenvoorschrift. Hoe oordeelt de betreffende afdeling van de Raad van State hieromtrent? 6) Beroepsprocedure (hoofdstuk 6) Met het NSL is aangegeven welke projecten (gekwalificeerd als in betekenende mate) in een gebied worden uitgevoerd, wat het positieve saldo is per gebied tussen maatregelen en projecten en wanneer de grenswaarden (ook na uitvoering van de projecten) in een programmagebied worden gehaald. Een besluit terzake van een in het NSL opgenomen project zal volledig aan alle daarvoor geldende eisen moeten voldoen (zoals een m.e.r., indien m.e.r. plichtig, en de eisen vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening). Voor wat betreft de toetsing op toelaatbaarheid vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit (locatiekeuze is onderdeel van de nadere ruimtelijke afweging) wordt ervan uitgegaan dat het NSL het inhoudelijke kader voor de verdere onderbouwing vormt. Dit zou als volgt kunnen. Voorgesteld wordt dat een individueel project wordt getoetst op de vraag of het project is opgenomen in het programma en of er in het programma sprake is aan een positieve balans tussen maatregelen en projecten voor het programmagebied waarin het project ligt. Als dit het geval is, mag het project doorgang vinden. Deelt de afdeling van de Raad van State de mening dat de beroepsprocedure zich met de onderbouwing vanuit het NSL kan beperken tot deze twee vragen? De afdeling zal hierna, voorafgegaan door een aantal inleidende en algemene opmerkingen, ingaan op het NSL aan de hand van de in de brief van 18 mei 2006 gestelde vragen. A. Vooraf A.1. Bestaande richtlijnen en richtlijnvoorstel Het NSL geeft een plan van aanpak voor het bereiken van de gestelde luchtkwaliteitsdoelstellingen. Daarbij wordt niet uitgegaan van de bestaande richtlijnen(zie noot 1), maar van de Nederlandse inzet voor de besprekingen over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (kenmerk COM(2005) 447 def.)(het richtlijnvoorstel).(zie noot 2) Dit voorstel strekt er voornamelijk toe de bestaande kaderrichtlijn (96/62/EG), een aantal van de bestaande dochterrichtlijnen en een beschikking van de Raad van de Europese Unie samen te voegen en de systematiek te verduidelijken. Op een aantal punten strekt het voorstel tot materiële aanpassingen.(zie noot 3) De afdeling wijst erop dat het vooruitlopen op de uitkomsten van de besprekingen over het richtlijnvoorstel niet zonder risico's is: de (rechts)praktijk zal immers telkens uit moeten gaan van de actuele geldende regels en slechts in bepaalde omstandigheden kunnen toekomstige ontwikkelingen daarbij in beschouwing worden genomen. Risico's worden bovendien vergroot doordat niet wordt uitgegaan van het richtlijnvoorstel zoals dat door de Europese Commissie is ingediend, maar van de Nederlandse inzet voor de besprekingen daarover. Dat maakt de uitkomsten temeer onzeker, en dus ook onzeker of het NSL zal voldoen aan de regels die mogelijk in de toekomst zullen gelden. In het navolgende zal het NSL zowel in het licht van de bestaande luchtkwaliteitsrichtlijnen als in het licht van het richtlijnvoorstel worden bezien. A.2. Rol Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Voor de beoordeling van de juridische houdbaarheid van het NSL in het licht van de huidige of de toekomstige Europese regels inzake luchtkwaliteit is de uitleg van de verschillende bepalingen van die Europese regels van groot belang. Indien daarover onduidelijkheden bestaan, is het uiteindelijk aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om de juistheid van die uitleg te beoordelen. In haar voorlichting kan de afdeling dan ook slechts wijzen op mogelijke risico's die zijn verbonden aan de gekozen aanpak en niet zelf een definitief antwoord geven. B. Algemeen B.1. doelstelingen De Europese regels inzake luchtkwaliteit hebben mede ten doel doelstellingen voor de luchtkwaliteit te omschrijven en vast te stellen die bedoeld zijn om de schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu als geheel te vermijden, te voorkomen of te verhinderen, alsmede om de luchtkwaliteit, wanneer deze goed is, in stand te houden en de luchtkwaliteit in andere gevallen te verbeteren (artikel 1 van het richtlijnvoorstel). Het bereiken van de doelstellingen geldt voor het gehele grondgebied van de lidstaat, in die zin dat de lidstaten er voor moeten zorgen dat de niveaus van de desbetreffende stoffen in de lucht nergens op hun grondgebied de grenswaarden overschrijden.(zie noot 4) B.2. verplichtingen ten aanzien van zones en agglomeraties Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wijzen de lidstaten zones en agglomeraties aan. De Europese regels bevatten enkele criteria voor het bepalen van de zones en agglomeraties. In alle zones en agglomeraties vinden luchtkwaliteitsbeoordeling en luchtkwaliteitsbeheer plaats. Indien de niveaus in een zone of agglomeratie hoger liggen dan de grenswaarden (eventueel en onder voorwaarden verhoogd met overschrijdingsmarges), dienen plannen of programma's te worden opgesteld en uitgevoerd die ertoe leiden dat binnen de daarvoor gestelde termijn aan de grenswaarde wordt voldaan. Zo bestond bijvoorbeeld voor zwevende deeltjes (PM10) vanaf het vaststellen van richtlijn 1999/30/EG op 22 april 1999 de verplichting om in die zones waarin toen nog niet aan de grenswaarden werd voldaan, plannen of programma's op te stellen om uiterlijk 1 januari 2005 (fase 1) aan de in bijlage III van die richtlijn genoemde grenswaarden te voldoen. Indien de niveaus in de desbetreffende zone of agglomeratie zich na het verstrijken van die termijn nog boven de grenswaarden bevinden, is sprake van strijdigheid met de richtlijn. Deze strijdigheid kan niet worden weggenomen door het enkele vaststellen van dergelijke plannen en programma's, maar slechts door het bereiken van de grenswaarden zelf. Het verlopen van de termijnen waarbinnen door middel van plannen of programma's de grenswaarden dienen te worden bereikt, brengt mee dat, indien alsdan die grenswaarden niet zijn bereikt, de Commissie op de voet van artikel 226 EG een inbreukprocedure kan beginnen wegens het door een lidstaat niet nakomen van de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichting. Ook kan dit onder omstandigheden meebrengen dat bepalingen van de richtlijn door particulieren tegenover de overheid kunnen worden ingeroepen. Of bepalingen van de luchtkwaliteitsrichtlijnen zich daarvoor lenen, is nog niet door de rechtspraktijk uitgemaakt. In de zones of agglomeraties waar de niveaus onder de grenswaarden liggen, moeten de lidstaten de niveaus beneden de grenswaarden houden en dienen zij ernaar te streven de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen (artikel 9 van richtlijn 96/62/EG). In het richtlijnvoorstel is in artikel 12 bepaald dat in die gevallen de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de toestand van de luchtkwaliteit wordt gehandhaafd (d.w.z. handhaving van het actuele niveau in de zone of agglomeratie). B.3. Saldering Met betrekking tot de bestaande bepalingen heeft de Raad van State in zijn advies over het wetsvoorstel opgemerkt dat de mogelijkheden tot saldering naar plaats in belangrijke mate worden beperkt door artikel 9 van de kaderrichtlijn. In de zones en agglomeraties waar de niveaus van de verontreinigende stoffen onder de grenswaarden liggen, "houden de lidstaten [deze] niveaus beneden de grenswaarden en streven zij ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen", aldus deze bepaling. Saldering met een andere zone of agglomeratie waarin geen sprake is van overschrijding, is derhalve niet mogelijk, aangezien dat zou leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit in strijd met artikel 9. Het richtlijnvoorstel kent een zelfde benadering als de huidige kaderrichtlijn maar gaat mogelijk een stap verder. De considerans bij het richtlijnvoorstel (overweging 8) stelt: "De toestand van de luchtkwaliteit dient te worden gehandhaafd of verbeterd, wanneer hij reeds goed is." De tekst van het richtlijnvoorstel zelf (artikel 12) gaat iets minder ver dan de considerans: "In zones en agglomeraties waar de niveaus ... in de lucht lager zijn dan de grenswaarden of concentratiebovengrenzen, zorgen de lidstaten ervoor dat die toestand van de luchtkwaliteit wordt gehandhaafd". Hiermee is duidelijk dat, indien de concentratieniveaus lager zijn dan de grenswaarden of concentratiebovengrenzen, deze concentratieniveaus in ieder geval dienen te worden gehandhaafd en dus voortaan als maximum gelden. Saldering tussen zones en agglomeraties is dus ook in het richtlijnvoorstel niet mogelijk. Over saldering binnen een zone of agglomeratie laat het richtlijnvoorstel zich, evenals de bestaande regels, niet uit, maar de afdeling wijst erop dat eventuele mogelijkheden van saldering binnen een zone of agglomeratie zijn begrensd. - In de eerste plaats mogen de concentratieniveaus voor de verschillende stoffen nergens op hun grondgebied de grenswaarden of concentratiebovengrenzen overschrijden (zie artikel 13, eerste lid, en artikel 15, vierde lid van het richtlijnvoorstel). - Voorts moeten de lidstaten ervoor zorgen dat wanneer de niveaus beneden de grenswaarden liggen, zij deze niveaus beneden de grenswaarden houden en moeten zij ernaar te streven de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen (artikel 9 van de Kaderrichtlijn), onderscheidenlijk de toestand van de luchtkwaliteit te handhaven (artikel 12 van het (oorspronkelijke) richtlijnvoorstel). Naar het oordeel van de afdeling laat dit toe dat saldering binnen een zone of agglomeratie plaatsvindt, mits nergens in de zone of agglomeratie de grenswaarden worden overschreden en mits, wanneer het concentratieniveau in de zone of agglomeratie beneden de grenswaarden ligt, ernaar wordt gestreefd de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen en te bevorderen dat het niveau als geheel in die zone of agglomeratie niet slechter wordt. Als gezegd, het richtlijnvoorstel als ingediend door de Commissie, gaat hierin een stap verder dan de bestaande regels, die ertoe strekken dat de lidstaten [deze] niveaus beneden de grenswaarden houden en ernaar streven de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen. De ontwikkelingen terzake in de besprekingen over het richtlijnvoorstel, waar in bijlage 3 van het NSL op wordt gewezen, dienen vooralsnog te worden afgewacht. - Het voorgaande brengt in wezen mee, dat tegenover een verslechtering voldoende verbeteringen moet staan in de desbetreffende zone of agglomeratie. B.4. Relatie plannen en programma's en individuele projecten Afgezien van verplichtingen met een meer programmatisch karakter, geven de Europese regels geen voorschriften over de wijze waarop wordt bewerkstelligd dat de toepasselijke grenswaarden worden bereikt. Wel kan worden gewezen op artikel 7, derde lid, van de huidige Kaderrichtlijn, waarin algemene eisen zijn opgenomen om de naleving van de grenswaarden te waarborgen. Bij dreigende overschrijding van de grenswaarden of de alarmdrempels voorzien de in artikel 7, derde lid, voorgeschreven actieplannen in controlemaatregelen en, zo nodig, schorsing van de activiteiten die bijdragen tot overschrijding van de grenswaarden, met inbegrip van het gemotoriseerde verkeer. Het richtlijnvoorstel (artikel 22, tweede lid) voegt hieraan toe dat deze actieplannen ook doeltreffende maatregelen ten aanzien van het gebruik van industriële installaties of producten kunnen behelzen. Hieruit leidt de afdeling af dat bij de totstandkoming van de bestaande richtlijnen, alsmede bij het richtlijnvoorstel, bewust onder ogen is gezien dat mogelijk ingrijpende maatregelen zullen moeten worden getroffen om nakoming te verzekeren van de uit de richtlijnen voortvloeiende verplichtingen inzake het realiseren van niveaus binnen de grenswaarden. C. De vragen C.1. Algemene elementen programma (hoofdstuk 2) Het programma wordt gemaakt in co-productie tussen de diverse overheden. In het programma worden alle maatregelen van rijk, andere overheden en derden opgenomen die na 1 januari 2005 zijn of worden ingevoerd en worden alle projecten opgenomen die "in betekenende mate" bijdragen en waar in de periode 2007-2012 besluitvorming over plaatsvindt. Deelt de afdeling de algemene aanpak en werkwijze? De Europese regels geven geen voorschriften over de wijze waarop moet worden bewerkstelligd dat de toepasselijke grenswaarden worden bereikt. In zijn advies over het wetsvoorstel merkte de Raad van State reeds op dat het mede afhangt van de inhoud van de plannen en programma's of Nederland voldoet aan de eisen van de richtlijnen. Daarbij zij opgemerkt dat uit hoofdstuk 1 van het NSL voor PM10 en stikstofdioxide reeds blijkt dat niet wordt voldaan aan de grenswaarden. De inhoud van de plannen en de programmas van maatregelen - en vervolgens de uitvoering daarvan - zijn essentieel voor het (alsnog) naleven van de richtlijnen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting gaan echter niet in op de inhoud van deze plannen en programma's en maken derhalve op dit punt onvoldoende duidelijk of met de nieuwe planstructuur de inmiddels geconstateerde problemen daadwerkelijk kunnen worden opgelost. Daarbij is het tevens van belang te weten op welke termijn de plannen en de programmas operationeel kunnen zijn. Het thans voorliggende NSL geeft weliswaar een nadere invulling van hetgeen in het wetsvoorstel is neergelegd, maar ook hierin ontbreekt een overzicht van de daadwerkelijk te treffen generieke en specifieke maatregelen en het redelijkerwijs te verwachten effect van die maatregelen op de luchtkwaliteit. Hierdoor kan thans niet worden beoordeeld of met het voorgestelde kader, in het bijzonder de combinatie van salderen en saneren, de luchtkwaliteitsnormen tijdig zullen kunnen worden bereikt. Wel is duidelijk dat het in het NSL voorgestelde tijdpad niet voldoet aan de huidige richtlijnen. Zo gaan de huidige Europese regels ervan uit dat uiterlijk op 1 januari 2005 de grenswaarden voor PM10 overal op het grondgebied dienen te zijn bereikt. In hoofdstuk 1 van het NSL is aangegeven dat voor PM10 deze geldende grenswaarden worden overschreden. Ook voor stikstofdioxide is blijkens hoofdstuk 1 van het NSL sprake van overschrijding van de grenswaarden (figuur 2). Het NSL gaat voor de normstelling uit van een mogelijk uitstel, waarin het richtlijnvoorstel voorziet. Zoals de afdeling in haar voorlichting over het richtlijnvoorstel reeds opmerkte, geeft het richtlijnvoorstel in artikel 20 een aantal uitstelmogelijkheden. Zo geldt voor PM10 dat voor een periode tot 31 december 2009 overschrijding van de grenswaarden met de maximale overschrijdingsmarge in bepaalde zones of agglomeraties onder voorwaarden is toegestaan. Met het voorstel herleeft dus de mogelijkheid tot overschrijding van de grenswaarden met de (maximale) overschrijdingsmarge. Voor de geboden uitstelmogelijkheid gelden evenwel strenge voorwaarden.(zie noot 5) Wat de toepasbaarheid voor Nederland betreft, valt dan ook nog te bezien of daadwerkelijk van deze mogelijkheden gebruik zal kunnen worden gemaakt. Dit zal afhangen van de plannen en programma's; het gaat in het bijzonder om de eis dat gegarandeerd moet zijn dat aan het einde van de uitstelperiode de grenswaarden zullen zijn bereikt, en de eis, dat gedurende de uitstelperiode de overschrijdingsmarges niet mogen worden overschreden. Het thans voorliggende NSL gaat niet in op de wijze waarop voldaan zal worden aan de in artikel 20 van het richtlijnvoorstel gestelde voorwaarden voor uitstel. Het valt de afdeling voorts op, dat niet wordt ingegaan op andere aspecten van het richtlijnvoorstel, bijvoorbeeld de aanscherping van de normstelling voor PM2,5. Dit komt de afdeling niet evenwichtig voor. Indien ervoor wordt gekozen vooruit te lopen op het richtlijnvoorstel, ligt het voor de hand dat voor alle aspecten van het richtlijnvoorstel te doen. Daarenboven neemt het NSL een voorschot op gewenste uitkomsten van de besprekingen over het richtlijnvoorstel. Zo wordt gepleit voor een aanvullende derogatietermijn van vijf jaar ten opzichte van de verruiming met vijf jaar die reeds in het richtlijnvoorstel is opgenomen. Het is dan ook zeer onzeker of het voorgestelde NSL zal voldoen aan de uitkomsten van de besprekingen over het richtlijnvoorstel. Gelet op het voorgaande is de afdeling van oordeel dat, hoewel de methodiek van het NSL niet strijdig is met die van de Europese regels, de daadwerkelijke invulling van de plannen en programma's om de grenswaarden te bereiken nog zeer onzeker is. Duidelijk is dat de normstelling in strijd is met de bestaande richtlijnen inzake luchtkwaliteit. De afdeling is verder van oordeel dat het zeer onzeker is of de normstelling in het NSL in overeenstemming zal zijn met de eventuele toekomstige Europese regels terzake. C.2. Gebiedsafbakening (hoofdstuk 3) In de "Opzet en systematiek NSL" is een voorstel voor gebiedsafbakening voor saldering opgenomen. Is dit in overeenstemming met de Europese richtlijn? Is een groter gebied voor saldering dan nu is voorgesteld toelaatbaar? Kan Nederland beneden de lijn Den Helder - Coevorden als één programmagebied worden aangewezen voor de saldering vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Roergebied? Is het toelaatbaar dat er één gebiedsafbakening is voor zowel fijn stof als voor stikstofdioxide? Het richtlijnvoorstel is het meest expliciet ten aanzien van de aanwijzing van zones en agglomeraties. De lidstaten dienen deze op hun gehele grondgebied aan te wijzen en in alle zones en agglomeraties vinden luchtkwaliteitsbeoordeling en luchtkwaliteitsbeheer plaats (artikelen 4 en 6). Blijkens de opzet van het voorstel geldt de gebiedsafbakening van de zones en agglomeraties voor de verschillende stoffen, hetgeen meebrengt dat afzonderlijke indeling van zones en agglomeraties voor verschillende stoffen niet mogelijk is. Onder "zone"wordt verstaan: een door een lidstaat met het oog op de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit afgebakend gedeelte van zijn grondgebied (artikel 2, onder 15). Onder "agglomeratie" wordt verstaan: een verstedelijkte zone met een bevolking van meer dan 250 000 inwoners of, in het geval van een bevolking van 250 000 of minder, met een door de lidstaten vast te stellen bevolkingsdichtheid per vierkante kilometer artikel 2, onder 16). a. Uit deze definities wordt duidelijk dat de lidstaten relatief vrij zijn in het bepalen van (de grenzen en omvang van) zones en agglomeraties. Wel valt af te leiden dat het niet is toegestaan dat gebieden met een lage bevolkingsdichtheid en gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid tot één zone of agglomeratie worden gerekend. Dit zou ook het onderscheid tussen zones en agglomeraties illusoir maken. In dit verband kan ook worden gewezen op de systematiek van de artikelen 13 en 14 van het richtlijnvoorstel. Artikel 13 geeft de grenswaarden voor verschillende stoffen. Artikel 14 geeft voor een aantal van die stoffen, zwaveldioxiden en stikstofoxiden, kritieke waarden (die overigens strenger zijn dan de grenswaarden), die moeten worden nageleefd in zones op een zekere afstand van agglomeraties en andere bebouwde gebieden; dit met het oog op de bescherming van (kwetsbare) vegetatie. Deze systematiek kan niet goed worden toegepast indien de omvang van de zones en agglomeraties gebieden van verschillende aard omvat. Om deze reden gaat de afdeling ervan uit dat bij het bepalen van de zones en agglomeraties in een lidstaat afbakening zou moeten plaatsvinden uit oogpunt van de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit, alsmede de bevolkingsdichtheid per vierkante kilometer. Dit brengt naar het oordeel van de afdeling mee dat bijvoorbeeld het aanwijzen van het gehele grondgebied van Nederland als één zone niet mogelijk is. b. In het NSL en de daarin opgenomen gebiedsindeling voor saldering (hoofdstuk 3) wordt van een andere benadering uitgegaan. Bij de gebiedsaanwijzing speelt een aantal aspecten een rol: de te verwachten overschrijdingen, ruimtelijke ontwikkelingen, bestuurlijke eenheid, samenhang in problematiek. Een en ander heeft vooralsnog geleid tot 8 programmagebieden, welke in sterke mate overeenkomstig provinciegrenzen zijn afgebakend. Gesteld wordt (hoofdstuk 3, een na laatste alinea), dat de grootte van de programmagebieden aansluit bij de zones en agglomeraties, bedoeld in de Europese kaderrichtlijn. De afdeling betwijfelt - onder het voorbehoud van de uiteindelijke beoordeling door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen - of de in het NSL voorgestelde gebiedsindeling in alle opzichten voldoende verdedigbaar is uit oogpunt van de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit, alsmede de bevolkingsdichtheid per vierkante kilometer, zoals neergelegd in de thans geldende richtlijnen en het richtlijnvoorstel. Zo leidt de voorgestelde gebiedsindeling er onder andere toe dat verstedelijkte gebieden als Arnhem-Nijmegen en bevolkingsarme gebieden als de Veluwe tot één zone zouden behoren(zie noot 6) en dat dientengevolge saldering tussen dergelijke gebieden mogelijk zou zijn. Voorts wijst de afdeling erop, dat op basis van de thans geldende richtlijnen reeds zones en agglomeraties zijn aangewezen.(zie noot 7) Een nieuwe indeling van zones en agglomeraties mag volgens de afdeling niet afdoen aan de juridische kwalificaties die ingevolge de bestaande richtlijnen aan die zones zijn verbonden, bijvoorbeeld de regels van artikel 9 van de Kaderrichtlijn in die thans aangewezen zones en agglomeraties waar de concentraties zich beneden de grenswaarden bevinden. c. In de vraagstelling wordt voorts de vergelijking getrokken tussen het gehele gebied onder de lijn Den Helder - Coevorden en het Roergebied. De afdeling kan zich voorstellen dat het Roergebied uit oogpunt van luchtkwaliteitsbeheer als een samenhangend gebied zou kunnen worden gekenschetst en dat dit, gelet op het stedelijke karakter ervan, als één agglomeratie zou kunnen worden aangemerkt. Een vergelijkbare samenhang is wellicht aanwezig ten aanzien van bijvoorbeeld de Randstad. De vergelijking met het gehele gebied onder de lijn Den Helder - Coevorden ligt volgens de afdeling minder voor de hand, nu daarin ook bij uitstek niet-verstedelijkte gebieden als de kop van Noord-Holland, de Veluwe, Zeeland en verschillende natuurgebieden zouden zijn opgenomen. Het lijkt moeilijk vol te houden dat er uit oogpunt van luchtkwaliteitsbeheer samenhang bestaat tussen de Randstad en die gebieden. d. Overigens kan ook worden getwijfeld aan de mate waarin de thans gekozen gebiedsafbakening voldoet aan de eigen doelen. Blijkens de laatste alinea van hoofdstuk 3 dient er een feitelijke samenhang te zijn binnen gebieden of gebiedsdelen waarbinnen wordt gesaldeerd en waar de effecten daarvan optreden, zodat bijvoorbeeld niet gesaldeerd kan worden tussen de Randstad en Groningen. De voorgestelde gebiedsafbakening voorziet echter wel in mogelijke saldering tussen gebieden waarvan de samenhang de afdeling niet op voorhand duidelijk is, bijvoorbeeld Utrecht en de kop van Noord-Holland. De afdeling concludeert dat de voorgestelde indeling in programmagebieden en de aan de afbakening van die gebieden gekoppelde salderingsmogelijkheden op gespannen voet staan met de indeling in zones en agglomeraties als voorzien in de Europese luchtkwaliteitsregels, alsook met de eigen doelen. C.3. Projecten in betekenende mate (hoofdstuk 4) Er komt een algemene maatregel van bestuur over het begrip niet in betekenende mate. Die bevat ook een precieze onderbouwing en uitwerking. Hierop zal de Raad van State te zijner tijd om advies worden gevraagd. De gesommeerde effecten van alle projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit worden meegenomen in de autonome ontwikkelingen, gebaseerd op de scenarios van de Planbureaus. Hoe kijkt de betreffende afdeling van de Raad van State aan tegen de grens van 3% van de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie voor in betekenende mate in combinatie met het meenemen van de cumulatieve effecten van alle "niet in betekenende mate" projecten in het NSL? Vooraf merkt de afdeling op dat in deze voorlichting in geen enkel opzicht vooruit wordt gelopen op het advies van de Raad van State over de hier aangekondigde algemene maatregel van bestuur. De afdeling is van oordeel dat er geen noodzakelijke juridische koppeling bestaat tussen individuele projecten en de te bereiken luchtkwaliteitsdoelen. Dat neemt evenwel niet weg dat individuele projecten in meerdere of mindere mate een effect hebben op het bereiken van die doelen en dat het uit het oogpunt van effectief luchtkwaliteitsbeheer niet verdedigbaar lijkt te zijn om een individuele toets van de effecten van een individueel project op het bereiken van de luchtkwaliteitsdoelen achterwege te laten. Hierbij zijn van belang de te verwachten effecten van die projecten op de luchtkwaliteit en de actuele luchtkwaliteit in de desbetreffende zone of agglomeratie (de opgave tot het handhaven van de luchtkwaliteit in een zone of agglomeratie waarin de luchtkwaliteit voldoet aan de gestelde grenswaarden is minder zwaar dan de opgave tot het verbeteren van de luchtkwaliteit in een zone of agglomeratie om de grenswaarden te kunnen bereiken). Naarmate toetsing van individuele projecten (salderen) in meer gevallen achterwege blijft door toepassing van het criterium "niet in betekenende mate", wordt het moeilijker om een betrouwbaar beeld te verkrijgen van de totale effecten van deze projecten op macro-niveau (zone of agglomeratie) of micro-niveau (lokaal), en derhalve op de mate waarin plannen en programma's ter verbetering van de luchtkwaliteit realistisch kunnen worden geacht en zal kunnen worden verzekerd, dat binnen de gestelde termijnen overal op het grondgebied de grenswaarden zullen worden gerespecteerd. Voorts merkt de afdeling op dat het niet afzonderlijk berekenen van de effecten van "kleinere" projecten, maar slechts de cumulatieve effecten meenemen bij het bepalen van de autonome ontwikkelingen, niet wegneemt dat die cumulatieve effecten het moeilijker kunnen maken om de grenswaarden te bereiken. De afdeling is in dit verband niet in staat om in abstracto te beoordelen of de grens van 3%, alsmede de verdere concretisering in vaste aantallen (woningen, hectares, vloeroppervlak) realistisch is; dat zal afhangen van de luchtkwaliteit in het gebied als geheel, de aard en de hoeveelheid van de projecten in het gebied en hun gevolgen voor de luchtkwaliteit en de mogelijkheden tot het treffen van (generieke) maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren, een en ander binnen het kader van de richtlijnen. Zoals hiervoor reeds is uiteengezet (B.1), geeft het NSL hierin onvoldoende inzicht. C.4. Salderen (hoofdstuk 5.1) Voorgesteld wordt het salderen zo vorm te geven dat binnen een programmagebied het cumulatieve effect van alle nationale maatregelen in kaart wordt gebracht. Dit gebeurt voor zowel de "rode" (daar waar de grenswaarden ergens binnen het 1 x 1 km niveau niet worden gehaald) als "groene" (daar waar de grenswaarden nu op 1 x 1 km niveau worden gehaald) grids. Op dit cumulatieve effect wordt in aftrek gebracht het effect van alle projecten in betekenende mate in hetzelfde programma gebied. Het uitgangspunt is dat het effect van de maatregelen het effect van de projecten (ruimschoots) overtreft. Deze invulling betekent dat de luchtkwaliteit over de programmaperiode voor het gebied als geheel, ondanks de realisatie van de projecten, verder verbetert. Na uitvoering van projecten en maatregelen is de luchtkwaliteit voor de voorgestelde programmagebieden per definitie beter. Er is in deze gebieden naar verwachting dan ook niet alleen sprake van een stand-still, maar zelfs van een verbetering. Dit effect kan zich ook voordoen in de "schone" gebieden waar de luchtkwaliteit ook zal verbeteren. In elk geval wordt voldaan aan artikel 9 van de kaderrichtlijn (verplichting om in die gebieden de concentraties beneden de grenswaarden te houden). Dit uitgangspunt laat onverlet dat op grid- of straathoekniveau soms een verslechtering kan optreden. Ook op een locatie waar in eerste instantie de grenswaarden wel worden gerealiseerd bijvoorbeeld als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, zoals een nieuw bedrijventerrein. In de opzet is dit toegestaan als voor het totale gebied er een verbetering plaatsvindt en als in deze nieuwe overschrijdingssituatie de grenswaarden minstens tegelijkertijd worden gerealiseerd als geldt voor de huidige al bestaande overschrijdingsituaties. Acht de betreffende afdeling van de Raad van State deze aanpak acceptabel? De Raad van State heeft gevraagd welke garanties er zijn dat maatregelen en projecten ook in de tijd in evenwicht zijn. Ons inziens mag de situatie in een gebied in beginsel niet verslechteren ten opzichte van een voorgaand jaar (gecorrigeerd voor weersinvloeden en rekening houdend met mogelijke vertragingen van projecten en maatregelen). Dit betekent dat de resultante van de autonome ontwikkeling en het jaarlijks saldo van maatregelen (nationale en Europees) en projecten jaarlijks in beginsel positief moet zijn en dat er hooguit van tijdelijke verslechteringen sprake zou kunnen zijn, waar extra waarborgen tegenover dienen te staan. Is dit een juiste invulling van het stand-still principe per programmagebied en is het een voldoende uitwerking van salderen in de tijd? a. Zoals hiervoor in punt C.1 reeds is uiteengezet, geven de Europese regels geen voorschriften over de wijze waarop wordt bewerkstelligd dat de toepasselijke grenswaarden worden bereikt. De afdeling wijst er echter op dat, zoals reeds is uiteengezet in paragraaf B.3, de mogelijkheden tot saldering naar plaats in belangrijke mate worden beperkt door artikel 9 van de kaderrichtlijn. In de zones en agglomeraties waar de niveaus van de verontreinigende stoffen onder de grenswaarden liggen, "houden de lidstaten [deze] niveaus beneden de grenswaarden en streven zij ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen" (het richtlijnvoorstel bevat op dit punt vooralsnog een aanscherping, die inhoudt dat de lidstaten ervoor dienen te zorgen dat die toestand van de luchtkwaliteit wordt gehandhaafd). Saldering is voorts alleen mogelijk binnen een zone of agglomeratie. Hiervoor (C.2) is de afdeling reeds ingegaan op de verhouding tussen de omvang van de programmagebieden en de criteria in de Europese regels voor het aanwijzen van zones en agglomeraties. Afbakening van de programmagebieden in overeenstemming met de Europese regels voor zones en agglomeraties kan de facto een beperking meebrengen voor de salderingsmogelijkheden, nu saldering tussen programmagebieden (zones en agglomeraties) niet mogelijk is. Voorts is van belang dat de mogelijkheden van saldering binnen een zone of agglomeratie worden begrensd doordat de concentratieniveaus voor de verschillende stoffen nergens op hun grondgebied de grenswaarden of concentratiebovengrenzen mogen overschrijden. b. Bij de saldering worden naar het oordeel van de afdeling moeilijk vergelijkbare eenheden met elkaar in verband gebracht: de te verwachten individueel toe te rekenen effecten van het desbetreffende project worden afgezet tegen de macro-effecten op de luchtkwaliteit in de gehele zone of agglomeratie. Een dergelijke wijze van saldering biedt wel een instrument om een afweging te kunnen maken van de effecten van het project op de luchtkwaliteit op het niveau van de zone of agglomeratie, maar geeft geen enkele waarborg voor het bereiken van de grenswaarden op alle plaatsen binnen de zone of agglomeratie en de effecten van het project op die doelstelling. Op de plaatsen waar de (negatieve) effecten van een project voor de luchtkwaliteit optreden, zullen de effecten van generieke maatregelen voor verbetering van de luchtkwaliteit immers worden gemitigeerd door de negatieve effecten van het project. In gevallen waarin dat zal leiden tot (dreigende) overschrijding van de grenswaarden, betekent dit dat de generieke beleidsmaatregelen wellicht niet meer voldoende zullen zijn, zodat aanvullende maatregelen nodig zullen zijn om ook op die plaatsen te verzekeren dat de grenswaarden worden bereikt. c. Verder wijst de afdeling er nog op, dat de salderingsmethodiek, zoals die door het NMP is ontwikkeld en is weergegeven in bijlage 1, niet geheel aansluit bij de Europese regels. Zo wordt bij de salderingsberekeningen een blootstellingsfactor meegewogen die de Europese regels niet kennen(zie noot 8). Dat is wellicht wenselijk uit oogpunt van volksgezondheid, maar kan ertoe leiden dat de taakstelling voor generieke maatregelen om de grenswaarden te bereiken in bepaalde gebieden toeneemt. d. In de tijd gezien wordt in het voorstel uitgegaan van een jaarlijks saldo van enerzijds de getroffen maatregelen en anderzijds de projecten. Tijdelijke verslechteringen worden echter niet uitgesloten, zij het dat daar dan wel extra waarborgen tegenover dienen te staan. Mede gelet op artikel 9 van de Kaderrichtlijn is de afdeling van oordeel dat een sterkere relatie noodzakelijk is tussen de verslechtering als gevolg van het project en de verbetering die daarvoor als compensatie dient. Dit brengt mee dat de verbetering uiterlijk op het tijdstip dat de verslechtering intreedt, dient te worden gerealiseerd. C.5. Saneringsopgave (hoofdstuk 5.2) Er wordt een methodiek voorgesteld voor de saneringsopgave (het op alle plaatsen moeten voldoen aan de grenswaarden). Tevens is aangegeven dat de huidige grenswaarden binnen nieuwe derogatietermijnen gehaald kunnen worden indien de Nederlandse inzet in Europa wordt gerealiseerd én de thematische strategie volledig wordt uitgevoerd. Deelt de Raad van State het inzicht dat de saneringsopgave van een andere orde is dan de salderingsopgave? Bijvoorbeeld waar het de toetsing van individuele projecten betreft (zie ook punt 6) en het schaalniveau waarop dit wordt beoordeeld (voor het salderen wordt als gezegd uitgegaan van gebieden en daarbinnen gelegen grids van 1 km bij 1km). Voor het beoordelen of aan de grenswaarden wordt voldaan, geldt een andere methodiek (hoogste waarde binnen grid) conform het nog op te stellen meet- en rekenvoorschrift. Hoe oordeelt de betreffende afdeling van de Raad van State hieromtrent? Bij het saneren gaat het volgens hoofdstuk 5 van het NSL om het vaststellen van de huidige en de in de toekomst te verwachten luchtkwaliteitssituatie in Nederland, om te kunnen bepalen op welk moment Nederland voldoet aan de grenswaarden. Aldus kan worden bepaald welke maatregelen moeten worden genomen. Het NSL fungeert daarbij als een "bindend" convenant voor de betrokken overheden. Daarbij wordt echter niet uitgesloten dat op specifieke plaatsen ("hot spots") overschrijdingssituaties kunnen voorkomen. Indien zich nieuwe overschrijdingen voordoen, zullen die onverwijld worden aangepakt. Salderen onderscheidt zich van saneren doordat bij saldering wordt gekeken naar het vaststellen van de bijdrage van individuele projecten aan de luchtkwaliteit en het saldo met generieke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. De afdeling is van oordeel, dat de normstelling voor het saneren op gespannen voet staat met de Europese regels inzake luchtkwaliteit. De in het NSL gekozen normstelling is, zoals reeds blijkt uit hoofdstuk 1 van het NSL, in strijd met de bestaande richtlijnen. Als gevolg van het vooruitlopen op de gewenste uitkomsten van de besprekingen over het richtlijnvoorstel is het bovendien zeer onzeker of het NSL zal voldoen aan de uiteindelijke uitkomsten daarvan. Zowel de bestaande Europese regels als de toekomstige, gaan er vanuit dat de grenswaarden overal op het grondgebied van de lidstaat in acht worden genomen, gemeten en berekend volgens de methoden die deze regels voorschrijven. Het accepteren van overschrijdingen op bepaalde plaatsen staat daarmee op gespannen voet. Hiervoor in punt C.4 is de afdeling reeds ingegaan op de verhouding tussen salderen en saneren. Naarmate toetsing van individuele projecten (salderen) meer achterwege blijft door toepassing van het criterium "niet in betekenende mate", legt dit een grotere druk op de effectiviteit van algemene, niet aan individuele projecten gekoppelde, maatregelen (saneren) om de gestelde doelen te kunnen bereiken. Ook heeft de afdeling er op gewezen dat de saldering van projecten met generieke beleidsmaatregelen ertoe kan leiden dat daar waar negatieve effecten optreden als gevolg van die projecten, extra inspanningen zullen moeten worden geleverd om op die plaatsen te bewerkstelligen dat de grenswaarden zullen worden bereikt. C.6. Beroepsprocedure (hoofdstuk 6) Met het NSL is aangegeven welke projecten (gekwalificeerd als in betekenende mate) in een gebied worden uitgevoerd, wat het positieve saldo is per gebied tussen maatregelen en projecten en wanneer de grenswaarden (ook na uitvoering van de projecten) in een programmagebied worden gehaald. Een besluit terzake van een in het NSL opgenomen project zal volledig aan alle daarvoor geldende eisen moeten voldoen (zoals een m.e.r., indien m.e.r. plichtig, en de eisen vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening). Voor wat betreft de toetsing op toelaatbaarheid vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit (locatiekeuze is onderdeel van de nadere ruimtelijke afweging) wordt ervan uitgegaan dat het NSL het inhoudelijke kader voor de verdere onderbouwing vormt. Dit zou als volgt kunnen. Voorgesteld wordt dat een individueel project wordt getoetst op de vraag of het project is opgenomen in het programma en of er in het programma sprake is aan een positieve balans tussen maatregelen en projecten voor het programmagebied waarin het project ligt. Als dit het geval is, mag het project doorgang vinden. Deelt de afdeling van de Raad van State de mening dat de beroepsprocedure zich met de onderbouwing vanuit het NSL kan beperken tot deze twee vragen? De systematiek van het NSL brengt mee dat de effecten op de luchtkwaliteit van veel plannen en projecten worden meegenomen in het generieke beeld. Een afzonderlijke toets vindt dan niet plaats. Afzonderlijke rechtsbescherming ligt dan ook niet in de rede. Dat neemt uiteraard niet weg dat de (lokale) luchtkwaliteit in het individuele geval een rol kan spelen, bijvoorbeeld uit het oogpunt van de toepassing van de milieuwetgeving die dient ter implementatie van de IPPC-richtlijn(zie noot 9). Ten aanzien van projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit (de grote projecten), vindt in het NSL een afzonderlijke toetsing plaats. Tegen die toetsing staat vanwege het programmatische karakter van het NSL geen beroep open. Op zichzelf is dit volgens de afdeling consistent. De aard van de toetsing die in het kader van het NSL plaatsvindt, is immers niet zozeer het effect van het individuele project op de luchtkwaliteit in enge zin, maar of het project, in samenhang met de verschillende generieke en specifieke beleidsmaatregelen, er toe zal leiden of zal beletten dat op het gewenste tijdstip de grenswaarden zullen worden bereikt overeenkomstig de in het NSL gestelde doelen. Hiermee is ook consistent een benadering waarbij bij de toetsing van het individuele project de toets wordt beperkt tot de vraag of het project is opgenomen in het programma en of er sprake is van een positieve balans. Evenals voor kleinere projecten, geldt voor deze grote projecten dat daarmee de luchtkwaliteit niet verdwenen is als voorwerp van toetsing. Die toets vindt op het micro-niveau van het project zelf nog steeds plaats, bijvoorbeeld in het kader van de milieu-effect rapportage, in het kader van de toets van een goede ruimtelijke ordening en in het kader van de toetsing aan de IPPC-richtlijn. De individuele toetsing aan de vraag of het project de in het NSL en de richtlijnen gestelde doelen in gevaar brengt, vindt niet in dit kader plaats (maar, als gezegd, is dat op zichzelf consistent met de gekozen methode). Deze systematiek heeft evenwel een aantal gevolgen. Hiervoor is reeds ingegaan op het karakter van de richtlijnen, dat meebrengt dat er geen noodzakelijke juridische koppeling bestaat tussen individuele projecten en de te bereiken luchtkwaliteitsdoelen, maar dat dit niet wegneemt dat individuele projecten in meerdere of mindere mate een effect hebben op het bereiken van die doelen en dat het uit oogpunt van effectief luchtkwaliteitsbeheer niet verdedigbaar lijkt te zijn om een individuele toets van de effecten van een individueel project op het bereiken van de luchtkwaliteitsdoelen achterwege te laten. Wat de rechtsbescherming betreft leidt de voorgestelde systematiek ertoe, dat de inpassing van een project in het NSL (opname in het programma) vrijwel volledig in de bestuurlijke sfeer komt te liggen en dat partijen daarop vrijwel geen invloed meer hebben, terwijl zij wél worden geconfronteerd met de gevolgen daarvan, onder andere doordat het NSL beperkende randvoorwaarden stelt aan die projecten. Dit komt de afdeling, hoe consistent deze benadering op zichzelf ook is, niet geheel evenwichtig voor, nu dit onvoldoende recht doet aan de gevolgen van individuele (grote) projecten op de luchtkwaliteit. In het bijzonder kan de voorgestelde systematiek knelpunten opleveren ter zake van grote projecten die niet in het NSL zijn of worden opgenomen. De projecten zullen dan geen doorgang kunnen vinden, omdat er geen "dekking" voor is in het NSL, maar belanghebbenden beschikken niet over inspraak of rechtsmiddelen om te bewerkstelligen dat voor die projecten een dergelijke dekking in het NSL alsnog wordt gevonden. De afdeling concludeert dat het stelsel van rechtsbescherming nog niet geheel adequaat kan worden geacht. Een oplossing die enerzijds recht doet aan het programmatische karakter van het NSL en anderzijds aan de individuele belangen, zou kunnen zijn dat in de procedure inzake de desbetreffende grote projecten in voorkomend geval een besluit wordt genomen over de inpassing van het project in het NSL en ter zake daarvan beroep openstaat. Tot slot merkt de afdeling op dat de voorgestelde systematiek de eventuele mogelijkheden van particulieren om rechtstreeks een beroep te doen op de Europese richtlijnen inzake luchtkwaliteit ingeval sprake is van strijdigheid met die richtlijnen, onverlet laat, dit mede in het licht van de omstandigheid dat het NSL niet uitgaat van de normen zoals zij thans gelden, maar in sterke mate uitgaat van de wenselijk geachte uitkomsten van de besprekingen over het richtlijnvoorstel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet dieren in verband met de instelling van een Keuringsdienst roodvlees in slachterijen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet dieren in verband met de instelling van een Keuringsdienst roodvlees in slachterijen, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2007, no.07.003153, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Zeebrievenwet in verband met het uitbreiden van de grondslag voor het intrekken van een zeebrief, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Zeebrievenwet in verband met het uitbreiden van de grondslag voor het intrekken van een zeebrief, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2009, no.09.002978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zeebrievenwet in verband met het uitbreiden van de grondslag voor het intrekken van een zeebrief, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2009, no.09.001235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen op het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast).

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen op het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast).Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij brief van 15 maart 2010, no. 2010-0000163023, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Vice-President van de Raad van State verzocht te bevorderen dat de betrokken afdeling van de Raad van State van voorlichting dient inzake de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen op het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast) (Kamerstukken I 2008/09, 31 467, A). Het verzoek om voorlichting is gedaan op verzoek van de vaste commissie van de Eerste Kamer die de openbare behandeling van het voorstel heeft voorbereid. Het verzoek om voorlichting is in handen gesteld van afdeling I van de Raad van State.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2009, no.09.002906, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, met nota van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de inrichting van het proces voor de verkiezing van leden van de gemeenteraden, provinciale staten, Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en het Europees Parlement (Wet inrichting verkiezingsproces), met memorie van toelichting

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de inrichting van het proces voor de verkiezing van leden van de gemeenteraden, provinciale staten, Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en het Europees Parlement (Wet inrichting verkiezingsproces), met memorie van toelichtingVan dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de civiele kamer van de Hoge Raad (Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de civiele kamer van de Hoge Raad (Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking van maatregelen voor de beveiliging van persoonsgegevens (meldplicht datalekken), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking van maatregelen voor de beveiliging van persoonsgegevens (meldplicht datalekken), met toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2009, no.09.000865, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende omvorming van de Commissie gelijke behandeling tot het College voor mensenrechten en gelijke behandeling (Wet College voor mensenrechten en gelijke behandeling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende omvorming van de Commissie gelijke behandeling tot het College voor mensenrechten en gelijke behandeling (Wet College voor mensenrechten en gelijke behandeling), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 21 april 2010, no.10.001108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende omvorming van de Commissie gelijke behandeling tot het College voor mensenrechten en gelijke behandeling (Wet College voor mensenrechten en gelijke behandeling), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State omtrent de mogelijkheden tot een juridisch kader voor het dwingend opleggen van opvoedingsondersteuning door burgemeesters.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State omtrent de mogelijkheden tot een juridisch kader voor het dwingend opleggen van opvoedingsondersteuning door burgemeesters.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij brief van 20 mei 2008 hebben de Minister voor Jeugd en Gezin, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State aan afdeling I van de Raad van State verzocht hen van voorlichting te dienen ter zake van de mogelijkheden tot een juridisch kader voor het dwingend opleggen van opvoedingsondersteuning door burgemeesters. Op de voet van artikel 22 van de Wet op de Raad van State heeft een delegatie van de Raad van State op 23 september 2008 met de minister van Jeugd en Gezin, de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de voorlichting beraadslaagd.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over mogelijkheden tot versnelling van het transitieproces naar de nieuwe staatkundige verhoudingen tussen Nederland, de Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over mogelijkheden tot versnelling van het transitieproces naar de nieuwe staatkundige verhoudingen tussen Nederland, de Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.1. Inleiding De overgang naar de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk neemt meer tijd in beslag dan aanvankelijk werd gedacht. Naar aanleiding hiervan is besloten dat de Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse regeringen gezamenlijk de Raad van State van het Koninkrijk om voorlichting zullen vragen over de wijze waarop tot een versnelling van het proces gekomen kan worden. Die versnelling, zo stelt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in haar brief namens beide regeringen, is onder meer wenselijk omdat het land Nederlandse Antillen de facto steeds meer ontmanteld raakt. Aan de Raad van State van het Koninkrijk zijn daarom twee vragen voorgelegd. De eerste vraag betreft de mogelijkheid voor bekorting van het overgangsproces, gericht op het halen van de streefdatum 1 januari 2010; de tweede vraag betreft de verkiezingen voor de Staten van de Nederlandse Antillen. De eerste vraag van de Staatssecretaris heeft in de eerste plaats betrekking op mogelijkheden tot versnelling van de transitieproces. De afdeling gaat in dat verband eerst in op mogelijke oorzaken voor inmiddels ingetreden vertraging en op de ontwikkelingen sinds 2006 (paragraaf 2). Daarop volgt, in paragraaf 3, de beantwoording van de eerste vraag; in dat verband wordt afzonderlijk ingegaan op de positie van de Gouverneur (paragraaf 4). Daarna wordt de tweede vraag besproken (paragraaf 5). Tot slot komt de vraag aan de orde op welke wijze de Staatsregelingen van de nieuwe landen tot stand kunnen komen (paragraaf 6). Waar in deze voorlichting wordt gesproken over "transitie", wordt met dat begrip gedoeld op de formele overgang als zodanig naar de nieuwe staatkundige structuur, op de daarvoor overeengekomen datum. De term "transitieproces" verwijst naar het geheel van activiteiten in de periode waarin de transitie wordt voorbereid.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten in verband met de invoering van een verhoogd collegegeld voor langstudeerders (Wet verhoging collegegeld langstudeerders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten in verband met de invoering van een verhoogd collegegeld voor langstudeerders (Wet verhoging collegegeld langstudeerders), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake opdrachtverlening aan de staatscommissie Grondwet.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Adviesaanvraag inzake opdrachtverlening aan de staatscommissie Grondwet.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2008, no.08.000200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake opdrachtverlening aan de staatscommissie Grondwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wegens een technische aanvulling en tot wijziging van de Penitentiaire maatregel in verband met de schrapping van de bepaling dat de plaatsing van een veroordeelde die tevens de maatregel van tbs met dwangverpleging is opgelegd, in beginsel geschiedt nadat eenderde van de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd en enige technische verbeteringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wegens een technische aanvulling en tot wijziging van de Penitentiaire maatregel in verband met de schrapping van de bepaling dat de plaatsing van een veroordeelde die tevens de maatregel van tbs met dwangverpleging is opgelegd, in beginsel geschiedt nadat eenderde van de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd en enige technische verbeteringen, met nota van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt. Bij Kabinetsmissive van 6 april 2010, no.10.000932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wegens een technische aanvulling en tot wijziging van de Penitentiaire maatregel in verband met de schrapping van de bepaling dat de plaatsing van een veroordeelde die tevens de maatregel van tbs met dwangverpleging is opgelegd, in beginsel geschiedt nadat eenderde van de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd en enige technische verbeteringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet voor de bevordering van de erkenning van en de waardering voor veteranen en het waarborgen van de zorg voor veteranen (Kaderwet veteranen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet voor de bevordering van de erkenning van en de waardering voor veteranen en het waarborgen van de zorg voor veteranen (Kaderwet veteranen), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-03-13] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no.08.002289, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging Wet op de orgaandonatie i.v.m. het voorzien in een wettelijke grondslag voor de protocollen voor vaststelling van de dood op grond van circulatoire criteria en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-03-12] Bij Kabinetsmissive van 19 december 2018, no.2018002380, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het voorzien in een wettelijke grondslag voor de protocollen voor vaststelling van de dood op grond van circulatoire criteria en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten.

[Gepubliceerd: 2019-03-12] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 oktober 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn (EU)2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198).

[Gepubliceerd: 2019-03-11] Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2019, no.2019000150, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn (EU)2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 in verband met de toedeling van bevoegdheden aan spoorwegondernemingen inzake examineringen voor het bevoegdheidsbewijs en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-03-08] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2018, no.2018002063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 in verband met de toedeling van bevoegdheden aan spoorwegondernemingen inzake examineringen voor het bevoegdheidsbewijs en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada en de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-03-06] Bij Kabinetsmissive van 12 september 2018, no.2018001596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit voorwaarden finaliteit en derde landen.

[Gepubliceerd: 2019-03-06] Bij Kabinetsmissive van 31 januari 2019, no.2019000207, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de finaliteit van opdrachten die worden gegeven aan betalings- en effectenafwikkelsystemen in derde landen (Besluit voorwaarden finaliteit en derde landen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds (Trb. 2016, 190).

[Gepubliceerd: 2019-03-06] Bij Kabinetsmissive van 12 september 2018, no.2018001597, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds (Trb. 2016, 190), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie

[Gepubliceerd: 2019-03-05] Bij Kabinetsmissive van 23 april 2018, no.2018000745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet met betrekking tot ongewenste zeggenschap in telecommunicatiepartijen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel voor diverse uitbreidingen van de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob.

[Gepubliceerd: 2019-03-04] Bij Kabinetsmissive van 20 november 2018, no.2018002086, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met diverse uitbreidingen van de toepassingsmogelijkheden daarvan alsmede enkele overige wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet van de leden Asscher en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie.

[Gepubliceerd: 2019-02-28] Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 maart 2018 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Asscher en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen

[Gepubliceerd: 2019-02-26] Voorstel van wet tot wijziging van de wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de omkering van de bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk in verband met aanpassing van de bepaling inzake een wettelijk bewijsvermoeden voor mijnbouwschade in Groningen en enkele andere bepalingen (Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2015, no.2015002209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de omkering van de bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk in verband met aanpassing van de bepaling inzake een wettelijk bewijsvermoeden voor mijnbouwschade in Groningen en enkele andere bepalingen (Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Wet langdurige zorg i.v.m. toegang Wlz voor mensen met psychische aandoeningen.

[Gepubliceerd: 2019-02-21] Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2018, no.2018001797, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht en/of 24 uur zorg nabij, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit en het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming in verband met vereenvoudiging van stemmen vanuit het buitenland.

[Gepubliceerd: 2019-02-21] Bij Kabinetsmissive van 19 december 2018, no.2018002381, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit en het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming in verband met vereenvoudiging van stemmen vanuit het buitenland, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Besluit beslagvrije voet.

[Gepubliceerd: 2019-02-19] Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2018, no.2018001874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Besluit beslagvrije voet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Implementatiebesluit herziene richtlijn betaaldiensten.

[Gepubliceerd: 2019-02-18] Bij Kabinetsmissive van 12 december 2018, no.2018002292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijzing van het Besluit Prudentiële regels Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft ter implementatie van richtlijn 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betaaldiensten in de interne markt, houdende wijzing van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatiebesluit herziene richtlijn betaaldiensten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zeventiende tranche)).

[Gepubliceerd: 2019-02-15] Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2018, no.2018001370, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zeventiende tranche)), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize inzake de status van de strijdkrachten van het Koninkrijk der Nederlanden gedurende hun aanwezigheid in Belize; Belize City, 23 november 2017 (Trb. 2018, 62).

[Gepubliceerd: 2019-02-12] Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001648, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize inzake de status van de strijdkrachten van het Koninkrijk der Nederlanden gedurende hun aanwezigheid in Belize; Belize City, 23 november 2017 (Trb. 2018, 62), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en implementatie van het STCW-F-verdrag.

[Gepubliceerd: 2019-02-11] Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2018, no.2018001379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart in verband met een modernisering van de bemanningsvoorschriften voor de zeevisvaart, met inbegrip van de uitvoering van verdragsbepalingen vanwege de ratificatie van het STCW F-verdrag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet geneesmiddelenprijzen in verband met een aanpassing van de referentielanden.

[Gepubliceerd: 2019-02-11] Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2018, no.2018001766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet geneesmiddelenprijzen in verband met een aanpassing van de referentielanden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Uitvoeringsbesluit inzake Verordening (EU) 2017/852 (Kwikverordening)

[Gepubliceerd: 2019-02-08] Bij Kabinetsmissive van 14 november 2018, no.2018002039, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwik en kwikhoudende producten milieubeheer, het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, en het Activiteitenbesluit milieubeheer ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr.1102/2008 (PbEU 2017, L 137), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2019-02-04] Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2018, no.2018000561, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten vanwege opname in de Omgevingswet van regels over het vestigen van een voorkeursrecht, regels over onteigening, bijzondere regels voor het inrichten van gebieden en een verdere vereenvoudiging van de regels over kostenverhaal (Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de uitoefening van taken en bevoegdheden (Besluit kwaliteit leefomgeving), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende regels over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de uitoefening van taken en bevoegdheden (Besluit kwaliteit leefomgeving), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2017, no.2017001144, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de uitoefening van taken en bevoegdheden (Besluit kwaliteit leefomgeving), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State brengt over dit ontwerpbesluit (verder: Bkl) advies uit dat gelijkluidend is aan het advies over:a. de Invoeringswet Omgevingswet (zie noot 1) (verder: Invoeringswet);b. het Omgevingsbesluit (zie noot 2) (Ob);c. het Besluit activiteiten leefomgeving (zie noot 3) (Bal);d. het Besluit bouwwerken leefomgeving (zie noot 4) (Bbl). (zie noot 5)Dit pakket geeft nader invulling aan het stelsel waartoe door de wetgever werd besloten bij aanvaarding van de Omgevingswet in 2016. (zie noot 6) De Afdeling heeft de belangrijkste aspecten van het stelsel in 2012 (voorlichting) en in 2014 (advies bij het wetsvoorstel) al uitvoerig behandeld en daarbij kritische opmerkingen gemaakt. (zie noot 7) Uitgaande van de gemaakte keuzes is de Afdeling van oordeel dat het nu voorliggende pakket een consistente en helder gestructureerde invulling aan het stelsel geeft. De praktijk zal echter moeten uitwijzen of de doelstellingen van de stelselherziening uiteindelijk zullen worden gehaald. De Afdeling heeft daarbij zorgen op het punt van voldoende houvast, gelijkwaardige bescherming (van milieu en rechtsposities) en invoeringslasten.Het pakket biedt bewust bijzonder veel flexibiliteit, zowel op het vlak van regelgeving en in de interbestuurlijke verhoudingen als bij de uitvoering. Daardoor wordt echter onzeker of burger, overheid en rechter voldoende houvast geboden wordt en of de bescherming uiteindelijk gelijkwaardig zal zijn aan het huidige niveau. De balans tussen benutten en beschermen kan dan doorslaan naar benutten. Het stelsel is zo ingericht dat de opdracht om voldoende houvast en gelijkwaardige bescherming te bieden feitelijk vooral bij de gemeente ligt. In de aanloop naar inwerkingtreding van de wet en daarna tijdens een lange en complexe overgangsperiode worden (vooral) gemeenten sowieso al geconfronteerd met de lasten van de invoering van het nieuwe stelsel. De lasten van de opdracht inhoudelijk voldoende houvast en bescherming te bieden komen daar nog bovenop. Voor en na de invoering bestaat daarbij ook nog grote afhankelijkheid van ICT die nog moet worden ontwikkeld (Digitaal stelsel omgevingswet). De Afdeling vreest dat zonder forse inzet op versterking van de bestuurskracht van de gemeenten en op substantiële ondersteuning bij de invoering van het stelsel wezenlijke risico's ontstaan.De Afdeling adviseert binnen het stelsel op een relatief beperkt aantal concrete punten meer houvast te bieden. Meer algemeen zou voorzien moeten worden in wettelijke waarborgen voor onafhankelijke evaluatie op het punt van houvast en gelijkwaardige bescherming. Verder benadrukt zij het belang van begeleiding en monitoring bij de invoering en wordt ingegaan op een aantal belangrijke, maar meer opzichzelfstaande onderwerpen.A. INLEIDINGArtikel 2.2 (afstemming en samenwerking)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2018, no.2018001360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en 2013, 42) (Uitvoeringswet Rotterdam Rules).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en 2013, 42) (Uitvoeringswet Rotterdam Rules).Bij Kabinetsmissive van 6 april 2017, no.2017000609, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en 2013, 42) (Uitvoeringswet Rotterdam Rules), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2018, no.2018001372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in een bijzondere strafbaarstelling van roekeloos rijgedrag dat ernstige ongevallen zou kunnen hebben veroorzaakt, maar dat niet heeft gedaan. Daarnaast ziet het wetsvoorstel op aanpassing van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) zodat verkeersgedragingen die leiden tot zeer ernstige ongevallen vaker dan nu door de rechter kunnen worden aangemerkt als roekeloos verkeersgedrag en dus zwaarder kunnen worden bestraft. Voorts voorziet het wetsvoorstel een verhoging van de maximale strafmaat voor een aantal verkeersdelicten, en in een uitbreiding van de recidiveregeling uit het Wetboek van Strafrecht tot de misdrijven genoemd in de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de betekenis van de verruiming van het begrip roekeloosheid voor artikel 6 en de niet-limitatieve opsomming van de gedragingen in het voorgestelde artikel 5a WVW 1994. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van de toelichting wenselijk is.1.RoekeloosheidArtikel 6 van de WVW 1994 bepaalt dat het een verkeersdeelnemer verboden is zich zo te gedragen, dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Als de schuld van de dader aan een dergelijk ongeval zo groot is dat van roekeloosheid sprake is, bepaalt de WVW 1994 dat de maximumgevangenisstraf voor gewone schuld van drie jaar, verdubbeld wordt tot een maximum van zes jaar. (zie noot 1)In 2003 is bij de introductie van het begrip roekeloosheid door de wetgever toegelicht dat het doel daarvan was om adequate bestraffing mogelijk te maken van alle gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag waarbij welbewust met ernstige gevolgen onaanvaardbare risicos zijn genomen. (zie noot 2)Sinds de introductie van het begrip roekeloosheid is een reeks veroordelingen ter cassatie aan de Hoge Raad voorgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat veroordeling voor roekeloosheid slechts kan in drie omstandigheden. Er moet sprake zijn van buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte, er moet een zeer ernstig gevaar in het leven zijn geroepen, en de verdachte was zich daarvan bewust, althans had zich daarvan bewust moeten zijn. (zie noot 3) Als niet aan deze drie criteria wordt voldaan, kan slechts gewone schuld bewezen worden verklaard, en slechts het daarbij bijbehorende (lagere) strafmaximum van drie jaar worden gehanteerd.Onderzoeken wijzen uit dat met deze criteria het begrip roekeloosheid eigenlijk maar enkele soorten gedragingen omvat, met name kat- en muisspellen op de weg, snelheidswedstrijden of koste wat kost vluchten voor de politie. (zie noot 4) Op basis van deze onderzoeken is de regering van oordeel dat de rechter bij te weinig ongevallen bewezen verklaart dat van roekeloosheid sprake is. Daarmee is het toepassingsbereik van roekeloosheid te beperkt, zo stelt de regering, en dat leidt tot onbegrip en onvrede bij slachtoffers van verkeersongevallen.De Afdeling merkt op dat, als in de rechtspraak de bedoelingen van de wetgever onvoldoende tot uitdrukking komen, het aan de wetgever is om de wet zodanig aan te passen dat het doel alsnog bereikt wordt. Indien de uitleg die in de rechtspraak aan roekeloosheid gegeven wordt niet aansluit bij de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever, ligt een wetswijziging dan ook in de rede.Het wetsvoorstel beoogt het toepassingsbereik van het begrip roekeloosheid te verbreden door twee aanpassingen in de WVW 1994: de introductie van een nieuw artikel 5a in de WVW 1994, en een aanpassing van artikel 175, tweede lid, van de WVW 1994.Het nieuwe artikel 5a WVW 1994 bepaalt dat het een ieder verboden is zich opzettelijk zodanig in het verkeer te gedragen dat verkeersregels in ernstige mate worden geschonden waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Daarbij wordt een twaalftal verkeersgedragingen benoemd die als zodanige verkeersgedraging kunnen worden aangemerkt. In de lijst worden onder meer opgesomd het door rood licht rijden, het niet verlenen van voorrang, of het tijdens het rijden vasthouden van een mobiele telefoon. Deze lijst is op advies van een aantal adviserende instanties niet limitatief van aard.De wijziging van artikel 175, tweede lid, van de WVW 1994 regelt dat gedrag dat een overtreding van artikel 5a WVW 1994 vormt in elk geval als roekeloos kan worden aangemerkt.De Afdeling heeft een drietal opmerkingen over de toelichting bij het wetsvoorstel.a. De Afdeling merkt op dat met het wetsvoorstel beoogd is het wettelijke begrip roekeloosheid uit te breiden met het gedrag van artikel 5a WVW 1994. Daardoor zal het begrip roekeloosheid daadwerkelijk meer gevallen bestrijken dan voorheen. De indicatieve lijst van gedragingen draagt bij aan inzicht in het soort gedragingen dat de wetgever voor ogen staat. Daarbij maakt de Afdeling uit enkele passages in de toelichting op dat de uitbreiding die het wetsvoorstel beoogt er toe zou kunnen leiden dat het opzettelijke roekeloze gedrag van artikel 5a WVW 1994 dat leidt tot een ernstig ongeval bestraft kan worden met een zwaardere straf dan het maximum van artikel 5a WVW 1994. Dat is mogelijk doordat in een dergelijke situatie het roekeloze gedrag van artikel 5a WVW 1994 in combinatie met het gewijzigde artikel 175, tweede lid, ook als roekeloos gedrag in de zin van artikel 6 WVW 1994 wordt beschouwd.De Afdeling adviseert deze consequentie, waarmee een andere uitkomst wordt beoogd dan hetgeen naar huidig recht uit de rechtspraak van de Hoge Raad voortvloeit, in de toelichting duidelijker aan te geven.b. Daarnaast merkt de Afdeling op dat in het artikel 5a WVW 1994 opgenomen vereiste van opzet onder omstandigheden ook een beperking kan worden gelezen ten opzichte van de huidige, ruimere, maatstaf van de meest ernstige mate van schuld van de dader (roekeloosheid). Aldus wordt aan de gedraging van artikel 5a WVW 1994 terecht een hogere maatstaf gesteld dan aan het huidige begrip roekeloosheid, waarin een dergelijk opzet op de gedraging niet wordt vereist.De Afdeling adviseert in dit opzicht de betekenis van het vereiste opzet bij roekeloosheid nader toe te lichten.c. De toelichting bevestigt terecht dat het enkele voldoen aan een van de in de lijst genoemde verkeersgedragingen niet voldoende is om strafbaarheid op grond van het nieuwe artikel 5a WVW 1994 aan te nemen, omdat het artikel daarnaast andere eisen stelt, zoals opzet, schending in ernstige mate en het daaruit voortvloeiende levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Hoewel de lijst van gedragingen in het nieuwe artikel bijdraagt aan inzicht in het ruimere toepassingsbereik van roekeloosheid, kan het open karakter van die lijst de vraag oproepen welke andere gedragingen de rechter óók als verboden zal kunnen aanmerken.De Afdeling adviseert om in de tekst te verduidelijken dat andere gedragingen van een vergelijkbare zwaarte zouden moeten zijn als de reeds opgesomde gedragingen of de toelichting in deze zin aan te passen. (zie noot 5)De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie ondergrond (bronhouderschap modellen, kwaliteitscontrole en enkele verbeteringen).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Vorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie ondergrond (bronhouderschap modellen, kwaliteitscontrole en enkele verbeteringen).Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie ondergrond (bronhouderschap modellen, kwaliteitscontrole en enkele verbeteringen), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent het waarborgen van edelmetalen  voorwerpen (Waarborgwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende regels omtrent het waarborgen van edelmetalen voorwerpen (Waarborgwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2018, no.2018000191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent het waarborgen van edelmetalen voorwerpen (Waarborgwet), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in een aantal inhoudelijke wijzigingen van de Waarborgwet 1986, zodat die in lijn wordt gebracht met de bestaande praktijk, de technische ontwikkelingen en de marktomstandigheden. Voorts wordt de wet in technische zin gemoderniseerd. Vanwege het grote aantal wijzigingen wordt voorgesteld om de Waarborgwet 1986 (zie noot 1) geheel te vervangen door een nieuwe wet.De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat het wetsvoorstel als uitgangspunt neemt dat de marktwerking in het waarborgstelsel bevorderd dient te worden, terwijl dat uitgangspunt nu juist onder meer onderwerp is van een op korte termijn af te ronden evaluatie. De Afdeling adviseert om deze evaluatie af te wachten en het wetsvoorstel thans niet naar de Tweede Kamer te zenden.1.Evaluatie van het waarborgstelselOndernemingen die edelmetalen voorwerpen in Nederland in de handel brengen moeten het gehalte ervan laten keuren en ze voorzien van een merkteken waaruit het gehalte blijkt (waarborgen). Het waarborgen werd tot 1986 door de overheid zelf gedaan; na dat jaar werden de taken belegd bij private waarborginstellingen die door de minister aangewezen worden. Deze nieuwe positionering van waarborginstellingen was er op gericht om het waarborgstelsel de voordelen van marktwerking te gunnen. (zie noot 2)De minister heeft in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat de wijze van marktordening in het waarborgstelsel wordt geëvalueerd. Uit die evaluatie kan naar voren komen dat de huidige vorm van marktordening niet langer effectief of efficiënt is; andere manieren om het waarborgstelsel in te richten zijn ook denkbaar, aldus de minister. De Afdeling leidt hieruit af dat de evaluatie er toe kan leiden dat de in 1986 gekozen positionering van waarborginstellingen wordt vervangen door bijvoorbeeld volledige privatisering of juist een (meer) directe rol voor de overheid. De Tweede Kamer zal in de tweede helft van 2018 over de uitkomsten van de evaluatie worden geïnformeerd. (zie noot 3) In het nu voorliggende voorstel voor een geheel nieuwe Waarborgwet zijn de uitkomsten van de op korte termijn verwachte evaluatie dus nog niet verwerkt. In de kamerbrief wordt vermeld dat het wetsvoorstel gaat over wijzigingen die ongeacht de evaluatie van het waarborgstelsel op korte termijn kunnen en moeten worden doorgevoerd. (zie noot 4) De Afdeling deelt dat standpunt niet. Het wetsvoorstel beoogt op een aantal punten de marktwerking in het stelsel te bevorderen terwijl de wenselijkheid en de mate van markwerking nou juist voorwerp van evaluatie zijn. Het wetsvoorstel dient daarom de uitkomsten van de evaluatie af te wachten en op deze punten een integraal afgewogen geheel te zijn.Illustratief hiervoor is dat het voorstel mogelijk maakt dat een waarborginstelling het waarborgen in het buitenland door derden mag laten doen, en dat de instelling in het buitenland kan zijn gevestigd. (zie noot 5) Volgens de regering is dat voorstel er op gericht concurrentie tussen instellingen te bevorderen (marktwerking). (zie noot 6) Bij positionering als commerciële dienstverlening zou dit ook passend kunnen zijn. Dat ligt anders bij positionering als overheidstaak die door een aangewezen instelling wordt uitgevoerd. Dan is noodzakelijk dat de minister de instelling kan controleren, ook in het buitenland. (zie noot 7) Het wetsvoorstel regelt controle in het buitenland niet. De inrichting hiervan kan ook alleen goed worden bepaald als de uitkomsten van de evaluatie bekend zijn.Hetzelfde geldt voor de positie van de Algemene Rekenkamer (ARK) in het waarborgstelsel. Het wetsvoorstel brengt volgens de regering mee dat de ARK niet langer bevoegd is waarborginstellingen te controleren. (zie noot 8) De bevoegdheid van de ARK hangt echter direct samen met de vraag of het waarborgen een overheidstaak is of private commerciële dienstverlening. Die vraag moet dus eerst beantwoord worden. Dat geldt ook voor de wijze waarop de tarieven worden gereguleerd.De Afdeling adviseert het wetsvoorstel aan te passen aan de uitkomsten van de na evaluatie te maken afwegingen over de positionering van de waarborginstellingen.De Afdeling gaat er van uit dat bij ingrijpende wijzigingen van het wetsvoorstel zij over deze wijzigingen opnieuw wordt gehoord.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet.Bij Kabinetsmissive van 9 april 2018, no.2018000624, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met onder meer het publiceren van gegevens door de Nederlandsche Bank op grond van de staten van banken.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met onder meer het publiceren van gegevens door de Nederlandsche Bank op grond van de staten van banken.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2018, no.2018000590, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met onder meer het publiceren van gegevens door de Nederlandsche Bank op grond van de staten van banken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van wetten betreffende geldelijke voorzieningen van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden in verband met invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot aanpassing van wetten betreffende geldelijke voorzieningen van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden in verband met invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2018, no.2018001182, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van wetten betreffende geldelijke voorzieningen van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden in verband met invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2018-I van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, houdende de omzetting van enige tijdelijke wijzigingen in definitieve, het herstel van enkele onvolkomenheden en gebruiksvoorschriften voor AIS-apparatuur.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2018-I van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, houdende de omzetting van enige tijdelijke wijzigingen in definitieve, het herstel van enkele onvolkomenheden en gebruiksvoorschriften voor AIS-apparatuur.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2018-I van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, houdende de omzetting van enige tijdelijke wijzigingen in definitieve, het herstel van enkele onvolkomenheden en gebruiksvoorschriften voor AIS-apparatuur, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen en de kadasters op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kadasterwet BES).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen en de kadasters op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kadasterwet BES).Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2018, no.2018001136, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen en de kadasters op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kadasterwet BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2018, no.2018001159, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen en de verhoging van urenmaxima bij het opstellen van tripelrapportages.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen en de verhoging van urenmaxima bij het opstellen van tripelrapportages.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2018, no.2018002011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen voor psychiaters en psychologen en de verhoging van urenmaxima bij het opstellen van tripelrapportages, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2018, no.2018001036, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met het opheffen van de rechtspersoonlijkheid van het fonds, uitbreiding van de taakuitoefening tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede verduidelijking van de regeling van uitkeringen door het Schadefonds en het vorderingsrecht van het slachtoffer jegens derden.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met het opheffen van de rechtspersoonlijkheid van het fonds, uitbreiding van de taakuitoefening tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede verduidelijking van de regeling van uitkeringen door het Schadefonds en het vorderingsrecht van het slachtoffer jegens derden.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2018, no.2018000400, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met het opheffen van de rechtspersoonlijkheid van het fonds, uitbreiding van de taakuitoefening tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede verduidelijking van de regeling van uitkeringen door het Schadefonds en het vorderingsrecht van het slachtoffer jegens derden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media.Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2018, no.2018000885, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met de vaststelling van een maximum aantal voor nachtvluchten op de luchthaven Schiphol en tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid  voor de luchtvaart in verband met de uitgestelde toepassing van de bepalingen voor zweefvlieg-, ballonvaart- en recreatieve luchtvaartbrevetten van verordening (EU) 1178/2011.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met de vaststelling van een maximum aantal voor nachtvluchten op de luchthaven Schiphol en tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart in verband met de uitgestelde toepassing van de bepalingen voor zweefvlieg-, ballonvaart- en recreatieve luchtvaartbrevetten van verordening (EU) 1178/2011.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2018, no.2018000837, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met de vaststelling van een maximum aantal voor nachtvluchten op de luchthaven Schiphol en tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart in verband met de uitgestelde toepassing van de bepalingen voor zweefvlieg-, ballonvaart- en recreatieve luchtvaartbrevetten van verordening (EU) 1178/2011, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen vanwege enkele wijzigingen van pensioenregelgeving.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen vanwege enkele wijzigingen van pensioenregelgeving.Bij Kabinetsmissive van 13 november 2018, no.2018002014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen vanwege enkele wijzigingen van pensioenregelgeving, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het wetsvoorstel wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Nota van wijziging op het wetsvoorstel wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019).Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2018, no.2018001434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het wetsvoorstel wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019), met toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over de nota van wijziging en adviseert deze in te dienen bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de Auditdienst Rijk (Besluit Auditdienst Rijk), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende regels over de Auditdienst Rijk (Besluit Auditdienst Rijk), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2017, no.2017001795, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de Auditdienst Rijk (Besluit Auditdienst Rijk), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe, ter uitvoering van artikel 4.20, vierde lid, aanhef en onder b, van de Comptabiliteitswet 2016 (Cw 2016), (zie noot 1) regels te stellen inzake de Auditdienst Rijk.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit aan te passen op grond van een aantal opmerkingen in verband met de omstandigheid dat het hier hoofdzakelijk interne regels, vastgesteld vanwege het Rijk zelf betreft. De Auditdienst Rijk (ADR) is immers een dienstonderdeel van het ministerie van Financiën. Voorts acht zij op verschillende punten aanpassing van het ontwerpbesluit nodig, gelet op de wetgevingskwaliteit ervan.1.Positie Auditdienst Rijk: dienstonderdeel ministerie van FinanciënArtikel 4.20 vierde lid, aanhef en onder b, Cw 2016 bevat een delegatiegrondslag om bij algemene maatregel van bestuur regels inzake de ADR te stellen. De Afdeling constateert dat veel van de in het voorliggende ontwerpbesluit opgenomen regels uitsluitend een interne functie binnen het Rijk hebben. De ADR is immers het dienstonderdeel van het ministerie van Financiën dat belast is met de uitoefening van de auditfunctie bij het Rijk. (zie noot 2) De omstandigheid dat bij de taakuitoefening van de auditdienst de onafhankelijke oordeelsvorming voorop dient te staan, doet niet af aan de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën; evenmin plaatst dit de ADR buiten de organisatie van het ministerie. (zie noot 3) Tegen deze achtergrond dient artikel 2, tweede lid, dan ook te worden geschrapt. Deze bepaling draagt de suggestie in zich nodig te zijn om de inhoudelijk onafhankelijke oordeelsvorming van ambtenaren, respectievelijk van een ambtelijke dienst te verzekeren, hetgeen niet het geval is.Gelet op het hoofdzakelijk interne karakter van de voorschriften inzake de ADR is volgens de Afdeling onvoldoende soberheid bij het stellen van regels in het ontwerpbesluit betracht en is onvoldoende rekening gehouden met de positie van de ADR als dienstonderdeel van het ministerie van Financiën. De Afdeling wijst in dit verband op de volgende onderdelen, alsmede op de bij dit advies gevoegde bijlage met het oog op de noodzakelijke wetgevingskwaliteit.a. Artikel 7 regelt dat de algemeen directeur van de ADR een klachtenregeling opstelt. De Algemene wet bestuursrecht voorziet in een regeling. (zie noot 4) Het is niet duidelijk waarom het voorschrijven van een klachtenregeling nodig wordt geacht, en zo dat het geval zou zijn, welke belangen met dit voorschrift worden gediend. b. Artikel 8 bepaalt dat de algemeen directeur van de ADR jaarlijks een jaarplan en een jaarverslag opstelt en jaarlijks een transparantieverslag kan opstellen. De Afdeling merkt op dat niet duidelijk is wat de noodzaak is dit in een voorschrift vast te leggen.c. In artikel 13, eerste lid, en 14, zijn bevoegdheden van de ADR opgenomen in verband met het verrichten van controles en uitvoeren van onderzoek naar verantwoording door het Rijk. De ADR wordt als bevoegd aangewezen om controle en onderzoek te verrichten bij alle onderdelen van het Rijk en bij derden. Artikel 4.15, eerste en tweede lid, Cw 2016 bepaalt reeds dat de Minister van Financiën moet kunnen beschikken over en toegang heeft tot de informatie bij onderdelen van het Rijk, die nodig is om de controle en onderzoek naar de verantwoording van het Rijk te kunnen verrichten. De controle en het onderzoek van de ADR vinden in dat kader plaats.De Afdeling acht het niet nodig voor de ADR afzonderlijk te voorzien in bevoegdheden waarover de Minister van Financiën reeds beschikt. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de Afdeling voor de bevoegdheid in artikel 17, eerste lid. Dit gelet op hoofdstuk 6, paragraaf 1, Cw 2016.d. In artikel 15 wordt mogelijk gemaakt dat de algemeen directeur van de ADR de AR rechtstreeks over aangelegenheden informeert indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat.Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt over de positie van de ADR (en de algemeen directeur) is de Afdeling van oordeel dat dit door of vanwege van de Minister van Financiën dient te geschieden. e. Artikel 16, eerste lid, aanhef, bepaalt dat de ADR onderzoek kan verrichten op verzoek van Onze betrokken Minister of het betrokken college. Met de formulering lijkt te worden verondersteld dat de (algemeen directeur van de) ADR zelfstandig een afweging kan maken om al dan niet aan het verzoek gehoor te geven.Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt over de positie van de ADR en de hiërarchische verhouding binnen het ministerie van Financiën dient volgens de Afdeling het verzoek te worden gericht aan de Minister van Financiën, die vervolgens de ADR opdraagt om het desbetreffende onderzoek te verrichten.f. Artikel 16, derde lid, bepaalt dat de ADR op verzoek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een onderzoek kan verrichten. Dit veronderstelt dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal een dergelijk verzoek rechtstreeks kan richten tot de ADR en dat de ADR zelfstandig een afweging kan maken om al dan niet aan het verzoek gehoor te geven. In lijn met hetgeen hiervoor is opgemerkt over de positie van de ADR is de Afdeling van oordeel dat een verzoek tot het verrichten van een dergelijk onderzoek wordt gericht tot de Minister van Financiën.De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit aan te passen met inachtneming van het vorenstaande.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende bijlage met opmerkingen inzake wetgevingskwaliteit en redactionele kanttekeningen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met enkele spoedreparaties inzake de fiscale eenheid en inzake het herstel van een omissie in de innovatiebox (Wet spoedreparatie fiscale eenheid).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met enkele spoedreparaties inzake de fiscale eenheid en inzake het herstel van een omissie in de innovatiebox (Wet spoedreparatie fiscale eenheid).Bij Kabinetsmissive van 24 april 2018, no.2018000763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met enkele spoedreparaties inzake de fiscale eenheid en inzake het herstel van een omissie in de innovatiebox (Wet spoedreparatie fiscale eenheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit ten behoeve van werknemers die arbeid verrichten ten behoeve van stormvloedkeringen of windparken op zee.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit ten behoeve van werknemers die arbeid verrichten ten behoeve van stormvloedkeringen of windparken op zee.Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2018, no.2018001068, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit ten behoeve van werknemers die arbeid verrichten ten behoeve van stormvloedkeringen of windparken op zee, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2018, no.2018001384, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt de strafbaarstelling van enkele delictsvormen te herijken in het licht van recente ontwikkelingen, waaronder "het huidige criminaliteitsbeeld, de maatschappelijke afkeuring en onrust die bepaalde gedragingen veroorzaken en de toenemende maatschappelijke roep om herkenbare erkenning van leed van slachtoffers". (zie noot 1) Daartoe omvat het wetsvoorstel twee nieuwe strafbaarstellingen, enkele verhogingen van de wettelijke strafmaxima en de verruiming van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor een tweetal delicten.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de samenhang tussen de wettekst van en de toelichting bij de zelfstandige strafbaarstelling van het misbruik van seksueel beeldmateriaal. Daarnaast maakt zij opmerkingen over de gekozen formulering van de zelfstandige strafbaarstelling van het hinderen van hulpverleners. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting en zo nodig het voorstel wenselijk.1.Zelfstandige strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaalIn het voorstel worden het zonder toestemming vervaardigen en het misbruik maken van seksueel beeldmateriaal als zelfstandige delicten strafbaar gesteld als misdrijf tegen de openbare orde in een nieuw artikel 139h Wetboek van Strafrecht (Sr). De Afdeling plaatst twee kanttekeningen bij de voorgestelde bepaling.a.Bestanddeel opzettelijk en wederrechtelijkDe Afdeling merkt op dat met betrekking tot het gebruikte opzetbegrip de tekst van het voorstel en de daarbij gegeven toelichting niet geheel met elkaar in overeenstemming lijken te zijn. Artikel 139h Sr, eerste lid, onderdeel a, stelt het "opzettelijk en wederrechtelijk" vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon strafbaar. Het is vaste rechtspraak de zinsnede "opzettelijk en wederrechtelijk" zo te interpreteren dat niet bewezen hoeft te worden dat de pleger wist dat hij wederrechtelijk handelde. (zie noot 2) De toelichting vermeldt echter dat de gekozen formulering in het eerste lid vereist dat het opzet van de pleger wel op de wederrechtelijkheid gericht dient te zijn. (zie noot 3) Daarmee lijkt de toelichting uit te gaan van een zwaardere vorm van opzet, waarbij de pleger het opzet moet hebben gehad om een strafbaar feit te begaan. Als zodanig vereist de toelichting een hogere bewijslast voor opzet dan uit de tekst van de voorgestelde bepaling volgt. De vraag rijst dan ook welke vorm van opzet de regering voor ogen heeft, gelet op de gekozen formulering van de wettekst enerzijds en de toelichting anderzijds.De Afdeling adviseert om in het licht van het voorgaande de tekst van de voorgestelde bepaling en de toelichting op het punt van het opzetbegrip in artikel 139h Sr, eerste lid, onderdeel a, met elkaar in overeenstemming te brengen.b.Bestanddeel seksuele aardHet centrale begrip in zowel het eerste als het tweede lid van artikel 139h Sr is "afbeelding van seksuele aard". De toelichting spreekt over "intiem beeldmateriaal met een privékarakter". (zie noot 4) Dergelijk beeldmateriaal zou echter meer kunnen omvatten dan afbeeldingen "van seksuele aard". De Afdeling wijst bijvoorbeeld op heimelijk gemaakte opnames die afkomstig zijn van cameras in hotelkamers, saunas en kleed- of doucheruimtes van sportcomplexen. In de meeste gevallen zullen deze als "intiem beeldmateriaal met een privékarakter" bestempeld kunnen worden, maar het is de vraag of deze ook aangemerkt kunnen worden als "afbeelding van seksuele aard". In dat licht lijkt de toelichting uit te gaan van een ruimer bereik dan de voorgestelde bepaling. Gelet op de gekozen formulering van de wettekst enerzijds en de toelichting anderzijds, rijst dan ook de vraag wat de regering voor ogen heeft.De Afdeling adviseert op dit punt de tekst van de voorgestelde bepaling en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen en zo nodig de tekst aan te passen.2.Zelfstandige strafbaarstelling van het hinderen van hulpverlenersHet voorstel bevat een bepaling die beoogt het hinderen van hulpverleners bij de uitoefening van hun taak zelfstandig strafbaar te stellen. De voorgestelde bepaling vormt een aanvulling op artikel 426bis Sr, dat het lastigvallen of hinderen van anderen op de openbare weg strafbaar stelt. De ernst van het hinderen van hulpverleners komt blijkens de toelichting echter onvoldoende tot uitdrukking in het wettelijke strafmaximum. Bovendien beoogt de regering de strafbaarstelling uit te breiden tot andere plaatsen buiten de openbare weg. (zie noot 5) De Afdeling merkt op dat de voorgestelde bepaling de zinsnede "uitoefening van zijn bediening" niet vooraf laat gaan door het woord "rechtmatige". De Afdeling merkt op dat deze formulering inconsistent is met vergelijkbare strafbepalingen waarin de zinsnede "rechtmatige uitoefening van zijn bediening" wordt gebruikt. (zie noot 6) Voorbeelden in dit verband zijn artikel 267 Sr (strafbaarstelling belediging van ambtenaar in functie) en artikel 304 Sr (strafbaarstelling mishandeling van ambtenaar in functie).De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag waarom in dit geval deze toevoeging niet noodzakelijk wordt geacht.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming (implementatie Verordening (EU) 2018/302).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming (implementatie Verordening (EU) 2018/302).Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2018, no.2018001357, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming (implementatie Verordening (EU) 2018/302), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen vanwege aanpassing van het overgangsrecht risicohouding en een andere wijziging.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen vanwege aanpassing van het overgangsrecht risicohouding en een andere wijziging.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2018, no.2018000959, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen vanwege aanpassing van het overgangsrecht risicohouding en een andere wijziging, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming ter vereenvoudiging van stemmen vanuit het buitenland en verlenging van de mogelijkheid tot experimenteren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming ter vereenvoudiging van stemmen vanuit het buitenland en verlenging van de mogelijkheid tot experimenteren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2018, no.2018001021, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming ter vereenvoudiging van stemmen vanuit het buitenland en verlenging van de mogelijkheid tot experimenteren, met memorie van toelichting.Het voorstel heeft tot doel enkele belemmeringen bij het stemmen voor Nederlandse kiezers die in het buitenland wonen weg te nemen. Verder wordt voorgesteld om de datum waarop de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming vervalt één jaar op te schuiven.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht met betrekking tot het instellen van briefstembureaus in grensgemeenten en de termijn voor de vooropening van briefstemmen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen.1.Briefstembureaus in grensgemeentenHet voorstel maakt het mogelijk dat de Minister van BZK in grensgemeenten briefstembureaus instelt. Blijkens de toelichting wonen in het grensgebied met Duitsland en België relatief veel Nederlanders. Deze kunnen een kiezerspas aanvragen om in persoon in een gemeente te gaan stemmen. Deze moet echter van te voren worden aangevraagd en de kiezer moet dan op de dag van stemming in de gelegenheid zijn om in een stemlokaal te stemmen. Blijkens de toelichting kan, door het instellen van briefstembureaus in de grensgemeenten, een kiezer nog tot kort voor of op de dag van stemming de briefstem afgeven bij de gemeenten waar een briefstembureau is ingesteld en zo tijdig stemmen. Dit kan een meerwaarde hebben voor de vele Nederlanders die in het grensgebied wonen. (zie noot 1)De Afdeling onderkent het belang van de toegankelijkheid van verkiezingen. Daaruit vloeit voort dat die personen die het kiesrecht bezitten voldoende mogelijkheden moeten hebben om ook daadwerkelijk hun stem te kunnen uitbrengen. Daarnaast is echter de integriteit van verkiezingen van groot belang. Vanuit dat vereiste is van belang dat het verkiezingsproces met voldoende waarborgen is omgeven om het ronselen of kopen van stemmen te voorkomen en ervoor te zorgen dat iedere kiezer in vrijheid zijn stem kan uitbrengen.Het stemmen per brief is omgeven door minder waarborgen dan het stemmen in persoon in een stemlokaal. Bij het stemmen per brief kan de overheid immers niet controleren of de kiesgerechtigde daadwerkelijk zelf het stembiljet heeft ingevuld en of hij dit in vrijheid heeft gedaan. Dit is onderkend bij de invoering van het stemmen per brief, maar werd aanvaardbaar geacht omdat het ging om een kleine groep kiezers, woonachtig in het buitenland, die anders niet konden deelnemen aan de verkiezing. (zie noot 2) De Afdeling wijst erop dat sindsdien de groep van kiezers die per brief mag stemmen aanzienlijk is uitgebreid. Nu onder meer niet langer vereist wordt voor het verkrijgen van een briefstem dat men voor beroep of werkzaamheden in het buitenland verblijft, (zie noot 3) hoeft een kiezer bij het aanvragen van een briefstem niet aan te tonen waarom hij op deze wijze moet stemmen in plaats van in persoon in een stembureau. Ook een kiezer die tijdelijk in het buitenland verblijft en gewoon ingeschreven staat in een Nederlandse gemeente kan een briefstem aanvragen.Met het voorliggend voorstel wordt nog een mogelijke drempel voor het aanvragen van een briefstem weggenomen, nu de kiezer deze niet meer per post hoeft in te sturen, maar deze kan inleveren bij een briefstembureau. Dit kan betekenen dat het aantal briefstemmen toeneemt, met de daarbij behorende, hierboven aangeduide risicos voor de integriteit van het stemproces. De keuze om het stemmen per brief nog verder te vergemakkelijken door briefstembureaus in te stellen moet daarom mede in het licht worden gezien van de afweging tussen toegankelijkheid en integriteit van het stemproces. De toelichting gaat niet in op de afweging die op dit punt aan het voorstel ten grondslag ligt.De Afdeling benadrukt de noodzaak om te komen tot een verantwoorde balans tussen deze waarborgen. (zie noot 4) Als bij een voornemen tot wijziging van het verkiezingsproces niet wordt gezorgd voor een zorgvuldige afweging van deze waarborgen ten opzichte van elkaar, bestaat immers het risico dat de geldingskracht van één of meer van deze waarborgen te gering is. Ook daarom is het van belang dat de wetgever inzichtelijk maakt welke afweging is gemaakt om te komen tot een verantwoorde balans van de verschillende waarborgen. (zie noot 5)De Afdeling adviseert daarom in de toelichting in te gaan op de in het voorstel getroffen balans tussen toegankelijkheid en integriteit en zo nodig het voorstel aan te passen.2.Termijn vooropening briefstemmenHet voorstel past de termijn van vooropening van ingekomen briefstemmen aan van 14 naar 7 dagen. (zie noot 6) Deze termijn was verlengd in verband met de invoering van de permanente kiezersregistratie van niet-ingezetenen op 1 april 2017 om voldoende tijd te creëren voor het verwerken van de stemmen bij een mogelijke toename van het aantal stemmers. Blijkens de toelichting is de verwachting dat het aantal personen dat zich permanent heeft laten registeren niet dusdanig groot dat de verlenging naar 14 dagen noodzakelijk is. Omdat de termijn van 14 dagen ook gevolgen heeft voor de termijnen waarop kiezers uiterlijk hun verzoek moeten indienen voor een vervangend briefstembewijs wordt voorgesteld de termijn weer vast te stellen op 7 dagen. (zie noot 7)De Afdeling wijst erop dat de gemeente Den Haag, die belast is met de uitvoering van de briefstemmen, in haar consultatiereactie heeft verzocht om de termijn van veertien dagen aan te houden. De gemeente wijst erop dat het volume van stemmen is toegenomen, het aantal buitenlandse briefstembureaus fluctueert en het aantal handelingen bij de vooropening is toegenomen ten opzichte van vóór 1 april 2017. Daarnaast merkt de gemeente op dat er nog geen verkiezing heeft plaatsgevonden sinds de inwerkingtreding van de permanente registratie, waardoor de aanname dat de termijn krapper kan, onterecht is. (zie noot 8)In de toelichting wordt niet ingegaan op deze opmerking van de gemeente Den Haag. Daarom is onvoldoende duidelijk waarom de regering van mening is dat deze termijn weer verkort kan worden baseert.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering van een wettelijk mechanisme ten behoeve van de beslechting van belastinggeschillen tussen lidstaten van de Europese Unie (Wet fiscale arbitrage).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot invoering van een wettelijk mechanisme ten behoeve van de beslechting van belastinggeschillen tussen lidstaten van de Europese Unie (Wet fiscale arbitrage).Bij Kabinetsmissive van 26 november 2018, no.2018002144, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering van een wettelijk mechanisme ten behoeve van de beslechting van belastinggeschillen tussen lidstaten van de Europese Unie (Wet fiscale arbitrage), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren vanwege verruiming van fouilleerbevoegdheden.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren vanwege verruiming van fouilleerbevoegdheden.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2018, no.2018000303, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren vanwege verruiming van fouilleerbevoegdheden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2018, no.2018001519, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening, met memorie van toelichting.Het voorstel regelt de (volledige) invoering van een abonnementstarief voor cliënten die gebruik maken van maatschappelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit abonnementstarief wordt vormgegeven door invoering van een vaste maximum eigen bijdrage. Het inkomen wordt als gevolg hiervan voortaan niet meer betrokken bij het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen, persoonsgebonden budgetten (pgbs) en bepaalde algemene voorzieningen.De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat het voorstel onvoldoende duidelijk maakt waarom het instrument van eigen bijdragen wordt gemaximeerd op een vast bedrag, ongeacht de inkomens- of vermogenspositie van degene die gebruikmaakt van een Wmo-voorziening. Zij acht het daarom aangewezen deze wijziging alsnog dragend te motiveren in het licht van het belang van het instrument van eigen bijdrage voor de financiële beheersbaarheid van de Wmo en de kwaliteit en beschikbaarheid van voorzieningen. Indien hierin niet kan worden voorzien, adviseert de Afdeling af te zien van het voorstel.Daarnaast dient in de toelichting alsnog duidelijk gemaakt te worden op welke wijze bij de voorgestelde ingreep in het gedecentraliseerde stelsel van Wmo-voorzieningen recht wordt gedaan aan de uitgangspunten voor goede en stabiele interbestuurlijke verhoudingen. De Afdeling adviseert bij het formuleren van een dergelijke motivering alsnog de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te betrekken.Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het voorstel nader dient te worden overwogen.1.Inleidinga.Achtergrond en samenhang voorstel met ontwerpbesluitIn het Regeerakkoord 2017-2021 Vertrouwen in de toekomst zijn maatregelen aangekondigd om stapeling van eigen betalingen in de (langdurige) zorg en ondersteuning te verminderen. Eén van deze maatregelen betreft de introductie van een abonnementstarief van (maximaal) 17,50 per vier weken voor huishoudens die gebruikmaken van de Wmo-voorzieningen. Aanleiding voor deze maatregel is dat bijna alle huishoudens die eigen bijdragen betalen voor Wmo-voorzieningen ook (een deel van) het eigen risico in de Zvw vol maken (94%). (zie noot 1) Het abonnementstarief wordt een geschikt instrument geacht om de stapeling van zorgkosten voor burgers tegen te gaan. (zie noot 2) Dit instrument zal in het bijzonder voor midden- en hogere inkomenscategorieën een positief inkomenseffect hebben. De afschaffing van het eigen risico betekent daarnaast blijkens de toelichting ook een belangrijke vereenvoudiging voor de uitvoering, reduceert regeldruk en zorgt voor meer eenvoud voor cliënten. (zie noot 3)Voor de invoering van dit abonnementstarief is een wetswijziging vereist. Op grond van het huidige artikel 2.1.4., vierde lid Wmo 2015 moet de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgbs namelijk inkomens- en vermogensafhankelijk kunnen zijn. Dit artikel wordt aangepast omdat bij het beoogde abonnementstarief het inkomen van de cliënt geen rol meer speelt bij het bepalen van de hoogte van die bijdrage. Daarnaast is wetswijziging nodig voor het toepassen van het abonnementstarief op bepaalde algemene voorzieningen. Beoogd wordt deze wetswijziging in werking te laten treden per 1 januari 2020.Om de stapeling van eigen betalingen reeds in 2019 te beperken, voorafgaand aan indiening van het onderhavige voorstel is bij de Afdeling tevens een ontwerpbesluit aanhangig gemaakt dat wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit WMO voorstelt. (zie noot 4) Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt door dat ontwerpbesluit zo gewijzigd dat een vast tarief van maximaal 17,50 voor maatwerkvoorzieningen of pgbs reeds met ingang van 2019 mogelijk is. Deze aanpassingen zullen, bij wijze van tussenvorm, gelden tot de inwerkingtreding van de wetswijziging.Gelet op de nauwe inhoudelijke samenhang van het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit heeft de Afdeling beide voorstellen in onderlinge samenhang bezien en zijn de adviezen voor beide voorstellen in hoofdzaak gelijkluidend.b.Beschrijving huidige situatieIn het decentrale voorzieningenstelsel van de Wmo 2015 kunnen gemeenten bij het vaststellen van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgbs rekening houden met het vermogen en inkomen van gebruikers van Wmo-voorzieningen. (zie noot 5) Daarmee is de eigen bijdrage een instrument dat de gemeente kan inzetten bij het beantwoorden van de vraag hoe in dit voorzieningenstelsel maatschappelijke ondersteuning wordt geleverd. De eigen bijdrage mag er echter niet toe leiden dat inkomenspolitiek wordt bedreven. Ongeacht het inkomen of vermogen dient nagegaan te worden of aanspraak op een voorziening bestaat. (zie noot 6) Ook geldt dat de eigen bijdrage voor voorzieningen niet hoger mag zijn dan de kostprijs. (zie noot 7) Voor het vaststellen van eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en pgbs zijn in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 nadere regels gesteld. (zie noot 8) Deze houden onder meer in dat er maxima worden gesteld aan de eigen bijdragen die van verschillende inkomens- en vermogenscategorieën gevraagd kunnen worden. (zie noot 9) Daarnaast is voor een aantal situaties en voorzieningen bepaald dat in die gevallen of voor die voorzieningen geen eigen bijdrage kan worden gevraagd. (zie noot 10) De eigen bijdrage kan ook op nihil worden vastgesteld. Uit de toelichting bij het voornoemde ontwerpbesluit blijkt dat ruim veertig gemeenten van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt in het kader van het minimabeleid. (zie noot 11) Bovendien betaalt nu reeds 60% van de WMO-cliënten de minimale bijdrage ter hoogte van maximaal 17,50. (zie noot 12)c.Inhoud voorstelMet dit voorstel worden zowel de maatwerkvoorzieningen en pgbs als een deel van de algemene voorzieningen onder het abonnementstarief gebracht. Gemeenten dienen bij verordening aan te geven welke algemene voorzieningen onder het abonnementstarief vallen. Het voorstel regelt dat in ieder geval de algemene voorzieningen ter compensatie van beperkingen, waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan tussen cliënten en betrokken hulpverleners, onder het abonnementstarief vallen. (zie noot 13) De overige reeds bestaande uitzonderingen en mogelijkheden tot maatwerk in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage worden gecontinueerd. Vanaf 2020 zal het tarief van 17,50 per vier weken worden vervangen door een tarief van 19 per kalendermaand. Het CAK blijft uitvoerder van de eigen bijdrage.2.Impact invoering abonnementstarief op instrumentarium gemeentenMet de invoering van het abonnementstarief wordt beoogd Wmo-voorzieningen toegankelijk te houden, ook voor midden- en hogere inkomens. Door deze, op zichzelf begrijpelijke wens, via een vast en uniform tarief voor Wmo-voorzieningen te realiseren, wijzigt het instrumentarium van gemeenten en de balans die binnen het wettelijk kader en de praktijk van de maatschappelijke ondersteuning is getroffen tussen de toegankelijkheid van zorg en financiële beheersbaarheid. Bij collectief gefinancierde zorg dient telkens een balans te worden gevonden tussen de toegankelijkheid van de zorg en de financiële beheersbaarheid daarvan. De centrale gedachte achter de Wmo 2015 en de daarin vervatte omslag van verzekerde rechten naar voorzieningen is dat door maatwerk op decentraal niveau gerichter ondersteuning kan worden geboden aan diegenen die dat nodig hebben. Ook het aspect van kostenbeheersing speelde daarbij een rol en werd noodzakelijk geacht om de ondersteuning en zorg voor kwetsbare mensen in de toekomst veilig te stellen. (zie noot 14) Daarbij was de gedachte dat gemeenten in staat zijn de ondersteuning met een beperkter budget uit te voeren dan de rijksoverheid, doordat gemeenten in het gecreëerde voorzieningenstelsel een groter beroep kunnen doen op de eigen mogelijkheden van mensen en hun sociale netwerk. (zie noot 15)Binnen het instrumentarium dat gemeenten ter beschikking staat om de met de decentralisatie beoogde omslag in het denken en doen van burgers te bewerkstelligen is de mogelijkheid van het vragen van eigen bijdragen een belangrijk onderdeel voor gemeenten om de balans tussen toegankelijkheid van ondersteuning en de beheersbaarheid van collectieve zorguitgaven te bewaken. De gemeente kan door dit instrument een remmende invloed op de zorgvraag uitoefenen: in het bijzonder burgers met midden- of hogere inkomens kunnen door de gevraagde eigen bijdrage afzien van het doen van een beroep op een voorziening. Al dient de eigen bijdrage geen bepalende rol te spelen bij de vraag of recht bestaat op een voorziening, (zie noot 16) tegelijkertijd kan de mogelijkheid van het vragen van een eigen bijdrage er in de huidige situatie wel toe leiden dat wanneer dit recht bestaat, daarvan toch afgezien wordt en op een andere wijze ondersteuning gezocht wordt.De hoogte van de voorgestelde vaste maximum eigen bijdrage (abonnementstarief) is zodanig dat er vanuit gegaan kan worden dat dit geen remmende werking zal hebben op de ondersteuningsvraag. Ondanks de vereenvoudiging die het voorstel oplevert voor burgers, ontneemt het gemeenten een instrument om de beheersbaarheid van de collectieve uitgaven aan maatschappelijke ondersteuning te bewaken. Door invoering van het abonnementstarief wordt de ruimte om de hoe-vraag van gemeenten te beantwoorden beperkt. Naast de hogere collectieve zorguitgaven (190 miljoen in 2021) waartoe invoering van het abonnementstarief leidt, (zie noot 17) wekt invoering van zon uniform tarief bovendien de suggestie dat de beheersing van uitgaven in de Wmo door gemeenten niet langer van belang is. (zie noot 18) Het voorstel onderkent daarmee onvoldoende de nauwe samenhang die in een voorzieningenstelsel bestaat tussen de beheersbaarheid van Wmo-uitgaven en selectiviteit enerzijds en de toegankelijkheid van kwalitatief goede voorzieningen op langere termijn anderzijds. Waar de eigen bijdrage van midden- en hogere inkomens wordt geschrapt, betekent dat de (schaarse) collectieve middelen die beschikbaar zijn voor Wmo-voorzieningen na invoering van het abonnementstarief feitelijk verdeeld gaan worden over een grotere groep.Daar komt bij dat waar de vraag naar Wmo-voorzieningen toeneemt, gemeenten voortaan vooral afhankelijk zijn van de stijging van de daarvoor benodigde middelen die zij vanuit het gemeentefonds ontvangen. De stijging van de daarvoor beschikbare middelen zal evenwel ook in de toekomst niet altijd zonder meer gelijklopen met de groei van de vraag, mede gelet op factoren als vergrijzing of conjunctuurschommelingen. Wanneer een stijging van de vraag onvoldoende of niet snel genoeg wordt gefinancierd, zal verschraling van het voorzieningenaanbod of de kwaliteit van voorzieningen op decentraal niveau optreden, of zullen voorzieningen buiten het abonnementstarief worden gehouden. (zie noot 19) In dit licht is het niet ondenkbeeldig dat invoering van het abonnementstarief op termijn juist diegenen (met de laagste inkomens) treft die niet via een andere route dan de gemeente voorzieningen kunnen inkopen. Dit terwijl het voorzieningenstelsel van de Wmo 2015 nu juist beoogde om ondersteuning en zorg voor dergelijke kwetsbare groepen veilig te stellen. Een eerste indicatie dat dit effect kan optreden vormt de reeds geuite vrees dat de gemeenten die thans van minima (voor bepaalde voorzieningen) geen eigen bijdrage vragen, daarvoor in de toekomst wel het abonnementstarief zullen rekenen. (zie noot 20)De toelichting besteedt ten onrechte geen aandacht aan de vraag waarom het niet langer nodig wordt geacht dat gemeenten beschikken over het instrument om inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdragen te kunnen vragen, gelet op de functie daarvan voor de financiële beheersbaarheid en de kwaliteit en beschikbaarheid van voorzieningen op langere termijn voor diegenen die daarop zijn aangewezen. De Afdeling acht een dragende motivering op dit punt van belang, mede tegen de achtergrond van het feit dat bij de decentralisaties de verantwoordelijkheden voor de wat vraag (Rijk) en de hoe vraag (gemeenten) nadrukkelijk en bewust zijn gescheiden.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de invoering van het abonnementstarief alsnog dragend en overtuigend te motiveren. Indien een dergelijke motivering niet kan worden gegeven, adviseert zij van het voorstel af te zien.3.Betekenis voor de interbestuurlijke verhoudingenHiervoor is duidelijk gemaakt dat de ruimte voor gemeenten om eigen bijdragen te vragen wordt ingeperkt door het schrappen van de mogelijkheid om daarbij rekening te houden met inkomens- en vermogenspositie van burgers. Na invoering van het abonnementstarief beschikken gemeenten over minder mogelijkheden om de Wmo financieel beheersbaar te houden. Daarmee heeft het voorstel belangrijke consequenties voor de ruimte die gemeenten hebben om de hoe-vraag in het Wmo domein te beantwoorden.Eerder heeft de Afdeling in haar vierde periodieke beschouwing over de interbestuurlijke verhoudingen opgemerkt dat de decentralisaties vergen dat op de beleidsterreinen waar bevoegdheden zijn verschoven, terughoudend omgegaan wordt met nieuwe regelgeving. De praktijk moet een kans hebben zich te ontwikkelen; dit vergt rust, ook in financiële zin. Daarnaast heeft zij er op gewezen dat het hernemen door het Rijk van taken en bevoegdheden of beleidsruimte in de nieuwe verhouding waarin deze zijn gedecentraliseerd naar gemeenten uiteraard wel mogelijk is, doch dat deze mogelijkheid met de nodige terughoudendheid dient te worden gebruikt. Het Rijk behoudt weliswaar de verantwoordelijkheid voor het stelsel als geheel, maar dit betekent niet dat het Rijk eenzijdig mag ingrijpen in decentrale bevoegdheden. Aanspreekbaarheid voor het stelsel als geheel kan wél betekenen dat de rijksoverheid in overleg treedt met andere overheden. Pas in laatste instantie, na zorgvuldige en periodieke evaluatie van de werking van de gedecentraliseerde wetgeving en zorgvuldig overleg met andere overheden kan de vraag aan de orde komen of een wijziging van het wettelijk stelsel aangewezen is. (zie noot 21) Het is daarbij van het grootste belang dat dergelijke wijzigingen niet leiden tot een versnipperde aanpak waarbij per beleidsterrein op een andere wijze omgegaan wordt met interbestuurlijke verhoudingen. Op de verschillende gedecentraliseerde terreinen is een eenvormige aanpak noodzakelijk. Dat vergt van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daadwerkelijke betrokkenheid bij en medeverantwoordelijkheid voor de totstandkoming van maatregelen die de uitoefening van gedecentraliseerde bevoegdheden raken. (zie noot 22)De voorgestelde invoering van het abonnementstarief roept de vraag op of en in hoeverre bij de voorbereiding hiervan recht is gedaan aan de voornoemde uitgangspunten. De toelichting gaat niet in op de betekenis van het voorstel en de ter voorbereiding daarvan gevolgde procedure in relatie tot de interbestuurlijke verhoudingen. Evenmin blijkt uit de stukken op welke wijze de Minister van Binnenlandse Zaken betrokken is bij de voorbereiding van de in dit voorstel voorgestelde maatregelen. Terwijl naleving van de uitgangspunten voor interbestuurlijke verhoudingen essentieel is voor goede en stabiele interbestuurlijke verhoudingen, blijkt uit de toelichting slechts dat gesproken is met de VNG over invoering van het abonnementstarief, zonder dat overeenstemming is bereikt over de uiteindelijke uitkomst. Ook blijkt uit de toelichting niet of aan het voorstel een zorgvuldige evaluatie van de werking van de bestaande wetgeving ten grondslag ligt en of bij de voorbereiding van het voorstel alternatieven zijn overwogen om stapeling van zorgkosten tegen te gaan.Gelet op het belang van een dragende motivering en een zorgvuldige voorbereiding van de invoering van het abonnementstarief acht de Afdeling het noodzakelijk dat de toelichting alsnog aandacht besteedt aan het vorenstaande. Zij adviseert bij het formuleren van een dergelijke motivering alsnog de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te betrekken.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 vanwege het inkooptarief, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 vanwege het inkooptarief, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2018, no.2018001343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 vanwege het inkooptarief, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 om mogelijk te maken dat een pensioenfonds een lager inkooptarief mag vaststellen voor de financiering van zogenoemde VPL-aanspraken.De Afdeling advisering van de Raad van State is van oordeel dat over het ontwerpbesluit niet positief kan worden geadviseerd. Met het ontwerpbesluit kan de inkoop van extra pensioenrechten ter affinanciering van VPL-aanspraken plaatsvinden onder de kostprijs daarvan. De inkoop komt daardoor mede ten laste van het pensioenvermogen. Daarmee komt deze ten laste van de reguliere pensioenaanspraken van alle deelnemers van het pensioenfonds. Dit staat haaks op de uitgangspunten van het pensioenstelsel. 1.InleidingMet de afschaffing van de vervroegde uittreding (VUT) per 1 januari 2006 is een mogelijkheid voor werkgevers gecreëerd om op basis van uitstelfinanciering extra pensioen toe te zeggen over verstreken dienstjaren vóór 1 januari 2006. Daarbij is pas sprake van pensioen als de toezeggingen zijn ingekocht en afgefinancierd. Tot daaraan is voldaan, blijven de arbeidsvoorwaardelijke toezeggingen die VPL-aanspraken zijn buiten de balans van het pensioenfonds. De inkoop hiervan dient plaats te vinden uiterlijk voor 1 januari 2023.De aanpassing van het ontwerpbesluit om een lager inkooptarief mogelijk te maken voor de financiering van VPL-aanspraken hangt samen met een uitspraak van de College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). In deze zaak is door een pensioenfonds een deel van het pensioenvermogen overgeheveld naar een bestemmingsreserve ten behoeve van de (toekomstige) affinanciering van toegezegde VPL-aanspraken. (zie noot 1) Door De Nederlandsche Bank (DNB) was aan het fonds een aanwijzing gegeven om deze overheveling terug te draaien omdat het fonds in een reservetekort verkeerde. Het CBb vernietigde deze aanwijzing omdat er geen grondslag voor was in artikel 129 van de Pensioenwet (Pw) of elders. Vervolgens is in 2017 het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 gewijzigd om op die manier alsnog te voorzien in de grondslag dat de VPL-aanspraken uitsluitend mogen worden gefinancierd uit het pensioenvermogen indien is voldaan aan de voorwaarden in artikel 129 Pw. (zie noot 2) Die voorwaarden komen er - kort gezegd - op neer dat er voldoende pensioenvermogen moet zijn om de pensioenaanspraken en de voorwaardelijke toeslagen te kunnen verlenen, ook in de toekomst. Dat betekent praktisch dat de affinanciering van VPL-aanspraken uit het pensioenvermogen van een pensioenfonds dat ook VPL-aanspraken beheert alleen is toegestaan indien dit niet ten koste gaat van de gestanddoening van toekomstige pensioenaanspraken (niet zijnde VPL-aanspraken) van deelnemers aan dat fonds.Met het voorliggende ontwerpbesluit wordt in zoverre een uitzondering op dit uitgangspunt voorgesteld, dat voor de affinanciering geen kostendekkende premie hoeft te worden gehanteerd, maar uit mag worden gegaan van de voor reguliere pensioenpremies geldende voorwaarden. Binnen het financieel toetsingskader (FTK) bestaat de mogelijkheid om in afwijking van een kostendekkende premie uit te gaan van een gedempte premie, waarbij de berekende kostendekkende premie wordt gedempt met een voortschrijdende gemiddelde van de rente of met verwacht rendement. (zie noot 3) Dat betekent praktisch dat een pensioenfonds een premie mag hanteren die lager is dan wat nodig is om kostendekkend te zijn. Het toestaan van een gedempte premie voor de affinanciering van VPL-aanspraken betekent evenwel dat wordt toegestaan dat deze niet-kostendekkend worden afgefinancierd en het niet-gefinancierde deel dus ten laste komt van het pensioenfonds en dus van de reguliere aanspraken.2.Verhouding tot het pensioenstelselAls argument voor het thans voorliggende ontwerpbesluit wordt aangevoerd dat een aantal betrokken partijen door de wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 in 2017 plotseling gedwongen werd om de financiële opzet van hun VPL-regeling te wijzigen, terwijl zij jarenlang van een andere opzet zijn uitgegaan. (zie noot 4) De financiële consequenties daarvan kunnen volgens de toelichting fors zijn, hetgeen nog wordt versterkt door de omstandigheid dat de termijn voor affinanciering van VPL-aanspraken eindigt op 1 januari 2023.De Afdeling is niet overtuigd van de met het ontwerpbesluit voorgestelde aanpak en wijst op het volgende.a.Uitgangspunt aanwenden pensioenvermogen voor affinanciering VPLUit de opzet van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 blijkt dat VPL-aanspraken geen pensioenaanspraken vormen totdat zij zijn afgefinancierd. (zie noot 5) Dit besluit heeft derhalve op dit punt van meet af aan duidelijkheid geboden. De toelichting bij het voorliggende ontwerpbesluit vermeldt dan ook terecht het uitgangspunt dat geen pensioenvermogen mag worden gebruikt voor de affinanciering van VPL-aanspraken.DNB heeft, in lijn met het voornoemde uitgangspunt, het standpunt ingenomen dat VPL-toezeggingen, voordat deze zijn omgezet in VPL-pensioen door affinanciering, geen verplichtingen kunnen en mogen zijn voor het pensioenfonds. Uit de sectorbrief VPL-regelingen van 31 oktober 2012 van DNB blijkt dat VPL-toezeggingen geen verplichtingen voor het pensioenfonds mogen vormen omdat die toezeggingen nog niet zijn toegekend en ingekocht en daarom geen pensioenvermogen van het pensioenfonds zijn. (zie noot 6) DNB bevestigde daarmee dat de gestanddoening van toekomstige pensioenaanspraken van deelnemers aan een fonds niet in negatieve zin beïnvloed zal worden indien dat fonds voor groepen deelnemers ook VPL-aanspraken beheert.De Afdeling onderschrijft deze benadering, die in lijn is met het uitgangspunt dat de affinanciering van VPL-aanspraken niet ten koste mag gaan van de pensioenaanspraken. Zij is bovendien van oordeel dat tegen deze achtergrond niet kan worden volgehouden dat partijen door de wijziging van artikel 4, tweede lid, uit 2017 zouden zijn overvallen, nu met die wijziging immers slechts werd bevestigd wat daarvoor al die tijd het uitgangspunt is geweest.b. Consequenties loslaten uitgangspuntDe voorgestelde handelwijze leidt ertoe dat deelnemers aan een fonds dat voor een deel van de deelnemers ook VPL-aanspraken beheert, er in elk geval gedurende enkele jaren ten onrechte vanuit zijn gegaan dat hun pensioenaanspraken niet nadelig beïnvloed zouden kunnen worden door die VPL-regeling. De duidelijkheid die voor de deelnemers aan de VPL-regeling geschapen wordt, wordt derhalve bekostigd door alle deelnemers van het desbetreffende pensioenfonds, ook zij die aan de VPL part noch deel hebben. De ratio hierachter is de Afdeling niet duidelijk: de desbetreffende middelen zijn immers, veelal met verplichte deelneming van werkgevers en werknemers, bijeengebracht voor een ander doel, namelijk het pensioen van alle deelnemers. Voorts wijst de Afdeling erop, dat het gevolg van het voorliggende ontwerpbesluit is dat de affinanciering van VPL-afspraken uit pensioenvermogen er onder omstandigheden toe leidt, dat het pensioenfonds de pensioenafspraken (althans de ambities dienaangaande) niet of in mindere mate kan nakomen, (mede) omdat een deel van de beschikbare middelen voor andere doelen (VPL) wordt besteed dan waarvoor die middelen zijn bestemd, namelijk pensioen. Dat de vaststelling van het VPL-inkooptarief plaats dient te vinden na een evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever, (zie noot 7) doet daar naar het oordeel van de Afdeling niet aan af.c.ConclusieHet ontwerpbesluit is blijkens de toelichting ingegeven doordat een aantal betrokken partijen door de wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 in 2017 gedwongen werd om de financiële opzet van hun VPL-regeling te wijzigen, terwijl zij van een andere opzet zijn uitgegaan. Het voorstel poogt de negatieve gevolgen voor VPL-deelnemers te beperken. Tegelijkertijd volgt uit het voorgaande dat redelijkerwijs geen onduidelijkheid heeft kunnen bestaan over het uitgangspunt dat de affinanciering van VPL-aanspraken niet ten koste mag gaan van de pensioenaanspraken (van andere deelnemers).Met het ontwerpbesluit kan de inkoop van extra pensioenrechten ter affinanciering van VPL-aanspraken evenwel plaatsvinden onder de kostprijs daarvan. De inkoop komt daardoor mede ten laste van het pensioenvermogen. Daarmee komt deze ten laste van de reguliere pensioenaanspraken van alle deelnemers van het pensioenfonds. Dit staat haaks op de uitgangspunten van het pensioenstelsel. Gelet hierop adviseert de Afdeling het ontwerpbesluit te heroverwegen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft blijkens het vorenstaande bezwaar tegen de inhoud van het ontwerpbesluit en adviseert dit besluit niet te nemen.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende enkele technische wijzigingen van diverse algemene maatregelen van bestuur (Veegbesluit VWS 2018).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende enkele technische wijzigingen van diverse algemene maatregelen van bestuur (Veegbesluit VWS 2018).Bij Kabinetsmissive van 28 september 2018, no.2018001679, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende enkele technische wijzigingen van diverse algemene maatregelen van bestuur (Veegbesluit VWS 2018), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende procedurele regels en regels over algemene onderwerpen over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingsbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende procedurele regels en regels over algemene onderwerpen over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingsbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2017, no.2017001142, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende procedurele regels en regels over algemene onderwerpen over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingsbesluit), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State brengt over dit ontwerpbesluit (verder: Ob) advies uit dat gelijkluidend is aan het advies over:a. de Invoeringswet Omgevingswet (zie noot 1) (verder: Invoeringswet);b. het Besluit kwaliteit leefomgeving (zie noot 2) (Bkl);c. het Besluit activiteiten leefomgeving (zie noot 3) (Bal);d. het Besluit bouwwerken leefomgeving (zie noot 4) (Bbl). (zie noot 5)Dit pakket geeft nader invulling aan het stelsel waartoe door de wetgever werd besloten bij aanvaarding van de Omgevingswet in 2016. (zie noot 6) De Afdeling heeft de belangrijkste aspecten van het stelsel in 2012 (voorlichting) en in 2014 (advies bij het wetsvoorstel) al uitvoerig behandeld en daarbij kritische opmerkingen gemaakt. (zie noot 7) Uitgaande van de gemaakte keuzes is de Afdeling van oordeel dat het nu voorliggende pakket een consistente en helder gestructureerde invulling aan het stelsel geeft. De praktijk zal echter moeten uitwijzen of de doelstellingen van de stelselherziening uiteindelijk zullen worden gehaald. De Afdeling heeft daarbij zorgen op het punt van voldoende houvast, gelijkwaardige bescherming (van milieu en rechtsposities) en invoeringslasten.Het pakket biedt bewust bijzonder veel flexibiliteit, zowel op het vlak van regelgeving en in de interbestuurlijke verhoudingen als bij de uitvoering. Daardoor wordt echter onzeker of burger, overheid en rechter voldoende houvast geboden wordt en of de bescherming uiteindelijk gelijkwaardig zal zijn aan het huidige niveau. De balans tussen benutten en beschermen kan dan doorslaan naar benutten. Het stelsel is zo ingericht dat de opdracht om voldoende houvast en gelijkwaardige bescherming te bieden feitelijk vooral bij de gemeente ligt. In de aanloop naar inwerkingtreding van de wet en daarna tijdens een lange en complexe overgangsperiode worden (vooral) gemeenten sowieso al geconfronteerd met de lasten van de invoering van het nieuwe stelsel. De lasten van de opdracht inhoudelijk voldoende houvast en bescherming te bieden komen daar nog bovenop. Voor en na de invoering bestaat daarbij ook nog grote afhankelijkheid van ICT die nog moet worden ontwikkeld (Digitaal stelsel omgevingswet). De Afdeling vreest dat zonder forse inzet op versterking van de bestuurskracht van de gemeenten en op substantiële ondersteuning bij de invoering van het stelsel wezenlijke risico's ontstaan.De Afdeling adviseert binnen het stelsel op een relatief beperkt aantal concrete punten meer houvast te bieden. Meer algemeen zou voorzien moeten worden in wettelijke waarborgen voor onafhankelijke evaluatie op het punt van houvast en gelijkwaardige bescherming. Verder benadrukt zij het belang van begeleiding en monitoring bij de invoering en wordt ingegaan op een aantal belangrijke, maar meer opzichzelfstaande onderwerpen.Artikel 2.2 (afstemming en samenwerking)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere besluiten in verband met de introductie van de ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met een specifieke inzetbaarheid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere besluiten in verband met de introductie van de ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met een specifieke inzetbaarheid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2018, no.2018000480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere besluiten in verband met de introductie van de ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met een specifieke inzetbaarheid, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit beoogt om het makkelijker te maken om executieve politieambtenaren aan te stellen voor een specifieke inzet, zoals voor financieel-economische specialiteit en voor cybercrimedeskundigheid in de opsporing. (zie noot 1) Het ontwerpbesluit stelt voor deze categorie politieambtenaren daarom aangepaste aanstellings- en opleidingseisen voor. Voorzien wordt in wijzigingen van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), het Besluit bezoldiging politie, het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie en het Besluit bewapening en uitrusting politie.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht het aangewezen om in de toelichting aandacht te besteden aan de verhouding tot de systematiek van de relevante bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering. Het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt in artikel 141 welke vier categorieën van ambtenaren belast zijn met de opsporing van (alle) strafbare feiten. (zie noot 2) De ambtenaren die worden genoemd in artikel 141 Sv hebben daarmee een algemene opsporingstaak. Er wordt, onder meer, verwezen naar de ambtenaren van politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012 (de zogenoemde executieve politieambtenaar). (zie noot 3) Hiernaast is in artikel 142 Sv opgenomen welke personen zijn belast met de opsporing van strafbare feiten als buitengewone opsporingsambtenaar. In de akte van opsporingsbevoegdheid of de aanwijzing door de minister wordt voor deze personen nader bepaald welke strafbare feiten de opsporingsbevoegdheid omvat. Het gaat daarbij in beginsel om een beperkte(re) opsporingstaak. (zie noot 4)In de voorgestelde regeling wordt de ambtenaar van politie met specifieke inzet wettelijk bevoegd gemaakt voor de opsporing van alle strafbare feiten. Vervolgens worden daarop bij algemene maatregel van bestuur beperkingen aangebracht. De vraag is hoe zich dit verhoudt tot het systeem van de toebedeling van de opsporingsbevoegdheden zoals dat is neergelegd in het Wetboek van Strafvordering en hierboven is weergegeven.De Afdeling adviseert om in de toelichting op het ontwerpbesluit in te gaan op de verhouding van het ontwerpbesluit tot de systematiek van het Wetboek van Strafvordering waarin een algemene en een beperkte opsporingstaak is geregeld.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van de band tussen de partner van de moeder en het kind en tevens de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten alsmede uitbreiding van het adoptie- en pleegzorgverlof (Wet invoering extra geboorteverlof).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van de band tussen de partner van de moeder en het kind en tevens de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten alsmede uitbreiding van het adoptie- en pleegzorgverlof (Wet invoering extra geboorteverlof).Bij Kabinetsmissive van 25 april 2018, no.2018000774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van de band tussen de partner van de moeder en het kind en tevens de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten alsmede uitbreiding van het adoptie- en pleegzorgverlof (Wet invoering extra geboorteverlof), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (PbEU 2016, L 354).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (PbEU 2016, L 354).Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2018, no.2018001885, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (PbEU 2016, L 354), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001437, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2019, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Overige fiscale maatregelen 2019, Wet bronbelasting 2020, Wet aanpassing kansspelbelasting over sportweddenschappen, Wet modernisering kleineondernemersregeling en implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel.Het voorstel strekt ertoe enkele fiscale vergroeningsmaatregelen te treffen die zijn gericht op het beperken van CO-uitstoot.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het noodzakelijk dat wordt gemotiveerd waarom alleen de BPM-teruggaafregeling wordt afgeschaft voor personenautos die worden gebruikt voor taxivervoer of openbaar vervoer, maar vergelijkbare regelingen in de BPM en de MRB niet.1.Teruggaafregeling BPM taxis en openbaar vervoerIngevolge de huidige Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992) is bij de aanschaf van een personenauto BPM verschuldigd naar een tarief dat oploopt naarmate de CO2-uitstoot hoger is. (zie noot 1) Voor personenautos die geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt voor het verrichten van taxivervoer of openbaar vervoer, kan vervolgens op aanvraag teruggaaf van BPM worden verleend. (zie noot 2) Het voorstel schaft deze teruggaafregeling af met ingang van 1 januari 2020. (zie noot 3) De Afdeling merkt hier het volgende over op.Voorliggend voorstel is in 2017 aangekondigd in het Regeerakkoord "Vertrouwen in de toekomst": "Milieuvervuilend gedrag wordt beprijsd, door [.] het afschaffen van de teruggaafregeling voor taxis". (zie noot 4) De toelichting op het voorstel stelt ter motivering dat er door het bestaan van de BPM-teruggaafregeling voor deze groep geen financiële prikkel in de BPM is om een milieuvriendelijke personenauto aan te schaffen. (zie noot 5) Deze groep heeft immers vanwege de teruggaafregeling de facto niet te maken met het CO2-afhankelijke tarief. Na het vervallen van de teruggaafregeling is dat wel het geval.De Afdeling merkt op dat, met het gehanteerde milieuargument, de vraag opkomt waarom alleen de teruggaafregeling in de BPM voor personenautos die worden gebruikt voor taxivervoer of openbaar vervoer, wordt afgeschaft. Dat is nogal willekeurig. Ook voor andere voertuigen (zie noot 6) - zoals voertuigen die zijn ingericht voor geldtransporten - geldt een teruggaafregeling in de BPM, maar deze regeling komt niet te vervallen.Daarnaast doet een vergelijkbare vraag zich voor met betrekking tot de BPM-vrijstelling voor bestelautos. (zie noot 7) Ook het vervallen van deze vrijstelling zou leiden tot heffing van BPM bij aanschaf (tegen een CO2-afhankelijk tarief) en zou daarmee tot een financiële prikkel leiden om een milieuvriendelijke bestelauto aan te schaffen.Ten slotte laat deze vraag zich ook stellen met betrekking tot de vrijstellingen in de motorrijtuigenbelasting (MRB) die gelden voor het houden van personenautos die worden gebruikt voor taxivervoer of openbaar vervoer dan wel voor andere voertuigen. (zie noot 8) Ook het laten vervallen van deze vrijstellingen zou leiden tot heffing van MRB en zou - voor zover het tarief oploopt naarmate de CO2-uitstoot toeneemt - leiden tot een financiële prikkel om een milieuvriendelijke auto te houden.Met betrekking tot personenautos die worden gebruikt voor taxivervoer of openbaar vervoer wijst de Afdeling daarbij in het bijzonder nog op de vereenvoudiging die kan worden bereikt indien de afschaffing van de BPM-teruggaafregeling gepaard zou gaan met een afschaffing van de MRB-vrijstellingsregeling. Het toezicht op de voorwaarde dat personenautos geheel of nagenoeg geheel - dat wil zeggen voor 90% of meer - worden gebruikt voor het verrichten van taxivervoer of openbaar vervoer, kan dan vervallen en zou dan niet meer alleen voor de MRB in stand hoeven te blijven (zoals bij voorliggend voorstel noodzakelijk is). (zie noot 9)De Afdeling concludeert dat de toelichting op het voorstel tekortschiet als het gaat om de hiervoor aangegeven aspecten. Zij merkt dienaangaande nog op dat bij het afschaffen van de hiervoor genoemde vergelijkbare regelingen eveneens sprake kan zijn van (forse) kostenstijgingen. Maar dat aspect hoeft, gegeven de door de regering gemaakte afweging, niet als tegenargument te worden gehonoreerd, nu dat bij de taxibranche ook niet als tegenargument wordt gehonoreerd bij voorliggende afschaffing van de BPM-teruggaafregeling voor taxivervoer of openbaar vervoer. (zie noot 10)De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, daarbij te motiveren waarom alleen de BPM-teruggaafregeling wordt afgeschaft voor personenautos die worden gebruikt voor taxivervoer of openbaar vervoer, maar vergelijkbare regelingen in de BPM en de MRB niet, en zo nodig het voorstel aan te passen.2.Fietskostenforfait Indien een werkgever een fiets die voor zakelijke kilometers (waaronder woon-werkverkeer) wordt gebruikt, mede voor privédoeleinden ter beschikking stelt aan zijn werknemer, behoort de waarde van het in dat kader door de werknemer genoten privévoordeel tot het bij die werknemer (voor de inkomsten- en loonbelasting) te belasten loon. Op dit moment bestaan er geen specifieke bepalingen over de wijze waarop de waarde van dat privévoordeel moet worden bepaald. Er is thans dan ook niet voorzien in een forfaitaire bijtelling zoals die wel geldt voor de door de werkgever ter beschikking gestelde auto (autokostenforfait).De toelichting maakt duidelijk dat het ontbreken van duidelijke en eenvoudige regels om de waarde te bepalen van het privévoordeel van een ter beschikking gestelde fiets van de zaak, in de praktijk als een belemmering wordt ervaren om een fiets ter beschikking te stellen. (zie noot 11) Duidelijke en eenvoudige fiscale regels om die waarde te bepalen kunnen daarom bijdragen aan het aantrekkelijk maken van een fiets van de zaak en kunnen daarmee het fietsgebruik stimuleren, zo vervolgt de toelichting. Gelet hierop wordt voorgesteld de waarde van het privévoordeel voor de inkomsten- en loonbelasting te stellen op 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets.De Afdeling merkt op dat de toelichting niet duidelijk maakt of die forfaitaire regeling voor de inkomsten- en loonbelasting ook gaat gelden voor de btw-heffing. Anders gezegd, de toelichting maakt niet duidelijk hoe de btw-heffing verloopt bij aanschaf van een fiets van de zaak en het vervolgens belasten van het privégebruik dat van die fiets wordt gemaakt door hetzij de ondernemer zelf, hetzij zijn werknemer. In dit verband wijst de Afdeling erop dat in de btw de correctie voor het privégebruik door de werknemer nog uitgaat van een drempel van 749 (waar beneden geen correctie plaatsvindt), welke drempel aansluit bij de drempel die in het verleden gold voor de aanschaf van een fiets voor de loon- en inkomstenbelasting. (zie noot 12) De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het opnieuw vaststellen van de bijlage vanwege de omzetgerelateerde boete en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het opnieuw vaststellen van de bijlage vanwege de omzetgerelateerde boete en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2017, no.2017002015, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het opnieuw vaststellen van de bijlage vanwege de omzetgerelateerde boete en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit creëert voor alle warenwettelijke overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting en (voedsel- en product)veiligheid de mogelijkheid om een omzetgerelateerde boete op te leggen.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht het, gelet op de hoge bestuurlijke boetes die kunnen worden opgelegd, aangewezen dat de toelichting aandacht besteedt aan de verhouding tussen het punitief bestuursrecht en het strafrecht alsmede aan de gevolgen voor de rechtsbescherming die dit met zich brengt.Het ontwerpbesluit breidt het aantal warenwettelijke overtredingen waarvoor een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd uit. Zoals in de toelichting wordt onderkend, (zie noot 1) bouwt onderhavig ontwerpbesluit daarmee voort op een eerder besluit (zie noot 2) waarmee de omzetgerelateerde boete voor enkele warenwettelijke overtredingen is geïntroduceerd. In de toelichting op voornoemd besluit is destijds reeds aangekondigd dat op termijn voor iedere overtreding op het gebied van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren en de voedsel- en productveiligheid een omzetgerelateerde boete zou worden geïntroduceerd.De Afdeling advisering heeft in haar advies over de introductie van omzetgerelateerde boeten in de Warenwet destijds - mede gelet op de hoge boetes die kunnen worden opgelegd - onder meer aandacht gevraagd voor de verhouding tussen het punitief bestuursrecht en het strafrecht. In dit verband heeft zij met name gewezen op het belang van het afstemmen van de rechtsbescherming tussen beide sanctiestelsels.Voornoemde opmerking heeft niet geleid tot aanpassing van het besluit. In het nader rapport van 6 juli 2016 is slechts opgemerkt dat in de kabinetsreactie op het ongevraagd advies sanctiestelsels (zie noot 3) aandacht zal worden besteed aan aspecten van rechtsbescherming waarvoor de Afdeling aandacht vraagt en dat - indien de kabinetsreactie daartoe aanleiding geeft - de keuzes in het besluit zullen worden heroverwogen. (zie noot 4) De bedoelde reactie moet nog verschijnen.Nu het onderhavige ontwerpbesluit nadrukkelijk voortbouwt op het besluit waarmee de mogelijkheid is geïntroduceerd om hoge (omzetgerelateerde) boetes op te kunnen leggen bij warenwettelijke overtredingen en de mogelijkheden daartoe uitbreidt, acht de Afdeling het aangewezen dat aandacht wordt besteed aan de verhouding tussen het punitief bestuursrecht en het strafrecht alsmede aan de gevolgen voor rechtsbescherming die dit met zich brengt.De Afdeling adviseert aan deze aspecten in de toelichting alsnog aandacht te besteden.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2017, no.2017001140, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en faciliteren van duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en faciliteren van duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 april 2018, no.2018000737, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en faciliteren van duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt ertoe de experimenteermogelijkheden van de Crisis- en herstelwet (Chw) te verbeteren, zodat vooruitlopend op de Omgevingswet eenvoudiger en uitgebreider kan worden geëxperimenteerd met de instrumenten uit de Omgevingswet voor het realiseren van maatschappelijke opgaven, zoals de woningbouwopgave.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. De Afdeling signaleert dat de Chw zich al langer ontwikkelt tot een transitiewet Omgevingswet en dat dit wetsvoorstel daaraan bijdraagt. De Chw biedt kansen voor de voorbereiding op de overgang naar de Omgevingswet. Maar daarmee gaan ook complicaties gepaard. De Afdeling adviseert in de toelichting op deze ontwikkeling in te gaan, alsmede de wenselijkheid van het wetsvoorstel in het licht van de te verwachten complicaties nader te motiveren. Zij adviseert ook om de onderdelen van het voorstel die erin voorzien dat nieuwe gebieden en projecten bij ministeriële regeling aan bestaande experimenten kunnen worden toegevoegd, te schrappen. Ten slotte adviseert zij het nut en de noodzaak van de voorgestelde verbreding van de reikwijdte van experimenten dragend te motiveren en het voorstel zo nodig aan te passen.1.Transitiewet Omgevingsweta.Van een tijdelijke crisiswet via een permanente versterkingswetDe Chw is 2010 in werking getreden. De Chw had tot doel om tijdelijk - namelijk tot 2014 - versnelde uitvoering van infrastructurele en andere grote bouwprojecten mogelijk te maken, teneinde de economische crisis en haar gevolgen te bestrijden en een goed en duurzaam herstel van de economische structuur van Nederland te bevorderen. De wet bevat enerzijds bestuurs(proces)rechtelijke versnellingen en anderzijds (grondslagen voor) experimenteermogelijkheden in het ruimtelijk domein. De uitzonderlijke en dringende economische situatie van destijds rechtvaardigden dat tijdelijk van bestaande wetgeving werd afgeweken en dat nieuwe voorwaarden en mogelijkheden werden gecreëerd ten behoeve van een versnelde besluitvorming en uitvoering van deze projecten. In 2013 is de werkingsduur van de Chw met onbepaalde tijd verlengd vanwege de noodzaak van blijvende aandacht voor de economische structuurversterking. (zie noot 1) Inmiddels is duidelijk dat de Chw geldig blijft totdat de Omgevingswet van kracht wordt. De Chw zal opgaan in de Omgevingswet. (zie noot 2)b.Naar een transitiewet OmgevingswetDe Chw biedt experimenteermogelijkheden voor ontwikkelingsgebieden, innovatieve en duurzame projecten, en lokale en (boven)regionale projecten met nationale betekenis. De wet geeft daarmee onder meer mogelijkheden om ruimtelijke knelpunten op te lossen en ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken op een wijze die lijkt op de mogelijkheden die de Omgevingswet zal bieden. Het meest relevant zijn in dit verband de experimenten die vooruitlopen op het omgevingsplan, namelijk het zogenoemde bestemmingsplan-plus voor ontwikkelingsgebieden - dat de ruimte biedt om meer dan bestaande wetgeving toelaat milieugebruiksruimte te optimaliseren - en het experiment met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte - dat meer integrale, globale en flexibele planvormen faciliteert. Het gebruik van deze experimenteermogelijkheden door gemeenten is in de afgelopen jaren door de regering gepropageerd en gefaciliteerd in het kader van invoeringsondersteuning voor de Omgevingswet. (zie noot 3) De recentere wijzigingen van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw) - waarin nieuwe Chw-experimenten worden geregeld - laten zien dat ook daadwerkelijk in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om vooruit te lopen op de Omgevingswet en dat wat dat betreft een steeds ruimhartiger toelatingsbeleid voor experimenten wordt gevoerd. (zie noot 4)Het wetsvoorstel heeft als doel om de experimenteermogelijkheden van de Crisis- en herstelwet (Chw) verder te verruimen, zodat vooruitlopend op de Omgevingswet nog eenvoudiger en uitgebreider kan worden geëxperimenteerd met de instrumenten uit de Omgevingswet voor het realiseren van maatschappelijke opgaven, zoals de woningbouwopgave. (zie noot 5) Om dat doel te bereiken voorziet het wetsvoorstel onder meer in een versnelling van de aanwijzingsprocedure voor het toevoegen van nieuwe projecten aan bestaande experimenten, een wijziging van de toelatingscriteria voor nieuwe experimenten met innovatieve projecten, een verbreding van de reikwijdte van dergelijke experimenten, en het vergroten van de gebruiksmogelijkheden van het projectuitvoeringsbesluit.De Chw wordt - de voorgestelde wijzigingen meegewogen - een steeds belangrijker instrument voor de voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet. De onlangs bekendgemaakte Voortgangsrapportage Crisis- en herstelwet 2016-2017, Praktijkervaringen Crisis- en herstelwet (hierna: voortgangsrapportage) bevestigt dat. (zie noot 6) Welbeschouwd ontwikkelt de Chw zich steeds meer van een crisiswet tot een transitiewet Omgevingswet. De Afdeling ziet aanleiding om in het kader van het voorliggende wetsvoorstel over deze ontwikkeling in algemene zin een opmerking te maken.c.Afweging: invoeringsvoorbereiding vs. complicaties tussenregimeDe stelselherziening van het omgevingsrecht die met de Omgevingswet is ingezet is omvangrijk en de overgang naar het nieuwe stelsel vergt een forse inspanning van decentrale overheden. Of de verbeterdoelen van de Omgevingswet (zie noot 7) zullen worden gehaald hangt in belangrijke mate af van de vraag of gemeenten er in zullen slagen om - op basis van een integrale benadering van de fysieke leefomgeving - hoogwaardige omgevingsplannen op te stellen die voor het gehele grondgebied van de gemeente een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kunnen bewerkstelligen. (zie noot 8) De Afdeling onderschrijft derhalve het belang van een goede voorbereiding en invoeringsondersteuning van - vooral - gemeenten op de stelselherziening van het omgevingsrecht in het algemeen en het instrumentarium van de Omgevingswet het bijzonder. Het is begrijpelijk dat de regering de mogelijkheden aangrijpt die de Chw wat dat betreft biedt. Uit de voortgangsrapportage blijkt bovendien dat gemeenten de mogelijkheden die de Chw biedt om bij wege van experiment vooruit te lopen op het omgevingsplan- vooral met het bestemmingsplan-plus voor ontwikkelingsgebieden en met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte - daadwerkelijk gebruiken, ook met het oogmerk om te oefenen. (zie noot 9)De vraag rijst echter wel of gemeenten thans voldoende in staat zijn om daadwerkelijk op zinvolle wijze invulling te geven aan de mogelijkheden van de Chw in het algemeen, en van de ruimere (afwijkings)mogelijkheden die het voorstel beoogt te bieden in het bijzonder. De voortgangsrapportage geeft hier reden tot zorg. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat het lang niet voor alle aangewezen ontwikkelingsgebieden daadwerkelijk komt tot een bestemmingsplan-plus, en dat het experiment in zoverre niet aan de verwachtingen voldoet. (zie noot 10) Dat is van belang, temeer nu dit instrument - dat de ruimte biedt om milieugebruiksruimte te optimaliseren en zodoende ontwikkelingsknelpunten op te lossen - bij uitstek kenmerken vertoont van het omgevingsplan. (zie noot 11) Uit de rapportage komt ook naar voren dat bestemmingplannen met verbrede reikwijdte - die net als een omgevingsplan een meer integraal, globaal en flexibel karakter kunnen hebben - weliswaar tot stand komen, maar dat dat veelal gepaard gaat met een gemeentelijke worsteling, vooral door de complexiteit van het ict-deel en de cultuuromslag die daarvoor nodig is. (zie noot 12)De geschetste ontwikkeling van de Chw kan voor de praktijk ook anderszins complicerend zijn, zowel in de komende jaren tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet als in de eerste jaren daarna. Het volgende is met het oog daarop van belang.i. Op de grondslag van de Chw kan van bestaande wetgeving op het terrein van de fysieke leefomgeving worden afgeweken. Het gaat daarbij om onder meer de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Wet natuurbescherming, de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder en de Wet inzake de luchtverontreiniging. Of de Omgevingswet daadwerkelijk in 2021 in werking zal treden is nog niet zeker. Daarom zijn de afwijkingsmogelijkheden van de Chw vooralsnog in de tijd onbegrensd. Nu het wetsvoorstel tot gevolg zal hebben dat eenvoudiger en sneller van de experimenteermogelijkheden gebruik kan worden gemaakt en daarbij bovendien van nog meer bestaande wetten zal kunnen worden afgeweken, wordt de vraag naar de gevolgen voor de fysieke leefomgeving - vooral voor de bescherming van het milieu - belangrijker. Daar komt bij dat in de periode tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet verschillende planvormen ontstaan met elk hun eigen wettelijke grondslag - in het reguliere regime of in de Chw. Voor de gemeentelijke praktijk kan dat voor een onoverzichtelijk geheel zorgen, niet alleen in de periode tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet, maar ook in de eerste jaren daarna waarin met gecompliceerd overgangsrecht zal moeten worden gewerkt.ii. Ten slotte wijst de Afdeling er op dat met het wetsvoorstel ook verdere veranderingen in het rechtsbeschermingstraject worden gestimuleerd. Zo worden beroepen tegen projectuitvoeringsbesluiten in eerste en enige aanleg door de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State behandeld, terwijl tegen besluiten die een projectuitvoeringsbesluit vervangt - een omgevingsvergunning om af te wijken van bestemmingsplan en uitvoeringsbesluiten zoals een vergunning - beroep in twee instanties open staat. Verder leidt het wetsvoorstel er mogelijk toe dat voor meer ruimtelijke besluiten de bestuursprocesrechtelijke versnellingen van hoofdstuk 1 van de Chw gelden. Dat is temeer van belang nu dat ook betekenis heeft voor de werkbelasting van de bestuursrechter die in een dergelijk geval binnen zes maanden uitspraak moet doen.d.Conclusie en adviesDe Chw ontwikkelt zich van een tijdelijke crisiswet tot een transitiewet Omgevingswet. Het wetsvoorstel draagt daaraan bij. De toelichting bij het wetsvoorstel geeft er geen blijk van dat de regering zich in algemene zin van deze ontwikkeling heeft vergewist. Evenmin blijkt dat de regering de complicaties die met deze ontwikkeling gepaard gaan, in kaart heeft gebracht en heeft afgewogen tegen de kansen die de Chw biedt voor de voorbereiding en de ondersteuning in de overgang naar de Omgevingswet. De Afdeling adviseert in de toelichting met inachtneming van het vorenstaande in te gaan op de geschetste ontwikkeling, alsmede de wenselijkheid van het wetsvoorstel in het licht van het geschetste spanningsveld nader te motiveren.2.Aanwijzingsprocedures voor gebieden en projectenArtikel 2.4 van de Chw bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur (amvb) - het Besluit uitvoering Chw - bij wege van experiment af te wijken van een aantal nader bepaalde wetten, mits aan een aantal criteria is voldaan. (zie noot 13) Het Besluit uitvoering Chw bepaalt per experiment welke afwijkingen van de genoemde wetten voor welke periode is toegestaan, evenals de wijze waarop evaluatie plaatsvindt. In de praktijk worden met enige regelmaat nieuwe gebieden of concrete projecten toegevoegd aan eerder in het Besluit uitvoering Chw geregelde experimenten. Onder het huidige regime is dat uitsluitend mogelijk door een wijziging van deze amvb. Het voorstel regelt dat nieuwe gebieden of concrete projecten voortaan bij ministeriële regeling kunnen worden toegevoegd aan eerder bij amvb geregelde experimenten, zodat, aldus de toelichting, een aanzienlijke versnelling van de aanwijzingsprocedure kan worden bereikt. (zie noot 14) (zie noot 15) Het voorstel regelt voorts dat ook de aanwijzing van ontwikkelingsgebieden en lokale en (boven)regionale projecten van nationale betekenis voortaan bij ministeriële regeling kan, zodat ook voor deze experimenteervormen een versnelling van de aanwijzingsprocedure kan worden bereikt. (zie noot 16) (zie noot 17)In het algemeen geldt dat afwijking van een hogere regeling in beginsel geschiedt op het naast lagere niveau. Van een wet in formele zin wordt dus slechts afgeweken bij amvb. (zie noot 18) Voor zover een experimenteerregeling nadere uitwerking behoeft, kan de wettelijke delegatiegrondslag voorzien in subdelegatie aan een minister, maar uitsluitend voor zover het gaat om administratieve voorschriften, details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. (zie noot 19)Het aanwijzen van gebieden of concrete projecten voor experimenten kan in algemene zin niet als nadere uitwerking van een experimenteerregeling worden gekwalificeerd. Dat is in het geval van het voorstel, waar het gaat om het toevoegen van gebieden of projecten aan bestaande experimenten, niet anders. Het gaat hier immers om - in potentie substantiële - uitbreiding van de werkingssfeer van experimenten waarbij van wetten in formele zin wordt afgeweken. Weliswaar is - zoals de toelichting zegt - reeds op het niveau van de wet of een amvb afgewogen of in het algemeen aan de criteria voor experimenten is voldaan en van welke wettelijke bepalingen kan worden afgeweken, maar die beoordeling heeft zich logischerwijs niet uitgestrekt tot nieuw aan experimenten toe te voegen gebieden of concrete projecten. Die beoordeling behoort plaats te vinden in het kader van een amvb.De Afdeling adviseert het voorstel met inachtneming van het vorenstaande aan te passen.3.Reikwijdte experimentenHet voorstel voegt een aantal wetten toe aan de lijst van wetten waarvan op grond van artikel 2.4 bij wege van experiment mag worden afgeweken. (zie noot 20) Het gaat om de Huisvestingswet 2014, de Leegstandswet, alsmede (een aantal bepalingen van) de Monumentwet 1988 (oud) (zie noot 21). Daarnaast regelt het voorstel dat van meer bepalingen van de Wet milieubeheer kan worden afgeweken. Deze vergroting van de afwijkingsmogelijkheden heeft als doel om nu al meer toe te groeien naar de reikwijdte van de Omgevingswet. De realisatie van woningbouw en de energietransitie kunnen hier baat bij hebben, aldus de toelichting. (zie noot 22)Het bij wege van experiment afwijken van wettelijke bepalingen vereist een gedegen motivering van het nut en de noodzaak daarvan. De toelichting bij dit onderdeel van het voorstel is echter uiterst summier. Daarin is in de kern niet meer vermeld dan dat in bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte van gemeentelijke huisvestingsverordeningen en van vergunningstelsels op grond van de Huisvestingswet 2014, de Leegstandswet en de Monumentenwet 1988 zal kunnen worden afgeweken, zodat een integrale aanpak van nieuwbouw en beheer van de bestaande woningvoorraad mogelijk wordt. Chw-experimenten die onder het huidige regime al mogelijk zijn maken reeds meer integrale bestemmingsplanvormen mogelijk. Het is zonder nadere toelichting niet duidelijk op welke wijze afwijking van de genoemde wetten de woningbouwopgave daadwerkelijk zal helpen en waarom de nieuwe afwijkingsmogelijkheden met het oog daarop noodzakelijk zouden zijn. Daar komt bij dat in de toelichting een uiteenzetting ontbreekt van de mogelijke gevolgen van deze afwijkingsmogelijkheden voor betrokkenen, bijvoorbeeld wat betreft de belangen en de rechtsbescherming van woningeigenaren, en de rechtvaardiging daarvan in het licht van de belangen die de desbetreffende wetten beogen te beschermen.De Afdeling adviseert in de toelichting het nut en de noodzaak van de voorgestelde verbreding van de reikwijdte van experimenten dragend te motiveren en het voorstel zo nodig aan te passen.4.Criteria voor experimentenHet voorstel wijzigt de criteria waaraan experimenten als bedoeld in artikel 2.4 moeten voldoen. Het kerncriterium wordt dat dergelijke experimenten moeten bijdragen aan duurzame ontwikkeling. (zie noot 23)Het begrip duurzame ontwikkeling is in het voorstel niet gedefinieerd. De toelichting vermeldt dat voor uitleg van het criterium wordt aangesloten bij de uitleg die in de Omgevingswet aan dit begrip wordt gegeven. De Afdeling onderschrijft dat het voor de hand ligt om op dit punt aansluiting te zoeken bij de Omgevingswet. Zij wijst er wel op dat het begrip duurzame ontwikkeling ook in andere wetgevingscomplexen voorkomt en dat aan dit begrip niet noodzakelijkerwijs altijd dezelfde betekenis toekomt. (zie noot 24) De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de betekenis van het criterium duurzame ontwikkeling in relatie tot de betekenis die aan dat begrip in andere wetgevingscomplexen wordt toegekend.5.Nieuwe regels bij amvbIn de punten 3 en 4 is ingegaan op de reikwijdte van experimenten en de criteria waaraan deze moeten voldoen. Het voorstel regelt ook dat bij amvb kan worden bepaald (a) aan welke eisen een aanvraag voor een afwijking van de in het eerste lid genoemde wetten voldoet, en (b) in welke situaties afwijkingen van de in het eerste lid genoemde wetten zijn toegestaan. (zie noot 25)Dit onderdeel van het voorstel is niet toegelicht. (zie noot 26) De Afdeling veronderstelt dat het de gebruiksvriendelijkheid van de experimenteermogelijkheden van de Chw in het algemeen ten goede komt als op voorhand duidelijk is aan welke vereisten een aanvraag van een bestuursorgaan moet voldoen, zodat de bedoeling van het voorstel in zoverre zou kunnen worden verklaard. Onduidelijk is echter welke regels het voorstel beoogt als het gaat om situaties waarin afwijkingen zijn toegestaan. In het bijzonder rijst de vraag hoe het voorstel zich verhoudt tot de in het wetsvoorstel voorgestelde criteria waaraan een experiment moet voldoen en voorts tot de reeds bestaande grondslag om bij amvb regels te stellen over afwijkingen van wetten. (zie noot 27)De Afdeling adviseert de toelichting met inachtneming van het vorenstaande aan te vullen en het voorstel zo nodig aan te passen.6.ConsultatieDe toelichting vermeldt dat door de toezegging, dat het wetsvoorstel voor de zomer wordt ingediend bij de Tweede Kamer, dit voorstel niet conform de gangbare consultatieprocedure tot stand kan komen.Politieke (tijds)druk is geen rechtvaardiging om overleg met betrokken partijen achterwege te laten. Nu het hier gaat om experimenten waarvan lokale overheden en initiatiefnemers gebruik kunnen maken, acht de Afdeling dat overleg temeer van belang. (zie noot 28)De Afdeling adviseert de betrokken partijen zo snel mogelijk alsnog te consulteren over de voorgestelde maatregelen, en de uitkomst daarvan tijdig in te brengen in de behandeling van het voorstel door de Tweede Kamer. De Afdeling maakt het voorbehoud dat indien de consultatie aanleiding geeft tot het aanbrengen van wijzigingen van ingrijpende aard, zij over deze wijzigingen opnieuw moet worden gehoord.7. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter invoering van de mogelijkheid de snorfiets te weren van het fietspad.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter invoering van de mogelijkheid de snorfiets te weren van het fietspad.Bij Kabinetsmissive van 9 april 2018, no.2018000625, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter invoering van de mogelijkheid de snorfiets te weren van het fietspad, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering BES in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden en enkele andere bepalingen en tot wijziging van de Wet politiegegevens in verband met de aanpassing van de regeling van de verwerking van politiegegevens in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering BES in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden en enkele andere bepalingen en tot wijziging van de Wet politiegegevens in verband met de aanpassing van de regeling van de verwerking van politiegegevens in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2018, no.2018000544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering BES in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden en enkele andere bepalingen en tot wijziging van de Wet politiegegevens in verband met de aanpassing van de regeling van de verwerking van politiegegevens in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over bouwwerken in de fysieke leefomgeving (Besluit bouwwerken leefomgeving).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende regels over bouwwerken in de fysieke leefomgeving (Besluit bouwwerken leefomgeving).Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2017, no.2017001152, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over bouwwerken in de fysieke leefomgeving (Besluit bouwwerken leefomgeving), met nota van toelichting.Artikel 2.2 (afstemming en samenwerking)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2018, no.2018001213, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de klinisch technoloog in de lijst van registerberoepen en het toekennen van bepaalde voorbehouden handelingen aan klinisch technologen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de klinisch technoloog in de lijst van registerberoepen en het toekennen van bepaalde voorbehouden handelingen aan klinisch technologen.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2018, no.20180012187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de klinisch technoloog in de lijst van registerberoepen en het toekennen van bepaalde voorbehouden handelingen aan klinisch technologen, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2017, no.2017001143, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving), met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State brengt over dit ontwerpbesluit (verder: Bal) advies uit dat gelijkluidend is aan het advies over:a. de Invoeringswet Omgevingswet (zie noot 1) (verder: Invoeringswet);b. het Omgevingsbesluit (zie noot 2) (Ob);c. het Besluit kwaliteit leefomgeving (zie noot 3) (Bkl);d. het Besluit bouwwerken leefomgeving (zie noot 4) (Bbl). (zie noot 5)Dit pakket geeft nader invulling aan het stelsel waartoe door de wetgever werd besloten bij aanvaarding van de Omgevingswet in 2016. (zie noot 6) De Afdeling heeft de belangrijkste aspecten van het stelsel in 2012 (voorlichting) en in 2014 (advies bij het wetsvoorstel) al uitvoerig behandeld en daarbij kritische opmerkingen gemaakt. (zie noot 7) Uitgaande van de gemaakte keuzes is de Afdeling van oordeel dat het nu voorliggende pakket een consistente en helder gestructureerde invulling aan het stelsel geeft. De praktijk zal echter moeten uitwijzen of de doelstellingen van de stelselherziening uiteindelijk zullen worden gehaald. De Afdeling heeft daarbij zorgen op het punt van voldoende houvast, gelijkwaardige bescherming (van milieu en rechtsposities) en invoeringslasten.Het pakket biedt bewust bijzonder veel flexibiliteit, zowel op het vlak van regelgeving en in de interbestuurlijke verhoudingen als bij de uitvoering. Daardoor wordt echter onzeker of burger, overheid en rechter voldoende houvast geboden wordt en of de bescherming uiteindelijk gelijkwaardig zal zijn aan het huidige niveau. De balans tussen benutten en beschermen kan dan doorslaan naar benutten. Het stelsel is zo ingericht dat de opdracht om voldoende houvast en gelijkwaardige bescherming te bieden feitelijk vooral bij de gemeente ligt. In de aanloop naar inwerkingtreding van de wet en daarna tijdens een lange en complexe overgangsperiode worden (vooral) gemeenten sowieso al geconfronteerd met de lasten van de invoering van het nieuwe stelsel. De lasten van de opdracht inhoudelijk voldoende houvast en bescherming te bieden komen daar nog bovenop. Voor en na de invoering bestaat daarbij ook nog grote afhankelijkheid van ICT die nog moet worden ontwikkeld (Digitaal stelsel omgevingswet). De Afdeling vreest dat zonder forse inzet op versterking van de bestuurskracht van de gemeenten en op substantiële ondersteuning bij de invoering van het stelsel wezenlijke risico's ontstaan.De Afdeling adviseert binnen het stelsel op een relatief beperkt aantal concrete punten meer houvast te bieden. Meer algemeen zou voorzien moeten worden in wettelijke waarborgen voor onafhankelijke evaluatie op het punt van houvast en gelijkwaardige bescherming. Verder benadrukt zij het belang van begeleiding en monitoring bij de invoering en wordt ingegaan op een aantal belangrijke, maar meer opzichzelfstaande onderwerpen.A. INLEIDINGArtikel 2.2 (afstemming en samenwerking)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van artikel B3bis van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van artikel B3bis van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109).Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2018, no.2018001768, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van artikel B3bis van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot verhoging van de kinderbijslag.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot verhoging van de kinderbijslag.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001670, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot verhoging van de kinderbijslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en enige andere wetten in verband met het controleren van de verzekeringsplicht voor de zorgverzekering en het regeling van de verwerking van gepseudonimiseerde persoonsgegevens door Onze Minister voor Medische Zorg, het Zorginstituut Nederland en het RIVM.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en enige andere wetten in verband met het controleren van de verzekeringsplicht voor de zorgverzekering en het regeling van de verwerking van gepseudonimiseerde persoonsgegevens door Onze Minister voor Medische Zorg, het Zorginstituut Nederland en het RIVM.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2018, no.2018001227, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en enige andere wetten in verband met het controleren van de verzekeringsplicht voor de zorgverzekering en het regeling van de verwerking van gepseudonimiseerde persoonsgegevens door Onze Minister voor Medische Zorg, het Zorginstituut Nederland en het RIVM, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over de veiligheid en kwaliteit van medische hulpmiddelen (Wet medische hulpmiddelen).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende regels over de veiligheid en kwaliteit van medische hulpmiddelen (Wet medische hulpmiddelen).Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2018, no.2018000954, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over de veiligheid en kwaliteit van medische hulpmiddelen (Wet medische hulpmiddelen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van de departementale herindeling en het herstellen van enige wetstechnische gebreken en leemten.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot aanpassing van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van de departementale herindeling en het herstellen van enige wetstechnische gebreken en leemten.Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2018, no.2018000919, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van de departementale herindeling en het herstellen van enige wetstechnische gebreken en leemten, met memorie van toelichting. Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet modernisering kleineondernemersregeling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet modernisering kleineondernemersregeling), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet modernisering kleineondernemersregeling), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2019, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Overige fiscale maatregelen 2019, Wet bronbelasting 2020, Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019, Wet aanpassing kansspelbelasting over sportweddenschappen en implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel.Het voorstel strekt ertoe om de huidige regeling in de btw voor kleine ondernemers te moderniseren door de introductie van een vereenvoudigde vrijstellingsregeling en daarmee de administratieve lasten voor kleine ondernemers te verlichten.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het noodzakelijk om nader te motiveren waarom het gewenst is om juist nu over te stappen op een nieuw regime, terwijl een recent aangekondigd voorstel voor een nieuwe EU-richtlijn mogelijk kort erna wederom tot wijzigingen aanleiding zal geven. Indien die nadere motivering niet kan worden gegeven, adviseert zij te wachten tot de betreffende richtlijn is vastgesteld en in de Nederlandse regelgeving moet worden geïmplementeerd.1.InleidingHierna (onder punt 2) maakt de Afdeling een opmerking over het vervangen van de huidige regeling voor kleine ondernemers (kleine ondernemersregeling; KOR) door een nieuwe regeling (voorgestelde KOR). Alvorens deze opmerking te maken volgt hieronder eerst een korte schets van de KOR.Huidige KORDe huidige KOR in de Wet op de omzetbelasting 1968 bestaat uit twee onderdelen: een degressieve belastingvermindering (die aansluit bij de per saldo verschuldigde btw) (zie noot 1) en een mogelijke (zie noot 2) ontheffing van bepaalde administratieve verplichtingen. (zie noot 3) Met deze regeling hebben kleine ondernemers - het gaat daarbij uitsluitend om natuurlijke personen - de mogelijkheid om geleidelijk over te gaan naar de volledig btw-belaste ondernemerssfeer met bijbehorende (administratieve) verplichtingen.De huidige KOR is gebaseerd op een standstill-bepaling in BTW-richtlijn 2006. (zie noot 4) Bij de introductie in 1969 van het in EU-verband geharmoniseerde btw-stelsel heeft Nederland namelijk gebruik gemaakt van een regeling op grond waarvan lidstaten degressieve verminderingen die op dat moment bestonden mochten handhaven. Met die keuze werd derhalve niet aangesloten bij de structurele omzetgerelateerde vrijstellingsregeling (vrijstelling van btw bij een omzet van minder dan 5000) in BTW-richtlijn 2006.Voorgestelde KORHet voorliggende voorstel vervangt de huidige regeling door een regeling die aansluit bij een omzetgrens van 20 000 (dus niet bij de per saldo verschuldigde btw), die uitsluitend op verzoek (melding) kan worden toegepast en die ook geldt voor andere ondernemers dan natuurlijke personen. Ondernemers die voor toepassing van de voorgestelde KOR kiezen, zijn als hoofdregel ontheven van het doen van btw-aangifte (zij zijn dus geen btw verschuldigd) indien zij een omzet hebben van minder dan 20 000. Zij zijn dan, kort gezegd, ook ontheven van de daarbij horende administratieve verplichtingen voor de door hen verrichte goederenleveringen en diensten in Nederland.De voorgestelde KOR sluit daarmee alsnog aan bij de structurele omzetgerelateerde vrijstellingsregeling van BTW-richtlijn 2006. Omdat het voorstel een hogere grens hanteert dan de in die richtlijn voorgeschreven grens van 5000, is het noodzakelijk dat een derogatie wordt gevraagd.2.Overgang naar voorgestelde KORDe Afdeling signaleert drie aspecten waarvan niet duidelijk is of daar rekening mee is gehouden bij de afweging om over te gaan op de thans voorgestelde KOR.a.Nieuw richtlijnvoorstelDe toelichting op het voorstel schetst de nadelen van de huidige KOR . (zie noot 5) Volgens de toelichting vormen deze nadelen de aanleiding (zie noot 6) om in de voorgestelde KOR alsnog aan te sluiten bij de structurele omzetgerelateerde regeling van de huidige BTW-richtlijn 2006. (zie noot 7)De Afdeling merkt op dat de meeste nadelen van de huidige KOR op zich niet nieuw zijn en al sinds 1969 spelen. Dit roept de vraag op waarom juist nu wordt overgestapt op een nieuwe KOR. Die vraag is vooral van belang omdat de Europese Commissie in haar btw-actieplan van april 2016 heeft aangekondigd om met een herziening te komen van de bijzondere regeling in BTW-richtlijn 2006 voor kleine ondernemers. (zie noot 8) Zoals voorliggende toelichting vermeldt, (zie noot 9) is naar het oordeel van de Commissie de huidige KOR-regeling in BTW-richtlijn 2006 complex en heeft de Commissie (mede) daarom op 18 januari 2018 een richtlijnvoorstel gepubliceerd (zie noot 10) voor het herzien van die regeling. Dit betekent dat het niet ondenkbaar is dat kleine ondernemers in een korte periode twee keer met een regimewijziging zullen worden geconfronteerd. De eerste keer bij de inwerkingtreding van voorliggend voorstel met ingang 1 januari 2020 (zie noot 11) (met mogelijk na het eerste jaar van inwerkingtreding - dus op zijn vroegst in 2021 - een bijstelling van de omzetgrens naar aanleiding van een evaluatie). (zie noot 12) De tweede keer bij de implementatie van de richtlijn, namelijk (op zijn vroegst) op de beoogde implementatiedatum 1 juli 2022. Twee wijzigingen van het btw-regime kort na elkaar zouden tot problemen kunnen leiden, niet alleen voor de burger maar ook voor de Belastingdienst.In dit verband wijst de Afdeling erop dat de invoering van de voorgestelde KOR - zoals de uitvoeringstoets van de Belastingdienst duidelijk maakt (zie noot 13) - "vanuit communicatieperspectief een intensief traject is, gericht op een grote doelgroep (circa 0,9 mln. ondernemers) waarvan een deel zich niet laat vertegenwoordigen door een fiscaal dienstverlener".Ook wijst de Afdeling erop dat de gevolgen van de invoering van de nieuwe KOR voor de maakbaarheid van de processen en ondersteunende ICT-systemen van de Belastingdienst als "middelgroot" wordt aangemerkt. (zie noot 14) Dit betekent "dat de aanpassing haalbaar is, maar dat daarbij bepaalde risicos moeten worden geaccepteerd of bijvoorbeeld in eerste instantie bepaalde onvolledigheden zullen optreden". (zie noot 15) b.Voorwaarde (in huidige BTW-richtlijn 2006) voor overgangMet betrekking tot de overgang op de nieuwe KOR gaat de toelichting niet in op de vraag of is voldaan aan de richtlijnvoorwaarde (zie noot 16) dat de overgang niet mag leiden tot een vermindering van belasting. Gelet op de onzekerheden die volgens de toelichting aan de raming zijn verbonden en op de bij de raming gemaakte veronderstellingen, en gelet ook op de voorgenomen evaluatie die zo nodig (om budgettaire redenen) kan leiden tot aanpassing van de omzetgrens, (zie noot 17) is het niet duidelijk of de nieuwe KOR voor derogatie in aanmerking komt.c.Einde stand-stillEvenmin komt uit de toelichting naar voren of bij de beslissing om over te gaan op de nieuwe KOR is meegewogen dat het na de inwerkingtreding van de nieuwe regeling op grond van BTW-richtlijn 2006 niet meer mogelijk is om - zo dat gewenst zou zijn - terug te keren naar de huidige regeling met degressieve vermindering.d. De Afdeling is van oordeel dat het voorstel niet toereikend is gemotiveerd omdat de toelichting niet ingaat op de genoemde aspecten. Zij adviseert dat alsnog te doen en daarbij nader te motiveren waarom het gewenst is om juist nu over te stappen op een nieuw regime, terwijl het nieuwe richtlijnvoorstel kort erna wederom tot wijzigingen aanleiding kan geven. Indien die nadere motivering niet kan worden gegeven, adviseert zij te wachten tot de betreffende richtlijn is vastgesteld en in de Nederlandse regelgeving moet worden geïmplementeerd.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verwerking van gegevens door verzekeraars in het kader van de verzekering van het ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verwerking van gegevens door verzekeraars in het kader van de verzekering van het ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico.Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2018, no.2018001900, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verwerking van gegevens door verzekeraars in het kader van de verzekering van het ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten.Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2018, no.2018000585, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Embryowet in verband met de aanpassing van het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo's voor onderzoek en enkele andere wijzigingen naar aanleiding van de tweede evaluatie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende wijziging van de Embryowet in verband met de aanpassing van het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo's voor onderzoek en enkele andere wijzigingen naar aanleiding van de tweede evaluatie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001306, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Embryowet in verband met de aanpassing van het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo's voor onderzoek en enkele andere wijzigingen naar aanleiding van de tweede evaluatie, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel wijzigt de Embryowet op een drietal punten. Op dit moment geldt nog een verbod op het speciaal tot stand brengen van embryos voor wetenschappelijk onderzoek. Het voorstel past dit aan door onder voorwaarden het speciaal en uitsluitend tot stand brengen van embryos voor wetenschappelijk onderzoek naar onvruchtbaarheid, kunstmatige voortplantingstechnieken en erfelijke of aangeboren aandoeningen toe te staan. Het voorstel voorziet in de tweede plaats in een verbod om een cybride langer dan veertien dagen te laten ontwikkelen of in te brengen in een mens of dier. In de derde plaats wordt een uitbreiding voorgesteld van de uitzondering op het verbod op geslachtskeuze namelijk door onder de uitzondering ook het embryo te brengen dat, eenmaal geboren, drager zal zijn van een ernstige geslachtsgebonden erfelijke aandoening.De Afdeling advisering van de Raad van State is van oordeel dat er, gelet op de stand van het onderzoek, op dit moment onvoldoende feitelijke aanleiding bestaat om het verbod op het speciaal kweken van embryos ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek naar onder andere kunstmatige voortplantingstechnieken in algemene zin op te heffen. De Afdeling onderschrijft op zichzelf het voorstel om te verbieden dat een cybride zich langer dan veertien dagen ontwikkelt of in een mens of dier wordt ingebracht, maar acht het aangewezen dat de toelichting duidelijk maakt waarom niet verder is gegaan en een verbod op het tot stand brengen van cybriden is voorgesteld.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resoluties 2017-I en -II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resoluties 2017-I en -II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2018, no.2018001161, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resoluties 2017-I en -II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ter uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en enkele overige aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ter uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en enkele overige aanpassingen.Bij Kabinetsmissive van 30 juli 2018, no.2018001373, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ter uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en enkele overige aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het wetsvoorstel invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bronbelasting 2020), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Nota van wijziging op het wetsvoorstel invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bronbelasting 2020), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2018, no.2018001436, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het wetsvoorstel invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bronbelasting 2020), met toelichting.De nota van wijziging voorziet in de uitwerking van een deel (zie noot 1) van de fiscale maatregelen die het resultaat zijn van de politieke heroverweging (zie noot 2) die heeft plaatsgevonden inzake het gehele pakket aan fiscale maatregelen - waaronder de afschaffing van de dividendbelasting - dat is gericht op het versterken van het vestigingsklimaat. Het gaat daarbij in deze nota van wijziging, naast het niet doorgaan van de afschaffing van de dividendbelasting, met name om een verdere verlaging van het hoge en het lage tarief voor de vennootschapsbelasting (Vpb).De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de koppeling die in het wetsvoorstel zélf wordt gelegd tussen een wijziging van de Vpb-tarieven en het box 2 tarief voor de directeur-grootaandeelhouder (dga). Deze koppeling - die erop is gericht dat de keuze voor de vorm waarin een onderneming wordt gedreven zo min mogelijk wordt bepaald vanuit fiscale motieven - ontbreekt in de nota van wijziging. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van de nota van wijziging wenselijk is.1.Verdere verlaging Vpb-tarieven; globale evenwichtDe nota van wijziging strekt ertoe het hoge en het lage Vpb-tarief verder te verlagen ten opzichte van het voorstel van wet. (zie noot 3)De Afdeling merkt hier het volgende over op.Het Regeerakkoord "Vertrouwen in de toekomst" kondigt een stapsgewijze verlaging van de Vpb-tarieven aan, met daaraan gekoppeld een stapsgewijze verhoging van het tarief in box 2. (zie noot 4) De reden voor de aanpassing van het tarief in box 2 is volgens het Regeerakkoord "om een sterke aanzuigende werking naar de BV te voorkomen en om een globaal evenwicht te houden in belastingdruk". Bij de uitwerking van deze box 2 maatregel uit het Regeerakkoord in het wetsvoorstel Belastingplan 2019 is dit aldus verwoord: "Zonder de correctie van het box 2-tarief wordt het «globaal evenwicht» in belasting- en premiedruk tussen de belastingplichtige die winst uit onderneming geniet (IB-ondernemer) en de directeur-grootaandeelhouder (dga) aanzienlijk verstoord. Het kabinet vindt het van belang dat een globaal evenwicht bestaat tussen de belasting- en premiedruk van IB-ondernemers en dgas, zodat de keuze voor een ondernemingsvorm zo min mogelijk wordt bepaald vanuit fiscale motieven". (zie noot 5) Ook bij de tussentijdse aanpassing van de Vpb-tarieven (als gevolg van de augustusbesluitvorming ten tijde van de advisering door de Afdeling advisering over het aan haar voorgelegde wetsvoorstel Belastingplan 2019) is de koppeling gelegd met het tarief van box 2 en is dat tarief aangepast. (zie noot 6)Het valt de Afdeling op dat in voorliggende nota van wijziging de verlagingen van het Vpb-tarief niet gepaard gaan met een aanpassing van het tarief voor box 2. De koppeling wordt derhalve losgelaten. De toelichting maakt niet duidelijk waarom die koppeling wordt losgelaten en evenmin wat de gevolgen zijn voor het globale evenwicht.De Afdeling adviseert om, in lijn met het wetsvoorstel, het tarief in box 2 aan te passen, dan wel in de toelichting te motiveren waarom de koppeling met het tarief in box 2 is losgelaten en daarbij duidelijk te maken wat de gevolgen zijn voor het globale evenwicht.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij de nota van wijziging en adviseert daarmee rekening te houden voordat deze bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten ter vergroting van de uitvoerbaarheid en het terugdringen van regeldruk, alsmede wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg in verband met een technische verbetering.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten ter vergroting van de uitvoerbaarheid en het terugdringen van regeldruk, alsmede wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg in verband met een technische verbetering.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2018, no.2018001181, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten ter vergroting van de uitvoerbaarheid en het terugdringen van regeldruk, alsmede wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg in verband met een technische verbetering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing eenmalig niet eerder dan over het tweede kalenderjaar na activering wordt geheven en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing eenmalig niet eerder dan over het tweede kalenderjaar na activering wordt geheven en enige andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2018, no.2018000371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing eenmalig niet eerder dan over het tweede kalenderjaar na activering wordt geheven en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit onderstand BES en het Besluit politiegegevens in verband met opname van een grondslag voor beëindiging van de onderstandsuitkering bij deelname aan een terroristische organisatie.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit onderstand BES en het Besluit politiegegevens in verband met opname van een grondslag voor beëindiging van de onderstandsuitkering bij deelname aan een terroristische organisatie.Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2018, no.2018001773, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit onderstand BES en het Besluit politiegegevens in verband met opname van een grondslag voor beëindiging van de onderstandsuitkering bij deelname aan een terroristische organisatie, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet met betrekking tot de rechten en verplichtingen inzake deelname aan betalings- en effectenafwikkelsystemen in derde-landen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet met betrekking tot de rechten en verplichtingen inzake deelname aan betalings- en effectenafwikkelsystemen in derde-landen.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2018, no.2018001242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet met betrekking tot de rechten en verplichtingen inzake deelname aan betalings- en effectenafwikkelsystemen in derde-landen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen ivm een enkele aanpassing.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen ivm een enkele aanpassing.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2018, no.2018001149, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen ivm een enkele aanpassing, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Aanpassingswet Wnra).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Aanpassingswet Wnra).Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2018, no.2018001209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Aanpassingswet Wnra), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2018, no.2018000520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart (Omvorming Stichting Airport Coordination Netherlands tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart (Omvorming Stichting Airport Coordination Netherlands tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan).Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2018, no.2018001304, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart (Omvorming Stichting Airport Coordination Netherlands tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs).Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2018, no.2018001056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van Verordening (EU) nr.376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn nr. 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PbEU 2014, L 122).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van Verordening (EU) nr.376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn nr. 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PbEU 2014, L 122).Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2017, no.2017001242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van Verordening (EU) nr.376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn nr. 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PbEU 2014, L 122), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende aanpassing van de Consulaire Wet, de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid en de Schepenwet in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van rijkswet houdende aanpassing van de Consulaire Wet, de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid en de Schepenwet in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2018, no.2018001638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende aanpassing van de Consulaire Wet, de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid en de Schepenwet in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren, met memorie van toelichting.Het voorstel van rijkswet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels betreffende beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten (Plantgezondheidswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende regels betreffende beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten (Plantgezondheidswet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2018, no.2018001275, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels betreffende beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten (Plantgezondheidswet), met memorie van toelichting.De aanleiding voor het wetsvoorstel betreft Verordening 2016/2031, waarin regels voor de bescherming van planten tegen de binnenkomst en verspreiding van voor planten schadelijke organismen zijn gesteld. (zie noot 1) Verordening 2016/2031 zal met ingang van 14 december 2019 rechtstreeks van toepassing zijn in de lidstaten van de Europese Unie. Met ingang van die datum moet de nationale regelgeving in overeenstemming zijn met deze verordening. Het wetsvoorstel strekt hiertoe en het leidt tot een volledige herziening en vernieuwing van de Plantenziektenwet van 5 april 1951.Tevens wordt uitvoering gegeven aan Controleverordening 2017/625, die voorschriften geeft voor de uitvoering van officiële controles. Deze worden geregeld in de Landbouwkwaliteitswet, de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Plantgezondheidswet. (zie noot 2)De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de Europese verplichting een coördinerende instantie aan te wijzen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1.Bevoegde en coördinerende autoriteitHet doel van de Europese regelgeving is het beschermen van het grondgebied van de Europese Unie tegen het binnenbrengen, vestigen en verspreiden van schadelijke organismen voor planten en plantaardige producten. (zie noot 3) Plantgezondheid is belangrijk voor de duurzaamheid, biodiversiteit en ecosystemen en voor de economische positie van land-, tuin- en bosbouw. (zie noot 4)Wanneer een lidstaat de verantwoordelijkheid voor de organisatie of uitvoering van officiële controles of andere officiële activiteiten voor hetzelfde gebied aan meer dan één bevoegde autoriteit op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau opdraagt, bepaalt Controleverordening 2017/625 dat de lidstaat één instantie moet aanwijzen, die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de samenwerking en de contacten met de Commissie en met de andere lidstaten. (zie noot 5)Het voorstel bevat geen regeling voor de aanwijzing van de coördinerende autoriteit, hoewel de toelichting wel op de rol van deze autoriteit ingaat. Gegeven de Europese verplichting daartoe, adviseert de Afdeling dit alsnog te regelen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregios en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregios en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers).Bij Kabinetsmissive van 14 september 2018, no.2018001623, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregios en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers), met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2018, no.2018000960, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met enkele spoedreparaties inzake de fiscale eenheid en inzake het herstel van een omissie in de innovatiebox (Wet spoedreparatie fiscale eenheid).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Nota van wijziging op het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met enkele spoedreparaties inzake de fiscale eenheid en inzake het herstel van een omissie in de innovatiebox (Wet spoedreparatie fiscale eenheid).Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2018, no.2018000763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met enkele spoedreparaties inzake de fiscale eenheid en inzake het herstel van een omissie in de innovatiebox (Wet spoedreparatie fiscale eenheid), met toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over de nota van wijziging en adviseert deze in te dienen bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet giraal effectenverkeer ter uitvoering van Richtlijn 2017/828/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (PbEU 2017, L 132).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet giraal effectenverkeer ter uitvoering van Richtlijn 2017/828/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (PbEU 2017, L 132).Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2018, no.2018001371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet giraal effectenverkeer ter uitvoering van Richtlijn 2017/828/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (PbEU 2017, L 132), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur).Zij Kabinetsmissive van 12 juli 2018, no.2018001277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met uitbreiding van de knelgevallencategorie startende melkveehouders.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met uitbreiding van de knelgevallencategorie startende melkveehouders.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2018, no.2018001367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met uitbreiding van de knelgevallencategorie startende melkveehouders, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor het jaar 2019).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor het jaar 2019).Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2018, no.2018001235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor het jaar 2019), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het versterken van de invloed van verzekerden op hun zorgverzekeraar (verzekerdeninvloed).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het versterken van de invloed van verzekerden op hun zorgverzekeraar (verzekerdeninvloed).Bij Kabinetsmissive van 22 december 2016, no.2016002293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het versterken van de invloed van verzekerden op hun zorgverzekeraar (verzekerdeninvloed), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB met name in verband met het afschaffen van de cascadebekostiging.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB met name in verband met het afschaffen van de cascadebekostiging.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2018, no.2018001049, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB met name in verband met het afschaffen van de cascadebekostiging, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22).Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2018, no.2018000524, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering.Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2018, no.2018000562, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2015, L 337).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende regels tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2015, L 337).Bij Kabinetsmissive van 18 oktober 2018, no.2018001869, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2015, L 337), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken met het oog op het toepassen van niet-doelgebonden subsidiecriteria, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken met het oog op het toepassen van niet-doelgebonden subsidiecriteria, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2018, no.2018000659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken met het oog op het toepassen van niet-doelgebonden subsidiecriteria, met memorie van toelichting.Het voorstel wijzigt de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken (Kaderwet). Daarmee schept het voorstel een grondslag om subsidieverstrekking afhankelijk te kunnen maken van beoordelingsmaatstaven die niet strekken tot verwezenlijking van het subsidiedoel. Bij algemene maatregel van bestuur (amvb) kunnen daardoor drempelcriteria worden gesteld ter bescherming van bepaalde publieke belangen, zoals ten aanzien van het beloningsbeleid.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht een aanpassing van het voorstel aangewezen. Zij adviseert de voorgestelde delegatiegrondslag nauwkeurig te begrenzen en te beperken tot de in de toelichting genoemde eisen alsmede bij amvb nader te regelen soortgelijke eisen van wezenlijk publiek belang.Het voorstel introduceert een delegatiegrondslag in de Kaderwet. Hierdoor kunnen bij amvb beoordelingsmaatstaven worden gehanteerd voor de verstrekking van een subsidie, die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Het voorstel is ingegeven vanuit de wens om eisen te kunnen stellen aan het beloningsbeleid van de subsidieontvanger, aldus de toelichting. (zie noot 1) Nu het beloningsbeleid onvoldoende in verband staat met het doel van de gesubsidieerde activiteit kan dit op grond van het huidige recht niet als drempelcriterium fungeren. (zie noot 2) Daarnaast beoogt het voorstel te verduidelijken dat ook drempelcriteria kunnen worden gesteld ter bescherming van andere publieke belangen dan het specifieke doel van de te verstrekken subsidie. Daarbij wordt gedacht aan eisen met betrekking tot de positie van vrouwen, de gevolgen voor het milieu, de naleving van internationaal aanvaarde humanitaire principes door de subsidieaanvrager en met betrekking tot de gevolgen voor internationaal erkende burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van de mens, aldus de toelichting.De Afdeling merkt het volgende op. Met het voorstel wordt een zeer ruime delegatiegrondslag gecreëerd. De Afdeling wijst op het uitgangspunt dat delegatie van regelgevende bevoegdheid in de delegerende regeling zo concreet en nauwkeurig mogelijk dient te worden begrensd. (zie noot 3) De zinsnede beoordelingsmaatstaven, niet strekkende tot verwezenlijking van het doel van de subsidie is echter onbegrensd. Het is daarom nodig de delegatiegrondslag te beperken tot de in de toelichting genoemde eisen alsmede bij amvb nader te regelen soortgelijke eisen van wezenlijk publiek belang.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de delegatiegrondslag in het voorstel op een wijze als hiervoor bedoeld nauwkeurig te begrenzen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2018, no.2018001198, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bronbelasting 2020), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bronbelasting 2020), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001436, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bronbelasting 2020), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2019, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Overige fiscale maatregelen 2019, Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019, Wet aanpassing kansspelbelasting over sportweddenschappen, Wet modernisering kleineondernemersregeling en implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel.Het voorstel bevat maatregelen die zijn gericht op het tegengaan van grondslagverschuiving van of via Nederland naar laag belastende jurisdicties alsmede op het behouden en verstevigen van een aantrekkelijk ondernemings- en investeringsklimaat voor ondernemingen met reële activiteiten in Nederland. Onderdeel van deze maatregelen zijn de afschaffing van de dividendbelasting en de direct daarmee samenhangende invoering van een bronbelasting op dividenden naar laag belastende jurisdicties en in misbruiksituaties. Ook een verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting maakt onderdeel uit van dit pakket aan maatregelen.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het voor een meer afgewogen oordeel over de afschaffing van de dividendbelasting van belang dat er een zo compleet mogelijk beeld wordt geschetst van de gemaakte afwegingen. Daartoe adviseert zij in de toelichting in te gaan op de voorgeschiedenis en de effectiviteit van de afschaffing van de dividendbelasting. Ook adviseert zij aandacht te besteden aan de mogelijke gevolgen van ongecoördineerde verschillen in nationaal beleid voor de heffingsgrondslag van de dividendbelasting in internationaal verband.1.InleidingMet voorliggend voorstel wordt per 1 januari 2020 de dividendbelasting afgeschaft. (zie noot 1) De dividendbelasting wordt weliswaar afgeschaft, maar tegelijkertijd wordt een met de dividendbelasting vergelijkbare conditionele bronbelasting op dividenden ingevoerd. (zie noot 2) Hierdoor blijven dividenduitkeringen binnen concernverband aan lichamen gevestigd in een laag belastende jurisdictie belast. Als sluitstuk van deze maatregelen zal per 2021 een conditionele bronbelasting op interest en royaltys worden ingevoerd. (zie noot 3) Met deze laatste twee maatregelen wordt beoogd de doorstroom via Nederland naar laag belastende jurisdicties tegen te gaan en het risico van belastingontwijking door het verschuiven van de (Nederlandse) grondslag naar deze jurisdicties te verkleinen. Met de afschaffing van de dividendbelasting is een bedrag gemoeid van structureel 1,911 miljard. (zie noot 4)2.Compleet beeldDe Afdeling merkt op dat de afschaffing van de dividendbelasting een forse derving van inkomsten betekent. Daarom is het voor een meer afgewogen oordeel van belang dat er een zo compleet mogelijk beeld wordt geschetst van de gemaakte afwegingen. (zie noot 5) De Afdeling mist in de toelichting echter een aantal elementen die voor die afweging van belang zijn.i. In de toelichting ontbreekt een passage over de voorgeschiedenis van de afschaffing van de dividendbelasting. De discussie over de afschaffing van de dividendbelasting wordt binnen de Nederlandse politiek, het bedrijfsleven en in de fiscale wetenschap al jaren gevoerd.In de politiek speelde de discussie bijvoorbeeld in 2005, (zie noot 6) in 2015 (zie noot 7) en in 2016, (zie noot 8) deels ook naar aanleiding van jurisprudentie van het HvJ inzake de mogelijke strijdigheid van de dividendbelasting met het EU-recht. Wat de fiscale wetenschap betreft, verscheen in 2003 een bijzonder nummer van het Weekblad Fiscaal Recht over de dividendbelasting. Daarin werd kritiek geleverd op de dividendbelasting. Deze belasting, zo werd betoogd, heeft geen duidelijke rechtsgrond, heeft in binnenlandse verhoudingen geen reden van bestaan meer en ligt internationaal in de vuurlinie. (zie noot 9) De dividendbelasting wordt geheven over uitgedeelde winsten zonder daarbij een onderscheid te maken naar de herkomst van de winsten (geheven wordt dus ook over winsten die niet in Nederland zijn gemaakt en geen enkele band met Nederland hebben). Vanuit de gedachte dat winst dáár wordt belast waar deze wordt gemaakt, ontbreekt daarmee een overtuigende rechtsgrond voor de dividendbelasting, zo wordt gesteld.In 2010 stelde de Studiecommissie belastingstelsel vast dat de afschaffing van de dividendbelasting gunstig kan uitpakken voor het vestigingsklimaat van hoofdkantoren binnen Nederland. Echter, dit voordeel moet worden afgewogen tegen het negatieve effect dat de belastingopbrengst van de dividendbelasting, via een verhoging van andere belastingen moet worden opgebracht. (zie noot 10)ii. Over de effectiviteit is het volgende te constateren. De afschaffing van de dividendbelasting is volgens de toelichting vooral gericht op het behouden én het aantrekken van hoofdkantoren van internationaal opererende bedrijven. Van belang voor de effectiviteit van de maatregel is onder andere de mate van verrekenbaarheid van de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders. De toelichting vermeldt dat het lastig is om een kwantitatieve inschatting te maken van de mate van verrekenbaarheid van de dividendbelasting, maar dat na het gebruik van grove aannames de kwalitatieve inschatting is dat het grootste deel van de buitenlandse aandeelhouders de dividendbelasting kan verrekenen. (zie noot 11) In zoverre versterkt de afschaffing van de dividendbelasting het fiscale vestigingsklimaat niet.Anderzijds kan uit het feit dat er veelvuldig wordt geprocedeerd worden afgeleid dat de dividendbelasting voor veel beleggers het rendement verlaagt (dus niet verrekenbaar is). (zie noot 12) Daardoor is afschaffing van de dividendbelasting juist wél gunstig voor het fiscale vestigingsklimaat.Er zij ook op gewezen dat het CPB in de doorrekening van de financiële bijlage van het regeerakkoord geen macro-economisch effect (op bbp en werkgelegenheid) van de afschaffing van de dividendbelasting heeft opgenomen, omdat het CPB hiervoor geen empirisch bewijs heeft. (zie noot 13)Recent hebben diverse economen zich kritisch uitgelaten over de effectiviteit van de afschaffing. (zie noot 14) Daar staan echter ook positieve reacties tegenover. (zie noot 15) De toelichting signaleert dat voor- en tegenstanders zich veelvuldig hebben laten horen, maar volstaat vervolgens met de opmerking "dat het kabinet met interesse heeft kennisgenomen van de standpunten". (zie noot 16) Een nadere concretere analyse en afweging, van de naar voren gebrachte argumenten ontbreekt.Wat betreft de effectiviteit van de voorgenomen maatregel realiseert de Afdeling zich dat de gedragseffecten en daarmee de effectiviteit van dit type fiscale maatregelen moeilijk zijn in te schatten en te kwantificeren; ervaringsgegevens ontbreken, zowel nationaal als internationaal. Het is naar het oordeel van de Afdeling echter wel van belang de effectiviteit zo goed mogelijk te duiden en plausibel te maken, zeker gezien de forse derving van inkomsten als gevolg van het voorstel.iii. Bij een beschouwing over de dividendbelasting vanuit een breder internationaal perspectief is het volgende van belang.In de toelichting wordt erkend dat met de afschaffing van de dividendbelasting een pad wordt bewandeld waarop nog niet veel andere grote(re) economieën ons zijn voorgegaan. (zie noot 17) De toelichting besteedt echter geen aandacht aan wat de mogelijke gevolgen van ongecoördineerde verschillen in nationaal beleid kunnen zijn voor de heffingsgrondslag van de dividendbelasting in internationaal verband. Dit is des te meer van belang omdat de praktijk leert dat belastingheffing over kapitaalinkomen als gevolg van de globalisering onder druk staat. Vanuit dat perspectief is het aan te bevelen om op het terrein van de dividendbelasting, maar ook verder op het terrein van de belastingheffing, meer samenwerking te zoeken binnen de EU in plaats van dat landen elkaar beconcurreren.De Afdeling adviseert in de toelichting op vorengenoemde elementen in te gaan zodat een zo compleet mogelijk beeld ontstaat van de gemaakte afwegingen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met geneesmiddelentekorten.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met geneesmiddelentekorten.Bij Kabinetsmissive van 19 april 2018, no.2018000730, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met geneesmiddelentekorten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in verband met implementatie van de havenstaatcontrolebepalingen uit het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in verband met implementatie van de havenstaatcontrolebepalingen uit het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2018, no.2018000789, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in verband met implementatie van de havenstaatcontrolebepalingen uit het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluidbelasting afkomstig van infrastructuur en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid Omgevingswet).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluidbelasting afkomstig van infrastructuur en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid Omgevingswet).Bij Kabinetsmissive van 20 december 2016, no.2016002258, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluidbelasting afkomstig van infrastructuur en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid Omgevingswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2018, no.2018001292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is.Bij Kabinetsmissive van 20 augustus 2018, no.2018001406, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met de elektronische aanvraag van rijbewijzen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met de elektronische aanvraag van rijbewijzen.Bij Kabinetsmissive van 15 november 2017, no.2017001973, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met de elektronische aanvraag van rijbewijzen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende afschaffing van het kennisgevingsvereiste alsmede andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en herstel van enkele technische gebreken.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende afschaffing van het kennisgevingsvereiste alsmede andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en herstel van enkele technische gebreken.Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2018, no.2018000884, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende afschaffing van het kennisgevingsvereiste alsmede andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en herstel van enkele technische gebreken, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de vaststelling van een tarief voor de bezichtiging van woningen onder begeleiding van de gerechtsdeurwaarder.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de vaststelling van een tarief voor de bezichtiging van woningen onder begeleiding van de gerechtsdeurwaarder.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2018, no.2018002012, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de vaststelling van een tarief voor de bezichtiging van woningen onder begeleiding van de gerechtsdeurwaarder, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van een bevoegdheid voor Onze Minister om een voorgedragen kwaliteitsstandaard niet in het openbaar register op te nemen (financiële toetsing voorgedragen kwaliteitsstandaarden).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van een bevoegdheid voor Onze Minister om een voorgedragen kwaliteitsstandaard niet in het openbaar register op te nemen (financiële toetsing voorgedragen kwaliteitsstandaarden).Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2018, no.2018001228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van een bevoegdheid voor Onze Minister om een voorgedragen kwaliteitsstandaard niet in het openbaar register op te nemen (financiële toetsing voorgedragen kwaliteitsstandaarden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met een andere berekeningswijze van het WW- en ZW-dagloon in het geval van een lager dagloon door ziekte in de referteperiode en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met een andere berekeningswijze van het WW- en ZW-dagloon in het geval van een lager dagloon door ziekte in de referteperiode en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2018, no.2018000617, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met een andere berekeningswijze van het WW- en ZW-dagloon in het geval van een lager dagloon door ziekte in de referteperiode en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van de richtlijn 2016/800/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PbEU L 132).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van de richtlijn 2016/800/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PbEU L 132).Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2018, no.2018001130, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van de richtlijn 2016/800/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PbEU L 132), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van nadere regels voor het vastleggen en bewaren van kentekengegevens op grond van artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering door de politie.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot vaststelling van nadere regels voor het vastleggen en bewaren van kentekengegevens op grond van artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering door de politie.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2018, no.2018001385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van nadere regels voor het vastleggen en bewaren van kentekengegevens op grond van artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering door de politie, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Havenbeveiligingswet en de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met een wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2109 en richtlijn 2010/65/EU.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Havenbeveiligingswet en de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met een wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2109 en richtlijn 2010/65/EU.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Havenbeveiligingswet en de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met een wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2109 en richtlijn 2010/65/EU, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de algemene verplichting tot overlegging van een verklaring omtrent gedrag bij een eerste benoeming tot rechterlijk ambtenaar.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de algemene verplichting tot overlegging van een verklaring omtrent gedrag bij een eerste benoeming tot rechterlijk ambtenaar.Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2018, no.2018001831, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de algemene verplichting tot overlegging van een verklaring omtrent gedrag bij een eerste benoeming tot rechterlijk ambtenaar, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2018, no.2018001439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet primair onderwijs BES in verband met herijking van de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet primair onderwijs BES in verband met herijking van de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2018, no.2018000968, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet primair onderwijs BES in verband met herijking van de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kadasterbesluit (afscherming persoonsgegevens).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kadasterbesluit (afscherming persoonsgegevens).Bij Kabinetsmissive van 25 september 2018, no.2018001668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het , met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee).Bij Kabinetsmissive van 26 april 2018, no.2018000793, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met de invoering van hybride ondernemerschap voor vreemdelingen die arbeid verrichten in het kader van overplaatsing binnen een onderneming, een verduidelijking van de voorwaarden voor werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme of Working Holiday Programme, een nul-quotum voor vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit, en enige technische wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met de invoering van hybride ondernemerschap voor vreemdelingen die arbeid verrichten in het kader van overplaatsing binnen een onderneming, een verduidelijking van de voorwaarden voor werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme of Working Holiday Programme, een nul-quotum voor vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit, en enige technische wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2018, no.2018001261, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met de invoering van hybride ondernemerschap voor vreemdelingen die arbeid verrichten in het kader van overplaatsing binnen een onderneming, een verduidelijking van de voorwaarden voor werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme of Working Holiday Programme, een nul-quotum voor vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit, en enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 houdende invoering van het verlaagd wettelijke collegegeld voor eerstejaars studenten in het hoger onderwijs en voor een tweede jaar voor studenten aan een lerarenopleiding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 houdende invoering van het verlaagd wettelijke collegegeld voor eerstejaars studenten in het hoger onderwijs en voor een tweede jaar voor studenten aan een lerarenopleiding, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2018, no.2018000809, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 houdende invoering van het verlaagd wettelijke collegegeld voor eerstejaars studenten in het hoger onderwijs en voor een tweede jaar voor studenten aan een lerarenopleiding, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit voorziet in verlaging van het wettelijk collegegeld voor bepaalde groepen studenten in het hoger onderwijs.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar adviseert tekst en toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen waar het de periode betreft waarin studenten aanspraak maken op het verlaagde collegegeld.1.Periode waarin studenten aanspraak maken op verlaagd wettelijk collegegeldDe halvering van het wettelijk collegegeld geldt voor alle studenten die vanaf het studiejaar 2018-2019 voor het eerst beginnen aan een bachelor- of associate-degreeopleiding in het bekostigd hoger onderwijs. (zie noot 1) Studenten die een masteropleiding volgen of het instellingscollegegeld moeten betalen, komen niet in aanmerking voor halvering van het collegegeld in het eerste studiejaar.Voorts ontvangen studenten die een lerarenopleiding volgen - in de toelichting gespecificeerd als de pabo-opleiding, academische of universitaire pabo en eerste- en tweedegraads lerarenopleiding, waaronder de kopopleiding wordt begrepen (zie noot 2) - in totaal maximaal twee jaar een halvering van het wettelijk collegegeld. (zie noot 3) Voorwaarde is ook hier dat het een bekostigde opleiding betreft.De aanspraak op het verlaagd wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten geldt gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de datum van eerste inschrijving. Studenten aan een lerarenopleiding kunnen vervolgens twaalf maanden extra aanspraak maken op halvering van het wettelijk collegegeld. Beide perioden van twaalf maanden worden niet opgeschort door een onderbreking van de inschrijving. (zie noot 4)Artikel 2.4c, derde lid, van het ontwerpbesluit maakt voor eerstejaars studenten een uitzondering op deze regel: als een eerstejaars student zich in de bedoelde periode van twaalf maanden uitschrijft en weer opnieuw inschrijft, maakt hij of zij - hoewel een onderbreking van de inschrijving heeft plaatsgevonden - het resterende aantal maanden nog aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld. Een student die zich per september inschrijft voor een opleiding die hem of haar niet blijkt te bevallen, zich vervolgens per november uitschrijft en in februari aan een andere opleiding begint, maakt dus gedurende in totaal negen maanden aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld.De toelichting bij het ontwerpbesluit vermeldt dat deze uitzondering ook geldt voor studenten die aanspraak maken op een extra jaar verlaagd wettelijk collegegeld omdat zij een lerarenopleiding volgen. De Afdeling wijst erop dat een dergelijke uitzondering echter niet in artikel 2.4d van het ontwerpbesluit is opgenomen, terwijl een onderbreking van de inschrijving in de tweede periode van twaalf maanden met zich lijkt te brengen dat het eerste lid van dat artikel - anders dan het tweede lid voorschrijft - voor de tweede maal van toepassing wordt, en daarmee de aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld voor de resterende maanden vervalt.De Afdeling adviseert daarom de tekst van het ontwerpbesluit en de toelichting daarbij op dit punt met elkaar in overeenstemming te brengen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het afschaffen van de fusietoets in het funderend onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het afschaffen van de fusietoets in het funderend onderwijs.Bij Kabinetsmissive van 18 oktober 2018, no.2018001870, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het afschaffen van de fusietoets in het funderend onderwijs, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor de staandehouding, overbrenging en ophouding met het oog op inbewaringstelling van Dublinclaimanten en vreemdelingen aan wie tijdens een verblijfsprocedure rechtmatig verblijf wordt toegekend.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor de staandehouding, overbrenging en ophouding met het oog op inbewaringstelling van Dublinclaimanten en vreemdelingen aan wie tijdens een verblijfsprocedure rechtmatig verblijf wordt toegekend.Bij Kabinetsmissive van 16 augustus 2018, no.2018001400, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor de staandehouding, overbrenging en ophouding met het oog op inbewaringstelling van Dublinclaimanten en vreemdelingen aan wie tijdens een verblijfsprocedure rechtmatig verblijf wordt toegekend, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met normering van de Westelijke kanaaldijk Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal tussen Amsterdam en Nieuwegein, de Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal s-Hertogenbosch Drongelen en de kanaaldijk Kreekrakpolder en overdracht van voorhavendijken.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met normering van de Westelijke kanaaldijk Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal tussen Amsterdam en Nieuwegein, de Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal s-Hertogenbosch Drongelen en de kanaaldijk Kreekrakpolder en overdracht van voorhavendijken.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2018, no.2018000591, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met normering van de Westelijke kanaaldijk Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal tussen Amsterdam en Nieuwegein, de Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal s-Hertogenbosch Drongelen en de kanaaldijk Kreekrakpolder en overdracht van voorhavendijken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende redactionele en beperkte beleidswijzigingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Warenwetbesluit machines.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende redactionele en beperkte beleidswijzigingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Warenwetbesluit machines.Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2018, no.2018001875, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende redactionele en beperkte beleidswijzigingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Warenwetbesluit machines, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168).

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168).Bij Kabinetsmissive van 26 oktober 2018, no.2018001913, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168) (Wet implementatie prospectusverordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe graafwerkzaamheden in eigen grond.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe graafwerkzaamheden in eigen grond.Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2015, no.2015001045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe graafwerkzaamheden in eigen grond, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met de opheffing van de onderzoeksbeperking inzake openbare orde en enkele andere aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2019-02-01] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met de opheffing van de onderzoeksbeperking inzake openbare orde en enkele andere aanpassingen.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2018, no.2018000740, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met de opheffing van de onderzoeksbeperking inzake openbare orde en enkele andere aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet foetaal weefsel in verband met het mogelijk maken van het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet foetaal weefsel in verband met het mogelijk maken van het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2017, no.2017000234, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet foetaal weefsel in verband met het mogelijk maken van het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven, met memorie van toelichting.Met het wetsvoorstel wordt de huidige wettelijke belemmering om foetaal weefsel voor strafrechtelijke doeleinden te bewaren en gebruiken, opgeheven voor zover het ernstige zedenmisdrijven betreft. Het wetsvoorstel regelt voorts met het oog op die doeleinden dat het toestemmingsvereiste voor het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel voor strafrechtelijke doeleinden niet geldt als de vrouw jonger is dan zestien, wilsonbekwaam is of overleden is en vermoed wordt dat zij slachtoffer is van een ernstig zedenmisdrijf.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden.De Afdeling onderkent de noodzaak om de categorische wettelijke belemmering op te heffen voor het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel met het oog op de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven (zie noot 1). Het opheffen van deze belemmering spoort tevens met jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad waaruit blijkt dat uit de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden de positieve verplichting voortvloeit voor de staat om bij ernstige zedendelicten een gedegen, objectief, zo volledig mogelijk en zorgvuldig strafrechtelijk onderzoek te laten plaatsvinden. (zie noot 2) De Afdeling heeft voorts begrip voor het loslaten van het toestemmingsvereiste ten aanzien van bepaalde kwetsbare mogelijke slachtoffers van ernstige zedenmisdrijven (vrouwen jonger dan zestien jaar en wilsonbekwame vrouwen).De toelichting behoeft evenwel aanvulling in de zin van verduidelijking van de rol van de abortusarts en diens afwegingen bij het ten aanzien van vrouwen onder de zestien jaar nemen van de beslissing tot het zonder hun toestemming bewaren en ter beschikking stellen van foetaal weefsel. Tevens dient in dat verband ingegaan te worden op de voorziene praktijk van het bewaren van het weefsel en de dna-vaststelling. Bovendien dient afgewogen te worden in hoeverre de mogelijkheid dat zonder toestemming verkregen foetaal weefsel voor strafrechtelijke doeleinden gebruikt kan worden opweegt tegen het risico dat voor een riskante behandeling buiten de reguliere zorg gekozen wordt. Voorts dient in de toelichting te worden ingegaan op het waarborgen van de veiligheid van deze categorie vrouwen in die gevallen waarin gevreesd wordt voor mogelijke repercussies uit haar omgeving.1.WetsvoorstelAllereerst wordt met het wetsvoorstel de huidige wettelijke belemmering om foetaal weefsel voor strafrechtelijke doeleinden te gebruiken opgeheven (zie noot 3) voor zover het gaat om de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven. Het na een abortus ter beschikking gekomen foetaal weefsel kan behulpzaam zijn bij het opsporen en vervolgen van een verdachte. Het uit de foetus verkregen DNA-profiel kan door middel van DNA-verwantschapsonderzoek worden vergeleken met het DNA-profiel van de verdachte (bijvoorbeeld de (stief- of pleeg)vader van het slachtoffer of een hulpverlener onder wiens hoede het slachtoffer verkeert).Ten tweede wordt het toestemmingsregime (zie noot 4) ten aanzien van minderjarigen onder de zestien jaar en wilsonbekwamen gewijzigd voor wat betreft het bewaren en gebruiken ten behoeve van strafrechtelijke doeleinden. Als er een serieus vermoeden is dat een minderjarige onder de zestien jaar of een wilsonbekwame slachtoffer is van een ernstig zedenmisdrijf, dan kan zonder haar toestemming het foetaal weefsel worden bewaard en gebruikt voor de opsporing van vervolging van het zedenmisdrijf. (zie noot 5) Met het laten vervallen van het toestemmingsvereiste heeft het wetsvoorstel in het bijzonder het oog op die gevallen waarin de vrouw zich vanwege een afhankelijkheidspositie als gevolg van psychische druk of dreiging van geweld niet vrij voelt om haar toestemming te geven. Daarnaast gaat het om de situatie waarin de persoon die naast of namens de vrouw toestemming moet geven, geen belang heeft om die toestemming te geven, omdat deze zelf voorwerp van strafrechtelijk onderzoek is of kan worden. In vorengenoemde gevallen kan het aangewezen zijn foetaal weefsel te kunnen gebruiken, aldus de toelichting. (zie noot 6) In die gevallen kan (niet: moet) de arts besluiten om zijn medisch beroepsgeheim te doorbreken en het weefsel zonder toestemming van de vrouw voor strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te stellen.Met de mogelijkheid van het gebruik van foetaal weefsel voor strafrechtelijke doeleinden wordt beoogd het algemeen belang van de waarheidsvinding in het kader van opsporing en bestraffing van ernstige zedenmisdrijven, alsmede de individuele belangen van de slachtoffers, te dienen. Wat betreft het achterwege laten van het toestemmingsvereiste met betrekking tot de vorengenoemde categorie vrouwen beoogt het wetsvoorstel deze kwetsbare groep te beschermen tegen het voortduren van seksueel misbruik, alsmede te beschermen tegen mogelijke repercussies door of vanwege de persoon die ervan wordt verdacht de vrouw te hebben misbruikt. De toelichting gaat daarbij uit van de vooronderstelling dat het de vrouw, gegeven de voorgestelde regeling, naderhand door haar omgeving - waaronder degene die van misbruik wordt verdacht - niet kan worden verweten dat zij heeft meegewerkt aan het bevestigen van de verdenking die op die persoon rust. (zie noot 7)2.Loslaten toestemmingsvereisteHet voorstel maakt het mogelijk om foetaal weefsel te gebruiken ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven. Daarbij speelt de abortusarts een belangrijke rol. Blijkens de toelichting kan hij worden benaderd door het Openbaar Ministerie (OM) met het verzoek om foetaal weefsel dat hij bewaart af te staan omdat het OM een naaste van de vrouw verdenkt van een zedenmisdrijf. Maar ook kan hij zelf de opvatting hebben dat de vrouw (jonger dan zestien jaar of wilsonbekwaam) mogelijk slachtoffer is van een zedenmisdrijf, het foetaal weefsel zonder haar toestemming bewaren en - met doorbreking van zijn medisch beroepsgeheim - contact opnemen met het OM. Die opvatting kan hij bijvoorbeeld krijgen doordat de vrouw die een abortus wenst te ondergaan, nog heel jong is en de ouders zich vreemd gedragen of doordat de vrouw van slag is, aldus de toelichting. (zie noot 8)a.Rol abortusartsWat betreft het tweede geval, namelijk dat de abortusarts zelf de opvatting kan hebben dat de vrouw onder de zestien jaar of de wilsonbekwame vrouw mogelijk slachtoffer is van een ernstig zedendelict, merkt de Afdeling het volgende op. Gelet op de cruciale rol die de abortusarts in dit soort gevallen heeft, is de weergave in de toelichting van de afweging die de arts in een dergelijke situatie moet maken te summier. Weliswaar wordt in de toelichting benadrukt dat het voorstel geen wijziging brengt in de wettelijke regeling van het medisch beroepsgeheim en de jurisprudentie ter zake. Uit de toelichting blijkt echter niet voldoende hoe de voorgestelde mogelijkheid voor de abortusarts om het foetaal weefsel met het oog op mogelijke opsporing en vervolging van zedenmisdrijven, zonder toestemming van betrokkene te bewaren en ter beschikking te stellen, toepassing zou dienen te vinden. Met name rijst de vraag naar de te hanteren maatstaven. Wat betreft het ter beschikking stellen van foetaal weefsel aan het OM neemt de Afdeling aan dat dit slechts dient te geschieden als de arts, geconfronteerd met een conflict van plichten, van oordeel is dat hij zijn beroepsgeheim dient te doorbreken. (zie noot 9) Niet helder is evenwel wat de maatstaf dient te zijn bij het voorshands bewaren van foetaal weefsel: alsdan is het beroepsgeheim immers nog niet in het geding, maar wordt wel gehandeld met voorbijgaan van het toestemmingsvereiste. Geldt hier een minder strenge maatstaf (de arts vermoedt dat er een zedenmisdrijf is gepleegd), of geldt als aanvullende eis dat bewaren door de arts met het oog op opsporing en vervolging slechts toegestaan is als dit noodzakelijk is om (toekomstige) ernstige schade voor de jonge vrouw of anderen (bijvoorbeeld zusjes) af te wenden? Vloeit uit het bewaren niet al voort dat de arts gehouden is om politie en/of justitie te waarschuwen? (zie noot 10) Het komt de Afdeling voor dat de te maken afwegingen lastig zijn. In de toelichting zou de rol van de abortusarts en de afwegingen die hij bij de invulling van die rol heeft te maken nader verduidelijkt dienen te worden. Deze duidelijkheid is noodzakelijk ten behoeve van de beoordeling van de gevolgen van de voorgestelde regeling, en ten behoeve van het bieden van zekerheid aan de arts, mede met het oog op de vraag of hij vervolgens door het overdragen van het foetaal weefsel aan zijn beroepsgeheim voorbij mag gaan. (zie noot 11) Mocht het thans niet mogelijk zijn die verduidelijking te geven, dan dient ingegaan te worden op de vraag in hoeverre dat als consequentie kan hebben dat de abortusarts te allen tijde zal afzien van het bewaren van foetaal weefsel voor strafrechtelijke doeleinden.De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen en, indien geen verduidelijking van de rol van de abortusarts kan worden verkregen, in te gaan op de mogelijke consequentie dat deze nimmer zal overgaan tot bewaren van foetaal weefsel met het oog op strafrechtelijke doeleinden. In het geval die consequentie te verwachten is, adviseert de Afdeling het wetsvoorstel, voor zover dat het toestemmingsvereiste voor vrouwen jonger dan 16 jaar laat vervallen, nader te bezien. b.Risico vermijden reguliere medische hulpDaarnaast zal ook ingegaan moeten worden op het risico, dat de mogelijkheid dat de arts zonder toestemming van de jonge vrouw foetaal weefsel afstaat voor opsporing en vervolging een aantasting van de vertrouwensband met de arts zou kunnen meebrengen. Een gevolg daarvan kan zijn dat zij afziet van het vragen van reguliere medische hulp en kiest voor een riskantere behandeling, (zie noot 12) een keuze mede ingegeven kan zijn door vrees voor of dwang uit haar omgeving.De Afdeling adviseert om de mogelijkheid om zonder toestemming van de vrouw jonger dan zestien jaar foetaal weefsel voor strafrechtelijke doeleinden te bewaren en te gebruiken, mede bezien in het licht van het gestelde onder a., af te wegen tegen het risico dat deze vrouwen eerder voor een andere (uit)weg zullen kiezen.3.Praktijk bewaren weefsel en vaststellen dnaIn het verlengde van het voorgaande punt merkt de Afdeling nog het volgende op. Nadat de abortusarts heeft besloten het foetaal weefsel te bewaren, komt dat weefsel blijkens de toelichting op enig moment voorhanden bij het DNA-laboratorium van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). (zie noot 13) Uit de toelichting wordt niet duidelijk hoe het bewaren en ter beschikking stellen van het weefsel in zijn werk zal gaan. Zo is niet duidelijk wanneer en hoe lang de arts het weefsel bewaart, binnen welke termijn hij het weefsel ter beschikking stelt aan het NFI en hoe lang het NFI het weefsel bewaart. Voor een goed begrip van de effecten van de voorgestelde regeling dient de toelichting hierover meer duidelijkheid te geven. (zie noot 14)De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande de toelichting aan te vullen.4.Waarborgen veiligheidDe toelichting stelt, dat door het loslaten van het toestemmingsvereiste bij vrouwen onder de zestien jaar en wilsonbekwamen dezen beschermd worden tegen mogelijke repercussies van de persoon die ervan wordt verdacht haar te hebben misbruikt. Door het bewaren en gebruiken van het foetaal weefsel in die gevallen niet te laten afhangen van de toestemming van de vrouw, ervaart zij minder druk van de positie waarin zij verkeert. Degene die van het misbruik van de vrouw wordt verdacht kan haar naderhand niet verwijten dat zij heeft meegewerkt aan het bevestigen van de verdenking die op hem rust, aldus de toelichting. (zie noot 15)De toelichting lijkt ervan uit te gaan dat door het loslaten van het toestemmingsvereiste ten aanzien van de vorengenoemde categorie vrouwen voor het bewaren en gebruiken van foetaal weefstel, het gevaar voor repercussies is geweken. De Afdeling merkt echter op dat niet is uitgesloten dat er in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld incest of verkrachting) toch gevaar voor repercussies kan bestaan uitgaande van de verdachte of anderen in de omgeving van de vrouw als bekend wordt dat het OM een strafrechtelijk onderzoek is gestart. Dit is onder meer denkbaar in situaties waarin de directe omgeving van de vrouw - niet alleen degene die haar heeft misbruikt maar bijvoorbeeld ook familieleden - geen boodschap heeft aan het feit dat zij niet zou hebben meegewerkt aan het bevestigen van de verdenking van de mogelijke dader. In dergelijke situaties dient de vrouw, die zich toch al in een kwetsbare positie bevindt, tegen haar omgeving te worden beschermd.De toelichting gaat in het geheel niet in op de vraag hoe de veiligheid van deze vrouwen gewaarborgd kan worden en welke maatregelen daartoe genomen kunnen worden.De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan.5.Artikelen 151da en 195g Wetboek van StrafvorderingIn het wetsvoorstel worden de artikelen 151da en 195g Wetboek van Strafvordering (Sv) gewijzigd teneinde deze artikelen te laten aansluiten op de voorgestelde wijziging van de Wet foetaal weefsel. De genoemde artikelen van Sv bevatten een opsomming van celmateriaal dat mag worden gebruikt voor de vaststelling van verwantschap. Daarbij wordt specifiek verwezen naar een aantal wetten: het gaat om celmateriaal dat op grond van Sv, de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is afgenomen. Volgens de toelichting moet deze opsomming worden uitgebreid, zodat ook materiaal dat is verkregen op grond van de Wet foetaal weefsel mag worden gebruikt voor het vaststellen van verwantschap. (zie noot 16) De voorgestelde wettekst zelf is echter breder geformuleerd en spreekt van "celmateriaal dat ingevolge dit wetboek of een andere wet is afgenomen ()". Niet wordt gemotiveerd waarom voor deze brede formulering is gekozen.De Afdeling adviseert om de wettekst te laten aansluiten bij de beoogde strekking daarvan en bij de toelichting. Daartoe adviseert de Afdeling om in plaats van "een andere wet" de specifieke wetten - waaraan toegevoegd "celmateriaal dat ingevolge de Wet foetaal weefsel is verkregen" - te blijven noemen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ten aanzien van de bestrijding van maritieme ongevallen, met inbegrip van wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten, ter uitvoering van het op 18 mei 2007 tot stand gekomen Verdrag van Nairobi inzake het opruimen van wrakken (Wet bestrijding maritieme ongevallen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ten aanzien van de bestrijding van maritieme ongevallen, met inbegrip van wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten, ter uitvoering van het op 18 mei 2007 tot stand gekomen Verdrag van Nairobi inzake het opruimen van wrakken (Wet bestrijding maritieme ongevallen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2014, no.2014000640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ten aanzien van de bestrijding van maritieme ongevallen, met inbegrip van wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten, ter uitvoering van het op 18 mei 2007 tot stand gekomen Verdrag van Nairobi inzake het opruimen van wrakken (Wet bestrijding maritieme ongevallen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels omtrent het niet in betekenende mate bijdragen, bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent het niet in betekenende mate bijdragen, bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2007, no. 07.000920, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent het niet in betekenende mate bijdragen, bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht.Bij Kabinetsmissive van 6 december 2012, no.12.002943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en andere wetten in verband met wijziging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en andere wetten in verband met wijziging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2011, no.11.001318, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en andere wetten in verband met wijziging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor een pilot ter bevordering van de participatie van personen met een arbeidsbeperking met behulp van loondispensatie (Tijdelijke wet pilot loondispensatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor een pilot ter bevordering van de participatie van personen met een arbeidsbeperking met behulp van loondispensatie (Tijdelijke wet pilot loondispensatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 september 2009, no.09.002476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor een pilot ter bevordering van de participatie van personen met een arbeidsbeperking met behulp van loondispensatie (Tijdelijke wet pilot loondispensatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten (Besluit Wfsv), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten (Besluit Wfsv), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Huisvestingsbesluit (bescherming van woningzoekenden in opvanghuizen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Huisvestingsbesluit (bescherming van woningzoekenden in opvanghuizen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 30 juni 1999, houdende bepaling van de gehalten waarop wordt gewaarborgd overeenkomstig het Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken (Stb. 1999, 289) (aanpassen gehalten edelmetalen aan het Verdrag).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 30 juni 1999, houdende bepaling van de gehalten waarop wordt gewaarborgd overeenkomstig het Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken (Stb. 1999, 289) (aanpassen gehalten edelmetalen aan het Verdrag).Bij Kabinetsmissive van 11 november 2015, no.2015001974, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 30 juni 1999, houdende bepaling van de gehalten waarop wordt gewaarborgd overeenkomstig het Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken (Stb. 1999, 289) (aanpassen gehalten edelmetalen aan het Verdrag), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2004, no.04.002866, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met toelichting. Met deze tweede nota van wijziging (hierna: het wijzigingsvoorstel) op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol(zie noot 1) (hierna: het wetsvoorstel) worden in verband met de voorgenomen vervreemding van aandelen in NV Luchthaven Schiphol (hierna: NVLS) aanvullende bepalingen voorgesteld met betrekking tot de vaststelling van de tarieven en voorwaarden door de exploitant van de luchthaven Schiphol en het door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) daarop uit te oefenen sectorspecifieke mededingingstoezicht. Daarnaast wordt voorgesteld het toezicht op de exploitatie van de luchthaven aan te scherpen. Tenslotte zijn enkele technische aanpassingen in het wetsvoorstel aangebracht. De Raad van State acht de toelichting van wijzigingsvoorstel onvoldoende afgestemd op het achterliggende doel van (partiële) privatisering van NVLS door middel van een beursgang. Het college maakt opmerkingen over de voorgestelde aanvullende bepalingen met betrekking tot de vaststelling van de tarieven en voorwaarden, over de mate van sturing door rapportageverplichtingen van de exploitant aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, alsmede over de wenselijkheid van de koppeling waarbij NVLS zelf de exploitant is van de luchthaven Schiphol ook na haar beursgang. Hij is van oordeel dat de tweede nota van wijziging in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Doelstelling van het wijzigingsvoorstel Aanleiding voor het wijzigingsvoorstel is de voorgenomen vervreemding van een minderheidsaandeel in Schiphol(zie noot 2). Blijkens de notitie behorende bij de brief van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Financiën aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 juli 2004(zie noot 3) (hierna: de notitie) wordt bij dit voornemen gedacht aan vervreemding van aandelen NVLS door middel van een beursgang, waarbij de Staat meerderheidsaandeelhouder blijft. De notitie geeft voor deze plannen de beweegredenen (paragraaf 4). Tevens schetst de notitie de publieke belangen die met de luchthaven Schiphol zijn gemoeid (paragraaf 5) en hoe deze dienen te worden geborgd (paragraaf 6). Tegelijkertijd heeft de Staatssecretaris aan de Raad voor Verkeer en Waterstaat verzocht in het verlengde van een eerdere adviesaanvraag van 30 maart 2004 een second opinion (hierna: de second opinion) uit te brengen over de voorgenomen vervreemding van aandelen NVLS, waarbij speciale aandacht werd gevraagd voor de borging van de luchthaven als mainport en bescherming tegen ongewenste participaties van derden in NVLS. Het wijzigingsvoorstel beoogt erin te voorzien dat de onderscheiden publieke belangen voldoende zijn gewaarborgd, de continuïteit van de luchthaven niet in gevaar komt en misbruik van de economische machtspositie van de luchthaven ten opzichte van luchtvaartmaatschappijen wordt voorkomen (toelichting, onder algemeen, tweede alinea). In de toelichting bij het wijzigingsvoorstel, zoals deze in ontwerp aan de Raad is voorgelegd, komt de inhoud van de notitie slechts terloops en de strekking van de second opinion in het geheel niet aan de orde. Het college acht dit een ernstig gemis omdat daardoor geen afgewogen beeld wordt gegeven van de voor- en nadelen van privatisering van NVLS door middel van een beursgang en onvoldoende inzicht wordt geboden teneinde weloverwogen te kunnen beoordelen of het wijzigingsvoorstel toereikend is voor de borging van de onderscheiden publieke belangen die bij exploitatie van de Luchthaven Schiphol door NVLS als vergunninghoudster in het geding zijn. In deze leemte dient alsnog te worden voorzien. Daarbij dient, gegeven het Kabinetsvoornemen tot vervreemding van niet meer dan een minderheidsaandeel, aparte aandacht te worden gegeven aan de vraag of bij (behoud van) een meerderheidsdeelneming van de Staat in NVLS de publieke belangen bij de Luchthaven Schiphol daadwerkelijk voldoende kunnen worden beschermd. Bovendien is ongewis welke de financiële gevolgen zijn van deze lange termijn beleidskeuze, die in feite neerkomt op een ongelimiteerde verplichting om mee te financieren teneinde de positie van de staat als meerderheidsaandeelhouder in stand te houden bij verdere expansie van NVLS. Vooralsnog kan de Raad onvoldoende beoordelen of het wijzigingsvoorstel, waar het gaat om deze waarborgen, voldoende is toegesneden op de situatie die ontstaat wanneer tot vervreemding van een substantieel minderheidsbelang in NVLS wordt overgegaan. Dit is temeer van belang voor zover de ervaringen met de privatisering van NVLS als precedent kunnen worden gehanteerd en een rol zullen spelen bij andere privatiseringen. Het college acht het noodzakelijk het wijzigingsvoorstel alsnog van een toereikende toelichting te voorzien. 2. Tarieven en voorwaarden Het wetsvoorstel heeft betrekking op de dienstverlening van de exploitant van de luchthaven ten behoeve van het gebruik van de luchthaven Schiphol, de zogeheten luchtvaartactiviteiten. Het gaat daarbij, zoals de toelichting op de voorgelegde nota van wijziging, onder Algemeen, aangeeft, om activiteiten ten behoeve van het opstijgen, landen en parkeren van luchtvaartuigen, afhandeling van passagiers en beveiliging van passagiers en hun bagage. Deze dienstverlening van de exploitant van de luchthaven houdt in het bijzonder verband met het ter beschikking stellen van de infrastructuur op de luchthaven aan de gebruikers, de luchtvaartmaatschappijen en (rechts)personen die vluchten uitvoeren maar geen luchtvaartmaatschappij zijn. Met het oog op het voorkomen van misbruik van een eventuele economische machtspositie zal toezicht worden gehouden door de NMa op de vastgestelde tarieven en voorwaarden. Volgens het wetsvoorstel stelt de exploitant van de luchthaven ten minste eenmaal per jaar de tarieven en voorwaarden vast voor het gebruik van de luchthaven door gebruikers (artikel 8.25d, eerste lid). De tarieven en voorwaarden dienen redelijk en non-discriminatoir te zijn (artikel 8.25d, tweede lid). Voorafgaand aan de vaststelling moet de exploitant de gebruikers raadplegen; bij de definitieve vaststelling moet hij rekening houden met de door de gebruikers ingebrachte zienswijzen en zijn overwegingen daaromtrent motiveren (artikel 8.25 e, eerste, tweede en derde lid). Op aanvraag van een gebruiker stelt de directeur-generaal van de NMa vast of de tarieven en voorwaarden voldoen aan de in de wet gestelde regels (artikel 8.25f). In het wijzigingsvoorstel wordt deze regeling verfijnd. De activiteiten waarop de tarieven betrekking hebben worden uitgebreid (artikel 8.25d, eerste lid). Voorts wordt geregeld hoe (structurele) beveiligingskosten en bijdragen uit andere activiteiten in de tarieven mogen doorwerken (artikel 8.25d, vijfde, zesde, zevende en achtste lid). Omtrent de activiteiten zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld. Dat geldt ook voor de andere genoemde onderwerpen (artikel 8.25d, twaalfde lid). Ingevolge het gewijzigde artikel 8.25e, eerste lid in samenhang met het vierde lid, dient de exploitant in het overleg met de gebruikers over de tarieven deze toe te lichten met een economische onderbouwing en met gegevens over het kwaliteitsniveau van de aangeboden diensten aan de hand van indicatoren. De regeling van het toerekeningsysteem voor de kosten en opbrengsten (artikel 8.25g) en die van een in te voeren rapportageplicht over het kwaliteitsniveau van de geleverde diensten, met de daarbij aan de directeur-generaal van de NMa toegekende centrale rol (artikel 8.25ga) zijn hierop gericht. Het wetsvoorstel en de daaraan gekoppelde regelgeving houden aldus een vergaande bemoeienis in met de bedrijfsvoering van de exploitant. De Raad acht de rechtvaardiging daarvoor in de voorgenomen beursgang onvoldoende. Niet valt in te zien waarom de daarmee gepaard gaande wijziging in het aandeelhoudersschap noodzakelijkerwijs deze consequentie moet hebben. Bij een naamloze vennootschap die zich de exploitatie van een grote internationale luchthaven ten doel stelt, is de vaststelling van tarieven en voorwaarden geen zaak die ter beslissing aan de aandeelhouders staat. De Raad merkt in dit verband voorts op dat de economische machtspositie van Schiphol gerelativeerd moet worden, zoals ook valt af te leiden uit de notitie waarin de bewindspersonen opmerken dat door een aantal recente ontwikkelingen de machtspositie van Schiphol ten opzichte van de luchtvaartmaatschappijen afneemt.(zie noot 4) Niet uit het oog mag worden verloren dat de tarieven en voorwaarden worden vastgesteld na onderhandelingen tussen de exploitant en de gebruikers, dat wil zeggen tussen commerciële marktpartijen. Een dergelijke gedetailleerde regeling van de tariefstelling houdt bovendien het risico in van inflexibiliteit en daarmee van een verslechtering van de concurrentiepositie van NVLS ten opzichte van andere, buitenlandse en regionale, luchthavens die aan minder regels zijn onderworpen. De Raad acht de in de toelichting aangevoerde redenen voor de voorgestelde, in haar uitwerking zeer gedetailleerde regelgeving ter vaststelling van tarieven en voorwaarden, en voor het daarop toegesneden sectorspecifieke toezicht onvoldoende klemmend. Hij adviseert de tweede nota van wijziging op dit onderdeel te heroverwegen. De Raad zal op de uitwerking van de regeling van deze onderwerpen ingaan nadat het desbetreffende ontwerpbesluit aan hem ter advisering zal zijn voorgelegd. 3. Toezicht op de continuïteit van de luchthaven De Minister van Verkeer en Waterstaat houdt toezicht op de exploitatie van de luchthaven Schiphol waarvoor een vergunning op grond van de Wet luchtvaart is verleend (exploitatievergunning). Dit toezicht heeft tot doel te voorkomen dat door wanbeheer de continuïteit van de luchthaven in gevaar zou worden gebracht (artikel 8.25b van het wetsvoorstel). In het wetsvoorstel is in artikel 8.29a bepaald dat de exploitant van de luchthaven elke drie jaar, of zoveel eerder als de Minister van Verkeer en Waterstaat nodig oordeelt, aan hem verslag uitbrengt over de exploitatie van de luchthaven. Het verslag moet ten minste een beschrijving bevatten van de voorzieningen die door de exploitant getroffen zijn voor een goede afwikkeling van het luchthavenverkeer en het daarmee samenhangende personen- en goederenvervoer. Verder moet het verslag een overzicht bevatten van alle daartoe relevante gegevens en een beschrijving van de doelmatigheid en doeltreffendheid van die voorzieningen. Ingevolge het tweede lid van artikel 8.29a worden nadere regels omtrent de verslaglegging gegeven bij ministeriële regeling. In het wijzigingsvoorstel wordt deze delegatie gewijzigd in de opdracht tot het stellen van nadere regels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Uit de toelichting op deze wijziging van artikel 8.29a kan worden opgemaakt welke nadere gegevens in de rapportage dienen te worden opgenomen. Volgens de toelichting zal uit het verslag moeten blijken welke plannen de exploitant heeft met betrekking tot investeringen op middellange en langere termijn ten behoeve van de luchthavenvoorzieningen, op welke verkeers- en vervoersprognoses die plannen zijn gebaseerd en wat de beoogde effecten zijn van die investeringen. De informatieverplichting met betrekking tot de ontwikkeling van infrastructuur en de capaciteit van de essentiële luchthavenvoorzieningen zal volgens de toelichting voortbouwen op de indicatoren en de informatie- en consultatieverplichtingen die de exploitant heeft ten opzichte van de gebruikers van de luchthaven in het kader van de jaarlijkse vaststelling van de tarieven en voorwaarden, die op grond van het gewijzigde artikel 8.25e, vierde lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zullen worden vastgesteld. Naar het oordeel van de Raad wordt niet duidelijk gemaakt waarom een delegatiebepaling met een zo vergaande strekking nodig is en of andere bronnen, zoals de gewone jaarverslaggeving door de exploitant, niet al voldoende aanwijzingen zullen bevatten voor de beoordeling of er sprake is van een (dreigend) wanbeheer. Ook in de toelichting(zie noot 5) wordt gewezen op andere bronnen met behulp waarvan kan worden nagegaan of de exploitant zijn verplichtingen in het kader van de exploitatievergunning nakomt. De Raad mist in de toelichting een toereikende afweging van de beoogde omvang en inhoud van de verplichte verslaggeving en het onmiddellijke doel van het toezicht. De intensiteit van dat toezicht moet in samenhang worden gezien met het in de notitie geformuleerde publieke belang bij de voorgenomen beursgang van de NVLS, namelijk de versterking van de borging van de publieke belangen in termen van kwaliteit van regelgeving en overheidstoezicht als gevolg van de ontvlechting van de rollen van regelgever, toezichthouder en aandeelhouder(zie noot 6). Naar de mening van de Raad moet worden voorkomen dat het effect van die ontvlechting (voor een deel) teniet wordt gedaan door regels die in te sterke mate de bedrijfsvoering van de NVLS als exploitant van luchthaven Schiphol beïnvloeden. De beoogde mate van regulering staat op gespannen voet met het door het kabinet zelf gekozen uitgangspunt van Schiphol als bedrijf, inhoudende dat de Staat zich niet moet mengen in de bedrijfsvoering van de exploitant(zie noot 7). Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad de wijziging van artikel 8.29a, tweede lid, en in elk geval de toepassing die de regering daarbij voor ogen staat, nader te bezien. Hij zal nader op de uitwerking die aan artikel 8.29a zal worden gegeven ingaan, nadat het desbetreffende ontwerpbesluit aan hem ter advisering zal zijn voorgelegd. 4. NVLS en exploitatievergunning luchthaven Schiphol Het wetsvoorstel definieert de exploitant van de luchthaven in artikel 8.1, onderdeel f, als de N.V. Luchthaven Schiphol, of, indien dit een ander is, de houder van de luchthavenexploitatievergunning. In de toelichting bij het wijzigingsvoorstel wordt uitgegaan van voortzetting bij privatisering van de situatie dat NVLS ook zelf exploitant van de luchthaven Schiphol is. Dat uitgangspunt zal moeten worden bezien in het licht van de toekomstperspectieven voor en ambities van NVLS. Naar het oordeel van de Raad ligt het met het oog op de in de notitie geschetste publieke belangen welke gemoeid zijn met de exploitatie van de luchthaven in de rede dat nader wordt bezien of de koppeling NVLS annex exploitant wenselijk is. Daarbij speelt enerzijds een rol de wenselijkheid de exploitatie van de luchthaven niet onnodig te belasten met mogelijke negatieve financiële en andere zakelijke repercussies van activiteiten van NVLS die met de exploitatie van Schiphol zelf niet rechtstreeks van doen hebben, zoals de deelneming in of exploitatie van buitenlandse luchthavens, en anderzijds de behoefte om de exploitant bij de exploitatie zo nodig bij de uitoefening van eerder in dit advies aangeduide vormen van Nederlands toezicht door aanwijzingen of anderszins te kunnen sturen zonder dat dit per definitie weerslag behoeft te hebben op de vennootschapsrechtelijke gang van zaken bij NVLS. In het bijzonder het instrument van (dreiging met) intrekking van de vergunning als ultimum remedium in de gevallen waarop artikel 8.25 b van het wetsvoorstel ziet (bij wanbeheer en als gevolg van nationaal ruimtelijk beleid) valt moeilijk te verenigen met een internationaal opererende onderneming die ter beurze is genoteerd. Veeleer ligt het in de rede dat aan een daartoe op te richten dochtermaatschappij van NVLS de exploitatievergunning wordt verleend. Bij handhaving van de koppeling verdient het aanbeveling nader te bezien of de belangen van de continuïteit van de luchthaven Schiphol en van het nationale ruimtelijk beleid, alsook de andere (Nederlandse) publieke belangen voldoende kunnen worden veiliggesteld aan de hand van het wettelijke criterium wanbeheer van de luchthaven Schiphol. Voorts wijst de Raad erop dat bij toepassing van artikel 8.25 b, tweede lid, het algemeen belang als correctiemechanisme op een aanvraag van NVLS om de vergunning in te trekken in andere proporties komt te staan bij een (partieel) geprivatiseerde, internationaal opererende onderneming. Tot slot signaleert het college dat er niet zonder meer van kan worden uitgegaan, dat overwegingen die met de exploitatie van Schiphol verband houden binnen het kader van de vennootschappelijke verhoudingen bij NVLS als ter beurze genoteerde naamloze vennootschap in de praktijk tot doeltreffend gebruik van rechten toekomend aan de Staat als aandeelhouder van NVLS zullen kunnen leiden. De Raad is er bijvoorbeeld geenszins van overtuigd dat de Staat als meerderheidsaandeelhouder rechtens een zodanige zeggenschap binnen een geprivatiseerd NVLS zal kunnen uitoefenen dat bestuur en raad van commissarissen met de specifieke wensen van de Staat betreffende Nederlandse belangen rekening zal moeten of kunnen houden. De Raad geeft in overweging de wettelijke koppeling van NVLS als exploitant van de luchthaven Schiphol alsnog bij wijzigingsvoorstel te betrekken en nader te bezien of de artikelen 8.1, eerste lid onderdeel f, en 8.25 b, eerste en tweede lid, ongewijzigd kunnen blijven. De Raad van State geeft U in overweging het wijzigingsvoorstel niet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Huursubsidiewet (vervallen van het vervolgaanvraagformulier voor bepaalde huurders).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Huursubsidiewet (vervallen van het vervolgaanvraagformulier voor bepaalde huurders).Bij Kabinetsmissive van 5 april 2000, no.00.002035, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Huursubsidiewet (vervallen van het vervolgaanvraagformulier voor bepaalde huurders). Het wetsvoorstel strekt er in de eerste plaats toe de mogelijkheid te openen dat in de toekomst huurders om in aanmerking te komen voor huursubsidie alleen voor het eerste jaar een aanvraag voor huursubsidie moeten indienen en dat voor de volgende jaren hun huursubsidie automatisch wordt gecontinueerd. Zij ontvangen dan van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een huursubsidiebericht, waarop gegevens omtrent hun bewonerssituatie, de huurprijs, alsmede het inkomen en vermogen staan vermeld en de op basis van die gegevens berekende huursubsidie is aangegeven. De huurder heeft vervolgens de mogelijkheid de eventuele onjuistheid van deze gegevens kenbaar te maken, waarna de minister definitief beslist. Het is de bedoeling dat dit systeem voor alle huurders zal gaan gelden in zoverre zij geen nieuwe huurder zijn. Het nieuwe systeem zal in fasen worden ingevoerd. Daartoe dient de Huursubsidiewet (HSW) het mogelijk te maken de opzet van de gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van deze wet te wijzigen. De belangrijkste wijziging houdt in dat het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de voor het toekennen van huursubsidie noodzakelijke gegevens niet langer van de huurders betrekt, maar van de zogenaamde "primaire bronnen" (Belastingdienst, verhuurders en gemeenten). De Raad van State kan zich met de hoofdlijnen van dit onderdeel van het wetsvoorstel verenigen en heeft alleen ten aanzien van bepaalde voorgestelde bepalingen enkele opmerkingen. Voorts voorziet het wetsvoorstel in een zogenoemd aanvullend prestatienormeringsinstrument. Dit instrument is gericht op een beheerste gemiddelde stijging van de rekenhuur van de huursubsidieontvangers door de verhuurder bij woningen met een rekenhuur boven f.1.107,--. Stijgt de rekenhuur van huursubsidieontvangers in dit segment gemiddeld met meer dan de inflatie dan is de verhuurder een bijdrage verschuldigd gelijk aan het bedrag dat de rekenhuur meer is gestegen dan de gemiddelde stijging met de inflatie vermenigvuldigd met het aantal betrokken woningen. De Raad heeft tegen dit onderdeel van het wetsvoorstel bezwaren die hierna verder zullen worden uitgewerkt. Het vervallen van het vervolgaanvraagformulier 1. Aan artikel 1 wordt een nieuw onderdeel toegevoegd waarin een definitie is gegeven van het huursubsidiebericht. In de memorie van toelichting(zie noot 1) wordt opgemerkt dat het huursubsidiebericht niet de status van een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht heeft, niet op enig rechtsgevolg is gericht en dus niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. Het dient, aldus de toelichting, slechts ter nadere kennisgeving aan de desbetreffende huurder, zodat deze op de hoogte is van een aantal voor de berekening van de huursubsidie relevante gegevens. Voorts wordt in het bericht op basis van deze gegevens het berekende (voorlopige) bedrag aan huursubsidie vermeld. Verder is voorzien in een mogelijkheid dat de huurder aan de minister kenbaar maakt dat naar zijn mening de in het huursubsidiebericht vermelde gegevens niet juist zijn en andere gegevens kan overleggen waarop de minister na een daartoe ingesteld onderzoek de huursubsidie definitief vaststelt. Naar de mening van de Raad kan niet met stelligheid worden gesteld dat het huursubsidiebeleid niet als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. De Raad adviseert daarom expliciet in de wet op te nemen dat bezwaar en beroep tegen het subsidiebericht is uitgesloten, teneinde mogelijke onduidelijkheid op dit punt te voorkomen. 2a. De mogelijkheid tot het automatisch continueren van huursubsidie voor alle huurders zal in fasen worden ingevoerd. In artikel 30a, eerste lid, zijn daarom alleen genoemd de huurders die over het subsidietijdvak dat loopt tot en met 30 juni 2000 een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend, waarop uiterlijk 24 maart 2000 is beschikt. Artikel 30a, eerste lid, is toegesneden op deze categorie van huurders en de HSW zal een volgend jaar daarom opnieuw moeten worden aangepast voor andere groepen van huurders. De Raad geeft in overweging de bepalingen voor deze andere groepen van huurders reeds nu in de wet op te nemen en deze dan fasegewijs in werking te laten treden. Voorts ware in de toelichting de keuze voor de datum van 24 maart 2000 nader toe te lichten. b. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel met ingang van 1 juli 2000 in werking treedt. Om die reden is in artikel 30a uitgegaan van de hiervoor onder a genoemde categorie van huurders. In artikel II van het wetsvoorstel is voorts bepaald dat indien de zending van de huursubsidieberichten of de verstrekking van de gegevens plaatsvindt vóór de inwerkingtreding van deze wet, die zending of gegevensverstrekking aangemerkt wordt als te hebben plaatsgevonden ingevolge artikel 30a, eerste lid. In de toelichting wordt daaromtrent opgemerkt dat dit aldus is geregeld om te voorkomen dat bij een inwerkingtreding van het wetsvoorstel na de verzending van de huursubsidieberichten, welke krachtens artikel 30a, eerste lid, uiterlijk op 1 juli van elk jaar moet geschieden en na de desbetreffende gegevensuitwisseling, welke in ieder geval op 15 juni van elk jaar moet zijn afgerond, deze niet rechtsgeldig zouden hebben plaatsgevonden. Naar de mening van de Raad dient, mede gelet op de benodigde duur van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, betwijfeld te worden of de genoemde data van 1 juli en 15 juni haalbaar zijn. Dit betekent dat het wetsvoorstel waarschijnlijk terugwerkende kracht zal moeten hebben. In de toelichting ware op de mogelijke consequenties van artikel II in te gaan. De Raad geeft bovendien in overweging de invoering enige tijd uit te stellen. 3. In artikel 30b worden de organen genoemd waarmee gegevensuitwisseling plaats zal vinden. In de toelichting ware aan te geven of deze gegevensuitwisseling kostenloos zal geschieden. Voorts is niet duidelijk op welke wijze de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de beschikking krijgt over de gegevens omtrent de onderverhuur. Ingevolge artikel 5, vierde lid, HSW wordt bij de berekening van de rekenhuur rekening gehouden met onderverhuur van de woning. De Raad adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen. 4. In artikel 30c is bepaald dat indien voor 15 juni van enig jaar blijkt dat de in artikel 30b, eerste lid, bedoelde gegevens niet door de desbetreffende organen kunnen worden verstrekt, de minister aan de huurder een vervolgaanvraagformulier toezendt. De artikelen 22a en 28 tot en met 30 zijn in dat geval van toepassing. Nu het vervolgaanvraagformulier door de minister en niet, zoals in artikel 28, eerste lid, tweede volzin, is bepaald, door het college van burgemeester en wethouders wordt toegezonden, rijst de vraag of de minister dan wel het college van burgemeester en wethouders de vervolgaanvraag verder afhandelt. In de wet dient daaromtrent duidelijkheid te worden verschaft. De Raad adviseert artikel 30c aan te passen. 5. In de memorie van toelichting(zie noot 2) wordt opgemerkt dat de voorgestelde wijziging van de HSW per 1 juli 2000 mede is ingegeven door een taakstelling uit het regeerakkoord, die uitgaat van een ombuiging oplopend tot 50 miljoen gulden op jaarbasis. Berekend zou zijn dat er als gevolg van een verdere stroomlijning en modernisering van de uitvoering van de HSW besparingen bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de verhuurders en de gemeenten mogelijk zijn. Volgens de Raad worden de te verwachten besparingen aldus wel erg globaal weergegeven en dient in de memorie van toelichting een nadere specificatie van de te verwachten besparingen te worden opgenomen. 6. De prestatienormering Het wetsvoorstel voorziet in een instrument gericht op een beheerste gemiddelde stijging van de rekenhuur van huursubsidieontvangers bij woningen met een rekenhuur boven f.1.107,--. Stijgt de rekenhuur in dit segment gemiddeld met meer dan de inflatie dan is de verhuurder een bijdrage verschuldigd. Deze bijdrage is gelijk aan het bedrag dat de rekenhuur meer is gestegen dan de gemiddelde stijging met de inflatie vermenigvuldigd met het aantal betrokken woningen. De bijdrage wordt, als de landelijke norm wordt overschreden, slechts geïnd, indien de verhuurder op de eerste dag van het betrokken subsidiejaar minimaal 10 woningen in dit segment beheerde ten aanzien waarvan huursubsidie werd toegekend. In de memorie van toelichting(zie noot 3) wordt opgemerkt dat bij de vormgeving van dit aanvullende prestatienormeringsinstrument rekening is gehouden met de kritiek die de Raad heeft geleverd op de vormgeving van dit instrument in zijn advies op het bij Kabinetsmissive van 29 december 1998, no.98.006302, bij de Raad ter overweging aanhangig gemaakte voorstel van wet tot wijziging van de Huursubsidiewet.(zie noot 4) Naar aanleiding van deze kritiek is terzake geen wijziging van de HSW in dat wetsvoorstel opgenomen. In de memorie van toelichting wordt benadrukt dat een belangrijk verschil tussen het nu voorgestelde instrument en het indertijd aan de Raad voorgelegde instrument is, dat niet meer per woning wordt beoordeeld of een heffing kan worden opgelegd, maar per verhuurder. Daarmee staat het de verhuurder vrij om binnen de grenzen van de Huurprijzenwet woonruimte voor iedere individuele woning een huurverhoging te bepalen. Naar aanleiding van de opmerkingen die de Raad in zijn advies maakte over de bijzondere eisen die het voorgestelde instrument stelde aan de handhaving is, in het bijzonder met betrekking tot de eisen die zouden moeten worden gesteld aan de niet-bedrijfsmatige verhuurder, volgens de memorie van toelichting op dit punt in het voorliggende wetsvoorstel aan die opmerkingen tegemoetgekomen door uit te gaan van een gemiddelde stijging van de rekenhuur en een ondergrens te hanteren van minimaal 10 woningen met een rekenhuur boven de f.1.107,--. Evenals bij de uitgavennorm kan de ontwikkeling van de gemiddelde stijging van de rekenhuur worden afgeleid uit de administratie van de huursubsidiegegevens, aldus de toelichting. Naar de mening van de Raad is het principiële bezwaar dat hij in zijn advies tegen het aanvankelijk voorgestelde systeem heeft aangevoerd door het nieuwe systeem niet weggenomen. Dit onderdeel van het wetsvoorstel geeft de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. Naar het oordeel van de Raad kan de door de verhuurder aan het Rijk te betalen bijdrage, bedoeld in artikel 44a, eerste lid, niet anders gezien worden dan als een heffing. Het feit dat in het voorgestelde systeem niet meer per woning maar per verhuurder wordt beoordeeld of een heffing is verschuldigd verandert daar niets aan. De heffing treft alle verhuurders die 10 of meer woningen met een rekenhuur boven de f.1.107,-- verhuren en niet alleen verhuurders die betrokken zijn bij het in de toelichting genoemde convenant van 7 oktober 1998. Voorts heeft de heffing betrekking op huurverhogingen die als zodanig volledig in overeenstemming met de geldende regeling zijn en wordt zij alleen geheven omdat de huren in rekening worden gebracht aan huurders die een huursubsidie ontvangen. Ook onder het thans voorgestelde (gewijzigde) systeem is de heffing willekeurig. Naar de mening van de Raad gelden daartegen dezelfde bezwaren als verwoord in zijn advies van 23 februari 1999. b. Nu blijkens de toelichting binnen de grenzen van de Huurprijzenwet woonruimte de verhuurder voor iedere individuele woning zelf de huurverhoging kan bepalen mits de rekenhuur in het segment rond de maximale huurgrens gemiddeld met niet meer dan de inflatie stijgt, kan er sprake zijn van een verschillende huur voor dezelfde soort woningen van dezelfde verhuurder en ten aanzien waarvan alle betrokken huurders recht op huursubsidie hebben. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan dat voor dezelfde soort woningen een verschillende huur zal gaan gelden al naar gelang de huurder huursubsidie ontvangt of niet. c. Nu de heffing niet van toepassing is op verhuurders die minder dan 10 woningen als bedoeld in artikel 42, derde lid, beheren, blijft een deel van de verhuurders buiten schot zonder dat daar een objectief te rechtvaardigen reden voor is. De huurders van deze woningen kunnen door een sterke huurverhoging hun recht op huursubsidie verliezen. Een overeenkomstig bezwaar geldt ten aanzien van artikel 44a, derde lid, aanhef en onder a. Daarin wordt bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur andere gevallen dan die, bedoeld in het tweede lid, worden aangewezen waarin, in afwijking van het eerste lid, geen of een lagere financiële bijdrage verschuldigd is. Niet duidelijk is op welke gevallen deze bepaling doelt. De Raad adviseert dit onderdeel van het wetsvoorstel te heroverwegen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Georgië inzake internationaal vervoer over de weg; Tbilisi, 31 oktober 2002 (Trb.2002, 214), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Georgië inzake internationaal vervoer over de weg; Tbilisi, 31 oktober 2002 (Trb.2002, 214), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de financiering bij uitvoering van socialezekerheidswetten door intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en inzake voorschotverstrekking op grond van de Wet werk en bijstand, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de financiering bij uitvoering van socialezekerheidswetten door intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en inzake voorschotverstrekking op grond van de Wet werk en bijstand, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van de middelen a-PVP, acetylfentanyl, 4-FA en plaatsing op lijst II van het middel fenazepam.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van de middelen a-PVP, acetylfentanyl, 4-FA en plaatsing op lijst II van het middel fenazepam.Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2017, no.2017000244, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van de middelen a-PVP, acetylfentanyl, 4-FA en plaatsing op lijst II van het middel fenazepam, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met het arrest De Groot van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (C-385/00) en in verband met enkele overige technische aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met het arrest De Groot van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (C-385/00) en in verband met enkele overige technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2010, no.10.003260, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit slotallocatie in verband met het tegengaan van slotmisbruik.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit slotallocatie in verband met het tegengaan van slotmisbruik.Bij Kabinetsmissive van 13 mei 2005, no.05.001798, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit slotallocatie in verband met het tegengaan van slotmisbruik. Het ontwerpbesluit strekt tot uivoering van Verordening (EG) nr.793/2004 van het Europese Parlement en de Raad van 21 april 2004 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr.95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van "slots"(zie noot 1) op communautaire luchhavens (hierna te noemen: wijzigingsverordening).(zie noot 2) Ter uitvoering van de wijzigingsverordening bevat het ontwerpbesluit naast enkele technische aanpassingen een aanscherping van de verbodsbepaling inzake het gebruik van de slots. De in de wijzigingsverordening opgedragen regeling van de aansprakelijkheid van de slotcoördinator zal bij wet worden geregeld. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over een aantal uitvoeringsaspecten, waaronder de keuze van het handhavingsinstrumentarium, de regeling van de aansprakelijkheid van de slotcoördinator en de inwerkingtreding. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Uitvoering handhavingsverplichting van de verordening Ingevolge artikel 14, vijfde lid, van de gewijzigde verordening(zie noot 3) dienen de lidstaten zorg te dragen voor doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties of gelijkwaardige maatregelen waarmee kan worden opgetreden tegen herhaaldelijk en opzettelijk uitvoeren van luchtdiensten op tijden die wezenlijk verschillen van de toegewezen slots of tegen gebruik van slots op wezenlijk andere wijze dan was aangegeven ten tijde van de toewijzing van de slots, waardoor de luchthavenexploitatie of het luchtverkeer wordt geschaad. Ter uitvoering van deze bepaling wordt aan het Besluit slotallocatie een verbodsbepaling toegevoegd (artikel 7). In de nota van toelichting wordt medegedeeld dat dit verbod bestuursrechtelijk kan worden gehandhaafd door middel van toepassing van bestuursdwang. Daarbij wordt erop gewezen dat bestuursdwang, zoals vastgelegd in artikel 72 van de Luchtvaartwet, alleen zal kunnen worden gebruikt indien sprake is van herhaaldelijk en opzettelijk slotmisbruik of wezenlijk ander gebruik van slots dan bedoeld ten tijde van de toewijzing. In beide gevallen moet tevens zijn voldaan aan de voorwaarde dat daardoor de luchthavenexploitatie of het luchtverkeer wordt geschaad. Concreet wordt daarbij gedacht aan de mogelijkheid van het toepassen van preventieve bestuursdwang, namelijk het aan de grond houden van een vliegtuig als blijkt dat het wil opstijgen in strijd met het verbod van artikel 7. Voorts wordt gewezen op de mogelijkheid van het opleggen van een last onder dwangsom, welke bevoegdheid in artikel 5:32 Awb is gekoppeld aan de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang. Uit deze beschouwingen zou kunnen worden opgemaakt dat de bestuursrechtelijke handhaving zal bestaan uit de aanpak van incidenten. De vraag rijst of daarmee wordt voldaan aan het vereiste in artikel 14, vijfde lid, van de gewijzigde verordening dat op een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende wijze wordt gereageerd op herhaaldelijk en opzettelijk slotmisbruik of ander gebruik van slots. Bovendien vraagt de Raad zich af of het preventief aan de grond houden van een vliegtuig niet een zodanig ingrijpend karakter heeft dat deze maatregel slechts in een beperkt aantal gevallen zal worden toegepast. Met het oog op volledig uitvoering van de handhavingopdracht in de gewijzigde verordening geeft de Raad in overweging in de Luchtvaartwet te voorzien in de mogelijkheid van het opleggen van een bestuurlijke boete of in een aanvulling van de strafrechtelijke sanctiemogelijkheden. De mogelijke sancties zullen in voldoende mate doeltreffend en afschrikwekkend moeten zijn om herhaaldelijk en opzettelijk slotmisbruik tegen te gaan. 2. Aansprakelijkheid slotcoördinator Artikel 11, tweede lid, van de gewijzigde verordening houdt de opdacht aan de lidstaten in om de aansprakelijkheid van de slotcoördinator te beperken.(zie noot 4) In de nota van toelichting wordt medegedeeld dat dat onderdeel bij wet zal worden geregeld. Een wetsvoorstel van die strekking heeft de Raad nog niet bereikt. Aangezien de wijzigingsverordening inmiddels in werking is getreden en deze bepaling ingevolge artikel 2 van die verordening per 30 juli 2005 van toepassing zal zijn, adviseert de Raad terzake onverwijld te voorzien in de noodzakelijke wetgeving, mede gelet op de praktische gevolgen die langer uitblijven van de in de verordening bedoelde regeling van beperkte aansprakelijkheid van slotcoördinatoren zou kunnen hebben. 3. Bevoegdheid in plaats van verplichting In artikel 4, tweede lid (artikel I, onderdeel D) wordt bepaald dat, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 10, negende lid, van de verordening, de minister een vergadering van het desbetreffende coördinatiecomité kan beleggen. Deze facultatieve bevoegdheid verdraagt zich niet met het verplichte karakter van artikel 10, negende lid, van de verordening. Met het oog daarop zal artikel 4, tweede lid, moeten worden aangepast. 4. Andere uitvoeringsverplichtingen Het ontwerpbesluit geeft geen volledige uitvoering aan een aantal specifieke verplichtingen die de gewijzigde verordening de lidstaten oplegt. a. In artikel 5, eerste lid (nieuw) (artikel I, onderdeel E) is niet tevens overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de gewijzigde verordening bepaald dat de capaciteitsanalyse in de daar bedoelde gevallen in ieder geval wordt uitgevoerd binnen zes maanden nadat de in de subonderdelen (i) en (ii) van artikel 3, derde lid, bedoelde verzoeken zijn ingediend. Ook wordt niet geregeld dat die analyse overeenkomstig de wijze die is voorgeschreven in de slotalinea van artikel 3, derde lid, van de (gewijzigde) verordening moet plaatsvinden. b. In de wijziging van het tweede lid (nieuw) van artikel 5 (artikel I, onderdeel E, onder 3) is verzuimd te bepalen dat de coördinatieparameters overeenkomstig artikel 6, eerste lid, tweede alinea, van de (gewijzigde) verordening moeten worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit zal op deze punten moeten worden aangevuld. 5. Statische of dynamische verwijzing Het geldende Besluit slotallocatie verwijst in de definitiebepaling in artikel 1, aanhef en onder a, dynamisch naar de onderhavige EG-verordening nr. 95/93.(zie noot 5) Die verwijzing wordt nu vervangen door een statische, namelijk naar verordening nr.95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van "slots" op communautaire luchhavens (PbEG L14), zoals die laatstelijk door de wijzigingsverordening is gewijzigd. Gelet op de rechtstreekse werking van EG-verordeningen, en dus ook van wijzigingen daarvan, verdient het naar de mening van de Raad aanbeveling dat de dynamische verwijzing wordt gehandhaafd. In ieder geval zou de overgang naar een statische verwijzing motivering in de nota van toelichting behoeven. 6. Inwerkingtreding Ingevolge artikel 2 van de wijzigingsverordening is deze verordening in werking getreden drie maanden na bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gelet op de datum van het bedoelde publicatieblad, 30 april 2004, is de wijziging van de verordening op 30 juli 2004 in werking getreden. In artikel 2, tweede lid, wordt de toepassing van artikel 11, tweede lid (het regelen door de lidstaten van de aansprakelijkheid van de coördinatoren) en die van artikel 14, vijfde lid (de handhaving door de lidstaten van de bepalingen inzake het slotgebruik) evenwel uitgesteld tot 30 juli 2005. In de inwerkingtredingbepaling van het ontwerpbesluit is in artikel II, tweede lid, met de laatste uitzondering rekening gehouden door te bepalen dat artikel I, onderdeel F, met ingang van 30 juli 2005 in werking treedt. In de laatste volzin wordt echter ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat die datum niet wordt gehaald. Ten aanzien van de andere wijzigingen van het Besluit slotallocatie waarmee uitvoering wordt gegeven aan de wijzigingsverordening, staat inmiddels al vast dat zij te laat in werking zullen treden. De Raad beveelt aan in de toelichting in te gaan op de vraag welke praktische gevolgen een latere inwerkingtreding van het ontwerpbesluit dan die van de gewijzigde verordening op de onderscheiden onderdelen zal hebben. 7. Transponeringstabel In de nota van toelichting ontbreekt een transponeringstabel waaruit blijkt hoe de afzonderlijke bepalingen van de wijzigingsverordening zijn geïmplementeerd. Mede gelet op aanwijzing 344 van de Aanwijzingen voor de regelgeving adviseert de Raad hierin alsnog te voorzien. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het verhandelen van eieren (Landbouwkwaliteitsbesluit eieren).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het verhandelen van eieren (Landbouwkwaliteitsbesluit eieren).Bij Kabinetsmissive van 7 mei 2002, no.02.002022, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het verhandelen van eieren (Landbouwkwaliteitsbesluit eieren).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EG) nr. (...) van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van (....), betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (Havenbeveiligingswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EG) nr. (...) van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van (....), betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (Havenbeveiligingswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende sociaal-hygiënische eisen, waaraan inrichtingen ingevolge artikel 10 van de Drank- en Horecawet moeten voldoen (Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende sociaal-hygiënische eisen, waaraan inrichtingen ingevolge artikel 10 van de Drank- en Horecawet moeten voldoen (Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind; New York,25 mei 2000 (Trb. 2001, 63 en 130), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind; New York,25 mei 2000 (Trb. 2001, 63 en 130), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor experimenten in het kader van de Ziektewet (Tijdelijk besluit experimenten Ziektewet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor experimenten in het kader van de Ziektewet (Tijdelijk besluit experimenten Ziektewet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2014, no.2014001394, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor experimenten in het kader van de Ziektewet (Tijdelijk besluit experimenten Ziektewet), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit regelt bij wijze van experiment dat de re-integratie van zieke werknemers die geen werkgever (meer) hebben (hierna: vangnetters) plaatsvindt door de ex-werkgever in plaats van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen . Verder wordt het re-integratie-instrument no-riskpolis (zie noot 1) na reeds 52 weken ziekte mogelijk gemaakt.(zie noot 2) De experimenteerbepalingen zijn slechts van toepassing op een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) goedgekeurd project (hierna ook: experimenten). Blijkens de toelichting is het doel van het experiment het terugdringen van ziekteverzuim van vangnetters en het beperken van hun instroom in de Wet werken naar arbeidsvermogen (Wet WIA). (zie noot 3)De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de omschrijving van de experimenten, de evaluatiecriteria en de tijdelijkheid van het ontwerpbesluit. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Omschrijving experimentenDe in het ontwerpbesluit opgenomen experimenteerbepalingen zijn slechts van toepassing in het kader van de uitvoering van een door de Minister van SZW goedgekeurd project. (zie noot 4) Het ontwerpbesluit bepaalt echter niet wanneer de Minister van SZW een project goedkeurt. De toelichting stelt dat sprake is van een door de Minister van SZW goedgekeurd project indien is voldaan aan de voorwaarden van de Regeling cofinanciering sectorplannen. (zie noot 5)De Afdeling merkt op dat de Regeling cofinanciering sectorplannen niet bepaalt dat een sectorplan wordt goedgekeurd. Bedoelde regeling bepaalt dat subsidie kan worden verleend voor de cofinanciering van maatregelen in een sectorplan, als dat plan aan bepaalde eisen voldoet. De Afdeling adviseert in artikel 1 een door Onze Minister goedgekeurd sectorplan te definiëren als: een sectorplan waarvoor ten behoeve van de cofinanciering van de daarin opgenomen maatregelen subsidie op grond van de Regeling cofinanciering sectorplannen is verleend. 2. EvaluatieDe toelichting bij een experimenteerbesluit dient te vermelden hoe de evaluatie van het besluit plaatsvindt. (zie noot 6) De toelichting bij het ontwerpbesluit stelt dat de evaluatie van de experimenten zal plaatsvinden in het kader van de Regeling cofinanciering sectorplannen. Daarbij wordt echter niet vermeld aan de hand van welke criteria die evaluatie zal geschieden. Voor de vraag of na afloop van een experiment kan worden beoordeeld of het voldoet aan het geformuleerde doel ervan (zie noot 7) is het naar het oordeel van de Afdeling noodzakelijk dat de toelichting bij het ontwerpbesluit zelf de criteria daartoe noemt en dat niet naar de evaluatie van een ministeriële regeling wordt verwezen. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen met de criteria voor de evaluatie van ontwerpbesluit. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het laten vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het laten vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2006, no.06.004691, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het laten vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de invoering van het pensioenregister, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de invoering van het pensioenregister, met memorie van toelichting.Bij kabinetsmissive van 19 februari 2010, no.10.000434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de invoering van het pensioenregister, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels betreffende grensoverschrijdende verplaatsing en traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen (uitvoering verordeningen (EG) nrs. 1946/2003, 1829/2003 en 1830/2003), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels betreffende grensoverschrijdende verplaatsing en traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen (uitvoering verordeningen (EG) nrs. 1946/2003, 1829/2003 en 1830/2003), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2004, no.04.001811, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels betreffende grensoverschrijdende verplaatsing en traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen (uitvoering verordeningen (EG) nrs. 1946/2003, 1829/2003 en 1830/2003), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit bevat wijzigingen van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna: Besluit ggos Wms) in verband met uitvoering van drie Europese verordeningen. In verband daarmee worden bepalingen aangebracht ter uitvoering van in die verordeningen voorgeschreven implementatie van aanvullende bepalingen van een Europese richtlijn over de etikettering en traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde organismen (hierna: ggos) en over overgangsmaatregelen betreffende de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van ggos in producten waarvoor een risicobeoordeling tot een gunstig resultaat heeft geleid. Voorts wordt een bevoegde instantie aangewezen en bevatten de wijzigingen van het Besluit ggos Wms verbodsbepalingen met het oog op strafbaarstelling. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit maar maakt daarbij kanttekeningen met betrekking tot het ontbreken van een verbodsbepaling en de vermelding van bijlage IV van richtlijn 2001/18/EG. 1. In artikel I, onder C, tweede lid, van het ontwerpbesluit is een aantal verbodsbepalingen opgenomen. Deze betreffen verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 (PbEU L 268) betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en hangen samen met de wijziging van richtlijn 2001/18/EG. In de opsomming komt geen verbodsbepaling voor die is gebaseerd op artikel 5 van die verordening. Een dergelijke bepaling komt wel voor in het Besluit van 13 april 2004, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen in verband met verordeningen (EG) 1829/2003 en 1830/2003. Uit de bij het ontwerpbesluit behorende nota van toelichting wordt ook niet duidelijk waarom de uitwerking van artikel 5 van de verordening tot de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt gerekend en niet eveneens tot die van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In verband hiermee adviseert de Raad van State in de toelichting op artikel I, onder C, tweede lid, uiteen te zetten waarom artikel 5 van de verordening niet is opgenomen in die bepaling. 2. In artikel 7, onderdeel 1, van verordening nr. 1830/2003 wordt artikel 4, lid 6, van richtlijn 2001/18/EG geschrapt. Die richtlijnbepaling schrijft voor dat de lidstaten de nodige maatregelen treffen om de traceerbaarheid, overeenkomstig bijlage IV van die richtlijn, in alle stadia van het in de handel brengen van krachtens deel C toegelaten ggos te verzekeren. In de toelichting op artikel I, onder C, van het ontwerpbesluit wordt hierover opgemerkt dat het schrappen van de richtlijnbepaling niet heeft geleid tot aanpassing van dat ontwerpbesluit. Die opmerking wordt niet toegelicht. De evengenoemde richtlijnbepaling is geïmplementeerd in artikel 26, vierde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen en in artikel 28, eerste lid, onder a en f, van het Besluit ggos Wms. Ingevolge die laatste bepalingen dient een aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen van producten waarin zich ggos bevinden, in ieder geval informatie alsmede een voorstel tot etikettering en verpakking overeenkomstig onder meer bijlage IV van richtlijn 2001/18/EG te bevatten. Als die bepaling wordt geschrapt, komen ook de voorschriften van bijlage IV voor zover die betrekking hebben op de traceerbaarheid van ggos te vervallen. In verband daarmee rijst de vraag of die bijlage nog vermeld kan blijven in artikel 28, eerste lid, onder a en f, van het eerdergenoemde besluit. Vermelding zou naar de mening van de Raad alleen nog gerechtvaardigd zijn indien de verwijzing naar bijlage IV ook geldt voor andere situaties dan de traceerbaarheid van ggos. Gezien het vorenstaande beveelt het college aan de in de toelichting gemaakte opmerking dat het schrappen van artikel 4, lid 6, van richtlijn 2001/18/EG niet heeft geleid tot aanpassing van dat ontwerpbesluit, te motiveren. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met de verstrekking van bijdragen aan zorgaanbieders die inkomsten derven ten gevolge van het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan bepaalde groepen vreemdelingen en van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten met het oog op verzekering van bepaalde groepen minderjarige vreemdelingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met de verstrekking van bijdragen aan zorgaanbieders die inkomsten derven ten gevolge van het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan bepaalde groepen vreemdelingen en van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten met het oog op verzekering van bepaalde groepen minderjarige vreemdelingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2007, no.07.002446, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met de verstrekking van bijdragen aan zorgaanbieders die inkomsten derven ten gevolge van het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan bepaalde groepen vreemdelingen en van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten met het oog op verzekering van bepaalde groepen minderjarige vreemdelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2003, no.03.002975, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Het ontwerpbesluit bevat wijzigingen van het Voertuigreglement (hierna: Vr) in verband met implementatie van richtlijn nr. 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad (PbEU L 124) (hierna: richtlijn 2002/24/EG). Die wijzigingen betreffen in het bijzonder de voor de goedkeuring van belang zijnde procedurele voorschriften en formulieren, alsmede ontheffingen voor restantvoorraden van voertuigen, onderdelen en technische eenheden waarin nieuwe technologieën zijn toegepast. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen met betrekking tot de verbodsbepalingen van de eerste twee leden van artikel 1a.3 Vr. 1. Het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 1a.3, derde lid, Vr maakt tot 1 september 2003 het te koop aanbieden, in voorraad hebben of afleveren van nieuwe bromfietsen, nieuwe technische eenheden of onderdelen van motorfietsen, driewielige motorvoertuigen of bromfietsen die niet overeenstemmen met een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van richtlijn 92/61/EEG of 2002/24/EG maar ten aanzien waarvan wel een nationale typegoedkeuring is verleend, mogelijk. Dit betreft een uitzondering op het in het eerste en tweede lid van artikel 1a.3, derde lid, Vr opgenomen verkoopverbod. In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit wordt hierover opgemerkt dat die uitzondering eigenlijk tot 17 juni 2003 mogelijk was, doch dat die datum niet kan worden opgenomen omdat het ontwerpbesluit als gevolg van de te late implementatie van richtlijn 2002/24/EG pas op een daarna vallende datum kan worden gepubliceerd.(zie noot 1) De datum van 17 juni 2003 is afgeleid uit artikel 8 van richtlijn nr. 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEU L 226). Ingevolge artikel 20, eerste lid, van richtlijn 2002/24/EG zijn de lidstaten verplicht om uiterlijk 9 mei 2003 aan de richtlijn te voldoen. Dat betekent dat op die datum het EG-typegoedkeuringssysteem had moeten zijn ingevoerd. Met het oog op het voorafgaande beveelt de Raad aan de verbodsbepalingen van de eerste twee leden van artikel 1a.3 Vr met terugwerkende kracht tot 9 mei 2003 in werking te doen treden. 2. In de toelichting wordt nergens vermeld of het overschrijden van de in de toelichting op artikel 1a.3, derde lid, Vr genoemde uit de richtlijn voortkomende datum van 17 juni 2003 gevolgen heeft en zo ja, wat die dan kunnen zijn. In verband hiermee beveelt het college aan in de toelichting in te gaan op de gevolgen van de overschrijding. 3. Een eventuele inwerkingtreding voor 1 september 2003 doet de vraag rijzen of de branche van de in artikel 1a.3, derde lid, Vr bedoelde voertuigen en technische eenheden of onderdelen daarvan voldoende gelegenheid heeft om in te spelen op de nieuwe en aanvullende certificeringseisen die vanaf die datum zullen worden toegepast. In de toelichting wordt hieraan geen aandacht besteed. In verband hiermee adviseert de Raad de toelichting op dit punt aan te vullen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140) en de uitvoering van verordening (EU) nr. ... van de Commissie van ... inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L ... ) en verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 270) (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140) en de uitvoering van verordening (EU) nr. ... van de Commissie van ... inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L ... ) en verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 270) (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2010, no.10.003255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140) en de uitvoering van verordening (EU) nr. ... van de Commissie van ... inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L ... ) en verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 270) (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de berekening van de specifieke uitkering aan gemeenten voor de bestrijding van onderwijsachterstanden en de criteria voor toekenning van een dergelijke specifieke uitkering (Besluit bekostiging gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002-2006).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de berekening van de specifieke uitkering aan gemeenten voor de bestrijding van onderwijsachterstanden en de criteria voor toekenning van een dergelijke specifieke uitkering (Besluit bekostiging gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002-2006).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met de aanpassing van de aspirantenmaatregelen uit het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met de aanpassing van de aspirantenmaatregelen uit het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2008, no.08.003359, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (planschadevergoedingsovereenkomsten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (planschadevergoedingsovereenkomsten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Besluit beginselen geïntegreerde gewasbescherming), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Besluit beginselen geïntegreerde gewasbescherming), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2003, no. 03.005323, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gedaan in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Besluit beginselen geïntegreerde gewasbescherming), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit bevat een opsomming van beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding, en van op die beginselen gebaseerde voorschriften. Telers worden verplicht een gewasbeschermingsplan op te stellen, waarin zij aangeven hoe zij die beginselen en voorschriften zullen uitvoeren. Van de beginselen kan gemotiveerd worden afgeweken; afwijkingen moeten worden opgetekend in een gewasbeschermingslogboek.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt enkele opmerkingen over de gevolgen van de te late implementatie, de wenselijkheid van een uniforme opzet van het gewasbeschermingsplan, de mogelijkheid om van het plan af te wijken, de verhouding tot de omschrijving van geïntegreerde bestrijding in de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Bmw 1962) en de bezwaren die zijn geuit door organisaties die betrokken waren bij de totstandkoming van het Afsprakenkader Gewasbescherming. Het college meent dat in verband hiermee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. ImplementatietermijnHet ontwerpbesluit dient mede ter implementatie van de tweede volzin van artikel 3, derde lid, van richtlijn 91/414/EEG.(zie noot 1) De implementatietermijn van deze richtlijn eindigde op 18 augustus 1993; voor wat het bedoelde gedeelte van artikel 3 betreft is deze datum ruimschoots overschreden. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de eventuele gevolgen hiervan.2. Uniforme opzet van het gewasbeschermingsplanArtikel 2, eerste lid, van het ontwerpbesluit schrijft voor dat de teler die gewasbeschermingsmiddelen voorhanden of in voorraad heeft, gebruikt of laat gebruiken beschikt over een gewasbeschermingsplan en een gewasbeschermingslogboek. Het besluit geeft geen expliciete vormvoorschriften; artikel 3 bepaalt slechts dat het plan en het logboek op toegankelijke wijze moeten zijn opgesteld.Het tweede en derde lid van artikel 2, in combinatie met de bijlagen bij het ontwerpbesluit, schrijven vrij gedetailleerd voor welke informatie in het plan en het logboek moet worden opgenomen. Hoewel het hier in beginsel om inhoudelijke eisen gaat, brengt de formulering van deze bepaling mee dat in het plan een bepaalde indeling zal moeten worden gevolgd. Zo blijkt uit het tweede lid van artikel 2 dat gegevens moeten worden verstrekt per teelt, dat onderscheid moet worden gemaakt tussen behandeling van uitgangsmateriaal, het telen zelf en behandeling van geoogst plantgoed, en dat voor elk van de in bijlage I genoemde beginselen en de in bijlage II opgesomde voorschriften moet worden vermeld hoe er in de verschillende stadia invulling aan zal worden gegeven. Feitelijk is daarmee de structuur van het gewasbeschermingsplan al dwingend voorgeschreven.Overtreding van de bepalingen van het ontwerpbesluit levert een economisch delict op, en handhaving zal (mede) langs strafrechtelijke weg plaatsvinden. Gelet hierop en met het oog op de rechtszekerheid is de Raad van mening dat de normstelling geen onnodige onduidelijkheden zou moeten bevatten.Nu in feite voor het plan een bepaalde uniforme opzet wordt voorgeschreven is het volgens de Raad wenselijk dat deze ook expliciet in, of op basis van, het besluit wordt vastgelegd. Een uniforme opzet (bijvoorbeeld in de vorm van een standaardformulier) komt, naar het college meent, ook de toegankelijkheid van de stukken ten goede, zowel voor gebruikers als voor met handhaving belaste ambtenaren. Dit hoeft naar de mening van de Raad niet te leiden tot hogere administratieve lasten, maar kan, integendeel, juist een verlaging van de administratieve en handhavingslasten tot gevolg hebben.De Raad adviseert het besluit in bovenvermelde zin aan te passen.3. Mogelijkheid tot afwijking van het planArtikel 2, eerste lid, bepaalt kort gezegd dat de teler in het gewasbeschermingsplan aangeeft hoe hij aan de beginselen en voorschriften uit respectievelijk de Bijlagen I en II uitvoering zal geven. Voor de voorschriften (Bijlage II) bepaalt artikel 4 met zoveel woorden dat de teler daaraan moet voldoen. Met betrekking tot de beginselen (Bijlage I) wordt slechts bepaald dat, indien wordt afgeweken van hetgeen over de invulling daarvan in het beschermingsplan is vermeld, dat gemotiveerd moet worden aangetekend in het logboek. De nota van toelichting vermeldt echter dat het mogelijk moet zijn dat een teler afwijkt van het beschermingsplan indien handelen overeenkomstig het plan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.(zie noot 2) Dit suggereert een sterkere binding aan het plan dan voortvloeit uit artikel 2 van het ontwerpbesluit.Mede gelet op het feit dat in de toelichting bij een regeling geen nadere voorschriften kunnen worden opgenomen (aanwijzing 214 Aanwijzingen voor de regelgeving) adviseert de Raad het besluit en de toelichting op dit punt op elkaar af te stemmen.4. Omschrijving geïntegreerde bestrijding in de Bmw 1962Volgens de omschrijving die de Bmw 1962 van geïntegreerde bestrijding geeft, dient daarbij het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen te worden beperkt tot het strikte minimum dat noodzakelijk is om populaties van organismen onder de niveaus te houden waarbij in economisch opzicht onaanvaardbare schade of verliezen optreden.(zie noot 3) In afwijking hiervan merkt de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit op dat bij de beoordeling van de vraag of het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is toegestaan (of er sprake is van een keus) een rol speelt of het gebruik van niet-chemische middelen bedrijfseconomisch verantwoord is.(zie noot 4) Deze formulering lijkt meer ruimte te geven voor de inzet van chemische middelen dan mogelijk is op grond van de omschrijving in de Bmw 1962. Zij valt daarnaast moeilijk te rijmen met de opmerking in de nota van toelichting dat het er bij geïntegreerde gewasbescherming om gaat dat alle overige niet-chemische maatregelen zijn benut alvorens wordt besloten tot het inzetten van chemische middelen.(zie noot 5)De Raad meent dat in het ontwerpbesluit dient te worden aangesloten bij de omschrijving van geïntegreerde bestrijding zoals opgenomen in de Bmw 1962. In verband daarmee adviseert hij in voorschrift 3a van Bijlage II te bepalen dat bij bestrijding van ziekten of plagen gebruik wordt gemaakt van niet-chemische bestrijding, tenzij bestrijding met chemische middelen noodzakelijk is om populaties van organismen onder de niveaus te houden waarbij in economisch opzicht onaanvaardbare schade of verliezen optreden. De Raad adviseert voorts een parallele wijziging aan te brengen in voorschrift 3b.5. Bezwaren betrokkenen bij AfsprakenkaderIn paragraaf 9.1 van de nota van toelichting wordt, naar aanleiding van door het Adviescollege toetsing administratieve lasten opgeworpen bezwaren, opgemerkt dat het gewasbeschermingsplan en het logboek voortvloeien uit het Afsprakenkader Gewasbescherming. Daaruit blijkt, aldus de toelichting, dat het bedrijfsleven de noodzaak van beide documenten onderkent. Elders in de toelichting (paragraaf 11) blijkt echter dat de Stichting Natuur en Milieu en LTO Nederland, beide betrokken bij het Afsprakenkader, bedenkingen hebben tegen het ontwerpbesluit in deze vorm. De aangehaalde bezwaren van LTO Nederland, onder meer met betrekking tot de administratieve lasten, lijken de conclusie dat het bedrijfsleven de noodzaak van een gewasbeschermingsplan en -logboek erkent niet te onderbouwen. Op de bezwaren van Stichting Natuur en Milieu en LTO Nederland wordt verder niet ingegaan.De Raad adviseert de beide genoemde passages in de nota van toelichting op elkaar af te stemmen, en alsnog aandacht te besteden aan de door LTO Nederland en de Stichting Natuur en Milieu ingebrachte bezwaren.6. Bestuurlijke HandhavingDe Raad adviseert te verduidelijken wat wordt bedoeld met de opmerking in paragraaf 10 van de nota van toelichting dat nadere invulling zal worden gegeven aan bestuurlijke handhaving van het onderhavige besluit.7. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2004, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2004, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijzigingen in de bekostiging van de universiteiten per 2006, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijzigingen in de bekostiging van de universiteiten per 2006, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid).Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2002, no.02.000163, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid). Deze (tweede) novelle strekt tot nadere wijziging van het wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid)(zie noot 1) nadat dat wetsvoorstel tot wet is verheven en die wet door de eerste novelle(zie noot 2), nadat die tot wet is verheven, is gewijzigd. Deze nadere wijziging vindt plaats in verband met vier uiteenlopende redenen, namelijk: (1) de wijziging in het ruimtelijk beleid; (2) de gewenste verbetering van de rechtspositie van vreemdelingen die vanwege problemen van relationele aard en geweld hun woonruimte hebben verlaten; (3) de noodzaak aanvullende bepalingen te stellen met betrekking tot het vaststellen van de grens van de koopprijs van woonruimte, tot welke bindingseisen kunnen worden gesteld of toewijzingscriteria kunnen worden gehanteerd en ten slotte; (4) in verband met wetstechnische verbeteringen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. In het voorgestelde artikel 1a (artikel I, onder B) wordt aan de minister de bevoegdheid gegeven om - voorzover het vereist is - in het belang van een juiste uitvoering en naleving van de wet nadere regels te geven omtrent de inhoud van de in de artikelen 1, 6, 13a tot en met 13c en 27 opgenomen begrippen. Het valt de Raad op dat deze bevoegdheid tot het geven van een ministeriële regeling ruim omschreven is, terwijl zij volgens de artikelsgewijze toelichting met de nodige beperkingen is omgeven. Zo wordt in de toelichting - voor alle duidelijkheid - opgemerkt dat voorzover het gaat om het begrip "ruimtelijke beperking" de nadere regels uitsluitend betrekking kunnen hebben op een op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door een bestuursorgaan van het Rijk of een provincie gestelde beperking van de mogelijkheid tot uitbreiding van de bebouwing met woonruimte en niet op andere ruimtelijke beperkingen. Naar aanleiding van de toelichting komt de Raad tot de conclusie dat deze bepaling te ruim is geredigeerd en dat concretisering van deze bepaling, mede met het oog op de aanwijzingen 25 en 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, noodzakelijk is. 2. Volgens de toelichting op het voorgestelde artikel 13a, eerste lid, (artikel I, onder G) is een regelmatige toetsing aan het schaarstecriterium vereist in geval van een langdurige periode waarin bindingseisen worden gesteld. Het voorbeeld wordt genoemd van een minimum van eenmaal per jaar. Vervolgens wordt opgemerkt dat omtrent de inhoud van deze toetsing bij ministeriële regeling op grond van (het voorgestelde) artikel 1a van de Huisvestingswet nadere regels worden gegeven. Nu artikel 1a ertoe strekt regels te stellen met betrekking tot zich meer incidenteel voordoende problemen op het terrein van de uitvoering en naleving komt het niet aangewezen voor op die bepaling ook de regelmatige toetsing van het schaarstecriterium te baseren. De Raad adviseert deze periodieke toetsing een zelfstandige plaats in de Huisvestingswet te geven. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van provinciale staten, de raad of het algemeen bestuur om kwijtschelding van provinciale en gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen te verlenen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van provinciale staten, de raad of het algemeen bestuur om kwijtschelding van provinciale en gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen te verlenen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2009, no.09.001541, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van provinciale staten, de raad of het algemeen bestuur om kwijtschelding van provinciale en gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen te verlenen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot wijziging van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten; Rome, 17 november 1997 (Trb.1998, 125), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot wijziging van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten; Rome, 17 november 1997 (Trb.1998, 125), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 januari 2000, no.00.000168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot wijziging van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten; Rome, 17 november 1997 (Trb.1998, 125), met toelichtende nota. Het Internationale verdrag voor de bescherming van planten (hierna: het verdrag) heeft tot doel te komen tot een gemeenschappelijk en doeltreffend optreden bij de bestrijding van plantenziekten en tot het voorkomen van het binnendringen en verspreiden van plantenziekten in landen. Thans wordt de tweede wijziging van het verdrag, zoals door de verdragspartijen aanvaard in november 1997, ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal voorgelegd. Uit het navolgende zal blijken waarom de Raad van State van oordeel is dat moet worden voorzien in een goedkeuringswetsvoorstel. 1. Met betrekking tot een wijziging van het verdrag geldt artikel XXI van het verdrag. In het vierde lid van dat artikel staat dat een wijziging, nadat deze is aanvaard door de Commissie(zie noot 1), in werking treedt op de dertigste dag na aanvaarding van de wijziging door tweederde meerderheid van de verdragspartijen. Uit het vierde lid, gelezen in samenhang met het vijfde lid van artikel XXI, kan worden opgemaakt dat de wijziging alsdan van kracht wordt voor alle verdragspartijen en niet slechts voor de verdragspartijen die de wijziging hebben aanvaard. Al eerder heeft de Raad een advies(zie noot 2) uitgebracht, erop neerkomend dat indien een verdrag een dergelijke verdragsbepaling bevat, dat verdrag niet ter stilzwijgende goedkeuring kan worden overgelegd. Het gaat bij het voorstel om een wijziging van een uit 1951 daterend verdrag, waarin van aanvang af een dergelijke bepaling is opgenomen.(zie noot 3) Dit verdrag, de bepaling in kwestie incluis, is indertijd wèl stilzwijgend goedgekeurd.(zie noot 4) Naar de huidige maatstaven had het verdrag evenwel uitdrukkelijk moeten worden goedgekeurd. Nu blijkens het Tractatenblad sprake is van een integrale herziening van het verdrag, inclusief de tweederde-bepaling, adviseert de Raad bij goedkeuringswet, met toepassing van artikel 7, aanhef, en onder a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, te bepalen dat verdragswijzigingen als vorenbedoeld, zoals deze zijn aanvaard door tweederde van de verdragspartijen, geen goedkeuring van de Staten-Generaal meer behoeven, tenzij de desbetreffende verdragswijziging afwijkt van de Grondwet of tot zodanige afwijking noodzaakt. 2. Een van de wijzigingen ziet op het opnemen van een nieuwe categorie ziekten, namelijk de gereguleerde niet-quarantaine ziekten, naast een aantal reeds bestaande categorieën van ziekten. Bij import kunnen, aldus de toelichting, voortaan ook terzake van de aanwezigheid van de nieuwe ziekten eisen worden gesteld aan uitgangsmateriaal, op voorwaarde dat het importerend land aan de producten afkomstig uit het eigen land deze eisen ook stelt, aldus de toelichtende nota. De Raad adviseert in de toelichtende nota alsnog aandacht aan de eventuele consequenties van deze wijziging voor Nederland te schenken. In het bijzonder dient duidelijk te worden of de wijziging voor Nederland aanpassing van de nationale regelgeving op dit gebied vergt. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde wijziging van het Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Mijnbouwbesluit in verband met bepalingen over retributies en afsplitsing van winningsvergunningen en enkele andere bepalingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Mijnbouwbesluit in verband met bepalingen over retributies en afsplitsing van winningsvergunningen en enkele andere bepalingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 september 2016, no.2016001565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Mijnbouwbesluit in verband met bepalingen over retributies en afsplitsing van winningsvergunningen en enkele andere bepalingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2009, no.09.001714, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met richtlijn nr. 2004/41/EG, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met richtlijn nr. 2004/41/EG, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 augustus 2005, no.05.003036, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met richtlijn nr. 2004/41/EG, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van enkele op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gebaseerde besluiten in verband met noodzakelijke aanpassingen wegens het vervallen van een aantal Europese richtlijnen bij richtlijn nr. 2004/41 en de inwerkingtreding van enkele Europese verordeningen.(zie noot 1) Voorts wordt het ontwerpbesluit Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding ingetrokken in verband met wijzigingen in de verantwoordelijkheidsverdeling op het gebied van voedselveiligheid tussen de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.De Raad van State maakt een opmerking over de in artikel III, onderdeel B, van het ontwerpbesluit voorgestelde toevoeging aan artikel 10, tweede lid, van het Besluit doden van dieren. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. Artikel 10, eerste lid, van het Besluit doden van dieren schrijft voor dat productiedieren die in een slachthuis worden geslacht, voor het slachten moeten worden bedwelmd overeenkomstig in bijlage C van richtlijn 93/119/EG gegeven voorschriften.(zie noot 2) In artikel 10, tweede lid, is bepaald dat enkele van de in het eerste lid bedoelde voorschriften bij elektrische bedwelming voorafgaand aan de slacht niet van toepassing zijn wanneer die dieren worden geslacht in slachthuizen met een beperkte capaciteit.(zie noot 3) Het gaat hierbij om slachthuizen die voldoen aan enkele bepalingen van twee andere richtlijnen, die in artikel 10, tweede lid, worden genoemd. Die richtlijnen worden evenwel bij artikel 2 van richtlijn nr. 2004/41/EG met ingang van 1 januari 2006 vervallen verklaard. Dit houdt verband met de inwerkingtreding van de Europese verordening 853/2004 op die datum.(zie noot 4) Die verordening, overigens naast twee andere(zie noot 5), treedt op grond van artikel 4, eerste lid, van richtlijn nr. 2004/41/EG in de plaats van de vervallen richtlijnen en kent voor alle slachthuizen, met of zonder beperkte capaciteit, hetzelfde regime.(zie noot 6) Van de in artikel 4, tweede en derde lid, van de richtlijn bedoelde uitzonderingen op het eerste lid, op grond waarvan bepaalde bepalingen van de ingetrokken richtlijnen vooralsnog van kracht blijven, lijkt geen sprake te zijn. De in artikel III, onderdeel B, van het ontwerpbesluit voorgestelde toevoeging aan artikel 10, tweede lid, van het Besluit doden van dieren brengt met zich dat de vorenbedoelde bepalingen van de op 1 januari 2006 vervallen Europese richtlijnen voor slachthuizen met beperkte capaciteit toch van toepassing worden verklaard. Volgens de toelichting is die aanvulling van het tweede lid nodig ter continuering van de in het derde lid van artikel 5 van richtlijn nr. 93/119/EG opgenomen uitzondering op de hoofdregel voor het elektrisch bedwelmen voorafgaand aan de slacht in kleine slachthuizen.Hoewel die laatstgenoemde bepaling niet op 1 januari 2006 vervalt, is de Raad van mening dat de voorgestelde constructie uit juridisch oogpunt bezien niet aanvaardbaar is. Door de intrekking van de richtlijnen waarin bepalingen zijn opgenomen voor kleine slachterijen, bestaan die bepalingen niet meer. Deze kunnen niet meer van toepassing worden verklaard, zoals in het ontwerpbesluit wordt voorgesteld. De grondslag voor het maken van uitzonderingen op artikel 10, eerste lid, van het Besluit doden van dieren, zoals thans in de wijziging van het tweede lid van artikel 10 wordt voorgesteld, is vervallen.In verband met het vorenstaande adviseert de Raad artikel III, onderdeel B, te schrappen en te bezien op welke wijze, rekening houdend met de toepasselijke Europese regelgeving en het EG-Verdrag, alsnog kan worden voorzien in de beoogde uitzondering.2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met vervallen brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met vervallen brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002050, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met vervallen brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van enkele algemene maatregelen van bestuur aan de Vreemdelingenwet 2000 (Justitie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van enkele algemene maatregelen van bestuur aan de Vreemdelingenwet 2000 (Justitie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanvulling van de Wet op het financieel toezicht met regels met betrekking tot het verlenen van afwikkeldiensten en het toezicht daarop, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanvulling van de Wet op het financieel toezicht met regels met betrekking tot het verlenen van afwikkeldiensten en het toezicht daarop, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 mei 2007, no.07.001466, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanvulling van de Wet op het financieel toezicht met regels met betrekking tot het verlenen van afwikkeldiensten en het toezicht daarop, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een heffing bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling arbeidsbeperkten (Wet quotum arbeidsbeperkten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een heffing bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling arbeidsbeperkten (Wet quotum arbeidsbeperkten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 april 2014, no.2014000858, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een heffing bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling arbeidsbeperkten (Wet quotum arbeidsbeperkten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht, met memorie van toelichting.Bij kabinetsmissive van 9 juli 2010, no.10.001973, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ter implementatie van Richtlijn 2016/1148/EU (Cybersecuritywet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ter implementatie van Richtlijn 2016/1148/EU (Cybersecuritywet).Bij Kabinetsmissive van 20 november 2017, no.2017001997, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter implementatie van Richtlijn 2016/1148/EU (Cybersecuritywet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2011 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2011 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2009, no.09.001687, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2011 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Loodsenregisterbesluit en het Besluit certificaatloodsen (aanpassing aan het herziene stelsel van geneeskundige verklaringen voor zeevarenden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Loodsenregisterbesluit en het Besluit certificaatloodsen (aanpassing aan het herziene stelsel van geneeskundige verklaringen voor zeevarenden), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet ter verhoging van de boetecategorie voor overtredingen van internationale scheepvaartroutes en ter uitbreiding van loodsplichtig vaarwater in verband met de ingebruikneming van Maasvlakte 2, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet ter verhoging van de boetecategorie voor overtredingen van internationale scheepvaartroutes en ter uitbreiding van loodsplichtig vaarwater in verband met de ingebruikneming van Maasvlakte 2, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van artikel 31, achtste lid, van de Scheepvaartverkeerswet (Svw), waardoor een verhoging plaatsvindt van de boetecatergorie voor schepen die afwijken van verplichte internationale vaarroutes, zoals de vaarroute voor tankers boven het Waddengebied, en uitbreiding van de loodsplichtige scheepsvaartwegen in verband met de ingebruikneming van de Maasvlakte 2.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PbEU L 101), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PbEU L 101), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2012, no.12.000023, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PbEU L 101), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie van de student en de verplichte instelling van de raad van toezicht en verbetering van zijn bevoegdheden (rechtspositie studenten en raden van toezicht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie van de student en de verplichte instelling van de raad van toezicht en verbetering van zijn bevoegdheden (rechtspositie studenten en raden van toezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de vereenvoudiging en uniformering van regels voor windparken op zee (algemene regels windparken op zee), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de vereenvoudiging en uniformering van regels voor windparken op zee (algemene regels windparken op zee), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2014, no.2014002371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de vereenvoudiging en uniformering van regels voor windparken op zee (algemene regels windparken op zee), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2015, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2015, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2014, no.2014001550, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-Miljoenennota 2015, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen; Londen, 5 oktober 2001 (Trb. 2004, 44), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen; Londen, 5 oktober 2001 (Trb. 2004, 44), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 30 juli 2004, no.04.003031, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen; Londen, 5 oktober 2001 (Trb. 2004, 44), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Drank- en Horecawet onder meer ter reductie van de administratieve lasten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Drank- en Horecawet onder meer ter reductie van de administratieve lasten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 januari 2007, no.07.000093, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Drank- en Horecawet onder meer ter reductie van de administratieve lasten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2012, no.12.002576, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt onder meer tot implementatie van de Europese aanbestedingsrichtlijnen.(zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt onder meer opmerkingen over de onvolledige implementatie van de richtlijn wat betreft de wijze van communiceren, over de verhouding van artikel 7 van het ontwerpbesluit tot artikel 3.77 van de Aanbestedingswet 2012 en over het ontbreken van een grondslag voor het aanwijzen van overtredingen die worden betrokken bij de oordeelsvorming omtrent het afgeven van een gedragsverklaring aanbesteden. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 december 2010, no.10.003366, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Ontgrondingenwet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Ontgrondingenwet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de economische delicten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU L 174).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de economische delicten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU L 174).Bij Kabinetsmissive van 2 december 2011, no.11.002939, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de economische delicten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU L 174), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel met betrekking tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel met betrekking tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met het tijdig signaleren van risico's voor de continuïteit van zorg alsmede in verband met het aanscherpen van procedures met het oog op de kwaliteit en bereikbaarheid van zorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met het tijdig signaleren van risico's voor de continuïteit van zorg alsmede in verband met het aanscherpen van procedures met het oog op de kwaliteit en bereikbaarheid van zorg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2011, no.11.003138, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met het tijdig signaleren van risico's voor de continuïteit van zorg alsmede in verband met het aanscherpen van procedures met het oog op de kwaliteit en bereikbaarheid van zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds, en de Franse Gemeenschap van België, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, anderzijds; Charleroi, 28 maart 2002 (Trb.2002, 94), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds, en de Franse Gemeenschap van België, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, anderzijds; Charleroi, 28 maart 2002 (Trb.2002, 94), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Warenwet in verband met het verhogen van het maximum bedrag van de bestuurlijke boete en enkele andere wijzigingen waaronder regels inzake het aanprijzen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing en wijziging van de Warenwet BES in verband met het eenduidig regelen van de bevoegdheden van de toezichthouders en de eilandbesturen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Warenwet in verband met het verhogen van het maximum bedrag van de bestuurlijke boete en enkele andere wijzigingen waaronder regels inzake het aanprijzen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing en wijziging van de Warenwet BES in verband met het eenduidig regelen van de bevoegdheden van de toezichthouders en de eilandbesturen, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt tot wijzigingen in de Warenwet en de Warenwet BES. De belangrijkste wijzigingen van de Warenwet betreffen de verhoging van het maximale boetebedrag dat op grond van de Warenwet kan worden opgelegd, wijzigingen in een aantal bevoegdheden en regels voor het aanprijzen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing. De wijzigingen van de Warenwet BES betreffen het eenduidig regelen van de bevoegdheden van de toezichthouders en de eilandsbesturen. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over het verhogen van het maximale bedrag voor de bestuurlijke boete en het verbod op het aanprijzen van tatoeages en piercings. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de beperking van de export van de kinderbijslag naar Turkije.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de beperking van de export van de kinderbijslag naar Turkije.Bij brief van 26 februari 2013 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over de beperking van de export van de kinderbijslag naar Turkije.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake colleges van bestuur en raden van toezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake colleges van bestuur en raden van toezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Turks en Caicoseilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Londen, 22 juli 2009 (Trb. 2009, 131), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Turks en Caicoseilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Londen, 22 juli 2009 (Trb. 2009, 131), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003097, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Turks en Caicoseilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Londen, 22 juli 2009 (Trb. 2009, 131), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2013, no.13.002132, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60/34), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60/34), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2015, no.2015001243, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60/34), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Besluit pensioen politieke ambtsdragers), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Besluit pensioen politieke ambtsdragers), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2013, no.13.002155, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Besluit pensioen politieke ambtsdragers), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2007, no.07.001071, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake het afnemen van (staats)examens voortgezet onderwijs buiten Nederland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake het afnemen van (staats)examens voortgezet onderwijs buiten Nederland.Bij brief van 13 september 2011 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen inzake het afnemen van (staats)examens voortgezet onderwijs buiten Nederland.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake wijziging van de Gemeentewet in verband met de wettelijke verankering van de gemeentelijke regierol lokale integrale veiligheid.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake wijziging van de Gemeentewet in verband met de wettelijke verankering van de gemeentelijke regierol lokale integrale veiligheid.Verzoek om voorlichting inzake wijziging van de Gemeentewet in verband met de wettelijke verankering van de gemeentelijke regierol lokale integrale veiligheid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resolutie 2014-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resolutie 2014-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001583, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resolutie 2014-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 en het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wet Wajong, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 en het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wet Wajong, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2014, no.2014001943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 en het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wet Wajong, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Waterschapsbesluit en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES in verband met een wijziging in de regeling inzake ambtswoningen en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Waterschapsbesluit en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES in verband met een wijziging in de regeling inzake ambtswoningen en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2013, no.13.001013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Waterschapsbesluit en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES in verband met een wijziging in de regeling inzake ambtswoningen en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het RVV 1990 in verband met het verbod op het doorsnijden van uitvaartstoeten en enige andere onderwerpen en het BABW, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het RVV 1990 in verband met het verbod op het doorsnijden van uitvaartstoeten en enige andere onderwerpen en het BABW, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2010, no.10.000184, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het RVV 1990 in verband met het verbod op het doorsnijden van uitvaartstoeten en enige andere onderwerpen en het BABW, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bosnië-Herzegowina betreffende het internationaal vervoer over de weg; Sarajevo, 20 november 2002 (Trb. 2003, 22), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bosnië-Herzegowina betreffende het internationaal vervoer over de weg; Sarajevo, 20 november 2002 (Trb. 2003, 22), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2010, no.10.000267, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr.2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van de derde landen (PbEU 2004, L16), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr.2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van de derde landen (PbEU 2004, L16), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel I).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel I).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en andere wetten aan de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en andere wetten aan de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES (Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES (Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2010, no.10.003188, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES (Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de werk- en rusttijden van spoorwegpersoneel van grensoverschrijdende diensten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de werk- en rusttijden van spoorwegpersoneel van grensoverschrijdende diensten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2008, no.08.000940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de werk- en rusttijden van spoorwegpersoneel van grensoverschrijdende diensten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 december 2014, no.2014002421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de mogelijkheid tot herziening van pensioenfondsen voor het notariaat, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de mogelijkheid tot herziening van pensioenfondsen voor het notariaat, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2015, no.2015001097, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de mogelijkheid tot herziening van pensioenfondsen voor het notariaat, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van tot wijziging van diverse wetten ter uitvoering van de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen en tot aanpassing van de Wet op de architectentitel aan een uitspraak inzake vrijheid van vestiging van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van tot wijziging van diverse wetten ter uitvoering van de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen en tot aanpassing van de Wet op de architectentitel aan een uitspraak inzake vrijheid van vestiging van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houden regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houden regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2011, no.11.002319, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houden regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer ter uitvoering van verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 386) (Uitvoeringswet EG-verordening register handel in broeikasgasemissierechten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer ter uitvoering van verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 386) (Uitvoeringswet EG-verordening register handel in broeikasgasemissierechten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende invoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende invoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Otwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO, het Staatsexamen-besluit VO en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met examinering referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen VO en mbo 2 en 3 en aanpassing examineringsvoorschriften voor mbo in verband met de beroepsgerichte kwalificatiestructuur, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Otwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO, het Staatsexamen-besluit VO en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met examinering referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen VO en mbo 2 en 3 en aanpassing examineringsvoorschriften voor mbo in verband met de beroepsgerichte kwalificatiestructuur, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2011, no.11.002816, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO, het Staatsexamen-besluit VO en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met examinering referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen VO en mbo 2 en 3 en aanpassing examineringsvoorschriften voor mbo in verband met de beroepsgerichte kwalificatiestructuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet en enkele andere wetten in verband met de implementatie van een nieuw Europees regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet en enkele andere wetten in verband met de implementatie van een nieuw Europees regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2003, no.03.000654, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet en enkele andere wetten in verband met de implementatie van een nieuw Europees regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van vijf Europese richtlijnen op het gebied van elektronische communicatie, die samen een geheel nieuw Open Network Provisions (ONP)-kader vormen. De richtlijnen beogen een antwoord te zijn op de toegenomen concurrentie en convergentie in de (tele)communicatiesector. De toegenomen concurrentie in deze sector vraagt om een andersoortig ingrijpen in de marktverhoudingen en dus om andere (toezichts)bevoegdheden. Het proces van convergentie van netwerken (het naar elkaar toegroeien van netwerktechnologieën), dat nog in volle gang is, vraagt om regelgeving die geen, of zo min mogelijk, onderscheid maakt tussen de verschillende diensten en verschillende netwerken (technologie-onafhankelijke regelgeving). De economische en technologische ontwikkelingen hebben bovendien geleid tot het inzicht dat er in mindere mate behoefte is aan sectorspecifieke regelgeving en meer aan toepassing van het (algemene) mededingingsrecht.(zie noot 1) De belangrijkste kenmerken van het door de richtlijnen gevormde nieuwe ONP-kader zijn: techniek-onafhankelijke regelgeving: niet langer zijn de aard van het netwerk (bijvoorbeeld telefoonnetwerk of omroep(zender)netwerk) of het soort dienst dat verricht wordt maatgevend voor de regelgeving: het regelgevingskader geldt voor alle (soorten) elektronische communicatienetwerken en -diensten; de invulling van het begrip aanmerkelijke marktmacht verandert: in plaats van de thans gehanteerde maatstaf van een marktaandeel van 25 procent, definieert artikel 14, tweede lid, van de Kaderrichtlijn het begrip als: het alleen of samen met anderen over de economische kracht beschikken om zich in belangrijke mate onafhankelijk van concurrenten, klanten en consumenten te gedragen; ook de nieuwe richtlijnen gaan uit van ex ante regulering, maar in tegenstelling tot het bestaande kader, is in het nieuwe kader niet langer sprake van bepaalde verplichtingen die automatisch van toepassing zijn op een partij die door de toezichthouder is aangewezen als een partij met aanmerkelijke marktmacht; binnen het nieuwe kader moet de toezichthouder die verplichtingen per stuk opleggen en motiveren; uitgebreide consultatie- en coördinatieprocedures. Het wetsvoorstel behelst een omvangrijke aanpassing van enkele hoofdstukken van de Telecommunicatiewet (Tw), en aanpassing van enkele andere wetten. Tegelijk met de onderhavige zaak is bij de Raad van State aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr.97/66/EG en richtlijn 2002/58/EG. In dat wetsvoorstel wordt voor een beperkt onderdeel vooruitgelopen op de integrale implementatie van de (Communicatie)Privacyrichtlijn in het onderhavige wetsvoorstel. De Raad brengt in de aanverwante zaak een apart advies uit. De implementatietermijn van de Toegangs-, Machtigings-, Kader- en Universele Dienstenrichtlijnen verstrijkt op 24 juli 2003, die van de (Communicatie) Privacyrichtlijn op 31 oktober 2003. In verband daarmee is de Raad om een spoedbehandeling van beide wetsvoorstellen verzocht. De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de wijze van implementatie, enkele definities, het begrip "nationale regelgevende instantie" (hierna: nri), en de reikwijdte van de voorgestelde bevoegdheden. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Wijze van implementatie De regering heeft bij de implementatie van de richtlijnen als uitgangspunt gehanteerd dat slechts nieuwe regels worden gesteld voorzover dit voor de implementatie van de voorliggende richtlijnen nodig is. (zie noot 2) Daarbij is ervoor gekozen aan te sluiten bij de reeds bestaande kaders inzake bevoegdheidsstructuren, waaronder de taken van de nationale regelgevende instanties en het bestaande rechtsbeschermingsstelsel.(zie noot 3) De Raad onderschrijft deze uitgangspunten. Die uitgangspunten hoeven op zichzelf niet in de weg te staan aan een correcte en volledige implementatie van de richtlijnen, mits zo nauw mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de definities, begrippen en systematiek van de richtlijnen. Daarbij kan naar het oordeel van de Raad niet voorbij worden gegaan aan de doelstellingen van de richtlijnen en de ruimte die de richtlijnen laten aan de nationale wetgever. De Raad plaatst bij de wijze van implementatie de volgende kanttekeningen: a) De richtlijnen zijn gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag. In dit geval is de gekozen harmonisatiemethode die van volledige harmonisatie. Dit betekent dat er in beginsel geen ruimte is om van de bepalingen van de richtlijnen af te wijken. De lidstaten mogen slechts aanvullende regels stellen indien en voorzover de richtlijn daarin voorziet. De harmonisatiedoelstelling is ook duidelijk verwoord in de artikelen 1 van de richtlijnen: de Kaderrichtlijn stelt een geharmoniseerd kader voor de regulering van elektronische communicatiediensten en -netwerken vast; binnen dat geharmoniseerde kader strekken de overige richtlijnen tot harmonisatie van een aantal bijzondere onderwerpen, geregeld in die richtlijnen. Ook op het niveau van de uitvoering komt de harmonisatiedoelstelling tot uitdrukking, doordat de richtlijnen voorzien in vergaande verplichtingen tot samenwerking en consultatie door de nationale regelgevende instanties van de lidstaten, zowel met elkaar, als met de Europese Commissie. Anders dan in de memorie van toelichting wordt gesteld, laten de richtlijnen de lidstaten geen beleidsruimte laten ten aanzien van de in de toelichting genoemde onderwerpen.(zie noot 4) Wel bieden de richtlijnen ten aanzien van sommige onderwerpen een keuze: de lidstaten mogen ten aanzien van die onderwerpen regels stellen; zij zijn daartoe niet verplicht. De regering maakt in een aantal gevallen, bijvoorbeeld ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Universeledienstrichtlijn, gebruik van deze keuzemogelijkheid.(zie noot 5) Maar ook in dat geval is de ruimte zeer beperkt. De (nader te stellen) regels mogen geen afbreuk doen aan het doel en de strekking van de richtlijnen. Naar het oordeel van de Raad is het daarom raadzaam de bewuste passage in de memorie van toelichting in voornoemde zin te nuanceren. b) De Raad heeft er in eerdere adviezen op gewezen dat gelijkheid van terminologie bij implementatie van groot belang is.(zie noot 6) Gelet op de rol van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) bij de uitleg van de in de richtlijn voorkomende definities en begrippen, is afwijking daarvan risicovol. Zeker in geval van volledige harmonisatie is het van belang dat de (terminologie van de) richtlijnen in alle lidstaten zoveel mogelijk op gelijke wijze in de nationale wetgeving worden verwerkt. Bovendien kan het afwijken van begrippen en definities in het onderhavige geval problemen opleveren in verband met de verplichte samenwerking met en consultatie van nri's van andere lidstaten en de Europese Commissie. Naar de Raad moet vaststellen, wijkt het wetsvoorstel op sommige punten af van de begrippen en definities in de richtlijnen: (i) sommige richtlijndefinities worden in het wetsvoorstel niet overgenomen; andere op een wijze die niet aansluit bij de definitie in de richtlijn (zie de punten 3, 4 en 5 van dit advies; (ii) de reikwijdte van sommige begrippen in het wetsvoorstel is beperkter dan de reikwijdte van het corresponderende begrip in de richtlijnen (zie de punten 6 en 7 van dit advies). c) De Raad merkt op dat een substantieel deel van de te implementeren materie niet in het wetsvoorstel is opgenomen. Uit diverse artikelen van het voorstel blijkt dat een deel van de materie door middel van lagere regelgeving wordt geïmplementeerd. Uit de toelichting blijkt dat de implementatie van artikel 5 van de (Communicatie)Privacyrichtlijn verdere studie vergt en dat een implementatievoorstel op een later moment zal worden gedaan.(zie noot 7) De Raad wijst erop dat zolang de aanvullende implementatiewet, de algemene maatregelen van bestuur en de ministeriële regelingen niet zijn vastgesteld, de desbetreffende richtlijnartikelen niet (volledig) zijn geïmplementeerd. De Raad vraagt zich in dat opzicht af of de implementatietermijn wel gehaald zal worden. Indien voorzien wordt dat dat niet het geval zal zijn, is het raadzaam in de memorie van toelichting in te gaan op de oorzaken van de termijnoverschrijding en de mogelijke gevolgen daarvan. De Raad adviseert de voorgestelde wettekst zodanig te redigeren dat deze uit een oogpunt van terminologie zo nauw mogelijk aansluit bij de richtlijn en daarnaast de memorie van toelichting in het licht van het voorgaande aan te passen. 2. Definities Volgens de aan de toelichting gehechte transponeringstabel zijn de artikelen 2 van de richtlijnen (uitgezonderd artikel 2 van de Machtigingsrichtlijn) geïmplementeerd in het voorgestelde artikel 1.1 Tw. Veel richtlijndefinities zijn evenwel niet in dat artikel terug te vinden, terwijl uit de memorie van toelichting evenmin blijkt dat de definities op andere wijze zijn geïmplementeerd, of dat implementatie van deze definities overbodig is. Buiten de meer algemene bezwaren tegen het niet of onvolledig implementeren van definities, waarop hiervoor reeds is ingegaan, vraagt de Raad zich van sommige definities af of deze wel gemist kunnen worden. Zo ontbreekt in het wetsvoorstel een definitie van het begrip "interconnectie". In de memorie van toelichting wordt gesteld dat "hoewel interoperabiliteit en interconnectie onder het algemene begrip toegang vallen, het voor de reikwijdte van de verplichtingen van belang is de begrippen interoperabiliteit en interconnectie enerzijds en toegang in algemene zin anderzijds goed te onderscheiden".(zie noot 8) Daarnaast blijkt uit de toelichting dat er verschillende betekenissen aan het begrip toegang worden toegekend: toegang in de ruime zin van de betekenis van het begrip en toegang in enge zin.(zie noot 9) Naar het oordeel van de Raad dient het verband en het onderscheid tussen voornoemde begrippen niet alleen uit de toelichting, maar (ook) uit de wettekst te volgen. Dat resultaat kan bereikt worden door de begrippen elk afzonderlijk te definiëren. De Raad beveelt aan zulks te doen. Ook een beschrijving van het begrip universele dienst ontbreekt in het wetsvoorstel. Uit de memorie van toelichting is af te leiden dat ervoor is gekozen om de bestaande, bij de totstandkoming van de Telecommunicatiewet gekozen, systematiek - het nader invullen van de universele dienst bij of krachtens algemene maatregel van bestuur - te handhaven, omwille van de flexibiliteit en vanwege het feit dat er nog diverse keuzes "met een politieke lading" gemaakt zouden moeten worden.(zie noot 10) De Raad kan deze argumentatie niet volgen. De inhoud en omvang van het begrip universele dienst staan vast: deze worden gegeven in artikel 2, onder j, van de Kaderrichtlijn en de artikelen 4, 5, en 6, van de Universeledienstrichtlijn. Het enkele feit dat lidstaten er niet toe verplicht zijn, maar ervoor kunnen kiezen de voorzieningen die onder de universele dienst vallen uit te breiden tot benutting door een andere groep van eindgebruikers, namelijk eindgebruikers met een handicap, betekent naar het oordeel van de Raad niet dat de omvang van het begrip afhankelijk is van nog te maken keuzes. De keuze voor nadere invulling van het begrip universele dienstverlening bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zou nog te billijken zijn, indien te verwachten is dat (de inhoud en omvang van) het begrip universele dienst zeer frequent zou wijzigen, maar de Raad meent dat dat niet het geval is: artikel 15 van de Universeledienstrichtlijn voorziet in een evaluatie voor 24 juli 2005 en daarna een driejaarlijkse evaluatie. Het college acht het derhalve raadzaam de inhoud en omvang van de universeledienst op hoofdpunten vast te leggen in de wet; daarnaast zou een wettelijke grondslag voor nadere regeling op ondergeschikte punten kunnen worden gecreëerd. De Raad adviseert de voorgestelde wettekst aan te vullen met definities van voornoemde begrippen en voor het overige te verduidelijken welke richtlijndefinities in welke voorgestelde artikelen zijn geïmplementeerd, dan wel aan te geven waarom implementatie van sommige definities niet nodig is. Nationale regelgevende instantie(s) 3. Artikel 2, aanhef en onderdeel g, van de Kaderrichtlijn definieert het begrip "nationale regelgevende instantie" als één of meer lichamen die door een lidstaat zijn belast met een van de regelgevende taken die in de richtlijnen worden opgelegd.(zie noot 11) De definitie van "nationale regelgevende instantie" in het voorgestelde artikel 1.1, onderdeel c ziet alleen op instanties in andere lidstaten die met uit de richtlijnen voortvloeiende taken zijn belast. Daardoor blijkt uit de voorgestelde wettekst niet welke instantie(s) in Nederland als nationale regelgevende instantie moet(en) worden aangemerkt. Uit de memorie van toelichting is weliswaar (impliciet) af te leiden dat de regering het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatieautoriteit (OPTA) als nri aanmerkt,(zie noot 12) doch naar het oordeel van de Raad behoort in de wet zelf te worden vastgelegd welke Nederlandse instantie(s) nri in de zin van de richtlijnen zijn. De Raad wijst daarbij op het volgende. Allereerst is in artikel 3, tweede lid, van de Kaderrichtlijn bepaald dat de nris een onafhankelijke positie moeten innemen. De nris moeten voorts de in artikel 8, tweede tot en met vierde lid, van de Kaderrichtlijn genoemde doelstellingen in acht nemen. Zij nemen in de derde plaats deel aan verschillende door de Kaderrichtlijn voorziene procedures (consultatie, artikel 6; coördinatie, artikel 7, en geschillenbeslechting, artikelen 20 en 21). Zij moeten volgens artikel 3, zesde lid, van de Kaderrichtlijn aan de Commissie worden gemeld met opgave van hun onderscheidende taken. Hierbij komt dat het Agentschap en de OPTA niet de enige Nederlandse instanties zijn die voor kwalificatie als nri in aanmerking komen. Verder rijst ook de vraag of het inderdaad het Agentschap is dat als nri wordt aangemerkt of dat het de Minister van Economische Zaken zelf is die als zodanig moet worden beschouwd. Om al deze redenen adviseert de Raad de definitie in het voorgestelde artikel 1.1, onderdeel c, aan te vullen met de Nederlandse instantie(s) die als nri moet(en) worden aangemerkt. Indien het inderdaad het Agentschap is dat, naast de OPTA, als nri moet worden aangemerkt, verzoekt het college bovendien om in de toelichting aan te geven hoe de hiervoor reeds genoemde onafhankelijkheid van deze dienst zal worden verzekerd. De Raad adviseert de definitie in het voorgestelde artikel 1.1, onderdeel c, aan te vullen met de Nederlandse instantie(s) die als nri moet(en) worden aangemerkt. 4. Indien meer dan één instantie in Nederland als nri wordt aangemerkt, is het naar het oordeel van de Raad eveneens raadzaam een duidelijke taakverdeling en taakafbakening tussen de nri's in de wettekst in plaats van in de memorie van toelichting op te nemen. Daarbij dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan de vereisten van artikel 3 van de Kaderrichtlijn, alsmede aan de beleidsdoelstellingen en regelgevingsbeginselen van artikel 8 van de Kaderrichtlijn, die de nri's bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden in acht moeten nemen. De Raad denkt onder meer aan het vereiste van onafhankelijkheid in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Kaderrichtlijn. In het geval van OPTA is daaraan thans voldaan; maar zal dat vereiste ook zijn gewaarborgd als de OPTA, zoals in het voornemen ligt, medio 2005 als kamer bij de Nationale mededingingsautoriteit (Nma) zal worden ondergebracht?(zie noot 13) De Raad is zich ervan bewust dat de Nma tegen die tijd in een zelfstandig bestuursorgaan kan zijn omgezet, maar wijst erop dat ook in dat geval de minister altijd nog de bevoegdheid zal hebben om algemene instructies aan de Nma te geven, althans volgens het aanhangige wetsvoorstel.(zie noot 14) In het kader van de taakafbakening tussen de nri('s) vraagt de Raad zich af hoe, in het geval van meer dan één nri, de samenwerkingsverplichtingen met de nri's in andere lidstaten en met de Europese Commissie, worden vormgegeven. De Raad adviseert het wetsvoorstel en de memorie van toelichting op deze punten aan te vullen. Bevoegdheden 5. Artikel 5, vierde lid, van de Toegangsrichtlijn is volgens de toelichting geïmplementeerd in de voorgestelde artikelen 6.2, 6.3, en 12.7.(zie noot 15) Ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Toegangsrichtlijn moeten de lidstaten twee verschillende bevoegdheden aan de nri('s) toekennen om in te grijpen ter waarborging van de beleidsdoelstellingen van artikel 8 van de Kaderrichtlijn: (i) de bevoegdheid om op eigen initiatief, indien gerechtvaardigd, in te grijpen; (ii) de bevoegdheid om, bij gebreke van overeenstemming tussen ondernemingen, wanneer één van de betrokken partijen daarom verzoekt, in te grijpen. Wát "ingrijpen" behelst is niet gespecificeerd in artikel 5 van de Toegangsrichtlijn, maar volgt uit artikel 8, eerste lid van de Kaderrichtlijn: de nri's moeten alle redelijke maatregelen kunnen treffen die gericht zijn op de doelstellingen genoemd in het tweede, derde en vierde lid van artikel 8 van de Kaderrichtlijn. Wel geeft artikel 5, vierde lid, van de Toegangsrichtlijn aan, wánneer de nri('s) mag of mogen ingrijpen: (i) op eigen initiatief telkens wanneer dat maar gerechtvaardigd is, en (ii) telkens wanneer een partij daarom verzoekt. De voorgestelde artikelen 6.2, eerste lid en 12.7 betreffen bevoegdheden van OPTA om op te treden op aanvraag van één van de partijen die geen overeenstemming kan bereiken respectievelijk een geschil heeft met een andere partij (dus voornoemde bevoegdheid sub (ii)). Artikel 6.2, tweede lid, betreft de bevoegdheid van OPTA om ambtshalve verplichtingen op te leggen, wanneer het algemeen maatschappelijk belang dit in het voorliggende geval vordert. Artikel 6.3, eerste lid, betreft de bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur, in het geval het algemeen maatschappelijk belang dit vordert, bepaalde categorieën diensten aan te wijzen waarvan de aanbieders eind- tot eindverbindingen tot stand moeten brengen. Laatstgenoemde bevoegdheden wijken qua bewoordingen af van de bewoordingen van artikel 5, vierde lid, van de Toegangsrichtlijn: "indien gerechtvaardigd" is gewijzigd in "indien het algemeen belang dit vordert". Bovendien is de reikwijdte van de bevoegdheid van de Kroon beperkt tot het bij algemene maatregel van bestuur opleggen van de verplichting eind- tot eindverbindingen tot stand te brengen, aan aanbieders van bepaalde categorieën diensten. Uit de (artikelsgewijze) memorie van toelichting blijkt niet waarom van de bewoordingen van de richtlijn is afgeweken. Om redenen uiteengezet onder punt 1 van dit advies, acht de Raad het hanteren van begrippen die afwijken van de richtlijn ongewenst. De Raad adviseert bij de implementatie van de bevoegdheid ex artikel 5, vierde lid, van de Toegangsrichtlijn aan te sluiten bij de in dat artikel gehanteerde begrippen, of anders aan te geven waarom dat niet is gebeurd. 6. Artikel 20, eerste lid, van de Kaderrichtlijn verschaft aan de nri('s) de bevoegdheid tot het beslechten van een geschil op een gebied dat valt onder de richtlijnen. Het betreft een algemene bevoegdheid die niet is beperkt naar het soort geschil. Artikel 20 van de Kaderrichtlijn is geïmplementeerd in het voorgestelde hoofdstuk 12. Uit het voorgestelde artikel 12.3 blijkt dat OPTA slechts een geschilbeslechtende bevoegdheid heeft ten aanzien van de in dat artikel limitatief opgesomde geschillen. De Minister van Economische Zaken heeft slechts een geschilbeslechtende bevoegdheid ten aanzien van een geschil dat betrekking heeft op het in gebruik nemen van frequentieruimte (het voorgestelde artikel 12.20). Naar het oordeel van de Raad zijn de geschilbeslechtende bevoegdheden van de nri('s) in het wetsvoorstel beperkter van omvang dan de geschilbeslechtende bevoegdheden in de richtlijn, doordat deze bevoegdheden zijn beperkt tot een aantal limitatief opgesomde geschillen. De Raad adviseert de geschilbeslechtende bevoegdheden in het wetsvoorstel uit te breiden tot alle geschillen op de gebieden die door de richtlijnen bestreken worden. 7. Met het oog op de nakoming van de in artikel 6.1 opgenomen onderhandelingsplicht schetst de toelichting de keuze voor de aanbieder die van mening is dat aan de plicht niet voldoende gevolg wordt gegeven; enerzijds heeft hij de mogelijkheid handhaving door de burgerlijke rechter te vragen, daarbij doelend op een civielrechtelijk bevel tot dooronderhandelen, en anderzijds staat de administratieve weg voor hem open die het nieuwe artikel 12.7 biedt. Het gaat daarbij om een voorziening die niet zozeer kan worden aangemerkt als de beslechting van een geschil ook al maakt artikel 12.7 deel uit van paragraaf 12.2 ("geschillenbeslechting") als wel om een mogelijkheid om door tussenkomst van de OPTA de onderhandelingen in het gareel te krijgen en te houden. De Raad beveelt aan met het oog op het met de toegangsrichtlijn beoogde resultaat de gang naar de burgerlijke rechter afhankelijk te maken van het beroep dat op artikel 12.7 is gedaan; eerst dient OPTA te worden verzocht voorschriften te geven met betrekking tot de wijze waarop de onderhandelingen verder moeten worden gevoerd. De Raad adviseert in ieder geval de samenhang tussen de artikelen 6.1 en 12.7 nader te bezien. 8. Artikel 10, zesde lid, van de Machtigingsrichtlijn voorziet in de bevoegdheid voor de nationale regelgevende instantie(s) om tussentijdse spoedmaatregelen te nemen wanneer een inbreuk "een directe en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, of ernstige economische of bedrijfstechnische problemen voor andere aanbieders of gebruikers van elektronische- communicatienetwerken of -diensten tot gevolg zal hebben". De bewoordingen van het voorgestelde artikel 15.2, derde en vierde lid, wijken af van de bewoordingen van de richtlijn. In het derde lid van artikel 15.2 is van spoed in de zin van artikel 5:24, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht - bij welke spoed een termijn waarbinnen de belanghebbende zelf nog maatregelen kan nemen om een eind te maken aan de onrechtmatige situatie, achterwege kan blijven, en er derhalve direct kan worden opgetreden - sprake in het geval van "een ernstige en directe bedreiging voor de veiligheid van de staat of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde". In het vierde lid van artikel 15.2 is van een dergelijke spoed sprake in het geval van "ernstige financiële gevolgen voor andere aanbieders () of voor gebruikers ()". Het toepassingsbereik van de bevoegdheden wijkt hierdoor af van het toepassingsbereik van de bevoegdheid van artikel 10, zesde lid, van de Machtigingsrichtlijn. De Raad adviseert de terminologie van het voorgestelde artikel 15.2, derde en vierde lid, aan te passen aan de terminologie van artikel 10, zesde lid van de machtigingsrichtlijn. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2015, no.2015000439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende hernieuwde vaststelling van de aard, inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en wijziging van andere besluiten in verband daarmee (Besluit zorgaanspraken AWBZ).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende hernieuwde vaststelling van de aard, inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en wijziging van andere besluiten in verband daarmee (Besluit zorgaanspraken AWBZ).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2012, no.12.002448, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, in verband met verordening (EG) 37/2005, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, in verband met verordening (EG) 37/2005, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2005, no.05.003131, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken, en van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, in verband met verordening (EG) 37/2005, met nota van toelichting. Dit ontwerpbesluit strekt tot implementatie van verordening (EG) nr. 37/2005 van de Commissie van 12 januari 2005 betreffende de temperatuurcontrole in vervoermiddelen en in opslagruimten van voor menselijke voeding bestemde diepvriesproducten (PbEU L 10) (hierna: de verordening). De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de inwerkingtredingsbepaling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Het voorgestelde artikel III bepaalt dat het besluit in werking treedt met ingang van 1 januari 2006. De Raad wijst er echter op dat artikel 5 van de verordening bepaalt dat deze in werking treedt op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is gepubliceerd op 13 januari 2005, zodat deze in werking is getreden op 2 februari 2005. Artikel 5 van de verordening bepaalt voorts dat voor het vervoer per spoor de verordening van toepassing is met ingang van 1 januari 2006. Gezien de inwerkingtredingsbepaling van de verordening merkt de Raad op dat het nodig is het onderhavige besluit zo snel mogelijk in werking te laten treden. In de toelichting is vermeld dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport artikel 8 van de Warenwetregeling Diepgevroren levensmiddelen zal laten vervallen. De Raad wijst er op dat de intrekking van artikel 8 moet worden afgestemd op de inwerkingtreding van het besluit teneinde te voorkomen dat gedurende een bepaalde periode geen sprake is van strafbaarheid. De Raad adviseert de inwerkingtredingsbepaling van het ontwerpbesluit zodanig aan te passen dat het besluit in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst(zie noot 1), met uitzondering voor vervoer per spoor, waarvoor het per 1 januari 2006 in werking treedt. Tevens adviseert de Raad artikel 8 van de Warenwetregeling Diepgevroren levensmiddelen tegelijk met de inwerkingtreding van het onderhavige besluit te laten vervallen. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de vereenvoudiging van de voorschriften verband houdend met Weer Samen Naar School.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de vereenvoudiging van de voorschriften verband houdend met Weer Samen Naar School.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van het zandwinproject "Heeswijkse Kampen", met bijkomende werken, in de gemeente Cuijk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van het zandwinproject "Heeswijkse Kampen", met bijkomende werken, in de gemeente Cuijk.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 11 juli 2000, no.HKW/R 2000/9239, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van het zandwinproject "Heeswijkse Kampen", met bijkomende werken, in de gemeente Cuijk. In hun zienswijze wijzen reclamanten sub 2, die een melkveebedrijf exploiteren, op de grote bedrijfstechnische en financiële gevolgen van de in het kader van de ontgronding "Beers Oost" voorgenomen onteigening van circa 3,5 ha van hun van hun huisperceel deel uitmakende gronden. Zij zijn van mening dat dit onteigeningsplan in samenhang moet worden bezien met de realisering van het bestemmingsplan "Heeswijkse Kampen, fase III" waarvan het zandwinningsproject een onderdeel vormt en waarvoor in de komende jaren nog meer van hun gronden onteigend zal worden. Dit zal volgens hen tot gevolg hebben dat behalve de bedrijfsgebouwen nog slechts circa 10 ha aan verspreid liggende en door hun vorm niet goed te exploiteren gronden overblijven. Reclamanten brengen verder naar voren dat zij als gevolg van de langslepende planontwikkeling, waarvan deze onteigening deel uitmaakt, langdurig in onzekerheid hebben verkeerd en onevenredige schade hebben geleden. Nu met de onderhavige onteigening in feite een aanvang wordt gemaakt met de ontmanteling van hun bedrijf in fasen, verkiezen zij een aanwijzing ter onteigening van al hun in het bestemmingsplan "Heeswijkse Kampen, fase III" gelegen eigendommen. Naar aanleiding van deze zienswijze wordt in de overwegingen van het ontwerpbesluit opgemerkt dat in verband met de taakstelling inzake het winnen van beton- en metselzand en de in de ontgrondingsvergunning vastgelegde planning het voor verzoeker om onteigening niet mogelijk is met de start van de onteigeningsprocedure te wachten totdat ook de andere onroerende zaken van reclamanten benodigd zijn. Naar de mening van de Raad van State kan met deze motivering niet worden volstaan, nu reclamanten gemotiveerd hebben aangevoerd dat zij door de gefaseerde wijze van onteigening onevenredig in hun belangen worden geschaad en dat de te ontgronden gronden onderdeel uit zullen maken van één project, een nieuwbouwwijk aan en om het water. Ook indien met de ontgronding als eerste een aanvang zal moeten worden gemaakt, is niet bij voorbaat uitgesloten dat in overleg met de gemeente Cuijk zou kunnen worden gestreefd naar een gecoördineerde aankoop van het betrokken melkveebedrijf. Niet gebleken is dat getracht is op deze wijze met reclamanten tot overeenstemming te komen en evenmin is in het besluit aangegeven waarom een dergelijke benadering niet mogelijk zou zijn. Nu niet is aangetoond dat voldaan is aan deze inspanningsverplichting tot het voeren van overleg met reclamanten tot verwerving van hun gronden op minnelijke basis, dient het besluit nader te worden heroverwogen, althans van een overtuigender motivering te worden voorzien. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993, de Wet op het LSOP en het politieonderwijs en de Algemene wet bestuursrecht in verband met de instelling van een Korpsbeheerdersberaad en een Raad van korpschefs, de oprichting van een Politiedienstencentrum en andere maatregelen ter versterking van de samenwerking door en het gemeenschappelijk functioneren van de politie (Wet versterking samenwerking en gemeenschappelijk functioneren politie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993, de Wet op het LSOP en het politieonderwijs en de Algemene wet bestuursrecht in verband met de instelling van een Korpsbeheerdersberaad en een Raad van korpschefs, de oprichting van een Politiedienstencentrum en andere maatregelen ter versterking van de samenwerking door en het gemeenschappelijk functioneren van de politie (Wet versterking samenwerking en gemeenschappelijk functioneren politie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2009, no.09.003232, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993, de Wet op het LSOP en het politieonderwijs en de Algemene wet bestuursrecht in verband met de instelling van een Korpsbeheerdersberaad en een Raad van korpschefs, de oprichting van een Politiedienstencentrum en andere maatregelen ter versterking van de samenwerking door en het gemeenschappelijk functioneren van de politie (Wet versterking samenwerking en gemeenschappelijk functioneren politie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, inzake gedekte schuldinstrumenten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, inzake gedekte schuldinstrumenten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2008, no.08.000476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, inzake gedekte schuldinstrumenten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit milieuverslaglegging (opheffing milieuverslagplicht bepaalde inrichtingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit milieuverslaglegging (opheffing milieuverslagplicht bepaalde inrichtingen).Bij Kabinetsmissive van 16 november 1999, no.99.005331 , heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit milieuverslaglegging (opheffing milieuverslagplicht bepaalde inrichtingen). Het ontwerpbesluit strekt ertoe een aantal kleinere bedrijven dat een relatief beperkte milieubelasting veroorzaakt maar toch verplicht is een milieuverslag op te stellen onder de milieuverslagplicht uit te halen, die op grond van het Besluit milieuverslaglegging is ingesteld. Die plicht is naar verhouding een te zware belasting voor deze bedrijven. In de nota van toelichting is vermeld dat alle 38 bedrijven in kwestie, waaronder ook de 33 bedrijven die onder de milieuverslagplicht worden uitgehaald, met ingang van 2000 op vrijwillige basis een overheidsverslag zullen opstellen. De Raad van State acht niet zonder meer duidelijk wat met deze passage wordt bedoeld. Indien hiermee wordt beoogd aan te geven dat het opstellen van (louter) een overheidsverslag door de 33 vorenbedoelde bedrijven toch noodzakelijk is, kan niet worden volstaan met een convenant, omdat deelname daaraan niet aan individuele bedrijven verplicht kan worden gesteld. In dat geval is een wettelijke basis nodig, die evenwel niet kan worden gevonden in de huidige Wet milieubeheer. Ingevolge artikel 12.1, tweede lid, van die wet kan voor een categorie bedrijven namelijk wel de volledige milieuverslagplicht worden opgelegd, doch geen gedeeltelijke, zoals een enkele verplichting tot een overheidsverslag. Meent de regering daarentegen dat een overheidsverslag voor de 33 bedrijven niet noodzakelijk is hetgeen de tekst van het besluit en het eerste deel van de toelichting suggereren, dan rijst de vraag waarom een convenant wordt, of wellicht inmiddels is, afgesloten. De Raad adviseert in de toelichting nader op deze punten in te gaan. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State,
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit produktie en handel vers vlees en het Vleeskeuringsbesluit (opvangen en behandelen bloed).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit produktie en handel vers vlees en het Vleeskeuringsbesluit (opvangen en behandelen bloed).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2008, no.08.002475, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels teneinde door middel van een subsidie brugbanen voor herbeoordeelde arbeidsgeschikten mogelijk te maken (Tijdelijk besluit brugbanen herbeoordeelden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels teneinde door middel van een subsidie brugbanen voor herbeoordeelde arbeidsgeschikten mogelijk te maken (Tijdelijk besluit brugbanen herbeoordeelden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2007, no.07.003741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels teneinde door middel van een subsidie brugbanen voor herbeoordeelde arbeidsgeschikten mogelijk te maken (Tijdelijk besluit brugbanen herbeoordeelden), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 38a, tweede lid, van de Politiewet 2012 (Besluit wijkagenten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 38a, tweede lid, van de Politiewet 2012 (Besluit wijkagenten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2012 , no.12.001752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 38a, tweede lid, van de Politiewet 2012 (Besluit wijkagenten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake de luchtverontreiniging (uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake de luchtverontreiniging (uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake geluidproductieplafonds voor wegen en spoorwegen, geluidsbelastingkaarten en actieplannen (Besluit geluid milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake geluidproductieplafonds voor wegen en spoorwegen, geluidsbelastingkaarten en actieplannen (Besluit geluid milieubeheer).Bij Kabinetsmissive van 26 juli 2011, no.11.001811, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels inzake geluidproductieplafonds voor wegen en spoorwegen, geluidsbelastingkaarten en actieplannen (Besluit geluid milieubeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met transparante tarieven voor taxivervoer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met transparante tarieven voor taxivervoer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2009, no.09.002831, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake het vervoer over de weg van personen en goederen en transitovervoer; Tunis, 28 mei 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake het vervoer over de weg van personen en goederen en transitovervoer; Tunis, 28 mei 2004, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 april 2015, no.2015000681, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2006, no.06.004548, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2006, no. 06.004160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw98) en de Flora- en faunawet om de aansluiting op de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn(zie noot 1) te verbeteren. Daarnaast wordt een regeling voor bestaand gebruik in de Nbw98 opgenomen. De Raad van State heeft in zijn eerdere advies van 22 december 2006 opmerkingen gemaakt over het onderdeel betreffende de Flora- en faunawet. Het onderhavige advies is een aanvulling op dat advies en is beperkt tot de voorgestelde wijzigingen in de Nbw98. De Raad kan instemmen met de doelstelling van de regering om de administratieve lasten van beheerders en gebruikers zoveel mogelijk te beperken en een werkwijze te ontwikkelen die niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is om te voldoen aan de Europeesrechtelijke verplichtingen. De Raad maakt opmerkingen over de verenigbaarheid van artikel 19d, eerste en derde lid, Nbw98 met de Habitatrichtlijn, artikel 19j Nbw98, de plannen in relatie met de Invoeringswet Wro, de bevoegdheidstoedeling, het interbestuurlijke overleg en de transponeringstabel. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. De verenigbaarheid van artikel 19d Nbw98 met de Habitatrichtlijn Artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn luidt: "Lidstaten treffen voor de speciale beschermingszones de nodige instandhoudingsmaatregelen; deze behelzen zo nodig passende specifieke of van ruimtelijke ordeningsplannen deel uitmakende beheersplannen en passende wettelijke, bestuursrechtelijke of op een overeenkomst berustende maatregelen, die beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II die in die gebieden voorkomen". In het tweede lid is bepaald dat de lidstaten passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voorzover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn een significant effect zouden kunnen hebben. Het derde lid voorziet in de verplichting dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in het vierde lid, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden. Op grond van artikel 10a Nbw98 wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als onderdeel van een coherent Europees ecologisch netwerk gebieden aan voor de instandhouding van bepaalde dier- en plantensoorten en bepaalde habitattypen, dit ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn: de Natura 2000-gebieden. In deze gebieden worden op grond van de artikelen 19a en 19b beheersplannen vastgesteld. Het is ingevolge artikel 19d verboden om zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de Natura 2000-gebieden. De artikelen 19f tot en met 19h beschrijven de grond waarop en de voorwaarden waaronder vergunning verleend kan worden ten aanzien van activiteiten met mogelijk significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet onder meer in wijziging van de vergunningverplichting van artikel 19d. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat er maatschappelijk veel onrust bestaat over de gevolgen van de (Vogelrichtlijn en de) Habitatrichtlijn en de Nbw98 voor bestaand gebruik. De Raad maakt twee opmerkingen over de voorgestelde wijziging van artikel 19d in het licht van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. a. Artikel 19d, eerste lid: bereik van de vergunningplicht Artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn is in het nationaalwettelijke systeem onder meer omgezet door de vergunningplicht van artikel 19d Nbw98. Deze vergunningplicht geldt thans voor projecten in het kader van het beheer van het gebied "die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen". De voorgestelde wijziging van artikel 19d, eerste lid, houdt in dat de vergunningplicht geldt voor projecten "die gelet op de instandhoudingdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen" (cursivering toegevoegd).(zie noot 2) De toelichting wijst erop dat met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) van 7 september 2004 (verder: het Kokkelvisserijarrest)(zie noot 3) duidelijk is geworden dat de bestaande nationaalwettelijke invulling via een vergunningplicht in artikel 19d Nbw98 een ruimer bereik heeft dan was bedoeld door de wetgever.(zie noot 4) De verplichting om aan te tonen dat bestaand gebruik niet leidt tot een verslechtering of verstoring, wordt in de huidige omstandigheden te zwaar geacht, aldus de toelichting. Het woord "significant" wordt volgens de toelichting toegevoegd om alle mogelijke twijfel weg te nemen over de vergunningplicht voor activiteiten die significante verstorende gevolgen kunnen hebben voor de staat van instandhouding van de soort of de habitat in het gebied en zo de instandhoudingsdoelstellingen raken.(zie noot 5) De Raad acht deze redenering niet overtuigend in het licht van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Zowel in het huidige als in het thans voorgestelde stelsel zal de initiatiefnemer in de eerste plaats zelf moeten nagaan of er sprake kan zijn van een vergunningsplichtige (beheers)activiteit. Onder het huidige stelsel houdt dit in dat hij beoordeelt of er "verstorende effecten" zijn; zo ja, dan zal hij op grond van artikel 19d, eerste lid, een vergunning moeten vragen. Volgens de thans voorgestelde wijziging van dit artikellid zal hij dit evenwel pas moeten doen als er naar zijn mening een "significant verstorend effect" is. Door deze toevoeging wordt het aan de initiatiefnemer zelf overgelaten om zich een oordeel te vormen over de mogelijke significantie van de verstoring en niet alleen over de verstoring als zodanig. Aldus wordt het reële risico gecreëerd dat het bevoegd gezag (Gedeputeerde Staten (GS) of de minister) pas aan een beoordeling van de gevolgen van de (beheers)activiteit (significant of niet) toekomt in het kader van de handhaving (repressief toezicht). De onderhavige toevoeging staat naar het oordeel van de Raad op gespannen voet met artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, zoals uitgelegd door het HvJEG. Volgens het Kokkelvisserijarrest (rechtsoverweging 38) bevat artikel 6, tweede lid, een "algemene beschermingsverplichting". Beheersmaatregelen - en die zijn het voorwerp van genoemd tweede lid - mogen niet worden verricht wanneer zij in strijd zijn met het voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel is één van de grondslagen van het beleid van de Gemeenschap op milieugebied, tegen de achtergrond van welk beginsel de Habitatrichtlijn moet worden uitgelegd (r.o. 44). De beschermingsverplichting rust op de lidstaten. De beoordeling of een maatregel significante gevolgen heeft voor het gebied kan daarom naar het oordeel van de Raad niet worden overgelaten aan de initiatiefnemer; zij vraagt om voorafgaande toetsing door een bestuursorgaan (GS of de minister). In het licht van de eisen voortvloeiend uit artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn adviseert de Raad wettelijk te waarborgen dat de voorafgaande beoordeling óf een project of andere handeling significant verstorende effecten kan hebben, niet wordt overgelaten aan de initiatiefnemer, maar de verantwoordelijkheid blijft van het bevoegde bestuursorgaan. Daartoe is nodig dat de ruimere categorie projecten en andere handelingen die een verstorend effect kunnen hebben ter beoordeling aan het bevoegd gezag worden voorgelegd, in het kader van bijvoorbeeld een vergunning- of meldingprocedure. b. Artikel 19d, derde lid: de regeling voor het bestaande gebruik Het wetsvoorstel heeft tevens tot doel in de Nbw98 een speciale regeling voor bestaand gebruik op te nemen. Blijkens de memorie van toelichting speelt het beheersplan een hoofdrol bij het regelen van bestaand gebruik. Deze beheersplannen zijn echter nog niet vastgesteld. Ingevolge het voorgestelde artikel 19c, eerste lid, draagt de minister ervoor zorg dat passende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat bestaand gebruik in de periode dat nog geen beheersplan is opgesteld de kwaliteit van de habitats en de habitats van soorten in Natura 2000-gebied verslechtert of daardoor significante storende factoren optreden. Ter uitvoering hiervan kan de minister, kort gezegd, de initiatiefnemer verplichten informatie te verstrekken, preventieve of herstelmaatregelen te treffen of het gebruik te staken of te beperken (tweede lid). Het voorgestelde derde lid van artikel 19d bepaalt dat geen vergunningplicht geldt voor bestaand gebruik gedurende de periode dat nog geen beheersplan is vastgesteld, tenzij dat gebruik betrekking heeft op een project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar afzonderlijk of in combinatie met andere projecten significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied; in dat geval dient vergunning voor het project bij GS te worden aangevraagd. Het is onduidelijk of met dit systeem wordt voldaan aan de verplichtingen van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, vooral omdat onduidelijk is hoe lang de periode zonder beheersplan zal duren.(zie noot 6) De toelichting geeft al aan dat het voor complexe, multifunctionele gebieden niet doenlijk zal zijn om in korte tijd beheersplannen vast te stellen. In die periode zal er een veel minder vergaande overheidsbemoeienis (repressief toezicht) zijn in de desbetreffende gebieden dan het geval is onder het thans geldende vergunningregime van artikel 19d, eerste lid, Nbw98. Dit betekent een verslechtering ten opzichte van de huidige (vergunningplichtige) situatie. Door het uitzonderen van de vergunningplicht wat het bestaand gebruik betreft gedurende de periode dat er nog geen beheersplan is, zoals voorgesteld in het derde lid van artikel 19d, wordt de juiste en volledige omzetting van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, naar het oordeel van de Raad onvoldoende gegarandeerd. De Raad beveelt daarom aan de voorgestelde artikelen 19c en 19d, derde lid, nader te bezien. 2. Artikel 19j Nbw98 Het voorgestelde artikel 19j, eerste lid, schrijft voor dat een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijk voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening houdt a. met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied, en b. met het op grond van artikel 19a of artikel 19b voor dat gebied vastgestelde beheersplan. Het artikellid is algemeen geformuleerd. Dit betekent dat het voorschrift geldt voor plannen die betrekking kunnen hebben op beheersaspecten van het gebied zonder dat het om beheersplannen gaat, als om plannen die niet direct verband houden of nodig zijn voor het beheer. In beheersplannen wordt volgens artikel 19a Nbw98 met inachtneming van de instandhoudingsdoelstelling beschreven welke instandhoudingsmaatregelen dienen te worden getroffen en op welke wijze. Tot de inhoud behoren volgens het derde lid van dit artikel ten minste: a. een beschrijving van de beoogde resultaten met het oog op het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding in het aangewezen gebied mede in samenhang met het bestaand gebruik in dat gebied; b. een overzicht op hoofdlijnen van de in de door het plan bestreken periode noodzakelijke maatregelen met het oog op de onder a bedoelde resultaten. De Raad vraagt zich af of het voldoende is om voor te schrijven dat bij het vaststellen van plannen rekening wordt gehouden met vastgestelde beheersplannen. 'Rekening houden met' wil zeggen dat de inhoud van de beheersplannen in de overwegingen bij het vaststellen van een plan wordt betrokken maar dat daarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Wordt tot een afwijking besloten dan kan daarmee het bereiken van de instandhoudingsdoelstelling in gevaar komen. Dit zou voorkomen kunnen worden door voor te schrijven dat vastgestelde beheerplannen bij het vaststellen van andere plannen in acht worden genomen. De Raad beveelt aan om in de toelichting op dit punt in te gaan en zonodig de wettelijke bepaling aan te passen. 3. Plannen in relatie met Invoeringswet Wro: procedure De Habitatrichtlijn maakt geen onderscheid in het beschermingsregime voor enerzijds plannen en anderzijds projecten in de zin van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. De Nbw98 kent dit onderscheid wel. Het voorgestelde artikel 19j bevat een algemene regeling voor plannen. Bij het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, moet het bevoegd gezag rekening houden met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied, en met het op grond van artikel 19a of artikel 19b voor dat gebied vastgestelde beheersplan. Het vereiste van goedkeuring van plannen door GS komt te vervallen. De thans voorgestelde wijziging van artikel 19j Nbw98 is bedoeld in de plaats te treden van het bij de Invoeringswet Wro aan te passen artikel 19j Nbw98.(zie noot 7) Het wetsvoorstel Invoeringswet Wro voorziet in een regeling waarbij de Nbw98-goedkeuring voor bestemmingsplannen, inhoudelijk en procedureel, wordt afgestemd op de bestemmingsplanprocedure uit de Wet ruimtelijke ordening. Het bevoegde gezag met betrekking tot het desbetreffende Natura 2000-gebied - GS - wordt in die regeling lopende de planprocedure betrokken. Deze betrokkenheid geeft vorm aan het voorzorgsbeginsel. De Raad adviseert daarom het te houden op de aanpassing zoals voorgesteld in de Invoeringswet Wro. Voorzover dit nog niet geldt voor projecten, adviseert de Raad tevens voor projecten het regime van de invoeringswet Wro te doen gelden, wat er neerkomt dat de wijzigingen van de Nbw98 die in het wetsvoorstel Invoeringswet Wro worden voorgesteld ook op projecten van toepassing zullen zijn. 4. Bevoegdheidstoedeling Het wetsvoorstel voorziet in een nieuwe bevoegdheidstoedeling in artikel 19c. Ingevolge artikel 19a Nbw98 zijn GS bevoegd beheersplannen vast te stellen. Het voorgestelde artikel 19c bepaalt dat de minister bevoegd is tot het opdragen van passende maatregelen in de gebieden waarvoor nog geen beheersplan is vastgesteld. De bevoegdheid is beperkt tot bestaand gebruik dat de kwaliteit van een Natura 2000-gebied kan verslechteren of waardoor storende factoren optreden die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, een significant effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Blijkens de memorie van toelichting wordt voorgesteld de in artikel 19c opgenomen bevoegdheden aan de minister op te dragen omdat zo de consistentie in de besluitvorming beter kan worden gegarandeerd.(zie noot 8) In de toelichting wordt ervan uitgegaan dat het aantal situaties waarin de bevoegdheden zullen worden uitgeoefend waarschijnlijk beperkt is, en dat de periode waarvoor de bevoegdheid zal gelden, eindig is. De Raad acht de argumentatie voor deze bevoegdheidstoedeling niet overtuigend. Zo kan de bevoegdheid van de minister op grond van artikel 19c betrekking hebben op bestaand gebruik, waarbij het gaat om projecten waarvoor de vergunningplicht van het voorgestelde artikel 19d, derde lid, Nbw98 geldt, waarvoor GS het bevoegd gezag zijn. Verder is de hoofdregel in de Nbw98 dat GS bevoegd gezag zijn voor de Natura 2000-gebieden, vanwege hun kennis van de gebieden.(zie noot 9) Op grond van artikel 21 Nbw98 zijn GS bevoegd de noodzakelijke herstel- of behoudmaatregelen te treffen, indien gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het aangewezen gebied verslechtert of indien er verstorende factoren optreden die significant effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Indien artikel 21 Nbw98 onvoldoende wordt geacht om in de in het voorgestelde artikel 19c Nbw98 bedoelde gevallen schade aan het gebied te voorkomen, beveelt de Raad aan GS daarin aan te wijzen als bevoegd gezag. Mochten GS nalatig blijken, dan kan de minister op grond van de artikelen 45 en 45a Nbw98 ingrijpen. De Raad beveelt aan het wetsvoorstel aan te passen. 5. Overleg In de toelichting ontbreekt een verslag van het interbestuurlijk overleg dat naar aanleiding van dit wetsvoorstel zou hebben moeten plaatsvinden, ingevolge artikel 112 van de Provinciewet.(zie noot 10) Dit wringt temeer nu de bevoegdheidstoedeling in de Nbw98 niet altijd duidelijk is. De Raad acht het noodzakelijk dat de toelichting op dit punt wordt aangevuld. 6. Transponeringstabel De toelichting bij het wetsvoorstel bevat geen transponeringstabel waaruit blijkt waar de afzonderlijke bepalingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn omgezet of met dit wetsvoorstel worden omgezet. De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen. 7. Redactionele kanttekeningen Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta inzake sociale zekerheid en Administratief Akkoord voor de uitvoering van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta; Rome, 11 september 2001 (Trb.2001, 163), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta inzake sociale zekerheid en Administratief Akkoord voor de uitvoering van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta; Rome, 11 september 2001 (Trb.2001, 163), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering, het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, het Besluit zorgaanspraken AWBZ, het Zorgindicatiebesluit, het Bijdragebesluit zorg en het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met diverse maatregelen 2011, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering, het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, het Besluit zorgaanspraken AWBZ, het Zorgindicatiebesluit, het Bijdragebesluit zorg en het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met diverse maatregelen 2011, met nota van toelichting.Bij kabinetsmissive van 23 juli 2010, no.10.002142, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering, het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, het Besluit zorgaanspraken AWBZ, het Zorgindicatiebesluit, het Bijdragebesluit zorg en het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met diverse maatregelen 2011, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten (Veegwet burgerlijk procesrecht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten (Veegwet burgerlijk procesrecht).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot lozing van afvalwater uit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot lozing van afvalwater uit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2006, no.06.0001110, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot lozing van afvalwater uit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit behelst de herordening van de implementatie van diverse Europese richtlijnen.(zie noot 1) Met het ontwerpbesluit wordt beoogd de wettelijke bepalingen voor afvalwaterlozingen vanuit huishoudens te moderniseren en te structureren, in het kader van de herijkingsoperatie.(zie noot 2) De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aan¬passing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Europees recht Het ontwerpbesluit betreft de samenvoeging van een aantal algemene maatregelen van bestuur. In deze maatregelen is destijds een aantal richtlijnen geïmplementeerd. In de considerans van het ontwerpbesluit wordt verwezen naar richtlijn 76/464 (aquatisch milieu), richtlijn 80/68 (bescherming grondwater), richtlijn 91/271(stedelijk afvalwater) en richtlijn 2000/60 (Kaderrichtlijn water). Evenals de geldende algemene maatregelen van bestuur, dient het voorliggende ontwerpbesluit te voorzien in een juiste en volledige implementatie van de Europese richtlijnen die betrekking hebben op het te reguleren onderwerp (i.c. lozing van afvalwater uit huishoudens). De Raad merkt hierover het volgende op. a. Volgens artikel 22 van de Kaderrichtlijn worden dertien jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Kaderrichtlijn, de richtlijnen 76/464 (met uitzondering van de artikelen 6 en met inachtneming van overgangsbepalingen) en 80/68 ingetrokken. Richtlijn 91/271 wordt door deze Kaderrichtlijn niet geraakt. Gelet op het ontbreken van een algemene beschouwing over afvalwater en huishoudens, wordt niet duidelijk of met deze herziening rekening is gehouden. De Kaderrichtlijn 2000/60 diende op 22 december 2003 omgezet te zijn (artikel 24). Als gevolg van de herordening is het lastig om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de richtlijnverplichtingen zijn geïmplementeerd in het voorliggende ontwerpbesluit. Een systematische uiteenzetting inzake de implementatie van de Europese verplichtingen is derhalve op haar plaats. De Raad adviseert de nota van toelichting aan te vullen. b. Bij de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit zal een aantal vergunningplichten vervallen. Een aantal richtlijnen schrijft echter regulering door middel van een vergunninginstrument voor, zoals de artikelen 3, eerste lid, en 7, tweede lid, van richtlijn 76/464 en de artikelen 4, 5 en 6 van richtlijn 80/68. Het is niet op voorhand duidelijk of de richtlijnen verplichten tot een vergunningstelsel voor de door het ontwerpbesluit gereguleerde situaties. De regering lijkt ervan uit te gaan dat de vergunningverplichtingen uit de richtlijnen niet gelden voor het voorliggende ontwerpbesluit. Het staat echter niet vast dat bijvoorbeeld het afvalwater bij lozing ervan stoffen bevat, waarvoor ingevolge de genoemde richtlijnen een vergunning noodzakelijk is. De Raad adviseert in de nota van toelichting duidelijk te maken dat het ontwerpbesluit niet ziet op situaties waarvoor ingevolge de van toepassing zijnde richtlijnen een vergunningplicht geldt, en mocht dat evenwel het geval zijn, het voorstel aan te passen. c. Het voorgestelde ontwerpbesluit bevat een aantal mogelijkheden om te volstaan met een tijdelijke beperkte zuivering van het afvalwater of het tijdelijk achterwege laten van zuivering (artikel 10, vierde lid). Dit betekent een tijdelijke aantasting van het beschermingsniveau, hetgeen niet in strijd mag zijn met de richtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn 2000/60. Deze tijdelijke aantastingen mogen niet de tijdige implementatie van de richtlijnen in gevaar brengen. Zo dienen de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn 2000/60 vijftien jaar na inwerkingtreding te zijn bereikt (artikel 2). Uit de nota van toelichting blijkt niet dat het ontwerpbesluit is gericht op het (tijdig) bereiken van deze doelen. De Raad adviseert in de nota van toelichting hierop in te gaan. 2. Zwembadwater De werkingsfeer van het ontwerpbesluit komt in het bijzonder tot uitdrukking in artikel 2 van het ontwerpbesluit. In paragraaf 5.4.2 van de nota van toelichting wordt ingegaan op de lozing van zwembadwater. Noch daaruit, noch uit het ontwerpbesluit, blijkt echter hoe de voorkeur om dit soort afvalwater te lozen op het openbaar vuilwaterriool wordt verzekerd. De Raad adviseert in het ontwerpbesluit te voorzien in de verplichting dat, indien dit mogelijk is, het afvalwater afkomstig uit een zwembad wordt geloosd op het openbare vuilwaterriool. 3. Vangnetbepaling Artikel 3 van het ontwerpbesluit is een vangnetbepaling en kent de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toe aan het bevoegd gezag. De Raad merkt hierover het volgende op. a. In de nota van toelichting wordt gesteld dat in verreweg de meeste huishoudens bepaalde milieuschadelijke handelingen, zoals het lozen van frituurvet en wegwerpluiers via het toilet, achterwege blijven.(zie noot 3) In de nota van toelichting wordt verder gesteld dat het evident is welke handelingen uit een oogpunt van de bescherming van het milieu ongewenst en in strijd met de vangnetbepaling zijn en dat de verwachting is dat bij bepaalde lozingen in hoge mate sprake zal zijn van vrijwillige naleving onafhankelijk van handhaving.(zie noot 4) Deze stellige uitspraken worden echter niet gestaafd met empirische gegevens van de zuiveringsbedrijven of de inspectie. Doordat voorafgaand aan het handelen geen toestemming of vergunning is vereist voor (mogelijk) schadelijke handelingen en deze handelingen bovendien voornamelijk plaatsvinden binnen de woning, kan pas achteraf, bijvoorbeeld bij verstoppingen, schadelijk gedrag worden geconstateerd. In de nota van toelichting wordt uiteengezet dat veel waarde wordt gehecht aan de mogelijkheid om voorafgaand aan het handelen nadere eisen te stellen. Er wordt echter niet ingegaan op de wijze waarop het bevoegd gezag daartoe in staat is. Dit klemt temeer nu de kaderrichtlijn 2000/60 juist berust op het beginsel van preventief handelen. Bovendien lijkt uit de tekst van artikel 3, tweede lid, van het ontwerpbesluit voort te vloeien dat deze mogelijkheid slechts geldt voor onderdeel c van het tweede lid van deze bepaling. De Raad adviseert de nota van toelichting aan te vullen met onderzoeksresultaten inzake de vrijwillige naleving, in de nota van toelichting in te gaan op de wijze waarop het bevoegd gezag de noodzaak tot het stellen van preventieve nadere eisen kan vaststellen en voorbeelden van preventieve nadere eisen te geven. b. Als gevolg van artikel 1a, onder 1e en 2e , van de Wet op de economische delicten is overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens onder meer de artikelen 1, eerste, derde en vierde lid, 2a, 2b, eerste lid, en 2c, tweede lid, van de Wvo een economisch delict. Dit impliceert dat de vangnetbepaling van artikel 3 van het ontwerpbesluit strafrechtelijk handhaafbaar is. Een vangnetbepaling wordt gekenmerkt door een zekere vaagheid, waardoor op voorhand niet duidelijk is welke concrete eisen worden gesteld aan, in dit geval, degene die wil lozen. Voor strafrechtelijke handhaving van een dergelijke bepaling is het noodzakelijk dat in de lastgeving concreet kan worden aangegeven welke maatregelen hadden moeten worden getroffen om overtreding te voorkomen. Dientengevolge is het van belang expliciet te overwegen of strafrechtelijke handhaving van een vangnetbepaling in de rede ligt in de voorliggende regeling. Nu de nota van toelichting niet voorziet in een dergelijke overweging, adviseert de Raad deze alsnog op te nemen. 4. Begripsbepalingen Het ontwerpbesluit bevat een aantal begripsbepalingen. Dit geeft aanleiding tot enige opmerkingen. a. De voorgestelde begrippen in artikel 1, eerste lid, onder d, g tot en met j en n, van het ontwerpbesluit komen overeen met de begrippen in het wetsvoorstel verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken. Dit wetsvoorstel voorziet in Artikel III, onderdeel A, in de wijziging van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (verder: Wm). Het ontwerpbesluit herhaalt een aantal begripsbepalingen uit het genoemde wetsvoorstel (artikel 1, eerste lid, onder g tot en met i en n, van het ontwerpbesluit). Een aantal begripsbepalingen van het ontwerpbesluit wijkt daarvan af (artikel 1, eerste lid, onder d en j, van het ontwerpbesluit). De inwerkingtreding van het besluit valt samen met de inwerkingtreding van het genoemde wetsvoorstel vanwege het effect van doorwerking van de begripsbepalingen op dat tijdstip.(zie noot 5) Bovendien bepaalt artikel 1.1, eerste lid, aanhef, Wm dat de aldaar opgenomen begripsomschrijvingen gelden voor de Wm en de daarop gebaseerde bepalingen. Een herhaling van de begripsbepalingen in het ontwerpbesluit is derhalve niet nodig. De afwijking van de begripsbepaling van artikel 1, onder j, van het ontwerpbesluit wordt niet nader toegelicht. De Raad adviseert de identieke begripsomschrijvingen te schrappen en in de nota van toelichting in te gaan op de van artikel 1.1, eerste lid, Wm afwijkende begripsbepaling in artikel 1, eerste lid, onder j, van het ontwerpbesluit. b. Eén van de voorgestelde omschrijvingen betreft het begrip "huishoudelijk afvalwater".(zie noot 6) Deze begripsomschrijving wijkt af van de huidige definitie in de Wm(zie noot 7) én de begripsomschrijving in het wetsvoorstel verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken.(zie noot 8) Dat in een aantal regelingen afwijkende betekenissen voorkomen voor het begrip "huishoudelijk afvalwater", is niet bevorderlijk voor de beoogde inzichtelijkheid en toegankelijkheid van wetgeving.(zie noot 9) De begripsom¬schrijving die wordt voorgesteld in het voorliggende ontwerpbesluit komt grotendeels overeen met die van richtlijn 91/27. Naar het oordeel van de Raad verdient het aanbeveling deze begripsaanduiding ook in de overige regelingen te hanteren en deze alsnog in het wetsvoorstel verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken op te nemen. De Raad adviseert de verschillende begripsaanduidingen te harmoniseren. 5. Subdelegatie De huidige algemene maatregelen van bestuur stellen regels, die volgens het ontwerpbesluit bij ministeriële regeling zullen worden gesteld. Voorbeelden zijn de voorgestelde artikelen 7, tweede lid, en 8, tweede lid. De reden waarom in het ontwerpbesluit is gekozen voor subdelegatie is niet toegelicht. De Raad adviseert op dit punt de nota van toelichting aan te vullen. 6. Redactionele kanttekeningen Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2005, no.05.002661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap), met memorie van toelichting. Het doel van totstandbrenging van de Europese coöperatieve vennootschap (Societas Cooperativa Europeae, hierna: SCE) is het creëren van een specifieke rechtsvorm voor supranationale en grensoverschrijdende samenwerking tussen coöperaties. De EG-Verordening(zie noot 1) betreffende het statuut van de SCE (hierna: de verordening) geeft regels voor de vennootschapsrechtelijke aspecten van deze nieuwe rechtsvorm. De EG-Richtlijn(zie noot 2) met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE (hierna: de richtlijn) vult de verordening aan. De richtlijn vormt "een onlosmakelijk geheel"(zie noot 3) met de verordening, maar wordt bij separate wet(zie noot 4) geïmplementeerd. De uitvoering van de verordening en de implementatie van de richtlijn moeten op 18 augustus 2006 zijn afgerond. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij twee kanttekeningen die zijns inziens aanpassing van het voorstel wenselijk maken. 1. Artikel 47, tweede en vierde lid, van de verordening Artikel 47, tweede lid, eerste alinea, van de verordening bepaalt dat de SCE ten opzichte van derden wordt gebonden door de rechtshandelingen van haar organen, tenzij hierdoor de bevoegdheden worden overschreden die aan deze organen krachtens het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, worden of kunnen worden verleend. De lidstaten kunnen ingevolge de tweede alinea bepalen dat de SCE niet wordt gebonden wanneer deze handelingen de grenzen van haar doel overschrijden, als de SCE bewijst dat de derde wist dat de handeling de grenzen van dit doel overschreed, of hiervan, gezien de omstandigheden, niet onkundig kon zijn. Openbaarmaking van de statuten vormt hiervoor op zich onvoldoende bewijs. Deze bepaling omtrent doeloverschrijding heeft dezelfde strekking als de artikelen 2:6 en 2:7 BW, in samenhang gelezen. Volgens de toelichting in paragraaf 3 en de (nuttige) bijlage bij artikel 47 geldt artikel 2:7 BW voor alle Nederlandse rechtspersonen in Boek 2 BW en is het op de SCE van toepassing op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van de verordening. Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van de verordening bepaalt dat op de SCE van toepassing zijn de wetten van de lidstaten welke zouden gelden voor een coöperatie die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft voor de aangelegenheden die niet bij deze verordening worden geregeld, of, wanneer een aangelegenheid hierbij slechts gedeeltelijk is geregeld, voor de aspecten die niet onder deze verordening vallen. Aangezien artikel 47, tweede lid, tweede alinea, van de verordening een regeling omtrent doeloverschrijding bevat waarbij de keuze aan de lidstaten wordt gelaten, is artikel 2:7 BW, anders dan de toelichting in paragraaf 3 en in de bijlage bij artikel 47 stelt, niet ingevolge artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van de verordening rechtstreeks van toepassing op de SCE met statutaire zetel in Nederland. Hetzelfde geldt voor artikel 47, vierde lid, van de verordening. De Raad adviseert, nu Nederland gebruik wenst te maken van de geboden mogelijkheden in artikel 47, tweede en vierde lid, van de verordening, het wetsvoorstel aan te vullen. 2. Artikel 58, vierde lid, van de verordening Artikel 58, vierde lid, van de verordening staat de SCE toe statutaire bepalingen op te nemen omtrent de toelaatbaarheid en wijze van het per brief of elektronisch stemmen. In het wetsvoorstel tot wijziging van boek 2 BW ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de besluitvorming binnen rechtspersonen is de mogelijkheid van elektronisch stemmen opgenomen.(zie noot 5) Dat wetsvoorstel ligt thans ter behandeling in de Tweede Kamer. Indien te voorzien is dat dat wetsvoorstel pas na 18 augustus 2006 in werking zal treden, is opname van enkele artikelen uit dat wetsvoorstel in het onderhavige voorstel wenselijk. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2010, no.10.001939, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-Fonds voor het jaar 2011, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-Fonds voor het jaar 2011, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 september 2010, no.10.002398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-Fonds voor het jaar 2011, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2006), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2006), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, en het op 3 november 1972 te Rabat ondertekende Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, en het op 3 november 1972 te Rabat ondertekende Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard, van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van het openbaar-vervoerverbod en enkele technische wijzigingen, van de Wet overleg verkeer en waterstaat in verband met wijzigingen in de vorm waarin betrokkenen en organisaties bij het beleidsproces worden betrokken, alsmede wijziging van de Wet op de economische delicten, de Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot en de Wet belastingen op milieugrondslag op enkele punten van technische aard, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard, van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van het openbaar-vervoerverbod en enkele technische wijzigingen, van de Wet overleg verkeer en waterstaat in verband met wijzigingen in de vorm waarin betrokkenen en organisaties bij het beleidsproces worden betrokken, alsmede wijziging van de Wet op de economische delicten, de Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot en de Wet belastingen op milieugrondslag op enkele punten van technische aard, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2010, no.10.000273, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard, van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van het openbaar-vervoerverbod en enkele technische wijzigingen, van de Wet overleg verkeer en waterstaat in verband met wijzigingen in de vorm waarin betrokkenen en organisaties bij het beleidsproces worden betrokken, alsmede wijziging van de Wet op de economische delicten, de Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot en de Wet belastingen op milieugrondslag op enkele punten van technische aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid; eerste fase), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid; eerste fase), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2004, no.04.000972, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid; eerste fase), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel vormt de weerslag van de eerste fase van de modernisering van het instrumentarium geluidbeleid, met als belangrijkste onderdelen het grotendeels aan de colleges van burgemeester en wethouders toekennen van de bevoegdheid om hogere waarden voor geluidbelasting vast te stellen, de aanpassing van saneringsbepalingen en het vooralsnog beperkt en zoveel mogelijk beleidsneutraal invoeren van de Europees geharmoniseerde dosismaat voor de bepaling van geluidbelasting. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de regeling voor het vaststellen van hogere waarden en over het vervallen van de uitzondering op het zoneringstelsel voor 30-kilometerwegen, en heeft voorts een aantal opmerkingen van wetstechnische aard. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Algemene opmerking Het voorstel betreft een aantal niet direct met elkaar samenhangende onderwerpen. Tegelijkertijd met dit voorstel is bij de Tweede Kamer aanhangig het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn omgevingslawaai (Voorstel van wet tot wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Spoorwegwet in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai, Pb EG L 189, geluidsbelastingkaarten en actieplannen.(zie noot 1) In het wetsvoorstel worden veel bepalingen van de Wet geluidhinder (Wgh) gewijzigd en soms verplaatst. Dat bemoeilijkt de beoordeling van dit wetsvoorstel tegen de achtergrond van het geheel. De Raad adviseert om aan de toelichting een bijlage toe te voegen met een vergelijking van enerzijds de tekst van de Wgh, zoals deze zal luiden na aanvaarding van wetsvoorstel 29 021, anderzijds de tekst na het van kracht worden van het onderhavige voorstel.(zie noot 2) 2. Vaststelling hogere waarden Het voorgestelde artikel 110a stelt als algemene regel voorop dat het college van burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd is tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Bij dit uitgangspunt en de uitwerking daarvan in de volgende leden plaatst de Raad twee opmerkingen. a. De voorgestelde decentralisatie van de bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde naar de colleges van burgemeester en wethouders roept de vraag op welk college bevoegd moet zijn in een geval waarin de geluidseffecten van een activiteit (aanleg weg of industrieterrein) zich uitstrekken tot over de gemeentegrens. Het wetsvoorstel kiest in artikel 110a, tweede lid, voor het college van de gemeente waar de activiteit zal worden uitgevoerd. Dit college zal volgens artikel 110b, eerste lid, deze grensoverschrijdende bevoegdheid slechts mogen uitoefenen na overleg met het college van de naburige gemeente. In geval van een al bestaande activiteit waarvan de geluidseffecten zich uitstrekken over de grens met een naburige gemeente die geluidsgevoelige objecten wenst te realiseren binnen de zone van deze activiteit, blijft het eerstgenoemde college bevoegd hogere waarden vast te stellen. De Raad vraagt zich af of deze regeling niet een potentiële bron van conflicten in zich draagt. Bij nieuwe industrieterreinen hangen de omvang van de zone en de noodzakelijke besluiten over hogere waarden samen met hetgeen aan geluidveroorzakende bedrijvigheid wordt toegestaan op het desbetreffende industrieterrein. Daarop heeft het college van de naburige gemeente geen invloed. Dit roept de vraag op of het niet verstandiger is de bevoegdheid tot vaststelling van hogere waarden die voortvloeien uit activiteiten met gemeentegrensoverschrijdende effecten, te laten bij de colleges van gedeputeerde staten. De Raad adviseert om in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel op deze problematiek in te gaan en zo nodig artikel 110a, tweede lid, en in samenhang hiermee artikel 110b, eerste lid, aan te passen. b. Het voorgestelde artikel 145, eerste lid, voorziet in een regeling voor het instellen van beroep tegen een hogere-waardebesluit, wanneer dit samenloopt met de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan. Naar de Raad aanneemt, is het de bedoeling dat de in de tweede volzin van dit lid genoemde termijn van 24 weken overeenkomt met die van zes maanden uit artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De Raad beveelt aan dit in de memorie van toelichting uiteen te zetten en te kiezen voor een éénvormige aanduiding van deze beroepstermijn. 3. Vervallen uitzondering 30-kilometerwegen Voorgesteld wordt de uitzondering in het huidige artikel 74, tweede lid, onderdeel b, voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt, te laten vervallen. Dit betekent dat er ook voor deze wegen van rechtswege een zoneringstelsel geldt, tenzij zij zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. De memorie van toelichting vermeldt dat thans ruimer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om 30-kilometerwegen in te stellen dan in de tijd van het opnemen van de desbetreffende bepaling het geval was en dat het motief om deze wegen in te stellen veelal alleen is gelegen in overwegingen van verkeersveiligheid. Daarom zou de geluidsbelasting zeer wel boven de voorkeursgrenswaarde kunnen liggen. De Raad betwijfelt of dit voorstel in overeenstemming is met het algemene streven om de regulering van geluidhinder waar mogelijk te beperken en te vereenvoudigen. Het feit dat meer dan vroeger 30-kilometerwegen worden ingesteld, maakt nog niet dat de geluidsbelasting van deze wegen boven de voorkeursgrenswaarde zou liggen. De Raad heeft wel de indruk dat van tijd tot tijd op oneigenlijke gronden wegen als 30-kilometerwegen worden ingesteld, namelijk om daarmee de verplichtingen die verbonden zijn aan het zoneringstelsel te ontgaan, terwijl niet de zekerheid bestaat dat de desbetreffende weg later daadwerkelijk als 30-kilometerweg wordt ingericht. De Raad beveelt aan om in de memorie van toelichting op de hier geschetste problematiek in te gaan en te bezien of er effectieve mogelijkheden beschikbaar zijn om toe te zien op de daadwerkelijke inrichting van 30-kilometerwegen. Zo nodig ware de voorgestelde wijziging opnieuw te bezien. Overige opmerkingen 4. In de bestaande, maar ook in de voorgestelde wijziging van de Wgh is op diverse plaatsen sprake van "inrichtingen", zonder dat dit begrip is gedefinieerd. De Raad adviseert een definitie op te nemen, waarbij wordt verwezen naar de Wet milieubeheer (Wm). Tevens adviseert hij de term "verplaatsbare inrichtingen" in het voorgestelde artikel 165 te herbezien, nu een inrichting in de zin van de Wm per definitie niet verplaatsbaar is en categorieën van verplaatsbare inrichtingen op grond van het huidige artikel 166 tot nu toe niet zijn aangewezen. 5a. Het bestaande artikel 41 Wgh eist dat de 50 dB(A)-zone rond een daarvoor in aanmerking komend industrieterrein wordt aangewezen bij het plan dat in de desbetreffende bestemming voorziet. Thans wordt in artikel 40 voorgesteld die koppeling los te laten door "wordt daarbij vastgesteld" te vervangen door "wordt voorts vastgesteld". Dit wordt als volgt toegelicht: "In de praktijk zal het namelijk veelal niet mogelijk zijn om de bestemmingsplannen gelijktijdig vast te stellen." Dit acht de Raad geen overtuigende motivering. Als in een bestemmingsplan de bestemming industrieterrein of bedrijventerrein wordt opgenomen waarbij de vestiging van zogenoemde A-inrichtingen mogelijk is (zodat er een plicht tot zonering is), kan tevens de bijbehorende zone in het plan worden opgenomen. Valt een deel van de zone buiten dit plan maar binnen een bestaand bestemmingsplan, dan kan bij hetzelfde besluit worden voorzien in herziening van dit plan om daarin de zone op te nemen. Wordt dit laatste nagelaten en gebeurt het pas later, dan is het de vraag of er bij het eerstbedoelde plan wel sprake is van een goede ruimtelijke ordening, wat nodig is willen gedeputeerde staten het planbesluit kunnen goedkeuren. Ook bestaat het risico dat aan een afzonderlijk planbesluit tot aanpassing van het "bestaande" bestemmingsplan om enigerlei reden goedkeuring wordt onthouden, zodat per saldo niet wordt voldaan aan de zoneringsplicht. Daarom adviseert de Raad de thans bestaande koppeling tussen planvaststelling en zonering in stand te laten. b. De toelichting op artikel 40 gaat ervan uit dat een bestemmingsplan waarover de 50 dB(A) geluidszone van een industrieterrein zich uitstrekt, moet zijn vastgesteld voordat gedeputeerde staten besluiten over goedkeuring van het bestemmingsplan dat de vestiging van A-inrichtingen mogelijk maakt. De Raad onderschrijft dit standpunt, maar constateert dat de voorgestelde regeling op dit punt geen garanties biedt. Hij geeft in overweging daarin te voorzien. 6. In paragraaf 9.2 van de memorie van toelichting wordt de betekenis van het zonebeheerplan (artikel 164) uiteengezet. Daarbij wordt onder meer opgemerkt dat gemeentebesturen met behulp van een zonebeheerssysteem de uitgifte van gronden in relatie met de akoestische consequenties daarvan kunnen sturen. Aldus kan een industrieterrein akoestisch optimaal worden ingevuld en kunnen knelpunten bij de vergunningverlening worden voorkomen, zo vervolgt de toelichting. De Raad wijst erop dat in deze beschouwing de gronduitgifte als instrument ter (nadere) verdeling van geluidruimte wordt opgevoerd. Naar de mening van de Raad vergt de verdeling van geluidruimte waarborgen op het punt van zorgvuldige en transparante besluitvorming. Gelet daarop adviseert hij in de toelichting nader in te gaan op de verhouding tussen bestemmingsplan, zonebeheerplan en gronduitgiftebeleid en de daarmee samenhangende rechtsbeschermingsaspecten. In dit verband wijst de Raad tevens op de knelpunten die kunnen ontstaan bij de vestiging op een industrieterrein van inrichtingen die onder artikel 8.40 Wm vallen. 7. Volgens het voorgestelde artikel 125, eerste lid, aanhef en onder b, komen de kosten van maatregelen ten behoeve van woningen die op het tijdstip van de vaststelling van een bij een industrieterrein behorende zone reeds waren geprojecteerd, in beginsel voor de helft ten laste van de gemeente. De Raad herinnert eraan dat artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt dat "medebewindskosten" die ten laste van gemeenten blijven, door het Rijk aan hen moeten worden vergoed. Hij adviseert in de toelichting de verhouding tussen de twee bepalingen te bespreken en het voorstel zo nodig aan te passen. 8. Artikel VIII bepaalt dat op de verschillende plaatsen waar een datum moet worden ingevuld, de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingswet zal worden genomen. In de artikelen 52 en 53 Wgh (nieuw) zal echter moeten worden gekozen voor de daaraan voorafgaande dag, omdat anders de van rechtswege bestaande zones rond industrieterreinen en de rechtsgevolgen daarvan zullen zijn vervallen doordat het huidige artikel 59 komt te vervallen. Iets soortgelijks doet zich voor bij de artikelen 62, tweede lid, en 125, eerste lid. De Raad adviseert bij deze bepalingen de laatstgenoemde datum in te vullen. Tevens adviseert hij de andere data in dit licht opnieuw te bezien. 9a. Uit paragraaf 6.3 van de memorie van toelichting blijkt dat de getalswaarde van Lden gemiddeld 2dB lager is dan Laeq, maar dat het verschil ook groter kan zijn, en dat Lden soms zelfs hoger kan zijn dan Laeq. Dat zo zijnde, verdient het aanbeveling de vergelijking tussen het gebruik van de oude dosismaat met die van de nieuwe voldoende genuanceerd onder woorden te brengen. De Raad beveelt aan in de derde alinea van paragraaf 6.3 "beleidsneutraal" te vervangen door "zo beleidsneutraal mogelijk" en in paragraaf 11.3 eerste alinea, "onaangetast" te vervangen door: in beginsel onaangetast. b. In het tweede tekstblok van deze paragraaf, waar de onder a reeds vermelde gevolgen van de omzetting van de Laeq-dosismaat in de Lden-dosismaat aan de orde zijn, wordt gesteld: "De geluidsbelasting vanwege een individuele bron komt in de nieuwe dosismaat () 0 tot 5 decibel lager uit dan in de huidige dosismaat, en in sommige gevallen zelfs meer dan 5 decibel lager." De Raad adviseert deze verschillen nader te verklaren en inzicht te geven in de typen omstandigheden waarin de verschillen zullen optreden 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer in verband met geluidhinderbestrijding industrielawaai (verlenging subsidietermijn en herverdeling provinciale budgetten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer in verband met geluidhinderbestrijding industrielawaai (verlenging subsidietermijn en herverdeling provinciale budgetten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterleidingbesluit (preventie van legionella in leidingwater), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterleidingbesluit (preventie van legionella in leidingwater), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ter uitvoering van het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en in verband met herwonnen fosfaten en strorijke mest, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ter uitvoering van het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en in verband met herwonnen fosfaten en strorijke mest, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2014, no.2014001421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ter uitvoering van het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en in verband met herwonnen fosfaten en strorijke mest, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (agrarische activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (agrarische activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2011, no.11.002856, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (agrarische activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van nieuwe regels inzake het luchtverkeer ter uitvoering van verordening (EU) nr. 923/2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels (Besluit luchtverkeer 2014), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van nieuwe regels inzake het luchtverkeer ter uitvoering van verordening (EU) nr. 923/2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels (Besluit luchtverkeer 2014), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2014, no.2014001944, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van nieuwe regels inzake het luchtverkeer ter uitvoering van verordening (EU) nr. 923/2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels (Besluit luchtverkeer 2014), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels in verband met het vaststellen van het dagloon op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Dagloonbesluit werknemersverzekeringen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels in verband met het vaststellen van het dagloon op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Dagloonbesluit werknemersverzekeringen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit bevat nadere regels voor de vaststelling van het dagloon. Het dagloon dient als basis voor de berekening van een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen. Het ontwerpbesluit is indirect ook van toepassing voor de vaststelling van het dagloon op grond van de Wet arbeid en zorg. Het ontwerpbesluit komt in de plaats van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (het besluit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met verzelfstandiging van dislocaties, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met verzelfstandiging van dislocaties, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 februari 2011, no.11.000429, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met verzelfstandiging van dislocaties, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van regels omtrent de toepassing van enige maatregelen in het belang van het onderzoek (Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van regels omtrent de toepassing van enige maatregelen in het belang van het onderzoek (Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stralingsbescherming en enkele andere besluiten in verband met de vereenvoudiging van de wettelijke regels en de vermindering van administratieve lasten voor ondernemingen die met ioniserende straling werken en het herstel van enkele wetstechnische gebreken en leemten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stralingsbescherming en enkele andere besluiten in verband met de vereenvoudiging van de wettelijke regels en de vermindering van administratieve lasten voor ondernemingen die met ioniserende straling werken en het herstel van enkele wetstechnische gebreken en leemten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 2012, no.12.001918, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stralingsbescherming en enkele andere besluiten in verband met de vereenvoudiging van de wettelijke regels en de vermindering van administratieve lasten voor ondernemingen die met ioniserende straling werken en het herstel van enkele wetstechnische gebreken en leemten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende implementatie van de rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden (Wet implementatie rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende implementatie van de rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden (Wet implementatie rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 april 2009, no.09.001064, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende implementatie van de rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden (Wet implementatie rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het vaststellen van nadere voorschriften voor het verzorgen van hoger onderwijs in het buitenland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het vaststellen van nadere voorschriften voor het verzorgen van hoger onderwijs in het buitenland.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2017, no.2017002209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het vaststellen van nadere voorschriften voor het verzorgen van hoger onderwijs in het buitenland, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de aanpassing van de regeling van de vervolgingsverjaring, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de aanpassing van de regeling van de vervolgingsverjaring, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2011, no.11.001440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de aanpassing van de regeling van de vervolgingsverjaring, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot criteria voor scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van die wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot criteria voor scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (niveau constructieve veiligheid bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde, in verband met de Crisis- en herstelwet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (niveau constructieve veiligheid bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde, in verband met de Crisis- en herstelwet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2009, no.09.001996, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (niveau constructieve veiligheid bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde, in verband met de Crisis- en herstelwet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder meer in verband met het aanpassen van de duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder meer in verband met het aanpassen van de duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2013, no.13.002232, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder meer in verband met het aanpassen van de duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener.Bij Kabinetsmissive van 2 augustus 2016, no.2016001330, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het besluit van 21 mei 1981, houdende vaststelling van enige regels ter beperking van de geluidhinder door luchtvaartuigen (Stb.343), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het besluit van 21 mei 1981, houdende vaststelling van enige regels ter beperking van de geluidhinder door luchtvaartuigen (Stb.343), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit en het Besluit raadgevend referendum in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiesregistratie niet- ingezetenen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit en het Besluit raadgevend referendum in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiesregistratie niet- ingezetenen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2016, no.2016002111, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit en het Besluit raadgevend referendum in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiesregistratie niet- ingezetenen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten in verband met de invoering van een hoofdstuk inzake handel in emissierechten en de instelling van een emissieautoriteit, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten in verband met de invoering van een hoofdstuk inzake handel in emissierechten en de instelling van een emissieautoriteit, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 januari 2004, no.04.000166, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten in verband met de invoering van een hoofdstuk inzake handel in emissierechten en de instelling van een emissieautoriteit, met memorie van toelichting. Overeenkomstig artikel 22 van de Wet op de Raad van State heeft, ten behoeve van de voorbereiding van dit advies, overleg plaatsgevonden met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het wetsvoorstel introduceert de handel in emissierechten als middel om milieudoelstellingen uit internationale afspraken te realiseren. Handel in emissierechten is een systeem waarbij bedrijven vergunningen krijgen toegewezen om een bepaalde hoeveelheid gassen te mogen uitstoten. Hiertoe wordt een nieuw hoofdstuk in de Wet milieubeheer (Wmb) ingevoegd. In samenhang daarmee regelt het wetsvoorstel de instelling van een zelfstandig bestuursorgaan, de Nederlandse emissieautoriteit (hierna: Nea), die belast wordt met de uitvoering en monitoring, en de handhaving van het stelsel van de emissiehandel. Het wetsvoorstel behelst een bijzondere regeling voor de rechtsbescherming. De Raad van State heeft bezwaren tegen de opzet van het wetsvoorstel voor zover daarin regels worden meegenomen die niet strekken ter implementatie van de richtlijn inzake broeikasgasemissierechten. Hij is van oordeel dat in verband daarmee over het voorstel in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd. De Raad adviseert in het licht van het voorgaande over het NOx-systeem slechts op hoofdpunten. Voorts maakt de Raad onder meer opmerkingen over het stelsel van CO2-emissierechten, de implementatie, het zelfstandig bestuursorgaan, de rechtsbescherming, in het bijzonder de bestuurlijke lus, de handhaving en privaatrechtelijke aspecten. 1. Handel in emissierechten: algemeen Handel in emissierechten is vooralsnog beperkt tot emissies van broeikasgassen, en dan alleen voor koolstofdioxide (CO2) en stikstofoxiden (NOx). Wat de CO2-emissie betreft strekt het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn nr.2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van de richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU, L 275) (hierna: richtlijn handel in broeikasgasemissierechten). De handel in NOx-emissierechten vloeit niet voort uit verplichte implementatie, maar betreft nationaal beleid om te voldoen aan de taakstelling van de richtlijn nr. 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (hierna: NEC-richtlijn). Het doel van de NEC-richtlijn is de emissies van onder meer NOx te verminderen. a. Het CO2-systeem De richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is vastgesteld naar aanleiding van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998, 170 en 1999, 110). Op grond van dit protocol zal, ervan uitgaand dat het dan inwerking zal zijn getreden, vanaf 2008 een systeem van internationale handel in CO2-emissierechten van start moeten gaan. De Europese Unie zal tot 2008 op basis van de richtlijn met een proefperiode aanvangen teneinde de reductiedoelstellingen te verwezenlijken, om de eenheid van de interne markt te behouden en om concurrentieverstoring te voorkomen. Het totaal aantal toe te wijzen emissierechten is gekoppeld aan het plafond van het protocol. De richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is op verschillende broeikasgassen van toepassing, maar geldt voorlopig uitsluitend voor CO2-emissie. Hiervoor is gekozen omdat op dit moment alleen monitoring van CO2-emissies voldoende nauwkeurig kan plaatsvinden.(zie noot 1) Op grond van artikel 4 van deze richtlijn, die wordt geïmplementeerd in het voorgestelde artikel 16.5, eerste lid, Wmb, moet het een emittent worden verboden om zonder emissievergunning een installatie te exploiteren die CO2-emissies veroorzaakt. Deze vergunning zal in Nederland worden verleend door de Nea. Aan de vergunning worden voorschriften verbonden, die onder meer verplichten tot het overleggen van een zogenaamd monitoringprotocol en het indienen van een jaarlijks emissieverslag. Jaarlijks worden vóór 1 maart emissierechten door de Nea verleend. Dit stelsel is nodig wil een emittent kunnen voldoen aan de verplichting om op 1 mei van het volgende jaar ten minste het aantal emissierechten bij de Nea in te leveren dat gelijk is aan het aantal CO2-emissies dat hij heeft veroorzaakt. Aan de verlening van de emissierechten gaan een nationaal toewijzingsplan en een toewijzingsbesluit vooraf. b. Het NOx-systeem Sinds 1999 wordt gesproken over de invoering van NOx-emissiehandel als instrument voor het milieubeleid.(zie noot 2) Afdeling V van de Raad van State heeft op 31 oktober 2000 naar aanleiding van een verzoek van de Staatssecretaris voorlichting gegeven over de verenigbaarheid van een systeem van verhandelbare NOx-emissierechten met het in de Wmb neergelegde alarabeginsel. Het toen voorgelegde systeem was neergelegd in een algemene maatregel van bestuur op basis van de Wmb. De afdeling achtte een systeem van verhandelbare rechten waarbij het gaat om de beperking van het totaal van de uitstoot in Nederland, niet passen bij hetgeen de Wmb beoogt, namelijk het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van nadelige gevolgen van bepaalde activiteiten voor het milieu op één bepaalde plaats (inrichting). Thans wordt voorgesteld de Wmb zodanig aan te passen dat het verhandelen van emissierechten mogelijk wordt. In december 2000 heeft het bedrijfsleven (VNO/NCW en betrokken brancheorganisaties) ingestemd met de hoofdlijnen van een Nederlands stelsel voor handel in NOx-emissierechten en met de invoering van NOx-emissiehandel in 2003.(zie noot 3) Op 23 januari 2003 heeft Nederland bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen het systeem van verhandelbare NOx-emissierechten aangemeld. De Commissie heeft dit systeem als staatssteun aangemerkt, die is toegestaan op grond van artikel 87, derde lid, onder c, EG-Verdrag; de regering betwist de kwalificatie staatssteun.(zie noot 4) Evenals bij CO2 moet een emittent vergunning van de Nea hebben voor een inrichting met een installatie die emissies van NOx veroorzaakt. Aan deze vergunning worden niet alleen dezelfde voorschriften als bij CO2 maar ook een aantal aanvullende voorschriften verbonden. Een belangrijk verschil is dat NOx-emissierechten niet vooraf worden verleend. Op basis van het brandstofverbruik per individuele installatie of de productie per proces wordt op grond van de voor dat jaar van toepassing zijnde prestatienorm achteraf vastgesteld hoeveel emissierechten een emittent heeft opgebouwd.(zie noot 5) Deze prestatienormen geven aan hoeveel emissie van NOx mag worden veroorzaakt per eenheid energie die in een installatie is verbruikt. De emittent moet uiterlijk 1 mei van het volgende jaar aan de Nea aantonen dat hij over voldoende emissierechten beschikt ter dekking van zijn NOx-emissies. 2. Opzet van het wetsvoorstel In het huidige wetsvoorstel wordt de handel in NOx-emissierechten als middel geïntroduceerd om te voldoen aan internationale verplichtingen. De keuze voor handel in NOx-emissierechten is louter nationaal beleid. Het tegelijkertijd introduceren van handel in CO2- en NOx-emissierechten in het onderhavige voorstel acht de Raad ongewenst. Algemeen uitgangspunt bij implementatievoorstellen is dat geen andere regels worden opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn.(zie noot 6) Om vertraging bij implementatie te voorkomen, dient een wetsvoorstel dat strekt ter implementatie niet te worden belast met extra "nationaal" beleid. Bij uitstek geldt dit in het onderhavige geval waarbij, zeker gezien de complexiteit van het op te tuigen stelsel van de CO2-emissiehandel, een bijzonder krappe implementatietermijn geldt. De implementatietermijn van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is reeds op 31 december 2003 verstreken, vóórdat het wetsvoorstel aan de Raad van State voor advies is aangeboden. Bovendien roept het voorgestelde stelsel voor verhandelbare NOx-emissierechten een aantal specifieke problemen op, die in punt 5 van dit advies in hoofdlijnen worden aangeduid. De Raad merkt op dat dit wetsvoorstel niet strekt ter implementatie van de NEC-richtlijn.(zie noot 7) Ook schrijft de NEC-richtlijn een systeem van verhandelbare NOx-emissierechten niet voor. Om de behandeling van het implementatievoorstel te bespoedigen, adviseert de Raad om titel 16.3 Wmb, betreffende verhandelbare NOx-emissierechten, uit dit wetsvoorstel te lichten en deze materie in een afzonderlijk wetsvoorstel onder te brengen. 3. Opmerkingen over het stelsel van CO2-emissierechten a. Nationaal toewijzingsplan i) Het nationale toewijzingsplan is niet voor beroep vatbaar.(zie noot 8) Tegen de achtergrond van de noodzaak van snelle totstandkoming en toepassing van het toewijzingsplan heeft de Raad begrip voor opneming van het plan op de negatieve lijst bij artikel 8:5 Algemene wet bestuursrecht, maar hij acht de motivering niet adequaat. Als argument voor het niet beroepbaar maken voert de toelichting onder meer aan dat het plan algemeen verbindende voorschriften zou bevatten; ook zou de toetsing van het plan door de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Commissie) krachtens artikel 9 van de richtlijn broeikasgasemissierechten zich verzetten tegen de mogelijkheid van vernietiging door de administratieve rechter.(zie noot 9) Het eerste argument acht de Raad onjuist, het tweede niet overtuigend. De omstandigheid dat het plan criteria bevat voor toewijzing van emissierechten door de minister, heeft op zichzelf nog niet tot gevolg dat het algemeen verbindende voorschriften bevat. Wil dat het geval zijn, dan moet het gaan om algemene regels waarin rechtsnormen zijn vervat met externe werking. Aan dat vereiste voldoet het nationale toewijzingsplan niet. De rol van de Commissie is tweeërlei; enerzijds geeft zij richtsnoeren voor de nationale plannen, anderzijds heeft zij de bevoegdheid op grond van artikel 9, derde lid, van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten om het nationale plan geheel of ten dele te verwerpen. Deze bevoegdheid vormt naar het oordeel van de Raad op zichzelf geen deugdelijk argument om het beroep tegen het nationale plan niet passend te achten. Argumenten zoals het niet belasten van het nationale besluitvormingsproces met procedures, met name in het geval dat in het verdere besluitvormingsproces adequate rechtsbescherming wordt geboden, zijn in het verleden gebezigd voor het plaatsen op de negatieve lijst (Wet stedelijke vernieuwing). De Raad adviseert artikel II van een overtuigende motivering te voorzien. ii) Volgens de toelichting heeft de lijst van installaties in het nationaal toewijzingsplan een indicatief karakter en geen rechtsgevolgen, omdat het alleen gaat om voorlopige toewijzing van rechten voor elke installatie. De definitieve toewijzing van emissierechten vindt in het toewijzingsbesluit plaats. Omdat het nationale toewijzingsplan volgens het wetsvoorstel niet voor beroep vatbaar is, beveelt de Raad aan er in de toelichting op te wijzen dat ook een emittent die niet op de lijst is opgenomen, op grond van een toewijzingsbesluit emissierechten kan verkrijgen. iii) Tegen de weigering door de Commissie een nationaal plan goed te keuren of tegen het nalaten een goedkeuringsbesluit te nemen kunnen natuurlijke personen en rechtspersonen beroep instellen bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen. Gelet op de anti-dumpingrechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden bedrijven die met naam zijn genoemd in het nationale toewijzingsplan als rechtstreeks en individueel geraakt aangemerkt.(zie noot 10) De Raad beveelt aan in de toelichting hieraan aandacht te schenken. b. Rechtsgevolgen De toelichting laat de rechtsgevolgen van twee belangrijke onderdelen van het nationaal toewijzingsplan en van het nationaal toewijzingsbesluit buiten beschouwing. Dit betreft de vermelding van het percentage van het totale aantal emissierechten en van het depot in het nationaal toewijzingsplan en in het nationaal toewijzingsbesluit. De Raad adviseert alsnog aan de op deze onderdelen betrekking hebbende rechtsgevolgen en rechtsbescherming aandacht te besteden. c. Eerste verlening van emissierechten Het nationaal plan (voorgesteld artikel 16.22 Wmb) vormt de basis voor het stelsel van de handel in CO2-emissierechten. In het nationale plan zullen de criteria worden opgenomen op basis waarvan emissierechten zullen worden toegedeeld. Op grond van artikel 9 van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten moet het nationaal plan worden gebaseerd op "objectieve en transparante criteria", waaronder die in bijlage III bij die richtlijn. De Raad wijst erop dat als de eerste verlening van emissierechten in 2005 zal geschieden op basis van de huidige omvang van emissie, daarin een onrechtvaardigheid kan schuilen wanneer bij de verlening geen rekening wordt gehouden met reeds voordien verrichte reducerende maatregelen. Een emittent die voordien heeft geïnvesteerd in emissiereducerende technieken krijgt dan op dezelfde voet rechten toegekend als de emittent die niet heeft geïnvesteerd. Denkbaar is voorts dat de eerstbedoelde emittent in beperkte mate in staat is om emissierechten te verhandelen, omdat hij zijn emissies reeds zodanig heeft teruggebracht dat hij nog slechts tegen relatief hoge kosten verder kan reduceren. Dit in tegenstelling tot een emittent die in het verleden niet of nauwelijks reducerende maatregelen heeft genomen. Aldus wordt goed gedrag niet bevorderd maar bestraft. De toelichting dient nader aan te geven hoe bij de toewijzing van emissierechten rekening zal worden gehouden met vóór de eerste verlening van rechten verrichtte reducerende maatregelen. d. "Benchmarking" De toelichting vermeldt dat "benchmarking" als allocatie-instrument zal worden gebruikt. Het is de Raad echter niet duidelijk hoe dit allocatie-instrument zal uitwerken en of voor iedere soort installaties in feite een voldoende vergelijkbaar "benchmark" beschikbaar is.(zie noot 11) Het college acht het gewenst dat één en ander nader wordt toegelicht. 4. De implementatie van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten - overige opmerkingen a. Definities i) Emissierechten In artikel I, onderdeel A, wordt een definitie gegeven van emissierecht, waarbij uit artikel 3, onder a, van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten niet zijn overgenomen de elementen "overdraagbare" rechten en "gedurende een bepaalde periode". Voor deze aldus afwijkende begripsomschrijving is geen rechtvaardiging gegeven. Niet valt in te zien dat een van de richtlijn inhoudelijk afwijkend emissierecht te verenigen valt met de beoogde communautaire en internationale handel in emissierechten. De Raad adviseert de definitie van "emissierechten" van de richtlijn alsnog volledig te volgen. ii) "Installatie" of "inrichting" In de definitie van "emissie" (artikel 3, onder b, richtlijn handel in broeikasgasemissierechten) is het onderdeel "installatie" essentieel. Het begrip "installatie" uit de richtlijn (artikel 3, onder e) is echter met enige verschillen in het wetsvoorstel overgenomen, teneinde aan te sluiten bij hoofdstuk 8 Wmb omdat daarin het begrip "inrichting" centraal staat. Hierdoor is in het voorgestelde hoofdstuk 16 Wmb "installatie" naast "inrichting" het centrale begrip. Volgens de toelichting zouden er in de praktijk weinig of geen verschillen bestaan tussen deze twee begrippen.(zie noot 12) Het onderscheid tussen "installatie" en "inrichting" brengt evenwel naar het oordeel van de Raad substantiële interpretatieproblemen met zich mee, omdat het bij een inrichting gaat om een bedrijvigheid die binnen zekere grenzen wordt ondernomen, terwijl bij de installatie niet de activiteiten maar de vaste technische eenheid centraal staat. Het is bovendien verwarrend dat het in de voorgestelde afdeling 16.2.2 Wmb nu eens over inrichting en dan weer over installaties gaat. Zo worden emissierechten per installatie toegekend en moet er voor elke installatie een monitoringsprotocol worden opgesteld, terwijl de vergunning wordt verleend voor de inrichting als geheel. Daarbij merkt de Raad op dat de inrichting als centraal begrip in de Wmb in toenemende mate leidt tot aanpassingsproblemen bij Europese richtlijnen, die zijn gebaseerd op het installatiebegrip, zoals de richtlijn nr. 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (hierna: IPPC-richtlijn). De Raad adviseert uitsluitend het begrip "installatie" in het wetsvoorstel te bezigen, en het te definiëren geheel overeenkomstig de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. iii) Nieuwkomer Onder de definitie van het begrip "nieuwkomer" in artikel 1, onder h, van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vallen zowel emittenten die nieuwe installaties exploiteren als emittenten die bestaande installaties exploiteren welke zodanig worden uitgebreid of gewijzigd dat hiervoor wijziging van de emissievergunning noodzakelijk is nadat het nationale toewijzingsplan aan de Commissie is meegedeeld. In het wetsvoorstel is het begrip "nieuwkomer" in het voorgestelde artikel 16.24, tweede lid, onderdeel a, onder 1, Wmb echter beperkt tot de emittenten aan wie nog geen emissievergunning is verleend op het moment dat het nationale toewijzingsplan aan de Commissie is toegezonden. Omdat ook de emittenten die een gewijzigde vergunning nodig hebben onder het begrip nieuwkomer vallen, adviseert de Raad artikel 16.34, tweede lid, onderdeel a, onder 1, Wmb aan te passen overeenkomstig de definitie van de richtlijn. b. Richtsnoeren van de Commissie Op grond van artikel 14, derde lid, van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten zal een emittent verslag moeten uitbrengen aan de Nea over een emissiejaar overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie. Volgens de transponeringstabel is deze bepaling geïmplementeerd in de voorgestelde artikelen 16.12, tweede lid, aanhef en onder b, en 16.13, tweede lid, Wmb. In het voorgestelde artikel 16.6, derde lid, Wmb wordt verwezen naar de noodzaak om aan de richtsnoeren van de Commissie te voldoen. Dit artikel heeft echter geen betrekking op het verslag. De Raad adviseert er alsnog in te voorzien dat ook het verslag voldoet aan de richtsnoeren van de Commissie. c. Bepaling jaarvracht activiteiten Het voorgestelde artikel, 16.6, vijfde lid, Wmb schept de mogelijkheid emissies en energieverbruik veroorzaakt door bepaalde bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangegeven activiteiten buiten beschouwing te laten, omdat de richtlijn de begrippen activiteiten en installaties door elkaar zou gebruiken in Bijlage I.(zie noot 13) Deze bepaling leidt ertoe dat effecten van dergelijke activiteiten niet behoeven te worden meegeteld bij de bepaling van de jaarvracht van de installatie; hierbij wordt gedacht aan verwaarloosbare energiebronnen. Volgens de toelichting zou dit in overeenstemming zijn met de richtlijn.(zie noot 14) De Raad ziet voor deze inperking van de jaarvracht geen basis in de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten en adviseert artikel 16.6, vijfde lid, Wmb nader te bezien. d. Aanvullende eisen Het wetsvoorstel kent in het onderdeel betreffende de handel in CO2-emissierechten op twee punten een uitbreiding ten opzichte van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Ten eerste moet een onafhankelijke deskundige op grond van het voorgestelde artikel 16.13, eerste lid, Wmb in ieder geval voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in bijlage V van de richtlijn. Het eerste lid stelt daarnaast reeds een aanvullende eis, terwijl volgens het derde lid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nog meer eisen kunnen worden gesteld. Ten tweede heeft de Nea op grond van het voorgestelde artikel 16.15 Wmb de bevoegdheid om wat de memorie van toelichting noemt "zelfstandige controle" op de aangeleverde emissiegegevens uit te voeren, waarna mogelijk ambtshalve vaststelling van de gegevens door de Nea plaatsvindt (voorgestelde artikel 16.16 Wmb). De zelfstandige controle is volgens de toelichting noodzakelijk, omdat de verificateur kan verklaren dat het emissieverslag bevredigend is als naar zijn mening de totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven. Wat daarvan zijn moge, de richtlijn beoogt minimumharmonisatie, zodat lidstaten in beginsel verdergaande regels kunnen stellen. Voor dergelijke uitbreidingen ten opzichte van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten geldt echter dat ze een uitzondering op het vrije dienstenverkeer vormen en daarom moeten berusten op het algemeen belang en in overeenstemming moeten zijn met de eisen van noodzakelijkheid en van proportionaliteit.(zie noot 15) De Raad mist in de toelichting een beschrijving die elk van deze uitbreidingen rechtvaardigt en adviseert daarin alsnog te voorzien, dan wel de uitbreidingen achterwege te laten. 5. Opmerkingen over het stelsel van NOx-emissierechten a. Verenigbaarheid met andere EG-verplichtingen Emissiehandel wijkt af van het systeem in de IPPC-richtlijn, waarbij voor elke inrichting individueel maatregelen genomen moeten worden en de beste beschikbare technieken (hierna: bbtbeginsel) moeten worden toegepast. Op grond van hoofdstuk 8 Wmb worden in een milieuvergunning emissiegrenswaarden voor NOx gesteld. Deze emissiegrenswaarden zullen naast de uit het NOx-emissierechtensysteem voortvloeiende prestatienormen blijven gelden. Het gevolg van het bbtbeginsel is dat een emittent altijd een minimum aan emissiereducerende maatregelen moet nemen. Deze verplichting kan hij niet afkopen door van andere emittenten emissierechten te kopen. Paragraaf 9.2.3 van de toelichting spreekt inzake de verhouding tussen de NOx-emissiehandel en de IPPC-richtlijn de verwachting uit dat de prestatienormen in het kader van de NOx-emissiehandel strenger zullen zijn dan de NOx-emissiegrenswaarden die zijn opgenomen in een milieuvergunning op basis van hoofdstuk 8 Wmb, omdat de reden van de invoering van de handel in NOx-emissierechten is dat hierdoor van bedrijven een grotere emissiereductie kan worden gevergd dan met toepassing van het bestaande instrumentarium bij individuele installaties haalbaar is.(zie noot 16) De Raad kan die verwachting niet zonder nadere toelichting volgen, mede in aanmerking genomen dat de figuur van handel in emissierechten berust op de vooronderstelling dat emissiebeperkende maatregelen daar zullen worden genomen waar zij het goedkoopst zijn. Doordat het voorgestelde stelsel van handel in NOx-emissierechten hoofdstuk 8 Wmb en de IPPC-toets onverlet laat, is niet zonder meer duidelijk dat de handel in NOx-emissierechten effectief zal zijn. Ter vergelijking wijst de Raad op artikel 26 van de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, dat de verplichting om emissiegrenswaarden in een milieuvergunning op te nemen op grond van de IPPC-richtlijn buiten toepassing verklaart voor installaties die een vergunning voor emissiehandel in CO2 nodig hebben. De reden hiervoor is dat het stellen van emissiegrenswaarden de voordelen van de emissiehandel vermindert, omdat als gevolg daarvan een installatie de emissie niet zou mogen vermeerderen, waardoor het marktmechanisme wordt verstoord.(zie noot 17) Mede daarom streeft, blijkens de toelichting, de regering ernaar om op de middellange termijn de IPPC-richtlijn zodanig gewijzigd te krijgen dat het niet langer noodzakelijk is in de milieuvergunning NOx-emissiegrenswaarden op te nemen. De Raad is er niet van overtuigd dat er vooralsnog in feite voldoende ruimte geschapen is voor een effectief stelsel voor de handel in NOx-emissierechten. Het college beveelt aan dit aspect nader te bezien. b. Relatief plafond in het NOx-stelsel De stelsels voor de handel in CO2- en NOx-emissierechten zijn structureel verschillend. Voor CO2-emissierechten geldt dat aan een emittent tevoren een vaste hoeveelheid emissierechten verleend wordt (absoluut plafond). Het absolute plafond vloeit voort uit de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Bij NOx-emissierechten geldt een relatief plafond, waarbij een emittent in een emissiejaar emissierechten opbouwt per standaardhoeveelheid energie die in zijn inrichting wordt verbruikt. Er is volgens de toelichting gekozen voor een stelsel met een relatief plafond, omdat dit direct gericht is op verbetering van NOx-efficiëntie van het brandstofgebruik of de productie van het bedrijf. Bovendien is het bedrijfsleven voorstander van dit stelsel, omdat het goed aansluit bij de bestaande praktijk, waarbij de individuele installaties aan emissiegrenswaarden moeten voldoen, en omdat hierdoor rekening kan worden gehouden met de productiegroei van individuele bedrijven.(zie noot 18) Het NOx-stelsel volgt in zoverre echter een geheel ander stelsel dan het CO2-stelsel. Over de keuze voor het relatieve plafond maakt de Raad de volgende opmerkingen. i) De Commissie heeft een uitgesproken voorkeur heeft voor een absoluut plafond. Als aanmerkelijke nadelen van een relatief plafond noemt de Commissie ten eerste dat de zekerheid over het resultaat van de emissiereductie minder is dan bij een absoluut plafond. Weliswaar wordt deze onzekerheid verminderd door de prestatienormen aan te passen, maar hiermee verdwijnt de onzekerheid niet volledig. Bovendien creëert dit stelsel volgens de Commissie voor de betrokken bedrijven een onzekerheid, omdat zij niet weten wat de prestatienorm in de toekomst zal zijn. Deze onzekerheid kan met zich meebrengen dat Nederland de doelstelling om NOx-emissie te verminderen niet haalt, omdat er in totaal meer NOx-emissie plaatsvindt dan op grond van internationale afspraken is toegestaan. Een stelsel met een absoluut plafond acht de Commissie eenvoudiger. Het brengt lagere transactiekosten voor de deelnemers in het handelssysteem met zich mee, alsook lagere administratieve kosten voor het overheidstoezicht. Deze redenen liggen ten grondslag aan de keuze door de Commissie voor een absoluut plafond bij het CO2-stelsel.(zie noot 19) De Raad volgt de gedachtegang van de Commissie en betwijfelt de effectiviteit van het voorgesteld relatief plafond als mechanisme in het NOx-stelsel om emissiereductie te bewerkstelligen. De Raad acht het noodzakelijk dat de effectiviteit van het relatief plafond nader wordt afgewogen. ii) Naar het oordeel van de Raad zijn voor een stelsel van verhandelbare rechten twee elementen van wezenlijk belang om tot een effectieve markt met reële prijsvorming te komen: de afbakening van het totaal aan rechten en de deelbaarheid en verplaatsbaarheid van die rechten. Bij een stelsel met een relatief plafond staat vooraf niet vast hoeveel emissierechten een emittent nodig heeft. Daardoor kan het totaal aan rechten, en dientengevolge de uitstoot, onvoldoende worden afgebakend. Bovendien kan de schaarste op basis waarvan de prijs van emissierechten wordt bepaald van jaar tot jaar veranderen, waardoor er een gerede kans is dat bij ondernemers de neiging niet groot zal zijn emissierechten te verhandelen of erin te investeren. De toelichting dient, mede in het licht van dat aspect, duidelijk te maken dat het voorgestelde stelsel effectief is. c. Voorkeur voor Europese aanpak bij NOx-emissierechten De Europese Commissie is van mening dat een communautaire benadering van handel in emissierechten noodzakelijk is om verstoring van de mededinging op de interne markt te voorkomen. Het verdient, naar de mening van de Raad, de voorkeur wanneer ook voor Nederland de invoering van een systeem van emissiehandel past binnen een Europees kader; dat zal ook minder aanpassing geven voor het Nederlandse bedrijfsleven, zeker voorzover dit in meer lidstaten opereert. Dat kader zal te zijner tijd gelden voor een veel groter aantal bedrijven. Daarnaast zullen fricties met andere Europese verplichtingen, zoals genoemd onder a, zich niet voordoen, mede omdat kan worden geprofiteerd van de ervaringen met het CO2-systeem. De Raad beveelt ook daarom aan een stelsel van verhandelbare NOx-emissierechten in te voeren met een absoluut plafond naar Europees model. 6. De Nea a. Instelling zelfstandig bestuursorgaan Volgens de toelichting is het voor het goed functioneren van het handelssysteem in emissierechten essentieel dat de uitvoering daarvan wordt toevertrouwd aan een onafhankelijke instantie met specifieke deskundigheid.(zie noot 20) Bovendien is de overheid actor in het systeem, en kan zij ook zelf handelen in CO2-emissierechten.(zie noot 21) Deze redenen liggen ten grondslag aan de instelling van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo), de Nea. De Nea kan echter niet bouwen op reeds opgedane ervaring. Zowel nationaal als internationaal betreft de handel in CO2-emissierechten een noviteit. Het college wijst erop dat de Nederlandse mededingingsautoriteit is gestart als onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, waardoor van brede expertise kon worden geprofiteerd en voor de belangrijke initiële beleidskeuzen politieke verantwoordelijkheid werd gedragen. Met betrekking tot het argument van het potentiële eigen belang van de overheid als partij, wijst de Raad erop dat dit kan worden ondervangen door de Nea niet onder te brengen bij het ministerie dat zelf als handelspartij kan optreden. Het college acht het gewenst dat de toelichting nader motiveert dat bij een dergelijk nieuw instrument als handel in emissierechten de instelling van een zbo de voorkeur verdient. b. Verhouding minister en Nea De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van handel in emissierechten in het algemeen. Het gaat daarbij om de voorbereiding en de vaststelling van wettelijke regelingen en het toezicht op de uitvoering door de Nea. In verband met dat toezicht bevat het wetvoorstel een bijzondere regeling voor de verhouding tussen de minister en de Nea. Hieronder valt de bevoegdheid van de minister om besluiten van de Nea spontaan te vernietigen (voorgesteld artikel 2.13 Wmb). Deze bepalingen vullen de omvang van de ministeriële verantwoordelijkheid in en bepalen zodoende tevens de controlemogelijkheden die de Staten-Generaal jegens de minister hebben.(zie noot 22) De Nea wordt verantwoordelijk voor de concrete uitvoering van het beleid, maar de minister blijft verantwoordelijk voor de algemene beleidsdoelstellingen, waardoor er in ieder geval op hoofdlijnen controle van de Staten-Generaal mogelijk is.(zie noot 23) Als de Nea een zbo zou worden acht de Raad de keuze voor de bevoegdheid van de minister om besluiten te vernietigen niet logisch. Bij die keuze past een ministeriële verantwoordelijkheid die zich beperkt tot de hoofdlijnen van het beleid. Indien een verderstrekkende verantwoordelijkheid gewenst is, ligt naar het oordeel van de Raad de zbo-constructie niet voor de hand. De Raad adviseert om deze reden de algemene vernietigingsbevoegdheid niet op te nemen. Hij wijst er bovendien op dat, als er al soorten van besluiten van de Nea zijn waarvoor bij wijze van hoge uitzondering de mogelijkheid van spontane vernietiging dient te worden gegeven, een daartoe beperkte bevoegdheid een specifieke rechtvaardiging behoeft. c. Bestuurlijke boete De Nea wordt belast met het uitoefenen van het toezicht en het opleggen van sancties. Volgens de toelichting zal de Nea zo worden ingericht dat er een duidelijke scheiding van de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving is. Uit de toelichting blijkt niet of de organisatie van taken binnen de Nea in overeenstemming is met artikel 5.4.2.6, vierde lid, van het wetsvoorstel vierde tranche Algemene wet bestuurswet, waarover de Raad onlangs advies uitbracht.(zie noot 24) Ingevolge deze bepaling wordt mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete vanaf 340 euro niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of een proces-verbaal heeft gemaakt. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen.(zie noot 25) 7. Toewijzingsbesluit: tijdigheid en rechtsbescherming Ingevolge het wetsvoorstel kan tegen een toewijzingsbesluit (in het CO2-systeem) beroep worden ingesteld in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Daaraan gaat geen bezwaarschriftprocedure vooraf. De Raad heeft er begrip voor dat de regering zoekt naar mogelijkheden om te waarborgen dat de inhoud van het toewijzingsbesluit tijdig vaststaat. Met het oog daarop wordt in het wetsvoorstel een zogenaamde "bestuurlijke lus" geïntroduceerd. Als de Afdeling het beroep (deels) gegrond acht, dient zij een tussenuitspraak te doen waarin zij vaststelt in welke opzichten het beroep gegrond is. De ministers die het eerdere besluit hebben genomen, dienen dit besluit te wijzigen (voorgesteld artikel 16.30 Wmb); het gewijzigd besluit vervangt het eerdere besluit. Volgens de toelichting is deze voorziening nodig omdat er voor 1 maart van het eerste jaar van een toewijzingsperiode een onherroepelijk toewijzingsbesluit moet zijn en uiterlijk op die datum de verlening van de toegewezen emissierechten moet plaatsvinden. De Raad merkt daarbij overigens op dat hij in artikel 11 van de richtlijn niet leest dat deze besluiten op die datum ook reeds in rechte onaantastbaar moeten zijn. Met de voorgestelde constructie wordt het beoogde resultaat niet noodzakelijkerwijs gewaarborgd. Het wetsvoorstel is daarmee minder effectief dan de memorie van toelichting suggereert (a). Bovendien merkt de Raad op dat over de wenselijkheid van invoering van enigerlei bestuurlijke lus en de vorm waarin die gegoten zou moeten worden in de kring van deskundigen op het gebied van het bestuursprocesrecht nog bepaald geen consensus bestaat (b).(zie noot 26) De toewijzing en het verlenen van CO2-emissierechten is zodanig complex en er zijn zodanige financiële en andere maatschappelijke belangen mee gemoeid dat het naar het oordeel van de Raad ongewenst is haar in dit stadium tot proeftuin voor dit bestuursrechtelijk novum te maken. De Raad adviseert te bezien of langs andere weg dan de bestuurlijke lus het beoogde resultaat beter kan worden bereikt. Hij doet daarvoor een suggestie (c). a. Effectiviteit De Afdeling bestuursrechtspraak doet einduitspraak binnen een termijn van 40 weken na afloop van de termijn van het (eerste) toewijzingsbesluit. Acht zij (een deel van) het beroep gegrond, dan doet zij tussenuitspraak binnen 18 weken na afloop van de beroepstermijn; het bestuursorgaan heeft dan 10 weken voor het nemen van een gewijzigd toewijzingsbesluit; hiertegen staat geen bezwaarschrift open. De Afdeling doet vervolgens einduitspraak over het gewijzigde toewijzingsbesluit. Indien aan het toewijzingsbesluit een procedureel gebrek kleeft, is de aan het bestuursorgaan geboden termijn van 10 weken voor herstel van de gebreken te kort. Het wetsvoorstel houdt geen rekening met overschrijding van de voorgestelde termijnen, die van orde en niet fataal (kunnen) zijn. Ook aan het gewijzigde toewijzingsbesluit kunnen echter nog gebreken kleven. Volgens de memorie van toelichting kan de Afdeling bestuursrechtspraak dan in de meeste gevallen zelf in de zaak voorzien, omdat de criteria voor de verdeling van emissierechten die zijn opgenomen in het nationale toewijzingsplan, voldoende duidelijk zijn om in een concreet geval het aantal toe te wijzen rechten vast te stellen.(zie noot 27) Het is echter heel wel mogelijk dat zich gevallen zullen voordoen waarbij nog keuzen moeten worden gemaakt waarvoor alleen het bestuursorgaan verantwoordelijkheid kan dragen. In de praktijk zullen deze, naar verwachting van de regering, niet talrijk zijn.(zie noot 28) De Raad deelt deze optimistische visie niet en acht het een gemis dat het wetsvoorstel geen oplossing biedt voor dergelijke gevallen. De Raad komt tot de slotsom dat de bestuurlijke lus vooralsnog een onvoldoende effectieve waarborg voor een tijdig onherroepelijk toewijzingsbesluit biedt. b. Uitwerking en gevolgen van de regeling De regeling van de bestuurlijke lus in het wetsvoorstel roept een aantal vragen op. Als de rechter het beroep deels gegrond acht, is hij verplicht eerst een tussenuitspraak te doen (voorgestelde artikel 20.5a, tweede lid, Wmb). Een einduitspraak is in dat geval uitgesloten. Afdeling 8.2.6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de tussenuitspraak (artikel 20.5a, derde lid, tweede volzin, Wmb). Dit zou betekenen dat de rechter het bestreden besluit ook (deels) dient te vernietigen. Dit spoort echter niet zonder meer met het voorgestelde artikel 16.30 Wmb. Dit verplicht het bestuursorgaan tot het wijzigen van het bestreden besluit na een tussenuitspraak.(zie noot 29) Ook de memorie van toelichting gaat niet uit van een vernietigd besluit.(zie noot 30) Het wetsvoorstel moet hier een duidelijke keuze maken. Voorts is niet duidelijk of de rechter in de tussenuitspraak beschikt over bevoegdheden als veroordeling tot schadevergoeding en proceskosten wanneer hij het bestreden besluit zelf niet vernietigt. Ook is onduidelijk of de rechter bij tussenuitspraak ten dele zelf kan voorzien in de zaak. Deze mogelijkheid zou wellicht in bepaalde gevallen een sneller resultaat kunnen leveren dan met de bestuurlijke lus mogelijk is. De Raad betwijfelt daarom of uitsluiting van de mogelijkheid de zaak bij einduitspraak (op onderdelen) af te doen in het geval de rechter het beroep gegrond verklaart, in dit geval passend is. Verder rijst de vraag waarop de einduitspraak na een tussenuitspraak precies betrekking zal hebben. Zo is niet zonder meer duidelijk of de tussenuitspraak in de einduitspraak geïncorporeerd wordt, bijvoorbeeld om tot veroordeling in schadevergoeding en proceskosten te kunnen komen. Een ander punt is de verplichting van de rechter om in de tussenuitspraak alle onderdelen van het beroep te behandelen. De tussenuitspraak dient duidelijk te maken in welke opzichten het beroep gegrond is.(zie noot 31) Beroep is nog slechts mogelijk tegen wijzigingen die na de tussenuitspraak in het toewijzingsbesluit zijn opgenomen (voorgestelde artikel 20.1, vierde lid, Wmb). Het is de vraag of de rechter gezien het complexe besluit, goed kan overzien wat de gevolgen zijn van het gegrond verklaren van een deel van het beroep voor het toewijzingsbesluit. Niet uitgesloten is dat de rechter zekerheidshalve de ingebrekestelling zo ruim mogelijk, en wellicht naar achteraf blijkt nodeloos ruim, zal opzetten, hetgeen weinig efficiënt is. De Raad adviseert nader te bezien en aan te duiden wat de rechter wel en niet in de tussenuitspraak moet betrekken. Hetzelfde adviseert hij voor de einduitspraak. Ten slotte wijst de Raad op het verschil tussen de voorgestelde regeling met de einduitspraak in artikel 8:73 Awb, die gevolgd kan worden door een nadere uitspraak. In genoemde bepaling wordt ook een regeling getroffen voor heropening van het onderzoek. De nu voorgestelde regeling gaat uit van een tussenuitspraak; over het sluiten, schorsen of doorlopen van het onderzoek zwijgt de regeling. De Raad acht de voorgestelde regeling onvoldoende uitgewerkt en vreest dat de gevolgen ervan niet voldoende zijn afgewogen. Hij is van oordeel dat binnen het kader van het onderhavige wetsvoorstel de complexe materie en de vereiste spoed zich niet lenen voor een regeling die nog zoveel onzekerheden bevat. c. Alternatief De Raad wijst er op dat het geldend bestuursprocesrecht omwille van tijdige besluitvorming goede mogelijkheden biedt voor een snelle behandeling van een beroep (versnelde behandeling, tussentijdse wijziging van het besluit al dan niet op uitnodiging van de rechter, voorlopige voorziening van de voorzitter(zie noot 32)). De Raad geeft in overweging in plaats van de bestuurlijke lus te kiezen voor een aanmerkelijk kortere termijn voor de einduitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak dan de veertig weken die het wetsvoorstel noemt (voorgestelde artikel 20.1, tweede lid, toegevoegde volzin, Wmb). Die korte termijn zou in bijzondere gevallen verlengd moeten kunnen worden. Door deze termijnverkorting komt meer tijd vrij voor het bestuursorgaan om de gebreken te repareren, hetgeen de kwaliteit van het gewijzigd besluit ten goede kan komen. Mocht ook dit besluit beroepen worden, dan zal het opnieuw beoordeeld moeten worden, eventueel door de voorzitter. Wordt het besluit door de Afdeling in de nieuwe procedure onrechtmatig geoordeeld, dan kunnen gebreken - voorzover daarvan nadeel is ondervonden - worden gecompenseerd door aanspraken voor het komend jaar of door schadevergoeding. Voor deze nieuwe procedure zou het voorschrijven van versnelde behandeling of een spoedbehandeling zonder bodemzaak een optie kunnen zijn. De verplichting tot het gevoegd behandelen van bij de Afdeling aanhangige zaken (artikel 20.5a, eerste lid, Wmb) kan tot onnodige vertraging leiden. Het verdient aanbeveling de mogelijkheid open te laten dat beroepen die zich daarvoor lenen, los van de andere aanhangige zaken worden beoordeeld. Ook kan het voorkomen dat in verschillende beroepen eenzelfde aspect aan de orde wordt gesteld. Denkbaar is dat de Afdeling één beroep waarin dat aspect aan de orde is, behandelt en daarover uitspraak doet. Vervolgens zouden andere beroepen - indien deze zich daarvoor lenen - kunnen worden afgedaan door de voorzitter zonder zitting. Daarvoor zou de eerdergenoemde spoedbehandeling zonder bodemzaak een optie zijn. Voor de gevallen waarin een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, kan ook worden gedacht aan de mogelijkheid dat de voorzitter uitspraak doet in de hoofdzaak zonder toestemming van partijen, zoals artikel 8:86 Awb thans reeds mogelijk maakt bij de voorzieningenrechter in eerste aanleg. Deze afwijking van artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zou dan uitdrukkelijk in dit wetsvoorstel moeten worden opgenomen. 8. Handhaving a. Aanwijzen toezichthouders Op grond van het voorgestelde artikel 18.4, vijfde lid, Wmb wijst de minister de ambtenaren aan die met het toezicht en onderzoek worden belast. Degenen die onderzoek uitoefenen zijn op grond van het voorgestelde artikel 18.4a Wmb de krachtens artikel 18.4, vijfde lid, aangewezen medewerkers van de emissieautoriteit. De toelichting motiveert niet waarom het de minister is die de ambtenaren welke met de handhaving zijn belast, aanwijst en niet de Nea. Harmonisatie van artikel 18.4 zou betekenen dat de aanwijzing door de minister "in overeenstemming met" de Nea dient te geschieden. Bovendien komt de redactie van artikel 18.4a Wmb niet overeen met die van artikel 18.4 Wmb, omdat uit artikel 18.4 niet blijkt dat de door de minister aangewezen ambtenaren medewerkers van de emissieautoriteit zijn. De Raad adviseert het artikel 18.4a Wmb in overeenstemming te brengen met artikel 18.4 Wmb en de toelichting aan te vullen met een argumentatie voor de genoemde keuze voor de aanwijzing door de minister, en het voorstel zo nodig aan te passen. b. Samenloop van toezicht Er zal samenloop van het toezicht plaatsvinden, omdat op grond van artikel 18.4 Wmb het Inspectoraat-Generaal VROM is belast met het toezicht op de naleving van de Wmb, naast het toezicht op de naleving van hoofdstuk 16 Wmb door de Nea. Volgens de toelichting wordt thans een samenhangend handhavingsregime uitgewerkt en een informatiestatuut opgesteld. Dit acht de Raad onvoldoende duidelijk. Het college adviseert in de toelichting uiteen te zetten op welke wijze wordt voorzien in de afstemming tussen de verschillende toezichthouders. c. Effecten Emissierechten kunnen als effecten worden aangemerkt als met emissierechten belegd kan worden, dat wil zeggen als er gespeculeerd kan worden op schommelingen in prijs en markt. In dat het geval vallen emissierechten onder de Wet toezicht effectenverkeer 1995. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de effectenmarkt en zal deze reguleren door afgifte van vergunningen voor handelaren in emissierechten. De Raad gaat ervan uit, dat niet is beoogd dat de AFM op de handel in emissierechten (mede) toeziet. Het college acht het doelmatig en beveelt aan erin te voorzien dat het markttoezicht bij de Nea is geconcentreerd. De toelichting zal tevens moeten ingaan op de relatie tussen emissierechten en effecten. d. Afzien van bestuurlijk boete Op grond van het voorgestelde artikel 18.16c Wmb zal de Nea geen bestuurlijke boete opleggen als aan de overtreder een mededeling als bedoeld in artikel 18.16i, derde lid, is gedaan. Het voorgestelde artikel 18.16i, derde lid, Wmb bepaalt dat de Nea schriftelijk aan de overtreder mededeling zal doen als er geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd (onder a) of als de overtreding aan het openbaar ministerie zal worden voorgelegd (onder b). Dit is niet in overeenstemming met het voorgestelde artikel 18.16d, derde lid, Wmb. Op grond van deze bepaling kan de Nea, als de overtreding aan het openbaar ministerie is voorgelegd, alsnog een boete opleggen indien het openbaar ministerie besluit geen strafvervolging tegen de overtreder in te stellen, dan wel binnen 13 weken geen actie onderneemt. De Raad adviseert de gesignaleerde tegenstrijdigheid weg te nemen. e. Verwijtbaarheid Bij het opleggen van een boete in het CO2-systeem kan rekening worden gehouden met verwijtbaarheid, omdat het voorgestelde artikel 18.16a, tweede lid, Wmb de toepasselijkheid van het voorgestelde artikel 18.16b Wmb onverlet laat. Deze bepaling is opgenomen naar aanleiding van een verklaring van Nederland in de Landbouwraad.(zie noot 33) De richtlijn handel in broeikasgasemissierechten staat echter geen beperkingen op de bestuurlijke boete toe, omdat de hoogte van de boete is voorgeschreven zonder dat daarbij een mogelijkheid is opgenomen om hiervan af te wijken (artikel 16, derde lid). Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen komt naar voren dat een dergelijke verklaring van een lidstaat niet in aanmerking kan worden genomen voor de uitleg van een bepaling van afgeleid recht wanneer de inhoud ervan niet in de tekst van de betrokken bepaling is terug te vinden en dus geen rechtskracht heeft.(zie noot 34) De Raad wijst erop dat uit artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) voor de onderhavige boetes geen verwijtbaarheidseis volgt. Omdat Nederland niet eenzijdig van een richtlijn kan afwijken, adviseert de Raad het wetsvoorstel aan te passen. 9. Privaatrechtelijke aspecten a. Registergoederen Emissierechten zijn verhandelbare vermogensrechten waarop de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn. Door het bestuur van de Nea wordt een register bijgehouden waarin op een ten behoeve van een emittent geopende rekening de gegevens worden bijgehouden met betrekking tot de overdracht of andere overgang van zijn emissierechten (voorgesteld artikel 16.60, eerste lid, Wmb). Op deze rekening kunnen emissierechten worden bij- of afgeschreven. Volgens het voorgestelde artikel 16.56 Wmb geschiedt de voor de overdracht van een emissierecht vereiste levering door bij- of afschrijving van deze rekening. Nu er sprake is van goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in een daartoe bestemd openbaar register noodzakelijk is, kunnen emissierechten worden aangemerkt als registergoederen in de zin van artikel 10 van boek 3 BW. Met het oog op de doelmatigheid is het wellicht praktischer dat in plaats van de algemene regeling welke het BW en de Kadasterwet geven voor registergoederen en de bewaring der registers, een specifieke regeling wordt getroffen zoals bijvoorbeeld ook is geschied voor de verzameldepots in de Wet giraal effectenverkeer. Voorts wijst de Raad er op dat emissierechten als vermogensrechten onderworpen zijn aan beslag, tot zekerheid (moeten) kunnen dienen en onderdeel kunnen zijn van de faillissementsboedel van de gerechtigde op deze rechten. De in het wetsvoorstel opgenomen regeling van het emissierechtenregister zal in ieder geval aangevuld moeten worden met enkele bepalingen die deze onderwerpen regelen. Gegeven het internationale stelsel waarbinnen de handel in emissierechten zal moeten fungeren, verdient het aanbeveling de privaatrechtelijke aspecten van het wetsvoorstel voor zoveel mogelijk te plaatsen in een rechtsvergelijkend kader, door aan te geven op welke wijze een en ander door andere lidstaten inmiddels reeds is geregeld, dan wel hoe men elders voornemens is zulks te regelen. De Raad adviseert het civielrechtelijke gedeelte van het wetsvoorstel nader te bezien en aan te vullen. b. Overdracht van emissierechten Het voorgestelde artikel 16.38, eerste lid, Wmb stelt dat nietigheid, vernietiging of ontbinding van de onderliggende overeenkomst geen gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid van de overdracht van emissierechten. Dit wijkt af van de algemene regels van het Nederlandse burgerlijk recht waarbij nietigheid, vernietiging of ontbinding van de overeenkomst rechtsgevolgen heeft voor de overdracht. De toelichting geeft geen inhoudelijke rechtvaardiging voor deze afwijking die grote gevolgen kan hebben voor de onderlinge verhouding tussen betrokken partijen en die wellicht een onaanvaardbare afwijking vormt van hetgeen geldt naar het recht van andere staten met dezelfde emissierechten. Ook voor het tweede lid van dit artikel, dat bepaalt dat elk voorbehoud met betrekking tot de overdracht is uitgewerkt op het moment dat de overdracht tot stand is gekomen, wordt geen inhoudelijke motivering gegeven. Deze bepaling betekent een afwijking van een in het handelsverkeer zeer gangbaar gebruik. De Raad adviseert op deze onderdelen het wetsvoorstel te heroverwegen en in ieder geval de toelichting met een dragende motivering aan te vullen. Daarbij zal moeten worden uiteengezet wat de gevolgen zijn voor de gerechtigden van deze breuk met het BW, mede met het oog op de internationale concurrentieverhoudingen. c. Internationaal privaatrecht Het stelsel van de handel in CO2-emissierechten zal binnen de Europese Unie moeten functioneren. In de toelichting wordt geen aandacht besteed aan de internationaal privaatrechtelijke vragen die deze handel kan oproepen. Het is zeer wel mogelijk dat de overdraagbaarheid van emissierechten in de lidstaten verschillend zal worden geregeld, hetgeen tot rechtsonzekerheid kan leiden die niet bevorderlijk is voor de internationale handel in emissierechten. Inmiddels is een Europese verordening in voorbereiding met betrekking tot het oprichten van emissieregisters in alle lidstaten.(zie noot 35) Niet duidelijk is in hoeverre deze verordening een oplossing kan bieden voor de vragen die in het kader van internationale contracten over de overdracht van emissierechten kunnen rijzen. De Raad adviseert in de toelichting nader op deze internationale aspecten in te gaan. 10. Overige opmerkingen a. Geen koppeling van de vergunningen De milieuvergunning en de emissierechtenvergunning zijn niet aan elkaar gekoppeld. Het naast elkaar bestaan van deze twee vergunningstelsels kan met zich brengen dat, vanwege het niet verlenen van de ene vergunning dan wel vanwege het niet (geheel) met elkaar sporen van voorwaarden, de andere vergunning niet dan wel slechts deels kan worden benut. Dit betekent dat een emittent die niet over een milieuvergunning beschikt maar wel over een emissievergunning, emissierechten kan verkrijgen zonder dat hij in feite zijn installatie kan gebruiken. In dat geval lijkt hij op verkoop van die rechten aangewezen. Dat lijkt niet zonder meer doelmatig. De Raad adviseert de mogelijkheid te bezien om een coördinatieverplichting op te nemen, zoals ook geldt voor een milieuvergunning en een bouwvergunning (artikel 20.8 Wmb). b. Compensatieplicht Volgens de toelichting vloeit de compensatieplicht (de voorgestelde artikelen 16.35 en 16.53) direct voort uit de wet en vergt dit geen nadere besluitvorming door de Nea. De Raad beveelt aan met het oog op de rechtszekerheid te voorzien in een mededeling omtrent de compensatie aan de emittent, dan wel uiteen te zetten hoe de emittent ook zonder zon mededeling met voldoende zekerheid kan vaststellen hoeveel rechten hij zal moeten compenseren. c. Eigendomsbescherming De toelichting gaat in paragraaf 19.2 in op de eigendomsbescherming van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Bij de bespreking van de vraag of er sprake is van een "fair balance" tussen het algemeen belang dat met de maatregel wordt gediend en de belangen van de betrokken bedrijven wordt verwezen naar een arrest van de Hoge Raad.(zie noot 36) Hieruit wordt geconcludeerd dat het beginsel "de vervuiler betaalt" kan worden betrokken bij de vraag naar "fair balance".(zie noot 37) Naar het oordeel van de Hoge Raad kan dit uitgangspunt echter niet zonder meer op de gehele bedrijfstak worden toegepast. Bij regulering van eigendom moet per geval worden getoetst of er geen sprake is van individuele en buitensporige lasten voor de betrokkenen. Als daarvan wel sprake is moeten die lasten worden gecompenseerd.(zie noot 38) De Raad adviseert de toelichting aan te passen. 11. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien blijkens het vorenstaande bezwaar tegen de inhoud van het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2011, no.11.000826, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet stedelijke vernieuwing (wijziging samenstelling budget, wijziging aanvraagprocedures, nadere regels met betrekking tot intergemeentelijke afstemming en enkele andere wijzigingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet stedelijke vernieuwing (wijziging samenstelling budget, wijziging aanvraagprocedures, nadere regels met betrekking tot intergemeentelijke afstemming en enkele andere wijzigingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de implementatie van beschikking nr. 2003/33/EG tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen (PbEG L 11) (implementatie Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de implementatie van beschikking nr. 2003/33/EG tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen (PbEG L 11) (implementatie Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2009, no.09.000589, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de implementatie van beschikking nr. 2003/33/EG tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen (PbEG L 11) (implementatie Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb.2004, 332), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb.2004, 332), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2009, no.09.000664, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb.2004, 332), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk; Washington, 19 oktober 2012 (Trb. 2012, 226), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk; Washington, 19 oktober 2012 (Trb. 2012, 226), met toelichtende nota.Sinds 3 mei 2005 geldt tussen de Verenigde Staten en het Koninkrijk een tijdelijk verdrag inzake de status van militair- en burgerpersoneel van de Amerikaanse Strijdkrachten tijdens militaire training en oefeningen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. zie noot 1 Het verdrag had een geldingsduur van een jaar en is sindsdien telkens voor eenzelfde periode verlengd. De onderhavige overeenkomst biedt voor dit onderwerp een regeling voor de duur van 5 jaar die stilzwijgend zal worden verlengd. In de overeenkomst is onder meer een regeling opgenomen van de rechtsmacht over het personeel van de Verenigde Staten en een regeling van het recht waaronder en de wijze waarop vorderingen wegens schade of verlies zullen worden afgehandeld. Voor ieder bezoek zal toestemming moeten worden verleend door de betreffende (lokale) autoriteiten. Voorts omvat de overeenkomst een vrijstelling van belastingen en een recht van onbelemmerde in- en uitvoer van materiaal voor het ministerie van Defensie en het personeel van de Verenigde Staten alsmede contractanten van de Verenigde Staten. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van de overeenkomst. De Afdeling merkt daarbij op dat blijkens de toelichtende nota het belang van het Koninkrijk bij de totstandkoming van deze overeenkomst is gelegen in samenwerking met de Verenigde Staten in de regio. zie noot 2 Aan het belang hiervan zou, mede gelet op de aard van de regio, naar het oordeel van de Afdeling in de toelichtende nota nader aandacht besteed kunnen worden. De Afdeling plaatst voorts de volgende kanttekeningen bij de toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de ambulancezorg (Besluit ambulancezorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de ambulancezorg (Besluit ambulancezorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2010, no.10.001896, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de ambulancezorg (Besluit ambulancezorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek, de Portugese Republiek, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot oprichting van een Maritiem Analyse- en Operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen; Lissabon, 30 september 2007 (Trb. 2007, 231), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek, de Portugese Republiek, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot oprichting van een Maritiem Analyse- en Operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen; Lissabon, 30 september 2007 (Trb. 2007, 231), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 juni 2008, no.08.001854, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek, de Portugese Republiek, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot oprichting van een Maritiem Analyse- en Operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen; Lissabon, 30 september 2007 (Trb. 2007, 231), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg (Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg (Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2005, no.05.002171, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg (Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit bodemkwaliteit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit bodemkwaliteit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2006, no.06.002727, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit bodemkwaliteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen en het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 in verband met de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen en het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 in verband met de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn.Het ontwerpbesluit voorziet in aanpassingen in het Reglement rijbewijzen en het Besluit rijonderricht motorrijtuigen, ter implementatie van richtlijn 2006/126/EG van het Europees parlement en de Raad van 20 december 2006, betreffende het rijbewijs (de derde rijbewijsrichtlijn).(zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de minimumleeftijd voor het besturen van een motorrijtuig en die voor het ontvangen van rijonderricht, de omschrijving van de rijbewijscategorie E bij D1 en de inwerkingtreding. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2014, no.2014001293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende vaststelling en invoering van titel 8.18 (overeenkomst van goederenvervoer over spoorwegen) van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende vaststelling en invoering van titel 8.18 (overeenkomst van goederenvervoer over spoorwegen) van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de langdurige zorg (Besluit langdurige zorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de langdurige zorg (Besluit langdurige zorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2014, no.2014001937, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de langdurige zorg (Besluit langdurige zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot met arseenverbindingen behandeld hout (Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot met arseenverbindingen behandeld hout (Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2004, no.04.000414, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot met arseenverbindingen behandeld hout (Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms), met nota van toelichting. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat het ontwerp in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. Dit besluit strekt ter implementatie van richtlijn nr. 2003/2/EG van de Commissie van 6 januari 2003 (PbEG L 2), inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik maken van arseen (hierna: de richtlijn). Een vergelijkbaar besluit, het Besluit inzake met koperverbindingen verduurzaamd hout is destijds door de Europese Commissie voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu (WCTEM of CSTEE). In zijn advies met betrekking tot dit ontwerpbesluit wees de Raad erop, dat de beslissing van de WCTEM afgewacht diende te worden.(zie noot 1) Op basis van het advies van het WCTEM oordeelde de Commissie dat er onvoldoende rechtvaardiging was voor de handelsbelemmeringen die opgeworpen werden in het besluit.(zie noot 2) Gezien de bezwaren van de Europese Commissie is het besluit nog niet vastgesteld.(zie noot 3) Nu het Besluit inzake met arseenverbindingen behandeld hout is gebaseerd op een richtlijn, mag ervan worden uitgegaan dat dit besluit niet op bezwaren stuit bij de Commissie. Niettemin is niet duidelijk, wat de verhouding is tussen genoemde besluiten en waarom de ene houtbewerking wel, en de andere blijkbaar niet op bezwaren stuit in Brussel. De Raad adviseert dit toe te lichten. 2. Artikel 2 van de richtlijn verplicht lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om uiterlijk op 30 juni 2003 aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten dienen deze bepalingen uiterlijk vanaf 30 juni 2004 toe te passen. De Raad constateert dat het onderhavige besluit uiterlijk op 30 juni 2003 vastgesteld had moeten zijn. In het besluit had een inwerkingtredingsdatum moeten staan die uiterlijk op 30 juni 2004 zou vallen. Nederland heeft het eerste onderdeel van de omzettingstermijn overschreden. De Europese Commissie is daarom in juli/augustus 2003 een inbreukprocedure begonnen tegen Nederland.(zie noot 4) De Raad betreurt het dat de ontwerp-omzettingsregelgeving pas 12 maanden na vaststelling en publicatie van de Richtlijn door de regering naar de Raad is gestuurd. Hij spreekt hierbij de verwachting uit dat het tweede onderdeel van de omzettingstermijn wél wordt gehaald. Dat laatste is alleen mogelijk indien, gezien de tekst van artikel 7 van ontwerpbesluit, het definitieve besluit uiterlijk op 29 juni 2004 in het Staatsblad wordt gepubliceerd. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen van de te late implementatie en verder in de toelichting te vermelden welke schadelijke gevolgen de termijnoverschrijding kan hebben voor justitiabelen en welke maatregelen zijn getroffen om die zoveel mogelijk tegen te gaan. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met een regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met een regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2015, no.2015000181, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met een regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot de spoorweginfrastructuur (Besluit spoorweginfrastructuur), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot de spoorweginfrastructuur (Besluit spoorweginfrastructuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp Landverordening 80-20 regeling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp Landverordening 80-20 regeling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 mei 2017, no.2017000642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp Landverordening 80-20 regeling, met nota van toelichting.In de Staten van Curaçao is de Landsverordening 80-20 regeling aangenomen, die werkgevers ertoe verplicht ten minste tachtig procent van de arbeidsplaatsen te laten vervullen door lokale arbeidskrachten. De Gouverneur van Curaçao heeft de landsverordening niet vastgesteld, omdat zij die in strijd acht met het gelijkheidsbeginsel en met de belangen waarvan het waarborgen een aangelegenheid van het Koninkrijk is. De regering van het Koninkrijk heeft een ontwerp-Koninklijk besluit opgesteld, waarin het oordeel van de Gouverneur wordt bevestigd.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is van oordeel dat het ontwerpbesluit terecht het oordeel van de gouverneur bevestigt om de Landsverordening 80-20 regeling niet vast te stellen. Het ontwerpbesluit kan om die reden worden onderschreven.1.VoorgeschiedenisOp 14 september 2011 hebben de Staten een voorstel voor een Landsverordening 80-20 aan de regering voorgelegd ter vaststelling. Het voorstel houdt in dat alle werkgevers ten minste tachtig procent van de bezette arbeidsplaatsen moeten laten verrichten door lokale arbeidskrachten. (zie noot 1) Onder een lokale arbeidskracht wordt verstaan:- een Nederlander die op Curaçao is geboren,- het kind van een Nederlandse vader of moeder die op Curaçao is geboren,- een Nederlander die op Aruba, Bonaire, Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten is geboren en vóór 10 oktober 2010 zijn verblijfplaats heeft in Curaçao,- iemand die achttien jaar of ouder is, tenminste vijf jaar onafgebroken met de benodigde vergunning op Curaçao woont en voldoende is ingeburgerd. (zie noot 2)Het voorstel bevat overgangsrecht: de werkgever moet binnen zes maanden na inwerkingtreding aan de landsverordening voldoen. (zie noot 3)De Raad van Advies heeft op 11 mei 2011 advies uitgebracht over het voorstel. De Raad onderschreef het belang om de werkgelegenheid voor lokale arbeidskrachten te bevorderen, maar was van oordeel dat het voorstel ongelijke behandeling tot gevolg heeft. De noodzaak achtte hij onvoldoende onderbouwd. (zie noot 4)Op 5 december 2016, heeft de minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn het voorstel ter vaststelling aangeboden aan de Gouverneur. De Gouverneur heeft de Koning op 7 december 2016 ervan in kennis gesteld dat zij de Landsverordening in strijd achtte met het gelijkheidsbeginsel en met de belangen waarvan het waarborgen een aangelegenheid van het Koninkrijk is. Zij was tot het oordeel gekomen dat gekozen was voor een instrument waartegen uit oogpunt van rechtsstatelijkheid en goed bestuur ernstige bezwaren bestaan. Dit noopte haar als Gouverneur van Curaçao in de hoedanigheid van orgaan van het Koninkrijk haar verantwoordelijkheid te nemen.Vervolgens heeft de Koning op 2 mei 2017 bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig maakt een ontwerpbesluit houdende vaststelling van de onrechtmatigheid van de ontwerp-Landverordening 80-20 regeling.2.Het uitzonderlijke karakter van het hoger toezichtDe Gouverneur kan in de hoedanigheid van orgaan van het Koninkrijk beslissen om een landsverordening niet vast te stellen, wanneer hij de verordening of het besluit in strijd acht met het Statuut, een internationale regeling, een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur, dan wel met belangen, waarvan de verzorging of waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de Koning als hoofd van de regering van het Koninkrijk. De Kroon beslist dan of de landsverordening terecht niet is vastgesteld. (zie noot 5)Een dergelijk dwingend optreden door het Koninkrijk heeft een uitzonderlijk karakter en dient met grote terughoudendheid te geschieden. Immers, elk van de landen van het Koninkrijk draagt zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur. Het Koninkrijk is slechts bevoegd om op te treden, indien in het land zelf geen redres van een ontoelaatbare toestand mogelijk zou blijken te zijn. (zie noot 6) Het gaat kortom om een ultimum remedium. (zie noot 7)De Afdeling stelt vast dat de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn het voorstel op 5 december 2016 ter vaststelling heeft aangeboden aan de Gouverneur en dat de Gouverneur de Koning op 7 december 2016 - derhalve "terstond" - ervan in kennis heeft gesteld dat zij besloten had de landsverordening niet vast te stellen. Wel heeft zij in de periode daaraan voorafgaand de regering verschillende malen verzocht om de juridische problemen die zij onderkende in de 80-20 regeling te onderzoeken en om de landsorganen in de gelegenheid te stellen zelf die problemen te ondervangen. (zie noot 8) In die gevolgde procedure komt het karakter van de beslissing van de Gouverneur als ultimum remedium tot uitdrukking.3.De rechtmatigheid van de Landverordening 80-20 regelingIn het ontwerpbesluit wordt overwogen dat de 80-20 regeling onderscheid maakt tussen lokale en niet-lokale arbeidskrachten en hiermee direct onderscheid maakt op grond van nationale afkomst en geboorte. Het ontwerpbesluit toetst vervolgens of voor dit onderscheid een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. In dit verband overweegt het ontwerpbesluit dat het bevorderen van werkgelegenheid voor de lokale bevolking op zichzelf een legitiem doel is, maar dat het onderscheid tussen lokale en niet-lokale arbeidskrachten niet passend is en voorts dat zonder onderzoek naar de oorzaken van de knelpunten de geschiktheid van het middel niet kan worden beoordeeld.De Afdeling onderschrijft deze overwegingen en is van oordeel dat het ontwerpbesluit alleen al op basis van deze toetsing aan de criteria van passendheid en geschiktheid tot de conclusie kan komen dat de Gouverneur de Landsverordening 80-20 regeling terecht niet heeft vastgesteld. De Afdeling adviseert dit oordeel mede tot uitdrukking te brengen in het enige artikel in het ontwerpbesluit, door aan het slot van dat artikel toe te voegen dat de Gouverneur de ontwerp-Landsverordening terecht niet heeft vastgesteld. (zie noot 9)4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (facilitering verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (facilitering verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten).Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2017, no.2017000192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (facilitering verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal), met toelichting.De nota van wijziging strekt ertoe uitvoering te geven aan de motie van het lid Van Toorenburg c.s.(zie noot 1) waarin wordt gevraagd in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering te regelen dat een overeenkomstig dat voorstel aangeboden inburgeringsvoorziening moet worden aanvaard.De Raad van State maakt opmerkingen over het uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en de acceptatieplicht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van de nota van wijziging wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2016), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2016), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2014, no.2014002401, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2016), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest Dominica inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Roseau, Dominica, 11 mei 2010 (Trb. 2010, 173 en Trb. 2010, 224), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest Dominica inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Roseau, Dominica, 11 mei 2010 (Trb. 2010, 173 en Trb. 2010, 224), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2010, no.10.003504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest Dominica inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Roseau, Dominica, 11 mei 2010 (Trb. 2010, 173 en Trb. 2010, 224), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (verruiming mogelijkheden voordeelontneming), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (verruiming mogelijkheden voordeelontneming), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2009, no.09.001443, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (verruiming mogelijkheden voordeelontneming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met de verduidelijking van bevoegdheden inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart en wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, op wapenbezit van personen die zich op luchtvaartterreinen bevinden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met de verduidelijking van bevoegdheden inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart en wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, op wapenbezit van personen die zich op luchtvaartterreinen bevinden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke bepalingen inzake het wegverkeer (experimenten dynamische maximumsnelheid), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke bepalingen inzake het wegverkeer (experimenten dynamische maximumsnelheid), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2008, no.08.000415, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke bepalingen inzake het wegverkeer (experimenten dynamische maximumsnelheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2013, no. 13.001309, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Beechavenue, tussen de Fokkerweg (N231) en de weg Rijkerstreek, met bijkomende werken, in de gemeente Haarlemmermeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Beechavenue, tussen de Fokkerweg (N231) en de weg Rijkerstreek, met bijkomende werken, in de gemeente Haarlemmermeer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (decentralisatie uitvoering verplicht bodemonderzoek en aanwijzing Zwolle als bevoegd gezag), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (decentralisatie uitvoering verplicht bodemonderzoek en aanwijzing Zwolle als bevoegd gezag), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen in verband met invoering van een verantwoordingssysteem op basis van single information en single audit voor specifieke uitkeringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen in verband met invoering van een verantwoordingssysteem op basis van single information en single audit voor specifieke uitkeringen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2006, no.06.003397, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen in verband met invoering van een verantwoordingssysteem op basis van single information en single audit voor specifieke uitkeringen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Voor redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Gelet op artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, is het college van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege dient te blijven. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2013, no.13.002110, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2008, no.08.003010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de realisatie van twee gedeelten van het Provinciaal fietspad 231 in de gemeente Korendijk, het gedeelte vanaf 100 meter ten zuiden van de aansluiting van de Hogendijk tot aan de Sluisjesweg (deel 1) en het gedeelte vanaf het Zwartsluisje tot aan de Dromweg (deel 2), alsmede de aanleg van een fietsbrug in deel 1 van het fietspad over het Piershilsche Gat, met bijkomende werken in de gemeente Korendijk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de realisatie van twee gedeelten van het Provinciaal fietspad 231 in de gemeente Korendijk, het gedeelte vanaf 100 meter ten zuiden van de aansluiting van de Hogendijk tot aan de Sluisjesweg (deel 1) en het gedeelte vanaf het Zwartsluisje tot aan de Dromweg (deel 2), alsmede de aanleg van een fietsbrug in deel 1 van het fietspad over het Piershilsche Gat, met bijkomende werken in de gemeente Korendijk.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 6 september 2006, no.RWSCD BJV 2006/9790, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de realisatie van twee gedeelten van het Provinciaal fietspad 231 in de gemeente Korendijk, het gedeelte vanaf 100 meter ten zuiden van de aansluiting van de Hogendijk tot aan de Sluisjesweg (deel 1) en het gedeelte vanaf het Zwartsluisje tot aan de Dromweg (deel 2), alsmede de aanleg van een fietsbrug in deel 1 van het fietspad over het Piershilsche Gat, met bijkomende werken in de gemeente Korendijk. 1. Voor de aanleg van het onderhavige fietspad zijn tevens gronden nodig die gebruikt kunnen worden als werkruimte. In de zakelijke beschrijving van het werk wordt - in overeenstemming met de gevestigde Kroonjurisprudentie - hierover opgemerkt dat slechts indien met de eigenaren en/of gebruikers in de minnelijke sfeer geen overeenstemming kan worden bereikt over huur, eigendomsoverdracht of beëindiging van gebruiksrechten, tot onteigening zal worden overgegaan. a. Uit de reactie van de zijde van de Provincie Zuid-Holland(zie noot 1) op de zienswijze van reclamant sub 2 blijkt dat vanaf 12 oktober 2005 met deze reclamant wordt overlegd over de verwerving van de van hem benodigde gronden, dat ter zake op 14 februari 2006 door de provincie een aanbieding is gedaan en dat pas in een vervolgoverleg op 21 maart 2006 de mogelijkheid van tijdelijke huur van grond voor gebruik als werkterrein aan de orde is geweest. Naar de Raad uit de zienswijze van reclamant sub 2 opmaakt, is in dat vervolgoverleg een voorstel daartoe door deze reclamant zelf gedaan. Gelet op het hierboven vermelde algemene uitgangspunt in de zakelijke beschrijving adviseert de Raad de redenen te vermelden waarom niet eerder met reclamant sub 2 is overlegd over tijdelijke huur van de gronden die slechts als werkstrook moeten worden gebruikt. b. In het geval van reclamant sub 2 kan worden vastgesteld dat, weliswaar laat in het onderhandelingstraject, maar toch een redelijke tijd voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure, namelijk ruim zes weken, over de mogelijkheid van huur in plaats van eigendomsverwerving is overlegd. Naar aanleiding van het hierboven geschetste verloop van het overleg met reclamant sub 2 vraagt de Raad welke pogingen door de provincie zijn ondernomen om de andere in het ontwerpbesluit ter onteigening aangewezen gronden die uitsluitend als werkterrein nodig zijn in de vorm van tijdelijke huur of tijdelijk gebruik ter beschikking te krijgen.(zie noot 2) Voor zover mocht blijken dat niet op een redelijk tijdstip voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure daarover met betrokken eigenaren minnelijk is overlegd, is naar het oordeel van de Raad ten aanzien van die eigenaren niet voldoende getracht om de betrokken gronden langs minnelijke weg ter beschikking te krijgen en voorbarig toepassing gegeven aan de administratieve onteigeningsprocedure. In dat geval adviseert hij de betreffende onroerende zaken niet ter onteigening aan te wijzen. 2. Reclamant sub 4 (Staatsbosbeheer) brengt in zijn zienswijze naar voren dat enkele jaren geleden met hem is gesproken over de mogelijkheid om de gronden die nodig zijn voor de realisatie van het fietspad in gebruik te geven aan de toekomstige beheerder, het Waterschap Hollandse Delta. Deze reclamant verzoekt daarom aan de verzoeker om onteigening af te zien van onteigening en met hem in contact te treden over de nadere details met betrekking tot de ingebruikgeving van de benodigde gronden. In de overwegingen naar aanleiding van deze zienswijze wordt het volgende opgemerkt: "Uit de door verzoeker om onteigening beschikbaar gestelde informatie blijkt dat in 2005 overeenstemming is bereikt over het gebruik van de onderhavige gronden van reclamant. Hiertoe is door reclamant een overeenkomst opgesteld, waarop verzoeker om onteigening heeft gereageerd. Een en ander moet nog nader worden uitgewerkt en daarnaast wil verzoeker om onteigening nog andere afspraken maken met reclamant. Er is dus nog geen volledige overeenstemming. Derhalve verzoekt verzoeker om onteigening de gronden ter onteigening aan te wijzen." Omdat het bereiken van volledige overeenstemming nog niet zeker is en de urgentie van de onteigening geen vertraging toelaat, wordt voorgenomen de aanwijzing ter onteigening van de betreffende onroerende zaken te handhaven. De Raad kan uit deze overwegingen en de beschikbare stukken niet opmaken of de "andere afspraken" die de verzoeker om onteigening wil maken met reclamant verband houden met de beschikbaarstelling van zijn grond ten behoeve van het onderhavige fietspad. Indien dat niet het geval is, wijst de Raad erop dat het verloop van de onderhandelingen met reclamant door de verzoeker om onteigening is gecompliceerd. Alsdan zou niet kunnen worden gesproken van een serieuze poging van de provincie om de van reclamant benodigde gronden tijdig ter beschikking te krijgen en zou op grond daarvan kunnen worden geconcludeerd dat zij jegens reclamant onzorgvuldig toepassing heeft gegeven aan de administratieve onteigeningsprocedure. Bovendien zou aldus de onteigeningsprocedure mede als drukmiddel werken voor het bereiken van overeenstemming over onderwerpen die niets met de grondverwerving voor het fietspad uitstaande hebben en de bevoegdheid tot toepassing van de onteigeningswet voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor die is gegeven. De Raad adviseert de overwegingen naar aanleiding van de zienswijze van reclamant sub 4 in het licht van het vorenstaande te verduidelijken en zo dit niet wel mogelijk is de betrokken onroerende zaken niet ter onteigening aan te wijzen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2016, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2016, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2015, no.2015001428, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2016, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het op 15 juli 1982 te Parijs totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Organisatie voor Telecommunicatiesatellieten "EUTELSAT", met Bijlagen en Exploitatieovereenkomst; Cardiff, 20 mei 1999, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijzigingen van het op 15 juli 1982 te Parijs totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Organisatie voor Telecommunicatiesatellieten "EUTELSAT", met Bijlagen en Exploitatieovereenkomst; Cardiff, 20 mei 1999, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2000, no.00.001972, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt wijzigingen van het op 15 juli 1982 te Parijs totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Organisatie voor Telecommunicatiesatellieten "EUTELSAT", met Bijlagen en Exploitatieovereenkomst; Cardiff, 20 mei 1999, met toelichtende nota. Onderhavige wijzigingen hebben betrekking op een algehele herstructurering van EUTELSAT. Deze herstructurering is ingegeven door het feit dat door de toegenomen concurrentie in het aanbod van satellietdiensten het noodzakelijk wordt geacht dat de EUTELSAT-satellietsystemen worden geëxploiteerd via een privaatrechtelijke onderneming en niet langer via een intergouvernementele organisatie. De wijzigingen van het verdrag geven de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Comptabiliteitswet zal het oprichten of mede-oprichten, dan wel het doen oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon door de staat niet eerder plaatsvinden dan 30 dagen nadat van het voornemen daartoe door de betrokken minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, schriftelijk mededeling is gedaan aan beide Kamers der Staten-Generaal. Gelet hierop adviseert de Raad in de toelichtende nota te vermelden dat hier tevens sprake is van een mededeling als bedoeld in evenvermeld artikelonderdeel. 2. Volgens de toelichtende nota, paragraaf 2, is invloed van de investeerders mogelijk via de jaarlijks te houden aandeelhoudersvergadering. Nederland wordt één van de aandeelhouders van de nieuwe rechtspersoon. In de toelichtende nota zou naar de mening van de Raad alsnog aandacht moeten worden besteed aan de structuur, het bestuur en de aard van de rechtspersoon. Tevens zou moeten worden vermeld welke instrumenten aan de algemene vergadering van aandeelhouders ter beschikking staan om de in artikel III van het verdrag genoemde grondbeginselen te doen naleven, ter aanvulling op de in artikel IX, onder b, genoemde taak van de Assemblée van Partijen om op de naleving van de grondbeginselen toezicht te houden. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 17 juli 1999 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met het Akkoord arbeidsvoorwaarden sector Politie voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 (Stb.370), van het Besluit algemene rechtspositie politie en van het Besluit bezoldiging politie, in verband met de verlenging en wijziging van bepalingen betreffende de flexibele inzet van medewerkers, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 17 juli 1999 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met het Akkoord arbeidsvoorwaarden sector Politie voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 (Stb.370), van het Besluit algemene rechtspositie politie en van het Besluit bezoldiging politie, in verband met de verlenging en wijziging van bepalingen betreffende de flexibele inzet van medewerkers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het RVV 1990 in verband met de verhoging van de maximumsnelheid op autosnelwegen naar 130 km per uur en tot wijziging van het BABW in verband met enkele redactionele aanpassingen aan bepalingen inzake experimenten met een variabele maximumsnelheid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het RVV 1990 in verband met de verhoging van de maximumsnelheid op autosnelwegen naar 130 km per uur en tot wijziging van het BABW in verband met enkele redactionele aanpassingen aan bepalingen inzake experimenten met een variabele maximumsnelheid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 januari 2012, no.12.000114, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het RVV 1990 in verband met de verhoging van de maximumsnelheid op autosnelwegen naar 130 km per uur en tot wijziging van het BABW in verband met enkele redactionele aanpassingen aan bepalingen inzake experimenten met een variabele maximumsnelheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Besluit beheerst beloningsbeleid Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Besluit beheerst beloningsbeleid Wft), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2010, no.10.002688, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Besluit beheerst beloningsbeleid Wft), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2010, no.10.000537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke implementatie van de richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102) (Besluit beheer winningsafvalstoffen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke implementatie van de richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102) (Besluit beheer winningsafvalstoffen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot gedeeltelijke implementatie van richtlijn 2006/21/EG (hierna: de richtlijn). De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen met betrekking tot niet geïmplementeerde bepalingen uit de richtlijn en de wijziging van het winningsafvalbeheersplan in het geval van een ingrijpende wijziging in de exploitatie. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de optometrist (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de optometrist (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2000, no.00.001703, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de optometrist (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 in verband met het vervallen van het woonlandvereiste voor bepaalde categorieën van personen, alsmede wijziging van de regels met betrekking tot de begroting en de verantwoording (Aanpassingswet Wtz 1998).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 in verband met het vervallen van het woonlandvereiste voor bepaalde categorieën van personen, alsmede wijziging van de regels met betrekking tot de begroting en de verantwoording (Aanpassingswet Wtz 1998).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2008, no.08.001676, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het bedrag van de bestuurlijke boetes terzake van overtreding van de Wet op het financieel toezicht (Besluit boetes Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het bedrag van de bestuurlijke boetes terzake van overtreding van de Wet op het financieel toezicht (Besluit boetes Wft), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2006, no.06.002635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het bedrag van de bestuurlijke boetes terzake van overtreding van de Wet op het financieel toezicht (Besluit boetes Wft), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan artikel 1:63, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft), waarin het mogelijk wordt gemaakt om bij algemene maatregel van bestuur de hoogte te bepalen van de door de toezichthouder op te leggen boetes. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. In de bijlage bij artikel 1:62 Wft is een lijst opgenomen van de bepalingen terzake waarvan overtreding van de daarin gestelde voorschriften beboetbaar is. Voorts maakt artikel 1:62, eerste lid, Wft zelf overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beboetbaar. Het ontwerpbesluit strekt ertoe voor de beboetbare feiten de hoogte van de op te leggen boete te regelen. In het ontwerpbesluit is dit echter niet voor alle beboetbare feiten gebeurd. Genoemd kunnen worden artikel 5:20 Awb, artikel 5:71, derde en achtste lid, Wft en de artikelen 27 en 29 van de Prospectusverordening. De Raad adviseert het ontwerpbesluit aan te vullen zodat voor elk ingevolge artikel 1:62 Wft beboetbaar feit een tariefnummer wordt vastgesteld. 2. Artikel 6, eerste lid, aanhef, bepaalt dat de toezichthouder bij het opleggen van de boete rekening houdt met de draagkracht van de persoon aan wie de boete wordt opgelegd (draagkrachtfactor). Deze aanhef lijkt de systematiek van artikel 1:63, eerste en tweede lid, Wft te miskennen, dat het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur. In zoverre bevatten deze bepalingen van de Wft geen ruimte voor een beoordeling door de toezichthouder. Op de voet van artikel 1:63, eerste lid, Wft bevat het ontwerpbesluit, in artikel 7, dwingend toe te passen correctiefactoren op de bedragen die horen bij de tariefnummers. De toepassing van deze correctiefactoren vloeit rechtstreeks voort uit het ontwerpbesluit. Deze "mechanische" toepassing van de correctiefactoren dient wel te worden onderscheiden van de bevoegdheid die artikel 1:63, derde lid, Wft aan de toezichthouder biedt om het bedrag van de boete, zoals dat voortvloeit uit het onderhavige ontwerpbesluit, lager te stellen indien het bedrag van de boete in een bepaald geval onevenredig hoog is. Gezien het voorgaande suggereren de bewoordingen van de aanhef van artikel 6, eerste lid, een afwegingsmogelijkheid voor de toezichthouder die, anders dan de Wft zelf, het ontwerpbesluit in feite niet bevat. De Raad adviseert het ontwerpbesluit in verband met het voorgaande aan te passen. 3. In artikel 1 zijn ten behoeve van de toepassing van de draagkrachtfactor als geregeld in artikel 7 regels opgenomen voor het bepalen van het eigen vermogen. In het algemeen vraagt de Raad zich af of het eigen vermogen de meest gerede indicator is voor het bepalen van de draagkracht, omdat het eigen vermogen als zodanig nog niets zegt over de daadwerkelijke of potentiële opbrengsten die met de bewuste activiteit (kunnen) worden behaald. In een aantal gevallen zou het hanteren van een omzetcriterium in zoverre beter aansluiten bij de werkelijkheid. De Raad merkt over het bepalen van het eigen vermogen het volgende op. a. In artikel 1 is het bepalen van het eigen vermogen voor een aantal situaties geregeld. Voor andere situaties (bijvoorbeeld beleggingsondernemingen in de vorm van een besloten vennootschap) wordt dit echter niet geregeld. b. In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt aangeknoopt bij de jaarrekening. Niet duidelijk is welke jaarrekening daarmee wordt bedoeld (in het bijzonder niet of daarmee de jaarrekening als bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de jaarrekening, zoals die op grond van fiscale wetgeving vereist is, wordt bedoeld). c. In artikel 1, eerste lid, onderdelen b en c, wordt voor het bepalen van het eigen vermogen aangeknoopt bij het vermogen in box 3, zoals dat blijkt uit de laatste aangifte voor de inkomstenbelasting. De Wet inkomstenbelasting 2001 (Wib 2001) kent echter geen vermogen als grondslag, maar een rendementsgrondslag. Verder merkt de Raad op, dat tot de rendementsgrondslag ook allerlei vermogensbestanddelen zullen kunnen behoren die niets te maken hebben met de activiteiten die relevant zijn voor de toepassing van de financiële toezichtswetgeving. Omgekeerd zijn er ook vermogensbestanddelen die niet zijn opgenomen in de vermogensrendementsheffing; genoemd kunnen worden de vrijstelling van onder meer durfkapitaal en groen beleggen, die in het kader van de Wft wél van belang kunnen zijn. Het lijkt niet evenwichtig om die vermogensbestanddelen mee te tellen bij het bepalen van het eigen vermogen. Voorts merkt de Raad op dat het aanknopen bij hoofdstuk 5 van de Wib 2001 (box 3) minder gelukkig is, omdat de desbetreffende vermogensbestanddelen ook belast kunnen zijn op grond van andere hoofdstukken van de Wib 2001 (hoofdstuk 3: werk en woning; hoofdstuk 4: aanmerkelijk belang), alsmede omdat niet uitgesloten is dat de betrokken personen niet in Nederland, maar in een andere staat belastingplichtig zijn. De Raad adviseert artikel 1 opnieuw te bezien met inachtneming van het vorenstaande. 4. In artikel 6, vierde lid, is bepaald, dat wanneer de betrokkene niet tijdig de gegevens aanlevert voor het bepalen van de toepasselijke draagkrachtfactor, de hoogste draagkrachtfactor van toepassing is. De Raad heeft er begrip voor dat er behoefte bestaat om een dergelijke sanctie op te leggen bij gebrek aan medewerking. Er zullen zich niettemin situaties kunnen voordoen waarin deze sanctie onevenredig moet worden geacht. In zo'n geval zou het passend zijn indien de toezichthouder de mogelijkheid zou hebben om aan het niet verstrekken van de informatie een passende conclusie te verbinden, mede aan de hand van de gegevens waarover hij wél beschikt. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig artikel 6, vierde lid, in de hiervoor bedoelde zin aan te passen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 september 2004, no.04.003421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting. 1. Algemeen De behartiging van de buitenlandse betrekkingen is volgens artikel 3 van het Statuut aangelegenheid van het Koninkrijk. In dit licht bevreemdt het dat het Koninkrijk in de begroting en memorie van toelichting lijkt te ontbreken. De Raad van State treft geen verwijzingen naar het Statuut en de Nederlandse Antillen en Aruba aan. Ook krijgt de Caribische regio geen aandacht. De Raad adviseert de memorie van toelichting aan te vullen met een uiteenzetting van het beleid ter behartiging van de belangen van de Nederlandse Antillen en Aruba in het buitenland en het beleid van Buitenlandse Zaken ten aanzien van de Caribische regio. 2. Ontwikkelingssamenwerking a. De Beleidsagenda zet samenhangend regionaal beleid voor alle werelddelen uiteen. Het Caribisch gebied en Midden- en Latijns Amerika lijken in de daaropvolgende toelichting te ontbreken.(zie noot 1) De Raad adviseert de toelichting terzake aan te vullen. b. De beleidsdoelen en analyses in de hoofdstukken over ontwikkelingssamenwerking, met name inzake armoedebestrijding en de bevordering van goed bestuur, zijn ook relevant voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De Millennium Development Goals 2015 gelden a fortiori voor de drie Koninkrijkspartners. De ontwikkelingssamenwerking die in de begroting van Buitenlandse Zaken aan de orde is, is uiteraard gericht op landen die geen deel uitmaken van het Koninkrijksverband. De memorie van toelichting gaat evenwel niet in op mogelijke contacten tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over optimaal beleid, samenwerking en coördinatie terzake van de Nederlandse Antillen en Aruba. De Raad adviseert de toelichting terzake aan te vullen. 3. Culturele Betrekkingen De begroting meldt dat Nederland met enkele landen bijzondere banden heeft op basis van een gemeenschappelijk verleden, zoals Zuid-Afrika, Suriname en Indonesië.(zie noot 2) Hier bestaat een Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoedbeleid voor. Over het beleid ten aanzien van gemeenschappelijk cultureel erfgoed met de Koninkrijkspartners wordt niet gesproken. De Raad adviseert in de toelichting te vermelden hoe het beleid inzake cultureel erfgoed binnen het Koninkrijk wordt gecoördineerd. De Raad adviseert in de toelichting op de begroting van Buitenlandse Zaken de taak van het departement ingevolge het Statuut, het belang van het Koninkrijksverband en de relaties met Aruba en de Nederlandse Antillen toe te lichten. De Raad wijst erop dat het onderwerp Koninkrijksrelaties ook voorkomt in zijn adviezen over de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties en van de Ministeries van Algemene Zaken en van Verkeer en Waterstaat. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanvulling van de Wet personenvervoer 2000 en de Spoorwegwet, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein en regeling van de verlening van bijzondere rechten inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit (Concessiewet personenvervoer per trein).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanvulling van de Wet personenvervoer 2000 en de Spoorwegwet, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein en regeling van de verlening van bijzondere rechten inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit (Concessiewet personenvervoer per trein).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst (Kaderbesluit BZK-subsidies), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst (Kaderbesluit BZK-subsidies), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit bevat regels die betrekking hebben op de verstrekking van subsidies op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Doelstelling is om de voorwaarden en procedures inzake subsidieverlening op dit beleidsterrein te uniformeren en in overeenstemming te brengen met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. zie noot 1 De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen met betrekking tot het vereiste dat een subsidie wordt verstrekt aan een in Nederland gevestigde natuurlijk persoon of rechtspersoon en de registratie ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea en Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea; 's-Gravenhage, 3 juli 2002, (Trb.2002, 139), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea en Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea; 's-Gravenhage, 3 juli 2002, (Trb.2002, 139), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de vouchers in het kader van het studievoorschot hoger onderwijs en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het nieuwe stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en in verband met de Aanpassingswet studiefinanciering BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de vouchers in het kader van het studievoorschot hoger onderwijs en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het nieuwe stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en in verband met de Aanpassingswet studiefinanciering BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2016, no.2016001220, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de vouchers in het kader van het studievoorschot hoger onderwijs en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het nieuwe stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en in verband met de Aanpassingswet studiefinanciering BES, met nota van toelichting.1.Delegatiegrondslag informatie-uitwisselingHet voorgestelde artikel 26 van het Besluit studiefinanciering 2000 (hierna: Bsf 2000) verplicht de instelling voor hoger onderwijs die een opleiding aanbiedt met gebruikmaking van een voucher, om de Minister desgevraagd de gegevens te verstrekken die voor de toekenning van de voucher van belang zijn. De delegatiegrondslag voor dit besluit bepaalt dat nadere regels kunnen worden gesteld over de aan de voucher verbonden verplichtingen voor de rechthebbende of de instelling. (zie noot 1)De Afdeling merkt op dat de bedoelde bepaling geen toereikende grondslag biedt voor de gegevensuitwisseling tussen instelling en de Minister zoals bedoeld in artikel 26 Bsf 2000. In het bijzonder wijst de Afdeling op het gebruik van het Burgerservicenummer en de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 24, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, waarin specifieke eisen zijn opgenomen voor de verwerking van nummers ter identificatie van een persoon.De Afdeling adviseert voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 26 Bsf 2000 de grondslagbepaling voor de delegatie op dit punt aan te vullen.2.Vaststelling delegatiegrondslagDe delegatiegrondslag voor de wijziging van het Besluit studiefinanciering BES is gelegen in artikel 6.1, vierde lid, van de Wet studiefinanciering BES. De Aanpassingswet studiefinanciering BES waarin onder andere wordt voorgesteld om artikel 6.1 te wijzigen is nog niet door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanvaard. Indien amendering van de Wet studiefinanciering BES leidt tot wijzigingen van het Besluit studiefinanciering BES dient het Besluit opnieuw ter consultatie te worden voorgelegd3.Inzet voucher alleen in Nederlands hoger onderwijsDe toelichting op het ontwerpbesluit wijst erop dat in de Wet studievoorschot hoger onderwijs is bepaald dat de studievoucher alleen kan worden ingezet bij door de NVAO geaccrediteerde opleidingen in het hoger onderwijs in Nederland. (zie noot 2) Deze beperking van de inzet van de voucher tot hoger onderwijs in Nederland is pas na advisering door de Afdeling in de Wet studievoorschot hoger onderwijs opgenomen. Om die reden heeft de Afdeling zich hierover nog niet eerder kunnen uitspreken.De Afdeling wijst erop dat het niet kunnen inzetten van de voucher bij een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland een belemmering oplevert voor de uitoefening van rechten die aan het Unierecht kunnen worden ontleend.(zie noot 3) In de toelichting bij de Wet studievoorschot hoger onderwijs noch in de toelichting bij het onderhavige besluit blijkt waarom deze beperking is opgenomen en waarom deze belemmerende maatregel gerechtvaardigd is.Gelet daarop adviseert de Afdeling in de toelichting deze maatregel alsnog dragend te motiveren. Indien dat niet mogelijk is, adviseert zij de wet op dit punt aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen houdende tijdelijke bepalingen met betrekking tot kansspelen via internet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen houdende tijdelijke bepalingen met betrekking tot kansspelen via internet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een onafhankelijke bindende toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, welke gericht is op het achterhalen van hun bronnen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een onafhankelijke bindende toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, welke gericht is op het achterhalen van hun bronnen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2013, no.13.001087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een onafhankelijke bindende toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, welke gericht is op het achterhalen van hun bronnen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met aanpassing van de financieringssystematiek van gemeenten en nog enkele aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met aanpassing van de financieringssystematiek van gemeenten en nog enkele aanpassingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2012, no.12.001742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met aanpassing van de financieringssystematiek van gemeenten en nog enkele aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (nieuwe activiteiten in en reparaties van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (nieuwe activiteiten in en reparaties van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2009, no.09.001950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (nieuwe activiteiten in en reparaties van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag als buitengewoon agent van politie alsmede over de verlening van opsporingsbevoegdheid en over de eisen van bekwaamheid, geschiktheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit buitengewone agenten van politie BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag als buitengewoon agent van politie alsmede over de verlening van opsporingsbevoegdheid en over de eisen van bekwaamheid, geschiktheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit buitengewone agenten van politie BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 september 2010, no.10.002410, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag als buitengewoon agent van politie alsmede over de verlening van opsporingsbevoegdheid en over de eisen van bekwaamheid, geschiktheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit buitengewone agenten van politie BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een aanpassing van het Waterbesluit met het oog op de implementatie en de uitvoering van de Kaderrichtlijn mariene strategie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een aanpassing van het Waterbesluit met het oog op de implementatie en de uitvoering van de Kaderrichtlijn mariene strategie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2010, no.10.000642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een aanpassing van het Waterbesluit met het oog op de implementatie en de uitvoering van de Kaderrichtlijn mariene strategie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Mediabesluit in verband met de wet van 23 maart 2000, Stb. 138 (invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep) en de wet van 22 december 1999, Stb.573 (afschaffing omroepbijdrage).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Mediabesluit in verband met de wet van 23 maart 2000, Stb. 138 (invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep) en de wet van 22 december 1999, Stb.573 (afschaffing omroepbijdrage).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de vormen van zorg die in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele wijzigingen in het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de vormen van zorg die in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele wijzigingen in het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2012, no.12.001104, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de vormen van zorg die in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele wijzigingen in het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over het ontwerp-Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, naar aanleiding van een verzoek van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over het ontwerp-Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, naar aanleiding van een verzoek van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.In zijn brief van 26 september heeft de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken de Raad van State verzocht het kabinet van voorlichting te dienen over het ontwerp-Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). Daarbij wordt de bijzondere aandacht van de Raad gevraagd voor de verhouding van het Handvest tot de Nederlandse wet- en regelgeving. Tevens wordt de vraag gesteld of het Handvest ook betekenis als rechtsbron kan krijgen als het niet juridisch bindend zou zijn. Het ontwerp-Handvest en de vragen van het kabinet geven de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerkingen. De Raad doet deze voorafgaan door enkele algemene overwegingen met betrekking tot de plaats en functie van grondrechten teneinde te verduidelijken op basis waarvan de opmerkingen gemaakt worden. Algemene overwegingen 1. In het proces van Europese eenwording en de voortgaande aanpassing van de verdragen van de Unie en de Gemeenschap is in de achterliggende jaren geleidelijk de wens gegroeid om te komen tot de vaststelling van grondrechten als element van de grondslag van de politieke en maatschappelijke integratie. Deze grondrechten hebben tot nu toe een heel beperkte plaats in het gemeenschapsrecht, maar zijn wel te vinden in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Europees Sociaal Handvest (ESH). Bij het EVRM is de Unie echter zelf geen partij. Hoewel het Hof van Justitie het handelen van de organen van de Gemeenschap mede toetst aan grondrechten als onderdeel van het recht dat gemeen is aan de lidstaten, blijft het ontbreken van een ten minste aan het EVRM gelijkwaardige regeling in het gemeenschapsrecht een bron van spanning met de in de rechtsorde der lidstaten geldende grondrechten met mogelijke gevolgen voor het functioneren van de Europese rechtsorde.(zie noot 1) Dit klemt temeer nu de Unie in het Verdrag van Amsterdam de eerbiediging van mensenrechten tot toetssteen voor samenwerking heeft verklaard en tegelijk op een steeds breder terrein het recht van de lidstaten zal bepalen. Tegen deze achtergrond moet het Handvest gezien worden. Het is veel meer geworden dan een opsomming van de klassieke grondrechten. Economische en sociale grondrechten hebben daarin ook een plaats gekregen evenals de beginselen van vrij verkeer binnen de Gemeenschap, maar ook normen inzake ontwikkelingen op biotechnologisch terrein. Het Handvest is daarmee een indrukwekkend document geworden waarin de beginselen, uitgangspunten en waarden zijn samengebracht, waar de Europese samenleving en de Europese samenwerking op berusten en uit geïnspireerd zijn. Ook de totstandkoming in een conventie van door de regeringen en uit de verschillende parlementen aangewezen leden, waarin uiteindelijk niemand zich uitdrukkelijk tegen het geheel of delen heeft verklaard, maakt het document bijzonder. Het bijzondere karakter stelt het kabinet tegelijk voor de vraag: hoe nu verder? Vooralsnog ontleent het stuk immers slechts gezag aan de bijzondere inhoud en het unieke proces waarin het tot stand is gekomen. Daarop hebben de regeringen der lidstaten evenwel weinig invloed gehad. De volksvertegenwoordigingen nog minder. Eerst de vaststelling binnen de Unie en de wijze waarop dat geschiedt, verlenen aan het Handvest zijn betekenis voor Unie en lidstaten. 2. Bij de beslissing over de vaststelling van grondrechten (of mensenrechten) moeten enkele algemene overwegingen onder ogen gezien worden. Grondrechten hebben een steeds bepalender betekenis gekregen voor het functioneren van de democratie en de relatie tussen overheid en burgers in de moderne staat. Daarbij geldt niet per definitie: hoe meer, des te beter of hoe breder, des te vrijer. Want terwijl de grondrechten de individuele ruimte en vrijheid van burgers binnen de staat bepalen, beperken ze tegelijk het vermogen van wetgever en bestuur om ter bescherming van de belangen en vrijheid van anderen of van de gemeenschap op te treden. De erkenning van grondrechten zal daarom steeds resultaat moeten zijn van een zorgvuldige afweging van de gevallen waarin de aspiraties en legitieme belangen van velen of zelfs allen moeten wijken voor die grondrechten van de enkeling, die wezenlijk zijn voor diens individuele ontplooiing binnen de samenleving. Voor de betekenis van grondrechten zijn niet alleen inhoud en strekking bepalend, maar ook de status daarvan en de wijze waarop ze zijn vastgesteld. Van belang is daarbij in hoeverre het handelen van wetgever en bestuur door de rechter getoetst kan worden aan de grondrechten en volgens welke procedure de grondrechten zo nodig gewijzigd kunnen worden. Vandaar dat de betekenis van nationale grondrechten een andere is dan die welke bij verdrag worden vastgesteld. Voor in de Grondwet gewaarborgde rechten geldt dat de toetsing van de wet daaraan een beperkte is en dat de formulering zo nodig door de grondwetgever kan worden aangepast. Daarvoor gelden wel bijzondere procedurele eisen, maar wijziging van de Grondwet is veelal eenvoudiger dan wijziging van bij verdrag gewaarborgde rechten. Die laatste ontlenen hun betekenis aan deze relatieve onveranderbaarheid en aan het feit dat ook de nationale wetgeving daaraan door de rechter getoetst kan worden. Via verdragen gewaarborgde rechten kunnen evenwel, indien echt nodig, met het verdrag worden opgezegd. Voor grondrechten die gelden als onderdeel van het Europese recht, bestaat zelfs die laatste mogelijkheid niet meer. Op dezelfde wijze als andere regels van Europees recht zullen die doorwerken in het nationale recht, terwijl zij slechts met medewerking van alle lidstaten gewijzigd kunnen worden. Grondrechten die als onderdeel van het Europees recht verbindend zijn, zullen in vergelijking met de nationale grondrechten of de bij specifiek verdrag gewaarborgde grondrechten derhalve de meest indringende werking hebben en het meest onveranderlijk zijn. De inhoud van grondrechten wordt bepaald door de bewoording. Gegeven de rol van grondrechten voor het maatschappelijke verkeer zijn duidelijkheid en zekerheid omtrent die inhoud van wezenlijke betekenis. Die worden evenwel eerst verkregen door middel van de uitleg daarvan. Vandaar dat grondrechten aan kracht en invloed winnen naarmate de jurisprudentie daarover zich ontwikkelt. Daarom dient zolang mogelijk vastgehouden te worden aan de eenmaal gekozen bewoording. Verbetering of verandering waarmee geen wijziging wordt beoogd, tast immers de waarde van het geleidelijk opgebouwde "jurisprudentiekapitaal" aan. Dat is ook het geval indien naast bestaande bepalingen weer nieuwe worden vastgesteld waarmee hetzelfde wordt beoogd; het verzwakt de oude tekst en schept onduidelijkheid over de nieuwe. Het Handvest moet in het licht van deze algemene overwegingen bezien worden. Inhoud, strekking en juridische status zijn daarbij bepalend. Op deze punten wordt hierna eerst ingegaan. Vervolgens wordt bezien op welke wijze het eventueel vastgesteld kan worden en welke gevolgen dit kan hebben voor de communautaire regelgeving en de nationale wetgeving. 3. Inhoud Het Handvest biedt een krachtige en inspirerende formulering van gemeenschappelijke waarden en uitgangspunten, maar juist de aantrekkelijke robuuste duidelijkheid en stelligheid daarvan, die de kracht vormt van een beginselverklaring maakt de tekst minder geschikt om thans op juridisch bindende wijze geïntegreerd te worden in het recht van de Europese Unie. Gegeven de hiervoor genoemde overwegingen kan een grondrechtencatalogus voor de Europese Unie slechts een juridisch bindend karakter krijgen, indien de inhoud daarvan voldoende nauwkeurig is geformuleerd en geen aanleiding geeft tot onduidelijkheden. In dat opzicht schiet het ontwerp-Handvest om verschillende redenen tekort. a. Een eerste bron van onduidelijkheid is gelegen in de algemene formulering van veel bepalingen. In dat verband kan gewezen worden op bepalingen zoals artikel 21, eerste lid, (een direct gevolg zou onder meer zijn dat leeftijdsontslag bij het bereiken van het pensioen verboden is); artikel 23 (de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen voor de wet of de gelijke behandeling op bepaalde terreinen kan worden gewaarborgd, maar niet hun gelijkheid in het algemeen). Aangezien bij dergelijk algemeen geformuleerde bepalingen duidelijk is dat deze in bepaalde situaties niet opgaan, zonder dat uitdrukkelijk vermeld is wanneer niet, worden reikwijdte en gevolgen daarvan onduidelijk. In dat verband valt ook op dat bij verschillende van de voorgestelde bepalingen, de beperkingen en uitzonderingen die bij overeenkomstige bepalingen in het nationale recht of in het EVRM gemaakt worden, ontbreken. Zo bijvoorbeeld in het geval van rechten bedoeld in de artikelen 10, 11 en 13; enige beperking in het belang van de openbare orde of eventueel gerechtvaardigde belangen van derden lijken strijdig met deze ongeclausuleerde bewoordingen. Wel wordt in artikel 52 bepaald dat op de uitoefening van de in dit Handvest erkende rechten en vrijheden op bepaalde gronden bij wet beperkingen kunnen worden gesteld, maar daarbij rijst allereerst de vraag hoe deze beperkingsgronden zich verhouden tot de in het EVRM opgenomen specifieke clausules; daarnaast bestaat onduidelijkheid over de vraag of de thans in de Nederlandse Grondwet opgenomen beperkingsgronden verenigbaar zijn met de in artikel 52, eerste lid, van het Handvest genoemde gronden. b. De formulering van grondrechten in het Handvest wijkt op bepaalde punten af van die van vergelijkbare grondrechten welke zijn opgenomen in onder meer het EVRM. Daardoor ontstaat onduidelijkheid over de reikwijdte van deze rechten, en over de vraag hoe zij zich verhouden tot de in het EVRM en andere mensenrechtenverdragen opgenomen grondrechten. Het bepaalde in artikel 52, derde lid, lost deze onduidelijkheid niet op. In de eerste plaats wordt slechts verwezen naar het EVRM en niet naar andere internationale mensenrechtenverdragen aan de totstandkoming waarvan de lidstaten van de Europese Unie hebben meegewerkt, zoals bijvoorbeeld het ESH en evenmin naar de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Bovendien is onduidelijk of onder "corresponderende" bepalingen uitsluitend die bepalingen uit het EVRM moeten worden verstaan die woordelijk overeenkomen met bepalingen uit het Handvest. Is dit het geval, dan geldt voor een groot aantal (andere) bepalingen uit het Handvest dat de reikwijdte daarvan en de verhouding tot het EVRM erg onduidelijk is. c. In weer andere gevallen krijgen bepalingen een andere betekenis doordat ze uit hun context worden gelicht. Zo bijvoorbeeld de bepaling van artikel 21, tweede lid, die op deze wijze mede van toepassing wordt op onderdanen uit derde landen. Evenzo hebben de vrijheid van dienstverlening, vestiging en beroep een andere betekenis als zij, zoals in artikel 15 gebeurt, als algemene vrijheid worden geformuleerd die ook jegens de Unie geldt, dan wanneer zij gelden in de context van het grensoverschrijdend verkeer tussen de lidstaten. In nog weer andere gevallen worden bepalingen die bedoeld zijn om al bestaande rechten te waarborgen door verwijzing onduidelijk. Zo bijvoorbeeld artikel 18, dat zelfstandig een recht op asiel lijkt te introduceren, zonder dat wordt aangegeven wat daarmee wordt bedoeld. Vermoedelijk is slechts bedoeld de in dat artikel genoemde regelingen door verwijzing te incorporeren. d. Ten slotte is de verhouding en de samenloop van verschillende in het Handvest opgenomen grondrechten onduidelijk. In dat verband kan worden gewezen op de verhouding tussen artikel 11, tweede lid, (recht op toegang tot informatie) en artikel 42 (recht op toegang tot documenten). De beperkingen die ten aanzien van het recht op toegang tot informatie kunnen worden aangebracht, kunnen slechts worden herleid via toepassing van artikel 52 (waarbij de relatie van het tweede lid tot de beide andere leden niet geheel duidelijk is), terwijl de vraag openblijft of diezelfde beperkingsmogelijkheden dan gelden ten aanzien van artikel 42 van het Handvest. Een ander voorbeeld van een onduidelijke verhouding tussen verschillende grondrechten is dat van het in artikel 21 neergelegde discriminatieverbod met de in artikel 10 van het Handvest gewaarborgde vrijheid van godsdienst. De in de voorgaande punten geconstateerde onduidelijkheden worden niet weggenomen door de toelichting. Daar komt bij dat die toelichting niet door de Conventie, maar door haar presidium is opgesteld. Daarom moet in ieder geval worden voorkomen dat de tekst van de toelichting als gezaghebbende uitleg van het Handvest wordt erkend. 4. Strekking Niet alleen de inhoud van diverse bepalingen is in juridisch opzicht niet nauwkeurig en duidelijk, ook de strekking is dat niet. In dat verband kan op het volgende worden gewezen. a. In artikel 51, eerste lid, wordt met betrekking tot de werkingssfeer van het Handvest bepaald dat de bepalingen zijn gericht tot de instellingen en organen van de Unie en tot de lidstaten alleen voorzover het de implementatie van het recht van de Unie betreft. Een groot aantal bepalingen betreft echter onderwerpen, situaties en rechten zoals "dubbele bestraffing", "kinderarbeid" en "gezinsleven" die vrijwel alleen kunnen spelen in het kader van de nationale wetgeving (zie ook de artikelen 7, 14, 24, tweede lid, 28 en 30). In veel gevallen worden in de bepalingen ook termen gebruikt die alleen kunnen slaan op nationale wetgeving; dat geldt in het bijzonder voor het gebruik van de term "wet" in diverse bepalingen (de artikelen 20 en 52). Het gemeenschapsrecht als zodanig kent immers de figuur van de wet niet. Een ander voorbeeld is een bepaling als die van artikel 21. Uit de beperking tot de "werkingssfeer van het verdrag" lijkt te volgen dat het eerste lid algemeen van toepassing is. Als het hele Handvest alleen betrekking heeft op het handelen binnen de werkingssfeer van de Unie, valt de beperking in het tweede lid niet te begrijpen. Voorts maken verwijzingen naar "nationale wetgevingen en praktijken" (bijvoorbeeld de artikelen 26 en 27) het Handvest onbruikbaar als kader voor de toetsing van het handelen van de instellingen en organen van de Unie. Deze bepalingen versterken tevens de indruk dat het Handvest zich, zowel in afzonderlijke bepalingen als geheel, niet alleen tot de organen van de Unie richt, maar evenzeer tot de lidstaten, ook wanneer de lidstaten niet het recht van de Unie ten uitvoer brengen. b. Daarnaast is onduidelijk of ook de instellingen die niet tot de organen van de Europese Unie als zodanig behoren, maar wel op basis, of in het kader, van het EU-verdrag zijn opgericht, zoals Europol, onder de werking van het Handvest vallen. c. Ten slotte is er een aantal van de in het Handvest vervatte rechten die, zou de tekst bedoeld zijn als juridisch verbindend, de suggestie wekken dat de bepalingen bedoeld zijn om horizontale werking te hebben (bijvoorbeeld artikel 24, tweede lid). Aangenomen moet worden dat zulks niet de bedoeling is. Status 5. Blijkens artikel 51, eerste lid, zijn de bepalingen van het Handvest onder meer gericht tot de instellingen en organen van de Unie. Een volle werking jegens de organen van de Unie krijgt het Handvest echter pas, wanneer het door wijziging van de verdragen onderdeel wordt van de grondteksten van Unie en Gemeenschap. Alleen dan kunnen de bepalingen strekken tot beperking en oriëntatie van het handelen van de organen en prevaleren boven latere besluiten die daarmee in strijd zijn. Door codificatie in het kader van de verdragen zou het Handvest echter integraal onderdeel van het recht van de gemeenschappen worden. Dat zou ingrijpende gevolgen voor de structuur van de Unie en de Gemeenschap hebben. a. In de eerste plaats zullen Unie en Gemeenschap daardoor bepaalde rechten rechtstreeks gaan waarborgen aan de inwoners van de Unie. Dat wil zeggen dat anders dan nu het geval is de Unie rechtstreeks aangesproken kan worden op rechten, taken en verwachtingen. Bovendien bevat het Handvest bepalingen die een herformulering zijn van beginselen van de interne markt. Ook dat leidt tot een verschuiving in hun betekenis en daardoor in de structuur van de Unie. b. Wanneer het Handvest integraal onderdeel vormt van het recht van de Gemeenschap, zal het ook het optreden van de lidstaten jegens hun burgers gaan binden. De in artikel 51 voorziene beperking tot het handelen van de lidstaten, alleen voorzover zij het recht van de Unie implementeren, zal, gegeven de bewoording van de onderscheiden artikelen, weinig betekenis hebben gezien ook de vaste jurisprudentie inzake de uitleg van bepalingen naar hun nuttig effect. 6. Indien het Handvest niet bij wijziging van de verdragen tot onderdeel van het recht van de Gemeenschap wordt gemaakt, kan het Handvest via Raadsbesluit of als nadere invulling van artikel 6, tweede lid, zoals bedoeld in artikel 46, onderdeel d, van het Unieverdrag, geïntegreerd worden in het recht van de gemeenschappen. In beide gevallen zal het Handvest vooral gevolgen hebben niet voor de instellingen en organen van de Gemeenschap waarop het zich wil richten, maar voor de lidstaten. Indien het Handvest als Raadsbesluit wordt aanvaard of als verordening, dan heeft het als zodanig volle werking ten opzichte van de lidstaten maar zal ieder later Raadsbesluit daarvan af kunnen wijken. Ook als het Handvest wordt vastgesteld als nadere invulling in de zin van artikel 6, tweede lid, van het Unieverdrag, zal het primair gevolgen hebben voor het handelen van de lidstaten jegens de burgers en niet voor het handelen van de organen van de Gemeenschap. 7. Vanwege de inhoud en strekking van het Handvest verdient het geen aanbeveling, sterker nog, moet ernstig ontraden worden een juridisch bindend karakter aan het Handvest mee te geven. Dat karakter zou het eerder gesignaleerde probleem van mogelijke divergentie tussen de rechtspraak van het Hof van Justitie en het EHRM niet oplossen. Zelfs bij gelijkluidende bepalingen kan al niet uitgesloten worden dat twee verschillende rechterlijke instanties daaraan een uiteenlopende uitleg geven. Nu het Handvest van het EVRM afwijkende formuleringen gebruikt, zal dit des te eerder het geval zijn. Artikel 52, derde lid, doet daaraan, gegeven de onduidelijke formulering, niet af. Gevolg zal zijn dat de lidstaten zullen worden geconfronteerd met twee systemen van fundamentele rechten, die geleidelijk divergeren en die onderling om voorrang strijden. Die situatie dreigt overigens ook reeds indien het Handvest niet wordt vastgesteld als juridisch bindend. Indien de Europese Raad het Handvest in een plechtige verklaring vaststelt en het Hof van Justitie houdt rekening met de tekst daarvan, dan zal dit vooral tot uitdrukking komen op de van het EVRM afwijkende punten (met afwijkingen van de Europese verdragen kan per definitie geen rekening gehouden worden). Ook de enkele vaststelling in een plechtige verklaring zou divergentie dus niet kunnen voorkomen. Dit is alleen anders indien het Hof van Justitie het Handvest zou negeren, maar dat kan niet de vooropgezette bedoeling zijn van de Europese Raad bij de vaststelling daarvan en zou de rechtspraak in opspraak brengen. Gevreesd moet dan ook worden dat aanvaarding van het Handvest een proces op gang brengt waarbij door het geleidelijk uiteenlopen van de rechtspraak van het EHRM en het Hof van Justitie, het effect en het gezag van beide gerechten op het punt van de grondrechten worden verzwakt. Dat proces zal sneller verlopen naarmate het Hof van Justitie een grotere bereidheid aan de dag legt om uitdrukkelijk rekening te houden met het Handvest en de daarin gebruikte (afwijkende) formuleringen. Wellicht kan het proces worden afgezwakt indien een mechanisme ontstaat om te waarborgen dat bij toepassing van het Handvest door het Hof van Justitie de uitleg van de tot het EVRM te herleiden grondrechten in het Handvest gelijk zal zijn en blijven aan de uitleg die door het EHRM wordt gegeven aan de vergelijkbare grondrechten in het EVRM. Daar is meer voor nodig dan een betere formulering van die grondrechten. Het probleem laat zich, ook niet eenvoudig oplossen door toetreding van de Unie tot het EVRM alléén. Alsdan zouden immers de bepalingen van het EVRM onderdeel van het recht van de Gemeenschap worden en niet alleen de communautaire organen maar ook de lidstaten binden, met als gevolg dat de uitleg van het EVRM voortaan op basis van prejudiciële vragen in eerste instantie door het Hof van Justitie wordt bepaald. De daaruit voortvloeiende kans op divergentie tussen de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het EHRM kan alleen worden voorkomen als het Hof van Justitie zich zonder meer zou laten leiden door de jurisprudentie van het EHRM. 8. Het Handvest: een nader te preciseren verklaring De inhoud en de wijze van totstandkoming maken het Handvest tot een moeilijk te negeren document. In het proces van Europese eenwording is een verduidelijking en verbreding van de grondslagen waarop de Unie rust noodzakelijk. Een stelsel van grondrechten kan daarin uiteindelijk niet ontbreken. De schade die ontstaat indien de Europese Raad de tekst terzijde zou leggen, zou daarom waarschijnlijk groot zijn. Tegelijk is het niet mogelijk noch wenselijk om de thans voorliggende tekst op enigerlei wijze juridisch bindend in het recht van de Unie of Gemeenschap op te nemen. Die tekst laat zich echter ook niet in verder overleg bijstellen. Het proces van totstandkoming is afgesloten en de tekst moet nu aangenomen of verworpen worden, zoals hij er ligt. Beseft moet worden dat indien geen van de lidstaten deze tekst verwerpt, dit een belangrijk gegeven is. Verwacht moet dan ook worden dat het Handvest geleidelijk als rechtsbron betekenis krijgt indien het niet door regeringsleiders wordt afgewezen. De bedoeling die uit de preambule spreekt, de totstandkoming van de tekst in een conventie van door regeringen en parlementen aangewezen leden en de erkenning van het Handvest door de Europese Raad geven daar een gezag aan dat voor de Europese, maar ook voor de nationale rechter zal worden ingeroepen. Mogelijk zal de invloed in dat opzicht op de nationale rechter zelfs groter zijn dan op de Europese rechter. De laatste kan aan verklaringen en besluiten van de Europese organen, die geen rechtsbesluiten zijn, geen andere dan een aanvullende interpretatieve betekenis geven. De nationale rechter kan het Handvest daarentegen hanteren bij de uitleg van de in de eigen rechtsorde gewaarborgde grondrechten en daarmee het Handvest indirect het nationale recht laten bepalen. Juist omdat het daarbij om een proces van jurisprudentie en van ontwikkeling van gewoonterecht gaat, valt dat proces moeilijk te beïnvloeden of af te remmen. Gelet op de mogelijke consequenties van de verschillende bepalingen is dit echter wel nodig. Om het proces toch te kanaliseren dient de Europese Raad als dit Handvest wordt aanvaard, tegelijkertijd te verklaren dat dit Handvest in het totale proces van herziening en herschikking van de verdragen als basis zal dienen voor de formulering van grondrechten die wel bindend in de communautaire rechtsorde kunnen worden opgenomen. In die verklaring moet tevens worden vastgesteld dat dan ook een mechanisme wordt ingebouwd om divergentie tussen de uitleg van die communautaire bepalingen en het EVRM te voorkomen. Indien zou blijken dat voor de vaststelling van een dergelijke verklaring binnen de Europese Raad als geheel geen steun bestaat, zou Nederland zulk een verklaring, zo mogelijk met steun van andere lidstaten kunnen afleggen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013), met memorie van toelichting.Het verzamelwetsvoorstel brengt wijzigingen aan in onder meer het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), die verband houden met reparatie van wetstechnische gebreken of inhoudelijke wijzigingen van ondergeschikte aard betreffen. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2007, no.07.002751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot de aanwijzing van zones en agglomeraties als bedoeld in de voorschriften 2.1a en 4.2 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer en van de tijdstippen tot welke de in die voorschriften opgenomen tijdelijk verhoogde grenswaarden van kracht zijn in die zones en agglomeraties (besluit derogatie (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot de aanwijzing van zones en agglomeraties als bedoeld in de voorschriften 2.1a en 4.2 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer en van de tijdstippen tot welke de in die voorschriften opgenomen tijdelijk verhoogde grenswaarden van kracht zijn in die zones en agglomeraties (besluit derogatie (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2009, no.09.001742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot de aanwijzing van zones en agglomeraties als bedoeld in de voorschriften 2.1a en 4.2 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer en van de tijdstippen tot welke de in die voorschriften opgenomen tijdelijk verhoogde grenswaarden van kracht zijn in die zones en agglomeraties (besluit derogatie (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan het besluit van de raad van Ede van 16 november 2006, nummer VR 2006/94, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan het besluit van de raad van Ede van 16 november 2006, nummer VR 2006/94, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 21 juni 2007, no. DJZ20070038571, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan het besluit van de raad van Ede van 16 november 2006, nummer VR 2006/94, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (bijlage IV).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (bijlage IV).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van titel III van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van titel III van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2011, no.11.001020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van titel III van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van de maatregel terbeschikkingstelling aan Onderwijs (tbo-maatregel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van de maatregel terbeschikkingstelling aan Onderwijs (tbo-maatregel), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2014, no.2014000551, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van de maatregel terbeschikkingstelling aan Onderwijs (tbo-maatregel), met memorie van toelichting.Na ontvangst van het voorstel heeft de Afdeling advisering van de Raad van State, gelet op artikel 2, eerste lid, onder a van de Wet op de Onderwijsraad, verzocht het wetsvoorstel eerst ter advisering voor te leggen aan de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft op 16 juni 2014 advies uitgebracht. Op 21 oktober 2014 heeft de Afdeling een reactie ontvangen van de bewindspersonen op het advies van de Onderwijsraad in de vorm van een gewijzigde memorie van toelichting.Het voorstel introduceert voor jeugdigen en jongvolwassenen (in de leeftijd tot 23 jaar) de maatregel terbeschikkingstelling aan het onderwijs (tbo). Het betreft een verplichting tot het volgen van onderwijs onder bedreiging van vervangende jeugddetentie. Een veroordeelde kan deze maatregel opgelegd krijgen indien de ernst van het misdrijf, de veelvuldigheid van begane misdrijven of voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf hiertoe aanleiding geven en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De rechter legt de maatregel op voor een jaar en beveelt dat voor elke maand waarvoor de maatregel is opgelegd een vervangende jeugddetentie van maximaal een maand wordt toegepast indien de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel meewerkt. Daarnaast wordt de onderwijswetgeving zodanig aangepast dat wordt verzekerd dat de jeugdige of jongvolwassene aan wie door de strafrechter een onderwijsverplichting wordt opgelegd, wordt toegelaten tot een school of onderwijsinstelling.De Afdeling merkt op dat uit de toelichting niet duidelijk wordt wat de toegevoegde waarde is van de voorgestelde strafrechtelijke maatregel. Op basis van de Leerplichtwet 1969 bestaat voor jongeren tot 18 jaar reeds een algemene verplichting tot het volgen van onderwijs. Ingevolge het strafrecht voor jeugdigen en jongvolwassenen (tot 23 jaar) kan een veroordeelde door middel van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling of door een gedragsbeïnvloedende maatregel worden gedwongen onderwijs te volgen. Niet duidelijk is of, en zo ja waarom deze bestaande mogelijkheden tekortschieten om jongeren tot 23 jaar de verplichting op te leggen onderwijs te volgen.Daarnaast acht de Afdeling het onwenselijk dat als gevolg van de inrichting van de tbo-maatregel het onderwijs een instrument wordt in de strafrechtsketen. Voorts is niet duidelijk of scholen en instellingen, ook in financieel opzicht, voldoende zijn toegerust de groep jongeren die verplicht wordt onderwijs te volgen, te ondersteunen.De Afdeling maakt tevens opmerkingen over de duur van de vervangende jeugddetentie, het moment waarop scholen bij de uitvoering van de tbo-maatregel worden betrokken, de gevolgen van de maatregel voor het uitgangspunt van vrije schoolkeuze, de vraag of de maatregel ook kan gelden voor hen die reeds een startkwalificatie hebben en de duur van de onderwijsverplichting. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel nader dient te worden overwogen.1.Toegevoegde waarde van de tbo-maatregelHet voorstel introduceert een nieuwe strafrechtelijke maatregel die erop is gericht veroordeelde jeugdigen en jongvolwassenen te dwingen onderwijs te volgen. De Afdeling zet hierna deze tbo-maatregel af tegen de reeds bestaande mogelijkheden om het volgen van onderwijs af te dwingen.a.Verhouding tot verplichtingen Leerplichtwet 1969Op grond van de Leerplichtwet is elke jongere gehouden onderwijs te volgen tot hij zestien jaar oud is. (zie noot 1) Indien de jongere op dat moment geen startkwalificatie heeft, geldt een kwalificatieplicht die duurt totdat een startkwalificatie is behaald dan wel totdat de jongere de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. (zie noot 2) De jongere, ouder dan 12 jaar, die de leer- en kwalificatieplicht niet naleeft, kan worden gestraft met een taakstraf of een geldboete van de tweede categorie. (zie noot 3)In de motie van Tweede Kamerlid Marcouch c.s., waaraan de regering met het voorstel uitvoering geeft, wordt verzocht een terbeschikkingstelling aan het onderwijs maatregel te ontwikkelen die jongeren met een vrijheidsstraf kan dwingen een opleiding te volgen. (zie noot 4) De toelichting geeft echter niet aan op grond waarvan wordt geconstateerd dat de Leerplichtwet 1969 onvoldoende verplichtend is om veroordeelden tot 18 jaar te dwingen onderwijs te volgen. Bovendien is het de vraag waarom, als de huidige sanctiemogelijkheden van de Leerplichtwet 1969 tekortschieten, de oplossingen niet worden gezocht in aanpassing van die wetgeving. (zie noot 5)b.Onderwijsverplichting voor jongvolwassenen in verhouding tot de kwalificatieplichtDe doelgroep van de tbo-maatregel is personen tot 23 jaar. Voor de groep ouder dan 18 jaar maar jonger dan 23 jaar vormt de voorgestelde strafrechtelijke maatregel een aanvulling op de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969. De vraag is echter of deze aanvulling zinvol is. Recent nog heeft het kabinet besloten om de kwalificatieplicht van de Leerplichtwet niet uit te breiden tot jongeren tot 23 jaar. Reden hiervoor was onder meer dat het effect van de maatregel beperkt zou zijn. Onderzoek laat zien dat er bij schooluitval vaak veel meer problemen spelen dan alleen op school, zoals een problematische thuissituatie, gezondheidsproblemen of schulden. Een onderwijsverplichting lost deze problemen niet op, aldus het kabinet. (zie noot 6)De Afdeling merkt op dat in de toelichting de argumentatie ontbreekt voor de keuze om deze nieuwe strafrechtelijke maatregel (ook) voor de categorie jongeren van 18 tot 23 jaar te introduceren, terwijl er recent voor is gekozen voor deze groep geen kwalificatieplicht in te voeren. (zie noot 7)c.Verhouding tot de bijzondere voorwaardeOp basis van het jeugdstrafrecht zijn er al mogelijkheden om een veroordeelde jeugdige of jongvolwassene tot het volgen van onderwijs te verplichten. Bij een voorwaardelijke veroordeling tot jeugddetentie, taakstraf of geldboete kan de bijzondere voorwaarde worden opgelegd tot het volgen van onderwijs, gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd. (zie noot 8)In de toelichting wordt gesteld dat de toegevoegde waarde van de tbo-maatregel ten opzichte van de bijzondere voorwaarde tot het volgen van onderwijs ligt in het feit dat een maatregel, anders dan een bijzondere voorwaarde, niet gerelateerd is aan de ernst van het strafbare feit. De bijzondere voorwaarde tot het volgen van onderwijs zal, aldus de toelichting, in de regel worden opgelegd bij een voorwaardelijke veroordeling tot jeugddetentie. Bij de afdoening van minder ernstige feiten, zal de rechter een jeugddetentie van beperktere duur opleggen. Dit betekent, dat indien bij een voorwaardelijke veroordeling een bijzondere voorwaarde tot het volgen van onderwijs wordt opgelegd, niet in alle gevallen sprake zal zijn van een geloofwaardige stok achter de deur. De jeugdige heeft dan immers bij niet naleving van de onderwijsverplichting slechts een beperkte vrijheidsstraf te ondergaan, aldus de toelichting. (zie noot 9)Het College van Procureurs-Generaal geeft aan dat onduidelijk is waarop deze veronderstelling van de regering is gebaseerd. Het ontbreken van een stok achter de deur is in deze gevallen niet het probleem. De voorwaardelijke vrijheidsstraf fungeert als instrument om de jongere in beweging te krijgen. Het succes van de voorwaarde hangt, zo meent het College, vervolgens af van de begeleiding door de Jeugdreclassering en de vraag of het gelukt is de jongere te plaatsen op een instelling waar voor hem passend onderwijs wordt gegeven. (zie noot 10) De toelichting bevat voorts geen gegevens waaruit kan worden opgemaakt dat het opleggen van een bijzondere voorwaarde tot het volgen van onderwijs bij minder ernstige feiten ineffectief is. Op dit punt lijkt het voorstel dan ook geen toevoegde waarde te hebben.Daarnaast merkt de Afdeling op dat ingevolge het wetsvoorstel de tbo-maatregel kan worden opgelegd als de ernst van het misdrijf, de veelvuldigheid van begane misdrijven of voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf hiertoe aanleiding geven. Hoewel een maatregel in beginsel niet direct gerelateerd hoeft te zijn aan de ernst van het strafbare feit, lijkt het voorstel zich primair te richten op de meer- en veelplegers en de hardekernjongeren die op jeugdige leeftijd al relatief zware delicten op hun naam hebben staan. (zie noot 11) Voor deze groep bestaat reeds de mogelijkheid om de bijzondere voorwaarde tot het volgen van onderwijs op te leggen. Ook op dit punt is de toegevoegde waarde van het voorstel niet duidelijk.Gelet hierop rijst de vraag in welke gevallen de voorgestelde maatregel wel toegevoegde waarde kan hebben.d.Verhouding tot de gedragsbeïnvloedende maatregelVoorts biedt het jeugdstrafrecht de mogelijkheid een onderwijsverplichting op te leggen als (onderdeel van een) gedragsbeïnvloedende maatregel (gbm). Een gbm kan evenals de thans voorgestelde tbo-maatregel worden opgelegd, indien de ernst van het misdrijf, de veelvuldigheid van begane misdrijven of voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf hiertoe aanleiding geven en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. (zie noot 12) Ook wat betreft de uitvoeringsaspecten komt de gbm overeen met de voorgestelde tbo-maatregel. De rechter stelt in het kader van de gbm een vervangende jeugddetentie vast van maximaal een maand, voor elke maand waarvoor de maatregel is opgelegd. (zie noot 13) Ook kan de rechter op vordering van de officier van justitie tot tweemaal toe de tijdelijke opneming (maximaal vier weken) in een justitiële jeugdinrichting bevelen (time-out), kan hij bevelen dat de veroordeelde gedurende de nacht in een jeugdinrichting verblijft en kan elektronisch toezicht worden toegepast. (zie noot 14)Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling niet wat de toegevoegde waarde is van de tbo-maatregel ten opzichte van de gbm. Beide maatregelen kunnen in gelijke gevallen worden toegepast en beide maatregelen worden op gelijke wijze vormgegeven. Voordeel van de gbm boven de tbo-maatregel is bovendien dat de onderwijsverplichting kan worden ingebed in een samenstel van verschillende (deel)maatregelen gericht op beëindiging van het ongewenste gedrag van de veroordeelde.e. ConclusieHet is de Afdeling niet duidelijk wat de toegevoegde waarde is van het wetsvoorstel. Op basis van de Leerplichtwet 1969 bestaat reeds een verplichting tot het volgen van onderwijs voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie. Voorts heeft de regering recent besloten geen algemene kwalificatieplicht voor de categorie jongeren van 18 tot 23 jaar in te voeren. Ingevolge het strafrecht voor jeugdigen en jongvolwassenen kan bovendien een veroordeelde ook als deze ouder is dan 18 jaar en jonger dan 23, reeds door middel van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling of een gbm tot het volgen van onderwijs worden gedwongen. Het voorstel maakt niet duidelijk of, en zo ja waarom deze bestaande mogelijkheden tekortschieten om de doelgroep van dit voorstel onderwijs te laten volgen.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het voorstel te heroverwegen.2.De school als onderdeel van de strafrechtketenHet voorstel introduceert een nieuwe strafrechtelijke maatregel die erop is gericht veroordeelde jeugdigen en jongvolwassenen te dwingen onderwijs te volgen. De maatregel is met de term ter beschikking stelling aan het onderwijs gegoten in een vorm die doet denken aan de tbs, zij het dat de jongere niet wordt ingesloten, maar verplicht wordt in een door het samenwerkingsverband aangewezen onderwijsinstelling onderwijs te volgen. Daarbij wordt tevens aan de betreffende onderwijsinstellingen een verplichting opgelegd de jongere op te nemen én eventueel verzuim door te geven aan de strafrechtelijke instanties. Hiermee richt de maatregel zich niet alleen, zoals thans bij de bijzondere voorwaarde het geval is, op de jongere, maar ook op het onderwijs.In zijn advies heeft de Onderwijsraad erop gewezen dat aldus de tbo-maatregel te eenzijdig vanuit een strafrechtelijk perspectief wordt benaderd. (zie noot 15) Het onderwijs wordt nog meer dan bij de al bestaande mogelijkheden van het opleggen van een onderwijsverplichting een strafrechtelijk instrument en de school het verlengde van de strafrechtsketen. De school wordt mede-uitvoerder van een strafrechtelijke sanctie. Daarentegen wordt aan het door de Onderwijsraad geschetste onderwijsperspectief in het voorstel - ook als het gaat om de reactie op het advies van de Onderwijsraad (zie noot 16) - te gemakkelijk en ten onrechte voorbijgegaan. Met de Onderwijsraad acht de Afdeling een strafrechtelijke instrumentalisering van het onderwijs zoals door het voorstel beoogd, onwenselijk. De Afdeling adviseert, gezien het bovenstaande, het voorstel te heroverwegen.3.Effectiviteit en uitvoerbaarheid van de maatregela.Plaatsing van de jongereIngevolge het voorstel wordt de onderwijswetgeving zo aangepast dat wanneer de strafrechter een onderwijsverplichting oplegt, ook altijd een plaatsing wordt gerealiseerd op een school of instelling waar geschikt onderwijs wordt aangeboden. (zie noot 17) De toelichting gaat echter onvoldoende in op de gevolgen die plaatsing kan hebben voor de betreffende scholen en instellingen en op de mogelijkheden om aan de veroordeelde en andere jeugdigen en jongvolwassen goed onderwijs te bieden.Ook de Onderwijsraad en Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) vragen in hun adviezen aandacht voor de gevolgen voor de betrokken scholen en onderwijsinstellingen. De Onderwijsraad merkt op dat het niet vanzelfsprekend is dat scholen (inclusief het speciaal onderwijs) qua opzet en expertise zijn toegerust om de specifieke groep tbo-jongeren te onderwijzen en te ondersteunen. (zie noot 18) Hij vraagt daarom de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met het onderwijsveld te bezien of de doelgroep van de tbo-maatregel qua ondersteuningsbehoefte past binnen de systematiek van het passend onderwijs en op grond daarvan de doelgroep (zo nodig) te begrenzen. De RSJ wijst er in zijn advies bovendien op dat gezien het recent ingevoerde passende onderwijs reguliere scholen in de praktijk al meer kinderen met gedragsproblemen of een handicap zullen opnemen, met extra begeleiding. (zie noot 19)De Afdeling onderschrijft deze reacties en vraagt daarbij in het bijzonder aandacht voor de plaatsing van de groep jongvolwassenen (18-23 jaar). De jongvolwassenen zullen gezien hun leeftijd mogelijk minder goed aansluiting vinden bij de al bestaande schoolpopulatie. Bovendien spelen, zoals onder 1b is aangegeven, bij deze groep vaak verschillende problemen, waardoor een onderwijsverplichting er wellicht niet in dezelfde mate toe zal leiden dat zij actief aan het onderwijs deelnemen. De Afdeling wijst tot slot op de mogelijk negatieve invloed van het gedrag van jongeren met een tbo-maatregel op andere leerlingen in de klas. (zie noot 20) Gelet op het voorgaande zet de Afdeling vraagtekens bij de effectiviteit en de uitvoerbaarheid van de voorgestelde wijzigingen in de onderwijswetgeving.b.Financiële consequentiesDe memorie van toelichting vermeldt dat aan de uitvoering van de maatregel geen extra kosten zijn verbonden. De uitvoering van de tbo-maatregel zal plaatsvinden binnen de reguliere bekostiging aan scholen en onderwijsinstellingen. (zie noot 21) Vervolgens wordt in de toelichting aangegeven dat voor scholen de administratieve lasten en de uitvoeringslasten naar schatting 112.500 per jaar bedragen. Dit betreft onder meer het toelaten en inschrijven van de jongere op school, het opstellen van een onderwijsperspectief voor de jongere en het voeren van overleg met de reclassering. Voor mbo-instellingen gaat om een bedrag van 45.000 per jaar, aldus de toelichting. (zie noot 22)De Afdeling acht deze toelichting ontoereikend. De onderwijsinstellingen worden voor de in de toelichting genoemde extra kosten niet gecompenseerd. In de toelichting wordt voorts op geen enkele wijze rekening gehouden met de extra personeelslasten waarvoor een onderwijsinstelling die een jongere moet opnemen, komt te staan. Het zal in veel gevallen, en zeker indien betrokkene ouder is dan 18 jaar, gaan om jongeren die niet gemotiveerd zijn om onderwijs te volgen en gedragsproblemen vertonen. Dergelijke jongeren kunnen niet zonder meer in een bestaande groep van leerlingen worden opgenomen. Aan de substantiële extra personele middelen die in het licht daarvan voor een passende opvang van deze leerlingen nodig zullen zijn, gaat de toelichting ten onrechte voorbij. Zonder de benodigde extra middelen is de tbo-maatregel - nog los van hetgeen hiervoor onder a is opgemerkt - voor onderwijsinstellingen moeilijk uitvoerbaar.Tegen achtergrond van het onder a. en b. gestelde adviseert de Afdeling de tbo-maatregel te heroverwegen.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.4.Duur van de vervangende jeugddetentieDe oplegging van de maatregel en de duur daarvan staan los van de ernst van de gepleegde strafbare feiten. (zie noot 23) Hoewel het voorstel zich in eerste instantie lijkt te richten op meer- en veelplegers en hardekernjongeren die op jeugdige leeftijd al relatief zware delicten op hun naam hebben staan (zie hiervoor punt 1c) zijn volgens de toelichting (zie noot 24) de primaire doelgroep van de maatregel jongeren aan wie geen onvoorwaardelijke detentie wordt opgelegd. Het gaat hier dus meestal jongeren die slechts lichte delicten hebben gepleegd.De sanctie op het niet naleven van de onderwijsverplichting is een onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarvan de duur wordt bepaald door de rechter. Deze kan echter oplopen tot maximaal een jaar en bij verlenging zelfs naar twee jaar. Dit hoge maximum staat niet in verhouding tot begane strafbare feiten die immers blijkens de toelichting een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf doorgaans niet zullen rechtvaardigen. Dat het voorstel - zoals de toelichting stelt (zie noot 25) - uitdrukkelijk geen relatie beoogt te leggen tussen de ernst van het feit dat tot het opleggen van de maatregel de aanleiding vormt enerzijds en de duur van de jeugddetentie anderzijds, doet daaraan niet af.De Afdeling adviseert de maximale duur van de vervangende jeugddetentie drastisch te verlagen.5.Moment van betrokkenheid scholenHet voorstel bepaalt dat een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het opleggen van de bijzondere voorwaarde tot het volgen van onderwijs of de tbo-maatregel samenwerkt met de raad voor de kinderbescherming, de jeugdzorg of de reclasseringsinstelling. (zie noot 26) Dit verzekert dat voorafgaand aan de oplegging van de maatregel ten behoeve van de uitvoering daarvan een plan van aanpak kan worden opgesteld dat mede wordt ondertekend door het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling waar de veroordeelde de tbo-maatregel zal ondergaan. Dit plan van aanpak is een voorwaarde voor het opleggen van een tbo-maatregel die moet worden uitgevoerd binnen een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. (zie noot 27) Aan scholen in het voortgezet onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs wordt niet een zodanige verplichting tot samenwerking met de kinderbescherming, de jeugdzorg of de reclasseringsinstelling opgelegd. De reden hiervoor is, zo blijkt uit de toelichting, dat voor de uitvoering van de tbo-maatregel bij scholen in het voorgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aansluiting is gezocht bij het passend onderwijs. (zie noot 28) De betreffende scholen worden overeenkomstig het voorstel pas bij de oplegging en uitvoering betrokken nadat de maatregel is opgelegd. Het is de vraag of dit niet ten koste gaat van een goede uitvoering van de voorstelde maatregel en of het voorstel niet zou moeten voorzien in betrokkenheid van de onderwijsinstelling voordat de rechter de maatregel oplegt. (zie noot 29) Dan wordt ook duidelijk wat de (on)mogelijkheden zijn voor plaatsing van de betreffende jeugdige of jongvolwassene.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan, en zo nodig het voorstel aan te passen.6.Aanmelding en vrije schoolkeuzeTer uitvoering van de bijzondere voorwaarde tot het volgen van onderwijs of een tbo-maatregel meldt het openbaar ministerie de leerling wie een onderwijsverplichting is opgelegd aan bij het samenwerkingsverband in het gebied waar de leerling woonachtig is. Het samenwerkingsverband wijst binnen vier weken na de ontvangst van de melding een school aan die bereid is de leerling toe te laten en meldt de leerling bij deze school aan voor toelating. Hierbij wordt rekening gehouden met de denominatieve achtergrond van de ouders of van de leerling indien deze meerderjarig en handelingsbekwaam is. (zie noot 30) Uit de toelichting blijkt niet of bij aanmelding van de leerling bij het samenwerkingsverband respectievelijk de door het samenwerkingsverband gekozen school de oorspronkelijke schoolkeuze van de ouders of de betreffende leerling in ogenschouw wordt genomen. Voorts is onduidelijk waarom in het voorstel de schoolkeuze primair een verantwoordelijkheid is van het samenwerkingsverband. In het licht van de doelstelling van het voorstel is er geen grond om niet de ouders of de leerling de school te laten kiezen. Een keuze van ouders en leerlingen voor een bepaalde school staat immers niet in de weg aan toepassing van de voorschriften betreffende passend onderwijs. Slechts indien de ouders of de leerling geen keuze voor een school zouden willen maken, zou er reden zijn om een ander met deze keuze te belasten.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.7.StartkwalificatieDe toelichting stelt dat jongeren van 12 tot 23 jaar die (herhaaldelijk) een strafbaar feit hebben gepleegd en die geen startkwalificatie hebben de doelgroep vormen voor de tbo-maatregel. (zie noot 31) In antwoord op de vraag van de Nederlandse Orde van Advocaten waarom het niet hebben van een startkwalificatie niet is opgenomen als voorwaarde voor oplegging van de tbo-maatregel, geeft de toelichting aan dat ook jongeren die wel al een startkwalificatie hebben, maar die in plaats van het succesvol vervolgen van hun schoolloopbaan strafbare feiten zijn gaan plegen, voor de maatregel in aanmerking komen. (zie noot 32) Het is echter niet duidelijk waarom een onderwijsmaatregel zou worden opgelegd aan een jongere die al over een startkwalificatie beschikt.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan, en zo nodig het voorstel aan te passen.8.Duur van de onderwijsverplichtingDe RSJ heeft aandacht gevraagd voor de duur van de tbo-maatregel. Hij stelt voor om de duur van de maatregel af te stemmen op de tijd die nodig is om aan de onderwijsverplichting te voldoen. Zo meent hij dat het niet zinvol is om de jongere een tbo-maatregel voor de duur van een jaar op te leggen als de jongere nog zeven maanden nodig heeft om een startkwalificatie te halen. (zie noot 33) De toelichting geeft aan dat de rechter bepalingen kan opnemen over de duur van de maatregel in verhouding tot de duur van het onderwijs. (zie noot 34) De Afdeling wijst er echter op dat artikel 77wg, tweede lid, tweede volzin, Sr bepaalt dat de maatregel wordt opgelegd voor een jaar en met een jaar kan worden verlengd. Deze bepaling laat geen ruimte voor een andere duur.De Afdeling adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te passen.9.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van het begeleid rijden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van het begeleid rijden.Bij Kabinetsmissive van 18 november 2016, no.2016002018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van het begeleid rijden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de werknemersverzekerings- wetten, de Coördinatiewet Sociale Verzekering, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met uitbreiding van de rechtsgevolgen van de verklaring arbeidsrelatie (Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de werknemersverzekerings- wetten, de Coördinatiewet Sociale Verzekering, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met uitbreiding van de rechtsgevolgen van de verklaring arbeidsrelatie (Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 april 2009, no.09.001017, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol inzake de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 31 mei 2001, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol inzake de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 31 mei 2001, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Huisvestingsbesluit (afstemming op de Huursubsidiewet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Huisvestingsbesluit (afstemming op de Huursubsidiewet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO, het Inrichtingsbesluit WVO BES, het Eindexamenbesluit VO, het Eindexamenbesluit VO BES, het Staatsexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO BES in verband met opnemen van het vak Chinese taal en cultuur en vermelding van het judicium cum laude op het diploma, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO, het Inrichtingsbesluit WVO BES, het Eindexamenbesluit VO, het Eindexamenbesluit VO BES, het Staatsexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO BES in verband met opnemen van het vak Chinese taal en cultuur en vermelding van het judicium cum laude op het diploma, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2015, no.2015001107, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO, het Inrichtingsbesluit WVO BES, het Eindexamenbesluit VO, het Eindexamenbesluit VO BES, het Staatsexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO BES in verband met opnemen van het vak Chinese taal en cultuur en vermelding van het judicium cum laude op het diploma, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie integriteit overheid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie integriteit overheid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2005, no. 05.003538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie integriteit overheid, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt tot het instellen van de Commissie integriteit overheid (de commissie). De commissie adviseert over een gemeld vermoeden van een misstand. Het gaat hier om een externe procedure; de ambtenaar meldt de vermoede misstand eerst binnen de organisatie waar hij werkzaam is (interne procedure). De externe procedure kan pas gevolgd worden indien hij het niet eens is met de uiteindelijke conclusie, indien hij niet of niet tijdig het ingenomen standpunt van de organisatie verneemt of indien er zwaarwegende redenen in de weg staan aan een interne melding. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Definitie "vermoeden van een misstand" In artikel 1, aanhef en onder c, van het ontwerpbesluit wordt een definitie gegeven van het vermoeden van een misstand. De Raad merkt in dit verband het volgende op. a. Onder het vermoeden van misstand wordt, onder andere, verstaan een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van het zich voordoen in de organisatie waar de betrokkene werkzaam is van een groot gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu. De toelichting geeft aan dat voor deze definitie de in het Verenigd Koninkrijk tot stand gekomen Public Interest Disclosure Act 1998 model heeft gestaan. De Raad wijst erop dat de volksgezondheid en de veiligheid niet overeenkomen met de Engelse termen "the health or safety of any individual". In de Public Interest Disclosure Act-1998 gaat het om het gevaar voor een individu, terwijl de in het ontwerpbesluit gebruikte begrippen volksgezondheid en veiligheid veeleer verwijzen naar gevaren in het algemeen. De Raad is van oordeel dat de overige onderdelen van de definitie voldoende ruimte bieden om de relevante schendingen daaronder te brengen. Hij adviseert de passage "een groot gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu" te schrappen. b. Op verscheidene plaatsen wordt in de toelichting verwezen naar de Public Interest Disclosure Act 1998. Het valt naar aanleiding daarvan op dat sommige elementen van deze Act wel en andere elementen niet hun weerslag vinden in het voorliggend besluit. Zo vinden de bepalingen dat de melding te goeder trouw plaatsvindt (artikel 43H, eerste lid, onderdeel a, van de Act) en dat deze niet geschiedt met het oog op persoonlijke belangen (idem onder c) geen weerslag in de voorgestelde definitie, zonder dat zulks wordt toegelicht. Anderzijds wordt in de toelichting bij artikel 1 bijvoorbeeld weer wel gerefereerd aan speciale activiteiten die kunnen worden samengevat onder wat in de Act is aangeduid als "misleiden van justitie". Wellicht doelt de nota van toelichting op het begrip "miscarriage of justice" (artikel 43 B, eerste lid, onderdeel c, van de Act). Het is de vraag of dit complexe Engelsrechtelijke leerstuk uit het Engelse recht wel behulpzaam is bij de uitleg van het hier weergegeven begrip "misleiden van justitie". De Raad adviseert de toelichting terzake te preciseren. 2. Melding zonder voorafgaande interne procedure Artikel 6, tweede lid, van het ontwerpbesluit bepaalt dat de ambtenaar het vermoeden van een misstand schriftelijk bij de commissie meldt, indien zwaarwegende redenen in de weg staan aan een melding binnen de organisatie waar hij werkzaam is. De Raad merkt op dat het onder omstandigheden wenselijk kan zijn dat de anonimiteit van de ambtenaar gewaarborgd blijft ten opzichte van het bevoegd gezag, bijvoorbeeld indien de ambtenaar zich bedreigd voelt of indien de vermoedelijke misstand door het bevoegd gezag zelf is begaan. De Raad mist zo'n bepaling. Hij adviseert artikel 6 van het ontwerpbesluit in deze zin aan te vullen. 3. Ontvankelijkheid van de melding In de toelichting bij artikel 8 wordt gezegd dat "impliciet" uit artikel 6 juncto de definities in artikel 1 voortvloeit dat een melding van een vermoede misstand niet ontvankelijk kan worden verklaard, indien deze "van onvoldoende gewicht is, niet in voldoende mate gefundeerd is of betrekking heeft op een beleidskeuze". De Raad merkt op dat het hier gaat om inhoudelijke overwegingen. De toelichting vermeldt daarover dat het niet is uit te sluiten dat de commissie eerst na een onderzoek tot een van deze conclusies komt. De Raad is van mening dat de toets of de melding ontvankelijk is zich dient te beperken tot formele vereisten. Dat ligt temeer voor de hand, nu het voorgestelde artikel 8 niet-ontvankelijkverklaring in de genoemde gevallen ook niet voorschrijft. De Raad adviseert de toelichting in deze zin aan te passen. 4. Adviestermijn Artikel 10 van het ontwerpbesluit bepaalt dat de commissie het bevoegd gezag "zo spoedig mogelijk" adviseert. De toelichting geeft aan dat ervoor gekozen is om geen vaste termijn op te nemen waarbinnen de commissie dient te adviseren, maar noemt geen reden voor de gemaakte keuze. De Raad merkt op dat het opnemen van een vaste termijn met een eventuele verlenging daarvan wenselijk is gelet op het belang van het goed functioneren van de openbare dienst, dat gemoeid is met de onderhavige klokkenluidersregeling. De Raad adviseert artikel 10 van het ontwerpbesluit aan te passen door alsnog een vaste termijn op te nemen. 5. Melding van de klacht bij de commissie De artikelen 9:8, eerste lid, onderdeel b (behandeling van een klacht door een bestuursorgaan), en 9:24 (behandeling van een klacht door een ombudsman), van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat het bestuursorgaan dan wel de ombudsman een klacht niet in behandeling hoeft te nemen indien de gedraging langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden of - ingeval van de ombudsman - het verzoek later dan een jaar wordt ingediend nadat bijvoorbeeld de klachtbehandeling op een andere manier is/had moeten zijn geëindigd. De Raad geeft in overweging in het ontwerpbesluit een bepaling op te nemen met een soortgelijke strekking, waarbij de commissie een melding niet in behandeling hoeft te nemen indien de ambtenaar de melding niet heeft ingediend binnen een jaar vanaf het moment dat hij de externe procedure bij de commissie kon instellen. De Raad adviseert het ontwerpbesluit op dit punt aan te vullen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige in het strafproces (Wet deskundige in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige in het strafproces (Wet deskundige in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2006, no. 06.004235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige in het strafproces (Wet deskundige in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie, het Algemeen Militair Ambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met het opnemen van bepalingen met betrekking tot het openbaar maken van nevenwerkzaamheden, het melden van financiële belangen en effectentransacties en het omgaan met vermoedens van misstanden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie, het Algemeen Militair Ambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met het opnemen van bepalingen met betrekking tot het openbaar maken van nevenwerkzaamheden, het melden van financiële belangen en effectentransacties en het omgaan met vermoedens van misstanden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet (regels voor afsplitsing betreffende vergunningen voor het winnen van koolwaterstoffen die voor 1965 zijn verleend), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet (regels voor afsplitsing betreffende vergunningen voor het winnen van koolwaterstoffen die voor 1965 zijn verleend), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 april 2014, no.2014000846, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet (regels voor afsplitsing betreffende vergunningen voor het winnen van koolwaterstoffen die voor 1965 zijn verleend), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit actieve implantaten en het Besluit medische hulpmiddelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit actieve implantaten en het Besluit medische hulpmiddelen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2008, no.08.001923, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit actieve implantaten en het Besluit medische hulpmiddelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding; Parijs, 3 april 2001 (Trb.2002, 66), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding; Parijs, 3 april 2001 (Trb.2002, 66), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2003, no.03.004337 heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding; Parijs, 3 april 2001 (Trb. 2002, 66), met toelichtende nota. Het Verdrag vervangt de op 29 november 1924 te Parijs totstandgekomen Overeenkomst houdende instelling van een Internationaal wijnbureau (Trb.1962, 95). De veranderingen ten opzichte van het eerdere verdrag betreffen enige aanpassingen van de taken, personele, materiële en budgettaire middelen en procedures met betrekking tot de werking van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV). De Raad van State kan zich in beginsel met de goedkeuring van het Verdrag verenigen, maar mist een uiteenzetting over de Europeesrechtelijke aspecten betreffende de bevoegdheid tot het sluiten van het Verdrag. 1. Eén van de doelstellingen van de OIV is het opstellen van nieuwe internationale standaarden teneinde de omstandigheden voor het produceren en het op de markt brengen van druiven- en wijnproducten te verbeteren. Daarnaast beschermt de OIV de geografische benamingen van oorsprong. De toelichtende nota wijst er terecht op dat de Europese Unie (EU) op een aantal terreinen van het Verdrag over bevoegdheden beschikt. De EU heeft een exclusieve bevoegdheid op het gebied van de marktordening voor wijn.(zie noot 1) Ook kan worden gewezen op bijvoorbeeld Europese regelingen met betrekking tot de bescherming van geografische en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten(zie noot 2), hetgeen meebrengt dat de EU ook extern op dat terrein bevoegd is. De bevoegdheid van de EU brengt mee dat het sluiten van verdragen op deze terreinen door lidstaten in beginsel niet meer is toegestaan: zij zijn niet meer bevoegd. Het sluiten van verdragen is dan alleen mogelijk met een machtiging van de EU.(zie noot 3) In het licht van het vorenstaande is het onvoldoende dat, zoals de toelichtende nota stelt, de lidstaten de Europese Commissie hebben verzocht om namens de "Europese Unie" toe te treden tot het Verdrag en dient de competentieverdeling tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten niet pas achteraf te worden uitgewerkt. Artikel 10 van het EG-Verdrag brengt mee dat de goedkeuring van het Verdrag slechts plaatsvindt indien duidelijk wordt dat Nederland hiervoor gemachtigd is door de EU. De Raad adviseert in de toelichtende nota in te gaan op de Europeesrechtelijke aspecten betreffende de bevoegdheid tot het sluiten van het Verdrag, op terreinen waarvoor een exclusieve bevoegdheid van de EU bestaat. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overlegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een vereenvoudigde afwikkeling van faillissement.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een vereenvoudigde afwikkeling van faillissement.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake de vervanging van verloren of verminkte akten van de burgerlijke stand.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake de vervanging van verloren of verminkte akten van de burgerlijke stand.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische misdrijven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische misdrijven).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende vaststelling van bepalingen op het gebied van jeugdverblijven (Wet op de jeugdverblijven), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende vaststelling van bepalingen op het gebied van jeugdverblijven (Wet op de jeugdverblijven), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2014, no.2014000809, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende vaststelling van bepalingen op het gebied van jeugdverblijven (Wet op de jeugdverblijven), met memorie van toelichting. Het voorstel introduceert een vorm van wettelijk toezicht op volledig privaat gefinancierde internaten waar kinderen verblijven. Deze internaten - die naar aard verschillen van Turks-Nederlandse internaten tot huizen waar slachtoffers van loverboys worden opgevangen - krijgen met het voorstel onder andere een meldplicht jegens het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van de desbetreffende gemeente, dienen een kwaliteitskader met voorgeschreven onderwerpen vast te stellen en dienen een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen. Voorts dient de houder en alle bij het jeugdverblijf betrokkenen die met minderjarigen in aanraking komen te beschikken over een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG). Het voorstel beoogt de controleerbaarheid en transparantie van de situatie in jeugdverblijven te vergroten om uiteindelijk de ongestoorde ontwikkeling en de veiligheid van kinderen die aldaar verblijven zo veel mogelijk te vergroten. Met het voorstel wordt uitvoering gegeven aan de motie Azmani-Yücel. (zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de noodzaak en opportuniteit van het voorstel, het kwaliteitskader en de handhaving. De Afdeling concludeert dat in de toelichting een analyse van de problematiek in de jeugdverblijven ontbreekt. Verder wordt een gemotiveerde afweging tussen de verantwoordelijkheid van de ouders voor de zorg van hun kind ten opzichte van de plicht van de overheid tot ingrijpen bij tekortschietend ouderlijk gezag gemist. Voorts wordt niet ingegaan op de bestaande instrumenten en de werking van het vrijwillig overeengekomen kwaliteitskader. Ten slotte is het voorgestelde kwaliteitskader niet doeltreffend en handhaafbaar, omdat het geen inhoudelijke normen bevat. De Afdeling is van oordeel dat in verband met het vorenstaande het voorstel nader dient te worden overwogen.1.Noodzaak en opportuniteita.Probleemanalyse Uit de toelichting blijkt dat aanhoudende mediaberichten over onveilige situaties in Turks-Nederlandse internaten met een islamitische achtergrond en het daaruit voortkomende politieke en maatschappelijke debat aanleiding vormen voor het voorstel. (zie noot 2) Daarnaast heeft het kabinet zorgen over de mate waarin deze internaten de integratie van de kinderen in de Nederlandse samenleving mogelijk belemmeren. Omdat deze internaten volledig privaat gefinancierd zijn en derhalve niet onder bestaande regelgeving met betrekking tot toezicht vallen, zijn er geen wettelijke waarborgen ten aanzien van de veiligheid en ongestoorde ontwikkeling van de betrokken kinderen. (zie noot 3) Uit de toelichting blijkt dat het aantal jeugdverblijven waarop het voorstel van toepassing zal zijn, naar verwachting gering zal zijn. (zie noot 4) Uit de bijlage bij de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 mei 2013 aan de Tweede Kamer leidt de Afdeling af dat het om - ongeveer - 26 jeugdinstellingen gaat. (zie noot 5) De Afdeling merkt op dat de twee genoemde redenen voor het voorstel, te weten de onveiligheid in internaten en de mogelijke belemmerende werking van de internaten op de integratie in de Nederlandse samenleving in de toelichting niet worden uitgewerkt. (zie noot 6) Daardoor blijft onduidelijk wat precies bedoeld wordt met de veiligheid en de ongestoorde ontwikkeling van kinderen en door welke factoren de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarigen in gevaar kunnen komen. Hiermee ontbreekt een probleemanalyse in de toelichting. Door het ontbreken van een duidelijke analyse van de problematiek in de particuliere internaten kan niet worden beoordeeld of met het voorstel de juiste oplossing is gekozen voor het probleem. Derhalve kan ook niet worden beoordeeld of het voorstel noodzakelijk is of niet. Dit is te meer van belang omdat de overheid met het voorstel ingrijpt in private verhoudingen.b.Weging van belangen Op grond van artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek oefent (oefenen) de ouder(s) (hierna: de ouders) gezag uit over hun minderjarige kinderen en zijn zij uit dien hoofde primair verantwoordelijk voor hun verzorging en opvoeding. Zij hebben daarbij een grote mate van vrijheid. Dit is een belangrijk recht van ouders, onder meer beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (zie noot 7). Het past de overheid niet om in de wijze van verzorging en opvoeding door de ouders te treden. (zie noot 8) Onder verzorging en opvoeding vallen niet alleen de dagelijkse zorg, maar ook het begeleiden en stimuleren van de minderjarige in zijn ontwikkelings- en ontplooiingsactiviteiten en het bieden van ruimte daartoe. (zie noot 9) Daaronder wordt ook verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het kind, zowel binnen als buiten het gezin. Ouders mogen hun kinderen niet in een onveilige situatie brengen of laten zitten. Hierbij kan onder meer ook gedacht worden aan onveilige situaties in verbanden waarin derden bijdragen aan de opvoeding en ontplooiing van het kind. (zie noot 10) Het tweede lid van artikel 247 Boek 1 BW legt de ouders ook de verplichting op om hun kinderen te verzorgen en op te voeden zonder toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld of van enige andere vernederende behandeling. Alle vormen van kindermishandeling vallen onder de formulering. (zie noot 11) Het ouderlijk gezag is het geheel van bevoegdheden dat bedoeld is om het belang van het kind te dienen. (zie noot 12) Onder die voorwaarde kunnen ouders de opvoeding naar eigen inzicht zelf verrichten of doen verrichten. Ouders hebben zo zeggenschap over zaken als omgang van het kind met derden en lidmaatschap van verenigingen, maar hebben ook het recht de verblijfplaats van het kind te bepalen. (zie noot 13) Het recht van de ouders tot verzorging en opvoeding is niet onbegrensd. Als de ouders in de uitoefening van de plicht tot verzorging en opvoeding te kort schieten op een wijze die schadelijk is of schadelijk dreigt te zijn voor het kind, heeft de overheid de taak om op te treden. Op de overheid rust immers de plicht om kinderen te beschermen tegen aantasting van hun lichamelijke en geestelijke integriteit, waaronder kindermishandeling. Daarbij moet sprake zijn van een evenwicht tussen de vrijheid van de ouders en de verantwoordelijkheid van de overheid. (zie noot 14) In de toelichting bij het wetsvoorstel wordt de primaire verantwoordelijkheid van de ouders voor de opvoeding van hun kind onderschreven. Ook in de keuzevrijheid om kinderen in een jeugdverblijf te laten verblijven wil de overheid niet treden. Volgens de toelichting meent de regering echter dat de overheid een verantwoordelijkheid rust om kinderen te verzekeren van de bescherming en zorg die nodig zijn voor het welzijn van het kind. Deze verantwoordelijkheid geldt, volgens de regering, te meer ten behoeve van minderjarigen in een jeugdverblijf, omdat zij gedurende lange periodes niet in de nabijheid van hun ouders - dan wel wettelijke vertegenwoordigers - zijn. De regering acht het van belang, daartoe aangespoord door het maatschappelijke en politieke debat, om enige waarborgen in de wet vast te leggen omwille van de veiligheid, het welzijn en ongestoorde ontwikkeling van deze kinderen, aldus de toelichting. (zie noot 15) Ook in het kader van de uiteenzetting van ontvangen reacties op de internetconsultatie wordt de nadruk gelegd op het centraal stellen van de belangen van het kind. (zie noot 16) De Afdeling is in het licht van het voorgaande normatieve kader echter van oordeel dat de toelichting de noodzaak tot overheidsinterventie niet dragend motiveert. Allereerst wordt door het ontbreken van een probleemanalyse niet duidelijk op welke wijze de veiligheid en de ontwikkeling van minderjarige kinderen in jeugdverblijven zodanig bedreigd worden dat dit schadelijk is voor de jeugdige. Vervolgens wordt niet ingegaan op de vraag of en in hoeverre ouders in de uitoefening van hun plicht tot verzorging en opvoeding tekortschieten door het niet voorkomen van mogelijke schade aan de ontwikkeling en veiligheid van het kind. Het antwoord op deze vraag is van belang om een ingrijpen door de overheid te kunnen rechtvaardigen. De Afdeling merkt op dat in de toelichting van een deugdelijke afweging van belangen op inhoudelijke gronden tussen enerzijds de vrijheid van de ouders in de uitoefening van hun gezag en anderzijds de verantwoordelijkheid van de overheid om kinderen te beschermen tegen aantasting van hun lichamelijke en geestelijke integriteit niet is gebleken.c.Bestaande instrumenten alternatief? Zoals naar voren gebracht zijn de ouders primair verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van hun kind, maar is het in bepaalde situaties gelegitimeerd dat de overheid in die verantwoordelijkheid van de ouders ingrijpt. Zo kan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van de woonplaats van het kind voorzieningen op het gebied van jeugdhulp treffen indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders of het kind ontoereikend zijn. (zie noot 17) Zodra het college tot het oordeel komt dat een maatregel met betrekking tot het gezag over het betrokken kind overwogen moet worden, doet het college een verzoek tot onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming. (zie noot 18) Dit kan leiden tot bijvoorbeeld een ondertoezichtstelling. (zie noot 19) Ook in situaties waarin de ouders hun kind in een onveilige situatie buiten het gezin brengen kan het noodzakelijk zijn gebruik te maken van het instrument van de ondertoezichtstelling om de veiligheid van de jeugdige te garanderen. (zie noot 20) Een college zou de genoemde bevoegdheid dan ook kunnen inzetten ten aanzien van kinderen die verblijven in een privaat gefinancierd jeugdverblijf. Uit de toelichting wordt niet duidelijk hoe deze bevoegdheden - die met ingang van de inwerkingtreding van de Jeugdwet zullen gelden - zich verhouden tot het voorstel.d.Zelfregulering Tenslotte is van belang dat inmiddels, met betrokkenheid van instellingen met een Turkse signatuur, een vrijwillig kwaliteitskader is vastgesteld met betrekking waartoe een groot deel van de betrokken internaten zich bereid heeft verklaard mee te werken aan de landelijke afspraken. (zie noot 21) Dit kwaliteitskader is nader geoperationaliseerd in een Landelijk toetsingskader privaat gefinancierde internaten en vormt de basis voor het daadwerkelijke toezicht door de PGV Nederland (voorheen: GGD Nederland). (zie noot 22) In de toelichting wordt slechts gesteld dat de kwaliteitseisen uit het vrijwillig overeengekomen landelijk kwaliteitskader zijn overgenomen in het voorstel. (zie noot 23) Uit de toelichting wordt niet duidelijk in hoeverre deze landelijke afspraken de geschetste problemen al dan niet nu reeds oplossen.e.Conclusie In de toelichting ontbreekt een analyse van de problematiek in jeugdverblijven. Voorts is van een weging van belangen op inhoudelijke gronden tussen de primaire verantwoordelijkheid van de ouders voor de zorg van hun kind en de plicht van de overheid tot optreden in geval van tekortschietend ouderlijk gezag niet gebleken. Ook wordt in de toelichting een uiteenzetting gemist hoe de bestaande instrumenten voor het ingrijpen van overheidswege in het ouderlijk gezag zich verhouden tot het wetsvoorstel en evenmin wordt ingegaan op de mogelijkheden die het vrijwillig overeengekomen kwaliteitskader nu al biedt. Op grond van het voorgaande zijn naar het oordeel van de Afdeling de noodzaak en de opportuniteit van het wetsvoorstel niet voldoende aangetoond. De Afdeling adviseert het voorstel op bovengenoemde punten dragend te motiveren en indien niet in een dergelijke motivering kan worden voorzien het voorstel te heroverwegen. Voorts wijst de Afdeling op het volgende.2.Kwaliteitskader en handhaving Artikel 3 van het voorstel formuleert de verplichting voor de houder van het jeugdverblijf tot het vaststellen van een kwaliteitskader met het oog op het waarborgen van de veiligheid en het welzijn van de jeugdige en vormt daarmee het belangrijkste onderdeel van het voorstel. Uit de toelichting blijkt dat de kwaliteitseisen uit het vrijwillig overeengekomen landelijk kwaliteitskader zijn overgenomen. Wat de opsomming van de onderwerpen betreft is dit juist. De nadere invulling zoals die is weergegeven in het landelijk kwaliteitskader ontbreekt evenwel. (zie noot 24) Voorts stelt de toelichting dat met het voorstel het toezicht wordt geformaliseerd en de mogelijkheid tot handhaving wordt gecreëerd. (zie noot 25) De Afdeling merkt op dat handhaving van een kwaliteitskader dat niet inhoudelijk is genormeerd niet mogelijk is. Weliswaar zal eerst een aanwijzing moeten worden gegeven voordat een last kan worden opgelegd, maar ook die aanwijzing moet inhoudelijk genormeerd zijn. Om te kunnen beoordelen of de kwaliteit van jeugdverblijven met het oog op een gezonde en veilige leefomgeving toereikend is, zullen daarop toegesneden kwaliteitseisen gedefinieerd moeten worden. De stelling in de toelichting dat een ministeriele regeling tot de mogelijkheden behoort indien blijkt dat de handhaving problemen oplevert, wekt de indruk dat het paard achter de wagen wordt gespannen. (zie noot 26) Ten slotte merkt de Afdeling op dat de inhoudelijke normering op hoofdlijnen op het niveau van een algemene maatregel van bestuur behoort plaats te vinden en niet op het gekozen niveau van een ministeriële regeling, nu het niet gaat om administratieve en andere meer technische voorschriften. Nu in het wetsvoorstel inhoudelijke kwaliteitseisen ontbreken, beschikt de gemeente niet over een adequaat instrument om toezicht uit te oefenen. Ook in dit opzicht mist het wetsvoorstel doel en adviseert de Afdeling het wetsvoorstel te heroverwegen.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het lid Jurgens c.s., met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het lid Jurgens c.s., met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het lid Jurgens c.s., met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de op 14 november 1975 te Genève totstandgekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van TIR-carnets (TIR-overeenkomst); Genève, 4 februari 2005 (Trb. ...), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijziging van de op 14 november 1975 te Genève totstandgekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van TIR-carnets (TIR-overeenkomst); Genève, 4 februari 2005 (Trb. ...), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven).Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2017, no.2017001229, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van het voorstel van wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof (novelle).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van het voorstel van wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof (novelle).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 (onderzoek in lichaam).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 (onderzoek in lichaam).Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2014, no. 2014001448, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 (onderzoek in lichaam), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2009, no.09.001224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2004, no.04.004395, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2012, no.12.001268, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2009, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2009, met bijlagen.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2008, no.08.002342, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Ontwerp-Miljoenennota 2009, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester (Wet verkiezing burgemeester), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester (Wet verkiezing burgemeester), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de productie en distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Besluit elektriciteit en drinkwater BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de productie en distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Besluit elektriciteit en drinkwater BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 december 2015, no.2015002154, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de productie en distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Besluit elektriciteit en drinkwater BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PbEU L 142), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PbEU L 142), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 november 2013, no.13.002259, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PbEU L 142), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2014, no.2014000331, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag betreffende thuiswerk, 1996 (Verdrag 177, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar drieëntachtigste zitting); Genève, 20 juni 1996 (Trb.1996, 329 en 2001, 25), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag betreffende thuiswerk, 1996 (Verdrag 177, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar drieëntachtigste zitting); Genève, 20 juni 1996 (Trb.1996, 329 en 2001, 25), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van de cofinanciering van Europese programma's in 2007-2013 en aanwijzing autoriteiten voor EFRO-programma's (Besluit cofinanciering EZ en aanwijzing nationale autoriteiten EFRO-programma's 2007-2013), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van de cofinanciering van Europese programma's in 2007-2013 en aanwijzing autoriteiten voor EFRO-programma's (Besluit cofinanciering EZ en aanwijzing nationale autoriteiten EFRO-programma's 2007-2013), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2006, no.06.004723, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van de cofinanciering van Europese programma's in 2007-2013 en aanwijzing autoriteiten voor EFRO-programma's (Besluit cofinanciering EZ en aanwijzing nationale autoriteiten EFRO-programma's 2007-2013), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en de uitvoering van een toekomstgerichte onderwijsagenda voor het hoger onderwijs (Wet studievoorschot hoger onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en de uitvoering van een toekomstgerichte onderwijsagenda voor het hoger onderwijs (Wet studievoorschot hoger onderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2014, no.2014001408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en de uitvoering van een toekomstgerichte onderwijsagenda voor het hoger onderwijs (Wet studievoorschot hoger onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gelijke behandeling in verband met het vervallen van enkele uitzonderingsgronden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gelijke behandeling in verband met het vervallen van enkele uitzonderingsgronden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2010, no.10.001183, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gelijke behandeling in verband met het vervallen van enkele uitzonderingsgronden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 september 2004, no.04.003507, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt er onder meer toe dat het DNA-profiel van veroordeelden die hun straf of maatregel volledig hebben ondergaan en die vrijwillig celmateriaal voor DNA-onderzoek hebben afgestaan, in de DNA-databank voor strafzaken wordt opgenomen en bewaard. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit maar is van oordeel dat voor toepassing op veroordeelden die hun straf volledig hebben ondergaan, een grondslag in de wet in formele zin geboden is. Voorts maakt de Raad onder meer een opmerking over de uitvoerbaarheid. 1. Het ontwerpbesluit moet in werking treden tegelijk met de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.(zie noot 1) Uit de opzet van en de toelichting bij dat wetsvoorstel blijkt dat iemand onder het begrip "veroordeelden" valt, zo lang hij, na te zijn veroordeeld, zijn straf nog niet heeft uitgediend. Daarna wordt de betrokkene, in de terminologie van de toelichting bij het onderhavige ontwerpbesluit, aangeduid als "ex-veroordeelde". Daarmee bestaat er geen expliciete wettelijke grondslag voor het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels voor het verwerken van DNA-profielen van ex-veroordeelden (die vrijwillig meewerken aan een DNA-onderzoek). Het ontwerpbesluit heeft wel mede op deze categorie betrekking, door de toevoeging van onderdeel e aan artikel 14, vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoeken in strafzaken (hierna: het Besluit).(zie noot 2) Het kabinet is voornemens om in de Wet DNA-onderzoek een expliciete grondslag op te nemen voor regeling van deze materie bij algemene maatregel van bestuur.(zie noot 3) In dit geval acht het kabinet de figuur van een zelfstandige algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 89, eerste lid, van de Grondwet aanvaardbaar.(zie noot 4) Het opsporings- en vervolgingsbelang maakt het volgens de nota van toelichting wenselijk om veroordeelden die hun straf hebben ondergaan in de gelegenheid te stellen celmateriaal af te staan voor verwerking van de gegevens van hun DNA. Daar het voornemen bestaat in de wet een expliciete basis op te nemen, betreft het een tijdelijke voorziening, aldus de toelichting.(zie noot 5) De Raad van State acht het gebruik van de zelfstandige algemene maatregel van bestuur in dit geval onjuist. Hij verwijst naar zijn advies over het besluit van 16 december 2002, waarbij vooruitlopend op de invoering van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (die voor veroordeelden een plicht schept tot het dulden van DNA-onderzoek) de mogelijkheid is geopend dat veroordeelden op vrijwillige basis kunnen meewerken aan DNA-onderzoek.(zie noot 6) De regering heeft het advies niet gevolgd. In het nader rapport gaat zij er - kort gezegd - van uit dat de bevoegdheid van de Kroon tot wetgeving bij zelfstandige algemene maatregel van bestuur die in 1887 in de Grondwet is opgenomen ook nu nog onverkort bestaat, omdat zij nooit uitdrukkelijk is afgeschaft, tenzij het gaat om voorschriften door straffen te handhaven. Naar het oordeel van de Raad gaat deze redenering voorbij aan de ontwikkeling van de staatsrechtelijke verhoudingen sindsdien. Het is intussen gevestigde en aanvaarde praktijk dat zelfstandige algemene maatregelen van bestuur - afgezien van bijzondere regels in het Statuut - alleen nog voor noodmaatregelen, interne huishoudelijke regels en (thans alleen nog tijdelijke) subsidieregelingen worden gebruikt.(zie noot 7) In het fluorideringsarrest (HR 22 juni 1973, NJ 1973, 386) is eveneens de eis van een wettelijke grondslag gesteld, ook al was er van strafrechtelijke handhaving geen sprake. Voor het onderwerp van de onderhavige algemene maatregel van bestuur komt hier nog bij dat ook de gevolgen ervan voor de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet en artikel 8 van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) en het strafvorderlijk gebruik (artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering) regeling bij of krachtens de wet indiceren. In dit verband merkt de Raad op dat in de nota van toelichting de toelichting op aanwijzing 21 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving onvolledig is geciteerd. Immers in die toelichting wordt ook nadrukkelijk gewezen op het primaat van de wetgever waaraan met het kiezen voor een zelfstandige algemene maatregel van bestuur geen recht wordt gedaan. Om al deze redenen adviseert de Raad een novelle in te dienen die voorziet in de door het kabinet reeds beoogde aanvulling van het voorstel van Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Daarom is de Raad van oordeel dat niet kan worden overgegaan tot het opnemen van onderdeel e in artikel 14, vierde lid, van het Besluit voordat daarvoor een grondslag in de wet bestaat. 2. Het is de Raad opgevallen dat in de nota van toelichting niet wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het voornemen om DNA-profielen van veroordeelden die hebben ingestemd met het afnemen van celmateriaal voor het bepalen van hun DNA, op te nemen in de DNA-databank. Het gaat hier om personen die hun straf of maatregel volledig hebben ondergaan en die de inrichting hebben verlaten (artikel 14, vierde lid, onder e, nieuw).(zie noot 8) Niet duidelijk is hoe groot de groep bereidwilligen is en of deze nog nader zal worden ingeperkt op grond van, bijvoorbeeld, leeftijd en recidive. Zo ligt het niet voor de hand om ieder die dertig jaar geleden is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf, nog te benaderen voor vrijwillige deelname aan een DNA-onderzoek. Verder zal het soms lastig zijn om het huidige adres te achterhalen. Ten slotte is onduidelijk wie zal worden belast met de uitvoering en wat de kosten zullen zijn. De Raad adviseert in de nota van toelichting aandacht te schenken aan deze uitvoeringsaspecten. 3. Volgens het geldende artikel 14, eerste lid, van het Besluit heeft de DNA-databank tot doel de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten te bevorderen. Over het doel van de databank maakt de Raad twee opmerkingen. a. Voorgesteld wordt om het doel te verruimen met het voorkómen van strafbare feiten, omdat "bij nader inzien kan worden gesteld dat het verwerken van DNA-profielen van verdachten in de DNA-databank ook dient om te voorkomen dat betrokkenen opnieuw strafbare feiten plegen. [] Om die reden blijft na afronding van de strafzaak waarin van de verdachte een DNA-profiel is opgemaakt, het profiel opgenomen in de DNA-databank", aldus de nota van toelichting.(zie noot 9) De Raad merkt op dat het DNA-profiel van verdachten na afronding van de strafzaak slechts wordt bewaard als een veroordeling is gevolgd wegens bepaalde misdrijven (artikel 14, vierde lid, onder d, artikel 16, eerste lid en artikel 17, eerste lid, zoals voorgesteld). De Raad beveelt aan de nota van toelichting op dit punt aan te passen. b. DNA-onderzoek kan er ook toe leiden dat een verdenking die op iemand is komen te rusten, vervalt. De Raad geeft in overweging dit aspect in de toelichting tot uitdrukking te brengen bij de doeleinden van de DNA-databank. 4. Voorts wijst de Raad op de eerste volzin van de artikelsgewijze toelichting waarin artikel 23, eerste lid, onder a van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt geciteerd. Dit artikel maakt het mogelijk dat met uitdrukkelijke toestemming van de ex-veroordeelde zijn celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek kan worden afgenomen en zijn DNA-profiel kan worden verwerkt; aldus de toelichting. De Raad wijst erop dat de hier bedoelde toestemming kan worden herroepen. Als die situatie zich zou voordoen rijst de vraag of de nu voorliggende algemene maatregel van bestuur de onherroepelijkheid van de gegeven toestemming zou vestigen - hetgeen niet denkbaar zou zijn waar het hier gaat om niet-formele regelgeving - of dat de rechtmatigheid van het opnemen en verwerken van het DNA-materiaal in de DNA-databank vervalt. De Raad adviseert in de toelichting op de gestelde situatie in te gaan. 5. Wat het bewaren van celmateriaal van overleden verdachten of veroordeelden betreft wordt voorgesteld aansluiting te zoeken bij de verjaringstermijnen in het Wetboek van Strafrecht.(zie noot 10) De Raad merkt op dat bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel in behandeling is dat ertoe strekt de (vervolgings)verjaringstermijnen te verruimen.(zie noot 11) De Raad geeft in overweging in de toelichting tot uitdrukking te brengen dat met dit wetsvoorstel rekening is gehouden. 6. Het voorgestelde artikel 5, vierde lid, van het ontwerpbesluit ziet op het verrichten van formaliteiten ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen "voorzover een voorwerp in beslag is genomen van een veroordeelde". De Raad wijst erop dat ook voorwerpen welke niet aan de veroordeelde toebehoren zijn celmateriaal kunnen bevatten. Gelet hierop geeft de Raad in overweging het voorgestelde artikel 5, vierde lid, van het ontwerpbesluit aan te passen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaren tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen., met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen., met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2008, no.08.001718, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, in overeenstemming met de Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met verlenging van de geldigheidsduur van de registratie van arbeidsbeperkten in de doelgroepregistratie ten behoeve van de banenafspraak en de quotumheffing, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met verlenging van de geldigheidsduur van de registratie van arbeidsbeperkten in de doelgroepregistratie ten behoeve van de banenafspraak en de quotumheffing, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2017, no.2017002014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met verlenging van de geldigheidsduur van de registratie van arbeidsbeperkten in de doelgroepregistratie ten behoeve van de banenafspraak en de quotumheffing, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van het Besluit SUWI om de geldigheidsduur van de registratie van arbeidsbeperkten in de doelgroepregistratie ten behoeve van de banenafspraak (zie noot 1) en de quotumheffing (zie noot 2) te verlengen.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de duur van de verlenging van de geldigheidsduur van de registratie van arbeidsbeperkten die niet meer aan de voor registratie geldende voorwaarden voldoen, te beperken en voorts de nodige stappen te zetten voor een bredere inventarisatie van knelpunten en voor aanpassing van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.Ten behoeve van de banenafspraak en de quotumheffing vindt registratie plaats van arbeidsbeperkten die aan de wettelijke criteria voldoen. (zie noot 3) Indien wordt vastgesteld dat arbeidsbeperkten niet meer aan de doelgroepcriteria voldoen, wordt hun registratie twee jaar na die vaststelling beëindigd (t+2 regel). Dientengevolge tellen hun banen na afloop van die twee jaar niet meer mee voor de banenafspraak en de quotumheffing. Dit betekent ook, zo vermeldt de toelichting, dat een aantal voordelen, zoals de no-riskpolis, wegvalt.De periode van twee jaar is ingevoerd om werkgevers gedurende een bepaalde periode zekerheid te geven bij het in dienst nemen van mensen die tot de doelgroep behoren.Volgens de toelichting is uit signalen van sociale partners en overheidswerkgevers gebleken dat de periode van twee jaar om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen, in dienst te houden en in deze werknemers te investeren als te kort wordt ervaren. (zie noot 4) Daarom wordt voorgesteld de t+2 regel aan te passen, zodat deze personen langer blijven meetellen in het doelgroepregister, ook al voldoen zij niet meer aan de daarvoor geldende voorwaarden. Daarvoor wordt aangesloten bij de datum van 1 januari 2026, de datum waarop volgens de banenafspraak na de oplopende reeks de structurele situatie zou moeten zijn bereikt. Omdat daarna de t+2 regel weer zou gelden, wordt thans geregeld dat iedereen die vanaf 31 december 2017 op enig moment in het doelgroepregister is of wordt ingeschreven en niet meer aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet, ingeschreven blijft in het doelgroepregister tot 31 december 2028. Voorts wordt een wetswijziging aangekondigd die het mogelijk maakt te komen tot een in principe onbeperkte registratieduur.Het onderliggende doel van de banenafspraak is een inclusieve arbeidsmarkt, waarin ook arbeidsbeperkten kansen hebben om toe te groeien naar een volwaardige baan. De omstandigheid dat arbeidsbeperkten, indien zij na verloop van tijd een volwaardige baan bezetten, niet meer meetellen voor de banenafspraak en dat regelingen, zoals de no-riskpolis, wegvallen, wordt door werkgevers echter ervaren als een ontmoediging om in deze mensen te investeren. Tegen deze achtergrond begrijpt de Afdeling de wens om de regeling zo aan te passen dat deze ontmoediging zoveel mogelijk wordt weggenomen.De genoemde signalen duiden echter op een structurelere spanning in het systeem van de wet. Het feit dat een arbeidsbeperkte inmiddels bij een bepaalde werkgever is doorgegroeid naar een volwaardige baan, betekent niet steeds dat deze geen achterstand meer heeft op de arbeidsmarkt. In sommige gevallen zijn arbeidsbeperkten ook nadien nog beperkt in hun mogelijkheden, hetgeen duidelijk wordt indien zij van arbeidsplaats of van werkgever moeten veranderen. Daarin wreekt zich dat de wet verschillende soorten arbeidsbeperkingen op uniforme wijze benadert.Daarnaast is van belang dat, met het oog op het bereiken van de met het doelgroepregister beoogde doelen, dit register zo zuiver en actueel mogelijk is. (zie noot 5) Wie ten onrechte in het doelgroepregister is opgenomen, vermindert, gelet op de opzet van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, immers de kansen op arbeid voor anderen. Tegen deze achtergrond roept het hanteren van de voorgestelde termijn tussen de datum waarop wordt vastgesteld dat niet (meer) aan de voorwaarde voor opname in het doelgroepregister wordt voldaan en de daadwerkelijke verwijdering uit het doelgroepregister, de vraag op of het doelgroepregister een beeld geeft dat voldoende strookt met de werkelijkheid. Het voorliggende ontwerpbesluit leidt er immers toe dat personen, indien is vastgesteld dat zij niet meer aan de voorwaarden voor registratie voldoen, toch voor een zeer lange periode in het doelgroepregister opgenomen blijven. Daarbij is niet alleen van belang dat hiermee middelen worden ingezet voor personen die formeel niet (meer) tot de doelgroep behoren, waardoor deze niet meer kunnen worden ingezet voor diegenen waarvoor deze bedoeld zijn. Het gevolg is ook dat deze personen langdurig op arbeidsvoorwaarden concurreren met werknemers die niet in het doelgroepregister zijn opgenomen (via bijvoorbeeld de no-riskpolis). Het ontwerpbesluit roept daardoor naar het oordeel van de Afdeling spanning op met de opzet en de doelstellingen van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.De Afdeling plaatst het vorenstaande voorts tegen de achtergrond van de knelpunten die eerder zijn gesignaleerd met betrekking tot het stelsel van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten als geheel, waarbij is opgemerkt dat de banenafspraak bij de overheid door het hoge ambitieniveau tot problemen leidt. Daarbij betrekt zij ook dat uit overleg met sociale partners en gemeenten allerlei praktische knelpunten zijn gebleken, waaronder het probleem waarvoor het voorliggende ontwerpbesluit een oplossing beoogt te bieden. (zie noot 6) De Afdeling merkt in dit verband op, dat gaandeweg verschillende groepen personen onder de regeling zijn gebracht, soms ook zonder dat daaraan een individuele beoordeling ten grondslag ligt, zoals personen die vallen onder de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en bepaalde groepen schoolverlaters. De problematiek waarmee deze verschillende groepen te maken hebben loopt uiteen, hetgeen tot de vraag leidt of de regeling voldoende rekening houdt met die verschillen. Dat betreft ook de regeling van de voordelen voor werkgevers die samenhangen met de registratie als arbeidsbeperkte, zoals de no-riskpolis.Het vorenstaande leidt de Afdeling tot de conclusie dat het probleem waarvoor het ontwerpbesluit een oplossing beoogt te bieden onderdeel is van een groter scala van knelpunten in het functioneren van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in de praktijk. Voor oplossingen voor het bredere scala van knelpunten is het nodig de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zelf tegen het licht te houden. Tegen deze achtergrond begrijpt de Afdeling dat thans een maatregel wordt getroffen om een acuut knelpunt weg te nemen, maar acht zij een bredere evaluatie van de regeling en inventarisatie van knelpunten nodig, en - in het verlengde daarvan - doordenking van de opzet van de (formele) wetgeving dienaangaande en de daarmee te bereiken doelen. Omdat het ontwerpbesluit bovendien op gespannen voet staat met de opzet en de doelstellingen van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, is zij van oordeel dat de duur van de voorgestelde aanpassing zoveel mogelijk dient te worden beperkt en niet langer behoort te duren dan de periode die naar verwachting benodigd is voor nadere analyse van de knelpunten in de wet en aanpassing van de wet daaraan.De Afdeling adviseert in het ontwerpbesluit de duur van de verlenging van de geldigheidsduurregistratie te beperken tot de termijn die nodig is om na een bredere inventarisatie van knelpunten te komen tot aanpassing van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten als hiervoor aangeduid.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag ter uitvoering van artikel 41 van Richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2005 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen nr. 78/660/EEG en nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen en houdende intrekking van Richtlijn nr. 84/253/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag ter uitvoering van artikel 41 van Richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2005 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen nr. 78/660/EEG en nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen en houdende intrekking van Richtlijn nr. 84/253/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2007, no.07.001404, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag ter uitvoering van artikel 41 van Richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2005 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen nr. 78/660/EEG en nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen en houdende intrekking van Richtlijn nr. 84/253/EEG van de Raad van de Europese Gemeen¬schappen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (gegevensverstrekking Belastingdienst), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (gegevensverstrekking Belastingdienst), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2015, no.2015002038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (gegevensverstrekking Belastingdienst), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel voor een Tijdelijke wet stabiliteitsprogramma zorg 2013, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel voor een Tijdelijke wet stabiliteitsprogramma zorg 2013, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2012, no. 12.001227, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel voor een Tijdelijke wet stabiliteitsprogramma zorg 2013, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

A request for advice on the mandate of the Intergovernmental Conference to revise the Treaty on the European Union and the Treaty establishing the European Community.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] A request for advice on the mandate of the Intergovernmental Conference to revise the Treaty on the European Union and the Treaty establishing the European Community.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2006, no.06.003064, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007), met memorie van toelichting. Het voorstel omvat het Belastingplan 2007. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot de voorgestelde tijdelijke verlaging van het aanmerkelijk belangtarief en de regelingen inzake de buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen. Daarnaast adviseert de Raad onder meer de voorgestelde maatregelen op het terrein van stages en scholing van werkenden en inzake de tijdsevenredige belasting van personenautos en motorrijwielen niet in dit belastingplan op te nemen. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband met deze opmerkingen nader dient te worden overwogen. 1. Belastingplan Zoals de Raad meermalen heeft opgemerkt(zie noot 1), dienen in een belastingplan alleen maatregelen te worden opgenomen waarmee een wezenlijk budgettair belang gemoeid is, waarbij het budgettaire effect hoofddoelstelling is en welke een direct verband vertonen met de begroting. Naast het belastingplan kunnen in een afzonderlijk wetsvoorstel de maatregelen worden opgenomen die niet direct betrekking hebben op het budgettaire en koopkrachtbeeld van het komende jaar, maar waarvan de inwerkingtreding per begin van het volgende kalenderjaar nodig of gewenst is. In de afgelopen jaren zijn de fiscale maatregelen op deze wijze in wetsvoorstellen opgenomen. De Raad stelt vast dat in het Belastingplan 2007 deze splitsing niet is gemaakt en dat ook wijzigingsvoorstellen die eerder thuis horen in een wetsvoorstel "overige fiscale maatregelen", in het belastingplan zijn opgenomen. Van de voorgestelde maatregelen buiten de wijzigingen van het tarief in enge zin hebben alleen de maatregelen op het terrein van stages en scholing van werkenden, de tijdelijke verlaging van het aanmerkelijk belangtarief en de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid een budgettair belang van meer dan 10 miljoen. De overige maatregelen hebben geen of een zeer gering budgettair belang, en passen op die grond reeds niet in een belastingplan. Het bijeenbrengen van maatregelen van uiteenlopende aard in een wetsvoorstel legt druk op de besluitvorming. Deze druk is alleen aanvaardbaar indien de samenhang van de verschillende maatregelen mede het karakter van het wetsvoorstel bepaalt, zoals bij een belastingplan in vorengenoemde zin het geval is. Los daarvan dienen wetssystematische wijzigingen van een heffingswet met verdergaande effecten dan alleen budgettaire steeds afzonderlijk te worden aangeboden en passen in een belastingplan geen voorstellen waarvan op voorhand aannemelijk is dat zij sterk controversieel zijn. Tevens dient voorkomen te worden dat nog niet volledig uitgekristalliseerde voorstellen in een belastingplan worden opgenomen. De Raad adviseert opnieuw er strikt de hand aan te houden alleen de maatregelen die direct betrekking hebben op het budgettaire en koopkrachtbeeld van het komende jaar in een belastingplan op te nemen. In ieder geval adviseert de Raad zoals hierna uiteen wordt gezet, het voorstel met betrekking tot de maatregel op het terrein van stages en scholing van werkenden niet in het voorstel op te nemen alsmede het voorstel voor een tijdsevenredige belasting van personenautos en motorrijwielen (tijdsevenredige BPM), dat naar het oordeel van de Raad nog niet volledig is uitgekristalliseerd, af te splitsen en na heroverweging onder te brengen in een afzonderlijk aanhangig te maken voorstel. Daarnaast ligt ook een afzonderlijk wetsvoorstel voor de voorgestelde wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek en het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 vanwege de verderstrekkende arbeidsrechtelijke aspecten in de rede. De Raad adviseert het voorstel in het licht van het voorstaande te heroverwegen. 2. Inkomsten- en loonbelastingtarief; bedragen heffingskortingen In de Belastingplannen 2004(zie noot 2), 2005(zie noot 3) en 2006(zie noot 4), maar ook in de Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioenen(zie noot 5) en het wetsvoorstel tot wijziging van enkele belastingwetten ter vermindering van administratieve lasten (Wijzigingsplan "Paarse krokodil")(zie noot 6) zijn wijzigingen van het inkomsten- en loonbelastingtarief en van de bedragen van heffingskortingen opgenomen die eerst met ingang van 1 januari 2007 gaan gelden. De tariefswijzigingen houden verband met de verhoging in 2004 van de AWBZ-premie en de terugsluizing door de verlaging van de tarieven in de eerste en tweede schijf. Om het verloop van het lastenbeeld beter te laten aansluiten op het gewenste EMU-saldo werd daarbij de maatvoering van de terugsluis over de jaren 2004-2007 aangepast. In 2005 werd de verhoging van de AWBZ-premie teruggedraaid, onder gelijktijdige verhoging van de tarieven in de eerste en tweede schijf, en werd het tarief in de tweede schijf verhoogd in verband met het koopkrachtbeeld. In verband met de invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006 werd onder meer de AWBZ-premie verlaagd terwijl tegelijkertijd de tarieven in de eerste en tweede schijf deels werden verhoogd. Daarnaast werden die tarieven verhoogd met het oog op het totale lastenbeeld en als gevolg van maatregelen uit het Strategisch akkoord. De wijzigingen in de bedragen van heffingskortingen houden verband met het algemene koopkrachtbeeld en de voorgenomen invoering van een mantelzorgerkorting. Daarnaast is in 2004 de aanvullende combinatiekorting ingevoerd, waarvan de verhogingen tot 2007 doorwerken. In verband met de budgettair neutrale invoering van de "Paarse krokodil" zal de automatische inflatiecorrectie van de arbeidskorting voor 2007 worden beperkt. Het verloop van de bedragen van de heffingskortingen is door al deze wijzigingen ondoorzichtig geworden. In de toelichting op het voorstel wordt niet meer opgemerkt dan dat de tarieven voor de eerste en tweede schijf worden aangepast tot 2,50% en 10,25%, terwijl deze tarieven ingevolge het Belastingplan 2004 en de daaropvolgende wijzigingen bij de Belastingplannen 2005 en 2006 met ingang van 1 januari 2005 2,10% en 9,40% zouden bedragen. De Raad acht deze mededeling alleen ontoereikend en adviseert daarom de aanpassing van de inkomsten- en loonbelastingtarieven van de eerste en tweede schijf alsnog te motiveren, de toelichting op de budgettaire aspecten aan te vullen en hierbij de premies voor de volksverzekeringen te betrekken. Daarnaast adviseert de Raad in tabelvorm de bedragen van de heffingskortingen op te nemen voorzover zij bij de Belastingplannen 2004, 2005 en 2006 alsmede bij andere wijzigingen in heffingswetten in de periode 2004-2006, ingaande 1 januari 2007 zijn aangepast. 3. Aanmerkelijk belang De Raad merkt op dat de tijdelijke verlaging van het aanmerkelijk belangtarief tot 22% voor ten hoogste 250 000 inkomsten uit aanmerkelijk belang als compensatie voor de hogere inkomensafhankelijke bijdrage, die de directeur-grootaandeelhouder over zijn loon als directeur verschuldigd is, dan de ondernemer over de winst uit onderneming, disproportioneel is. De directeur-grootaandeelhouder is maximaal (6,5% - 4,4%) over 30 015 = 630 meer verschuldigd dan de ondernemer. Het voordeel uit hoofde van de tijdelijke verlaging van het tarief kan 3% over 250 000 = 7500 belopen of bijna 12 keer de hogere bijdrage. Zo al op de voorgestelde wijze compensatie geboden dient te worden, behoeft het lagere aanmerkelijk belangtarief over niet meer dan 21 000 aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang geheven te worden. Daarnaast wijst de Raad erop dat tot het inkomen uit aanmerkelijk belang niet het loon als directeur behoort. De verlaging van het tarief heeft aldus betrekking op geheel verschillende inkomsten, die geen relatie met elkaar hebben. Ook uit dien hoofde mist de voorgestelde compensatie grond. De Raad adviseert het voorstel te heroverwegen. 4. Mantelzorg Bij de behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het amendement-Van der Vlies inzake de invoering van de mantelzorgerkorting(zie noot 7) heeft de staatssecretaris gesteld, dat de Belastingdienst niet in staat is te beoordelen of er sprake is van mantelzorg, alsmede dat de steun voor een mantelzorger in de subsidiesfeer bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezocht moet worden.(zie noot 8) Het amendement is met inachtneming van deze opmerkingen, toch aanvaard. Nadien is de invoering van de mantelzorgerkorting vervroegd tot 1 januari 2007 bij de Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioenen. Gelet op deze wetsgeschiedenis valt het op, dat nog voordat de regeling in werking is getreden, deze vervalt zonder dat duidelijk zicht bestaat op een vervangende subsidie. Dit met de enkele toelichting dat gebleken is dat de mantelzorgerkorting zonder aanpassingen niet uitvoerbaar is en bovendien hoge uitvoeringskosten met zich zou brengen. De Raad adviseert het voorstel te heroverwegen of concreet de inhoud aan te geven van de alternatieve regeling afkomstig van de Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarbij herkenbaar middelen toekomen aan mantelzorgers die intensieve mantelzorg verrichten. 5. Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid Het is van groot belang om de maatschappelijke participatie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen, in het bijzonder door deelname aan het arbeidsproces. Daartoe strekt de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid. De Raad merkt op dat dit belang er niet alleen is voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een publiekrechtelijke of verzekeringsuitkering wegens arbeidsongeschiktheid, maar ook voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten die geen uitkering genieten, zoals zelfstandigen die niet meer onder de WAZ(zie noot 9) vallen en geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben gesloten. Indien laatstgenoemde zelfstandigen na verloop van tijd opnieuw willen starten met een andere onderneming, vallen zij buiten de termen voor de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid. In de toelichting is geen aandacht aan deze groep gegeven. De Raad adviseert alsnog uiteen te zetten om welke reden deze groep niet gefacilieerd wordt. Tevens merkt de Raad op dat de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, die startende arbeidsongeschikte ondernemers die niet aan het urencriterium voldoen kunnen genieten, het eerste jaar 12 000 beloopt, terwijl de "gewone" startersaftrek plus de zelfstandigenaftrek, die ondernemers die wel aan het urencriterium voldoen ten hoogste kunnen genieten, 1987 + 8885 of 10 872 bedraagt. Dit verschil roept de vraag op, op welke wijze de aftrekbedragen op elkaar zijn afgestemd. Het verschil in aftrekbedragen leidt er onder meer toe, in de schaarse gevallen dat een startende arbeidsongeschikte ondernemer aan het urencriterium voldoet, dat hij in het eerste jaar slechter af is dan een startende arbeidsongeschikte ondernemer die niet aan het urencriterium voldoet; een keuzerecht bestaat niet. De Raad adviseert in de toelichting het antwoord op de vraag inzake de afstemming te geven. 6. Buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen Voorgesteld wordt de buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen uit landen waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, alsmede uit de Nederlandse Antillen of Aruba, hier te lande niet meer te belasten. Aangezien op grond van de verdragen en de Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: BRK) aan Nederland het heffingsrecht over de inkomsten van deze beroepssporters en artiesten is toegewezen, betekent het eenzijdig afzien van het heffingsrecht dat, indien de vrijstellingsmethode in het verdrag is opgenomen, deze inkomsten volledig buiten de belastingheffing blijven. In de toelichting is dit voorstel enkel gemotiveerd door erop te wijzen dat de heffing van buitenlandse beroepssporters en artiesten meer in overeenstemming is gebracht met bijvoorbeeld de heffing van buitenlandse ondernemers die in Nederland geen vaste inrichting of vertegenwoordiger hebben. Deze vergelijking gaat mank, aangezien de toewijzingregels in de verdragen de winst van deze ondernemers aan de woonstaat toewijzen. Het voorstel mist aldus een dragende motivering. De Raad ziet niet op voorhand in waarom Nederland, hoewel de gebruikelijke toewijzingsregels in de verdragen zijn opgenomen, zonder voorafgaande wijziging van die verdragen eenzijdig zou dienen af te zien van de belastingheffing over de genoemde inkomsten. De Raad mist daarbij de motivering waarom het eenzijdig afzien van het heffingsrecht zich beperkt tot verdragssituaties. De Raad adviseert het voorstel alsnog dragend te motiveren en in de toelichting in te gaan op de genoemde aspecten. 7. In onderdeel 5.2 van deel Algemeen van de toelichting wordt in de beschrijving van de gevolgen van het voorstel ten aanzien van de buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen uit verdragslanden opgemerkt, dat Nederland eenzijdig afziet van het (verdragsrechtelijk toegewezen) heffingsrecht als werkstaat. Materieel is deze opmerking juist, maar formeel behoudt Nederland het heffingsrecht, zij het dat de gage op nihil wordt gesteld (artikel 7.2, dertiende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), de artikelen 35, tweede lid, en 35g, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964)). Indien beoogd wordt ook formeel af te zien van het heffingsrecht zouden daartoe artikel 7.2, tweede lid, onderdeel b, Wet IB 2001 en artikel 2 Wet LB 1964 aangevuld dienen te worden met de uitzondering dat de gage, die wordt genoten door de hiervoor bedoelde natuurlijke personen die inwoner zijn van de verdragsstaten of de Nederlandse Antillen of Aruba, niet tot het belastbaar loon behoort. De Raad adviseert in de toelichting op dit aspect in te gaan en het voorstel zonodig aan te passen. 8. Heffing krachtens andere grond Voorgesteld wordt de artiesten, sportbeoefenaren en buitenlandse gezelschappen niet meer in de loonheffing te betrekken indien geen afzonderlijke overeenkomst voor het optreden of de sportbeoefening is gesloten (de heffing krachtens een andere grond). Als motief voor dit voorstel wordt in de toelichting opgemerkt dat het niet meer heffen in deze situaties beter aansluit op de gebruikelijke internationale praktijk. Daartegenover staat dat Nederland dan niet meer kan heffen bij met name deelname van sporters aan grote internationale toernooien. Deze motivering is niet toereikend om de draagwijdte van het voorstel te schetsen. De Raad merkt op dat bij brief van 8 mei 2006 is medegedeeld, dat met ingang van 9 mei 2006 de heffing krachtens andere grond vervalt met het oog op de UEFA-cupfinale die op 10 mei 2006 gehouden is.(zie noot 10) De volledige afschaffing van deze heffing volgt echter niet zonder meer uit de evaluatie van de artiesten en beroepsportersregeling. Hoewel met name van de zijde van de KNVB knelpunten zijn gesignaleerd, zoals de heffing over de winst van de buitenlandse bond of club en over de TV-rechten, wordt in de evaluatie niet tot de afschaffing van de regeling geconcludeerd.(zie noot 11) De Raad adviseert de motivering voor de volledige afschaffing van de regeling aan te vullen en daarbij in ieder geval een overzicht van de gebruikelijke verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de verschillen betrokken staten bij dergelijke grote toernooien op te nemen, en aan te geven of en in welke gevallen de inkomsten door de betrokken sporters geheel onbelast worden genoten. Indien dit laatste het geval is, adviseert de Raad dragend te motiveren waarom Nederland afziet van de belastingheffing over de genoemde inkomsten. 9. Detachering wetenschappelijk personeel In onderdeel 3.3.2 van het Algemeen deel van de toelichting wordt opgemerkt dat het kabinet een regeling die het detacheren van wetenschappelijk personeel moet vergemakkelijken, sympathiek vindt, alsmede dat een regeling in de uitvoeringssfeer zal worden uitgewerkt waarbij het detacheren van wetenschappelijk personeel zal worden vrijgesteld van omzetbelasting. Een beeld van strijdigheid met de Zesde Richtlijn(zie noot 12) wordt door deze opmerking opgeroepen. De Raad wijst erop, dat de onderwijsvrijstelling, zoals deze in artikel 13, onderdeel A, punt i, van de Zesde Richtlijn is opgenomen, wordt verleend voor het verrichten van onderwijsprestaties door erkende instellingen die bepaalde diensten of leveringen verrichten. Detachering van personeel is daarbij niet opgenomen. De Raad heeft dan ook ernstige twijfel of het detacheren van wetenschappelijk personeel binnen de reikwijdte van artikel 13, onderdeel A, punt i, van de Zesde Richtlijn kan worden gebracht. Daarbij komt, dat vrijstellingen in overeenstemming met de Zesde Richtlijn dienen te worden opgenomen in de Wet op de omzetbelasting 1968 zelf of een daarop gegronde algemene maatregel van bestuur. De Raad adviseert de detachering niet in de uitvoeringssfeer te regelen en nader te bezien of het mogelijk is, gelet op de Zesde Richtlijn, om het voorstel aan te vullen met een op de detachering van wetenschappelijk personeel toegesneden vrijstellingsbepaling in de Wet op de omzetbelasting 1968. 10. Successierecht Voorgesteld wordt het als hoog ervaren tarief in de hoogste schijf van de derde tariefgroep van het successierecht met 5 percentpunten te verlagen. In de toelichting wordt enkel gewezen op het beperkte budgettaire belang van het voorstel. Deze motivering is ontoereikend. Reeds eerder heeft de Raad in het advies inzake het Belastingplan 2002 IV(zie noot 13) geadviseerd met betrekking tot de modernisering van de successiewetgeving(zie noot 14) het traject van die modernisering aan te geven, aangezien de in dat belastingplan opgenomen maatregelen pas een eerste aanzet voor de modernisering gaven. Nadien is de Successiewet 1956 nog een aantal keren gewijzigd, waarbij de wijzigingen deels zijn terug te voeren op de adviezen van de werkgroep-Moltmaker.(zie noot 15) Ook bij die wijzigingen is geen inzicht geboden op welke wijze en op welke termijn de modernisering van de successiewetgeving zal worden afgerond. De Raad adviseert de tariefsverlaging nader toe te lichten in het licht van het nog af te leggen traject van de modernisering van het successierecht. 11. Stages en scholing Bij Nota van wijziging op het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving)(zie noot 16), is voorgesteld de artikelen 2, 5 en 14 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: Wet WVA) te wijzigen. Dit wijzigingsvoorstel wordt thans opnieuw voorgesteld (Artikel VI, onderdelen A, C en E, van het voorstel). Aan deze voorstellen wordt terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 gegeven, terwijl in artikel XIX van het voorstel daarenboven nog een bijzondere regeling is opgenomen om de effectuering van de afdrachtvermindering in 2006 nog zoveel mogelijk, mogelijk te maken. In de toelichting op het voorstel wordt opgemerkt dat om de voortgang te bevorderen de maatregelen verwijderd worden uit het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving en opgenomen worden in het onderhavige wetsvoorstel. Met het oog op de wens van de sociale partners en het kabinet was, en is, het streven dat deze maatregelen zo snel mogelijk door het parlement behandeld worden, aldus de toelichting. De Raad merkt op dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking fiscale handhaving inmiddels gevorderd is tot het Tweede nader verslag.(zie noot 17) Uit dit tweede nader verslag is af te leiden dat de maatregelen geen bezwaren oproepen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Raad acht het niet passend dat in het Belastingplan 2007 maatregelen worden opgenomen die betrekking hebben op 2006, en evenmin dat de inzake het Belastingplan 2007 met de Kamers der Staten-Generaal afgesproken procedure oneigenlijk wordt gebruikt om een reeds vergevorderde behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal te versnellen. De Raad adviseert artikel VI, onderdelen A, C en E, van het voorstel te schrappen. 12. Zeevarenden Voorgesteld wordt de Wet WVA zodanig aan te passen dat de ongelijkheid tussen zeevarenden die in Nederland wonen en zeevarenden die in een lidstaat of in een land dat behoort tot de Europese Economische Ruimte wonen, wordt opgeheven. De Raad onderschrijft het voorstel maar wijst erop dat door het voorstel een staatssteunmaatregel wordt geïntensiveerd. In de toelichting is geen aandacht gegeven aan het overleg met de Europese Commissie. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 13. Tijdsevenredige BPM Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) heeft in de beschikking van 27 juni 2006, nr. C-242/05 voor recht verklaard, dat de artikelen 49 tot en met 55 van het EG-Verdrag zich verzetten tegen een nationale regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan van een in die lidstaat wonende natuurlijke persoon die een in een andere lidstaat geregistreerd voertuig huurt, bij de aanvang van het gebruik van deze auto op de weg van de eerstgenoemde lidstaat voldoening van de volle registratiebelasting wordt gevorderd, zonder dat rekening wordt gehouden met de duur van het gebruik van dat wegennet en zonder dat de betrokkene aanspraak kan maken op vrijstelling of teruggaaf, wanneer de auto niet is bestemd voor duurzaam gebruik in eerstgenoemde lidstaat en daar ook niet feitelijk duurzaam wordt gebruikt. Op grond van dit oordeel kan de in de Wet op de belastingen van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM 1992) opgenomen regeling voor door inwoners van Nederland gebruikte auto's met een buitenlands kenteken niet worden gehandhaafd. Voorgesteld wordt een (enkel) tijdsevenredige BPM in te voeren voor in het buitenland gehuurde auto's. De Raad merkt op dat uit de rechtsoverwegingen 26 en 27 van de beschikking van het Hof van Justitie is af te leiden dat, indien een auto niet is bestemd voor duurzaam gebruik in de lidstaat of daar niet feitelijk duurzaam wordt gebruikt, een bijzondere rechtvaardiging voor de heffing nodig is, omdat in dat geval de band van de in de andere lidstaat geregistreerde auto geringer is. In de toelichting is geen aandacht gegeven aan de rechtvaardiging van de heffing. De rechtvaardiging is temeer noodzakelijk omdat de aard van de belasting van personenautos en motorrijwielen als registratieheffing (tijdstipbelasting) uitsluitend voor de autos met een buitenlands kenteken wordt gewijzigd in een heffing ter zake van het gebruik in Nederland van de weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 (tijdvakbelasting) (artikel 16b, derde lid, Wet BPM 1992). Deze heffing wordt geheven naast de motorrijtuigenbelasting die materieel eveneens het gebruik van de Nederlandse wegen belast, zij het dat om praktische redenen het houderschap het aangrijpingspunt voor de heffing is. Deze cumulatie van de belastingen die geheven worden voor het gebruik van Nederlandse wegen en die alleen geldt voor autos met een buitenlands kenteken, vergt een rechtvaardiging. De belasting van personenautos en motorrijwielen als registratieheffing ziet niet als zodanig op het gebruik van Nederlandse wegen; de belasting wordt niet voor een evenredig deel teruggegeven bij uitvoer of het voortijdig tenietgaan van de auto en wordt ook niet naar tijdsgelang teruggegeven indien de auto niet of lange tijd in het buitenland wordt gebruikt. Het gaat bij deze belasting om de toetreding tot het Nederlandse wegennet, om de beslissing een personenauto of een motorrijwiel te kopen en daarmee in Nederland te gaan rijden. Daarmee vallen de motorrijtuigenbelasting en de belasting van personenauto's en motorrijwielen niet samen.(zie noot 18) Het eenmalige aangrijpingspunt onderscheidt de heffing in het bijzonder ook van de motorrijtuigenbelasting.(zie noot 19) Aldus blijft een verschil in heffingsgrondslag bestaan tussen autos met een Nederlands en met een buitenlands kenteken. Dit verschil behoeft een redelijke en objectieve rechtvaardiging. Daarnaast maakt de Raad nog de volgende opmerkingen, waarbij de Raad er in het bijzonder op wijst, dat de omstandigheid dat in de Wet BPM 1992 verschillende heffingsgrondslagen en verschillende heffingsmethoden worden opgenomen opnieuw spanningen oproept met het Gemeenschapsrecht, niet alleen voor de tijdsevenredige BPM maar ook voor de huidige heffing voor binnenslands geregistreerde personenauto's. Belastbaar feit De tijdsevenredige BPM wordt geheven met betrekking tot autos met een buitenlands kenteken, "die vanuit een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland feitelijk en anders dan duurzaam ter beschikking staan van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam" (artikel 16b, eerste lid, Wet BPM 1992). Deze omschrijving dwingt tot een nadere concretisering van de term "duurzaam". In de toelichting worden weliswaar enkele voorbeelden gegeven ter duiding van dit begrip, maar dit is niet toereikend. In de Wet BPM 1992 zelf dient een concrete omschrijving te worden opgenomen van het begrip "anders dan duurzaam ter beschikking staan". In het bijzonder dient daarbij te worden bepaald of en in hoeverre de periode van feitelijk ter beschikking staan van betekenis is voor dit begrip. De Raad merkt hierbij op dat het Hof van Justitie geen rechtvaardiging voor een belastingheffing als de onderhavige ziet, indien het gaat om eenvoudige huurovereenkomsten van korte duur, zoals de huur van een vervangingswagen.(zie noot 20) Deze rechtspraak leidt mogelijk tot een driedeling, waarbij een categorie auto's met buitenlands kenteken niet wordt belast, een categorie waarop de tijdsevenredige BPM ziet, en een categorie waarvoor de volle belasting op personenauto's en motorrijtuigen verschuldigd wordt. Het voorstel voorziet weliswaar voor de eerste categorie in een vrijstelling, maar een vrijstelling kan het ontbreken van een heffingsgrondslag niet verhullen. Vrijstelling voor kortstondige huur De vrijstelling voor kortstondige huur geldt alleen voor een motorrijtuig dat gedurende ten hoogste een week feitelijk ter beschikking staat van de inwoner van Nederland én alleen indien deze inwoner vóór de aanvang van de vrij te stellen periode een beroep doet op de vrijstelling (artikel 16g Wet BPM 1992). Deze vrijstelling is te beperkt en niet steeds goed uitvoerbaar. Indien bijvoorbeeld na het in ongerede raken van de eigen auto tijdens de vakantie in een lidstaat een auto met buitenlands kenteken voor twee weken wordt gehuurd en er wordt gedurende één dag in Nederland gereden om thuis te komen, kan geen beroep op de vrijstelling worden gedaan, omdat de auto langer dan één week feitelijk ter beschikking staat aan een inwoner van Nederland. Uit de toelichting is af te leiden dat dit niet de bedoeling is. De regeling dient in ieder geval toegespitst te worden op het buiten de heffing laten van een motorrijtuig dat ten hoogste een week feitelijk wordt gebruikt op de Nederlandse weg. Artikel 16g, eerste lid, Wet BPM 1992 bepaalt voorts dat het beroep op de vrijstelling moet worden gedaan vóór de aanvang van de vrij te stellen periode. De regeling ziet op de periode van gebruik van de weg in Nederland. Dit brengt mee dat het beroep op de vrijstelling leidt tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een binnengrens. De inwoner van Nederland in het hiervoor gegeven voorbeeld zal vóór hij de Nederlandse grens passeert, een beroep moeten doen op de vrijstelling. Indien hij de auto aansluitend op zijn vakantie voor een langere periode dan één week wil gaan gebruiken op de Nederlandse wegen, is hij echter verplicht voorafgaande aan de grensovergang aangifte te doen voor de tijdsevenredige BPM en deze te betalen. Dit leidt eveneens tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een binnengrens. Dit is in strijd met de Europese regelgeving. De omschrijving van het belastbare feit en de voorgestelde vrijstelling dienen daarom te worden aangepast. Beperkte vrijstelling Het wetsvoorstel schenkt geen aandacht aan de situatie waarbij de beperkte vrijstelling van artikel 14 Wet BPM 1992 junctis de artikelen 2 tot en met 4 van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 van toepassing is en er in verband met gebruik buiten de voorwaarden om toch een tijdsevenredige heffing dient plaats te vinden. In de toelichting dient aan deze situatie aandacht gegeven te worden. Tarief De cijfermatige onderbouwing van het tarief ontbreekt in de toelichting, waardoor geen inzicht wordt geboden in de bepaling van de hoogte van het tarief. Dit inzicht is nodig voor een beoordeling of het tarief in voldoende mate evenredig is. Een eerste toets indiceert dat bijvoorbeeld van een gebruiksduur van de auto van zes of zeven jaar wordt uitgegaan, hetgeen (te) kort lijkt. Meer inzicht in de gekozen uitgangspunten voor het tarief is noodzakelijk. Het naar rato van de gebruiksduur snel dalende tarief van de "volle" belasting van personenauto's en motorrijwielen bij de invoer van personenautos noodzaakt tevens tot een motivering van het uitgangstarief voor de tijdsevenredige BPM, aangezien de meeste huurautos al enige tijd gebruikt zijn voordat zij in Nederland op de weg komen. Naast het uitgangstarief wordt spanning opgeroepen met het Gemeenschapsrecht door bij de tariefstelling van de tijdsevenredige BPM geen rekening te houden met de afschrijving van de personenauto.(zie noot 21) Provinciale opcenten Artikel 222, eerste lid, van de Provinciewet bepaalt dat er provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting kunnen worden geheven van de in de provincie wonende of gevestigde houders van personenauto's en motorrijwielen. Ook bij tijdelijke huur van een auto met buitenlands kenteken is de woonplaats van de houder bekend. De omstandigheid dat de tijdsevenredige BPM ook door een ander dan de tijdelijke houder kan worden betaald is onvoldoende reden van de hoofdregel af te wijken, dat de provincie waar de houder woont, bepalend is voor het aantal opcenten. Indien op grond van uitvoeringsredenen uniforme opcenten aangehouden moeten worden, dient te worden aangesloten bij het laagste aantal opcenten teneinde een belemmering van het vrije verkeer te voorkomen. Teruggaven Op grond van artikel 15b Wet BPM 1992 wordt op aanvraag teruggaaf verleend van de belasting aan de ondernemer die de bestelauto meer dan bijkomstig bezigt in het kader van zijn onderneming, indien bij deze aanvraag een verklaring wordt overgelegd dat de bestelauto meer dan bijkomstig in het kader van de onderneming zal worden gebruikt. Het voorgestelde artikel 16i Wet BPM 1992 sluit deze bepaling niet uit voor de tijdsevenredige BPM, maar er wordt niet in voorzien op welke wijze en onder welke voorwaarden de ondernemer die tijdelijk een bestelauto met buitenlands kenteken huurt, de teruggaaf geldend moet maken. Hierbij is ook geen aandacht gegeven aan het wetsvoorstel Omzetting teruggaafregeling bestelautos ondernemers in vrijstellingsregeling.(zie noot 22) De formaliteiten verbonden aan het verkrijgen van de teruggaaf of de vrijstelling mogen niet meer belastend zijn voor het gebruik van een auto met een buitenlands kenteken dan voor een auto met een Nederlands kenteken teneinde een belemmering van het vrije verkeer te voorkomen. Op grond van artikel 16 Wet BPM 1992 wordt de belasting teruggegeven voor personenauto's die zijn bestemd om openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten. Indien een taxichauffeur, die in het bezit is van een ingevolge de Wet personenvervoer 2000 geldige vergunning, tijdelijk een personenauto met buitenlands kenteken huurt, kan hij de tijdsevenredige BPM niet terugkrijgen op grond van artikel 16i Wet BPM 1992. Dit vormt een belemmering van het vrije verkeer, waarvoor in de toelichting geen objectieve en redelijke grond is gegeven. Dubbele heffing Indien de tijdsevenredige BPM wordt geheven met betrekking tot een auto met een buitenlands kenteken zonder dat rekening wordt gehouden met een soortgelijke belasting in de lidstaat van de registratie, blijft het huren van een auto in die lidstaat zwaarder belast dan in Nederland. De belemmering wordt door het invoeren van de tijdsevenredige BPM ten opzichte van de heffing van de "volle" BPM wel verminderd maar niet weggenomen, indien geen voorziening terzake van de registratieheffing in de lidstaat wordt getroffen. Hetzelfde geldt indien een met de motorrijtuigenbelasting gelijke heffing in de lidstaat niet wordt teruggegeven over de periode van het gebruik in Nederland. Als tegenhanger is met de tijdsevenredige BPM moeilijk te verenigen, dat bij uitvoer van een in Nederland geregistreerde personenauto geen teruggaaf van de belasting van personenauto's en motorrijtuigen over de restwaarde plaatsvindt. Dit kan ook worden gezien als een belemmering van het vrije verkeer, aangezien daardoor wordt ontmoedigd om personenauto's over te brengen naar een andere lidstaat. Formaliteiten Indien de formaliteiten die verbonden zijn aan de belastingheffing meer belastend zijn voor het gebruik van een auto met een buitenlands kenteken dan voor een auto met een Nederlands kenteken, wordt deze omstandigheid aangemerkt als een belemmering van het vrije verkeer. De tijdsevenredige BPM wordt geheven als een tijdvakbelasting, waarbij het tijdvak op een maand wordt gesteld en waarbij de belasting maandelijks vooraf moet worden aangegeven en voldaan. De maandelijks te verrichten formaliteiten inzake de heffing van de tijdsevenredige BPM zijn zwaarder dan de eenmalige aangifte en betaling in het geval van verschuldigdheid van "volle" belasting van personenauto's en motorrijwielen Het voorstel lijkt aldus een dergelijke belemmering in te houden. Uit de toelichting is niet af te leiden of de maandelijkse aangifte en betaling vervangen kunnen worden door een eenmalige aangifte en betaling vooraf over een gehele overeengekomen huurperiode, die meerdere tijdvakken omvat. De Raad mist daartoe in het voorstel een bepaling analoog aan artikel 16 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, waarin de vooruitbetaling van een aantal aaneengesloten tijdvakken uitdrukkelijk is geregeld. De Raad wijst erop dat evenmin is voorzien in een teruggaafregeling voor het geval de tijdsevenredige BPM ineens wordt voldaan over de overeengekomen huurperiode en de huurovereenkomst voortijdig eindigt. De vooruitbetaling over meerdere tijdvakken en een daaraan verbonden teruggaafregeling behoeven alsnog regeling. Gelet op het ontbreken van een rechtvaardiging en de overige opmerkingen die hiervoor geplaatst zijn en tot aanpassing of nadere motivering dienen te leiden, adviseert de Raad de tijdsevenredige BPM en de daarmee samenhangende regelingen af te splitsen van het voorstel en na heroverweging afzonderlijk aanhangig te maken. 14. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de vergaring van nummergegevens door middel van afwijkend frequentiegebruik en bestandsanalyse met het oog op het onderzoek van telecommunicatie (Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de vergaring van nummergegevens door middel van afwijkend frequentiegebruik en bestandsanalyse met het oog op het onderzoek van telecommunicatie (Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering stelsel verantwoorde mestafzet), met toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering stelsel verantwoorde mestafzet), met toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2013, no.13.000938, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering stelsel verantwoorde mestafzet), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de manier waarop de Tweede Kamer invulling zou kunnen geven aan de controlerende functie, rekening houdende met de afwegingen en de besluiten van de regering die gemaakt zijn bij het besluit informatie over de vervanging van de F-16 niet openbaar te maken dan wel ook niet vertrouwelijk aan de Kamer te willen overleggen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de manier waarop de Tweede Kamer invulling zou kunnen geven aan de controlerende functie, rekening houdende met de afwegingen en de besluiten van de regering die gemaakt zijn bij het besluit informatie over de vervanging van de F-16 niet openbaar te maken dan wel ook niet vertrouwelijk aan de Kamer te willen overleggen.Bij brief van 25 maart 2009, kenmerk C/2009004615, heeft de Staatssecretaris van Defensie, op de voet van artikel 18, tweede lid, van de wet op de Raad van State aan afdeling II van de Raad van State verzocht hem van voorlichting te dienen over de manier waarop de Tweede Kamer invulling zou kunnen geven aan de controlerende functie, rekening houdende met de afwegingen en de besluiten van de regering die gemaakt zijn bij het besluit informatie over de vervanging van de F-16 niet openbaar te maken dan wel ook niet vertrouwelijk aan de Kamer te willen overleggen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Algemene douanewet (Algemeen douanebesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Algemene douanewet (Algemeen douanebesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2008, no.08.000480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Algemene douanewet (Algemeen douanebesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging, in verband met de aanpassing van het model voor een beredeneerd verslag van de behandelend arts, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging, in verband met de aanpassing van het model voor een beredeneerd verslag van de behandelend arts, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2016, no.2016000101, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging, in verband met de aanpassing van het model voor een beredeneerd verslag van de behandelend arts, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Qatar tot het vermijden van dubbele belasting van inkomsten en winsten verkregen uit het internationale luchtverkeer; Doha, 6 januari 2008 (Trb. 2008, 59), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Qatar tot het vermijden van dubbele belasting van inkomsten en winsten verkregen uit het internationale luchtverkeer; Doha, 6 januari 2008 (Trb. 2008, 59), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 april 2008, no.08.001297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Qatar tot het vermijden van dubbele belasting van inkomsten en winsten verkregen uit het internationale luchtverkeer; Doha, 6 januari 2008 (Trb. 2008, 59), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor zomerhuiscomplexen en zomerhuizen (Besluit zomerhuiscomplexen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor zomerhuiscomplexen en zomerhuizen (Besluit zomerhuiscomplexen).Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2002, no.01.006181, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor zomerhuiscomplexen en zomerhuizen (Besluit zomerhuiscomplexen).Het ontwerpbesluit strekt ertoe zomerhuizen en zomerhuiscomplexen onder de werking van de Wet op de openluchtrecreatie (WOR) te brengen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie-Van Gent/Biesheuvel inzake de aanpak van het vraagstuk van de permanente bewoning van recreatieverblijven.(zie noot 1) Met het opleggen van een vergunningplicht voor de bedrijfsmatige exploitatie van zomerhuiscomplexen, waardoor de exploitant van een recreatieterrein mede verantwoordelijk wordt gemaakt, wordt beoogd een oplossing te bieden voor een tweetal problemen.Allereerst wordt van belang geoordeeld het permanente gebruik van zomerhuizen tegen te gaan. Voorts gaat het herstructureren van bestaande kampeerbedrijven vaak gepaard met het verdwijnen van (sta)caravans die plaats moeten maken voor zomerhuizen. Herstructurering in deze vorm treft vooral langkampeerders, die op dergelijke terreinen een stacaravan bezitten en een jaar- of seizoenplaats huren.Het ontwerpbesluit houdt in dat voor de bedrijfsmatige exploitatie van zomerhuiscomplexen, net als voor kampeerterreinen, een gemeentelijke vergunning nodig zal zijn.De Raad van State meent dat de meerwaarde van het voorgestelde instrumentarium betwijfeld moet worden en dat alvorens weer een nieuw instrument wordt ingezet, eerst bezien dient te worden of het bestaande instrumentarium en de toepassing daarvan niet kunnen worden verbeterd. Het college heeft de volgende bezwaren tegen het ontwerpbesluit.1. Het ontwerpbesluit heeft in de eerste plaats als doelstelling het tegengaan van permanente bewoning van zomerhuizen. In de toelichting ontbreekt een analyse van de maatschappelijke problemen die door permanente bewoning van zomerhuizen worden veroorzaakt. In dit verband wijst het college op het kabinetsstandpunt inzake de PKB Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening(zie noot 2), waarin in paragraaf C4 (Recreatiewoningen en attractieparken) wordt opgemerkt dat, wanneer de rode contour ruimer mag zijn dan de grens bestaand bebouwd gebied, het mogelijk is de recreatieve functie van bestaande recreatiewoningen die aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied liggen om te zetten in een woonfunctie. Deze woningen komen dan beschikbaar voor permanente bewoning. Daaruit blijkt dat het probleem enigszins kan worden gerelativeerd. In de toelichting ontbreekt een cijfermatige onderbouwing en analyse van het probleem. Uit het aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uitgebrachte onderzoeksrapport "Permanente bewoning van recreatieverblijven en het recreatief gebruik van woningen met een woonbestemming" van SGBO(zie noot 3) blijkt dat ongeveer 8,5% van de recreatiewoningen voor woondoeleinden wordt gebruikt en dat ongeveer 5% van het totale aantal stacaravans en chalets op vaste jaarplaatsen permanent wordt bewoond. Uit dit rapport blijkt tevens uit welke maatschappelijke groeperingen de permanente bewoners voortkomen en de redenen die deze mensen hebben om een recreatiewoning permanent te bewonen. Uit het onderzoeksrapport blijkt voorts dat een deel van deze mensen wegens permanente of tijdelijke huisvestingsproblemen overgaan tot permanente bewoning van een zomerhuis, veelal omdat in de eigen gemeente onvoldoende betaalbare woonruimte beschikbaar is.Het college adviseert in de nota van toelichting een nadere analyse op te nemen waarin oorzaken, omvang en gevolgen van het verschijnsel van permanente bewoning van zomerhuizen beter worden belicht.2. In het ontwerpbesluit wordt artikel 32 WOR als basis gebruikt voor het introduceren van een vergunningplicht voor het exploiteren van zomerhuiscomplexen. Volgens dit artikel is het mogelijk om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepalingen in de hoofdstukken III, IV, V en VI van de WOR geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing te verklaren op zomerhuiscomplexen. Uit de memorie van toelichting bij de WOR(zie noot 4) blijkt dat in het systeem van de WOR complexen van zomerhuizen niet per definitie onder de werkingssfeer van de WOR vallen. Volgens de toelichting is artikel 32 (voorheen artikel 56) alleen in de WOR opgenomen voor de gevallen waarin de Woningwet niet van toepassing is of waaraan overigens zodanig minimale eisen gesteld worden dat daardoor in wezen een concurrentievervalsend effect voor de reguliere kampeerterreinen ontstaat. Op deze wijze wordt, aldus de memorie van toelichting, het gevaar van een vlucht naar vormen van verblijfsrecreatie waarop de bepalingen van genoemde hoofdstukken van de WOR niet van toepassing zijn, vermeden. Als voorbeeld worden genoemd de bouwtechnische en andersoortige voorschriften inzake hygiëne en gezondheid. In het licht van deze toelichting bij artikel 32 WOR, is het twijfelachtig of het ontwerpbesluit wel in overeenstemming is met de strekking van de wet.De Raad adviseert de wettelijke basis en de reikwijdte van het ontwerpbesluit opnieuw toe te lichten.3. In de nota van toelichting wordt opgemerkt dat de introductie van de vergunningplicht voor zomerhuiscomplexen voorts van belang is in het kader van het tegengaan van de verdringing van langkampeerders bij herstructurering van kampeerterreinen. Daartoe wordt aangevoerd dat een gemeentebestuur bij de verlening of wijziging van een vergunning voor een zomerhuiscomplex grenzen kan stellen aan het aantal zomerhuizen en zodoende verdringing van langkampeerders kan tegengaan. Het college betwijfelt of het gemeentebestuur daartoe de bevoegdheid heeft wanneer het gebruik van de desbetreffende gronden als zomerhuiscomplex in overeenstemming is met een bestemmingsplan. Het aantal en de situering van de zomerhuizen worden doorgaans daarin geregeld. De belangen van de langkampeerders bij het behoud van voldoende plaatsen op het kampeerterrein dan wel het behoud van het terrein als kampeerterrein dienen aan de orde te komen bij de vaststelling of wijziging van het bestemmingsplan. Niet valt in te zien dat het gemeentebestuur daarnaast nog de bevoegdheid zou hebben via een vergunning de inrichting en het gebruik van het zomerhuiscomplex nader te reguleren.Naar de mening van de Raad dient deze doelstelling van het besluit te vervallen en dient de nota van toelichting op dit punt te worden herzien.4. Op bladzijde 5 van de nota van toelichting wordt opgemerkt dat uit artikel 32, tweede lid, WOR volgt dat het besluit alleen van toepassing is op zomerhuizen die in het kader van een bedrijf of enigerlei vorm van samenwerking door rechthebbenden worden geëxploiteerd. Voorts kan ingevolge artikel 10 WOR een vergunning als bedoeld in artikel 8 alleen worden verleend als de aanvraag betrekking heeft op een terrein dat bij bestemmingsplan uitsluitend of mede als een terrein bestemd voor een zomerhuiscomplex is aangewezen. Dit betekent dat de effectiviteit van het besluit afhankelijk is van de bereidheid van de gemeentebesturen hun bestemmingsplannen aan te passen, voorzover deze plannen nog niet in een zodanige bestemming voorzien. Bovendien voorziet artikel 12 WOR niet in de intrekking van een vergunning wegens strijd met het reglement. Daartoe zou artikel 12 WOR moeten worden aangepast.Een en ander betekent volgens het college dat zonder verdere aanpassingen de effectiviteit van de voorgestelde maatregel beperkt zal zijn. De Raad adviseert in de nota van toelichting aan de handhaving van het besluit aandacht te besteden.5. Een meer algemeen probleem met betrekking tot de handhaving van het verbod op permanente bewoning van zomerhuizen is de onduidelijkheid van het begrip "permanente bewoning" en het leveren van bewijs dat een zomerhuis permanent wordt bewoond. Het gevaar bestaat dat als er geen eenduidige en ondubbelzinnige omschrijving wordt gegeven van permanente bewoning, er niet alleen tussen gemeenten, maar ook binnen gemeenten verschillende criteria zullen gelden. Voorkomen zal moeten worden dat er verschillen zullen ontstaan tussen gevallen waarin het verbod is opgenomen in een reglement van een zomerhuiscomplex en de wijze waarop de gemeentebesturen dit verbod zullen handhaven voor zomerhuizen die niet onder dit besluit vallen, hetgeen zou leiden tot ongelijke behandeling van bewoners van zomerhuizen. Voorts rijst de vraag of de exploitant van een recreatieterrein wel de rol van opsporingsambtenaar zou moeten worden toegedeeld, nu hij ook met de bewoners van zijn zomerhuizen een goede relatie zal willen onderhouden. In de nota van toelichting ware ook aan dit aspect van de handhaving aandacht te besteden.6. Het ontwerpbesluit reikt verder dan voor de regulering van de verblijfsduur van de bewoners van de zomerhuizen nodig is. In artikel 2 worden onder meer de onderdelen a, b en c van het tweede lid van artikel 9 WOR van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze onderdelen betreffen alleen bepalingen over huurprijzen en andere tarieven die in het reglement van de exploitant moeten worden opgenomen, maar hebben niets te maken met regulering van de toegestane verblijfsduur.In artikel 2 van het ontwerpbesluit wordt bovendien artikel 11 WOR van overeenkomstige toepassing verklaard op zomerhuiscomplexen. Volgens het tweede lid van artikel 11 kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de orde, rust, veiligheid, natuur- en landschapsbescherming, bescherming van het milieu, hygiëne en gezondheid, alsmede overige onderwerpen van kamperen aan een vergunning of aan een vrijstelling of ontheffing beperkingen of voorschriften verbinden, dan wel deze beperkingen of voorschriften wijzigen of intrekken. Het college wijst er in de eerste plaats op dat de in de bescherming van in deze bepaling genoemde belangen weinig of niets te maken heeft met het bestrijden van permanente bewoning van zomerhuizen. Deze belangen worden deels beschermd op grond van wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op woningen en deels op grond van andere wetgeving, zodat de betekenis van het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 11, tweede lid, niet duidelijk is. Zo is geen rekening gehouden met het feit dat op zomerhuiscomplexen met niet meer dan 400 vakantiewoningen het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (Besluit horeca) van toepassing is en in die gevallen de milieuvoorschriften van dat besluit gelden. Voor zomerhuiscomplexen van meer dan 400 vakantiewoningen dient een vergunning aangevraagd te worden op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. Voor het verbinden van voorschriften aan de vergunning ingevolge artikel 11 WOR in het belang van de bescherming van het milieu lijkt daarom in ieder geval geen ruimte te bestaan.Eenzelfde opmerking kan worden gemaakt met betrekking tot het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 18 WOR. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid de houder van een kampeerterrein te gelasten zijn terrein onverwijld te doen ontruimen en ontruimd te houden, indien de toestand van het terrein zodanig is, dat onmiddellijk gevaar dreigt voor de gezondheid of de veiligheid van kampeerders. Niet duidelijk is waarom deze bepaling van overeenkomstige toepassing moet zijn op zomerhuiscomplexen. In ieder geval is het niet waarschijnlijk dat artikel 18 van belang is in verband met het tegengaan van permanente bewoning. De Raad adviseert ook het van overeenkomstige toepassing verklaren van deze bepaling te heroverwegen.Indien zou worden besloten artikel 2 van het besluit op dit onderdeel te handhaven, merkt het college op dat ook voorzien zal moeten worden in een aanpassing van kampeerder, aangezien de gebruiker van een zomerhuis niet kan worden aangemerkt als een kampeerder.De Raad adviseert artikel 2 van het ontwerpbesluit te heroverwegen.7. In het ontwerpbesluit is geen regeling getroffen voor het geval een exploitant een aanvraag voor een gemengd bedrijf (verblijfsrecreatie met zowel zomerhuizen als standplaatsen voor tenten en caravans) heeft ingediend en op het moment van inwerkingtreding van het ontwerpbesluit hierop nog niet definitief is beslist. Dit betekent dat ook op deze gevallen het nieuwe recht direct van toepassing is. Voorzover de vergunning op zomerhuizen betrekking heeft is evenwel sprake van een verzwaring van eisen die voordien niet bestonden. Het college adviseert alsnog aandacht te besteden aan dit geval van overgangsrecht.8. Het ontwerpbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, dus op de kortst mogelijke termijn. Op bestaande zomerhuiscomplexen zal de regeling met ingang van 1 januari 2003 van toepassing worden. In de toelichting (bladzijde 5) wordt opgemerkt dat de periode van ongeveer een jaar voldoende is voor de gemeenten om hun beleid aan te passen. De Raad merkt in de eerste plaats op dat deze datum zal moeten worden aangepast omdat het besluit veel later in werking zal treden en er niet meer dan een halfjaar over zal blijven voor de aanpassing van het gemeentelijk beleid. Maar ook overigens lijkt een overgangsperiode van een jaar erg kort nu de gemeentebesturen nieuwe dan wel aangepaste vergunningen zullen moeten opstellen.Het college adviseert artikel 3, tweede lid, te herzien.De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht).Bij Kabinetsmissive van 11 maart 2015, no.2015000417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudget), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudget), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2008, no.08.002162, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudget), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de accountantsopleiding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de accountantsopleiding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de ontwerpen voor bewegwijzering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de ontwerpen voor bewegwijzering, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2013, no. 13.001063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de ontwerpen voor bewegwijzering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (vrijstelling verspreiding van onderhoudsspecie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (vrijstelling verspreiding van onderhoudsspecie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het bezigen en afleveren van professioneel vuurwerk (Interim-besluit bezigen en afleveren professioneel vuurwerk Wms).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het bezigen en afleveren van professioneel vuurwerk (Interim-besluit bezigen en afleveren professioneel vuurwerk Wms).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het regelen van het toezicht op de borgingsvoorziening en het doorvoeren van een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het regelen van het toezicht op de borgingsvoorziening en het doorvoeren van een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2016, no.2016000362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het regelen van het toezicht op de borgingsvoorziening en het doorvoeren van een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende de samenvoeging van de gemeenten Dirksland, Goedereede, Middelharnis en Oostflakkee.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende de samenvoeging van de gemeenten Dirksland, Goedereede, Middelharnis en Oostflakkee.Bij Kabinetsmissive van 1 november 2011, no.11.002627, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de samenvoeging van de gemeenten Dirksland, Goedereede, Middelharnis en Oostflakkee, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake het voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake het voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland).Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 juni 2014 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verzoek om voorlichting inzake het voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003093, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2009, no.09.001971, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het arbitragerecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het arbitragerecht.Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2013, no.13.000259, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het arbitragerecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de vaststelling van Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181) en van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de vaststelling van Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181) en van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 september 2012, no.12.002156, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de vaststelling van Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181) en van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 181), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanwijzing van bromfietsen waarvoor geen Europese typegoedkeuring is vereist teneinde de toelating van bijzondere bromfietsen tot het verkeer te vereenvoudigen en van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met het herstel van enkele onvolkomenheden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanwijzing van bromfietsen waarvoor geen Europese typegoedkeuring is vereist teneinde de toelating van bijzondere bromfietsen tot het verkeer te vereenvoudigen en van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met het herstel van enkele onvolkomenheden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2009, no.09.001901, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanwijzing van bromfietsen waarvoor geen Europese typegoedkeuring is vereist teneinde de toelating van bijzondere bromfietsen tot het verkeer te vereenvoudigen en van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met het herstel van enkele onvolkomenheden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en een enkele wijziging van technische aard, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en een enkele wijziging van technische aard, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juni 2010, no.10.001783, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en een enkele wijziging van technische aard, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2009, no.09.000897, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 201.), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 201.), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2013, no.2013002591, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 201.), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende invoering van de regelgeving met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende invoering van de regelgeving met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2009, no.09.000234, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende invoering van de regelgeving met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 167), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 167), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 167), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Tadzjikistan; Dushanbe, 24 juli 2002 (Trb.2002, 166), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Tadzjikistan; Dushanbe, 24 juli 2002 (Trb.2002, 166), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 december 2002, no.02.005557, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Tadzjikistan; Dushanbe, 24 juli 2002 (Trb. 2002, 166), met toelichtende nota. Het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Tadzjikistan (hierna: het Verdrag) heeft tot doel investeringen te beschermen, ter aanvulling op de bestaande, wettelijke bescherming. Mede door deze extra bescherming worden investeringen bevorderd. Het Verdrag voorziet daartoe in een non-discriminatoire behandeling van de investeerders, de transfers van betalingen, de onteigening van een investering en een geschillenregeling. De Raad van State van het Koninkrijk ziet geen beletsel voor de goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen. 1. Rente Het Verdrag bepaalt dat de schadeloosstelling een normale commerciële rente omvat, die moet worden berekend tot de datum van betaling van schadeloosstelling (artikel 6, onder c). In het Verdrag ontbreekt een aanduiding van het moment waarop de rente verschuldigd wordt. In de Nederlandse onteigeningswet bijvoorbeeld is bepaald dat de wettelijke rente loopt te rekenen vanaf de dag van het vonnis van onteigening (artikel 55, derde lid). Die aanduiding is echter van belang voor het vaststellen van de rente over de schadeloosstelling van onteigende investeringen van Nederlandse investeerders in de Republiek Tadzjikistan. De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen. 2. Geschillenregeling tussen Verdragspartij en onderdaan Artikel 9 van het Verdrag bevat een regeling voor geschillen tussen de Verdragsluitende partij en een onderdaan, afkomstig uit het land van de andere Verdragsluitende partij. Deze regeling geeft aanleiding tot enige opmerkingen. a. In artikel 9 ontbreekt een regeling van de rechtskracht en de tenuitvoerlegging van de arbitrage-uitspraken. In het modelverdrag dat wordt gehanteerd bij de verdragsonderhandelingen, is een dergelijke bepaling steeds opgenomen, evenals in investeringsbeschermingsverdragen die met andere landen zijn gesloten. De Raad beveelt aan de toelichtende nota op dit punt aan te vullen. b. In artikel 9 wordt voorgeschreven dat geschillen worden voorgelegd aan het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door conciliatie of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opgesteld. Tadzjikistan heeft dit verdrag niet geratificeerd. De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen. 3. Geschillenregeling tussen Verdragspartijen In artikel 12 is een regeling omtrent de geschillenbeslechting tussen de Verdragspartijen opgenomen. Hierbij ontbreekt een regeling van de kosten die worden gemaakt ten behoeve van de uitvoering van de geschillenbeslechting. In het modelverdrag dat wordt gehanteerd bij de verdragsonderhandelingen, is een dergelijke bepaling steeds opgenomen, evenals in investeringsbeschermingsverdragen die met andere landen zijn gesloten. De Raad beveelt aan de toelichtende nota op dit punt aan te vullen. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit burgerservicenummer in de zorg in verband met de aanwijzing van verantwoordelijken voor elektronische gegevensuitwisseling als zorgaanbieder.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit burgerservicenummer in de zorg in verband met de aanwijzing van verantwoordelijken voor elektronische gegevensuitwisseling als zorgaanbieder.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2014, no.2014000852, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit burgerservicenummer in de zorg in verband met de aanwijzing van verantwoordelijken voor elektronische gegevensuitwisseling als zorgaanbieder, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting inzake de geldtransactiekantoren.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting inzake de geldtransactiekantoren.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2017, no.2017000324, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten (herstel van enige onjuistheden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten (herstel van enige onjuistheden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massaschades te vergemakkelijken (Wet collectieve afwikkeling massaschade).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massaschades te vergemakkelijken (Wet collectieve afwikkeling massaschade).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet, ter implementatie van Richtlijn 2013/1/EU van de Raad van 20 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PbEU 2013, L 26), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet, ter implementatie van Richtlijn 2013/1/EU van de Raad van 20 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PbEU 2013, L 26), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2013, no.13.000275, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet, ter implementatie van Richtlijn 2013/1/EU van de Raad van 20 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PbEU 2013, L 26), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vuurwerkbesluit en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en enkele andere besluiten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vuurwerkbesluit en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en enkele andere besluiten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van de Aanpassingswet Algemene douanewet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van de Aanpassingswet Algemene douanewet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2014/112/EU van de Raad van 19 december 2014 tot uitvoering van de Europese Overeenkomst betreffende de regeling van bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de binnenvaart die op 15 februari 2012 is gesloten door de Europese Binnenvaartunie, de Europese Schippersorganisatie en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2014/112/EU van de Raad van 19 december 2014 tot uitvoering van de Europese Overeenkomst betreffende de regeling van bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de binnenvaart die op 15 februari 2012 is gesloten door de Europese Binnenvaartunie, de Europese Schippersorganisatie en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2016, no.2016001537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2014/112/EU van de Raad van 19 december 2014 tot uitvoering van de Europese Overeenkomst betreffende de regeling van bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de binnenvaart die op 15 februari 2012 is gesloten door de Europese Binnenvaartunie, de Europese Schippersorganisatie en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2007, no.07.002332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten aan de Wet van 25 mei 2016 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel (Stb. 2016, 203), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten aan de Wet van 25 mei 2016 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel (Stb. 2016, 203), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2017, no.2017000872, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten aan de Wet van 25 mei 2016 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel (Stb. 2016, 203), met nota van toelichting.In verband met de inbedding van de politieacademie in het nieuwe politiebestel is de Politiewet 2012 per 1 januari 2017 gewijzigd. Als gevolg hiervan dienen ook diverse besluiten behorende bij de Politiewet 2012 te worden gewijzigd. Het voorliggende ontwerpbesluit voorziet daarin.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen.1.Wijziging Besluit LSOPDe Afdeling merkt op dat bijna alle bepalingen van het Besluit LSOP worden vervangen of vervallen. De naam van het besluit wordt bovendien gewijzigd in het Besluit Politieacademie. Dit komt de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van het besluit niet ten goede. De Afdeling wijst erop dat het goed gebruik is bij voorgenomen omvangrijke wijzigingen in een regeling te overwegen de bestaande regeling in te trekken en een nieuwe regeling vast te stellen. (zie noot 1) Het had dan ook voor de hand gelegen over te gaan tot het intrekken van het Besluit LSOP en vervanging door het nieuwe Besluit Politieacademie. Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het Besluit LSOP in te trekken en een nieuw Besluit Politieacademie vast te stellen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 december 2006, no.06.004454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij leerlinggebonden financiering en het opheffen van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij leerlinggebonden financiering en het opheffen van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de evaluatie van de rijkswetten "Justitie".

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de evaluatie van de rijkswetten "Justitie".Bij brief van 17 februari 2014 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gevraagd haar van voorlichting te dienen over de evaluatie van de rijkswetten "Justitie".
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet op de ondernemingsraden in verband met wijziging van de financiering van het scholingssyteem voor leden van de ondernemingsraad en enkele andere wijzigingen van deze wet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet op de ondernemingsraden in verband met wijziging van de financiering van het scholingssyteem voor leden van de ondernemingsraad en enkele andere wijzigingen van deze wet.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2012, no.12.001287, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet op de ondernemingsraden in verband met wijziging van de financiering van het scholingssyteem voor leden van de ondernemingsraad en enkele andere wijzigingen van deze wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel globaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigations Satellite System) (GNSS) tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en de Staat Israël; Brussel, 13 juli 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel globaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigations Satellite System) (GNSS) tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en de Staat Israël; Brussel, 13 juli 2004, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met de modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen in het voortgezet onderwijs alsmede enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met de modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen in het voortgezet onderwijs alsmede enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2008, no.08.000982, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van Staatssecretaris mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met de modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen in het voortgezet onderwijs alsmede enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met het wettelijk vastleggen van een adviesrol van de Stichting van de Arbeid bij ingrijpende wijzigingen van de werknemersverzekeringen en een adviesrol van sectorale organisaties van werkgevers en van werknemers bij de vaststelling van de premies ten gunste van de sectorfondsen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met het wettelijk vastleggen van een adviesrol van de Stichting van de Arbeid bij ingrijpende wijzigingen van de werknemersverzekeringen en een adviesrol van sectorale organisaties van werkgevers en van werknemers bij de vaststelling van de premies ten gunste van de sectorfondsen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2016, no.2016001944, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met het wettelijk vastleggen van een adviesrol van de Stichting van de Arbeid bij ingrijpende wijzigingen van de werknemersverzekeringen en een adviesrol van sectorale organisaties van werkgevers en van werknemers bij de vaststelling van de premies ten gunste van de sectorfondsen, met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in de introductie van een wettelijke adviesrol van de Stichting van de Arbeid (STAR) bij de voorbereiding van wetsvoorstellen die strekken tot inhoudelijke wijzigingen van de werknemersverzekeringen en een adviesrol van sectorale organisaties van werkgevers en van werknemers bij de vaststelling van de premies ten gunste van de sectorfondsen. Het voorstel geeft daarmee uitvoering aan een advies van de Sociaal Economische Raad (SER) uit 2015. (zie noot 1)De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden. Zij is van oordeel dat de introductie van een wettelijk verankerd adviesrecht voor de STAR geen toegevoegde waarde heeft voor het wetgevingsproces, gelet op de verschillende bestaande instrumenten, in het bijzonder het wettelijke adviesrecht van de SER. Daar komt bij dat het voorstel niet voorziet in aanpassing aan de eisen die de Kaderwet adviescolleges stelt, terwijl in dat verband belangrijke vragen rijzen over (onder meer) de samenstelling, inrichting en werkwijze van de STAR.1.Nut en noodzaaka.Voorbereiding wetsvoorstellenBij de voorbereiding van wetsvoorstellen is het gebruikelijk dat overleg wordt gevoerd met allerlei betrokkenen en deskundigen om zoveel mogelijk te komen tot evenwichtige, breed gedragen, gemotiveerde en in de praktijk uitvoerbare wetgeving. Het gaat daarbij niet alleen om de inbreng van publieke organisaties, zoals het CPB, PBL, SCP, WRR, maar ook uitvoeringsorganisaties e.d. Ook van de inbreng van private organisaties van belanghebbenden wordt in de praktijk vaak gebruik gemaakt.De keuze voor een bijzonder, wettelijk verankerd, adviesrecht voor sociale partners is blijkens de toelichting ingegeven door de overweging dat de werknemersverzekeringen hun ontstaansgrond en rechtvaardiging vinden in afspraken tussen sociale partners over de gedeelde noodzaak om werknemers te beschermen tegen risicos zoals werkloosheid. (zie noot 2) Het feit dat werkgevers en werknemers gezamenlijk loonruimte inzetten om rechten op te bouwen binnen deze verzekeringen, onderscheidt volgens de toelichting een werknemersverzekering van een voorziening of volksverzekering en onderstreept de betrokkenheid van sociale partners bij deze verzekeringen.De Afdeling onderkent de betrokkenheid van de sociale partners bij deze verzekeringen, maar daarmee is nog niet gezegd dat dit tot uitdrukking zou moeten komen in een wettelijk adviesrecht naast het reeds bestaande van de SER. Zij merkt in dit verband het volgende op.b.InbrengSpecifiek op het terrein van arbeid en sociale zekerheid heeft de SER een prominente rol om gevraagd en ongevraagd advies geven over belangrijke wetswijzigingen of om die voor te stellen. Deze rol is bij wet vastgelegd in de Wet op de Sociaal-Economische Raad. Aan de adviesrol van de SER komt bijzondere betekenis toe gelet op de positie van werkgevers- en werknemersorganisaties op dit terrein en gelet op de internationale verdragen dienaangaande. In de SER zijn bovendien niet alleen werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd, maar van de SER zijn ook onafhankelijke deskundigen lid. Daarnaast worden in voorkomend geval ook verschillende andere betrokken partijen bij de voorbereiding van adviezen van de SER betrokken, ondanks de omstandigheid dat zij geen zetel in de SER hebben. De samenstelling en werkwijze van de SER leidt er mede toe dat de adviezen in veel gevallen een adequaat beeld kunnen geven van de verschillende invalshoeken en inzichten ten aanzien van een bepaald beleidsterrein, ook in het voorkomende geval dat het niet lukt om in de SER tot een eensluidend advies te komen.Hoewel met de samenstelling van de SER het belang van de inbreng van sociale partners in het wetgevingsproces is onderstreept, moet ook worden onderkend dat de afwegingen die de wetgever dient te maken breder zijn, ook op het terrein van arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid. Zo dient de wetgever niet alleen de belangen van werkgevers en werknemers mee te wegen, maar ook bij bijvoorbeeld de effecten van voorstellen op de werkgelegenheid, lastendruk en uitkeringsvolumes. Daarnaast moet de wetgever rekening houden met verschillende maatschappelijke effecten en dienen voorstellen te worden afgestemd met meer generieke beleidsmaatregelen, zoals beleidskeuzes ten aanzien van het belastingstelsel. Het gaat om méér dan een optelsom van de deelbelangen van werkgevers en werknemers. (zie noot 3) Dat volgens de toelichting adviezen van de SER meer betrekking hebben op het algemeen sociaal-economisch beleid en de richting van het beleid, terwijl het advies van de STAR meer zal ingaan op de concrete uitwerking daarvan in een voorstel van wet, (zie noot 4) maakt dit niet anders. Ook dan immers zullen nog steeds afwegingen gemaakt moeten worden, waarbij niet alleen de belangen van werkgevers en werknemers, maar ook algemene belangen een rol spelen. In zoverre is er geen goed onderscheid te maken tussen het werkterrein van de SER en dat van de Stichting van de Arbeid.De aanwezigheid van onafhankelijke deskundige kroonleden binnen de SER bevordert dat ook in de advisering door de SER dit bredere perspectief in beeld wordt gebracht. Dat kan de bruikbaarheid van een advies van de SER voor de wetgever verhogen. Daarnaast is in de laatste jaren een praktijk ontstaan van (internet)consultatie van concept-wetvoorstellen, waarbij niet alleen vooraf geselecteerde organisaties van belanghebbenden en deskundigen worden geconsulteerd, maar ook anderen de gelegenheid krijgen inbreng te leveren bij beleidsvoornemens. Dat is ook op het terrein van de arbeidsverhoudingen en de sociale zekerheid van belang, nu arbeidspatronen en belangenbehartiging niet meer in alle gevallen volgens de traditionele lijnen verlopen. (zie noot 5) Openbare consultaties kunnen dan ook een welkome aanvulling zijn op de gebruikelijke advisering op dit terrein door de SER, om de verschillende invalshoeken en belangentegenstellingen adequaat in beeld te krijgen. Ook de STAR wordt regelmatig geconsulteerd en kan zo nodig op eigen initiatief adviseren. Uit de toelichting blijkt niet dat zich op dit punt in het verleden problemen hebben voorgedaan.Gelet op het vorenstaande constateert de Afdeling dat met het wettelijke adviesrecht van de SER en met consultatiemogelijkheden reeds is voorzien in verschillende instrumenten om bij de voorbereiding van wetgeving inbreng vanuit verschillende invalshoeken en belangen te genereren, waarbij, met de inbreng van de SER, ook reeds is voorzien in een bijzondere positie voor vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties.De Afdeling concludeert dan ook dat een wettelijk verankerd adviesrecht voor de STAR, gelet op de bestaande instrumenten die kunnen worden ingezet om de visie van verschillende belanghebbende partijen te vernemen, geen toegevoegde waarde heeft voor het wetgevingsproces.2.AdviescollegeMet het voorstel krijgt de STAR een wettelijke adviestaak. De STAR wordt daarmee "een college dat krachtens publiekrecht tot taak heeft de regering te adviseren over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk" in de zin van artikel 1, onder a, van de Kaderwet adviescolleges (de Kaderwet). Die wet geeft uitvoering aan artikel 79 van de Grondwet, dat onder andere bepaalt dat vaste colleges van advies in zaken van wetgeving en bestuur van het rijk bij of krachtens wet worden ingesteld.In de toelichting wordt niet ingegaan op de toepasselijkheid van de Kaderwet en de gevolgen daarvan voor het wetsvoorstel. Met name wijst de Afdeling op de uit artikel 4 van de Kaderwet voortvloeiende verplichting, dat het adviescollege bij wet wordt ingesteld. Hoewel niet alle onderdelen van de Kaderwet op de STAR van toepassing zullen zijn, (zie noot 6) zullen bij de voorbereiding en behandeling van de genoemde wet belangrijke vragen rijzen over (onder meer) de samenstelling, inrichting en werkwijze van de STAR. In het bijzonder zou in dit verband de vraag aan de orde komen naar te hanteren criteria en waarborgen om de beoogde representativiteit van de verschillende betrokken belanghebbenden binnen de STAR te verzekeren, dit mede gelet op de omstandigheid dat ook binnen de groepen van werkgevers en werknemers soms aanzienlijke belangentegenstellingen bestaan.3.ConclusieDe Afdeling concludeert dat het nut en de noodzaak voor de introductie van een wettelijk verankerd adviesrecht voor de STAR niet duidelijk zijn geworden. Gelet op de verschillende bestaande instrumenten, in het bijzonder het wettelijke adviesrecht van de SER, die kunnen worden ingezet om de visie van verschillende belanghebbende partijen te vernemen, heeft een wettelijk adviesrecht voor de STAR geen toegevoegde waarde voor het wetgevingsproces. Daarbij voorziet het voorstel niet in aanpassing aan de eisen die de Kaderwet adviescolleges stelt aan de instelling en het functioneren van wettelijke adviescolleges. Aanpassing van het voorstel aan de Kaderwet zou bovendien belangrijke vragen oproepen over (onder meer) de samenstelling, inrichting en werkwijze van de STAR.De Afdeling adviseert dan ook het wetsvoorstel niet in te dienen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft blijkens het vorenstaande bezwaar tegen de inhoud van het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (Wet bronbescherming in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (Wet bronbescherming in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2009, no.09.003704, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (Wet bronbescherming in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer alsmede een regeling voor diverse politieke ambtsdragers met betrekking tot geheven Waz-premie (aanpassing onkostenvergoedingen en compensatie Waz-premie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer alsmede een regeling voor diverse politieke ambtsdragers met betrekking tot geheven Waz-premie (aanpassing onkostenvergoedingen en compensatie Waz-premie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Derde aanvullend Protocol bij de Overeenkomst van 16 juni 1959 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied; Kerkrade, 4 juni 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Derde aanvullend Protocol bij de Overeenkomst van 16 juni 1959 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied; Kerkrade, 4 juni 2004, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2004, no.04.002716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het derde aanvullend Protocol bij de Overeenkomst van 16 juni 1959 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied; Kerkrade, 4 juni 2004, met toelichtende nota. De Raad van State kan zich vinden in de strekking van het protocol, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1. Het protocol heeft onder meer betrekking op enkele aspecten van de belastingheffing van ondernemingen die gevestigd zijn op een grensoverschrijdend bedrijventerrein. De problemen die bedrijven tegenkomen indien zij zich vestigen op een grensoverschrijdend bedrijventerrein, zijn in kaart gebracht door de werkgroep "Grensoverschrijdende samenwerking regio Limburg", en voor zover het de fiscale problematiek betreft uitgewerkt door de werkgroep "Ondernemen in de grensstreek". Laatstgenoemde werkgroep heeft op 14 november 1998 rapport uitgebracht. De Ministerraad heeft de aanbevelingen van beide werkgroepen overgenomen.(zie noot 1) Het protocol heeft betrekking op de uitwerking van vier van de tien aanbevelingen, die de laatstgenoemde werkgroep heeft gedaan: - de opneming in het verdrag van een "kapstokbepaling" op basis waarvan bijzondere regelingen voor grensoverschrijdende bedrijventerreinen kunnen worden getroffen (aanbeveling 9; opgenomen in artikel 1 van het protocol); - de invoering van een vaste-inrichtingsmodel waarbij een ondernemer die zich op een grensoverschrijdend bedrijventerrein in het andere land vestigt, in eigen land belast blijft (aanbeveling 1; opgenomen in artikel 3 van het protocol); - voor ondernemingen die op de grens zijn gelegen, zou een vaste regel met betrekking tot de vestigingsplaats moeten worden gehanteerd (aanbeveling 5; opgenomen in artikelen 2 en 7 van het protocol); - het heffen van belastingen en premies van grensarbeiders zou in één staat moeten plaatsvinden (aanbeveling 10; opgenomen in artikel 4 van het protocol). Met deze uitwerking zijn nog lang niet alle fiscale problemen die de vestiging op een grensoverschrijdend bedrijventerrein oproept, opgelost. In het bijzonder wijst de Raad op de omzetbelastingheffing, indien de landsgrens door de onderneming loopt, en op de bepaling van de werkstaat voor de premieheffing (en daarmee voor de loonbelastingheffing), indien de landsgrens door het kantoor (de zetel van de onderneming) loopt, dan wel sprake is van een vaste inrichting op het gebied van de andere staat. De Raad adviseert in de toelichtende nota op dezelfde systematische wijze als in de voortgangsrapportages inzake de aanbevelingen uit het rapport "Ondernemingen in de grensstreek" is gebeurd (Kamerstukken II 2000/01, 26 670, nr. 5) inzicht te geven in de uitwerking die tot op heden aan de aanbevelingen gegeven is en in te gaan op de hiervoor aangegeven (uitvoerings)problemen. 2. In artikel 1 van het protocol is een omschrijving gegeven van het begrip "grensoverschrijdend bedrijventerrein". Voor de toepassing van de bepalingen die op grensoverschrijdende terreinen van toepassing zijn, is een aanwijzing van het bedrijventerrein als zodanig nodig. Deze regeling kan ongelijkheid van fiscale behandeling tussen verschillende bedrijventerreinen waar de landsgrens doorheen loopt, oproepen. De regeling wordt daardoor kwetsbaar, ook uit een oogpunt van (verkapte) staatssteun, indien door de aanwijzing uiteindelijk een fiscaal voordelige positie voor de bedrijven op de aangewezen terreinen zou ontstaan. De Raad adviseert in de toelichtende nota aandacht aan deze aspecten te geven. 3. In artikel 6 van het protocol is een nieuwe regeling inzake boekenonderzoeken opgenomen. In het in te voegen artikel 22a, derde lid, van het verdrag wordt bepaald dat de rechts- en procedurevoorschriften van de Staat die het onderzoek uitvoert van toepassing zijn. In de toelichtende nota wordt niet ingegaan op de reikwijdte van deze bepaling, bijvoorbeeld voor het geval dat deze voorschriften dwangmaatregelen mogelijk maken om inlichtingen te verkrijgen. De Raad adviseert de grenzen van deze bepaling nader te schetsen mede - spiegelbeeldig - aan de hand van de bevoegdheden die de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst in Nederland heeft. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Protocol wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels ter uitwerking van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit verplichte beroepspensioenregeling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels ter uitwerking van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit verplichte beroepspensioenregeling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2011, no.11.000654, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Defensie en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Luchtverkeersreglement en de Regeling Toezicht Luchtvaart.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Luchtverkeersreglement en de Regeling Toezicht Luchtvaart.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels betreffende de melding van zeggenschap en kapitaalbelang in, alsmede de melding van het geplaatste kapitaal van ter beurze genoteerde vennootschappen (Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels betreffende de melding van zeggenschap en kapitaalbelang in, alsmede de melding van het geplaatste kapitaal van ter beurze genoteerde vennootschappen (Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie in verband met het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie in verband met het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet tijdelijk verlaagd tarief openbare laadpalen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet tijdelijk verlaagd tarief openbare laadpalen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2016, no.2016001364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet tijdelijk verlaagd tarief openbare laadpalen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI en enige andere besluiten in verband met gegevensverstrekking aan werkgevers en verzekeraars en enige andere technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI en enige andere besluiten in verband met gegevensverstrekking aan werkgevers en verzekeraars en enige andere technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 maart 2014, no.2014000445, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI en enige andere besluiten in verband met gegevensverstrekking aan werkgevers en verzekeraars en enige andere technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het beperken van de milieugevolgen van het kleiduivenschieten (Besluit kleiduivenschieten Wms).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het beperken van de milieugevolgen van het kleiduivenschieten (Besluit kleiduivenschieten Wms).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Utrecht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Utrecht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2011, no.BJZ2011050904, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Utrecht krachtens artikel 78 van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van de Raad voor de rechtspraak als het orgaan waaraan de gegevens ten behoeve van het register als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, en het register als bedoeld in artikel 222b, eerste lid, van de Faillissementswet dienen te worden doorgegeven, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van de Raad voor de rechtspraak als het orgaan waaraan de gegevens ten behoeve van het register als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, en het register als bedoeld in artikel 222b, eerste lid, van de Faillissementswet dienen te worden doorgegeven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 december 2004, no.04.004889, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 tot wijziging van richtlijn nr. 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 tot wijziging van richtlijn nr. 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 in verband met de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het besluit en een aanpassing van de bijdragesystematiek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 in verband met de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het besluit en een aanpassing van de bijdragesystematiek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen bij de Crisis- en herstelwet (negende tranche).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen bij de Crisis- en herstelwet (negende tranche).Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2015, no.2015000007, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen bij de Crisis- en herstelwet (negende tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in verband met de implementatie van aanbevelingen van de Financial Action Task Force.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in verband met de implementatie van aanbevelingen van de Financial Action Task Force.Het voorstel voorziet in wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wijzigingen hangen grotendeels samen met aanbevelingen die de Financial Action Task Force (FATF) in een recente evaluatie aan Nederland heeft gedaan.(zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt enkele opmerkingen van technische aard. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit (wekelijkse rusttijd voor personeel in handelsondernemingen en kantoren).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit (wekelijkse rusttijd voor personeel in handelsondernemingen en kantoren).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit fondsen en spaarregelingen ten einde private financiering van cao-aanvullingen na de WW en op de WGA-uitkering mogelijk te maken in verband met de introductie van het derde WW-jaar en houdende aanpassing van het Besluit SUWI in verband met gegevenslevering aan uitvoerders van cao-regelingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit fondsen en spaarregelingen ten einde private financiering van cao-aanvullingen na de WW en op de WGA-uitkering mogelijk te maken in verband met de introductie van het derde WW-jaar en houdende aanpassing van het Besluit SUWI in verband met gegevenslevering aan uitvoerders van cao-regelingen.Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2017, no.2017000820, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit fondsen en spaarregelingen ten einde private financiering van cao-aanvullingen na de WW en op de WGA-uitkering mogelijk te maken in verband met de introductie van het derde WW-jaar en houdende aanpassing van het Besluit SUWI in verband met gegevenslevering aan uitvoerders van cao-regelingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met een andere wijze van gegevensverstrekking uit het kentekenregister, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met een andere wijze van gegevensverstrekking uit het kentekenregister, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2011, no.11.001541, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek El Salvador inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen; 's-Gravenhage, 12 oktober 1999 (Trb.1999, 197), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek El Salvador inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen; 's-Gravenhage, 12 oktober 1999 (Trb.1999, 197), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van de ernstige psychische stoornissen op grond van artikel 8b, vijfde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten alsmede houdende regels omtrent informatie die verwijzers bij toepassing van dat artikellid verstrekken aan een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg (Besluit rechtstreekse verwijzing jeugd-ggz).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van de ernstige psychische stoornissen op grond van artikel 8b, vijfde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten alsmede houdende regels omtrent informatie die verwijzers bij toepassing van dat artikellid verstrekken aan een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg (Besluit rechtstreekse verwijzing jeugd-ggz).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van de verplichting voor postvervoerbedrijven om postverspreiders een arbeidsovereenkomst te bieden (Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van de verplichting voor postvervoerbedrijven om postverspreiders een arbeidsovereenkomst te bieden (Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2009, no.09.001490, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van de verplichting voor postvervoerbedrijven om postverspreiders een arbeidsovereenkomst te bieden (Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en wijziging van enkele besluiten in verband met de invoering van de Europese afvalstoffenlijst.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en wijziging van enkele besluiten in verband met de invoering van de Europese afvalstoffenlijst.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 augustus 1995 ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen (Stb.406) in verband met de evaluatie van de Wet arbeid vreemdelingen en wijziging van het Wetboek van Strafrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 augustus 1995 ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen (Stb.406) in verband met de evaluatie van de Wet arbeid vreemdelingen en wijziging van het Wetboek van Strafrecht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2006, no.06.004338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het verkrijgen van toegang door de Algemene Rekenkamer tot bedrijfsdossiers van de toezichthouder De Nederlandsche Bank.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over het verkrijgen van toegang door de Algemene Rekenkamer tot bedrijfsdossiers van de toezichthouder De Nederlandsche Bank.Bij brief van 9 maart 2011 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over het verkrijgen van toegang door de Algemene Rekenkamer tot bedrijfsdossiers van de toezichthouder De Nederlandsche Bank.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de centrale eindtoets of andere eindtoetsen in het primair onderwijs, over een leerling- en onderwijsvolgsysteem in het primair onderwijs en over toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs (Toetsbesluit PO), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de centrale eindtoets of andere eindtoetsen in het primair onderwijs, over een leerling- en onderwijsvolgsysteem in het primair onderwijs en over toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs (Toetsbesluit PO), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2014, no.2014000619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de centrale eindtoets of andere eindtoetsen in het primair onderwijs, over een leerling- en onderwijsvolgsysteem in het primair onderwijs en over toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs (Toetsbesluit PO), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 april 2008, no.08.001106, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Twaalfde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Rome, 4 november 2000 (Trb.2001, 18), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Twaalfde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Rome, 4 november 2000 (Trb.2001, 18), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2016, no.2016000668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen door het stellen van nadere regels over de wijze van heffen van de belasting, bedoeld in artikel 225, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen door het stellen van nadere regels over de wijze van heffen van de belasting, bedoeld in artikel 225, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit BDU verkeer en vervoer in verband met de afschaffing van de plusregios.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit BDU verkeer en vervoer in verband met de afschaffing van de plusregios.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001582, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit BDU verkeer en vervoer in verband met de afschaffing van de plusregios, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2006, no.06.004690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met herschikking van de bevoegdheidsverdeling tussen rechtbank en kantonrechter, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met herschikking van de bevoegdheidsverdeling tussen rechtbank en kantonrechter, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (Pb EU L199) (Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (Pb EU L199) (Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2008, no.08.002214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (Pb EU L199) (Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector in verband met de opneming van de verhuiskostenvergoeding in het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector in verband met de opneming van de verhuiskostenvergoeding in het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2009, no.09.001434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector in verband met de opneming van de verhuiskostenvergoeding in het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met introductie van een meldingsplicht voor bepaalde cash settled instrumenten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met introductie van een meldingsplicht voor bepaalde cash settled instrumenten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2010, no.10.003557, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met introductie van een meldingsplicht voor bepaalde cash settled instrumenten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere strafrechtelijke wetten met het oog op het aanbrengen van enkele hoofdzakelijk procedurele verbeteringen ten behoeve van de rechtspraktijk, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere strafrechtelijke wetten met het oog op het aanbrengen van enkele hoofdzakelijk procedurele verbeteringen ten behoeve van de rechtspraktijk, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 maart 2017, no.2017000350, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere strafrechtelijke wetten met het oog op het aanbrengen van enkele hoofdzakelijk procedurele verbeteringen ten behoeve van de rechtspraktijk, met memorie van toelichting.Het doel van het wetsvoorstel is het aanbrengen van enkele hoofdzakelijk procedurele verbeteringen ten behoeve van de rechtspraktijk. In het wetsvoorstel is naast deze procedurele wijzigingen ook een wijziging van de Wet internationale misdrijven (Wim) opgenomen, die van een geheel andere orde is. Daarbij valt het op dat de titel van het wetsvoorstel dit belangrijkste onderdeel niet vermeldt.De Afdeling adviseert het gedeelte van het wetsvoorstel dat betrekking heeft op de wijziging van de Wim te schrappen en in een afzonderlijk wetsvoorstel op te nemen.De voorgestelde wijziging van de WimOp dit moment stelt de Wim in lijn met het Statuut van het Internationaal Strafhof strafbaar het belemmeren van humanitaire hulp in de situatie van een internationaal gewapend conflict. (zie noot 1) Het wetsvoorstel breidt de strafbaarstelling uit naar de situatie van een niet-internationaal gewapend conflict. Daarmee wordt voorop gelopen in de internationale rechtsontwikkeling. De voorgestelde strafbaarstelling is niet in het Statuut van het Internationaal Strafhof vastgelegd, omdat het belemmeren van humanitaire verlening in een niet-internationale context nog niet breed wordt gedragen door de internationale gemeenschap. (zie noot 2) Bij de totstandkoming van de Wim en ook daarna is door de regering derhalve ook als beleidslijn gehanteerd dat voor de uitbreiding van de Wim in beginsel de competentie van het Internationaal Strafhof richtinggevend is en dat terughoudendheid moet worden betracht bij het nationaal invoeren van een internationaal nog niet uitgekristalliseerde ontwikkelingen. (zie noot 3) Deze lijn wordt met het wetsvoorstel verlaten.Advies: een apart wetsvoorstelDe Afdeling onderschrijft het streven van de regering naar effectief optreden tegen het belemmeren van humanitaire hulp in conflicten met een niet-internationaal karakter. Omdat het belemmeren van humanitaire hulp in intrastatelijke conflicten een wijdverbreid probleem is, zoals de toelichting ook vermeldt, (zie noot 4) acht de Afdeling met de regering op zich voldoende reden aanwezig om dit delict strafbaar te stellen in de Wim en in dit bijzondere geval voorop te lopen op de internationale rechtsontwikkeling. Omdat dit echter een principiële koerswijziging is ten opzichte van het eerdere uitgangspunt dat voor de uitbreiding van de Wim in beginsel de competentie van het Internationaal Strafhof richtinggevend is, leent dit voorstel zich niet voor opname in een verzamelvoorstel. Het verdient een meer fundamentele discussie dan binnen het bestek van een verzamelvoorstel plaatsvindt. Bij die discussie kunnen elementen worden betrokken als de keuze om voorop te lopen in de internationale rechtsontwikkeling en kan nader worden ingegaan op de praktische betekenis van de voorgestelde strafbaarstelling. (zie noot 5)De Afdeling adviseert dan ook het voorstel tot wijziging van de Wim in een afzonderlijk wetsvoorstel op te nemen.DictumDe Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het verstrekken van gegevens over personen met diplomatieke immuniteit die verkeersovertredingen hebben begaan.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het verstrekken van gegevens over personen met diplomatieke immuniteit die verkeersovertredingen hebben begaan.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het verstrekken van gegevens over personen met diplomatieke immuniteit die verkeersovertredingen hebben begaan, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (uitvoering richtlijnen nrs. 2001/42/EG en 2003/35/EG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (uitvoering richtlijnen nrs. 2001/42/EG en 2003/35/EG), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2006, no.06.000014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (uitvoering richtlijnen nrs. 2001/42/EG en 2003/35/EG), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van het aangepaste hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (verder: Wm).(zie noot 1) Het ziet op de verdere implementatie van richtlijnen nrs. 2001/42/EG en 2003/35/EG, door aanwijzing van de plannen waarvoor een milieu-effectrapportage (verder: m.e.r.) voor plannen respectievelijk de besluiten waarvoor een m.e.r. voor besluiten moet plaatsvinden. Uit het ontwerpbesluit vloeit voort dat de meeste, vooral ruimtelijke plannen die nu als m.e.r.-plichtig of -beoordelingsplichtig besluit zijn aangewezen, voortaan ook als m.e.r.-plichtig of -beoordelingsplichtig plan zullen worden aangewezen. De Raad van State plaatst enkele kanttekeningen bij het ontwerpbesluit. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Beperking tot kaderstellende plannen Artikel 7.2, tweede lid, Wm (nieuw) bepaalt onder meer dat terzake van de activiteiten [..] bij de algemene maatregel van bestuur de categorieën plannen worden aangewezen bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt. Een plan wordt slechts aangewezen indien het plan het kader vormt voor een besluit als bedoeld in het derde of vierde lid. In het ontwerpbesluit worden de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r. 1994 opnieuw vastgesteld, waarbij plannen worden aangewezen in kolom 3. Aldus geldt na de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit voor deze plannen een m.e.r.-plicht of beoordelingsplicht. In kolom 3 wordt echter in het algemeen verwezen naar bijvoorbeeld de plannen op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening. In het ontwerpbesluit zelf is evenmin de beperking aangebracht dat een plan kaderstellend moet zijn voor een bepaald besluit. Slechts in de nota van toelichting wordt op deze beperking ingegaan. Het ontbreken van een dergelijke beperking heeft tot gevolg dat de aangewezen plannen altijd m.e.r.-plichtig of -beoordelingsplichtig zijn, hetgeen niet in overeenstemming is met artikel 7.2, tweede lid, Wm (nieuw). De Raad adviseert in het ontwerpbesluit dan wel in de onderdelen C en D van de bijlage een beperking aan te brengen, zodanig dat alleen voor de plannen die kaderstellend zijn voor de desbetreffende besluiten een m.e.r.-plicht of -beoordelingsplicht geldt. 2. Aanwijzing plan als besluit Het ontwerpbesluit voorziet, zoals hiervoor gezegd, in het aanwijzen van de plannen, waarvoor een m.e.r. voor plannen moet worden gemaakt (kolom 3, bijlagen C en D) en de besluiten, waarvoor een m.e.r. voor besluiten moet worden gemaakt (kolom 4, bijlagen C en D). Het komt veelvuldig voor dat in kolom 3 plannen worden aangewezen, terwijl de vaststelling daarvan is aangewezen als besluit in kolom 4. Een voorbeeld betreft C1.2. Deze systematiek is echter niet in overeenstemming met artikel 7.2, vijfde lid, Wm (nieuw). Hierin is bepaald dat bij amvb een plan kan worden aangemerkt als een besluit waarvoor een m.e.r.(beoordeling) is vereist, maar dan moet dat plan niet zijn aangewezen als een plan, waarvoor een m.e.r. (beoordeling) nodig is. De Raad adviseert kolom 3 van de onderdelen C en D van de bijlage op deze punten in overeenstemming te brengen met artikel 7.2, vijfde lid, Wm (nieuw), waarbij vanzelfsprekend sprake moet zijn van een correcte implementatie van de richtlijnen nrs. 2001/42/EG en 85/337/EEG.(zie noot 2) 3. Waterhuishouding De onderdelen C en D van de bijlage wijzen een aantal plannen op grond van de Wet op de waterhuishouding aan als m.e.r.-plichtig of -beoordelingsplichtig (bijv. C 12.1 tot en met 3, C 16.2, D 12.1 tot en met 3, D 15. 1 tot en met 3, D 19.1 en 2). In onderdeel C is het beheersplan op grond van artikel 5 van de Wet op de waterhuishouding soms wel en soms niet aangewezen als plan waarvoor een m.e.r.-plicht geldt. Zo ontbreekt in onderdeel C12 dit beheersplan in de aanwijzing van de m.e.r.-plichtige plannen, terwijl in onderdeel C 27 het beheersplan wel als zodanig wordt aangewezen. In onderdeel D wordt in geen enkele categorie het beheersplan op grond van artikel 5 van de Wet op de waterhuishouding aangewezen als m.e.r.beoordelingsplichtig plan of besluit. Uit de nota van toelichting blijkt niet welke overwegingen aan deze keuzes ten grondslag liggen. De Raad adviseert de nota van toelichting aan te vullen en zonodig het ontwerpbesluit aan te passen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de exploitatie van de luchthaven Schiphol (Besluit exploitatie luchthaven Schiphol), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de exploitatie van de luchthaven Schiphol (Besluit exploitatie luchthaven Schiphol), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 110 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Tijdelijk besluit limitering aansprakelijkheid voor terrorismeschade luchtvaart), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 110 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Tijdelijk besluit limitering aansprakelijkheid voor terrorismeschade luchtvaart), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 april 2014, no.2014000851, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 110 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Tijdelijk besluit limitering aansprakelijkheid voor terrorismeschade luchtvaart), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de modernisering van het loopbaanbeleid en de introductie van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de modernisering van het loopbaanbeleid en de introductie van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de herschikking en beperkte uitbreiding van de vrijstellingen van de visumplicht voor de toegang en het verblijf van langere duur, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de herschikking en beperkte uitbreiding van de vrijstellingen van de visumplicht voor de toegang en het verblijf van langere duur, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 april 2015, no.2015000760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de herschikking en beperkte uitbreiding van de vrijstellingen van de visumplicht voor de toegang en het verblijf van langere duur, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de wet van ...... tot wijziging van de Mediawet met het oog op de verbetering van de openheid en continuïteit van de landelijke publieke omroep, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de wet van ...... tot wijziging van de Mediawet met het oog op de verbetering van de openheid en continuïteit van de landelijke publieke omroep, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI en enkele andere besluiten in verband met de evaluatie van de Wet SUWI en deregulering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI en enkele andere besluiten in verband met de evaluatie van de Wet SUWI en deregulering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2008, no.08.002994, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI en enkele andere besluiten in verband met de evaluatie van de Wet SUWI en deregulering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende implementatie van het kadebesluit nr.2003/577/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PbEG L 196), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende implementatie van het kadebesluit nr.2003/577/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PbEG L 196), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Kentekenreglement, in verband met de implementatie van richtlijn nr.2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende autowrakken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Kentekenreglement, in verband met de implementatie van richtlijn nr.2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende autowrakken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika betreffende de status van militair en civiel personeel van het Ministerie van Defensie van de verdragsluitende partijen, aanwezig op elkaars grondgebied voor activiteiten in het kader van militaire samenwerking; Pretoria, 8 juni 2007 (Trb. 2007, 167).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika betreffende de status van militair en civiel personeel van het Ministerie van Defensie van de verdragsluitende partijen, aanwezig op elkaars grondgebied voor activiteiten in het kader van militaire samenwerking; Pretoria, 8 juni 2007 (Trb. 2007, 167).Bij Kabinetsmissive van 1 november 2007, no.07.003544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika betreffende de status van militair en civiel personeel van het Ministerie van Defensie van de verdragsluitende partijen, aanwezig op elkaars grondgebied voor activiteiten in het kader van militaire samenwerking; Pretoria, 8 juni 2007 (Trb. 2007, 167).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 in verband met de wijziging van een aantal begrotingen en enkele technische aanpassingen (Vijfde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 in verband met de wijziging van een aantal begrotingen en enkele technische aanpassingen (Vijfde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2011, no.11.000690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 in verband met de wijziging van een aantal begrotingen en enkele technische aanpassingen (Vijfde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting. Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2007, no.07.002300, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede van de bevoegdheden van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede van de bevoegdheden van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Notitie omtrent implementatie van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en van richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Notitie omtrent implementatie van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en van richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 houdende bepalingen betreffende het toezicht op en de controle van derden die collectieve middelen ontvangen en uitgeven, alsmede betreffende de toegang van de Algemene Rekenkamer tot de Nederlandsche Bank N.V. (Derde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 houdende bepalingen betreffende het toezicht op en de controle van derden die collectieve middelen ontvangen en uitgeven, alsmede betreffende de toegang van de Algemene Rekenkamer tot de Nederlandsche Bank N.V. (Derde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2012, no.12.001998, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (Warenwetbesluit suikers).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (Warenwetbesluit suikers).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie).Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2003, no.03.001438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie).Het voorstel van wet beoogt een einde te maken aan de rechtsonzekerheid die is ontstaan na de uitspraak van de rechtbank Groningen van 11 februari 2003, zaaknummer 61/20, inzake bezwaren tegen het plan van toedeling voor de ruilverkaveling Sauwerd in het kader van de Landinrichtingswet (Liwet). In die uitspraak wordt geoordeeld dat het mandaat van de Centrale Landinrichtingscommissie (hierna: CLC) aan haar secretaris om richtlijnen voor het plan van toedeling vast te stellen in strijd met artikel 10:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is gegeven en voorts dat de mandatering aan die secretaris van de instemmingsbevoegdheid terzake van het ter inzage gelegde plan van toedeling zich niet verdraagt met artikel 199, tweede lid, Liwet omdat daaraan de voorwaarde is verbonden dat de secretaris - met inachtneming van het wettelijk kader - overeenkomstig het voorstel van de landinrichtingscommissie moet handelen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank betekent dat de secretaris altijd met het voorstel moet instemmen. De rechtbank heeft de inhoudelijke behandeling van de bezwaren aangehouden totdat op een juiste wijze in de vaststelling van de richtlijnen en de goedkeuring van het plan van toedeling is voorzien.Het oordeel van de rechtbank Groningen, waartegen geen rechtsmiddel openstaat, behoudens cassatie in het belang van de wet (artikel 186 Liwet), kan volgens de memorie van toelichting gevolgen hebben voor alle landinrichtingsprojecten waarbij bezwaren zijn ingediend tegen de eerste schatting (artikel 170 Liwet), het plan van toedeling (artikel 200 Liwet) of de lijst der geldelijke regelingen (artikel 214 Liwet) en op deze bezwaren nog niet onherroepelijk is beslist, aangezien alle stelsels van classificatie (artikel 163 Liwet), richtlijnen voor het plan van toedeling (artikel 195 Liwet) of regels betreffende de schatting (artikel 210, derde lid, Liwet) sinds 28 juni 1996 namens de CLC door haar secretaris zijn vastgesteld. Daarnaast zouden als gevolg van de visie die aan de uitspraak van de rechtbank ten grondslag ligt de landinrichtingscommissies geen plan van tijdelijk gebruik (artikel 190, tweede lid, Liwet), plan van toedeling (artikel 199, tweede lid, Liwet) of lijst der geldelijke regelingen (artikel 213, eerste lid, Liwet) ter inzage kunnen leggen, nu de wettelijk vereiste instemming niet zal kunnen worden verkregen. Hetzelfde zou blijkens de memorie van toelichting gelden voor de toepassing die de secretaris in mandaatheeft gegeven aan vergelijkbare onderdelen van de Reconstructiewet Midden-Delfland (hierna: Reconstructiewet) en de Herinrichtingswet Oost-Groningen en Gronings-Drentse Veenkoloniën (hierna: Herinrichtingswet).Teneinde op afdoende wijze een einde te maken aan de thans bestaande rechtsonzekerheid voorziet het wetsvoorstel in een reparatie bij formele wet. Er is van afgezien de betrokken besluiten van de secretaris achteraf te laten bekrachtigen door de CLC of die besluiten alsnog door de CLC zelf te laten nemen in verband met de juridische beperkingen en uitvoeringstechnische problemen die aan die varianten kleven. De Raad van State heeft bezwaren tegen de wijze waarop in dit wetsvoorstel aan de reparatie vorm wordt gegeven. In verband daarmee kan over het wetsvoorstel niet positief worden geadviseerd.1. Omdat de uitspraak van de rechtbank Groningen niet op de inhoud van de in mandaat genomen besluiten betrekking heeft, maar op daaraan klevende bevoegdheidsgebreken, beoogt het wetsvoorstel een generieke reparatie van die gebreken. Deze geschiedt, zoals in hoofdstuk 5 van de memorie van toelichting wordt uiteengezet, overeenkomstig de inmiddels gewijzigde, maar tot dusver nog niet in de Liwet vastgelegde, inzichten met betrekking tot gedecentraliseerde besluitvorming bij reconstructie en landinrichting. Volgens de toelichting lagen die nieuwe inzichten ook al ten grondslag aan het mandaatbesluit. In verband daarmee worden thans, vooruitlopend op een in voorbereiding zijnde nieuwe Wet inrichting landelijk gebied, op beperkte schaal ook wijzigingen doorgevoerd die niet noodzakelijkerwijs voortvloeien uit de uitspraak van de rechtbank (onder andere met betrekking tot het horen van de CLC bij bepaalde besluiten van de minister en de vertegenwoordiging van de CLC in bezwarenprocedures). Het wetsvoorstel acht het gewenst en verantwoord om bepalingen waarin de instemming van de CLC is voorgeschreven met terugwerkende kracht tot en met 28 juli 1996 (de datum van het mandaatbesluit) te schrappen. Datzelfde geldt voor de bepalingen waarin de CLC de opdracht heeft om richtlijnen vast te stellen (artikel V). Daar waar nog rijksinvloed noodzakelijk wordt gevonden, wordt de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bevoegd gemaakt, die zal mandateren aan de directeur van de Dienst Landelijk Gebied (hierna: DLG). Op bepaalde onderdelen worden gedeputeerde staten en de landinrichtingscommissies bevoegd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de fictie dat de toepassing die de secretaris van de CLC aan de desbetreffende bepalingen van de wet heeft gegeven vanaf de datum van inwerkingtreding van de reparatiewet wordt geacht (geldig) te zijn gegeven door de minister onderscheidenlijk gedeputeerde staten en landinrichtingscommissies (artikel IV). De andere inrichtingswetten worden op dezelfde wijze aangepast.Tegen deze aanpak heeft de Raad de volgende bedenkingen.a. Terugwerkende krachtDe reparatie door middel van het met terugwerkende kracht gedurende een lange periode laten vervallen van inmiddels uit decentralisatie-oogpunt overbodig geachte bepalingen acht de Raad uit een oogpunt van behoorlijke wetgeving en rechtszekerheid ten principale onjuist. Met deze constructie wordt achteraf de in de wet beoogde legitimiteit van met publiek gezag beklede organen weggenomen en daarmee de basis van hun verhouding tot en relatie met de burger. Dientengevolge komen hun bestaansrecht en de geloofwaardigheid van de uitoefening van hun bevoegdheden in het verleden en daarmee ook de daarvoor gedane overheidsuitgaven op losse schroeven te staan. Zij roept gerede twijfel op aan de betekenis die aan bij wet vastgelegde procedurele waarborgen voor een zorgvuldige besluitvorming moet worden gehecht. Indien bepaalde onderdelen van procedures wegens gewijzigde inzichten overbodig worden gevonden, dienen deze naar de mening van de Raad tijdig te worden aangepast. Overigens valt in het geheel niet in te zien waarom de definitie van "Onze Minister" in de Herinrichtingswet met terugwerkende kracht zou moeten worden geactualiseerd (artikel III, onderdeel A).b. De gebruikte fictieDe geformuleerde fictie met betrekking tot de geldigheid van de besluiten van de secretaris kan niet voor al die besluiten worden toegepast. Om de eerder door de secretaris in mandaat genomen besluiten voor de toekomst als besluiten van de andere genoemde bestuursorganen door te kunnen laten gaan, is vereist dat die besluiten rechtsgeldig zijn genomen. In het licht van de uitspraak van Groningen is aan die voorwaarde wegens strijd met artikel 10:3, tweede lid, onderdeel a, Awb niet voldaan bij: door de secretaris in mandaat vastgestelde regels bij de toepassing van artikel 163 (classificatie), artikel 195, eerste lid, (richtlijnen plan van toedeling) en artikel 210, derde lid, (schattingsregels) Liwet; in deze gevallen wordt de minister bevoegd (artikel IV, onderdeel 1); door de secretaris in mandaat vastgestelde regels bij de toepassing van artikel 49, eerste en tweede lid, (classificatie) en artikel 92, tweede lid, (schattingsregels), Reconstructiewet; ook in die gevallen wordt de minister bevoegd (artikel IV, onderdeel 4); door de secretaris in mandaat vastgestelde regels bij de toepassing van artikel 33, eerste en tweede lid, (classificatie) en artikel 107, tweede lid, (schattingsregels), Herinrichtingswet; ook hier gaat de bevoegdheid over naar de minister.c. VolledigheidOnzeker is of de consequenties van de uitspraak van de rechtbank Groningen, wat er ook moge zijn van de argumentatie waarop die uitspraak is gebaseerd, volledig zijn geïnventariseerd. Niet duidelijk is bijvoorbeeld waarom naar aanleiding van die uitspraak niet ook artikel 10, vierde lid, Liwet wordt aangepast (schrappen van de bevoegdheid van de CLC dan wel toekennen van die bevoegdheid aan de minister). De voorwaarde in het mandaatbesluit van 1996 dat de secretaris bij het verlenen van toestemming overeenkomstig het voorstel van gedupeerde staten moet handelen houdt een beperking in ten opzichte van de clausulering "in overeenstemming met gedeputeerde staten" in artikel 10, vierde lid.Op grond van het vorenstaande is het college van mening dat voor de gesignaleerde problematiek veeleer dan de in het wetsvoorstel gekozen weg, het in de rede ligt dat bij bijzondere wet, voor zoveel nodig in afwijking van artikel 10:3, eerste en tweede lid, Awb, alle op grond van het mandaatbesluit genomen besluiten van de secretaris van de CLC alsnog worden bevestigd. In lopende procedures zal de rechter dan van die wettelijke regeling uit moeten gaan. Zowel het gebruik van terugwerkende kracht als dat van de fictie met betrekking tot de toepassing van bepalingen van de Liwet, de Reconstructiewet als de Herinrichtingswet is dan niet nodig. Het vervallen van bevoegdheden van de CLC en de overgang van bevoegdheden van de CLC naar de minister, gedeputeerde staten en landinrichtingscommissies zal dan alleen geregeld behoeven te worden voor de toekomst.Vooruitlopend op de nieuwe landinrichtingswetgeving zouden de als achterhaald aan te merken bepalingen in de Liwet, de Reconstructiewet en de Herinrichtingswet kunnen worden geschrapt en in samenhang daarmee bevoegdheden van de CLC kunnen worden overgedragen aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. In een overgangsbepaling zou dan ten aanzien van nog lopende projecten kunnen worden bepaald dat de reeds door de secretaris in mandaat genomen besluiten die in een bijlage bij de wijzigingswet zijn vermeld rechtsgevolg hebben en behouden (worden bevestigd en rechtsgevolg behouden). In die bijlage zouden per project voor de zekerheid alle in mandaat genomen besluiten moeten worden vermeld.De Raad adviseert langs deze lijn de door meergenoemde rechtbankuitspraak ontstane rechtsonzekerheid weg te nemen.2. Toepassing uitzondering Tijdelijke referendumwetGelet op het spoedeisende karakter van dit wetsvoorstel ligt het in de rede dat toepassing wordt gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet (Trw). Ingevolge het eerste lid van dat artikel kan in gevallen waarin de inwerkingtreding van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, de inwerkingtreding ervan worden geregeld in afwijking van de artikelen 12 en 13 Trw. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien.De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2007, no.07.003277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren in verband met het stellen van nadere regels met betrekking tot de beroepsvereisten voor rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren in verband met het stellen van nadere regels met betrekking tot de beroepsvereisten voor rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2011, no.11.000357, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met de aanpassing van winsten van verbonden ondernemingen en de toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 291), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met de aanpassing van winsten van verbonden ondernemingen en de toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 291), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Abu Dhabi, 8 mei 2007 (Trb.2007, 107), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Abu Dhabi, 8 mei 2007 (Trb.2007, 107), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2008, no.08.003705, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Abu Dhabi, 8 mei 2007 (Trb.2007, 107), met toelichtende nota. Het verdrag bevat regels om dubbele belasting te vermijden en het ontgaan van belasting te voorkomen met betrekking tot belastingen naar het inkomen. De Raad onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij enkele kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien van de Nederlandse Antillen en de Bondsrepubliek Duitsland inzake luchtvervoer tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Nederlandse Antillen; Berlijn, 14 augustus 2008 (Trb. 2008, 168; hierna: het verdrag), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien van de Nederlandse Antillen en de Bondsrepubliek Duitsland inzake luchtvervoer tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Nederlandse Antillen; Berlijn, 14 augustus 2008 (Trb. 2008, 168; hierna: het verdrag), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2008, no. 08.003085, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien van de Nederlandse Antillen en de Bondsrepubliek Duitsland inzake luchtvervoer tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Nederlandse Antillen; Berlijn, 14 augustus 2008 (Trb. 2008, 168; hierna: het verdrag), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor de financiële dienstverlening (Besluit financiële dienstverlening), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor de financiële dienstverlening (Besluit financiële dienstverlening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2012, no.12.002253, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Aanbestedingswet  2012 en de aanbestedingswet  op defensie- en veiligheidsgebied in verband met de implementatie van richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 en de aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied in verband met de implementatie van richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2017, no.2017001194, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 en de aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied in verband met de implementatie van richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot implementatie van richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten (PbEU L 133/1) (hierna: de richtlijn).De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar heeft opmerkingen over de motivering van een deel van het voorstel. In de toelichting dient nader te worden gemotiveerd waarom de richtlijn, in afwijking van artikel 11, eerste lid, van de richtlijn, uiterlijk in maart 2019 kan worden geïmplementeerd.1.InwerkingtredingOp grond van artikel 7 van de richtlijn dienen lidstaten ervoor te zorgen dat aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven elektronische facturen ontvangen en verwerken die voldoen aan de door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte Europese norm voor elektronische facturering en aan syntaxen die op een bekendgemaakte lijst staan. (zie noot 1)Het voorstel introduceert onder andere een delegatiegrondslag in de Aanbestedingswet 2012 en de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied waarmee de verplichting uit artikel 7 van de richtlijn voor aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven kan worden geïmplementeerd. (zie noot 2) In de toelichting staat dat gelijktijdig met dit voorstel het Aanbestedingsbesluit en het Aanbestedingsbesluit op defensie- en veiligheidsgebied zullen worden gewijzigd, waarbij de verplichting uit artikel 7 van de richtlijn in die besluiten wordt opgenomen. (zie noot 3) Volgens de toelichting volgt uit artikel 11, tweede lid, van de richtlijn dat de richtlijn uiterlijk 18 maanden na publicatiedatum van het referentienummer van de Europese norm geïmplementeerd dient te worden. Naar verwachting zal de referentie naar de Europese norm in september 2017 worden bekendgemaakt, zodat de richtlijn in maart 2019 geïmplementeerd moet zijn. (zie noot 4)De Afdeling merkt op dat de implementatietermijn voor omzetting van de richtlijn op 27 november 2018 verstrijkt. (zie noot 5) Uit het tweede lid van artikel 11 van de richtlijn volgt weliswaar dat de lidstaten na deze termijn de nodige bepalingen mogen vaststellen, bekendmaken en toepassen, maar deze afwijking beperkt zich tot de in artikel 7 bedoelde verplichting om elektronische facturen te ontvangen en te verwerken. De toelichting maakt niet duidelijk dat ook de overige bepalingen van de richtlijn (zie noot 6) na de implementatietermijn in nationale wetgeving mogen worden omgezet. Uit een oogpunt van transparantie voor de rechtspraktijk verdient het aanbeveling in de toelichting nader uiteen te zetten wat de verhouding is tussen artikel 11, eerste en tweede lid, van de richtlijn en wat dit betekent voor de implementatieverplichting.De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt te verduidelijken.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het sociaalverzekeringsrecht in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enkele andere wijzigingen van technische aard.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het sociaalverzekeringsrecht in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enkele andere wijzigingen van technische aard.Bij Kabinetsmissive van 10 november 2000, fl000006059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het sociaalverzekeringsrecht in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enkele andere wijzigingen van technische aard.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (zelfbinding).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (zelfbinding).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2018.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2018.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2017, no.2017001304, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-Miljoenennota 2018.1.InleidingGegeven de huidige politieke situatie, waarin een nieuw kabinet wordt geformeerd en het huidige kabinet demissionair is, is de begroting voor het komende begrotingsjaar beleidsarm. De Afdeling zal dit jaar in haar advies terughoudendheid betrachten ten aanzien van opmerkingen over structuurmaatregelen. Vorig jaar heeft de Afdeling in haar advies over de Miljoenennota (MJN) zowel teruggeblikt als vooruitgeblikt. (zie noot 1) Zij heeft daarbij opgemerkt dat het beleid van het kabinet-Rutte II eraan heeft bijgedragen dat de overheidsfinanciën meer in balans zijn en heeft bijgedragen aan het groeivermogen van de Nederlandse economie. Maar op een aantal terreinen zijn verdere stappen en structuuraanpassingen nodig.De Afdeling concludeerde toen onder meer dat het arbeidsmarktbestel niet in balans is. De analyses van de problemen op de arbeidsmarkt (waaronder flexibilisering en technologisering) zijn duidelijk. Verdere stappen zijn nodig, mede gelet op het gegeven dat de nadelige gevolgen van flexibilisering met name terecht lijken te komen bij sociaaleconomisch zwakkeren. Daarbij hoort ook een adequate inzet van scholingsinstrumenten. Daarnaast is vorig jaar opgemerkt dat er een noodzaak is te komen tot concreet, consistent en geloofwaardig langetermijnbeleid op het terrein van energie en klimaat. De Afdeling heeft in het bijzonder aandacht gevraagd voor het belang van inzicht in de effectiviteit van beleidsmaatregelen op dit terrein en van overheidsbeleid dat is gericht op het stimuleren en ondersteunen van private investeringen. Ook is eerder de noodzaak van een robuuster, eenvoudiger en beter uitvoerbaar belastingstelsel en toeslagenstelsel onderstreept. (zie noot 2) Deze uitdagingen zijn thans niet wezenlijk veranderd. In afwachting van de presentatie van de beleidsvoornemens van een nieuw te formeren kabinet zal de Afdeling in dit advies daarom slechts kort ingaan op de voor 2018 aangekondigde maatregelen.2.Economisch beeldDe groeicijfers die de Nederlandse economie dit jaar en het komende jaar naar verwachting zal noteren, maken dat het komende begrotingsjaar met een zeker optimisme tegemoet kan worden gezien. Nederland klimt naar verwachting ook komend begrotingsjaar weer verder uit de crisis die dit jaar ongeveer tien jaar geleden begon.Het al eerder ingezette economisch herstel zet door. De verwachte economische groei van 3,3% in 2017 en 2,5% in 2018 (zie noot 3) is aanmerkelijk gunstiger dan de gematigde groei die eerder was geraamd. (zie noot 4) De Nederlandse economie profiteert van de aantrekkende internationale en Europese handel, al ligt de groei van de wereldhandel nog wel lager dan in het verleden. (zie noot 5) De economische groei wordt breed gedragen: zowel de consumptieve bestedingen als de investeringen nemen toe. Ook het producenten- en consumentenvertrouwen is hoog. (zie noot 6) Daarbij daalt de werkloosheid fors (naar verwachting tot 4,3% in 2018). (zie noot 7)De MJN wijst er terecht op dat internationale onzekerheden, zoals de toegenomen onzekerheid rondom het door de V.S. gevoerde beleid en een mogelijk harde Brexit, negatieve gevolgen kunnen hebben voor deze gunstige cijfers. (zie noot 8) Dit betreft ook oplopende spanningen rond Noord-Korea. Het zeer ruime monetaire beleid van de ECB brengt risicos mee. Gelet op de verbetering van de economische situatie ligt afbouw van dit beleid in de rede. Daarmee wordt ook bereikt dat de centrale bank over ruimte beschikt om de beschikbare instrumenten in te zetten indien zich een nieuwe crisis voordoet. Voorts vermeldt de MJN terecht dat er in tijden van economische voorspoed, zoals bij de huidige hoge groei, voldoende aandacht dient te zijn voor het terugbrengen van de staatsschuld en dat het herstellen van budgettaire buffers de voorkeur heeft boven het verder aanjagen van de binnenlandse vraag met extra overheidsbestedingen. (zie noot 9)Eveneens moet bij deze gunstige vooruitzichten worden bedacht dat het cijfers betreft voor de korte termijn. De MEV plaatst de gunstige conjunctuur tegen de achtergrond van een langjarige ontwikkeling van lagere gemiddelde groei. (zie noot 10) Daarbij moet worden bedacht dat Nederland op de middellange termijn voor aanzienlijke opgaven staat. Structuuraanpassingen zoals in de Inleiding aangestipt maken daarvan deel uit. Om structuuraanpassingen als een brede belastingherziening of wijziging in het arbeidsmarktbestel te laten slagen, zullen - indien het komende kabinet voor dergelijke aanpassingen kiest - de nodige middelen vrijgemaakt moeten worden. Daarnaast liggen er aanzienlijke opgaven die verband houden met het nakomen van internationale afspraken.De Afdeling wijst op internationale afspraken die leiden tot omvangrijke hogere uitgaven. Nu reeds is voorzienbaar dat deze uitgaven een behoorlijk beslag zullen leggen op de collectieve middelen. Het betreft in het bijzonder hogere defensie-uitgaven en uitgaven voor klimaat- en energiebeleid in het licht van het Verdrag van Parijs. Het behalen van de doelen die Nederland zich in het licht van dit Verdrag heeft gesteld, vormt volgens de MJN een grote opgave voor de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven. Deze transitie zal, hoe deze ook wordt vormgegeven, de nodige middelen vergen. (zie noot 11) Ondanks de omvang van de opgave alsmede de kosten die ermee zijn gemoeid, is thans nog niet inzichtelijk hoe het transitiepad naar een CO2-arme economie zal worden vormgegeven, tot welke aanpassingen in het klimaat-en energiebeleid dat leidt, en welke omvang van kosten met deze aanpassingen zijn gemoeid en hoe dit zal worden gefinancierd. (zie noot 12) Gelet op de omvang van de opgave en de relatief beperkte tijd om deze te realiseren, vormt inzichtelijkheid hiervan op korte termijn een noodzakelijk en essentieel onderdeel van een concreet, consistent en geloofwaardig langetermijnbeleid op het terrein van energie en klimaat. Een dergelijk transitiepad is vooralsnog niet voorhanden, (zie noot 13) waardoor onvoldoende inzicht bestaat in de budgettaire en beleidsmatige gevolgen van het Verdrag van Parijs.De economische groei zal ook druk doen ontstaan om burgers hiervan te laten profiteren. Ook dat kan een weerslag hebben op de omvang en besteding van collectieve middelen. De MJN wijst er op dat ondanks de groeicijfers de burger nog maar beperkt profiteert van de aantrekkende economie. De loongroei en de koopkracht van huishoudens blijven achter bij de groeicijfers. (zie noot 14) Een eventuele keuze om gehoor geven aan de oproep van onder andere het Centraal Planbureau (CPB), De Nederlandsche Bank (DNB) en de Europese Commissie tot hogere lonen zal waarschijnlijk ook leiden tot hogere overheidsbestedingen. (zie noot 15)De Afdeling concludeert dat het weliswaar goed gaat met de Nederlandse economie en dat de overheidsfinanciën er goed voorstaan, maar dat het beeld wordt vertekend doordat overheidsuitgaven waarvan nu al voorzienbaar is dat die in de komende jaren zullen moeten worden gedaan, vooralsnog niet zijn verdisconteerd. Bovendien moet rekening worden gehouden met verschillende neerwaartse risicos die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën, en dient tegelijkertijd het belang van herstel van budgettaire buffers in het oog te worden gehouden. Dit alles brengt mee dat de beschikbare ruimte wel eens minder groot zou kunnen zijn dan gedacht.Ondanks de economische groei blijft het dan ook van belang dat nu scherpe keuzes worden gemaakt zodat in economisch mindere tijden niet meteen zeer pijnlijke maatregelen getroffen hoeven te worden. Het zou buitengewoon jammer zijn als de beschikbare ruimte die er wel is, onmiddellijk leidt tot consumptieve overheidsbestedingen in plaats van haar te gebruiken voor noodzakelijke structuuraanpassingen die ook kosten met zich brengen.Mede in het licht van het voorgaande ziet de Afdeling een spanning tussen de in de MJN aangekondigde koopkrachtverbeteringen voor gepensioneerden en hetgeen de MJN zelf opmerkt over de koopkrachtreparatie bij ouderen ingeval indexatie door pensioenfondsen achterwege blijft. De MJN stelt de vraag in hoeverre koopkrachtreparatie in verband met het achterwege blijven van indexatie een taak van de overheid is. In de huidige omstandigheden van uitzonderlijk lage rente brengt het financieel toezichtskader dat toepasselijk is in het huidige pensioenstelsel mee dat indexatie in veel gevallen niet of beperkt plaatsvindt. De MJN wijst erop dat koopkrachtreparatie uit collectieve middelen werkenden dubbel raakt: zij betalen die reparatie, maar eveneens valt hun toekomstige koopkracht lager uit. (zie noot 16) Het uitblijven of beperken van indexatie treft immers niet alleen gepensioneerden, maar ook de uitkering van toekomstige gepensioneerden. Dergelijke koopkrachtreparatie moet dan ook geen "standaard" worden.3.Ontwikkeling overheidsuitgaven en collectieve lastenFiguur 3.4.4 van de MJN toont de ontwikkeling van verschillende uitgavencategorieën sinds 2006. Daaruit blijkt dat de uitgaven voor zorg en sociale zekerheid ten opzichte van andere uitgaven sterk zijn gestegen. Figuur 3.4.4. laat ook zien dat de uitgaven voor zorg en sociale zekerheid enkele jaren een afvlakking vertonen. De afgelopen jaren zijn zowel op het terrein van de curatieve en langdurige zorg alsmede op dat van de sociale zekerheid belangrijke stappen gezet om de collectieve uitgaven beter beheersbaar te maken. (zie noot 17)Uit de Middellange Termijnverkenning (MLT) 2018-2021 van het CPB komt naar voren dat de reële uitgaven voor de sociale zekerheid in de komende periode tot 2021 een dalende trend vertonen (vooral als gevolg van de leeftijdsverhogingen in de AOW). Voor de zorg wordt, na de afvlakking gedurende de afgelopen jaren, evenwel juist een aanzienlijke uitgavenstijging voorzien, met 3,4% per jaar reële groei (nominaal 4,9%). (zie noot 18) Inmiddels is duidelijk dat dit percentage, vooral als gevolg van de intensivering in de verpleeghuiszorg, zal oplopen tot ongeveer 4,1% reële groei per jaar (nominaal 6,0 %) tussen 2018 en 2021. (zie noot 19) De MJN 2018 wijst er in paragraaf 2.1 op dat de reële zorguitgaven op de middellange termijn naar verwachting daarmee harder zullen stijgen dan de economie.Het is de vraag hoeveel ruimte er zal zijn om een dergelijke groei van de collectieve zorguitgaven mogelijk te maken. Een verdere ontwikkeling van de collectieve zorguitgaven zal, gelet op de relatieve omvang van deze uitgavencategorie, moeten worden afgewogen tegen het gegeven dat in de afgelopen jaren op andere terreinen, zoals het openbaar bestuur, fors is bezuinigd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met nieuwe opgaven, zoals hiervoor onder punt 2 kort geschetst. Aangezien zorg en sociale zekerheid samen ongeveer 60% van de uitgaven van het Rijk omvatten, (zie noot 20) zullen stijgende uitgaven voor met name zorg bovendien relatief zwaar drukken op andere uitgavencategorieën. Wanneer er niet voor gekozen wordt om de totale lastendruk te laten toenemen, zullen stijgende collectieve zorguitgaven derhalve gemakkelijk andere uitgaven verdringen.Naast verdringing van andere uitgaven, hebben de stijgende collectieve uitgaven voor zorg gevolgen voor de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen indien deze stijgende uitgaven gefinancierd worden door hogere belastingen en premies. Toenemende collectieve uitgaven aan zorg leiden er toe dat, bij een gelijkblijvend aandeel voor bedrijven, relatief minder vrij besteedbaar inkomen overblijft voor huishoudens. (zie noot 21) In de MJN wordt in dit verband onder meer opgemerkt dat in de afgelopen 20 jaar het beschikbare inkomen is achtergebleven bij de ontwikkeling van de economie en dat de stijging van de collectieve zorguitgaven hierbij een belangrijke rol speelt. (zie noot 22) Tegenover deze hogere lasten staat dat ook geprofiteerd wordt van de (individuele) zorg voor wie daarop een beroep moet doen. Daarbij moet wel worden bedacht dat zorg in Nederland in sterke mate collectief wordt gefinancierd. Een gevolg daarvan is dat het verschil tussen het verdiende inkomen en het besteedbaar inkomen en daarmee ook de mate van solidariteit in Nederland relatief groot zijn ten opzichte van andere Europese landen.Vanwege de voorname rol die de collectieve zorguitgaven blijkens de MJN spelen in zowel de verdringing van andere uitgaven als bij de achterblijvende koopkrachtontwikkeling en beperking van het besteedbare inkomen, blijft het volgens de Afdeling van groot belang dat de inspanningen om de exponentiële groei in de zorguitgaven te beheersen, worden geïntensiveerd.Een substantiële verhoging van de zorgkosten zorgt er voor dat andere collectieve uitgaven al snel worden verdrongen of de belasting- en premiedruk hoger wordt. In dit licht ziet de Afdeling het in de MJN aangekondigde onderzoek naar een wettelijke bevoegdheid om de gevolgen van kwaliteitsstandaarden onder andere op budgettaire aanvaardbaarheid te beoordelen, als een poging om te komen tot enige begrenzing van een autonome, moeilijk te beheersen ontwikkeling van zorguitgaven. De Afdeling stelt daarbij - in aansluiting op eerdere adviezen - de vraag of geen verdergaande en diepere ingrepen nodig zijn in het kader van de algemene kostenontwikkeling in de zorg. (zie noot 23) Dit vergt het opnieuw doordenken van de balans tussen publieke en private zorgfinanciering, maar ook van de vraag welke risicos collectief gedragen moeten worden bijvoorbeeld omdat zij onverzekerbaar zijn en door individuele burgers niet kunnen worden gedragen.4. Doelmatigheid, ambitieniveau en beschikbare middelenTabel 3.4.4 van de MJN laat de ontwikkeling van de reële collectieve uitgaven zien. Daaruit blijkt dat de uitgaven aan het openbaar bestuur zijn achtergebleven bij die van het BBP en - nog meer - ten opzichte van de uitgaven aan zorg en sociale zekerheid. Mede tegen deze achtergrond is toenemende aandacht voor de doelmatigheid van overheidsbeleid en de kwaliteit van uitvoering(sorganisaties) van belang. Het beeld ontstaat dat uitvoeringsorganisaties steeds zwaarder worden belast met de uitvoering van beleidsambities, terwijl tegelijkertijd nauwelijks inzicht bestaat in de vraag wat de samenleving met dat beleid opschiet. Hierna gaat de Afdeling nader in op enkele aspecten die hierbij spelen.a.Doelmatigheid van beleidDe Algemene Rekenkamer (ARK) heeft er in de Staat van de rijksverantwoording 2016 op gewezen dat vaak te weinig informatie beschikbaar is om te kunnen beoordelen of en in hoeverre beleid werkelijk de beleidsmatig gewenste resultaten oplevert. (zie noot 24) Verder is van de meeste beleidsmaatregelen onduidelijk wat de samenleving met het beleid is opgeschoten. Ook de Studiegroep begrotingsruimte heeft, in haar laatste rapport, opgemerkt dat uit de verschillende beleidsevaluaties (maatschappelijke kosten-baten analyses, interdepartementale beleidsonderzoeken, brede heroverwegingen, beleidsdoorlichtingen) naar voren komt dat inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid nog onvoldoende prioriteit krijgt in het beleidsproces, alsmede de samenhang in de inzet van instrumenten. (zie noot 25)Onduidelijkheid over de effectiviteit van beleidsmaatregelen is onwenselijk vanwege de belastingmiddelen die er (per definitie) mee gemoeid zijn. Daarnaast is het van belang dat, wanneer bepaald beleid nuttig of noodzakelijk wordt geacht, inzicht bestaat in hoeverre de getroffen maatregelen bijdragen aan het realiseren van het beoogde doel.Een pregnant voorbeeld van het bovenstaande betreft het belastingstelsel. Dat is in vergaande mate een instrument geworden voor andere doelen dan belastingheffing. (zie noot 26) De ARK concludeert in het rapport Zicht op belastingverlichtende regelingen dat het voor een groot deel van deze regelingen ontbreekt aan inzicht of de beoogde effecten zijn behaald, (zie noot 27) en tegen welke prijs. (zie noot 28)Het vorenstaande laat zien dat een kritische blik op beleidsmaatregelen en de daarmee gepaard gaande besteding van publieke middelen noodzakelijk is. Het is vooral van belang dat bij de keuze van beleidsmaatregelen en de wijze waarop dat beleid invulling wordt gegeven, voldoende rekenschap wordt gegeven van de doelen die beoogd worden, de middelen die daarvoor worden ingezet en de effecten die men beoogt te bereiken. Voorkomen moet worden dat publieke middelen worden ingezet zonder dat inzicht bestaat in de doelmatigheid daarvan. Politieke wensen tot bepaald beleid moeten soms kunnen wijken voor waarschuwingen van velen voor ineffectiviteit van soms kostbaar beleid.b.Kwaliteit uitvoeringDe frequente wijziging en (verdere) verfijning van regelingen en instrumenten is beleidsmatig en politiek begrijpelijk. Daarmee wordt allereerst beoogd recht te doen aan de wens dat regelingen zoveel mogelijk aansluiten op ontwikkelingen in de samenleving. Het verder invullen van (wettelijke) regelingen door nadere regels en beleid heeft vaak ten doel invulling te geven aan beginselen van rechtvaardigheid en gelijke behandeling van gelijke gevallen, maar ook van ongelijke behandeling naar de mate van ongelijkheid. De toepassing van verfijnde regels stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het bestuur, van uitvoeringsorganisaties en van de (digitale) infrastructuur. Daarbij hoort ook de kwaliteit van regelgeving. Onderdeel van die kwaliteit is de beoordeling van de uitvoerbaarheid van regelgeving voorafgaande aan de totstandkoming ervan. Blijvend investeren in al deze kwaliteiten betekent ook dat er zorg en aandacht is voor rechtstatelijke waarden als rechterlijke onafhankelijkheid en consistente wetgevingskwaliteit.De werkelijkheid laat zich evenwel niet vatten in een net van regels. Onverlet blijft dan ook dat het in de uitvoering steeds nodig is dat aan de individuele burger maatwerk geleverd moet kunnen worden. Ook een verfijnd systeem biedt daarvoor geen garantie. De ontwikkelingen bij uitvoeringsorganisaties laten zien dat de hoge eisen die gesteld worden aan de uitvoering inmiddels een serieuze bedreiging voor de uitvoering van beleid vormen. (zie noot 29) De ARK wijst in dit verband op oplopende personeelstekorten in bepaalde sectoren, op ICT- en informatieknelpunten en op de wissel die bezuinigingen en reorganisaties op de bedrijfsvoering en uitvoering heeft getrokken.Een deel van deze vraagstukken hangt samen met het maken van een omslag naar een digitale overheid. Complexe regelingen laten zich lastig vertalen in digitale systemen. Daarbij komt dat het ontwikkelen van dergelijke systemen vaak veel tijd kost, terwijl de regeling waarvoor het systeem is of wordt ontwikkeld onderwijl weer wordt gewijzigd. Dit leidt tot spanning tussen vergaande en fijnmazige beleidsambities en de verwachting dat met ICT-voorzieningen deze hoge ambities kunnen worden waargemaakt, alsook wat voor investeringen in onder andere ICT nodig zijn om deze ambities werkelijk te kunnen realiseren.De Studiegroep Informatiesamenleving en Overheid heeft hierover onlangs onder andere opgemerkt, dat overheidsorganisaties zelf tot in de kern ICT moeten begrijpen, regisseren en - zonder afhankelijkheden van private partijen - ook moeten kunnen uitvoeren. (zie noot 30) Digitalisering en ICT zijn volgens deze Studiegroep inmiddels een belangrijk onderdeel van het primaire proces van de overheid. Een dergelijke omslag vergt evenwel aanzienlijke investeringen (met een permanent karakter) en een omvangrijke personele transformatie.Een omslag naar een digitale overheid vergt voorts het opnieuw doordenken van de wijze waarop de burger wordt benaderd en wat wel en niet van de burger mag worden verwacht in het verkeer met de overheid. Dit gaat verder dan digitale dienstverlening via websites en digitale formulieren, maar betreft het proactief organiseren rond de behoeften van burgers en bedrijven, het differentiëren naar omstandigheden, hand in hand met fysieke vormen van (burger-)contact. Een nieuwe doordenking van het contact met de burger is temeer noodzakelijk omdat complexe regelingen er in de praktijk thans gemakkelijk toe leiden dat degene voor wie de regelingen zijn bedoeld - de burger - zijn weg er niet meer in kan vinden. (zie noot 31) Het uitgangspunt dat aan veel overheidsregelingen ten grondslag ligt, is dat de burger beschikt over een hoge mate van redzaamheid. (zie noot 32) De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft onlangs geconcludeerd dat lang niet alle burgers dat in alle omstandigheden werkelijk zijn; ook burgers met een goede opleiding en een goede maatschappelijke positie kunnen in situaties verzeild raken waarin hun redzaamheid ontoereikend is, aldus de WRR.Een zo ingrijpende omslag in de inrichting en het functioneren van de (uitvoerende) overheid en in het verkeer met de burger vergt passende middelen en goed toegeruste mensen, alsmede bestuurlijke (en politieke) ingetogenheid ten aanzien van nieuw beleid. Vooralsnog lijkt het daaraan te ontbreken.c.Ambities en beschikbare middelenHet voorgaande laat zien dat het vormgeven van effectief beleid aandacht behoeft. Daarbij moet ervoor worden gewaakt de nadruk slechts te leggen op instrumenten om te komen tot verbetering van de doelmatigheid van de uitvoering om de vele gestelde doelstellingen van beleid te bereiken. Het gevaar is dat uitvoeringsorganisaties aldus nog zwaarder worden belast en bovendien nog meer capaciteit voor planning en control werkzaamheden moet worden vrijgemaakt, die dan niet voor de primaire processen zelf beschikbaar is. Gelet hierop is eveneens een passende inzet van middelen en mensen voor de uitvoering van de beleidsambities onverminderd nodig. Daarbij gaat het niet om louter financiële middelen.Maar ook het ambitieniveau dat spreekt uit de door de overheid gestelde doelen zal meer in overeenstemming moeten zijn met wat, mede gelet op de beschikbare middelen, praktisch en technisch gezien haalbaar is. Het gegeven dat de collectieve middelen die aan het openbaar bestuur worden besteed thans iets boven het niveau van 2006 liggen, maar relatief nogal zijn achtergebleven bij andere uitgaven - zoals uit figuur 3.4.4 van de MJN blijkt - valt moeilijk te verenigen met het steeds hogere verwachtingspatroon ten aanzien van de prestaties van het openbaar bestuur. Dit betekent dat fors geïnvesteerd zal moeten worden in (de kwaliteit van) het openbaar bestuur, of dat het ambitieniveau in overeenstemming zal moeten worden gebracht met wat realistisch is gelet op de beoogde inzet van middelen en mensen. 5.Tot slotDe Nederlandse economie groeit. De vooruitzichten op korte termijn zijn positief. Het beeld van een open economie als de Nederlandse kan echter snel wisselen. Onzekere internationale ontwikkelingen spelen daarin een belangrijke rol.Nederland staat daarnaast voor grote opgaven. Internationale afspraken over defensie-uitgaven en over het klimaat leiden tot fors hogere uitgaven en een voorzienbaar hoger beslag op de collectieve middelen. Grote opgaven zijn er ook op het terrein van de arbeidsmarkt, het belastingstelsel, de zorg en pensioenen. En er moet rekening mee worden gehouden dat de huidige economische groei de roep om verbetering van de (besteedbare) inkomens zal doen toenemen. Realisering van al deze afspraken en opgaven brengt mee dat de beschikbare budgettaire ruimte wel eens minder groot zou kunnen zijn dan gedacht.Ambities moeten vertaling krijgen in beleid dat effectief en goed uitvoerbaar is en dat vooral niet voorbij gaat aan de burger voor wie het is bedoeld. Daar horen passende middelen en goed toegeruste mensen bij. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft u in overweging de Miljoenennota 2018 te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 292), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 292), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (mijnbouw), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (mijnbouw), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Waterschapswet in verband met het invoeren van de verkiezing van de vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap door de leden van de gemeenteraden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Waterschapswet in verband met het invoeren van de verkiezing van de vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap door de leden van de gemeenteraden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2011, no.11.001385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Waterschapswet in verband met het invoeren van de verkiezing van de vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap door de leden van de gemeenteraden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte in verband met het instellen van aanvullende heffingen, kortingen en aftrek ter dekking van de door de infrastructuurbeheerder gemaakte kosten alsmede prijsprikkels ter bevordering  van een betere benutting van de spoorweginfrastructuur en inpassing in de leefomgeving (vergoedingen gebruik hoofdspoorweginfrastructuur), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte in verband met het instellen van aanvullende heffingen, kortingen en aftrek ter dekking van de door de infrastructuurbeheerder gemaakte kosten alsmede prijsprikkels ter bevordering van een betere benutting van de spoorweginfrastructuur en inpassing in de leefomgeving (vergoedingen gebruik hoofdspoorweginfrastructuur), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2017, no.2017001255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte in verband met het instellen van aanvullende heffingen, kortingen en aftrek ter dekking van de door de infrastructuurbeheerder gemaakte kosten alsmede prijsprikkels ter bevordering van een betere benutting van de spoorweginfrastructuur en inpassing in de leefomgeving (vergoedingen gebruik hoofdspoorweginfrastructuur), met nota van toelichting.De richtlijn tot instelling van één Europese spoorwegruimte is eind 2015 geïmplementeerd. (zie noot 1) De implementatie was beperkt tot de verplichte onderdelen van de richtlijn. In het ontwerpbesluit worden enkele onderdelen van de richtlijn die niet verplicht zijn, uitgewerkt. Het betreft de invoering van een extra heffing om spoorwegondernemingen meer te laten meebetalen aan het beheer, onderhoud en de vervanging van spoorweginfrastructuur alsmede de invoering van prijsprikkels om het gedrag van spoorwegondernemingen bij te sturen. De prijsprikkels leiden niet of nauwelijks tot hogere kosten voor spoorwegondernemingen. (zie noot 2) De extra heffing zal wel tot hogere kosten leiden, omdat die heffing bedoeld is om de kosten van ProRail mede te financieren.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar waar het gaat om de extra heffing, aandacht te besteden aan de samenhang met de kostenontwikkelingen bij vervoersmodaliteiten die concurreren met het spoor. Voorts adviseert de Afdeling duidelijk te maken of de hoogte van de extra heffing zowel is bedoeld om de spoorwegondernemers een groter deel van de kosten van ProRail te laten betalen, alsook om een oplossing te vinden voor het potentiële tekort bij ProRail van 475 miljoen over de periode 2018-2028.De Afdeling adviseert ook te verduidelijken hoe verzekerd zal worden dat het totaalbedrag van de extra heffing zal worden bepaald in samenhang met - integraal - regeringsbeleid op het gebied van spoorvervoer en andere vervoersmodaliteiten.Daarnaast maakt de Afdeling enkele opmerkingen over harmonisatie met andere regelgeving.1.De extra heffing voor de kosten van de spoorweginfraProRail is in Nederland de beheerder voor de hoofdspoorweginfrastructuur. De kosten die ProRail maakt voor beheer, onderhoud en vervanging van infrastructuur (BOV) worden, afgezien van een klein deel uit overige inkomsten deels gefinancierd uit de rijksbegroting (ongeveer 1,2 miljard) en voor het andere deel opgebracht door de spoorwegondernemingen die personen of goederen over het spoor vervoeren (zon 400 miljoen), de zogeheten "vergoeding minimumtoegangspakket" (VMT). (zie noot 3) De VMT wordt in grote lijnen berekend op basis van het aantal voertuigkilometers, treinkilometers of brutotonkilometers. Alleen de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien mogen daarbij in aanmerking genomen worden. (zie noot 4)De richtlijn tot instelling van één Europese spoorwegruimte maakt het mogelijk om bovenop de VMT onder andere een extra heffing aan de spoorwegondernemingen op te leggen als bijdrage in de kosten van de infrastructuurbeheerder. Oplegging van een extra heffing is alleen mogelijk als "de markt het aankan". (zie noot 5)a.Doel en omvangDe vergoeding voor het VMT bestaat uit de kosten die ProRail maakt voor beheer, onderhoud en vervanging (BOV) die "rechtstreeks voortvloeien uit de exploitatie van de treindienst". (zie noot 6) De systematiek van de wet is in overeenstemming met de richtlijn zodanig ingericht dat het hier gaat om de werkelijk rechtstreekse kosten. De ACM houdt kritisch toezicht dat deze heffing hiertoe beperkt blijft. (zie noot 7) Daarnaast maakt ProRail kosten voor beheer, onderhoud en vervanging die niet rechtstreeks zijn toe te schrijven aan de treindienst. Deze worden thans gefinancierd met een rijksbijdrage. De minister wil nu een extra heffing invoeren om de vervoersondernemingen ook (een deel van) die kosten te laten betalen. De richtlijn laat dit toe, onder de voorwaarde dat "de markt het aankan". (zie noot 8)Uit de toelichting blijkt dat de regering voornemens is de extra heffing in te voeren om de BOV-kosten beter te beheersen. Daarbij stelt zij dat de opbrengst uit de gebruiksvergoeding (de VMT en de extra heffing bij elkaar) in absolute zin gelijk wordt gehouden, zodat grote negatieve operationele gevolgen voor de spoorvervoerders als gevolg van extra besparingsmaatregelen voorkomen kunnen worden. (zie noot 9) Uit deze passage zou kunnen worden afgeleid dat slechts indien de hoogte van de VMT kan dalen door verhoging van de doelmatigheid, dit bedrag zal worden vervangen door eenzelfde bedrag aan extra heffing.Hierbij wordt evenwel verwezen naar een brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 16 juni 2016 aan de Tweede Kamer. Uit deze brief blijkt ook dat over de periode van 2018-2028 een potentieel tekort dreigt bij de uitgaven van ProRail voor beheer, onderhoud en vervanging van 475 miljoen. (zie noot 10) Dat komt neer op ruim 40 miljoen per jaar. Uit de toelichting blijkt niet in hoeverre ook dit tekort moet worden gedekt door de extra heffing. Evenmin blijkt uit de toelichting of de extra heffing is bedoeld om daarnaast nog meer kosten voor beheer, onderhoud en vervanging door ProRail te financieren, ten behoeve van een verlaging van de rijksbijdrage.De Afdeling adviseert in de toelichting duidelijker in te gaan op de redenen om de extra heffing in te voeren en aan te geven hoe hoog de heffing bij benadering zal zijn. Daarbij verdient het aanbeveling aan te geven of er samenhang is met het potentiële tekort van 475 miljoen op de uitgaven voor beheer, onderhoud en vervanging van ProRail over de periode 2018-2028.b.Samenhang met kosten van wegvervoerBij het vaststellen van de extra heffing ligt het initiatief bij de Minister: die bepaalt (ten minste eenmaal per vijf jaar) het totaalbedrag dat de extra heffing moet opbrengen. (zie noot 11) Vervolgens bepaalt ProRail, na overleg met de spoorwegondernemingen, hoe hoog de extra heffing is voor de verschillende marktsegmenten (in ieder geval: goederenvervoer, openbaar passagiersvervoer en overig passagiersvervoer), (zie noot 12) waarbij zij toetst of elk marktsegment de heffing kan dragen. (zie noot 13) Ten slotte moeten deze besluiten van ProRail worden goedgekeurd door de ACM. (zie noot 14)Voorwaarde voor het opleggen van de extra heffing is - zo bepaalt de richtlijn letterlijk - dat "de markt het aankan". De richtlijn omschrijft niet wat met dat criterium wordt bedoeld. Wel is in de considerans als uitgangspunt opgenomen dat de heffingsregelingen voor spoor en voor andere vervoersinfrastructuur moeten leiden tot een optimaal evenwicht tussen de verschillende wijzen van vervoer op een duurzame grondslag. (zie noot 15)Het ontwerpbesluit regelt niet hoe ProRail kan bepalen of elk van de marktsegmenten de extra heffing kan dragen. Wel noemt de toelichting elementen die moeten worden meegewogen:- de algemene kenmerken en karakteristieken van de marktsegmenten;- de mate waarin reizigers reageren op tariefsveranderingen;- de mate waarin verladers reageren op tariefsveranderingen en de gevolgen daarvan voor hun positie in relatie tot andere vervoersmodaliteiten en het gelijk speelveld in Europa;- de financiële positie en draagkracht van de spoorvervoerders. (zie noot 16)Met deze passage in de toelichting is het nogal vage criterium van de richtlijn ("als de markt het aankan") iets concreter gemaakt.De Afdeling leidt uit deze toelichting en uit de hiervoor weergegeven passage uit de considerans van de richtlijn af dat het er vooral om gaat of passagiers en vrachtvervoerders door tariefsverhogingen overgaan op alternatieve vormen van vervoer. Dat is echter niet alleen afhankelijk van tariefsverhogingen in het spoorvervoer, maar ook van de kostenontwikkelingen van andere vormen van vervoer. De prijsontwikkeling wordt mede beïnvloed door het fiscale en subsidiebeleid van de overheid op basis van een integrale politieke afweging. (zie noot 17) Het is van belang dat het vervoer zich in ieder geval niet verplaatst van het spoor naar de weg, omdat dat zou leiden tot een hogere uitstoot van CO2. (zie noot 18)Het voorgaande betekent dus dat er samenhang zal moeten zijn in het regeringsbeleid op het gebied van de (prijs)ontwikkelingen voor de andere vervoersmodaliteiten die met het spoor concurreren, inclusief de fiscale en andere maatregelen die voor de uitvoering van dat beleid noodzakelijk zijn. Het totaalbedrag van de extra heffing zal uit dat beleid moeten voortvloeien. Alleen op basis van die informatie zal ProRail uiteindelijk kunnen beoordelen of de verschillende marktsegmenten de extra heffing aan zullen kunnen.De Afdeling adviseert in de toelichting duidelijk te maken hoe verzekerd zal worden dat het totaalbedrag van de extra heffing zal worden bepaald in samenhang met - integraal - regeringsbeleid op het gebied van spoorvervoer en andere vervoersmodaliteiten.c.Extra waarborgDe hoogte van de extra heffing zoals vastgesteld door de Minister is in beginsel leidend voor ProRail. Indien echter uit de evaluatie blijkt dat daaraan niet kan worden voldaan, legt - zo stelt de toelichting - ProRail de resultaten van de test voor en kan de minister de wensen aanpassen. (zie noot 19) Deze extra waarborg ontbreekt echter in het ontwerpbesluit.De Afdeling adviseert in het ontwerpbesluit te bepalen dat de Minister de totale hoogte van de extra heffing vaststelt, rekening houdend met de uitkomsten van de evaluatie.2.Bonus-malusregeling voor luchtkwaliteitHet ontwerpbesluit maakt gebruik van de mogelijkheid die de richtlijn biedt om een bonus-malusregeling in te voeren ter bevordering van de luchtkwaliteit. (zie noot 20) Een malus wordt toegepast voor dieseltreinen die rijden op conventionele diesel; een bonus voor het gebruik van diesel met - qua luchtkwaliteit - betere eigenschappen dan conventionele diesel. (zie noot 21) Volgens de toelichting wordt de conventionele diesel door de Nederlandse spoorvervoerders en -aannemers collectief ingekocht. (zie noot 22) Als zij collectief overgaan op betere diesel, en daarvoor wordt een bonus toegekend, rijst de vraag of er dan geen sprake is van staatssteun.Het valt in dat verband op dat ProRail, volgens de toelichting, bij het vaststellen van de andere prijsprikkels waarin het ontwerpbesluit voorziet, moet streven naar budgetneutraliteit, maar dat daarbij geen rekening gehouden hoeft te worden met de bonus-malusregeling voor luchtkwaliteit. (zie noot 23) De toelichting gaat niet in op de vraag hoe deze bonussen dan worden gefinancierd.De Afdeling adviseert in de toelichting op deze vragen in te gaan.3.Harmonisatiea.Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuurIndien er concurrerende capaciteitsaanvragen voor spoorvervoer zijn en er tijdens de coördinatie geen overeenstemming kan worden bereikt, kan ProRail een schaarsteheffing opleggen. (zie noot 24) Dat is in feite een prijsverhoging, omdat de vraag groter is dan het aanbod. In de toelichting wordt opgemerkt dat de schaarsteheffing al is geregeld in het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur. Daar wordt aan toegevoegd dat deze heffing in onderhavig besluit wordt opgenomen om de juridische grondslag voor deze heffing te behouden. (zie noot 25) Deze passage is niet goed te begrijpen: er zijn geen aanwijzingen dat het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur gaat verdwijnen.Het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur regelt niet alleen een schaarsteheffing, maar omschrijft ook gedetailleerd welke soorten van vervoer bij schaarste prioriteit krijgen. (zie noot 26) Nu het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte en het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur grote samenhang vertonen, roept dit vraag op waarom deze besluiten niet worden geïntegreerd. De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan.b.Besluit HSL-heffingEen van de vergoedingen die worden betaald voor het gebruik van spoorwegen is de HSL-heffing, de heffing voor de hogesnelheidslijn op het tracé van Amsterdam via Rotterdam naar de Belgische grens. Deze heffing is neergelegd in een afzonderlijk besluit, het Besluit HSL-heffing 2015, dat gebaseerd is op de Spoorwegwet en oorspronkelijk strekte tot implementatie van een Europese richtlijn uit 2001. (zie noot 27) Inmiddels is die richtlijn vervangen door een nieuwe richtlijn, die onder meer voorziet in een gedifferentieerd systeem van heffingen voor het gebruik van het spoor. (zie noot 28) Dat onderdeel van de richtlijn is geïmplementeerd in artikel 62, zesde lid, van de Spoorwegwet. Het Besluit HSL-heffing 2015 heeft een nieuwe grondslag gekregen in datzelfde artikellid van de Spoorwegwet. (zie noot 29) De Afdeling adviseert dan ook uit oogpunt van harmonisatie van regelgeving het Besluit HSL-heffing 2015 op te nemen in het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte. (zie noot 30)4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de verduidelijking van voorschriften voor woonboten (Wet verduidelijking voorschriften woonboten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de verduidelijking van voorschriften voor woonboten (Wet verduidelijking voorschriften woonboten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2015, no.2015001831, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de verduidelijking van voorschriften voor woonboten (Wet verduidelijking voorschriften woonboten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO in verband met het niet meer meetellen van het eindcijfer van de rekentoets voor de uitslagbepaling vwo en een technische wijziging in de regelgeving voor Caribisch Nederland (eindcijfer rekentoets uit uitslagbepaling vwo).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO in verband met het niet meer meetellen van het eindcijfer van de rekentoets voor de uitslagbepaling vwo en een technische wijziging in de regelgeving voor Caribisch Nederland (eindcijfer rekentoets uit uitslagbepaling vwo).Bij Kabinetsmissive van 18 december 2017, no.2017002205, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO in verband met het niet meer meetellen van het eindcijfer van de rekentoets voor de uitslagbepaling vwo en een technische wijziging in de regelgeving voor Caribisch Nederland (eindcijfer rekentoets uit uitslagbepaling vwo), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede de bijlage bij het Besluit OM-afdoening onderscheidenlijk het Transactiebesluit 1994 in verband met onder meer een verhoging van de tarieven, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede de bijlage bij het Besluit OM-afdoening onderscheidenlijk het Transactiebesluit 1994 in verband met onder meer een verhoging van de tarieven, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2010, no.10.002821, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede de bijlage bij het Besluit OM-afdoening onderscheidenlijk het Transactiebesluit 1994 in verband met onder meer een verhoging van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet giraal effectenverkeer houdende uitbreiding van de bescherming aan cliënten van intermediairs inzake financiële instrumenten en het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie van effecten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet giraal effectenverkeer houdende uitbreiding van de bescherming aan cliënten van intermediairs inzake financiële instrumenten en het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie van effecten.Dit betekent dat de tekst van het advies "zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat". Openbaarmaking van een advies conform blijft achterwege (artikel 25a, vierde lid, van de Wet op de Raad van State). De tekst van het advies wordt dus nergens gepubliceerd, niet in het Bijvoegsel van de Staatscourant en niet in de Kamerstukken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen ter uitvoering van het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen ter uitvoering van het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 september 2014, no.2014001662, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen ter uitvoering van het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2014, no.2014001003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van verschillende algemene maatregelen van rijksbestuur in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijksbesluit aanpassing rijksbesluiten aan de oprichting van de nieuwe landen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van verschillende algemene maatregelen van rijksbestuur in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijksbesluit aanpassing rijksbesluiten aan de oprichting van de nieuwe landen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 december 2009, no.09.003439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van verschillende algemene maatregelen van rijksbestuur in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijksbesluit aanpassing rijksbesluiten aan de oprichting van de nieuwe landen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2011, no.11.002278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 (Trb.2001, 68), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 (Trb.2001, 68), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2007, no.07.001277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende nadere regels omtrent gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2011, no.11.000610, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2011, no.11.002070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2010, no.10.000931, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van duurzame en klimaatneutrale elektriciteit (Besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van duurzame en klimaatneutrale elektriciteit (Besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 augustus 2006, no.06.002806, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van duurzame en klimaatneutrale elektriciteit (Besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met visa, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met visa, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 november 2006, no.06.003992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met visa, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte, het Besluit beheer sociale-huursector en enkele andere besluiten (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2002).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte, het Besluit beheer sociale-huursector en enkele andere besluiten (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2002).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg in verband met het treffen van een overgangsregeling voor verzekerden die in 2003 en 2004 voor het eerst de bijdrage, bedoeld in artikel 4 van het besluit, verschuldigd waren, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg in verband met het treffen van een overgangsregeling voor verzekerden die in 2003 en 2004 voor het eerst de bijdrage, bedoeld in artikel 4 van het besluit, verschuldigd waren, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol, met Aanvullend Protocol, tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, dat werd ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd door het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol, het op 26 november 2001 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol, en het op 8 oktober 2008 te Wenen ondertekende Protocol; 's-Gravenhage, 8 september 2009 (Trb. 2009, .. ), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol, met Aanvullend Protocol, tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, dat werd ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd door het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol, het op 26 november 2001 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol, en het op 8 oktober 2008 te Wenen ondertekende Protocol; 's-Gravenhage, 8 september 2009 (Trb. 2009, .. ), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2009, no.09.002671, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol, met Aanvullend Protocol, tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, dat werd ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd door het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol, het op 26 november 2001 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol, en het op 8 oktober 2008 te Wenen ondertekende Protocol; 's-Gravenhage, 8 september 2009 (Trb. 2009, .. ), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van drie algemene maatregelen van bestuur ter beperking van de wettelijk verzekerde zorg, alsmede enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van drie algemene maatregelen van bestuur ter beperking van de wettelijk verzekerde zorg, alsmede enkele andere wijzigingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (aanpassing fiscale behandeling VUT).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (aanpassing fiscale behandeling VUT).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds; Washington, 28 april 2008 en 5 mei 2008 (Trb.2009, 17), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijzigingen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds; Washington, 28 april 2008 en 5 mei 2008 (Trb.2009, 17), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2009, no.09.000552, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de Wijzigingen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds; Washington, 28 april 2008 en 5 mei 2008 (Trb.2009, 17), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr.2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr.2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water).Bij Kabinetsmissive van 2 september 2002, no.02.003969, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr.2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water). 1. In het wetsvoorstel wordt uitgegaan van dynamische verwijzing. In artikel 1a van de Wet op de waterhuishouding en artikel 1.1, veertiende lid, van de Wet milieubeheer, wordt geregeld dat wijzigingen van de kaderrichtlijn voor de toepassing van de wettelijke bepalingen doorwerken per de datum waarop aan die wijzigingsbepalingen uitvoering moet zijn gegeven. Waar het gaat om de bij de kaderrichtlijn behorende bijlagen, die veelal een technisch karakter hebben en die regelmatig worden gewijzigd, acht de Raad deze benadering op zichzelf begrijpelijk. Wel vraagt de Raad zich daarbij af of er voldoende rekening mee is gehouden dat - zoals ook uit de systematiek van de kaderrichtlijn zelf al naar voren komt - niet uitgesloten kan worden dat bij wijzigingen verschillende keuzes gemaakt zullen kunnen worden met betrekking tot gestelde normen, bijvoorbeeld met betrekking tot de datum met ingang waarvan die normen moeten worden toegepast. Verder adviseert de Raad om in deze bepalingen op te nemen dat, en op welke wijze, de doorwerking van wijzigingen kenbaar wordt gemaakt (zie ook aanwijzing 343, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De Raad is voorts van oordeel dat waar het gaat om wijzigingen van de artikelen zelf van de kaderrichtlijn, de basisnormen, deze zich niet lenen voor implementatie door middel van dynamische verwijzing. Daarvoor dient een zorgvuldiger inpassing plaats te hebben, bovendien zal in veel gevallen wetswijziging noodzakelijk zijn. De Raad adviseert de voorgestelde bepalingen te beperken tot wijzigingen in de bij de kaderrichtlijn behorende bijlagen met een technisch karakter. 2. Blijkens de toelichting (paragraaf 3.1.1) is er in Nederland geen sprake van nationale stroomgebieddistricten, maar slechts van internationale. Wat betreft de grensafbakening tussen de districten en de toedeling van grond- en kustwater aan de districten is blijkens de memorie van toelichting nog onderzoek en overleg gaande op enkele voor Nederland direct relevante punten en moet binnen Nederland de begrenzing van de stroomgebieddistricten in overleg met de betrokken waterbeheerders nog nader worden gepreciseerd. Ook is nog overleg gaande met de mede betrokken staten over de uitvoering van de kaderrichtlijn. De Raad wijst erop dat de aanwijzing van stroomgebieddistricten vóór het verstrijken van de implementatietermijn dient te geschieden. Dat geldt ook voor het aanwijzen van de passende administratieve regelingen, met inbegrip van de aanwijzing van de passende bevoegde autoriteit, voor de toepassing van de bepalingen van de kaderrichtlijn binnen het geheel van een internationaal stroomgebieddistrict dat is gelegen binnen het grondgebied van een lidstaat (artikel 3, derde lid, van de kaderrichtlijn). In de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag of de organisatie van het waterbeheer in Nederland in het licht van de kaderrichtlijn adequaat is en of een en ander nog aanpassing behoeft. Indien aanpassing nodig is, zal dat vóór het verstrijken van de implementatietermijn dienen te geschieden. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op vorenstaande punten en op de ontwikkelingen van de besluitvorming terzake. 3. Aan het slot van paragraaf 4.5 van de toelichting wordt met betrekking tot de communautaire verplichtingen van decentrale overheden opgemerkt dat het kabinet zich momenteel nog beraadt over de eventuele invoering van wettelijke voorzieningen die het mogelijk moeten maken terzake corrigerend op te treden ten aanzien van decentrale overheden. De Raad adviseert nader in te gaan op de wijze waarop de naleving van communautaire verplichtingen door decentrale overheden, in het bijzonder die in de kaderrichtlijn, wordt verzekerd zolang dergelijke algemene bepalingen niet beschikbaar zijn. 4. Artikel 5 van de kaderrichtlijn bepaalt dat een aantal analyses gemaakt moet worden aangaande stroomgebieddistricten. In het wetsvoorstel wordt weliswaar in artikel 2b van de Wet op de waterhuishouding geregeld dat bepaalde gegevens aan de Minister van Verkeer en Waterstaat moeten worden verstrekt, maar die bepaling geeft geen geschikte grondslag voor het opleggen van de verplichting tot het verrichten van genoemde analyses. Daardoor kan op zijn minst twijfel ontstaan over de vraag of genoemde bepaling wel is geïmplementeerd en wie verantwoordelijk is voor het opstellen van die analyses. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te vullen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2016, no.2016001326, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met een aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen en de invoering van een stelsel van mestafzetovereenkomsten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met een aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen en de invoering van een stelsel van mestafzetovereenkomsten.Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2000, no.00.003224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met een aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen en de invoering van een stelsel van mestafzetovereenkomsten.Het voorstel van wet strekt tot aanvulling op het reeds op 6 oktober 1999 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende voorstel tot wijziging van de Meststoffenwet.(zie noot 1) Het voorstel voorziet in een verdere aanscherping van de fosfaat- en stikstofverliesnormen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen en in de invoering van een stelsel van mestafzetovereenkomsten. Met het wetsvoorstel wordt beoogd om vanaf 2002 aan de Nitraatrichtlijn(zie noot 2) te voldoen. Overeenkomstig het in die richtlijn neergelegde tijdpad zal een verdere verhoging van de regulerende mineralenheffing in 2003 worden ingevoerd. Het stelsel van afzetovereenkomsten is bedoeld om als volumemaatregel de effectiviteit van het heffingenstelsel te versterken. Daartoe wordt, anders dan bij die heffingen, rechtstreeks aangesloten op de in de Nitraatrichtlijn gestelde gebruiksnormen. Evenals het eerdergenoemde wetsvoorstel is het onderhavige beïnvloed door de briefwisseling tussen Nederland en de Europese Commissie in het kader van de door die commissie tegen Nederland gevoerde ingebrekestellingsprocedure terzake van de implementatie van de Nitraatrichtlijn in de jaren van het eerste actieprogramma. Daarbij heeft de Commissie ook haar oordeel over het mestbeleid voor de periode na het eerste actieprogramma, na 20 december 1999, betrokken. De Raad van State meent dat het voorstel van wet een koerswijziging inhoudt van het volumebeleid, die reeds gedane investeringen in mestproductierechten en dierrechten door de voorziene opheffing van die rechten in 2005 aanzienlijk minder rendabel maakt. Met zorg stelt de Raad vast dat een tijdig gereedkomen van een afdoende perceelsregistratie en daarmee een adequate uitvoering en handhaving van het stelsel van mestafzetovereenkomsten niet is verzekerd. Een andere risicofactor van het systeem wordt gevormd door het te bereiken evenwicht op de mestmarkt, dat de effectiviteit van het voorgestelde stelsel en dat van de regulerende heffingen in sterke mate zal beïnvloeden. Tegen deze achtergrond zullen hierna opmerkingen over het voorstel van wet worden gemaakt.1. Het mestafzetregimeWezenlijk element van het stelsel van mestafzetovereenkomsten is dat de mestproducent de eindverantwoordelijkheid heeft voor de afzet van de mest die hij niet op door hemzelf gebruikte grond mag aanwenden. Hij zal zich vooraf van die afzet dienen te verzekeren door het sluiten van een overeenkomst met een ondernemer van een ander bedrijf waarop de mest kan worden aangewend of met een erkende mestverwerker of mestexporteur. Ten opzichte van de huidige praktijk, waarin mestdistributeurs veelal zorgdragen voor de afzet bij de uiteindelijke mestafnemer, heeft deze opzet, zoals uit paragraaf 4.4, onderdeel c, van de memorie van toelichting kan worden opgemaakt, het voordeel dat er geen tussenschakels in een afzetketen zijn met evenzovele risico's voor de controle op de meststromen. Bovendien wordt de mestproducent preventief met de gevolgen van de op zijn bedrijf plaatsvindende mestproductie geconfronteerd. Deze voordelen zullen evenwel moeten opwegen tegenover het aan het stelsel verbonden nadelen.a. In de regeling van de mestafzetovereenkomsten wordt de afzet van stikstof forfaitair - met het oog op het welslagen van deze volumemaatregel lager dan bij de forfaitaire mineralenheffing - bepaald. Daarbij wordt weliswaar anders dan bij de regulerende stikstofheffing rechtstreeks aangesloten op de gebruiksnormen en de derogatiemogelijkheid van de Nitraatrichtlijn, maar wordt de daadwerkelijke afzet niet als uitgangspunt genomen. Juist de feitelijke afzet van mineralen is voor akkerbouwers, verreweg de belangrijkste categorie mestafnemers, relevant. Akkerbouwers zullen in het kader van de regulerende mineralenheffing, mede gelet op de ruimte die zij zullen willen houden voor gebruik van kunstmest, de voorkeur geven aan een verplichting tot de afname van mest waarvan het mineralengehalte aan de hand van monsters, volgens het verfijnde heffingenregime, vaststaat. Als gevolg van dit verschil in berekening van de afzet volgens de afzetovereenkomst en van de daadwerkelijke mestafgifte en ontvangst is de voorgestelde regeling van de mestafzetovereenkomsten voor hen minder aantrekkelijk, zodat moet worden getwijfeld aan de effectiviteit van deze regeling.b. Wellicht kunnen problemen als onder a vermeld voor een belangrijk deel worden ondervangen wanneer intermediaire ondernemingen (mestdistributeurs) bij de feitelijke afwikkeling van de afzetovereenkomsten de mest van verschillende mestproducenten tot de door de afnemers gewenste samenstelling mengen. In de paragrafen 4.3, onder d, en 4.4, onder c wordt in ieder geval aan deze ondernemingen een rol toegedacht die in deze richting wijst. Elders in de memorie van toelichting (paragraaf 7.2. Ex ante evaluatie(zie noot 3)) wordt zelfs een verband gelegd tussen de noodzakelijke bereidheid van akkerbouwers om mestafzetovereenkomsten te sluiten en de rol die intermediaire ondernemingen kunnen vervullen voor de samenstelling en kwaliteit van de aangeboden mest. Maar deze noodzakelijke tussenhandel in meststromen mag met het oog op de handhaving niet samengaan met het toelaten van de mestdistributeur als partij bij de mestafzetovereenkomst (memorie van toelichting, paragraaf 4.4, onderdeel c).c. De memorie van toelichting biedt onvoldoende zicht op de prijsontwikkeling van de mestafzetruimte, die in de afzetovereenkomst moet worden geregeld. Aangenomen wordt dat, doordat met verbodsbepalingen de afstemming van de omvang van de veestapel op de beschikbare aanwendings- en afzetmogelijkheden van de mest wordt verzekerd, de kostenontwikkeling beheerst zal blijven (memorie van toelichting, paragraaf 3.2).De Raad meent dat voor het stelsel van mestafzetovereenkomsten geen normale marktomstandigheden zullen gelden. Daar is al geen sprake van omdat de intensieve veehouder een mestafzetovereenkomst moet sluiten met een partij (in de regel een akkerbouwer) die daaraan in beginsel geen behoefte heeft. Daarenboven gaat het als gevolg van het bepalen van de afzet op basis van forfaits om een product dat niet kan zijn afgestemd op de gerichte vraag naar minerale meststoffen van de akkerbouwer. Voorts is niet zonder meer duidelijk hoe de rol die aan mestdistributeurs bij de feitelijke afzet van mest wordt toegedacht, bevorderlijk is voor de beoogde transparantie en sturingskracht van het stelsel. Bij het college is daarom de vraag gerezen of de kans van slagen met het toelaten van de tussenhandel als partij bij de mestafzetovereenkomst niet groter zal zijn dan de extra risicos op het punt van de in de toelichting genoemde fraudegevoeligheid die aan die toelating zijn verbonden.Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad de positie van de tussenhandel nog eens te bezien.2. Sluitende registratieVoor een effectieve controle op de mestafzetovereenkomsten is het van cruciaal belang dat de overheid op een centraal punt beschikt over een actuele, sluitende registratie van alle percelen grond die een bedrijf op grond van een erkende gebruikstitel in gebruik heeft en van de oppervlakte van de daarop plaatsvindende teelten, onderscheiden naar gewas, alsmede van de tot het bedrijf behorende percelen natuurterrein. De registratie dient zodanig te zijn ingericht dat op eenvoudige wijze de verstrekte gegevens kunnen worden geverifieerd en verbanden kunnen worden gelegd met andere registraties. Daarnaast is een centrale registratie van de mestafzetovereenkomsten van belang opdat steeds in beeld is welk deel van de mestplaatsingsruimte van een bedrijf in gebruik is (memorie van toelichting, paragraaf 4.7, onder b). De regeling van dit alles wordt verspreid in een drietal bepalingen (uiteindelijk) aan de minister overgelaten (de artikelen 7, 7a en 58am).Er bestaat gerede twijfel of een sluitende en complete perceelsregistratie wel tijdig gereed zal zijn. Dat hier sprake is van een risicofactor wordt bevestigd door de Ex ante evaluatie (hoofdstuk 7). Daarin wordt zelfs gerefereerd aan een (voorlopige) risicoanalyse van het Bureau Heffingen waaruit blijkt dat het tijdig opzetten van de registratie een slagingskans heeft van slechts 40%. Hoewel de memorie van toelichting (paragraaf 7.2) dit risico onderkent, wordt aan het geval dat het systeem onverhoopt niet tijdig zal worden gerealiseerd slechts een enkele, zeer algemeen verwoorde passage gewijd. Aangegeven is dat "dit gevolgen (heeft) voor de handhaafbaarheid van het stelsel van mestafzetovereenkomsten" en dat "in overleg met het Openbaar Ministerie een aangepast handhavingsbeleid zal worden ontwikkeld". Gelet op de uit de Nitraatrichtlijn voortvloeiende verplichtingen is dit naar het oordeel van de Raad een riskante optie.Hij dringt erop aan een uiterste inspanning te leveren, in geld en in menskracht, om het bedoelde registratiesysteem tijdig tot stand te brengen.3. Verandering mestvolumebeleidIn het wetsvoorstel wordt voorzien in de opheffing van de dierrechten en mestproductierechten met ingang van 1 januari 2005 (artikelen III en IV). In de memorie van toelichting (paragraaf 4.1) wordt uiteengezet dat deze rechten naast het stelsel van mestafzetovereenkomsten als volume-instrumenten voorshands in stand moeten worden gelaten omdat 1) het nieuwe stelsel zich eerst in de praktijk zal moeten bewijzen, 2) de bestaande dierrechten borg staan voor een verantwoorde en beheersbare introductie van het nieuwe stelsel en 3) de dierrechten een aangrijpingspunt vormen voor de verschillende beëindigingsregelingen in het kader van het flankerend beleid. De Raad mist in deze verantwoording aandacht voor de positie van ondernemers die onder de geldende wetgeving hebben geïnvesteerd in dierrechten en mestproductierechten en nu geconfronteerd worden met een mogelijke waardedaling van die rechten als gevolg van het gewijzigde volumebeleid. Daarbij gaat het zeker ook om ondernemers die hun bedrijf niet willen beëindigen. Het verdient aanbeveling dat in de memorie van toelichting een kwantitatief overzicht wordt verschaft van de gevolgen die deze waardedalingen voor de betrokken bedrijven en ook in totaal hebben. Daarnaast ware inzicht te geven in de eventuele repercussies op het draagvlak voor het thans voorgestelde regime. Afhankelijk daarvan meent de Raad dat in het flankerend beleid ook met deze ondernemers rekening moet worden gehouden.4. Implementatie van de NitraatrichtlijnEén van de door de Europese Commissie in haar ingebrekestelling gesignaleerde tekortkomingen betrof het onvoldoende rekening houden met stikstoftoevoer die verband houdt met de depositie in de bodem (memorie van toelichting, paragraaf 2.4). Weliswaar wordt de depositie van ammoniak gereguleerd op basis van de Interimwet ammoniak en veehouderij, maar daarmee is niet de door de Nitraatrichtlijn vereiste stikstofbalans (bijlage III, onder 3, onderdeel c) verzekerd. Op dit punt dient de uitvoering van de Nitraatrichtlijn in het wetsvoorstel alsnog te worden geïncorporeerd.5. Verhouding tot ander EU-beleidHet wetsvoorstel is geheel gericht op de uitvoering van de Nitraatrichtlijn, dus op het voorkomen van uit- of afspoeling van nitraat uit dierlijke meststoffen in water en niet op het tegengaan van de vervluchtiging van nitraat in de vorm van ammoniak. Met het oog op dat laatste is de implementatie van richtlijn 96/61/EG van de Raad van de EU van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257), (hierna: (IPPC-richtlijn), van belang. In de brief van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 mei 2000 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal(zie noot 4) wordt op de uit deze richtlijn voortvloeiende noodzaak van een omgevingstoets voor de wat grotere intensieve veehouderijen ingegaan. In diezelfde brief wordt bovendien melding gemaakt van EU-onderhandelingen over de vaststelling van (een EG-richtlijn inzake) nationale ammoniakemissieplafonds. Gelet op de ervaringen tot nu toe met de implementatie van de Nitraatrichtlijn verdient het aanbeveling dat reeds thans inzicht wordt gegeven van de eventuele gevolgen die deze ontwikkelingen voor het Nederlandse milieu- en mestbeleid zullen hebben. Voorkomen moet worden dat (toekomstige) EG-regelgeving interfereert met het in het onderhavige voorstel neergelegde regime; anderzijds mogen de aan dat regime ten grondslag liggende beleidskeuzen ter implementatie van de Nitraatrichtlijn en de uit dat regime voortvloeiende investeringen van ondernemers toekomstige implementaties niet bemoeilijken. Tegen deze achtergrond ware in de memorie van toelichting aan dit element een beschouwing te wijden.6. Hybride voorschriften en strafbaarstellingIn de artikelen 58ae en 58an zijn de voorwaarden geregeld voor het niet gelden van het in artikel 58aa neergelegde verbod om op een bedrijf in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen te produceren dan de mestplaatsingsruimte van dat bedrijf in dat jaar. Los daarvan wordt het niet inachtnemen van enkele van die eisen door mestproducent of de wederpartij van de mestafzetovereenkomst ook afzonderlijk strafbaar gesteld (artikel I, onderdeel Z). Hoewel de handhaving van het hoofdverbod met deze afzonderlijke voorschriften en strafbaarstellingen kan worden ondersteund, behoeft deze opzet uit een oogpunt van transparantie van het strafrecht een uitdrukkelijke motivering. In het wetsvoorstel en in de nadere regelgeving zal moeten worden aangegeven wie naast of in plaats van de mestproducenten de normadressaten (mestafnemers, mestverwerkers of mestexporteurs) zijn van de afzonderlijk strafrechtelijk te handhaven voorschriften. Dat kan bijvoorbeeld niet duidelijk worden opgemaakt uit artikel 58ae, tweede lid, in samenhang met het eerste lid. Teneinde geen kiem voor rechtsonzekerheid te bevatten, zal het wetsvoorstel zelf op dit punt zoveel mogelijk moeten worden gepreciseerd. Overigens is verzuimd de overtredingen van de artikelen 58am en 58an die in het voorgestelde artikel II, onderdeel B, onder de Wet op de economische delicten worden gebracht als strafbare feiten aan te merken in de voorgestelde aanvulling van artikel 71 van de Meststoffenwet (artikel I, onderdeel Z). De artikelen en de toelichting verdienen aanpassing.7. DefinitiesIn de definitie van uitspoelingsgevoelige grond in artikel 1, eerste lid, onderdeel ac, wordt een verband gelegd met de gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstand. Het college wijst erop dat er een verband is tussen de grondwaterstand en het peilbeheer van het oppervlaktewater van de betrokken waterschappen. Zeker nu waterschappen in het kader van het antiverdrogingsbeleid en het beleid dat is gericht op de beheersing van de waterafvoer er steeds meer toe overgaan de peilnormen te verhogen, verdient het aanbeveling dat de definitie van uitspoeling gevoelige grond op haar gevoeligheid voor het door waterschappen gevoerde peilbeheer wordt bezien.8. Gefaseerde inwerkingtredingArtikel V voorziet in de mogelijkheid van gefaseerde inwerkingtreding. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de bepalingen van het wetsvoorstel met ingang van 1 januari 2002 in werking treden met uitzondering van die welke van belang zijn met het oog op de voorbereiding door onder andere mestproducenten die afzetovereenkomsten willen sluiten en door het Bureau Heffingen dat tijdig over bedrijfsgegevens moet beschikken. Het gaat daarbij evenwel onder meer om bepalingen die redactioneel onlosmakelijk verbonden zijn met bepalingen die pas met ingang van 1 januari 2002 in werking zullen treden. Eerdere inwerkingtreding van die artikelen is daardoor niet mogelijk. Als voorbeeld kan worden gewezen op de verhouding tussen de artikelen 58am, 58ac en 58aa. Het verdient aanbeveling de bepalingen in het wetsvoorstel waaraan mede met het oog op een noodzakelijke eerdere inwerkingtreding daarvan een zelfstandige betekenis moet worden toebedacht als zelfstandige bepalingen te redigeren. De Raad adviseert de gewenste koppeling met de artikelen die later in werking zullen treden in die laatste bepalingen vast te leggen.9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit luchtfotografie, het Inkomsten-vergoedingsbesluit-militairen en het koninklijk besluit van 16 juli 1965 tot regeling van het valschermspringen uit zich in de lucht bevindende militaire luchtvaartuigen (Stb. 390), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit luchtfotografie, het Inkomsten-vergoedingsbesluit-militairen en het koninklijk besluit van 16 juli 1965 tot regeling van het valschermspringen uit zich in de lucht bevindende militaire luchtvaartuigen (Stb. 390), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 maart 2013, no.13.000377, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit luchtfotografie, het Inkomsten-vergoedingsbesluit-militairen en het koninklijk besluit van 16 juli 1965 tot regeling van het valschermspringen uit zich in de lucht bevindende militaire luchtvaartuigen (Stb. 390), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen die onder de Minister van Verkeer en Waterstaat ressorteren (Aanpassingswet zbo's VenW aan de Kaderwet zbo's), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen die onder de Minister van Verkeer en Waterstaat ressorteren (Aanpassingswet zbo's VenW aan de Kaderwet zbo's), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2010, no.10.002106, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen die onder de Minister van Verkeer en Waterstaat ressorteren (Aanpassingswet zbo's VenW aan de Kaderwet zbo's), met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 april 2011, no.11.000991, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2012, no.12.002012, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging en aanvulling van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Russische Federatie inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie, gesloten op 22 december 1998; Moskou, 27 februari 2002, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging en aanvulling van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Russische Federatie inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie, gesloten op 22 december 1998; Moskou, 27 februari 2002, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Republiek Joegoslavië; 's-Gravenhage, 29 januari 2002 (Trb.2002, 83), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Republiek Joegoslavië; 's-Gravenhage, 29 januari 2002 (Trb.2002, 83), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de Initiatiefnota "Mooi Nederland".

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de Initiatiefnota "Mooi Nederland". Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 1.1 Initiatiefnota Mooi Nederland 3 1.1.1 Achtergrond en hoofdlijnen 3 1.1.2 Voorlichtingsvragen 9 1.2 Opzet voorlichting 10
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met het penitentiair programma en het elektronisch toezicht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met het penitentiair programma en het elektronisch toezicht.Bij Kabinetsmissive van 7 november 2001, no.01.005274, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met het penitentiair programma en het elektronisch toezicht. Het wetsvoorstel beoogt uitvoering te geven aan enkele voorstellen uit de nota Sancties in perspectief.(zie noot 1) Deze nota geeft voorstellen voor een meer inzichtelijk en helder sanctiestelsel op het terrein van vrijheidsstraffen en vrijheidsbeperkende straffen voor volwassenen. Het onderhavige voorstel omvat een verruiming van het penitentiair programma naar vrijheidsstraffen vanaf een halfjaar alsmede een wettelijke verankering van het elektronisch toezicht ten behoeve van penitentiaire programmas in de Penitentiaire beginselenwet (PBW). De Raad van State plaatst enkele kanttekeningen bij de verruiming van het penitentiair programma. 1. De wenselijkheid van de verruiming Per 1 januari 1999 is de PBW in werking getreden, waarin het penitentiair programma een wettelijke basis heeft gekregen. Eén van de wettelijke voorwaarden om voor deelname in aanmerking te komen is dat de gedetineerde onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar. Deze grens is op instigatie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in de wet opgenomen.(zie noot 2) Thans wordt voorgesteld de grens te verleggen tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van ten minste een halfjaar. De toelichting geeft de volgende redenen voor deze uitbreiding. In de nota Sancties in perspectief is ervoor gekozen het elektronisch toezicht altijd te koppelen aan een programma van activiteiten om nadere invulling te geven aan resocialisatie. Volgens de toelichting moet de wettelijke regeling van het elektronisch toezicht om die reden gepaard gaan met een wijziging van de criteria voor toepassing van het penitentiair programma. Dit argument kan niet overtuigen, nu niet valt in te zien waarom de koppeling van het elektronisch toezicht aan het penitentiair programma zou noodzaken tot een verlegging van de grens voor deelname aan het penitentiair programma. Verder blijkt volgens de toelichting een groep gedetineerden met vrijheidstraffen van zes tot twaalf maanden te bestaan waarvoor het penitentiair programma op zichzelf geschikt is, maar die daarvoor niet in aanmerking komt omdat de wet het niet toelaat. In de toelichting wordt echter niet aangegeven hoe groot deze groep - bij benadering - is, zodat de praktische noodzaak van de verruiming vooralsnog moeilijk kan worden ingeschat. Ten slotte stelt de toelichting dat de verwachtingen bij de invoering van het penitentiair programma in 1999 ten aanzien van de ontwikkelingen van aantallen en duur van de vrijheidsstraffen niet zijn uitgekomen. Kennelijk zijn er op dit moment minder kandidaten die voor een penitentiair programma in aanmerking komen dan bij de invoering van de wet was verwacht. Ook deze vaststelling dwingt op zichzelf nog niet tot een verruiming van de criteria. De Raad acht de motivering voor de voorgestelde verruiming niet direct overtuigend, mede gelet op de recente totstandkoming van de huidige regeling. Het college beveelt aan de noodzaak voor de verruiming beter te beargumenteren. 2. Overlap tussen sancties en executiemodaliteit Volgens het geldende artikel 4, tweede lid, onder a, PBW geldt voor deelname aan een penitentiair programma dat de gedetineerde is veroordeeld tot een vrijheidsstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel ten minste een jaar bedraagt. Deze grens is getrokken om samenloop tussen enerzijds de combinatie van taakstraf en vrijheidsstraf van zes maanden en anderzijds de tenuitvoerlegging van een deel van het penitentiair programma te voorkomen.(zie noot 3) In dat verband wees de minister op het toenmalige wetsvoorstel taakstraffen, waarbij de combinatiemogelijkheid van een vrijheidsstraf van zes maanden en een taakstraf was voorgesteld als alternatief voor vrijheidsstraffen van een jaar. Deze regeling is inmiddels in werking getreden (artikel 9, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (WvS)). Het voorontwerp week op twee punten af van het huidige voorstel. In de eerste plaats was geen ondergrens opgenomen wat betreft de straf als criterium voor deelname aan een penitentiair programma. Voorts bevatte het concept een voorstel tot aanpassing van artikel 9, vierde lid, WvS, waarin de mogelijkheden van een combinatie van vrijheidsstraf en taakstraf sterk werden beperkt om te voorkomen dat er een overlapping zou ontstaan tussen deze sancties en het penitentiair programma. Op beide onderdelen is kritiek gekomen, voornamelijk vanwege de behoefte bij de officieren van justitie en de rechters om maatwerk in de op te leggen sanctie te kunnen leveren en vanwege het ontbreken van een ondergrens wat betreft de opgelegde straf voor deelname aan een penitentiair programma. In reactie op deze kritiek heeft de minister beide onderdelen geschrapt en voorgesteld om de grens voor deelname aan een penitentiair programma te verruimen tot de categorie veroordeelden tot een vrijheidsstraf van zes maanden. Daardoor nemen de kansen op overlapping tussen sancties en executiemodaliteit weer sterk toe. Die samenloop staat bovendien op gespannen voet met de doelstelling van de nota Sancties in perspectief om te komen tot een meer overzichtelijk en helder sanctiestelsel. De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op de overlapping tussen de combinatie van vrijheidsstraf en taakstraf met het penitentiair programma. 3. Uitvoerbaarheid van het penitentiair programma De verruiming voor deelname aan het penitentiair programma tot straffen van ten minste een halfjaar is volgens de toelichting mede ingegeven doordat binnen de inrichtingen een groep gedetineerden blijkt te bestaan die qua gedrag en reïntegratieperspectief geschikt is voor deelname, maar hier niet voor in aanmerking komt omdat de wet het niet toelaat. Bij de behandeling van het wetsvoorstel taakstraffen heeft de minister opgemerkt dat bij gedetineerden met een kortere vrijheidsstraf dan een jaar de mogelijkheden tot detentiefasering beperkt zijn: "De tijd is vaak eenvoudig te kort om een poging tot resocialisatie te doen".(zie noot 4) De Raad adviseert in het licht van het vorenbedoelde de thans gemaakte keuze tot verruiming van de grenzen van het programma tot (minimaal) zes maanden nader toe te lichten. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, in verband met het schrappen van uitgewerkte overgangsbepalingen en het overbrengen van nog geldend overgangsrecht naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, in verband met het schrappen van uitgewerkte overgangsbepalingen en het overbrengen van nog geldend overgangsrecht naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 november 2011, no.11.002657, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, in verband met het schrappen van uitgewerkte overgangsbepalingen en het overbrengen van nog geldend overgangsrecht naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering en enige andere besluiten in verband met het flexibiliseren van de aanspraken op zorg voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering en enige andere besluiten in verband met het flexibiliseren van de aanspraken op zorg voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten en enkele andere wijzigingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn nr.2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG L 194).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn nr.2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG L 194).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, 189), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, 189), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2011, no.11.001283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, 189), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met verlening aan de notaris van bevoegdheden in verband met gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding en tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met verlening aan de notaris van bevoegdheden in verband met gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding en tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2008, no.08.001763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met verlening aan de notaris van bevoegdheden in verband met gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding en tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter beperking van de ammoniakemissie uit huisvestingssystemen van veehouderijen (Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter beperking van de ammoniakemissie uit huisvestingssystemen van veehouderijen (Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2004, no. 04.001724, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter beperking van de ammoniakemissie uit huisvestingssystemen van veehouderijen (Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit bevat voorschriften met betrekking tot de ammoniakemissie uit dierenverblijven die behoren tot een veehouderij. Samen met de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) die op 8 mei 2002 in werking is getreden, vormt het ontwerpbesluit het nieuwe wettelijke instrumentarium ter beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu die de emissie van ammoniak uit veehouderijen veroorzaakt. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de verhouding tot de IPPC-richtlijn(zie noot 1) en heeft voorts opmerkingen van wetstechnische aard. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Verhouding tot IPPC-richtlijn Onder de IPPC-richtijn vallen de veehouderijen die zijn aangewezen in punt 6.6 van bijlage I van die richtlijn. Dat zijn bedrijven met installaties voor intensieve pluimvee- en varkenshouderij met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee, 2.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg) of 750 plaatsen voor zeugen (hierna: IPPC-inrichtingen). Aan deze en andere onder de IPPC-richtlijn vallende installaties dienen emissiegrenswaarden voor verontreinigende stoffen te worden gesteld die zijn gebaseerd op de "best beschikbare technieken" (BBT)(zie noot 2). Voor bestaande installaties geldt een overgangstermijn tot 30 oktober 2007. Artikel 16 van de IPPC-richtijn voorziet in een procedure voor het vaststellen van BBTs voor bedrijfstakken in Europees verband. Over de verhouding tot de IPPC-richtlijn heeft de Raad de volgende opmerkingen. a. In paragraaf 1.5.2, Normstelling, van de nota van toelichting wordt uiteengezet hoe de maximale emissiewaarden voor ammoniak uit veehouderijen zijn vastgesteld. Daarbij wordt onder meer opgemerkt dat, uitgaande van het vereiste van brede toepasbaarheid op langere termijn, geen huisvestingssystemen zijn meegenomen in de verdere beschouwing die weliswaar een lage emissiefactor hebben, maar op termijn op grond van dierenwelzijnswetgeving niet meer mogen worden toegepast. Verder wordt in dezelfde paragraaf opgemerkt dat vervolgens is bezien, welke van de beschikbare emissiearme huisvestingssystemen binnen de sector economisch en technisch haalbaar zijn. Als economisch criterium is daarbij gehanteerd, dat toepassing van een dergelijk huisvestingssysteem geen onredelijke kostenverhoging met zich mee mag brengen. Als additionele voorwaarde is gesteld dat een veehouder in beginsel moet kunnen kiezen uit meerdere emissiearme technieken. De Raad adviseert deze uitgangspunten nader te rechtvaardigen in het licht van het criterium van de IPPC-richtlijn dat bij vergunningen en het vaststellen van bijzondere verplichtingen in dwingende algemene voorschriften, als bedoeld in artikel 9, achtste lid, van die richtlijn, moet worden getoetst aan de best beschikbare technieken. De Raad vindt die verantwoording onvoldoende terug in de beschouwing die in de paragrafen 1.5.2 en 1.5.3 wordt gegeven over de wijze waarop aan de uitgangspunten van de IPPC-richtlijn is getoetst. Meer in het bijzonder met betrekking tot de toets aan het economische criterium wordt in paragraaf 1.5.3 van de nota van toelichting bij de verantwoording van de bijzondere overgangstermijnen in bijlage 2 voor huisvestingssystemen van bepaalde categorieën dieren het volgende standpunt ingenomen: "Op grond van de IPPC-richtlijn dient immers bij de vaststelling van wat in een concrete situatie als "beste beschikbare technieken" moet worden beschouwd, ook rekening te worden gehouden met kosten en baten van de maatregelen". De Raad wijst erop dat, indien met "concrete situatie" een per inrichting gesubjectiveerde beoordeling van kosten en baten wordt bedoeld, die beoordeling zich niet verdraagt met de objectivering die ten grondslag ligt aan het IPPC-criterium voor "beste beschikbare technieken". Die objectivering zal ook in acht moeten worden genomen bij de toepassing van het kosten en baten-criterium van artikel 9, vijfde lid, van de richtlijn. In zoverre dient de toelichting, zo nodig ook bijlage 2 van het ontwerpbesluit te worden gewijzigd. b. De IPPC-richtlijn geldt vanaf 30 oktober 1999 voor onder die richtlijn vallende nieuwe installaties en voor op die datum reeds bestaande installaties die onder de richtlijn vallen en waarin een belangrijke wijziging wordt aangebracht. Het laatste volgt uit de definitie van "wijziging van de exploitatie" in artikel 2, aanhef en onder (10), en de artikelen 12, tweede lid, 21 en 22 van de richtlijn.(zie noot 3) De regeling van de overgangstermijn voor de aanpassing van bestaande huisvestingssystemen in bijlage 2 van het ontwerpbesluit zal dientengevolge alleen betrekking kunnen hebben op inrichtingen die beneden de drempels van de richtlijn blijven en op reeds op 30 oktober 1999 bestaande inrichtingen waarvan de exploitatie als gevolg van een na die datum gerealiseerd huisvestingssysteem naar het oordeel van de bevoegde autoriteit (het bevoegd gezag) geen negatieve en significante effecten voor het milieu heeft (het criterium voor "belangrijke wijziging" in artikel 2, aanhef en onder (10)). Artikel 1, tweede lid, dat een opsomming geeft van wat voor de toepassing van het ontwerpbesluit onder bestaand huisvestingssysteem moet worden verstaan, bevat deze beperking niet. De Raad adviseert hierin te voorzien. c. In artikel 4, eerste lid, wordt verwezen naar bijlage 2, waarin ten aanzien van een aantal diercategorieën de aanpassing van het stalsysteem wordt uitgesteld tot 1 januari 2010, terwijl volgens de IPPC-richtijn bestaande IPPC-inrichtingen uiterlijk op 30 oktober 2007 aan de eisen van de richtlijn moeten voldoen (artikel 5, eerste lid, junctis 21 en 22). In paragraaf 1.5.3, onder "Bijzondere overgangstermijnen", van de nota van toelichting wordt de ruimere overgangstermijn voor die stalsystemen in overeenstemming met de richtlijn geacht, zolang voor de huisvesting van betrokken diercategorieën in het kader van de richtlijn nog geen document met best beschikbare technieken is vastgesteld en met het voorschrijven van de best beschikbare technieken rekening moet worden gehouden met de kosten en baten van de te treffen maatregelen. De Raad wijst erop dat zodra voor de bedoelde intensieve veehouderijen voor 1 januari 2010 best beschikbare technieken beschikbaar zijn geen toepassing zal kunnen worden gegeven aan de genoemde overgangstermijn. Met het oog daarop geeft het college in overweging de desbetreffende passage in de nota van toelichting aan te vullen. 2. Duiding van de huisvestingssystemen In artikel 2, eerste lid, juncto bijlage 1 van het ontwerpbesluit worden maximale emissiewaarden gesteld aan huisvestingssystemen die in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) zijn aangewezen. Dat volgt uit het gecombineerde gebruik van de begrippen "huisvestingssysteem" en "emissiefactor", alsmede de verwijzing in de definitie van het laatstgenoemde begrip naar artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Bij de Raad rijst de vraag hoe moet worden gehandeld in gevallen waarin een stal niet geheel overeenkomt met een in de Rav genoemd huisvestingssysteem. Moet het bevoegd gezag in die gevallen gelet op artikel 3, eerste en derde lid, Wav zo nodig zelf een maximale emissiewaarde voorschrijven of geldt voor de betrokken stal de emissiewaarde die is gekoppeld aan het huisvestingssysteem waarmee het het meest overeenkomt? De Raad adviseert hierover duidelijkheid te verschaffen in de nota van toelichting. 3. Begrippen diercategorie en hoofdcategorie In verschillende artikelen van het ontwerpbesluit worden de termen "diercategorie" en "hoofdcategorie" gebruikt (artikel 1, tweede lid, aanhef en onder e, en in de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, en 4). Naar de Raad aanneemt, worden hiermee de categorieën en hoofdcategorieën van de bijlagen 1 en 2 bedoeld. Om misverstand met betrekking tot de reikwijdte van deze artikelen te voorkomen, adviseert de Raad de begrippen "diercategorie" en "hoofdcategorie" te definiëren. 4. Artikel 3 Ingevolge artikel 3, eerste lid, is de regeling van de maximale emissiewaarde in artikel 2 voor de diercategorieën melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar niet van toepassing ten aanzien van een bestaand huisvestingssysteem en evenmin ten aanzien van de uitbreiding daarvan, zolang het aantal dierplaatsen als gevolg van de uitbreiding niet meer dan 20 stuks toeneemt. In de toelichting op dit artikellid wordt uiteengezet dat wanneer de uitbreiding in stappen plaatsvindt, de uitbreiding van een bestaand huisvestingssysteem moet voldoen aan de maximale emissiewaarde zodra het aantal dierplaatsen met meer dan 20 is toegenomen ten opzichte van het aantal dat aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit. De Raad adviseert een bepaling van die strekking in het ontwerpbesluit zelf op te nemen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Meststoffenwet (Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Meststoffenwet (Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2005, no.05.002657, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Meststoffenwet (Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ter uitvoering van de Meststoffenwet. De Meststoffenwet wordt per 1 januari 2006 gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving en om de verontreiniging van de bodem en het water door meststoffen, in het bijzonder stikstof en fosfaat, verder te beperken. Deze wijziging van de Meststoffenwet (hierna: de wijzigingswet) strekt er mede toe om, in overeenstemming met het hoofdlijnenakkoord van 16 mei 2003(zie noot 1) en de pakketbrief van 8 april 2004(zie noot 2), te komen tot verdergaande vereenvoudiging van de regelgeving en het terugdringen van de administratieve lasten. Het ontwerpbesluit geeft ook daaraan verder uitvoering. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen onder meer over de lasten voor het bedrijfsleven.1. Vrije bewijsvoering en administratieve lastenIn verband met het in de wijzigingswet opgenomen uitgangspunt van vrije bewijsvoering hebben landbouwers en tussenpersonen/transporteurs (intermediairs) de ruimte om met zelfgekozen middelen te bewijzen dat zij de gebruiksnormen en de verplichting tot een verantwoorde afzet van mest hebben nageleefd. Die gegevens en bepalingswijzen zullen evenwel voldoende moeten zijn onderbouwd en betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen dienen, aldus wordt medegedeeld in paragraaf 5.1, Algemene uitgangspunten, van de nota van toelichting. In deze paragraaf wordt verder uiteengezet dat het belang van de in het ontwerpbesluit opgenomen administratieve verplichtingen tweeledig is. Enerzijds scheppen de bepalingen voor de landbouwers en de intermediair duidelijkheid omtrent de gegevens waarmee naleving van de gebruiksnormen en van de verplichting tot verantwoorde afzet van mest in ieder geval aannemelijk kan worden gemaakt en helderheid omtrent de wijze waarop de relevante hoeveelheden kunnen worden bepaald. Anderzijds is, zo wordt verder medegedeeld, het voor een adequate vaststelling óf en in welke mate de normen zijn overtreden, onontbeerlijk dat de overheid beschikt over voldoende betrouwbare gegevens. Deze gegevens zijn bovendien van belang om te komen tot een reële waardering van de alternatieve bewijsstukken, waarmee de landbouwers en de intermediair de naleving van de gebruiksnormen of de afvoer van dierlijke mest meent te kunnen verantwoorden.Hoewel de Raad deze opzet evenwichtig voorkomt, wil hij wijzen op een aantal specifieke aspecten.Enerzijds zullen bij ministeriële regeling voor onder meer de hoeveelheidsbepaling van fosfaten en nitraten in mest, gewasopbrengsten, op het bedrijf geproduceerde diervoeders en forfaitaire regels worden vastgesteld (artikel 70, eerste en tweede lid), anderzijds zal het fosfaat- en nitraatgehalte in de van bedrijven afgevoerde mest onder meer met behulp van monsters moeten worden bepaald (artikel 70, vierde lid). Mede gelet op de reactie van de Vereniging van accountants- en belastingadviseurs op het voorgepubliceerde ontwerpbesluit(zie noot 3) adviseert de Raad in de toelichting in te gaan op de mogelijke complicaties die hieruit voor de verantwoording van de naleving van de gebruiksregels van de Meststoffenwet kunnen voortvloeien.De landbouwers, intermediairs en leveranciers zullen een inzichtelijke administratie moeten voeren (artikelen 32, 39 en 44). Uit oogpunt van beperking van lasten is bepaald dat daarbij gebruik kan worden gemaakt van gegevens die reeds om een andere reden moeten worden verstrekt (artikelen 31, vierde lid, 43, vierde lid), zoals uit de landbouwtelling en I&R-gegevens(zie noot 4). De administratie dient niettemin ordelijk te worden opgezet (toelichting op artikel 32). De Raad begrijpt hieruit dat de administratie op de verantwoording van de naleving van de Meststoffenwet dient te zijn toegesneden, wat waarschijnlijk tot een herordening van de gegevens zal nopen. De Raad adviseert hieraan alsnog aandacht te besteden in het overzicht van de administratieve lasten in hoofdstuk 7, Bedrijfseffecten, van de nota van toelichting. Overigens is het de Raad opgevallen dat in dat overzicht is uitgegaan van een niet geactualiseerd uurtarief van een nulmeting in 2002. Dat behoeft nadere verklaring.2. Nadere duiding wettelijke grondslag andere besluitenDe Raad wijst erop dat de gegevens die volgens artikel 31, vierde lid en 43, vierde lid, kunnen worden ontleend aan andere registraties, feitelijk bruikbaar zullen moeten zijn voor de verantwoording van de naleving van de nieuwe mestwetgeving. Dat is ook van belang voor de handhaving van de betrokken administratieve voorschriften. Zo zal de grondregistratie in het kader van de landbouwtelling en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EG moeten aansluiten op de criteria voor perceel in de mestwetgeving. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten of behalve het voorzien van de betrokken besluiten met een grondslag in de Meststoffenwet in de artikelen 73, 74 en 75, nog wijzigingen in die besluiten moeten worden aangebracht om de bedoelde gegevens mede geschikt te laten zijn voor de toepassing van de Meststoffenwet.3. Zelfstandige leesbaarheid toelichtingBij dit besluit wordt een aantal bestaande uitvoeringsbesluiten van de Meststoffenwet, zoals het Besluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet ingetrokken. In hoofdstuk 4 van de nota van toelichting wordt ten aanzien het Besluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet opgemerkt dat, aangezien de bepalingen van dat besluit ongewijzigd in het onderhavige besluit zijn opgenomen, in de toelichting is volstaan met een samenvatting van de nota van toelichting zoals deze bij het oorspronkelijke besluit is gepubliceerd. Voorts wordt bij enkele afzonderlijke artikelen verwezen naar de nota van toelichting bij dat besluit (bijvoorbeeld in de toelichting op artikel 29). De Raad acht het evenwel wenselijk dat, indien er sprake is van een overzetting van bepalingen uit bestaande regelingen in het ontwerpbesluit, in beginsel ook de desbetreffende toelichting wordt overgenomen. Dit bevordert, na het intrekken van de desbetreffende besluiten de kenbaarheid en toegankelijkheid van de toelichting bij de betrokken artikelen van het ontwerpbesluit. De Raad adviseert de toelichting in deze zin aan te vullen.4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (Wet overige BZK-subsidies), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (Wet overige BZK-subsidies), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2005, no.05.001034, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (Wet overige BZK-subsidies), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel vervangt de Wet overige BiZa-subsidies. Het biedt een wettelijke grondslag voor meer subsidies dan de huidige wet, enerzijds in verband met de gewijzigde begrotingssystematiek, anderzijds in verband met de gewijzigde vorm waarin financiële middelen aan de Nederlandse Antillen, Aruba en eilandgebieden worden verstrekt. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt enige opmerkingen van juridisch-technische aard. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Artikel 2 van het wetsvoorstel houdt rekening met de mogelijkheid dat een subsidieregeling berust op hoofdstuk 2 van de wet of dat ze daar buitenom kan worden verstrekt volgens artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De in het tweede lid van dat artikel voorziene mogelijkheid van subsidiëring krachtens zelfstandige algemene maatregel van bestuur wordt echter niet genoemd. Het ligt naar het oordeel van de Raad in de rede hoofdstuk 1 van het wetsvoorstel ook van toepassing te laten zijn op deze categorie subsidies - als ze voorkomen. De Raad geeft in overweging artikel 2 van het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. 2. In de artikelen 4, 13 en 14 wordt bepaald dat "bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling" een en ander kan worden vastgesteld. Zo kunnen ingevolge artikel 13 de activiteiten bedoeld in hoofdstuk 2, nader worden bepaald en de criteria voor verstrekking worden vastgesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling. De Raad adviseert voor te schrijven dat de nadere bepaling bij algemene maatregel van bestuur hoofdregel is en dat nadere bepaling bij ministeriële regeling slechts kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen. Daarnaast adviseert de Raad in de memorie van toelichting (slot Algemeen deel) met een aantal voorbeelden te verduidelijken wat bij algemene maatregel dient te geschieden en wat bij ministeriële regeling kan worden bepaald. 3. In artikel 7, eerste lid, wordt afdeling 4.2.8 Awb van toepassing verklaard op per boekjaar verstrekte subsidies; ingevolge het tweede lid kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat van één of meer artikelen van die afdeling kan worden afgeweken. De Raad acht dat een weinig praktisch systeem, waarbij bovendien het stelsel wordt gehanteerd dat bij lagere regeling van een hogere kan worden afgeweken. Hij adviseert dit te voorkomen door een meer gerichte vantoepassingsverklaring, en wel door artikel 7, tweede lid, te laten vervallen en in het - dan enige - lid te bepalen dat afdeling 4.2.8 Awb van toepassing is voorzover niet bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling krachtens "deze" wet anders is bepaald. 4. In artikel 8, tweede lid, slotzin, wordt bepaald dat de aan de medewerking van de accountant aan het onderzoek verbonden kosten "worden geacht te zijn begrepen in de subsidie". Formulering in de vorm van een fictie dient zoveel mogelijk te worden vermeden.(zie noot 1) De Raad adviseert in de slotzin te bepalen dat de subsidie ook kan worden aangewend voor de dekking van de bedoelde kosten. 5. In artikel 10 wordt de wettelijke grondslag gegeven voor het subsidiëren van diverse projecten of programma's in het verband van het Koninkrijk. De projecten of programma's kunnen steeds betrekking hebben op de Nederlandse Antillen, op Aruba, of op één of meer eilandgebieden. Het valt echter op dat in onderdeel c, het bevorderen van een behoorlijk bestuursniveau, alleen de eilandgebieden Bonaire, Saba en Sint Eustatius worden genoemd, de andere eilandgebieden niet en Aruba evenmin. In de toelichting wordt niet verklaard waarom projecten of programma's daar bij voorbaat van subsidiëring worden uitgesloten. De Raad adviseert tot aanvulling van de toelichting of tot aanpassing van onderdeel c. 6. Op grond van artikel 11, aanhef en onder e, kan de minister subsidies verstrekken ten behoeve van activiteiten inzake "het bevorderen van de democratische rechtsstaat en activiteiten op het gebied van het decentraal bestuur die gericht zijn op () het bevorderen en instandhouden van de kennis over gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van Nederland". Deze bepaling geeft geen begrenzing aan de te subsidiëren activiteiten. Ook is niet duidelijk waarom activiteiten ter bevordering van kennis over gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het Koninkrijk, niet voor subsidiëring in aanmerking komen; eventueel kunnen ze in artikel 10 worden ondergebracht. De Raad adviseert de bepaling duidelijker te formuleren en te motiveren waarom de kennis van gebeurtenissen van belang voor de ontwikkeling van het Koninkrijk hier niet is vermeld. 7. Artikel 14, aanhef en onderdeel a, bepaalt dat bij lagere regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot "de aanvraag van de subsidie en de besluitvorming daarover". Artikel 14 wordt niet toegelicht. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien en daarbij te verduidelijken wat onder die besluitvorming wordt verstaan. Tevens adviseert hij om bij onderdeel f (intrekking en wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling) uiteen te zetten welke regels nodig en mogelijk zijn naast de bepalingen van afdeling 4.2.6 Awb. 8. Het wetsvoorstel stelt geen maxima voor de te verstrekken subsidie. Ook de memorie van toelichting biedt geen enkel inzicht in de bedragen waar het om kan gaan. De Raad wijst erop dat subsidiëring op grond van het wetsvoorstel onder omstandigheden kan worden aangemerkt als een steunmaatregel in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag. Naar de Raad aanneemt zal voor de meeste subsidieverstrekkingen een vrijstelling van melding gelden op grond van Verordening (EG) nr.69/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PbEG 2001, L 10/30). Voor "vrijgestelde" subsidiëring gelden specifieke informatie- en verslagleggingsverplichtingen. Als geen vrijstelling van toepassing is, dient aan de Commissie de vraag te worden voorgelegd of hier sprake is van een steunmaatregel en of de Commissie deze toestaat op basis van uitzonderingsgronden. De Raad adviseert aan dit onderwerp aandacht te besteden in de memorie van toelichting. 9. De memorie van toelichting verdient op een aantal punten aanpassing. a. In de paragraaf Algemeen, zesde tekstblok, wordt gesteld dat dit wetsvoorstel, in combinatie met de Awb, zal leiden tot een grotere aandacht voor de doelmatigheid, effectiviteit en actualiteit van de subsidie. Deze passage behoeft nadere toelichting. b. De paragraaf Algemeen bevat enkele onnodige passages (tweede en vijfde tekstblok). Voorts wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen de algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling die nadere regels geven enerzijds, en de afzonderlijke toekenningsbeschikkingen anderzijds (voorlaatste tekstblok). De Raad adviseert tot aanpassing. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden in verband met de wijziging van de terrorismedekking, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden in verband met de wijziging van de terrorismedekking, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël betreffende de herziening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël ondertekend te Jeruzalem op 25 april 1984, met Protocol inzake wederzijdse bijstand betreffende samenwerking inzake fraude en hulpverlening aan uitkeringsgerechtigden, en Akkoord tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Israël betreffende herziening van het Administratief Akkoord van 25 april 1984 voor de toepassing van het op 25 april 1984 te Jeruzalem ondertekende Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël; Jeruzalem, 17 juli 2001 (Trb.2001, 141), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël betreffende de herziening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël ondertekend te Jeruzalem op 25 april 1984, met Protocol inzake wederzijdse bijstand betreffende samenwerking inzake fraude en hulpverlening aan uitkeringsgerechtigden, en Akkoord tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Israël betreffende herziening van het Administratief Akkoord van 25 april 1984 voor de toepassing van het op 25 april 1984 te Jeruzalem ondertekende Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël; Jeruzalem, 17 juli 2001 (Trb.2001, 141), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken in verband met de invoering van een landelijke voorziening WOZ, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken in verband met de invoering van een landelijke voorziening WOZ, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2012, no.12.001732, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken in verband met de invoering van een landelijke voorziening WOZ, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de wijziging van het basisexamen inburgering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de wijziging van het basisexamen inburgering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 april 2010, no.10.000992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de wijziging van het basisexamen inburgering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Warenwetbesluit machines in verband met het aanbrengen van enige technische en juridische verbeteringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Warenwetbesluit machines in verband met het aanbrengen van enige technische en juridische verbeteringen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2016, no.2016001003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Warenwetbesluit machines in verband met het aanbrengen van enige technische en juridische verbeteringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken in verband met een betere realisering van de met de Wet sociale werkvoorziening beoogde doelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken in verband met een betere realisering van de met de Wet sociale werkvoorziening beoogde doelen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 november 2007, no.07.003734, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken in verband met een betere realisering van de met de Wet sociale werkvoorziening beoogde doelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van niet-fysieke stadseconomie in grote steden (Besluit subsidies niet-fysieke stadseconomie grote steden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van niet-fysieke stadseconomie in grote steden (Besluit subsidies niet-fysieke stadseconomie grote steden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.2014000002, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/978/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures (PbEU L 350), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/978/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures (PbEU L 350), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2011, no.11.000323, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/978/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures (PbEU L 350), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit in-vitro diagnostica.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit in-vitro diagnostica.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 januari 2013, no.13.000006, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (PbEU L 292), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (PbEU L 292), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2015, no.2015001694, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (PbEU L 292), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over het strafvorderlijk onderzoek naar besmetting met een ernstige besmettelijke ziekte en fylogenetisch onderzoek (Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over het strafvorderlijk onderzoek naar besmetting met een ernstige besmettelijke ziekte en fylogenetisch onderzoek (Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2009, no.09.003635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over het strafvorderlijk onderzoek naar besmetting met een ernstige besmettelijke ziekte en fylogenetisch onderzoek (Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector (huurverhoging op grond van inkomen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector (huurverhoging op grond van inkomen).Bij Kabinetsmissive van 4 april 2012, no.12.000806, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector (huurverhoging op grond van inkomen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet inzake verbetering van de afstemming op de Algemene wet bestuursrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet inzake verbetering van de afstemming op de Algemene wet bestuursrecht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het koninklijk huis ten aanzien van de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder in relatie tot de inlichtingenplicht van de regering jegens de Staten-Generaal.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het koninklijk huis ten aanzien van de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder in relatie tot de inlichtingenplicht van de regering jegens de Staten-Generaal.Bij brief van 3 mei 2010 heeft de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State verzocht om voorlichting over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het koninklijk huis ten aanzien van de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder in relatie tot de inlichtingenplicht van de regering jegens de Staten-Generaal.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met het opheffen van de product- en bedrijfschappen en aanpassing van het Warenwetbesluit cosmetische producten 2011, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met het opheffen van de product- en bedrijfschappen en aanpassing van het Warenwetbesluit cosmetische producten 2011, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 december 2013, no.2013002490, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met het opheffen van de product- en bedrijfschappen en aanpassing van het Warenwetbesluit cosmetische producten 2011, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Comptabiliteitswet houdende uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de besteding van gelden die ten laste komen van de begroting van de Europese Unie (achtste wijziging van de Comptabiliteitswet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Comptabiliteitswet houdende uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de besteding van gelden die ten laste komen van de begroting van de Europese Unie (achtste wijziging van de Comptabiliteitswet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet inzake tijdelijke bepalingen in verband met de instelling van een deelfonds sociaal domein (Tijdelijke wet deelfonds sociaal domein), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet inzake tijdelijke bepalingen in verband met de instelling van een deelfonds sociaal domein (Tijdelijke wet deelfonds sociaal domein), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2014, no.2014000330, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake tijdelijke bepalingen in verband met de instelling van een deelfonds sociaal domein (Tijdelijke wet deelfonds sociaal domein), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake het amendement van de leden Dubbelboer en Mastwijk (Kamerstukken II 2004/05, 29833, nr.10).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake het amendement van de leden Dubbelboer en Mastwijk (Kamerstukken II 2004/05, 29833, nr.10).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende de mogelijkheden om iemand die in vreemdelingendetentie in honger- en/of dorststaking is, onafhankelijk van zijn wil voeding en drinken te doen toedienen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende de mogelijkheden om iemand die in vreemdelingendetentie in honger- en/of dorststaking is, onafhankelijk van zijn wil voeding en drinken te doen toedienen.Bij brief van 13 mei 2013, kenmerk 386196, heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen betreffende de mogelijkheden om iemand die in vreemdelingendetentie in honger- en/of dorststaking is, onafhankelijk van zijn wil voeding en drinken te doen toedienen. In het bijzonder heeft de staatssecretaris de vraag gesteld welke factoren van belang zijn bij het bepalen hoe om te gaan met de mogelijk conflicterende belangen van de uitoefening van het recht op zelfbeschikking enerzijds en anderzijds de zorgplicht die op de staat rust ten aanzien van de gedetineerde vreemdeling die in hongerstaking (zie noot1) is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot regeling van de instelling, taken en bevoegdheden van de Raad voor de rechtshandhaving van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot regeling van de instelling, taken en bevoegdheden van de Raad voor de rechtshandhaving van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2009, no.09.000640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot regeling van de instelling, taken en bevoegdheden van de Raad voor de rechtshandhaving van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit Infrastructuurfonds in verband met de ophoging van de doeluitkering en een andere bekostigingswijze van infrastructuurprojecten (ophoging doeluitkering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit Infrastructuurfonds in verband met de ophoging van de doeluitkering en een andere bekostigingswijze van infrastructuurprojecten (ophoging doeluitkering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet en het Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij (voorkoming afroming bij bedrijfsverplaatsing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet en het Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij (voorkoming afroming bij bedrijfsverplaatsing).Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2001, no.01.002859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet en het Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij (voorkoming afroming bij bedrijfsverplaatsing).Het ontwerpbesluit voorziet in uitzonderingen op de vermindering van het varkensrecht en van het pluimveerecht bij de overgang van deze rechten in geval van verplaatsing van de varkens- of pluimveehouderij naar een ander bedrijf of naar een andere locatie binnen hetzelfde bedrijf. Daartoe worden het Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij en het Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet gewijzigd. Dit mede om de uitvoering van de komende Reconstructiewet concentratiegebieden te vergemakkelijken. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van de volgende opmerking.1. Het in het ontwerpbesluit voorkomende begrip "locatie" komt ook in de Meststoffenwet voor (onder meer in de artikelen 58 en 58s, derde lid). In paragraaf 3 van de nota van toelichting wordt uiteengezet dat het begrip "locatie" moet worden begrepen als een duidelijk afgebakend bedrijfsdeel waar een grotere mestproductie plaatsvindt dan 125 kilogram fosfaat per hectare per jaar. Aldus wordt een uitleg gegeven aan het begrip "locatie" dat niet eerder in de Meststoffenwet is gedefinieerd, en daarin wellicht een ruimere betekenis heeft; bovendien wijkt het af van het gewone spraakgebruik.(zie noot 1) De Raad acht dit ongewenst en adviseert in het ontwerpbesluit het begrip locatie te vermijden en te vervangen door de in de toelichting gegeven omschrijving alsmede de nota van toelichting dienovereenkomstig aan te passen2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehoudenDe Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2007, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2007, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2006, no.06.003069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2007, met memorie van toelichting. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1. Het ambt van minister-president Hoofdstuk 5 van de memorie van toelichting bevat een voorlopige beschouwing over de mogelijke versterking van het ambt van minister-president. Voorlopig, omdat, zoals in de inleidende paragraaf wordt opgemerkt, de voorstellen van de Nationale Conventie naar verwachting aanleiding zullen geven voor een bredere, samenhangende constitutionele analyse. Dit zo zijnde, ziet de Raad thans af van een reactie op de beschouwingen in hoofdstuk 5. Als de voorstellen van de Nationale Conventie leiden tot wetsvoorstellen, zal hij inhoudelijk op de positie van de minister-president ingaan. Wel signaleert de Raad dat enkele onderwerpen thans ontbreken of nagenoeg ontbreken, zoals de rol van de minister-president als voorzitter van de Rijksministerraad, en - afgezien van de slotalinea van paragraaf 5.3.3 - de vraag of de minister-president niet een meer uitgesproken, eigen rol zou moeten spelen bij het bepalen van het Nederlandse Europabeleid. Hij gaat ervan uit dat deze onderwerpen bij de te verwachten bredere behandeling van de positie van de minister-president de aandacht zullen krijgen die ze verdienen. 2. Voordrachten benoeming en ontslag van ministers en staatssecretarissen In het op vier na laatste tekstblok van de slotparagraaf wordt gesteld dat de "praktijk, () dat de minister-president de voordrachten doet voor benoeming en ontslag van ministers en staatssecretarissen () bij eerstvolgende gelegenheid [kan] worden vastgelegd in de Grondwet". De Raad wijst erop dat artikel 48 van de Grondwet sinds 1983 bepaalt dat de koninklijke besluiten waarbij de minister-president, de overige ministers en de staatssecretarissen worden benoemd, door de minister-president worden medeondertekend, en dat medeondertekening impliceert dat de betrokkene ook de voordracht doet. De Raad adviseert, daarmee rekening te houden en de tekst van de toelichting op dat punt aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende de afschaffing van de doorsneesystematiek bij pensioenopbouw.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende de afschaffing van de doorsneesystematiek bij pensioenopbouw.Bij brief van 12 april 2017 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreffende de afschaffing van de doorsneesystematiek bij pensioenopbouw.Blijkens het verzoek om voorlichting van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn, tegen de achtergrond van de discussie rondom een eventueel nieuw pensioenstelsel, vragen gerezen over de juridische consequenties van het afschaffen van de doorsneesystematiek bij pensioenopbouw. In het bijzonder de eventuele keuze voor een degressieve pensioenopbouw roept vragen op. Ten eerste is niet duidelijk hoe deze keuze zich verhoudt tot het Europeesrechtelijke verbod op leeftijdsdiscriminatie. Daarnaast is onduidelijk welke betekenis het afschaffen van de doorsneesystematiek heeft voor de houdbaarheid van de verplichtstelling, gelet op het Europees mededingingsrecht.De Afdeling advisering van de Raad van State merkt in antwoord op het verzoek om voorlichting op dat bij de vormgeving van een nieuw pensioenstelsel weliswaar rekening gehouden dient te worden met het Europeesrechtelijke verbod op leeftijdsdiscriminatie, maar dit verbod sluit een overgang naar een pensioenstelsel met een degressieve opbouw niet bij voorbaat uit. Eveneens leidt het ontbreken van de doorsneesystematiek in een nieuw pensioenstelsel er niet automatisch toe dat moet worden geconcludeerd dat een dergelijk stelsel dusdanig weinig solidariteitskenmerken bevat dat verplichtstelling leidt tot een ongerechtvaardigde inbreuk op het Europese mededingingsrecht.Veel keuzes voor een nieuw stelsel zijn derhalve mogelijk binnen de Europeesrechtelijke kaders, maar een eenmaal gemaakte keuze betekent wél dat die kaders randvoorwaarden scheppen bij de uitwerking van de gemaakte keuzes in de vormgeving van het stelsel. Of uiteindelijk voldaan wordt aan de eisen uit de Europeesrechtelijke kaders hangt voor beide bovengenoemde vragen af van de wijze waarop het pensioenstelsel als geheel is vormgegeven.1.InleidingDe achtergrond van het verzoek om voorlichting wordt gevormd door de Kamerbrief Hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel (zie noot 1) en de Perspectiefnota toekomst Pensioenstelsel. (zie noot 2) Uit de voornoemde stukken blijkt nog niet op welke wijze een nieuw pensioenstelsel precies vormgegeven gaat worden, wel worden de contouren van het beoogde stelsel door het kabinet geschetst. Een belangrijk element van het beoogde stelsel is de afschaffing van de doorsneesystematiek. De doorsneesystematiek houdt in dat werknemers ongeacht hun leeftijd op jaarbasis evenveel pensioen opbouwen en voor die pensioenopbouw dezelfde premiepercentages betalen.Het verzoek om voorlichting vermeldt hierover dat de doorsneesystematiek belangrijke nadelen meebrengt in een arbeidsmarkt waarin sprake is van flexibilisering en een toegenomen diversiteit in persoonlijke voorkeuren en omstandigheden van mensen. Daarnaast worden pensioenovereenkomsten en pensioenopbouw steeds vaker worden onderbroken omdat mensen - al dan niet tijdelijk - als zelfstandige gaan werken.Het kabinet streeft naar een meer actuarieel neutrale wijze van pensioenopbouw om deze opbouw beter te laten aansluiten bij de veranderende arbeidsmarkt en op die manier te zorgen voor het behoud van maatschappelijk draagvlak voor het pensioenstelsel. Een meer actuarieel neutrale pensioenopbouw betekent dat er rekening mee wordt gehouden dat ingelegde premies bij jongere werknemers langer renderen en dus tot een hogere pensioenaanspraak leiden dan bij oudere werknemers het geval is. Dit kan op verschillende manieren worden bereikt. Er kan worden gekozen voor stijging van de premie met het stijgen van de leeftijd (progressieve premie). Ook kan worden gekozen voor een degressieve opbouw (daarbij neemt de pensioenopbouw af met het stijgen van de leeftijd). De voornoemde Perspectiefnota kiest vooralsnog voor een degressieve opbouw, om zo te voorkomen dat de loonkosten voor oudere werknemers stijgen ten opzichte van jongeren, hetgeen ten koste zou gaan van de arbeidsmarktpositie van en werkgelegenheid voor ouderen. De gewenste overstap naar een stelsel van degressieve pensioenopbouw is volgens het verzoek om voorlichting ingrijpend en roept een aantal vragen op. In verband hiermee bestaat volgens het verzoek om voorlichting behoefte aan een nadere beschouwing door de Afdeling die meer duidelijkheid verschaft over de juridische consequenties van de overgang naar een degressieve pensioenopbouw bij uitkeringsovereenkomsten vanwege de tegenstrijdige signalen die daaromtrent bestaan. De Afdeling wordt verzocht in te gaan op twee vraagstukken:a. De verhouding van degressieve pensioenopbouw tot het verbod op leeftijdsdiscriminatie. (zie noot 3) Daarbij wordt de Afdeling verzocht in te gaan op de mogelijkheden om de afschaffing van de thans gehanteerde doorsneesystematiek objectief te rechtvaardigen bezien vanuit de doelstelling om het pensioenstelsel beter aan te laten sluiten op de arbeidsmarkt en het behoud van maatschappelijk draagvlak voor dit stelsel.b. De houdbaarheid van de verplichting om deel te nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds of een beroepspensioenfonds als dat fonds niet langer een doorsneesystematiek toepast. Deze verplichting vormt een inbreuk op het mededingingsrecht, (zie noot 4) maar wordt volgens het verzoek om voorlichting gerechtvaardigd door acceptatieplicht van en een hoge mate van solidariteit in het betreffende pensioenfonds. De Afdeling wordt verzocht de betekenis van de afschaffing van de doorsneesystematiek in dit verband te beschouwen.De Afdeling heeft eerder al onderschreven dat er aanleiding is om tot een fundamentele aanpassing van het pensioenstelsel te komen, en heeft daarbij gewezen op de veranderde maatschappelijke omstandigheden, in het bijzonder de veranderende arbeidsmarkt, alsook op de structureel verslechterde situaties van veel pensioenfondsen. (zie noot 5) In dat verband heeft de Afdeling ook opgemerkt dat bij de overgang naar een nieuw pensioenstelsel (her)verdelingsvraagstukken tussen verschillende bij het stelsel betrokken groepen met vaak tegengestelde belangen een belangrijke rol spelen. Bij de afschaffing van de doorsneesystematiek spelen dergelijke vraagstukken bij uitstek. Een fundamentele herziening van het pensioenstelsel betekent onvermijdelijk dat dergelijke vraagstukken onder ogen moeten worden gezien. Tegen deze achtergrond gaat de Afdeling in deze voorlichting nader in op de voorgelegde vraagstukken. Zij merkt daarbij evenwel op dat - afgezien van de keuze voor een degressieve pensioenopbouw - grotendeels nog onbekend is hoe het toekomstige pensioenstelsel precies vormgegeven wordt. Deze omstandigheid is van belang voor de mate van concreetheid waarmee de voorliggende vragen kunnen worden beantwoord. De vormgeving van het stelsel als geheel en de wijze waarop de daarmee nagestreefde doelen daarin zijn uitgewerkt, zijn van groot belang voor de vraag hoe elementen van het stelsel (zoals de degressieve pensioenopbouw en het ontbreken van de doorsneesystematiek) zich verhouden tot het Europeesrechtelijke verbod op leeftijdsdiscriminatie en de houdbaarheid van de verplichtstelling. Met name geldt wat betreft het rechtvaardigen van onderscheid op grond van leeftijd en het mededingingsrecht, dat de voor de rechtvaardiging gehanteerde doelstellingen op een systematische en consistente wijze uitgewerkt moeten zijn in het stelsel als geheel. Het voorgaande brengt met zich dat de gestelde vragen niet op alle onderdelen tot in detail beantwoord kunnen worden in deze voorlichting.De Afdeling zal in het hiernavolgende eerst ingaan op de keuze voor degressieve pensioenopbouw in relatie tot het verbod op leeftijdsonderscheid (paragraaf 2). Vervolgens wordt ingegaan op de betekenis van de afschaffing van de doorsneesystematiek in relatie tot de rechtvaardiging van de door de verplichtstelling veroorzaakte inbreuk op het mededingingsrecht (paragraaf 3). Ten slotte wordt, in het licht van hetgeen in paragraaf 2 en 3 is opgemerkt, beknopt aandacht gevraagd voor het belang van een adequate en evenwichtige overgangsregeling (paragraaf 4).2.Pensioenopbouw en leeftijdsdiscriminatieOm de eerste vraag van het kabinet te beantwoorden, geeft de Afdeling eerst het Europeesrechtelijke toetsingskader weer. Vervolgens wordt nader ingegaan op de spanning die bij de beloningscomponent pensioenpremies en de daarmee gerealiseerde opbouw kan ontstaan met het verbod van discriminatie. Ten slotte wordt - op hoofdlijnen - geschetst hoe de keuze voor degressieve opbouw zich verhoudt tot het Europeesrechtelijke toetsingskader.a.ToetsingskaderArtikel 21, eerste lid, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) verbiedt expliciet onder andere iedere leeftijdsdiscriminatie. In artikel 19 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een grondslag gegeven voor het vaststellen van maatregelen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden. Op dit artikel is de algemene richtlijn 2000/78/EG inzake discriminatie gebaseerd. Die richtlijn verbiedt discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (zie noot 6) en geeft daarvoor een algemeen kader. Doordat de richtlijn zowel directe als indirecte discriminatie verbiedt, zijn ook ogenschijnlijk neutrale bepalingen of handelingen verboden als die tot gevolg hebben dat bepaalde personen bijzonder worden benadeeld. (zie noot 7) Het is dan ook van belang dat bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van ongelijke behandeling mede wordt beoordeeld of een bepaalde regel die op het eerste gezicht geen onderscheid maakt, niettemin in haar feitelijke uitwerking ten opzichte van een of meer leeftijdscategorieën discriminatoir is.In artikel 157, eerste lid, VWEU is het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers neergelegd. Het tweede lid van dat artikel geeft een omschrijving van wat in dit verband onder beloning moet worden verstaan.Het begrip beloning, zoals dat in enkele bepalingen van Richtlijn 2000/78/EG wordt gehanteerd, dient overeenkomstig artikel 157 VWEU te worden uitgelegd. Ingevolge de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) omvat beloning alle huidige of toekomstige voordelen in geld of natura, mits deze, zij het ook indirect, door de werkgever uit hoofde van diens dienstbetrekking worden betaald. (zie noot 8)Artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2000/78/EG geeft een kader waarbinnen de lidstaten kunnen bepalen dat verschillen in behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie vormen indien zij objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het gebied van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. (zie noot 9) Bij die beoordeling is van groot belang dat leeftijdsonderscheid bij arbeid en beloning in sterke mate een aangelegenheid is van een samenspel van overheid en sociale partners. In verschillende arresten heeft het HvJ EU dit onderkend, en gekozen voor een meer marginale toetsing in geval van afspraken met een collectief karakter en een groot maatschappelijke draagvlak, waarbij de lidstaten over een ruime beoordelingsvrijheid beschikken bij de keuze van de maatregelen die geschikt zijn ter verwezenlijking van hun doelstellingen op het gebied van sociaal beleid en werkgelegenheidsbeleid. (zie noot 10)Deze ruimte geldt niet alleen bij het kiezen van specifieke doelstellingen van sociaal en werkgelegenheidsbeleid, maar eveneens bij het bepalen van de maatregelen waarmee die doelstellingen worden verwezenlijkt. (zie noot 11) De keuze voor een bepaalde maatregel kan berusten op economische, sociale, demografische en/of budgettaire overwegingen (zie noot 12) - die mede kunnen berusten op onzekere voorspellingen - alsmede op politieke overwegingen. (zie noot 13)Ondanks de ruimte die lidstaten hebben, blijkt uit jurisprudentie van het HvJ EU dat, wil een maatregel als passend aangemerkt kunnen worden, daarbij zoveel mogelijk een evenwicht gezocht dient te worden tussen de eisen van het beginsel van gelijke behandeling en het beoogde doel van de maatregel. (zie noot 14) Uit latere jurisprudentie van het Hof volgt dat een maatregel redelijkerwijze het na te streven doel moet kunnen bereiken; daarbij is het van belang dat dat doel op een coherente en systematische wijze wordt nagestreefd door de maatregel. (zie noot 15) Bovendien mag de maatregel geen excessieve inbreuk maken op gerechtvaardigde werknemersbelangen. (zie noot 16) De ruime beoordelingsvrijheid waarover lidstaten beschikken mag eveneens niet tot gevolg hebben dat de toepassing van het beginsel van het verbod van discriminatie op grond van leeftijd zinloos wordt, aldus het Hof. (zie noot 17)Artikel 6, tweede lid, van richtlijn 2000/78/EG geeft, in aanvulling op artikel 6, eerste lid, de lidstaten de mogelijkheid te bepalen dat de vaststelling van een toetredingsleeftijd of - kort gezegd - een pensioenleeftijd, inclusief de vaststelling van verschillende leeftijden voor (groepen) werknemers voor toetreding tot socialezekerheidsregelingen, en het gebruik, in het kader van die regelingen, van leeftijdscriteria in de actuariële berekeningen, geen discriminatie vormt, mits dit niet leidt tot discriminatie op grond van geslacht. Uit het arrest Experian van het HvJ EU blijkt dat leeftijdscriteria in de actuariële berekeningen niet als zelfstandige afwijkingsmogelijkheid kunnen worden gezien in het kader van artikel 6, tweede lid. Het gebruik van leeftijdsgerelateerde actuariële factoren bij berekeningen in pensioenregelingen valt alleen onder de reikwijdte van de uitzonderingen in artikel 6, tweede lid, als deze gebruikt worden voor het instellen van een toetredingsleeftijd of pensioenleeftijd. (zie noot 18) Voornoemd arrest laat niettemin ruimte om actuariële berekeningen te gebruiken in het kader van de objectieve rechtvaardiging onder het algemene afwegingskader van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2000/78/EG.b.Opbouw van pensioenaanspraken en gelijke behandelingPensioen is een vorm van (uitgestelde) beloning. Bij direct uitgekeerde beloningen is het toepassen van een toets op leeftijdsdiscriminatie doorgaans vrij eenvoudig: de beloning van de één (een jongere werknemer) wordt gelegd naast die van de ander (de oudere werknemer). Vanwege het feit dat pensioen een vorm van uitgestelde beloning is, vormt de beoordeling of sprake is van ongelijke behandeling tussen werknemers met een verschillende leeftijd een ingewikkelde opgave. Worden alleen de premies in ogenschouw genomen dan kunnen de bedragen worden vergeleken. De waarde die deze bedragen vertegenwoordigen, is veel lastiger te bepalen. De factor tijd zorgt er bij pensioenopbouw voor dat de waarde die vertegenwoordigd wordt door een bepaalde premie van persoon tot persoon kan verschillen.Teneinde de complexiteit te reduceren en de waarde van pensioenaanspraken (als onderdeel van de beloning) tussen verschillende werknemers te kunnen vergelijken, wordt gebruik gemaakt van actuariële berekeningen. Met behulp van dergelijke berekeningen kunnen verschillen in leeftijd en de periode waarover ingelegde premies kunnen renderen tot uitdrukking gebracht worden in de premiestelling of opbouw. Als wordt gekeken naar de waarde die de ingelegde premie vertegenwoordigt tegen de tijd dat de beloning (het pensioen) daadwerkelijk wordt genoten, dan vertegenwoordigt de premie die door en voor een 25-jarige wordt ingelegd een andere waarde dan voor een 60-jarige als gevolg van de periode waarin het apart gezette vermogen kan renderen. Een andere complicatie daarbij is dat bij uitkeringsregelingen geen sprake is van een uitkering die één op één is gerelateerd aan de daadwerkelijke ingelegde premies en het daarop daadwerkelijke behaalde rendement (zoals bij een beschikbare premie-regeling het geval is), maar van een uitkering die afhankelijk is van de met premiebetaling opgebouwde aanspraken, waarbij onder andere de dekkingsgraad van het pensioenfonds als geheel van belang is. Er is dan geen rechtstreekse relatie tussen de ingelegde premies en de uiteindelijke pensioenuitkering.De beantwoording van de vraag of bij het inleggen van pensioenpremies en de daardoor gerealiseerde opbouw sprake is van een gelijke beloning tussen werknemers van een verschillende leeftijd wordt verder gecompliceerd doordat het antwoord mede afhankelijk is van het gekozen perspectief. Het maakt immers verschil of bij het beoordelen van de eventuele ongelijkheid van beloning van verschillende werknemers de door de premie gerealiseerde opbouw vergeleken wordt op een specifiek moment in de tijd of dat de gehele opbouwperiode voor verschillende werknemers in ogenschouw wordt genomen. Eveneens leidt een perspectief waarin de focus louter ligt op de inleg van de premie of opbouw van de aanspraak tot een ander antwoord op de vraag of in een specifieke situatie sprake is van ongelijke behandeling, dan wanneer een perspectief gekozen wordt waarbij de door de premie of aanspraak vertegenwoordigde waarde, rekening houdend met de factor tijd, daarbij betrokken wordt. Indien slechts de premie en opbouw van verschillende werknemers wordt vergeleken, kan worden geconstateerd dat bij de bestaande doorsneesystematiek gelijkheid bestaat in die zin dat gelijk loon een gelijke ingelegde pensioenpremie genereert en in beginsel leidt tot een gelijke pensioenaanspraak. Wanneer evenwel verder gekeken wordt dan de premie en de aanspraak en de (actuariële) waarde in ogenschouw wordt genomen, is er juist bij de doorsneesystematiek geen sprake van een logische verhouding tussen de ingelegde premie en de gerealiseerde opbouw. Indien voor werknemers van verschillende leeftijden gelijke premies gelden en daarmee een gelijke opbouw wordt gerealiseerd, wordt immers geen rekening gehouden met de periode waarin de ingelegde premies renderen.c.Degressieve opbouw in het licht van het toetsingskaderUit het voorgaande kan worden afgeleid dat zowel bij de doorsneesystematiek als bij een keuze voor een premieheffing of opbouw die actuarieel neutraal is, van onevenwichtigheden en ongelijkheden sprake is, afhankelijk van de invalshoek die wordt gekozen. Bij de wijze waarop in een nieuw pensioenstelsel omgegaan wordt met deze problematiek komt, zoals hiervoor onder a duidelijk is geworden, lidstaten een grote mate van ruimte toe. De vragen die in het licht van richtlijn 2000/78/EG worden opgeroepen door een eventuele keuze voor degressieve opbouw in een uitkeringsovereenkomst, zijn weliswaar van belang bij de vormgeving van een nieuw stelsel, maar niet allesbepalend voor de inrichting daarvan.Gelet op de ruimte die lidstaten toekomt, staat richtlijn 2000/78/EG op zichzelf niet in de weg aan de keuze voor een degressieve opbouw in een nieuw pensioenstelsel. Indien deze keuze wordt gemaakt, zal op grond van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2000/78/EG gemotiveerd moeten worden dat de eventuele inbreuk op het verbod op leeftijdsonderscheid door de keuze voor degressieve opbouw, ingegeven is door een legitieme doelstelling alsmede dat deze keuze in het licht van het nieuwe stelsel als geheel passend en noodzakelijk is.De doelen en overwegingen die het verzoek om voorlichting noemt ter motivering van de keuze voor een nieuw pensioenstelsel waarin een degressieve opbouw is opgenomen, kunnen naar het oordeel van de Afdeling gezien worden als doelstellingen op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt. Het hangt van de inrichting van het pensioenstelsel als geheel, de overwegingen die daarbij een rol spelen en de verdere uitwerking af, of het met de degressieve opbouw gemaakte leeftijdsonderscheid kan worden gerechtvaardigd. Omdat de Afdeling niet weet hoe het nieuwe pensioenstelsel vormgegeven gaat worden, kan op dit moment nog niet worden beoordeeld of het uiteindelijke voorstel de toetsing aan het verbod op leeftijdsonderscheid zal kunnen doorstaan.3.Doorsneesystematiek; mededingingsrechtelijke aspecten verplichtstellingPensioenfondsen hebben door hun verplichte karakter een bevoorrechte positie ten opzichte van pensioenregelingen aangeboden door andere marktpartijen. Die positie wordt gerechtvaardigd door de doelstelling van solidariteit die deze pensioenregelingen kenmerkt. Bij de totstandkoming van de Pensioenwet is het belang van de solidariteit en collectiviteit voor de verplichtstelling benadrukt. (zie noot 19)De binnen een pensioenfonds georganiseerde solidariteit is ook van belang voor de houdbaarheid van de verplichtstelling van (bedrijfstak)pensioenfondsen in het licht van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). Het HvJ EU heeft in een reeks arresten (zie noot 20) de verhouding tussen verplichtgestelde pensioenregelingen en de relevante Europese mededingingsregels - de artikelen 101 en 102 jo. 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie - verduidelijkt. Daarin heeft het HvJ EU duidelijk gemaakt dat pensioenfondsen moeten worden beschouwd als ondernemingen die worden belast met een bijzondere taak van sociale aard. Die sociale taak bestaat er met name in dat via de verplichtstelling pensioenfondsen in staat worden gesteld tegen aanvaardbare kosten een pensioenregeling voor alle werknemers van een bedrijfstak uit te voeren. Zonder de verplichtstelling zouden de "goede risicos" en de "slechte risicos" naar alle waarschijnlijkheid niet in één fonds blijven. (zie noot 21)Die sociale taak van het fonds kan de inbreuk op het mededingingsrecht - de verplichtstelling van het fonds houdt immers in dat het fonds het uitsluitend recht krijgt de pensioenregeling voor de betreffende bedrijfstak uit te voeren en te beheren - rechtvaardigen, mits de inbreuk niet verder gaat dan noodzakelijk voor het bereiken van die sociale doelstelling. (zie noot 22) Uit de voornoemde arresten blijkt dat het voor een rechtvaardiging van een inbreuk op het mededingingsrecht in dit verband van belang is dat de pensioenregeling daadwerkelijk een sociaal karakter heeft. Het bepalen van het sociale karakter van een regeling vergt telkens een individuele beoordeling van de doelen en kenmerken van de desbetreffende regeling. De solidariteit die aan de regeling ten grondslag ligt, speelt daarbij een belangrijke rol.In het stelsel voor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen bestaan verschillende solidariteitskenmerken zoals:- aan de deelneming liggen afspraken in het sociaal overleg tussen werkgevers en werknemers ten grondslag;- er is geen risicoselectie en bij verplichtstelling is solidariteit binnen de gehele relevante groep verzekerd;- er is een zekere samenhang tussen het sociaal overleg tussen werkgever en werknemers in een bedrijfstak, de kring van werkgevers en werknemers die onder de regeling vallen en het bestuur van het fonds (waarin die werknemers en werkgevers zijn vertegenwoordigd);- de uitvoering van pensioenregelingen wordt gezien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers;- er is risicodeling (solidariteit) door het verbod op ringfencing en door de doorsneepremie; en- de domein- en productafbakening zorgen dat bedrijfstakpensioenfondsen in principe geen andere activiteiten mogen verrichten dan de uitvoering van (verplichtgestelde) pensioenregelingen in een (deel van een) bedrijfstak.Vanwege deze solidariteitskenmerken wordt vooralsnog algemeen aanvaard dat de verplichtstelling in het licht van het mededingingsrecht thans geen risicos oplevert.Het bepalen van het sociale karakter van een regeling vergt telkens een individuele beoordeling van de doelen en kenmerken van die regeling. Bovendien dienen de in verband met de beoogde solidariteit doorgevoerde mededingingsbeperkingen passend en noodzakelijk te zijn. De in de doorsneesystematiek gehanteerde combinatie van gelijke premies en gelijke opbouw kan worden gezien als een vorm van solidariteit tussen jongere werkenden en oudere werkenden. De jongere werknemer subsidieert met de doorsneesystematiek immers de oudere werknemer. Het vervangen van de doorsneesystematiek door een meer actuarieel neutrale pensioenopbouw betekent dat in de premiestelling dit solidariteitselement voortaan minder prominent wordt. Dat betekent echter nog niet dat solidariteit geen rol meer speelt in het stelsel van aanvullende pensioenen. Het stelsel bevat ook dan nog steeds een reeks van solidariteitskenmerken, waaronder kansensolidariteit, solidariteit tussen actieven en niet-actieven, gendersolidariteit en bij bedrijfstakpensioenfondsen solidariteit op bedrijfstakniveau. (zie noot 23) Solidariteit tussen jong en oud kan bovendien ook nog door andere elementen van het stelsel, zoals de risicodeling bij de aanspraken en uitkeringen, tot uitdrukking komen.Met de vervanging van de doorsneesystematiek door een meer actuarieel neutrale pensioenopbouw zal opnieuw beoordeeld moeten worden welke solidariteitskenmerken het stelsel alsdan zal hebben en welke wettelijke maatregelen noodzakelijk zijn om die solidariteitskenmerken tot uitdrukking te laten komen. De vervanging van de doorsneesystematiek door een meer actuarieel neutrale pensioenopbouw staat niet op zichzelf, maar vormt - zo lijkt althans beoogd - onderdeel van een integrale stelselwijziging waarin het stelsel beter wordt toegesneden op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en op een toegenomen diversiteit in persoonlijke voorkeuren en omstandigheden van mensen. Derhalve zal de beoordeling of de sociale functie van het nieuwe stelsel voldoende tot uitdrukking komt om de verplichtstelling te rechtvaardigen integraal moeten plaatsvinden. Het stelsel als geheel zal moeten worden beoordeeld evenals de doelstellingen die aan het stelsel ten grondslag liggen. Dat op dit moment nog geen definitieve beoordeling van de houdbaarheid van de verplichtstelling kan worden gegeven, indien in een nieuw stelsel de doorsneesystematiek niet gehandhaafd zou worden, betekent niet dat de verplichtstelling in een dergelijk stelsel niet gerechtvaardigd zou kunnen worden. Er is daarvoor ruimte, gelet op het feit dat de doorsneesystematiek één van de verschillende onderdelen van het stelsel vormt waarin het sociale karakter van een pensioenregeling tot uitdrukking komt. Op voorhand kan dan ook niet worden gesteld dat het enkele vervangen van de doorsneepremie door een meer actuarieel neutrale pensioenopbouw ertoe leidt dat de verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfondsen Europeesrechtelijk niet langer gerechtvaardigd zal kunnen worden.4.Tot slotBlijkens het voorliggende verzoek om voorlichting moeten de voorgelegde vragen worden gezien tegen de achtergrond van het debat over de aanpassing van het pensioenstelsel. Vooralsnog heeft dit geresulteerd in de Perspectiefnota Toekomst Pensioenstelsel, waarin in het licht van een veranderde arbeidsmarkt, contouren worden geschetst van een nieuw pensioenstelsel.Uit hetgeen onder de punten 2 en 3 is opgemerkt, kan worden afgeleid dat de in het verzoek om voorlichting aan de orde gestelde kwesties van Europeesrechtelijke aard weliswaar van groot belang zijn bij de vormgeving van een nieuw pensioenstelsel, maar niet allesbepalend zijn voor de wijze waarop een toekomstig stelsel wordt ingericht. Bij de vormgeving van een nieuw pensioenstelsel dient rekening gehouden te worden met het Europeesrechtelijke verbod op leeftijdsdiscriminatie, maar dit verbod sluit een overgang naar een pensioenstelsel met een degressieve opbouw niet bij voorbaat uit. Eveneens leidt het ontbreken van de doorsneesystematiek in een nieuw pensioenstelsel er niet automatisch toe dat moet worden geconcludeerd dat een stelsel dusdanig weinig solidariteitskenmerken bevat dat verplichtstelling leidt tot een ongerechtvaardigde inbreuk op het Europese mededingingsrecht.Uit het voorgaande volgt dat veel keuzes mogelijk zijn binnen de Europeesrechtelijke kaders, maar een eenmaal gemaakte keuze betekent wél dat die kaders randvoorwaarden scheppen bij de uitwerking van de gemaakte keuzes in de vormgeving van het stelsel. Die randvoorwaarden brengen in het bijzonder een analyse van de doelstellingen van dat stelsel (en de gerechtvaardigdheid daarvan) mee, en van de geschiktheid en noodzaak van de verschillende elementen van dat stelsel voor het bereiken van die doelstellingen. Deze juridische voorwaarden zijn niet bepalend voor de keuzes die bij een nieuw pensioenstelsel moeten worden gemaakt, maar spelen een belangrijke rol bij de vormgeving van dat stelsel indien eenmaal keuzes zijn gemaakt. De Afdeling wijst er in dit verband op, dat niet alleen gekeken zal moeten worden naar het beoogde pensioenstelsel als zodanig, maar dat in het bijzonder ook de herverdelingsvraagstukken bij de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel onder ogen zullen moeten worden gezien. Aangezien aan die overgang aanzienlijke herverdelingseffecten verbonden kunnen zijn, wijst de Afdeling op de noodzaak van een adequate regeling van (her)verdelingsvraagstukken en overgangsrecht voor een overgang naar een pensioenstelsel met degressieve opbouw. De herverdelingseffecten waarmee deze overgang noodzakelijkerwijs gepaard gaat, mag niet onevenredig uitpakken voor bepaalde groepen werknemers in het stelsel. Daarvoor zal een adequate en evenwichtige overgangsregeling moeten worden getroffen, waarbij de individuele situatie van een pensioenfonds medebepalend is voor de wijze waarop evenredige uitkomsten bereikt kunnen worden. Gelet op de kaderstellende rol die de overheid speelt ten aanzien van pensioenen (bijvoorbeeld door de verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfondsen) zal in de toepasselijke wetgeving moeten worden gewaarborgd dat de herverdeling en verdeling van de kosten waarmee een overgang naar een nieuw stelsel gepaard gaat, evenredig uitpakt voor alle relevante partijen. Dat vergt bovendien een juridisch zeer zorgvuldig vormgegeven overgangsrecht.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent het gunnen van overheidsopdrachten door aanbestedende diensten en opdrachten door speciale sector-bedrijven (Raamwet aanbesteden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent het gunnen van overheidsopdrachten door aanbestedende diensten en opdrachten door speciale sector-bedrijven (Raamwet aanbesteden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2014, no.2014001766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met uitspraken van het Europese Hof van Justitie betreffende aanwezigheidsdiensten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met uitspraken van het Europese Hof van Justitie betreffende aanwezigheidsdiensten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in verband met actualisering van de bevoegdhedentoedeling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in verband met actualisering van de bevoegdhedentoedeling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen), met memorie van toelichting.Kabinetsmissive van 1 november 2011, no.11.002639, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2015, no.2015001596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de nota naar aanleiding van het nader verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met implementatie van de Terugkeerrichtlijn (Kamerstuk 32 420, nr. 12).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de nota naar aanleiding van het nader verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met implementatie van de Terugkeerrichtlijn (Kamerstuk 32 420, nr. 12).Bij brief van 26 april 2011 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Tweede Kamer van voorlichting te dienen over de nota naar aanleiding van het nader verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met implementatie van de Terugkeerrichtlijn (Kamerstuk 32 420, nr. 12).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende belasting ter zake van het rijden met motorrijtuigen (Wet kilometerheffing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende belasting ter zake van het rijden met motorrijtuigen (Wet kilometerheffing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PbEU L 168), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PbEU L 168), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 april 2011, no.11.000983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PbEU L 168), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen (Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen (Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertise-centra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ter waarborging van de bekwaamheid tot het uitoefenen van beroepen in het onderwijs (Wet op de beroepen in het onderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertise-centra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ter waarborging van de bekwaamheid tot het uitoefenen van beroepen in het onderwijs (Wet op de beroepen in het onderwijs).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met verlaging van de leeftijdsgrens voor de eenmalige herbeoordelingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met verlaging van de leeftijdsgrens voor de eenmalige herbeoordelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende asbest en asbesthoudende producten (Productenbesluit asbest), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende asbest en asbesthoudende producten (Productenbesluit asbest), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2004, no.04.002735, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende asbest en asbesthoudende producten (Productenbesluit asbest), met nota van toelichting. In het ontwerpbesluit worden uit een oogpunt van duidelijkheid en eenvoud van regelgeving het Warenwetbesluit asbest, het Besluit asbestvrije frictiematerialen Wet milieugevaarlijke stoffen alsmede hoofdstuk 4, paragraaf 5, afdeling 2, en de artikelen 9.11 tot en met 9.13 van het Arbeidsomstandighedenbesluit geïntegreerd. Tevens worden in het ontwerpbesluit richtlijn nr. 1999/77/EG(zie noot 1) en artikel 1, vijfde lid, van richtlijn nr. 2003/18/EG(zie noot 2) geïmplementeerd. Voorgesteld wordt een totaalverbod op het vervaardigen, invoeren, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, toepassen of bewerken van asbest of asbesthoudende producten (het zogenoemde asbestverbod). Het Asbest-verwijderingsbesluit en het Stortbesluit bodembescherming en de overige paragrafen van hoofdstuk 4, paragraaf 5, van het Arbeidsomstandighedenbesluit worden niet in het ontwerpbesluit geïntegreerd, omdat zij andere doelen dienen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen, onder andere over de wijze waarop richtlijn nr. 1999/77/EG wordt geïmplementeerd. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Particulieren Ter implementatie van richtlijn nr. 1999/77/EG wordt met dit besluit het asbestverbod ook van toepassing op particulieren. Uit deze richtlijn noch uit de toelichting op het ontwerpbesluit leidt de Raad af dat de uitbreiding van de werkingssfeer van dit verbod tot het voorhanden hebben van asbest door particulieren noodzakelijk is. Particulieren zullen steeds moeten onderzoeken of een asbesthoudend product rechtmatig op de markt is gebracht. In dat geval bestaat op grond van het voorgestelde artikel 5, aanhef en onderdeel a, namelijk een uitzondering op het verbod om asbesthoudende producten voorhanden te hebben. Dergelijk onderzoek kan naar het oordeel van de Raad niet van een particulier worden verwacht. Voorts betwijfelt de Raad de handhaafbaarheid van het verbod voor particulieren. De Raad adviseert dit verbod te laten vervallen. 2. Transponeringstabel implementatie In het ontwerpbesluit wordt een aantal EG-richtlijnen geïmplementeerd. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen richtlijnen die reeds eerder zijn geïmplementeerd in andere besluiten en richtlijnen die voor het eerst in dit ontwerpbesluit worden geïmplementeerd. Zowel in hoofdstuk 2 van de toelichting als in de transponeringstabel wordt niet consequent aangegeven in welk van de besluiten of artikelen van het Arbeidsomstandighedenbesluit die vervallen, een richtlijn reeds was omgezet, in welke besluiten deze eveneens is geïmplementeerd en in welk artikel van het ontwerpbesluit de implementatie heeft plaatsgevonden. Tevens sluit de informatie over de implementatie van de richtlijnen in de toelichting en in de transponeringstabel niet op elkaar aan.(zie noot 3) Hierdoor is het moeilijk te achterhalen hoe de implementatie precies plaats heeft. De Raad beveelt aan de transponeringstabel overeenkomstig Ar 344 aan te vullen. 3. Omschrijving asbest In artikel 1, onderdeel b, van het ontwerpbesluit wordt het begrip asbest omschreven. Deze omschrijving sluit niet volledig aan op de definities die in bovengenoemde EG-richtlijnen en besluiten worden gehanteerd.(zie noot 4) De Raad adviseert de omschrijvingen van asbest in de Nederlandse regelingen zo veel mogelijk op elkaar en op de EG-richtlijnen af te stemmen. 4. Ontbreken toelichting De Raad constateert dat de artikelen 6, tweede lid, 10, onderdeel C, en 11 van het ontwerpbesluit niet of onvoldoende worden toegelicht. Hierdoor blijven enkele zaken onduidelijk. Met betrekking tot artikel 6, tweede lid, wordt niet aangegeven aan welke bij ministeriële regeling te stellen regels kan worden gedacht en waarom deze niet kunnen worden gesteld met het oog op het voorkomen van gevaren voor de mens (vgl. artikel 6, eerste lid). In de toelichting op artikel 10, onderdeel C, wordt niet ingegaan op de vraag hoe "met inbegrip van daaraan voorafgaande handelingen" (artikel 4.37, tweede lid, onderdeel b, van het Arbeidsomstandighedenbesluit) zich verhoudt tot artikel 2, onderdeel a, van het ontwerpbesluit, waaraan deze zinsnede niet is toegevoegd. Hetzelfde geldt voor "opruimen", "incidenten" en "calamiteiten" (artikel 4.37, tweede lid, onderdeel c) in verhouding tot de artikelen 2 en 5 van het ontwerpbesluit, waarin deze begrippen niet worden gebruikt. Artikel 11 wordt niet toegelicht, terwijl onder andere wordt voorgesteld de thans bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde onderzoeksmethode bij ministeriële regeling vast te stellen. De Raad adviseert bovengenoemde artikelen alsnog of nader toe te lichten en daarbij rekening te houden met deze aandachtspunten. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Staatsexamenbesluit Nederlands als vreemde taal BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Staatsexamenbesluit Nederlands als vreemde taal BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2010, no.10.002662, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Staatsexamenbesluit Nederlands als vreemde taal BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende intrekking van de Wet tegemoetkoming studiekosten en vervanging door de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende intrekking van de Wet tegemoetkoming studiekosten en vervanging door de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten).Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2000, no.00.004370, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende intrekking van de Wet tegemoetkoming studiekosten en vervanging door de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten). Sinds 1996 regelt de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS) onder andere de wijze waarop de bijdrage voor schoolgaande kinderen wordt vastgesteld en toegekend. Van belang hierbij is de hoogte van het inkomen van de ouders. Als dit beneden een bepaalde grens ligt, ontvangen ze een bijdrage. Wanneer hun inkomen daarboven komt met slechts een gering bedrag, ontvangen ze geen enkele bijdrage. Een scherpe armoedeval wordt al lang als onrechtvaardig ervaren. De nota "Meer voor meer"(zie noot 1) en het daarover gevoerde notaoverleg vormen de reden tot het opstellen van het voorliggende wetsvoorstel. In de nota en het overleg is naar voren gekomen dat er meer geld beschikbaar moet komen voor de tegemoetkoming en dat de scherpe armoedeval moet worden vervangen door een glijdende schaal. Voor de overzichtelijkheid van de regeling en omdat aangesloten kan worden bij de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000), is gekozen voor het opstellen van een geheel nieuwe wet. De Les- en cursusgeldwet wordt eveneens aangepast wat betreft de jaarlijkse verhoging van het lesgeld. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij enkele kanttekeningen. 1. De toepasselijkheid van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) In artikel 11.2 is bepaald dat titel 4.2 Awb niet van toepassing is. De reden hiervoor is volgens de memorie van toelichting dat het element van (aanvullende) inkomensvoorziening overheersend is en de bestedingsrichting niet vaststaat.(zie noot 2) De Raad acht deze uitsluiting onjuist. De tegemoetkoming heeft meer het karakter van een bijdrage die wordt verstrekt voor het verrichten van een bepaalde activiteit (scholing), dan van een (aanvullende) inkomensvoorziening, zoals bijvoorbeeld het geval is met de Wet op de studiefinanciering (WSF). Een vergelijkbare constatering komt voor in de wetsgeschiedenis van de WTS, waar wordt gesteld dat het belangrijkste onderscheid tussen de WTS en de WSF is dat de eerste uitsluitend de mogelijkheid biedt tot het verschaffen van een bijdrage in de kosten die direct samenhangen met het volgen van onderwijs en geen component voor levensonderhoud bevat. De Raad wijst in dit verband op hetgeen in artikel 2.1 Verhoging normbudget staat. De tegemoetkoming wordt daar omschreven in termen van tegemoetkoming in de schoolkosten, wat een duidelijke indicatie is dat het hier om een specifieke (doelgerichte) bijdrage gaat. Voorts wordt nergens in de toelichting gesproken over een aanvullende inkomensvoorziening maar over een bijdrage in kosten gemoeid met het volgen van onderwijs. Titel 4.2 Awb regelt de rechten en plichten inzake subsidies. Het is niet logisch dit deel van de Awb voor het wetsvoorstel uit te sluiten. De Raad adviseert derhalve de uitsluiting van titel 4.2 Awb wat betreft de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten te schrappen en het wetsvoorstel naar aanleiding hiervan aan te passen. 2. De gehanteerde begrippen In het wetsvoorstel worden de begrippen onderwijsbijdrage, schoolkosten en lesgeld veelvuldig gebruikt; het zijn de essentiële begrippen bij het vaststellen van de tegemoetkoming die de wettelijke vertegenwoordigers zullen ontvangen. De term onderwijsbijdrage wordt gedefinieerd in artikel 1.1, maar de term schoolkosten niet. Uit de toelichting blijkt dat onder schoolkosten de kosten voor het volgen van onderwijs is begrepen.(zie noot 3) Er wordt echter geen onderscheid gemaakt met de term onderwijsbijdrage die immers ook op de kosten voor het volgen van onderwijs betrekking heeft. De Raad adviseert de term schoolkosten in artikel 1.1 alsnog te definiëren. 3a. Het wetsvoorstel en het begrip ouder Het wetsvoorstel hanteert het begrip TOS-ouder. Dit is de ouder die een tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten ontvangt. Daarnaast wordt de term partner gehanteerd. Deze term wordt in artikel 1.1 gedefinieerd als degene met wie de aanvrager of TOS-ouder in het school- of studiejaar waarin de tegemoetkoming aanvangt meer dan zes maanden is gehuwd. Het zesmaanden-criterium geldt ook voor de geregistreerde partner en degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert. De zesmaanden-eis komt niet voor in de WSF 2000 noch in de WTS. De term komt volgens de toelichting uit de fiscale regelgeving. Maar daar wordt deze term voor een geheel ander doel gebruikt dat niet vergelijkbaar is met het doel waarvoor deze term in het wetsvoorstel wordt gehanteerd. Het fiscale criterium ziet namelijk niet op situaties dat mensen gehuwd zijn maar geldt voor mensen die niet geregistreerd samenwonen. Het dient om het bestendig karakter van het samenwonen te kunnen toetsen zodat van bepaalde fiscale faciliteiten gebruik kan worden gemaakt. In de toelichting dient te worden aangegeven waarom van de WSF 2000 is afgeweken en wat de betekenis is van de zesmaanden-eis. b. In de toelichting op de artikelen 1.3 en 1.4 staat dat op grond van deze bepalingen de betrokkene de tegemoetkoming zelf kan aanvragen in afwijking van artikel 1:234, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit wekt de indruk dat voor het aanvragen van een tegemoetkoming handelingsbekwaamheid in de zin van artikel 1:234 BW is vereist. De Raad wijst er in dit verband op dat in artikel 1.3 wordt opgesomd wie een aanvraag in kan dienen. Aangezien het hier geen civielrechtelijke rechtshandeling betreft is daarvoor geen handelingsbekwaamheid vereist. Het college adviseert de toelichting op de artikelen 1.3 en 1.4 aan te passen. c. In het tweede lid van artikel 2.26 wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de aanvrager zijnde de wettelijke vertegenwoordiger, en de aanvrager zijnde de TOS-ouder. In de in artikel 1.1 opgenomen definitie van de term TOS-ouder staat dat dit de wettelijk vertegenwoordiger is die het laatst, voordat de leerling meerderjarig werd, voor hem tegemoetkoming heeft aangevraagd. Hij is tevens degene die wettelijk vertegenwoordiger was in het laatste kwartaal waarin de leerling 17 jaar was. Daarmee lijkt artikel 2.26, tweede lid, onder b, een doublure van de definitie in artikel 1.1. Geadviseerd wordt deze doublure weg te nemen. Overige opmerkingen 4. In artikel 10.3 worden de leraartekortvakken genoemd waarvoor een student die daarvoor is ingeschreven, een tegemoetkoming kan ontvangen. De lijst met de desbetreffende vakken zal worden neergelegd in een ministeriële regeling die op 31 juli 2001 in werking zal treden. Dit is tevens de laatste dag dat de WTS nog in werking zal zijn; per 1 augustus 2001 zal de wet vervangen worden door de onderhavige regeling. Met het vervallen van de WTS vervallen tevens de onderliggende regelingen tenzij in een nieuwe regeling deze expliciet worden overgenomen. Een dergelijke bepaling is niet te vinden in het wetsvoorstel. Ervan uitgaande dat het de bedoeling is de ministeriële regeling te handhaven, zou daartoe een bepaling in het wetsvoorstel moeten worden opgenomen. 5. In artikel 1.3, derde lid, wordt verwezen naar een ministeriële regeling waarin de voorwaarden staan genoemd waaraan een aanvraag moet voldoen. In de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de Regeling tegemoetkoming studiekosten waarin dergelijke regels met betrekking tot de WTS staan. In de toelichting op artikel 3.10 wordt naar dezelfde regeling verwezen. Uit het wetsvoorstel is niet op te maken of deze regeling gehandhaafd zal blijven. Als het de bedoeling is de regeling te handhaven, moet de wet met een bepaling worden aangevuld waarin dit staat overeenkomstig aanwijzing 227 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met begeleid rijden, en een enkele wijziging van technische aard (Tijdelijk besluit begeleid rijden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met begeleid rijden, en een enkele wijziging van technische aard (Tijdelijk besluit begeleid rijden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2011, no.11.001634, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met begeleid rijden, en een enkele wijziging van technische aard (Tijdelijk besluit begeleid rijden), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van een wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van een wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2014, no.2014001038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling en invoering van titel 7.5 (Pacht) van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling en invoering van titel 7.5 (Pacht) van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de verruiming van de mogelijkheid van het gebruik van camerabeelden van strafbare feiten ten behoeve van de ondersteuning van de rechtshandhaving en de invoering van een meldplicht bij de doorbreking van maatregelen voor de beveiliging van persoonsgegevens (gebruik camerabeelden en meldplicht datalekken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de verruiming van de mogelijkheid van het gebruik van camerabeelden van strafbare feiten ten behoeve van de ondersteuning van de rechtshandhaving en de invoering van een meldplicht bij de doorbreking van maatregelen voor de beveiliging van persoonsgegevens (gebruik camerabeelden en meldplicht datalekken), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe de voorwaarden te verruimen waaronder in de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) het gebruik van camerabeelden van strafbare feiten is toegestaan. Daarnaast wordt in de Wbp een geclausuleerde meldplicht datalekken opgenomen die zowel voor de publieke als voor de private sector zal gelden. In de eerste plaats adviseert de Afdeling advisering van de Raad van State het wetsvoorstel te splitsen, gelet op de inhoudelijke verschillen tussen de voorgestelde maatregelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet Justitie-subsidies (Haltafdoeningen, technische wijzigingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet Justitie-subsidies (Haltafdoeningen, technische wijzigingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2014, no.2014000872, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 2014).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 2014).Bij Kabinetsmissive van 2 april 2014, no.2014000675, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 2014), met memorie van toelichting
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende implementatie van het kaderbesluit nr. 2004/757/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PbEU L 335), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende implementatie van het kaderbesluit nr. 2004/757/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PbEU L 335), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het herstel van enkele wetstechnische gebreken (Reparatiewet OCW 2015).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het herstel van enkele wetstechnische gebreken (Reparatiewet OCW 2015).Bij Kabinetsmissive van 2 september 2014, no.2014001605, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het herstel van enkele wetstechnische gebreken (Reparatiewet OCW 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen ter versterking van het zelfbeschikkingsrecht en ter bescherming tegen mishandeling van cliënten van instellingen die AWBZ-zorg verlenen (Beginselenwet zorginstellingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen ter versterking van het zelfbeschikkingsrecht en ter bescherming tegen mishandeling van cliënten van instellingen die AWBZ-zorg verlenen (Beginselenwet zorginstellingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2011, no.11.001389, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen ter versterking van het zelfbeschikkingsrecht en ter bescherming tegen mishandeling van cliënten van instellingen die AWBZ-zorg verlenen (Beginselenwet zorginstellingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de afschaffing van de vliegbelasting, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de afschaffing van de vliegbelasting, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2009, no.09.002221, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de afschaffing van de vliegbelasting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Uitvoeringsbesluit WWIK), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Uitvoeringsbesluit WWIK), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Wetboek van Strafvordering en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in verband met de elektronische aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen, de verstrekking van inlichtingen aan het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van geldboeten en enkele verbeteringen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Wetboek van Strafvordering en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in verband met de elektronische aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen, de verstrekking van inlichtingen aan het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van geldboeten en enkele verbeteringen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 december 2010, no.10.003434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Wetboek van Strafvordering en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in verband met de elektronische aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen, de verstrekking van inlichtingen aan het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van geldboeten en enkele verbeteringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen, met toelichting.Bij kabinetsmissive van 17 februari 2010, no.10.000394, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2011, no.11.001697, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr.95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281), van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24), alsmede van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van de Wet op de economische delicten en van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr.95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281), van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24), alsmede van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van de Wet op de economische delicten en van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2000, no.00.005199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr.95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281), van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24), alsmede van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van de Wet op de economische delicten en van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat. Het wetsvoorstel heeft betrekking op wijzigingen van de Telecommunicatiewet, de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (Wet OPTA), het Wetboek van Strafrecht, de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat en de Wet op de economische delicten. Met de voorgestelde wijzigingen van de Telecommunicatiewet wordt onder meer beoogd nog niet geïmplementeerde onderdelen van richtlijn nr.95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281) (hierna: de richtlijn) te implementeren. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele kennelijke onjuistheden en verschrijvingen in de Telecommunicatiewet en de Wet OPTA te herstellen. Met de wijziging van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat wordt het mogelijk gemaakt dat subsidies worden verleend voor projecten die zich richten op de ontwikkeling en verbetering van diensten en technische toepassingen in de informatie- en communicatiedienstverlening. De Raad van State kan zich verenigen met de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst de volgende kanttekening. Artikel I, onderdelen K en L, van het voorstel van wet voegt de artikelen 8.4a en 10.1a toe aan de Telecommunicatiewet. Ter uitvoering van een bindend besluit van nader genoemde instellingen van de Europese Unie kunnen bij ministeriële regeling technische voorschriften worden gegeven met betrekking tot onderscheidenlijk het uitzenden van een televisieprogramma en apparaten voor de ontvangst en weergave van televisieprogramma's. In artikel 8.4a worden de artikelen 2 en 5 van de richtlijn geïmplementeerd, terwijl artikel 10.1a de implementatie van artikel 3 van de richtlijn betreft, welke artikelen bindende (technische) voorschriften bevatten. De artikelen van de richtlijn kennen een imperatieve redactie, terwijl de voorgestelde artikelen aan de minister een bevoegdheid tot het vaststellen van technische voorschriften toekennen. Met het oog hierop adviseert de Raad de voorgestelde artikelen 8.4a en 10.1a van de Telecommunicatiewet te wijzigen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2015).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2015).Bij Kabinetsmissive van 29 april 2014, no.2014000844, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot herstel van een aantal gebreken van ondergeschikte aard in diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 20XX)

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot herstel van een aantal gebreken van ondergeschikte aard in diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 20XX)Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2017, no.2017001797, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herstel van een aantal gebreken van ondergeschikte aard in diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 20XX), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Colombia; Bogotá, 24 november 2014, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Colombia; Bogotá, 24 november 2014, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 21 januari 2015, no.2015000065, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Colombia; Bogotá, 24 november 2014, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele rechtspositiebesluiten politieke ambtsdragers in verband met de samenvoeging van inwonersklassen en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele rechtspositiebesluiten politieke ambtsdragers in verband met de samenvoeging van inwonersklassen en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 december 2009, no.09.003459, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele rechtspositiebesluiten politieke ambtsdragers in verband met de samenvoeging van inwonersklassen en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Tabakswet, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Tabakswet, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over een voorstel voor het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees arrestatiebevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (no.W03.01/0523/I/A).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over een voorstel voor het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees arrestatiebevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (no.W03.01/0523/I/A).Bij brief van 8 oktober 2001 heeft de Minister van Justitie om voorlichting verzocht overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over het thans bij de Raad van de Europese Unie in behandeling zijnde voorstel voor een kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees arrestatiebevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (COM (2001) 522). Een en ander is een uitvloeisel van de door het kabinet met de Raad van State gemaakte afspraak om, bij wijze van proef, voorlichting te vragen over ontwerp-EU-regelingen. Blijkens de brief is de vraag gerezen of het voorstel, meer in het bijzonder de vorm van het voorgestelde rechtsinstrument van een kaderbesluit als bedoeld in artikel 34, tweede lid, aanhef en onder b, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: EU-Verdrag), verenigbaar is met het bepaalde in artikel 2, derde lid, eerste volzin, van de Grondwet (GW). 1. Het voorstel is gebaseerd op artikel 34, tweede lid, aanhef en onder b, EU-Verdrag. De op deze bepaling gebaseerde kaderbesluiten zijn - evenals richtlijnen in de zin van het EG-Verdrag - "verbindend voor de lidstaten ten aanzien van het te bereiken resultaat, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen". Blijkens de verwijzing in de aanhef naar de artikelen 29 en 31 (a) en (b) EU-Verdrag betreft het ontwerp-kaderbesluit de nauwere samenwerking tussen de justitiële en andere bevoegde autoriteiten, en meer in het bijzonder de vergemakkelijking en bespoediging van die samenwerking met betrekking tot procedures en de tenuitvoerlegging van beslissingen, alsook het vergemakkelijken van uitlevering tussen de lidstaten. De ontwikkeling van de Unie tot "een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" kan aanleiding geven tot de vraag of de onderlinge uitvoerbaarheid van (bepaalde) arrestatiebevelen nog als uitlevering moet worden gekwalificeerd. Gelet op de verwijzing naar artikel 31 (b) van het EU-Verdrag en de mogelijke tussenkomst van de centrale autoriteiten van de lidstaten zal bij de beoordeling van de grondwettigheid hier ervan worden uitgegaan dat de overlevering op basis van het voorgestelde kaderbesluit vooralsnog moet worden beschouwd als een vorm van uitlevering in de zin van artikel 2, derde lid, GW. 2. Dat een kaderbesluit over dit onderwerp behoort tot de bevoegdheden van de Raad, is niet aan twijfel onderhevig. Indien het besluit wordt aangenomen, ontstaat voor Nederland de verplichting zijn wetgeving ermee in overeenstemming te brengen. De vraag of daardoor wordt afgeweken van artikel 2, derde lid, GW dient te worden beschouwd tegen de achtergrond van de totstandkoming van het EU-Verdrag, dat in 1992 te Maastricht tot stand is gekomen en is herzien bij het Verdrag van Amsterdam. Zoals in het nader rapport bij de goedkeuringswet voor het Verdrag van Maastricht aan de orde is geweest, moet de Unie worden gezien als een fase in een voortgaand proces waardoor de Europese Gemeenschappen geleidelijk worden uitgebouwd. Het EU-Verdrag kan daarbij als een tussenstap worden aangemerkt vanwege de verwevenheid welke het Verdrag tussen de strikt communautaire en de andere, meer intergouvernementele samenwerkingsvormen tot stand brengt.(zie noot 1) Besluiten die in het kader van het EU-Verdrag worden genomen hebben dan ook een sui generis karakter, aldus het nader rapport. Deze (bevoegdheden- en besluitvormings)structuur is bij het Verdrag van Amsterdam aanzienlijk versterkt en verduidelijkt. Het sui generis karakter van de structuur van de Europese Unie en van besluiten die in het kader van het EU-Verdrag worden genomen is daarbij gecontinueerd. Met het aannemen van Titel VI van het EU-Verdrag is geaccepteerd dat de instellingen van de Europese Unie in het kader van Titel VI van het EU-Verdrag besluiten die het Koninkrijk binden, kunnen nemen, en daarmee is het supranationale karakter van deze besluiten gegeven. 3. Mede in verband met de bijzondere structuur van het EU-Verdrag zijn in artikel 3 van de goedkeuringswetten van het Verdrag van Maastricht(zie noot 2) en in artikel 3 van de goedkeuringswet van het Verdrag van Amsterdam(zie noot 3) bepalingen opgenomen die erin voorzien dat, voordat ten aanzien van een ontwerp van een besluit als bedoeld in titel VI "dat beoogt het Koninkrijk te binden" besluitvorming binnen de Raad van de Europese Unie plaatsheeft, de tekst van dat ontwerpbesluit wordt voorgelegd aan de Staten-Generaal. Instemming van de Staten-Generaal is vereist voordat de vertegenwoordiger van het Koninkrijk medewerking kan verlenen aan het totstandkomen van dat besluit. Blijkens deze regeling is bij de goedkeuring van het EU-Verdrag voorzien en aanvaard dat besluiten die in het kader van de "Derde Pijler" totstandkomen, voor de Nederlandse rechtsorde substantiële gevolgen kunnen hebben. 4. In de parlementaire behandeling van de goedkeuringswetten voor de verdragen van Maastricht en Amsterdam zijn de verhouding tussen het EU-Verdrag en de GW en het sui generis karakter van de Europese ontwikkelingen in het licht van de GW uitgebreid aan de orde geweest. In de toelichting bij de goedkeuringsrijkswet voor het Verdrag van Maastricht heeft de regering uitdrukkelijk het standpunt ingenomen dat in dat verdrag geen sprake was van afwijking van de GW als bedoeld in artikel 91, derde lid, juncto artikel 92 GW.(zie noot 4) In het bijzonder is daarbij aandacht besteed aan artikel 2 - zij het niet uitdrukkelijk aan de uitleveringsprocedure - en aan artikel 106 GW. Daarover was de regering onder andere "van oordeel dat het daarbij primair gaat om nationaalrechtelijke competentiebepalingen die niet in de weg staan aan de opdracht van bevoegdheden op grond van artikel 92 van de Grondwet".(zie noot 5) Bij de goedkeuringsrijkswet voor het Verdrag van Amsterdam heeft de regering in de nota naar aanleiding van het verslag in de Tweede Kamer der Staten-Generaal het standpunt ingenomen dat zij niet van oordeel is "dat de bepalingen in het Verdrag van Amsterdam over de bevoegdheden van de Europese Unie en de Europese Gemeenschappen afwijken van de Nederlandse Grondwet en zij heeft evenmin aanleiding te veronderstellen dat de ontwikkeling van de Europese integratie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam zal leiden tot enige afwijking van de Grondwet".(zie noot 6) De betekenis van artikel 91, derde lid, GW is wederom aan de orde geweest in het advies van de Raad van State van 19 november 1999 inzake de grondwettelijke aspecten van de vestiging in Nederland van buitenlandse en internationale gerechtshoven.(zie noot 7) De Raad heeft toen het standpunt ingenomen dat artikel 91, derde lid, GW alleen ziet op afwijking van concrete grondwettelijke bepalingen en niet mede op afwijking van ongeschreven beginselen. Bij het onderzoek naar de inhoud van een grondwetsartikel zullen - zoals de Raad al in het verleden heeft overwogen - de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en strekking mede in aanmerking moeten worden genomen.(zie noot 8) Ook bij de parlementaire behandeling bij de grondwetsherziening van 1983 zelf is aandacht besteed aan de verhouding tussen de Europese integratie en de GW. De Tweede Kamer heeft in een motie bij de behandeling van de grondwetsherziening als haar mening uitgesproken dat de bepalingen van de GW in geval van twijfel zó dienen te worden uitgelegd, dat het Europese integratieproces daardoor niet wordt belemmerd.(zie noot 9) 5. De Afdeling ziet geen aanleiding de totstandkoming of de uitvoering van het voorgestelde kaderbesluit te kwalificeren als een afwijking van de GW in de zin van artikel 91, derde lid, GW. Artikel 2, derde lid, eerste volzin, GW bepaalt dat uitlevering slechts kan geschieden krachtens verdrag. Daarmee wordt een wettelijke regeling van de uitlevering(zie noot 10) niet overbodig; wel voorkomt deze grondwetsbepaling dat uitlevering zou geschieden aan een land waarmee daarover geen verdragsrelatie bestaat die bijvoorbeeld vereisten en waarborgen kan inhouden met betrekking tot het doel van de uitlevering. Aan deze uitgangspunten kan behalve door een verdrag dat de uitlevering rechtstreeks regelt ook worden voldaan door een besluit van een volkenrechtelijke organisatie - krachtens een verdrag - dat zowel de staat waaraan wordt uitgeleverd als de uitleverende staat bindt. Een kaderbesluit is zon op een verdrag berustend besluit. Weliswaar is een ontwikkeling als die welke zich met het EU-Verdrag heeft voorgedaan niet voorzien bij de totstandkoming van de tekst van artikel 2, derde lid, eerste volzin, GW. Redelijk lijkt echter - ook gelet op de bewoordingen van artikel 92 van de Grondwet - een interpretatie die erop neerkomt dat de term "krachtens" in dit verband betekent dat het voldoende is dat voor uitlevering een verdragsrechtelijke grondslag aanwezig is. Het instemmingsrecht van de Staten-Generaal sluit daarbij goed aan. De parlementaire geschiedenis geeft voorts enig inzicht in de belangen die deze bepaling beoogt te beschermen. De grond voor de verdragseis is hierin gelegen, dat daarin een zeker vertrouwen in de rechtspleging van het andere land besloten ligt.(zie noot 11) Er hoeft niet aan te worden getwijfeld dat aan die waarborg in dit geval recht is gedaan, alleen al gezien de inbedding van het voorstel in het stelsel van het EU-Verdrag. Bovendien betekent het instemmingsrecht van de Staten-Generaal, dat ook de democratische legitimering, voldoende is verzekerd 6. De Afdeling komt derhalve tot de conclusies (a) dat het kaderbesluit moet worden beschouwd als een regeling met een voor de lidstaten bindend supranationaal karakter, en (b) dat de totstandkoming van het bedoelde kaderbesluit niet leidt tot afwijking van artikel 2, derde lid, eerste volzin, GW en derhalve voor medewerking van Nederland aan de totstandkoming van dit besluit geen voorafgaande wijziging van de GW noodzakelijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met de tweede tranche van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden (HAP II Besluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met de tweede tranche van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden (HAP II Besluit).Bij Kabinetsmissive van 28 december 2010, no.10.003638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met de tweede tranche van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden (HAP II Besluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende het personen- en familierecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende het personen- en familierecht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2010, no.10.003629, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende het personen- en familierecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Groenland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 170 en Trb. 2010, 118), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Groenland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 170 en Trb. 2010, 118), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Groenland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 170 en Trb. 2010, 118), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering.Bij Kabinetsmissive van 13 augustus 2003, no.03.003266, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering. Het wetsvoorstel beoogt het activerende karakter van de Werkloosheidswet (WW) te versterken door de vervolguitkering af te schaffen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel(zie noot 1), maar adviseert te voorzien in een ruimere toepassing van de eerbiedigende werking. De Raad is van oordeel dat in verband hiermee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. De vervolguitkering Na afloop van de loongerelateerde WW-uitkering komt de werknemer bij voortduren van de werkloosheid voor een periode van twee jaar in aanmerking voor een vervolguitkering ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. De vervolguitkering kent, anders dan de bijstandsuitkering, geen toetsing aan het inkomen van de partner. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de vervolguitkering in de WW voor werknemers die werkloos worden op of na 11 augustus 2003 af te schaffen. Voor deze maatregel is blijkens de toelichting gekozen om de werkloosheidslasten te beperken en het activerende karakter van de WW te versterken. De afschaffing van de vervolguitkering is niet alleen bedoeld als een instrument van een activerend beleid van de sociale zekerheid voor eenieder, maar past ook binnen het beleid gericht op de bevordering van de arbeidsparticipatie van ouderen. Het van toepassing verklaren van reïntegratieverplichtingen op ook oudere werknemers is een uitvloeisel van de beoogde "normalisering" van hun positie. De in het wetsvoorstel gemaakte keuze wordt geflankeerd door maatregelen om de kansen op participatie, ook van oudere werknemers, te vergroten. Het gaat hier om het in de toelichting onder paragraaf 3 uiteengezette beleid, zoals dit ten aanzien van zowel de oudere werknemer als de werkgever zal worden gevoerd, dan wel gedeeltelijk al is gerealiseerd. Zo wordt voor de oudere werknemer ontheffing van de actieve sollicitatieplicht en van de plicht om mee te werken aan reïntegratietrajecten met ingang van 1 januari 2004 afgeschaft. De ontheffing van de verplichting tot inschrijving bij de Centrale organisatie werk en inkomen en van de verplichting tot aanvaarding van aangeboden passende arbeid voor werknemers is al op 1 mei 1999 beëindigd. Voorts is er een verhoogde arbeidskorting voorzien voor werknemers van 58 jaar en ouder. Voor de werkgever wordt ingevoerd de financiële prikkel af te zien van ontslag van werknemers van 57,5 jaar en ouder door middel van het introduceren van een werkgeversbijdrage in de werkloosheidslasten van werknemers van 57,5 jaar of ouder, alsmede de korting op de basispremie ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, bij het in dienst houden van deze werknemers. De Raad acht dit geheel van flankerende maatregelen van groot belang om daadwerkelijk de arbeidsparticipatie te bevorderen. Niet alleen wordt de (oudere) werkloze werknemer geprikkeld om aan het arbeidsproces te blijven deelnemen of weer te gaan deelnemen, de werkgever wordt ontmoedigd een oudere werknemer te ontslaan en wordt aangemoedigd om hem in dienst te houden of te nemen. Ook het vroegtijdig inzetten door werkgevers en werknemers van instrumenten als scholing, scholingsverlof en loopbaanontwikkeling, waarbij de overheid een ondersteunende rol vervult, vormt een onmisbaar element in het kader van het behoud van een betaalde plaats op de arbeidsmarkt. Intussen kan er niet aan worden voorbijgegaan, dat de conjuncturele situatie niet zonder zorg is, getuige de oplopende werkloosheid. Ook de toelichting onderkent dit waar zij melding maakt van een mogelijk negatieve beïnvloeding van de werkhervattingskansen. Het is dan ook noodzakelijk dat de reïntegratie-instrumenten optimaal worden benut en waar mogelijk worden uitgebreid. Het streven van de Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) naar een vrijwel "sluitende aanpak" WW met een percentage van 95% voor 2004, naast de eveneens in de toelichting genoemde aspecten van duurzame uitstroom en sneller trajectverloop, acht de Raad in dit kader essentieel. Het college adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag hoe aannemelijk het is dat deze doelstelling van het UWV al in 2004 zal kunnen worden geëffectueerd. 2. Voorts vraagt het college in dit verband bijzondere aandacht voor de positie van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten, voor wie de mogelijkheden tot reïntegratie vermoedelijk minder zijn. De Raad adviseert daarop in de toelichting nader in te gaan. 3. Overgangsrecht a. De afschaffing van de vervolguitkering in de WW geldt voor werknemers van wie de eerste werkloosheidsdag op of na 11 augustus 2003 ligt. Dit betekent dat er sprake is van terugwerkende kracht in "materiële" zin ten opzichte van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet. Het voorstel tot afschaffing van de vervolguitkering is op 8 augustus 2003 door middel van een persbericht kenbaar gemaakt. Aan belastende regelingen dient in beginsel geen terugwerkende kracht te worden toegekend. Dit uitgangspunt behoort in beginsel ook te gelden voor het afschaffen van begunstigende maatregelen, zoals de vervolguitkering. Voorwaarde voor het maken van een uitzondering op dit uitgangspunt is in de eerste plaats dat een voorstel voor "materiële" terugwerkende kracht inhoudelijk toereikend wordt gemotiveerd. In dat verband kan betekenis toekomen aan zogenaamde aankondigingseffecten: gedrag dat wordt geïnspireerd door de aankondiging van een voorgenomen wetswijziging en dat in de periode tot invoering van die wijziging ernstig afbreuk doet aan de met het voorstel beoogde effecten. Uit de toelichting blijkt dat de regering het om budgettaire redenen niet verantwoord acht de afschaffing van de vervolguitkering alleen van toepassing te laten zijn op de werknemers die vanaf de inwerkingtreding van de wet werkloos zouden worden. In paragraaf 4 van de memorie van toelichting wordt melding gemaakt van besparingsverliezen oplopend tot 86 miljoen euro tot en met 2007. Echter niet is duidelijk gemaakt hoe dat bedrag is berekend en welke veronderstellingen hieraan ten grondslag liggen. Is in dit bedrag een zeker aankondigingseffect verondersteld? De Raad geeft in overweging deze berekening nader toe te lichten en aldus het voorstel van (materiële) terugwerkende kracht inzichtelijker te motiveren. Voor de aanvaardbaarheid van een uitzondering op het genoemde uitgangspunt is voorts van belang het antwoord op de vraag of de betrokkene op de beoogde datum van inwerkingtreding in redelijkheid al of niet rekening heeft kunnen houden met een verandering in die regeling. Met het persbericht van 8 augustus 2003 heeft eenieder kennis kunnen nemen van het voorstel de vervolguitkering te laten vervallen voor werknemers die op of na 11 augustus 2003 werkloos worden. In dat persbericht is aangegeven dat afschaffing van de vervolguitkering betekent dat voor een deel van de werklozen eerder de bijstand in beeld kan komen. Een deel van hen komt daarvoor echter niet in aanmerking vanwege eigen vermogen en/of een verdienende partner. Voorts is daarin uiteengezet dat het wetsvoorstel een einde maakt aan de uitzonderingspositie van werknemers die 57,5 jaar en ouder zijn als ze werkloos worden. Het momenteel bestaande recht op een vervolguitkering van maximaal 3,5 jaar komt voor hen te vervallen. Deze oudere WW gerechtigden moeten vanaf 2004 weer solliciteren. In het persbericht is tenslotte aangegeven dat de afschaffing niet geldt voor werknemers die voor 11 augustus 2003 werkloos zijn geworden. Uit het persbericht valt in voldoende mate af te leiden wat de juridische en financiële consequenties van de voorliggende wijziging per datum van inwerkingtreding zullen zijn, zodat betrokkenen daarmee voldoende rekening (hebben) kunnen houden. In zoverre ziet de Raad geen bezwaar tegen het overgangsrecht, zoals in het wetsvoorstel voorgesteld. b. Het verlenen van terugwerkende kracht in materiële zin per 11 augustus 2003 kan, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder a is opgemerkt, toelaatbaar worden geacht voor werknemers van wie de eerste werkloosheidsdag op of na die datum ligt. De Raad vraagt aandacht voor de positie van die werknemers (en arbeidsongeschikten die herkeurd zijn) voor wie al voor 11 augustus 2003 een ontslagprocedure in gang was gezet, maar voor wie de procedure nog niet voor die datum kon worden afgerond. Op het moment dat voor deze categorie de ontslagprocedure officieel in gang is gezet, gold voor hen nog de verwachting dat zij in aanmerking zouden komen voor een vervolguitkering op de WW-uitkering. Bovendien kan ten aanzien van deze categorie werknemers van aankondigingseffecten geen sprake zijn. Daarom geeft de Raad in overweging voor deze categorie te voorzien in eerbiedigende werking door hen uit te zonderen van (materieel) terugwerkende kracht. 4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit OM-afdoening en het Transactiebesluit 1994 in verband met de periodieke actualisering van de bij deze besluiten behorende bijlage, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit OM-afdoening en het Transactiebesluit 1994 in verband met de periodieke actualisering van de bij deze besluiten behorende bijlage, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 december 2007, no.07.004070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit OM-afdoening en het Transactiebesluit 1994 in verband met de periodieke actualisering van de bij deze besluiten behorende bijlage, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de tweede lezing van de herziening van de Grondwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de tweede lezing van de herziening van de Grondwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287)(Uitvoeringswet verordening bankentoezicht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287)(Uitvoeringswet verordening bankentoezicht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 augustus 2014, no.2014001534, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287)(Uitvoeringswet verordening bankentoezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en Protocol bij het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel betreffende voor luchtvaartmaterieel specifieke aangelegenheden; Kaapstad, 16 november 2001 (Trb. 2009, 86), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en Protocol bij het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel betreffende voor luchtvaartmaterieel specifieke aangelegenheden; Kaapstad, 16 november 2001 (Trb. 2009, 86), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 28 juli 2009, no.09.002003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en Protocol bij het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel betreffende voor luchtvaartmaterieel specifieke aangelegenheden; Kaapstad, 16 november 2001 (Trb. 2009, 86), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met een herziening van de opleiding van rechters en officieren van justitie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met een herziening van de opleiding van rechters en officieren van justitie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2014, no.2014002046, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met een herziening van de opleiding van rechters en officieren van justitie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met het in artikel 90 van die wet opnemen van de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1998 een andere bestemming te bepalen voor de gehele of gedeeltelijke opbrengst van de heffing van premies ingevolge de Werkloosheidswet over uitkeringen van overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met het in artikel 90 van die wet opnemen van de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1998 een andere bestemming te bepalen voor de gehele of gedeeltelijke opbrengst van de heffing van premies ingevolge de Werkloosheidswet over uitkeringen van overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2002/73/EG, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2002/73/EG, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 april 2005, no.05.001514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2002/73/EG, met memorie van toelichting. Met het voorstel wordt uitvoering gegeven aan Richtlijn 2002/73/EG voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de arbeidssfeer (hierna: de richtlijn).(zie noot 1) Met de richtlijn wordt voornamelijk uitbreiding gegeven aan de oorspronkelijke richtlijn (hierna: de basisrichtlijn).(zie noot 2) Het wetsvoorstel leidt tot uitbreiding en wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Wgbm/v) en van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel opmerkingen over onder meer de verhouding tussen de Wgbm/v en de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. Verhouding Wgbm/v - Awgb a. Aparte wetten of integratie In paragraaf I.1. Inleiding van de memorie van toelichting wordt er op gewezen dat de Wgbm/v een lex specialis is ten opzichte van de Awgb. Implementatie van de richtlijn in de Wgbm/v heeft enige overlapping van deze wet met de Awgb tot gevolg. "Overigens wordt momenteel onderzocht of en in welke vorm integratie van de Wgbm/v in de Awgb zou kunnen plaatsvinden, zodat de genoemde overlap in de toekomst kan vervallen". De mogelijke integratie van de Wgbm/v in de Awgb is eerder door de Raad bepleit, en daarom niet pas recent voor het eerst aan de orde gekomen.(zie noot 3) In dat licht bezien, biedt de mededeling dat "momenteel" onderzoek plaatsvindt weinig houvast. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten of het voornemen bestaat te bevorderen dat nieuwe gelijke behandeling-richtlijnen (in beginsel) altijd zullen worden geïmplementeerd in de Awgb, en dat al bestaande sectorale wetten met implementatie op dit terrein zullen worden geïntegreerd in de Awgb, en voorts om specifieke informatie te geven over de richting en de stand van het onderzoek zoals dat momenteel plaats vindt, alsmede over de datum waarop dit zal zijn voltooid en de basis zal kunnen zijn voor conclusies. Hij acht het gewenst dat daarover een duidelijk perspectief wordt getekend. Voorkomen moet worden dat als implementatie aan de orde is, uit tijdsgebrek weer wordt overgegaan tot sectorale implementatie, met als gevolg dat het steeds moeilijker wordt om alsnog terug te keren naar de weg van implementatie van alle gelijke behandeling-richtlijnen in één algemene wet, de Awgb. b. Terminologie In eerdere advisering over implementatie van gelijke behandeling-richtlijnen heeft de Raad er herhaald en met klem op aangedrongen daarbij niet voort te gaan met een eigen terminologie - in de vorm van het begrip 'onderscheid' - maar om aan te sluiten bij de richtlijnterminologie, waarin vast het begrip 'discriminatie' wordt gebruikt. De regering heeft in reactie daarop laten weten dat "zal worden bezien of en zo ja, wanneer nader onderzoek wordt gedaan naar de opportuniteit van een andere terminologie"(zie noot 4). In het onderhavige voorstel wordt voortgegaan op de weg van de eigen terminologie: waar de richtlijn de begrippen directe en indirecte discriminatie gebruikt en definieert, hanteert het voorstel de begrippen direct en indirect onderscheid. Deze begrippen zijn normatief neutraal, terwijl de begrippen in de richtlijn wel de normatieve lading hebben die past bij de onderhavige materie. Evenzo heeft de Raad in eerdere advisering er op aangedrongen om in de omschrijving van "intimidatie" het element "ongewenst" toe te voegen, eveneens om aldus een directe aansluiting te verzekeren met de richtlijn. De regering heeft dit afgewezen "omdat het niet overnemen van dit element uit de richtlijndefinitie bijdraagt tot betere rechtsbescherming van de geïntimideerden"(zie noot 5). In de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B (artikel 1a Wgbm/v wordt dit standpunt opnieuw ingenomen. De Raad acht de hiervoor weergegeven keuzen van de regering niet overtuigend, en opnieuw doorgaan op de weg van het hanteren van een afwijkende terminologie ongewenst. Hij adviseert het voorstel in dat licht bezien nader te overwegen. 2. Positie wederpartij In de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B (artikel 1a Wgbm/v) wordt opgemerkt dat intimidatie en seksuele intimidatie vallen onder het verbod van direct onderscheid, zodat daarvoor een verschuiving van bewijslast geldt. Daarmee wordt kennelijk gedoeld op artikel 6a van de Wgbm/v.(zie noot 6) De Raad wijst er allereerst op dat de genoemde bepaling een meer neutrale terminologie bevat dan de toelichting bij het onderhavige voorstel. Artikel 6a spreekt over degene die meent dat te zijnen nadeel een onderscheid is of wordt gemaakt respectievelijk de wederpartij, terwijl de toelichting spreekt over de geïntimideerde respectievelijk de intimiderende persoon. Volgens de toelichting moet de geïntimideerde stellen en toelichten dat er sprake was van (seksuele) intimidatie. Op de wederpartij, als verweerder, rust dan de plicht te bewijzen dat het beginsel van gelijke behandeling niet werd geschonden. Deze verplichting kan in het geval van gestelde intimidatie, en in het bijzonder seksuele intimidatie, de wederpartij in een kwetsbare positie brengen. Dit vloeit allereerst al voort uit de aard van het desbetreffende verwijt. Dat is bij het verbod van (seksuele) intimidatie tot op zekere hoogte onvermijdelijk, en moet in zoverre worden aanvaard. Daar komt echter bij dat, gegeven de aangehaalde bewijsregel, op de verweerder de plicht rust zijn "onschuld" te bewijzen, door het aanvoeren van overtuigend bewijs dat de gestelde gedraging niet heeft plaatsgevonden. Bij een verwijt van intimidatie, en zeker ook van seksuele intimidatie, zal dit nogal eens een onmogelijke opgave kunnen (blijken te) zijn. Eén en ander heeft dan ook gevolgen voor de instantie die is geroepen om een oordeel te geven over de vraag of het gestelde verwijt gegrond is. Het belang van het bieden van toereikende en hopelijk effectieve bescherming tegen discriminatie als in dit voorstel aan de orde neemt dan ook niet weg dat ook de vraag naar mogelijke bescherming van de wederpartij tegen een lichtvaardige, laat staan ongefundeerde beschuldiging passende aandacht verdient. Die bescherming zal althans voor een deel moeten worden gevonden in de stelplicht die rust op de benadeelde. Artikel 6a van de Wgbm/v legt degene die meent benadeeld te zijn de plicht op in rechte feiten aan te voeren die het gestelde onterecht gemaakte onderscheid kunnen doen vermoeden. Het aanvoeren van "feiten" die het gemaakte onderscheid "kunnen doen vermoeden" betekent dat het gestelde onderscheid een minimale aannemelijkheid dient te hebben om te kunnen worden aanvaard als toereikende grondslag in een te voeren procedure, van welke aard ook. De toelichting gaat niet nader in op de positie van partijen tegenover elkaar, en op de positie van de wederpartij in dat verband. De Raad adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen, en daarbij uiteen te zetten hoe redelijkerwijs zo veel mogelijk zou kunnen worden voorkomen dat zonder toereikende grond gebruik wordt gemaakt van de bescherming die de voorgestelde regeling gaat bieden. 3. Artikel 3, tweede lid, onder b, van de basisrichtlijn Artikel 1, derde lid, van de richtlijn bevat onder meer een nieuwe tekst voor artikel 3, tweede lid, onder b, van de basisrichtlijn. Dit onderdeel brengt mee dat alle met het beginsel van gelijke behandeling in strijd zijnde bepalingen in contracten, collectieve overeenkomsten, interne reglementen van ondernemingen en regels waaraan de vrije beroepen en werkgevers- en werknemersorganisaties onderworpen zijn, nietig worden of kunnen worden verklaard of worden gewijzigd. De toelichting tekent hierbij aan dat deze bepaling niet behoeft te worden geïmplementeerd in de wet en dat door middel van onder meer gerichte voorlichting aan CAO-onderhandelaars hieraan gevolg wordt gegeven.(zie noot 7) De Raad merkt op dat met de voorlichting niet ten volle zeker is gesteld dat bepalingen die in strijd zijn met het beginsel van gelijke behandeling niet (meer) zullen voorkomen in contracten, collectieve overeenkomsten en dergelijke. Hij adviseert daarom alsnog over te gaan tot implementatie van de bedoelde bepaling. 4. Arbeidsomstandighedenwet 1998 Artikel 1, eerste lid, onder e, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet 1998) bevat een definitie van het begrip "seksuele intimidatie".(zie noot 8) De inhoud van deze definitie verschilt, onder meer door het benoemen van concrete, intimiderende handelingen, aanzienlijk van de thans voorgestelde definitie in de Wgbm/v. De Raad adviseert om toe te lichten of is beoogd dit verschil in stand te laten, en om zo nodig de Arbowet 1998 aan te passen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de voorlopige selectiemiddelen en de bewijsmiddelen die ter vaststelling van het gebruik van alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer kunnen worden ingezet en aanwijzing van grenswaarden voor drugsgebruik en gecombineerd drugs- en alcoholgebruik (Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de voorlopige selectiemiddelen en de bewijsmiddelen die ter vaststelling van het gebruik van alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer kunnen worden ingezet en aanwijzing van grenswaarden voor drugsgebruik en gecombineerd drugs- en alcoholgebruik (Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2015, no.2015000326, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de voorlopige selectiemiddelen en de bewijsmiddelen die ter vaststelling van het gebruik van alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer kunnen worden ingezet en aanwijzing van grenswaarden voor drugsgebruik en gecombineerd drugs- en alcoholgebruik (Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met nieuwe medisch-technische ontwikkelingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met nieuwe medisch-technische ontwikkelingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2009, no.09.001936, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met nieuwe medisch-technische ontwikkelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot regels ter vergroting van de kenbaarheid van publiekrechtelijke beperkingen ten aanzien van onroerende zaken (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot regels ter vergroting van de kenbaarheid van publiekrechtelijke beperkingen ten aanzien van onroerende zaken (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende uitvoering van de verordening (EG) nr.1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PbEG L 160) (Uitvoeringswet EG-insolventieverordening).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende uitvoering van de verordening (EG) nr.1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PbEG L 160) (Uitvoeringswet EG-insolventieverordening).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid, het Besluit politiegegevens en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid, het Besluit politiegegevens en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2012, no.12.001008, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid, het Besluit politiegegevens en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met het loonbegrip als grondslag voor de berekening van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met het loonbegrip als grondslag voor de berekening van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2008, no.08.001404, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met het loonbegrip als grondslag voor de berekening van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, met betrekking tot de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen ondertekend te Willemstad op 13 november 1989; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 162), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, met betrekking tot de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen ondertekend te Willemstad op 13 november 1989; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 162), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2010, no.10.000379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, met betrekking tot de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen ondertekend te Willemstad op 13 november 1989; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 162), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de ressorten van de huurcommissies door vermelding van de gemeenten waarover deze ressorten zich uitstrekken (Besluit ressorten van de huurcommissies).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de ressorten van de huurcommissies door vermelding van de gemeenten waarover deze ressorten zich uitstrekken (Besluit ressorten van de huurcommissies).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft en enige andere besluiten ter uitvoering van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft en enige andere besluiten ter uitvoering van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2013, no.13.002119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft en enige andere besluiten ter uitvoering van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Azerbeidzjan tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol; Bakoe, 22 september 2008, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Azerbeidzjan tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol; Bakoe, 22 september 2008, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2008, no.08.003131, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Azerbeidzjan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol; Bakoe, 22 september 2008, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2011, no.11.003047, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2005, no.05.003659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij, met memorie van toelichting. Met het wetsvoorstel wordt de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) op een aantal punten versoepeld. De aanwijzing van te beschermen gebieden wordt beperkt tot door provinciale staten aan te wijzen "zeer kwetsbare gebieden". Deze gebieden moeten alle binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)(zie noot 1) liggen. In het voorstel wordt vastgelegd welke gebieden in ieder geval zullen moeten worden aangewezen; dat betreft beschermde natuurmonumenten en gebieden die in het kader van de uitvoering van de Habitatrichtlijn(zie noot 2) door de Europese Commissie op de communautaire lijst zijn geplaatst (hierna: Habitatrichtlijngebieden). Die laatste gebieden moeten nog door de Minister van LNV op grond van artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 98) worden aangewezen, waarna zij vervolgens onder die noemer onder de verplicht aan te wijzen gebieden vallen. Daarnaast kunnen andere gebieden aan de hand van in het wetsvoorstel neergelegde criteria als zeer kwetsbaar worden aangewezen. Daarbij zal ook met het criterium "de gevolgen van de aanwijzing voor bestaande veehouderijen" rekening kunnen worden gehouden, zij het slechts "voorzover de ecologische samenhang tussen de zeer kwetsbare gebieden daardoor niet wordt aangetast en geen verlies van bijzondere natuurwaarden optreedt". Voor de aanwijzing van gebieden kleiner dan 50 ha gelden nog zwaardere criteria, namelijk "zeer belangrijke ecologische samenhang met ander zeer kwetsbaar gebied" of "zeer grote natuurwaarden". Het laatstgenoemde criterium kan nader invulling krijgen in overleg tussen gedeputeerde staten met representatieve lokale en regionale organisaties op het gebied van natuur en landbouw alsmede met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waartoe de betreffende gebieden behoren. De zoneringsbescherming wordt beperkt tot 250 meter. Binnen die zone kunnen bestaande melkrundveehouderijen nog uitbreiden tot 200 melkkoeien met bijbehorend jongvee. Buiten én binnen de zones zal zonodig aanvullende bescherming moeten worden gegeven op grond van de Nbw 98. In samenhang met een nog niet in werking getreden wijziging van de Wet milieubeheer (Wm)(zie noot 3) zijn in het wetsvoorstel bepalingen opgenomen betreffende de toetsing van de zogenaamde gvpb-installaties(zie noot 4) aan de criteria ontleend aan de IPPC-richtlijn. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel diverse opmerkingen, onder meer over de verhouding van het voorgestelde tot de realisering van de emissiereductiedoelen van de NEC-richtlijn(zie noot 5) en het reconstructiebeleid, de gevolgen van het voorstel voor de natuurbescherming, in het bijzonder voor Habitatrichtlijngebieden, en de regeling van de aanwijzing van gebieden die kleiner zijn dan 50 ha. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband met deze opmerkingen, in hun samenhang bezien, deels nader dient te worden overwogen. 1. Verhouding tot emissiereductie-doelen en reconstructiebeleid In de inleiding van de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat het wetsvoorstel voortvloeit uit het Hoofdlijnenakkoord. Volgens dit akkoord is het kabinetsbeleid erop gericht de ambities en wensen ten aanzien van de reconstructieplannen in evenwicht te brengen met de financiële middelen; daartoe zal de Wav zodanig moeten worden vormgegeven dat deze gericht is op de zeer kwetsbare natuur. De Raad maakt onder meer uit paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting, Gevolgen voor de doelstellingen van de NEC-richtlijn, op dat die nadere afweging uiteindelijk heeft geleid tot een wetsvoorstel waarmee ten opzichte van de huidige Wav 12 procent minder natuurgebied wordt aangewezen. Daardoor zal blijkens de toelichting de oorspronkelijk beoogde emissiereductie met minder dan 0,8 kiloton ammoniak worden verlaagd. De verlaging ten opzichte van deze reductiedoelen wordt evenwel niet vermeld. De Raad adviseert dat alsnog te doen. Verder is bij hem de vraag gerezen hoe de voorgestelde verruiming van ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zich verhoudt tot de maatregelen die op grond van de Reconstructiewet concentratiegebieden zijn en worden genomen om te komen tot onder meer een verbetering van de kwaliteit van milieu en water (artikel 5 van die wet). Hij adviseert daarom de memorie van toelichting aan te vullen met een paragraaf waarin op de samenhang met de Reconstructiewet concentratiegebieden en de op grond van die wet vastgestelde plannen wordt ingegaan. 2. Gevolgen van het voorstel in kaart brengen Op diverse punten biedt de memorie van toelichting naar het oordeel van de Raad nog onvoldoende inzicht in de gevolgen die de voorgestelde wetswijzigingen kunnen hebben. De Raad wijst op het volgende. a. Reikwijdte gebiedsbescherming Met het wetsvoorstel wordt beoogd het areaal natuurgebied dat op grond van de Wav aanvullende bescherming krijgt, te verkleinen, maar daartegenover de beschermde gebieden duidelijker te omgrenzen dan thans het geval is. In paragraaf 6.1 van de memorie van toelichting, Gevolgen voor de bedrijfsontwikkeling in de veehouderij, wordt betoogd dat de gevolgen voor de veehouderij tamelijk nauwkeurig kunnen worden geschat aan de hand van de voorstellen die de provinciebesturen in maart 2004 hebben gedaan voor de selectie van de zeer kwetsbare gebieden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen berekeningen op basis van de situatie waarin de EHS nog niet geheel was vastgesteld, en die waarin dat wel het geval zou zijn. In verband met de noodzaak dat de gebiedbescherming die wordt vereist door de Habitatrichtlijn, deugdelijk is verzekerd, adviseert de Raad van State de memorie van toelichting aan te vullen met kaarten waarin enerzijds de gebieden die onder de huidige Wav (moeten) worden beschermd en anderzijds die welke naar redelijke verwachting bescherming zullen genieten onder de gewijzigde Wav, worden weergegeven, en waarbij wordt uiteengezet langs welke weg in de nieuwe situatie de door de Habitatrichtlijn vereiste gebiedbescherming zal zijn verzekerd. b. Aanvullende natuurbescherming Op diverse plaatsen wordt in de memorie van toelichting gewezen op de noodzaak van aanvullende bescherming op grond van de Nbw 98 of de Wm, maar dan met rechtstreekse toetsing aan de Habitatrichtlijn.(zie noot 6) Het laatste is geboden in gevallen waarin de Habitatrichtijngebieden nog niet op grond van artikel 10a van de Nbw 98 door de minister zijn aangewezen. Voorzover die gebieden al wel zijn aangewezen zal naast de milieuvergunning een vergunning van gedeputeerde staten op grond van artikel 19d Nbw 98 nodig zijn. Verder zal in samenhang met de genoemde, in behandeling zijnde wijziging van de Wet milieubeheer voor de IPPC-inrichtingen (gvpb-installaties) een verzwaard regime gelden.(zie noot 7) Gezien de nauwe samenhang tussen de Nbw 98, de Wm en de Wav op het punt van het voorkómen en bestrijden van nadelige gevolgen voor de natuur van ammoniak die afkomstig is van veehouderijen, adviseert de Raad in de toelichting een zo volledig mogelijk beeld te geven van het aantal veehouders dat met die (specifieke) toepassing van deze wetten te maken zal krijgen en welke lasten die toepassing voor hen zal meebrengen. Het onder a bedoelde kaartmateriaal zal daarbij behulpzaam kunnen zijn, vooral indien daarop ook alle Habitatrichtlijngebieden worden weergegeven. c. Natuurbeschermingsrisicos Meer in het bijzonder verdienen de risicos voor de bescherming van de natuur nog afzonderlijk aandacht. 1o. Met het wetsvoorstel worden de ontwikkelingsmogelijkheden van alle veehouderijen buiten de 250-meterzones verruimd. Binnen die zones geldt die verruiming ook voor melkrundveehouderijen waar nog geen 200 stuks melkvee en 140 stuks vrouwelijk jongvee worden gehouden (artikel 5, eerste lid, onder c en artikel 7, eerste lid, onder b). Nu is die grens nog gesteld op 110 stuks melkvee en 77 stuks vrouwelijk jongvee. In hoofdstuk 5 van de memorie van toelichting, Effecten voor het milieu, wordt de achteruitgang van natuurwaarden als uit het wetsvoorstel voortvloeiend risico onderkend. Anderzijds wordt betoogd dat er mogelijkheden zijn om langs de weg van de ruimtelijke ordening en reconstructieplannen die achteruitgang te voorkomen; ook wordt gewezen op de stabiliserende werking van het stelsel van dierrechten in de meststoffenwetgeving en van de melkquotering. In punt 1 heeft de Raad al de vraag aan de orde gesteld hoe het wetsvoorstel moet worden gezien in samenhang met het in gang gezette reconstructiebeleid. Naar aanleiding van de in de memorie van toelichting uiteengezette benadering van natuurbeschermingsrisico's wijst hij erop dat de "ammoniakwetgever" met voorgestelde benadering de bescherming van voor ammoniak gevoelige gebieden mede afhankelijk maakt van maatregelen ingevolge andere wetgeving en van op andere grond gevoerd beleid. Die wetgeving en beleidsgebieden kennen echter hun eigen dynamiek, mogelijkheden, beperkingen en belangenafwegingen. Voor een deel heeft de Nederlandse wetgever de ontwikkelingen op die terreinen ook niet zelf in de hand, zoals bij de melkquotering. In ieder geval wordt met deze afhankelijkheid een belangrijk risico genomen. De ammoniakwetgever verplicht zich daarmee als het ware, die wisselwerking in de gaten te houden en zonodig nadere regels vast te stellen. Daarbij loopt hij de kans te worden geconfronteerd met voldongen feiten. Een bijzondere complicatie hierbij is dat cumulatie-effecten - ook afkomstig van emissiearme stallen en 8.40 Wm-inrichtingen - slechts kunnen worden meegenomen bij vergunningaanvragen voor IPPC-inrichtingen (gvpb-installaties), namelijk bij de beoordeling van de plaatselijke milieuomstandigheden.(zie noot 8) Nu met dit wetsvoorstel risico's worden opgeroepen die vooral met behulp van andere instrumenten zullen moeten worden ondervangen, zal de toelichting een uitgewerkte uiteenzetting moeten geven van de reële mogelijkheden om op basis van andere wetgeving een onbedoelde achteruitgang van natuurwaarden als gevolg van dit wetsvoorstel te voorkomen. Daarbij zal ook inzicht moeten worden verschaft in de lasten die dat zal inhouden voor onder andere de planologische besluitvorming, met inbegrip van de vereiste milieu-effectrapportages. 2o. Maatwerk ten behoeve van bestaande veehouderijen Bij de aanwijzing van andere gebieden dan de in het tweede lid van artikel 2 bedoelde Habitatrichtlijngebieden en Natuurbeschermingswetgebieden, zullen provinciale staten onder meer de gevolgen voor de bestaande veehouderijen in aanmerking moeten nemen (artikel 2, vijfde lid). Daarbij wordt bepaald dat met die gevolgen slechts rekening wordt gehouden voorzover de ecologische samenhang tussen de zeer kwetsbare gebieden daardoor niet wordt aangetast en geen verlies van bijzondere natuurwaarden optreedt. In de toelichting (par. 2.2) wordt hierover opgemerkt dat eventuele knelpunten met een "maatwerkaanpak" moeten worden opgelost. Maatwerk wordt vooral noodzakelijk geacht om een onevenredige beperking van individuele veehouderijen in hun uitbreidingsmogelijkheden te voorkomen. Deze situaties doen, zo vervolgt de toelichting, zich in de praktijk veelal voor bij natuurgebieden die op basis van de wettelijke bepalingen als één voor verzuring gevoelig gebied moeten worden aangemerkt, maar waarvan een topografisch duidelijk begrensd gedeelte een afwijkende en beduidend mindere ecologische kwaliteit heeft dan de rest van dat gebied. Naar het de Raad voorkomt, houdt deze aanpak het risico in dat delen van een natuurgebied betrekkelijk gemakkelijk van minder ecologisch belang zullen worden geacht, zonder dat rekening wordt gehouden met de bestaande effecten van de betrokken veehouderij op de wel aanwezige ecologische kwaliteiten van het betrokken gebied. De voorgestelde criteria kunnen daarmee licht aanleiding geven tot geschillen en procedures. In de toelichting zal nader op de consequenties van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, en het vijfde lid, moeten worden ingegaan. d. Kaderrichtlijn water In paragraaf 5.3 van de toelichting, Overige milieueffecten, wordt opgemerkt dat de depositie van ammoniak "substantiële effecten" kan hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater als het gaat om ondiep, stilstaand oppervlaktewater, zoals vennen en duinrellen op kalkarme of kalkloze zandgronden, waar ammoniakdepositie de belangrijkste bron van verontreiniging is. Vervolgens wordt erop gewezen dat ingevolge de Kaderrichtlijn water(zie noot 9) in dit soort situaties dient te worden afgewogen of een toename van de ammoniakdepositie niet resulteert in een achteruitgang van de waterkwaliteit. Daaraan wordt toegevoegd dat vennen en duinrellen op grond van de voormalige Interimwet ammoniak en veehouderij als voor verzuring gevoelig gebieden zijn aangemerkt en dat in gevallen waarin sprake is van grote natuurwaarden dergelijke gebieden door de provinciebesturen veelal als zeer kwetsbaar gebied zullen worden aangewezen; de zoneringsbescherming van de Wav zal dan blijven bestaan. Mede in verband met de thans voorgestelde criteria om gebieden kleiner dan 50 ha als zeer kwetsbaar gebied aan te wijzen, adviseert de Raad nader op de verhouding tussen het wetsvoorstel en de uitvoering van de Kaderrichtlijn water met het daarin vervatte stand-still beginsel in te gaan. Ook hier zou nader inzicht kunnen worden geboden aan de hand van een kaart waarop de bedoelde kwetsbare wateren zijn aangegeven. 3. Doelmatigheidsproblemen a. Habitatrichtlijngebieden buiten de EHS Ingevolge het voorgestelde artikel 2, tweede lid, kunnen provinciale staten alleen voor verzuring gevoelige gebieden, of delen daarvan, aanwijzen die zijn gelegen in de EHS. In het daaropvolgende lid wordt bepaald dat provinciale staten "onverminderd het tweede lid" alle voor verzuring gevoelige gebieden binnen een beschermd gebied als bedoeld in artikel 10, eerste lid, of artikel 10a, eerste lid, van de Nbw 98 dan wel binnen een gebied dat op grond van artikel 4 van de Habitatrichtlijn van communautair belang is verklaard, als zeer kwetsbaar gebied dienen aan te wijzen. Hieruit volgt dat de zoneringsbescherming van de Wav niet van toepassing zal zijn op Habitatrichtlijngebieden die buiten de EHS zijn gelegen. Deze uitzondering komt de Raad niet doelmatig voor, nu het bevoegd gezag bij de voorgestelde opzet gedwongen zal zijn vergunningaanvragen rechtstreeks aan de Habitatrichtlijn te toetsen in de gevallen waarin een Habitatrichtlijngebied buiten de EHS nog niet door de minister op grond van de Nbw 98 is aangewezen en de vergunningplicht van artikel 19d van die wet nog niet geldt. Bovendien leidt de gecombineerde werking van artikel 2, tweede en derde lid, ertoe dat afhankelijk van de vraag of een Habitatrichtlijngebied door de Minister van LNV is aangewezen, het gedeputeerde staten zijn die bij het beslissen op een aanvraag om vergunning op grond van de Nbw 98 aan de (in die wet opgenomen) criteria van de Habitatrichtlijn toetsen, terwijl in andere gevallen burgemeester en wethouders die toets moeten verrichten op grond van de Wm. De Raad wijst er nog op dat het communautaire recht daadwerkelijke omzetting van richtlijnen vergt; terugvallen op rechtstreekse werking van een richtlijn is onvoldoende, zo blijkt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.(zie noot 10) Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad ten aanzien van Habitatrichtlijngebieden de beperking van de reikwijdte van het wetsvoorstel tot gebieden binnen de EHS te schrappen.(zie noot 11) b. Begrenzing EHS Voorzover de EHS nog niet door de provinciebesturen is vastgesteld, staat niet vast binnen binnen welke begrenzing provinciale staten zeer kwetsbare gebieden kunnen aanwijzen; die bevoegdheid (en plicht) is in het tweede lid van artikel 2 immers beperkt tot gebieden die binnen de EHS zijn gelegen. In paragraaf 2.3 van de toelichting valt hierover het volgende te lezen: "Hoewel het wetsvoorstel provinciale staten niet verplicht om ook de begrenzing van de EHS weer te geven, is dat voor veel situaties wel aan te bevelen, zeker waar de begrenzing van de EHS samenvalt met die van een zeer kwetsbaar gebied of waar twijfel over de ligging van de EHS zou kunnen bestaan. Voor de provincies die op grond van de vigerende Wav de EHS al hebben vastgesteld, zal dat geen probleem zijn." De Raad beveelt aan, te bepalen dat voor de gebieden die als zeer kwetsbaar moeten worden aangewezen, de vaststelling van de begrenzing van de EHS plaatsheeft uiterlijk tegelijk met het aanwijzen van de zeer kwetsbare gebieden. 4. Bestaande melkveehouderijen rond zeer kwetsbare gebieden Meer in het bijzonder ten aanzien van de in de artikelen 5 en 7 voorziene verruiming van uitbreidingsmogelijkheden van melkrundveehouderijen in de zones om zeer kwetsbare gebieden wijst de Raad op het risico van intensivering van die bedrijven en toename van het aantal stuks vee in die zones. Als belangrijkste argument voor deze uitzonderingspositie van melkrundveehouderijen wordt in paragraaf 2.4 van de toelichting genoemd dat grondgebonden melkveehouderijen in de genoemde zones een belangrijke functie hebben voor de instandhouding van het landschap en dat deze daarvoor voldoende bestaansmogelijkheden moeten hebben. Gelet daarop ligt het naar de mening van de Raad in de rede de uitbreidingsmogelijkheden-van-rechtswege te beperken tot grondgebonden veehouderijen. Hoewel in voormelde paragraaf van de toelichting de mogelijkheid van intensivering wordt onderkend en ingezien dat met een koppeling van de uitbreidingsmogelijkheden aan de eis van grondgebondenheid het risico op toename van de ammoniakemissie in de zones om zeer kwetsbare gebieden zou kunnen worden beperkt, wordt daarin vervolgens opgemerkt dat, evenals eerder bij de regeling van de huidige uitbreidingsmogelijkheden, van die koppeling is afgezien met het oog op de daaruit voortvloeiende lasten voor overheid en bedrijfsleven. Naar het oordeel van de Raad behoeft dit standpunt nadere overweging. 5. Aanwijzing gebieden kleiner dan 50 ha Aanwijzing van niet-Habitatrichtlijngebieden en van Natuurbeschermingswetgebieden die kleiner zijn dan 50 ha, kan volgens artikel 2, zesde lid, slechts plaatsvinden indien het een gebied betreft met zeer grote natuurwaarden of indien er een zeer belangrijke ecologische samenhang van dat gebied bestaat met een of meer andere gebieden die als zeer kwetsbaar gebied worden aangewezen. Het criterium "zeer grote natuurwaarden" wordt uitgewerkt in het zevende lid van artikel 2. Daarover maakt de Raad de volgende opmerkingen. a. Een gebied kleiner dan 50 ha kan onder meer als gebied met "zeer grote natuurwaarden" worden aangewezen, indien in dat gebied meer dan één soort aanwezig is die is opgenomen in bijlage II van richtlijn (EEG) nr.92/43 of in de bijlage bij het Besluit Rode Lijsten flora en fauna en deze soorten of hun leefomgeving zeer gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak (artikel 2, zevende lid, aanhef en onder a). Blijkens paragraaf 2.2 van memorie van toelichting is er bewust van afgezien dat ook kleine gebieden die zeer belangrijk zijn voor één van de genoemde soorten zouden kunnen worden aangewezen. De Raad adviseert dit nader te verantwoorden in de memorie van toelichting. Het moet niet uitgesloten worden geacht dat juist kleinere gebieden bescherming verdienen vanwege de aanwezigheid van één specifieke soort. b. De aanwijzing van gebieden kleiner dan 50 ha kan ingevolge artikel 2, zevende lid, aanhef en onder c, tevens plaatsvinden indien het gebied door gedeputeerde staten in overeenstemming met de representatieve lokale en regionale organisaties op het gebied van natuur en landbouw almede met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waartoe de betreffende gebieden behoren, is voorgesteld als zodanig te worden aangemerkt. In paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat het hierbij gaat om een regeling van overleg in aanvulling op de regeling van de nieuwe uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien aanwijzing na voorafgaand overleg met de bedoelde organisaties en bestuursorganen in verband met de eigen verantwoordelijkheid van provinciale staten de Raad juister voorkomt dan het afhankelijk stellen daarvan van het bereiken van overeenstemming, adviseert hij de tekst op dit punt in overeenstemming te brengen met de toelichting. Voorts adviseert hij in artikel 2, zevende lid, onder c, uitdrukkelijk te bepalen dat het overleg plaatsvindt met organisaties die naar het oordeel van gedeputeerde staten representatief zijn. 6. Afstemmingsregeling In de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat de voorgestelde, inhoudelijke afstemmingsregeling van de toepassing van de Nbw 98 en de Wet milieubeheer tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel Nbw 98 is geschrapt. Ziet de Raad het goed, dan wordt hier gedoeld op de aanvaarding van het amendement van het lid van de Tweede Kamer mevrouw Snijders-Hazelhoff(zie noot 12). Als gevolg daarvan is de nadruk van de natuurbescherming komen te liggen op de vergunningplichtigheid van projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een op grond van artikel 10a, eerste lid, van de wet aangewezen gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen; dáárvoor voorzag het wetsvoorstel tevens in een aanvullende natuurbeschermingstoets voor het bevoegd gezag bij besluiten op grond van andere sectorale wetten. Voor sectorale besluiten was een algemene afstemmingsregeling opgenomen, in de vorm van de afgifte van een verklaring van geen bezwaar door gedeputeerde staten of de minister van LNV (artikel 19i, vijfde lid). Met de aanvaarding van genoemd amendement is die afstemmingsregeling uit het wetsvoorstel gehaald. In de memorie van toelichting bij het onderhavige voorstel wordt medegedeeld dat is overwogen of in dit wetsvoorstel zou moeten worden voorzien in een afstemmingsregeling tussen de Wav en de Nbw 98, om te voorkomen dat een milieuvergunning wat het aspect ammoniak betreft vanwege het specifieke beoordelingskader in de Wav niet zou kunnen worden geweigerd, terwijl tegelijkertijd de vergunning die op grond van de Nbw 98 is vereist juist vanwege ammoniak zou moeten worden geweigerd. Daarvan is afgezien. De toelichting merkt op dat de Wav niet als het meest geschikte kader voor een eventuele afstemmingsregeling wordt gezien, omdat dan voor het aspect ammoniak zou zijn voorzien in een afstemming en voor andere milieuaspecten de onderlinge verhouding dan onduidelijk zou zijn. Verder wordt gewezen op de plannen om op termijn in het kader van de regeling van een omgevingsvergunning in een onderlinge afstemming van omgevingsrelevante wetten te voorzien. De Raad is door deze argumenten niet overtuigd. Op de totstandkoming van de regeling van de bedoelde omgevingsvergunning met afstemmingsregeling kan niet worden gewacht. In verband met de complexiteit van de habitattoets op grond van de Nbw 98 zal die toets tenminste gelijktijdig met de beoordeling van milieuvergunningaanvraag dienen plaats te vinden door het Nbw-bevoegde gezag. Weliswaar voorziet artikel 19ka Nbw 98 nog in een procedurele coördinatie, maar daarin wordt de beoordeling van de noodzaak van inhoudelijke coördinatie overgelaten aan het Wm-bevoegde gezag. Nu de afstemmingsproblematiek zich niet beperkt tot de Nbw 98 en de Wav alleen, maar de ammoniakproblematiek in de praktijk wel vaak de belangrijkste zal zijn, adviseert de Raad het voorstel aan te vullen met een in de Wet milieubeheer op te nemen, inhoudelijke afstemmingsregeling tussen de Nbw 98 en de Wm. 7. Kostenvergoeding volgens artikel 105 Provinciewet Uit de toelichting blijkt dat de gemeenten per saldo geen extra kosten hoeven te maken als gevolg van het wetsvoorstel. Voor de provincies is dat echter anders: zij zullen de op het slot van paragraaf 7.1 van de toelichting genoemde kosten moeten maken. Nu artikel 105, derde lid, van de Provinciewet voorschrijft dat het rijk deze kosten voor zijn rekening moet nemen, adviseert de Raad in de toelichting te melden hoe dat zal gebeuren. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het creëren van een categorie studenten als bedoeld in artikel 7.45b, zesde lid, van de WHW.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het creëren van een categorie studenten als bedoeld in artikel 7.45b, zesde lid, van de WHW.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2012, no.12.001690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het creëren van een categorie studenten als bedoeld in artikel 7.45b, zesde lid, van de WHW, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2015), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2015), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2014, no.2014001435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2015), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens houdende verkorting van de termijn waarbinnen vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland en verblijven in een opvangcentrum niet in aanmerking komen voor inschrijving in de basisadministratie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens houdende verkorting van de termijn waarbinnen vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland en verblijven in een opvangcentrum niet in aanmerking komen voor inschrijving in de basisadministratie.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2000, no.00.000426, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens houdende verkorting van de termijn waarbinnen vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland en verblijven in een opvangcentrum niet in aanmerking komen voor inschrijving in de basisadministratie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van regels omtrent de basisregistraties adressen en gebouwen (aanvullingen in verband met Europese richtlijnen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van regels omtrent de basisregistraties adressen en gebouwen (aanvullingen in verband met Europese richtlijnen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2009, no.09.002887, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van regels omtrent de basisregistraties adressen en gebouwen (aanvullingen in verband met Europese richtlijnen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de teelt, van de be- en verwerking van en de handel in fruit, groenten en siergewassen (Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de teelt, van de be- en verwerking van en de handel in fruit, groenten en siergewassen (Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met actualisering van de aanwijzing van gebieden waar paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is (aanpassingen kaarten 2017).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met actualisering van de aanwijzing van gebieden waar paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is (aanpassingen kaarten 2017).Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2016, no.2016001250, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met actualisering van de aanwijzing van gebieden waar paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is (aanpassingen kaarten 2017), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met het wegnemen van wetstechnische onvolkomenheden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met het wegnemen van wetstechnische onvolkomenheden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2007, no.07.003510, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met het wegnemen van wetstechnische onvolkomenheden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot het wijzigen van de bijdragesystematiek voor het modulair pakket thuis en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot het wijzigen van de bijdragesystematiek voor het modulair pakket thuis en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2015, no.2015001745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot het wijzigen van de bijdragesystematiek voor het modulair pakket thuis en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van regels over referentieniveaus voor de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen (Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van regels over referentieniveaus voor de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen (Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 september 2009, no.09.002510, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van regels over referentieniveaus voor de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen (Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen I en II bij de Crisis- en herstelwet en tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (tiende tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen I en II bij de Crisis- en herstelwet en tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (tiende tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2015, no.2015000387, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen I en II bij de Crisis- en herstelwet en tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (tiende tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en de Wet op de economische delicten in verband met het vervallen van de vergunningsplicht voor arbeidsbemiddeling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en de Wet op de economische delicten in verband met het vervallen van de vergunningsplicht voor arbeidsbemiddeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment in het kader van meertaligheid in de dagopvang en het peuterspeelzaalwerk (Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment in het kader van meertaligheid in de dagopvang en het peuterspeelzaalwerk (Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2017, no.2017000285, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment in het kader van meertaligheid in de dagopvang en het peuterspeelzaalwerk (Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit maakt het mogelijk om op experimentele basis meertalige dagopvang en peuterspeelzaalwerk aan te bieden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Dit betreft de selectiecriteria die worden gehanteerd bij de deelname van kindercentra en peuterspeelzalen aan het experiment en waarborging van de onafhankelijkheid van de evaluatiecommissie. Voorts behoeft ook de aansluiting op het primair onderwijs meer aandacht in de toelichting.1.InleidingDe Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) biedt de mogelijkheid op experimentele basis meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk aan te bieden. (zie noot 1) Op dit moment kan in de dagopvang en het peuterspeelzaalwerk naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal, ook een andere taal als voertaal worden gebezigd, indien de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt. (zie noot 2)Verder is er sinds 1 september 2016 de mogelijkheid om meertalige buitenschoolse opvang aan te bieden voor kinderen in de leeftijd van het primair onderwijs voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van een kindercentrum per jaar in de Duitse, Engelse of Franse taal. (zie noot 3) Hierbij is aangesloten bij ontwikkelingen zoals deze ook in het primair onderwijs vanaf 1 januari 2016 gelden, te weten de mogelijkheid een deel van het onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal te geven. (zie noot 4)Omdat over de effecten van meertalige opvang van kinderen van nul tot vier jaar (dagopvang en peuterspeelzaalwerk) nog onvoldoende bekend is om het aanbieden van meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk over de hele linie mogelijk te maken, wordt met het ontwerpbesluit eerst op experimentele basis meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk mogelijk gemaakt.2.SelectiecriteriaHet proces voor de aanwijzing van de deelnemende kindercentra (nul tot vier jaar) en peuterspeelzalen (twee tot vier jaar) is zodanig vormgegeven dat een door de minister ingestelde beoordelingscommissie aan de hand van bij ministeriële regeling nader vast te stellen selectiecriteria de aanvragen beoordeelt en advies uitbrengt aan de minister. (zie noot 5) De minister beslist uiteindelijk welke kindercentra en peuterspeelzalen op basis van hun aanvraag en na het doorlopen van de selectieprocedure mogen deelnemen aan het experiment. (zie noot 6)De Afdeling wijst erop dat delegatie aan de minister van regelgevende bevoegdheid moet worden beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. (zie noot 7) Nu het hier gaat om regels die de toegang tot het experiment betreffen is daarvan geen sprake. Het ontwerpbesluit dient zelf het kader van de inhoudelijke selectiecriteria te bevatten. Eventuele uitwerking kan vervolgens bij ministeriele regeling plaatsvinden. (zie noot 8)De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit aan te passen.3.EvaluatieHet experiment wordt gedurende de looptijd begeleid door een begeleidingscommissie, die tot taak heeft de effecten van meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk op de taalontwikkeling van kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar te monitoren, het experiment te begeleiden en een evaluatieonderzoek uit te voeren, zo stelt de toelichting. (zie noot 9) De begeleidingscommissie begeleidt dus niet alleen het experiment, maar voert na afloop van het experiment ook het evaluatieonderzoek uit.Gelet daarop adviseert de Afdeling de kwaliteit van de evaluatie te laten beoordelen door een onafhankelijke deskundige. (zie noot 10) Zij adviseert daarop in de toelichting in te gaan.4.Aansluiting op primair onderwijsDe Afdeling merkt op dat in het evaluatieonderzoek dat door de begeleidingscommissie zal worden uitgevoerd slechts wordt ingegaan op de effecten van meertalige opvang in peuterspeelzalen en de dagopvang zelf. (zie noot 11)Omdat het pedagogisch beleidsplan onder meer een opgave moet bevatten van de netwerken waarin deze voorzieningen opereren, waaronder het basisonderwijs, ligt het volgens de Afdeling in de rede in de evaluatie ook aandacht te besteden aan de vraag of en zo ja, op welke wijze de aansluiting tussen meertalige opvang in het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang en het basisonderwijs zo goed mogelijk kan plaatsvinden.Gelet op het belang van een adequate aansluiting tussen de meertalige dagopvang en het meertalige peuterspeelzaalwerk en de meertaligheid in het primair onderwijs adviseert de Afdeling de toelichting op dit punt te verduidelijken.5.Duur van het experimentHoewel de Wko de mogelijkheid biedt tot een looptijd van het experiment van vier jaar, is in het ontwerpbesluit gekozen voor een looptijd van drie jaar. (zie noot 12) Blijkens de toelichting is de verwachting dat een looptijd van drie jaar voldoende is om te kunnen beslissen of meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk een wettelijke mogelijkheid moet worden. (zie noot 13) De toelichting maakt niet duidelijk waarop deze verwachting is gebaseerd.De leeftijdsgroep van twee tot vier jaar komt zowel voor in de dagopvang als in het peuterspeelzaalwerk. De leeftijdsgroep van nul tot tweejarigen is alleen vertegenwoordigd in de dagopvang.Om een inhoudelijk goede beoordeling mogelijk te kunnen maken, ligt het naar het oordeel van de Afdeling voor de hand voor de looptijd van het experiment aan te sluiten bij de deelnemende leeftijdsgroepen. Nu de vertegenwoordigende doelgroep de periode van nul tot vier jaar omvat, ligt een tijdsduur van vier jaar meer voor de hand dan de voorgestelde looptijd van drie jaar.De Afdeling adviseert de voorgestelde tijdsduur inhoudelijk te motiveren.6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (richtlijn facturering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (richtlijn facturering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere besluiten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rechterlijke Macht 1/1/2005 - 31/7/2007 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke macht 1/8/2007 tot 31/12/2010, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere besluiten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rechterlijke Macht 1/1/2005 - 31/7/2007 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke macht 1/8/2007 tot 31/12/2010, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 december 2010, no.10.003367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere besluiten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rechterlijke Macht 1/1/2005 - 31/7/2007 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke macht 1/8/2007 tot 31/12/2010, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal en enkele andere wetten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal en enkele andere wetten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2005, no. 05.001754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal en enkele andere wetten, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel betreft de implementatie van richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen (PbEU L 102), hierna de richtlijn, in de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal (WVKL) en enkele andere wetten. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de implementatie van de richtlijn in de WVKL. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Implementatie van de richtlijn in de WVKL In de paragraaf Implementatie van het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt gesteld dat de richtlijn "één op één" is geïmplementeerd, behoudens op twee punten, waar is vastgehouden aan de reeds bestaande nationale eisen. De Raad maakt over de wijze van implementatie de volgende opmerkingen. a. Verschillende reikwijdte van de richtlijn en de WVKL De richtlijn is, blijkens overweging 7, van toepassing op weefsels en cellen, met inbegrip van hematopoïetische stamcellen van perifeer bloed, de navelstreng (bloed) en het beenmerg, kiemcellen (eicellen, zaadcellen) en foetale weefsels of cellen en volwassen en embryonale cellen. Bloed- en bloedproducten, met uitzondering van hematopoiëtische stamcellen, en menselijke organen zijn van het toepassingsgebied uitgesloten (overweging 8 van de richtlijn). Uit de paragraaf Werkingssfeer van het algemeen deel van de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat ervoor is gekozen de oorspronkelijke reikwijdte van de WVKL te handhaven en daarom organen niet uit te sluiten alsook om op bloedbestanddelen als donorleukocyten niet de richtlijn bloed(zie noot 1) van toepassing te laten zijn, maar de eerdergenoemde richtlijn. In het voorgestelde artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt beschreven wat onder lichaamsmateriaal wordt verstaan. Deze definitie komt in de richtlijn niet voor en lijkt meer te omvatten dan de daarna beschreven definities van weefsel en cellen, waar de richtlijn op ziet, door expliciet in te gaan op foetaal weefsel en embryos. Anderzijds wordt niet bepaald wat nog meer onder weefsel en cellen wordt begrepen (zoals in overweging 7 van de richtlijn wordt aangegeven) en evenmin blijkt daaruit dat organen en donorleukocyten (zoals uit de toelichting volgt) daartoe ook behoren. Niet wordt toegelicht waarom er in afwijking van de richtlijn voor is gekozen om de definitieomschrijving van lichaamsmateriaal, na aanpassing daarvan, te handhaven. Door aan de WVKL een ruimer toepassingsbereik te geven dan die van de richtlijn valt niet goed na te gaan of deze richtlijn ook feitelijk "één op één" is geïmplementeerd, zoals in de toelichting wordt gesteld. Evenmin kan worden nagegaan wat er met de vermelding "lichaamsmateriaal" in de onderscheiden artikelen precies wordt bedoeld. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen. b. Kanalisatie lichaamsmateriaal uit andere lidstaten via orgaanbank Op grond van artikel 9 van de richtlijn mogen alleen weefselinstellingen die daarvoor door de bevoegde autoriteiten zijn aangewezen, lichaamsmateriaal invoeren uit en uitvoeren naar derde landen. Aangezien er in de richtlijn wordt uitgegaan van één gemeenschappelijke Europese markt, worden er geen regels in gesteld voor de in- en uitvoer van lichaamsmateriaal binnen de Europese Unie. Dit betekent dat alle weefselinstellingen die op grond van artikel 9 van de WVKL zijn erkend, dit mogen. In het voorgestelde artikel 7, eerste lid, van de WVKL wordt echter bepaald dat het op Nederlands grondgebied brengen van lichaamsmateriaal dat geen andere bewerking heeft ondergaan dan gericht op de bewaring ervan, slechts is toegestaan aan weefselinstellingen die daarvoor door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn aangewezen. Uit de toelichting valt niet af te leiden om welk type lichaamsmateriaal, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de WVKL, het hier zou kunnen gaan. Blijkens de toelichting op onderdeel G van het voorstel zal de minister hiervoor de orgaanbanken aanwijzen, met als doel het tot nu toe bestaande, hoge niveau van bescherming te handhaven. Hierbij wordt verwezen naar artikel 4, tweede lid, van de richtlijn, waarin wordt bepaald dat deze richtlijn niet belet dat een lidstaat strengere beschermende maatregelen handhaaft of treft, op voorwaarde dat deze in overeenstemming zijn met het EG-verdrag. De achtergrond voor deze kanalisatie is blijkens de toelichting dat orgaanbanken bij uitstek in staat worden geacht de werkwijze van buitenlandse orgaanbanken te onderzoeken. De Raad merkt hierbij op dat de richtlijn alleen weefselinstellingen kent die cellen en weefsels kunnen verkrijgen en dat deze weefselinstellingen, gelet op de definitieomschrijving in artikel 3, onderdeel o, geen orgaanbanken (behoeven te) zijn. Naar het oordeel van de Raad betreft artikel 7, eerste lid, daar het ook het verkeer van lichaamsmateriaal binnen de Europese Unie treft, in beginsel een belemmering van het vrij verkeer van goederen. De belemmering kan gerechtvaardigd zijn. In de toelichting wordt slechts het argument genoemd dat de krachtens de richtlijn gestelde eisen betreffende het voorkomen van de overdracht van besmettelijke ziekten, vergeleken bij de Nederlandse praktijk, als onvoldoende worden beschouwd. Het doel van de richtlijn is, gezien artikel 1, echter juist het vastleggen van normen voor de kwaliteit en de veiligheid van menselijke weefsels en cellen bestemd voor toepassing op de mens, teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens te waarborgen. In de eerste overweging wordt hieraan nog toegevoegd dat dit met name gebeurt om de overdracht van ziekten te voorkomen. Uit de toelichting blijkt niet waarom desondanks strengere beschermende maatregelen nodig zijn, waardoor de belemmering gerechtvaardigd zou kunnen zijn. De Raad wijst er in dit verband op dat deze bepaling ook op organen lijkt te zien, terwijl de richtlijn daarop niet van toepassing is (artikel 2, tweede lid, onderdeel c). Als ten gevolge van het ruimere toepassingsbereik van de WVKL met deze bepaling uitsluitend wordt beoogd strengere beschermende maatregelen te treffen in verband met het op Nederlands grondgebied brengen van organen, dient dit in artikel 7 tot uitdrukking te worden gebracht. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 7, eerste lid, van de WVKL van een voldoende motivering te voorzien, en de bepaling zo nodig aan te passen. c. Verbod voor orgaanbanken om winst te maken Op grond van het voorgestelde artikel 9, derde lid, van de WVKL mogen orgaanbanken niet het doen van uitkeringen tot doel hebben. In de toelichting wordt met betrekking tot deze bepaling slechts in de paragraaf over implementatie van het algemene deel gemeld dat wordt vastgehouden aan de nationale eis dat orgaanbanken geen winst mogen maken op het lichaamsmateriaal dat vrijwillig om niet is afgestaan. De Raad wijst in dit verband op artikel 12, eerste lid, eerste alinea, en tweede lid, tweede alinea, van de richtlijn, waarin wordt bepaald dat lidstaten zich beijveren om vrijwillige, onbetaalde donaties van weefsel en cellen te verzekeren onderscheidenlijk om ervoor te zorgen dat het verkrijgen van weefsels en cellen als zodanig zonder winstoogmerk geschiedt. Daaruit zou de conclusie kunnen worden getrokken dat er in beginsel van wordt uitgegaan dat alle lichaamsmateriaal vrijwillig en om niet wordt afgestaan. Daarin kan dus niet de grond gelegen zijn om aan weefselinstellingen wél en aan orgaanbanken niet toe te staan winst te maken. Er kunnen echter zwaarwegende argumenten zijn om voor een orgaanbank vast te houden aan de eis dat er geen winst mag worden gemaakt. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 9, derde lid, van de WVKL van een dragende motivering te voorzien. d. Overige implementatiepunten - In artikel I, onderdeel D, wordt voorgesteld artikel 4, tweede lid, onderdeel d, van de WVKL zodanig te wijzigen dat de vrijstelling van de kanalisatieplicht via een orgaanbank alleen geldt voor de geslachtscellen die bestemd zijn voor infertiliteitbehandelingen waarbij sperma van de partner wordt gebruikt voor inseminatie. Niet toegelicht wordt in hoeverre deze wijziging uit de richtlijn voortvloeit. De Raad merkt in dit verband op dat uit deze bepaling blijkt dat een orgaanbank niet alleen organen in ontvangst neemt, maar ook ander lichaamsmateriaal. Daarmee wordt in elk geval afgeweken van wat als regel onder een orgaanbank wordt verstaan. De reden voor de voorgestelde uitzondering op de kanalisatie is, blijkens de paragraaf Kanalisatie van het algemeen deel van de toelichting dat er geen sprake is van mogelijk commercieel belang met betrekking tot dit materiaal. Daaruit leidt de Raad af dat als er wel sprake is van een commercieel belang, de geslachtscellen moeten worden aangeboden aan een orgaanbank. In dat verband rijst de vraag hoe dit zich verhoudt tot het hiervoor, onder 1.c, besproken voorgestelde artikel 9, derde lid. - In artikel I, onderdeel E, wordt voorgesteld aan artikel 5 van de WVKL de zinsnede "ten minste" toe te voegen, om duidelijk te maken dat orgaanbanken lichaamsmateriaal ook langer mogen bewaren dan uit de huidige bepaling lijkt te volgen. Uit de toelichting valt af te leiden dat de verlenging van de termijn alleen ziet op organen waarop de Wet op de orgaandonatie van toepassing is. Voor ander lichaamsmateriaal dan organen geldt geen bewaartermijn. Ook uit dit artikel blijkt dat door aan "orgaanbank" een steeds wisselende betekenis te geven, verwarring kan ontstaan. - Het in artikel I, onderdeel J, voorgestelde artikel 9, vijfde lid, van de WVKL, betreft een uitzondering op het verbod om zonder ontheffing lichaamsmateriaal in ontvangst te nemen. Uit de toelichting noch de transponeringstabel volgt in hoeverre deze bepaling voorvloeit uit de richtlijn, in het bijzonder artikel 6, vijfde lid. Zoals hiervoor, onder punt 1.a, opgemerkt, acht de Raad het waarschijnlijk dat deze verschillen tussen de richtlijn en de WVKL (deels) het gevolg zijn van het feit dat de reikwijdte van de WVKL groter is dan die van de richtlijn. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel en de transponeringstabel zo nodig aan te passen. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Brussel, 10 november 2009 (Trb. 2010, 14 en Trb. 2010, 107), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Brussel, 10 november 2009 (Trb. 2010, 14 en Trb. 2010, 107), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2010, no.10.001147, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Brussel, 10 november 2009 (Trb. 2010, 14 en Trb. 2010, 107), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Ziekenfondswet in verband met het invoeren van een no-claimteruggaaf voor verzekerden die geen of weinig gebruik hebben gemaakt van zorg waarop ingevolge die wet aanspraak bestaat, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Ziekenfondswet in verband met het invoeren van een no-claimteruggaaf voor verzekerden die geen of weinig gebruik hebben gemaakt van zorg waarop ingevolge die wet aanspraak bestaat, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van de wet inzake het beheer van de financiën van het Rijk (Comptabiliteitswet 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van de wet inzake het beheer van de financiën van het Rijk (Comptabiliteitswet 2001).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2010, no.10.002108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het bepalen van maximaal te verkrijgen frequentieruimte, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het bepalen van maximaal te verkrijgen frequentieruimte, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2008, no.08.002183, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het bepalen van maximaal te verkrijgen frequentieruimte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de uitbreiding van de vormen van zorg waarop dat besluit van toepassing is.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de uitbreiding van de vormen van zorg waarop dat besluit van toepassing is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit SUWI en het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit SUWI en het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2013, no.20132465, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit risico's zware ongevallen 2015 en herziening van enkele andere besluiten in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit risico's zware ongevallen 2015 en herziening van enkele andere besluiten in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2015, no.2015000292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit risico's zware ongevallen 2015 en herziening van enkele andere besluiten in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (codificatie besluit hulpmiddelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (codificatie besluit hulpmiddelen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PbEU L 323), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PbEU L 323), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2007, no.07.002286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PbEU L 323), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging, met memorie van toelichting (hierna: WIV 2002).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging, met memorie van toelichting (hierna: WIV 2002).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart (implementatie richtlijn nr.96/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juli 1996 betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen welke bij het goederen- en personenvervoer in de Gemeenschap gebruikt worden (PbEG L 235)).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart (implementatie richtlijn nr.96/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juli 1996 betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen welke bij het goederen- en personenvervoer in de Gemeenschap gebruikt worden (PbEG L 235)).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999-2000 sector Rechterlijke Macht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999-2000 sector Rechterlijke Macht.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2000, no.00.005670, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999-2000 sector Rechterlijke Macht. Dit wetsvoorstel strekt in hoofdzaak tot formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999-2000 sector Rechterlijke Macht. Daarnaast bevat het voorstel nog enkele wijzigingen van de rechtspositionele regelgeving, waarvan de aanpassing naar aanleiding van het zogenaamde Brown-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen(zie noot 1) het belangrijkst is. De Raad van State maakt over het wetsvoorstel de volgende opmerkingen. 1. Ingevolge de voorgestelde wijziging van artikel 11a, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO)(zie noot 2) geldt dat voor de termijn van twee jaren waarin de rechterlijk ambtenaar ten gevolge van ziekte verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, niet in aanmerking wordt genomen de afwezigheid van een rechterlijk ambtenaar wegens door zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof. De Raad verwijst met betrekking tot arbeidsongeschiktheid wegens ziekte in de verlofperiode naar de eveneens naar aanleiding van het Brown-arrest voorgestelde wijziging van artikel 670 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek waarover de Raad ook heden advies uitbrengt.(zie noot 3) Indien het de bedoeling mocht zijn om in die bepaling iedere arbeidsongeschiktheid wegens ziekte in de verlofperiode uit te zonderen, dan ware te overwegen hiertoe ook in artikel 11a Wet RO over te gaan. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels inzake de ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders en de tarieven (Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels inzake de ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders en de tarieven (Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake diergeneesmiddelen (Diergeneesmiddelenbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake diergeneesmiddelen (Diergeneesmiddelenbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2005, no.05.001974, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake diergeneesmiddelen (Diergeneesmiddelenbesluit), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe twaalf algemene maatregelen van bestuur, die op grond van de Diergeneesmiddelenwet zijn vastgesteld en waarin diverse richtlijnen zijn geïmplementeerd(zie noot 1), samen te voegen en te vereenvoudigen. Daarnaast strekt het ontwerpbesluit tot implementatie van richtlijn nr. 2004/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEU L136), hierna te noemen richtlijn nr. 2004/28/EG. Deze richtlijn dient uiterlijk 30 oktober 2005 te zijn omgezet in nationale regelgeving.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen met betrekking tot het (nog) niet aanpassen van de Diergeneesmiddelenwet, de wijze van implementeren en het mede opnemen van bepalingen die voorvloeien uit nationaal beleid. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. DiergeneesmiddelenwetIn de nota van toelichting is uiteengezet dat de implementatie van richtlijn nr. 2004/28/EG niet mede via een wetswijziging plaatsvindt in verband met de implementatietermijn, die eindigt op 30 oktober 2005.(zie noot 2) In verband daarmee wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 49 van de Diergeneesmiddelenwet biedt, om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen ter implementatie van richtlijnen, zo nodig in afwijking van de wet.De gegeven motivering overtuigt de Raad niet. De richtlijn is vastgesteld op 31 maart 2004, zodat ten minste anderhalf jaar beschikbaar was voor wijziging van de wet. Bovendien zouden de eerste voorbereidingen voor de implementatie al plaats gehad kunnen hebben tijdens de besprekingen over het richtlijnvoorstel.(zie noot 3) Daarbij is de voorgestelde implementatie niet zonder nadelen. Niet alleen wordt hiermee het primaat van de wetgever ondergraven, maar ook de samenhang en consistentie in de regels inzake diergeneesmiddelen lijdt schade. In dit verband wijst de Raad onder meer op de definitie van "diergeneesmiddel" in artikel 1, eerste lid, van de wet, welke ruimer is geformuleerd dan de definitie van "geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik" in artikel 1, onder 2, van richtlijn nr. 2001/82/EG.De Raad adviseert - nu deze weg eenmaal is ingeslagen - zo snel mogelijk wetgeving in formele zin voor te bereiden om de wet zelf in overeenstemming te brengen met de richtlijn.2. Europese richtlijnena. Onvolledige implementatieHet ontwerpbesluit voegt twaalf algemene maatregelen van bestuur samen waarin diverse richtlijnen zijn geïmplementeerd. Daarnaast strekt het ontwerpbesluit tot implementatie van richtlijn nr. 2004/28/EG. De Raad constateert dat niet alle bepalingen uit de richtlijnen volledig worden geïmplementeerd in het ontwerpbesluit. Hij wijst er ondermeer op dat artikel 4 van het ontwerpbesluit een implementatie lijkt te zijn van artikel 13 van richtlijn nr. 2001/82/EG maar niet spreekt over generieke en referentiegeneesmiddelen; ook is de termijn van dertien jaar achterwege gelaten. Verder is de klachtenprocedure uit artikel 13 van richtlijn nr. 91/412/EEG niet opgenomen in artikel 30 van het ontwerpbesluit. De artikelen 43 tot en met 45 van het ontwerpbesluit beogen implementatie van titel IV van richtlijn nr. 2001/82/EG. Titel IV van de richtlijn is echter uitgebreider dan de artikelen 43 tot en met 45 van het ontwerpbesluit. Daarnaast spreekt artikel 43 van het ontwerpbesluit over een vergunning van de invoerder, zijnde blijkens de nota van toelichting de importeur, terwijl artikel 44 van richtlijn nr. 2001/82/EG ziet op een vergunning voor het vervaardigen van diergeneesmiddelen. Evenmin is opgenomen de verscherpte controle uit artikel 25 van richtlijn nr. 96/23 EG en het in bulkwagens in de handel brengen van diervoeders met medicinale werking uit artikel 6, tweede lid, van richtlijn nr. 90/167/EEG. Ook is artikel 4, onderdeel g, van richtlijn nr. 90/167/EEG specifieker ten aanzien van de wijze van opslag van diervoeders met medicinale werking dan artikel 58 van het ontwerpbesluit.De Raad beveelt aan daar waar een richtlijnbepaling niet, of niet volledig, danwel afwijkend wordt geïmplementeerd het ontwerpbesluit aan te passen.b. Onduidelijke implementatieDe artikelen 23, tweede lid, 32, onderdeel d en 46 van het ontwerpbesluit bepalen dat een diergeneesmiddel geen ter uitvoering van richtlijn nr. 96/22/EG aangewezen substantie als bedoeld in artikel 5 van de wet mag bevatten. Met deze formulering wordt niet direct duidelijk welke stoffen onder het verbod van genoemde bepalingen uit het ontwerpbesluit vallen. Op grond van artikel 5 van de Diergeneesmiddelenwet zijn immers diverse stoffen aangewezen waarbij niet duidelijk is of dit ter uitvoering van richtlijn nr. 96/22/EG is. De Raad beveelt aan deze bepalingen te herzien.c. Nationaal beleidIn het ontwerpbesluit worden naast implementatiebepalingen ook diverse bepalingen opgenomen die hun basis vinden in nationaal beleid. Weliswaar wordt in paragraaf 2.3 van de nota van toelichting in algemene zin op de noodzaak van de nationale bepalingen ingegaan en gewezen op de opdrachten in Europese wetgeving tot het stellen van nationale regels, maar de toelichting gaat niet in op de verenigbaarheid van deze bepalingen afzonderlijk met de richtlijnen. Het betreft onder meer de artikelen 19, onderdeel c, subonderdeel 3, vierde gedachtestreepje (sierduiven), 25 (informatieplicht voorraad diergeneesmiddelen), 39 (houdbaarheidsdatum en verbroken sluiting), 41 (verbod markthandel, handel te water, straathandel of handel via internet), 42 (verpakking), 55 (verpakkingsvoorschriften), 56 (verpakkingsvoorschriften), 57 (halffabrikaten met medicinale werking), 61, eerste lid onderdeel e (houdbaarheidsdatum), 61, tweede lid (antibiotica) en 62, derde lid (verpakkingsvoorschriften) van het ontwerpbesluit. Daar waar de bepalingen maatregelen betreffen die het vrij verkeer van goederen en diensten belemmeren, dienen de bepalingen bovendien getoetst te worden aan het EG-verdrag. Getoetst moet worden of een beroep op een rechtvaardigingsgrond gedaan kan worden in de vorm van een verdragsexceptie danwel een rule of reason exceptie. Dit kan alleen indien de gekozen maatregel noodzakelijk en proportioneel is. Dit dient in de nota van toelichting te worden toegelicht. Bovendien moet in voorkomende gevallen een clausule van wederzijdse erkenning worden opgenomen.(zie noot 4) De Raad beveelt aan de autonome nationale maatregelen alsnog te bezien in het licht van het EG-recht en het ontwerpbesluit aan te passen danwel de nota van toelichting te verduidelijken.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en de Wet op de economische delicten (onderbrenging van overtredingen van bestemmingsplanvoorschriften en daarmee samenhangende overtredingen onder de werkingssfeer van de Wet op de economische delicten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en de Wet op de economische delicten (onderbrenging van overtredingen van bestemmingsplanvoorschriften en daarmee samenhangende overtredingen onder de werkingssfeer van de Wet op de economische delicten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting Wet DNA-onderzoeken bij veroordeelden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting Wet DNA-onderzoeken bij veroordeelden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no.08.002288, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Herziene Europese Code inzake sociale zekerheid; Rome, 6 november 1990 (Trb.1993, 123) , met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Herziene Europese Code inzake sociale zekerheid; Rome, 6 november 1990 (Trb.1993, 123) , met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (voorlopige maatregel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (voorlopige maatregel).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257) (Wet uitvoering verordening centrale effectenbewaarinstellingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257) (Wet uitvoering verordening centrale effectenbewaarinstellingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2014, no.2014001988, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257) (Wet uitvoering verordening centrale effectenbewaarinstellingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 september 2009, no.09.002525, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de versterking van het presterend vermogen van de politie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de versterking van het presterend vermogen van de politie, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt een aantal verplichtingen te schrappen die naar het oordeel van de regering een onevenredig beslag leggen op de werklast van de politie. Het betreft het schrappen van de noodzaak van een bevel van de officier van justitie voor het vorderen van camerabeelden van beveiligingscameras, het mogelijk maken van een machtiging voor een bevel tot aftappen van telecommunicatie gesteld op naam van de verdachte zonder nadere specificatie van de nummers die door de verdachte worden gebruikt, het schrappen van de notificatieplicht voor de toepassing van een aantal bijzondere opsporingsmiddelen en het mogelijk maken de begeleiding van een gerechtsdeurwaarder over te laten aan een gemeenteambtenaar in plaats van een (hulp)officier van justitie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben.Bij brief van 30 september 2014 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Eerste Kamer van voorlichting te dienen betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben (33 362).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige onderwijswetten inzake samenwerkingsscholen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige onderwijswetten inzake samenwerkingsscholen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2009, no.09.000368, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatsscretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, mede namens Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige onderwijswetten inzake samenwerkingsscholen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën, in verband met de verzekering door de Staat van handelsrisico's en de verbetering van het risicobeheer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën, in verband met de verzekering door de Staat van handelsrisico's en de verbetering van het risicobeheer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2007, no.07.003434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën, in verband met de verzekering door de Staat van handelsrisico's en de verbetering van het risicobeheer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverrichting (Rijksbesluit op de consulaire tarieven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverrichting (Rijksbesluit op de consulaire tarieven).Bij Kabinetsmissive van 18 september 2003, no.03.003873, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverrichting (Rijksbesluit op de consulaire tarieven). Het ontwerprijksbesluit geeft uitvoering aan artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven door te bepalen voor welke consulaire diensten een vergoeding verschuldigd is aan de Minister van Buitenlandse Zaken, de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland dan wel de Gevolmachtigde Minister van Aruba in Nederland. De Raad van State van het Koninkrijk kan zich met strekking van het ontwerprijksbesluit verenigen maar plaatst een kanttekening bij de regeling van de vergoeding aan de Gevolmachtigde Ministers. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerprijksbesluit wenselijk is. 1. Ingevolge artikel 2 van het ontwerprijksbesluit ontvangt de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen een vergoeding voor het legaliseren van bepaalde documenten. Een dergelijke vergoeding is niet voor de Gevolmachtigde Minister van Aruba voorzien. Blijkens de nota van toelichting (zie noot 1) is dat een gevolg van het feit dat Aruba, in tegenstelling tot de Nederlandse Antillen, geen voorbehoud op dit punt heeft gemaakt bij de goedkeuring van de Rijkswet op de consulaire tarieven. De Raad acht dit een onvoldoende motivering en adviseert de regeling ook van toepassing te verklaren op de Gevolmachtigde Minister van Aruba in Nederland. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van enige wetten op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie teneinde een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van enige wetten op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie teneinde een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2012, no.12.001749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van enige wetten op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie teneinde een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging alsmede intrekking van enkele amvbs in verband met de inwerkingtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging alsmede intrekking van enkele amvbs in verband met de inwerkingtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het besluit van 4 december 1925 tot uitvoering van de artikelen 62 en 76 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Stb.1925, 460) en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het besluit van 4 december 1925 tot uitvoering van de artikelen 62 en 76 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Stb.1925, 460) en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2002, no.02.003228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het besluit van 4 december 1925 tot uitvoering van de artikelen 62 en 76 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Stb.1925, 460) en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. Het ontwerp strekt er in hoofdzaak toe de mogelijkheid te scheppen het DNA-profiel van personen die in penitentiaire inrichtingen, justitiële jeugdinrichtingen of tbs-inrichtingen hun straf of maatregel ondergaan en die op vrijwillige basis celmateriaal hebben afgestaan voor DNA-onderzoek, in de DNA-databank voor strafzaken vast te leggen en het celmateriaal te bewaren. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit maar is van oordeel dat het niet kan worden genomen zonder dat daarvoor een grondslag in de wet gegeven is. Daarnaast plaatst de Raad een kanttekening bij de bevoegdheid van de medewerkers van de inrichtingen om proces-verbaal van de afname op te maken en de beperking van het DNA-onderzoek tot gewelds- en zedenmisdrijven uit het Wetboek van Strafrecht (WvS). De Raad geeft in overweging het besluit niet zonder de vereiste wettelijke grondslag vast te stellen. 1. Het ontwerpbesluit strekt ertoe, vooruitlopend op de totstandkoming van een wijziging van het Wetboek van Strafvordering (WvSv), vaststelling en opslag van DNA-profielen van veroordeelden te regelen. De grondslag daarvoor wordt gezocht in artikel 89, eerste lid, van de Grondwet (GW), zodat via een algemene maatregel van bestuur zonder grondslag in een delegerende wet in formele zin (zogenaamde zelfstandige algemene maatregel van bestuur) uitvoering zou worden gegeven aan een in een brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23 januari 2002 uitgesproken voornemen.(zie noot 1) Aan artikel 89, eerste lid, GW kan echter niet een algemene bevoegdheid worden ontleend om - in afwijking van het legaliteitsbeginsel - onderwerpen te regelen zonder dat de wetgever de bevoegdheid daartoe heeft gedelegeerd.(zie noot 2) Daargelaten de vraag of de urgentie van de voorgestane regeling - mede gelet op de beperkte effecten die worden verwacht(zie noot 3) - zo groot is dat wetgeving moeilijk kan worden afgewacht, meent de Raad dat het ontwerp in elk geval een materie betreft van zodanige aard en maatschappelijk belang dat regeling zonder uitdrukkelijke grondslag in de wet niet aanvaardbaar is. Hierbij wijst de Raad in het bijzonder op het volgende. In de eerste plaats is de vraag wanneer DNA-materiaal mag worden afgenomen in het verband van strafrechtelijk onderzoek en welk gebruik er van het materiaal mag worden gemaakt, thans geregeld in de artikelen 151a-151c en 195a-195e WvSv. Voorzover die bepalingen geen delegatiemogelijkheid bieden, bevatten zij een uitputtende regeling. Dat de thans in ontwerp voorliggende regeling vrijwillig te geven medewerking aan het afnemen van DNA-materiaal betreft, doet daar niet aan af. In de tweede plaats moet in aanmerking worden genomen dat de opname van DNA-profielen in een registratie onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen beperkingen, als specifiek onderwerp is geregeld in de artikelen 151a, zesde lid, en 195a, vierde lid, WvSv. Omdat de regeling ertoe strekt degenen die - al is het vrijwillig - DNA-materiaal hebben afgestaan in een strafproces te kunnen confronteren met de verzamelde gegevens, kan de regeling ook moeilijk anders worden geduid dan als een beperking van het grondrecht van artikel 10, eerste lid, GW; daarvoor is een expliciete wettelijke grondslag vereist.(zie noot 4) Bovendien heeft het uitbreiden van de databank met DNA-profielen van veroordeelden ondubbelzinnig een strafvorderlijk doel, zodat - in het bijzonder met het oog op mogelijke recidive - artikel 1 WvSv in acht moet worden genomen. Elk van beide redenen leidt reeds tot de conclusie dat regeling zonder uitdrukkelijke grondslag in de wet niet aanvaardbaar is. Daarom adviseert de Raad, niet over te gaan tot de voorgenomen wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken voordat daarvoor een grondslag in een wet in formele zin bestaat. Daarbij zal tevens rekening kunnen worden gehouden met het volgende. 2. Volgens artikel 51, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) wordt het College bescherming persoonsgegevens om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die voor een belangrijk deel betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens. Dit voorschrift is niet nageleefd. De Raad beveelt aan deze bepaling in acht te nemen. 3. Het afnemen van celmateriaal geschiedt volgens het ontwerpbesluit in beginsel door een arts of verpleegkundige. Ingeval de betrokkene daar afzonderlijk schriftelijk in toestemt, kan het afnemen van wangslijmvlies of haarwortels geschieden door een door de officier aangewezen opsporingsambtenaar (artikel 2, zevende lid). Volgens artikel 4, eerste lid, is bij het afnemen van celmateriaal altijd een opsporingsambtenaar aanwezig die daarvan proces-verbaal opmaakt. Doel van deze verplichting is het waarborgen van de objectiviteit van de afname.(zie noot 5) Volgens de toelichting is het uit een oogpunt van efficiency wenselijk dat bij het afnemen van celmateriaal bij een veroordeelde die in een inrichting zijn straf of maatregel ondergaat en zijn materiaal op vrijwillige basis afstaat niet een opsporingsambtenaar aanwezig is, maar een persoon die een taak uitoefent in het kader van de tenuitvoerlegging van zijn straf of maatregel.(zie noot 6) Daartoe wordt voorgesteld om artikel 4, eerste lid, aan te vullen met - kort gezegd - medewerkers van inrichtingen. De Raad constateert dat de inrichtingsmedewerkers niet (allen) bevoegd zijn tot het opmaken van een ambtsedig proces-verbaal. Daarvoor is op grond van de artikelen 152 en 153 WvSv vereist dat zij zijn aan te merken als opsporingsambtenaar of buitengewoon opsporingsambtenaar. Nu inrichtingsmedewerkers niet staan vermeld in de functielijst buitengewoon opsporingsambtenaar(zie noot 7) lijkt daarvan geen sprake. De Raad beveelt aan aandacht te besteden aan de bevoegdheid van inrichtingsmedewerkers tot het opmaken van proces-verbaal. 4. Eén van de criteria in het ontworpen nieuwe artikel 14, zesde lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken is dat het moet gaan om gewelds- of zedenmisdrijven uit het WvS. Ook buiten het WvS zijn echter gewelds- en zedendelicten strafbaar gesteld.(zie noot 8) Daarbij wijst de Raad op het Wetboek van Militair Strafrecht, de Wet Oorlogsstrafrecht, de Uitvoeringswet folteringverdrag, de Uitvoeringswet genocideverdrag en het recente wetsvoorstel internationale misdrijven. De Raad beveelt aan ook met laatstbedoelde delicten rekening te houden. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet dienovereenkomstig te besluiten. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2004, no.04.002674, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.Met het wetsvoorstel wordt beoogd de Wet op de openluchtrecreatie (WOR) gefaseerd in te trekken. De intrekking geschiedt in twee fasen. Bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zullen de bepalingen van de WOR inzake de hygiëne, de gezondheid en veiligheid van kampeerterreinen en jachthavens en het vestigen van volkstuincomplexen alsmede de bepaling over de planning van openluchtrecreatie, een delegatiebepaling en overgangsbepalingen komen te vervallen. De resterende artikelen van de WOR (onder andere betreffende het vergunningstelsel en schadevergoeding) zullen ingevolge artikel II van het wetsvoorstel op 1 januari 2009 vervallen.Daarnaast vindt één inhoudelijke wijziging plaats. Voorgesteld wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven gedurende het gehele kampeerseizoen vijftien in plaats van tien kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen toe te staan. Thans kunnen burgemeester en wethouders dit alleen toestaan voor een "korte periode".De Raad van State maakt opmerkingen over de inwerkingtreding en over het overgangsrecht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1. Het wetsvoorstel voorziet in een overgangstermijn tot 2009, gedurende welke het vergunningstelsel van de WOR van kracht blijft. Het is de bedoeling om de gemeenten daarmee in de gelegenheid te stellen hun kampeerbeleid aan te passen. Deze overgangstermijn van ongeveer vier jaar is mede ingegeven door het feit dat de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening naar verwachting binnenkort zal worden vervangen door een nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De voorgestelde overgangstermijn zou het aldus mogelijk maken dat gemeenten herziening van het bestemmingsplan vanwege de intrekking van de WOR kunnen combineren met herziening daarvan vanwege de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.(zie noot 1)De Raad merkt hierover allereerst op dat hierbij niet duidelijk wordt hoe zich deze overgangstermijn verhoudt tot het voorziene regime van inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Indien de inwerkingtreding van deze nieuwe wet op een andere datum zal uitkomen dan 1 januari 2009, ligt deze termijnstelling bij de WOR niet direct voor de hand. Vervolgens wijst de Raad erop dat elders in de toelichting overtuigend wordt beargumenteerd dat het vergunningstelsel van de WOR als zelfstandig instrument - naast bestemmingsplan en eventueel gemeentelijke verordening - ook nu al nauwelijks betekenis toekomt. Het is een onnodige aanvulling op de reeds bestaande instrumenten die provincies en gemeenten ter beschikking staan.(zie noot 2) De bepalingen inzake het vergunningstelsel van de WOR kunnen in verband daarmee vervallen, aldus de regering. Nu het gemeentelijk beleid op dit terrein reeds lang vorm krijgt in met name bestemmingsplannen en eventueel nader vorm kan krijgen, in samenhang met het stellen van regels in de Algemene Plaatselijke Verordening, blijkt naar de mening van de Raad niet van de noodzaak van een lange overgangstermijn met het oog op de intrekking van de WOR. Bovendien wijst het college erop dat de intrekking van de WOR is opgenomen in de plannen tot verlichting van de administratieve lasten en deze reductie vooral voortvloeit uit het wegvallen van het vergunningstelsel.(zie noot 3)Tenslotte merkt de Raad hierbij op, dat van de voorziene aanpassing van het begrip "korte periode" - neergelegd in het voorgestelde artikel 8, derde lid, WOR - in verband met het aantal toe te laten kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen kan worden afgezien, indien van een lange overgangstermijn geen sprake zal zijn.In verband met het bovenstaande adviseert de Raad af te zien van de voorgestelde lange overgangstermijn en het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.2. Op grond van artikel I, onder G, vervalt de WOR op 1 januari 2009, waardoor alsdan de bepaling omtrent schadevergoeding (artikel 31 WOR) zal vervallen. De toelichting gaat niet in op de gevolgen daarvan voor verzoeken tot schadevergoeding, die voor de inwerkingtreding van de wet zijn ingediend en waarop nog niet definitief is beslist.De Raad adviseert terzake een overgangsbepaling in het wetsvoorstel op te nemen, dan wel in de memorie van toelichting uiteen te zetten waarom daarvan kan worden afgezien.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Nieuw-Zeeland; 's-Gravenhage, 30 juni 2000 (Trb.2001, 102), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Nieuw-Zeeland; 's-Gravenhage, 30 juni 2000 (Trb.2001, 102), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de bijlage bij de Tabakswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de bijlage bij de Tabakswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 december 2012, no.12.003026, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels ten aanzien van de uitvoering van de Tijdelijke wet pilot loondispensatie (Uitvoeringsbesluit Tijdelijke wet pilot loondispensatie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels ten aanzien van de uitvoering van de Tijdelijke wet pilot loondispensatie (Uitvoeringsbesluit Tijdelijke wet pilot loondispensatie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 april 2010, no. 10.000930, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels ten aanzien van de uitvoering van de Tijdelijke wet pilot loondispensatie (Uitvoeringsbesluit Tijdelijke wet pilot loondispensatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Rotterdam van 19 oktober 2000, no.714, zoals aangevuld bij raadsbesluit van 8 maart 2001, no.159, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Rotterdam van 19 oktober 2000, no.714, zoals aangevuld bij raadsbesluit van 8 maart 2001, no.159, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van regels met betrekking tot het beheer van autobanden, alsmede wijziging van een aantal besluiten in verband met het schrappen van bepalingen met betrekking tot de in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure (Besluit beheer autobanden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van regels met betrekking tot het beheer van autobanden, alsmede wijziging van een aantal besluiten in verband met het schrappen van bepalingen met betrekking tot de in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure (Besluit beheer autobanden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2009/29/EG (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2009/29/EG (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten).Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2011, no.11.002419, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2009/29/EG (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize; Belmopan, 20 september 2002 (Trb. 2003, 17), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize; Belmopan, 20 september 2002 (Trb. 2003, 17), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PbEU L 210) (Uitvoeringswet EGTS-verordening), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PbEU L 210) (Uitvoeringswet EGTS-verordening), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 november 2008, no.08.003162, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PbEU L 210) (Uitvoeringswet EGTS-verordening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting voorkoming dubbele belasting 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting voorkoming dubbele belasting 2001.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enkele andere wetten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33) en van het op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, met Bijlagen (Trb. 2003, 153; Trb. 2007, 95) (EG-verordening PRTR en PRTR-protocol), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enkele andere wetten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33) en van het op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, met Bijlagen (Trb. 2003, 153; Trb. 2007, 95) (EG-verordening PRTR en PRTR-protocol), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 april 2007, no.07.001214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enkele andere wetten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33) en van het op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, met Bijlagen (Trb. 2003, 153; Trb. 2007,95) (EG-verordening PRTR en PRTR-protocol), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met indexering van de bedragen en toevoeging van enkele proceshandelingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met indexering van de bedragen en toevoeging van enkele proceshandelingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten ter invoering van de van rechtswege verleende vergunning (Verzamelwet van rechtswege verleende vergunning), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten ter invoering van de van rechtswege verleende vergunning (Verzamelwet van rechtswege verleende vergunning), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2010, no.10.000843, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten ter invoering van de van rechtswege verleende vergunning (Verzamelwet van rechtswege verleende vergunning), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming).Bij Kabinetsmissive van 5 december 2002, no.02.005561, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming). Het ontwerpbesluit strekt ertoe, een grondslag te bieden voor de vaststelling bij ministeriële regeling van vergoedingen aan de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor strafrechtstoepassing. 1. Het ontwerpbesluit is gebaseerd op artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming. Deze bepaling luidt: "Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen aan leden van de Raad vastgesteld." Het voorgelegde ontwerpbesluit volstaat ermee, te bepalen dat deze vergoedingen bij ministeriële regeling zullen worden vastgesteld. Daarmee wordt naar het oordeel van de Raad van State op onjuiste wijze uitvoering gegeven aan artikel 7 van de wet. Een bepaling als deze behoort aldus te worden uitgelegd, dat de hoofdzaken van de vergoedingsregeling in de algemene maatregel van bestuur worden geregeld - al of niet onder verwijzing naar een bestaande wettelijke regeling, zoals bijvoorbeeld het Vergoedingenbesluit adviescolleges(zie noot 1) - , terwijl voor de (nadere) regeling van details kan worden verwezen naar een ministeriële regeling. Daarom adviseert de Raad hier alsnog voor een dergelijke opzet te kiezen. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van de bedragen voor vergoeding voor het door naasten geleden nadeel dat niet in vermogensschade bestaat en tot wijziging van het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van de bedragen voor vergoeding voor het door naasten geleden nadeel dat niet in vermogensschade bestaat en tot wijziging van het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 december 2009, no.09.003478, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van de bedragen voor vergoeding voor het door naasten geleden nadeel dat niet in vermogensschade bestaat en tot wijziging van het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018).Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2017, no.2017001114, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Warenwet in verband met de opneming van de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang op te leggen en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Warenwet in verband met de opneming van de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang op te leggen en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2007, no.07.002707, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Warenwet in verband met de opneming van de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang op te leggen en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2010, no.10.003554, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, vierde gedeelte (aanpassing van de wetgeving aan het nieuwe erfrecht en schenkingsrecht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, vierde gedeelte (aanpassing van de wetgeving aan het nieuwe erfrecht en schenkingsrecht).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de uitvoering van hoofdstuk IIB van de Bankwet 1998 (Uitvoeringsbesluit Bankwet 1998), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de uitvoering van hoofdstuk IIB van de Bankwet 1998 (Uitvoeringsbesluit Bankwet 1998), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2014, no.2014001431, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de uitvoering van hoofdstuk IIB van de Bankwet 1998 (Uitvoeringsbesluit Bankwet 1998), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2009, no.09.002825, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van de derde roamingverordening, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van de derde roamingverordening, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2012, no.12.000681, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van de derde roamingverordening, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over het verwerken van gegevens ter bevordering van de veiligheid en de integriteit van elektronische informatiesystemen die van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving en regels over het melden van ernstige inbreuken (Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over het verwerken van gegevens ter bevordering van de veiligheid en de integriteit van elektronische informatiesystemen die van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving en regels over het melden van ernstige inbreuken (Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2015, no.2015001159, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over het verwerken van gegevens ter bevordering van de veiligheid en de integriteit van elektronische informatiesystemen die van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving en regels over het melden van ernstige inbreuken (Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van beledigende uitlatingen en het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden wegens een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap (strafbaarstelling discriminatie wegens een handicap).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van beledigende uitlatingen en het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden wegens een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap (strafbaarstelling discriminatie wegens een handicap).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vanwege met name de wettelijke verankering van het samenwerkingscollege en de instandhouding van unieke beroepsopleidingen (samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vanwege met name de wettelijke verankering van het samenwerkingscollege en de instandhouding van unieke beroepsopleidingen (samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen).Bij Kabinetsmissive van 11 november 2016, no.2016001949, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vanwege met name de wettelijke verankering van het samenwerkingscollege en de instandhouding van unieke beroepsopleidingen (samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de implementatie van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG en tot uitvoering van de verordening tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de implementatie van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG en tot uitvoering van de verordening tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2005, no.05.001844, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de implementatie van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG en tot uitvoering van de verordening tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2003/71/EG (hierna: prospectusrichtlijn). Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: wetsvoorstel Wte 1995)(zie noot 1) vormt de grondslag voor deze implementatie. Volgens de toelichting zal de implementatie van de prospectusrichtlijn uiteindelijk echter plaatsvinden in hoofdstuk 3.5 in deel 3 van de Wet op het financieel toezicht(zie noot 2) (hierna: Wft), waarin onder meer de Wte 1995 zal opgaan. Met het wetsvoorstel Wte 1995 en onderhavig ontwerpbesluit is aldus beoogd een tijdelijk wettelijk kader te creëren, tot de inwerkingtreding van de Wft. Gelet op deze tijdelijkheid is ervoor gekozen om slechts die onderdelen van de Wte 1995 aan te passen die noodzakelijk zijn voor de implementatie van de richtlijn, aldus de toelichting. Dit houdt in dat het een technische omzetting betreft binnen de bestaande systematiek en terminologie van de Wte 1995. De noodzakelijke implementatie vindt voor een belangrijk deel plaats in het onderhavige ontwerpbesluit, dat onder meer het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Bte 1995) wijzigt. De Raad van State maakt een aantal kanttekeningen en is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. Gezien de zeer directe inhoudelijke samenhang tussen het ontwerpbesluit en het voorstel voor hoofdstuk 3.5 van de Wft, en temeer omdat het ontwerpbesluit voorziet in slechts een tijdelijk wettelijk kader, en de toelichting zelf verwijst naar hoofdstuk 3.5 van de Wft, acht de Raad het dienstig om, evenals in zijn advies over het wetsvoorstel Wte 1995, in dit advies mede het voorgestelde hoofdstuk 3.5 van de Wft te betrekken. De op 31 mei 2005 bekend geworden nota naar aanleiding van het nader verslag(zie noot 3) inzake het wetsvoorstel Wte 1995 vermeldt naar aanleiding van vragen van de leden van de CDA-fractie dat het conceptbesluit momenteel ter advisering bij de Raad ligt. Het trok de aandacht van de Raad dat de minister in dat verband heeft aangegeven bereid te zijn het aan de kamer toegezonden concept van het ontwerpbesluit(zie noot 4) met de kamer te bespreken, zodat eventuele opmerkingen tegelijk met het advies van de Raad kunnen worden verwerkt. Dit roept de vraag op of daarmee het besluit alsnog aan een voorhangprocedure wordt onderworpen. In dit geval zou dat ertoe kunnen leiden dat er wijzigingen worden aangebracht in de tekst van het ontwerpbesluit nadat het aan de Raad ter advisering is voorgelegd. De Raad acht zo'n procedure in strijd met de positie van de Raad als laatste adviseur. Hij gaat ervan uit dat eventuele (ingrijpende) wijzigingen alsnog aan hem ter advisering worden voorgelegd. 1. Delegatiegrondslag Het ontwerpbesluit strekt mede ter uitwerking van de voorgestelde nieuwe artikelen 3b, tweede lid, en 5, eerste lid, van de Wte 1995 (zie de artikelen 1s respectievelijk 6a). Deze grondslag dient te worden opgenomen. De Raad adviseert de aanhef van het ontwerpbesluit aan te passen. 2. Definities en begrippen a. Aanbieden van effecten aan het publiek i. Het begrip "aanbieden van effecten aan het publiek" (artikel 2, eerste lid, onder d, van de prospectusrichtlijn) vormt een sleutelbegrip in de prospectusrichtlijn. Het begrip "aanbieden van effecten aan het publiek" is niet in het wetsvoorstel Wte 1995 overgenomen. Uit de structuur van de prospectusrichtlijn blijkt dat er twee vormen van "aanbieden van effecten aan het publiek" bestaan: het aanbieden van effecten aan het publiek buiten een gereglementeerde markt om en het aanbieden van effecten via een gereglementeerde markt. Een dergelijk onderscheid wordt ook gemaakt in het voorstel voor deel 3 van de Wft (voorgesteld artikel 3:5.1, tweede lid). In het nader rapport bij het wetsvoorstel Wte 1995 wordt aangekondigd dat in het aan te passen Besluit toezicht effectenverkeer 1995 dit onderscheid tussen de twee vormen van aanbieden van effecten zal worden gemaakt.(zie noot 5) Het onderscheid is van belang, omdat er op grond van de prospectusrichtlijn voor de twee vormen van aanbieden van effecten verschillende regels gelden. In het ontwerpbesluit is in artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, een definitie opgenomen van "aanbieden van effecten aan het publiek". Deze definitie lijkt alleen te zien op het aanbieden van effecten buiten de gereglementeerde markt om en niet ook op het aanbieden van effecten die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten. In een aantal andere artikelen wordt daarentegen wel het onderscheid gemaakt; zie bijvoorbeeld artikel 1f, eerste lid, 1i, eerste lid, en 1n, eerste lid. De Raad acht het wenselijk dat, evenals dat gebeurt in de Wft, de beide vormen van aanbieden van effecten aan het publiek expliciet in het ontwerpbesluit worden opgenomen en behandeld, zodat duidelijk is dat voor beide vormen van aanbieden een prospectus moet worden opgesteld. Hij adviseert daartoe artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, van het ontwerpbesluit aan te passen en waar nodig ook overigens het ontwerpbesluit aan te passen met het oog op het bedoelde onderscheid. ii. De prospectusrichtlijn gaat ervan uit dat bij de aanbieding van effecten aan het publiek de potentiële koper toereikend geïnformeerd wordt om te kunnen beslissen of hij wil ingaan op het aanbod van de aanbieder. De definitie van "aanbieden van effecten aan het publiek" wijkt af van die in het voorgestelde artikel 3:5.1, tweede lid, van de Wft. Zo ontbreekt in de definitie in artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, van het ontwerpbesluit dat het gaat om het "rechtstreeks of middellijk" doen van een bepaald aanbod. De Raad adviseert, zeker ook gelet op het tijdelijke karakter van het ontwerpbesluit, in de definitie zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bewoordingen van de Wft. iii. Artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, definieert "aanbieden van effecten aan het publiek". Het ontwerpbesluit gebruikt echter op andere plaatsen soms de term "aanbieden van effecten" zonder de specificatie "aan het publiek" (zie bijvoorbeeld de artikelen 1b, 1f en 1r). Dit geldt eveneens voor de toelichting. In artikel 3, eerste lid, van het wetsvoorstel Wte 1995 komt de bewoording aanbieden "aan het publiek" ook niet voor. Verder valt op dat in de artikelen 1b, 1h en 1s wordt gesproken van "voorgenomen" aanbiedingen van effecten. Dit is een - ontoelaatbare - verruiming van de prospectusrichtlijn, en wijkt ook af van de definitie in artikel 1a, eerste lid, onderdeel a. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en, mede gelet onder hetgeen hiervoor onder i is opgemerkt, in het ontwerpbesluit en de toelichting voor eenmaal gedefinieerde begrippen vervolgens steeds consequent dezelfde bewoordingen te hanteren. b. Gereglementeerde markt In artikel I, onderdeel A, vierde lid, is het begrip "gereglementeerde markt" gedefinieerd. In een reactie op een consultatieversie van het ontwerpbesluit heeft Euronext Amsterdam zich op het standpunt gesteld dat het segment traded but not listed geen gereglementeerde markt is en derhalve niet onder de reikwijdte van de definitie valt.(zie noot 6) Dit segment is door het ministerie wel bij onder meer de Europese Commissie aangemeld(zie noot 7) als "gereglementeerde markt" in de zin van de richtlijn beleggingsdiensten(zie noot 8). Gelet hierop, moet voor uitgevende instellingen duidelijkheid geschapen worden over de vraag of het segment nu wel of niet onder "gereglementeerde markt" valt. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. c. Effect In de toelichting op de definitie in artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van "effect" wordt opgemerkt dat het begrip "verhandelbaar" een belangrijk bestanddeel is van de definitie van "effect". Ook in de toelichting op deel 3 van de Wft komt het belang van dit begrip naar voren. Van "verhandelbaar" is sprake indien, vanuit economisch perspectief bezien, een markt aanwezig is, aldus de toelichting. De toelichting is echter op dit punt niet geheel duidelijk, doordat ze zowel spreekt in termen van de verhandelmogelijkheden door de aanwezigheid van een markt (een kenmerk dat in feite buiten het effect zelf ligt en dat verwijst naar het bijeenbrengen van vraag en aanbod door marktpartijen), als van de verhandelbaarheid van het effect zelf (hetgeen veeleer wijst op een eigenschap van dat effect). Hierdoor is niet op voorhand geheel duidelijk wanneer bij het aanbieden van effecten (zoals dat begrip is gedefinieerd in artikel 1a, eerste lid, onderdeel d) een prospectus moet worden opgesteld op basis van het eerste lid dan wel van het vierde lid van artikel 3 van het wetsvoorstel Wte 1995. De Raad verwijst in dit verband ook naar zijn opmerkingen in punt 6.f van zijn advies over deel 3 van de Wft over de verhandelbaarheid van effecten. Hij adviseert op het voorgaande in de toelichting in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. d. Groep Het begrip "groep" is niet in de prospectusrichtlijn gedefinieerd. In artikel 1, onderdeel g, van de Wte 1995 is een groepsbegrip opgenomen ter implementatie van het begrip "nauwe banden" uit richtlijn 95/26/EG(zie noot 9). In de Wft zal, blijkens de toelichting, voortaan de definitie van "groep" uit het Burgerlijk Wetboek (artikel 2:24b) worden gebruikt, en is het begrip "nauwe banden" uit richtlijn 95/26/EG geïmplementeerd door de zinsnede 'formele en feitelijke groepsstructuur met natuurlijke personen of rechtspersonen'. Het is niet duidelijk of het begrip "groep" in de prospectusrichtlijn en in artikel 1a, onderdelen e en f, van het ontwerpbesluit moet aansluiten bij artikel 2:24b BW, in plaats van dat het dezelfde inhoud dient te hebben als die in artikel 1, onderdeel g, van de Wte 1995. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. e. Belegger Het ontwerpbesluit gaat uit van "een redelijk geïnformeerde en zorgvuldig handelende belegger" (zie bijvoorbeeld artikel 1j). Deze uitleg van het begrip "belegger" komt niet uit de prospectusrichtlijn, maar lijkt te zijn gebaseerd op nationale jurisprudentie. De toelichting gaat niet in op de vraag of deze uitleg overeenkomt met hetgeen in Europese wetgeving en in de wetgeving van de andere lidstaten onder "belegger" wordt verstaan. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen, en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. 3. Uitbreidingen ten opzichte van de prospectusrichtlijn Indien afwijking van een richtlijn wordt overwogen, dient allereerst te worden geanalyseerd of de desbetreffende richtlijn daarvoor de ruimte biedt. Indien de richtlijn zich niet uitspreekt over verruiming of de richtlijn het aan de lidstaat overlaat om al dan niet verruiming aan te brengen, dient voorts te worden nagegaan of het EG-Verdrag zich tegen een dergelijke verruiming verzet. Hetzelfde geldt als het onderwerp van de verruiming niet door de richtlijn wordt bestreken. Het resultaat van de hiervoor bedoelde analyse en toetsing dient bij een positieve uitkomst voor de voorgenomen afwijking te worden neergelegd in de toelichting, om aldus die afwijking te rechtvaardigen. Alles bijeen moet immers buiten twijfel zijn dat een verruiming met een extra eis wordt toegelaten door de desbetreffende richtlijn en waar van toepassing door het EG-Verdrag. Op de volgende punten wijst de Raad op het ontbreken van deze rechtvaardiging. a. Overdracht van goedkeuringsbevoegdheid Indien ingevolge artikel 1d op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat besluit omtrent goedkeuring van het prospectus, stelt de AFM de aanvrager en de Minister van Financiën hiervan op de hoogte (tweede lid). Op grond van de prospectusrichtlijn is het echter niet noodzakelijk om ook de minister hiervan op de hoogte te stellen. Dit is ook niet opgenomen in de Wft. Verder verdient het de aandacht dat het besluit tot overdracht, volgens de toelichting, vatbaar is voor beroep. Er dient duidelijkheid te zijn over de vraag wat er gebeurt als er een reeds een prospectus is dat is goedgekeurd door de verzochte toezichthoudende instantie en het overdrachtsbesluit naderhand in beroep wordt vernietigd. De Raad adviseert de uitbreiding ten opzichte van de richtlijn van de hiervoor bedoelde rechtvaardiging te voorzien of haar te laten vervallen, en voorts in de toelichting in te gaan op het hiervoor aangeduide gevolg van een mogelijke beroepsprocedure. b. Aansprakelijkheid Artikel 5, tweede lid, onderdeel d, van de prospectusrichtlijn stelt dat personen die een samenvatting, met inbegrip van de vertaling daarvan, hebben ingediend, alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld als de samenvatting wanneer deze samen met de andere delen van het prospectus wordt gelezen, misleidend, onjuist of inconsistent is. Artikel 1i, tweede lid, van het ontwerpbesluit vormt volgens de transponeringstabel de implementatie van deze bepaling. In de transponeringstabel ontbreekt ten onrechte ook een verwijzing naar artikel 1j, tweede lid, onderdeel d. Artikel 1i, tweede lid, bepaalt dat de gegevens in het prospectus niet in strijd zijn met elkaar of in tegenspraak met andere bij de AFM aanwezige informatie en dat de gegevens worden gepresenteerd in een vorm die voor een belegger begrijpelijk is. Daarmee is de aansprakelijkheid in het ontwerpbesluit ruimer gesteld dan die in artikel 5, tweede lid, onderdeel d, van de prospectusrichtlijn. De Raad adviseert artikel 5, tweede lid, onderdeel d, van de prospectusrichtlijn nauwkeurig te implementeren en eventuele uitbreidingen van de vereiste rechtvaardiging te voorzien. c. Kosteloos verstrekken Artikel 14, zevende lid, van de prospectusrichtlijn bepaalt dat in bepaalde gevallen kosteloos een afschrift van het prospectus op papier wordt verstrekt. Dit is geïmplementeerd in artikel 1q, zevende lid, van het ontwerpbesluit. Daarentegen dient ingevolge artikel 1p, eerste lid, onderdeel a, in een reclame-uiting te worden vermeld dat er altijd kosteloos een prospectus algemeen verkrijgbaar is of wordt gesteld. Deze laatste eis gaat verder dan de prospectusrichtlijn verlangt. De Raad adviseert artikel 1p, eerste lid, onderdeel a, aan te passen dan wel in de bedoelde rechtvaardiging voor de uitbreiding ten opzichte van de richtlijn te voorzien. 4. Het prospectus a. De bestanddelen Het prospectus kan bestaan uit een registratiedocument, een verrichtingsnota en een samenvatting. Artikel 12, tweede lid, tweede volzin, van de prospectusrichtlijn bepaalt dat de verrichtingsnota die ingevolge de eerste zin ook gegevens kan bevatten die normaal in een registratiedocument worden vermeld, en de samenvatting afzonderlijk worden goedgekeurd. Artikel 1k, derde lid, tweede volzin, stelt dat een dergelijke verrichtingsnota en de samenvatting tezamen met het registratiedocument een nieuw prospectus vormen. Aangezien de goedkeuring op grond van artikel 1e, eerste lid, van het ontwerpbesluit het prospectus als geheel betreft, is het onduidelijk of deze verrichtingsnota en de samenvatting ook afzonderlijk kunnen worden goedgekeurd, zoals bedoeld in de prospectusrichtlijn. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. b. De gegevens i. Artikel 1i, eerste lid, van het ontwerpbesluit wijkt op verschillende punten af van de bewoording van artikel 3:5.13, tweede lid, van de Wft. Dit acht de Raad niet wenselijk, daar het ontwerpbesluit slechts voorziet in een tijdelijk wettelijk kader. Hij adviseert derhalve zo veel mogelijk aan te sluiten bij de bewoordingen van de Wft. ii. De laatste alinea van artikel 5, tweede lid, van de prospectusrichtlijn stelt dat geen samenvatting behoeft te worden opgesteld wanneer het prospectus betrekking heeft op de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van effecten zonder aandelenkarakter die een nominale waarde per eenheid van ten minste 50.000 euro hebben, tenzij een lidstaat daar conform artikel 19, vierde lid, van de prospectusrichtlijn om verzoekt. Indien van deze keuzemogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt, moet in het ontwerpbesluit worden opgenomen dat de samenvatting niet behoeft te worden opgesteld bij toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van de hier bedoelde effecten. De Raad adviseert artikel 5, tweede lid, laatste alinea, alsnog in het ontwerpbesluit te implementeren. 5. Het basisprospectus Het basisprospectus bevat in beginsel de definitieve voorwaarden van de aanbieding, aldus artikel 2, eerste lid, onderdeel r, van de prospectusrichtlijn. Onder bepaalde voorwaarden behoeven deze gegevens niet te worden vermeld (zie artikel 5, vierde lid, laatste alinea, van de richtlijn en artikel 1l, tweede lid, van het ontwerpbesluit). De toelichting geeft niet aan wat onder 'definitieve voorwaarden' moet worden volstaan. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 6. Niet-vermelden van gegevens a. Artikel 8, eerste lid, van de prospectusrichtlijn lijkt in te houden dat de lidstaten ervoor zorg dragen dat de uitgevende instelling mag kiezen uit de daar genoemde varianten a of b. In artikel 1n, eerste lid, van het ontwerpbesluit is echter alleen de mogelijkheid a opgenomen, omdat artikel 8, eerste lid, kennelijk wordt gezien als een keuzemogelijkheid voor de lidstaten. Aangezien interpretatie van dat artikel aldus tot onduidelijkheid kan leiden, is het van belang na te gaan hoe andere lidstaten artikel 8, eerste lid, van de prospectusrichtlijn implementeren. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan, en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. b. Ingevolge artikel 8, tweede lid, aanhef, van de prospectusrichtlijn kan de AFM toestaan dat bepaalde informatie niet in het prospectus wordt opgenomen. Artikel 1n, derde lid, aanhef, van het ontwerpbesluit bepaalt dat bepaalde informatie niet in het prospectus hoeft te worden vermeld. Daarmee blijkt dat deze beperking zich niet richt tot de AFM, maar tot de opstellers van het prospectus, hetgeen niet overeenkomt met de richtlijn. De Raad adviseert artikel 8, tweede lid, aanhef, nauwkeurig te implementeren. 7. Taalregeling Artikel 1o regelt in welke taal het prospectus moet zijn opgesteld. Hierbij valt op dat de in het eerste lid en het vierde lid vermelde talen niet geheel overeenkomen met die welke zijn vermeld in artikel 19, derde respectievelijk vierde lid, van de prospectusrichtlijn. Niet is namelijk opgenomen dat een prospectus ook in de taal van een andere lidstaat mag zijn opgesteld indien de aanbieding behalve in Nederland ook in die lidstaat plaatsvindt (artikel 19, derde lid, van de prospectusrichtlijn). Evenmin is opgenomen dat in geval van het aanbieden als bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de prospectusrichtlijn, een prospectus moet zijn opgesteld in de taal die in de lidstaat van ontvangst én van herkomst wordt aanvaard, dan wel in een taal die in internationale financiële kringen pleegt te worden gebruikt. De Raad adviseert artikel 19, derde lid en vierde lid, van de prospectusrichtlijn nauwkeurig te implementeren. 8. Vrijstelling en ontheffing Artikel 1p, derde lid, van het ontwerpbesluit bepaalt dat de regels voor reclame-uitingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, niet van toepassing zijn op aanbiedingen van effecten aan het publiek waarvoor een ontheffing is verleend of een vrijstelling van toepassing is van de verplichting tot het algemeen verkrijgbaar stellen van een prospectus. Artikel 1h bepaalt dat artikel 1p alleen van toepassing is op voorgenomen aanbiedingen van effecten waarvoor de AFM goedkeuring verleent. Dat laatste is echter niet aan de orde bij aanbiedingen van effecten die van de prospectusplicht zijn vrijgesteld of waarvoor een ontheffing is verleend. Zo bezien, is het derde lid van artikel 1p overbodig. Daarnaast wijst de Raad op het vijfde lid van artikel 1p, waarin de verplichting tot informatieverstrekking is opgenomen voor aanbiedingen van effecten die van de prospectusplicht zijn vrijgesteld of waarvoor een ontheffing is verleend. Een desbetreffende verplichting dient echter, gelet op artikel 4, tweede lid, van de Wte 1995, geregeld te worden in de vrijstellingsregeling of in het ontheffingsbesluit. Zo bezien, is ook het vijfde lid van artikel 1p overbodig. De Raad adviseert artikel 1p, derde en vijfde lid, te laten vervallen. 9. Algemeen verkrijgbaar stellen In artikel 1q, derde lid, onderdeel a, wordt bepaald dat het algemeen verkrijgbaar stellen door middel van publicatie in een landelijk verspreid dagblad kan plaatsvinden. Niet duidelijk is om welk land het dan gaat, terwijl in artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van de prospectusrichtlijn staat dat dit de lidstaten zijn waar de aanbieding wordt gedaan of waar de toelating tot de handel wordt aangevraagd. De Raad adviseert artikel 1q, derde lid, onderdeel a, dienovereenkomstig te preciseren. 10. Register In de toelichting op artikel 1q staat dat de AFM in het register aangeeft wanneer het prospectus algemeen verkrijgbaar is gesteld of hoeveel maanden verstreken zijn sinds de algemene verkrijgbaarstelling. Dit volgt niet uit artikel 1q, vierde lid. Bovendien bevat het ontwerpbesluit niet de in artikel 20a, derde lid, van het wetsvoorstel Wte 1995 bedoelde regels ten aanzien van de inrichting en de werking van het register en de wijze waarop in het register wijzigingen worden aangebracht. De Raad adviseert hierop in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. 11. Wijzigingen overige besluiten De in artikel II en III voorgestelde wijzigingen van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen (hierna: Btb) respectievelijk het Besluit financiële bijsluiter zijn erop gericht dat geen prospectus respectievelijk financiële bijsluiter hoeft te worden opgesteld als er al een prospectus is opgesteld op grond van artikel 3, eerste of vierde lid, van het wetsvoorstel Wte 1995. Gelet op de toelichting en op het feit dat het Btb-prospectus en de financiële bijsluiter uitgebreider zijn dan het prospectus op grond van artikel 3, vierde lid, van het wetsvoorstel Wte 1995, acht de Raad het wenselijk dat het nieuwe derde lid van artikel 6 Btb alleen bepaalt dat een Btb-prospectus niet behoeft te worden opgesteld, indien er een prospectus op grond van artikel 3, eerste lid, Wte 1995 is opgesteld. Dit geldt evenzo voor de wijziging van het Besluit financiële bijsluiter. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. 12. Transponeringstabel Bij de aanbieding van het ontwerpbesluit aan de Raad ontbrak een transponeringstabel. De Raad heeft deze tabel desgevraagd alsnog ontvangen. Hij heeft vervolgens vastgesteld dat deze tabel en de transponeringstabel bij het wetsvoorstel Wte 1995 niet volledig met elkaar overeenstemmen. De Raad adviseert zorg te dragen voor overeenstemming tussen deze twee tabellen. 13. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot oprichting van het Caribisch Volksgezondheidsinstituut (CARPHA); Georgetown, 1 juni 2011 (Trb. 2014, 129), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot oprichting van het Caribisch Volksgezondheidsinstituut (CARPHA); Georgetown, 1 juni 2011 (Trb. 2014, 129), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2014, no.2014001615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot oprichting van het Caribisch Volksgezondheidsinstituut (CARPHA); Georgetown, 1 juni 2011 (Trb. 2014, 129), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit elektronisch proces-verbaal in verband met wijziging van de eisen aan omzetten langs elektronische weg, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit elektronisch proces-verbaal in verband met wijziging van de eisen aan omzetten langs elektronische weg, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2014, no.2014001086, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit elektronisch proces-verbaal in verband met wijziging van de eisen aan omzetten langs elektronische weg, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit reikwijdtebepalingen Wft en het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Wijzigingsbesluit financiële markten 2010), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit reikwijdtebepalingen Wft en het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Wijzigingsbesluit financiële markten 2010), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 september 2009, no.09.002540, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit reikwijdtebepalingen Wft en het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Wijzigingsbesluit financiële markten 2010), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden, Naarden en Weesp en een grenswijziging van de gemeente Huizen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden, Naarden en Weesp en een grenswijziging van de gemeente Huizen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 september 2009, no.09.002520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden, Naarden en Weesp en een grenswijziging van de gemeente Huizen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2010, no.10.000104, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Besluit burgerservicenummer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Besluit burgerservicenummer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag over de amendementen van de leden Jager en Van den Brink inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (Kamerstukkken II, 2003/04, 28171, nrs. 35 en 36).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag over de amendementen van de leden Jager en Van den Brink inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (Kamerstukkken II, 2003/04, 28171, nrs. 35 en 36).Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2004, no.04.000697, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag over de amendementen van de leden Jager en Van den Brink inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (Kamerstukkken II, 2003/04, 28171, nrs. 35 en 36). Aan de Raad van State is gevraagd te adviseren over de Europeesrechtelijke gevolgen van deze amendementen en daarbij mede te betrekken de door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gestelde prejudiciële vragen inzake de kokkelvisserij, waarover de Advocaat-Generaal van het Hof van Justitie van de EG op 29 januari 2004 zijn conclusie heeft uitgebracht. In afwachting van het advies van de Raad zijn de stemmingen over het wetsvoorstel uitgesteld(zie noot 1). 1. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen(zie noot 2) bevat in artikel 19d en volgende een regeling voor de besluitvorming over plannen, projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Het wordt verboden zonder vergunning deze plannen, projecten of andere handelingen te realiseren. Gedeputeerde staten of de minister worden bevoegd gezag. Artikel 19e regelt dat bij besluitvorming in de zin van artikel 19d rekening moet worden gehouden met de gevolgen die het plan, project of de andere handeling kan hebben voor het gebied en met het voor het gebied vastgestelde beheersplan. Artikel 19f spitst de regeling voor de besluitvorming nog verder toe. Het schrijft voor dat "voor plannen, projecten en andere handelingen waarover een bestuursorgaan een besluit neemt als bedoeld in artikel 19e, eerste lid, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een op grond van artikel 10a, eerste lid aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen, projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, dat bestuursorgaan alvorens een besluit te nemen een passende beoordeling maakt van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied". Artikel 19f vormt in samenhang met de artikelen 19d en 19e de omzetting van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn(zie noot 3). Artikel 6, derde lid, luidt: "Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zon gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied. Gelet op de conclusie van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden." 2. Amendement 35 stelt een viertal wijzigingen voor in de tekst van artikel 19f van het wetsvoorstel. In de eerste plaats wordt de werkingssfeer van het artikel beperkt tot "nieuwe projecten of andere handelingen", terwijl het wetsvoorstel spreekt van "plannen, projecten en andere handelingen". In de tweede plaats brengt het amendement een beperking aan door na handelingen in te voegen "in een op grond van artikel 10a, eerste lid aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid". In de derde plaats wordt gesproken over "waarover gedeputeerde staten een besluit op aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen" in plaats van over "waarover een bestuursorgaan een besluit neemt als bedoeld in artikel 19e, eerste lid". In de vierde plaats is het "de initiatiefnemer" die een passende beoordeling van de gevolgen van het nieuwe project of andere handeling van de gevolgen voor het gebied moet maken in plaats van gedeputeerde staten. De toelichting bij dit amendement vermeldt dat het ertoe strekt de beoordeling op significante gevolgen van projecten en handelingen te beperken tot projecten of handelingen die gelegen zijn in de aangewezen gebieden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen in die gebieden. Amendement 36 verschilt op twee onderdelen van amendement 35. In de eerste plaats wordt nu gesproken van "nieuwe plannen, projecten en andere handelingen"; het woord "plannen" is dus toegevoegd. In de tweede plaats volgen de indieners op het hierboven genoemde derde onderdeel weer de tekst van het wetsvoorstel en spreken nu van "waarover een bestuursorgaan een besluit neemt als bedoeld in artikel 19e, eerste lid". De toelichting bij dit amendement komt overeen met die van amendement 35. Het ligt naar de mening van de Raad voor de hand aan te nemen dat amendement 36 moet worden beschouwd als een wijziging op amendement 35. 3. Hoewel dus de toelichting alleen melding maakt van de beperking tot projecten of handelingen die zijn gelegen in de aangewezen gebieden, bevatten de amendementen meer wijzigingen. Hierbij gaat de Raad ervan uit dat de derde wijziging in amendement 35 gelet op de tekst van amendement 36 als achterhaald kan worden beschouwd. De toevoeging van het woord "nieuw" in de amendementen zou de tekst van het voorgestelde artikel 19f op dit punt doen afwijken van de tekst van art. 6, derde lid Habitatrichtlijn. In het algemeen zal een plan of project betrekking hebben op nieuwe activiteiten. Het is echter niet uitgesloten dat onder plan of project ook valt een bestaande activiteit, waarvoor van jaar tot jaar vergunning moet worden verleend. Met het oog hierop kan de toevoeging "nieuw" misverstanden oproepen. Nu de strekking van het amendement, gezien de toelichting niet is gericht op het aanbrengen van enige beperking op dit punt en mogelijke misverstanden moeten worden vermeden, verdient het aanbeveling om niet onnodig van de tekst van de richtlijn af te wijken. Het vervangen van bestuursorgaan door initiatiefnemer levert op zich geen strijd op met de tekst of de strekking van de richtlijn. Artikel 6, derde lid, Habitatrichtlijn laat in het midden wie de passende beoordeling uitvoert. Uit de toelichting blijkt echter niet dat en waarom de indieners op dit punt van de voorgestelde wettekst willen afwijken. 4. De kern van de amendementen is dat de passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied wordt beperkt tot plannen, projecten of andere handelingen binnen het gebied. Hiermee introduceren de indieners van de amendementen een onderscheid dat bekend is uit het nationale natuurbeschermingsrecht, namelijk dat tussen, enerzijds, handelingen die schadelijk zijn voor het natuurschoon of voor de natuurwetenschappelijke betekenis van een beschermd natuurmonument of die een beschermd natuurmonument ontsieren in de zin van artikel 12 Natuurbeschermingswet 1967, die binnen een beschermd natuurmonument plaatsvinden, en anderzijds handelingen die daarbuiten plaatsvinden, maar die via de zogenaamde externe werking toch binnen de beschermingssfeer voor het gebied komen te vallen. Oorspronkelijk werd aangenomen dat de genoemde handelingen die op grond van artikel 12 aan een vergunning zijn gebonden, alleen handelingen konden zijn die worden uitgevoerd binnen het beschermde natuurmonument. Later is op grond van jurisprudentie aanvaard dat de bescherming van een natuurmonument een externe werking kan hebben, waardoor ook handelingen die worden ondernomen buiten het beschermde natuurmonument maar die op dit monument een schadelijke invloed kunnen uitoefenen, op grond van artikel 12 vergunningplichtig kunnen zijn. De Habitatrichtlijn kent dit onderscheid tussen handelingen binnen een beschermd gebied en daarbuiten niet. De beperking die de amendementen op dit punt voorstellen, levert dus een beperking op in de omzetting van artikel 6, derde lid, van die richtlijn. Daarin wordt geheel in het algemeen gesproken over elk plan of project dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zon gebied, zonder onderscheid te maken naar plannen of projecten binnen of buiten het gebied. Aanvaarding van de voorgestelde amendementen zou dus betekenen dat artikel 6, derde lid, Habitatrichtlijn onvolledig zou worden omgezet in het Nederlandse recht. 5. De thematiek die de amendementen oproepen, heeft naar het oordeel van de Raad geen direct verband met die welke aan de orde is in de door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gestelde prejudiciële vragen inzake de kokkelvisserij. In deze zaak - C-127/02 - heeft de Advocaat-Generaal inmiddels conclusie genomen. Daarin wordt voor de betekenis van het begrip significante gevolgen aansluiting gezocht bij de instandhoudingsdoelstelling voor het betreffende gebied. De conclusie op dit punt is weergegeven in overweging 86. Deze houdt in dat alle gevolgen die schadelijk zijn voor instandhoudingsdoelstellingen als significante gevolgen voor het betrokken gebied moeten worden beschouwd. De Raad acht het niet op zijn weg liggen om thans uitspraken te doen over mogelijke standpunten waartoe het Europese Hof van Justitie zal komen in deze zaak. Conclusie De Raad is van oordeel dat aanvaarding van de genoemde amendementen zou leiden tot een onvolledige omzetting van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) (Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) (Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming).Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2017, no.2017000979, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) (Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming), met memorie van toelichting.AVGArtikel AVGWel/niet RT [1]UitvoeringswetVerbod verwerking bijz. p-gegevensArt. 9, lid 1RT-Uitz. uitdrukkelijke toestemming RWArt. 9, lid 2, onder aRT-Uitz. arbeidsrecht, sociale zekerheidsrechtArt. 9, lid 2, onder bNiet RTArt. 23, lid 1, onder fUitz. bescherming vitale belangenArt. 9, lid 2, onder cRT-Uitz. stichting/vereniging (politiek/levensbeschouwelijk/vakbond)Art. 9, lid 2, onder dRT-Uitz. p-gegevens door betrokkene openbaar gemaaktArtikel 9, lid 2, onder eRT-Uitz. uitoefening rechtsvordering/ verwerking door gerechtenArt. 9, lid 2, onder fRT-Uitz. gezondheidszorg, sociale diensten, arbeidsongeschiktheidArt. 9, lid 2, onder hNiet RTArt. 23, lid 1, onder a en bUitz. alg. belang volksgezondheidArt. 9, lid 2, onder iNiet RT(geen gebruik vanwege beleidsneutraliteit)Uitz. wetenschappelijk, statistische doeleinden, archiveringArt. 9, lid 2, onder jNiet RTArt. 29Uitz. zwaarwegend algemeen belangArt. 9, lid 2, onder gNiet RTArt. 22 (ras/etnische afkomst)Strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feitenArt. 10Niet RTArt. 28[1]RT=rechtstreeks toepasselijke bepaling van de AVG.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van de percentages van het drempel- en het toetsingsinkomen voor de berekening van de zorgtoeslag (Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van de percentages van het drempel- en het toetsingsinkomen voor de berekening van de zorgtoeslag (Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2011, no.11.002608, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van de percentages van het drempel- en het toetsingsinkomen voor de berekening van de zorgtoeslag (Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2014, no.2014001817, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot regeling van de inrichting, de organisatie, het gezag en het beheer van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de onderlinge samenwerking tussen de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot regeling van de inrichting, de organisatie, het gezag en het beheer van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de onderlinge samenwerking tussen de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2009, no.09.000639, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot regeling van de inrichting, de organisatie, het gezag en het beheer van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de onderlinge samenwerking tussen de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende implementatie van richtlijn nr. 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van de EU van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (PbEG L 332) (Besluit verbranden afvalstoffen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende implementatie van richtlijn nr. 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van de EU van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (PbEG L 332) (Besluit verbranden afvalstoffen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens en het Besluit beveiliging burgerluchtvaart in verband met de verstrekking van justitiële gegevens en politiegegevens aan derden en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens en het Besluit beveiliging burgerluchtvaart in verband met de verstrekking van justitiële gegevens en politiegegevens aan derden en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2014, no.2014001456, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens en het Besluit beveiliging burgerluchtvaart in verband met de verstrekking van justitiële gegevens en politiegegevens aan derden en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Besluit voorkoming verontreiniging door schepen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Besluit voorkoming verontreiniging door schepen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2012, no.12.002010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging Kaderwet dienstplicht en Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met het van toepassing worden van de dienstplicht op vrouwen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging Kaderwet dienstplicht en Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met het van toepassing worden van de dienstplicht op vrouwen.Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2017, no.2017000504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging Kaderwet dienstplicht en Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met het van toepassing worden van de dienstplicht op vrouwen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296) in verband met wijziging van de regeling van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal bij deelname van een kind aan voorschoolse educatie en van de Wet op het primair onderwijs in verband met wijziging van de schriftelijke instemming van ouders van leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296) in verband met wijziging van de regeling van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal bij deelname van een kind aan voorschoolse educatie en van de Wet op het primair onderwijs in verband met wijziging van de schriftelijke instemming van ouders van leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2011, no.11.002915, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296) in verband met wijziging van de regeling van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal bij deelname van een kind aan voorschoolse educatie en van de Wet op het primair onderwijs in verband met wijziging van de schriftelijke instemming van ouders van leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum.Bij brief van 16 februari 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreffende het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kazachstan; 's-Gravenhage, 27 november 2002 (Trb. 2003, 18), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kazachstan; 's-Gravenhage, 27 november 2002 (Trb. 2003, 18), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie inzake kinderopvang.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie inzake kinderopvang.Bij Kabinetsmissive van 10 mei 2005, no.05.001771, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter over­weging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie inzake kinderopvang. Het ontwerpbesluit beoogt de terminologie in de regelingen van opvang van kinderen van militaire en burgerlijke ambtenaren van defensie gelijk te trekken met de terminologie in de Wet kinderopvang. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen. 1 Gastouderopvang In voorgestelde artikel 114a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement en in het voorgestelde artikel 87a, eerste lid van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt enkel verwezen naar de definitie van kinderopvang, artikel 1, onderdeel b, van de Wet kinderopvang en niet ook naar de definitie van gastouderopvang, artikel 1, onderdeel c, van de Wet kinderopvang. De Raad beveelt aan in beide artikelen tevens een verwijzing naar de definitie van gastouderopvang uit de Wet kinderopvang op te nemen, teneinde daadwerkelijke gelijktrekking van de regeling voor het defensiepersoneel met de regeling uit de Wet kinderopvang te realiseren. 2. Schrappen voorwaarde woonplaats kind Met de voorgestelde wijzigingen in artikel 114a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement en in het voorgestelde artikel 87a, eerste lid van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt de voorwaarde, namelijk dat het kind woonachtig moet zijn bij de militair respectievelijk de ambtenaar, geschrapt. Deze voorwaarde is opgenomen in de definitie 'ouder' van de Wet kinderopvang. De Raad adviseert een verwijzing naar de definitie 'ouder' uit artikel 1, eerste lid, onderdeel i, Wet kinderopvang in het onderhavige ontwerpbesluit op te nemen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende herziening van de Wet arbeid vreemdelingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende herziening van de Wet arbeid vreemdelingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2012, no.12.001569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herziening van de Wet arbeid vreemdelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 2007), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 2007), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet, de Elektriciteitswet 1998 en enige andere wetten tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, tot aanbrenging van wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en tot intrekking van diverse wetten die uitgewerkt zijn, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet, de Elektriciteitswet 1998 en enige andere wetten tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, tot aanbrenging van wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en tot intrekking van diverse wetten die uitgewerkt zijn, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2007, no.07.000940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet, de Elektriciteitswet 1998 en enige andere wetten tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, tot aanbrenging van wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en tot intrekking van diverse wetten die uitgewerkt zijn, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet ruimtelijke ordening inzake de grondexploitatie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet ruimtelijke ordening inzake de grondexploitatie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2004, no.04.004391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet ruimtelijke ordening inzake de grondexploitatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen van 14 juni 1985, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen van 14 juni 1985, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn 2003/20/EG, tot wijziging van richtlijn 91/671/EEG betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton, en in verband met het vervoer van passagiers in rolstoelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn 2003/20/EG, tot wijziging van richtlijn 91/671/EEG betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton, en in verband met het vervoer van passagiers in rolstoelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2014, no.2014000816, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels betreffende pensioenen (Pensioenwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels betreffende pensioenen (Pensioenwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2005, no.05.002498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels betreffende pensioenen (Pensioenwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Technische verbeteringen en aanpassingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Technische verbeteringen en aanpassingen).Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2000, no.00.000746, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Technische verbeteringen en aanpassingen). Het wetsvoorstel brengt wijzigingen aan in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 voor een juiste toepassing van Europese regelgeving op het gebied van veiligheid en gezondheid van werknemers, voor een toereikende handhaving van het boeteregime en voor het aanbrengen van redactionele verbeteringen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst daarbij de volgende kanttekening. In de memorie van toelichting wordt meegedeeld(zie noot 1) dat de aanpassing van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 mede plaatsvindt om tegemoet te komen aan de wensen van de Europese Commissie. Op dit punt wordt verwezen naar de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid J.F. Hoogervorst aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.(zie noot 2) In die brief is aangegeven dat het belangrijkste punt van kritiek van de Commissie is dat in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 geen voorrang voor een interne arbodienst, boven inschakeling van een externe arbodienst is opgenomen. De regering is, aldus deze brief, van oordeel dat de Kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid(zie noot 3) (hierna: de Kaderrichtlijn) zich er niet tegen verzet dat de werkgever de keuze wordt gelaten voor een interne dan wel een externe arbodienst en is dan ook niet voornemens de wet op dit punt aan te passen.(zie noot 4) In de memorie van toelichting wordt op het standpunt van de regering niet ingegaan. De Raad van State adviseert dit standpunt nader uiteen te zetten en vraagt daarbij in het bijzonder aandacht te geven aan de volgende vragen. In artikel 1, derde lid, van de Kaderrichtlijn wordt bepaald dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de bestaande of toekomstige nationale en communautaire bepalingen die gunstiger zijn voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Artikel 7 van de Kaderrichtlijn bevat de verplichting een interne dienst in het leven te roepen, tenzij de mogelijkheden in het bedrijf en/of de inrichting onvoldoende zijn om de beschermings- en preventie-activiteiten te organiseren. De vermelde bepalingen roepen de vraag op of de Kaderrichtlijn ertoe verplicht om voor ieder bedrijf afzonderlijk na te gaan of de oprichting van een interne dienst onvoldoende mogelijk is voordat aan het beoordeelde bedrijf wordt toegestaan, gebruik te maken van een externe arbodienst. Als van een bedrijf wordt vastgesteld dat het oprichten van een interne arbodienst mogelijk is, roept dit weer de vraag op of alleen van de verplichting tot oprichting van een interne arbodienst kan worden afgeweken indien de keuze voor een externe dienst gunstiger is voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2011, no.11.001009, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit typekeuring houtkachels luchtverontreiniging koolstofmonoxide en de daarmee verband houdende regeling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit typekeuring houtkachels luchtverontreiniging koolstofmonoxide en de daarmee verband houdende regeling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2012, no.12.001741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit donorregister in verband met wijziging van het donorformulier, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit donorregister in verband met wijziging van het donorformulier, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2007, no.07.002469, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit donorregister in verband met wijziging van het donorformulier, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van hoofdstuk 5.3 van de Wet op het financieel toezicht voor het melden van stemmen, kapitaal, zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen (Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van hoofdstuk 5.3 van de Wet op het financieel toezicht voor het melden van stemmen, kapitaal, zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen (Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2006, no.06.001516, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van hoofdstuk 5.3 van de Wet op het financieel toezicht voor het melden van stemmen, kapitaal, zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen (Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen), met nota van toelichting. Het onderhavige besluit geeft uitvoering aan artikelen in hoofdstuk 5.3 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) die betrekking hebben op de meldingsplichten en de wijze waarop deze worden verwerkt in het in artikel 1:93 van de Wft genoemde register. Met name worden in dit besluit geregeld: 1. de perioden en termijnen die gelden bij een melding; 2. de gegevens die bij een melding moeten worden verstrekt; 3. de wijze waarop een melding moet worden verricht; 4. de samenloop met andere wettelijke meldingsplichten, waardoor een meldingsplichtige in een aantal gevallen kan volstaan met slechts een enkele melding. De Raad onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Het ontwerpbesluit strekt mede ter implementatie van richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390) (de Transparantierichtlijn). De toelichting maakt niet duidelijk of met de desbetreffende bepalingen in de Wft en het ontwerpbesluit de implementatie is voltooid. Daarbij wijst de Raad op het volgende: a. Op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van de Transparantierichtlijn moet een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de richtlijn onder meer de identiteit van de aandeelhouder bevatten, ook al heeft deze niet het recht stemrechten uit te oefenen onder de in artikel 10 neergelegde voorwaarden, alsmede de identiteit van de natuurlijke persoon of juridische entiteit die het recht heeft de stemrechten voor rekening van de aandeelhouder uit te oefenen. De verplichtingen tot melden als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de Transparantierichtlijn zijn geïmplementeerd in de artikelen 5:38, 5:39 en 5:45 van de Wft. Artikel 5 van het ontwerpbesluit bepaalt welke gegevens moeten worden verstrekt bij die meldingen. In artikel 5 is niet het volledige onderdeel d van artikel 12, eerste lid, van de Transparantierichtlijn opgenomen, omdat alleen is bepaald dat de naam van de meldingsplichtige aandeelhouder moet worden opgegeven en niet ook de naam van degene die het recht heeft de stemrechten voor rekening van de aandeelhouder uit te oefenen. b. Artikel 12, vierde en vijfde lid, van de Transparantierichtlijn bevat regels voor het samenvoegen van deelnemingen. Artikel 5:45, tiende lid, van de Wft bepaalt dat het derde lid van dat artikel, volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, niet van toepassing is op bepaalde dochtermaatschappijen. In de Wft zijn niet expliciet opgenomen de tweede alinea van artikel 12, vierde lid, van de Transparantierichtlijn, waarin uitzonderingen voor beheerders zijn opgenomen, en enkele voorwaarden voor vermogensbeheerders, zoals opgenomen in artikel 12, vijfde lid, van de Transparantierichtlijn. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. Voorts ware een transponeringstabel toe te voegen (aanwijzing 344 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). 2. Op grond van de artikelen 5:38 en 5:39 van de Wft kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald in welke gevallen een meldingsplichtge behoort te weten dat hij een drempelwaarde bereikt of passeert. Hieraan is geen uitvoering gegeven in het ontwerpbesluit. Aangezien de passieve meldingen, bedoeld in de artikelen 5:38 en 5:39 van de Wft, nieuw zijn ten opzichte van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996, is niet zonder meer duidelijk of al dan niet behoefte zal bestaan aan de bedoelde amvb. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te vullen. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met onder meer de uitbreiding van het recht op verhoorbijstand naar meerderjarige verdachten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met onder meer de uitbreiding van het recht op verhoorbijstand naar meerderjarige verdachten.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2017, no.2017000892, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met onder meer de uitbreiding van het recht op verhoorbijstand naar meerderjarige verdachten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de medische keuringen in verband met het opnemen van de mogelijkheid tot onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de medische keuringen in verband met het opnemen van de mogelijkheid tot onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2011, no.11.001755, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de medische keuringen in verband met het opnemen van de mogelijkheid tot onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit diervoeders (Uitvoering verordening (EG) nr. 767/2009 inzake diervoeders), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit diervoeders (Uitvoering verordening (EG) nr. 767/2009 inzake diervoeders), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2010, no.10.001713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit diervoeders (Uitvoering verordening (EG) nr. 767/2009 inzake diervoeders), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de weg Eindhoven-Oss-Ravenstein-Arnhem-Apeldoorn-Kampen (Rijkswegenplan 1984, nr. 50), gedeelte ombouw Uden-Noord - Oss (ombouw Nistelrode), tussen (werk)km 26,000 en (werk)km 34,500, met bijkomende werken, in de gemeenten Uden, Bernheze, Landerd en Oss.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de weg Eindhoven-Oss-Ravenstein-Arnhem-Apeldoorn-Kampen (Rijkswegenplan 1984, nr. 50), gedeelte ombouw Uden-Noord - Oss (ombouw Nistelrode), tussen (werk)km 26,000 en (werk)km 34,500, met bijkomende werken, in de gemeenten Uden, Bernheze, Landerd en Oss.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 6 mei 2003, no. HKW/R 2003/4475, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de weg Eindhoven-Oss-Ravenstein-Arnhem-Apeldoorn-Kampen (Rijkswegenplan 1984, nr. 50), gedeelte ombouw Uden-Noord - Oss (ombouw Nistelrode), tussen (werk)km 26,000 en (werk)km 34,500, met bijkomende werken, in de gemeenten Uden, Bernheze, Landerd en Oss. 1. De onderhavige administratieve onteigeningsprocedure is met het ter inzage leggen van de stukken aangevangen op 18 november 2002. Uit de overwegingen naar aanleiding van de gelijkluidende zienswijzen van de reclamanten sub 1, 2, 3 en 4 blijkt met betrekking tot het tussen de verzoeker om onteigening en de reclamanten gevoerde minnelijk overleg het volgende. Aan reclamant sub 1 is op 3 september 2003 (bedoeld zal zijn 2002) een mondelinge aanbieding gedaan. De verdere onderhandelingen hebben ertoe geleid dat de verzoeker een alternatief voorstel van reclamant sub 1 heeft geaccepteerd en dat een koopovereenkomst is toegezonden waarover tussen partijen overleg plaatsvindt. Nu er kennelijk bijna overeenstemming tussen partijen is bereikt, rijst de vraag of er nog een noodzaak bestaat om ten aanzien van deze reclamant een onteigeningsprocedure te starten. Met betrekking tot het tussen de verzoeker om onteigening en reclamant sub 2 gevoerde minnelijke overleg wordt opgemerkt dat beide partijen overeenstemming hebben bereikt over de verwerving van zijn gronden en dat partijen de koopovereenkomst inmiddels hebben ondertekend. De overeenkomst moet nog voor de notaris worden verleden. Ook ten aanzien van deze reclamant kan de vraag naar de noodzaak van onteigening worden gesteld. De onroerende zaak van reclamant sub 3 is op 9 oktober 2002 getaxeerd waarop op 5 november 2002 een schriftelijke aanbieding is gedaan. Deze reclamant heeft te kennen gegeven een deskundige te willen inschakelen, hetgeen inmiddels is gebeurd, maar reclamant heeft nog niet gereageerd. Ten aanzien van reclamant sub 3 kan de vraag worden gesteld of, gelet op de stand van zaken met betrekking tot het minnelijk overleg, niet eerst getracht kan worden alsnog een reactie van reclamant te verkrijgen alvorens de administratieve onteigeningsprocedure te starten. Aan reclamant sub 4 is op 2 oktober 2002 een schriftelijke aanbieding gedaan. De daaropvolgende onderhandelingen hebben ertoe geleid dat op 22 januari 2003 reclamant een aangepaste schadeloosstelling op basis van vervangende gronden is aangeboden. Uit het ontwerpbesluit blijkt niet of reclamant dit aanbod heeft afgewezen. Uit het vorenstaande blijkt niet dat in redelijkheid kon worden aangenomen dat er voldoende doch vruchteloze pogingen zijn ondernomen om met reclamanten tot overeenstemming te komen. De Raad meent dat de noodzaak tot onteigening van de gronden van de reclamanten sub 1, 2, 3 en 4 niet is aangetoond en adviseert deze gronden buiten de onteigening te houden en het ontwerpbesluit dienovereenkomstig aan te passen. 2. Uit de overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen van reclamanten sub 6 en 7 blijkt dat na een stagnatie van ruim een jaar aan deze reclamanten op 3 oktober 2002 een schriftelijke aanbieding is gedaan. Over de oorzaken van deze vertraging wordt niets vermeld. Die zouden alsnog moeten worden vermeld. Wel blijkt uit deze overwegingen dat op 23 oktober 2002 nog minnelijk overleg met deze reclamanten is gevoerd waarin deze om duidelijkheid hebben gevraagd met betrekking tot de belangstelling die de gemeente Bernheze in een eerder stadium voor aankoop van hun gronden heeft getoond. Hierover heeft de verzoeker om onteigening pas op 16 januari 2003 uitsluitsel gegeven, dus ruim twee maanden na de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure. Aangezien het hier ging om wezenlijke informatie voor reclamanten in een voor hen complexe overlegsituatie, had de verzoeker om onteigening nu hij betere mogelijkheden had om aan die informatie te komen, die informatie eerder moeten verstrekken. Pas na het verstrekken van die informatie had hij kunnen onderzoeken of hij met deze reclamanten binnen redelijke termijn tot overeenstemming zou kunnen komen en de vraag kunnen beantwoorden of jegens hen toepassing zou moeten worden gegeven aan de onteigeningswet. Nu hij dat heeft nagelaten, is de noodzaak van de onteigening van de gronden van reclamanten sub 6 en 7 naar de mening van de Raad niet aangetoond en zullen (ook) die gronden buiten de onteigening moeten worden gehouden. Het college adviseert het ontwerpbesluit in vorenvermelde zin aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet tot aanvulling van de bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, de provinciale staten en de gemeenteraden in verband met de tijdelijke vervanging van hun leden wegens zwangerschap, bevalling of ziekte.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet tot aanvulling van de bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, de provinciale staten en de gemeenteraden in verband met de tijdelijke vervanging van hun leden wegens zwangerschap, bevalling of ziekte.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijzigingen van het Kansspelenbesluit in verband met de taakuitoefening van de kansspelautoriteit en enkele redactionele wijzigingen van het Speelautomatenbesluit 2000, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijzigingen van het Kansspelenbesluit in verband met de taakuitoefening van de kansspelautoriteit en enkele redactionele wijzigingen van het Speelautomatenbesluit 2000, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2013, no.13.000500, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijzigingen van het Kansspelenbesluit in verband met de taakuitoefening van de kansspelautoriteit en enkele redactionele wijzigingen van het Speelautomatenbesluit 2000, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter implementatie van richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter implementatie van richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2015, no.2015000328, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter implementatie van richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland; 's-Gravenhage, 21 december 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland; 's-Gravenhage, 21 december 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte (Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte (Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003).Bij Kabinetsmissive van 21 augustus 2003, no.03.003403, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte (Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003). Het wetsvoorstel betreft een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever gedurende het tweede ziektejaar van een werknemer. Beoogd wordt de werkgever en de zieke werknemer door middel van loondoorbetaling tot 70% gedurende het tweede ziektejaar een financiële prikkel te geven die tot doel heeft zieke werknemers zoveel mogelijk te laten terugkeren in het arbeidsproces en hen aldus uit de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) te houden. Voorts worden regels gegeven voor de wijze waarop geschillen over bepaalde met de arbeidsongeschiktheid en reïntegratie in het arbeidsproces van zieke werknemers samenhangende verplichtingen van werkgevers en werknemers kunnen worden beslecht. De Raad van State heeft eerder geadviseerd inzake een wetsvoorstel betreffende verlenging van de loondoorbetalingsverplichting(zie noot 1), welk wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal(zie noot 2) en nadien is ingetrokken.(zie noot 3) Het onderhavige voorstel volgt het eerder ingediende wetsvoorstel, maar bevat op twee punten een wijziging. Ten eerste wordt thans tevens voorgesteld de subsidie bij reïntegratie bij een andere werkgever en de subsidie voor training, scholing en begeleiding bij de eigen werkgever af te schaffen.(zie noot 4) De tweede wijziging betreft het niet-verlengen van de wettelijke minimumloongarantie in het tweede ziektejaar.(zie noot 5) De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel en verwijst daarbij naar zijn advies van 27 september 2002 inzake het hiervoor bedoelde eerdere wetsvoorstel, en maakt de volgende kanttekeningen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Terzake van het niet verlengen van de wettelijke minimumloongarantie vraagt de Raad zich af of is onderkend het mogelijke effect van deze maatregel op de dagloonregels die ten grondslag liggen aan de rechten van betrokkenen op grond van de Werkloosheidswet. De Raad adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. 2.. Inzake het afschaffen van de subsidie bij reïntegratie wijst de Raad op het volgende. Voor werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek worden kan ingevolge het wetsvoorstel geen subsidie voor scholing, training en begeleiding en geen subsidie voor reïntegratieactiviteiten, gericht op de inschakeling in de arbeid bij een ander bedrijf, meer worden aangevraagd. Ten behoeve van het overgangsrecht wordt voor diegenen die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden in Artikel VIII, onderdeel I, een nieuw artikel 87d van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voorgesteld. Op grond van het derde lid van dat artikel kunnen bij ministeriële regeling nadere en afwijkende regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder en het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verstrekt. De Raad merkt op dat afwijken van de wet bij ministeriële regeling vermeden dient te worden. De Raad adviseert, voorzover afwijkingen niet in de wet zelf kunnen worden opgenomen, deze op het niveau van algemene maatregel van bestuur te regelen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Lucia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Castries, 2 december 2009 (Trb. 2010, 51), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Lucia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Castries, 2 december 2009 (Trb. 2010, 51), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2010, no.10.001189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Lucia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Castries, 2 december 2009 (Trb. 2010, 51), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (wegneming van enkele onvolkomenheden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (wegneming van enkele onvolkomenheden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2008, no.08.001716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (wegneming van enkele onvolkomenheden), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2016, no.2016001160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol van 3 juni 1999 inzake de herziening van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COT

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol van 3 juni 1999 inzake de herziening van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COT
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201, met bijkomende werken in de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen en Uithoorn.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201, met bijkomende werken in de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen en Uithoorn.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 14 juni 2006, no.RWSCD BJV 2006/4895, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201, met bijkomende werken in de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen en Uithoorn.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het vaststellen van decentralisatie- en integratie-uitkeringen over het jaar 2009 en van enkele andere uitkeringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het vaststellen van decentralisatie- en integratie-uitkeringen over het jaar 2009 en van enkele andere uitkeringen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2010, no.10.003178, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het vaststellen van decentralisatie- en integratie-uitkeringen over het jaar 2009 en van enkele andere uitkeringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van Verordening (EU) nr. 390/2013 en Verordening (EU) nr. 391/2013 inzake heffingen en prestaties in het kader van luchtvaartnavigatiediensten alsmede Verordening (EU) nr. 996/2010 inzake noodplanverplichtingen in het kader van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van Verordening (EU) nr. 390/2013 en Verordening (EU) nr. 391/2013 inzake heffingen en prestaties in het kader van luchtvaartnavigatiediensten alsmede Verordening (EU) nr. 996/2010 inzake noodplanverplichtingen in het kader van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2014, no.2014001294, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van Verordening (EU) nr. 390/2013 en Verordening (EU) nr. 391/2013 inzake heffingen en prestaties in het kader van luchtvaartnavigatiediensten alsmede Verordening (EU) nr. 996/2010 inzake noodplanverplichtingen in het kader van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Arbeidstijdenwet (werkgeversaansprakelijkheid voor overtreding van bestuurders, zijnde werknemers).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Arbeidstijdenwet (werkgeversaansprakelijkheid voor overtreding van bestuurders, zijnde werknemers).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte en van de wet van 19 juni 1996 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband met de zogenaamde huursombenadering (Stb. 323) (wijziging percentages).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte en van de wet van 19 juni 1996 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband met de zogenaamde huursombenadering (Stb. 323) (wijziging percentages).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het onderwijs in de Friese taal, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het onderwijs in de Friese taal, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt ertoe de bevoegdheid tot het vaststellen van de kerndoelen Friese taal in de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet op de expertisecentra (WEC) te delegeren aan provinciale staten. Voorafgaand aan de vaststelling van de kerndoelen Fries dient overleg met het onderwijsveld plaats te vinden en voorts dient instemming van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verkregen te zijn. Daarnaast worden in de betreffende wetten enige voorwaarden gesteld met betrekking tot de door de provinciale staten vast te stellen kerndoelen. Ten slotte worden gedeputeerde staten van de provincie Fryslân verplicht criteria vast te stellen voor het al dan niet verlenen van een gedeeltelijke of volledige ontheffing van de verplichting onderwijs te geven in de Friese taal.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie in verband met de flexibilisering van bestaande vergunningen voor GSM, GSM gecombineerd met DCS1800, en DCS1800 en wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het digitaliseringsbeleid voor commerciële radio, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie in verband met de flexibilisering van bestaande vergunningen voor GSM, GSM gecombineerd met DCS1800, en DCS1800 en wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het digitaliseringsbeleid voor commerciële radio, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 april 2010, no.10.001056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie in verband met de flexibilisering van bestaande vergunningen voor GSM, GSM gecombineerd met DCS1800, en DCS1800 en wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het digitaliseringsbeleid voor commerciële radio, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Asbest-verwijderingsbesluit (sloop van tuinbouwkassen met asbestbevattende voegkit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Asbest-verwijderingsbesluit (sloop van tuinbouwkassen met asbestbevattende voegkit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, in verband met het mogelijk maken van doorberekening van de plaatsings- en verwijderingskosten van het verkeersbord met daarop de prijzen van motorbrandstoffen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, in verband met het mogelijk maken van doorberekening van de plaatsings- en verwijderingskosten van het verkeersbord met daarop de prijzen van motorbrandstoffen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet milieubeheer (Registratie gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet milieubeheer (Registratie gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2013, no.13.002204, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met de aanpassing van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met de aanpassing van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2013, no.13.000549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met de aanpassing van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake het conceptkabinetsstandpunt op het eindrapport "Van wetten weten" van de Visitatiecommissie wetgeving.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake het conceptkabinetsstandpunt op het eindrapport "Van wetten weten" van de Visitatiecommissie wetgeving.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Huursubsidiewet (verhoging van het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Huursubsidiewet (verhoging van het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 januari 2004, no.04.000183, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Huursubsidiewet (verhoging van het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe in het kader van versobering van de huursubsidie de huurders een grotere eigen bijdrage in de maandelijkse huur te laten betalen. Daartoe wordt het gedeelte van de rekenhuur (de huurprijs die de huurder op de peildatum per maand verschuldigd is) dat voor rekening van de huurder blijft, verhoogd met 12,- . De Raad van State maakt opmerkingen met betrekking tot het nieuwe begrip basishuur, de keuze van het instrument en eventuele gevolgen van de wijziging. 1. In de memorie van toelichting wordt als motivering van de voorgestelde wijziging van de Huursubsidiewet (HSW) alleen verwezen naar de (financiële) afspraken in het Hoofdlijnenakkoord. De Raad adviseert in de toelichting een nadere (beleidsmatige) onderbouwing te geven van de versobering van de huursubsidie. 2. Het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft en waarover geen huursubsidie wordt toegekend, wordt thans aangeduid met het begrip normhuur (artikel 16, eerste lid, HSW). Met dit wetsvoorstel wordt het begrip basishuur geïntroduceerd, dat in de plaats komt van normhuur. De aanduiding normhuur blijft evenwel gehandhaafd. Het begrip normhuur krijgt een andere betekenis en wordt ook niet meer gedefinieerd, maar alleen nog gebruikt als behorende bij het minimuminkomensijkpunt (artikel 17, tweede lid, HSW), dan wel het referentie-inkomensijkpunt (artikel 18, eerste lid, HSW).(zie noot 1) Het wordt voorts nog gebruikt bij de berekening van de basishuur, zijnde de normhuur plus 12,-. Nu de toelichting alleen aangeeft dat wijziging van de basishuur noodzakelijk is, maar niet uiteenzet om welke reden daarnaast nog behoefte bestaat aan handhaving van het begrip normhuur geeft de Raad in overweging het naast elkaar bezigen van beide begrippen van een dragende motivering te voorzien en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. 3. Met het introduceren van de basishuur als het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder dient te blijven en de invulling die aan dit begrip wordt toegekend, namelijk normhuur plus 12,-, lijkt wijziging aangebracht te worden in het uitgangspunt van hetgeen tot op heden als normhuur wordt aangeduid. Uit de memorie van toelichting bij de HSW(zie noot 2) blijkt dat een duidelijke relatie bestaat tussen het gedeelte van de huur dat de huurder zelf moet betalen en het (huishoud)inkomen van de aanvrager. Daarbij is uitgegaan van wat huurders, in het bijzonder alleenstaanden, met een inkomen op het minimumniveau nog zelf aan huur kunnen betalen.(zie noot 3) Met de voorgestelde verhoging van 12,- wordt de samenhang met het inkomen van de huurder losgelaten. Dit klemt temeer wanneer, zoals de toelichting aangeeft, in de komende jaren een verdere stijging zal worden doorgevoerd om te voldoen aan de taakstelling de huursubsidie-uitgaven met 210 miljoen structureel te beperken. De Raad meent dat op deze wijze afbreuk wordt gedaan aan de aanvankelijk gekozen systematiek. Nu de toelichting niet duidelijk maakt op welke wijze de voorgestelde aanpassing gerelateerd is aan de draagkracht van de huurder, behoeft deze aanvulling. De Raad adviseert daarin te voorzien. 4. Uit de toelichting blijkt niet, waarom gekozen is voor de verhoging van de eigen bijdrage in de betaling van de maandelijkse huur op de wijze zoals nu voorgesteld. Derhalve wordt niet duidelijk of mogelijk ook aanpassing van andere indicatoren die bepalend zijn voor het berekenen van de huursubsidie, overwogen is. Verder wordt een uiteenzetting gemist over de inkomenseffecten die de voorgestelde verhoging van de eigen bijdrage in de maandelijkse huur zal hebben voor de degenen die in aanmerking komen voor huursubsidie, mede gelet op de mogelijke verhoging van hun lasten op andere terreinen. De Raad adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de keuze van het instrument en aan de positie van de huurder. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregister alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregister alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2007, no.07.001471, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregister alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2010, no.10.000077, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2010), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2010), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2009, no.09.002219, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2010), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van asbest (implementatie van wijzigingsrichtlijn nr. 2003/18/EG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van asbest (implementatie van wijzigingsrichtlijn nr. 2003/18/EG), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de oprichting van de Caraïbische Postunie, met Protocol; St. Lucia, 4/5 september 1997, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de oprichting van de Caraïbische Postunie, met Protocol; St. Lucia, 4/5 september 1997, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2008, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2008, met bijlagen.Bij Kabinetsmissive van 3 september 2007, no.07.002721, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Ontwerp-Miljoenennota 2008, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van de co-financiering van Europese programma's (Besluit co-financiering EFRO-programma's).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van de co-financiering van Europese programma's (Besluit co-financiering EFRO-programma's).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor bevorderen eigen verantwoordelijkheid sociale partners voor toeleiding van werk naar werk (Tijdelijk besluit van werk naar werk), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor bevorderen eigen verantwoordelijkheid sociale partners voor toeleiding van werk naar werk (Tijdelijk besluit van werk naar werk), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2010, no.10.001976, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor bevorderen eigen verantwoordelijkheid sociale partners voor toeleiding van werk naar werk (Tijdelijk besluit van werk naar werk), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van beperkte aard in de Telecommunicatiewet, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mijnbouwwet en enkele andere daarmee verbandhoudende wetten, de Wet voorraadvorming, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van beperkte aard in de Telecommunicatiewet, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mijnbouwwet en enkele andere daarmee verbandhoudende wetten, de Wet voorraadvorming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet, houdende maatregelen tot opsporing en verzekering van personen die ondanks hun verzekeringsplicht geen zorgverzekering hebben en beperking van het aantal zorgverzekeringen tot één per verzekeringsplichtige (opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet, houdende maatregelen tot opsporing en verzekering van personen die ondanks hun verzekeringsplicht geen zorgverzekering hebben en beperking van het aantal zorgverzekeringen tot één per verzekeringsplichtige (opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2009, no.09.001467, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet, houdende maatregelen tot opsporing en verzekering van personen die ondanks hun verzekeringsplicht geen zorgverzekering hebben en beperking van het aantal zorgverzekeringen tot één per verzekeringsplichtige (opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en enige andere besluiten in verband met de inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en enige andere besluiten in verband met de inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2001, no.01.000954, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en enige andere besluiten in verband met de inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit. Het ontwerpbesluit strekt ertoe de toepassing van de Arbeidstijdenwet (ATW) en het Arbeidstijdenbesluit (ATB) binnen het Ministerie van Defensie te regelen. In situaties waarin de werking van de ATW niet is te verenigen met de aan de defensieorganisatie opgedragen taken is de ATW voor defensiepersoneel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing (artikel 2:4, tweede en derde lid, ATW). Daarnaast bestaat op grond van artikel 5:12, eerste lid, ATW, de mogelijkheid om af te wijken van de ATW dan wel regels te stellen die beogen die wet aan te vullen. Ten aanzien van arbeid verricht door defensiepersoneel dat als zodanig werkzaam is, is van die mogelijkheid gebruikgemaakt in paragraaf 5.6 ATB. De systematiek van de ATW en het ATB gaat met betrekking tot arbeids- en rusttijden uit van een standaard- en een overlegregeling. In het ontwerpbesluit wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid die de ATW biedt om overeenkomstig artikel 1:3 of 1:4 van die wet een collectieve regeling te treffen over de toepassing van de overlegregeling. Die overlegregeling - inclusief de toepassing van afwijkende en aanvullende regels van het ATB - wordt tot stand gebracht in het overleg tussen werkgever en werknemer en maakt het mogelijk om met meer flexibiliteit in te spelen op de specifieke situatie bij de werkorganisatie door binnen de ruimere normen van de overlegregeling af te wijken van de standaardregeling. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Het ontwerpbesluit bevat collectieve afspraken inzake werk- en rusttijden voor het militair en burgerpersoneel behorend tot het Ministerie van Defensie die overeenkomstig artikel 1:3 ATW zijn vastgelegd en uitgewerkt in hoofdstuk 7 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en in hoofdstuk 4 van het Besluit ambtenarenreglement defensie (BARD). In verband met de vaststelling en uitvoering van de ongeveer 280 werk- en rusttijdenregelingen op onderdeelsniveau is een groot aantal algemeen geldende bepalingen uit de ATW en het ATB - soms nagenoeg letterlijk - overgenomen. Met de keuze voor het in de nota van toelichting genoemde begrip "zelfdragendheid" introduceert het Ministerie van Defensie een concept dat is ingegeven door praktische overwegingen, maar dat naar de mening van de Raad de gestelde oogmerken niet, althans onvoldoende, kan bereiken en dat juridisch gezien minder geslaagd is. De Raad noemt de volgende bezwaren. Het begrip zelfdragendheid wekt de indruk van een autonoom en volledig besluit, terwijl dat niet zo is. De nota van toelichting merkt hierover op dat de niet in het AMAR en het BARD overgenomen (algemene) bepalingen van de ATW en het ATB onverkort van toepassing zijn op de arbeid van het defensiepersoneel.(zie noot 1) De consequentie van het oogmerk van zelfdragendheid is dat bij toekomstige wijzigingen van de ATW en het ATB mogelijk ook het AMAR en het BARD gewijzigd moeten worden.(zie noot 2) De voorkeur voor een praktisch hanteerbaar document nu, leidt op die manier op termijn tot onnodige wetgevingsactiviteit. Zoals blijkt moet ook in een zelfdragende werk- en rusttijdenregeling gewerkt worden met een weinig transparant stelsel van verwijzingen naar andere bepalingen.(zie noot 3) Een dergelijke onoverzichtelijk systeem staat op gespannen voet met het streven naar een document dat op onderdeelsniveau praktisch hanteerbaar is. De Raad adviseert daarom de verwarrende term "zelfdragendheid" achterwege te laten. Daar waar toepassing van de overlegregeling tot dezelfde resultaten leidt als het rechtstreeks toepassen van de ATW of het ATB op het defensiepersoneel, is het beter de in het besluit opgenomen collectieve regeling zo te beperken, dat alle onderdelen die alleen om praktische redenen zijn overgenomen uit de ATW of het ATB, maar die geen zelfstandige functie hebben, te schrappen. De collectieve regeling wordt hierdoor beperkt tot slechts die onderdelen die strekken tot aanvulling of afwijking van de ATW en het ATB. Desgewenst kan voor de praktische hanteerbaarheid van de regelingen een brochure worden samengesteld waarin de regeling van de werk - en rusttijden geheel uiteengezet wordt, met verwijzing naar de verschillende wettelijke bepalingen. 2. Volgens paragraaf 3 van de nota van toelichting wordt er in situaties dat een algemene uitzonderingsbepaling wordt toegepast naar gestreefd het personeel in de geest van de werk- en rusttijdenregeling in te zetten. De Raad adviseert dit voornemen in de nota van toelichting te verduidelijken. 3. Het begrip "oefening" uit artikel 2:4 ATW is blijkens de toelichting niet meer actueel; in verband daarmee is in artikel 54a AMAR en in artikel 30a BARD een nieuwe definitie opgenomen die meer in overeenstemming is met de verruimde taakstelling van Defensie. Zo is geschrapt dat oefeningen "onder oorlogsnabootsende omstandigheden" plaatsvinden en zijn "oorlogstaken" vervangen door: "de aan de krijgsmacht opgedragen operationele taken". Deze aanpak heeft echter tot gevolg dat het begrip "oefening" in de ATW enerzijds en in het AMAR en het BARD anderzijds verschillend gedefinieerd wordt. Dit terwijl de definitie in de ATW bij haar totstandkoming is omschreven als een begrip dat volledig is gerelateerd aan het defensiepersoneel. Met de opneming van een definitie van oefening in de ATW is beoogd dat het niet meer mogelijk is om bijvoorbeeld in het Arbeidstijdenbesluit het begrip oefening in andere dan specifieke defensiesituaties te hanteren.(zie noot 4) Door de voorgestelde wijziging ontstaan echter twee verschillende definities voor de defensiesituatie; een oude en een nieuwe definitie. De Raad hecht er aan dat slechts één begrip wordt gehanteerd. Daarom beveelt hij aan de definitie in het AMAR en het BARD niet te wijzigen alvorens de definitie in de ATW is gewijzigd. De Raad adviseert dit laatste zo spoedig mogelijk te doen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Tracéwet, Spoedwet wegverbreding en de Wet ruimtelijke ordening met het oog op de verbetering van de beroepsprocedure, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Tracéwet, Spoedwet wegverbreding en de Wet ruimtelijke ordening met het oog op de verbetering van de beroepsprocedure, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2007, no.07.004048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Tracéwet, Spoedwet wegverbreding en de Wet ruimtelijke ordening met het oog op de verbetering van de beroepsprocedure, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels voor subsidiering van landelijke onderwijsonder- steunende activiteiten (Wet subsidiering landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 20..).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels voor subsidiering van landelijke onderwijsonder- steunende activiteiten (Wet subsidiering landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 20..).Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2012, no.12.002295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor subsidiering van landelijke onderwijsonder- steunende activiteiten (Wet subsidiering landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met het beperken van de maximumduur van de uitkering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met het beperken van de maximumduur van de uitkering, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2012, no.12.001127, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met het beperken van de maximumduur van de uitkering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de minimumeisen voor de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de minimumeisen voor de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2013, no.13.001065, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de minimumeisen voor de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake twee amendementen op het voorstel van wet houdende regels omtrent het transport en de levering van gas (Gaswet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake twee amendementen op het voorstel van wet houdende regels omtrent het transport en de levering van gas (Gaswet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting ter actualisatie van de lijsten I en II van de Opiumwet bij de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Opiumwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting ter actualisatie van de lijsten I en II van de Opiumwet bij de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Opiumwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van continue screening in de kinderopvang (Besluit continue screening kinderopvang), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van continue screening in de kinderopvang (Besluit continue screening kinderopvang), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002674, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van continue screening in de kinderopvang (Besluit continue screening kinderopvang), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanpassing van boek 3 en boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten met betrekking tot invoering van de elektronische handtekening ter uitvoering van richtlijn nr.1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG L 13) (Wet invoering elektronische handtekeningen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanpassing van boek 3 en boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten met betrekking tot invoering van de elektronische handtekening ter uitvoering van richtlijn nr.1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG L 13) (Wet invoering elektronische handtekeningen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet, houdende regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Uitvoeringswet EFRO), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet, houdende regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Uitvoeringswet EFRO), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2013, no. 13.001100, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Uitvoeringswet EFRO), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het bepalen van het moment en de wijze van het omzetten van het dagloon van uitkeringsrechten gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze gold voor inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Besluit conversie WW), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het bepalen van het moment en de wijze van het omzetten van het dagloon van uitkeringsrechten gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze gold voor inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Besluit conversie WW), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2014, no.2014001305, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het bepalen van het moment en de wijze van het omzetten van het dagloon van uitkeringsrechten gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze gold voor inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Besluit conversie WW), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet in verband met de digitalisering van de handhaving van veelvoorkomende overtredingen (Wet digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen), met memorie van toelichting. Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet in verband met de digitalisering van de handhaving van veelvoorkomende overtredingen (Wet digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen), met memorie van toelichting. Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 19 april 2013, no.13.000840, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet in verband met de digitalisering van de handhaving van veelvoorkomende overtredingen (Wet digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de introductie van de rechtstreeks gekozen burgemeester (Wet introductie gekozen burgemeester), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de introductie van de rechtstreeks gekozen burgemeester (Wet introductie gekozen burgemeester), met memorie van toelichting.Inhoudsoverzicht I. INLEIDING II. AANLEIDING om de gekozen burgemeester te introduceren 2. De aanleiding volgens de memorie van toelichting 3. De burgemeesters en de staatkundige veranderingen 4. Verzwakte positie burgemeester; "statusincongruentie" 5. Noodzaak versterking bevoegdheden op het gebied van de veiligheid 6. Stelsel van kroonbenoeming heeft eindfase bereikt 7. Hoe overtuigend zijn de aangevoerde motieven? III. MOGELIJKE CONSEQUENTIES VAN DE GEKOZEN BURGEMEESTER 8. Inleiding 9. De burgemeester en de bevolking 10. De burgemeester en de raad: (a) burgemeester en raad als concurrenten, (b) tussentijdse verkiezingen, (c) grondwettelijke aspecten 11. De gekozen burgemeester en de wethouders 12. De burgemeester, de secretaris en de ambtenaren 13. Burgemeester en andere overheden 14. De gekozen burgemeester en de politie 15. Balans IV. INVOERING VAN DE GEKOZEN BURGEMEESTER 16. Inleiding 17. Invoering 18. Invoering ineens of in fasen? V. OVERIGE OPMERKINGEN 19. Collegevergaderingen 20. Ontslag burgemeester door de raad 21. Ontslag wegens langdurige ziekte 22. Ambtsinstructie Commissaris van de Koning 23. Ambtseed waarnemend burgemeester 24. Burgemeester en ambtenaren 25. Beleid inzake handhaving en openbare veiligheid 26. Redactionele bijlage Bijlage Redactionele opmerkingen
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Maleisië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, zoals gewijzigd bij Protocol; 's-Gravenhage, 4 december 2009 (Trb. 2010, 17), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Maleisië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, zoals gewijzigd bij Protocol; 's-Gravenhage, 4 december 2009 (Trb. 2010, 17), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2010, no.10.001144, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Tweede Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Maleisië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, zoals gewijzigd bij Protocol; 's-Gravenhage, 4 december 2009 (Trb. 2010, 17), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 en het Besluit participatiebudget in verband met de uitkering voor inkomensvoorzieningen aan gemeenten en het SZW-deel van het participatiebudget voor de jaren 2010 en volgende, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 en het Besluit participatiebudget in verband met de uitkering voor inkomensvoorzieningen aan gemeenten en het SZW-deel van het participatiebudget voor de jaren 2010 en volgende, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2009, no.09.001820, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 en het Besluit participatiebudget in verband met de uitkering voor inkomensvoorzieningen aan gemeenten en het SZW-deel van het participatiebudget voor de jaren 2010 en volgende, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met onder meer de vergoeding van premie aan deelnemers die als zelfstandige verplicht verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met onder meer de vergoeding van premie aan deelnemers die als zelfstandige verplicht verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter voorkoming van de toename van het aantal personen met een verhoogde gevoeligheid voor bepaalde verontreinigende stoffen in de buitenlucht die verblijven op bij die bepalingen aangewezen plaatsen (Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter voorkoming van de toename van het aantal personen met een verhoogde gevoeligheid voor bepaalde verontreinigende stoffen in de buitenlucht die verblijven op bij die bepalingen aangewezen plaatsen (Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2008, no.08.002164, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende bepalingen ter voorkoming van de toename van het aantal personen met een verhoogde gevoeligheid voor bepaalde verontreinigende stoffen in de buitenlucht die verblijven op bij die bepalingen aangewezen plaatsen (Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de voorschriften inzake educatie, splitsing van instellingen en vaststelling ondergrens aan de bekostiging deeltijdse beroepsopleidingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de voorschriften inzake educatie, splitsing van instellingen en vaststelling ondergrens aan de bekostiging deeltijdse beroepsopleidingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een nieuw besluit voor de sectoren Rijk, Politie en Defensie inzake het melden van vermoedens van misstanden in verband met de Wet Huis voor klokkenluiders (Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een nieuw besluit voor de sectoren Rijk, Politie en Defensie inzake het melden van vermoedens van misstanden in verband met de Wet Huis voor klokkenluiders (Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2016, no.2016001796, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een nieuw besluit voor de sectoren Rijk, Politie en Defensie inzake het melden van vermoedens van misstanden in verband met de Wet Huis voor klokkenluiders (Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Huursubsidiewet (introductie van het beperkt huursubsidiebericht voor bepaalde huurders).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Huursubsidiewet (introductie van het beperkt huursubsidiebericht voor bepaalde huurders).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 in het kader van administratieve lastenverlichting en vereenvouding in sociale verzekeringswetten (Aansluitingswet Walvis).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 in het kader van administratieve lastenverlichting en vereenvouding in sociale verzekeringswetten (Aansluitingswet Walvis).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van enige besluiten aan de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer (Aanpassingsbesluit Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van enige besluiten aan de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer (Aanpassingsbesluit Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2007, no.07.003280, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van enige besluiten aan de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer (Aanpassingsbesluit Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Besluit glastuinbouw (vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Besluit glastuinbouw (vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 augustus 2009, no.09.002224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Besluit glastuinbouw (vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regeling van aard, inhoud en omvang van aanspraken van cliënten op grond van de Wet op de jeugdzorg (Besluit jeugdzorgaanspraken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regeling van aard, inhoud en omvang van aanspraken van cliënten op grond van de Wet op de jeugdzorg (Besluit jeugdzorgaanspraken).Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2003, no.03.003992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regeling van aard, inhoud en omvang van aanspraken van cliënten op grond van de Wet op de jeugdzorg (Besluit jeugdzorgaanspraken). Het ontwerpbesluit strekt ertoe de aard, inhoud en omvang van de jeugdzorg waarop ingevolge de Wet op de jeugdzorg (WJZ) aanspraak bestaat te regelen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de samenvoeging met andere algemene maatregelen van bestuur ter uitvoering van de WJZ en de afbakening met andere relevante regelingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Samenvoeging tot één algemene maatregel van bestuur Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan artikel 3, eerste lid, WJZ, en regelt op welke jeugdzorg een cliënt op grond van die wet aanspraak heeft. De aanwijzing van de jeugdzorg waarop aanspraak bestaat brengt niet een voor een cliënt direct opeisbaar recht mee. Voorwaarde voor een individuele aanspraak is een indicatiebesluit van het bureau jeugdzorg. De inhoudelijke vereisten waaraan een indicatiebesluit moet voldoen, worden geregeld in het Besluit indicatie jeugdzorg.(zie noot 1) Daarin worden eveneens opgenomen de vormen van AWBZ-zorg, waarvoor het bureau jeugdzorg op grond van artikel 5, tweede lid, onder b, WJZ de indicatietaak heeft en de regels voor aanspraak op jeugdzorg in spoedeisende situaties. De regeling met betrekking tot de aanwijzing van de gevallen waarin geen indicatiebesluit nodig is, wordt opgenomen in het Besluit rechtstreekse verwijzing jeugd-ggz(zie noot 2), terwijl het Besluit kwaliteit en werkwijze bureau jeugdzorg(zie noot 3) zich richt op kwaliteitseisen ten aanzien van het functioneren van de bureaus jeugdzorg. Al deze ontwerpbesluiten hangen nauw met elkaar samen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de WJZ(zie noot 4) is met recht opgemerkt dat het feit dat in een groot aantal bepalingen in regeling bij algemene maatregel van bestuur wordt voorzien niet betekent dat even zovele algemene maatregelen van bestuur opgesteld zullen worden. Aangezien de verschillende algemene maatregelen van bestuur inhoudelijk aan elkaar raken ligt het in de bedoeling samenhangende onderwerpen in één en dezelfde regeling onder te brengen, aldus de bewindslieden. Tegen deze achtergrond vraagt de Raad zich af of bundeling van de verschillende onderwerpen in één regeling niet de voorkeur verdient. Op die wijze wordt de onderlinge samenhang veel duidelijker, kan volstaan worden met het eenmalig vermelden van definities en behoeft niet steeds naar andere besluiten te worden verwezen. Ook voor de praktijk lijkt één enkele regeling veel handzamer. De Raad geeft in overweging de aan hem voorgelegde regelingen te integreren en samen te voegen tot één algemene maatregel van bestuur. Indien aan handhaving van de nu voorgestelde opzet de voorkeur wordt gegeven, dan dient deze van een overtuigende motivering te worden voorzien. 2. Afbakening In het ontwerpbesluit is gekozen voor een globale omschrijving van aanspraken. Deze keuze is in het bijzonder ingegeven door de wens om de cliënt jeugdzorg op maat te kunnen leveren en door het feit dat het niet goed mogelijk is een gedetailleerde omschrijving te geven van de jeugdzorg waarop aanspraak bestaat. Hoewel voor het ontbreken van een gedetailleerde aanduiding van de vormen van jeugdzorg begrip kan worden opgebracht, en mogelijk ook in de praktijk, mede door het instrument van protocollen(zie noot 5), aanscherping van de indicatiestelling zal kunnen plaatsvinden, is de gekozen opzet niet zonder gevolgen. Ook hoofdstuk 4 van de toelichting maakt melding van knelpunten in de afgrenzing, enerzijds naar de jeugdzorg waarop ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aanspraak kan bestaan, anderzijds naar de lokale jeugdzorg. a. Bij de afbakening naar de AWBZ geldt als uitgangspunt dat op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ de verzekerde slechts aanspraak heeft op de in dat lid opgesomde vormen van zorg, voorzover die zorg niet kan worden bekostigd op grond van een andere wettelijke regeling. Jeugdzorg op grond van de AWBZ moet derhalve worden gezien als een "sluitstuk". Dit betekent dat in het ontwerpbesluit scherp omlijnde begrippen in beginsel niet gemist kunnen worden. Het ontbreken daarvan kan op een aantal onderdelen mogelijk tot problemen leiden. Zo is de behandeling of begeleiding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het ontwerpbesluit gericht op het voorkomen van verergering van psychosociale of sociale problemen, maar kan op grond van artikel 7 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ eveneens activerende begeleiding worden verleend gericht op het voorkomen van verergering van gedragsproblematiek of psychische problematiek.(zie noot 6) In de gevallen dat een psychiatrische aanpak nodig wordt geoordeeld, is op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ van toepassing. In alle overige situaties is de scheidslijn niet zonder meer duidelijk en hangt het van het oordeel van het bureau jeugdzorg, uitmondend in een indicatiebesluit, af onder welk wettelijk regime de zorg zal worden verleend. De keuze kan echter gevolgen hebben voor de financieringswijze.(zie noot 7) De jeugdzorg op grond van de AWBZ is premiegefinancierd, terwijl de overige jeugdzorg begrotingsgefinancierd is. Indien in een groot aantal gevallen de benodigde zorg zal worden aangemerkt als jeugdzorg op grond van de WJZ, zou een verschuiving van premiefinanciering naar begrotingsfinanciering hiervan het gevolg kunnen zijn.(zie noot 8) De Raad geeft in overweging aan dit aspect in de toelichting aandacht te besteden en het ontwerpbesluit zo mogelijk aan te passen. b. In artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van het ontwerpbesluit is de afgrenzing met de lokale jeugdzorg tot uitdrukking gebracht: er is pas sprake van jeugdzorg op basis van de WJZ, indien de psychosociale of gedragsproblemen van de jeugdige (mede) met behulp van andere voorzieningen dan van zorgaanbieders niet kunnen worden opgelost. Hiermee worden de lokale voorzieningen bedoeld, zoals het algemeen maatschappelijk werk, de jeugdgezondheidszorg, peuterspeelzalen, kinderopvang, jeugd- en jongerenorganisaties, onderwijsinstellingen, opvoedbureaus, internaten, kostscholen.(zie noot 9) Met het oog op het bereiken van een sluitende keten van de jeugdzorg, is overleg gevoerd en overeenstemming bereikt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de MOgroep over een vijftal functies die behoren tot het gemeentelijke domein in aansluiting op de jeugdzorg.(zie noot 10) De mate waarin deze functies op lokaal niveau daadwerkelijk beschikbaar zijn, zal derhalve bepalend zijn voor de mate van druk die op de door de provincie in het kader van de WJZ aangeboden jeugdzorg zal worden gelegd.(zie noot 11) Uitgangspunt is immers dat de cliënt geholpen moet worden. In dat licht is dan ook de wijze waarop tot een toereikende uitvoering van lokale voorzieningen wordt gekomen, zoals reeds uiteengezet in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal(zie noot 12), van groot belang. Ook op het vorenstaande dient, naar het oordeel van de Raad, in de toelichting ingegaan te worden. 3. Adviezen In het slot van hoofdstuk 1 van de toelichting wordt melding gemaakt van voorpublicatie van het ontwerp in de Staatscourant. Nagelaten is mee te delen of deze voorpublicatie aanleiding heeft gegeven tot reacties en op welke wijze relevante opmerkingen zijn verwerkt. De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen. 4. Inwerkingtreding In artikel 7 is bepaald dat het besluit in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De Raad adviseert, mede gelet op aanwijzing 180 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, de noodzaak van deze bijzondere inwerkingtredingsbepaling toe te lichten. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de wijziging van artikel 12 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de wijziging van artikel 12 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2010, no.10.001369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de wijziging van artikel 12 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels met betrekking tot het in de handel brengen en het toepassen van middelen voor in-vitro diagnostiek (Besluit in-vitro diagnostica).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels met betrekking tot het in de handel brengen en het toepassen van middelen voor in-vitro diagnostiek (Besluit in-vitro diagnostica).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het wijzigen van de tellerstand van motorrijtuigen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het wijzigen van de tellerstand van motorrijtuigen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2011, no.11.001583, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het wijzigen van de tellerstand van motorrijtuigen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de inwerkingtreding van de Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan(PbEU 2012, L94), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de inwerkingtreding van de Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan(PbEU 2012, L94), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2014, no.2014000766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de inwerkingtreding van de Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan(PbEU 2012, L94), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens (Besluit SyRI), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens (Besluit SyRI), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2014, no.2014000783, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens (Besluit SyRI), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten in verband met aanpassing verlagingspercentages.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten in verband met aanpassing verlagingspercentages.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2001, no.01.004535, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten in verband met aanpassing verlagingspercentages.Met het ontwerpbesluit wordt beoogd het kortingsregime, zoals dat is neergelegd in het Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten (hierna: het Besluit), voor de tegemoetkomingen in de schade als gevolg van veterinaire maatregelen te matigen. Overtreding van veterinaire voorschriften op een gemengd bedrijf bij één diersoort zal niet meer tot gevolg hebben dat een verlaging zal worden toegepast in de tegemoetkoming in de schade als gevolg van maatregelen bij andere diersoorten. Voorts wordt de korting als gevolg van het niet naleven van identificatie- en registratieverplichtingen (hierna: I en R-regels) gedifferentieerd naar het aantal overtredingen. Hetzelfde geldt voor de overtreding van hygiënevoorschriften. Er zal geen verlaging meer worden toegepast in de tegemoetkoming voor producten en voorwerpen. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.1. Gelet op artikel 86, tweede lid, van de Gezondheids - en welzijnswet voor dieren (GWWD) en de toelichting bij het Besluit zal bij het vaststellen van een kortingsregeling de samenhang tussen de overtreding en de daaraan verbonden veterinaire risico's in het oog moeten worden gehouden. Daarvan uitgaande kan een enkele onregelmatigheid op het bedrijf al tot gevolg hebben dat over de gehele tegemoetkoming wordt gekort, ook wanneer de grond van verlaging slechts betrekking heeft op één of enkele dieren.(zie noot 1) De toelichting op het ontwerpbesluit geeft naar de mening van het college onvoldoende blijk dat de veterinaire risico's ten gevolge van overtreding van voorschriften en de voorgestelde beperking van de thans geldende verlaging van de tegemoetkoming op elkaar zijn afgestemd.De Raad wijst daartoe op het volgende.a. De toelichting relateert de verlaging van de tegemoetkoming aan de mate waarbij overtreding van voorschriften de dierziektebestrijding verwijtbaar in gevaar brengt. Vervolgens wordt de mate van verwijtbaarheid gekoppeld aan het aantal overtredingen (vijf of meer). Het college heeft zich afgevraagd waarom naast hetweliswaar praktische maar betrekkelijk willekeurige getalscriterium ter bepaling van de mate van verlaging van de wettelijke tegemoetkoming niet een voorziening is getroffen waardoor tevens gewicht wordt of kan worden toegekend aan het risico van verdere verspreiding van de dierziekte en aan de mate van gevaar voor de bestrijding ervan. Niet zonder meer valt in te zien dat los van de concrete omstandigheden van het geval alle overtredingen van voorschriften even zwaar (dienen te) wegen vanuit een oogpunt van verwijtbaarheid alsook vanuit een oogpunt van gevaarlijkheid. De Raad acht een getalscriterium beter te rechtvaardigen vanuit een benadering die uitgaat van de omvang van de door overtreding van voorschriften geschapen risico's dan op basis van de verwijtbaarheid.b. In artikel 3, derde lid, wordt bepaald dat indien een tegemoetkoming die betrekking heeft op verschillende diersoorten moet worden verlaagd op grond van het in het eerste lid, onderdelen f, g, h, i, onderscheidenlijk j, en het betrokken verzuim geen betrekking heeft op alle diersoorten waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, de verlaging slechts wordt toegepast op het deel van de tegemoetkoming voor de diersoort of diersoorten waarop het verzuim betrekking heeft. Naar het de Raad voorkomt, is deze afgrenzing uit een oogpunt van voorkoming en beperking van veterinaire risico's slechts concludent met betrekking tot een ziekte die slechts bij die diersoort(en) kan voorkomen waarop het verzuim betrekking heeft. Aan die voorwaarde wordt bijvoorbeeld niet voldaan bij mond- en klauwzeer (mkz), aangezien die ziekte bij alle tweehoevigen kan voorkomen en even besmettelijk is. Bij gevaar van uitbreiding van een ziekte als mkz zal doorgaans het niet nakomen van de I en R-regeling op een gemengd bedrijf met varkens en runderen voor beide diersoorten riskant zijn en tevens hinderlijk bij het traceren van verdachte dieren.c. In de toelichting op artikel 3, eerste lid, onderdeel j, wordt de keuze van de lagere kortingspercentages voor overtredingen van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000 gemotiveerd met het argument dat die noodzakelijk zijn omdat anders varkenshouders die naar verhouding meer met die voorschriften te maken hebben ten opzichte van andere veehouders onevenredig zouden worden gekort. Indien die voorschriften juist bij varkenshouderijen zijn getroffen met het oog op (de) bijbehorende bijzondere veterinaire risico's in vergelijking tot andersoortige veehouderijen, is dit een niet zonder meer overtuigende motivering. Denkbaar is dat voor rundveehouderijen soortgelijke hygiëneregels noodzakelijk zijn, maar (nog) niet zijn ingevoerd, bijvoorbeeld omdat vanwege het intensieve karakter van de varkenshouderij en de daarin naar verhouding veel voorkomende dierverplaatsingen op die bedrijven op het punt van de hygiëne een verhoogd veterinair risico aanwezig is.De Raad acht het gewenst dat de toelichting zowel de rechtvaardiging voor als de effectiviteit van de gewijzigde kortingsregeling nader toelicht vanuit een oogpunt van samenhang tussen overtreding van voorschriften en het voorkomen van veterinaire risico's.2. In het nieuwe aan artikel 3 toe te voegen tweede lid wordt bepaald dat de verlaging niet wordt toegepast op de tegemoetkoming voorzover deze betrekking heeft op producten en voorwerpen. In de toelichting op deze wijziging (op artikel I, onderdeel 3) wordt erop gewezen dat hiervoor is gekozen omdat de waardevaststelling van vernietigde producten en voorwerpen niet aan diersoorten wordt toegerekend en dat een toerekening aan diersoorten "over het algemeen" op problemen zal stuiten. De Raad ziet niet in waarom bij een op grond van artikel 86 GWWD toe te passen verlaging van de tegemoetkoming in de schade aan producten over het algemeen toerekening aan diersoorten problematisch zou zijn. De toelichting behoeft naar het oordeel van het college concretisering en nuancering.3. In artikel II wordt bepaald dat wijzigingen zullen terugwerken tot en met 19 maart 2001. De Raad gaat ervan uit dat het de bedoeling is dat in geval van te veel gekorte tegemoetkomingen renteschade zal worden vergoed voorzover dat, gelet op het feit dat blijkens de aanbiedingsbrief reeds feitelijk uitvoering is gegeven aan het ontwerpbesluit, nog niet is geschied. De toelichting dient daarover uitsluitsel te geven.4. De Raad heeft er begrip voor dat in verband met het ingrijpende karakter van de dit jaar uitgebroken mkz-epidemie de minister en de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben gezocht naar mogelijkheden om op korte termijn onevenredige schade bij veehouders te voorkomen die het gevolg zijn bij onverkorte toepassing van het geldende besluit. Nu het ontwerpbesluit echter een blijvend karakter heeft en de effecten van een aantal van de daarin getroffen matigingen ongewis zijn, beveelt het college aan de kortingsregeling te gelegener tijd te evalueren en aan de hand van de uitkomsten daarvan nader te bezien. Het ligt in de rede daarbij ook het belang te betrekken van specifieke bedrijfsomstandigheden als oorzaak van overtreding en als risicoverhogende factor.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met wijziging van de te verzekeren prestaties Zorgverzekeringswet per 2012 en de eigen bijdragen daarvoor en wijziging van dat besluit en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met stringent pakketbeheer en wijziging van het Besluit tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met wijziging van de te verzekeren prestaties Zorgverzekeringswet per 2012 en de eigen bijdragen daarvoor en wijziging van dat besluit en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met stringent pakketbeheer en wijziging van het Besluit tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2011, no.11.001814, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met wijziging van de te verzekeren prestaties Zorgverzekeringswet per 2012 en de eigen bijdragen daarvoor en wijziging van dat besluit en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met stringent pakketbeheer en wijziging van het Besluit tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2009, no.09.001710, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2015, no.2015001714, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2005, no.05.002462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt ter vervanging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (BMW). Door de vele wijzigingen zijn de BMW en haar uitvoeringsregelingen weinig duidelijk in structuur en gevolgen voor de uitvoering, aldus de memorie van toelichting.(zie noot 1)Het wetsvoorstel beoogt een modern wettelijk kader te bieden, waarbinnen ondernemers en bedrijven zoveel mogelijk ruimte krijgen om hun activiteiten naar eigen inzicht vorm te geven, maar waarbij anderzijds een hoog beschermingsniveau op het gebied van volksgezondheid, arbeidsbescherming en milieu wordt behouden. Daarbij zijn de bestaande kaders van de gewasbeschermingsrichtlijn (Richtlijn 91/414)(zie noot 2) en de biocidenrichtlijn (Richtlijn 98/8)(zie noot 3) nog steeds leidend.(zie noot 4)De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot met name het Europeesrechtelijk kader. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. Richtlijnen 91/414 en 98/8Aangezien reeds in een eerder stadium uitvoering is gegeven aan beide genoemde richtlijnen, strekt dit wetsvoorstel als zodanig niet direct ter implementatie daarvan. Dit laat onverlet dat het wetsvoorstel opnieuw zal moeten voldoen aan de beide richtlijnen.In die gevallen dat de richtlijnen een totale harmonisatie inhouden mogen de lidstaten niet afwijken van de betreffende regeling. Strengere of soepelere normen dan de richtlijn stelt mogen niet worden getroffen tenzij de richtlijn de mogelijkheid daartoe biedt.De Raad heeft op de onderstaande onderdelen afwijkingen geconstateerd.a. Artikel 22Ingevolge artikel 22, derde lid, geldt het verbod tot het in bezit hebben van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen of biociden die niet voldoen aan de daarvoor gegeven gebruiksvoorschriften, niet voor gebruikers, fabrikanten, importeurs en handelaren, mits wordt voldaan aan artikel 75.Blijkens de toelichting gaat het om het in voorraad hebben van bepaalde middelen die nog niet voldoen aan de etiketteringsvoorschriften bij tussentijdse wijzigingen.Artikel 3, derde lid, van Richtlijn 91/414 bevat op dit punt echter geen uitzondering. Alleen ingeval van productie, opslag en verkeer van een gewasbeschermingsmiddel, dat bestemd is voor het gebruik in een andere lidstaat (art. 3, tweede lid, Richtlijn 91/414, ter uitvoering waarvan artikel 74 strekt) is er mogelijkheid tot afwijken.De toelichting dient aan te geven dat dit artikelonderdeel het kader van genoemde richtlijn niet te buiten gaat en zonodig dient het wetsvoorstel aangepast te worden.b. Artikel 26De toelichting op dit artikel merkt op dat voorzien is in een procedure voor het tot elkaar brengen van de vragers naar dierproefgegevens en de bezitters daarvan. Kennelijk wordt gedoeld op het vierde lid, op grond waarvan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (CTGB) regels stelt over de uitwisseling van gegevens.Artikel 13, zevende lid, Richtlijn 91/414 schrijft voor dat de houder(s) van vroegere toelatingen en de aanvrager al hetgeen redelijkerwijs van hen kan worden verlangd moeten doen om overeenstemming te bereiken over de uitwisseling van informatie, teneinde onnodige herhaling van proeven met gewervelde dieren te voorkomen.Nu deze verplichting, die van belang is om te voorkomen dat om commerciële redenen toch tot dierproeven wordt overgegaan, rust op de houders en aanvragers van een toelating, dient de wet zelf een verplichting van die aard te bevatten.Een zelfde opmerking geldt met betrekking tot artikel 13, tweede lid, Ri 98/8.Het wetsvoorstel behoeft aanvulling.c. Artikel 28Artikel 28, eerste tot en met het derde lid, bevat de vereisten waaraan een gewasbeschermingsmiddel moet voldoen om te worden toegelaten.Blijkens de toelichting is gekozen voor een andere opbouw om interpretatieverschillen te voorkomen. De nu voorgestelde opzet maakt, voorzover dit althans het tweede en derde lid betreft, echter onvoldoende duidelijk dat aan deze vereisten op dezelfde voet als het eerste lid moet worden voldaan, zoals artikel 4, eerste lid, Richtlijn 91/414 tot uitdrukking brengt. Een gewasbeschermingsmiddel of biocide kan alleen worden toegelaten als de werkzame stof op bijlage I is vermeld, de uniforme beginselen van bijlage VI zijn toegepast, en aan de beoordelingscriteria en beoordelingsmethoden is voldaan.De splitsing tussen enerzijds het eerste lid, dat als een toelatingsvoorwaarde is geformuleerd en het tweede en derde lid, dat voorziet in een basis voor (sub)delegatie voor uniforme beginselen en toelatingscriteria brengt onvoldoende de onderlinge samenhang en daarmee het verplichtende karakter van de voorschriften als geheel tot uitdrukking.Verder is niet duidelijk aan welk onderdeel van artikel 4 van Richtlijn 91/414 de onderdelen c en d van het derde lid zijn ontleend.Gelet op het vorenstaande behoeven de tekst en de toelichting aanvulling.d. Artikel 29(a). Met betrekking tot artikel 29, eerste lid, onderdeel b, merkt de toelichting op dat een gewasbeschermingsmiddel dat niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarde, alsnog kan worden toegelaten indien een voorschrift kan worden gesteld waardoor het risico wordt weggenomen of beperkt tot een niveau dat wel voldoet aan de toelatingsvoorwaarde.De indruk wordt gewekt dat door middel van het stellen van voorschriften door het CTGB een acceptabel toelatingsniveau kan worden bereikt. Dit verdraagt zich niet met het in artikel 3, derde lid, van Richtlijn 91/414 geformuleerde vereiste van een juist gebruik, waarbij moet worden voldaan aan de toelatingscriteria.Verder schrijft artikel 3, derde lid, van genoemde richtlijn ook voor dat de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken moeten worden toegepast, wil er sprake zijn van goed gebruik. Dit element is niet terug te vinden in artikel 29.(b). Ingevolge het tweede lid kan het CTGB bij de toelating voorschriften geven over daarbij aangegeven onderwerpen, zoals verpakking, aanduiding en vermelding op de verpakking van gewasbeschermingsmiddelen. De toelichting merkt op dat het gaat over voorschriften die het college eigener beweging kan stellen, daarbij gebruik makend van haar expertise en deskundigheid.Uit de transponeringstabel blijkt dat artikel 29 strekt ter implementatie van artikel 16 van Richtlijn 91/414. Dit artikel schrijft voor dat de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de verpakking van de gewasbeschermingsmiddelen voor wat de etikettering betreft aan een aantal eisen voldoet.Implementatie van artikel 16 heeft onder de geldende BMW plaatsgevonden bij ministeriele regeling van 20 juli 2004 (Stcrt. nr. 139), waarbij de artikelen 15c en 15e van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten (hierna: de Nadere regels) hierin voorzien. Het toekennen van een bevoegdheid aan het CTGB, zoals voorgesteld, schept onduidelijkheid omtrent de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan Richtlijn 91/414 en inzake de verhouding tot de Nadere regels.Uitgaande van de artikelen 16 juncto 3, derde lid, van Richtlijn 91/414 kan aan het CTGB geen facultatieve of aanvullende bevoegdheid (zo dat bedoeld is met het tweede lid van artikel 29(zie noot 5)) worden toegekend. Het college heeft immers de plicht aan de etiketeisen van de richtlijn uitvoering te geven en heeft alleen op een enkel onderdeel, zoals wanneer de ruimte op verpakking te klein is (artikel 16, tweede lid), discretionaire bevoegdheid. Hieraan is reeds uitvoering gegeven in artikel 15e, onderdeel c, van de Nadere regels.De richtlijn biedt wel de mogelijkheid tot het geven van aanvullende en specifieke gebruiksinstructies in het kader van veiligheidsadviezen voor toepassers, zoals neergelegd in de bijlagen IV en V van de richtlijn. Daar duidt artikel 29, tweede lid, onderdeel e, onder 7, van het wetsvoorstel op.Verder blijkt uit de paragrafen 2.5.3. en 2.5.3.4 van de toelichting, dat het college bij de toelating vaststelt welke van de etiketeisen gaan gelden. Onduidelijk is of het nu de bedoeling is de regels inzake etikettering en verpakking in zijn geheel te laten vallen onder de Wet milieugevaarlijk stoffen dan wel onder het wetsvoorstel en evenmin of de bestaande Nadere regels gehandhaafd blijven. De opmerking in de toelichting dat het wetsvoorstel een artikel bevat, waarin een koppeling wordt gelegd tussen beide wettelijke systemen is op dit punt verwarrend en onjuist, omdat een dergelijk artikel ontbreekt.Gelet op het vorenstaande dient artikel 29, tweede lid, zodanig aangepast te worden dat wordt voorzien in toelating met inachtneming van de Nadere regels en zonodig gebruiksinstructies voor de toepassing op de voet van de Bijlagen IV en V van de richtlijn.Het vorenstaande geldt op gelijke wijze voor artikel 50, dat betrekking heeft op de biociden. De verpakking- en etiketteringeisen, neergelegd in artikel 20 van Richtlijn 98/8, zijn opgenomen in de artikelen 15c en 15d van de Nadere regels.e. Artikel 31Artikel 31 regelt de vereenvoudigde uitbreidingstoelating en geeft daarmee uitvoering aan artikel 9 van Richtlijn 91/414. Op grond van het tweede lid van artikel 31 heeft het CTGB de bevoegdheid ambtshalve in het openbaar belang over te gaan tot toelating van een uitbreiding van het voorgenomen gebruik met een kleine omvang.In gevolge artikel 9, eerste lid, derde alinea, van Richtlijn 91/414 kunnen lidstaten uitbreiding van het gebruik van een toegelaten gewasbeschermingsmiddel toestaan, indien aan een aantal vereisten is voldaan. Zij zijn hiertoe echter verplicht wanneer dit in het openbaar belang is.De in het tweede lid gekozen formulering, waarbij het college ambtshalve tot toelating van een uitbreiding besluit, wijkt af van de richtlijn, omdat deze blijkens de definitie van "toelating" alleen toelating op aanvraag kent.Verder maakt het tweede lid bij de ambtshalve toelating niet duidelijk dat ook voldaan moet worden aan de vereisten, geformuleerd in het eerste en derde lid. Artikel 9 van de richtlijn schrijft voor dat de aanvrager documentatie moet verstrekken en de gebruiksaanwijzing voor gebruikers moet aanpassen.Nu de verplichting uit de richtlijn niet vertaald kan worden in een ambtshalve toelating behoeft het artikel aanpassing.f. Artikelen 33 en 53Artikel 33 regelt de parallelle toelating van een gewasbeschermingsmiddel. Artikel 53 regelt hetzelfde voor biociden.Indien gewasbeschermingsmiddelen en biociden die in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn geproduceerd niet wezenlijk verschillen van een hier te lande toegelaten middel, behoeven deze niet te voldoen aan alle vereisten die gelden voor een gewone toelating (tweede lid).De parallelle toelating is blijkens het eerste lid, onderdeel b, beperkt tot invoer vanuit een lidstaat van de Europese Unie waar het middel is toegelaten. Het Hof heeft in de zaak British Agrochemicals(zie noot 6) geoordeeld dat, behalve vanuit een EG-lidstaat ook van uit een EER-staat parallelimport kan plaatsvinden, nu daar een toelatingsstelsel in overeenstemming met Richtlijn 91/414 is.Voorwaarden daarbij zijn dat het middel, hoewel het niet op alle punten identiek hoeft te zijn, tenminste volgens dezelfde formule is vervaardigd, door dezelfde onderneming, dezelfde werkzame stof als basis heeft en dezelfde werking heeft. Voor het verkrijgen van gegevens om de middelen te vergelijken, kan de lidstaat van invoer de fabrikant dwingen gegevens te verstrekken.Artikel 33 maakt geen melding van deze vorm van parallelimport. In ieder geval dient de toelichting hierover duidelijkheid te verschaffen en zonodig dient het artikel aangepast te worden. Eenzelfde opmerking kan gemaakt worden met betrekking tot de artikelen 36, 40, 56, 59, 61, 67 en 74.g. Artikel 36Dit artikel geeft voorschriften voor gevallen waarin sprake is van wederzijdse erkenning, en strekt ter uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 91/414. Van deze bijzondere vorm van toelating kan alleen gebruik worden gemaakt indien het middel reeds in een andere lidstaat is toegelaten.Artikel 10 van de richtlijn bevat de mogelijkheid aan de toelating voorschriften te verbinden die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van andere overeenkomstig het Gemeenschapsrecht genomen maatregelen die betrekking hebben op de voorwaarden voor de distributie en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met het oog op de bescherming van de gezondheid van de betrokken distributeurs, gebruikers en werknemers.Het derde lid van artikel 36 voorziet hierin niet. Nu de toelichting hieraan geen aandacht schenkt, behoeft deze in ieder geval aanvulling en zonodig dient het artikelonderdeel aangepast te worden.h. Artikelen 38 en 65Ingevolge artikel 38 kan de minister ambtshalve of op aanvraag in bijzondere omstandigheden voor ten hoogste 120 dagen vrijstelling of ontheffing verlenen van de vereisten inzake toelating. Gewasbeschermingsmiddelen, die in beginsel niet zijn toegelaten kunnen dan toch voor noodsituaties worden gebruikt.Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 8, vierde lid, van Richtlijn 91/414. Dit artikel geeft wel de mogelijkheid tot afwijken, maar maakt geen uitzondering voor toelating op basis van een door een aanvrager ingediende aanvraag. Dit betekent dat een ambthalve vrijstelling of ontheffing niet in overeenstemming is met de richtlijn.Verder ontbreekt het gegeven dat de vrijstelling of ontheffing alleen verleend wordt met het oog op een beperkt en gecontroleerd gebruik. De facultatieve formulering dat aan een vrijstelling voorschriften kunnen worden verbonden is niet voldoende.Artikel 65 bevat eenzelfde vrijstellingsbevoegdheid voor biociden. Ook in dit geval geeft artikel 15, eerste lid, van Richtlijn 98/8 de mogelijkheid af te wijken van de toelatingseisen (artikelen 3 en 5), maar niet van verlening op aanvraag (artikel 8). Ambtshalve vrijstelling of ontheffing behoort derhalve niet tot de mogelijkheden.De artikelen behoeven op de aangegeven onderdelen aanpassing.i. Artikelen 39 en 66Artikel 39 regelt de verlenging van de toelating, vrijstelling of ontheffing.De toelichting merkt op dat de verlenging inhoudt dat het gehele dossier dat bij een eerdere toelating is beoordeeld opnieuw tegen het licht moet worden gehouden aan de hand van de laatste stand van de wetenschap en techniek. Het gevolg hiervan is dat voor de verlenging van een toelating een geheel nieuwe aanvraag nodig is.Dit is in overeenstemming met hetgeen artikel 4, vierde lid, tweede volzin, van Richtlijn 91/414 voorschrijft.In artikel 39 ontbreekt echter de plicht tot het voldoen aan de vereisten, zoals deze voor een eerdere aanvraag zijn opgenomen in de artikelen 23 tot en met 25 en 28, eerste tot en met het derde lid.Omdat voorkomen moet worden dat als het ware automatisch een verlenging van de toelating plaatsvindt waarbij alleen de toelatingstermijn wordt aangepast, dient artikel 39 meer in aansluiting op de richtlijn te worden geformuleerd.(zie noot 7)Voorts maakt het eerste lid het mogelijk dat iedere vrijstelling of ontheffing wordt verlengd met maximaal tien jaar.Het wetsvoorstel kent twee vormen van vrijstelling, te weten in het kader van proeven of experimenten (artikel 37) en bij de bedreiging van plantaardige productie (artikel 38). Voor proeven en experimenten schrijft artikel 22, vierde lid, van Richtlijn 91/414 voor dat de gemeenschappelijke voorwaarden voor de toepassing van dit artikel, met name de maximumhoeveelheden bestrijdingsmiddelen die bij de experimenten vrijkomen en de minimuminformatie die moet worden verstrekt, volgens de procedure van artikel 19 (procedure bij de Commissie) worden vastgesteld.Gelet op de doelstelling van de richtlijn beveelt de Raad aan een formulering te kiezen die aansluit bij artikel 19, zoals ook het tweede lid van artikel 39 aangeeft.Hetzelfde geldt voor artikel 66, dat moet voldoen aan artikel 3, zesde lid, en 17, vijfde lid, van Richtlijn 98/8.j. Artikelen 40 en 67Artikel 40 regelt het tijdelijk beperken of verbieden van ondermeer het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, indien het CTGB gegronde redenen heeft om te oordelen dat een gewasbeschermingsmiddel gevaar oplevert. Het CTGB komt de gevaarlijke neveneffecten te weten, doordat degene die het gewasbeschermingsmiddel op de markt brengt hem hiervan op de hoogte moet stellen.Ingevolge het vierde lid van artikel 40 moet het CTGB de Europese Commissie en de lidstaten van een verbod of beperking in kennis stellen, overeenkomstig artikel 11, eerste lid, van Richtlijn 91/414.Daarnaast legt artikel 7 van deze richtlijn echter ook de lidstaten de verplichting op de informatie over mogelijke gevaarlijke gevolgen mee te delen aan de andere lidstaten en de Europese Commissie, ook zonder dat het CTGB is overgegaan tot het opleggen van een beperking of verbod.Aangezien een voorschrift van die strekking in artikel 40 van het wetsvoorstel ontbreekt, behoeft dit artikel aanpassing.Het vorenstaande geldt ook voor artikel 67 in relatie tot artikel 14, tweede lid, van Richtlijn 98/8.k. Artikelen 41 en 68Artikel 41 regelt de wijziging en intrekking van toelatingen.In afwijking van artikel 4, zesde lid, van Richtlijn 91/414 is in dit artikel niet tot uitdrukking gebracht dat het CTGB de plicht heeft tot intrekking dan wel tot wijziging over te gaan indien sprake is van het niet meer voldoen aan de vereisten, onjuiste informatie is verstrekt of nieuwe inzichten zich voordoen. Ten onrechte is het tweede lid geformuleerd als een bevoegdheid.Wel bestaat een bevoegdheid tot intrekking en wijziging, indien de houder van de toelating hierom verzoekt. Dit is in het eerste lid van artikel 41 niet volledig overgenomen.Het derde lid van artikel 41 voorziet in een opgebruik- en uitverkoopregeling van een niet meer toegelaten gewasbeschermingsmiddel. Artikel 4, zesde lid, van de richtlijn staat een opgebruikregeling alleen maar toe bij intrekking van een toelating en niet bij een wijziging. De tekst van het wetsartikel geeft een ruimere bevoegdheid, door ook de wijziging van een toelating te noemen. Verder ontbreekt het vereiste dat de termijn in verhouding staat tot de redenen van de intrekking.Voorts biedt artikel 4, zesde lid, laatste alinea, de mogelijkheid tot het stellen van regels voor het verwijderen van de middelen. Artikel 41 maakt dit niet mogelijk en ook de toelichting besteedt hieraan geen aandacht. Het geldende artikel 2, zesde lid, BMW kent deze optie wel. De Raad geeft in overweging artikel 41 met dit artikellid in overeenstemming te brengen.Artikel 41, vierde lid, regelt het wijzigen en intrekken van vrijstellingen en ontheffingen en verklaart de algemene regels van het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.Op grond van artikel 22, vierde lid, van Richtlijn 91/414 zal wijziging van een vrijstelling bij een proef in ieder geval moeten voldoen aan de gemeenschappelijke voorwaarden, zoals deze volgens de procedure van artikel 19 zijn vastgesteld en aan de voorschriften die zijn gesteld ter voorkoming van schadelijke gevolgen ingevolge het tweede en derde lid van dat artikel.De intrekking van een vrijstelling in het kader van een bedreiging van de plantaardige productie kan op grond van artikel 8, vierde lid, van de richtlijn alleen worden gerealiseerd na toepassing van de in artikel 19 van de richtlijn genoemde procedure. Dit betekent dat artikel 41, vierde lid, zoals nu voorgesteld, hieraan niet voldoet.Tenslotte maakt de toelichting melding van het door belanghebbenden verzoeken tot wijziging van een toelating of registratie. Dit geldt echter alleen voor biociden.Gelet op het vorenstaande dient artikel 41 meer in aansluiting op de richtlijn geformuleerd te worden en behoeft de toelichting aanpassing.Het vorenstaande geldt ook met betrekking tot artikel 68, in zoverre dit artikel niet voldoet aan de eisen van de artikelen 7, 15, eerste lid, en 17, vijfde lid, van Richtlijn 98/8.l. Artikelen 43 en 70De artikelen 43 en 70 betreffen de openbaarheid van gegevens, waarbij is voorzien in een specifieke regeling in afwijking van de Awb en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).In de toelichting wordt deze keuze gemotiveerd door te verwijzen naar de jurisprudentie en de toelichting bij de Wet uitvoering Verdrag van Aarhus. Dit betekent, aldus de toelichting, dat het in artikel 10 Wob opgenomen toetsingskader voor milieu-informatie terugtreedt indien sprake is van een bijzondere wettelijke regeling die een uitputtend kader bevat voor openbaarheid van milieu-informatie.De Raad heeft in de toelichting een overtuigende motivering gemist voor een specifieke, van de Wob afwijkende, regeling en ziet vooralsnog daartoe geen klemmende noodzaak. Indien er toch overtuigende redenen zijn waarom het algemene kader van de Wob niet kan worden gevolgd, dan dient het wetsvoorstel op het punt van informatie over emissies in het milieu een voorziening te bevatten om te voldoen aan de vereisten van het Verdrag van Aarhus en aan de daarop gebaseerde Richtlijn 2003/04 inzake de openbaarheid van milieu-informatie(zie noot 8).De Raad adviseert de tekst van het wetsvoorstel aan te passen en de toelichting van een dragende motivering te voorzien.m. Artikel 49In artikel 49, dat de toelatingsvoorwaarden regelt, wordt in het derde lid, onderdeel b, voorgeschreven dat voor de verkoop aan of het gebruik door niet-professionele gebruikers van bepaalde zeer schadelijke biociden toelatingscriteria en beoordelingsmethoden worden vastgesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb).Artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 98/8 bepaalt dat een biocide van deze categorie niet wordt toegelaten voor de verkoop aan of het gebruik door "het grote publiek".Blijkens paragraaf 2.4.1 is het onderscheid in beide richtlijnen tussen professionele ene niet-professionele gebruikers aanleiding geweest het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden te binden aan een vakbekwaamheidbewijs, zoals geregeld in de artikelen 71 en 76. De Raad betwijfelt of deze artikelen in hun onderlinge samenhang voldoende verzekeren dat het verbod van de richtlijn kan worden nagekomen.De Raad adviseert nauwkeuriger aan te sluiten bij de bewoordingen van de richtlijn en het verbod op te nemen in de wet.n. Artikel 56Artikel 56 regelt de wederzijdse erkenning, waarmee uitvoering wordt gegeven aan artikel 4 van Richtlijn 98/8.Op een aantal onderdelen voldoet dit artikel niet aan hetgeen de richtlijn voorschrijft. Allereerst is het derde lid, eerste volzin, van artikel 56 ruimer geformuleerd dan artikel 4, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn. De Raad verwijst naar eenzelfde opmerking als bij artikel 36.Verder kan het CTGB ingevolge hetzelfde artikelonderdeel (tweede volzin) aanvullende gegevens vragen. De richtlijn bepaalt evenwel in het slot van het tweede lid, dat de lidstaat kan verlangen dat bepaalde voorschriften inzake etikettering en gebruik, genoemd in artikel 20, derde lid, van de richtlijn(zie noot 9) kunnen worden aangepast, zodat aan de toelatingsvoorwaarden kan worden voldaan. De formulering in artikel 56 sluit hierop niet voldoende aan.Voorts wijst de Raad er op dat een besluitvormingstermijn geldt van 120 dagen (de in de toelichting genoemde termijn van 60 dagen is onjuist en dient gecorrigeerd te worden). Het verdient aanbeveling om deze uitdrukkelijk in de richtlijn genoemde termijn in het wetsvoorstel op te nemen.De Raad beveelt aan om hier te preciseren.o. Artikel 64In artikel 64, dat de vrijstelling en ontheffing regelt voor de biociden, zoals artikel 37 daarin voorziet voor de gewasbeschermingsmiddelen is, in afwijking van artikel 17, eerste lid, onderdelen a en b, van Richtlijn 98/8 nagelaten de plicht tot het opstellen en bijhouden van een register met bijzonderheden over de identiteit van het biocide of de werkzame stof en de plicht tot het doorgeven van de vereiste informatie in dit artikel op te nemen.Het artikel dient te worden aangepast in aansluiting op de richtlijn.2. Arrest van het Hof van 10 november 2005Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn arrest van 10 november 2005 uitspraak gedaan op de door het College van Beroep voor het bedrijfsleven gestelde prejudiciële vragen(zie noot 10). Dit verzoek had betrekking op de uitlegging van de overgangsbepalingen van de beide richtlijnen.Het oordeel van het Hof kan als volgt kort worden samengevat.Artikel 16, eerste lid, van Richtlijn 98/8 moet aldus worden uitgelegd dat het geen standstillverplichting bevat. Ingevolge de artikelen 10, tweede alinea, EG en 249, derde alinea, EG alsmede Richtlijn 98/8 dienen de lidstaten zich echter tijdens de in artikel 16, eerste lid, van deze richtlijn bepaalde overgangsperiode te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van het door deze richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zouden brengen. (antwoord op de derde vraag). Artikel 8, tweede lid, van Richtlijn 91/414 moet aldus worden uitgelegd, dat indien een lidstaat toelaat dat gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die niet in bijlage I bij deze richtlijn zijn opgenomen en die twee jaar na kennisgeving van deze richtlijn reeds op de markt waren, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht, daarbij niet het bepaalde in artikel 4 of artikel 8, derde lid, van deze richtlijn in acht hoeft te worden genomen. (antwoord op de vierde vraag)Artikel 16, eerste lid, van Richtlijn 98/8 heeft dezelfde betekenis als artikel 8, tweede lid, van Richtlijn 91/414. (antwoord op de tweede vraag)Het staat aan de verwijzende rechter om te beoordelen of de toets in artikel 25d, tweede lid, van de BMW alle kenmerken vertoont van het nieuwe onderzoek in de zin van artikel 8, derde lid, van Richtlijn 91/414. (antwoord op de vijfde vraag)Artikel 8, derde lid, van Richtlijn 91/414 moet aldus worden uitgelegd, dat het slechts bepalingen met betrekking tot de verstrekking van gegevens voorafgaand aan een nieuw onderzoek bevat. (antwoord op de zesde vraag)Het overgangsrecht is geregeld in hoofdstuk 9 van het wetsvoorstel, waarvan met name artikel 122 betrekking heeft op de aan de orde gestelde artikelleden van de richtlijnen.Blijkens de toelichting(zie noot 11) zijn de bewindslieden van oordeel dat het wetsvoorstel in overeenstemming is met de overgangsrechtelijke mogelijkheden die de beide richtlijnen bieden.In het licht van vorengenoemd arrest dient uiteengezet te worden of met artikel 122(zie noot 12) wordt voldaan aan de door het Hof geformuleerde vereisten, mede gelet op het van kracht blijven van de onder de geldende BMW van rechtswege verleende toelatingen (artikel 129, tweede lid, van het wetsvoorstel) en de doelstellingen van de richtlijnen. In dit verband wijst de Raad er op dat Richtlijn 91/414 is gebaseerd op het geldende artikel 37 EG-Verdrag, betreffende het gemeenschappelijke landbouwbeleid. De grondslag van Richtlijn 98/8 is het geldende artikel 95 EG-verdrag, dat zich richt op harmonisatie van de interne markt. Beide richtlijnen beogen zowel het wegnemen van handelsbelemmeringen tussen de lidstaten als het bereiken van een hoog beschermingsniveau voor mens, dier en milieu. In Richtlijn 91/414 heeft de bescherming van de gezondheid van mens, dier en milieu voorrang op het streven naar een betere plantaardige productie.De Raad adviseert in de toelichting aan vermeld arrest aandacht te besteden en op de gevolgen daarvan voor de bij het wetsvoorstel gegeven regeling in te gaan.3. Toelating en gebruikArtikel 35 voorziet in de toelating op aanvraag door de minister van die werkzame stoffen, die niet met het oog op het gebruik als gewasbeschermingsmiddel op de markt worden gebracht, maar waaraan bij het gebruik als middel gevaren kunnen kleven. Het betreft middelen die onder de geldende Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen vallen, zoals citronella-olie voor onder andere het afweren van insecten.Deze stoffen vallen niet onder de werkingssfeer van de beide richtlijnen, maar zij zijn wel onder de werking van de wet gebracht. Op deze wijze kunnen alle relevante aspecten met betrekking tot milieu, volksgezondheid en arbeidsomstandigheden worden beoordeeld in één toelatingssystematiek.(zie noot 13)Op de terreinen waar harmonisatie ontbreekt, zoals hier aan de orde, vormen de artikelen 28, 29 en 30 van het EG-Verdrag inzake het vrij verkeer van goederen en de uitzonderingen daarop het toetsingskader. In de toelichting ontbreekt een uiteenzetting waaruit blijkt dat de handelsbelemmeringen, voortvloeiend uit de gemaakte keuze, gerechtvaardigd zijn, en dat voldaan wordt aan het proportionaliteitsvereiste. In de toelichting wordt verwezen naar artikel 23 EG. Deze bepaling heeft betrekking op douanerechten en heffingen van gelijke werking. Hier ontbreekt een uiteenzetting over de relevantie van deze bepaling.Verder is niet duidelijk waarom de ministeriele regeling, bedoeld in het tweede lid, noodzakelijk is. Indien een nadere regeling van enig gewicht nodig is, dient deze bij algemene maatregel van bestuur tot stand gebracht te worden.Het vorenstaande geldt ook met betrekking tot artikel 55 in het kader van biociden.Voorts heeft het onder de werking van de wet brengen van deze stoffen (artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel) tot gevolg dat ook verbodsbepalingen, zoals het handelen zonder bewijs van vakbekwaamheid van toepassing zijn. Dit zal niet zijn bedoeld.Tenslotte is niet aangegeven welke gevolgen de maakte keuze heeft voor de afbakening met andere wettelijke regelingen, nu beoogd wordt alle aspecten met betrekking tot milieu, volksgezondheid en arbeidsomstandigheden te beoordelen.De Raad adviseert in de toelichting hierop in te gaan.4. Implementatie en delegatiea. De artikelen 117 en 118 bieden een algemeen kader voor de implementatie van toekomstige Europese regels (voornamelijk richtlijnen en verordeningen) bij lagere regelgeving.In eerdere adviezen heeft de Raad als uitgangspunt geformuleerd, dat bij implementatie van Europese richtlijnen in beginsel moet worden vastgehouden aan de normale regels die gelden voor het antwoord op de vraag of regeling bij wet, bij amvb of bij ministeriële regeling dient te geschieden, dit in verband met onder andere het primaat van de wetgever en de eenheid en consistentie van de Nederlandse wetgeving.(zie noot 14)De voorgestelde bepalingen bieden naar het oordeel van de Raad onvoldoende waarborgen om recht te doen aan dit uitgangspunt, omdat deze open en onbepaald zijn geformuleerd en geen beperkingen zijn gesteld aan aard en inhoud van de voorschriften die bij lagere regels kunnen worden geformuleerd.(zie noot 15)Bij implementatie zullen doorgaans keuzes worden gemaakt. In artikel 117, onderdeel a, is gekozen voor een zeer ruim areaal van de Europese regels waarbij dit delegatie-instrument kan worden gebruikt. Het gaat daarbij niet alleen om sectorspecifieke regels (regels die specifiek op bestrijdingsmiddelen of biociden betrekking hebben), maar ook om horizontale regels, bijvoorbeeld ten aanzien van arbeidsomstandigheden, milieu, of consumentenbescherming, die mede of slechts zijdelings betrekking hebben op bestrijdingsmiddelen of biociden.De Raad acht de voorgestelde delegatieomvang van de artikelen 117 en 118 in hun onderlinge samenhang te onbepaald en is van de noodzaak daarvan niet overtuigd. Hij beveelt aan mede met het oog op de kenbaarheid en de rechtszekerheid de artikelen 117 en 118 nader te bezien en bij wet in beperkingen te voorzien.In dit verband wijst de Raad er verder op dat in artikel 117, onderdeel b, een definitie wordt gegeven van "gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking". Deze rechtsfiguren worden niet als zodanig genoemd in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarin de rechtsinstrumenten van de instellingen van de Europese Unie worden opgesomd. Deze termen kunnen verwarring wekken en hebben geen toegevoegde waarde.De Raad adviseert daarom deze termen achterwege te laten.b. In de memorie van toelichting wordt op een aantal plaatsen ingegaan op de raakvlakken met andere regelgeving. Het valt daarbij op dat de afbakening met relevante wettelijke regelingen niet in dit wetsvoorstel is opgenomen, maar wordt doorgeschoven naar andere niveaus.Zo wordt in het kader van de voorschiften inzake arbeidsbescherming(zie noot 16) opgemerkt dat het toetsingskader dat het college voor dit onderdeel van de beoordeling en het geven van voorschriften bij de toelating hanteert zal worden neergelegd bij of krachtens de besluiten op grond van de artikelen 28, 29, 49 en 50. Evenzo wordt afstemming met de Wet milieugevaarlijke stoffen niet geregeld bij wet, maar aan het college overgelaten.(zie noot 17)Uitgangspunt zal moeten zijn dat afstemming met andere regelingen op het niveau van de wet tot stand moet komen en dat keuzes op dit punt reeds nu gedaan moeten worden.De Raad adviseert, mede gelet op de uitvoerbaarheid, door nadere toelichting te verduidelijken op welke wijze de benodigde afstemming zal worden bewerkstelligd en voor zoveel mogelijk in het wetsvoorstel de bevoegdheidstoedelingen vast te leggen.5. Het CTGBa. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel e, kan het CTGB belast worden met andere bij ministeriele regeling opgedragen taken, die verband houden met de onder a tot en met d bedoelde taken.Gelet op aanwijzing 124g Ar, dat voorschrijft dat bij of in bijzondere gevallen krachtens de wet een nauwkeurige omschrijving van de taak van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) wordt opgenomen, dient in regeling op ten minste het niveau van een amvb te worden voorzien.Artikel 4, eerste lid, en de toelichting behoeven aanpassing.b. Het CTGB stelt een bestuursreglement vast, dat de goedkeuring van de ministers behoeft. Uitgangspunt is dat het toekennen aan zbo's van een bevoegdheid tot het stellen van regels over andere dan organisatorische of technische onderwerpen slechts bij uitzondering gerechtvaardigd is(zie noot 18).Bij de aanvraag om toelating moet voldaan worden aan bepaalde vereisten, zoals het meezenden van documenten. Daarover kan het CTGB nadere eisen stellen in het bestuursreglement op grond van artikel 8 van het wetsvoorstel.Gelet op de aard en het belang van de aan de orde zijnde materie, waarbij blijkens de toelichting op artikel 23 ook belangen van derden, zoals drinkwaterbedrijven betrokken zijn, kunnen bedoelde regels niet bij bestuursreglement worden opgenomen, maar zullen deze in een amvb neergelegd moeten worden.Het wetsvoorstel behoeft aanpassing.c. De artikelen 23 tot en met 25 bevatten voorschriften inzake de aanvraag om toelating van een gewasbeschermingsmiddel. Evenzo de artikelen 44 en 45 voor de biociden.De toelichting merkt hierover op dat het CTGB in het bestuursreglement regels kan stellen met betrekking tot de aanvraagprocedure. Ook de BMW kent een eigen regiem voor de indiening van aanvragen, neergelegd in de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995, aldus de toelichting.De toelichting stelt in paragraaf 2.3.1 dat er naar verwachting behoefte is aan specifieke van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afwijkende besluitvormingstermijnen en dat de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb voldoende mogelijkheden biedt om in deze behoefte te voorzien.Naar het oordeel van de Raad moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat bij bijzondere wetten van de Awb wordt afgeweken, ook waar het termijnen betreft. Bovendien acht het college het in strijd met de rechtszekerheid dat onzeker is of de Awb toepassing zal vinden. Zo is afdeling 3.4 Awb (over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure) in het wetsvoorstel niet van toepassing verklaard, maar wordt het aan het CTGB overgelaten in zijn regelingen hierbij aan te sluiten. Daarbij is echter niet zeker gesteld dat ook belangen van derden bij de afweging zijn betrokken. Een zorgvuldige voorbereiding van een besluit omtrent toelating brengt met zich dat ook belangen van derden tijdig worden meegewogen.Daartoe nopen de Uniforme beginselen (bijlage VI bij Richtlijn 91/414) die voorschrijven, dat de lidstaten bij het onderzoek van aanvragen en verlenen van vergunningen rekening moeten houden met andere relevante technische en wetenschappelijke informatie waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken in verband met de werking van het gewasbeschermingsmiddel of de mogelijke schadelijke effecten van het gewasbeschermingsmiddel zelf of de componenten of residuen daarvan.(zie noot 19)Nu de toelichting ook zelf aangeeft dat aansluiting bij de uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor de hand ligt, adviseert de Raad afdeling 3.4 Awb van overeenkomstige toepassing te verklaren.6. Zelfstandige leesbaarheidBij een geheel nieuw wetsvoorstel dient een zelfstandig leesbare toelichting duidelijkheid te verschaffen omtrent de noodzaak van een bepaald artikel, de herkomst (artikel van de richtlijn), en of een artikel (zo dit niet ontleend is aan de richtlijn) past binnen het kader van de richtlijnen c.q. verenigbaar is met het Verdragsrecht.Aan de toelichting is wel een transponeringstabel toegevoegd, maar deze is niet voldoende gedetailleerd, en de tekst van de toelichting zelf bevat weinig verwijzingen naar de beide richtlijnen.Anderzijds is het niet nodig artikelen die onderling op ondergeschikte punten afwijken, van een afzonderlijke nagenoeg gelijkluidende toelichting te voorzien. Als voorbeeld wijst de Raad op de toelichting bij artikel 25, die vrijwel identiek is aan die bij artikel 45, hetgeen ook geldt voor de artikelen 27 en 47 en 34 en 54. In zulke gevallen ligt combinatie voor de hand. De toelichting bij de artikelen 71 en 76 (met inbegrip van paragraaf 2.4.1) bevat daarentegen onvoldoende inhoudelijke informatie.Het verdient aanbeveling de toelichting op deze punten nog eens te bezien, het geheel duidelijker te plaatsen tegen de achtergrond van de beide richtlijnen, en de inhoud van complexe artikelen van de richtlijnen uiteen te zetten, zoals bijvoorbeeld artikel 12 van Richtlijn 98/8.7. Overige opmerkingen (Artikelsgewijs)a. Artikel 1In artikel 1, onderdeel u, is een definitie opgenomen van "gebruiker". Onder het begrip "professionele gebruiker" wordt blijkens de toelichting(zie noot 20) verstaan een gebruiker die over een bewijs van vakbekwaamheid beschikt met betrekking tot de gewasbeschermingsmiddelen of biociden die deze gebruiker toepast.Nu het wetsvoorstel ook het professionele gebruik regelt (bijv. artikel 28, derde lid, onderdeel d), dient een begripsomschrijving hiervan in het wetsvoorstel zelf te worden opgenomen.b. Artikel 2Ingevolge artikel 2 doet de minister mededeling in de Staatscourant van de vaststelling of wijziging van een communautaire maatregel voorzover daaraan uitvoering moet worden gegeven. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan aanwijzing 347 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.Het tweede lid van dit artikel bevat een uitzondering indien de communautaire maatregel slechts bepalingen inzake opneming of niet-opneming van een werkzame stof in bijlage 1 bij de Richtlijn 91/414 en Richtlijn 98/9 bevat. Daarvan wordt in de Staatscourant één keer per jaar een overzicht gepubliceerd.De toelichting gaat niet in op deze uitzondering, zodat niet duidelijk is of hiermee beoogd wordt administratieve lasten (voor de overheid) te beperken. De geldende BMW kent in artikel 1, zesde lid, een dergelijke beperking niet.Bijlage 1 bevat een overzicht van alle toegelaten stoffen en de toepassingen daarvan en is daarmee een essentieel onderdeel van de richtlijn(en). Daarin aangebrachte wijzigingen zijn dan ook van groot belang. Zeker in die gevallen dat communautaire maatregelen tevens termijnen voorschrijven waarbinnen daaraan moet worden voldaan, kan niet volstaan worden met een jaarlijkse publicatie.Als voorbeeld kan gewezen worden op de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 juli 2005(zie noot 21), waarin wordt bepaald dat triazamaat niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414 wordt opgenomen. Daarbij moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die triazamaat bevatten vóór 4 januari 2006 worden ingetrokken en dat met ingang van de datum van bekendmaking van de beschikking (7 juli 2005) geen toelatingen meer plaatsvinden.De Raad adviseert de eerste volzin van het tweede lid achterwege te laten.c. Artikel 10In artikel 10, dat de tarifering van de aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden regelt, ontbreekt de mogelijkheid tot het berekenen van een tarief bij verlenging van toelating, registratie, vrijstelling en ontheffing, zoals bedoeld in de artikelen 39 en 66.Daar dit niet bedoeld zal zijn(zie noot 22), behoeft het artikel aanvulling.Voorts bevatten de artikelen 37, 38, 41, 64, 65 en 68 geen verplichting tot het betalen van een vergoeding en is evenmin artikel 25, derde lid dan wel 45, derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, zodat het CTGB geen tarief in rekening kan brengen. Ook de aanvraag van instanties voor een erkenning, bedoeld in de artikelen 37, zesde lid, en 64, zesde lid, mist een betalingsverplichting. Verder dient de jaarlijkse vergoeding, genoemd in het eerste lid, onderdeel e, van artikel 10, te worden geëxpliciteerd in het relevante artikel 42 en dient het verschuldigd zijn van een vergoeding voor de kaderformulering, genoemd in onderdeel f, uitdrukkelijk te worden opgenomen in artikel 62(zie noot 23).Het wetsvoorstel behoeft derhalve aanpassing.d. Artikel 17Dit artikel dient te worden voorzien van een toelichting.e. Artikel 19In de toelichting op artikel 19 wordt gesteld dat bij ministeriele regeling voorschriften zullen worden vastgelegd voor de indeling, verpakking en kenmerking van werkzame stoffen.Artikel 19 bevat zelf geen basis voor nadere uitwerking bij ministeriele regeling, zodat niet duidelijk is hoe aan de vereisten wordt tegemoetgekomen.Hierin dient voorzien te worden.f. Artikelen 71 en 76ingevolge de artikelen 71 en 76 is het verboden zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid een gewasbeschermingsmiddel of biocide op de markt te brengen, te ontvangen, te gebruiken of voor handen te hebben.Deze vereisten vloeien niet voort uit de richtlijnen, maar zijn opgenomen om een goede controle op het gebruik mogelijk te maken. Nu deze voorschriften niet strekken tot implementatie, dienen bewijzen uit andere lidstaten onder bepaalde voorwaarden te worden erkend.De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te vullen met een clausule van wederzijdse erkenning.(zie noot 24)8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met de vernieuwing van het personeelsbeleid.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met de vernieuwing van het personeelsbeleid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele andere wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele andere wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 april 2016, no.2016000730, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele andere wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter zake van heffingen in verband met de gezondheidszorg voor dieren (Besluit heffing bestrijding dierziekten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter zake van heffingen in verband met de gezondheidszorg voor dieren (Besluit heffing bestrijding dierziekten).Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2014, no.2014001202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter zake van heffingen in verband met de gezondheidszorg voor dieren (Besluit heffing bestrijding dierziekten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende hernieuwde instelling van de Raad voor Gezondheidsonderzoek (Besluit Raad voor Gezondheidsonderzoek 2003).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende hernieuwde instelling van de Raad voor Gezondheidsonderzoek (Besluit Raad voor Gezondheidsonderzoek 2003).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften voor uitvoering van de controle van personen, bagage en vracht door beveiligingsmedewerkers en luchtvaartmaatschappijen op luchtvaartterreinen (Besluit beveiliging burgerluchtvaart).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften voor uitvoering van de controle van personen, bagage en vracht door beveiligingsmedewerkers en luchtvaartmaatschappijen op luchtvaartterreinen (Besluit beveiliging burgerluchtvaart).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek teneinde naast het in deze bepalingen gestelde vereiste van schriftelijkheid ook ruimte te bieden aan de ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek teneinde naast het in deze bepalingen gestelde vereiste van schriftelijkheid ook ruimte te bieden aan de ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2007, no.07.003810, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek teneinde naast het in deze bepalingen gestelde vereiste van schriftelijkheid ook ruimte te bieden aan de ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2013, no.2013002369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 163), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 163), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002057, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 163), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende voorschriften ter uitvoering van enkele bepalingen van het Wetboek van Strafvordering in verband met de opsporing van terroristische misdrijven (Besluit opsporing terroristische misdrijven), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende voorschriften ter uitvoering van enkele bepalingen van het Wetboek van Strafvordering in verband met de opsporing van terroristische misdrijven (Besluit opsporing terroristische misdrijven), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met het Besluit aanwijzing categorieën arbeidsbeperkten en werknemers voor berekening quotumtekort, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met het Besluit aanwijzing categorieën arbeidsbeperkten en werknemers voor berekening quotumtekort, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2016, no.2016002027, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met het Besluit aanwijzing categorieën arbeidsbeperkten en werknemers voor berekening quotumtekort, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van een wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van een wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2017, no.2017002208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en overige educatie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en overige educatie.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2011, no.11.002727, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en overige educatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd, met memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie in verband met gemeentelijke herindelingen en het overgangsrecht betreffende tuchtrechtspraak bij de advocatuur en vreemdelingenrechtspraak, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie in verband met gemeentelijke herindelingen en het overgangsrecht betreffende tuchtrechtspraak bij de advocatuur en vreemdelingenrechtspraak, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2010, no.10.002462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie in verband met gemeentelijke herindelingen en het overgangsrecht betreffende tuchtrechtspraak bij de advocatuur en vreemdelingenrechtspraak, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 7 december 2006 no. 2006/239, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 7 december 2006 no. 2006/239, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 16 augustus 2007, no.20070057020, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, tot goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 7 december 2006 no. 2006/239, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2015, no.2015000809, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels die een geconcentreerde aanpak van grootstedelijke problemen mogelijk maken (Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels die een geconcentreerde aanpak van grootstedelijke problemen mogelijk maken (Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2005, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2005, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 in verband met Schiphol 2003, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 in verband met Schiphol 2003, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2004, no.04.001103, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 in verband met Schiphol 2003, met nota van toelichting. 1. Het ontwerpbesluit voorziet in de regeling van de milieu-effectrapportage voor een luchthavenindelingsbesluit of een luchthavenverkeersbesluit voor de luchthaven Schiphol als bedoeld in respectievelijk de artkelen 8.4 en 8.15 van de Wet luchtvaart, alsmede voor besluiten tot wijziging daarvan. Daartoe wordt onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (Besluit-mer94) gewijzigd. Ingevolge de wijzigingen, die worden voorgesteld in de kolommen van categorie 6.3 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit-mer94, is voor wijziging in de ligging van een start- of landingsbaan van Schiphol, de verlenging van of verbreding daarvan, de intensivering of wijziging van het gebruik van het banenstelsel, dan wel de wijziging van de luchtverkeerswegen van en naar deze luchthaven onder meer geen milieu-effectrapportage verplicht wanneer de voorgenomen wijziging niet leidt tot een wijziging van de grenswaarden, bedoeld in artikel 8.17, vijfde lid, onder a tot en met c(zie noot 1), van de Wet luchtvaart of tot grenswaarden die een beter beschermingsniveau bieden dan de geldende grenswaarden. Deze uitzondering is blijkens de nota van toelichting naar aanleiding van de inspraakreacties van Schiphol Group en Luchtverkeersleiding Nederland op het voorgepubliceerde ontwerpbesluit(zie noot 2) in het ontwerpbesluit opgenomen. De Raad van State wijst erop dat volgens artikel 4.2.1, derde lid, en artikel 4.2.2, derde lid, van het geldende Luchthavenverkeersbesluit Schiphol grenswaarden voor geluid zijn vastgesteld. Dit zijn de in de bijlagen 2 en 3 van dit besluit vastgestelde grenswaarden in de handhavingspunten in een bepaald gebied rond de luchthaven en de grenswaarden voor het totale volume van de geluidbelasting. Of een voorgenomen wijziging zal leiden tot grenswaarden die een beter beschermingsniveau bieden dan de geldende grenswaarden zal slechts kunnen worden bepaald aan de hand van handhavingspunten die representatief zijn voor de beoordeling van de geluidbelasting die na voorgenomen wijziging van de start- of landingsbaan zal ontstaan. Daarom zal naar de mening van de Raad eerst moeten worden beoordeeld of de bestaande handhavingspunten nog wel kunnen worden gebruikt voor de berekening van de geluidbelasting na de wijziging en voor de beoordeling van het beschermingsniveau, alvorens de vraag kan worden beantwoord of een milieu-effectrapportage op de in het ontwerpbesluit aangegeven gronden achterwege kan blijven. De Raad adviseert in de nota van toelichting aan dit punt aandacht te besteden. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullend Protocol bij het op 27 januari 1999 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie; Straatsburg, 15 mei 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Aanvullend Protocol bij het op 27 januari 1999 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie; Straatsburg, 15 mei 2003, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Hongaarse Republiek inzake de samenwerking in verband met de export van socialeverzekeringsuitkeringen; 's-Gravenhage, 22 mei 2001 (Trb.2001, 105), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Hongaarse Republiek inzake de samenwerking in verband met de export van socialeverzekeringsuitkeringen; 's-Gravenhage, 22 mei 2001 (Trb.2001, 105), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met de tweede tranche van het ondernemerspakket 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met de tweede tranche van het ondernemerspakket 2001.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2000, no.00.003048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met de tweede tranche van het ondernemerspakket 2001. Het voorstel van wet vormt de afronding van de invoering van een groot aantal maatregelen, die zijn voorgesteld in het rapport van de werkgroep Evaluatie en herziening fiscale tegemoetkomingen en faciliteiten voor ondernemers (werkgroep-Oort II). Het kabinet heeft medio 1999 besloten de voorgestelde maatregelen integraal in te voeren. Dit besluit is deels reeds uitgevoerd door de opneming van voorstellen in de Belastingplannen 1999 en 2000 en in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Daarnaast worden enkele maatregelen voorgesteld als uitvloeisel van toezeggingen tijdens de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001. Tevens loopt het voorstel in zoverre vooruit op het aangekondigde voorstel Wet technische aanpassingen (de zogenoemde Veegwet) door de inpassing van reeds tot wet verheven regelingen in de winstsfeer in de Wet IB 2001. De Raad van State kan zich vinden in de grote lijnen van het voorstel maar plaatst bij de wetstechnische uitwerking een aantal opmerkingen. Ernstige bedenkingen heeft de Raad tegen de herziening van het regime inzake de omzetting van afgewaardeerde vorderingen in aandelenkapitaal (artikelen 12 en 13b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969), en de voorgestelde wijziging van artikel 40 van de Invorderingswet 1990 (IW). Naar het oordeel van de Raad dienen deze voorstellen niet in deze vorm te worden ingediend. Bedenkingen heeft de Raad tegen het stimuleren van dierwelzijnsinvesteringen door middel van een fiscale subsidie. Deze stimulering dient op andere wijze plaats te vinden. Aan de Raad is een voorstel ter advisering aangeboden waarin de artikelen van de Wet IB 2001 zijn genummerd overeenkomstig het door de Eerste Kamer der Staten-Generaal aangenomen voorstel. Inmiddels is de Wet IB 2001 hernummerd (Wet van 11 mei 2001, Stb.2000, 215). De Raad gaat ervan uit dat het voorstel hernummerd aan de Staten-Generaal wordt aangeboden. In het advies wordt deze nummering gebruikt en voor zoveel nodig wordt ten aanzien van nieuw in te voegen artikelen van een veronderstelde "a-nummering" uitgegaan. 1. Herinvesteringsreserve 1.1. Voornemen tot herinvestering De verruiming van de vervangingsreserve tot herinvesteringsreserve geeft de bewijsvoering inzake het bestaan van het voornemen tot vervanging een eigen dimensie. De bewijslast dat het voornemen tot vervanging bestaat rust in de eerste plaats op de ondernemer, terwijl de inspecteur aannemelijk dient te maken dat het voornemen tot vervanging niet meer aanwezig is. Onder het huidige beperkte regime wordt in de praktijk nagenoeg steeds de enkele verklaring van de ondernemer dat hij wil vervangen, gevolgd. Alleen in sterk sprekende gevallen slaagt de inspecteur er in aannemelijk te maken dat geen sprake meer is van een voornemen tot vervanging. Zo zal moeten worden aangenomen dat geen voornemen tot vervanging aanwezig is, indien de onderneming geheel of gedeeltelijk gestaakt is. Naar het oordeel van de Raad is het handhaven van de voorwaarde dat het voornemen tot herinvestering bestaat, voor het vormen en instandhouden van de herinvesteringsreserve in het normaal voorkomende geval van een lopende bedrijfsvoering zonder betekenis, aangezien de inspecteur het tegenbewijs dat in een periode van drie jaar niet enige investering zal plaatsvinden, praktisch nimmer kan leveren. De voorwaarde kan worden vervangen door een limitatieve opsomming van de gevallen waarin de vorming van een herinvesteringsreserve niet wordt toegestaan. Hierbij is te denken aan het geval dat de onderneming geheel of gedeeltelijk is gestaakt, of dat aannemelijk is dat de onderneming binnen enkele jaren zal worden gestaakt. De Raad adviseert het voorstel in deze zin aan te passen. 1.2. Volgorde van afboeking Artikel 3.54, tweede lid, Wet IB 2001 geeft de regeling voor de afboeking van de herinvesteringsreserve. Gelet op de rechtspraak inzake de vervangingsreserve is de balansdatum beslissend voor de toetsing of voldaan is aan de voorwaarden voor de vorming en instandhouding van de reserve. Dit leidt tot een benadering, waarbij de boekwinst bij vervreemding van een bedrijfsmiddel steeds kan worden afgeboekt op de kostprijs van de in datzelfde jaar aangeschafte of voortgebrachte bedrijfsmiddelen mits de boekwaarden van laatstgenoemde bedrijfsmiddelen (gezamenlijk) niet dalen beneden de boekwaarde van het vervreemde bedrijfsmiddel. In het geval de boekwinst niet geheel kan worden afgeboekt, wordt een herinvesteringsreserve gevormd die in het volgende jaar (volledig) wordt afgeboekt op de kostprijs van de in dat jaar aangeschafte of voortgebrachte bedrijfsmiddelen. Indien in dat jaar een ander bedrijfsmiddel met boekwinst wordt vervreemd, wordt op de balansdatum beoordeeld of gelet op de "boekwaarde-eis" nog ruimte is voor afboeking op de kostprijs van aangeschafte of voortgebrachte bedrijfsmiddelen nadat deze is verminderd met de afboeking van de herinvesteringsreserve die in het voorafgaande jaar is gevormd. Voorzover deze ruimte er niet is, wordt een herinvesteringsreserve gevormd. In de toelichting op de regeling wordt gesteld dat de aard van het voorstel meebrengt om voor de toerekening van de boekwaarden van vervreemde bedrijfsmiddelen aan investeringen uit te gaan van een "first in - first out"-methode, waarbij de oudste herinvesteringsreserve zoveel mogelijk het eerst wordt aangewend. Naar het oordeel van de Raad is deze fifo-regel niet in artikel 3.54, tweede lid, Wet IB 2001 verwoord. De uitwerkingen waarbij het tijdstip van vervreemding van een bedrijfsmiddel en dat van aanschaf van een ander bedrijfsmiddel van betekenis is voor de toepassing van het regime, sluiten in die zin dan ook niet aan bij de voorgestelde wetsbepaling. De voorbeelden illustreren ook de administratieve complicaties van de fifo-regel. De Raad adviseert tekst en toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen. Indien de fifo-regel wordt gehandhaafd, hetgeen de Raad in verband met de administratieve problematiek ontraadt, adviseert de Raad bij algemene maatregel van bestuur nadere regels daaromtrent te stellen. 1.3. Samenloop Indien een herinvesteringreserve is gevormd, moet deze worden afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van nadien verworven bedrijfsmiddelen. Deze verplichting knelt, indien de herinvesteringsreserve is gevormd bij de vervreemding van bedrijfsmiddelen waarop niet of in meer dan tien jaar wordt afgeschreven - in het algemeen onroerende zaken - en de vervangende investering in die bedrijfsmiddelen eerst plaatsvindt nadat andere bedrijfsmiddelen zijn verworven. De herinvesteringsreserve is dan "verbruikt" terwijl een herinvesteringsreserve die bij de vervreemding van bedrijfsmiddelen met een kortere afschrijvingsperiode is gevormd, niet voor afboeking op de vervangende investering in onroerende zaken kan worden aangewend. De Raad adviseert de regeling op dit punt aan te passen. 2. Bedrijfsverplaatsing 2.1. Steunmaatregel Voorgesteld wordt bij bedrijfsverplaatsing als gevolg van "aangewezen vormen" van overheidsingrijpen de stille reserves en goodwill door te schuiven (artikel 3.64 Wet IB 2001). Hetzelfde geldt ten aanzien van de stille reserves in vervangende bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien jaar pleegt te worden afgeschreven (artikel 3.54, achtste lid, Wet IB 2001). Hoewel generiek geformuleerd worden deze faciliteiten in de toelichting gezien als het opheffen van belangrijke belemmeringen voor de herstructurering van de land- en tuinbouw. De Raad merkt in dit kader op, dat materieel moet worden beoordeeld of een maatregel als steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag moet worden aangemerkt. Indien in de praktijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een bepaalde sector van bedrijvigheid van de regeling gebruikmaakt, moet deze als steunmaatregel worden beoordeeld. In dit verband is mede van betekenis dat door de aanwijzing van bepaalde vormen van overheidsingrijpen als voorwaarde voor toepassing een discretionair element in de regeling is gebracht. In de toelichting is geen opmerking gemaakt over de aanmelding van de regeling bij de Europese Commissie. De Raad adviseert aan deze aspecten in de toelichting aandacht te geven. 2.2. Vormen van overheidsingrijpen In paragraaf 3.2 van de toelichting worden als voorbeelden van de vormen van overheidsingrijpen die onder de regeling zullen gaan vallen, genoemd de onteigening van grond met het oog op wegaanleg en de herstructurering van een bedrijfstak als gevolg van Europese of nationale regelgeving. Deze voorbeelden geven onvoldoende inzicht in de reikwijdte van de in artikel 3.64, vierde lid, Wet IB 2001 opgenomen delegatiebepaling. Het begrip "overheidsingrijpen" is ook opgenomen in de resolutie van 25 augustus 1992, BNB 1992/313. Hieronder is verstaan het handelen van de overheid als de instantie die de bevoegdheid heeft over te gaan tot onteigening alsmede de totstandkoming van een bestemmingsplan waarbij de nieuwe bestemming ertoe leidt dat de onderneming uiteindelijk niet langer op de oorspronkelijke plaats kan worden uitgeoefend. Tevens verruimde het Besluit van 12 juli 1996, BNB 1996/296, de mogelijkheid van doorschuiving in geval van bedrijfsverplaatsing in de agrarische sector van zogenoemde concentratiegebieden naar niet-concentratiegebieden. De Raad is van oordeel, indien wordt beoogd deze regelingen te codificeren, dat de aanwijzing van handelen als overheidsingrijpen niet dient te worden gedelegeerd, maar dat de omschrijving van overheidsingrijpen in het voorstel zelf dient te worden opgenomen. Indien beoogd wordt het begrip overheidsingrijpen te verruimen, dient nader te worden uiteengezet welke criteria voor aanwijzing worden aangelegd. De omschrijving in de toelichting en de verwijzing naar het rapport van de werkgroep Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw (werkgroep-Vossers) is zodanig ruim dat onvoldoende scheidend vermogen ten opzichte van de niet te faciliëren bedrijfsverplaatsingen wordt verkregen. Het gelijkheidsbeginsel zou dan tot een niet beoogde ruime toepassing kunnen leiden. In ieder geval is de Raad van oordeel dat de aanwijzing als aangewezen vorm van overheidsingrijpen als bepalend element in de regeling verder reikt dan een voorschrift van administratieve aard, een uitwerking van de details van een regeling, een voorschrift dat dikwijls wijziging behoeft of een voorschrift waarvan is te voorzien dat het met grote spoed moet worden vastgesteld (aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De Raad adviseert de vormen van overheidsingrijpen die kunnen leiden tot de faciliteit in de wet zelf te omschrijven. 3. Doorschuiving In het rapport van de werkgroep-Oort II is met betrekking tot de zogenoemde doorschuiffaciliteiten onder meer het volgende opgemerkt. "Het tweede betreft de beperking tot de kring van (directe) verwanten in de doorschuiffaciliteit van artikel 17 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Naar het oordeel van de werkgroep is deze beperking archaïsch. Deze faciliteit zou derhalve een generiek karakter moeten krijgen. Argument voor een generiek karakter is dat een doorschuiffaciliteit in het belang is van het voortbestaan van de onderneming. De continuïteit van de onderneming komt in gevaar indien door de afrekening van de belastingclaim als gevolg van de bedrijfsoverdracht liquiditeitsproblemen ontstaan. Dit kan het geval zijn indien de overdrager bijvoorbeeld een vordering op de koper ontvangt. Bij een geruisloze overdracht wordt de fiscale afrekening over de stille en fiscale reserves uitgesteld hetgeen een prijsdrukkend effect heeft. Indien de verkoper dit financiële voordeel (deels) doorgeeft aan de koper zullen diens financieringslasten lager uitvallen." In het rapport "Belastingen bedrijfsleven 21e eeuw" wordt hierop voortgebouwd met de beperking dat de doorschuiffaciliteit budgettair haalbaar wordt geoordeeld voor mede-ondernemers. De Raad noemt deze passages uit de rapporten omdat zij mede de motivering dragen voor de verruiming van de doorschuifregeling. De Raad acht de motivering voor de voorgestelde regeling ontoereikend en ziet niet in waarom ten aanzien van de bestaande regeling van "knelpunten" gesproken kan worden. Uit genoemde rapporten volgt dit niet. Doorschuifregelingen vormen inbreuken op het totale winstbegrip zoals geformuleerd in artikel 7 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964) en overgenomen in artikel 3.8 Wet IB 2001. Voor deze inbreuken zijn zwaarwegende gronden nodig, aangezien de ruimte die het jaarwinstbegrip (artikel 3.25 Wet IB 2001) biedt alleen is te rechtvaardigen indien de eindafrekening sluitend is (artikel 3.61 Wet IB 2001). Zo'n zwaarwegende grond kan het verlichten van liquiditeitsproblemen zijn. Enkel een "archaïsche beperking" daarentegen is zo'n zwaarwegende grond niet. De doorschuiffaciliteit van artikel 17 Wet IB 1964 is mede ingegeven door de omstandigheid dat een doorschuiffaciliteit bij overlijden bestaat. Het afwachten van het overlijden van de ondernemer teneinde een bedrijfsoverdracht in familiekring te realiseren werd uit een oogpunt van goede bedrijfsvoering minder passend geoordeeld, hetgeen mede de achtergrond voor de faciliteit vormt. Deze grond voor het handhaven van de doorschuifregeling zoals opgenomen in artikel 3.63 Wet IB 2001, is blijven bestaan door de doorschuifregeling bij overlijden (artikel 3.62 Wet IB 2001). De doorschuiffaciliteit bij overlijden voorkomt liquiditeitsproblemen als gevolg van de afrekening van de belastingclaim op de stille en fiscale reserves; bij vererving "komt immers geen geld op tafel". Naar het oordeel van de Raad dienen alleen doorschuiffaciliteiten geboden te worden indien geen liquiditeiten buiten de onderneming om beschikbaar komen voor de fiscale afrekening. Onttrekking van liquiditeiten aan de onderneming, die een bedreiging voor de continuïteit kan vormen, behoeft dan niet plaats te vinden. Voor de doorschuiffaciliteiten in de vennootschapsbelastingsfeer is dit ook het leidende beginsel. Verruiming van de bestaande faciliteit tot bijvoorbeeld het geval van overdracht van de onderneming tegen een vordering, zoals ook de werkgroep-Oort II noemt, past in dit kader. De vordering kan als (verplicht) ondernemingsvermogen voor de overdrager worden aangemerkt totdat deze is afgelost omdat in deze gevallen materieel ondernemersrisico wordt gelopen. Tevens wordt daardoor tariefsarbitrage voorkomen. De Raad ziet vooralsnog geen redelijke en objectieve grond voor de verlening van de faciliteit aan mede-ondernemers. Hierdoor ontstaat een ongelijke behandeling ten opzichte van andere vormen van overdracht. In het rapport "Belastingen bedrijfsleven 21e eeuw" wordt voor het voorstel de budgettaire haalbaarheid genoemd terwijl in de toelichting alleen wordt gesproken over navolging van dit rapport. Het tevens genoemde belang van de kennisoverdracht is ontoereikend als grond aangezien de kennis bij de overnemende ondernemer reeds aanwezig kan zijn en kennisoverdracht ook op vele andere manieren kan plaatsvinden dan bij mede-ondernemerschap. De Raad adviseert de doorschuiffaciliteit te beperken tot de gevallen van verlichting van liquiditeitsproblemen en het voorstel in deze zin te heroverwegen. 4. Fiscale subsidieregelingen 4.1. Diergezondheids- en dierenwelzijnsinvesteringsaftrek De Raad heeft meermalen fiscale subsidies (belastinguitgaven) in de advisering betrokken. Hoewel de Raad het instrument als zodanig niet zonder meer afwijst, heeft het college steeds gewezen op de spanningen die het opnemen van fiscale subsidies in de belastingwetgeving oproept. Naar het oordeel van de Raad moeten doeltreffendheid (beleidseffectiviteit), doelmatigheid (kosten-efficiency) en inpasbaarheid binnen de fiscale structuur vaststaan voordat tot opneming van een fiscale subsidie kan worden overgegaan. Daartoe moeten de afweging tussen mogelijke voor- en nadelen van het instrument worden vastgelegd, de verwachte effectiviteit worden onderbouwd, de doelen van de regeling toetsbaar worden geformuleerd, voldoende aandacht worden gegeven aan de administratieve lasten en de verwachte derving van de belasting- en premieontvangst inzichtelijk worden geraamd (kamerstukken II 1998/99, 26 727, A, pt.27 en 28). De Raad constateert dat ten aanzien van de voorgestelde diergezondheids- en dierenwelzijnsinvesteringsaftrek in het geheel niet is aangetoond dat is voldaan aan vorenstaande voorwaarden voor inpassing in de inkomstenbelastingwetgeving. Het enkele verwijzen naar een voorstel van een werkgroep, waarin in belangrijke mate het sectorbelang is vertegenwoordigd, rechtvaardigt de invoering van een fiscale subsidie niet. Daarbij komt dat ook in het rapport van de werkgroep-Vossers niet méér is gesteld dan dat dierenwelzijnsinvesteringen fiscaal gestimuleerd kunnen worden, waarbij kan worden gedacht aan een willekeurig afschrijvingsregime of een investeringsaftrek, met een budgettair beslag van 5 miljoen gulden. De Raad merkt op dat voor het verkrijgen van de voorgestelde aftrek de administratieve kosten en lasten voor de subsidiegenieter hoog zijn doordat een accountantsverklaring op de aanvraag wordt geëist. De Raad is van mening dat de stimulering van diergezondheids- en dierenwelzijnsinvesteringen niet door middel van een belastinguitgave vorm moet worden gegeven maar op andere wijze dient te worden geregeld. 4.2. Duurzame ondernemingsaftrek De duurzame ondernemingsaftrek is ingevoerd bij nota van wijziging op het Belastingplan 2000 (kamerstukken II 1999/2000, 26 820, nr.15). De Raad heeft over deze wijziging geen advies uitgebracht. De aldus in het belastingplan 2000 opgenomen maatregel heeft niet direct betrekking op het budgettaire beeld en het koopkrachtbeeld van 2000. De Raad constateert ook ten aanzien van de duurzame ondernemingsaftrek dat in de toelichting op de nota van wijziging niet is aangegeven dat aan de in paragraaf 4.1 genoemde voorwaarden voor inpassing in de inkomstenbelastingwetgeving is voldaan. De Raad adviseert de doeltreffendheid (beleidseffectiviteit), doelmatigheid (kosten-efficiency) en inpasbaarheid binnen de fiscale structuur van de maatregel alsnog aan te geven. 4.3. (Donker)groene beleggingen 4.3.1. Effectiviteit De vrijstelling van de rendementsheffing voor groene beleggingen is één van de fiscale subsidies die in de Wet IB 2001 is opgenomen. Bij een verruiming van de fiscale subsidie met een (extra) aftrekbedrag groene beleggingen zoals wordt voorgesteld, zal de effectiviteit daarvan moeten worden aangegeven. Uitgaande van het gevoelen in het parlement dat groene beleggingen onvoldoende aantrekkelijk zouden zijn na de invoering van de Wet IB 2001, dient bij het voorstel tot invoering van het aftrekbedrag groene beleggingen (artikelen 6.39a en 6.39b Wet IB 2001) dit gevoelen geconcretiseerd te zijn. Aannemelijk dient te zijn gemaakt dat het beleggend publiek de groene beleggingen gaat mijden zonder aanvullende stimulans, alsmede dat de voorgestelde stimulans toereikend is om het (kwantitatieve) niveau van de groene beleggingen te handhaven zonder dat die stimulans omslaat in het te sterk verdringen van andere maatschappelijke beleggingen. De Raad adviseert in de toelichting op deze aspecten in te gaan. 4.3.2. Donkergroen beleggen In de toelichting is met betrekking tot donkergroen beleggen niet meer gesteld dan dat het streven is dat groenfondsen op termijn ten minste 70 procent van hun vermogen gaan investeren in zogenoemde donkergroene projecten, alsmede dat de invulling van dit begrip plaats zal vinden bij ministeriële regeling. De Raad adviseert uiteen te zetten aan de hand van welke criteria projecten als donkergroen zullen worden gekwalificeerd, welke gevolgen aan die kwalificatie worden verbonden en welke verschillen bestaan met groen beleggen, alsmede een wettelijke grondslag voor de aanwijzing als donkergroen project in de regeling op te nemen. 4.3.3. Steunmaatregel De Raad merkt ook ten aanzien van (donker)groene beleggingen op, dat materieel moet worden beoordeeld of een maatregel niet als steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag moet worden aangemerkt. Indien in de praktijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een bepaalde sector van bedrijvigheid profiteert van de regeling moet deze als steunmaatregel worden beoordeeld. De aanwijzing van bepaalde projecten als "donkergroen" kan ertoe bijdragen dat het groen beleggen een steeds meer op een bepaalde sector van bedrijvigheid gericht karakter krijgt. In de toelichting is geen opmerking gemaakt over de aanmelding van de regeling bij de Europese Commissie. De Raad adviseert aan dit aspect in de toelichting aandacht te geven. 5. Geruisloze terugkeer uit de besloten vennootschap. 5.1. Verrekening tariefverschillen De tarieven van de inkomsten- en vennootschapsbelasting, zoals deze met ingang van 1 januari 2001 zullen gaan gelden, maken de "omzetting" van een eenmanszaak of vennootschap onder firma (V.O.F.) in een besloten vennootschap (B.V.) met beperkte aansprakelijkheid en de "terugkeer" uit de B.V. naar eenmanszaak of V.O.F. eenvoudiger dan onder het huidige regime. Deze omstandigheid draagt bij tot een minder fiscaal geïndiceerde keuze van rechtsvorm van een onderneming, hetgeen een goede ontwikkeling is. Ervan uitgaande dat er in het kader van de (normale) jaarlijkse heffing sprake is van een globaal evenwicht tussen de inkomstenbelastingheffing over de winst uit onderneming aan de ene kant en de vennootschapsbelastingheffing over de winst minus het loon van de directeur vermeerderd met de inkomstenbelastingheffing over dat loon en de (toekomstige) aanmerkelijk belangheffing over de winst minus het loon en minus de vennootschapsbelasting aan de andere kant, dient alleen stilgestaan te worden bij de fiscale afrekeningsmomenten ter gelegenheid van een omzetting of terugkeer. Zoals hiervoor ten aanzien van de doorschuiving is opgemerkt, is er reden voor een doorschuiffaciliteit indien de liquiditeiten voor de fiscale afrekening uit de onderneming zouden moeten komen. Daarvan kan hier sprake zijn, zodat in beginsel bij omzetting de inkomstenbelastingheffing over de stakingswinst en bij terugkeer de vennootschapsbelastingheffing over de stakingswinst en de aanmerkelijk belangheffing over de liquidatie-uitkering achterwege moeten kunnen blijven. Als tweede voorwaarde geldt, dat, indien tariefverschillen optreden, zij moeten worden verrekend. Bij een omzetting is er nagenoeg geen sprake van een tariefverschil aangezien de (toekomstige) inkomstenbelastingheffing over de (doorgeschoven) stille en fiscale reserves en goodwill globaal in evenwicht is met de (toekomstige) vennootschapsbelastingheffing daarover vermeerderd met de (nog verder toekomstige) aanmerkelijk belangheffing over de nettowaarde van die stille en fiscale reserves en goodwill. Bij terugkeer kan er wel sprake zijn van tariefverschillen die moeten worden verrekend. Dit betreft het geval waarin de boekwaarde van het vermogen van de B.V. hoger is dan de verkrijgingsprijs van de aandelen, alsmede het geval waarin die boekwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs van de aandelen. In het eerstgenoemde geval is sprake van door de B.V. ingehouden winst waarover wel vennootschapsbelasting maar nog geen aanmerkelijk belangheffing is geheven. Deze aanmerkelijk belangheffing moet alsnog worden geheven. In het laatstgenoemde geval is al sprake geweest van een aanmerkelijk belangheffing over (netto) stille reserves en goodwill. In verband met de toekomstige inkomstenbelastingheffing over die stille reserves en goodwill dient die aanmerkelijk belangheffing te worden vergoed. Deze aanmerkelijk belangheffing dan wel vergoeding van de aanmerkelijk belangheffing dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden. Indien de heffing langer wordt uitgesteld dan uit een oogpunt van verlichting van financieringsproblemen gerechtvaardigd is, kan oneigenlijk gebruik van de zogenoemde geruisloze omzetting (artikel 3.65 Wet IB 2001) ontstaan. Het is aantrekkelijk voor een inkomstenbelastingplichtige ondernemer zijn onderneming om te zetten in een B.V. in het zicht van een transactie waarbij een aanzienlijke boekwinst zal worden gerealiseerd. Door de geruisloze omzetting wordt de 52%-heffing vervangen door een 35%-heffing plus een 25%-heffing over het nettobedrag op termijn. Door enige tijd later "terug te keren" wordt laatstgenoemde heffing uitgesteld tot staking van de onderneming, hetgeen een aanmerkelijk belastinguitstel betekent. Aan de andere kant wordt bij (lang) uitstel de vergoeding voor de eerder - achteraf bezien te veel - geheven aanmerkelijk belangheffing niet terstond gegeven, hoewel daar eigenlijk gelet op de ratio van de faciliteit wel recht op bestaat. Op grond van deze overwegingen zou er reden zijn de (aanvullende) aanmerkelijk belangheffing te realiseren door het opleggen van een conserverende aanslag, die in termijnen maar uiterlijk op het tijdstip van staking van de "teruggekeerde" onderneming kan worden ingevorderd. Liquiditeitsproblemen zouden in de invorderingssfeer verder kunnen worden verlicht. De hiervoor bedoelde vergoeding voor de aanmerkelijk belangheffing kan plaatsvinden door het toekennen van een credit ter grootte van 25% van het verschil tussen de boekwaarde van het vermogen van de B.V. en de verkrijgingsprijs van de aandelen die met de inkomstenbelasting wordt verrekend naar rato van de gemaakte winst van de "teruggekeerde" onderneming. De hiervoor geschetste verrekening van de tariefverschillen wordt niet voorgesteld, in de plaats hiervan is gekozen voor de naar het oordeel van de Raad meer gecompliceerde regeling inzake de terugkeerreserve (artikel 3.54a Wet IB 2001). De complexiteit wordt voornamelijk veroorzaakt door de indirecte verrekening van de hiervoor omschreven tariefverschillen door middel van een positieve of negatieve reserve, waarbij uitgegaan wordt van een vervreemdingsvoordeel bij liquidatie van de B.V. dat weliswaar wordt vrijgesteld maar toch eerst moet worden berekend, alsmede door een (directe) aanmerkelijk belangverliesverrekening. De Raad adviseert in de toelichting de keuze voor de voorgestelde variant in het licht van mogelijke vereenvoudigingen nader uiteen te zetten. 5.2. Verliesverrekening In de toelichting op artikel 3.54a, tweede lid, laatste volzin, Wet IB 2001 wordt gesteld dat voorkomen moet worden dat een verlies uit aanmerkelijk belang door middel van de terugkeerreserve wordt overgebracht naar box I. Daartoe wordt bij de bepaling van de terugkeerreserve het vervreemdingsvoordeel ten minste op nihil gesteld. De Raad merkt op dat, indien bij "terugkeer" rekening wordt gehouden met een verkrijgingsprijs van de aandelen die hoger is dan de waarde in het economisch verkeer van het vermogen van de vennootschap verminderd met de belastinglatentie, er niet zozeer sprake is van "overbrengen" van een aanmerkelijk belangverlies van box II naar box I, maar van een tariefmaatregel die bewerkt dat de belastingdruk op de winst van de onderneming, die na de "terugkeer" wordt behaald, globaal in evenwicht is met de belastingdruk op die winst, indien geen terugkeer zou hebben plaatsgevonden. In deze benadering is er geen reden bij de bepaling van de terugkeerreserve geen rekening te houden met een negatief vervreemdingsvoordeel. De voorgestelde regeling leidt ertoe, dat bij "terugkeer" het verschil tussen de verkrijgingsprijs van de aandelen en de waarde in het economisch verkeer van het vermogen van de vennootschap verminderd met de belastinglatentie terstond als verlies uit aanmerkelijk belang wordt genomen gelet op het bepaalde in artikel 4.34, tweede en derde lid, Wet IB 2001. Deze bepalingen zijn met betrekking tot een gefacilieerde liquidatie niet uitgesloten. Een zodanige - tussentijdse - verliesneming past niet goed bij een geruisloze doorschuiving. Daarenboven wordt alsdan de aanmerkelijk belangheffing over de "minst zekere winst" (inhaal verlies of verdampte goodwill) terstond en de "meer zekere winst" (stille reserves en goodwill) eerst bij staking van de onderneming in aanmerking genomen. Dit kan als minder evenwichtig worden ervaren. De Raad adviseert in de toelichting aandacht aan deze aspecten te geven. 5.3. Vervreemdingsvoordeel De Raad merkt op dat het vervreemdingsvoordeel bij een gefacilieerde liquidatie als zodanig niet wordt omschreven, aangezien artikel 4.34, eerste lid, Wet IB 2001 uitdrukkelijk is uitgesloten voor deze liquidatie. Uit de voorgestelde regeling lijkt voort te vloeien dat als overdrachtsprijs als bedoeld in artikel 4.20 Wet IB 2001 moet worden aangehouden de waarde in het economische verkeer van het vermogen van de vennootschap, waarbij de latente vennootschapsbelasting moet worden gesteld op 35% van het verschil tussen genoemde waarde en de boekwaarde van het vermogen. Het percentage van de latente belasting moet in samenhang worden gezien met de bepaling van de omvang van de terugkeerreserve (artikel 3.54a, derde lid, Wet IB 2001). De Raad adviseert het vervreemdingsvoordeel uitdrukkelijk in de Wet IB 2001 te omschrijven teneinde voldoende kenbaar te zijn en te voorkomen dat de samenhang met artikel 3.54a, derde lid, Wet IB 2001 verbroken wordt. 5.4. Pensioen in eigen beheer Artikel 19a van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) maakt het onderbrengen van pensioenverplichtingen jegens de directeur-grootaandeelhouder in eigen beheer mogelijk. Bij een gefacilieerde liquidatie van de vennootschap gaan deze verplichtingen door vermenging teniet. Uit de toelichting op artikel 3.69 Wet IB 2001 blijkt dat de bestaande pensioenverplichtingen van de vennootschap bij een gefacilieerde liquidatie vrijvallen (en belast worden), hetgeen alleen kan worden voorkomen door onderbrenging bij een zogenoemde toegelaten professionele verzekeraar of pensioenuitvoerder. Dotatie aan de fiscale oudedagsreserve wordt alleen toegestaan voor bepaalde lijfrenteverplichtingen die eveneens bij een gefacilieerde liquidatie door vermenging tenietgaan. De Raad verwacht dat de afrekening over of de afstorting van de pensioenverplichting in eigen beheer een aanmerkelijke drempel zal betekenen voor het gebruikmaken van de gefacilieerde liquidatie van de vennootschap. De faciliteit boet daarmee sterk aan betekenis in. In de toelichting is niet uiteengezet welke bezwaren een dotatie aan de fiscale oudedagsreserve ter grootte van de pensioenverplichting in eigen beheer ontmoet. Naar het oordeel van de Raad moeten hier mogelijkheden voor het verlagen van de drempel liggen. De Raad adviseert de mogelijkheden voor een extra dotatie aan de oudedagsreserve te verruimen. 5.5. Uitwerking regeling De uitwerking van de gefacilieerde terugkeer geeft aanleiding tot het maken van de volgende kanttekeningen. a. De hoofdregel is neergelegd in artikel 14c Wet Vpb 1969, waarin is bepaald dat de winst die bij of als gevolg van de ontbinding tot uitdrukking komt niet in aanmerking wordt genomen alsmede dat de aandeelhouders in de plaats van de vennootschap treden. Met andere woorden dat de boekwaarden van de vermogensbestanddelen wordt doorgeschoven naar de ondernemingen van de voortzettende ex-aandeelhouders. Op deze wijze kan de inkomstenbelastingclaim op de stille en fiscale reserves en goodwill worden gevestigd. Indien geen inkomstenbelastingclaim kan worden gevestigd omdat de desbetreffende vermogensbestanddelen niet tot het ondernemingsvermogen van de voortzettende ex-aandeelhouders kunnen behoren, zoals bij beleggingen het geval is, moet bij de ontbinding van de vennootschap worden afgerekend (artikel 14c, vierde lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969). Dit is passend in het kader van de faciliteit. Evenzo dient alsdan de aanmerkelijk belangclaim te worden afgerekend. Naar het oordeel van de Raad is dit onduidelijk geregeld. Indien bij de liquidatie van de vennootschap beleggingen opkomen aan de aandeelhouders, vormt de waarde van deze beleggingen een niet-gefacilieerde liquidatie-uitkering die in de aanmerkelijk belangheffing betrokken dient te worden. De in aanmerking te nemen overdrachtsprijs is de waarde in het economische verkeer van die beleggingen verminderd met de vennootschapsbelasting die bij de ontbinding geheven is. Uitdrukkelijk zal echter de verkrijgingsprijs van de belaste liquidatie-uitkering moeten worden omschreven. Artikel 4.34, vierde lid, Wet IB 2001 beoogt zoals uit de toelichting blijkt, in samenhang met artikel 4.19, tweede volzin, Wet IB 2001 vast te leggen, dat een evenredig deel van de verkrijgingsprijs van de aandelen aan de belaste liquidatie-uitkering wordt toegerekend. Van een vervreemding van een gedeelte van de in de aandelen besloten rechten kan in deze gevallen echter niet worden gesproken. Tekst en toelichting van het voorstel kunnen dan ook niet met elkaar in overeenstemming worden gebracht. De Raad adviseert de toerekening van de verkrijgingsprijs van de aandelen aan het belaste en niet-belaste deel van de liquidatie-uitkering uitdrukkelijk te regelen en artikel 4.19, tweede volzin, Wet IB 2001 daartoe aan te vullen. b. Artikel 14c, vierde lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 heeft betrekking op de waarschijnlijk zelden voorkomende gevallen van verrekeningen tussen ex-aandeelhouders in verband met het ontstaan van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen of bij splitsing van de onderneming. In deze gevallen wordt voorgesteld steeds verplicht af te rekenen over het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de boekwaarde van het vermogensbestanddeel. Naar het oordeel van de Raad kan er ook in die gevallen reden zijn de belastingclaim op de desbetreffende vermogensbestanddelen door te schuiven. Ervaring met de figuur zal eerst moeten worden opgedaan, voordat een definitieve regeling gefundeerd kan worden getroffen. De Raad adviseert de bepaling te schrappen en de mogelijkheid voorwaarden te stellen indien zich de figuur van een door de aandeelhouder geleverde tegenprestatie voordoet, in artikel 14c, zesde lid, Wet Vpb 1969 op te nemen. c. Indien tot de vermogensbestanddelen van de vennootschap een afgewaardeerde deelneming als bedoeld in artikel 13ca Wet Vpb 1969 behoort, wordt op grond van artikel 14c, vierde lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969 de opwaardering tot de niet-gefacilieerde winst gerekend. Naar het oordeel van de Raad is de opwaardering - en daarmee de vennootschapsbelastingheffing - niet vanzelfsprekend. Het ontbreken van een deelnemingsvrijstelling voor de inkomstenbelastingheffing leidt er reeds toe, dat alle voordelen die uit de deelneming boven de boekwaarde worden genoten belast zijn. De vennootschapsbelastingclaim wordt volledig omgezet in een inkomstenbelastingclaim. Het ontbreken van een deelnemingsvrijstelling bij de winstbepaling in de inkomstenbelastingsfeer roept daarenboven de vraag op of de geruisloze terugkeer niet moet doorwerken tot deelnemingen indien de moedervennootschap gefacilieerd wordt ontbonden. De Raad adviseert het voorstel op deze punten aan te passen. d. Indien vermogensbestanddelen door een aanmerkelijk belanghouder aan zijn vennootschap ter beschikking worden gesteld, wordt het rendabel maken van deze vermogensbestanddelen aangemerkt als het resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.92 Wet IB 2001). Deze regeling is uitgebreid tot een nader in dat artikel omschreven familiegroep. Artikel 3.98a Wet IB 2001 geeft aan de ex-aandeelhouder een doorschuiffaciliteit indien de vennootschap gefacilieerd wordt geliquideerd, maar deze faciliteit wordt niet aan de leden van vorenbedoelde familiegroep geboden. Zij zullen derhalve moeten afrekenen hoewel artikel 3.91 Wet IB 2001 het rendabel maken van vermogensbestanddelen die aan de onderneming van bepaalde verwanten ter beschikking worden gesteld, eveneens aanmerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. De Raad adviseert de doorschuiffaciliteit tot vorenbedoelde familiegroep uit te breiden. 5.6. Overdrachtsbelasting Tot de "teruggekeerde" vermogensbestanddelen kunnen ook onroerende zaken behoren. Noch in het voorstel, noch in de toelichting is aandacht gegeven aan de overdrachtsbelasting, die bij liquidatie van de vennootschap verschuldigd wordt behoudens voorzover deze onroerende zaken door de (oorspronkelijke) inbrengers in de vennootschap worden verkregen (artikel 15, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBRV)). Deze overdrachtsbelastingheffing kan een belangrijk beletsel voor de "terugkeer" naar de eenmanszaak of V.O.F. zijn. Deze problematiek speelt ook bij de zogenoemde geruisloze omzetting, maar voor die figuur is wel voorzien in een faciliteit voor de overdrachtsbelasting (artikel 15, eerste lid, onderdeel e, WBRV). De vrijstelling is gegrond op het voorkomen van drempels voor het bereiken van de meest gewenste rechtsvorm. Dezelfde motivering zou voor een vrijstelling bij een geruisloze terugkeer kunnen gelden. De Raad adviseert het voorstel in deze zin aan te vullen. 6. Verliesvennootschappen 6.1. Afrekenmomenten Als één van de maatregelen ter financiering van het ondernemingspakket wordt een wijziging van artikel 20, vijfde lid, Wet Vpb 1969 voorgesteld. Dit artikel sluit verliescompensatie uit indien cumulatief voldaan is aan twee voorwaarden. De vennootschap moet zijn onderneming geheel of nagenoeg geheel hebben gestaakt, en de toekomstige winsten kunnen niet meer hoofdzakelijk ten goede komen aan de natuurlijke personen die ten tijde van de staking van de onderneming aandeelhouders waren. De in artikel 20a Wet Vpb 1969 voorgestelde regeling laat de binding met de staking van de onderneming los en verscherpt de laatstgenoemde voorwaarde. Naar het oordeel van de Raad dient de uitsluiting van de verliescompensatie in een ruimer kader te worden bezien. De vennootschapsbelastingheffing kent als afrekenmoment de liquidatie van de vennootschap; bij liquidatie van de vennootschap wordt zowel in de vennootschapsbelastingsfeer als in de inkomstenbelastingsfeer (fiscaal) afgerekend. De inkomstenbelastingheffing kent bij winst uit onderneming als afrekenmoment het staken van de onderneming; het overlijden van de ondernemer wordt fictief als staking aangemerkt. Het uiteenlopen van deze afrekenmomenten roept spanningen op. De onderneming die in de vennootschapsvorm wordt gedreven, is in het voordeel omdat going concern (fiscaal) niet behoeft te worden afgerekend bij het overlijden van de eigenaar (de aandeelhouder). De druk om dit verschil tussen B.V. en eenmanszaak te verkleinen, wordt onder meer gevonden in het pleidooi voor de verruiming van de doorschuiffaciliteiten waardoor ook in de inkomstenbelastingsfeer het afrekenmoment naar een later tijdstip zou worden verschoven. Anderzijds wordt het afrekenmoment in de vennootschapsbelastingsfeer "naar voren" gehaald bij vrees voor oneigenlijk gebruik; de uitsluiting van de verliescompensatie. Fiscale neutraliteit van rechtsvorm zou een stap naderbij komen indien ook voor de vennootschapsbelastingheffing steeds als afrekenmoment de staking van de onderneming zou gelden. Bij die staking zou zowel in de vennootschapsbelastingsfeer als in de inkomstenbelastingsfeer (aanmerkelijk belang) afgerekend dienen te worden. De tariefstelling van de Wet IB 2001 maakt dit mogelijk, aangezien de gecombineerde heffing van vennootschapsbelasting over de winst van de vennootschap en de aanmerkelijk belangheffing over de nettowinst bij de aandeelhouder globaal in evenwicht is met de inkomstenbelastingheffing over de winst uit onderneming. De stakingsfaciliteiten zijn in de inkomstenbelastingsfeer vervallen met de invoering van de Wet IB 2001. Indien bij staking van de onderneming ook in de aanmerkelijk belangsfeer wordt afgerekend, vervalt de thans bestaande mogelijkheid van uitstel van de aanmerkelijk belangheffing door de vennootschap als een beleggingsmaatschappij te laten voortbestaan. Als voordeel van het vigerende vennootschapsbelastingregime wordt gezien, dat noodlijdende vennootschappen op de been kunnen worden gehouden door het aantrekken van nieuwe activiteiten waarbij de opgelopen verliezen worden gecompenseerd met winsten uit die nieuwe activiteiten. Ook in geval van (fictieve) liquidatie is eerst sprake van staking indien de organisatie van kapitaal en arbeid verbroken wordt, hetgeen bij productdifferentiatie niet het geval is. Daarnaast zou het mogelijk zijn een doorschuiffaciliteit voor een "doorstart" op te nemen indien een aanmerkelijk maatschappelijk of economisch belang met de doorstart gediend is. Bij de hiervoor geschetste afrekening bij staking, die als fictieve liquidatie kan worden aangemerkt, worden de fiscale reserves zoals de herinvesteringsreserve betrokken en vervalt een nog resterend verlies. Indien de vennootschap geen onderneming drijft, maar uitsluitend beleggingen bezit, kan het afrekenmoment aansluiten bij de wisseling van het aandeelhouderschap. Naar het oordeel van de Raad is er door de invoering van de Wet IB 2001 echter dringend reden te bezien of het vigerende regime ten aanzien van (belaste en gefacileerde) beleggingsmaatschappijen nog passend is. De Raad adviseert de uitsluiting van verliescompensatie in de vennootschapsbelastingsfeer te blijven binden aan en uit te breiden tot alle gevallen van staking van onderneming en daarbij tevens de afrekening in de aanmerkelijk belangsfeer te betrekken. 6.2. Overkill Het loslaten van de voorwaarde dat verliescompensatie is uitgesloten indien de onderneming van de vennootschap geheel of nagenoeg geheel is gestaakt maar als toets de mate van beleggingen met inbegrip van liquide middelen aan te leggen, leidt ertoe dat aandeelhouderswisselingen in bepaalde branches zoals banken en verzekeringsmaatschappijen steeds tot uitsluiting van verliescompensatie leiden ook al is sprake van going concern. Naar het oordeel van de Raad kan een dergelijke "discriminatie" niet beoogd zijn. Evenzo verliest bijvoorbeeld een (achterklein)dochtermaatschappij het recht op verliescompensatie indien tijdens een reorganisatie waarbij ook nieuwe activiteiten in die vennootschap worden ontwikkeld, de moedermaatschappij wordt overgenomen, hoewel het recht op verliescompensatie in zon geval geen enkele rol speelt. Ook in zo'n geval is sprake van overkill. Overwogen kan worden in plaats van als toets de mate van beleggingen aan te leggen, uit te gaan van "activiteitencompartimentering", waarbij verliescompensatie alleen binnen de oorspronkelijke activiteit kan plaatsvinden en in geval van nieuwe activiteiten of bij de aanwezigheid van beleggingen winstsplitsing plaatsvindt, waarbij de verliezen alleen gecompenseerd kunnen worden met winsten uit de oorspronkelijke activiteit. De Raad adviseert artikel 20a, vierde lid, Wet Vpb 1969 zodanig te verruimen dat alleen de gevallen waarin duidelijk sprake is van handel in verliezen door artikel 20a Wet Vpb 1969 bestreken worden. 6.3. Uiteindelijke zeggenschap Artikel 20a, eerste lid, Wet Vpb 1969 - evenals artikel 15e, eerste lid, Wet Vpb 1969 - voert de begrippen "uiteindelijke zeggenschap" en "uiteindelijke gerechtigdheid tot het vermogen van de belastingplichtige" in, maar omschrijft deze niet. De Raad wijst erop, dat artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 spreekt over "degenen die uiteindelijk - rechtstreeks of door middel van certificaten - gerechtigd zijn tot de opbrengst van aandelen"; deze gerechtigden worden ook bedoeld in artikel 9.2, tweede lid, Wet IB 2001. De in deze artikelen gebezigde begrippen "uiteindelijk gerechtigden" sluiten niet op elkaar aan, aangezien naar de Raad veronderstelt het bij artikel 20a Wet Vpb 1969 evenals bij het vigerende artikel 20, vijfde lid, Wet Vpb 1969 gaat om de natuurlijke personen die van de tophoudstermaatschappij aandeelhouder zijn. Gelijke termen voor verschillende begrippen in eenzelfde wet dienen vermeden te worden. De Raad adviseert de in de artikelen 15e, eerste lid, en 20a, eerste lid, Wet Vpb 1969 opgenomen begrippen zelfstandig te omschrijven. 7. Vennootschappen met een vervangingsreserve Met de overdracht van aandelen van een vennootschap met een vervangingsreserve wordt ook (indirect) een claim van de fiscus op die vennootschap overgedragen; er is uitstel van belastingheffing verleend over gerealiseerde winst. Zoals bij elk uitstel van betaling zonder zekerheidstelling loopt de crediteur het risico van oninbaarheid. Voorgesteld wordt dit risico te beperken door: a. het uitstel van belastingheffing onder bepaalde omstandigheden eerder te beëindigen dan uit de regeling voortvloeit (vrijval herinvesteringsreserve); b. de mogelijkheid van verhaal te vergroten (invorderingsmaatregel). De voorstellen houden geen rekening met de kredietwaardigheid van de vennootschap. Indien het vermogen van de vennootschap (meer dan) toereikend is om de vennootschapsbelasting over de vervangings- of herbeleggingsreserve bij vrijval moet worden betaald, te voldoen is er geen reden voor het treffen van maatregelen. Naar het oordeel van de Raad dient de vermogenspositie van de vennootschap uitgangspunt te zijn bij de beantwoording van de vraag of maatregelen nodig zijn. Overwogen kan worden de vorming van een herinvesteringsreserve niet toe te staan en de reserve te laten vrijvallen, indien het (fiscale) vermogen van de vennootschap negatief is. Evenzo kan aan het doen van winstuitkeringen of onttrekkingen een aansprakelijkheid van de aandeelhouder worden verbonden, indien door die winstuitkering of onttrekking ontoereikend vermogen in de vennootschap resteert om de belastingheffing over de vrijval van de reserve te kunnen voldoen. De Raad adviseert de maatregelen in de eerste plaats af te stemmen op de vermogenspositie van de vennootschap. 7.1. Vrijval herinvesteringsreserve Het in paragraaf 4.1.2 van de toelichting geschetste onbedoelde gebruik gaat langs de problematiek heen. Indien de directie van de vennootschap "er weinig brood meer in ziet" om te herinvesteren, is het vervangingsvoornemen vervallen en dient de reserve vrij te vallen. Het is een kwestie van bewijs of de inspecteur bij betwisting van het herinvesteringsvoornemen er in zal slagen het verval van het vervangingsvoornemen aannemelijk te maken. Het enkele feit dat na een aandeelhouderswisseling door de directie wordt geherinvesteerd is geen onbedoeld gebruik bij een going concern. Zoals hiervoor ten aanzien van artikel 20a Wet Vpb 1969 reeds is opgemerkt kent ook artikel 15e Wet Vpb 1969 elementen van overkill door als toets de mate van beleggingen aan te leggen; evenmin zijn de gevolgen van een (juridische) fusie geregeld. De vrijval van de herinvesteringsreserve dient gekoppeld te blijven aan de vraag of redelijkerwijs tot nieuwe investeringen in bedrijfsmiddelen zal worden overgegaan, hetgeen eerst bij het staken van de onderneming of in het zicht van staken niet meer het geval of niet meer waarschijnlijk is. Aanvullend kan verlangd worden dat de belastingheffing over de herinvesteringsreserve verzekerd is. Vrijval van de reserve vindt dan plaats indien het (fiscale) vermogen van de vennootschap negatief wordt. De Raad adviseert artikel 15e Wet Vpb 1969 te heroverwegen. 7.2. Invorderingsmaatregel In de brief van 13 januari 1998, Vakstudie-Nieuws 1998/7.20, is een aantal problemen gesignaleerd die de toepassing van artikel 40 IW in de praktijk moeizaam maken. In de eerste plaats is de aansprakelijkheid gekoppeld aan het staken van de onderneming door de vennootschap. Indien geen sprake is van staking of in het geval dat geen materiële onderneming (meer) wordt gedreven, kan de aansprakelijkheidstelling geen toepassing vinden. In de tweede plaats moet de ontvanger aannemelijk maken dat de vervreemdende aandeelhouder wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat na de vervreemding van de aandelen alle of nagenoeg alle bezittingen van de vennootschap zouden worden verduisterd. De aansprakelijkheidstelling van een aandeelhouder voor de door de vennootschap verschuldigde vennootschapsbelasting is gerechtvaardigd indien met opzet de rechten van de fiscus worden verkort. Indien het instrumentarium daartoe tekortschiet, moet het worden verbeterd. Dit mag er echter niet toe leiden dat bona fide gevallen onder het regime worden gebracht. Naar het oordeel van de Raad is dat in ruime mate het geval met de voorgestelde wijziging van artikel 40 IW. De vervreemding van (aanmerkelijk belang)aandelen in beleggingsmaatschappijen of van houdstermaatschappijen waarvan de bezittingen mede bestaan uit ten minste 30% beleggingen, wordt als zodanig als mala fide aangemerkt. Daarenboven wordt de aansprakelijkheidstelling verruimd tot nog niet verschuldigde vennootschapsbelasting en zonder dat bezwaar en beroep tegen de vaststelling daarvan wordt geboden aangezien deze nog niet verschuldigde vennootschapsbelasting uiteraard niet in een aanslag kan worden geformaliseerd. Deze verruiming staat in geen enkele verhouding tot het te bereiken doel. De Raad adviseert dan ook het voorstel niet in deze vorm in te dienen. In het kader van de heroverweging kan worden bezien of het aansluiten bij de vermogenspositie van de vennootschap een oplossing voor het probleem biedt. Indien het vermogen ontoereikend is voor het voldoen van de vennootschapsbelasting en in de aan de vervreemding voorafgaande vijf jaar vermogen is onttrokken aan de vennootschap door de aandeelhouders, kunnen deze omstandigheden een eventuele invorderingsmaatregel rechtvaardigen. 8. Omzetting onvolwaardige vordering in aandelenkapitaal Het voorstel inzake de omzetting van een onvolwaardige vordering in aandelenkapitaal heropent een discussie, die met de invoering van artikel 13b Wet Vpb 1969 in 1990 gesloten leek. De discussie is breed gevoerd en werd eerst door het kabinetsvoorstel inzake artikel 13b Wet Vpb 1969 zoals neergelegd in de Tweede nota van wijziging(zie noot 1) beëindigd. Het initiatiefwetsvoorstel van het Tweede-Kamerlid Vermeend dat mede op het onderwerp betrekking had, werd daarop ingetrokken.(zie noot 2) De Raad ziet geen nova die thans dwingen tot een radicale herziening van de regeling zoals nu wordt voorgesteld. Het enige nieuwe element is de opmerking in de toelichting, dat de regeling van artikel 13b Wet Vpb 1969 niet werkt wanneer de schuldenaar nog geen aandeelhouder is, en dat zij daardoor niet afdoende is. Dit "lek" zou echter kunnen worden gedicht door te bepalen dat in alle gevallen waarin een afgewaardeerde vordering wordt omgezet een bedrag gelijk aan de afwaardering tot de winst van de "omzetter" wordt gerekend, ongeacht of de afwaardering ten laste van zijn winst is gebracht. Voorgesteld wordt bij omzetting van een onvolwaardige vordering in aandelenkapitaal het roer volledig om te gooien en een winstcorrectie aan te brengen bij de schuldenaar. Deze winstcorrectie sluit niet volledig aan bij het kwijtscheldingsregime voor onvolwaardige vorderingen (artikel 8, onderdeel c, Wet IB 1964). In dat geval zou de nominale waarde van de schuld in mindering komen op de verrekenbare verliezen van de vennootschap en zou het meerdere niet tot de winst worden gerekend. Voorgesteld wordt het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van de uitgegeven aandelen en de nominale waarde van de schuld tot de winst te rekenen. Hiermee wordt de vaste lijn doorbroken dat voordelen die in het verkeer tussen vennootschap en aandeelhouder opkomen de winst uit onderneming van de vennootschap niet raken. De winstsfeer en de kapitaalsfeer zijn strikt gescheiden. De Raad ziet onvoldoende zwaarwegende redenen die deze inbreuk ten principale kunnen rechtvaardigen. Hoe kwetsbaar het voorstel in zichzelf is, blijkt uit de handhaving van het vigerende regime indien het een buitenlandse schuldenaar betreft. Nog los van het feit of dit complexe stelsel de toets van het Europese recht kan doorstaan indien de buitenlandse schuldenaar in een lidstaat van de Europese Unie is gevestigd, is hier zozeer sprake van een onduidelijke conceptie ten aanzien van de omzetting, dat de Raad reeds hierom adviseert het voorstel terug te nemen. De Raad wijst er daarenboven op dat deze "reparatie in de vennootschapsbelastingsfeer" niet is opgenomen in het rapport van de werkgroep-Oort II en ook budgettair kennelijk zonder betekenis is aangezien de raming van de werkgroep-Oort II voor deze reparaties ongewijzigd is overgenomen. 9. Overgangsrecht In artikel XI, onderdeel F, van het voorstel is een overgangsbepaling opgenomen die betrekking heeft op zogenoemde geruisloze omzettingen, waarvoor de voorovereenkomst of intentieverklaring is opgesteld op of na 25 juni 1999 maar voor 1 januari 2001. Uit de toelichting op dit artikel is af te leiden dat ten aanzien van de terugkeer na een dergelijke geruisloze omzetting kennelijk ook voorwaarden zullen worden gesteld die geen betrekking hebben op de verzekering van de heffing en invordering van inkomstenbelasting (artikel 4.42a Wet IB 2001). Naar het oordeel van de Raad past de in dit artikel opgenomen terugwerkende kracht niet in het daartoe gestelde kader. De kenbaarheid van de bezwarende bepaling bestond op 25 juni 1999 in het geheel niet, terwijl deze ook niet voldoende omlijnd uit de toelichting op het artikel is af te leiden. Aangezien voor terugwerkende kracht in ieder geval een toereikende kenbaarheid vereist is, adviseert de Raad de regeling eerst te doen ingaan op de datum dat deze kenbaar geworden is. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2014, no.2014000612, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake de tewerkstelling van partners van het diplomatieke en consulaire personeel; Zagreb, 6 mei 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake de tewerkstelling van partners van het diplomatieke en consulaire personeel; Zagreb, 6 mei 2005, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2005, no.05.002170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatië inzake de tewerkstelling van partners van het diplomatieke en consulaire personeel; Zagreb, 6 mei 2005, met toelichtende nota. In de toelichtende nota, Algemeen, wordt aangegeven dat de regering voornemens is het verdrag vanaf de datum van ondertekening voorlopig toe te passen. Als motivering daarvan wordt gesteld dat het ter uitvoering van het beleid terzake van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het grootste belang is dat partners van Nederlands diplomatiek personeel zo spoedig mogelijk toegang tot de Kroatische arbeidsmarkt krijgen. De Raad van State heeft er op zichzelf begrip voor dat dit belang een zo spoedig mogelijke toepassing van het verdrag wenselijk maakt. Voorlopige toepassing komt evenwel neer op toepassing voordat de procedure ter goedkeuring van het verdrag is afgerond en vraagt daarom om terughoudendheid. Uit de toelichting blijkt dat soortgelijke verdragen met andere staten reeds in de jaren negentig van de vorige eeuw zijn gesloten, zodat de vraag rijst waarom met Kroatië, ondanks het aangevoerde belang, eerst in mei 2005 een verdrag is gesloten; tijdige totstandkoming van een verdrag heeft immers de voorkeur boven voorlopige toepassing. De Raad beveelt aan in de toelichting het tijdstip van de totstandkoming van het verdrag, dat tot voorlopige toepassing aanleiding geeft, toe te lichten. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat het verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol van wijzigingen bij het Verdrag betreffende de Internationale Hydrografische Organisatie; Monaco, 14 april 2005 (Trb. 2007, 82), met toelichtende nota

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol van wijzigingen bij het Verdrag betreffende de Internationale Hydrografische Organisatie; Monaco, 14 april 2005 (Trb. 2007, 82), met toelichtende notaBij Kabinetsmissive van 13 december 2006, no. 06.004551, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol van wijzigingen bij het Verdrag betreffende de Internationale Hydrografische Organisatie; Monaco, 14 april 2005 (Trb. 2007, 82), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de aanpassing van beslistermijnen naar aanleiding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen en een enkele andere wijziging, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de aanpassing van beslistermijnen naar aanleiding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen en een enkele andere wijziging, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2010, no.10.001815, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de aanpassing van beslistermijnen naar aanleiding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen en een enkele andere wijziging, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot subsidiëring van de kosten van sloop en ombouw van nertsenhouderijen (Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot subsidiëring van de kosten van sloop en ombouw van nertsenhouderijen (Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2015, no.2015000933, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot subsidiëring van de kosten van sloop en ombouw van nertsenhouderijen (Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij), met nota van toelichting.Op 15 januari 2013 is de Wet verbod pelsdierhouderij (hierna ook: de wet) in werking getreden. Deze wet verbiedt het houden, doden of doen doden van een dier dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gehouden ter verkrijging van zijn pels. Nertsenhouders die op 15 januari 2013 een pelsdierhouderij hadden, mogen deze onder voorwaarden blijven uitoefenen tot 1 januari 2024, waarna het definitief verboden is. Het ontwerpbesluit voorziet in een regeling voor de subsidiëring van sloop- en ombouwkosten van de pelsdierhouderij.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar heeft opmerkingen over de motivering van een deel van het ontwerpbesluit.1.Wet verbod pelsdierhouderij buiten werking gesteldArtikel 7 van de wet vormt de grondslag voor het ontwerpbesluit. Bij vonnis van 21 mei 2014 van de rechtbank Den Haag is de wet echter buiten werking gesteld. (zie noot 1) De Staat heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Bij herstelvonnis heeft de rechtbank Den Haag de opschortende werking van het hoger beroep ongedaan gemaakt. (zie noot 2) Dit herstelvonnis heeft tot gevolg dat het door de Staat ingestelde hoger beroep geen schorsende werking meer heeft en de wet derhalve buiten werking is gesteld. De regering meent dat de wet niettemin verbindend is en dat de buiten werkingstelling er niet aan in de weg staat dat de wet tot grondslag kan dienen voor dit ontwerpbesluit. (zie noot 3) De regering heeft evenwel, ter vermijding van discussies hierover, het ontwerpbesluit mede gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies.De Afdeling merkt allereerst op dat de Kaderwet EZ-subsidies voldoende grondslag biedt voor het ontwerpbesluit. In de toelichting beperkt de regering zich tot de enkele mededeling dat de wet eveneens tot grondslag kan dienen voor het ontwerpbesluit en dat de buitenwerkingstelling dit niet verhindert. Aangezien enige motivering ontbreekt, is deze enkele mededeling onvoldoende. Dit temeer aangezien het de vraag is of de mededeling juist is. Daarbij wijst de Afdeling op het LSV-arrest, waarin de Hoge Raad de term buitenwerking stelling van een wet als volgt uitlegt: (zie noot 4) "een in algemene termen vervat verbod (HR 3 januari 1964, NJ 1964, 445, en 18 februari 1966, NJ 1966, 208), daartoe strekkende dat de Staat zich - tot een eventuele beslissing in een bodemprocedure, waarbij de beschikkingen verbindend worden geoordeeld - heeft te onthouden van gedragingen die op de werking van die beschikkingen zijn gegrond, met name het uitvoeren of doen uitvoeren daarvan." Gelet op de uitleg door de Hoge Raad is het zeer de vraag of het ontwerpbesluit mede kan worden gebaseerd op de Wet verbod pelsdierhouderij, zo lang deze buiten werking is gesteld.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig artikel 7 van de Wet verbod pelsdierhouderij in de considerans te schrappen als grondslag voor het ontwerpbesluit.2.Toestemming Europese Commissie inzake staatssteun ontbreektDit ontwerpbesluit is een staatssteunmaatregel in de zin van artikel 107 VWEU en is daarom bij de Europese Commissie aangemeld. Indien het ontwerpbesluit naar aanleiding van de reactie van de Europese Commissie op substantiële punten wijzigt, adviseert de Afdeling het ontwerpbesluit nogmaals ter advisering aan haar voor te leggen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpwet toezicht Europese subsidies, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpwet toezicht Europese subsidies, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2004/35/EG (milieuaansprakelijkheid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2004/35/EG (milieuaansprakelijkheid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2006, no.06.001972, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2004/35/EG (milieuaansprakelijkheid), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voorziet in regels inzake de milieuaansprakelijkheid, ter uitvoering van richtlijn nr. 2004/35/EG van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (verder: de richtlijn). De richtlijn alsmede het wetsvoorstel kent drie belangrijke uitgangspunten: - De eigen verantwoordelijkheid van de exploitant: hij dient preventieve of herstelmaatregelen te treffen wanneer schade ontstaat of dreigt te ontstaan. De kosten voor de maatregelen komen voor zijn rekening. - De verplichting of bevoegdheid van het bestuursorgaan tot het voorschrijven van preventieve of herstelmaatregelen. - De bevoegde instantie kan ook altijd zelf de nodige maatregelen nemen. In dat geval worden de kosten verhaald op de exploitant. De richtlijn ziet op de (onmiddellijke dreiging van) schade aan water, bodem, en beschermde soorten en natuurlijke habitats. De richtlijn kent een regeling voor schade aan het milieu en de onmiddellijke dreiging daarvan, die veroorzaakt wordt door beroepsactiviteiten, genoemd in bijlage III (risicoaansprakelijkheid). In geval van schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats die wordt veroorzaakt door andere beroepsactiviteiten dan die in de bijlage III worden genoemd, is de exploitant uitsluitend aansprakelijk bij schuld of nalatigheid (schuldaansprakelijkheid). De richtlijn geeft schadedrempels. De richtlijn is niet van toepassing op schade aan particulieren, zoals lichamelijk letsel, schade aan particulier eigendom of economische schade. De richtlijn laat derhalve de bestaande civielrechtelijke en publiekrechtelijke mogelijkheden tot schadevergoeding onverlet. De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over de inpassing van het wetsvoorstel in het bestaande wettelijke stelsel, de kwalificatieproblematiek, het kostenverhaal: vrijwarende werking van de vergunning en state of the art, de voortdurende milieuverontreiniging, begripsbepalingen, aanvullende nationale regelingen, zienswijzen, rechtsbescherming, het bevoegd gezag, de openbaarheid en geheimhouding, bevoegdheid tot het treffen van maatregelen van overheidswege, motivering, het bestuurlijk overleg, de kosten voor de overheid en de vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Inpassing in het bestaande wettelijke stelsel De keuze voor implementatie van de richtlijn in de Wet milieubeheer kan worden onderschreven, gelet op het karakter dat de richtlijn in de loop van de onderhandelingen heeft gekregen, waarbij wordt uitgegaan van een bestuursrechtelijke benadering. Deze keuze heeft evenwel een aantal consequenties voor de afstemming met bestaande wetgeving. Dit geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. Afstemming met titel 17.1 Wm Hoofdstuk 17 van de Wm betreft maatregelen in bijzondere omstandigheden. Op zichzelf past de regeling van de milieuaansprakelijkheid bij (dreigende) milieuschade in dit hoofdstuk. Wel is onduidelijk op grond waarvan het bevoegd gezag moet optreden wanneer sprake is van samenloop van titel 17.1 en titel 17.2 Wm. Dit betreft de situatie waarin een activiteit binnen een inrichting milieuschade oplevert en tevens is aan te merken als een ongewoon voorval als bedoeld in artikel 17.1 Wm. In de memorie van toelichting wordt aandacht geschonken aan de mogelijke samenloop en wordt beargumenteerd dat vanwege de implementatie het voorliggende wetsvoorstel nog niet voorziet in afstemming.(zie noot 1) In de memorie van toelichting wordt echter ook gesuggereerd dat de voorgestelde regeling (titel 17.2) voorgaat in geval van samenloop met de regeling in titel 17.1. Dit acht de Raad niet vanzelfsprekend, aangezien uit het wetsvoorstel geen voorrang valt af te leiden. De Raad adviseert het door de richtlijn beoogde resultaat ten volle te verwezenlijken, inhoudende dat in titel 17.2 wordt bepaald dat wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden van toepasselijkheid deze titel wordt toegepast. b. Verdere aanverwante regelingen op het terrein van het milieurecht Een aantal aanverwante regelingen kent tevens de bevoegdheid tot het treffen van maatregelen bij (dreigende) schade, bijvoorbeeld artikel 21 Natuurbeschermingswet 1998. Verder kent de Wet bodembescherming (hierna: Wbb) een regeling voor het treffen van maatregelen bij ongewone voorvallen. Hierop wordt in de memorie van toelichting ingegaan. In het algemeen gaat de Wbb verder dan de richtlijn, maar niet op alle punten, bijvoorbeeld wat het verplichte kostenverhaal betreft. In de memorie van toelichting lijkt een beroep te worden gedaan op artikel 17.9, zesde lid: het bevoegd gezag moet steeds in overeenstemming met titel 17.2 handelen. Zoals onder (a) is geconstateerd, biedt het wetsvoorstel geen aanknopingspunten voor de gedachte dat titel 17.2 voorgaat boven andere regelingen. Wat de Wbb en andere regelingen betreft geldt het adagium dat de bijzondere wet voorgaat op de algemene wet. Bovendien kan een ander bestuursorgaan dan aangewezen in artikel 17.9, derde lid, aanhef en onder a, bevoegd zijn op grond van de Wbb (bijv. artikel 30 Wbb). Om de juiste en volledige implementatie van de richtlijn ook daadwerkelijk te garanderen, adviseert de Raad te voorzien in een samenloopregeling in de voorgestelde titel 17.2. c. Bestuursrechtelijke handhaving Het wetsvoorstel, althans de daarin toegekende bevoegdheid tot het treffen van preventieve en herstelmaatregelen, vertoont overeenkomsten met de huidige bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat de huidige bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden niet volstaan ter implementatie van de richtlijn, met name omdat in de situaties waarop de richtlijn ziet niet altijd sprake is van een overtreding. De memorie van toelichting gaat echter niet in op de situatie waarin wél sprake is van overtreding (én schade wordt veroorzaakt). In dat geval vindt samenloop plaats van de bevoegdheden ingevolge titel 17.2 Wm en de handhavingsbevoegdheden ingevolge de toepasselijke wetgeving. De Raad adviseert in de memorie van toelichting aandacht te besteden aan de mogelijkheid tot samenloop van de bevoegdheden tot het treffen maatregelen bij overtreding en de beginselplicht tot handhaving. d. Burgerlijk Wetboek De memorie van toelichting gaat heel summier in op de aansprakelijkheid, geregeld in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Nu er een volledig uitgewerkte bestuursrechtelijke regeling voor de hier aan de orde zijnde "aansprakelijkheid" ligt, kan de bevoegde bestuursorgaan, voor zover het gaat om de gevallen die onder deze regeling vallen, zich niet meer tot de civiele rechter wenden.(zie noot 2) Dit geldt echter niet voor de schades, die niet onder het wetsvoorstel valt, zoals de historische schades (artikel 17.8, aanhef en onder c). Die schades zal de overheid wel langs de weg van het privaatrecht kunnen verhalen. Voor een derde, een particulier die schade leidt door onrechtmatig handelen van de exploitant, geldt dat hij zich niet kan beroepen op titel 17.2 Wm voor schadevergoeding. Hiertoe dient hij gebruik te maken van het privaatrecht. Deze privaatrechtelijke actie kan samenlopen met kostenverhaal door de overheid ingevolge titel 17.2 Wm. Artikel 16, tweede lid, van de richtlijn geeft aan dat de richtlijn niet belet dat de lidstaten passende maatregelen vaststellen met betrekking tot, kort gezegd, het privaatrecht. Ter aanvulling op hetgeen reeds in de memorie van toelichting staat, adviseert de Raad meer precies in te gaan op de verhouding tussen de voorliggende publiekrechtelijke regeling en het privaatrecht en toe te lichten waarom geen gebruik wordt gemaakt van de in artikel 16, tweede lid, van de richtlijn geboden mogelijkheid tot afstemming. 2. Kwalificatieproblematiek Voor de uitvoering van het wetsvoorstel dient een aantal kwalificaties plaats te vinden, zoals het begrip "(milieu)schade". Dit geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. Internationale en Europeesrechtelijke verplichtingen Het wetsvoorstel is niet van toepassing op (de onmiddellijke dreiging van) milieuschade ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt van één van de in bijlage IV bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid genoemde verdragen, waaraan Nederland gebonden is, nucleaire risico's of een activiteit waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is of een activiteit of gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt van een van de in bijlage V bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid genoemde verdragen.(zie noot 3) Deze beperking van de werkingssfeer betekent dat in de praktijk door het bevoegd gezag moet worden beoordeeld of één van de genoemde verdragen (en de omzettingsmaatregelen) van toepassing is op een (onmiddellijk dreigende) milieuschadeveroorzakende activiteit. De memorie van toelichting gaat niet uitdrukkelijk in op deze kwalificatieproblematiek, terwijl het de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel ten goede zou komen wanneer aan de hand van enkele voorbeelden wordt uiteengezet wanneer schade niet onder het wetsvoorstel maar onder de werking van (de omzettingsmaatregelen van) een verdrag valt. De Raad adviseert de memorie van toelichting aan te vullen op dit punt. b. Kwalificatie door het bevoegde bestuursorgaan Het wetsvoorstel voorziet in nieuwe, complexe taken voor de bevoegd bestuursorganen aangaande de kwalificatie van de schade. Dit betekent in de eerste plaats dat moet worden bepaald of het wetsvoorstel van toepassing is en dat bijvoorbeeld sprake is van milieuschade, van causaliteit en van een beroepsactiviteit in de zin van bijlage III van de richtlijn. Verder moet het bestuursorgaan de referentietoestand bepalen, inhoudende dat de staat van instandhouding van de natuur, de bodem en het water moet worden geïnventariseerd. Voor de milieucomponenten water en bodem geldt dat deze in het kader van bestaande wetgeving reeds wordt geïnventariseerd. Het in die wetgeving aangewezen bevoegd gezag hoeft echter niet overeen te komen met het in dit wetsvoorstel aangewezen bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft kennis van de referentietoestand nodig om te bepalen of in een bepaalde situatie sprake is van een (onmiddellijk dreigende) meetbare verandering ofwel schade in de zin van het wetsvoorstel en voor het bepalen van de te treffen maatregelen (bijlage II van de richtlijn). Het bevoegd gezag moet de meetbare verandering beoordelen, evenals de mate van de verandering, dat wil zeggen of wordt voldaan aan de schadedrempel. Deze taken worden gecompliceerd doordat voor elk milieuaspect (water, bodem, natuur) een eigen drempel geldt en omdat één activiteit gevolgen kan hebben voor meerdere aspecten. In de memorie van toelichting wordt niet of slechts zeer summier ingegaan op deze nieuwe taken en bevoegdheden. De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen. c. Beroepsactiviteiten De richtlijn ziet op beroepsactiviteiten die zijn aangeduid in Bijlage III en op overige beroepsactiviteiten. Het wetsvoorstel volgt deze systematiek in artikel 17.7, aanhef en onder a en b. De Bijlage III-beroepsactiviteiten betreffen in Nederland met name de vergunningplichtige bedrijven. Wat de overige beroepsactiviteiten betreft geldt dat hieronder tevens de activiteiten kunnen vallen, waarvoor in Nederland vergunningvervangende, algemene maatregelen van bestuur (verder: amvbs) gelden, bijvoorbeeld ingevolge artikel 8.40 van de Wm en de artikelen 2 en 2a van de Wvo. De memorie van toelichting laat zich niet duidelijk uit over de gelding van het wetsvoorstel voor deze zogenoemde amvb-activiteiten. Artikel 16, eerste lid, van de richtlijn voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid de voorschriften inzake preventie en herstel van de richtlijn van toepassing te verklaren op extra activiteiten. Gelet op de keuze in het Nederlandse systeem voor regulering van de overgrote meerderheid van milieubelastende bedrijvigheden door vergunningvervangende, algemene regels, behoeven deze amvb-activiteiten een expliciete regeling. De Raad adviseert te overwegen de regeling van het wetsvoorstel wat de preventie en het herstel betreft ook te doen gelden voor de amvbs. 3. Kostenverhaal: vrijwarende werking van vergunningen en state of the art Het uitgangspunt van de richtlijn is dat de exploitant de kosten voor de te treffen maatregelen draagt (artikel 8, eerste lid). Wanneer de overheid kosten maakt, verhaalt zij deze op de exploitant (artikel 8, tweede lid). De richtlijn kent een aantal uitzonderingen (artikel 8, tweede, derde en vierde lid). Het wetsvoorstel voorziet ter uitvoering van de richtlijn in een regeling inzake kostenverhaal in artikel 17.16. Deze regeling geeft aanleiding tot enige opmerkingen. a. Redelijkheidseis Het wetsvoorstel voorziet niet in vrijwaring van aansprakelijkheid als in overeenstemming met de vergunning of de "state of the art" is gehandeld. Eén en ander komt aan de orde via het kostenverhaal. Het bevoegd gezag kan (geheel of gedeeltelijk) afzien van kostenverhaal indien de kosten redelijkerwijze niet geheel of gedeeltelijk ten laste van de betrokkene behoren te komen (artikel 17.16, derde lid). In het vierde lid van 17.16 heeft de redelijkheid van het kostenverhaal een specifieke invulling gekregen, waarbij aanhef en onder b, 1e en 2e punt, zien op het vergunning-verweer en het kennisverweer. Dit geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen: - Het wetsvoorstel richt zich, anders dan de richtlijn, tot het (kostenverhaal door het) bevoegd gezag en niet tot de (aansprakelijkheid van de) exploitant. Het is onduidelijk om welke reden in het wetsvoorstel is gekozen voor een van de richtlijn afwijkende systematiek. Als gevolg van deze invulling van het redelijkheidscriterium wordt in feite toch de aansprakelijkheid van de exploitant beperkt. - De regering heeft voor de redelijkheidstoets aansluiting gezocht bij de regeling voor kostenverhaal in geval van het toepassen van bestuursdwang (artikel 5:25 Awb), zo stelt de memorie van toelichting.(zie noot 4) De memorie van toelichting gaat in op de jurisprudentie ten aanzien van de toepassing van de redelijkheidstoets van artikel 5:25 Awb, die wordt ingevuld met criteria als "niet-verwijtbaarheid", "sterke betrokkenheid van het algemeen belang" en "hoogte van de kosten". Nu de richtlijn en het wetsvoorstel voorzien in een limitatieve opsomming (i.c. niet-verwijtbaarheid en vergunning- en kennisverweer) van uitzonderingen op de aansprakelijkheid is de reden voor het ingaan op deze jurisprudentie onduidelijk. - Het wetsvoorstel maakt in artikel 17.16, derde lid en vierde lid, geen onderscheid tussen herstel- en preventieve maatregelen. Artikel 8, vierde lid, van de richtlijn doet dit wel. De mogelijkheid tot het voorzien in een uitzondering op de aansprakelijkheid van de exploitant in geval van een vergunning- en kennisverweer is beperkt tot de kosten van de herstelmaatregelen. Door niet in deze beperking te voorzien, is de richtlijn onvolledig geïmplementeerd in het wetsvoorstel. De Raad adviseert artikel 17.16, vierde lid, in dit licht nader te bezien. Wanneer wordt gekozen voor de uitzonderingen adviseert de Raad in artikel 17.16, vierde lid, in aansluiting op artikel 8, vierde lid, van de richtlijn, te bepalen dat de exploitant niet de kosten behoeft te dragen van herstelmaatregelen onder de bedoelde omstandigheden. De memorie van toelichting behoeft op dit punt enige verduidelijking. b. Afstemming met relevante wetgeving De duidelijkheid die de voorgestelde regeling biedt, ontbreekt voor de aanverwante regelingen genoemd in punt 1, onder a, van dit advies. Dit levert onduidelijkheid op voor de burger. In het privaatrecht is de beperking van de aansprakelijkheid door een "vergunning- of kennisverweer" uitdrukkelijk niet aanvaard. Mede in het licht van het bepaalde in artikel 16, tweede lid, van de richtlijn en hetgeen hieromtrent is opgemerkt onder punt 1, sub d, van dit advies, verdient het de voorkeur de invalshoek van de richtlijn te volgen en tevens te bepalen hoe de afstemming met Boek 6 BW dient plaats te vinden. De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op de afstemming met aanverwante regelgeving en het privaatrecht en het voorstel zo nodig aan te vullen. c. Amvb-activiteiten Zoals gezegd, wordt in Nederland een (groot) aantal beroepsactiviteiten hoofdzakelijk gereguleerd door (vergunningvervangende) algemene maatregelen van bestuur. De richtlijn biedt geen ruimte voor een vrijwarende werking van deze amvbs, hoewel deze amvbs een met de vergunningvoorschriften vergelijkbare materiële normering bevatten. De memorie van toelichting rechtvaardigt dit verschil tussen de vergunningplichtige en amvbbedrijven niet. Mede gelet op hetgeen is opgemerkt in punt 2, onder c, van dit advies, adviseert de Raad in de memorie van toelichting op het verschil in te gaan. d. Onduidelijkheden in de memorie van toelichting De memorie van toelichting gaat uit van de fictie dat het "vergunning- en kennis verweer" niet kan worden gevoerd en dat slechts sprake is van een redelijkheidseis.(zie noot 5) De lezer wordt daardoor op het verkeerde been gezet, waardoor geen sprake is van een ondersteunende functie van de memorie van toelichting. Dit geldt tevens voor de passage in de memorie van toelichting waarin wordt gezegd dat het wetsvoorstel niet van toepassing is op schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats die het gevolg is van de activiteit waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is verleend, en voor zover gehandeld is conform de verleende vergunning. Deze uitzondering geldt volgens de memorie van toelichting uitdrukkelijk niet voor de andere soorten schade.(zie noot 6) Het verdient de voorkeur hier expliciet te verwijzen naar artikel 17.8, aanhef en onder b, en uitdrukkelijk in te gaan op de verschillen tussen de artikelen 17.8, aanhef en onder b, en 17.16, vierde lid. De Raad adviseert de memorie van toelichting op de aangegeven punten te verduidelijken. 4. Voortdurende milieuverontreiniging De richtlijn geldt vanaf 30 april 2007. Het wetsvoorstel zal niet eerder gelden en heeft geen terugwerkende kracht; het geldt voor situaties vanaf de inwerkingtreding. Het is onduidelijk hoe moet worden omgegaan met de gevallen waarin schade is veroorzaakt door een voortdurende activiteit, die is gestart voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel en daarna voortduurt. De richtlijn biedt geen regeling voor deze schade. Het wetsvoorstel evenmin. De richtlijn verplicht echter wel tot het treffen van maatregelen waardoor het milieu wordt hersteld in de referentietoestand, inhoudende de toestand waarin het milieu zich bevond voordat de schade ontstond. In het geval van historische milieuverontreiniging is een nulmeting niet mogelijk en veelal ook niet (meer) voorhanden. Het zal veelal onmogelijk zijn vast te stellen welke schade is ontstaan na inwerkingtreding van de voorliggende regeling en daarvoor. Eenzelfde problematiek doet zich nu reeds voor bij verhaal van kosten van bodemverontreiniging. Er moet derhalve een inschatting worden gemaakt aan de hand van de beste beschikbare informatie. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel, adviseert de Raad in de memorie van toelichting uitdrukkelijk aandacht te besteden aan deze problematiek en het voorstel zo nodig aan te vullen. 5. Begripsbepalingen Een aantal begripsbepalingen van het wetsvoorstel geeft aanleiding tot opmerkingen. a. "Activiteit" De richtlijn ziet op beroepsactiviteiten van exploitanten. Het wetsvoorstel voorziet, in afwijking van de Wm(zie noot 7) en in overeenstemming met de richtlijn in het begrip "activiteit" (artikelen 17.6, eerste lid, jo. 17.7, onder a, wetsvoorstel). Nu levert dit begrip geen afstemmingsproblemen op. De Raad meent echter dat in de memorie van toelichting waar mogelijk dient ingegaan van de toekomstige ontwikkelingen in de milieuwetgeving. Zo voorziet het wetsvoorstel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in eenzelfde "activiteit"-begrip, terwijl het begrip anders is omschreven. Verder ziet het (voor)ontwerpbesluit houdende algemene regels voor inrichtingen op weer andere "activiteiten".(zie noot 8) Hierdoor rijst de vraag hoe deze begrippen zich tot elkaar verhouden en in hoeverre zij aanleiding geven tot (kwalificatie)problemen in de uitvoeringspraktijk en daarmee de daadwerkelijke uitvoering van de richtlijn belemmeren. De Raad adviseert in de memorie van toelichting hierop in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen. b. "Exploitant" De richtlijn gaat uit van het begrip "exploitant". Het wetsvoorstel richt zich tot "degene die de activiteit verricht" en tot de "betrokkene". Dit geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. - De definitiebepaling in het wetsvoorstel bevat niet hetgeen in artikel 1 van de richtlijn wordt genoemd na "met inbegrip van". Uit de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat het wetsvoorstel niet beoogt een andere invulling aan het begrip te geven dan waarin de richtlijn voorziet. De Raad adviseert in de tekst van het wetsvoorstel de richtlijn volledig te volgen. - In verschillende bepalingen in het wetsvoorstel worden tevens verplichtingen opgelegd aan "betrokkene".(zie noot 9) Dit begrip is niet nader omschreven in (de begripsbepalingen van) het wetsvoorstel. Het in het wetsvoorstel gehanteerde onderscheid schept derhalve onduidelijkheid. Zo is onduidelijk of "betrokkene" een grotere groep personen betreft dan "degene die de activiteit verricht". Indien dit niet wordt beoogd, is het onduidelijk of de artikelen 17.12, vierde lid, eerste volzin, en 17.13, vijfde lid, nodig zijn, gelet op artikel 17.10, eerste lid, onder c. De onduidelijkheid wordt versterkt doordat in de memorie van toelichting het onderscheid niet wordt toegelicht en het begrip "exploitant" uit de richtlijn wordt gehanteerd.(zie noot 10) De richtlijn kent het bedoelde onderscheid niet en legt de desbetreffende verplichtingen op aan de exploitant. Met name in de kernbepaling artikel 17.16 komt het mogelijke verschil tussen de richtlijn en het wetsvoorstel naar voren. De Raad adviseert de term "betrokkene" in het wetsvoorstel te vervangen door: degene die de activiteit verricht. c. "Staat van instandhouding" Het wetsvoorstel voorziet niet in de definitie van de term "staat van instandhouding". De memorie van toelichting stelt dat de reden hiervoor is dat dit begrip in de tekst niet terugkeert en dat alleen in bijlage I van de richtlijn het begrip wordt genoemd.(zie noot 11) Dit argument is niet overtuigend, nu de (gunstige) staat van instandhouding bepalend is voor de schadedrempel ofwel voor de vraag of sprake is van milieuschade in de zin van de richtlijn en het wetsvoorstel. Tevens is dit begrip van belang bij het vaststellen van de noodzakelijke maatregelen. Dientengevolge betekent het niet voorzien in deze definitie dat sprake is van een onvolledige implementatie. Bovendien voorziet artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998, ter implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn, eveneens in instandhoudingsdoelstellingen, zodat afstemming noodzakelijk is. De Raad adviseert te voorzien in een begripsomschrijving van het begrip "staat van instandhouding" conform de richtlijn en in de memorie van toelichting in te gaan op de verhouding met de Natuurbeschermingswet 1998. d. "Onmiddellijke dreiging van schade" Het wetsvoorstel voorziet evenmin in de definitie van de term "onmiddellijke dreiging van schade". De memorie van toelichting stelt dat de reden hiervoor is dat de exacte woordcombinatie slechts één keer in het wetsvoorstel voorkomt (17.12) en verder dat de begripomschrijving in de richtlijn weinig bepaald is.(zie noot 12) De term "onmiddellijke dreiging van schade" staat echter centraal in de richtlijn en behoeft implementatie in een wettelijke regeling. De Raad adviseert in het wetsvoorstel te voorzien in de begripsomschrijving van "onmiddellijke dreiging van schade" conform de richtlijn. Dat kan door toevoeging hiervan aan artikel 17.12. e. "Kosten" Het wetsvoorstel voorziet in een begripsomschrijving van het begrip "kosten", die vrijwel gelijkluidend is aan de omschrijving van dit begrip in de richtlijn. De opmerking in de memorie van toelichting dat is aangesloten bij de formulering van artikel 5:25 van Awb schept dan ook verwarring. De tekst van artikel 17.6, eerste lid, geeft geen aanleiding tot deze opmerking. De Raad adviseert deze passage in de memorie van toelichting te verduidelijken. 6. Aanvullende nationale regelingen Het wetsvoorstel voorziet in een aantal bepalingen in een nationale regeling. Dit geeft aanleiding tot enige opmerkingen. a. Noodzaak De artikelen 17.11, 17.12, derde lid, 17.13, tweede en vierde vijfde lid, en 17.15, tweede lid, voorzien in een regeling die geen implementatie van de richtlijn betreft. Bij implementatie worden echter in de implementatieregeling geen andere regels opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn.(zie noot 13) De Raad onderschrijft de noodzaak van de voorgestelde bepalingen, maar adviseert de bedoelde regelingen expliciet toe te lichten in de memorie van toelichting. b. Informeren en advisering andere bestuursorganen Artikel 17.12, vierde en vijfde lid, bepaalt dat het bevoegd gezag de bestuursorganen, genoemd in artikel 17.2, derde lid, onverwijld een afschrift van de beschikking (betreffende de door de exploitant te treffen maatregelen) stuurt en deze bestuursorganen in de gelegenheid stelt zienswijzen naar voren te brengen of te adviseren. Artikel 17.13, derde lid, bevat dezelfde informatieplicht. Deze verplichtingen leiden tot lasten voor de overheid en tot vertraging van de besluitvorming, terwijl zij op grond van de richtlijn niet noodzakelijk zijn. Verder geldt dat artikel 17.2, derde lid, Wm andere bestuursorganen aanwijst dan bijvoorbeeld artikel 8.7 Wm. Het is onduidelijk waarom is gekozen voor een verwijzing naar artikel 17.2, derde lid, Wm. Dit wordt in de memorie van toelichting niet nader onderbouwd. De Raad adviseert de regeling in dit licht te bezien. 7. Zienswijzen De richtlijn verplicht op sommige punten belanghebbenden te horen én met de naar voren gebrachte zienswijzen rekening te houden, bijvoorbeeld artikel 7, vierde lid, van de richtlijn. Het wetsvoorstel voorziet in een regeling in de artikelen 17.12, vijfde lid, en 17.14, zesde lid. a. Rekening houden met zienswijzen De verplichting dat rekening wordt gehouden met de naar voren gebrachte zienswijzen is niet geïmplementeerd in het wetsvoorstel. De richtlijn is derhalve niet volledig geïmplementeerd. De Raad adviseert in titel 17.2 te voorzien in een regeling hieromtrent.(zie noot 14) b. Hoorplicht Artikel 12, derde lid, van de richtlijn vereist dat het bevoegd gezag de exploitant in de gelegenheid stelt zijn standpunt met betrekking tot het verzoek om maatregelen kenbaar te maken. Artikel 4:7 Awb ziet op beschikkingen op aanvraag, artikel 4:8 Awb op ambtshalve beschikkingen. De memorie van toelichting stelt dat de hoorplicht ingevolge artikel 4:8 Awb volstaat, hetgeen kan worden betwijfeld. Bovendien kennen de hoorplichten van de artikelen 4:7 en 4:8 Awb een aantal beperkingen, waarin de richtlijn niet voorziet. Zo is artikel 4:8 Awb niet van toepassing als de exploitant zelf de nodige gegevens heeft verstrekt, bijvoorbeeld ingevolge het voorgestelde artikel 17.13, tweede lid. De Raad adviseert te voorzien in een volledige omzetting van artikel 12, derde lid, van de richtlijn. c. Belanghebbende Artikel 13, eerste lid, van de richtlijn wordt volgens de transponeringstabel geïmplementeerd door hetgeen is bepaald in artikel 1:2, eerste lid, Awb. De richtlijn hanteert een ruimere invulling van het begrip belanghebbende dan momenteel in de algemeen bestuursrechtelijke jurisprudentie met betrekking tot artikel 1:2 Awb het geval is. Bij de uitleg van het belanghebbende-begrip in onderhavig wetsvoorstel dient de betekenis die de richtlijn aan het begrip geeft te worden gevolgd. In de memorie van toelichting wordt onvoldoende duidelijk gemaakt dat in situaties waarin toepassing wordt gegeven aan titel 17.2 Wm, het belanghebbende-begrip richtlijnconform moet worden uitgelegd. De Raad adviseert dit uitdrukkelijk in het voorstel te bepalen. 8. Rechtsbescherming Het voorgestelde artikel 17.13, zesde lid, schrijft voor dat de betrokkene de potentiële herstelmaatregelen aan het bevoegd gezag voorlegt. Artikel 17.14, derde lid, bepaalt dat het bevoegd gezag hierop een besluit neemt.(zie noot 15) Het is onduidelijk waarom het derde lid van artikel 17.14 niet is opgenomen in artikel 17.13. Tegen de beslissing inzake de goedkeuring kan bezwaar worden gemaakt en beroep worden ingesteld.(zie noot 16) Dit betreft de goedkeuring van de maatregelen die de exploitant treft. Het is onduidelijk of eveneens rechtsbescherming openstaat tegen de maatregelen die de overheid treft. Weliswaar worden de kosten van de van overheidwege getroffen maatregelen bij beschikking vastgesteld,(zie noot 17) de maatregelen zelf zullen feitelijk handelen betreffen waartegen geen rechtsbescherming bij de bestuursrechter openstaat. De Raad meent dat tegen deze maatregelen evenwel rechtsbescherming bij de bestuursrechter open zou moeten staan. Nu het treffen van de maatregelen feitelijk handelen betreft, zou hiertoe in het wetsvoorstel moeten worden voorzien in een wettelijke kwalificatie als besluit en daarmee in een (appellabel) beslismoment.(zie noot 18) De Raad adviseert te voorzien in (bestuursrechtelijke) rechtsbeschermingsmogelijkheden voor de van overheidswege te treffen maatregelen. 9. Bevoegd gezag Artikel 11 van de richtlijn schrijft voor dat de lidstaten een bevoegde instantie aanwijzen die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de taken waarin de richtlijn voorziet. Ter implementatie van deze bepaling, duidt artikel 17.9 van het wetsvoorstel het bevoegd gezag aan. Deze bevoegdheidstoedeling geeft aanleiding tot enige opmerkingen. a. Artikel 26 Flora- en faunawet Artikel 17.9, derde lid, aanhef en onder b, wijst als bevoegd gezag voor beschermde soorten het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 26 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) aan. Dit is het bestuursorgaan dat bevoegd is een kennisgeving te ontvangen, hiertegen bezwaar te maken of daaraan voorschriften te verbinden. Het is onduidelijk waarom het wetsvoorstel bij deze bepaling van de Ffw aansluiting zoekt. Niet alleen verwijzen de overige bepalingen van artikel 17.9, derde lid, naar de handhavingsbevoegdheden in de Wbb en de Nbw 1998, de Ffw kent vele andere beschikkingsbevoegdheden waarvoor andere bestuursorganen bevoegd zijn en een afwijkende handhavingsbevoegdheid.(zie noot 19) De redenen om een andere systematiek te hanteren dan voor de overige wetten zijn niet uit de memorie van toelichting op te maken: er wordt niet expliciet ingegaan op de keuze voor artikel 26 Ffw. De Raad adviseert in de memorie van toelichting in te gaan op het bevoegd gezag inzake de Flora- en faunawet en het voorstel zo nodig aan te passen. b. Coördinatieregeling Artikel 17.9, vijfde lid, bevat een coördinatieregeling voor het geval dat er meer dan één bevoegd gezag is. Deze regeling vertoont nog leemtes. Zo is niet voorzien in een regeling voor de situatie waarin de bevoegde gezaginstanties er onderling niet uitkomen. Evenmin is voorzien in een regeling om te voorkomen dat verschillende, onderling afwijkende, herstelmaatregelen worden opgelegd of getroffen. Verder is onduidelijk hoe moet worden omgegaan met verzoeken van belanghebbenden, die ingevolge artikel 17.15 bij verschillende bevoegde gezagsinstanties zijn ingediend. Ten slotte wordt in de memorie van toelichting niet ingegaan op de komende coördinatie- en integratieregelingen in de Awb en de Wabo.(zie noot 20) De Raad adviseert de coördinatieregeling van artikel 17.9, vijfde lid, te bezien in het licht van de hiervoor opgemerkte opmerkingen en de regeling en de memorie van toelichting daartoe aan te vullen. c. Vangnet Het stelsel van bevoegde bestuursorganen van artikel 17.9 wordt geacht sluitend te zijn, inhoudende dat voor alle (potentieel) schadelijke handelingen een bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen. Het is echter mogelijk dat dit niet het geval is. Gelet op het belang van het (preventief) treffen van maatregelen om schade zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, ligt het voor de hand te voorzien in een vangnet. Aldus kan een overheidsinstantie worden aangewezen voor het geval toch blijkt dat geen ander bestuursorgaan bevoegd is. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij het bepaalde in artikel 18.7 Wm, waarin de Minister van VROM bevoegd is tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wet in gevallen waarin geen ander bestuursorgaan bevoegd is. De Raad adviseert te voorzien in een regeling voor de situatie waarin geen ander bestuursorgaan bevoegd is. 10. Openbaarheid en geheimhouding Voor de informatie die de betrokkene aan het bevoegd gezag verstrekt gelden de openbaarheids- en geheimhoudingsregelingen in hoofdstuk 19 Wm en de Wet openbaarheid van bestuur.(zie noot 21) a. Bedrijfsgegevens In de memorie van toelichting wordt geen aandacht besteed aan de openbaarheid en geheimhouding van informatie, terwijl de informatie die betrokkenen moeten verstrekken bedrijfsgevoelige gegevens kan betreffen. Bovendien kan een beroep op geheimhouding de besluitvormingsprocedure vertragen. Omgekeerd kan een milieuorganisatie slechts verzoeken om maatregelen wanneer zij aannemelijk maakt dat er milieuschade is (artikel 12, derde lid, richtlijn). Om hiertoe in staat te zijn, dient de informatie voor derden toegankelijk te zijn. Het is onduidelijk of hierin voldoende is voorzien. De Raad adviseert in de memorie van toelichting hierop in te gaan. b. Informatieverplichtingen De informatieplichten van de artikelen 17.12, derde lid, en 17.13, derde lid, vloeien reeds voort uit de algemene regeling in artikel 19.2, eerste lid, Wm hieromtrent. De noodzaak voor een specifieke regeling is derhalve niet op voorhand gegeven. De memorie van toelichting gaat niet in op de verhouding tussen de voorgestelde bepalingen en artikel 19.2 Wm. De Raad adviseert in de memorie van toelichting aandacht te besteden aan dit punt. 11. Motivering Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de richtlijn dienen in de uit hoofde van de richtlijn genomen besluiten waarbij preventieve of herstelmaatregelen worden opgelegd, de precieze gronden te worden vermeld. Van het besluit dient onverwijld kennis te worden gegeven aan de betrokken exploitant. De transponeringstabel verwijst voor implementatie van deze verplichtingen naar de afdelingen 3.6 en 3.7 van de Awb. Afdeling 3.7 biedt in artikel 3:47, derde lid, Awb de mogelijkheid om ingeval van spoedeisendheid de motivering pas uiterlijk een week na de bekendmaking te verstrekken. De richtlijn biedt deze mogelijkheid niet. De Raad adviseert te bepalen dat artikel 3:47, derde lid, Awb hier niet van toepassing is. 12. Bestuurlijk overleg Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor de werkzaamheden van andere overheden. Het legt diverse taken, bevoegdheden en verplichtingen op aan gedecentraliseerde bestuursorganen. Uit de memorie van toelichting wordt niet duidelijk of aan de (vertegenwoordigers van de) betrokken overheden - in het bijzonder de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen - advies is gevraagd, dan wel of deze overheden op andere wijze bij de voorbereiding van het wetsvoorstel zijn betrokken en welke inbreng daarbij is geleverd. Er wordt slechts gerefereerd aan het komende kabinetsstandpunt inzake de Code Interbestuurlijke Verhoudingen.(zie noot 22) Nog los van de uit de Code Interbestuurlijke Verhoudingen voortvloeiende verplichting tot betrokkenheid van het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, geldt dat ingevolge de artikelen 112 Provinciewet en artikel 114 Gemeentewet overleg moet worden gevoerd, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een belangrijke wijziging van taken en bevoegdheden. Het wetsvoorstel voorziet in diverse nieuwe taken en bevoegdheden. Behalve de reeds genoemde beoordelingsmomenten, introduceert artikel 17.9, vierde lid, een coördinatieplicht, artikel 17.15, tweede lid, een vorderingsbevoegdheid, dienen de taken en bevoegdheden ingevolge dit wetsvoorstel te worden afgestemd met bestaande wetgeving en voorziet het wetsvoorstel in nieuwe, complexe taken aangaande de kwalificatie van de schade (zie onder punt 2b van dit advies). De Raad adviseert in de memorie van toelichting hierop nader in te gaan. 13. Kosten voor de overheid De opmerking in de memorie van toelichting dat de kosten voor de overheid gelijk zullen blijven, lijkt niet geheel gerechtvaardigd.(zie noot 23) De in punt 2b van dit advies genoemde beoordelingsmomenten zijn nieuw en complex en vereisen bijzondere deskundigheid. Het ligt voor de hand dat de uitoefening van deze taken en bevoegdheden kosten met zich mee zal brengen. Tevens zal de nieuwe coördinatieverplichting van artikel 17.9, vierde lid, kosten met zich meebrengen. Deze kosten hangen sterk samen met een inschatting van het aantal malen dat beroep zal worden gedaan op de voorgestelde regeling. De Raad adviseert in de memorie van toelichting in te gaan op de kosten die onmiskenbaar zullen zijn verbonden aan de hiervoor genoemde nieuwe taken voor bestuursorganen. 14. Vierde tranche Awb Op verschillende plaatsen in de memorie van toelichting wordt verwezen naar de Vierde tranche Awb alsof dit reeds geldende wetgeving betreft.(zie noot 24) Nu dit een wetsvoorstel betreft, dat in behandeling is bij de Tweede Kamer, adviseert de Raad hiervan rekenschap te geven in de memorie van toelichting en deze aan te passen. 15. Redactionele kanttekeningen Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel in verband met de verkorting van de programmaduur in inrichtingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel in verband met de verkorting van de programmaduur in inrichtingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2016, no.2016000110, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Nairobi, 17 november 2006; Trb. 2007, 206 en Doha, 8 december 2012; Trb. 2013, 44), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijzigingen van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Nairobi, 17 november 2006; Trb. 2007, 206 en Doha, 8 december 2012; Trb. 2013, 44), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2014, no.2014002449, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijzigingen van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Nairobi, 17 november 2006; Trb. 2007, 206 en Doha, 8 december 2012; Trb. 2013, 44), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van de richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (implementatie richtlijn Europees onderzoeksbevel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van de richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (implementatie richtlijn Europees onderzoeksbevel), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2016, no.2016000477, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van de richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (implementatie richtlijn Europees onderzoeksbevel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de ombouw van de rijksweg A2 van 2 rijbanen met 2 x 2 rijstroken naar 2 rijbanen met 2 x3 rijstroken tussen km. 103,205 (ter hoogte van de Viaductweg te Zaltbommel) en km. 110,032 (zuidelijk landhoofd van de Maasbrug) met bijkomende werken in de gemeenten Zaltbommel, Maasdriel en 's-Hertogenbosch.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de ombouw van de rijksweg A2 van 2 rijbanen met 2 x 2 rijstroken naar 2 rijbanen met 2 x3 rijstroken tussen km. 103,205 (ter hoogte van de Viaductweg te Zaltbommel) en km. 110,032 (zuidelijk landhoofd van de Maasbrug) met bijkomende werken in de gemeenten Zaltbommel, Maasdriel en 's-Hertogenbosch.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 20 februari 2007, no.RWSCD BJV 2007/6746, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de ombouw van de rijksweg A2 van 2 rijbanen met 2 x 2 rijstroken naar 2 rijbanen met 2 x3 rijstroken tussen km. 103,205 (ter hoogte van de Viaductweg te Zaltbommel) en km. 110,032 (zuidelijk landhoofd van de Maasbrug) met bijkomende werken in de gemeenten Zaltbommel, Maasdriel en 's-Hertogenbosch.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met aanvullende bekwaamheidseisen en toezicht, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met aanvullende bekwaamheidseisen en toezicht, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2009, no.09.002844, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met aanvullende bekwaamheidseisen en toezicht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging bij het voorstel van de wet tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging bij het voorstel van de wet tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2012, no.12.000657, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging bij het voorstel van de wet tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Archiefwet 1995 in verband met onder meer het beleggen van de zorg over provinciale archiefbescheiden ook na overbrenging naar een archiefbewaarplaats bij gedeputeerde staten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Archiefwet 1995 in verband met onder meer het beleggen van de zorg over provinciale archiefbescheiden ook na overbrenging naar een archiefbewaarplaats bij gedeputeerde staten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2011, no.11.002282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Archiefwet 1995 in verband met onder meer het beleggen van de zorg over provinciale archiefbescheiden ook na overbrenging naar een archiefbewaarplaats bij gedeputeerde staten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven (Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven (Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2016, no.2016001363, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven (Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en enige andere wetten in verband met wijziging van de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars voor hun eigen verzekerden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en enige andere wetten in verband met wijziging van de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars voor hun eigen verzekerden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2011, no.11.002269, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en enige andere wetten in verband met wijziging van de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars voor hun eigen verzekerden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nieuwe regels voor de emissie van middelgrote stookinstallaties (Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nieuwe regels voor de emissie van middelgrote stookinstallaties (Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2009, no.09.002854, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nieuwe regels voor de emissie van middelgrote stookinstallaties (Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot een tienjarige bijdrage van toegelaten instellingen aan de wijkaanpak (Wet Fonds wijkaanpak), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot een tienjarige bijdrage van toegelaten instellingen aan de wijkaanpak (Wet Fonds wijkaanpak), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 september 2007, no.07.002824, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot een tienjarige bijdrage van toegelaten instellingen aan de wijkaanpak (Wet Fonds wijkaanpak), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Kieswet in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Kieswet in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2009, no.09.000233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Kieswet in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2010, no.10.003552, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en het kind te versterken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en het kind te versterken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en het kind te versterken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent diergeneesmiddelen (Besluit diergeneesmiddelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent diergeneesmiddelen (Besluit diergeneesmiddelen).Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001723, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent diergeneesmiddelen (Besluit diergeneesmiddelen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de evaluatie van die wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de evaluatie van die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Pachtnormenbesluit 1995 in verband met periodieke aanpassing normen 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Pachtnormenbesluit 1995 in verband met periodieke aanpassing normen 2001.Bij Kabinetsmissive van 2 oktober 2001 , no.Ol.004607, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Pachtnormenbesluit 1995 in verband met periodieke aanpassing normen 2001.Het ontwerpbesluit strekt ertoe dat van rechtswege een verhoging van de pachtprijzen totstandkomt. In afwachting van nieuwe pachtwetgeving waartoe de Commissie Pachtbeleid na evaluatie(zie noot 1) van de bestaande wetgeving heeft geadviseerd, wordt in dit ontwerpbesluit nog aangesloten bij de bestaande systematiek voor de berekening van pachtprijzen.Nu het blijkens de toelichting nog enige jaren zal duren alvorens naar aanleiding van het kabinetsstandpunt(zie noot 2) een nieuw wettelijk systeem zal kunnen worden ingevoerd en nu de regering een tijdelijke nieuwe systematiek voor de berekening van pachtnormen voorbarig acht, dient de voorgestelde verhoging van de hoogst toelaatbare pachtprijzen te worden getoetst aan het uitgangspunt van artikel 3, tweede lid, van de Pachtwet, waarnaar in paragraaf 2 van de toelichting ook wordt verwezen. Aangezien dat in paragraaf 5 van de toelichting onvoldoende duidelijk geschiedt dient alsnog cijfermatig te worden beargumenteerd dat de thans voorgestelde verhoging redelijk is en in de lijn ligt van hetgeen zowel pachter als verpachter konden verwachten, gelet op de ontwikkeling van de grond- en pachtprijzen in de afgelopen jaren.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2011, no.11.003156, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen (herzien); Straatsburg, 27 november 2008 (Trb.2009, 141), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen (herzien); Straatsburg, 27 november 2008 (Trb.2009, 141), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende intrekking van enige wetten betreffende het waterbeheer, aanpassing van een aantal andere wetten, regeling van het overgangsrecht en aanvulling van de Waterwet, met het oog op de invoering van die wet (Invoeringswet Waterwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende intrekking van enige wetten betreffende het waterbeheer, aanpassing van een aantal andere wetten, regeling van het overgangsrecht en aanvulling van de Waterwet, met het oog op de invoering van die wet (Invoeringswet Waterwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 november 2008, no.08.003136, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende intrekking van enige wetten betreffende het waterbeheer, aanpassing van een aantal andere wetten, regeling van het overgangsrecht en aanvulling van de Waterwet, met het oog op de invoering van die wet (Invoeringswet Waterwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggingsinstellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen ten behoeve van de eigen portefeuille, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggingsinstellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen ten behoeve van de eigen portefeuille, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs die geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn op het voorbereidend beroepsonderwijs in agrarische opleidingscentra (Besluit vbo-groen in een AOC).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs die geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn op het voorbereidend beroepsonderwijs in agrarische opleidingscentra (Besluit vbo-groen in een AOC).Bij Kabinetsmissive van 23 november 2005, no.05.004338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs die geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn op het voorbereidend beroepsonderwijs in agrarische opleidingscentra (Besluit vbo-groen in een AOC), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging en koppeling aan de stijging van de levensverwachting van de pensioenleeftijd (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging en koppeling aan de stijging van de levensverwachting van de pensioenleeftijd (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2012, no.12.001210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging en koppeling aan de stijging van de levensverwachting van de pensioenleeftijd (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van titel 9 aan internationale jaarrekeningstandaarden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van titel 9 aan internationale jaarrekeningstandaarden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2008, no.08.002184, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit inzake de wijziging van diverse amvb's ter implementatie van richtlijn nr. 2006/88/EG, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit inzake de wijziging van diverse amvb's ter implementatie van richtlijn nr. 2006/88/EG, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2008, no.08.001350, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit inzake de wijziging van diverse amvb's ter implementatie van richtlijn nr. 2006/88/EG, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2009, no.09.002603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijwilligersmedaille openbare orde en veiligheid, teneinde de medaille ook te kunnen uitreiken aan vrijwilligers van USAR.NL.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijwilligersmedaille openbare orde en veiligheid, teneinde de medaille ook te kunnen uitreiken aan vrijwilligers van USAR.NL.Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2013, no.13.001583, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijwilligersmedaille openbare orde en veiligheid, teneinde de medaille ook te kunnen uitreiken aan vrijwilligers van USAR.NL, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende technische wijziging van de Wet tarieven gezondheidszorg in verband met experimenten, prestatiebekostiging en enige andere maatregelen (WTG ExPres).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende technische wijziging van de Wet tarieven gezondheidszorg in verband met experimenten, prestatiebekostiging en enige andere maatregelen (WTG ExPres).Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2003, no.03.002669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende technische wijziging van de Wet tarieven gezondheidszorg in verband met experimenten, prestatiebekostiging en enige andere maatregelen (WTG ExPres). Het wetsvoorstel brengt een aantal wijzigingen aan in de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG), teneinde experimenten en prestatiegerichte bekostiging mogelijk te maken, en de administratieve lasten en de fraude terug te dringen. Dit voorstel bevat, zoals de toelichting aanduidt, technische wijzigingen van de WTG teneinde stappen te kunnen zetten naar een andere bekostigingssystematiek van zorgvoorzieningen. De mogelijkheden om het WTG-instrumentarium op maat te gebruiken, moeten worden vergroot. Uit de evaluatie WTG(zie noot 1) is gebleken dat er behoefte is aan meer transparantie rond prijsvorming, meer onderhandelingsruimte om tot tarieven te komen en betere aansluiting van tarieven op de werkelijke kostenstructuur. De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot de vooronderstellingen die aan het wetsvoorstel ten grondslag liggen en de concrete maatregelen, toegespitst op: - de beoogde gereguleerde marktwerking in de volksgezondheid; - de relatie met het Europese recht; - de beoogde taken van het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG); - de voorgestelde inrichting van het toezicht en de handhaving; - de algemene inlichtingenplicht; - de administratieve en bestuurlijke lasten. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen en uitgewerkt. 1. De duidelijkheid van de toelichting De Raad merkt allereerst op dat de toelichting bij dit wetsvoorstel zeer ontoegankelijk is en weinig inzicht biedt aan diegenen die met de gevolgen van de wet te maken krijgen. Juist door de complexiteit van de wijzigingen in het stelsel van de volksgezondheid is de behoefte aan transparantie in ten minste de toelichting groot. Die behoefte is ook uit de evaluatie van de WTG gebleken. Hoezeer er begrip kan bestaan voor de complexiteit van de beoogde wijzigingen in het stelsel van de volksgezondheid, dit laat onverlet dat er in het belang van een goede beoordeling van het wetsvoorstel minimale eisen gesteld mogen worden aan de kwaliteit van de toelichting van een zo complexe materie. De Raad is van oordeel dat de toelichting daar niet aan voldoet, hetgeen hem ernstig heeft belemmerd bij de voorbereiding van dit advies. De Raad adviseert het voorstel inzichtelijker toe te lichten. 2. Gereguleerde marktwerking a. Werkt "gereguleerde marktwerking"? De inleiding bij de memorie van toelichting legt de nadruk op de technische kant van de wijzigingen die de mogelijkheden vergroten om het WTG-instrumentarium op maat te gebruiken. De inhoudelijke afwegingen en keuzes worden bepaald door nog nader in te dienen "specifieke beleidsdossiers", waarvan een aantal in de toelichting wordt genoemd. Het voorstel houdt, zo wordt gesteld in de toelichting, alle door betrokkenen gewenste modaliteiten open. Niettemin: die specifieke beleidsdossiers werpen in de toelichting werpt wel hun schaduwen vooruit. ter aankondiging van (de contouren van) wat komen gaat. In de kern gaat het om Uiteindelijk doel is een bekostigingsstructuur waarin, de microdoelmatigheid in het aanbieden van zorg beter dan thans tot haar recht kan komen. Er is thans, naar het oordeel van de regering, als gevolg van het huidige bekostigingssysteem een gebrekkige transparantie en afstemming tussen kosten en individuele prestaties in de ziekenhuizen. Reeds eerder is door zowel het kabinet Kok II(zie noot 2) als door het kabinet Balkenende I aangegeven, dat ter verbetering van onder meer de microdoelmatigheid het huidige systeem van centrale aanbodsturing vervangen dient te worden door "gereguleerde marktwerking". Het Hoofdlijnenakkoord(zie noot 3) merkt daarover op: "De centrale aanbodsturing is vastgelopen en wordt zo snel als verantwoord is vervangen door gereguleerde marktwerking." Daartoe dient er meer speelruimte en verantwoordelijkheid te komen bij de spelers in het veld, in het bijzonder bij de zorgaanbieders en zorgverzekeraars, die in onderhandelingen prijs en te leveren prestatie moeten kunnen gaan overeenkomen. In deze zin zijn de wijzigingen in dit wetsvoorstel WTG ExPres niet neutraal en dus niet louter technisch te noemen. Elke marktwerking behoeft regels en een onafhankelijke marktmeesterinstrumenten om de handhaving van de regels te waarborgen en zo nodig af te dwingen. In die zin is gereguleerde marktwerking een tautologie die verwarring wekt. De vraag is of de regels in dit wetsvoorstel bijdragen aan de beoogde ontwikkeling van aanbodsturing naar "gereguleerde marktwerking". Voorkomen moet worden dat in de overgangssituatie de twee vormen van "sturing" elkaar neutraliseren en er sprake is van bij de beoogde groei naar "gereguleerde marktwerking" de juiste regels zijn voorzien, in die zin dat deze aanzetten tot meer efficiency binnen publiek te garanderen randvoorwaarden van toegankelijkheid en kwaliteit. De thans voorgestelde wijzigingen in de WTG kunnen in die zin getypeerd worden als "gas geven met aangetrokken handrem". De balans tussen deze twee aan elkaar tegengestelde handelingen is beslissend voor het werkelijk vooruitgaan, dan wel het ontstaan van een impasse: een ronkende motor die niet echt van zijn plaats komt. Men behoeft geen automonteur te zijn om te weten dat zon situatie niet lang kan duren zonder grote schade te veroorzaken. Over deze delicate samenhang tussen marktwerking en marktregelsafnemende centrale aanbodsturing en toenemende "gereguleerde marktwerking" rept de toelichting niet. Zo wordt niet duidelijk of de genoemde vangnetbepalingen (waaronder de budgetgarantie voor zorgaanbieders) en terugvalopties (snelle tariefcorrecties als ultimum remedium) als blijvend bedoeld zijn of slechts voor een overgangsperiode, waarin zorgaanbieders en zorgverzekeraars kunnen toegroeien naar een situatie waarin zij als marktpartijen opereren, inclusief het verrekenen van kapitaallasten, het dragen van exploitatierisico's en het vormen van een eigen vermogen. Naar het oordeel van de Raad is het nodig dat op deze aspecten wordt ingegaan, ook gelet op de nadere regelgeving die wordt aangekondigd, ter concretisering van wat de thans aan de orde zijnde wetgeving mogelijk maakt. b. Voorwaarden voor marktwerking In dit verband vraagt de Raad aandacht voor het in januari 2003 verschenen rapport van het Centraal Planbureau (CPB) over "Zorg voor concurrentie, een analyse van het nieuwe zorgstelsel". Het CPB concludeert dat er aanzienlijke efficiency-winst in de zorg behaald kan worden met de introductie van de juiste concurrentieprikkels, echter wel onder een aantal essentiële voorwaarden. Het gereguleerd loslaten van de prijsvorming voor bepaalde voorzieningen leidt immers niet automatisch tot de gewenste resultaten. Een doelmatige prijsvorming kan het resultaat zijn van een adequate marktwerking; maar omgekeerd leidt vrije prijsvorming niet vanzelf tot de gewenste marktwerking. Het is ook in deze discussie van belang oorzaak en gevolg scherp te blijven onderscheiden. Met andere woorden: de voorwaarden waaronder marktwerking mogelijk wordt gemaakt zijn beslissend voor de vraag of de beoogde effecten ook metterdaad gerealiseerd kunnen worden. In dit verband noemt het CPB-rapport: lage toetredingsdrempels, transparantie wat betreft prijzen en kwaliteit van zorg en het tegengaan van gedrag dat beoogt de mededinging te beperken. Wanneer vervolgens onder deze voorwaarden de concurrentie totstandkomt, dan dient voorkomen te worden dat deze in het zorgsysteem leidt tot risicoselectie (het selecteren van goede risicos en het mijden van slechtere risicos), kwaliteitsverlies of onnodige kostenstijgingen. Het CPB brengt ten slotte een aantal terugvalopties in beeld wanneer niet voorzien kan worden in belangrijke voorwaarden om te komen tot marktwerking en concurrentie: "maatstafconcurrentie" en "benchmarken" van prestaties van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. De Raad adviseert duidelijk te maken hoe bij de verdere uitwerking en concretisering van de voorgestelde WTG-wijzigingen met deze aspecten rekening wordt gehouden, zodat aan het concept van "gereguleerde marktwerking" op verantwoorde wijze invulling zal worden gegeven. Daarbij kan de analyse van het CPB behulpzaam zijn. In de kern gaat het om vergroting van de efficiency in de zorg met borging en indien mogelijk verbetering van essentiële aspecten als toegankelijkheid en kwaliteit. Het is raadzaam in deze schets ook de samenhang aan te geven tussen de WTG, de Wet Exploitatie Zorgverzekeringen (WEZ), het overeenkomstenstelsel en de beoogde vernieuwingen in het verzekeringsstelsel. Zonder een dergelijke schets is wel duidelijk wat het einddoel van de omslag naar "gereguleerde marktwerking" en vraagsturing is, maar wordt de indruk gewekt dat er geen visie is ontwikkeld op het proces om daar te komen. c. Europeesrechtelijk aspect Een dergelijke schets is ook nodig om het beoogde stelsel van de gezondheidszorg en de tussenliggende fases te kunnen beoordelen op hun verenigbaarheid met het EG-recht. De recente wetsvoorstellen over de WTG, WEZ en het overeenkomstenstelsel, en de beoogde vernieuwing van het verzekeringsstelsel laten een vermenging zien van publiek- en privaatrechtelijke elementen in de inrichting van het gezondheidszorgstelsel. Het streven is thans gericht op het inbrengen van elementen van marktwerking binnen het bestaande door publieke regelgeving bepaalde stelsel, waarbij verzekeraars en aanbieders als commerciële partijen de publieke belangen dienen te behartigen. Deze vermenging van privaat- en publiekrechtelijke elementen kan vanuit Europeesrechtelijk perspectief problematisch zijn. De Raad heeft eerder in zijn adviezen over de WEZ en het overeenkomstenstelsel hieraan aandacht besteed.(zie noot 4) De Raad adviseert toe te lichten hoe deze wijzigingen in de WTG zich verdragen met het Europese recht. d. Buitenlandse aanbieders en concentratietendensen De mogelijke internationalisering van de Nederlandse zorgmarkt roept ook vragen op van meer economische aard. Buitenlandse aanbieders opereren vanuit een andere beleidsomgeving en zullen dus onder andere omstandigheden hun (prijs van de) prestatie kunnen aanbieden dan nationale zorgaanbieders. Dit doet afbreuk aan de gelijke omstandigheden van nationale en internationale zorgaanbieders. Ook laat zich de vraag stellen of de Nederlandse markt groot genoeg is om beschermde marktposities en (regionale) monopolies te voorkomen, mede gelet op concentratietendensen bij verzekeraars en aanbieders. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op deze aspecten die de beoogde marktwerking van de WTG negatief kunnen beïnvloeden. 3. CTG en tarieven a. Verschillende tariefsystemen De WTG ExPres, bevat voorstellen voor een nieuw tariferingssysteem. Grof geschetst kan sprake zijn van instellingstarieven, prestatietarieven (dbc-tarieven) en vrije tarieven - met alle mogelijke tussenposities. Deze structuur voorziet in een flexibele prijssystematiek, aansluitend bij de verschillen in het zorgsysteem, dat niet op alle plekken even rijp is voor (gereguleerde) marktwerking. Voor iedere deelmarkt, zelfs voor iedere deelprestatie, kan immers flexibel en eenvoudig een passende methode van tarifering bepaald worden. In de toelichting wordt niet gesproken over de nadelen van het naast elkaar bestaan van verschillende tariefsystemen op dezelfde "totaalmarkt". Wat zijn de consequenties als een aanbieder zich specialiseert op een diagnose behandel centrum (hierna: dbc) die valt in het vrije tarief en overige prestaties niet levert? Ook laat zich de vraag stellen of een grote diversiteit van tarieven niet aanleiding zal geven tot veel bezwaarprocedures. De Raad adviseert een systematische analyse van de mogelijke interferentie van markttarieven en niet-markttarieven en activiteiten, in de toelichting op te nemen. b. Positie CTG Een ander element van het voorstel is dat veel verantwoordelijkheid wordt gelaten aan het CTG om te zijner tijd door middel van beleidsregels zijn bevoegdheden in te vullen. In algemene zin rijst de vraag hoe in het thans voorliggende wetsvoorstel wordt voorzien in de relatie tussen de verantwoordelijkheid van de wetgever enerzijds en anderzijds de beoogde bevoegdheid van het CTG om in een zekere zelfstandigheid beleidsregels te ontwikkelen en uit te voeren. De Raad adviseert hierop nader in te gaan. Daarnaast constateert de Raad een cumulatie van rollen en bevoegdheden bij het CTG. Het CTG ontwikkelt beleidsregels, past ze toe, bepaalt de tariefsoorten, stelt de hoogte van niet-vrije tarieven vast, kan vrije tarieven terug binnen zijn werkingssfeer brengen, is arbiter bij conflicten tussen zorgaanbieders en verzekeraars, legt prestatiebeschrijvingen vast, stelt administratieregels voor zorgaanbieders op, heeft een toezichthoudende functie en krijgt in verband hiermee bestuurlijke sanctiebevoegdheid. Het CTG krijgt hiermee aanzienlijke bevoegdheden geattribueerd. De Raad is van mening dat deze cumulatie van verschillende functies niet wenselijk is. Hij adviseert om deze voorgestelde concentratie van rollen en bevoegdheden te heroverwegen. In het bijzonder vraagt de Raad in dit verband aandacht voor het toezichtskader, en de verhouding van het CTG tot de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Terzake is in het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II vermeld dat "(...) het kabinet zorg draagt voor afstemming van de activiteiten van de NMa en die van het College Tarieven Gezondheidszorg."(zie noot 5) De toelichting op het wetsvoorstel geeft evenwel geen inzicht in deze afstemming van activiteiten. De Raad adviseert dat alsnog te doen. Zoals gezegd bepaalt het CTG welk soort tarief van toepassing is (op welke modaliteit) door toepassing van de door hem vastgestelde beleidsregels. De keuze tussen een vrij of een ander tarief is in feite een keuze tussen meer of minder marktwerking. Die keuze zou gemaakt moeten worden aan de hand van rationele economische criteria, die inzicht geven in de mate waarin een deelmarkt voor zorgprestaties efficiënt functioneert en de mate waarin die deelmarkt samenhangt met andere deelmarkten. In de toelichting wordt niet verder ingegaan op de criteria of normen aan de hand waarvan het CTG beslist over de tariefsoort. Onduidelijk is welke middelen het CTG heeft voor het ontwikkelen van economische expertise en kennis over de marktwerking op de te onderscheiden zorgmarkten. Evenmin is duidelijk op basis van welke criteria het CTG besluit dat tarieven te hoog zijn en eventueel overgaat tot het ultimum remedium van het terughalen van de vrije tarieven binnen de werking van het CTG-regime. De Raad adviseert in de toelichting over deze punten als zodanig duidelijkheid te scheppen en deze zo nodig te heroverwegen. 4. Ruimte voor kwaliteitsverschillen a. Kwaliteitsverschillen in beeld Gereguleerde marktwerking betekent niet alleen concurrentie op prijs toelaten, maar ook: concurrentie op kwaliteit mogelijk maken. Uit voorliggend voorstel wordt niet duidelijk of de systematiek van de dbcs zal leiden tot dan wel verenigbaar is met (h)erkenning van kwaliteitsverschillen tussen aanbieders van eenzelfde dbc. Als dit niet zo is, zal dat marktwerking in ernstige mate kunnen schaden: preferenties zijn immers alleen te formuleren aan de hand van prijs-kwaliteit vergelijkingen. De patiënt zal bij het formuleren van zijn preferenties echter vooral gebaat zijn bij informatie over de kwaliteit van geleverde zorg door diverse aanbieders en door informatie over de contractrelaties tussen verzekeraars en aanbieders. Als kwaliteitsverschillen tussen dbc-aanbieders wel herkend kunnen worden, dan rijst de vraag hoe in de thans beoogde systematiek dat wordt gewaarborgd. De Raad adviseert op dit punt in de toelichting nader in te gaan. b. De dbc-systematiek De motivering van dit wetsvoorstel biedt geen informatie over de ervaringen en resultaten, bijvoorbeeld of er effecten op prijs en kwaliteit zichtbaar zijn, die tot nog toe uit de experimenten met dbcs naar voren zijn gekomen. Het is echter van belang dat duidelijk wordt gemaakt of de uitkomsten van de experimenten de beslissing om de dbc-systematiek in de WTG te integreren rechtvaardigen. De Raad adviseert hier in de toelichting aandacht aan te besteden. 5. Experimenten De Raad heeft met instemming kennisgenomen van de ruimte voor experimenten die in het voorstel is vastgelegd. Veelbelovende alternatieven kunnen zo eenvoudig op beperkte schaal uitgevoerd worden. Het experimenteerartikel biedt ook ruimte om te toetsen of een deel van de zorgmarkt rijp is voor vrije tarifering. Daarmee draagt het bij aan de mogelijkheden om op verantwoorde wijze stappen richting meer marktwerking te zetten. De vraag rijst echter of het voorgestelde artikel 15 WTG alleen ruimte wil bieden voor experimenten op verzoek, of dat ook sprake kan zijn van een verplichting voor (een bepaalde categorie van) instellingen om aan experimenten mee te doen. In het laatste geval is niet duidelijk of en zo ja welke financiële gevolgen hier voor een instelling mogelijkerwijs uit kunnen voortvloeien. De Raad wijst er voorts op, dat experimenten pas zinvol zijn wanneer vooraf duidelijk is wat met de experimenten wordt beoogd en op basis van welke aandachtspunten de effecten naderhand beoordeeld zullen worden. In meer technische zin wijst de Raad erop dat beleidsregels die betrekking hebben op de wijze waarop het betrokken bestuursorgaan zijn beleidsvrijheid zal gebruiken, naar hun aard een experimentenregeling kunnen bevatten; artikel 15, eerste lid, van de wet hoeft die mogelijkheid dan ook niet met zoveel woorden te bieden. Daarom adviseert de Raad de bepaling aldus op te zetten, dat indien het CTG in een beleidsregel de mogelijkheid opneemt van een experiment inzake de bekostiging van een prestatie, daarbij de in het artikel genoemde bepalingen in acht moeten worden genomen. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 6. Toezicht en handhaving De Raad is van mening dat het wetsvoorstel wat betreft het toezicht en de handhaving in de WTG enkele vragen oproept. a. Het voorgestelde artikel 30, eerste lid, WTG bepaalt dat een inlichtingenplicht bestaat jegens de Minister, het CTG, de FIOD-ECD, het Staatstoezicht op de volksgezondheid of aan één daartoe door een van hen aangewezen persoon. De toelichting merkt op dat met deze bepaling is aangesloten bij de Algemene Wet inzake rijksbelastingen (AWR), omdat die wet net als de WTG voor haar uitvoering afhankelijk is van gegevens met dezelfde financieel-economische aard en de administratieve lasten aansluiten bij de verplichtingen die de AWR reeds oplegt. De Raad merkt op dat de bedoelde bepalingen van de AWR betrekking hebben op verplichtingen ten dienste van de belastingheffing van degene die de gegevens en inlichtingen te zijnen aanzien verstrekt. Daarentegen ziet het voorgestelde artikel 30 op een informatieverplichting "ter uitvoering van deze wet" door de verschillende genoemde organen, die elk heel andere gegevens nodig zullen hebben. De toelichting spreekt van zowel uitvoering als handhaving van de wet, en geeft als voorbeelden het onderhouden van de prestatiebeschrijving en de prestatiebekostiging en het bestrijden van fraude, waartoe ook van koepel- en brancheorganisaties en wetenschappelijke verenigingen informatie kan worden gevraagd. De Raad wijst erop dat de doelstellingen van de informatieverzameling van de AWR en de WTG in dit artikel niet dezelfde zijn, terwijl het op voorhand ook niet om dezelfde gegevens lijkt te gaan. De toelichting maakt niet duidelijk of ook is overwogen aan te sluiten bij de vergelijkbare bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de artikelen 5:16 en 5:17. Ook wordt niet ingegaan op de vraag hoe de voorgestelde bepaling zich tot deze artikelen uit de Awb verhoudt. De Raad acht de toelichting op dit punt daarom ontoereikend. Als evenwel aansluiting blijft worden gezocht bij de AWR, dan adviseert de Raad de formulering van het voorgestelde artikel 30, eerste lid, WTG meer te laten aansluiten bij de situaties die bij de uitvoering en handhaving van deze wet zich kunnen voordoen. De Raad adviseert het voorstel en de toelichting op dit punt aan te passen. b. In verband met de algemene inlichtingenplicht jegens de FIOD-ECD die het voorgestelde artikel 30 geeft, verdient de vraag naar de grens tussen handhaving van de wet en opsporing van strafbare feiten meer aandacht. Dit punt doet zich ook voor in het voorgestelde artikel 29d, waarin een meldpunt voor onregelmatige declaraties wordt ingesteld bij het CTG. De toelichting merkt op dat personen belast met toezicht en opsporing van strafbare feiten aanspraak kunnen maken op gegevens die herleidbaar zijn tot individuele personen en instellingen. De wijze waarop in het wetsvoorstel aan de inlichtingenplicht vorm is gegeven, geeft onvoldoende inzicht in de doelen waartoe informatie dient te worden verstrekt, en de bescherming van hen die de inlichtingen verstrekken . Nu het wetsvoorstel naast de verantwoording door zorgaanbieders en -verzekeraars uitdrukkelijk fraudebestrijding tot doel heeft, is het temeer van belang dat in de toelichting rekenschap wordt gegeven van de problemen die op het grensvlak van handhaving en opsporing kunnen ontstaan. In dit verband wijst de Raad er ten eerste op dat het van belang is om te bepalen waar en wanneer een toezichtsfase overgaat in een (strafrechtelijke) opsporingsfase . Dit moment is namelijk bepalend voor de vraag vanaf welk moment iemand een beroep kan doen op zijn zwijgrecht om te voorkomen dat hij meewerkt aan zijn eigen veroordeling, het zogenaamde nemo tenetur-beginsel. Dit beginsel volgt uit artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.(zie noot 6) Ten tweede is de vraag van belang in hoeverre informatie die in de fase van toezicht is verkregen nog wel kan worden gebruikt in een daaropvolgend strafproces.(zie noot 7) De Raad adviseert in de toelichting op deze punten in te gaan en het voorstel zo nodig aan te vullen. c. De toelichting op het voorgestelde artikel 30 WTG merkt op dat de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) voldoende waarborgen biedt om het huidige artikel 30, tweede tot en met zesde lid, WTG te laten vervallen. Deze bepalingen houden in dat bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld: voor welke doeleinden gegevens moeten worden verstrekt (lid 2a); de aard van de gegevens die moeten worden verstrekt (lid 2b); de tijdvakken waarop (lid 2c) en de termijnen (lid 2d) waarbinnen de gegevens moeten worden verstrekt; aan wie welke gegevens moeten worden verstrekt (lid 3); hoe de verstrekte gegevens dienen te worden beheerd (lid 4); de vorm van verstrekking en de wijze van bewerking van de gegevens (lid 5); dat de gegevens niet tot individuele personen herleidbaar mogen zijn (lid 6). De Raad merkt op dat deze bepalingen niet alleen zien op bescherming van persoonsgegevens, maar meer in het algemeen regelen welke informatie voor welke doeleinden dient te worden gegeven. In het voorgestelde artikel 30 kan iedere "vrager" zelf oordelen welke gegevens en inlichtingen hij waartoe, op welke wijze, en op welke termijn opvraagt. Dit betekent dat wat thans bij algemene maatregel van bestuur is geregeld (op grond van het huidige artikel 30, tweede tot en met zesde lid, WTG) in het wetsvoorstel aan de individuele beoordeling van de vrager wordt overgelaten. De toelichting geeft hiervoor geen reden. De Raad is van mening dat ten aanzien van de inlichtingen ten minste moet zijn vastgesteld wat het doel en de inhoud van de gegevensverstrekking in het kader van de WTG dient te zijn, om te voorkomen dat bijvoorbeeld onduidelijkheid, verschillen of willekeur kunnen ontstaan. Daarnaast wijst de Raad erop dat de Wbp algemene bepalingen geeft voor de verwerking van persoonsgegevens, waaronder verstaan wordt elk gegeven betreffende een geïdentificeerde natuurlijke persoon (artikel 1, onder a, Wbp). Het spreekt voor zich dat bij de gegevens en inlichtingen bedoeld in het voorgestelde artikel 30 WTG, sprake is van persoonsgegevens. Deze gegevens zijn nu, op grond van het huidige artikel 30, zesde lid, WTG van de informatieplicht uitgesloten. Het voorstel handhaaft deze uitsluiting niet. Zodra er sprake is van persoonsgegevens, is de Wbp daarop onverkort van toepassing. Dit betekent echter niet dat er dus niets meer geregeld hoeft te worden. De Wpb bepaalt onder andere dat persoonsgegevens alleen in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze mogen worden verwerkt, voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden mogen worden verzameld en dat de verwerking daarvan noodzakelijk moet zijn (artikelen 6, 7 en 8 Wbp). Voor de verwerking van persoonsgegevens betreffende (onder andere) iemands gezondheid, geldt een strenger regime dan voor "overige" persoonsgegevens (artikel 16 juncto artikel 21 Wbp). In verband hiermee is de Raad van mening dat artikel 30 nadere regels dient te stellen omtrent doelstelling en inhoud van de te verstrekken gegevens en inlichtingen, en in het bijzonder omtrent de te verstrekken persoonsgegevens. De Raad adviseert de voorgestelde bepaling aan te passen. 7. Administratieve en bestuurlijke lasten Eén van de doelstellingen van dit wetsvoorstel is het terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de lasten voor het bestuur. De toelichting vermeldt dat het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft geadviseerd het wetsvoorstel niet in te dienen alvorens met zijn aanbevelingen rekening is gehouden. Onder andere dient er nog een doorrekening plaats te vinden van de mogelijke lasteneffecten van de voorgestelde wijzigingen in dit voorstel. Pas daarna kan worden vastgesteld of de wijzigingen in dit wetsvoorstel daadwerkelijk tot een lastenverlichting zullen leiden. De toelichting meldt dat de uitkomsten van deze doorrekening eventueel separaat aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal zullen worden gezonden. De Raad stelt vast dat hij op dit moment het voorstel op dit punt dus niet kan beoordelen. Als de bestuurlijke en administratieve lasten door de voorgestelde wijzigingen echter gelijk of groter blijken te zijn dan nu het geval is, is de Raad van mening dat het voorstel op dit punt aanpassing behoeft. Overigens vindt de Raad het nodig en gepast dat meer vrijheid voor partijen een (versterkte) informatie- en verantwoordingsplicht voor partijen met zich brengt, zodat zij rekenschap kunnen afleggen. Deze verplichtingen dienen echter niet verder te gaan dan noodzakelijk is. In lijn hiermee adviseert de Raad de administratie- en informatieverplichtingen van de voorgestelde artikelen 2a, vierde lid, 30 en 30a te motiveren vanuit de optiek van de noodzakelijke verantwoording en het belang van de uitvoering van deze wet. 8. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake de staatsexamens vwo, havo en mavo BES (Staatsexamenbesluit VO BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake de staatsexamens vwo, havo en mavo BES (Staatsexamenbesluit VO BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002593, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake de staatsexamens vwo, havo en mavo BES (Staatsexamenbesluit VO BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake een verduidelijking van artikel 9b, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake een verduidelijking van artikel 9b, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.Bij brief van 10 juli 2009 hebben de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State aan afdeling I van de Raad van State gevraagd hun van voorlichting te dienen ter zake van een voorgenomen verduidelijking van artikel 9b, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de nota integraal wetgevingsbeleid "Vertrouwen in wetgeving".

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de nota integraal wetgevingsbeleid "Vertrouwen in wetgeving".Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2008, no.08.001421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de nota integraal wetgevingsbeleid "Vertrouwen in wetgeving".
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele Besluiten Wft in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PbEU L 323), en houdende enkele technische reparaties van deze Besluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele Besluiten Wft in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PbEU L 323), en houdende enkele technische reparaties van deze Besluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2007, no.07.004017, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele Besluiten Wft in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PbEU L 323), en houdende enkele technische reparaties van deze Besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2004.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2004.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het GPS-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen; Dromoland Castle, Co Clare, 26 juni 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het GPS-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen; Dromoland Castle, Co Clare, 26 juni 2004, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2004, no.04.003365, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Overeenkomst inzake de bevordering, de beschikbaarstelling en het gebruik van het Galileo- en het GPS-satellietnavigatiesysteem en verwante toepassingen; Dromoland Castle, Co Clare, 26 juni 2004, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht op die markten (Wet financiële markten BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht op die markten (Wet financiële markten BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2010, no.10.003558, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht op die markten (Wet financiële markten BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met een uitbreiding van de meldingsplicht van ernstige ongewenste voorvallen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met een uitbreiding van de meldingsplicht van ernstige ongewenste voorvallen, met memorie van toelichting.Met het wetsvoorstel wordt beoogd de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) te wijzigen met het doel het melden van ernstige ongewenste voorvallen voor geneesmiddelenonderzoek en ander medisch-wetenschappelijk onderzoek gelijk te trekken. De huidige WMO bevat voor deze meldingen slechts een verplichting als het geneesmiddelenonderzoek betreft. In dit wetsvoorstel wordt de meldingsplicht verbreed naar al het medisch-wetenschappelijk onderzoek. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot het vervallen artikel 13r van de wet. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten op het terrein van de arbeidsverhoudingen en de arbeidsmarkt (Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten op het terrein van de arbeidsverhoudingen en de arbeidsmarkt (Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in verband met de vermindering van administratieve lasten, wijzigingen teneinde wetstechnische gebreken te herstellen en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in verband met de vermindering van administratieve lasten, wijzigingen teneinde wetstechnische gebreken te herstellen en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2008, no.08.001564, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in verband met de vermindering van administratieve lasten, wijzigingen teneinde wetstechnische gebreken te herstellen en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften omtrent het bouwen waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt, en omtrent het bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning vereist is (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften omtrent het bouwen waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt, en omtrent het bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning vereist is (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende invoering van een bankenbelasting (Wet bankenbelasting), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende invoering van een bankenbelasting (Wet bankenbelasting), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2011, no.11.002438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende invoering van een bankenbelasting (Wet bankenbelasting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de orgaandonatie (evaluatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de orgaandonatie (evaluatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen ter implementatie van richtlijn nr.2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen ter implementatie van richtlijn nr.2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de vereveningsbijdrage over het jaar 2016.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de vereveningsbijdrage over het jaar 2016.Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2015, no.2015001724, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met de vereveningsbijdrage over het jaar 2016, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2007, no.07.003779, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel verplicht scholen ertoe om het lesmateriaal aan leerlingen in het voortgezet onderwijs om niet ter beschikking te stellen. De kosten die de scholen daarvoor maken worden door het Rijk vergoed.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2014, no.2014001085, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO en het Inrichtingsbesluit WVO BES in verband met vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO en het Inrichtingsbesluit WVO BES in verband met vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2011, no.11.003132, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO en het Inrichtingsbesluit WVO BES in verband met vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht onder meer in verband met de bevoegdheid van de vertrouwensinspecteurs om bijzondere persoonsgegevens te verwerken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht onder meer in verband met de bevoegdheid van de vertrouwensinspecteurs om bijzondere persoonsgegevens te verwerken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Winkeltijdenwet met het oog op inkadering van de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen of een ontheffingsbevoegdheid toe te kennen in verband met de toeristische aantrekkingskracht van een gemeente, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Winkeltijdenwet met het oog op inkadering van de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen of een ontheffingsbevoegdheid toe te kennen in verband met de toeristische aantrekkingskracht van een gemeente, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2008, no.08.001188, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Winkeltijdenwet met het oog op inkadering van de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen of een ontheffingsbevoegdheid toe te kennen in verband met de toeristische aantrekkingskracht van een gemeente, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot intrekking van de Wet op de Raad voor de Wadden en van de Wet op het Waddenfonds, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot intrekking van de Wet op de Raad voor de Wadden en van de Wet op het Waddenfonds, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2011, no.11.003133, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot intrekking van de Wet op de Raad voor de Wadden en van de Wet op het Waddenfonds, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Ziekenfondswet en de Wet financiering volksverzekeringen mede in verband met het scheiden van de financiering van de beheerskosten Zfw en AWBZ.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Ziekenfondswet en de Wet financiering volksverzekeringen mede in verband met het scheiden van de financiering van de beheerskosten Zfw en AWBZ.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingsbesluit vierde tranche Awb), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingsbesluit vierde tranche Awb), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 augustus 2007, no.07.002544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingsbesluit vierde tranche Awb), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over twee amendementen inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over twee amendementen inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof).Voorlichting over twee amendementen inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Finland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 179), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Finland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 179), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002058, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Finland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 179), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorginstellingen in verband met het regelen van de voorwaarden voor aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de financiering van deze aanspraken (Wet AWBZ-zorg buitenland), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorginstellingen in verband met het regelen van de voorwaarden voor aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de financiering van deze aanspraken (Wet AWBZ-zorg buitenland), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2009, no.09.001470, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorginstellingen in verband met het regelen van de voorwaarden voor aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de financiering van deze aanspraken (Wet AWBZ-zorg buitenland), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers in verband met onder meer vaststelling van de rijksbijdrage op basis van prestatiecijfers die door de accountant zijn geverifieerd.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers in verband met onder meer vaststelling van de rijksbijdrage op basis van prestatiecijfers die door de accountant zijn geverifieerd.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie in 2002 ten behoeve van uitzonderlijk omvangrijke restauraties van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties 2002).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie in 2002 ten behoeve van uitzonderlijk omvangrijke restauraties van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties 2002).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, 2004, met Bijlage en Aanhangsels; Londen, 13 februari 2004 (Trb. 2004, 256 en Trb. 2005, 44), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, 2004, met Bijlage en Aanhangsels; Londen, 13 februari 2004 (Trb. 2004, 256 en Trb. 2005, 44), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2009, no.09.002397, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, 2004, met Bijlage en Aanhangsels; Londen, 13 februari 2004 (Trb. 2004, 256 en Trb. 2005, 44), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen in verband met de implementatie van het Ballastwaterverdrag en de herziene Bijlage VI van het MARPOL-verdrag, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen in verband met de implementatie van het Ballastwaterverdrag en de herziene Bijlage VI van het MARPOL-verdrag, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2009, no.09.002369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen in verband met de implementatie van het Ballastwaterverdrag en de herziene Bijlage VI van het MARPOL-verdrag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2011, no. 11.000399, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen (Besluit buitengerechtelijke kosten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen (Besluit buitengerechtelijke kosten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 april 2008, no.08.001158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen (Besluit buitengerechtelijke kosten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (vrijstelling voor windparken en hoogspanningsverbindingen op land), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (vrijstelling voor windparken en hoogspanningsverbindingen op land), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2015, no.2015000819, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (vrijstelling voor windparken en hoogspanningsverbindingen op land), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio's, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio's, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2012, no.12.000705, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio's, met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in de opheffing van de zogeheten plusregio's, een vorm van bovengemeentelijk bestuur in zeven stedelijke gebieden, beter bekend als stadsregio's. De brede doeluitkering verkeer en vervoer, die nu nog rechtstreeks aan de plusregio's wordt toegekend, wordt omgeleid naar de provincies. Er komen twee vervoersregio's, een voor de noordelijke Randstad (vooralsnog beperkt tot het gebied rond Amsterdam en Almere) en een voor de zuidelijke Randstad (de regio's Den Haag en Rotterdam). Voorts kunnen gedeputeerde staten een woningmarktregio instellen om verdeling van woonruimte in een bepaalde regio mogelijk te maken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende eisen aan instanties die een toetsende taak uitvoeren in het kader van een overeenstemmingsbeoordeling van meetinstrumenten (Besluit aangewezen instanties Metrologiewet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende eisen aan instanties die een toetsende taak uitvoeren in het kader van een overeenstemmingsbeoordeling van meetinstrumenten (Besluit aangewezen instanties Metrologiewet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit kredietvergoeding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit kredietvergoeding, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 december 2010, no.10.003389, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit kredietvergoeding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake randapparaten en radioapparaten (Besluit randapparaten en radioapparaten 2006).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake randapparaten en radioapparaten (Besluit randapparaten en radioapparaten 2006).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de verplichting tot indiening van een langetermijnhuisvestingsplan (Besluit langetermijnhuisvestingsplan WZV).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de verplichting tot indiening van een langetermijnhuisvestingsplan (Besluit langetermijnhuisvestingsplan WZV).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 en het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr.2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PbEG L 294), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 en het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr.2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PbEG L 294), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2000, no.00.003462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet.Het ontwerpbesluit behelst een nuancering van de heffingsgrondslag van de regulerende mineralenheffing van de Meststoffenwet waar het gaat om op het bedrijf geproduceerde stikstof die wegens vervluchtiging feitelijk niet op dat bedrijf of elders kan worden aangewend (stikstofcorrectie). De Raad van State kan zich vinden in deze correctie, maar plaatst bij de regeling daarvan in het ontwerpbesluit enkele kanttekeningen. Met betrekking tot de samenhang met de implementatie van de EG-Nitraatrichtlijn(zie noot 1) verwijst het college naar punt 4 van het advies (no.W11.00.0201/V) dat gelijktijdig met dit advies wordt uitgebracht.1. Voor een tweetal huisvestingssystemen voor varkens wordt de stikstofcorrectie mede afhankelijk gesteld van het houden van deze dieren overeenkomstig de voorwaarden die ten aanzien van die huisvesting zijn gesteld door het Productschap voor Vee en Vlees respectievelijk de Stichting Skal of een daarmee vergelijkbare organisatie die zich het toezicht op, en de keuring, controle, beoordeling en certificering van biologische productiemethoden ten doel stelt (artikel 2a, eerste lid, aanhef en eerste en tweede streepje). Uit paragraaf 2, onder a. varkens, kan worden opgemaakt dat de betrokken heffingplichtige zijn overeenkomst met het productschap, Skal of de daarmee vergelijkbare organisatie moet tonen als bewijs voor huisvesting die aan de gestelde normen voldoet. Indien dat de bedoeling is, adviseert de Raad dat met zoveel woorden in de tekst van artikel 2a, eerste lid, tot uitdrukking te brengen. Voorts zal in de nota van toelichting nader op de verhouding tussen de certificering door de hier bedoelde instellingen en het toezicht van de Algemene Inspectiedienst moeten worden ingegaan.2. In paragraaf 3. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, van de nota van toelichting wordt uiteengezet dat het Bureau Heffingen in het kader van de meststoffenregelgeving bijhoudt welke soort mest onderscheiden naar diercategorie en huisvestingssysteem op een bedrijf wordt geproduceerd. Door dit bureau kan ingevallen van aflevering van dierlijke meststoffen aan de hand van afleveringsbewijzen ingevolge het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet controleren of de opgave van het op het bedrijf aanwezige huisvestingssysteem overeenkomt met de codes van de van het bedrijf afgevoerde mest. Nu in het ontwerpbesluit het stikstofgehalte van mest wordt gecorrigeerd in verband met bepaalde huisvestingssystemen zal in samenhang daarmee ook de regeling van het afleveringsbewijs moeten worden aangepast. In de nota van toelichting zal op de noodzaak hiervan moeten worden ingegaan.3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende herstel overdracht van bij Wet van 30 januari 2002 vervallen bevoegdheden ingevolge artikel 1, eerste en derde lid Wet verontreiniging oppervlaktewateren voor een aantal rijkswateren aan het bestuur van het Zuiveringsschap Limburg en tot aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Hersteloverdrachtsbesluit Wvo Limburg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende herstel overdracht van bij Wet van 30 januari 2002 vervallen bevoegdheden ingevolge artikel 1, eerste en derde lid Wet verontreiniging oppervlaktewateren voor een aantal rijkswateren aan het bestuur van het Zuiveringsschap Limburg en tot aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Hersteloverdrachtsbesluit Wvo Limburg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten alsmede enige andere wijzigingen), met memorie van toelichting

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten alsmede enige andere wijzigingen), met memorie van toelichtingBij Kabinetsmissive van 28 maart 2007, no. 07.001066, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten alsmede enige andere wijzigingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2015, no.2015001000, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende de wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende de wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2015, no.2015000929, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met verlaging van de rijksomroepbijdrage.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met verlaging van de rijksomroepbijdrage.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bijzondere regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie ten behoeve van uitzonderlijke omvangrijke restauraties van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bijzondere regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie ten behoeve van uitzonderlijke omvangrijke restauraties van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de bij de aanvraag aanvang exploitatie kinderopvangvoorzieningen te verstrekken gegevens alsmede regels over het register kinderopvang (Besluit registratie kinderopvang), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de bij de aanvraag aanvang exploitatie kinderopvangvoorzieningen te verstrekken gegevens alsmede regels over het register kinderopvang (Besluit registratie kinderopvang), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2009, no.09,002794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de bij de aanvraag aanvang exploitatie kinderopvangvoorzieningen te verstrekken gegevens alsmede regels over het register kinderopvang (Besluit registratie kinderopvang), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit speelgoed 2010 (Warenwetbesluit speelgoed 2010), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit speelgoed 2010 (Warenwetbesluit speelgoed 2010), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 november 2010, no.10.003294, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit speelgoed 2010 (Warenwetbesluit speelgoed 2010), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ten aanzien van het veilig laden en lossen van zeeschepen (Wet laden en lossen zeeschepen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ten aanzien van het veilig laden en lossen van zeeschepen (Wet laden en lossen zeeschepen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van titel 9.7 Hernieuwbare energie vervoer van de Wet milieubeheer (Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van titel 9.7 Hernieuwbare energie vervoer van de Wet milieubeheer (Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2014, no.2014001387, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van titel 9.7 Hernieuwbare energie vervoer van de Wet milieubeheer (Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama, anderzijds; Rome, 15 december 2003 (Trb.2004, 173), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama, anderzijds; Rome, 15 december 2003 (Trb.2004, 173), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot het wonen (Woonwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot het wonen (Woonwet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ruimtereservering parallelle Kaagbaan), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ruimtereservering parallelle Kaagbaan), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2013, no.13.002032, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ruimtereservering parallelle Kaagbaan), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen strekkende tot het verruimen van de bevoegdheid van de politierechter en de enkelvoudige kamer in hoger beroep, alsmede tot het afschaffen van de eenparigheidsregels in hoger beroep.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen strekkende tot het verruimen van de bevoegdheid van de politierechter en de enkelvoudige kamer in hoger beroep, alsmede tot het afschaffen van de eenparigheidsregels in hoger beroep.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het versterken van de bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie en de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede de opheffing van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het versterken van de bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie en de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede de opheffing van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2009, no.09.000811, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (wijziging bevoegd gezag voor BRZO en RIE-4).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (wijziging bevoegd gezag voor BRZO en RIE-4).Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2015, no.2015001298, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (wijziging bevoegd gezag voor BRZO en RIE-4), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van regels betreffende tegemoetkomingen ter zake van verhuizing en woon-werkverkeer voor defensiepersoneel en tot wijziging van enige besluiten, in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 maart 2012 tot en met 28 februari 2013, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van regels betreffende tegemoetkomingen ter zake van verhuizing en woon-werkverkeer voor defensiepersoneel en tot wijziging van enige besluiten, in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 maart 2012 tot en met 28 februari 2013, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2012, no.12.001652, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van regels betreffende tegemoetkomingen ter zake van verhuizing en woon-werkverkeer voor defensiepersoneel en tot wijziging van enige besluiten, in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 maart 2012 tot en met 28 februari 2013, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende een regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Curaçao).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende een regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Curaçao).Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2014, no.2014000510, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende een regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Curaçao), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (fraude niet-chartaal geldverkeer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (fraude niet-chartaal geldverkeer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot de positionering van de reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot de positionering van de reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van de regels over de tegemoetkoming in onderwijsbijdrage en schoolkosten (Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van de regels over de tegemoetkoming in onderwijsbijdrage en schoolkosten (Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de hoogten van bestuurlijke boetes.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de hoogten van bestuurlijke boetes.Dit betekent dat de tekst van het advies "zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat". Openbaarmaking van een advies conform blijft achterwege (artikel 25a, vierde lid, van de Wet op de Raad van State). De tekst van het advies wordt dus nergens gepubliceerd, niet in de Staatscourant en niet in de Kamerstukken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in verband met enkele technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in verband met enkele technische aanpassingen.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2013, no.2013002610, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in verband met enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2009, no.09.001702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000933, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en enkele andere wetten in verband met de elektronische bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (Wet elektronische bekendmaking), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en enkele andere wetten in verband met de elektronische bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (Wet elektronische bekendmaking), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2006, no. 06.004694, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en enkele andere wetten in verband met de elektronische bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (Wet elektronische bekendmaking), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent de bemanning van vissersvaartuigen (Besluit zeevisvaartbemanning).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent de bemanning van vissersvaartuigen (Besluit zeevisvaartbemanning).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit registratie en bijwerkingen 1999.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit registratie en bijwerkingen 1999.Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2001, no.01.002989, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport na overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit registratie en bijwerkingen 1999.Het ontwerpbesluit strekt tot implementatie van Richtlijn 2000/37/EG van de Commissie van 5 juni 2000 tot wijziging van hoofdstuk VI bis inzake geneesmiddelenbewaking van richtlijn 81/851/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 139)(zie noot 1) in het Besluit registratie en bijwerkingen 1999. De Raad van State plaatst de volgende kanttekeningen.1. In de voorgestelde wijziging van artikel 6 van het Besluit registratie en bijwerkingen 1999 (artikel I, onderdeel C) komen de aan de richtlijn ontleende begrippen "afwijkend gebruik" en "veiligheidsonderzoek" voor. Het verdient aanbeveling beide begrippen alsnog te definiëren conform de richtlijn, zoals ook andere aan de richtlijn ontleende begrippen in het besluit worden gedefinieerd.2. Artikel 3, eerste lid, onder b, strekt volgens de implementatietabel in de nota van toelichting tot de implementatie van het aan richtlijn 81/851/EEG toegevoegde artikel 42 quinquies. De implementatie is echter niet volledig aangezien geen gewag wordt gemaakt van de in het tweede lid van artikel 42 quinquies voorgeschreven registratie van "vermoedelijk ernstige bijwerkingen en bijwerkingen bij de mens". Het ontwerpbesluit en de implementatietabel behoeven aanvulling.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet strekkende tot implementatie van de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG en uitvoering van de Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet strekkende tot implementatie van de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG en uitvoering van de Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2014, no.2014000353, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet strekkende tot implementatie van de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG en uitvoering van de Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2011, no.11.000686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 173 en Trb. 2010, 131), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 173 en Trb. 2010, 131), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002060, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 173 en Trb. 2010, 131), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt Richtlijn 2011/98/EU betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat (hierna: de richtlijn) te implementeren. De richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die verzoeken te mogen verblijven in een lidstaat met het oog op werk. De richtlijn is uitdrukkelijk niet van toepassing op burgers van de Unie en hun gezinsleden, ter beschikking gestelde werknemers, binnen een onderneming overgeplaatste werknemers, seizoenswerkers, au pairs, asielzoekers, vluchtelingen, langdurig ingezetenen, zelfstandigen of zeevarenden. De meeste langdurig ingezetenen, zelfstandigen, vluchtelingen, EU-burgers en hun gezinsleden, zijn reeds vrijgesteld van de tewerkstellingsvergunningsplicht en hebben alleen een verblijfsvergunning nodig. Voor de ter beschikking gestelde werknemers, binnen een onderneming overgeplaatste werknemers, seizoenswerkers, au pairs, asielzoekers en zeevarenden blijft de tewerkstellingsvergunningsplicht wel gelden. De richtlijn verplicht dat voor derdelanders die onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen en die met het doel om arbeid te verrichten naar een lidstaat van de Europese Unie willen komen, één aanvraagprocedure wordt ingevoerd die leidt tot een gecombineerde vergunning voor zowel verblijf als arbeid. Daarnaast voorziet de richtlijn in een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, gebaseerd op gelijke behandeling met onderdanen van de lidstaat. Ter implementatie van de richtlijn wijzigt het wetsvoorstel de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) en de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw2000). De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de gecombineerde vergunning, de interpretatie van artikel 4, vierde lid, van de richtlijn, en over het overgangsrecht. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met de positie van topambtenaren binnen de Rijksdienst.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met de positie van topambtenaren binnen de Rijksdienst.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken; Straatsburg, 8 november 2001 (Trb. 2002, 30 en Trb. 2008, 157), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken; Straatsburg, 8 november 2001 (Trb. 2002, 30 en Trb. 2008, 157), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2010, no.10.000380, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken; Straatsburg, 8 november 2001 (Trb. 2002, 30 en Trb. 2008, 157), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake de betaling van Nederlandse socialeverzekeringsuitkeringen in Indonesië; Jakarta, 6 maart 2000, (Trb.2000, 26), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake de betaling van Nederlandse socialeverzekeringsuitkeringen in Indonesië; Jakarta, 6 maart 2000, (Trb.2000, 26), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 augustus 2008, no.08.002327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen in verband met de fusie van De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen in verband met de fusie van De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer.Bij Kabinetsmissive van 13 augustus 2003, no.03.003190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen in verband met de fusie van De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer. Het wetsvoorstel bewerkstelligt een fusie van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer. In verband hiermee worden tevens enige toezichtswetten en de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) gewijzigd. 1. In het wetsvoorstel worden de termen Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer (hierna: Stichting PVK) en Pensioen- & Verzekeringskamer (hierna: PVK) door elkaar gebruikt. De noodzaak hiertoe wordt niet toegelicht. Kennelijk is er naar gestreefd om het onderscheid tussen de rechtspersoon (Stichting PVK) en het bestuursorgaan (PVK) dat in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt gemaakt, ook in het voorstel op te nemen. Het maken van deze tweeslag in het voorstel heeft echter een keerzijde. Want daardoor moet zowel in het voorstel als in de uitvoering hiervan telkens een nauwkeurig onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de Stichting PVK met de bijbehorende rechten en verplichtingen en anderzijds het bestuursorgaan de PVK met de bijbehorende taken en bevoegdheden. De gekozen aanpak leidt tot onduidelijkheid. De Raad van State adviseert in de toelichting uiteen te zetten, waarom de voorgestelde tweeslag niet kan worden gemist en, zo nodig, het wetsvoorstel aan te passen. 2. Ingevolge artikel 2 oefent DNB alle taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens enige wet aan de PVK zijn toegekend. Ingevolge artikel 3 gaan de publiekrechtelijke rechten en verplichtingen die de PVK uit hoofde van nader genoemde wetten heeft, over op DNB. De begrippen "taken en bevoegdheden" en "publiekrechtelijke rechten en verplichtingen" overlappen elkaar zodanig dat de vraag opkomt wat de specifieke betekenis en meerwaarde van het ene artikel is ten opzichte van het andere artikel. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten waarom artikelen 2 en 3 beide nodig zijn en, zo nodig, beide artikelen in elkaar te schuiven. 3. Ingevolge artikel 9 en volgende wordt in verschillende wetten het begrip "voorzitter" van de PVK vervangen door "directie" van de PVK. Nu de PVK ingevolge het wetsvoorstel geen rechtspersoon is, is onduidelijk welke directie bedoeld wordt. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen en, zo nodig, het wetsvoorstel aan te passen. 4. Blijkens de memorie van toelichting(zie noot 1) is ervoor gekozen thans niet alle verwijzingen in de bestaande wetgeving naar de PVK te vervangen door een verwijzing naar DNB ondanks het feit dat er geen rechtspersoon meer onder de naam PVK zal bestaan. Daarmee wordt beoogd te blijven verwijzen naar de functie PVK welke functie na de fusie door DNB wordt uitgeoefend. Blijkens de toelichting is deze keuze gericht op het voorkomen van een meer omvangrijke wetgevingsoperatie. Verwezen wordt daarbij naar het voornemen dat de geldende toezichtwetgeving voor de financiële marktsector en de PSW per 1 januari 2005 wordt herzien en dat de PVK bij de fusie zal ophouden te bestaan. De Raad acht dit een onvoldoende motivering en wijst op de verwarring die zal ontstaan door de verwijzingen naar de PVK in de bestaande wettelijke regelingen niet aan te passen. Het college adviseert daarom de verwijzingen naar de PVK in de bestaande regelingen aan te passen. 5. De begroting op de toezichtterreinen van de PVK die wordt voorzien in artikel 7, is volgens de toelichting op dit artikel onder meer nodig voor de wettelijke kostenomslag op grond van de verschillende wetten. Volgens de Raad leent een begroting zich alleen voor een voorlopige kostenomslag en niet ook voor de definitieve kostendoorberekening. De kostencategorieën die in de begroting worden onderscheiden zullen ter wille van de definitieve kostendoorberekening eveneens moeten worden onderscheiden in de onderdelen van de jaarrekening waarin de toezichtkosten aan de orde komen. De Raad adviseert de daarvoor noodzakelijke voorzieningen aan te brengen, zo nodig daarvoor in dit voorstel een grondslag te bieden, en op die voorzieningen in ieder geval in te gaan in de toelichting. 6. Ingevolge het voorgestelde artikel 25, derde lid, PSW(zie noot 2) organiseert de PVK (dat wil zeggen: DNB) een periodiek overleg met belanghebbenden aangaande pensioenen. Hieruit kan worden afgeleid dat voor zulk overleg niet langer de pensioenraad wordt ingeschakeld. Wel is de plaats en taak van de pensioenraad nog steeds in de toezichtwetgeving opgenomen.(zie noot 3) Over de toekomstige plaats en taak van de pensioenraad biedt de toelichting echter geen informatie. Voorts valt het op dat dit artikel 25, derde lid, weinig houvast biedt voor het vormgeven van het toekomstige pensioenoverleg. De Raad beveelt aan in de toelichting uitsluitsel te geven over de toekomstige positie van de pensioenraad en in het wetsvoorstel aan te geven op welke wijze het toekomstige pensioenoverleg vorm zal krijgen. 7. Ingevolge artikel 147k, achtste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 komt aan de president van de rechtbank binnen welker rechtsgebied de PVK is gevestigd een functie toe bij de executoirverklaring van een dwangbevel van (de voorzitter van) de PVK. De Raad neemt aan dat de vestigingsplaats van de PVK als gevolg van de fusie DNB/PVK is overgegaan naar Amsterdam en adviseert dat in de toelichting tot uitdrukking te brengen. 8. Het wetsvoorstel is een gevolg van de wenselijkheid dat in verband met de hervorming van het toezicht op de financiële marktsector DNB en de PVK fuseren tot één prudentieel toezichthouder.(zie noot 4) Bedoelde hervorming zal plaatsvinden in het kader van de aangekondigde financiële toezichtwetgeving (Wet Financieel Toezicht en daarmee verband houdende wetgeving). De Raad behoudt zich het recht voor om bij de advisering over de herziening van de financiële toezichtwetgeving de positie van de gefuseerde instelling DNB/PVK in het licht van de voorgestelde toezichtstructuur opnieuw te bezien. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2011, no.11.002306, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2008, no.08.002556, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassingen van enige bepalingen in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassingen van enige bepalingen in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 april 2016, no.2016000620, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassingen van enige bepalingen in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet in verband met het invoeren van een perceelsregistratie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet in verband met het invoeren van een perceelsregistratie.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2001, no.01.002829, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet in verband met het invoeren van een perceelsregistratie.Het ontwerpbesluit bevat wijzigingen van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet ter uitvoering van de regeling van het stelsel van mestafzetovereenkomsten in de Meststoffenwet. Er wordt voorzien in een basis voor ministeriële regels betreffende de registratie van gegevens omtrent topografische ligging en gebruik van landbouwgrond waarop dierlijke meststoffen worden afgezet; ook wordt voorzien in ministeriële regels betreffende gegevens inzake rechtsvorm, formele inrichting van bedrijven en de personen die daarin werkzaam zijn. De ondergrens voor administratieve verplichtingen wordt nader gepreciseerd. Voorts worden enige vereenvoudigingen en wijzigingen van technische aard in het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet aangebracht. Bij dit ontwerpbesluit wordt ook het Besluit verkleining oppervlakte landbouwgrond Meststoffenwet op ondergeschikte punten aangepast.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekening met betrekking tot de registraties.1. In hoofdstuk 7 van de nota van toelichting, Bedrijfseffecten, wordt erop gewezen dat de te verstrekken gegevens over het grondgebruik in een basisregistratie zullen worden verwerkt en ook zullen worden benut voor andere regelingen die een agrariër verplichten tot het leveren van gegevens omtrent zijn grond. Wat betreft de door bedrijven en ondernemingen te verstrekken gegevens over de rechtsvorm en de formele inrichting wordt opgemerkt dat bedrijven reeds thans verplicht zijn een deel van die gegevens te verstrekken.Het streven is, zo kan uit de toelichting op de inwerkingstredingsbepaling (artikel III) worden opgemaakt, erop gericht aan te sluiten bij bestaande registraties teneinde bedrijfsleven en overheid zo min mogelijk te belasten. De Raad acht deze aanpak voor de hand liggend uit een oogpunt van lastenbeperking. Daarbij dient echter wel te worden gewezen op de volgende aspecten.De mogelijkheid gegevens te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt is afhankelijk van de compatibiliteit van de verschillende registratiecriteria en van de wijze waarop deze met het oog op de onderscheiden doelen worden geïnterpreteerd.a. Registraties die persoonsgegevens bevatten of dat karakter als gevolg van koppeling aan andere gegevens krijgen, moeten voldoen aan de eisen die daaraan in de komende Wet bescherming persoonsgegevens worden gesteld. Aan dit laatste aspect is geen aandacht besteed in de nota van wijziging op het voorstel tot wijziging van de Meststoffenwet(zie noot 1) waarin onder meer de grondslag is gelegd voor regels omtrent het verstrekken van gegevens inzake rechtsvorm en formele inrichting van een bedrijf of onderneming en de daarin werkzame personen. Bij dit ontwerpbesluit zal dit aspect alsnog moeten worden bezien en in de toelichting worden besproken. In het bijzonder zal daarbij moeten worden gelet op de regeling in de Wet bescherming persoonsgegevens van het gebruik van een registratie voor verschillende doelen (artikelen 9 en 43) en de plicht tot melding aan het College bescherming persoonsgegevens.Tegen deze achtergrond adviseert de Raad in ieder geval in de toelichting nader in te gaan op de bruikbaarheid van reeds bestaande gegevens en alsnog uiteen te zetten hoe in het beoogde registratiesysteem aan de Wet bescherming persoonsgegevens toepassing wordt gegeven.2. In de inleiding van de nota van toelichting wordt vermeld dat het ontwerpbesluit er mede toe strekt in het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet een grondslag op te nemen voor het - bij ministeriële regeling - stellen van nadere regels over de opgave van wijzigingen. In de in dit verband genoemde onderdelen B en E van artikel I is echter in geheel geen sprake van een delegatie van regelgevende bevoegdheid met betrekking tot het opgeven van wijzigingen, terwijl de in de toelichting genoemde onderwerpen alleen in onderdeel E zijn geregeld. De Raad adviseert het ontwerpbesluit en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen.3. Op grond van artikel 6a, aanhef en onder c, worden bij ministeriële regeling regels gesteld omtrent het verstrekken van gegevens over onder meer de meewerkende familieleden op een bedrijf dat door een persoon wordt uitgeoefend. De Raad adviseert de verplichting tot het doen van die opgave te motiveren in de nota van toelichting. Omdat niet op voorhand duidelijk is wie tot de familieleden van het bedrijfshoofd dienen te worden gerekend, beveelt de Raad tevens aan een definitie van dit begrip in het ontwerpbesluit op te nemen.4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 onder meer in verband met de invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 onder meer in verband met de invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2012, no.12.001009, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 onder meer in verband met de invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2010, no.10.001804, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit in verband met de wijziging van de categorieën van de machtiging tot voorlopig verblijf vrijgestelde vreemdelingen (wijziging categorieën vrijgestelde vreemdelingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit in verband met de wijziging van de categorieën van de machtiging tot voorlopig verblijf vrijgestelde vreemdelingen (wijziging categorieën vrijgestelde vreemdelingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter uitvoering van de netneutraliteitsverordening, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter uitvoering van de netneutraliteitsverordening, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 november 2015, no.2015001968, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter uitvoering van de netneutraliteitsverordening, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met een technische aanpassing van de berekening van de nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met een technische aanpassing van de berekening van de nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouders, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2013, no.2013002425, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met een technische aanpassing van de berekening van de nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende algemene regels ter bescherming van de nationale ruimtelijke belangen (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende algemene regels ter bescherming van de nationale ruimtelijke belangen (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2009, no.09.003699, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende algemene regels ter bescherming van de nationale ruimtelijke belangen (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit EOS: lange termijn, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit EOS: lange termijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2009, no.09.001442, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof), met memorie van toelichting. 1. Inleiding
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale of geïnternationaliseerde straftribunalen (Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale of geïnternationaliseerde straftribunalen (Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 maart 2015, no.2015000419, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale of geïnternationaliseerde straftribunalen (Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en diverse aanverwante wetten (Verdere invulling van hoofdstuk 9), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en diverse aanverwante wetten (Verdere invulling van hoofdstuk 9), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2007, no.07.003260, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en diverse aanverwante wetten (Verdere invulling van hoofdstuk 9), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de wijziging in de procedure betreffende de aanvraag en afgifte van rijbewijzen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de wijziging in de procedure betreffende de aanvraag en afgifte van rijbewijzen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor het beperken van de kring van verzekerden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de werknemersverzekeringen (Besluit beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen BES.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor het beperken van de kring van verzekerden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de werknemersverzekeringen (Besluit beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen BES.Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2017, no.2017001789, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor het beperken van de kring van verzekerden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de werknemersverzekeringen (Besluit beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen BES), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in verband met een verlaging van het maximale aantal leden van de Raad voor cultuur en de introductie van de uitgangspuntennota als onderdeel van de cultuurnota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in verband met een verlaging van het maximale aantal leden van de Raad voor cultuur en de introductie van de uitgangspuntennota als onderdeel van de cultuurnota.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2001, no.01.006056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in verband met een verlaging van het maximale aantal leden van de Raad voor cultuur en de introductie van de uitgangspuntennota als onderdeel van de cultuurnota. Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid (hierna: de wet). Voorgesteld wordt de zogenoemde uitgangspuntenbrief wettelijk te regelen en als uitgangspuntennota tot onderdeel van de cultuurnota te maken. Verder voorziet het voorstel in een vermindering van het aantal leden van de Raad voor cultuur (hierna: Rvc), gepaard aan de mogelijkheid het aantal leden van de commissies van de Rvc uit te breiden. De wijzigingen moeten ertoe leiden dat het zwaartepunt in de politieke besluitvorming en het debat met de Staten-Generaal bij de uitgangspuntennota komt te liggen en dat de advisering door de Rvc een meer integraal karakter krijgt. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Inleiding Volgens artikel 2 van de wet is de minister belast met het cultuurbeleid (een term ontleend aan artikel 3). Artikel 2a roept de Rvc in het leven met - kort gezegd - de taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over het cultuurbeleid. Op basis van artikel 2d stelt de Rvc, zelf of op aanwijzing van de minister, aandachtsgebieden op het terrein van de cultuur vast. Ingevolge artikel 3 presenteert de minister iedere vier jaar een cultuurnota aan de Staten-Generaal. Volgens artikel 3, tweede en derde lid, bevat de cultuurnota, naast een terugblik en verantwoording, een beschrijving van de hoofdlijnen van het cultuurbeleid voor de volgende periode van vier jaar, alsmede van de te verwachten belangrijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het culturele leven in Nederland en van de financiële en bestuurlijke gevolgen daarvan voor provincies en gemeenten. Inmiddels heeft, zo blijkt uit de toelichting, zich de praktijk ontwikkeld dat de uitgangspunten en prioriteiten in het cultuurbeleid bij het begin van de vierjarige cyclus in een afzonderlijke brief aan de Staten-Generaal worden aangeboden, zodat het debat over de hoofdlijnen van het beleid kan worden gevoerd voordat tot uitvoering ervan wordt besloten. Hierop voortbouwend wordt thans voorgesteld de uitgangspuntenbrief een wettelijke status te geven en de verhouding met de huidige cultuurnota in de wet vast te leggen. Dit betekent dat de cultuurnota nieuwe stijl uit twee onderdelen zal bestaan. Het eerste onderdeel betreft in feite de uitgangspuntenbrief, maar dan onder de naam uitgangspuntennota. Bij het opstellen daarvan zal het vooradvies van de Rvc een belangrijk ijkpunt zijn. In het tweede onderdeel - de nota beleidsvaststelling en bekostiging - wordt aangegeven op welke wijze het voorgenomen beleid is uitgevoerd. In dat kader wordt onder meer getoetst in hoeverre de adviezen van de Rvc met betrekking tot de subsidieaanvragen van individuele instellingen passen binnen de uitgangspuntennota. 2. Raad voor cultuur Het vooradvies bevat, naast een evaluatie van de afgelopen cultuurnotaperiode, een voorstel voor het in de volgende periode te voeren cultuurbeleid, gebaseerd op de inzichten en opvattingen die de Rvc als onafhankelijk beleidsadviseur heeft over de algemene uitgangspunten, belangrijke thema's of majeure knelpunten op dit terrein en het belang dat hij daaraan toekent. Ingevolge het voorgestelde artikel 3a bevat de uitgangspuntennota vergelijkbare elementen, te weten een terugblik, een vooruitblik, alsmede een overzicht van de prioriteiten, criteria en financiële voorwaarden van het voorgenomen cultuurbeleid die daarvoor gelden. In zoverre vormt het vooradvies de grondslag van de uitgangspuntennota. Over de in de uitgangspuntennota op te nemen "criteria" wordt in de toelichting uiteengezet dat het plan bestaat nadere toetsingsmaatstaven te ontwikkelen aan de hand waarvan de beleidsplannen van de culturele instellingen zullen worden beoordeeld. Ter illustratie wordt gewezen op de criteria die in de uitgangspuntenbrief "Cultuur als confrontatie" waren opgenomen. Naast het hoofdcriterium kwaliteit waren dat maatschappelijk bereik, subsidie-per-bezoek en positie in het bestel. Kennelijk omvat het cultuurbeleid twee elementen, te weten een artistiek-inhoudelijk element (per aandachtsgebied) en een element van maatschappelijke oriëntatie (nadere criteria). De Raad is van mening dat de mogelijkheid om nadere, niet-artistiek-inhoudelijke criteria te formuleren niet bijdraagt aan de met dit wetsvoorstel beoogde verduidelijking van verantwoordelijkheden. Gegeven zijn wettelijke opdracht en samenstelling is het duidelijk dat de Rvc dient te adviseren over het artistiek-inhoudelijke element in het cultuurbeleid in het algemeen en in de subsidieaanvragen van de individuele instellingen. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke inpassing ligt dat anders. Dit element vraagt bij uitstek om een politieke beoordeling en afweging. De Raad is dan ook van mening dat de Rvc zowel bij de voorbereiding van het cultuurbeleid als bij de uitvoering daarvan zich zou moeten kunnen beperken tot advisering over de artistieke inhoud. Het college adviseert het voorstel in die zin aan te passen, dan wel in elk geval deze vraag in de toelichting onder ogen te zien. In dit verband wijst de Raad er nog op dat de Rvc in zijn advies over het huidige stelsel heeft bepleit een scheiding te maken tussen het artistiek-inhoudelijke oordeel en de andere beleidsoverwegingen en de daarop gerichte geldstromen gescheiden te houden. 3. Procedure a. Onder het kopje "cultuurnota nieuwe stijl" wordt in de memorie van toelichting opgemerkt dat het van belang is de uitgangspuntennota een steviger basis te geven door bij het opstellen ervan gebruik te maken van het "vooradvies" van de Rvc. Daarmee wordt aangesloten bij de huidige praktijk, waarin het vooradvies een belangrijke grondslag voor de uitgangspuntenbrief vormt. Het vooradvies heeft echter geen plaats gekregen in het wetsvoorstel. Het college adviseert het voorstel op dat punt aan te vullen en tevens te preciseren wat het bereik van het vooradvies moet zijn. b. De memorie van toelichting noemt - op bladzijde 10 - de criteria die de uitgangspuntennota volgens het voorgestelde artikel 3a, eerste lid, zal brengen: het hoofdcriterium is kwaliteit, daarnaast geldt maatschappelijk bereik. Onder verwijzing naar punt 1 adviseert het college in de uitgangspuntennota te verantwoorden of, en zo ja in hoeverre, daarbij gebruik is gemaakt van het vooradvies van de Rvc. Het college adviseert artikel 3a in die zin aan te vullen. c. De memorie van toelichting stelt - op bladzijde 11 - dat de uitgangspuntennota en de uitkomsten van het parlementaire debat daarover het kader vormen voor de culturele instellingen die voor de volgende cultuurnotaperiode een subsidieverzoek indienen. Het wil het college voorkomen dat op deze wijze de grondslag voor het beleid onvoldoende duidelijk wordt. Daarom geeft het college in overweging in de procedure een nadere nota op te nemen waarin de minister concludeert waartoe het debat met het parlement hem heeft geleid en zo nodig de uitgangspunten in geamendeerde vorm (opnieuw) presenteert. Het voorstel ware in die zin aan te passen. d. Het culturele veld in het algemeen en de culturele instellingen in het bijzonder kunnen zich op de nadere nota oriënteren. Ook de Rvc vindt in de nadere nota het beleid waaraan hij desverlangd de door de culturele instellingen ingediende subsidieaanvragen op basis van hun voorgestelde artistieke inhoud kan toetsen. Aldus wordt ook vermeden dat later de noodzaak ontstaat dat de minister in een brief waarmee de subsidieaanvragen aan de Rvc ter advisering worden voorgelegd, de uitgangspunten ten behoeve van de advisering van de Rvc nog eens zou aanpassen. Het college adviseert de toelichting in die zin te verduidelijken. e. Volgens het voorgestelde artikel 3d stelt de minister de nota beleidsvaststelling en bekostiging vast die - ingevolge het voorgestelde artikel 3c - onder meer beschrijft de wijze waarop het vastgestelde beleid is gehanteerd bij de beslissing op subsidieaanvragen. Daarin kan de minister - zoals de memorie van toelichting op bladzijde 12 aanstipt - tevens uiteenzetten in hoeverre de nadere artistiek-inhoudelijke adviezen van de Rvc passen binnen het beleid van de minister, of aanleiding geven tot wijziging daarvan. Het college adviseert deze nota niet beleidsvaststelling en bekostiging te noemen, doch nota uitvoering van beleid, en de memorie van toelichting dienovereenkomstig aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten, met memorie van toelichting.In het voorstel zijn wijzigingen van technische aard van een aantal belastingwetten opgenomen in verband met het onderhoud van die wetten. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over wijziging van de toerekening van inkomens- en vermogensbestanddelen bij partners, de eigenwoningreserve, de forfaitaire berekening van scholingsuitgaven, de betekening en uitvoering van dwangbevelen, de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor monumenten en de nauw samenhangende diensten en leveringen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met transparantie over uitvoeringskosten en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met transparantie over uitvoeringskosten en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2014, no.2014001970, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met transparantie over uitvoeringskosten en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector (inperking werkzaamheden toegelaten instellingen en verplichte verhuiskostenvergoeding bij renovatie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector (inperking werkzaamheden toegelaten instellingen en verplichte verhuiskostenvergoeding bij renovatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent een experiment met flexibele en virtuele onderwijstijd in het basisonderwijs (Besluit experiment flexibele en virtuele onderwijstijd), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent een experiment met flexibele en virtuele onderwijstijd in het basisonderwijs (Besluit experiment flexibele en virtuele onderwijstijd), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2014, no.2014000334, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent een experiment met flexibele en virtuele onderwijstijd in het basisonderwijs (Besluit experiment flexibele en virtuele onderwijstijd), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het heffen van een structurele bijdrage van verhuurders van woningen ten behoeve van de uitgaven van het Rijk in het kader van de betaalbaarheid van het wonen (Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het heffen van een structurele bijdrage van verhuurders van woningen ten behoeve van de uitgaven van het Rijk in het kader van de betaalbaarheid van het wonen (Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit produktie en handel vers vlees.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit produktie en handel vers vlees.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2002, no.02.005463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit produktie en handel vers vlees. Het ontwerpbesluit strekt tot aanpassing van het Besluit produktie en handel vers vlees aan beschikking 2001/471/EG van de Europese Commissie.(zie noot 1) Deze beschikking bevat nadere regels over de algemene hygiëne en microbiologische controles in slachthuizen en aanverwante inrichtingen. Het ontwerpbesluit vervangt een tijdelijke ministeriële regeling.(zie noot 2) De Raad van State kan zich vinden in de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking bij de gevolgde implementatieprocedure. 1. Gevolgde implementatieprocedure Het ontwerpbesluit vervangt een tijdelijke ministeriële regeling die op 8 juni 2002 in werking is getreden op basis van artikel 46a van de Vleeskeuringswet. Ingevolge deze bepaling kunnen bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels tijdelijk worden vervangen door een ministeriële regeling, indien het belang van de volksgezondheid of de uitvoering van besluiten van een Europese instantie zodanige spoed vereisen dat de wijziging van die algemene maatregel van bestuur niet kan worden afgewacht. De Raad plaatst een kanttekening bij de gevolgde procedure. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 46a van de Vleeskeuringswet blijkt dat hierbij wordt gedacht aan spoedmaatregelen ter bescherming van de volksgezondheid of het tijdig voldoen aan internationale verplichtingen. De toelichting noemt als voorbeelden beschermende maatregelen in verband met de gekke koeienziekte in het Verenigd Koninkrijk en de doorvoering van door de Europese Unie voorgeschreven retributies.(zie noot 3) De te implementeren beschikking heeft een uniforme controle op de algemene hygiëne in slachthuizen als doel; spoedmaatregelen ter bescherming van de volksgezondheid lijken hier niet aan de orde te zijn. De Raad wijst er voorts op dat de beschikking is vastgesteld op 8 juni 2001 en bekendgemaakt in het Publicatieblad van 21 juni 2001; de voorschriften dienden twaalf maanden na vaststelling, dus per 8 juni 2002 te worden ingevoerd. Implementatie in de Nederlandse regelgeving vindt plaats door wijziging van een aantal bepalingen van technische aard in één algemene maatregel van bestuur. Volgens de Raad ligt het niet voor de hand dat een termijn van twaalf maanden hiervoor onvoldoende zou zijn. Het college is van oordeel dat bij het totstandkomen van de tijdelijke ministeriële regeling de spoedvoorziening in artikel 46a van de Vleeskeuringswet oneigenlijk is gebruikt. Het ligt dan ook voor de hand dat de toelichting de reden(en) vermeldt waarom implementatie niet binnen de gestelde termijn van bijna één jaar kon plaatsvinden. De Raad adviseert in de toelichting nader hierop in te gaan. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 november 2007, no.07.003667, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels omtrent de geschiktheid van plaatsen waar groepen van personen bestuurlijk worden opgehouden (Besluit plaatsen bestuurlijke ophouding).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels omtrent de geschiktheid van plaatsen waar groepen van personen bestuurlijk worden opgehouden (Besluit plaatsen bestuurlijke ophouding).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II, ondertekend te Luxemburg op 5 juni 2001; Berlijn, 23 juni 2009 (Trb. 2009,116), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II, ondertekend te Luxemburg op 5 juni 2001; Berlijn, 23 juni 2009 (Trb. 2009,116), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2009, no.09.002670, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II, ondertekend te Luxemburg op 5 juni 2001; Berlijn, 23 juni 2009 (Trb. 2009,116), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu (Bouwbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu (Bouwbesluit).Bij Kabinetsmissive van 22 december 2000, no.00.006942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu (Bouwbesluit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2008, no.08.002993, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de bovenwettelijke wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en bovenwettelijke wachtgelduitgaven vo).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de bovenwettelijke wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en bovenwettelijke wachtgelduitgaven vo).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit strategische goederen in verband met de implementatie van richtlijn 2009/43/EG, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit strategische goederen in verband met de implementatie van richtlijn 2009/43/EG, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2011, no.11.000763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit strategische goederen in verband met de implementatie van richtlijn 2009/43/EG, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2015, no.2015001161, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een aantal technische wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een aantal technische wijzigingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Aanwijzingsbesluit rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Aanwijzingsbesluit rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2017, no.2017000239, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Aanwijzingsbesluit rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Venlo krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan "Q4", de onderdelen "Aan de Stadsmuur" en "Helschriksel").

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Venlo krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan "Q4", de onderdelen "Aan de Stadsmuur" en "Helschriksel").Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2012, no.RWSCD BJV 2012/810, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Venlo krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan "Q4", de onderdelen "Aan de Stadsmuur" en "Helschriksel").
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Marshalleilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Majuro, 14 mei 2010 (Trb. 2010, 200 en Trb. 2010, 251), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Marshalleilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Majuro, 14 mei 2010 (Trb. 2010, 200 en Trb. 2010, 251), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2010, no.10.003491, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Marshalleilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Majuro, 14 mei 2010 (Trb. 2010, 200 en Trb. 2010, 251), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en enige andere besluiten ter uitvoering van richtlijn 1999/31/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L 182).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en enige andere besluiten ter uitvoering van richtlijn 1999/31/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L 182).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende onteigening in de gemeente Enschede; percelen begrepen in het bestemmingsplan 'Roombeek'.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende onteigening in de gemeente Enschede; percelen begrepen in het bestemmingsplan 'Roombeek'.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 28 juni 2005, no.MJZ 2005121531, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Enschede van 20 december 2004, nr. VII-C1, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet. Van de percelen kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie C, nos. 6375 en 8194 zijn blijkens de grondtekening die behoort bij het raadsbesluit mede gedeelten ter onteigening aangewezen die in het bestemmingsplan "Roombeek" de bestemming "Groenvoorzieningen" hebben. De Raad van State wijst erop dat die bestemming niet in de publicatie van de tervisielegging van het onteigeningsplan en overigens ook niet in die van de tervisielegging van het raadsbesluit, is vermeld. In zoverre is naar de mening van de Raad niet voldaan aan artikel 80, eerste lid, onteigeningswet, waarin is bepaald dat zo mogelijk de aard en de strekking van de feitelijke werken of werkzaamheden waarvoor onteigend wordt in de kennisgeving worden vermeld. Nu het raadsbesluit tot onteigening voor zover het deze perceelsgedeelten betreft niet met de in artikel 80, eerste lid, van de onteigeningswet voorgeschreven zorgvuldigheid is voorbereid, adviseert de Raad ten aanzien van die perceelsgedeelten goedkeuring aan het raadsbesluit te onthouden. Indien mocht blijken dat het gemeentebestuur geen prijs (meer) stelt op de onteigening van deze gronden, ware een besluit van dezelfde strekking te nemen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2013, no.13.002054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 januari 2008, no.08.000013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit inzake de waardevaststelling van dieren, producten en voorwerpen die worden vernietigd of onschadelijk gemaakt ter bestrijding van een besmettelijke dierziekte (Besluit waardevaststelling bij dierziektebestrijding), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit inzake de waardevaststelling van dieren, producten en voorwerpen die worden vernietigd of onschadelijk gemaakt ter bestrijding van een besmettelijke dierziekte (Besluit waardevaststelling bij dierziektebestrijding), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2007, no.07.002256, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit inzake de waardevaststelling van dieren, producten en voorwerpen die worden vernietigd of onschadelijk gemaakt ter bestrijding van een besmettelijke dierziekte (Besluit waardevaststelling bij dierziektebestrijding), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake diervoeders (Ontwerpbesluit diervoeders 2012), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake diervoeders (Ontwerpbesluit diervoeders 2012), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2012, no.12.001680, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake diervoeders (Ontwerpbesluit diervoeders 2012), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2009, no.09.000765, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake een aantal amendementen op het voorstel van rijkswet, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (kamerstukken II 1999/2000, 26 568 (R 1638).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake een aantal amendementen op het voorstel van rijkswet, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (kamerstukken II 1999/2000, 26 568 (R 1638).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regels inzake stankemissie uit tot veehouderijen behorende dierenverblijven en mestverwerkinginstallaties (Wet stank en veehouderij).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regels inzake stankemissie uit tot veehouderijen behorende dierenverblijven en mestverwerkinginstallaties (Wet stank en veehouderij).Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2002, no.02.003018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regels inzake stankemissie uit tot veehouderijen behorende dierenverblijven en mestverwerkinginstallaties (Wet stank en veehouderij).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van 14 januari 1964 ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie; Brussel, 6 juni 2012, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van 14 januari 1964 ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie; Brussel, 6 juni 2012, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001350, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van 14 januari 1964 ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie; Brussel, 6 juni 2012, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband met de vaststelling van bekwaamheidseisen voor werkzaamheden van instructeurs beroepsonderwijs (bekwaamheidseisen instructeurswerkzaamheden beroepsonderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband met de vaststelling van bekwaamheidseisen voor werkzaamheden van instructeurs beroepsonderwijs (bekwaamheidseisen instructeurswerkzaamheden beroepsonderwijs).Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2018, no.2018000168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband met de vaststelling van bekwaamheidseisen voor werkzaamheden van instructeurs beroepsonderwijs (bekwaamheidseisen instructeurswerkzaamheden beroepsonderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de regels met het oog op de externe veiligheid en de geluidbelasting alsmede wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met een omissie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de regels met het oog op de externe veiligheid en de geluidbelasting alsmede wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met een omissie.Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2017, no.2017000547, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de regels met het oog op de externe veiligheid en de geluidbelasting alsmede wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met een omissie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit van houdende vaststelling van het besluit kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit van houdende vaststelling van het besluit kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002594, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van houdende vaststelling van het besluit kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.Bij brief van 17 maart 2004, kenmerk 5276102/04/6, heeft de Minister van Justitie afdeling I van de Raad van State verzocht hem van voorlichting te dienen inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming. Op 24 juli 2003 heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (hierna: de verordening).(zie noot 1) De verordening heeft tot doel een betere samenwerking en coördinatie van de handhaving in grensoverschrijdende consumentenzaken te bewerkstelligen. Daartoe voorziet ze in een stelsel van wederzijdse bijstand tussen handhavende instanties en in minimumbevoegdheden voor handhavende instanties. Het voorstel voor de verordening heeft een aantal vragen opgeroepen. De Minister van Justitie heeft in verband daarmee bij brief van 17 maart 2004 aan afdeling I van de Raad van State verzocht om voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de volgende vragen: 1o. Is de voorgestelde rechtsgrondslag voor het verordeningvoorstel (artikel 95 van het EG-Verdrag) juist en volledig? 2o. Is de verordening, gelet op de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, in haar huidige vorm noodzakelijk en wenselijk met het oog op de werking van de interne markt, dan wel vanuit een oogpunt van consumentenbescherming? 3o. Is het verplicht stellen van een toezichthouder met verplichte bevoegdheden noodzakelijk om het doel van de verordening te bereiken of kan met minder vergaande middelen worden volstaan? 4o. Wat is uw mening over de inpasbaarheid van de in artikel 4, derde lid, van de verordening genoemde bevoegdheden in het Nederlandse handhavingsysteem? De afdeling antwoordt als volgt. 1. Is de voorgestelde rechtsgrondslag voor het verordeningvoorstel (artikel 95 van het EG-Verdrag) juist en volledig? Met betrekking tot de vraag of een rechtshandeling van een gemeenschapsinstelling op de juiste grondslag berust, is het vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) dat de keuze van de rechtsgrondslag moet berusten op objectieve gegevens, die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling.(zie noot 2) Indien een gemeenschapshandeling op twee doeleinden blijkt te zijn gericht of er twee componenten zijn, waarvan er één kan worden gezien als hoofddoel of voornaamste component, terwijl het andere doel of de andere component slechts bijkomend is, moet de handeling op één rechtsgrondslag worden gebaseerd, te weten die welke vereist is gezien het hoofddoel of de voornaamste component.(zie noot 3) Indien een handeling is gericht op verschillende doelen die onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, zal die handeling bij wijze van uitzondering op de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen kunnen worden gebaseerd.(zie noot 4) Omdat het voorstel mede betrekking heeft op consumentenbescherming is in dit verband van belang, dat artikel 153 van het EG-Verdrag specifiek is gericht op het bereiken van een hoog niveau van consumentenbescherming.(zie noot 5) Artikel 153 geeft de mogelijkheid maatregelen te nemen om het beleid van de lidstaten te ondersteunen, aan te vullen en te controleren. Artikel 153 bepaalt dat ter verwezenlijking van de daar genoemde doelen tevens maatregelen krachtens artikel 95 van het EG-Verdrag kunnen worden genomen. Artikel 95 bepaalt zelf ook dat bij de harmonisatiemaatregelen die worden genomen om de interne markt te verwezenlijken, rekening moet worden gehouden met een hoog niveau van consumentenbescherming. Dit betekent echter niet dat artikel 95 van het EG-Verdrag toestaat om maatregelen te nemen die consumentenbescherming als hoofddoel hebben.(zie noot 6) Uit het voorstel komt naar voren dat het erop is gericht de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren om zo de consumentenwetgeving te doen naleven en de interne markt goed te laten functioneren, en om de bescherming van de economische belangen van consumenten te verbeteren (artikel 1).(zie noot 7) De hoofdstukken I, II en III van het voorstel sluiten hierbij aan. Zij regelen de wederzijdse bijstand en regelen aspecten van de nationale handhavingstelsels met het oog op die wederzijdse bijstand. Daarbij is voorts van belang dat het voorstel niet ziet op interne situaties - dat wil zeggen gevallen waarin er geen relatie met de interne markt is -, maar uitsluitend op intracommunautaire (grensoverschrijdende) consumentenzaken.(zie noot 8) De afdeling is daarom van oordeel dat artikel 95 van het EG-Verdrag op zichzelf een geschikte grondslag biedt voor dit deel van het voorstel. De verordening bevat echter ook enkele bepalingen met een ruimere strekking. Het gaat daarbij in het bijzonder om de in hoofdstuk IV van de verordening opgenomen maatregelen, die zien op de coördinatie van de handhaving (artikel 16), administratieve samenwerking (artikel 17) en samenwerking met derde landen (artikel 18). Deze bepalingen zijn weliswaar ook dienstbaar aan verbetering van de samenwerking bij de handhaving van grensoverschrijdende consumentenbescherming, maar ze betreffen slechts ten dele onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van het EG-Verdrag. Zij lijken dan ook een ruimere strekking te hebben dan de in de andere hoofdstukken opgenomen bepalingen inzake wederzijdse bijstand, omdat ze zien op de coördinatie van enkele aspecten van het consumentenbeleid als zodanig en dus in zoverre mede betrekking hebben op interne situaties. Daarmee lijken deze bepalingen meer het karakter te hebben van "maatregelen om het beleid van de lidstaten te ondersteunen, aan te vullen en te controleren", als bedoeld in artikel 153, derde lid, onder b, van het EG-Verdrag. Indien de werkingssfeer van de bepalingen zou worden beperkt tot hetgeen nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van de verordening, zouden ze zonder meer als bijkomend van aard kunnen worden beschouwd, zodat deze zouden kunnen worden "meegenomen" onder de grondslag van artikel 95 van het EG-Verdrag. Gezien hun zelfstandige karakter kan dat echter worden betwijfeld, reden waarom het voorstel naar het oordeel van de afdeling bij voorkeur mede op artikel 153, derde lid, aanhef en onder b, van het EG-Verdrag zou moeten worden gebaseerd. 2. Is de verordening, gelet op de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, in haar huidige vorm noodzakelijk en wenselijk met het oog op de werking van de interne markt, dan wel vanuit een oogpunt van consumentenbescherming? De afdeling merkt op het voorstel past in een ontwikkeling op verschillende terreinen van het Gemeenschapsrecht waarbij Europese regels ook betrekking hebben op de handhavingarrangementen van de lidstaten. Het Gemeenschapsrecht staat niet in de weg aan het bij Europese regeling regelen van nationale handhavingarrangementen.(zie noot 9) Deze ontwikkeling is aan het Europese consumentenrecht niet voorbijgegaan. Zo kan worden gewezen op verordening 1383/2003 van de Raad van de Europese Unie inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectueeleigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (PbEG L 196); daarin worden aan de douaneautoriteiten rechtstreeks bepaalde bevoegdheden toegekend. Zoals de toelichting bij het onderhavige voorstel reeds opmerkt (punt 14), is de gedachte dat samenwerking op het gebied van de handhaving belangrijk is voor de interne markt, niet nieuw, gezien de totstandkoming van Europese regels op het gebied van douane, indirecte belastingen, mededinging, financiële diensten en voedsel- en productveiligheid. Op zichzelf is het begrijpelijk dat de toename van intracommunautaire consumententransacties leidt tot toenemende aandacht voor de wijze waarop consumenten effectief kunnen worden beschermd in intracommunautaire situaties.(zie noot 10) De toelichting merkt terecht op (punt 11) dat elke lidstaat een handhavingsysteem heeft ontwikkeld dat is afgestemd op zijn eigen wetten en instellingen en dat is opgezet om zuiver binnenlandse inbreuken aan te pakken. De toelichting maakt echter niet duidelijk met welke knelpunten consumenten in intracommunautaire situaties worden geconfronteerd, knelpunten waarvoor het voorstel een oplossing beoogt te bieden. Evenmin maakt de toelichting duidelijk wat de omvang van de hier aan de orde zijnde problematiek is. Dit neemt niet weg dat samenwerking op het gebied van de handhaving eventueel bestaande knelpunten kan verminderen of wegnemen en daarmee een bijdrage kan leveren aan de verdere ontwikkeling van de interne markt. De afdeling merkt op dat een definitief oordeel over noodzaak en wenselijkheid moeilijk valt te geven zolang gegevens ontbreken over de aard en de omvang van de bestaande en de te verwachten problematiek. Zij is van oordeel dat hierover alsnog duidelijkheid zou moeten worden verschaft. Bij wat hierna volgt gaat de afdeling uit van de veronderstelling dat er dringende problemen zijn. De afdeling zal nu ingaan op de vragen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het subsidiariteitsbeginsel is vervat in artikel 5, tweede alinea, van het EG-Verdrag: de Gemeenschap treedt op gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voorzover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Het Protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, dat is gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, bepaalt in punt 3 dat het subsidiariteitsbeginsel de bij het Verdrag aan de Gemeenschap verleende bevoegdheden zoals uitgelegd door het Hof, onverlet laat. Volgens de jurisprudentie van het HvJ EG is het subsidiariteitsbeginsel van toepassing wanneer de communautaire wetgever een beroep doet op artikel 95 van het EG-Verdrag, aangezien deze bepaling hem geen exclusieve bevoegdheid verleent om de economische activiteiten in de interne markt te reglementeren, maar enkel een bevoegdheid om de voorwaarden voor de instelling en de werking van de interne markt te verbeteren, door belemmeringen van het vrije verkeer van goederen en van de vrijheid van dienstverrichting weg te nemen of mededingingsverstoringen op te heffen.(zie noot 11) Wat de vraag betreft of de verordening is vastgesteld in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, moet in de eerste plaats worden nagegaan of de doelen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Ten aanzien van het evenredigheidsbeginsel kan worden opgemerkt dat de middelen waarmee een communautaire bepaling het gestelde doel beoogt te bereiken, passend dienen te zijn en niet verder dienen te gaan dan noodzakelijk is.(zie noot 12) Wat het rechterlijk toezicht op deze condities betreft is van belang dat de gemeenschapswetgever op een gebied als het thans aan de orde zijnde over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikt, waarin van hem politieke, economische en sociale keuzes worden verlangd en waarin hij ingewikkelde beoordelingen moet maken. Daarom zal het HvJ EG een op dit gebied vastgestelde maatregel slechts onrechtmatig oordelen wanneer de maatregel kennelijk ongeschikt is ter bereiking van het door de bevoegde instelling nagestreefde doel.(zie noot 13) In het stadium van de voorbereiding van een communautaire verordening zullen de subsidiariteitvraag en de evenredigheidsvraag echter in volle omvang moeten worden beoordeeld. Wat de subsidiariteitvraag betreft is de Afdeling van oordeel - uitgaande van de veronderstelling dat er serieuze problemen zijn met betrekking tot "intracommunautaire consumentenbescherming" die overheidsoptreden rechtvaardigen - dat het voor de hand ligt dat deze problemen niet op de meest doeltreffende wijze kunnen worden bestreden door middel van afzonderlijk optreden van de individuele lidstaten maar dat enige mate van optreden van de Gemeenschapswetgever aangewezen is. In zoverre ziet de afdeling geen probleem met betrekking tot de verordening. De kwestie van de evenredigheid van de voorgestelde maatregelen wordt hier alleen besproken voorzover het de verplichting betreft tot het instellen van een uniek verbindingsbureau als bedoeld in artikel 4 van de verordening, aangezien de tweede hier van belang zijnde maatregel, het aanwijzen van bevoegde autoriteiten als bedoeld in hetzelfde artikel, bij vraag 3 specifiek aan de orde is gesteld. De wijze waarop het consumentenrecht in de lidstaten wordt gehandhaafd is zeer divers. In veel lidstaten bestaan naast de privaatrechtelijke handhavingstelsels, waarbij consumentenorganisaties, mede op grond van Europese regels, een bevoorrechte positie hebben(zie noot 14), ook publiekrechtelijke vormen van handhaving. In de toelichting wordt opgemerkt dat de meeste lidstaten thans reeds een specifieke publiekrechtelijke instantie voor de handhaving van het consumentenrecht kennen. Uitzonderingen zijn Duitsland, Luxemburg en Nederland, aldus de toelichting. Wat Nederland betreft kan daarbij overigens worden aangetekend dat ons recht ook publiekrechtelijke autoriteiten kent die mede de handhaving van consumentenrecht tot taak hebben.(zie noot 15) Om grensoverschrijdende samenwerking mogelijk te maken is het naar het oordeel van de afdeling noodzakelijk dat er in elke lidstaat een aanspreekpunt ("uniek verbindingsbureau") is om aan die samenwerking of coördinatie daarvan uitvoering te geven, zoals voorzien in artikel 4, eerste lid, van de verordening. Omdat de diversiteit in de handhaving van het consumentenrecht groot is, is de afdeling van mening dat bij het volledig ontbreken van een dergelijk aanspreekpunt effectieve grensoverschrijdende samenwerking niet kan worden bewerkstelligd. Zij is daarom van oordeel dat het onderschrijven van samenwerking op het terrein van de handhaving van het consumentenrecht in intracommunautaire geschillen meebrengt dat in elke lidstaat een aanspreekpunt voor die samenwerking of voor de coördinatie daarvan aanwezig moet zijn. De evenredigheid van deze maatregel acht de afdeling dan ook niet twijfelachtig. 3. Is het verplicht stellen van een toezichthouder met verplichte bevoegdheden noodzakelijk om het doel van de verordening te bereiken of kan met minder vergaande middelen worden volstaan? In dit verband zal allereerst moeten worden beoordeeld of de met de ontwerpverordening nagestreefde doeleinden beter door het optreden van de Gemeenschap kunnen worden bereikt, en vervolgens of de maatregel van de aanwijzing van "bevoegde autoriteiten" van artikel 4 nodig en geschikt is voor het bereiken van het gestelde doel. In hoofdlijnen kan worden vastgesteld dat de verordening ziet op de samenwerking tussen de lidstaten bij grensoverschrijdende consumentenzaken, en uitdrukkelijk geen betrekking heeft op interne situaties, dat wil zeggen gevallen waarin er geen relatie met de interne markt is. Van een reglementering van economische activiteiten als zodanig is dan ook geen sprake. Ook zijn de regels op zichzelf geschikt om de werking van de interne markt te verbeteren in die zin dat verbetering van de (grensoverschrijdende) handhaving van consumentenzaken een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de interne markt. De vraag die vervolgens onder ogen moet worden gezien, is of er naast de figuur van het unieke verbindingsbureau, de instantie die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de toepassing van de verordening in een lidstaat, één of meer instanties nodig zijn die worden aangewezen als "bevoegde autoriteit" en waaraan dan in elk geval de bevoegdheden van artikel 4, derde lid, van de verordening moeten worden toegekend. Deze vraag is niet goed te beantwoorden zonder dat er voldoende inzicht is in de aard en de omvang van de problemen die de verordening wil bestrijden. Dat geldt zowel voor de vraag of er méér nodig is dan het unieke verbindingsbureau, als voor de vraag of eventueel aangewezen autoriteiten meer bevoegdheden nodig hebben dan waarover ze reeds beschikken. Thans uitgaande van de veronderstelling dat de aanwijzing nodig is van bevoegde autoriteiten en van de veronderstelling dat deze autoriteiten ten minste over de in de verordening genoemde bevoegdheden zullen moeten beschikken (verschillende autoriteiten als bedoeld in noot 15 hebben verschillende bevoegdheden), wijst de afdeling erop dat het optreden van "bevoegde autoriteiten" zal plaatshebben naast de bestaande wijzen van handhaving van het consumentenrecht. Voorts sluit de verordening de aanwijzing van bestaande instanties als bevoegde autoriteiten niet uit. Als de verordening toelaat dat aan de lidstaten wordt overgelaten op welke wijze in de lidstaat in intracommunautaire zaken de handhaving van het consumentenrecht in grensoverschrijdende zaken gestalte krijgt, dan moet verlangd worden dat zowel de samenwerking met autoriteiten in andere lidstaten als de handhaving op alle in de verordening voorziene terreinen effectief zal zijn. Verschillende autoriteiten zouden in de verschillende lidstaten bijvoorbeeld gelijktijdig tegen dezelfde in die lidstaten veel voorkomende, grensoverschrijdende inbreuken op het consumentenrecht effectief moeten kunnen optreden. Dat kan meebrengen dat de wijzen waarop in de verschillende lidstaten de handhaving van het consumentenrecht plaatsvindt niet te veel van elkaar mogen verschillen. Aan de andere kant dienen ook bestaande, soms vrij informele wijzen van handhaving van het consumentenrecht, zoals die in Nederland bijvoorbeeld bestaan in de vorm van geschillencommissies, niet veronachtzaamd te worden, voorzover deze voorzieningen ook een nuttige functie kunnen vervullen op het gebied van grensoverschrijdende handhaving van dit recht. Als de verplichte aanwijzing van de bevoegde autoriteiten plaatsvindt, acht de afdeling het van belang dat - bij voorkeur in de tekst van de verordening, eventueel in de considerans - uitdrukkelijk buiten twijfel wordt gesteld dat de autoriteiten gebruik zullen kunnen maken van de instrumenten die het best aansluiten bij het in een bepaalde lidstaat bestaande stelsel, waaronder ook privaatrechtelijke bevoegdheden. 4. Wat is uw mening over de inpasbaarheid van de in artikel 4, derde lid, van de verordening genoemde bevoegdheden in het Nederlandse handhavingsysteem? Artikel 4 van het voorstel bepaalt dat de aangewezen autoriteiten over de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden dienen te beschikken die nodig zijn om de verordening toe te passen. Zij oefenen die bevoegdheden uit in overeenstemming met het nationale recht. Het derde lid geeft een aantal minimumeisen waaraan die bevoegdheden moeten voldoen. De indruk zou kunnen bestaan dat de in het derde lid genoemde bevoegdheden moeten worden gezien als zelfstandige bepalingen die de uitoefening van die bevoegdheden rechtstreeks op basis daarvan mogelijk maken. Uit de opbouw van het tweede en het derde lid wordt echter duidelijk het hier gaat om minimumeisen waaraan het nationale bevoegdhedenstelsel moet voldoen. Een en ander blijkt ook duidelijk uit de toelichting, waar wordt gesteld: 29. Onder bevoegde autoriteiten wordt verstaan overheidsinstanties met specifieke verantwoordelijkheden voor de handhaving van de consumentenbescherming. Het voorstel biedt ook de garantie dat alleen instanties met een minimum aan gemeenschappelijke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden als bevoegde autoriteit kunnen worden aangewezen. Dit algemene minimum is noodzakelijk wil men zeker zijn dat de bepalingen inzake wederzijdse bijstand in de praktijk kunnen functioneren en een geloofwaardige afschrikking kunnen vormen voor handelaars zonder scrupules. De noodzaak van een netwerk van overheidsinstanties met dergelijke bevoegdheden is ook erkend in communautaire instrumenten met betrekking tot gegevensbescherming, mededinging en financiële diensten. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de afdeling mee dat de inpassing van de in de verordening bedoelde bevoegdheden zonder al te grote knelpunten moet kunnen plaatshebben. Aansluiting kan worden gezocht bij het stelsel van afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Toezicht op de naleving) en tevens bij het privaatrecht, in het bijzonder bij het collectieve-actierecht van de artikelen 305a en 305b van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Voorzover deze bevoegdheden onvoldoende zouden zijn in het licht van de minimumeisen in de verordening, kan worden voorzien in specifieke aanvullende bevoegdheden, zoals vaker geschiedt in bijzondere wetten. Samenvatting De afdeling komt tot de volgende conclusies. 1o. Het verordeningsvoorstel dient bij voorkeur niet alleen op artikel 95 van het EG-Verdrag maar ook op artikel 153, derde lid, aanhef en onder b, te worden gebaseerd. 2o. De stukken bevatten onvoldoende gegevens omtrent de aard en de omvang van de bestaande en de te verwachten problematiek om te kunnen beoordelen of de beoogde samenwerking noodzakelijk en wenselijk is, gelet op de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Daarover zou alsnog de nodige duidelijkheid moeten worden verschaft. 3o. Indien ervan mag worden uitgegaan dat de problemen overheidsingrijpen rechtvaardigen, acht de afdeling optreden door de Gemeenschapswetgever aangewezen, en is het noodzakelijk dat in elke lidstaat een coördinatiepunt aanwezig is. In zoverre acht zij het uitvaardigen van een verordening en het daarin opnemen van de figuur van het unieke verbindingsbureau in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en met het evenredigheidsbeginsel. 4o. Of er ook een voldoende dringende noodzaak is om "bevoegde autoriteiten" aan te wijzen die ten minste de in de verordening genoemde bevoegdheden kunnen uitoefenen, hangt af van de aard en de omvang van de problemen; vergelijk conclusie 2. In elk geval zou de verordening buiten twijfel moeten stellen dat deze autoriteiten gebruik zullen kunnen maken van de voorzieningen die het best aansluiten bij het in een bepaalde lidstaat bestaande instrumenten, waaronder ook privaatrechtelijk bevoegdheden. 5o. De inpassing van de in het verordeningsvoorstel bedoelde bevoegdheden in het Nederlandse handhavingsysteem lijkt zonder al te grote knelpunten te kunnen plaatsvinden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake amendementen op het wetsvoorstel kenbaarheid energieprestatie gebouwen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake amendementen op het wetsvoorstel kenbaarheid energieprestatie gebouwen.Bij brief van brief van 5 juli 2012, kenmerk 2012-0000379078, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen inzake amendementen op het wetsvoorstel kenbaarheid energieprestatie gebouwen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2005, no.05.000619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van de tegemoetkoming voor het tarief voor de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie in 2006, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van de tegemoetkoming voor het tarief voor de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie in 2006, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot het horen door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot het horen door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2014), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2014), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no.13.001555, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2014), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en het Besluit SUWI in verband met de aanscherping van het sanctiebeleid van de SZW-wetgeving, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en het Besluit SUWI in verband met de aanscherping van het sanctiebeleid van de SZW-wetgeving, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2012, no.12.002504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en het Besluit SUWI in verband met de aanscherping van het sanctiebeleid van de SZW-wetgeving, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 60 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 60 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van regels ter uitwerking van de Pensioenwet BES (Besluit Pensioenwet BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van regels ter uitwerking van de Pensioenwet BES (Besluit Pensioenwet BES), met nota van toelichting.Bij kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.002012, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van regels ter uitwerking van de Pensioenwet BES (Besluit Pensioenwet BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere besluiten in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere besluiten in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2016, no.2016000316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere besluiten in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Saint Vincent en de Grenadines inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Willemstad, 28 september 2009 (Trb. 2009, 201 en Trb. 2010, 94), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Saint Vincent en de Grenadines inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Willemstad, 28 september 2009 (Trb. 2009, 201 en Trb. 2010, 94), met toelichtende nota.Het verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de belasting-heffing. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regeling van de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de eerste opvang van vreemdelingen aan een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (Besluit onderwijs aan vreemdelingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regeling van de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de eerste opvang van vreemdelingen aan een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (Besluit onderwijs aan vreemdelingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de aanpassing van de bewaartermijn voor telecommunicatiegegevens met betrekking tot internettoegang, e-mail over het internet en internettelefonie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de aanpassing van de bewaartermijn voor telecommunicatiegegevens met betrekking tot internettoegang, e-mail over het internet en internettelefonie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 september 2009, no.09.002515, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de aanpassing van de bewaartermijn voor telecommunicatiegegevens met betrekking tot internettoegang, e-mail over het internet en internettelefonie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met verduidelijking van de voorschriften inzake vuurwapengebruik en melding van de aanwending van geweld.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met verduidelijking van de voorschriften inzake vuurwapengebruik en melding van de aanwending van geweld.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU L 312) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn afvalstoffen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU L 312) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn afvalstoffen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2010, no.10.000317, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU L 312) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn afvalstoffen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de kwijtschelding van de sociale lening aan asielstatushouders en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de kwijtschelding van de sociale lening aan asielstatushouders en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2014, no.2014000103, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de kwijtschelding van de sociale lening aan asielstatushouders en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier).Bij Kabinetsmissive van 19 december 2014, no.2014002448, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten vanwege wijzigingen in de rechtspositie in verband met ouderschapsverlof, substantieel bezwarende functies, arbeidsongeschiktheid, de arbeidsduur van personenchauffeurs en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten vanwege wijzigingen in de rechtspositie in verband met ouderschapsverlof, substantieel bezwarende functies, arbeidsongeschiktheid, de arbeidsduur van personenchauffeurs en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2010, no.10.002890, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten vanwege wijzigingen in de rechtspositie in verband met ouderschapsverlof, substantieel bezwarende functies, arbeidsongeschiktheid, de arbeidsduur van personenchauffeurs en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet afbreking zwangerschap houdende het mogelijk maken van de medicamenteuze zwangerschapsafbreking bij de huisarts.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet afbreking zwangerschap houdende het mogelijk maken van de medicamenteuze zwangerschapsafbreking bij de huisarts.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2016, no.2016001795, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet afbreking zwangerschap houdende het mogelijk maken van de medicamenteuze zwangerschapsafbreking bij de huisarts, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit aanstellingskeuringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit aanstellingskeuringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2014, no.2014001295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2012, no.12.002011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende het milieu met betrekking tot mobiele installaties en onderzeese installaties (Besluit algemene regels milieu mijnbouw), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende het milieu met betrekking tot mobiele installaties en onderzeese installaties (Besluit algemene regels milieu mijnbouw), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2007, no.07.003435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende het milieu met betrekking tot mobiele installaties en onderzeese installaties (Besluit algemene regels milieu mijnbouw), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor inrichtingen voor bouwbedrijven en houtbewerkingsbedrijven (Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor inrichtingen voor bouwbedrijven en houtbewerkingsbedrijven (Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het Besluit overgangsrecht FLO-functies in verband met wijzigingen in de rechtspositie van substantieel bezwarende functies.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het Besluit overgangsrecht FLO-functies in verband met wijzigingen in de rechtspositie van substantieel bezwarende functies.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2011, no.11.002860, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit bericht omtrent toelating).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit bericht omtrent toelating).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de nota "Juridische keuzes regelgeving BES".

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de nota "Juridische keuzes regelgeving BES".Bij brief van 2 juni 2008, kenmerk 2008-0000238784, heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State, aan afdeling I van de Raad van State verzocht haar van voorlichting te dienen ter zake van de nota "Juridische keuzes regelgeving BES".
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China inzake de export van socialezekerheidsuitkeringen; Hongkong, 1 december 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China inzake de export van socialezekerheidsuitkeringen; Hongkong, 1 december 2003, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van richtlijn nr.2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van richtlijn nr.2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 december 2008, no.08.003498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van richtlijn nr.2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot de bevoegdheid tot het geven van verkeersinformatie dan wel verkeersaanwijzingen en de daartoe aan de bevoegde personen te stellen eisen (Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot de bevoegdheid tot het geven van verkeersinformatie dan wel verkeersaanwijzingen en de daartoe aan de bevoegde personen te stellen eisen (Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met aanpassingen van de maximum uurprijs, de bedragen van de toetsingsinkomens van de inkomensgroepen en de percentagetabellen voor kinderopvangtoeslag, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met aanpassingen van de maximum uurprijs, de bedragen van de toetsingsinkomens van de inkomensgroepen en de percentagetabellen voor kinderopvangtoeslag, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2010, no.10.002107, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met aanpassingen van de maximum uurprijs, de bedragen van de toetsingsinkomens van de inkomensgroepen en de percentagetabellen voor kinderopvangtoeslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb.1996, 293) (Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb.1996, 293) (Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart).Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 1999, no.99.004804, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels ter uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb.1996, 293) (Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart). Het ontwerpbesluit bevat voorschriften ter uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg totstandgekomen verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb.1996, 293), verder aan te duiden als het verdrag. Het verdrag houdt een eenvormig regime in voor de verzameling van scheepsafvalstoffen aan boord van schepen en de afgifte aan en inname door overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen, een en ander met betrekking tot de scheepvaart op de Rijn en een groot aantal daarmee direct of indirect in verbinding staande vaarwegen. De Raad van State kan zich in grote lijnen verenigen met het ontwerpbesluit, doch heeft daarover nog wel een aantal opmerkingen, in het bijzonder op het punt van de naleving en de handhaving. 1. Ingevolge artikel 1, zesde lid, van het ontwerpbesluit kan bij ministeriële regeling nader worden bepaald wat voor de toepassing van het besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een aantal met name genoemde begrippen. In de artikelsgewijze toelichting valt te lezen dat in een dergelijke regeling bijvoorbeeld kan worden aangegeven wat in elk geval wel of niet onder de desbetreffende definitie is begrepen, hetgeen nuttig kan zijn omdat diverse begrippen in het verdrag niet strak zijn omschreven. Wat hier ook van zij, de Raad stelt vast dat de artikelen 2f, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO) en 8.44 van de Wet milieubeheer - deze artikelen vormen de grondslag van artikel 1 van het ontwerpbesluit - bedoelde delegatie niet toestaan. Zelfs al zou er wel een toereikende wettelijke basis bestaan, kan een wijziging van de definitiebepalingen neerkomen op een uitbreiding van de reikwijdte van het ontwerpbesluit, zodat ook dan niet vaststaat dat een ministeriële regeling een geëigend instrument vormt. Ook daarom bestaat bezwaar tegen de bevoegdheid tot het vaststellen van de desbetreffende ministeriële regeling. De Raad adviseert daarom dit onderdeel van het ontwerpbesluit te heroverwegen. 2. Overeenkomstig het verdrag is het ontwerpbesluit niet van toepassing op zeeschepen. Volgens de definitiebepaling van artikel 1, eerste lid, onder i, zijn dat schepen die zijn toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe zijn bestemd. Deze definitie is overeenkomstig het verdrag. In de definitie speelt naast de toelating van een schip voor de zeevaart de aan dat schip gegeven bestemming een rol voor de beantwoording van de vraag of het schip al dan niet moet worden aangemerkt als zeeschip. Blijkens de artikelsgewijze toelichting betekent dit dat schepen die uitsluitend zijn toegelaten voor de vaart op de binnenwateren geen zeeschip kunnen zijn en dat schepen die niet zijn toegelaten voor de vaart op binnenwateren steeds als zeeschip moeten worden aangemerkt. Er zijn echter categorieën van schepen die zowel voor de vaart ter zee als voor de vaart op binnenwateren zijn toegelaten. Voor deze schepen is de overwegende feitelijke bestemming beslissend, aldus de nota van toelichting. Kennelijk bestaat het voornemen in een toekomstige EG-richtlijn inzake havenontvangstfaciliteiten voor de zeevaart een zodanige afbakening van de werkingssfeer met het verdragsregime tot stand te brengen, dat doublures en lacunes worden vermeden. Blijkens de nota van toelichting zelf is er thans dus sprake van doublures en lacunes. Mede gelet op de niet al te scherpe afbakeningscriteria, zoals "overwegend daartoe bestemd" en "kennelijk ondergeschikt zijn" in artikel 31 van het ontwerpbesluit, zal het moeilijk zijn om altijd het onderscheid tussen de categorieën schepen te kunnen maken. Onder voormelde omstandigheden moet het bepaald niet uitgesloten worden geacht dat het toezicht op de naleving en de handhaving van het ontwerpbesluit in de praktijk op problemen stuiten. Het verdient, naar het de Raad voorkomt, dan ook aanbeveling om de desbetreffende bepalingen zo mogelijk aan te scherpen en in ieder geval in de nota van toelichting aan deze problematiek nader aandacht te besteden. 3. Artikel 6 van het ontwerpbesluit bevat de verplichting voor de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit te waarschuwen, indien vanaf een schip scheepsafvalstoffen dan wel delen van de lading in het oppervlaktewater geraken of dreigen te geraken. Het gaat hier om een algemene waarschuwingsplicht ten aanzien van (dreigende) lozing van een stof waarvoor het lozingsverbod geldt. Met het oog op een goede naleving van deze verplichting - die juist in kritieke situaties van groot belang is - is ten aanzien van de "bevoegde autoriteit" In beginsel gekozen voor de bevoegde autoriteiten in de zin van het voor de desbetreffende vaarweg geldende reglement krachtens de Scheepvaartverkeerswet, aldus de nota van toelichting (Hoofdstuk 4.1.3). Bedoelde autoriteiten zijn voor de scheepvaart bekende functionarissen. BIijkens de nota van toelichting valt te denken aan haven- en sluismeesters en ambtenaren die een toezichthoudende rol vervullen. Deze functionarissen zullen op hun beurt snel contact moeten leggen met de daarvoor in aanmerking komende functionarissen van de waterkwaliteitsbeheerder van het desbetreffende oppervlaktewater. Op zichzelf lijkt de keuze voor de bevoegde autoriteit, waarmee de scheepvaart reeds bekend is, logisch. Dat moge zo zijn; dat heeft wel tot gevolg dat de deskundigheid bij uitstek als het gaat om de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater (de toezichthouders van de waterkwaliteitsbeheerders) niet direct wordt geïnformeerd. Als het gaat om de bescherming van die kwaliteit, mag in kritieke situaties geen tijd verloren gaan. Om dat te voorkomen geeft de Raad in overweging de instelling van een centraal alarmnummer. Aan een en ander dient in de nota van toelichting nader aandacht besteed te worden. 4. Volgens de transponeringstabel wordt in artikel 8 van het ontwerpbesluit artikel 12, derde lid, van het verdrag geïmplementeerd. Daarentegen staat in de artikelsgewijze toelichting dat artikel 8 uitvoering geeft aan artikel 12, tweede lid, van het verdrag. Blijkens de toelichting betreft artikel 8 de situatie dat er geen schipper aanwezig is die aansprakelijk kan worden gesteld voor de nakoming van tot hem gerichte voorschriften. Artikel 12, derde lid, van het verdrag lijkt echter uit te gaan van de gedachte dat er wel een schipper is die onder omstandigheden niet verantwoordelijk kan worden gesteld. Op grond van het verdrag kunnen in dat geval achtereenvolgens de vervoerder, de exploitant van het schip of de scheepseigenaar verantwoordelijk worden gesteld. De Raad beveelt aan iedere onduidelijkheid op dit punt weg te nemen, waarbij aandacht dient te worden besteed aan de positie van de scheepseigenaar die thans helemaal niet wordt genoemd in artikel 8 en alsnog een definitie dient te worden gegeven van exploitant van het schip. Zo nodig dient artikel 8 gewijzigd te worden. 5. Artikel 13, eerste lid, van het ontwerpbesluit bevat het verbod reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer dan wel in het bilgewater te doen geraken. Op grond van het tweede lid zijn van dit verbod uitgezonderd reinigingsmiddelen die de verwerking van het bilgewater niet bemoeilijken. Hoewel in de artikelsgewijze toelichting wordt vermeld dat dit artikel grotendeels overeenkomt met artikel 15.04, tweede lid, onder c, van het Rijnvaartpolitiereglement, meent de Raad toch dat het hier gaat om een zodanig open norm dat deze in de praktijk tot conflicten aanleiding kan geven. Tevens komt een dergelijke norm de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid niet ten goede. Vanuit een oogpunt van wetgevingskwaliteit behoeft dit artikelonderdeel dan ook heroverweging. 6. Hoofdstuk 3 van het ontwerpbesluit bevat voorschriften met betrekking tot afval van de lading. Bijlage 2 van het ontwerpbesluit sluit aan op hoofdstuk 3. Deze bijlage bevat losstandaarden alsmede bijzondere behandelwijzen met betrekking tot afvalwater dat ladingsrestanten bevat. In de in de bijlage opgenomen Stoffenlijst wordt met behulp van een tabel per goederensoort aangeduid welke losstandaard bij het (na)lossen dient te worden bereikt en hoe gehandeld dient te worden ten aanzien van waswater met ladingsresten van die goederensoort. Blijkens de nota van toelichting (Hoofdstuk 4.3.5)dient de tabel van Bijlage 2 - bij aanduidingen voor een goederensoort in meer dan één kolom - van rechts naar links te worden gelezen en toegepast, Op deze wijze zou de benutting gewaarborgd zijn van de veelal in het gebruik duurdere voorzieningen in de kolommen aan de rechterzijde van de tabel, die in voorkomend geval bij een vrije keuze tussen alternatieven waarschijnlijk niet zouden worden gebruikt. Slechts bij het ter plaatse ontbreken van zodanige voorzieningen kan op de riolering of, met toepassing van een aanduiding in een kolom verder naar links, in het oppervlaktewater worden geloosd. De Raad stelt vast dat omtrent de verplichting de tabel van rechts naar links te lezen niets is geregeld in het ontwerpbesluit zelf. Mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) dient het ontwerpbesluit, naar het de Raad voorkomt, dan ook aangevuld te worden met een artikel, waarin meerbedoelde "voorkeursvolgorde" is vastgelegd. 7. Artikel 38 van het ontwerpbesluit bevat voorschriften met betrekking tot het nalenssysteem. Zon systeem is slechts toegelaten indien het beproefd is door een door de bevoegde autoriteiten toegelaten onderzoeksbureau. In de voorschriften ontbreekt een bepaling omtrent de wederzijdse erkenning in EU-kader. Derhalve is op dit punt een aanvulling van het ontwerpbesluit nodig. 8. Ingevolge artikel 90 van het ontwerpbesluit neemt het nationaal instituut bij de uitvoering van zijn taken een door de minister gegeven aanwijzing in acht. Mede gelet op aanwijzing 124l, onder 6, Ar dat aan een minister niet de bevoegdheid wordt toegekend bijzondere aanwijzingen te geven, dient in de nota van toelichting aan dit punt alsnog aandacht te worden besteed. 9. Op grond van artikel 96 van het ontwerpbesluit is het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, WVO niet van toepassing ten aanzien van gedragingen waaromtrent voorschriften zijn gesteld in het onderhavige besluit, terwijl de artikelen 97 en 100 uitzonderingen toelaten voor een periode van vijf jaar. Dit betekent dat de vergunningplicht op grond van de WVO niet geldt en dat gedurende die overgangsperiode evenmin behoeft te worden voldaan aan het ontwerpbesluit. In de nota van toelichting dient aan één en ander aandacht te worden besteed. 10. Hoofdstuk 8 van de nota van toelichting is gewijd aan naleving en handhaving. De teneur is dat omtrent de acceptatie van het ontwerpbesluit positieve verwachtingen bestaan. Door intensieve voorbereiding van het ontwerpbesluit in afzonderlijke werkgroepen voor de drie deelterreinen van het verdrag en in overleg met vertegenwoordigers van de betrokken overheden, handhavingsinstanties en bedrijven is bevorderd dat de regels uitvoerbaar zijn en dat daarvoor draagvlak is ontstaan, aldus de nota van toelichting. Als onderwerp van zorg, althans aandachtspunt wordt genoemd de handhaving van de regeling met betrekking tot afval van de lading, aangezien op dat terrein tot nog toe een wijdverbreide praktijk bestaat van beperkte reiniging van schepen na lossing door de overslagbedrijven en vervolgens verdere reiniging door de bemanning van het schip zelf en aansluitende illegale lozing van ladingsrestanten en waswater. Hiermee wordt erkend dat het ontwerpbesluit een last legt op het handhavingspotentieel. Als voorbeelden van in de praktijk moeilijk handhaafbare bepalingen noemt de Raad de artikelen 62, tweede lid, onder b, en 63 met betrekking tot de lozing van het afvalwater. Voor de handhaving van de voorschriften van het ontwerpbesluit is in het bijzonder van belang dat een Handhavingsplan Scheepsafvalstoffenbesluit is voorbereid in het kader van een structureel overleg van een aantal betrokken instanties, het Milieutoezicht binnenvaart. Dit plan brengt structuur en onderlinge afstemming aan in de handhavingsactiviteiten. In het plan is onder andere aandacht besteed aan een structurering van het toezicht op de naleving met het oog op een voldoende hoge controlekans en detectiekans. Blijkens de nota van toelichting is het plan een belangrijk hulpmiddel voor een gerichte en efficiënte controlepraktijk ten aanzien van de scheepvaart. De inhoud van het handhavingsplan wordt in de toelichting echter niet (verder) uitgewerkt, zodat niet duidelijk wordt of daarmee de handhaafbaarheid van het ontwerpbesluit in voldoende mate wordt bereikt. Gelet op het vorengaande geeft de Raad in overweging in de nota van toelichting uitvoeriger aandacht te besteden aan die handhaafbaarheid. Niet slechts ware daarbij nader aan te duiden op welke wijze de handhaving gestalte zal krijgen, ook zal duidelijk moeten worden gemaakt dat de invoering van het ontwerpbesluit gepaard zal gaan met een niveau van handhaving dat zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht adequaat is. De Raad adviseert tevens in de nota van toelichting meer inzicht te geven in de opzet, de inhoud en de uitvoering van het handhavingsplan waarnaar de toelichting verwijst. 11. Het ontwerpbesluit is ingevolge richtlijn nr.98/34/EEG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204) genotificeerd aan de Europese Commissie. Daarnaast is het ontwerpbesluit gemeld aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech totstandgekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Nu de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten, alsmede die van de Wereldhandelsorganisatie nog niet beschikbaar zijn, gaat de Raad ervan uit dat het ontwerpbesluit nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie of van de lidstaten of van de Wereldhandelsorganisatie aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige aard, en dat de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten, alsmede die van de Wereldorganisatie aan de Raad zullen worden toegezonden. 12. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. onder meer in verband met versoepeling van de uitslagregeling voor het v.m.b.o., alsmede van het Inrichtingsbesluit W.V.O. onder meer in verband met verruiming van de toelating tot het vierde leerjaar van het h.a.v.o.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. onder meer in verband met versoepeling van de uitslagregeling voor het v.m.b.o., alsmede van het Inrichtingsbesluit W.V.O. onder meer in verband met verruiming van de toelating tot het vierde leerjaar van het h.a.v.o.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen en enkele andere besluiten in verband met een betere benutting van de zittingscapaciteit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen en enkele andere besluiten in verband met een betere benutting van de zittingscapaciteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Formatiebesluit W.V.O. in verband met het budgetteren van de bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs en van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met een technische aanpassing, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Formatiebesluit W.V.O. in verband met het budgetteren van de bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs en van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met een technische aanpassing, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2012, no.12.001610, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Formatiebesluit W.V.O. in verband met het budgetteren van de bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs en van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met een technische aanpassing, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het voorstel van wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over het voorstel van wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.Bij brief van 7 februari 2012, kenmerk 149836.04.u/GJH/eos, heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Eerste Kamer van voorlichting te dienen over het voorstel van wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Kamerstukken 32 600).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en de Wet algemene regels herindeling in verband met de introductie van het begrip duurzaam financieel evenwicht (Wet duurzaam financieel evenwicht provincies en gemeenten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en de Wet algemene regels herindeling in verband met de introductie van het begrip duurzaam financieel evenwicht (Wet duurzaam financieel evenwicht provincies en gemeenten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2004, no.04.004672, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en de Wet algemene regels herindeling in verband met de introductie van het begrip duurzaam financieel evenwicht (Wet duurzaam financieel evenwicht provincies en gemeenten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 april 2014, no.2014000701, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad van de Europese Unie 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad van de Europese Unie 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol), met memorie van toelichting.Bij kabinetsmissive van 9 juni 2010, no.10.001589, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad van de Europese Unie 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden).Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2002, no.02.004536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden). De wettelijke regeling van de dualisering van het gemeentebestuur geschiedt in drie etappes. Eerst is de Gemeentewet (Gemw) gewijzigd bij de Wet dualisering gemeentebestuur, in werking getreden op 7 maart 2002. Tweede stap is de wijziging van de medebewindswetten, het voorliggende wetsvoorstel. Derde stap zal moeten zijn de wijziging van Grondwet (GW), waarbij overheveling van autonome bestuurstaken van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en wethouders mogelijk wordt gemaakt. Een belangrijk element van de dualisering is dat de taken van de raad en het college beter van elkaar worden onderscheiden. De functies van de raad als volksvertegenwoordiger, kadersteller en controleur worden versterkt; de bestuurlijke taken worden geconcentreerd bij het college. Met het voorliggende wetsvoorstel, waarin 80 medebewindswetten worden aangepast aan het dualistische stelsel, krijgt de dualisering in dit opzicht echt inhoud. Het wetsvoorstel strekt ertoe de toedeling van medewindsbevoegdheden aan het - naar dualistische maatstaven gerekend - juiste orgaan toe te kennen. Een aanzienlijk deel van de voorgestelde wijzigingen behelst het opdragen van bevoegdheden van de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders. De Raad van State bespreekt eerst het toetsingskader dat in het wetsvoorstel wordt gehanteerd, en voegt daar enkele aanvullende gezichtspunten aan toe. Ook bepaalt hij zijn standpunt inzake de termen "gemeentebestuur" en "gemeente". Toetsing aan dat (aangevulde) toetsingskader leidt tot enkele opmerkingen over specifieke (groepen van) bepalingen. Ten slotte volgen nog enkele opmerkingen die niet rechtstreeks betrekking hebben op het toedelen van bevoegdheden, maar die wel samenhangen met de Wet dualisering gemeentebestuur. De Raad is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. I. Algemeen 1. Uitgangspunten bij de toetsing van het wetsvoorstel a. Toetsingskader van de regering De principiële keuze voor dualisering van het gemeentebestuur is gemaakt met de Wet dualisering gemeentebestuur. Sindsdien is in artikel 147 Gemw de hoofdregel neergelegd dat bestuursbevoegdheden op grond van medebewindswetgeving bij het college van burgemeester en wethouders berusten. Van deze hoofdregel kan afgeweken worden: bij of krachtens de wet kunnen bestuursbevoegdheden aan de raad of de burgemeester worden toegekend. Om te kunnen bepalen of bevoegdheden aan de gemeenteraad dan wel aan het college van burgemeester en wethouders dienen te worden toegekend zijn volgens de memorie van toelichting de volgende uitgangspunten gehanteerd. - Betreft het een algemeen verbindend voorschrift? Dan is de raad bevoegd. - Betreft het een bevoegdheid om regels vast te stellen die geen algemeen verbindend voorschrift inhouden? Dan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd. - Betreft het maatregelen met een kaderstellend karakter of een bestuursbevoegdheid in hoofdlijnen? Deze bevoegdheid blijft bij de raad. - Betreft het uitwerkingen van beleid of uitvoering? Dan is het college bevoegd.(zie noot 1) De Raad acht dit in beginsel een aanvaardbaar richtsnoer. Hij tekent daarbij wel aan dat enkele van de geformuleerde uitgangspunten niet rechtstreeks operationeel zijn, doordat ze nogal onbepaald zijn ("kaderstellend"; "in hoofdlijnen") dan wel, bij het ontbreken van nadere definiëring, een zeer breed bereik hebben ("uitvoering"). Daar waar ze welbepaald lijken (al of niet algemeen verbindend voorschrift) kan de zekerheid schijn zijn, zeker wanneer het gaat om voorschriften die in dogmatische zin als algemeen verbindend voorschrift kunnen worden aangemerkt maar waarvan het maatschappelijk belang heel beperkt is. Een dergelijke, relatieve onbepaaldheid is overigens vrijwel onvermijdelijk bij het formuleren van uitgangspunten als hier aan de orde zijn. Daarom gaat de Raad ervan uit dat de uitgangspunten moeten worden gehanteerd om tot een eerste gedachtebepaling te komen; bij het maken van de definitieve keus kunnen, waar van toepassing, ook argumenten een rol spelen als "hoe past een bepaalde bevoegdheid in het totaalbeeld" of "hoe groot is het belang van een sterke democratische legitimatie van de uitoefening van een bepaalde bevoegdheid". Tegen deze achtergrond heeft de Raad de afzonderlijke voorgelegde bepalingen beoordeeld. Tevens heeft hij gelet op de consistentie van de voorgelegde bevoegdheidsverdeling binnen één wettelijke regeling of samenhangend geheel van regelingen. b. De termen "gemeentebestuur" en "gemeente" De term "gemeentebestuur" wordt in het wetsvoorstel nog gebruikt als verzamelterm. Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is de Raad van oordeel dat de term niet mag worden gebruikt waar bevoegdheden worden toegedeeld. Eén van de doelen van dit wetsvoorstel is duidelijk te maken welk bestuursorgaan binnen de gemeentelijke organisatie waarvoor bevoegd is. Als de term "gemeentebestuur" wordt gesignaleerd in een aan de orde zijnde wet en daardoor onduidelijk blijft welk van de gemeentelijke bestuursorganen wordt bedoeld, maakt de Raad daarover een opmerking. Voor de term "gemeente" geldt hetzelfde. II. Artikelsgewijze opmerkingen 2. Wet gemeenschappelijke regelingen (artikel VIII) Door de voorgestelde wijziging van artikel 13, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) wordt het mogelijk dat raadsleden deel uitmaken van het bestuur van een rechtspersoon die is ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling tussen uitsluitend colleges van burgemeester en wethouders. Deze constructie is gekozen bij wijze van overgangsmaatregel, in afwachting van een definitieve wijziging van de WGR in verband met de dualisering. De raadsleden worden wel door de colleges aangewezen. Naar het oordeel van de Raad is dit een merkwaardige constructie. Als de gemeenschappelijke regeling collegebevoegdheden of -taken betreft, is het in strijd met de dualistische bestuursstructuur raadsleden daarover te laten (mee)beslissen; de gemeenteraad moet dan het handelen van zijn eigen leden gaan controleren. De Raad adviseert deze wijziging te laten vervallen. 3. Wet op de lijkbezorging (artikel X) De voorgestelde verdeling van bevoegdheden tussen het college en de raad in de Wet op de lijkbezorging is naar het oordeel van de Raad niet consequent. Als het gemeentebestuur van een gemeente een begraafplaats wil aanleggen op het grondgebied van een andere gemeente, heeft het daarvoor toestemming nodig van het college van burgemeester en wethouders van die gemeente (artikel 36, eerste lid). Het is het college dat besluit tot het sluiten en het opheffen van een begraafplaats (artikelen 43 en 44), maar de raad wijst de grond aan die gebruikt wordt voor het aanleggen of uitbreiden van de bijzondere begraafplaats (artikel 40, eerste lid). Het is niet duidelijk waarom deze laatste bevoegdheid niet ook aan het college zou kunnen worden overgelaten; de aanwijzing zal moeten passen binnen het bestemmingsplan, dat al door de raad is vastgesteld. De Raad adviseert ook de bevoegdheid van artikel 40, eerste lid, te wijzigen in een collegebevoegdheid. 4. Mediawet (artikel XIII) Het adviseren over de representativiteit van de omroep (artikel 43 van de Mediawet), de instelling en het bepalen van de omvang van de programmaraad en het benoemen van de leden van die raad (artikel 82k) wordt door het wetsvoorstel opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Het Commissariaat voor de Media en de VNG hechten eraan dat het oordeel over de representativiteit bij de gemeenteraad blijft. Ook de Raad is van mening dat de raad, als het representatieve orgaan van de gemeente, het aangewezen orgaan is om te adviseren over de representativiteit van de omroep.(zie noot 2) Hij adviseert de wijziging van artikel 43 te laten vervallen. 5. Monumentenwet 1988 Artikel XIV bevat enkele wijzigingen in de Monumentenwet 1988. Over de voorgenomen wijziging van artikel 3 van die wet stelt de toelichting dat het "logisch" is dat een advies ter voorbereiding van een besluit van een ander bestuursorgaan door het college wordt gegeven. Hiermee wordt naar het oordeel van de Raad een criterium gehanteerd dat niet voor alle situaties passend is te achten. Doorslaggevend zou hier veeleer moeten zijn of de samenhang met een raadsbevoegdheid zo groot is dat die raadsbevoegdheid zou worden gefrustreerd door de adviezen welke het college in het kader van de Monumentenwet 1988 geeft. Van een dergelijke samenhang is geen sprake bij een advies aan de minister inzake de aanwijzing van een beschermd monument. De aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht daarentegen hangt wel sterk samen met de bestemmingsplanbevoegdheid; de daarop betrekking hebbende adviesbevoegdheid dient daarom volgens de Raad een bevoegdheid van de raad te blijven. De Raad adviseert de toelichting op artikel 3 aan te passen en artikel XIV, onderdeel E, te laten vervallen. 6. Voorhangprocedure in onderwijswetten In de onderwijswetten wordt bij een aantal bevoegdheden die van de gemeenteraad naar het college worden overgeheveld, een voorhangprocedure voorgeschreven. Het wetsvoorstel stelt geen voorhangprocedure voor in andere dan onderwijswetten. De Raad wijst op het volgende. a. De invoeging van een voorhangprocedure heeft het nadeel van halfslachtigheid in de keuze tussen het college van burgemeester en wethouders en de raad. De Raad is van mening dat in de wet geen formele betrokkenheid van de raad bij de besluitvorming van het college moet worden geregeld tenzij daarvoor een bijzonder klemmende reden bestaat; die heeft de Raad in geen van de gevallen aangetroffen. Een dergelijke betrokkenheid verdraagt zich slecht met een essentiële karaktertrek van een dualistisch stelsel, namelijk dat taken en bevoegdheden van de raad en van het college duidelijk van elkaar onderscheiden moeten zijn. De Raad adviseert alle voorgestelde voorhangprocedures te schrappen en over te gaan tot exclusieve toekenning van de bevoegdheden hetzij aan de raad, hetzij aan het college. b. De voorhangprocedure wordt bijvoorbeeld voorgesteld bij de instelling van een rechtspersoon die tot doel heeft één of meer openbare scholen in de gemeente in stand te houden (artikel 51 van de Wet op de expertisecentra (Wec), artikel 17 van de Wet op het primair onderwijs (WPO)). De VNG wil deze bevoegdheid bij de raad laten. Volgens haar is het instellen van een rechtspersoon juist mogelijk gemaakt vanuit de behoefte aan een duidelijk onderscheid tussen de twee taken van het gemeentebestuur: het voeren van lokaal onderwijsbeleid en het functioneren als bevoegd gezag van scholen voor het openbaar onderwijs. De VNG acht de principiële keuze voor het op afstand van de gemeente plaatsen een kaderstellende keuze; bovendien zou in de praktijk meestal hetzelfde college van burgemeester en wethouders ook het schoolbestuur zijn. Het besluit te verzelfstandigen zou niet in de handen van dit schoolbestuur gelegd moeten worden. Als tussenoplossing stelt de regering nu een zware voorhangprocedure voor. Deze procedure lijkt het meest op de voorwaardelijke delegatie van de aanwijzingen 42 en 43 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Naar het oordeel van de Raad is het maken van de keuze voor of tegen het op afstand van het gemeentebestuur plaatsen van een school geen typisch uitvoerende bestuurshandeling, maar een principiële en kaderstellende keuze. In elke gemeente moet van overheidswege voldoende openbaar algemeen vormend lager onderwijs worden gegeven in een genoegzaam aantal openbare scholen. De organisatievorm voor dit onderwijs wordt volgens de wet op gemeentelijk niveau nader bepaald. De keuze voor het uitoefenen van het bestuur door het college van burgemeester en wethouders, door een openbare rechtspersoon of door een stichting, behoort als onderdeel van die kaderstellende bevoegdheid bij de raad te liggen. Naast de keuze voor het al dan niet op afstand stellen en de keuze voor de organisatievorm is er de mogelijkheid om te kiezen voor het geven van openbaar onderwijs in een samenwerkingsschool.(zie noot 3) De beslissing over een bestuurlijke fusie tussen openbaar en bijzonder onderwijs is van zo principiële aard dat zij op één lijn moet worden gesteld met kaderstellende beslissingen. Daarom dient ook de bevoegdheid voor deze beslissing bij de raad te liggen. De Raad adviseert de bepalingen in het wetsvoorstel waarbij bevoegdheden als hier bedoeld worden opgedragen aan het college, te laten vervallen en waar nodig een bepaling op te nemen om te verzekeren dat het de raad is die beslist of openbaar onderwijs zal worden gegeven in een samenwerkingsschool. 7. Experimentenwet Stad en Milieu (artikel XXIV) Het besluit om voor een experimenteergebied af te wijken van milieukwaliteitseisen (bodem, geluid, lucht, externe veiligheid), procedurele bepalingen en bepalingen inzake bevoegdheden in diverse wetten moet volgens het voorstel door burgemeester en wethouders worden genomen. De afwijking op grond van deze bevoegdheid kan nogal ingrijpend zijn. Naar het oordeel van de Raad wordt in zo'n geval met deze bevoegdheid het niveau van uitvoering overstegen. Daarom ligt het zijns inziens meer in de rede deze bevoegdheid in handen van de raad te laten. Hij adviseert artikel XXIV te laten vervallen. 8. Wet geluidhinder (artikel XXX) Slechts het tweede en het derde lid van artikel 162 van de Wet geluidhinder worden gewijzigd. Volgens het vierde lid stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast betreffende de organisatie en de uitvoering van geluidmetingen. Naar het oordeel van de Raad is het vaststellen van deze regels een uitvoeringstaak met een technisch karakter; het gebruik van de term "verordening" is hier trouwens niet geheel zonder bezwaar. Hij adviseert deze bevoegdheid aan het college van burgemeester en wethouders op te dragen. Ook het vierde lid dient dus te worden aangepast. 9. Wet milieubeheer (artikel XXXI) In artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer wordt bepaald dat elke gemeente zorg draagt voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater. De Raad adviseert aan artikel XXXI een onderdeel E toe te voegen, dat het woord "gemeente" in artikel 10.33, eerste lid, vervangt door: college van burgemeester en wethouders. 10. Woningwet (artikel XXXIII) In artikel 98, eerste lid, van de Woningwet wordt "raadsbesluit" vervangen door: besluit. Hiermee zal de bepaling zien op elk besluit (van de raad of van het college van burgemeester en wethouders), de volkshuisvesting betreffende. Dat is veel te ruim; elke beslissing op een aanvraag om bouwvergunning valt daaronder. Daarom adviseert de Raad de voorgestelde wijziging niet door te voeren. Hij adviseert bovendien de zinsnede "elk door de raad vastgesteld verslag" te vervangen door "aan de raad overgelegd verslag"; de raad stelt geen verslagen vast als hier bedoeld, het college wel (zie de nieuwe artikelen 12a en 12b) en moet die overleggen aan de raad. 11. Luchtvaartwet (artikel XXXVI) De tekst van de voorgestelde wijziging van artikel 19 van de Luchtvaartwet (onderdeel A) sluit niet aan op de toelichting.(zie noot 4) Volgens de toelichting moet daar "gemeenteraden" blijven staan. De Raad deelt dat oordeel. Onderdeel A van artikel XXXVI dient te vervallen. 12. Landinrichtingswet (artikel L) Het verzoek om landinrichting in voorbereiding te nemen (artikel 23 van de Landinrichtingswet kan bezwaarlijk los worden gezien van de bevoegdheid van de gemeenteraad een bestemmingsplan vast te stellen. Het indienen van een dergelijk verzoek dient naar het oordeel van de Raad vanwege het gewicht van de zaak en de samenhang met de bestemmingsplanbevoegdheid door de gemeenteraad te worden gedaan. De Raad adviseert in artikel L, onderdeel A, niet de colleges van burgemeester en wethouders maar de gemeenteraden te noemen. 13. Natuurbeschermingswet 1998 (artikel LI) In artikel LI wordt bepaald dat burgemeester en wethouders advies uitbrengen over de aanwijzing als beschermd landschapsgezicht door gedeputeerde staten (Natuurbeschermingswet 1998, artikel 25 nieuw). Onder 5 adviseert de Raad de adviesbevoegdheid over de aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht niet van de raad naar het college te laten overgaan in verband met de sterke samenhang met de bestemmingsplanbevoegdheid van de raad. Om dezelfde reden adviseert de Raad de adviesbevoegdheid van artikel 25 van de Natuurbeschermingswet 1998 in handen van de raad te laten en artikel LI te laten vervallen. 14. Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (artikel LXIV) In artikel 3, derde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt "gemeentebestuur" wel vervangen, maar het woord gemeenten ten onrechte niet. Ook in de artikelen 12, eerste lid, en 14, eerste lid, wordt het woord "gemeenten" ten onrechte niet vervangen door "college van burgemeester en wethouders". In het kopje boven artikel 12 dient aansluiting te worden gezocht bij de tekst van dit artikel. De Raad adviseert deze veranderingen in het wetsvoorstel op te nemen. 15. Wet sociale werkvoorziening (artikel LXVI) De Raad adviseert in artikel 2, derde lid, "de gemeente" de eerste keer te vervangen door: "het college van burgemeester en wethouders" en vervolgens door: het college.(zie noot 5) 16. Wet collectieve preventie volksgezondheid (artikel LXXVII) Het wetsvoorstel wijzigt de artikelen 2, 3, 3a en 5 van de Wet collectieve preventie volksgezondheid. De uitvoering van een aantal taken gaat daardoor over van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en wethouders. In artikel 3b van dezelfde wet wordt echter nog bepaald dat de raad een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vaststelt waarin hij aangeeft hoe hij uitvoering geeft aan een aantal daar genoemde taken.(zie noot 6) De Raad adviseert artikel 3b ook te wijzigen, zodat het college deze nota betreffende de uitvoering van zijn eigen taken vaststelt. 17. Overgangsrecht Het eerste lid van artikel LXXXI bepaalt dat de wet geen gevolgen heeft voor de rechtskracht van beslissingen die vóór het in werking treden van de wet zijn genomen maar ten aanzien waarvan voortaan een ander bestuursorgaan bevoegd is. Het vierde lid voegt daaraan toe dat dit niet geldt voor algemeen verbindende voorschriften. Daarover merkt de Raad het volgende op. a. De toelichting op het eerste lid vermeldt dat de bepaling slechts duidelijkheidshalve is opgenomen. Die mededeling wekt verbazing: voor diverse "duurbesluiten", zoals veel besluiten tot vergunningverlening en besluiten waarbij plannen of algemeen verbindende voorschriften zijn vastgesteld, geldt dat ze normaliter komen te vervallen als de bevoegdheidsgrondslag komt te ontbreken, bijvoorbeeld doordat voortaan een ander orgaan bevoegd is. Daarom is het eerste lid noodzakelijk voor dergelijke besluiten en niet slechts van belang voor de duidelijkheid. Het zou overigens juister zijn, niet te bepalen dat beslissingen "hun rechtskracht behouden" maar dat ze voortaan gelden als door het nieuw bevoegde orgaan genomen. De Raad adviseert de formulering van het eerste lid aan te passen en de genoemde zinsnede van de toelichting te schrappen. b. Volgens de memorie van toelichting is het gewenst dat de door "oud" bevoegd gezag vastgestelde algemeen verbindende voorschriften zo spoedig mogelijk nieuw worden vastgesteld door de nieuw bevoegde bestuursorganen.(zie noot 7) Daarom worden dergelijke besluiten uitgezonderd van de werking van het eerste lid. De gemeentebesturen zullen met behulp van modelverordeningen van de VNG alles op alles moeten zetten om tijdig de nieuwe verordeningen te hebben vastgesteld; bij het bepalen van de datum van inwerkingtreding van de wet zal daarmee rekening worden gehouden, aldus de toelichting. De Raad acht dit een te riskante methode. Vaststelling van nieuwe verordeningen door de nieuw bevoegde organen is slechts zinvol wanneer deze organen zich daarbij rekenschap geven van de vraag of de bepalingen wel ongewijzigd moeten worden vastgesteld. Daarvoor moeten ze dan wel de tijd hebben. Gezien de beschikbare mankracht kan van de VNG niet worden verwacht dat die binnen een bestek van enkele maanden na het aanvaarden van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer der Staten-Generaal - pas dan staat de tekst immers vast - voor alle in het geding zijnde verordeningen nieuwe modellen gereed zal kunnen hebben. Van de gemeentebesturen kan niet worden verwacht dat zij op een dergelijke termijn de noodzakelijke heroverweging zullen kunnen volvoeren, zelfs niet als er nieuwe modellen beschikbaar (zouden) zijn; ook bij aanwezigheid van een modelverordening geldt, nog afgezien van de omstandigheid dat deze modellen soms uitdrukkelijke keuzemogelijkheden bevatten, dat de betrokken gemeentelijke organen zich zullen moeten buigen over de vraag of zij die willen volgen en op welke punten dan eventueel afwijking van het model gewenst wordt geacht. Wordt rekening gehouden met de termijn die de verschillende instanties nodig zullen hebben, dan wordt de inwerkingtreding-overigens van de wet onnodig lang uitgesteld. Daarom beveelt de Raad aan het eerste lid ook voor algemeen verbindende voorschriften te laten gelden, zij het voor een beperkte periode van bijvoorbeeld twee jaar. III. Overige opmerkingen 18. Bestuursorgaan of rechtspersoon In artikel XV, onderdeel C, en in de hoofdstukken 10 en 11 van het wetsvoorstel wordt niet altijd onderscheiden tussen hetgeen het college van burgemeester en wethouders als bestuursorgaan kan doen en wat de gemeente als rechtspersoon doet. De Raad wijst erop dat een boete wordt opgelegd door het college als bestuursorgaan, maar de betaling daarvan geschiedt aan de rechtspersoon gemeente. De beslissing (beter: het besluit) tot terugvorderen van kosten of tot het verhalen van kosten wordt door het bestuursorgaan (het college van burgemeester en wethouders) genomen; het invorderen zelf geschiedt door de gemeente. Zo wordt ook de beslissing tot bekostigen door het publiekrechtelijke rechtssubject, het college, genomen, maar is het de rechtspersoon die betaalt. Dit betekent dat een aantal bepalingen redactionele aanpassing behoeft. De Raad noemt enkele voorbeelden. - In artikel 14f, vierde lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) (artikel LIV) wordt nog gesproken van een betaling "op haar verzoek aan de gemeente die de boete heeft opgelegd". De Raad adviseert dit te vervangen door: aan de gemeente op verzoek van het college van burgemeester en wethouders dat de boete heeft opgelegd. Voor artikel 20f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel LXI, onderdeel B) geldt iets overeenkomstigs. - Artikel 96a, tweede lid, Abw moet redactioneel worden aangepast, omdat bijstand niet wordt verleend door een gemeente, maar door het college van burgemeester en wethouders. - In het voorgestelde artikel 12, eerste en tweede lid, van de Welzijnswet 1994 (artikel LXXV) ontvangt een gemeente een uitkering (dit is correct), een gemeente (moet zijn: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente) overlegt met (het college van burgemeester en wethouders van) omringende gemeenten, voorzieningen worden bekostigd van gemeentewege. - In de Wec, titel IV (artikel XVI, onderdelen H-K, wordt voorziening van de huisvesting door de gemeente (was: gemeenteraad) in stand gehouden. Ook is sprake van door de gemeente in stand gehouden scholen. Maar het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de instandhouding van een schoolbegeleidingsdienst (artikel 165 Wec, artikel XVI, onderdeel KK). De Raad adviseert de instandhouding van voorzieningen of scholen aan een bestuursorgaan en niet aan de rechtspersoon gemeente op te dragen en dit ook elders in de wet tot uitdrukking te brengen. 19. Aanduiding van het college van burgemeester en wethouders In de nieuw voorgestelde teksten wordt het college van burgemeester en wethouders soms aangeduid als "het college" (van burgemeester en wethouders), soms als "burgemeester en wethouders". In paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting wordt opgemerkt dat steeds is aangesloten bij de bestaande terminologie van de betrokken medebewindswet. De Raad herinnert eraan dat in de Wet dualisering gemeentebestuur een bewuste keus is gemaakt voor de aanduiding "het college". Voortaan heeft deze aanduiding te gelden als de enig correcte. Daarom beveelt de Raad aan de onderhavige operatie te gebruiken om deze terminologie ook door te voeren in de medebewindswetgeving. Omdat het daarbij in zekere zin om een puur technische operatie gaat, hoeft de procedure van wetgeving in formele zin daarmee niet te worden belast. De Raad geeft in overweging een slotbepaling op te nemen met de opdracht om bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na overleg met de ministers wie het aangaat, de terminologie van de medebewindswetgeving in die zin aan te passen dat overal "burgemeester en wethouders" wordt vervangen door "het college" of "het college van burgemeester en wethouders", met de redactionele aanpassingen die daaruit voortvloeien, en in het voorliggende wetsvoorstel derhalve ook overal deze aanduiding te gebruiken. 20. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake voorzieningen in verband met de leveringszekerheid (Besluit leveringszekerheid Gaswet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake voorzieningen in verband met de leveringszekerheid (Besluit leveringszekerheid Gaswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, alsmede van het Besluit zeevisvaartbemanning (herziening stelsel van geneeskundige verklaringen voor zeevarenden en enige andere wijzigingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, alsmede van het Besluit zeevisvaartbemanning (herziening stelsel van geneeskundige verklaringen voor zeevarenden en enige andere wijzigingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kadasterwet, de Organisatiewet Kadaster en enige andere wetten, in verband met de aanwijzing van de kadastrale registratie, de kadastrale kaart en het geografisch bestand tot basisregistraties en enkele andere wijzigingen (Wet basisregistraties kadaster en topografie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kadasterwet, de Organisatiewet Kadaster en enige andere wetten, in verband met de aanwijzing van de kadastrale registratie, de kadastrale kaart en het geografisch bestand tot basisregistraties en enkele andere wijzigingen (Wet basisregistraties kadaster en topografie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de versterking van het handhavingsinstrumentarium van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de versterking van het handhavingsinstrumentarium van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en enkele andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de versterking van het handhavingsinstrumentarium van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran, met bijlage; Teheran, 3 september 2003 (Trb. 2003, 166), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran, met bijlage; Teheran, 3 september 2003 (Trb. 2003, 166), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2013.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2013.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2012, no.12.001988, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Ontwerp-Miljoenennota 2013.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet grensoverschrijdende betaaldiensten in verband met de uitvoering van de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet grensoverschrijdende betaaldiensten in verband met de uitvoering van de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpwet overgangsvoorziening kinderbijslag Marokko, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpwet overgangsvoorziening kinderbijslag Marokko, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogrammas in het voorbereidend beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogrammas in het voorbereidend beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 december 2014, no.2014002440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogrammas in het voorbereidend beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot enkele definities uit artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Besluit definitiebepalingen Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot enkele definities uit artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Besluit definitiebepalingen Wft), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2006, no.06.002295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen met betrekking tot enkele definities uit artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Besluit definitiebepalingen Wft), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft ter uitvoering van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) uitwerkingen voor een aantal definities. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een aantal kanttekeningen. 1. Artikel 2 brengt personenvennootschappen door middel waarvan wordt geïnvesteerd in een speelfilm (film-cv's), onder het begrip beleggingsobject. Als reden wordt gegeven dat het hier niet gaat om een zaak of een recht op een zaak maar om de exploitatie van een intellectueel eigendomsrecht. Omdat het begrip beleggingsobject in de Wft gebruikt wordt voor een zaak of recht op een zaak, en omdat film-cv's veelal dezelfde risico's kennen als beleggingsobjecten, is deze uitbreiding volgens de toelichting wenselijk, voor zover film-cv's niet als een ander financieel product in de zin van de wet kwalificeren. Een en ander roept de vraag op of alleen voor film-cv's geldt dat zij met beleggingsobjecten vergelijkbare risico's kennen. Gedacht kan worden aan andere vermogensrechten die samenhangen met intellectuele eigendomsrechten, bijvoorbeeld die met betrekking tot software. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op deze vraag en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. 2. In de toelichting wordt ervan uitgegaan, dat voor de definitie van "professionele marktpartij" nauw wordt aangesloten bij de definitie van professionele marktpartij in de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 (zie toelichting onder de kop 'Aansluiting bij de VR Wtk 1992 bij definitie professionele marktpartij'). In de huidige Vrijstellingsregeling Wtk 1992 is duidelijk dat ook bepaalde niet in de EU gevestigde partijen als professionele marktpartij kunnen worden aangemerkt.(zie noot 1) In de definities in artikel 1:1 Wft van "professionele marktpartij" en "gekwalificeerde belegger", waarnaar wordt verwezen, lijkt, mede door het aansluiten bij de Prospectusrichtlijn(zie noot 2), ten dele van een beperktere reikwijdte sprake te zijn, zodat het ontwerpbesluit zou moeten worden aangevuld om dezelfde reikwijdte te bereiken als voorheen. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te vullen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2017, no.2017000176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie te verbeteren, door onder meer aan medewerkers voorschoolse educatie hogere eisen te stellen wat betreft de beheersing van de Nederlandse taal.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar heeft een opmerking over de invoeringsdatum van de hogere taal-eis voor de kleinere gemeenten en over het niet stellen van nadere eisen wat betreft scholing.1.Invoeringsdatum hogere taal-eis kleinere gemeentenHet ontwerpbesluit houdt in dat de taal-eis 3F op de onderdelen Mondelinge taalvaardigheid en Lezen verplicht wordt voor medewerkers voorschoolse educatie. Voor de grotere gemeenten (de zogenoemde G37 en G68) treedt deze eis op 1 augustus 2017 in werking, voor de kleinere gemeenten twee jaar later. De reden hiervoor is dat de grotere gemeenten al vier jaar lang extra ondersteuning hebben ontvangen om de taalbeheersing van hun medewerkers voorschoolse educatie op een hoger plan te brengen. De kleinere gemeenten zullen in 2017 en 2018 extra ondersteuning ontvangen, aldus de toelichting. Uit de toelichting blijkt niet of de medewerkers voorschoolse educatie in de grote gemeenten inmiddels in voldoende aantallen zijn bijgeschoold zodat invoering van de nieuwe taal-eis niet tot invoeringsproblemen leidt. Ook is niet duidelijk op welke gronden wordt aangenomen dat voor de kleine gemeenten een overgangstermijn van twee jaar volstaat, mede in aanmerking genomen dat de grote gemeenten zich vier jaar lang met extra ondersteuning konden voorbereiden op de nieuwe taal-eis.De Afdeling adviseert op deze vragen in de toelichting in te gaan.2.Nadere eisen kennis en vaardighedenOm als beroepskracht voorschoolse educatie te mogen werken moet de betrokkene in het bezit zijn van een mbo-opleiding met een op de voorschoolse educatie toegespitst kwalificatiedossier, dan wel een mbo-opleiding met een keuzedeel voorschoolse educatie. De Wet educatie en beroepsonderwijs stelt eisen aan de totstandkoming en inhoud van het kwalificatiedossier en het keuzedeel.Artikel 4, derde lid, van het ontwerpbesluit regelt dat pedagogisch medewerkers die niet in het bezit zijn van een kwalificatie voorschoolse educatie of een mbo-opleiding met een keuzedeel voorschoolse educatie, toch als beroepskracht voorschoolse educatie werkzaam kunnen zijn indien zij een bewijs van scholing voorschoolse educatie hebben. Het ontwerpbesluit volstaat met het stellen van de voorwaarde dat de scholing waar het bewijs op ziet, betrekking heeft op de kennis en vaardigheden, genoemd in artikel 4, tweede lid. De regering verwacht dat het scholingsaanbod zich naar deze eisen zal richten en zelf de inhoudelijke normen zal vaststellen. Indien noodzakelijk maakt het ontwerpbesluit het mogelijk om bij ministeriële regeling alsnog specifieke eindtermen te stellen aan (het bewijs van) de scholing, aldus de toelichting.Het ontwerpbesluit gaat uit van de veronderstelling dat de onderwijssector ten aanzien van de scholing voorschoolse educatie passende opleidingen zal ontwikkelen, zodat het stellen van inhoudelijke eisen door de overheid achterwege kan blijven. De Afdeling wijst er echter op dat inhoudelijke eisen meer waarborgen bieden voor de kwaliteit van de scholing voorschoolse educatie en de effectiviteit van het toezicht daarop dan globale voorwaarden die door verschillende aanbieders van scholing moeten worden ingevuld. Met betrekking tot het keuzedeel en het kwalificatiedossier worden door de overheid op voorstel van onderwijs en bedrijfsleven wel uniform geldende inhoudelijke eisen gesteld. Bovendien hebben de GGD en de Inspectie van het onderwijs gevraagd in het ontwerpbesluit specifieke eindtermen op te nemen. In dat licht bezien is het de vraag of het raadzaam is het stellen van eisen voor de scholing voorschoolse educatie aan de branche zelf over te laten.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling nader uiteen te zetten waarop de verwachting is gebaseerd dat de branche deze taak kan vervullen en dit toezichthouders voldoende middelen geeft om ontoereikend aanbod aan te pakken.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (tijdelijke bevoegdhedenoverdracht voor het volledig functioneren van regionale uitvoeringsdiensten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (tijdelijke bevoegdhedenoverdracht voor het volledig functioneren van regionale uitvoeringsdiensten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 april 2013, no.13.000761, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (tijdelijke bevoegdhedenoverdracht voor het volledig functioneren van regionale uitvoeringsdiensten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Democratische Republiek Ethiopië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Addis Abeba, 10 augustus 2012 (Trb. 2012, 179 en 192), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Democratische Republiek Ethiopië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Addis Abeba, 10 augustus 2012 (Trb. 2012, 179 en 192), met toelichtende nota.Het verdrag bevat regels om dubbele belasting te vermijden en het ontgaan van belasting te voorkomen met betrekking tot belastingen naar het inkomen. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de goedkeuring van het verdrag maar plaatst daarbij de volgende kanttekening.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot opheffing van het Scheepvaartfonds 1955, wijziging van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en herstel van enkele gebreken in andere wetten op het terrein van verkeer en waterstaat, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot opheffing van het Scheepvaartfonds 1955, wijziging van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en herstel van enkele gebreken in andere wetten op het terrein van verkeer en waterstaat, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van diverse besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (fusie NAKB en NAKG en implementatie richtlijn nr. 98/95/EG).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van diverse besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (fusie NAKB en NAKG en implementatie richtlijn nr. 98/95/EG).Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 1999, no.99.004690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van diverse besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (fusie NAKB en NAKG en implementatie richtlijn nr. 98/95/EG). Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van een aantal besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (ZPW) in verband met de fusie van de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Bloemisterij- en Boomkwekerijgewassen (NAKB) en de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Groente- en Bloemzaden (NAKG). Daarnaast worden enkele op de ZPW gebaseerde besluiten gewijzigd ter implementatie van richtlijn nr.98/95/EG van de Raad van de Europese Unie van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de richtlijnen 66/400/EEG, 66/401 /EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 96/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG, betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (PbEG 1999, L 25) (hierna; wijzigingsrichtlijn). Met betrekking tot het ontwerpbesluit heeft de Raad van State de volgende opmerkingen. 1. In paragraaf 4 van de nota van toelichting wordt in reactie op het advies van de Nederlandse Aardappel Organisatie medegedeeld dat op dit moment nog niet duidelijk is wat de inhoud van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vast te stellen uitvoeringsvoorschriften voor het in de gewijzigde richtlijnen aangepaste begrip "in de handel brengen" zal zijn. Het gaat daarbij vooral om de mogelijkheid om niet aan de kwaliteitseisen te hoeven voldoen indien er sprake is van productie van landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden. Teneinde tijdig na vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften door de Europese Commissie in de implementatie daarvan te kunnen voorzien, worden in de artikelen III, onderdeel B, en IV, onderdeel D, delegatiebepalingen in een tweetal besluiten op grond van de ZPW ingevoerd. Doordat met deze delegatiebepalingen wordt geanticipeerd op de besluitvorming van de Europese Commissie kunnen in de toelichting nog geen mededelingen over de inhoud daarvan worden gedaan. De Raad moet er op dit moment dan ook mee volstaan erop te wijzen dat de uitvoeringsvoorschriften gezien hun aard wellicht bij algemene maatregel van bestuur moeten worden geïmplementeerd. Zodra om redenen van spoed in zo een geval voor het instrument van de ministeriële regeling wordt gekozen, zou deze regeling zo spoedig mogelijk door een algemene maatregel van bestuur moeten worden vervangen. De Raad adviseert derhalve aan de hiervoor genoemde bepalingen toe te voegen dat de daar bedoelde ministeriële regelingen in dergelijke gevallen binnen korte tijd zullen worden vervangen. 2. Aan het slot van paragraaf 3 van de nota van toelichting wordt medegedeeld dat als gevolg van de wijzigingsrichtlijn tevens een aantal regelingen op basis van de ZPW, alsmede de reglementen van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK), de NAKB en de NAKG worden aangepast. De Raad meent dat met deze algemene mededeling niet kan worden volstaan: in de transponeringstabel zal moeten worden aangegeven welke bepalingen van de wijzigingsrichtlijn nader zullen worden uitgewerkt bij ministeriële regeling of reglement van een keuringsinstelling. Op deze wijze kan ook op een transparante wijze worden vastgelegd welke taken de minister en de keuringsinstellingen hebben bij de verdere implementatie van de wijzigingsrichtlijn. Dit is temeer aangewezen omdat de staat verantwoordelijk is voor het volledig implementeren van EG-richtlijnen. Om dezelfde reden verdient het, naar het de Raad voorkomt, aanbeveling dat in ieder geval in de nota van toelichting wordt aangegeven op welke wijze de andere onderdelen van de wijzigingsrichtlijn, in het bijzonder de onderdelen waarin preventieve maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten voor volksgezondheid en milieu worden vereist voor het in de handel brengen van genetisch gemodificeerd materiaal voor onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, zijn respectievelijk zullen worden geïmplementeerd. 3a. Wat betreft de inhoudelijke aspecten van de implementatie in dit ontwerpbesluit wijst de Raad erop dat in de wijzigingsrichtlijn voor de verschillende richtlijnen een definitie voor "in de handel brengen" wordt ingevoerd.(zie noot 1) Daaronder wordt ook verstaan "het bezit met het oog op de verkoop". Dit element kan moeilijk begrepen worden geacht in de gekozen terminologie in de artikelen 2 van de te wijzigen besluiten. Daarin wordt gesproken van "in het verkeer brengen" en "verder verhandelen". Het verdient daarom aanbeveling dat het element "het bezit met het oog op de verkoop" in de genoemde artikelen 2 en voor zoveel nodig ook in de daarmee samenhangende bepalingen wordt opgenomen. De Raad merkt hierbij voor de goede orde overigens op dat blijkens de formulering van artikel 2 ZPW de daarin gegeven definities, die de richtlijn wel lijken te volgen, niet automatisch gelden voor op grond van die wet vastgestelde regels terwijl ook in de besluiten zelf niet naar de definities van de wet wordt verwezen. b. Voorts is onduidelijk of de uitzondering die de wijzigingsrichtlijn toestaat op het goedkeuringsvereiste voor het in de handel brengen van "passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden"(zie noot 2) juist is geïmplementeerd in artikel VI, onderdeel B. In laatstbedoeld onderdeel wordt namelijk gesproken van "niet bewerkt teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht met het oog op de bewerking, voorzover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd en het is goedgekeurd door de NAK en ten bewijze daarvan is gewaarmerkt", welke redactie niet op voorhand het aangehaalde begrip uit de richtlijn lijkt te dekken. De Raad adviseert in de nota van toelichting hierover duidelijkheid te verschaffen en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen. 4. In artikel IV, onderdeel A, wordt in verband met de fusie tussen de NAKB en de NAKG de tekst van het Besluit verhandeling teeltmateriaal bloemisterij- en boomkwekerijgewassen samengevoegd met de tekst van het Besluit verhandeling Groente- en Bloemgewassen. In de toelichting op dit artikelonderdeel wordt medegedeeld dat de tekst van het geïntegreerde besluit op een aantal punten redactioneel wordt aangepast. De Raad merkt op dat bij deze samenvoeging in deze definitiebepaling voor (E)EG-richtlijnen (E)EG-richtlijnen worden opgenomen die niet eerder in de artikelen 1 van de samengevoegde besluiten waren vermeld.(zie noot 3) Verder is niet de materiële inhoud van artikel 2, tweede lid, onderdelen b en c, van het Besluit verhandeling teeltmateriaal groente- en bloemgewassen waarin naar EEG-richtlijnen wordt verwezen overgenomen. Het ontwerpbesluit zal op deze punten dan ook nader dienen te worden bezien en zo nodig te worden aangepast. 5. De artikelen 1, onder d, van het Besluit verhandeling teeltmateriaal landbouwgewassen en 1, onder d, van het nieuwe Besluit verhandeling teeltmateriaal tuinbouwgewassen behelzen dynamische verwijzingen naar EEG-richtlijnen. Het verdient aanbeveling dat bij gelegenheid van dit wijzigingsbesluit deze besluiten overeenkomstig aanwijzing 343 van de Aanwijzingen voor de regelgeving worden aangevuld met een bepaling waarin wordt aangegeven vanaf welk tijdstip wijzigingen van de desbetreffende bepalingen van de EEG-richtlijnen in het Nederlandse recht doorwerken. 6. In artikel IV; onderdeel B, wordt niet tevens voorzien in een wijziging van "NAKB" in "Naktuinbouw" in artikel 2, tweede lid, van het te wijzigen Besluit verhandeling teeltmateriaal bloemisterij- en boomkwekerijgewassen. Het ontwerpbesluit dient op dit punt dan ook te worden aangevuld. 7. Artikel IV, onderdeel F, behelst in de onderdelen 2 en 3 inhoudelijke wijzigingen op het punt van specifieke controlebevoegheden en -verplichtingen, die niet worden toegelicht. Hierin zal alsnog moeten worden voorzien. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2017, no.2017001151, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de waterschappen (Waterschapsbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de waterschappen (Waterschapsbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 augustus 2007, no.07.002538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de waterschappen (Waterschapsbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk (Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk (Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk).Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2017, no.2017000909, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk (Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2008, no.07.004236, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit prudentiële regels Wft vanwege de Wet algemeen pensioenfonds.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit prudentiële regels Wft vanwege de Wet algemeen pensioenfonds.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2015, no.2015001591, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit prudentiële regels Wft vanwege de Wet algemeen pensioenfonds, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van het Europese Vierde Spoorwegpakket.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van het Europese Vierde Spoorwegpakket.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2017, no.2017002210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van het Europese Vierde Spoorwegpakket, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor het toezicht op de begroting en de bedrijfsvoering van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba van de Nederlandse Antillen (Besluit tijdelijk financieel toezicht BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor het toezicht op de begroting en de bedrijfsvoering van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba van de Nederlandse Antillen (Besluit tijdelijk financieel toezicht BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2007, no. 07.002440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor het toezicht op de begroting en de bedrijfsvoering van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba van de Nederlandse Antillen (Besluit tijdelijk financieel toezicht BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting, alsmede een nieuwe regeling voor de teruggaaf van omzetbelasting aan in een andere lidstaat gevestigde ondernemers (implementatie richtlijnen BTW-pakket), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting, alsmede een nieuwe regeling voor de teruggaaf van omzetbelasting aan in een andere lidstaat gevestigde ondernemers (implementatie richtlijnen BTW-pakket), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 november 2008, no.08.003281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting, alsmede een nieuwe regeling voor de teruggaaf van omzetbelasting aan in een andere lidstaat gevestigde ondernemers (implementatie richtlijnen BTW-pakket), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere daarmee verband houdende wetten (modernisering van de algemene milieuregels voor inrichtingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere daarmee verband houdende wetten (modernisering van de algemene milieuregels voor inrichtingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met wijzigingen ten aanzien van de uitkeringen aan gemeenten en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met wijzigingen ten aanzien van de uitkeringen aan gemeenten en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2013, no.13.000399, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met wijzigingen ten aanzien van de uitkeringen aan gemeenten en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Maasverdrag; Gent, 3 december 2002 (Trb.2003, 75), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Maasverdrag; Gent, 3 december 2002 (Trb.2003, 75), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en enkele andere wetten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; herschikking; PbEU L334), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en enkele andere wetten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; herschikking; PbEU L334), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2011, no.11.001481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en enkele andere wetten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; herschikking; PbEU L334), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs (Besluit experiment excellentie in het hoger onderwijs), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs (Besluit experiment excellentie in het hoger onderwijs), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2009, no.09.003350, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs (Besluit experiment excellentie in het hoger onderwijs), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1170/70 van de Raad (PbEU L 315), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1170/70 van de Raad (PbEU L 315), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 december 2009, no.09.003443, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1170/70 van de Raad (PbEU L 315), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Heerlen van 7 december 2004, no. RAAD/2004/17308, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Heerlen van 7 december 2004, no. RAAD/2004/17308, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 9 augustus 2005, no. MJZ2005127078, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Heerlen van 7 december 2004, no. RAAD/2004/17308, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar plaatst daarbij de navolgende kanttekeningen. 1. Anders dan gebruikelijk(zie noot 1) wordt in de overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen van reclamanten sub 1 en 5 aangaande het gevoerde minnelijk overleg niet duidelijk vooropgesteld dat, gelet op het karakter van onteigening als ultimum remedium, ten opzichte van de burger eerst van dit middel - door het opstarten van de administratieve fase - mag worden gebruikgemaakt, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. In plaats daarvan wordt overwogen dat in het algemeen niet eerder tot onteigening behoort te worden overgegaan dan nadat een redelijke doch vruchteloos gebleken poging is ondernomen om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. De Raad adviseert de gebruikelijke formulering van de inleidende passage aangaande de met de betrokken partijen gevoerde onderhandelingen over minnelijke verkrijging van hun eigendommen te handhaven, teneinde de indruk te vermijden dat in het vervolg uit zal worden gegaan van een ander, minder streng criterium. In het licht van het vorenstaande maakt de Raad nog de volgende opmerkingen over de passages in het ontwerpbesluit die betrekking hebben op reclamanten sub 1 en sub 5. a. Reclamanten sub 1: Medegedeeld wordt dat geruime tijd voor de tervisielegging van het onteigeningsplan in het kader van de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) aan reclamanten sub 1 een aanbieding is gedaan. Hoewel wordt onderkend dat die aanbieding als summier is aan te merken, wordt die desalniettemin voldoende geacht om op te kunnen merken dat niet kan worden gesteld dat de gemeente in het geheel geen poging heeft ondernomen om de benodigde grond minnelijk te verwerven. Vervolgens wordt melding gemaakt van gesprekken die nadien nog hebben plaatsgevonden, waarbij telkens de hoogte van het aanbod van de gemeente het breekpunt vormde. Onduidelijk is of de bedoelde serieuzere pogingen van de gemeente om tot overeenstemming te komen voor de tervisielegging van het onteigeningsplan zijn gedaan. De overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen van reclamanten sub 1 waren op dit punt aan te vullen. Indien mocht blijken dat de gemeente pas na de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure met de onderhandelingen is begonnen die haar inzicht hebben kunnen geven omtrent het verdere verloop daarvan, ware om die reden ten aanzien van de gronden van reclamanten sub 1 goedkeuring aan het onteigeningsbesluit te onthouden. b. Reclamant sub 5: Ook naar aanleiding van de bedenkingen van reclamant sub 5 aangaande het gevoerde minnelijk overleg wordt gewezen op het overleg dat ruim voor de tervisielegging van het onteigeningsplan tussen deze reclamant en de gemeente heeft plaatsgevonden in het kader van de toepassing van de Wvg. In zijn bedenkingen voert reclamant sub 5 aan dat hij sinds 2002 zowel door de gemeente als door de projectontwikkelaar "aan het lijntje is gehouden" inzake de verkoop van zijn perceel. Naar aanleiding hiervan wordt in de overwegingen het verloop van het overleg in het kader van de Wvg uiteengezet, en erop gewezen dat nadat reclamant de grond in juli 2003 te koop heeft aangeboden nog over en weer tussen gemeente en reclamant is gecorrespondeerd zonder enig resultaat. Vervolgens wordt medegedeeld dat reclamant over de gang van zaken rond de minnelijke verwerving door de gemeente zijn beklag heeft gedaan bij de raadscommissie voor Stadsontwikkeling van 18 november 2004, dus in de fase van de vaststelling van het onteigeningsbesluit. Daarop heeft deze raadscommissie burgemeester en wethouders opgedragen onmiddellijk de minnelijke onderhandelingen op te starten. Gelet daarop is er naar de mening van de Raad twijfel mogelijk over de vraag of tussen juli 2003 en de tervisielegging van het onteigeningsplan van de kant van de gemeente serieuze pogingen zijn ondernomen om de gronden in der minne te verwerven. In dit verband is relevant of de in die periode gedane biedingen van de gemeente in vergelijking met de gebruikelijke prijzen voor gronden als die van reclamant en de na 18 november 2004 gedane biedingen als reële pogingen konden worden aangemerkt. De Raad adviseert de overwegingen aangaande het met reclamant sub 5 gevoerde minnelijke overleg aan te vullen. Indien mocht blijken dat de gemeente voor de eerste tervisielegging van het onteigeningsplan geen serieuze pogingen heeft ondernomen om de gronden van reclamant sub 5 minnelijk te verwerven, ware om die reden ook ten aanzien van die gronden goedkeuring aan het onteigeningsbesluit te onthouden. 2. In de publicatie van het raadsbesluit tot onteigening is abusievelijk niet mede het bestemmingsplan "Hoogveld reparatie 2004" als grondslag vermeld van de onteigening. In verband daarmee wordt in de "Overige overwegingen" (eerst tekstblok) overwogen dat de aard en de strekking van het onteigeningsbesluit voorzover dit op dit bestemmingsplan is gebaseerd niet juist in de publicatie zijn aangegeven. In verband daarmee wordt goedkeuring onthouden aan het raadsbesluit ten aanzien van de percelen met grondplannummers 21, 22 en 23, zoals gearceerd aangegeven op de tekening I die bij het besluit zal worden gevoegd. De Raad wijst erop dat om dezelfde reden tevens ten aanzien van een gedeelte van het perceel met grondplannummer 19 (F, nr.5746) op de grens met grondplannummer 24 (F, nr.1198) goedkeuring aan het raadsbesluit zou moeten worden onthouden.(zie noot 2) Overigens valt de desbetreffende grond reeds binnen het deel van perceel met grondplannummer 24 ten aanzien waarvan wegens de mogelijkheid van zelfrealisatie goedkeuring aan het raadsbesluit wordt onthouden (tweede tekstblok van de "Overige overwegingen"). De Raad adviseert de "Overige overwegingen" van het ontwerpbesluit met inachtneming van het vorenstaande aan te vullen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regelen betreffende de inrichting en raadpleging van het boedelregister, bedoeld in artikel 186 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit boedelregister).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regelen betreffende de inrichting en raadpleging van het boedelregister, bedoeld in artikel 186 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit boedelregister).Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2002, no.02.004877, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regelen betreffende de inrichting en raadpleging van het boedelregister, bedoeld in artikel 186 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit boedelregister).Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van artikel 186 lid 3 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Lid 1 van artikel 186 BW bepaalt dat de griffiers van de rechtbanken een openbaar boedelregister houden, waarin krachtens wettelijk voorschrift feiten worden ingeschreven die voor de rechtstoestand van opengevallen nalatenschappen van belang zijn. De wijze van inrichting en raadpleging van het boedelregister wordt ingevolge het derde lid van artikel 186 bij algemene maatregel van bestuur geregeld.De Raad van State maakt opmerkingen over het opmaken en bewaren van akten van verklaringen als bedoeld in artikel 193 lid 1 Boek 4 BW, over de toepasselijkheid van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) op het boedelregister en over het overgangsrecht. In verband daarmee adviseert de Raad het ontwerpbesluit en de nota van toelichting aan te passen.1. In artikel 1 van het ontwerpbesluit worden de stukken genoemd die voor een inschrijving in het boedelregister, bedoeld in artikel 186 Boek 4 BW, aan de griffier moeten worden overgelegd, dan wel in de in dit artikel genoemde gevallen aan de griffier ter beschikking staan. In deze opsomming ontbreekt de verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping van de nalatenschap door de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam die volgens artikel 3 lid 1 door de griffier moet worden opgemaakt. Hoewel in artikel 193 Boek 4 BW niet uitdrukkelijk is bepaald dat ook de verklaring die is opgemaakt van de keuze die door de wettelijke vertegenwoordiger van de erfgenaam is gedaan omtrent aanvaarding of verwerping van een nalatenschap moet worden ingeschreven in het boedelregister, zoals wel is bepaald in artikel 191 lid 1 ten aanzien van de keuzen die door erfgenamen zelf kunnen worden gedaan, ligt het in de rede dat ook de verklaringen als bedoeld in artikel 193 lid 1 worden ingeschreven. De Raad adviseert in artikel 1, onderdeel d, van het ontwerpbesluit ook een verwijzing op te nemen naar de verklaring van de wettelijke vertegenwoordiger van de erfgenaam als bedoeld in artikel 193 lid 1 Boek 4 BW.2. In de nota van toelichting wordt niet nader ingegaan op de vraag of het besluit in overeenstemming is met de Wbp. Anders dan de Wet persoonsregistraties, is de Wbp wel van toepassing op openbare registers die bij de wet zijn ingesteld. In de nota van toelichting wordt wel opgemerkt dat het boedelregister openbaar is en eenieder het register derhalve kan raadplegen, zonder daartoe een specifiek belang te moeten aantonen.(zie noot 1) De vraag rijst hoe deze passage zich verhoudt tot de Wbp, in het bijzonder de artikelen 9 en 11 juncto artikel 15 Wbp. In het bijzonder rijst daarbij de vraag of het, mede gelet op de wettelijke plicht te voorzien in passende waarborgen jegens de betrokkene, juist is dat het register kan worden geraadpleegd door personen of instanties die geen aantoonbaar belang daarbij hebben. Ook is niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens in het boedelregister.De Raad adviseert in de nota van toelichting nader in te gaan op de verhouding tussen het ontwerpbesluit en de Wbp.3. Naast het nieuwe boedelregister blijft het bestaande boedelregister in stand. Dit doet de vraag rijzen welke gegevens of akten in overgangssituaties opgenomen zullen worden in het oude dan wel in het nieuwe register. Daarbij zal erop moeten worden toegezien dat gegevens over dezelfde nalatenschappen niet over verschillende boedelregisters worden verspreid.De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag hoe in overgangssituaties moet worden gehandeld en het besluit zo nodig aan te passen.4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in verband met de totstandbrenging van een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in verband met de totstandbrenging van een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2008, no.08.002567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in verband met de totstandbrenging van een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke presentatie en het beheer van de portretten van Maerten Soolmans en van Oopjen Coppit door Rembrandt van Rijn; Parijs, 1 februari 2016 (Trb. 2016, 11), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke presentatie en het beheer van de portretten van Maerten Soolmans en van Oopjen Coppit door Rembrandt van Rijn; Parijs, 1 februari 2016 (Trb. 2016, 11), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2016, no.2016000347, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke presentatie en het beheer van de portretten van Maerten Soolmans en van Oopjen Coppit door Rembrandt van Rijn; Parijs, 1 februari 2016 (Trb. 2016, 11), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, onder meer in verband met de uitwerking van de CAO 2000-2002 en het verbruik van formatierekeneenheden vanwege bevordering van arbeidsparticipatie van ouderen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, onder meer in verband met de uitwerking van de CAO 2000-2002 en het verbruik van formatierekeneenheden vanwege bevordering van arbeidsparticipatie van ouderen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met het invoeren van een regeling op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten met betrekking tot interlandelijke adoptie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met het invoeren van een regeling op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten met betrekking tot interlandelijke adoptie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2010, no.10.001236, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met het invoeren van een regeling op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten met betrekking tot interlandelijke adoptie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van Engelstalige rechtspraak bij de internationale handelskamers van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van Engelstalige rechtspraak bij de internationale handelskamers van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2017, no.2017000399, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van Engelstalige rechtspraak bij de internationale handelskamers van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gechloreerde paraffines WMS.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gechloreerde paraffines WMS.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2009), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2009), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 januari 2009, no.09.000027, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2009), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2014, no.2014001133, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de invoering van incidentele identiteitscontroles bij dreiging van terroristische misdrijven waardoor de algehele veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht (incidentele identiteitscontroles).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de invoering van incidentele identiteitscontroles bij dreiging van terroristische misdrijven waardoor de algehele veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht (incidentele identiteitscontroles).Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2002, no.02.001416, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de invoering van incidentele identiteitscontroles bij dreiging van terroristische misdrijven waardoor de algehele veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht (incidentele identiteitscontroles). Het wetsvoorstel strekt ertoe incidentele identiteitscontroles mogelijk te maken in gebieden waar concreet gevaar voor personen of goederen bestaat op grond van aanwijzingen dat bepaalde terroristische misdrijven zijn of worden voorbereid. Daartoe wordt aan de officier van justitie de bevoegdheid verleend te bevelen tot het uitvoeren van een identiteitscontrole ten aanzien van eenieder die zich in een aangewezen gebied bevindt. Dit bevel is maximaal 12 uur geldig. Daarna is verlenging met maximaal 48 uur mogelijk met machtiging van de rechter-commissaris. De identiteitscontrole is niet een vorm van opsporing: er zal doorgaans nog geen verdenking van een strafbaar feit zijn. De identiteitscontrole houdt in dat de opsporingsambtenaar de betrokkene staande kan houden en inzage kan vorderen in zijn identiteitsbewijs. Daartoe kan hij de betrokkene aan zijn kleding onderzoeken en voorwerpen onderzoeken die de betrokkene bij zich draagt of met zich meevoert. Bij problemen met de identificatie kan de betrokkene worden aangehouden om zijn identiteit te doen vaststellen op het politiebureau. Hij kan daar ten hoogste zes uur worden vastgehouden. In navolging van de op 1 juni 1994 in werking getreden Wet op de identificatieplicht en de notitie "Beperkte uitbreiding van de identificatieplicht"(zie noot 1), maar in afwijking van de letterlijke betekenis, verstaat de Raad van State onder "identificatieplicht" de op een burger rustende verplichting, de eigen identiteit met één van de wettelijk erkende documenten aan te tonen. De Raad maakt opmerkingen over de wenselijkheid voort te gaan op de weg van uitbreiding van de "specifieke" identificatieplichten, over de beslissing om de bevoegdheid neer te leggen bij de officier van justitie, over de aanvaardbaarheid van de nu voorgestelde bevoegdheid zonder voorafgaande aankondiging, over de vraag of het voorstel nut heeft wanneer die aankondiging wél dient plaats te hebben, en over de rechtsbescherming. Hij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen het voorstel nader dient te worden overwogen. 1. Verdere uitbreiding van de specifieke identificatieplichten Het wetsvoorstel komt voort uit een motie van de Tweede-Kamerleden Nicolaï, Dittrich en Van de Camp, waarin werd verzocht een onderzoek te doen naar de mogelijke invoering van een algemene identificatieplicht.(zie noot 2) De motie leidde tot een notitie van de regering, waarin een algemene identificatieplicht werd afgewezen, maar wel enkele beperktere maatregelen werden voorgesteld.(zie noot 3) Eén van die maatregelen is neergelegd in het voorliggende wetsvoorstel. De regering stelt in de genoemde notitie dat de invoering van een algemene identificatieplicht ten behoeve van de strafvordering geen effectieve en reële bijdrage kan leveren aan de bestrijding van georganiseerde criminaliteit of de strijd tegen het terrorisme, ervan uitgaande dat het huidige niveau van identiteitscontroles gehandhaafd blijft. Zij meent dat terroristen gemakkelijk kunnen beschikken over vervalste documenten die niet snel als zodanig zijn te herkennen; ook als zij wel hun eigen identiteitsbewijs kunnen tonen, zullen zij ervoor zorgen dat mogelijke terroristische of andere relevante antecedenten niet tot hen te herleiden zijn, aldus de regering. Wel is gebleken dat in situaties van concrete dreiging van het intreden van extreem gevaarlijke situaties behoefte kan bestaan aan de mogelijkheid van uitgebreidere identiteitscontroles, zo stelt de regering.(zie noot 4) Waaruit die behoefte is gebleken wordt niet nader gemotiveerd, en evenmin waarom de als bezwaar van een algemene identificatieplicht aangevoerde vervalsingsmogelijkheden dan geen doorslaggevende rol zouden spelen. De Raad meent dat - mede gelet op artikel 62 van het EG-Verdrag, waarin afschaffing van de personencontrole aan de binnengrenzen van de Europese Unie (EU) is voorgeschreven - de pros en contras van een algemene identificatieplicht niet los van de situatie in de andere EG-landen kunnen worden beoordeeld. In zijn advies van 17 juni 1992, no.W03.92.0142, betreffende het voorstel van Wet op de identificatieplicht, heeft de Raad opgemerkt dat deze - in 1994 in werking getreden - wet "wel zeer nabij de algemene identificatieplicht (komt), die de memorie van toelichting niet zegt te willen".(zie noot 5) Ook wees de Raad er toen op dat "niet vast(staat) dat de aanwezigheid van een "pressing social need" bij een algemene identificatieplicht moeilijker te motiveren valt dan bij een beperkte identificatieplicht. Daarbij denkt hij niet slechts aan de noodzaak van controle op hier te lande bestaande en voor allen toegankelijke voorzieningen en aan de open grenzen binnen de Europese Gemeenschappen, maar ook aan de bezwaren die de toepassing van een beperkte identificatieplicht uit mensenrechtelijk oogpunt met zich meebrengt."(zie noot 6) In het verlengde hiervan adviseert de Raad in de toelichting aandacht te schenken aan de situatie in andere EU-landen met en zonder algemene identificatieplicht en aan het functioneren van een algemene identificatieplicht in de tot het Schengengebied behorende EU-landen. Ook adviseert de Raad na te gaan of de dreiging van terroristische aanslagen in de EU-landen tot veranderingen in wetgeving of praktijk heeft geleid. De in 1992 naar voren gebrachte bedenkingen zijn sindsdien nog klemmender geworden, nu na de invoering van de Wet op de identificatieplicht nog nieuwe specifieke identificatieplichten zijn toegevoegd. Er bestaat thans een veelheid van specifieke plichten, de eigen identiteit door middel van één van de aangewezen documenten - in het bijzonder paspoort, Europese identiteitskaart of rijbewijs - aan te tonen. Sommige van deze verplichtingen behoren tot de vereisten voor het verrichten van bepaalde (rechts)handelingen, terwijl andere ertoe dienen de naleving van wettelijke voorschriften in het openbare leven te bevorderen. In de eerdergenoemde nota inventariseert het kabinet de bestaande specifieke identificatieplichten, waarvan een belangrijk deel (in meerdere of mindere mate) ten dienste staat van doeltreffender toezicht; soms zijn er overlappingen. In het navolgende schema zijn de plichten die (mede) tot de tweede categorie kunnen worden gerekend vet aangeduid. Er is dus een breed scala van situaties waarin burgers hun identiteit met behulp van een der aangewezen documenten moeten kunnen aantonen. In de vergelijking van voor- en nadelen van een specifieke identificatieplicht en een algemene identificatieplicht zou naar het oordeel van de Raad ook aandacht moeten worden besteed aan het argument dat de proportionaliteit van het vragen naar en zo nodig verder onderzoeken van iemands identiteit met behulp van documenten, in concreto alleen kan worden verzekerd in geval van een stelsel van specifieke identificatieplichten. In een stelsel van een algemene identificatieplicht kunnen echter zeer wel eisen worden gesteld aan de uitoefening van de bevoegdheid tot controle van iemands identiteit in het concrete geval. Omgekeerd kan een stelsel van "specifieke" identificatieplichten leiden tot een vast patroon van identificatie, ook al bestaat in concreto geen aanleiding daartoe. Daarom roept de vestiging van elke specifieke identificatieplicht niet alleen steeds weer de vraag op of de daardoor bestreken gevallen zo bijzonder zijn dat de nieuwe identificatieplicht noodzakelijk en gerechtvaardigd is, maar ook of daarmee het onderscheid met een algemene identificatieplicht en de daaraan te stellen eisen niet steeds verder vervaagt. Een en ander doet vragen rijzen omtrent de keuze vóór een steeds verdergaande uitbreiding van de specifieke identificatieplichten en tégen een algemene identificatieplicht die aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt. De Raad adviseert daarom, de wenselijkheid van het voorstel nader af te wegen tegen de mogelijkheid van een algemene identificatieplicht vergezeld van nadere eisen aan de toepassing van de corresponderende controlebevoegdheid. 2. Bevoegdheid Wordt niettemin aan invoering van een specifieke nieuwe identiteitscontrole vastgehouden, dan rijst de vraag of de bevoegdheid tot het houden van een identiteitscontrole wel moet worden opgedragen aan de officier van justitie. Die keuze ligt niet onmiddellijk voor de hand. Deze specifieke bevoegdheid staat immers niet in dienst van de opsporing, maar is een controlebevoegdheid die primair is gericht op het voorkomen van een terroristisch misdrijf. Opsporing is ook op juridische gronden niet mogelijk, omdat de informatie die aanleiding geeft tot het houden van een identiteitscontrole meestal afkomstig zal zijn van een inlichtingen- en veiligheidsdienst of van een criminele inlichtingendienst, zodat niet snel sprake zal zijn van een redelijk vermoeden van schuld. Ook in gevallen waarin er wel verdenking is, kan de controle worden toegepast op iedereen, niet alleen op personen die verdachte zijn. De regering onderkent dit ook.(zie noot 8) Dat betekent dat de controle deel uitmaakt van de voorkoming van strafbare feiten en de handhaving van de openbare orde en veiligheid, meer specifiek, het voorkomen en bestrijden van rampen. In de toelichting wordt echter niet ingegaan op de vraag waarom de nieuwe bevoegdheid niet wordt neergelegd bij de burgemeester of de commissaris van de Koningin. Ontstaat bij het verrichten van de identiteitscontrole tegen een bepaalde persoon een verdenking, dan kan het onderzoek worden voortgezet onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie. De Raad adviseert dan ook, de bevoegdheid tot het houden van incidentele identiteitscontroles, zo die de voorkeur zou moeten krijgen boven een algemene verplichting en controlebevoegdheid, in ieder geval op te dragen aan de burgemeester of de commissaris der Koningin en om de regeling op te nemen in de Wet op de identificatieplicht. 3. Bekendmaking van het bevel Het wetsvoorstel voorziet niet in een verplichting om het bevel tot het houden van een identiteitscontrole schriftelijk te nemen of op schrift te stellen. Het voorziet evenmin in een verplichting om het bevel bekend te maken. In de toelichting wordt opgemerkt dat het niet de bedoeling is dat aan de afkondiging van het bevel tevoren publieke bekendheid wordt gegeven. Dan zouden potentiële terroristen immers tijdig worden gewaarschuwd.(zie noot 9) De kennelijke aarzeling om bekendheid te geven aan het bevel roept vragen op. Vooraf moet het volgende worden opgemerkt. Het openbaar ministerie is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb is van toepassing op elk optreden van het openbaar ministerie dat niet gericht is op de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.(zie noot 10) Voor (schriftelijke) besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb is bekendmaking voorafgaand aan de inwerkingtreding wettelijk voorgeschreven (artikel 3:40 Awb), maar deze verplichting geldt niet voor mondelinge beslissingen. Als de officier van justitie een bevel op grond van het voorgestelde artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) heeft gegeven, is iedereen die zich in het aangewezen gebied bevindt verplicht om zich aan de controle te onderwerpen. Wie medewerking weigert pleegt een misdrijf; als er problemen zijn met de identificatie kan hij naar het politiebureau worden gevoerd en daar worden vastgehouden.(zie noot 11) Het Nederlandse recht kent het beginsel dat overheidsregelingen en -beslissingen die verplichtingen voor burgers inhouden bekend moeten zijn gemaakt vóór zij in werking treden. De burger wordt immers geacht de wet te kennen; hij moet die wet dan ook kunnen kennen. Gaat het, zoals hier, om een verplichting die strafrechtelijk is gesanctioneerd, dan geldt bovendien het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel, dat is neergelegd in de Grondwet en mensenrechtenverdragen.(zie noot 12) Het wetsvoorstel voorziet daar niet in en kent, zoals gezegd, zelfs niet de verplichting om het bevel op schrift te stellen. In ieder geval dient te worden bepaald dat het bevel vóór het in werking treedt op schrift wordt gesteld, zodat de plaats en tijd waarvoor het bevel geldt duidelijk zijn; voor zeer spoedeisende situaties waarin opschriftstelling niet direct mogelijk is, kan worden voorgeschreven dat de aanwijzing zo spoedig mogelijk alsnog op schrift wordt gesteld. Deze constructie is eveneens gekozen bij de bestuurlijke ophouding en in de, hiervoor al genoemde, wet in verband met de bestrijding van wapengeweld.(zie noot 13) Voorts dient het wetsvoorstel te voorzien in de verplichting tot bekendmaking van de aanwijzing. Bekendmaking zou zó moeten plaatsvinden dat de burger die aan een identiteitscontrole wordt onderworpen vooraf op de hoogte kan zijn. De vraag rijst dan echter onvermijdelijk of de nu voorgestelde identificatieplicht nog aan zijn doel kan beantwoorden. Slechts indien een identificatieplicht reeds van toepassing is, kan een burger zonder voorafgaande aankondiging daarop in situaties als waarop het wetsvoorstel ziet, worden aangesproken. De Raad adviseert ook dit punt te betrekken in de keuze tussen verdere uitbreiding van de specifieke identificatieplicht en een algemene identificatieplicht. 4. Procedure na aanhouding Het wetsvoorstel voorziet niet in een procedure voor rechtsbescherming na de aanhouding. Artikel 15, tweede lid, van de Grondwet bepaalt dat iemand aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is ontnomen, aan de rechter zijn invrijheidstelling kan verzoeken. Hij dient te worden gehoord binnen een bij de wet te bepalen termijn. De rechter gelast de onmiddellijke invrijheidstelling, indien hij de vrijheidsontneming onrechtmatig oordeelt. Bij de parlementaire behandeling van het voorstel tot invoering van de bestuurlijke ophouding heeft de regering geconcludeerd: "dat ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Grondwet het horen in principe steeds tijdens de vrijheidsontneming dient plaats te vinden. Indien de vrijheidsontneming is beëindigd, kan de rechter immers niet meer de onmiddellijke invrijheidstelling gelasten. Daar komt bij dat in dat geval het belang bij het spoedig horen is komen te vervallen."(zie noot 14) In verband hiermee is bij de bestuurlijke ophouding voorzien in de volgende regeling voor rechtsbescherming: - de beslissing tot ophouding wordt op schrift gesteld; - de bezwaarschriftprocedure wordt overgeslagen; - de verzoeker die is opgehouden wordt zo mogelijk nog tijdens zijn ophouding door de president van de rechtbank gehoord; - de president doet onmiddellijk na het horen van partijen uitspraak; - er wordt geen griffierecht geheven; - bij de beoordeling van het verzoek betrekt de president tevens de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van de beschikking tot ophouding jegens verzoeker; - indien de president één of meer verzoeken toewijst op de grond dat de beschikking tot ophouding naar zijn voorlopig oordeel onrechtmatig is, kan hij bepalen dat alle personen die op basis van de betrokken beschikking zijn opgehouden, onverwijld in vrijheid worden gesteld.(zie noot 15) De aanhouding ter vaststelling van de identiteit op het politiebureau in het wetsvoorstel vertoont sterke overeenkomsten met de bestuurlijke ophouding: het gaat in beide gevallen om vrijheidsontneming voor een beperkte tijd (zes respectievelijk twaalf uur) voor personen die geen verdachte zijn. In beide gevallen kan het gaan om de ophouding van grote aantallen personen in zeer korte tijd. Nu de - min of meer vergelijkbare - regeling bij bestuurlijke ophouding strekt tot uitvoering van artikel 15, tweede lid, van de Grondwet, dient op de genoemde punten bij die regeling te worden aangesloten. De Raad adviseert voorts, in de toelichting aandacht te schenken aan de praktische consequenties van het gelijktijdig ophouden van grote aantallen personen en van de mogelijkheid dat zij aan de rechter hun invrijheidstelling verzoeken. 5. Formulering van de controlebevoegdheid a. De bevoegdheid die nu aan de officier van justitie wordt verleend houdt in dat hij het bevel kan geven tot het uitvoeren van een identiteitscontrole ten aanzien van eenieder die aanwezig is in het door hem aangewezen gebied. Letterlijk genomen zou deze constructie betekenen dat alle mensen in het gebied moeten worden gecontroleerd. Dit zal niet bedoeld zijn: de officier van justitie zal, afhankelijk van de omstandigheden in het gebied, er vaak voor kiezen om alleen bepaalde personen te laten controleren. De wettekst dient te worden aangepast. b. De woorden "het gevraagde identiteitsbewijs" kunnen de indruk wekken dat de opsporingsambtenaar naar keuze kan bepalen welk van de wettelijk toegestane identiteitsbewijzen moet worden getoond. Dit zal niet bedoeld zijn. Het verdient aanbeveling de formulering aan te passen om deze indruk te vermijden. c. Is de betrokkene aangehouden en naar het politiebureau overgebracht, dan is artikel 61, tweede lid, WvSv van overeenkomstige toepassing. Deze van-overeenkomstige-toepassingverklaring is onduidelijk. Artikel 61, tweede lid, spreekt namelijk over de verlenging van een - in het eerste lid geregelde - termijn van zes uur met nog eens zes uur. Het verdient aanbeveling de termijn in het artikel zelf te regelen en de verwijzing te schrappen. d. Het bevel tot het houden van een identiteitscontrole kan met maximaal 48 uur worden verlengd.(zie noot 16) Deze bepaling is niet nauwkeurig geformuleerd: niet duidelijk is of de aanwijzing slechts één keer kan worden verlengd, of dat dat meerdere keren kan. Het wetsvoorstel behoeft op dit punt aanvulling. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake amendementen en nota's van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake amendementen en nota's van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585).Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2007, no.07.002354, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een adviesaanvraag inzake amendementen en nota's van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit betreffende een uitbreiding van de verplichting tot registratie van voor de voortplanting giftige stoffen, een verlaging van de grenswaarde voor het verplicht gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit betreffende een uitbreiding van de verplichting tot registratie van voor de voortplanting giftige stoffen, een verlaging van de grenswaarde voor het verplicht gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen en enige andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 6 maart 2000, no.00.001228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit betreffende een uitbreiding van de verplichting tot registratie van voor de voortplanting giftige stoffen, een verlaging van de grenswaarde voor het verplicht gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen en enige andere wijzigingen. Met dit ontwerpbesluit wordt de verplichte registratie van voor de voortplanting schadelijke stoffen uitgebreid. Werkgevers moeten ook stoffen gaan registreren waarvan alleen het vermoeden bestaat dat zij schadelijk zijn voor de voortplanting. Verder worden de regels voor geluidhinder op het werk op één punt aangescherpt. 1. Als op de arbeidsplaats stoffen aanwezig zijn die zijn gekwalificeerd als "voor de voortplanting vergiftig", dient de werkgever deze stoffen te registreren. Voor het begrip "voor de voortplanting vergiftig" wordt in het Arbeidsomstandighedenbesluit verwezen naar punt 4.2.3 van bijlage VI bij Richtlijn nr.67/548/EEG;(zie noot 1) de daar genoemde stoffen van categorie 3 ("stoffen die in verband met hun mogelijke voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke effecten reden geven voor bezorgdheid") zijn van de registratieplicht uitgezonderd. Voorgesteld wordt om deze uitzondering op te heffen. Om dit vorm te geven wordt de verwijzing naar categorie 3 in het Arbeidsomstandighedenbesluit geschrapt.(zie noot 2) In de voorgestelde tekst wordt indirect en globaal naar de richtlijn verwezen.(zie noot 3) Daardoor kan twijfel ontstaan over de vraag of stoffen van categorie 3 onder de registratieplicht vallen. De Raad van State neemt daarbij in aanmerking dat in punt 4.2.3 van bijlage VI bij de richtlijn uitdrukkelijk gesproken wordt over twee categorieën van "voor de voortplanting vergiftigestoffen", alsmede dat in punt 4.2.3 vervolgens als derde categorie wordt genoemd, die voor de voortplanting schadelijk zou kunnen zijn. Verwijzingen naar bepalingen die zelf een verwijzing inhouden moeten bij voorkeur worden vermeden (aanwijzing 78 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)). Verwijzingen dienen voorts zo specifiek mogelijk te zijn (aanwijzing 79 Ar). Gelet op de grote potentiële gezondheidsrisicos van stoffen van categorie 3 acht de Raad het van belang dat er geen enkele twijfel over kan bestaan dat ook voor deze stoffen de registratieplicht geldt. De Raad adviseert een uitdrukkelijke verwijzing naar categorie 3 van punt 4.2.3 van bijlage VI bij de richtlijn op te nemen in artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. 2. Artikel 6.8 stelt regels voor het beheersen van geluidhinder op het werk. Onder meer wordt geregeld dat persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn als werknemers kunnen worden blootgesteld aan een equivalent geluidsniveau van 80 dB(A) of hoger (zevende lid). De werknemer is verplicht de persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken als het geluidsniveau 90 dB(A) of hoger is (negende lid). Voorgesteld wordt de grens van 90 dB(A) te verlagen tot 85 dB(A). Artikel 6.8 bepaalt voorts dat de persoonlijke beschermingsmiddelen het geluid dienen te dempen tot beneden het equivalent geluidsniveau van 90 dB(A). Voorgesteld wordt deze grens te verlagen tot 85 dB(A). Artikel 6.23 bevat, voor geluidhinder aan boord van zeeschepen en luchtvaartuigen, vrijwel dezelfde regeling als het algemene artikel 6.8. Het hanteert dezelfde grens voor het verplicht dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen - 90 dB(A). Voorgesteld wordt deze grens eveneens te verlagen tot 85 dB(A). Artikel 6.23 wijkt echter op één punt van artikel 6.8 af, aangezien het niet de eis stelt dat de persoonlijke beschermingsmiddelen het geluid dienen te dempen tot beneden 90 dB(A). Gelet op de samenhang tussen de beide genoemde bepalingen adviseert de Raad deze te harmoniseren. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting (Wet scheepsuitrusting 2016), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting (Wet scheepsuitrusting 2016), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 november 2015, no.2015001981, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting (Wet scheepsuitrusting 2016), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Meetinstrumentenbesluit I in verband met het invoeren van de verplichting om geregelde warmtemeters te gebruiken voor warmtemeting en van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van het stellen van eisen aan op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor warmte, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Meetinstrumentenbesluit I in verband met het invoeren van de verplichting om geregelde warmtemeters te gebruiken voor warmtemeting en van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van het stellen van eisen aan op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor warmte, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2014, no.2014001419, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Meetinstrumentenbesluit I in verband met het invoeren van de verplichting om geregelde warmtemeters te gebruiken voor warmtemeting en van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van het stellen van eisen aan op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor warmte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (reparatie en modernisering), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (reparatie en modernisering), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2010, no.10.003551, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (reparatie en modernisering), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot natuurlijke personen; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 109), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot natuurlijke personen; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 109), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003100, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot natuurlijke personen; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 109), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de toegang tot die verzekering voor diegenen die op of na de inwerkingtreding van deze wet arbeidsongeschikt worden (Wet einde toegang van verzekering WAZ), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de toegang tot die verzekering voor diegenen die op of na de inwerkingtreding van deze wet arbeidsongeschikt worden (Wet einde toegang van verzekering WAZ), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2015, no.2015001435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende de vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende de vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels aangaande het voldoen aan meldingsformaliteiten en andere identificatievereisten door de scheepvaart en het ontvangen, bewaren en hergebruiken van hierdoor verkregen gegevens door organisaties en personen die niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen, ter nakoming van diverse internationale verplichtingen (Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels aangaande het voldoen aan meldingsformaliteiten en andere identificatievereisten door de scheepvaart en het ontvangen, bewaren en hergebruiken van hierdoor verkregen gegevens door organisaties en personen die niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen, ter nakoming van diverse internationale verplichtingen (Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2012, no.12.000585, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende regels aangaande het voldoen aan meldingsformaliteiten en andere identificatievereisten door de scheepvaart en het ontvangen, bewaren en hergebruiken van hierdoor verkregen gegevens door organisaties en personen die niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen, ter nakoming van diverse internationale verplichtingen (Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet participatiebudget (Besluit participatiebudget), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet participatiebudget (Besluit participatiebudget), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 september 2008, no.08.002650, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet participatiebudget (Besluit participatiebudget), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet tot invoering van een gemengd stelsel voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Wet wijziging kiesstelsel Tweede Kamer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet tot invoering van een gemengd stelsel voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Wet wijziging kiesstelsel Tweede Kamer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en een aantal andere besluiten in verband met de invoering van een gehandicaptenparkeerkaart volgens communautair model.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en een aantal andere besluiten in verband met de invoering van een gehandicaptenparkeerkaart volgens communautair model.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van bepalingen met betrekking tot legesheffing ingevolge de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Besluit leges Wet beheer rijkswaterstaatswerken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van bepalingen met betrekking tot legesheffing ingevolge de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Besluit leges Wet beheer rijkswaterstaatswerken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (veiligheidsadviseur en aansluiting veiligheidsvoorschriften).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (veiligheidsadviseur en aansluiting veiligheidsvoorschriften).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van verordening (EG) nr.2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Unie van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (PbEG L 336/4).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van verordening (EG) nr.2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Unie van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (PbEG L 336/4).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2014, no.2014001947, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de overheidszorg op het gebied van meteorologie en seismologie (Wet taken meteorologie en seismologie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de overheidszorg op het gebied van meteorologie en seismologie (Wet taken meteorologie en seismologie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no. 13.001546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de overheidszorg op het gebied van meteorologie en seismologie (Wet taken meteorologie en seismologie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 april 2015, no.2015000749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg).Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2001, no.01.003470, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg). Het wetsvoorstel beoogt een nieuwe regeling te geven van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg. In paragraaf 1.1 van het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt gesteld dat in 1998 in het regeerakkoord is vastgelegd dat er een Wet op de jeugdzorg moet komen die de Wet op de jeugdhulpverlening (WJHV) vervangt. Vervolgens wordt opgemerkt dat de WJHV onvoldoende mogelijkheden biedt voor een eenduidige aansturing en financiering en dat voorts een nieuwe wet nodig is om alle met het ontwikkelingsproces Regie in de jeugdzorg geboekte vooruitgang op het terrein van de toegang, zorgprogrammering, beleidsinformatie en het kwaliteitsbeleid te verankeren. Ten slotte wordt melding gemaakt van de noodzaak van vernieuwing gelet op de samenhang die er moest komen in het aanbod van jeugdzorg, op maat van de hulpvraag van jeugdigen en hun ouders, de versnippering over te veel instellingen, onvoldoende vraag gestuurde zorg, en een niet eenduidige toegang. Met het wetsvoorstel wordt beoogd de vermelde problematiek te ondervangen. Bij de Raad van State is de vraag gerezen of met deze Wet op de jeugdzorg de gesignaleerde problemen tot het verleden zullen behoren. Hij is van oordeel dat noch uit het wetsvoorstel zelf noch uit de memorie van toelichting voldoende blijkt, dat met het nieuw voorgestelde stelsel de knelpunten in de jeugdzorg zullen zijn opgelost en nieuwe zich niet zullen voordoen. Tot de bij de Raad bestaande twijfel heeft bijgedragen het feit dat over de reikwijdte van de aanspraak op jeugdzorg geen duidelijkheid kan worden verkregen, omdat deze eerst inhoud zal krijgen in de regelingen ter uitvoering van deze wet. Daarenboven is het zeer de vraag, mede door het ontbreken van een duidelijke financieringsstructuur voor de gehele jeugdzorg, of wezenlijke verbeteringen ten opzichte van de huidige situatie zullen optreden. De Raad zet dan ook vraagtekens bij de opportuniteit van het wetsvoorstel. Hij is van oordeel dat het wetsvoorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen en niet in deze vorm ware in te dienen. 1. Probleemanalyse Het is het college opgevallen dat het vanzelfsprekend wordt geacht dat een nieuwe wet de oplossing betekent voor de gesignaleerde tekortkomingen, zonder dat evenwel een heldere analyse wordt gegeven van de WJHV en de aan die wet klevende gebreken tegen de achtergrond van de in de jeugdzorg zich voordoende problemen. In paragraaf 1.1 van de memorie van toelichting wordt gewezen op het ontbreken in de WJHV van eenduidige aansturing en financiering. Verder wordt in paragraaf 1.4 van de memorie van toelichting onder meer gesteld dat het wettelijk kader van de WJHV onvoldoende ruimte biedt voor de realisering van het ingezette beleid ten aanzien van de toegang tot de jeugdzorg, de modularisering van het zorgaanbod, de beleidsinformatie en de kwaliteit van toegang en aanbod. Verder zou door de versnipperde aansturing en financiering de beoogde samenhang en afstemming niet of niet volledig worden bereikt. Het jeugdzorgstelsel is te veel aanbodgericht in plaats van vraaggericht, aldus de memorie van toelichting. De indruk wordt gewekt dat de Wet op de jeugdzorg geheel nieuwe doelstellingen zal verwezenlijken, die de WJHV niet zou kennen. Dit moet echter worden betwijfeld. Zo was het bevorderen van een samenhangend aanbod van jeugdhulpverlening van goede kwaliteit, afgestemd op de behoefte en evenwichtig opgebouwd uit verschillende typen jeugdhulpverlening reeds één van de uitgangspunten van de WJHV. De Raad mist in de memorie van toelichting een overzicht en analyse van de tekortkomingen waardoor in de praktijk de doelstellingen van de WJHV kennelijk niet konden worden gerealiseerd. Een analyse van de op dit moment zich voordoende problemen is ook onmisbaar om te kunnen beoordelen of het nu voorliggende wetsvoorstel wel een afdoend antwoord geeft op de diverse vragen. Voorkomen moet immers worden dat volstaan wordt met een kosmetische operatie, zonder dat daadwerkelijk iets gaat veranderen in de jeugdzorg. De Raad geeft in overweging deze analyse alsnog te maken. 2. Aanspraak op jeugdzorg Met de aanspraak op jeugdzorg (een recht op jeugdzorg) wordt een nieuw element geïntroduceerd. De regeling is ontleend aan de wijze waarop in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) de aanspraken zijn geregeld. Thans bestaat binnen de verzekeringsgefinancierde AWBZ-zorg al een recht op geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) en een recht op zorg voor verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Voorts bestaat reeds het recht van de jeugdige op bescherming tegen verwaarlozing, mishandeling en misbruik, zoals deze door de jeugdbeschermingsmaatregelen van het Burgerlijk Wetboek wordt gegeven. Een recht op jeugdhulpverlening, waaronder moet worden verstaan (intensieve) ambulante hulp in de gezinssituatie en dag- en nachthulpverlening in een pleeggezin of in een tehuis, bestaat op dit moment niet. De aanspraak op jeugdzorg zoals deze in het wetsvoorstel wordt geformuleerd, omvat alleen de laatstgenoemde hulpverlening met uitsluiting van die welke bestaat op grond van de AWBZ en de Beginselenwet justitiële inrichtingen (artikel 3, eerste lid). Bij de Raad is de vraag gerezen hoe deze aanspraak gerealiseerd moet worden. In de paragrafen 2.2 en 2.3 van de memorie van toelichting wordt volstaan met de schets van de in die gevallen te volgen procedure. Zo wordt opgemerkt dat wanneer de jeugdige zijn aanspraak niet tot gelding kan brengen omdat de jeugdzorg waarop hij een aanspraak heeft niet voorhanden is, hij uiteindelijk zelfs via de rechter, bij de provincie, of als het om een justitiële jeugdinrichting gaat bij de Minister van Justitie, zijn aanspraak kan afdwingen. Uit de memorie van toelichting wordt evenwel niet duidelijk hoe een aanspraak op jeugdzorg kan worden afgedwongen indien er te weinig plaatsen zijn. Mede gelet op de op dit punt bestaande jurisprudentie is dan ook niet gegarandeerd dat iedere jeugdige die behoefte heeft aan jeugdzorg deze ook daadwerkelijk binnen redelijke termijn zal ontvangen. Het moet dan ook niet worden uitgesloten dat hij met het indicatiebesluit, waaruit de aanspraak blijkt, alleen maar het recht krijgt om op (een hogere plaats op) een wachtlijst te worden geplaatst of dat realisering ten koste gaat van een andere cliënt. Verwezenlijking van een aanspraak op jeugdzorg is immers alleen mogelijk, indien voldoende middelen ter beschikking worden gesteld, voldoende voorzieningen voorhanden zijn en voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is. In zoverre het betreft de aanspraak op jeugdzorg in gesloten justitiële jeugdinrichtingen op grond van het nieuwe artikel 11a van de Beginselenwet justitiële inrichtingen (artikel 77, onderdeel D), is reeds op dit moment duidelijk dat deze niet voor 1 januari 2006 kan worden geëffectueerd. Dit blijkt uit artikel 108, tweede lid, van het wetsvoorstel. Gelet op het vorenstaande adviseert de Raad dit onderdeel te heroverwegen. 3. Wijziging taakuitoefening door provincies In de WJHV is de verantwoordelijkheid voor het overgrote deel van de voorzieningen van jeugdhulpverlening reeds neergelegd bij het provinciaal bestuur. In dit opzicht brengt het wetsvoorstel geen wezenlijke verandering. Wel krijgen de provinciebesturen de verantwoordelijkheid voor de bureaus jeugdzorg, waaronder de uitvoering van maatregelen van kinderbescherming en jeugdreclassering (artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d). Omdat in veel provincies reeds bureaus jeugdzorg zijn totstandgekomen, waarmee de provinciebesturen bemoeienis hebben is, voorzover het de laatstgenoemde justitiële taken betreft (die op dit moment nog onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie vallen), sprake van een verzwaring van het takenpakket. In paragraaf 6.2 van de memorie van toelichting wordt daarover opgemerkt dat op dit moment hierover nog geen financiële gegevens kunnen worden verstrekt. Daarnaast krijgen de provinciebesturen als verantwoordelijk voor planning en financiering van de bureaus jeugdzorg een zwaardere rol in het stelsel waar het betreft het realiseren van de aansluiting van vraag op aanbod op basis van modules. Deze gewijzigde structuur heeft ertoe geleid dat in het wetsvoorstel het instrument van planning door de provinciebesturen zwaar is aangezet. Provinciebesturen dienen eenmaal in de vier jaar een provinciaal beleidskader jeugdzorg vast te stellen en jaarlijks een uitvoeringsprogramma. In verband met de afstemming van het aanbod op de behoefte en gelet op de noodzakelijke samenhang binnen de jeugdzorg zal het provinciaal bestuur met zeer veel instanties overleg moeten voeren. In het kader van de financiering zullen de provinciebesturen zo nodig moeten onderhandelen met de bureaus voor jeugdzorg en de zorgaanbieders om een passende prijs af te spreken (paragraaf 6.5 van de memorie van toelichting). Nog afgezien van de vraag of binnen de provinciebesturen de hiervoor vereiste deskundigheid aanwezig is, lijkt het waarschijnlijk dat hiervoor extra kosten gemaakt moeten worden. Hoewel hierover in het voortraject afspraken zijn gemaakt, dient naar het oordeel van het college aangegeven te worden in hoeverre aan deze veel zwaardere taak door de provinciebesturen binnen de hen ter beschikking staande budgettaire kaders uitvoering kan worden gegeven dan wel op welke wijze hierin anderszins zal worden voorzien. Hierbij verzoekt de Raad aandacht te geven aan het bepaalde in de artikelen 105, derde lid, en 108, vijfde lid, van de Provinciewet. 4. Financiering a. Voor de financiering van de taken wordt de vorm gekozen van een tweetal doeluitkeringen, te weten een doeluitkering voor de subsidiëring van het bureau jeugdzorg en een doeluitkering voor de subsidiëring van het aanbod jeugdzorg. De gekozen systematiek is in overeenstemming met hetgeen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is toegezegd in de notitie met een nadere uitwerking van de financiële aspecten van het Beleidskader Jeugdzorg 2001-2004.(zie noot 1) In die notitie is geconcludeerd dat het in verband met de verschillen in de op dit moment bestaande financieringsstelsels (AWBZ-financiering en begrotingsfinanciering) niet mogelijk is een keuze te doen voor het ene of het andere stelsel. In dat verband is gewezen op het verzekeringskarakter, budgettaire kaders, centrale of decentrale sturing en recht op zorg. Dit heeft ertoe geleid dat de enige weg waarlangs nu voortgang kan worden geboekt gelegen is in het verder stimuleren van de binnen de verschillende sectoren in gang gezette ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn gericht op inhoudelijke vernieuwing. Daarnaast zijn de financieringssystemen zelf in verandering. Het kabinet is van mening dat de inhoudelijke vernieuwingen voorrang moeten krijgen boven discussies over financieringsstelsels. De financiering is wat dat betreft volgend op de inhoud, aldus genoemde notitie. Allereerst rechtvaardigt dit de opvatting dat het nu voorliggende wetsvoorstel zeer waarschijnlijk een tijdelijke oplossing (zij het voor een aantal jaren) zal blijken te zijn. Voorts betwijfelt de Raad of het wel aangaat, de financiering los te koppelen van de inhoud. Voor dit moment is het wellicht de meest aangewezen optie, maar dit laat onverlet dat hierover een fundamenteel standpunt moet worden ingenomen. De loskoppeling leidt ertoe dat ook afbreuk wordt gedaan aan de gedachte dat een voldragen Wet op de jeugdzorg in het leven wordt geroepen, nu reeds bij de aanvang de beperking moet worden aangebracht dat het hier niet betreft de totale jeugdzorg. Immers, de vormen van jeugdzorg die vallen onder de AWBZ en de Beginselenwet justitiële inrichtingen, hebben alleen regeling gevonden in de nieuwe wet voorzover het de toegang betreft. De complexiteit van het stelsel neemt daardoor dan ook zeker niet af. Eén financieringstructuur is mede van belang om te kunnen zekerstellen dat het wetsvoorstel zal beantwoorden aan het gestelde doel, te weten het verschaffen van jeugdzorg aan iedere jeugdige die daaraan behoefte heeft. In dat licht heeft het college twijfels over de meerwaarde van het wetsvoorstel ten opzichte van de geldende WJHV. Het college acht het wenselijk het voorstel ook in dit licht opnieuw te bezien. b. Ingevolge artikel 36, eerste lid, wordt door de verwijzing naar artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld dat een subsidie ten laste van een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting kan worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Hoewel een bepaling van deze strekking niet ongebruikelijk is, dient de vraag beantwoord te worden of in gevallen van subsidieverlening bedoeld in artikel 33 een bepaling van deze strekking tot de mogelijkheden behoort. Ingevolge het tweede lid van artikel 4:34 Awb kan deze voorwaarde namelijk niet worden gesteld voorzover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat de subsidie moet worden verleend indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan (openeinderegeling). Er behoort dan geen begrotingsvoorbehoud te worden opgenomen. Derhalve dient de vraag beantwoord te worden of de regeling van de aanspraak op jeugdzorg zoals neergelegd in dit wetsvoorstel begrepen kan worden onder artikel 4:34 Awb. In paragraaf 6.3.1 van de memorie van toelichting wordt in het kader van de opeisbaarheid van de wettelijke aanspraak op zorg gesteld dat indien claims niet kunnen worden gehonoreerd omdat de doeluitkering ontoereikend is, met het Rijk zal worden gesproken over de omvang van de doeluitkering. Voorts wordt in paragraaf 6.3.2 (slot) opgemerkt dat budgetaanpassing als gevolg van een niet te beheersen prijsstijging voorkomen moet worden, maar dat een budgetaanpassing op basis van een verandering in de vraag naar zorg noodzakelijk is. Uit de combinatie van beide passages meent de Raad te mogen opmaken dat in beginsel aanspraken zullen worden gehonoreerd, behoudens bijzondere niet voorziene omstandigheden. Gelet op het vorenstaande kan artikel 36, eerste lid, in zoverre dit betrekking heeft op artikel 33, niet als juist worden aangemerkt. Bovendien lijkt het uit artikel 36 voortvloeiende begrotingsvoorbehoud op gespannen voet te staan met de beoogde aanspraak op jeugdzorg. Heroverweging van deze bepaling is gewenst. c. In paragraaf 6.4 van de memorie van toelichting wordt met betrekking tot de financiering door het Rijk melding gemaakt van de mogelijkheid van flexbudgetten, zodat provinciebesturen voldoende ruimte hebben om fluctuaties in de vraag te kunnen opvangen. Onder flexbudget wordt de mogelijkheid verstaan dat van de doeluitkering een gedeelte niet meteen wordt uitgegeven, maar opzij wordt gelegd om gedurende het jaar te kunnen inspelen op niet te voorziene gebeurtenissen en ontwikkelingen. Aan het slot van paragraaf 6.5 wordt opgemerkt dat de provinciebesturen een beperkt deel van de door het Rijk beschikbaar gestelde doeluitkering van het zorgaanbod als flexbudget kunnen inzetten. Hoewel deze vorm niet onlogisch voorkomt, zeker nu de provinciebesturen verantwoordelijk worden voor het beschikbaar stellen van voldoende zorg, is het de Raad niet duidelijk hoe dit tot uitdrukking is gebracht in het wetsvoorstel. Het verstrekken van bijdragen aan de provincie is immers gebaseerd op het door de provinciebesturen zelf aangeleverde uitvoeringsprogramma, waarin de activiteiten een financiële vertaling krijgen in subsidiebedragen voor de uitvoering daarvan (artikel 28, tweede lid). Een reserveringsmogelijkheid zoals hier bedoeld, kan uit artikel 33 niet worden afgeleid. Het artikel behoeft aanvulling. 5. Aansturing door het Rijk Zoals hiervoor reeds aan de orde gekomen is met het wetsvoorstel beoogd niet alleen in een "eenduidige" financiering te voorzien, maar ook de aansturing te verbeteren. In paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie verantwoordelijk zijn voor het doeltreffend en doelmatig functioneren van het stelsel als geheel. In dat kader zijn zij verantwoordelijk voor de wettelijke kaders, de financiële randvoorwaarden en het landelijk beleidskader. Toezicht, verantwoordingsprocedures en een aanwijzingsbevoegdheid zijn de instrumenten die passen bij de verantwoordelijkheid voor het stelsel. a. Ingevolge artikel 43 van het wetsvoorstel is de Inspectie jeugdzorg belast met het toezicht op de naleving met betrekking tot de kwaliteit van de bureaus jeugdzorg en van de justitiële inrichtingen (voorzover het toezicht niet is toegewezen aan de Raad voor de strafrechtstoepassing en jeugdbescherming) en met de jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat. In hoofdstuk 10 van de memorie van toelichting wordt in dit verband opgemerkt dat, hoewel het wetsvoorstel op dit punt niet veel afwijkt van het huidige toezichtsarrangement, bij de invulling ervan rekening is gehouden met de aandachtspunten die in de kabinetsvisie over toezicht zijn geformuleerd mede naar aanleiding van onder meer het rapport van de commissie-Borghouts "Vertrouwen in onafhankelijkheid".(zie noot 2) Zoveel mogelijk is aangesloten bij de in de kabinetsvisie neergelegde principes van onafhankelijkheid, transparantie en professionaliteit van de toezichthouders. Afgezien van hetgeen in artikel 43, achtste lid, dat gelijkluidend is aan het geldende artikel 54, zesde lid, WJHV, is neergelegd, wordt niet expliciet ingegaan op alle in het rapport aan de orde gestelde toezichtvereisten. Het verdient aanbeveling in de memorie van toelichting een overzicht te geven van de verschillen tussen het oude en het nieuwe stelsel, en uiteen te zetten in hoeverre dit voortvloeit uit genoemd kabinetsstandpunt. b. In de toelichting op artikel 43 wordt voorts gesteld dat ten aanzien van de bevoegdheden van de inspectie geen wijzigingen worden voorgesteld ten opzichte van in de WJHV. Hoewel het bestaande toezichtstelsel als uitgangspunt is genomen, kan niet worden geconcludeerd dat de "omzetting" naar het nieuwe regime van toezicht op bureaus jeugdzorg, op jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat en op justitiële inrichtingen geen gevolgen zal hebben voor de inspectie. De Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming wijst in haar advies (bladzijde 2) erop dat de nieuwe wet uitbreiding van taken, nieuwe bevoegdheden en inbedding in andere bestuurlijke verhoudingen met zich brengt. Daarbij wijst zij ook op de financiële gevolgen van de uitoefening van de toezichtstaken. Mede in het licht van de nieuwe sturings- en verantwoordingssystematiek, waarbij provinciebesturen verantwoordelijk zijn voor het stimuleren van de handhaving van de kwaliteit (memorie van toelichting, hoofdstuk 10) dient naar het oordeel van het college in de memorie van toelichting ruimer aandacht besteed te worden aan de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de Inspectie jeugdzorg. In dit verband dient ook ingegaan te worden op de uitbreiding in de taak van de inspectie, bestaande uit het onderzoeken van de kwaliteit in algemene zin van de raad voor de kinderbescherming, vermeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel a, slot. In het overeenkomstige artikel 54 WJHV is immers geen toezichtstaak met betrekking tot de raad voor de kinderbescherming opgenomen. 6. Medezeggenschap De artikelen 53 tot en met 61 regelen de medezeggenschap. Met één uitzondering wat betreft de pleegouder, die in het kader van de wet een jeugdige pleegzorg biedt, is de regeling overgenomen van de WJHV (artikelen 45a tot en met 45j). Omdat reeds nu geconstateerd kan worden dat aan opneming van pleegouders in een cliëntenraad geen behoefte bestaat, heeft op dit punt een aanpassing plaatsgevonden. Voor het overige worden de resultaten van de evaluatie van de regeling met betrekking tot de medezeggenschap afgewacht, alvorens nu reeds wijzigingen voor te stellen (memorie van toelichting, paragraaf 11.2.2 en artikelsgewijs). De Raad adviseert na te gaan in hoeverre een afzonderlijke regeling (zoals nu opgenomen in de WJHV) nog nodig is en of niet zou kunnen worden volstaan met hetgeen de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen op dit moment regelt. Deze wet geeft regels voor de medezeggenschap van de cliënten van uit collectieve middelen gefinancierde instellingen op het terrein van de maatschappelijke zorg en gezondheidszorg. Hieronder vallen de instellingen op grond van de Ziekenfondswet, de AWBZ en de Welzijnswet 1994. De regeling is vrijwel identiek aan de artikelen van de WJHV en de nu voorgestelde artikelen van de Wet op de jeugdzorg, behoudens een enkele uitzondering (die mede verband houdt met het specifieke van de jeugdzorg). De Raad adviseert de regeling aan te passen; in ieder geval ware in de toelichting aan het voorgaande aandacht te geven. 7. Klachtrecht Evenals bij de medezeggenschap is bij het klachtrecht volstaan met het overnemen van hetgeen de WJHV op dit moment regelt in de artikelen 46 tot en met 52. Ook voor dit onderdeel worden nog geen wijzigingen doorgevoerd voordat de evaluatie is afgerond. Hoewel de regeling van het klachtrecht veel overeenkomst vertoont met die welke geldt voor de zorgsector, te weten de Wet klachtrecht cliënten zorgsector, is in de WJHV tevens voorzien in de mogelijkheid van "hoger beroep" bij een provinciale klachtencommissie. De klachtenprocedure in de WJHV zou na vijf jaar worden geëvalueerd om te bezien of de extra waarborgen van de twee instanties na die periode nog nodig zouden zijn. De vraag of hoger beroep moet worden gehandhaafd klemt temeer, nu ook niet zonder duidelijke motivering voorbijgegaan kan worden aan de klachtregeling van hoofdstuk 9 Awb. In aanmerking genomen dat de stichting, die een bureau jeugdzorg in stand moet houden (artikel 4), op basis van de in het wetsvoorstel aan haar opgedragen taken en toegekende bevoegdheden zal moeten worden aangemerkt als bestuursorgaan(zie noot 3), geeft het college in overweging in ieder geval te bezien in hoeverre aanvullende regels (dat wil zeggen in aanvulling op hoofdstuk 9 Awb) op dit punt nodig zijn. Terughoudendheid is hier in beginsel wel geboden. Daarbij zal ook rekening moeten worden gehouden met de bijzondere positie van de zorgaanbieders in zoverre deze niet zonder meer kunnen worden aangemerkt als bestuursorgaan, waarop de Awb van toepassing is. 8. Planning In het kader van de beschouwing van de sturingsinstrumenten met betrekking tot het aanbod van de jeugdzorg wordt in de memorie van toelichting ingegaan op het instrument van de planning (artikelen 26 tot en met 32). In dat verband wordt opgemerkt (paragraaf 5.1) dat de provinciebesturen de verantwoordelijkheid hebben voor de totstandkoming en uitvoering van het provinciale beleidskader jeugdzorg, waaraan, zo wordt gesteld, rechtsgevolgen zijn verbonden. Hoewel dit aspect in de memorie van toelichting niet verder wordt geëxpliciteerd en in het wetsvoorstel evenmin deze rechtsgevolgen zijn te vinden, zou uit het vervolg kunnen worden opgemaakt dat het Rijk hierop kan sturen door enerzijds de vereiste goedkeuring en de eventueel te geven aanwijzingen (artikelen 27, vierde lid, 29 en paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting) en anderzijds door het beschikbaar stellen van de gelden die de provincies nodig hebben om de jeugdzorg te kunnen bieden, waarop de cliënten aanspraak hebben. Zowel de benodigde jeugdzorg als de daarbijbehorende gelden zullen moeten worden vastgelegd in het provinciale beleidskader en nader uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma, die om die reden dan ook een belangrijke schakel lijken te vormen. De Raad wijst erop, dat de aanwijzingsbevoegdheid, voor zover deze betrekking heeft op de wijze van uitvoering van het beleidskader op het uitvoeringsprogramma, op gespannen voet staat met de medebewindstaak van het provinciale bestuur. De bevoegdheid van gedeputeerde staten tot de uitvoering van provinciale taken zou op deze wijze kunnen worden doorbroken, hetgeen niet in overeenstemming moet worden geacht met de competentie van de minister ten aanzien van decentrale overheden. De Raad adviseert artikel 29 aan te passen. Uit het wetsvoorstel wordt voorts niet duidelijk welke gevolgen het Rijk verbindt aan het niet nakomen van de in het uitvoeringsprogramma opgenomen overzichten met betrekking tot het verlenen van jeugdzorg. Indien beoogd is onjuiste nakoming te laten resulteren in intrekking of terugvordering van verleende subsidies, dan dient hierin uitdrukkelijk voorzien te worden. De artikelen 35 en 36 bevatten op dit punt wel voorschriften, maar leggen geen relatie met het instrument van de planning. Mede tegen de achtergrond van de vereiste aansturing door het Rijk dient naar het oordeel van de Raad in de memorie van toelichting ingegaan te worden op de werking en de doeltreffendheid van het planningsinstrument en zo nodig dienen in de wet de beoogde rechtsgevolgen inzichtelijk gemaakt te worden. 9. Beleidsinformatie In het wetsvoorstel is bepaald dat er ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de jeugdzorg gegevens worden verzameld (artikel 41). Voor zover hier sprake is van (gevoelige) persoonsgegevens dient voldaan te worden aan de vereisten in de Wet bescherming persoonsgegevens en in het bijzonder de artikelen 8, 9, 21 en 23. Artikel 41, vierde lid, maakt het mogelijk te bepalen dat bij algemene maatregel van bestuur de persoonsgegevens voor andere doelen kunnen worden verwerkt dan die, bedoeld in het eerste lid. Hiermee wordt afbreuk gedaan aan het vereiste dat sprake moet zijn van een zwaarwegend algemeen belang en dat dit bij de wet bepaald wordt. Het formuleren van bedoelde belangen bij algemene maatregel van bestuur verdraagt zich hiermee niet. Het is dan ook onvoldoende dat, zoals de memorie van toelichting stelt, de algemene maatregel van bestuur binnen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens moet blijven. Het college geeft in overweging het wetsvoorstel op dit onderdeel aan te passen. In dit verband dient ook in de memorie van toelichting aangegeven te worden in hoeverre het advies van de Registratiekamer, dat op 29 mei 2001 over het wetsvoorstel is uitgebracht, in het wetsvoorstel is verwerkt. 10. Delegatie Het wetsvoorstel bevat op een aantal belangrijke onderdelen de mogelijkheid nadere regels te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. a. Dit betreft allereerst aard, inhoud en omvang van de jeugdzorg waarop aanspraak bestaat (artikel 3, eerste lid). Het ligt blijkens paragraaf 2.2.1 van de memorie van toelichting in de bedoeling de jeugdzorg in homogene eenheden (modules) bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven, waarbij gedacht moet worden aan: crisisopvang, intramurale opvoeding en verzorging en/of behandeling, therapeutische gezinsverpleging, pleegzorg, begeleid wonen en dagbehandeling, omgezet in modules. Gelet op de belangrijke rol die deze aanspraak in het wetsvoorstel vervult, kan niet volstaan worden met vaststellen van de reikwijdte op niveau van een algemene maatregel van bestuur. Deze dient in de wet aangegeven te worden. Het vorenstaande is ook van toepassing met betrekking tot artikel 68, eerste lid, in het kader van het heffen van een ouderbijdrage. b. De bezwaren bij de gekozen opzet klemmen temeer, nu deze ook betrekking heeft op de indicatiestelling door de stichting die een bureau jeugdzorg instandhoudt (artikel 5, eerste lid). De stichting moet vaststellen op welke modules jeugdzorg een cliënt is aangewezen en legt dit vast in een besluit (artikelen 3, derde lid, en 5, vierde lid). Ook dit onderdeel vormt een essentieel element van het wetsvoorstel, omdat een cliënt alleen met een indicatiestelling zijn aanspraak op jeugdzorg tot gelding kan brengen. Op grond van het vierde lid kunnen nadere regels worden gesteld omtrent aard, inhoud, omvang, duur en urgentie. Zonder nadere toelichting is niet duidelijk hoe aan verdere uitwerking vorm zal worden gegeven, maar daarnaast is ook hier sprake van een zo belangrijk onderdeel dat concretisering op wetsniveau niet mag ontbreken. c. Hetzelfde geldt ook met betrekking tot de ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onderdeel b, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van geestelijke gezondheidszorg of zorg voor verstandelijk gehandicapten waarop ingevolge de AWBZ aanspraak bestaat. De indicatiestelling door de stichting heeft immers niet alleen betrekking op de jeugdzorg waarop ingevolge het wetsvoorstel aanspraak bestaat, maar ook op de jeugd-GGZ en de zorg voor verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Ook dit betreft een zodanig belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel dat de wet duidelijkheid moet bieden. d. Ten slotte dient melding gemaakt te worden van artikel 33, tweede lid. Ingevolge dat artikellid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur andere dan de in het eerste lid genoemde activiteiten worden aangewezen waarvoor de subsidie bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan worden aangewend. Blijkens de memorie van toelichting wordt een bepaling van die strekking nodig geoordeeld om te voorkomen dat de wet op dit punt verstarrend gaat werken. Allereerst is het de Raad opgevallen dat op deze wijze afbreuk wordt gedaan aan het limitatieve karakter dat is toegekend aan het eerste lid. Belangrijker acht hij evenwel dat het toekennen van een wettelijke grondslag aan subsidiëring ingevolge artikel 4:23 Awb met zich brengt dat het wettelijk voorschrift dient te regelen voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Daarbij is weliswaar delegatie mogelijk, maar het betreft dan precisering van de in globale zin omschreven of aangeduide activiteiten. De nu gekozen opzet voldoet hieraan echter niet, omdat ten aanzien van de activiteiten enige inhoudelijke aanduiding op wetsniveau ontbreekt. Het college is van oordeel dat in vorengenoemde gevallen sprake is van ontoelaatbare delegatie, nu door de gemaakte keuze om de hoofdelementen niet in de wet neer te leggen afbreuk wordt gedaan aan het primaat van de wetgever. 11. Overgangsrecht De in artikel 102 voorgestelde overgangsbepaling bewerkstelligt dat op het tijdstip waarop de Wet op de jeugdzorg in werking treedt alle taken en bevoegdheden die thans door de voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen worden uitgeoefend van rechtswege overgaan op de stichting die een bureau jeugdzorg instandhoudt. In het wetsvoorstel is geen artikel opgenomen waarin de overgang van het personeel werkzaam bij de genoemde instellingen naar de stichting geregeld is. Ook in de memorie van toelichting is hieraan geen aandacht besteed. Dit geldt eveneens voor het personeel bij andere instellingen en voorzieningen onder de geldende WJHV die zullen overgaan naar de stichting. De Raad adviseert hierin te voorzien en in ieder geval de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen. 12. Zelfstandige leesbaarheid Ondanks het feit dat het wetsvoorstel voortborduurt op de WJHV verdient het aanbeveling het uitgangspunt te hanteren dat de memorie van toelichting zelfstandig leesbaar moet zijn. Vermelding dat bepaalde begrippen ontleend zijn aan die wet en om die reden geen toelichting behoeven (artikel 1) is dan ook niet voldoende. Artikelsgewijs 13. Artikel 3 a. Ingevolge artikel 3, eerste lid, hebben cliënten - behoudens niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen - aanspraak op jeugdzorg. Behoudens de aanspraak op jeugdzorg ingevolge het derde lid, zal het niet de bedoeling zijn dat een in detentie verblijvende jeugdige de mogelijkheid heeft beroep te doen op vrijwillige jeugdzorg. Het verdient naar het oordeel van het college aanbeveling in artikel 3 duidelijker tot uitdrukking te brengen dat deze categorie jeugdigen niet in aanmerking zal komen voor jeugdzorg. b. Ingevolge artikel 3, eerste lid, hebben rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen aanspraak op jeugdzorg. Daarbij is aangesloten bij hetgeen de Vreemdelingenwet 2000 (VW 2000) in de artikelen 10 en 11 bepaalt, te weten de koppeling van aanspraak aan rechtmatig verblijf. Op grond van het zevende lid van artikel 3 is de mogelijkheid gegeven de aanspraken ingevolge het wetsvoorstel te beperken in die gevallen dat de aard, de plaats of de verwachte duur van het verblijf daartoe aanleiding geeft. De in dit kader geformuleerde mogelijkheid is in overeenstemming met artikel 11, eerste lid, van de VW 2000. Anders lijkt dit te liggen met de in het achtste lid van artikel 3 geformuleerde mogelijkheid de aanspraken geheel of gedeeltelijk uit te breiden. Weliswaar geeft artikel 10, tweede lid, van de VW 2000 de mogelijkheid af te wijken van het uitgangspunt van de vereiste koppeling tussen aanspraak en het rechtmatig verblijf, maar dit is uitdrukkelijk beperkt tot het terrein van het onderwijs, de verlening van medische zorg, de voorkoming van inbreuken op de volksgezondheid, en de rechtsbijstand aan de vreemdeling. De aanspraak op jeugdzorg kan niet zonder meer worden aangemerkt als een verbijzondering van één van de genoemde aspecten. Zou hieraan behoefte bestaan dan lijkt aanpassing van de VW 2000 de meest geëigende weg. Daarbij is het echter onvoldoende om, zoals de toelichting stelt, op te merken dat jeugdigen die in de COA-opvang verblijven, in ieder geval over elementaire vormen van jeugdzorg moeten kunnen beschikken, tenzij moet worden aangenomen dat hiertoe op grond van internationaalrechtelijk of Europeesrechtelijk verband verplichtingen bestaan. Een keuze zoals voorgesteld vereist een meer dragende motivering. Bovendien heeft de voorgestelde keuze ook gevolgen voor de financiering van deze jeugdzorg. Ten slotte lijkt het ook nodig tot uitdrukking te brengen dat de toekenning van aanspraken geen recht geeft op rechtmatig verblijf, zoals artikel 10, derde lid, VW 2000 aangeeft. Heroverweging van dit artikelonderdeel komt de Raad aangewezen voor. 14. Artikel 9 Ingevolge het zevende lid worden omtrent een aantal onderwerpen nadere voorschriften voorgeschreven. Met betrekking tot de bij het fungeren als advies- en meldpunt kindermishandeling te hanteren werkwijze is dit eveneens de bedoeling. De tekst van het artikellid, dat overeenkomt met artikel 34b van de WJHV, zoals gewijzigd in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling(zie noot 4), en de toelichting wijken onderling op het punt van de formulering af. In het artikellid is sprake van een verplichting, in de toelichting van een mogelijkheid. Deze inconsistentie dient weggenomen te worden. 15. Artikel 17 In de toelichting met betrekking tot artikel 17 is geen afzonderlijke aandacht besteed aan het derde lid. In dit verband kan verwezen worden naar artikel 9, derde lid. 16. Artikel 21 In het algemeen gedeelte van de toelichting (paragraaf 4.4) wordt in afwijking van de tekst van artikel 21, tweede lid, gesteld dat bij algemene maatregel van bestuur opleidingseisen kunnen worden gesteld, terwijl subdelegatie wordt mogelijk gemaakt. Tekst en toelichting dienen zorgvuldig op elkaar afgesteld te worden. 17. Artikel 33 In artikel 33 van het wetsvoorstel worden de twee doeluitkeringen geregeld, die het Rijk verstrekt aan de provincies en de grootstedelijke regio's. In de toelichting op artikel 30 wordt opgemerkt dat de Awb deze doeluitkeringen onder subsidies rekent. Ingevolge artikel 4:21, derde lid, Awb vallen specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies niet onder de subsidietitel. Wel bestaat de mogelijkheid te bepalen dat in afwijking van artikel 4:21, derde lid, Awb titel 4.2 van die wet van toepassing is op de hier bedoelde uitkeringen.(zie noot 5) Het college geeft in overweging artikel 33 in vorenbedoelde zin aan te vullen dan wel in de toelichting aan te geven waarom hieraan geen behoefte bestaat. 18. Artikel 34 Het verstrekken van subsidies aan provincies ten behoeve van de uitvoering van experimenten of van steunfuncties wordt zowel in artikel 33, eerste lid, als in artikel 34, eerste lid, mogelijk gemaakt. In de toelichting op laatstgenoemd artikelonderdeel wordt opgemerkt dat hier sprake is van het rechtstreeks subsidiëren van door de provincie uit te doen voeren experimenten of steunfuncties. Nu het blijkens de formulering van artikel 33, eerste lid, onderdeel a, ook mogelijk is aan de provincie subsidie te verstrekken voor dit doel, is zonder nadere toelichting het bedoelde onderscheid niet duidelijk. De toelichting behoeft aanvulling. 19. Artikel 35 Aangezien in artikel 34, vierde lid, reeds de mogelijkheid tot nadere regeling bij algemene maatregel van bestuur is voorzien in zoverre het de daar bedoelde voogdij-instellingen betreft, dient de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 35, tweede lid, beperkt te blijven tot artikel 34, eerste lid. 20. Artikel 37 In artikel 37, tweede lid, is in afwijking van hetgeen de toelichting terzake opmerkt, geen melding gemaakt van het verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 40. De inconsistentie dient opgeheven te worden. 21. Artikel 42 De toelichting dient meer inhoudelijk in te gaan op de in dit artikel bedoelde situaties. 22. Transponeringstabel Het zou de duidelijkheid ten goede komen indien aan de memorie van toelichting een overzicht zou worden toegevoegd waarin werd aangegeven op welke wijze de WJHV is overgenomen in de nieuwe Wet op de jeugdzorg. 23. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 september 2016, no.2016001551, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels omtrent het definiëren, ordenen en beschikbaarstellen van gegevens in het primair en (voortgezet) speciaal onderwijs (Besluit informatievoorziening WPO/WEC), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent het definiëren, ordenen en beschikbaarstellen van gegevens in het primair en (voortgezet) speciaal onderwijs (Besluit informatievoorziening WPO/WEC), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing, het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming en het voorzien in nadere regels, in verband met de aanwijzing van Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente (aanwijzing Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing, het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming en het voorzien in nadere regels, in verband met de aanwijzing van Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente (aanwijzing Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2012, no.12.000366, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels tot intrekking van de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels tot intrekking van de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 januari 2009, no.09.000158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende regels tot intrekking van de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Etten-Leur van 11 februari 2008.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Etten-Leur van 11 februari 2008.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 17 februari 2009, no.BJZ2009011887, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Etten-Leur van 11 februari 2008. Dit besluit strekt tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in de basisvorming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in de basisvorming.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet ambulancezorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet ambulancezorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Botswana inzake de export en handhaving van socialezekerheids-uitkeringen; Gabarone, 24 februari 2006 (Trb. 2006, 89), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Botswana inzake de export en handhaving van socialezekerheids-uitkeringen; Gabarone, 24 februari 2006 (Trb. 2006, 89), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende indieningsvereisten voor aanvragen om bouwvergunning en voorschriften omtrent het opnemen van gegevens in het openbaar bouwregister (Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende indieningsvereisten voor aanvragen om bouwvergunning en voorschriften omtrent het opnemen van gegevens in het openbaar bouwregister (Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2006, no.06.004195, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2014, no.2014001376, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de verstrekking van tijdelijke bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor het verbeteren van de leefbaarheid, de re-integratie naar duurzaam betaald werk en het bevorderen van de maatschappelijke participatie (Besluit tijdelijke bijzondere uitkeringen integrale projecten BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de verstrekking van tijdelijke bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor het verbeteren van de leefbaarheid, de re-integratie naar duurzaam betaald werk en het bevorderen van de maatschappelijke participatie (Besluit tijdelijke bijzondere uitkeringen integrale projecten BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2014, no.2014001930, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent de verstrekking van tijdelijke bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor het verbeteren van de leefbaarheid, de re-integratie naar duurzaam betaald werk en het bevorderen van de maatschappelijke participatie (Besluit tijdelijke bijzondere uitkeringen integrale projecten BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet Politieregisters en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met het oog op de uitvoering van de op 29 mei 2000 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet Politieregisters en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met het oog op de uitvoering van de op 29 mei 2000 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik meststoffen, het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen en het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (aanscherping gebruiksregels meststoffen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik meststoffen, het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen en het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (aanscherping gebruiksregels meststoffen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2005, no.05.002422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik meststoffen, het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen en het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (aanscherping gebruiksregels meststoffen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe de belasting van de bodem en het water door fosfaat- en stikstofverbindingen afkomstig uit dierlijke meststoffen en stikstofkunstmest verder terug te dringen. Tevens dient dit besluit om de stankhinder en de emissie van potentieel verzurende stoffen te beperken. Het ontwerpbesluit bevat daartoe voorschriften die beperkingen stellen aan de periode waarin, de omstandigheden waaronder en de wijze waarop deze meststoffen kunnen worden aangewend. De onderhavige wijziging van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen (Bgm) is in hoofdzaak noodzakelijk om te voldoen aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJEG) van 2 oktober 2003 in de inbreukprocedure tegen Nederland(zie noot 1) en aan het akkoord dat vervolgens met de Europese Commissie is bereikt over aanpassingen in de Nederlandse wetgeving ter voldoening aan de Nitraatrichtlijn(zie noot 2) (brieven aan de Tweede Kamer van 19 mei 2004 en 1 juli 2004; Kamerstukken II 2003/04, 28 385, nrs. 26 en 37). In samenhang met de bereikte overeenstemming met de Europese Commissie wordt tevens het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (Lotv) aangepast. Daarin worden de bemestingvrije zones aangepast. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt onder meer opmerkingen over de regeling van het onderscheid tussen natuurterrein en landbouwgrond, de regeling van de bewijsvoering en de nadere regeling van de teeltvrije zone in het Lotv. Verder vraagt hij aandacht voor economische gevolgen die de voorgestelde aanscherpingen van de regels voor het gebruik van meststoffen zullen hebben. Hij is van mening dat enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. Verhouding tot Uitvoeringsbesluit MeststoffenwetVoor de definitie van een aantal begrippen verwijst de voorgestelde aanhef van het eerste lid van artikel 1 Bgm (artikel I, onderdeel A) naar definities in het voorstel tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen) (hierna: nieuwe Meststoffenwet).(zie noot 3) Ten aanzien van de begrippen veengrond, zand- of lössgrond en kleigrond is in artikel 1, vierde lid, nieuwe Meststoffenwet bepaald dat deze voor de toepassing van de wet zullen worden aangeduid op de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen kaarten. In paragraaf 4.3 van de nota van toelichting wordt opgemerkt dat de bedoelde grondsoortenkaarten zullen worden vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (bijlage bij artikel 3 van dat besluit). Ook op een aantal andere onderdelen is er een samenhang van het ontwerpbesluit met het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, zoals op het punt van de gebruiksnormen die zullen gelden in de teeltvrije zones die in het Lotv worden vastgelegd (artikel III, onderdeel B; paragraaf 2.6 van de nota van toelichting). De adviesaanvraag over het ontwerp Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet is onlangs bij de Raad van State binnengekomen. In verband met het verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om over het onderhavige ontwerpbesluit met spoed te adviseren, brengt de Raad daarover reeds thans advies uit en stelt hij dit niet uit totdat hij over het omvangrijke andere ontwerpbesluit adviseert. Gelet op de samenhang tussen het ontwerpbesluit en het ontwerp Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet maakt hij het voorbehoud dat hij in zijn advies over het ontwerp Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet zonodig op de samenhang tussen beide besluiten terug zal komen.2. Begrip natuurterreinHet begrip natuurterrein is van belang voor de vraag of op de betrokken grond de gebruiksnormen van het Bgm van toepassing zijn of de ruimere gebruiksnormen voor landbouwgrond op basis van de nieuwe Meststoffenwet.In artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1 Bgm) wordt "natuurterrein" gedefinieerd als: grond met een houtopstand, alsmede grasland, heideveld, ven, hoogveenterrein, zandverstuiving, duinterrein, kwelder, schor, gors, slik, riet- en ruigtland, griend en laagveenmoeras, voor zover het geen landbouwgrond is.Als gevolg van de toevoeging "grasland" sluit deze definitie niet goed aan op de definitie van "grasland" in de aanhef van het eerste lid van artikel 1 Bgm, waarin voor deze definitie wordt verwezen naar artikel 1, eerste lid, van de nieuwe Meststoffenwet. Daarin wordt onder "grasland" verstaan: landbouwgrond waarop gras wordt geteeld dat is bestemd om te worden gebruikt als veevoer. Bovendien is, mede gelet op het gestelde in paragraaf 4.1 van de nota van toelichting, onduidelijk of het criterium in deze definitie van natuurterrein "voor zover het geen landbouwgrond is" aansluit op de wijze waarop in artikel 2, tweede lid, van de nieuwe Meststoffenwet het gebruiksregime van die wet ten opzichte van dat voor natuurterreinen is afgebakend.(zie noot 4) Ingevolge die bepaling zijn de gebruiksnormen van de Meststoffenwet niet van toepassing op "natuurterreinen die de hoofdfunctie natuur hebben".De Raad adviseert de definitie van natuurterrein in het ontwerpbesluit op beide genoemde punten nader te bezien. Indien het noodzakelijk wordt geacht dat ten aanzien van bepaalde categorieën grasland regels worden gesteld die afwijken van het gebruiksregime van de nieuwe Meststoffenwet, ware daarvoor een afzonderlijke regeling in het ontwerpbesluit op te nemen.3. BodemanalyseIngevolge artikel 4b, derde lid, Bgm kan het gebruik van meststoffen op grond die na vernietiging van de graszode is beteeld met de in die bepaling bedoelde gewassen, slechts plaats vinden voorzover uit een representatief grondmonster is gebleken dat, rekening houdend met de minerale stikstof en met de toevoer van stikstof door netto-mineralisatie van voorraden organische stikstof in de bodem, de aanwezige hoeveelheid stikstof onvoldoende is om te voldoen aan de behoefte van het desbetreffende gewas. In paragraaf 2.4 van de nota van toelichting wordt in dit verband gewezen op een bemestingsadvies. Voorts wordt in paragraaf 9, naar aanleiding van het advies van de Technische commissie bodembescherming (TCB), opgemerkt dat bewust is gekozen voor een globaal voorschrift om "de praktijk" in staat te stellen routines te ontwikkelen die het best aansluiten bij de landbouwpraktijk. Die aanpak past ook in het kabinetsstreven om onnodige detailregelgeving en lasten terug te dringen. Naar de mening van de Raad zal met het oog op de kwaliteit en de doelmatigheid van de handhaving moeten zijn gewaarborgd dat het bemestingsadvies van een laboratorium aan de nodige eisen met betrekking tot deskundigheid en onafhankelijkheid voldoet.In paragraaf 2.4 van de nota van toelichting worden al wel enige eisen met betrekking tot de hier bedoelde bodemanalyse geformuleerd, terwijl in de toelichting op artikel I, onderdeel J, ervan uit wordt gegaan dat in bijlage I voorwaarden ten aanzien van de bodemanalyse zijn opgenomen, hetgeen evenwel niet het geval is.De Raad adviseert het ontwerpbesluit op dit punt aan te vullen en de toelichting daarop aan te passen.4. Regeling van de bewijsvoeringIn paragraaf 6.5 van de nota van toelichting, Administratieve lasten, wordt erop gewezen dat ten aanzien van het gebruik van dierlijke mest of andere meststoffen op een natuurterrein of op overige grond de verplichting geldt om beweidingsgegevens en afschriften van afleveringsbewijzen te bewaren, teneinde aannemelijk te kunnen maken dat er niet meer dierlijke mest is gebruikt dan 20 kilogram fosfaat per hectare per jaar. Deze verplichting bestaat volgens de toelichting evenwel al op grond van het geldende Bgm. Daarbij wordt gedoeld op de verwijzing in artikel 2, tweede lid, naar het nu nog geldende Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet. De verwijzing in het Bgm naar reken- en verantwoordingsregels op grond van de Meststoffenwet komt nu te vervallen. In de toelichting wordt opgemerkt dat de wijze van aannemelijk maken vormvrij is gehouden en dat de vermindering van de administratieve lasten die hiermee gepaard gaat, is meegenomen bij het bepalen van de administratieve lasten van de nieuwe Meststoffenwet. De Raad neemt aan dat veehouders, in aansluiting op de bestaande praktijk, de mogelijkheid zullen hebben om het gebruik van meststoffen overeenkomstig het Bgm op natuurterreinen en op overige grond aannemelijk te maken aan de hand van de op grond van de nieuwe Meststoffenwet te stellen verantwoordingsvoorschriften. De Raad adviseert hierover in de nota van toelichting duidelijkheid te verschaffen.5. Wijziging Lotv: verhouding tot regime voor bestrijdingsmiddelenIn het Lotv is de regeling van de bemestingsvrije zone (artikel 16) gekoppeld aan de regeling van de teeltvrije zone in artikel 13 van dat besluit. Die laatste regeling strekt ertoe te voorkomen dat bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht komen. Met de wijziging van het Lotv in het ontwerpbesluit (artikel III) wordt de bemestingsvrije zone verbreed tot 500 centimeter langs de bij het uitvoeringsbesluit Meststoffen aangewezen wateren. De voorgestelde verbreding van de bemestingsvrije zones brengt als gevolg van de daaraan gekoppelde teeltvrije zones mee dat eveneens over een groter gebied beperkingen worden aangebracht ten aanzien van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De toelichting geeft als reden voor het ook teeltvrij houden van de gehele bemestingsvrije zone dat de handhaving van het bemestingsverbod eenvoudiger wordt (par. 2.6, zesde alinea). Nu de verbreding van de teeltvrije zone langs de bedoelde wateren gepaard gaat met een aanzienlijke beperking van de eigendom, zal, ook al wordt in paragraaf 6 van de nota van toelichting de mogelijkheid van nadeelcompensatie in het vooruitzicht gesteld, de noodzaak van die beperking naar de mening van de Raad duidelijker moeten blijken. Hij adviseert daarom in ieder geval in de nota van toelichting nader te verantwoorden waarom niet kan worden volstaan met het instellen van een bemestingvrije zone.6. Gevolgen voor het bedrijfslevenIn paragraaf 6.1 van de nota van toelichting worden de gevolgen voor het bedrijfsleven van de aanpassingen ter voldoening aan het arrest van het HvJEG van 2 oktober 2003 besproken. Daarin wordt gesteld dat de maatregelen ten aanzien van de aanscherping van de uitrijregels tot gevolg zullen hebben dat het moment van aanwending van de dierlijke meststoffen zal verschuiven. Daarnaast zullen veehouders voor voldoende opslagcapaciteit moeten zorg dragen, in verband met de langere periodes waarin niet mag worden uitgereden. Hoewel de implementatie van de Kaderrichtlijn water(zie noot 5) en die van de toekomstige Grondwaterrichtlijn(zie noot 6) wellicht nog verdergaande gevolgen voor het agrarische bedrijfsleven zullen meebrengen, adviseert de Raad reeds bij de aanscherping van de gebruiksregels in dit ontwerpbesluit in te gaan op de vraag welke daarvan de economische gevolgen voor de agrarische bedrijven zijn.7. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij onder meer de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij onder meer de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2009, no.09.000565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij onder meer de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2005, no.05.004048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel introduceert het bromfietsrijbewijs. Eén van de gevolgen hiervan is dat bepaalde justitiële bevoegdheden die zijn gekoppeld aan een rijbewijs, zoals de mogelijkheid van invordering, ook ten aanzien van bromfietsers mogelijk worden. Het tot wet verheffen van dit wetsvoorstel heeft tot gevolg dat het rijbewijs voor bromfietsers: - kan worden ingevorderd en ingehouden (wegens een te hoog alcoholgehalte in het bloed en wegens snelheidsovertreding) op grond van het voorgestelde artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) en - ongeldig kan worden verklaard in het kader van de vorderingsprocedure op grond van artikel 130 en volgende van die wet.(zie noot 1) De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de voorgestelde fasering bij de invoering van het bromfietsrijbewijs, waarbij in de tweede fase een praktijkexamen zal worden ingevoerd. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Uit onderzoek blijkt dat jonge bromfietsers het hoogste ongevalrisico lopen van alle verkeersdeelnemers in Nederland. Het Actieplan jonge bromfietsers formuleert de concrete doelstelling dat het aantal slachtoffers onder jonge bromfietsers met 50% moet worden teruggedrongen. Kenmerkend is dat voor het hoge ongevalrisico onder jongeren niet één specifieke oorzaak is aan te wijzen, doch dat diverse oorzaken bestaan. Uit de memorie van toelichting wordt duidelijk dat - naast invoering van het bromfietsrijbewijs - ook andere maatregelen worden genomen.(zie noot 2) In het licht van de aard en diversiteit van de oorzaken voor verkeersongevallen bij jonge bromfietsers is het niet zonder meer aannemelijk dat de mogelijkheid tot invordering van het rijbewijs op grond van artikel 164 WVW 1994 (eventueel gevolgd door ongeldig verklaring) substantieel zal bijdragen aan de oplossing van het probleem, mede omdat bij de belangrijke oorzaken niet het alcoholmisbruik of de snelheidsovertredingen worden genoemd. De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op de te verwachten effecten zowel in de preventieve als repressieve zin van de mogelijkheid van invoering van het bromfietsrijbewijs. 2. Een belangrijk kenmerk van elk rijbewijs is dat dit slechts kan worden verkregen nadat zowel een theorie- als een praktijkexamen zijn afgelegd. Dat het wetsvoorstel beoogt de bromfietsers ook in dit opzicht onder het rijbewijs- regime te brengen, volgt uit de voorgestelde aanvulling van artikel 111, eerste lid, WVW 1994(zie noot 3). Dit artikel bepaalt - voorzover hier van belang- dat een rijbewijs slechts wordt afgegeven aan degene die () "beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid". Voor rijbewijzen geldt dat deze rijvaardigheid wordt getoetst door middel van een praktijkexamen. Het wetsvoorstel voorziet een invoering van de rijbewijsverplichting voor bromfietsers in twee fasen, waarbij voor het verkrijgen van het rijbewijs in de eerste fase geen andere exameneisen gelden dan voor het thans reeds verplichte certificaat. Dit betekent dat in deze fase een bromfietsrijbewijs kan worden verkregen na het afleggen van een theorie-examen. Invoering van een rijbewijs waarvoor de rijvaardigheid niet wordt getoetst, betekent invoering van een rijbewijs dat op een essentieel onderdeel niet voldoet aan de eisen die - in overeenstemming met het systeem van de WVW 1994 - aan een rijbewijs moeten worden gesteld. De Raad constateert dat ook het openbaar ministerie in zijn advies over het wetsvoorstel onder een volwaardig rijbewijs dat kan bijdragen aan het terugdringen van het aantal slachtoffers verstaat een rijbewijs dat alleen kan worden verkregen wanneer betrokkene heeft aangetoond over voldoende theoretische en praktische vaardigheden te beschikken. De Raad is van oordeel dat de in de toelichting(zie noot 4) geschetste voordelen van een gefaseerde aanpak niet overtuigen. De Raad merkt hierbij op dat de voortgang van het project NRD het weliswaar wenselijk maakt om de categorie AM reeds op dit document te vermelden, doch dat daarbij - blijkens de toelichting- vooralsnog volstaan kan worden met vermelding van een "loze" categorie op het nieuwe document, zolang nog niet is voorzien in een rijbewijsplicht met bijbehorend examen.(zie noot 5) In aanmerkingnemend dat de tijdspanne tussen de uitvoering van het tot wet verheven wetsvoorstel en de invoering van het praktijkexamen blijkens de memorie van toelichting acht à negen maanden zal belopen, adviseert de Raad dat met invoering van een bromfietsrijbewijs te wachten tot, door invoering van een praktijkexamen, dit rijbewijs een volwaardig rijbewijs is. 3. In de tweede fase zullen extra vaardigheidseisen worden gesteld voor het behalen van het bromfietsrijbewijs, door de invoering van een praktijkexamen.(zie noot 6) Het is aannemelijk dat een dergelijk examen zal bijdragen aan het terugdringen van het aantal slachtoffers van ongevallen met bromfietsen, omdat het gebrek aan ervaring hierdoor enigszins wordt gecompenseerd. Een kwantificering van dit positieve effect, bijvoorbeeld aan de hand van vergelijkbare (buitenlandse) ervaringen, ontbreekt. De Raad adviseert om in de toelichting een inschatting van dit effect te geven. 4. De administratieve lasten voor de burger als gevolg van de invoering van het bromfietsrijbewijs zijn niet onaanzienlijk. De toelichting gaat hierop uitgebreid in.(zie noot 7) Ook is er een toename van de lasten te verwachten voor de bij de uitvoering betrokken instanties, zoals het openbaar ministerie in verband met de uitvoering van de vordering- en inhoudingbevoegdheid.(zie noot 8) Deze administratieve lasten van het openbaar ministerie worden in de toelichting echter niet gekwantificeerd. De Raad adviseert dit alsnog te doen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen na de decentralisaties in het sociale en fysieke domein.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen na de decentralisaties in het sociale en fysieke domein.En nu verder!
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2011, no.11.001659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van boetetarieven voor overtredingen van de Drank- en Horecawet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van boetetarieven voor overtredingen van de Drank- en Horecawet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2004, no.04.003940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van boetetarieven voor overtredingen van de Drank- en Horecawet, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. Hierin is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur een bijlage wordt vastgesteld, waarin per overtreding wordt bepaald welk bedrag aan boete door de minister kan worden opgelegd. Volgens de nota van toelichting is bij de totstandkoming van de bijlage aansluiting gezocht bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en zijn de bedragen afgestemd met het openbaar ministerie om te bewerkstelligen dat de geldende richtbedragen van de Wet op de economische delicten (Richtlijn voor strafvordering Drank- en Horecawet, 2004R002) en de tarieven in het ontwerpbesluit op elkaar aansluiten. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen met betrekking tot de motivering van de hoogte van de boetebedragen en de voorgestelde recidiveregeling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Ingevolge de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens brengt artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden het vereiste mee dat de verhouding tussen de zwaarte van de sanctie en de ernst van de gedraging evenredig is en dat de rechter de aan hem voorgelegde sanctie vol kan toetsen. Derhalve dienen aan de motivering door de wetgever van het te hanteren tarief hoge eisen te worden gesteld. In dit verband is het relevant dat de minister op grond van artikel 44a, vierde lid, van de Drank- en Horecawet de boete lager kan stellen dan in de bijlage is bepaald ingeval het bedrag van de boete op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog moet worden geacht. Het afstemmen van de bedragen in het ontwerpbesluit aan de Richtlijn voor strafvordering Drank- en Horecawet kan voorts een belangrijke bijdrage leveren aan de noodzakelijke motivering. Deze bedragen zijn immers in de strafrechtelijke praktijk ontwikkeld. Een enkele verwijzing naar de door het openbaar ministerie gehanteerde tarieven voldoet evenwel niet aan het hiervoor gegeven uitgangspunt dat aan de motivering van het tarief hoge eisen moeten worden gesteld. De Raad adviseert de boetebedragen nader in de toelichting te motiveren. 2. In artikel 3, derde en vierde lid, van het ontwerpbesluit is een regeling opgenomen voor recidive, onderscheidenlijk herhaalde recidive. Ingeval van recidive wordt de boete met 50% verhoogd, ingeval van herhaalde recidive met 100%. De Raad wijst er in dit verband op dat uitgangspunt van de Drank- en Horecawet is dat overtredingen die geen direct gevaar opleveren voor de gezondheid en de veiligheid, in beginsel bestuursrechtelijk en tegen een vast tarief kunnen worden afgedaan. Dit stemt overeen met de opvatting van de Commissie voor de Toetsing van Wetgevingsvraagstukken dat de bestuurlijke boete slechts mag worden ingevoerd voor relatief eenvoudige overtredingen, waarbij geen behoefte bestaat om rekening te houden met omstandigheden van het concrete geval, zoals recidive, de ernst van het feit, het berokkende nadeel of het behaalde voordeel.(zie noot 1)De voorgestelde recidiveregeling verplicht tot het opleggen van een vaste boete bij recidive. Naar het oordeel van de Raad kan het bij recidive, en zeker bij herhaalde recidive, gaan om overtredingen die niet los van de omstandigheden van het concrete geval kunnen worden beoordeeld. In voorkomend geval dienen de met de dader samenhangende feiten en belangen te worden gewogen en afgewogen en moet er op de maat van het individuele geval worden afgestemd. Dit brengt mee dat ook de minister de gelegenheid moet hebben om een sanctie op te leggen die in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel. Ook de rechter zal het boetebesluit op dit punt volledig toetsen. Een verplicht op te leggen vaste boete in geval van recidive, ook al betreft het een lichte overtreding, is naar het oordeel van de Raad niet passend. De Raad acht het voor de hand te liggen aan te sluiten bij artikel 44a, vierde lid, van de Drank- en horecawet. Overigens wijst de Raad er in dit verband op dat in artikel 3, derde lid, van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, waarbij met het ontwerpbesluit aansluiting is gezocht, ervan is afgezien een vaste (verhoogde) boete op recidive te stellen. Bepaald is in dat artikel dat in geval van recidive de boete kan worden verhoogd, indien de ernst van de gedraging, de verwijtbaarheid en de omstandigheden daartoe aanleiding geven. De Raad adviseert artikel 3, derde en vierde lid, van het ontwerpbesluit aan te passen. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een mogelijkheid tot tariefdifferentiatie ter zake van de transporttarieven van elektriciteit (Besluit differentiatie tarieven transport elektriciteit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een mogelijkheid tot tariefdifferentiatie ter zake van de transporttarieven van elektriciteit (Besluit differentiatie tarieven transport elektriciteit).Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2011, no.11.001753, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een mogelijkheid tot tariefdifferentiatie ter zake van de transporttarieven van elektriciteit (Besluit differentiatie tarieven transport elektriciteit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van tijdelijke regels voor mediaconcentraties (Tijdelijke wet mediaconcentraties), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van tijdelijke regels voor mediaconcentraties (Tijdelijke wet mediaconcentraties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van richtlijn 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999, betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PbEG L 163) en richtlijn 96/62/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van richtlijn 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999, betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PbEG L 163) en richtlijn 96/62/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten in verband met de mogelijkheid van een waarschuwing en een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten in verband met de mogelijkheid van een waarschuwing en een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2016, no.2016000998, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten in verband met de mogelijkheid van een waarschuwing en een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Amendement nr.7 van de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Udo en Feenstra bij het voorstel van wet tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie biociden richtlijn), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Amendement nr.7 van de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Udo en Feenstra bij het voorstel van wet tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie biociden richtlijn), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2001, no.01.005040, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Amendement nr.7 van de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Udo en Feenstra bij het voorstel van wet tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie biociden richtlijn), met toelichting. 1. Inleiding Bij het wetsvoorstel implementatie biociden richtlijn(zie noot 1) hebben de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Van Ardenne-Van der Hoeven, Udo en Feenstra een amendement ingediend dat ertoe strekt dat biociden waarvan de werkzame stof overeenkomstig richtlijn 98/8/EG(zie noot 2) is aangemeld bij de Commissie en de benodigde gegevens daarbij zijn verstrekt, geacht worden te zijn toegelaten of geregistreerd.(zie noot 3) De vraag is opgekomen of dit amendement in overeenstemming is met richtlijn 98/8/EG. Volgens de toelichting is het doel van het amendement enerzijds het Nederlandse toelatingsbeleid te laten sporen met de Europese beoordeling en anderzijds te bevorderen dat de beoordeling onder Nederlandse omstandigheden plaatsvindt aan de hand van volledige Europese dossiers. Op deze wijze kan de beschikbare beoordelingscapaciteit van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) optimaal worden ingezet om de allerwege noodzakelijk geachte voortvarende Europese beoordeling van bestaande werkzame stoffen te bewerkstelligen. Tevens wordt hiermee volgens de toelichting bereikt, dat de beoogde (en door het kabinet onderschreven) herprioritering van het CTB - voorzover nodig - een sterkere juridische verankering in de wet krijgt. Uit deze toelichting, in samenhang met hetgeen in de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is besproken, kan worden afgeleid dat het in wezen om twee problemen gaat. Ten eerste is er verzet tegen het in Europees licht bezien restrictieve beleid met betrekking tot het op de Nederlandse markt toelaten van biociden. Dat zet het Nederlandse bedrijfsleven op achterstand en houdt ook de ontwikkeling in Nederland tegen. Ten tweede zijn er zorgen over de voortgang van de afhandeling van aanvragen voor de toelating of registratie van biociden door het CTB. Bij deze twee punten komt de vraag op of de gekozen oplossing - een bepaling waarbij de voorlopige toelating respectievelijk registratie van bepaalde biociden van rechtswege plaatsvindt - in overeenstemming is met de richtlijn. Alvorens op het amendement zelf in te gaan, gaat de Raad van State eerst in op de hoofdregels van het systeem en de vraag of daarbij sprake is van volledige harmonisatie of van minimumharmonisatie, op de overgangsregels en - voorzover van belang - op de regels van de richtlijn met betrekking tot de afhandeling van aanvragen. 2. Basisregels van het systeem van richtlijn 98/8/EG Artikel 1 van de richtlijn bepaalt dat de richtlijn betrekking heeft op de toelating en het op de markt brengen met het oog op het gebruik van biociden in de lidstaten, op de wederzijdse erkenning van toelating binnen de Gemeenschap en op de vaststelling op Gemeenschapsniveau van een positieve lijst van werkzame stoffen die in biociden mogen worden gebruikt. De richtlijn is van toepassing op een limitatieve lijst van biociden (artikel 2, eerste lid, onderdeel a). De richtlijn laat onverlet de toepassing van andere toepasselijke communautaire bepalingen of in overeenstemming daarmee genomen maatregelen, zoals in het bijzonder de richtlijnen inzake gevaarlijke stoffen en de bescherming van werknemers (artikel 1, derde lid). Artikel 3 legt de lidstaten de verplichting op, te bepalen dat biociden slechts op de markt gebracht en gebruikt mogen worden als zij overeenkomstig de richtlijn zijn toegelaten. Voor biociden met een gering risico wordt ingevolge het tweede lid volstaan met registratie. De richtlijn laat geen ruimte voor het stellen van nationale, extra voorwaarden. Deze benadering is ook gevolgd in artikel 4, dat de wederzijdse erkenning van toelatingen regelt. Dit artikel bepaalt evenwel uitdrukkelijk dat de wederzijdse erkenning geen afbreuk doet aan de door de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht genomen maatregelen ter bescherming van werknemers. Dit lijkt echter overbodig omdat dit reeds volgt uit artikel 1, derde lid. Artikel 5 van de richtlijn regelt dat de lidstaten een biocide slechts toelaten, indien de daarin werkzame stoffen - kort gezegd - aan de eisen van de richtlijn voldoen en indien is vastgesteld dat op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis en aan de hand van het gedane onderzoek voor het dossier volgens gemeenschappelijke beginselen is vastgesteld dat het biocide aan voorwaarden van werkzaamheid, veiligheid, milieu-eisen en dergelijke voldoet. In bijlage VI van de richtlijn zijn de gemeenschappelijke beginselen voor de evaluatie van dossiers voor biociden neergelegd, waarin in detail wordt beschreven op welke wijze en met welke maatstaven de beoordeling dient plaats te hebben. Ook op dit punt beschikken de lidstaten niet over een beleidsmarge. In uitzonderlijke gevallen kunnen de lidstaten voor een korte periode toelaten dat biociden die niet aan de voorwaarden voldoen, op de markt worden gebracht voor een beperkt en gecontroleerd gebruik indien dat noodzakelijk blijkt wegens een onvoorzien, niet op andere wijze te bestrijden, gevaar (artikel 15, eerste lid). Uit hetgeen hiervoor is beschreven, kan worden afgeleid dat in het stelsel van de richtlijn sprake is van volledige harmonisatie, waarbij de lidstaten geen ruimte meer is gegeven voor het stellen van strengere of aanvullende voorwaarden. De richtlijn bevat geen bepaling die dat mogelijk maakt, naast hetgeen hiervoor is beschreven. Eenzelfde conclusie kan worden getrokken op basis van overweging 9 van de considerans: "Overwegende dat het nodig is te zorgen voor gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling en toelating van biociden om een geharmoniseerde benadering door de lidstaten te verzekeren." Overweging 10 van de considerans lijkt hiermee in strijd: "Overwegende dat de lidstaten niet mag worden verhinderd nadere eisen aan het gebruik van biociden te stellen, voorzover die extra eisen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht en met name niet strijdig zijn met de bepalingen van deze richtlijn en dienen ter bescherming van het milieu en de gezondheid van mens en dier, bijvoorbeeld door epidemiebeheersing en bescherming van voedsel en diervoeders." Echter, hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de considerans wel een hulpmiddel kan zijn bij de interpretatie van een regel, maar niet zelfstandig een zodanige regel kan geven.(zie noot 4) Zoals hiervoor aan de orde is geweest zijn aanvullende maatregelen alleen toegestaan in het kader van artikel 1, derde lid, van de richtlijn (dus in het kader van andere communautaire regels). Deze overweging moet wel worden geacht daarop betrekking te hebben, aangezien er in de richtlijn zelf geen andere aanknopingspunten zijn te vinden. In ieder geval kan overweging 10 van de considerans niet tot gevolg hebben dat de lidstaten het beoordelingskader van de richtlijn zelf kunnen aanvullen met (strengere) maatregelen die betrekking hebben op de in de richtlijn geregelde aspecten, behalve dan in het kader van artikel 95, vierde en vijfde lid, van het EG-Verdrag. 3. Overgangsregels van de richtlijn Reden voor de invoering van de richtlijn was dat de regels met betrekking tot biociden in de lidstaten uiteenlopen. Om de bestaande toelatingen en registraties op één lijn te brengen is een programma opgezet waarbij de Commissie in een periode van tien jaar een systematisch onderzoek verricht naar alle werkzame stoffen die bij de inwerkingtreding van de richtlijn reeds op de markt zijn als werkzame stoffen voor een biocide (artikel 16, tweede lid). Voor de uitvoering van dit programma is een aparte verordening vastgesteld.(zie noot 5) De uitkomsten van dit onderzoeksprogramma worden gedurende een periode van tien jaren verwerkt in de in de bijlage bij de richtlijn opgenomen limitatieve lijst van werkzame stoffen. Telkens als een dergelijk besluit is genomen, dienen de lidstaten daarmee in overeenstemming te handelen door de desbetreffende biociden alsnog toe te laten of te registreren dan wel de toelatingen of registraties in te trekken. Aan dit onderzoeksprogramma is verbonden dat de lidstaten gedurende deze tien jaar hun huidige systeem of praktijk met betrekking tot het op de markt brengen van biociden mogen blijven toepassen in afwijking van artikel 3, eerste lid (toelating alleen overeenkomstig de richtlijn), artikel 5, eerste lid, (toelating slechts wanneer de werkzame stoffen op de lijst staan en voldaan is aan overige voorwaarden) en artikel 8, tweede en vierde lid (overlegging documenten en inhoud dossiers). In het bijzonder de toelating van biociden die niet op de lijst staan is toegestaan op grond van deze regel, mits deze biociden bij de inwerkingtreding van de richtlijn reeds op de markt waren. In zoverre is dus sprake van een "stand still". Zodra echter een beslissing is genomen over de desbetreffende stof in het kader van het tienjarenprogramma, dient de nationale praktijk daarmee in overeenstemming te worden gebracht. Het praktische gevolg van deze bepaling is dat een toelating of registratie kan worden gehandhaafd zolang geen beslissing is genomen over de desbetreffende werkzame stof, mits die stof bij de inwerkingtreding reeds op de markt was. Een verbod kan worden gehandhaafd zolang de desbetreffende werkzame stof niet in de lijst wordt opgenomen. Bij het handhaven van een verbod dienen evenwel (uiteraard) de regels inzake het vrije verkeer in acht te worden genomen.(zie noot 6) De bevoegdheid van de lidstaten om producten te verbieden, blijft ingevolge het evenredigheidsbeginsel beperkt tot datgene wat noodzakelijk is ter verwezenlijking van het rechtmatig streven de gezondheid te beschermen.(zie noot 7) De lidstaten mogen bovendien weliswaar een biocide dat in een andere lidstaat reeds is toegelaten aan een nieuwe onderzoeks- en toelatingsprocedure onderwerpen, maar daarbij moet wel worden bijgedragen aan een verlichting van de controles in het intracommunautaire handelsverkeer en rekening worden gehouden met de technische of chemische analyses of laboratoriumproeven die reeds in een andere lidstaat zijn verricht.(zie noot 8) Los van de mogelijkheid die artikel 16 biedt, is het in het kader van de hoofdregel niet noodzakelijk om voor de toelating van een biocide met een nieuwe werkzame stof te wachten met de toelating of registratie totdat de desbetreffende stof op de lijst is geplaatst. Artikel 15, tweede lid, van de richtlijn bepaalt dat een lidstaat het desbetreffende middel voor een periode van maximaal drie jaar kan toelaten of registreren indien het onderzoek door de lidstaat aan de hand van het dossier leidt tot de conclusie dat de werkzame stof overigens aan alle voorwaarden voldoet. Deze voorlopige toelating dient zo nodig te worden aangepast indien later een beslissing wordt genomen over het plaatsen van de werkzame stof op de lijst. Voorwaarde voor voorlopige toelating is, dat geen van de lidstaten volgens de daarvoor geldende procedure gegronde bezwaren uit tegen de voorlopige toelating. Indien dat wel gebeurt, wordt onverwijld een besluit genomen over de volledigheid van de dossiers. Als er na de periode van drie jaar nog geen uitsluitsel is, mag de periode met nog een jaar worden verlengd. 4. Afhandeling van aanvragen De procedures voor toelating en registratie zijn met de richtlijn verregaand geharmoniseerd. Zo zijn gedetailleerde regels opgenomen over de aanvraag en de daarbij te vertrekken gegevens. Ook zijn regels over beslistermijnen gesteld. Elke aanvraag om toelating moet zonder onnodige vertraging worden afgehandeld (artikel 3, derde lid, onder i). Op een aanvraag om registratie moet binnen 60 dagen worden beslist (artikel 3, derde lid, onder ii). Op een aanvraag om toelating of registratie van een biocide dat reeds in een andere lidstaat is toegelaten of geregistreerd dient binnen 120, onderscheidenlijk 60 dagen te worden beslist indien de werkzame stof is vermeld op de lijst (artikel 4, eerste lid). Voor de situatie waarin de werkzame stof niet op de lijst staat, een situatie die zich bij de toepassing van de overgangsregels kan voordoen, voorziet deze bepaling niet in een termijnstelling. 5. Het amendement Zoals in de inleiding is vermeld, zijn bij dit amendement de volgende aspecten van belang: - de mogelijkheid tot het voeren van een restrictief, dan wel ruimhartig beleid betreffende toelating en registratie van biociden; - de termijn voor afhandeling van aanvragen; - de gekozen oplossing: toelating en registratie van rechtswege. Hierna wordt op deze aspecten nader ingegaan. Restrictief/ruimhartig beleid Zoals uit het voorgaande blijkt, staat de richtlijn toe dat de lidstaten hun toelatingsbeleid voortzetten zolang er geen beslissing over de desbetreffende werkzame stof is genomen in het kader van het onderzoeksprogramma (artikel 16, eerste lid). Als dat beleid ruimhartig was, mag het in zoverre nog worden voortgezet. Als dat beleid restrictief was, mag dat restrictieve beleid worden voortgezet, binnen de beperkingen die gelden ingevolge het vrije verkeer, zoals hiervoor in punt 3 aan de orde is geweest. De omstandigheid dat een biocide in één of meer andere lidstaten is toegelaten en de omstandigheid dat terzake van dat biocide de procedure is opgestart in het kader van het onderzoeksprogramma, zullen bij de beoordeling in het kader van het vrije verkeer dan ook een rol spelen. Het gebruikmaken van de mogelijkheid tot voortzetting van het eigen systeem is niet verplicht. Het huidige beleid mag - onder de voorwaarden van artikel 16, eerste lid - worden voortgezet, maar het is ook toegestaan om de bedoelde afwijkingen van het hoofdstelsel van de richtlijn te laten vervallen. Het gevolg van het schrappen is dat de hoofdregels van de richtlijn, zoals hiervoor beschreven, gaan gelden. De mogelijkheid van artikel 15, tweede lid, van een voorlopige toelating in afwachting van een beslissing over de plaatsing van de werkzame stof op de lijst, kan daarbij wel worden benut. Artikel 16, eerste lid, van de richtlijn staat niet allerlei soorten van de richtlijn afwijkend beleid toe. Het moet gaan om een voortzetting van "zijn huidige systeem of praktijk". Het geeft dus niet de mogelijkheid om nieuw van het stelsel van de richtlijn afwijkend beleid te gaan voeren. Aangezien het amendement niet als bestaand systeem of bestaande praktijk kan worden beschouwd, valt het niet onder de regels van artikel 16 van de richtlijn. Het huidige systeem van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 kent deze rechtsfiguur immers niet. Termijn afhandeling aanvragen Zoals hiervoor beschreven, geeft de richtlijn verschillende regels over onder andere beslistermijnen voor de afhandeling van aanvragen om toelating of registratie. In het kader van artikel 16 zijn deze regels ook van toepassing op de procedures in het huidige Nederlandse stelsel. De Nederlandse overheid is, mede in het licht van artikel 10 van het EG-Verdrag (gemeenschapstrouw), verplicht ervoor te zorgen dat deze regels worden nageleefd. Het amendement kiest voor een afwijkende benadering, doordat het - voorzover van toepassing - beslistermijnen overbodig maakt. Daarmee is echter nog niet gezegd dat deze bepaling op dit punt in strijd komt met de richtlijn. Vergunningverlening van rechtswege Met het amendement worden alle biociden die elders in Europa mogen worden gebruikt, al is het maar in één lidstaat, en waarvoor de formaliteiten in het kader van het onderzoeksprogramma zijn vervuld, geacht ook in Nederland te zijn toegelaten of geregistreerd. Daarmee worden naar de bedoeling van het amendement twee vliegen in één klap geslagen: enerzijds is maximale toegang verzekerd, en anderzijds zijn de betrokken bedrijven niet meer afhankelijk van het CTB. Beoordeling Een stelsel van vergunningverlening van rechtswege is, zoals hiervoor reeds is gesteld, een maatregel die niet valt onder de mogelijkheden van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn tot voortzetting van een bestaand systeem. Bovendien komt toelating of registratie van rechtswege in strijd met de richtlijn, in het bijzonder artikel 3, eerste en tweede lid, alsmede met de regels die uit de richtlijn voortvloeien met betrekking tot de beoordeling van dossiers en dergelijke. Daar komt nog bij dat aan een systeem dat neerkomt op een vergunning van rechtswege een mate van onzekerheid inherent is die zeker op dit terrein zou moeten worden vermeden. 6. Conclusies Met het amendement wordt een minder restrictief toelatings- en registratiebeleid en versnelling van de afhandeling van aanvragen voor toelating en registratie beoogd. Ook de beoogde versnelling van procedures voor de afhandeling van aanvragen is op zichzelf niet in strijd met de oogmerken van de richtlijn. De in het amendement voorgestelde oplossing - de systematiek van toelating en registratie van biociden van rechtswege - past echter niet in het stelsel van de richtlijn. Deze is evenmin te beschouwen als een voortzetting van de bestaande systematiek in de zin van artikel 16 van de richtlijn, aangezien de huidige Bestrijdingsmiddelenwet 1962 deze mogelijkheid niet kent. Wel bestaat de mogelijkheid ingevolge artikel 15, tweede lid, van de richtlijn tot voorlopige toelating. Ook versnelling van procedures voor de afhandeling van aanvragen is verenigbaar met de richtlijn. 7. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met herverzekerde fondsen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met herverzekerde fondsen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2010, no.10.003358, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met herverzekerde fondsen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels over de toetsing van de planvorming rampenbestrijding door de Rijksvertegenwoordiger (Besluit toetsing planvorming rampenbestrijding BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels over de toetsing van de planvorming rampenbestrijding door de Rijksvertegenwoordiger (Besluit toetsing planvorming rampenbestrijding BES), met nota van toelichting.Bij kabinetsmissive van 21 juli 2010, no.10.002046, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels over de toetsing van de planvorming rampenbestrijding door de Rijksvertegenwoordiger (Besluit toetsing planvorming rampenbestrijding BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nieuwe regels betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (Besluit ozonlaagafbrekende stoffen WMS 2002).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nieuwe regels betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (Besluit ozonlaagafbrekende stoffen WMS 2002).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in het kader van de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in het kader van de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 april 2010, no.10.001208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in het kader van de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 maart 2014, no.2014000403, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet, houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging; Genève, 21 mei 2003 (Trb. 2003, 127), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging; Genève, 21 mei 2003 (Trb. 2003, 127), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 1 november 2004, no.04.004094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging; Genève, 21 mei 2003 (Trb. 2003, 127), met toelichtende nota. Het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging bevat een aantal verplichtingen voor de landen die Partij worden en die vooral het voeren van een tabaksontmoedigingsbeleid in eigen land en samenwerking met andere verdragspartijen en bevoegde intergouvernementele lichamen beogen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het verdrag, maar maakt daarbij een kanttekening met betrekking tot de Koninkrijkspositie. In hoofdstuk II van de toelichtende nota behorende bij het verdrag wordt vermeld dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba hebben aangegeven medegelding van het kaderverdrag voor hun onderscheiden landen niet wenselijk te achten. Dit verdrag heeft een mondiaal doel, namelijk het bevorderen van de volksgezondheid in de landen die Partij zijn. Het Koninkrijk is de verdragsluitende partij. Het vorenstaande betekent dat het voor de hand ligt dat het verdrag ook wordt aanvaard en geïmplementeerd door de Koninkrijkspartners. In verband hiermee acht het college het van belang dat wordt toegelicht waarom Aruba en de Nederlandse Antillen medegelding niet wenselijk achten. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2002, no.02.002647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging op het voorstel van wet van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima, met toelichting. De nota van wijziging bevat drie onderwerpen. Ten eerste worden de maximale boetebedragen in het Wetboek van Strafrecht (WvS) en de Algemene wet rijksbelastingen aangepast aan de geldontwaarding. Ten tweede wordt onderdeel 1° van artikel 304 WvS (mishandeling onder verzwarende omstandigheden) uitgebreid met het begrip "levensgezel". Ten derde worden de bepalingen over de verhoging met een derde van de maximumstraf bij recidive, die nu nog slechts gelden voor de in de artikelen 421 tot en met 423 WvS genoemde delicten, van toepassing op alle misdrijven. De Raad van State maakt naar aanleiding van de nota van wijziging een opmerking over de plaats van de voorgestelde recidivebepalingen in het WvS. De Raad meent dat in verband daarmee aanpassing van de nota van wijziging wenselijk is. 1. Plaats van de recidiveregeling in het Wetboek van Strafrecht De recidiveregeling bevindt zich thans in het deel over de misdrijven (boek II), in de artikelen 421 tot en met 423 WvS. De schakelbepaling in artikel 91 WvS, die de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 77kk WvS op in andere wetten strafbaar gestelde feiten van toepassing verklaart is niet van toepassing op de recidiveregeling. Thans is de recidiveregeling slechts van toepassing op een beperkte groep in de artikelen 421 tot en met 423 omschreven delicten, namelijk misdrijven uit winstbejag of met bedrieglijk oogmerk gepleegd (artikel 421 WvS), geweldsmisdrijven (artikel 422 WvS), en belediging (artikel 423 WvS). De voorgestelde wijziging heeft tot doel de toepasbaarheid van recidiveregeling uit te breiden tot alle misdrijven, ongeacht of deze zijn opgenomen in het WvS dan wel in bijzondere strafwetten. In het voorgestelde artikel 422 WvS worden in het bijzonder als afzonderlijke categorieën genoemd de misdrijven omschreven in de Opiumwet en de misdrijven omschreven in de Wet wapens en munitie. Omdat het voorstel tot doel heeft de recidiveregeling meer algemeen te maken verdient het om redenen van wetgevingssystematiek de voorkeur deze regeling in het algemeen deel te plaatsen. Daarbij verdient plaatsing in titel III (uitsluiting en verhoging van strafbaarheid) vóór het huidige artikel 44 WvS (strafverhoging wegens ambtelijke hoedanigheid) de voorkeur. Het college adviseert de artikelen 421 tot en met 423 WvS onder te brengen in titel III van boek I WvS, tussen de artikelen 43 en 44. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft in overweging de nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 5:81, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 5:81, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot een bijdrage in de politiekosten bij publieksevenementen (Wet bijdrage politiekosten bij publieksevenementen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot een bijdrage in de politiekosten bij publieksevenementen (Wet bijdrage politiekosten bij publieksevenementen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Loodsplichtbesluit 1995 en het Besluit verklaringhouders Scheepvaartverkeerswet (flexibilisering loodsplichtstelsel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Loodsplichtbesluit 1995 en het Besluit verklaringhouders Scheepvaartverkeerswet (flexibilisering loodsplichtstelsel).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van diverse besluiten aan de Politiewet 200. (Aanpassingsbesluit Politiewet 201X).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van diverse besluiten aan de Politiewet 200. (Aanpassingsbesluit Politiewet 201X).Bij Kabinetsmissive van 26 september 2011, no.11.002271, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van diverse besluiten aan de Politiewet 200. (Aanpassingsbesluit Politiewet 201X), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001581, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit-II), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit-II), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Gewijzigd voorstel van wet houdende aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Gewijzigd voorstel van wet houdende aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2006, no.06.004738, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, mede namens de Ministers van Justitie en voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het gewijzigd voorstel van wet houdende aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met aanscherping van de slaag/zakregeling in het voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met aanscherping van de slaag/zakregeling in het voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2010, no.10.000716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met aanscherping van de slaag/zakregeling in het voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel en het aanbrengen van enkele vereenvoudigingen in het studiefinancieringsstelsel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel en het aanbrengen van enkele vereenvoudigingen in het studiefinancieringsstelsel.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2011, no.11.002283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel en het aanbrengen van enkele vereenvoudigingen in het studiefinancieringsstelsel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, omzetbelasting en de accijnzen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, omzetbelasting en de accijnzen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 augustus 2008, no.08.002413, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen (Spoorwegwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen (Spoorwegwet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (EG-richtlijn grote stookinstallaties), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (EG-richtlijn grote stookinstallaties), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19..) op technische gronden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19..) op technische gronden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en diverse andere wetten (modernisering instrumentarium geluidbeleid).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en diverse andere wetten (modernisering instrumentarium geluidbeleid).Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2001, no.01.003324, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en diverse andere wetten (modernisering instrumentarium geluidbeleid).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van bescherming van geschriften zonder oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van bescherming van geschriften zonder oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2013, no.13.001431, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van bescherming van geschriften zonder oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Wet bescherming consumentenbelangen bij het gebruik van telefoonnummers), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Wet bescherming consumentenbelangen bij het gebruik van telefoonnummers), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels omtrent het verlenen van instemming met wijzigingen ten aanzien van rechten op aandelen in een netbeheerder als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet (Besluit aandelen netbeheerders), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent het verlenen van instemming met wijzigingen ten aanzien van rechten op aandelen in een netbeheerder als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet (Besluit aandelen netbeheerders), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2007, no.07.003215, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent het verlenen van instemming met wijzigingen ten aanzien van rechten op aandelen in een netbeheerder als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet (Besluit aandelen netbeheerders), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden.Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2018, no.2018000554, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Comptabiliteitswet houdende bepalingen inzake het beheer van liquide middelen van rechtspersonen die collectieve middelen beheren, inzake de financiering van die rechtspersonen en inzake de beheersing van het EMU-saldo voor zover dit saldo door het financieel beheer van deze rechtspersonen wordt beïnvloed (Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Comptabiliteitswet houdende bepalingen inzake het beheer van liquide middelen van rechtspersonen die collectieve middelen beheren, inzake de financiering van die rechtspersonen en inzake de beheersing van het EMU-saldo voor zover dit saldo door het financieel beheer van deze rechtspersonen wordt beïnvloed (Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de doorberekening van kosten door het Ministerie van Economische Zaken aan het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van de huidige wijze van doorberekening van handhavings-, toezichts- en keuringskosten door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de doorberekening van kosten door het Ministerie van Economische Zaken aan het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van de huidige wijze van doorberekening van handhavings-, toezichts- en keuringskosten door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 17 maart 2016 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de doorberekening van kosten door het Ministerie van Economische Zaken aan het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van de huidige wijze van doorberekening van handhavings-, toezichts- en keuringskosten door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële gegevens in verband met onder andere de implementatie van het Besluit nr. 2005/876/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 21 november 2005 inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister (PbEU L 322), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële gegevens in verband met onder andere de implementatie van het Besluit nr. 2005/876/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 21 november 2005 inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister (PbEU L 322), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie inzake kinderopvang.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie inzake kinderopvang.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (Pb EU L 399) (Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (Pb EU L 399) (Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2008, no.08.001202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (Pb EU L 399) (Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (afvalgerelateerde activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (afvalgerelateerde activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2010, no.10.001962, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (afvalgerelateerde activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit subsidies CO2-reductieplan inhoudende de uitbreiding naar andere broeikasgassen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit subsidies CO2-reductieplan inhoudende de uitbreiding naar andere broeikasgassen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de afschaffing van de contracteerplicht voor intramurale zorg, alsmede wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met beperking van de strekking van het indicatiebesluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de afschaffing van de contracteerplicht voor intramurale zorg, alsmede wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met beperking van de strekking van het indicatiebesluit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 oktober 2011, no.11.002582, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de afschaffing van de contracteerplicht voor intramurale zorg, alsmede wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met beperking van de strekking van het indicatiebesluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's in verband met de aanpassing van energielabels voor nieuwe personenauto's met een reeds bij de fabriek geïnstalleerde aardgas- of LPG-installatie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's in verband met de aanpassing van energielabels voor nieuwe personenauto's met een reeds bij de fabriek geïnstalleerde aardgas- of LPG-installatie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2007, no.07.002408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's in verband met de aanpassing van energielabels voor nieuwe personenauto's met een reeds bij de fabriek geïnstalleerde aardgas- of LPG-installatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de invoering van de landelijk raadpleegbare deelverzameling GBA (Besluit landelijk raadpleegbare deelverzameling GBA).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de invoering van de landelijk raadpleegbare deelverzameling GBA (Besluit landelijk raadpleegbare deelverzameling GBA).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) (Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) (Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2013, no.13.002228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) (Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en het Waterschapsbesluit in verband met het opnemen van informatie in de toelichting op de balans indien financiële derivaten worden gehanteerd en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en het Waterschapsbesluit in verband met het opnemen van informatie in de toelichting op de balans indien financiële derivaten worden gehanteerd en enkele andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2015, no.2014002512, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en het Waterschapsbesluit in verband met het opnemen van informatie in de toelichting op de balans indien financiële derivaten worden gehanteerd en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2011, no.11.000568, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een doeltreffender rechtsmiddel tegen niet tijdig beslissen door bestuursorganen (Wet beroep bij niet tijdig beslissen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een doeltreffender rechtsmiddel tegen niet tijdig beslissen door bestuursorganen (Wet beroep bij niet tijdig beslissen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de autosnelweg Rijksweg 73-Zuid, Venlo-Echt, tussen km 16.740 en km 22.000, met bijkomende werken, in de gemeente Roermond (wegvak F, gedeelte Leygraaf).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de autosnelweg Rijksweg 73-Zuid, Venlo-Echt, tussen km 16.740 en km 22.000, met bijkomende werken, in de gemeente Roermond (wegvak F, gedeelte Leygraaf).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de bovenwettelijke wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en bovenwettelijke wachtgelduitgaven vo), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de bovenwettelijke wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en bovenwettelijke wachtgelduitgaven vo), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels inzake chemische en carcinogene agentia.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels inzake chemische en carcinogene agentia.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Oontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Waddinxveen en Zuidplas krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Moordrechtboog en aansluiting Extra Gouwekruising).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Oontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Waddinxveen en Zuidplas krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Moordrechtboog en aansluiting Extra Gouwekruising).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 2 juli 2013, no.RWS-2013/31165, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Waddinxveen en Zuidplas krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Moordrechtboog en aansluiting Extra Gouwekruising).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2013, no.13.001134, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit in verband met de uitvoering van artikel 13, vierde lid, van richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376) (Tijdelijk besluit Lex silencio positivo Dienstenrichtlijn), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit in verband met de uitvoering van artikel 13, vierde lid, van richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376) (Tijdelijk besluit Lex silencio positivo Dienstenrichtlijn), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 november 2009, no.09.003089, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit in verband met de uitvoering van artikel 13, vierde lid, van richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376) (Tijdelijk besluit Lex silencio positivo Dienstenrichtlijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het afnemen van celmateriaal van verdachten op het moment van hun inverzekeringstelling en het bewaren daarvan met het oog op hun eventuele veroordeling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over het afnemen van celmateriaal van verdachten op het moment van hun inverzekeringstelling en het bewaren daarvan met het oog op hun eventuele veroordeling.Bij brief van 13 juni 2016 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over het afnemen van celmateriaal van verdachten op het moment van hun inverzekeringstelling en het bewaren daarvan met het oog op hun eventuele veroordeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot herindeling van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot herindeling van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2017, no.2017001202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herindeling van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot herindeling van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer. Aanleiding voor het wetsvoorstel is het herindelingsadvies van de provincie Groningen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over de keuze voor de lichte herindelingsvariant die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden.Het voorstel betreft een zogenoemde lichte samenvoeging. Bij een reguliere samenvoeging worden alle betrokken gemeenten opgeheven en wordt een nieuwe gemeente ingesteld. Bij een lichte samenvoeging wordt ten minste één van de betrokken gemeenten niet opgeheven, waardoor de rechtsgevolgen die zijn verbonden aan de opheffing voor die gemeente(n) achterwege blijven. Eerder heeft de regering onderzocht of het wenselijk zou zijn om voor deze herindelingsvariant een (specifieke) regeling in de Wet algemene regels herindeling te treffen. Toen is besloten om dit niet te doen, maar wel duidelijkheid te geven over de criteria waaraan verzoeken tot een lichte samenvoeging worden getoetst. Daarom zijn aanvullende toetsingscriteria opgesteld en aan het beleidskader gemeentelijke herindeling toegevoegd. (zie noot 1) Deze criteria houden in dat alle betrokken gemeenten achter de keuze voor deze herindelingsvariant moeten staan en dat de betrokken gemeenten afspraken maken over de rechtspositie van het personeel.Uit de toelichting blijkt dat de gemeenten Groningen en Ten Boer besloten tot het samengaan van deze twee gemeenten onder toepassing van de lichte samenvoegingsvariant. Reden hiervoor was dat de gemeente Groningen dan geen vermijdbare lasten van de herindeling ondervindt. De raden van Groningen en Ten Boer spraken vervolgens uit dat de betrokkenheid van Haren bij het herindelingsproces geen nadelige gevolgen zou mogen hebben op de voortgang hiervan. Om te voorkomen dat Groningen alsnog moet worden opgeheven, moet blijkens de toelichting de lichte samenvoeging ook voor de gemeente Haren gelden. Omdat Haren echter alle medewerking aan het herindelingsproces heeft gestaakt, is het onmogelijk om overeenstemming over de toepassing van deze variant te bereiken. De regering is van oordeel dat daarom in dit geval niet onverkort aan het vereiste van overeenstemming kan worden vastgehouden omdat dit Haren feitelijk een vetorecht tegen de beoogde herindeling zou geven. (zie noot 2)De Afdeling merkt allereerst op dat het aanvullende toetsingscriterium dat alle betrokken gemeenten achter de keuze voor de lichte herindelingsvariant staan uitsluitend betekent dat een gemeente kan weigeren om in te stemmen met het volgen van deze procedure. Het betekent niet dat de gemeente daarmee de herindeling als zodanig kan tegenhouden. Hiervoor moet dan echter de reguliere procedure worden gevolgd. In zoverre is de opmerking in de toelichting dat dit Haren feitelijk een vetorecht tegen de beoogde herindeling zou geven onjuist. Bovendien impliceert de motivering die nu in de toelichting wordt gegeven dat het aanvullende toetsingscriterium in feite betekenisloos wordt, nu een gemeente zonder zijn instemming toch gevoegd kan worden in de lichte herindelingsvariant, terwijl het instemmingvereiste van alle betrokken gemeenten de dragende motivering vormt voor deze variant. Bovendien heeft de regering er onlangs nog op gewezen dat het van belang is dat alle gemeenten achter de keuze voor toepassing van de herindelingsvariant lichte samenvoeging staan. (zie noot 3)Daarnaast wijst de Afdeling op het volgende. Het beleidskader gemeentelijke herindeling heeft als doel criteria te formuleren aan de hand waarvan gemeentelijke en provinciale herindelingsvoorstellen worden getoetst, zodat voor gemeenten en provincies duidelijk is langs welke lijnen herindelingsvoorstellen door het kabinet beoordeeld zullen worden. (zie noot 4) Draagvlak voor een herindeling is belangrijk. Het streven is juist daarom gericht op herindelingen die op een zo groot mogelijk draagvlak kunnen rekenen. (zie noot 5) Juist in die gevallen waarbij een herindeling niet van onderop is geïnitieerd, is met het oog daarop voor alle partijen van belang dat de eenmaal vastgestelde procedures en toetsingscriteria zo nauwkeurig mogelijk worden gevolgd. Alleen op die manier wordt voor de betrokken gemeenten gedurende het proces zekerheid geboden over de gang van zaken en de wijze waarop de herindeling beoordeeld zal worden. De Afdeling acht het daarom geboden dat de bestaande procedures en toetsingskaders in dit geval zonder meer worden toegepast.De Afdeling adviseert op grond van het bovenstaande te kiezen voor een reguliere herindeling tussen de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer en het voorstel om die reden te heroverwegen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Metrologiewet in verband met implementatie van de wijziging van de richtlijn inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van meeteenheden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Metrologiewet in verband met implementatie van de wijziging van de richtlijn inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van meeteenheden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2009, no.09.001948, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Metrologiewet in verband met implementatie van de wijziging van de richtlijn inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van meeteenheden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Europese ondernemingsraden in verband met de uitvoering van richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 (PbEU 2009, L 122), houdende herschikking van richtlijn 94/45/EG, inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Europese ondernemingsraden in verband met de uitvoering van richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 (PbEU 2009, L 122), houdende herschikking van richtlijn 94/45/EG, inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 januari 2011, no.11.000246, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Europese ondernemingsraden in verband met de uitvoering van richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 (PbEU 2009, L 122), houdende herschikking van richtlijn 94/45/EG, inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels over het DNA-onderzoek in strafzaken (Besluit DNA-onderzoek in strafzaken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels over het DNA-onderzoek in strafzaken (Besluit DNA-onderzoek in strafzaken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie, met memorie van toelichting.Het voorstel bevat regels die betrekking hebben op het Verdrag van Parijs inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (hierna: het Verdrag). (zie noot 1) Het voorstel houdt in dat de Minister van Financiën in Nederland gelegen kerninstallaties van de toepassing van dat verdrag kan uitsluiten. Bij toepassing van die bevoegdheid kan tevens worden bepaald dat de exploitant van de kerninstallatie aansprakelijk blijft voor schade waarop ten gevolge van dat besluit het Verdrag van Parijs niet meer van toepassing is. (zie noot 2) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de afbakening van de voorgestelde bevoegdheid. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2007, no.07.003316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kadasterbesluit, de Maatregel teboekgestelde schepen 1992, de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen 1996 en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (wijziging in verband met de inwerkingtreding van de Herzieningswet Kadasterwet I en enige andere wetten, alsmede in verband met de kadastrale aanduiding van netwerken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kadasterbesluit, de Maatregel teboekgestelde schepen 1992, de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen 1996 en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (wijziging in verband met de inwerkingtreding van de Herzieningswet Kadasterwet I en enige andere wetten, alsmede in verband met de kadastrale aanduiding van netwerken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de aanwijzing van de vormen van geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen waarop ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak bestaat, regeling van de gevallen waarin een indicatiebesluit niet kan worden afgewacht, en nadere regels omtrent de inhoud van het indicatiebesluit en de wijze van totstandkoming ervan (Besluit indicatie jeugdzorg).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de aanwijzing van de vormen van geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen waarop ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak bestaat, regeling van de gevallen waarin een indicatiebesluit niet kan worden afgewacht, en nadere regels omtrent de inhoud van het indicatiebesluit en de wijze van totstandkoming ervan (Besluit indicatie jeugdzorg).Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2003, no.03.003993, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de aanwijzing van de vormen van geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen waarop ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak bestaat, regeling van de gevallen waarin een indicatiebesluit niet kan worden afgewacht, en nadere regels omtrent de inhoud van het indicatiebesluit en de wijze van totstandkoming ervan (Besluit indicatie jeugdzorg). Het ontwerpbesluit strekt ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Wet op de jeugdzorg (WJZ) die alle betrekking hebben op de indicatietaak van de stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt en in het bijzonder op het nemen van een indicatiebesluit. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de samenvoeging met andere algemene maatregelen van bestuur ter uitvoering van de WJZ, de noodzaak van de mate van gedetailleerdheid van enige bepalingen en de regeling van bijzondere gevallen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Samenvoeging tot één algemene maatregel van bestuur Het ontwerpbesluit bevat niet alleen de inhoudelijke vereisten waaraan een indicatiebesluit moet voldoen, maar wijst ook de vormen van AWBZ-zorg aan, waarvoor het bureau jeugdzorg op grond van artikel 5, tweede lid, onder b, WJZ de indicatietaak heeft en geeft tevens regels voor aanspraak op jeugdzorg in spoedeisende situaties. De aard en de omvang van de jeugdzorg waarop ingevolge de WJZ aanspraak bestaat, zullen worden geregeld in het Besluit jeugdzorgaanspraken.(zie noot 1) De regeling met betrekking tot de aanwijzing van de gevallen waarin geen indicatiebesluit nodig is, worden opgenomen in het Besluit rechtstreekse verwijzing jeugd-ggz(zie noot 2), terwijl het Besluit kwaliteit en werkwijze bureau jeugdzorg(zie noot 3) zich richt op kwaliteitseisen ten aanzien van het functioneren van de bureaus jeugdzorg. Al deze ontwerpbesluiten hangen nauw met elkaar samen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de WJZ(zie noot 4) is met recht opgemerkt dat het feit dat in een groot aantal bepalingen in regeling bij algemene maatregel van bestuur wordt voorzien niet betekent dat even zovele algemene maatregelen van bestuur opgesteld zullen worden. Aangezien de verschillende algemene maatregelen van bestuur inhoudelijk aan elkaar raken ligt het in de bedoeling samenhangende onderwerpen in één en dezelfde regeling onder te brengen, aldus de bewindslieden. Tegen deze achtergrond vraagt de Raad zich af of bundeling van de verschillende onderwerpen in één regeling niet de voorkeur verdient. Op die wijze wordt de onderlinge samenhang veel duidelijker, kan volstaan worden met het eenmalig vermelden van definities en behoeft niet steeds naar andere besluiten te worden verwezen. Ook voor de praktijk lijkt één enkele regeling veel handzamer. De Raad geeft in overweging de aan hem voorgelegde regelingen te integreren en samen te voegen tot één algemene maatregel van bestuur. Indien aan handhaving van de nu voorgestelde opzet de voorkeur wordt gegeven, dan dient deze van een overtuigende motivering te worden voorzien. 2. Noodzaak van detailvoorschriften a. Ingevolge artikel 4, eerste lid, moeten de in het indicatiebesluit opgenomen doelen zo nodig worden uitgesplitst in doelen op korte en op lange termijn. De toelichting merkt hierover op dat bij zorg voor langere termijn niet alleen het einddoel maar ook de in tijd uitgezette stappen worden aangegeven, mede gelet op het opstellen van een goed hulpverleningsplan. Ten opzichte van het in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, WJZ geformuleerde vereiste waaraan een indicatiebesluit moet voldoen, voegt artikel 4, eerste lid, van het ontwerpbesluit hieraan alleen het onderscheid tussen de korte en lange termijn toe. In de toelichting op artikel 6, eerste lid, WJZ(zie noot 5) wordt gesteld dat het van belang is dat het bureau jeugdzorg aangeeft wat men met de geïndiceerde jeugdzorg wil bereiken. "Op deze wijze biedt het indicatiebesluit aan de zorgaanbieder een helder uitgangspunt voor het opstellen van het hulpverleningsplan", zo wordt na vermelding van de overige vereisten (onderdelen a, c en d) gesteld. Verder is in artikel 24 WJZ in het kader van het verlenen van verantwoorde zorg door de zorgaanbieder een duidelijke relatie gelegd tussen het indicatiebesluit en het daarop gebaseerde hulpverleningsplan (tweede lid) en vindt overleg plaats tussen de zorgaanbieder en de stichting (bureau jeugdzorg; derde lid) over de inhoud van het hulpverleningsplan.(zie noot 6) Uitgaande van deze artikelen van de wet, die een goede afstemming voldoende lijken te borgen, acht de Raad de noodzaak van dit detailvoorschrift niet aangetoond. In ieder geval zou de toelichting van een dragende motivering moeten worden voorzien. b. In artikel 4, tweede lid, is de eis opgenomen dat de doelen in het indicatiebesluit moeten aansluiten op het voogdij-, gezinsvoogdij- en reclasseringsplan, bedoeld in artikel 13 WJZ. Deze plannen vormen de basis voor een verantwoorde uitvoering van de taken door het bureau jeugdzorg. Gelet op de reeds uit de WJZ blijkende onderlinge samenhang tussen de artikelen 6, eerste lid (vereisten indicatiebesluit), 13 (voogdij-, gezinsvoogdij- en reclasseringsplan) en 24, tweede en vierde lid (hulpverleningsplan) rijst de vraag of hieruit niet reeds de vereiste aansluiting tussen de doelen in het indicatiebesluit en het voogdij, gezinsvoogdij en reclasseringsplan voortvloeit. Zo zullen het voogdij-, gezinsvoogdij- en reclasseringsplan enerzijds en het hulpverleningsplan anderzijds nauwkeurig op elkaar moeten aansluiten.(zie noot 7) Om die reden bevat artikel 24, vierde lid, WJZ het vereiste van overleg tussen de stichting en de zorgaanbieder met het oog op verkrijgen van een goede aansluiting. Op die wijze wordt reeds de in de toelichting aangegeven afstemming bereikt. De Raad beveelt daarom aan ook van het tweede lid van artikel 4 de noodzaak gemotiveerd aan te tonen. 3. Bijzondere gevallen Artikel 5 bevat een regeling voor de gevallen dat de zorg waarop een cliënt is aangewezen niet op korte termijn kan worden geleverd. Het bureau jeugdzorg kan dan vervangende zorg aanwijzen, die tijdelijk van aard is en minder adequaat. Door het in de WJZ creëren van een wettelijke aanspraak is de zorg individueel opeisbaar geworden. Dit leidt ertoe dat cliënten met een geobjectiveerde en onafhankelijke indicatiestelling de geïndiceerde zorg bij de provincie kunnen eisen ook al is er onvoldoende capaciteit voorhanden. In het uiterste geval kan de cliënt een gerechtelijk procedure starten. Het aanwijzen van vervangende zorg om aan het niet tijdig beschikbaar zijn van zorg tegemoet te komen lijkt het in de WJZ op elkaar afgestemde systeem van het recht op jeugdzorg, de plicht tot leveren van zorg, het samenhangend hulpverleningsplan en het aanbod waar aanspraak op bestaat te nuanceren en opnieuw de weg naar een aanbodgestuurd jeugdzorgstelsel te openen. Bovendien kunnen problemen ontstaan indien anderen juist aangewezen zijn op deze vormen van zorg en om die reden tekorten ontstaan. Verder zou deze keuze ook gevolgen kunnen hebben voor de financiering, zeker wanneer vervangende zorg ertoe leidt dat langduriger zorg moet worden geboden. Daarmee zou een belangrijke doelstelling, de kostenbeheersing(zie noot 8), niet kunnen worden gehaald. Hoewel het artikel mogelijk bedoeld is om alleen de in de praktijk zich voordoende knelpunten op te vangen, zodat voorkomen wordt dat jeugdigen in het geheel geen zorg ontvangen, kan het openen van een mogelijkheid als hier bedoeld, afbreuk doen aan de in de WJZ neergelegde aanspraak op jeugdzorg en het op vraagsturing gerichte systeem van jeugdzorgvoorziening. De Raad adviseert in ieder geval in de toelichting uiteen te zetten hoe de hier voorgestelde "oplossing" past binnen het stelsel van de wet, en zo nodig artikel 5 te heroverwegen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.Bij brief van 20 mei 2014 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsraad betreffende militaire oefeningen, trainingen en opleidingen; 's-Gravenhage, 12 april 2007, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsraad betreffende militaire oefeningen, trainingen en opleidingen; 's-Gravenhage, 12 april 2007, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2007, no.07.001737, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsraad betreffende militaire oefeningen, trainingen en opleidingen; 's-Gravenhage, 12 april 2007, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet en intrekking van de Wet verplaatsing mestproductie en de Wet herstructurering varkenshouderij (vereenvoudiging productierechten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet en intrekking van de Wet verplaatsing mestproductie en de Wet herstructurering varkenshouderij (vereenvoudiging productierechten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2004, no.04.004244, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet en intrekking van de Wet verplaatsing mestproductie en de Wet herstructurering varkenshouderij (vereenvoudiging productierechten), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt tot doorvoering van een aanzienlijke vereenvoudiging van het wettelijke instrumentarium van de productierechten gericht op de beheersing van de in Nederland geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen. Daartoe wordt het stelsel van productierechten voor de melkveesector en de kleinere sectoren geschrapt. Voor de intensieve sectoren - de varkens- en pluimveehouderij - blijven het stelsel van varkensrechten en dat van pluimveerechten gehandhaafd, maar dan in vereenvoudigde vorm. De regeling daarvan wordt samengebracht in de Meststoffenwet.De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1. Ingevolge het voorgestelde artikel 58e, tweede lid, Meststoffenwet (artikel I, onderdeel D) kan een productierecht of gedeelte daarvan dat afkomstig is van een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen buiten een concentratiegebied niet overgaan naar een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in een concentratiegebied. Het derde lid bepaalt dat een bedrijf gedeeltelijk is gelegen in een concentratiegebied, als een of meer stallen waarin varkens, kippen of kalkoenen worden gehouden in dat gebied zijn gelegen. In paragraaf 4, onder f, van de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat deze wijziging voor een zeer beperkt aantal varkensbedrijven kan betekenen dat zij volgens het nieuwe criterium binnen het concentratiegebied komen te liggen en derhalve eventuele uitbreidingsplannen uitsluitend kunnen realiseren door verwerving van varkensrechten binnen het concentratiegebied. De Raad adviseert nader in te gaan op de mogelijke financiële gevolgen voor de hier bedoelde bedrijven. In dit verband is tevens van belang of onder het bestaande regime voor de overdracht van varkensrechten investeringsbeslissingen zijn genomen die na inwerkingtreding van het wetsvoorstel hun bedoelde effect zullen missen.2. In de gevallen waarin een productierecht geheel of gedeeltelijk naar een ander bedrijf overgaat, kan de verkrijger de daarmee samenhangende productieruimte slechts gebruiken vanaf het tijdstip waarop de kennisgeving die van de overdracht aan de minister moet worden gedaan, door deze is geregistreerd (artikel 58f, tweede lid). Een eenmaal gedane registratie kan ingevolge artikel 58h, tweede lid, ongedaan worden gemaakt (doorgehaald) indien achteraf blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor registratie waaronder het in acht nemen van de gebiedsbepaalde beperkingen van artikel 58e en de wettelijk begrensde omvang van het over te dragen productierecht. De tweede volzin van dit artikellid bepaalt dat in dat geval de rechtsgevolgen van de registratie vervallen met terugwerkende kracht tot het tijdstip van de registratie. Voor de verwerver betekent dit dat het productierecht met terugwerkende kracht tot het tijdstip van de registratie wordt verkleind met de hoeveelheid fosfaat die ten onrechte op zijn naam was geschreven (toelichting op artikel I, onderdeel D). De terugwerkende kracht van de doorhaling van een registratie brengt derhalve mee dat het gebruik dat de verkrijger vanaf het tijdstip van de registratie van het overgedragen productierecht heeft gemaakt strafbaar is geweest. De Raad wijst erop dat gevallen denkbaar zijn, waarin de verwerver geen schuld heeft aan het niet in acht genomen zijn van de wettelijke voorwaarden voor de overgang van een productierecht. Deze zal dan een beroep kunnen doen op strafuitsluitingsgronden (bijvoorbeeld afwezigheid van alle schuld). De Raad adviseert daarom in de toelichting nader op de strafrechtelijke aspecten van de doorhaling van de registratie met terugwerkende kracht in te gaan.3. Het pluimveerecht zal niet meer in hoeveelheid fosfaat worden uitgedrukt maar in aantal pluimvee-eenheden (artikel 55, aanhef en onder b, in samenhang met Bijlage II). In paragraaf 4, onder d, van de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat de omzetting van kilogrammen fosfaat in pluimvee-eenheden op een voor de omvang van het productierecht en de veestapel van het individuele bedrijf volledig neutrale wijze geschiedt: de kilogrammen fosfaat van het huidige pluimveerecht en de huidige forfaitaire fosfaatexcretiewaarden van bijlage A bij de Meststoffenwet worden omgezet volgens de formule: 0,5 fosfaat = 1 pluimvee-eenheid. Gelet daarop behoeft volgens paragraaf 5, onder f, van de toelichting een eventuele inwerkingtreding van het wetsvoorstel in de loop van 2006 geen specifieke overgangsvoorzieningen, ook niet waar het gaat om het jaarplafond. De Raad wijst erop dat bij een inwerkingtreding in de loop van het jaar 2006, in ieder geval een overgangsvoorziening moet worden getroffen voor de berekening van het jaarplafond. De voor het tijdstip van inwerkingtreden berekende kilogrammen fosfaat zullen immers in de administratie moeten worden omgezet in pluimvee-eenheden. Hij adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te vullen.4. Het vervallen van het stelsel van de mestproductierechten in titel 1 van hoofdstuk V van de Meststoffenwet (artikel I, onderdeel C) is niet meegenomen in de wijziging van hoofdstuk V in artikel I, onderdeel D. In de memorie van toelichting op artikel I, onderdeel C, wordt uiteengezet dat hiertoe is besloten om het mogelijk te maken dat met toepassing van artikel X dit stelsel op een eerder tijdstip kan komen te vervallen dan op het tijdstip waarop wijzigingen ten aanzien van de varkens- en pluimveerechten worden doorgevoerd. De Raad wijst erop dat op bepaalde plaatsen in de geldende regeling van pluimveerechten wordt verwezen naar artikelen van titel 1 van hoofdstuk V. Zo verwijst artikel 58b, eerste lid, onderdeel c, naar artikel 55, achtste lid. Bij een eerdere inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C zouden die verwijzingen geen betekenis meer hebben. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt nader te bezien.5. Artikel VII bepaalt dat de wijzigingen die in deze wet zijn voorzien niet van toepassing zijn op gedragingen die hebben plaatsgevonden voor de dag waarop de desbetreffende artikelonderdelen in werking treden. Daarbij wordt afgeweken van het stelsel dat is neergelegd in artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht: bij verandering van wetgeving na het tijdstip van de overtreding gelden de voor de overtreder gunstigste bepalingen. De toelichting op artikel VII geeft slechts aan aan welke gevallen moet worden gedacht. De Raad is van oordeel dat niet moet worden afgeweken van de regel van artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, tenzij daarvoor een dringende reden bestaat, die dan uit de memorie van toelichting moet blijken.6. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Libanese Republiek met Protocol, Beiroet, 2 mei 2002 (Trb.2002, 118), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Libanese Republiek met Protocol, Beiroet, 2 mei 2002 (Trb.2002, 118), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit stortverbod afvalstoffen en het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (uitbreiding van het stortverbod en invoering van de bouwmaterialenbalans).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit stortverbod afvalstoffen en het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (uitbreiding van het stortverbod en invoering van de bouwmaterialenbalans).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton in verband met verbeteren van de handhaafbaarheid door een collectieve organisatie facultatief een wettelijke verantwoordelijkheid te geven bij de nakoming van enkele verplichtingen (verbetering handhaafbaarheid), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton in verband met verbeteren van de handhaafbaarheid door een collectieve organisatie facultatief een wettelijke verantwoordelijkheid te geven bij de nakoming van enkele verplichtingen (verbetering handhaafbaarheid), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive 2 oktober 2012, no.12.002282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton in verband met verbeteren van de handhaafbaarheid door een collectieve organisatie facultatief een wettelijke verantwoordelijkheid te geven bij de nakoming van enkele verplichtingen (verbetering handhaafbaarheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpregeling houdende vaststelling van de zesde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpregeling houdende vaststelling van de zesde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies aan bewindvoerders in verband met de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies aan bewindvoerders in verband met de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet havenstaatcontrole in verband met de implementatie van richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet havenstaatcontrole in verband met de implementatie van richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole.Dit betekent dat de tekst van het advies "zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat". Openbaarmaking van een advies conform blijft achterwege (artikel 25a, vierde lid, van de Wet op de Raad van State). De tekst van het advies wordt dus nergens gepubliceerd, niet in de Staatscourant en niet in de Kamerstukken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU 2012, L 327) en wettechnische aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU 2012, L 327) en wettechnische aanpassingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2013, no.2013002565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU 2012, L 327) en wettechnische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met het uitsluiten van het recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, aanspraak op studiefinanciering voor uitwonenden op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en aanspraak op tegemoetkoming voor uitwonenden op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten bij vrijheidsontneming, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met het uitsluiten van het recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, aanspraak op studiefinanciering voor uitwonenden op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en aanspraak op tegemoetkoming voor uitwonenden op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten bij vrijheidsontneming, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2008, no.08.000558, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met het uitsluiten van het recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, aanspraak op studiefinanciering voor uitwonenden op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en aanspraak op tegemoetkoming voor uitwonenden op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten bij vrijheidsontneming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling van een onafhankelijke uitoefening van risicobeoordeling door de Voedsel en Waren Autoriteit (Wet onafhankelijke risicobeoordeling VWA), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling van een onafhankelijke uitoefening van risicobeoordeling door de Voedsel en Waren Autoriteit (Wet onafhankelijke risicobeoordeling VWA), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2004, no.04.002346, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regeling van een onafhankelijke uitoefening van risicobeoordeling door de Voedsel en Waren Autoriteit (Wet onafhankelijke risicobeoordeling VWA), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt ertoe de onafhankelijkheid van de advies- en onderzoeksfunctie van de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: VWA) wettelijk te verankeren. Europese regels eisen dat de risicobeoordeling op onafhankelijke, objectieve en doorzichtige wijze wordt uitgevoerd.(zie noot 1) Ook ter versterking van de positie van de VWA wordt het noodzakelijk geacht de taken betreffende de risicobeoordeling scherper af te bakenen van de overige taken van de VWA, met name van die taken die op de uitvoering en handhaving betrekking hebben.De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen met betrekking tot de juridische vormgeving en de door de minister te geven individuele aanwijzingen. De Raad is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen.1. De VWA is ingesteld bij besluit van 8 juli 2002 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, daarbij handelend in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Besluit organisatie VWA; Stcrt.2002, nr.127).In het onderhavige wetsvoorstel stelt de regering voor de onafhankelijkheid van de VWA voor een deel van haar taken, handelingen betreffende de risicobeoordeling, wettelijk te verankeren.Naar het oordeel van de Raad is het niet wenselijk bepaalde onderdelen van een bij ministerieel besluit ingestelde, ambtelijke organisatie, bij wet in formele zin te regelen. In het verleden is de VWA ingesteld bij ministerieel besluit. Bij een dergelijke opzet kan voor de regeling van de onafhankelijkheid van de risicobeoordeling worden aangesloten. De voorgestelde wijzigingen van de Gezondheidswet en de Warenwet kunnen bij deze opzet wel in het wetsvoorstel worden opgenomen.Indien het echter noodzakelijk wordt geacht de onafhankelijkheid van de risicobeoordeling, gelet op het belang ervan, een wettelijke basis te geven, zal de VWA als ambtelijke organisatie tevens een wettelijke basis behoeven. De Raad wijst erop dat ook andere ambtelijke organisaties bij wet zijn ingesteld, zoals het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Inspectie van het onderwijs.De Raad adviseert in het wetsvoorstel alleen de wijzigingen van de Gezondheidswet en de Warenwet op te nemen dan wel het wetsvoorstel aan te vullen met de instelling van de VWA.2. De minister kan in individuele gevallen een schriftelijke aanwijzing geven aan de directeur van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde eenheid (artikel 5, derde lid). Deze aanwijzing wordt gevoegd bij de op de zaak betrekking hebbende stukken.Gelet op het evenwicht tussen de onafhankelijkheid van de risicobeoordeling en de aansturing door de minister, dient er voldoende openheid over deze aanwijzingen te zijn. Om de onafhankelijkheid te waarborgen en te waken dat in alle openheid gehandeld kan worden, dienen geïnteresseerden kennis te kunnen nemen van de individuele aanwijzingen.De Raad adviseert in het wetsvoorstel te bepalen dat ook van individuele aanwijzingen als bedoeld in het voorgestelde artikel vijf, derde lid, mededeling wordt gedaan in de Staatscourant en in de toelichting uitdrukkelijk te vermelden dat geïnteresseerden een afschrift kunnen opvragen van deze aanwijzing.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging dit wetsvoorstel niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering en het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden met betrekking tot ergotherapie, hulp in andere lidstaten van de Europese Unie en de eigen risico's.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering en het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden met betrekking tot ergotherapie, hulp in andere lidstaten van de Europese Unie en de eigen risico's.Bij Kabinetsmissive van 3 augustus 2000, no.00.004481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering en het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden met betrekking tot ergotherapie, hulp in andere lidstaten van de Europese Unie en de eigen risico's. Het ontwerpbesluit strekt ertoe de enkelvoudige extramurale ergotherapie met ingang van 1 januari 2001 als verstrekking in de Ziekenfondswet op te nemen en deze vorm van zorg toe te voegen aan het standaardpakket op grond van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ). Verder wordt het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden gewijzigd. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over onder meer de vervoerskosten. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Vervoerskosten Ingevolge artikel 19, tweede lid, bestaat geen aanspraak op de vergoeding van de kosten van ziekenvervoer, gemaakt in verband met in een andere lidstaat zonder voorafgaande toestemming ontvangen medisch noodzakelijke zorg. Volgens de toelichting gaat het bij ziekenvervoer om bijkomende kosten; als de verzekerde zo nodig elders hulp wil inroepen, behoren de daarmee samenhangende vervoerskosten tot zijn eigen verantwoordelijkheid.(zie noot 1) Uit artikel 10, eerste lid, van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden volgt dat de kosten van medisch noodzakelijk ziekenvervoer in Nederland in verband met een ziekenhuisopname of niet-klinische medisch specialistische behandeling worden vergoed. Het volstrekt uitsluiten van vergoeding van deze kosten, gemaakt in het kader van een behandeling in het buitenland die volgens artikel 19, eerste lid, wél voor vergoeding in aanmerking komt, is een vorm van directe discriminatie en als zodanig ontoelaatbaar. Een dergelijke regeling maakt het moeilijker om zich tot medische hulpverleners in een andere lidstaat te wenden en vormt voor zowel laatstgenoemden als de verzekerden een belemmering van het vrije verkeer van diensten. Waar precies de grenzen liggen van de hoogte van te verstrekken vergoeding, is moeilijk aan te geven. Uit het arrest O'Flynn(zie noot 2) kan worden afgeleid dat niets een lidstaat belet de vergoeding te beperken tot een forfaitair of redelijk bedrag, dat wordt vastgesteld in relatie tot de vervoerskostenvergoeding die voor vervoer in de eigen lidstaat geldt. In zoverre lijkt de regeling die thans nog op grond van artikel 6 Wtz geldt - te weten vergoeding van de kosten tot aan de dichtstbijzijnde plaats waar de behandeling normaliter in Nederland zou zijn geschied - niet bij voorbaat kansloos als het tot een procedure voor het Hof komt. Gelet op het voorgaande adviseert de Raad in artikel 19, tweede lid, van het ontwerpbesluit te voorzien in een regeling met betrekking tot de vervoerskosten. Overige opmerkingen 2. In artikel 5, eerste lid, van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering wordt paramedische zorg omschreven als door een huisarts of specialist (en in geval van logopedie: tandartsspecialist) voorgeschreven zorg, te verlenen door heilgymnasten-masseurs, fysiotherapeuten, oefentherapeuten of logopedisten. Ingevolge het tweede lid worden bij ministeriële regeling regels gesteld omtrent omvang en plaats van de zorg, en de voorwaarden waaronder aanspraak op die zorg bestaat. Aan dit artikellid is uitwerking gegeven door middel van de Regeling paramedische hulp ziekenfondsverlening. Ingevolge artikel I van het ontwerpbesluit wordt aan het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering een nieuw artikel 5a toegevoegd. Daarin wordt bepaald dat paramedische zorg tevens de aanspraak op ergotherapie omvat en worden tevens de omvang en plaats van de zorg, en kwaliteit van de hulpverlener omschreven. De Raad adviseert ter bevordering van de overzichtelijkheid van de regelgeving de regeling van de paramedische zorg te concentreren in artikel 5 van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekeringen en het ontwerpbesluit zodanig te wijzigen dat het voorgestelde artikel 5a wordt omgezet in een aanpassing van artikel 5. 3. In artikel 20, eerste lid, van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden is onder meer bepaald dat de verzekerde aanspraak heeft op vergoeding van de kosten van opneming in een buitenlands ziekenhuis gedurende maximaal een jaar. In het voorgestelde artikel 20, eerste lid, wordt, voorzover hier van belang, bepaald dat de kosten worden vergoed van in het buitenland door of vanwege een ziekenhuis verleende zorg die gepaard gaat met opneming gedurende maximaal een jaar.(zie noot 3) Letterlijk genomen betekent dit dat wanneer een opname langer duurt dan een jaar, ook de aanspraak op vergoeding over dat jaar vervalt. De Raad adviseert daarom het voorgestelde artikel 20, eerste lid, zodanig te wijzigen dat bij de formulering aansluiting wordt gezocht bij de formulering van het thans geldende artikel 20, eerste lid, van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden. 4. Met het ontwerpbesluit wordt, conform de aanbevelingen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), ergotherapie per 1 januari 2001 opgenomen in het ziekenfonds- en Wtz-pakket en wordt ook de vrijgevestigde ergotherapeut in staat gesteld deze zorg als verstrekking te leveren. Uit het ontwerpbesluit blijkt niet of aandacht is geschonken aan de overige aanbevelingen van het CVZ, in het bijzonder die betreffende de afbakening tussen de verstrekking ergotherapie en de Wet voorzieningen gehandicapten en tussen ergotherapie en fysiotherapie, en die inzake de aan de kwaliteit van de zorgverlening te stellen eisen. In de toelichting bij artikel I wordt in dit verband slechts gesteld dat de aanspraak op ergotherapie die in het nieuwe artikel 5a van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering is omschreven, qua inhoud en omvang overeenkomt met hetgeen onder de subsidieregeling werd vergoed. De Raad adviseert hieraan in de toelichting aandacht te schenken. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de postale dienstverlening (Postbesluit 20..), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de postale dienstverlening (Postbesluit 20..), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2007, no.07.003917, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende de postale dienstverlening (Postbesluit 20..), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEX-locatie Vathorst in de gemeente Amersfoort.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEX-locatie Vathorst in de gemeente Amersfoort.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 28 februari 2003, no.HKW/R 2003/2392, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEX-locatie Vathorst in de gemeente Amersfoort. Uit de overige overwegingen van het ontwerpbesluit blijkt dat de planologische grondslag voor het te maken werk waarvoor onteigend wordt, de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEX-locatie Vathorst, wordt gevormd door het vigerende bestemmingsplan Vathorst en enkele daarop gebaseerde uitwerkingsplannen. Daaruit moet volgens de Raad van State worden geconcludeerd dat de onteigening strekt tot uitvoering van dit bestemmingsplan. Dit geeft aanleiding tot de vraag waarom in het ontwerpbesluit niet gekozen is voor titel IV van de onteigeningswet als basis voor het ontwerpbesluit maar voor titel IIa. In dit verband verwijst de Raad naar zijn advies van 19 februari 1999, no.W09.99.0015/V, inzake een onteigening in de in de gemeente Enschede.(zie noot 1)De Raad adviseert op deze vraag in het ontwerpbesluit in te gaan. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw en van het Besluit wachttijd bijzondere ziektekostenverzekering in verband met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000, en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw en van het Besluit wachttijd bijzondere ziektekostenverzekering in verband met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000, en enkele andere wijzigingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 en het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 en het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2005), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2005), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Wet vereenvoudiging regelingen UWV), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Wet vereenvoudiging regelingen UWV), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2012, no.12.000199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Wet vereenvoudiging regelingen UWV), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van borgstellingen ter zake van kredieten voor scheepsnieuwbouw (Besluit borgstelling scheepsnieuwbouw), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van borgstellingen ter zake van kredieten voor scheepsnieuwbouw (Besluit borgstelling scheepsnieuwbouw), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 165 en Trb. 2010, 102), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 165 en Trb. 2010, 102), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002064, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 165 en Trb. 2010, 102), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en in verband daarmee van enige andere socialezekerheidswetten (Besluit SUWI).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en in verband daarmee van enige andere socialezekerheidswetten (Besluit SUWI).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet op het BTW-compensatiefonds, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet op het BTW-compensatiefonds, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor Aruba van het op 12 november 1921 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de schadeloosstelling voor ongevallen in de landbouw (Verdrag Nr. 12, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar derde zitting); Brief regering; Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor Aruba inzake het Verdrag betreffende de schadeloosstelling voor ongevallen in de landbouw.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor Aruba van het op 12 november 1921 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de schadeloosstelling voor ongevallen in de landbouw (Verdrag Nr. 12, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar derde zitting); Brief regering; Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor Aruba inzake het Verdrag betreffende de schadeloosstelling voor ongevallen in de landbouw.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2005, no.05.004846, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe een aantal wijzigingen aan te brengen in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (hierna: Wiv). Het betreft onder meer de invoering van een verplichting tot gegevensverstrekking door bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen bestuursorganen en categorieën personen en instanties in de sectoren financiële dienstverlening en vervoer, de beschikbaarstelling van geautomatiseerde gegevensbestanden door de desbetreffende bestuursorganen en aangewezen instanties ten behoeve van data-analyse en het bevorderen of treffen van maatregelen ter bescherming van door een dienst te behartigen belangen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aanpassing behoeven. 1. Verplichting tot gegevensverstrekking Ingevolge de voorgestelde artikelen 17a en 29a kunnen bij algemene maatregel van bestuur bestuursorganen, respectievelijk categorieën personen en instanties in de sectoren financiële dienstverlening en vervoer worden aangewezen die verplicht zijn op verzoek van een dienst (de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) gegevens te verstrekken ter uitvoering of ondersteuning van de taak van die dienst. De medewerking die thans - enkele uitzonderingen daargelaten - vrijwillig is, wordt hiermee omgezet in een verplichting. De Raad merkt hierover het volgende op. Enerzijds wordt in de memorie van toelichting opgemerkt dat de afhankelijkheid van (louter) vrijwillige medewerking in het licht van de te beschermen belangen niet meer wenselijk is. Anderzijds wordt opgemerkt dat daarmee niet gezegd is dat bestaande vrijwillige arrangementen van artikel 17 Wiv niet zouden voldoen. In de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat er - naast een aantal reeds bestaande informatieverplichtingen - met diverse instanties (zowel bestuursorganen als andere instanties) convenanten zijn gesloten over de structurele verstrekking van gegevens aan de diensten.(zie noot 1) Dit roept de vraag op waarom en met het oog op welke gevallen het, ondanks het bestaan van deze convenanten en het feit dat uit de praktijk niet blijkt dat de vrijwillige arrangementen niet voldoen, thans nodig wordt geacht de mogelijkheid in te voeren bepaalde bestuursorganen en instanties een informatieverplichting op te leggen. Die vraag klemt temeer daar er nog kort geleden ten tijde van het tot stand brengen van de huidige Wiv 2002 uitdrukkelijk voor is gekozen vast te houden aan het uitgangspunt van de vrijwillige medewerking van degenen van wie de diensten gegevens wensen te verkrijgen. De Raad beveelt aan in de toelichting nader in te gaan op de noodzaak van het invoeren van een verplichting tot gegevensverstrekking. 2. Garanties voor de bescherming van de gegevens Artikel 17a, tweede lid, en artikel 29a, vijfde lid, bepalen dat bij algemene maatregel van bestuur onder meer geregeld wordt de wijze waarop de gegevensverstrekking dient plaats te vinden. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat bij geautomatiseerde gegevensverstrekking bepaalde technische en organisatorische maatregelen moeten worden getroffen (bijvoorbeeld beveiliging van de verbinding met cryptografie, protocollering van gegevensbevraging door de diensten en het hanteren van een autorisatiesysteem).(zie noot 2) Gelet op het feit dat het om gevoelige gegevens kan gaan, is de Raad van oordeel dat het nemen van adequate maatregelen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de gegevens uitdrukkelijk moet worden voorgeschreven. De Raad beveelt aan in artikel 17a, tweede lid, eventueel als onderdeel van de wijze van gegevensverstrekking, toe te voegen het nemen van adequate maatregen ter bescherming van de gegevens. 3. Aanwijzing van gegevens van communicatiediensten Het huidige artikel 28, eerste lid, bepaalt dat een verzoek aan een aanbieder van een communicatiedienst om gegevensverstrekking slechts betrekking kan hebben op bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens. Het wetsvoorstel brengt in het nieuwe tweede lid van artikel 28 daarin wijziging, waardoor het limitatieve/imperatieve karakter van de huidige regeling verdwijnt: bij algemene maatregel van bestuur kunnen de gegevens worden aangewezen waarop het verzoek betrekking kan hebben. De toelichting geeft hiervoor als reden dat met betrekking tot de evoluerende categorie van andere aanbieders nog niet eenduidig kan worden vastgesteld welke communicatiegegevens in relatie tot de door hen aangeboden communicatiediensten precies voor opneming in een algemene maatregel van bestuur in aanmerking zouden moeten komen. In de praktijk zal moeten worden vastgesteld welke gegevens er bij de verschillende aanbieders met betrekking tot de desbetreffende communicatiediensten voorhanden zijn en uiteindelijk voor een goede taakuitoefening van de diensten nodig zijn.(zie noot 3) De Raad merkt hierover het volgende op. Het betreft (ook) hier een vorm van gegevensverwerking door de diensten met een verplichting aan de kant van de gegevensverschaffers waaruit een inmenging kan voortvloeien in de uitoefening van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Een van de eisen van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden om een dergelijke inmenging te rechtvaardigen is dat deze voor de burgers op grond van de desbetreffende wettelijke regeling voorzienbaar en kenbaar is. De Raad is van oordeel dat het nieuwe artikel 28 zonder nadere precisering bij algemene maatregel van bestuur niet aan deze eisen van voorzienbaarheid en kenbaarheid voldoet. De reden die de toelichting geeft voor het laten vervallen van de eis dat uitsluitend die gegevens mogen worden bevraagd die in de algemene maatregel van bestuur zijn genoemd, staat er niet aan in de weg in de algemene maatregel van bestuur een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving te geven van het soort gegevens waarom het gaat, waarop dan later eventueel wijzigingen of uitbreidingen kunnen worden aangebracht. De Raad adviseert een dergelijke nadere specificatie bij algemene maatregel van bestuur zo spoedig mogelijk tot stand te brengen. 4. Europeesrechtelijke aspecten De artikelen 29a en 29b verplichten personen en instanties die beroeps- of bedrijfsmatig financiële diensten verlenen of werkzaam zijn als vervoerder, bepaalde gegevens (concrete gegevens respectievelijk gegevensbestanden) aan te leveren. Beide artikelen houden een beperking van de vrije dienstverlening in en vereisen derhalve een rechtvaardiging in overeenstemming met het communautaire recht. De toelichting besteedt hieraan in het geheel geen aandacht. De Raad adviseert dat alsnog te doen. De Raad wijst erop dat in Europees verband reeds is voorzien in regels betreffende het verstrekken van gegevens en de bescherming daarvan. Zo bevat artikel 30 van richtlijn nr.2000/14/EG(zie noot 4) dergelijke regels ten aanzien van kredietinstellingen. Ook kan worden gewezen op specifieke maatregelen met betrekking tot terrorisme, zoals verordening (EG) nr.2580/2001 en richtlijn nr.2005/60/EG.(zie noot 5) De Raad adviseert de toelichting op dit punt uit te breiden. 5. Vergoeding van kosten Artikel 29a, vijfde lid, onder d, en artikel 29b, vijfde lid, onder b, bepalen dat bij, respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vergoeding van (de) kosten. De Raad merkt ten aanzien van de verplichting tot gegevensverstrekking door niet-bestuursorganen op dat de kosten voor het bewerken en verstrekken van in het bijzonder (delen van) geautomatiseerde gegevensbestanden hoog kunnen oplopen. In de toelichting wordt aangegeven dat vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten als uitgangspunt zal worden gehanteerd,(zie noot 6) doch de Raad adviseert voor deze volledige kostenvergoeding in de wet een garantie op te nemen. 6. Advies College bescherming persoonsgegevens Er is geen advies gevraagd aan het College bescherming persoonsgegevens. Hoewel de Wet bescherming persoonsgegevens niet van toepassing is en het vragen van advies derhalve niet wettelijk verplicht was, had dit naar het oordeel van de Raad in dit geval niettemin voor de hand gelegen. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. 7. Inwerkingtreding Artikel III biedt de mogelijkheid dat niet alle onderdelen van het wetsvoorstel op hetzelfde moment in werking treden. In de toelichting wordt daarvoor geen reden gegeven. De Raad adviseert daarin alsnog te voorzien en zonodig de bepaling aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tot aanpassing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (Wet implementatie richtlijn nr. 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tot aanpassing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (Wet implementatie richtlijn nr. 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2012, no.12.001322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tot aanpassing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (Wet implementatie richtlijn nr. 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Antigua en Barbuda inzake luchtvervoer tussen Antigua en Barbuda en de Nederlandse Antillen; St. Johns, 24 november 2006, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Antigua en Barbuda inzake luchtvervoer tussen Antigua en Barbuda en de Nederlandse Antillen; St. Johns, 24 november 2006, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2007, no.06.004753, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Antigua en Barbuda inzake luchtvervoer tussen Antigua en Barbuda en de Nederlandse Antillen; St. Johns, 24 november 2006, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de wijziging in de procedure betreffende de aanvraag en afgifte van rijbewijzen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de wijziging in de procedure betreffende de aanvraag en afgifte van rijbewijzen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2009, no.09.001532, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel vanwege onder meer aanpassing van het ouderschapsverlof en regeling van een toelage voor de schoolleiding in het basisonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel vanwege onder meer aanpassing van het ouderschapsverlof en regeling van een toelage voor de schoolleiding in het basisonderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de wijze waarop de hoogte van het in artikel 56, vierde lid, Wet op het notarisambt bedoelde eigen vermogen wordt bepaald (Besluit vermogensbegrip notariële tarieven familiepraktijk).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de wijze waarop de hoogte van het in artikel 56, vierde lid, Wet op het notarisambt bedoelde eigen vermogen wordt bepaald (Besluit vermogensbegrip notariële tarieven familiepraktijk).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (subsidie aan toegelaten instellingen voor de wijkenaanpak) en van het Besluit beheer sociale-huursector, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (subsidie aan toegelaten instellingen voor de wijkenaanpak) en van het Besluit beheer sociale-huursector, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2008, no.08.001522, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (subsidie aan toegelaten instellingen voor de wijkenaanpak) en van het Besluit beheer sociale-huursector, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (implementatie IPPC-richtlijn en EG-inspraakrichtlijn).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (implementatie IPPC-richtlijn en EG-inspraakrichtlijn).Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2005, no.05.002199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (implementatie IPPC-richtlijn en EG-inspraakrichtlijn). Het ontwerpbesluit behelst wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) op drie punten: toevoeging van de in of bij de aanvraag om een vergunning in bepaalde gevallen te vermelden gegevens, van een artikel omtrent de bepaling van de 'beste beschikbare technieken' (BBT) en van een artikel inzake 'actualisering van vergunningen'. Het ontwerpbesluit strekt tot implementatie van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC-richtlijn)(zie noot 1) en van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de richtlijnen 85/337/EG en 96/61/EG (de EG-inspraakrichtlijn).(zie noot 2) Het ontwerpbesluit betreft een aanvulling op de eerder ingediende wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat).(zie noot 3) De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Wijziging artikel 5.1, eerste lid Ivb Het ontwerpbesluit implementeert in artikel I, onder A, de EG-inspraakrichtlijn, voor zover die richtlijn de IPPC-richtlijn heeft gewijzigd. Blijkens de artikelsgewijze toelichting bij het ontwerpbesluit gaat het hier om een aanvulling van de bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onder a en c, van de Wm over te leggen informatie. Voor gpbv-installaties(zie noot 4) moet voortaan ook een beknopte beschrijving van de belangrijkste door de aanvrager bestudeerde alternatieven, 'voor zover deze bestaan', worden overgelegd. De nota van toelichting formuleert deze verplichting anders dan de tekst van het ontwerpbesluit. Volgens de toelichting betreft het een beknopte beschrijving van de voornaamste alternatieven die de aanvrager bekend zijn en die hij bestudeerd heeft.(zie noot 5) De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan de tekst aan te passen. 2. BBT en het voorgestelde artikel 5a.1 Ivb Het ontwerpbesluit beoogt in artikel I, onder B, BBT in het Nederlandse rechtsstelsel te implementeren. De Raad is van oordeel dat het voorgestelde artikel 5a.1 Ivb niet geheel in overeenstemming is met de IPPC-richtlijn. a. Bijlage IV IPPC-richtlijn De IPPC-richtlijn geeft in artikel 2, elfde lid, allereerst een algemene definitie van BBT: "het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken". Hiernaast geeft de IPPC-richtlijn ook specifiek invulling aan de afzonderlijke begripsbestanddelen van BBT. Voorts noemt de IPPC-richtlijn in bijlage IV de punten die bij de bepaling van de BBT speciaal in aanmerking genomen moeten worden. Het gaat daarbij om twaalf in bijlage IV opgesomde overwegingen waarmee in het algemeen of in bijzondere gevallen rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de beste beschikbare technieken. Bij de beoordeling van elk van deze overwegingen dient rekening gehouden te worden met de eventuele kosten en baten van een actie en met het voorzorgs- en het preventiebeginsel. In het Nederlandse recht is de begripsbepaling van BBT opgenomen in artikel 1.1 Wm.(zie noot 6) De overwegingen uit bijlage IV van de IPPC-richtlijn worden in het onderhavige ontwerpbesluit geïmplementeerd. Door in het voorgestelde artikel 5a.1, eerste lid, aan het eind van de eerste alinea, 'en voorts:' op te nemen, zijn de overwegingen uit bijlage IV en 'de voorzienbare kosten en baten' en 'het voorzorgs- en preventiebeginsel' nevengeschikt, waar dat in de IPPC-richtlijn niet het geval is. De 'kosten en baten' en het 'voorzorgs- en preventiebeginsel' dienen op basis van de richtlijn als richtsnoeren bij het afwegen van de twaalf opgesomde overwegingen en niet als afzonderlijke overwegingen als opgesomd in Bijlage IV aangemerkt te worden. De Raad adviseert het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen. b. Kosten- en batenweging bij vergunningvoorwaarden De hiervoor genoemde nevenschikking in het voorgestelde artikel 5a.1 Ivb werkt door in de weging van vergunningvoorwaarden. Op grond van artikel 9, lid 3, tweede paragraaf, en lid 5, tweede paragraaf, van de IPPC-richtlijn mogen de kosten en baten eigenstandig, naast de twaalf genoemde overwegingen, alleen meegewogen worden met betrekking tot vergunningen voor installaties als bedoeld in rubriek 6.6 van bijlage I van de richtlijn. Deze categorie ziet op installaties voor intensieve pluimvee- en varkenshouderijen.(zie noot 7) De Raad adviseert het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen. c. Voorzorgs- en preventiebeginsel Met het ontwerpbesluit worden het voorzorgs- en het preventiebeginsel voor het eerst expliciet genoemd in de Nederlandse wetgeving.(zie noot 8) In de toelichting bij het ontwerpbesluit wordt in paragraaf II, bij artikel I, onderdeel B, uiteengezet wat onder deze beginselen moet worden verstaan. Gelet op het feit dat het hier gaat om de Europese voorzorgs- en preventiebeginselen uit artikel 174, lid 2, eerste paragraaf, van het EG-verdrag, acht de Raad het aangewezen in de toelichting de begripsomschrijving zoals door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gegeven aan te houden.(zie noot 9) De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te passen. d. BREFs In bijlage IV van de IPPC-richtlijn worden de zogeheten BREFs(zie noot 10) (artikel 16, tweede lid, IPPC-richtlijn) of door internationale organisaties bekendgemaakte informatie genoemd als twaalfde overweging van de ten behoeve van het bepalen van de BBT te maken afweging. Het ontwerpbesluit bepaalt in artikel 5a.1, tweede lid, onder meer dat bij ministeriële regeling die BREFs worden aangewezen waarmee door het bevoegd gezag rekening moet worden gehouden. Door het invoeren van aanwijzing bij ministeriële regeling van in aanmerking komende BREFs wordt de indruk gewekt dat de minister terzake beleidsruimte heeft. Hierdoor wordt niet uitgesloten dat een selectie wordt gemaakt op grond waarvan met sommige BREFs wel en met andere wellicht niet door het bevoegd gezag rekening moet worden gehouden. Een dergelijke selectie staat genoemde bijlage IV niet toe. De Raad beveelt aan het ontwerpbesluit zodanig aan te passen dat, overeenkomstig het gestelde onder punt twaalf van bijlage IV van de IPPC-richtlijn, het bevoegd gezag bij de bepaling van BBT met alle BREFs rekening houdt en niet slechts met een bij ministeriële regeling aangewezen selectie van BREFs. 3. Informatieplichten In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel inzake de vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat werd onder meer aangekondigd dat het Ivb zou worden aangevuld met de verplichting voor bedrijven om in de aanvraag om een vergunning op hoofdlijnen informatie te verschaffen met betrekking tot het milieuzorgsysteem(zie noot 11) en het milieubeleid van het bedrijf.(zie noot 12) Thans meldt de nota van toelichting dat daarvan bij nader inzien wordt afgezien omdat artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder i, j en k, voldoende is.(zie noot 13) Toegegeven kan worden dat de bedoelde informatieplicht daaronder kan worden gebracht. Waar het Ivb echter onder meer is bedoeld om aanvragers en het bevoegd gezag duidelijkheid te verschaffen over de informatie die moet worden verstrekt respectievelijk verlangd bij een aanvraag om vergunning ingevolge artikel 8.5, tweede lid, van de Wm, verdient het naar het oordeel van de Raad de voorkeur om in het Ivb uitdrukkelijk te regelen dat en in welke gevallen de bedoelde gegevens bij de aanvraag moeten worden gevoegd. Het is gewenst dat met de implementatie van de IPPC-richtlijn geen andere regels worden opgenomen dan die welke voor de implementatie noodzakelijk zijn.(zie noot 14) De Raad beveelt aan noot 4 bij onderdeel I.1 van de nota van toelichting te schrappen en de verankering van de verplichting tot het verschaffen van informatie met betrekking tot het milieuzorgsysteem en het milieubeleid van het bedrijf bij een latere wijziging van het Ivb alsnog te regelen. 4. Bestuurlijke lasten Blijkens de laatste alinea van paragraaf 4.1 van de nota van toelichting is op verzoek van de decentrale overheden onderzoek verricht naar de bestuurlijke lasten welke gemoeid zijn met de implementatie van de IPPC-richtlijn. Dit onderzoek zou zijn afgerond in het eerste kwartaal van 2005. Het is de Raad daarom niet duidelijk waarom specifiek op het ontwerpbesluit toegespitste resultaten, welke inzicht kunnen geven op welke punten de bestuurlijke lasten naar verwachting zullen toe nemen, uit dit onderzoek niet zijn opgenomen in de nota van toelichting. De Raad beveelt aan deze alsnog in de toelichting op te nemen. 5. Transponeringstabel Het ontwerpbesluit implementeert de IPPC-richtlijn en de EG-inspraakrichtlijn, voor zover deze de IPPC-richtlijn heeft gewijzigd. Het ontwerpbesluit geeft, mede als gevolg van het ontbreken van een transponeringstabel, geen inzicht of daarmee de EG-inspraakrichtlijn volledig zal zijn omgezet in het Nederlandse recht. De Raad beveelt aan de toelichting bij het ontwerpbesluit, mede gelet op aanwijzing 344, op dit punt aan te vullen. 6. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Warenwet met het oog op de implementatie van richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Warenwet met het oog op de implementatie van richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Oosterhout krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Contreie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Oosterhout krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Contreie).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 13 september 2013, no.RWS-2013/44434, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Oosterhout krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Contreie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg en enkele technische wijzigingen van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Besluit archeologische monumentenzorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg en enkele technische wijzigingen van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Besluit archeologische monumentenzorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2007, no.07.000760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg en enkele technische wijzigingen van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Besluit archeologische monumentenzorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 670 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 670 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat van 65 naar 66 jaar (Wet verhoging pensioengerechtigde leeftijd naar 66 jaar), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat van 65 naar 66 jaar (Wet verhoging pensioengerechtigde leeftijd naar 66 jaar), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 april 2011, no.11.000939, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat van 65 naar 66 jaar (Wet verhoging pensioengerechtigde leeftijd naar 66 jaar), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2013, no.13.000221, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van verwerkingen van persoonsgegevens die zijn vrijgesteld van de melding bedoeld in artikel 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Vrijstellingsbesluit Wbp).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van verwerkingen van persoonsgegevens die zijn vrijgesteld van de melding bedoeld in artikel 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Vrijstellingsbesluit Wbp).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal bepalingen in de TNO-wet in verband met deregulering en modernisering en ter doorvoering van een aantal technische wijzigingen alsmede wijziging van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek in verband met het tijdstip van vaststelling van het wetenschapsbudget en het herstel van een beroepsmogelijkheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal bepalingen in de TNO-wet in verband met deregulering en modernisering en ter doorvoering van een aantal technische wijzigingen alsmede wijziging van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek in verband met het tijdstip van vaststelling van het wetenschapsbudget en het herstel van een beroepsmogelijkheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit Participatiewet in verband met wijzigingen van het verdeelmodel en vaststelling van een nieuw vangnet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit Participatiewet in verband met wijzigingen van het verdeelmodel en vaststelling van een nieuw vangnet.Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2016, no.2016001327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit Participatiewet in verband met wijzigingen van het verdeelmodel en vaststelling van een nieuw vangnet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid en de daarmee samenhangende bepalingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid en de daarmee samenhangende bepalingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter voorkoming van verontreiniging door aangroeiwerende verfsystemen op schepen ter uitvoering van verordening (EG) nr.782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen (PbEU L 115) (Besluit aangroeiwerende verfsystemen zeeschepen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter voorkoming van verontreiniging door aangroeiwerende verfsystemen op schepen ter uitvoering van verordening (EG) nr.782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen (PbEU L 115) (Besluit aangroeiwerende verfsystemen zeeschepen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen ter implementatie van Richtlijn 2001/20/EG inzake de toepassing van de goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (Wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen ter implementatie van Richtlijn 2001/20/EG inzake de toepassing van de goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (Wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot Invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot Invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de toepassing van artikel 16 van de Mijnbouwwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de toepassing van artikel 16 van de Mijnbouwwet.Bij brief van 31 januari 2018 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal, op voorstel van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de toepassing van artikel 16 van de Mijnbouwwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 en van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met onder meer aanpassing aan het Europese recht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 en van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met onder meer aanpassing aan het Europese recht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L294), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L294), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2014, no.2014001813, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L294), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994, het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de doorberekening van de administratiekosten bij administratieve sancties, geldboeten en geldsomtransacties, alsmede tot wijziging van de bijlage horende bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de wijziging van de voertuigregelgeving, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994, het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de doorberekening van de administratiekosten bij administratieve sancties, geldboeten en geldsomtransacties, alsmede tot wijziging van de bijlage horende bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de wijziging van de voertuigregelgeving, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 december 2008, no.08.003483, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994, het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de doorberekening van de administratiekosten bij administratieve sancties, geldboeten en geldsomtransacties, alsmede tot wijziging van de bijlage horende bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeers¬voorschriften, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de wijziging van de voertuigregelgeving, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met bekendmakingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met bekendmakingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2014, no.2014000339, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met bekendmakingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (wijzigingen met betrekking tot de grondexploitatie, de bevoorschotting van verleende subsidies en de partiële herziening van bestemmingsplannen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (wijzigingen met betrekking tot de grondexploitatie, de bevoorschotting van verleende subsidies en de partiële herziening van bestemmingsplannen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2010, no.10.001165, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (wijzigingen met betrekking tot de grondexploitatie, de bevoorschotting van verleende subsidies en de partiële herziening van bestemmingsplannen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter verhoging van de minimumleeftijd van 16 jaar naar 18 jaar van personen aan wie tabaksproducten mogen worden verkocht (Verhoging minimumleeftijd verkoop tabaksproducten), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter verhoging van de minimumleeftijd van 16 jaar naar 18 jaar van personen aan wie tabaksproducten mogen worden verkocht (Verhoging minimumleeftijd verkoop tabaksproducten), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2013, no.13.000153, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter verhoging van de minimumleeftijd van 16 jaar naar 18 jaar van personen aan wie tabaksproducten mogen worden verkocht (Verhoging minimumleeftijd verkoop tabaksproducten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2009, no.09.000360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in verband met de verhoging van het algemene btw-tarief, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in verband met de verhoging van het algemene btw-tarief, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2012, no.12.001469, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in verband met de verhoging van het algemene btw-tarief, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het ingeperkt gebruik en de doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen (Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het ingeperkt gebruik en de doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen (Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2012, no.12.001546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het ingeperkt gebruik en de doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen (Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2009, no.09.003405, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Mediawet met het oog op modernisering in het licht van digitalisering, herijking van de taakopdracht van de publieke omroep, versoepeling van de reclameregels voor commerciële omroepen en andere noodzakelijke aanpassingen (Mediawet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Mediawet met het oog op modernisering in het licht van digitalisering, herijking van de taakopdracht van de publieke omroep, versoepeling van de reclameregels voor commerciële omroepen en andere noodzakelijke aanpassingen (Mediawet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2007, no.07.002465, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Mediawet met het oog op modernisering in het licht van digitalisering, herijking van de taakopdracht van de publieke omroep, versoepeling van de reclameregels voor commerciële omroepen en andere noodzakelijke aanpassingen (Mediawet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zesde tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zesde tranche), met nota van toelichting.Het ontwerp voorziet in experimenten met flexibele bestemmingsplannen, verlengt de looptijd van twee andere bestemmingsplannen en brengt twee logistieke projecten ten zuiden van Schiphol onder het versoepelde regime van de Crisis- en herstelwet. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de bijdrage die de maatregelen leveren aan het wettelijke criterium duurzaamheid, de beperking van nadeelcompensatie bij planschade en het experimentele karakter van enkele maatregelen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een nieuwe titel 2D (regels met betrekking tot pandbeleningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een nieuwe titel 2D (regels met betrekking tot pandbeleningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2012, no.12.000198, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een nieuwe titel 2D (regels met betrekking tot pandbeleningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet luchtvaart (geluidscertificaat en geluidsverklaring).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet luchtvaart (geluidscertificaat en geluidsverklaring).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten teneinde het verbod op zelfbediening bij verkoop van zelfzorggeneesmiddelen op te heffen (opheffing verbod op zelfbediening bij zelfzorggeneesmiddelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten teneinde het verbod op zelfbediening bij verkoop van zelfzorggeneesmiddelen op te heffen (opheffing verbod op zelfbediening bij zelfzorggeneesmiddelen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring ver-zekerden werknemersverzekeringen 1990 en het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring ver-zekerden werknemersverzekeringen 1990 en het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999.Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2003, no.03.001417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 en het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2008, no.08.002928, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van een wet op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake van de Arbeidstijdenwet (Wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van de digitale tachograaf).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van een wet op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake van de Arbeidstijdenwet (Wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van de digitale tachograaf).Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2003, no.03.002985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van een wet op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake van de Arbeidstijdenwet (Wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van de digitale tachograaf). Het voorstel bevat wijzigingen in de Arbeidstijdenwet (ATW) en in de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr.2135/98.(zie noot 1) Deze wijzigingen hebben betrekking op de vervanging van de thans in het wegvervoer gebruikte "papieren" tachograaf door een digitale tachograaf. Deze tachograaf moet de controle op arbeidstijden in de vervoerssector, effectiever, eenvoudiger en fraudebestendiger maken. De invoeringstermijn loopt op 6 augustus 2004 af. De Raad van State kan zich vinden in het voorstel, maar maakt een opmerking over de samenhang met een andere wijziging van de ATW. In verband daarmee is mogelijk enige aanpassing van het voorstel wenselijk. 1. De Raad constateert dat in het voorstel is uitgegaan van de wettekst zoals die zal luiden na inwerkingtreding van de wijziging van de ATW in verband met de invoering van de bestuurlijke boete.(zie noot 2) In het voorstel worden immers wijzigingen aangebracht in artikel 11.3, tweede lid, zoals dat zal luiden na invoering van de bestuurlijke boete in de ATW. Het voorstel daartoe is op 14 augustus 2003 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhangig gemaakt. De toelichting gaat niet in op de vraag of voldoende verzekerd is dat de wijziging van artikel 11.3, tweede lid, ATW tijdig van kracht zal zijn vóór het einde van de invoeringstermijn voor Verordening (EG) nr.2135/98. De Raad adviseert dit alsnog te doen, en zo nodig het voorstel op dit punt aan te passen. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels over de werkwijze van de kamer, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet College voor de rechten van de mens (Besluit werkwijze onderzoek gelijke behandeling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels over de werkwijze van de kamer, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet College voor de rechten van de mens (Besluit werkwijze onderzoek gelijke behandeling), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2011, no.11.001259, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels over de werkwijze van de kamer, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet College voor de rechten van de mens (Besluit werkwijze onderzoek gelijke behandeling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, New York, 6 oktober 1999 (Trb.2000, 99 en 2001, 146), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, New York, 6 oktober 1999 (Trb.2000, 99 en 2001, 146), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de accijns.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de accijns.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enige andere wetten in verband met de invoering van de mogelijkheid het ambt van notaris in dienstbetrekking uit te oefenen en het aanbrengen van enkele wijzigingen van technische aard (Wet notaris in dienstbetrekking), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enige andere wetten in verband met de invoering van de mogelijkheid het ambt van notaris in dienstbetrekking uit te oefenen en het aanbrengen van enkele wijzigingen van technische aard (Wet notaris in dienstbetrekking), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels in verband met Verordening (EG) Nr.2076/2002 (Besluit regels verlenging communautaire overgangstermijn gewasbeschermingsmiddelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels in verband met Verordening (EG) Nr.2076/2002 (Besluit regels verlenging communautaire overgangstermijn gewasbeschermingsmiddelen).Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2003, no.03.001379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels in verband met Verordening (EG) Nr. 2076/2002 (Besluit regels verlenging communautaire overgangstermijn gewasbeschermingsmiddelen).1. In het ontwerpbesluit worden op grond van artikel 23 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (hierna: Bmw) regels gesteld die afwijken van enkele bepalingen van de Bmw, dit ter uitvoering van Verordening (EG) Nr.2076/2002 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2002 houdende verlenging van de in artikel 8, tweede lid, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad bedoelde termijn en betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij die richtlijn en de intrekking van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (PbEG 2002, L 319) (hierna: verordening 2076/2002).Het besluit bevat onder meer een bijzonder regime voor gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor doeleinden ten aanzien waarvan voor Nederland een essentiële noodzaak bestaat voor het verdere gebruik van die middelen en waarvoor doelmatige alternatieven ontbreken. De betrokken werkzame stoffen zijn met de toegestane gebruiksdoeleinden in bijlage II van verordening 2076/2002 aangewezen. De toelating van middelen met deze stoffen mag ingevolge artikel 2, derde lid, van verordening 2076/2002 onder bepaalde voorwaarden tot 30 juni 2007 gehandhaafd blijven, dat wil zeggen dat de toelating uiterlijk op die datum moet worden ingetrokken. Als uiterste gebruiksdatum geldt daarbij 31 december 2007.De daartoe strekkende instructie aan het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen is vastgelegd in artikel 3, eerste lid, van het ontwerpbesluit. Aan het slot van paragraaf 4 van de nota van toelichting wordt erop gewezen dat een aantal werkzame stoffen die in bijlage II van verordening 2076/2002 als voor Nederland essentieel noodzakelijk zijn aangewezen, van de toepassing van de Bmw is uitgezonderd in de (ministeriële) Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen (hierna: Rub). Teneinde de juridische status van deze stoffen op grond van de Rub in overeenstemming te brengen met verordening 2076/2002 zullen zij, zo wordt vervolgd in de nota van toelichting, per 1 januari 2004 niet meer in de Rub zijn vermeld. Vanaf die datum zullen deze stoffen niet meer zonder toelating als gewasbeschermingsmiddel mogen worden gebruikt. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor zilvernitraat. Ingevolge bijlage II van verordening 2076/2002 is deze stof voor Nederland aangewezen essentieel noodzakelijk in de teelt van komkommers en augurken die voor hun zaad worden gekweekt.Die beperkte gebruiksaanwending is geregeld in de Rub. In de toelichting wordt ervan uitgegaan dat voor wat betreft deze uitzondering aan verordening 2076/2002 kan worden voldaan door zilvernitraat niet meer in de Rub te vermelden vanaf 1 januari 2008, zijnde de uiterste datum waarop werkzame stoffen volgens artikel 3, aanhef en onderdeel a, van verordening 2076/2002 na beëindiging van de toelating nog voor het in bijlage II genoemde gebruiksdoeleinde (essentieel noodzakelijk) mogen worden gebruikt. De Raad van State wijst erop dat in die periode tevens moet zijn voldaan aan de voorwaarden die in artikel 2, derde lid, onderdelen a, b, c en d van verordening 2076/2002 aan de (tijdelijke) handhaving van de toelating van middelen met deze werkzame stoffen worden gesteld, zoals dat voor de andere middelen die essentieel noodzakelijk zijn, is bepaald in artikel 3, eerste lid, van het ontwerpbesluit. Het college adviseert hieraan in de nota van toelichting aandacht te besteden.2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequentie van de opvang van deze personen (PbEG L 212), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequentie van de opvang van deze personen (PbEG L 212), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regels over de werking van de strafwet buiten Nederland (herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regels over de werking van de strafwet buiten Nederland (herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2012, no.12.002690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regels over de werking van de strafwet buiten Nederland (herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Haarlem van 30 november 2005, no. 262/2005, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Haarlem van 30 november 2005, no. 262/2005, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 april 2014, no.2014000754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van 's-Hertogenbosch van 7 juni 2001 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van 's-Hertogenbosch van 7 juni 2001 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2015, no.2015001218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001788, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 16 juni 2005, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 16 juni 2005, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 27 december 2005, no.MJZ2005195660, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de voordracht met ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 16 juni 2005, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting naar aanleiding van het voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting naar aanleiding van het voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter.Bij brief van 4 juli 2017 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen naar aanleiding van het voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter.Bij de Tweede Kamer is in behandeling een initiatiefwetsvoorstel waarin de rechter bevoegd wordt om wetten te toetsen aan een aantal bepalingen van de Grondwet (voorstel-Van Tongeren). (zie noot 1) Het voorstel is in 2009 in eerste lezing door de Tweede en Eerste Kamer aanvaard. De Tweede Kamerverkiezingen van 2010 hadden mede tot doel de kiezers op de voet van artikel 137, derde en vierde lid, van de Grondwet over dit wetsvoorstel te raadplegen alvorens de beide kamers het voorstel in tweede lezing zouden behandelen. De in 2010 gekozen Tweede Kamer heeft het voorstel echter niet afgehandeld; sindsdien is de Tweede Kamer twee keer opnieuw gekozen, in 2012 en 2017. Naar aanleiding hiervan is aan de Afdeling advisering van de Raad van State de vraag voorgelegd of het wetsvoorstel nog verder kan worden behandeld.Voor de beantwoording van deze vraag is van belang welke rol de kiezers hebben in de grondwetsherzieningsprocedure. Die procedure houdt in dat het voorstel door de Tweede en Eerste Kamer in twee lezingen moet worden aangenomen. Na voltooiing van de eerste lezing wordt de Tweede Kamer ontbonden, zodat de kiezers de mogelijkheid hebben zich over het voorstel uit te spreken bij de daaropvolgende verkiezingen voor de Tweede Kamer. Dit "kiezersmandaat" komt aldus toe aan de nieuwe Tweede Kamer. Die Kamer zal het voorstel in tweede lezing moeten overwegen.Voorts is het precedent van 2003 van belang. In dat jaar werden voorstellen tot wijziging van de Grondwet niet behandeld door de Tweede Kamer die daarvoor het kiezersmandaat had verkregen. Naar aanleiding van die gebeurtenissen is in 2003 geconcludeerd dat de ratio van het kiezersmandaat uit de 19e eeuw stamt en weliswaar geleidelijk aan op de achtergrond is geraakt, maar onder omstandigheden haar volle betekenis kan herkrijgen. Indien de nieuw gekozen Tweede Kamer de heroverwegingsplicht niet vervult, en indien daarvoor bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest, kan het tweedelezingsvoorstel ook behandeld worden door de daaropvolgende Tweede Kamer. Doet ook die Kamer dat niet, dan is niet aan de heroverwegingsplicht voldaan en moet het voorstel geacht worden te zijn vervallen. De Tweede Kamer zal dit uitdrukkelijk moeten vaststellen.Het voorgaande betekent dat de kamer zal moeten vaststellen dat het voorstel-Van Tongeren is vervallen.De Tweede Kamer heeft mogelijkheden om de indiening en de behandeling van een tweedelezingsvoorstel te bespoedigen: zij hoeft niet te wachten tot het kamerlid dat het voorstel verdedigt procedurele stappen zet, maar kan die zelf regisseren. De Afdeling doet daarvoor concrete suggesties.1. InleidingDe Voorzitter van de Tweede Kamer heeft op 4 juli 2017 de Afdeling advisering om voorlichting gevraagd naar aanleiding van het voorstel van wet van het lid Van Tongeren (zie noot 2) tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (Kamerstuk 32 334). In de Tweede Kamer zijn vragen gerezen over de grondwettigheid van een verdere behandeling van het initiatiefvoorstel. De Voorzitter heeft de Afdeling drie vragen voorgelegd:1. Hoe verhoudt de behandeling van wetsvoorstel met Kamerstuk 32334 zich tot de procedure die wordt voorgeschreven in artikel 137, vierde lid, van de Grondwet?2. Wat betekent het antwoord op vraag 1 voor de verder te volgen procedure, mede in het licht van eerdere adviezen (Kamerstuk 29 200 VII, nr. 36, Kamerstuk 31 012, nr. 4 en Kamerstuk 31 013, nr. 4) van de Afdeling over dit onderwerp?3. Ziet de Afdeling ter zake van het onderwerp van dit verzoek nieuwe ontwikkelingen sinds het verschijnen van de notitie "Herziening Grondwet" (Kamerstuk 31 570, nr. 14) van de minister van Binnenlandse Zaken?2.Achtergrond van het voorstel-Van TongerenAchtergrond van de vragen die aan de Afdeling zijn gesteld, is de behandeling in tweede lezing van het voorstel-Van Tongeren. Behandeling van het voorstel heeft aanzienlijke vertraging ondergaan; het is onzeker geworden of het nog kan worden behandeld volgens de daarvoor geldende procedure.Het voorstel in tweede lezing was ingediend op 8 maart 2010, (zie noot 3) zodat het behandeld kon worden door de Tweede Kamer die op 17 juni 2010 voor het eerst samenkwam. (zie noot 4) Op 20 oktober 2010 bracht de Kamer verslag uit. Twee jaar later werd de Tweede Kamer ontbonden vanwege de val van het eerste kabinet-Rutte en vonden er nieuwe verkiezingen plaats. Onder de nieuw gekozen Tweede Kamer, die op 20 september 2012 voor het eerst samenkwam, werd de nota naar aanleiding van het verslag uitgebracht (20 augustus 2014) en hield de Kamer de mondelinge behandeling in eerste termijn (5 maart 2015). In 2017 waren er opnieuw, maar nu periodieke, verkiezingen voor de Tweede Kamer. De nieuw gekozen Tweede Kamer kwam voor het eerst samen op 23 maart 2017.Op 31 mei 2017, bij de behandeling van het voorstel om een algemene bepaling in de Grondwet op te nemen, dienden de leden Van der Staaij en Van Raak een motie in. Daarin werd uitgesproken dat het voorstel-Van Tongeren "helaas niet de door de Grondwet voorgeschreven procedure heeft gevolgd, en daarom niet langer door de Kamer behandeld kan worden, maar geacht moet zijn door de Tweede Kamer te zijn verworpen." (zie noot 5) Besloten werd die motie aan te houden en voorlichting aan de Raad van State te vragen.De regering heeft op verzoek van de Tweede Kamer haar standpunt gegeven. Zij constateerde dat de behandeling van het wetsvoorstel-Van Tongeren niet voortvarend ter hand is genomen. Zij oordeelde dat zelfs bij een royale uitleg van artikel 137 van de Grondwet het voorstel niet meer voldoet aan de procedurele eisen van dat artikel en om die reden niet meer ter tafel ligt en in ieder geval niet meer kan worden aangenomen. (zie noot 6)3.VoorgeschiedenisVoor het beantwoorden van de gestelde vragen is er een belangrijk precedent.Na de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 werden vier voorstellen tot herziening van de Grondwet in tweede lezing bij de Tweede Kamer ingediend. (zie noot 7) De indiening vond niet direct na de verkiezingen plaats: het laatste van de vier voorstellen werd pas na 212 dagen ingediend. De behandeling van deze voorstellen werd niet voltooid vóór de ontbinding van de Tweede Kamer op 30 januari 2003 als gevolg van de val van het eerste kabinet-Balkenende. Dit riep de vraag op of de nieuwe Kamer bevoegd was de tweedelezingsvoorstellen te behandelen. De Raad van State werd om advies gevraagd. (zie noot 8)De voorgelegde vraag betrof de interpretatie van artikel 137 van de Grondwet. De tekst van dit artikel luidt sinds de grondwetswijziging van 1995:1. De wet verklaart, dat een verandering in de Grondwet, zoals zij die voorstelt, in overweging zal worden genomen.2. De Tweede Kamer kan, al dan niet op een daartoe door of vanwege de Koning ingediend voorstel, een voorstel voor zodanige wet splitsen.3. Na de bekendmaking van de wet, bedoeld in het eerste lid, wordt de Tweede Kamer ontbonden.4. Nadat de nieuwe Tweede Kamer is samengekomen, overwegen beide Kamers in tweede lezing het voorstel tot verandering, bedoeld in het eerste lid. Zij kunnen dit alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.5. De Tweede Kamer kan, al dan niet op een daartoe door of vanwege de Koning ingediend voorstel, met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen een voorstel tot verandering splitsen.In zijn advies schreef de Raad onder meer:"Artikel 137 heeft ten doel de kiezers een kans te geven zich uit te spreken over een voorstel tot herziening van de Grondwet waarover beide Kamers eerder hebben beslist en te verzekeren dat die herziening vervolgens brede parlementaire steun krijgt. Daarom wordt de Tweede Kamer ontbonden na de aanvaarding in eerste lezing van een voorstel tot grondwetsherziening en vinden verkiezingen plaats die de in eerste lezing aanvaarde voorstellen tot inzet hebben.Het vereiste dat de Tweede Kamer die is samengesteld na de verkiezingen volgend op de eerste lezing van een grondwetsherziening de Kamer is die over de tweede lezing moet beslissen, blijkt sinds 1995 (zie noot 9) niet meer expliciet uit artikel 137 van de Grondwet. Dat was vroeger anders."De Raad ging in het advies in op de historische ontwikkelingen rondom de grondwetsontbinding. Tegen de achtergrond van de zeer bijzondere omstandigheden - de zeer late indiening en de zeer sterk vervroegde verkiezingen - concludeerde hij dat er geen grondwettelijke belemmeringen waren voor voortzetting van de behandeling door de Tweede Kamer die direct volgde op de Tweede Kamer die beschikte over het kiezersmandaat. Gelet op de constitutionele ontwikkelingen rondom artikel 137 Grondwet, beval de Raad wel aan in het bijzonder het onderdeel tweede lezing in de procedure van grondwetsherziening nog eens te bezien. De Raad was van oordeel dat de termijnen bij de tweede lezing beter dienden te worden benut. Daardoor kon worden teruggekeerd naar de staatkundige praktijk van voor 1983 respectievelijk 1995 inhoudende dat de Kamer die is samengesteld op basis van de verkiezingen welke (mede) op grond van artikel 137 zijn uitgeschreven, over de tweede lezing beslist.De Raad deed daarnaast concrete voorstellen om de kans te vergroten dattweede-lezingsvoorstellen worden behandeld door de Tweede Kamer die belast is met het kiezersmandaat. Hij adviseerde terug te keren naar de traditie die tot 1983 bestond en de voorstellen in te dienen op de dag dat de nieuw verkozen Tweede Kamer voor het eerst samenkomt. Daarbij merkte de Raad op dat niet alleen de regering maar ook de Tweede Kamer de tweede-lezingsvoorstellen in behandeling kan nemen door gebruik te maken van haar recht van initiatief. De indiening van een voorstel in tweede lezing is niet meer dan een technische handeling, bedoeld om de procedure van behandeling in gang te zetten. De regering en de Tweede en Eerste Kamer namen deze benadering over. (zie noot 10) De vier tweedelezingsvoorstellen die aanleiding hadden gegeven tot de discussie werden dan ook behandeld.In 2003 is er vanuitgegaan dat een tweedelezingsvoorstel behandeld zou worden door de Tweede Kamer waarbij het voorstel wordt ingediend en dat indiening tijdig zou plaatsvinden. Er werd geen rekening mee gehouden dat de behandeling bewust zou worden vertraagd. Ook de regering zag in haar notitie uit 2009 geen aanleiding te veronderstellen dat de Tweede Kamer de behandeling van de tweede lezing voor zich uit zou willen schuiven. (zie noot 11) Dat dit zich nu wel heeft voorgedaan is - mede in antwoord op de derde vraag die aan de Afdeling is gesteld - een nieuwe ontwikkeling.4.Besprekinga.Doel van de ontbindingNa de aanvaarding van een voorstel in eerste lezing wordt de Tweede Kamer ontbonden. Een van de doelen van de ontbinding is het voorstel voor te leggen aan de kiezers; daarnaast wordt door de ontbinding bewerkstelligd dat met wijziging van de Grondwet enige tijd gemoeid is en de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling het voorstel opnieuw overweegt. Daarmee wordt beoogd te waarborgen dat de politieke steun voor het voorstel duurzaam is. Het kiezersmandaat dat door zulke verkiezingen wordt verkregen heeft echter aanzienlijk aan betekenis ingeboet. In de praktijk speelt het nauwelijks een rol, niet alleen omdat de verkiezingen sinds 1948 vanwege een grondwetswijziging niet meer worden vervroegd, maar ook omdat de meeste voorstellen tot herziening van de Grondwet niet van een zo groot politiek belang zijn dat zij een rol spelen in de verkiezingscampagne. Kiezers worden nooit officieel geïnformeerd dat de verkiezingen mede betrekking hebben op een voorstel tot herziening van de Grondwet; alleen in de toelichting op het ontbindingsbesluit pleegt daarvan melding te worden gemaakt. Dat laat onverlet dat het kiezersmandaat in de procedure is voorzien; met name bij onderwerpen die de grondslagen van het staatsbestel of de grondrechten ingrijpend wijzigen zou het bovendien reële betekenis kunnen hebben. Het kiezersmandaat houdt in ieder geval - zoals de regering het in 1994 verwoordde - de waarborg in dat de kiezers zich moeten kúnnen uitspreken over de voorstellen tot grondwetswijziging. (zie noot 12)De Afdeling is dan ook van oordeel dat de woorden "Nadat de nieuwe Tweede Kamer is samengekomen" in artikel 137, vierde lid, van de Grondwet niet slechts aanduiden vanaf welk tijdstip het tweedelezingsvoorstel kan worden behandeld. Die woorden drukken tevens uit dat de nieuw gekozen Tweede Kamer een plicht heeft het voorstel te behandelen en daarover te stemmen. Dat zal in de meeste gevallen geen probleem hoeven te zijn: het voorstel is in eerste lezing door beide kamers behandeld en aangenomen, de tekst ligt vast en de discussie is meestal al voldoende gevoerd om de Tweede Kamer in staat te stellen het voorstel in tweede lezing af te handelen. Als de formatie niet snel leidt tot het aantreden van een nieuw kabinet, zal de behandeling van het tweedelezingsvoorstel in beginsel ook mogelijk zijn onder het oude, demissionaire kabinet. De vraag of het kabinet het voorstel wil bekrachtigen is formeel pas aan de orde nadat de Eerste Kamer het voorstel heeft aangenomen.b.Bijzondere omstandighedenEr zijn echter bijzondere situaties denkbaar waarin de Tweede Kamer er niet in slaagt haar heroverwegingsplicht in tweede lezing tijdig waar te maken. Er kan tijdverlies ontstaan doordat het lot van een tweedelezingsvoorstel inzet is van de formatiebesprekingen. Voorts is denkbaar dat een na de verkiezingen nieuw aangetreden kabinet vroegtijdig ten val komt en dat het voorstel controversieel wordt verklaard.Indien de Tweede Kamer er door zulke bijzondere omstandigheden niet in is geslaagd de heroverwegingsplicht te vervullen, dan leert het precedent uit 2003 dat het tweedelezingsvoorstel niet van rechtswege is vervallen, maar ook behandeld kan worden door de daaropvolgende Tweede Kamer; die Tweede Kamer zal dan moeten beoordelen of zon bijzondere omstandigheid zich inderdaad heeft voorgedaan. Alleen als de Tweede Kamer van oordeel is dat zon omstandigheid aanwezig is, kan de behandeling van het voorstel worden voortgezet. Echter, indien daarna wederom een nieuwe Tweede Kamer wordt gekozen zonder dat het voorstel in stemming is gebracht, kan niet meer gezegd worden dat aan de grondwettelijke heroverwegingsplicht is voldaan. De kiezerslegitimatie heeft dan geen betekenis meer en het voorstel moet in dat licht als vervallen worden beschouwd. Ook dit zal de Tweede Kamer moeten vaststellen. Die vaststelling heeft dan een gebonden karakter: de Kamer heeft in die situatie geen ruimte om tot een ander oordeel te komen.c. Procedure vervallenverklaringVervolgens is de vraag hoe vastgesteld kan worden dat een tweedelezingsvoorstel aldus als vervallen moet worden beschouwd. In het Kamerdebat is de suggestie gedaan om dit in het Reglement van Orde te bepalen. (zie noot 13) Deze suggestie is onvoldoende. Het Reglement van Orde heeft slechts interne werking. Het is gelet op de status en totstandkoming van het Reglement van Orde dan ook niet mogelijk om hierin bepalingen op te nemen die, zonder nadere wettelijke regeling, externe werking hebben. Het laten vervallen van een voorstel in tweede lezing geeft een invulling aan artikel 137 Grondwet en heeft externe werking. Om die reden is het onvoldoende om dit uitsluitend via het Reglement van Orde te regelen.De Kamer zal dan ook uitdrukkelijk moeten vaststellen wat het lot is van een tweedelezingsvoorstel dat niet door de eerste nieuwgekozen Tweede Kamer is behandeld. Die vaststelling is geen stemming voor of tegen het voorstel in tweede lezing als zodanig; het zal moeten gaan om een besluit of het voorstel nog in procedure is of vervallen is. Daarvoor geldt de grondwettelijke hoofdregel, inhoudend dat de Kamers stemmen bij (gewone) meerderheid van stemmen; (zie noot 14) het vereiste van een twee derde meerderheid, dat onder meer geldt bij de stemming over een voorstel in tweede lezing, geldt hier niet. Stelt de Kamer vast dat het voorstel is vervallen, dan is het daarmee van de agenda.d.Voorkomen vertragingDe Afdeling ziet verschillende mogelijkheden die de Kamer ter beschikking staan om vertraging te voorkomen.i. Indiening op de dag van samenkomst van de nieuwe KamerIn het licht van artikel 137 Grondwet dient ernaar gestreefd te worden het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk na samenkomst van de nieuwe Kamer in tweede lezing te behandelen en daarover een beslissing te nemen. Daarom moet worden vastgehouden aan de staatkundige praktijk dat het tweedelezingsvoorstel wordt ingediend op de dag dat de nieuw gekozen Tweede Kamer samenkomt.In dat verband is van belang dat het recht om een voorstel in tweede lezing in te dienen toekomt zowel aan de regering als aan ieder lid van de Tweede Kamer. (zie noot 15) De indiener hoeft zelf niet vóór het voorstel te zijn. Indiening is bedoeld om behandeling mogelijk te maken, zodat de Tweede Kamer haar overwegingsplicht kan nakomen.Regeringsvoorstellen kunnen in tweede lezing worden ingediend door het demissionaire kabinet. Initiatiefvoorstellen in tweede lezing worden meestal ingediend door een lid van de fractie die het voorstel in eerste lezing heeft ingediend. Het is echter denkbaar dat die fractie bij de verkiezingen uit de Kamer is verdwenen, of dat die fractie inmiddels zelf niet meer voorstander is van het voorstel en met het oog op de beeldvorming het voorstel niet wenst in te dienen. Om zeker te stellen dat initiatiefvoorstellen altijd tijdig worden ingediend, zou in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal kunnen worden bepaald dat initiatiefvoorstellen in tweede lezing op de eerste dag van samenkomst van de nieuwe Tweede Kamer (ambtshalve) worden ingediend door de Voorzitter van de Tweede Kamer. (zie noot 16) De Voorzitter zou in het Reglement van Orde tevens kunnen worden belast met het aanhangig maken van het voorstel bij de Afdeling advisering van de Raad van State, onmiddellijk nadat het voorstel is ingediend.ii. Verantwoordelijkheid voor de behandelingIs het voorstel eenmaal ingediend, en is het advies van de Afdeling advisering ontvangen, dan dient voorts te worden verzekerd dat het voorstel tijdig wordt behandeld. Daarvoor kunnen verschillende maatregelen worden getroffen.Allereerst dient duidelijk te zijn welk kamerlid het voorstel verdedigt. Het Presidium van de Tweede Kamer zou zich tijdig ervan kunnen vergewissen of een lid van de fractie die het voorstel in eerste lezing heeft ingediend ook nu de verdediging op zich neemt. Mocht dat niet zo zijn, dan kan worden nagegaan of een ander lid de verdediging wil overnemen.Als duidelijk is wie het voorstel zal verdedigen, is een voortvarende behandeling nog niet gegarandeerd. Bij de behandeling van gewone initiatiefvoorstellen (niet strekkend tot wijziging van de Grondwet) pleegt de Kamer uit hoffelijkheid de indiener alle ruimte te laten om zelf te bepalen wanneer hij vervolgstappen zet.De grondwettelijke heroverwegingsplicht rust echter op de hele Kamer. Het is daarom aangewezen dat de Kamer de verschillende stappen bij de behandeling van het voorstel - weliswaar in goed overleg met de indiener - zelf regisseert.Om dit uitgangspunt te benadrukken zou in het Reglement van Orde kunnen worden bepaald dat de Voorzitter of het Presidium de stemming over een tweedelezingsvoorstel agendeert zes maanden nadat het is ingediend, tenzij de Kamer anders besluit. Daarmee zou de Kamer de mogelijkheid behouden om de stemming uit te stellen (daarvoor kunnen, zoals hiervoor uiteengezet, geldige redenen bestaan), maar de Kamer zou daartoe dan uitdrukkelijk moeten besluiten. Met een dergelijke regeling is stemming op een eerder tijdstip natuurlijk ook mogelijk. (zie noot 17)Indien geen lid van de Kamer bereid is de verdediging van het voorstel op zich te nemen, kan de Kamer de stemming over het voorstel op korte termijn agenderen. Stemming binnen een half jaar na indiening zal in zulke gevallen zonder meer mogelijk zijn.Deze aanbevelingen kunnen worden toegepast bij voorstellen tot wijziging van de Grondwet die door Kamerleden zijn ingediend, maar eventueel ook bij grondwetsvoorstellen die zijn ingediend door de regering. De Tweede Kamer heeft immers een overwegingsplicht ten aanzien van alle tweedelezingsvoorstellen.5.Beantwoording van de vragenDe grondwettelijke heroverwegingsplicht met betrekking tot het voorstel-Van Tongeren rustte op de Tweede Kamer die voor het eerst bijeenkwam in 2010. Er hebben zich geen bijzondere omstandigheden voorgedaan die kunnen rechtvaardigen dat de in 2010 gekozen Kamer het voorstel niet volledig heeft behandeld. (zie noot 18) Sindsdien is de Tweede Kamer opnieuw gekozen in 2012 en wederom in 2017. Het voorstel-Van Tongeren moet daarom, naar het oordeel van de Afdeling, geacht worden te zijn vervallen. Het is aan de Kamer om uitdrukkelijk te beslissen of zij dit oordeel overneemt. Zoals hiervoor in punt 4 is uiteengezet, wordt die beslissing genomen met een gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.Verder adviseert de Afdeling de in punt 4 gegeven aanbevelingen in behandeling te nemen, om te verzekeren dat tweedelezingsvoorstellen tot wijziging van de Grondwet in de toekomst voortvarend zullen worden behandeld.De Afdeling merkt voorts op dat de Eerste Kamer in overweging zou kunnen nemen haar Reglement van Orde op een vergelijkbare manier aan te vullen. (zie noot 19)6.Aanpassing en verduidelijking van de grondwetsherzieningsprocedureDe grondwetgever zou aanleiding kunnen zien om duidelijker in de Grondwet vast te leggen hoe de Tweede Kamer de heroverwegingsplicht bij tweedelezingsvoorstellen dient te vervullen.Indien de grondwetsherzieningsprocedure zou worden herzien, dan zou van die gelegenheid gebruik kunnen worden gemaakt om twee andere onduidelijkheden op te heffen die hiervoor al aan de orde zijn geweest.Het eerste punt houdt in dat artikel 137, vierde lid, van de Grondwet wel bepaalt dat beide Kamers in tweede lezing het voorstel overwegen, maar niet ondubbelzinnig bepaalt dat over een voorstel in tweede lezing gestemd moet worden. Ook de plicht om over het voorstel te stemmen is evenwel een onderdeel van de heroverwegingsplicht.Het tweede punt betreft de vraag op welk moment een wet tot herziening van de Grondwet in eerste lezing ("verklaringswet") moet zijn bekendgemaakt. Artikel 137 van de Grondwet bepaalt dat de Tweede Kamer wordt ontbonden nadat een verklaringswet is bekendgemaakt. Nederland kent echter een "ontbinding op termijn": er ligt geruime tijd tussen het moment waarop het ontbindingsbesluit wordt genomen en het moment waarop de Tweede Kamer daadwerkelijk wordt ontbonden. Het is niet direct duidelijk welk van die twee tijdstippen in artikel 137 wordt bedoeld. De Raad van State concludeerde in 2007 dat een verklaringswet bekend behoort te worden gemaakt voordat het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer is bekendgemaakt. (zie noot 20) De regering was van oordeel dat de dag vóór de verkiezingen als de uiterste datum geldt waarop verklaringswetten bekend gemaakt dienen te zijn. (zie noot 21)De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (bedrijven die na 31 december 1989 zijn gevestigd op potentieel verontreinigde bedrijfsterreinen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (bedrijven die na 31 december 1989 zijn gevestigd op potentieel verontreinigde bedrijfsterreinen).Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 2000, no.00.004755, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (bedrijven die na 31 december 1989 zijn gevestigd op potentieel verontreinigde bedrijfsterreinen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van een luchthavenbesluit voor de luchthaven Lelystad (Luchthavenbesluit Lelystad).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van een luchthavenbesluit voor de luchthaven Lelystad (Luchthavenbesluit Lelystad).Bij Kabinetsmissive van 15 december 2014, no.2014002399, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot vaststelling van een luchthavenbesluit voor de luchthaven Lelystad (Luchthavenbesluit Lelystad), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Besluit vluchtuitvoering in verband met EG-verordeningen 1899/2006 en 8/2008 inzake commercieel vervoer met vliegtuigen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Besluit vluchtuitvoering in verband met EG-verordeningen 1899/2006 en 8/2008 inzake commercieel vervoer met vliegtuigen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2008, no.08.001776, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Besluit vluchtuitvoering in verband met EG-verordeningen 1899/2006 en 8/2008 inzake commercieel vervoer met vliegtuigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging en intrekking van diverse besluiten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2007, L 171) en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEU 2009, L 188), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging en intrekking van diverse besluiten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2007, L 171) en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEU 2009, L 188), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2013, no.13.002168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overleg met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en intrekking van diverse besluiten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2007, L 171) en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEU 2009, L 188), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2004, no. 04.002372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), met memorie van toelichting. Het voorstel harmoniseert de uitvoering van de inkomensafhankelijke regelingen. De uitvoering van deze regelingen wordt opgedragen aan een nieuw organisatieonderdeel van de rijksbelastingdienst, de Belastingdienst Toeslagen (BT). De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de onvolledigheid daarvan als algemene regeling, omdat een aantal bepalingen nog te veel is toegesneden op de thans bestaande inkomensafhankelijke regelingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voornemen tot opzegging voor de Nederlandse Antillen en Aruba van de op 2 juni 1934 te Londen totstandgekomen herziening van de Overeenkomst van 's-Gravenhage van 6 november 1925 betreffende het internationaal depot van tekeningen of modellen van nijverheid en van de op 18 november 1961 te Monaco totstandgekomen Aanvullende Akte bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voornemen tot opzegging voor de Nederlandse Antillen en Aruba van de op 2 juni 1934 te Londen totstandgekomen herziening van de Overeenkomst van 's-Gravenhage van 6 november 1925 betreffende het internationaal depot van tekeningen of modellen van nijverheid en van de op 18 november 1961 te Monaco totstandgekomen Aanvullende Akte bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels voor de binnenvaart (Binnenvaartbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels voor de binnenvaart (Binnenvaartbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2008, no.08.001550, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende nadere regels voor de binnenvaart (Binnenvaartbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Franekeradeel van 5 oktober 2006, nummer 06.20660, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Franekeradeel van 5 oktober 2006, nummer 06.20660, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 26 maart 2007, no. DJZ2007027689, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Franekeradeel van 5 oktober 2006, nummer 06.20660, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol opgesteld op basis van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst), tot wijziging van die Overeenkomst; Brussel, 27 november 2003, (Trb. 2004, 110), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol opgesteld op basis van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst), tot wijziging van die Overeenkomst; Brussel, 27 november 2003, (Trb. 2004, 110), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake een amendement van het lid Vergeer op het voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) (Kamerstukken II 2006/07, 30 308, nr. 77).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake een amendement van het lid Vergeer op het voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) (Kamerstukken II 2006/07, 30 308, nr. 77).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake ammoniakemissie uit tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet ammoniak en veehouderij).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake ammoniakemissie uit tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet ammoniak en veehouderij).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende vervanging van paragraaf 17 van de Waterstaatswet 1900 door algemene regels inzake voorbereiding op en optreden bij gevaar voor waterstaatswerken (Modernisering waterstaatswetgeving betreffende gevaar voor waterstaatswerken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende vervanging van paragraaf 17 van de Waterstaatswet 1900 door algemene regels inzake voorbereiding op en optreden bij gevaar voor waterstaatswerken (Modernisering waterstaatswetgeving betreffende gevaar voor waterstaatswerken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Zaltbommel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan "Munnikenland").

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Zaltbommel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan "Munnikenland").Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 6 december 2012, no.RWSCD BJV 2012/2113, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Zaltbommel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan "Munnikenland").1.Naar aanleiding van het onderdeel van de zienswijze van reclamanten 2 die betrekking heeft op het ontbreken van minnelijk overleg met de twee vruchtgebruikers van het perceel M 54, wordt in het ontwerpbesluit het volgende overwogen. Verzoeker kon pas na het verkrijgen van een uittreksel van het Kadaster op 11 april 2012 op de hoogte zijn van de betrokken rechten van vruchtgebruik. Hij stelt zich op het standpunt dat de periode tussen 11 april 2012 en de datum van de indiening van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening te kort moet worden geacht om nog een aanbod tot schadevergoeding te kunnen doen. Dit standpunt komt de Kroon niet onredelijk voor. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat sprake is van een overmachtssituatie, nu ook de betrokken eigenaren het vruchtgebruik niet hebben genoemd in het minnelijk overleg. De Kroon concludeert dat het achterwege blijven van een aanbod tot schadeloosstelling aan de vruchtgebruikers onder deze omstandigheden niet aan verzoeker kan worden tegengeworpen. Hierover merkt de Afdeling het volgende op.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals gewijzigd en ondertekend op 30 september 1996, en Administratief Akkoord houdende wijziging van het Administratief Akkoord van 3 november 1972, zoals herzien en ondertekend op 30 september 1996 en 22 juni 2000, met betrekking tot de wijze van toepassing van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko; Rabat, 24 juni 2002 (Trb. 2002, 132), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals gewijzigd en ondertekend op 30 september 1996, en Administratief Akkoord houdende wijziging van het Administratief Akkoord van 3 november 1972, zoals herzien en ondertekend op 30 september 1996 en 22 juni 2000, met betrekking tot de wijze van toepassing van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko; Rabat, 24 juni 2002 (Trb. 2002, 132), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gezondheidswet en de Wet op de jeugdzorg teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van informatie over de naleving en uitvoering van regelgeving, besluiten tot het opleggen van bestuurlijke sancties daarbij inbegrepen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gezondheidswet en de Wet op de jeugdzorg teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van informatie over de naleving en uitvoering van regelgeving, besluiten tot het opleggen van bestuurlijke sancties daarbij inbegrepen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2014, no.2014001405, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gezondheidswet en de Wet op de jeugdzorg teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van informatie over de naleving en uitvoering van regelgeving, besluiten tot het opleggen van bestuurlijke sancties daarbij inbegrepen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen (wijziging Wet op de bedrijfsorganisatie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen (wijziging Wet op de bedrijfsorganisatie).Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2003, no.03.001877, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen (wijziging Wet op de bedrijfsorganisatie).Met het ontwerpbesluit wordt beoogd de uitvoering van een tweetal Europese verordeningen betreffende de kwaliteit van bloembollen en snijbloemen(zie noot 1) in autonome verordeningen van het Productschap Tuinbouw over te hevelen naar een algemene maatregel van bestuur op grond van de Landbouwkwaliteitswet. Dit omdat als gevolg van een wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie die verordeningen per 1 juli 2003 komen te vervallen. Verder worden de regels die dit productschap in medebewind ter implementatie van Richtlijn nr.98/56/EG(zie noot 2) ten aanzien van bloembollen heeft gesteld, grotendeels opgenomen in dit ontwerpbesluit. In aansluiting daarop bevat het ontwerpbesluit ook etiketeringsvoorschriften ter implementatie van Richtlijn nr.1999/66/EG.(zie noot 3) De implementatie van deze richtlijnen in dit ontwerpbesluit is beperkt tot bloembollen omdat de Landbouwkwaliteitswet de grondslag biedt voor een regeling van de kwaliteit van eindproducten. Voorzover het gaat om ander teeltmateriaal is deze richtlijn geïmplementeerd op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen over de wijze waarop de genoemde EG-richtlijnen worden geïmplementeerd. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. Voorzover het ontwerpbesluit de richtlijnen 98/56 en 1999/66 implementeert, regelt het verplichtingen waaraan natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen die beroepshalve bloembollen in de handel brengen of invoeren. Dat volgt uit de definitie van "leverancier" in artikel 1. Daaronder vallen dus ook leveranciers uit andere lidstaten. In artikel 1c, vijfde lid, van het ontwerpbesluit worden onder meer nationale eisen aan de etikettering van bloembollen gesteld (onder andere vermelding "NL", vermelding "BKD" en "registratienummer van de stichting BKD"). Verder schrijft artikel 1f voor dat leveranciers (bedoeld worden: leveranciers van bloembollen) geregistreerd dienen te zijn door de Stichting Bloembollenkeuringsdienst te Hillegom. Naar de mening van de Raad kunnen deze voorschriften slechts betrekking hebben op Nederlandse bloembollen en Nederlandse leveranciers en importeurs. Anders zouden deze voorschriften een gelijke werking hebben als een kwantitatieve invoerbeperking als bedoeld in artikel 28 van het EG-Verdrag. In verband hiermee adviseert het college in het ontwerpbesluit een regeling van wederzijdse erkenning op te nemen ten aanzien van uit andere lidstaten afkomstige bloembollen en leveranciers die overeenkomstig de regels ter implementatie van de richtlijnen in die lidstaten zijn geproduceerd, geëtiketteerd respectievelijk geregistreerd.(zie noot 4)2. In het ontwerpbesluit wordt, anders dan in artikel 2, vijfde lid, van richtlijn 98/56, het begrip "partij" niet gedefinieerd. De definitie van "partij" zal alsnog uit richtlijn 98/56 moeten worden overgenomen, mede gelet op het gebruik dat daarvan in richtlijn 98/56 en in artikel 1c, tweede, derde en vierde lid, wordt gemaakt.3. In artikel 1e wordt ten aanzien van de import van bloembollen uit derde landen de - vage - overgangsregeling van artikel 11, tweede lid, van richtlijn 98/56 geïmplementeerd. Dit artikel wordt niet toegelicht in de nota van toelichting, wat gelet op de inhoud daarvan naar de mening van de Raad alsnog dient te geschieden.De Raad maakt uit het overnemen van de overgangsregeling van richtlijn 98/56 in artikel 1e op dat thans nog niet volgens de procedure van artikel 17 van deze richtlijn communautaire besluiten ten aanzien van bloembollen uit derde landen zijn genomen waarbij is vastgesteld dat die in alle opzichten dezelfde garanties verschaffen als materiaal dat in de Gemeenschap overeenkomstig richtlijn 98/56 is geproduceerd. Dat betekent dat het besluit zal moeten worden aangepast zodra die communautaire besluiten zijn genomen. Voorzover dat reeds het geval mocht zijn, zal het ontwerpbesluit nu al moeten worden aangepast. De Raad adviseert in ieder geval in de nota van toelichting hierover duidelijkheid te verschaffen.4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit afbreking zwangerschap, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit afbreking zwangerschap, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2009, no.09.000836, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit afbreking zwangerschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de wijziging van de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting van het openbaar vervoer per bus en het openbaar vervoer per bus, alsmede per metro of tram, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de wijziging van de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting van het openbaar vervoer per bus en het openbaar vervoer per bus, alsmede per metro of tram, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2011, no.11.000651, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de wijziging van de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting van het openbaar vervoer per bus en het openbaar vervoer per bus, alsmede per metro of tram, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende een regeling voor Nederland en Sint Maarten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Sint Maarten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende een regeling voor Nederland en Sint Maarten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Sint Maarten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 december 2014, no.2014002393, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Rijkswet houdende een regeling voor Nederland en Sint Maarten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Sint Maarten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Twenterand van 8 juli 2004, no. 04.016.0007, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Twenterand van 8 juli 2004, no. 04.016.0007, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2009, no.09.002218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2011, no.11.002472, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met enkele aanpassingen in de inrichtings- en examenvoorschriften met betrekking tot het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met enkele aanpassingen in de inrichtings- en examenvoorschriften met betrekking tot het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Het voorstel bevat een aantal wijzigingen met betrekking tot eindexamens in het voortgezet onderwijs. Leerlingen in de theoretische en gemengde leerweg van het vmbo krijgen de mogelijkheid om lichamelijke opvoeding dan wel Friese taal en cultuur als keuzevak voor hun eindexamen te kiezen. Voorts kunnen vmbo-leerlingen in één of meer vakken eindexamen doen op een hoger kwalificatieniveau dan de door hen gekozen leerweg; daaronder valt ook de mogelijkheid om het eindexamen af te leggen op havo- of vwo-niveau. Tevens wordt de in de wet opgenomen verplichting om de gecommitteerden (tweede correctoren) aan te wijzen door de Informatie Beheer Groep (IB Groep), vervangen door de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen over het toezicht door en de benoeming van gecommitteerden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit OM-afdoening, het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie in verband met de wettelijke verankering van de centrale verwerking openbaar ministerie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit OM-afdoening, het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie in verband met de wettelijke verankering van de centrale verwerking openbaar ministerie.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2014, no.2014001359, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit OM-afdoening, het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie in verband met de wettelijke verankering van de centrale verwerking openbaar ministerie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van IJsland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 184 en Trb. 2010, 144), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van IJsland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 184 en Trb. 2010, 144), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002026, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van IJsland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 184 en Trb. 2010, 144), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van ... tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet geluidproductieplafonds), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van ... tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet geluidproductieplafonds), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 augustus 2010, no.10.002191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van ... tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet geluidproductieplafonds), met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met wijziging van AWBZ-aanspraken op zorg, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met wijziging van AWBZ-aanspraken op zorg, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no.08.002292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met wijziging van AWBZ-aanspraken op zorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie rechter-commissaris), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie rechter-commissaris), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2009, no.09.001441, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie rechter-commissaris), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met wijziging van de tarieven van de omzetbelasting, de inkomstenbelasting en de loonbelasting, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met wijziging van de tarieven van de omzetbelasting, de inkomstenbelasting en de loonbelasting, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 mei 2012, no.12.001058, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met wijziging van de tarieven van de omzetbelasting, de inkomstenbelasting en de loonbelasting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het besluit van 11 september 1985, houdende nadere regelen betreffende de wijze van benoeming, de zittingsduur, de schorsing en het ontslag van de leden van een landinrichtingscommissie alsmede de aan hen toe te kennen vergoedingen (Stb.526) (vervallen leeftijdsgrens en wijziging vergoedingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het besluit van 11 september 1985, houdende nadere regelen betreffende de wijze van benoeming, de zittingsduur, de schorsing en het ontslag van de leden van een landinrichtingscommissie alsmede de aan hen toe te kennen vergoedingen (Stb.526) (vervallen leeftijdsgrens en wijziging vergoedingen).Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2001, no.01.000048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het besluit van 11 september 1985, houdende nadere regelen betreffende de wijze van benoeming, de zittingsduur, de schorsing en het ontslag van de leden van een landinrichtingscommissie alsmede de aan hen toe te kennen vergoedingen (Stb.526) (vervallen leeftijdsgrens en wijziging vergoedingen).Het ontwerpbesluit voorziet in het vervallen van de leeftijdsgrens voor benoeming en herbenoeming van leden van de landinrichtingscommissie en actualisering van de aan deze personen toe te kennen vergoedingen.In de nota van toelichting wordt medegedeeld dat het ontwerpbesluit in afwachting van de gehele herziening van de systematiek van de werkwijze en benoeming van de landinrichtingscommissie tot deze wijzigingen beperkt blijft. De Raad van State constateert dat het voor de hoogte van de vaste vergoedingen gemaakte onderscheid in functies en beroepen en binnen die categorieën onderscheiden hoedanigheden sinds 1985 niet zijn aangepast. In het licht van de komende herziening van de systematiek van de werkwijze en benoeming van de landinrichtingscommissie adviseert hij niet alleen de onderscheiden vergoedingsbedragen maar ook de vergoedingsstructuur op actualiteitswaarde te bezien.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende grenswaarden voor toestemmingsbesluiten in het kader van de programmatische aanpak stikstof (Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende grenswaarden voor toestemmingsbesluiten in het kader van de programmatische aanpak stikstof (Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2014, no.2014002474, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende grenswaarden voor toestemmingsbesluiten in het kader van de programmatische aanpak stikstof (Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2004, no.04.003660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet, met nota van toelichting.Het onderhavige besluit strekt ter uitvoering van artikel 5, vierde lid, onderdeel a, in samenhang met bijlage III, onderdeel 1, onder 2, van de Nitraatrichtlijn.(zie noot 1) Op grond van deze bepaling zijn de lidstaten verplicht voorschriften vast te stellen met betrekking tot de opslagcapaciteit voor dierlijke meststoffen. Deze capaciteit moet groter zijn dan die welke vereist is voor de langste periode waarin het op of in de bodem brengen van mest in de betrokken kwetsbare zone verboden is, behalve wanneer ten genoegen van de bevoegde instantie kan worden aangetoond dat elke hoeveelheid mest boven de werkelijke opslagcapaciteit op een voor het milieu onschadelijke wijze zal worden verwijderd. Dit onderdeel van de Nitraatrichtlijn wordt in het ontwerpbesluit alsnog geïmplementeerd in de vorm van een zorgplichtbepaling. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de opzet en de handhaving van de zorgplicht en over de grondslag van het ontwerpbesluit. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het ontwerpbesluit aanpassing behoeft.1. De opzet van de zorgplichtDe bepaling inzake de opslagcapaciteit in de Nitraatrichtlijn noopt tot een regeling die de producent van dierlijke meststoffen verplicht vooraf garanties te geven voor de mestopslagcapaciteit op zijn bedrijf voor de maanden waarin de mest niet op tot zijn bedrijf behorende landbouwgrond mag worden uitgereden of, indien die capaciteit ontoereikend is, voor het milieuverantwoord verwijderen van de hoeveelheid mest die niet kan worden opgeslagen. Dat laatste zal ten genoegen van de bevoegde autoriteit moeten worden aangetoond.In het ontwerpbesluit wordt in artikel 2, eerste lid, aan de producent van dierlijke meststoffen de plicht opgelegd ervoor te zorgen dat de omvang van de op het bedrijf aanwezige opslagruimte voor dierlijke meststoffen voldoende is (hierna: zorgplicht). De noodzakelijke omvang van de opslagcapaciteit wordt in het tweede lid gekoppeld aan de langste periode waarin het ingevolge het Besluit gebruik meststoffen verboden is de mest uit te rijden, de maanden september tot en met februari. Met het oog op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid wordt in artikel 2, tweede en derde lid, niet aangesloten op het feitelijk aanwezige aantal dieren in die maanden maar op de vergunde stalruimte (vergunningplichtige inrichtingen) of de feitelijk aanwezige stallen (inrichtingen die onder een algemene maatregel van bestuur op grond van 8.40 van de Wet milieubeheer (Wm) vallen (hierna: amvb-inrichtingen)). Die keuze is volgens de toelichting (paragraaf 2.3) gemaakt omdat de (vergunde) stalcapaciteit een (relatief) vaststaand gegeven is dat in de praktijk over het algemeen overeenkomt met de werkelijke veebezetting. Indien de opslagruimte gerekend naar de stalcapaciteit te klein is, maar de veebezetting in werkelijkheid lager is dan de stalcapaciteit, kan de mestproducent een beroep doen op de uitzonderingsmogelijkheid van artikel 3, aanhef en onderdeel b.Op het eerste gezicht lijkt deze opzet eenvoudig. Voor het grootste aantal bedrijven zullen de lasten relatief laag zijn, doordat uitsluitend hoeft te worden gekeken naar de verhouding tussen stal- en opslagcapaciteit. Bovendien zal een beleidsregel worden vastgesteld aan de hand waarvan het mestvolume dat in de maanden september tot en met februari moet kunnen worden opgeslagen, wordt berekend (toelichting, paragraaf 2.3). De Raad betwijfelt evenwel of de vergunde dan wel feitelijke stalcapaciteit voor de bepaling van de minimale omvang van de opslagcapaciteit een betrouwbaar aanknopingspunt biedt. Bij de amvb-inrichtingen zal de feitelijke stalruimte binnen het bedrijf kunnen variëren, al naar gelang de dieren ook buiten de eigenlijke stallen, bijvoorbeeld in een geïmproviseerde potstal in de schuur, worden gehouden. De werkelijk benodigde opslagcapaciteit zou groter kunnen zijn dan de capaciteit waarvan het ontwerpbesluit uitgaat. De Raad adviseert in de nota van toelichting nader in te gaan op het punt van mogelijk fluctuerende aantallen dieren in amvb-inrichtingen.2. De handhaving van de zorgplichta. BewijsmiddelenHet preventieve karakter van de zorgplicht brengt mee dat zowel voor als tijdens de periode september tot en met februari moet kunnen worden aangetoond dat de mestopslag voor die maanden toereikend zal zijn of dat de dierlijke meststoffen gedurende die maanden op een voor het milieu onschadelijke wijze kunnen worden verwijderd. De Nitraatrichtlijn schrijft voor dat dat laatste ten genoegen van het bevoegd gezag moet worden aangetoond. Het ontwerpbesluit laat de beantwoording van de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan over aan het gezag dat toezicht houdt op de naleving van de zorgplicht. Daarmee kan de mestproducent die een beroep wil doen op de uitzonderingsgronden van artikel 3 in onzekerheid verkeren tot het moment van controle. Aan de andere kant kunnen de toezichthouders worden geconfronteerd met hard en minder hard (lijkend) bewijsmateriaal. Daarom is het van belang dat vooraf duidelijk is met behulp van welke gegevens een veehouder een geringere veebezetting dan die overeenkomt met de aanwezige stalruimte, en het verantwoord afvoeren van mest die niet kan worden opgeslagen, zal kunnen aantonen. De Raad adviseert de nota van toelichting op dit punt aan te vullen.b. Verhouding strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhavingDoordat als gevolg van de gekozen opzet de zorgplicht een nadere concretisering kan krijgen in de fase van het toezicht, ligt de strafrechtelijke handhaving daarvan in eerste instantie niet in de rede. In de nota van toelichting (paragraaf 4, zevende tekstblok) wordt de strafrechtelijke handhaving vooral aangewezen geacht in gevallen waarin sprake is van notoire overtreders, aan wie reeds meer dan eens een last onder dwangsom is opgelegd of ten aanzien van wie bestuursdwang is toegepast, doch die er niet van zijn weerhouden opnieuw de verplichting niet na te komen. De Raad gaat ervan uit dat hier gevallen worden bedoeld waarin is gebleken dat de zorgplicht, ook na concretisering daarvan in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving, niet is nagekomen. In eerste instantie is handhaving door het opleggen van een bestuursrechtelijke dwangsom of het toepassen van bestuursdwang, waarbij aan de zorgplicht een concrete invulling kan worden gegeven, aangewezen. De nota van toelichting behoeft naar het oordeel van de Raad in deze zin verduidelijking. Hierbij kan worden overwogen om voordat een handhavingsbesluit wordt genomen, bij afzonderlijke beschikking vast te stellen van welke hoeveelheid moet worden aangetoond dat deze op een verantwoorde wijze wordt verwijderd. Verder zal ook moeten worden ingegaan op de bijzondere lasten die de onderhavige zorgplicht zal meebrengen voor de instantie die met de bestuursrechtelijke handhaving zal zijn belast, de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.c. In de paragrafen 2.2 en 2.3 wordt uiteengezet dat voor de bepaling van de omvang van de mestproductie rekenregels en excretiewaarden zullen worden vastgesteld in een "beleidsregel". Deze zullen ook betrekking moeten hebben op dieren waarmee tot nu toe op dit punt geen ervaring bestaat. Naar het oordeel van de Raad is er geen sprake van een beleidsregel in de zin van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat in feite is bedoeld een regel te stellen voor degene die de zorgplicht dient na te leven. Indien wordt beoogd zowel de mestproducent als de toezichthouder aan deze rekenregels te binden, adviseert de Raad deze in het besluit zelf of in een ministeriële regeling op te nemen(zie noot 2), met behoud van de mogelijkheid van de mestproducent zich te beroepen op het in werkelijkheid minder benodigd zijn van opslagcapaciteit.(zie noot 3)3. GrondslagHet ontwerpbesluit is primair gebaseerd op artikel 6a van de Meststoffenwet. Gelet op de definitie van dierlijke meststoffen in artikel l, aanhef en onderdeel e, van de Meststoffenwet zou het ontwerpbesluit slechts betrekking kunnen hebben op dierlijke meststoffen die afkomstig zijn van diersoorten die in bijlage A bij de Meststoffenwet zijn genoemd. In aansluiting op de definitie voor dierlijke mest in de Nitraatrichtlijn is het begrip "dierlijke meststoffen" in artikel l, aanhef en onderdeel a, van het ontwerpbesluit evenwel ruimer gedefinieerd. Volgens de toelichting op artikel l is het ontwerpbesluit daarom mede gebaseerd op artikel 61, tweede lid, van de Meststoffenwet, welke bepaling de mogelijkheid biedt om ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn bij dit besluit regelen te stellen met betrekking tot onderwerpen waarop de Meststoffenwet van toepassing is. Artikel 61, tweede lid, van de Meststoffenwet geeft terzake van de implementatie van EG-regelgeving evenwel uitsluitend regelgevende bevoegdheid aan de minister. Zonder wetswijziging is dus een van de Meststoffenwet afwijkende definitie van dierlijke meststoffen niet mogelijk. Deze zal haar beslag krijgen in de aangekondigde wijziging van de Meststoffenwet. Daarop vooruitlopend adviseert de Raad een aanvullende ministeriële regeling in het leven te roepen, die een afwijkende definitie biedt.4. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet energiebesparing toestellen en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (Implementatiewet EG-richtlijn ecologisch ontwerp energieverbruikende producten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet energiebesparing toestellen en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (Implementatiewet EG-richtlijn ecologisch ontwerp energieverbruikende producten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode van 1 augustus 2000 tot en met 30 september 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode van 1 augustus 2000 tot en met 30 september 2001.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestrijding bacterievuur 1983 in verband met aan te wijzen gebieden waarin de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestrijding bacterievuur 1983 in verband met aan te wijzen gebieden waarin de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt.Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2016, no.2016001885, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bestrijding bacterievuur 1983 in verband met aan te wijzen gebieden waarin de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de zorgtoeslag in verband met de introductie van een vermogenstoets, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de zorgtoeslag in verband met de introductie van een vermogenstoets, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2011, no.11.001210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de zorgtoeslag in verband met de introductie van een vermogenstoets, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2014, no.2014001312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van verordening (EG) Nr.2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van verordening (EG) Nr.2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 82a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Besluit experimenten SUWI).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 82a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Besluit experimenten SUWI).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2011, no.11.002433, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede enige andere wetten in verband met de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit van bestuurders en commissarissen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede enige andere wetten in verband met de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit van bestuurders en commissarissen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994, ter uitwerking van de wet van 13 december 2010 tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994, ter uitwerking van de wet van 13 december 2010 tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2011, no.11.000818, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994, ter uitwerking van de wet van 13 december 2010 tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen hun douaneadministraties ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving; 's-Gravenhage, 30 mei 2001 (Trb.2001, 104), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen hun douaneadministraties ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving; 's-Gravenhage, 30 mei 2001 (Trb.2001, 104), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio's in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio's in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2011, no.11.000858, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio's in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en intrekking van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht in verband met onder andere de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en intrekking van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht in verband met onder andere de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2006, no. 06.001953, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en intrekking van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht in verband met onder andere de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel brengt diverse wijzigingen aan in de Militaire Ambtenarenwet 1931 (MAW), die vooral te maken hebben met het in de wet vastleggen van beperkingen en verplichtingen die op militair personeel van toepassing zijn. Daarnaast wordt de mogelijkheid gecreëerd tot het stellen van regels met het oog op de instroom, doorstroom en uitstroom van militair personeel ('flexibel personeelssysteem'); zo wordt onder meer de mogelijkheid gecreëerd tot het stellen van leeftijdsgrenzen voor het bekleden van bepaalde functies. Ten slotte wordt de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht (WRK) ingetrokken. Het reservepersoneel wordt onder de werking gebracht van de MAW. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarover enkele opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Buitengewone omstandigheden Het voorgestelde artikel 1, eerste lid, onderdeel c, MAW omschrijft 'buitengewone omstandigheden' als omstandigheden waarin een uitzonderingstoestand is afgekondigd als bedoeld in artikel 1 van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (Cwu). Dat artikel onderscheidt twee uitzonderingstoestanden: de beperkte noodtoestand en de algemene noodtoestand. Afkondiging van de noodtoestand kan plaatsvinden ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, aldus artikel 1, eerste lid, Cwu. Bij de invoering van de Cwu is de terminologie van de verschillende regelingen van noodrecht in overeenstemming gebracht met die van de Cwu. De standaardbepaling in de noodwetgeving luidt sindsdien dat de desbetreffende regeling, onverminderd de Cwu, kan worden toegepast 'ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken'. Uitdrukkelijk is daarbij beoogd de mogelijkheid te laten bestaan om noodwetgeving toe te passen in situaties waarin geen sprake is van een algemene of beperkte noodtoestand. Daarbij overwoog de regering dat zich omstandigheden kunnen voordoen die niet dermate ernstig zijn dat zij tot afkondiging van de beperkte of algemene noodtoestand moeten leiden, maar wel van dien aard zijn dat bevoegdheden uit noodwetgeving noodzakelijk zijn. Het voordeel van het openhouden van de mogelijkheid noodwetgeving in zulk een situatie in werking te stellen is, dat aldus soepel kan worden ingespeeld op omstandigheden waarin crisisbeheersing noodzakelijk is. Een en ander is vastgelegd in de notitie 'Uitvoering door de wetgever van artikel 103 van de Grondwet inzake uitzonderingstoestanden'.(zie noot 1) Het wetsvoorstel bevat op drie plaatsen verwijzingen naar buitengewone omstandigheden. Het nieuw in te voegen artikel 1b geeft de minister van Defensie in buitengewone omstandigheden de bevoegdheid af te wijken van hetgeen bij of krachtens de MAW is bepaald; artikel 12l, tweede lid, aanhef en onder b, bepaalt dat de minister reservepersoneel kan oproepen in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden; en artikel 12m bepaalt dat in buitengewone omstandigheden een ontslagaanvraag van een militair kan worden afgewezen. In al deze gevallen gaat het om bepalingen die thans reeds in de WRK, respectievelijk in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) zijn opgenomen.(zie noot 2) Bij de invoeging in de MAW krijgt de term 'buitengewone omstandigheden' in deze artikelen, gelet op de voorgestelde definitiebepaling van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, evenwel een belangrijk beperkende betekenis: de betrokken bepalingen zullen immers slechts kunnen worden toegepast als eerst de uitzonderingstoestand is afgekondigd. Gezien de wenselijkheid om ook buiten de algemene of beperkte noodtoestand noodrecht te kunnen toepassen, zoals verwoord in de bovengenoemde notitie, ligt deze beperking - die in de memorie van toelichting niet wordt gemotiveerd - niet voor de hand. Het lijkt in het bijzonder wenselijk dat vrijwillige reservisten ook kunnen worden opgeroepen zonder dat de uitzonderingstoestand is afgekondigd. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt in overeenstemming te brengen met de gebruikelijke standaardbepalingen in de noodwetgeving sinds de invoering van de Cwu. 2. Gewezen militaire ambtenaren Op grond van het voorgestelde tweede lid van artikel 1 worden in de MAW onder militaire ambtenaren mede verstaan: gewezen militaire ambtenaren, 'voor zover hun belang daarmee gemoeid is of dit uit de vroegere rechtsbetrekking volgt'. De memorie van toelichting vermeldt dat het belang van deze bepaling vooral is dat artikel 4 van de wet, dat bepaalt dat voor beroepen tegen besluiten op grond van de wet de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd is, ook van toepassing is op gewezen militaire ambtenaren. De voor artikel 1, tweede lid, gekozen formulering is echter een stuk ruimer, en bovendien onduidelijk. Daarnaast rijst de vraag hoe deze bepaling zich verhoudt tot artikel 12f MAW, dat bepaalt dat gewezen militairen na ten minste vijftien jaar dienst te hebben gedaan de status van militair behouden ten aanzien van door de minister te bepalen voorrechten. De Raad adviseert artikel 1, tweede lid, te verduidelijken en in de toelichting in te gaan op de verhouding tussen deze bepaling en artikel 12f MAW. 3. Nadere invulling flexibel personeelssysteem Artikel 12quinquies bepaalt dat ten behoeve van de instroom, doorstroom of uitstroom van militair personeel, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot, onder meer, maximumleeftijden voor aanstelling of functietoewijzing en het maximale aantal jaren dat een militair in een bepaalde rang mag dienen. Deze bepaling is geformuleerd als een verplichting tot het stellen van nadere regels. De toelichting vermeldt echter dat het in de wet slechts gaat om het creëren van het instrumentarium en dat de vraag, of en op welke wijze invulling zal worden gegeven aan het feitelijk hanteren van dat instrumentarium, nader gestalte zal krijgen in het AMAR.(zie noot 3) Dit wijst erop dat bedoeld is een mogelijkheid, en niet een verplichting, tot het stellen van nadere regels te scheppen. De Raad adviseert de tekst van artikel 12quinquies aan te passen aan de toelichting. 4. Verlening gezondheidszorg door het medisch zorgteam Artikel 12h, eerste lid, tweede volzin, bepaalt dat de militair ambtenaar in werkelijke dienst gehouden is zich ter verkrijging van gezondheidszorg tot het voor hem aangewezen medisch zorgteam te wenden. De toelichting voegt daaraan toe dat de militair zich, in de gevallen dat het om praktische redenen niet mogelijk is zich tot het zorgteam te wenden, ook tot een ander onderdeel van de militair geneeskundige dienst kan wenden, of tot een civiele arts. Daarvan moet hij mededeling doen aan het voor hem aangewezen zorgteam. Mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, die inhoudt dat de toelichting niet wordt gebruikt voor het stellen van nadere regels, adviseert de Raad deze bepalingen op te nemen in de tekst van artikel 12h. Hetzelfde geldt voor het vereiste van overleg met de militair voordat advies wordt uitgebracht omtrent diens inzetbaarheid, dat in de toelichting bij het zesde lid van artikel 12h is verwoord. 5. Plaatsing onder een functionaris die niet behoort tot de krijgsmacht Artikel 12j, derde lid, bepaalt dat de militair ambtenaar voor het verrichten van de hem opgedragen werkzaamheden kan worden gesteld onder een functionaris die niet behoort tot het militaire personeel van de krijgsmacht. De toelichting bij deze bepaling vermeldt dat, wanneer de militair op grond van het derde lid aanwijzingen ontvangt van een ander dan een militaire meerdere, het niet opvolgen daarvan weliswaar plichtsverzuim kan opleveren, maar niet gekwalificeerd kan worden als het niet opvolgen van een dienstbevel. Onduidelijk blijft of dit laatste ook geldt voor aanwijzingen die ten tijde van een buitenlandse missie in bijvoorbeeld VN- of NAVO-verband door een buitenlandse commandant aan Nederlandse militairen worden gegeven. De Raad adviseert de memorie van toelichting te verduidelijken. 6. Overleg sectorcommissie Defensie In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat over het wetsvoorstel overleg is gevoerd in de sectorcommissie Defensie. Daarbij wordt vermeld dat twee van de centrales van overheidspersoneel die in de sectorcommissie vertegenwoordigd zijn, extern advies hebben ingewonnen, maar dat dit advies nog niet beschikbaar was. Gelet op de noodzakelijke termijn voor invoering van de wet is evenwel besloten het voorstel toch in procedure te nemen, aldus de toelichting.(zie noot 4) Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand betreffende militaire ambtenaren en burgerambtenaren werkzaam bij het ministerie van Defensie wordt niet beslist alvorens daarover door of namens de minister overleg is gevoerd met de sectorcommissie, aldus artikel 3, eerste lid, Besluit georganiseerd overleg sector Defensie. Een redelijke uitleg van het besluit brengt met zich dat, bij onderwerpen van gecompliceerde of specialistische aard, de in de commissie vertegenwoordigde centrales de mogelijkheid moeten hebben extern advies in te winnen alvorens een standpunt te bepalen en dat in beginsel geen beslissingen worden genomen voordat het advies is ingewonnen en de standpunten bepaald zijn. Voor die tijd kan immers het overleg niet als afgerond worden beschouwd. Afwijking van dit uitgangspunt is naar het oordeel van de Raad mogelijk, indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld als er om dringende redenen op korte termijn een beslissing moet worden genomen, of wanneer het gevraagde advies uitzonderlijk lang op zich laat wachten. Dat dergelijke omstandigheden zich in dit geval voordoen, blijkt echter niet uit de memorie van toelichting. De Raad adviseert nader te motiveren waarom de door de betrokken centrales gevraagde externe adviezen niet konden worden afgewacht alvorens het wetsvoorstel in procedure te brengen. Voorts adviseert de Raad het wetsontwerp opnieuw aan de Raad ter advies voor te leggen, indien naar aanleiding van eventueel nader overleg met de centrales het wetsontwerp in belangrijke mate wordt gewijzigd. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek Finland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 178), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek Finland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 178), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002031, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek Finland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 178), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen en het Besluit financiën regionale politiekorpsen in verband met de wijziging van de definitie solvabiliteit en preventief toezicht bij geringe solvabiliteit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen en het Besluit financiën regionale politiekorpsen in verband met de wijziging van de definitie solvabiliteit en preventief toezicht bij geringe solvabiliteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2014, no.2014002286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met het vervangen van de aanduiding "Koningin" door "Koning" in deze besluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met het vervangen van de aanduiding "Koningin" door "Koning" in deze besluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2013, no.2013002469, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met het vervangen van de aanduiding "Koningin" door "Koning" in deze besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels betreffende explosieve atmosferen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels betreffende explosieve atmosferen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 II-Economische infrastructuur).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 II-Economische infrastructuur).Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2001, no.01.003584, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 II-Economische infrastructuur).Het belastingplan voor het jaar 2002 is verdeeld over een viertal wetsvoorstellen. In het Belastingplan 2002 II-Economische infrastructuur zijn de verlaging van het vennootschapsbelastingtarief en andere wijzigingen van de vennootschapsbelasting, de invoering van de filminvesteringsaftrek, de verhoging van het budget voor speur- en ontwikkelingswerk, de continuering van de eurofaciliteit en wijzigingen van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) opgenomen.Tot de wijzigingen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) behoort de codificatie van het beleid inzake het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. De Raad van State heeft ernstige bedenkingen tegen het feit dat de complexe en veelal ingrijpende maatregelen slechts uiterst summier zijn toegelicht.De codificatie van het arm's length-beginsel vindt plaats door een vertaling van artikel 9 van het OESO-modelverdrag en sluit daardoor niet op alle punten aan bij het Nederlandse stelsel; toespitsing op het Nederlandse stelsel is nodig. Onduidelijkheden met betrekking tot de bewijslastverdeling inzake het zakelijk karakter van verrekenprijzen evenals de omvang van de administratieve verplichtingen worden door het voorstel opgeroepen; deze moeten worden weggenomen.De Raad acht het opnieuw opnemen van de beroepsbepaling in de WIB nodig en twijfelt of met de beperking van de kring van belanghebbenden het beoogde doel wordt bereikt. Tegen de beperking van de termijn waarbinnen de inlichtingenverstrekking aan een buitenlandse belastingadministratie kan plaatsvinden bestaan bedenkingen.De Raad heeft twijfel of de voorgestelde categorale uitzondering voor beleggingsdochtermaatschappijen van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in overeenstemming is met de Europese moeder-dochterrichtlijn.Tevens bestaan bedenkingen tegen de invoering van de filminvesteringsaftrek en de daarmee samenhangende uitsluiting van beleggingen "in films" van de regeling van durfkapitaal.Daarnaast plaatst de Raad kanttekeningen bij de wijze waarop enkele andere maatregelen technisch vorm hebben gekregen.1. In het Belastingplan 2002 II zijn voorstellen van verschillende aard, belang en urgentie opgenomen. De Raad heeft reeds eerder bij recente belastingplannen, waarin maatregelen van uiteenlopende aard zijn bijeengebracht, opgemerkt dat het op deze wijze aanbieden van de maatregelen druk op de besluitvorming legt. Bij de behandeling van het belastingplan 1993 in de Eerste Kamer der Staten-Generaal is het kader voor opneming in een belastingplan in aanmerking komende onderwerpen geschetst. Alleen maatregelen die direct betrekking hebben op het budgettaire en koopkrachtbeeld van het komende jaar zouden in een belastingplan mogen worden opgenomen. Het kabinet heeft zich achter deze opzet gesteld.Bij toetsing van het Belastingplan 2002 II aan dit kader kwam de Raad tot de slotsom dat behoudens het tarief de maatregelen met betrekking tot de vennootschapsbelasting en de wijziging van de WIB niet wezenlijk het budgettaire en koopkrachtbeeld van 2002 raken en dat gelet op de complexiteit van de voorstellen de advisering over het wetsvoorstel niet op hetzelfde tijdstip als de overige drie onderdelen van het belastingplan zou kunnen worden afgerond.Op de voet van artikel 22 van de Wet op de Raad van State heeft op 13 augustus 2001 met de Staatssecretaris van Financiën hierover een beraadslaging plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft in het beraad de politieke en beleidsmatige samenhang van de tariefverlaging en de overige maatregelen in de sfeer van de vennootschapsbelastingheffing benadrukt. Hij wilde deze samenhang niet verbreken ook al zou dit met zich brengen dat niet alle vier de onderdelen van het belastingplan tegelijkertijd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal zouden kunnen worden aangeboden.2. Thematische opzetHet Belastingplan 2002 wordt in vier wetsvoorstellen aangeboden, die zijn opgezet rond een viertal thema's. Het thematisch onderbrengen van de voorstellen in afzonderlijke wetsvoorstellen biedt voor de in drie van de vier voorstellen gebundelde maatregelen een duidelijk inzicht in de beleidsmatige samenhang van die maatregelen. Als zodanig verdient deze thematische opzet waardering.Naar het oordeel van de Raad wordt aan deze opzet afbreuk gedaan door in de toelichting op het wetsvoorstel de budgettaire en administratieve lasten en de Europese en personele aspecten voorzover zij betrekking hebben op het voorstel niet op te nemen. De toelichting op elk wetsvoorstel, ook al vormen de voorstellen tezamen het Belastingplan 2002, dient zelfstandig leesbaar en volledig te zijn.De Raad adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.3. VestigingsklimaatHet belastingplan omvat maatregelen die het fiscale vestigingsklimaat in Nederland raken. In de brief van 20 november 2000 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2000/01, 27 505, nr.1) (notitie vestigingsklimaat) zijn enkele beleidsvoornemens op dit terrein beschreven. Het ging hierbij onder meer om de instelling van de studiegroep "Vennootschapsbelasting in internationaal perspectief" (werkgroep Van Rooy). Deze werkgroep heeft op 11 juni 2001 het rapport "Verbreding en verlichting" uitgebracht. Daarnaast zijn in de notitie vestigingsklimaat, naast verbeteringen rond de organisatie van de rulingpraktijk, de codificatie van het arms length-beginsel en de wijziging van de WIB als maatregelen om het fiscale vestigingsklimaat van Nederland te versterken aangeduid. Deze maatregelen zijn geplaatst in het kader van het aantrekkelijk laten blijven van Nederland voor reële activiteiten met "substance", het "level playing field", het goed Europees partnership, de effectieve belastingdruk en de belastingcoördinatie. Na een algemeen overleg met de vaste commissie voor Financiën op 22 maart 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 505, nr.4) zijn door de staatssecretaris besluiten genomen op het terrrein van verrekenprijzen, financiële dienstverlening, Advance pricing agreement en Advance tax ruling (besluiten van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/292-295).De in de notitie vestigingsklimaat beschreven maatregelen hebben enerzijds betrekking op de positie van Nederland in relatie tot andere lidstaten van de Europese Unie (EU) en de (overige) OESO-landen, waarbij het rapport van de werkgroep-Primarolo van 23 november 1999 inzake schadelijke belastingconcurrentie een belangrijke rol speelt, maar grijpen anderzijds ook in op punten van het Nederlandse belastingregime die diep verankerd liggen. De voorgestelde wettelijke vastlegging van de maatregelen vraagt daarom om een uitgebreide toelichting en kenbare afweging van alle bij die maatregelen betrokken belangen. Daarbij dienen de notitie vestigingsklimaat, het rapport van de werkgroep Van Rooy en de besluiten van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/292-295 betrokken te worden. De toelichting op de voorstellen dient in ieder geval te worden uitgebreid. De toelichting is thans zo summier, dat de betekenis en de reikwijdte van de voorstellen onduidelijk blijven.De complexe materie rechtvaardigt een zelfstandige behandeling, die niet onder de tijdsdruk van een belastingplan komt te staan. Dit vormde voor de Raad dan ook de inzet van het overleg van 13 augustus 2001.De Raad adviseert de toelichting op artikel 8b Wet Vpb 1969 (verrekenprijzen) en artikel 8c Wet Vpb 1969 (doorstroomvennootschappen) zodanig in te richten dat de maatregelen zelfstandig leesbaar worden toegelicht en daarbij worden ingepast in het stelsel van de Wet Vpb 1969. De notitie vestigingsklimaat, het rapport van de werkgroep Van Rooy en de besluiten van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/292-295, dienen daarbij betrokken te worden.Verrekenprijzen4. Het zogenoemde arms length-beginsel is in het Nederlandse belastingstelsel steeds getoonzet in de sleutel van het elimineren uit de winst van een naamloze of besloten vennootschap van positieve en negatieve voordelen die hun oorsprong louter vinden in de verhouding aandeelhouder-vennootschap. Met betrekking tot deze eliminering is een omvangrijke jurisprudentie gewezen, die aanvankelijk sterk was geconcentreerd op de vermomde dividenden (bevoordeling van de aandeelhouder), maar sedert 1957 ook betrekking heeft op de informele kapitaalinbreng (bevoordeling van de vennootschap). Deze eliminering vindt echter niet in alle gevallen plaats. Indien de bevoordeling van de vennootschap niet in geld of goederen geschiedt, maar door het niet maken van kosten, wordt de winst van de vennootschap alleen gecorrigeerd indien de wederpartij een ondernemer is bij wie die kosten tot de winst gerekend kunnen worden (Hoge Raad 8 juli 1986, BNB 1986/295). Op grond van deze rechtspraak bestaat aldus in de winstsfeer volledige wederzijdse aansluiting bij transacties tussen gelieerde vennootschappen van winstcorrecties uit hoofde van de aandeelhoudersverhouding. In de kostensfeer wordt die aansluiting echter niet verkregen indien de transactie tussen vennootschap en aandeelhouder/natuurlijk persoon is gesloten.De voorgestelde regeling in artikel 8b Wet Vpb 1969, die beoogt uitvoering te geven aan de codificatie van het arms length-beginsel, gaat echter aan deze jurisprudentie voorbij. In de toelichting wordt zelfs in het geheel niet op deze rechtspraak ingegaan. Artikel 8b Wet Vpb 1969 is een vertaling van artikel 9 van het OESO-modelverdrag. Hoewel het centrale thema van deze bepaling en het Nederlandse regime met elkaar overeenstemmen - het ontdoen van de winst van gelieerde partijen van onzakelijke elementen - sluit het modelverdrag in de uitwerking niet op alle punten aan bij het Nederlandse stelsel.In de eerste plaats wijst de Raad erop, dat ook in de eerdere zienswijze van de staatssecretaris in Nederlandse verhoudingen de gelieerdheid van lichamen alleen wordt aangenomen indien een directe of indirecte aandeelhoudersverhouding bestaat of indien er direct of indirect sprake is van een gemeenschappelijke aandeelhouder. Zonder betekenis is hierbij het deelnemen aan de leiding van of het toezicht op een andere vennootschap. Bij de behandeling van de notitie Algemeen fiscaal verdragsbeleid werd het volgende gesteld:"Onder de huidige Nederlandse wetgeving kan gezegd worden, dat in Nederland de winst van vennootschappen steeds gecorrigeerd kan worden indien sprake is van bevoordeling door of van aandeelhouders. Dergelijke correcties kunnen echter niet worden aangebracht naar aanleiding van transacties, indien slechts dezelfde personen bij de leiding van of het toezicht op de onderneming zijn betrokken, zonder dat sprake is van aandeelhoudersverhoudingen.In deze situaties staat artikel 9, lid 1, van het OESO-modelverdrag weliswaar ook correcties toe, maar zij kunnen door Nederland niet worden aangebracht omdat onze wetgeving die mogelijkheid niet biedt. Artikel 9 schept daarvoor, in de Nederlandse optiek, niet een zelfstandige mogelijkheid.De vraag is nu, of er behoefte bestaat om naast de mogelijkheid van corrigeren in aandeelhoudersrelaties een correctiemogelijkheid te hebben bij andere vormen van meer feitelijke machtsuitoefening. Het antwoord op deze vraag dient ontkennend te zijn, en wel om de volgende redenen.In de eerste plaats moet worden opgemerkt, dat de landen die verdergaande correctiemogelijkheden hebben toch veelal geconfronteerd zullen worden met situaties waarin in aandeelhoudersrelaties onzakelijk gehandeld wordt. Immers, in andere verhoudingen zullen de aandeelhouders van een vennootschap zich tekort gedaan voelen als op andere dan zakelijke gronden een voordeel gelaten wordt aan een vennootschap waarvan zij geen aandeelhouders zijn.Daarnaast moet worden betwijfeld of buiten aandeelhoudersrelaties onzakelijke transacties vaker dan incidenteel voorkomen. Indien bij voorbeeld een leverancier op grond van feitelijke machtsverhoudingen aan een bepaalde afnemer tegen lagere dan gebruikelijke prijzen levert, is de conclusie dat zijn marktpositie de leverancier dwingt tot zo'n afwijkende prijsstelling en zal de overeengekomen prijs dus toch een zakelijke zijn. Een bijkomend probleem bij correcties buiten aandeelhoudersrelaties is, hoe men de correctie moet realiseren." (Kamerstukken 1987/88, 20 365, nr.5, blz.6-7).Daarnaast merkt de Raad op dat de bepaling daarbij zodanig ruim is dat het enkele feit van een gemeenschappelijke commissaris reeds dwingt tot onderzoek naar de verrekenprijzen tussen de vennootschappen, bij wie deze gemeenschappelijke commissaris is benoemd.In de tweede plaats wordt geen rekening gehouden met de vraag of buiten het geval van transacties tussen moeder- en dochtervennootschappen de winstcorrectie tot een volledig compenserende heffing bij de wederpartij leidt.De Raad adviseert artikel 8b Wet Vpb 1969 toe te spitsen op het Nederlandse stelsel en geen winstcorrecties voor te schrijven indien sprake is van gemeenschappelijke leiding of toezicht.5. In de toelichting wordt opgemerkt, dat de mate van gelieerdheid in navolging van artikel 9 van het OESO-modelverdrag niet is ingevuld. Indien de bepaling wordt toegespitst op het Nederlandse stelsel en daarbij in aanmerking wordt genomen dat, hoewel een dergelijke kwantificering als zodanig ontbreekt in veel van de op het terrein van de vermomde dividenden gewezen jurisprudentie, deze rechtspraak toch steeds betrekking heeft op aandeelhouders die daadwerkelijk invloed op het beleid van de vennootschap hadden, ligt het voor de hand wel een omschrijving van de gelieerde verhoudingen in de wetsbepaling op te nemen. Gelet op het uitgangspunt van artikel 8b Wet Vpb 1969 dat winstcorrecties geboden zijn indien partijen niet onafhankelijk ten opzichte van elkaar staan, kan daarbij worden gedacht aan de ook in het voorgestelde artikel 8c, vierde lid, Wet Vpb 1969 voorkomende verwijzing naar artikel 10a, vierde en vijfde lid, Wet Vpb 1969.De Raad adviseert artikel 8b Wet Vpb 1969 in deze zin aan te vullen.6. Historisch gezien, zijn de belastingheffing van de vennootschap en van de aandeelhouder in het Nederlandse stelsel nauw met elkaar verweven. Zowel de vennootschap als de aandeelhouder worden voor de winst die de vennootschap heeft behaald in de heffing betrokken. Daarbij gaat het steeds om "dezelfde" winst, zij het voor de aandeelhouder na aftrek van de vennootschapsbelasting. Deze verwevenheid brengt mee, dat bij het elimineren uit de winst van een naamloze of besloten vennootschap van positieve en negatieve voordelen die hun oorsprong vinden in de verhouding aandeelhouder-vennootschap, ook steeds een correctie in de aandeelhouderssfeer plaatsvindt. Bij een bevoordeling van de aandeelhouder (vermomd dividend) wordt het geëlimineerde voordeel als een winstuitdeling aangemerkt; bij een bevoordeling van de vennootschap (informele kapitaalinbreng) wordt het geëlimineerde voordeel als onbelast aan de aandeelhouders uit te keren vermogen aangemerkt.De omstandigheid dat over een vermomd dividend inkomstenbelasting bij de aandeelhouder werd geheven, heeft geleid tot constante rechtspraak waarbij de belastingrechter heeft geoordeeld dat zowel de aandeelhouder als de vennootschap zich van de als winstuitdeling aangemerkte bevoordeling bewust moeten zijn. In geschillen met betrekking tot die vermomde dividenden speelt de bewijslasttoedeling omtrent de bevoordelingsbedoeling een belangrijke, zo niet beslissende rol. Het belastingrecht kent de zogenoemde vrije bewijsleer, maar het uitgangspunt daarbij is dat de belastingadministratie het begin van bewijs levert dat sprake is van een bevoordeling als aandeelhouder. De belastingplichtige heeft daarna de mogelijkheid van ontkrachting van dat begin van bewijs. Het punt waarbij deze bewijslasttoedeling "omslaat" wordt in belangrijke mate bepaald door hetgeen maatschappelijk gebruikelijk is. Indien een transactie tussen vennootschap en aandeelhouder aanmerkelijk afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, wordt eerder vermoed dat sprake is van een bevoordeling dan in het geval de transactie past in het normale patroon. Dit vermoeden kan zo sterk zijn dat de belastingrechter direct de bewijslast van het ontbreken van een bevoordelingsbedoeling aan de belastingplichtige oplegt; bij een zich redelijkerwijs bewust zijn van de bevoordeling of een behoren bewust te zijn van de bevoordeling wordt wel gesproken van een geobjectiveerde bevoordelingsbedoeling.In de toelichting is opgemerkt dat uit de jurisprudentie blijkt dat ten aanzien van verrekenprijscorrecties de bevoordelingsbedoeling wordt geobjectiveerd. Het is niet duidelijk op welke jurisprudentie deze opmerking ziet. De Raad merkt daarbij op dat de betekenis van de arresten van de Hoge Raad van 21 september 1994, BNB 1995/15 en 16 in dit kader omstreden is gelet op de bijzondere casus van deze arresten. Het is evenmin duidelijk welke bedoeling deze opmerking heeft. Met de opmerking kan, mede gelet op punt 1 van het besluit van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/295, bedoeld zijn te stellen dat bij verrekenprijscorrecties de bewijslast dat de verrekenprijzen niet afwijken van hetgeen in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zou zijn overeengekomen, primair op de ondernemer rust. Bedoeld kan echter ook zijn te stellen dat in internationale verhoudingen de toedeling van de winst van gelieerde ondernemingen aan de onderscheiden staten naar objectieve maatstaven dient plaats te vinden, waarbij geen sprake behoeft te zijn van een bewuste bevoordeling maar een winstcorrectie reeds mag worden aangebracht indien een afwijking bestaat tussen hetgeen gelieerde ondernemingen zijn overeengekomen en hetgeen onafhankelijke partijen overeenkomen. Beide mogelijkheden vereisen nadere toelichting omdat zij niet (volledig) aansluiten bij de OESO-richtlijnen, noch bij de ook recent ten aanzien van de verrekenprijzen gewezen jurisprudentie die ervan uitgaat dat de bewijslast van een onzakelijke verrekenprijs primair op de inspecteur rust. Aan een nog niet volledig gepubliceerde uitspraak van het Hof s-Hertogenbosch, waartegen beroep in cassatie is ingesteld, kan uiteraard vóór publicatie of zolang de Hoge Raad geen arrest heeft gewezen, geen beslissende beleidsbepalende betekenis worden toegekend.De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op problematiek met betrekking tot de objectieve winstallocatie, de bevoordelingsbedoeling en het "bewustheidsvereiste".7. In artikel 8b, derde lid, Wet Vpb 1969 wordt bepaald, dat een gelieerd lichaam in zijn administratie gegevens opneemt waaruit blijkt op welke wijze de verrekenprijzen tot stand zijn gekomen en waaruit kan worden opgemaakt of er met betrekking tot deze verrekenprijzen sprake is van een afwijking van de voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen.In de toelichting op dit artikel wordt gesteld, dat deze maatregel van administratieve aard betrekking heeft op de bewijslast met betrekking tot de zakelijkheid van de door de belastingplichtige gehanteerde prijzen en voorwaarden (verrekenprijzen) in gelieerde verhoudingen. Deze opmerking kan tot misverstanden aanleiding geven. Het artikel heeft als zodanig geen betrekking op de bewijslastverdeling; deze is - uiteindelijk - voorbehouden aan de belastingrechter. Op afstand raakt de bepaling de bewijslastverdeling in zoverre dat, indien niet wordt voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de belastingrechter het beroep ongegrond moet verklaren tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (artikel 27e AWR).Artikel 52, eerste lid, AWR bepaalt dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Artikel 8b, derde lid, Wet Vpb 1969 omschrijft de gegevens die in de administratie moeten worden opgenomen ten aanzien van de verrekenprijzen.Alleen indien de belastingrechter oordeelt dat bepaalde gegevens wel zouden moeten maar niet in de administratie zijn opgenomen en dat dit gebrek zodanig substantieel is dat geoordeeld moet worden dat niet aan de verplichtingen van artikel 52 AWR wordt voldaan, is er sprake van "omkering van de bewijslast". In de praktijk zal zich dit in het bijzonder voordoen indien in het geheel geen gegevens omtrent de verrekenprijzen in de administratie zijn opgenomen. Voor andere gevallen vormt de invoering van de maatregel van administratieve aard, gelet op de reeds zeer vergaande administratieve verplichtingen die in artikel 52 AWR zijn opgenomen, geen wezenlijke wijziging in de positie van inspecteur en ondernemer.Het wettelijk regelen van de bewijslastverdeling, waarbij de bewijslast dat de overeengekomen verrekenprijzen zakelijk zijn primair op de ondernemer zou komen te rusten, zou een versterking van de positie van de aanslagregelende inspecteur betekenen. De noodzaak voor een dergelijke inbreuk op het geldende formele recht zou echter eerst moeten worden aangetoond. Daarbij zou aannemelijk moeten worden gemaakt dat de stappen die zijn genomen om de belastingdienst op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen op het terrein van de verrekenprijzen (Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr.4, blz.38) op niets zijn uitgelopen. Vooralsnog ziet de Raad geen reden de weg van een wettelijke bewijsregeling op te gaan.De Raad adviseert de hiervoor aangeduide opmerking in de toelichting die tot misverstand aanleiding kan geven, aan te passen.8. De gegevens waarop artikel 8b, derde lid, Wet Vpb 1969 ziet, zijn ruim en weinig concreet omschreven. Uit de toelichting is echter op te maken dat het uitvoeringsbeleid zoals neergelegd in het besluit van 30 maart 2001, IFZ2001/295, hierbij in aanmerking moet worden genomen. Onduidelijkheid over de reikwijdte van de regeling mag niet bestaan. In het bijzonder de toevoeging "en waaruit kan worden opgemaakt of er met betrekking tot deze verrekenprijzen sprake is van een afwijking als bedoeld in dat lid" roept echter veel onduidelijkheid op.Op grond van het eerste deel van de volzin van artikel 8b, derde lid, Wet Vpb 1969 kan geconcludeerd worden, dat een ondernemer aan zijn administratieve verplichtingen voldoet indien hij in zijn administratie gegevens opneemt waaruit blijkt op welke wijze de verrekenprijzen tot stand zijn gekomen; dit kan een bepaald systeem zijn dat voor een groot aantal artikelen geldt, of het kan betrekking hebben op een bepaalde transactie. Dit verplicht hem echter niet gedetailleerd gegevens vast te leggen met betrekking tot de wereldwijde organisatiestructuur, de geschiedenis, financiële gegevens, de producten en de uitgeoefende functies inclusief de bij de uitoefening van deze functies gebruikte activa (materieel en immaterieel) en de gelopen risicos van de betrokken gelieerde ondernemingen alsmede met betrekking tot de beschrijving van de verrekenprijsmethode, inclusief vergelijkbaarheidsanalyse, waaronder vergelijkbare cijfers van onafhankelijke marktpartijen en eventueel aangebrachte correcties.De toevoeging laat echter ruimte voor een benadering van de belastingadministratie dat deze gedetailleerde gegevens wel in de administratie moeten worden opgenomen. Indien beoogd wordt - en te rechtvaardigen is - die benadering voor de belastingdienst mogelijk te maken, kan niet met de tekst van de toevoeging worden volstaan, maar dienen de "verplichte" gegevens uitdrukkelijk in artikel 8b, derde lid, Wet Vpb 1969 te worden opgenomen en gemotiveerd. Het besluit van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/295, kan de plaats niet innemen van een dergelijke wettelijke regeling. Het besluit bindt de belastingrechter niet. Het besluit heeft geen andere betekenis dan dat het inzicht geeft in het standpunt dat de belastingdienst zal innemen bij de beoordeling van verrekenprijzen. Het geeft daarbij een soms eigen uitleg aan het commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag. Voor een evenwichtige beoordeling dienen de commentaren op het besluit van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/295, waaronder het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, mede in aanmerking te worden genomen.De Raad acht het uit een oogpunt van rechtszekerheid niet aanvaardbaar dat met betrekking tot de administratieve verplichtingen onduidelijkheden bestaan, mede gelet op de gevolgen indien niet aan die verplichtingen wordt voldaan. Gesteld voor de keuze de onduidelijkheid op te heffen door het "uitschrijven" van de op te nemen gegevens of het schrappen van de onduidelijkheid veroorzakende toevoeging adviseert de Raad, mede met het oog op de hierna te bespreken Europese regelgeving inzake het vrije verkeer, te kiezen voor het laatste en het tweede deel van de volzin van artikel 8b, derde lid, Wet Vpb 1969 te schrappen.9. De maatregel van administratieve aard kan, afhankelijk van de invulling die daaraan wordt gegeven, in concernverhoudingen tot een verzwaring van de administratieve lasten leiden. Deze maatregel ziet, zoals uit de toelichting blijkt, in het bijzonder op grensoverschrijdend verkeer. Door aard en opzet van deze bepaling zullen dan ook voornamelijk grensoverschrijdende transacties in internationale concerns de last van deze maatregel gaan dragen. Binnen de EG-verhoudingen is dan sprake van een belemmering van het vrije verkeer van vestiging en kapitaal en - afhankelijk van de omstandigheden - van het vrije verkeer van goederen en diensten. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG), in het bijzonder het arrest Vestergaard (zaak C-55/98, Jur.1999, bladzijde I-7641) komt naar voren dat het Gemeenschapsrecht niet toestaat om ten aanzien van grensoverschrijdende situaties andere (zwaardere) administratieve eisen te stellen dan in binnenlandse situaties het geval is. Daarbij speelt ook het bestaan van de mogelijkheid van wederzijdse bijstand in het kader van richtlijn 77/799/EEG een rol. De omstandigheid dat de bepaling is gebaseerd op de OESO-richtlijnen doet aan deze constatering niet af, aangezien deze richtlijnen niet voldoende zijn toegesneden op de EG-verhoudingen. Anders dan in OESO-verband geldt in EG-verhoudingen dat het vrije verkeer uitgangspunt is en dat voor belemmeringen van het vrije verkeer een door het Gemeenschapsrecht erkende rechtvaardiging moet bestaan en zo die rechtvaardiging bestaat, deze belemmering niet verder mag gaan dan nodig is voor de te bereiken doelstelling.Ook op grond van deze overwegingen adviseert de Raad het tweede deel van de volzin van artikel 8b, derde lid, Wet Vpb 1969 te schrappen.10. In de toelichting is gesteld, dat het in het kader van de maatregel van administratieve aard, uitdrukkelijk niet de bedoeling is, dat de belastingplichtige alle methoden beoordeelt en vervolgens onderbouwt waarom de door hem gekozen methode onder de gegeven omstandigheden tot de beste uitkomsten leidt (best method rule). Deze opmerking raakt het "goed koopmansgebruik". De Raad merkt hierbij op, dat de toezegging van de staatssecretaris in een algemeen overleg op 22 maart 2001 bij het wetsvoorstel inzake de codificatie van het "arms length-beginsel" terug te komen op het begrip "goed koopmansgebruik" (Kamerstukken 2000/01, 27 505, nr.4, blz.7) niet is gehonoreerd.De Raad adviseert dit alsnog te doen.11. Het voorstel rept niet over de gevolgen van een wijziging van de verrekenprijzen in internationale verhoudingen. Voor lidstaten geldt het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (EG-arbitrageverdrag) (90/436/EEG Trb.1990, 173), op grond waarvan een verplichting bestaat tot het wegnemen van de dubbele belastingheffing. In de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting die met niet-lidstaten gesloten zijn, is veelal voorzien in een overlegprocedure.De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de wijze waarop de verrekenprijscorrecties binnen redelijke termijn doorwerken in de staat waarin de andere partij is gevestigd, en welke ervaringen tot op heden zijn opgedaan met de arbitrage- en overlegprocedures. Daarbij dient ook aandacht te worden gegeven aan een eventuele samenloop van bezwaar- en beroepsprocedures en de overlegprocedure, alsmede eenzijdige maatregelen ter vermijding van dubbele belasting zoals achterwege mogen laten van dividendbelastinginhouding indien de andere betrokken staat niet tot verrekening van die dividendbelasting bereid is.Doorstroomvennootschappen12. In de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 19 maart 2001 heeft de staatssecretaris zijn voornemen uiteengezet substance-eisen te gaan stellen aan lichamen zonder enige of met nauwelijks reële aanwezigheid in Nederland die zich hoofdzakelijk bezighouden met het binnen concernverband ontvangen en doorbetalen van rente of royaltys. Achtergrond hiervan is het ondervangen van schadelijke gevolgen van dergelijke doorstroomactiviteiten voor verdragspartners van Nederland zonder dat de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsklimaat daardoor wordt geschaad (Kamerstukken II 2000/01, 27 505, nr.2).Met het voorgestelde artikel 8c Wet Vpb 1969 wordt het begin van uitvoering gegeven aan dit voornemen. Het gevolg van deze maatregel is dat voor "doorstromende" rente- en royaltystromen de mogelijkheid vervalt om de ingehouden buitenlandse bronbelasting te verrekenen. Uit het besluit van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/294, blijkt bovendien dat ten aanzien van doorstroomvennootschappen geen rulings worden afgegeven en dat ten aanzien van die vennootschappen spontane inlichtingenuitwisseling op de voet van artikel 7 WIB plaatsvindt.In de toelichting wordt niet nader toegelicht op welke schadelijke gevolgen voor de verdragspartners het vestigen van doorstroomvennootschappen in Nederland ziet, noch is inzicht geboden in de omvang van "het probleem" en het aantal vennootschappen waarop de maatregel betrekking heeft.De Raad adviseert in de toelichting ten minste deze gegevens op te nemen.13. In het besluit van 30 maart 2001, nr.IFZ2001/294, is gesteld dat bij transacties waarbij geen reëel risico wordt gelopen geen verrekening van buitenlandse bronbelasting wordt verleend, aangezien het financiële dienstverleningslichaam (doorstroomvennootschap) in feite optreedt als intermediair en de ontvangen geldstromen als gevolg daarvan niet tot de Nederlandse belastinggrondslag van dat lichaam behoren. Deze benadering die in de toelichting wordt herhaald, houdt impliciet in dat aan de doorstroomvennootschap geen verrekening van de bronbelasting toekomt, omdat die vennootschap niet de uiteindelijk gerechtigde tot die rente of royaltys is. Daarvan uitgaande zou het niet noodzakelijk zijn de rente of de royaltys buiten aanmerking te laten blijven bij het bepalen van de winst. Op dezelfde voet als ten aanzien van dividenden in het recent ingediende voorstel van Wet tot wijziging van belastingwetten in verband met maatregelen tegen dividendstripping en regeling inkoop van aandelen in verband met werknemersopties (Kamerstukken II 2000/01, 27 896) wordt voorgesteld, zou de verrekening van de bronheffing op rente en royaltys voor de doorstroomvennootschappen uitgesloten kunnen worden indien die vennootschappen niet als uiteindelijk gerechtigden kunnen worden aangemerkt. Dit ligt ook in de lijn van de gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting, die in het algemeen ook voor verdragsfaciliteiten voor rente en royaltys aansluiten bij het begrip "uiteindelijk gerechtigde". De voorgestelde inbreuk op het winstbegrip, die ook van toepassing is op louter binnenlandse verhoudingen, is meer ingrijpend dan een beperking van de verrekenmogelijkheid van bronheffingen tot de uiteindelijk gerechtigden tot de rente en royaltys; in het laatste geval wordt tevens eenzelfde regime voor dividenden, rente en royaltys bereikt.De Raad adviseert in de toelichting op deze aspecten in te gaan en de gemaakte keuze voor de inpassing in het wettelijk regime te motiveren.Internationale bijstandsverlening14. Op grond van de WIB wordt aan degene op wie het verzoek om inlichtingen betrekking heeft, rechtsbescherming geboden. Het besluit van de Minister van Financiën tot inwilliging van het verzoek om inlichtingen is bij wet als een besluit aangemerkt. Daarmee is de vraag vermeden of en in hoeverre in het proces van de informatieuitwisseling sprake is van besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb dan wel van feitelijk handelen. Artikel 5, vijfde lid, WIB, zoals dat artikel bij de invoering van de wet luidde, stelde tegen dat besluit beroep open bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. Bij de invoering van de Awb per 1 januari 1994 is dit artikel vervallen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in de uitspraak van 15 januari 1999, H01.96.0516, het vervallen van de beroepsbepaling als een misslag aangemerkt, en de rechtbank en zichzelf als bestuursrechter bevoegd gehouden.De Raad adviseert deze misslag te herstellen in het voorliggende voorstel en de beroepsbepaling (opnieuw) op te nemen in artikel 5 WIB.15. De WIB kende oorspronkelijk ten aanzien van de kring van belanghebbenden beperkingen. Alleen voor degene te wiens aanzien een verzoek om inlichtingen is gedaan, stond beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak open. Het vervallen van de beroepsbepaling is na 1 januari 1994 ook onduidelijkheid over de kring van belanghebbenden gaan scheppen. De rechtbank s-Gravenhage heeft in de uitspraak van 20 september 1995, nr.95/08073, hierin aanleiding gezien uit te gaan van het begrip belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb. In hoger beroep kwam de Afdeling bestuursrechtspraak in genoemde uitspraak van 15 januari 1999, H01.96.0516, tot hetzelfde oordeel, zij het op grond van een enigszins andere benadering. Aannemelijk is dat de bestuursrechter niet in alle gevallen de rechtsingang beperkt tot degenen op wie de wetgever in 1986 zag.Voorgesteld wordt thans opnieuw de kring van belanghebbenden te beperken en alleen als belanghebbende aan te merken degene van wie de inlichtingen afkomstig zijn en die tevens in Nederland woont of gevestigd is. De Raad merkt op, dat met de herintroductie van de beperking van de kring van belanghebbenden voor degenen die buiten die kring staan de weg tot de rechter niet is afgesneden. Voor hen staat de weg naar de burgerlijke rechter open indien zij van oordeel zijn dat het handelen van de belastingdienst onrechtmatig is. Dit brengt mee, dat onder omstandigheden zowel de bestuursrechter als de burgerlijke rechter een oordeel moet vellen over de toepassing van de WIB. Dit is geen wenselijke situatie. Uit dien hoofde zou een ruim belanghebbende-begrip het beroep inzake de WIB bij de bestuursrechter kunnen concentreren. Deze oplossing heeft ook nadelen. De Raad is zich bewust van de problematiek met betrekking tot de bekendmaking van het besluit tot inwilliging van het verzoek om inlichtingen buiten de voorgestelde kring van belanghebbenden. Ook een fictie dat bekendmaking binnen deze kring geacht moet worden te gelden als een bekendmaking aan de overigen die bij het verstrekken van de inlichtingen betrokken zijn, is niet zonder bezwaren. De Raad mist echter in de toelichting elke afweging tussen de bezwaren die aan de onderscheiden oplossingen van het probleem kleven.De Raad adviseert in de toelichting alsnog op de verschillende oplossingsrichtingen van deze problematiek in te gaan.16. In de nota vestigingsklimaat is aangegeven dat de informatieuitwisseling een grote rol speelt bij het tot stand brengen van een goede samenwerking tussen de lidstaten van de EU bij de uitvoering van de belastingheffing. De inlichtingenverstrekking aan buitenlandse belastingadministraties heeft de afgelopen jaren een grote groei gekend; in 2000 zijn door de Nederlandse belastingdienst in de sfeer van de directe belastingen en omzetbelasting (met uitzondering van ICT) 505 inlichtingen op verzoek (artikel 5 WIB), 138.175 inlichtingen automatisch (artikel 6 WIB) en 13.880 inlichtingen spontaan (artikel 7 WIB) verstrekt. De gemiddelde doorlooptijd van een verzoek bedroeg in 2000 zes maanden. Bij deze uitwisseling waren 41 andere staten betrokken (Beheersverslag belastingdienst 2000, deel 3, bladzijde 22). In het Beheersverslag zijn geen gegevens over het aantal bezwaren tegen de inlichtingenverstrekking opgenomen. Tegen het verstrekken van inlichtingen wordt slechts op beperkte schaal beroep aangetekend. Uit jurisprudentieoverzichten blijkt dat de Afdeling (bestuurs)rechtspraak in ongeveer vijftien Arob-beroepen die betrekking hadden op de periode 1986-1994, en in minder dan tien Awb-beroepen, die betrekking hadden op de periode na 1994, uitspraak heeft gedaan. Minder dan vijf uitspraken van rechtbanken zijn in de jurisprudentieoverzichten opgenomen.In de toelichting wordt gesteld, dat de automatisch schorsende werking van de inlichtingenverstrekking wanneer bezwaar of beroep is ingesteld, in de praktijk dermate vertragend blijkt te werken dat niet alleen de effectiviteit van de wederzijdse bijstand in nadelige zin wordt beïnvloed, maar dat daardoor tevens de geloofwaardigheid van Nederland als verdragspartner in het geding is.De Raad merkt hierbij op, dat, anders dan uit de toelichting is te lezen, in de WIB niet is bepaald dat het bezwaar of beroep de werking van het besluit waartegen het is gericht, schorst. De schorsing is een beleidsmaatregel. Aanvankelijk gold als beleid dat de uitvoering van de inlichtingenverstrekking werd opgeschort tot na de uitspraak op beroep (Kamerstukken II 1985/86, 18 852, nr.9, blz.11 en 14). In 1996 heeft de staatssecretaris een voorstel tot aanpassing van dit beleid aangekondigd (Kamerstukken II 1995/96, 24 452 (R 1551), nr.5, blz.4-5) en vastgelegd in het besluit van 31 juli 1996, nr.AFZ96/2648M. De uitvoering van het voornemen tot inlichtingenverstrekking wordt opgeschort tot drie weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar om de belanghebbende in staat te stellen op grond van artikel 8:81 Awb een voorlopige voorziening aan de rechter te vragen. Bij een voortvarende behandeling van het bezwaar door de belastingdienst behoeft dit beleid niet tot het in de waagschaal stellen van de geloofwaardigheid van Nederland te leiden.De reden voor verkorting van de termijn waarna tot inwilliging van het verzoek om inlichtingen kan worden overgegaan, tot tien dagen acht de Raad niet overtuigend, te minder daar bij aanwezigheid van dringende redenen toch al terstond tot die inlichtingenverstrekking kan worden overgegaan. Ook de hiervoor opgenomen gegevens omtrent de doorlooptijd van de verzoeken en het aantal beroepschriften dwingen niet tot de noodzaak van een dergelijke korte termijn. Het invoeren van een afzonderlijke termijn van tien dagen, die afwijkt van de bezwaartermijn van zes weken, werkt daarentegen "ongelukken" in de hand en doet daardoor afbreuk aan de rechtsbescherming.Wel kan worden overwogen het beleid ten aanzien van de schorsende werking aan te scherpen en de uitvoering van de inlichtingenverstrekking niet op te schorten na afloop van de zes weken-termijn na de kennisgeving, tenzij bij de bestuursrechter schorsing van de uitvoering hangende het bezwaar is verzocht.De Raad adviseert artikel 5, vierde lid, WIB ter heroverwegen.17. Het toestaan dat een belastingambtenaar uit een andere staat aanwezig is bij een onderzoek in het kader van te verlenen bijstand, heeft bij het totstandkomen van de WIB tot een uitvoerige discusie geleid in verband met de te bieden rechtsbescherming aan degene op wie het verzoek om inlichtingen betrekking heeft. Gekozen is toen voor een procedure, waarbij de buitenlandse ambtenaren bij het onderzoek aanwezig mogen zijn en de informatie mogen inzien, maar deze informatie niet eerder mogen gebruiken dan nadat de procedure van artikel 5 WIB is doorlopen. Het is duidelijk dat deze procedure in de praktijk niet goed kan werken en ook moeilijk duidelijk is te maken aan de betrokken buitenlandse belastingambtenaar. Voorgesteld wordt thans in artikel 9, derde lid, WIB (materieel) te bepalen dat de informatie, zo deze uit het onderzoek blijkt, direct aan de bij het onderzoek aanwezige buitenlandse ambtenaren verstrekt wordt. Achteraf wordt de mogelijkheid van bezwaar en beroep aan degene op wie het verzoek om inlichtingen betrekking heeft, geboden. Indien het bezwaar of beroep gehonoreerd wordt, kan uiteraard de inlichtingenverstrekking niet ongedaan worden gemaakt. De procedure is dan een opstap naar een schadevergoedingsprocedure.De Raad is het er mee eens, dat de huidige procedure moet worden aangepast, aangezien het wel mogen inzien van informatie maar deze niet zonder meer mogen gebruiken niet goed werkbaar is. De Raad is echter van oordeel, dat de rechtsbescherming van de betrokkene, die uitdrukkelijk beoogd is, geboden dient te blijven. Deze rechtsbescherming zou geboden kunnen worden door - analoog aan de regeling ten aanzien van het op verzoek verstrekken van inlichtingen - een kennisgeving aan degene op wie het verzoek om inlichtingen betrekking heeft, te zenden waarbij de minister hem in kennis stelt van zijn besluit dat hij een buitenlands ambtenaar toestemming geeft aanwezig te zijn bij een hem betreffend onderzoek. Ook deze kennisgeving kan bij wet als besluit worden aangemerkt, op grond waarvan bezwaar en beroep tegen de beslissing van de minister mogelijk is.De Raad adviseert artikel 9, derde lid, WIB in deze zin aan te vullen.Hybride leningen18. De Raad heeft in zijn advies inzake het wetsvoorstel Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot het daarin voorkomende voorstel voor een regeling van hybride leningen onder meer opgemerkt dat"de problematiek met betrekking tot de afbakening tussen eigen en vreemd vermogen van een naamloze of besloten vennootschap er een van oudere datum is. Reeds bij de behandeling van het wetsvoorstel dat tot de Wet Vpb 1969 heeft geleid, is getracht de afbakening wettelijk te regelen. Het voorstel daartoe is tijdens de parlementaire behandeling teruggenomen (zitting 1968/69, 6000, nr.22, blz.11 rk). Dit tekent de weerbarstigheid van de materie. (...) De problematiek met betrekking tot de afbakening tussen eigen en vreemd vermogen is daarenboven veel ruimer dan alleen de toetsing of sprake is van "verkapt" kapitaal aan de hand van de in de rechtspraak ontwikkelde criteria. De Raad wijst op de onderkapitalisatieregels die een belangrijke factor voor het vinden van een oplossing zouden kunnen zijn, zoals de Raad ook heeft opgemerkt in het advies inzake de wijziging van de Wet Vpb 1969 met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en het versterken van de fiscale infrastructuur (kamerstukken II 1995/96, 24 696, B, pt.3)" (Kamerstukken II 2000/01, 27 466, A, blz.17).De Raad adviseerde het voorstel uit de Veegwet te lichten en in een breder kader aanhangig te maken.Na indiening van het wetsvoorstel heeft de staatssecretaris bij brief van 9 november 2000 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2000/01, 27 466, nr.4) medegedeeld dat de voorgestelde maatregel inzake hybride leningen via een nota van wijziging op korte termijn ingetrokken zou worden. Hem was gebleken dat het voor in het bijzonder de financiële sector van groot en onmiddellijk belang was snel duidelijkheid te krijgen omtrent de maatregel. Dit vloeide voort uit het feit dat het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen een buitengewoon complexe en gevoelige materie betreft. Dit brengt met zich dat maatregelen die vanuit fiscaal perspectief gevolgen (zouden kunnen) hebben voor de exacte grens tussen eigen en vreemd vermogen zeer nadrukkelijk op zowel hun beoogde alsook op de niet-beoogde effecten moeten worden getoetst. Bij nota van wijziging (Kamerstukken II 2000/01, 27 466, nr.7) is de voorgestelde maatregel vervolgens ingetrokken.Met de financiële sector is in dit kader de afspraak gemaakt dat de problematiek met betrekking tot de hybride leningen in de werkgroep Van Rooy aan de orde zou worden gesteld.In het rapport van de werkgroep is een drietal gevallen aangegeven waarin een herkwalificatie van een lening als eigen vermogen aan de orde is. De voorgestelde wijzigingen van artikel (9 en) 10 Wet Vpb 1969 sluiten bij de aanbeveling van de werkgroep Van Rooy aan. Het vervallen van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 is overigens op geen enkele wijze toegelicht. Een beperkte, limitatieve opsomming van leningen die als "verkapt kapitaal" worden aangemerkt is echter kwetsbaar en nodigt uit financiële producten te ontwikkelen die net buiten die grenzen blijven.De Raad blijft van oordeel dat de problematiek met betrekking tot de afbakening tussen eigen en vreemd vermogen veel ruimer is dan alleen de toetsing of sprake is van "verkapt kapitaal" aan de hand van enkele in de wet neergelegde criteria. De voorgestelde maatregel ziet de Raad dan ook als een oplossing om tijdelijk een dam op te werpen tegen de ontwikkeling van fiscaal gestuurde producten.De Raad adviseert de problematiek in een ruimer kader te plaatsen en meer ten principale voorstellen voor de afbakening tussen eigen en vreemd vermogen te ontwikkelen.19. De Raad merkt op, dat het voorstel tot aanvulling van artikel 13, derde lid, Wet Vpb 1969 met een tweede volzin niet is toegelicht. Deze volzin heeft betrekking op grensoverschrijdende hybride leningen, waarbij de lening in de ene staat als eigen vermogen en in de andere staat als vreemd vermogen wordt aangemerkt. In het rapport van de werkgroep Van Rooy wordt aanbevolen in deze situatie een specifieke antimisbruikbepaling op te nemen. Deze antimisbruikbepaling zou beperkt dienen te blijven tot grensoverschijdende gevallen en in dienen te houden dat de deelnemingsvrijstelling alsdan alleen van toepassing is op een hybride lening indien die hybride lening samenhangt met een deelneming.Het voorstel volgt voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling op hybride leningen deze aanbeveling niet. In de toelichting wordt enkel verwezen naar de benadering die thans geldt voor winstbewijzen. Deze benadering is niet vanzelfsprekend. Artikel 13, derde lid, Wet Vpb 1969 begrijpt onder een deelneming een daarmee verband houdend bezit aan winstbewijzen. Deze uitbreiding van de deelnemingsvrijstelling in de Wet Vpb 1969 is zonder toelichting totstandgekomen. Onder het Besluit Vpb 1942 gold terzake geen regeling. De vermoedelijke achtergrond van de bepaling is het voorkomen van dubbele heffing op de uitkeringen op die winstbewijzen, die immers niet van de winst aftrekbaar zijn. De deelnemingsvrijstelling richt zich op het voorkomen van dubbele heffing op de winst die in de vennootschapsbelasting wordt betrokken, tenzij sprake is van een belegging. Uit dien hoofde zou een bezit aan winstbewijzen in het algemeen moeten kwalificeren voor de vrijstelling; de beperking tot winstbewijzen die samenhangen met het bezit aan aandelen dat als deelneming wordt aangemerkt, is op zich systeemvreemd. Een dergelijk systeemvreemd element zou bij de hybride leningen vermeden dienen te worden, nu het niet voor de hand ligt dat het aanhouden van zodanige leningen als een belegging is aan te merken. De geopperde gedachte achter de benadering van de winstbewijzen, die gebaseerd is op de mogelijkheid te opteren voor het deelnemen in een lichaam in de vorm van aandelenkapitaal, is een verlegenheidsargument en gaat voorbij aan doel en strekking van de deelnemingsvrijstelling, die gericht zijn op het voorkomen van dubbele heffing.De Raad adviseert de beperking van de deelnemingsvrijstelling tot hybride leningen die samenhangen met een deelneming, opnieuw te bezien en in ieder geval artikel 13, derde lid, tweede volzin, Wet Vpb 1969 toe te lichten.20. BeleggingsdochtermaatschappijenIn het rapport van de werkgroep Van Rooy wordt aanbevolen in het licht van het door de werkgroep gemaakte onderscheid tussen passieve en actieve ondernemingen een antimisbruikbepaling voor indirect gehouden beleggingsdochters buiten de EU in de Wet Vpb 1969 op te nemen.De staatssecretaris heeft deze aanbeveling overgenomen. De voorgestelde wijziging van artikel 13g Vpb 1969 heeft tot gevolg dat een vennootschap met een deelneming in een andere binnen de EU gevestigde vennootschap wordt uitgesloten van de deelnemingsvrijstelling indien de bezittingen van die vennootschap voornamelijk bestaan in belangen in buiten de EU gevestigde vennootschappen.De uitsluiting van de deelnemingsvrijstelling van participaties in buitenlandse vennootschappen die als belegging worden aangehouden, geldt niet voor dochtermaatschappijen die binnen de EU zijn gevestigd. Op hen is de moeder-dochterrichtlijn van toepassing (90/435/EEG). Deze richtlijn staat een dergelijke uitsluiting niet toe, tenzij artikel 1, tweede lid, van de moeder-dochterrichtlijn toepassing vindt, dat bepaalt dat de richtlijn geen beletsel vormt voor de toepassing van nationale of verdragsrechtelijke voorschriften ter bestrijding van fraude en misbruiken. De voorgestelde wijziging van artikel 13g Vpb 1969 heeft volgens de toelichting een antimisbruikkarakter.De Raad merkt hierbij het volgende op.Het begrip "belastingfraude of -ontwijking" in artikel 1, tweede lid, van de moeder-dochterrichtlijn dient "communautair" te worden uitgelegd. Voor deze uitleg kan worden aangesloten bij de arresten van het HvJ EG inzake de Fusierichtlijn (90/434/EEG). Het HvJ EG heeft in het arrest Leur-Bloem (zaak C-28/95, Jur. 1997, bladzijde I-4161) geoordeeld dat een stelsel van categorale uitsluitingen van de ingevolge de richtlijn toepasselijke faciliteit niet is toegestaan, en dat steeds een individueel en voor rechterlijke toetsing vatbaar onderzoek noodzakelijk is om een beroep op de uitzondering te kunnen maken. In dit arrest wordt tevens verwezen naar het antimisbruikleerstuk in het kader van het vrije verkeer (zaak C-19/92, Kraus, Jur.1993, bladzijde I-1663). In dit kader mogen de lidstaten maatregelen treffen om misbruik van het gebruikmaken van de rechten die het gemeenschapsrecht biedt tegen te gaan, mits de maatregelen noodzakelijk en proportioneel (evenredig) zijn. Met betrekking tot belastingontwijking als rechtvaardigingsgrond heeft het HvJ EG onder meer geoordeeld dat de vestiging van een vennootschap in een andere lidstaat op zichzelf niet als belastingontwijking kan worden beschouwd (zaken C-264/96, ICS Jur.1998, bladzijde I-4695, C-397/98 en C 410/98, Metallgesellschaft en Hoechst Jur.2001, bladzijde I-0000). De enkele omstandigheid dat een vennootschap gebruikmaakt van de uit het Gemeenschapsrecht voortvloeiende rechten, betekent nog niet dat sprake is van misbruik. Daarbij speelt mee dat de desbetreffende vennootschap in de andere lidstaat aan de belastingwetten in die staat onderworpen is.Op grond van deze rechtspraak heeft de Raad twijfel of de voorgestelde categorale uitzondering van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in overeenstemming is met de moeder-dochterrichtlijn.De Raad adviseert artikel 13g, derde en vierde lid, Wet Vpb 1969 in dit licht opnieuw te bezien.Filminvesteringsaftrek21. De Raad heeft bij de invoering van de faciliteit voor de Nederlandse filmindustrie opgemerkt dat zou moeten worden toegelicht waarom deze maatregel van toepassing zal zijn voor de filmindustrie en niet voor andere vergelijkbare activiteiten. In het nader rapport is erop gewezen dat Nederland goede mogelijkheden biedt voor een in de economische en culturele infrastructuur verweven bedrijfstak film. Om de filmindustrie een duw in de goede richting te geven, zijn maatregelen voorgesteld die zijn gericht op het verbeteren van de financiële en economische infrastructuur, waardoor de investeringsbereidheid en het productievolume kan worden vergroot. De voorgenomen maatregelen betreffen niet zozeer een steunprogramma als wel het geven van een impuls aan de filmindustrie (Kamerstukken II 1997/98, 25 688, B, blz.3).In de brief van 11 juni 2001 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is de evaluatie van de stimuleringsmaatregelen opgenomen. Uit deze evaluatie blijkt onder meer, dat vooral sprake is geweest van fiscale oriëntatie in plaats van marktoriëntatie en dat serieuze toetsing van commerciële perspectieven van een film in bepaalde gevallen achterwege blijft. De verbetering van de financiële en economische infrastructuur is niet aan te wijzen. Het is de investeerders veeleer om de fiscale aftrekpost te doen geweest. Doordat financiële instellingen zeer actief inspeelden op de mogelijkheden van de fiscale stimuleringsmaatregelen, heeft daarenboven de FINE niet de voortrekkersrol kunnen vervullen die haar bij de opzet van het pakket filmstimuleringsmaatregelen was toebedacht (Kamerstukken II 2000/01, 25 434, nr.5).Naar het oordeel van de Raad rechtvaardigt deze evaluatie niet dat voortgegaan moet worden op de weg de filmindustrie fiscaal sterker te stimuleren dan andere culturele beleggingen. De beleggingen in durfkapitaal, waartoe de culturele beleggingen behoren, zijn aanmerkelijk fiscaal gefacilieerd door de vrijstelling van de vermogensrendementsheffing, de extra heffingskorting en de mogelijkheid verliezen ten laste van het box I-inkomen af te trekken. Tot de culturele beleggingen zullen onder meer projecten die in het belang zijn van de Nederlandse film gerekend worden (het voorgestelde artikel 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001) (Wet IB 2001). Deze faciliteiten stellen investeerders reeds een redelijk rendement in het vooruitzicht dat nodig is om durfkapitaal te genereren. Voorzover gevreesd zou moeten worden dat met behulp van deze fiscale faciliteiten onvoldoende durfkapitaal uit de markt aan te trekken is, zou de voorgenomen maatregel in de vorm van publiek-private samenwerking sterker kunnen worden ingezet. De Raad mist in de toelichting een deugdelijke vergelijking van het te bereiken rendement bij toepassing van de faciliteiten voor durfkapitaal en de filminvesteringsaftrek, nu in figuur 3 geabstraheerd is van vrijstellingen in box III. De keuze voor filminvesteringsaftrek en tegen durfkapitaal is daardoor niet onderbouwd. Deze keuze is temeer opvallend omdat bij de uitwerking van hetgeen tot de culturele beleggingen dient te worden gerekend, in het voorstel van Wet wijziging van enkele belastingwetten (herstel van onjuistheden) (Kamerstukken II 2000/01, 27 746) de projecten die in het belang zijn van de Nederlandse film als culturele projecten zijn aangewezen.De Raad adviseert niet de weg op te gaan van de invoering van een filminvesteringsaftrek. Het verlenen van deze investeringsaftrek staat haaks op de opzet van de Wet IB 2001 alleen aan "echte" ondernemers ondernemersfaciliteiten te verlenen. Daarenboven wordt deze filminvesteringsaftrek niet aan "echte" ondernemers maar alleen aan pseudo-ondernemers verleend, en vindt in afwijking van de gebruikelijke regeling slechts een beperkte desinvesteringsbijtelling plaats. Deze inbreuken op het systeem maken de "systeemfout" nog groter. Voor een tijdelijke en gebudgetteerde regeling moet zo'n systeemfout niet gemaakt worden.De Raad adviseert niet over te gaan tot de invoering van een filminvesteringsaftrek en de faciliëring van Nederlandse films ondergebracht te houden bij de regeling voor durfkapitaal.22. De voorgenomen invoering van de filminvesteringsaftrek vormt een steunmaatregel in de zin van de Europese regelgeving; het gaat bij de faciliëring om de ontwikkeling van een commercieel levensvatbare filmindustrie. Aanmelding bij de Europese Commissie is dan ook voorzien. De Raad acht het onder deze omstandigheden niet vanzelfsprekend, dat de inwerkingtreding van de nieuwe faciliteit na goedkeuring van de Europese Commissie alsnog met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 plaatsvindt. Terugwerkende kracht is strijdig met het karakter van stimuleringsmaatregel en voor een "gift" ten laste van de algemene middelen is een dragende motivering nodig, die in de toelichting niet is gegeven.De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op het toekennen van (fiscale) subsidies ter stimulering van bepaalde investeringen, terwijl de goedkeuring van de Europese Commissie ontbreekt waardoor de uiteindelijke uitbetaling van die subsidies onzeker is.23. Vrijgestelde lichamenVoorgesteld wordt de in artikel 6 Wet Vpb 1969 opgenomen vrijstelling voor lichamen waarbij de behartiging van een algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat te verruimen met lichamen waarbij een sociaal belang op de voorgrond staat en de winst hoofdzakelijk wordt behaald door vrijwilligerswerk.De Raad wijst erop, dat bij de totstandkoming van de Wet Vpb 1969 na wisselingen van opvatting uitdrukkelijk de lichamen waarbij het sociale belang op de voorgrond staat, niet in de vrijstelling zijn betrokken. Het besluit van 9 april 1999, nr.DB99/1333M, thans vervangen door het besluit van 1 december 2000, nr.CPP2000/2698M, verruimt in strijd met het wettelijk regime en de inmiddels daaromtrent gewezen jurisprudentie de vrijstelling echter toch met de lichamen waarbij het sociale belang op de voorgrond staat. Het besluit heeft betrekking op de behartiging van een algemeen maatschappelijk, kerkelijk, levensbeschouwelijk, charitatief, cultureel, wetenschappelijk of sociaal belang. Daartoe worden onder meer ook de activiteiten van amateursport-, hobby- en buurtverenigingen gerekend. Gelet op het met de uitdrukkelijke wetsbepaling strijdige beleid is het opnemen van de verruiming in de Wet Vpb 1969 geboden. Deze wetswijziging dient daarbij zelfstandig en dragend gemotiveerd te worden.Op grond van de artikelen 2, eerste lid, onder d, en 4 Wet Vpb 1969 zijn verenigingen en andere rechtspersonen belastingplichtig indien en voorzover zij een onderneming drijven, of een uiterlijk daarmee overeenkomende werkzaamheid verrichten waardoor in concurrentie wordt getreden met ondernemingen. Volgens constante jurisprudentie kunnen de instellingen in de sociaal-culturele sfeer geen beroep doen op de vrijstelling van artikel 6 Wet Vpb 1969, ook niet indien deze organisaties met behulp van vrijwilligers fondsen voor de verenigingsactiviteiten of een goed doel verwerven. De omstandigheid dat een positief resultaat (winst) met die activiteiten wordt behaald staat er reeds aan in de weg dat zij buiten de vennootschapsbelastingheffing blijven. Daarbij komt dat in bepaalde gevallen de activiteiten van deze verenigingen ten koste gaan van het debiet van inkomsten- of vennootschapsbelastingplichtige personen of lichamen. De verruiming van de vrijstelling betekent een "grensverlegging" van de belastingplicht. De effecten daarvan dienen in kaart te worden gebracht, omdat bij elke wijziging van de belastingplicht het evenwicht tussen niet en wel belastingplichtige lichamen kan worden verstoord. Dit zou in het bijzonder kunnen optreden in de culturele sfeer.Tevens behoeft de voorgestelde verruiming van artikel 6 Wet Vpb 1969 nadere toelichting, omdat zij naar de bewoordingen alleen ziet op de behartiging van een sociaal belang, terwijl het te codificeren besluit ook op andere belangen betrekking heeft.De Raad adviseert de verruiming van de vrijstelling nader toe te lichten en daarbij in ieder geval ook de spanning met artikel 4 Wet Vpb 1969 die door de invoering van het begrip "ernstige concurrentieverstoring" wordt opgeroepen, te betrekken.24. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met het nemen van gebonden besluiten en een enkele wijziging in het Besluit Wfsv, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met het nemen van gebonden besluiten en een enkele wijziging in het Besluit Wfsv, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2014, no.2014002248, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met het nemen van gebonden besluiten en een enkele wijziging in het Besluit Wfsv, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143 en Trb. 2014, 45), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Goedkeuring van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143 en Trb. 2014, 45), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 maart 2014, no.2014000475, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de goedkeuring van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143 en Trb. 2014, 45), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet ter invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet ter invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014), met memorie van toelichting.Als onderdeel van de maatregelen om de woningmarkt in zowel het huur- als het koopsegment beter te laten functioneren, bevat het voorstel drie onderdelen: 1. de introductie van een heffing voor verhuurders van woningen in de gereguleerde sector (een verhuurderheffing voor 2014 en volgende jaren, als vervolg op de thans al geldende verhuurderheffing voor alleen het jaar 2013), 2. een tariefaanpassing voor de aftrek van kosten voor de eigen woning (kort gezegd een beperking van de aftrekbaarheid van hypotheekrente), en 3. het herstellen van enkele onduidelijkheden, onbedoelde gevolgen, en omissies die het gevolg zijn van de invoering van de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (invoering aflossingseis voor aftrekbaarheid hypotheekrente). De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de samenhang van de onderdelen van het voorstel, de verhuurderheffing en de tariefaanpassing aftrek kosten eigen woning. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de regeling houdende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving in verband met de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (vijfde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de regeling houdende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving in verband met de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (vijfde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de autosnelweg rijksweg 73-Zuid, Venlo - Echt, tussen km. 140,000 en km. 145,887, met bijkomende werken, in de gemeente Beesel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de autosnelweg rijksweg 73-Zuid, Venlo - Echt, tussen km. 140,000 en km. 145,887, met bijkomende werken, in de gemeente Beesel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld (minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld (minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2011, no.11.002237, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld (minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Detailhandel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Detailhandel).Bij Kabinetsmissive van 7 april 2003, no.03.001489, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Detailhandel). In dit ontwerpbesluit wordt het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD), ingesteld bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 16 april 1993 (hierna: Verordening SER), opnieuw ingesteld. Dit is nodig op grond van artikel XIV, tweede lid, van de wet van 3 april 1999 tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en enige andere wetten (Wet van 3 april 1999). Dit artikel bepaalt dat uiterlijk binnen vier jaar na inwerkingtreding van die wet (dat was op 1 juli 1999) bedrijfslichamen moeten zijn ingesteld op de in artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet BO) voorziene wijze, te weten bij algemene maatregel van bestuur. Dit ontwerpbesluit strekt daartoe. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt enkele opmerkingen over de inhoud van het ontwerpbesluit en over de toelichting. In verband hiermee is hij van oordeel dat het ontwerpbesluit enige aanpassing behoeft. 1. In het voorgestelde artikel 5 worden vijf commissies, bedoeld in artikel 88a Wet BO ingesteld. De toelichting op dit artikel stelt dat "evenals voorheen wordt geadviseerd bij het HBD vijf commissies ex artikel 88a van de Wet BO in te stellen".(zie noot 1) De Raad merkt op dat er in het HBD, zoals ingesteld bij de Verordening SER slechts sprake was van drie organen als bedoeld in artikel 88a van de Wet BO. De toelichting geeft aan dat de commissie voor de markt-, straat- en rivierhandel niet opnieuw is ingesteld, en dat er een nieuwe commissie voor de modedetailhandel komt. De instelling van de commissies voor de detailhandel in wonen, en voor de gespecialiseerde detailhandel in aardappelen, groenten en fruit is nieuw ten opzichte van de Verordening SER, maar is niet gemotiveerd. De Raad adviseert de toelichting aan te passen en daarin tevens een motivering voor de instelling van deze commissies te geven. 2. In paragraaf 3 van het ontwerpbesluit is geen bepaling opgenomen over de mogelijkheid tot derdenbinding van verordeningen op grond van artikel 93, tweede lid, Wet BO. De Raad adviseert het ontbreken van zo'n bepaling te motiveren, dan wel deze alsnog in het ontwerpbesluit op te nemen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de behandeling van octrooiaanvragen die zijn ingediend op grond van de Rijksoctrooiwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de behandeling van octrooiaanvragen die zijn ingediend op grond van de Rijksoctrooiwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende het voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende het voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem.Bij brief van 11 oktober 2016 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreffende het voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Geneesmiddelenwet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Geneesmiddelenwet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 december 2002, no.02.005703, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Ontwerp-Geneesmiddelenwet, met memorie van toelichting. Met het wetsvoorstel wordt beoogd de wettelijke regels op het terrein van de geneesmiddelenvoorziening te moderniseren. Daarbij speelt Richtlijn 2001/83/EG(zie noot 1) (hierna: de richtlijn), die harmonisatie van wetgeving in de lidstaten beoogt, een grote rol. De minister heeft in het bijzonder de aandacht van de Raad van State gevraagd voor de juridische vormgeving van het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) en het agentschap van het CBG (ACBG), die in het wetsvoorstel worden samengevoegd tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) met rechtspersoonlijkheid. Over dit onderdeel is door de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen bij brief van 16 januari 2003 advies uitgebracht aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het wetsvoorstel heeft de Raad aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen met betrekking tot de positie van het agentschap van het CBG, de apotheekhoudende huisarts, en de zelfzorggeneesmiddelen. Voorts vraagt hij in het bijzonder aandacht voor enige afwijkingen van de richtlijn, delegatie en handhaving. Om een aantal redenen is de Raad van oordeel dat het wetsvoorstel op onderdelen voor heroverweging in aanmerking komt. Voorts geeft hij in overweging het advies van de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen op te nemen als bijlage bij de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. 1. Het agentschap van het College ter beoordeling van geneesmiddelen a. De positie van het agentschap Het ACBG functioneert thans als secretariaat van het CBG, en is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitwerking van besluiten van het CBG en voor de coördinatie van de geneesmiddelenbewaking. Het CBG is niet verantwoordelijk voor het functioneren van het ACBG; deze verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In paragraaf 3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt betoogd dat de huidige hybride situatie, waarbij het ondersteunend apparaat van het CBG een dienstonderdeel van het ministerie is, onwenselijk wordt geacht. Als uitgangspunt geldt de wens van zowel formele als materiële onafhankelijkheid van het college, alsmede de wens de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet verder te laten gaan dan die voor het systeem als zodanig. In de huidige situatie zou twijfel kunnen rijzen over de onafhankelijkheid van het dienstonderdeel van het ministerie en daardoor wellicht het onafhankelijk gezag van het college. Hierdoor zou kritiek kunnen ontstaan op de onafhankelijkheid van de oordeelsvorming. Uit de toelichting wordt niet duidelijk of het om werkelijk bestaande problemen gaat of om beeldvorming. Gaat het om onafhankelijkheid van politiek beleid, of van commerciële belangen, of beide? Uit onderzoek van de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen blijkt dat de aansturing van het ACBG door het CBG in de huidige praktijk niet naar tevredenheid is. De aansturing van het ACBG vindt grotendeels plaats door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (in het bijzonder door het financiële en personele beheer). De directeur van het ACBG wordt benoemd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het CBG heeft onvoldoende mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de wijze waarop het ACBG de werkzaamheden uitvoert, terwijl het CBG zich wel in grote mate moet baseren op de werkzaamheden van het ACBG. Het personeel van het ACBG heeft ook zelf veel contacten met de industrie en neemt in de praktijk ook zelfstandig besluiten. Verder signaleert het CBG in zijn jaarverslag 2001 een sterke toename van het aantal beroepsprocedures tegen besluiten van het college. Slechts bij een minderheid van deze zaken gaat het om bezwaren tegen het wetenschappelijke oordeel van het college. Veelal gaat de procedure over de juridische toetsing. De indruk bestaat dat commerciële belangen daarbij een belangrijke rol spelen. Het lijkt er op dat sommige firma's op deze manier de introductie van kopieproducten proberen te vertragen, aldus het CBG.(zie noot 2) Anderzijds blijkt uit rechterlijke uitspraken dat het CBG in sommige gevallen ten onrechte de inschrijving van farmaceutische producten heeft geweigerd.(zie noot 3) In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om het ACBG geheel los te maken van het ministerie en het samen te voegen met het zbo CBG, en aan dit zbo rechtspersoonlijkheid te verlenen. In de toelichting wordt verondersteld dat door plaatsing van het ACBG onder het CBG het doel van een groter onafhankelijk gezag van het CBG zal worden bereikt. Met onafhankelijk gezag zal worden bedoeld onafhankelijkheid van zowel politieke als commerciële beïnvloeding. De behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van gebleken specifieke deskundigheid is op zich niet doorslaggevend om tot uitplaatsing van een dienstonderdeel te besluiten.(zie noot 4) Er zijn diverse voorbeelden van inhoudelijk onafhankelijke colleges wier werkzaamheden worden ondersteund door medewerkers die (formeel) onder een ministerie ressorteren en waarvoor het beheer door een ministerie wordt gevoerd. De Raad mist in de toelichting een dragende motivering voor de noodzaak tot onderbrenging van het ACBG bij het CBG. Met de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen is de Raad van oordeel dat het meer voor de hand ligt duidelijke afspraken te maken tussen de minister en de ambtenaren van het ACBG, waar het gaat om de eis van transparant handelen en publieke verantwoording. De rol van de minister ligt in het goed definiëren van verantwoordelijkheden en het regelen van sturings- en verantwoordingsrelaties op een zodanige wijze dat sprake is van goed bestuur. b. Rechtspersoonlijkheid In het verlengde van plaatsing van het ACBG onder het CBG, wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld rechtspersoonlijkheid aan het CBG te verlenen. Voor een onafhankelijke oordeelsvorming is rechtspersoonlijkheid echter geen vereiste. De noodzaak van overgang van het personeel van het ACBG naar het CBG acht de Raad niet overtuigend aangetoond. De wens tot het inhuren van expertise doet de vraag rijzen of die extra deskundigheid niet ook in de huidige structuur kan worden aangetrokken. Met betrekking tot de in de toelichting genoemde parallel met het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) wijst de Raad op het feit dat het CTB een geheel andere ontstaansgeschiedenis kent. Nadat in de loop van de tachtiger jaren was geconstateerd dat er problemen en knelpunten bij de toelatingsprocedure werden ervaren ten gevolge van het ontbreken van een duidelijk interdepartementaal toelatingsbeleid, is besloten, vooruitlopend op de formele verzelfstandiging, het CTB in te stellen bij ministeriële regeling. Voorts is het CTB bij regeling gemandateerd om namens de vier betrokken bewindspersonen (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) te beslissen omtrent toelating van bestrijdingsmiddelen. Het CTB was toen aan te merken als een instantie die geen deel uitmaakte van een departementale organisatie en was evenmin een zbo. Om ook formeel de situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie (materieel functioneerde het CTB als een verzelfstandigd college), is aan het CTB de zbo-status verleend. Zou het CTB de vorm van een agentschap hebben gekregen, waarbij een taakuitvoering in volledige ondergeschiktheid aan de ministers het gevolg zou zijn, dan zou dit een stap terug zijn naar de situatie van voorheen, omdat er niet één maar vier ministers verantwoordelijk zijn. Dit was juist één van de oorzaken van het slecht functioneren van het CTB. Deze situatie werd gezien als riskant.(zie noot 5) Geconcludeerd kan derhalve worden dat de vergelijking met de verzelfstandiging van het CTB niet opgaat. In dat licht meent de Raad dat niet overtuigend is aangetoond dat aan het samengevoegde ACBG en CBG rechtspersoonlijkheid dient te worden verleend. c. EU-delegaties In artikel 5 zijn de taken opgesomd waarmee het CBG is belast. Daarmee wordt voldaan aan aanwijzing 124g van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).In de toelichting op dit artikel wordt in het kader van de vertegenwoordiging bij comités en organen van de Europese Unie (EU) opgemerkt dat ook het CBG in voorkomende gevallen deel kan uitmaken van een delegatie. Over de afstemming tussen het kerndepartement en het college zullen afspraken worden gemaakt. Op dit moment is deze bevoegdheid neergelegd in artikel 8a, vierde lid, van het Besluit op het College ter beoordeling van geneesmiddelen.(zie noot 6) Gelet op het feit dat artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van het wetsvoorstel geen basis biedt voor een bevoegdheid als hier bedoeld en gelet op het vereiste om in de wet zelf (in bijzondere gevallen krachtens de wet) een nauwkeurige omschrijving van de taken op te nemen (aanwijzing 124g Ar), acht de Raad het niet juist te volstaan met afstemming op basis van afspraken. Het wetsvoorstel behoeft aanvulling op dit punt. 2. Apotheekhoudende huisarts Ingevolge artikel 50, zevende en achtste lid, kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een huisarts op zijn verzoek een vergunning verlenen om geneesmiddelen op recept ter hand te stellen aan de patiënten uit zijn praktijk. Met dit voorstel wordt de positie van de apotheekhoudende huisarts gecontinueerd, zij het dat de huidige Commissies voor de Gebiedsaanwijzing komen te vervallen. In de toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel wordt een dragende motivering voor de gemaakte keuze gemist. Uit het vrij kritische rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg is gebleken dat de apotheekhoudende huisartsen niet in alle opzichten voldoen aan de eisen.(zie noot 7) Zo is vastgesteld dat: "er te weinig aandacht is voor specifieke farmaceutische deskundigheid en de farmaceutische wetskennis van de huisarts, dat een meerderheid van de huisartsen onvoldoende toezicht in de apotheek kan realiseren, dat mogelijkheden voor medicatiebewaking sterk zijn verbeterd maar dat de uitvoering ervan nog essentiële lacunes vertoont, dat controlemomenten in de receptverwerkingsprocedure onvoldoende worden benut, dat de farmaceutische informatievoorziening van de patiënt niet volledig is en dat het ontbreekt aan gestructureerde documentatie. De apotheekvoorzieningen zijn in veel gevallen te krap of verouderd."(zie noot 8) De specifieke deskundigheid van de apotheker is zeker bij "niet-routinegeneesmiddelen" onmisbaar. In een behoorlijk aantal gevallen moet de apotheker corrigerend optreden, omdat de door (verschillende) artsen voorgeschreven combinaties van medicijnen ongewenste bijwerkingen hebben.(zie noot 9) Voor het geven van uitleg over het gebruik van de middelen vervult de apotheker (en apothekersassistente) eveneens een belangrijke rol. In dit verband kan gewezen worden op de ontwikkeling bij apotheken tot het geven van deskundig, specialistisch advies, ook over bij de geneesmiddelen behorende kunst- en hulpmiddelen aan hulpbehoevende consumenten.(zie noot 10) Uit de toelichting blijkt ook niet in hoeverre andere mogelijkheden zijn overwogen.(zie noot 11) Gelet hierop is de Raad van oordeel dat dit gedeelte van de Geneesmiddelenwet onvoldoende dragend is gemotiveerd. 3. Zelfzorggeneesmiddelen Ingevolge artikel 51 kunnen geneesmiddelen die zonder recept ter hand mogen worden gesteld (zelfzorggeneesmiddelen) door eenieder die in de uitoefening van een bedrijf verkoopactiviteiten verricht, worden verkocht. Op grond van de huidige Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WOG) (artikelen 2, eerste lid, en 2f) kunnen deze alleen worden verstrekt door apothekers en drogisten. Het CBG heeft advies uitgebracht over de ruimere verkrijgbaarheid van deze zelfzorggeneesmiddelen.(zie noot 12) Het komt tot de conclusie dat een belangrijk deel van de niet-receptgeneesmiddelen in aanmerking komt voor een Algemene Verkoop (AV), behoudens een aantal uitzonderingen dat uitsluitend verkrijgbaar moet blijven bij verkooppunten met deskundige advisering. Er dienen criteria ontwikkeld te worden waarop de beslissing gebaseerd wordt om een geneesmiddel niet op de AV-lijst te plaatsen. Hierbij zouden in ieder geval een tweetal criteria gehanteerd moeten worden, te weten of er een belangrijke interactie met andere (genees)middelen te verwachten is en of er beïnvloeding van het reactievermogen te verwachten is. Uit het verslag van het algemeen overleg van 23 november 2000(zie noot 13) blijkt dat de minister niet overtuigd is van de noodzaak tot het aanwijzen van een aparte categorie op basis van de twee genoemde uitzonderingscriteria, aangezien waarschuwingen op de buitenverpakking van de geneesmiddelen kunnen worden aangebracht. De Raad wijst erop dat bredere verkrijgbaarheid in combinatie met het ontbreken van deskundig advies ertoe kunnen leiden dat op de buitenverpakking, als enige informatiebron, meer gegevens moeten worden opgenomen, zoals voor wie het in het bijzonder bestemd is, waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen, interacties, en beïnvloeding van de rijvaardigheid. Dit kan problemen opleveren in verband met de beschikbare ruimte. De minister heeft eveneens het advies van het CBG, de verpakkingsgrootte van zelfzorggeneesmiddelen te beperken, niet overgenomen. Niet is aangegeven, waarom dit advies niet is gevolgd. Dit dient nader gemotiveerd te worden. Het vaststellen van de veiligheid van een geneesmiddel betekent niet zonder meer dat dit dan ook algemeen verkrijgbaar moet worden gesteld. Om verkeerd gebruik en misbruik te voorkomen behoeft een aantal geneesmiddelen extra waarborgen voor deskundige advisering. Hieraan kan niet worden voldaan door het aanbrengen van informatie op de buitenverpakking, nog afgezien van de vereisten die aan de etikettering in Europees verband worden gesteld. De combinatie van factoren, zoals ontbreken van advies, beperkte informatieoverdracht en verpakkingsgrootte leiden ertoe dat het twijfelachtig is of de voorgestelde voorziening zonder risico's voor de volksgezondheid is. De Raad beveelt aan in de memorie van toelichting nader op deze vraagstukken in te gaan. 4. Afwijkingen van de richtlijn Blijkens de considerans beoogt de richtlijn verschillen tussen nationale voorschriften inzake geneesmiddelen weg te nemen in verband met hun belemmerende werking op de interne markt.(zie noot 14) Deze doelstelling heeft ertoe geleid dat binnen het kader van de richtlijn slechts ruimte bestaat om af te wijken voorzover dit expliciet is aangegeven.(zie noot 15) Deze volledige harmonisatie brengt met zich dat afwijkingen in het wetsvoorstel hun grondslag zullen moeten vinden in de richtlijn. Naar het oordeel van de Raad blijkt hiervan op een aantal onderdelen niet. a. Artikel 30 Artikel 30, tweede lid, regelt de aflevering van geneesmiddelen door de groothandelaar. Het slot van dit artikelonderdeel maakt het mogelijk ook aan daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere categorieën van personen, rechtspersonen daaronder begrepen, bestuursorganen en onderwijs- of onderzoekinstellingen geneesmiddelen af te leveren. Artikel 80, onderdeel c, van de richtlijn, waaraan artikel 30, tweede lid, blijkens de toelichting is ontleend, laat dit evenwel niet toe. Wel zijn op grond van artikel 3, derde lid, van de richtlijn geneesmiddelen die voor proeven in het kader van onderzoek en ontwikkeling zijn bestemd, van de werking van de richtlijn uitgezonderd. De Raad adviseert artikel 30, tweede lid, in overeenstemming te brengen met de richtlijn. b. Artikel 62 Op grond van artikel 62 kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nadere zo nodig van de wet afwijkende regels stellen omtrent de etikettering van en de bijsluiter bij bijzondere geneesmiddelen zoals immunologische en radiofarmaceutische geneesmiddelen en van bloedproducten. Een bepaling van deze strekking bevat de richtlijn niet. Wel kan op grond van artikel 63, derde lid, van de richtlijn ontheffing worden verleend door de bevoegde autoriteit. Deze mogelijkheid is neergelegd in artikel 60, derde lid, van het wetsvoorstel. Aangezien artikel 62 niet in overeenstemming is met de richtlijn dient het achterwege te blijven. In zoverre sprake is van bloedproducten dient voorts rekening gehouden te worden met Richtlijn 2002/98/EG.(zie noot 16) c. Artikel 77 In artikel 77, waarin artikel 96 van de richtlijn is verwoord, is het verstrekken van gratis monsters geregeld, onder strikte voorwaarden. In artikel 77 zijn deze voorschriften gericht tot de beroepsbeoefenaar, waaronder gelet op artikel 67, onderdeel a, begrepen moet worden de arts, apotheker, tandarts, verloskundige en degene die op grond van artikel 51 bevoegd is zelfzorggeneesmiddelen ter hand te stellen (derhalve: drogist en supermarkt). In afwijking van artikel 77 richt artikel 96 (aanhef, onderdelen a en b) van de richtlijn zich alleen tot personen die gerechtigd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven (en dus niet ook om af te leveren). Artikel 77 van het wetsvoorstel is derhalve te ruim geformuleerd en zal beperkt moeten worden tot de arts, tandarts en verloskundige, in zoverre zij tot voorschrijven bevoegd zijn. Het artikel dient in overeenstemming met de richtlijn aangepast te worden. d. Ontbrekend artikel Ingevolge artikel 88, zesde lid, van de richtlijn verbieden de lidstaten dat geneesmiddelen door het bedrijfsleven rechtstreeks aan het publiek worden verstrekt voor verkoopbevorderende doeleinden. Zij kunnen in uitzonderingsgevallen deze verstrekking wel voor andere doeleinden toestaan. Het wetsvoorstel mist een bepaling van die strekking. De Raad geeft in overweging het wetsvoorstel op dit punt aan te vullen. 5. Delegatie Het wetsvoorstel beoogt de overzichtelijkheid van de regelgeving te verbeteren door een groot aantal bepalingen, dat thans nog in algemene maatregelen van bestuur is neergelegd, op te nemen in de wet zelf. De bepalingen die gedetailleerde voorschriften bevatten, zullen in ministeriële regelingen worden opgenomen. De nu gekozen opzet heeft ertoe geleid dat de mogelijkheid tot het stellen van (nadere) regels bij algemene maatregel van bestuur in het gehele wetsvoorstel ontbreekt. De Raad plaatst over mogelijke ministeriële regelingen de volgende opmerkingen. a. Artikel 32 Artikel 32, derde lid, opent de mogelijkheid bij ministeriële regeling een vereenvoudigde procedure in te stellen voor het verlenen van een handelsvergunning voor homeopathische geneesmiddelen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Hiermee wordt beoogd uitvoering te geven aan artikel 14 van de richtlijn. Daarbij worden ook voorschriften die gelden voor de andere geneesmiddelen van overeenkomstige toepassing verklaard. Zo kan worden gewezen op hetgeen regeling heeft gevonden in onder meer de artikelen 33, tweede lid, 36, en 39, eerste lid, van het wetsvoorstel. Gelet op het feit dat geen sprake is van uitwerking op detailniveau, is de Raad van oordeel dat vorenbedoelde voorschriften in de wet opgenomen dienen te worden, op dezelfde voet als dit gebeurd is met betrekking tot de andere geneesmiddelen. Eenzelfde opmerking kan gemaakt worden met betrekking tot artikel 61 van het wetsvoorstel. In artikel 69 van de richtlijn wordt een limitatieve opsomming gegeven van de vermeldingen die op het etiket en de bijsluiter moeten worden vermeld. Deze gegevens komen op een groot aantal punten overeen met de gegevens genoemd in artikel 57, eerste lid, van het wetsvoorstel en betreffen verder vermeldingen speciaal voor homeopathische geneesmiddelen bedoeld. De Raad beveelt aan de inhoud van artikel 69 van de richtlijn in de wet zelf op te nemen. b. Artikel 54 Ingevolge artikel 54 kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent het ter hand stellen van geneesmiddelen. Uit de toelichting en de verwijzing naar de huidige regelingen blijkt dat hier niet uitsluitend sprake is van technische uitwerking van de hier bedoelde artikelen 50 en 51 van het wetsvoorstel. Zo voorziet onder meer artikel 55, derde lid, van het geldende Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten in voorschriften waaraan een apotheker bij terhandstelling van nog niet geregistreerde geneesmiddelen aan een proefpersoon moet voldoen, zoals de vereiste toestemming van proefpersonen en het bewaren van gegevens. De Raad beveelt aan, te voorzien in regeling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, waarbij minder belangrijke technische en administratieve voorschriften in een ministeriële regeling kunnen worden neergelegd. c. Artikel 56 Artikel 56 opent de mogelijkheid bij ministeriële regeling regels te stellen zo nodig in afwijking van de wet, voor de geneesmiddelenvoorziening binnen de krijgsmacht en de zeescheepvaart. De toelichting noemt geen voorbeelden, maar spreekt alleen van situaties waarin de onverkorte toepassing van de wet niet mogelijk is. Afwijking van de wet door een ministeriële regeling is in beginsel ontoelaatbaar, omdat de regeling het primaat van de wet wezenlijk aantast. Onder bepaalde voorwaarden kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt. De Raad is van oordeel dat het slechts is toegestaan van een wet af te wijken bij ministeriële regeling, indien het gaat om de uitvoering van een EG-verordening en er bovendien: - in redelijkheid geen twijfel kan bestaan van welke bij of krachtens de wet gestelde regeling kan worden afgeweken; - geen inhoudelijke keuzen moeten worden gemaakt en - gelet op de spoed een voorziening bij algemene maatregel van bestuur geen gerede oplossing zou lijken.(zie noot 17) Gelet op het vorenstaande dient artikel 56 heroverwogen te worden. d. Artikel 66 Ingevolge artikel 66 kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geneesmiddelenbewaking. Uit de toelichting blijkt dat met dit artikel wordt beoogd uitvoering te geven aan artikel 108 van de richtlijn. Artikel 108 maakt het mogelijk dat door middel van comitologie de richtsnoeren inzake geneesmiddelenbewaking worden gewijzigd, aldus de toelichting. Anders dan de toelichting aangeeft heeft artikel 108 van de richtlijn niet alleen betrekking op wijzigingen van de richtsnoeren, maar kunnen alle wijzigingen ter aanpassing van de artikelen 101 tot en met 107 van de richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang worden vastgesteld volgens de comitologieprocedure. Aangezien de artikelen 101 tot en met 107 in grote lijnen hun neerslag hebben gevonden in de artikelen 63 tot en met 65 van het wetsvoorstel, zou toepassing van artikel 66 erin kunnen resulteren dat wijzigingen van genoemde wetsartikelen ter uitvoering van wijzigingen in de richtlijn, ook in die gevallen dat geen sprake is van nadere eisen, door middel van een ministeriële regeling worden doorgevoerd. Slechts bij uitzondering ter uitvoering van communautaire regelgeving is het toegestaan bij ministeriële regeling de wet aan te passen. Daarbij geldt overigens wel dat sprake moet zijn van een tijdelijke regeling, die op zo kort mogelijke termijn wordt vervangen door een definitieve.(zie noot 18) Het vorenstaande betekent dat artikel 66 in beginsel niet gebruikt kan worden voor de in de toelichting gestelde ruime doelstelling en aanpassing behoeft. e. Artikel 75 Artikel 75, tweede lid, maakt het mogelijk bij ministeriële regeling invulling te geven aan de bepalingen die betrekking hebben op publieksreclame. Volgens de toelichting kan daarbij gedacht worden aan regels die verduidelijken waar informatie over geneesmiddelen aan het publiek overgaat in publieksreclame. Ingevolge artikel 88, eerste lid, van de richtlijn is het verboden publieksreclame te maken voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept mogen worden verstrekt. Hiervan is uitgezonderd het verstrekken van informatie over geneesmiddelen (artikel 86, tweede lid, tweede gedachtestreepje, van de richtlijn). In het wetsvoorstel is aan het vorenstaande uitvoering gegeven door middel van de artikelen 68, onderdeel b, en 70, onderdeel a. In de praktijk blijkt echter de grens tussen publieksreclame en voorlichting niet scherp te zijn. Het uiteindelijke oordeel is van groot belang omdat in geval van informatie hoofdstuk 9 van het wetsvoorstel buiten toepassing blijft. Mede gelet op dit belang oordeelt de Raad het niet juist voor regelgeving, waarbij dit onderscheid op basis van jurisprudentie invulling krijgt, uitsluitend de minister bevoegd te achten. De normen dienen ten minste vastgelegd te worden in een algemene maatregel van bestuur met zo nodig de mogelijkheid van uitwerking van technische en detaillistische aard bij ministeriële regeling. Ook ingeval artikel 75, tweede lid, gebruikt zal worden om invulling te geven aan publieksreclame ter onderscheiding van reclame die gericht is op beroepsbeoefenaren(zie noot 19), is sprake van een materie die zich niet leent voor regelgeving door de minister. Artikel 75, tweede lid, kan derhalve in de nu voorgestelde vorm niet gehandhaafd blijven. 6. Handhaving a. Bestuurlijke boete De in de artikelen 84 en volgende opgenomen boeteregeling blijkt te zijn ontleend aan het Voorontwerp vierde tranche Awb. De Raad adviseert dit te vermelden in de memorie van toelichting en daarbij tevens mee te delen dat de regeling zal worden aangepast aan de definitieve regeling van de bestuurlijke boete in de Algemene wet bestuursrecht. In verband met dit laatste acht de Raad het thans niet aangewezen, inhoudelijk op de voorgestelde boeteregeling in te gaan. De Raad adviseert tot aanvulling van de toelichting. b. Toezicht Het toezicht op de naleving van de wet, neergelegd in artikel 82, eerste lid, is blijkens het vijfde lid niet van toepassing op de werkzaamheden van het CBG. In dat licht komt het niet juist voor artikel 35, tweede lid, tweede volzin, (waarin het bijwerken van het beoordelingsrapport door het CBG is voorgeschreven) toch op te nemen in artikel 83, eerste lid. Het artikelonderdeel behoeft aanpassing. c. Strafsanctie Artikel 112 van het wetsvoorstel betreft een wijziging van de Wet op de economische delicten (WED). In hoofdstuk 7 van het algemeen deel van de toelichting wordt in het kader van de strafrechtelijke vervolging melding gemaakt van overtredingen die een gevaarzettend karakter hebben of die anderszins de volksgezondheid kunnen bedreigen. In dat kader wordt ook het niet beschikken over een zogenaamde "qualified person" door een fabrikant of groothandelaar als een ernstige overtreding aangemerkt, aangezien met zodanige persoon juist is beoogd de kwaliteit en veiligheid van het gefabriceerde of verhandelde geneesmiddel te waarborgen. Gelet hierop heeft het de Raad bevreemd dat nagelaten is in de WED artikel 19 van het wetsvoorstel, dat het voorschrift betreffende de "qualified person" bevat, op te nemen. Het verdient aanbeveling artikel 112 aan te vullen. 7. Bevoegdheid tot voorschrijven Blijkens de toelichting op artikel 1, vijfde lid, wordt beoogd het voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen voor te kunnen behouden aan bepaalde categorieën medische specialisten, zoals deze mogelijkheid nu reeds bestaat voor tandartsen en verloskundigen.(zie noot 20) Voor het stellen van nadere regels wordt daartoe aangesloten bij de definitie van "recept" in het eerste lid, onderdeel u, in verband met de in dat kader genoemde beroepsbeoefenaren. Voor de verloskundige is deze mogelijkheid reeds opgenomen in artikel 19, derde lid, onderdeel b, van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige. Voor de tandarts is voor het voorschrijven van geneesmiddelen als zodanig geen regeling gevonden.(zie noot 21) In zoverre een beperking in het voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen wenselijk wordt geacht, verdient het naar het oordeel van de Raad aanbeveling in de voor deze beroepsgroep van toepassing zijnde regelgeving een bepaling van die strekking op te nemen. Evenzo ligt het voor de hand ook voor andere beroepsbeoefenaren desgewenst een soortgelijke beperkte voorschrijfmogelijkheid in de voor de beroepsgroep geldende regelgeving op te nemen. De Raad geeft derhalve in overweging artikel 1, vijfde lid, achterwege te laten. 8. Artikelsgewijs commentaar Artikel 1 Gelet op het hanteren van de begrippen handelsvergunning en parallelhandelsvergunning in artikel 1 van het wetsvoorstel verdient het aanbeveling definities van deze begrippen op te nemen. In de definitie van geneesmiddelenbewaking (eerste lid, onderdeel tt) ontbreekt het element van geneesmiddelenconsumptie, waarvan sprake is in de toelichting en waarvan de richtlijn in artikel 102 melding maakt. Het artikelonderdeel behoeft aanvulling. Artikel 20 Op grond van artikel 20 zullen door de minister vakbekwaamheidseisen worden vastgesteld waaraan de zogenaamde "qualified person" (degene die belast is met de zorg voor de kwaliteit van het productieproces en de naleving van de geldende voorschriften) moet voldoen. Het artikel strekt ter uitvoering van de artikelen 49 en 50 van de richtlijn. Nagelaten is in het artikel de verplichting op te nemen dat deze personen aan de gestelde eisen moeten voldoen (mede in het licht van de strafbaarstelling in artikel 83, eerste lid). Hierin zou voorzien kunnen worden door artikel 20 als volgt te formuleren: "Degenen, die de in artikel 19, eerste lid, bedoelde taken verrichten voldoen aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen met betrekking tot de vakbekwaamheid." De Raad beveelt aan het wetsvoorstel op dit punt aan te vullen. Artikel 22 Artikel 19 bevat voorschriften voor het bewaren van voor de bereiding of invoer van belang zijnde protocollen en verslagen. Het valt op dat het verslag, bedoeld in artikel 19, tweede lid, geen vermelding heeft gevonden in de opsomming van te bewaren documenten in artikel 22, eerste lid. De Raad geeft in overweging het artikel aan te vullen dan wel in de toelichting aan te geven waarom hiervan kan worden afgezien. Artikel 27 In de toelichting op artikel 27 wordt opgemerkt dat uit de formulering van artikel 84 van de richtlijn blijkt dat de daarin bedoelde richtsnoeren inzake goede distributiepraktijken die de Commissie zal bekendmaken, niet bindend aan de groothandelaren hoeven te worden opgelegd. Omdat deze richtsnoeren in de praktijk door de Inspectie voor de Gezondheidszorg gebruikt worden als uitgangspunt, is besloten deze toch als verplichting in artikel 27, eerste lid, op te leggen. Op grond van artikel 80, onderdeel g, van de richtlijn moet de houder van een groothandelsvergunning zich richten naar de beginselen en richtsnoeren inzake goede distributiepraktijken als bedoeld in artikel 84. Daaruit kan geconcludeerd worden dat wel sprake is van een verplichting, waaraan moet worden voldaan. Artikel 27, eerste lid, strekt in dat geval ter uitvoering van artikel 80, onderdeel g, van de richtlijn. De Raad adviseert de toelichting te corrigeren. Indien artikel 80, onderdeel g, van de richtlijn iets anders beoogt te regelen, dan dient aangegeven te worden op welke wijze in het wetsvoorstel hieraan uitvoering wordt gegeven. Artikel 35 Met het verlenen van een handelsvergunning stelt het CBG een beoordelingsrapport op over de resultaten van de proeven betreffende het betrokken geneesmiddel. Dit is voorgeschreven in artikel 35, tweede lid. In geval van wederzijdse erkenning is de situatie in zoverre anders dat reeds door een andere lidstaat een beoordelingsrapport is opgesteld, dat door het CBG wordt "overgenomen" (artikel 34). Om die reden ligt het niet voor de hand artikel 35 ook van toepassing te doen zijn in geval van wederzijdse erkenning. Gelet op het vorenstaande geeft de Raad in overweging artikel 35 alleen te laten gelden bij een aanvraag om een handelsvergunning voor een bepaald geneesmiddel dat als eerste in de EU in de handel zal worden gebracht. Artikel 57 De toelichting op artikel 57 stelt dat de artikelen inzake de bijsluiter niet van toepassing zijn op de magistrale en officinale bereidingen door een apotheker. Artikel 59, eerste lid, van het wetsvoorstel maakt wel een uitzondering voor het gebruik van de bijsluiter, maar deze geldt algemeen. Een aparte uitzondering voor bereidingen door de apotheker, zoals de toelichting bedoelt, is in het wetsvoorstel niet opgenomen. De tekst van het wetsvoorstel en van de toelichting dienen met elkaar in overeenstemming gebracht te worden. Artikel 99 Artikel 99 bevat een overgangsbepaling voor onder de geldende WOG verleende vergunningen. Deze worden gelijkgesteld met vergunningen verleend krachtens artikel 9 van het wetsvoorstel. In het artikel is niet voorzien in de situatie dat een vergunning wel is aangevraagd, maar daarop nog niet onherroepelijk is beslist. Ook voor deze gevallen zal een regeling moeten worden getroffen. Het artikel behoeft aanvulling. 9. Memorie van toelichting a. Adviezen In de memorie van toelichting is in het geheel geen aandacht besteed aan reacties die op het wetsvoorstel zijn ontvangen. Hoewel het wetsvoorstel enerzijds een groot aantal reeds geldende voorschriften bevat en de beleidsruimte zeer beperkt is (implementatie van de richtlijn), is anderzijds over een aantal onderdelen verschil van mening mogelijk, zoals bijvoorbeeld de zelfzorggeneesmiddelen. De Raad is van oordeel dat de toelichting tekortschiet op het punt van het weergeven van adviezen, reacties en opmerkingen die door belanghebbenden zijn aangedragen en van de wijze waarop daarop door de minister gereageerd is. Mede tegen de achtergrond van het vereiste van een dragende motivering dient de toelichting aangevuld te worden. b. Concordantietabel In de toelichting wordt op een aantal plaatsen(zie noot 22) opgemerkt dat implementatie van de richtlijn reeds heeft plaatsgevonden, zij het in lagere regelgeving. Omdat sprake is van een algehele herziening (herordening en modernisering) van de bestaande regelgeving inzake geneesmiddelen, komt het de inzichtelijkheid ten goede indien aan het wetsvoorstel een complete concordantietabel wordt toegevoegd, waarin zowel de corresponderende artikelen uit de richtlijn(en) als de artikelen uit de onderscheidene geldende regelingen zijn opgenomen. De Raad beveelt aan een concordantietabel aan de toelichting toe te voegen. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2015, no.2015001144, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima, zoals het luidt na de daarin t/m 1 juli 2004 aangebrachte wijzigingen (Kamerstukken II, 28484).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima, zoals het luidt na de daarin t/m 1 juli 2004 aangebrachte wijzigingen (Kamerstukken II, 28484).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit Participatiewet in verband met wijzigingen van het verdeelmodel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit Participatiewet in verband met wijzigingen van het verdeelmodel.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2017, no.2017001239, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit Participatiewet in verband met wijzigingen van het verdeelmodel, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet ruimtelijke ordening (voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Crisis- en herstelwet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet ruimtelijke ordening (voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Crisis- en herstelwet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 september 2010, no.10.002480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet ruimtelijke ordening (voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Crisis- en herstelwet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2005), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2005), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. [PM] van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van [PM datum] tot herschikking van richtlijnnr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en richtlijn nr. 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (Wet implementatie Kapitaalakkoord Bazel 2), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. [PM] van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van [PM datum] tot herschikking van richtlijnnr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en richtlijn nr. 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (Wet implementatie Kapitaalakkoord Bazel 2), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende bijzondere voorzieningen met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel (Wet bijzondere maatregelen stabiliteit financieel stelsel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende bijzondere voorzieningen met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel (Wet bijzondere maatregelen stabiliteit financieel stelsel), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2009, no.09.000638, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende bijzondere voorzieningen met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel (Wet bijzondere maatregelen stabiliteit financieel stelsel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (taks nieuwheidsonderzoek 2005), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (taks nieuwheidsonderzoek 2005), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2009, no.09.002949, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2011, no.11.002067, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Het voorstel omvat het Belastingplan 2012 dat, samen met onder meer het voorstel Overige fiscale maatregelen 2012, het fiscale pakket voor het jaar 2012 vormt. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt eerst een aantal algemene opmerkingen en vervolgens een aantal opmerkingen met betrekking tot het afschaffen van kleine belastingen, de vennootschapsbelasting, het vitaliteitspakket en de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van herstellingen die moeten worden aangemerkt als kleine herstellingen als bedoeld in artikel 240 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit kleine herstellingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van herstellingen die moeten worden aangemerkt als kleine herstellingen als bedoeld in artikel 240 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit kleine herstellingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2014, no.2014001120, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en enige andere wetten in verband met kinderopvang (Verzamelwet kinderopvang), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en enige andere wetten in verband met kinderopvang (Verzamelwet kinderopvang), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2007, no. 07.002238, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Sharon A.M. Dijksma, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en enige andere wetten in verband met kinderopvang (Verzamelwet kinderopvang), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen).Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2006, no.06.002120, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van een wet tot wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen om de sociale veiligheid op school te waarborgen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van een wet tot wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen om de sociale veiligheid op school te waarborgen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2014, no.2014002187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen om de sociale veiligheid op school te waarborgen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2012.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2012.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2011, no.11.002045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Ontwerp-Miljoenennota 2012.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en invoering van de Wet financiering loopbaanonderbreking.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en invoering van de Wet financiering loopbaanonderbreking.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van regels omtrent ruimtevaartactiviteiten en de instelling van een register van ruimtevoorwerpen (Wet ruimtevaartactiviteiten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van regels omtrent ruimtevaartactiviteiten en de instelling van een register van ruimtevoorwerpen (Wet ruimtevaartactiviteiten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016 en wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016 en wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2015, no.2015002294, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016 en wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de Regeling, houdende vaststelling van de vierde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de Regeling, houdende vaststelling van de vierde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 1999, no.99.004828, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de Regeling, houdende vaststelling van de vierde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met toelichting. De vierde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) beoogt onder meer een verankering van enkele toetsingskaders uit kabinetsnotas en rapporten die in het kader van het project Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit zijn uitgebracht. De Raad van State bespreekt in deel I van dit advies, voorzover nodig, de voorgelegde wijzigingen en aanvullingen; daarbij wordt de volgorde van de Ar aangehouden. In deel II behandelt hij enkele onderwerpen die in de ontwerpregeling niet aan de orde komen maar die naar zijn oordeel eveneens verdienen te worden behandeld in de Ar. I De voorgelegde ontwerpregeling. 1. De toevoeging aan de toelichting op aanwijzing 8 bevat beschouwingen over normalisatie en certificatie. De Raad wijst erop dat het daarbij kán gaan om vormen van zelfregulering - het onderwerp van genoemde aanwijzing - maar dat dit bepaald niet persé zo is. Onder meer in de gevallen waarop de laatste alinea ziet, waarbij zelfstandige bestuursorganen een rol spelen, zal veelal van zelfregulering geen sprake zijn. Bevat een wettelijke regeling een statische verwijzing naar een door een particuliere instantie vastgestelde norm, dan is er van zelfregulering in elk geval geen sprake. Wat daar verder ook van zij, de figuren zelfregulering, normalisatie en certificatie zijn in veel opzichten verschillende fenomenen, die niet over één kam kunnen worden geschoren. Daarom verdient het naar het oordeel van de Raad aanbeveling, de aanwijzing zelf te verruimen en daarin certificatie en normalisatie uitdrukkelijk te noemen naast zelfregulering. In de toelichting kan dan op de overeenkomsten en verschillen daartussen worden ingegaan. 2. Met betrekking tot aanwijzing 37 wordt onder meer voorgesteld de voorhangprocedure bij algemene maatregel van bestuur niet te doen plaatshebben met betrekking tot een reeds vastgesteld besluit, maar het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur voor te hangen. De Raad meent dat het staatsrechtelijk zuiverder is, dat eerst de regering haar verantwoordelijkheid neemt door de maatregel vast te stellen, en pas daarna de Kamers der Staten-Generaal de gelegenheid te bieden daarop commentaar te geven; dat eventuele commentaar kan zo nodig aanleiding geven tot aanpassing van de maatregel. Daarom adviseert de Raad, te volstaan met in het bestaande model a de woorden "acht weken" te vervangen door: vier weken. 3. In de voorgestelde aanwijzing 50 wordt voor het gebruik van "Awb-termen" uitsluitend gelet op wat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt. Verschillende in het eerste lid van deze aanwijzing genoemde termen worden echter in niet -bestuursrechtelijke wetboeken in andere zin gebruikt, Zo bijvoorbeeld de termen "belanghebbende" (zie bijvoorbeeld artikel 1:20b van het Burgerlijk Wetboek (BW), artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (WvSv), "beschikking" (artikel 1:4 BW, artikelen 429k en 138 van het Wetboek van Rechtsvordering) en "bezwaar" (artikel 195 WvSv). Daarom adviseert de Raad, het eerste lid alleen betrekking te doen hebben op bestuursrechtelijke wettelijke regelingen, en daaraan toe te voegen dat de termen elders ook in die zin worden gebruikt, behalve als een wetboek ze reeds in andere betekenis hanteert: dan wordt voor het betrokken rechtsterrein de in dat wetboek gebruikte betekenis aangehouden. 4. In verband met voorstellen die betrekking hebben op de behoefte aan een eenvormige en consistente schrijfwijze van Europeesrechtelijke termen stelt de Raad het volgende aan de orde. a. Aanwijzing 88a schenkt geen aandacht aan de manier waarop verwezen dient te worden naar een artikel van een gemeenschaps- of een Unieverdrag zoals dat luidde vóór 1 mei 1999. Het Hof van Justitie heeft ook daarvoor regels gegeven.(zie noot 1) Omdat - in het bijzonder in toelichtingen - de behoefte aan verwijzingen naar verdragsteksten van vóór 1 mei 1999 kan bestaan, verdient het aanbeveling de voorgestelde aanwijzing 88a aan te vullen. b. In een aantal aanwijzingen(zie noot 2) wordt de verwijzing naar artikelen van het EG-Verdrag aangepast aan de nieuwe nummering daarvan.(zie noot 3) Uit een oogpunt van herkenbaarheid adviseert het college in memories en nota's van toelichting voorlopig achter de nieuwe artikelnummers tussen haakjes de oude nummers te vermelden, zoals ook het Hof van Justitie doet in zijn uitspraken, en een aanwijzing van die strekking op te nemen. 5. Ten aanzien van aanwijzing 130b wijst de Raad erop dat het soms te beperkt is om uitsluitend uit te gaan van "de adresgegevens van de aanvrager". Zo spelen bijvoorbeeld in de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Toeslagenwet, de Algemene nabestaandenwet, de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene Ouderdomswet en de Ziekenfondswet de adressen van anderen een rol. De Raad geeft in overweging de formulering zo aan te passen dat alle voor de specifieke situatie van belang zijnde adressen eronder kunnen vallen. Een ander punt is het in de toelichting verstolen model voor de terugmeldingsverplichting, dat toegepast kan worden in situaties waarin van het opnemen van een koppeling wordt afgezien. Dit model behoort te worden opgenomen in de aanwijzing zelf. 6. In aanwijzing 163 wordt verwezen naar het in de bijlage I bij de Ar opgenomen toetsingskader voor de doorberekening van toelatings- en handhavingskosten "Maat houden". Hierbij plaatst de Raad de volgende kanttekeningen. a. Het is de eerste keer dat een echt beleidsstuk op deze wijze de status van aanwijzing zou moeten krijgen, in zoverre gaat het om een kwestie met principiële kanten. De Raad acht zo'n statuswijziging minder gelukkig. Een beleidsstuk als het rapport "Maat houden" heeft een ander, veel meer tijdsbepaald karakter dan de Ar hebben. Deze laatste kunnen daarentegen worden beschouwd als codificatie van met de tijd gerijpte inzichten, waarvan de waarde is beproefd. Een beleidsstuk betreft bijna naar zijn aard nieuwe opvattingen, die veelal zijn ontwikkeld naar aanleiding van problemen die zich op een beperkt aantal beleidsterreinen hebben voorgedaan. Daarmee wordt het belang van een dergelijk stuk en de daarin vervatte standpunten overigens in het geheel niet ontkend. Die standpunten zijn echter niet zo breed geijkt als de in de Ar neergelegde regels, en ze lenen zich er dan ook niet toe "in acht genomen" te worden. Een zo strikte benadering past niet bij de inhoud van een rapport als "Maat houden". Met betrekking tot dit rapport komt daar nog bij dat de Raad het niet in alle opzichten even gelukkig acht. Dit kon reeds worden opgemaakt uit zijn advies over het ontwerpbesluit drukapparatuur.(zie noot 4) Daarin kwam onder meer aan de orde de praktische hanteerbaarheid van het onderscheid tussen de verschillende vormen van handhavingsactiviteiten dat het rapport maakt. De Raad beveelt aan, af te zien van het incorporeren in de Ar van beleidsstukken als "Maat houden", en paragraaf 4.12 met aanwijzing 163 niet op te nemen. In meer algemene zin wijst hij erop dat het van belang is de hanteerbaarheid van de Ar in het oog te houden: hoe omvangrijker ze worden - inclusief eventuele bijlagen - des te minder zijn ze geschikt voor dagelijks gebruik; ook loopt het gezag van de Ar gevaar indien ze te uitgebreid worden en als ze onderdelen gaan omvatten die onvoldoende algemeen zijn aanvaard. b. Áls al een bijlage wordt toegevoegd, zou aanwijzing 103 mutatis mutandis moeten worden gevolgd, dat wil zeggen dat het nummer van de verwijzende aanwijzing wordt vermeld in het opschrift van de bijlage. 7. Artikel I, onderdeel CC, strekt tot vervanging van aanwijzing 229. Blijkens de toelichting op deze wijziging gaat het hierbij om een uitbreiding en aanscherping ten opzichte van de huidige aanwijzing 229. Ingevolge de bestaande aanwijzing wordt slechts een vergelijkend overzicht van de te wijzigen bepalingen en de voorgestelde bepalingen bijgevoegd indien dit ter verduidelijking van de voorgestelde wijzigingen wenselijk is. In de nieuwe aanwijzing is bepaald dat een dergelijk overzicht bij elk complex wijzigingsvoorstel aan de Raad en de beide kamers der Staten-Generaal wordt gezonden. Met die gedachte stemt de Raad graag in. Hij wijst echter op het volgende. a. De Raad merkt in de eerste plaats op dat de toelichting op de nieuwe aanwijzing - anders dan die op de huidige aanwijzing - niet vermeldt dat een vergelijkend overzicht ook in een later stadium van de behandeling van een wetsvoorstel (bijvoorbeeld bij de indiening van een nota van wijziging) nuttig kan zijn. Evenmin wordt de passage uit de huidige toelichting overgenomen dat een eventueel voorontwerp in het vergelijkend overzicht kan worden betrokken. Het college adviseert deze elementen van de oude toelichting over te nemen. b. In de tweede plaats valt op dat de reikwijdte van de aanwijzing beperkt is tot voorstellen van wet. Nu het de bedoeling is de vergelijkende overzichten ook aan de Raad te zenden (om de advisering te vergemakkelijken), ligt het voor de hand ze ook bij voorstellen tot wijziging van algemene maatregelen van bestuur van meer dan eenvoudige aard aan de Raad te zenden. Geadviseerd wordt dan ook, de aanwijzing uit te breiden tot dergelijke ontwerpbesluiten. II Nog niet geregelde punten. De Raad maakt van de gelegenheid gebruik om enkele punten aan te roeren die in het voorgelegde ontwerp niet worden behandeld. 8. In de toelichting op aanwijzing 50 - die betrekking heeft op het gebruik van termen welke in de Awb worden gehanteerd - wordt opgemerkt dat voor reacties in het kader van de inspraakprocedures niet de term "bezwaren" dient te worden gebruikt, maar "zienswijzen" of "bedenkingen". Aldus kan de indruk ontstaan dat deze laatste twee termen zonder meer door elkaar gebruikt kunnen worden. Naar het oordeel van de Raad zijn de termen echter niet inwisselbaar. De term "zienswijze" heeft een meer algemene strekking, en kan reeds in een eerdere fase van de besluitvorming worden gehanteerd, als er nog geen ontwerp van een besluit hoeft te zijn. De term "bedenkingen" past daarentegen bij - onder meer - de voorbereidingsprocedure van de Awb, waarin reeds een concreet ontwerpbesluit voorhanden is en waarbij het gaat om de vraag of betrokkenen daarmee kunnen instemmen. Tegen deze achtergrond adviseert de Raad de toelichting op aanwijzing 50 aan te passen.(zie noot 5) 9. Het verdient aanbeveling (de toelichting op) aanwijzing 63 zodanig aan te passen dat een voorziening wordt getroffen voor die gevallen waarin het woord "of" wordt gebruikt terwijl daarmee niet wordt gedoeld op de situatie dat meer dan één van de genoemde gevallen zich tegelijk voordoen. 10. Sinds 1 januari 1999 worden communautaire besluiten in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen aangeduid met vermelding van het gehele jaartal, in plaats van slechts met de laatste twee cijfers daarvan. In verband daarmee adviseert de Raad die wijze van aanduiding over te nemen in de aanwijzingen 89 en 341. 11. De Raad adviseert model C van aanwijzing 180 te vereenvoudigen en als volgt te redigeren: "De artikelen van deze wet/dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen kan verschillen." De verwijzing naar artikelen, waarmee hier is volstaan, omvat die naar hoofdstukken; deze hoeven dus niet afzonderlijk te worden genoemd. Voor het overige gaat het om het schrappen van een fout in de huidige redactie: de tijdstippen worden niet verschillend vastgesteld, zoals die redactie suggereert. 12. Voor veel wettelijke regelingen geldt dat er in de praktijk vaak naar wordt verwezen niet met hun volle citeertitel maar met een afkorting daarvan: BW, Awb, Abw, Wet IB'64, WRO, enz. Er zijn ook diverse uitvoeringsregelingen die een citeertitel dragen waarin de wet waarop ze berusten in afkortingsvorm voorkomt. Van een aantal wetten zijn verschillende afkortingen in omloop. De Raad wijst in dit verband op het bestaan van ten minste drie "tradities" voor afkortingen: de Algemene databank wet- en regelgeving, de Leidraad voor juridische auteurs(zie noot 6), en de afkortingenlijst van de Raad van State. Veel schrijvers hanteren nog weer eigen afkortingen. Naar het oordeel van de Raad verdient het aanbeveling om tot standaardisering te komen. Daartoe adviseert hij aan aanwijzing 184 een lid toe te voegen dat erin voorziet dat bij regelingen waarvan moet worden aangenomen dat dikwijls naar hun afgekorte citeertitel zal worden verwezen, in de toelichting op de slotbepaling (dat is de bepaling die de citeertitel vaststelt) een aanbeveling wordt gegeven voor de te gebruiken afkorting. 13. In aansluiting op het model voor het slotformulier van aanwijzing 194 stelt de Raad voor in het in aanwijzing 193 opgenomen model het woord "deze" te vervangen door: deze wet. 14. Naar aanleiding van de Securitelaffaire zijn aanwijzingen opgenomen waarin aandacht wordt besteed aan notificatieverplichtingen (aanwijzingen 261a en 261b). Deze zijn vooral gericht op de notificatieverplichtingen in het kader van de Notificatierichtlijn. In de praktijk is in het bijzonder de aanmeldingsverplichting voor steunmaatregelen, bedoeld in artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag van belang. De Raad acht het van belang hierover in de Ar een en ander te regelen, zodat - in het bijzonder bij wetgeving in formele zin - kan worden zorggedragen voor een adequate toetsing, een zorgvuldige procedure en een goede informatievoorziening. 15. In de toelichting op aanwijzing 263 - die betrekking heeft op de samenloop van de advisering door de Raad en de Europese Commissie - wordt opgemerkt dat indien de Raad advies uitbrengt voordat het advies van de Europese Commissie is ontvangen, de Raad het voorbehoud zal maken dat hij ervan uitgaat dat het voorstel nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd indien het oordeel van de Commissie aanleiding geeft tot verandering van meer dan technische aard.(zie noot 7) Bovendien wordt opgemerkt dat het aanbeveling verdient een kopie van het advies van de Commissie aan de Raad te zenden.(zie noot 8) Sinds juni 1997 heeft de Raad ongeveer 70 maal het hiervoor genoemde standaardvoorbehoud moeten maken. Daarom adviseert hij, de in de toelichting beschreven procedure op te nemen in aanwijzing 263, zodat het voorbehoud niet meer hoeft te worden gemaakt. 16. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden, dat de procedure van het vaststellen van deze wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt voortgezet, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (uitvoering Euratom-richtlijn basisnormen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (uitvoering Euratom-richtlijn basisnormen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 januari 2004, no. 04.000080, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (uitvoering Euratom-richtlijn basisnormen), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt tot verdere implementatie van richtlijn 96/29/EURATOM (hierna: de richtlijn) in het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (hierna: het Vervoersbesluit). Implementatie hiervan heeft reeds gedeeltelijk plaatsgevonden in de Kernenergiewet, een drietal eerdere besluiten, en in een ministeriële regeling.(zie noot 1) De wijzigingen in het Vervoersbesluit hebben betrekking op het vervoer van radioactieve stoffen en materialen en bevatten onder andere wijzigingen in de terminologie en in de gegevens die nodig zijn bij de aanvraag van een vergunning. De Raad van State kan zich vinden in het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen over de wijze van implementatie. In verband daarmee is enige aanpassing van het voorstel wenselijk. 1. De Raad maakt over de wijze van implementatie de volgende opmerkingen. a. De Raad merkt op dat implementatie heeft plaatsgevonden in meerdere besluiten. Uit de toelichting wordt niet duidelijk of met het thans aanhangige ontwerpbesluit de implementatie voltooid is, of dat nog verdere implementatie zal plaatsvinden. De Raad adviseert in de toelichting hierop in te gaan. b. Volgens de toelichting wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om tevens een wijziging in het Vervoersbesluit aan te brengen teneinde volledige uitvoering te geven aan het Reglement betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen per spoor. Het betreft hier een nieuwe meldingsplicht voor het vanaf Nederlands grondgebied naar het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie brengen of doen brengen van open bronnen, waaronder radioactief besmet schroot. De Raad wijst op het uitgangspunt dat bij implementatie geen andere regels worden opgenomen dat voor de implementatie noodzakelijk zijn(zie noot 2), teneinde geen onnodige vertraging op te lopen. Nu volgens de toelichting bij de onderdelen H en X deze wijziging bovendien leidt tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven acht de Raad opname hiervan in dit besluit niet wenselijk. Hij adviseert deze wijziging in een afzonderlijk besluit onder te brengen. c. De paragraaf over notificatie in het algemeen deel van de toelichting bevat uitsluitend een pro memorie toegevoegde standaardtekst. In plaats daarvan dient te worden vermeld wanneer notificatie heeft plaatsgevonden alsmede de eventuele reacties daarop. De Raad adviseert deze paragraaf in bovengenoemde zin te wijzigen. d. De Raad constateert dat volgens artikel 55, eerste lid, van de richtlijn de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om vóór 13 mei 2000 aan deze richtlijn te voldoen. Deze termijn is thans ruimschoots overschreden. Hij adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen van deze overschrijding. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot valsheid in muntspeciën en munt- en bankbiljetten (eurovalsemunterij).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot valsheid in muntspeciën en munt- en bankbiljetten (eurovalsemunterij).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Canada, met Administratief Akkoord voor de toepassing van het verdrag en Protocol inzake wederzijdse bijstand behorend bij het verdrag; Brantford, 27 juni 2001 (Trb.2001, 127), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Canada, met Administratief Akkoord voor de toepassing van het verdrag en Protocol inzake wederzijdse bijstand behorend bij het verdrag; Brantford, 27 juni 2001 (Trb.2001, 127), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Australië, en Administratief Akkoord voor de uitvoering van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Australië; 's-Gravenhage, 2 juli 2001, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Australië, en Administratief Akkoord voor de uitvoering van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Australië; 's-Gravenhage, 2 juli 2001, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten (langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten (langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2013, no. 13.001096, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten (langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende rechtspositionele voorzieningen ten behoeve van binnen de rechterlijke organisatie werkzame rechterlijke en niet-rechterlijke ambtenaren in verband met de herziening van de gerechtelijke kaart en daarmee verband houdende reorganisaties (Besluit sociale maatregelen herziening gerechtelijke kaart).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende rechtspositionele voorzieningen ten behoeve van binnen de rechterlijke organisatie werkzame rechterlijke en niet-rechterlijke ambtenaren in verband met de herziening van de gerechtelijke kaart en daarmee verband houdende reorganisaties (Besluit sociale maatregelen herziening gerechtelijke kaart).Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2014, no.2014001973, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende rechtspositionele voorzieningen ten behoeve van binnen de rechterlijke organisatie werkzame rechterlijke en niet-rechterlijke ambtenaren in verband met de herziening van de gerechtelijke kaart en daarmee verband houdende reorganisaties (Besluit sociale maatregelen herziening gerechtelijke kaart), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WIK en het Besluit krediethypotheek bijstand in verband met de vaststelling van de vermogenswaarde van de bezittingen, met zowel een zakelijk als een privé karakter, noodzakelijk voor de uitoefening van het beroep van kunstenaar en de voorwaarden voor de verlening van een WIK-uitkering onder verband van hypotheek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WIK en het Besluit krediethypotheek bijstand in verband met de vaststelling van de vermogenswaarde van de bezittingen, met zowel een zakelijk als een privé karakter, noodzakelijk voor de uitoefening van het beroep van kunstenaar en de voorwaarden voor de verlening van een WIK-uitkering onder verband van hypotheek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor tot bewoning bestemde gebouwen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor tot bewoning bestemde gebouwen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.001993, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor tot bewoning bestemde gebouwen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als bijdrage in de kosten voor de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en voor de brandweerzorg, alsmede in de kosten die voor de openbare lichamen voortvloeien uit de daadwerkelijke bestrijding van een ramp en uit de gevolgen van die bestrijding (Kostenbesluit Veiligheidswet BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als bijdrage in de kosten voor de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en voor de brandweerzorg, alsmede in de kosten die voor de openbare lichamen voortvloeien uit de daadwerkelijke bestrijding van een ramp en uit de gevolgen van die bestrijding (Kostenbesluit Veiligheidswet BES), met nota van toelichting.Bij kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.001986, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als bijdrage in de kosten voor de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en voor de brandweerzorg, alsmede in de kosten die voor de openbare lichamen voortvloeien uit de daadwerkelijke bestrijding van een ramp en uit de gevolgen van die bestrijding (Kostenbesluit Veiligheidswet BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit en enkele andere besluiten (aanpassingen van ondergeschikt belang), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit en enkele andere besluiten (aanpassingen van ondergeschikt belang), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2011, no.11.002375, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit en enkele andere besluiten (aanpassingen van ondergeschikt belang), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het wijzigen van bestaande decentralisatie- en integratie-uitkeringen en het introduceren van nieuwe decentralisatie en integratie-uitkeringen (2012), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het wijzigen van bestaande decentralisatie- en integratie-uitkeringen en het introduceren van nieuwe decentralisatie en integratie-uitkeringen (2012), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2013, no.2013002626, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het wijzigen van bestaande decentralisatie- en integratie-uitkeringen en het introduceren van nieuwe decentralisatie en integratie-uitkeringen (2012), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2007, no.07.002270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2014, no.2014002048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit dierlijke producten in verband met exportcertificering van zuivelproducten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit dierlijke producten in verband met exportcertificering van zuivelproducten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 november 2012, no.12.002607, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit dierlijke producten in verband met exportcertificering van zuivelproducten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag betreffende de voorkoming en de beperking van de beroepsrisicos veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen en factoren die dit proces beïnvloeden (Verdrag nr. 139, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar negenenvijftigste zitting); Genève, 24 juni 1974 (Trb. 1975, 103), Verdrag betreffende de bescherming van werknemers tegen beroepsrisicos in het werkmilieu als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen (Verdrag nr. 148, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar drieënzestigste zitting); Genève, 20 juni 1977 (Trb. 1978, 26), Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van chemische stoffen bij de arbeid (Verdrag nr. 170, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenenzestigste zitting); Genève, 25 juni 1990 (Trb. 1990, 152 en Trb. 1993, 31).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag betreffende de voorkoming en de beperking van de beroepsrisicos veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen en factoren die dit proces beïnvloeden (Verdrag nr. 139, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar negenenvijftigste zitting); Genève, 24 juni 1974 (Trb. 1975, 103), Verdrag betreffende de bescherming van werknemers tegen beroepsrisicos in het werkmilieu als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen (Verdrag nr. 148, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar drieënzestigste zitting); Genève, 20 juni 1977 (Trb. 1978, 26), Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van chemische stoffen bij de arbeid (Verdrag nr. 170, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenenzestigste zitting); Genève, 25 juni 1990 (Trb. 1990, 152 en Trb. 1993, 31).Bij Kabinetsmissive van 21 november 2015, no.20 15002037, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de stilzwijgende goedkeuring van het verdrag betreffende de voorkoming en de beperking van de beroepsrisicos veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen en factoren die dit proces beïnvloeden (Verdrag nr. 139, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar negenenvijftigste zitting); Genève, 24 juni 1974 (Trb. 1975, 103), Verdrag betreffende de bescherming van werknemers tegen beroepsrisicos in het werkmilieu als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen (Verdrag nr. 148, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar drieënzestigste zitting); Genève, 20 juni 1977 (Trb. 1978, 26), Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van chemische stoffen bij de arbeid (Verdrag nr. 170, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenenzestigste zitting); Genève, 25 juni 1990 (Trb. 1990, 152 en Trb. 1993, 31), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Geneesmiddelenwet, het Besluit medische hulpmiddelen en het Registratiebesluit BIG in verband met een uitbreiding van het gebruik van het BIG-registratienummer voor het register met financiële betrekkingen tussen beroepsbeoefenaren en ondernemingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Geneesmiddelenwet, het Besluit medische hulpmiddelen en het Registratiebesluit BIG in verband met een uitbreiding van het gebruik van het BIG-registratienummer voor het register met financiële betrekkingen tussen beroepsbeoefenaren en ondernemingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2015, no.2015000825, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Geneesmiddelenwet, het Besluit medische hulpmiddelen en het Registratiebesluit BIG in verband met een uitbreiding van het gebruik van het BIG-registratienummer voor het register met financiële betrekkingen tussen beroepsbeoefenaren en ondernemingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet Justitie-subsidies onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, 20306), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet Justitie-subsidies onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, 20306), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2011, no.11.003110, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet Justitie-subsidies onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, 20306), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen, het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (uitvoering richtlijn 98/81/EG).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen, het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (uitvoering richtlijn 98/81/EG).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 januari 2011, no.11.000066, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot partiële wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke indeling, de Beroepswet, de Wet op de economische delicten en enige andere wetten (Veegwet modernisering rechterlijke organisatie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot partiële wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke indeling, de Beroepswet, de Wet op de economische delicten en enige andere wetten (Veegwet modernisering rechterlijke organisatie).Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2002, no.02.004866, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot partiële wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke indeling, de Beroepswet, de Wet op de economische delicten en enige andere wetten (Veegwet modernisering rechterlijke organisatie). Het wetsvoorstel beoogt het sluitstuk te zijn van de aanpassing van wetgeving in verband met de modernisering van de rechterlijke organisatie. Voorgesteld wordt het privaatrechtelijk handelen door de gerechten en de Raad voor de rechtspraak te regelen in de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). Daarnaast bevat het wetsvoorstel enkele aanpassingen die niet meer konden worden gerealiseerd in de Wet organisatie en bestuur gerechten, de Wet Raad voor de rechtspraak of de Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie. Ten slotte wordt een aantal omissies hersteld en is een aanpassing opgenomen in verband met de aanvang van de tweede en de derde fase van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.(zie noot 1) De Raad van State maakt allereerst een opmerking over het veegwetkarakter van het voorstel. Daarna volgt een aantal opmerkingen met betrekking tot het privaatrechtelijk handelen van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten, de nieuwe grondslag voor het Reglement voor de ondernemingskamer en voor het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem en ten slotte het gewijzigde formulier voor de eed en de belofte. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Veegwet De memorie van toelichting vermeldt dat met de veegwet geen inhoudelijke wijzigingen worden beoogd (paragraaf 1, algemeen). In een veegwet dienen inderdaad geen voorstellen te worden opgenomen die omstreden kunnen zijn.(zie noot 2) De Raad is echter van oordeel dat de voorgestelde artikelen 35a en 104a Wet RO inhoudelijke wijzigingen betreffen, waarbij de keuze om af te wijken van het regime van de Comptabiliteitswet niet onomstreden is. De Raad adviseert daarom deze wijzigingen niet onder de noemer "Veegwet" te brengen. 2. Privaatrechtelijke rechtshandelingen door de gerechten en de Raad voor de rechtspraak Onderdeel van de modernisering van de rechterlijke organisatie is de maatregel om de rechterlijke macht het beheer over de eigen organisatie toe te vertrouwen. Daartoe wordt in het wetsvoorstel voorgesteld om in de artikelen 35a en 104a Wet RO een bepaling op te nemen die inhoudt dat in afwijking van artikel 32, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) het bestuur van de gerechten, respectievelijk de Raad voor de rechtspraak, namens de staat privaatrechtelijke rechtshandelingen kan verrichten, voorzover die voortvloeien uit het door hen beheerde deel van de begroting van het Ministerie van Justitie, tenzij bij of krachtens de wet is bepaald dat een andere minister dan de Minister van Justitie de rechtshandeling verricht. De Raad maakt in dit verband drie opmerkingen. a. Het privaatrechtelijke handelen Op dit moment worden privaatrechtelijke rechtshandelingen in het kader van de bedrijfsvoering door de besturen van de gerechten en de Raad voor de rechtspraak namens de Minisier van Justitie verricht voorzover zij daartoe een algemene of bijzondere volmacht hebben verkregen op grond van artikel 32, vierde lid, CW 2001.(zie noot 3) In de memorie van toelichting(zie noot 4) wordt onder meer als reden voor de voorgestelde verandering genoemd dat de mogelijkheid van de minister om de volmacht te beperken haaks staat op de eigen verantwoordelijkheid van de besturen van de gerechten en van de Raad voor de rechtspraak voor de bedrijfsvoering van de rechtsprekende macht. De Raad is niet duidelijk waarom dit het geval zou zijn, nu ook bij invoering van het wetsvoorstel de staat aansprakelijk zal zijn voor eventuele gevolgen van rechtshandelingen van de bedoelde besturen en de Raad voor de rechtspraak. Het wetsvoorstel heeft aldus het gevolg dat de minister minder mogelijkheden heeft om in te grijpen terwijl de aansprakelijkheid van de staat onverminderd blijft bestaan. De Raad voegt hier aan toe dat het onjuist lijkt de besturen van de gerechten en de Raad voor de rechtspraak op één lijn te stellen met de colleges, bedoeld in artikel 32, derde lid, CW 2001. Daar gaat het om een beperkt aantal colleges, waarvan de begroting een apart onderdeel van de begrotingswet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vormt. De Raad adviseert het wetsvoorstel nader te overwegen. b. De reikwijdte van het beheer Het voorstel verbindt het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met het begrip beheer van een deel van de begroting van het Ministerie van Justitie. De toelichting maakt niet duidelijk of dit verband al dan niet leidt tot een beperking van de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten. In het bijzonder komt de vraag op hoe moet worden geoordeeld over rechtshandelingen die verbintenissen meebrengen die tot verdergaande verplichtingen leiden dan de omvang van het aan de besturen of de Raad voor de rechtspraak toegekende deel van de begroting. Eenzelfde vraag kan worden gesteld - zeker waar in de toelichting aandacht wordt gevraagd voor de gevolgen van onjuist verlopen Europese aanbestedingen - waar het gaat om verplichtingen die zich over meerdere jaren uitstrekken. Hierop dient nader te worden ingegaan. c. Europese aanbestedingsrichtlijnen De voorgestelde afwijking van artikel 32 CW 2001 wordt blijkens de toelichting mede ingegeven door de wens om de veronderstelling weg te nemen dat de besturen van de gerechten en de Raad voor de rechtspraak in het kader van de Europese aanbestedingsrichtlijnen zouden moeten worden aangemerkt als een onder het Ministerie van Justitie vallende dienst. Met de voorgestelde constructie komt aan die besturen en de Raad voor de rechtspraak een afzonderlijke vermelding toe op de bijlagen bij de aanbestedingsrichtlijnen met daarop een opsomming van in Nederland tot de centrale overheid behorende aanbestedende diensten. De Raad wijst er evenwel op dat dit er niet aan afdoet dat Nederland als lidstaat verantwoordelijk blijft voor een juiste naleving van die richtlijnen. Verdeling van die verantwoordelijkheid over verschillende instanties heeft slechts tot gevolg dat op coördinatiemechanismen moet worden vertrouwd. Door het ontbreken van dergelijke mechanismen is bovendien het risico aanwezig dat het Rijk, en in dit geval de Minister van Justitie, geen mogelijkheden heeft om in te grijpen wanneer zich een inbreukprocedure tegen Nederland dreigt voor te doen terzake van een niet correct verlopen aanbesteding. Een en ander leidt de Raad tot de conclusie dat de toelichting onvoldoende is en dat daarin nader zou moeten worden toegelicht in hoeverre de voorgestelde regeling ertoe zal kunnen leiden dat de gevolgen van een onjuiste aanbesteding door de besturen van de gerechten en de Raad voor de rechtspraak zullen moeten worden gedragen. 3. Herstel van vervallen grondslag voor twee reglementen Voorgesteld wordt de artikelen 66 en 67 Wet RO te wijzigen. Aan beide artikelen wordt onder meer een vijfde lid toegevoegd waarin de grondslag wordt gecreëerd om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over eedaflegging, kostuum, vergoeding enzovoort. Deze grondslag bestond in het inmiddels vervallen artikel 73, zevende lid, Wet RO en hierop waren het Reglement voor de ondernemingskamer en het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem gebaseerd. Sinds 1 januari 2002 ontbreekt de grondslag voor deze reglementen en zijn deze komen te vervallen. In de toelichting(zie noot 5) staat dat er nieuwe reglementen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 zullen worden vastgesteld. De Raad wijst erop dat dit niet mogelijk is. De nieuwe grondslag treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Uit de inwerkingtredingsbepaling blijkt niet dat beoogd wordt terugwerkende kracht te verlenen aan de bepalingen die de nieuwe grondslag zullen vormen. De Raad adviseert in de beoogde mogelijkheid van terugwerkende kracht te voorzien of om de toelichting op dit punt aan te passen. 4. Wijziging formulier voor eed en belofte In het voorgestelde artikel 1g van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) wordt de beëdiging van de rechterlijke ambtenaar geregeld. Sinds de invoering van het Aanpassingsbesluit rechterlijke organisatie is de af te leggen eed of belofte neergelegd in een bijlage bij dat besluit. Volgens de toelichting(zie noot 6) wordt het, gelet op de onafhankelijke positie die de rechterlijke macht in het Nederlandse staatsbestel inneemt, als ongewenst ervaren dat de mogelijkheid bestaat dat er zonder medewerking van de Staten-Generaal wijzigingen kunnen worden aangebracht in de eed of belofte die rechterlijke ambtenaren moeten afleggen. Bij deze gelegenheid wordt ook het formulier dat de door de rechterlijk ambtenaar af te leggen eed of belofte bevat, bij wet vastgesteld. Het formulier is gewijzigd. Bij het beloven of zweren dat de Grondwet en alle overige wetten zullen worden onderhouden en nagekomen is de zinsnede "alle overige wetten" komen te vervallen. De Raad heeft geen toelichting aangetroffen voor de bedoelde wijziging. Hij adviseert de vermelding van "alle overige wetten" te herstellen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2000, no.00.006626, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand. Het ontwerpbesluit strekt tot aanpassing van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand in verband met de stelselherziening in de inkomstenbelasting (Wet inkomstenbelasting 2001). De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. De wijziging in artikel I, onderdeel A, komt erop neer dat de heffingskortingen moeten worden meegeteld bij het inkomen, met uitzondering van een aantal bijzondere heffingskortingen. Deze bepaling miskent dat ingevolge artikel 2.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 de heffingskortingen reeds zijn geïncorporeerd in de heffing van inkomstenbelasting, zodat in de definitie van het inkomensbegrip in artikel 1, onderdeel b, te weten het inkomen na aftrek van de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, het effect van de heffingskorting reeds is verdisconteerd. Bij de heffing van loonbelasting wordt hiermee bovendien ook al rekening gehouden, zodat het loonstrookje in de praktijk reeds voldoende informatie zal bevatten. Wel kan het zinnig zijn een aparte bepaling op te nemen betreffende aan de partner uit te betalen heffingskorting. Voorts kan er aanleiding bestaan voor een bijzondere bepaling inzake het niet meetellen van de bijzondere heffingskortingen. De Raad is van oordeel dat de voorgestelde wijziging dient te worden aangepast. 2. In verband met het nieuwe belastingstelsel is berekend dat het netto-inkomen van veel burgers in 2001 hoger zal worden. Dat zou ongunstige gevolgen kunnen hebben voor het recht op gefinancierde rechtsbijstand in verband met de in dat kader geldende inkomensgrenzen, zodat het koopkrachtvoordeel in feite weer teniet zou worden gedaan. De in verband daarmee aan te brengen versoepeling geschiedt echter niet op de meest voor de hand liggende wijze, namelijk het aanpassen van de netto-inkomensgrens, zoals die is neergelegd in de Wet op de rechtsbijstand, maar door in het onderhavige besluit de (geforfaiteerde) koopkrachtverbetering vrij te stellen bij het bepalen van het (netto-)inkomen (artikel 7a). De Raad vestigt er de aandacht op dat met de voorgestelde bepaling op een oneigenlijke wijze de effecten van de wettelijke inkomenscriteria in overeenstemming worden gebracht met de gevolgen van het nieuwe belastingstelsel. Het zou beter zijn geweest als de wenselijkheid van een wijziging van de artikelen 34 en 35 van de Wet op de rechtsbijstand een plaats had gekregen in het wetsvoorstel Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001 (27 184). De Raad adviseert te bevorderen dat de desbetreffende wetswijziging alsnog wordt bewerkstelligd. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2014, no.2014001402, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een tijdelijke wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met een uitzondering op het verbod om een vreemdelingen te laten werken zonder tewerkstellingsvergunningen bij het produceren van goederen waarbij de afnemer intensief betrokken is, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een tijdelijke wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met een uitzondering op het verbod om een vreemdelingen te laten werken zonder tewerkstellingsvergunningen bij het produceren van goederen waarbij de afnemer intensief betrokken is, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit voorziet in een tijdelijke voorziening voor Nederlandse leveranciers om vreemdelingen uit niet EU-landen ( zie noot 1) in dienst van buitenlandse afnemers voor tijdelijke werkzaamheden naar Nederland te laten komen zonder een tewerkstellingsvergunning. ( zie noot 2) Het gaat dan om situaties waarin een vreemdeling in dienst van een buitenlandse afnemer tijdelijke werkzaamheden verricht in Nederland die zien op de inspectie van een goed voorafgaand aan levering of die betrekking hebben op het instrueren van een buitenlandse afnemer in het gebruik van het te leveren product. ( zie noot 3) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de criteria voor deelneming aan de tijdelijke voorziening en de duur van de vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht voor deze categorie vreemdelingen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels in verband met de inwerkingtreding van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Invoeringswet Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels in verband met de inwerkingtreding van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Invoeringswet Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst betreffende de erkenning van beslissingen inzake de vaststelling van een geslachtswijziging; Wenen, 12 september 2000 (Trb.2001, 17), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst betreffende de erkenning van beslissingen inzake de vaststelling van een geslachtswijziging; Wenen, 12 september 2000 (Trb.2001, 17), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanpassing van de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter uitvoering van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG 22 juni 2001, L 167, 10) (Wet uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanpassing van de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter uitvoering van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG 22 juni 2001, L 167, 10) (Wet uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de verjaringsregeling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de verjaringsregeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende buitenwerkingstelling van de restauratie-behoefteraming, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende buitenwerkingstelling van de restauratie-behoefteraming, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels over de uitvoering van de Wet bevordering eigenwoningbezit (Besluit bevordering eigenwoningbezit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels over de uitvoering van de Wet bevordering eigenwoningbezit (Besluit bevordering eigenwoningbezit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet houdende een verruiming van de bestaande delegatiegrondslagen, zodat EG-besluiten op het terrein van energie, post en telecommunicatie in een kortere tijdsspanne kunnen worden geïmplementeerd; met behoud van het primaat van de politiek, omdat de Staten-Generaal in een zo vroeg mogelijk stadium zullen worden betrokken bij de totstandkoming van die EG-besluiten, alsmede bij de keuzes die de lidstaten op grond van die besluiten kunnen maken (Wet totstandkoming en implementatie EG-besluiten op het terrein van de energie, post en telecommunicatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet houdende een verruiming van de bestaande delegatiegrondslagen, zodat EG-besluiten op het terrein van energie, post en telecommunicatie in een kortere tijdsspanne kunnen worden geïmplementeerd; met behoud van het primaat van de politiek, omdat de Staten-Generaal in een zo vroeg mogelijk stadium zullen worden betrokken bij de totstandkoming van die EG-besluiten, alsmede bij de keuzes die de lidstaten op grond van die besluiten kunnen maken (Wet totstandkoming en implementatie EG-besluiten op het terrein van de energie, post en telecommunicatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2003, no.03.005378, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet houdende een verruiming van de bestaande delegatiegrondslagen, zodat EG-besluiten op het terrein van energie, post en telecommunicatie in een kortere tijdsspanne kunnen worden geïmplementeerd; met behoud van het primaat van de politiek, omdat de Staten-Generaal in een zo vroeg mogelijk stadium zullen worden betrokken bij de totstandkoming van die EG-besluiten, alsmede bij de keuzes die de lidstaten op grond van die besluiten kunnen maken (Wet totstandkoming en implementatie EG-besluiten op het terrein van de energie, post en telecommunicatie), met memorie van toelichting. Het voorstel beoogt de toegenomen achterstanden bij de implementatie van EG-richtlijnen aan te pakken door mogelijkheden te openen voor implementatie met gebruikmaking van gedelegeerde regelgeving. Daarbij wordt als instrument een systeem van concordantietabellen voorgesteld dat het mogelijk maakt bepalingen van de wet op eenvoudige wijze te laten vervallen. In samenhang met deze nieuwe mogelijkheden zal de betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de totstandkoming van Europese wetgeving op het gebied van energie, post en telecommunicatie worden versterkt. Naar het oordeel van de Raad zijn niet-tijdige aanpassing van de Nederlandse wetgeving aan Europese regelgeving en te late betrokkenheid van de Staten-Generaal twee afzonderlijke problemen die ook afzonderlijk kunnen worden opgelost, terwijl voor die oplossing niet perse een wettelijke regeling nodig is. Eerdere betrokkenheid van de Staten-Generaal kan een mes zijn dat aan twee kanten snijdt: parlementaire betrokkenheid ten tijde van de totstandkoming van Europese regels en tijdig debat over de te varen koers bij de implementatie kan ertoe leiden dat de implementatie tot minder discussies aanleiding zal geven. Tegelijkertijd dwingt vervroeging van het debat ertoe om eerder na te denken over de implementatie van de Europese regeling, hetgeen kan bijdragen aan het eerder in gang zetten van het implementatieproces zelf. De Raad maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.(zie noot 1) 1. De problemen die het wetsvoorstel beoogt op te lossen zijn niet nieuw. Ook zijn zij niet beperkt tot het beleidsterrein van Economische Zaken. De vraag komt daarom op, waarom niet is gekozen voor een algemene regeling. Het betreft hier immers een belangrijke kwestie van algemeen wetgevingsbeleid(zie noot 2). Deze vraag klemt temeer nu de toelichting zelf aangeeft dat het wetsvoorstel vooruit loopt op het kabinetsstandpunt inzake de wenselijkheid van bijzondere bepalingen voor tijdige implementatie van Europese richtlijnen, dat inmiddels aan de Raad van State voor advies is aangeboden, en op een reactie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het onderzoek van Besselink c.s.(zie noot 3) die ook aanleiding moet zijn voor een meer fundamentele gedachtewisseling over de relatie tussen de Europese constitutionele orde en de Nederlandse constitutionele orde. Wat zullen bijvoorbeeld de gevolgen zijn van eerdere betrokkenheid van nationale parlementen op het functioneren van de Raad van Ministers als communautaire medewetgever in zijn relatie tot het Europees parlement?(zie noot 4) Wat betekent de eerdere inschakeling van de beide Kamers voor de positie van de andere betrokkenen in het wetgevingsproces? De Raad adviseert in de toelichting nader aan te geven waarom thans geen algemene regeling wordt voorgesteld. 2. De wens om in de aanloop naar het Nederlandse voorzitterschap een inhaalslag in de implementatie te maken, maakt het mogelijk het voorstel als proef te beschouwen om ervaring op te doen met de voorgestelde methode van gedelegeerde regelgeving en eerdere betrokkenheid van de Staten-Generaal. Het is daarom wel van belang dat wordt verzekerd dat de thans voorgestelde regeling op termijn in een algemene regeling kan worden ingepast. Een termijn- respectievelijk evaluatiebepaling kan daartoe dienen. De Raad adviseert daartoe. 3. Het wetsvoorstel opent de mogelijkheid van implementatie van Europese regels door middel van gedelegeerde regelgeving. Die mogelijkheid wordt in de toelichting gekoppeld aan de aankondiging dat de Staten-Generaal in een vroegtijdig stadium bij de totstandkoming van Europese regels zal worden betrokken en zal worden geïnformeerd over de voorgenomen stappen bij de (eventuele) implementatie. Daarover zijn bij de Raad enkele vragen gerezen: a. In de toelichting(zie noot 5) wordt vermeld dat van te late implementatie bij de wetgeving van het Ministerie van Economische Zaken uitsluitend sprake is indien implementatie bij formele wet plaatsvindt. Dat kan betekenen dat het proces van wetgeving als geheel te lang duurt, maar het kan ook betekenen dat het proces op het ministerie te laat in gang wordt gezet. De toelichting geeft daarin geen nader inzicht. Het is ook de Raad opgevallen dat bij het Ministerie van Economische Zaken vertragingen in de implementatie optraden bij wetsvoorstellen. Een nadere beschouwing leert, dat verschillende van die wetsvoorstellen weliswaar nog binnen de implementatietermijn, maar pas na verloop van een lange periode na vaststelling van de Europese regeling, aan de Raad voor advies werden aangeboden.(zie noot 6) Dit wijst erop dat het implementatieproces ten departemente te langzaam op gang kwam of te traag verliep. Meer in het algemeen merkt de Raad op dat, zoals ook naar voren komt in de grafiek in paragraaf 1.3 van de toelichting, over alle ministeries gezien een groot deel van de gevallen van te late implementatie, algemene maatregelen van bestuur betreft. Het argument van de lange wetgevingsprocedure geldt in die gevallen niet. Ook met de in het voorstel geopende mogelijkheden en de in de toelichting aangekondigde procedures is tijdige implementatie daarom niet gegarandeerd. Op het ministerie zullen de nodige maatregelen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat het voorbereidingsproces tijdig in gang worden gezet. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven welke maatregelen daarvoor zijn genomen. b. De vraag komt op of met de voorgenomen vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal de in het wetsvoorstel opgenomen verruimde delegatiemogelijkheden voor versnelde implementatie nog nodig zijn. Indien het debat over de Europese regeling en de implementatie daarvan bij de totstandkoming reeds is gevoerd en mede daardoor het implementatieproces tijdig in gang is gezet, lijkt er weinig noodzaak aanwezig om nog gebruik te maken van de voorgestelde versnelde implementatiemethoden via bijzondere delegatiebepalingen. Het implementatieproces is dan niet meer dan de wettelijke afronding van hetgeen waartoe reeds in hoofdzaak werd besloten. De in paragraaf 4 weergegeven vergelijking met de praktijk in lidstaten die succesvoller zijn dan Nederland bij de tijdigheid van implementatie, laat zien dat, zoals in paragraaf 4.1 terecht wordt opgemerkt, een gezamenlijk kenmerk van die lidstaten is, dat zij hun parlementen reeds in de totstandkomingsfase van EG-regelgeving actief betrekken. Daarentegen zijn in andere landen die soortgelijke maatregelen hebben genomen als thans worden voorgesteld, zoals Italië, achterstanden bij de implementatie blijven bestaan. Een en ander neemt niet weg dat het wellicht niet altijd doelmatig zal zijn om na een deugdelijke parlementaire bespreking van zowel de ontwerp-Europese regeling, als het implementatieplan, het volledige proces van wetgeving in formele zin te doorlopen. Het perspectief is dan echter niet dat van de versnelde implementatie met het oogmerk achterstanden in te lopen, maar dat van afstemming van het wetgevingsproces in Nederland op dat in Europa. Bij een algemene wettelijke regeling zou hieraan nader aandacht moeten worden besteed. c. Het voornemen om vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de totstandkoming van Europese regelingen te versterken bestaat blijkens de toelichting uit twee onderdelen; aanvullingen op de reeds bestaande praktijk van zogenaamde BNC-fiches(zie noot 7) en de voorlichting door de Raad van State in voorkomende gevallen (paragraaf 3.2 van de toelichting). In de eerste plaats maakt de minister bij de indiening van het voorstel door de Europese Commissie zijn standpunt erover op hoofdlijnen bekend samen met zijn opvatting over het gemeenschappelijk standpunt dat in de Raad van de Europese Unie moet worden vastgesteld. In de tweede plaats zal de minister in een zo vroeg mogelijk stadium (met het gemeenschappelijk standpunt als ijkpunt) per artikel ingaan op keuzemogelijkheden voor de nationale overheid in de vast te stellen Europese regeling. Deze procedures zijn niet in de tekst van het wetsvoorstel zelf verankerd. Naar het oordeel van de Raad zou het voorstel aan betekenis winnen indien dat wel het geval is. Als het voorstel echter als proef kan worden gezien, meent de Raad dat regeling niet nu in dit wetsvoorstel zou moeten geschieden, maar op een later tijdstip generiek, voor alle beleidsterreinen zou moeten worden vormgegeven, met in acht nemen van de met de proef opgedane ervaringen. De Raad wijst er overigens op dat de considerans van het onderhavige wetsvoorstel ervan uitgaat dat de vroegtijdige betrokkenheid van de Staten-Generaal wél in het voorstel wordt geregeld. Indien ervoor wordt gekozen om eerdere betrokkenheid van de Staten-Generaal niet in dit voorstel op te nemen, dan komt de vraag op, op welke wijze deze dan in afwachting van een algemene regeling zal worden gegarandeerd. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de opvattingen in de beide Kamers over de uitoefening van hun bevoegdheden en de mogelijkheden voor regeling in de Reglementen van Orde. De Raad adviseert nader op bovenstaande aspecten in te gaan, waar nodig het wetsvoorstel aan te passen en in ieder geval considerans en wettekst met elkaar in overeenstemming te brengen. 4. a. Een al dan niet wettelijke regeling van de parlementaire betrokkenheid bij het wetgevingsproces van de Europese Unie raakt de relaties tussen de constitutionele orde van de Unie en die van de lidstaten. Deze materie wordt ook bestreken door het bij het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa behorende Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie. Ook in een aantal bepalingen van de voorgestelde Grondwet zelf wordt voorzien in vormen van betrokkenheid van de nationale parlementen. Van belang is in het bijzonder de rol die in artikel 9, derde lid, aan de nationale parlementen wordt toebedeeld bij het verzekeren van de subsidiariteit van Europese wetgeving. Het komt de Raad gewenst voor dat bij het nader regelen van de betrokkenheid van de Kamers bij de totstandkoming van Europese wetgeving rekening wordt gehouden met de hier vermelde ontwikkelingen en voorstellen. b. De toelichting gaat uit van informatieverstrekking aan de Staten-Generaal aan het begin, het moment van indiening van het voorstel door de Commissie, en aan het einde, bij de agendering in de Raad van de Europese Unie. In het Europese wetgevingsproces vindt, voor wat betreft het aandeel van deze Raad, het echte debat vooral in de (ambtelijke) raadswerkgroepen plaats. Naar het oordeel van de Raad (van State) is het van belang mechanismen in het leven te roepen die enerzijds vroegtijdige politieke betrokkenheid bij het onderhandelingsproces waarborgen, maar anderzijds flexibiliteit en snelheid in de Nederlandse standpuntbepaling mogelijk (blijven) maken. c. Ingevolge de artikelen 251 en 252 EG dient na amendering door het Europees Parlement hernieuwd beraad in de Europese Commissie en de Raad plaats te vinden. Van Nederlandse zijde is steeds gepleit voor een versterking van de bevoegdheden van het Europese Parlement ten opzichte van die van Raad en Commissie. In deze fase zal naar het oordeel van de Raad (van State) dan ook in de regel de uit amendementen blijkende beoordeling door het Europese Parlement voorrang behoren te krijgen boven de opvattingen van de 15, straks 25 nationale parlementen. De Raad adviseert op deze punten in de toelichting in te gaan. 5. De delegatiebepalingen die thans worden voorgesteld hebben een open karakter. Dat past in de opzet en is een logisch gevolg van de gekozen benadering waarbij alle met de Staten-Generaal te bediscussiëren aspecten van de Europese regeling en de implementatie in een eerder stadium aan de orde zullen moeten komen. Naar het oordeel van de Raad wordt hiermee tegemoetgekomen aan de van verschillende zijden, in het bijzonder de Eerste Kamer der Staten-Generaal(zie noot 8) geuite bezwaren. De Raad wijst in dit verband evenwel op een aantal aspecten. a. Het voorgestelde systeem van concordantietabellen die het mogelijk maken om, ingeval latere Europese regelgeving daartoe aanleiding geeft, bij lagere regeling tevoren aangewezen bepalingen van de wet te laten vervallen, zou problemen rond implementatie bij lagere regelgeving en afwijking van de wet kunnen verminderen. Wel vraagt de Raad zich af of het stelsel daarmee voldoende flexibel zal zijn. De ontwikkelingen op een bepaald terrein zijn immers moeilijk te voorspellen. Dit geldt ook voor de opgenomen beperkingen met betrekking tot het type regeling (rechtsgrondslag) waarvoor deze delegatiemogelijkheden kunnen worden gebruikt: veel Europese regelingen hebben verschillende doelstellingen en daardoor ook een gemengde rechtsgrondslag. In dit verband merkt de Raad op dat waar in de toelichting bij onderdeel A van de artikelen I tot en met IV wordt gesteld dat als een richtlijn zowel op de artikelen 47 en 55 van het EG-Verdrag, als op artikel 308 van het EG-Verdrag is gebaseerd, die richtlijn alleen een elektriciteitsrichtlijn als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2, van de Elektriciteitswet 1998 kan zijn voorzover ze berust op de artikelen 47 en 55 van het EG-Verdrag, en dat dan (dus) een splitsing zou kunnen plaatsvinden, niet juist is. Een onderscheiding van de verschillende onderdelen van een richtlijn naar de verschillende grondslagen ervan is niet mogelijk, nu het Europese recht daarin niet voorziet. Richtlijnen die mede op artikel 308 van het EG-Verdrag zijn gebaseerd kunnen nooit elektriciteitsrichtlijnen zijn als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2, van de Elektriciteitswet 1998. De wettekst geeft bovendien geen grondslag voor de in de toelichting beschreven methode van splitsing. b. De voorgestelde mogelijkheden voor versnelde implementatie brengen het risico mee dat bij een veelvuldig gebruik ervan op den duur de wetssystematiek en de samenhang van de betreffende regelgeving in gevaar komt. Er ontstaan twee soorten algemene maatregelen van bestuur en er kunnen gaten vallen. Het gebruik van deze methode zou dan ook gepaard moeten gaan met regelmatige herschikking en systematisering. c. Het voorstel om voor verordeningen de noodzakelijke uitvoerings- en aanvullende bepalingen vanwege het ondergeschikte belang ervan en de vaak zeer korte implementatietermijnen bij ministeriële regeling te laten plaatsvinden, is naar het oordeel van de Raad op zichzelf begrijpelijk. Dit geldt echter niet in alle gevallen. Tussen verordeningen bestaan grote verschillen en de uitvoeringsmaatregelen die getroffen moeten worden om deze goed te kunnen laten werken, zijn zeer verschillend van aard. Zo moeten regelmatig nationale handhavings- en strafbepalingen ter uitvoering van verordeningen worden vastgesteld. Deze kunnen naar hun aard niet in ministeriële regelingen worden opgenomen. Daarom is een benadering van geval tot geval nodig, waarbij tevens een rol moet spelen in hoeverre de desbetreffende verordening beleidskeuzes mogelijk maakt. Meer in het algemeen merkt de Raad op dat ook bij richtlijnen de diversiteit groot is, zodat ook ten aanzien van richtlijnen van geval tot geval zou moeten worden bekeken of gebruikmaking van deze methoden voor versnelde implementatie noodzakelijk is. De Raad adviseert in de toelichting nader op deze aspecten in te gaan, en zo nodig het wetsvoorstel aan te vullen. 6. Schommelde het aantal te late implementaties in de afgelopen jaren voor Nederland rond de 30 à 40 richtlijnen, in 2003 is dat aantal sterk opgelopen. De toelichting geeft wel een heel algemene probleemanalyse van oorzaken die leiden tot te late implementatie, maar geeft geen verklaring voor de sterke toename van de achterstanden in 2003. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de regeling luchtkwaliteit en met name over de verenigbaarheid van de regeling met de kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen inzake de luchtkwaliteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de regeling luchtkwaliteit en met name over de verenigbaarheid van de regeling met de kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen inzake de luchtkwaliteit.Verzoek van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan afdeling V van de Raad van State om hem van voorlichting te dienen inzake de regeling luchtkwaliteit en met name over de verenigbaarheid van de regeling met de kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen inzake de luchtkwaliteit. Bij brief van 11 maart 2005, kenmerk MJZ200502560, verzocht de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer afdeling V van de Raad van State verzocht hem van voorlichting te dienen inzake de regeling luchtkwaliteit en met name over de verenigbaarheid van de regeling met de kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen inzake de luchtkwaliteit. In het bijzonder verzoekt de staatssecretaris om voorlichting van de afdeling van de Raad van State over de volgende drie punten: 1o. De werkingssfeer van grenswaarden, de beoordelingsverplichtingen en het karakter van de uit de richtlijnen voortvloeiende verplichtingen; 2o. Het in acht nemen van de grenswaarden voor zwevende deeltjes en de mogelijkheid tot het plegen van aftrek wegens natuurverschijnselen of natuurlijke bronnen; 3o. De herstructurering in gebieden waar grenswaarden worden overschreden. Enkele opmerkingen vooraf Alvorens over te gaan tot bespreking van de hiervoor genoemde specifieke punten, maakt de afdeling de volgende opmerkingen. De afdeling wijst er in de eerste plaats op dat voorzover het verzoek betrekking heeft op de uitleg van bepalingen van de toepasselijke Europese regels, het uiteindelijk aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is om de juistheid van die uitleg te beoordelen. In de tweede plaats wijst de afdeling er op, dat de staatssecretaris het Besluit luchtkwaliteit wil vervangen door een ministeriële regeling, gebaseerd op artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer (Wm). Hierin is bepaald dat hetgeen ingevolge de Wm bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld, in afwijking daarvan bij ministeriële regeling wordt geregeld, indien de regels uitsluitend strekken ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, tenzij voor de juiste uitvoering wijziging van een algemene maatregel van bestuur of de wet noodzakelijk is. In de toelichting op de conceptregeling(zie noot 1) wordt opgemerkt dat omwille van de rechtszekerheid aanpassing van het Besluit luchtkwaliteit op een aantal punten noodzakelijk wordt geacht en dat met deze aanpassing spoed is geboden, gezien de bestuurlijke en maatschappelijke consequenties van de toepassing van deze regelgeving. Daarom is gekozen voor een regeling bij ministeriële regeling op basis van artikel 21.6, zesde lid, Wm. Dit heeft bij de afdeling de vraag opgeroepen naar de noodzaak van de gemaakte keuze voor een ministeriële regeling en voorts de vraag of in dit geval artikel 21.6, zesde lid, daarvoor een toereikende grondslag biedt. Uitgangspunt van hoofdstuk 5 van de Wm is dat milieukwaliteitseisen worden gesteld bij algemene maatregel van bestuur, hetgeen bij de implementatie van de kaderrichtlijn en eerste dochterrichtlijn is geschied in het Besluit luchtkwaliteit. De reden voor het opnemen van artikel 21.6, zesde lid, in de Wm is gelegen in de noodzaak tot tijdige uitvoering van Europeesrechtelijke verplichtingen, dat wil zeggen implementatie binnen de daartoe in de Europese regelgeving gestelde termijnen.(zie noot 2) Gezien de thans gekozen procedure, een ministeriële regeling waarover eerst voorlichting op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State wordt gevraagd, is ten opzichte van een bij een algemene maatregel van bestuur te volgen procedure niet sprake van een zodanige tijdwinst dat het argument van spoedeisendheid overtuigend is. Artikel 21.6, zesde lid, ziet alleen op regels die uitsluitend strekken ter uitvoering van Europeesrechtelijke verplichtingen en is dus van toepassing indien sprake is van zuivere implementatie. In dit geval strekt de voorgestelde regeling weliswaar tevens tot implementatie van de zogenaamde tweede dochterrichtlijn en de richtlijn inzake inspraak van het publiek en toegang tot de rechter(zie noot 3), maar voor het overige bevat de regeling slechts wijzigingen van het Besluit luchtkwaliteit, waarin de kaderrichtlijn en de eerste dochterrichtlijn reeds waren geïmplementeerd.(zie noot 4) Bovendien beoogde het Besluit luchtkwaliteit niet uitsluitend de implementatie van deze richtlijnen te bewerkstelligen, maar bevatte het ook bepalingen die duidelijkheid en toegankelijkheid in verband met de vele ingrijpende aanpassingen aanbrengen. Daarom adviseerde de Raad in zijn advies van 7 augustus 2002 het instrument van een ministeriële regeling te heroverwegen.(zie noot 5) Anders dan in de begeleidende brief bij het verzoek om voorlichting wordt opgemerkt zijn de door de Raad geopperde bezwaren naar het oordeel van de afdeling niet weggenomen. De afdeling wijst op het risico dat als van bepalingen in de regeling moet worden aangenomen dat zij niet strikt noodzakelijk zijn om een juiste uitvoering van de richtlijn te bewerkstelligen, artikel 21.6, zesde lid, Wm daarvoor geen grondslag biedt. I. De werkingssfeer van de grenswaarden, beoordelingsverplichtingen en het karakter van de verplichtingen De vraag De eerste vraag van de staatssecretaris ziet op de interpretatie van de richtlijn en op de formulering en de uitwerking daarvan in de artikelen 2 en 3 (fijn stof) van de conceptregeling. Het gaat daarbij om de vraag of de richtlijnen ruimte bieden voor een interpretatie waarbij de grenswaarden door bestuursorganen wel in acht worden genomen, maar waarbij de beoordeling of wordt voldaan of zal worden voldaan aan die grenswaarde plaatsvindt op zodanige wijze, dat voor stoffen waarvoor de grenswaarde dient ter bescherming van de gezondheid van de mens, gegevens worden verkregen op plaatsen waar - kort gezegd - sprake is van relevante blootstelling aan luchtverontreiniging. Samenvatting van de door de staatssecretaris bij de vraag gegeven toelichting Hieronder volgt een samenvatting van de toelichting die de staatssecretaris in zijn brief bij de eerste vraag heeft gegeven. Tot nu toe zijn de beide in noot 3 genoemde richtlijnen zo geïnterpreteerd dat de grenswaarden algemene gelding hebben en dat overal in Nederland aan de grenswaarden moet worden voldaan. Hoewel voor deze interpretatie grond kan worden gevonden in de kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de eerste dochterrichtlijn, legt deze interpretatie aanmerkelijke beperkingen op aan ontwikkelingen ten aanzien van de ruimtelijke ordening, verkeer en industrie op plaatsen waar de bescherming van de gezondheid van de mens in het geheel niet aan de orde is, omdat daar geen mensen plegen te verblijven. Betwijfeld kan worden of met de richtlijnen dergelijke beperkingen, die aanzienlijke economische consequenties hebben, zijn beoogd. In dit verband kan worden gewezen op de definitie van "grenswaarde" in de richtlijn en de tekst van de bijlagen van de eerste dochterrichtlijn (bijlagen I tot en met IV) en van de tweede dochterrichtlijn (bijlagen I en II). Aannemelijk is dat nader beschouwd de grenswaarden specifiek gelden voor de doelen waaraan zij zijn gekoppeld (de bescherming van de gezondheid van de mens, ecosystemen en vegetatie). De beoordeling van de luchtkwaliteit dient ingevolge de richtlijnen te geschieden op plaatsen waar de bevolking wordt blootgesteld aan concentraties van de betreffende stof gedurende een significante middelingstijd (bijlage VI van de eerste dochterrichtlijn en bijlage IV van de tweede dochterrichtlijn). Eenzelfde systeem geldt voor de grenswaarden ter bescherming van ecosystemen of vegetatie. De wijze van vaststelling van de luchtverontreiniging door middel van metingen of via andere methoden, geschiedt derhalve op de in de richtlijnen aangegeven locaties. Gezien het vorenstaande en ook het evaluatierapport en het verslag van de Commissie, is de conclusie gerechtvaardigd dat de richtlijnen de ruimte bieden voor een interpretatie waarbij de grenswaarden door de bestuursorganen in acht worden genomen, maar waarbij de beoordeling of voldaan wordt of zal worden aan die grenswaarden plaatsvindt op zodanige wijze, dat voor stoffen waarvoor de grenswaarde dient ter bescherming van de gezondheid van de mens, gegevens worden verkregen op plaatsen waar - kort gezegd - sprake is van relevante blootstelling aan luchtverontreiniging. Beschouwingen naar aanleiding van de gegeven interpretatie van de richtlijn en de uitwerking in de regeling De conceptregeling gaat er - kort gezegd - van uit dat de grenswaarden van de richtlijnen weliswaar op het gehele grondgebied van Nederland gelden (met uitzondering van de arbeidsplaats), maar dat de beoordeling van de luchtkwaliteit voor de grenswaarden bedoeld in de artikelen 8, 11, 17, 18 en 19 beperkt wordt tot plaatsen waar de bevolking direct of indirect, gedurende een periode die ten opzichte van de middelingstijd van de betreffende grenswaarde significant is, aan die concentraties kan worden blootgesteld (artikel 2, eerste lid, onder a). Onder plaatsen als hier bedoeld worden ingevolge het derde lid van artikel 2 in ieder geval verstaan plaatsen met een bestemming die gericht is op een of meer van de volgende functies: bewoning, gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang en sportactiviteiten. Op bladzijde 5 van de toelichting wordt opgemerkt dat de opsomming niet uitputtend is en dat bestuurorganen aan de hand van een drietal criteria, te weten een dagelijks verblijf van 12 uur of langer, de aanwezigheid van gevoelige groepen, of het verrichten van fysieke inspanning in de buitenlucht, kunnen beoordelen of ook nog andere locaties in aanmerking komen voor een beoordeling. In artikel 2, eerste lid, onder b, betreft het grenswaarden voor zwaveldioxide voor de bescherming van ecosystemen (artikel 9) en voor stikstofdioxide als jaargemiddelde voor de bescherming van vegetatie (artikel 15). Daarvoor geldt volgens onderdeel b dat gegevens moeten worden verkregen voor gebieden met een oppervlakte van ten minste 1.000 km2 die geheel gelegen zijn op een afstand van ten minste 20 km van agglomeraties of op een afstand van ten minste 5 km van andere gebieden met bebouwing, van inrichtingen of van autosnelwegen, waar het ecosysteem respectievelijk de vegetatie naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan bijzondere bescherming behoeft. In het tweede lid van artikel 2 wordt voorts bepaald dat, indien op de in het eerste lid, onder a, bedoelde plaatsen reeds sprake is van overschrijding van een grenswaarde als bedoeld in de artikelen 8, 11, 17, 18 en 19, en de redelijke verwachting bestaat dat die overschrijding, ondanks uitvoering van het bepaalde in de artikelen 2a, eerste lid, en 5, ook na de datum waarop aan de betreffende grensvoorwaarden moet zijn voldaan voortduurt, de bestuursorganen er, in afwijking van het eerste lid, bij de uitoefening van de in dat lid bedoelde bevoegdheden, voor zorg dragen dat de concentratie in de buitenlucht van de betreffende stof op die plaatsen als gevolg van de uitoefening van de betreffende bevoegdheid verbetert of ten minste gelijk blijft. Deze bepaling is, zo blijkt uit de toelichting, met name van betekenis voor stikstofdioxide. Uit de brief van de staatssecretaris leidt de afdeling af dat hij zich op het standpunt stelt dat de grenswaarden gelden voor het gehele grondgebied van Nederland. Dit blijkt ook reeds uit artikel 1 van de kaderrichtlijn, waarin de doelstellingen van de richtlijn zijn omschreven. De vraag die echter bij de interpretatie van de richtlijnen door de staatssecretaris wordt opgeworpen is, of bij de toepassing van de richtlijnen een onderscheid mag worden gemaakt tussen gebieden die met het oog op het doel dat met de grenswaarde wordt gediend relevant zijn en waar metingen moeten worden verricht en gebieden waar geen beoordeling hoeft plaats te vinden. Ingevolge artikel 1 van de kaderrichtlijn wordt met de richtlijnen beoogd schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu als geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen, een goede luchtkwaliteit in stand te houden en die in andere gevallen te verbeteren. De beoordeling van de luchtkwaliteit dient op basis van gemeenschappelijke methoden en criteria te worden beoordeeld. Daartoe worden grenswaarden en alarmdrempels vastgesteld (artikel 4 kaderrichtlijn). Wanneer grenswaarden en alarmdrempels zijn vastgesteld, wordt de luchtkwaliteit op het gehele grondgebied van de lidstaten beoordeeld overeenkomstig de regels van artikel 6 (zie het eerste lid). Daarbij wordt in het tweede lid onderscheid gemaakt tussen agglomeraties, zones waar de niveaus tussen de grenswaarden en de in lid 3 bepaalde niveaus liggen, en andere zones. Ten aanzien van agglomeraties en zones(zie noot 6) waar de niveaus hoger liggen dan de grenswaarden zijn metingen zonder meer verplicht (artikel 6, tweede lid, van de kaderrichtlijn). Metingen mogen - kort gezegd - geheel of gedeeltelijk achterwege worden gelaten indien de niveaus beneden de grenswaarden liggen (artikel 6, derde en vierde lid, van de kaderrichtlijn). Uit het voorgaande moet worden geconcludeerd dat het (al dan niet gedeeltelijk) achterwege laten van metingen uitsluitend is toegestaan in zones, niet zijnde agglomeraties, waarin aan de voorwaarden van artikel 6, derde en vierde lid, van de kaderrichtlijn wordt voldaan (kort gezegd: niveau onder de grenswaarden). In bijlage II van de kaderrichtlijn zijn de factoren opgesomd die in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de grenswaarden voor de verschillende stoffen. De verdere uitwerking dient voor de in aanmerking komende stoffen te geschieden in dochterrichtlijnen, waar met het oog op de bescherming van de gezondheid van de mens en de bescherming van vegetatie onderscheidenlijk ecosystemen verschillende soorten grenswaarden zijn gesteld. De lidstaten moeten maatregelen nemen om er voor te zorgen dat de concentraties in de lucht van de betreffende stof de voor die stof gestelde grenswaarden niet overschrijden.(zie noot 7) Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen bepaalde gebieden. Artikel 6, vijfde lid, van de kaderrichtlijn geeft de algemene eisen waaraan metingen moeten voldoen: dit gebeurt op vaste plaatsen. Het aantal metingen dient voldoende te zijn om de waargenomen niveaus te kunnen vaststellen. Bijlage VI van de eerste dochterrichtlijn stelt met het oog op de representativiteit van de metingen nadere eisen aan de plaatsen waar luchtmonsters worden genomen voor de meting van de stoffen waarvoor in die richtlijn grenswaarden en alarmdrempels zijn vastgesteld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van de gezondheid van de mens en bescherming van ecosystemen en vegetatie. Wat de bescherming van de mens betreft dienen de monsternemingspunten zich op zodanige plaatsen te bevinden dat gegevens worden verkregen over de gebieden binnen zones en agglomeraties waar de hoogste concentraties voorkomen waaraan de bevolking direct of indirect kan worden blootgesteld, alsmede gegevens voor de andere gebieden binnen de zones en agglomeraties die representatief zijn voor de blootstelling van de bevolking als geheel. Ten aanzien van ecosystemen en vegetatie dienen de monsternemingspunten zich op - kort gezegd - zodanige plaatsen te bevinden dat deze representatief zijn voor de luchtkwaliteit in het desbetreffende gebied. De keuze van deze plaatsten dient te worden gedocumenteerd en geregeld te worden geëvalueerd om ervoor te zorgen dat de selectiecriteria in de loop van de tijd geldig blijven. De afdeling stelt voorop dat de bepalingen van de richtlijnen die betrekking hebben op de plaatsen waar metingen moeten worden verricht niet afdoen aan het feit dat de grenswaarden op het gehele grondgebied van de lidstaten dienen te gelden. Uit de in de vorige alinea weergegeven samenvatting van het systeem van de richtlijnen kan volgens de afdeling voorts de conclusie worden getrokken dat de verplichting tot het doen van metingen geldt voor alle agglomeraties en zones waarin de grenswaarden worden overschreden. In zones en agglomeraties waar de grenswaarden niet worden overschreden, mogen metingen onder bepaalde voorwaarden (geheel of gedeeltelijk) achterwege blijven en worden vervangen door modellen of berekeningen. In de zones en agglomeraties waar metingen verplicht zijn, dienen deze metingen representatief te zijn voor de luchtkwaliteit in het desbetreffende gebied en moeten gegevens worden verkregen omtrent gebieden in zones en agglomeraties waar de hoogste concentraties voorkomen waaraan de bevolking direct of indirect kan worden blootgesteld. Naar de mening van de afdeling kan uit de tekst van de richtlijnen niet worden afgeleid dat daarin ruimte wordt geboden voor een door de staatssecretaris gewenste toepassing van de richtlijnen als hierboven omschreven. Of de huidige tekst van de richtlijnen al dan niet in overeenstemming is met hetgeen de opstellers hebben beoogd, onttrekt zich aan het oordeel van de afdeling. Mocht daarover twijfel bestaan dan ligt het voor de hand dat de richtlijnen worden aangepast indien daartoe de bereidheid bij de Commissie en de andere lidstaten bestaat. De afdeling wijst er verder nog op dat de uitwerking in artikel 2, eerste lid, onder a, juncto het derde lid nog het volgende bezwaar oproept. Buiten de opgesomde plaatsen met gevoelige functies zullen zich regelmatig mensen ophouden die op grond van de richtlijnen bescherming verdienen, zodat bij toepassing van het derde lid, dat geen limitatieve opsomming bevat, toch onzekerheid bestaat over de vraag of het betreffende bestuursorgaan geen beoordeling van de luchtkwaliteit had moeten laten uitvoeren. Ten slotte wil de afdeling over het voorgestelde tweede lid van artikel 2 het volgende opmerken. De richtlijnen verplichten de lidstaten de in de dochterrichtlijnen opgenomen grenswaarden in acht te nemen. In de artikelen 3, 4 en 5 van de eerste dochterrichtlijn wordt steeds gesproken van door de lidstaten te nemen nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de concentraties in de lucht van de desbetreffende stof de in de bijlagen bepaalde grenswaarden niet overschrijden. Dit duidt niet op een inspannings-, maar op een resultaatsverplichting. Aan de lidstaten is overgelaten op welke wijze zij dit resultaat willen bereiken. Indien een bepaald project geen negatieve en wellicht zelfs enige positieve invloed heeft op de luchtkwaliteit, waarbij de lucht overigens een zodanige concentratie heeft van een bepaalde stof waardoor de grenswaarde wordt overschreden, valt niet in te zien waarom zo'n project op zichzelf bezien in strijd zou zijn met hetgeen de richtlijn vereist. Dit ontslaat Nederland echter niet van de verplichting om maatregelen te nemen die een eind maken aan de overschrijding van de grenswaarden binnen de door de richtlijnen gestelde termijnen. II. Het in acht nemen van de grenswaarden voor zwevende deeltjes en de mogelijkheid tot het plegen van aftrek wegens natuurverschijnselen of natuurlijke bronnen a. Het in acht nemen van de grenswaarden voor zwevende deeltjes In zijn brief wijst de staatssecretaris erop dat het in acht nemen van de grenswaarden voor fijn stof in Nederland een onmogelijke opgave is, hetgeen reeds was onderkend bij de voorbereiding van de eerste dochterrichtlijn en is vastgelegd in een Raadsverklaring. In de toelichting (paragraaf 4) wordt gewezen op het sterk grensoverschrijdende karakter van dit soort luchtverontreiniging. Het Besluit luchtkwaliteit kent momenteel ook verplichtingen voor de decentrale overheden (provincie- en gemeentebesturen) om maatregelen te nemen om aan de grenswaarden voor zwevende deeltjes te voldoen; deze verplichtingen kunnen echter niet worden nagekomen vanwege de bijdrage van buiten de landsgrenzen en van natuurlijke bronnen. Daarom wordt voorgesteld de nakoming van deze uit de richtlijn voortvloeiende verplichting uitsluitend toe te delen aan de ministers van VROM en V&W, omdat zij in staat en verantwoordelijk zijn om hierover internationaal overleg te entameren. Artikel 4 van de voorgestelde regeling heeft betrekking op de door burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten uit te oefenen bevoegdheden en legt deze bestuursorganen geen eigen resultaatsverplichtingen op, indien op in artikel 3 bedoelde plaatsen niet aan de grenswaarden voor zwevende deeltjes wordt voldaan, maar zij dienen bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden wel in acht te nemen, als aan een grenswaarde bedoeld in artikel 16 wordt voldaan. Het tweede lid laat echter toe dat de luchtkwaliteit wat zwevende deeltjes betreft verder verslechtert, mits de verslechtering zo veel als redelijkerwijs mogelijk is wordt beperkt en daarvan gemotiveerd rekenschap wordt gegeven. Volgens artikel 3 van de kaderrichtlijn wijzen de lidstaten op de passende niveaus de bevoegde instanties en de organen aan die met de uitvoering van de richtlijn belast zijn. Dit laat evenwel onverlet dat alle overheidsinstanties, dus ook de colleges van burgemeester en wethouders en van gedeputeerde staten, binnen het kader van hun bevoegdheden de desbetreffende Europeesrechtelijke verplichtingen in acht dienen te nemen, zich dienen in te zetten voor een goede uitvoering van die verplichtingen en datgene dienen na te laten wat een effectieve nakoming van die verplichtingen in de weg zou kunnen staan. Dit geldt in het bijzonder in die gevallen waarin de desbetreffende verplichtingen niet zijn nagekomen of een dergelijke situatie dreigt. Het is juist dat de verantwoordelijke ministers in de positie zijn om problemen bij de uitvoering van de richtlijnen aan de orde te stellen bij de Europese Commissie en bij andere lidstaten. Voor het succesvol entameren van overleg daarover is het raadzaam dat kan worden aangetoond dat al het mogelijke in het werk is gesteld om aan de verplichtingen van de richtlijn te voldoen en dat Nederland zich in een onmogelijke positie bevindt. In dat verband is het van belang dat alle overheidsinstanties in Nederland zich ook onthouden van maatregelen die een verhoging van de uitstoot van zwevende deeltjes tot gevolg kunnen hebben. b. Aftrek in verband met natuurverschijnselen De eerste dochterrichtlijn biedt de mogelijkheid om de luchtverontreiniging door fijn stof (PM10) die het gevolg is van natuurverschijnselen buiten beschouwing te laten. Artikel 2 juncto artikel 5, vierde lid, van deze richtlijn geeft een aftrekmogelijkheid bij overschrijding van grenswaarden als gevolg van natuurverschijnselen waardoor er concentraties voorkomen die significante overschrijdingen van de normale achtergrondniveaus van natuurlijke oorsprong inhouden. Artikel 2, punt 15, van de eerste dochterrichtlijn omschrijft "natuurverschijnselen" echter als vulkaanuitbarstingen, seismische activiteiten, geothermale activiteiten, spontane branden, stormverschijnselen of atmosferische resuspensie of verplaatsing van natuurlijke deeltjes uit droge gebieden. Het is de vraag of deze bepaling de gewenste uitweg voor Nederland biedt. De staatssecretaris wijst op de definitie van "verontreinigende stof" in artikel 2, onder 2: "een stof die door de mens direct of indirect in de lucht wordt gebracht en die schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel." De staatssecretaris vraagt of deze laatstgenoemde definitie een opening biedt om verontreiniging uit natuurlijke bronnen in het algemeen af te trekken van de geconstateerde hoeveelheid fijn stof. De afdeling constateert dat er inderdaad een zekere spanning bestaat tussen artikel 2 en artikel 5 van de eerste dochterrichtlijn. Een gebruikelijke interpretatiemethode van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die in dit geval naar de mening van de afdeling van toepassing zou moeten zijn, is dat doel en strekking van de kaderrichtlijn en de dochterrichtlijnen als nadere uitwerking daarvan in de beschouwing worden betrokken. Blijkens de tweede overweging van de kaderrichtlijn moeten de grenswaarden en alarmdrempels worden vastgesteld met het oog op de bescherming van het milieu in zijn geheel en de volksgezondheid en dienen concentraties van verontreinigende stoffen te worden vermeden, voorkomen of beperkt. Zowel in de kaderrichtlijn als in de eerste dochterrichtlijn wordt een verontreinigende stof omschreven als een stof die direct of indirect in de lucht gebracht wordt door de mens en die schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel. Zeezout voldoet aan geen van beide criteria, althans niet aannemelijk is dat het zeeklimaat schadelijk zou zijn voor de volksgezondheid. Hoewel de omschrijving van PM10 ook een stof als zeezout omvat, lijken er goede argumenten te zijn om een stof die zich van nature in de lucht bevindt en ook niet schadelijk voor de volksgezondheid of het milieu is buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van het niveau van luchtverontreiniging. In zoverre bestaat er ook een verschil met schadelijke stoffen die in de lucht komen als gevolg van natuurverschijnselen. Overigens komt het de afdeling voor dat dit een van de onderwerpen is die bij een herziening van de richtlijn aan de orde zou moeten worden gesteld. III. Herstructurering in gebieden waar grenswaarden worden overschreden De derde vraag van de staatssecretaris betreft de uitleg van de richtlijnen die wordt voorgestaan bij herstructureringssituaties. De staatssecretaris betwijfelt of sprake is van strikte implementatie, die op grond van artikel 21.6, zesde lid, Wm is vereist bij de keuze voor een ministeriele regeling. Het gaat bij de grenswaarden om resultaatsverplichtingen, waarbij in beginsel aan de lidstaten wordt overgelaten op welke wijze zij aan de gestelde verplichtingen zullen voldoen. Het te behalen resultaat is dat in de verschillende zones en agglomeraties de grenswaarden worden bereikt. Op zichzelf behoort een keuze met betrekking tot herstructureringsvraagstukken dan ook tot de bevoegdheid van de lidstaten, zolang dit niet in de weg staat aan het door de richtlijnen voorgeschreven te bereiken resultaat. In verband met het vorenstaande wijst de afdeling er wel op dat een dergelijk voorschrift niet goed past binnen het kader van artikel 21.6, zesde lid, Wm, nu het niet strikt noodzakelijk is om een juiste uitvoering van de richtlijn te bewerkstelligen maar slechts als een maatregel kan worden aangemerkt die daarmee in een verband staat. Ondergeschikte punten Opmerkingen over enkele onderschikte punten zijn opgenomen in een bijlage bij deze voorlichting. Slotopmerking De richtlijnen inzake de luchtkwaliteit bevatten een streng regime van normen die weinig ruimte laten aan de lidstaten voor het voeren van een eigen beleid dat past in hun actuele situatie. Nederland is een klein en dichtbevolkt land waarin veel activiteiten voorkomen, zoals verkeer, die bijdragen aan de luchtverontreiniging. Maar ook andere lidstaten kennen grote stedelijke agglomeraties, zoals Londen, Parijs, Milaan en Athene, die waarschijnlijk ook belast zijn met aanzienlijke luchtverontreiniging. Een bijzondere situatie doet zich voor met betrekking tot fijn stof, waarvan reeds geruime tijd vaststaat dat Nederland niet kan voldoen aan de in de eerste dochterrichtlijn gestelde grenswaarden, maar ook andere lidstaten kunnen met dit probleem worden geconfronteerd. Oplossing van de bij de toepassing gerezen problemen zal gezocht moeten worden in een aanpassing van de richtlijnen, waartoe steun kan worden gezocht bij de Europese Commissie en andere lidstaten. Van belang is dat Nederland via een plan van aanpak kan aantonen dat het alle mogelijke maatregelen heeft genomen om te voldoen aan haar verplichtingen. Het trachten een oplossing te bereiken door een eigen interpretatie van de richtlijnen is riskant, omdat daarmee procedures worden uitgelokt die kunnen leiden tot prejudiciële vragen die door het Europese Hof van Justitie beantwoord zullen moeten worden. De ervaring leert dat dit een vertraging van een aantal jaren oplevert met een onzekere uitkomst.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft ter implementatie van Richtlijn nr. 2007/16/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft (PbEU L 79) en tot aanpassing aan de terminologie, gehanteerd in verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad wat de voor beleggingsonderneming geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PbEU L 241), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft ter implementatie van Richtlijn nr. 2007/16/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft (PbEU L 79) en tot aanpassing aan de terminologie, gehanteerd in verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad wat de voor beleggingsonderneming geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PbEU L 241), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2008, no.08.001405, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft ter implementatie van Richtlijn nr. 2007/16/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft (PbEU L 79) en tot aanpassing aan de terminologie, gehanteerd in verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad wat de voor beleggingsonderneming geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PbEU L 241), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie), met nota van toelichting.Bij kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002086, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet giraal effectenverkeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet giraal effectenverkeer.Bij Kabinetsmissive van 9 augustus 1999, no.99.003748, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet giraal effectenverkeer. 1. De Wet giraal effectenverkeer (WGE) biedt een belegger de mogelijkheid een effect aan toonder aan zijn bank/aangesloten instelling in bewaring te geven. Uit de memorie van toelichting bij de WGE - paragraaf 13 - blijkt dat indertijd de mogelijkheid onder ogen is gezien dat ook rechten op naam in een giraal systeem worden opgenomen. Het ontwerpen van een regeling terzake zou echter, zo vreesde men, geruime tijd in beslag nemen. Het voorstel van wet beoogt nu - onder meer - de mogelijkheid te bieden rechten op naam in de effectengiro op te nemen. In de memorie van toelichting(zie noot 1) wordt terzake gesteld dat de WGE opneming in het systeem van effecten op naam niet uitsluit en dat het wenselijk wordt geacht de wet terminologisch en op enkele onderdelen in technische zin aan te passen. De Raad van State meent dat gelet op het gestelde in de memorie van toelichting bij de WGE thans hiermee niet kan worden volstaan. In de visie van het college gaat het in deze wijziging om méér dan een beperkte aanpassing. In dit licht acht het college het noodzakelijk dat, uitgaande van een beschrijving van het systeem van de WGE, in de memorie van toelichting bij het voorstel een analyse wordt gegeven van de problemen die zich bij introductie van rechten op naam voordoen, met een ampele toelichting op de daarvoor gekozen oplossingen. Het college adviseert de toelichting en dienovereenkomstig het voorstel aan te passen. 2. Het college meent dat bij vorenbedoelde analyse onder meer de volgende onderwerpen aandacht verdienen. a. Effecten op naam. Het voorstel specificeert niet welke typen effecten op naam worden beoogd. Het college veronderstelt dat het gaat om aandelen op naam in een naamloze vennootschap (NV) en om obligaties, niet bijvoorbeeld om opties die verplichtingen zouden kunnen meebrengen voor beleggers. Bij de Raad is de vraag gerezen of het voorstel niet moet worden aangepast indien het de bedoeling is dat het ook betrekking heeft op andere typen effecten zoals bijvoorbeeld opties. Het college beveelt aan in ieder geval in de toelichting hierop in te gaan. b. Introductie van effecten in giro - bewaargeving. Krachtens het eerste lid van artikel 12 WGE heeft bewaargeving van effecten aan toonder bij een aangesloten instelling tot gevolg dat degene aan wie de effecten toebehoorden in het verzameldepot gerechtigd wordt. De memorie van toelichting bij de WGE wees erop dat het gevolg optreedt van rechtswege. De toelichting bij het voorstel van wet(zie noot 2) gaat ervan uit dat deze «toegangsweg» voor effecten op naam niet zonder meer in aanmerking komt. De toelichting werkt niet uit op welke overweging dit uitgangspunt is gebaseerd. Nu de voorgestelde toegangsweg voor effecten op naam afwijkt van de bestaande voor toondereffecten en vragen oproept (zie sub c), mag nadere toelichting niet ontbreken. Het college adviseert de toelichting - en zo nodig dienovereenkomstig het voorstel - aan te passen. c. Introductie van effecten in giro - overdracht. De toelichting stelt dat voor effecten op naam overdracht aan de instelling een voor de hand liggend equivalent van bewaargeving is. Indien hiermede overdracht is bedoeld in de zin van het eerste lid van artikel 84 (juncto artikel 96) van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), doen zich de volgende problemen voor: Aan wie? - De WGE regelt - zoals gezegd - voor effecten aan toonder in artikel 12 bewaargeving bij de aangesloten instelling en in artikel 14 verkrijging door een aangesloten instelling uit hoofde van levering. Het eerste leidt - van de aangesloten instelling uit gezien - tot het loro-bestand in het verzameldepot (het aandeel waartoe de aangesloten instelling niet is gerechtigd), het tweede tot het nostro-bestand (het aandeel waartoe de aangesloten instelling wel is gerechtigd). Het voorstel voegt voor zowel effecten aan toonder als effecten op naam aan artikel 12 overdracht toe en handhaaft artikel 14 zonder aan te geven hoe in de praktijk in voorkomende gevallen zal blijken welke weg wordt gevolgd. - Het blijkt niet hoe de aangesloten instelling bij overdracht van effecten op naam krachtens het gewijzigde artikel 12 WGE zou optreden. Voor het geval de aangesloten instelling daarbij - als vertegenwoordigster - (mede) in naam van alle (andere) deelgenoten zou handelen, wijst het college erop dat de WGE de aangesloten instelling daartoe niet (ondubbelzinnig) bevoegdheid verleent. Zou de aangesloten instelling in eigen naam, dus als middellijk vertegenwoordigster optreden, dan rijst de vraag of doorlevering aan elk van de (andere) deelgenoten zou zijn vereist, en zo ja, hoe die zou plaatsvinden. Titel. Volgens artikel 3:84(1) BW wordt voor overdracht van een goed vereist, levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken. Voor levering van een aandeel op naam in een NV zij ook, voorzover van toepassing, verwezen naar artikel 2:86 (c) BW. De (obligatoire) overeenkomst van bewaarneming, in de zin van artikel 7:600 BW, heeft geen betrekking op vermogensrechten en biedt geen titel voor overdracht. Het voorstel noemt geen titel. Omdat voor de hand ligt dat de titel aansluit bij het systeem van de WGE, is het raadzaam dat het voorstel daarover duidelijkheid biedt. Beschikkingsbevoegdheid. Bewaargeving (met «overhandiging») van een effect aan toonder heeft het door artikel 12 WGE geregelde rechtsgevolg (zie hiervoor), waarbij de bewaargever niet beschikkingsbevoegd behoeft te zijn. De toelichting verklaart niet waarom hetzelfde rechtsgevolg zou intreden bij overdracht van een effect op naam waartoe wel beschikkingsbevoegdheid is vereist. Levering. - De levering vereist een (goederenrechtelijke) overeenkomst van overdracht. Deze overeenkomst zou niet geldig kunnen zijn, bijvoorbeeld in geval van wilsgebrek. De toelichting bespreekt niet welke betekenis voor het voorstel toekomt aan dit verschil met de toegangsweg voorzien in artikel 12 WGE. - «Het onderhavige wetsvoorstel gaat ervan uit dat de inschrijving in het aandeelhoudersregister de aangesloten instelling c.q. het centraal instituut zal vermelden als aandeelhouder van tot het verzameldepot respectievelijk girodepot behorende aandelen op naam», aldus de toelichting.(zie noot 3) Artikel 2:85, eerste lid, BW bepaalt dat het bestuur van de vennootschap een register houdt waarin de namen en de adressen van alle houders van aandelen op naam zijn opgenomen. Nu de deelgenoten in het verzameldepot respectievelijk girodepot rechthebbenden op de aandelen in de naamloze vennootschap zijn, doch deze aandelen gesteld zijn ten name van de aangesloten instelling c.q. het centraal instituut, rijst de vraag of artikel 2:85, eerste lid, BW aanpassing behoeft. Andere situaties. Voor de goede orde herinnert het college eraan dat vorenstaande vragen mede spelen in de beoogde situaties van overdracht door een aangesloten instelling aan het centraal instituut en vice versa en van overdracht door een aangesloten instelling aan een belegger. Het college adviseert de toelichting - en zo nodig dienovereenkomstig het voorstel - aan te passen. d. Overdracht «sui generis»? Voor het geval met «overdracht» in de voorgestelde wijziging van artikel 12 WGE een op die wet toegesneden begrip is bedoeld (een eigensoortige combinatie van de toegangswegen hiervoor besproken onder b, respectievelijk c), adviseert het college, zoals uit het vorengaande volgt, de toelichting en het voorstel te verduidelijken. e. Pand. Het valt het college op dat in de voorgestelde regeling betreffende het pandrecht - in artikel 22 WGE - het bestaande tweede lid (dat afwijking ten nadele van de pandgever onmogelijk maakt) niet terugkeert. De toelichting bespreekt niet of het tweede lid onnodig zou zijn geworden door de invoering van artikel 3:25l BW. Het college adviseert in de toelichting hierop in te gaan. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES in verband met de overheveling van taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeente naar school, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES in verband met de overheveling van taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeente naar school, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud van en aanpassingen aan het schoolgebouw in het primair onderwijs over te hevelen van de gemeenten naar de schoolbesturen. Daarmee worden de schoolbesturen verantwoordelijk voor het gehele onderhoud, van zowel de binnen- als de buitenkant van schoolgebouwen. Aldus gaat voor het primair onderwijs een zelfde regeling gelden als thans reeds voor het voortgezet onderwijs, waar de verantwoordelijkheid voor buitenonderhoud en aanpassingen aan het gebouw al in 2005 is overgedragen van de gemeenten naar het bevoegd gezag van de school.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerluchthavens en de Regeling Toezicht Luchtvaart in verband met aanvullende bepalingen voor de ruimtelijke indeling van beperkingengebieden in luchthavenbesluiten en ten aanzien van de aanwijzing van luchtvaartuigen die mogen opstijgen of landen van een terrein niet zijnde een luchthaven en enkele overige wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerluchthavens en de Regeling Toezicht Luchtvaart in verband met aanvullende bepalingen voor de ruimtelijke indeling van beperkingengebieden in luchthavenbesluiten en ten aanzien van de aanwijzing van luchtvaartuigen die mogen opstijgen of landen van een terrein niet zijnde een luchthaven en enkele overige wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2015, no.2015002129, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerluchthavens en de Regeling Toezicht Luchtvaart in verband met aanvullende bepalingen voor de ruimtelijke indeling van beperkingengebieden in luchthavenbesluiten en ten aanzien van de aanwijzing van luchtvaartuigen die mogen opstijgen of landen van een terrein niet zijnde een luchthaven en enkele overige wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2011, no.11.001260, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor instanties waar professionals werken en zelfstandige professionals die beroepshalve te maken hebben met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling om te beschikken over een meldcode en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor instanties waar professionals werken en zelfstandige professionals die beroepshalve te maken hebben met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling om te beschikken over een meldcode en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2011, no.11.001387, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor instanties waar professionals werken en zelfstandige professionals die beroepshalve te maken hebben met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling om te beschikken over een meldcode en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg, respectievelijk de wijziging daarvan, beide met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg, respectievelijk de wijziging daarvan, beide met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2009 en van 18 november 2009, no.09.001937, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg, respectievelijk de wijziging daarvan, beide met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor 2017), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor 2017), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2016, no.2016000745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor 2017), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid).Bij Kabinetsmissive van 21 december 2001, no.01.006186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid). Het voorstel van rijkswet strekt tot instelling van één raad voor onafhankelijk en integraal onderzoek van rampen en ongevallen: de Onderzoeksraad voor veiligheid (hierna: Ovv). Hij kan op eigen initiatief onderzoek doen naar de oorzaak, de toedracht en de omvang van en de omgang met de gevolgen van voorvallen met een ongelukkige afloop en voorvallen die een dergelijke afloop hadden kunnen hebben. In een aantal gevallen is hij daartoe verplicht of kan het onderzoek alleen desgevraagd worden uitgevoerd. Zo de resultaten van het onderzoek daartoe aanleiding geven, kan de raad aanbevelingen doen om de veiligheid te vergroten. De in 1999 opgerichte Raad voor de Transportveiligheid wordt opgeheven en van de beoogde(zie noot 1) Ongevallenraad Defensie wordt afgezien, evenals van de door KPMG Consulting aanbevolen Commissie Rampen en Calamiteiten voor de overige ongevallen. De aanvankelijk voorgenomen stapsgewijze opzet waarin de drie genoemde instanties een samenwerkingsverband zouden vormen, dat na enkele jaren zou moeten worden geëvalueerd om te zien of een overkoepeling zinvol zou zijn, werd door de Tweede Kamer der Staten-Generaal afgewezen door aanvaarding van de moties -Wagenaar c.s en - Van den Doel c.s. Daarin werd te kennen gegeven dat de inspanningen direct gericht zouden moeten worden op het tot stand brengen van één, alle sectoren omspannende raad.(zie noot 2) Het kabinet heeft toegezegd deze moties onverkort uit te voeren. Met het onderhavige voorstel van rijkswet wordt de toezegging gestand gedaan. Het wetsvoorstel voorziet in de eerste plaats in het scheppen van een onderzoeksraad voor fatale en bijna fatale voorvallen die tot nu toe niet vallen binnen de competentie van de Raad voor de Transportveiligheid en de beoogde Ongevallenraad Defensie. Het vullen van deze leemte acht de Raad van State van het Koninkrijk, gelet op de ervaringen in het recente verleden, nodig. Die ervaringen maken evenzeer duidelijk dat een geïntegreerde aanpak van dit soort onderzoeken wenselijk is. De Raad heeft daarom ook begrip voor de keuze voor één onderzoeksraad voor alle rampen, maar heeft een aantal praktische vragen die beantwoording behoeven en plaatst voorts kanttekeningen bij de voorgenomen rechtspersoonlijkheid van de Ovv. 1. In dit voorstel van rijkswet wordt een regeling getroffen voor onderwerpen die ten dele wel en ten dele niet als koninkrijksaangelegenheden aangemerkt worden. Aangezien het een regeling bij rijkswet betreft, acht de Raad het gewenst dat in de toelichting nader uiteen wordt gezet hoe de keuze voor de diverse gebieden waarop de Ovv onderzoek zal verrichten, bepaald wordt, zulks in relatie tot het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en internationale regelingen, in het bijzonder bijlage 13 bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb.1973, 109). 2. De Ovv wordt bevoegd voorvallen te onderzoeken in alle denkbare sectoren. Voorwerp van onderzoek zijn niet alleen de oorzaken maar bovendien de gevolgen van voorvallen. Ten opzichte van de bestaande ongevallenraden vindt derhalve een aanzienlijke taakuitbreiding plaats. In de memorie van toelichting wordt naar de mening van de Raad onvoldoende aangetoond dat dit ambitieniveau haalbaar is binnen de gekozen opzet. Terwijl het aantal leden van de Raad voor de Transportveiligheid momenteel al is bepaald op ten minste veertien, wordt het aantal permanente leden van de Ovv beperkt tot vijf (artikel 6, eerste lid). Weliswaar wordt voorzien in een uitbreiding met een onbepaald aantal buitengewone leden (tweede lid), maar niet duidelijk is hoe hun positie is ten opzichte van de gewone leden en in welke mate zij een rol vervullen in de uitvoering van de taak. Volgens artikel 7, derde lid, dient alle relevante deskundigheid in de Ovv aanwezig te zijn. Naast de meer algemene deskundigheid van de gewone leden die in de memorie van toelichting als permanente leden worden aangeduid, zal de Ovv beroep moeten kunnen doen op specifieke deskundigheid op velerlei en niet bij voorbaat te overzien terrein. In de toelichting ontbreekt een indicatie van de beschikbaarheid van voldoende deskundigen binnen het kader van de Ovv, welke instelling onafhankelijk en onpartijdig onderzoek dient te verrichten. De Raad acht het daarenvoren gewenst dat de Ovv betrokken wordt bij de keuze van buitengewone leden en de bepaling van de omvang van hun aantal. Het college adviseert deze punten nader te bezien. 3. Ter bepaling van de keuze voor de organisatorische vormgeving van de Ovv zou het naar het oordeel van de Raad zinvol zijn om de in artikel 89 van de Wet Raad voor de Transportveiligheid verplicht voorgeschreven evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het multisectorale functioneren van de Raad voor de Transportveiligheid te verrichten. De uitkomsten van deze (extern gevalideerde) evaluatie acht het college van belang om de beoogde verdere integratie van ongevallenraden op zorgvuldige wijze tot stand te kunnen brengen. Dit klemt temeer nu het voorliggende voorstel van rijkswet grotendeels is ontleend aan de geldende regeling in de transportsector. Met betrekking tot de organisatorische vormgeving van de Ovv is de Raad er niet op voorhand van overtuigd dat de keuze voor de voorgestelde constructie juist is. In de memorie van toelichting dient te worden uiteengezet waarom de gemaakte keuze is gedaan en waarom afgezien zou kunnen worden van genoemde evaluatie. a. Artikel 2, tweede lid, bepaalt dat de Ovv rechtspersoonlijkheid bezit. Volgens de memorie van toelichting (bladzijde 24) wordt rechtspersoonlijkheid toegekend om de vereiste onafhankelijke positie te waarborgen. Gesteld wordt dat de Ovv zelf bepaalt wat een adequate aanwending van de toegedeelde middelen is en dat hij zijn eigen personeel in dienst neemt, dat, in verband met de eigen rechtspersoonlijkheid, uit de aard van de zaak slechts verantwoording verschuldigd is aan de Ovv. Deze motivering acht de Raad niet overtuigend. De Raad voor de Transportveiligheid bezit wel rechtspersoonlijkheid, de voorgenomen Ongevallenraad Defensie zou evenwel geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Voor onafhankelijkheid is bezit van rechtspersoonlijkheid geen noodzaak, zoals ook blijkt uit het feit dat het College bescherming persoonsgegevens en de Commissie gelijke behandeling geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Voor rechtspersoonlijkheid zou reden aanwezig kunnen zijn indien met het oog op de activiteiten van de Ovv of met het oog op de financiële bedrijfsvoering een afgezonderd vermogen noodzakelijk zou zijn. De Raad ziet vooralsnog voor het een noch het ander enige feitelijke grondslag. Indien gekozen wordt voor rechtspersoonlijkheid, zal duidelijk moeten zijn en gemotiveerd moeten worden hoe de bestuursbevoegdheden worden geregeld. Die regeling ontbreekt in het voorstel, terwijl artikel 20 van de Wet Raad voor de Transportveiligheid daar wel in voorziet. Voorts wijst het college erop dat het hier een verlening van rechtspersoonlijkheid bij rijkswet betreft. Dit doet de vraag rijzen welk burgerlijk recht van toepassing is op het handelen of nalaten van de Ovv in de onderscheidene rijksdelen. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te passen dan wel in de toelichting te adstrueren waarom rechtspersoonlijkheid vereist is en welke consequenties daaraan verbonden zijn. b. In de memorie van toelichting(zie noot 3) wordt uit de opsomming van waarborgen voor de vereiste onafhankelijkheid geconcludeerd dat de Ovv een zelfstandig bestuursorgaan is, aangezien ontegenzeggelijk geen sprake is van een hiërarchisch ondergeschikte positie ten opzichte van een minister. Daarnaast wordt gesteld dat de Ovv geen zelfstandig bestuursorgaan (zbo) is in de zin van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen(zie noot 4), aangezien hij niet met openbaar gezag wordt bekleed. De Raad maakt in dit verband de volgende opmerkingen. Vooreerst stelt hij vast dat de Ovv een adviestaak heeft. De instelling van een raad met uitsluitend adviserende taken is op zich, mede gelet op aanwijzing 124a van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar), geen reden om zon raad aan te merken als zbo. Daarentegen is het de Raad opgevallen dat de Ovv over publiekrechtelijke bevoegdheden(zie noot 5) beschikt jegens derden, hetgeen ervoor zou kunnen pleiten om wel te kiezen voor de instelling van een zbo. Overigens blijkt uit het voorstel dat op uiteenlopende gebieden aan ministers bevoegdheden worden toegekend om te interveniëren in de taak en de werkwijze van de Ovv(zie noot 6), hetgeen twijfel doet rijzen aan de zelfstandigheid van de Ovv. De Raad adviseert om op deze punten in de toelichting nader in te gaan en de keuze voor een zbbo nader te motiveren, mede gelet op hetgeen in de Ar daaromtrent is geregeld. 4. De Raad onderschrijft de keuze om de Ovv bij rijkswet in te stellen, aangezien de taak van de beoogde Ongevallenraad Defensie integraal deel uitmaakt van die van de Ovv. De Raad vraagt zich wel af of artikel 93, op grond waarvan bij of krachtens een (Nederlandse) algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld omtrent de taak en de uitoefening daarvan door de Ovv, zich verdraagt met artikel 14 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden voorzover het koninkrijksaangelegenheden betreft. De toelichting op artikel 93 stelt weliswaar dat alsdan bij algemene maatregel van rijksbestuur regels worden vastgesteld, maar dat blijkt niet uit de tekst van het artikel. De Raad adviseert artikel 93 aan te passen. In algemene zin beveelt hij aan na te gaan waar in het voorstel gekozen dient te worden voor een algemene maatregel van bestuur dan wel voor een algemene maatregel van rijksbestuur. Daarbij dient ook (sub)delegatie van regelgeving aan ministers te worden betrokken. In dit verband verdient het eveneens aanbeveling nader aan te geven waarom niet gedifferentieerd is naar gelang het recht van de onderscheidene landen ten aanzien van de categorie-indeling van geldboeten (artikel 79) en ten aanzien van de opsporingsbevoegdheid (artikel 80). In de begripsbepalingen dient een nadere aanduiding te worden opgenomen van "Onze Minister wie het mede aangaat," hetgeen per land kan verschillen. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende het bij wege van experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit (Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende het bij wege van experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit (Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2014, no.2014001983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende het bij wege van experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit (Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met enkele wijzigingen van technische aard betreffende het T-rijbewijs en de afschaffing van het papieren theoriecertificaat.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met enkele wijzigingen van technische aard betreffende het T-rijbewijs en de afschaffing van het papieren theoriecertificaat.Bij Kabinetsmissive van 23 september 2015, no.2015001611, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met enkele wijzigingen van technische aard betreffende het T-rijbewijs en de afschaffing van het papieren theoriecertificaat, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2007, no.07.003463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende de instelling van een algemeen verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende de instelling van een algemeen verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2011, no.11.002262, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de instelling van een algemeen verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enige rechtspositieregelingen van de politie in verband met het treffen van een voorziening tot samenwerking als bedoeld in artikel 47 en 47a van de Politiewet 1993, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enige rechtspositieregelingen van de politie in verband met het treffen van een voorziening tot samenwerking als bedoeld in artikel 47 en 47a van de Politiewet 1993, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2011, no.11.002512, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2016, no.2016001013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het van toepassing verklaren van die wet op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het van toepassing verklaren van die wet op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt ertoe te bepalen dat het wettelijk minimumloon dat geldt voor een werknemer die op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid verricht, ook gaat gelden voor personen die werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht, tenzij zij dit doen in zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2001, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2001, met bijlagen.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2000, no.00.004996, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de ontwerp-Miljoenennota 2001, met bijlagen. Samenvatting Het begrotingsbeleid dient steeds meer in een Europees kader te worden geplaatst. De Raad van State heeft de Miljoenennota dit jaar daarom gelegd naast de richtsnoeren voor het economische beleid van de Raad van de Europese Unie. De Raad is van mening dat met het trendmatig begrotingsbeleid een indrukwekkend resultaat is bereikt. Het Nederlandse stabiliteitsprogramma voldoet in zijn uitvoering echter niet volledig aan de richtsnoeren. Nederland gebruikt het door de gunstige conjunctuur bereikte begrotingsoverschot te veel voor de financiering van extra structurele uitgaven zonder structurele dekking en voert daarmee een procyclisch beleid. Met de regering acht de Raad begrotingsoverschotten overigens ook afgezien van het Europese kader noodzakelijk om de nog steeds aanzienlijke staatsschuld te reduceren. De Raad adviseert dan ook een structurele dekking te vinden voor de voorgestelde extra uitgaven. De Raad betwijfelt bovendien of de voorgenomen wijziging van het begrotingsstelsel, namelijk de invoering van een integraal baten-lastenstelsel, verenigbaar is met de eisen die de Economische en Monetaire Unie (EMU) stelt aan het begrotingsbeleid. De Raad wijst, ten slotte, op de gevolgen van de beleidsconcurrentie tussen de lidstaten van de Europese Unie. De Raad meent dat er voor Nederland goede kansen liggen zijn positie in Europa verder te versterken door bij het ontwikkelen van nationaal beleid rekening te houden met de ontwikkeling van het beleid in de andere lidstaten van de Europese Unie. 1.Inleiding Het trendmatig begrotingsbeleid heeft het de regering mogelijk gemaakt om, geholpen door de aanzienlijke economische groei, voor het eerst sinds 25 jaar voor de financiering van de uitgaven van het Rijk niet meer te lenen. Dit is een indrukwekkend resultaat. Het totstandkomen van de EMU, de oprichting van de Europese Centrale Bank (ECB) en de invoering van de euro betekenen dat de afzonderlijke Europese landen steeds meer deel uitmaken van een gemeenschappelijke economie. De onafhankelijkheid van nationaal financieel en economisch beleid wordt geringer. Het functioneren van de EMU stelt eisen aan het begrotingsbeleid van de afzonderlijke lidstaten, in het bijzonder aan het ontstaan en voortbestaan van begrotingstekorten. De Raad van State zal het begrotingsbeleid in het bijzonder toetsen aan deze eisen. 2. Stabiliteits- en Groeipact In het Stabiliteits- en Groeipact, neergelegd in de Resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997, te Amsterdam, verbinden de lidstaten zich ertoe om de in hun stabiliteitsprogramma's opgenomen middellangetermijndoelstelling te verwezenlijken van "een begroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont". De Europese Raad onderstreepte daarbij dat het garanderen van gezonde overheidsfinanciën belangrijk is om betere voorwaarden te creëren voor prijsstabiliteit en een sterke en duurzame groei. Op deze wijze wordt de werkgelegenheid ook bevorderd. Zo kan worden bereikt dat het nationale begrotingsbeleid een op stabiliteit gericht monetair beleid (van de ECB) ondersteunt. Op 19 juni 2000 heeft de Raad van de Europese Unie een Aanbeveling betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid vastgesteld, waarin voor Nederland het volgende is opgenomen: "versterking van de beoogde begrotingssituatie in 2000 en de jaren daarna, rekening houdend met het in 1999 reeds bereikte overschot en de huidige sterke economische groei en mogelijke inflatoire druk; de overheidsuitgaven in 2001 strikt onder controle houden om te zorgen dat de verslechtering van de begrotingssituatie die het gevolg zal zijn van de vermindering van de belastingopbrengsten ten gevolge van de belastinghervorming, beperkt en tijdelijk blijft". Uit de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB), MEV 2001, blijkt dat de groei van het bruto binnenlands product (bbp) dit jaar 4,5% bedraagt en volgend jaar 4%. De consumentenprijzen stijgen in deze jaren met 2,5%, respectievelijk 3,5%. De Raad is van mening dat daarom in de huidige situatie gesproken kan worden van een sterke economische groei en van een inflatoire druk. Het beleid dient dan ook uitdrukkelijk te worden getoetst aan de richtsnoeren voor 2000 en 2001. De Raad stelt vast dat reeds dit jaar, bij de Voorjaarsnota 2000, een omvangrijk extra intensiveringspakket voor het jaar 2000 tot stand is gekomen. Ook volgend jaar zullen, zo blijkt uit de ontwerpbegroting 2001, extra uitgaven worden gedaan ten laste van verwachte meevallers. Hoewel het volgens de Miljoenennota aannemelijk is dat de uitgavenkaders hierdoor, als gevolg van de zeer gunstige economische ontwikkeling, in beide jaren niet zullen worden overschreden, lijkt de rust rondom het begrotingsproces te zijn verstoord en de stabiliserende werking ervan te worden belemmerd. In de MEV 2001 constateert het CPB dat de begroting in vergelijking met het regeerakkoord een procyclische stimulans aan de economie geeft, omdat de samenstelling van de uitgaven een flinke verschuiving laat zien van rentelasten en sociale uitgaven naar directe, structurele, bestedingen. De Raad meent dan ook dat het Nederlandse stabiliteitsprogramma in zijn uitvoering hiermee niet voldoet aan de Aanbeveling van de Raad van de Europese Unie betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Daarnaast meent het college dat de regering terecht geen aanleiding ziet om de in 2001 geraamde zeer grote meevaller aan de inkomstenzijde van de begroting te bestemmen voor verdere lastenverlichting volgend jaar. 3. Begrotingsbeleid Voor het eerst in 25 jaar is er een overschot op de rijksbegroting. Een jaar geleden was nog niet bekend dat er in 1999 al een overschot was ontstaan en wel van 1% bbp. Voor dit jaar wordt een overschot geraamd van 1,8% bbp inclusief de opbrengst van de UMTS-veiling; voor volgend jaar is dat 0,8% bbp. De regering gaat niet uit van een structureel hogere groei. De conclusie kan geen andere zijn dan dat een betekenend deel van de huidige economische ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande meevallers conjunctureel van aard is. De Raad acht het in dit licht niet verantwoord uit deze in een zeer gunstige conjuncturele situatie ontstane overschotten additionele uitgaven met een structureel karakter te financieren. De Raad is tot de conclusie gekomen dat dit toch gebeurt. In hoofdstuk 1.3 van de Miljoenennota staat dat met het begrotingsoverschot in 1999 en 2000 een begin is gemaakt met de reductie van de schuld. In 1999 heeft het overschot geleid tot schuldreductie. Maar, zo blijkt uit hoofdstuk 1.2, in 2000 is voor circa 7,25 miljard gulden aan extra verhoging van de uitgaven uitgetrokken, onder meer voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector. En ook in het begrotingsjaar 2001 is voor ruim 7,5 miljard gulden extra bestemd, onder meer voor zorg en onderwijs, ten laste van het geraamde overschot. Door deze overschotten nu deels voor andere prioriteiten te bestemmen dan voor de reductie van de schuld, wordt de oplossing van dit schuldprobleem weer verder naar de toekomst verschoven, terwijl in de Miljoenennota toch wordt onderkend dat de periode tot 2010 aanzienlijk betere mogelijkheden voor schuldreductie biedt dan latere decennia. De overschotten zouden overigens wel eens lager kunnen uitvallen als de overheidssalarissen sterker stijgen dan is geraamd. Net als vorig jaar acht de Raad de loonkostenraming ook dit jaar weer te optimistisch. De spanning op de arbeidsmarkt is verder toegenomen. Het is maar de vraag in hoeverre belastingvoordelen, die vrijwel iedereen krijgt, de loonontwikkeling zullen afremmen. De Raad adviseert nadrukkelijk om de voorgestelde extra uitgavenverhogingen in 2001 niet te financieren uit de verwachte meevallers, maar daarvoor een structurele dekking te vinden. Hij roept in herinnering dat hij vorig jaar heeft geadviseerd af te zien van de thans toegepaste mee- en tegenvallerformule. In dit verband verwijst de Raad ook naar het unanieme rapport dat de Sociaal-Economische Raad (SER) dit jaar uitbracht over het sociaal-economisch beleid 2000-2004. Hierin adviseert de SER om het budgettaire beleid in de volgende kabinetsperiode meer te baseren op een trendmatige (in plaats van een behoedzame) economische groei. De inkomstenmeevallers en -tegenvallers dienen daarbij volledig in het financieringssaldo te lopen. Overigens acht de Raad het een goede zaak dat de Miljoenennota inzichtelijk maakt hoe de hoogte van de schuld zich in absolute zin ontwikkelt. De omvang van de schuld als percentage van het bbp geeft immers niet aan dat de schuld vermindert; deze quote kan zelfs dalen terwijl de schuld in absolute zin nog stijgt. 4. Financieel beheer bij het Rijk In hoofdstuk 4 van de Miljoenennota kondigt de regering aan dat in aanvulling op de invoering van het project "Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording" in 2002, een wijziging van het begrotingsstelsel zelf, te weten de invoering van een integraal baten-lastenstelsel een voor de hand liggende keuze is. Bij een dergelijk stelsel worden kapitaaluitgaven niet, zoals thans, begroot in het jaar dat de feitelijke aanschaffing plaatsvindt. In plaats daarvan worden de kosten gespreid over de jaren dat de investering gebruikt wordt. De Raad maakt enkele kanttekeningen bij de aangevoerde argumenten voor invoering van zo'n stelsel. Het feit dat er een trend is naar een bedrijfsmatig werkende overheid, waarbij vergelijkingen tussen de markt en de overheid regelmatig aan de orde zijn, laat onverlet dat de keuze van door de overheid te verrichten taken en van de wijze waarop deze taken worden gefinancierd een democratische keuze is. De staat kan leningen aangaan op veel gunstiger voorwaarden en in grotere omvang dan een bedrijf en bovendien belasting heffen. De tucht van de markt ontbreekt; de staat gaat niet failliet. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat de overheid, anders dan marktdeelnemers, de taak heeft algemeen financieel-economisch beleid te voeren. De argumenten van de regering om juist nu terug te komen op de door haar in 1997 genomen beslissing niet integraal over te stappen op een baten-lastenstelsel, hebben de Raad niet overtuigd. Het baten-lastenstelsel zal ertoe leiden dat beslissingen over kapitaaluitgaven worden genomen zonder dat rekening wordt gehouden met het verloop van de kasuitgaven. Daarmee zou een belangrijk voordeel van het trendmatig begrotingsbeleid verloren gaan. Er is dan geen instrument meer om blijvend te voldoen aan de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact. Indien alle EMU-landen het baten-lastenstelsel zouden invoeren, kan het automatisch stabiliserende effect van de begrotingssaldi van de EMU-landen wel eens geringer zijn dan in de huidige situatie mogelijk en wenselijk is. De taak van de ECB om de inflatie in het EMU-gebied te beheersen zou dan worden bemoeilijkt. De Raad is van mening dat voorafgaand aan eventuele invoering van een baten-lastenstelsel overleg met de andere EMU-landen moet worden gevoerd om vast te stellen of zo'n stelsel in overeenstemming kan worden gebracht met de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact. Dit alles neemt niet weg dat, zoals de regering ook opmerkt, in het begrotingsbeleid de nadruk meer is komen te liggen op de doelmatigheid van de uitgaven. Deze ontwikkeling moet uiteraard worden voortgezet. Het is de Raad echter opgevallen dat in de Miljoenennota de nadruk sterk ligt op de economische afweging, de "prikkels" om bepaald gedrag "af te kopen". Op tal van gebieden bestaan knelpunten die weliswaar in geld kunnen worden uitgedrukt, maar die hun oorzaak vinden in gedrag van burgers, vaak gestimuleerd door regelgeving van de overheid. De Raad denkt daarbij bijvoorbeeld aan de WAO-problematiek. Toch wordt de oplossing voor deze knelpunten vaak gezocht in de financiële sfeer. Een dergelijke aanpak levert echter, zo blijkt uit de praktijk, niet altijd het gewenste resultaat op. Naar het oordeel van de Raad moet de oplossing in die gevallen veeleer worden gezocht in "goed beleid": een betere voorbereiding en uitvoering van het gewenste beleid en handhaving van de sancties op overtreding van de regelgeving ter uitvoering van dat beleid. 5. Beleidsconcurrentie. Binnen de Europese Unie wordt het beleid op een steeds groter aantal terreinen geharmoniseerd. Op andere terreinen, waar (nog) geen harmonisatie heeft plaatsgevonden, is sprake van meer of minder beleidsconcurrentie tussen de lidstaten. Beleidsconcurrentie kan schadelijke gevolgen hebben voor de positie van individuele lidstaten en voor de Europese Unie als geheel. De ontwikkelingen op het terrein van de belastingconcurrentie in Europa zijn hiervan een voorbeeld. In de Miljoenennota wordt deze keerzijde van de Europese integratie gesignaleerd. Aan de belastingconcurrentie en de vraag wanneer die kan ontaarden in een situatie, waarin uiteindelijk de inkomstenpositie van alle landen in gevaar komt, wordt vooral in bijlage 12 van de Miljoenennota uitvoerig aandacht besteed. Het valt de Raad echter op dat niet concreet wordt aangegeven welke strategie de regering voert om deze problematiek doeltreffend op te lossen. Ook in de verschillende begrotingshoofdstukken wordt aan de positieve en de negatieve kanten van de beleidsconcurrentie naar het oordeel van het college niet consequent aandacht besteed. Enerzijds zou Nederland zich sterk kunnen maken voor meer beleidscoördinatie in Europees verband op terreinen waar de concurrentie nadelig werkt. Anderzijds zal Nederland de concurrentie met andere landen moeten aangaan op die vestigingsplaatsfactoren, waar Nederland bij uitstek aantrekkelijk is, zoals de ligging, dicht bij grote afzetmarkten, de stabiele politieke en sociale situatie en het relatief hoge opleidingsniveau. In genoemde bijlage wordt daar terecht op gewezen. Bij het kiezen van nationale speerpunten van beleid zal ons land, maar evenzeer andere lidstaten, rekening houden met die sterke kanten. Dit geldt volgens de Raad bij uitstek voor de kwaliteit van de overheid. In het kader van de Europese Raad van Santa Maria da Feira in juni 2000 is hiervoor ook expliciet aandacht gevraagd. Terecht wijst de regering erop dat beleidsconcurrentie landen stimuleert tot een optimalisering van wet- en regelgeving en procedures. De inleiding van de memorie van toelichting bij de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vermeldt dat in de komende periode de nadruk komt te liggen op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering van beleid alsmede op het klantbewust functioneren van de overheid. Het is echter de vraag in hoeverre de overheid hiertoe in staat zal zijn, mede gezien haar steeds toenemende achterstand op de arbeidsmarkt. De Raad wijst daarbij niet slechts op de reeds zo lang bestaande achterstand in arbeidsvoorwaarden van vooral hogere functionarissen, die men thans op ad hoc basis tracht op te lossen. Daarnaast verzwakt de overheid ook haar imago nog verder door niet op haar unieke en aantrekkelijke kanten te wijzen, doch op allerlei gebied, ook vaak ten onrechte, naar de markt te verwijzen als zou die superieur functioneren. De Raad adviseert dan ook bij de verdere ontwikkeling van het nationale beleid op dit punt en op andere concurrentiegevoelige punten een analyse te maken van de Nederlandse positie én het in andere landen op die punten gevoerde beleid. 6. Slotopmerking. De Europese economische integratie krijgt met de invoering van een gezamenlijke munt, de euro, ook voor het Nederlandse beleid een nieuwe dimensie. Verwacht moet worden dat de feitelijke invoering van één munt in de komende jaren van grote betekenis zal zijn voor de positie van Nederland in Europa en dus voor het Nederlandse overheidsbeleid. Niet alleen met de euro, ook op andere punten is Europa een realiteit. Deze realiteit werkt door, zichtbaar in de beperking van de nationale beleidsruimte door de Europese beleidscoördinatie; minder zichtbaar door de noodzaak rekening te houden met hetgeen in andere lidstaten gebeurt. Europa creëert daarnaast de mogelijkheden om door verdergaande beleidscoördinatie de nadelige effecten van beleidsconcurrentie in te tomen en de integratie te versterken. Een succesvol Nederlands beleid moet ook daarop worden gericht. In deze periode van overgang is het nog moeilijk naar deze realiteit te handelen en de beleidsprioriteiten daarop te richten. Toch zal dat moeten gebeuren. Nederland moet nog wennen aan het idee dat het deel uitmaakt van Europa. De Raad van State geeft U in overweging het hierbij gaande ontwerp van de Miljoenennota 2001 te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van de Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens en tot intrekking van de Richtlijn 2002/6/EG (PbEU 2010, L 283).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van de Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens en tot intrekking van de Richtlijn 2002/6/EG (PbEU 2010, L 283).Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2013, no.13.002182, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van de Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens en tot intrekking van de Richtlijn 2002/6/EG (PbEU 2010, L 283), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp van een algemene maatregel van rijksbestuur houdende regels met betrekking tot de veiligheid en certificering van zeeschepen (Schepenbesluit 2004), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp van een algemene maatregel van rijksbestuur houdende regels met betrekking tot de veiligheid en certificering van zeeschepen (Schepenbesluit 2004), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met enkele aanpassingen betreffende de implementatie van richtlijn 2006/126/EG.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met enkele aanpassingen betreffende de implementatie van richtlijn 2006/126/EG.Bij Kabinetsmissive van 18 april 2017, no.2017000646, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met enkele aanpassingen betreffende de implementatie van richtlijn 2006/126/EG, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van de Ambtsinstructie commissaris van de Koning, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van de Ambtsinstructie commissaris van de Koning, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2010, no.10.000845, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van de Ambtsinstructie commissaris van de Koning, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart, de Wet milieubeheer en de Spoorwegwet om wijzigingen, bijstellingen en technische verbeteringen aan te brengen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart, de Wet milieubeheer en de Spoorwegwet om wijzigingen, bijstellingen en technische verbeteringen aan te brengen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2016, no.2016001249, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart, de Wet milieubeheer en de Spoorwegwet om wijzigingen, bijstellingen en technische verbeteringen aan te brengen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2011, no.11.002275, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Belmopan, 12 mei 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Belmopan, 12 mei 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het invoeren van het jaarverslag en een nieuwe regeling van informatievoorziening voor het primair en (voortgezet) speciaal onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het invoeren van het jaarverslag en een nieuwe regeling van informatievoorziening voor het primair en (voortgezet) speciaal onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee ten aanzien van de bevoegdheid om aanwijzingen te geven aan hulpverleners, ter implementatie van richtlijn 2011/15/EU (hierna: de richtlijn), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee ten aanzien van de bevoegdheid om aanwijzingen te geven aan hulpverleners, ter implementatie van richtlijn 2011/15/EU (hierna: de richtlijn), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 september 2011, no.11.002160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee ten aanzien van de bevoegdheid om aanwijzingen te geven aan hulpverleners, ter implementatie van richtlijn 2011/15/EU (hierna: de richtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no.08.002291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Financieel besluit handelsregister, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Financieel besluit handelsregister, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2012, no. 12.002020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Financieel besluit handelsregister, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit geluidhinder en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de wet van .... tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Stb) (Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit geluidhinder en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de wet van .... tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Stb) (Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds).Het ontwerpbesluit voorziet in de wijziging van het Besluit geluidhinder en enkele andere algemene maatregelen van bestuur. Deze wijzigingen volgen uit de wijziging van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) in verband met de invoering van geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds).(zie noot 1) De voorgestelde wijzigingen betreffen met name de reikwijdte van het Besluit geluidhinder, de zone langs spoorwegen, de hogere waarden en de sanering.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels op het gebied van pensioen ter uitvoering van een aantal onderwerpen uit de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels op het gebied van pensioen ter uitvoering van een aantal onderwerpen uit de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet ter uitvoering van de Verordening nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet ter uitvoering van de Verordening nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, met memorie van toelichting.Teneinde te voorkomen dat asielzoekers in meerdere lidstaten van de Europese Unie om bescherming vragen, waardoor de lidstaat met de gunstigste voorwaarden de meeste asielverzoeken dient te behandelen, zijn in Europees verband criteria afgesproken aan de hand waarvan wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de afhandeling van een asielverzoek. Dit heeft geresulteerd in het Verdrag van Dublin van 15 juni 1990. Dit verdrag is in 2003 vervangen door Verordening (EG) 2003/343 (Dublinverordening).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Andorra inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, 's-Gravenhage, 6 november 2009 (Trb. 2010, 24), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Andorra inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, 's-Gravenhage, 6 november 2009 (Trb. 2010, 24), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2010, no.10.001145, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Andorra inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, 's-Gravenhage, 6 november 2009 (Trb. 2010, 24), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 45 van de Politiewet 1993 in verband met het stellen van regels ten aanzien van de vermogenspositie van de regios.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 45 van de Politiewet 1993 in verband met het stellen van regels ten aanzien van de vermogenspositie van de regios.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking van diverse besluiten op het terrein van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die hun betekenis inmiddels verloren hebben, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot intrekking van diverse besluiten op het terrein van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die hun betekenis inmiddels verloren hebben, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2007, no.07.000561, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van diverse besluiten op het terrein van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die hun betekenis inmiddels verloren hebben, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot diergeneeskundigen (Besluit diergeneeskundigen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot diergeneeskundigen (Besluit diergeneeskundigen).Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.12.002229, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot diergeneeskundigen (Besluit diergeneeskundigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de aanpassing van het klachtrecht voor ouders, de wijziging van het adviesrecht van de oudercommissie en enkele andere technische aanpassingen (Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de aanpassing van het klachtrecht voor ouders, de wijziging van het adviesrecht van de oudercommissie en enkele andere technische aanpassingen (Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2014, no.2014001037, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de aanpassing van het klachtrecht voor ouders, de wijziging van het adviesrecht van de oudercommissie en enkele andere technische aanpassingen (Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de financiële ondernemingen die op die markten werkzaam zijn (Besluit financiële markten BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de financiële ondernemingen die op die markten werkzaam zijn (Besluit financiële markten BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 november 2011, no.11.002679, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de financiële ondernemingen die op die markten werkzaam zijn (Besluit financiële markten BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met implementatie van de Richtlijn 2008/104/EG van het Europese Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met implementatie van de Richtlijn 2008/104/EG van het Europese Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2011, no.11.001658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met implementatie van de Richtlijn 2008/104/EG van het Europese Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de markt- en overheidbepalingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de markt- en overheidbepalingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2010, no.10.001548, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de markt- en overheidbepalingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende Implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb.2007, 93), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende Implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb.2007, 93), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2010, no.10.000564, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie en de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende Implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb.2007, 93), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de schriftelijke mededeling van rechten ten behoeve van aangehouden verdachten (Besluit mededeling van rechten in strafzaken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de schriftelijke mededeling van rechten ten behoeve van aangehouden verdachten (Besluit mededeling van rechten in strafzaken).Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2014, no.2014001267, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de schriftelijke mededeling van rechten ten behoeve van aangehouden verdachten (Besluit mededeling van rechten in strafzaken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van het krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bij algemene maatregel van bestuur bepaalde ten aanzien van de leden met rechtspraak belast en de gerechtsauditeurs van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Besluit rechtspositie leden met rechtspraak belast en gerechtsauditeurs CRvB en CBb), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van het krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bij algemene maatregel van bestuur bepaalde ten aanzien van de leden met rechtspraak belast en de gerechtsauditeurs van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Besluit rechtspositie leden met rechtspraak belast en gerechtsauditeurs CRvB en CBb), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 september 2010, no.10.002542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van het krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bij algemene maatregel van bestuur bepaalde ten aanzien van de leden met rechtspraak belast en de gerechtsauditeurs van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Besluit rechtspositie leden met rechtspraak belast en gerechtsauditeurs CRvB en CBb), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende kwaliteitseisen met betrekking tot de bestuurlijke handhaving van milieuwetgeving (Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende kwaliteitseisen met betrekking tot de bestuurlijke handhaving van milieuwetgeving (Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit registratie geneesmiddelen in verband met een verhoging van de tarieven voor registratie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit registratie geneesmiddelen in verband met een verhoging van de tarieven voor registratie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001).Bij Kabinetsmissive van 31 januari 2000, no.00.00412, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001). Dit wetsvoorstel strekt tot het vaststellen van een nieuwe Wet voorraadvorming aardolieprodukten, waarbij een meer marktgeoriënteerd oliecrisisbeleid wordt voorgesteld. Voorts wordt uit dereguleringsoogpunt voor het stelsel van verplichtingen voor voorraadplichtigen meer aangesloten bij de douane- en accijnsregelgeving. Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot een aantal opmerkingen. 1. Een van de beweegredenen bij de totstandkoming van de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten (hierna: COVA) in de tachtiger jaren is geweest dat door de aanzienlijke uitvoer- doorvoer- en bunkeractiviteiten die in Nederland plaatsvinden weliswaar de voorraden in normale perioden ruim boven het verplichte niveau liggen, maar dat daardoor geen blijvende buffer aanwezig was waarop zonder problemen in betekenende mate kan worden teruggevallen bij voorzieningsstoringen. Met de vorming van additionele, uitsluitend voor inzet tijdens een crisis bestemde voorraden werd bij de totstandkoming van de COVA beoogd een dergelijke buffer te creëren. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt meer aan te sluiten bij de normale bedrijfsvoering en ter voldoening aan de voorraadverplichtingen het inzetten van bedrijfsvoorraden meer mogelijk te maken. Ook worden de regels voor het in het buitenland aanhouden van voorraden ten behoeve van de voor Nederland geldende voorraadverplichtingen versoepeld door deze beter aan te laten sluiten bij de desbetreffende bedrijfsprocessen. Daarmee lijkt afstand te worden genomen van de destijds gemaakte overwegingen die tot de totstandkoming van de COVA hebben geleid. In de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag of met de voorgestelde meer marktconforme benadering voldoende waarborgen voor de aanwezigheid van voorraden bij voorzieningsstoringen kunnen worden geboden. De Algemene Energieraad (hierna: AER) gaat in het in de toelichting genoemde rapport(zie noot 1) op deze problematiek in. De AER komt in het rapport tot de conclusie dat in de omvang en zwaarte van het oliecrisisbeleid een stap kan worden teruggezet en dat, gelet op de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven de omvang van de publieke voorraden kan worden verminderd. De overheid dient in die benadering volgens de AER deze verschuiving van verantwoordelijkheden echter actief te begeleiden. De Raad adviseert op dit aspect alsnog nader in te gaan in de toelichting. 2. De toepasselijke richtlijn inzake voorraadvorming aardolieproducten(zie noot 2), waarvan de Wet voorraadvorming aardolieproducten de implementatie vormt (de richtlijn) maakt onderscheid in drie categorieën aardolieproducten. De Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (IEP)(zie noot 3) kent een ruimere werkingssfeer. De normstelling van de aan te houden voorraden wordt in het wetsvoorstel zelf niet gegeven. Daarvoor wordt verwezen naar de toepasselijke internationale regelingen. De uitwerking van de normstelling in de vorm van de vast te stellen percentages per categorie aardolieproducten aan te houden hoeveelheden zal plaatsvinden bij algemene maatregel van bestuur. De Raad wijst erop dat bij het bepalen van de drempel, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en het percentage, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, gedifferentieerd kan worden naar de verschillende categorieën aardolieproducten in de onderscheidenlijke internationale regelingen. De Raad adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan dan wel een en ander in de wettekst te verduidelijken. 3. In de huidige wet is voorzien in een regeling voor het bepalen van de omvang van de voorraadverplichting voor een bedrijf dat in de referentieperiode geen aardolieproducten heeft uitgeslagen (op de markt heeft gebracht; artikel 3, tweede lid, van de Wet voorraadvorming aardolieprodukten). Het wetsvoorstel biedt hiervoor geen regeling. De Raad adviseert het niet in het onderhavige wetsvoorstel opnemen van deze regeling nader te motiveren. 4. De richtlijn geeft in de artikelen 1, eerste lid, en 5 voorschriften over de aard en de samenstelling van de aan te houden voorraden. Uitgangspunt daarbij is dat voorraden ingevolge artikel 1, eerste lid, van de richtlijn per categorie moeten worden aangehouden. In beginsel kunnen voorraden zware stookolie daardoor niet dienen om te voldoen aan de voorraadverplichting voor lichte olie. Artikel 5 van de richtlijn maakt het vervolgens onder voorwaarden mogelijk de voorraden in de vorm van ruwe olie en halffabrikaten aan te houden. In het wetsvoorstel ontbreken regels over de aard en de samenstelling van de voorraden en ook is geen grondslag gegeven om deze bij lagere regelgeving te stellen. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien. 5. Het nihiltarief voor de voorraadheffing op zware stookolie blijft gehandhaafd. Blijkens de toelichting houdt dit ermee verband dat de Samenwerkende Elektriciteits Produktiebedrijven (SEP) met de COVA een overeenkomst heeft gesloten die ertoe strekt dat de SEP de voorraadverplichting voor COVA aanhoudt, mede teneinde de voorraadheffing geen materieel effect te laten hebben op het aardgastarief voor grootverbruikers van aardgas. Die maatregel is reeds sinds de tachtiger jaren op grond van een algemene maatregel van bestuur(zie noot 4) van kracht. In het voorstel wordt deze gecontinueerd en in de wet zelf opgenomen. De Raad adviseert om in de toelichting in te gaan op de Europeesrechtelijke aspecten van dit nihiltarief, in het bijzonder met betrekking tot de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag (staatssteun). 6. Ingevolge artikel 4, tweede lid, wordt de omvang van de voorraadverplichting bepaald aan de hand van de aangiften over het referentiejaar als bedoeld in artikel 53 van de Wet op de accijns. De aangifte is weliswaar een belangrijk element bij het bepalen van de verschuldigde belasting, maar niet bepalend omdat er correcties mogelijk zijn ingeval de aangifte te hoog of te laag is geweest. Voorts strekt de aangifteverplichting zich niet uit tot uitslag waarvoor een vrijstelling van accijns geldt, zoals voor de uitslag van kerosine ten behoeve van de luchtvaart. Hierdoor kunnen onevenwichtigheden optreden in de verhouding tussen de verschillende voorraadplichtigen. Gezien voorgaande omstandigheden adviseert de Raad om de aansluiting op de accijnsregelgeving op andere wijze vorm te geven. De grondslag zou kunnen worden geformuleerd als de uitslag, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns. Binnen een bepaalde termijn na het einde van het kalenderjaar moet alsdan opgave worden gedaan van de volledige uitslag, voorzover van toepassing gelijktijdig met de aangifte voor de accijns over de laatste maand van het voorgaande jaar. Op die wijze wordt zoveel mogelijk de beoogde koppeling met de accijnswetgeving gehandhaafd. 7. Artikel 11, tweede lid, onderdeel b, geeft een minimumtermijn van één maand voor het beschikkingsrecht om een aangehouden voorraad tot de wettelijke voorraad te kunnen rekenen. Uit de toelichting op dat artikel wordt duidelijk dat de richtlijn uitgaat van een minimumtermijn van drie maanden bij reserveringen op in het buitenland gelegen voorraden. De Raad adviseert in te gaan op de verhouding tussen de voorgestelde bepaling en de richtlijn en zo nodig de bepaling aan te passen. 8. In artikel 13 is een en ander geregeld omtrent de informatie- en administratieplicht. Deze bepaling geeft aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen. a. Deze verplichtingen gelden alleen voor voorraadplichtigen (en degenen die ten behoeve van een ander een voorraad beheren). Houders van een accijnsgoederenplaats (AGP) met uitslag onder de drempel zijn niet voorraadplichtig en daarmee gelden deze verplichtingen ook niet ten aanzien van deze groep. Het is echter voor een goede handhaving van de regeling van belang dat zij de desbetreffende gegevens administreren en de benodigde informatie verstrekken (onder andere om vast te stellen hoe groot de uitslag is). Het verdient daarom volgens de Raad aanbeveling om de werkingssfeer van deze regeling uit te breiden tot alle AGP-houders. Een en ander is ook van belang in verband met hetgeen hierna onder punt b wordt opgemerkt. b. Artikel 13 strekt zich slechts uit tot informatie betreffende de nakoming van de voorraadverplichting. De informatieverplichtingen van Nederland in internationaal verband betreffen echter ook andere informatie. Zo kan worden gewezen op de zeer gedetailleerde informatie betreffende oliemaatschappijen die moet worden verzameld in het kader van artikel 27 IEP. Deze informatie kan veelal uitsluitend van de desbetreffende oliemaatschappijen worden verkregen. Artikel 27, tweede lid, IEP bepaalt dan ook dat de deelnemende staat passende maatregelen moet treffen om deze informatie van deze oliemaatschappijen te verkrijgen. Ook kan worden gewezen op de gegevens die noodzakelijk zijn om het gemiddelde verbruik te kunnen vaststellen in het kader van artikel 4 van de richtlijn. Geconcludeerd kan worden dat het voorgestelde artikel 13 te beperkt is opgezet om de benodigde informatie te kunnen verzamelen. De Raad adviseert de werkingssfeer zodanig te wijzigen dat de informatie- en administratieplicht betrekking heeft op alle informatie die van belang is voor een goede handhaving van de wet en voor de nakoming van de internationale verplichtingen waaraan met deze wet wordt beoogd te voldoen. 9. Artikel 26, eerste lid, onder b, bepaalt dat de minister een aanvraag om in Nederland een voorraad aan te houden ten behoeve van het buitenland, kan weigeren indien dit noodzakelijk is met het oog op de naleving van voor Nederland geldende internationale verplichtingen. Het tweede lid van artikel 26 bepaalt dat wanneer een aanvraag om deze reden geweigerd is, degene die de aanvraag heeft ingediend verplicht is om met COVA te onderhandelen over het door COVA aanhouden van de betrokken voorraad aardolieproducten als wettelijke voorraad. Voornoemde bepalingen zijn nieuw ten opzichte van de huidige wet. In de toelichting wordt in verband met genoemde weigeringsgrond opgemerkt dat de verwachting is, dat het oliebedrijfsleven de bestaande olievoorraden (nog) efficiënter zal inzetten, en deze (nog) meer gaat aanbieden aan buitenlandse (zuster)bedrijven ter naleving van voorraadverplichtingen van andere landen.(zie noot 5) Tegen deze achtergrond valt het te begrijpen dat de minister door middel van voorafgaande toestemming op de naleving van de internationale voorraadverplichting van Nederland moet kunnen toezien. Op grond van de toelichting wordt echter niet duidelijk waarom de vergunningaanvrager in geval van weigering gehouden is om te onderhandelen met COVA. Hoewel gesteld wordt dat de verplichting uitdrukkelijk beperkt is tot een onderhandelingsplicht en dat voor de totstandkoming van de overeenkomst de normale civielrechtelijke regels gelden, wordt niet gemotiveerd waarom de noodzaak bestaat om de contractuele vrijheid van betrokkene in deze zin te beperken. Tevens is niet duidelijk wat het belang van deze onderhandelingsplicht is nu de hoeveelheid aardolieproducten die COVA op grond van artikel 7, eerste lid, moet aanhouden in beginsel bepaald wordt door de internationale voorraadverplichting te verminderen met de hoeveelheid die door het oliebedrijfsleven moet worden aangehouden. Aangezien de voorraadverplichting van COVA nauw gerelateerd is aan de internationale voorraadverplichting en die van het oliebedrijfsleven, valt naar het oordeel van de Raad niet onmiddellijk in te zien, wat het belang van onderhandelen met COVA is wanneer een aanvraag om voorraadaanhouding in Nederland reeds is geweigerd wegens gevaar voor de naleving van internationale voorraadverplichting door Nederland. Dit zou alleen dan anders kunnen zijn, wanneer de voorraad die COVA dient aan te houden verhoogd is op grond van artikel 7, tweede lid. De Raad adviseert het belang van de bedoelde onderhandelingen met COVA en de noodzaak van de daaraan verbonden beperking van de contractuele vrijheid, nader toe te lichten. 10. De voorraadverplichting gaat ieder jaar in op 1 april en loopt door tot 31 maart in het volgende kalenderjaar. Aangezien het wetsvoorstel voorziet in inwerkingtreding op 1 april 2001, is niet voorzien in overgangsrecht.(zie noot 6) Op grond van artikel 7, derde lid, dient de minister de omvang van de door COVA aan te houden voorraad tijdig voorafgaand aan het voorraadjaar aan COVA bekend te maken. Daartoe dient, zo blijkt uit de toelichting, de minister uiterlijk medio februari 2001 de benodigde accijnsopgaven van de Belastingdienst te krijgen. Gelet op het tijdsverloop van de procedure tot het vaststellen van de voorraadverplichting van COVA adviseert de Raad om die juridische voorzieningen te treffen die nodig zijn voor het goede verloop van deze procedure. 11. In de toelichting is een transponeringstabel opgenomen waarin de artikelen in het wetsvoorstel en de artikelen van de huidige wet zijn opgenomen. Daarin zijn de artikelen van de richtlijn echter niet opgenomen. De Raad adviseert, mede gelet op aanwijzing 344 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, een transponeringstabel aan het wetsvoorstel toe te voegen. 12. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit (wijzigingen in verband met het toezicht op de naleving bij opsporing en winning van een delfstof).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit (wijzigingen in verband met het toezicht op de naleving bij opsporing en winning van een delfstof).Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2016, no.2016001225, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit (wijzigingen in verband met het toezicht op de naleving bij opsporing en winning van een delfstof), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (achtste tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (achtste tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2014, no.2014001265, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (achtste tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van de bijlage bij het Opiumwetbesluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van de bijlage bij het Opiumwetbesluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake het door amendering gewijzigde voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen (Kamerstukken II 2006/07, 30 324, nr.13).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake het door amendering gewijzigde voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen (Kamerstukken II 2006/07, 30 324, nr.13).Bij Kabinetsmissive van 10 november 2006, no.06.004138, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake het door amendering gewijzigde voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen (Kamerstukken II 2006/07, 30 324, nr.13).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot Aruba en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake douane-voorinspectie; Washington, 22 mei 2008 (Trb. 2008, 128), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot Aruba en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake douane-voorinspectie; Washington, 22 mei 2008 (Trb. 2008, 128), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2008, no.08.001993, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake de wijziging van het Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot Aruba en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake douane-voorinspectie; Washington, 22 mei 2008 (Trb. 2008, 128), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Vianen van 16 februari 2006, nr. 14/1, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Vianen van 16 februari 2006, nr. 14/1, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Muscat, 5 oktober 2009 (Trb. 2010, 181), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Muscat, 5 oktober 2009 (Trb. 2010, 181), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2011, no.11.000462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Muscat, 5 oktober 2009 (Trb. 2010, 181), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (kwaliteit en maatregelen met betrekking tot zwemwater), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (kwaliteit en maatregelen met betrekking tot zwemwater), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2009, no.09.001951, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (kwaliteit en maatregelen met betrekking tot zwemwater), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (in verband met luchtkwaliteit) (beperking mogelijkheid toepassing niet in betekenende mate bijdragen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (in verband met luchtkwaliteit) (beperking mogelijkheid toepassing niet in betekenende mate bijdragen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2012, no.12.000406, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (in verband met luchtkwaliteit) (beperking mogelijkheid toepassing niet in betekenende mate bijdragen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van het beperkingengebied en de regels met het oog op de vliegveiligheid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van het beperkingengebied en de regels met het oog op de vliegveiligheid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 november 2014, no.2014002115, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van het beperkingengebied en de regels met het oog op de vliegveiligheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (vervanging bijlage III).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (vervanging bijlage III).Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2000, no.00.001456, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (vervanging bijlage III).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130a van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit verlenging herlevingstermijn startende zelfstandigen WW).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130a van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit verlenging herlevingstermijn startende zelfstandigen WW).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2009, no.09.001528, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten in verband met de implementatie van een aantal bepalingen van Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de bereiding en invoer van geneesmiddelen voor onderzoek en de implementatie van Hoofdstuk 3 van Richtlijn 2005/28/EG van de Commissie inzake de bereiding en invoer van geneesmiddelen voor onderzoek, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten in verband met de implementatie van een aantal bepalingen van Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de bereiding en invoer van geneesmiddelen voor onderzoek en de implementatie van Hoofdstuk 3 van Richtlijn 2005/28/EG van de Commissie inzake de bereiding en invoer van geneesmiddelen voor onderzoek, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs tot opneming van een grondslag voor uitkeringen aan gemeenten in verband met de eerste opvang van vreemdelingen in het primair en voortgezet onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs tot opneming van een grondslag voor uitkeringen aan gemeenten in verband met de eerste opvang van vreemdelingen in het primair en voortgezet onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten in verband met maatregelen tegen dividendstripping en regeling inkoop van aandelen in verband met werknemersopties.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten in verband met maatregelen tegen dividendstripping en regeling inkoop van aandelen in verband met werknemersopties.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen, MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen in de veehouderij (Tijdelijk besluit gewezen zelfstandigen in de veehouderij).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen, MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen in de veehouderij (Tijdelijk besluit gewezen zelfstandigen in de veehouderij).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels.Bij Kabinetsmissive van 26 juli 2011, no.11.001812, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van het op 19 oktober 1996 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen alsmede van de verordening (EG) nr.2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr.1347/2000 (PbEU L 338), en wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Uitvoeringswet EG-executieverordening (Uitvoeringswet internationale kinderbescherming), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van het op 19 oktober 1996 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen alsmede van de verordening (EG) nr.2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr.1347/2000 (PbEU L 338), en wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Uitvoeringswet EG-executieverordening (Uitvoeringswet internationale kinderbescherming), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1258/2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004, ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1259/2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005, ter uitvoering van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1011 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1277/2005 en ter uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1013 tot vaststelling van voorschriften met betrekking tot Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 houdende voorschriften voor het toezicht op en de handel tussen de Europese Unie en derde landen in drugsprecursoren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1258/2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004, ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1259/2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005, ter uitvoering van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1011 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1277/2005 en ter uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1013 tot vaststelling van voorschriften met betrekking tot Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 houdende voorschriften voor het toezicht op en de handel tussen de Europese Unie en derde landen in drugsprecursoren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2017, no.2017000973, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1258/2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004, ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1259/2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005, ter uitvoering van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1011 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1277/2005 en ter uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1013 tot vaststelling van voorschriften met betrekking tot Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 houdende voorschriften voor het toezicht op en de handel tussen de Europese Unie en derde landen in drugsprecursoren, met memorie van toelichting.De Wet voorkoming misbruik chemicaliën geeft uitvoering aan enkele EU-verordeningen over precursoren, stoffen die gebruikt kunnen worden om verdovende middelen te maken. Die verordeningen zijn gewijzigd; met het wetsvoorstel wordt de Wet voorkoming misbruik chemicaliën aangepast aan die wijzigingen.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op twee onderdelen een aanpassing van het voorstel aangewezen. Het betreft de mogelijkheid om verwijzingen in de wet naar latere wijzigingen van een verordening aan te passen bij algemene maatregel van bestuur, en een algemene bevoegdheid om regels ter uitvoering van (latere wijziging van) de verordeningen vast te stellen bij ministeriële regeling.1.Wijziging van de wet bij algemene maatregel van bestuurDe Wet voorkoming misbruik chemicaliën stelt handelingen, omschreven in enkele EU-verordeningen, strafbaar. Om dat te bereiken bevat de wet gerichte verwijzingen naar artikelen en artikelleden van die verordeningen. Voorgesteld wordt te bepalen dat deze verwijzingen kunnen worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur. (zie noot 1) Volgens de toelichting is deze bepaling bedoeld om het mogelijk te maken wetstechnische wijzigingen van de verordeningen - zoals vernummering van artikelen - sneller aan te kunnen brengen, zodat sneller kan worden zorggedragen voor een goede aansluiting op de verordeningen. (zie noot 2)De Afdeling onderschrijft het belang van snelle aanpassing van de wet aan wetstechnische wijzigingen van verordeningen. Zij merkt echter op dat de voorgestelde bepaling in zijn formulering niet is beperkt tot wetstechnische wijzigingen. Een hogere regeling mag in beginsel niet worden gewijzigd bij lagere regeling. Uitzonderingen op dit beginsel zijn toegestaan, maar dienen te worden beperkt tot het volgens vaste systematiek aanpassen van bedragen, tarieven en percentages, en wetstechnische aanpassingen van verwijzingen naar bindende EU-rechtshandelingen en verdragen of onderdelen daarvan. (zie noot 3)De Afdeling adviseert de voorgestelde bepaling te beperken tot verwijzingen naar bepalingen van verordeningen die wijzigingen van wetstechnische aard inhouden.2.Het stellen van nadere regels bij ministeriële regelingHet voorstel creëert een grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen, voorzover een van de vier verordeningen die aan de wet ten grondslag liggen uitdrukkelijk een grondslag geeft voor het stellen van voorschriften door de lidstaten. Uit de toelichting blijkt dat bewust is gekozen voor een ruime delegatiegrondslag: indien de ministeriële bevoegdheid zou worden begrensd tot in de wet zelf genoemde artikelen uit de verordeningen, zou die bevoegdheid bij toekomstige wijzigingen in de verordeningen telkens gecreëerd moeten worden. Vanuit overwegingen van wetgevingseconomie is dit een onverkieslijke situatie. De noodzakelijke begrenzing is gevonden door te bepalen dat de relevante verordeningen uitdrukkelijk een grondslag moeten geven voor het stellen van voorschriften, aldus de toelichting. (zie noot 4)De Afdeling merkt op dat, ook met deze begrenzing, de delegatiegrondslag nog steeds te ruim is. Het is immers niet bij voorbaat duidelijk welke wijzigingen de verordeningen in de toekomst zullen ondergaan. De ministeriële regeling dient in het algemeen te worden beperkt tot administratieve voorschriften, details en voorschriften die vaak of met spoed gewijzigd moeten kunnen worden. Delegatie aan een minister is ook toegestaan als het gaat om het verwerken van internationale regelingen in de Nederlandse wetgeving en die regelingen, behoudens op ondergeschikte punten, geen ruimte laten voor het maken van beleidsinhoudelijke keuzes. (zie noot 5) De voorgestelde delegatiegrondslag is daar echter niet toe beperkt.De Afdeling adviseert de grondslag voor het stellen van voorschriften bij ministeriële regeling nader toe te spitsen.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het koninklijk besluit van 9 augustus 1948 tot uitvoering van artikel 12 van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb.I 362) en van het koninklijk besluit van 6 september 1949 tot uitvoering van artikel 11 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb.J 418) in verband met de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het koninklijk besluit van 9 augustus 1948 tot uitvoering van artikel 12 van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb.I 362) en van het koninklijk besluit van 6 september 1949 tot uitvoering van artikel 11 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb.J 418) in verband met de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet (partiële wijziging zedelijkheidswetgeving).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet (partiële wijziging zedelijkheidswetgeving).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg en de Wet van 20 december 2007, Stb. 578 (Reparatiewet gesloten jeugdzorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg en de Wet van 20 december 2007, Stb. 578 (Reparatiewet gesloten jeugdzorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2008, no.08.000549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg en de Wet van 20 december 2007, Stb. 578 (Reparatiewet gesloten jeugdzorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2010, no.10.001172, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake regionale verwijzingscommissies, een regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in het voortgezet onderwijs en houdende wijzigingen van besluiten in verband met onder meer de bekostiging van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake regionale verwijzingscommissies, een regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in het voortgezet onderwijs en houdende wijzigingen van besluiten in verband met onder meer de bekostiging van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting ter zake van het gewijzigd amendement van de leden Biskop en Depla (Kamerstukken II 2009/2010, 32032, nr. 9).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting ter zake van het gewijzigd amendement van de leden Biskop en Depla (Kamerstukken II 2009/2010, 32032, nr. 9).Bij brief van 11 februari 2010, kenmerk WJZ/188752(3821), heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State aan de Raad van State verzocht haar van voorlichting te dienen ter zake van het gewijzigd amendement van de leden Biskop en Depla (Kamerstukken II 2009/2010, 32032, nr. 9). De Raad heeft afdeling I aangewezen om deze voorlichting namens de Raad te geven.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over het tijdelijk heffen van tol voor de gedeeltelijke bekostiging van de verbinding tussen de A15 bij Rozenburg en de A20 tussen Maassluis en Vlaardingen en de verbinding van de A15 tussen knooppunt Valburg en de A12 bij Zevenaar (Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over het tijdelijk heffen van tol voor de gedeeltelijke bekostiging van de verbinding tussen de A15 bij Rozenburg en de A20 tussen Maassluis en Vlaardingen en de verbinding van de A15 tussen knooppunt Valburg en de A12 bij Zevenaar (Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2014, no.2014001768, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over het tijdelijk heffen van tol voor de gedeeltelijke bekostiging van de verbinding tussen de A15 bij Rozenburg en de A20 tussen Maassluis en Vlaardingen en de verbinding van de A15 tussen knooppunt Valburg en de A12 bij Zevenaar (Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de Richtlijn 98/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 tot wijziging van de Richtlijn 77/187/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de Richtlijn 98/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 tot wijziging van de Richtlijn 77/187/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten (Besluit maatschappelijke ondersteuning), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten (Besluit maatschappelijke ondersteuning), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2013, no.13.002217, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over het financieel beheer van de politie (Besluit financieel beheer politie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over het financieel beheer van de politie (Besluit financieel beheer politie).Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2015, no.2015000300, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over het financieel beheer van de politie (Besluit financieel beheer politie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 januari 2013 en per 1 januari 2014.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 januari 2013 en per 1 januari 2014.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2012, no.12.001053, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 januari 2013 en per 1 januari 2014, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke belastingzaken; s-Gravenhage, 29 juni 2017, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke belastingzaken; s-Gravenhage, 29 juni 2017, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2017, no.2017001246, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke belastingzaken; s-Gravenhage, 29 juni 2017, met toelichtende nota.Het verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de belastingheffing. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert de goedkeuringsprocedure voort te zetten, maar acht ter uitvoering van artikel 2 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen aanpassing van de toelichtende nota aangewezen.De Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen bepaalt dat bij de voorlegging van een verdrag aangegeven wordt of het verdrag naar het oordeel van de regering bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden en, indien dit het geval is, welke bepalingen het betreft. (zie noot 1) Het gaat daarbij om bepalingen die onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te kunnen worden toegepast. (zie noot 2) De toelichtende nota stelt dat het verdrag dergelijke bepalingen naar het oordeel van de regering niet bevat, maar dat het verdrag alleen ziet op verplichtingen tussen staten. (zie noot 3) De Afdeling onderschrijft dit oordeel niet. Het protocol bij het verdrag (dat een integrerend onderdeel uitmaakt van het verdrag) (zie noot 4) bevat bepalingen die onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn om in de rechtsorde zonder meer te kunnen worden toegepast. (zie noot 5)De Afdeling adviseert de toelichtende nota op dit punt in overeenstemming te brengen met de eerder genoemde rijkswet. (zie noot 6)De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Haelen van 28 oktober 2002, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Haelen van 28 oktober 2002, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (wijziging taakstelling gemeenten met betrekking tot de huisvesting van verblijfsgerechtigden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (wijziging taakstelling gemeenten met betrekking tot de huisvesting van verblijfsgerechtigden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met het stellen van regels over de gegevensverstrekking door UWV ten behoeve van de bijhouding van persoonsgegevens in de GBA, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met het stellen van regels over de gegevensverstrekking door UWV ten behoeve van de bijhouding van persoonsgegevens in de GBA, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2012, no.12.000978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met het stellen van regels over de gegevensverstrekking door UWV ten behoeve van de bijhouding van persoonsgegevens in de GBA, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cuba, met Protocol; Havanna, 2 november 1999 (Trb.1999, 211), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cuba, met Protocol; Havanna, 2 november 1999 (Trb.1999, 211), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot samenvoeging van de gemeenten Echt en Susteren en toevoeging van de kern Nieuwstadt aan Sittard-Geleen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot samenvoeging van de gemeenten Echt en Susteren en toevoeging van de kern Nieuwstadt aan Sittard-Geleen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met aanpassing van de berekeningswijze voor specifiek aangewezen diploma's.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met aanpassing van de berekeningswijze voor specifiek aangewezen diploma's.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2009, no.09.003340, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur, en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met aanpassing van de berekeningswijze voor specifiek aangewezen diploma's, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het Verplaatsingskostenbesluit 1989 in verband met de Overeenkomst Van Werk Naar Werk beleid en WW-dossier sector Rijk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het Verplaatsingskostenbesluit 1989 in verband met de Overeenkomst Van Werk Naar Werk beleid en WW-dossier sector Rijk.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2017, no.2017001735, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het Verplaatsingskostenbesluit 1989 in verband met de Overeenkomst Van Werk Naar Werk beleid en WW-dossier sector Rijk, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 (toevoeging van een grondslag voor de uitvoering van bindende communautaire besluiten door middel van een ministeriële regeling alsmede vermindering van administratieve lasten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 (toevoeging van een grondslag voor de uitvoering van bindende communautaire besluiten door middel van een ministeriële regeling alsmede vermindering van administratieve lasten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2009, no.09.002771, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en tot het treffen van een regeling van inkomen voor deze personen alsmede voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en tot het treffen van een regeling van inkomen voor deze personen alsmede voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van de bedragen van de bestuurlijke boetes op grond van artikel 9c, derde lid, van de Bankwet 1998 en artikel 11, derde lid, van de Muntwet 2002 (Besluit bestuurlijke boetes echtheids- en geschiktheidscontrole van eurobankbiljetten en euromunten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van de bedragen van de bestuurlijke boetes op grond van artikel 9c, derde lid, van de Bankwet 1998 en artikel 11, derde lid, van de Muntwet 2002 (Besluit bestuurlijke boetes echtheids- en geschiktheidscontrole van eurobankbiljetten en euromunten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2013, no.2013002414, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van de bedragen van de bestuurlijke boetes op grond van artikel 9c, derde lid, van de Bankwet 1998 en artikel 11, derde lid, van de Muntwet 2002 (Besluit bestuurlijke boetes echtheids- en geschiktheidscontrole van eurobankbiljetten en euromunten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpuitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpuitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2000, no.00.006293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpuitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft uitvoeringsregels bij de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), die per 1 januari 2001 in werking zal treden. Het ontwerpbesluit vervangt het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 1964. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. De Raad merkt op, dat het ter advisering aangeboden ontwerpbesluit gebaseerd is op de Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Stb.215). Vóór de invoering zal deze wet gewijzigd worden door de Wet ondernemerspakket 2001 (Kamerstukken II 1999/2000, 27 209), de Tariefwet 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 415), het Belastingplan 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 431) en de Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 466). In het voorstel voor het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 is deels wel en deels niet vooruitgelopen op voorgestelde wijzigingen. Hierdoor is een onduidelijke situatie ontstaan. Op grond van de in het Belastingplan 2001 opgenomen wijzigingen inzake groene beleggingen, sociaal-ethische beleggingen en culturele beleggingen zal het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 in ieder geval nog moeten worden aangepast. De Raad gaat ervan uit dat deze aanpassing tijdig ter advisering zal worden voorgelegd. 2. In het advies inzake de Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 heeft de Raad erop gewezen dat de "reparatie" van artikel 2.5 Wet IB 2001 weer een potentieel conflict doet ontstaan met het Schumacker-arrest ingeval door de reparatie niet volledig rekening kan worden gehouden met de persoonlijke en gezinssituatie van de niet-inwoner die zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel in de werkstaat verwerft (Kamerstukken II 2000/01, 27 466, A, punt 4). In het nader rapport is de vrees voor een potentieel conflict niet volledig weggenomen. In de toelichting op het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 is niet ingegaan op de vraag of in de voorgestelde regeling in alle gevallen volledig rekening gehouden wordt met de persoonlijke en gezinssituatie van vorenbedoelde niet-inwoner. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 3. In het nader rapport inzake de Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 is uiteengezet dat om praktische redenen er voor is gekozen om de voorkoming van dubbele belasting te laten voorgaan op de vermindering van de inkomstenbelasting met de heffingskorting (Kamerstukken II 2000/01, 27 466, A, punt 4). Bij de keuze regeling voor buitenlandse belastingplichtigen is de pro rata-toedeling van de heffingskorting wel in het regime opgenomen. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten welke praktische redenen bij de voorkoming van dubbele belasting wel en bij de keuzeregeling niet bestaan ten aanzien van de toedeling van de heffingskorting, die dit verschil in regeling rechtvaardigen. Tevens adviseert de Raad de complexe toepassing van de regelingen toe te lichten aan de hand van een uitgebreid cijfermatig voorbeeld in het geval van samenloop in hetzelfde jaar van de voorkoming van dubbele belasting in de periode van binnenlandse belastingplicht en van toepassing van het keuzerecht als binnenlandsbelastingplichtige met niet-binnenlands inkomen in de periode van buitenlandse belastingplicht. 4. In artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 zijn regels gegeven voor de uitoefening van het keuzerecht voor de inkomstenbelastingheffing voor in het buitenland geworven deskundigen. Een keuzerecht ten aanzien van de inhouding van loonbelasting is opgenomen in het voorstel voor het Besluit tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten. In beide gevallen worden de keuze en de herziening van de keuze gemaakt bij verzoek aan de desbetreffende inspecteurs. Deze beslissen aan de hand van dezelfde criteria of de onderscheiden regelingen van toepassing zijn. De Raad adviseert de procedures op elkaar af te stemmen in deze zin dat in beginsel slechts één inspecteur over de keuze beslist indien zowel ten aanzien van de inkomstenbelastingheffing als de loonbelastinginhouding voor toepassing als partieel buitenlands belastingplichtige respectievelijk ingekomen werknemer wordt gekozen. 5. In artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 worden nadere regels gegeven voor de vrijstelling voor bosbedrijf. In artikel 12, derde en vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt gesproken van "onteigening of verkoop ter voorkoming van onteigening" en van "een persoon als bedoeld in artikel 3.63, vierde lid, van de wet". Onduidelijk is of het artikel nog moet worden aangepast aan de wijzigingen die in de Wet ondernemerspakket 2001 worden voorgesteld ten aanzien van de artikelen 3.63 en 3.64 Wet IB 2001 alsmede aan de overgangsregeling voor doorschuiving in de familiesfeer. De Raad adviseert deze onduidelijkheid weg te nemen. 6. Op grond van artikel 3.126 Wet IB 2001 kan de minister pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen onder door hem te stellen voorwaarden aanwijzen als zogenoemde toegelaten aanbieders van lijfrenten. Deze aanwijzing kan worden ingetrokken wanneer de toegelaten aanbieder niet meer voldoet aan de gestelde voorwaarden. De (weigering van de) aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing door de minister zijn niet ingepast in het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming. De Raad adviseert, in het bijzonder omdat zwaarwegende belangen van de verzekeringsnemers bij de intrekking van de aanwijzing zijn betrokken, tegen de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing rechtsmiddelen open te stellen binnen het stelsel van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. 7. Uitgangspunt bij de vaststelling van de verkrijgingsprijs van aanmerkelijk belangaandelen bij immigratie is, aldus de toelichting, dat een waardeontwikkeling die is ontstaan in een binnenlandse periode uiteindelijk eenmalig dient te worden betrokken in de aanmerkelijk belangheffing. "De immigratie moet echter niet ten gevolge hebben dat er een claim wordt gevestigd op een in de buitenlandse periode ontstane waardestijging, dat er een verlies dat is ontstaan in een buitenlandse periode wordt geïmporteerd of dat een waardedaling of waardestijging uiteindelijk tweemaal in aanmerking wordt genomen." De Raad acht dit uitgangspunt passend in het aanmerkelijk belangregime. Artikel 16, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 heeft betrekking op de vermeerdering van de verkrijgingsprijs ingeval bij immigratie het land van emigratie afrekent over een waardeaangroei. Daarbij wordt de waardeaangroei boven de verkrijgingsprijs in aanmerking genomen. Er ontstaat een dubbele heffing indien het emigratieland afrekent over een hogere waardeaangroei dan het verschil tussen de (historische) verkrijgingsprijs en de waarde van de aandelen bij emigratie. Voorzover de afrekening meer beloopt dan het bedrag van de feitelijke waardeaangroei in de periode van het verblijf in dat land, is er geen reden voor Nederland daarin tegemoet te komen. Dit is anders indien de dubbele heffing het gevolg is van het niet in aanmerking nemen van een waardevermindering die aan een "Nederlandse periode" is toe te rekenen. In dat geval wordt afbreuk gedaan aan het aangegeven uitgangspunt. De Raad adviseert voor deze gevallen, waarvan er één in het tweede voorbeeld op artikel 16, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 in de toelichting is opgenomen, een objectieve en redelijke grond aan te geven. 8. Eenzelfde dubbele heffing als bedoeld in punt 7 van dit advies speelt bij artikel 16, achtste lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. De Raad ziet niet in dat in deze gevallen sprake is van het tweemaal in aanmerking nemen van eenzelfde verlies. Indien in het in de toelichting opgenomen voorbeeld terstond na de immigratie de aandelen worden verkocht voor f.130,-- heft Nederland over f.20,--. Deze heffing compenseert het aanmerkelijk belangverlies bij de eerdere emigratie, maar leidt ertoe dat per saldo het in de Nederlandse periode geleden verlies niet in aanmerking genomen wordt. De Raad adviseert artikel 16, achtste lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 te schrappen. 9. In het advies inzake de Belastingherziening 2001 heeft de Raad met betrekking tot artikel 4.7.2.7 Wet IB 2001 (thans artikel 4.25 Wet IB 2001) opgemerkt, dat de redactie van dat artikel ook in ander opzicht te ruim is. "Indien de belastingplichtige ooit voordien in Nederland heeft gewoond, ook los van elke relatie tot enig aanmerkelijk belang, zou de "step up" zijn uitgesloten. Naar het oordeel van de Raad is hiervoor geen redelijke grond aanwezig." (Kamerstukken II 1998/99, 26 727, A, punt 105). In het nader rapport is gesteld dat dit effect ook besloten ligt in de toen vigerende regeling ten aanzien van remigraties binnen tien jaar, maar dat op grond van het Besluit van 16 juni 1999, DB99/1272M, punt C.3, met toepassing van de hardheidsclausule wordt toegestaan dat onder bepaalde voorwaarden in afwijking van de wettelijke regeling een "step up" wordt gegeven. De Raad blijft van oordeel, dat er geen reden is om een belastingplichtige die in de periode dat hij voor zijn emigratie in Nederland woonde geen (aanmerkelijk belang-) aandelen bezat, bij immigratie een step up te onthouden op in de periode, waarin hij niet in Nederland woonde, verworven aandelen in een buitenlandse vennootschap. Zo zou een belastingplichtige die in zijn kindsjaren met zijn ouders emigreerde tot zijn overlijden "besmet" blijven ten aanzien van in het buitenland verworven aandelen in een buitenlandse vennootschap. Naar het oordeel van de Raad is daarvoor geen objectieve en redelijke grond aanwezig. Het hardheidsclausulebeleid biedt een mogelijkheid om de ook door de staatssecretaris gesignaleerde "onbevredigende" aanmerkelijk belangheffing terug te dringen. De Raad adviseert in ieder geval het beleid, dat in het Besluit van 16 juni 1999 is neergelegd te codificeren en daartoe artikel 16 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 aan te vullen. 10. In artikel 19 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 worden waarderingsregels gegeven voor periodieke uitkeringen. Bij de waardering wordt rekening gehouden met de sexe van "het lijf" van welks leven de periode uitkering afhankelijk is. Deze benadering past niet in de lijn van het streven naar unisexe sterftetabellen die bij de recente wijzigingen van de Pensioen- en spaarfondsenwet is uitgezet. De Raad adviseert in de toelichting aan dit aspect aandacht te geven. 11. Artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 1964 treft een overgangsregeling voor bepaalde spaareffecten. Deze bepaling is niet in het voorstel overgenomen in verband met het geringe resterende belang van de bepaling. De Raad adviseert de bepaling eerst te laten vervallen indien de regeling geheel is uitgewerkt. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te vullen. 12. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr.2001/11/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 februari 2001 betreffende beproeving van de werking van de snelheidsbegrenzer van bedrijfsauto's en bussen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr.2001/11/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 februari 2001 betreffende beproeving van de werking van de snelheidsbegrenzer van bedrijfsauto's en bussen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Kroonbenoemingen politie in verband met het beperken van het aantal Kroonbenoemingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Kroonbenoemingen politie in verband met het beperken van het aantal Kroonbenoemingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2010, no.10.001372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende periodieke registratie van op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ingeschrevenen (Besluit periodieke registratie Wet BIG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende periodieke registratie van op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ingeschrevenen (Besluit periodieke registratie Wet BIG), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2008, no.08.002213, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende periodieke registratie van op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ingeschrevenen (Besluit periodieke registratie Wet BIG), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing aan Europese jurisprudentie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing aan Europese jurisprudentie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2006, no.06.001839, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing aan Europese jurisprudentie), met memorie van toelichting. De aanleiding voor het voorstel is de uitkomst van een procedure ter zake van privégebruik van bedrijfsmiddelen; het arrest van het Hof van Justitie van 14 juli 2005 in zaak C-434/03 (arrest Charles en Charles-Tijmens). Het wetsvoorstel voorziet in een aanpassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), waardoor deze beter aansluit op de systematiek van de Zesde Richtlijn(zie noot 1): de regeling inzake het recht op aftrek van in rekening gebrachte BTW wordt in die zin aangepast dat een ondernemer die in die hoedanigheid een goed aanschaft en die dit goed volledig tot zijn bedrijfsvermogen rekent, een volledig recht op aftrek van voorbelasting heeft. Hierdoor is het noodzakelijk de bepalingen inzake het belastbaar feit en de maatstaf van heffing uit te breiden met betrekking tot het niet-zakelijk gebruik van goederen, waardoor dit gebruik belast wordt. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de na invoering van het wetsvoorstel resterende verschillen tussen de Zesde Richtlijn en de Wet OB, de wettekst aangaande de integratieheffing bij bedrijfsbeëindiging, de regeling van de zogenoemde herziening van aftrek van voorbelasting en de overgangsregeling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee (enige) aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Het wetsvoorstel is een gevolg van het arrest Charles en Charles-Tijmens van het Hof van Justitie. De oorzaak van het probleem, dat met het voorstel wordt opgelost, is gelegen in het feit dat de Nederlandse systematiek van aftrek van voorbelasting afwijkt van het in de Zesde Richtlijn gehanteerde systeem. In de rechtspraktijk is deze discrepantie reeds verschillende malen gebleken, en ook in de literatuur is er reeds veelvuldig op gewezen. Het wetsvoorstel geeft een adequate reactie op genoemd arrest van het Hof van Justitie, maar bevat geen systematische aanpassing van de Wet OB aan de in de Zesde Richtlijn gehanteerde begrippen en systematiek. Een en ander leidt er bijvoorbeeld toe dat, ook na het wetsvoorstel, het in de Zesde Richtlijn gehanteerde begrip "belastingplichtige" nog steeds niet aansluit bij het in de Wet OB gehanteerde begrip "ondernemer". De Raad constateert dat, wellicht veroorzaakt door het spoedeisend karakter van de door het voornoemde arrest noodzakelijke reparatiewetgeving, de gelegenheid ongebruikt is gelaten om met het wetsvoorstel de tekst van de Wet OB meer één op één te laten aansluiten bij de Zesde Richtlijn. Gelet op het voorgaande adviseert de Raad om een wetsvoorstel te entameren teneinde de Wet OB meer systematisch in bovenvermelde zin te herzien. 2. In het in artikel I, onderdeel B, vierde lid, voorgestelde artikel 3, derde lid, onderdeel c, Wet OB is de integratieheffing geregeld voor de situatie van bedrijfsbeëindiging. De (facultatieve) parallelbepaling in de Zesde Richtlijn is artikel 5, zevende lid, onderdeel c. De Raad mist in de toelichting een motivering voor opname van dit artikel in de Wet OB. Voorts valt het de Raad op dat, anders dan in genoemd artikel van de Zesde Richtlijn, in het voorgestelde artikel van de Wet OB wordt gesproken over "voor andere dan bedrijfsdoeleinden". Naar de mening van de Raad is het, indien de bewuste bepaling dient te worden opgenomen in de Wet OB, beter de tekst van de Zesde Richtlijn tot uitgangspunt te nemen. Overigens betwijfelt de Raad de correctheid van de genoemde passage in het voorstel, aangezien het de heffing betreft in geval van bedrijfsbeëindiging en er dus per definitie "voor andere dan bedrijfsdoeleinden" wordt gehouden (een en ander los van de eventuele toepasselijkheid van artikel 31 Wet OB). Ten slotte wijst de Raad er op dat in het voorgestelde artikel 3, derde lid, onderdeel c, Wet OB gesproken wordt over "beschikken over", waar de tekst van de parallelbepaling in de Zesde Richtlijn spreekt over "onder zich hebben van". In de toelichting ontbreekt een motivering voor dit tekstuele verschil. De Raad adviseert de bewuste bepaling nader te motiveren in de toelichting. 3. In artikel I, onderdeel H, vijfde lid, wordt aan artikel 15 van de Wet OB een zevende lid toegevoegd. In dat lid wordt geregeld in welke gevallen 'herziening' van aftrek van voorbelasting niet plaatsvindt. Alhoewel het gebruik op deze plaats van de term 'herziening' in overeenstemming is met de tekst van de Zesde Richtlijn, merkt de Raad daarover het volgende op. De regeling van de herziening is in de Nederlandse wetgeving voor het overige - via de delegatiegrondslag van artikel 15, zesde lid, Wet OB - in de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 opgenomen. In de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 is de term 'herziening' daarbij echter voorbehouden aan het volgen van investeringsgoederen bij voortgezet gebruik. Het gebruik van de term 'herziening' in het voorgestelde artikel 15, zevende lid, Wet OB, is mitsdien verwarrend, tenzij de regeling van de herziening van de aftrek geheel conform artikel 20 van de Zesde Richtlijn in de Wet OB zou worden uitgewerkt. De Raad adviseert het wetsvoorstel met inachtneming van het voorgaande in overeenstemming met de Zesde Richtlijn aan te passen. 4. In artikel I, onderdeel M, is voorzien in een overgangsregeling (het voorgestelde artikel 47 Wet OB), teneinde cumulatie van belasting te voorkomen. De Raad onderschrijft dat cumulatie dient te worden voorkomen, maar plaatst enkele kanttekeningen bij de voorgestelde regeling. Uit de toelichting leidt de Raad af dat de bepaling, neergelegd in artikel 47, eerste lid, Wet OB, met name betrekking heeft op investeringsgoederen met een herzieningstermijn. De bepaling van artikel 47, tweede lid, Wet OB ziet op goederen waarvoor de aftrek van voorbelasting was uitgesloten ingevolge artikel 16 Wet OB en het daarop gebaseerde Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968, aldus de toelichting. Naar het oordeel van de Raad valt, gezien de letterlijke tekst van artikel 47, eerste lid, de situatie waarop het tweede lid ziet, ook onder de werking van het eerste lid. Door voor de gevallen, genoemd in het tweede lid een aparte regeling te treffen, wordt voor die gevallen in een overgangsbepaling voorzien die afwijkt van het eerste lid. Dit leidt ertoe dat voor die gevallen een beperkter overgangsregime geldt dan voor de overige gevallen. Immers, de overgangsregeling van het tweede lid, is qua werkingsduur beperkt tot één jaar. De Raad vraagt zich af waarom juist voor die gevallen voorzien is in een beperktere overgangsregeling. Los daarvan is het de Raad niet duidelijk waarom - zoals in de toelichting wordt gesteld - de situatie van mogelijk cumulatie van belasting zich in het bijzonder zou kunnen voordoen in het eerste jaar na het ingaan van de nieuwe regeling. De Raad adviseert in de tekst van de wet duidelijker tot uitdrukking te brengen dat in het voorgestelde artikel 47, tweede lid, Wet OB wordt afgeweken van het eerste lid van dat artikel. Voorts adviseert hij in de toelichting uiteen te zetten waarom voor de gevallen, genoemd in het tweede lid, voorzien is in een beperkter overgangsregime en tevens waarom deze beperking is vastgesteld op één jaar. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van onder meer het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel en het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (sectoralisatie, decentralisatie en regeling Werkgeversoverleg).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van onder meer het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel en het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (sectoralisatie, decentralisatie en regeling Werkgeversoverleg).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het bieden van een rechtsgrondslag voor de afname van de gezichtsopname en twee vingerafdrukken met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 (Pb EU L 115) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het bieden van een rechtsgrondslag voor de afname van de gezichtsopname en twee vingerafdrukken met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 (Pb EU L 115) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 april 2010, no.10.001098, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het bieden van een rechtsgrondslag voor de afname van de gezichtsopname en twee vingerafdrukken met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 (Pb EU L 115) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met vereenvoudiging van die wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met vereenvoudiging van die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007 in verband met de beperking van de vergunningplicht voor radiotherapie tot uitsluitend protonentherapie en andere vormen van deeltjestherapie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007 in verband met de beperking van de vergunningplicht voor radiotherapie tot uitsluitend protonentherapie en andere vormen van deeltjestherapie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2011, no.11.002404, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007 in verband met de beperking van de vergunningplicht voor radiotherapie tot uitsluitend protonentherapie en andere vormen van deeltjestherapie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2005, no.05.001095, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel beoogt de zogenoemde flitsscheiding af te schaffen. Verder is beoogd te bevorderen dat het ouderschap van beide ouders na scheiding(zie noot 1) een behoorlijke invulling krijgt door een ouder of de ouders in beginsel te verplichten een ouderschapsplan bij het verzoek tot scheiding over te leggen en door de ouderlijke verantwoordelijkheid een nadere invulling te geven. Ten slotte beoogt het wetsvoorstel de regeling voor de omgang bij scheiding te wijzigen. Over ieder van de onderwerpen maakt de Raad van State opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel geboden is. 1. Het ouderschapsplan a. Bij scheiding Volgens de memorie van toelichting zal de verplichting om van het verzoekschrift tot scheiding een ouderschapsplan deel te laten uitmaken (artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.)) ouders ertoe dwingen om ten minste na te denken over de invulling die zij willen geven aan het ouderlijk gezag na scheiding. In het ouderschapsplan dienen in ieder geval afspraken te worden opgenomen over de wijze waarop ouders de zorg- en opvoedingstaken verdelen of het recht en de verplichting tot omgang vormgeven, alsmede over de wijze waarop de ouders elkaar informatie verschaffen en raadplegen over belangrijke aangelegenheden die de persoon en het vermogen van hun minderjarige kinderen betreffen en over de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Indien de ouders voorafgaand aan het verzoek tot scheiding geen overeenstemming bereiken over deze onderwerpen, kan een ouder in het verzoekschrift eenzijdig aangeven hoe hij vindt dat aan het ouderschap na scheiding invulling gegeven dient te worden.(zie noot 2) Naar de Raad aanneemt, vervangt deze eenzijdige opgave het ouderschapsplan. Volgens de toelichting kan slechts van een ouderschapsplan worden gesproken als het genoemde afspraken bevat en als het door beide ouders en een of meer advocaten of notarissen ondertekend is. Het percentage gemeenschappelijke verzoeken tot scheiding waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn, was in 2003 53.(zie noot 3) Bij dit percentage is geen rekening gehouden met het aantal van ongeveer 5000 flitsscheidingen in datzelfde jaar, waarin van overeenstemming over de (gevolgen van de) scheiding mag worden uitgegaan. Een gemeenschappelijk verzoek tot scheiding gaat vergezeld van een echtscheidingsconvenant, waarvan afspraken als bedoeld in het ouderschapsplan deel uitmaken. In de overige zaken wordt een eenzijdig verzoek tot scheiding ingediend. Van die zaken leidt een onbekend aantal tot een procedure waarin geen verweer wordt gevoerd of een aanvankelijk gevoerd verweer alsnog wordt ingetrokken. Aannemelijk is dat in die zaken de echtgenoten overeenstemming hadden of op een later moment hebben bereikt over de scheiding en de gevolgen ervan. De Raad merkt het volgende op: 1. Zoals blijkt uit de het advies van de Nederlandse Orde van Advocaten over dit wetsvoorstel is het dagelijkse praktijk van familierechtadvocaten om de problemen in verband met een scheiding te inventariseren alvorens een verzoek in te dienen. Indien over de ten aanzien van de kinderen te treffen maatregelen geen overeenstemming mogelijk is, bijvoorbeeld omdat een ouder niet bereikt kan worden of omdat er verschil van opvatting bestaat, zal een eenzijdig verzoek tot scheiding worden ingediend en om bepaalde nevenvoorzieningen worden verzocht in overeenstemming met artikel 827 Rv. Ook al zou enige druk kunnen uitgaan van de verplichting tot opstelling van een ouderschapsplan, de vraag is of nadere regeling van de huidige praktijk, waarin al vaak overeenstemming wordt bereikt, wel nodig is. 2. Een stilzwijgend akkoord in de scheidingsprocedure van de ene echtgenoot met de voorstellen van de andere over de gevolgen van de scheiding, waaronder die ten aanzien van hun minderjarige kinderen, door geen verweer te voeren tegen een eenzijdig scheidingsverzoek of zich te refereren aan het oordeel van de rechter, lijkt niet langer tot de mogelijkheden te behoren. De onder 1en 2 genoemde punten leiden de Raad tot het oordeel dat de nood¬zaak van het ouderschapsplan nadere motivering behoeft. 3. De memorie van toelichting zwijgt over de verhouding van het echtscheidingsconvenant tot het ouderschapsplan. Daardoor blijft in het midden of een ouderschapsplan onderdeel kan uitmaken van een echtscheidingsconvenant dan wel afzonderlijk aan een dergelijk convenant zal moeten worden toegevoegd om te kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 815, tweede lid, Rv. De Raad adviseert hierover in de memorie van toelichting uitsluitsel te bieden en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. 4 Anders dan de memorie van toelichting stelt, vloeit uit het voorgestelde artikel 815, tweede lid, Rv. niet voort dat het ouderschapsplan ondertekend dient te zijn door beide echtgenoten én een of meer advocaten of notarissen. De noodzaak van de handtekening van een of meer advocaten of notarissen ontgaat de Raad. Hij adviseert de toelichting in overeenstemming te brengen de tekst van het wetsvoorstel. b. Bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap Voorgesteld wordt om bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden voor te schrijven dat de beëindigingsovereenkomst op straffe van nietigheid een ouderschapsplan bevat, waarvan de onder 2a genoemde elementen deel uitmaken. De toelichting(zie noot 4) motiveert de nietigheidssanctie met de opmerking dat het opstellen van een ouderschapsplan zo belangrijk is dat het niet mag ontbreken in de overeenkomst en gereed moet zijn voordat het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd. De toelichting gaat niet in op de gevolgen van de nietigheid van dit deel van het contract voor de overige onderdelen van de overeenkomst tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap en voor de eventueel al in de registers van de burgerlijke stand ingeschreven beëindiging. De nietigheid van dit deel van het contract zou de nietigheid van het gehele contract tot gevolg kunnen hebben, omdat het een belangrijk onderdeel van het contract betreft. Dan zou de inschrijving van een beëindigingsverklaring door de ambtenaar van de burgerlijke stand, mocht die hebben plaatsgevonden, rechtskracht ontberen. Dat heeft als gevolg dat het geregistreerd partnerschap niet is geëindigd en een eventueel opvolgend huwelijk of geregistreerd partnerschap niet had kunnen worden aangegaan. Deze schets van de gevolgen van de nietigheid zou nog uitgebreid kunnen worden met gevolgen op vermogensrechtelijk vlak. Ingevolge artikel 80c, onder c, van Boek 1 BW geschiedt de beëindiging van een geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden door inschrijving van een beëindigingsverklaring in de registers van de burgerlijke stand, waaruit blijkt dat en wanneer de partners een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten. Deze verklaring is mede ondertekend door een of meer advocaten of notarissen. Van de advocaat of notaris mag verwacht worden dat hij de inhoud van de beëindigingsovereenkomst controleert. Gelet hierop en op de ver strekkende gevolgen van de nietigheidssanctie adviseert de Raad om deze sanctie te schrappen. 2. De plicht van een ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen Voorgesteld wordt om aan artikel 247 van Boek 1 BW, dat een omschrijving van het ouderlijk gezag omvat, een bepaling toe te voegen die een bestaande norm ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid beoogt te expliciteren: het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting om de ontwikkeling van de band van zijn minderjarig kind met de andere ouder te bevorderen. Blijkens de toelichting richt deze norm zich tot scheidende en gescheiden ouders en niet tot ouders in het algemeen. Als gevolg van deze norm kunnen ouders volgens de toelichting in het ouderschapsplan in beginsel niet afspreken dat het kind geen contact heeft met één van beide ouders. De norm zou ertoe moeten leiden dat de rechter ambtshalve het ouderschapsplan op dit punt toetst en zo nodig de ouders vraagt het plan te wijzigen.(zie noot 5) De Raad merkt op dat het onder omstandigheden in het belang van het kind gewenst kan zijn dat wordt afgesproken dat er geen omgang zal zijn. Indien wordt vastgehouden aan de opvatting dat het niet mogelijk moet zijn een overeenkomst te sluiten waarbij contact van een ouder met het kind dat niet bij hem woont wordt uitgesloten, dient de wet naar het oordeel van de Raad te bepalen dat een dergelijke overeenkomst nietig is, zoals dat ook is bepaald ten aanzien van overeenkomsten waarbij van het volgens de wet verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien (artikel 1:400, tweede lid, van Boek 1 BW). Een dergelijke bepaling leidt ertoe dat de rechter in dit opzicht de overeenkomst ambtshalve zal toetsen. De Raad adviseert, gelet op al het voorgaande, de voorgestelde toevoeging van een derde lid aan artikel 247 te schrappen. 3. De plicht tot omgang van de niet met het gezag belaste ouder Het voorgestelde artikel 377a, eerste lid, bepaalt dat het kind recht op omgang heeft met zijn ouders of met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat en dat de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de plicht tot omgang met zijn kind heeft. De Raad merkt op dat alleen aan de niet met het gezag belaste ouder een plicht tot omgang met zijn kind wordt opgelegd. Indien de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, zijn zij volgens het nieuwe artikel 247, derde lid, weliswaar verplicht om de ontwikkeling van de banden van hun kind met de andere ouder te bevorderen, maar dit omvat niet een verplichting tot contact met het kind voor de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats niet heeft. Anders dan in de toelichting wordt opgemerkt(zie noot 6), zijn deze twee normen niet op één lijn te zetten. De Raad adviseert nader toe te lichten waarom ten aanzien van de plicht tot omgang een onderscheid wordt gemaakt tussen ouders die gezag hebben en ouders die dat niet hebben en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. 4. Geen invoering van de administratieve scheiding Als belangrijke reden om geen echtscheiding zonder tussenkomst van een rechter in te voeren, wijst de memorie van toelichting op de Verordening Brussel IIbis.(zie noot 7) In het licht van die Verordening is het weliswaar mogelijk om een administratieve scheidingsprocedure te introduceren die in het buitenland wordt erkend, maar deze procedure vereist ten minste een constitutieve beslissing door een autoriteit. Dat zou betekenen dat, om in andere EU-landen erkenning te krijgen, een administratieve autoriteit aangewezen zou moeten worden die een beslissing over de echtscheiding neemt met een vergelijkbaar effect als thans de beslissing van de rechter in Nederland heeft. Het aanwijzen van een dergelijke autoriteit levert ten opzichte van de huidige situatie weinig voordeel op, zo vervolgt de memorie van toelichting.(zie noot 8) De toelichting besteedt echter geen aandacht aan de mogelijke voordelen van een vorm van ontbinding van het huwelijk via de administratie als reeds lange tijd voorzien in het Deense recht. Hoewel de Verordening Brussel IIbis en haar voorganger Brussel II niet van toepassing zijn in Denemarken, is tijdens de onderhandelingen over die verordening met een mogelijke toepassing in Denemarken wel rekening gehouden. De Raad adviseert daarom nader te motiveren waarom een procedure als voorzien in Denemarken geen passend alternatief voor een scheiding via de rechter zou kunnen zijn. 5. Overige opmerkingen a. Terminologie In de gevallen dat het gezamenlijk gezag na scheiding blijft voortduren, hetgeen in verreweg de meeste gevallen gebeurt(zie noot 9), spreekt het wetsvoorstel, als het gaat om de invulling van de contacten tussen de ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats niet hebben en de andere ouder, niet langer van "omgang", maar van "verdeling van de zorg- en opvoedingstaken". Er zijn situaties waarin na scheiding de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders verdeeld worden, maar dat betreft een zeer klein aantal gevallen. In het gros van de gevallen zal, ook als na scheiding beide ouders het gezamenlijk gezag houden, de ene ouder slechts vrij beperkt contact hebben met de kinderen die hun hoofdverblijfplaats bij de andere ouder hebben. Het is niet in overeenstemming met de realiteit om voor al die gevallen voortaan te spreken van een "verdeling van de zorg- en opvoedingstaken". Die worden niet verdeeld. Ook in de verordening Brussel IIbis en het Haags kinderbeschermingsverdrag 1996 wordt in deze gevallen gesproken van omgang en omgangsrecht. Artikel 9, derde lid, van het Verdrag inzake de rechten van het kind spreekt in algemene zin van een recht op contact. De Raad adviseert de terminologie in overeenstemming te brengen met de gebruikelijke situatie en met het internationale gebruik. b. Wijziging van artikel 251a van Boek 1 BW In het voorgestelde eerste lid, onder a, van artikel 251a van Boek 1 BW wordt volgens de toelichting(zie noot 10) onder andere het belangrijkste criterium om eenhoofdig gezag te verkrijgen gecodificeerd. Verwezen wordt daartoe naar de beslissing van de Hoge Raad van 10 september 1999.(zie noot 11) In de rechtspraktijk wordt ervan uitgegaan dat het gezamenlijk gezag na de scheiding slechts dan niet kan voortduren, indien slechte of ontbrekende communicatie tussen de ouders dan wel een andere omstandigheid een onaanvaardbaar risico meebrengt voor de kinderen, terwijl niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare termijn verbetering komt. De Raad adviseert de woorden "binnen afzienbare termijn" aan het voorgestelde eerste lid, onder a, van artikel 251a toe te voegen. c. Verwijzing door de rechter naar een bemiddelaar Voorgesteld wordt in artikel 818, tweede lid, Rv. de rechter de bevoegdheid te geven de echtgenoten in het kader van de scheidingsprocedure te verwijzen naar een bemiddelaar voordat de behandeling ter terechtzitting aanvangt of ter terechtzitting. Volgens de toelichting bepaalt de rechter zelf naar wie hij verwijst. De toelichting vervolgt met de opmerking dat het begrip bemiddelaar voldoende duidelijk is om te bewerkstelligen dat niet naar een willekeurige derde wordt verwezen. De kosten van de bemiddeling dienen door de echtgenoten te worden gedragen, behoudens in geval van minder draagkracht in de zin van de Wet op de rechtsbijstand. In het laatste geval zal een eigen bijdrage moeten worden betaald. Nu de opdracht tot bemiddeling van de rechter uitgaat, en ook de kosten daarvan door de echtgenoten moeten worden gedragen, adviseert de Raad om de toelichting in die zin te verduidelijken dat een aanwijzing van een bemiddelaar door de rechter niet geschiedt dan nadat de rechter het voornemen daartoe aan de echtgenoten heeft voorgelegd en de echtgenoten in de gelegenheid heeft gesteld zelf een of meer deskundigen op dit terrein te suggereren. De aard van de zaken waarom het gaat, scheidingssituaties waarin vooralsnog geen overeenstemming over de gevolgen van de scheiding is bereikt, maken het voorts onwenselijk dat voorafgaande aan een zitting een verwijzing naar een bemiddelaar plaatsvindt. De Raad adviseert artikel 818, tweede lid, daarom aan te passen. d. Artikel 827, eerste lid, onder c, Rv In artikel 827, eerste lid, onder c, Rv. wordt een nieuwe omschrijving voorgesteld van de nevenvoorzieningen ten aanzien van de kinderen waarom in een scheidingsprocedure kunnen worden verzocht. Het valt op dat niet wordt voorgesteld dat verzocht kan worden te bepalen bij wie van de ouders de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben na de scheiding. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing van 15 december 2000(zie noot 12) beslist dat de rechter de bevoegdheid toekomt om een dergelijke beslissing te nemen. Dat een ouder of beide ouders volgens het voorgestelde artikel 253a van Boek 1 BW de rechter kunnen verzoeken de hoofdverblijfplaats van het kind vast te stellen, geeft ook aanleiding te veronderstellen dat een dergelijk verzoek als nevenverzoek bij de scheiding gedaan kan worden. De Raad adviseert om door verdere aanpassing van artikel 827, eerste lid, onder c, Rv. uitdrukkelijk te bepalen dat een nevenvoorziening met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van het kind kan worden getroffen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding alsmede enkele andere wijzigingen in deze wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding alsmede enkele andere wijzigingen in deze wet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2011, no.11.001532, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding alsmede enkele andere wijzigingen in deze wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2016, no.2016000466, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening Kolenbranderweg van de gemeente Haaksbergen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening Kolenbranderweg van de gemeente Haaksbergen.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 11 april 2016, no.RWS-2016/14599, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening Kolenbranderweg van de gemeente Haaksbergen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit ingevolge krachtens artikel 72a van de onteigeningswet, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een onderdoorgang voor snelverkeer en een onderdoorgang voor langzaam verkeer nabij de Soestdijkseweg tussen km 8.738 en km 9.121 van de spoorbaan Utrecht Centraal-Amersfoort, met bijkomende werken in de gemeente De Bilt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit ingevolge krachtens artikel 72a van de onteigeningswet, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een onderdoorgang voor snelverkeer en een onderdoorgang voor langzaam verkeer nabij de Soestdijkseweg tussen km 8.738 en km 9.121 van de spoorbaan Utrecht Centraal-Amersfoort, met bijkomende werken in de gemeente De Bilt.Bij Kabinetsmissive van 10 september 2012, no.RWSCD BJV 2012/1549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit ingevolge krachtens artikel 72a van de onteigeningswet, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een onderdoorgang voor snelverkeer en een onderdoorgang voor langzaam verkeer nabij de Soestdijkseweg tussen km 8.738 en km 9.121 van de spoorbaan Utrecht Centraal-Amersfoort, met bijkomende werken in de gemeente De Bilt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullend Protocol nr. 7 bij de Herziene Rijnvaartakte; Straatsburg, 27 november 2002, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Aanvullend Protocol nr. 7 bij de Herziene Rijnvaartakte; Straatsburg, 27 november 2002, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de invoering van een nieuw financieringsstelsel, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de invoering van een nieuw financieringsstelsel, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2009, no.09.001527, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Jeugd en Gezin, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de invoering van een nieuw financieringsstelsel, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake technische samenwerking op het gebied van civiele luchtvaartveiligheid; Washington, 23 mei 2013 (Trb. 2013, 86), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake technische samenwerking op het gebied van civiele luchtvaartveiligheid; Washington, 23 mei 2013 (Trb. 2013, 86), met toelichtende nota.Het Verdrag beoogt het mogelijk maken van technische samenwerking op het gebied van het waarborgen en bevorderen van de veiligheid in de internationale burgerluchtvaart tussen enerzijds Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland en anderzijds de Verenigde Staten van Amerika. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 april 2015, no.2015000685, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met enkele aanpassingen aan het verdeelmodel en de vangnetuitkering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met enkele aanpassingen aan het verdeelmodel en de vangnetuitkering.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2015, no.2015001291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met enkele aanpassingen aan het verdeelmodel en de vangnetuitkering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de mededeling inzake het afvalbeheer en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in batterijen en accus (Besluit beheer batterijen en accus 2008), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de mededeling inzake het afvalbeheer en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in batterijen en accus (Besluit beheer batterijen en accus 2008), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 mei 2008, no.08.001386, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de mededeling inzake het afvalbeheer en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in batterijen en accu's (Besluit beheer batterijen en accu's 2008), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2000, no.00.005197, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet. Het wetsvoorstel is onderdeel van een gefaseerde aanpak en beoogt de productwetgeving te vereenvoudigen en efficiënter te maken. De eerste fase bestaat uit de uitbreiding van de Warenwet met de productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen en uit de Stoomwet. Het geheel biedt een effectief kader voor de implementatie van EG-richtlijnen. De voorgestelde integratie van regelgeving strekt er tevens toe de bestaande afbakeningsproblemen tussen de Wet op de gevaarlijke werktuigen en de Warenwet op te lossen. Het voorstel brengt geen wijziging aan in de beleidsverantwoordelijkheden van de betrokken bewindspersonen. Op langere termijn is het perspectief gericht op de totstandbrenging van een brede algemene productwet. Met het oog daarop zal te zijner tijd op basis van een evaluatie van de beperkte productwet bezien worden of integratie van andere wetten mogelijk is. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen. 1. Het wetsvoorstel is, voorzover het gaat om de productwetgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitsluitend gericht op de Wet op de gevaarlijke werktuigen en de Stoomwet. Desondanks merkt de memorie van toelichting op dat met het voorstel ook een betere afstemming met "productregels" uit de arbeidsomstandighedenwetgeving wordt gerealiseerd.(zie noot 1) Daar het wetsvoorstel dienaangaande geen uitdrukkelijk nieuwe bepalingen bevat en er bovendien geen "oude" bepalingen van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 vervallen behoeft deze mededeling verduidelijking. Het feit dat de Arbeidsomstandighedenwet 1998 zelf nogal abstract is geformuleerd, niet rechtstreeks spreekt over producten en de bepalingen van de onderliggende regelgeving refereren aan apparatuur of werktuigen vormt in dit verband een extra complicatie. De Raad adviseert in de memorie van toelichting te verduidelijken of de afstemming met de Arbowetgeving zal plaatsvinden in een komend ontwerpbesluit door middel van het laten vervallen of wijzigen van de desbetreffende bepalingen dan wel op andere wijze. 2a. De Raad merkt ten aanzien van artikel 1a, tweede en derde lid, op dat het bij lagere regeling afwijken van een hogere regeling in beginsel moet worden afgewezen. De bevoegdheid tot afwijken mag naar de mening van het college slechts bij uitzondering worden gegeven en de delegatie mag niet verdergaan dan noodzakelijk is en moet bovendien inhoudelijk zijn bepaald. In dit geval maakt de toelichting niet duidelijk waarom zich ten aanzien van de genoemde technische voortbrengselen een uitzonderlijke situatie voordoet die rechtvaardigt dat de wet daarop geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is, ja die er zelfs toe zou nopen om voor die voortbrengselen bij algemene maatregel van bestuur regels op te stellen die strekken tot aanvulling of afwijking van de wet. Onder verwijzing naar aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) adviseert het college daarom de mogelijkheid tot afwijken en aanvullen zo concreet en nauwkeurig mogelijk te begrenzen en in de toelichting in te gaan op de noodzaak van die mogelijkheid. b. In dit verband doet zich nog een aspect voor van het bij lagere regeling afwijken van een hogere regeling. Mede in verband met de introductie van artikel 1a is namelijk in artikel 15, eerste lid, van de Warenwet de mogelijkheid geopend dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zelfstandig tijdelijk geldende regels kan stellen indien de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur niet kan worden afgewacht. De Raad adviseert ten aanzien van een dergelijke constructie, in aanvulling op de aanwijzingen 26 en 27 Ar, de publicatie van de ministeriële regeling onmiddellijk te laten volgen door een (materieel gelijkluidend) ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur. 3. De voorgestelde algemene formulering in artikel 7d, waarin aan de minister de bevoegdheid wordt toegekend tot het geven van algemene aanwijzingen, dient vervangen te worden door een meer concrete beschrijving van onderwerpen. In dit verband wordt gewezen op aanwijzing 124l, vijfde lid, Ar, waarin is bepaald dat afhankelijk van de aard van de taak van het zelfstandig bestuursorgaan aan de minister de bevoegdheid kan worden toegekend tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften inzake in de wet limitatief opgesomde onderwerpen. De Raad adviseert de bepaling aldus aan te passen. 4. Uit paragraaf 1.8 van de memorie van toelichting blijkt dat het ontwerpbesluit ingevolge richtlijn nr.98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij nr.98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217), is genotificeerd aan de Europese Commissie. Nu de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten nog niet beschikbaar waren op het moment van het uitbrengen van dit advies, gaat de Raad ervan uit dat het ontwerpbesluit nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie of van de lidstaten aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige aard, en dat de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten aan hem zullen worden toegezonden. 5. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden (invoering nieuwe generatie reisdocumenten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden (invoering nieuwe generatie reisdocumenten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de aanscherping van een aantal voorschriften betreffende de bekostiging van het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de aanscherping van een aantal voorschriften betreffende de bekostiging van het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2017, no.2017000594, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit voert een aantal wijzigingen door op het gebied van dierenwelzijn. Zo komt er onder meer een verbod op het aanbrengen van een neusring bij mannelijke fokvarkens en een verbod op het vriesbranden van runderen. Ook wordt de elektronische halsband slechts onder voorwaarden toegestaan en wordt de scheidingsleeftijd van apen en konijnen bepaald.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het ontwerpbesluit vast te stellen, maar maakt twee opmerkingen met betrekking tot elektronische apparatuur.1.Elektronische apparatuurHet ontwerpbesluit voegt aan de lijst met verboden gedragingen ten aanzien van dieren onder meer toe het gebruik van apparatuur waarmee een dier door middel van stroomstoten, elektromagnetische signalen of straling pijn kan worden toegebracht. Apparatuur waarvan het gebruik is gericht op het bewerkstelligen van een gerechtvaardigde gedragsverandering bij het dier ter voorkoming van gevaar voor mens of dier of van aantasting van het welzijn van het dier en de houder daarvoor over voldoende deskundigheid beschikt, is wel toegestaan. (zie noot 1) Elektronische apparatuur is bijvoorbeeld een koetrainer (zie noot 2), een elektronische halsband of anti blafband voor honden.Om het risico op welzijnsaantasting te verminderen, wordt bepaald dat het gebruik slechts is toegestaan indien de houder daarvoor over voldoende deskundigheid beschikt. De borging van de deskundigheid kan geschieden door bijvoorbeeld het stellen van opleidingseisen dan wel de eis dat de band alleen wordt gebruikt onder toezicht en op advies van een persoon die een dergelijke cursus heeft gehad. (zie noot 3) De regels omtrent de deskundigheid, alsmede de wijze waarop de aanwezigheid daarvan kan worden aangetoond, zullen op basis van artikel 2.1, vierde lid, van de Wet dieren, bij ministeriële regeling regels worden gesteld. (zie noot 4)In de diverse reacties uit de consultatie blijkt dat met name verschillend naar elektronische halsbanden wordt gekeken. Waar de ene organisatie (zie noot 5) pleit voor een volledige verbod op elektronische halsbanden, pleiten andere organisaties (zie noot 6) voor regulering.De Afdeling maakt met betrekking tot elektronische apparatuur twee opmerkingen.Het verbod om gebruik te maken van apparatuur zonder over voldoende deskundigheid te beschikken ziet op apparatuur die zeer verschillend van aard is. Naar het oordeel van de Afdeling is het verbod in veel gevallen echter niet of nauwelijks handhaafbaar. Dit geldt in ieder geval voor de elektronische halsband en de anti blafband, omdat de bezitters van honden in beginsel niet georganiseerd zijn. De elektronische halsbanden en anti blafbanden zullen verkrijgbaar blijven, omdat de wetgeving hieraan niet in de weg staat, terwijl slechts een relatief beperkte groep van (professionele) gebruikers zich bewust zal zijn van het verbod en zal weten dat gebruik alleen is toegestaan indien aan de gestelde eisen is voldaan.Ten tweede maakt de toelichting niet duidelijk of de ministeriële regeling ook technische eisen zal stellen ten aanzien van de apparatuur. Nu de apparatuur gericht moet zijn op het bewerkstelligen van een gerechtvaardigde gedragsverandering bij het dier ter voorkoming van gevaar voor mens of dier of van aantasting van het welzijn van het dier, ligt het voor de hand bijvoorbeeld een maximaal te hanteren voltage voor elektronische halsbanden en/of anti blafbanden in de ministeriële regeling op te nemen. (zie noot 7)De Afdeling adviseert om redenen van handhaafbaarheid af te zien van het deskundigheidsvereiste, in elk geval bij gebruik van apparatuur bij hobby- en gezelschapsdieren. Wel geeft de Afdeling in overweging aan deze apparatuur technische eisen te stellen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht.Bij Kabinetsmissive van 20 april 2012, no.12.000962, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit WEB inzake technische wijzigingen in verband met onder meer de overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit WEB inzake technische wijzigingen in verband met onder meer de overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven.W.05.15.0084 (pdf, 150 kB)Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2015, no.2015000501, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit WEB inzake technische wijzigingen in verband met onder meer de overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van de boetebedragen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van de boetebedragen.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2016, no.2016001778, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van de boetebedragen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie onder meer voortkomend uit de inwerkingtreding van de Wet verbetering poortwachter, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie onder meer voortkomend uit de inwerkingtreding van de Wet verbetering poortwachter, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr.2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr.1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr.2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr.2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr.1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr.2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering en het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden in verband met de invoering van een verwijsfunctie van de bedrijfsarts.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering en het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden in verband met de invoering van een verwijsfunctie van de bedrijfsarts.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2012, no.12.002867, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van diverse besluiten op grond van de Kernenergiewet (Euratom-richtlijn basisnormen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van diverse besluiten op grond van de Kernenergiewet (Euratom-richtlijn basisnormen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000, de Wet lokaal spoor, de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000, de Wet lokaal spoor, de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 januari 2014, no.2014000255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000, de Wet lokaal spoor, de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2016, no.2016001316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2012, no.12.002418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële markten BES in verband met het invoeren van een aansprakelijkheidsbeperking voor de toezichthouders op de financiële markten (Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële markten BES in verband met het invoeren van een aansprakelijkheidsbeperking voor de toezichthouders op de financiële markten (Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2011, no.11.001607, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële markten BES in verband met het invoeren van een aansprakelijkheidsbeperking voor de toezichthouders op de financiële markten (Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit registratie geneesmiddelen teneinde richtlijn 38/2000/EG te implementeren.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit registratie geneesmiddelen teneinde richtlijn 38/2000/EG te implementeren.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 augustus 2013, no.13.001631, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering en wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot invoering en wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2008, no.08.002992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering en wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand (Wet scheiden zonder rechter), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand (Wet scheiden zonder rechter), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 september 2014, no.2014001698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand (Wet scheiden zonder rechter), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 in verband met vrijstelling van de vergunningplicht voor weiden van vee en gebruiken van meststoffen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 in verband met vrijstelling van de vergunningplicht voor weiden van vee en gebruiken van meststoffen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2015, no.2015001054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 in verband met vrijstelling van de vergunningplicht voor weiden van vee en gebruiken van meststoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van retributies krachtens de Vleeskeuringswet (Retributiebesluit Vleeskeuringswet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van retributies krachtens de Vleeskeuringswet (Retributiebesluit Vleeskeuringswet).Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2003, no.03.002204, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van retributies krachtens de Vleeskeuringswet (Retributiebesluit Vleeskeuringswet). Het ontwerpbesluit beoogt het Besluit inzake vaststelling rijksinvoerkeurloon voor vlees en het Besluit retributies Vleeskeuringswet (hierna: Besluit retributies) te vervangen. Behalve de bestaande retributies die verplicht zijn op grond van het gemeenschapsrecht bevat het ontwerpbesluit ook een aantal nieuwe nationale retributies. Het gemeenschapsrecht staat de heffing hiervan toe, mits deze voldoen aan de voorwaarden vermeld in richtlijn 96/43/EG(zie noot 1). De Voedsel en Warenautoriteit (hierna: VWA) heft deze nieuwe retributies in geval van keuring en controlewerkzaamheden bij de invoer en doorvoer van vlees en andere producten van dierlijke oorsprong uit derde landen en bij de erkenning van bedrijven en handelaren in deze sector. Het streven is om de werkzaamheden van de VWA zoveel mogelijk kostendekkend te maken. Daartoe bevat het ontwerpbesluit tevens een aantal verhogingen van bestaande retributiebedragen. Voorts bevat het ontwerpbesluit enkele wijzigingen in het Besluit invoer producten van dierlijke oorsprong uit derde landen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij kanttekeningen met betrekking tot de keuze voor een nieuw besluit en aangaande de gevallen waarin een extra retributie kan worden gevraagd. 1. Keuze voor een nieuw besluit Volgens de toelichting is door de omvang van de voorgestelde wijzigingen aanpassing van de bestaande besluiten niet mogelijk en moeten deze worden vervangen door een nieuw besluit. De Raad constateert echter dat de meeste bepalingen in het Besluit retributies vrijwel ongewijzigd in het ontwerpbesluit terugkeren; de wijzigingen hebben slechts betrekking op de hoogte van de retributies en op het vervangen van de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees door de VWA. Daarnaast bevat het ontwerpbesluit nieuwe bepalingen die betrekking hebben op de invoer en doorvoer van vlees uit derde landen. Volgens de Raad zijn deze wijzigingen op het eerste gezicht niet zo ingrijpend dat hiervoor een geheel nieuw besluit noodzakelijk is en dat niet kan worden volstaan met wijziging van het Besluit retributies. Bovendien is het huidige Besluit retributies pas op 18 december 2002 in werking getreden. Mede gelet op het uitgangspunt dat bij het invoeren van nieuwe wetgeving terughoudendheid moet worden betracht, behoeft de keuze voor een nieuw besluit nadere motivering. De Raad acht de motivering die thans in de toelichting staat onvoldoende. De Raad adviseert de toelichting in deze zin aan te passen, of, mocht er geen overtuigende toelichting gegeven kunnen worden, af te zien van geheel nieuwe besluiten en te volstaan met aanpassing van bestaande besluiten. 2. Extra retributies Artikel 8 van het Besluit retributies bepaalt dat in geval van een bijzondere keuring de aanbieder geen extra retributie verschuldigd is mits deze om 14.00 uur op de dag voorafgaande aan de keuring is aangemeld. Indien de keuring plaatsvindt buiten de openingstijden is echter wel een retributie verschuldigd. In het voorgestelde artikel 14, eerste lid, onder a en b, van het ontwerpbesluit is de aanbieder echter voor een keuring buiten de normale openingstijden geen extra retributie verschuldigd, maar wel voor een keuring die na 14.00 uur op de dag die daaraan voorafgaat wordt aangemeld. De toelichting laat zich niet over deze wijzigingen uit. De Raad adviseert deze wijziging in de toelichting te motiveren. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van wetstechnische of ondergeschikte aard van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken alsmede intrekking van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken alsmede intrekking van enkele algemene maatregelen van bestuur die geen betekenis meer hebben.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van wetstechnische of ondergeschikte aard van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken alsmede intrekking van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken alsmede intrekking van enkele algemene maatregelen van bestuur die geen betekenis meer hebben.Bij Kabinetsmissive van 17 januari 2003, no.03.000189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van wetstechnische of ondergeschikte aard van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken alsmede intrekking van enkele algemene maatregelen van bestuur die geen betekenis meer hebben. Het ontwerpbesluit past een aantal algemene maatregelen van bestuur op het gebied van het Ministerie van Economische Zaken aan naar aanleiding van wijzigingen in de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de loonbelasting en de Europese kaderrichtlijn inzake staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen. Daarnaast wordt de accountantsverklaring minder vaak verplicht gesteld en vinden er wetstechnische aanpassingen plaats. Tot slot worden twee besluiten ingetrokken. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een opmerking met betrekking tot de accountantsverplichting. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Een aantal algemene maatregelen van bestuur wordt aangepast in verband met het besluit, accountantsverklaringen slechts verplicht te stellen bij subsidieverlening van meer dan 50.000 euro. Bij lagere subsidiebedragen is de accountantsverplichting geschrapt. Als het subsidiebedrag zowel lager als hoger kan liggen, wordt ervan uitgegaan dat als een voorschot minimaal 45.000 euro bedraagt het subsidiabele bedrag boven de 50.000 euro ligt. Indien het voorschot lager is, wordt een standaard zinsnede ingevoegd ("indien het bedrag van de subsidieverlening meer dan 50.000 euro bedraagt").(zie noot 1) Artikel XIV, onder B, van het ontwerpbesluit wijzigt artikel 18, vierde lid, van het Besluit subsidies technische ontwikkelingsprojecten, dat de subsidie-ontvanger verplicht jaarlijks een accountantsverklaring te verstrekken inzake de gerealiseerde omzet. De eerdergenoemde standaardzinsnede wordt in het vierde lid ingevoegd, omdat de subsidies op grond van dit besluit zowel hoger als lager dan 50.000 euro kunnen zijn. Op grond van artikel 17, derde lid, van het Besluit subsidies technische ontwikkelingsprojecten moet bij een aanvraag om subsidievaststelling een accountantsverklaring worden meegezonden. Omdat de accountantsverplichting bij een aanvraag om subsidievaststelling, blijkens andere wijzigingen in het onderhavige ontwerpbesluit, alleen geldt als het subsidiebedrag meer dan 50.000 euro bedraagt, dient naar de mening van de Raad tevens in artikel 17, derde lid, van het Besluit subsidies technische ontwikkelingsprojecten de standaardzinsnede te worden ingevoegd. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag inzake een tijdelijke uitzondering van het wettelijk minimumloon voor een bestaande groep zorgverleners met een familierelatie in verband met bijzondere omstandigheden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag inzake een tijdelijke uitzondering van het wettelijk minimumloon voor een bestaande groep zorgverleners met een familierelatie in verband met bijzondere omstandigheden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 november 2017, no.2017002090, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag inzake een tijdelijke uitzondering van het wettelijk minimumloon voor een bestaande groep zorgverleners met een familierelatie in verband met bijzondere omstandigheden, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe een tijdelijke uitzondering te creëren op de toepasselijkheid van het wettelijk minimumloon (wml) in het geval van overeenkomsten van opdracht (ovo) voor zorgverlening in de familiesfeer en de beloning voor die zorg wordt bekostigd met een persoonsgebonden budget (pgb).De Afdeling advisering van de Raad van State onderkent het belang om, als in nauwe familieverbanden zorg wordt verleend en de beloning voor die zorg wordt bekostigd met een pgb, een uitzondering te maken op de toepassing van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag (Wml), zoals die per 1 januari 2018 zal gelden.De Afdeling merkt op dat de toelichting geen duidelijkheid biedt over een tijdelijke oplossing in de vorm van "een andere wijze van bekostiging van pgbs" noch over een structurele oplossing voor het gesignaleerde probleem. Zolang onduidelijk is welke andere vorm van bekostiging met pgbs is voorzien, mist de Afdeling een overtuigende motivering voor het onderscheid dat in het ontwerpbesluit wordt gemaakt tussen ovos in nauwe familierelaties met bekostiging vanuit een pgb die zijn aangegaan vóór 1 januari 2018 en ovos die na die datum worden aangegaan. De uitzondering voor bestaande overeenkomsten zou zich dan ook moeten uitstrekken tot in 2018 tot stand te brengen overeenkomsten. De Afdeling mist daarnaast een passage waarin op de financiële consequenties van de toepasselijkheid van de Wml wordt ingegaan.Daarnaast dringt de Afdeling erop aan om op korte termijn een meer structurele, algemene oplossing voor het probleem, ook als pgbs niet aan de orde zijn, tot stand te brengen.De Afdeling is van oordeel dat deze opmerkingen over het ontwerpbesluit van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden.1.InleidingOp 1 januari 2018 treedt een wijziging in werking van de Wml. Het recht op wml en minimum vakantiebijslag gaat dan gelden voor alle personen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht. (zie noot 1) Reden van deze wetswijziging is het tegengaan van oneerlijke concurrentie en schijnconstructies. De Wml is nu al van toepassing, indien langer dan drie maanden voor meer dan 5 uur per week persoonlijke arbeid wordt verricht.Op grond van de huidige zorgwetten (zie noot 2) is in de regeling voor persoonsgebonden budgetten de verplichting opgenomen om voor zorgverlening, ook als deze in familieverband plaatsvindt, een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht (ovo) of een overeenkomst van vervoer te hebben. Controle op de te verstrekken vergoedingen heeft tot deze voorwaarde geleid.De inwerkingtreding per 1 januari 2018 van de gewijzigde Wml heeft het onvoorziene gevolg dat voor de zorgverlening in familieverband steeds het wml gaat gelden. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is van mening dat zorg en ondersteuning die vanuit sociale en morele overwegingen wordt verricht niet aanstonds dient te worden aangemerkt als een arbeidsrelatie. (zie noot 3) Het gaat, zo stelt de minister, hierbij om hulp in familieverband, maar het kan ook gaan om zogenaamde burenhulp, een "heitje voor karweitje" en ook vriendendiensten.De Minister van VWS heeft aangekondigd voornemens te zijn de regelgeving aan te passen om te voorkomen dat vrijwillige zorg en ondersteuning die vanuit sociale en morele overwegingen wordt verricht (bijvoorbeeld in een familierelatie) als een arbeidsrelatie moet worden beschouwd. Die regelgeving vereist nog nadere doordenking. Deze regelgeving zal ook niet op korte termijn zijn gerealiseerd. Voor de korte termijn zal in de uitvoeringsregelgeving van de Wmo 2015, Wlz en Jeugdwet "een nieuwe mogelijkheid [worden opgenomen] om dit soort situaties te bekostigen met een pgb". (zie noot 4) Bij het aangaan van nieuwe verbintenissen en bij de vaststelling van tarieven na 1 januari 2018 zal, zo vermeldt de nota van toelichting, rekening gehouden moeten worden met de Wml zoals die per 1 januari 2018 geldt. Voor bestaande overeenkomsten biedt dit evenwel geen oplossing, aldus de toelichting. Daartoe dient de onderhavige tijdelijke algemene maatregel van bestuur. Deze bevat een uitzondering op de Wml voor nauwe familierelaties. Het gaat om echtgenoten, partners, ouders, kinderen, (schoon)broers en (schoon)zusters.2.Voornemen wijziging regelgevingDe Afdeling onderkent het belang om te voorkomen dat zorg en ondersteuning die structureel uit sociale en morele overwegingen wordt verricht, in formele zin van aanvang af wordt aangemerkt als een arbeidsrelatie met als gevolg onder meer dat de Wml van toepassing wordt. Met het vastleggen van deze vorm van zorgverlening in een ovo is het belang van een effectieve controle op de rechtmatigheid van bestedingen bij pgbs en de budgettaire beheersbaarheid van het pgb-stelsel gediend. Er is echter ook begrip voor de gerealiseerde aanpassing van de Wml om daarmee oneerlijke concurrentie en schijnconstructies te voorkomen. Sociale bescherming van degenen die op basis van een ovo werkzaamheden verrichten speelt daarbij een belangrijke rol.Het is de kunst tussen de Scylla en Charibdis van deze uitgangspunten heen te varen. Over de reikwijdte van het onderhavige besluit en van de toekomstige regelgeving voor na dit tijdelijke besluit maakt de Afdeling onder a een opmerking. Onder b maakt de Afdeling een opmerking over de gelegde koppeling met bekostiging vanuit een pgb.a. De Afdeling merkt op dat de thans voorgestelde uitzondering op de Wml beperkt is tot nauwe familieverbanden. Die beperking heeft het voordeel dat zij nauwkeurig te omschrijven valt. In het tijdelijke ontwerpbesluit is echter geen uitzondering opgenomen voor andere relaties waarin sociale en morele overwegingen om hulp prevaleren boven de opdrachtrelatie. In de eerder genoemde brief van 24 november 2017 noemt de Minister van VWS daarnaast ook situaties als burenhulp, een "heitje voor karweitje" en ook een vriendendienst. (zie noot 5) Verder kan in nauwe familierelaties, maar ook in de andere genoemde verbanden onder omstandigheden de opdrachtrelatie boven andere overwegingen prevaleren. Dan zou een uitzondering op de betaling van het minimumloon minder voor de hand liggen.De Afdeling adviseert in de toelichting dragend te motiveren waarom andere situaties zoals hierboven omschreven, niet zijn meegenomen en nader te motiveren hoe de reikwijdte van een meer structurele uitzondering zal worden bepaald. Enig zicht op de gewenste eindsituatie is daarvoor relevant.b. Voorts is onduidelijk of deze uitzondering slechts met het oog op de pgb-systematiek of meer algemeen als uitzondering op de Wml moet worden geformuleerd. Het onvoorziene gevolg dat thans in het licht van het pgb-stelsel manifest is geworden, kan zich ook voordoen als er geen bekostiging via een pgb plaatsvindt. Het komt de Afdeling in dit licht voor dat een structurele, algemene oplossing dringend gewenst is. Het is nodig in de toelichting in te gaan op de aard en omvang van een structurele uitzondering. De Afdeling adviseert daartoe.3.Onderscheid bestaande en nieuwe contractenDe toelichting bij het ontwerpbesluit stelt dat in de uitvoeringsregelgeving van de Wmo 2015, Wlz en Jeugdwet een nieuwe mogelijkheid zal worden opgenomen om de soort situaties waarop het ontwerpbesluit ziet, te bekostigen met een pgb. De toelichting stelt ook dat bij het aangaan van nieuwe verbintenissen het wml onverkort zal gelden.De Afdeling merkt het volgende op.a.Afwijking van het wettelijk kaderNaar het oordeel van de Afdeling kan in lagere regelgeving (anders dan op de grondslag van de Wml) niet worden afgeweken van de Wml, zoals die per 1 januari 2018 geldt. Dit betekent dat de opmerking in de toelichting dat per die datum het wml onverkort zal gelden voor nieuwe contracten juist is, maar dat het de Afdeling niet duidelijk is wat de betekenis is van de opmerking dat een nieuwe mogelijkheid voor bekostiging van pgbs zal worden gecreëerd voor de thans uitgezonderde familierelaties. Indien die worden vormgegeven als een ovo, zal ook in die situaties de Wml gelden, terwijl voorts aan de eis in de zorgwetgeving moet worden voldaan dat de hoogte van een pgb toereikend moet zijn. (zie noot 6)Het is nodig dat over de aard en omvang van de nieuwe mogelijkheid van bekostiging van pgbs op korte termijn duidelijkheid ontstaat. De Afdeling adviseert die te verschaffen.b.Gerechtvaardigd onderscheidHet ontwerpbesluit regelt slechts een uitzondering voor bestaande situaties waarin bekostiging via een pgb plaatsvindt in familierelaties. In na 1 januari 2018 aan te gane verbintenissen geldt de Wml onverkort. Zolang onduidelijk is welke "andere vorm van bekostiging met pgbs" is voorzien voor nieuwe situaties vergelijkbaar met die welke in dit ontwerpbesluit worden uitgezonderd van de toepassing van de Wml, rijst de vraag hoe het onderscheid tussen bestaande en nieuwe gevallen van bekostiging met pgbs in nauwe familierelaties wordt gerechtvaardigd.Daartoe merkt de Afdeling op dat de overwegingen om voor de pgb-bekostiging een uitzondering te formuleren voor familierelaties op de toepasselijkheid van de Wml evenzeer gelden in de na 1 januari 2018 aan te gane verbintenissen die een ovo in een familierelatie zijn.Dat bestaande overeenkomsten zouden moeten worden aangepast om te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Wml wat betreft de beloning om rechtmatige betaling uit het pgb te kunnen voortzetten, zoals de nota van toelichting opmerkt (zie noot 7) is naar het oordeel van de Afdeling evenmin een reden om een onderscheid te maken tussen bestaande en nieuwe verbintenissen. In beide gevallen zal aan het dwingende recht van de Wml moeten worden voldaan.Zolang onduidelijk is welke andere vorm van bekostiging met pgbs is voorzien ziet de Afdeling, mede in het licht van de toepasselijke internationale gelijkheidsnormen en artikel 1 van de Grondwet, vooralsnog onvoldoende reden op grond waarvan het gemaakte onderscheid wordt gerechtvaardigd.c.Bestaande ovo door een nieuwe vervangenUit de toelichting (zie noot 8) blijkt dat voor partijen die onder de uitzondering vallen, de mogelijkheid bestaat om de ovo te beëindigen en een nieuwe ovo te sluiten. Ervan uitgaande dat er in zon geval geen goede redenen zijn voor een herindicatie van de inhoudelijke zorgbehoefte, betekent dit dat het uit te keren pgb-budget in overeenstemming met het wml zal moeten worden verhoogd. (zie noot 9) Niet duidelijk is wat partijen ervan zal weerhouden om deze weg te bewandelen en aldus een hoger budget te ontvangen. Om de voorgestelde uitzondering betekenis te laten hebben, is het volgens de Afdeling nodig dat deze zich ook uitstrekt over de in 2018 tot stand te brengen ovos, tenzij de andere vorm van bekostiging met een pgb die kennelijk is voorzien, het aangaan van een ovo of andere arbeidsrelatie uitsluit. (zie noot 10)d.Financiële consequentiesDe toelichting gaat niet in op de gevolgen die de toepasselijkheid van de Wml per 1 januari 2018 heeft voor vaststelling van de te verstrekken budgetten en de normstellingen ten aanzien van de tarieven. De Afdeling gaat ervan uit dat de (maximum)tarieven waarmee bij de verstrekking van pgbs rekening wordt gehouden zullen worden afgestemd op de nieuwe situatie. (zie noot 11) Voor de bestaande overeenkomsten die doorlopen in 2018 zullen, in overeenstemming met de volgens die ovos overeengekomen vergoedingen, de bestaande budgetten worden verstrekt, maar dat geldt niet voor te wijzigen of nieuwe overeenkomsten.e.ConclusieDe Afdeling concludeert dat, zolang onduidelijk is welke andere vorm van bekostiging met pgbs is voorzien, geen overtuigende motivering is gegeven voor het onderscheid dat in het ontwerpbesluit wordt gemaakt tussen ovos met pgb-bekostiging in nauwe familierelaties die zijn aangegaan vóór 1 januari 2018 en dergelijke ovos die na die datum worden aangegaan. De uitzondering voor bestaande overeenkomsten zou zich dan ook tevens moeten uitstrekken naar in 2018 tot stand te brengen overeenkomsten. De Afdeling mist ook een passage waarin op de financiële consequenties van de toepasselijkheid van de Wml wordt ingegaan.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenrichtleeftijd (Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenrichtleeftijd (Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2012, no.12.002421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenrichtleeftijd (Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen; Hongkong, 15 mei 2009 (Trb. 2010, 227), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen; Hongkong, 15 mei 2009 (Trb. 2010, 227), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2017, no.2017000991, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen; Hongkong, 15 mei 2009 (Trb. 2010, 227), met toelichtende nota.De regering stelt voor het verdrag van Hong Kong van 15 mei 2009 (hierna: het verdrag) stilzwijgend goed te keuren. Dit verdrag beoogt te zorgen voor milieuverantwoorde scheepsrecycling en de verbetering van arbeidsomstandigheden in de scheepsrecycling. De goedkeuring van het verdrag wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd. Voor Aruba wordt medegelding van het verdrag beoogd, Curaçao en Sint Maarten beraden zich nog over te wenselijkheid van medegelding.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert het verdrag over te leggen aan de Kamers der Staten Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, maar adviseert in de toelichting meer inzicht te geven in de voor Caribisch Nederland noodzakelijke uitvoeringsregelgeving en de voor het opstellen daarvan beoogde planning.Het verdrag zal onder meer gelden voor het land Nederland in Europa en voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De toelichtende nota vermeldt dat voor Caribisch Nederland nog uitvoeringsregelgeving zal worden opgesteld, zonder dat ingegaan wordt op welke aanpassing van regelgeving nodig is of op welke termijn dat zal gebeuren. In dit verband wijst de Afdeling er op dat gewoonlijk het aanpassen van de wetgeving of het tot stand brengen van uitvoeringswetgeving geschiedt alvorens een verdrag wordt bekrachtigd. Als dat dan al niet is gebeurd, dan moet op zijn minst duidelijkheid bestaan over het tijdpad van wijziging, gerelateerd aan het moment waarop het verdrag naar verwachting in werking zal treden.De Afdeling adviseert op het voorgaande in de toelichtende nota in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2014, no.2014001361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 200. in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 200. in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2008, no.08.002112, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 200. in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 december 2008, no.08.003764, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende het tijdelijk besluit experiment subsidiëring conflictbemiddelaars, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende het tijdelijk besluit experiment subsidiëring conflictbemiddelaars, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor de aanvullende aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (Besluit RDA), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor de aanvullende aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (Besluit RDA), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2011, no.11.002857, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de aanvullende aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (Besluit RDA), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr.2000/43/EG en richtlijn nr.2000/78/EG (EG-implementatiewet Awgb).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr.2000/43/EG en richtlijn nr.2000/78/EG (EG-implementatiewet Awgb).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2002, no.02.004725, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen.Het wetsvoorstel voorziet in een versoepeling van de volumevoorschriften voor mestproductie en voor het houden van varkens, in de Meststoffenwet (Mw) respectievelijk de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv), waar deze voorschriften belemmeringen inhouden voor het samenvoegen en uitbreiden van bedrijven. Daarbij wordt vooruitgelopen op het afschaffen van het stelsel van mestproductierechten en varkensrechten met ingang van 1 januari 2005. Vanaf die datum zal het mestproductievolume uitsluitend worden beheerst door het reeds ingevoerde stelsel van mestafzetovereenkomsten. In dat kader wordt ook de in de Whv geregelde tweede korting op varkensrechten, die nog zou moeten worden ingevoerd, geschrapt. Belangrijk argument voor deze wijzigingen is dat uit een actualisatie van de berekening van het mestoverschot 2003 door het Landbouw Economisch Instituut blijkt dat het voor 2003 berekende mestoverschot bij de thans in de Meststoffenwet voor 2003 opgenomen normen afneemt tot 3,6 miljoen kilogram fosfaat. Omdat nu evenwicht op de mestmarkt binnen handbereik zou zijn, zou er ruimte zijn voor vereenvoudiging van de mestregelgeving en vermindering van de administratieve lasten.(zie noot 1)Het wetsvoorstel bevat voorts een aantal wijzigingen van technische aard die voor een belangrijk deel ook betrekking hebben op de regeling van de mestafzet.De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot de implementatie van de Nitraatrichtlijn.(zie noot 2) Hij is van oordeel dat het voorstel deels nader dient te worden overwogen.1. Verenigbaarheid van het voorstel van wet met de implementatie van de NitraatrichtlijnHet wetsvoorstel behelst de volgende versoepelingen van het stelsel van mestproductierechten en dat van varkensrechten:- Met het invoegen van artikel 56a in de Mw wordt ongedaan gemaakt het effect van artikel 55 van die wet, dat de verwerving van grondgebonden mestproductierechten door een intensieve veehouderij gepaard gaat met een overeenkomstige vermindering van het niet-grondgebonden mestproductierecht (de inzakregel). Dit geldt niet alleen voor samenvoegingen tot een nieuw bedrijf, maar ook voor gevallen waarin een bestaand (intensief) bedrijf wordt uitgebreid. Het schrappen van de inzakregel wordt mede ingegeven door de ervaring dat die bepaling in de praktijk is omzeild met behulp van constructies waarbij een afzonderlijk bedrijf voor de uitbreiding van het grondgebonden mestproductierecht werd opgericht (paragraaf 2.2 van de memorie van toelichting).- Het verbod van overgang van grondgebonden varkensrecht in artikel 16, tweede lid, Whv komt te vervallen; ook de bepaling in artikel 17, derde lid, Whv, volgens welke varkensrechten uitsluitend naar een bedrijf in een niet-concentratiegebied kunnen overgaan wanneer dat bedrijf volledig grondgebonden blijft. Daarvoor in de plaats komt een regeling waarin slechts de grondgebonden overgang van een varkensrecht naar een bedrijf in een niet-concentratiegebied wordt vereist. De thans geldende regeling was destijds bedoeld om een "roze invasie" in niet-concentratiegebieden te voorkomen (paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting onder "Overgang van concentratiegebied naar niet-concentratiegebied").- De tweede generieke korting van 15 procent van het varkensrecht, zoals thans nog met ingang van 2000 voorzien in de artikelen 31 en 32 Whv, gaat met terugwerkende kracht niet door. Tot dusver is die uitgesteld als gevolg van gerechtelijke procedures tegen de Whv (paragraaf 3 van de memorie van toelichting).De voorgestelde versoepelingen in de mestregelgeving zijn volgens de memorie van toelichting verantwoord omdat er een aanzienlijke verlaging van het mestoverschot is opgetreden. De Raad wijst echter op het volgende.Er is een samenhang tussen de normen die volgens de Mw gelden voor het gebruik van meststoffen en de ruimte die er is om mest volgens die normen op het eigen bedrijf of dat van een ander te kunnen aanwenden respectievelijk afzetten. Hoe strenger de mestnormen hoe groter (de kans op een) mestoverschot. In het verlengde daarvan is er ook een verband met de uitvoerbaarheid en de handhaving van de mestregels. Op zichzelf beschouwd is het logisch dat de riem wat minder strak wordt gemaakt wanneer blijkt dat het landelijk mestoverschot structureel tot een hanteerbare hoeveelheid is teruggebracht. De vraag is echter of de huidige situatie met betrekking tot het landelijk mestoverschot de voorgestelde versoepeling thans rechtvaardigt. Het wetsvoorstel geeft onvoldoende feitelijke grondslag voor een positief antwoord op die vraag.Allereerst wijst het college op de, ook in de inleiding van de memorie van toelichting vermelde, inbreukprocedure tegen Nederland inzake de implementatie van de Nitraatrichtlijn. In die procedure is onder meer de vraag aan de orde of het stelsel van verliesnormen met de daaraan gekoppelde boekhouding en heffing, in plaats van rechtstreeks toepasselijke gebruiksnormen kan worden aangemerkt als een correcte implementatie van de Nitraatrichtlijn. In de Nitraatrichtlijn zijn uitdrukkelijk specifieke gebruiksnormen voor de aanwending van dierlijke mest voorgeschreven (artikel 5, vierde lid, sub a en b juncto Bijlage III, onderdeel 2). Verder is in dit verband in het bijzonder van belang of het verzoek van Nederland om aangepaste gebruiksnormen voor grasland toe te staan (het zogenaamde derogatieverzoek(zie noot 3)) zal worden ingewilligd door de Europese Commissie. Op een mogelijke inwilliging daarvan wordt al vooruitgelopen in de huidige mestnormen.(zie noot 4) Bij een voor Nederland negatieve uitkomst van de ingebrekestellingsprocedure en afwijzende reactie van de Europese Commissie op het derogatieverzoek zullen naar verwachting strengere gebruiksnormen voor de aanwending van dierlijke meststoffen moeten worden ingevoerd dan thans in de Mw zijn opgenomen. Als gevolg daarvan zal sprake zijn van een groter landelijk mestoverschot dan op basis van de huidige mestnormen is berekend. Dan zal ook rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat zelfs in gebieden met overwegend grondgebonden mestproductie mestoverschotsituaties zullen ontstaan.Los hiervan kan de verwachting dat evenwicht op de mestmarkt binnen handbereik is geen dragende motivering voor de voorgestelde versoepeling van het stelsel van mestproductie- en varkensrechten opleveren omdat die verwachting is gebaseerd op cijfers met betrekking tot de ontwikkeling van het mestoverschot waarin de effecten van die versoepeling niet zijn meegenomen. Daarbij komt dat voor een beoordeling van de ontwikkeling van het mestoverschot tot 2005 die cijfers en de daarbijbehorende prognose een nadere actualisering aan de hand van gegevens over 2002 behoeven.Onder deze omstandigheden is naar de mening de Raad een versoepeling van voorschriften die verdergaat dan een louter administratieve lastenverlichting niet gewettigd, in het bijzonder voor zover deze een grondgebonden uitbreiding van intensieve veehouderijen met mestproductierechten c.q. varkensrechten mogelijk maken. Vooralsnog ligt het laten vervallen van de inzakregel in artikel 56a Mw (artikel I, onderdeel C) en het schrappen van de eis dat het varkensbedrijf grondgebonden dient te zijn en te blijven om voor overgang van een varkensrecht vanuit een concentratiegebied naar een bedrijf in een niet-concentratiegebied in aanmerking te kunnen komen (vervallen van artikel 17, derde lid, Whv in artikel II, onderdeel D) naar het oordeel van de Raad niet in de rede. Dat, zoals in de memorie van toelichting (paragraaf 2.2) wordt uiteengezet, bepaalde ondernemers er inmiddels door middel van het vestigen van nieuwe bedrijven blijkbaar in geslaagd zijn om onder deze beperkingen uit te komen, kan naar de mening van het college geen dragende motivering opleveren. Het is immers een open vraag of de gebezigde constructies al dan niet rechtens zullen worden aangemerkt als constructies waarmee wordt beoogd de toepassing van de Mw of de Whv geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Voor die constructies geldt immers dat daarmee voor de toepassing van de Mw en de Whv geen rekening wordt gehouden (artikel 2 Mw en artikel 3 Wvh). De Raad acht het daarom vooralsnog niet verantwoord de voorgestelde versoepelingen door te voeren.2. Ruimtelijke effecten van de versoepeling van de overgang van varkensrechtenIn paragraaf 2.3 (voorlaatste alinea) van de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat met het invoeren van het nieuwe vijfde lid in artikel 18 Whv (artikel II, onderdeel E) grondgebonden vestiging of uitbreiding op basis van grondgebonden varkensrechten in de niet-concentratiegebieden is verzekerd. Hierdoor hoeft er geen vrees te bestaan voor een "roze invasie" indien overgang door het gehele land mogelijk is. Daarom wordt niet langer gehecht aan het thans geldende afzonderlijke criterium van grondgebondenheid van 15 varkenseenheden per hectare op het gehele ontvangende bedrijf (artikel 17, derde lid, dat wordt geschrapt in artikel II, onderdeel D). De Raad merkt op dat de vestiging en uitbreiding van varkenshouderijen grotendeels afhankelijk is en zal zijn van de geldende planologische regimes en de beperkingen die zijn opgenomen in de (toekomstige) stank- en ammoniakwetgeving. Daarom moet niet uitgesloten worden geacht dat er nieuwe concentraties van varkensbedrijven (met beslag op grond in de wijde omgeving) ontstaan op plaatsen waar daarvoor de minste ruimtelijke beperkingen gelden. Hiervan zal rekenschap moeten worden gegeven in de toelichting om tot een juiste taxatie te komen van de effecten die de verruiming van de mogelijkheid van de overgang van varkensrechten naar niet-concentratiegebieden ruimtelijk zal hebben. De memorie van toelichting zal in dit opzicht tenminste een overtuigender argumentatie moeten bieden.3. Handhaafbaarheid vereenvoudigde regeling van dag- en jaarplafond in de MeststoffenwetDe vereenvoudiging van de regeling van het dagplafond en het jaarplafond voor de aanvoerruimte van dierlijke meststoffen in het te wijzigen artikel 58aj respectievelijk artikel 58ak Mw (artikel I, onderdeel G) gaat gepaard met het strafbaar stellen (artikel 1a van de Wet op de economische delicten juncto artikelen 58aj en 58ak) van het niet-verzekeren door de afnemer dat die plafonds worden overschreden. Het is niet duidelijk hoe die verzekering zal moeten worden gegeven en of het hier gaat om een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting. Dat maakt dit voorschrift ook moeilijk controleerbaar en handhaafbaar. Het betekent voorts een achteruitgang ten opzichte van het huidige verbod om zich als afnemer van dierlijke meststoffen tot een verdergaande afname van dierlijke meststoffen te verplichten dan de mestaanvoerruimte op zijn bedrijf toelaat. De Raad beveelt aan de artikelen 58aj, eerste lid, en 58ak, eerste lid, als gebods- of verbodsbepalingen te formuleren.4. Aangepaste regeling voor afzet via een grondgebruiksverklaringIn artikel 58apa Mw (artikel I, onderdeel M) wordt de situatie geregeld waarin degene die landbouwgrond in eigendom of pacht heeft, die grond voor een deel van het jaar in gebruik geeft aan een ander bedrijf. In die gevallen wordt die grond voor de berekening van mestplaatsingsruimte van het bedrijf, het dag- en het jaarplafond in tegenstelling tot de huidige regeling nog aangemerkt als landbouwgrond die behoort bij het ingebruikgevende bedrijf. Voorwaarde is daarbij onder meer dat de gebruikgever en de ingebruiknemer van de grond een overeenkomst sluiten waarin, uitgedrukt in kg stikstof, de aanvoer van de mest van de ingebruiknemer wordt vastgelegd naar rato van het aantal maanden waarvoor de grond in gebruik wordt gegeven.a. De Raad begrijpt deze wijziging aldus dat de op basis van een grondgebruiksverklaring af te voeren mest op het andere bedrijf in die gevallen wordt geregeld in de vorm van een mestafzetovereenkomst. Dat ligt ook in de rede om de regeling van de mestplaatsingsruimte in de artikelen 58ac, 58ad, 58ah en 58ai sluitend te houden. Het verdient ter vermijding van misverstanden dan ook aanbeveling dat in artikel 58apa uitdrukkelijk de term mestafzetovereenkomst wordt gebruikt en dat in de definitie van mestafzetovereenkomst in artikel 1, eerste lid, onderdeel an, ook naar artikel 58apa wordt verwezen. Het college adviseert het wetsvoorstel in die zin aan te vullen.b. Deze andere benadering van de grondgebruiksverklaring wordt niet doorgetrokken naar de regeling in hoofdstuk IV, heffingen, Mw. Daardoor ontstaat er verschil tussen het regime van de heffingen, waarbij een grondgebruiksverklaring meetelt voor de berekening van tot het bedrijf behorende landbouwgrond die beschikbaar is voor de verantwoorde aanwending van dierlijke meststoffen en de regeling van mestafzetovereenkomsten in titel 3 van hoofdstuk V Mw, volgens welke dezelfde grondgebruiksverklaring niet tot vergroting van de tot het bedrijf behorende landbouwgrond leidt maar de hoeveelheid mest die is afgestemd op het deel van het jaar waarin de grond op basis van de grondgebruiksverklaring mag worden gebruikt, wordt aangemerkt als onderdeel van een mestafzetovereenkomst. Het komt de Raad voor dat dit verschil in stand moet blijven omdat anders ondernemers die nu onder het regime van de forfaitaire mineralenheffing (artikelen 14 en volgende Mw vallen in verband met het areaal tot het bedrijf behorende landbouwgrond of natuurterrein zouden worden geconfronteerd met de met veel meer administratieve lasten gepaard gaande regeling van de verfijnde mineralenheffing (artikelen 22 en volgende Mw). In ieder geval zal op dit verschil in benadering van de grondgebruiksverklaring in de Meststoffenwet moeten worden ingegaan. De Raad adviseert de memorie van toelichting nader te preciseren.5. Basis vrijstellingsregeling vooruitlopend op de wijziging van de MeststoffenwetAan het slot van paragraaf 2.2 van de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat vooruitlopend op het moment waarop het onderhavige wetsvoorstel kracht van wet heeft verkregen de "inzakregel" alvast buiten werking zal worden gesteld via een krachtens artikel 59 Mw vastgestelde vrijstellingsregeling. Hoewel, zo wordt vervolgd, in het licht van het legaliteitsbeginsel ten algemene terughoudendheid op haar plaats is waar het gaat om het bij ministeriële regeling volledig buiten werking stellen van bepaalde bepalingen in een wet in formele zin - in plaats van uitsluitend voor een specifieke categorie van gevallen - wordt dat in de gegeven omstandigheden als tijdelijke voorziening vooruitlopend op een in procedure te brengen wetsvoorstel tot wijziging van die wet verantwoord geacht. Hierover merkt de Raad op dat het begrip "vrijstelling" in artikel 59 Mw zich verzet tegen deze ruime interpretatie. Bij vrijstelling van het bij de Mw bepaalde zal het telkens gaan om categorieën van gevallen, waarvoor de betrokken bepaling niet zal gelden. De Raad adviseert hiervan rekenschap te geven in de memorie van toelichting.6. Artikel IIIIn artikel III, onderdeel 2, wordt ten aanzien van artikel I, onderdeel A, voorzien in terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2001. Sinds die datum is in de Mw voorgeschreven dat gepachte grond pas vanaf het moment van goedkeuring dan wel registratie van de pachtovereenkomst door de grondkamer mag meetellen voor de bepaling van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond. In artikel I, onderdeel A, van het wetsvoorstel wordt dit voorschrift ongedaan gemaakt. In de paragrafen 4.1 van de memorie van toelichting wordt als reden hiervoor opgegeven dat dit voorschrift in de praktijk heeft geleid tot problemen. Gepachte grond is vaak reeds in gebruik genomen voor de datum van goedkeuring van de pachtovereenkomst. Gelet op deze schets van de praktijk acht de Raad het van belang of en zo ja in welke omvang de voorwaarde dat eerst de goedkeuring van de grondkamer moet zijn verkregen alvorens de gepachte grond voor de afvoer van mest kan worden aangewend, is gehandhaafd. Dit is vooral van belang voor de vraag of er onder de huidige regeling mestproducenten zijn geweest die extra kosten hebben moeten maken om de mest af te voeren in de periode waarin de goedkeuring van een pachtovereenkomst nog niet was afgegeven. Voorzover die gevallen zich hebben voorgedaan, geeft de voorziene terugwerking van artikel I, onderdeel A, mogelijkerwijs grond voor claims tegen de overheid, uitgaande van de stelling dat de extra kosten ten onrechte zijn gemaakt. De Raad adviseert de in artikel III, onderdeel 2, voorziene terugwerkende kracht tegen deze achtergrond nader te motiveren in de memorie van toelichting.7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met een aanpassing van de mijnbouw- en artsenparagraaf.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met een aanpassing van de mijnbouw- en artsenparagraaf.Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2009, no.09.001228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met een aanpassing van de mijnbouw- en artsenparagraaf, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de titels 6 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (rechten en plichten echtgenoten en geregistreerde partners).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de titels 6 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (rechten en plichten echtgenoten en geregistreerde partners).Bij Kabinetsmissive van 24 december 1999, no.99.006420, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de titels 6 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (rechten en plichten echtgenoten en geregistreerde partners). Dit wetsvoorstel beoogt onder meer vereenvoudiging van titel 6 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) alsmede aanpassing van de procedure voor de verkrijging van rechterlijke goedkeuring voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden staande het huwelijk. De Raad van State staat in grote lijnen positief tegenover het wetsvoorstel, maar plaatst daarbij enkele opmerkingen. 1. Uitgangspunt in het voorgestelde artikel 84 is dat echtgenoten jegens elkaar verplicht zijn naar evenredigheid van ieders inkomen en vermogen bij te dragen in de kosten van de huishouding en dat zij elkaar ook vooraf voldoende gelden ter beschikking dienen te stellen om de noodzakelijke uitgaven te doen. Het voorgestelde artikel 84, derde lid, bepaalt dat echtgenoten bij overeenkomst van het eerste en het tweede lid kunnen afwijken.(zie noot 1) Volgens de toelichting is deze overeenkomst vormvrij. De Raad is van oordeel dat een overeenkomst, waarbij een van het eerste en tweede lid afwijkende regeling wordt getroffen, schriftelijk dient te worden vastgelegd. Hiermee wordt enerzijds bereikt dat echtgenoten zich ervan bewust zijn dat zij een afwijkende regeling treffen, anderzijds voorkomt dit bewijsproblemen. Het college adviseert artikel 84, derde lid, aan te passen in die zin dat daarin wordt bepaald dat bedoelde overeenkomst schriftelijk wordt aangegaan. 2. Ingevolge het gewijzigde artikel 84, derde lid, hoeven afspraken over de verdeling van huishoudelijke kosten niet meer bij huwelijkse voorwaarden te worden vastgesteld, maar is een vormvrije overeenkomst voldoende. De Raad wijst op artikel 115 Boek 1 BW, waarin is bepaald dat wijziging van huwelijkse voorwaarden - op straffe van nietigheid - bij notariële akte dient te geschieden. Dit zou betekenen dat afspraken over de huishoudelijke kosten die gemaakt zijn bij huwelijkse voorwaarden bij notariële akte gewijzigd zouden moeten worden. Uit de toelichting blijkt niet dat dit aspect onder ogen is gezien. Het college adviseert hieraan in de toelichting aandacht te besteden en, indien nodig, artikel 84, derde lid, aan te passen. 3. Voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk is rechterlijke goedkeuring nodig. Het voorgestelde artikel 119, tweede lid, bepaalt dat rechterlijke goedkeuring wordt geweigerd indien gevaar voor benadeling van schuldeisers bestaat, of indien een of meer voorwaarden niet aan de gestelde normen voldoen. In de literatuur bestaat verschil van mening over de vraag of goedkeuring aan alle wijzigingen moet worden onthouden, als slechts een van de voorwaarden met bedoelde normen strijdt. De Raad adviseert in het betrokken artikel duidelijkheid te verschaffen of de rechterlijke goedkeuring slechts het geheel of ook een deel van de te wijzigen voorwaarden kan betreffen. 4. In de literatuur bestaat geen eenstemmigheid over de vraag of de weigeringsgronden in het huidige artikel 119, derde lid, limitatief zijn opgesomd. Ook in de voorgestelde bepaling (artikel 119, tweede lid) ontbreekt duidelijkheid dienaangaande. De Raad adviseert, mede gelet op aanwijzing 101 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, in de formulering van genoemd artikel duidelijk tot uitdrukking te brengen of de opsomming een limitatief dan wel enuntiatief karakter heeft. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende eisen aan het houden, huisvesten en verzorgen van wilde dieren in dierentuinen (Dierentuinenbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende eisen aan het houden, huisvesten en verzorgen van wilde dieren in dierentuinen (Dierentuinenbesluit).Bij Kabinetsmissive van 18 december 2001, no.01.006062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende eisen aan het houden, huisvesten en verzorgen van wilde dieren in dierentuinen (Dierentuinenbesluit).Het ontwerpbesluit strekt tot implementatie van richtlijn nr.1999/22/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen (PbEG L 94) (hierna: de richtlijn), waarvan de implementatietermijn verstrijkt op 9 april 2002. Het bevat houderij- en huisvestingsvoorschriften ter bescherming van de wilde dieren die in dierentuinen worden gehouden. Tevens wordt voorzien in de implementatie van de voorschriften met betrekking tot de verzorging en veiligheid van de dieren en voorschriften met betrekking tot de belangrijke rol van dierentuinen op het gebied van educatie en bewustmaking van het publiek, wetenschappelijk onderzoek en de bevordering van de instandhouding van de diersoorten. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding een aantal opmerkingen te maken die leiden tot het advies het ontwerpbesluit en de toelichting op onderdelen aan te passen.1. De implementatieDe richtlijn bevat in artikel 3 een aantal instandhoudingseisen met betrekking tot dierentuinen die de lidstaten kunnen implementeren in de vorm van vergunningsvoorwaarden (artikel 4) dan wel in de vorm van algemene regels, indien reeds aan die eisen wordt voldaan (artikel 5). Blijkens de transponeringstabel heeft Nederland gekozen voor de vergunningsvorm. Dan zal moeten worden voldaan aan artikel 4, derde lid, van de richtlijn, waarin is bepaald dat elke vergunning voorwaarden bevat ter handhaving van de eisen van artikel 3 van de richtlijn. Aangezien die eisen in de richtlijn zeer globaal zijn geformuleerd moet ervan worden uitgegaan dat in artikel 4, derde lid, van de richtlijn wordt bedoeld dat een nadere uitwerking daarvan in de vorm van vergunningsvoorwaarden plaatsvindt, teneinde een effectieve handhaving mogelijk te maken.a. De vereiste handhaafbaarheidDe opzet van het ontwerpbesluit is aldus dat daarin algemene voorschriften zijn opgenomen die tevens als vergunningsvoorwaarden voor de exploitatie van een dierentuin gelden. Dat volgt uit artikel 4, tweede lid . Deze voorschriften hebben het karakter van zorgplichtbepalingen (de artikelen 4, 6 tot en met 10), beleidsverplichtingen (artikel 11) en administratieve verplichtingen (artikel 12). In de toelichting wordt aangegeven dat overtreding van deze voorschriften strafbaar is op grond van de Wet op de economische delicten (WED) c.q. artikel 3, achtste lid, van de Wet op de dierenbescherming. Overeenkomstig artikel 4, derde lid, van de richtlijn zal aan de algemeen geformuleerde verplichtingen in het ontwerpbesluit een andere uitwerking in vergunningsvoorwaarden moeten worden gegeven teneinde de in dat artikellid bedoelde aanknopingspunten te geven voor de effectieve strafrechtelijke handhaving, die in artikel 8 van de richtlijn van de lidstaten wordt geëist. Daarom zal de strafrechtelijke handhaving zich niet mogen beperken tot die van de in het ontwerpbesluit opgenomen zorgverplichtingen, maar zich ook moeten uitstrekken tot aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen die een nadere uitwerking van die verplichtingen inhouden. Met het oog op de strafrechtelijke handhaving is opneming van strafrechtelijke verplichtingen van het in artikel 11 bedoelde beleidsprotocol in vergunningsvoorschriften eveneens aangewezen. De inhoud van het beleidsprotocol kan slechts een rol spelen in het kader van de vergunningverlening (artikel 4, derde lid, juncto artikel 11, eerste lid). Strafrechtelijke handhaving daarvan is uitgesloten omdat het hier gaat om zelfbinding van de exploitant van de dierentuin en niet om voorschriften gesteld bij of krachtens een wettelijk voorschrift.Voor een goede implementatie van de richtlijn verdient het daarom aanbeveling dat in de regeling van de vergunningplicht in artikel 4 - imperatief - wordt bepaald dat aan de vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden die strekken tot nadere uitwerking van de in het besluit gestelde eisen. De Raad adviseert het besluit in deze zin aan te vullen.b. Verplichte sluitingIngevolge artikel 13 kan de minister overgaan tot het stellen van bepalingen en verplichtingen indien de exploitant van de dierentuin niet over een overeenkomstig de richtlijn verleende vergunning beschikt of indien niet is voldaan aan de vergunningsvoorwaarden. Ingevolge artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn dient de dierentuin zonder meer al geheel of gedeeltelijk door de bevoegde instantie voor het publiek te worden gesloten en/of te worden verplicht geheel of gedeeltelijk te voldoen aan specifieke vereisten die door de bevoegde instantie worden opgelegd om te zorgen dat aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan. Als binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn van maximaal twee jaar niet aan laatstgenoemde vereisten is voldaan, dient de vergunning in ieder geval te worden ingetrokken of gewijzigd en de dierentuin geheel of gedeeltelijk te worden gesloten.Gelet op de bewoordingen van artikel 4 van de richtlijn zullen naar het oordeel van de Raad de maatregelen in artikel 13 van het ontwerpbesluit imperatief moeten worden voorgeschreven.2. Het verbodstelselDoor de dubbele functie van de artikelen 6 tot en met 12, namelijk zowel algemene voorschriften als voorwaarden voor de verlening van een vergunning, is de opzet van het besluit ook uit het oogpunt van strafrechtelijke handhaving niet duidelijk. Artikel 3 bevat een algemeen verbod om een dierentuin te exploiteren op een wijze die niet overeenstemt met de artikelen 4 tot en met 13. Daarin worden zowel de vergunningplicht als de bepalingen met betrekking tot het houden, huisvesten en de verzorging van dieren in dierentuinen, alsmede het houden van dieren in dierentuinen voor recreatieve en opvoedkundige doeleinden in één verbodsbepaling begrepen, terwijl de overtreding van de voorschriften in de artikelen 6 tot en met 12 al strafbaar is gesteld in artikel 1, onder 4°, WED respectievelijk artikel 3, achtste lid, van de Wet op de dierenbescherming. Verder wordt terminologisch niet duidelijk aangesloten op de artikelen van de wet waarop de betrokken voorschriften zijn gebaseerd. Die grondslag moet worden achterhaald in paragraaf 1. Algemeen, van de nota van toelichting. Hoewel het de taak van het openbaar ministerie zal zijn om bij vervolging de grondslagartikelen in de tenlastelegging te vermelden, kan ook in het ontwerpbesluit zelf reeds duidelijkheid in dat opzicht worden gegeven.Beide problemen zouden kunnen worden voorkomen, wanneer naast het verbod om zonder vergunning een dierentuin te exploiteren, een artikel in het ontwerpbesluit zou worden ingevoerd waarin achtereenvolgens wordt bepaald dat het houden, huisvesten, verzorgen en houden voor vorengenoemde publieke doeleinden van wilde dieren in dierentuinen dient plaats te vinden overeenkomstig de daarbij genoemde bepaling. De Raad adviseert het ontwerpbesluit op te stellen analoog aan de opzet die is toegepast in het Besluit welzijn productiedieren (artikel 2).3. Verhouding vergunning- en meldingplichtIngevolge artikel 4, achtste lid, dient de exploitant van een dierentuin een essentiële wijziging of uitbreiding van de dierentuin of van de gehouden wilde diersoorten te melden aan de minister. In de toelichting op dit artikellid wordt uiteengezet dat onder een essentiële wijziging of uitbreiding wordt verstaan de uitbreiding met een nieuwe diersoort waarvoor de dierentuin ten tijde van de vergunningverlening nog geen capaciteit had, of een uitbreiding met een diersoort die een zeer specifieke verzorging en huisvesting vergt. Vervolgens wijst de toelichting erop dat het hier slechts om een melding en niet om een wijziging van de vergunning gaat, omdat de vergunning niet gerelateerd is aan specifieke diersoorten. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat het niet de bedoeling is dat de minister bij de vergunningverlening op grond van artikel 4, vijfde lid, op specifieke diersoorten gerichte huisvestingsvoorschriften aan de vergunning verbindt. Gelet op eerdergenoemde verplichting in artikel 4, derde lid, van de richtlijn om op handhaving gerichte voorwaarden in vergunningen op te nemen, lijkt dit geen juist uitgangspunt (zie hiervoor).Zonder een duidelijk referentiekader kan het criterium "essentieel" aanleiding geven voor discussie in de uitvoeringspraktijk. Een omgekeerde, naar analogie van artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer (Wm) te volgen aanpak, ligt meer in de rede. Wanneer in de vorm van vergunningsvoorschriften en beperkingen maatwerk ten opzichte van de algemene in het ontwerpbesluit opgenomen voorwaarden zou worden geleverd, zou een meldingsplicht kunnen worden ingevoerd voor veranderingen in de dierentuin die niet in overeenstemming zijn met de verleende vergunning of de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften maar die uit een oogpunt van dierenwelzijn niet essentieel moeten worden geacht. Het is dan aan de minister om te bepalen of wijziging van de vergunning is geboden. De Raad adviseert het ontwerpbesluit in die zin aan te passen.4. Toezicht na sluitingAan het slot van paragraaf 3 van de nota van toelichting, Inhoud van het besluit, wordt medegedeeld dat na gehele of gedeeltelijke sluiting door de minister van een dierentuin op grond van artikel 14 de zorgplicht voor de dieren primair ligt bij de exploitant van de dierentuin zelf. Vervolgens wordt erop gewezen dat de minister in navolging van artikel 6 van de richtlijn erop toeziet dat dieren op een passende wijze worden behandeld en worden ondergebracht. Het college adviseert de toelichting aan te vullen met de vermelding van de bevoegdheden die de minister terzake heeft.5. Verhouding tot de Wet milieubeheerDierentuinen vallen onder categorie 8 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer(zie noot 1) en zijn daarmee tevens vergunningplichtig op grond van de WmIn verband daarmee acht de Raad het wenselijk dat in de nota van toelichting op de verhouding tussen de vergunning op grond van dit ontwerpbesluit en de vergunning op grond van de Wm wordt ingegaan, waarbij de vraag moet worden beantwoord of zich situaties zouden kunnen voordoen van conflicterende vergunningsvoorschriften.6. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met het beperken van het aantal koninklijke besluiten tot aanstelling en ontslag in de sector Rijk, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met het beperken van het aantal koninklijke besluiten tot aanstelling en ontslag in de sector Rijk, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende uitvoering van het op 16 mei 2003 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. ...), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende uitvoering van het op 16 mei 2003 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. ...), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet primair onderwijs BES in verband met maatregelen voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod in het basisonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet primair onderwijs BES in verband met maatregelen voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod in het basisonderwijs.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2016, no.2016001287, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet primair onderwijs BES in verband met maatregelen voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod in het basisonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Tracéwet met het oog op de versnelling en verbetering van besluitvorming over infrastructurele projecten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Tracéwet met het oog op de versnelling en verbetering van besluitvorming over infrastructurele projecten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2009, no.09.003700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tracéwet met het oog op de versnelling en verbetering van besluitvorming over infrastructurele projecten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de nota van wijziging bij de Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake de nota van wijziging bij de Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen.Bij brief van 19 december 2017 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, op voorstel van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen inzake de nota van wijziging bij de Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen.De nota van wijziging betreft niet het onderwerp van het voorstel (het geven van regels voor fuserende bedrijfstakpensioenfondsen), maar ziet op regels voor waardeoverdracht van nettopensioen door pensioenfondsen. (zie noot 1) In het verzoek om voorlichting wordt de Afdeling advisering van de Raad van State verzocht een inhoudelijke beoordeling te geven van de nota van wijziging, als zou deze als een zelfstandig wetsvoorstel ter advisering zijn voorgelegd aan de Afdeling advisering.De nota van wijziging strekt tot het introduceren voor de deelnemer in een nettopensioenregeling van een keuzemogelijkheid voor een andere pensioenuitvoerder in de uitkeringsfase. Het pensioenfonds is verplicht mee te werken aan de waardeoverdracht. a.Huidige regelingIn samenhang met de aftopping van de fiscale facilitering van aanvullende (basis)pensioenregelingen, (zie noot 2) is met de nettopensioenregeling (zie noot 3) een mogelijkheid geboden om in voorkomend geval in aanvulling daarop (netto) pensioen op te bouwen boven de aftoppingsgrens. (zie noot 4) Nettopensioenregelingen kunnen onder omstandigheden ook worden uitgevoerd door pensioenfondsen. Daaraan zijn in het kader van de zogenoemde "fiscale hygiëne" en de taakafbakening met verzekeraars verschillende voorwaarden verbonden. Die voorwaarden hebben met name betrekking op het voorkomen van een vermenging van vermogen bij een pensioenfonds van middelen waarop een fiscale claim rust (basispensioen, waarop de omkeerregel van toepassing is) en middelen waarvoor dat niet geldt (nettopensioen). Zo dient het pensioenfonds voor het nettopensioen een gescheiden administratie aan te houden en gelden afzonderlijke rekenregels om te voorkomen dat middelen bestemd voor de basispensioenregeling worden gebruikt voor de (vrijwillige) nettopensioenregeling en om de fiscale hygiëne te waarborgen. (zie noot 5) Pensioenfondsen mogen nettopensioenregelingen alleen uitvoeren als aanvulling op de basispensioenregeling die door datzelfde pensioenfonds wordt uitgevoerd. (zie noot 6) Ook mag een pensioenfonds een nettopensioenregeling alleen uitvoeren indien de werkgever ten minste 10% van de premie bijdraagt, dan wel het opgebouwde kapitaal wordt gebruikt voor omzetting in een pensioenrecht of een pensioenaanspraak in de vorm van een periodieke uitkering. (zie noot 7) Een fiscaal bovenmatige pensioenregeling (zoals een nettopensioenregeling) mag uitsluitend als vrijwillige regeling door een pensioenfonds worden uitgevoerd. (zie noot 8)Een nettopensioenregeling die wordt uitgevoerd door een pensioenfonds heeft de vorm van een premieovereenkomst. (zie noot 9) De regels van de Pensioenwet voor (vrijwillige) premiepensioenregelingen zijn dan ook integraal van toepassing.b.Nota van wijzigingDe nota van wijziging geeft de deelnemer onder bepaalde voorwaarden een mogelijkheid tot waardeoverdracht van het met een nettopensioenregeling opgebouwde kapitaal naar een andere pensioenuitvoerder in de uitkeringsfase. In verband daarmee wordt een nieuwe bepaling over de waardeoverdracht van nettopensioen voor pensioenfondsen ingevoegd, (zie noot 10) en wordt een wijziging aangebracht in de taakafbakeningsbepalingen (met betrekking tot de inkoop met het opgebouwde kapitaal in de basispensioenregeling), (zie noot 11) een en ander in aanvulling op de bestaande overdrachtsmogelijkheden.c.Relatie met bestaand shoprecht.Met de Wet verbeterde premieregelingen zijn de regels rond het zogenoemde shoprecht aangepast. Indien een premieregeling is ondergebracht bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling, heeft de (gewezen) deelnemer het recht om per de pensioendatum een uitkering in te kopen bij een andere pensioenuitvoerder. (zie noot 12) Indien een premieregeling is ondergebracht bij een pensioenfonds zijn de mogelijkheden tot inkoop elders beperkt. Zo is er alleen een shoprecht indien het pensioenfonds óf alleen een vaste uitkering aanbiedt óf alleen een variabele uitkering. Bij vrijwillige premieregelingen (zoals ook nettopensioenregelingen) geldt bovendien de beperking, dat indien de regeling voorziet in verplichte inkoop in de basisregeling, dit automatisch betekent dat het pensioenkapitaal niet naar een andere pensioenuitvoerder kan worden overgedragen. (zie noot 13) De beperkingen die gelden voor bij pensioenfondsen opgebouwd premiepensioen hangen samen met de bijzondere positie van pensioenfondsen en de solidariteit die met die bijzondere regels wordt gewaarborgd (zoals het verbod op ringfencing). (zie noot 14)De in de voorliggende nota van wijziging opgenomen regeling brengt mee dat de beperkingen die gelden voor bij een pensioenfonds opgebouwd pensioenkapitaal voor nettopensioen worden weggenomen, waardoor de inkoopmogelijkheden meer in lijn komen met de regels die gelden bij verzekeraars en premiepensioeninstellingen.d.BeoordelingDe Afdeling merkt op dat nettopensioen zich fundamenteel van basispensioen onderscheidt. Bij door pensioenfondsen uitgevoerde basispensioenregelingen is sprake van solidariteit, ook in het geval dat het gaat om een vrijwillige regeling (dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het verbod op ringfencing). Bij nettopensioenregelingen speelt die solidariteit evenwel geen rol. Bij nettopensioenregelingen is niet alleen van belang dat het om een vrijwillige regeling gaat, maar ook dat is voorzien in regels voor fiscale hygiëne en in aparte rekenregels voor nettopensioen. Daardoor kan overdracht van nettopensioenkapitaal geen negatieve weerslag hebben op (de solidariteit bij) de basispensioenregelingen die door het pensioenfonds worden uitgevoerd. Bij een vrijwillige premieregeling die voorziet in een basispensioen gelden deze bijzondere regels niet. De solidariteit die bij (al dan niet vrijwillige) premieregelingen voor basispensioen rechtvaardigt dat beperkingen aan de overdraagbaarheid worden gesteld, speelt bij nettopensioen dan ook geen rol, en dus ligt het niet voor de hand deze beperkingen ten aanzien van nettopensioen te handhaven. Gelet op het vorenstaande acht de Afdeling de voorgestelde opzet verantwoord.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2001).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2009, no.09.000792, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor aanvulling van de grondslag van de regulerende mineralenheffingen met voorraden dierlijke of overige organische meststoffen (Besluit voorraden Meststoffenwet 2004).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor aanvulling van de grondslag van de regulerende mineralenheffingen met voorraden dierlijke of overige organische meststoffen (Besluit voorraden Meststoffenwet 2004).Bij Kabinetsmissive van 14 augustus 2003, no.03.003216, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor aanvulling van de grondslag van de regulerende mineralenheffingen met voorraden dierlijke of overige organische meststoffen (Besluit voorraden Meststoffenwet 2004).Het ontwerpbesluit behelst een vereenvoudiging van het geldende Besluit voorraden Meststoffenwet. Het gaat om de regeling van de gevallen waarin mestvoorraden als aftrekpost bij de berekening van de regulerende mineralenheffing kunnen worden betrokken en van de wijze waarop van die faciliteit gebruik kan worden gemaakt. De vereenvoudiging bestaat vooral in een versoepeling van de regeling voor intermediairs en aanvoerende (akkerbouw)bedrijven. Voortaan zal de mest die binnen een bedrijf van de ene mestopslag naar de andere wordt vervoerd niet meer behoeven te worden gewogen, bemonsterd en geanalyseerd. Hetzelfde geldt voor de mest die mestaanvoerende bedrijven vanuit de eigen mestopslag op hun bedrijf aanwenden. De Raad van State kan zich met de strekking van het ontwerpbesluit verenigen maar plaatst kanttekeningen met het oog op de herijking van het mineralenaangiftesysteem en met betrekking tot de effectiviteit.1. In paragraaf 8 van de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat de wetgever ervoor heeft gekozen voorraden in beginsel buiten de heffingsgrondslag te laten vanwege de grotere sturingskracht die daardoor wordt verkregen en dat die keuze voor het ontwerpbesluit als uitgangspunt geldt. De mogelijkheid om voorraden in het mineralenaangiftesysteem mee te nemen zal, zo wordt vervolgd, "worden bekeken in het kader van de herijking van het systeem in het licht van het arrest van het Europese Hof in de inbreukprocedure inzake de Nitraatrichtlijn, de afspraken (bedoeld worden ook de nog te maken nadere afspraken) met de Commissie inzake de derogatie, de uitkomst van de lopende evaluatie en de noodzakelijke reductie van administratieve lasten en uitvoeringslasten".(zie noot 1),(zie noot 2) De Raad neemt aan dat ook het ontwerpbesluit in de bedoelde herijking zal worden betrokken, zeker nu wordt verwacht dat als gevolg van de bij dit ontwerpbesluit doorgevoerde vereenvoudiging meer bedrijven en ondernemingen zullen besluiten om gebruik te maken van de mogelijkheid voorraden bij de aangifte voor de regulerende mineralenheffing te betrekken (paragraaf 7. Uitvoering en handhaving). De toelichting behoeft in die zin aanvulling.2. Eén van de beoogde lastenverlichtingen is het vervallen van de verplichting van een mestaanvoerend (akkerbouw)bedrijf om de aanwending van de aangevoerde mest op zijn grond uit de eigen mestopslag te wegen, te bemonsteren en te analyseren. Het moet daarbij gaan om opslagen die daadwerkelijk en exclusief bij het bedrijf in gebruik zijn (artikel 7, eerste lid, paragraaf 3.2, Berekening van de voorraden, van de nota van toelichting). Dat betekent dat de mest die wordt aangewend uit een gezamenlijke mestopslag nog altijd moet worden gewogen, bemonsterd en geanalyseerd (paragraaf 8 van de nota van toelichting). Aangezien gezamenlijke mestopslag door akkerbouwers bedrijfseconomisch gezien voor de hand ligt en ook betere mogelijkheden biedt om de aangevoerde mest door middel van mengen tot de gewenste gehalten te verrijken, zal het effect van deze versoepeling wellicht naar verhouding beperkt zijn. In de nota van toelichting zal hierop nader moeten worden ingegaan.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb.618), mede in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb.618), mede in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van Groenland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 169 en Trb. 2010, 103), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van Groenland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 169 en Trb. 2010, 103), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van Groenland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 169 en Trb. 2010, 103), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende tijdelijke regeling voor de penitentiaire capaciteit ten behoeve van drugskoeriers (Tijdelijke regeling penitentiaire capaciteit drugskoeriers).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende tijdelijke regeling voor de penitentiaire capaciteit ten behoeve van drugskoeriers (Tijdelijke regeling penitentiaire capaciteit drugskoeriers).Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2002, no.02.000347, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende tijdelijke regeling voor de penitentiaire capaciteit ten behoeve van drugskoeriers (Tijdelijke regeling penitentiaire capaciteit drugskoeriers). Het wetsvoorstel strekt ertoe, op zeer korte termijn de knelpunten op te lossen die worden ondervonden bij de insluiting van drugskoeriers (bolletjesslikkers) die op Schiphol binnenkomen. Het gaat in het bijzonder om de tekorten aan celruimte en aan personeel. Het wetsvoorstel verklaart de gehele Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) buiten toepassing voor de insluiting van drugskoeriers en stelt in plaats daarvan een veel soberder regeling voor, met een regime dat de gedetineerden aanzienlijk minder rechten biedt. De regeling geldt in beginsel voor één jaar. De Raad van State beseft dat de huidige situatie bijzondere maatregelen kan vergen. Hij heeft het voorstel onder meer tegen het licht van de Grondwet (GW) gehouden, van mensenrechtenverdragen en Europese en andere "Prison Rules", en heeft nagegaan in hoeverre de belangrijkste afwijkingen van de Pbw voldoende zijn toegelicht. Wat de internationale documenten betreft heeft de Raad zich er rekenschap van gegeven dat Nederland op enkele onderdelen voorbehouden heeft gemaakt; de memorie van toelichting wijst daar terecht op. De European Prison Rules en de Ecosoc Rules hebben het karakter van aanbevelingen. Dit neemt niet weg dat de betrokken standaarden moeten worden beschouwd als uitgangspunten waarvan alleen om dringende redenen mag worden afgeweken, op basis van een dragende motivering. Daarbij zullen de noodzaak en de proportionaliteit van de afwijkingen moeten worden aangetoond. De Raad is van oordeel dat het wetsvoorstel op diverse punten heroverweging behoeft. 1. Achtergronden van het wetsvoorstel Het voorstel van wet houdende tijdelijke regeling voor de penitentiaire capaciteit ten behoeve van drugskoeriers (hierna: de Tijdelijke regeling) moet worden gezien tegen de achtergrond van de problemen die zijn geschetst in de brief van de Minister van Justitie van 14 januari 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal(zie noot 1) en in de memorie van toelichting bij de Tijdelijke regeling, alsmede van het Plan van aanpak drugssmokkel Schiphol.(zie noot 2) Tegelijk met dit voorstel van wet is een voorstel voorgelegd tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering (WvSv), dat in hoofdzaak is gericht op een snellere afdoening van strafzaken; over dat voorstel zal de Raad zeer binnenkort advies uitbrengen. Onder meer als gevolg van de intensivering van de opsporing worden veel meer drugskoeriers onderschept dan tot voor kort het geval was. Dit leidt tot grote capaciteitstekorten in de huizen van bewaring; de tekorten betreffen niet alleen de huisvesting van verdachten maar ook de beschikbaarheid van bewakings- en verzorgingspersoneel. Afhankelijk van de prioriteit die aan de bestrijding van dit onderdeel van de handel in drugs wordt gegeven kan een tijdelijke noodmaatregel op zichzelf gerechtvaardigd worden geacht. In hoeverre de voorziene afwijkingen van het gebruikelijke, op de Pbw en Bjj berustende regime daarvoor nodig en aanvaardbaar zijn, zal hierna worden besproken. In het Plan van aanpak wordt beschreven dat op de Nederlandse Antillen en Aruba, waar een belangrijk deel van de drugskoeriers vandaan komt, maatregelen worden genomen die beogen drugstransporten naar Nederland daar reeds te onderscheppen. In dit verband wijst de Raad op het verdrag dat is gesloten tussen de Verenigde Staten en het Koninkrijk inzake zogenaamde pre-flight control; op basis van dit verdrag voeren Noord-Amerikaanse functionarissen op Aruba controle uit op vluchten naar de Verenigde Staten. De Raad geeft in overweging, een soortgelijke onderlinge regeling te treffen tussen de drie landen van het Koninkrijk. 2. Opzet van het wetsvoorstel De Tijdelijke regeling biedt een compleet rechtsregime voor de aan te wijzen "voorzieningen". De Pbw en de Bjj zullen niet van toepassing zijn. Een andere aanpak zou ook denkbaar zijn geweest: een wet die sommige bepalingen van die wetten buiten toepassing zou hebben verklaard. Het nadeel van de thans gekozen opzet is, dat het uitzonderlijke van het tijdelijke regime daardoor minder goed uit de verf komt en dat geen systematische verantwoording plaats heeft van de verschillen tussen het gewone regime en dat van het onderhavige wetsvoorstel. Om dit laatste nadeel te ondervangen adviseert de Raad in de memorie van toelichting alsnog een stelselmatige vergelijking van de Pbw en de Tijdelijke regeling op te nemen en daarbij de voorgestelde afwijkingen van de Pbw dragend te motiveren op grond van de verwachte bijdrage aan de oplossing van de twee problemen waarop de Tijdelijke regeling is gericht: tekort aan celruimte en tekort aan penitentiair personeel. Daarbij zal tevens kunnen worden gelet op het vervolg van dit advies, waar de belangrijkste onderwerpen aan de orde zullen worden gesteld. Wat de Bjj betreft wijst de Raad erop dat het Verdrag inzake de rechten van het kind (waarbij Nederland geen voorbehouden heeft gemaakt) verschillende eisen stelt aan de behandeling van jeugdige delinquenten. Ook afgezien daarvan klemt hier in het bijzonder het uitgangspunt dat van de Bjj alleen dan in negatieve zin mag worden afgeweken als dat én volstrekt onvermijdelijk is én een nog steeds aanvaardbaar resultaat oplevert. Die balans maakt de toelichting niet op. De Raad meent dat dit alsnog zal moeten geschieden. 3. Werkingsduur Volgens artikel 44 van de Tijdelijke regeling zal de wet na een jaar vervallen, tenzij tijdig bij koninklijk besluit wordt besloten tot verlenging met ten hoogste een jaar. De Raad acht een horizonbepaling bij een wet als deze een goede zaak. Hij heeft alleen bezwaar tegen de mogelijkheid, de geldingsduur van de wet vrij gemakkelijk met een jaar te verlengen. Hij meent dat na enige tijd niet alleen moet worden bezien of verlenging noodzakelijk is, maar ook of sommige beperkingen ten opzichte van de normale toestand wellicht kunnen worden gemist. Daarom beveelt hij aan ermee te volstaan de geldingsduur op een jaar te stellen. Blijkt verlenging nodig, dan zal tijdig een wetsvoorstel kunnen worden ingediend, waarbij mogelijk tevens enige wijzigingen in het regime worden aangebracht. 4. Verdachten en veroordeelden Het wetsvoorstel maakt geen onderscheid tussen verdachten en reeds veroordeelden; personen uit beide groepen kunnen onder het regime van de Tijdelijke regeling worden gebracht. Daarover merkt de Raad het volgende op. a. Uit de stukken blijkt dat er acute problemen zijn met het onderbrengen van op Schiphol aangehouden drugskoeriers; zij hebben de positie van verdachten. Volgens de Pbw worden veroordeelden ondergebracht in gevangenissen(zie noot 3) en verdachten in huizen van bewaring. Er is niet gebleken dat er met betrekking tot de huisvesting van veroordeelde drugskoeriers zodanige problemen bestaan of op korte termijn zullen ontstaan dat het ook ten aanzien van hen onontkoombaar is dat nu reeds van de gewone regels wordt afgeweken. Die noodzaak zal alsnog moeten worden aangetoond. b. Onverminderd onderdeel a wijst de Raad nog op het volgende. Artikel 10, tweede lid, onder a, van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Bupo-verdrag) bepaalt dat verdachten - uitzonderlijke omstandigheden voorbehouden - gescheiden moeten worden gehouden van veroordeelden. Ook al heeft Nederland daarbij een voorbehoud gemaakt, dat neemt niet weg dat de Raad het van groot belang acht het voorstel in overeenstemming te brengen met genoemde bepaling. c. Volgens de toelichting op artikel 7 is het resocialisatiebeginsel van artikel 2 Pbw niet in de regeling opgenomen, omdat de drugskoeriers voor een deel na hun detentie Nederland zullen moeten verlaten en vanwege het tekort aan gebouwen en personeel. Deze omstandigheden kunnen echter niet afdoen aan de uit artikel 10, derde lid, eerste volzin, van het Bupo-verdrag voortvloeiende vereiste dat "(h)et gevangenisstelsel dient te voorzien in een behandeling van gevangenen die in de eerste plaats is gericht op heropvoeding en reclassering".(zie noot 4) Daarom acht de Raad het noodzakelijk het resocialisatiebeginsel op de een of andere wijze ook in het wetsvoorstel op te nemen. Zijn er in feite geen mogelijkheden voor resocialisatie, dan zal in ieder geval moeten worden verzekerd dat veroordeelden, mocht de regeling ook op hen van toepassing blijven, niet langer dan een in de wet te bepalen termijn doorbrengen in een aangewezen "voorziening". 5. Volwassenen en jeugdigen Voorzien wordt dat in aangewezen "voorzieningen" ook jeugdigen zullen moeten worden ondergebracht; daarom is behalve de Pbw ook de Bjj buiten toepassing verklaard. Bij de detentie van jeugdige personen zal op een aantal punten in het bijzonder moeten worden gelet. Artikel 10, tweede en derde lid, van het Bupo-Verdrag schrijft voor dat jeugdige delinquenten gescheiden worden gehouden van volwassenen en dat zij worden behandeld in overeenstemming met hun leeftijd en wettelijke staat; de European Prison Rules (Rule 11.4) en de Ecosoc Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (Ecosoc Rules;(zie noot 5) hier Rule 8(d)) stellen vergelijkbare eisen. Artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind eist dat een kind wordt behandeld op een wijze die rekening houdt met de behoeften van personen van jonge leeftijd; in het bijzonder dient ieder kind dat gedetineerd is, gescheiden te worden gehouden van volwassenen, tenzij dat niet in zijn belang zou zijn, en heeft het recht op contact met zijn familie, behoudens in buitengewone omstandigheden. Ten slotte wijst de Raad er in dit verband op dat de delinquenten in het onderhavige geval dikwijls uit culturen met een sterk hiërarchische verhouding tussen volwassenen en jongeren afkomstig zijn. Om al deze redenen adviseert de Raad, te bepalen dat jongeren gescheiden van volwassenen zullen worden gehuisvest, en dat ook overigens wordt voorzien in de voor hen noodzakelijke voorzieningen. 6. Grondrechten van gedetineerden Voorzover de detentie leidt tot beperking van grondrechten van gedetineerden zullen die beperkingen nodig moeten zijn in verband met de detentie of voor de oplossing van de twee problemen waarop de Tijdelijke regeling is gericht , en in overeenstemming met de bepalingen van GW en mensenrechtenverdragen. Dit betekent tevens dat de beperkingen proportioneel moeten zijn. Het voorstel beperkt die rechten op diverse punten veel verder dan de Pbw, zonder dat de noodzaak daartoe wordt aangetoond. De Raad wijst in het bijzonder op de volgende punten. a. In artikel 26, dat de zorgplichten ten aanzien van gedetineerden bevat, ontbreekt een equivalent van artikel 44, derde lid, Pbw, waarin is bepaald dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van gedetineerden. Niet handelen in overeenstemming met die norm leidt, naar de Raad voorkomt, tot strijd met artikel 6, eerste lid, GW. De Raad adviseert een bepaling als die van artikel 44, derde lid, Pbw ook hier op te nemen. Tevens is het recht op geestelijke verzorging komen te vervallen (vergelijk artikel 41, tweede lid, Pbw) zonder dat de noodzaak daarvan blijkt. Ook hier adviseert de Raad om niet van de Pbw af te wijken. b. De Tijdelijke regeling voorziet in de artikelen 21 en 22 in verdergaande inbreuken op het briefgeheim dan de regeling van de artikelen 36 en 37 Pbw doet. De noodzaak daarvan spreekt allerminst voor zich. De toelichting motiveert het verschil met de Pbw niet. Artikel 15, vierde lid, GW brengt echter mee dat de noodzaak van beperkingen die voortvloeien uit de vrijheidsontneming, zal moeten worden aangetoond. Een afzonderlijk probleem vormt de omstandigheid dat een gedetineerde niet op de hoogte hoeft te worden gebracht van de maatregelen die in dit verband worden genomen. Daardoor heeft hij dan feitelijk niet de mogelijkheid die artikel 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) hem wil garanderen, namelijk om desgewenst een effectief rechtsmiddel aan te wenden tegen een beperking van zijn grondrecht, zoals het kopiëren van zijn brieven. Ten slotte herinnert de Raad eraan dat het wetsvoorstel een regeling geeft voor veroordeelden én voor verdachten. Normaliter vallen veroordeelden wat de regeling van hun contacten met de buitenwereld betreft onder de Pbw, maar zijn de artikelen 50 en 50a WvSv van toepassing op contacten van verdachten met hun raadsman. De Tijdelijke regeling tornt niet expliciet aan de genoemde regeling van het WvSv, maar laat die evenmin uitdrukkelijk onverlet; dit laatste verdient wel aanbeveling. De Raad adviseert tot aanpassing van het voorstel en tot aanvulling van de toelichting. c. Ook de mogelijkheden tot het voeren van telefoongesprekken zijn onder de Tijdelijke regeling (artikel 24) minder dan onder de Pbw (artikel 39), terwijl niet direct valt in te zien wat de dringende noodzaak daarvan is. Zo deze afwijking van het stelsel van de Pbw al nodig is, is zij niet gemotiveerd. De Raad adviseert om ofwel artikel 39 Pbw te volgen, ofwel de noodzaak van een beperkter regime dragend te motiveren, en daarbij tevens in te gaan op de vraag of de regeling voldoet aan het proportionaliteitsvereiste. d. De bezoekregeling van artikel 23 van de Tijdelijke regeling is eveneens zuiniger dan die van artikel 38 Pbw. Deze afwijkingen van de Pbw dienen te worden getoetst aan artikel 10 GW (persoonlijke levenssfeer) en aan artikel 8 EVRM; dit betekent in elk geval dat de noodzaak en de proportionaliteit ervan dragend dienen te worden beargumenteerd. De in artikel 23, eerste lid, genoemde reden "bouwkundige omstandigheden" acht de Raad in elk geval niet erg overtuigend. Op het ontvangen door verdachten van hun raadsman zal het WvSv van toepassing moeten blijven. Het achterwege laten van een mededeling dat het gesprek met een bezoeker is afgeluisterd of opgenomen dient te worden getoetst aan artikel 13 EVRM. Aan die bepaling zou kunnen worden voldaan door een - zo nodig geclausuleerd - recht op het ontvangen van bezoek toe te kennen, en een mededelingsplicht op te nemen. De Raad adviseert tot aanpassing van het voorstel en tot aanvulling van de toelichting. 7. De "voorzieningen" a. Artikel 4, eerste lid, bevat geen enkel criterium: naar de letter van de tekst kan de minister elke plaats aanwijzen als "voorziening" voor de insluiting van de personen op wie de wet van toepassing is. De Raad adviseert minimumeisen op te nemen waaraan een voorziening moet voldoen wil ze in gebruik kunnen worden genomen. b. Eén van de kenmerken van de "voorzieningen" zal zijn dat een verblijfsruimte dikwijls door verschillende personen zal moeten worden gedeeld. De Raad adviseert om, in overeenstemming met de Ecosoc Rules (Rule 9 (1)), te bepalen dat in een verblijfsruimte in beginsel niet twee personen zullen worden ondergebracht. Dit is van belang voor de veiligheid en de lichamelijke integriteit van de betrokken gedetineerden. Verder bevat artikel 8, eerste lid, geen enkel criterium voor de keuze tussen onderbrenging in een verblijfsruimte voor één persoon dan wel in een gemeenschappelijke verblijfsruimte. De Raad herinnert eraan dat de European Prison Rules in Rule 14.2 bepaalt "Where accomodation is shared it shall be occupied by prisoners suitable to associate with others in those conditions"; Rule 9 (2) van de Ecosoc Rules bevat een vergelijkbare bepaling. De Raad adviseert daarop in de toelichting te wijzen en te verzekeren dat in overeenstemming met deze "rules" zal worden gehandeld. c. Volgens artikel 7, eerste lid, zijn beslissingen die jegens een gedetineerde worden genomen "zoveel mogelijk" gericht op een humane bejegening. Artikel 10, eerste lid, van het Bupo-verdrag schrijft echter behandeling "met menselijkheid" (dat wil zeggen: humaan) dwingend voor, en artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind herhaalt dit gebod speciaal ten aanzien van kinderen. De Raad adviseert de tekst van artikel 7 aan te passen. d. Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, geeft de mogelijkheid een gedetineerde af te zonderen. Evenals dat onder de Pbw het geval is, kan de directeur contacten met de buitenwereld beperken of uitsluiten. In de Pbw is echter tevens bepaald dat, indien de afzondering langer dan 24 uur duurt, de commissie van toezicht en de inrichtingsarts van de maatregel worden verwittigd. Verder moeten bij ministeriële regeling regels worden gegeven voor - onder meer - de rechten die een afgezonderde gedetineerde toekomen; op die wijze kan worden verzekerd dat wordt voldaan aan de vereisten voor mogelijkheden tot contact met familieleden die voortvloeien uit de European Prison Rules (Rule 43) en de Ecosoc Rules (Rule 37). De Raad adviseert nauwer aan te sluiten bij de regeling van de Pbw. f. Artikel 25, vierde lid, Pbw bepaalt dat de minister nadere regels stelt omtrent de procedure van overplaatsing en van verlenging van de afzondering. Artikel 11 van de Tijdelijke regeling, dat dezelfde materie regelt als artikel 25 Pbw, kent niet een dergelijk vierde lid. Er valt niet in te zien hoe dit verschil kan worden teruggevoerd op de huisvestings- en personeelsproblemen die aanleiding vormden tot de Tijdelijke regeling. Daarom adviseert de Raad de regeling van artikel 11 in overeenstemming te brengen met die van artikel 25 Pbw. g. Artikel 29 voorziet in het luchten van de gedetineerden. Volgens de European Prison Rules (Rules 83 en 84) en de Ecosoc Rules (Rule 21) dient er ook gelegenheid tot lichamelijke oefening te zijn. Deze mogelijkheid is belangrijker naarmate er minder gelegenheid tot luchten is. De Raad adviseert hierin te voorzien. 8. Rechtsbescherming a. De Pbw bepaalt in artikel 56 dat de gedetineerde bij binnenkomst in de inrichting op de hoogte wordt gesteld van zijn rechten en plichten. Betreft het een vreemdeling, dan dient hij bij binnenkomst te worden geïnformeerd over zijn recht de consulaire vertegenwoordiger van zijn land van zijn detentie op de hoogte te laten stellen. Deze laatste bepaling vloeit voort uit artikel 36 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen. In het wetsvoorstel ontbreken deze rechten. De gedetineerde kan zijn rechten niet adequaat uitoefenen als hij die niet kent. Op dit punt zal de Pbw moeten worden gevolgd. b. De mogelijkheid om beklag te doen bij een beklagcommissie is minder ruim dan die welke de Pbw biedt. Kan het beklag in de Pwbiedere door of namens de directeur jegens de betrokkene genomen beslissing betreffen (artikel 60 Pbw), in de Tijdelijke regeling is het beklagrecht beperkt tot beslissingen die een beperking inhouden van een recht dat de betrokkene is toegekend bij of krachtens deze regeling dan wel (kort gezegd) een andere wettelijke regeling (artikel 33). Artikel 66 Pbw geeft de voorzitter van de beroepscommissie de bevoegdheid een bestreden beslissing te schorsen. Het onderwerp wordt in het wetsvoorstel niet geregeld, de toelichting zwijgt erover. De toelichting geeft geen enkele motivering voor deze afwijkingen van de Pbw, terwijl niet direct valt in te zien dat ze rechtstreeks worden gelegitimeerd door het doel dat de Tijdelijke regeling wil dienen. In de Tijdelijke regeling staat tegen de uitspraak van een beklagcommissie geen beroep open; de Pbw geeft daarentegen de mogelijkheid van beroep bij de beroepscommissie, ingesteld door de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (hierna: Raad SJ). Volgens artikel 41 van de Tijdelijke regeling kan de beklagcommissie wel zelf haar uitspraak aan genoemde commissie voorleggen. De Raad adviseert het stelsel van beklag en beroep overeenkomstig de Pbw over te nemen. Daarnaast verdient het aanbeveling er in de memorie van toelichting op te wijzen dat de beroepsregeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is (artikel 1:6 Awb) en dat voor betrokkenen zo nodig de kort-gedingweg openstaat. 9. Overige opmerkingen a. De mogelijkheid tot mandatering die artikel 5, tweede lid, geeft is ruimer dan die van de overeenkomstige bepaling in de Pbw (artikel 5, vierde lid). De Raad adviseert dit verschil te motiveren. b. Over de in artikel 6 genoemde selectiefunctionarissen merkt de Raad het volgende op. Verzuimd is te bepalen door wie zij worden benoemd; vergelijk artikel 15, derde lid, Pbw. Volgens de Pbw nemen de selectiefunctionarissen bij de beslissingen tot plaatsing en overplaatsing de aanwijzingen van het openbaar ministerie en van de autoriteiten die de straf of maatregel hebben opgelegd, in acht. Er is geen reden om daarvan af te wijken. De Raad adviseert tot aanvulling van artikel 6. c. Artikel 59 Pbw voorziet in regeling van de dossiervorming en van de rechten tot inzage. Hier ontbreekt een dergelijke voorziening, terwijl niet zonder meer evident is dat het regime van de Tijdelijke regeling een dergelijke regeling onmogelijk maakt. De Raad adviseert tot aanvulling van het voorstel dan wel tot motivering van dit verschil ten opzichte van de Pbw. d. Het onderbrengen van meer dan één verdachte in één verblijfsruimte zal gevolgen hebben voor de werkzaamheden, onder omstandigheden ook de veiligheid, van het penitentiair personeel. De Raad adviseert daaraan in de toelichting aandacht te besteden. e. In de toelichting op artikel 7 wordt gesteld: "Betreft het Nederlandse gedetineerden dan wel gedetineerden die na de gevangenisstraf in Nederland mogen blijven dan is het niet uitgesloten dat zij de aan hen opgelegde gevangenisstraf niet in een voorziening als bedoeld in deze tijdelijke regeling ondergaan, doch dat zij naar een reguliere gevangenis (dan wel opvanginrichting als het om jeugdigen gaat) zullen worden overgeplaatst." Gelet op het doel van de Tijdelijke regeling begrijpt de Raad deze passage niet . Hij adviseert de toelichting te verduidelijken. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit registratie geneesmiddelen in verband met de implementatie van een bepaling van het Toetredingsverdrag van 16 april 2003, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit registratie geneesmiddelen in verband met de implementatie van een bepaling van het Toetredingsverdrag van 16 april 2003, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van de richtlijn buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van de richtlijn buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten.Bij Kabinetsmissive van 20 april 2015, no.2015000686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van de richtlijn buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (aanpassing als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2006), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (aanpassing als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2006), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije inzake de export van socialezekerheidsuitkeringen; Sofia, 9 februari 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije inzake de export van socialezekerheidsuitkeringen; Sofia, 9 februari 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Luchtvervoerverdrag tussen de lidstaten en de geassocieerde leden van de Associatie van Caraïbische Staten; Panama, 14 februari 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Luchtvervoerverdrag tussen de lidstaten en de geassocieerde leden van de Associatie van Caraïbische Staten; Panama, 14 februari 2004, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2012, no.11.003208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door twee personen van gelijk geslacht tezamen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door twee personen van gelijk geslacht tezamen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Binnenschepenwet, de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, alsmede enkele andere regelingen teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen van verdragen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Binnenschepenwet, de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, alsmede enkele andere regelingen teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen van verdragen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het uitvoeren van arbeidsongeschiktheidsregelingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het uitvoeren van arbeidsongeschiktheidsregelingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2007, no.07.003341, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het uitvoeren van arbeidsongeschiktheidsregelingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit veiligheidsregios, ter vereenvoudiging, actualisering en verbetering van dat besluit, alsmede ter aanpassing van de verdeelformule van de brede doeluitkering rampenbestrijding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit veiligheidsregios, ter vereenvoudiging, actualisering en verbetering van dat besluit, alsmede ter aanpassing van de verdeelformule van de brede doeluitkering rampenbestrijding.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2015, no.2015001304, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit veiligheidsregios, ter vereenvoudiging, actualisering en verbetering van dat besluit, alsmede ter aanpassing van de verdeelformule van de brede doeluitkering rampenbestrijding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling van biociden en houdende wijziging van het Besluit wijziging toelatingsvoorschriften bestrijdingsmiddelen, het Bestrijdingsmiddelenbesluit en het Warenwetbesluit deponering informatie preparaten (Besluit gemeenschappelijke beginselen beoordeling biociden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling van biociden en houdende wijziging van het Besluit wijziging toelatingsvoorschriften bestrijdingsmiddelen, het Bestrijdingsmiddelenbesluit en het Warenwetbesluit deponering informatie preparaten (Besluit gemeenschappelijke beginselen beoordeling biociden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2004, no.04.001717, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling van biociden en houdende wijziging van het Besluit wijziging toelatingsvoorschriften bestrijdingsmiddelen, het Bestrijdingsmiddelenbesluit en het Warenwetbesluit deponering informatie preparaten (Besluit gemeenschappelijke beginselen beoordeling biociden), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt er toe een aantal artikelen en Bijlage VI van de Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L123; hierna: Biocidenrichtlijn) te implementeren. Aanpassing van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (BMW) op dit punt heeft reeds plaatsgevonden.(zie noot 1) De Raad van State maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de, uit een oogpunt van delegatie en afstemming met andere wettelijke regelingen, niet geheel juiste wijze waarop deze implementatie is uitgevoerd. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Wijziging Bestrijdingsmiddelenbesluit Ingevolge artikel 5 van het ontwerpbesluit wordt met de verwijzing naar artikel 15, eerste lid, BMW beoogd artikel 18 van het Bestrijdingsmiddelenbesluit aan te passen, zodat uitvoering kan worden gegeven aan artikel 17 van de Biocidenrichtlijn. Deze uitwerking zal, zo blijkt uit de toelichting, verder gestalte krijgen in een ministeriële regeling waarin voorwaarden zullen worden opgenomen voor het gebruik van een nog niet toegelaten biocide of werkzame stof. Over de voorgestelde implementatiewijze merkt de Raad het volgende op. a. Artikel 17 Biocidenrichtlijn is geïmplementeerd in artikel 15, tweede lid, BMW.(zie noot 2) In de memorie van toelichting bij dit artikelonderdeel is opgemerkt dat de voorwaarden waaronder niet toegelaten biociden(zie noot 3) mogen worden gebruikt in het kader van onderzoek zullen worden vastgelegd in het Bestrijdingsmiddelenbesluit.(zie noot 4) De voorgestelde verwijzing in artikel 18, eerste lid, van het Bestrijdingsmiddelenbesluit naar het eerste lid van artikel 15 BMW heeft echter geen betrekking op gebruik van niet-toegelaten biociden voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden, maar op bestrijdingsmiddelen die als zodanig dan wel wat betreft een uitbreiding van de toepassingsmogelijkheden in een proefstadium verkeren.(zie noot 5) De tekst van het ontwerpbesluit en de toelichting dienen met elkaar in overeenstemming te worden gebracht. b. Bij implementatie van Europese richtlijnen moet in beginsel worden vastgehouden aan de normale regels die gelden voor het antwoord op de vraag of regeling bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling dient te geschieden. De voorwaarden waaronder een niet toegelaten biocide of werkzame stof voor onderzoek- of ontwikkelingsdoeleinden mag worden gebruikt hebben ondermeer betrekking op het bijhouden van een register met bijzonderheden over de biocide, de effecten op mens, dier en milieu, het ter beschikking stellen van de overheid van deze informatie, het verlenen van toestemming door de overheid voor experimenten in een andere lidstaat, en de maximumhoeveelheden die bij experimenten mogen vrijkomen. Blijkens de toelichting worden deze voorwaarden opgenomen in een ministeriële regeling. Een argument om deze voorwaarden op dat niveau vast te leggen wordt niet gegeven. De aard van de materie is zodanig dat deze voorwaarden naar het oordeel van de Raad in beginsel zoveel mogelijk in het Bestrijdingsmiddelenbesluit zelf moeten worden opgenomen. De Raad adviseert hierin te voorzien. c. De voorgestelde wijziging van artikel 18, eerste lid, van het Bestrijdingsmiddelenbesluit biedt geen basis voor regeling door de minister en ook overigens ontbreekt in artikel 18 de mogelijkheid van regeling door de minister. De Raad adviseert, voor zover nodig, hierin te voorzien. 2. Relatie met het Besluit milieutoelatingseisen biociden a. De artikelen 1 tot en met 3 van het ontwerpbesluit bevatten de tekst van het nieuw voorgestelde Besluit gemeenschappelijke beginselen beoordeling biociden. In verband daarmee is in artikel 6 het Besluit milieutoelatingseisen biociden zodanig gewijzigd dat, zoals de toelichting stelt, dit besluit alleen nog van toepassing is op de toelating van biociden waarop het Besluit gemeenschappelijke beginselen beoordeling biociden niet van toepassing is. Het is de Raad niet duidelijk op welke gevallen het Besluit milieutoelatingseisen biociden nog betrekking heeft.(zie noot 6) Indien dit besluit geen zelfstandige betekenis meer heeft, geeft de Raad in overweging te voorzien in intrekking. b. De voorgestelde aanpassing in artikel 6 van het ontwerpbesluit leidt voorts tot de vraag waarom bij de implementatie is nagelaten de relevante paragrafen van bijlage VI van de Biocidenrichtlijn op te nemen in het nieuwe Besluit gemeenschappelijke beginselen beoordeling biociden zelf, zoals ook in het Besluit milieutoelatingseisen biociden heeft plaatsgevonden. Het is immers voor de eenheid en consistentie van de Nederlandse wetgeving van groot belang dat de implementatieregeling een samenhangend geheel vormt met de overige Nederlandse wetgeving op hetzelfde terrein. Het betreft naast de meer algemene paragrafen 1 tot en met 19, 53 en 54, en 55 tot en met 67, die de risicos voor mens, dier en milieu betreffen, de paragrafen 20 tot en met 34, en 68 tot en met 75, die de effecten op de mens betreffen. In dit verband worden voorschriften gegeven over de aard van het schadelijke effect van de stof, zoals acute toxiciteit, irritatie, bijtende werking, het in acht nemen van een passende veiligheidsmarge bij toelating, het voorschrijven van persoonlijke beschermingsmiddelen, en het niet toelaten van giftige en kankerverwekkende biociden. Tenslotte bevatten de paragrafen 90 tot en met 93 voorschriften inzake de onaanvaardbare gevolgen, zoals het ontwikkelen van resistentie, en omtrent de mate van werkzaamheid. Voor de effecten op dieren vormen dezelfde beginselen in grote lijnen de basis. Artikel 3a, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, ter uitvoering waarvan het ontwerpbesluit strekt, opent de mogelijkheid tot (sub)delegatie. Dit betekent dat in beginsel de hoofdzaken van de te regelen materie in de algemene maatregel van bestuur (amvb) thuishoren, en dat voorts regelgeving door de minister beperkt dient te blijven tot voorschriften van administratieve aard en uitwerking van details. In ieder geval dient de toelichting blijk te geven van een op dit punt gemaakte afweging. Nu de aard van de materie in beginsel in aanmerking komt voor regeling bij amvb en niet is gebleken, mede gelet op hetgeen in het Besluit milieutoelatingseisen biociden is geregeld, dat zulks onmogelijk is, acht de Raad de nu voorgenomen implementatiewijze niet juist. Gelet op het vorenstaande geeft de Raad in overweging de inhoud van bijlage VI zoveel mogelijk in de artikelen 1 tot en met 3 zelf op te nemen en alleen de meer technische uitwerking over te laten aan de minister. Indien dit evenwel niet mogelijk of wenselijk blijkt, dient in ieder geval de toelichting van een dragende motivering te worden voorzien.(zie noot 7) 3. Administratieve lasten In de toelichting wordt met betrekking tot dit onderdeel volstaan met de opmerking dat Actal het besluit niet geselecteerd heeft voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Daarmee wordt onvoldoende tegemoetgekomen aan het vereiste van voldoende inzicht op dit punt (zie noot 8). Zo is ondermeer niet duidelijk of de extra informatieverplichting op grond van artikel 23 van de Biocidenrichtlijn en uitgewerkt in artikel 3 juncto artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Warenwetbesluit deponering informatie preparaten (zie noot 9) zal leiden tot extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 4. Overschrijding implementatietermijn De Biocidenrichtlijn, in werking getreden met ingang van 14 mei 1998, diende uiterlijk 13 mei 2000 te zijn omgezet in nationale wetgeving. Bij wet van 20 juni 2002 is de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 aangepast aan de implementatie van de Biocidenrichtlijn. Deze wetswijziging is in werking getreden met ingang van 1 maart 2003 (zie noot 10). Vrijwel tegelijkertijd, op 26 maart 2003, is de wijziging van het Besluit milieutoelatingseisen biociden (zie noot 11) in werking getreden. Met het nu voorliggende ontwerpbesluit wordt opnieuw de implementatietermijn overschreden. Uit de toelichting blijkt niet welke gevolgen deze overschrijding met zich brengt. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal besluiten ter vastlegging van uitzonderingen op de toepasselijkheid van de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen ingevolge de Dienstenwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal besluiten ter vastlegging van uitzonderingen op de toepasselijkheid van de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen ingevolge de Dienstenwet.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2011, no.11.001303, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal besluiten ter vastlegging van uitzonderingen op de toepasselijkheid van de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen ingevolge de Dienstenwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2011, no.11.001393, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 345) (Wet implementatie prospectusrichtlijn), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 345) (Wet implementatie prospectusrichtlijn), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 december 2004, no.04.004627, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 345) (Wet implementatie prospectusrichtlijn), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2003/71/EG (hierna: prospectusrichtlijn). Dit gebeurt door middel van wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995). Volgens de toelichting zal de implementatie van de prospectusrichtlijn uiteindelijk echter plaatsvinden in hoofdstuk 3.5 in deel 3 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft), waarvoor het voorstel vrijwel gelijktijdig met het onderhavige voorstel bij de Raad aanhangig is gemaakt (W06.04.0559/IV), en waarin onder meer de Wte 1995 zal opgaan. Het onderhavige wetsvoorstel zal slechts in werking treden als de Wft op 1 juli 2005 (de implementatiedatum van de richtlijn) nog niet in werking is getreden. Met onderhavig wetsvoorstel is aldus beoogd in de Wte 1995 een tijdelijk wettelijk kader te creëren, tot de inwerkingtreding van de Wft. Gelet op deze tijdelijkheid is ervoor gekozen om slechts die onderdelen van de Wte 1995 aan te passen die noodzakelijk zijn voor de implementatie van de richtlijn, aldus de toelichting. Dit houdt in dat het een technische omzetting betreft binnen de bestaande systematiek en terminologie van de Wte 1995. Voor het overige vindt de noodzakelijke implementatie plaats in het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Bte 1995). De Raad van State maakt een aantal kanttekeningen en is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. Gezien de zeer directe inhoudelijke samenhang tussen het onderhavige voorstel en het voorstel voor hoofdstuk 3.5 van de Wft, en temeer omdat het onderhavige voorstel voorziet in slechts een tijdelijk wettelijk kader, en de toelichting zelf verwijst naar hoofdstuk 3.5 van de Wft, acht de Raad het dienstig om in dit advies mede het voorgestelde hoofdstuk 3.5 van de Wft te betrekken. 1. Implementatie De implementatie van de prospectusrichtlijn in de Wte 1995 geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen. a. Het begrip "aanbieden van effecten aan het publiek" (artikel 2, eerste lid, onder d, van de prospectusrichtlijn) vormt een sleutelbegrip in de prospectusrichtlijn. Het begrip "aanbieden van effecten aan het publiek" is niet in de Wte 1995 overgenomen. Het betreft een nieuw begrip, dat niet reeds in de Wte 1995 bestaat. In de prospectusrichtlijn wordt ervan uitgegaan dat bij de aanbieding van effecten aan het publiek de potentiële koper toereikend geïnformeerd wordt om te kunnen beslissen of hij wil ingaan op het aanbod van de aanbieder. Uit de structuur van de prospectusrichtlijn blijkt dat er twee vormen van "aanbieden van effecten aan het publiek" bestaan: het aanbieden van effecten aan het publiek buiten een gereglementeerde markt om en het aanbieden van effecten via een gereglementeerde markt. Een dergelijk onderscheid wordt ook gemaakt in het voorstel voor deel 3 van de Wft (voorgesteld artikel 3:5.1, tweede lid). In het onderhavige voorstel komt dit onderscheid niet terug. Er is niet gemotiveerd waarom het begrip "aanbieden van effecten aan het publiek", zoals gedefinieerd in de prospectusrichtlijn, niet in de Wte 1995 zelf wordt overgenomen. Hierbij wijst de Raad er op dat er op grond van de prospectusrichtlijn voor de twee vormen van aanbieden van effecten verschillende regels gelden (zie ook hierna, onder b). De Raad adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het voorstel aan te passen. b. Ingevolge het voorgestelde artikel 5, eerste lid, Wte 1995 stellen instellingen waarvan in of vanuit Nederland effecten zijn aangeboden periodieke informatie omtrent hun bedrijf algemeen verkrijgbaar. Volgens de transponeringstabel betreft het hier implementatie van artikel 10 van de prospectusrichtlijn. Dat artikel bepaalt dat uitgevende instellingen waarvan de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten jaarlijks informatie moeten verstrekken. Gelet op hetgeen hiervoor, onder a, is opgemerkt, wijst de Raad er op dat het "aanbieden van effecten" op grond van de prospectusrichtlijn zowel het aanbieden van effecten aan het publiek buiten een gereglementeerde markt om als het aanbieden van effecten via een gereglementeerde markt betreft. Niet alle aangeboden effecten zijn echter effecten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. Daarmee lijkt artikel 5, eerste lid, van het voorstel een ruimer toepassingsbereik te hebben dan artikel 10 van de prospectusrichtlijn. Dit is niet toegestaan, daar de prospectusrichtlijn, gelet op artikel 95 EG-Verdrag, uitgaat van het principe van totale harmonisatie. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het voorstel zo nodig in overeenstemming te brengen met artikel 10 van de prospectusrichtlijn. c. De Wte 1995 bevat in artikel 3, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, de woorden "in of vanuit Nederland". Dit wordt gecontinueerd in het voorgestelde nieuwe artikel 5, eerste lid. Daarentegen spreekt het voorgestelde nieuwe artikel 3 van "in Nederland". Nu artikel 5, eerste lid, Wte 1995 ook van toepassing is op instellingen die "vanuit Nederland" effecten hebben aangeboden, vraagt de Raad zich af of de desbetreffende informatie (zoals genoemd in artikel 10 van de prospectusrichtlijn) ook bekend moet worden gemaakt in het land van herkomst indien daar de aanbieding van effecten niet heeft plaatsgevonden. Indien dit niet is beoogd, dient artikel 5, evenals het voorgestelde artikel 3 Wte 1995, uitsluitend van toepassing te zijn op instellingen die in Nederland effecten hebben aangeboden. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. d. Ingevolge artikel 1, derde lid, van de prospectusrichtlijn mogen instellingen en aanbieders van effecten die buiten de reikwijdte van de prospectusrichtlijn vallen ook een prospectus opstellen. Uit de toelichting bij het voorstel voor deel 3 van de Wft blijkt dat ze, wanneer ze dit doen overeenkomstig de bepalingen uit de prospectusrichtlijn, in sommige gevallen een Europees paspoort krijgen (toelichting op artikel 3:5.3, tweede lid, Wft). Deze bepaling uit de prospectusrichtlijn is volgens de transponeringstabel geïmplementeerd in het voorgestelde artikel 3 Wte 1995. Dat blijkt echter niet uit de tekst van artikel 3 Wte 1995. Het voorstel voor deel 3 van de Wft voorziet daarentegen wél in een specifieke bepaling ter implementatie van artikel 1, derde lid, van de prospectusrichtlijn (artikel 3:5.3, tweede lid, Wft). De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te passen. 2. Delegatie Uit de transponeringstabel blijkt dat het merendeel van de bepalingen uit de prospectusrichtlijn zijn neerslag zal vinden in het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Bte 1995). De Raad merkt daarbij het volgende op. a. Artikel 14, vierde lid, van de prospectusrichtlijn bepaalt dat de nationale toezichthouder - in dit geval de AFM - op haar website alle goedgekeurde prospectussen publiceert. Volgens de transponeringstabel wordt deze bepaling geïmplementeerd in het Bte 1995. De voorgestelde onderdelen a en b van artikel 3 Wte 1995 bevatten een grondslag om nadere regels te stellen over de eisen aan het prospectus respectievelijk aan een (in het vooruitzicht gestelde) aanbieding. De verplichting als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de prospectusrichtlijn betreft echter geen nadere eis aan het prospectus noch aan het aanbieden van effecten, maar een verplichting voor de toezichthouder. Artikel 3, onderdelen a en b, Wft 1995 biedt voor het opleggen van die verplichting geen grondslag. De Raad adviseert artikel 14, vierde lid, van de prospectusrichtlijn in de Wte 1995 zelf te implementeren, dan wel een grondslag in de Wte 1995 te creëren voor implementatie in het Bte 1995. b. Ingevolge artikel 18 van de prospectusrichtlijn verstrekt de AFM op verzoek van de uitgevende instelling aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de goedkeuringsverklaring van het prospectus en een kopie van het prospectus. Ook kan de vertaling van de samenvatting worden meegezonden. Indien documenten ter aanvulling van het prospectus zijn opgesteld (op grond van artikel 16 prospectusrichtlijn), geldt dezelfde procedure. Volgens de transponeringstabel vindt implementatie van artikel 18 van de prospectusrichtlijn plaats in het Bte 1995. Hiervoor bieden de voorgestelde artikelen 3 en 5, eerste lid, Wte 1995 echter geen grondslag. Ook de artikelen 33 en 35 Wte 1995, betreffende gegevensuitwisseling respectievelijk samenwerking met buitenlandse toezichthouders, vormen naar het oordeel van de Raad onvoldoende grondslag om artikel 18 van de prospectusrichtlijn nauwkeurig te implementeren. Deze implementatie van artikel 18 (de bepaling welke documenten kunnen worden uitgewisseld, de termijnen waarbinnen dit moet geschieden en wat daarbij moet worden vermeld) zou kunnen gebeuren in de Wte 1995 door wijziging van artikel 33 Wte 1995, dan wel door in de Wte 1995 een grondslag te creëren voor implementatie in het Bte 1995. De Raad adviseert het voorstel dienovereenkomstig aan te vullen. 3. De categorie effecten waarvoor geen prospectusplicht geldt De definitie van "effecten" in artikel 2, eerste lid, onder a, van de prospectusrichtlijn is minder ruim dan het in artikel 1 Wte 1995 gedefinieerde begrip "effecten". Het voorstel past dit begrip echter niet aan aan de prospectusrichtlijn. Volgens de toelichting wordt het begrip "effecten" in het Bte 1995 en in de Vrijstellingsregeling Wte 1995 "verder uitgewerkt".(zie noot 1) In de Wft wordt de categorie effecten die op grond van artikel 4 van de prospectusrichtlijn zijn vrijgesteld van de prospectusplicht onder het begrip "beleggingsobjecten" geschaard. Voor beleggingsobjecten moet ingevolge artikel 3:5.7 van het voorgestelde hoofdstuk 3.5 van de Wft een door de AFM goedgekeurd document worden opgesteld. Die plicht kan worden beschouwd als een belemmering van het vrije verkeer. Dit betekent dat zij moet worden gerechtvaardigd op grond van een toets op noodzaak en proportionaliteit. Dit mag er echter niet toe leiden dat voor de onderhavige effecten dezelfde eisen mogen worden gesteld als in de prospectusrichtlijn. Tot de inwerkingtreding van de Wft zal voor de categorie effecten waarvoor ingevolge artikel 4 van de prospectusrichtlijn geen prospectusplicht geldt een vrijstelling geregeld moeten worden, op basis van artikel 4 Wte 1995. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op deze vrijstelling en op de wenselijkheid, met name vanuit oogpunt van continuïteit, dat in het kader van deze vrijstelling ook voor de bedoelde categorie effecten een verplichting zal gelden om een document op te stellen als beoogd in de Wft. 4. Handhaving Ingevolge de voorgestelde wijziging van artikel 48c Wte 1995 (artikel I, onderdeel G) kan de AFM een bestuurlijke boete opleggen op grond van overtreding van onder meer het voorgestelde artikel 5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen b en c, Wte 1995. Niet duidelijk is waarom geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd op grond van overtreding van onderdeel a, dat de soort informatie betreft die algemeen verkrijgbaar wordt gesteld. De Raad wijst erop dat het nu nog mogelijk is om ook een boete op te leggen naar aanleiding van een overtreding van het huidige artikel 5, eerste lid, Wte 1995. De Raad adviseert in de toelichting hierop in te gaan, en het voorstel zo nodig te wijzigen. 5. Samenloop a. Artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a, van de prospectusrichtlijn bepaalt dat deze richtlijn niet van toepassing is op rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end-type zijn. In overeenstemming daarmee, en ingevolge het voorgestelde artikel 3, onder c, is het verbod op het aanbieden van effecten niet van toepassing indien het gaat om rechten van deelneming in een beleggingsinstelling die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 18 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (hierna: Wtb), en die op verzoek van de houder door de beleggingsinstelling worden ingekocht. Op grond van het voorstel tot wijziging van artikel 18 Wtb worden beleggingsinstellingen die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van de Wtb niet in het register opgenomen.(zie noot 2) Bij de inwerkingtreding van dit artikel zullen aldus deze vrijgestelde beleggingsinstellingen die op verzoek van de houder effecten inkopen wél onder het verbod van artikel 3 Wte 1995 vallen. Indien deze uitbreiding ten opzichte van de richtlijn is beoogd, en niet in een samenloopbepaling wordt voorzien, moet zij worden gerechtvaardigd uit een oogpunt van noodzaak en proportionaliteit. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op het voorgaande. b. Het voorgestelde artikel I, onderdeel B, eerste lid, wijzigt artikel 5, eerste lid, Wte 1995. Het wetsvoorstel marktmisbruik(zie noot 3) wijzigt eveneens artikel 5, eerste lid, Wte 1995. De Raad adviseert op deze samenloop in te gaan. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet, de Kadasterwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (Wet kenbaarheid energieprestatie gebouwen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet, de Kadasterwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (Wet kenbaarheid energieprestatie gebouwen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2011, no.11.001504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet, de Kadasterwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (Wet kenbaarheid energieprestatie gebouwen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op het terugbrengen van de administratieve en bestuurlijke lasten en enkele verbeteringen van de uitvoering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op het terugbrengen van de administratieve en bestuurlijke lasten en enkele verbeteringen van de uitvoering.Bij Kabinetsmissive van 9 augustus 2011, no.11.001901, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op het terugbrengen van de administratieve en bestuurlijke lasten en enkele verbeteringen van de uitvoering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele verwante wetten op een aantal punten van uiteenlopende aard, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele verwante wetten op een aantal punten van uiteenlopende aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Reconstructiewet concentratiegebieden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Reconstructiewet concentratiegebieden.Bij Kabinetsmissive van 29 juli 2002, no.02.003322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Reconstructiewet concentratiegebieden.De wijziging van de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: Reconstructiewet) regelt de rechtsbescherming terzake van de lijst der geldelijke regelingen in deze wet. Voorgesteld wordt deze op te dragen aan de civiele rechter. De rechtsbescherming terzake van het titelbesluit, het ruilplan, blijft opgedragen aan de bestuursrechter.Aldus wordt vormgegeven aan een stelsel dat aansluit bij de rechtsbescherming in de voorgestelde wijziging van de onteigeningswet. De Raad van State beveelt een tweetal verduidelijkingen aan.1. In het voorstel wordt in artikel 79a de rechtsbescherming (terzake van de lijst der geldelijke regelingen) bij de civiele rechter expliciet opengesteld. Administratiefrechtelijke rechtsbescherming op dit punt wordt daarmee uitgesloten zonder dat dit expliciet blijkt. De Raad beveelt aan de uitsluiting te expliciteren door de "lijstbesluiten" te plaatsen op de bijlage bij artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht.2. In de memorie van toelichting wordt in het laatste gedeelte van de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel B, uiteengezet welke belanghebbende beroep kan instellen nadat de lijst der geldelijke regelingen is gewijzigd naar aanleiding van een beschikking van de rechter. Deze passage is niet geheel duidelijk. Zo lijkt gesteld te worden dat degene voor wie geen wijzigingen zijn opgetreden, geen belanghebbende is bij het besluit waarmee de gewijzigde lijst wordt vastgesteld. Een andere redenering is echter ook denkbaar: omdat de lijst als geheel opnieuw is vastgesteld door gedeputeerde staten is ieder die op de lijst wordt genoemd nog steeds belanghebbende. Het verdient aanbeveling het voorstel zodanig aan te passen dat elk misverstand in dit opzicht uitgesloten is.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit politieregisters met het oog op de verstrekking van gegevens aan personen of instanties met een publieke taak belast, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit politieregisters met het oog op de verstrekking van gegevens aan personen of instanties met een publieke taak belast, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2014, no.2014001950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen inzake het uitvoeren van aanbevelingen uit de evaluatie en rapportages over het besluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen inzake het uitvoeren van aanbevelingen uit de evaluatie en rapportages over het besluit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2015, no.2015001190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen inzake het uitvoeren van aanbevelingen uit de evaluatie en rapportages over het besluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de gevolgen van de amendementen Van Vliet en Plasterk c.s. voor de integraliteit van het voorstel van wet bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de gevolgen van de amendementen Van Vliet en Plasterk c.s. voor de integraliteit van het voorstel van wet bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep).Bij brief van 6 maart 2012 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Eerste Kamer van voorlichting te dienen over de gevolgen van de amendementen Van Vliet en Plasterk c.s. voor de integraliteit van het voorstel van wet bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347) (aanpassing aan de BTW-richtlijn 2006), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347) (aanpassing aan de BTW-richtlijn 2006), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2007, no.07.001532, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347) (aanpassing aan de BTW-richtlijn 2006), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de afgifte, de ontvangst en het vervoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de afgifte, de ontvangst en het vervoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het tot stand brengen van een recht op langdurend zorgverlof.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het tot stand brengen van een recht op langdurend zorgverlof.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr.98/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 209).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr.98/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 209).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 en het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met de totstandkoming van richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 en het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met de totstandkoming van richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet inburgering (Besluit inburgering), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet inburgering (Besluit inburgering), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overgang van de indicatiestelling voor de sociale werkvoorziening van de gemeenten naar de Centrale organisatie werk en inkomen en verruiming van de mogelijkheden tot inschakeling van begeleidingsorganisaties bij begeleid werken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, alsmede een aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet terzake.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overgang van de indicatiestelling voor de sociale werkvoorziening van de gemeenten naar de Centrale organisatie werk en inkomen en verruiming van de mogelijkheden tot inschakeling van begeleidingsorganisaties bij begeleid werken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, alsmede een aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet terzake.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt de verdeling van de operationele en niet-operationele sterkte van de politie. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over het ontbreken van maatstaven voor de verdeling van de niet-operationele sterkte en de middelen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het overgangsrecht inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Aanpassing overgangsrecht Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het overgangsrecht inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Aanpassing overgangsrecht Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2007, no.07.001754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een Voorstel van wet houdende wijziging van het overgangsrecht inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Aanpassing overgangsrecht Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de masteropleiding geneeskunde, klinisch onderzoeker, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de masteropleiding geneeskunde, klinisch onderzoeker, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen i.v.m. de levering van de openbare telefoondienst via een mobiel netwerk, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen i.v.m. de levering van de openbare telefoondienst via een mobiel netwerk, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2011, no.11.000999, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen i.v.m. de levering van de openbare telefoondienst via een mobiel netwerk, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2015, no.2015000982, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 25 april 2006, no. 06.0030, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 25 april 2006, no. 06.0030, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 16 februari 2007, no.DJZ2007012960, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 25 april 2006, no. 06.0030, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende uitvoering van richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van richtlijn 77/91/EEG betreffende de oprichting van naamloze vennootschappen en de instandhouding en wijziging van hun kapitaal (PbEU L 264/32), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende uitvoering van richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van richtlijn 77/91/EEG betreffende de oprichting van naamloze vennootschappen en de instandhouding en wijziging van hun kapitaal (PbEU L 264/32), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2007, no.07.001707, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende uitvoering van richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van richtlijn 77/91/EEG betreffende de oprichting van naamloze vennootschappen en de instandhouding en wijziging van hun kapitaal (PbEU L 264/32), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met personenchauffeurs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met personenchauffeurs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2009, no.09.000659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit in verband met personenchauffeurs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2008, no.08.002175, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (digitale processtukken Strafvordering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (digitale processtukken Strafvordering), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2014, no.2014000959, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (digitale processtukken Strafvordering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2011, no.11.002234, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met het toestaan van retroreflecterende belijningen op zware bedrijfsauto's en aanhangwagens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met het toestaan van retroreflecterende belijningen op zware bedrijfsauto's en aanhangwagens.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de ontkoppeling van de taken in het kader van de geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen en de functie van de directeur van de gemeentelijke gezondheidsdienst.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de ontkoppeling van de taken in het kader van de geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen en de functie van de directeur van de gemeentelijke gezondheidsdienst.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de initiatiefnota van het Lid Spekman "Altijd onderdak voor kinderen" (Kamerstuk 32566, nr. 2).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de initiatiefnota van het Lid Spekman "Altijd onderdak voor kinderen" (Kamerstuk 32566, nr. 2).Bij brief van 4 februari 2011 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd de Tweede Kamer van voorlichting te dienen over de initiatiefnota van het Lid Spekman "Altijd onderdak voor kinderen" (Kamerstuk 32566, nr. 2).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake toepassing van EG-richtlijnen door decentrale overheden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake toepassing van EG-richtlijnen door decentrale overheden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Montserrat (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 10 december 2009 (Trb. 2010, 31), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Montserrat (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 10 december 2009 (Trb. 2010, 31), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2010, no.10.001143, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Montserrat (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 10 december 2009 (Trb. 2010, 31), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 november 2013, no.2013002336, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken (Verzamelwet Economische Zaken 20..).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken (Verzamelwet Economische Zaken 20..).Bij Kabinetsmissive van 27 oktober 2017, no.2017001832, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken (Verzamelwet Economische Zaken 20..), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen I en II bij de Waterwet en van het Besluit van 2 maart 2015 tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier) (Stb. 2015, 110) (aanpassingen Ruimte voor de Rivier 2016).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen I en II bij de Waterwet en van het Besluit van 2 maart 2015 tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier) (Stb. 2015, 110) (aanpassingen Ruimte voor de Rivier 2016).Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2015, no.2015001813, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen I en II bij de Waterwet en van het Besluit van 2 maart 2015 tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier) (Stb. 2015, 110) (aanpassingen Ruimte voor de Rivier 2016), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen, het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en het Besluit stralingsbescherming in verband met de implementatie van richtlijn 2011/70/Euratom, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen, het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en het Besluit stralingsbescherming in verband met de implementatie van richtlijn 2011/70/Euratom, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2013, no.13.000590, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen, het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en het Besluit stralingsbescherming in verband met de implementatie van richtlijn 2011/70/Euratom, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten ten behoeve van de omzetting van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PbEU L 334), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten ten behoeve van de omzetting van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PbEU L 334), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 april 2012, no.12.000846, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten ten behoeve van de omzetting van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PbEU L 334), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2000, no.00.004208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met toelichting. Het wetsvoorstel tot invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs(zie noot 1) geeft een regeling voor het gebruik van het sofi-nummer in het verkeer tussen instellingen, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (in het bijzonder het agentschap Centrale financiën instellingen (Cfi)) en de Informatie Beheer Groep (IBG).(zie noot 2) De nu voorliggende nota van wijziging brengt een duidelijker scheiding aan tussen het gebruik en het beheer van de persoonsgegevens. Het beheer van het "basisregister" wordt opgedragen aan de IBG en weggenomen bij het Cfi. Daarnaast worden de regels voor geaggregeerde gegevensverwerking bij het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) aangepast en wordt de kring van gebruikers van de geaggregeerde gegevens uitgebreid tot de gemeenten ten behoeve van het gemeentelijke onderwijsbeleid. Tenslotte wordt de grondslag voor een wettelijke regeling van de informatieprocessen en de beveiligingseisen aangescherpt. De Raad van State onderschrijft de strekking van de nota van wijziging, maar maakt een opmerking met betrekking tot de bewaartermijn van de gegevens en een delegatiebepaling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van de nota van wijziging wenselijk is. 1. De persoonsgegevens van leerlingen die niet langer zijn ingeschreven aan een school of instelling worden tot tien jaar na beëindiging van de laatste inschrijving bewaard in het basisregister in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren. Persoonsgegevens mogen langer bewaard worden voorzover ze voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden bewaard. Zij maken dan geen deel meer uit van het basisregister.(zie noot 3) De toelichting op dit onderdeel geeft voor de duur van deze bewaartermijn geen motivering.(zie noot 4) In de algemene regeling van de Wet bescherming persoonsgegevens is bepaald dat persoonsgegevens niet langer worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt betrokkene te identificeren dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij verzameld en vervolgens verwerkt worden.(zie noot 5) Volgens de oorspronkelijke opzet van het wetsvoorstel was het de bedoeling dat de Cfi in het privacyreglement zou bepalen dat de gegevens gekoppeld aan het sofi-nummer zouden worden bewaard tot drie jaar na de teldatum. Daarna zou de koppeling ongedaan gemaakt worden, zodat de desbetreffende gegevens niet meer te herleiden zouden zijn tot een individuele natuurlijke persoon en er dus geen sprake meer zou zijn van persoonsgegevens.(zie noot 6) De nu voorgestelde termijn van tien jaar voor het bewaren van persoonsgegevens in het basisregister acht het college buitengewoon lang, gelet op de algemene regel dat deze termijn niet langer dan noodzakelijk moet zijn en in aanmerking genomen dat aanvankelijk aan een termijn van drie jaar werd gedacht. De Raad van State beveelt aan deze termijn te verkorten tot de termijn gedurende welke de gegevens als persoonsgegevens bewaard moeten worden in het basisregister. 2. In onder meer artikel 178c, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt bepaald dat de verstrekking van gegevens uit het basisregister op zodanige wijze geschiedt, dat de leerlingen niet geïdentificeerd of identificeerbaar zijn. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het verstrekken van gegevens. Daarbij worden in ieder geval regels gesteld omtrent de inhoud en de samenstelling van de gegevens, de wijze waarop de gegevens worden verstrekt, de tijdstippen waarop de gegevens worden verstrekt en de perioden waarop de gegevens betrekking hebben.(zie noot 7) Het college is van oordeel dat de hier genoemde onderwerpen niet alle van zuiver administratieve of technische aard zijn. Regeling bij algemene maatregel van bestuur lijkt hier dan ook meer aangewezen, vooral voor de inhoud van en de wijze waarop gegevens worden verstrekt. Vergelijkbare regels voor raadpleging van het register door de minister worden bovendien wel bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd.(zie noot 8) Mede gelet op aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving adviseert de Raad artikel 178c, derde lid, in deze zin aan te passen. De Raad van State geeft in overweging de nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Briefwisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea houdende een Verdrag tot wijziging van de op 24 juni 1970 tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer en haar Bijlage; s-Gravenhage, 5 oktober 2017 (Trb. 2017, 178).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Briefwisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea houdende een Verdrag tot wijziging van de op 24 juni 1970 tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer en haar Bijlage; s-Gravenhage, 5 oktober 2017 (Trb. 2017, 178).Bij Kabinetsmissive van 7 december 2017, no.2017002136, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de briefwisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea houdende een Verdrag tot wijziging van de op 24 juni 1970 tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer en haar Bijlage; s-Gravenhage, 5 oktober 2017 (Trb. 2017, 178), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2016, no.2016000045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het verstrekken van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen door de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten aan de Algemene Rekenkamer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het verstrekken van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen door de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten aan de Algemene Rekenkamer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 april 2013, no.13.000784, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het verstrekken van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen door de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten aan de Algemene Rekenkamer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot intrekking en wijziging van enige wetten in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur van het EGKS-verdrag (Intrekking EGKS-wetgeving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot intrekking en wijziging van enige wetten in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur van het EGKS-verdrag (Intrekking EGKS-wetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake een nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake een nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 november 2008, no.08.003146, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake een nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001300, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967) en het Besluit personenvervoer 2000, in verband met het verbieden van het vervoer van personen in aanhangwagens en laadruimten van motorvoertuigen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967) en het Besluit personenvervoer 2000, in verband met het verbieden van het vervoer van personen in aanhangwagens en laadruimten van motorvoertuigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de productie van en de handel in frisdranken, siropen, waters en alcoholhoudende dranken, alsmede opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters, het Produktschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (Instellingsbesluit Productschap Dranken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de productie van en de handel in frisdranken, siropen, waters en alcoholhoudende dranken, alsmede opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters, het Produktschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (Instellingsbesluit Productschap Dranken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit aanpassing wetten inzake verhoging AOW-leeftijd tot handhaving van het recht op zorg of vergoeding van zorg ingevolge een internationale socialezekerheidsregeling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit aanpassing wetten inzake verhoging AOW-leeftijd tot handhaving van het recht op zorg of vergoeding van zorg ingevolge een internationale socialezekerheidsregeling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2012, no.12.002848, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit aanpassing wetten inzake verhoging AOW-leeftijd tot handhaving van het recht op zorg of vergoeding van zorg ingevolge een internationale socialezekerheidsregeling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO, het Bekostigingsbesluit WVO en het Formatiebesluit WVO en de intrekking van het Besluit RVC's en regionaal zorgbudget in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO, het Bekostigingsbesluit WVO en het Formatiebesluit WVO en de intrekking van het Besluit RVC's en regionaal zorgbudget in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 april 2015, no.2015000634, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO, het Bekostigingsbesluit WVO en het Formatiebesluit WVO en de intrekking van het Besluit RVC's en regionaal zorgbudget in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 april 2016, no.2016000692, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2008, no.08.003011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op de beleidsterreinen van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op de beleidsterreinen van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2008, no.08.002032, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op de beleidsterreinen van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van Canada inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen; Vancouver, 29 augustus 2009 (Trb. 2009, 154), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van Canada inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen; Vancouver, 29 augustus 2009 (Trb. 2009, 154), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2009, no.09.003291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van Canada inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen; Vancouver, 29 augustus 2009 (Trb. 2009, 154), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de verstrekking van bijdragen aan gemeenten ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven conventionele explosieven (Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de verstrekking van bijdragen aan gemeenten ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven conventionele explosieven (Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 no

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 noBij Kabinetsmissive van 20 augustus 2003, no.03.003322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG L 332). De voorgestelde wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) strekt tot implementatie van richtlijn 2000/59/EG.(zie noot 1) Het voorstel bevat onder meer een verplichting voor de beheerder van een zeehaven om ervoor te zorgen dat er toereikende voorzieningen aanwezig zijn voor het in ontvangst nemen van scheepsafval en om een havenafvalplan op te stellen. Kapiteins van schepen die de haven aandoen zijn behoudens enkele uitzonderingen verplicht hun scheepsafval af te geven. De kosten voor inname en verwerking moeten op grond van richtlijn 2000/59/EG voor een substantieel deel indirect worden gefinancierd, wat inhoudt dat alle schepen die de haven aandoen in die kosten moeten bijdragen, ongeacht of ze afval afgeven of niet. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt over het voorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. De implementatiedatum van richtlijn 2000/59/EG, 28 december 2002, is niet gehaald. Voorjaar 2003 ging de Minister van Verkeer en Waterstaat ervan uit dat implementatie niet eerder haalbaar zou zijn dan medio 2004.(zie noot 2) Uit mededelingen, door de minister gedaan aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, blijkt dat de te late implementatie samenhangt met het afkalven van het draagvlak, dat oorspronkelijk bij betrokkenen (havens, reders, afvalverwerkingsbedrijven) voor de maatregelen bestond, veroorzaakt door België dat mogelijk zou kiezen voor implementatie door middel van een borgsomsysteem, waarbij de borgsom zou worden terugbetaald aan eigenaars van schepen die geen afval afgeven in Belgische havens.(zie noot 3) Doordat in Nederlandse havens, overeenkomstig de voorschriften van richtlijn 2000/59/EG, álle schepen die een haven aandoen moeten bijdragen in de kosten, ongeacht het feitelijk gebruik van de voorzieningen, werd gevreesd dat de concurrentiepositie van de Nederlandse havens zou verslechteren.(zie noot 4) Vanwege de vertraging in de omzetting heeft de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Nederland in gang gezet, die mogelijk resulteert in een veroordeling door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen; ingeval deze veroordeling niet zou worden nagekomen zou de Commissie in een volgende procedure kunnen vragen om de oplegging van een dwangsom.(zie noot 5) In de memorie van toelichting wordt noch op de oorzaken, noch op de gevolgen van de te late implementatie ingegaan. Wel wordt vermeld dat er binnen het kader van de Noordzeeconferentie is besloten de implementatie van deze richtlijn in de verschillende Noordzeelanden (waaronder België) zo volledig mogelijk te harmoniseren, in het bijzonder wat betreft de financiering.(zie noot 6) De Raad acht het wenselijk dat in de memorie van toelichting aandacht wordt besteed aan de oorzaken van de te late implementatie en aan de vraag welke gevolgen dit naar de actuele stand van zaken naar verwachting zal hebben. Daarbij dient naar het oordeel van de Raad ook te worden ingegaan op de vraag in hoeverre inmiddels op Noordzee-niveau afstemming van de desbetreffende bepalingen heeft plaatsgevonden. 2. Bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 is aan de Tweede Kamer een voorstel tot wijziging van onder meer de Wvvs aangeboden in verband met de instelling door Nederland van een exclusieve economische zone (wetsvoorstel 28 894) (7). Dit voorstel bevat een aantal bepalingen over onderwerpen die ook in het onderhavige wetsvoorstel aan de orde komen. 3. Het voorgestelde artikel 6a maakt, parallel aan artikel 8 van richtlijn 2000/59/EG, een onderscheid tussen scheepsafval waarvan de afgifte en verwerking door een indirecte bijdrage wordt gefinancierd (eerste tot en met vierde lid), en scheepsafval waarvoor de exploitant van het desbetreffende schip bij afgifte aan de houder van een havenontvangstvoorziening een directe bijdrage afdraagt (vijfde lid). Voor de grondslag en de hoogte van de indirecte bijdrage bepaalt het tweede lid van artikel 6a dat de havenbeheerder, die deze bijdrage int van de scheepsexploitant, de bijdragen en de grondslagen ervan bekend moet maken in het havenafvalplan. Deze bepaling dient ter implementatie van artikel 8, derde lid, van richtlijn 2000/59/EG. Artikel 8, derde lid, heeft evenwel niet alleen betrekking op de indirecte bijdragen, maar ook op de directe bijdragen. Daaruit volgt dat ook de houder van een havenontvangstvoorziening verplicht is de hoogte van de door hem gevraagde bijdragen en de grondslag waarop ze zijn berekend aan de havengebruikers bekend te maken. Een bepaling van die strekking ontbreekt in het vijfde lid van artikel 6a. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te vullen. 4. Volgens het voorgestelde artikel 6a, derde lid, kan de beheerder van een haven de hoeveelheid, soort, eigenschappen en wijze van afgifte bepalen van het scheepsafval dat een kapitein zonder verdere vergoeding mag afgeven, indien hij de indirecte bijdrage heeft voldaan. Deze bepaling geeft de beheerder een aanmerkelijke vrijheid, die hij onder meer kan gebruiken om bepaalde soorten afval buiten het systeem van indirecte financiering te houden (8). Dit laatste werd echter, zo blijkt uit de toelichting, in het bijzonder voor oliehoudend scheepsafval niet gewenst geacht (9). Het komt de Raad voor dat een systeem waarbij bepaalde soorten scheepsafval systematisch buiten de indirecte financiering worden gehouden in strijd is met richtlijn 2000/59/EG. Artikel 8, tweede lid, van richtlijn 2000/59/EG bepaalt immers dat kostendekkingssystemen niet mogen aanzetten tot het lozen van afval op zee. De reden dat indirecte financiering in richtlijn 2000/59/EG (voor een deel) verplicht wordt gesteld is nu juist dat directe financiering een economische prikkel oplevert om afval in zee te lozen. De Raad adviseert het wetsvoorstel zo aan te passen dat wordt voorkomen dat bepaalde soorten afval stelselmatig buiten het stelsel van de indirecte bijdrage worden gehouden. 5. Het voorgestelde artikel 12a vereist dat de kapitein van een schip op weg naar een haven als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aan de beheerder van die haven ten minste 24 uur voor aankomst de bij ministeriële regeling aan te wijzen gegevens verstrekt. Op welke categorie of welk type gegevens de ministeriële regeling betrekking kan hebben wordt niet nader bepaald. Uit de wettelijke context, en uit het feit dat artikel 12a strekt tot implementatie van artikel 6 van (en Bijlage II bij) richtlijn 2000/59/EG, volgt dat op de grondslag van het voorgestelde artikel 12a Wvvs alleen gegevens kunnen worden gevraagd die kunnen bijdragen aan het doelmatig gebruik van de havenontvangstvoorzieningen en een doeltreffende planning van het afvalbeheer (10). De Raad adviseert om een clausule van die strekking in artikel 12a op te nemen. 6. Artikel 12a, zoals voorgesteld, bepaalt in het vierde lid dat de kapitein van een schip dat van een binnen de Europese Unie gelegen haven op weg is naar een Nederlandse haven de gegevens bewaart die hij ter uitvoering van richtlijn 2000/59/EG aan de autoriteiten heeft gemeld. Het artikel geeft niet aan tot welk moment die gegevens bewaard moeten worden. Omdat het hier een strafbaar feit betreft dient naar het oordeel van de Raad met het oog op de rechtszekerheid een bepaling hieromtrent te worden opgenomen. 7. Artikel 12d heeft betrekking op zeejachthavens, oftewel havens waar overwegend gelegenheid wordt geboden voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen. Deze havens worden, zo blijkt uit de memorie van toelichting, niet aangewezen op grond van artikel 6, en bijgevolg zijn op grond van de Wvvs de meldingsplicht en de verplichte indirecte bijdrage niet op zeejachthavens van toepassing. Het woord overwegend laat de mogelijkheid open dat deze havens ook worden aangedaan door andere dan pleziervaartuigen. Aangezien in richtlijn 2000/59/EG, naast vissersvaartuigen, alleen pleziervaartuigen (met maximaal 12 passagiers aan boord) van de meldingsplicht en de indirecte bijdrage zijn uitgezonderd, is een voorziening noodzakelijk om te bereiken dat niet-pleziervaartuigen die een zeejachthaven aandoen ook onder de meldingsplicht vallen en dat van hen ook een indirecte bijdrage wordt gevraagd. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te vullen. 8. De memorie van toelichting (11) vermeldt het voornemen van de regering om aan schepen die als zeeschip zijn aan te merken en daarnaast onder het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart vallen vrijstelling te verlenen van de verplichtingen onder de Wvvs met betrekking tot de melding en afgifte van afval. Artikel 9 van richtlijn 2000/59/EG, dat de mogelijkheid bevat om vrijstelling te verlenen, vereist echter dat de desbetreffende schepen moeten varen volgens een dienstregeling. Daarvan zal bij de in de memorie van toelichting bedoelde schepen lang niet altijd sprake zijn en in zoverre is het niet mogelijk om aan deze schepen op grond van artikel 4 Wvvs een vrijstelling te verlenen van de verplichtingen die gebaseerd zijn op richtlijn 2000/59/EG. Het college adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te passen. 9. De toelichting memoreert dat naar aanleiding van de TCR-affaire werd voorgesteld om een systeem van verificatie in te voeren, waarbij betaling aan de inzamelaar van afvalstoffen pas plaatsvindt als is komen vast te staan dat die stoffen ook daadwerkelijk zijn verwerkt (12). Verificatie zou moeten plaatsvinden door een intermediaire organisatie die bij de implementatie van richtlijn 2000/59/EG zou kunnen worden opgericht. Het kabinet heeft aangekondigd dat bij de invoering van indirecte financiering deze conclusie, vervat in rapporten van de Commissie Havenontvangstinstallaties en de Inspectie Milieuhygiëne, zou worden overgenomen (13). De regeling die in het voorgestelde artikel 6a, vierde lid, is opgenomen weerspiegelt dit maar zeer ten dele. De verhouding tussen havenbeheerder en de houder van een havenontvangstvoorziening wordt in beginsel volledig door een tussen hen te sluiten overeenkomst geregeld en in de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat het de voorkeur verdient dat de betrokken partijen (ontdoeners, havenbeheerders, inzamelaars en verwerkers) samen zoeken naar een effectieve en efficiënte invulling van het regeringsstandpunt (14). Weliswaar kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat een verklaring van verwerking vereist is alvorens kan worden betaald, maar een dergelijke maatregel lijkt bedoeld als terugvaloptie (in het geval partijen er niet uitkomen). Of er daadwerkelijk verificatie plaats zal vinden en zo ja, in welke vorm en met welke waarborgen, is daarmee allesbehalve zeker. In dit verband wordt in de memorie van toelichting gesteld dat het bevoegd gezag voor de Wm- en de Wvo-vergunningen op relatief eenvoudige wijze kan nagaan of een verwerker zich aan de procedures heeft gehouden. Die informatie is daarmee echter nog niet direct beschikbaar voor de havenbeheerder. Bovendien wordt in dit stelsel uitgegaan van adequaat toezicht en handhaving, waarvan naar aanleiding van de TCR-affaire juist werd geconstateerd dat daarvan niet altijd sprake was (15). In het licht van het vorenstaande is het naar het oordeel van de Raad wenselijk nader te motiveren waarom een verplichting tot verificatie niet in het wetsvoorstel is opgenomen. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met verordening (EU) nr. 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (Pb. 2015, L 123).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met verordening (EU) nr. 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (Pb. 2015, L 123).Bij Kabinetsmissive van 8 september 2015, no.2015001492, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met verordening (EU) nr. 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (Pb. 2015, L 123), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb.2000, 12).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb.2000, 12).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Waterschapsbesluit in verband met het van toepassing worden van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers op commissarissen van de Koning, burgemeesters en voorzitters van waterschapsbesturen, de gevolgen van de Fiscale vereenvoudigingswet en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Waterschapsbesluit in verband met het van toepassing worden van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers op commissarissen van de Koning, burgemeesters en voorzitters van waterschapsbesturen, de gevolgen van de Fiscale vereenvoudigingswet en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 november 2010, no.10.003163, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Waterschapsbesluit in verband met het van toepassing worden van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers op commissarissen van de Koning, burgemeesters en voorzitters van waterschapsbesturen, de gevolgen van de Fiscale vereenvoudigingswet en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met verlenging NOx-opt-out, aanscherping prestatienormen en enkele andere wijzigingen (Aanpassingsbesluit handel in emissierechten III), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met verlenging NOx-opt-out, aanscherping prestatienormen en enkele andere wijzigingen (Aanpassingsbesluit handel in emissierechten III), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2008, no. 08.002163, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met verlenging NOx-opt-out, aanscherping prestatienormen en enkele andere wijzigingen (Aanpassingsbesluit handel in emissierechten III), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met de invoering van een heffing ter financiering van een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met de invoering van een heffing ter financiering van een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet op de dierproeven (Dierproevenbesluit 2014), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet op de dierproeven (Dierproevenbesluit 2014), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2013, no.13.002000, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet op de dierproeven (Dierproevenbesluit 2014), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA; Willemstad, 16 december 2014 (Trb. 2015, 11), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA; Willemstad, 16 december 2014 (Trb. 2015, 11), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2015, no.2015000943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA; Willemstad, 16 december 2014 (Trb. 2015, 11), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit en enkele andere besluiten ter implementatie van richtlijn nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit en enkele andere besluiten ter implementatie van richtlijn nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 augustus 2009, no.09.002128, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit en enkele andere besluiten ter implementatie van richtlijn nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Uitvoeringsbesluit WNT), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Uitvoeringsbesluit WNT), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2012, no. 12.002426, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Uitvoeringsbesluit WNT), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2015, no.2015000844, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op de instelling van plusregio's (Wijzigingswet Wgr-plus), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op de instelling van plusregio's (Wijzigingswet Wgr-plus), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filippijnen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Manilla, 4 februari 2011 (Trb. 2011, 67), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filippijnen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Manilla, 4 februari 2011 (Trb. 2011, 67), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2011, no.11.001421, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filippijnen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Manilla, 4 februari 2011 (Trb. 2011, 67), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging inzake het voorstel van wet tot regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging inzake het voorstel van wet tot regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2003, no.02.005946, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging inzake het voorstel van wet tot regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg), met toelichting. Met deze derde nota van wijziging wordt beoogd het voorstel van de Wet op de jeugdzorg aan te scherpen om de jeugdzorg te verbeteren. Aanleiding om een betere werking van de jeugdzorg na te streven was gelegen in het recente gezinsdrama in Roermond. Na verkenning van de lacunes in de keten van de jeugdzorg is besloten tot een meer sluitende aanpak te komen, hetgeen onder meer geresulteerd heeft in het benadrukken van de coördinerende functie van het bureau jeugdzorg in gevallen van ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen. Dit is uitgewerkt in een uitbreiding van de taak van het bureau jeugdzorg met een actief optreden bij ontvangst van signalen van derden (dus niet alleen op verzoek van de cliënt zelf), met het bijstaan van de cliënt in het verkrijgen van zorg, niet zijnde jeugdzorg, en het volgen daarvan, met het zo nodig indiceren van hulp in de vorm van gezinscoaching en met het voortdurend bezien van de noodzaak tot inschakeling van de raad voor de kinderbescherming. Daarnaast zijn enige wijzigingen aangebracht in het klachtrecht en de medezeggenschap, die onder meer voortvloeien uit de inmiddels gereedgekomen evaluatie. De wens om problemen in de jeugdzorg, die in het bijzonder zijn terug te voeren tot onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en gebrek aan coördinatie, aan te pakken, onderschrijft de Raad van State. Wel kunnen vragen worden gesteld bij de financiële onderbouwing, de uitvoerbaarheid van de maatregelen, en naar aanleiding van de reacties en adviezen vanuit de praktijk. Deze aspecten blijven in de toelichting onderbelicht. Voorts bestaat er enige onduidelijkheid op het stuk van de medezeggenschap, het klachtrecht en de verwerking van persoonsgegevens. Om deze redenen acht de Raad enige aanpassing van deze nota van wijziging gewenst. 1. Uitvoerbaarheid a. Taakuitbreiding bureau jeugdzorg De voorgestelde verbeteringen betekenen in het bijzonder voor het bureau jeugdzorg een taakverzwaring (outreachende hulpverlening: meer actief optreden en bewaken van het zorgtraject) en andere kwaliteitseisen. Uit de toelichting wordt niet duidelijk of het toekennen van een nog uitgebreider takenpakket aan het bureau jeugdzorg in de praktijk zal kunnen werken. Weliswaar kan worden geconstateerd dat in een aantal gevallen wachtlijsten zijn weggewerkt, anderzijds wordt ook gesignaleerd dat een groter beroep op de bureaus wordt gedaan, zoals blijkt uit de brief van de staatssecretaris van 25 oktober 2002 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.(zie noot 1) Het Landelijk Platform Jeugdzorg (LPJ) voorspelt op grond van onderzoeksgegevens en overleg met onder meer de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie, dat de bureaus jeugdzorg niet in staat zullen zijn om vanaf 1 januari 2004 de toegang te zijn tot de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. Het LPJ wijst daarbij in het bijzonder ook op een noodzakelijke beschrijving van het kwaliteitsniveau waaraan de medewerkers van het bureau moeten voldoen die zich bezighouden met diagnostiek en indicatiestelling.(zie noot 2) De toelichting is uiterst summier in het antwoord op de vraag of de bureaus jeugdzorg de noodzakelijke toerusting hebben, dan wel extra dienen te verkrijgen, om metterdaad te kunnen gaan voldoen aan de voorgeschreven intensiveringen, te weten ook optreden bij signalen van derden, alsmede de veronderstelde kwaliteitsverbeteringen van de medewerkers. De Raad vindt het noodzakelijk dat hierop wordt ingegaan teneinde zicht te krijgen op de uitvoerbaarheid van de voorstellen. b. Aansluiting bij lokale voorzieningen Indien het bureau jeugdzorg bij het beoordelen of, en zo ja, welke zorg een cliënt nodig heeft, tot de conclusie komt dat de cliënt geen zorg nodig heeft waarop aanspraak bestaat op basis van een indicatiebesluit, maar wel in aanmerking komt voor zorg door lokale voorzieningen, dan legt de stichting die een bureau jeugdzorg in stand moet houden dat oordeel schriftelijk vast (artikel 5c). Het betreft hier louter een verwijzing, geen besluit waaraan aanspraak jegens die lokale voorzieningen kan worden ontleend en laatstgenoemde hebben dan ook geen acceptatieplicht. In de brief van de staatssecretaris van 11 november 2002(zie noot 3) wordt hierover opgemerkt dat het in de kern gaat om de afbakening tussen de jeugdzorg waarop aanspraak bestaat op grond van de Wet op de jeugdzorg en hulp en ondersteuning zoals lokale voorzieningen die bieden. Het lokale jeugdbeleid wordt echter zeer divers ingevuld ((school)maatschappelijk werk, jeugd informatiepunten, zorgstructuren rond het onderwijs en projecten opvoedings- en gezinsondersteuning) en verschilt van intensiteit. Verduidelijkt moet worden hoe de gemeentebesturen hieraan vormgeven, voor welke basisfuncties zij minimaal verantwoordelijkheid dragen, en waarop zij aanspreekbaar zijn. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) afgesproken binnen een halfjaar met voorstellen te komen, waarin wordt aangegeven welke taken minimaal op lokaal niveau geboden moeten worden en op welke wijze deze taken gewaarborgd kunnen worden. Het vorenstaande betekent dat het op dit moment introduceren van een "verwijzingsinstrument" slechts zinvol lijkt, indien tijdig met de VNG tot overeenstemming wordt gekomen over een sluitende aanpak en de bekostiging daarvan. Het voeren van overleg is tevens van belang om duidelijkheid te verkrijgen waar de verantwoordelijkheden gelegd moeten worden. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de stand van zaken van het overleg met de VNG en daarbij uiteen te zetten hoe tijdig de nodige duidelijkheid en zekerheid zullen worden bereikt. 2. Financiering Zoals eerder gesteld zullen de voorgestelde verbeteringen voor het bureau jeugdzorg een taakverzwaring en andere kwaliteitseisen met zich brengen. Dit zal zich, naar het de Raad voorkomt - de gevallen waarin kwaliteitsverbetering "gratis" kan worden bereikt zijn uitzonderlijk - vertalen in een groter beslag op de financiële middelen, hoewel de bewindslieden ervan uitgaan dat dit niet het geval is. In paragraaf 10 van de toelichting wordt opgemerkt dat alle intensiveringen zaken betreffen die al worden uitgevoerd ofwel zaken waarvoor reeds een budget beschikbaar is. De wijzigingen kunnen derhalve budgettair neutraal worden ingevoerd, zo luidt de conclusie. Zonder nadere analyse is deze conclusie niet overtuigend. In ieder geval adviseert de Raad in te gaan op de vraag voor welke intensiveringen reeds budget beschikbaar is; daarbij ware ook in te gaan op de vraag of tegenover intensiveringen extensivering van taken staat. 3. Reacties en adviezen uit de praktijk Uit de toelichting wordt niet duidelijk in hoeverre de bij het bureau jeugdzorg betrokkenen kunnen instemmen met de nieuwe taakomschrijving, in het bijzonder waar het betreft die onderdelen die een intensievere inzet en begeleiding van de cliënt vereisen. Voor het welslagen van de ondersteuning is een breed draagvlak van groot belang. De Maatschappelijk Ondernemers Groep (hierna: MOgroep) heeft bijvoorbeeld in een reactie op de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Voorzitter van de Tweede Kamer op een aantal zaken gewezen.(zie noot 4) De MOgroep dringt onder meer aan op duidelijke afspraken over de vraag wie verantwoordelijkheid draagt voor gezinscoaching bij gevallen van ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen. Het verdient aanbeveling in de toelichting in te gaan op de hierop betrekking hebbende reacties en adviezen vanuit de praktijk. 4. Medezeggenschap Hoofdstuk X, dat betrekking heeft op medezeggenschap, heeft op enkele onderdelen wijzigingen ondergaan ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel, zoals de mogelijkheid tot het instellen van een centrale cliëntenraad. Blijkens paragraaf 11 van de toelichting ligt aan deze wijziging een recente evaluatie ten grondslag.(zie noot 5) In zijn eerdere advies over het oorspronkelijke wetsvoorstel heeft de Raad in overweging gegeven na te gaan of met betrekking tot de medezeggenschap niet kon worden volstaan met hetgeen de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen regelt, aangezien die regeling vrijwel identiek is aan de op dit punt voorgestelde regeling.(zie noot 6) In het nader rapport is opgemerkt dat de verschillen zodanig zijn (onder meer het cliëntbegrip) dat het onderbrengen in genoemde wet niet opportuun werd geacht. Wel zou het punt worden meegenomen bij de beslissingen naar aanleiding van de evaluatie en de afwegingen die destijds aan de keuze voor een specifiek wettelijke regeling ten grondslag lagen, zouden daarbij worden betrokken. Nu evaluatie heeft plaatsgevonden zou het voor de hand hebben gelegen inhoudelijk hierop in te gaan en de toentertijd gemaakte en nu gehandhaafde keuze van een dragende motivering te voorzien. De Raad geeft in overweging de voorgestelde wijzigingen in het licht van het vorenstaande uitvoeriger te beargumenteren en zo nodig te herbezien. 5. Klachtrecht a. Het klachtrecht (artikelen 62 tot en met 67) heeft ook wijzigingen ondergaan ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Deze vloeien blijkens paragraaf 11 van de toelichting onder meer voort uit recente evaluatie en uit de gewenste aansluiting bij het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Wet klachtrecht cliëntenzorgsector (WKCZ). De Raad acht een ruimere toelichting voor het vervallen van de provinciale klachtencommissie (artikel 64) op haar plaats, nu daarmee voor de burger ook de mogelijkheid om de klacht nogmaals aan een instantie voor te leggen komt te vervallen. De stichting, die een bureau jeugdzorg in stand moet houden (artikel 4), kan gelet op de aan haar opgedragen taken en toegekende bevoegdheden (waarbij ook gewezen kan worden op het aanmerken van de indicatiestelling als besluit, artikel 5a, eerste lid) worden aangemerkt als bestuursorgaan. Klachten over besluiten van de stichting kunnen onderworpen worden aan het oordeel van de Nationale ombudsman. Voor de zorgaanbieder ligt dit punt anders. Een zorgaanbieder is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens zijn statuten ten doel stelt het bieden van een of meer vormen van jeugdzorg waarop aanspraak bestaat (artikel 14 van het wetsvoorstel). Vooralsnog valt niet in te zien dat sprake zou zijn van het opdragen van een overheidstaak en het toekennen van publiekrechtelijke bevoegdheden aan deze zorgaanbieders. De plicht tot het verlenen van jeugdzorg moet gezien worden in de koppeling met het verstrekken van een doeluitkering door de provincie, maar is geen door de overheid opgelegde taak en van het nemen van besluiten is in beginsel ook geen sprake. Alleen in geval een zorgaanbieder pleegzorg biedt (artikelen 18 en 19), zal geconcludeerd kunnen worden dat sprake is van een bestuursorgaan, omdat deze belast is met het verlenen van subsidies ten laste van de openbare middelen (artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ten opzichte van de huidige regeling betekent de voorgestelde wijziging het vervallen van de behandeling van klachten door de Nationale ombudsman ingeval sprake is van een zorgaanbieder die niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan. In de toelichting dient voor dit onderscheid in klachtenbehandeling een dragende motivering te worden gegeven. b. Voorts verdient nog aandacht de relatie met hoofdstuk 9 Awb. In zijn eerdere advies(zie noot 7) heeft de Raad in overweging gegeven niet zonder duidelijke motivering voorbij te gaan aan de klachtregeling van hoofdstuk 9 Awb en te bezien in hoeverre aanvullende regels (in aanvulling op hoofdstuk 9 Awb) op dit punt nodig zijn. In het nader rapport is alleen opgemerkt dat de Wet op de jeugdhulpverlening vooralsnog is uitgezonderd van de toepasselijkheid van hoofdstuk 9 en dat in het verlengde daarvan nu ook in de Wet op de jeugdzorg (artikel 62, tweede lid) is bepaald dat hoofdstuk 9 Awb niet van toepassing is op klachten over bureaus jeugdzorg en zorgaanbieders. Een inhoudelijk argument is niet gegeven. Weliswaar is op grond van het inwerkingtredingbesluit (Stb.1999, 241) hoofdstuk 9 nog niet van toepassing op enkele beleidsterreinen, waaronder de zorgsector. Uit de toelichting(zie noot 8) blijkt dat het gaat om beleidsterreinen waarvoor destijds gold dat recent klachtregelingen van kracht waren geworden of zouden worden, zodat deze zich nog nauwelijks volledig hadden kunnen ontwikkelen. Soms ook was er sprake van bijzondere omstandigheden die verder onderzoek naar de aanpassing aan hoofdstuk 9 Awb noodzakelijk maken. De wijze van aanpassing zou in elk geval bij de evaluatie van de klachtregeling voor de zorgsector, de jeugdhulpverlening en de politie worden betrokken.(zie noot 9) In het vorengenoemde evaluatierapport is ook een aanbeveling opgenomen die de afstemming betreft met overige wetgeving omtrent het klachtrecht: "Gezien de complexe aard van de klachten van klagers in de formele klachtenprocedures, en het feit dat klachten vaak meerdere aspecten kennen en ook op meerdere instellingen betrekking hebben (bijvoorbeeld: Raden voor Kinderbescherming, (gezins)voogdij-instellingen en voorzieningen voor pleegzorg), verdient het aanbeveling de wetgeving inzake klachtrecht die binnen deze verschillende instellingen geldt (voor zover dat nog niet is gebeurd) op elkaar af te stemmen. Dit betreft met name afstemming met de Awb. In dit onderzoek is niet bekeken in hoeverre er verschillen en overeenkomsten zijn tussen wetgeving inzake klachtrecht in de Awb en in de huidige Wet op de jeugdhulpverlening."(zie noot 10) Het vorenstaande betekent dat opnieuw de vraag aan de orde komt om welke reden de regeling van hoofdstuk 9 Awb niet van toepassing is verklaard voor de stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt. Een aanpassing zoals nu voorgesteld, waarbij de bestaande situatie blijft gehandhaafd zonder dat op deze meer fundamentele vraag is ingegaan, is onvoldoende. De Raad geeft in overweging voor de regeling van het klachtrecht aan te sluiten bij de Awb, dan wel afwijking daarvan van een dragende motivering te voorzien. 6. Verwerking persoonsgegevens a. Het versterken van de coördinerende en bewakende taak van het bureau jeugdzorg heeft ertoe geleid dat het bureau ook eigener beweging na bijvoorbeeld signalen van derden beziet of een cliënt zorg nodig heeft (artikel 5, derde lid juncto eerste lid, nieuw). Indien vervolgens het bureau van oordeel is dat zorg nodig is, kan het bureau ingeval er sprake is van zorg in het kader van voogdij, gezinsvoogdij of jeugdreclassering, overgaan tot indicatiestelling ook zonder dat een aanvraag is ingediend en zonder dat er derhalve toestemming van de cliënt is verkregen. Deze uitzonderingen hebben betrekking op situaties dat de zorg beslist noodzakelijk is, maar de betrokkene deze niet wil hebben. De gegevens waarover het bureau jeugdzorg in die gevallen beschikt en die nodig zijn voor het verlenen van zorg in het vervolgtraject zijn zeer waarschijnlijk dan niet afkomstig van de cliënt zelf. Dit doet de vraag rijzen of voor de gegevensverwerking geen uitdrukkelijke voorziening zou moeten worden getroffen, zoals ook is geregeld in artikel 48 van het wetsvoorstel. Op grond van dat artikel kan een stichting indien zij fungeert als advies- en meldpunt kindermishandeling ook zondertoestemming van degene die het betreft persoonsgegevens verwerken. Ook in meer algemene zin lijkt het noodzakelijk dat althans in de toelichting aandacht wordt besteed aan de gegevensverstrekking en -verwerking, nu meer dan thans het bureau jeugdzorg het zorgtraject dient te bewaken, ook waar het betreft de zorg die buiten het kader van de Wet op de jeugdzorg valt.(zie noot 11) Mede in het licht van de recent verschenen achtergrondstudie "Privacy bij ICT in de zorg" van het College bescherming persoonsgegevens(zie noot 12), waaruit blijkt dat instellingen met ingang van de nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens meer voorzichtigheid moeten betrachten bij het bewaren, bewerken en versturen van persoonsgegevens(zie noot 13), kan aan dit aspect niet voorbijgegaan worden. De Raad onderkent dat een goede vervulling van een preventieve taak op zichzelf gerechtvaardigd wordt door de belangen in de zin van artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, maar deze dient dan wel wettelijk geregeld te zijn om problemen met de rechtmatigheid van de gegevensverstrekking te voorkomen. b. Om de vertrouwenspersoon in zijn uitoefening onafhankelijk te laten zijn van het bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder, is in de derde nota van wijziging het functioneren van deze personen geformuleerd als vallende onder de zorgplicht van gedeputeerde staten van de provincie. In beginsel wordt gedacht aan een door hen aangewezen rechtspersoon, die vertrouwenspersonen in dienst heeft (artikel 37, vierde lid, en 52, nieuw). In de uitoefening van zijn functie zal een vertrouwenspersoon mogelijk de beschikking moeten hebben over persoonsgegevens van een cliënt, die zich bevinden bij de stichting of de zorgaanbieder. In die gevallen dat de toestemming van betrokkene niet kan worden verkregen kan dit tot problemen aanleiding geven. Artikel 52, tweede en derde lid (nieuw), voorziet wel in het verlenen van medewerking door de stichting en de zorgaanbieder, maar bevat geen speciale regeling voor het verstrekken van persoonsgegevens. De artikelen 40 tot en met 42 bevatten wel voorschriften over persoonsgegevens, maar alleen in het kader van de beleidsinformatie. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven op welke wijze mogelijke problemen op dit punt zullen worden ondervangen. 7. Artikelen Ingevolge artikel 5b, vierde lid, behoeft de aanvraag van een minderjarige jonger dan zestien jaar om zorg in beginsel de instemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger. Wordt de instemming niet verleend, dan kan het bureau jeugdzorg toch besluiten om de minderjarige voor zorg in aanmerking te laten komen indien deze zorg noodzakelijk is en de minderjarige de zorg weloverwogen blijft wensen. In de toelichting op dit onderdeel wordt een nader onderscheid aangebracht in zoverre het de leeftijdscategorie van de minderjarigen tussen de 12 en 16 jaar betreft. De Raad adviseert de tekst van de toelichting en van het wetsvoorstel nauwkeurig op elkaar te doen aansluiten. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft in overweging de nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht ter aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht ter aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2013, no.13.002060, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht ter aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepaling van de gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3, achtste lid, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Besluit donorgegevens kunstmatige bevruchting).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepaling van de gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3, achtste lid, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Besluit donorgegevens kunstmatige bevruchting).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met onder meer het vervallen van de tijdelijke aanstelling voor surveillanten en de afschaffing van het maandgeld voor aspiranten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met onder meer het vervallen van de tijdelijke aanstelling voor surveillanten en de afschaffing van het maandgeld voor aspiranten.Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2001, no.01.001224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met onder meer het vervallen van de tijdelijke aanstelling voor surveillanten en de afschaffing van het maandgeld voor aspiranten. Het ontwerpbesluit strekt ertoe enkele maatregelen die zijn afgesproken in het arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector politie door te voeren in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van deze sector. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarover de volgende opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. In artikel I, onderdelen A en B, van het ontwerpbesluit wordt aan artikel 3 respectievelijk artikel 4 van het Besluit algemene rechtspositie politie een lid toegevoegd, waarin aan de minister de bevoegdheid wordt toegekend een bepaalde, in deze artikelen genoemde termijn te verlengen. Blijkens de toelichting is het de bedoeling dat de minister in dit verband ook criteria vaststelt op basis waarvan deze termijn kan worden verlengd. Dit blijkt niet uit de tekst van de voorgestelde nieuwe artikelleden. De Raad adviseert de onderdelen A en B van artikel I in dit opzicht aan te passen. 2. De tekst van het overgangsrecht, zoals dat is neergelegd in artikel V van het ontwerpbesluit, sluit niet geheel aan bij de nota van toelichting. Dit wordt ook onderkend in de brief van 6 maart 2001 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de korpschefs (EA2001/U55462). Uit deze brief kan worden opgemaakt dat het overgangsrecht in de eerste plaats van toepassing is op de aspiranten in opleiding tot surveillant, die als zodanig zijn aangesteld voor 1 januari 2001 en op het tijdstip voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit ontwerpbesluit nog steeds als zodanig zijn aangesteld. Het overgangsrecht is ook van toepassing op surveillanten die op enig moment voor de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit in tijdelijke dienst zijn aangesteld. De Raad adviseert de tekst van het overgangsrecht en de toelichting daarop, met elkaar in overeenstemming te brengen. Om misverstanden te voorkomen, verdient het in ieder geval aanbeveling in artikel V, eerste en tweede lid, de zinsnede "zoals dat artikel luidde op 31 december 2000" telkens te vervangen door: zoals dat artikel luidde op het tijdstip voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels voor verrekenbedingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels voor verrekenbedingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2009, no.09.001943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het gebied van het financieel toezicht in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het gebied van het financieel toezicht in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2011, no.11.002499, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op het gebied van het financieel toezicht in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake terugwerkende kracht Warmtewet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake terugwerkende kracht Warmtewet.Bij brief van 7 september 2009, kenmerk WJZ/ 9149265, heeft de Minister van Economische Zaken op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State aan de afdeling III van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen ter zake van de terugwerkende kracht van artikel 45, tweede lid, van de Warmtewet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met nieuwe factureringsregels (implementatie richtlijn factureringsregels), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met nieuwe factureringsregels (implementatie richtlijn factureringsregels), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2011, no.11.001381, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met nieuwe factureringsregels (implementatie richtlijn factureringsregels), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Overbetuwe krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan RijnWaalpad).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Overbetuwe krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan RijnWaalpad).Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 18 januari 2013, no.RWSCD BJV 2012/2222, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Overbetuwe krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan RijnWaalpad).1. In het ontwerpbesluit wordt naar aanleiding van het onderdeel van de zienswijze van reclamanten die betrekking heeft op het met hen als pachters gevoerde minnelijke overleg opgemerkt dat de verzoeker om onteigening op 4 mei 2011, ruim voor de start van de administratieve onteigeningsprocedure met het verzoek van 1 november 2011, een aanbod heeft gedaan dat was gericht op beëindiging van de pacht van het in het onteigeningplan begrepen gedeelte van het perceel B 483 en dat partijen hierover in een overleg van 7 juni 2011 geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Hierna heeft de verzoeker niet meer naar de reclamanten gereageerd, maar zich volgens het ontwerpbesluit wel ingespannen om de reclamanten, als ook de eigenaar, vervangende grond aan te kunnen bieden. Daarop lettend wordt geoordeeld dat verzoeker om onteigening ten opzichte van reclamanten voldoende, doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om tot een minnelijke oplossing te komen.Hierover merkt de Afdeling advisering het volgende op. Als vervolg op het voormelde overleg van 7 juni 2011 hebben reclamanten, zoals in het ontwerpbesluit wordt vermeld, nog op 11 juni 2011 per e-mail documenten aan verzoeker toegezonden met het oog op de berekening van de hoogte van de schadeloosstelling. Uit de stukken en mededelingen in het ontwerpbesluit valt af te leiden dat de verzoeker na 7 juni aan de eigenaar en de reclamanten (de pachters) geen aanbiedingen meer heeft gedaan om de grond, waarop het verzoek betrekking heeft, minnelijk te verwerven. In plaats van te reageren op het mailbericht van reclamanten heeft hij het minnelijk overleg met reclamanten en de eigenaar gericht op compensatie in de vorm van vervangende grond. In het ontwerpbesluit wordt geoordeeld dat een oplossing langs die weg niet mogelijk is gebleken. Nu de verzoeker zijn pogingen tot minnelijke verwerving door schadeloosstelling van de eigenaar en de pachters voor het verlies van de voor het werk benodigde grond niet heeft voorgezet, ook niet na het verzoek, heeft hij zich onvoldoende inspanningen getroost om de eigendom van de betrokken gronden minnelijk te verwerven. De Afdeling adviseert het verzoek (ook) wat betreft deze gronden af te wijzen.2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 april 2008, no.08.001004, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de postale dienstverlening (Postbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de postale dienstverlening (Postbesluit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot aanwijzing van gronden ter onteigening in de gemeente Nederlek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot aanwijzing van gronden ter onteigening in de gemeente Nederlek.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 3 juli 2007, no.20070039542, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot aanwijzing van gronden ter onteigening in de gemeente Nederlek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen aangaande onder meer de bereiding en het in het verkeer brengen van diervoeders (Kaderwet diervoeders).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen aangaande onder meer de bereiding en het in het verkeer brengen van diervoeders (Kaderwet diervoeders).Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2001, no.01.003560, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen aangaande onder meer de bereiding en het in het verkeer brengen van diervoeders (Kaderwet diervoeders).Het voorstel van wet voorziet in een kader voor regelgeving op rijksniveau op het gebied van diervoeders. Het wetsvoorstel heeft de vorm van een kaderwet. Daarmee wordt de basis gecreëerd voor de implementatie van de Europese regelgeving die regelmatig aan wijzigingen onderhevig is. Mede gelet op het sterk technische karakter van de materie, bijvoorbeeld samenstellings- en etiketteringseisen, en de te stellen voorschriften van administratieve aard is voor deze opzet gekozen. Recente incidenten met diervoeders en dierlijke producten en de gevolgen van deze incidenten voor de gezondheid van mens en dier, de toegenomen kritische attitude van een steeds mondiger consument hebben de aandacht voor voedselveiligheid niet alleen vergroot, doch ook de aan voedsel-veiligheid toegekende belangen en de rol die diervoeders daarin spelen aanzienlijk verzwaard. Met het voorstel voor een Kaderwet diervoeders kan de rijksoverheid haar verantwoordelijkheden voor de met diervoeder gemoeide belangen voor de gezondheid van mens en dier waarmaken. Deze kaderwet betekent tevens een herijking van de verantwoordelijkheidsverdeling op het gebied van diervoeders tussen het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het Productschap Diervoeder.Met betrekking tot het voorstel van wet heeft de Raad van State de volgende opmerkingen.1. Paragraaf 5 van de memorie van toelichting behandelt uitgebreid het zogenaamde voorzorgbeginsel. Binnen het voedselveiligheidsbeleid - waar het diervoederbeleid deel van uitmaakt - vormt dit beginsel uitgangspunt. Bij de toepassing van het beginsel vormen concrete aanwijzingen voor het bestaan van mogelijke - ernstige - risico's het vertrekpunt. Als er sprake is van een aannemelijk, maar nog niet wetenschappelijk volledig bewezen risico met mogelijke gevolgen voor de gezondheid van mens, dier of plant, het milieu of de natuur, dan geldt de regel bij "twijfel niet inhalen".(zie noot 1) In dat geval kunnen passende maatregelen, die aan nader genoemde voorwaarden moeten voldoen, worden getroffen. De in het voorstel van wet opgenomen artikelen bieden (tevens) het kader waarbinnen - bij gebleken noodzaak - ook maatregelen getroffen kunnen worden die door het voorzorgbeginsel worden ingegeven. Blijkens de toelichting gaat het daarbij niet om specifieke, op de toepassing van het voorzorgbeginsel geënte, bepalingen. Bij de toepassing van het voorzorgbeginsel gaat het, zo vervolgt de toelichting, immers om de wijze waarop van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt en niet om een afzonderlijk instrument. Zolang (nog) niet duidelijk is op welke wijze het voorzorgbeginsel op Europees niveau zal worden uitgewerkt, rijst bij de Raad de vraag of het voorstel een adequaat kader kan bieden waarop maatregelen kunnen worden gebaseerd die door dit beginsel worden ingegeven. In ieder geval behoeft de toelichting op dit punt verduidelijking, waarbij aandacht wordt besteed aan de vraag of het uit een oogpunt van rechtszekerheid niet veeleer aanbeveling verdient het voorzorgbeginsel in de wet zelf te regelen.2. De Raad stelt vast dat in het wetsvoorstel een veelheid aan begrippen wordt gehanteerd, die naar hun strekking niet wezenlijk lijken te verschillen. Zo is bijvoorbeeld in de artikelen 1, eerste lid, onderdeel e, punt 1, 2, vijfde lid, en 26, zevende lid, sprake van onderscheidenlijk elementen en materialen. Artikel 4, tweede lid, spreekt van categorie van diervoeders, terwijl in artikel 11, derde lid, sprake is van het type voedingsmiddelen. Uit een oogpunt van eenvoud en helderheid van regelgeving welke zeker bij een kaderwet geboden is, als ook met het oog op de consistentie van de in het voorstel gebezigde terminologie adviseert de Raad na te gaan in hoeverre het begrippenassortiment in het wetsvoorstel kan worden beperkt, door slechts begrippen te hanteren die in artikel 1 worden gedefinieerd.3. Aangezien het een voorstel voor een kaderwet betreft, meent de Raad meer in het algemeen dat het aanbeveling verdient om de verbodsbepalingen, die thans door het voorstel verspreid staan, waar mogelijk te concentreren in een afzonderlijk hoofdstuk. De Raad acht de verhouding tussen de verbodsbepalingen van de artikelen 2 en 3 niet duidelijk. In het bijzonder vraagt de Raad zich af of het in artikel 3 opgenomen verbod niet reeds valt onder dat van artikel 2.4. De Raad meent dat het gewenst is met het oog op de overzichtelijkheid dat ook de artikelen 2, eerste lid, onderdeel c, en 32, die betrekking hebben op het in het verkeer brengen van diervoerders op een manier die misleidend is, worden samengebracht.5. Artikel 4, tweede lid, bepaalt dat de in het eerste lid, bedoelde nadere regels kunnen verschillen naar gelang de categorie van diervoeders. Dat de wetgever daartoe de vrijheid heeft, acht de Raad evident. Hetzelfde geldt voor de bepalingen elders in het wetsvoorstel met dezelfde strekking, zoals bijvoorbeeld de artikelen 6, derde lid, en 11, derde lid. De Raad adviseert de bedoelde overbodige bepalingen in het wetsvoorstel weg te laten.6. Artikel 14, onderdeel b, geeft aan de houder van een erkenning of registratie, indien niet meer aan de eisen van artikel 11 wordt voldaan, een redelijke termijn tot aanpassing indien de belangen van de gezondheid van mens of dier zich niet tegen die termijn verzetten. In dit verband mist de Raad het belang van het milieu, dat wel wordt genoemd in vergelijkbare bepalingen van het wetsvoorstel (zie bijvoorbeeld artikel 26, eerste en tweede lid). Niet valt in te zien waarom niet ook voor aanpassing aan milieu-eisen een begunstigingstermijn in beginsel zou moeten worden toegekend.De Raad adviseert dit artikelonderdeel daartoe uit te breiden.7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Riyad, 13 oktober 2008 (Trb.2008, 214), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Riyad, 13 oktober 2008 (Trb.2008, 214), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 24 december 2008, no.08.003732, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Riyad, 13 oktober 2008 (Trb.2008, 214), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren en van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren en van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit vluchtuitvoering in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Europese Commissie, van 3 november 2011, tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en de invoering van enkele delegatiebepalingen om vergoedingen ter uitvoering van internationale verplichtingen te kunnen vaststellen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit vluchtuitvoering in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Europese Commissie, van 3 november 2011, tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en de invoering van enkele delegatiebepalingen om vergoedingen ter uitvoering van internationale verplichtingen te kunnen vaststellen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2015, no.2015000587, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit vluchtuitvoering in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Europese Commissie, van 3 november 2011, tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en de invoering van enkele delegatiebepalingen om vergoedingen ter uitvoering van internationale verplichtingen te kunnen vaststellen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 november 2013, no.2013002322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het grensbedrag voor het verstrekken van specifieke uitkeringen als onderdeel van een verzameluitkering en wijziging van enkele besluiten in verband met de verstrekking van verzameluitkeringen (Besluit verzameluitkering), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het grensbedrag voor het verstrekken van specifieke uitkeringen als onderdeel van een verzameluitkering en wijziging van enkele besluiten in verband met de verstrekking van verzameluitkeringen (Besluit verzameluitkering), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2008, no.08.003018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het grensbedrag voor het verstrekken van specifieke uitkeringen als onderdeel van een verzameluitkering en wijziging van enkele besluiten in verband met de verstrekking van verzameluitkeringen (Besluit verzameluitkering), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van de Wet werk en bijstand (Invoeringswet Wet werk en bijstand).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van de Wet werk en bijstand (Invoeringswet Wet werk en bijstand).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Loodsenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen en een herziening van de loodsgeldtariefstructuur (Wet markttoezicht registerloodsen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Loodsenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen en een herziening van de loodsgeldtariefstructuur (Wet markttoezicht registerloodsen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de aangenomen amendementen op het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met Implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013,L 178).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de aangenomen amendementen op het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met Implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013,L 178).Bij brief van 1 mei 2015 heeft de minister van Economische Zaken op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de aangenomen amendementen op het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met Implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013,L 178). Op 13 mei 2015 heeft de minister van Economische zaken de vraagpunten aan de Afdeling gezonden waarover hij graag voorlichting zou ontvangen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het indienstnemen en indiensthouden van oudere werknemers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het indienstnemen en indiensthouden van oudere werknemers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 april 2012, no.12.000911, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het indienstnemen en indiensthouden van oudere werknemers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen (PbEG L310), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen (PbEG L310), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2006, no.06.003278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen (PbEG L310), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot aanpassing van titel 7 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over de wijze van implementeren. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Reikwijdte van de implementatie Het wetsvoorstel voorziet in regels voor fusies van rechtspersonen die onder de richtlijn vallen. Voor Nederland zijn dat de naamloze vennootschap (NV) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV). Tevens zullen de voorgestelde regels van toepassing zijn op in Nederland gevestigde Europese Coöperatieve Vennootschappen (SCE's). Ter gelegenheid van de implementatie is er niet voor gekozen grensoverschrijdende fusies van niet onder de richtlijn vallende rechtspersonen te regelen. De memorie van toelichting motiveert dit door erop te wijzen dat een dergelijke regeling op zichzelf weliswaar aantrekkelijk zou zijn, maar dat deze in de praktijk niet eenvoudig tot stand te brengen is, omdat het onderliggende recht van de fuserende rechtspersonen niet geharmoniseerd is. Een keuze voor uitbreiding van de voorgestelde regeling tot andere rechtsvormen schept het risico dat een ingewikkelde regeling wordt opgesteld die in de praktijk niet aan het doel beantwoordt, omdat in andere landen geen spiegelbeeldige voorschriften zijn ingevoerd.(zie noot 1) De regering merkt voorts op dat voor dit punt in Brussel aandacht is gevraagd. De Raad volgt de regering in haar standpunt dat de implementatie van deze richtlijn niet het juiste moment is om ook bepalingen op te nemen voor andere grensoverschrijdende fusies, mede in het licht van aanwijzing 337 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.(zie noot 2) De Raad acht echter nadere toelichting gewenst omtrent de beleidsvoornemens binnen het kader van de verwezenlijking van de doelstelling Nederlandse rechtspersonen niet op achterstand te doen geraken.(zie noot 3) In het bijzonder is nader inzicht van belang in de juridische en praktische gevolgen voor Nederlandse coöperatieve verenigingen van het feit dat zij niet rechtstreeks kunnen deelnemen aan grensoverschrijdende fusies, terwijl die mogelijkheid wel zal gaan bestaan voor coöperaties met een wettelijke kapitaalstructuur uit andere lidstaten van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte. De Raad adviseert de memorie van toelichting aan te vullen. 2. Reflexwerking Het wetsvoorstel neemt als uitgangspunt de bestaande regels voor fusies van rechtspersonen in het algemeen (afdelingen 2:7.1 en 2:7.2 BW) en NV's en BV's in het bijzonder (afdeling 2:7.3 BW). Deze regels voor niet-grensoverschrijdende fusies (hierna: binnenlandse fusies) worden aangevuld voor de grensoverschrijdende fusie en waar nodig worden uitzonderingen gecreëerd. De toenemende internationalisering van het bedrijfsleven in aanmerking genomen, acht de Raad het aannemelijk dat van de implementatie van de voorschriften voor grensoverschrijdende fusies een zekere reflexwerking zal uitgaan naar de binnenlandse fusies. Dat zou de wenselijkheid met zich kunnen brengen dat voor zover de Derde Richtlijn(zie noot 4) daartoe de ruimte laat, uit een oogpunt van overzichtelijkheid en doelmatigheid de formaliteiten voor grensoverschrijdende en binnenlandse fusies waar mogelijk gelijk worden getrokken. Als voorbeeld kan dienen de nadere eisen die worden gesteld aan het fusievoorstel bij een grensoverschrijdende fusie, zoals het vermelden van de rechtsvorm, naam en statutaire zetel van de verkrijgende vennootschap.(zie noot 5) Voorts wijst de Raad op de verschillende posities van de minderheidsaandeelhouders die niet met het fusievoorstel instemmen. Bij een grensoverschrijdende fusie kunnen deze minderheidsaandeelhouders gebruik maken van het uittreedrecht en zo voorkomen dat zij tegen hun zin aandeelhouders van de verkrijgende vennootschap worden. Deze mogelijkheid wordt hun bij een binnenlandse fusie echter niet geboden. Dit onderscheid zal voor minderheidsaandeelhouders moeilijk te begrijpen zijn. De verwijzing in de memorie van toelichting naar het enquêterecht als een soort compenserende maatregel acht de Raad niet toereikend. Bij de toepassing van het enquêterecht gaat het immers om verstrekkende bezwaren tegen binnen de rechtspersoon gevoerd beleid. Bij de uitoefening van het uittreedrecht gaat het daarentegen om een puur zakelijke afweging van de aandeelhouder om het aandeelhouderschap van de verkrijgende vennootschap te beëindigen. Deze zakelijke afweging, die impliceert dat bij een internationale fusie door het recht op schadeloosstelling steeds vergoeding in contanten beschikbaar is als alternatief voor aandeelhouders die daaraan de voorkeur geven, blijft de aandeelhouder bij een binnenlandse fusie onthouden. Dit verschil vergt niet alleen een juridisch-technische, maar ook een zakelijk-inhoudelijke redengeving. De Raad adviseert om in de memorie van toelichting op het vorenstaande in te gaan. 3. Overige opmerkingen De Raad signaleert de volgende oneffenheden bij de voorgestelde implementatie: a. Het voorgestelde tweede lid van artikel 333e bepaalt dat met een gezamenlijke aankondiging in de Staatscourant kan worden volstaan, voor zover het gaat om meer dan één fuserende vennootschap naar Nederlands recht. De gekozen formulering van dit artikel sluit een gezamenlijke aankondiging uit wanneer twee of meer SCE's met een zetel in Nederland deelnemen aan een grensoverschrijdende fusie. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te passen, zodat alle in Nederland gevestigde vennootschappen - BV's, NV's èn SCE's - die deelnemen aan een grensoverschrijdende fusie een gezamenlijke aankondiging kunnen doen. b. Het voorgestelde artikel 333g strekt tot implementatie van artikel 8, vierde lid, van de richtlijn waarin - kort gezegd - is bepaald dat er geen deskundigenonderzoek behoeft te worden verricht naar de voorgestelde ruilverhouding van aandelen, indien alle aandeelhouders van alle fuserende vennootschappen hiermee instemmen. De Raad merkt op dat in het voorgestelde artikel 333g de extra eis is opgenomen dat deze instemming moet blijken in een vergadering van aandeelhouders. Deze eis vloeit niet voort uit artikel 8, vierde lid, van de richtlijn en doet bovendien zonder evidente noodzaak afbreuk aan de artikelen 2:128 en 2:238 BW, waarin is geregeld dat onder bepaalde omstandigheden besluitvorming buiten vergadering is toegestaan. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te passen, zodat het vereiste dat de unanieme instemming van de aandeelhouders moet blijken in een vergadering, komt te vervallen. c. Artikel 7, tweede alinea, van de richtlijn schrijft voor dat ten minste een maand voor de algemene vergadering waarin wordt besloten tot fusie, de ter inzage legging plaatsvindt van de schriftelijke toelichting op de fusie voor de ondernemingsraad of, bij gebreke daarvan, de werknemers. Deze termijn ontbreekt in het wetsvoorstel. De Raad adviseert artikel 333f aan te vullen. d. Artikel 8, tweede lid, van de richtlijn bepaalt dat de fuserende vennootschappen gezamenlijk toestemming kunnen verzoeken tot het doen uitbrengen van één deskundigenbericht dat alle fuserende vennootschappen omvat. De transponeringstabel bij de memorie van toelichting verwijst naar het bestaande artikel 2:328 lid 3 BW. De Raad wijst erop dat die bepaling slechts voorschrijft dat, wanneer twee of meer NV's fuseren, slechts dezelfde persoon als deskundige wordt aangewezen, indien de voorzitter van de ondernemingskamer deze aanwijzing op hun eenparig verzoek heeft goedgekeurd. De richtlijn stelt in alle gevallen, onafhankelijk van de betrokkenheid van NV's, de toestemming van een rechterlijke of administratieve instantie verplicht. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te vullen, zodat bij alle grensoverschrijdende fusies de goedkeuring door de voorzitter van de ondernemingskamer verplicht wordt gesteld indien de fuserende rechtspersonen willen volstaan met slechts één deskundige. e. De Raad merkt op dat de toelichting geen aandacht besteedt aan de fiscale consequenties van een grensoverschrijdende fusie. Voor het welslagen van een dergelijke fusie is het van groot belang dat die fusie ook fiscaal wordt erkend. De Raad adviseert hierop in te gaan in de memorie van toelichting. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van besluiten met het oog op de invoering van de Waterwet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van besluiten met het oog op de invoering van de Waterwet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2009, no.09.000469, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende aanpassing van besluiten met het oog op de invoering van de Waterwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 19 november 2008, nr. 223/641, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 19 november 2008, nr. 223/641, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 22 juli 2009, no.BJZ2009047310, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 19 november 2008, nr. 223/641, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet. 1. In hun bedenkingen wijzen reclamanten onder 4, Ric-Stichting en R.K. Roeivereniging Ric, erop dat het aan de stichting toebehorende erfpachtrecht wordt onteigend, hoewel de activiteiten van de roeivereniging in het bestemmingsplan overwegend positief zijn bestemd. Naar aanleiding hiervan wordt in het ontwerpbesluit onder meer overwogen dat het de bedoeling is de roeivereniging ter plaatse te laten functioneren binnen de kaders van de bestemmingen "Water" en "Sport" en daarnaast het terrein gedeeltelijk in te richten ten behoeve van de bestemming "Groen". Voor de roeivereniging houdt de door de gemeente gewenste uitvoering volgens het ontwerpbesluit in dat haar gebouwencomplex gedeeltelijk gehandhaafd wordt en voor het overige zal worden verplaatst. Verder wordt overwogen dat de gemeente omwille van een zorgvuldige afstemming tussen de bestaande functies ten behoeve van de roeisport en de nieuwe functies vrij over het perceel van de stichting wil kunnen beschikken. De Raad van State is van mening dat aldus de noodzaak van de onteigening van het erfpachtrecht van de stichting van andere delen dan die waarvoor de bedoelde afstemming van de onderscheiden gebruiksfuncties nog moet plaatsvinden niet is aangetoond. Voor zover delen ongewijzigd blijven worden gebruikt, adviseert hij dan ook goedkeuring aan het raadsbesluit te onthouden. Uit de behandeling in het raadsvoorstel van de door de stichting en roeivereniging ingebrachte zienswijzen tegen het ontwerpraadsbesluit kan worden opgemaakt dat in ieder geval het clubhuis van de roeivereniging kan blijven bestaan.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van artikel 274 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (teneinde doorstroming in voor studenten bestemde woonruimte te bevorderen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van artikel 274 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (teneinde doorstroming in voor studenten bestemde woonruimte te bevorderen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het financiële toetsingskader op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het financiële toetsingskader op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten verlenen door zorgaanbieders waarin zij zeggenschap hebben, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten verlenen door zorgaanbieders waarin zij zeggenschap hebben, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2012, no.12.000774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten verlenen door zorgaanbieders waarin zij zeggenschap hebben, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de vraagfinanciering voor schoolbegeleiding en de bekostiging van het onderwijs aan zieke leerlingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de vraagfinanciering voor schoolbegeleiding en de bekostiging van het onderwijs aan zieke leerlingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van diverse wetten op het terrein van VWS, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen of andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (Technische aanpassingen VWS-wetgeving 2003).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van diverse wetten op het terrein van VWS, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen of andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (Technische aanpassingen VWS-wetgeving 2003).Bij Kabinetsmissive van 11 april 2003, no.03.001672, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van diverse wetten op het terrein van VWS, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen of andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (Technische aanpassingen VWS-wetgeving 2003). Het wetsvoorstel strekt tot het herstel van fouten en het aanbrengen van enkele technische wijzigingen in een aantal wetten op het werkterrein van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot het opschrift, wijziging in de delegatiebevoegdheid en betrokkenheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Wijziging in delegatiebevoegdheid Het wetsvoorstel voorziet in artikel VIII, onderdeel A, met betrekking tot het Besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in de mogelijkheid van subdelegatie aan de minister. Het voorstel om in artikel 7, derde lid, van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen de mogelijkheid te openen voor subdelegatie aan de minister is naar de mening van de Raad onvoldoende gemotiveerd. Delegatie aan de minister van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften dient beperkt te blijven tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan is te voorzien dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. Niet duidelijk is gemaakt dat daarvan sprake is. Wel is in de toelichting als voorbeeld genoemd de vaststelling van geldbedragen. De Raad adviseert subdelegatie daartoe te beperken en het voorstel in die zin aan te passen. 2. Overeenstemming Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid In Artikel IX, onderdeel D, is geregeld dat voortaan de voordracht voor alle maatregelen van bestuur op grond van artikel 8 van de Ziekenfondswet (betreffende de aanspraken op verstrekkingen) - en niet slechts die op grond van artikel 8, tweede lid - alleen nog geschieden in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voorzover die maatregelen gevolgen hebben voor de (hoogte van de) procentuele premie. De Raad vraagt zich af of hiermee aan de betrokkenheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet tekort wordt gedaan. Ook als niet direct een premieverhoging is voorzien, zou dat op termijn toch het resultaat kunnen zijn. Daarnaast rijst de vraag naar de congruentie met de overeenkomstige bepaling in artikel 76a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De Raad adviseert deze aspecten nader toe te lichten en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.(zie noot 1) 3. Overige opmerkingen a. Volgens het opschrift van de regeling en het algemene gedeelte van de toelichting gaat het in het voorstel om het herstel van fouten en wijzigingen van ondergeschikte aard. Mede gelet op de voorgaande paragrafen is de strekking van het wetsvoorstel ruimer dan het opschrift van de regeling en het algemene deel van de toelichting doen vermoeden. De Raad adviseert het opschrift en het algemene deel van de toelichting in verband hiermee aan te passen. b. In artikel I, onderdeel A, wordt voorgesteld het woord "Nederlandse" in artikel 8, zesde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) te laten vervallen. De zinsnede waarin het woord "Nederlandse" voorkomt, is reeds vervallen ingevolge hoofdstuk 5, paragraaf K, artikel 13, onderdeel C, van de Aanpassingswet Awb III. De Raad adviseert artikel I, onderdeel A, te laten vervallen. c. In artikel I, onderdeel B, wordt voorgesteld artikel 36, achtste lid, Wet BIG meer in overeenstemming te brengen met de andere leden van dat artikel door de zinsnede "bij hoofdstuk III" te vervangen door: bij of krachtens hoofdstuk III. Dit voorstel is niet opportuun, aangezien de in het achtste lid van artikel 36 bedoelde verwijzing - anders dan de verwijzingen in het eerste tot en met het zesde lid - geen betrekking heeft op gedelegeerde wetgeving. Het ligt eerder voor de hand het zevende lid aan te passen. De Raad adviseert het voorstel aan te passen. d. In artikel II, onderdeel B, wordt voorgesteld in artikel 7 van de Opiumwet de zinsnede "ten genoegen" telkens te vervangen door: ten genoege. Artikel 7 van de Opiumwet is bij de wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Opiumwet, Stb.2002, 520, met ingang van 17 maart 2003 vervangen. De bedoelde zinsnede komt daarin thans niet meer voor. Bovendien houdt de voorgestelde wijziging geenszins een verbetering in. De Raad adviseert artikel II, onderdeel B, te laten vervallen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met de evaluatie van deze wet en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met de evaluatie van deze wet en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 januari 2007, no.07.000201, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met de evaluatie van deze wet en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanbestedingen speciale sectoren en het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten tot implementatie van richtlijn 2005/51/EG van de Commissie van 7 september 2005 tot wijziging van bijlage XX bij Richtlijn 2004/17/EG en van bijlage VIII bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende overheidsopdrachten en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanbestedingen speciale sectoren en het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten tot implementatie van richtlijn 2005/51/EG van de Commissie van 7 september 2005 tot wijziging van bijlage XX bij Richtlijn 2004/17/EG en van bijlage VIII bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende overheidsopdrachten en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Ziektewet en enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Ziektewet en enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2011, no.11.003135, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Ziektewet en enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters), met memorie van toelichting. Met het voorstel wordt beoogd de activerende werking van de Ziektewet (Zw) te vergroten. In de toelichting wordt aangegeven dat de aanpak van ziekteverzuim en de instroom in arbeidsongeschiktheidsregelingen in de afgelopen periode effectief is geweest. De toelichting wijst met name op de Wet verbetering poortwachter, de invoering van de loondoorbetalingsverplichting voor werkgevers bij ziekte en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia). Deze maatregelen zijn vooral effectief gebleken met betrekking tot het terugdringen van ziekteverzuim van werknemers met een vast dienstverband. Met het voorstel wordt beoogd de werkhervatting van zieke werknemers zonder werkgever te stimuleren, het langdurig ziekteverzuim onder vangnetters terug te dringen en de instroom van vangnetters in de Wet Wia te voorkomen. Daartoe wordt een pakket maatregelen voorgesteld, dat als volgt kan worden gegroepeerd: - activering van de vangnetter, door aanscherping van de voorwaarden voor het recht op ziekengeld in het tweede ziektejaar(zie noot 1), introductie van een arbeidsverledeneis en aanscherping van de re-integratieverplichtingen; - financiële prikkels voor werkgevers, door invoering van een loondoorbetalingsverplichting van twee weken voor uitzendwerkgevers en premiedifferentiatie voor alle werkgevers bij de financiering van de Zw en de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 Wet Wia (Wga)(zie noot 2), en de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor deze risico's.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 13 maart 2000, houdende aanwijzing van situaties, bedoeld in artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor dit artikel later dan met ingang van 1 mei 2000 in werking zal treden (Stb. 121), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 13 maart 2000, houdende aanwijzing van situaties, bedoeld in artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor dit artikel later dan met ingang van 1 mei 2000 in werking zal treden (Stb. 121), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer).Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2002, no.02.000044, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer). Het wetsvoorstel strekt ertoe in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) regels op te nemen voor het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen en tussen bestuursorganen onderling. Het biedt een algemeen kader waarin wordt geregeld wanneer verkeer langs elektronische weg is toegestaan, aan welke voorwaarden dat verkeer moet voldoen wil het even betrouwbaar zijn als conventioneel-schriftelijk verkeer, en in welke gevallen verkeer langs elektronische weg gelijkgesteld kan worden aan andere vormen van berichtenverkeer. Volgens de toelichting biedt het wetsvoorstel reeds aanstonds aanknopingspunten voor de jurisprudentie.(zie noot 1) Het algemeen kader biedt ook aansluitingsmogelijkheden voor de bijzondere wetgever. De Raad van State onderkent ten volle het belang van een wettelijke regeling van het elektronisch bestuurlijk verkeer. Hij meent echter dat de verhouding tussen "klassiek" schriftelijk verkeer en elektronisch berichtenverkeer anders dient te worden benaderd dan in het voorstel is geschied, dit onder meer in verband met de bestaande praktijk van het faxverkeer. Hij adviseert ook de administratieve rechters onder de regeling van het elektronisch berichtenverkeer te brengen, althans ten aanzien van het faxverkeer. Verder roept het wetsvoorstel bij de Raad een aantal vragen op waarvan een deel slechts definitief kan worden beantwoord nadat voldoende praktijkervaring is opgedaan. Dit alles brengt de Raad tot het oordeel dat de tijd nog niet rijp is voor regeling van deze materie in de Awb, dit mede gezien de aard van deze wet als een wet die beproefde algemene regels van bestuursrecht codificeert. Het college meent dat het beter is een regeling voor het elektronisch bestuurlijk berichtenverkeer eerst in de praktijk te beproeven op experimentele basis, alvorens een definitieve regeling op te nemen in de Awb. De Raad is van oordeel dat het wetsvoorstel in verband hiermee nader dient te worden overwogen. 1. De verhouding tussen "schriftelijk" en "elektronisch vastgelegd" In zijn advies over de ontwerpbrief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over artikel 5 van de Grondwet (GW) (petitierecht)(zie noot 2) heeft de Raad in punt 3, onder b, een korte beschouwing gegeven over de betekenis van de term "schriftelijk" en de verhouding daarvan tot "elektronisch". Nu wordt voorgesteld een regeling ten principale te bieden, is er reden opnieuw en nader op de kwestie in te gaan. Daarbij zal de Raad veelal spreken over de wijze van vastlegging van berichten, waarbij de term "bericht" bedoeld is als algemene aanduiding voor allerhande besluiten en andere beslissingen, aanvragen en andere verzoeken, maar ook mededelingen en dergelijke. Soms zal ook de term geschrift worden gebruikt. Daarmee wordt aangesloten bij de terminologie van artikel 2:3 Awb in de voorgestelde vorm. Het wetsvoorstel spreekt van schriftelijke en van elektronisch vastgelegde berichten. Daarin ligt opgesloten de veronderstelling dat het om twee verschillende categorieën van communicatie gaat: een conventionele vorm, de schriftelijke, die voldoende bekend is, en de nieuwe vorm, de elektronische, waarvan we thans enkele modaliteiten kennen maar waar de zaken nog volop in ontwikkeling zijn. "Elektronisch" wil dan ook een aanduiding zijn die onafhankelijk is van enkele specifieke technieken; in de woorden van de memorie van toelichting (paragraaf 2.3): aldus "zijn de voorschriften in dit wetsvoorstel techniek-onafhankelijk geformuleerd". Het is echter de vraag of de termen "schriftelijk" en "elektronisch" zonder bezwaar nevengeschikt en daarmee elkaar uitsluitend kunnen worden geformuleerd. In de hiervoor genoemde ontwerpbrief over artikel 5 GW koos het kabinet impliciet voor een andere benadering dan in het onderhavige wetsvoorstel: in die brief werd namelijk verondersteld dat de term "schriftelijk" allengs "elektronisch vastgelegd of verzonden" mede zou gaan omvatten. Voor het in de toelichting genoemde MDW-rapport "Elektronisch verzenden van rechtshandelingen" geldt hetzelfde. Deze benadering gaat ervan uit dat althans sommige wijzen van elektronische vastlegging of verzending(zie noot 3) van berichten een modaliteit van schriftelijke berichten (of van geschriften) opleveren. In die benadering is er geen tegenstelling tussen schriftelijk en elektronisch vastgelegd, maar is veeleer sprake van verschillende modaliteiten op één schaal. De aanduiding "schriftelijk" stond aanvankelijk voor "geschreven". Na de uitvinding van de boekdrukkunst ging ze gedrukte berichten mede omvatten, na de uitvinding van de typemachine machinegeschreven berichten eveneens. Met de ontwikkeling van de techniek werden de resultaten van allerhande technieken mede onder het bereik van de term gebracht. Zo is intussen sprake van een grote variëteit. Met betrekking tot de technische ontwikkelingen vraagt de verzendingstechniek de aandacht. Hier is in het bijzonder het faxverkeer van belang. Tot voor kort werden faxberichten betrekkelijk moeiteloos en vanzelfsprekend opgevat als geschriften; alleen de wijze van verzending van faxberichten leverde wel problemen op, in het bijzonder ten aanzien van het ontvangen ervan. Zo rees soms de vraag of een instantie die faxberichten kon ontvangen, ook verplicht was dergelijke berichten in ontvangst te nemen, op dezelfde wijze als altijd is aangenomen bij per post verzonden en bij persoonlijk afgeleverde documenten. Een ander probleem hangt samen met de omstandigheid dat de fax niet zelden wordt gebruikt om termijnen te halen; dan kan soms onduidelijk zijn op welk moment een faxbericht als ontvangen moet worden beschouwd. Dat faxberichten in beginsel betrekkelijk moeiteloos zijn aanvaard als schriftelijke berichten zal zeker daarmee samenhangen dat faxverkeer gedurende de eerste jaren duidelijk documentverkeer was: de verzender stopte een bestaand, schriftelijk stuk in zijn faxapparaat en bij de ontvanger rolde - via telefonische, dus elektronische verzending(zie noot 4) - een facsimile daarvan uit de fax. Als in later tijd een ontvanger een per computer gegenereerd stuk rechtstreeks, dat wil zeggen zonder eerst een papieren document te vervaardigen, doorfaxte naar een ander maar de geadresseerde daarmee wel een papier uit zijn faxapparaat zag komen, was er geen reden bijzondere problemen te maken. Wanneer de ontvanger echter dergelijke berichten niet in een afzonderlijk faxapparaat ontvangt maar in zijn computer, ze op zijn beeldscherm kan lezen en ze kan "uitprinten" op een door hem gekozen ogenblik, gaat het verschil tussen faxverkeer en e-mailverkeer vervagen. Het wetsvoorstel gaat uit van een beperkte opvatting van de term "schriftelijk", namelijk in de zin van conventioneel-schriftelijk, dat wil zeggen met schrifttekens(zie noot 5) op papier. Het wetsvoorstel zegt het nergens met zoveel woorden, maar deze in de memorie van toelichting in paragraaf 2.1 van het onderdeel Algemeen uiteengezette lezing is geheel consistent met de her en der in het wetsvoorstel voorkomende nevenschikking(zie noot 6) van "schriftelijk en/of elektronisch vastgelegde (of verzonden) berichten". Naar het oordeel van de Raad is de aldus gekozen terminologie gekunsteld en daarom onjuist; het voorbeeld van het faxverkeer maakt dat aanstonds duidelijk. Het college meent dat deze materie nog nadere doordenking verdient, mede in het belang van een consistente benadering door de wetgever. Daarbij zou naar zijn oordeel niet moeten worden uitgegaan van een tegenstelling tussen "schriftelijk" en "elektronisch", maar zouden de onderscheiden vormen van het opstellen en communiceren van berichten moeten worden gezien als modaliteiten op één schaal. De Raad adviseert tot deze nadere doordenking. 2. Faxverkeer; de administratieve rechter a. In het verlengde van het voorgaande betwijfelt de Raad of het "nee, tenzij"-karakter van de mogelijkheid tot elektronische verzending - in het bijzonder die van de voorgestelde afdeling 2.3 Awb - voldoende recht doet aan de bestaande praktijk, in het bijzonder waar het om "conventioneel" faxverkeer gaat, dat wil zeggen faxverkeer waarbij de berichten direct bij ontvangst worden afgedrukt, zodat die zelfs in de door de toelichting verdedigde definitie van "schriftelijk" in feite schriftelijke stukken vormen. Zo ziet het er bijvoorbeeld naar uit dat de regeling van de voorgestelde artikelen 2:13, 2:15, 6:4, derde lid, en 6:21, eerste lid, Awb abrupt een eind zou maken aan de thans wijd verbreide praktijk dat allerlei geschriften bij bestuursorganen en bij administratieve rechters per fax worden ingeleverd. Dan wordt een aanvraag, een bezwaarschrift of een (intrekking van een) beroepschrift zo nodig doorgaans aangemerkt als binnengekomen op het moment waarop de fax werd ontvangen; soms worden de stukken of een deel daarvan vervolgens in "nette" vorm per post nagezonden. Tegen de achtergrond van de bestaande praktijk verdient het naar het oordeel van de Raad aanbeveling om - in elk geval ten aanzien van het faxverkeer - uit te gaan van een "ja, tenzij"-stelsel: geschriften mogen in elektronische vorm, in elk geval per fax, worden ingediend voorzover de betrokken instantie niet te kennen heeft gegeven berichten niet in die vorm te kunnen aanvaarden. De bestaande faxpraktijk verdient eerder een wettelijke grondslag en regeling dan dat ze als het ware wordt uitgebannen. Wel zijn, zoals het wetsvoorstel trouwens ook voorziet, beperkingen en voorwaarden mogelijk. De Raad adviseert het wetsvoorstel in die zin aan te passen. b. De voorgestelde toevoegingen aan artikel 6:4, derde lid, en artikel 6:21, eerste lid, Awb(zie noot 7) zouden het einde betekenen van de intussen al tamelijk ruim gebruikte mogelijkheid dat beroep per fax kan worden ingesteld respectievelijk ingetrokken ook bij administratieve gerechten. De Raad acht het niet wenselijk dat deze zinvol gebleken praktijk wordt geblokkeerd. Naar zijn oordeel verdient het overweging in beginsel de verschillende vormen van berichtenverkeer die het wetsvoorstel tussen burgers en bestuursorganen mogelijk maakt, ook open te stellen voor het berichtenverkeer met de administratieve rechter. Dit geldt niet alleen het instellen van beroep, maar tevens de wisseling van andere stukken. Het college wijst er in dit verband op dat met de beperkingen en voorwaarden die het wetsvoorstel mogelijk maakt, de bestuursrechter de regie in handen kan houden. Een uitbreiding als voorgesteld biedt onder meer het voordeel dat een in een bezwaarschriftprocedure opgebouwd digitaal dossier niet hoeft te worden omgezet in een papieren versie voor de procedure bij de bestuursrechter. Verder kunnen de ervaringen van het elektronisch berichtenverkeer met de bestuursrechter naderhand van nut blijken bij een regeling van het berichtenverkeer met andere rechters. Daarom adviseert de Raad af te zien van de voorgaande toevoegingen aan de artikelen 6:4, derde lid, en 6:21, eerste lid, en ook de administratieve rechters in het wetsvoorstel "mee te nemen" en ze te brengen onder het "ja, tenzij"-regime, althans ten aanzien van het faxverkeer; de - aan te passen - afdeling 2.3 Awb zou van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard. 3. Vraagpunten inzake een wettelijke regeling van elektronisch bestuurlijk verkeer Volgens paragraaf 1.1 van de toelichting is "de noodzaak van het wetsvoorstel gelegen in het wegnemen van de onzekerheden die thans in de praktijk bestaan over de vraag wanneer verkeer langs elektronische weg met bestuursorganen mogelijk is en in het eisen van waarborgen voor een goed verloop van dit verkeer". Ook stelt de toelichting dat elektronisch verkeer tussen bestuursorganen en burgers een belangrijke bijdrage kan leveren aan het streven naar een toegankelijke en beter presterende overheid. Anders dan tot nog toe met het gebruik van de fax is gebeurd, is er niet voor gekozen de ontwikkelingen over te laten aan de wisselwerking van praktijk en jurisprudentie, omdat daarmee een te lange periode van onzekerheid zou bestaan, en omdat daarvan een belemmerende werking op verdere ontwikkeling zou kunnen uitgaan. Ook is ervan afgezien voorlopig te volstaan met een experimenteerbepaling, overeenkomstig het standpunt dat de Minister van Justitie heeft ingenomen bij de behandeling van de nota "Wetgeving voor de elektronische snelweg". Met het toenemend gebruik van websites en het bekend zijn van e-mailadressen van bestuursorganen bestaat er wel behoefte aan duidelijkheid wanneer een bestuursorgaan elektronische berichten moet ontvangen of kan weigeren, en in welke gevallen en onder welke voorwaarden het berichten elektronisch kan verzenden. Op dit gebied zal de nodige duidelijkheid moeten worden geschapen, aldus de memorie van toelichting. Het onderhavige wetsvoorstel wil die duidelijkheid bieden door in de Awb een algemene basisregeling op te nemen. Met betrekking tot de vraag of de tijd daarvoor thans al rijp is zal de Raad, tegen de achtergrond van hetgeen hij onder punt 1 heeft opgemerkt over de begripsmatige benadering van deze materie, de balans opmaken na hierna eerst ook nog een aantal meer praktische aspecten van de voorgestelde regeling te hebben bezien. a. Openstaande vragen Hoofdlijn van de voorgestelde regeling is dat bestuursorganen en burgers elektronisch verzonden berichten slechts (als gelijkwaardig met conventioneel-schriftelijk verzonden) hoeven te aanvaarden voorzover ze "kenbaar hebben gemaakt" voor elektronisch verkeer open te staan. Dat lijkt - afgezien van de vraag of een "ja tenzij"-stelsel niet de voorkeur verdient - in beginsel een aanvaardbare aanpak, zeker nu het "voorzover" impliceert dat het vrijstaat sommige vormen van elektronisch verkeer wel en andere niet te aanvaarden. Daarnaast gelden enkele algemene regels ter waarborging van de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid van berichten. Niettemin roept de voorgestelde methode verschillende vragen op. Om de gedachten te bepalen noemt de Raad de volgende: - Op wat voor wijze kunnen bestuursorganen kenbaar maken waarvoor zij openstaan: in een algemene regeling (een met een algemeen voorschrift gelijk te stellen regeling, in elk geval wat bekendmaking en de niet-beroepbaarheid betreft), of ook ad hoc dan wel ten opzichte van bepaalde "burgers"? - Kan worden bepaald dat een geschrift elektronisch kan worden ingediend met het oog op tijdige ontvangst, maar dat het binnen een bepaalde termijn tevens in conventionele vorm moet worden ingezonden? Kan zon aanvullende eis ook nog worden gesteld nadat het geschrift in elektronische vorm is ontvangen, anders dan in de gevallen waarop het voorgestelde artikel 2:15, tweede en derde lid, Awb ziet? - Kunnen, in geval van verkeer via e-mail of door het inzenden van diskettes, eisen worden gesteld aan het "format" van de documenten? - Hoe te handelen indien de ontvanger door een ongelukkige handeling of door problemen met het format een bericht wist of onherstelbaar beschadigt? Dit risico is bij elektronisch verkeer vele malen groter dan bij conventioneel-schriftelijk verkeer, en vergt daarom bijzondere aandacht. Is niet een uitdrukkelijke regeling nodig van de vraag bij wie het risico ligt bij ongelukken als hier bedoeld, of wellicht een regeling die herstel mogelijk maakt met behoud van termijnen? - Kan een burger een elektronisch adres dat niet het zijne is - bijvoorbeeld dat van zijn werkgever - als zijn adres opgeven? - Hoe te handelen indien elektronisch verkeer in beginsel is aanvaard, maar er vlak voor het einde van een fatale termijn verzend- of ontvangstperikelen optreden, al dan niet bij de "provider"? - Hoe te handelen indien een bestuursorgaan een elektronisch bericht ontvangt ten aanzien waarvan het niet bevoegd is en waarvoor een doorzendplicht geldt, maar het wel bevoegde orgaan niet openstaat voor elektronisch verkeer? - Kan, als een burger te kennen heeft gegeven open te staan voor elektronische berichten, ook bij ingrijpende besluiten als bestuursdwang- en dwangsombesluiten worden volstaan met elektronische verzending?(zie noot 8) - Kan worden aanvaard dat een burger - of ook een bestuursorgaan - te kennen geeft slechts tijdelijk, of tijdelijk niet, elektronisch bereikbaar te zijn? - Aan welke voorwaarden van (bijvoorbeeld) termijn en wijze van bekendmaking moet worden voldaan, wil een bestuursorgaan - of ook een burger - op aanvaardbare wijze zijn elektronische bereikbaarheid beëindigen? - Kan een bestuursorgaan bepaalde burgers uitsluiten van het aanvaarden van elektronische berichten? Kan tegen zo'n weigering beroep worden ingesteld? En tegen weigeringen op grond van het voorgestelde artikel 2:15 Awb? - Betekent het enkele feit dat een burger in een bepaalde zaak een bericht elektronisch heeft ingestuurd vanaf een adres dat kennelijk "het zijne" is, dat hij - althans in de betrokken zaak - daar verdere berichten elektronisch wil ontvangen, of is daarvoor nodig dat hij dit uitdrukkelijk te kennen geeft? Op al deze en dergelijke vragen kan ongetwijfeld een antwoord worden gegeven. Voor sommige onderwerpen zal een beschouwing in de memorie van toelichting wellicht voldoende zijn, andere zullen beter - hetzij op het niveau van de wet, hetzij in een nadere regeling van het betrokken (bestuurs)orgaan - kunnen worden geregeld, voor nog weer andere zal een definitief antwoord pas aan de hand van voldoende praktijkervaring kunnen worden gegeven. b. Voldoende betrouwbaar en vertrouwelijk Het voorgestelde artikel 2:14, derde lid, Awb bepaalt dat een bestuursorgaan een bericht slechts mag verzenden op een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke manier, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt. Een bestuursorgaan kan op grond van artikel 2:15, derde lid, een bericht weigeren voorzover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dit bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt. Volgens de toelichting wordt met de open normen van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid in enkele algemene bewoordingen uitdrukking gegeven aan een gedifferentieerd stelsel van nadere beginselen die elk op een eigen facet van de beveiliging zien. Bij de concretisering van deze open normen wordt rekening gehouden met de beginselen van behoorlijk IT-gebruik. De toelichting noemt hierbij de noties authenticiteit, integriteit, onweerlegbaarheid, transparantie, beschikbaarheid, flexibiliteit en vertrouwelijkheid.(zie noot 9) Volgens de toelichting is de elektronische handtekening een bijzondere manier waarop de betrouwbaarheid kan worden gerealiseerd. Artikel 2:16 heeft betrekking op die handtekening en geeft een nadere uitwerking aan het beginsel van de authenticiteit. Het uitgangspunt dat "de mate van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid even groot dient te zijn als in het conventionele verkeer"(zie noot 10) is terecht. De uitwerking van het beginsel van voldoende betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid wordt echter overgelaten aan bijzondere regelingen, gedragscodes of protocollen. Daarbij is denkbaar dat bestuursorganen technische eisen kunnen stellen aan het elektronisch verkeer zoals het gebruik van bepaalde software. Dit betekent dat elk bestuursorgaan daaraan verschillende invulling kan geven. Ook overigens is thans nog onduidelijk of de vaststelling van de echtheid van de tekst en het tijdstip van verzending respectievelijk ontvangst voldoende gewaarborgd kunnen worden. Een belangrijk element voor de betrouwbaarheid is de elektronische handtekening. Voor de duidelijkheid wordt in artikel 2:16, eerste volzin, de norm van het voorgestelde nieuwe artikel 3:15a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)(zie noot 11) uitgeschreven en worden de overige desbetreffende bepalingen van het BW in artikel 2:16 Awb van overeenkomstige toepassing verklaard. De mogelijkheid bij wettelijk voorschrift aanvullende eisen te stellen is op artikel 3, zevende lid, van een Europese richtlijn gebaseerd.(zie noot 12) Die richtlijn maakt onderscheid tussen een "gewone" en een geavanceerde elektronische handtekening. Het wetsvoorstel kent nog een derde handtekening, namelijk de handtekening die tevens voldoet aan de aanvullende eisen. Het is nog niet vast te stellen wanneer welke eisen aan de elektronische handtekening gesteld zullen worden. Zou met een experiment worden begonnen, dan heeft dit als bijkomend voordeel dat beter verzekerd kan worden dat de uitvoeringsorganisatie die is voorzien voor de bewaking van de betrouwbaarheid van elektronische handtekeningen (de PKI-infrastructuur), tijdig gereed en adequaat toegerust zal zijn voordat het stelsel over de hele linie wordt ingevoerd. c. Registratie en archivering Het is van belang dat ook de elektronische berichten van en naar de bestuursorganen op een controleerbare wijze worden vastgelegd. Berichten moeten ook achteraf terug te vinden en toegankelijk zijn. In de toelichting wordt terloops gesteld dat de Archiefwet van toepassing is. Wat de consequenties voor de bestuursorganen (en eventueel de gerechten) daarvan zijn, is thans nog onvoldoende duidelijk. 4. Conclusie: Regeling in de Awb prematuur Het voorgaande overziend meent de Raad dat de tijd nog niet rijp is voor een algemene regeling in de Awb. Hij adviseert daarom een regeling als beoogd - na aanpassing aan het onder 2 opgemerkte - op te nemen in een experimenteerwet, die zowel bestuursorganen en administratieve rechters als de burgers die het betreft de mogelijkheid biedt te handelen overeenkomstig de betrokken bepalingen. Op basis van de opgedane ervaringen zal dan kunnen worden bezien of de tijd rijp is voor codificatie; is dat het geval, dan zal met voldoende mate van zekerheid een algemene regeling in de Awb kunnen worden gegeven, waarbij ook voldoende inzicht bestaat in de vraag wat geregeld moet worden in de wet, wat aan de praktijk kan worden overgelaten, en wat in uitvoeringsregelingen kan of moet worden geregeld. Een experiment als hier voorgestaan zou vanzelfsprekend moeten voldoen aan de vereisten die moeten verzekeren dat voldoende lering kan worden getrokken. Zo moet worden verzekerd dat de instanties die "meedoen" voldoende representatief zijn voor de typen instanties (en de desbetreffende burgers) waarvoor de regeling is bedoeld: voldoende en voldoende diverse categorieën organen van de centrale overheid met inbegrip van zelfstandige bestuursorganen, voldoende provincies en soorten gemeenten, voldoende rechterlijke instanties. De te onderzoeken vragen moeten van meet af aan bekend zijn, en op hun validiteit zijn gecontroleerd door deskundigen; de kwaliteit van de evaluatie moet zijn verzekerd. Na een dergelijke voorbereiding kan de aanvulling van de Awb het karakter hebben dat bij de Awb past: codificering van algemene regels van bestuursrecht die zodanig beproefd zijn dat erop mag worden vertrouwd dat ze bestendig recht geven. De Raad van State geeft U derhalve in overweging het voorstel niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat rekening zal zijn gehouden met de gemaakte opmerkingen. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de vergoeding voor reprografisch verveelvoudigen en vaststelling van de vrijstelling van de opgaveplicht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de vergoeding voor reprografisch verveelvoudigen en vaststelling van de vrijstelling van de opgaveplicht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit onderstand BES in verband met de bijzondere onderstand en de middelentoets en een technische wijziging in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit onderstand BES in verband met de bijzondere onderstand en de middelentoets en een technische wijziging in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES.Bij Kabinetsmissive van 4 december 2015, no.2015002147, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit onderstand BES in verband met de bijzondere onderstand en de middelentoets en een technische wijziging in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gegevensverwerving CBS, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gegevensverwerving CBS, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 mei 2008, no.08.001334, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gegevensverwerving CBS, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, alsmede van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers teneinde enkele technische verbeteringen aan te brengen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, alsmede van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers teneinde enkele technische verbeteringen aan te brengen.Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2002, no.02.002321, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, alsmede van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers teneinde enkele technische verbeteringen aan te brengen. Het wetsvoorstel behelst een wijziging van de regeling van het hoger beroep in bewaringszaken, de samenloop van de ambtshalve te verlenen reguliere verblijfsvergunning en de imperatieve afwijzingsgronden van de asielvergunning, de introductie van een bepaling ter bescherming van de bijzondere persoonsgegevens en enkele andere wijzigingen van meer technische aard. Het wetsvoorstel omvat derhalve meer dan "enkele technische verbeteringen" zoals in het opschrift en de memorie van toelichting wordt gesteld.(zie noot 1) De uitbreiding van het hoger beroep inzake schadevergoeding bij onrechtmatige bewaring betreft slechts een klein deel van de schadevergoedingszaken bij onrechtmatige bewaring. Het komt de Raad van State voor dat overwegingen van doelmatigheid herziening van het hele stelsel van beroep inzake schadevergoeding wenselijk maken. Verder maakt de Raad enkele opmerkingen van meer juridische aard over de ambtshalve (niet-)verlening van een vergunning-regulier en over de verhouding van de voorgestelde bepaling over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens tot de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp). Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Hoger beroep inzake schadevergoeding in verband met bewaring Het voorgestelde artikel 95 breidt de mogelijkheid van hoger beroep inzake de toekenning van schadevergoeding bij bewaringszaken uit. Volgens deze bepaling strekt het hoger beroep zich ook uit over de toekenning van schadevergoeding na opheffing van een vrijheidsontnemende maatregel (vreemdelingenbewaring), indien het oordeel daarover deel uitmaakt van de uitspraak van de rechtbank. Deze bepaling geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uitdrukkelijk de opdracht ook zelf over de schadevergoeding te oordelen, als zij tot de slotsom komt dat de door de rechtbank onrechtmatig geachte bewaring wel rechtmatig is en de toekenning van de schadevergoeding dus niet terecht. Nu verwijst de Afdeling in zulke gevallen de zaak naar de rechtbank. In de praktijk wordt evenwel niet in elke beroepszaak een verzoek om schadevergoeding gedaan en dus bevat niet elke uitspraak inzake bewaring een oordeel over schadevergoeding. Geconstateerd kan worden dat de voorgestelde regeling minder omslachtig is dan de huidige regeling. Maar onderzocht zou moeten worden of het laten vervallen van artikel 84, onder d, niet de voorkeur verdient.(zie noot 2) Deze bepaling zondert hoger beroep uit tegen de toekenning van vergoeding door de rechter na opheffing van de bewaring. Te betwijfelen valt of de voorgestelde beperkte uitbreiding - zoals de memorie van toelichting stelt - het systeem van rechtsbescherming coherenter maakt. Opvallend is dat de toelichting slechts het geval noemt dat de staat hoger beroep instelt tegen de uitspraak van de rechtbank. Als bij de rechtbank bij de behandeling van de bewaringszaak ook een verzoek om schadevergoeding is gedaan, zullen de grieven in hoger beroep zowel betrekking kunnen hebben op de bewaring zelf als op de (niet-toegekende) schadevergoeding. Als echter geen verzoek om schadevergoeding bij de rechtbank is ingediend, kan de rechtbank zich daarover niet uitspreken. In de tekst van het voorgestelde artikel 95 en het niet gewijzigde artikel ontbreekt de - ook thans niet in de Vreemdelingenwet 2000 (VW 2000) neergelegde - bevoegdheid voor de Afdeling om bij gegrondverklaring van het hoger beroep een schadevergoeding toe te kennen, indien daarom in het kader van het hoger beroep opnieuw is verzocht. Dit betekent dat de vreemdeling zich dan tot de staatssecretaris - nu de minister - zal moeten wenden met een schadeverzoek. Om deze praktische complicatie te vermijden, zou het aanbeveling verdienen om de bevoegdheid terzake in de VW 2000 te regelen. Indien niet wordt besloten tot het intrekken van onderdeel d van artikel 84 adviseert de Raad in de toelichting te verduidelijken in hoeverre de rechtseenheid op het gebied van de schadevergoeding bij onrechtmatige bewaring met een beperkte openstelling van het hoger beroep wordt gediend. 2. Niet ambtshalve verlenen van een vergunning-regulier Het wetsvoorstel regelt de samenloop tussen de (weigering) asielvergunning en de ambtshalve (niet-)verlening van een vergunning-regulier. De alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's) vormen een belangrijke categorie vreemdelingen aan wie ambtshalve vergunning kan worden verleend. Een asielvergunning kan niet meer worden afgewezen op de grond dat iemand reeds ambtshalve een vergunning-regulier is verleend (het voorgestelde artikel 30, tweede lid, VW 2000). De rechtsbescherming die geldt voor de afwijzing asielvergunning is eveneens van toepassing op het niet ambtshalve verlenen van een vergunning-regulier, indien deze niet-verlening in de voornemenprocedure aan de orde is gesteld (het voorgestelde artikel 79, derde lid, VW 2000). De Raad merkt het volgende op. a. Volgens de toelichting ondergaat het karakter van de voornemenprocedure met het invoeren van artikel 79, derde lid, slechts een kleine wijziging. Inderdaad blijft de ambtshalve te verlenen vergunning materieel een reguliere vergunning. De beslissing daaromtrent wordt echter ingebed in de procedure van een asielvergunning. Naar het oordeel van de Raad is het wetstechnisch beter in de bepalingen over de voornemenprocedure zelf ook te vermelden dat deze betrekking kan hebben op de ambtshalve niet-verlening van een vergunning-regulier. Het wetsvoorstel bevat ook geen regeling voor de intrekking van een ambtshalve verleende vergunning, vermoedelijk omdat ervan wordt uitgegaan dat de gewone regels voor reguliere vergunningen hierop van toepassing zijn. De Raad adviseert daarom artikel 39, eerste lid, VW 2000 aan te passen en in de memorie van toelichting de voornemenprocedure bij intrekking van de ambtshalve verleende vergunning nader toe te lichten. b. In de voorlaatste alinea van de toelichting bij artikel I, onderdeel H, staat dat in de beschikking uitdrukkelijk zal worden ingegaan op de redenen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning-regulier te verlenen en op de zienswijze van de vreemdeling op het voornemen daartoe. Dit volgt niet uit de tekst van de wet. Artikel 42, derde lid, VW 2000 schrijft wel uitdrukkelijk voor dat, bij afwijzing van de aanvraag (asielvergunning) in de beschikking wordt ingegaan op de zienswijze van de vreemdeling. Onder verwijzing naar aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving adviseert de Raad in de wet voor te schrijven dat in de beschikking uitdrukkelijk wordt ingegaan op de redenen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning-regulier te verlenen en op de zienswijze van de vreemdeling op het voornemen daartoe. 3. Verwerking van bijzondere persoonsgegevens Met het voorgestelde artikel 107a (artikel I, onderdeel N, van het wetsvoorstel) wordt het verbod bijzondere persoonsgegevens te verwerken van artikel 16 Wbp opgeheven.(zie noot 3) De Wbp implementeert de privacy-richtlijn(zie noot 4) die onder meer voorschriften bevat voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Deze worden uitgewerkt door de artikelen 16 (verbod van verwerking), 17-22 (specifieke uitzonderingen per categorie gegevens voor aangewezenen en voor aangewezen doel), 23 (algemenere uitzonderingen) Wbp èn het voorgestelde artikel 107a VW 2000. De Raad betwijfelt of artikel 107a wel voldoet aan de eisen die de privacy-richtlijn stelt. Verder is de verhouding van de voorgestelde bepaling tot de bepalingen inzake bijzondere persoonsgegevens in de Wbp niet duidelijk. a. Artikel 8 van de privacy-richtlijn bevat een verbod van de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en een aantal specifieke uitzonderingen op dit verbod. Artikel 8, vierde lid, van de privacy-richtlijn maakt andere uitzonderingen mogelijk, mits passende waarborgen worden geboden, er redenen van zwaarwegend algemeen belang zijn en de uitzondering bij nationale wet of bij een besluit van de toezichthoudende autoriteit is vastgesteld. In het Europees recht geldt algemeen, dat uitzonderingen restrictief moeten worden uitgelegd. Een bepaling in de VW 2000 die de verwerking van bijzondere gegevens betreft, dient te passen binnen artikel 8 van de privacy-richtlijn. Daarom moet het voorgestelde artikel 107a aan de voorwaarden "redenen van zwaarwegend algemeen belang" en "passende waarborgen" voldoen. Verwerking van bijzondere persoonsgegevens is ingevolge het eerste lid mogelijk, "voorzover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering" van de VW 2000. De doelmatige en doeltreffende uitvoering van een formele wet is wel van algemeen belang, maar niet zonder meer van zwaarwegend algemeen belang. Ware dat wel zo, dan zou dat betekenen dat elke uitzondering op het verbod bijzondere gegevens te verwerken mogelijk is, als het maar gaat om doelmatige en doeltreffende uitvoering van een wet. Daarmee zou het hele verbod worden ondermijnd. Bovendien druist een dergelijke ruime uitzonderingsmogelijkheid in tegen de restrictieve uitleg van artikel 8, vierde lid, van de privacy-richtlijn. Volgens de toelichting is de verwerking van bijzondere persoonsgegevens door verschillende personen en instanties noodzakelijk. Het zwaarwegend algemeen belang is volgens de memorie van toelichting de grensbewaking, de toelating en de uitzetting van vreemdelingen en het toezicht op vreemdelingen die in Nederland verblijven. De Raad acht het wenselijk het zwaarwegend algemeen belang in de wettelijke bepaling zelf te specificeren. b. Persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid worden door de Medisch adviseur die adviseert over de gezondheidstoestand van vreemdelingen verwerkt. Deze verwerking valt niet onder de uitzondering van artikel 8, derde lid, van de privacy-richtlijn. Daarom wordt in het wetsvoorstel wederom gebruikgemaakt van de mogelijkheid die artikel 8, vierde lid, van de privacy-richtlijn biedt en die in iets uitgebreidere vorm is overgenomen in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder e, Wbp. De uitbreiding die hier van belang is, bestaat uit de woorden "Onverminderd de artikelen 17 tot en met 22". In artikel 21 Wbp wordt een reeks van personen en instanties opgesomd, voor wie de verwerking van medische gegevens niet is verboden, mits deze noodzakelijk is met het oog op een uitdrukkelijk genoemd doel. De verwerking van gegevens door de Medisch adviseur valt hier niet onder, met uitzondering van hetgeen hij doet inzake vreemdelingenbewaring.(zie noot 5) Juist nu zeer gespecificeerde uitzonderingen in de privacy-richtlijn en Wbp zijn neergelegd, is extra aandacht voor de noodzaak voor de verwerking van medische gegevens en de daarbij te treffen passende waarborgen wenselijk. De Raad adviseert artikel 107a op dit punt aan te vullen. c. Artikel 8, vierde lid, van de privacy-richtlijn eist dat "passende waarborgen" worden geboden. Artikel 107a, derde lid, bepaalt dat ter waarborging van de persoonlijke levenssfeer regels worden gesteld bij ministeriële regeling. Daarbij worden enkele onderwerpen opgesomd die in ieder geval moeten worden geregeld. Voor een deel gaat het daarbij om materie die zich naar haar aard leent voor regeling bij algemene maatregel van bestuur. Ministeriële regelingen dienen beperkt te blijven tot administratieve en technische voorschriften, waaraan geen beleidskeuzes ten grondslag liggen.(zie noot 6) Vooral bij de regeling welke gegevens, aan welke personen of instanties, voor welk doel en op welke wijze kunnen worden verstrekt zijn nog beleidskeuzes nodig. Ook is met de voorgestelde bepaling niet uitgesloten dat in de ministeriële regeling beleidskeuzes worden gedaan inzake andere, niet in de opsomming opgenomen, onderwerpen. In de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat voor de uiteenlopende taken ter uitvoering van de VW 2000 steeds een andere verwerking nodig is. Dat neemt evenwel niet de noodzaak weg om eventuele beleidskeuzes te maken op het niveau van een algemene maatregel van bestuur, zoals het geval is in de artikelen 21, vijfde lid, en 22, zevende lid, Wbp, die voor regeling van specifieke waarborgen ook het niveau van een algemene maatregel van bestuur voorschrijven. De gekozen formulering sluit bovendien niet uit dat de Minister van Buitenlandse Zaken een eigen ministeriële regeling terzake vaststelt. De Raad adviseert in artikel 107a, derde lid, de woorden "Bij ministeriële regeling" te vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Daarbij dient te worden bezien in hoeverre de opsomming in de tweede volzin aanpassing behoeft. d. De Raad gaat ervan uit dat artikel 107a zal gelden naast genoemde bepalingen van de Wbp. Melding bij de Europese Commissie van deze bepaling is op grond van artikel 23, derde lid, vereist. Om geen misverstanden hierover te laten bestaan is het wenselijk in de toelichting op te nemen dat de Minister van Justitie deze regeling zal aanmelden bij de Europese Commissie. 4. Motivering van verlaten van eerdere standpunten Het voorgestelde artikel 63, eerste lid, (artikel I, onderdeel F) is identiek aan het oorspronkelijke artikel 61 van de aan de Raad voorgelegde versie van de VW 2000. De Raad heeft er toen een redactionele kanttekening bij gemaakt: "artikel 61, eerste lid, herzien, nu dat artikellid - anders dan de artikelen 25 en 43 - impliceert dat de minister een afzonderlijk besluit neemt over de uitzetting". Met de toevoeging "ingevolge artikel 27, eerste lid, onder b, dan wel artikel 45, eerste lid, onder b" is blijkens de memorie van toelichting toen beoogd te verduidelijken dat een dergelijke beslissing niet is vereist in de gevallen waarin de bevoegdheid tot uitzetting reeds volgt uit genoemde artikelen. Nu wordt voorgesteld de toevoeging te laten vervallen, omdat door die toevoeging artikel 63 slechts van toepassing zou zijn in de gevallen waarin op grond van de VW 2000 een meeromvattende beschikking is genomen.(zie noot 7) Onder verwijzing naar zijn oude bezwaar adviseert de Raad in de memorie van toelichting duidelijk te maken dat de minister niet een afzonderlijk besluit neemt over de uitzetting. 5. De toelichting op artikel I, onderdelen G, H en I, stelt: "In de parlementaire stukken bij de totstandkoming van de Vreemdelingenwet 2000 is reeds aangegeven, dat het beroep tegen het besluit van de minister kan worden behandeld met toepassing van afdeling 3 van hoofdstuk 7 (Kamerstukken II 1999-2000, 26 732, nr.7, p.190). Achteraf gezien verdient het de voorkeur, om dit in de wet zelf tot uitdrukking te brengen door in artikel 71, vijfde lid, eerste volzin, een verwijzing naar artikel 45, vierde lid, op te nemen." Hiermee wordt voorbijgegaan aan een opmerking die destijds in diezelfde nota van toelichting is gemaakt. Toen werd nog gesteld: "Aan sprongberoep, zoals dat mogelijk is tegen het besluitmoratorium, bestaat naar onze mening geen behoefte, zeker niet in de gevallen waarin toepassing van artikel 43, vierde lid, samenhangt met het instellen van het besluitmoratorium. De uitkomst van het beroep tegen het besluitmoratorium zal bepalend zijn voor de uitkomst van het beroep tegen het besluit, bedoeld in artikel 43, vierde lid." Omdat het niet duidelijk is waarom deze gedachte is verlaten, adviseert de Raad de toelichting op dit punt aan te vullen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de vrijheid van meningsuiting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de vrijheid van meningsuiting.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2001, no.01.004125, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de vrijheid van meningsuiting. Het voorstel van wet bevat een nieuwe formulering van de grondwetsbepaling inzake de vrijheid van meningsuiting. De bestaande grondwettelijke vrijheid van drukpers wordt uitgebreid tot alle nu en in de toekomst voor de vrije meningsuiting geschikte media. Onder de vrijheid van meningsuiting wordt ook de ontvangstvrijheid begrepen. Bovendien wordt als taak van de overheid vastgelegd de pluriformiteit in de meningsuiting te bevorderen en wordt handelsreclame niet langer uitgezonderd van de grondwettelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Het wetsvoorstel maakt deel uit van een reeks voorstellen tot wijziging van de Grondwet (GW), te weten de artikelen 7 (vrijheid van meningsuiting), 10 (persoonlijke levenssfeer) en 13 (brief-, telefoon- en telegraafgeheim), en tot invoering van een nieuw artikel 5a (toegang tot bij de overheid berustende informatie). Tevens is een brief van het kabinet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake artikel 5 GW (petitierecht) voor advies aan de Raad van State voorgelegd, waarnaar in de toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wordt verwezen. De wetsvoorstellen zijn voorafgegaan door een kabinetsstandpunt "Grondrechten in het digitale tijdperk".(zie noot 1) Dit kabinetsstandpunt is gebaseerd op het advies van de gelijknamige commissie onder leiding van prof. mr. H. Franken (hierna: de Commissie). De Raad maakt naar aanleiding van deze serie wetsvoorstellen allereerst een aantal opmerkingen van algemene aard. Vervolgens bespreekt hij het onderhavige voorstel. De Raad heeft bedenkingen bij dit voorstel op enige belangrijke punten en is daarom van oordeel dat over het voorstel in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd. 1. Aanleiding tot de wetsvoorstellen Naar aanleiding van de discussie in de Tweede Kamer en de bezwaren van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tegen het voorstel tot wijziging van artikel 13 GW in eerste lezing is de Commissie Grondrechten in het digitale tijdperk ingesteld. Deze Commissie kreeg tot taak te adviseren over de aanpassing van grondrechten, zoals opgenomen in hoofdstuk I GW, en over de wenselijkheid van de vaststelling van nieuwe grondrechten. In de nota van toelichting bij het instellingsbesluit werd gewezen op de voortschrijdende ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT). De Commissie signaleert in haar rapport dat Internet en andere elektronische diensten als consumptiegoederen een belangrijke maatschappelijke functie vervullen. Op een aantal terreinen is het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld het betalingsverkeer, afhankelijk geworden van elektronische middelen. De ontwikkelingen op weg naar een informatiesamenleving hebben volgens de Commissie een ingrijpend karakter, voor de samenleving èn voor de overheid. (zie noot 2) De staat dient fundamentele rechtsbelangen als de informatie- en uitingsvrijheid en de persoonlijke levenssfeer te beschermen. De technologische ontwikkelingen brengen met zich dat er nieuwe mogelijkheden ontstaan die bescherming behoeven. Grote aantallen mensen maken gebruik van e-mail, het Internet en GSM-toestellen. Daardoor ontstaan nieuwe mogelijkheden voor communicatie en informatie-uitwisseling. Naast deze mogelijkheden voor individuele burgers kunnen ook overheid, bedrijven en andere organisaties van de nieuwe technieken gebruikmaken. Door het achterhalen en opslaan van gegevens "in voorraad" die naderhand volgens verschillende procedures kunnen worden doorzocht, gecombineerd en bewerkt, kan de overheid op steeds snellere en doel treffender wijze aan relevante informatie komen, hetgeen, onder andere, aan doel treffender opsporing van strafbare feiten ten goede kan komen. Het gebruik van nieuwe technologieën biedt zowel burgers als overheid mogelijkheden waarvan te bezien staat of deze onder de huidige tekst van de GW vallen. Regulering en rechtshandhaving door nationale overheden worden bemoeilijkt door het grensoverschrijdende en demateriële karakter van nieuwe ICT-middelen.(zie noot 3) Het Internet vergemakkelijkt de totstandkoming van nieuwe sociale structuren met nieuwe technische mogelijkheden, maar dit brengt ook mee dat mensen zich gemakkelijker aan regels kunnen onttrekken en dat het aantal strafbare feiten, begaan met behulp van nieuwe communicatiewegen, toeneemt.(zie noot 4) Hierbij kan worden gedacht aan delicten zoals "hacking", verspreiding van kinderporno en fraude met betaalmiddelen. Verder is niet langer in alle gevallen een identificeerbare natuurlijke persoon aan spreekbaar. Verschillende nieuwe technische ontwikkelingen hebben reeds tot aanpassing van wetgeving geleid, zoals de Wet computercriminaliteit I(zie noot 5) en de mogelijkheid van het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel in artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering.(zie noot 6) Daarnaast staat er nog een aantal aanpassingen op stapel (zoals het wetsvoorstel computercriminaliteit II(zie noot 7) en de voorstellen van de commissie strafvorderlijke gegevensvergaring).(zie noot 8) De Raad onderschrijft de opvatting van het kabinet dat deze ontwikkelingen een herbezinning op de grondwettelijke waarborg inzake communicatie en informatie-uitwisseling wenselijk maken. Het gebruik van nieuwe technieken dient bij de bescherming van grondrechten ook in ogenschouw te worden genomen. Voor de uitoefening en realisering van grondrechten hebben deze technieken - potentieel - zowel positieve als negatieve effecten. "De computer" is niet naar zijn aard een bedreiging van de persoonlijke levenssfeer of een bergplaats van kinderporno, ook al kan hij daarvoor worden gebruikt. De ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie bieden tegelijk nieuwe mogelijkheden voor publiek debat, laagdrempelige uitwisseling van denkbeelden en informatie, en betere vervulling van publieke taken. De voorstellen betreffende de artikelen 5a, 7, 10 en 13 (en het voornemen artikel 5 ongewijzigd te laten) moeten dan ook worden gezien als een poging tot het waar nodig scheiden van kaf en koren op dit terrein. De uitgangspunten van de adviezen van de Raad over de afzonderlijke wetsvoorstellen zullen hierna in algemene zin aan de orde komen. 2. Uitgangspunten van de grondwetsherziening a. De verhouding tot Europese en internationale bescherming van grondrechten De Raad staat allereerst stil bij de vraag, in hoeverre behoefte bestaat aan een modernisering van nationale grondrechten, nu voor de rechtspraktijk de Europese en internationale bescherming daarvan zozeer maatgevend is geworden. Het kabinet is (met de Commissie) van oordeel dat er voldoende redenen zijn om aan het bestaan van nationale grondrechten te blijven hechten. Nederland blijft een aparte natie vormen, waarin aan eigen normen en waarden een grote waarde wordt gehecht. Het niveau van grondrechtenbescherming in internationale regelingen kan niet meer zijn dan de grootste gemene deler van de verschillende niveaus die de betrokken staten willen hanteren. Onze nationale grondrechten geven naar het oordeel van het kabinet het peil aan dat onze eigen samenleving heeft bereikt op het gebied van onder meer cultuur en rechtvaardigheid.(zie noot 9) Ervan uitgaande dat in deze opvatting ook ruimte wordt gelaten voor een positieve beïnvloeding van onze rechtscultuur van buitenaf (in het bijzonder in Europees verband), met inachtneming van de beginselen van de democratische rechtsstaat, kan de Raad de wenselijkheid van een eigen grondwettelijke verankering van grondrechten op zichzelf onderschrijven. Overwegingen van constitutioneel patriottisme ontslaan echter niet van de plicht na te gaan, hoe de verschillende niveaus van grondrechtenbescherming zich juridisch tot elkaar verhouden, en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om de veronderstelde aanvullende waarde van "eigen" grondrechten te realiseren. De regering heeft met de thans aan de Raad voorgelegde wetsvoorstellen bewust gekozen voor een andere formulering dan de corresponderende bepalingen in het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het overnemen van de terminologie van het EVRM zou de bescherming op een hoger niveau in eigen land bemoeilijken; de verwarring die zou ontstaan door in dezelfde termen een hoger beschermingsniveau te bieden, wordt door een eigen formulering voorkomen, zo stelt het kabinet.(zie noot 10) De Raad is van oordeel dat voorzichtigheid is geboden bij het opnieuw formuleren van een grondrecht dat nauw aansluit bij een grondrecht dat wordt beschermd door het EVRM, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) of een ander internationaal document zoals het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.(zie noot 11) Bij een slechts gering verschil ten opzichte van de verdragsbepaling zullen de voordelen van de beoogde verbetering niet opwegen tegen het risico van onnodige complicaties bij de interpretatie en toepassing.(zie noot 12) Bij afwijking van die internationale bepalingen is dan ook altijd een afweging nodig tussen het risico van verwarring en de behoefte een betere bescherming te bieden dan door die documenten wordt geboden. Voor deze afweging is een analyse vereist van verschillen en overeenkomsten tussen hetgeen door de verdragsbepaling en de daarop gebaseerde jurisprudentie wordt beschermd enerzijds en het voorgestelde artikel anderzijds. Die analyse wordt in de voorliggende stukken gemist. b. Het karakter van hoofdstuk 1 van de Grondwet Het doel van het onderhavige wetsvoorstel en van de andere, ook aan de Raad voor advies voorgelegde voorstellen namelijk om hoofdstuk 1 GW bij de "digitale" tijd te brengen moet worden bezien tegen de achtergrond van de opzet van hoofdstuk 1. Het kabinet memoreert in navolging van de Commissie dat voor onze GW een "sober karakter" wordt nagestreefd. Daargelaten of dit in alle opzichten het geval is, geeft de nagestreefde soberheid in elk geval aanleiding expliciet de vraag aan de orde te stellen op welke gronden en op welke punten behoefte bestaat aan hercodificatie van grondrechten in de Nederlandse GW naast de bescherming van grondrechten in Europees en internationaal verband. Verdragen spelen een belangrijke rol in de bescherming van grondrechten binnen de Nederlandse rechtsorde. Dit geldt in het bijzonder voor de in het EVRM en bijbehorende Protocollen neergelegde grondrechten, waaraan - voorzover zij een eenieder verbindend karakter hebben - de Nederlandse rechter de toepassing van nationale wettelijke voorschriften kan en moet toetsen. Bij die toetsing komt onder meer regelmatig aan de orde of een wettelijke beperking van een grondrecht "in een democratische samenleving noodzakelijk" is wegens een van de in het verdrag specifiek vermelde belangen. Een dergelijke rechterlijke toetsing aan de GW is naar Nederlands constitutioneel recht uitgesloten als het gaat om wetten in formele zin (artikel 120 GW).(zie noot 13) Anders dan het geval is in het stelsel van het EVRM, waarin de rechterlijke bescherming van grondrechten en de dynamische interpretatie van die grondrechten door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens centraal staan, is in Nederland bij de grondwetsherziening van 1983 uitdrukkelijk gekozen voor een opzet waarbij grondwetsbepalingen vooral fungeren als zon - tot het wezenlijke beperkt, maar tegelijkertijd terminologisch nauwgezet geredigeerd - normatief kader voor de "gewone" wetgeving. In een ook door de Commissie geciteerde passage van de Nota grondwetsherzieningsbeleid 1974 is beklemtoond dat "de Grondwet alleen een factor van stabiliteit kan vormen wanneer zij niet te veel wil regelen. Zij dient het kader te bieden waarbinnen veranderingen in de maatschappelijke omstandig heden en in de opvattingen die daaromtrent worden gekoesterd, zullen of kunnen leiden tot herziening of aanvulling van de wetgeving of van andere activiteiten van de overheid". Dit heeft consequenties voor de beoordeling van de voorgestelde herziening. c. Bevoegdheden tot beperking van grondrechten Het belang van de in de GW geformuleerde grondrechten staat of valt met de ruimte die bevoegdheden tot beperking daarvan bieden. In hoofdstuk 1 GW wordt de bevoegdheid daartoe in veel gevallen voorbehouden aan de wetgevende macht. In de gevallen waarin de terminologie "bij de wet" wordt gebruikt, is die beperkingsbevoegdheid exclusief aan de formele wet voorbehouden; wordt daarentegen gebruik gemaakt van de uitdrukking "bij of krachtens de wet" of van termen als "regels" of het werkwoord "regelen", dan kan de beperkingsbevoegdheid worden gedelegeerd. Anders dan het EVRM kent hoofdstuk 1 GW slechts een beperkt aantal, sober geredigeerde doelclausules ten aanzien van de beperking van grondrechten. Ook de uitleg van die clausules is in belangrijke mate een taak van de wetgevende macht. De Raad ziet er niet aan voorbij dat de regering zich (wederom) beraadt over de wenselijkheid artikel 120 GW te wijzigen (mede naar aanleiding van de opvatting van de grootst mogelijke meerderheid in de Commissie dat zon wijziging nodig zou zijn om de door haar voorgestelde, van de techniek onafhankelijk geredigeerde bepalingen hun volle effect te geven).(zie noot 14) Vooralsnog dient de inrichting van de bepalingen van hoofdstuk 1 echter te worden beoordeeld tegen de achtergrond van het bestaande artikel 120 en de daaruit voortvloeiende "taakverdeling" met de bescherming van grondrechten in Europees en internationaal verband. Dit betekent dat één van de toetsingspunten dient te zijn of de voorgestelde bepalingen het vereiste normatieve houvast aan de wetgever bieden. Onduidelijk heid kan immers door de rechtspraak niet adequaat worden gecompenseerd, terwijl een bepaling die voor de wetgever geen duidelijk richtsnoer biedt, (haast) evengoed achterwege kan blijven. d. De keuze tussen grondrechten als subjectief recht en als regelingsopdracht In hoofdstuk 1 van de Nederlandse GW wordt, zoals gezegd, slechts sporadisch gewerkt met doelclausules bij bevoegdheden tot beperking van grondrechten. Het accent ligt bij de aanwijzing van het tot beperking bevoegde orgaan. In verband met de voorliggende voorstellen tot grondwetsherziening is het van belang, ook uitdrukkelijk stil te staan bij de - hieraan voorafgaande - keuze tussen: - een grondrecht als aanspraak van de burger jegens de overheid om van bepaalde ingrepen in de vrijheid verschoond te blijven of soms juist om een bepaalde prestatie te ontvangen ("subjectief recht"(zie noot 15)), dan wel; - een grondrecht in de juridisch "zachtere" vorm van een tot de overheid gerichte instructienorm, inhoudende een regelingsopdracht dan wel de opdracht aan een bepaald onderwerp zorg te besteden. In beide gevallen speelt de wetgever in de systematiek van hoofdstuk 1 een belangrijke rol, wat het tweede alternatief betreft althans voorzover sprake is van een regelingsopdracht. De Raad is er niet van overtuigd dat de keuze tussen deze alternatieven in alle aan hem voorgelegde wetsvoorstellen voldoende doordacht is. Een principieel verschil is daarin gelegen dat in het eerste geval de bescherming van het grondrecht uit de GW zelf voortvloeit en een beperking daarvan een bijzondere legitimatie behoeft (waaraan dan bijna altijd de wetgever te pas moet komen), terwijl in het tweede geval de daadwerkelijke bescherming pas ontstaat doordat de wetgever actief wordt. Het zou een misverstand zijn te menen dat daarom het eerste alternatief uit een oogpunt van grondrechtenbescherming altijd de voorkeur verdient. Wanneer het subjectieve recht gekoppeld moet worden aan een open beperkingsclausule en ter uitvoering daarvan zeer veel of zeer vergaande beperkingen moeten worden gesteld, doet deze systematiek afbreuk aan het reële normatieve gehalte van de GW en veroorzaakt zij bovendien soms een zinloze vloed aan "beperkende" wetgeving. De Raad wijst in zijn advies over het voorgestelde artikel 5a op dat risico. Een keuze om in de GW niet in algemene termen een recht toe te kennen dat vervolgens door de wetgever vergaand moet worden beperkt, maar te volstaan met een regelingsopdracht kan dan ook bijdragen aan de doorzichtigheid van GW en wetgeving. De Raad wijst daarnaast op een ander argument, dat eveneens in de richting van een keuze voor een regelingsopdracht kan wijzen. In tegenstelling tot grondrechten als "subjectieve rechten", die slechts jegens de overheid betekenis kunnen hebben, bieden regelingsopdrachten de mogelijkheid aan "derdenwerking" gestalte te geven. In de voorliggende wetsvoorstellen wordt een deel van de regelingsopdrachten ook aldus gemotiveerd. De Raad geeft in zijn adviezen over artikel 5a en - waar het gaat over de bescherming van persoonsgegevens - artikel 10 in overweging, te kiezen voor een grondrecht van het type van de (eigenstandige, niet aan een subjectief recht gekoppelde) regelingsopdracht. Deze laatste benadering is juist in het "digitale tijdperk" wellicht meer dan voorheen geïndiceerd. De door de Commissie als kenmerkend besproken "horizontalisering" en "kwetsbaarheid" betreffen ontwikkelingen waarbij de vrijheid en persoonlijke waardigheid van de burger niet alleen door overheidsoptreden gevaar lopen, maar minstens zozeer door misbruik van technologische machtsmiddelen bijvoorbeeld manipulatie van informatievoorziening van de kant van private subjecten. Het voorgestelde artikel 7, vierde lid (over de pluriformiteit van het informatieaanbod) en de regelingsopdrachten in artikel 10, derde lid, en artikel 13, vierde lid, geven daar blijk van. Dit betekent dat de overheid in zoverre niet wordt gezien als een af te weren potentiële bedreiging van grondrechten. De adequate vervulling van staatstaken op dit terrein waarvoor uiteraard democratische en rechterlijke controle verzekerd moet zijn is veeleer een onmisbaar bestanddeel van de verwerkelijking van deze grondrechten. Dit doorkruist de traditionele tweedeling van "klassieke" en "sociale" grondrechten, waarin wordt aangenomen dat de eerste de overheid buiten de deur willen houden en de laatste de overheid tot activiteit verplichten. Deze wijziging van perspectief op tot de klassieke grondrechten gerekende onderwerpen wordt mede opgeroepen en versterkt door de informatisering, en verdient in het kader van de nu voorgestelde grondwetsherziening uitdrukkelijke bespreking. Een implicatie hiervan is dat regelingsopdrachten niet gezien hoeven te worden als tweede keus; daarbij moet uiteraard wel onverminderd worden voldaan aan de voorwaarde dat er óók toereikende bescherming is tegen ongerechtvaardigd overheidsingrijpen via grondrechten die als subjectieve rechten zijn opgezet en alleen onder strikte condities kunnen worden beperkt. e. Onafhankelijkheid van de techniek Grondrechten strekken ertoe, de persoonlijke waardigheid van mensen - hun identiteit, voorwaarden van bestaan en relaties met anderen - te beschermen. Met het oog daarop worden onder meer activiteiten in het vlak van de communicatie en uitwisseling van informatie met anderen beschermd. De Raad onderschrijft het streven van de regering, deze grondwetsbepalingen zo te schrijven dat ze niet nodeloos vastzitten aan bepaalde vormen en instrumenten die worden gebezigd bij de uitoefening van het grondrecht. De Commissie signaleert kort een aantal ontwikkelingen in de ICT (digitalisering, miniaturisering, mobilisering en convergentie). Zij wijst daarbij op de onvoorspelbaarheid van de veranderingen, zeker op de langere termijn.(zie noot 16) In de bepalingen die de wetsvoorstellen beogen te wijzigen, wordt in de huidige tekst aangeknoopt bij de gebruikte technieken. In artikel 7 is sprake van de drukpers, van radio en televisie, in artikel 13 van het briefgeheim, het telefoon- en telegraafgeheim.(zie noot 17) De door de regering nagestreefde "techniek-onafhankelijkheid" (in goed Nederlands: de onafhankelijkheid van de techniek) betekent dat ook met door de technische ontwikkeling beschikbaar komende middelen zoals digitale datatransmissie en elektronische gegevensverwerking rekening moet worden gehouden. In de wetsvoorstellen is er in het algemeen voor gekozen, deze "nieuwe" middelen niet expliciet te noemen, maar de benoeming van de "oude" middelen te schrappen. Dit impliceert een sterkere nadruk op de functie van de betrokken grondrechten. Deze verandering heeft op zichzelf het voordeel dat niet bij elke, niet-voorspelbare, ontwikkeling in de ICT een nieuwe grondwetswijziging nodig is. Het nadeel is - algemeen gezegd - dat juist door die onvoorspelbaarheid van ICT-ontwikkelingen voor de grondwetgever niet vooraf duidelijk is waarover zijn bescherming (en de bijbehorende beperkingen) in de toekomst zich feitelijk zal uitstrekken, zodat, paradoxaal genoeg, het eerstgenoemde voordeel niet eens helemaal vaststaat: het is niet uitgesloten dat niet-voorziene consequenties van een nieuwe tekst te eniger tijd toch tot aanpassing zullen noodzaken. Bovendien kleeft aan deze aanpak het risico dat te zeer verschillende middelen over één kam worden geschoren en een te bonte verscheidenheid van activiteiten in dezelfde mate onder de bescherming van het grondrecht wordt gebracht. Dit kan zowel tot een te grote als tot een te geringe bescherming leiden. Laat de GW, om dit probleem te verhelpen, via een open beperkingsbevoegdheid ook het niveau van de grondrechtenbescherming in het midden, dan doet zulks afbreuk aan de normatieve kracht van de GW ten opzichte van de wetgever, terwijl de bestaande bescherming nodeloos wordt verzwakt. De Raad ziet hierin bezwaren van de verschuiving van middel naar functie in de aan hem voorgelegde wetsvoorstellen. Een grondwet waaraan de rechter wetten niet mag toetsen moet het juist hebben van precisie en helderheid. Bescherming die op sommige punten wenselijk wordt geoordeeld, mag niet achterwege worden gelaten ter wille van het gebruik van algemene formuleringen. Bij de toetsing van de afzonderlijke wetsvoorstellen zal de Raad hierop nader ingaan. Te bezien staat of het in alle gevallen omwille van een van de techniek onafhankelijke bescherming van grondrechten nodig is, af te zien van een aanwijzing van de middelen waarop de grondrechtelijke bescherming betrekking heeft, terwijl het anderzijds ook geenszins vaststaat dat nieuwe middelen evenveel bescherming verdienen als bestaande. Behalve de techniek evolueert immers ook de taal. Onder "drukpers" werd eertijds een pers verstaan die de inktafdrukken van het zetsel op het papier zette; thans ziet niemand meer het gebruik van een pers als essentieel voor het kwalificeren van een stuk als "gedrukt". Evenmin zijn er dwingende redenen om bij "schriftelijk" en "geschrift" uitsluitend te denken aan schrifttekens die op papier zijn geplaatst. f. Gevolgen van de technische ontwikkeling voor de verhouding van overheid en burger De beschikbaarheid van meer en meer uiteenlopende middelen - dankzij de technische ontwikkeling - waarmee burgers in relatie kunnen treden tot anderen, raakt tevens de verhouding tussen overheid en burger op het terrein van de grondrechten. Grondrechten waren van oorsprong vooral van belang als correctie op een te grote afhankelijkheid van individuele burgers jegens een autoritair optredend staatsgezag. Democratisering in politieke zin is sinds de Tweede Wereldoorlog gevolgd door een vergaande democratisering van het maatschappelijk leven, die nog eens wordt versterkt door de aan het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnieken eigen "horizontalisering" en de daaraan eigen "transparantie".(zie noot 18) De veelheid van middelen waarmee meningen kunnen worden geuit, persoonlijke contacten kunnen worden onderhouden en verzoeken tot de overheid kunnen worden gericht (onderwerpen waarop de grondwetsartikelen 7, 10 en 13 betrekking hebben), betekent dat er alternatieven zijn waar de burger vroeger op een enkel middel was aangewezen. Voor de grondrechtenbescherming acht de Raad dit in tweeërlei opzicht van betekenis. Om een ongewenste afhankelijkheid te voorkomen, moet de burger in eigen verantwoordelijkheid middelen kunnen gebruiken om zijn doel te realiseren (zich te uiten, te communiceren, een verzoek tot de overheid te richten). Dat kan een reden zijn om de traditionele aanwijzing van beschermde "middelen" te verruimen of althans ruimer op te vatten. Het is echter niet vanzelfsprekend dat dan alle middelen onder hetzelfde beschermingsregime moeten worden gebracht. Een herijking van het petitierecht, zoals gewaarborgd in artikel 5 GW, kan er bijvoorbeeld zeer wel toe leiden dat onder de schriftelijke indiening van verzoeken bij het bevoegd gezag naast documenten op papier ook elektronische documenten worden verstaan. Het voorkomen van een ongewenste afhankelijkheid van de overheid vereist echter niet dat zulke verzoeken op alle mogelijke manieren, bijvoorbeeld via overheidsbabbelboxen, kunnen worden ingediend. Het tweede aspect dat in dit verband overweging verdient, is de mogelijke afhankelijkheid van burgers jegens andere organisaties dan de overheid bij het gebruik van sommige informatie- en communicatietechnieken. De Raad merkt op dat hieraan in verband met de beoogde grondwetsherziening meer systematisch aandacht zou dienen te worden geschonken. De afwezigheid van belemmeringen van overheidswege biedt immers nog geen garantie dat er geen andere ongewenste belemmeringen kunnen opdoemen, bijvoorbeeld doordat de dienstverlening beperkt wordt tot gebieden waar deze winstgevend is. Hier raakt de uitwerking van regelingsopdrachten ten behoeve van derdenwerking, zoals in enige bestaande en voorgestelde grondwetsartikelen opgenomen, vragen die de Raad eerder in zijn adviezen betreffende de privatisering van de telecommunicatie en de inrichting van het omroepbestel onder de aandacht heeft gebracht. g. Aandachtspunten bij de beoordeling van de afzonderlijke wetsvoorstellen Het vorenstaande geeft de Raad aanleiding bij elk van de aanhangige wetsvoorstellen te bezien of de herschreven grondwetsbepalingen voldoen - als normatief kader voor de wetgeving; - de nagestreefde onafhankelijkheid van de techniek ook kunnen bereiken zonder in het midden te laten tot welke middelen de bescherming zich uitstrekt; - ten aanzien van het vereiste beschermingsniveau voldoende duidelijkheid verschaffen en dit noch voor bestaande middelen nodeloos verminderen, noch voor nieuwe middelen in te ruime mate verzekeren. 3. Vergelijking van de voorgestelde grondwetsbepaling met het huidige artikel 7 van de Grondwet en de daarop gebaseerde jurisprudentie Het voorgestelde eerste lid van artikel 7 sluit tekstueel vrij nauw aan bij artikel 10, eerste lid, EVRM en het daarop geënte artikel 11, eerste lid van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Verschillen zijn echter gelegen in de normering van de beperkingen. De belangrijkste andere wijzigingen ten opzichte van het huidige artikel 7 GW zijn de volgende. - De uitingsvrijheid wordt los van vorm en techniek beschermd. - Naast de vrijheid om te openbaren en te verspreiden wordt ook de ontvangstvrijheid beschermd. - De verspreidingsjurisprudentie wordt gecodificeerd. Daarbij wordt het mogelijk gemaakt dat de lagere wetgevers beperkingen stellen aan de verspreidings- en ontvangstvrijheid, mits dit geschiedt in het belang van de openbare orde. - De handelsreclame of productinformatie wordt niet langer uitgezonderd van de uitingsvrijheid, zij het met een beperkingsmogelijkheid bij of krachtens de wet ter bescherming van de gezondheid of in het belang van de veiligheid. - De overheid wordt verplicht zorg te dragen voor het bevorderen van de pluriformiteit in het informatieaanbod. - De mogelijkheid vervalt om bij wet personen jonger dan 16 jaar te beschermen tegen de negatieve effecten van vertoningen. Een en ander komt neer op een fundamentele verandering van de grondwettelijke waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting. De argumenten daarvoor liggen voor een deel buiten de sfeer van een aanpassing aan "het digitale tijdperk". Artikel 7 nam bij de algehele grondwetsherziening van 1983 een bijzondere positie in. De exclusieve verwijzing naar de "drukpers" in artikel 7 zoals het voordien luidde, was toen reeds gedateerd. Toch is het oude artikel 7 GW letterlijk overgenomen in het nieuwe artikel 7, eerste lid, aangevuld met enige nieuwe bepalingen inzake de vrijheid van meningsuiting. Niet alleen eerbied voor de traditie was daarbij in het geding; de doorslag gaf de wens de "verspreidingsjurisprudentie" van de Hoge Raad onaangetast te laten.(zie noot 19) Anders dan toen waagt de regering zich nu wel aan een poging tot codificatie van deze jurisprudentie. Deze koerswijziging staat niet in direct verband met het van de techniek onafhankelijk maken van artikel 7. Op de daaraan verbonden complicaties gaat de Raad in punt 4 van dit advies nader in. Andere aspecten van het voorgestelde nieuwe artikel 7 komen daarna aan de orde. 4. Codificatie van de verspreidingsjurisprudentie Een belangrijke, zij het niet direct aan de technische ontwikkeling gerelateerde verandering is de in het wetsvoorstel neergelegde "codificatie" van de op artikel 7, eerste lid, GW (tot 1983: artikel 7) gebaseerde "verspreidingsjurisprudentie". In de jurisprudentie van de Hoge Raad werd het "verspreiden" aanvankelijk beschouwd als een element van het door de drukpers openbaren van gedachten of gevoelens(zie noot 20), maar in 1950 daarvan als een noodzakelijk daaraan verbonden connex recht onderscheiden, onder erkenning van een ruimere beperkingsbevoegdheid van de "lagere" wetgever.(zie noot 21) In latere jurisprudentie werd het recht om geschreven meningsuitingen te verspreiden c.q. bekend te maken echter weer meer gezien als behorende tot het in artikel 7 verankerde grondrecht.(zie noot 22) De toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wijkt dan ook af van de bestaande jurisprudentie door "openbaren" en "verspreiden" als gescheiden activiteiten te behandelen.(zie noot 23) Een grondwetsherziening die ten doel heeft artikel 7 te ontdoen van de tekstuele koppeling aan de techniek van de drukpers, zou veeleer aanleiding moeten geven een nauwere relatie te zien tussen "openbaren" en "verspreiden en ontvangen". Kan men bij (daadwerkelijk) gedrukte uitingen nog onderscheiden tussen het moment waarop het drukwerk van de pers komt, en dat waarop het onder de mensen wordt gebracht, bij schriftelijke meningsuitingen via telecommunicatiediensten is dit onderscheid praktisch zonder betekenis, net als bij mondelinge meningsuitingen. De Raad is daarom van oordeel dat het wetsvoorstel ten onrechte de suggestie wekt dat via dit terminologische onderscheid een hoger beschermingsniveau voor het "openbaren" dan voor het "verspreiden" wordt verzekerd. In de maatschappelijke werkelijkheid zal vrijwel elke beperking die - onder de in de derde volzin van het tweede lid gestelde voorwaarden - aan het verspreiden of ontvangen van een meningsuiting wordt gesteld, neerkomen op een beperking van het openbaren van die mening. Kritische aandacht verdient ook de manier waarop de bevoegdheid het verspreiden en het ontvangen van meningsuitingen te beperken, in het voorstel wordt geclausuleerd. Deze clausulering betreft alleen beperkingen "krachtens de wet". Zou het de bedoeling zijn ze ook te doen gelden voor beperkingen die in een wet in formele zin worden neergelegd, zoals in paragaaf 2.7 van de toelichting wordt gesteld, dan zouden de woorden "tevens krachtens de wet" moeten worden vervangen door "bij of krachtens de wet". Dat heeft echter het merkwaardige gevolg dat de bij wet te stellen beperkingen aan de vrijheid om te openbaren (mits geen voorafgaand verlof inhoudend) ingevolge artikel 7, tweede lid, eerste volzin, niet aan een doelclausule onderworpen zullen zijn, terwijl zon clausule wèl geldt voor beperkingen van de vrijheid om te verspreiden of te ontvangen. De hier bedoelde clausulering van de beperkingsbevoegdheid in de derde volzin omvat drie elementen: een criterium betreffende het doel van de beperking ("in het belang van de openbare orde"), een afbakening in die zin dat de beperking geen betrekking mag hebben op de inhoud, en een afbakening in die zin dat het middel voor verspreiding of ontvangst niet totaal verboden mag worden. Deze bepaling roept bij de Raad bedenkingen op, ook al vindt ze ogenschijnlijk steun in de bestaande jurisprudentie. Door de koppeling aan een algemene bepaling over de vrijheid denkbeelden of andere informatie te verspreiden of te ontvangen, veranderen de betekenis en het effect van de clausuleringen. In de context van jurisprudentie over gemeentelijke verordeningen ligt een verwijzing naar de openbare orde voor de hand, omdat daarin de grond pleegt te liggen voor regulering door de gemeenteraad.(zie noot 24) Als criterium voor beperking van grondrechten is het echter veel te onbepaald. De openbare orde behoort ook niet tot de in artikel 10 EVRM genoemde specifieke doelcriteria. In de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) speelt de eis dat een beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving een belangrijke rol.(zie noot 25) Dit houdt in dat er een dringende sociale behoefte moet bestaan om de vrijheid te beperken.(zie noot 26) Anders dan de beperkingsgronden van artikel 10 EVRM, zoals die in de jurisprudentie van het Hof worden uitgelegd, mist in de Nederlandse wet- en regelgeving "het belang van de openbare orde" vrijwel elk onderscheidend karakter. De Raad is van oordeel dat het werken met een zo onbepaald doelcriterium te kort doet aan het vereiste normatieve karakter van de grondwetsbepaling. Het verbod van beperkingen wegens de inhoud betekent tevens dat de nu op artikel 7, derde lid, laatste volzin, GW berustende mogelijkheid tot regulering van vertoningen die toegankelijk zijn voor kinderen, komt te vervallen.(zie noot 27) Blijkens paragaaf 2.8 van de toelichting is dit ook de bedoeling. De Raad acht de wenselijkheid van deze verandering niet overtuigend aangetoond. De regering meent dat de bestaande zelfregulering tot voldoende resultaten leidt om blootstelling van kinderen aan schadelijke audiovisuele producten te voorkomen. Onzeker is echter of dit ook zo zal blijven als de overheid zichzelf definitief de pas heeft afgesneden om terzake regulerend op te treden. Verder wijst de Raad erop dat het kabinet toch een - zij het beperkte bemoeienis - nodig acht met de zelfregulering (het opleggen van een classificatiesysteem aan de omroepinstellingen); in relatie tot het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media wordt het "denkbaar" geacht "dat de overheid een serieuze rol speelt bij het toezicht achteraf". Betwijfeld moet worden of dit in overeenstemming zou zijn met de voorgestelde grondwetsbepaling. Mede gelet op artikel 17, aanhef en onder e, van het Verdrag inzake de rechten van het kind adviseert de Raad in de GW de bestaande mogelijkheid in stand te laten van een regulering van vertoningen die toegankelijk zijn voor kinderen, ook wanneer naar huidig inzicht in belangrijke mate op zelfregulering zou kunnen worden vertrouwd. Inzake de bepaling dat beperkingen van de vrijheid om te verspreiden of te ontvangen niet zo ver mogen gaan dat geen gebruik van enige betekenis van het middel overblijft, wijst de Raad erop dat het toepassingsveld hiervan ook alle niet-schriftelijke meningsuitingen omvat. Daarin onderscheidt dit onderdeel van het voorstel zich van de bestaande jurisprudentie; de consequenties hiervan behoeven ten minste nadere bespreking in de toelichting. De Raad betwijfelt ten slotte of het - los van vorenstaande bedenkingen - uit het oogpunt van een effectieve bescherming van grondrechten gewenst is, de genuanceerde jurisprudentie betreffende middelen ter verspreiding van geschreven meningsuitingen op deze manier te codificeren. Doordat de rechter ingevolge artikel 120 GW niet mag treden in de grondwettigheid van wetten, betreft deze jurisprudentie in hoofdzaak gemeentelijke verordeningen. De daarin vervatte beperkingen betreffende de verspreidingen van schriftelijke meningsuitingen worden door de rechter getoetst aan op artikel 7 GW gebaseerde criteria. Volgens het wetsvoorstel zullen die beperkingen voortaan krachtens de wet moet worden vastgesteld (artikel 7, tweede lid, derde volzin). Aangenomen moet worden dat de desbetreffende delegerende wetgeving geen blanco-volmacht tot beperking van de verspreiding aan de lagere wetgever zal verstrekken, maar deze beperkingen ook inhoudelijk zal normeren. Bij het ijken van de termen "bij de wet", "bij of krachtens de wet", enz. in het kader van de algehele grondwetsherziening werd dit immers uitdrukkelijk als vereiste gesteld; zonder inhoudelijke normering zou het vereiste "krachtens de wet" trouwens nogal zinledig zijn. De toelichting lijkt dit te bevestigen.(zie noot 28) Al naar gelang de mate en de vorm waarin de formele wetgever in de toekomst de regulering van verspreiding bij verordening zal afbakenen, zal de beoordeling van de grondwettigheid daarvan bijgevolg aan de rechter worden onttrokken. Een implicatie van de voorgestelde codificatie van de verspreidingsjurisprudentie is dus dat daaronder een streep wordt gezet. Uit de toelichting blijkt niet dat dit gevolg is beoogd. De Raad adviseert daarom de gedane poging tot codificatie van de verspreidingsjurisprudentie in heroverweging te nemen. 5. Andere onderwerpen a. Handelsreclame Het in 1983 in de GW opgenomen artikel 7, vierde lid, zondert handelsreclame volledig uit van grondrechtelijke bescherming. De Raad heeft begrip voor de wens, hiervoor een meer genuanceerde regeling in de plaats te stellen. Hij betwijfelt evenwel of de nu voorgestelde bepaling voldoende ruimte biedt voor maatpelijk aanvaarde beperkingen zoals de regulering van het verspreiden van brieven busreclame, nu ingevolge het voorstel de vereisten van de tweede en de derde volzin van het tweede lid in acht moeten worden genomen. De Raad adviseert in geval van vervanging van het huidige artikel 7, vierde lid, door een nieuwe bepaling, rekening te houden met de behoefte beperkingen te stellen ter voorkoming van overlast of schade voor het milieu, en de mogelijkheid van het eisen van voorafgaand verlof niet volledig uit te sluiten. b. Pluriformiteit Volgens het voorgestelde vierde lid van artikel 7 is bevordering van voldoende pluriformiteit in het informatieaanbod voorwerp van zorg van de overheid. De Raad kan zich, mede gelet op de structuur van de sociale grondrechten in hoofdstuk 1 GW, op zichzelf verenigen met het opnemen van een bepaling omtrent het - voor een democratische rechtsstaat - fundamentele belang van ideële pluriformiteit in de media. In artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU) is aan het eerste lid, dat geënt is op artikel 10 EVRM, een bepaling toegevoegd volgens welke de vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd. Omdat het hier een bepaling betreft die behalve de vrijheid van meningsuiting ook de concurrentieverhoudingen binnen de EU raakt, dient de schijn te worden vermeden dat de GW ruime en veelomvattende steunverlening aan de pers mogelijk maakt. De Raad acht de krachtige verzekering in het door de regering voorgestelde vierde lid, eerste volzin, van artikel 7 te pretentieus. Anders dan de in artikel 23, eerste lid, voorgeschreven zorg voor het onderwijs kan de zorg voor "voldoende pluriformiteit in het informatieaanbod" niet het karakter aannemen van een haast alomvattende facilitering. Bij de steun aan kranten en tijdschriften zal het eerder gaan om bepaalde typen informatievoorziening van groot maatschappelijk belang. Een eenvoudige opdracht tot het stellen van regels ter bevordering van de pluriformiteit in het informatieaanbod, analoog aan artikel 18, tweede lid, en artikel 19, tweede lid, lijkt voor dit onderwerp geschikter. c. Omroep Het nieuwe artikel 7 is in hoofdzaak onafhankelijk van de techniek opgezet, maar daarop is één uitzondering gemaakt. Voor de omroep kunnen bij de wet regels worden gesteld ter bevordering van voldoende pluriformiteit in het informatieaanbod. Daar wordt aan toegevoegd dat er geen voorafgaand toezicht is op de inhoud van een afzonderlijk programma (vierde lid, derde volzin). De bepaling is toegevoegd omdat, zo stelt de regering, omroepprogrammas voor de burgers belangrijke middelen zijn om zich in politiek, sociaal, cultureel en economisch opzicht te kunnen bewegen en ontplooien. Door de indringendheid van de radio en vooral de televisie en het grote bereik bepalen zij ook in de informatiesamenleving nog in belangrijke mate het gezicht van de hedendaagse maatschappij.(zie noot 29) De regering onderkent hoe tijdgebonden deze visie is: zij verwacht dat de traditionele omroep op den duur in belangrijke mate concurrentie om de aandacht van de burger zal krijgen van aanbod via Internet en andere nieuwe media. Zij meent niettemin dat het vooralsnog wenselijk is om de huidige mogelijkheden van de overheid om de omroep te reguleren, te handhaven.(zie noot 30) Op dit punt wijkt de regering af van de commissie-Franken, die had voorgesteld van "publieke mediadiensten" te spreken. Het begrip "omroep" is echter ook bij de huidige stand van de techniek al moeilijk af te bakenen. Radio en televisie worden in toenemende mate tevens via het Internet aangeboden. Webcams maken via het Internet bepaalde al dan niet voor het publiek toegankelijke plaatsen zichtbaar. Ondanks deze groeiende convergentie stelt de regering dat interactieve diensten niet onder "omroep" vallen.(zie noot 31) Er zijn echter nu al spelprogrammas op televisie, waarbij kandidaten in de zaal en kijkers thuis via de telefoon meespelen, en er zijn radioprogrammas waarbij luisteraars via Internet kunnen stemmen over stellingen. De regering verwijst voorts naar de indringendheid van de omroep, wat dat ook mag zijn. Het is een criterium dat weinig houvast biedt. De Raad is daarom van oordeel dat het voorgestelde aparte regime voor de omroep slechts beperkt houdbaar zal blijken te zijn. De Raad ziet niet voorbij aan een extra door de regering genoemd argument om ten aanzien van de omroep regels mogelijk te maken ter bevordering van voldoende pluriformiteit: de schaarste aan distributiekanalen. Daar waar sprake is van schaarste bestaat, zo meent de regering, de noodzaak om een verdeling toe te passen.(zie noot 32) Deze stelling is weliswaar op dit moment niet onjuist, maar de tekst van het artikel sluit er niet op aan: in het vierde lid wordt schaarste niet als criterium genoemd. Voorzover als gevolg van technische ontwikkelingen zoals de verspreiding van radio- en televisieprogrammas via het Internet aan de schaarste een einde komt, blijft niettemin een ongeclausuleerde bevoegdheid tot regulering van de "omroep" bijvoorbeeld in de vorm van een concessiestelsel bestaan. De conclusie bij het voorgaande is dat alleen het belang van voldoende pluriformiteit een bruikbaar argument is om regels te stellen inzake de omroep. Het verdient overweging, de voorgestelde bepaling nader te bezien in samenhang met de door de Raad in onderdeel b aanbevolen opneming van een bepaling omtrent wetgeving ter bevordering van voldoende pluriformiteit in de media. d. Verhouding tot andere grondrechten Door de verbreding van het eerste lid tot alle vormen van meningsuiting zullen zich in de praktijk vragen kunnen voordoen of bijvoorbeeld een toneelvoorstelling valt onder het recht van vrije meningsuiting van artikel 7 dan wel onder de vrijheid van godsdienst van artikel 6 GW of artikel 9 GW (vergadering, betoging). De Raad adviseert deze verhouding tussen de grondrechten te verduidelijken, in het bijzonder uit het oogpunt van de toelaatbaarheid van beperkingen. 6. Voldoende reden voor grondwetsherziening? Afsluitend moet de vraag worden gesteld of een ingrijpende herziening van artikel 7 gerechtvaardigd is. In het verleden(zie noot 33) is artikel 7, eerste lid, extensief geïnterpreteerd, zodat niet alleen openbaring door middel van de drukpers maar ook door andere middelen (gestencilde krantjes, handgeschreven gefotokopieerde pamfletten, geschreven en getekende middelen, een tekst in neonletters(zie noot 34)) werd beschermd. Denkbaar zou zijn bij een herziening van artikel 7 in plaats van aan meningsuiting door de "drukpers" naast een algemene waarborg van de vrijheid van meningsuiting bijzondere bescherming te bieden aan meningsuiting in geschrift. Daaronder kunnen - in het voetspoor van de bestaande jurisprudentie - zonder meer ook elektronische vormen van schriftelijke communicatie worden begrepen. De talrijke ontwikkelingen op het terrein van de meningsuiting en de gebreken van de huidige bepaling zijn naar het oordeel van de Raad voldoende reden om een herziening van artikel 7 ter hand te nemen. Als normatief kader voor de wetgeving behoeven onderdelen van het voorstel echter heroverweging. De van de techniek merendeels onafhankelijk gemaakte onderdelen omvatten in het wetsvoorstel een te grote verscheidenheid van uitingsvormen, waarbij de beperkingsclausules als normering tekortschieten. De codificatie van de verspreidingsjurisprudentie zal de rol van de rechter kunnen uithollen. De Raad adviseert daarom het voorstel aan een grondige bewerking te onderwerpen alvorens het wordt ingediend. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen in verband met de verordeningen (EG) 1829/2003 en 1830/2003, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen in verband met de verordeningen (EG) 1829/2003 en 1830/2003, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Noordwesttangent, gedeelte Bredaseweg-Dalem Zuid, met bijkomende werken, een en ander gelegen in de gemeenten Tilburg en Gilze en Rijen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Noordwesttangent, gedeelte Bredaseweg-Dalem Zuid, met bijkomende werken, een en ander gelegen in de gemeenten Tilburg en Gilze en Rijen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr.2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr.1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr.2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr.2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr.1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr.2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Concept-Miljoenennota 2010, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Concept-Miljoenennota 2010, met bijlagen.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2009, no.09.002189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de concept-Miljoenennota 2010, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake het opleggen van beperkende maatregelen aan personen in het belang van de nationale veiligheid en inzake het weigeren of intrekken van beschikkingen in het belang van de nationale veiligheid (Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake het opleggen van beperkende maatregelen aan personen in het belang van de nationale veiligheid en inzake het weigeren of intrekken van beschikkingen in het belang van de nationale veiligheid (Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Ridderkerk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard Ridderkerk).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Ridderkerk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard Ridderkerk).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 27 november 2015, no.RWS-2015/50263, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Ridderkerk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard Ridderkerk).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van een nieuw verdeel model.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van een nieuw verdeel model.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2014, no.2014001378, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van een nieuw verdeel model, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en van het Vreemdelingenbesluit 2000, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en van het Vreemdelingenbesluit 2000, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 in verband met gevolgen van ruimtelijke plannen voor de waterhuishouding (watertoets).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 in verband met gevolgen van ruimtelijke plannen voor de waterhuishouding (watertoets).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit participatiebudget (wijzigingen inburgeringsplicht en verdeelsleutel participatiebudget), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit participatiebudget (wijzigingen inburgeringsplicht en verdeelsleutel participatiebudget), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2010, no.10.001580, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit participatiebudget (wijzigingen inburgeringsplicht en verdeelsleutel participatiebudget), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaglegging van beursgenoteerde rechtspersonen en vennootschappen alsmede tot wijziging van enige wetten (Wet toezicht financiële verslaggeving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaglegging van beursgenoteerde rechtspersonen en vennootschappen alsmede tot wijziging van enige wetten (Wet toezicht financiële verslaggeving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2004, no.04.002790, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaglegging van beursgenoteerde rechtspersonen en vennootschappen alsmede tot wijziging van enige wetten (Wet toezicht financiële verslaggeving), met memorie van toelichting. Het voorstel heeft betrekking op het toezicht op de naleving en de handhaving van de voorschriften voor de financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen. Het voorstel past in een reeks van maatregelen om het vertrouwen in de financiële verslaggeving te versterken. Tot deze maatregelen behoren de verbetering van de jaarrekeningprocedure, de versterking van de "corporate governance" structuur van ondernemingen en het publieke toezicht op de accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Hij acht het toezicht op de financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen op zich een goede zaak, maar heeft ernstige bedenkingen tegen de wijze waarop in het voorstel aan dit toezicht vorm is gegeven. De vele taken die aan de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn toebedeeld, de verschillende vormen van toezicht, alsmede het samenlopen van bestuursrechtelijke en civielrechtelijke verantwoordelijkheden en procedures dreigen het publieke toezicht op de financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen ondoorzichtig te maken. Alles overziende is de Raad van oordeel dat de thans voorgestelde wijze van toezicht op de financiële verslaggeving onvoldoende doelmatig is en nadelige effecten niet uitsluit. De Raad is daarom van oordeel dat in verband met deze opmerkingen over het voorstel in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd. 1. Aard en doelstelling toezicht financiële verslaggeving en taken AFM inzake dit toezicht Het voorstel beoogt een verbetering van het toezicht op de naleving en de handhaving van de voorschriften voor de externe financiële verslaggeving van rechtspersonen en vennootschappen. Daartoe wordt een actief publiek toezicht ingevoerd. De wijze waarop dit actief publiek toezicht gestalte krijgt, de mate van toezicht en de ten doel gestelde resultaten van het toezicht zijn in de memorie van toelichting onvoldoende aangegeven. Aard en omvang van het toezicht en de taken van de AFM in dat kader zijn niet helder en systematisch omschreven. Voor een beoordeling van het voorstel heeft de Raad zich het volgende beeld gevormd van de taken van de AFM en heeft hij daaruit de aard en omvang van het toezicht op de naleving en van de handhaving van de verslaggevingvoorschriften, en daarmee de reikwijdte van het voorstel, afgeleid. De Raad heeft daarbij de brieven van de Minister van Justitie van 22 augustus 2000 en van de Ministers van Financiën, van Justitie en van Economische Zaken van 30 mei 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal(zie noot 1) mede in zijn beschouwing betrokken. Uit de memorie van toelichting en de genoemde brieven komt naar voren dat aan de AFM de volgende taken worden toebedeeld of toegedacht: toezicht op de tijdige naleving van de rapportageverplichtingen door effectenuitgevende instellingen; toezicht op de goede toepassing van de internationale verslaggevingstandaarden en de overige voorschriften die voortvloeien uit nationale wet- en regelgeving, in de externe financiële rapportages van met name beursgenoteerde ondernemingen, met nadruk op de controle op een juiste en consequente toepassing van de internationale verslaggevingstandaarden en op de consistentie van de inhoud van het jaarverslag met de gegevens uit de jaarrekening; vormgeving van het toezicht, door financiële rapportages door middel van een selectieve steekproef te onderzoeken. De selectie zal plaatsvinden aan de hand van een risicoanalyse. Tevens zullen thematische onderzoeken plaatsvinden, gericht op bepaalde onderdelen van de balans of gericht op het vergelijken van de toepassing van verslaggevingstandaarden binnen een bepaalde branche; vormgeving van het onderzoek, door dit te beperken tot een zogenoemd "desk review" van de door de effectenuitgevende instelling gedeponeerde stukken. Het onderzoek blijft daarbij beperkt tot de vraag of de gedeponeerde stukken aan de daarop van toepassing zijnde normen voldoen (productbenadering). De wijze van totstandkoming van de externe financiële verslaggeving vormt geen zelfstandig onderwerp van onderzoek; het doen van mededeling aan de effectenuitgevende instelling indien naar het oordeel van de AFM de financiële verslaggeving niet in overeenstemming met de daarvoor geldende voorschriften is ingericht en het geven van een aanbeveling om de tekortkomingen op te heffen, een en ander onder de verplichting van de effectenuitgevende instelling deze mededeling aan het publiek te verstrekken; het aanbrengen van procedures bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam (OK), indien naar het oordeel van de AFM de financiële verslaggeving (nog steeds) niet in overeenstemming met de daarvoor geldende voorschriften is ingericht, een en ander onder openbaarmaking van het verzoek tot herziening; het reageren op incidenten en op signalen inzake tekortkomingen in de externe financiële verslaggeving. Dit takenpakket omvat niet een aan de vaststelling van de financiële rapportage voorafgaand onderzoek naar de toepassing van de verslaggevingvoorschriften. Terecht is overwogen dat een dergelijk onderzoek de publicatie van de financiële rapportages te zeer zou vertragen en daarmee afbreuk zou doen aan de waarde van die rapportages. De keuze voor toezicht achteraf geeft de Raad echter aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen. In de eerste plaats dringt zich de vraag op naar de meerwaarde van het toezicht van de AFM naast de controle door de externe accountant van de financiële verslaggeving en het nieuw in te stellen toezicht op de accountantsorganisaties. In hoeverre is te verwachten dat de AFM feiten en omstandigheden aan het licht zal brengen die bij de accountantscontrole onopgemerkt zijn gebleven. Op welke wijze wordt voorkomen dat het toezicht van de AFM uitloopt op een uitgebreide vraag naar informatie en daarmee tot een vergroting van bureaucratie, zonder dat dit leidt tot duidelijke effecten op de financiële verslaggeving. In de tweede plaats is met de keuze voor toezicht achteraf niet te voorkomen, dat ook financiële rapportages die niet aan bepaalde verslaggevingvoorschriften voldoen, gaan circuleren. Dit vormt uit het oogpunt van handhaving van die voorschriften een "lek", zeker nu niet alle financiële rapportages achteraf door de AFM integraal worden beoordeeld en steeds voor herinrichting worden aangebracht bij de OK, voorzover zij niet voldoen aan de verslaggevingvoorschriften. De Raad mist in de toelichting een beschouwing over hetgeen wordt beoogd met het toezicht. Zo lijkt de hiervoor genoemde "lekkage" aanvaard te worden, omdat de AFM steekproefsgewijs de financiële rapportages zal onderzoeken. Ook lijkt het voorstel mee te brengen dat de handhaving van de verslaggevingvoorschriften in het merendeel van de gevallen op indirecte wijze plaats zal gaan vinden. Uit het takenpakket van de AFM is af te leiden dat beoogd wordt in het algemeen de verslaggevingvoorschriften te handhaven door het (doen) verstrekken aan het publiek van mededelingen omtrent tekortkomingen in de financiële verslaggeving teneinde die tekortkomingen te voorkomen in toekomstige, nog vast te stellen financiële rapportages (hierna ook aangeduid als "eerste taak"). Alleen in geval van wantoestanden (en wanbeleid) wordt ingezet om de ernstige tekortkomingen in de financiële verslaglegging rechtstreeks weg te nemen door de zaak aan te brengen bij de OK en de herinrichting van de desbetreffende financiële rapportage te vorderen (hierna ook aangeduid als "tweede taak"). Over de aard en de omvang van het toezicht op de financiële verslaggeving dient duidelijkheid te bestaan. De Raad adviseert de doelstellingen van dit toezicht nader uiteen te zetten en het takenpakket van de AFM in dit kader in het voorstel op te nemen en systematisch te omschrijven. 2. Toetsingskader Bij het inrichten van de jaarrekening dienen gedetailleerde voorschriften in acht te worden genomen. Dit wordt versterkt door de verplichting voor beursgenoteerde ondernemingen om de verplichtingen die voortvloeien uit de IAS-Verordening(zie noot 2) in acht te nemen. In paragraaf 4 van de memorie van toelichting wordt gesteld dat als gevolg hiervan de AFM bij de toetsing van dergelijke, vastgestelde, jaarrekeningen over een gedetailleerd toetsingskader beschikt. Deze opmerking gaat er echter aan voorbij dat het complexe jaarrekeningrecht niet steeds eenduidig is. Teneinde een zo groot mogelijke uniformiteit bij de toepassing van het jaarrekeningrecht te bereiken publiceert in Nederland de (private) Raad voor de Jaarverslaggeving richtlijnen voor de jaarverslaggeving, die in de praktijk worden gevolgd en waaraan bij de uitleg van het jaarrekeningrecht door de OK zwaarwegende betekenis wordt toegekend. Onder deze omstandigheden kan evenwel niet worden gesteld, dat steeds vast staat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of wordt voldaan aan de verslaggevingvoorschriften. Naar het oordeel van de Raad dient, voordat tot handhaving en daarmee tot eventuele toepassing van dwangmiddelen kan worden overgegaan, vast te staan wat de te handhaven normen zijn. Een toezichthouder die nog zoekende is naar de (precieze inhoud van de) te handhaven normen, mag intussen de onder zijn toezicht gestelde niet afrekenen op de nog niet getoetste uitkomsten van zijn zoektocht. Evenmin mag hij de onder toezicht gestelde gebruiken als proefobject voor de toetsing van de (voorlopige) uitkomsten van zijn zoektocht; de gevolgen voor het proefobject zijn daarvoor te groot, publicitair en mogelijk daarmee ook financieel. In de memorie van toelichting ontbreekt een beschouwing over de wijze waarop voorafgaande aan de handhaving concreet wordt vastgesteld wat de normen zullen zijn waarvan naleving wordt verlangd. Het ligt in de lijn van onder meer de IAS-verordening dat de overheid de verantwoordelijkheid aan zich trekt om voorafgaande aan de toepassing van de verslaggevingvoorschriften deze voorschriften zo duidelijk mogelijk en op basis van een gemeenschappelijke aanpak binnen de Europese Unie te formuleren. Het toepassen door beursgenoteerde ondernemingen van één stelsel van internationale standaarden voor jaarrekeningen teneinde transparantie en vergelijkbaarheid van de financiële verslaggeving te bereiken, vergt een uniforme uitvoering binnen de communautaire gemeenschap die alleen "van boven af" te realiseren is. Het ligt niet voor de hand de AFM met deze regelgevende taak te belasten, aangezien aan de AFM, zoals de Raad reeds eerder heeft geadviseerd(zie noot 3), geen regelgevende bevoegdheden dienen te worden toegekend, behoudens eventuele subdelegatie voor het geven van regels van technische en organisatorische aard. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag in hoeverre aan een overheidsorgaan of aan een met overheidsgezag bekleed lichaam de taak moet worden toebedeeld om voorschriften voor de jaarverslaggeving bindend vast te stellen en een uniforme toepassing van internationale verslaggevingstandaarden binnen Europees verband te implementeren, en welke rol de Raad van de Jaarverslaggeving hierbij kan spelen, gelet op de gezaghebbende positie die deze raad inmiddels heeft verworven. 3. Handhaving; duaal stelsel a. Eerste taak In het voorstel is gekozen voor een gecompliceerde vorm van handhaving, waarbij de AFM als verzoeker in het (civielrechtelijke) handhavingtraject optreedt, nadat het (bestuursrechtelijke) toezichttraject is afgerond (duaal stelsel). De Raad acht deze keuze niet gelukkig. In paragraaf 2 van de memorie van toelichting is de rechtspleging inzake jaarrekeningen en jaarverslagen, zoals opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WRv), als een gegeven aangemerkt. De Raad merkt hierbij op, dat in de periode 1968 - 1970 bij de totstandkoming van artikel 31 van de Wet op de jaarrekeningen (WJO), dat overeenkomt met artikel 999 WRv, gekozen is voor civielrechtelijke en niet voor bestuursrechtelijke handhaving van de bepalingen die betrekking hebben op de inrichting van de jaarrekening. Deze keuze is met name bepaald door de overweging dat het zoeken van de waarborg voor de naleving van de wettelijke bepalingen in een controle van alle jaarrekeningen door een overheidsinstantie op dezelfde voet als de "Securities and Exchange Commission" in de Verenigde Staten van Amerika, een omvangrijk apparaat zou vergen en dat de instelling van die instantie vragen zou oproepen aangaande samenstelling en werkwijze. De procedure voor een onafhankelijk rechterlijk college was daarenboven in die tijd naar het oordeel van de Commissie Ondernemingsrecht, waarvan het advies door de Minister van Justitie geheel is overgenomen, met meer rechtswaarborgen omgeven dan de totstandkoming van een beschikking van een administratief overheidsorgaan.(zie noot 4) Veel van hetgeen in 1968 in de keuze is betrokken heeft zijn betekenis verloren. Zo heeft het bestuursrecht nadien een aanmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt en doen zich de beperkingen voelen van de civielrechtelijke handhaving, die alleen plaatsvindt indien een aandeelhouder over de inrichting van de jaarrekening procedeert. De (uitkomst van de) keuze anno 2004 tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke handhaving van de wettelijke voorschriften is daardoor niet vanzelfsprekend dezelfde als die anno 1968. De in punt 1 omschreven "eerste taak" zou geheel binnen het bestuursrecht gerealiseerd kunnen worden. De Raad adviseert in het licht van het voorgaande de keuze voor een bestuursrechtelijke of civielrechtelijke handhaving van de verslaggevingvoorschriften voor deze "eerste taak" opnieuw te bezien. b. Tweede taak Voor het uitvoeren van de in punt 1 omschreven "tweede taak" is aan de AFM de rol gegeven van verzoeker, in de memorie van toelichting veelal aangeduid als aangeversrol. Uit de toelichting is af te leiden, dat aan dit voorstel ten grondslag ligt dat een ernstige schending van de verslaggevingvoorschriften reeds de vordering tot herinrichting van de financiële rapportage rechtvaardigt. Dit gaat verder dan hetgeen de wetgever bij de invoering van artikel 31 WJO heeft bepaald, maar het belang van de handhaving van onder meer de internationale verslaggevingstandaarden rechtvaardigt deze verruiming. Uit paragraaf 2 van de memorie van toelichting is af te leiden dat aan de AFM de aangeverrol wordt toebedeeld, omdat de rol van de advocaat-generaal bij de OK bij de handhaving van de wettelijke voorschriften omtrent opstelling en inrichting van de jaarrekening te beperkt is. In artikel 999, eerste lid, WRv is onder meer bepaald, dat iedere belanghebbende die van oordeel is dat de jaarrekening, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen overige gegevens van een rechtspersoon niet voldoen aan de daaromtrent bij of krachtens het Burgerlijk Wetboek gestelde voorschriften, van deze rechtspersoon in rechte kan vorderen deze stukken in te richten overeenkomstig bij rechterlijk bevel te geven aanwijzingen. In artikel 999, tweede lid, WRv is bepaald, dat de advocaat-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam bevoegd is tot instelling van de rechtsvordering in het openbaar belang. De Raad merkt hierbij op, dat de Hoge Raad in het arrest van 5 september 1990, NJ 1991,62, heeft geoordeeld dat de wetgever de woorden "in het openbaar belang" in artikel 999, tweede lid, WRv heeft opgenomen teneinde aldus de in deze bepaling neergelegde bevoegdheid van de advocaat-generaal om in rechte op te treden te beperken. In de memorie van toelichting is geen aandacht gegeven aan de mogelijkheid de bevoegdheid van de advocaat-generaal bij de OK uit te breiden door de woorden "in het openbaar belang" uit artikel 999, tweede lid, WRv te schrappen. In dat geval zou de advocaat-generaal bevoegd worden in alle gevallen de rechtsvordering in te stellen, waarmee de beoogde verruiming bereikt wordt. In dat geval is er geen reden de AFM te belasten met de taak om te reageren op incidenten en op signalen inzake tekortkomingen in de externe financiële verslaggeving, aangezien de advocaat-generaal bij de OK deze taak heeft gekregen. De taak van de AFM kan in dat geval worden beperkt tot "tipgever" aan het openbaar ministerie, in plaats van een directe relatie tot de OK in de rol van verzoeker. Ook op deze wijze kan vermenging van bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures worden vermeden. Het verlichten van de onderzoekstaak van de AFM in deze gevallen vermindert ook de spanning met andere toezichtstaken die aan de AFM zijn toebedeeld en die aanleiding geven tot het vormen van zogenoemde "chinese walls" in de organisatie van de AFM. De Raad adviseert de rol van verzoeker voor de AFM te heroverwegen en de mogelijkheden van uitbreiding van de bevoegdheden voor de advocaat-generaal bij de OK opnieuw te bezien. 4. Gevolgen duaal stelsel voor de koersvorming De keuze om de rechtens bindende uitleg en vaststelling van de te handhaven normen na het doorlopen van een bestuursrechtelijk toezichttraject aan het einde van de procedure te plaatsen door de uiteindelijke beslissing over de uitleg van de verslaggevingvoorschriften aan de OK te laten (de civielrechtelijke handhaving), kan ook op andere grond als een weinig gelukkige keuze worden aangemerkt. Bij een verschil van uitleg van een verslaggevingvoorschrift tussen de effectenuitgevende instelling en de AFM moet daardoor de gehele procedure worden doorlopen. Daarbij kunnen op verschillende momenten gedurende deze procedure invloeden op de koersvorming van de desbetreffende effectenuitgevende instelling worden opgeroepen, terwijl uiteindelijk kan blijken dat daarvoor, achteraf bezien, geen reden bestond. Dit wordt met name veroorzaakt door de binnenkort wettelijk verankerde plicht voor een effectenuitgevende instelling onverwijld bijzonderheden die bij openbaarmaking ervan significante invloed zouden kunnen hebben op de koers van de effecten of op de koers van daarvan afgeleide effecten, openbaar te maken door middel van een persbericht (koersgevoelige informatie). Over de financiële verslaggeving van beursfondsen dient geen twijfel te bestaan. Zo dit wel het geval is, kan - en zal naar alle waarschijnlijkheid - die omstandigheid van invloed zijn op de koersvorming. Op grond van het voorstel mag de AFM, indien zij redenen heeft voor twijfel, bij de effectenuitgevende instelling inlichtingen vorderen. Het verzoek om inlichtingen aan de effectenuitgevende instelling zal, nu dit gekoppeld is aan twijfel over de financiële verslaggeving bij de publieke toezichthouder, snel zijn te kwalificeren als koersgevoelige informatie. Deze informatie zal de effectenuitgevende instelling dan verplicht zijn openbaar te maken, ook al is de AFM zelf verplicht tot geheimhouding van de vordering tot inlichtingenverstrekking. De enkele inlichtingenvordering kan op deze wijze al invloed hebben op de koersvorming. Soortgelijke invloeden kunnen zich voordoen indien de AFM mededeling doet dat zij van oordeel is, dat de financiële verslaggeving van een effectenuitgevende instelling niet voldoet aan de verslaggevingvoorschriften, of dat zij een verzoek bij de OK heeft ingediend tot aanpassing van de jaarrekening, het jaarverslag of de overige gegevens. Ook deze mededelingen kunnen naar verwachting invloed op de koersvorming hebben, zodat snel sprake zal zijn van koersgevoelige informatie. De uitleg die de AFM aan de complexe verslaggevingvoorschriften geeft, behoeft echter rechtens niet de juiste te zijn, omdat het oordeel hieromtrent nu eenmaal aan de OK is voorbehouden. Eerst na het desbetreffende oordeel van de OK staat vast of een effectenuitgevende instelling al dan niet in strijd met wettelijke voorschriften heeft gehandeld. Naar het oordeel van de Raad mag de wijze waarop het toezicht op de jaarverslaggeving is ingericht, er niet toe leiden, dat bij effectenuitgevende instellingen gevolgen voor de koersvorming worden opgeroepen zolang niet buiten enige twijfel is dat de jaarverslaggeving niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften is opgesteld. Indien de AFM niet de mogelijkheid zou hebben om, waar nodig, over de door haar te handhaven verslaggevingvoorschriften rechtens bindende verduidelijking te verkrijgen van de OK, kan het opdragen van het toezicht op de jaarverslaggeving aan de AFM in combinatie met de civielrechtelijke handhaving, gezien de mogelijke gevolgen van dat toezicht door de AFM op de koersvorming, de AFM in een kwetsbare positie brengen, mede gelet op mogelijke schadeacties tegen de AFM. Reeds bij de invoering van de WJO is echter al opgemerkt dat deze mogelijkheid niet bij de OK bestaat: "het behoort immers noch tot de taak noch tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht adviezen te verstrekken".(zie noot 5) Ook ten aanzien van de effectenuitgevende instelling bestaat een knelpunt. Het voorstel voorziet niet in een mogelijkheid voor de instelling bij verschil van inzicht met de AFM over de uitleg van een verslaggevingvoorschrift haar standpunt in rechte te laten toetsen voordat maatregelen door de AFM genomen kunnen worden. De keuze voor de civielrechtelijke handhaving biedt de effectenuitgevende instelling ook overigens geen rechtsingang voor een rechterlijke toetsing van haar standpunt; de instelling is in alle opzichten in de procedure een lijdend voorwerp. Dit kan ertoe leiden dat de effectenuitgevende instelling in de praktijk vrijwel steeds in de uitleg van de AFM van de verslaggevingvoorschriften berust teneinde mogelijk aanmerkelijk nadelige gevolgen te voorkomen. Deze kunnen worden opgeroepen indien de uitleg van de AFM niet gevolgd wordt en de AFM op grond daarvan de hiervoor beschreven maatregelen neemt. Op deze wijze komt de in punt 2 aangegeven (voorafgaande) vaststelling van de te handhaven normen feitelijk toch ook bij de AFM te liggen, naast de Raad voor de Jaarverslaggeving en de OK. Zoals in punt 2 is uiteengezet, is deze situatie niet wenselijk omdat de AFM (materieel) geen regelgevende bevoegdheden dient uit te oefenen. Bovendien ontstaan onduidelijkheden over de verslaggevingvoorschriften indien drie instanties betrokken zijn bij de uitleg van die voorschriften. Naar het oordeel van de Raad dienen deze problemen te worden opgelost, voordat tot indiening van het voorstel kan worden overgegaan. Daarbij dient te worden bezien of en in hoeverre deze problemen voldoende effectief kunnen worden aangepakt door aan het in punt 2 aangeduide orgaan of lichaam mede de taak op te dragen zowel ten behoeve van de effectenuitgevende instellingen en hun accountants als ten behoeve van de AFM op verzoek de uitleg van een verslaggevingvoorschrift te geven, waaraan de OK zwaarwegende betekenis kan toekennen bij een oordeel over het desbetreffende verslaggevingvoorschrift. 5. Verhouding van het wetsvoorstel tot het voorstel van Wet toezicht accountantsorganisaties (WTA) De WTA beoogt gestalte te geven aan een gerechtvaardigd herstel van vertrouwen in de accountant en de door hem ten behoeve van het publiek gegeven verklaringen. Voor het herstel van vertrouwen in de financiële verslaggeving door ondernemingen, zal herstel van het vertrouwen in de accountantsverklaringen nodig zijn.(zie noot 6) Het zwaar inzetten voor het herstel van vertrouwen op het toezicht op accountantsorganisaties acht de Raad een goede zaak. De AFM krijgt hier een belangrijke nieuwe taak. Hoewel het toezicht door de AFM zich met name richt op het kwaliteitsbeheersingsysteem van de accountantsorganisaties, kan de AFM in geval van tekortkomingen in een verrichte controle ook bezwaren tegen een individuele accountant aan de accountantskamer voorleggen. De kwaliteitsbeheersing ziet in het bijzonder op de wijze waarop accountantsverklaringen worden afgegeven. Deze verklaringen dekken onder meer een juiste toepassing van de wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de financiële verslaggeving. Indien de AFM twijfelt of de financiële verslaggeving voldoet aan de wettelijke voorschriften, is daarmee direct ook de accountantsverklaring in het geding. Buiten aanmerking laten van de accountantsverklaring bij toezicht door de AFM op de financiële verslaggeving zou het toezicht door de AFM op zowel die verslaggeving als de accountantsorganisaties diffuus maken. Daardoor kan het vertrouwen in dat toezicht onder druk komen te staan. Indien het toezicht door de AFM op de financiële verslaggeving, voorzover het betreft de in punt 1 genoemde "eerste taak", zou worden geïntegreerd met, en ondergebracht bij een toetsing door de AFM van de accountantsverklaringen in het kader van het kwaliteitsbeheersingsysteem dat een accountantsorganisatie hanteert, vindt eveneens toezicht plaats op de naleving van de verslaggevingvoorschriften, zij het indirect. Nu bovendien de vormgeving van het onderzoek naar de financiële verslaggeving door de AFM wordt beperkt tot een "desk review" van de door de effectenuitgevende instelling gedeponeerde stukken en het onderzoek zich daarbij enkel richt op de vraag of de gedeponeerde stukken aan de daarop van toepassing zijnde normen voldoen (productbenadering), dient de mogelijkheid van integratie van dit onderzoek met het toezicht door de AFM op de accountantsorganisaties uitdrukkelijk onder ogen te worden gezien. De Raad adviseert aan deze mogelijkheid in de toelichting aandacht te geven. 6. Alles overziende, in het bijzonder in aanmerking genomen de twijfel die de Raad heeft over de "rolverdeling" binnen het toezicht op de financiële verslaggeving, zoals deze in de paragrafen van dit advies hiervoor is verwoord, is de Raad van oordeel dat het voorstel in zijn geheel opnieuw dient te worden bezien. In deze vorm kan over het voorstel niet positief worden geadviseerd. Onverminderd dit oordeel maakt de Raad hierna nog een tweetal specifieke opmerkingen. 7. Rekening en verantwoording van de AFM; bestuurlijke boete Hoofdstuk 6 van het wetsvoorstel regelt de verhouding tussen de minister en de AFM inzake het financieel toezicht door de minister, de wijze waarop de begroting totstandkomt en de aan de jaarrekening van de AFM te stellen vereisten. Volgens de toelichting is dit gedeelte deels ontleend aan bepalingen uit het wetsvoorstel Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.(zie noot 7) De Raad constateert dat dit onderdeel van het wetsvoorstel nagenoeg geheel identiek is aan hoofdstuk 4 van de Wet toezicht accountantsorganisaties.(zie noot 8) Aldus worden ook bepalingen die in algemene zin betrekking hebben op de AFM, zoals artikel 29 van het voorstel (gelijk aan artikel 35 WTA), gedupliceerd. Dit acht de Raad onwenselijk met het oog op latere wijzigingen van de bepalingen die alsdan in beide regelingen moeten worden doorgevoerd. De Raad ziet niet in om welke reden de bepalingen omtrent de doorbelasting van de door de AFM te maken kosten voor het toezicht op accountantsorganisaties, zoals opgenomen in de WTA, niet van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard op de doorbelasting van de kosten voor het toezicht op de financiële verslaggeving, in plaats van het volledig opnieuw uitschrijven van deze bepalingen. De Raad adviseert hoofdstuk 6 in deze zin te vereenvoudigen. Eenzelfde opmerking is te maken ten aanzien van de algemene bepalingen ten aanzien van de bestuurlijke boete. De Raad adviseert ook hoofdstuk 4 in deze zin te vereenvoudigen. Tevens adviseert hij om in de toelichting aan te geven, of het de bedoeling is dat voor dit onderdeel van het wetsvoorstel zal worden verwezen naar de overeenkomstige bepalingen in de Wet financieel toezicht (Wft). 8. Gegevensverstrekking aan buitenlandse toezichthouders Artikel 20 regelt de mogelijkheden om gegevens en inlichtingen die zijn verkregen voor de toepassing van dit wetsvoorstel, te verstrekken aan buitenlandse instanties die zijn belast met het toezicht op de financiële verslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen. Volgens de memorie van toelichting zijn de voorwaarden waaronder deze uitwisseling kan plaatsvinden, gelijk aan die in de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtwetten.(zie noot 9) De Raad leest dit niet in deze bepalingen. De Raad merkt op, dat de gegevensverstrekking aan buitenlandse toezichthouders kan plaatsvinden zonder dat dit ter kennis is gebracht van de effectenuitgevende instelling, ook indien het gegevens betreft die niet openbaar zijn, maar zijn verkregen op grond van gevorderde inlichtingen. Naar het oordeel van de Raad dient in deze gevallen de effectenuitgevende instelling van de voorgenomen gegevensuitwisseling in kennis te worden gesteld en dient zij de mogelijkheid te krijgen zich tegen deze gegevensuitwisseling te verzetten indien daarvoor gerechtvaardigde redenen bestaan. De Raad adviseert hoofdstuk 5 van het voorstel in deze zin aan te vullen. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen de inhoud van het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2011, no.11.000857, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie der Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie der Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2012, no.12.001281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie der Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Vier Regeringen van de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de vestiging, bouw, en exploitatie van installaties voor de verrijking van uranium met gebruikmaking van gas-ultracentrifugetechnologie in de Verenigde Staten van Amerika; Parijs, 24 februari 2011 (Trb. 2011, 83), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Vier Regeringen van de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de vestiging, bouw, en exploitatie van installaties voor de verrijking van uranium met gebruikmaking van gas-ultracentrifugetechnologie in de Verenigde Staten van Amerika; Parijs, 24 februari 2011 (Trb. 2011, 83), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 18 april 2011, no.11.000963, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Vier Regeringen van de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de vestiging, bouw, en exploitatie van installaties voor de verrijking van uranium met gebruikmaking van gas-ultracentrifugetechnologie in de Verenigde Staten van Amerika; Parijs, 24 februari 2011 (Trb. 2011, 83), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht (Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht (Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake het Eindrapport van de interdepartementale werkgroep experimenteerbepalingen "Het proberen waard".

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake het Eindrapport van de interdepartementale werkgroep experimenteerbepalingen "Het proberen waard".
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake deelname van leden van het Europees Parlement aan debatten in de Tweede Kamer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake deelname van leden van het Europees Parlement aan debatten in de Tweede Kamer.Bij kabinetsmissive van 13 april 2007, no.07.001203, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de voet van artikel 15, tweede lid, van de Wet op de Raad van State bij de Raad van State aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake deelname van leden van het Europees Parlement aan debatten in de Tweede Kamer. 1. Inleiding Met deze adviesaanvraag wordt gevolg gegeven aan het verzoek van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 24 januari 2007 om aan de Raad van State advies te vragen over enkele aspecten van deelname door Nederlandse leden van het Europees Parlement (hierna: EP) aan een debat in de Tweede Kamer.(zie noot 1) Het verzoek vloeit voort uit de motie-Timmermans c.s. van 15 november 2005 waarin de Tweede Kamer het Presidium vraagt met voorstellen te komen om een zo volwaardig mogelijke deelname van de delegatieleiders van de Nederlandse EP-leden aan het debat over de Staat van de Unie in de Tweede Kamer mogelijk te maken.(zie noot 2) Het verzoek van de Voorzitter van de Tweede Kamer moet worden bezien in de context van het in de Kamer gegroeide gebruik Nederlandse leden van het EP voor het debat over de Staat van de Unie uit te nodigen en toe te staan het woord te voeren. Het is de wens van de Tweede Kamer om deze deelname zo volwaardig mogelijk te maken. De volgende vraag van de Tweede Kamer is aan de Raad voorgelegd: hoe beoordeelt de Raad, in het kader van de Grondwet, deelname van leden van het EP aan een debat in de Tweede Kamer over de Staat van de Unie? Bij de beantwoording van deze vraag hanteert de Raad de volgende uitgangspunten. Ten eerste neemt de Raad bij de vorengenoemde wens van de Tweede Kamer de huidige praktijk tot uitgangspunt. Het gaat hierbij in beginsel om de interne werkwijze van de Tweede Kamer. De grondwettelijke grenzen dienen daarbij in acht te worden genomen. Ten tweede gaat de Raad uit van de deelname van alleen de (delegatieleiders van de) in Nederland gekozen leden van het EP aan het debat (hierna aangeduid als EP-leden). Ten derde merkt de Raad op dat de vermelde motie is beperkt tot het debat over de Staat van de Unie, terwijl de bijgevoegde brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer de vraagstelling heeft verruimd tot "een debat" en de adviesaanvrage zelf spreekt van "debatten". In het navolgende richt de Raad zich op door de Tweede Kamer zelf geuite wens ten aanzien van het debat over de Staat van de Unie. Hetgeen hierna wordt opgemerkt over dit debat, geldt in beginsel ook voor plenaire debatten in de Tweede Kamer die overeenkomen met het debat over de Staat van de Unie. Andere debatten in de Tweede Kamer (bijvoorbeeld commissievergaderingen en debatten in het kader van de behandeling van wetsvoorstellen) worden in dit advies buiten beschouwing gelaten. Ten vierde wordt in de vorengenoemde brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer en in de adviesaanvraag steeds gesproken van de term "debat". Het betreft hier een beraadslaging in de zin van artikel 67, eerste lid, Grondwet. In dit advies spreekt de Raad van de "beraadslaging van de Tweede Kamer" en de deelname daaraan van EP-leden. De beraadslaging van de Tweede Kamer wordt hiermee onderscheiden van de deelname door EP-leden aan die beraadslaging. Aldus wordt de positie van leden van de Tweede Kamer ten opzichte van die van EP-leden gemarkeerd. Apart punt van aandacht vormt, zoals ook in de adviesaanvraag zelf is aangegeven, de bijzondere verhouding tussen de Tweede Kamer en de regering, welke tot uitdrukking komt in de inlichtingenplicht van artikel 68 Grondwet die een onderdeel vormt van het functioneren van de in artikel 42 Grondwet neergelegde ministeriële verantwoordelijkheid. Het streven naar "een zo volwaardig mogelijke deelname" van de EP-leden aan de beraadslaging over de Staat van de Unie kan raken aan artikel 68 Grondwet. Voordat de Raad ingaat op de grondwettelijke toetsing, staat hij eerst stil bij de rol van de Tweede Kamer ten aanzien van de werking van de Europese Unie. 2. Rol van de Tweede Kamer en het Europees Parlement ten aanzien van de Europese Unie In de regel zijn nationale instanties op verschillende manieren betrokken bij de totstandkoming en implementatie van Europese besluiten. De Staten-Generaal hebben allereerst een rol als controleur van de regering ten aanzien van de inbreng van Nederland in de onderhandelingen over Europese ontwerpregels, zowel in de Raad van Ministers als in de Europese Raad. De Staten-Generaal hebben echter ook een steeds belangrijker eigen rol in het Europese wetgevingsproces. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de subsidiariteitstoets. Tijdens de Europese Raad van Brussel van 21 en 22 juni 2007(zie noot 3) is het belang van deze rol onderstreept en verder versterkt. In de Derde Pijler is deze Europese rol in het Nederlandse bestel bovendien geformaliseerd in een instemmingsrecht. Verder hebben de Staten-Generaal een belangrijke rol als medewetgever bij de implementatie van Europese regels in de nationale rechtsorde. Het EP is medewetgever, in het bijzonder via de codecisieprocedure. Daarnaast stelt het de Europese begroting vast en hoort het de Raad van Ministers. De aanwezigheid bij en de deelname van EP-leden aan de beraadslaging over de Staat van de Unie tussen de Tweede Kamer en de regering is voor de nationale instituties één van de methoden om gebruik te maken van de inzichten en ervaringen van EP-leden. Voor EP-leden is dit één van de methoden om kennis te nemen van de ervaringen, gevoeligheden en ontwikkelingen in de lidstaat. EP-leden zijn net als hun collega's in de Tweede Kamer, door de kiesgerechtigden van Nederland democratisch gekozen. In die zin zijn zij geen willekeurige derden of deskundigen, maar zijn zij in Nederland gekozen volksvertegenwoordigers die zich in het Europese besluitvormingsproces grotendeels over dezelfde voorstellen een oordeel moeten vormen, maar dan wel in een andere fase en met een andere positie. Zij onderscheiden zich in dit opzicht van andere volksvertegenwoordigers, zoals de leden van Provinciale Staten of van gemeenteraden. Zowel het EP als de nationale parlementen - en dus ook het Nederlandse parlement - hebben een formele en rechtstreekse rol bij de totstandkoming van Europese regels. Die rol ontbreekt bij de andere vorengenoemde volksvertegenwoordigers. De gedachtewisseling tussen bewindslieden (als Nederlandse vertegenwoordigers in de Raad van Ministers), leden van de Tweede Kamer en EP-leden kan bijdragen aan de oordeelsvorming over voorstellen van de Europese Commissie voor Europese wetgeving door de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement. Tevens geeft deze gedachtewisseling informatie aan EP-leden die van belang kan zijn voor de vervulling door het Europese Parlement van zijn functie van communautaire medewetgever. Deze achtergrond kan een reden vormen om EP-leden toe te laten tot de deelname aan de beraadslaging van de Tweede Kamer over de Staat van de Unie. 3. Grondwettelijk kader Hierna wordt ingegaan op de relevante grondwettelijke bepalingen ten aanzien van de deelname door derden aan de beraadslaging over de Staat van de Unie in de Tweede Kamer. Vervolgens wordt nader ingegaan op deze deelname door EP-leden in het licht van de bijzondere grondwettelijke relatie tussen de ministers en staatssecretarissen enerzijds en de Kamer en haar leden anderzijds. 3.1. Beraadslagingen Wat betreft het beraadslagen in de Tweede Kamer en deelname daaraan door personen zijn de artikelen 67, 69, 71 en 72 Grondwet van belang. Artikel 67, eerste lid, Grondwet bepaalt dat de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering alleen mogen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is. Er zijn twee vormen van plenaire beraadslagingen in de Tweede Kamer: beraadslaging tussen kamerleden onderling (bijvoorbeeld over de regeling van werkzaamheden of het verslag van de commissie over geloofsbrieven) en beraadslaging tussen de Tweede Kamer en de regering - zoals de beraadslaging over de Staat van de Unie. Artikel 69 Grondwet geeft de ministers en staatssecretarissen toegang tot de vergaderingen van de kamers der Staten-Generaal en geeft hen de mogelijkheid om aan beraadslagingen deel te nemen. Zij kunnen daartoe ook door de kamers worden uitgenodigd. De ministers en staatssecretarissen kunnen zich laten bijstaan door daartoe aangewezen personen (bijvoorbeeld een regeringscommissaris). De personen die de bewindslieden bijstand kunnen verlenen, hebben geen zelfstandige antwoordplicht. In de memorie van toelichting op artikel 69 Grondwet is gesteld dat het artikel niet uitsluit dat anderen (bijvoorbeeld kamerleden bij de verdediging van een initiatiefvoorstel) zich eveneens kunnen doen bijstaan. Of en in hoeverre zulks wordt toegelaten, kan in de reglementen van orde door de kamers zelf worden geregeld.(zie noot 4) Zo is in artikel 116, tweede lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bepaald dat initiatiefnemers zich in de vergaderingen van de commissies en van de Kamer kunnen doen bijstaan door ten hoogste twee door hen daartoe aangewezen personen. Bij de deelname van EP-leden aan beraadslagingen is evenwel geen sprake van aanwijzing ten behoeve van het verlenen van bijstand. Zij worden door de Tweede Kamer uitgenodigd om deel te nemen aan een beraadslaging. Artikel 71 Grondwet bepaalt dat de leden van de Staten-Generaal, de ministers, de staatssecretarissen en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging, niet in rechte kunnen worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten-Generaal of van de commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd. Deze immuniteit geldt slechts voor degenen die beraadslagen en diegenen die door een minister of een kamer zijn aangewezen om aan de beraadslagingen deel te nemen. Het geldt niet voor personen die openbare of besloten vergaderingen dan wel hoorzittingen van de kamers of van kamercommissies bijwonen op uitnodiging dan wel op eigen initiatief.(zie noot 5) Dit artikel staat er dan ook voor de Tweede Kamer niet aan in de weg om bepaalde personen uit te nodigen om aan de beraadslagingen deel te nemen. Deze personen genieten geen parlementaire immuniteit. Artikel 72 Grondwet bepaalt dat de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering een reglement van orde vaststellen. In deze reglementen, zoals het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, worden de inrichting, organisatie en werkwijze van de kamers geregeld. De kamers zijn vrij om deze reglementen naar eigen inzicht vast te stellen of te wijzigen, en de kamers beoordelen zelf of de bepalingen daarvan niet in strijd komen met het bepaalde in het Statuut, de Grondwet of een wet. Deze bepaling kan worden gezien als de uitdrukking van de zelfstandigheid van de Staten-Generaal.(zie noot 6) Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de Grondwet noch een expliciet en specifiek verbod op deelname door EP-leden aan de beraadslaging over de Staat van de Unie bevat, noch een expliciete, specifieke bepaling die in een dergelijke deelname voorziet. De Raad merkt hierbij op dat deelname van EP-leden aan de beraadslaging niet gebaseerd kan worden op artikel 69 Grondwet. Het gaat bij deelname van EP-leden aan de beraadslaging niet om het verlenen van bijstand aan de Kamer, dan wel aan één of meer kamerleden. EP-leden hebben als zodanig een onafhankelijke positie en kunnen niet worden aangemerkt als personen die bijstand verlenen. Hun deelname kan daarnaast ook niet gebaseerd worden op artikel 71 Grondwet. De parlementaire immuniteit geldt voor die personen die door een minister of een kamer zijn aangewezen om deel te nemen aan beraadslagingen. EP-leden worden uitgenodigd en dus niet aangewezen. EP-leden genieten dan ook geen uit de Grondwet voortvloeiende parlementaire immuniteit voor hetgeen zij bij hun deelname aan de beraadslaging van de Tweede Kamer zeggen of schriftelijk overleggen. Bij de totstandkomingsgeschiedenis van de algehele grondwetswijziging in 1983 is voorgesteld aan EP-leden bepaalde grondwettelijke rechten toe te kennen (amendement-De Kwaadsteniet c.s.(zie noot 7)). Dit amendement is echter niet aangenomen, zodat EP-leden dergelijke rechten niet bezitten. De Raad wijst erop dat de discussie destijds was toegespitst op het al dan niet creëren van een grondwettelijke grondslag voor de deelname van EP-leden aan de beraadslaging in de Kamer. Bij de thans aan de orde zijnde deelname van de EP-leden aan de beraadslaging over de Staat van de Unie is geen sprake van het toekennen van grondwettelijke rechten aan EP-leden, maar gaat het om de deelname op een andere grondslag, namelijk op uitnodiging van de Tweede Kamer. De regering heeft destijds betoogd dat, hoewel het zeker nuttig zou zijn indien er een relatie zou blijven bestaan tussen de EP-leden en het nationale parlement, een grondwettelijke regeling voorshands onevenredig zwaar zou zijn. De regering gaf er de voorkeur aan als de kamers zelf vormen zouden vinden waardoor overleg zou kunnen plaatshebben tussen de leden van de Staten-Generaal en de EP-leden over Europese aangelegenheden. Voorstellen om bijvoorbeeld in het Reglement van Orde op een of andere wijze tot uitdrukking te brengen dat op het punt van bepaalde voorzieningen intensief contact met de Kamer gewenst was, zouden, wanneer die de medewerking van de regering behoeven, door de regering positief tegemoet worden getreden.(zie noot 8) De Raad merkt op dat regels omtrent het parlementaire stelsel en de verhouding tussen de regering en het parlement slechts ten dele in de Grondwet zijn neergelegd. Zo zijn de vertrouwensregel en regels inzake moties niet in de Grondwet terug te vinden. Wel stelt de Grondwet een aantal begrenzingen en verplichtingen, welke bij de inrichting en het functioneren van het parlementaire stelsel en in het contact met de regering in acht dienen te worden genomen. Dit brengt mee dat de Staten-Generaal vrij zijn in het bepalen van het eigen functioneren en de inrichting van de eigen werkzaamheden, met inachtneming van de door de Grondwet gestelde begrenzingen. Dit wordt bevestigd in artikel 72 Grondwet, dat uitdrukking geeft aan de zelfstandigheid van de Staten-Generaal in het bepalen van de eigen werkwijze. De Raad acht het aangewezen dat de Grondwet in dit verband zodanig wordt uitgelegd dat er ruimte bestaat voor die werkwijzen, die recht doen aan de dynamiek en de ontwikkelingen van de verschillende nationale instellingen in het licht van de Europese integratie. De Europese Unie heeft sinds de algehele grondwetswijziging van 1983 aanzienlijke ontwikkelingen doorgemaakt. De EP-leden zijn in die periode voor het eerst rechtstreeks gekozen. Verder werd in de Europese Akte de codecisieprocedure in de praktijk gebracht en werden ter verwezenlijking van de interne markt en ander beleid, bijvoorbeeld milieubeleid, zeer vele richtlijnen tot stand gebracht die in vele gevallen door de wetgever, met de Staten-Generaal als medewetgever, werden geïmplementeerd. Daarnaast heeft de Tweede Kamer een instemmingsrecht gekregen bij Derde-Pijlerbesluiten. Door deze ontwikkelingen heeft ook de rol van de Tweede Kamer bij de Europese integratie een andere betekenis gekregen. De Raad acht het gewenst dat de Tweede Kamer zoveel mogelijk het instrumentarium heeft om op die ontwikkelingen en dynamiek te kunnen inspelen. In dit verband kan worden gewezen op de door beide kamers ervaren noodzaak om voorstellen voor Europese regels te onderwerpen aan een subsidiariteitstoets; de Grondwet zegt hierover niets. Wat betreft de grondwettelijke grenzen geldt in dit verband in het bijzonder dat exclusief aan de Tweede Kamerleden toegekende grondwettelijke rechten (zoals het inlichtingenrecht, het stemrecht en het recht van initiatief en van amendement) niet aan derden - dus ook niet aan EP-leden - kunnen worden overgedragen. Zoals uit het vorenstaande blijkt, hebben EP-leden geen grondwettelijke rechten en bevoegdheden tijdens hun deelname aan de beraadslaging van de Tweede Kamer. Dit houdt ook in dat zij niet namens Tweede Kamerleden kunnen deelnemen aan de beraadslaging, omdat zij dan de facto rechten uitoefenen die voorbehouden zijn aan Tweede Kamerleden. 3.2. De bijzondere verhouding tussen bewindslieden en de Tweede Kamer De verhouding tussen de ministers en staatssecretarissen en de Tweede Kamer omvat grondwettelijk gezien een aantal bijzondere rechten en plichten. In het bijzonder wordt gewezen op de inlichtingenplicht van de ministers en staatssecretarissen tegenover leden van de kamers (artikel 68 Grondwet), als belangrijk instrument voor het laten functioneren van de ministeriële verantwoordelijkheid (artikel 42 Grondwet). De vraag is nu hoe die informatieplicht en de ministeriële verantwoordelijkheid zich verhouden tot de aanwezigheid van derden - in dit geval EP-leden. Ministeriële verantwoordelijkheid is het staatsrechtelijk uitgangspunt dat de ministers - gezamenlijk en afzonderlijk - aanspreekbaar zijn op het doen en laten van de regering bij de behartiging van het algemeen belang en de vervulling van de taken die aan het ambt van minister zijn verbonden.(zie noot 9) Het beginsel vormt de basis voor de politieke controle op het functioneren van de regering en stoelt op drie bepalingen in de Grondwet, te weten: dat de regering wordt gevormd door de Koning en de ministers, waarbij de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn (artikel 42 Grondwet), dat de ministeries onder leiding van een minister staan (artikel 44, eerste lid, Grondwet) en dat de ministers en staatssecretarissen de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal de gevraagde inlichtingen verschaffen (artikel 68, eerste lid, Grondwet). In die drie bepalingen gezamenlijk ligt de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid besloten. De ministeriële verantwoordelijkheid is geen afgebakend en juridisch vaststaand begrip. De ministeriële verantwoordelijkheid beperkt zich niet tot de uitoefening van bestaande bevoegdheden, net zo min als de informatieplicht van artikel 68 Grondwet beperkt is tot het terrein van de bevoegdheden van de ministers en staatssecretarissen. Ministeriële verantwoordelijkheid strekt zich uit tot al hetgeen de regering doet of nalaat. Dit geldt ook voor besluitvorming over Europese aangelegenheden en het beantwoorden van vragen daarover. Tot hoever de ministeriële verantwoordelijkheid exact gaat, is niet objectief en voor altijd aan te geven. De reikwijdte is het resultaat van een wisselwerking tussen regering en Staten-Generaal. Die reikwijdte wordt mede begrensd door opvattingen over de rol van de overheid en het vermogen dat men de overheid toedicht. In artikel 68 Grondwet is het belangrijke staatsrechtelijke beginsel vastgelegd dat de ministers en staatssecretarissen tegenover de Staten-Generaal de verplichting hebben inlichtingen te verstrekken. Het parlement kan zijn taken niet uitvoeren indien het niet over de daarvoor noodzakelijke informatie beschikt. Volgens de memorie van toelichting bij de grondwetsherziening van 1983 is de reikwijdte van deze verplichting niet in de bepaling afgebakend, maar wordt deze in de staatkundige praktijk bepaald. Voorts is gesteld dat de toepasselijkheid van deze bepaling niet beperkt is tot vragen die gesteld worden in het kader van een door de kamer toegestane interpellatie, maar dat er ook bij andere vormen van contact tussen de kamer en de regering, mondeling of schriftelijk (bijvoorbeeld bij de behandeling van een wetsvoorstel, een begroting of een nota), een beroep op artikel 68 Grondwet mogelijk is.(zie noot 10) Ten aanzien van de verhouding tussen de ministeriële verantwoordelijkheid (artikel 42 Grondwet) en de inlichtingenplicht (artikel 68 Grondwet) geldt dat de ministeriële verantwoordelijkheid niet beperkt is tot de inlichtingenplicht. Artikel 42 Grondwet geeft geen grenzen aan en bevat evenmin een regeling jegens wie de verantwoordelijkheid geldt. Het afleggen van verantwoording jegens de Staten-Generaal is een (belangrijke) manier om inhoud te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid. De ministeriële verantwoordelijkheid is evenwel breder. Alleen de (leden van de) Staten-Generaal kunnen ministers en staatssecretarissen aanspreken op de nakoming van de in artikel 68 Grondwet neergelegde inlichtingenplicht, en aldus de ministers en staatssecretarissen ter verantwoording roepen. Het zijn ook alleen de (leden van de) Staten-Generaal die politieke consequenties kunnen verbinden aan de ministeriële verantwoordelijkheid. 4. Deelname van EP-leden aan de beraadslaging over de Staat van de Unie Zoals uit het vorenstaande (punt 3) blijkt, verzet de Grondwet zich niet tegen de deelname van EP-leden aan de beraadslaging van de Tweede Kamer over de Staat van de Unie. Exclusief aan de Tweede Kamer(leden) toegekende grondwettelijke rechten - zoals het inlichtingenrecht, het stemrecht en het recht van initiatief en van amendement - kunnen echter niet aan EP-leden worden toegekend of overgedragen. Anders dan bij de grondwetsherziening van 1983 is voorgesteld (amendement De Kwaadsteniet c.s.)(zie noot 11), zijn in de Grondwet aan de EP-leden geen (eigen) grondwettelijke rechten toegekend. EP-leden hebben dan ook geen recht op deelname aan een beraadslaging, maar kunnen daartoe worden uitgenodigd door de Tweede Kamer. Wat betreft de uitoefening van het inlichtingenrecht van artikel 68 Grondwet, is de regering uitsluitend tegenover de (leden van de) Staten-Generaal verplicht inlichtingen te verstrekken, en niet tegenover EP-leden. EP-leden kunnen bij het deelnemen aan de beraadslaging van de Tweede Kamer over de Staat van de Unie onder meer voorlichting verstrekken aan de leden van de Tweede Kamer en aan de bewindslieden. De Grondwet verzet zich er niet tegen dat EP-leden de mogelijkheid wordt geboden om tijdens de beraadslaging de bewindslieden te interrumperen en hen rechtstreeks vragen te stellen. Als het gewenst is dat van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, verdient het aanbeveling dit te regelen in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer en daarbij het volgende in acht te nemen. De minister of staatssecretaris is niet verplicht om de vraag van een EP-lid te beantwoorden. Deze verplichting bestaat conform artikel 68 Grondwet immers alleen jegens de Kamerleden. Het zijn ook alleen Kamerleden die het inlichtingenrecht kunnen afdwingen. De Raad heeft voorts onder ogen gezien of onder een "zo volwaardig mogelijke deelname", als bedoeld in de eerdergenoemde motie-Timmermans c.s., constitutioneel gezien ook de indiening van moties kan worden begrepen (het stemmen over een motie en het verbinden van gevolgen aan een motie is exclusief aan kamerleden voorbehouden). Een motie is weliswaar slechts een voorstel of verzoek, maar staat in de regel in het teken van activering van de ministeriële verantwoordelijkheid. Dit blijkt het sterkst als het gaat om de indiening van een motie van wantrouwen. Ook kan worden gewezen op de regel, dat een voornemen van een minister omtrent de uitvoering van een motie in de ministerraad moet worden behandeld, indien daaraan gevolgen zijn verbonden voor het algemene regeringsbeleid, zoals belangrijke politieke of financiële consequenties.(zie noot 12) Moties die in het teken staan van de ministeriële verantwoordelijkheid, zijn zo zeer verbonden met de grondwettelijke rol van de Staten-Generaal in dat kader, dat de Raad van mening is dat het recht om dergelijke moties in te dienen voorbehouden dient te zijn aan de leden van de Staten-Generaal zelf. Dit recht komt niet toe aan EP-leden, als deelnemers aan de beraadslaging van de Tweede Kamer. Het zou wellicht mogelijk zijn om een onderscheid aan te brengen tussen moties gericht tot de regering en moties, zoals de motie-Timmermans c.s., die gericht zijn tot de Kamer zelf (het Presidium inbegrepen). De Raad ziet voor het maken van een dergelijk onderscheid echter geen aanleiding. Moties die gericht zijn tot de Kamer, plegen de werkwijze van de kamer zelf te betreffen. De werkwijze van de Kamer is gelet op artikel 72 Grondwet nu juist de verantwoordelijkheid van de Kamer zelf, zoals eerder in dit advies is opgemerkt. In de vorengenoemde brief van de voorzitter van de Tweede Kamer aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ook de vraag gesteld of instemming van de regering met deelname van EP-leden aan de beraadslaging van de Tweede Kamer over de Staat van de Unie tot staatsrechtelijke of grondwettelijke complicaties kan leiden. De vraag of deelname van EP-leden wel of niet de instemming heeft van de regering, is strikt genomen niet relevant. Gelet op de rol van EP-leden bij deze beraadslaging, is het uiteindelijk niet aan de regering om te bepalen of en in hoeverre zij mogen meedoen. Het is de Tweede Kamer die dit bepaalt. De Raad heeft in het voorgaande aangegeven aan welke begrenzingen deze deelname gebonden is in de verhouding tussen bewindspersonen en de Kamer. 5. Conclusie Het voorgaande betekent dat het aan de Tweede Kamer zelf is om te bepalen of de inbreng van EP-leden nuttig wordt geacht en zo dit het geval is, op welke wijze dit het beste kan plaatsvinden. De Grondwet staat niet in de weg aan (uitbreiding van) deelname van EP-leden aan de beraadslaging van de Tweede Kamer over de Staat van de Unie. Dit mag echter niet leiden tot toekenning of overdracht van grondwettelijke rechten en bevoegdheden die exclusief aan de Tweede Kamer zijn verleend of die naar hun aard aan de Tweede Kamer toekomen. Dit houdt ook in dat alleen de Tweede Kamer(leden) ministers en staatssecretarissen kunnen aanspreken op de nakoming van de inlichtingenplicht van artikel 68 Grondwet. De Raad merkt op dat het bij (uitbreiding van) deelname van EP-leden, gelet op artikel 72 Grondwet, aanbeveling verdient een aantal aspecten in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer te regelen, zoals de ruimte die EP-leden in de beraadslaging krijgen. Tegen openbaarmaking van dit advies bestaat bij de Raad van State geen bezwaar. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter uitvoering van de verordening centrale effectenbewaarinstellingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter uitvoering van de verordening centrale effectenbewaarinstellingen.Bij Kabinetsmissive van 27 oktober 2016, no.2016001862, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het , met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 onder meer in verband met de aanscherping van de regels inzake verblijfsbeëindiging wegens openbare orde, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 onder meer in verband met de aanscherping van de regels inzake verblijfsbeëindiging wegens openbare orde, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2009, no.09.001450, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen, met memorie van toelichting.Het wetvoorstel voorziet in een aantal, meest technische, wijzigingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Zo wordt de afstemming van de Wgr op de dualisering van het gemeentebestuur (2004) op een meer permanente manier geregeld, en wordt een nieuwe samenwerkingsvorm mogelijk gemaakt voor samenwerking die gericht is op bedrijfsvoering en uitvoering. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de nieuwe figuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie en het toezicht op de veiligheidsregio. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het voorkomen van financieel-economische criminaliteit (verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit), met memorie van toelichting. Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het voorkomen van financieel-economische criminaliteit (verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit), met memorie van toelichting. Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 4 maart 2013, no.13.000386, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het voorkomen van financieel-economische criminaliteit (verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2004, no. 04.000708, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk aan vreemdelingen die voor toelating tot Nederland in het bezit moeten zijn van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) en die na hun komst in Nederland als nieuwkomer in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers inburgeringsplichtig zouden zijn, de eis te stellen dat ze reeds vóór hun komst naar Nederland beschikken over een basiskennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij;(zie noot 1) zij krijgen geen mvv als ze niet hebben aangetoond over de vereiste basiskennis te beschikken. De Raad van State constateert dat de toelichting op het wetsvoorstel wel vermeldt dat het is gericht op snellere inburgering, maar niet een duidelijk beeld schetst van de aard en de omvang van de problemen. Evenmin wordt duidelijk gemaakt dat het voorstel in zijn effecten tevens een extra selectiemechanisme betekent met betrekking tot de toelating van vreemdelingen tot Nederland. Naar redelijke verwachting zal het wetsvoorstel ertoe leiden dat minder vreemdelingen naar Nederland zullen komen van wie voorzienbaar is dat zij door hun persoonlijke kenmerken en hun achtergrond niet in staat zullen zijn in te burgeren, hetgeen overigens ook een verlichting van het inburgeringsprobleem betekent. Aldus wordt het probleem van de aanwezigheid van niet-ingeburgerden in feite langs twee wegen bestreden: wie afziet van deelname aan of niet slaagt voor het inburgeringsexamen op grond waarvan moet worden aangenomen dat inburgering hier te lande op grote problemen zal stuiten wordt in beginsel niet toegelaten, wie wel is geslaagd heeft reeds bij binnenkomst in ons land een nuttige basis voor (verdere) inburgering. De Raad onderschrijft het belang van de bevordering van inburgering van vreemdelingen in de Nederlandse samenleving, maar maakt opmerkingen over de selectie-effecten van het voorstel, over de verantwoordelijkheid van de overheid voor het ontwikkelen van cursusmateriaal, de verenigbaarheid van het voorstel met artikel 8 EVRM en over de redenering met betrekking tot de beroepbaarheid van de examenuitslag. Hij is van mening dat ingrijpende aanpassing van de memorie van toelichting noodzakelijk is. 1. Inleiding: het probleem Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting geven aanleiding te veronderstellen dat het probleem waarop het wetsvoorstel zich richt, daaruit bestaat dat de Nederlandse samenleving zich geconfronteerd ziet met grote aantallen uit het buitenland afkomstige personen die onvoldoende zijn ingeburgerd; dat wil zeggen dat ze beschikken over onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en van de Nederlandse maatschappij. Het probleem wordt nog vergroot doordat de thans bestaande inburgeringsprogrammas onvoldoende zijn om aan die situatie een einde te maken. Dit laatste kan een kwalitatieve kant hebben sommige categorieën betrokkenen zullen ook na deelneming aan zon programma nog onvoldoende kennis en inzicht hebben , maar ook een kwantitatieve: de capaciteit is onvoldoende om alle in aanmerking komende personen bij te scholen. Bovendien kunnen sommige categorieën personen er wellicht eenvoudig niet toe worden gebracht aan een programma deel te nemen, bijvoorbeeld omdat ze lezen noch schrijven kunnen. Beide hier veronderstellenderwijs opgevoerde aspecten zouden reden kunnen vormen om maatregelen te nemen die zien op bepaalde categorieën vreemdelingen voordat ze tot Nederland worden toegelaten. De Raad is van oordeel dat de toelichting meer duidelijkheid dient te geven over de aard, de oorzaken en de omvang van de problemen waarop het voorstel zich richt. 2. Effecten Met het wetsvoorstel wordt beoogd dat vreemdelingen, na geslaagd te zijn voor het inburgeringsexamen, sneller in de Nederlandse samenleving kunnen inburgeren. Volgens het aangevulde artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden geweigerd indien de vreemdeling-nieuwkomer niet beschikt over de nodige basiskennis; volgens artikel 17, aanhef en onder g, kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat de weigeringsgrond niet geldt voor bij de maatregel aangewezen categorieën vreemdelingen. In aansluiting op punt 1 merkt de Raad op dat de toelichting wel een overzicht geeft van de categorieën op wie het nieuwe vereiste niet van toepassing zal zijn kort gezegd: zij die geen nieuwkomer zijn in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers, alsmede de in artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit genoemde groepen maar niet een duidelijk beeld schetst van de samenstelling en de omvang van de groep veronderstelde probleemgevallen waarvoor het vereiste van basiskennis wel zal gelden. Ook bevat de toelichting geen cijfers van de huidige instroom en van de straks te verwachten aantallen examens en afwijzingen. Daarmee is niet duidelijk wat het kwantitatieve effect van de invoering van het nieuwe vereiste zal zijn. Naar verwachting zal een aantal vreemdelingen ten gevolge van de eis niet worden toegelaten tot Nederland. Feitelijk wordt met de nieuwe eis dus een selectiemechanisme ingevoerd. De toelichting laat dat niet duidelijk uitkomen. De Raad adviseert de memorie van toelichting op de genoemde punten aan te vullen en te verduidelijken. 3. Verantwoordelijkheid van de overheid De onderhavige wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 is ingegeven door het Hoofdlijnenakkoord: ()wie zich duurzaam wil vestigen in ons land moet actief aan de samenleving deelnemen en zich de Nederlandse taal eigen maken, zich bewust zijn van de Nederlandse waarden, en de normen naleven. Iedere nieuwkomer die op basis van vrijwilligheid naar ons land komt en valt onder de doelgroepen van de Wet inburgering nieuwkomers, moet eerst in eigen land Nederlands op basisniveau leren als voorwaarde voor toelating. Eenmaal in Nederland aangekomen moet hij of zij zich dan nog verdiepen in de Nederlandse maatschappij.(zie noot 2) In het wetsvoorstel wordt aan het vereiste van kennis van de Nederlandse taal kennis van de Nederlandse maatschappij toegevoegd. De memorie van toelichting wijst erop dat de mogelijkheid tot het stellen van dergelijke eisen ook wordt voorzien in de (nog niet in werking getreden) Europese richtlijnen langdurig ingezeten buitenlanders en gezinshereniging.(zie noot 3) Het integratieproces kan sneller verlopen als de vreemdeling in het land van herkomst alvast stappen onderneemt om aan de inburgeringseis te voldoen. Naar het oordeel van de Raad kan deze eis echter slechts worden gesteld als de vreemdeling een redelijke mogelijkheid heeft om aan de nieuwe verplichting te voldoen. De Raad wijst hierbij op de verantwoordelijkheid van enerzijds de betrokken vreemdeling zelf en, eventueel, degene die hem uitnodigt naar Nederland te komen, en anderzijds de Nederlandse overheid. De manier waarop vreemdelingen hun basiskennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij moeten vergaren wordt geheel overgelaten aan de vreemdelingen zelf. Dit betekent dat de vreemdeling op zoek moet gaan naar de mogelijkheden in eigen land of elders om bijvoorbeeld een cursus Nederlands te volgen. Buiten Nederland wordt een gestructureerd aanbod van onderwijs in de Nederlandse taal thans slechts op een zeer beperkt aantal plaatsen aangeboden. Overigens betekent zelfs het wel bestaan van een cursusaanbod, bijvoorbeeld in de hoofdstad van het land of een andere grotere stad, niet dat een vreemdeling ook over voldoende tijd en financiële middelen zal beschikken om steeds naar de plaats van de cursus af te reizen. Voorzover onderwijs op afstand beschikbaar is, staat niet vast dat kandidaten de beschikking zullen hebben over technische voorzieningen om dat onderwijs te kunnen volgen. De Adviescommissie voor vreemdelingenzaken beklemtoont in haar advies van februari 2004 dat het de verantwoordelijkheid is van de overheid om ervoor zorg te dragen dat alle kennis die voor het slagen van de toets nodig is, op een eenvoudige aanspreekbare wijze effectief in het buitenland kan worden verkregen.(zie noot 4) Naar het oordeel van de Raad gaat dit echter te ver. De Raad acht het wel redelijk dat de Nederlandse overheid erop toeziet dat adequaat lesmateriaal ter voorbereiding op de inburgeringstoets in het buitenland wordt ontwikkeld. Hij wijst in dit verband tevens, voorzover het toepassingsgebied van die bepaling strekt, op artikel 19, aanhef en onder 6, van het Europees Sociaal Handvest: Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht van migrerende werknemers en hun gezinnen op bescherming en bijstand op het grondgebied van elke andere Overeenkomstsluitende Partijen te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich () zoveel mogelijk de hereniging van het gezin van een migrerende werknemer die toestemming heeft verkregen om zich op het grondgebied te vestigen, te vergemakkelijken. Terecht stelt de memorie van toelichting dat de potentiële nieuwkomer in de voorgestelde opzet zijn verantwoordelijkheid in het integratieproces reeds voor zijn komst naar Nederland gedeeltelijk realiseert.(zie noot 5) De Raad acht het tevens redelijk dat de personen die een vreemdeling naar Nederland willen laten overkomen, erbij zullen helpen om het benodigde, voor hem geschikte lesmateriaal aan deze vreemdeling te doen toekomen. De Raad adviseert in de toelichting aan te kondigen dat de regering zal toezien op de ontwikkeling van cursusmateriaal. 4. Artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Artikel 8 EVRM bepaalt dat eenieder recht heeft op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Naar het oordeel van de Raad zal het vereiste van een inburgeringstoets reeds in het buitenland, in het algemeen voldoen aan de eis van een fair balance die door de Straatsburgse jurisprudentie aangaande het bestaan van een positieve verplichting aan de zijde van de verdragsstaten wordt gesteld, nu het hier eerste toelatingen betreft. Of het vereiste ook in het concrete geval verenigbaar is met het recht op gezinshereniging op grond van artikel 8 EVRM zal afhangen van de persoonlijke situatie van de betrokken vreemdeling en uiteraard ook van de nadere invulling van het voorgestelde inburgeringsvereiste. Het wetsvoorstel verplicht niet tot afwijzing bij niet voldoen aan het nieuwe inburgeringsvereiste. In de Vreemdelingencirculaire 2000 zal wel een beleidsregel van die strekking worden opgenomen, aldus de toelichting. Daarvan zal echter met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten worden afgeweken indien bijzondere, niet verdisconteerde omstandigheden in een individueel geval zouden leiden tot kennelijke onevenredigheid tussen de nadelige gevolgen van onverkorte toepassing van de beleidsregel en het daarmee te dienen algemene belang. De Raad constateert dat in een individueel geval eventueel strijd met artikel 8 EVRM langs deze weg kan worden voorkomen. De toelichting sluit omzetting van de beleidsregel in een algemeen verbindend voorschrift op termijn niet uit. De Raad adviseert met het oog daarop de doeltreffendheid en de effecten van de thans voorgestelde regeling na enige tijd te evalueren en daarbij in het bijzonder aandacht te schenken aan de gevallen van afwijking van de beleidsregel in verband met artikel 8 EVRM. Een dergelijke evaluatie zou in de memorie van toelichting kunnen worden aangekondigd. 5. Beroep tegen uitslag inburgeringsexamen De vreemdeling die het inburgeringsexamen in het buitenland niet met voldoende resultaat aflegt, komt in beginsel niet in aanmerking voor een mvv. Het is denkbaar dat de vreemdeling het niet eens zal zijn met de uitslag van het inburgeringsexamen en in beroep zal willen gaan tegen de uitslag. Volgens de toelichting is de uitslag van het examen een voorbereidingsbeslissing in de zin van artikel 6:3 Awb en kan de vreemdeling de beoordeling aan de orde stellen bij de aanwending van rechtsmiddelen tegen de afwijzing van zijn mvv-aanvraag. Artikel 6:3 van de Awb bepaalt echter dat een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar is voor bezwaar of beroep. De vaststelling van de uitslag van het inburgeringsexamen heeft echter geen betrekking op zon procedure. Naar het oordeel van de Raad moet de vaststelling wel worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb, maar staat daartegen volgens artikel 8:4, aanhef en onder e, van die wet slechts bezwaar en beroep open voorzover daarbij niet het kennen of kunnen aan de orde wordt gesteld. De Raad adviseert de toelichting aan te passen. 6. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met het bieden van de mogelijkheid tot het vervroegen en verlengen van de nachtelijke vertrek- en naderingsprocedures, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met het bieden van de mogelijkheid tot het vervroegen en verlengen van de nachtelijke vertrek- en naderingsprocedures, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2015, no.2015002245, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met het bieden van de mogelijkheid tot het vervroegen en verlengen van de nachtelijke vertrek- en naderingsprocedures, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de huisvesting van verticale scholengemeenschappen alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde nevenvestigingen aan categoriale scholen mogelijk te maken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de huisvesting van verticale scholengemeenschappen alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde nevenvestigingen aan categoriale scholen mogelijk te maken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2017, no.2017000777, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Meeteenhedenbesluit 2006, het Meetinstrumentenbesluit I en het Meetinstrumentenbesluit II in verband met de implementatie van enkele Europese richtlijnen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Meeteenhedenbesluit 2006, het Meetinstrumentenbesluit I en het Meetinstrumentenbesluit II in verband met de implementatie van enkele Europese richtlijnen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2009, no.09.002942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Meeteenhedenbesluit 2006, het Meetinstrumentenbesluit I en het Meetinstrumentenbesluit II in verband met de implementatie van enkele Europese richtlijnen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende misdaad; New York, 15 november 2000, (Trb. 2001, 70), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende misdaad; New York, 15 november 2000, (Trb. 2001, 70), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de doeleinden waarvoor de politie en de rijksrecherche, met inachtneming van de Wet politiegegevens, gegevens verwerken, de categorieën van gegevens die daartoe worden verwerkt, de terbeschikkingstelling en verstrekking van gegevens alsmede de wijze van verwerking (Besluit verplichte politiegegevens), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de doeleinden waarvoor de politie en de rijksrecherche, met inachtneming van de Wet politiegegevens, gegevens verwerken, de categorieën van gegevens die daartoe worden verwerkt, de terbeschikkingstelling en verstrekking van gegevens alsmede de wijze van verwerking (Besluit verplichte politiegegevens), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2011, no.11.002854, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent de doeleinden waarvoor de politie en de rijksrecherche, met inachtneming van de Wet politiegegevens, gegevens verwerken, de categorieën van gegevens die daartoe worden verwerkt, de terbeschikkingstelling en verstrekking van gegevens alsmede de wijze van verwerking (Besluit verplichte politiegegevens), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake titels, predikaat en geslachtsnaam van Z.K.H. Prins Johan Friso Bernhard Christiaan David der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg, met ingang van zijn huwelijk, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake titels, predikaat en geslachtsnaam van Z.K.H. Prins Johan Friso Bernhard Christiaan David der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg, met ingang van zijn huwelijk, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra teneinde het Vervangingsfonds en het Participatiefonds onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra teneinde het Vervangingsfonds en het Participatiefonds onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2010, no.10.001832, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra teneinde het Vervangingsfonds en het Participatiefonds onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2011, no.11.000993, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een aantal nadere voorschriften ter uitvoering van de Tabakswet (Besluit nadere uitvoering Tabakswet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een aantal nadere voorschriften ter uitvoering van de Tabakswet (Besluit nadere uitvoering Tabakswet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2007, no.07.004044, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een aantal nadere voorschriften ter uitvoering van de Tabakswet (Besluit nadere uitvoering Tabakswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2008-2010, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2008-2010, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2011, no.11.001238, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2008-2010, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met visa, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met visa, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 november 2006, no. 06.003992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met visa, met memorie van toelichting. De Raad van State heeft daarover advies uitgebracht op 22 december 2006. In aanvulling op dit advies gaat de Raad van State van het Koninkrijk desgevraagd nader in op het verzoek aandacht te besteden aan de betekenis van artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen b en g, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, voor dit wetsvoorstel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met de evaluatie van die wet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met de evaluatie van die wet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de reconstructie van het zuidelijk deel van de Nieuwe Hoefweg N209 (Fase 2) in de gemeente Bleiswijk vanaf het weggedeelte met kmp 12,7 ter hoogte van de Anjerweg tot en met kmp 13,4 ter hoogte van de toekomstige Laan van Mathenesse, het gedeelte bij kmp 13,9 aan weerszijde van de spoorlijn Den Haag-Utrecht en het gedeelte tussen kmp 14,2 ter hoogte van de noordelijke aansluiting van Rijksweg A12 en kmp 15,7 ter hoogte van de Verlengde Australiëweg, met bijkomende werken, in de gemeenten Bleiswijk en Zoetermeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de reconstructie van het zuidelijk deel van de Nieuwe Hoefweg N209 (Fase 2) in de gemeente Bleiswijk vanaf het weggedeelte met kmp 12,7 ter hoogte van de Anjerweg tot en met kmp 13,4 ter hoogte van de toekomstige Laan van Mathenesse, het gedeelte bij kmp 13,9 aan weerszijde van de spoorlijn Den Haag-Utrecht en het gedeelte tussen kmp 14,2 ter hoogte van de noordelijke aansluiting van Rijksweg A12 en kmp 15,7 ter hoogte van de Verlengde Australiëweg, met bijkomende werken, in de gemeenten Bleiswijk en Zoetermeer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de intrekking van de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden toe te staan dat zware elektrische voertuigen bestemd voor goederenvervoer met rijbewijs B worden bestuurd.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de intrekking van de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden toe te staan dat zware elektrische voertuigen bestemd voor goederenvervoer met rijbewijs B worden bestuurd.Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2015, no.2015001749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de intrekking van de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden toe te staan dat zware elektrische voertuigen bestemd voor goederenvervoer met rijbewijs B worden bestuurd, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van gevallen waarin een uitvoeringsorgaan mag afwijken van de verplichting om met iedere instelling op haar verzoek een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Besluit opheffing contracteerplicht extramurale zorg AWBZ), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van gevallen waarin een uitvoeringsorgaan mag afwijken van de verplichting om met iedere instelling op haar verzoek een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Besluit opheffing contracteerplicht extramurale zorg AWBZ), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2004, no.04.002272, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van gevallen waarin een uitvoeringsorgaan mag afwijken van de verplichting om met iedere instelling op haar verzoek een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Besluit opheffing contracteerplicht extramurale zorg AWBZ), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van bekwaamheidseisen voor leraren in het basisonderwijs, het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en voor docenten educatie en beroepsonderwijs, alsmede houdende aanwijzing van vakken voor bekwaamheid als vakleerkracht in het primair onderwijs (Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van bekwaamheidseisen voor leraren in het basisonderwijs, het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en voor docenten educatie en beroepsonderwijs, alsmede houdende aanwijzing van vakken voor bekwaamheid als vakleerkracht in het primair onderwijs (Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2005, no.05.000562, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van bekwaamheidseisen voor leraren in het basisonderwijs, het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en voor docenten educatie en beroepsonderwijs, alsmede houdende aanwijzing van vakken voor bekwaamheid als vakleerkracht in het primair onderwijs (Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel), met nota van toelichting. Het besluit bevat minimumbekwaamheidseisen waaraan leraren na inwerkingtreding van de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) moeten voldoen. Daarmee worden alle bekwaamheidseisen, die thans nog over een groot aantal regelingen zijn verspreid, opgenomen in één regeling. Het besluit heeft nog geen betrekking op leraren godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. Volgens de toelichting wordt nog overlegd met representatieve organisaties in hoeverre de bekwaamheidseisen ook voor deze leraren kunnen gelden. De Raad van State maakt opmerkingen over de gekozen systematiek voor de opname van de bekwaamheidseisen in het ontwerpbesluit, de verhouding tussen kerndoelen en eisen van vakbekwaamheid en het tijdstip van inwerkingtreding. In verband hiermee is de Raad van oordeel dat de systematiek van het ontwerpbesluit nader dient te worden overwogen. 1a. Systematiek van het ontwerpbesluit Ingevolge de Wet BIO worden bekwaamheidseisen voor leraren vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, op voorstel van een representatieve beroepsorganisatie. De bekwaamheidseisen zijn opgesteld door de Stichting beroepskwaliteit leraren en ander onderwijspersoneel (SBL). De Raad constateert dat de in het ontwerp gestelde eisen vrijwel integraal zijn overgenomen uit het rapport van de SBL. Dit zijn omvangrijke beschrijvingen die niet zonder meer kunnen worden gebezigd in de juridische formuleringen van een algemene maatregel van bestuur. Een aantal bepalingen bevat termen die onduidelijk of voor meer dan een uitleg vatbaar zijn, dan wel niet helemaal overeenstemmen met termen in andere bepalingen van het besluit. Bovendien is het de vraag of de aldus omschreven bekwaamheidseisen kunnen fungeren als regels die naleefbaar, controleerbaar en handhaafbaar zijn. Voorts leidt plaatsing van belangrijke onderdelen van de competentiebeschrijvingen in de toelichting ertoe dat het besluit minder overzichtelijk wordt. De Raad acht de gekozen systematiek omslachtig en onduidelijk. 1b. Omschrijving van de bekwaamheidseisen De Wet BIO introduceert een toelating tot het beroep van leraar op grond van bekwaamheid en niet meer, zoals voorheen, op grond van bevoegdheid (een behaald en erkend diploma). Dit maakte een omschrijving van bekwaamheid in de vorm van bijvoorbeeld competentieprofielen noodzakelijk. De Raad heeft bij de totstandkoming van de Wet BIO geadviseerd om de startbekwaamheidseisen, zoals vakbekwaamheid en pedagogisch-didactische kennis, bij wet te regelen, maar de uitwerking van de overige eisen in te passen in het visitatieprogramma en in het reguliere personeelsbeleid van de onderwijsinstellingen. In het nader rapport van de Wet BIO is opgemerkt dat in de algemene maatregel van bestuur derhalve geen bekwaamheidseisen moeten worden opgenomen die uitstijgen boven de minimumnormen voor kwaliteit.(zie noot 1) De Raad constateert thans dat het, doordat de voorstellen van de SBL letterlijk en bijna integraal zijn opgenomen in het ontwerpbesluit, onduidelijk is geworden in hoeverre sprake is van minimumeisen of juist van wenselijke streefniveaus van competentie. Bij de omschrijving van bekwaamheidseisen op basis van de structuur van de voorstellen van de SBL doen zich derhalve drie problemen voor, die naar de mening van de Raad niet voldoende zijn onderkend en opgelost. Ten eerste wordt het onderscheid tussen minimumbekwaamheidseisen en aanduidingen van goed leraarschap, opgevat als een gradueel begrip (goed-beter-best), niet gemaakt, waardoor de indruk wordt gewekt dat alle in het ontwerpbesluit opgenomen omschrijvingen van bekwaamheid minimumeisen zijn. Dit laatste is onrealistisch. De thans gebruikte omschrijvingen zijn veeleer op te vatten als streefniveaus. Ten tweede zijn de omschrijvingen van bekwaamheid zeer uitvoerig in plaats van summier, en vaak in zeer algemene en vage termen verwoord in plaats van in concrete beschrijvingen. Daarmee voldoen de meeste bepalingen niet aan de eisen van nauwkeurigheid, die gelden voor verbindende regelingen. Het gaat hier immers om bepalingen die grote consequenties kunnen hebben voor scholen en leraren. Ten derde wordt de beoogde vrijheid voor onderwijsinstellingen om zelf de uitwerking van de competentieprofielen ter hand te nemen onnodig beknot, nu het ontwerpbesluit reeds zeer uitgebreide beschrijvingen ervan bevat. De vrijheid van instellingen beperkt zich thans tot het toevoegen van indicatoren. De Raad adviseert daarom in het ontwerpbesluit vast te leggen wat de minimumeisen voor het beroep van leraar zijn, en aldaar deze eisen concreet en nauwkeurig te formuleren. Voorts adviseert hij de minimumeisen te beperken tot de vaardigheden die nodig zijn om het beroep van leraar adequaat te kunnen uitoefenen en de overige bekwaamheidseisen, zoals die door de SBL zijn geformuleerd, als bijlage bij de toelichting op te nemen. Hiermee wordt naar de mening van de Raad zowel recht gedaan aan de behoefte van onderwijsinstellingen aan door het onderwijsveld zelf opgestelde en breed gedragen richtlijnen en streefniveaus van competentie, als aan eisen van behoorlijke wetgeving. 2. Verhouding kerndoelen en eisen van vakbekwaamheid De beschrijving van vakinhoudelijke en didactische competentie gaat nauwelijks in op de vereiste vakinhoudelijke bekwaamheid, maar beperkt zich tot de omschrijving dat leraren een grondige vakinhoudelijke kennis moeten hebben, en voor leraren primair onderwijs, dat zij de kerndoelen moeten beheersen. De voornaamste indicator voor het bezit van deze kennis is dat een leraar de opdrachten, oefeningen en toetsen die hij aan zijn leerlingen voorlegt, ook zelf foutloos kan maken en uitleggen. Omdat volgens de toelichting de bekwaamheidseisen concrete aangrijpingspunten moeten bieden voor het curriculum en het opleidingsniveau van lerarenopleidingen, is niettemin van belang dat hierover meer duidelijkheid wordt geboden. In dit verband wijst de Raad erop dat ook de kerndoelen, en daarmee de eisen die moeten worden gesteld aan de vakinhoudelijke kennis in het primair onderwijs, regelmatig worden gewijzigd. De toelichting moet derhalve meer aandacht besteden aan de verhouding tussen dit besluit en het curriculum van de lerarenopleidingen, in het bijzonder waar het om vakinhoudelijke kennis gaat. De Raad adviseert in de toelichting hierop in te gaan. 3. Inwerkingtreding Volgens paragraaf 12 van de toelichting zal dit besluit na een voldoende ruime voorbereidingsperiode in werking treden, zodat de betrokkenen de gelegenheid krijgen om tijdig uitvoeringsmaatregelen te treffen. De toelichting laat zich echter niet uit over de duur van deze voorbereidingsperiode. Voorts is de Wet BIO wel in het Staatsblad gepubliceerd, maar nog niet in werking getreden. Uit de toelichting wordt niet duidelijk wanneer deze wet in werking zal treden. De Raad beveelt aan in de toelichting op bovenstaande vragen in te gaan. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Warenwetbesluit Koffie en cichorei-extracten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Warenwetbesluit Koffie en cichorei-extracten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het verlenen van onderstand in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit onderstand BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het verlenen van onderstand in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit onderstand BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2010, no.10.002047, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het verlenen van onderstand in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit onderstand BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2010, no.10.003550, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2007, no.07.003322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de ontwerpregeling houdende vaststelling van de achtste wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de ontwerpregeling houdende vaststelling van de achtste wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2008, no.08.000892, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de Ontwerpregeling houdende vaststelling van de achtste wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake afstemming met het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet, implementatie van richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid (PbEU 2014, L155) en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake afstemming met het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet, implementatie van richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid (PbEU 2014, L155) en enkele andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2017, no.2017000353, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake afstemming met het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet, implementatie van richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid (PbEU 2014, L155) en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2006, no.06.001740, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mede namens de Minister van Justitie en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren en inzake inburgering van Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het stellen van regels voor het treffen van samenwerkingsvoorzieningen op initiatief van politiekorpsen en voor de informatie- en communicatievoorzieningen van de politie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het stellen van regels voor het treffen van samenwerkingsvoorzieningen op initiatief van politiekorpsen en voor de informatie- en communicatievoorzieningen van de politie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Samoa inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Apia, 14 september 2009 (Trb. 2009, 193), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Samoa inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Apia, 14 september 2009 (Trb. 2009, 193), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2010, no.10.001191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Samoa inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Apia, 14 september 2009 (Trb. 2009, 193), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Kieswet in verband met het Besluit van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 en 23 september 2002 tot wijziging van de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, gehecht aan Besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom (Trb.2003, 16).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Kieswet in verband met het Besluit van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 en 23 september 2002 tot wijziging van de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, gehecht aan Besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom (Trb.2003, 16).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota "Zicht op kwaliteit" aangekondigde maatregelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota "Zicht op kwaliteit" aangekondigde maatregelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende bevoegdheden tot interventie bij financiële ondernemingen in problemen (Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende bevoegdheden tot interventie bij financiële ondernemingen in problemen (Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2011, no.11.001608, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende bevoegdheden tot interventie bij financiële ondernemingen in problemen (Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 december 2011, no.11.003027, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van het Minister voor Immigratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet in verband met aanpassing van de indexering van de rijksomroepbijdrage, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet in verband met aanpassing van de indexering van de rijksomroepbijdrage, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2004, no.04.004836, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. M. C. van der Laan, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet in verband met aanpassing van de indexering van de rijksomroepbijdrage, met memorie van toelichting. Met het wetsvoorstel wordt hoofdzakelijk de wijziging beoogd van de indexeringsmethode ter berekening van de jaarlijks vast te stellen rijksomroepbijdrage. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen over de onderbouwing van de keuze voor de nieuwe systematiek en over de terugwerkende kracht. 1. Het huidige stelsel voor de berekening van de rijksomroepbijdrage dateert uit 1998. Daarbij werd aansluiting gezocht bij de voordien reeds geldende door de Dienst omroepbijdragen gehanteerde indexeringssystematiek.(zie noot 1) In de bij het wetsvoorstel behorende memorie van toelichting wordt de gelijkschakeling van de sector media met andere sectoren genoemd als reden voor de wijziging van de indexeringsmethode ter berekening van de jaarlijks vast te stellen rijksomroepbijdrage. Welke sectoren dat behalve twee in de toelichting genoemde onderwijssectoren zijn, wordt niet vermeld. De Raad adviseert de motivering op dit punt aan te vullen. 2. In de toelichting wordt vermeld dat de gevolgen van de wijziging van het als uitgangspunt voor de berekeningen te hanteren jaar waarop de nieuwe consumentenprijsindex wordt toegepast niet op voorhand te voorspellen zijn en dat die gevolgen afhangen van de raming van het Centraal Plan Bureau. Daarbij wordt aangegeven dat er voor 2005 een voordeel voor 's Rijks kas is. Hoewel daarbij wordt vermeld dat dit voor latere jaren ook net tegengesteld kan uitpakken, kan de Raad er niet aan voorbij gaan dat er door de voorgestelde wijziging voor de omroepen aanvankelijk een financieel nadelig effect optreedt. Zeker nu beoogd wordt het wetsvoorstel direct na de aanvang van het jaar waarin dat nadeel zich voordoet in werking te laten treden, vergt dit motivering. In de memorie van toelichting wordt gesteld, dat tegen terugwerkende kracht geen bezwaar behoeft te bestaan, omdat het voornemen tot de wijziging te voren ken- baar is gemaakt. De Raad acht deze motivering te algemeen van aard om daarmee terugwerkende kracht te rechtvaardigen. Het college adviseert de motivering te concretiseren, in het bijzonder door aan te geven of betrokkenen tijdig op de hoogte zijn gesteld van de voor hen financieel nadelige effecten. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gastoestellen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de veranderende samenstelling van gas in Nederland, alsmede technische wijziging van enige andere besluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gastoestellen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de veranderende samenstelling van gas in Nederland, alsmede technische wijziging van enige andere besluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2015, no.2015002116, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gastoestellen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de veranderende samenstelling van gas in Nederland, alsmede technische wijziging van enige andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het bezit en vervoer van en de handel in beschermde dier- en plantensoorten (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het bezit en vervoer van en de handel in beschermde dier- en plantensoorten (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten).Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2000, no.00.000872, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels voor het bezit en vervoer van en de handel in beschermde dier- en plantensoorten (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten).1. InleidingHet ontwerpbesluit strekt ertoe op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet een aantal vrijstellingen en ontheffingen te verlenen van de verboden, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 13 van die wet. Deze verboden beogen dieren en planten behorende tot een beschermde inheemse dier- of plantensoort te beschermen en het bezit, het vervoer en de handel van die soorten te reguleren.De mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen worden in belangrijke mate bepaald door de mogelijkheden die de communautaire regelingen daartoe laten. Allereerst betreft dit de Vogelrichtlijn.(zie noot 1)Daarnaast is van belang de op 21 mei 1992 door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde Habitatrichtlijn.(zie noot 2)Voorts verdient vermelding de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten van 3 maart 1973, de zogenoemde Conventie van Washington (Trb.1975, 23). In samenhang met deze overeenkomst zijn verordeningen betreffende de toepassing van de Conventie van Washington in de Europese Gemeenschap tot stand gebracht, de CITES-verordeningen.(zie noot 3)Regels betreffende de in dit ontwerpbesluit geregelde vrijstellingen waren voorheen, afhankelijk van de betrokken dier- of plantensoort, opgenomen in de Jachtwet, de Vogelwet, de Natuurbeschermingswet of de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, dan wel in op die wetten gebaseerde uitvoeringsbesluiten.In veel gevallen wordt in het ontwerpbesluit volstaan met een weergave van de tekst van het artikel zonder dat duidelijk wordt om welke reden tot opneming isbesloten (artikel 11 en de bijlagen), vervolgens is niet altijd aangegeven aan welk geldend artikel een voorschrift is ontleend (artikelen 5 tot en met 8 en artikel 16) en is niet duidelijk of getoetst is aan de criteria neergelegd in met name de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn (artikel 2). Bij de artikelsgewijze behandeling zal de Raad van State hierop nader ingaan.De opzet van de toelichting is weinig gebruikersvriendelijk. Een aantal artikelen wordt behandeld in het algemene deel, terwijl de overige geplaatst zijn onder de artikelsgewijze toelichting. Met name de toelichting met betrekking tot de artikelen 4 tot en met 16 (paragraaf 4) is verbrokkeld.Het feit dat het ontwerpbesluit een bundeling van voorschriften bevat ontleend aan een aantal bestaande regelingen, het feit dat in de Flora- en faunawet een andere diersoortindeling wordt gebezigd dan de bestaande indelingen, en het feit dat rekening gehouden moet worden met communautaire regelgeving brengen mee dat de toelichting een duidelijke, meer uitvoerige uiteenzetting moet bevatten. De Raad is van oordeel dat de toelichting niet voldoet aan dit vereiste.2. Artikelsgewijze opmerkingenArtikel 2Ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel d, wordt als belang bedoeld in artikel 75, vierde lid, onderdeel c, van de wet aangemerkt het onderhoud van wateren, waterkanten, oevers en graslanden. Blijkens de toelichting (bladzijde 4) moet hierbij gedacht worden aan het periodiek maaien en baggeren in het belang van de beschermde dier- en plantensoorten die in die wateren en graslanden voorkomen. Het is onvermijdelijk dat dit verstoring van rustplaatsen van dieren en beschadiging van planten meebrengt.Ontheffing of vrijstelling van het verbod om vogels van een beschermde soort te verstoren dan wel van het verbod om planten van een beschermde soort te beschadigen is op grond van artikel 9 van de Vogelrichtlijn, respectievelijk artikel 16 van de Habitatrichtlijn alleen mogelijk vanwege de in die artikelen genoemde belangen.De Raad adviseert in de toelichting aan te geven op welke wijze dit onderdeel past binnen het kader van genoemde richtlijnen.Ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel g, is als belang aangemerkt het onder zich hebben en vervoeren van roofvogels en uilen in het veld. Voorts is in artikel 5, derde lid, het aantal ontheffingen aangegeven dat ten behoeve van dit belang kan worden verleend.Uit de toelichting(zie noot 4) kan worden opgemaakt dat het betreft de valkerij, de uitoefening van de jacht met behulp van jachtvogels, waaronder haviken en slechtvalken. Het valt op dat bij het formuleren van dit onderdeel niet de terminologie van de Flora- en faunawet is overgenomen, namelijk "jachtvogels ten behoeve van de jacht" zoals deze voorkomt in artikel 1, eerste lid, junctis de artikelen 38, eerste lid, onderdeel b, en 50, eerste lid, onderdeel c, van die wet. Hoewel dit niet expliciet in de toelichting wordt gesteld lijkt het de bedoeling ook andere vogels dan haviken en slechtvalken in te zetten als jachtvogel. Voorts is ook de beperking "ten behoeve van de uitoefening van de jacht" achterwege gelaten.Tijdens de parlementaire behandeling van de Flora- en faunawet is het aspect van andere vogels dan de genoemde jachtvogels reeds aan de orde gekomen. De minister zag toen geen bezwaar in uitbreiding van de soorten jachtvogels.(zie noot 5) Desondanks is in artikel 50, eerste lid, onderdeel c, het begrip (gefokte) jachtvogels na amendering beperkt tot slechtvalken en haviken.(zie noot 6) Weliswaar maakt artikel 75, derde lid, van de Flora- en faunawet, waarnaar de toelichting ook terloops verwijst, ontheffing mogelijk, dit laat onverlet dat uitbreiding van "jachtvogels" van een dragende motivering moet worden voorzien.Nu het betreft een uitbreiding van de valkerij met het aanwenden van andere "jachtvogels" dan de tot op heden gebruikte zal een verantwoording hiervan met het oog op de instandhouding van de beschermde roofvogels en uilen zoals vereist in de Vogelrichtlijn niet kunnen ontbreken. In de toelichting dient derhalve te worden uiteengezet in hoeverre onderdeel g zich verdraagt met de Vogelrichtlijn.Tenslotte lijkt het gelet op artikel 77 van de Flora- en faunawet, waarin sprake is van jachtvogels, niet goed mogelijk het aantal ontheffingen voor het vervoeren van roofvogels en uilen vast te stellen (artikel 5, derde lid, van het ontwerpbesluit), aangezien het begrip "jachtvogels" een duidelijk omlijnd begrip is, waartoe alleen haviken en slechtvalken behoren (artikel 50). Alleen voor deze vogels kan een numerus fixus worden vastgesteld.De Raad adviseert in ieder geval de toelichting aan te vullen, zo nodig onder aanpassing van het artikelonderdeel.Artikel 4a. Ingevolge artikel 4, tweede lid, wordt vrijstelling verleend van de artikelen 9 tot en met 11 en 13, eerste lid, van de wet voor het houden van edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen die binnen omheinde terreinen van maximaal 5000 hectaren verblijven.In de toelichting wordt opgemerkt dat de vrijstelling er in voorziet deze dieren buiten het beschermingsregime van de Flora- en faunawet te brengen. De indruk wordt gewekt dat deze dieren voor hun bescherming uitsluitend onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren komen te vallen. Indien dit beoogd wordt lijkt het niet juist dit te bewerkstelligen door de vrijstellingsregeling van artikel 75, maar ligt het veeleer voor de hand deze dieren uit te zonderen door hen niet aan te merken als beschermde inheemse diersoort, bedoeld in artikel 4 van de wet. In dat verband dient ook aangegeven te worden om welke reden aan de overige bepalingen van de Flora- en faunawet geen behoefte meer bestaat.Indien evenwel bedoeld is vrijstelling te verlenen van de genoemde artikelen, dan verdient het aanbeveling de toelichting nauwkeuriger te formuleren en daarin ook inzichtelijk te maken dat getoetst is aan het criterium van instandhouding van de soort (artikel 75, vierde lid, aanhef).b. Het is voorts niet duidelijk om welke reden de vrijstellingen bedoeld in het eerste en derde lid van artikel 4 verschillend zijn geformuleerd in zoverre dit het aantonen van gefokte dieren betreft en de producten afkomstig van deze dieren. Verder is geen aandacht geschonken aan de wijze waarop dit aantonen zal moeten plaatsvinden.Voorts valt het op dat op bijlage 1, behorende bij artikel 4, derde lid, als aangewezen diersoort het "konijn" opgenomen is, terwijl deze diersoort ook ingevolge het eerste lid opgenomen is in de bijlage bij het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren. De vrijstelling op grond van het derde lid brengt een enigszins zwaardere bewijslast met zich (product). De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten waarom aan het naast elkaar bestaan van de vrijstellingen ingevolge het eerste en het derde lid voor dezelfde diersoort behoefte bestaat.Artikel 5a. Uit de toelichting op het eerste lid van artikel 5 blijkt dat de houder van de betrokken vogels moet aantonen dat deze zijn gefokt of, indien het eieren, nesten of producten van vogels betreft, deze eieren, nesten of producten van gefokte vogels afkomstig zijn. Daarnaast moet ook worden voldaan aan de vereisten genoemd in onder meer artikel 6.In zoverre het gefokte vogels betreft moet (zo blijkt uit de verwijzing naar artikel 6 en tevens uit het vervolg van de toelichting) het bewijs geleverd worden door het aanwezig zijn van de gesloten pootring. Dat moet worden aangetoond dat producten van die gefokte vogels afkomstig zijn, is niet uitgewerkt in de toelichting en niet als vereiste opgenomen in de tekst van het artikelonderdeel.De geldende artikelen 12 en 20 van de Vogelwet 1936, waarmee deze artikelen overeenkomen, bevatten geen bewijsplicht voor producten van gefokte vogels.Omdat niet aanstonds duidelijk is op welke wijze hier bewijs geleverd zou kunnen worden beveelt de Raad aan in de toelichting op dit probleem in te gaan en zo nodig artikel 5 aan te passen.b. In het eerste lid van artikel 5 dient de verwijzing naar artikel 7 achterwege te blijven, aangezien de tekst van dit artikel hetzelfde op afdoende wijze regelt.c. De verwijzing naar artikel 8 is niet correct omdat dit artikel geen vereiste bevat waaraan moet worden voldaan, maar een opdracht aan de minister tot het bijhouden van een administratie. Het artikel is niet geformuleerd als een duidelijke eis dat de gegevens in deze administratie moeten worden opgenomen. Indien dit de bedoeling is, zoals uit de memorie van toelichting op de Flora- en faunawet kan worden opgemaakt(zie noot 7) en uit het geldende artikel 12 van de Vogelwet 1936, artikel 7, tweede lid, van het Vogelbesluit 1994 en artikel 3, tweede lid, van de Regeling uitvoering Vogelwet 1936, behoeft artikel 8 aanvulling. Het probleem zou kunnen worden ondervangen door het slot van artikel 5 als volgt te redigeren: indien deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6 en registratie heeft plaatsgevonden in de administratie, bedoeld in artikel 8.d. Ingevolge artikel 5, tweede lid, is geen vrijstelling mogelijk voor vogels ten behoeve van de uitoefening van de jacht. Blijkens de toelichting is dit voorschrift opgenomen, omdat de EG-CITES-verordeningen bijzondere vrijstellingen bevatten. Aangezien een bepaling van die strekking reeds is opgenomen in artikel 3 kan het expliciet maken van een uitzondering op deze plaats achterwege blijven. Een opmerking in de toelichting is hier voldoende.Voorts is in verband hiermee de opmerking aan het slot van de artikelsgewijze toelichting niet duidelijk, omdat paragraaf 5 betrekking heeft op het derde lid van artikel 5, te weten het beperkte aantal ontheffingen. Op deze wijze wordt de uitzondering op de vrijstellingsregeling op twee plaatsen van een andersluidende toelichting voorzien.e. Het derde lid van artikel 5 dient in een afzonderlijk artikel opgenomen te worden, omdat dit een aparte categorie vogels betreft en dit artikel niet strekt ter uitvoering van artikel 75, maar van artikel 77. Dit komt de duidelijkheid ten goede.Voorts kan dit artikelonderdeel op deze plaats niet gehandhaafd blijven, omdat artikel 3 regeling voor roofvogels en uilen buiten de werking van hoofdstuk 2 brengt.(zie noot 8) Dit laatste lijkt ook gevolgen te hebben voor artikel 2, tweede lid, onderdeel g. In de toelichting ware hierop in te gaan en zo nodig ware de tekst van de regeling aan te passen.De Raad adviseert in het licht van het vorenstaande de tekst van artikel 5 te heroverwegen en waar nodig de toelichting aan te passen.Artikel 11Een groot aantal dieren, voorkomend op bijlage 3, behorend bij het eerste lid, komt ook voor op bijlage 2, behorend bij het tweede lid. Voor producten van deze dieren wordt vrijstelling verleend van de verboden van artikel 13, eerste lid, hetgeen dan tevens de beperktere vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, insluit.De bijlagen lijken niet op elkaar te zijn afgestemd. De Raad adviseert daarin alsnog te voorzien.Artikel 14Ingevolge dit artikel wordt vrijstelling verleend voor het vervoer van zieke of gewonde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort.In afwijking van de geldende regeling in de artikelen 25 van de Natuurbeschermingswet, 15 van de Vogelwet 1936 en 27 van de Jachtwet is in het voorgestelde artikel geen "kan"-formulering gekozen, maar "wordt" in de zich voordoende gevallen vrijstelling verleend. Uit de toelichting blijkt niet of, gelet op de tot nu toe bestaande praktijk onder alle omstandigheden vrijstelling kan worden verleend. Een afweging zal immers niet meer kunnen plaatsvinden. De toelichting behoeft aanvulling.Voorts lijkt het vervoer van zieke en gewonde dieren alleen voor een vrijstelling in aanmerking te komen indien dit vervoer plaatsvindt in het kader van de opvang en verzorging van dieren. Door toevoeging van een zinsnede van die strekking wordt voorzien in een nauwe aansluiting met artikel 2, tweede lid, onderdeel c.In het tweede lid wordt melding gemaakt van personen of instellingen die gerechtigd zijn de dieren onder zich te hebben. Daarbij zal gedacht moeten worden aan bijvoorbeeld dierenartsen en dieropvangcentra.(zie noot 9) Mede in het licht van artikel 13, tweede en derde lid, van de Flora- en faunawet verdient het geen aanbeveling in dit verband te spreken van "instellingen", omdat het begrip zoals in de wet gebruikt ziet op daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instellingen(zie noot 10), hetgeen hier niet wordt bedoeld.De Flora en faunawet kent in de overige artikelen geen instellingen (of personen) die gerechtigd zijn dieren onder zich te hebben. Steeds worden de daartoe gerechtigden met name genoemd, zoals de jachthouder (artikel 1), de grondgebruiker (artikel 1), de houder van een vergunning (artikel 80), organisaties (artikel 102), eigenaar, vervoerder, importeur (artikel 112). Gelet op het vorenstaande geeft de Raad in overweging een zodanige formulering te kiezen dat onduidelijkheid wordt voorkomen en dat beter wordt aangesloten bij de reeds op dit punt in de wet voorkomende terminologie.Artikel 15Dit artikel bevat in aansluiting op artikel 2, tweede lid, onderdeel d, de uitwerking voor het verlenen van vrijstellingen ten behoeve van het onderhoud van wateren, waterkanten, oevers en graslanden.Zoals reeds hiervoor aan de orde gekomen (met betrekking tot genoemd artikelonderdeel) is inpassing binnen het kader van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn noodzakelijk, tenzij ervan moet worden uitgegaan dat het hier betreft inheemse planten en diersoorten die niet in de bijlagen bij de richtlijnen worden genoemd. Op grond van deze richtlijnen zal het onderhoud van wateren en graslanden alleen tot vrijstelling mogen leiden indien dit dient tot bescherming van flora en fauna.Of in alle gevallen een vrijstelling kan worden verleend is niet goed te overzien. Denkbaar is dat in bijzondere situaties het wenselijker blijkt geen vrijstelling te verlenen gelet op bijvoorbeeld de aanwezigheid van broedplaatsen voor vogels of het voorkomen van bepaalde plantensoorten, wellicht ook beide tegelijkertijd. Op dit moment moet gebruik gemaakt worden van het instrument van de vergunning.(zie noot 11)De toelichting dient naar het oordeel van de Raad te worden verduidelijkt en zo nodig dient het artikel te worden aangepast.3. NotificatieUit paragraaf 7 van de toelichting kan worden opgemaakt dat het ontwerpbesluit in aanmerking komt voor de notificatieprocedure. De Raad gaat ervan uit dat het ontwerpbesluit nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie of van de lidstaten aanleiding geeft tot veranderingen van meer dan bijkomstige aard en dat de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten aan de Raad zullen worden gezonden.4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen (Veegwet wonen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen (Veegwet wonen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2016, no.2016000353, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen (Veegwet wonen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van een wet tot bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van een wet tot bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2014, no.2014001957, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Auteurswet 1912, de Databankenwet, de Wet op de naburige rechten en de Wet openbaarheid van bestuur teneinde de beschikbaarheid van overheidsinformatie verder te verbeteren.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Auteurswet 1912, de Databankenwet, de Wet op de naburige rechten en de Wet openbaarheid van bestuur teneinde de beschikbaarheid van overheidsinformatie verder te verbeteren.Bij Kabinetsmissive van 11 maart 2002, no.02.001219, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Auteurswet 1912, de Databankenwet, de Wet op de naburige rechten en de Wet openbaarheid van bestuur teneinde de beschikbaarheid van overheidsinformatie verder te verbeteren. Het wetsvoorstel beoogt duidelijkheid te verschaffen over de toepassing van het auteursrecht, het databankenrecht en de naburige rechten op overheidsinformatie waaronder de zogenaamde basisinformatie van de democratische rechtsstaat. Het achterliggende doel is de beschikbaarheid van overheidsinformatie verder te verbeteren.(zie noot 1) Daartoe worden enige wijzigingen van de Auteurswet 1912, de Databankenwet, de Wet op de naburige rechten (WNR) en de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) voorgesteld. De belangrijkste onderdelen van het wetsvoorstel vormen de bepalingen in de Auteurswet 1912, de WNR en de Databankenwet inhoudende dat de overheid op de in het wetsvoorstel genoemde categorieën van (overheids)informatie geen in voornoemde wetten geformuleerde rechten heeft; alsmede de bepalingen in de Auteurswet 1912 en de WNR inhoudende dat het verstrekken van informatie ingevolge hoofdstuk III WOB, niet wordt beschouwd als een inbreuk op het auteursrecht en de naburige rechten. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij enkele opmerkingen over de plaats van de voorgestelde regels binnen het bestaande wettelijke kader, de motivering ten aanzien van de in het licht van toepasselijke Europese richtlijnen toelaatbare beperkingen en de in het voorstel gehanteerde terminologie. 1. Plaats van de voorgestelde regels binnen het bestaande wettelijke kader Uit de memorie van toelichting blijkt dat het wetsvoorstel beoogt te bewerkstelligen dat het auteurs- en databankenrecht niet aan nakoming van de zorgplicht tot het verstrekken van overheidsinformatie in de weg staat.(zie noot 2) Daartoe worden wijzigingen in de Auteurswet 1912, de WNR, de Databankenwet en de WOB voorgesteld. Een meerderheid van de Commissie Auteursrecht heeft zich kritisch uitgelaten over het regelen van de toegankelijkheid en beschikbaarheid van overheidsinformatie in verschillende wetten.(zie noot 3) Deze meerderheid geeft de voorkeur aan een apart wettelijk kader voor de toegankelijkheid en beschikbaarheid van overheidsinformatie. De gedachte daarbij is dat het regelen van het onderwerp in verschillende wetten de samenhang en doorzichtigheid van de wettelijke regeling van de beschikbaarheid van overheidsinformatie niet bevordert en bovendien kan leiden tot verschillende (rechterlijke) interpretaties. Uit de toelichting blijkt niet welke overwegingen ertoe hebben geleid dat aan deze aanbeveling geen gevolg is gegeven. De Raad meent dat het belang voor burgers en overheden bij de tot dusver niet als zodanig geregelde zorgplicht zeer wel gediend kan zijn met een afzonderlijke wettelijke regeling. Het college adviseert in ieder geval in de memorie van toelichting in te gaan op de overwegingen die ten grondslag liggen aan de keuze het overheidsbeleid, dat gericht is op verbetering van de toegankelijkheid en de vrije verstrekking van overheidsinformatie, niet in een aparte wet te regelen. 2. Beperkingen Het wetsvoorstel voorziet in een aanpassing van de Auteurswet 1912 en de WNR met een bepaling op grond waarvan feitelijke handelingen die noodzakelijk zijn om informatie te verstrekken uit hoofde van de WOB geen inbreuk op het auteursrecht opleveren. De toelichting vermeldt dat niet wordt voorzien in een equivalent voor het databankenrecht, aangezien daarvoor binnen de kaders van de internationale regels voor databanken geen ruimte bestaat.(zie noot 4) Gewezen wordt op de limitatieve opsomming van beperkingen in richtlijn nr.96/9.(zie noot 5) Het gaat in dezen om artikel 6, tweede lid, onder c, van Richtlijn 96/9 (databanken), dat een beperking toestaat "wanneer het betreft gebruik voor de openbare veiligheid of in het kader van een administratieve of gerechtelijke procedure". Daarnaast biedt artikel 5, derde lid, onder e, van richtlijn nr.2001/29 (auteursrecht en naburige rechten) aan de lidstaten de mogelijkheid een beperking of een restrictie op het auteursrecht ten aanzien van de in richtlijn nr.2001/29 genoemde rechten op te nemen "ten behoeve van de openbare veiligheid of om het goede verloop van een administratieve, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen."(zie noot 6) Hoewel de formulering van de beide beperkingen niet volledig identiek is, is niet zonder meer duidelijk waarom richtlijn nr.2001/29 wel de ruimte biedt voor de voorgestelde bepaling in de Auteurswet 1912 en de WNR, zoals in de artikelsgewijze toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wordt gesteld,(zie noot 7) en richtlijn nr.96/9 die ruimte niet zou bieden voor een equivalent van de voorgestelde bepaling in de Databankenwet. Ook de Commissie Auteursrecht heeft een dergelijk equivalent aanbevolen.(zie noot 8) De Raad adviseert het opnemen van een soortgelijke bepaling in de Databankenwet nader te overwegen en de toelichting op dit punt te verduidelijken. 3. Bereik voorgestelde regeling; het begrip "overheid" a. De aanhef van het voorgestelde artikel 11 van de Auteurswet 1912 luidt: "De overheid bezit geen auteursrecht op:". De gekozen formulering laat open dat anderen dan de overheid op de in het voorgestelde artikel genoemde categorieën van informatie auteursrecht kunnen hebben. Uit de toelichting op artikel 11, zestiende alinea, kan worden opgemaakt dat dit niet de bedoeling is. Daarin wordt gesteld dat de voorgestelde bepaling zich uitsluitend tot de overheid richt. Derden die de in het voorgestelde artikel genoemde informatie verrijken, hebben geen auteursrecht op de in het voorgestelde artikel genoemde categorieën zelf; zij kunnen wel auteursrecht hebben op de "verrijkte" informatie, mits deze (zelfstandig) kan worden gekwalificeerd als een werk in de zin van de auteurswet. Naar het oordeel van de Raad verdient het de voorkeur te bepalen dat er geen auteursrecht bestaat op de in het voorgestelde artikel genoemde categorieën.(zie noot 9) Dit sluit aan bij de bedoeling van de regering dat de beschikbaarheid van overheidsinformatie niet gehinderd mag worden door een (potentieel) beroep op het auteursrecht door anderen.(zie noot 10) Bijkomend voordeel van een dergelijke formulering is dat gebruik van het (te weinig specifieke) begrip "overheid" wordt vermeden. b. De Raad merkt op dat in elk van de drie te wijzigen wetten het begrip "overheid" wordt geïntroduceerd, terwijl een nadere toelichting op dit begrip ontbreekt. Alleen al omdat blijkens de memorie van toelichting daaronder niet alleen de staat maar ook de decentrale overheden worden begrepen, is een nadere uitleg geboden. Het college adviseert in dit verband ook het in het voorgestelde tweede lid van artikel 11 van de Auteurswet 1912 gebezigde begrip "overheid" te vervangen door te verwijzen naar "de onder a tot en met g van het eerste lid aangeduide instanties". Een en ander geldt mutatis mutandis voor de artikelen II en III van het wetsvoorstel. De Raad adviseert de voorgestelde artikelen in het licht van het voorgaande aan te passen. c. In de memorie van toelichting wordt ten aanzien van de reikwijdte van het voorgestelde artikel 11, eerste lid, van de Auteurswet 1912 gesteld dat in de wettekst niet alleen de Nederlandse overheid wordt bedoeld.(zie noot 11) Daaraan wordt toegevoegd dat aan de hand van het recht van het land van oorsprong dient te worden bepaald of de werken onder één van de onderscheiden categorieën kunnen ressorteren en dat alsdan op een eventueel daarop rustend auteursrecht hier te lande geen beroep kan worden gedaan. De Raad acht deze passage niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 2, vierde lid, van de Berner Conventie. Daarin is bepaald dat het aan de wetgeving van de daarbij aangesloten landen is voorbehouden om de aan de officiële teksten op het gebied van wetgeving, bestuur en rechtspraak, en aan officiële vertalingen van deze teksten te verlenen bescherming vast te stellen. Door de reikwijdte van het voorgestelde artikel 11 van de Auteurswet 1912 zo ruim op te vatten dat daaronder ook buitenlandse overheden vallen, dreigt de bevoegdheid van die overheden te worden doorkruist om zelf (de omvang van) de bescherming van hun officiële teksten vast te stellen. De Raad adviseert in de memorie van toelichting de passage over buitenlandse overheden te wijzigen. d. Ten aanzien van de categorie "verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties" is niet zonder meer duidelijk wat het gevolg is van de vaststelling dat de (Nederlandse) overheid daarop geen auteursrecht heeft. Uitgaande van het systeem van de Auteurswet 1912, waarin het auteursrecht toekomt aan de maker van een werk of diens rechtverkrijgende(n), valt niet zonder meer in te zien dat de Nederlandse overheid (mede) het auteursrecht bezit op verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties waarbij Nederland partij is. Wel is denkbaar dat (mede) aan de Nederlandse staat auteursrecht toekomt op de Nederlandstalige versie van bedoelde verdragen en besluiten maar daarvoor geldt naar het college aanneemt dat deze niet onder het auteursrecht vallen. De Raad adviseert deze uitsluiting nader te bezien. e. In het voorgestelde derde lid van artikel 11 van de Auteurswet 1912 wordt het begrip "politieke redevoering" geïntroduceerd. Noch uit de voorgestelde wettekst, noch uit de toelichting blijkt welke redevoeringen als "politiek" moeten worden aangemerkt. Gegeven alleen al de subjectiviteit van hetgeen als politiek en hetgeen als redevoering wordt beschouwd adviseert de Raad het nieuwe begrip uit de voorgestelde wettekst te schrappen. Daarnaast vraagt de Raad zich af waarom het voorgestelde derde lid noodzakelijk is en waarom het bestaande artikel 15b, tweede volzin, van de Auteurswet 1912 zou moeten worden geschrapt. Het college acht de bestaande regeling duidelijker. In elk geval dient nader te worden toegelicht waarom de voorgestelde vervanging nuttig en nodig is. 4. Financiële gevolgen wetsvoorstel Uit het algemeen deel van de memorie van toelichting blijkt dat het inmiddels praktijk is dat de overheid geen auteursrechten op overheidsinformatie heft.(zie noot 12) In de brief van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal in het Actieprogramma Elektronische Overheid, wordt evenwel gesteld dat "De meeste overheidsorganisaties thans aangeven dat zij zich het auteursrecht en databankenrecht op hun bestanden voorbehouden" en dat "Uit onderzoek is gebleken dat het voorbehouden van rechten massaal gebeurt".(zie noot 13) De Raad adviseert in de memorie van toelichting in te gaan op deze brief van de minister. Daarbij zou tevens onder ogen moeten worden gezien in hoeverre het voorstel financiële consequenties heeft doordat overheden van het in rekening brengen van rechten af zal moeten zien. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met de evaluatie 2002.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met de evaluatie 2002.Bij Kabinetsmissive van 24 december 2002, no.02.005922, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met de evaluatie 2002. Het wetsvoorstel strekt ertoe uitvoering te geven aan de beleidsconclusies die het kabinet heeft verbonden aan de tweede evaluatie van de Meststoffenwet (hierna: Mw). Die evaluatie is geschied op basis van onderzoeken naar de milieueffecten onder leiding van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) en naar de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid door het Expertisecentrum Rechtshandhaving. Van de resultaten van die evaluatie is op 31 mei 2002 door de toenmalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verslag gedaan aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.(zie noot 1) Zij hebben het kabinet aanleiding gegeven de thans in de Mw voor 2003 en daaropvolgende jaren voorziene normen voor verlies van fosfaten en nitraten aan het milieu als gevolg van dierlijke bemesting (hierna: fosfaat- respectievelijk nitraatverliesnormen; tezamen: verliesnormen) op onderdelen aan te passen, vooral om een deel van het bedrijfsleven extra tijd te geven de benodigde aanpassing van hun bedrijfsvoering te temporiseren. Voor alle bouwland en braakland wordt op basis van het onderzoek een structurele versoepeling van de fosfaatverliesnorm verantwoord geacht. De fosfaat- en stikstofverliesnorm voor aanwending van mest op niet voor uitspoeling gevoelig grasland en de stikstofverliesnorm voor niet voor uitspoelinggevoelig bouwland en braakland blijven ongewijzigd. In verband met de bijzondere aanpassingsproblemen die bedrijven hebben om de in de Mw vastgelegde verliesnormen voor uitspoelingsgevoelige grond te halen, wordt de gelding van stikstofverliesnormen voor die gronden met een jaar uitgesteld tot 2004 en worden voor 2003 overgangsnormen voorgesteld. De nadere tijdelijke verliesnormen zullen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2003 worden ingevoerd. Verder zullen bij het ontbreken van geschikt kaartmateriaal nog geen aangescherpte normen gelden voor de droge delen van zand- en lössgronden die op perceelsniveau minder dan twee derde deel grondwatertrap 7 en 8 hebben. De definitie van uitspoelingsgevoelige grond wordt in verband daarmee zodanig aangepast dat die alleen nog betrekking heeft op zand- en lössgrond met meer dan twee derde grondwatertrap 7 en 8 (hoogste grondwaterstand van 80 centimeter in plaats van 40 centimeter onder het maaiveld).(zie noot 2) Naast deze (tijdelijke) versoepeling van de verliesnormen bevat het wetsvoorstel een drietal voorzieningen om onvolkomenheden in het stelsel van regulerende mineralenheffingen en het stelsel van mestafzetovereenkomsten weg te nemen, een aantal met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1998, en enkele voorzieningen om de regeldruk en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven verder te verminderen. Het wetsvoorstel geeft de Raad van State aanleiding opmerkingen te maken die vooral verband houden met de implementatie van de Nitraatrichtlijn(zie noot 3) en de EG-Waterrichtlijn.(zie noot 4) In verband daarmee dient naar zijn mening het wetsvoorstel te worden heroverwogen. 1. Implementatie Nitraatrichtlijn De voorgestelde aanpassing van de verliesnormen is reeds aangekondigd in de brief van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 4 oktober 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.(zie noot 5) Daarbij wordt gewezen op de lopende inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Nederland in verband met feit dat Nederland de Nitraatrichtlijn met een mineralenaangiftesysteem (fosfaat- en stikstofverliesnormen) heeft geïmplementeerd, terwijl in die richtlijn reeds gebruiksnormen voor de aanwending van dierlijke mest zijn voorgeschreven.(zie noot 6) "De inbreukprocedure maakt dat de marge voor nationaal beleid op dit punt momenteel gering is." Daarnaast wordt in diezelfde brief gewezen op de mededeling van Nederland in april 2000 aan de Europese Commissie dat, ons land met ingang van 1 januari 2003 zal afwijken van de in de Nitraatrichtlijn voorgeschreven maximale aanwendingsnorm van 170 kg stikstof per hectare en een derogatie zal hanteren van 250 kg stikstof.(zie noot 7) Volgens de brief is voor die afwijking een sluitende wetenschappelijke onderbouwing gegeven. Over deze inmiddels toegepaste derogatie is het overleg met de Europese Commissie nog steeds gaande. In verband daarmee zijn de fosfaatverliesnormen voor de aanwending van mest op niet uitspoelingsgevoelig grasland, omdat die nauw zijn gekoppeld aan de mestplaatsingsnorm van 250 kg stikstof per hectare, niet gewijzigd. Met betrekking tot de ingebrekestelling heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) op 7 november 2002 geconcludeerd: - dat Nederland in zijn actieprogramma ten onrechte geen maatregelen betreffende de opslagcapaciteit van opslagtanks heeft getroffen; en - ten onrechte geen gebruiksnormen heeft opgenomen waarbij het op of in de grond brengen van meststoffen wordt beperkt; en voorts - dat de wel genomen maatregelen ten onrechte niet waarborgen dat de jaarlijks op of in de bodem gebrachte hoeveelheid dierlijke mest, met inbegrip van die welke door de dieren zelf wordt opgebracht, voor elk landbouw- of veehouderijbedrijf de door de richtlijn vastgestelde hoeveelheid niet overschrijdt; - dat ten onrechte geen voorschriften zijn vastgesteld betreffende de periodes die niet geschikt zijn voor het op of in de bodem brengen van meststoffen; - dat ten onrechte geen maatregelen zijn vastgesteld betreffende het op of in de bodem brengen van meststoffen in de nabijheid van waterlopen; - dat ten onrechte geen maatregelen zijn vastgesteld betreffende de methoden voor het op of in de grond brengen van kunstmest; - dat ten onrechte geen aanvullende of verscherpte maatregelen betreffende droge zandgronden zijn genomen. Blijkens de uitlatingen van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het overleg met de Tweede Kamer is er bij de Europese Commissie vooralsnog weinig fiducie in de wijze waarop Nederland de Nitraatrichtlijn wil nakomen(zie noot 8) en zitten de huidige voorstellen ten aanzien van het mestdossier "op de grens van de geloofwaardigheid van het beleid in Europees verband".(zie noot 9) Nu de Advocaat-Generaal een dermate negatieve conclusie heeft uitgebracht over het door Nederland gehanteerde stelsel van mineralenheffingen, is er naar de mening van de Raad ten aanzien van het eerder ingezette traject voor de aanscherping van de stikstofverliesnormen in feite redelijkerwijs geen ruimte voor enige verdere versoepeling. Het risico dat die versoepeling zal moeten worden teruggedraaid is daarvoor te groot. Daarom acht de Raad het niet verantwoord dat de voorgestelde temporisering van de verliesnormen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2003 wordt ingevoerd.(zie noot 10) Het risico van het moeten terugdraaien van de temporisering is temeer aanwezig omdat ook rekening moet worden gehouden met een mogelijk negatieve uitkomst van de derogatieprocedure. De wetgever moet voorkomen dat het bedrijfsleven voor nog grotere aanpassingsproblemen zal worden geplaatst dan al het geval zou zijn bij een noodzakelijke omschakeling van het heffingenstelsel naar de rechtstreekse gebruiksnormen van de Nitraatrichtlijn en aanscherping van de normen voor grasland die nu op de derogatie zijn gebaseerd. Met het oog op de eisen van rechtszekerheid, maar ook vanuit een oogpunt van zorgvuldige wetgeving is het ongewenst dat het onderhavige wetsvoorstel tot versoepeling van verliesnormen wordt geïnitieerd in het besef dat het wetsvoorstel zal moeten worden aangepast wanneer het onderhandelingsresultaat met de Europese Commissie en de uitspraak van het HvJEG in de ingebrekestellingsprocedure daartoe aanleiding geven.(zie noot 11) De Raad adviseert daarom de voorgestelde temporisering van de stikstofverliesnormen niet door te voeren. 2. Het college wijst op de volgende complicaties bij de voorgestelde specifieke Nederlandse versoepelingen bij de implementatie van de Nitraatrichtlijn. a. De bij de evaluatie gebruikte onderzoekgegevens rechtvaardigen niet de voorziene temporisering van de aanscherping van de stikstofverliesnormen voor de uitspoelingsgevoelige gronden, zoals die nu nog in de Mw voor 2003 is vastgelegd. In paragraaf 2.2 van de memorie van toelichting wordt erkend dat de onderzoekgegevens van het MNP erop wijzen dat eerder een aanscherping van die wettelijke normen nodig is(zie noot 12) om op de droge uitspoelingsgevoelige gronden (volgens de aangepaste definitie in artikel 1, aanhef en onder aa: uitspoelingsgevoelige gronden) de norm van 50 mg nitraat in de bovenste meter van het grondwater te realiseren. Omdat die norm voor een deel van de bedrijven op die gronden niet haalbaar is, wordt evenwel voorgesteld om agrarische bedrijven op de uitspoelingsgevoelige gronden een jaar extra tijd te gunnen om hun bedrijfsvoering aan te passen. Daartoe worden de stikstofverliesnormen voor op deze gronden gelegen grasland en bouwland meer geleidelijk aangescherpt (artikel I, onderdelen B en C). Dit betekent dus dat ten aanzien van de toelaatbare bemesting van deze gronden de vorenbedoelde norm van de Nitraatrichtlijn nog niet wordt gehaald. b. Uit de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat de droge gedeelten van zand- en lössgrond met op perceelsniveau minder dan twee derde grondwatertrap 7 en 8 buiten de aangescherpte regeling zullen blijven totdat de kartering van de grondwaterstanden op 1 januari 2005 is aangepast (paragraaf 2.1, slot). Op termijn zal dus nog een niet gering aantal bedrijven de bedrijfsvoering aan scherpere verliesnormen moeten aanpassen. c. De Nederlandse aanpak moet hoe dan ook voldoen aan artikel 5, vijfde lid, van de Nitraatrichtlijn. Daarin is bepaald dat lidstaten aanvullende maatregelen of verscherpte maatregelen treffen die zij noodzakelijk achten voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de richtlijn, te weten de vermindering en het voorkomen van verdere waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten uit agrarische bronnen. Daarbij geldt als doel dat het grondwater niet meer dan 50 mg nitraat per liter bevat.(zie noot 13) Bij het selecteren van die maatregelen dienen de lidstaten rekening te houden met de doeltreffendheid en de kosten ervan ten opzichte van die van eventuele andere preventieve maatregelen. Zo zal wat betreft de doeltreffendheid duidelijk moeten zijn dat de voorgestelde overgangsnormen er ook daadwerkelijk toe zullen leiden dat daarmee de norm van 50 mg nitraat per liter grondwater zal worden gehaald. In dat licht behoeft ook het uitstel van aangescherpte stikstofverliesnormen voor de droge delen van zand- en lössgronden met minder dan twee derde grondwatertrap 7 en 8 tot 1 januari 2005 nadere verantwoording. In samenhang hiermee zal ook de noodzaak van flankerend beleid dat, zoals aan het slot van paragraaf 2.2 wordt uiteengezet, is gericht op het wegnemen van het landelijk mestoverschot, nader moeten worden bezien. De Raad is van oordeel dat voor het geval de regering wil vasthouden aan het voornemen tot versoepeling, een antwoord zal moeten worden gegeven op de hiervoor aangeduide complicaties. 3. Verhouding tot implementatie Waterrichtlijn. Het nitraatbeleid kan niet los worden gezien van de implementatie van de Waterrichtlijn. Daarbij gaat het om de behandeling van waterkwaliteit in het algemeen. In dat verband wijst de Raad erop dat er nog geen adequaat monitoringprogramma is om de effecten van de nitraatbelasting door de landbouw op de kwaliteit van regionale oppervlaktewateren te meten (zie brief van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 31 mei 2002, bladzijde 4, en de brief van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 4 oktober 2002, bladzijde 7.(zie noot 14) Met het oog op de implementatie van de Waterrichtlijn verdient het naar de mening van het college aanbeveling dat de effecten van het in de Mw neergelegde nitraatbeleid voor de kwaliteit van het water zo snel mogelijk kunnen worden gemeten. Zolang die effecten nog niet met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld, blijft onzeker of met de huidige Mw een toereikende bijdrage wordt geleverd aan de implementatie van de Waterrichtlijn. De Raad adviseert ook om die reden af te zien van de voorgestelde temporisering van de stikstofverliesnormen voor 2003. In ieder geval zou die temporisering moeten worden gekoppeld aan een meer voortvarende totstandbrenging van het bedoelde monitoringprogramma, teneinde ook de periode van onzekerheid voor het agrarische bedrijfsleven met betrekking tot de gevolgen van de Waterrichtlijn zo beperkt mogelijk te houden. 4. Vermindering van lasten versus handhaving In het kader van de vermindering van de administratieve lasten wordt in navolging van het rapport "Lastige lasten"(zie noot 15) de verplichting geschrapt (artikel I, onderdeel D) om bij de aangifte in het kader van het stelsel van regulerende mineralenheffingen een door een accountant opgesteld rapport van bevindingen mee te sturen. In paragraaf 4.1 van de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat dit rapport blijkens het rapport "Evaluatie uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid Meststoffenwet" van het Expertisecentrum Rechtshandhaving een belangrijke bijdrage levert aan het verminderen van frauderisico's en een meer gerichte controle inzet van de Algemene Inspectiedienst mogelijk maakt, maar dat aan de andere kant moet worden vastgesteld dat steeds meer boeren beginnen te twijfelen aan het nut van het rapport van bevindingen en de kosten daarvan te hoog vinden. Verder wordt in de toelichting geconstateerd dat het rapport van bevindingen slechts in beperkte mate zekerheid geeft over de kwaliteit, juistheid en volledigheid van de aangifte. Daarom wordt in de toelichting de betekenis van dit rapport betrekkelijk geacht. Die betekenis, zo wordt vervolgd, zal in de toekomst verder afnemen wanneer bij de Dienst Basisregistraties de basisregistraties met betrekking tot dieren en grond verder ontwikkeld zijn. Gelet op die betrekkelijke meerwaarde worden de kosten van het rapport van bevindingen, ook in een eventuele afgeslankte vorm, zo hoog gevonden dat de verplichting daartoe kan vervallen. Daarbij wordt erop gewezen dat eventuele extra risico's als gevolg van het vervallen van deze verplichting door een aangepaste controlestrategie en -opzet goed zijn te ondervangen, zoals nader wordt uitgewerkt in paragraaf 7 van de memorie van toelichting. De Raad constateert dat in die paragraaf slechts wordt gewezen op "reeds vergevorderde projecten die door Bureau Heffingen in gang zijn gezet om aansluiting te zoeken met gegevens afkomstig van de I&R, de Grondkamer, en gegevens afkomstig van de Basisregistratie Percelen en andere gegevensbestanden". "Die ontwikkelingen kunnen ertoe bijdragen dat overtredingen van de wet- en regelgeving in het kader van het stelsel van regulerende mineralenheffingen eerder worden gesignaleerd", aldus de toelichting. Het college meent dat het schrappen van de verplichting van het rapport van bevindingen niet in de rede ligt zolang de ontwikkelingen waarop de toelichting doelt, nog niet hebben geleid tot een operationeel controlesysteem, gelet op de betekenis die het rapport van bevindingen blijkens de toelichting voor de handhaving van de mestwetgeving hoe dan ook (nog) heeft. In ieder geval zal in de memorie van toelichting duidelijkheid moeten worden verschaft over de termijn waarbinnen het bedoelde andere controlesysteem operationeel zal worden en hoe in de tussentijd effectieve controle zal plaatsvinden. 5. Basis vrijstellingsregeling vooruitlopend op de wijziging van de Meststoffenwet Aan het slot van paragraaf 4.2 van de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat vooruitlopend op het moment waarop het onderhavige wetsvoorstel kracht van wet heeft verkregen de verplichting in artikel 42a om bij de aangifte een rapport van bevindingen mee te zenden alvast buiten werking zal worden gesteld via een (krachtens artikel 59 Mw vastgestelde) vrijstellingsregeling. Hoewel, zo wordt vervolgd, in het licht van het legaliteitsbeginsel ten algemene terughoudendheid op haar plaats is waar het gaat om het bij ministeriële regeling volledig buiten werking stellen van bepaalde bepalingen in een wet in formele zin - in plaats van uitsluitend voor een specifieke categorie van gevallen - wordt dat in de gegeven omstandigheden als tijdelijke voorziening vooruitlopend op een in procedure te brengen wetsvoorstel tot wijziging van die wet verantwoord geacht. Hierover merkt de Raad op dat het begrip "vrijstelling" in artikel 59 Mw zich verzet tegen deze ruime interpretatie. Bij vrijstelling van het bij de Mw bepaalde zal het telkens gaan om categorieën van gevallen waarvoor de betrokken bepaling niet zal gelden. De Raad adviseert hiervan rekenschap te geven in de memorie van toelichting. 6. Terugwerkende kracht De meeste onderdelen van het wetsvoorstel zullen ingevolge artikel III met terugwerkende kracht worden ingevoerd. De aanpassing van de verliesnormen zal in voor boeren gunstige zin terugwerken tot 1 januari 2003. In paragraaf 8 van de memorie van toelichting wordt echter ingegaan op de grote risico's die bedrijven nemen wanneer zij anticiperen op de voorgenomen wijzigingen van de wet. Zij zouden met hoge heffingen kunnen worden geconfronteerd wanneer zij op wijzigingen vooruitlopen die uiteindelijk geen kracht van wet zullen blijken te krijgen. Zolang de uitkomst van de ingebrekestellingsprocedure bij het HvJEG en van de onderhandelingen in EG-verband over de derogatie voor grasland van de gebruiksnormen van de Nitraatrichtlijn niet vaststaat, gaat de voorgestelde invoering met terugwerkende kracht van de temporisering van de verliesnormen gepaard met grote rechtsonzekerheid. De in de voorlichting over het wetsvoorstel en te gelegener tijd over de wet te geven waarschuwing in verband met de gesignaleerde risico's doet daaraan niet af. De uiteindelijke bijdrage aan vermindering van lasten staat daarom geenszins vast. Om deze redenen adviseert het college de bepaling betreffende de terugwerkende kracht uit het wetsvoorstel te schrappen. Indien de verdere ontwikkelingen dit mogelijk maken zal desgewenst te gelegener tijd bij afzonderlijke wet in de beoogde terugwerkende kracht kunnen worden voorzien. Artikelsgewijs 7. Met het vervallen artikel 42a vervalt ook het tweede lid, dat gaat over de omrekening van diercategorieën naar GVE-eenheden (Bijlage A). Het college neemt aan dat dat niet de bedoeling is. Artikel I, onderdeel D, behoeft daarom aanpassing. 8. In de wijziging van Bijlage E (artikel I, onderdeel K) worden forfaitaire mestproductienormen die gelden in het stelsel van mestafzetovereenkomsten voor melkvee, witvleeskalveren en overig roodvleesvee van 1 jaar en ouder technisch aangepast. Daarbij wordt bij diercategorie 125 de waarde 73,1 vervangen door 30,4. Gelet op het ingrijpende karakter daarvan zal die aanpassing moeten worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. 9. De verhouding tussen het eerste lid en het tweede lid van artikel II is niet duidelijk. Het tweede lid lijkt een andere dan volgens dit artikellid vastgestelde vermindering op bezwaar aan de hand van door de veehouder aangedragen nadere bedrijfsgegevens uit te sluiten. In paragraaf 7 van de toelichting wordt evenwel uitgegaan van de mogelijkheid van tegenbewijs voor de berekening op basis van het gemiddelde aantal gehouden dieren in de ambtshalve vastgestelde naheffingsaanslag. De tekst van artikel II zal met de kennelijke bedoeling in overeenstemming moeten worden gebracht. 10. Artikel III behelst geen terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2003 voor de wijziging in artikel I, onderdeel K, alhoewel uit paragraaf 8 van de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat die terugwerking wel de bedoeling is. Het wetsvoorstel en de toelichting dienen met elkaar in overeenstemming te worden gebracht. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met wijzigingen van de bijlage bij het Internationale Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, (SOLAS-verdrag)vanwege de implementatie van de door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangenomen Internationale Code voor schepen die in polaire wateren varen (Polar-Code), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met wijzigingen van de bijlage bij het Internationale Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, (SOLAS-verdrag)vanwege de implementatie van de door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangenomen Internationale Code voor schepen die in polaire wateren varen (Polar-Code), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2016, no.2016001622, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met wijzigingen van de bijlage bij het Internationale Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, (SOLAS-verdrag)vanwege de implementatie van de door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangenomen Internationale Code voor schepen die in polaire wateren varen (Polar-Code), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet melding ongebruikelijke transacties en Wet identificatie bij dienstverlening, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet melding ongebruikelijke transacties en Wet identificatie bij dienstverlening, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2007, no.07.002167, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet melding ongebruikelijke transacties en Wet identificatie bij dienstverlening, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (leveringsplicht en goedkeuring voorgenomen tariefwijzigingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (leveringsplicht en goedkeuring voorgenomen tariefwijzigingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 72a van de onteigeningswet in de gemeente Terneuzen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 72a van de onteigeningswet in de gemeente Terneuzen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met het aanpassen van de asielprocedure, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met het aanpassen van de asielprocedure, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2011, no.11.001396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met het aanpassen van de asielprocedure, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de Catharina-Amalialaan in aansluiting op het bestaande gedeelte van de huidige Julianalaan en uitkomende op de Machineweg, met bijkomende werken in de gemeente Aalsmeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de Catharina-Amalialaan in aansluiting op het bestaande gedeelte van de huidige Julianalaan en uitkomende op de Machineweg, met bijkomende werken in de gemeente Aalsmeer.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 6 november 2006, no. RWSCD BJV 2006/15725, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de Catharina-Amalialaan in aansluiting op het bestaande gedeelte van de huidige Julianalaan en uitkomende op de Machineweg, met bijkomende werken in de gemeente Aalsmeer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2010, no. 10.003542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op verbetering van de kwaliteit van examens van beroepsopleidingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op verbetering van de kwaliteit van examens van beroepsopleidingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit interoperabiliteit, het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007, het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen, het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet, het Besluit voorwaardelijke toegang en het Frequentiebesluit 2012, ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (Besluit implementatie herziene telecommunicatierichtlijnen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit interoperabiliteit, het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007, het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen, het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet, het Besluit voorwaardelijke toegang en het Frequentiebesluit 2012, ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (Besluit implementatie herziene telecommunicatierichtlijnen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2011, no.11.002684, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit interoperabiliteit, het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007, het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen, het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet, het Besluit voorwaardelijke toegang en het Frequentiebesluit 2012, ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (Besluit implementatie herziene telecommunicatierichtlijnen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2015, no.201500183, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met buitenschoolse opvang, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met buitenschoolse opvang, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en wijziging van onder meer het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in hoofdzaak wegens invoering van profielen voor het vwo en havo (tweede profielenbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en wijziging van onder meer het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in hoofdzaak wegens invoering van profielen voor het vwo en havo (tweede profielenbesluit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van situaties, bedoeld in artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor dit artikel later dan met ingang van 1 mei 2000 in werking zal treden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van situaties, bedoeld in artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor dit artikel later dan met ingang van 1 mei 2000 in werking zal treden.Bij Kabinetsmissive van 24 december 1999, no.99.006422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende aanwijzing van situaties, bedoeld in artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor dit artikel later dan met ingang van 1 mei 2000 in werking zal treden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het stellen van eisen aan de Kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het stellen van eisen aan de Kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 maart 2012, no.12.000615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het stellen van eisen aan de Kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende instelling van een sectorraad voor openbaar bestuur, justitie en veiligheid (Besluit sectorraad voor openbaar bestuur, justitie en veiligheid), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende instelling van een sectorraad voor openbaar bestuur, justitie en veiligheid (Besluit sectorraad voor openbaar bestuur, justitie en veiligheid), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2004, no.04.003888, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende instelling van een sectorraad voor openbaar bestuur, justitie en veiligheid (Besluit sectorraad voor openbaar bestuur, justitie en veiligheid), met nota van toelichting. De Raad van State maakt enkele opmerkingen, in verband waarmee hij enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk acht. 1. Noodzaak In het actieprogramma van het kabinet "Andere overheid" wordt een doorlichting van de adviesfunctie aangekondigd. Anderzijds wordt in het eerste voortgangsbericht Programma Andere Overheid gewezen op het belang van sectorraden, ter wille van een betere benutting van de bestaande kennisfunctie bij de overheid.(zie noot 1) De nota van toelichting beargumenteert het belang van de instelling van de nieuwe sectorraad met de mededeling dat de coördinatie van de onderzoeksprogrammas van de twee betrokken ministeries voor verbetering vatbaar is, en dat het onderzoek zich thans beperkt tot wat op een bepaald ogenblik actueel is. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag of de taak van de beoogde sectorraad niet kan worden vervuld door een kleine ambtelijke, interdepartementale commissie en in te gaan op de verhouding van de voorgenomen instelling tot het programma "Andere overheid". 2. Afbakening ten opzichte van algemene adviesorganen Op het beleidsterrein waarvoor de nieuwe sectorraad wordt ingesteld bestaan algemene adviesorganen die ook aan wetenschappelijk onderzoek doen of laten doen; bijvoorbeeld de Raad voor het openbaar bestuur. De nota van toelichting besteedt geen aandacht aan de vraag naar de coördinatie met de daar verrichte of te verrichten onderzoeken. De Raad adviseert dat alsnog te doen. 3. Naam De Raad is van mening dat de gekozen naam van de sectorraad weinig zicht biedt op de taak en de positie van de raad en daarnaast onvoldoende aansluit bij de benamingen van de andere thans vigerende regelingen inzake sectorraden, waarbij de term "onderzoek" veelal deel uitmaakt van de citeertitel. Bovendien kan de voorgestelde benaming verwarring wekken met de Raad voor het openbaar bestuur. De Raad adviseert daarom de naam van de raad aan te passen in bijvoorbeeld: Raad onderzoek en ontwikkeling voor openbaar bestuur, justitie en veiligheid. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet voorzieningen gehandicapten in verband met het tot stand brengen van de mogelijkheid om met betrekking tot de verstrekking van verantwoorde voorzieningen regels te stellen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet voorzieningen gehandicapten in verband met het tot stand brengen van de mogelijkheid om met betrekking tot de verstrekking van verantwoorde voorzieningen regels te stellen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het mogelijk maken van experimenten met geautomatiseerde systemen in voertuigen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het mogelijk maken van experimenten met geautomatiseerde systemen in voertuigen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2017, no.2017000374, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het mogelijk maken van experimenten met geautomatiseerde systemen in voertuigen, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt tot het mogelijk maken van experimenten met de zelfrijdende auto waarbij de bestuurder zich op afstand buiten het voertuig bevindt.De Afdeling advisering van de Raad van State is verzocht expliciet aandacht te besteden aan de vraag of het uit een oogpunt van toepasselijkheid van tot de bestuurder gerichte voorschriften nodig is om in de begripsomschrijving van bestuurder van een motorrijtuig tot uitdrukking te brengen dat deze zich ook buiten het voertuig kan bevinden. De Afdeling acht dat niet nodig, zolang er maar sprake is van een persoon die het voertuig onder controle heeft en onmiddellijk kan ingrijpen. Voordat geheel geautomatiseerde voertuigen op de openbare weg toegelaten kunnen worden, dienen de Wegenverkeerswet en internationale verdragen op het gebied van het verkeer te worden aangepast.Daarnaast gaat de Afdeling in op de omvang en de juridische vormgeving van de experimenten en op de bevoegdheid tot verlening en intrekking van de vergunning.De Afdeling adviseert het voorstel naar de Kamer te zenden, maar acht op onderdelen aanpassing wenselijk.1.De bestuurderTen tijde van de totstandkoming van de relevante verdragen en de Wegenverkeerswet c.a. was besturing van een motorrijtuig alleen mogelijk door een persoon, die in het voertuig zat. Het is dan ook logisch dat die regelingen ervan uit gaan dat er een bestuurder is die het voertuig voortdurend in zijn macht moet hebben, maar ook dat niet expliciet is bepaald dat die bestuurder zich ook in het voertuig moet bevinden. (zie noot 1)Het wetsvoorstel strekt ertoe experimenten mogelijk te maken om vergaand geautomatiseerde voertuigen in het verkeer te testen met een vorm van besturing op afstand door een persoon die dan wordt aangemerkt als de bestuurder. Ervan uitgaande dat deze persoon het voertuig steeds onder controle heeft en onmiddellijk kan ingrijpen wanneer dat nodig is, valt deze situatie strikt genomen wel onder (het eerste gedeelte van) de definitie van de bestuurder van een motorrijtuig van de Wegenverkeerswet: degene die het motorrijtuig bestuurt of degene die, overeenkomstig de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden, wordt geacht het motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen. (zie noot 2) De redenering in de memorie van toelichting dat de begripsomschrijving van bestuurder niet uitsluit dat de bestuurder zich buiten de auto bevindt, komt de Afdeling dan ook juist voor. Doorslaggevend is dat het gaat om degene die bestuurt - een persoon - die, ook als die zich op afstand van het voertuig bevindt, dat voertuig steeds onder controle heeft en onmiddellijk kan ingrijpen.Voorzien wordt echter, en dat is ook de ambitie van de regering, dat in de toekomst voertuigen in het verkeer toegelaten zullen worden waarbij de besturing geheel autonoom plaatsvindt door een systeem waarbij de bestuurder in de vorm van een persoon geen rol meer heeft bij het voortbewegen van het individuele motorrijtuig. (zie noot 3) (zie noot 4) Dan is er geen bestuurder in de zin van de huidige definitie in de Wegenverkeerswet en zal de wet hierop wel aangepast moeten worden. De menselijke bestuurder kan niet zonder meer door een systeem worden vervangen, omdat deze onder het huidige recht immers een centrale verantwoordelijkheid heeft voor de veilige besturing van het motorrijtuig; is die er niet meer, dan zullen vragen omtrent die verantwoordelijkheid beantwoord moeten worden.Vooralsnog behoeft de definitie van het begrip bestuurder dus nog geen wijziging, maar zodra er motorrijtuigen in het verkeer worden gebracht die geheel automatisch rijden, is dat wel het geval. Ook internationale verdragen op het gebied van het verkeer behoeven dan aanpassing.2.Omvang experimenten en vormgevingIn hoofdzaak wordt voorgesteld om concrete experimenten toe te staan waarbij zelfrijdende voertuigen zonder bestuurder aan boord in het verkeer worden getest. Het gaat daarbij primair om het scheppen van ruimte in de wetgeving voor technische experimenten. Gelet op de complexiteit van toepassing van systemen in het verkeer, tussen voertuigen met gewone bestuurders en de met deze ontwikkelingen gemoeide belangen is aannemelijk dat op tamelijk grote schaal zal moeten worden geëxperimenteerd. Het wetsvoorstel is daarbij zo opgezet dat pas bij de vergunningverlening inzichtelijk wordt van welke wettelijke bepalingen ontheffing wordt verleend. Nu aan de experimenten ook risicos kleven en deze in elk geval een belasting vormen voor het normale verkeer is het echter van groot belang dat niet meer of anders wordt geëxperimenteerd dan uit oogpunt van kennisverwerving noodzakelijk is. De Afdeling maakt de volgende opmerkingen.a. impact, experimenteerperiode en criteria voor beoordeling van de aanvraagUit de toelichting volgt dat de regering grootschalige experimenten wil faciliteren. (zie noot 5) De toelichting bevat echter geen indicatie van de aantallen en soorten experimenten die verwacht worden, het aantal voertuigen dat daarbij naar verwachting betrokken zal kunnen zijn, de (gemiddelde) duur van de experimenten zelf of de periode waarin experimenten mogelijk zullen zijn. (zie noot 6) De impact van de experimenten op het verkeer is daardoor niet te beoordelen, maar potentieel groot. In de tijd is de mogelijkheid voor experimenten ook niet begrensd nu niet is voorzien in een moment waarop geen aanvragen meer kunnen worden ingediend. Daar komt bij dat het wetsvoorstel wel waarborgen bevat voor een deugdelijke vergunning en de daaraan te verbinden voorschriften, maar geen concrete criteria voor beoordeling van de aanvraag of de mogelijkheid deze bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. (zie noot 7) Het komt de Afdeling wenselijk voor op wetsniveau duidelijke criteria vast te stellen waaraan een aanvraag moet voldoen opdat ook aanvragen die naar verwachting onvoldoende nieuwe of nuttige kennis opleveren of anderszins onwenselijk zijn, afgewezen kunnen worden.De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de te verwachten aantallen aanvragen, de omvang van de experimenten, de periode waarin experimenten mogelijk zullen zijn en de impact daarvan op het normale verkeer.De Afdeling adviseert daarnaast het wetsvoorstel aan te vullen met een datum waarop de mogelijkheid om nieuwe vergunningen af te geven vervalt en criteria op te nemen waaraan een aanvraag moet voldoen.b.maximale duur concreet experimentVoorgesteld wordt in de vergunning te bepalen gedurende welke periode het experiment wordt uitgevoerd. Dit opent echter de mogelijkheid voor langdurige experimenten die mogelijk worden voortgezet om een andere reden dan het (nog) verwerven van nieuwe kennis.De Afdeling adviseert in lijn met staand wetgevingsbeleid een maximale duur van de experimenten in het wetsvoorstel op te nemen. (zie noot 8)c.herkenbaarheid als zelfrijdend voertuigDe toelichting noemt als voorbeeld van een aan de vergunning te verbinden voorschrift de verplichting om de omgeving te alerteren dat het om een voertuig met een bestuurder op afstand gaat. (zie noot 9) Een dergelijk voorschrift is essentieel voor de verkeersveiligheid. Daarom geeft de Afdeling in overweging het wetsvoorstel zo in te richten dat gewaarborgd is dat verplichtingen van deze strekking aan de vergunning zullen zijn verbonden.d.aantal voertuigen per bestuurderDe bestaande begripsomschrijving van bestuurder kent nog een impliciete en voorheen vanzelfsprekende vooronderstelling namelijk dat de bestuurder één voertuig bestuurt. Bij besturing op afstand vanuit een control room ontstaat technisch gezien de mogelijkheid dat één bestuurder meerdere voertuigen tegelijk bestuurt. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid is van groot belang of meerdere experimentele voertuigen door één bestuurder bestuurd mogen worden en zo ja hoeveel voertuigen. Het gaat er immers om dat de bestuurder ook op afstand het voertuig steeds onder controle heeft en onmiddellijk in kan grijpen. De toelichting gaat niet in op de vraag of met betrekking tot het aantal voertuigen voorschriften aan de vergunning zullen worden verbonden en zo ja wat de strekking van die voorschriften zal zijn.De Afdeling adviseert het wetsvoorstel en de toelichting op dit punt aan te vullen.3.RisicosDe toelichting zet uiteen dat alle plichten en verantwoordelijkheden van de bestuurder, waaronder nadrukkelijk ook die van civielrechtelijke en strafrechtelijke aard, onverkort gelden als de bestuurder zich buiten het voertuig bevindt. (zie noot 10) De Afdeling onderschrijft de wenselijkheid hiervan, maar merkt op dat experimenten juist gericht zullen zijn op het zoveel mogelijk automatiseren van de taken van de bestuurder die zich op afstand bevindt. Systemen kunnen falen zodat aannemelijk is dat zich ongevallen kunnen gaan voordoen die zich mogelijk niet hadden voorgedaan met een bestuurder achter het stuur. Dit geldt des te sterker in een experimentele context, omdat systemen dan nog niet uitontwikkeld zijn en tot op zekere hoogte fouten zullen maken. De toelichting zet uiteen dat de bestuurder op afstand altijd kan ingrijpen als dat nodig is, dat de robuustheid van systemen uitvoerig getest wordt en dat met bepaalde veiligheidsmaatregelen het belang van verkeersveiligheid voldoende kan worden beschermd. (zie noot 11) Hieruit volgt echter nog niet dat zich in een gegeven situatie geen ongevallen kunnen voordoen die zich niet hadden voorgedaan als de bestuurder achter het stuur had gezeten. Aannemelijk is, dat de bestuurder op afstand niet altijd exact hetzelfde zicht op de verkeerssituatie heeft als iemand die zelf achter het stuur zit en ook niet beschikt over exact dezelfde mogelijkheden tot ingrijpen. Als ter voorkoming van een ongeval razendsnel een keuze moet worden gemaakt en het in feite het systeem is dat die keuze maakt, kunnen zich ook ethische dilemmas voordoen; bestuurders in het voertuig maken mogelijk andere keuzes dan de combinatie van systeem en een bestuurder op afstand.Aangenomen kan worden dat het reguliere aansprakelijkheidsrecht bij een ongeval met een zelfrijdende auto doorgaans dezelfde uitkomsten zal geven als bij een auto met bestuurder aan boord. De Afdeling acht, gelet op het bovenstaande, echter niet uitgesloten dat zich ongevallen kunnen voordoen die specifiek met de experimentele context samenhangende vragen over aansprakelijkheid oproepen, bijvoorbeeld of er sprake is van overmacht bij een aanrijding. In de experimentele fase gaat het in zon situatie niet aan de tegenpartij in een nadeliger positie te brengen dan hij zou zijn geweest als het ongeval had plaatsgevonden met een normale auto. Schade als gevolg van deze risicos horen voor rekening te komen van degene die het experiment uitvoert.De Afdeling adviseert de toelichting gelet op bovenstaande aan te vullen en zo nodig in het wetsvoorstel vast te leggen dat in de vergunning wordt bepaald hoe wordt omgegaan met de met een experiment samenhangende extra risicos.4.Bevoegdheden en bestuursorganenIn lijn met de bestaande wetgeving merkt het wetsvoorstel de Dienst wegverkeer (RDW) voor de vergunningverlening aan als het bevoegde bestuursorgaan, echter met een aantal belangrijke en ongebruikelijke beperkingen. Aannemelijk is dat voor deze experimenten afwijking van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften vrijwel altijd nodig zal zijn. In al die gevallen is niet alleen overleg met de minister voorgeschreven, maar heeft de RDW ook toestemming voor verlening nodig van de minister die het aangaat, doorgaans waarschijnlijk in elk geval de Minister van I&M. Opvallend is daarnaast dat niet alleen de RDW, maar ook de Minister van I&M bevoegd is om het experiment te beëindigen. Daarbij geldt dat de RDW bevoegd is tot intrekking bij niet naleving van de voorwaarden of te late start van het experiment terwijl de minister bevoegd is als de verkeersveiligheid in het geding is. (zie noot 12) De Afdeling merkt op dat zich hier de vraag voordoet welk bestuursorgaan bevoegd is indien niet naleving van de voorwaarden tevens de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Ook bergt deze constructie het risico in zich van tegenstrijdige besluiten. (zie noot 13)Meer in zijn algemeenheid komt de verdeling van bevoegdheden de Afdeling onnodig fijnzinnig voor. Kennelijk volgt uit de aard van het experiment dat beoordeling en toelating niet op dezelfde wijze als gebruikelijk aan de RDW kan worden overgelaten, maar dat het wenselijk is intensieve bemoeienis door de minister te waarborgen. Gelet op het ingrijpende karakter van deze experimenten is dat ook begrijpelijk. De Afdeling is echter van oordeel dat het dan ook voor de hand ligt bevoegdheid en verantwoordelijkheid eenduidig en volledig bij de minister neer te leggen. Zo nodig kan daarbij voorzien worden in wettelijke waarborgen voor het meewegen van de belangen en het betrekken van de deskundigheid van de RDW, bijvoorbeeld in de vorm van een overlegverplichting.De Afdeling adviseert de bevoegdheid tot vergunningverlening aan de Minister van I&M te geven en daarbij zo nodig te voorzien in waarborgen voor voldoende betrokkenheid van de RDW.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2005, no.05.000994, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), met memorie van toelichting. In het wetsvoorstel wordt een aantal zaken geregeld die verband houden met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Ten eerste betreft dit het overgangsrecht met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Daarnaast wordt in deze wet de financiering van de WIA en de WAO vanaf het moment van inwerkingtreding van de WIA geregeld, alsmede de mogelijkheid voor de werkgever om in het kader van die beide wetten zelf het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering te dragen (eigenrisicodragen). Verder wordt de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) ingetrokken, waarbij een aantal instrumenten uit die wet wordt opgenomen in andere wetten. Ten slotte worden de inhoudelijke wijzigingen in andere wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in de wetgeving van andere departementen die de WIA met zich brengt, geregeld. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. Overgangsrecht WAO De regering kiest met betrekking tot het overgangsrecht ten aanzien van de WAO voor onverkorte eerbiedigende werking. Op bestaande gevallen - personen die voor 1 januari 2004 ziek zijn geworden en vervolgens recht op een WAO-uitkering hebben gekregen of krijgen - blijft de WAO van toepassing. In paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting worden, aan de hand van het Toetsingkader Overgangsrecht(zie noot 1), argumenten voor eerbiedigende respectievelijk onmiddellijke werking gegeven. De Raad vat deze argumenten als volgt samen. Voor eerbiedigende werking pleit in de eerste plaats dat de WIA beoogt de instroom van arbeidsongeschikten te beperken door de nadruk veel meer dan thans het geval is te leggen op preventie van ziekteverzuim en een vroegtijdige terugkeer in het arbeidsproces. Een dergelijk stelsel ziet op personen bij wie de arbeidsongeschiktheid nog niet is ingetreden en is daarom naar zijn aard niet toegesneden op degenen die thans al recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ten tweede biedt de WIA ten opzichte van de WAO een nieuw geheel van rechten en plichten. Voor de bestaande gevallen geldt dat zij hun leef- en verwachtingspatroon op de WAO hebben afgestemd (rechtszekerheid) en is het de vraag in hoeverre zij in staat zijn hun eigen situatie te wijzigen. In de derde plaats geldt voor een deel van de bestaande WAO-gerechtigden dat zij al met eerdere wijzigingen van de regeling zijn geconfronteerd. Een aantal van hen valt in verband daarmee nu reeds onder overgangsrecht met een eerbiedigende werking. Voor onmiddellijke werking pleit in de eerste plaats dat dit rechtsongelijkheid voorkomt, die naarmate de tijd verstrijkt, minder aanvaardbaar wordt: naarmate meer tijd verstrijkt, dringt zich steeds meer de vraag op in hoeverre op het moment van inwerkingtreding van de WIA bestaande verschillen die tot een verschil in behandeling leiden, nog langer gerechtvaardigd kunnen worden. In de tweede plaats behoeven, na intrekking van de WAO, eventuele toekomstige beleidsmatig wenselijke aanpassingen niet langer in twee stelsels te worden doorgevoerd. Ten derde wordt in dat geval voorkomen dat er twee uitkeringsregimes naast elkaar bestaan. In het thans voorliggende wetsvoorstel betekent het eerbiedigen van de bestaande rechten dat gedurende een periode van maximaal 47 jaar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) twee afzonderlijke en van elkaar verschillende stelsels moet uitvoeren, en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) toezicht moet houden op de uitvoering van deze twee stelsels. Dit brengt extra uitvoeringskosten met zich. Mede onder verwijzing naar de adviezen van de Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid (Commissie Donner) en de Sociaal-Economische Raad, heeft de regering gekozen voor onverkorte eerbiedigende werking voor bestaande WAO-rechten. Naar het oordeel van de Raad is het argument dat met de WIA de nadruk wordt gelegd op preventie van ziekteverzuim en een vroegtijdige terugkeer in het arbeidsproces echter geen overtuigende reden om voor onverkorte eerbiedigende werking te kiezen. Evenzeer kan worden geredeneerd dat ook WAO-gerechtigden gebaat zijn bij de activeringsimpulsen zoals de WIA die, meer dan de WAO, biedt. Bovendien neemt, zoals ook in voornoemd toetsingkader wordt gesteld, naarmate de periode van voorrang voor het rechtszekerheidsbeginsel langer duurt, de spanning toe met het gelijkheidsbeginsel. Dat geldt zeker voor het onderhavige wetsvoorstel, waarbij deze periode zelfs maximaal 47 jaar kan duren. Bij wijze van voorbeeld: de rechtszekerheid van een achttienjarige met een WAO-uitkering komt al snel op gespannen voet te staan met de rechtsgelijkheid ten opzichte van een WIA-gerechtigde van 50 jaar. Verder is het de Raad opgevallen dat, zonder dat dit wordt gemotiveerd, ook wordt gekozen voor eerbiedigende werking ten aanzien van de bepalingen inzake de heropening of hernieuwde toekenning van een uitkering (artikelen 43a, 47, 47a en 47b van de WAO) en het alsnog toekennen van een uitkering indien de betrokkene aan het einde van de wachttijd gedetineerd was of in het buitenland woonde (artikelen 19a en 20 van de WAO). De Raad memoreert in dit verband dat de regering eerder voor een tussenvorm tussen onverkorte eerbiedigende werking en onmiddellijke werking heeft gekozen, zoals bij het overgangsrecht van het aangescherpte Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, waarbij zij heeft besloten alleen de rechten van WAO-gerechtigden van 50 jaar of ouder te eerbiedigen. Daarmee wordt ook voorkomen dat decennialang twee stelsels naast elkaar blijven bestaan, met alle gevolgen van dien voor de uitvoering en de kosten daarvan. De Raad adviseert het overgangsrecht ten aanzien van de WAO te nuanceren, bijvoorbeeld door een tussenvorm tussen onverkorte eerbiedigende en onmiddellijke werking. 2. Overgangssituatie financieringmethodiek Ten aanzien van de financiering van de WIA is, blijkens paragraaf 3.1 van het algemeen deel van de toelichting, om drie redenen een overgangsregime nodig. De eerste hangt samen met het Najaarsoverleg 2004. In de verklaring van het kabinet in reactie op het akkoord van de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde centrale organisaties van werkgevers en werknemers, beide van 5 november 2004, is opgenomen dat onder voorwaarden met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2006 de Wet Pemba (premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen) zal komen te vervallen en de uitkering op grond van de IVA (inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten) met 5%-punt zal worden verhoogd. Of aan de voorwaarden is voldaan, wordt medio 2007 beoordeeld. In het licht van de voorwaardelijke afschaffing van de Wet Pemba, wordt er in het voorstel - uitsluitend om uitvoeringstechnische redenen, aldus de toelichting - voor gekozen de Wet Pemba in 2006 en 2007 niet toe te passen op IVA-uitkeringen. De tweede reden betreft het creëren van een gelijk speelveld voor private verzekeraars en het UWV; zie hierna punt 3. Ten derde is er de uitvoerbaarheid. In hun uitvoeringstoetsen hebben het UWV en de Belastingdienst laten weten dat integrale invoering op 1 januari 2006 van de WIA, de Invoeringswet WIA en de Wet financiering sociale verzekeringen (WFSV) dermate riskant is, dat om uitvoeringstechnische redenen niet tot invoering op genoemde datum besloten zou moeten worden. De risicos betreffen vooral de invoering van de voorgestelde financieringswijze voor de WIA. Meer specifiek betreft de kritiek de uitvoeringstechnische onmogelijkheid van premiedifferentiatie ten aanzien van de WIA in 2006. Staande voor de keuze om de invoering van de gehele stelselwijziging uit te stellen of alleen de beoogde methode van financiering, heeft de regering gekozen voor het laatste. De beoogde financieringsmethodiek wordt geleidelijk geïntroduceerd. Ten aanzien van de WGA (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) is meteen vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel eigenrisicodragen mogelijk; vanaf 2007 wordt premiedifferentiatie in de WGA ingevoerd. Op grond van het overgangsregime wat betreft de financiering is er in de jaren 2006 tot en met 2008 een groot aantal combinaties van mogelijkheden denkbaar, met als variabelen: 1. eigenrisicodragen; 2. premiedifferentiatie; 3. de WGA, de IVA en de WAO; 4. de jaren 2006, 2007 en 2008; 4. kleine, middelgrote en grote werkgevers; 5. de afschaffing van de Wet Pemba en de verhoging van de IVA-uitkering naar 75%. De Raad vat deze mogelijkheden, op basis van de paragrafen 3.2, 3.3 en 3.4 van de toelichting, in zijn eigen woorden als volgt samen. Alle werkgevers kunnen vanaf 2006 (voor vier jaar) eigenrisicodrager voor de WGA worden. Voor de IVA is dat vanaf 2008 (voor tien jaar) mogelijk voor kleine werkgevers die al eigenrisicodrager voor de WAO zijn en voor middelgrote en grote werkgevers. Vanaf 2008 is eigenrisicodragen voor de WAO alleen nog mogelijk in combinatie met de IVA en vice versa. Middelgrote en grote werkgevers kunnen in 2005 en 2006 nog wel eigenrisicodrager worden voor alleen de WAO. Als de Wet Pemba wordt afgeschaft is eigenrisicodragen voor de IVA helemaal niet mogelijk. Verder kunnen werkgevers kiezen om alleen voor de WGA, alleen voor de IVA/WAO, voor beide of voor geen van beide eigenrisicodrager te worden.(zie noot 2) In 2006 is er geen premiedifferentiatie ten aanzien van de WGA. In 2007 vindt voor alle werkgevers premiedifferentiatie plaats op basis van de WAO-lasten in 2005. Voor kleine werkgevers geldt daarbij een maximumpremie van tweemaal de gemiddelde premie; voor middelgrote en grote werkgevers is deze viermaal die premie. Vanaf 2008 wordt de premiedifferentiatie gebaseerd op de WGA-lasten van twee jaar daarvoor. Voor kleine, middelgrote en grote werkgevers is daarbij een maximumpremie van toepassing van onderscheidenlijk twee, drie en vier keer de gemiddelde premie. Ook geldt vanaf dat jaar een minimumpremie, die voor kleine en middelgrote werkgevers wordt vastgesteld en voor grote werkgevers het verschil tussen het reken- en het gemiddelde percentage bedraagt. In de IVA vindt in 2006 en 2007 geen premiedifferentiatie plaats. Indien in 2007 niet wordt besloten tot afschaffing van de Wet Pemba, krijgen kleine werkgevers vanaf 2008 een branchegewijze premiedifferentiatie met een maximumpremie van viermaal de gemiddelde premie. Voor middelgrote en grote werkgevers geldt vanaf dat jaar een individuele premiedifferentiatie met een maximumpremie van onderscheidenlijk drie en vier keer de gemiddelde premie. Op grond van de Wet Pemba is op kleine werkgevers een maximumpremie van driemaal de gemiddelde premie van toepassing; voor middelgrote en grote werkgevers is deze viermaal die premie. De Wet Pemba kent ook een minimumpremie, die voor middelgrote en grote werkgevers het verschil tussen het reken- en het gemiddelde percentage bedraagt.(zie noot 3) De Raad begrijpt dat uitvoeringstoetsen van het UWV en de Belastingdienst in de weg staan aan integrale invoering van de WIA per 1 januari 2006. Hij acht het overgangsregime dat, om de WIA toch al met ingang van 1 januari 2006 te kunnen invoeren, nu wordt voorgesteld voor de jaren 2006 tot en met 2008 evenwel uitzonderlijk complex en daardoor vol risico's voor de uitvoeringsinstanties en werkgevers. De Raad heeft in dit verband in de toelichting een argumentatie gemist voor de keuze voor het voorgestelde overgangsregime, afgezet tegen de keuze om de invoering van de WIA uit te stellen en deze wet in haar uiteindelijk beoogde vorm later in te voeren, zodat er geen noodzaak is voor een zo complex overgangsregime. Bij de desbetreffende afweging moet eveneens worden betrokken dat in 2006 ook al de nodige andere nieuwe wetgeving door het UWV en de Belastingdienst moet worden uitgevoerd. De Raad verwijst in dit verband ook naar punt 7.c van zijn advies over de WIA, waarin hij aangaf dat uit budgettair oogpunt een latere invoering niet bezwaarlijk hoeft te zijn.(zie noot 4) Tevens wijst hij op soortgelijke schattingen van het Centraal Planbureau in zijn memorandum 'Structurele effecten van de WIA', opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2005.(zie noot 5) De Raad adviseert het voorstel op dit punt te heroverwegen. 3. Uitvoering: publiek en privaat Het is de Raad opgevallen dat de discussie over private of publieke uitvoering van de WGA in hoofdzaak betrekking heeft op financiële afwegingen. In paragraaf 3.6 van de toelichting komt in dit verband alleen de mitigering van de zogenoemde rentehobbel aan de orde. De Raad maakt hierna over deze beide punten een opmerking. a. Principiële keuze De financiële aspecten van de keuze voor een publieke of private uitvoering zijn stellig van belang. De Raad mist in de toelichting echter een meer principiële uiteenzetting over de uitvoeringsmodaliteit waar de voorkeur van de regering naar uitgaat, hoe de nu gekozen variant zich hiertoe verhoudt en welke consequenties dit heeft voor de toekomstbestendigheid van de gekozen variant. De Raad verwijst terzake naar punt 4.b van zijn advies over de WIA, waarin hij aandacht vroeg voor het belang dat werkgevers en werknemers hebben om op het niveau van de onderneming samenhangende voorzieningen te kunnen treffen, van preventie van arbeidsongeschiktheid tot en met uitkeringsregelingen voor die gevallen waar preventiebeleid uitval toch niet kan voorkomen.(zie noot 6) In het licht van deze zogenoemde ketenbenadering is de keuze van een uitvoeringsregime van de WGA niet zonder betekenis. Een keuze voor een uitvoering ten principale dient uiteraard vervolgens op zijn financiële gevolgen te worden bezien. De Raad adviseert in de toelichting alsnog op het voorgaande in te gaan. b. Mitigering rentehobbel en lastenverzwaring Paragraaf 3.6 van de toelichting begint met de stelling dat de regering streeft naar een zo gelijk mogelijk speelveld voor private verzekeraars en UWV. Verzekeraars zijn verplicht om uitkeringen op basis van rentedekking te financieren. De premies plus het rendement daarop dienen voldoende te zijn om de uitkeringen ook op termijn te kunnen financieren. Het UWV hanteert een systeem van omslagfinanciering. De omslagpremie dient voldoende te zijn om de voor het lopende jaar te verstrekken uitkeringen te kunnen financieren. Tussen de rentedekkingspremie en de omslagpremie zal in de aanloopfase van de WIA gedurende een aantal jaren een verschil bestaan. Dit verschil wordt de rentehobbel genoemd.(zie noot 7) De regering meent dat de enige oplossing voor het mitigeren van de rentehobbel een premieopslag op de publieke, gedifferentieerde WGA-premie is.(zie noot 8) De opzet hierbij is, zo vermeldt de toelichting, dat deze opslag lastenneutraal plaatsvindt. Hiertoe ontvangen werkgevers een evenredige korting op de basispremie WAO/IVA. In het overgangsjaar 2006 wordt de opslag op het niveau van de individuele werkgevers volledig gecompenseerd, maar vanaf 2007 is dat, naarmate meer werkgevers zich privaat verzekeren, voor bij het UWV aangesloten werkgevers steeds minder het geval, omdat de korting op de WAO/IVA-basispremie ook voor eigenrisicodragers geldt.(zie noot 9) Tevens zal naarmate meer werkgevers kiezen voor private verzekeraars, het belangrijkste bezwaar van het kabinet tegen volledig private uitvoering(zie noot 10), namelijk lastenverzwaring, zich ook voordoen in dit hybride stelsel.(zie noot 11) Voorts heeft de Raad er nota van genomen dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan mr. A.W. Kist advies heeft gevraagd over de hoogte van de opslag in het overgangsjaar 2006. De Raad heeft nog geen kennis kunnen nemen van dit advies dat, naar verluidt, eind april 2005 wordt uitgebracht. Hij neemt aan dat op grond van dit advies inderdaad slechts de hoogte van de opslag in 2006 wordt bepaald. Mocht het advies echter verderstrekkende gevolgen hebben, dan gaat de Raad er vanuit dat de wijzigingen die tengevolge daarvan in het voorstel worden aangebracht, aan hem ter advisering worden voorgelegd. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de hiervoor aangegeven mogelijke gevolgen van de gekozen systematiek. 4. Intrekking Wet REA Thans zijn diverse instrumenten ter bevordering van de reïntegratie van mensen met beperkingen als gevolg van ziekte of handicap opgenomen in de Wet REA. De Wet REA is ingevoerd op 1 juli 1998. Sindsdien zijn er diverse veranderingen opgetreden waardoor een afzonderlijke wet voor de arbeidsgehandicapten naar het oordeel van de regering niet meer correspondeert met de gewijzigde situatie. In paragraaf 4.1.1 van de toelichting worden de volgende vier belangrijke veranderingen genoemd: a. de nieuwe rolverdeling tussen de sociale partners en de overheid; b. deregulering en vereenvoudiging van het instrumentarium; c. de toetreding van verzekeraars in het stelsel van arbeidsongeschiktheidsregelingen; en d. gegevens over het gebruik en de effectiviteit van het REA-instrumentarium. In het licht van deze ontwikkelingen wordt de Wet REA ingetrokken. Met de WIA en de Invoeringswet WIA wordt voor de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers een samenhangend instrumentarium tot stand gebracht. Voor personen die niet tot deze doelgroep behoren, wordt in andere wetten ruimte geboden. De Raad kan zich in hoofdzaak vinden in de argumenten om de Wet REA in te trekken, maar wijst erop - mede gelet op de uitvoeringstoetsen van de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), de Raad voor werk en inkomen (RWI) en het UWV - dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met de gevolgen van deze intrekking, zowel voor de doelgroep als voor de gemeenten. Niet steeds is duidelijk welke consequenties het afschaffen of beperken van bepaalde REA-instrumenten heeft. Voorbeelden hiervan zijn de volgende: - Het instrument loondispensatie blijft alleen beschikbaar voor personen met een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Dit wordt in paragraaf 4.1.3 van de toelichting onderbouwd met de stelling dat andere arbeidsgehandicapten er nauwelijks gebruik van maken. Uit IWI-cijfers blijkt echter dat de loondispensatie in 2003 1132 maal is ingezet, waarvan 591 keer voor andere arbeidsgehandicapten dan personen met een Wajong-uitkering. De verwachting van de CWI dat onder andere door deze gedeeltelijke afschaffing van de loondispensatie het beroep op de Wet sociale werkvoorziening zal toenemen, wordt in paragraaf 8.4 van de toelichting door de regering niet gedeeld, waarbij slechts wordt verwezen naar de hiervoor bedoelde stelling. - Personen die niet van rechtswege de status bezitten van arbeidsgehandicapte (bijvoorbeeld omdat ze een arbeidsongeschiktheisuitkering hebben) maar daarvoor een indicatiestelling hebben van het gemeentebestuur (zoals bijstandsgerechtigden), komen alleen nog maar in aanmerking voor de instrumenten no risk polis en premiekorting als ze een arbeidsongeschiktheidspercentage van ten minste 35% hebben. Momenteel geldt hiervoor een percentage van 15%. In paragraaf 4.1.4 van de toelichting wordt niet duidelijk gemaakt waar deze personen nog wel voor in aanmerking komen. - Mede in verband met de voorgaande twee voorbeelden is de vraag gerechtvaardigd of voldoende rekening is gehouden met de financiële consequenties die de intrekking van de Wet REA meebrengt voor de gemeenten, alsook voor het UWV. In paragraaf 8.5 van de toelichting wordt, in reactie op een vergelijkbare vraag van de RWI, gesteld dat de gemeenten een gemeentelijk reïntegratiebudget (het werkdeel van de Wet werk en bijstand) hebben en dat voor de besteding van het beschikbare budget beleidsmatige keuzes moeten worden gemaakt ten behoeve van een doelmatige besteding van het beschikbare budget aan de gehele doelgroep dan wel een gedeelte daarvan. Hierbij wordt in het midden gelaten of deze budgetten zo nodig worden verhoogd in verband met de intrekking van de Wet REA. De Raad wijst erop dat artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet ook hier geldt. De Raad adviseert in de toelichting duidelijk uiteen te zetten welke (financiële) consequenties het intrekken van de Wet REA heeft voor de doelgroep of delen daarvan, de gemeenten en het UWV, en in hoeverre deze worden gecompenseerd. 5. Gegevensuitwisseling In zijn advies wijst het College bescherming persoonsgegevens (CBP) erop dat in artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) de grondslagen voor de verwerking van persoonsgegevens limitatief worden opgesomd. Op grond van onderdeel b van dat artikel kan dit ter uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene (degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft) partij is. Volgens het CBP biedt deze bepaling geen basis voor gegevensverstrekking van een werkgever aan een verzekeraar, ook al gebeurt dit op grond van een verzekeringsovereenkomst, daar de betrokkene (de werknemer) geen partij is bij die overeenkomst. Het CBP wijst er vervolgens op dat artikel 8, aanhef en onderdeel f, van de WBP de enig mogelijke grondslag is voor deze gegevensverstrekking. Op grond daarvan kunnen gegevens worden verwerkt indien dit noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke (de werkgever) of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt (de verzekeraar), tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene (de werknemer), in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Het CBP is echter van mening dat artikel 8, onderdeel f, van de WBP geen goede basis biedt voor werkgevers om structureel gegevens te verstrekken aan verzekeraars, vooral omdat de werkgever steeds een belangenafweging zal moeten maken. Tevens kan de werknemer op grond van artikel 40, eerste lid, van de WBP, verzet aantekenen tegen deze gegevensverstrekking. Het CBP beveelt dan ook aan om voor deze gegevensverstrekking in de WIA of de Invoeringswet WIA een duidelijke wettelijke basis te creëren. In paragraaf 8.6 van de toelichting wordt in reactie hierop eerst opgemerkt dat er naar het oordeel van de regering grote maatschappelijke en individuele belangen mee zijn gediend dat de werkgever zijn risico van loondoorbetaling en - als hij eigenrisicodrager is - zijn risico voor de WGA onderbrengt bij een private verzekeraar. Vervolgens wordt gesteld dat zowel onderdeel b als onderdeel f van artikel 8 van de WBP een voldoende grondslag biedt voor gegevensverstrekking van werkgevers aan verzekeraars, zodat het opnemen van een specifieke wettelijke basis hiervoor niet noodzakelijk is. De Raad is niet overtuigd door deze reactie. Het belang dat de regering hecht aan deze gegevensverstrekking vormt een reden temeer om daarvoor een duidelijke wettelijke basis te creëren. De Raad adviseert in de WIA alsnog een uitdrukkelijke wettelijke basis op te nemen voor de gegevensverstrekking door werkgevers aan private verzekeraars. 6. Overige opmerkingen a. Opschrift, considerans en citeertitel Het voorstel bevat niet alleen bepalingen over de invoering van de WIA, zoals het overgangsrecht ten aanzien van de WAO en de financiering van de WIA, maar bijvoorbeeld ook de financiering van de WIA als zodanig en de intrekking van de Wet REA. Naar het oordeel van de Raad komt deze bredere strekking van het voorstel onvoldoende tot uitdrukking in het opschrift, de considerans en de citeertitel, waarin alleen de invoering van de WIA wordt vermeld. De Raad adviseert in het opschrift, de considerans en de citeertitel meer recht te doen aan de onderdelen van het voorstel die breder zijn dan louter de invoering van de WIA. b. Overgangsrecht WIA In aansluiting op hetgeen de Raad hiervoor, onder 1, over het overgangsrecht heeft opgemerkt, vraagt hij aandacht voor het volgende. In het voorgestelde artikel 1.2 worden in de WIA enkele technische verbeteringen aangebracht en een hoofdstuk met overgangsrecht ingevoegd. Dit roept allereerst de vraag op waarom de WIA hiervoor niet rechtstreeks wordt gewijzigd. Voorts is het voor de Raad onduidelijk in hoeverre een aantal van de voorgestelde overgangsbepalingen nodig is. In de voorgestelde artikelen 13.2, 13.3 en 13.5 van de WIA wordt voor verschillende situaties bepaald dat onder een verzekering mede een verzekering op grond van de WAO wordt verstaan. In de toelichting wordt echter slechts met betrekking tot artikel 13.2 gesteld dat er gevallen denkbaar zijn waarin een persoon eerst verzekerd was op grond van de WAO en aansluitend verzekerd was op grond van de WIA. Verder wordt in het voorgestelde artikel 13.1 onder andere bepaald dat de persoon die verzekerd is op grond van artikel 16 (de verplichte verzekering) van de WAO, geen recht op uitkering op grond van de WIA heeft. Daarnaast wordt in het voorgestelde artikel 13.4, vierde lid, van de WIA bepaald dat iemand die op grond van artikel 81 van de WAO moet worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering van de WAO, niet wordt toegelaten tot die van de WIA. In de toelichting op artikel 13.4 wordt aangegeven dat het niet wenselijk is dat personen die een WAO-uitkering hebben, zich daarnaast vrijwillig kunnen verzekeren op grond van de WIA, aangezien er zich dan situaties kunnen voordoen dat er uit twee wetten een uitkering volgt. Het is de Raad in dit verband niet duidelijk in welke gevallen samenloop van uitkeringen op grond van (beide verzekeringen van) beide wetten mogelijk is, waarom er voor de verplichte en de vrijwillige verzekering verschillende bepalingen nodig zijn om samenloop te voorkomen en of met deze bepalingen alle samenloopmogelijkheden worden voorkomen. Ten slotte worden de voorgestelde overgangsbepalingen van artikel 13.4, vijfde en zesde lid, helemaal niet toegelicht. De Raad adviseert de artikelen 13.1 tot en met 13.5 overeenkomstig het voorgaande nader toe te lichten en zo nodig aan te passen. c. Ziektewet: bekendmaking status arbeidsgehandicapte Sinds 1998 behoeven aspirant-werknemers met een arbeidshandicap op grond van de Wet op de medische keuringen en de Wet REA hun status bij een sollicitatie niet bekend te maken. Tot dusver is er echter in de wetgeving niet expliciet aangegeven of en wanneer er een einde komt aan de desbetreffende bescherming van de belangen van de werknemer. De regering acht, blijkens paragraaf 5.3 van de toelichting, de tijd rijp om op dit punt met een duidelijke regeling te komen. Zij wil daarbij vasthouden aan het uitgangspunt dat aspirant-werknemers met een handicap of WAO-verleden niet verplicht zijn de werkgever hierover bij een sollicitatie te informeren, tenzij bijzondere functie-eisen daartoe nopen. In deze fase staat het belang van de werknemer (arbeidsdeelname en privacy) voorop. Na twee maanden moet volgens de regering echter het belang van de werkgever bij bekendmaking tot gelding komen. Deze periode correspondeert met de reguliere proeftijd. Na deze periode kan de werkgever gebruik maken van voordelen die verbonden zijn aan het in dienst hebben of houden van een werknemer met een arbeidshandicap: de no risk polis bij ziekte of de premiekortingsregeling. Naar het oordeel van de Raad is deze bescherming van de arbeidsgehandicapte gedurende de eerste twee maanden van een nieuw dienstverband niet sluitend, zoals ook het UWV opmerkt in zijn uitvoeringstoets. In die toets worden twee voorbeelden gegeven van gevallen waarin het UWV binnen die twee maanden aan de werkgever moet laten weten dat een werknemer arbeidsgehandicapt is. Indien de werknemer binnen twee maanden arbeidsongeschikt wordt en deze ongeschiktheid leidt tot een snelle beslissing inzake herleving/verhoging van de uitkering, móet deze beslissing aan de werkgever worden uitgereikt. Tevens kan de werkgever vanuit het belang van een eventueel recht op premiereductie direct bij indienstneming van een arbeidsgehandicapte het UWV verzoeken om informatie over de status van de werknemer. In haar reactie hierop geeft de regering te kennen dat het onwaarschijnlijk isdat de eerste situatie, waarin verschillende mutaties elkaar snel opvolgen, zich vaak zal voordoen, en dat het UWV zich in het tweede geval kan beroepen op het systeem van de wet waarin de werknemer op het punt van zijn arbeidsgehandicaptestatus de eerste twee maanden tegenover zijn werkgever wordt beschermd. De Raad adviseert de bescherming van de werknemer gedurende de eerste twee maanden van een nieuwe dienstbetrekking sluitend te maken door te bepalen dat ook anderen in die periode geen informatie over diens status als arbeidsgehandicapte aan zijn werkgever mogen verschaffen. d. Invoeringsregeling In het voorgestelde artikel 2.13 wordt bepaald dat, met het oog op de goede invoering en werking van de WIA, bij ministeriële regeling regels kunnen wordt gesteld, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van de WIA, de Invoeringswet WIA en de WFSV. In de toelichting op dit artikel wordt gesteld dat, gelet op de mogelijk complexe overgangsproblemen, de behoefte bestaat aan ruime mogelijkheden voor het treffen van bijzondere overgangsrechtelijke regels, alsmede voor het treffen van regels om eventueel later opgekomen knelpunten op te lossen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen regels van overgangsrechtelijke en regels van structurele aard. In het laatste geval is de ministeriële regeling tijdelijk, totdat de wet is gewijzigd. Onverminderd hetgeen hij hiervoor, onder punt 2, heeft opgemerkt, kan de Raad zich voorstellen dat de bevoegdheid om bij ministeriële regeling (overgangsrechtelijke) regels te stellen over de invoering van de WIA wenselijk is. Waar het echter gaat om regels met betrekking tot de werking van de wet als zodanig, regels van structurele aard of regels waarmee - ongeclausuleerd - wordt afgeweken van de wet, acht de Raad een dergelijke bevoegdheid echter niet aanvaardbaar, daar deze zaken bij wet moeten worden geregeld. In deze gevallen kan hooguit tijdelijke delegatie overeenkomstig de aanwijzingen 38 en 39 van de Aanwijzingen voor de regelgeving worden overwogen. De Raad adviseert artikel 2.13 overeenkomstig het voorgaande aan te passen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk 1964 (belastingheffing deelnemingsdividenden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk 1964 (belastingheffing deelnemingsdividenden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot regeling van de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2015, houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Stb. 2015, 315), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot regeling van de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2015, houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Stb. 2015, 315), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2016, no.2016002267, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot regeling van de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2015, houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Stb. 2015, 315), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 2 juli 2009, no. 229, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 2 juli 2009, no. 229, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 6 april 2010, no.BJZ2010010348, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 2 juli 2009, no. 229, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Noodwet financieel verkeer in verband met de dekking van het terrorismerisico door verzekeraars.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Noodwet financieel verkeer in verband met de dekking van het terrorismerisico door verzekeraars.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2003, no.03.000890, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Noodwet financieel verkeer in verband met de dekking van het terrorismerisico door verzekeraars. Het voorstel voorziet door wijziging van de Noodwet financieel verkeer (de Noodwet) in de bevoegdheid van de Minister van Financiën te bepalen dat in verband met de dekking van het terrorismerisico door hem vast te stellen kortingen worden toegepast op verzekerde bedragen. De memorie van toelichting bespreekt de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) en de daarmee verband houdende staatsherverzekering. De Raad van State plaatst enkele kanttekeningen bij het voorstel en de toelichting en adviseert een en ander aan te passen. 1.1. Het voorstel is aan artikel 1 van de Noodwet een definitie toe te voegen, luidende: "i. overeenkomst van schadeverzekering: de overeenkomst van schadeverzekering in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, gesloten door ondernemingen, waarop die wet van toepassing is; Artikel 12 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV) bepaalt dat die wet van toepassing is op: a) verzekeraars met zetel in Nederland; b) verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft: 1o een bijkantoor in Nederland; 2o het verrichten van diensten naar Nederland. De vraag rijst of met de term verzekeringsondernemingen in het voorgestelde artikel 18b, eerste lid, (dan wel de term verzekeraars in Nederland waarmee in de memorie van toelichting wordt aangeduid wie NHT hebben opgericht) de verzekeraars zijn bedoeld waarop de WTV van toepassing is, of dat het wetsvoorstel hier een andere afbakening beoogt. De Raad adviseert hierover in de toelichting opheldering te verschaffen en het voorstel zo nodig aan te passen, bijvoorbeeld door te bepalen in artikel 18b dat kortingen kunnen gelden wèl voor deze maar niet voor een andere categorie verzekeraars in de zin van de WTV. In dat geval zou ook aanpassing van artikel 20 aangewezen kunnen zijn. 2. Het voorgestelde artikel 18b, eerste lid, van de Noodwet, luidt als volgt: Onze Minister is bevoegd te bepalen dat verzekeringsondernemingen die ingevolge door hen gesloten overeenkomsten van levensverzekering of overeen komsten van schadeverzekering uitkeringen zullen verrichten naar aanleiding van terroristische handelingen, door hem vast te stellen kortingen toepassen, dan wel niet gehouden zijn tot uitkeringen die een door hem te bepalen bedrag voor alle verzekeringsondernemingen gezamenlijk overschrijden. Het voorstel plaatst artikel 18b in een nieuw Hoofdstuk IXa. Dekking terrorismerisico door verzekeringsondernemingen. Dit artikellid en de daarvoor gekozen inbedding geven het college aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. De memorie van toelichting zet uiteen dat conform de systematiek van de Noodwet ervan is afgezien het begrip terrorismerisico te definiëren nu er voor de huidige kernbegrippen oorlogsrisico en buitengewone omstandigheden evenmin definities in deze wet zijn opgenomen. De voorkeur werd gegeven een nadere omschrijving van deze begrippen over te laten aan de Minister van Financiën. Het is echter naar de mening van de Raad de vraag of de beslissing dat bepaalde gebeurtenissen moeten worden aangemerkt als terroristische handelingen die aanleiding kunnen geven tot het in werking stellen van artikel 18b geheel kan worden overgelaten aan het beleidsoordeel van de minister zonder dat er enkele algemene criteria worden genoemd waaraan dit oordeel kan worden getoetst. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat het onderscheid tussen terroristische handelingen enerzijds en oorlogshandelingen of andere gevallen van het opzettelijk toebrengen van schade anderzijds niet altijd even duidelijk is, terwijl deze handelingen tot verschillende juridische gevolgen kunnen leiden. Het college beveelt dan ook aan ten minste in de toelichting de term terroristische handelingen nader te verduidelijken ook in het licht van een noodzakelijke afbakening van andere gevallen waarbij sprake is van het opzettelijk toebrengen van schade. Daarbij kan mede worden ingegaan op de vraag op welke wijze het risico van terroristische handelingen in de verzekeringspolissen waarop de wettelijke regeling beoogt aan te sluiten wordt omschreven. Nu verzekeraars verplichtingen mede ingevolge ander dan Nederlands recht ten aanzien van personen en objecten in vele landen kunnen hebben die aldaar door terroristische handelingen kunnen worden getroffen, verdient ten slotte bespreking in hoeverre aan de voorgestelde regeling globale strekking toekomt. b. In zoverre ten vervolge op het hiervoor vermelde onderdeel 1 merkt het college op dat de term verzekeringsondernemingen in het voorgestelde artikel 18b, eerste lid, niet is gedefinieerd. Om het in de toelichting bedoelde probleem van nadere kwalificatie te voorkomen, ware te spreken van één of meer terroristische handelingen. Het lijkt niet nodig, na het zinsgedeelte betreffende kortingen, het voorgestelde gedeelte dan wel niet gehouden zijn tot uitkeringen die overschrijden te behouden; laatstbedoelde gedeelte - kennelijk geïnspireerd door de NHT-regeling leidt immers óók tot kortingen en geeft - waartoe deze bepaling overigens niet dient - voorts één maatstaf ter bepaling van een korting, terwijl denkbaar is dat de minister ook andere maatstaven zou willen toepassen. Zou evenwel het criterium voor alle verzekeringsondernemingen gezamenlijk gehandhaafd blijven, dan behoeft de term gezamenlijk verduidelijking, waarbij mede waarborging van gelijke behandeling van gelijke gevallen aan de orde dient te komen. Voorts zou tot uitdrukking dienen te komen dat het niet alleen noodzakelijk kan zijn kortingen toe te passen ter zake van één of meer gebeurtenissen die als terroristische handelingen kwalificeren, maar ook terzake van alle dergelijke gebeurtenissen in een bepaalde verzekeringsperiode. Het college adviseert het eerste lid, en dientengevolge het derde lid overeenkomstig het voorgaande aan te passen. c. Volgens het college verdient overweging de vraag of artikel 23 (contractuele bepalingen buiten toepassing), en artikel 24 van de Noodwet (pensioen- en spaarfondsen) van overeenkomstige toepassing dienen te zijn op terroristische handelingen. d. Hoofdstuk X van de Noodwet heeft tot titel Dekking oorlogsrisico . Dat is aangewezen omdat artikel 19 de minister de bevoegdheid verleent te bepalen dat in overeenkomsten van levensverzekering het oorlogsrisico van een door hem vast te stellen tijdstip af wordt geacht mede te zijn verzekerd. Het voorgestelde artikel 18b regelt uitsluitend de mogelijkheid van kortingen. Het hoofdje Dekking terrorismerisico lijkt daarvoor minder passend. Het college adviseert de voorgestelde regeling in een nieuw hoofdstuk Xa, als artikel 24a, onder te brengen, met vernummering van het huidige hoofdstuk Xa respectievelijk artikel 24a, onder een passende titel. 3. De regeling van NHT is geen onderdeel van het voorstel. De memorie van toelichting vermeldt daarover, kort samengevat, dat verzekeraars in Nederland NHT hebben opgericht. NHT zal de terrorismerisicos van de verzekeraars overnemen. De staat biedt aan NHT aanvullende herverzekeringsdekking. De totale terrorismedekking zal beperkt zijn tot de capaciteit van NHT. Het college stipt hierna enkele juridische punten aan die bij die regeling aan de orde zouden kunnen komen en voor een evenwichtige beoordeling van het thans voorliggende wetsvoorstel van betekenis kunnen zijn. - Het lijkt wenselijk onder ogen te zien of bescherming van de financiële sector tegen het thans bedoelde gevaar een Europese in plaats van nationale aanpak vereist en zo ja, hoe Nederland zon aanpak zou kunnen bevorderen. - In NHT werken verzekeraars samen. Deze samenwerking dient mede te worden beoordeeld naar Europees en nationaal mededingingsrecht. Het college verwijst naar de Oostenrijkse terreurpool (zaak COMP/38.526 2003/C 49/04). - Volgens artikel 87, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn steunmaatregelen met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, behoudens uitzondering zoals voorzien in het tweede lid, onder b, in geval van schade veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen. De voorgestelde herverzekering van staatswege ware in dit kader te bezien. - Verlies van mensenlevens door terrorisme kan voor verzekeraars, behalve tot financiële nadelen, ook tot voordelen leiden. De vraag rijst of en zo ja hoe bij de behandeling van aanspraken op NHT met eventuele voordelen zal worden rekening gehouden. - Nader te bespreken ware of en zo ja in hoeverre NHT en de staatsherverzekering al dienen te zijn aangesproken vóór de onderwerpelijke ministeriële bevoegdheid toepassing zal vinden. - Bij korting kan de vraag opkomen van fair balance tussen algemeen belang en bescherming van contractuele rechten van verzekerden in de zin van artikel 1, tweede lid, van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het lijkt raadzaam voorzover mogelijk te verkennen hoe de minister bij uitoefening van de thans besproken bevoegdheid deze balance kan vinden. - Het is niet uitgesloten dat na gebruik van de bedoelde ministeriële bevoegdheid de verzekeraars weer in zodanige financiële positie komen dat, gelet op de rangorde van hun verplichtingen, de door de minister toegestane kortingen op de uitkeringen achteraf in een ander licht komen te staan. Te bespreken is of en zo ja hoe met zon nieuwe situatie kan worden rekening gehouden, mede gelet op het verzekeringstechnisch en maatschappelijk onderscheid tussen schade- en levensverzekeringen dat daarbij van belang kan zijn. - Tenslotte verdient, vooral gelet op de uitkeringsrechten die ingevolge de voorgestelde regeling niet of onvolledig tot uiting zullen komen, precisering de verhouding tussen enerzijds de nieuw voorgestelde regelingen, met inbegrip van NHT en de staatsherverzekering, en anderzijds de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. Het college adviseert in de toelichting op een en ander (nader) in te gaan, voorzover van betekenis voor een goede beoordeling van het wetsvoorstel. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 108), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 108), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2009, no.09.002674, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 108), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanscherping van de generieke kwalificatie-eisen voor loopbaan en burgerschap in het mbo, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanscherping van de generieke kwalificatie-eisen voor loopbaan en burgerschap in het mbo, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2016, no.2016000539, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanscherping van de generieke kwalificatie-eisen voor loopbaan en burgerschap in het mbo, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met overheveling taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeente naar school, alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra met het oog op het jaarlijks bedrag voor huisvestingskosten van andere dan gemeentelijke of niet door de gemeente in stand gehouden scholen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met overheveling taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeente naar school, alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra met het oog op het jaarlijks bedrag voor huisvestingskosten van andere dan gemeentelijke of niet door de gemeente in stand gehouden scholen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2013, no. 13.001149, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de instelling van het diplomaregister hoger onderwijs, beroepsonderwijs, voortgezet (algemeen volwassenen)onderwijs, NT2 en inburgering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de instelling van het diplomaregister hoger onderwijs, beroepsonderwijs, voortgezet (algemeen volwassenen)onderwijs, NT2 en inburgering, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 september 2010, no.10.002537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de instelling van het diplomaregister hoger onderwijs, beroepsonderwijs, voortgezet (algemeen volwassenen)onderwijs, NT2 en inburgering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en enige andere besluiten in verband met het aanbrengen van enige verbeteringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en enige andere besluiten in verband met het aanbrengen van enige verbeteringen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2007, no.07.003294, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en enige andere besluiten in verband met het aanbrengen van enige verbeteringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van het op 30 oktober 2007 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (PbEU L 339), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van het op 30 oktober 2007 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (PbEU L 339), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2009, no.09.003397, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van het op 30 oktober 2007 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (PbEU L 339), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de implementatie van Besluit 2009/426/JBZ van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de implementatie van Besluit 2009/426/JBZ van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2011, no.11.001531, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de implementatie van Besluit 2009/426/JBZ van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op grond van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op grond van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit buitengerechtelijke kosten in verband met de nadere normering van de regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit buitengerechtelijke kosten in verband met de nadere normering van de regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2017, no.2017000405, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit buitengerechtelijke kosten in verband met de nadere normering van de regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft nadere regels over de maximumbedragen voor buitengerechtelijke kosten die bij de tenuitvoerlegging van dwangbevelen door een bestuursorgaan in rekening kunnen worden gebracht aan de schuldenaar. Daartoe wordt het Besluit buitengerechtelijke kosten gewijzigd.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een nadere toelichting en een aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen, zodat dubbele compensatie van de omzetbelasting bij het bestuursorgaan wordt voorkomen.Het ontwerpbesluit regelt onder meer dat de buitengerechtelijke kosten worden verhoogd met de omzetbelasting, indien het bestuursorgaan gebruik maakt van de diensten van een derde, (zie noot 1) en het bestuursorgaan de door het incassobureau in rekening gebrachte omzetbelasting niet kan verrekenen op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. (zie noot 2) In die situatie wordt de omzetbelasting doorberekend aan de schuldenaar.De Afdeling merkt op dat bij deze verhoging van de buitengerechtelijke kosten met de omzetbelasting geen acht is geslagen op de compensatie van de omzetbelasting die bepaalde bestuursorganen (zie noot 3) uit hoofde van het BTW-compensatiefonds toekomt. (zie noot 4) De voorgestelde regeling kan er aldus toe leiden dat de omzetbelasting op de schuldenaar wordt verhaald, terwijl het bestuursorgaan daarnaast recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit zodanig aan te passen dat een verhoging van de buitengerechtelijke kosten met omzetbelasting wordt uitgesloten indien het bestuursorgaan recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit ter uitvoering van verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) (Besluit uitvoering verordening marktmisbruik).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit ter uitvoering van verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) (Besluit uitvoering verordening marktmisbruik).Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2017, no.2017000357, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter uitvoering van verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) (Besluit uitvoering verordening marktmisbruik), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit naturalisatietoets).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit naturalisatietoets).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2009, no.09.001155, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2007, no.07.002269, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo (Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014-2022), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo (Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014-2022), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit biedt het techniekonderwijs in de periode 2014-2022 de mogelijkheid experimenten uit te voeren waarbij de bovenbouw van het vmbo en een aansluitende mbo-opleiding worden ingericht als een doorlopende leerlijn. Er worden twee soorten experimenten voorgesteld: de vakmanschap(s)route en de technologieroute. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de doelen van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de schaal van de experimenten. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR); Genève, 24 juni 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijziging van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR); Genève, 24 juni 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2015, no.2015000385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en enige andere besluiten in verband met actualisering van de bevoegdhedentoedeling, het beperken van aanstellingskeuringen alsmede de implementatie van arbeidsvoorwaardelijke afspraken omtrent loondoorbetaling bij ziekte, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en enige andere besluiten in verband met actualisering van de bevoegdhedentoedeling, het beperken van aanstellingskeuringen alsmede de implementatie van arbeidsvoorwaardelijke afspraken omtrent loondoorbetaling bij ziekte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met een wijziging van de vergoeding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten bij verblijf in het buitenland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met een wijziging van de vergoeding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten bij verblijf in het buitenland.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2000, no.00.001916, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met een wijziging van de vergoeding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten bij verblijf in het buitenland. Met het ontwerpbesluit wordt het Besluit Geneeskundige verzorging politie 1994 (hierna: het Besluit) aangepast aan het uitgangspunt van het ingezetenschap, zoals dat is gekozen bij de wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden 1999 (Stb.746). Tevens zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht. De Raad van State kan zich vinden in de strekking van het ontwerpbesluit, maar heeft daarbij een technische opmerking. 1. Het ontwerpbesluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na plaatsing in het Staatsblad.(zie noot 1) Volgens de toelichting wordt aldus de mogelijkheid geboden aan uitvoeringsorgaan en betrokkenen zich op de wijziging van het Besluit in te stellen. De door deze bepaling geboden termijn is naar het oordeel van de Raad echter te kort voor betrokkenen om de leemte die ontstaat door het wegvallen van aanspraken op een AWBZ-conforme vergoeding of tegemoetkoming op te vullen. Indien reeds voorlichting terzake aan betrokkene is gegeven, verdient het aanbeveling dit in de toelichting te vermelden. Indien dit niet het geval is, adviseert het college de datum van inwerkingtreding opnieuw te bezien. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met vaststelling van de boetecategorie voor voorschriften met betrekking tot het pensioenregister, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met vaststelling van de boetecategorie voor voorschriften met betrekking tot het pensioenregister, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2011, no.11.000305, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met vaststelling van de boetecategorie voor voorschriften met betrekking tot het pensioenregister, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vierde nota van wijziging op het voorstel van wet houdende nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen (Spoorwegwet), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Vierde nota van wijziging op het voorstel van wet houdende nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen (Spoorwegwet), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk Experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming in verband met het vervoer van de stembescheiden en de zitting van het gemeentelijk stembureau bij het experiment met centrale stemopneming, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk Experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming in verband met het vervoer van de stembescheiden en de zitting van het gemeentelijk stembureau bij het experiment met centrale stemopneming, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 november 2014, no.2014002233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk Experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming in verband met het vervoer van de stembescheiden en de zitting van het gemeentelijk stembureau bij het experiment met centrale stemopneming, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over het beheer van de politie (Besluit beheer politie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over het beheer van de politie (Besluit beheer politie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2015, no.2015000303, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over het beheer van de politie (Besluit beheer politie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 april 2009, no.09.001053, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de reconstructie van de N242 vanaf de Smaragdweg te Alkmaar tot en met het Nollencircuit te Heerhugowaard, met bijkomende werken, in de gemeenten Alkmaar, Schermer en Heerhugowaard.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de reconstructie van de N242 vanaf de Smaragdweg te Alkmaar tot en met het Nollencircuit te Heerhugowaard, met bijkomende werken, in de gemeenten Alkmaar, Schermer en Heerhugowaard.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot het stellen van regels betreffende de veiligheid van tatoeagekleurstoffen (Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot het stellen van regels betreffende de veiligheid van tatoeagekleurstoffen (Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met het samenvoegen van dat besluit met het Bekostigingsbesluit WHW en in verband met de wijziging van de bepalingen inzake de algemene berekeningswijze voor de rijksbijdrage van de instellingen voor hoger onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met het samenvoegen van dat besluit met het Bekostigingsbesluit WHW en in verband met de wijziging van de bepalingen inzake de algemene berekeningswijze voor de rijksbijdrage van de instellingen voor hoger onderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2008, no.08.000339, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met het samenvoegen van dat besluit met het Bekostigingsbesluit WHW en in verband met de wijziging van de bepalingen inzake de algemene berekeningswijze voor de rijksbijdrage van de instellingen voor hoger onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten ter verkorting van beslistermijnen bij beschikkingen op aanvraag (Wet beslistermijnen sociale verzekeringen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten ter verkorting van beslistermijnen bij beschikkingen op aanvraag (Wet beslistermijnen sociale verzekeringen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de Provinciewet (Wet uitwerking Autobrief II), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de Provinciewet (Wet uitwerking Autobrief II), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2015, no.2015001973, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de Provinciewet (Wet uitwerking Autobrief II), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Tytsjerksteradiel en Smallingerland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Tytsjerksteradiel en Smallingerland.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2012, no.RWSCD BJV 2012/786, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Tytsjerksteradiel en Smallingerland.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van een eenmalige uitkering 2004, een aflopende uitkering in het kader van de intrekking van de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel en een vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage voor gewezen defensiepersoneel en tot wijziging van enige besluiten in het kader van enige arbeidsvoorwaardenmaatregelen voor de sector Defensie, alsmede enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van een eenmalige uitkering 2004, een aflopende uitkering in het kader van de intrekking van de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel en een vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage voor gewezen defensiepersoneel en tot wijziging van enige besluiten in het kader van enige arbeidsvoorwaardenmaatregelen voor de sector Defensie, alsmede enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden in verband met een wijziging van de regels met betrekking tot verlof en proefverlof en de besteding van het eigen geld door verpleegden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden in verband met een wijziging van de regels met betrekking tot verlof en proefverlof en de besteding van het eigen geld door verpleegden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over elektromagnetische compatibiliteit van elektrische en elektronische apparaten (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over elektromagnetische compatibiliteit van elektrische en elektronische apparaten (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2001).Bij Kabinetsmissive van 27 april 2001, no.01.002105, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over elektromagnetische compatibiliteit van elektrische en elektronische apparaten (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2001).Het Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2001 (hierna: het besluit) vervangt het geldende Besluit elektromagnetische compatibiliteit dat sinds de inwerking-treding van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet) op die wet berust(zie noot 1) en strekt ter implementatie van richtlijn nr.1989/336/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake elektromagnetische compatibiliteit (hierna: de richtlijn).(zie noot 2) Daarvóór was dat besluit gebaseerd op de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Omdat de systematiek van dat besluit niet geheel strookt met die van de nieuwe wettelijke basis is besloten het te vervangen door het thans voorliggende besluit. Het besluit wordt bij deze gelegenheid zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de Telecommunicatiewet en met de conformiteitsbeoordelingsprocedures, zoals die gelden na de inwerkingtreding van richtlijn nr.1999/5/EG betreffende radio-apparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.(zie noot 3) Voorts vindt afstemming plaats op de systematiek van het Besluit randapparaten en radio-apparaten. Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om vier overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en derde landen gedeeltelijk te implementeren.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1a. Het besluit strekt tot gedeeltelijke implementatie van vier overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschappen en vier landen. Het betreft uitsluitend de implementatie van de erkenning van de overeenstemmings-beoordelingsorganenDe thans gekozen implementatieopzet is ook gebruikt in het Besluit randapparaten en radioapparaten. De richtlijn is - evenals richtlijn 1999/5/EG - ook van toepassing op apparaten die worden ingevoerd van buiten de Europese Unie.Gelet op de artikelen 3, II, 2 respectievelijk 2 van de onderscheidenlijke overeenkomsten met de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland (en de daarbijbehorende sectorbijlagen) ontstaat het beeld dat de wederzijdse erkenning als zodanig neergelegd is in genoemde artikelen en dat de aanwijzing van autoriteiten, overeenstemmingsbeoordelingsorganen en dergelijke geschiedt in de sectorbijlagen zelf. Behalve het naar nationaal recht daadwerkelijk aanwijzen van organen behoeft er naar het oordeel van de Raad in het kader van de implementatie van de overeenkomsten op nationaal niveau geen bijzondere actie te worden ondernomen. Het wekt dan ook bevreemding dat de nota van toelichting melding maakt van een toekomstige wet die strekt tot implementatie van deze overeenkomsten.Naar aanleiding van het vorenstaande adviseert het college in de nota van toelichting uiteen te zetten op welke wijze de overeenkomst doorwerkt in het onderhavige besluit en welke eventuele juridische stappen - anders dan de aanwijzing van een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan - daarvoor (nog) moeten worden gezet. In aansluiting daarop adviseert de Raad in de nota van toelichting te verduidelijken - of gelet op het voorgaande - de noodzaak aanwezig is voor het in het algemeen deel van de toelichting aangekondigde implementatiewetsvoorstel en zo ja, wat daarvan dan de aard en strekking zal zijn.b. Op 24 juni 1999 heeft de Raad van de Europese Unie een resolutie aangenomen betreffende het beheer van overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning.(zie noot 4) Daarin wordt de Commissie opgeroepen om een voorstel in te dienen voor richtsnoeren voor het beheer van overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning dat betrekking heeft op de voorbereidings-, onderhandelings- en de uitvoeringsfase. Voorts wordt de Commissie opgeroepen om een vademecum op te stellen. Uit de considerans blijkt dat de richtsnoeren moeten worden ontwikkeld teneinde een efficiënter en meer samenhangend stelsel tot stand te brengen.De Raad geeft in overweging in de toelichting uiteen te zetten welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan sinds de verschijning van de hiervoor genoemde resolutie van juni 1999 om een efficiënter en meer samenhangend geheel tot stand te brengen.2. Op grond van artikel 10.3 van de Telecommunicatiewet kan de Minister van Verkeer en Waterstaat (keurings)instanties aanwijzen die bevoegd zijn de certificatie bedoeld in artikel 10.2 van die wet uit te voeren. De op grond van dit besluit aan te wijzen bevoegde en de aangemelde instanties (artikel 1, onderdelen d en e, en de artikelen 13 en 14) worden door die aanwijzing privaatrechtelijke zelfstandige bestuursorganen (zbos) die moeten voldoen aan de in aanwijzing 124b, derde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) genoemde aanwijzingen. In belangrijke mate betreft het aanwijzingen waaraan reeds in de Telecommunicatiewet uitvoering is gegeven. Dat geldt echter niet voor de in de toelichting op aanwijzing 124e, tweede lid, Ar besloten aanwijzing om de toekenning van verschillende taken - globaal aan te duiden als het onderzoeken en testen van apparaten - te motiveren en de aanwijzing om in de toelichting te verduidelijken hoe een dergelijk (privaatrechtelijk) zbo ten behoeve van de door hem te verrichten bestuurstaken zal worden bekostigd (aanwijzing 124n, derde lid, Ar). De certificerende instanties blijven immers voor het overige privaatrechtelijke organen die slechts een zbo zijn voorzover het de uitvoering van de publieke taak betreft. In verband met het vorenstaande adviseert de Raad de nota van toelichting op dit punt aan te vullen overeenkomstig de in de Ar gestelde normen.3. De Raad adviseert om - in aansluiting op het Besluit randapparaten en radioapparaten - artikel 14 te vervangen door een bepaling waarin is vastgelegd in een ministeriële regeling uit te werken op welke wijze een aanvraag tot aanwijzing moet worden ingediend.4. Aan de nota van toelichting is een overzicht toegevoegd waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen enerzijds het voorgestelde Besluit elektro-magnetische compatibiliteit 2001 en de Telecommunicatiewet en anderzijds het geldende Besluit elektromagnetische compatibiliteit. Dit overzicht geeft evenwel geen antwoord op de vraag in welke artikelen de verschillende bepalingen van de richtlijn zijn verwerkt. Zulks is mogelijk door aan het overzicht een derde kolom toe te voegen.De Raad adviseert, mede gelet op aanwijzing 344 Ar, om evenals in Bijlage 1 bij het Besluit elektromagnetische compatibiliteit(zie noot 5) aan de toelichting alsnog een dergelijke transponeringstabel toe te voegen.5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit uit-voering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden in verband met de compensatie van omzetbelasting voor gemeenten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit uit-voering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden in verband met de compensatie van omzetbelasting voor gemeenten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de wetgeving op het beleidsterrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van de harmonisatie en aanscherping van de sanctie mogelijkheden ter versterking van de naleving en handhaving en bestrijding van misbruik en fraude (Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de wetgeving op het beleidsterrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van de harmonisatie en aanscherping van de sanctie mogelijkheden ter versterking van de naleving en handhaving en bestrijding van misbruik en fraude (Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving).Bij Kabinetsmissive van 9 november 2011, no.11.002696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de wetgeving op het beleidsterrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van de harmonisatie en aanscherping van de sanctie mogelijkheden ter versterking van de naleving en handhaving en bestrijding van misbruik en fraude (Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet documentatie vennootschappen (Besluit documentatie vennootschappen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet documentatie vennootschappen (Besluit documentatie vennootschappen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de herziening van het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de herziening van het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2017, no.2016002321, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de herziening van het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2017), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2017), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2017, no.2017001178, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2017), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel bevat volgens de toelichting technische wijzigingen of wijzigingen van ondergeschikte aard die omissies van de wetgever herstellen. (zie noot 1)De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.1.Waarborgen bij binnentreden woning door deurwaarderBij de Wet van 1 oktober 2014 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken, (zie noot 2) is bepaald dat in het kader van een executieveiling tot bewoning bestemde onroerende zaken eventueel tegen de wil van de bewoner kunnen worden bezichtigd, (zie noot 3) eventueel met behulp van de sterke arm. (zie noot 4) Hiervoor is niet meer een machtiging van de rechter nodig omdat bij die wet uitdrukkelijk is gekozen om de bezichtiging toe te staan buiten het kader van beheer of ontruiming. Voor beheer en ontruiming is wel een rechterlijke machtiging vereist. (zie noot 5)Volgens de toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel bestaat in de praktijk onduidelijkheid over de verhouding van die regeling tot de Algemene wet op het binnentreden. Voorgesteld wordt dat in geval van weigering de bezichtiging plaatsvindt "door tussenkomst van de deurwaarder die hiertoe bevoegd is tot het betreden van de woning zonder toestemming van de bewoner." (zie noot 6) Hierdoor wordt volgens de toelichting buiten twijfel gesteld dat geen machtiging tot binnentreden is vereist. De toelichting stelt dat de aanwijzing van de deurwaarder als verantwoordelijke voor het binnentreden zonder toestemming van de bewoner goed aansluit bij de expertise van de deurwaarder in het bestaande executierecht. (zie noot 7)De Afdeling wijst er evenwel op dat het binnentreden door een deurwaarder ter inbeslagneming in een woning in het geldende Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met meer waarborgen is omgeven. (zie noot 8) Zo bepaalt artikel 444, tweede lid, Rv dat indien de deuren gesloten zijn, of de opening daarvan geweigerd wordt, of indien geweigerd wordt enige kamer of stuk huisraad te openen, alsmede wanneer bij niet-tegenwoordigheid van de geëxecuteerde er niemand gevonden wordt om hem te vertegenwoordigen, de deurwaarder zich zal vervoegen bij de burgemeester der gemeente in wiens tegenwoordigheid de opening van de deuren en van het huisraad zal worden gedaan voor zover dat redelijkerwijs nodig is. De burgemeester kan zich doen vertegenwoordigen door een ambtenaar van politie die tevens hulpofficier van justitie is.Deze "vergezellingsplicht" (zie noot 9) geldt niet alleen indien deurwaarders willen binnentreden om executoriaal beslag te leggen. Ook als deurwaarders willen binnentreden voor bijvoorbeeld een gedwongen ontruiming, het leggen van conservatoir beslag of het in gijzeling nemen van een schuldenaar, stelt de wet voorop dat zij zich laten vergezellen. Artikel 444, tweede lid, Rv is in die gevallen namelijk van overeenkomstige toepassing. (zie noot 10) Dit is echter niet het geval bij de voorgestelde verplichting van bewoners om een bezichtiging te dulden in het kader van een executieveiling. (zie noot 11) Hoewel een bezichtiging op het eerste gezicht misschien minder ingrijpend lijkt dan het binnentreden in een woning voor een gijzeling of een gedwongen ontruiming, zijn ook bij een gedwongen bezichtiging van een woning waarborgen nodig. Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling om in de toelichting nader in te gaan op de verhouding tot artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en, zo nodig, het wetsvoorstel aan te passen.2.GriffierechtenVoorgesteld wordt om voor alle bestuursrechtelijke rechtszaken over toeslagen hetzelfde verlaagde griffierecht te rekenen. (zie noot 12) In het kader van deze aanpassing van griffierechten in het bestuursrecht wijst de Afdeling op de recente uitspraak van rechtbank Rotterdam van 24 mei 2017. (zie noot 13) Volgens deze uitspraak is er - kort gezegd - geen rechtvaardiging om in civiele zaken aangaande de Wet schuldsanering natuurlijke personen geen griffierecht te heffen en in bestuursrechtelijke zaken op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wel. (zie noot 14) In deze uitspraak sloot de rechtbank aan bij een arrest van de Hoge Raad. (zie noot 15)De Afdeling adviseert in de memorie van toelichting in te gaan op de vraag of bovenstaande uitspraak van de rechtbank Rotterdam aanleiding geeft de wet aan te passen en zo ja, bij welke gelegenheid dat zal plaatsvinden.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over wilsonbekwame volksvertegenwoordigers en het afschaffen van lijstencombinaties.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over wilsonbekwame volksvertegenwoordigers en het afschaffen van lijstencombinaties.Bij brief van 11 april 2013 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over wilsonbekwame volksvertegenwoordigers en het afschaffen van lijstencombinaties.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit alcoholonderzoeken in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders (PbEU L114), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit alcoholonderzoeken in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders (PbEU L114), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot verdere implementatie van richtlijn 2006/23/EG (hierna: de richtlijn). Een aantal bepalingen uit deze richtlijn is reeds geïmplementeerd in een wijziging van de Wet luchtvaart die thans bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal voorligt.(zie noot 1)De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de minimumleeftijd van luchtverkeersleiders. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van investeringen in de kennisinfrastructuur (Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van investeringen in de kennisinfrastructuur (Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, in verband met een verbod op het ter beschikking stellen van vergunningbewijzen aan derden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, in verband met een verbod op het ter beschikking stellen van vergunningbewijzen aan derden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels met betrekking tot het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders en de duur van de goedkeuring (Tijdelijk besluit toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels met betrekking tot het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders en de duur van de goedkeuring (Tijdelijk besluit toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbestproducten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbestproducten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2016, no.2016001734, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbestproducten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet marktordening gezondheidszorg, de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling ter implementatie van de richtlijn nr. 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PbEU 2016, L 26) (Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet marktordening gezondheidszorg, de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling ter implementatie van de richtlijn nr. 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PbEU 2016, L 26) (Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie).Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2017, no.2017000827, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet marktordening gezondheidszorg, de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling ter implementatie van de richtlijn nr. 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PbEU 2016, L 26) (Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de mogelijke kaders bij de keuze voor en de minimale vereisten bij de vormgeving van overgangsrecht op het moment dat er sprake is van wijzigen van aanspraken in de socialezekerheidswetgeving dan wel de pensioenwetgeving ten nadele van uitkeringsgerechtigden dan wel potentiële uitkeringsgerechtigden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de mogelijke kaders bij de keuze voor en de minimale vereisten bij de vormgeving van overgangsrecht op het moment dat er sprake is van wijzigen van aanspraken in de socialezekerheidswetgeving dan wel de pensioenwetgeving ten nadele van uitkeringsgerechtigden dan wel potentiële uitkeringsgerechtigden.Bij brief van 25 april 2012 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de mogelijke kaders bij de keuze voor en de minimale vereisten bij de vormgeving van overgangsrecht op het moment dat er sprake is van wijzigen van aanspraken in de socialezekerheidswetgeving dan wel de pensioenwetgeving ten nadele van uitkeringsgerechtigden dan wel potentiële uitkeringsgerechtigden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent de kwaliteit en werkwijze van het bureau jeugdzorg en rechtspersonen, bedoeld in de artikelen 254 en 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de samenwerking van het bureau jeugdzorg met de raad voor de kinderbescherming (Besluit kwaliteit en werkwijze bureau jeugdzorg en rechtspersonen, bedoeld in de artikelen 254 en 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en samenwerking van bureau jeugdzorg met de raad voor de kinderbescherming).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent de kwaliteit en werkwijze van het bureau jeugdzorg en rechtspersonen, bedoeld in de artikelen 254 en 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de samenwerking van het bureau jeugdzorg met de raad voor de kinderbescherming (Besluit kwaliteit en werkwijze bureau jeugdzorg en rechtspersonen, bedoeld in de artikelen 254 en 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en samenwerking van bureau jeugdzorg met de raad voor de kinderbescherming).Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2003, no.03.003994, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent de kwaliteit en werkwijze van het bureau jeugdzorg en rechtspersonen, bedoeld in de artikelen 254 en 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de samenwerking van het bureau jeugdzorg met de raad voor de kinderbescherming (Besluit kwaliteit en werkwijze bureau jeugdzorg en rechtspersonen, bedoeld in de artikelen 254 en 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en samenwerking van bureau jeugdzorg met de raad voor de kinderbescherming). Het ontwerpbesluit strekt ertoe regels te verschaffen inzake de kwaliteit en werkwijze van het bureau jeugdzorg en van rechtspersonen, bedoeld in de artikelen 254 en 302 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en stelt regels omtrent de samenwerking tussen het bureau jeugdzorg en de raad voor de kinderbescherming. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de samenvoeging met andere algemene maatregelen van bestuur ter uitvoering van de Wet op de jeugdzorg (WJZ), en voorts enige opmerkingen van meer technisch-juridische aard met betrekking tot een aantal artikelen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Samenvoeging tot één algemene maatregel van bestuur Het ontwerpbesluit strekt ter uitvoering van een aantal bepalingen van de WJZ die alle betrekking hebben op de werkwijze en de kwaliteit van het bureau jeugdzorg. De inhoudelijke vereisten waaraan bij het nemen van een indicatiebesluit moet worden voldaan, worden opgenomen in het Besluit indicatie jeugdzorg.(zie noot 1) Daarin worden ook de vormen van AWBZ-zorg aangewezen waarvoor het bureau jeugdzorg op grond van artikel 5, tweede lid, onder b, WJZ de indicatietaak heeft en zijn tevens regels gegeven voor aanspraak op jeugdzorg in spoedeisende situaties. De aard en de omvang van de jeugdzorg waarop ingevolge de WJZ aanspraak bestaat, zullen worden geregeld in het Besluit jeugdzorgaanspraken.(zie noot 2) De regeling met betrekking tot de aanwijzing van de gevallen waarin geen indicatiebesluit nodig is, wordt opgenomen in het Besluit rechtstreekse verwijzing jeugd-ggz.(zie noot 3) Al deze ontwerpbesluiten hangen nauw met elkaar samen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de WJZ(zie noot 4) is met recht opgemerkt dat het feit dat in een groot aantal bepalingen in regeling bij algemene maatregel van bestuur wordt voorzien niet betekent dat even zovele algemene maatregelen van bestuur opgesteld zullen worden. Aangezien de verschillende algemene maatregelen van bestuur inhoudelijk aan elkaar raken ligt het in de bedoeling samenhangende onderwerpen in één en dezelfde regeling onder te brengen, aldus de bewindslieden. Tegen deze achtergrond vraagt de Raad zich af of bundeling van de verschillende onderwerpen in één regeling niet de voorkeur verdient. Op die wijze wordt de onderlinge samenhang veel duidelijker, kan volstaan worden met het eenmalig vermelden van definities en behoeft niet steeds naar andere besluiten te worden verwezen. Ook voor de praktijk lijkt één enkele regeling veel handzamer. De Raad geeft in overweging de aan hem voorgelegde regelingen te integreren en samen te voegen tot één algemene maatregel van bestuur. Indien aan handhaving van de nu voorgestelde opzet de voorkeur wordt gegeven, dient deze van een overtuigende motivering te worden voorzien. 2. De positie van de voogd Artikel 21 bepaalt in het eerste lid dat de stichting binnen vijf dagen nadat de minderjarige onder haar toezicht is geplaatst en zij hiervan in kennis is gesteld een gezinsvoogdijwerker aanwijst. Hiervan doet zij mededeling aan de minderjarige en de met het gezag belaste ouder of voogd. In het tweede en derde lid van ditzelfde artikel wordt naast de met het gezag belaste ouder ook de voogd genoemd. Het artikel komt overeen met artikel 18 van het Besluit kwaliteitsregels en taken voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen. Het in dit kader vermelden van de voogd doet de vraag rijzen waarom in andere daarvoor in aanmerking komende bepalingen de voogd niet betrokken wordt in de procedure. Zo is in artikel 20, vijfde lid, wel sprake van overleg over het plan van aanpak met de met het gezag belaste ouder, maar niet met de voogd. Evenzo wordt in artikel 24, eerste lid, in het kader van de jeugdreclassering wel de voogd betrokken bij het verstrekken van mededelingen, maar wordt bij de totstandkoming van het plan (artikel 23, derde en vierde lid) de voogd niet genoemd. De Raad beveelt aan genoemde artikelen nader op hun consistentie te bezien en in de toelichting aandacht te besteden aan de rol van de voogd. 3. Artikelen a. Artikelen 9 en 10 In de artikelen 9 en 10 wordt verwezen naar artikel 10, eerste lid, WJZ. Deze bepaling heeft betrekking op het uitoefenen van de taken van voogdij, ondertoezichtstelling en jeugdreclassering door de stichting. Deze taakuitoefening is onderscheiden van die welke het vaststellen van de voor de cliënt nodige zorg betreft (artikel 5 van de wet). In hoofdstuk 3 van het ontwerpbesluit, dat uitsluitend betrekking heeft op de werkwijze van de stichting in het kader van laatstgenoemde taakuitoefening kunnen dan ook geen bepalingen worden opgenomen die betrekking hebben op de taken op grond van artikel 10 van de wet. Deze behoren in hoofdstuk 4 geplaatst te worden. De Raad adviseert de artikelen 9 en 10 aan te passen in zoverre zij verwijzen naar artikel 10, eerste lid, van de wet. b. Artikel 11 Het eerste lid van artikel 11 schrijft voor dat een indicatiebesluit niet totstandkomt dan nadat over een ontwerp in ieder geval overleg is gepleegd met onder meer de aanvrager. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging in de nota naar aanleiding van het verslag dat het bureau jeugdzorg zijn voorgenomen besluit aan de cliënt moet voorleggen dan wel met hem bespreken.(zie noot 5) In dit verband is daar eveneens gesteld dat de uitkomsten van dit overleg in het besluit moeten worden opgenomen. Een voorschrift van die strekking wordt in het ontwerpbesluit echter gemist. In ieder geval behoeft de toelichting op dit punt verduidelijking. c. Artikel 25 De verslaglegging van de jeugdreclassering kan zich ingevolge het tweede lid van artikel 25 beperken tot de werkzaamheden voortvloeiend uit de taak bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c, van de wet. Dit betekent dat, in afwijking van hetgeen de toelichting op dit punt opmerkt, begeleiding in het kader van onder meer tenuitvoerlegging van scholings- en trainingsprogrammas onder verantwoordelijkheid van de directeur van een justitiële jeugdinrichting niet begrepen kan worden onder deze plicht, omdat deze taak valt onder onderdeel d van genoemd wetsartikel.(zie noot 6) De Raad adviseert de tekst van het artikel en van de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen. d. Artikel 35 Artikel 35 schrijft voor dat de raad voor de kinderbescherming van het in onderzoek nemen van een geval waarbij een maatregel met betrekking tot het gezag over een minderjarige overwogen wordt, onverwijld mededeling doet aan de stichting. Deze verplichting is alleen zinvol indien de raad zonder tussenkomst van de stichting een hier bedoeld geval in onderzoek neemt, zoals ook uit de toelichting blijkt. Het betreft de situaties waarvan artikel 34, tweede lid, onderdelen a en b, melding maakt. Nu artikel 35 een beperking als aangegeven niet bevat, maar algemeen geformuleerd is, behoeft dit artikel, naar het oordeel van de Raad, aanpassing. e. Artikel 37 In artikel 37 is bepaald dat de stichting en de raad voor de kinderbescherming de wijze van samenwerking vastleggen in een protocol. Ingevolge het tweede lid, onderdeel e, behoort hiertoe onder meer de wijze waarop de raad voor de kinderbescherming de stichting informeert over de resultaten van zijn onderzoek. In de artikelen 33 tot en met 36, waaraan het tweede lid van artikel 37 blijkens de aanhef van dit artikel uitwerking geeft, is een verplichting van de raad voor de kinderbescherming van die aard niet opgenomen. Gelet op het vorenstaande behoeft het ontwerpbesluit op dit punt aanvulling. f. Artikel 38 De voogdij en gezinsvoogdij voor minderjarigen door of ten behoeve van wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is ingediend kan worden opgedragen aan daartoe door de Minister van Justitie aanvaarde rechtspersonen. Voor deze rechtspersonen geldt dat een aantal bepalingen van de wet van overeenkomstige toepassing zijn (artikel 38, vijfde lid, WJZ). Het valt op dat bij de uitwerking hiervan in artikel 38 van het ontwerpbesluit geen melding wordt gemaakt van artikel 9, dat een multidisciplinaire beoordeling van de problemen voorschrijft. De Raad beveelt aan in ieder geval in de toelichting hierop in te gaan en zo nodig artikel 38 aan te vullen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere sociale zekerheidswetten (Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere sociale zekerheidswetten (Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2013, no. 13.001525, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere sociale zekerheidswetten (Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2009, no.09.000791, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2018, no.201800007, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt tot technische aanpassingen van sectorale wetten. Dit is een gevolg van het van toepassing worden van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) (zie noot 1) en het in voorbereiding zijnde voorstel voor de Uitvoeringswet AVG, dat voorziet in intrekking van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). (zie noot 2) Naast de technische aanpassingen beoogt het wetsvoorstel tevens zelfstandig uitvoering te geven aan de AVG in een drietal wetten, namelijk de Kieswet, Wet basisregistratie personen en de Wet raadgevend referendum.De Afdeling adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op enkele onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. De Afdeling adviseert een materiële wijziging in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg uit het wetsvoorstel te schrappen. Daarnaast adviseert de Afdeling daar waar de rechten van betrokkenen met toepassing van artikel 23 van de AVG worden beperkt, dit steeds in de toelichting te motiveren en waar nodig de op grond van dat artikel vereiste specifieke bepalingen in de wet vast te leggen. Tot slot adviseert de Afdeling nader toe te lichten waarom de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden onder de AVG wordt gebracht en niet onder de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging van strafbare feiten.1.Doorbreking medisch beroepsgeheim: materiële wijziging ten opzichte van huidig rechtIn artikel 25 van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) wordt een grondslag gecreëerd voor de verstrekking van gegevens over gezondheid en andere bijzondere categorieën van persoonsgegevens door de zorgaanbieder en de zorgverlener aan de toezichthoudende ambtenaar ten behoeve van onderzoek van andere meldingen. (zie noot 3) Het gaat hier om andere meldingen dan die genoemd in artikel 11, eerste lid, Wkkgz. (zie noot 4) Met deze verplichting tot verstrekking wordt tevens het medisch beroepsgeheim (zie noot 5) doorbroken.De Afdeling merkt allereerst op dat deze wijziging geen verband houdt met aanpassing van de Wkkgz aan de AVG. Het gaat hier om een materiële wijziging ten opzichte van het huidige recht. Het uitgangspunt van beleidsneutraliteit wordt derhalve op dit punt losgelaten. Ook gaat dit voorbij aan het uitgangspunt dat - gelet op de noodzaak van tijdige implementatie - in de implementatieregeling geen andere regels worden opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn. (zie noot 6)Daarnaast gaat het hier om een ingrijpende wijziging, omdat het medisch beroepsgeheim wordt doorbroken. Zoals de Afdeling ook eerder heeft geadviseerd, dient bij wettelijke doorbreking van het medisch beroepsgeheim grote terughoudendheid te worden betracht. Alleen gewichtige maatschappelijke belangen kunnen het beroepsgeheim doen wijken. (zie noot 7) Deze wijziging past derhalve ook vanwege zijn principiële aard niet in het onderhavige wetsvoorstel. Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling deze wijziging uit het wetsvoorstel te schrappen2.Beperkingen rechten betrokkeneIn de AVG worden tal van rechten aan de betrokkene toegekend. Het gaat onder meer om het recht op informatie over de verwerking van persoonsgegevens, (zie noot 8) het recht op inzage, (zie noot 9) recht op rectificatie, (zie noot 10) recht op gegevenswissing, (zie noot 11) en recht om bezwaar te maken tegen de verwerking van gegevens. (zie noot 12) De AVG regelt tevens de termijnen waarbinnen (1) de verantwoordelijke aan een verzoek van betrokkene moet voldoen (bijvoorbeeld onverwijld rectificeren of zonder onredelijke vertraging de gegevens te wissen) en (2) de termijn waarbinnen betrokkene geïnformeerd moet worden over het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven (onverwijld en in ieder geval binnen één maand) (zie noot 13).De AVG biedt ruimte om in lidstatelijk recht de reikwijdte van deze rechten (waaronder termijnen) te beperken. (zie noot 14) Een dergelijke beperking moet aan een aantal voorwaarden van de AVG voldoen. Zo kan de beperking alleen ter waarborging van een aantal in de AVG opgesomde doelstellingen (zoals openbare veiligheid, nationale veiligheid, of andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de lidstaat). Daarnaast moeten in het belang van de rechten van betrokkene specifieke bepalingen worden opgenomen. (zie noot 15)In diverse sectorale wetten is van deze beperkingsmogelijkheid gebruik gemaakt.De Afdeling merkt het volgende op over de beperking van de rechten van betrokken.a.TermijnenIn artikel 8.10, onderdeel D, van het wetsvoorstel wordt de gehanteerde termijn in huidig artikel 33a Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) gehandhaafd: het UWV beslist binnen zes weken op een verzoek van de werknemer tot opname, rectificatie of vervollediging van zijn gegevens. Door het handhaven van deze termijn wordt afgeweken van de AVG en is sprake van een beperking in de zin van artikel 23 AVG. In artikel 12, derde lid, AVG is immers bepaald dat de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen één maand na ontvangst van het verzoek informatie verstrekt over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Een verlenging van twee maanden is mogelijk, afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken, mits de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene binnen één maand in kennis stelt van een dergelijke verlenging. In artikel 34 Uitvoeringswet AVG is bepaald dat een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de AVG genoemde termijn.Een dergelijke afwijking van de termijn is slechts toegestaan onder de voorwaarden van artikel 23 AVG. De toelichting gaat op deze beperking niet in. (zie noot 16) In het wetsvoorstel worden evenmin specifieke bepalingen opgenomen als bedoeld in artikel 23, tweede lid, AVG.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en voor zover nodig het wetsvoorstel op dit punt aan te passen.b.Wet basisregistratie personenIn de Wet basisregistratie personen wordt met een beroep op artikel 23, eerste lid, onderdeel e, van de AVG op een aantal punten een beperking aangebracht op de rechten van betrokkene. (zie noot 17) De toelichting vermeldt dat ter waarborging van de rechten van burgers een maatregel in de zin van artikel 23, tweede lid, AVG wordt opgenomen in de wet waarin is vastgesteld dat de burgers bij de inschrijving in de basisregistratie personen op de hoogte worden gesteld op welke wijze hun rechten op grond van de AVG worden beperkt. (zie noot 18) Dit is echter niet in het wetsvoorstel zelf geregeld. (zie noot 19) De Afdeling acht het van belang dat daar waar rechten van betrokkenen worden beperkt, de in artikel 23, tweede lid, AVG vereiste specifieke bepalingen worden opgenomen, zoals het recht van betrokkene om van de beperking op de hoogte te worden gesteld.De Afdeling adviseert het wetsvoorstel in het licht van het bovenstaande aan te passen.c.Beperkingen rechten niet (toegelicht) in wetsvoorstelDe Afdeling constateert voorts dat handhaving van huidige bepalingen in verschillende sectorale wetten in bepaalde gevallen tot gevolg heeft dat er beperkingen ontstaan op de in de AVG geregelde rechten van betrokkene. Deze beperkingen zijn niet toegelicht. Als voorbeeld kunnen worden genoemd: artikelen 7:455 Burgerlijk Wetboek en 7.3.9, eerste lid, Jeugdwet, (zie noot 20) en artikel 11.7 Telecommunicatiewet. (zie noot 21) Door het ontbreken van een toelichting is onduidelijk of aanleiding bestaat om te voorzien in specifieke bepalingen als bedoeld in artikel 23, tweede lid, AVG.De Afdeling adviseert om daar waar in sectorale wetten dergelijke beperkingen van rechten van betrokkene voorkomen, in de toelichting aandacht te besteden aan artikel 23, tweede lid, AVG, en indien nodig te voorzien in specifieke bepalingen als bedoeld in artikel 23, tweede lid AVG.3.Wet DNA-onderzoek bij veroordeeldenHet voorstel voorziet in een aanpassing aan de AVG van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. (zie noot 22) De toelichting vermeldt dat nu deze wet eerder onder het bereik van de Wbp viel, er voor is gekozen dit onder de reikwijdte van de AVG te houden en dat de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging van strafbare feiten daarvoor geen beletsel biedt. (zie noot 23)De Afdeling merkt op dat bij de keuze voor bestendiging in de toelichting geen inhoudelijke motivering wordt gegeven waarom de eerder gemaakte keuze onder het herziene gegevensbeschermingsrecht kan worden gehandhaafd. (zie noot 24) Daarbij constateert de Afdeling dat er andere onderwerpen zijn waar het nieuwe Europeesrechtelijke regime wel geleid heeft tot een andere keuze dan de bestaande. (zie noot 25) In haar consultatiereactie heeft de Autoriteit Persoonsgegevens gewezen op artikel 2, zesde lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, waarin is bepaald dat de DNA-profielen "slechts worden verwerkt voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten en de vaststelling van de identiteit van een lijk." (zie noot 26)De Afdeling adviseert nader toe te lichten dat de eerder gemaakte keuze ook gelet op de formulering van de reikwijdte van de richtlijn (zie noot 27) kan worden gehandhaafd.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2016, no.2016001256, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 teneinde het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 teneinde het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2012, no.12.001611, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 teneinde het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure, in verband met de implementatie van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L 155), in verband met de openbare orde en enkele andere onderwerpen (Besluit modern migratiebeleid), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure, in verband met de implementatie van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L 155), in verband met de openbare orde en enkele andere onderwerpen (Besluit modern migratiebeleid), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 april 2010, no.10.001107, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure, in verband met de implementatie van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L 155), in verband met de openbare orde en enkele andere onderwerpen (Besluit modern migratiebeleid), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en Overige fiscale maatregelen 2009 in verband met de dwangsomregeling van de Algemene wet bestuursrecht (Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en Overige fiscale maatregelen 2009 in verband met de dwangsomregeling van de Algemene wet bestuursrecht (Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2011, no.11.002069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en Overige fiscale maatregelen 2009 in verband met de dwangsomregeling van de Algemene wet bestuursrecht (Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2011, no.11.000817, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht in verband met rechtsbescherming bij toegangsweigering, uitzonderingen op Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) en het herstel van enkele wetstechnische gebreken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht in verband met rechtsbescherming bij toegangsweigering, uitzonderingen op Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) en het herstel van enkele wetstechnische gebreken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2014, no.2014001462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht in verband met rechtsbescherming bij toegangsweigering, uitzonderingen op Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) en het herstel van enkele wetstechnische gebreken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2017, no.2017001201, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2016, no.2016001242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van richtlijn nr.97/68/EG en van richtlijn nr.2000/25/EG (Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van richtlijn nr.97/68/EG en van richtlijn nr.2000/25/EG (Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met het vervallen van niet noodzakelijke personele eisen voor spoedeisende hulp.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met het vervallen van niet noodzakelijke personele eisen voor spoedeisende hulp.Bij Kabinetsmissive van 14 december 2016, no.2016002218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met het vervallen van niet noodzakelijke personele eisen voor spoedeisende hulp, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent windenergie op zee, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent windenergie op zee, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2014, no.2014001458, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent windenergie op zee, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2009), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2009), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 september 2008, no.08.002651, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2009), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de concept-kabinetsreactie op het rapport van de Visitatiecommissie Juridische functie en Wetgeving "Met recht verbonden".

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de concept-kabinetsreactie op het rapport van de Visitatiecommissie Juridische functie en Wetgeving "Met recht verbonden".Bij Kabinetsmissive van 27 september 2007, no.07.003138, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de concept-kabinetsreactie op het rapport van de Visitatiecommissie Juridische functie en Wetgeving "Met recht verbonden".
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de Contourennota Modernisering Wetboek van Strafvordering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake de Contourennota Modernisering Wetboek van Strafvordering.Bij brief van 5 juni 2015 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen inzake de Contourennota Modernisering Wetboek van Strafvordering.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie personen (Aanpassingswet basisregistratie personen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie personen (Aanpassingswet basisregistratie personen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2012, no.12.002364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie personen (Aanpassingswet basisregistratie personen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken strekkende tot nieuwe indeling van ondernemingen, en gerelateerde gewichten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken strekkende tot nieuwe indeling van ondernemingen, en gerelateerde gewichten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2007, no.07.003141, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken strekkende tot nieuwe indeling van ondernemingen, en gerelateerde gewichten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2014, no.2014000589, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Ziekenfondswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enkele andere wetten, in verband met herziening van het overeenkomstenstelsel in de sociale ziektekostenverzekering alsmede enkele andere wijzigingen (Wet herziening overeenkomstenstelsel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Ziekenfondswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enkele andere wetten, in verband met herziening van het overeenkomstenstelsel in de sociale ziektekostenverzekering alsmede enkele andere wijzigingen (Wet herziening overeenkomstenstelsel).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2010, no.10.003189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72).Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2016, no.2016001788, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (uitbreiding tot badinrichtingen, onderscheid tussen de verschillende typen bassins, wijziging van de normen voor zwem- en badwater, nadere regels ter preventie van Legionella, wijziging van de citeertitel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (uitbreiding tot badinrichtingen, onderscheid tussen de verschillende typen bassins, wijziging van de normen voor zwem- en badwater, nadere regels ter preventie van Legionella, wijziging van de citeertitel).Bij Kabinetsmissive van 29 februari 2000, no.00.001020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden (uitbreiding tot badinrichtingen, onderscheid tussen de verschillende typen bassins, wijziging van de normen voor zwem- en badwater, nadere regels ter preventie van Legionella, wijziging van de citeertitel). Met het onderhavige ontwerpbesluit worden alle badinrichtingen in de medische sfeer onder de werking van de Wet hygiëne en veiligheid in zwemgelegenheden (hierna: de Wet) gebracht. Het ontwerpbesluit wijzigt verder de normen voor zwem- en badwater die betrekking hebben op de zogenoemde categorie A- inrichtingen en maakt ten aanzien van de voorschriften onderscheid tussen de verschillende typen bassins binnen badinrichtingen. Tevens betreft de wijziging het opnemen van nadere voorschriften ter preventie van legionellabesmetting. De Raad van State kan zich met de strekking van het ontwerpbesluit verenigen, maar maakt daarbij de volgende opmerkingen. 1. Het voorgestelde artikel 2a bevat voorschriften ter preventie van legionellabesmetting. Kern van dit artikel is dat de houder van een badinrichting er zorg voor draagt dat ten aanzien van de waterinstallaties van de badinrichting iedere drie jaar een risico-analyse en een beheersplan voor de badinrichting worden opgesteld. Blijkens de artikelsgewijze toelichting wordt op veel plaatsen in Nederland onderzoek naar de preventie van legionella verricht. In dit verband worden aanbevolen om bij het uitvoeren van een risicobeoordeling of het opstellen van een beheersplan een erkend deskundig adviseur in te schakelen die op de hoogte is van de legionellaproblematiek en de voorschriften voor het regulier onderhoud van warmwaterinstallaties volgens de NEN 1006-norm. In verband met eventuele coördinatie van maatregelen en werkwijzen zou het naar de mening van de Raad aanbeveling verdienen de beheersplannen toe te zenden aan het bevoegd gezag, dat wil zeggen, gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie. Daarop aansluitend geeft de Raad in overweging de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels ingevolge artikel 2a, vierde lid, van het ontwerpbesluit in handen te leggen van gedeputeerde staten. Het college beveelt aan artikel 2a aan te vullen en artikel 2a, vierde lid, in die zin aan te passen. 2. Op grond van Bijlage I dient halfjaarlijks onderzoek plaats te vinden naar besmetting met legionella. In de nota van toelichting (Algemeen deel, Hoofdstuk 4) staat dat de norm voor legionella (ten aanzien van circulatiebaden) wel geldt, maar onderzoek niet altijd verplicht is. Onderzoek op de desbetreffende parameter wordt slechts verplicht gesteld indien er aanwijzingen zijn dat de waterkwaliteit voor deze parameter niet voldoet. Het college stelt vast dat Bijlage I en de nota van toelichting op dit onderdeel niet overeenstemmen. Hieromtrent zou alsnog duidelijkheid geboden moeten worden. Indien de passage in de nota van toelichting juist mocht zijn, zou het volledig aan de houder van de inrichting worden overgelaten om te bepalen of onderzoek geboden is. Hieraan ware aandacht te besteden. De Raad beveelt aan de nota van toelichting en Bijlage I met elkaar in overeenstemming te brengen. 3. In hoofdstuk 6 van de nota van toelichting (Financiële lasten) valt te lezen dat de mate waarin de bestuurlijke last voor de provincies als gevolg van het ontwerpbesluit zal toenemen niet precies aan te geven is. Er wordt van uitgegaan dat toezicht en handhaving in instellingen voor gezondheidszorg, die ook zelf een groot belang hebben bij hygiënische en veilige omstandigheden voor hun patiënten, beperkt kunnen blijven. In dit kader wordt ook verwezen naar reeds jaren binnen deze sector bestaande richtlijnen. Het college sluit niet uit dat deze gedachte wellicht wat te rooskleurig is. Immers in dezelfde nota van toelichting (Algemeen deel, Inleiding) staat dat inventariserend onderzoek aan het licht heeft gebracht dat in de intramurale gezondheidszorg relatief veel gezondheidsklachten werden gemeld die in verband werden gebracht met de kwaliteit van het water. Uit het verdere onderzoek bleek dat de waterbehandelingssystemen vaak niet geheel voldeden en dat controle op de waterkwaliteit meestal in onvoldoende mate plaatsvond. Ook werd geconstateerd dat het behandelend personeel vaak over onvoldoende kennis op het gebied van waterbehandeling en hygiëne beschikte. Ondanks de mededeling dat de situatie sinds het onderzoek in de desbetreffende badinrichtingen door het treffen van vrijwillige maatregelen is verbeterd, acht de Raad de resultaten van dat onderzoek weinig bemoedigend. Tegen vorengeschetste achtergrond lijkt in ieder geval een nadere uitleg in de toelichting omtrent het voorziene beperkte toezicht in instellingen voor gezondheidszorg op zijn plaats, temeer daar ook voor instellingen voor de gezondheidszorg geldt dat zij een financieel sluitende exploitatie moeten nastreven waarin de waterkwaliteitsbelangen nu extra financiële inspanningen zullen vergen, die niet zonder meer door inkomsten worden gedekt. De Raad beveelt aan ook hieraan in de toelichting aandacht te besteden. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 in verband met de aanpassing van de overgangsbepalingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 in verband met de aanpassing van de overgangsbepalingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieke en gehandicapte verzekerden (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieke en gehandicapte verzekerden (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2008, no.08.002414, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieke en gehandicapte verzekerden (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe regeling inzake inkomensvoorziening voor kunstenaars (Wet werk en inkomen kunstenaars), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe regeling inzake inkomensvoorziening voor kunstenaars (Wet werk en inkomen kunstenaars), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet in verband met technische verbeteringen en verhoging van het boetemaximum, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet in verband met technische verbeteringen en verhoging van het boetemaximum, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 november 2016, no.2016002110, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet in verband met technische verbeteringen en verhoging van het boetemaximum, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot financiële ondersteuning van eigenaren voor de instandhouding van rijksmonumenten (Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten 2013), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot financiële ondersteuning van eigenaren voor de instandhouding van rijksmonumenten (Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten 2013), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2012, no.12.001372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot financiële ondersteuning van eigenaren voor de instandhouding van rijksmonumenten (Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten 2013), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van een drietal EG-verordeningen inzake handel in drugsprecursoren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van een drietal EG-verordeningen inzake handel in drugsprecursoren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van het zoekjaar voor vreemdelingen die zijn afgestudeerd of wetenschappelijk onderzoek hebben verricht en in verband met enkele andere wijzigingen en het herstel van enkele technische omissies en van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met voornoemd zoekjaar, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van het zoekjaar voor vreemdelingen die zijn afgestudeerd of wetenschappelijk onderzoek hebben verricht en in verband met enkele andere wijzigingen en het herstel van enkele technische omissies en van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met voornoemd zoekjaar, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 november 2015, no.2015002000, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van het zoekjaar voor vreemdelingen die zijn afgestudeerd of wetenschappelijk onderzoek hebben verricht en in verband met enkele andere wijzigingen en het herstel van enkele technische omissies en van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met voornoemd zoekjaar, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2001/43/EG betreffende geluidseisen voor banden van motorvoertuigen en aanhangwagens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2001/43/EG betreffende geluidseisen voor banden van motorvoertuigen en aanhangwagens.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Wierden van 11 juli 2006, nr. RAAD20060049, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Wierden van 11 juli 2006, nr. RAAD20060049, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 14 mei 2007, no.DJZ2007016672, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Wierden van 11 juli 2006, nr. RAAD20060049, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van beroep bij de rechtbank, alsmede van hoger beroep bij het gerechtshof, in belastingzaken (Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van beroep bij de rechtbank, alsmede van hoger beroep bij het gerechtshof, in belastingzaken (Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties).Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2003, no.03.000778, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van beroep bij de rechtbank, alsmede van hoger beroep bij het gerechtshof, in belastingzaken (Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties). Het wetsvoorstel effectueert, in het bijzonder door wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de invoering van de tweede feitelijke instantie in de belastingrechtspraak, waarover de beslissing ten principale is genomen door de aanvaarding van het amendement-Van Oven.(zie noot 1) Tevens houdt het voorstel wijzigingen in van de systematiek van de AWR in die tot doel hebben de AWR nauwer te doen aansluiten bij het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad van State kan zich vinden in de thans voorgestelde invoering van de tweede feitelijke instantie in de belastingrechtspraak, maar ziet een aantal bezwaren tegen de voorgestelde wijzigingen van de AWR en de Awb. In verband daarmee meent hij dat het voorstel dient te worden aangepast. Voorbereiding; organisatorische aspecten 1. Invoering; financiering a. In paragraaf 1.3. van het algemene deel van de toelichting wordt ingegaan op de betekenis van artikel 14, vijfde lid, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) voor het Nederlandse stelsel van belastingrechtspraak. Opgemerkt wordt dat over de verenigbaarheid van dat stelsel met de internationale mensenrechtenverdragen zelfs geen twijfel mag bestaan. In paragraaf 7 van het algemene deel van de toelichting wordt aangegeven dat invoering van een tweede feitelijke instantie op relatief korte termijn - het planningschema in deze paragraaf is gericht op inwerkingtreding op 1 januari 2005 - moet plaatsvinden, omdat twijfel omtrent de verenigbaarheid van het stelsel met artikel 14, vijfde lid, IVBPR zo spoedig mogelijk moet worden weggenomen. Gelet op het voorgaande wekt het bevreemding dat het voorstel aan de Raad is voorgelegd terwijl nog niet lijkt vast te staan of en wanneer de financiële middelen die nodig zijn voor het invoeren van de tweede feitelijke instantie in de belastingrechtspraak kunnen worden vrijgemaakt.(zie noot 2) De Minister van Justitie heeft na het aannemen van de motie-Van Oven(zie noot 3) bij brief van 8 januari 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal weliswaar toegezegd het voorstel aan de Raad ter advisering voor te leggen, maar hij heeft daarbij gesteld dat hij zich na de ontvangst van het advies van de Raad zal beraden of indiening van het voorstel plaats zal vinden.(zie noot 4) De Raad merkt op dat deze opstelling zich niet goed verdraagt met het in de toelichting aangegeven standpunt dat twijfel aangaande de verenigbaarheid met artikel 14, vijfde lid, IVBPR zo spoedig mogelijk moet worden weggenomen. Tevens is de Raad van oordeel dat hij ervan moet kunnen uitgaan dat wanneer een wetsvoorstel aan hem ter advisering wordt voorgelegd, de besluitvorming over de financiële gevolgen van dat voorstel niet nog in een zodanig stadium verkeert dat uit dit oogpunt indiening bij de Tweede Kamer nog onzeker is. b. In paragraaf 5.2 van het algemene deel van de toelichting wordt opgemerkt dat op korte termijn de nodige maatregelen moeten worden getroffen op het gebied van werving, selectie en opleiding. Voor 1 januari 2004 zullen na een selectieprocedure reeds 15 rechters moeten zijn aangesteld. Het aantrekken van specialisten op het terrein van het belastingrecht in de loop van 2003 vergt een gerichte aanpak gelet op de relatief schaarse expertise en zal de nodige tijd kosten. De Raad ziet ernstige bezwaren in het reeds op gang brengen van de voorbereiding van de invoering van de tweede feitelijke instantie in de belastingrechtspraak indien de financiering van die invoering niet is veiliggesteld. Het college onderkent dat er eveneens bezwaren zijn verbonden aan het in de tijd opschuiven van de voorbereiding, omdat dit kan leiden tot - onwenselijk te achten - uitstel van de invoering van de tweede feitelijke instantie. Dat onderstreept het belang van zekerheid aangaande de financiering, zodat tijdig kan worden voorzien in de vereiste uitbreiding van capaciteit. c. Blijkens paragraaf 6 van het algemene deel van de toelichting zijn voor de rechtbanken voor het primaire proces in totaal 64,5 fte rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast nodig; daartegenover staat een afname bij de gerechtshoven van 13,3 fte. De toelichting besteedt geen aandacht aan de vraag of valt te verwachten dat de hiervoor genoemde relatieve schaarste van expertise, een beletsel zal zijn voor een tijdige werving en benoeming van het benodigde aantal rechters met de vereiste fiscale deskundigheid. Ook wordt niet ingegaan op de vraag of valt te verwachten dat, waar nodig, raadsheren van de gerechtshoven in voldoende mate bereid zullen zijn een aanstelling te aanvaarden bij een rechtbank. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de hiervoor genoemde punten. 2. Aantal bevoegde rechtbanken Voorgesteld wordt de belastingrechtspraak in eerste aanleg te concentreren bij vijf rechtbanken, in de ressortshoofdplaatsen. Op dit punt wijkt het voorstel af van de adviezen van de Hoge Raad, de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, die allemaal pleiten voor aansluiting bij de gewone regels van de relatieve competentie. Het argument voor de voorgestelde concentratie is het waarborgen van de kwaliteit van de fiscale rechtspleging. Er kan dan een voldoende aantal fiscaal geschoolde rechters aanwezig zijn om het brede terrein van het belastingrecht met voldoende diepgang te bestrijken en zo nodig fiscaal deskundige meervoudige kamers te vormen. Overigens lijkt in paragraaf 2.2 van het algemene deel van de toelichting de klemmendheid van concentratie te worden gerelativeerd, doordat de mogelijkheid wordt geopperd van de vestiging van nevenzittingsplaatsen. De Raad erkent het belang van het kwaliteitsargument bij de verandering van de fiscale rechtsgang. Hij meent echter dat afwijking van de gewone regels van relatieve competentie een bijzondere motivering vereist, en is van oordeel dat de toelichting in dat opzicht tekortschiet. In paragraaf 2.2 van het algemene deel van de toelichting wordt erkend dat niet alle belastingzaken zodanig gecompliceerd zijn dat zij uitsluitend door fiscaal geschoolde rechters zouden kunnen worden behandeld, maar dat er een groot aantal belastingzaken is waarvoor dit wel geldt. In paragraaf 5.1 wordt opgemerkt dat een deel van de belastingzaken relatief eenvoudig is, terwijl een ander deel specialistische kennis vereist. Opmerkelijk is dat de toelichting geen informatie bevat over het totale aantal zaken dat in de eerste aanleg verwacht mag worden, en evenmin inzicht geeft in de kwantitatieve verdeling tussen de relatief eenvoudige en de meer complexe zaken. Verder kan de Raad niet inzien waarom het niet mogelijk zou zijn om door samenwerking tussen de 19 rechtbanken (inlenen van over en weer benoemde plaatsvervangers) voor de behandeling van de meer complexe zaken in elke rechtbank voldoende kwaliteit in te zetten. Voorzover nodig zal ook op het terrein van de opleidingen in het bijzonder de eerste jaren de nodige inzet kunnen worden gepleegd ter verdere bevordering van voldoende deskundigheid. Verder mag worden verwacht dat van de appèlrechtspraak door de gerechtshoven ook, waar nodig, een kwaliteitsimpuls zal uitgaan naar de eerste aanleg. Ten slotte valt niet in te zien waarom het argument van de kwaliteit voor de behandeling van fiscale zaken wezenlijk anders zou liggen dan voor alle andere rechtsgebieden binnen de bevoegdheid van de rechtbanken. Voorzover niettemin in het kwaliteitsargument een belemmering zou worden gezien om al direct over te gaan tot het opdragen van de behandeling van fiscale zaken aan alle 19 rechtbanken, zou kunnen worden overwogen die situatie aan te merken als de tweede fase van een ontwikkeling die begint met de thans voorgestelde bevoegdverklaring van vijf rechtbanken. In dat geval dient dan wel verzekerd te zijn dat die tweede fase binnen een afzienbare termijn geëffectueerd wordt, en dat in de tussentijd de maatregelen worden getroffen die nodig zijn om alle 19 rechtbanken te voorzien van de vereiste kwaliteit. De Raad adviseert de motivering van de keuze voor concentratie in het licht van het voorgaande nader te bezien, en deze keuze zo nodig te heroverwegen. 3. Interne organisatie rechtbanken Artikel 20 van de Wet op de rechterlijke organisatie bepaalt dat het bestuur binnen het gerecht ten hoogste vier organisatorische eenheden instelt, onder de benaming sectoren (civiel, straf, bestuur en kanton). De belastingrechtspraak zal in de sector bestuursrecht worden ondergebracht. Volgens paragraaf 5.1 van het algemene deel van de toelichting zal met het algemene geldende uitgangspunt dat rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast in meer dan één sector inzetbaar moeten zijn, ten aanzien van de fiscalisten flexibel moeten worden omgegaan. De vraag is of daarmee voldoende is gewaarborgd dat wordt voorkomen dat een deel van de capaciteit die wordt gecreëerd voor de belastingrechtspraak, wegvloeit naar andere rechtsgebieden binnen de sector bestuursrecht en/of naar andere sectoren. Dergelijk wegvloeien zou een vergroting betekenen van het verwachte probleem om de bezetting van de rechtbanken met voldoende specialisten op het terrein van het belastingrecht op peil te houden. De Raad adviseert te motiveren waarom ervan is afgezien de vorming van een afzonderlijke sector belastingrecht of van afzonderlijke belastingkamers mogelijk te maken, en het voorstel op dit punt zo nodig aan te passen. Aspecten van de verhouding tussen de instanties 4. Verwijzing naar een enkelvoudige kamer Het voorgestelde artikel 27k, tweede lid, AWR bepaalt, dat indien een zaak die door de enkelvoudige kamer van de rechtbank is behandeld, naar het oordeel van de meervoudige kamer van het gerechtshof geschikt is voor verdere behandeling door één rechter, zij deze kan verwijzen naar een enkelvoudige kamer. De Raad wijst erop, dat de ervaring na de invoering van twee instanties in de bestuursrechtspraak nog steeds leert, dat vele zaken die zich lenen voor behandeling in een enkelvoudige kamer van de rechtbank, niettemin door een meervoudige kamer van de rechtbank worden behandeld teneinde rechters te kunnen opleiden. Te verwachten is dat deze ervaring zich ook bij de invoering van de tweede feitelijke instantie in de belastingrechtspraak bij de rechtbanken zal voordoen. Teneinde de meervoudige kamers van de gerechtshoven niet onnodig te belasten, adviseert de Raad de verwijzing van een zaak door een meervoudige kamer van het gerechtshof naar een enkelvoudige kamer niet te beperken tot de zaken die door een enkelvoudige kamer van een rechtbank zijn afgedaan, maar deze verwijzing mogelijk te maken voor alle zaken die naar het oordeel van de meervoudige kamer geschikt zijn voor verdere behandeling door één rechter. Evenzo zou ook de beperking voor de mogelijkheid tot toepassing van artikel 8:86 Awb in hoger beroep tot zaken die door een enkelvoudige kamer van de rechtbank behandeld zijn (artikel 27j, derde lid, AWR), kunnen vervallen. De Raad adviseert de artikelen 27 j, derde lid, en 27k, tweede lid, AWR in deze zin aan te passen. 5. Vervanging mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak Een bijzonder element in de belastingrechtspraak is dat, ingevolge artikel 28, eerste lid, AWR, beroep in cassatie slechts tegen schriftelijke uitspraken openstaat. Indien het gerechtshof mondeling uitspraak doet, dient deze mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak te worden vervangen, indien beroep in cassatie wordt ingesteld. Deze regeling is bij amendement bij de herziening van het fiscale procesrecht(zie noot 5) bestendigd, teneinde een tendens te voorkomen dat mondelinge uitspraken sterk op schriftelijke uitspraken zouden gaan lijken, hetgeen negatieve gevolgen zou hebben voor de afdoeningscapaciteit van de gerechtshoven. De Raad wijst erop, dat, zoals reeds onder de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken gold, de motivering van een schriftelijke uitspraak ten opzichte van het proces-verbaal van een mondelinge uitspraak preciseringen mag bevatten en uitvoeriger mag zijn. De in de jurisprudentie van de Hoge Raad getrokken scheidslijn met een heroverweging, die op straffe van vernietiging van de uitspraak niet is toegestaan, is echter zodanig scherp dat zich de praktijk heeft ontwikkeld, dat de overwegingen in het proces-verbaal niet afwijken van de overwegingen in de vervangende schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak, die gepaard gaat met de heffing van een extra griffierecht, roept aanvullende werkzaamheden voor rechter en administratie op zonder dat de mogelijkheid van vervanging een duidelijk positieve invloed heeft op de afdoeningcapaciteit van de gerechtshoven. Bij de beoordeling of deze regeling gehandhaafd moet worden, moet mede in aanmerking worden genomen dat thans voorgesteld wordt hoger beroep ook open te stellen tegen mondelinge uitspraken van de rechtbanken. Zoals ook uit de toelichting op artikel 27h AWR blijkt, heeft de ervaring geleerd dat met het algemene bestuursprocesrecht het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak tezamen met het dossier de hoger beroepsrechter voldoende aanknopingspunten biedt voor een goede beoordeling. Op grond van deze ontwikkelingen adviseert de Raad opnieuw te bezien of de vervanging van een mondelinge uitspraak van het gerechtshof door een schriftelijke uitspraak enkel ten behoeve van het instellen van beroep in cassatie nog wel geboden is. 6. Prorogatie In de toelichting op onderdeel L van het voorstel wordt gesteld dat het te veel van het goede zou zijn om naast de sprongcassatie ook de mogelijkheid van prorogatie in het stelsel op te nemen. Deze motivering om prorogatie af te wijzen schiet naar het oordeel van de Raad tekort. Sprongcassatie en prorogatie zijn verschillende figuren, die elk hun eigen voor- en nadelen kennen. Indien op voorhand in een geschil de feiten volledig tussen partijen vaststaan, ligt ter verkorting van de procedure prorogatie voor de hand, omdat in dat geval direct van de hoger beroepsrechter een oordeel kan worden verkregen. Indien aanvankelijk nog een geschil over de feiten bestaat, maar dit geschil na de beslissing van de rechtbank naar het oordeel van partijen beslecht is, kan de verkorting van de procedure over enkel nog een bestaand juridisch geschil door sprongcassatie worden bereikt. Niet valt in te zien waarom in dezen niet een keuzevrijheid kan worden gelaten aan partijen. De Raad adviseert het afwijzen van de figuur van prorogatie in het stelsel te heroverwegen, gelet op de eigen aard van prorogatie ten opzichte van sprongcassatie. Aanpassing andere heffingswetten 7. Artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Blijkens paragraaf 3 van het algemene deel van de toelichting is van de gelegenheid van dit wetsvoorstel gebruikgemaakt om de systematiek van hoofdstuk V AWR (Bezwaar en beroep) te wijzigen, teneinde nauwer aan te sluiten bij het stelsel van de Awb. Daartoe vervalt artikel 8:4, onderdeel g, Awb, dat bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen. Teneinde het zogenoemde gesloten stelsel van voor beroep vatbare besluiten in het belastingrecht te handhaven, wordt voorgesteld in artikel 26, eerste lid, AWR het gesloten stelsel vast te leggen door te bepalen dat in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, Awb tegen een besluit genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen alleen beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld indien het beroep een belastingaanslag of een ingevolge de belastingwet voor bezwaar vatbare beschikking betreft. Dit voorstel beoogt het gehele terrein van de belasting- en premieheffing te bestrijken. Het lijkt echter te miskennen dat de AWR geldt voor de heffing van rijksbelastingen, alsmede voor de heffing van heffingsrente, revisierente, compenserende rente, kosten van ambtelijke werkzaamheden en bestuurlijke boeten welke ingevolge de belastingwet kunnen worden vastgesteld of opgelegd. Onder rijksbelastingen worden verstaan belastingen welke van rijkswege door de rijksbelastingdienst worden geheven, met inbegrip van de rechten bij invoer en rechten bij uitvoer (artikel 1, tweede lid, AWR). Het doen vervallen van artikel 8:4, onderdeel g, Awb, en het regelen van de rechtsbescherming tegen de in die bepaling genoemde besluiten door een artikel in de AWR houdt niet zonder meer in, dat het aldus overgebrachte regime ook geldt voor andere belastingen dan rijksbelastingen, en evenmin voor de premieheffing. Dit betekent ook dat niet langer sprake is van de in de toelichting op artikel 26 AWR vermelde afbakening van het gedeelte van het bestuursrecht waarvoor de in de AWR neergelegde afwijkingen van en aanvullingen op het Awb-procesrecht gelden. In een aantal gevallen werkt de handhaving van het gesloten stelsel door in de desbetreffende wetgeving doordat de AWR, inclusief de bepalingen inzake het gesloten stelsel van rechtsbescherming, van overeenkomstige toepassing is verklaard. Zo wijst paragraaf 1.1 van het algemene deel van de toelichting terecht op de verwijzingsbepalingen naar de AWR in de organieke wetten. Teneinde het gesloten stelsel voor het gehele terrein waarvoor het thans geldt te handhaven, dient na het vervallen van artikel 8:4, onderdeel g, Awb voor alle andere heffingswetten dan rijksbelastingen te zijn verzekerd, waar nodig door een uitdrukkelijke bepaling met de strekking van het voorgestelde artikel 26 AWR, dat dit gesloten stelsel ook geldt voor die heffingswetten. Dit vergt een volledige inventarisatie van de wetgeving waarin de AWR van overeenkomstige toepassing is verklaard en waar nodig aanpassing daarvan. De Raad adviseert deze inventarisatie te verrichten, de bewoordingen van artikel 26 AWR toe te spitsen op de rijksbelastingen en, voor zoveel nodig, in alle overige wetgeving waarin de AWR van overeenkomstige toepassing is verklaard, het gesloten stelsel uitdrukkelijk op te nemen. Voorts merkt de Raad op dat met het vervallen van artikel 8:4, onderdeel g, Awb, ten onrechte geen overeenkomstige voorziening is getroffen in het kader van de Invorderingswet 1990. Die wet valt immers niet onder de AWR, terwijl artikel 8:4, onderdeel g, Awb, ook op de invordering met toepassing van de Invorderingswet 1990 ziet. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te vullen. 8. Artikel 27 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Artikel 27 AWR heeft betrekking op de bevoegdheid van de rechtbanken. Aangezien de AWR alleen betrekking heeft op rijksbelastingen is de bevoegde rechtbank die in de hoofdplaats van het ressort waarin de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Het ressort waarin het bestuursorgaan zijn zetel heeft is alleen van belang voor andere belastingen dan rijksbelastingen. De regeling van de bevoegdheid voor die andere belastingen kan echter niet in de AWR plaatsvinden, maar dient in de desbetreffende heffingswetten te worden opgenomen. De Raad adviseert de bewoordingen van artikel 27 AWR toe te spitsen op de rijksbelastingen en in de overige wetgeving waarin de AWR van overeenkomstige toepassing is verklaard, de bevoegde rechtbank uitdrukkelijk aan te wijzen. Overige procesrechtelijke onderwerpen 9. Artikel 26, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Het voorgestelde artikel 26, tweede lid, AWR bepaalt dat voor de toepassing van de wettelijke voorschriften inzake bezwaar en beroep met een voor bezwaar vatbare beschikking gelijkgesteld wordt het bedrag dat als belasting op aangifte is voldaan of afgedragen, dan wel door een inhoudingsplichtige is ingehouden. In de toelichting bij deze bepaling wordt het standpunt ingenomen dat bij afdracht of voldoening op aangifte, dan wel inhouding, van een bedrag als belasting geen sprake is van een beslissing van een bestuursorgaan en derhalve ook niet van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Niettemin is in deze gevallen vanouds wel bezwaar en beroep mogelijk: het huidige artikel 24 AWR bepaalt dat hij die bezwaar heeft tegen het bedrag dat als belasting, hetzij door hem op aangifte is voldaan of afgedragen, hetzij door een inhoudingsplichtige van hem is ingehouden, een bezwaarschrift kan indienen bij de inspecteur. Met het voorgestelde artikel 26, tweede lid, AWR wordt beoogd het regime van artikel 24 AWR te bestendigen. Zoals hiervoor, onder punt 7, is opgemerkt, wordt met het wetsvoorstel onder meer beoogd om de AWR nauwer te doen aansluiten bij de Awb. Artikel 8:4, onderdeel g, Awb vervalt, zodat het recht om tegen een uitspraak op bezwaar beroep in te stellen voortaan rechtstreeks voortvloeit uit artikel 8:1, eerste lid, Awb. De hiervoor weergegeven opvatting in de toelichting bij het voorstel dat in een geval als het voldoen of afdragen van belasting dan wel het inhouden van belasting geen sprake zou zijn van een beslissing van een bestuursorgaan en daarmee ook niet van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb leidt, bezien vanuit de systematiek van de Awb, tot de vraag wat dan wel het primaire besluit is - en van welk bestuursorgaan - waartegen vervolgens, ingevolge artikel 26, tweede lid, AWR, bezwaar kan worden gemaakt bij de inspecteur (tegen wiens besluit op bezwaar vervolgens beroep openstaat op de rechtbank). In elk geval is door de voorgestelde formulering in artikel 26, tweede lid, AWR, in tegenstelling tot de formulering van het huidige artikel 24 AWR, niet verzekerd dat het bezwaarschrift bij de inspecteur moet worden ingediend. Dat laatste is niet vanzelfsprekend, omdat het, in de hiervoor bedoelde gevallen, niet de inspecteur is die een primair besluit heeft genomen en omdat in de nieuwe formulering van artikel 26, eerste lid, onderdeel b, AWR ook niet is uitgesloten dat bezwaar en beroep wordt opengesteld tegen primaire besluiten van andere bestuursorganen dan de inspecteur. Teneinde het regime van artikel 24 AWR te bestendigen binnen het stelsel van de Awb dienen daarom voor bezwaar en beroep de beslissingen van de inhoudingsplichtige - en in de lijn hiervan van de voldoeningsplichtige - met uitsluiting van henzelf te worden toegerekend aan de inspecteur. Dat kan door in het voorgestelde artikel 26, tweede lid, "met een voor bezwaar vatbare beschikking gelijkgesteld" te vervangen door: met een door de inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking. In ieder geval moet worden voorkomen, dat bij de heffing van belasting bij wege van voldoening of afdracht op aangifte vermenging optreedt van de fase waarin de inhoudingsplichtige of voldoeningsplichtige het belastingbedrag bepaalt en inhoudt of voldoet, met de fase waarin de belastingdienst deze inhouding of voldoening controleert en eventueel corrigeert, alsmede, daaropvolgend, de eventuele bezwaren behandelt van degene ten laste van wie is ingehouden of van degene die de belasting heeft voldaan of afgedragen. Voorts dient in artikel 26, tweede lid, AWR niet het bedrag als beschikking te worden aangemerkt, maar de inhouding, voldoening of afdracht als zodanig. De Raad adviseert artikel 26, tweede lid, AWR en voor zoveel nodig artikel 26, eerste lid, onderdeel b, AWR in het licht van het voorgaande opnieuw te bezien, en aan te passen. 10. Desbetreffende rechtspersoon In de artikelen 27l, derde lid, 27n, derde en vijfde lid, 27p, eerste en tweede lid, AWR wordt steeds gesproken van desbetreffende rechtspersoon. Voorzover het hier gaat om handelen van de inspecteur, ware de desbetreffende rechtspersoon rechtstreeks aan te duiden (Staat der Nederlanden). De Raad adviseert het voorstel dienovereenkomstig aan te passen. 11. Uitbreiding gesloten stelsel In het advies inzake de Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enkele andere fiscale wetten in verband met de openstelling van bezwaar en beroep tegen een aantal fiscale beschikkingen(zie noot 6) heeft de Raad onder meer het volgende opgemerkt: De Raad van State mist in de toelichting een nadere standpuntbepaling met betrekking tot het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en een eventueel stapsgewijs openbreken daarvan door opeenvolgende voorstellen als het onderhavige. De Raad adviseert ook op deze meer algemene aspecten in de toelichting in te gaan. In het nader rapport is hieromtrent gesteld: Een discussie ten gronde over het gesloten stelsel van rechtsbescherming in het belastingrecht kan het beste worden gevoerd in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zoals aangekondigd in de brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 19 juni 1996 (kamerstukken II 1995/96, 24 400, VVI, nar.49, blz.4) zal nader worden onderzocht in hoeverre de heffing van belastingen beter in het systeem van de Awb kan worden ingepast. Bij dat onderzoek zal ook de vormgeving van het stelsel van rechtsbescherming aan de orde komen. De Raad mist in het voorliggende voorstel opnieuw de nadere standpuntbepaling met betrekking tot het gesloten stelsel van rechtsbescherming. Aan de maatschappelijke ontwikkelingen waarbij de behoefte aan een afzonderlijke rechterlijke toetsing van ook andere beslissingen van de belastingdienst duidelijk naar voren is gekomen, zoals bij (de weigering van) de zogenoemde APA-rulings(zie noot 7) en de vaststelling van de zogenoemde gebruikelijke beloning van een directeur-groot aandeelhouder, wordt voorbijgegaan, indien de grenzen van het gesloten stelsel niet uitdrukkelijk in aanmerking worden genomen. De Raad adviseert uitdrukkelijk te bezien met betrekking tot welke beslissingen van de belastingdienst het gesloten stelsel kan worden uitgebreid. 12. Voor bezwaar vatbare beschikking In de toelichting bij artikel 26 wordt erop gewezen dat in onderdeel b van het eerste lid van artikel 26 het voor het belastingrecht vertrouwde begrip voor bezwaar vatbare beschikking is gehandhaafd. Strikt genomen zou dit begrip moeten worden vervangen door voor beroep vatbare beschikking, maar daarvan is om praktische redenen afgezien, aldus de toelichting. De Raad wijst op het grote belang van een correcte, consistente terminologie in het bestuursprocesrecht, en is niet overtuigd door de argumenten in de toelichting om een incorrect begrip te handhaven. Hij adviseert alsnog de vereiste aanpassing door te voeren. Met deze louter technische operatie behoeft het proces van wetgeving in formele zin niet te worden belast. De Raad geeft in overweging een slotbepaling op te nemen met daarin de opdracht aan de Kroon om bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van de Minister van Justitie na overleg met de ministers die het aangaat, de terminologie van de desbetreffende wetgeving zo aan te passen dat overal voor bezwaar vatbare beschikking wordt vervangen door voor beroep vatbare beschikking. 13. Overige opmerkingen a. In rijksbelastingwetten komen verschillende bepalingen voor waarin het gaat om beschikkingen van anderen dan de inspecteur - veelal gaat het hier om beschikkingen van bepaalde ministers - waarop niet de fiscale rechtsgang van toepassing is, maar de rechtsgang volgens de Awb. Dit gebeurt thans door artikel 8:4, onderdeel g, Awb uit te sluiten. De in het voorstel gekozen constructie is om in die gevallen het voorgestelde artikel 26 AWR, dat enkele uitzonderingen op artikel 8:1 Awb formuleert, uit te sluiten. De Raad merkt op dat deze constructie niet valide is, omdat hierbij de andere artikelen van hoofdstuk V AWR, zoals bijvoorbeeld de artikelen 22j en 25, vierde en vijfde lid, AWR, van toepassing blijven. Daarom adviseert de Raad in bedoelde gevallen heel hoofdstuk V AWR uit te sluiten. In verband hiermee ware na te gaan welke bepalingen dit betreft en in ieder geval de in artikel XI genoemde bepalingen van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, alsmede de toelichting daarop en de toelichting bij artikel XII betreffende artikel 30 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen aan te passen. b. In het voorgestelde artikel 26a, eerste lid, aanhef en onderdeel c, AWR is bepaald dat het beroep slechts kan worden ingesteld door degene tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt. Een dergelijke uitdrukkelijke bepaling komt in de huidige wetgeving niet voor. De Raad adviseert hieraan aandacht te schenken in de memorie van toelichting. 14. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit medische hulpmiddelen, van het Besluit uitoefening artsenijbereidkunst en van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit medische hulpmiddelen, van het Besluit uitoefening artsenijbereidkunst en van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van enige bepalingen van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van enige bepalingen van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2002, no.02.005668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van enige bepalingen van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten. Het ontwerpbesluit strekt ertoe het Besluit bereiding en aflevering farmaceutische producten (BBAFP) te wijzigen om de handel in zelfzorggeneesmiddelen via Internet of postorder mogelijk te maken. De Raad van State plaatst kanttekeningen bij enige gehanteerde begrippen en acht daarom een kleine aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk. 1. Met de definitie van "diensten van de informatiemaatschappij" in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van het ontwerpbesluit is aangesloten bij de definitie van artikel 1, tweede lid, van richtlijn 98/34/EG(zie noot 1) (hierna: de richtlijn). In deze richtlijn worden de elementen "op afstand", "langs elektronische weg" en "op individueel verzoek van een afnemer van diensten" nader gedefinieerd. In de richtlijn zijn diensten van de informatiemaatschappij daarmee beperkt tot diensten die - kort gezegd - via elektronische weg worden verzonden, doorgeleid en ontvangen. De feitelijke aflevering van goederen valt dus niet onder het bereik van de richtlijn. Het ontwerpbesluit ziet echter op het langs elektronische weg bestellen van zelfzorgmiddelen en de aflevering via de post of koeriersdienst. Dit betekent dat niet zonder meer kan worden aangesloten bij de definitie uit de richtlijn. Ingeval toch de voorkeur wordt gegeven aan aansluiting bij de formulering van (onderdelen van) de richtlijn vereist dit een nauwkeurige, op deze situatie toegesneden, omschrijving daarvan. Daarbij zal in ieder geval tot uitdrukking moeten komen dat aflevering via de post of de koeriersdienst plaatsvindt, en dat bestelling via Internet, waarbij de geneesmiddelen zelf worden opgehaald, niet onder de definitie van artikel 1, eerste lid, onderdeel n, valt. Voorts is het niet duidelijk op welke wijze is voorzien in de situatie dat zelfzorggeneesmiddelen op andere wijze worden besteld, zoals per fax of telefoon, en de producten per post of koeriersdienst worden geleverd. Op grond van bijlage V bij de richtlijn zijn spraaktelefonie en fax uitgesloten van de werking van elektronische diensten. In zoverre deze andere bestelmogelijkheden zich voordoen binnen de postorderfarmacie ligt regeling binnen dat kader voor de hand. De Raad verwijst hiervoor naar het gestelde onder punt 2. Voor die gevallen dat er geen sprake is van een postorderfarmacie zal voorzien moeten worden in aanvulling van de definitie in artikel 1, eerste lid, onderdeel n. De Raad adviseert om deze redenen de definitie aan te vullen. 2. Aan artikel 50 BBAFP wordt een zevende lid toegevoegd, luidende: Het eerste, tweede, en derde lid zijn niet van toepassing op verkoop die uitsluitend plaatsvindt door middel van diensten van de informatiemaatschappij of postorderfarmacie. In artikel 1 BBAFP is geen omschrijving opgenomen van postorderfarmacie. Kennelijk wordt ervan uitgegaan dat dit begrip voldoende duidelijk is. Ook in de toelichting wordt hieraan voorbijgegaan. Met een postorderbedrijf wordt in de regel aangeduid een bedrijf dat zich vooral toelegt op het leveren van goederen op een per post gegeven respectievelijk ontvangen order. Het gebruik van het woord "vooral" geeft aan dat dit niet uitsluitend het geval behoeft te zijn. Combinatie met een andere werkwijze is dus niet uitgesloten. Strikt genomen kan ook sprake zijn van orders waarbij de goederen worden afgehaald. Door het ontbreken van een definitie krijgt het gebruik van het woord "uitsluitend" in artikel 50, zevende lid, niet de betekenis die beoogd is, te weten levering per post of koeriersdienst, en is bovendien niet duidelijk of op andere wijze dan per post verstrekte orders ook onder het begrip postorderfarmacie vallen. Het verdient dan ook aanbeveling in een definitie van postorderfarmacie te voorzien en daarin de van belang zijnde elementen duidelijk op te nemen. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten mede in het kader van het Belastingplan 2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten mede in het kader van het Belastingplan 2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de problematiek van vermissing van personen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de problematiek van vermissing van personen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot het geven aan gemeenten van de wettelijke taak van schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot het geven aan gemeenten van de wettelijke taak van schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2009, no.09.002952, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot het geven aan gemeenten van de wettelijke taak van schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met het vervallen van de grondslag naar het inkomen in Indonesische courant, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met het vervallen van de grondslag naar het inkomen in Indonesische courant, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2013, no.2013002331, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met het vervallen van de grondslag naar het inkomen in Indonesische courant, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende enkele technische wijzigingen van het In- en uitvoerbesluit industriële goederen 1963 en het Invoerbesluit landen 1981 in verband met de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende enkele technische wijzigingen van het In- en uitvoerbesluit industriële goederen 1963 en het Invoerbesluit landen 1981 in verband met de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2007, no.07.002241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende enkele technische wijzigingen van het In- en uitvoerbesluit industriële goederen 1963 en het Invoerbesluit landen 1981 in verband met de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regels omtrent marktactiviteiten van overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken (Wet markt en overheid).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regels omtrent marktactiviteiten van overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken (Wet markt en overheid).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit betreffende de samenstelling en werkwijze van de voogdijraad BES (Besluit voogdijraad BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit betreffende de samenstelling en werkwijze van de voogdijraad BES (Besluit voogdijraad BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2012, no.12.000115, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit betreffende de samenstelling en werkwijze van de voogdijraad BES (Besluit voogdijraad BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen ter implementatie van de herziene universeledienstrichtlijn in verband met diensten voor eindgebruikers met een fysieke beperking, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen ter implementatie van de herziene universeledienstrichtlijn in verband met diensten voor eindgebruikers met een fysieke beperking, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2012, no.12.001119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen ter implementatie van de herziene universeledienstrichtlijn in verband met diensten voor eindgebruikers met een fysieke beperking, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2010, no.10.003293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met de vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de erkenning en de financiering van de publieke omroep, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met de vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de erkenning en de financiering van de publieke omroep, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2009, no.09.002308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met de vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de erkenning en de financiering van de publieke omroep, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het invoeren van verplicht schatkistbankieren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het invoeren van verplicht schatkistbankieren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het invoeren van verplicht schatkistbankieren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende prudentiële regels voor financiële ondernemingen die werkzaam zijn op de financiële markten (Besluit prudentiële regels Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende prudentiële regels voor financiële ondernemingen die werkzaam zijn op de financiële markten (Besluit prudentiële regels Wft), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 in verband met de invoering van bedrijfseconomisch toezicht op instellingen voor elektronisch geld.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 in verband met de invoering van bedrijfseconomisch toezicht op instellingen voor elektronisch geld.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met de Code Rechtstreeks verzekerde regelingen en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met de Code Rechtstreeks verzekerde regelingen en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 april 2014, no.2014000752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met de Code Rechtstreeks verzekerde regelingen en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Wet verbeterde premieregeling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Wet verbeterde premieregeling.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2016, no.2016000786, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Wet verbeterde premieregeling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de voorziening Publicatieplatform voor uitvoeringscontent (Besluit bijdrage PUC), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de voorziening Publicatieplatform voor uitvoeringscontent (Besluit bijdrage PUC), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2017, no.2017000692, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de voorziening Publicatieplatform voor uitvoeringscontent (Besluit bijdrage PUC), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt de grondslag van de bijdrage die zelfstandige bestuursorganen moeten betalen voor de aansluiting bij het PUC. Het geeft daarmee uitvoering aan artikel 21b, derde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet).De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen waar het de definitie van zelfstandige bestuursorgaan betreft.In het ontwerpbesluit is een definitie opgenomen van zelfstandig bestuursorgaan. Deze stelt dat hieronder moet worden verstaan een zelfstandig bestuursorgaan dat ingevolge een besluit van Onze Minister als bedoeld in artikel 21a van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen gebruik maakt van het PUC. (zie noot 1) Blijkens de toelichting is het mogelijk dat ook andere zelfstandige bestuursorganen gebruik kunnen maken van het PUC, maar dat deze in het besluit worden aangeduid als andere organisaties. Het ontwerpbesluit bevat overigens geen definitie van deze andere organisaties.De Afdeling merkt op dat in wetgeving eenheid in terminologie moet worden nagestreefd. (zie noot 2) Dit betekent dat dezelfde term niet voor verschillende begrippen gebruikt moet worden, niet binnen één regeling, maar ook niet bij verwante regelgeving. (zie noot 3) Om die reden is de keuze voor het opnemen van een definitie van zelfstandig bestuursorgaan in het ontwerpbesluit die anders luidt dan de definitie van hetzelfde begrip in de Kaderwet niet gewenst. Dit geldt des te meer nu het ontwerpbesluit ook kan zien op andere zelfstandige bestuursorganen die wel vallen binnen de definitie van dit begrip in de Kaderwet, maar niet binnen de definitie van het ontwerpbesluit. Het verdient daarom de voorkeur om te kiezen voor een ander begrip in het ontwerpbesluit. (zie noot 4)De Afdeling adviseert de definitiebepaling in het licht van het bovenstaande aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met het wijzigen van de mogelijkheden voor het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek met minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met het wijzigen van de mogelijkheden voor het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek met minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2014, no.2014001571, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met het wijzigen van de mogelijkheden voor het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek met minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van regels met betrekking tot fokken en bedrijfsmatige activiteiten met gezelschapsdieren, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van regels met betrekking tot fokken en bedrijfsmatige activiteiten met gezelschapsdieren, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2013, no.2013002611, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van regels met betrekking tot fokken en bedrijfsmatige activiteiten met gezelschapsdieren, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken en inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (Regels voor ondernemingen met een bijzondere taak, overheidsondernemingen en overheidsbedrijven), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken en inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (Regels voor ondernemingen met een bijzondere taak, overheidsondernemingen en overheidsbedrijven), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 maart 2006, no. 06.000744, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken en inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (Regels voor ondernemingen met een bijzondere taak, overheidsondernemingen en overheidsbedrijven), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit bekostiging WEC in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij de leerlinggebonden financiering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit bekostiging WEC in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij de leerlinggebonden financiering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2008, no.07.004242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Besluit bekostiging WEC in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij de leerlinggebonden financiering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet havenstaatcontrole met betrekking tot toezicht aan boord van schepen onder buitenlandse vlag in havens in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet havenstaatcontrole met betrekking tot toezicht aan boord van schepen onder buitenlandse vlag in havens in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2015, no.2015001812, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet havenstaatcontrole met betrekking tot toezicht aan boord van schepen onder buitenlandse vlag in havens in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit klachtenbehandeling Bopz en het Besluit administratieve bepalingen Bopz.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit klachtenbehandeling Bopz en het Besluit administratieve bepalingen Bopz.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Amendementen bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Amendementen bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 april 2015, no.2015000644, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de amendementen bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met de herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet herziening fiscale behandeling eigen woning), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met de herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet herziening fiscale behandeling eigen woning), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2012, no.12.002013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met de herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet herziening fiscale behandeling eigen woning), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het inrichten van een fonds voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit en kwaliteit van protocollen en voor de vergoeding van de kosten voor toezicht en tuchtrechtspraak alsmede de samenvoeging van de Commissie van deskundigen en de Commissie toegang notariaat.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het inrichten van een fonds voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit en kwaliteit van protocollen en voor de vergoeding van de kosten voor toezicht en tuchtrechtspraak alsmede de samenvoeging van de Commissie van deskundigen en de Commissie toegang notariaat.Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2017, no.2017000337, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het inrichten van een fonds voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit en kwaliteit van protocollen en voor de vergoeding van de kosten voor toezicht en tuchtrechtspraak alsmede de samenvoeging van de Commissie van deskundigen en de Commissie toegang notariaat, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal overdraagbare effecten (Wet conflictenrecht goederenrecht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal overdraagbare effecten (Wet conflictenrecht goederenrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2008, no.08.003467, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de introductie van en het toezicht op premiepensioeninstellingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de introductie van en het toezicht op premiepensioeninstellingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2008, no.08.003331, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de introductie van en het toezicht op premiepensioeninstellingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet in verband met een vereenvoudiging van het verdeelmodel van het provinciefonds, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet in verband met een vereenvoudiging van het verdeelmodel van het provinciefonds, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2016, no.2016001037, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet in verband met een vereenvoudiging van het verdeelmodel van het provinciefonds, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verplaatsingskostenbesluit militairen in het kader van de nadere vaststelling van aanspraken in verband met tijdelijke onderbrenging van gezinsleden van militairen en van enige besluiten in verband met technische wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verplaatsingskostenbesluit militairen in het kader van de nadere vaststelling van aanspraken in verband met tijdelijke onderbrenging van gezinsleden van militairen en van enige besluiten in verband met technische wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 8 november 2002, no.02.005073, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verplaatsingskostenbesluit militairen in het kader van de nadere vaststelling van aanspraken in verband met tijdelijke onderbrenging van gezinsleden van militairen en van enige besluiten in verband met technische wijzigingen. Het ontwerpbesluit betreft een aantal wijzigingen van verschillende, merendeels rechtspositionele, besluiten die van toepassing zijn op defensiepersoneel. Die wijzigingen zijn niet alleen van rechtspositionele aard, doch betreffen ook de doorwerking van eerdere in wetten en andere besluiten in werking getreden wijzigingen. Over het ontwerpbesluit is overeenstemming bereikt met de Sectorcommissie Defensie. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. In artikel XVI wordt voor een groot aantal bepalingen bepaald dat die met terugwerkende kracht in werking treden. De Raad is van mening dat voor de terugwerkende kracht een bijzondere reden dient te bestaan.(zie noot 1) Deze dienen in de toelichting te worden aangegeven. In verband hiermee beveelt het college aan als bijzondere reden alsnog in de toelichting te vermelden dat de noodzaak voor de terugwerkende kracht is gelegen in de doorvoering achteraf van in andere wetten en besluiten reeds in werking getreden wijzigingen die nu in de in geding zijnde besluiten worden verwerkt. 2a. Niet duidelijk is waarom in het geval van verhuizing van de militair en in voorkomend geval ook zijn gezinsleden in het eerste lid van artikel 9 wel nadere voorwaarden aan de aanspraak op onderbrenging zijn gesteld en waarom dergelijke voorwaarden niet zijn gesteld in het tweede lid met betrekking tot de verhuizing van gezinsleden van de militair naar Nederland, indien deze zelf nog niet kan terugkeren. In verband met het vorenstaande adviseert de Raad artikel 9, tweede lid, aan te vullen met soortgelijke voorwaarden als die welke zijn opgenomen in de onderdelen a en b van het eerste lid van artikel 9. Hierbij merkt hij op dat dergelijke voorwaarden, gelet op aanwijzing 26 Ar, niet bij ministeriële regeling kunnen worden gesteld. b. In het voorgestelde artikel 9, vijfde lid, van het Verplaatsingskostenbesluit militairen wordt bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld omtrent de aanspraak op tijdelijke onderbrenging. Noch uit de regeling, noch uit de toelichting blijkt aan wat voor soort nadere regels naast de in het eerste lid, onder a en b, genoemde voorwaarden moet worden gedacht. In dit verband wijst het college op de beperkingen die in aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn opgenomen ter voorkoming van vergaande subdelegatie aan de minister. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten aan wat voor nadere regels bij de toepassing van artikel 9, vijfde lid, moet worden gedacht. 3. In artikel II, onder D, wordt het tweede lid van artikel 51 van het Algemeen militair ambtenarenreglement gewijzigd. Die wijziging betreft een aanvulling van de onderwerpen die in het na het ontslag te verstrekken getuigschrift dienen te worden opgenomen. Volgens de toelichting op die bepaling wordt hiermee beter aangesloten bij hetgeen op de arbeidsmarkt gebruikelijk is. Bovendien wordt opgemerkt dat de aanpassing analoog is aan het bepaalde in artikel 7:656 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het college merkt op dat artikel 7:656 uitgebreider is dan de voorgestelde bepaling. In het tweede lid, onder a, van artikel 7:656 wordt immers ook voorgeschreven dat de arbeidsduur per dag of per week moet worden vermeld. Bovendien wordt in onderdeel e van die bepaling voorgeschreven dat in het getuigschrift bij opzegging door de werknemer de reden van opzegging wordt vermeld. In verband met het vorenstaande adviseert de Raad artikel 51, tweede lid, aan te vullen met de hiervoor genoemde niet uit artikel 7:656, tweede lid, BW overgenomen vereisten, dan wel in de toelichting te vermelden waarom dat niet is gedaan. Bovendien dient in dat geval de in de toelichting opgenomen vermelding dat het om een analoge aanpassing aan artikel 7:656 BW gaat, achterwege te blijven. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de vergunningverlening, het toezicht daarop en de handhaving daarvan voor bepaalde categorieën grote inrichtingen op Bonaire, St. Eustatius en Saba (Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de vergunningverlening, het toezicht daarop en de handhaving daarvan voor bepaalde categorieën grote inrichtingen op Bonaire, St. Eustatius en Saba (Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 maart 2014, no.2014000476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de vergunningverlening, het toezicht daarop en de handhaving daarvan voor bepaalde categorieën grote inrichtingen op Bonaire, St. Eustatius en Saba (Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2004, no.04.002653, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling), met memorie van toelichting. Het voorstel geeft uitwerking aan het kabinetsstandpunt over de bevordering van de arbeidsdeelname van oudere werknemers voorzover het betreft de fiscale faciliëring van VUT- en prepensioenregelingen. Deze faciliteit bestaat uit de toepassing van de omkeerregel. De Raad van State stelt vast dat het voorstel weinig te maken heeft met het doen vervallen van de omkeerregel, maar dat het tot een meervoudige heffing over de VUT-uitkeringen en het omslaggefinancierde deel van de prepensioenen leidt die tot meer dan 100% van het bedrag van die uitkeringen kan oplopen. De Raad is van oordeel dat deze heffing niet te rechtvaardigen is en adviseert het voorstel op dit punt zodanig aan te passen dat alleen de faciliteit die bestaat uit de toepassing van de omkeerregel komt te vervallen. Het voorstel omvat tevens opnieuw een regeling van de levensloopregeling. De Raad adviseert nader te motiveren waarom de parlementaire behandeling van het reeds aanhangige wetsvoorstel Levensloopregeling niet zou kunnen worden voortgezet. 1. Het voorstel omvat maatregelen met betrekking tot de regelingen voor vervroegde uitkering (VUT) en prepensioen, alsmede de levensloopregeling. De afschaffing van de fiscale faciliteiten voor VUT en prepensioen en de invoering van de levensloopregelingen waren oorspronkelijk opgenomen in het voorstel voor het Belastingplan 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 210). Naar aanleiding van de afspraken die in het Najaarsakkoord van 18 november 2003 zijn gemaakt, zijn de voorstellen inzake de VUT en het prepensioen ingetrokken en is de behandeling van het voorstel inzake de levensloopregeling aangehouden. In het voorstel zijn met betrekking tot de VUT en het prepensioen niet opnieuw de maatregelen opgenomen, zoals die in het voorstel voor het Belastingplan waren voorzien, maar is teruggevallen op het voorstel tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (aanpassing fiscale behandeling VUT), waarover de Raad op 12 juli 2002, no.W06.02.0161/IV, advies heeft uitgebracht en dat niet aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De flankerende maatregelen die samenhangen met het vervallen van de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen en die oorspronkelijk tot het voorstel voor het Belastingplan 2004 behoorden, zijn opnieuw in het voorstel opgenomen. Het voorstel met betrekking tot de levensloopregeling komt, behoudens enige technische aanpassingen die samenhangen met gewijzigde wetgeving, overeen met het bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel tot Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele sociale zekerheidswetten c.a. (Levensloopregeling) (Kamerstukken II 2003/04, 29 208). De advisering van de Raad met betrekking tot het thans voorliggende voorstel zal zich met name richten op de bepalingen die nog niet eerder deel uitmaakten van voorstellen welke bij de Tweede Kamer aanhangig zijn gemaakt. 2. Levensloopregeling In het voorstel zijn opnieuw de bepalingen inzake de levensloopregeling opgenomen. De behandeling van het wetsvoorstel Levensloopregeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is inmiddels gevorderd tot het uitbrengen van het Verslag (Kamerstukken II 2003/04, 29 208, nr.5, vastgesteld 16 oktober 2003). Bij brief van 28 november 2003 heeft de staatssecretaris de in het Verslag opgenomen vragen van feitelijke aard beantwoord (Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr.94). Gelet op deze stand van zaken acht de Raad de enkele omstandigheid dat er beleidsmatige en budgettaire samenhang is tussen de afschaffing van de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen en de levensloopregeling, onvoldoende om de bepalingen inzake de levensloopregeling opnieuw aan de orde te stellen. De Raad adviseert de noodzaak om deze bepalingen opnieuw op te nemen alsnog dragend te motiveren, dan wel het voornemen tot intrekken van het wetsvoorstel Levensloopregeling te heroverwegen. 3. VUT en prepensioen a. De maatregelen die ten aanzien van de VUT en het prepensioen worden voorgesteld, komen overeen met de maatregelen die in het voorstel van Wet aanpassing fiscale behandeling VUT waren opgenomen. De Raad heeft over de maatregelen in dat voorstel in het advies van 12 juli 2002, no.W06.02.0161/IV, als volgt geadviseerd: "() De fiscale faciliëring voor VUT-regelingen bestaat uit de toepassing van de zogenoemde omkeerregeling, hetgeen inhoudt dat de aanspraken ingevolge een VUT-regeling niet tot het loon worden gerekend, maar de VUT-uitkeringen als loon worden belast. Hiermee samenhangend is tevens bepaald, dat de bijdragen die van de werknemer voor een VUT-regeling worden ingehouden, aftrekbaar zijn. De aanspraak op de VUT ontstaat voor werknemers op het tijdstip van invoering van een VUT-regeling of op het moment van het sluiten van een arbeidsovereenkomst indien tot de arbeidsvoorwaarden een VUT-regeling behoort, omdat het een voorziening is krachtens welke de werknemer het recht heeft om na verloop van tijd en onder bepaalde voorwaarden periodiek een uitkering te ontvangen. Hieraan doet niet af dat VUT-regelingen geen opbouw kennen zoals wel het geval is bij (pre-)pensioenregelingen; deze omstandigheid brengt niet mee dat de aanspraak in de zin van artikel 10, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) eerst ontstaat op het tijdstip van het ingaan van de VUT-uitkeringen. (...) Het voorgestelde regime, dat beoogt de huidige fiscale faciliëring voor VUT-regelingen te laten vervallen, bestaat uit de volgende elementen: a. de aanspraken blijven vrijgesteld; b. de VUT-uitkeringen blijven als loon (box I) belast bij de werknemer; c. de werknemersbijdragen zijn niet langer aftrekbaar; d. de VUT-uitkeringen die de werkgever doet, of de bijdragen die hij aan een VUT-fonds doet, worden bij hem belast tegen een tarief van 52%. Het voorstel heeft weinig te maken met het laten vervallen van de omkeerregel, die door de elementen a en b volledig wordt gehandhaafd. Het houdt enkel een meervoudige heffing over de VUT-uitkeringen in die tot meer dan 100% van het bedrag van die uitkeringen kan oplopen door het gezamenlijke effect van element b met element c of d. Naar het oordeel van de Raad is een dergelijke heffing niet te rechtvaardigen. (...) Door het opleggen van een meervoudige heffing die tot meer dan 100% kan oplopen, wordt het treffen van een VUT-regeling de facto bestraft. Naar het oordeel van de Raad is het onjuist het fiscale instrument op deze wijze in te zetten. (...) De Raad adviseert het voorstel zodanig aan te passen, dat alleen de faciliteit bestaande in de toepassing van de omkeerregel voor de VUT-regelingen, komt te vervallen." De Raad adviseert over de in dit voorstel opgenomen maatregelen met betrekking tot de regelingen voor de VUT en het prepensioen niet anders. b. In onderdeel 2.2., Fiscale faciliëring VUT- en prepensioenregelingen, van het Algemeen deel van de toelichting wordt gesteld dat de omkeerregel inhoudt dat de aanspraak onbelast is en dat de uitkeringen belast worden; toepassing van de omkeerregel leidt derhalve tot uitstel van belastingheffing. In de toelichting wordt verder geen nadere aanduiding van de fiscale faciliëring gegeven. Het vervallen van de omkeerregel heeft echter betrekking op meer dan het enkele verval van uitstel van belastingheffing. In het kader van het voorstel Aanpassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en andere wetten aan Brede Herwaardering (Kamerstukken II 1992/93, 23 046) is uitvoerig ingegaan op de verhouding tussen het belasten van de aanspraak en het belasten van de uitkeringen alsmede op het trekken van inkomensbestanddelen in hetzij de loonsfeer hetzij de inkomstensfeer. In het nader rapport is met betrekking tot artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964, dat toentertijd bepaalde dat tot het loon niet behoren uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een aanspraak die tot het loon behoort, onder meer gesteld: "Met het laten vervallen van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt bewerkstelligd dat uitkeringen uit aanspraken die eenmaal tot het loon zijn gerekend, niet op hun beurt in de sfeer van de loonbelasting kunnen opkomen. De systematiek van de Wet op de loonbelasting 1964 brengt ook mee dat een in de heffing van de loonbelasting betrokken bestanddeel de sfeer van de loonbelasting verlaat. De uitkeringen ingevolge belaste aanspraken vallen dan niet meer onder het loonbegrip van de loonbelasting maar kunnen alleen nog in de heffing van de inkomstenbelasting worden betrokken, volgens de voor die belasting geldende bepalingen. Aan de hand van het voor de inkomstenbelasting geldende inkomensbegrip dient vervolgens te worden bepaald of, en zo ja in hoeverre, in de buiten de loonsfeer opkomende uitkeringen een belastbaar element is opgenomen." (Kamerstukken II 1992/93, 23 046, B, blz.21-23). Het vervallen van de omkeerregel houdt mitsdien in, dat niet de uitkeringen maar de aanspraak als loon wordt belast, alsmede dat de aanspraak vervolgens tot de privé-vermogenssfeer van de werknemer gaat behoren. De ("opbrengst" van de) aanspraak wordt op grond van de voor die sfeer geldende bepalingen in de inkomstenbelastingheffing betrokken. Materieel betekent dit, aangezien de belastingheffing over de aanspraak, rekening houdend met sterftekansen, de contante waarde van de belastingheffing over de uitkeringen in het algemeen niet veel zal ontlopen, dat het verschil in belastingdruk tussen een heffing over de aanspraak en de heffing over de uitkeringen is terug te voeren op een heffing over de rentecomponent in de uitkeringen. Het toepassen van de omkeerregel leidt ertoe dat de heffing over deze rentecomponent achterwege blijft; de fiscale faciliëring is het niet als zodanig belasten van deze rentecomponent. De Raad laat in het midden of de fiscale faciliëring moet worden gekwalificeerd als het achterwege laten van een in economisch opzicht dubbele heffing; hij beschouwt het vigerende stelsel als een gegeven. Het vervallen van de faciliteit voor de VUT-regelingen, zou er materieel toe moeten leiden dat een met een rentecomponent overeenstemmend deel van de VUT-uitkeringen (afzonderlijk) in de belastingheffing wordt betrokken. Dit laat onverlet dat nader dient te worden bezien of deze compenserende heffing individueel dan wel forfaitair wordt bepaald, alsmede of de compenserende heffing alleen moet drukken op de werknemer of op de werkgever dan wel op werknemers en werkgevers gezamenlijk. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op hetgeen onder het vervallen van de fiscale faciliëring van de VUT-regelingen moet worden verstaan. Tevens adviseert de Raad aan te geven op welke wijze de compenserende heffing die voortvloeit uit het vervallen van de faciliteit vorm wordt gegeven, en het voorstel dienovereenkomstig aan te passen. 4. Terugwerkende kracht Opnieuw wordt voorgesteld aan artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) een vierde lid toe te voegen, waarin is bepaald dat tot het loon behoren uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een tot het loon behorende aanspraak voor zover de aanspraak in afwijking van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, bij de bepaling van de verschuldigde belasting niet als loon in aanmerking is genomen. Deze bepaling was eerder opgenomen in het voorstel voor het Belastingplan 2004. Het advies van de Raad is opgenomen in Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr.4, blz. 12. Anders dan in het voorstel voor het Belastingplan 2004 wordt nu voorgesteld aan deze bepaling terugwerkende kracht te geven tot de datum van de indiening van het wetsvoorstel (artikel XII van het voorstel). Zoals de Raad eerder heeft gesteld mag aan belastingmaatregelen die een verzwaring van de belastingheffing voor de belastingplichtigen betekenen geen (formele) terugwerkende kracht worden gegeven tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel rechtvaardigen. Deze bijzondere omstandigheden kunnen worden gevormd door aanmerkelijke aankondigingseffecten of een omvangrijk oneigenlijk gebruik of misbruik van een wettelijke voorziening (onder meer Kamerstukken II 1994/95, 24 172, A, pt.1 en 2). De terugwerkende kracht wordt in dit geval in de artikelsgewijze toelichting op artikel 10, vierde lid, Wet LB 1964 gemotiveerd met de suggestie van aankondigingseffecten. De Raad acht deze motivering ontoereikend, aangezien de aankondigingseffecten reeds zijn "uitgewerkt" door de oorspronkelijke opneming van de bepaling in het voorstel voor het Belastingplan 2004 en tevens omdat bij die oorspronkelijke opneming terugwerkende kracht kennelijk niet noodzakelijk is geacht. De Raad adviseert geen terugwerkende kracht aan artikel 10, vierde lid, Wet LB 1964 te geven. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling voor aanpassing van bedragen in de Wet op het kindgebonden budget en niet-indexering van kinderbijslagbedragen en bedragen kindgebonden budget in de jaren 2010 en 2011, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling voor aanpassing van bedragen in de Wet op het kindgebonden budget en niet-indexering van kinderbijslagbedragen en bedragen kindgebonden budget in de jaren 2010 en 2011, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2009, no.09.001439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regeling voor aanpassing van bedragen in de Wet op het kindgebonden budget en niet-indexering van kinderbijslagbedragen en bedragen kindgebonden budget in de jaren 2010 en 2011, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten (Wet op de bijzondere opsporingsdiensten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten (Wet op de bijzondere opsporingsdiensten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2004, no.04.004483, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Ministers van Financiën, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten (Wet op de bijzondere opsporingsdiensten), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voorziet in de instelling van vier bijzondere opsporingsdiensten met algehele opsporingsbevoegdheid: op de gebieden financiën en economie, landbouw, milieu en leefomgeving, en sociale zekerheid. Deze bijzondere opsporingsdiensten zijn belast met de strafrechtelijke handhaving van de ordeningswetgeving; zij ressorteren onder de ministers die voor het desbetreffende beleidsterrein verantwoordelijk zijn. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Functioneel parket Het voorstel voorziet niet alleen in de instelling van vier bijzondere opsporingsdiensten met algehele opsporingsbevoegdheid, maar brengt, daarmee samenhangend, ook anderszins een belangrijke organisatorische verandering tot stand, in de vorm van de instelling van het functioneel parket bij het openbaar ministerie. De toelichting gaat in paragraaf 5 en in de toelichting bij het voorgestelde artikel 137a van de Wet op de rechterlijke organisatie in op deze nieuwe eenheid bij het openbaar ministerie. Gezien de betekenis van ook dit deel van het voorstel, zou het passend zijn indien dit tot uitdrukking zou komen in de titel en de considerans. De Raad adviseert het voorstel dienovereenkomstig aan te vullen. 2. Verantwoordelijkheid: gezag en beheer a. Zoals dat geldt ten aanzien van de politie, is ook voor de vier voorgestelde bijzondere opsporingsdiensten de vraag van belang naar de toedeling van de verantwoordelijkheid ten aanzien van het gezag en het beheer. De vier opsporingsdiensten liggen op beleidsterreinen waarvoor de desbetreffende betrokken Minister "verantwoordelijkheid draagt" (artikel 3, aanhef en onder a.). Daarop sluiten de bewoordingen aan van artikel 2 van het voorstel, waar wordt gesproken van "ressorteren" van de desbetreffende bijzondere opsporingsdienst onder de betrokken Minister (zie ook artikel 1, aanhef en onder c.). De vraag verdient de aandacht wat het bereik is van de verantwoordelijkheid die tot uitdrukking komt in het gebruik van de term "ressorteren". De verantwoordelijkheid van de betrokken minister betreft in elk geval het beheer over de bijzondere opsporingsdienst die onderdeel uitmaakt van zijn ministerie: zie artikel 9, eerste lid. Het voorstel bevat daarnaast bepalingen die het gezag betreffen over de bijzondere opsporingsdiensten. In de artikelen 3 (juncto artikel 4) en 7, eerste lid, is geregeld dat het openbaar ministerie een zelfstandige gezagsbevoegdheid heeft over alle vier bijzondere opsporingsdiensten. Daarmee is tevens de verantwoordelijkheid in dezen van de Minister van Justitie gegeven. In artikel 10 (en in het verlengde hiervan in artikel 11) komt een medeverantwoordelijkheid tot uitdrukking van de betrokken Minister, waar deze mét de Minister van Justitie is belast met het periodiek vaststellen van de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten. Paragraaf 7 van de toelichting spreekt in dezen van een "politiek strategisch kader". De toelichting maakt niet duidelijk of met de artikelen 10 en 11 is beoogd dat de Minister van Justitie zijn verantwoordelijkheid voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde door opsporing en vervolging en de daarmee verbonden zeggenschap zal moeten delen met de betrokken Minister. Zo dat zou zijn beoogd, werpt dat de vraag op naar de wenselijkheid van zo'n gedeelde verantwoordelijkheid op deze deelgebieden van het bijzondere strafrecht. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. b. In het verlengde van het voorgaande, merkt de Raad op dat in artikel 9, tweede lid, is bepaald dat het hoofd van de bijzondere opsporingsdienst wordt aangesteld "na overleg" met de Minister van Justitie. De Raad adviseert om deze bepaling, overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 1993, te wijzigen in: in overeenstemming met. 3. Organisatorische situering bijzondere opsporingsdienst Het eerste lid van artikel 9 van het wetsvoorstel bepaalt dat de bijzondere opsporingsdienst als afzonderlijke organisatorische eenheid is geplaatst in de organisatie van het ministerie waartoe deze behoort. Blijkens de artikelsgewijze toelichting wordt hiermee gedoeld op de noodzaak van een organisatorische scheiding tussen diensten of dienstonderdelen met een inspectietaak en die met een strafrechtelijke handhavingstaak. De Raad is van oordeel dat dit oogmerk in de formulering 'afzonderlijke organisatorische eenheid' onvoldoende tot uitdrukking komt. Hij adviseert artikel 9, eerste lid, in die zin aan te passen dat daarin wordt bepaald dat de eenheid die is belast met de taken genoemd in artikel 3 voldoende is afgescheiden van de eenheid welke is belast met toezichtstaken. 4. Beleid bijzondere opsporingsdienst Het voorgestelde artikel 10 bepaalt dat de betrokken Minister en de Minister van Justitie, gehoord het College van procureurs-generaal, periodiek de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de taakuitoefening door de bijzondere opsporingsdiensten vaststellen. In artikel 11, eerste lid, wordt bepaald dat de betrokken Minister en het College van procureurs-generaal een handhavingsarrangement vaststellen, waarin de wederzijdse afspraken over opsporing en afhandeling van de opsporingsonderzoeken zijn opgenomen. Blijkens paragraaf 7 van de toelichting wordt hiermee beoogd dat uitvoering wordt gegeven aan de democratische controle op de bijzondere opsporingsdiensten. Dat oogmerk komt ook tot uitdrukking in de bewoordingen van de considerans. De Raad merkt het volgende op. a. Het komt de Raad voor dat in de aangehaalde bepalingen in de eerste plaats bevoegdheden van de betrokken verantwoordelijke Ministers voor de bijzondere opsporingsdiensten aan de orde zijn die moeten verzekeren dat deze Ministers beschikken over voldoende mogelijkheden tot sturing van de taakuitoefening van de bijzondere opsporingsdiensten. Vervolgens is de controle aan de orde zoals deze geëffectueerd wordt in de verantwoordingsrelatie tussen de betrokken verantwoordelijke Ministers en de volksvertegenwoordiging. De Raad adviseert de voorstelling van zaken in paragraaf 7 van het algemeen deel van de memorie van toelichting, en zo nodig ook de bewoordingen van de considerans, in het licht van het voorgaande te preciseren. b. In paragraaf 7 van de toelichting wordt melding gemaakt van een ambtelijke werkgroep waarin alle betrokken ministeries deelnemen en die de hoofdlijnen van het beleid moet voorbereiden. In aansluiting daarop wordt vermeld dat in het wetsvoorstel wordt bepaald dat de betrokken Ministers periodiek de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten vaststellen. In de tekst van artikel 10 wordt echter gesproken over de Minister in het enkelvoud. De discrepantie tussen tekst van het voorstel en de toelichting dient te worden weggenomen. Daarbij ware tevens toe te lichten waarom ook vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deelnemen in de genoemde werkgroep, nu de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet behoort tot de ondertekenaars van het wetsvoorstel. c. In het geval (zie hetgeen onder b is opgemerkt) dat wordt beoogd dat elke betrokken Minister afzonderlijk, samen met de Minister van Justitie en gehoord het College van procureurs-generaal, de taak vervult als bedoeld in het voorgestelde artikel 10, rijst de vraag naar de toegevoegde waarde van artikel 11, eerste lid, met name of het werkelijk nodig is om naast het bepaalde in artikel 10 ook nog voor te schrijven dat dezelfde kring van actoren jaarlijks voor de desbetreffende bijzondere opsporingsdienst een handhavingsarrangement vaststelt. Zo die noodzaak toch voldoende kan worden gemotiveerd, rijst de vraag waarom de wet dit moet regelen; ook zonder wettelijk voorschrift kunnen de nodige afspraken worden gemaakt en voorzieningen worden getroffen. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. 5. Klachtenregeling Het wetsvoorstel bevat in hoofdstuk VI een klachtenregeling. De toelichting geeft geen inzicht in de reactie van de Nationale ombudsman op een ontwerp van het wetsvoorstel. De Raad adviseert alsnog daarop in te gaan. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2016.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2016.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2015, no.2015001287, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het zorgpakket Zvw 2016, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Zevende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, met bijbehorende Akten; Boekarest, 5 oktober 2004 (Trb.2005, 298 en Trb.2008, 38), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Zevende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, met bijbehorende Akten; Boekarest, 5 oktober 2004 (Trb.2005, 298 en Trb.2008, 38), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 6 februari 2009, no.09.000252, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Zevende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, met bijbehorende Akten; Boekarest, 5 oktober 2004 (Trb.2005, 298 en Trb.2008, 38), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2008, no.08.002939, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58; hierna: het Verdrag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank en de financiering van de toezichtkosten (Wet bekostiging financieel toezicht 2019).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank en de financiering van de toezichtkosten (Wet bekostiging financieel toezicht 2019).Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2017, no.2017001793, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank en de financiering van de toezichtkosten (Wet bekostiging financieel toezicht 2019), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Oss van 10 november 2000, no.194, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Oss van 10 november 2000, no.194, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verzending van mededelingen langs elektronische weg in het kader van een verzekeringsovereenkomst, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verzending van mededelingen langs elektronische weg in het kader van een verzekeringsovereenkomst, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2007, no.07.003811, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de verzending van mededelingen langs elektronische weg in het kader van een verzekeringsovereenkomst, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol nr.13 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, inzake de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden; Vilnius, 3 mei 2002 (Trb.2002, 119), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol nr.13 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, inzake de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden; Vilnius, 3 mei 2002 (Trb.2002, 119), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere fiscale wetten (Belastingplan 2018), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere fiscale wetten (Belastingplan 2018), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2017, no.2017001326, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere fiscale wetten (Belastingplan 2018), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2018, samen met de wetsvoorstellen Overige fiscale maatregelen 2018, Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling en Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling. In het voorstel zijn maatregelen opgenomen die per 1 januari 2018 budgettair effect hebben, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers. Het voorstel voorziet onder meer in een tijdelijke verhoging van de tarieven van de energiebelasting en in een aanscherping van de definitie van geneesmiddelen in de btw.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het aangewezen dat de fiscale koopkrachtmaatregelen uit de augustusbesluitvorming in het voorstel worden opgenomen. Daarnaast moet de aanscherping van de definitie van geneesmiddelen worden voorzien van een dragende motivering voordat dit onderdeel van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer wordt gezonden.1.KoopkrachtpakketDe brief van 25 augustus 2017 waarmee de Staatssecretaris van Financiën de Afdeling advisering om een spoedbehandeling van voorliggend voorstel heeft verzocht, vermeldt dat het voorstel in afwachting van het afronden van de augustusbesluitvorming nog geen maatregelen bevat met betrekking tot de koopkracht. Dergelijke maatregelen ontbreken dan ook in voorliggend voorstel, dat bij kabinetsmissive van 28 augustus 2017 voor advies aan de Afdeling is voorgelegd.De augustusbesluitvorming is vervolgens na genoemde data afgerond. Deze besluitvorming heeft geleid tot een koopkrachtpakket dat is weergegeven in de ontwerp-Miljoenennota 2018, die op 4 september 2017 voor advies aan de Afdeling is voorgelegd.De Afdeling constateert dat de technische uitwerking van de koopkrachtmaatregelen uit de augustusbesluitvorming (in de sfeer van de ouderenkorting en de algemene heffingskorting), anders dan gebruikelijk, nog niet in voorliggend voorstel zijn opgenomen. Zij adviseert dit alsnog te doen. Voor een inhoudelijke opmerking over deze koopkrachtmaatregelen verwijst de Afdeling naar haar advies over de ontwerp-Miljoenennota 2018. (zie noot 1)De Afdeling adviseert bedoelde koopkrachtmaatregelen uit de augustusbesluitvorming alsnog op te nemen in het voorstel.2.Aanscherping definitie geneesmiddelen in de btwHet voorstel strekt ertoe om de voorwaarden voor toepassing van het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen aan te scherpen. (zie noot 2) Voor geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet die een handelsvergunning hebben of die van de vergunningplicht zijn vrijgesteld, geldt het verlaagde btw-tarief. Voor goederen die zon handelsvergunning niet hebben of waarop de vrijstelling van vergunningplicht niet van toepassing is, geldt het algemene btw-tarief.De Afdeling merkt hierover het volgende op.a.InternetconsultatieIn de openbare internetconsultatie die van 17 juli 2017 tot en met 14 augustus 2017 heeft plaatsgevonden over het ontwerp-voorstel, zijn 65 reacties ontvangen, waarvan er 37 openbaar zijn gemaakt. Daarnaast hebben ook 50 particulieren gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun reactie op het voorstel in te zenden, aldus de toelichting. (zie noot 3)i. In reactie op deze internetconsultatie gaat de toelichting inhoudelijk slechts in op de vraag naar het ontbreken van overgangsrecht, die door verschillende consultatiepartijen naar voren is gebracht. Een reactie op andere relevante onderwerpen, zoals aangedragen alternatieven en de gevolgen van het schorsen, wijzigen dan wel voorlopig verlenen van een handelsvergunning, blijven buiten beschouwing.ii. Daarnaast maakt de toelichting duidelijk dat "alle" organisaties bezwaren hebben tegen de afbakening van het begrip geneesmiddel die het voorstel kent. De toelichting beschrijft vervolgens een deel van deze bezwaren maar gaat daar verder niet op in. Volstaan wordt slechts met de melding "dat deze bezwaren serieus in overweging zijn genomen en zijn betrokken bij voorliggend wetsvoorstel", waarbij voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het verslag van de consultatie dat nog op het internet zal worden geplaatst. In dat verslag zal nader worden ingegaan "op het vraagstuk van de afbakening en daarmee samenhangende vraagstukken van de fiscale neutraliteit" waar een aantal partijen aandacht voor vraagt, zo maakt de toelichting duidelijk.De Afdeling merkt op dat een eerder voorstel tot aanscherping van de definitie van geneesmiddelen - net als voorliggend voorstel - aansluiting zocht bij de handelsvergunning, maar vervolgens (op 20 oktober 2015) is ingetrokken in afwachting van nader onderzoek. (zie noot 4) Ook daarbij ging het over de afbakening/fiscale neutraliteit. (zie noot 5) Het valt de Afdeling op dat de toelichting op voorliggend voorstel in het geheel niet ingaat op dit eerdere voorstel en op het aangekondigde nadere onderzoek. Kennelijk is voorliggend voorstel het resultaat van dat onderzoek. Omdat de in de internetconsultatie naar voren gebrachte argumenten op het punt van de afbakening/fiscale neutraliteit niet veel anders (kunnen) zijn dan destijds, kan de Afdeling het niet volgen dat de motivering om met voorliggend voorstel alsnog op de ingeslagen weg door te gaan, thans vooruit wordt geschoven naar het nog op internet te plaatsen verslag. Daarmee ontbreekt een dragende motivering.b.ToelichtingDe Afdeling merkt voorts op dat, naast het ontbreken in de toelichting van een afdoende reactie op hetgeen is aangedragen in de internetconsultatie, de toelichting ook op andere punten tekortschiet. Zo komt uit de toelichting niet naar voren in hoeverre dezelfde problematiek ook in andere EU-lidstaten speelt, wat voor oplossingen daar voorhanden zijn en of de Europese Commissie is geconsulteerd.c.ConcluderendGelet op het ontbreken van een dragende motivering, maar ook vanuit een oogpunt van transparantie van het wetgevingsproces en zelfstandige leesbaarheid van de memorie van toelichting, acht de Afdeling het van belang dat een uitgebreider verslag van de internetconsultatie in de toelichting wordt opgenomen. Daarin dient te worden voorzien in een dragende motivering en dient daarnaast in elk geval aandacht te worden besteed aan de hiervoor onder a (i) en b genoemde andere relevante onderwerpen. De Afdeling adviseert dit onderdeel van voorliggend wetsvoorstel van een dragende motivering te voorzien voordat het aan de Tweede Kamer wordt gezonden.3.Certificering budgettaire ramingen door CPB/bijlage met toelichting op de ramingenDe toelichting op het voorstel maakt duidelijk dat het Centraal Planbureau (CPB) de budgettaire ramingen van de fiscale maatregelen certificeert om de kwaliteit en objectiviteit van de ramingen zo veel mogelijk te garanderen. (zie noot 6) Het resultaat van de certificering verwerkt het CPB in certificaten die op haar website worden geplaatst.Daarnaast worden de ramingen die ten grondslag liggen aan de budgettaire effecten van het fiscale pakket 2018 toegelicht in een bijlage bij voorliggende memorie, aldus de toelichting. Zowel de certificering door het CPB als de publicatie van de toelichting op de ramingen, dragen bij aan het vergroten van de transparantie, zo verduidelijkt de toelichting. Daarom wordt voor een nadere toelichting op de budgettaire effecten van de maatregelen in voorliggend voorstel, verwezen naar deze bijlage.De ontwerp-Miljoenennota 2018 vermeldt dat deze nieuwe werkwijze vanaf nu wordt ingevoerd. (zie noot 7)De Afdeling merkt op dat bedoelde bijlage met een nadere toelichting op de budgettaire effecten van het voorstel ontbreekt in de versie zoals deze voor advisering aan de Afdeling is voorgelegd. Kennelijk wordt de bijlage pas toegevoegd bij het aan de Tweede Kamer zenden van het voorstel. De Afdeling is van oordeel dat zij als adviseur in laatste instantie bij haar advisering dient te beschikken over deze bijlage en de erbij behorende certificering door het CPB. Met het ontbreken van een certificaat is het immers niet duidelijk in hoeverre de kwaliteit en objectiviteit van de aan de Afdeling voorgelegde ramingen zijn gegarandeerd. Dit roept bovendien de vraag op wat er gebeurt indien de certificering leidt tot een raming die afwijkt ten opzichte van de raming die aan de Afdeling is voorgelegd.Dat het dit jaar niet is gelukt om de bijlage met het thans voor advies voorgelegde voorstel mee te sturen, heeft wellicht te maken met de nieuwe werkwijze die met ingang van dit jaar wordt gevolgd. De Afdeling gaat er echter van uit dat in de toekomst fiscale voorstellen zijn voorzien van een dergelijke bijlage (met certificering) op het moment dat zij voor advisering aan de Afdeling worden voorgelegd, net zoals dat thans al het geval is met de uitvoeringstoets van de Belastingdienst.De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan en bedoelde bijlage op te nemen bij de memorie van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Mijnbouwwet in verband met nieuwe regels omtrent deelneming in de opsporing en winning van koolwaterstoffen door een daartoe aangewezen vennootschap en omtrent andere taken en activiteiten van die vennootschap, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Mijnbouwwet in verband met nieuwe regels omtrent deelneming in de opsporing en winning van koolwaterstoffen door een daartoe aangewezen vennootschap en omtrent andere taken en activiteiten van die vennootschap, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2007, no.07.000710, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Mijnbouwwet in verband met nieuwe regels omtrent deelneming in de opsporing en winning van koolwaterstoffen door een daartoe aangewezen vennootschap en omtrent andere taken en activiteiten van die vennootschap, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten in verband met de dualisering van het gemeentebestuur en het provinciebestuur (Besluit dualisering gemeentelijke en provinciale medebewindsbevoegdheden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten in verband met de dualisering van het gemeentebestuur en het provinciebestuur (Besluit dualisering gemeentelijke en provinciale medebewindsbevoegdheden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2005, no.05.001033, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten in verband met de dualisering van het gemeentebestuur en het provinciebestuur (Besluit dualisering gemeentelijke en provinciale medebewindsbevoegdheden), met nota van toelichting. De Raad heeft zijn advies aangehouden in afwachting van het bericht dat de voorhangprocedure is doorlopen. Dit bericht heeft de Raad ontvangen bij brief van 4 juli 2005. Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van 49 algemene maatregelen van bestuur. Na de dualisering van het gemeentebestuur en het provinciebestuur zijn de medebewindswetten aangepast aan de dualistische uitgangspunten. Met het ontwerpbesluit volgt een soortgelijke aanpassing van de algemene maatregelen van bestuur. De Raad van State maakt enkele opmerkingen. Hij is van mening dat enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Voorgesteld wordt om in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen de "onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein" te laten vaststellen in overleg met het college van burgemeester en wethouders (artikel IV van het ontwerpbesluit). Gezien de bevoegdheid van de burgemeester tot het vaststellen van een rampbestrijdingsplan voor het luchtvaartterrein en de onmiddellijke omgeving daarvan (artikel 2), past het naar het oordeel van de Raad beter in de systematiek het desbetreffende gebied ook in overleg met de burgemeester te laten vaststellen. De Raad adviseert artikel 1, onderdeel b, van het Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen in die zin aan te passen. 2. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit WEC bepaalt het gemeentebestuur dat gedurende een door hem te bepalen termijn een vergoeding naar een hoger percentage zal worden berekend. Voorgesteld wordt te bepalen dat het college van burgemeester en wethouders dit zal gaan doen (artikel VIII van het ontwerpbesluit). Het is de Raad opgevallen dat niet wordt voorgesteld in artikel 28 van het Bekostigingsbesluit WEC te bepalen dat het college van burgemeester en wethouders (nu nog de gemeenteraad) kan besluiten een lagere waarde van het gebouw en terrein vast te stellen, waardoor het bevoegd gezag een lagere vergoeding aan de gemeente verschuldigd is. Dit zou ook beter passen bij de voorgestelde wijziging van artikel 6, tweede lid, en artikel 19, tweede lid, van het Besluit oude eigendoms- en huurscholen WPO (artikel XI van het ontwerpbesluit). De Raad adviseert ook in artikel 28 van het Bekostigingsbesluit WEC "het gemeentebestuur" te vervangen door: het college van burgemeester en wethouders. 3. Artikel 40, eerste lid, van het Besluit volksgezondheidssubsidies wordt niet volledig aangepast (artikel XLIV, onderdeel C, van het ontwerpbesluit). De Raad adviseert ook de derde respectievelijk de tweede volzin aan te passen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds ter implementatie van Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PbEU L344), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds ter implementatie van Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PbEU L344), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2017, no.2017000980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds ter implementatie van Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PbEU L344), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit voorziet in implementatie van richtlijn 2016/2284 (hierna: de richtlijn). Deze richtlijn dient ter vervanging van richtlijn 2001/81/EG.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar adviseert de bepaling die verplichtingen tot feitelijk handelen door de lidstaat implementeert te schrappen.1.Implementatie feitelijke handelingenHet ontwerpbesluit voorziet in implementatie van de verplichting tot rapportage door de lidstaten aan de Commissie. (zie noot 1) De toelichting merkt hierover terecht op dat dit een feitelijke handeling betreft, die geen implementatie behoeft. Het is bestendig beleid dat bepalingen uit bindende EU-rechtshandelingen die verplichten tot feitelijk handelen door de Lidstaat zelf, niet worden geïmplementeerd. (zie noot 2) Het ontwerpbesluit is daarmee niet in overeenstemming.De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen.2.Actualisatie nationale emissie-inventarissen en - prognosesHet ontwerpbesluit voorziet in wijziging van artikel 2 van het Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds ter implementatie van artikel 8, eerste tot en met het vierde lid, van de richtlijn. Niet is voorzien in implementatie van de richtlijnverplichtingen tot actualiseren van de inventarissen en de prognoses.De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit op dit punt in overeenstemming te brengen met de richtlijn.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met actualisatie van de regels over de vaststelling van de vereveningsbijdrage, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met actualisatie van de regels over de vaststelling van de vereveningsbijdrage, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2010, no.10.002349, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met actualisatie van de regels over de vaststelling van de vereveningsbijdrage, met nota van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit videoconferentie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit videoconferentie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Peru; 's-Gravenhage, 12 mei 2011 (Trb. 2011, 109), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Peru; 's-Gravenhage, 12 mei 2011 (Trb. 2011, 109), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2012, no.12.001545, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Peru; 's-Gravenhage, 12 mei 2011 (Trb. 2011, 109), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit stralingsbescherming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit stralingsbescherming.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Trb. 2012, 233), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Trb. 2012, 233), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2014, no.2014001155, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Trb. 2012, 233), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW in verband met het kunstonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW in verband met het kunstonderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op de huurtoeslag in verband met het toekennen van een tegemoetkoming aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op de huurtoeslag in verband met het toekennen van een tegemoetkoming aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met onder meer de uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2000-2001 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2001-2002 sector Rechterlijke Macht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met onder meer de uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2000-2001 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2001-2002 sector Rechterlijke Macht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen houdende verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen houdende verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2004, no.04.002362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen houdende verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag, met memorie van toelichting. De voorgestelde wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen strekt tot verhoging van de subsidie aan politieke partijen, tot verbreding van de subsidiabele doelen en tot wijziging van de verdeelmaatstaven. Er komt meer geld beschikbaar voor politieke partijen, zij worden vrijer in de besteding van de gelden en naast het aantal Tweede-Kamerzetels weegt nu ook het aantal leden mee bij de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag. De Raad van State maakt opmerkingen over de probleemstelling, de hoogte van de subsidie, de verbreding van de subsidiabele doelen, de wijziging van de verdeelmaatstaven en de overgangsbepalingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het wetsvoorstel nader dient te worden overwogen. 1. Toekomstperspectieven a. Met de voorgestelde wijzigingen wordt vooruitgelopen op een uitgebreider wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen (hierna: de Wet). Aangekondigd zijn de invoering van het baten-lastenstelsel, het aanscherpen van de voorschriften voor giften en sponsoring, het opnemen van een subsidiemogelijkheid voor nieuw aan verkiezingen deelnemende partijen, het invoeren van sancties en de instelling van een onafhankelijk orgaan voor de uitvoering van de Wet.(zie noot 1) Het is de Raad opgevallen dat een duidelijke omschrijving van de problemen waarvoor de thans voorgestelde wijzigingen een oplossing moeten bieden, ontbreekt. De memorie van toelichting wijst op de wezenlijke rol van politieke partijen in het democratisch bestel. Onder verwijzing naar het hoofdlijnenakkoord noemt de toelichting versterking van het huidige stelsel van representatieve democratie noodzakelijk.(zie noot 2) Versteviging van de politieke partijen en hun wetenschappelijke en scholingsinstituten vormen daarvan een onderdeel. Volgens de considerans dienen de voorgestelde wijzigingen ter verbetering van de financiële positie en het functioneren van politieke partijen. Hun functie van communicatiekanaal met de samen-leving heeft aan betekenis ingeboet.(zie noot 3) Met deze - verspreid over de memorie van toelichting genoemde - aspecten wordt echter niet voldoende duidelijk waarom de overheid meer subsidie beschikbaar moet stellen voor politieke partijen na de recente verhoging in 2001, waarom de partijen meer bestedingsvrijheid moeten krijgen en waarom de verdeelmaatstaven moeten gaan luiden zoals voorgesteld. De toelichting kondigt wel aan dat bij de volgende gelegenheid nader wordt ingegaan op de positie en het functioneren van politieke partijen in de gewijzigde samenleving.(zie noot 4) De Raad onderschreef in zijn advies van 3 september 1997 het cruciale belang van de intermediaire positie van landelijke politieke partijen in ons staatsbestel.(zie noot 5) Nu zich sedertdien tal van ontwikkelingen hebben voorgedaan, acht de Raad het des te meer van belang dat de regering de ontwikkeling van het Nederlandse partijwezen en de rol die zij daarbij ziet voor de overheid, reeds bespreekt in het kader van het onderhavige wetsvoorstel. In het licht van de voorgestelde wijzigingen in het bijzonder de verhoging van het totaal uit te keren subsidiebedrag - doen zich nu reeds belangrijke vragen voor, die naar het oordeel van de Raad niet onbesproken dienen te blijven. De Raad wijst daarbij ten eerste op de vraag die al in 1991 door de Commissie subsidiering politieke partijen (de Commissie-Van den Berg) werd opgeworpen over de onafhankelijkheid van politieke partijen van de overheid. Indien de financiële afhankelijkheid tegenover de overheid toeneemt, moeten de waarborgen voor inhoudelijke onafhankelijkheid toenemen. Voorkomen zal moeten worden dat politieke partijen als het ware verstatelijken. Een tweede algemeen aspect dat toelichting verdient is de bescherming van andere dan campagne-activiteiten, zoals het werk van wetenschappelijke instituten, politieke scholing en vorming en politiek jongerenwerk. Is het mogelijk tegelijkertijd een grote bestedingsvrijheid van subsidiegelden toe te staan, zonder waarborg dat wezenlijke functies van politieke partijen in het gedrang komen? Het geheel overziend wordt niet aanstonds duidelijk waarom vooruitgelopen moet worden op de reeds voorziene nadere wetswijziging. De Raad adviseert het voorstel in het licht van het vorenstaande nader te bezien. b. Juist omdat nu reeds enkele elementen worden gewijzigd en aldus wordt afgezien van een integrale wijziging van de Wet behoeft de gekozen fasering een deugdelijke motivering. Naar de Raad aanneemt speelt de discussie inzake sponsoring van politieke partijen een rol bij de nu voorgestelde verhoging van het subsidiebudget en de wijziging van de verdeelmaatstaven. De Raad is van oordeel dat de toelichting bij dit wetsvoorstel een beschouwing dient te bevatten over de visie van de regering op de verhouding tussen de eigen inkomsten van politieke partijen, de subsidies van overheidswege en inkomsten door giften en sponsoring. De Raad adviseert in de toelichting voor elk van de drie wijzigingen te motiveren waarom deze nu reeds noodzakelijk is en hoe deze past in genoemde ontwikkeling. c. In 1997 is van regeringszijde aangekondigd dat de wenselijkheid van wetgeving ter vergroting van de transparantie van partijfinanciering voor het gehele Koninkrijk zal worden bezien, mogelijk in de vorm van een rijkswet.(zie noot 6) De Raad adviseert in te gaan op de stand van zaken en de perspectieven daarvan, rekening houdend met het belang van dit onderwerp voor de kwaliteit van het democratisch proces en met de waarborgfunctie van het Statuut van het Koninkrijk. 2. De hoogte van de subsidie Bij een eerder wetsvoorstel dat mede strekte tot verhoging van het subsidiebudget voor politieke partijen is de Raad van de onvermijdelijkheid van een financieel-juridische relatie met het staatsbestel uitgegaan.(zie noot 7) Bij die gelegenheid heeft de Raad erop gewezen dat de financiële afhankelijkheid toeneemt naarmate het budget wordt verhoogd. Daarnaast wees de Raad op de welhaast automatische tendens tot verhoging van die subsidies, ook al omdat de met de partijen gelieerde fracties bij het bepalen van de hoogte van de subsidies een belangrijke stem hebben, zodat van enige countervailing power nauwelijks sprake is. In 2001 volgde een wetsvoorstel waarin de regering (na aansporing door de motie-Rehwinkel) de subsidie met 50% verhoogde. Nu wordt de subsidie wederom verhoogd, en wel met een bedrag van 5 miljoen euro. Hiervoor heeft de Raad gewezen op het ontbreken van een duidelijke probleemstelling. De Raad wijst bovendien op het ontbreken van een motivering waarom een verhoging van deze omvang nodig is. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen en in te gaan op de vraag hoe deze verhoging past in eerdergenoemd toekomstperspectief. 3. Verbreding van de subsidiabele doelen a. De limitatieve opsomming van activiteiten waaraan de subsidie kan worden besteed, wordt uitgebreid, onder meer met een onderdeel j, activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes. Daarmee wordt, zoals de memorie van toelichting terecht stelt, de facto een zogenoemde lumpsumfinanciering benaderd, temeer daar de partijen in de verhouding tussen de diverse daar genoemde bestedingsdoelen vrij zijn.(zie noot 8) De regering stelt voorstander te zijn van een zo groot mogelijke bestedingsvrijheid voor de politieke partijen. Verkiezingscampagnes werden tot nu toe buiten de subsidiabele activiteiten gehouden. Reden daarvoor was volgens de regering in 1997 dat in ieder geval voorkomen dient te worden dat partijen voor hun primaire en essentiële functioneren van de overheid afhankelijk worden.(zie noot 9) Een beslissing om ook activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes voor subsidie in aanmerking te laten komen, is van principiële aard en dient weloverwogen te geschieden, stelt ook de Notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen.(zie noot 10) Daarbij beschrijft de notitie bezwaren als de schijn van een inhoudelijke overheidsbemoeienis met de inhoud van de partijactiviteiten en een mogelijk toenemende overheidsafhankelijkheid van de partijen. Later relativeerde de regering deze bezwaren tegen bekostiging van directe politieke activiteiten uit overheidssubsidie. Partijen kunnen nu feitelijk ook al - dankzij de subsidiëring - eigen middelen herschikken en reserveren voor campagne- en verkiezingsuitgaven.(zie noot 11) De regering acht het van groot belang dat politieke partijen in staat zijn hun partijpolitieke standpunten en partijprogrammas op adequate wijze te presenteren. De memorie van toelichting schenkt nauwelijks aandacht aan de omslag in standpunt ten opzichte van de vorige wetsvoorstellen.(zie noot 12) De Raad adviseert op dit punt de memorie van toelichting aan te vullen. b. De Raad wijst erop dat met de verbreding van subsidiabele activiteiten niet meer gewaarborgd is dat politieke partijen zich voldoende inzetten voor wezenlijke functies van politieke partijen als politieke scholing en vorming, of bevordering van de politieke participatie van jongeren. De toelichting dient te bespreken of een goede regeling niet juist tegenwicht dient te bieden tegen overaccentuering door partijen van de activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes. c. De bestedingsvrijheid lijkt te worden beperkt door de opsomming van de te subsidiëren activiteiten in het nieuwe artikel 5. Volgens de memorie van toelichting dient de opsomming echter slechts de toetsbaarheid en controleerbaarheid. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten of activiteiten denkbaar zijn welke niet subsidiabel zijn op grond van deze regeling. d. Ook zou de toelichting inzicht moeten bieden in de geldstromen die op grond van andere begrotingshoofdstukken naar politieke partijen gaan en hoe het daarbij gesteld is met de bestedingsvrijheid voor de partijen. e. Het is de Raad opgevallen dat activiteiten in het kader van referenda niet worden genoemd. Het verdient aanbeveling in de toelichting in te gaan of activiteiten van een politieke partij in het kader van een referendum met subsidie op grond van de Wet kunnen worden verricht. 4. Verdeelmaatstaven a. Voor de vaststelling van de hoogte van het subsidiebedrag zal naast het aantal kamerzetels ook het aantal leden van een partij bepalend zijn. Eerder heeft de Raad al in deze zin geadviseerd.(zie noot 13) Het wetsvoorstel maakt de keuze het aantal zetels voor 80% en het aantal partijleden voor 20% te laten meewegen. Een motivering van deze verdeelsleutel ontbreekt. De Raad adviseert deze alsnog in de toelichting op te nemen. b. Het is niet ondenkbaar dat een partij ook leden van niet-Nederlandse nationaliteit heeft. Deze kunnen niet deelnemen aan verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal, maar tellen ingevolge het wetsvoorstel wel mee voor de vaststelling van het subsidiebedrag. De Raad vraagt zich af of koppeling aan het stemrecht voor de Tweede Kamer niet op zijn plaats is. Het verdient aanbeveling in de memorie van toelichting hierop in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. c. In de laatste alinea van paragraaf 4 van de memorie van toelichting worden criteria geformuleerd betreffende de vraag wie als betalend lid van een politieke partij kan worden aangemerkt. Betaling door een organisatie is niet voldoende, maar over de vraag of betaling door een ander dan het lid toereikend is, eventueel door een ander dan een mede-gezinslid, doet de toelichting geen uitspraken. Het wetsvoorstel zelf bepaalt hieromtrent niets, wat tot gevolg heeft dat op de beoogde beperking moeilijk een beroep kan worden gedaan. De Raad adviseert hierin te voorzien. 5. Terugwerkende kracht a. Voorgesteld wordt aan het wetsvoorstel terugwerkende kracht te verlenen tot 1 januari 2004. In het algemeen deel van de toelichting wordt gewezen op de in de begroting opgenomen intensivering ten behoeve van de politieke partijen ter grootte van 5 miljoen euro (structureel) ingaande per 2004.(zie noot 14) Artikel II maakt het mogelijk dat partijen in 2005 alsnog de 5 miljoen extra van 2004 kunnen uitgeven. Dit betekent dat politieke partijen in 2004 samen circa 10 miljoen euro, in 2005 circa 20 miljoen euro en in de daarop volgende jaren circa 15 miljoen euro te besteden hebben. De Raad vraagt zich af hoe deze bepaling zich verhoudt tot het stelsel van de Comptabiliteitswet. Tevens is onduidelijk, hoe deze bepaling toepassing vindt, indien een politieke partij op de peildatum in 2005 in een andere situatie verkeert dan in 2004. De Raad adviseert de noodzaak van terugwerkende kracht te heroverwegen. b. De Wet treedt in werking onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet. Ongeacht het al dan niet verlenen van terugwerkende kracht is er, naar het oordeel van de Raad, geen sprake van spoedeisendheid. De Raad adviseert artikel III aan te passen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke verruiming van het toepassingsbereik van het concentratietoezicht op ondernemingen die zorg verlenen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke verruiming van het toepassingsbereik van het concentratietoezicht op ondernemingen die zorg verlenen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2007, no.07.001942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke verruiming van het toepassingsbereik van het concentratietoezicht op ondernemingen die zorg verlenen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement Rijnpatenten 1998.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement Rijnpatenten 1998.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid (aanscherping eisen gezinsmigratie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid (aanscherping eisen gezinsmigratie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2011, no.11.002430, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid (aanscherping eisen gezinsmigratie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende herstel van wetstechnische gebreken alsmede andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van infrastructuur en milieu.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende herstel van wetstechnische gebreken alsmede andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van infrastructuur en milieu.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2015, no.2015000580, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende herstel van wetstechnische gebreken alsmede andere wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van infrastructuur en milieu, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012).Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2012, no.12.001299, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet overige OCW- subsidies ondermeer vanwege de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet overige OCW- subsidies ondermeer vanwege de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2010, no.10.002772, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet overige OCW- subsidies ondermeer vanwege de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het gedragstoezicht op financiële ondernemingen (Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het gedragstoezicht op financiële ondernemingen (Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2011, no.11.001217, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van enige andere wetten in verband met de vaststelling van kinderalimentaties (Wet herziening kinderalimentatiestelsel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van enige andere wetten in verband met de vaststelling van kinderalimentaties (Wet herziening kinderalimentatiestelsel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs).Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2011, no.11.001647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen omtrent maatregelen als bedoeld in artikel 5.17 van de Wet milieubeheer en de voor die maatregelen verantwoordelijke bestuursorganen (besluit maatregelen richtwaarden (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen omtrent maatregelen als bedoeld in artikel 5.17 van de Wet milieubeheer en de voor die maatregelen verantwoordelijke bestuursorganen (besluit maatregelen richtwaarden (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2009, no.09.001119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende bepalingen omtrent maatregelen als bedoeld in artikel 5.17 van de Wet milieubeheer en de voor die maatregelen verantwoordelijke bestuursorganen (besluit maatregelen richtwaarden (luchtkwaliteitseisen)), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het Waterbesluit (implementatie EU-wijzigingsrichtlijnen prioritaire stoffen en grondwater), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het Waterbesluit (implementatie EU-wijzigingsrichtlijnen prioritaire stoffen en grondwater), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2015, no.2015001039, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het Waterbesluit (implementatie EU-wijzigingsrichtlijnen prioritaire stoffen en grondwater), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet in verband met het verminderen van het aantal leden van provinciale en gedeputeerde staten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet in verband met het verminderen van het aantal leden van provinciale en gedeputeerde staten.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2013, no.13.001392, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet in verband met het verminderen van het aantal leden van provinciale en gedeputeerde staten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot wijziging van de op 16 oktober 1990 te Paramaribo totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Paramaribo 24/27 april 2006, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot wijziging van de op 16 oktober 1990 te Paramaribo totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Paramaribo 24/27 april 2006, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2015, no.2015000856, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van richtlijn nr. 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van richtlijn nr. 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van percelen tot onteigening ten algemene nutte ten behoeve van de herinrichting Ouddorp-West.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van percelen tot onteigening ten algemene nutte ten behoeve van de herinrichting Ouddorp-West.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2005, no.04.000715, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende aanwijzing van percelen tot onteigening ten algemene nutte ten behoeve van de herinrichting Ouddorp-West.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Beuningen van 29 mei 2007 tot onteigening, als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Beuningen van 29 mei 2007 tot onteigening, als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij schrijven van 4 februari 2008, no.DJZ2008008867, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Beuningen van 29 mei 2007 tot onteigening, als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake het procesdossier tijdens het opsporingsonderzoek en betreffende de kennisneming en de verstrekking van afschriften van processtukken (Besluit processtukken in strafzaken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake het procesdossier tijdens het opsporingsonderzoek en betreffende de kennisneming en de verstrekking van afschriften van processtukken (Besluit processtukken in strafzaken), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2011, no.11.002284, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake het procesdossier tijdens het opsporingsonderzoek en betreffende de kennisneming en de verstrekking van afschriften van processtukken (Besluit processtukken in strafzaken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een onderlinge regeling met betrekking tot de overname door de Staat der Nederlanden van door het land Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten aangegane geldleningen (Besluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een onderlinge regeling met betrekking tot de overname door de Staat der Nederlanden van door het land Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten aangegane geldleningen (Besluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2010, no.10.001613, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een onderlinge regeling met betrekking tot de overname door de Staat der Nederlanden van door het land Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten aangegane geldleningen (Besluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie CO 2 -emissies glastuinbouw 2015-2020), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie CO 2 -emissies glastuinbouw 2015-2020), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 september 2013, no.13.001988, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie CO 2 -emissies glastuinbouw 2015-2020), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met het regelen van de positie van de militaire bloedvoorziening en het wijzigen van procedurele eisen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met het regelen van de positie van de militaire bloedvoorziening en het wijzigen van procedurele eisen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2014, no.2014000853, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met het regelen van de positie van de militaire bloedvoorziening en het wijzigen van procedurele eisen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 7, eerste lid, tweede volzin, van de Tabakswet (Besluit tabaksverkoop in justitiële inrichtingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 7, eerste lid, tweede volzin, van de Tabakswet (Besluit tabaksverkoop in justitiële inrichtingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de leerlingenzorg in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de leerlingenzorg in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2011, no.11.001699, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de leerlingenzorg in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met wijziging van de heffingen voor de luchthaven Schiphol.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met wijziging van de heffingen voor de luchthaven Schiphol.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2003, no.03.002386, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Luchtvaartwet in verband met wijziging van de heffingen voor de luchthaven Schiphol. Het wetsvoorstel wijzigt de regeling van de heffing voor de burgerluchtvaart in artikel 77 van de Luchtvaartwet. De tarieven en de looptijd van de bestaande geluidsheffing worden aangepast. Daarbij wordt voor Schiphol het tarief verhoogd in verband met de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de Aanwijzing luchtvaarterrein Schiphol en het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol. De systematiek van de geluidsheffing wordt niet gewijzigd. Tevens wordt voor Schiphol een nieuwe heffing ingevoerd ter financiering van niet-geluidgerelateerde kosten, zoals aankopen in de sloopzones. Het wetsvoorstel geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van opmerkingen over de opzet van de voorgestelde heffingsregeling en de verenigbaarheid van de hoogte van de heffingen met artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag. 1. Verhouding tot artikel 104 van de Grondwet In de aanbiedingsbrief wordt de bijzondere aandacht van de Raad gevraagd voor de vraag hoe het voorstel van wet zich verhoudt tot artikel 104 van de Grondwet (GW) op het punt van delegatie van belastingwetgeving. Ingevolge dit grondwetsartikel worden belastingen van het Rijk geheven uit kracht van een wet en worden andere heffingen van het Rijk bij de wet geregeld. De in het wetsvoorstel gewijzigde en ingevoerde heffingen kunnen worden aangemerkt als "andere heffingen". Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 104 GW(zie noot 1) moet worden afgeleid dat de wetgever ook bij "andere heffingen" grote terughoudendheid dient te betrachten in het gebruik van de mogelijkheid tot delegatie. Die terughoudendheid brengt mee dat in ieder geval de essentialia van de heffing (de kring van de heffingsplichtigen, het belastbare feit en de tariefstructuur) in voldoende mate in de wet zelf moeten zijn geregeld. In dit wetsvoorstel zijn heffingsplichtigen (nog steeds) de luchtvaartmaatschappijen die van een Nederlands luchtvaartterrein gebruikmaken, terwijl het belastbare feit is het landen en opstijgen van een luchtvaartuig. Het tarief van de geluidsheffing is gekoppeld aan de geluidsproductie van het vliegtuig, te berekenen volgens formules die in de wet zijn opgenomen. Voor Schiphol wordt onderscheid gemaakt tussen de financiering van geluidgerelateerde kosten en die van niet-geluidgerelateerde kosten. Voor de eerste categorie vormt de geluidsproductie van het vliegtuig de grondslag voor de heffing en voor de tweede categorie de maximale toegelaten startmassa van het luchtvaartuig. Daarmee zijn naar de mening van de Raad de hiervoor bedoelde essentialia in de formele wet zelf vastgelegd zodat aan de grondwettelijke voorwaarde is voldaan. 2. Twee heffingen voor Schiphol a. Met de introductie van de twee afzonderlijke heffingen alleen voor Schiphol wordt het tot dusver voor alle luchthavens geldende uniforme stelsel doorbroken. Uit een oogpunt van consistentie verdient het naar de mening van de Raad aanbeveling om het duale stelsel ook voor andere luchthavens in te voeren voorzover althans daar sprake is van niet-geluidgerelateerde kosten. In elk geval ware in de memorie van toelichting aan dit onderwerp aandacht te besteden. b. In het wetsvoorstel worden tot de niet-geluidgerelateerde kosten ook gerekend de kosten die voortvloeien uit de uitspraken van het Schadeschap Luchthaven Schiphol die betrekking hebben op luchtvaartzaken. Dat valt niet zonder meer te begrijpen, gelet op het verband tussen geluidsbelasting en verzoeken om schadevergoeding. Het wetsvoorstel mist op dit punt een dragende motivering. De Raad adviseert daarin te voorzien, dan wel het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. 3. Steunmaatregel De kosten voor de uitvoering van het tweede isolatieprogramma (nodig als gevolg van de Aanwijzing luchtvaartterrein Schiphol) zijn blijkens de memorie van toelichting voor een bedrag van 118 miljoen euro kosteloos door het Rijk voorgefinancierd. Dat betekent dat de heffingen voor luchtvaartmaatschappijen als gevolg van het hieruit voortvloeiende rentevoordeel lager zullen uitvallen dan zonder die faciliteit het geval zou zijn. De Raad wijst erop dat indien dit rentevoordeel via de heffingen voor een belangrijk deel ten goede zou komen aan één of enkele luchtvaartmaatschappijen er sprake zou kunnen zijn van een steunmaatregel als bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag. De Raad beveelt aan in de memorie van toelichting op dit aspect in te gaan en aan te geven of, indien daarvan sprake is, deze vorm van steunverlening aan de Europese Commissie is gemeld. 4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, tot uitvoering van richtlijn nr.2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft (PbEU L 68), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, tot uitvoering van richtlijn nr.2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft (PbEU L 68), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 mei 2009, no.09.001227, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, tot uitvoering van richtlijn nr.2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft (PbEU L 68), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2011, no.11.002536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201 vanaf de aansluiting op de Legmeerdijk tot en met de aansluiting op de Middenweg van de Bovenkerkerpolder-Amsterdamseweg voor de perceelontsluitingen aan de Legmeerdijk en Zijdelweg, met bijkomende werken gelegen in de gemeente Amstelveen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201 vanaf de aansluiting op de Legmeerdijk tot en met de aansluiting op de Middenweg van de Bovenkerkerpolder-Amsterdamseweg voor de perceelontsluitingen aan de Legmeerdijk en Zijdelweg, met bijkomende werken gelegen in de gemeente Amstelveen.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 16 augustus 2006, no.RWSCD BJV 2006/9738, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201 vanaf de aansluiting op de Legmeerdijk tot en met de aansluiting op de Middenweg van de Bovenkerkerpolder-Amsterdamseweg voor de perceelontsluitingen aan de Legmeerdijk en Zijdelweg, met bijkomende werken gelegen in de gemeente Amstelveen. 1. De reclamant heeft in zijn zienswijze onder meer naar voren gebracht dat eerdere plannen die waren gericht op volledige onteigening van diens kwekerij zijn vervangen door andere plannen waarin in plaats van volledige verwerving wordt voorzien in de onteigening ten behoeve van een ontsluiting van een nabijgelegen pand. Uit de in het dossier opgenomen "Stand van zaken" van het gevoerde minnelijke overleg blijkt dat na enig voorbereidend telefonisch overleg met de vertegenwoordiger van reclamant op 23 februari 2006, kort voor de start van de administratieve onteigeningsprocedure op 9 maart 2006, een aanbiedingsbrief over de aankoop van grond voor de betrokken uitrit is verzonden. Verder blijkt daaruit dat die aanbieding op 14 maart 2006 met de reclamant en diens vertegenwoordiger is besproken en tijdens dat overleg door reclamant is afgewezen. De Raad van State maakt hieruit op dat de administratieve onteigeningsprocedure mogelijk is gestart op een moment waarop de verzoeker om onteigening nog niet kon concluderen dat in de onderhandelingen over het ten opzichte van de eerdere, door reclamant afgewezen voorstellen gewijzigde areaal benodigde grond niet binnen redelijke termijn tot overeenstemming zou kunnen worden gekomen. De Raad adviseert in het besluit nader uiteen te zetten op welke wijze is gebleken dat de verwerving van de benodigde grond niet binnen redelijke termijn mogelijk was. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 april 2014, no.2014000700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Spanje; Madrid, 10 juni 2008, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Spanje; Madrid, 10 juni 2008, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2008, no.08.002121, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Spanje; Madrid, 10 juni 2008, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Jersey inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Den Haag, 20 juni 2007 (Trb. 2007,....), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Jersey inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Den Haag, 20 juni 2007 (Trb. 2007,....), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2007, no.07.002442, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Jersey inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Den Haag, 20 juni 2007 (Trb. 2007,....), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Waterleidingbesluit in verband met de richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Waterleidingbesluit in verband met de richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2000, no.00.005324, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, tot wijziging van het Waterleidingbesluit in verband met de richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water. Het ontwerpbesluit bevat de uitwerking van de gewijzigde Waterleidingwet. Dit ter implementatie van richtlijn nr.98/83/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 330) (hierna: de richtlijn). In verband met de richtlijn wijzigt het ontwerpbesluit tevens het Besluit hygiëne, gezondheid en veiligheid kampeerterreinen. De belangrijkste wijzigingen van het Waterleidingbesluit betreffen de uitbreiding tot warm tapwater, huishoudwater, collectieve watervoorzieningen, collectieve leidingnetten en kwaliteitseisen. De Raad van State kan zich vinden in de strekking van het ontwerpbesluit, maar acht de navolgende punten van betekenis. 1. Ingevolge een aantal artikelen - bijvoorbeeld de artikelen 2, eerste lid, 4c, eerste lid, 4d, eerste lid en 6, tweede lid en zevende lid - wordt aan de minister dan wel de toezichthouder de bevoegdheid toegekend om ontheffing te verlenen en te bepalen dat nader genoemde eisen niet van toepassing zijn. Per saldo komen deze bevoegdheden erop neer dat wordt toegestaan af te wijken van de Waterleidingwet en/of het Waterleidingbesluit. Voorts heeft de minister op grond van artikel 24, derde lid, de bevoegdheid om nadere regels te stellen voor het informeren van consumenten over de kwaliteit van het leidingwater. De formeelwettelijke grondslag van deze bevoegdheden is niet evident. De in de aanhef genoemde artikelen (1, tweede lid, 4, tweede en derde lid, 15a, tweede en derde lid, 15c, 15d en 15e) van de Waterleidingwet lijken die grondslag niet op overtuigende wijze te bieden. De Raad adviseert in de nota van toelichting aan dit punt nader aandacht te besteden en zo nodig de betrokken bepalingen te heroverwegen. 2. Artikel 4, waarin eisen worden gesteld aan het te leveren leidingwater, geldt ook voor de eigenaar van de collectieve watervoorziening. Artikel 4 is gebaseerd op artikel 4, tweede lid, van de Waterleidingwet. Dat laatste artikel is - langs de weg van artikel 15a, derde lid, juncto artikel 15a, tweede lid, van deze wet - in artikel 2a van het ontwerpbesluit nu juist niet van toepassing verklaard voor bepaalde collectieve watervoorzieningen. Het gaat daarbij om collectieve watervoorzieningen die, gemeten over een jaar, gemiddeld minder dan 10 m3 leidingwater per dag leveren of waarvan minder dan 50 personen gebruik maken. Gelet op deze uitzondering ligt het in de rede voor deze categorie collectieve watervoorzieningen ook in artikel 4 van het ontwerpbesluit een uitzondering te maken. De Raad adviseert de bedoelde uitzondering in artikel 4 op te nemen. 3. Volgens de nota van toelichting, (bladzijde 6, eind van paragraaf 1.9) is het ontwerp niet genotificeerd omdat er sprake zou zijn van strikte implementatie. Op bladzijde 8 van de toelichting (paragraaf 2.3.) wordt evenwel meegedeeld dat voor een aantal parameters de eisen strenger zijn dan in de richtlijn. In de artikelsgewijze toelichting van onderdeel N, (bladzijde 20) wordt meegedeeld dat geanticipeerd wordt op Europese ontwikkelingen die zeker nog vier jaar op zich zullen laten wachten. Dat er slechts van strikte implementatie sprake is acht de Raad, gezien deze citaten, niet goed vol te houden. De Raad adviseert de noodzaak van notificatie in dat licht nog eens te bezien. 4. In de nota van toelichting ontbreekt een toelichting op het niet onbelangrijke artikel 6a. De Raad adviseert alsnog in dit hiaat te voorzien. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Spoorwegwet in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, PbEG L 189 (geluidsbelastingkaarten en actieplannen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Spoorwegwet in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, PbEG L 189 (geluidsbelastingkaarten en actieplannen).Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2003, no.03.000968, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Spoorwegwet in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, PbEG L 189 (geluidsbelastingkaarten en actieplannen). Het wetsvoorstel strekt tot omzetting van richtlijn nr.2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, PbEG L 189(zie noot 1) in de Wet geluidhinder (WGH), de Wet luchtvaart (WLV) en de Spoorwegwet. Kernpunt is het scheppen van de verplichting tot het vaststellen van geluidsbelastingkaarten en van actieplannen. De Raad van State maakt opmerkingen over het rechtskarakter van actieplannen en de mogelijkheden om tegen dergelijke plannen beroep in te stellen, over het rechtskarakter van de bevoegdheid van de minister om geluidskaarten vast te stellen als een provincie- of een gemeentebestuur daarmee in gebreke blijft en over de volledigheid van de omzetting. De Raad acht enige aanpassingen van het voorstel en de toelichting gewenst. 1 Beroep tegen actieplannen? De voorgestelde artikelen 122 WGH en 8.30d WLV bepalen dat de daar aangewezen autoriteiten periodiek actieplannen dienen vast te stellen, die een beschrijving bevatten van (a) het te voeren beleid om de geluidsbelasting ten gevolge van bepaalde wegen, spoorwegen en de luchthaven Schiphol terug te brengen en (b) de voorgenomen in de eerstkomende vijf jaren te nemen maatregelen om te voorkomen dat de geluidsbelasting bepaalde waarden overschrijdt (of om die overschrijding ongedaan te maken), alsmede (c) de te verwachten effecten van de onder b bedoelde maatregelen. De staatssecretaris heeft in zijn aanbiedingsbrief de bijzondere aandacht van de Raad gevraagd voor de vraag in hoeverre de actieplannen elementen kunnen bevatten die vatbaar zijn voor bezwaar en beroep, omdat zij zijn aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De memorie van toelichting zegt daarover:(zie noot 2) Het actieplan is op zichzelf geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het als zodanig niet op rechtsgevolg is gericht. Het bevat in principe alleen beleidsvoornemens en voorgenomen concrete maatregelen. Daarom staat tegen het actieplan als zodanig geen beroep open. Niettemin kunnen in het actieplan onderdelen voorkomen met het karakter van een concrete beslissing. Het is niet uitgesloten dat de rechter een dergelijk onderdeel van het plan als een besluit zal aanmerken. In dat geval kan tegen het desbetreffende onderdeel van het plan wel beroep worden ingesteld. Dit zal geen invloed hebben op de rechtsbescherming tegen latere besluiten ter uitwerking van het plan, aangezien deze een eigen status hebben. Zo kennen zij een eigen grondslag, waarbij het doorgaans om andere wetgeving gaat, en mogelijk ook een ander bevoegd gezag. Te denken valt onder meer aan bestemmingsplannen, bouwvergunningen en milieuvergunningen. In theorie kan dus in specifieke gevallen een dubbele rechtsbescherming ontstaan: eerst tegen een onderdeel van het actieplan en vervolgens tegen een daarop volgend besluit. De Raad merkt hierover het volgende op. De toelichting stelt terecht dat een actieplan slechts beschrijvingen bevat van voorgenomen beleid, en van voorgenomen maatregelen (en de te verwachten effecten daarvan). Daarbij gaat het niet om besluiten, hooguit soms - om voorgenomen besluiten. In zoverre kan er geen sprake van zijn dat daartegen bezwaar zou kunnen worden gemaakt of beroep open zou staan ingevolge de Awb. Denkbaar is dat het voorgenomen beleid elementen bevat die zijn te omschrijven als beleidsregels, bijvoorbeeld omdat ze betrekking hebben op de afweging van belangen of de vaststelling van feiten bij het toekomstig gebruik van een bevoegdheid van de betrokken autoriteit. In zoverre zou het actieplan dan wel besluitkarakter hebben; maar dat leidt niet tot appellabiliteit, nu artikel 8:2 besluiten welke een beleidsregel inhouden uitsluit van de mogelijkheid van beroep. De memorie van toelichting veronderstelt dat in een actieplan soms onderdelen [kunnen] voorkomen met het karakter van een concrete beslissing. Het is niet uitgesloten dat de rechter een dergelijk onderdeel van het plan als een besluit zal aanmerken. De gedachte is kennelijk ontleend aan de concrete beleidsbeslissingen die volgens de Wet op de Ruimtelijk Ordening (WRO) kunnen voorkomen in ruimtelijke plannen als planologische kernbeslissingen (artikel 2a) en streekplannen (artikel 4a). Daar bepaalt de wet echter uitdrukkelijk dat die beslissingen een bepaald rechtsgevolg hebben, en dit laatste maakt ze tot (beroepbare) besluiten in de zin van de Awb. Bovendien bepaalt artikel 24 WRO dat de gebruikelijke rechtsbescherming tegen besluiten tot vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan en de goedkeuring daarvan niet openstaat voorzover de inhoud van het besluit voortvloeit uit een concrete beleidsbeslissing. In het thans voorliggende voorstel is van dat alles echter geen sprake; uit niets valt op te maken dat elementen van een actieplan op rechtsgevolg zouden (kunnen) zijn gericht(zie noot 3), wat nodig zou zijn om van een besluit in de zin van de Awb te kunnen spreken. Daarom meent de Raad dat de passage over concrete beslissingen kan worden geschrapt. 2 Relatie actieplannen met andere planfiguren Uit het slot van paragraaf 2.1 van het algemeen deel van de toelichting blijkt dat de regering zich ervan bewust is dat de in het onderhavige voorstel voorziene actieplannen een zekere relatie hebben met diverse bestaande milieubeleidsplannen en -programmas. Om diverse redenen wordt voorgesteld de plannen niet te integreren in die figuren; een belangrijke reden is dat samenvattingen van de actieplannen als zodanig gebundeld aan de Europese Commissie moeten worden aangeboden. De Raad merkt op dat dit laatste argument weinig overtuigend is: indien de actieplannen als afzonderlijk onderdeel worden opgenomen in bestaande planfiguren, worden de mededelingsverplichtingen jegens de Commissie niet bemoeilijkt. Wel is juist dat de actieplannen een soort tussenfiguur tussen milieubeleidsplannen en -programmas zijn en dat er procedurele problemen rijzen als men zou willen aanhaken bij sommige bestaande planfiguren. Dit neemt niet weg dat in de bestuurspraktijk de nodige relaties tussen het in de actieplannen voorziene optreden en de in andere plannen en programmas opgenomen voornemens en maatregelen zullen moeten worden gelegd. Daarbij valt in het bijzonder te denken aan diverse in de Wet milieubeheer genoemde planfiguren alsmede aan de saneringsmaatregelen (hoofdstuk V, afdeling 2, paragraaf 4) en andere geluidwerende maatregelen (hoofdstuk VIIIa) van de WGH. De Raad beveelt aan, daaraan in de memorie van toelichting aandacht te besteden en geeft in overweging het stelsel van de onderscheiden, in de verschillende milieuwetten geregelde planfiguren in meer algemene zin te bezien op mogelijkheden van verdere procedurele en inhoudelijke afstemming. 3 Taakverwaarlozingsregeling Het voorgestelde artikel 121 WGH bepaalt dat de minister op kosten van de betrokken provincie of gemeente een geluidsbelastingkaart kan vaststellen indien een provincie- of gemeentebestuur daarmee in gebreke blijft. In deze mogelijkheid is voorzien om te verzekeren dat de minister te allen tijde zal kunnen voldoen aan zijn verplichting tot informatie aan de Commissie, voortvloeiende uit artikel 10, tweede lid, van de Richtlijn omgevingslawaai. De artikelsgewijze toelichting merkt deze bevoegdheid aan als de bevoegdheid tot het uitoefenen van bestuursdwang, en concludeert dat afdeling 5.3 Awb er dus op van toepassing is. Dat acht de Raad een minder gelukkige benadering. Toegegeven kan worden dat de vaststelling van een geluidsbelastingkaart door de minister in plaats van door een nalatig provincie- of gemeentebestuur naar de letter kan worden gebracht onder de omschrijving die artikel 5:21 Awb geeft van bestuursdwang. Daar staat echter tegenover dat de bestuursdwangregeling niet is bedoeld voor de hier aan de orde zijnde taakverwaarlozingsregeling. Dat de ministeriële handeling in dit geval technisch gezien past onder de definitie van bestuursdwang is ook enigszins toevallig. Veelal gaat het er bij een taakverwaarlozingsregeling vooral om dat hoger gezag een besluit kan vaststellen dat lager gezag nagelaten heeft te nemen; dan past de definitie van artikel 5:21 Awb in het geheel niet. De regeling van het voorgestelde artikel moet naar het oordeel van de Raad dan ook worden gezien als een specialis van de algemene taakverwaarlozingsregeling van artikel 121 van de Provinciewet (PW) en artikel 124 van de Gemeentewet (Gemw).(zie noot 4) Hierover kan verder worden opgemerkt dat de regeling van artikel 121 WGH voorzover het taakverwaarlozing door gedeputeerde staten betreft, nauwelijks nodig is naast de bestaande regeling van artikel 121 PW: volstaan kan worden met die bepaling van overeenkomstige toepassing te verklaren. Ten aanzien van de gemeentebesturen zou dan, in het voetspoor daarvan, artikel 124 Gemw van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard, met dien verstande dat de minister in de plaats treedt van gedeputeerde staten. Een dergelijke benadering zou - in overeenstemming met de concordantiebepalingen artikel 113 PW en artikel 115 Gemw - leiden tot zo nauw mogelijke aansluiting bij de gewone taakverwaarlozingsregelingen van genoemde wetten, waarbij ook voorzien is in de overlegplicht van het tweede lid van genoemde artikelen. De Raad adviseert tot deze aanpassing. Hij wijst er nog op dat taakverwaarlozingsregelingen niet moeten worden gezien als bestuurlijke sancties, die een bestuursorgaan onder omstandigheden kan toepassen op een bestuurde, maar als een zelfstandige rechtsfiguur, die in de verhouding tussen verschillende bestuursorganen. Daarom adviseert de Raad, de verwijzing naar bestuursdwang in de memorie van toelichting te laten vervallen en de wettelijke regeling aan te passen zoals hiervoor omschreven. 4. Volledigheid van de omzetting Op enkele onderdelen vertoont de omzetting van de Richtlijn omgevingslawaai naar het oordeel van de Raad nog een lacune. a. Volgens artikel 8, vijfde lid, van de Richtlijn, moeten actieplannen onder meer worden herzien in geval van een belangrijke ontwikkeling die van invloed is op de geluidhindersituatie. Deze regel is niet overgenomen in het voorstel. Voor de actieplannen die betrekking hebben op wegen en spoorwegen bepaalt het voorgestelde artikel 122, vierde lid, WGH weliswaar dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud, vormgeving en inrichting van de actieplannen. Die formule is wel geschikt voor het opsommen van de onderwerpen die volgens bijlage V, artikel 1, bij de Richtlijn in elk geval in actieplannen moeten worden opgenomen en waaraan paragraaf 2.8 van de toelichting een beschouwing wijdt, ze kan niet dienen voor de in artikel 8, vijfde lid, van de Richtlijn voorziene aanpassingsverplichting. De Raad adviseert deze verplichting toe te voegen aan het voorgestelde artikel 122 WGH, evenals aan artikel 8.30d, tweede lid, WLV. b. De vereisten van artikel 1 van bijlage V bij de Richtlijn gelden niet alleen voor actieplannen met betrekking tot wegen en spoorwegen maar ook voor plannen met betrekking tot luchthavens. In het voorgestelde artikel 8.30d WLV ontbreekt echter een bepaling als artikel 122, vierde lid, WGH (nieuw), inhoudende dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels zullen worden gesteld omtrent de inhoud (alsmede de vormgeving en de inrichting) van het actieplan. De Raad adviseert tot aanvulling van het voorgestelde artikel 8.30d WLV. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (uitvoering richtlijn nr.2001/18), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (uitvoering richtlijn nr.2001/18), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten in verband met Europees verbod handel zeehondenproducten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten in verband met Europees verbod handel zeehondenproducten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2010, no.10.001591, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten in verband met Europees verbod handel zeehondenproducten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van de Mijnbouwwet (Mijnbouwbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van de Mijnbouwwet (Mijnbouwbesluit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (verdere aanpassing aan Europese richtlijnen inzake milieu-effectrapportage), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (verdere aanpassing aan Europese richtlijnen inzake milieu-effectrapportage), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels aangaande de registratie van elektronische adressen van derden en het elektronisch betekenen in geval van derdenbeslag, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels aangaande de registratie van elektronische adressen van derden en het elektronisch betekenen in geval van derdenbeslag, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2009, no.09.000580, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels aangaande de registratie van elektronische adressen van derden en het elektronisch betekenen in geval van derdenbeslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 11, 20, 22, 32, 34 en 89, van de Zorgverzekeringswet (Besluit zorgverzekering), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 11, 20, 22, 32, 34 en 89, van de Zorgverzekeringswet (Besluit zorgverzekering), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Tracéwet (tweede tranche), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Tracéwet (tweede tranche), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een grenswaarde voor de geluidsbelasting binnen en buiten de geluidszones rond luchtvaartterreinen in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede de vaststelling van ruimtelijke beperkingen binnen de geluidzones van deze luchtvaartterreinen (Besluit geluidsbelasting luchtvaartterreinen BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een grenswaarde voor de geluidsbelasting binnen en buiten de geluidszones rond luchtvaartterreinen in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede de vaststelling van ruimtelijke beperkingen binnen de geluidzones van deze luchtvaartterreinen (Besluit geluidsbelasting luchtvaartterreinen BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no.13.001544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een grenswaarde voor de geluidsbelasting binnen en buiten de geluidszones rond luchtvaartterreinen in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede de vaststelling van ruimtelijke beperkingen binnen de geluidzones van deze luchtvaartterreinen (Besluit geluidsbelasting luchtvaartterreinen BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met bijlagen; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb. 2006, 83), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met bijlagen; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb. 2006, 83), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2006, no.06.002690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met bijlagen; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb. 2006, 83), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Grenada inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; St. George's, 18 februari 2010 (Trb. 2010, 97), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Grenada inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; St. George's, 18 februari 2010 (Trb. 2010, 97), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2010, no.10.001188, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Grenada inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; St. George's, 18 februari 2010 (Trb. 2010, 97), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2018 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget en verlaging van het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2018 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget en verlaging van het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001667, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2018 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget en verlaging van het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake competentie beroep verstrekking donorgegevens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake competentie beroep verstrekking donorgegevens.Bij brief van 21 februari 2003, kenmerk 5209420/03/6, heeft u afdeling I van de Raad van State om voorlichting verzocht over de vraag of er aanleiding kan zijn, beroep tegen besluiten van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting ingevolge de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting op de familierechter open te stellen in plaats van op de administratieve rechter. De afdeling komt tot de conclusie dat de achtergrond van de vraag - een prominenter plaats verzekeren voor het belang van het kind - geen verband houdt met de bij motie gesuggereerde competentiewijziging, en dus geen reden kan zijn om tot een dergelijke wijziging over te gaan; ook overigens ziet de afdeling geen aanleiding om af te wijken van het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 1. Aanleiding Tijdens de behandeling van de ontwerp-Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (hierna: de Wet) in de Eerste Kamer der Staten-Generaal is een motie-Timmerman-Buck ingediend, waarin de regering werd verzocht met een wetsvoorstel te komen waarin wordt bepaald dat besluiten van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (hierna: de Stichting) over verstrekking van gegevens van de donor aan de in artikel 3 van de Wet genoemde personen niet beroepbaar zullen zijn bij de bestuursrechter maar bij de familierechter. Daarmee werd beoogd te bereiken, zo blijkt uit de tweede overweging van de motie, dat de Wet zo moet worden begrepen dat bij beslissingen over het al of niet verschaffen van persoonsidentificerende gegevens in beginsel aan het belang van het kind doorslaggevend gewicht moet worden toegekend. Tevens gaat de motie er blijkens de derde overweging van uit dat de beoordeling van rechten en belangen van kinderen alsmede van mogelijk gerechtvaardigde inbreuken daarop bij uitstek het terrein van de familierechter vormt; de rechtseenheid zou daarom gediend zijn met het openstellen van beroep bij de familierechter.(zie noot 1) U heeft de afdeling verzocht in deze kwestie van voorlichting te dienen. Dat verzoek ging vergezeld van een aantal argumenten contra de mogelijke overdracht van competentie van de administratieve rechter naar de familierechter. 2. Beroepbare besluiten De afdeling wijst er om te beginnen op dat de Wet - inmiddels geplaatst in Staatsblad 2002, 240 - voorziet in de volgende categorieën beslissingen van de Stichting die moeten worden aangemerkt als besluiten, vatbaar voor bezwaar en beroep ingevolge de Awb; daarbij gaat het steeds om beslissingen ingevolge artikel 3 van de Wet. Beslissingen inzake het verstrekken van donorgegevens: a. aan de huisarts van het verwekte kind (alleen medische gegevens; artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a); b. aan een (vermoedelijk) verwekt kind of zijn ouders (niet-persoonsidentificerende gegevens; artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b en c); c. aan een (vermoedelijk) verwekt kind van minstens 16 jaar oud (persoonsidentificerende gegevens; artikel 2, tweede en derde lid). De beslissingen van het type a en b zijn geheel gebonden. Weliswaar wordt de donor in de gelegenheid gesteld bezwaar te maken tegen een voorgenomen gegevensverstrekking, maar het valt niet te verwachten dat deze beslissingen tot veel problemen en dus tot veel beroepszaken aanleiding zullen geven. Te bedenken valt dat het hier alleen om niet-persoonsidentificerende gegevens gaat. In elk geval zullen het geen "lastige" beroepszaken zijn. Bij de beslissingen van het type c kunnen zich verschillende casusposities voordoen. Verstrekking van de gevraagde - persoonsidentificerende - gegevens zal probleemloos plaatsvinden indien daarvoor de instemming is verkregen van de donor zelf (artikel 3, tweede lid) of van zijn nagelaten partner of in het derde lid bedoelde bloedverwant in de eerste of tweede graad (derde lid). Wordt de instemming echter geweigerd, dan kan de Stichting niettemin tot verstrekking overgaan; volgens het slot van het tweede lid laat de Stichting verstrekking van de gevraagde gegevens dan alleen achterwege "indien, in aanmerking genomen de gevolgen die niet-verstrekking voor de verzoeker zou kunnen hebben, zwaarwegende belangen van de donor meebrengen dat verstrekking niet behoort plaats te hebben". Over de verstrekking of niet-verstrekking van persoonsidentificerende gegevens na weigering van instemming zullen licht geschillen kunnen ontstaan. Bij wel-verstrekking zullen de donor of zijn in artikel 3 bedoelde "nabestaanden" aanlegger van het bezwaar of beroep zijn, bij niet-verstrekking zal dat het kind (de verzoeker) zijn. 3. Het gewicht van de verschillende belangen Uit de motie-Timmerman-Buck spreekt allereerst de wens, te verzekeren dat bij het beslissen over de al of niet verschaffing van persoonsidentificerende gegevens in beginsel aan het belang van het kind doorslaggevend gewicht zal worden toegekend. De afdeling wijst erop dat de vraag hoe de verschillende belangen moeten worden gewogen niet kan afhangen van de aanwijzing van de ene of de andere rechter, maar wordt bepaald door de regels die de wet geeft voor de belangenafweging. De Stichting zal verzoeken moeten beoordelen aan de hand van het criterium dat artikel 3, tweede lid, van de Wet geeft, en de rechter - om het even welke, de familierechter of de administratieve rechter - zal de beslissing van de Stichting dááraan moeten toetsen. Aan de wens tot aanscherping van het beoordelingskader zou derhalve alleen kunnen worden tegemoetgekomen door aanpassing van de afwegingsnorm van artikel 3, tweede lid, van de Wet; een dergelijke wens kan niet leiden tot de aanwijzing van een andere rechter dan de administratieve rechter. Dit zo zijnde, is de grondslag aan de gestelde vraag eigenlijk komen te ontvallen. Volledigheidshalve zal de afdeling echter hierna nagaan of er wellicht andere redenen zijn om de voorkeur te kunnen geven aan het bevoegd verklaren van de familierechter in plaats van de administratieve rechter. 4. Familierechter of administratieve rechter? Wel zou een denkbare grond voor de aanwijzing van de familierechter in plaats van de administratieve rechter kunnen zijn gelegen in de eventuele omstandigheid dat de belangenafweging die aan de rechter ter toetsing wordt voorgelegd, beter past bij de gewone werkzaamheden van de familierechter dan die van de bestuursrechter. In dit verband is het van belang, eraan te herinneren dat de achtergrond van de introductie van de Wet werd gevormd door het verlangen, een evenwicht te bereiken tussen verschillende belangen: a. het belang van het "kid-kind" om te weten wie de biologische vader is; b. het belang van de donor bij het bewaren van zijn anonimiteit; c. het algemene belang dat er voldoende (in beginsel anonieme) zaaddonors beschikbaar blijven; d. dat het ontstaan van "kid-toerisme" en van een "zwart-zaadcircuit" wordt voorkomen.(zie noot 2) Zou het bij geschillen over het al of niet verstrekken van persoonsidentificerende gegevens alleen gaan om de onder a en b genoemde belangen, dan zou het op zichzelf begrijpelijk zijn dat de gedachte opkomt, de familierechter bevoegd te verklaren: die is bij uitstek gewoon belangen van kinderen en van ouders tegen elkaar af te wegen. In casu zijn er echter meer belangen in het geding, waaronder het algemeen belang. De afweging daarvan is toevertrouwd aan een zelfstandig bestuursorgaan, de Stichting. Er valt niet in te zien waarom de vraag of de Stichting, na afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid tot haar besluit tot al of niet verstrekking heeft kunnen komen, niet door de administratieve rechter zou kunnen worden getoetst. Overigens is de familierechter gewoon om zélf beslissingen te nemen in de relatie ouders/kinderen, niet om besluiten van andere instanties te toetsen. De afdeling concludeert dat er geen reden is om in dit geval af te wijken van het gewone stelsel van de Awb, waarin tegen besluiten van bestuursorganen - na een bezwaarschriftprocedure - beroep bij de administratieve rechter openstaat. Tegen openbaarmaking van dit advies bestaat bij de Raad van State geen bezwaar.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen en het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen in verband met de versnelde uitfasering van enkelwandige olietankschepen en invoering van een scheepsnoodplan voor verontreiniging door schadelijke vloeistoffen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen en het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen in verband met de versnelde uitfasering van enkelwandige olietankschepen en invoering van een scheepsnoodplan voor verontreiniging door schadelijke vloeistoffen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2003, no.03.004394, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen en het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen in verband met de versnelde uitfasering van enkelwandige olietankschepen en invoering van een scheepsnoodplan voor verontreiniging door schadelijke vloeistoffen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit wijzigt het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (hierna: Bvo) en het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (hierna: Bvv). Deze wijzigingen zijn ingegeven door twee resoluties(zie noot 1) van de Mariene Milieucommissie (MEPC) van de Internationale Maritieme Organisatie en door een Europese verordening.(zie noot 2) Deze internationale bepalingen zijn totstandgekomen na enkele rampen met olietankers en hebben als doel een snelle uitfasering van enkelwandige olietankschepen om zodoende verontreiniging van de zee te voorkomen. De Raad van State maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot het scheepsnoodplan en de late implementatie en is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Scheepsnoodplan Het MARPOL-verdrag(zie noot 3) geeft in de voorschriften 16 en 26 een duidelijke terminologie ten aanzien van de verschillende scheepsnoodplannen. De terminologie in het Bvo en het Bvv echter is niet consequent en sluit niet aan bij het verdrag. Artikel 14a Bvv betreft het scheepsnoodplan voor milieuverontreiniging door schadelijke vloeistoffen. Het voorschrift 16 evenwel spreekt over het scheepsnoodplan voor verontreiniging van de zee door schadelijke vloeistoffen. Daarbij komt nog dat in het ontwerpbesluit de begrippen milieuverontreiniging en verontreiniging in het kader van de scheepsnoodplannen door elkaar worden gebruikt.(zie noot 4) Tot slot wordt een gecombineerd scheepsnoodplan in het Bvo en het Bvv een scheepsnoodplan voor milieuverontreiniging genoemd. Dit in tegenstelling tot het MARPOL-verdrag, dat een gecombineerd noodplan aanduidt als een scheepsnoodplan voor verontreiniging van de zee. De Raad adviseert de terminologie in het Bvo en Bvv te laten aansluiten bij het MARPOL-verdrag en deze consequent te gebruiken. 2. Late implementatie a. In artikel III is voorzien in een uitgestelde inwerkingtreding van de verplichting een goedgekeurd scheepsnoodplan voor milieuverontreiniging door schadelijke vloeistoffen aan boord te hebben. De toelichting noemt als reden dat er redelijkerwijs ongeveer drie maanden nodig zijn om het nieuwe scheepsnoodplan voor milieuverontreiniging door schadelijke vloeistoffen of het gecombineerde scheepsnoodplan op te stellen en de procedure voor goedkeuring daarvan te doorlopen.(zie noot 5) Het nieuwe scheepsnoodplan is geïntroduceerd bij resolutie MEPC.78(43), die op 1 januari 2001 inwerking is getreden. Deze resolutie geeft ook de mogelijkheid om scheepsnoodplannen te combineren. Gelet op de ruime overschrijding van de implementatietermijn, het feit dat de meeste schepen al zijn voorzien van een nieuw scheepsnoodplan, omdat ze anders op problemen in buitenlandse havens stuiten, en een gecombineerd plan niet noodzakelijk is, is de keuze voor een overgangstermijn niet begrijpelijk. De Raad adviseert de overgangstermijn te laten vervallen. b. De verordening is op bepaalde onderdelen ruimer dan de resoluties van de MEPC. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de verordening mogen bepaalde categorieën olietankschepen, ongeacht de vlag waaronder ze varen, havens of off-shore terminals die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat van de Europese Unie vallen, niet binnenvaren.(zie noot 6) Omdat er geen wettelijke grondslag is voor de handhaving van dit binnenvaarverbod kan het ontwerpbesluit hierin niet voorzien. Daarom is een wetswijziging in voorbereiding.(zie noot 7) Hieruit blijkt dat niet tijdig is onderzocht welke consequenties de verordening voor Nederland heeft. De verordening is op 1 september 2002 in werking getreden. Lidstaten hebben de plicht om alles te doen en na te laten wat voor de volledige en werkelijke toepassing van de verordening in de nationale rechtsorde noodzakelijk is (artikel 10 juncto artikel 249 van het EG-Verdrag). Het creëren van noodzakelijke uitvoerings- en handhavingsinstrumenten behoort daartoe. Gelet op het vorenstaande adviseert de Raad in de toelichting uiteen te zetten hoe deze problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen en tevens aan te geven welke gevolgen het niet handhaven van het binnenvaarverbod heeft of zal hebben. c. Inmiddels heeft er een wijziging van de verordening plaatsgevonden, die op 21 oktober 2003 in werking is getreden.(zie noot 8) Deze wijziging is totstandgekomen na de ramp met het olietankschip de Prestige en bevat strengere maatregelen dan het MARPOL-Verdag. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen van deze nieuwe ontwikkeling. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Bankwet 1998 en de Wet op het financieel toezicht in verband met het versterken van de governance bij de toezichthouders op de financiële markten (Wet versterking governance van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Bankwet 1998 en de Wet op het financieel toezicht in verband met het versterken van de governance bij de toezichthouders op de financiële markten (Wet versterking governance van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2011, no.11.000452, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Bankwet 1998 en de Wet op het financieel toezicht in verband met het versterken van de governance bij de toezichthouders op de financiële markten (Wet versterking governance van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het vergroten van de transparantie van het toezicht op financiële markten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het vergroten van de transparantie van het toezicht op financiële markten.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2017, no.2016002322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het vergroten van de transparantie van het toezicht op financiële markten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid van het Grotestedenbeleid (Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor de brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid van het Grotestedenbeleid (Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke bezoldigingsmaximum van 130% naar 100% van de bezoldiging van een minister (Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke bezoldigingsmaximum van 130% naar 100% van de bezoldiging van een minister (Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2014, no.2014000519, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke bezoldigingsmaximum van 130% naar 100% van de bezoldiging van een minister (Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het verkorten van de inschrijftermijn voor niet toegelaten vreemdelingen onder voorwaarden en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het verkorten van de inschrijftermijn voor niet toegelaten vreemdelingen onder voorwaarden en enige andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2017, no.2017000936, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het verkorten van de inschrijftermijn voor niet toegelaten vreemdelingen onder voorwaarden en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede het aanbrengen van enkele verbeteringen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede het aanbrengen van enkele verbeteringen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2014, no.2014000311, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede het aanbrengen van enkele verbeteringen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de aanwezigheid van een hiv-besmetting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de aanwezigheid van een hiv-besmetting.Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2003, no.03.000046, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de aanwezigheid van een hiv-besmetting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Paspoortwet onder andere in verband met de toepassing van biometrie in reisdocumenten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Paspoortwet onder andere in verband met de toepassing van biometrie in reisdocumenten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2014, no.2014000548, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2012, no.12.000965, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 juli 2006, no.06.002695, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Ministers van Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van Richtlijn nr. 2004/113/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (hierna: de richtlijn) in de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb). Het omvat het opnemen van het verbod van seksuele intimidatie in artikel 1a Awgb en het opnemen in artikel 8a Awgb van een bepaling ter bescherming van degene die intimidatie dan wel seksuele intimidatie afwijst of lijdzaam ondergaat. Het wetsvoorstel strekt er niet toe dat de Awgb zo wordt gewijzigd dat de daarin gehanteerde terminologie volledig aansluit bij de terminologie van de richtlijn. De Raad van State maakt naar aanleiding daarvan een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. Onvolkomen aansluiting bij de richtlijnterminologie In de eerdere advisering over implementatie van de zogenaamde anti-rassendiscriminatierichtlijn(zie noot 1) en de kaderrichtlijn(zie noot 2) heeft de Raad erop aangedrongen daarbij niet voort te gaan met een eigen terminologie, maar aan te sluiten bij de richtlijnterminologie.(zie noot 3) Het ging daarbij in het bijzonder om het voortzetten van het gebruik van "onderscheid" in plaats van het in de richtlijnterminologie gebruikte begrip "discriminatie". Het advies van de Raad van 7 augustus 2006 inzake het voorstel Integratiewet Awgb (no.W04.06.0160/1)(zie noot 4) past in de lijn van deze eerdere advisering. In dat advies is de Raad, onder verwijzing naar de eerdere advisering, onder meer ingegaan op het blijven voortbestaan in de Awgb van het begrip "onderscheid". Deze en ook de andere in dat advies geconstateerde discrepanties ten opzichte van de richtlijnterminologie komen in overwegende mate overeen met discrepanties die er zijn tussen de in de richtlijn gebezigde terminologie en die van de Awgb, zoals deze zou komen te luiden na de in het nu voorliggende voorstel voorgenomen wijziging. Daarnaast leidt het voorstel ook op enkele andere punten niet tot een implementatie van de richtlijn die in overeenstemming is met de daarin gebezigde terminologie. De Raad handhaaft zijn oordeel dat op dit terrein gelijkheid van terminologie van groot belang is. In dat verband heeft hij er ook al eerder op gewezen dat, gelet op de rol van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bij de uitleg van deze terminologie, afwijking van de terminologie van de richtlijn risicovol is te achten.(zie noot 5) Daarbij komt dat het in geval van eventuele toekomstige Europese richtlijnen op dit terrein voor Nederland steeds moeilijker zal worden om met een eigen afwijkende terminologie goed te blijven aansluiten bij de Europese regelgeving. Voorzover van de terminologie van de richtlijn wordt afgeweken om daarmee een betere rechtsbescherming te kunnen bieden aan degenen die de richtlijn beoogt te beschermen, blijkt uit geen van de gevallen waarin van de richtlijn wordt afgeweken op ondubbelzinnige wijze dat hiervan ook daadwerkelijk sprake is. Het is bovendien niet zonder meer noodzakelijk om met het oog daarop af te wijken van de richtlijnterminologie. De richtlijn stelt minimumvereisten vast. Zolang aan de minimumvereisten van implementatie van de richtlijn wordt voldaan, blijft er bij deze implementatie ruimte voor het stellen van aanvullende gunstiger bepalingen. Derhalve meent de Raad, mede gezien zijn advies van 7 augustus 2006 (no.W04.06.0160/1) en zijn eerdere advisering inzake de implementatie van gelijke behandelingrichtlijnen, dat de door de regering bij herhaling gevolgde aanpak niet doelmatig is, en dat het niet wenselijk is dat ten aanzien van de navolgende punten wordt afgeweken van de terminologie van de richtlijn. Hij adviseert gelet op het vorenstaande het voorstel ten aanzien van deze punten te wijzigen, zodat nauwkeuriger wordt aangesloten bij de richtlijn. 2. Artikel 1 a. Het voorstel behelst geen wijziging van de in artikel 1 Awgb neergelegde definities van direct en indirect onderscheid. De Raad adviseert het voorstel zo aan te passen, dat daar waar in de Awgb de term "onderscheid" staat, dit alsnog wordt vervangen door "discriminatie". b. Het voorstel strekt niet tot het invoegen in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, Awgb van de daarin ten opzichte van de richtlijn ontbrekende terminologie "ongunstiger wordt of zou worden behandeld". In afwijking van artikel 2, aanhef en onder a, van de richtlijn staan, in plaats van deze terminologie, de gronden opgesomd die "direct onderscheid" genereren. De Raad adviseert de terminologie "ongunstiger wordt of zou worden behandeld" alsnog in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, Awgb op te nemen en de terminologie van deze bepaling daarop af te stemmen. c. Artikel 1, aanhef en onder c, Awgb wijkt, afgezien van het daarin opgenomen begrip "onderscheid", ook overigens af van de in artikel 2, aanhef en onder b, van de richtlijn opgenomen definitie van indirecte discriminatie. Het onderhavige voorstel behelst geen wijzing van artikel 1, aanhef en onder c, Awgb. Deze bepaling bevat de definitie van het begrip "indirect onderscheid". De regering heeft er voor gekozen om deze definitie te wijzigen langs de weg van het voorstel voor de Integratiewet Awgb, waardoor voor het gehele "gelijkebehandelingsveld", dat nu nog over verschillende wettelijke regelingen is verdeeld, één definitie wordt gehanteerd, aldus de toelichting op het onderhavige voorstel.(zie noot 6) Zoals daarin wordt verondersteld, zal deze wijziging de definitie beter doen aansluiten bij de terminologie van artikel 2, aanhef en onder b, van de richtlijn. Anders dan de huidige tekst van artikel 1, aanhef en onder c, Awgb, zijn in de in het voorstel Integratiewet Awgb opgenomen definitie van het begrip indirect onderscheid wel, overeenkomstig artikel 2, onder b, van de richtlijn, de woorden "een ogenschijnlijk neutrale bepaling" opgenomen. In de toelichting op het onderhavige voorstel wordt geen overtuigende argumentatie gegeven waarom het wenselijk is om de méér richtlijnconforme definitie van "indirecte discriminatie" niet op te nemen in dit voorstel, maar dat te doen in het voorstel voor de Integratiewet Awgb. Zoals de Raad in het advies van 7 augustus 2006 (no.W04.06.0160/I) heeft opgemerkt, wordt met het desbetreffende voorstel een louter technische integratie van de wetgeving op het terrein van de gelijke behandeling beoogd. De Raad heeft bovendien in dat advies tegen, onder meer, de achtergrond van de nieuwe wetgeving die de richtlijn vereist, tot uitdrukking gebracht dat de voorgenomen "technische" integratie hem ondoelmatig voorkomt. De Raad acht het mede in dit licht bezien meer aangewezen om de onderhavige implementatie van de richtlijn te gebruiken om de Awgb beter te doen aansluiten bij de in de richtlijn gehanteerde definitie van "indirecte discriminatie". Hierbij tekent de Raad overigens wel aan dat, zoals in het eerdergenoemde advies van 7 augustus 2006 naar voren is gebracht, ook het opnemen in de Awgb van de definitie uit het voorgestelde artikel 1, aanhef en onder c, van het wetvoorstel Integratiewet Awgb, nog niet in een volkomen implementatie van artikel 2, aanhef en onder b, van de richtlijn resulteert. In voormeld advies heeft de Raad ten aanzien van deze definitie erop gewezen dat daarin, in afwijking van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de anti-rassendiscriminatierichtlijn(zie noot 7) en artikel 2, tweede lid, onder b, van de kaderrichtlijn(zie noot 8), niet de woorden "bijzonder benadeelt" worden gebruikt, maar "in het bijzonder personen treft". Ook in artikel 2, aanhef en onder b, van de richtlijn zijn de woorden "bijzonder benadeelt" opgenomen, in plaats van "in het bijzonder personen treft". De Raad adviseert, met inachtneming van hetgeen over de definitie van het begrip "indirecte discriminatie" in het advies van 7 augustus 2006 is overwogen, het nu voorliggende voorstel te gebruiken om te voorzien in een implementatie in de Awgb van artikel 2, aanhef en onder b, van de richtlijn die meer nauwkeurig aansluit bij de in deze richtlijn gebezigde terminologie. 3. Artikel 1a Het voorstel strekt er niet toe dat het tweede en derde lid van artikel 1a Awgb aansluiten bij respectievelijk de onderdelen c en d van artikel 2 van de richtlijn voorzover daarin de term "ongewenst" is opgenomen. De Raad adviseert deze term overeenkomstig de richtlijn alsnog in het tweede en het derde lid van artikel 1a Awgb op te nemen. 4. Artikel 2 Het voorstel strekt niet tot wijziging van artikel 2, derde lid, Awgb voorzover daarin, in afwijking van artikel 6 van de richtlijn, een evenredigheidsvereiste is opgenomen. De Raad adviseert ook in zoverre de Awgb nauwkeuriger te doen aansluiten bij de richtlijn. 5. Artikel 8a Het voorstel houdt een implementatie in van de tweede zinsnede van artikel 4, derde lid, van de richtlijn in het voorgestelde artikel 8a, tweede lid, Awgb die ten dele niet in overeenstemming is met artikel 4, derde lid, van de richtlijn. Voorzover hier van belang, staat in artikel 4, derde lid, van de richtlijn: "Het feit dat een persoon zulk gedrag afwijst of lijdzaam ondergaat, mag niet ten grondslag liggen aan een beslissing die die persoon treft." Het voorstel strekt tot implementatie daarvan in het voorgestelde artikel 8a, tweede lid, Awgb. Anders dan in artikel 4, derde lid, van de richtlijn, is in dat artikel echter de term "benadelen" opgenomen. In de toelichting op het voorstel wordt hierop niet ingegaan. De Raad wijst erop dat het gebruik van de term "benadelen" in plaats van de woorden "een beslissing die een persoon treft", een inperking betekent van de categorie van gedragingen die onder de werking van deze verbodsbepaling vallen. Het gebruik van de term "benadelen" in het voorgestelde artikel 8a, tweede lid, Awgb doet derhalve een bepaling ontstaan die minder bescherming biedt tegen "victimisatie" dan die welke de richtlijn beoogt. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 8a, tweede lid, Awgb nauwkeuriger te doen aansluiten bij de terminologie van de richtlijn en daarbij niet het woord "benadelen" te gebruiken. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet).Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2016, no.2016001815, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten in het kader van de wet wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten (Stb. ), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten in het kader van de wet wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten (Stb. ), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met enige knelpunten in verband met de verlenging van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid, het toestaan dat kennismigranten, houders van een Europese blauwe kaart, wetenschappelijk personeel en studenten naast hun hoofdbezigheden ook als zelfstandige mogen werken, en een nieuwe Regeling internationaal handelsverkeer naar aanleiding van de evaluatie van de Pilot Kennisindustrie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met enige knelpunten in verband met de verlenging van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid, het toestaan dat kennismigranten, houders van een Europese blauwe kaart, wetenschappelijk personeel en studenten naast hun hoofdbezigheden ook als zelfstandige mogen werken, en een nieuwe Regeling internationaal handelsverkeer naar aanleiding van de evaluatie van de Pilot Kennisindustrie.Bij Kabinetsmissive van 23 januari 2017, no.2017000061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met enige knelpunten in verband met de verlenging van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid, het toestaan dat kennismigranten, houders van een Europese blauwe kaart, wetenschappelijk personeel en studenten naast hun hoofdbezigheden ook als zelfstandige mogen werken, en een nieuwe Regeling internationaal handelsverkeer naar aanleiding van de evaluatie van de Pilot Kennisindustrie, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2014, no.2014001373, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2016, no.2016001754, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot intrekking van diverse wetten en een besluit op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot intrekking van diverse wetten en een besluit op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2008, no.08.002028, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de wijziging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners in geval van vervolgaanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning van vreemdelingen (Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de wijziging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners in geval van vervolgaanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning van vreemdelingen (Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no.13.001548, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de wijziging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners in geval van vervolgaanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning van vreemdelingen (Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen); Brussel, 21 mei 2014 (Trb. 2014,119).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen); Brussel, 21 mei 2014 (Trb. 2014,119).Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2017, no.2017000316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen); Brussel, 21 mei 2014 (Trb. 2014,119), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (indiening verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (indiening verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2005, no.05.001567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (indiening verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt ter implementatie van de EG-richtlijn inzake handel in broeikasgasemissierechten.(zie noot 1) Het ontwerpbesluit legt de eisen vast waaraan een verzoek tot toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers moet voldoen. De Raad van State maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot het ontwerpbesluit. De Raad is van oordeel dat aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Verplichting tot afgeven machtiging Artikel 12a, tweede lid, van het ontwerpbesluit bevat de verplichting voor de verzoeker een verklaring te verstrekken waarin hij de ministers machtigt de op de inrichting betrekking hebbende gegevens op te vragen en te gebruiken ter verificatie van de gegevens die hij in het kader van zijn toewijzingsverzoek heeft verstrekt. Deze machtiging geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. a. Openbaarheid vertrouwelijke bedrijfsgegevens De machtiging behelst een vergaande verplichting voor de verzoeker. Artikel 12a, tweede lid, onder c, van het ontwerpbesluit is niet beperkt naar soort gegevens of naar instantie waar deze gegevens berusten. De reikwijdte van de machtiging, en daarmee de bevoegdheid die wordt toegekend aan de ministers, is dientengevolge onbepaald. Dit levert rechtsonzekerheid op voor de verzoeker. De regeling voorziet evenmin in waarborgen die ervoor zorgen dat gegevens die via deze machtiging worden verkregen vertrouwelijk worden behandeld. Artikel 12a, tweede lid, onder c, van het ontwerpbesluit noch de toelichting voorzien in de verhouding met de openbaarheid- en geheimhoudingsregelingen van hoofdstuk 19 van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet openbaarheid van bestuur. De Raad adviseert artikel 12a, tweede lid, onder c, en de toelichting van het ontwerpbesluit daartoe aan te passen. b. Buitenwettelijke regels Uit de toelichting kan worden opgemaakt dat de machtiging noodzakelijk is om na te gaan of het verzoek voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet zijn gesteld. Tevens is de machtiging noodzakelijk voor het inwinnen van informatie bij SenterNovem en het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency. Deze verificatie kan echter niet zover gaan dat een wettelijke eis wordt gesteld om te kunnen controleren of de nieuwkomer voldoet aan een stelsel van buitenwettelijke regels, zoals het Convenant benchmarking. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. c. Verificatie van emissieverslagen De toevoeging "voor zover deze niet zijn verkregen in het kader van de verificatie van emissieverslagen" is niet zonder meer duidelijk waar het gaat om toewijzing aan nieuwkomers, die als regel (nog) geen emissieverslag ter verificatie hebben voorgelegd aan het bevoegd gezag. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. Lasten voor het bedrijfsleven De toelichting op het ontwerpbesluit geeft aan dat de lasten voor het bedrijfsleven die voortvloeien uit het voorliggende ontwerpbesluit zeer beperkt zijn.(zie noot 2) De toelichting voorziet niet in een onderbouwing hiervan. Gelet op de vereiste gegevens van in het bijzonder artikel 12a, eerste lid, van het ontwerpbesluit, kan deze veronderstelling in twijfel worden getrokken. Deze lasten zouden wellicht nog meer kunnen worden beperkt door een met artikel 6 van het Besluit handel in emissierechten of artikel 5.7 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit vergelijkbare regeling te treffen. Aldus behoeven de vereiste gegevens niet te worden verstrekt indien deze reeds aan het bevoegd gezag zijn verschaft en het bevoegd gezag over die gegevens beschikt, dan wel het bevoegd gezag op verzoek van de aanvrager heeft beslist dat verstrekking van die gegevens voor het nemen van een beslissing op het verzoek niet nodig is. Een voorbeeld betreft het reeds in het kader van de (emissie)vergunningverlening verstrekte uittreksel uit het handelsregister (artikel 16.5, eerste lid, onder a of b, Wm juncto artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit handel in emissierechten juncto artikel 12a, tweede lid, onder a, van het ontwerpbesluit). De Raad adviseert een dergelijke regeling te overwegen dan wel de toelichting op dit punt aan te vullen. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de scheepvaart in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en van richtlijn 2012/35/EU en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de scheepvaart in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en van richtlijn 2012/35/EU en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2013, no.13.002078, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de scheepvaart in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en van richtlijn 2012/35/EU en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2016, no.2016000167, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet basisregistratie personen (Besluit basisregistratie personen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet basisregistratie personen (Besluit basisregistratie personen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2013, no.13.002133, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet basisregistratie personen (Besluit basisregistratie personen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot productvoorschriften voor Lucky Bamboo (Warenwetbesluit Lucky Bamboo).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot productvoorschriften voor Lucky Bamboo (Warenwetbesluit Lucky Bamboo).Bij Kabinetsmissive van 15 december 2010, no.10.003435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot productvoorschriften voor Lucky Bamboo (Warenwetbesluit Lucky Bamboo), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de aanpassing van de snelheidslimiet voor bepaalde autobussen, alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de aanpassing van de snelheidslimiet voor bepaalde autobussen, alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning als bedoeld in artikel 1, vierde en vijfde lid, aanhef, van de Algemene Ouderdomswet (Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning als bedoeld in artikel 1, vierde en vijfde lid, aanhef, van de Algemene Ouderdomswet (Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2014, no.2014001416, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning als bedoeld in artikel 1, vierde en vijfde lid, aanhef, van de Algemene Ouderdomswet (Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de invoering van een voortgangsregistratiesysteem voor alle leerlingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de invoering van een voortgangsregistratiesysteem voor alle leerlingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Wet milieugevaarlijke stoffen in verband met de nieuwe voorschriften inzake taken en verantwoordelijkheden bij het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals deze in internationale verdragen zijn gewijzigd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Wet milieugevaarlijke stoffen in verband met de nieuwe voorschriften inzake taken en verantwoordelijkheden bij het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals deze in internationale verdragen zijn gewijzigd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende tijdelijke regeling voor de notariële tarieven in de onroerendgoedpraktijk van 1 oktober 2002 tot 1 april 2003 (Tijdelijk besluit notariële tarieven onroerendgoedpraktijk).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende tijdelijke regeling voor de notariële tarieven in de onroerendgoedpraktijk van 1 oktober 2002 tot 1 april 2003 (Tijdelijk besluit notariële tarieven onroerendgoedpraktijk).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiële verhouding openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiële verhouding openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2009, no.09.000235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiële verhouding openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2008, no.08.001922, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2007, no.07.002750, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van politie en justitie (Besluit gerechtstolken en beëdigd vertalers), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van politie en justitie (Besluit gerechtstolken en beëdigd vertalers), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2005, no.05.004738, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van politie en justitie (Besluit gerechtstolken en beëdigd vertalers), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van artikel 5.10, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van artikel 5.10, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 november 2009, no.09.003418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Justitie, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van artikel 5.10, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende goedkeuring van een viertal ministeriële regelingen tot aanpassing van wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede wijziging van enkele wetten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende goedkeuring van een viertal ministeriële regelingen tot aanpassing van wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede wijziging van enkele wetten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 oktober 2011, no.11.002507, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van een viertal ministeriële regelingen tot aanpassing van wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede wijziging van enkele wetten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het gebruik van hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen (Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het gebruik van hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen (Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende een horizonbepaling met betrekking tot participatieplaatsen (Wet horizonbepaling participatieplaatsen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende een horizonbepaling met betrekking tot participatieplaatsen (Wet horizonbepaling participatieplaatsen).Bij Kabinetsmissive van 3 juni 2008, no.08.001652, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende een horizonbepaling met betrekking tot participatieplaatsen (Wet horizonbepaling participatieplaatsen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de vraag hoe het continuïteitscriterium en de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool, zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet, zich verhouden tot het grondwettelijk kader.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de vraag hoe het continuïteitscriterium en de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool, zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet, zich verhouden tot het grondwettelijk kader.Bij brief van 31 januari 2017 heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de vraag hoe het continuïteitscriterium en de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool, zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet, zich verhouden tot het grondwettelijk kader.Het voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) verruimt de mogelijkheden om een samenwerkingsschool te vormen en wijzigt de bestuurlijke vormgeving ervan.In haar advies over het wetsvoorstel heeft de Afdeling advisering opgemerkt dat de voorgestelde verruiming van de mogelijkheid om een samenwerkingsschool te vormen door middel van een aanpassing van het continuïteitscriterium zodanig was dat de samenwerkingsschool in strijd met de Grondwet een reguliere variant zou worden. Wel zag de Afdeling ruimte om het continuïteitscriterium voor kleine scholen in dunbevolkte gebieden binnen een beperkte bandbreedte aan te passen. Voorts wees de Afdeling er op dat de overheidsstichting geen bevoegd gezag van de samenwerkingsschool kan zijn, omdat de overheid geen bijzonder onderwijs kan aanbieden zonder in conflict te komen met de voor haar geldende eisen van levensbeschouwelijke neutraliteit en algemene benoembaarheid van het personeel.In reactie hierop is het wetsvoorstel aangepast. Gelet op de aangebrachte wijzigingen acht de Eerste Kamer het gewenst om voorlichting te krijgen over de vraag hoe het continuïteitscriterium en de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool, zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet, zich verhouden tot het grondwettelijk kader.1. Achtergrond en voorgeschiedenisVoor een beoordeling van de wijzigingen, zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet, geeft de Afdeling eerst kort de achtergrond en de inhoud weer van het wetsvoorstel zoals dat aan haar was voorgelegd, alsmede de opmerkingen die zij daarover heeft gemaakt. Daarna worden de aangebrachte wijzigingen geschetst, waarna de gestelde vragen worden beantwoord.a. Vorming samenwerkingsschoolUitgangspunt van artikel 23 van de Grondwet is het duale bestel. Openbaar onderwijs wordt in beginsel - aldus de eerste volzin van het vierde lid van deze bepaling - gegeven in openbare scholen, en bijzonder onderwijs in bijzondere scholen. Openbaar onderwijs behoeft echter niet altijd in openbare scholen te worden gegeven. Sinds de wijziging van de tweede volzin van artikel 23, vierde lid, van de Grondwet in 2006 is expliciet bepaald dat openbaar onderwijs "al dan niet in een openbare school" kan worden gegeven. Het gaat hier evenwel om een afwijking van de hoofdregel, die slechts in een bijzondere situatie toelaatbaar is.Drie zaken zijn daarbij van belang. Ten eerste kan een samenwerkingsschool uitsluitend door twee partijen in het leven worden geroepen. Voorts is een samenwerkingsschool alleen mogelijk als gevolg van een fusie van bestaande scholen. Tot slot komt het uitzonderingskarakter daarin tot uiting dat een samenwerkingsschool uitsluitend mogelijk is indien het voortbestaan van de desbetreffende openbare of bijzondere school vanwege een te gering aantal leerlingen op termijn in gevaar komt (het continuïteitscriterium). Met dat laatste werd door de grondwetgever gedoeld op de situatie dat een school op kortere of langere termijn onder de opheffingsnorm dreigt te komen. (zie noot 1)Bij de wijziging van de Grondwet in 2006 om de samenwerkingsschool mogelijk te maken heeft de regering uitdrukkelijk overwogen dat de historisch-grammaticale methode in dit geval richtinggevend is. (zie noot 2) Dit betekent dat de hiervoor genoemde voorwaarden geacht moeten worden in artikel 23, vierde lid, van de Grondwet begrepen te zijn. In overeenstemming hiermee heeft de wetgever bij de vormgeving van de regeling van de samenwerkingsschool andere criteria zoals financiële, organisatorische of bestuurlijke continuïteitsproblemen afgewezen, omdat zij onvoldoende objectief zouden zijn en bovendien afbreuk zouden doen aan het uitzonderingskarakter van de samenwerkingsschool. (zie noot 3)Op dit moment is vorming van een samenwerkingsschool in het primair onderwijs alleen mogelijk indien door middel van een prognose wordt aangetoond dat het leerlingenaantal binnen zes jaar onder de opheffingsnorm komt. Deze maatstaf leidt in de praktijk tot twee problemen. Met name voor besturen van scholen in gemeenten met een lage opheffingsnorm geldt dat zij al maatregelen willen nemen ruim voordat de opheffingsnorm in het geding is. Zij leggen zich bijvoorbeeld een grens op van tachtig of honderd leerlingen, terwijl de wettelijke opheffingsnorm (beduidend) lager is. Voorts blijkt een prognose niet altijd bruikbaar voor kleine scholen in dunbevolkte gebieden. Zo kan voor een school met enkele tientallen leerlingen in een gebied met een lage opheffingsnorm de verhuizing van een gezin met meerdere kinderen er al toe leiden dat de school onder de opheffingsnorm zakt, hetgeen nauwelijks te voorspellen is. Tegen deze achtergrond wil de regering aan schoolbesturen meer ruimte geven om samenwerkingsscholen te vormen.In het wetsvoorstel, zoals dat aan de Afdeling is voorgelegd, was het continuïteitscriterium wat betreft het primair onderwijs gesteld op zestig leerlingen boven de opheffingsnorm (met 200 als maximum). (zie noot 4) Volgens de regering werd met dit criterium nog steeds voldaan aan het grondwettelijke uitgangspunt van de samenwerkingsschool als uitzondering binnen het duale bestel, aangezien de marge boven de opheffingsnorm geobjectiveerd was en de verbinding met deze norm gehandhaafd bleef. De Afdeling wees er echter op dat met de introductie van een norm die in de meeste gemeenten ver boven de opheffingsnorm uitkomt, de vorming van een samenwerkingsschool niet meer verbonden is met de voorwaarde dat objectief gezien sprake is van dreiging van schoolsluiting. Introductie van de voorgestelde norm zou daarom een wijziging van de Grondwet vergen. Wel zag de Afdeling met het oog op de geschetste prognose-problematiek ruimte voor het aanpassen van het continuïteitscriterium met een beperkte bandbreedte boven de opheffingsnorm voor kleine scholen in dunbevolkte gebieden.b. Bestuurlijke vormgeving samenwerkingsschoolDe overheid kan voor het bestuur en beheer van het openbaar onderwijs onder meer gebruik maken van de rechtsvorm van de overheidsstichting als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs. (zie noot 5) In dat geval moet echter wel verzekerd zijn dat de stichting onder overheersende invloed van de overheid staat en dat de statutaire doelstelling van de stichting wordt beperkt tot uitsluitend die van het geven van openbaar onderwijs. (zie noot 6) Dit hangt samen met de grondwettelijke taak van de overheid ten aanzien van het openbaar onderwijs. Beide regels zijn bedoeld als waarborg voor de in artikel 23 van de Grondwet genoemde essentialia van het openbaar onderwijs (neutraliteit, toegankelijkheid en algemeen-beschikbaarheid), welke van overheidswege gewaarborgd moeten worden. Gezien het vereiste van overheersende overheidsinvloed is instandhouding van een samenwerkingsschool - die naast openbaar ook bijzonder onderwijs aanbiedt (dat per definitie niet van de overheid is) - door een stichting voor openbaar onderwijs thans niet toegestaan.Het wetsvoorstel brengt hier verandering in. Volgens het wetsvoorstel zal een samenwerkingsschool ook in stand kunnen worden gehouden door een stichting voor openbaar onderwijs als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs. Volgens de regering wordt hiermee een eind gemaakt aan de ongelijke situatie dat besturen voor bijzonder onderwijs wel een samenwerkingsschool in stand kunnen houden, en besturen voor openbaar onderwijs niet. Deze wijziging wordt met het duale bestel verenigbaar geacht, omdat tevens wordt voorgesteld de vormgeving en bewaking van de bijzondere identiteit te verleggen van het bestuurlijke niveau naar een wettelijk voorgeschreven identiteitscommissie op schoolniveau. Hiermee zou volgens de regering het bezwaar zijn weggenomen dat de overheid overheersende invloed krijgt op het bijzonder onderwijs binnen samenwerkingsscholen die onder een overheidsstichting vallen.In haar advies heeft de Afdeling opgemerkt dat een stichting voor openbaar onderwijs, vanwege het (grond)wettelijke vereiste van overheersende overheidsinvloed, geen samenwerkingsschool kan besturen. Dat zou er immers op neerkomen dat de overheid bevoegd is om bijzonder onderwijs - ook als dat op een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag is gebaseerd - aan te bieden onder gelijktijdige waarborging van de eisen van levensbeschouwelijke neutraliteit en algemene benoembaarheid. Wat betreft de vormgeving van de (openbare respectievelijk bijzondere) identiteit van de samenwerkingsschool door middel van een verplichte identiteitscommissie in plaats van het huidige externe toezicht door de oprichtende partijen, wees de Afdeling erop dat identiteitscommissie slechts een adviserende functie heeft. Dit betekent dat het laatste woord bij een conflict over het openbare karakter en de bijzondere identiteit van de school dus altijd bij het bevoegd gezag ligt. Gelet op het voorgaande oordeelde de Afdeling dat het wetvoorstel ook op dit punt in strijd is met de Grondwet.2. Het verzoek om voorlichtingHet verzoek om voorlichting heeft betrekking op het naar aanleiding van het advies aangepaste en aan de Eerste Kamer voorgelegde gewijzigd voorstel van wet. De voorlichting zou zich volgens het verzoek moeten richten op de vraag hoe het continuïteitscriterium en de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool, zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet, zich verhouden tot het grondwettelijk kader.a. Vorming samenwerkingsschoolHet continuïteitscriterium is naar aanleiding van het advies van de Afdeling aangepast. In het gewijzigd voorstel is de norm voor de vorming van een samenwerkingsschool geformuleerd als een marge boven de opheffingsnorm, die afneemt naarmate de opheffingsnorm hoger is. Daarmee wordt alsnog het eerdere advies van de Onderwijsraad gevolgd. (zie noot 7) Volgens de regering wordt met deze aanpassing "de mogelijkheid tot het vormen van een samenwerkingsschool juist voor dunbevolkte gebieden (dat zijn ook de gebieden met leerlingendaling) versoepeld." (zie noot 8) Omdat de regering niet verwacht dat alle scholen die zullen voldoen aan het nieuwe continuïteitscriterium ook daadwerkelijk zullen kiezen voor een samenwerkingsschool, zou deze een uitzondering blijven op het duale bestel. (zie noot 9)De aanscherping van het continuïteitsnorm betekent dat de reikwijdte van het wetsvoorstel beperkter is geworden, met name wat betreft gebieden met een grotere bevolkingsdichtheid. De strijd met artikel 23 van de Grondwet - waarop de Afdeling in zijn advies bij het wetsvoorstel wees - is daardoor minder prangend geworden. Gebleven is echter dat de aangepaste norm met name in het primair onderwijs als consequentie heeft dat een grote groep scholen in aanmerking blijft komen voor de vorming van een samenwerkingsschool.Dit wordt veroorzaakt doordat de marge boven de opheffingsnorm niet uitsluitend geldt voor scholen in dunbevolkte gebieden. Voorts komt de marge - ondanks de introductie van een glijdende schaal - nog steeds ver boven de opheffingsnormen uit. Ter illustratie wijst de Afdeling op onderstaande tabel. Daaruit blijkt dat de marge voor de kleinste scholen onverminderd hoog blijft (meer dan tweeënhalf keer zo groot als de geldende opheffingsnorm) en dat deze bij wat grotere scholen (80-100) leerlingen nog steeds de helft tot een derde meer dan de opheffingsnorm bedraagt. Voorts houdt de verruiming pas op bij scholen met een opheffingsnorm van 200 leerlingen of meer. Omdat de opheffingsnorm momenteel maximaal 200 is, kunnen alle scholen in theorie van een grotere of kleinere marge boven de opheffingsnorm gebruik maken om een samenwerkingsschool op te richten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering van een bevoegdheid inzake het opschorten van uitkeringen op grond van de sociale zekerheid indien een buitenlandse instantie niet tijdig controlegegevens aan de uitvoerders van de sociale zekerheid in Nederland verstrekt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot invoering van een bevoegdheid inzake het opschorten van uitkeringen op grond van de sociale zekerheid indien een buitenlandse instantie niet tijdig controlegegevens aan de uitvoerders van de sociale zekerheid in Nederland verstrekt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Hof van Twente van 8 februari 2005 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Hof van Twente van 8 februari 2005 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 19 januari 2006, no.DJZ 2005219556, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de voordracht met ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Hof van Twente van 8 februari 2005 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de implementatie van richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33 EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEU 2014, L 65) en in verband met de doorwerking van de hiervoor genoemde verordening in het Arbeidsomstandighedenbesluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de implementatie van richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33 EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEU 2014, L 65) en in verband met de doorwerking van de hiervoor genoemde verordening in het Arbeidsomstandighedenbesluit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2015, no.2015000865, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de implementatie van richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33 EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEU 2014, L 65) en in verband met de doorwerking van de hiervoor genoemde verordening in het Arbeidsomstandighedenbesluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2011, no.11.002312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, houdende aanpassing van hoofdstuk 2 aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en aanvulling, verduidelijking en vereenvoudiging van de in hoofdstuk 16 opgenomen regeling van de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten in verband met aanbevelingen uit het project Evaluatie Emissiehandel, proefprojecten voor de opslag van CO2 en wijzigingen van verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 386) (Aanpassingswet handel in emissierechten II).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, houdende aanpassing van hoofdstuk 2 aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en aanvulling, verduidelijking en vereenvoudiging van de in hoofdstuk 16 opgenomen regeling van de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten in verband met aanbevelingen uit het project Evaluatie Emissiehandel, proefprojecten voor de opslag van CO2 en wijzigingen van verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 386) (Aanpassingswet handel in emissierechten II).Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2009, no. 09.001905, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, houdende aanpassing van hoofdstuk 2 aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en aanvulling, verduidelijking en vereenvoudiging van de in hoofdstuk 16 opgenomen regeling van de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten in verband met aanbevelingen uit het project Evaluatie Emissiehandel, proefprojecten voor de opslag van CO2 en wijzigingen van verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 386) (Aanpassingswet handel in emissierechten II), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland, en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen; Oslo, 21 juni 2011 (Trb. 2011, 163), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland, en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen; Oslo, 21 juni 2011 (Trb. 2011, 163), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2011, no.11.002498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland, en ten vierde het Koninkrijk Noorwegen, en Aanvullende Overeenkomst tussen ten eerste, de Europese Unie en haar lidstaten, ten tweede, IJsland, en ten derde, het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland, en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen; Oslo, 21 juni 2011 (Trb. 2011, 163), met toelichtende nota. Het verdrag ziet op de toetreding van Noorwegen en IJsland, als landen van de Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte, tot het verdrag inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika,(zie noot 1) en aangevuld door het Protocol van 24 juni 2010.(zie noot 2)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tot beperking van meervoudige nationaliteit en tot invoering van het verlies van het Nederlanderschap wegens terroristische activiteiten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tot beperking van meervoudige nationaliteit en tot invoering van het verlies van het Nederlanderschap wegens terroristische activiteiten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot de bekwaamheid en geschiktheid van spoorwegpersoneel met een veiligheidsfunctie (Besluit spoorwegpersoneel 2011), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot de bekwaamheid en geschiktheid van spoorwegpersoneel met een veiligheidsfunctie (Besluit spoorwegpersoneel 2011), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 december 2010, no.10.003418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot de bekwaamheid en geschiktheid van spoorwegpersoneel met een veiligheidsfunctie (Besluit spoorwegpersoneel 2011), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Kaderbesluit rechtspositie PO en wijziging van onder meer het Overlegbesluit onderwijspersoneel, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Kaderbesluit rechtspositie PO en wijziging van onder meer het Overlegbesluit onderwijspersoneel, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de vormen van zorg die in 2012 in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage in verband met de invoering van prestatiebekostiging in de medisch specialistische zorg (Interimbesluit beschikbaarheidbijdrage WMG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de vormen van zorg die in 2012 in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage in verband met de invoering van prestatiebekostiging in de medisch specialistische zorg (Interimbesluit beschikbaarheidbijdrage WMG), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2011, no.11.002307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de vormen van zorg die in 2012 in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage in verband met de invoering van prestatiebekostiging in de medisch specialistische zorg (Interimbesluit beschikbaarheidbijdrage WMG), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Regeling Toezicht Luchtvaart in verband met de reorganisatie van de Rijksluchtvaartdienst alsmede de certificering van luchtvaartterreinen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Regeling Toezicht Luchtvaart in verband met de reorganisatie van de Rijksluchtvaartdienst alsmede de certificering van luchtvaartterreinen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mauritius inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Port Louis, 13 maart 2008 (Trb. 2008, 103), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mauritius inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Port Louis, 13 maart 2008 (Trb. 2008, 103), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 13 september 2017, no.2017001538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mauritius inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Port Louis, 13 maart 2008 (Trb. 2008, 103), met toelichtende nota.Het verdrag van 13 maart 2008 (het moederverdrag) waarvoor goedkeuring wordt gevraagd, (zie noot 1) en zoals dit wordt gewijzigd bij notawisseling (zie noot 2) houdende een uitbreidingsverdrag waarvoor eveneens goedkeuring wordt gevraagd, (zie noot 3) ziet op het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert de goedkeuringsprocedure voort te zetten, maar stelt vragen over de rechtstreekse werking van bepalingen in het moederverdrag en in het uitbreidingsverdrag.Als een verdrag ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Staten-Generaal, moet worden aangegeven of het verdrag naar het oordeel van de regering bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden en, indien dit het geval is, welke bepalingen het betreft. (zie noot 4) Het gaat dan om een voorlopig oordeel van de wetgever; in het concrete geval is het oordeel aan de rechter.De Afdeling merkt op dat de nota van toelichting niet duidelijk maakt of het uitbreidingsverdrag een ieder verbindende bepalingen bevat in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan natuurlijke personen dan wel rechtspersonen rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Evenmin maakt de nota van toelichting duidelijk of het moederverdrag zulke bepalingen bevat. Een dergelijke toets met betrekking tot het moederverdrag ligt in de rede aangezien met de voorliggende goedkeuring van het moederverdrag de eventuele aanwezigheid van rechtstreeks werkende bepalingen voor het eerst gaat spelen voor de delen van het Koninkrijk die zijn gelegen buiten het in Europa gelegen deel van Nederland. Daarbij wijst de Afdeling erop dat in ieder geval de Bijlage bij het moederverdrag (die een integrerend onderdeel uitmaakt van dat verdrag) (zie noot 5) een rechtstreeks werkende bepaling bevat. (zie noot 6)De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag welke bepalingen in het moederverdrag en in het uitbreidingsverdrag een ieder kunnen verbinden.De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde verdragen worden overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit territoriale indeling brandweer- en GHOR-regio's, in verband met een wijziging van de indeling van de gemeente Haarlemmermeer, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit territoriale indeling brandweer- en GHOR-regio's, in verband met een wijziging van de indeling van de gemeente Haarlemmermeer, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 december 2007, no.07.003942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit territoriale indeling brandweer- en GHOR-regio's, in verband met een wijziging van de indeling van de gemeente Haarlemmermeer, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2013, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2013, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2012, no.12.003077, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet houdende de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2013, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2012, no.12.002369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek IJsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 181 en Trb. 2010, 122), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek IJsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 181 en Trb. 2010, 122), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2010, no.10.002087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister/Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister/Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek IJsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 181 en Trb. 2010, 122), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur in verband met aanvullingen ter voorkoming van misbruik.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur in verband met aanvullingen ter voorkoming van misbruik.Bij Kabinetsmissive van 3 november 2014, no.2014002070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur in verband met aanvullingen ter voorkoming van misbruik, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in verband met het introduceren van inkomensverrekening in de Werkloosheidswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in verband met het introduceren van inkomensverrekening in de Werkloosheidswet.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2014, no.2014001307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in verband met het introduceren van inkomensverrekening in de Werkloosheidswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2007, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2007, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand in verband met de bestuurlijke centralisatie van de raden voor rechtsbijstand, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand in verband met de bestuurlijke centralisatie van de raden voor rechtsbijstand, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2008, no. 08.003013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand in verband met de bestuurlijke centralisatie van de raden voor rechtsbijstand, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de aanspraak op een financiële tegemoetkoming in de premie van een zorgverzekering vanwege een laag inkomen (Wet op de zorgtoeslag), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de aanspraak op een financiële tegemoetkoming in de premie van een zorgverzekering vanwege een laag inkomen (Wet op de zorgtoeslag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de invoering van een systeem van minimum- en maximumvergoedingen voor de werkzaamheden van tolken en vertalers in strafzaken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de invoering van een systeem van minimum- en maximumvergoedingen voor de werkzaamheden van tolken en vertalers in strafzaken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering teneinde een wettelijke grondslag te scheppen voor het bij algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels omtrent enkele werkzaamheden in het kader van de tenuitvoerlegging.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering teneinde een wettelijke grondslag te scheppen voor het bij algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels omtrent enkele werkzaamheden in het kader van de tenuitvoerlegging.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot extra verlenging van de gemeenschappelijke regelingen die krachtens de Kaderwet bestuur in verandering zijn getroffen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot extra verlenging van de gemeenschappelijke regelingen die krachtens de Kaderwet bestuur in verandering zijn getroffen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek San Marino inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; San Marino, 27 januari 2010 (Trb. 2010, 55), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek San Marino inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; San Marino, 27 januari 2010 (Trb. 2010, 55), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2010, no.10.001192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek San Marino inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; San Marino, 27 januari 2010 (Trb. 2010, 55), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de informatieverschaffing bij en ten behoeve van rampenbestrijding en crisisbeheersing, inzake de bedrijfsbrandweerplicht van inrichtingen, alsmede inzake rampbestrijdingsplannen voor inrichtingen en luchtvaartterreinen in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de informatieverschaffing bij en ten behoeve van rampenbestrijding en crisisbeheersing, inzake de bedrijfsbrandweerplicht van inrichtingen, alsmede inzake rampbestrijdingsplannen voor inrichtingen en luchtvaartterreinen in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2015, no.2015001957, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de informatieverschaffing bij en ten behoeve van rampenbestrijding en crisisbeheersing, inzake de bedrijfsbrandweerplicht van inrichtingen, alsmede inzake rampbestrijdingsplannen voor inrichtingen en luchtvaartterreinen in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een tijdelijke voorziening voor het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer ten behoeve van experimenten met het gebruik van informatietechnologie in de zorg (Tijdelijk besluit gebruik sofinummer experimenten informatietechnologie zorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een tijdelijke voorziening voor het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer ten behoeve van experimenten met het gebruik van informatietechnologie in de zorg (Tijdelijk besluit gebruik sofinummer experimenten informatietechnologie zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Sanctiewet 1977 met het oog op de implementatie van internationale verplichtingen gericht op de bestrijding van terrorisme en uitbreiding van het toezicht op de naleving van financiële sanctiemaatregelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Sanctiewet 1977 met het oog op de implementatie van internationale verplichtingen gericht op de bestrijding van terrorisme en uitbreiding van het toezicht op de naleving van financiële sanctiemaatregelen.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2002, no.01.006189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Sanctiewet 1977 met het oog op de implementatie van internationale verplichtingen gericht op de bestrijding van terrorisme en uitbreiding van het toezicht op de naleving van financiële sanctiemaatregelen. Het wetsvoorstel voorziet in een aantal wijzigingen van de Sanctiewet 1977. Deze strekken ertoe het toepassingsbereik van de wet uit te breiden tot de bestrijding van terrorisme en de koppeling van het sanctiemechanisme met staten of gebieden los te laten. Voorts wordt de werkingssfeer uitgebreid tot het financiële verkeer en het toezichtsmechanisme versterkt. Naar het oordeel van de Raad van State biedt de Sanctiewet 1977 met de voorgestelde wijzigingen in beginsel een geschikt kader voor de toepassing van internationale regelingen met betrekking tot terrorismebestrijding waartoe Nederland zich heeft verplicht. Wel heeft de Raad een aantal opmerkingen over de aansluiting van de Sanctiewet 1977 op de toepasselijke Europese regelingen. 1. Mede in aansluiting op resolutie nr.1373(2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 28 september 2001 is op 27 december 2001 in Europees verband een pakket maatregelen aangenomen: - Een Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad met een algemeen karakter waarin een groot aantal maatregelen wordt aangekondigd waaronder het strafbaar stellen van bepaalde terroristische activiteiten of medewerking daaraan, bevriezing van financiële middelen en het verlenen van wederzijdse bijstand.(zie noot 1) - Een Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad betreffende het optreden van de Europese Gemeenschap (in het kader van het EG-Verdrag) betreffende het bevriezen van financiële tegoeden en transacties, alsmede politiële en justitiële samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten.(zie noot 2) Hierin zijn ook definities opgenomen van de "personen, groepen en entiteiten die betrokken zijn bij terroristische daden" en "terroristische daden". - Een EG-verordening (nr.2580/2001/EG) betreffende de bevriezing van tegoeden, andere financiële of economische activa en het stopzetten van financiële transacties.(zie noot 3) De genoemde definities zijn in dat verband tevens van toepassing (artikel 1, vierde lid, van deze verordening). Financiële instellingen dienen verder onverwijld alle benodigde informatie te verstrekken aan in de bijlage genoemde instanties.(zie noot 4) Voorts voorziet de verordening in de verplichting om effectieve straffen te stellen op overtreding. Verder zijn in dit verband lijsten opgesteld van terroristische organisaties en van personen. Nu de toepasselijke VN-resoluties in EU-verband zijn geïmplementeerd in het hiervoor bedoelde pakket maatregelen - waarbij in het kader van de Sanctiewet 1977 in het bijzonder de (rechtsreeks toepasselijke) Verordening 2580/2001/EG van belang is - adviseert de Raad nauwer aan te knopen bij het Europese kader. Hij vraagt in het bijzonder aandacht voor de volgende aspecten: a. In het kader van Gemeenschappelijk Standpunt nr.2001/931/GBVB zijn definities van "personen, groepen en entiteiten die betrokken zijn bij terroristische daden" en "terroristische daden" vastgesteld. In het kader van Verordening 2580/2001/EG zijn deze definities overgenomen (artikel 1, vierde lid, van de verordening). De Raad adviseert deze definities ook te hanteren in het kader van het voorgestelde artikel 2, eerste lid, van de Sanctiewet 1977, waar het gaat om de uitbreiding van de werkingssfeer van deze wet tot de bestrijding van terrorisme, bijvoorbeeld door verwijzing naar de verordening. b. Verordening 2580/2001/EG regelt onderwerpen die ook worden bestreken door de Sanctiewet 1977 en het wetsvoorstel. Zo bepaalt deze verordening welke autoriteit in Nederland bevoegd is (artikelen 3, 4 en 5 juncto bijlage: Financiën/WJB). Daardoor zal het in de toelichting vermelde voornemen om bevoegdheden over te dragen aan de verschillende financiële toezichthouders (De Nederlandsche Bank NV, de Stichting Toezicht Effectenverkeer en de Pensioen & Verzekeringskamer) in het licht van de verordening opnieuw moeten worden bezien. Ook kan worden gewezen op de artikelen 3, 4 en 8 van de verordening, die regels geven over het verstrekken en het gebruik van relevante gegevens: het voorgestelde artikel 10h betreffende gegevensverstrekking aan andere Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties vertoont overlap met die regels. De Raad adviseert het voorstel aan te passen. 2. De reikwijdte van de Sanctiewet 1977 wordt uitgebreid tot het financiële verkeer. Daarbij wordt een toezichtsregiem ingevoerd ten aanzien van - kort gezegd - geregistreerde financiële instellingen. Het voorgestelde stelsel ziet niet tevens op ten onrechte niet geregistreerde financiële instellingen. Als gevolg hiervan vallen niet geregistreerde instellingen formeel buiten het bereik van dit stelsel en daarmee ook buiten het bereik van eventueel te treffen maatregelen. De Raad adviseert dit aspect nog eens te bezien en zo nodig hiervoor een voorziening te treffen. 3. Het voorgestelde artikel 10g geeft een aantal waarborgen betreffende het beheer en gebruik van gegevens die in het kader van de desbetreffende afdeling van de wet zijn verkregen. Artikel 10h geeft de Minister van Financiën, in afwijking van artikel 10g, de mogelijkheid om gegevens te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de bedoelde internationale regelingen. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de wijze waarop is verzekerd dat de waarborgen, bedoeld in artikel 10g, door de ontvangende overheidsinstanties in acht worden genomen. 4. Het wetsvoorstel bevat in de artikelen 10g en 10h een regeling omtrent de geheimhouding van gegevens en inlichtingen in de financiële sfeer. De beide leden van artikel 10g komen overeen met de eerste twee leden van de artikelen 64 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht effectenverkeer 1995. In het voorstel ontbreekt echter een nadere voorziening als neergelegd in het derde en vierde lid van die artikelen betreffende het afleggen van verklaringen als getuige of deskundige bij toepassing van het Wetboek van Strafvordering en betreffende het optreden als getuige of als partij in een comparitie bij toepasselijkheid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering respectievelijk artikel 66 van de Faillissementswet. De Raad betwijfelt of deze materie door het voorgestelde artikel 10h voldoende wordt bestreken en of dat op een voldoende dwingende wijze geschiedt. De Raad meent dat dergelijke voorzieningen in de Sanctiewet 1977 niet gemist kunnen worden aangezien ten overstaan van de rechter de desbetreffende geheimhoudingsbepalingen geen beletsel dienen te vormen. De Raad adviseert het voorstel aan te vullen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2014, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2014, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2010, no.10.000246, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2013, no.13.000548, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot rijksbrede aanpassing van regels omtrent de reductie en vereenvoudiging van vergunningen teneinde de regeldruk te verminderen (Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot rijksbrede aanpassing van regels omtrent de reductie en vereenvoudiging van vergunningen teneinde de regeldruk te verminderen (Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2004, no.04.002830, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen), met memorie van toelichting.Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe de Meststoffenwet in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving en de verontreiniging van de bodem en het water door meststoffen, in het bijzonder stikstof en fosfaat, verder te beperken. Ter voldoening aan de zogenoemde Nitraatrichtlijn(zie noot 1) wordt het in hoofdstuk IV van de Meststoffenwet geregelde stelsel van regulerende mineralenheffingen vervangen door een stelsel van gebruiksnormen. Dit geschiedt naar aanleiding van het op 2 oktober 2003 door het Europese Hof van Justitie gewezen arrest in de inbreukprocedure van de Commissie tegen Nederland betreffende de uitvoering van de Nitraatrichtlijn (zaak C-322/00). Door middel van de systematiek van gebruiksnormen zal ook invulling worden gegeven aan de eveneens uit Europese regelgeving voortvloeiende verplichting tot normering van het gebruik van fosfaathoudende meststoffen. Daarbij gaat het vooral om de zogenoemde Kaderrichtlijn Water(zie noot 2). Mede met het oog op het Kaderbesluit nr. 2003/80/JBZ van de Raad van 27 januari 2003 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PbEG L 29), voorziet het wetsvoorstel in de sanctionering van overtreding van de gebruiksnormen door punitieve sancties. Daarbij is gekozen voor strafbaarstelling via de Wet op de economische delicten. Het accent ligt evenwel op het instrument van de bestuurlijke boetes, waarvoor een regeling in het wetsvoorstel is opgenomen.De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, het stelsel van bestuurlijke boetes en de handhavinginzet en voorts enkele opmerkingen van wetstechnische aard. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1. Kaderrichtlijn waterUiterlijk 23 oktober 2009 moeten de lidstaten ingevolge de Kaderrichtlijn Water maatregelenprogrammas voor elk stroomgebieddistrict vaststellen (artikel 11, zevende lid). In geen geval mag de toepassing van de maatregelen tot meer verontreiniging van oppervlaktewateren leiden (artikel 11, zesde lid).Verder moet ingevolge artikel 4, eerste lid, onder a (ii) en (iii) uiterlijk vóór 23 oktober 2015 naast een goed ecologisch potentieel een goede toestand van het oppervlaktewater overeenkomstig bijlage V zijn bereikt. Verlenging (vierde lid) of een minder strenge milieudoelstelling (vijfde lid) is mogelijk mits de toestand van het aangetaste waterlichaam niet verder verslechtert (respectievelijk vierde lid, aanhef en vijfde lid, onder c). Daarnaast staat artikel 4, zesde lid, een tijdelijke achteruitgang toe in kort gezegd niet te voorziene overmachtsituaties. Volgens bijlage V kan van een goede toestand van de onderscheiden categorieën oppervlaktewater worden gesproken indien de concentraties van de verontreinigende stoffen niet hoger zijn dan de normen die de lidstaten volgens de procedure van punt 1.2.6 van die bijlage hebben vastgesteld.Over de gebruiksnormen voor fosfaat (artikel 5e van het wetsvoorstel) wordt in paragraaf 3.4, onderdeel b, van de memorie van toelichting uiteengezet dat het traject van de aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen is gericht op een verdere daling van de fosfaatbemesting en het bereiken van evenwichtsbemesting in 2015. Dan vindt geen verdere ophoping van fosfaat in de bodem meer plaats. Dat is van belang voor het bereiken van een goede ecologische toestand of een goed ecologisch potentieel overeenkomstig de Kaderrichtlijn Water, aldus de memorie van toelichting. De toelichting geeft niet aan of met de gestelde gebruiksnormen uiterlijk in 2015 ook een goede toestand van het oppervlaktewater kan worden bereikt. Verder zal gelet op de Kaderrichtlijn het in de normen vastgelegde beleid er mede op moeten zijn gericht dat in ieder geval vanaf 2009, maar in wezen vanaf heden, een verdere verslechtering van de verontreiniging van het oppervlaktewater met fosfaat kan worden voorkomen. In dit verband geeft de Raad aanleiding tot zorg de mededeling in de memorie van toelichting, in paragraaf 9. Milieueffecten, dat uit berekeningen van de Werkgroep Onderbouwing Gebruiksnormen blijkt dat bij een norm van 105 kilogram fosfaat voor grasland en 85 kilogram fosfaat voor bouwland de fosfaatophoping in de bodem blijft toenemen. Daarbij is door genoemde werkgroep de verwachting uitgesproken dat door toename van de fosfaatverzadiging van de bodem de fosfaatbelasting van het oppervlaktewater in de komende decennia weer zal toenemen. In artikel 5e gelden voor grasland voor de jaren 2006 tot en met 2008 achtereenvolgens de normen 110, 105 en 100 kilogram fosfaat en in diezelfde jaren voor bouwland achtereenvolgens 95, 90 en 85 kilogram fosfaat. Voor de daaropvolgende jaren zullen de normen bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld, waarbij de normen per jaar met het oog op evenwichtsbemesting ten hoogste met 5 kilogram kunnen worden verlaagd. De Raad adviseert in het licht van het vorenstaande in de toelichting nader in te gaan op de vraag of het wetsvoorstel met de daarin opgenomen fosfaatnormen een toereikende eerste stap is om in 2015 de kwaliteitsdoelstelling voor oppervlaktewater te halen en ertoe kan bijdragen dat er in ieder geval vanaf 2009 met de dan te treffen maatregelen geen verdere verontreiniging van het oppervlaktewater meer op zal treden.2. Bestuurlijke boeteVolgens paragraaf 5 van de memorie van toelichting is voor de regeling van de bestuurlijke boetes zoveel mogelijk aangesloten bij het inmiddels bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende - wetsvoorstel vierde tranche Awb(zie noot 3), waarvan wordt verwacht dat dit door het onderhavige wetsvoorstel zal worden ingehaald. Daarom heeft de Raad de nu voorgestelde regeling ook getoetst aan de regeling van de bestuurlijke boete in de voorgestelde vierde tranche Awb.a. Verhouding tot strafrechtelijke handhavingVoor de naleving van de gebruiksnormen voorziet het wetsvoorstel in sanctionering door middel van het opleggen van bestuurlijke boetes en de toepassing van het strafrecht. In paragraaf 5 van de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat de nadruk zal komen te liggen op bestuurlijke boetes en dat het strafrecht als vangnet zal dienen. In diezelfde paragraaf wordt aangekondigd dat met het openbaar ministerie een richtlijn zal worden opgesteld waarin wordt aangegeven welke feiten dermate ernstig zijn dat deze met het oog op een eventuele strafrechtelijke vervolging ter beoordeling aan het openbaar ministerie worden voorgelegd. Voorshands wordt daarbij in ieder geval gedacht aan herhaalde overtredingen, aanmerkelijke overtredingen, overtredingen in georganiseerd verband en complexe en frauduleuze constructies voor de ontwarring waarvan ingrijpende dwangbevoegdheden, zoals vrijheidsbeneming, noodzakelijk zijn. In de toelichting worden deze categorieën al enigszins uitgewerkt.Ingevolge het voorgestelde artikel 77, eerste lid, Meststoffenwet dienen overtredingen indien de ernst daarvan of de omstandigheden waaronder zij zijn begaan daartoe aanleiding geven, aan het openbaar ministerie te worden voorgelegd. In het licht van het in paragraaf 5 van de memorie van toelichting aangekondigde beleid is niet duidelijk of dit de mogelijkheid van het instellen van een strafvervolging, dus ook onafhankelijk van het aangeven door het bestuur, onverlet laat. Het gebruik van de woorden Voor een overtreding die aan het openbaar ministerie moet (cursivering RvS) worden voorgelegd in het tweede lid van artikel 77 wekt in dit verband ook verwarring(zie noot 4). De toelichting is hierover niet geheel duidelijk. De Raad gaat er vanuit dat niet wordt beoogd om in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving een voorselectie voor eventueel strafrechtelijk af te handelen overtredingen te maken. In het wetsvoorstel zal dan ook een bepaling moeten worden opgenomen ingevolge welke het recht tot strafvervolging vervalt indien het bestuursorgaan wegens dezelfde gedraging reeds een bestuurlijke boete heeft opgelegd of aan de overtreder na een eerdere bekendmaking van het voornemen daartoe, meedeelt dat geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd (vergelijk artikel II aanvulling artikel 243 Sv in het wetsvoorstel vierde tranche Awb).Het wetsvoorstel zal op dit punt nader moeten worden bezien.b. Eenvoudig vast te stellen overtredingen?Volgens paragraaf 5. Sanctionering, van de memorie van toelichting is de voorgestelde regeling van bestuurlijke boetes getoetst aan de in die paragraaf vermelde rapporten en kabinetsstandpunten betreffende bestuurlijke boetes. Uiteengezet wordt dat de betrokken normen zodanig duidelijk zijn omschreven, dat het mogelijk is om in de praktijk een vaste gedragslijn te ontwikkelen die een eenvoudige en efficiënte uitvoering waarborgt. Noch bij het voorgestelde artikel 5a, in samenhang met artikel 5b, noch bij het voorgestelde artikel 5h, noch bij de aanverwante bepalingen van de Meststoffenwet kan er discussie zijn over de vraag of een gedraging wel of niet onder de norm valt. Waar het gaat om de gebruiksnormen en de verplichting tot een verantwoorde afzet van het mestoverschot kan door meting van hoeveelheden zelfs zeer concreet de omvang van de overtreding worden vastgesteld, aldus de toelichting. Elders in de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat door organisatorische voorzieningen bij de Dienst Regelingen en de Algemene Inspectiedienst ook bij met hogere boetes te bestraffen overtredingen een lik-op-stuk-benadering is verzekerd (paragraaf 10.2, onder b).De Raad betwijfelt of dit effect voldoende kan worden bereikt met de voorgestelde opzet van de regeling van de gebruiksnormen in de artikelen 5a en 5b en die van de verplichting van de mestproducent met betrekking tot de afvoer van dierlijke meststoffen in artikel 5h. De toepassing van het algemene gebruiksverbod in artikel 5a wordt in artikel 5b afhankelijk gesteld van de vraag of de betrokken gebruiker van meststoffen kan aantonen dat hij de gebruiksnormen van artikel 5c en volgende niet overschrijdt. Weliswaar zullen met het oog op die uitsluitingsgrond krachtens het nieuwe hoofdstuk VA voorschriften met betrekking tot de gegevensadministratie worden gesteld, maar die laten onverlet dat de gebruiker van meststoffen de ruimte heeft om ook met alternatieve bewijzen te komen (paragraaf 7, onder a. Bewijslastverdeling, van de memorie van toelichting). In dat verband wordt verder in de toelichting opgemerkt dat in de gevallen waarin de agrariër gegevens heeft aangedragen om aannemelijk te maken dat hij de gebruiksnormen heeft nageleefd, de minister onderscheidenlijk het openbaar ministerie (bij strafrechtelijke handhaving aanvulling RvS) deze gegevens niet zonder meer naast zich neer kunnen leggen. De toelichting gaat ervan uit dat 4300 bedrijven in het kader van de procedure van de bestuurlijke boete met aanvullende bewijsstukken zullen komen (paragraaf 8.3 Administratieve lasten). Verder zal op de minister de bewijslast rusten bij de vaststelling van de omvang van de overschrijding van de gebruiksnorm welke bepalend is voor de hoogte van de bestuurlijke boete (paragraaf 7). Gelet op de zorgvuldigheid waarmee de minister met de uitsluitingsgrond van artikel 5b moet omgaan en de prognose van het aantal gevallen waarin bedrijven met aanvullende bewijsstukken zullen komen, kan naar de mening van de Raad bij de handhaving van het verbod in artikel 5a niet zonder meer worden gesproken van eenvoudig vast te stellen feiten. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de verantwoordingsplicht met betrekking tot de afvoer van dierlijke meststoffen in artikel 5h. Op grond van het vorenstaande is de Raad er niet van overtuigd dat het bij de handhaving van de Meststoffenwet door middel van bestuurlijke boetes zal gaan om eenvoudig vast te stellen overtredingen. Een lik-op-stuk-beleid is hiermee niet gegarandeerd. De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader op deze problematiek in te gaan.c. Forfaitair en niet-forfaitair stelselIn het wetsvoorstel zijn twee stelsels van bestuurlijke boeten opgenomen. In de artikelen 79 tot en met 82 en in artikel 84, eerste lid, is een stelsel met forfaitaire boetes neergelegd voor de handhaving van de gebruiksnormen (artikel 5a in samenhang met artikel 5b) en van de verplichting de afzet van het dierlijk mestoverschot te verantwoorden (artikel 5h). Per overtreding geldt een boetemaximum van 45.000 euro voor natuurlijke personen en van 450.000 euro voor rechtspersonen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid en maatschappen. In de artikelen 83 en 84, tweede lid, is een stelsel van flexibele boeten opgenomen, waarbij voor de zojuist genoemde categorieën overtreders per overtreding een maximum geldt van respectievelijk 11.250 euro en 45.000 euro. In die gevallen gaat het om de overtreding van overige voorschriften en van voorschriften met administratieve verplichtingen, die bij of krachtens de artikelen 5c, tweede lid, 5e, vijfde lid, 5g, derde lid, 6, 59, 59a, 59b, 59c en 59d, derde lid, of 61 zijn gesteld. Uit paragraaf 5 van de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat deze boetemaxima zijn afgestemd op die welke voor vergelijkbare overtredingen zijn vastgelegd in de Wet op de economische delicten (WED). Over de regeling van de forfaitaire boeten heeft de Raad de volgende opmerkingen.(i) Het forfaitaire karakter van deze boetes komt tot uiting in de tarifering per kilogram stikstof respectievelijk fosfaat waarmee een of meer van de gebruiksnormen is overschreden (artikelen 79 en 80). Ingevolge artikel 81 legt de minister een lagere boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de overeenkomstig de artikel 79 of 80 vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. De Raad wijst er, gelet op artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, op dat het bedrag van de op te leggen boetes in een concreet geval proportioneel dient te zijn. Nu het wetsvoorstel voor deze boetes per overtreding een maximum mogelijk maakt van 45.000 euro voor natuurlijke personen en van 450.000 euro voor rechtspersonen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid en maatschappen, brengt dit mee dat de minister in de gevallen waarin volgens het wetsvoorstel een hoog bedrag aan boetes kan worden opgelegd, zal moeten nagaan of de op te leggen boete proportioneel is, dus ook los van de vraag of de overtreder zich beroept op een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 81. De toelichting op het overigens gelijkluidende 5.4.1.7, derde lid, van het wetsvoorstel vierde tranche Awb vermeldt dat het bestuursorgaan ook een lagere boete oplegt indien het sterke aanwijzingen heeft dat de hoogte in een bepaalde casus onevenredig uitpakt (blz. 142/143). De Raad adviseert de toelichting bij het voorgestelde artikel 81 in overeenstemming te brengen met die bij artikel 5.4.1.7, derde lid van het wetsvoorstel vierde tranche Awb. In samenhang hiermee ware de laatste zin in de toelichting op artikel 81 te schrappen.(ii) In artikel 82 is bepaald dat de tarieven die in de artikelen 79, eerste lid, en 80, eerste lid, zijn vastgelegd voor de vaststelling van een forfaitaire boete kunnen worden aangepast bij algemene maatregel van bestuur. De Raad adviseert om in aansluiting op artikel 5.4.1.7, vierde lid, van het wetsvoorstel vierde tranche Awb te bepalen dat bij wijziging van de tarieven artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing is.d. Criterium voor opmaken rapportDe regeling van de bestuurlijke boete in het wetsvoorstel vierde tranche Awb stelt de verplichting een rapport op te maken en de verplichting de overtreder te horen (artikel 5.4.2.6) afhankelijk van de bevoegdheid een hogere boete dan 340 euro op te leggen. In de artikelen 85 en 87 wordt het opmaken van het rapport en het horen van de overtreder aan de toezichthoudende ambtenaren overgelaten. Indien zij geen rapport opmaken en de overtreder niet horen, kan geen boete hoger dan 340 euro worden opgelegd(zie noot 5). In de toelichting op artikel 85 wordt hierover opgemerkt dat het uit een oogpunt van lik-op-stuk beleid gewenst kan zijn dat de betrokken toezichthoudende ambtenaar de overtreder direct een boete kan opleggen. Naar de mening van de Raad zal de uitoefening van deze bevoegdheid niet in strijd mogen komen met de regels die in het wetsvoorstel voor de bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete zijn gesteld en met de regeling van de verhouding tot de strafrechtelijke handhaving in artikel 77. Hij adviseert hieraan in de memorie van toelichting aandacht te besteden.e. Vierde tranche AwbNaast de afwijkingen ten opzichte van het wetsvoorstel vierde tranche Awb die hiervoor reeds aan de orde kwamen, wijst de Raad nog op de volgende verschillen tussen het onderhavige wetsvoorstel en dat wetsvoorstel.- Niet is bepaald dat geen bestuurlijke boete wordt opgelegd ingeval van overlijden van de overtreder. Artikel 5.4.1.3 van de voorgestelde vierde tranche Awb voorziet wel in een regeling.- In de toelichting op artikel 5.4.2.2, eerste lid, van het wetsvoorstel vierde tranche Awb wordt erop gewezen dat dit artikel ook inhoudt dat de overtreder inzage kan krijgen in stukken die ten voordele van hem strekken. Die mededeling ontbreekt in de memorie van toelichting van het onderhavige wetsvoorstel.- In artikel 4.4.1.5 wetsvoorstel vierde tranche Awb is de wijze geregeld waarop de bestuurlijke boete moet worden betaald. Het wetsvoorstel zal moeten bezien op de wenselijkheid van een bepaling van die strekking, voor zolang de vierde tranche Awb nog niet in werking is getreden.De Raad adviseert het wetsvoorstel en de memorie van toelichting op deze punten aan te vullen.3. Controle-inzetIn paragraaf 10.2 Uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en handhavingsbeleid wordt onder b uiteengezet dat, zeker in de eerste jaren na invoering van het stelsel van gebruiksnormen, stevig zal moeten worden ingezet op repressieve handhaving. Daarbij moet ook voldoende nadruk worden gelegd op controles en zichtbaarheid van de overheid. De oplossing zoekt de regering niet zozeer in een vergroting van de capaciteit van de Algemene Inspectiedienst ten behoeve van de mestwetgeving maar in een meer gerichte inzet van die capaciteit op risicogroepen. Daarbij gaat het volgens de toelichting in het bijzonder om controles bij intermediairs en bij overschotbedrijven, ook gedurende het kalenderjaar. De controle-intensiteit bij de niet-overschotbedrijven kan lager zijn, maar zal voldoende zijn om het nalevingsniveau ook aldaar op peil te houden. De Raad leidt uit de tabel in paragraaf 8.1, onder a (Bedrijfseffecten, aantal bedrijven en omvang van de veestapel) van de memorie van toelichting af dat er in het jaar 2002 40.000 overschotbedrijven en 1.000 intermediaire ondernemingen waren. Verder kan in paragraaf 10.3, onder a, worden gelezen dat bij de begroting van de lasten van de uitvoering en handhaving wordt uitgegaan van 10.000 controles (deels administratief, deels fysiek en deels beide) door de Dienst Regelingen, die gelet op het in belangrijke mate selecte karakter een grote trefkans hebben en leiden tot 6.000 geconstateerde overtredingen. Gelet op het eerder aangeven aantal risicobedrijven komt dit dus per overschotbedrijf neer op gemiddeld minder dan één controle in de vier jaar. De Raad maakt hieruit op dat de controle op de naleving van de gebruiksnormen toch nog grotendeels door de Algemene Inspectiedienst zal moeten geschieden. In verband daarmee adviseert hij om in aansluiting op de gegevens over de controle-inzet van de Dienst Regelingen in paragraaf 10.3, onder b, een kwantitatief inzicht te geven van de door de Algemene Inspectiedienst te verrichten controles.4. Overige opmerkingena. Gevolgen uitbreiding definitie dierlijke meststoffenDe definitie van dierlijke meststoffen (artikel 1, aanhef en onder i) wordt in navolging van de Nitraatrichtlijn uitgebreid. Als gevolg daarvan vallen onder dit begrip ook uitwerpselen van andere categorieën dieren dan die in Bijlage A van de geldende Meststoffenwet zijn vermeld en waarvoor nog geen excretiewaarden zijn vastgesteld, zoals van paarden. In de toelichting zal moeten worden ingegaan op de lasten die deze wijziging voor de overheid en het bedrijfsleven meebrengt.b. NatuurterreinenNatuurterreinen worden in het wetsvoorstel niet meer gerekend tot bij het bedrijf behorende grond. In paragraaf 6, onder a, wordt uiteengezet dat hiertoe is overgegaan om de voorschriften van de mestwetgeving ten aanzien van natuurterrein met beheersregimes gelijk te trekken, ongeacht of de natuurterreinen in gebruik zijn bij landbouwbedrijven, bij natuurbeschermingsorganisaties, landgoederen of anderszins. Gevolg hiervan is dat deze gronden niet meetellen voor de gebruiksruimte voor meststoffen binnen de in artikel 5b voorgestelde gebruiksnormen. Uit de reactie in de memorie van toelichting op vragen van de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland over deze wijziging kan worden opgemaakt dat is gekozen voor gescheiden mestregimes: voor landbouwgrond, waar de gebruiksnormen van het wetsvoorstel op van toepassing zijn, en voor natuurterrein, waar afzonderlijke beheersregelingen en het Besluit gebruik meststoffen gelden. Naar het oordeel van de Raad komt dit niet tot uitdrukking in het wetsvoorstel. Ten aanzien van de daarin voorgestelde gebruiksnormen dient te worden bepaald dat deze van toepassing zijn voorzover geen meststoffen worden gebruikt of afgezet overeenkomstig de regels die gelden voor natuurterreinen. Deze zullen op zich natuurlijk moeten voldoen aan de eisen die de toepasselijke Europese richtlijnen inhouden. De Raad adviseert het wetsvoorstel in die zin aan te vullen.c. GrondgebruiksverklaringOnder de huidige mestwetgeving is het fenomeen van de grondgebruiksverklaring ontstaan. Als gevolg van de voorgestelde definitie van tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond is die regeling niet meer noodzakelijk: de veehouder zal zelf de gebruikstitel moeten aangeven op basis waarvan hij beschikt over grond waarop hij de mest kan gebruiken. De vraag rijst of deze wijziging in het wetsvoorstel niet het onbedoelde effect zal hebben dat de grondgebruiksverklaring als flexibele vorm van grondgebruik en mogelijkheid tot verantwoord gebruik van dierlijke meststoffen in onbruik geraakt(zie noot 6). Hiervan zal tenminste rekenschap moeten worden gegeven in de toelichting.d. Vaste mestIn paragraaf 8.1 algemeen, onder d. Intermediairs van de memorie van toelichting wordt ten aanzien van de lasten die aan mesttransporten zullen zijn verbonden meegedeeld dat geen automatische bemonstering van vaste mest plaatsvindt. Naar aanleiding van deze opmerking rijst bij de Raad de vraag op welke wijze de hoeveelheid getransporteerde mest van deze soort zal worden bepaald. Voor de lasten maakt het immers uit of die hoeveelheid forfaitair of door middel van monsters zal moeten worden berekend en welk regime voor de zogenoemde boer-boer transporten zal gelden. Zeker nu als gevolg van de uitbreiding van de definitie van dierlijke meststoffen ook (vaste) paardenmest verantwoord zal moeten worden afgevoerd(zie noot 7), adviseert de Raad hierover duidelijkheid te verschaffen in de memorie van toelichting.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2011, no.11.000358, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 met betrekking tot de aanwijzing van situaties als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de Invorderingswet 1990, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 met betrekking tot de aanwijzing van situaties als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de Invorderingswet 1990, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 december 2008, no.08.003560, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 met betrekking tot de aanwijzing van situaties als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de Invorderingswet 1990, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met vroegpensioen, prepensioen en levensloop, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met vroegpensioen, prepensioen en levensloop, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende enkele wijzigingen van een tweetal algemene maatregelen van bestuur onder de Drank- en Horecawet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende enkele wijzigingen van een tweetal algemene maatregelen van bestuur onder de Drank- en Horecawet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2013, no.13.002152, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende enkele wijzigingen van een tweetal algemene maatregelen van bestuur onder de Drank- en Horecawet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie onder meer in verband met het verlofsparen en met integriteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie onder meer in verband met het verlofsparen en met integriteit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het voorkomen van faillissementsfraude (herziening strafbaarstelling faillissementsfraude), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het voorkomen van faillissementsfraude (herziening strafbaarstelling faillissementsfraude), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2014, no.2014000318, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het voorkomen van faillissementsfraude (herziening strafbaarstelling faillissementsfraude), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2006, no.06.004739, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de voorwerpen als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met leer-werktrajecten in de basisberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (regeling leer-werktrajecten vmbo).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met leer-werktrajecten in de basisberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (regeling leer-werktrajecten vmbo).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280).Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2012, no.12.001454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Amendement nr.18 van de leden Van der Hoek en Passtoors bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Amendement nr.18 van de leden Van der Hoek en Passtoors bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2007, no.07.003151, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2012), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2012), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2011, no.11.001649, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2012), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's in verband met het vervallen van bijlage 4 en de delegatie van de normering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's in verband met het vervallen van bijlage 4 en de delegatie van de normering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2012, no.12.001211, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's in verband met het vervallen van bijlage 4 en de delegatie van de normering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Bekostigingsbesluit WPO, het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WPO en het Formatiebesluit WEC in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt een viertal besluiten in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Bekostigingsbesluit WPO, het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WPO en het Formatiebesluit WEC in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt een viertal besluiten in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Tracéwet, de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder in verband met de mogelijkheid van herstel van kennelijke fouten bij de vaststelling van geluidproductieplafonds en enkele technische verduidelijkingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Tracéwet, de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder in verband met de mogelijkheid van herstel van kennelijke fouten bij de vaststelling van geluidproductieplafonds en enkele technische verduidelijkingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 2015, no.2015001402, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tracéwet, de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder in verband met de mogelijkheid van herstel van kennelijke fouten bij de vaststelling van geluidproductieplafonds en enkele technische verduidelijkingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme; Warschau, 16 mei 2005 (Trb.2006, 104), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme; Warschau, 16 mei 2005 (Trb.2006, 104), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2007, no.07.003834, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme; Warschau, 16 mei 2005 (Trb.2006, 104), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Waterschapswet met betrekking tot gedeputeerden, wethouders en waterschapsbestuurders.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Waterschapswet met betrekking tot gedeputeerden, wethouders en waterschapsbestuurders.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit uitoefening artsenijbereidkunst in verband met het vervallen van de verplichting voor apotheekhoudenden om voldoende gelegenheid te bieden tot het verkrijgen van geneesmiddelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit uitoefening artsenijbereidkunst in verband met het vervallen van de verplichting voor apotheekhoudenden om voldoende gelegenheid te bieden tot het verkrijgen van geneesmiddelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever, en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever, en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2015, no.2015001200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever, en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende uitvoering van artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet (Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende uitvoering van artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet (Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de inschrijving van een onderneming zonder vestiging, de toekenning van een uniek nummer aan functionarissen en enkele andere besluiten in verband met het vervallen van de plicht een uittreksel te verschaffen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de inschrijving van een onderneming zonder vestiging, de toekenning van een uniek nummer aan functionarissen en enkele andere besluiten in verband met het vervallen van de plicht een uittreksel te verschaffen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2010, no.10.003088, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Financiën, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de inschrijving van een onderneming zonder vestiging, de toekenning van een uniek nummer aan functionarissen en enkele andere besluiten in verband met het vervallen van de plicht een uittreksel te verschaffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2011), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2011), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.001998, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2011), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige wetten teneinde het verhaal van kosten van re-integratiemaatregelen te vergemakkelijken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige wetten teneinde het verhaal van kosten van re-integratiemaatregelen te vergemakkelijken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2007, no.07.000921, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige wetten teneinde het verhaal van kosten van re-integratiemaatregelen te vergemakkelijken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Caymaneilanden zoals gemachtigd krachtens de volmacht van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; 's-Gravenhage, 8 juli 2009 (Trb. 2009, 119), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Caymaneilanden zoals gemachtigd krachtens de volmacht van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; 's-Gravenhage, 8 juli 2009 (Trb. 2009, 119), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003095, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Caymaneilanden zoals gemachtigd krachtens de volmacht van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; 's-Gravenhage, 8 juli 2009 (Trb. 2009, 119), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de amendementen en de eerste tot en met de vijfde nota van wijziging aangaande het voorstel van wet toezicht accountantsorganisaties met toelichtingen (Kamerstukken II 2003/04, 2004/05, 29 658, nrs. 11, 32, 42, 43, 47, 56, 59, 60, 63 en nrs. 8, 30, 36, 48, 55).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de amendementen en de eerste tot en met de vijfde nota van wijziging aangaande het voorstel van wet toezicht accountantsorganisaties met toelichtingen (Kamerstukken II 2003/04, 2004/05, 29 658, nrs. 11, 32, 42, 43, 47, 56, 59, 60, 63 en nrs. 8, 30, 36, 48, 55).Bij Kabinetsmissive van 7 april 2005, no.05.001282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de amendementen en de eerste tot en met de vijfde nota van wijziging aangaande het voorstel van wet toezicht accountantsorganisaties met toelichtingen (Kamerstukken II 2003/04, 2004/05, 29 658, nrs. 11, 32, 42, 43, 47, 56, 59, 60, 63 en nrs. 8, 30, 36, 48, 55).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een herziening en vereenvoudiging van de voertuigregelgeving, ter implementatie van richtlijn nr. 2007/46/EG betreffende de goedkeuring van voertuigen en enkele andere technische wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een herziening en vereenvoudiging van de voertuigregelgeving, ter implementatie van richtlijn nr. 2007/46/EG betreffende de goedkeuring van voertuigen en enkele andere technische wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2008, no.08.001427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een herziening en vereenvoudiging van de voertuigregelgeving, ter implementatie van richtlijn nr. 2007/46/EG betreffende de goedkeuring van voertuigen en enkele andere technische wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg houdende de invoering van een termijn waarbinnen de beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf wordt genomen, alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg houdende de invoering van een termijn waarbinnen de beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf wordt genomen, alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2005, no.05.002172, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg houdende de invoering van een termijn waarbinnen de beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf wordt genomen, alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt er toe om de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf kwijt te schelden indien twee jaar na aanvang van de zorg nog geen beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage is verzonden. Tevens wordt in het ontwerpbesluit een termijn van een jaar vastgelegd, waarbinnen de zorgaanbieder de cliëntgegevens door middel van de gemeentelijke basisadministratie moet hebben geverifieerd. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een opmerking met betrekking tot hetgeen in de nota van toelichting wordt gesteld ten aanzien van een voorlopige beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage. In het algemeen deel van de nota van toelichting wordt gesteld dat met het ontwerpbesluit uitvoering wordt gegeven aan de door de Tweede Kamer aanvaarde motie Vietsch(zie noot 1). In deze motie wordt de regering verzocht geen rekeningen meer te versturen voor eigen bijdragen voor zorg die langer dan twee jaar daarvoor is verleend. In artikel I, onderdeel C, tweede lid, van het ontwerpbesluit wordt daarom een nieuw vierde lid toegevoegd aan artikel 16a van het Bijdragebesluit zorg, dat onder meer bepaalt dat de eigen bijdrage niet wordt opgelegd voor zover binnen twee jaar na aanvang van de zorg geen beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden. De toelichting merkt dienaangaande op dat het in de praktijk niet vaak zal voorkomen dat de cliënt geen beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage bereikt binnen de genoemde termijn van twee jaar, omdat het eigenbijdrageproces inmiddels is gestroomlijnd. In de gevallen dat de Belastingdienst de inkomensgegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage nog niet kan aanleveren, wordt een voorlopige eigen bijdrage vastgesteld ter hoogte van de laagste ingevolge het Bijdragebesluit zorg op te leggen eigen bijdrage. De Raad maakt hieruit op dat volgens de staatssecretaris de beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage, bedoeld in het voorgestelde artikel 16a, vierde lid, onder a, ook een voorlopige beschikking kan zijn. Indien het de bedoeling is de mogelijkheid open te houden dat een definitieve beschikking wordt verstuurd na afloop van de termijn van twee jaar nadat de zorg is verleend, indien binnen die termijn een voorlopige eigen bijdrage is vastgesteld, dient naar het oordeel van de Raad in het besluit uitdrukkelijk bepaald te worden dat de eigen bijdrage niet wordt opgelegd voor zover binnen die twee jaar noch een beschikking noch een voorlopige beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden. De Raad adviseert de toelichting en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2014, no.2014000613, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing in de jaarrekening van waardering tegen actuele waarde (Besluit actuele waarde), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing in de jaarrekening van waardering tegen actuele waarde (Besluit actuele waarde), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels omtrent de publiekrechtelijke registratie van zeeschepen in Nederland (Wet publiekrechtelijke registratie zeeschepen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels omtrent de publiekrechtelijke registratie van zeeschepen in Nederland (Wet publiekrechtelijke registratie zeeschepen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering in de Algemene wet inzake rijksbelastingen van de mogelijkheid tot het doen van een collectieve uitspraak op massaal bezwaar.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering in de Algemene wet inzake rijksbelastingen van de mogelijkheid tot het doen van een collectieve uitspraak op massaal bezwaar.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over winstuitkering door zorgaanbieders (Wet voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over winstuitkering door zorgaanbieders (Wet voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg).Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001768, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over winstuitkering door zorgaanbieders (Wet voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (verbetering van de handhaving en bepalingen inzake uitbreidingstoelatingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (verbetering van de handhaving en bepalingen inzake uitbreidingstoelatingen).Bij Kabinetsmissive van 14 december 2001, no.01.005974, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (verbetering van de handhaving en bepalingen inzake uitbreidingstoelatingen).Het wetsvoorstel strekt ertoe de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Bmw) op een aantal onderdelen te wijzigen. Deze wijzigingen hebben betrekking op het verbeteren van de handhavingsmogelijkheden, de introductie van bestuurlijke handhaving, het aanpassen van de uitbreidingstoelatingen en van de bepalingen aangaande de afleverings- en opgebruiktermijnen.Hoewel het oogmerk, de Bmw op de genoemde onderdelen aan te passen, gelet op de in de praktijk gerezen problemen, positief kan worden gewaardeerd, is de Raad van State van oordeel dat het voorstel in de huidige vorm moet worden afgewezen, omdat het onvoldoende rekening houdt met de richtlijn(en) ter uitvoering waarvan de Bmw strekt.Het betreft hier richtlijn nr.91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230) (hierna: gewasbeschermingsrichtlijn) en richtlijn nr.98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123) (hierna: biocidenrichtlijn). Wijziging van de Bmw in verband met de implementatie van laatstgenoemde richtlijn ligt nog ter behandeling in de Eerste Kamer der Staten-Generaal.(zie noot 1) De systematiek van deze richtlijn loopt in belangrijke mate parallel met het systeem van de gewasbeschermingsrichtlijn.Bij de gewasbeschermingsrichtlijn is, gelet op het feit dat het een maatregel van gemeenschappelijke landbouwpolitieke aard betreft, sprake van volledige harmonisatie. De richtlijn omschrijft de te treffen maatregelen, verband houdende met de inrichting van de wetgeving aangaande de toelatingssystematiek en -gronden met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen, nauwkeurig en laat voor wat dat betreft geen inhoudelijke keuzes aan de lidstaten over. Wel staat het hun vrij om vorm en middelen te kiezen zolang het te bereiken resultaat maar gerealiseerd wordt.(zie noot 2)De biocidenrichtlijn lijkt in overweging 10 van de considerans enige ruimte toe te laten. Daarin wordt overwogen dat de lidstaten niet mag worden verhinderd nadere eisen te stellen aan het gebruik van biociden, voorzover die extra eisen in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht en in het bijzonder niet strijdig zijn met de bepalingen van deze richtlijn en dienen ter bescherming van het milieu en de gezondheid van mens en dier, bijvoorbeeld door epidemiebeheersing en bescherming van voedsel en diervoeders. Zoals de Raad echter heeft overwogen in zijn advies van 8 november 2001 inzake het amendement van de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Udo en Feenstra bij eerdergenoemd voorstel van wet tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, is deze ruimte, gelet op de inhoud van de biocidenrichtlijn, beperkt tot hetgeen in het kader van artikel I, derde lid, is toegestaan.De Raad heeft in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel een passage gemist waarin een beschouwing wordt gegeven omtrent de toetsing aan vorengenoemde richtlijnen. In die gevallen dat bij toetsing door de Raad het hem gebleken is dat de in de richtlijnen geboden ruimte onvoldoende is voor de voorgestelde regeling heeft dit aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.Dit heeft tot de conclusie geleid dat de intentie om het reële probleem van een tekort aan effectieve gewasbeschermingsmiddelen (hetgeen het illegaal gebruik van die middelen in de hand werkt) aan te pakken op zichzelf kan worden onderschreven, maar dat de wijze waarop moet worden afgewezen. De Raad geeft in overweging het wetsvoorstel zodanig te wijzigen dat de daarin gegeven oplossing blijft binnen de kaders van beide richtlijnen.1. Artikel 2a. Ingevolge het voorgestelde derde lid, aanhef en onder a, van artikel 2 Bmw wordt de uitzondering van het verbod op het afleveren, voorhanden of in voorraad hebben van niet-toegelaten bestrijdingsmiddelen beperkt tot fabrikanten, importeurs en handelaren. Toepassers vallen dus niet langer onder deze uitzondering. Daarmee wordt beoogd in het bijzonder het illegaal gebruik van bestrijdingsmiddelen in grensgebieden tegen te gaan.Artikel 3, tweede lid, van de gewasbeschermingsrichtlijn bepaalt dat de lidstaten de productie, de opslag en het verkeer van gewasbeschermingsmiddelen die op hun grondgebied niet zijn toegelaten, niet mogen belemmeren indien deze middelen zijn bestemd om in een andere lidstaat te worden gebruikt. Voorwaarde hierbij is dat dit middel in die andere lidstaat wel is toegelaten en dat de voorschriften inzake controle daar worden nageleefd.Het vorenstaande betekent dat de nu voorgestelde regeling waarin de uitzondering van artikel 2, derde lid, onder a, niet geldt voor het voorhanden of in voorraad hebben door toepassers voorzover de toepassing ten behoeve van zelfgebruik zal plaatsvinden in het buitenland, zich niet verdraagt met artikel 3, tweede lid, van de gewasbeschermningsrichtlijn. De Raad geeft in overweging het artikelonderdeel zodanig aan te passen dat aan het vorenstaande bezwaar tegemoet wordt gekomen.b. Voorts wordt voorgesteld onderdeel a van het derde lid van artikel 2 uit te breiden met de mogelijkheid niet toegelaten middelen die bestemd zijn om te worden vernietigd, nog in voorraad te hebben tot het moment van vernietiging.De Raad heeft zich afgevraagd waarom een aanvulling zoals voorgesteld nodig wordt geoordeeld, nu ter uitvoering van artikel 4, zesde lid, van de gewasbeschermingsrichtlijn in artikel 2, vijfde en zesde lid, Bmw hierin voorzien wordt. Op grond van genoemde artikelen kan een bestrijdingsmiddel dat niet meer is toegelaten, nog in voorraad of voorhanden worden gehouden, waarbij tevens regelen kunnen worden gesteld omtrent de verwijdering binnen een bepaald tijdvak. In het licht van het vorenstaande beveelt de Raad aan de wijziging te heroverwegen.c. In het voorgestelde onderdeel b van artikel 2, derde lid, wordt een uitzondering gemaakt voor het gebruiken ter bewerking van zaaizaad dat niet voor de Nederlandse markt bestemd is, met bestrijdingsmiddelen die daarvoor in Nederland niet zijn toegelaten.Nu het niet betreft een gewasbeschermingsmiddel dat voor de uitvoer bestemd is (dat geldt alleen voor het zaaizaad) en voorts het gebruik in het geheel niet is vrijgesteld (dat geldt alleen voor productie, opslag en verkeer), biedt artikel 3, tweede lid, van de gewasbeschermingsrichtlijn geen ruimte voor een voorschrift zoals voorgesteld.Het stellen van nadere eisen, zoals in de toelichting aangeduid kan, deze discrepantie niet wegnemen. Het artikelonderdeel dient heroverwogen te worden.2. Artikel 5a. Ingevolge het nieuwe zevende en achtste lid van artikel 5 wordt de toelating- en registratiehouder de mogelijkheid geboden uitbreiding aan te vragen van de doeleinden waarvoor een bestrijdingsmiddel dat een reeds bestaande werkzame stof bevat, gebruikt mag worden. De beoordeling van zo'n aanvraag zal plaatsvinden aan de hand van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop het betrokken middel (of een ander bestrijdingsmiddel dat dezelfde werkzame stof bevat en is toegelaten of geregistreerd voor een vergelijkbaar doeleinde) laatstelijk is beoordeeld. Kort gezegd komt het nieuwe systeem erop neer dat beoordeling van de uitbreiding plaatsvindt aan de hand van de gegevens en criteria zoals die golden op het moment van beoordeling van het oorspronkelijke middel.Hiervoor is gekozen omdat voor het aanvragen van een toelating voor nieuwe bestrijdingsmiddelen geactualiseerde dossiergegevens vereist zijn, hetgeen hoge kosten met zich brengt, zodat veelal daarvan wordt afgezien. Het ontbreken van een effectief middelenpakket kan weer illegaal gebruik van bestrijdingsmiddelen in de hand werken.(zie noot 3)De mogelijkheid een verzoek om uitbreiding van de gebruiksdoeleinden in te dienen is volgens artikel 9, eerste lid, van de gewasbeschermingsrichtlijn voorbehouden aan wetenschappelijke instanties, beroepsorganisaties en beroepsgebruikers. Dit voorschrift is geïmplementeerd in artikel 5, zesde lid, Bmw.Omdat een zo algemeen geformuleerde uitbreidingstoelating als wordt voorgestaan niet kan worden gebaseerd op artikel 9, wordt deze blijkens paragraaf 4 van de toelichting gebaseerd op artikel 8, tweede lid, van de gewasbeschermingsrichtlijn. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van toelating van gewasbeschermingsmiddelen met bestaande werkzame stoffen tot 26 juli 2003. Dit voorschrift bevat overgangsrecht voor de periode dat de werkzame stoffen nog niet op bijlage I bij de gewasbeschermingsrichtlijn zijn opgenomen en is geïmplementeerd in artikel 25 Bmw. Op grond van artikel 8, tweede en derde lid, van de gewasbeschermingsrichtlijn mag worden afgeweken van artikel 4, eerste lid, onderdeel a (vermelding op bijlage I bij de gewasbeschermingsrichtlijn en voldoen aan de uniforme beginselen van bijlage VI bij de gewasbeschermingsrichtlijn), maar blijven de andere toelatingsvoorwaarden onverkort van toepassing (artikel 4, eerste lid, onderdelen b tot en met f).(zie noot 4) Dit betekent dat de beoordeling van een uitbreiding van de doeleinden waarvoor een bestrijdingsmiddel mag worden gebruikt (dat immers een wijziging is ten opzichte van het oorspronkelijke gebruik dat van het middel mocht worden gemaakt, zoals dat bij de toelating is geformuleerd(zie noot 5)), zal moeten plaatsvinden aan de hand van het onderzoek van het dossier en op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op dat moment, zoals onderdeel b van het eerste lid van artikel 4 van de gewasbeschermingsrichtlijn voorschrijft. Uit de bewoordingen van de gewasbeschermingsrichtlijn kan naar het oordeel van de Raad niet worden afgeleid dat van de onderdelen b tot en met f en de subonderdelen in geval van uitbreiding kan worden afgeweken, ook niet als de minister op dit punt regels zou stellen. Het voortbestaan van het middel is alleen mogelijk gemaakt zoals het op de markt was voor 25 juli 1993.Ook de nadere uitwerking zoals neergelegd in het nieuw voorgestelde achtste lid van artikel 5, waarin een uitzondering wordt opgenomen voor de volksgezondheidsaspecten, die zullen worden beoordeeld op het moment van de aanvraag aan de hand van de actuele stand van de wetenschappelijke en technische kennis, kan de bezwaren zoals hiervoor genoemd niet wegnemen.De Raad is van oordeel dat de artikelleden heroverwogen dienen te worden.b. Voorts wordt in het achtste lid mede een regeling opgenomen voor de uitbreidingstoelatingen in het kader van het wetenschappelijk onderzoek (verwijzing naar het zesde lid). Hiervoor is gekozen omdat ook voor deze derden het bestaande stelsel niet toereikend is.(zie noot 6)Het van toepassing zijnde artikel 9, eerste lid, van de gewasbeschermingrichtlijn laat wel uitzonderingen toe, maar deze betreffen alleen de voldoende werkzaamheid en aanvaardbare uitwerking van de gewasbeschermingsmiddelen op planten of plantaardige producten (artikel 4, eerste lid, onderdeel b, onder i en ii, van de gewasbeschermingsrichtlijn). Aan de overige toelatingsvereisten wordt onverkort de hand gehouden en deze omvatten meer dan uitsluitend de volksgezondheidsaspecten.(zie noot 7) Ook op dit onderdeel wordt derhalve naar het oordeel van de Raad niet voldaan aan de gewasbeschermingsrichtlijn.c. In dit verband wijst het college nog op het volgende. Uit het rapport "Het terugdringen van illegaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw" van de Commissie Gewasbescherming Glastuinbouw (commissie-Alders) van oktober 2000, dat ook in de paragrafen 1 en 4 van de memorie van toelichting wordt vermeld, blijkt dat een belangrijke kostenbesparing zou kunnen worden gerealiseerd door vereenvoudiging van de dossiervereisten, waardoor zowel de kosten voor het samenstellen van het dossier als die voor de beoordeling kunnen worden gereduceerd.(zie noot 8) Wat het eerste onderdeel betreft ligt het zwaartepunt van de aanpassing bij de Europese Commissie, terwijl bovendien het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen hiermee in de pas loopt. Wat de toelatingsprocedure betreft wordt gewezen op de noodzaak van harmonisatie door de Europese Commissie en voorts op de mogelijkheid de kosten te reduceren door onder meer het berekenen van vaste tarieven, verlaging van tarieven dan wel financiering door middel van een fondsconstructie.De Raad constateert dat in de toelichting aan deze aspecten geheel wordt voorbijgegaan. Dit klemt temeer nu ook uit de nota Zicht op gezonde teelt(zie noot 9) blijkt dat het probleem mede ligt in de kritischer invulling van de risicobeoordeling in vergelijking met andere lidstaten en voorts extra bijdragen worden toegekend aan het Fonds kleine toepassingen.Mede in het licht van het vorenstaande vereist de nu gekozen oplossing een draagkrachtiger motivering.d. Voorts wordt nog gewezen op de in artikel 8 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode van 12 jaar, die eindigt op 25 juli 2003. In paragraaf 4, slot, van de toelichting wordt daarover opgemerkt dat in Europees verband reeds is voorgesteld deze datum te verlengen. In de beantwoording naar aanleiding van de nota Zicht op gezonde teelt(zie noot 10) wordt expliciet gesteld dat de datum zal worden gewijzigd tot eind 2008. Indien echter om welke reden dan ook hiertoe niet wordt besloten, moet betwijfeld worden of, nog afgezien van andere hiervoor genoemde bezwaren, wijziging op dit onderdeel wel zinvol is.Ten slotte wordt in dat verband in de toelichting ook vermeld dat uitbreidingstoelating geen andere toepassingswijzen zal betreffen dan de toepassingswijze van de hoofdtoelating. Een voorschrift van die strekking behoort naar de mening van de Raad opgenomen te worden in de wet zelf.3. Artikel 11Dit artikel, dat voorziet in een verbod om toegelaten bestrijdingsmiddelen af te leveren, voorhanden of in voorraad te hebben, indien niet wordt voldaan aan bepaalde eisen met betrekking tot informatie op of bij de verpakking, is aangepast in verband met problemen bij de handhaving.In de artikelsgewijze toelichting wordt opgemerkt dat het voorgestelde artikel, evenals het huidige, niet van toepassing is op gebruikers van bestrijdingsmiddelen.Weliswaar wordt in het eerste lid het gebruiken niet onder het verbod gebracht(zie noot 11), maar door in het tweede lid de uitzondering van het voorhanden hebben of in voorraad te hebben alleen te betrekken op fabrikanten, importeurs en handelaren, is niet gewaarborgd dat ook gebruikers van dit verbod zijn vrijgesteld.De Raad geeft in overweging het artikel aan te vullen.(zie noot 12)4. Handhavinga. Ingevolge het nieuwe artikel 16e wordt het mogelijk naast de reeds bestaande strafrechtelijke handhaving (via de Wet op de economische delicten) overtreding van voorschriften langs bestuurlijke weg te bestrijden. Zo kan op grond van het derde lid van artikel 16e ook een vergunning worden ingetrokken indien gehandeld wordt in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde.Anders dan bij het eerste lid, waarin de intrekking het gevolg is van het overtreden van vergunningsvoorschriften, is hier sprake van een maatregel met een punitief karakter, zoals uit de artikelsgewijze toelichting bij dit artikel kan worden opgemaakt.De Raad wijst erop dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens een intrekking op grond van het eerste lid onder omstandigheden ook als een criminal charge zou kunnen aanmerken, aangezien dit Hof bij zijn beoordeling of een sanctie als criminal charge moet worden aangemerkt mede de gevolgen van het toepassen van die sanctie pleegt te betrekken.Uit de memorie van toelichting blijkt niet dat bij de keuze voor beide instrumenten met die mogelijkheid is rekening gehouden.De Raad beveelt aan in de toelichting hieraan aandacht te besteden.b. Over de inzet van de verschillende handhavingsinstrumenten door de onderscheiden handhavingsdiensten zullen afspraken worden gemaakt. Paragraaf 3, onder d, van de toelichting merkt hierover op dat dit handhavingsarrangement gereed zal zijn op het moment van indiening bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Op dit onderdeel is het wetsvoorstel onvoldoende gemotiveerd, nu op dit moment geen schatting kan worden gemaakt hoeveel kosten met deze operatie gemoeid zullen zijn, mede in relatie tot de belasting van de rechterlijke macht.In ieder geval dient bedoelde passage geactualiseerd te worden.5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2016, no.2016000191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot het LSOP Politie onderwijs- en kenniscentrum, de landelijke werving, de selectie, het onderwijs voor de politie, alsmede het overdragen van kennis aan de politie (Wet op het LSOP en het politieonderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot het LSOP Politie onderwijs- en kenniscentrum, de landelijke werving, de selectie, het onderwijs voor de politie, alsmede het overdragen van kennis aan de politie (Wet op het LSOP en het politieonderwijs).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende artikel 18 WTZi.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende artikel 18 WTZi.Bij brief van 15 januari 2015 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreffende artikel 18 WTZi.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het Statuut van de Latijnsamerikaanse Commissie voor Burgerluchtvaart; Panama-Stad, 8 november 1996 (Trb.1998, 99), en Santiago de Chile, 24 juli 1998 (Trb.2000, 51), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijzigingen van het Statuut van de Latijnsamerikaanse Commissie voor Burgerluchtvaart; Panama-Stad, 8 november 1996 (Trb.1998, 99), en Santiago de Chile, 24 juli 1998 (Trb.2000, 51), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2009, no.09.001964, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, de Wet wegvervoer goederen, de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en de Wet op de economische delicten, ter uitvoering van verordening 1071/2009/EG, verordening 1072/2009/EG en verordening 1073/2009/EG, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, de Wet wegvervoer goederen, de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en de Wet op de economische delicten, ter uitvoering van verordening 1071/2009/EG, verordening 1072/2009/EG en verordening 1073/2009/EG, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2011, no.11.001849, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, de Wet wegvervoer goederen, de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en de Wet op de economische delicten, ter uitvoering van verordening 1071/2009/EG, verordening 1072/2009/EG en verordening 1073/2009/EG, met memorie van toelichting. Op 26 september 2011 ontving de Afdeling op haar verzoek de bij het wetsvoorstel behorende transponeringstabel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enige andere besluiten en intrekking van het Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector politie en de Regeling compensatie inkomensgevolgen WIA in verband met de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enige andere besluiten en intrekking van het Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector politie en de Regeling compensatie inkomensgevolgen WIA in verband met de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2015, no.2015000327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enige andere besluiten en intrekking van het Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector politie en de Regeling compensatie inkomensgevolgen WIA in verband met de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet Fonds economische structuurversterking (voedingssystematiek en categorieën te financieren investeringsprojecten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet Fonds economische structuurversterking (voedingssystematiek en categorieën te financieren investeringsprojecten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2009, no.09.000039, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet Fonds economische structuurversterking (voedingssystematiek en categorieën te financieren investeringsprojecten), met memorie van toelichting. Daarnaast wordt de Raad gevraagd advies uit te brengen over een mogelijke aanvulling van het wetsvoorstel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2009, no.09.003249, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Algemeen rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2005, no.05.002645, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties, met memorie van toelichting. Het voorstel is één van de vier voorstellen ter uitvoering van de voorstellen van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (de commissie-Dijkstal).(zie noot 1) Over twee andere van deze voorstellen brengt de Raad heden eveneens advies uit.(zie noot 2) De Raad van State onderschrijft het belang van de voorgestelde openbaarmaking van nevenfuncties, maar maakt enkele opmerkingen over de wijze waarop daaraan in het voorstel vorm is gegeven. Hij is van oordeel dat enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Openbaarmaking inkomsten uit nevenfuncties Het wetsvoorstel verplicht leden van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, commissarissen van de Koning en leden van gedeputeerde staten, alsmede burgemeesters en wethouders tot openbaarmaking van hun nevenfuncties. Met uitzondering van leden van de Eerste Kamer en wethouders van gemeenten met 18.000 of minder inwoners, dienen zij ook de inkomsten uit die nevenfuncties openbaar te maken. Paragraaf 3.2 van de toelichting noemt als oogmerken van de voorgestelde openbaarmaking van nevenfuncties en de daaraan verbonden inkomsten het voorkomen van het risico van belangenverstrengeling of de schijn daarvan, en de mogelijkheid te beoordelen of de vervulling van nevenfuncties de uitoefening van de hoofdfunctie benadeelt, in het bijzonder gelet op het tijdsbeslag. De Raad merkt het volgende op. a. Waar in het voorstel wordt gesproken van "nevenfunctie", in relatie tot "hoofdfunctie", heeft het begrip "nevenfunctie"verschillende betekenissen. Bij het gebruik van het begrip "nevenfunctie" gaat het in het onderhavige voorstel steeds om activiteiten, van welke aard ook, die worden verricht naast de bekleding van een politiek ambt. Voorts kan het gaan om het tijdsbeslag: de nevenfunctie betreft activiteiten waarvan het tijdsbeslag bescheiden is ten opzichte van de activiteiten die de hoofdfunctie vormen. Ten slotte is er het financiële aspect: de hoofdfunctie wordt, blijkens de toelichting, gezien als de functie waarmee een inkomen wordt verworven waarvan betrokkene primair afhankelijk is, terwijl dat per definitie niet geldt voor de nevenfunctie(s). De Raad acht het van belang dat deze verschillende betekenissen goed van elkaar worden onderscheiden. In verband met het financiële aspect merkt hij op dat het eerste oogmerk dat de toelichting noemt voor de voorgestelde openbaarmaking van nevenfuncties naast de hoofdfunctie en van de aan de nevenfunctie verbonden inkomsten bestaat in het voorkómen van het risico van belangenverstrengeling. In dit verband wijst de Raad erop dat dit risico niet beperkt is tot de situatie van één hoofdfunctie, met daarnaast één of meer nevenfuncties, maar zich ook kan voordoen bij een samenstel van - al dan niet bezoldigde - activiteiten dat zich minder goed laat verdelen in één hoofdfunctie en één of meer nevenfuncties. In zoverre behoeft het begrip "nevenfunctie" enige relativering. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan. b. Gelet op de oogmerken van het voorstel is één van de instrumenten ter voorkoming van belangenverstrengeling de voorgestelde openbaarmaking van de (inhoud van) nevenfunctie(s) als zodanig. Benadeling van een goede vervulling van het politieke ambt, zeker als dit wordt vervuld als hoofdfunctie, kan daarnaast ook voortvloeien uit het tijdsbeslag van (het samenstel van) nevenfuncties. In dat perspectief bezien, valt op dat het voorstel niet tevens de vermelding voorschrijft van het (geschatte) tijdsbeslag van een nevenfunctie. De Raad adviseert het voorstel daarmee aan te vullen. c. Over de openbaarmaking van de inkomsten uit de nevenfuncties stelt de memorie van toelichting dat deze inkomsten een indicatie geven van het belang van de nevenfunctie ten opzichte van de hoofdfunctie. In paragraaf 3.4 van de toelichting wordt gesteld dat deze openbaarmaking noodzakelijk is omdat de "precieze hoogte" van de neveninkomsten de "meest adequate(zie noot 3) informatie geeft over de mate waarin de vervulling van de nevenfunctie in de weg kan staan aan de vervulling van de publieke taak". Aldus kan eenieder die wil participeren in het politieke debat zelf beoordelen "welke invloed neveninkomsten hebben op het politieke functioneren van ambtsdragers". De Raad stelt voorop dat hij zich op zichzelf kan vinden in openbaarmaking van inkomsten - ook - uit nevenfuncties, mits daarvoor voldoende rechtvaardiging bestaat uit een oogpunt van het algemeen belang. De commissie-Dijkstal adviseerde (paragraaf 6.3): alle neveninkomsten uit de openbare kas worden openbaar gemaakt; overige inkomsten worden als zodanig gemeld. Bij openbaarmaking van neveninkomsten uit de openbare kas is dit algemeen belang zonder twijfel aan de orde. Het voorstel gaat echter verder, en beoogt openbaarmaking van alle neveninkomsten. De motivering daarvoor in de memorie van toelichting kan de Raad niet overtuigen. Deze toelichting lijkt te veronderstellen dat er altijd een direct verband bestaat tussen het hebben van inkomsten uit nevenfuncties en de hoogte van deze inkomsten enerzijds, en de kwaliteit van de vervulling van het politieke ambt anderzijds. Een dergelijke veronderstelling vereist nadere onderbouwing. De Raad wijst er in dit verband op dat ook niet-bezoldigde nevenfuncties door hun aard en tijdsbeslag effect kunnen hebben op het vervullen van het politieke ambt. Vooralsnog valt niet goed in te zien waarom, naast informatie over aard en tijdsbeslag van de nevenfunctie, ook kennis over de inkomsten uit deze nevenfuncties van zodanig direct belang is voor de beoogde beoordeling van (belemmeringen voor) de vervulling van het politieke ambt dat betrokkene bekleedt, dat ook deze informatie voorwerp moet worden van het voorgestelde openbaarheidregime. Daarom dient nader te worden gemotiveerd waarom, naast de openbaarmaking van de nevenfunctie als zodanig, niet kan worden volstaan met de vermelding of sprake is van inkomsten uit deze (niet uit de openbare kas betaalde) nevenfunctie, en eventueel ook van de aard van die neveninkomsten (zoals: vacatiegeld; honorarium). De Raad adviseert de toelichting aan te vullen, en zo nodig het voorstel op dit punt aan te passen. d. Indien de hiervoor, onder c, bedoelde motivering moet leiden tot het oordeel dat openbaarmaking van de inkomsten uit activiteiten naast het politieke ambt wel van belang moet worden geacht voor de beoordeling van de wijze waarop dat ambt wordt vervuld, valt niet in te zien waarom op dit punt beperkingen zouden moeten gelden voor de vereiste openbaarmaking. Het voorstel bevat echter enkele beperkingen: - De verplichting tot openbaarmaking van de inkomsten uit nevenfuncties geldt niet voor wethouders van kleinere gemeenten (18.000 of minder inwoners) en de leden van de Eerste Kamer. Als reden daarvoor vermeldt de toelichting dat voor deze ambtsdragers hun politieke ambt niet de hoofdfunctie is, en dat de bezoldiging uit dit ambt niet als volledig inkomen zal dienen. De Raad merkt op dat het hier gaat om politieke ambten die, uit een oogpunt van inkomen en tijdsbeslag, zouden kunnen worden aangeduid als nevenfunctie of als deeltijdfunctie, voorzover zij worden vervuld naast andere activiteiten, die kunnen worden aangemerkt als hoofdfunctie respectievelijk als andere deeltijdfunctie. Het in de toelichting genoemde argument van de samenstelling van het inkomen van betrokkene betreft echter slechts één van de verwijzingen zoals die hiervoor, onder a, zijn onderscheiden. Dit argument kan er namelijk niet aan afdoen dat in beginsel aan de hiervoor, onder c, genoemde argumentatie uit de toelichting, indien deze wordt gehandhaafd, ook gelding toekomt voor de hier bedoelde ambtsdragers. Immers, ook bij hen kan, in het samenstel van hun activiteiten als geheel bezien, sprake zijn van eventuele (financiële) derdenbelangen die een rol kunnen spelen bij hun functioneren als politiek ambtsdrager. Voorts wijst de Raad er ten aanzien van de vervulling van het wethouderschap als een functie in deeltijd op dat, ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Gemeentewet, in gemeenten waar het wethouderschap een volledige betrekking is, de raad kan besluiten dat een of meer van die betrekkingen in deeltijd worden uitgeoefend. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. - Onder inkomsten wordt in het voorstel verstaan: loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Dit betekent dat alleen inkomsten uit dienstbetrekking binnen het voorstel vallen. In de artikelsgewijze toelichting wordt uiteengezet welke praktische bezwaren gelden voor het openbaar maken van inkomsten uit een functie als ondernemer of beoefenaar van een zelfstandig beroep. De Raad meent echter dat deze bezwaren niet zover mogen gaan dat deze categorie genieters van inkomsten uit nevenfuncties worden onttrokken aan de verplichting tot openbaarmaking. Hier is ook het gelijkheidsbeginsel in het geding. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. e. Openbaarmaking van de nevenfuncties wordt, evenals de openbaarmaking van inkomsten daaruit, voorgeschreven na afloop van het kalenderjaar waarin de functies zijn vervuld. Voor de genoten inkomsten ligt dat tijdstip in de rede. Dat is echter niet het geval voor de melding van de aanvaarding van een nevenfunctie, de eventuele bezoldiging en een indicatie van het tijdsbeslag. Deze melding zou al direct na de aanvaarding van de nevenfunctie kunnen worden gedaan. De Raad adviseert het voorstel aan te passen, zodat op dit punt een uniforme praktijk wordt gewaarborgd. 2. Europees recht Het voorstel strekt zich ook uit tot de leden van het Europees Parlement. In verband daarmee dient zeker te zijn dat uit een oogpunt van europees recht voldoende ruimte bestaat voor het voorstel op dit punt. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. 3. Uitgebrachte adviezen De Raad acht het van belang dat de toelichting aangeeft hoe de voorstellen door de betrokken doelgroepen zijn beoordeeld. In dit verband wijst hij op de Code interbestuurlijke verhoudingen. In de toelichting wordt echter geen melding gemaakt van standpunten van of adviezen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg, en evenmin van de opvatting van de Vereniging tot Behartiging van de Belangen van Burgemeesters en van de Commissarissen der Koningin. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen, en daarbij aan te geven in hoeverre rekening is gehouden met de ontvangen opmerkingen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, ter zake van het bevorderen van de financiering van de eigen woning met eigen middelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, ter zake van het bevorderen van de financiering van de eigen woning met eigen middelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering provinciebestuur (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering provinciebestuur (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van initiatieven van samenwerkende ondernemers mede in het publiek belang (Experimentenwet BGV-zones), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van initiatieven van samenwerkende ondernemers mede in het publiek belang (Experimentenwet BGV-zones), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2007, no.07.002164, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van initiatieven van samenwerkende ondernemers mede in het publiek belang (Experimentenwet BGV-zones), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vuurwerkbesluit en enkele andere algemene maatregelen van bestuur (verbetering uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid Vuurwerkbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vuurwerkbesluit en enkele andere algemene maatregelen van bestuur (verbetering uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid Vuurwerkbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 mei 2011, no.11.001036, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vuurwerkbesluit en enkele andere algemene maatregelen van bestuur (verbetering uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid Vuurwerkbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet (het vervallen van de verspreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellingen, wijziging van de doorgifteplicht via omroepnetwerken van de programma's van lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van bepalingen inzake programmaraden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet (het vervallen van de verspreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellingen, wijziging van de doorgifteplicht via omroepnetwerken van de programma's van lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van bepalingen inzake programmaraden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs i.v.m. een overgangsregeling kosten administratie, beheer en bestuur bij verzelfstandiging van het openbaar onderwijs in een gemeente.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs i.v.m. een overgangsregeling kosten administratie, beheer en bestuur bij verzelfstandiging van het openbaar onderwijs in een gemeente.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (afschaffing meldplicht EU-burgers), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (afschaffing meldplicht EU-burgers), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2014, no.2014000867, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (afschaffing meldplicht EU-burgers), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2011, no.11.000360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2010, no.10.001444, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen, met nota van toelichting. Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2010, no.10.001788, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verzocht die adviesaanvrage buiten verdere behandeling te laten en te vervangen door het aangepaste ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2015, no.2015001668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de aanpassing van eigen bijdragen rechtsbijstand (Besluit aanpassing eigen bijdragen rechtsbijstand), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de aanpassing van eigen bijdragen rechtsbijstand (Besluit aanpassing eigen bijdragen rechtsbijstand), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2015, no.2015000971, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende een Reglement voor de Gouverneur van Curaçao, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende een Reglement voor de Gouverneur van Curaçao, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2009, no.09.000852, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende een Reglement voor de Gouverneur van Curaçao, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2005, no.05.002720, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving), met memorie van toelichting. Het voorstel wijzigt de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en enige andere wetten naar aanleiding van het in de brief van de staatssecretaris van Financiën van 3 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 643, nr. 2) aangekondigde pakket maatregelen ter voorkoming van het maken van contra legem afspraken door de Belastingdienst met belastingplichtigen. De genoemde maatregelen behelzen enerzijds aanpassing van wetgeving in het kader van de "aanpak vrijplaatsen" waarbij de nadruk op doelmatigheid ligt en anderzijds aanpassing van wetgeving ter versterking van de rechtshandhaving door de Belastingdienst. Voorts worden maatregelen voorgesteld om misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies tegen te gaan. Deze laatste maatregelen zijn aangekondigd in de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën van 23 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 17 050, nr. 261). Uitgangspunt bij de hiervoor genoemde wijzigingen is het versterken van de fiscale rechtshandhaving door de Belastingdienst. Daarnaast wordt voorgesteld de beslistermijnen in de AWR en enige andere wetten te verkorten en tevens de bepalingen inzake de geheimhoudingsplicht aan te passen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot onder andere de duur van de voorgestelde beslistermijnen, de noodzaak en de aard van de algemene doelmatigheidsbepaling en de voor de fiscus als schuldeiser gecreëerde mogelijkheid van aantasting van de beslagvrije voet. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. Beslistermijnen 1. Voorgesteld wordt de beslistermijn voor beschikkingen op aanvraag en voor beslissingen op bezwaar te stellen op dertien weken. De Raad is door hetgeen in de toelichting ten aanzien van deze termijn van dertien weken is opgemerkt, niet overtuigd dat de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde termijnen van acht en zes weken niet voor de Belastingdienst haalbaar zijn. De Raad wijst er op dat in het Voorschrift algemene wet bestuursrecht 1997 (Besluit van 21 juli 1997, nr. AFZ97/2526M, Stcrt. 1997, 138) is bepaald dat de Belastingdienst er naar streeft te werken conform de regels van de Awb en dat van de uitzonderingen op de Awb zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt. Op grond van dit voorschrift is sinds 1997 ervaring opgedaan met de zogenoemde Awb-conforme termijnen. In de laatste jaarlijkse beheersverslagen van de Belastingdienst is vermeld dat in nagenoeg alle gevallen binnen de Awb-conforme termijnen wordt beslist. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven in welke gevallen sprake is van een beschikking op aanvraag en in hoeveel gevallen sinds 1997 beslist is binnen de termijn van acht weken alsmede in welke gevallen deze termijn overschreden is, alsmede in hoeveel gevallen sinds 1997 beslist is op bezwaar binnen de termijn van zes weken alsmede in welke gevallen deze termijn overschreden is. Daarbij dient tevens te worden aangegeven hoeveel tijd de geautomatiseerde verwerking van de beslissingen heeft gevergd. De Raad adviseert in het licht van deze ervaringen de duur van de beslistermijnen opnieuw te bezien en te motiveren. 2. Artikel 25, tweede lid, van de AWR bepaalt dat in afwijking van artikel 7:10, derde lid, eerste volzin, van de Awb de inspecteur met schriftelijke toestemming van de Minister de uitspraak voor ten hoogste een jaar kan verdagen. In de brief van 24 december 2004, nr. WDB 2004/786M, heeft de Staatssecretaris onder meer gesteld, dat de in artikel 25, tweede lid, van de AWR opgenomen verdagingsmogelijkheid van een jaar voor het doen van uitspraken op bezwaar gehandhaafd blijft, omdat deze verdagingsmogelijkheid in de praktijk nodig is, bijvoorbeeld in situaties dat naar aanleiding van een bezwaarschrift nadere vragen worden gesteld, er een strafrechtelijk onderzoek loopt of inlichtingen uit het buitenland moeten worden verkregen. Met de verdagingsmogelijkheid is thans geruime tijd ervaring opgedaan. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven in welke en in hoeveel gevallen sprake is geweest van verdaging (met schriftelijke toestemming), alsmede of en in hoeverre sprake is van een vast patroon van verdaging voor bepaalde groepen gevallen. In ieder geval zou een onderscheid kunnen worden gemaakt in de gevallen waarbij sprake is van een bezwaar tegen een correctie van de aangifte en de gevallen waarbij bezwaar wordt gemaakt in afwijking van de (eigen) aangifte of na het opleggen van een ambtshalve aanslag. In laatstgenoemde gevallen is eerder sprake van een (verlengde) aanslagregeling, waarvoor meer tijd nodig is dan voor de afdoening van een "regulier" bezwaar. In die gevallen is een behandeltermijn van een jaar meer aanvaardbaar dan voor de gevallen van een correctie op de aangifte, die reeds in het kader van de aanslagregeling volledig onderzocht is. Tevens dient te worden bezien of de schriftelijke toestemming van de minister als voorwaarde voor verdaging, die een afwijking van de Awb vormt, nog noodzakelijk en wenselijk is. In artikel 6:2 van de Awb is bepaald dat de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit worden gelijkgesteld. Bij een beroep tegen een zodanige fictieve weigering is het vaste praktijk, dat de bestuursrechter geen inhoudelijk oordeel geeft, maar de fictieve weigering vernietigt onder het stellen van een termijn waarbinnen de beslissing op het bezwaar genomen moet worden. Op deze wijze wordt de periode waarbinnen beslist moet worden onder rechterlijke controle gebracht. De rechtsbescherming van de belastingplichtige tegen een onredelijk lange beslistermijn is alsdan gewaarborgd, terwijl in de vigerende regeling geen rechtsingang is opgenomen. De Raad adviseert de voorwaarde van schriftelijke toestemming van de minister te schrappen en te vervangen door rechterlijke controle op de afdoeningstermijn. Tevens adviseert de Raad te voorzien in de mogelijkheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (groepen) gevallen aan te wijzen waarbij de uitspraak op bezwaar voor een bij die algemene maatregel van bestuur bepaalde termijn kan worden verdaagd. Doelmatigheidsbepaling 3. Bij brief van 3 juni 2004 is aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal de rapportage toegezonden inzake de onderzoeken in de Belastingdienst naar zogeheten contra legem handelingen (Kamerstukken II 2003/04, 29 643, nr. 2). Als bijlage bij deze onderzoeken is onder meer een advies van prof. mr. Ch.P.A. Geppaart en prof. mr. M. Scheltema over contra legem gevoegd. In dit advies wordt voorgesteld de gerapporteerde handelwijzen te verdelen in: - contra legem handelwijzen die niet worden gecontinueerd; - praktische en wenselijke handelwijzen waarbij de nadruk te veel ligt op de doelmatigheid, maar die met wetgeving zullen worden ondersteund; - praktische en wenselijke handelwijzen die kennelijk niet tegen de wil van de wetgever ingaan en die niet met wetgeving behoeven te worden ondersteund; - niet-contra legem handelwijzen die in overeenstemming zijn met een juiste rechtstoepassing. Als uitvloeisel van de onderzoeken wordt nu in het wetsvoorstel de tweede categorie handelwijzen opgenomen. In het bijzonder betreft dit de algemene doelmatigheidsbepaling (artikel 64 van de AWR). De omvangrijke onderzoeken tonen aan, dat de Belastingdienst, naast niet te rechtvaardigen inbreuken op de belastingwetgeving, vaak op een effectieve wijze tot een passende vaststelling van de belastingschuld komt waarbij de doelmatig heid het soms wint van de strikte toepassing van de wet. De ruimte die de Belastingdienst blijkens de ervaringen nodig heeft om binnen enge grenzen rond een strikte toepassing van de belastingwetgeving tot een praktische en effectieve belastingheffing te komen, roept de vraag op of de dekking van deze handelwijzen gevonden moet worden in een algemene doelmatigheidsbepaling waarvan de uitvoering door de inspecteur geschiedt en die noodzakelijkerwijs aan stringente voorwaarden gebonden moet worden, of in een codificatie van de zogenoemde doorbraakarresten (Hoge Raad 12 april 1978, BNB 1978/135-137) waarvan de uitvoering op centraal niveau plaatsvindt. In deze arresten oordeelde de Hoge Raad onder meer "dat immers de voor de belastingdienst jegens de volksvertegenwoordiging verantwoordelijke bewindslieden bevoegd zijn om, desgeraden, in door de wetgever niet voorziene of althans in de wet niet specifiek geregelde gevallen - bij voorbeeld ter wille van de eenvormigheid van uitlegging of toepassing van de belastingwetgeving, ter bevordering van haar praktische uitvoerbaarheid en hanteerbaarheid, om een aan de wet ten grondslag liggend beginsel beter tot zijn recht te doen komen dan in de bewoordingen van de wet is geschied, dan wel ter tegemoetkoming aan onbillijkheden van overwegende aard - nadere regelen te geven en zij van die bevoegdheid in ruime mate gebruik plegen te maken." Nu in artikel 63 van de AWR de hardheidclausule is opgenomen op grond waarvan de minister reeds de bevoegdheid heeft beleidsregels vast te stellen voor de toepassing van de hardheidsclausule (artikel 4:81 van de Awb), zou in aanvulling op artikel 62 van de AWR de bevoegdheid voor de minister kunnen worden vastgelegd om bij beleidsregels nadere regelen te geven ter wille van de eenvormigheid van uitlegging of toepassing van de belastingwetgeving, ter bevordering van haar praktische uitvoerbaarheid en hanteerbaarheid, alsmede om een aan de wet ten grondslag liggend beginsel beter tot zijn recht te doen komen dan in de bewoordingen van de wet is geschied. In een dergelijke beleidsregel zou hetgeen nu in het voorgestelde artikel 64 van de AWR is opgenomen, kunnen worden vastgelegd. De beleidsbesluiten dienen in de Staatscourant bekend te worden gemaakt (artikel 3:42 van de Awb). Ter wille van de duidelijkheid zou gebroken moeten worden met de praktijk om zogenoemde goedkeurende besluiten ook op te nemen in interpretatieve instructies aan de Belastingdienst (de zogenoemde vraag- en antwoord-besluiten). De Raad adviseert de codificatie van de doorbraakarresten af te wegen tegen een algemene doelmatigheidsbepaling als hiervoor bedoeld. 4. In artikel 64, tweede lid, onderdeel b, van de AWR is de instemming van de belastingplichtige als voorwaarde voor toepassing opgenomen. Uitgaande van de randvoorwaarde dat de formalisering van de belastingschuld niet leidt tot een lagere uitkomst van de uit de belastingwet voortvloeiende schuld of van de op grond van de belastingwet op te leggen boete, is er op zichzelf geen reden ook de voorwaarde van instemming van de belastingplichtige te stellen. In de toelichting is deze voorwaarde ook niet gemotiveerd. Artikel 64 van de AWR vormt niet de wettelijke vastlegging van het fiscale compromis, maar biedt aan de Belastingdienst de mogelijkheid om administratieve rompslomp te voorkomen zonder dat aan de hoogte van de verschuldigde belasting wordt getornd. De bepaling ontneemt het mogelijkerwijs contra legem karakter aan regelingen voor een effectieve afwikkeling van de aanslagregeling die op zich in strijd zijn met een strikte toepassing van de wettelijke bepalingen. Toepassing van artikel 64 van de AWR dient dan ook mogelijk te zijn zonder dat instemming van de belastingplichtige wordt verkregen. Nog minder ligt het in de rede, zoals in de toelichting op artikel 64 van de AWR wordt gesuggereerd, bij toepassing van die bepaling overeen te komen dat er geen rechtsmiddelen meer zullen worden aangewend, nu algemeen aanvaard is dat het recht om in rechte op te komen tegen besluiten van openbare orde is. De Raad wijst er op dat de gehele AWR is gericht op de definitieve vastlegging van de uit een belastingwet voortvloeiende schuld zonder dat de voorwaarde wordt gesteld dat wordt afgezien van de aanwending van rechtsmiddelen. De Raad adviseert artikel 64, tweede lid, onderdeel b, van de AWR te schrappen en de toelichting aan te passen. 5. Behalve door contra legem handelwijzen van de Belastingdienst kan een strikte wetstoepassing op grond van constante fiscale jurisprudentie ook worden doorkruist door de toepassing van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Nu met betrekking tot de contra legem handelwijzen van de Belastingdienst wetgeving wordt getroffen, is er reden ook de toepassing van algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoveel mogelijk te codificeren, gelet op het belang dat de belastingplichtigen daarbij kunnen hebben. a. De rechtspraak met betrekking tot de toepassing van het vertrouwensbeginsel is inmiddels zozeer uitgekristalliseerd (onder meer Hoge Raad 26 september 1979, BNB 1979/311; Hoge Raad 9 maart 1988, BNB 1988/148; Hoge Raad 13 december 1989, BNB 1990/119), dat codificatie van die rechtspraak kan worden overwogen. De Raad adviseert het voorstel met de codificatie van de rechtspraak inzake het vertrouwensbeginsel aan te vullen. b. De toepassing van het gelijkheidsbeginsel ligt minder eenvoudig. De rechtspraak heeft zich in het algemene bestuursrecht en in het belastingrecht niet gelijk ontwikkeld. De Hoge Raad heeft meermalen geoordeeld dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel contra legem kan slagen indien de ongelijke behandeling steunt op een gevoerd beleid of voortkomt uit een oogmerk van begunstiging. Daarnaast dient volgens deze jurisprudentie bij de afweging van het beginsel dat de wet moet worden toegepast, tegen het beginsel dat de administratie gelijke gevallen gelijk moet behandelen, aan laatstgenoemd beginsel ook doorslaggevende betekenis te worden toegekend wanneer in een meerderheid van de met het geval van de betrokken belastingplichtige vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven, met dien verstande dat hierbij niet in aanmerking mogen worden genomen gevallen zoals die waarin een juiste wetstoepassing is achterwege gebleven vanwege het geringe financiële belang of de aanslag niet overeenkomstig de wet is vastgesteld ten gevolge van tik- of schrijffouten of daarmee gelijk te stellen vergissingen (Hoge Raad 17 juni 1992, BNB 1992/295). Deze zogenoemde meerderheidsarresten leiden in de praktijk tot haast onoverkomelijke bewijsproblemen voor de belastingplichtige, aangezien hij het begin van bewijs moet leveren dat sprake is van een meerderheid van vergelijkbare gevallen waarin betrokkenen gunstiger worden behandeld dan hij zelf. Voor de Belastingdienst betekent daartegenover de geheimhoudingsverplichting in deze gevallen een belangrijke belemmering om volledig opening van zaken te geven. Aangezien een beroep op het gelijkheidsbeginsel een onderzoek vergt naar de omstandigheden van andere individuele belastingplichtigen, lijkt een bijzondere procedure noodzakelijk om dit beroep effectief mogelijk te maken. Een mogelijkheid hiervoor zou erin kunnen bestaan, dat de belastingplichtige omtrent de vraag of hij een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan doen, onder overlegging van gegevens die het vermoeden daartoe ondersteunen, een verzoek kan indienen bij de inspecteur zich daarover uit te laten. De inspecteur beslist daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking. Indien de inspecteur negatief beslist, kunnen in een procedure met betrekking tot deze beschikking aan de belastingrechter stukken worden overgelegd met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, zodat de rechter daarvan uitsluitend kennis neemt. Hij kan dan mede op basis van die stukken oordelen of een beroep op het gelijkheidsbeginsel al dan niet faalt. De bestuursrechter heeft inmiddels met soortgelijke procedures inzake de Wet openbaarheid bestuur veel ervaring opgebouwd. Hoewel in het algemeen vermeden moet worden dat belastingheffing plaats vindt op basis van aan de belastingplichtige niet kenbare stukken, zou een dergelijke procedure ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel een oplossing kunnen bieden voor het anders onoplosbare bewijsprobleem waarmee de belastingplichtige wordt geconfronteerd. De Raad adviseert het voorstel met een regeling op dit punt aan te vullen. Geheimhouding 6. Een duidelijke en transparante wettelijke regeling inzake gegevensverstrekking door de Belastingdienst is noodzakelijk. De voorgestelde regeling inzake de geheimhoudingsplicht kent een tweetal wettelijke uitsluitingen en de mogelijkheid voor de Minister om ontheffing te verlenen van de geheimhoudingsplicht. Met betrekking tot deze situaties merkt de Raad het volgende op. a. Het opheffen van de geheimhoudingsplicht ten opzichte van het verstrekken van gegevens aan belastingplichtigen of belastingschuldigen die henzelf betreffen en die mogelijk door henzelf zijn verstrekt, dient, voorzover de verstrekking niet noodzakelijk is voor de heffing en invordering, in de wet geregeld te worden in plaats van bij wege van ontheffing door de Minister. De Raad adviseert artikel 67, tweede lid, van de AWR uit te breiden met een onderdeel inzake de gegevensverstrekking aan belastingplichtigen zelf voorzover het gegevens over henzelf betreft. b. Ten aanzien van gegevensverstrekking aan bestuursorganen die nog niet in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de AWR zijn opgenomen, merkt de Raad op dat het de voorkeur verdient deze ministeriële regeling aan te passen in plaats van verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 67, derde lid, van de AWR. Ministeriële regelingen zijn immers het instrument voor het vaststellen van voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld (zie aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te passen. c. De in de toelichting op artikel I, onderdeel D, uitgesproken verwachting dat, doordat de voorgestelde ontheffingsbepaling van artikel 67, derde lid, nog slechts een beperkt aantal verstrekkingen betreft, de toepassing van de WOB op informatie over individuele belastingplichtigen wordt uitgesloten, behoeft nadere toelichting. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. Anoniementarief en vaststellen identiteit 7. In de artikelen 26b, 28, onderdeel e, en 29, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) wordt het begrip "vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000" opgenomen. Gelet op het feit dat hieronder ook de inwoner van enige lidstaat van de Europese Unie wordt begrepen, is dit begrip voor de voorgestelde artikelen te ruim omschreven. Een inwoner van de Europese Unie heeft geen verblijfsvergunning nodig en, met (tijdelijke) uitzondering van de inwoners uit de tien laatst toegetreden lidstaten, evenmin een tewerkstellingsvergunning. Daarnaast gelden in dit kader ook voor Turkse onderdanen bijzondere regelingen (artikel 41, tweede lid, van het Protocol bij het Associatie Akkoord met Turkije), alsmede voor inwoners van Zwitserland, Marokko, Algerije en Tunesië. De Raad adviseert de genoemde artikelen op dit punt aan te passen. Fictieve dienstbetrekking 8. Voorgesteld wordt om bij wettelijke fictie het aanvangstijdstip van een dienstbetrekking vast te stellen op zes maanden voor het tijdstip waarop wordt geconstateerd dat een werknemer niet in de loonadministratie van de inhoudingsplichtige is opgenomen (artikel 30a van de Wet LB 1964). a. De Raad merkt op dat de in het artikel opgenomen term "ten minste" kan inhouden dat de fictie ook een langere periode kan omvatten. Nu uit de toelichting is af te leiden dat dit niet beoogd is, adviseert de Raad de term te schrappen. b. De fictie is vatbaar voor tegenbewijs. De formulering "behoudens voorzover blijkt" betekent dat de inhoudingsplichtige de zware bewijslast heeft van het feit dat de dienstbetrekking later dan de fictieve zes maanden voor de constatering is aangevangen. Het leveren van dit bewijs zal, indien de dienstbetrekking feitelijk later is aangevangen, onevenredig zwaar kunnen zijn. In de toelichting is niet gemotiveerd, dat uitgaande van de fictie toch steeds deze zware tegenbewijsregeling gerechtvaardigd is. De Raad adviseert de lichtere vorm van tegenbewijs (aannemelijk maken) te overwegen. c. In de toelichting op artikel 30a van de Wet LB 1964 wordt geen aandacht besteed aan de verhouding tussen het voorgestelde artikel 30a van de Wet LB 1964 en artikel 27e van de AWR. De in artikel 30a van de Wet LB 1964 neergelegde fictie dient er niet toe te leiden dat artikel 27e van de AWR van toepassing wordt. De Raad adviseert een en ander uitdrukkelijk te bepalen. d. In de toelichting op artikel 30a van de Wet LB 1964 wordt gesteld dat met betrekking tot de bestuurlijke boete het "normale" regime van toepassing is. De Raad merkt op dat indien er sprake is van het heffen van loonbelasting/premie volksverzekeringen bij wijze van fictie, het opleggen van een boete in strijd kan zijn met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tevens speelt hierbij de vraag op welke wijze bij een heffing die gebaseerd is op een fictieve periode het verschil tussen grove schuld en (voorwaardelijke) opzet bepaald kan worden. Ten slotte constateert de Raad dat bij inwerkingtreding per 1 januari 2006 van de voorgestelde regeling de boetebepalingen kunnen leiden tot het opleggen van een boete met terugwerkende kracht, hetgeen in strijd is met de nulla poena regel. De Raad adviseert de regeling ten aanzien van de bestuurlijke boete aan te passen en de toelichting op dit aspect aan te vullen. Opstapresolutie 9. Artikel 3a, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet Div.bel. 1965) vestigt bij een aandelenruil een dividendbelastingclaim op de nieuw geëmitteerde aandelen ter grootte van het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van de ingebrachte aandelen en het op die aandelen fiscaal gestorte kapitaal. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 44 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is af te leiden, dat de vestiging van deze dividendbelastingclaim wordt gerechtvaardigd doordat door de sfeerovergang die het gevolg is van de inbreng, de dividendbelastingclaim op de nog niet uitgekeerde winst van de ingebrachte vennootschap(pen) voor de fiscus nagenoeg in alle gevallen verloren gaat. Voorgesteld wordt in het kader van de codificatie van de (nadien gewijzigde) resolutie van 17 augustus 1989, DB89-4235 (de opstapresolutie) de vestiging van de dividendbelastingclaim bij aandelenruil achterwege te laten, indien bij de aandelenruil buitenlandse aandelen worden ingebracht als storting op de nieuw geëmitteerde aandelen van een Nederlandse vennootschap, tenzij sprake is van het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Ten aanzien van de reden voor het achterwege laten van de vestiging van de dividendbelastingclaim is na de invoering op grond van een amendement-Vreugdenhil (Kamerstukken II 1988/89, 20 595, nr. 48) van het met artikel 3a, eerste lid, van de Wet Div.bel. 1965 overeenkomende artikel 3, tweede lid, van de Wet Div.bel. 1965 (oud) bij de behandeling in de Eerste Kamer der Staten-Generaal het volgende gesteld: "Ingevolge het genoemde artikel 44 kan als fiscaal gestort kapitaal op geëmitteerde aandelen onder meer gelden het kapitaal dat in het verleden werd gestort op aandelen in een buiten Nederland gevestigde vennootschap. De waarde in het economische verkeer van de aandelen in zo'n buitenlandse vennootschap kan evenwel ten tijde van de emissie door de Nederlandse vennootschap als gevolg van behaalde winsten meer bedragen dan het op die aandelen gestorte kapitaal. In die situaties zou derhalve een dividendbelastingclaim ontstaan op voor het moment van inbreng en buiten het bereik van de Nederlandse fiscus al tot stand gekomen waarden. Teneinde in dergelijke situaties dit ongewenste gevolg te voorkomen zal een 'opstapmethode' worden toegepast. Deze methode houdt in dat in de gevallen waarin aandelen in een in het buitenland gevestigde vennootschap als storting op aandelen worden ingebracht in een in Nederland gevestigde vennootschap de waarde in het economische verkeer daarvan onder nader te stellen voorwaarden voor de toepassing van artikel 3 van de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt aangemerkt als fiscaal gestort kapitaal. Om te bepalen of een uitkering door de Nederlandse vennootschap betrekking heeft op vóór het moment van inbreng van de aandelen tot stand gekomen waarden in de buitenlandse vennootschap zal een lifo-stelsel worden gehanteerd. Dit betekent dat bij aanwezigheid van winsten behaald na de aandeleninbreng uitkeringen door die buitenlandse vennootschap aan de Nederlandse vennootschap geacht worden allereerst die winsten te betreffen. Een dooruitdeling door de Nederlandse vennootschap in welke vorm dan ook van de na de aandelenfusie behaalde winst is altijd onderworpen aan de heffing van de dividendbelasting. Voor zover meer dan de door de buitenlandse vennootschap na de aandelenfusie behaalde winst door de Nederlandse vennootschap wordt uitgekeerd, kan dat meerdere ook fiscaalrechtelijk worden aangemerkt als een terugbetaling van gestort kapitaal, op te vatten ingevolge de opstapmethode (derhalve in situaties van gedeeltelijke teruggaaf van gestort kapitaal, van inkoop van eigen aandelen en van liquidatie)" (Kamerstukken I 1988/89, 20 595, 131c). De Raad merkt op, dat de opmerking, dat het ontstaan van een dividendbelasting-claim op vóór het moment van inbreng en buiten het bereik van de Nederlandse fiscus tot stand gekomen waarden ongewenst is, niet in overeenstemming is met de in het kader van de rechtsgrond van de dividendbelasting meermalen herhaalde stelling dat Nederland op grond van de internationaal geldende opvattingen een zeker recht toekomt op een zelfstandige bronheffing terzake van (vooral portfolio-) dividenden ongeacht waar (en wanneer) de uitgekeerde winst primair is ontstaan (Kamerstukken II 1998/99, 26 728, nr. 3, blz. 9). Tevens merkt de Raad op dat een dividendbelastingclaim op ingehouden winsten van een buitenlandse vennootschap wel wordt gevestigd in andere gevallen van verkrijging van de aandelen dan inbreng op nieuw geëmitteerde aandelen. Dit in aanmerking nemend is de Raad van oordeel dat de redengeving niet toereikend is om het voorstel te dragen. Daarbij komt dat de opstapresolutie slechts een zeer beperkte betekenis heeft en alleen bij bewezen doorstroming van ten tijde van de inbreng bestaande winstreserves in geval van terugbetaling van kapitaal na statutenwijziging, inkoop van eigen aandelen en liquidatie tot het achterwege laten van de dividendbelastinginhouding kan leiden. Het voorstel laat nu de directe band met de ten tijde van de inbreng bestaande winstreserves van de buitenlandse vennootschap varen; bij inbreng van aandelen van een buitenlandse vennootschap wordt zonder nadere voorwaarden afgezien van het vestigen van een dividendbelastingclaim op de nieuw geëmitteerde aandelen. Deze verruiming maakt het verschil ten nadele van de inbreng van aandelen van een Nederlandse vennootschap groter. Voor het antwoord op de vraag of hiermee de grens van een niet meer te rechtvaardigen verschil wordt overschreden, dient de vestiging van een dividendbelastingclaim op de nieuw geëmitteerde aandelen bij inbreng van andere aandelen voor alle gevallen opnieuw te worden bezien. Aangezien de dividendbelastingheffing alleen in de buitenlandse verhouding betekenis heeft, behoeft met betrekking tot het object van heffing daarbij niet gemillimeterd te worden. Niet aannemelijk is dat aandelenruilen die tussen binnenlandse vennootschappen op grond van zakelijke overwegingen worden uitgevoerd, tot een zodanig dividendbelastingclaimverlies in de buitenlandse verhouding zullen leiden dat daarom vastgehouden moet worden aan het vestigen van een dividendbelastingclaim op de nieuw geëmitteerde aandelen. Onder deze omstandigheden zou de vestiging van een dividendbelasting-laim bij inbreng van aandelen, zowel van binnenlandse vennootschappen als van buitenlandse vennootschappen, beperkt kunnen worden tot de gevallen die gericht zijn op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. De bepaling wordt daarmee een echte anti-misbruikbepaling die aandelenruilen op zakelijke overwegingen niet raakt. De Raad adviseert de toevoeging aan artikel 3a, eerste lid, van de Wet Div.bel. 1965 niet te beperken tot vennootschappen die niet in Nederland zijn gevestigd. Aantasting beslagvrije voet 10. De voorgestelde wijziging van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, beoogt een aantasting van de beslagvrije voet met 10 % mogelijk te maken. Deze inbreuk op het beslagverbod is volgens de toelichting gericht op de notoire wanbetaler. De regeling is echter niet op deze notoire wanbetaler toegesneden, zodat ook niet-notoire wanbetalers door de aantasting van de beslagvrije voet zullen worden getroffen. De beslagvrije voet, die zijn regeling vindt in de artikelen 475b en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, garandeert een bestaansminimum door het buiten het beslag blijven van 90 % van de bijstandsnorm. De Raad acht het aantasten van het bestaansminimum door de beslagvrije voet voor alle vorderingen van de Belastingdienst en -door de doorwerking van de voorgestelde regeling naar de Gemeente-, Provincie- en Waterschapswet- belastingvorderingen van gemeenten, provinciën en waterschappen met 10 % te verminderen, in strijd met de aan de beslagvrije voet ten grondslag liggende beginselen. De Raad merkt daarnaast op dat een incidentele aanpassing van het stelsel van voorrechten en verhaalsmogelijkheden voor de fiscus moet worden vermeden zonder een afweging van het stelsel als zodanig tegenover de rechten van andere schuldeisers. De Raad adviseert de aanvulling van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 te heroverwegen. Bijzondere fondsen 11. Voorgesteld wordt de aanwijzing van de groene beleggingen, de sociaal-ethische beleggingen, de indirecte beleggingen in durfkapitaal en de culturele beleggingen niet meer alleen bij ministeriële regeling te laten plaats vinden, maar de aanwijzing ook krachtens ministeriële regeling mogelijk te maken. Subdelegatie in een ministeriële regeling is echter - zo al mogelijk - niet gewenst. De ministeriële regeling dient de "laagste" vorm van algemene regeling te blijven. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. 12. De regeling voor de in de artikelen 5.14, 5.15, 5.18 en 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) genoemde instellingen en participatiemaatschappijen wordt uitgebreid met een aanloopperiode en een ingroeiperiode waarin nog niet aan alle voorwaarden wordt voldaan. Gedurende de aanloopperiode is geen lumpsumheffing verschuldigd. Indien wordt gekozen voor de ingroeiperiode in plaats van de aanloopperiode is de lumpsum-heffing gedurende de gehele periode van twee jaar verschuldigd. De Raad adviseert toe te lichten waarom bij de keuze voor de ingroeiperiode ook over de eerste drie maanden de lumpsumheffing, die over die eerste maanden het hoogst zal zijn, verschuldigd wordt. 13. De lumpsumheffing is, evenals de heffing die verschuldigd wordt bij het niet meer aan de voorwaarden voldoen door de instellingen of de participatiemaatschappijen (artikel 23b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969)), een verhoging van de vennootschapsbelasting. In de toelichting is geen reden opgenomen waarom de lumpsumheffing niet in de Wet Vpb 1969 kan worden opgenomen, maar moet worden geregeld in de Wet IB 2001. Evenmin is toegelicht welke regelingen nog bij ministeriële regeling ter uitwerking van de lumpsumheffing zouden moeten worden getroffen; de lumpsumheffing dient naar object en tarief volledig in de wet te worden opgenomen. De Raad adviseert op wetssystematische gronden de lumpsumheffing volledig in de Wet Vpb 1969 op te nemen. 14. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2012, no.12.001695, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot subsidiëring sloop-en ombouwkosten pelsdierhouderij, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot subsidiëring sloop-en ombouwkosten pelsdierhouderij, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2017, no.2017001198, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels met betrekking tot subsidiëring sloop-en ombouwkosten pelsdierhouderij, met nota van toelichting.Op 15 januari 2013 is de Wet verbod pelsdierhouderij in werking getreden. Deze wet verbiedt het houden, doden of doen doden van een dier dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gehouden ter verkrijging van diens pels. Het ontwerpbesluit regelt onder andere dat pelsdierhouders in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de kosten van sloop en ombouw van gebouwen die, als gevolg van de wet, hun functie verliezen. Omdat deze tegemoetkoming als staatssteun kan worden aangemerkt, is de maatregel aangemeld bij de Europese Commissie. Deze heeft op 15 januari 2016 laten weten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde steunmaatregel. (zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar heeft opmerkingen over de motivering van een deel van het ontwerpbesluit.1.SubsidieplafondDe Afdeling merkt het volgende op. De Europese Commissie (hierna: de Commissie) heeft ingestemd met de flankerende maatregelen uit het ontwerpbesluit. Naar aanleiding van de reactie van de Commissie is het ontwerpbesluit aangepast om het in overeenstemming te brengen met de Richtsnoeren voor staatssteun. (zie noot 2) In het Commissiebesluit is inbegrepen een begroting van 23 miljoen euro. (zie noot 3) Dit betekent dat bij overschrijding van dit bij de Commissie aangegeven budget het risico bestaat op terugvordering van de staatssteun.In de Wet verbod pelsdierhouderij en het voorliggende ontwerpbesluit is wel een maximumbedrag per locatie, maar geen totaal subsidieplafond opgenomen. Artikel 13 van het ontwerpbesluit regelt echter wel dat de aanvragen op volgorde van binnenkomst worden behandeld. Dat lijkt erop te duiden dat er wel een grens is aan het beschikbare bedrag.Gelet op het feit dat hier sprake is van een tegemoetkoming bij het gedwongen beëindigen van de bedrijfsactiviteiten van pelsdierhouders, lijkt het niet redelijk het budget dat daarvoor beschikbaar is te beperken tot een bepaald totaalbedrag. Dit zou er immers in resulteren dat de aanvrager die een aanvraag doet als het maximum is bereikt, geen tegemoetkoming meer ontvangt.Uit de toelichting blijkt niet of elke aanvrager in beginsel in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming, of dat het inderdaad de bedoeling is conform de bij de Commissie aangemelde maatregel een subsidieplafond in te stellen en voorts hoe wordt omgegaan met een eventuele overschrijding van het bij de Commissie aangegeven budget.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Pijnacker-Nootdorp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Groenzoom).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Pijnacker-Nootdorp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Groenzoom).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 28 augustus 2017, no.RWS-2017/34221, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Pijnacker-Nootdorp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Groenzoom). De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het ontwerpbesluit vast te stellen, maar heeft een opmerking over de motivering van het ontwerpbesluit in reactie op de ingediende zienswijze. 1. In het ontwerpbesluit wordt een aantal gronden ter onteigening aangewezen voor het realiseren van een deel van het nieuwe natuur- en recreatiegebied De Groenzoom. Op de voor onteigening aangewezen gronden wordt onder meer een fietspad en een watergang aangelegd. Ook moet op die gronden natuur worden ontwikkeld en in stand gehouden. Een en ander ter uitvoering van het bestemmingsplan Eerste herziening Groenzone van de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp (hierna: het bestemmingsplan).De eigenaar van de gronden voert aan dat onteigening niet noodzakelijk is, omdat het bestemmingsplan ook kan worden uitgevoerd door middel van een erfpachtregeling en bijkomende afspraken. De eigenaar heeft hiertoe ook een conceptovereenkomst opgesteld en aangeboden. Daarnaast wijst de eigenaar erop dat van hem eerder grond voor de aanleg van natuur is onteigend en dat die gronden na realisering daarvan weer te koop zijn aangeboden. Ook hieruit blijkt dat de gemeente niet per se over de eigendom van zijn gronden hoeft te beschikken om het bestemmingsplan uit te voeren, aldus de eigenaar.In het ontwerpbesluit wordt in reactie op dit betoog, voor zover relevant, overwogen dat de gronden van de eigenaar overeenkomstig bestendig beleid uit een oogpunt van een doelmatige aanleg en beheer, alsmede van een integraal beheer in één hand gehouden moeten worden. Dat de beheerder bepaalde gronden onder voorwaarden in pacht uitgeeft doet hieraan niet af, aldus het ontwerpbesluit.Deze motivering is niet toereikend. Door de eigenaar is een erfpachtregeling voorgesteld met bijkomende afspraken voor het realiseren van de watergang en het fietspad en het ontwikkelen en in stand houden van de natuur. Niet wordt uitgelegd waarom die regeling onvoldoende is om het bestemmingsplan uit te voeren. Ook is niet duidelijk op welk bestendig beleid wordt gedoeld. Verder is niet goed te begrijpen wat wordt bedoeld met de overweging dat niet van belang is dat de beheerder de gronden onder voorwaarden in pacht uitgeeft. De eigenaar voert 2 immers niet aan dat zijn eerder onteigende gronden in pacht zijn uitgegeven, maar dat deze te koop zijn aangeboden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert alsnog toereikend te motiveren waarom de door de eigenaar voorgestelde oplossingen onvoldoende zijn en onteigening noodzakelijk is.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van regels ter bevordering van innovatieve ontwikkelingen in de stedelijke vernieuwing (Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van regels ter bevordering van innovatieve ontwikkelingen in de stedelijke vernieuwing (Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot een wettelijke grondslag voor de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (Wet wettelijke grondslag bdu siv), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot een wettelijke grondslag voor de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (Wet wettelijke grondslag bdu siv), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2009, no.09.000486, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende regels met betrekking tot een wettelijke grondslag voor de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (Wet wettelijke grondslag bdu siv), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Finland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 180 en Trb. 2010, 92), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Finland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 180 en Trb. 2010, 92), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002028, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Finland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 180 en Trb. 2010, 92), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen inzake regels voor een voedselkeuzelogo, en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen inzake regels voor een voedselkeuzelogo, en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2011, no.11.001408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen inzake regels voor een voedselkeuzelogo, en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de Wet pensioencommunicatie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de Wet pensioencommunicatie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2015, no.2015000734, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de Wet pensioencommunicatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb. 27 (vaststelling wettelijke rente).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb. 27 (vaststelling wettelijke rente).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende Besluit delegatie subsidiebevoegdheden VWS.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende Besluit delegatie subsidiebevoegdheden VWS.Bij Kabinetsmissive van 10 september 2003, no.03.003696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende Besluit delegatie subsidiebevoegdheden VWS.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor de huisvesting en verzorging van vleeskuikens (Vleeskuikenbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor de huisvesting en verzorging van vleeskuikens (Vleeskuikenbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2010, no.10.000799, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels voor de huisvesting en verzorging van vleeskuikens (Vleeskuikenbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met het onder de Ziektewet en de Werkloosheidswet brengen van het overheidspersoneel in de sector Rijk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met het onder de Ziektewet en de Werkloosheidswet brengen van het overheidspersoneel in de sector Rijk.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van een regeling inzake bezoldiging voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten van de uitoefening van de werkzaamheden door leden van het dagelijks bestuur van een waterschap (Besluit bezoldiging en tegemoetkoming in kosten leden dagelijks bestuur waterschap).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van een regeling inzake bezoldiging voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten van de uitoefening van de werkzaamheden door leden van het dagelijks bestuur van een waterschap (Besluit bezoldiging en tegemoetkoming in kosten leden dagelijks bestuur waterschap).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen; Amman, 17 april 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen; Amman, 17 april 2003, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van het kaderbesluit nr.2003/80/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PbEG L 29), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van het kaderbesluit nr.2003/80/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PbEG L 29), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2005, no.05.004682, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. M. Rutte, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt de publieke financiering van de agrarische innovatie- en praktijkcentra (IPC's) door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit per 1 januari 2007 te beëindigen.De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen met betrekking tot de doelmatigheid van het wetsvoorstel, de arbeidsvoorwaarden, staatssteun en aanbesteding. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen.1. UitvoeringHet doel van het wetsvoorstel vormt de introductie van volledige vraagsturing bij het praktijkleren in het agrarisch onderwijs teneinde tot een doelmatiger gebruik te komen van de financiële middelen die het rijk ter beschikking stelt voor het praktijkleren binnen het groene domein.(zie noot 1) De toelichting vermeldt dat de vorm waarin dit gestalte krijgt nog open staat en maakt niet duidelijk hoe dit zal worden bereikt en of de voorwaarden voor vraagsturing en marktwerking zullen worden vervuld.(zie noot 2) Niettemin bestaat het voornemen om vraagsturing vóór 1 augustus 2006 te hebben gerealiseerd. De Raad adviseert toe te lichten hoe volledige vraagsturing bij het praktijkleren in het agrarisch onderwijs bereikt zal worden en daarbij aandacht te besteden aan de wijze waarop het praktijkleren door de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven is vormgegeven.2. ArbeidsvoorwaardenArtikel IV van het wetsvoorstel bepaalt dat de personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het wetsvoorstel krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van de IPC's, een pakket van arbeidsvoorwaarden behouden dat in totaliteit gelijkwaardig is aan het pakket van arbeidsvoorwaarden dat voor elk van hen gold vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat het personeel van een IPC een arbeidsovereenkomst heeft naar burgerlijk recht en valt onder de CAO van de sector Beroeps- en Volwasseneneducatie.(zie noot 3) Op grond van artikel 4.1.4 WEB wordt de rechtspositieregeling van artikel 4.1.2 WEB van overeenkomstige toepassing verklaard. Met de formulering van het voorgestelde artikel IV is aansluiting gezocht bij de Nota personele aspecten van privatisering.(zie noot 4)De Raad merkt hierover het volgende op. Deze nota ziet op de overgang van een aanstelling volgens ambtenarenrecht naar een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht. In casu is hier geen sprake van. De personeelsleden van de IPC's hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en genieten daarmee ook de rechtsbescherming van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het enkel stopzetten van de subsidie en het intrekken van de wettelijke status van de IPC's vormt geen rechtvaardiging voor een wijziging van de arbeidsvoorwaarden (ook al blijven deze in totaliteit gelijkwaardig aan het huidige pakket van arbeidsvoorwaarden).Het voorgestelde artikel IV is, nu het hier niet gaat om privatisering waarbij de ambtelijke status van werknemers wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, niet in lijn met het arbeidsrecht van Boek 7 BW. De huidige arbeidsvoorwaarden, inclusief de arbeidsvoorwaarden op grond van artikel 4.1.2 WEB en de CAO van de sector Beroeps- en Volwasseneneducatie zoals geldend ten tijde van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, blijven onverkort van toepassing op de werknemers werkzaam ten tijde van de invoering van het wetsvoorstel bij de IPC's.Eventuele wijzigingen in de arbeidsovereenkomsten staan los van dit wetsvoorstel. Dit neemt niet weg dat wijziging op reguliere wijze op basis van wederzijds vrijwillige afspraken met individuele werknemers danwel wijziging van de CAO na onderhandeling met de vakbonden mogelijk is.De Raad beveelt aan het voorgestelde artikel IV nader te bezien.3. StaatssteunOp grond van artikel V van het wetsvoorstel krijgen de IPC's gedurende maximaal vier jaar een nader te bepalen financiële bijdrage van het rijk. Aangezien de IPC's na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel als onderneming in de zin van artikel 87, eerste lid, EG-Verdrag moeten worden aangemerkt, kan hier sprake zijn van staatssteun. Dergelijke financiële bijdragen dienen in beginsel ter goedkeuring aangemeld te worden bij de Europese Commissie. De Raad beveelt aan hier in de toelichting op in te gaan. 4. AanbestedingOmdat de groene onderwijsinstellingen in belangrijke mate (of volledig) functioneren in een publiekrechtelijk kader en publiek worden gefinancierd, moet rekening worden gehouden met de toepasselijkheid van Europese aanbestedingsrichtlijnen,(zie noot 5) dan wel, in voorkomend geval, het verlenen van opdrachten volgens procedures die voldoen aan eisen van gelijke behandeling, concurrentie en transparantie.(zie noot 6) Dat brengt mee dat opdrachten niet zonder meer aan de IPC's zullen kunnen worden verstrekt. De Raad beveelt aan in de toelichting in te gaan op deze verplichtingen.5. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van elektromagnetische velden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van elektromagnetische velden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2007, no.07.003499, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van elektromagnetische velden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanwijzing van zand- en lössgronden en uitspoelingsgevoelige gronden (Besluit zand- en lössgronden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanwijzing van zand- en lössgronden en uitspoelingsgevoelige gronden (Besluit zand- en lössgronden).Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2001, no.01.004957, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanwijzing van zand- en lössgronden en uitspoelingsgevoelige gronden (Besluit zand- en lössgronden).Het ontwerpbesluit strekt ertoe de kaarten vast te stellen waarop staat aangegeven welke gronden voor de toepassing van het stelsel van regulerende mineralenheffingen als zand- of lössgrond gelden en welke gronden binnen het zand- en lössgebied als uitspoelingsgevoelige grond worden beschouwd. Op de kaarten wordt nader onderscheid gemaakt tussen droge uitspoelingsgevoelige gronden en overige (minder) uitspoelingsgevoelige gronden, teneinde een nadere vaststelling mogelijk te maken van de aangescherpte verliesnormen voor deze gronden in een nog volgend besluit op grond van artikel 46 van de Meststoffenwet. De Raad van State maakt de volgende opmerking bij dit ontwerpbesluit.In paragraaf 4 van de nota van toelichting wordt de nadere specificatie in droge uitspoelingsgevoelige gronden en overige uitspoelingsgevoelige gronden gemotiveerd tegen de achtergrond van de discussie in het parlement over de milieukundige noodzaak om matig droge gronden met grondwatertrap 6 als uitspoelingsgevoelig te bestempelen en van de komende evaluatie van de Meststoffenwet in 2002, waarbij dat punt aan de orde zal komen.Bezien vanuit artikel 46 van de Meststoffenwet acht de Raad die motivering ontoereikend. In de toelichting op het amendement dat aan deze bepaling ten grondslag ligt, wordt aanpassing van de verliesnormen immers afhankelijk gesteld van de uitkomsten van de evaluatie van de normen in 2002.(zie noot 1) Op die uitkomsten zou kunnen worden geanticipeerd, indien nu reeds blijkt dat de aangescherpte verliesnormen in de wet voor uitspoelingsgevoelige gronden te streng zijn voor zand- en lössgrond met grondwatertrap 6. Daarvan blijkt echter niet uit de nota van toelichting.Een duidelijke verantwoording terzake klemt temeer nu met het bijzondere regime voor de aanwending van meststoffen op uitspoelingsgevoelige gronden uitvoering moet worden gegeven aan artikel 5, vijfde lid, van de Nitraatrichtlijn(zie noot 2) om de doelstelling van die richtlijn te verwezenlijken. Zoals aan het slot van paragraaf 8. Nitraatrichtlijn, wordt opgemerkt, loopt ook over dit aspect van de implementatie van de Nitraatrichtlijn een inbreukprocedure bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.In ieder geval zal de nota van toelichting op deze punten moeten worden aangevuld.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Handelsregisterwet 1996, de Woningwet en de Wet politieregisters (Aanpassingswet Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Handelsregisterwet 1996, de Woningwet en de Wet politieregisters (Aanpassingswet Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2017, no.2017001609, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit indexeert de tarieven voor de vergoedingen voor psychiaters en psychologen voor hun werkzaamheden als deskundige in strafzaken. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar merkt op dat voor de voorgestelde indexeringsbepaling op basis waarvan jaarlijkse indexering door de minister zal plaatsvinden, geen wettelijke grondslag bestaat. Om die reden zou deze bepaling moeten worden geschrapt.Met het voorgestelde artikel 15a van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: Btis) wordt een indexeringsbepaling opgenomen op basis waarvan de tarieven voortaan jaarlijks aangepast zullen worden door de minister van Veiligheid en Justitie, aan de hand van het loonindexcijfer van het CBS.Voor zover het voorstel voortvloeit uit de behoefte aan een snellere wijziging van de in het Btis opgenomen bedragen en reiskostenvergoedingen heeft de Afdeling daar begrip voor. De keuze een indexeringsbepaling op te nemen in het Btis heeft de voorkeur boven de bestaande situatie waarin de tarieven worden aangepast in een circulaire en vervolgens het Btis wordt aangepast aan de al in de praktijk gehanteerde tarieven. (zie noot 1) De Afdeling constateert echter dat voor de voorgestelde indexeringsbepaling een wettelijke grondslag ontbreekt.De artikelen 3 en 6 van de Wet tarieven in strafzaken, waarop het besluit gebaseerd is, schrijven voor dat de tarieven en reisvergoeding bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Wijziging van de tarieven door de minister gaat die grondslag te buiten. (zie noot 2) Voordat een indexeringsbepaling zoals het voorgestelde artikel 15a Btis kan worden opgenomen, zal dan ook de Wet tarieven in strafzaken aangepast moeten worden. (zie noot 3) Tot het moment van die aanpassing zal voor iedere gewenste wijziging van tarieven het Btis moeten worden aangepast.De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel 15a Btis te schrappen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en enige andere wetten in verband met modernisering en vereenvoudiging van de registratie en het toezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en enige andere wetten in verband met modernisering en vereenvoudiging van de registratie en het toezicht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 april 2016, no.2016000773, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en enige andere wetten in verband met modernisering en vereenvoudiging van de registratie en het toezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit 2013 in verband met de aanpassing van de voorschriften met betrekking tot de verlenging van vergunningen voor schaarse frequentieruimte, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit 2013 in verband met de aanpassing van de voorschriften met betrekking tot de verlenging van vergunningen voor schaarse frequentieruimte, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 april 2014, no.2014000683, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit 2013 in verband met de aanpassing van de voorschriften met betrekking tot de verlenging van vergunningen voor schaarse frequentieruimte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemeen pensioenfonds.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemeen pensioenfonds.Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2015, no.2015001734, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet algemeen pensioenfonds, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor inrichtingen voor motorvoertuigen (Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor inrichtingen voor motorvoertuigen (Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer).Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 1999, no.99.003851, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor inrichtingen voor motorvoertuigen (Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer). Het ontwerpbesluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer strekt tot vervanging van het bestaande Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer (BHM) en is een zogenoemde "vergunning vervangende" algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 van de Wet milieubeheer (WMB). Het ontwerpbesluit ziet ook op inrichtingen die thans vergunningplichtig zijn. Het ontwerpbesluit kent, vergeleken met het BHM en met de meeste vergunningen, een geringer aantal voorschriften. Ook zijn de gestelde voorschriften over het algemeen minder stringent. Met een en ander wordt beoogd uitvoering te geven aan de zogeheten "MDW-operatie" (Marktwerking, DereguIering en WetgevingskwaIiteit). 1. Met betrekking tot het ontwerpbesluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen mi!leubeheer dat het eerste was in een reeks van (nog vast te stellen) algemene maatregelen van bestuur "nieuwe stijl" op grond van artikel 8.40 WMB heeft de Raad van State eind 1997 een advies uitgebracht. In dit advies is een opmerking gemaakt over de grote reikwijdte van dat besluit. Gelet op die reikwijdte en in aanmerking nemende dat minder voorschriften gelden en de gestelde voorschriften over het algemeen minder stringent zijn, is aandacht gevraagd voor de mogelijke spanning met het uitgangspunt dar slechts bij wijze van uitzondering gebruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen. De Raad acht het opportuun wederom een dergelijke opmerking te maken. Immers ook de voorgestelde regeling bestrijkt een breed scala van inrichtingen die in een grote verscheidenheid van omstandigheden gevestigd kunnen zijn. Gelet op het karakter van deze inrichtingen en gegeven de omstandigheid dat (weer) meer inrichtingen onder het besluit vallen en voor de desbetreffende categorieën inrichtingen minder voorschriften gelden en de gestelde voorschriften minder stringent zijn dan op grond van het BHM het geval was, kan het niet anders zijn dan dat het besluit een lager beschermingsniveau aan de omgeving biedt. Een regeling zoals bedoeld in artikel 8.40, eerste lid, WMB veronderstelt dat de te regelen inrichtingen zich alle in een betrekkelijk homogene situatie bevinden, zowel wat de gevolgen voor het milieu betreft als wat de in de betrokken inrichtingen gebezigde werkwijzen aangaat. Ook speelt de mate van homogeniteit van de omgeving waarin de inrichtingen liggen een belangrijke rol voor bevoegd gezag, bedrijven en derde-belanghebbenden voor de bepaling van de behoefte aan een individuele beoordeling, aldus de toelichting bij artikel 38 (thans artikel 8.40 WMB) (paragraaf 2.3.2(zie noot 1)). Die homogeniteit moet het mogelijk maken algemeen geldende voorschriften toe te passen die voor de betrokken categorie voldoen. Anders zou niet voldaan kunnen worden aan de bepalingen genoemd in artikel 8.40, derde lid, WMB. Bij het ontbreken van die homogeniteit zou in een zeer groot aantal gevallen de behoefte worden gevoeld om gebruik te maken van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zowel in de vorm van aanscherping om alsnog het gewenste beschermingsniveau te bereiken als in de vorm van verlichting van de voorschriften om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van de betrokken inrichting. In dat geval betekent de regeling geen vereenvoudiging ten opzichte van het systeem van de wet, maar juist een extra belasting; zowel voor het bestuur als voor rechthebbenden. In dit verband valt in de nota van toelichting op diverse plaatsen te lezen dat de regering ervan uitgaat dat van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen slechts bij wijze van uitzondering gebruik wordt gemaakt. Vanuit de systematiek van dit type algemene maatregel van bestuur bezien, acht de Raad dit standpunt begrijpelijk en logisch. Echter onvoldoende wordt duidelijk gemaakt hoe het mogelijk is dat ondanks het brede terrein dat bestreken wordt slechts in een zo beperkt aantal gevallen gebruik zal behoren te worden gemaakt van de bevoegdheid om nadere eisen te stellen, dat de bestuurlijke last daarvan niet de last benadert die is verbonden aan het verlenen van vergunningen. Aan vorengeschetste spanning dient in de nota van toelichting dan ook alsnog aandacht te worden besteed. Een aantal van de opmerkingen van de Raad dient tegen deze achtergrond te worden bezien, terwijl andere opmerkingen meer van wetgevingstechnische aard zijn. 2. In zijn advies no.W08.99.0446/V van dezelfde datum als het onderhavige heeft de Raad een aantal opmerkingen gemaakt die mutatis mutandis ook gelden met betrekking tot het ontwerpbesluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer. In het bijzonder maar niet uitsluitend aangaande de voorschriften verwijst de Raad in meer algemene zin naar dat advies en beveelt aan de aanbevelingen van beide adviezen in onderling verband te bezien. De Raad wijst voorts op het bestaan van een groot aantal verschillen in redactie van voorschriften die in de twee ontwerpbesluiten hetzelfde beogen te regelen en beveelt aan de verschillen weg te nemen. 3. In artikel 1, onder d, van het ontwerpbesluit wordt de definitie van stankgevoelig object gegeven. Niet duidelijk is waarom hieronder niet een woning is vermeld, vooral nu, gelet op artikel 3, onder c, de woning kennelijk op dezelfde manier als een stankgevoelig object dient te worden beschermd. De Raad beveelt aan de woning in de definitie van stankgevoelig object op te nemen. Alsdan kan in laatstgenoemd artikel de verwijzing naar woningen vervallen. 4. Ingevolge artikel 2, derde lid, BHM moet de beschikking waarin nadere eisen worden gesteld aan de Inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu worden gezonden. In artikel 4, eerste en tweede lid, BHM is voorts bepaald dat de meldingen niet alleen bij het bevoegd gezag, maar ook bij de inspecteur moeten worden gedaan. In het ontwerpbesluit is deze regeling niet overgenomen. Aan dit punt wordt in de nota van toelichting geen aandacht geschonken. Gelet hierop adviseert het college daaraan in de nota van toelichting aandacht te besteden en het ontwerpbesluit zo nodig aan te vullen. 5. Artikel 3 geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. Anders dan bijvoorbeeld bij inrichtingen die vallen onder het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen, valt te verwachten dat in sommige gevallen een gezoneerd industrieterrein wordt gekozen als plaats van vestiging voor een inrichting die in beginsel onder de werking van het onderhavige besluit zou vallen. In artikel 8.40 WMB is artikel 8.8 van die wet niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Daardoor zou de vestiging van een bedrijf op een gezoneerd industrieterrein niet worden getoetst aan de grenzen die overeenkomstig de vastgestelde zonering, gecumuleerd met de geluidproductie van reeds gevestigde bedrijven, in acht moeten worden genomen. Het zoneringsbesluit zou dan geen betekenis meer hebben, tenzij tegelijkertijd nadere eisen aan de geluidproductie van het zich vestigende bedrijf worden gesteld, dan wel de geluidproductie van reeds aanwezige bedrijven wordt beperkt. Een soortgelijk probleem doet zich voor bij woningen binnen de zone waarvoor hogere grenswaarden zijn vastgesteld. De Raad geeft in overweging de vestiging op een gezoneerd industrieterrein eveneens een reden te doen zijn om de vergunningplicht te handhaven. b. In artikel 3, onder c, wordt het besluit voor bepaalde inrichtingen buiten toepassing verklaard, namelijk indien het emissiepunt van een verfspuit- of antiroestbehandelingscabine op minder dan 50m van een woning of een stankgevoelig object ligt, Indien echter vóór 1 april 1990 reeds een vergunning onherroepelijk is verleend (bedoeld zal zijn: een verleende vergunning nog in werking en onherroepelijk is) wordt die afstand op 30m gesteld. Dit is niet begrijpelijk aangezien daardoor het besluit wel van toepassing zou zijn op een inrichting met een vergunning waarvan het desbetreffende emissiepunt ligt op een afstand tussen 30 en 50m en de vergunning derhalve moet worden geacht te zijn vervallen. Dit kan twee gevolgen hebben: - voor twee in dezelfde omstandigheden in werking zijnde inrichtingen geldt voor de ene een vergunningplicht en voor de andere niet; - de van toepassing zijnde voorschriften kunnen onder dezelfde omstandigheden verschillend zijn. Een uitleg waarbij door de werking van de zin die begint met "indien" de inrichting zonder vergunning zou geraken en daardoor onder het eerste deel van de tekst van onderdeel c zou vallen, komt de Raad onaannemelijk voor. Het college meent dat het zinsdeel dat begint met "indien" moet vervallen. C. De in artikel 3, onder h, gemaakte uitzondering bij de opslag van vuurwerk komt de Raad begrijpelijk voor, doch roept de vraag op welk criterium in termen van risico voor het maken van uitzonderingen is gehanteerd. Het college meent dat er meer gevaarlijke zaken zijn die, indien opgeslagen, reden zouden kunnen geven tot het maken van een uitzondering. Hieraan ware aandacht te schenken. 6a. In artikel 4, eerste lid, van het ontwerpbesluit staat een uitzondering voor de voorschriften van het Besluit drukapparatuur. In de nota van toelichting ware uiteen te zetten waarom alleen dit op apparatuur betrekking hebbende besluit wordt vermeld. Teneinde elk misverstand over de toepasselijkheid van alleen op bepaalde apparatuur betrekking hebbende wetgeving te vermijden, ware te overwegen of het mogelijk is een algemene bepaling van die aard in artikel 4 op te nemen. Voorts ware de regeling op te nemen in een apart lid van artikel 4 nu de eerste twee volzinnen een zelfstandige betekenis hebben naast de derde volzin. b. In artikel 4, tweede lid, van het ontwerpbesluit wordt de verplichting opgelegd vooraf aan te tonen dat de gekozen alternatieve middelen een ten minste gelijkwaardige bescherming bieden. De strekking van dit artikel is toe te staan dat de exploitant van de inrichting alternatieve middelen kiest. In dit verband komt het de Raad logisch voor dat een dergelijke keuze voor rekening komt van de ondernemer. Het is dan ook voldoende dat de toepassing van een gelijkwaardig alternatief bij het bevoegd gezag wordt gemeld. De beoordeling van de juistheid van de keuze komt dan ook te liggen waar zij behoort, namelijk bij het bevoegd gezag. Het college meent daarom dat het aanbeveling verdient te overwegen dit artikel zodanig te wijzigen dat de verplichting om de deugdelijkheid van een alternatief middel vooraf aan te tonen komt te vervallen en wordt vervangen door een meldingsplicht. 7. Met betrekking tot artikel 5, waarin de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is geregeld, maakt de Raad de volgende opmerkingen. a. Bij de toepassing van artikel 7, eerste lid, van het ontwerpbesluit op onderwerpen die niet vermeld zijn in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van dat besluit, moet worden bezien of het onderwerp in onderdeel b voorkomt. Aan dat onderdeel is echter de beperking verbonden "indien dat bijzonder is aangewezen in het belang van de bescherming van het milieu". Niet valt uit te sluiten dat in het verleden het verlenen van de desbetreffende vergunning slechts mogelijk was onder voorschriften die niet betrekking hebben op onderwerpen van onderdeel a, doch van onderdeel b. Bij het verbinden van voorschriften aan die vergunning is echter getoetst aan artikel 8.11 I derde lid, WMB en niet aan het criterium "bijzonder aangewezen zijn", een criterium dat de WMB niet kent. De Raad beveelt aan in de toelichting nader op de betekenis ervan in te gaan en daarbij te betrekken de mogelijkheid dat vergunningvoorschriften vallende onder onderdeel b wel nodig zijn, maar mogelijk niet bedoeld zijn te worden opgevat als "bijzonder aangewezen". b. Artikel 5, eerste lid, onderdeel a, biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid nadere eisen ten aanzien van onder meer energie en grondstoffen te stellen. Volgens de nota van toelichting dient van deze bevoegdheid een terughoudend gebruik te worden gemaakt in die zin dat het moet gaan om "grootverbruikers". Het college adviseert dat in de toelichting ten minste wordt verduidelijkt welke criteria worden aangelegd om te beoordelen of een inrichting "grootverbruiker" is en zo mogelijk deze vast te leggen in het besluit zelf. 8. Naar aanleiding van artikel 6 maakt het college de volgende opmerkingen: a. In het eerste en het tweede lid van dit artikel is bepaald wanneer en bij welke gelegenheid een melding is vereist. De Raad realiseert zich dat deze melding een ander karakter heeft dan de melding ex artikel 8.19 WMB. Dat neemt niet weg dat de vraag naar het rechtskarakter van een schriftelijke reactie van het bevoegd gezag op een gedane melding hetzelfde type problemen kan oproepen als de melding ex artikel 8.19. Vooral nu het ontwerpbesluit een grote reikwijdte heeft, valt niet uit te sluiten dat ook naar aanleiding van ingevolge dit besluit gedane en bekendgemaakte meldingen bezwaren rijzen bij belanghebbenden. In het geval van een vergunninghouder wiens melding niet wordt aanvaard omdat het bevoegd gezag van mening is dat een vergunning is vereist en in het geval van derden indien zij van mening zijn dat het bevoegd gezag ten onrechte van oordeel is dat de inrichting onder het besluit valt. De Raad beveelt aan hieraan in de toelichting aandacht te besteden. b. In artikel 6, derde lid, is bepaald dat bij de melding moet worden vermeld "de aard van en de activiteiten of processen in de inrichting". Het college beveelt aan voor te schrijven dat OOK de omvang van de activiteiten wordt vermeld. C. In artikel 6, vierde lid, van het ontwerpbesluit wordt het rapport van een akoestisch onderzoek alleen verlangd indien de massa van een ledig voertuig vermeerderd met het laadvermogen meer is dan 3.500 kg. Niet duidelijk is waarom de geluidproductie veroorzaakt door bijvoorbeeld de reparaties aan lichtere voertuigen minder zou zijn. De geluidproductie is, naar de Raad meent te weten, in de eerste plaats afhankelijk van de aard van de reparatie (uitdeuken, slijpen van lasnaden etc.) en het aantal reparaties en niet zozeer van het gewicht van het voertuig. Het college adviseert toe te lichten waarom dit criterium is gekozen. d. In het zevende lid van dit artikel is bepaald dat het bevoegd gezag kan besluiten dat het overleggen van de rapportage van een akoestisch onderzoek niet is vereist. Dit strookt niet met de tekst van het vierde lid waarin staat dat de rapportage bij de melding moet worden overgelegd. Voorts lijkt het bevoegd gezag een dergelijk besluit toch alleen te kunnen nemen nadat het heeft kennisgenomen van de melding. De Raad beveelt aan het vierde en zevende lid zo te redigeren dat het bevoegd gezag naar aanleiding van de melding kan besluiten dat geen akoestisch rapport is vereist indien dit nog niet is bijgevoegd. Daarbij zou ook kunnen worden voorzien dat in bepaalde gevallen een akoestisch rapport in ieder geval is vereist. e. Een overeenkomstige opmerking als onder d wordt gemaakt met betrekking tot het negende lid, waarin een rapportage van een bodemonderzoek wordt verlangd. De Raad adviseert ook daarin te voorzien. f. In artikel 6, negende lid, van het ontwerpbesluit is bepaald dat het overleggen van een rapportage van een onderzoek naar de nulsituatie niet is vereist indien het aannemelijk is, dat de kans op bodemverontreiniging nagenoeg afwezig is. Het college merkt op dat een rapport over de nulsituatie alleen dan gericht is op beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu indien de werkwijze van de inrichting, voorzover relevant voor bodemverontreiniging, zal worden beoordeeld door toekomstige bodemverontreiniging te vergelijken met die aangetroffen in de zogenoemde nulsituatie. Het college beveelt aan de tekst aan te passen zodat duidelijk is dat het gaat om de kans op toekomstige bodemverontreiniging. Indien het de bedoeling is om ook af te zien van het vastleggen van de nulsituatie indien voldoende zeker is dat geen eerdere verontreiniging heeft plaatsgevonden, ware dit eveneens uitdrukkelijk in het negende lid op te nemen. 9. Het overgangsrecht is vastgelegd in de artikelen 7 en 8 van het ontwerpbesluit. Voor een inrichting die op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit reeds was opgericht en waarvoor onmiddellijk daaraan voorafgaand een vergunning gold, blijven ingevolge artikel 7, eerste lid, van het ontwerpbesluit voorschriften die aan die vergunning waren verbonden gelden als nadere eis. Dit is het geval gedurende drie jaar en alleen met betrekking tot bepaalde onderwerpen. Het overgangsrecht met betrekking tot reeds opgerichte inrichtingen waarvoor geen vergunning gold, staat in artikel 8. Deze artikelen geven aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. De uitdrukking "gelden" van een vergunning heeft in het verleden aanleiding gegeven tot interpretatieverschillen, doordat een vergunning die in werking is getreden nog niet onherroepelijk behoeft te zijn en een vergunning die onherroepelijk is nog niet in werking hoeft te zijn getreden (voor dit laatste verwijst het college naar artikel 20.8 WMB dat een geval behelst waarin zich deze, op het eerste gezicht niet verwachtbare, situatie kan voordoen). De Raad adviseert de bepaling zodanig te redigeren dat ieder misverstand omtrent de bedoeling van de bepaling wordt voorkomen. b. Het komt niet zelden voor, dat vergunningvoorschriften slechts kunnen worden verstaan in verbinding met de gegevens die behoren bij de aanvraag om vergunning. Ook zijn gevallen bekend waarin die gegevens hoewel niet opgenomen als voorschrift, bepalend zijn voor de vaststelling of de inrichting binnen de grenzen van hetgeen is vergund in werking is. In zo'n geval gaat het meestal om de omvang van de activiteiten waarbij het bevoegd gezag ervoor heeft gekozen de aanvraag deel te laten uitmaken van de vergunning, in plaats van een uitdrukkelijke vermelding van de aangevraagde activiteiten in de voorschriften. Doet zich het eerste geval voor, dan worden sommige voorschriften als nadere eis zinledig doordat met het vervallen van de vergunningplicht de aanvraag geen betekenis meer heeft. Doet zich het tweede geval voor, dan zou in het geheel geen nadere eis blijven gelden, hoewel dit wel nodig kan zijn. Om hieraan tegemoet te komen kan alleen de fictie worden gehanteerd dat voorschriften worden geacht aan de vergunning te zijn verbonden, indien in de aanvraag gegevens staan die zich lenen voor opname of omzetting in voorschriften. De duidelijkheid is hiermee niet gediend. Het college beveelt aan een zodanige regeling op te nemen dat aan genoemde bezwaren wordt tegemoetgekomen. c. In de toelichting op het derde lid van artikel 8 wordt de uitdrukking "nog niet onherroepelijk beslist" gebruikt. Mede in het licht van hetgeen hiervoor onder a is opgemerkt, adviseert de Raad ook de toelichting preciezer te formuleren. 10. De in de bijlage opgenomen voorschriften geven de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. Onder "A Begripsbepalingen" is een definitie van trillingssterkte opgenomen. Voor definities betrekking hebbende op geluid moet worden teruggegrepen naar artikel 1 van het besluit. De Raad geeft in overweging om ten aanzien van definities van alle in de voorschriften voorkomende grootheden één lijn te trekken en deze of in artikel 1 of in de bijlagen op te nemen. b. In voorschrift 1.1.2 wordt voor trillingen verwezen naar de normen van tabel 3 van Richtlijn 2 "Hinder voor personen in gebouwen door trillingen" van 1993. Deze tabel is van toepassing op nieuwe situaties. Nu het ontwerpbesluit ook ziet op inrichtingen in bestaande situaties ware in de toelichting te motiveren waarom niet afzonderlijk rekening is gehouden met bestaande situaties, dan wel het voorschrift aan te vullen. c. In oktober 1998 is de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening uitgebracht. In de handreiking is een systematiek ontwikkeld die aansluit bij het project Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid waardoor het beleid met betrekking tot ruimtelijke ordening en de toepassing van de WMB op het aspect geluid op elkaar worden afgestemd. De handreiking gaat primair uit van vergunningverlening die afgestemd wordt op de geluidskarakteristieken van bepaalde gebieden. Alleen voor horecagelegenheden wordt aandacht besteed aan de problematiek van zogenoemde AMvB-inrichtingen. Nu het ontwerpbesluit een zo grote familie van inrichtingen aan de vergunningplicht onttrekt, rijst de vraag hoe het beleid uitgedragen in de handreiking zich verhoudt tot het ontwerpbesluit. In de nota van toelichting ware hierop in te gaan, ook met het oog op de noodzaak op grote schaal het instrument van de nadere eisen te gebruiken, waardoor aan het gewenste effect van deregulering afbreuk wordt gedaan. d. In voorschrift 9.1 van de bijlage van het BHM is bepaald dat lichtverschijnselen als gevolg van werkzaamheden als lassen en snijden geen hinder buiten de inrichting mogen veroorzaken. Voorschrift 1.5.1 beperkt zich tot de verlichting van gebouwen en het open terrein. Het college beveelt aan het voorschrift aan te vullen. e. Ingevolge voorschrift 1.4.1 is "een optimale verbranding" vereist. Het college beveelt aan te verduidelijken of het optimale moet worden bereikt in de zin van zo laag mogelijk brandstofverbruik of een zo gering mogelijke uitstoot van schadelijke verbrandingsgassen, aangezien deze doelstellingen niet steeds tot dezelfde afstelling van de verwarmingsinstallaties hoeven te leiden. f. In de Nederlandse emissierichtlijn (NER) staan richtlijnen voor de beheersing van stofemissies. Het college beveelt aan naar deze richtlijnen te verwijzen indien de minister van mening is dat deze toereikend zijn voor de gevallen waarop het ontwerpbesluit ziet. g. Het college mist een voorschrift strekkende tot beperking van stank en beveelt aan hierin te voorzien. h. In de laatste volzin van voorschrift 2.2.9 is bepaald dat de aanwijzingen van de brandweer moeten worden opgevolgd. In de toelichting ware te vermelden waarop de bevoegdheid van de brandweer berust en wat de reikwijdte van die bevoegdheid in het kader van dit voorschrift is. i. In voorschrift 3.3.1 wordt de mogelijkheid geopend dat "degene die toezicht op de naleving van dit besluit'' een termijn stelt anders dan die van vijf jaar. Het college merkt dienaangaande het volgende op: - Gelet op artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht gaat het hier om een persoon en niet om het bevoegd gezag als zodanig. Het is niet wenselijk dat degene die moet toezien op de naleving van normen tevens bevoegd is diezelfde normen te wijzigen. - Het wijzigen van normen komt neer op het stellen van een nadere eis. Een dergelijke bevoegdheid komt krachtens artikel 5, eerste lid, van het ontwerpbesluit slechts toe aan het bevoegd gezag. - Niet is vermeld of de termijn kan worden verlengd of bekort, dan wel dat beide mogelijk is en of die termijn voor verschillende documenten ook verschillend kan worden vastgesteld. Het college meent, dat het voorschrift wijziging en aanvulling behoeft en beveelt aan zulks te doen. j. Ingevolge voorschrift 4.3.1 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot: - het doen van onderzoek naar de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen of voorzieningen ten behoeve van het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen binnen de inrichting, voorzover maatregelen of voorzieningen onvoldoende bekend zijn en - de ten behoeve van het voorkomen of het beperken van het ontstaan van afvalstoffen binnen de inrichting te treffen maatregelen of voorzieningen, bedoeld in voorschrift 1.3.1. Bij het toepassen van deze aan voorschrift 1.3.1 gerelateerde nadere-eis-bevoegdheid moeten de kosten en baten zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Ook moet worden bezien in hoeverre reeds beschikbaar onderzoek aan de behoefte tegemoetkomt, zo wordt gesteld in de toelichting op dit voorschrift. Ondanks deze toelichting blijft het onduidelijk wanneer het bevoegd gezag zou moeten overwegen een dergelijke verplichting tot onderzoek op te leggen. Iedere concrete indicatie hieromtrent ontbreekt. Het overgaan tot een dergelijke maatregel lijkt derhalve volledig te worden bepaald door het gevoel dat het desbetreffende bevoegd gezag moet hebben, dat er bij een bepaalde inrichting de nodige winst kan worden behaald op het punt van afvalreductie. Een dergelijke situatie herbergt voor alle betrokkenen te veel onduidelijkheid, waardoor grote verschillen zouden kunnen ontstaan in de wijze waarop deze bevoegdheid in de praktijk wordt gehanteerd. Daarbij komt dat deze problematiek bij dit type bedrijven niet zelden meer dan lokaal zal zijn, doch provinciaal en zelfs landelijk. Daarmee wil gezegd zijn dat dit soort onderzoek zich veelal meer leent voor een branche-onderzoek waar overheid en bedrijfsleven gezamenlijk aan werken. Hierop ware in de toelichting in te gaan. Met gelet op aanwijzing 17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving adviseert de Raad de bevoegdheid, neergelegd in voorschrift 4.3.1, nader te normeren door het stellen van criteria in welke gevallen het bevoegd gezag een onderzoek zou kunnen gelasten. 11. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Republiek Armenië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen, met Uitvoeringsprotocol; Brussel, 3 juni 2009 (Trb 2003, 154 en Trb. 2005, 14).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Republiek Armenië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen, met Uitvoeringsprotocol; Brussel, 3 juni 2009 (Trb 2003, 154 en Trb. 2005, 14).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer (aanscherping emissiegrenswaarden motorrijtuigen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer (aanscherping emissiegrenswaarden motorrijtuigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere aanpassing van besluiten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie (Veegbesluit modernisering rechterlijke organisatie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere aanpassing van besluiten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie (Veegbesluit modernisering rechterlijke organisatie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen.Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 1999, no.99.004870, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen. Het ontwerpbesluit behelst de wijziging van de regeling van subsidies aan decentrale overheden die verband houden met de bestrijding van geluidhinder van wegen spoorverkeer, alsmede van industrieterreinen aan de gevel van bestaande woningen. Belangrijke wijzigingen zijn de mogelijkheid om met de realisering van geluidwerende voorzieningen te beginnen alvorens de subsidie is verleend en het verlenen van subsidie aan lagere overheden voor het onttrekken aan de bestemming van een of meer woningen of geluidgevoelige gebouwen als saneringsmaatregel. Daarnaast wordt een drietal geluidssaneringsbesluiten gewijzigd, waaronder het verlaten van de grens voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor woningen vanwege verkeerslawaai van 70 dB(A). Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van beleidsmatige en wetstechnische aard. 1. Over het verlaten van de 70 dB(A)-grens voor de bepaling van de hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege verkeerslawaai (het in artikel II voorgestelde artikel 7, tweede lid, van het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998), merkt de Raad op dat in de memorie van toelichting bij het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet geluidhinder nog werd uitgegaan van een maximum van 75 dB(A)(zie noot 1). Het niet opnemen van die nadere grens behoeft tegen die achtergrond in ieder geval al nadere motivering. Daar komt nog bij dat de mogelijkheid van subsidiëren van onttrekken aan de bestemming, welke mogelijkheid blijkens de toelichting op artikel I, onderdeel N, is bedoeld voor de meest ernstige gevallen, is beperkt tot het maximum van f. 163.800,-- voor geluidhinder van wegverkeer. Voor deze vorm van saneren bij spoorweglawaai, waar geen verruiming in dB(A)-grenzen plaatsvindt, geldt f. 130.000,--. Deze subsidiebeperking valt moeilijk te rijmen met de mogelijkheid de maximaal toelaatbare geluidbelasting vanwege verkeerslawaai te verruimen. De vraag rijst of de betrokken bewoners door toepassing van dit samenstel van regels, als dat niet ook al het geval is in situaties beneden de 70 dB(A)-grens, niet in een situatie worden gebracht, waarin zij ten opzichte van andere burgers in onevenredige mate met geluidhinder worden geconfronteerd, zonder dat enig zicht bestaat op een oplossing, in de vorm van geluidwerende maatregelen dan wel financiële regeling. Ook de subsidiebedragen in de onderdelen 3 en 4 van de bijlage bij artikel I, onderdeel N, voor het onttrekken aan de bestemming behoeven in ieder geval nadere motivering. Ondanks de in de toelichting op dit artikelonderdeel gemotiveerde benadering is er altijd nog een schoksgewijze overgang van subsidiebedragen per gekozen paar dB(A)-waarden. In het bijzonder geldt dit voor de overgang van de subsidiebedragen voor saneringssituaties bij 69 en 70 dB(A) naar die bij 71 dB(A) en hoger (bij verkeerswegen) en van de bedragen voor saneringssituaties bij 72 en 73 dB(A) naar die bij 74 dB(A) en hoger (bij spoorwegen). De Raad adviseert het ontwerpbesluit op vorengenoemde punten nader te bezien. 2. Ingevolge het nieuwe derde lid van artikel 8b van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (artikel I, onderdeel B) kunnen maatregelen ook in aanmerking voor subsidie komen wanneer die in uitvoering zijn genomen voordat op de aanvraag door de minister is beschikt. Als voorwaarde wordt daaraan gesteld dat de minister vooraf heeft toegestemd (beter kan worden geschreven: ingestemd) in de uitvoering van die maatregelen. In de toelichting op dit artikelonderdeel wordt aan het slot uiteengezet dat de minister slechts in bijzondere gevallen tot die instemming zal overgaan. Mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving ware dat in het ontwerpbesluit zelve tot uitdrukking te brengen. 3. In verband met de vernummering bij de Wet van 9 november 1998 tot wijziging van de Wet geluidhinder (Stb.660) van het vierde lid van artikel 90 van de Wet geluidhinder in vijfde lid, zal artikel I van het ontwerpbesluit moeten worden aangevuld met een wijziging van artikel 8d waarin naar het thans geldende vierde lid van genoemd wetsartikel wordt verwezen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de wet van 27 juni 2002 (Stb. 374) in verband met de invoering van een evaluatieverplichting van het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de wet van 27 juni 2002 (Stb. 374) in verband met de invoering van een evaluatieverplichting van het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met een verkorting van de duur van de voortgezette uitkering (Wet verkorting duur voortgezette uitkering Appa), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met een verkorting van de duur van de voortgezette uitkering (Wet verkorting duur voortgezette uitkering Appa), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 november 2014, no.2014002126, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met een verkorting van de duur van de voortgezette uitkering (Wet verkorting duur voortgezette uitkering Appa), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot gemeentelijke herindeling van het Westland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot gemeentelijke herindeling van het Westland.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten, in verband met afschaffing van de kortdurende uitkering en aanscherping van de wekeneis (Wet aanscherping toetredingsvoorwaarden Werkloosheidswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten, in verband met afschaffing van de kortdurende uitkering en aanscherping van de wekeneis (Wet aanscherping toetredingsvoorwaarden Werkloosheidswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende uitvoering van richtlijn nr.2001/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (Wet rol werknemers bij de Europese vennootschap).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende uitvoering van richtlijn nr.2001/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (Wet rol werknemers bij de Europese vennootschap).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2015, no.2015001857, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het treffen van een regeling omtrent het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en enkele andere onderwerpen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het treffen van een regeling omtrent het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en enkele andere onderwerpen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 juli 2010, no.10.002173, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het treffen van een regeling omtrent het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en enkele andere onderwerpen, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Formatiebesluit WPO en enkele andere besluiten in verband met onder meer de verkleining van de groepsgrootte voor de 4- tot en met 7-jarige leerlingen van basisscholen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Formatiebesluit WPO en enkele andere besluiten in verband met onder meer de verkleining van de groepsgrootte voor de 4- tot en met 7-jarige leerlingen van basisscholen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130 van de Werkloosheidswet ten behoeve van het experimenteren met stageplaatsen voor jongeren (Besluit experimenten stageplaatsen voor jongeren in de WW), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130 van de Werkloosheidswet ten behoeve van het experimenteren met stageplaatsen voor jongeren (Besluit experimenten stageplaatsen voor jongeren in de WW), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200..), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200..), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2011, no.11.000520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200..), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit EOS: demo en transitie-experimenten in verband met het openstellen van het besluit voor ondernemers in de landbouwsector, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit EOS: demo en transitie-experimenten in verband met het openstellen van het besluit voor ondernemers in de landbouwsector, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek (initiatiefrecht huurders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek (initiatiefrecht huurders), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2008, no.08.003422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek (initiatiefrecht huurders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de registratie van incidenten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de registratie van incidenten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2010, no.10.001941, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de registratie van incidenten, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 45), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 45), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2010, no.10.001396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 45), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de regeling voor nettopensioen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de regeling voor nettopensioen.Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2016, no.2016001078, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de regeling voor nettopensioen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet ter uitvoering van de op 17 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen.), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet ter uitvoering van de op 17 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen.), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot het van rechtswege verlenen van erkenningen voor landelijke publieke omroep en tot verkorting van de duur van erkenningen en voorlopige erkenningen voor landelijke publieke omroep (Tijdelijke wet verkorting erkenningenduur publieke omroepen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot het van rechtswege verlenen van erkenningen voor landelijke publieke omroep en tot verkorting van de duur van erkenningen en voorlopige erkenningen voor landelijke publieke omroep (Tijdelijke wet verkorting erkenningenduur publieke omroepen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt voor de woonfunctie en enkele andere wijzigingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt voor de woonfunctie en enkele andere wijzigingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2005, no.05.002728, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt voor de woonfunctie en enkele andere wijzigingen), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2003 bevat een aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt voor tot bewoning bestemde gebouwen en enkele correcties op het besluit van 17 december 2004, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1. Omzetting van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen Het vaststellen van energieprestatie-eisen is eveneens onderwerp van een Europese richtlijn. Richtlijn 2002/91/EG van het Europese Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen (hierna: de energieprestatie-richtlijn).(zie noot 1) De energieprestatie-richtlijn is op 5 januari 2003 in werking getreden en de omzettingtermijn loopt nog tot 4 januari 2006. In het ontwerpbesluit wordt niet ingegaan op de voorgestelde wijziging van het Bouwbesluit 2003 in relatie tot deze richtlijn. De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. Aanscherpen energieprestatiecoëfficiënt Artikel F van het ontwerpbesluit scherpt de energieprestatiecoëfficiënt aan voor nieuwbouwwoningen in artikel 5.11 van het Bouwbesluit 2003 van 1,0 naar 0,8. De aanscherping is gericht op het verder terugdringen van het energiegebruik voor verwarming, mechanische ventilatie, warmwatergebruik, koeling, bevochtiging en verlichting van nieuwe woningen, waarmee een bijdrage geleverd wordt aan het terugdringen van de CO2-uitstoot. De energieprestatie-richtlijn stelt in artikel 4, lid 1, dat moet bij het vaststellen van de energieprestatie-eisen onder andere rekening moet worden gehouden met de algemene binnenklimaatsituatie, om eventuele negatieve neveneffecten, zoals onvoldoende ventilatie, te voorkomen. Lidstaten zijn verplicht op grond van artikel 249 EG richtlijnen te implementeren in het nationale recht. Gedurende de implementatietermijn is het bovendien, gelet op het in artikel 10 EG vervatte beginsel van gemeenschapstrouw, niet toegestaan nationale maatregelen te nemen die de verwezenlijking van het door de richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zouden kunnen brengen.(zie noot 2) De voorgestelde aanscherping van het Bouwbesluit 2003 mag, gelet op het voorgaande, de verwezenlijking van het door de richtlijn voorgeschreven resultaat dus niet ernstig in gevaar brengen. Uit de inspraakreactie van het Overlegplatform Bouwregelgeving (hierna: OPB)(zie noot 3) kan worden opgemaakt dat het niet duidelijk is of een de aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt wel of niet nadelig voor de gezondheid zou kunnen zijn, gelet op gebrekkige ventilatie in woningen als gevolg daarvan. Blijkens de nota van toelichting bij artikel F, is de minister van mening dat een goed binnenmilieu gegarandeerd kan worden, zolang, ontwerp, uitvoering en onderhoud van de gekozen ventilatiesystemen adequaat zijn. De Raad maakt hieruit op dat, indien ontwerp, uitvoering en onderhoud niet adequaat zijn een aanscherping tot 0,8 mogelijk een binnenmilieu creëert dat schadelijk is voor de gezondheid. De Raad beveelt aan in de toelichting uitvoerig op het gesignaleerde gevaar voor de gezondheid in te gaan. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting en bijlagen tot vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting en bijlagen tot vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2001.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2000, no. 00.005030, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting en bijlagen tot vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2001. De toelichting op de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken gaat vergezeld van een beschouwing over het koningschap. Het komt de Raad van State dienstig voor deze zijnerzijds aan te vullen met een beschouwing die vooral betrekking heeft op inhoud en vormgeving van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en de andere leden van het Koninklijk Huis.(zie noot 1) De Raad beoogt aldus bij te dragen aan de eenheid van opvatting over dit onderwerp. Voorafgaand maakt de Raad enige algemene kanttekeningen. Algemeen 1. De Raad onderschrijft het uitgangspunt van de beschouwing dat één van de kenmerken van het Nederlandse constitutionele bestel is het vermogen om «zonder dramatische schokken ingrijpende veranderingen in de maatschappij, tussen staat en maatschappij en in de staat zelf» op te vangen. Het koningschap is niet alleen een onderdeel van dat bestel, maar heeft ook belangrijk bijgedragen aan dat vermogen, mede dankzij een brede instemming van de bevolking. Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor het Koninkrijk als geheel. Het is de Raad opgevallen dat de beschouwing aan dat laatste nauwelijks aandacht besteedt. 2. In de beschouwing constateert de regering terecht dat binnen dezelfde staatsrechtelijke regel van de koninklijke onschendbaarheid en de ministeriële verantwoordelijkheid het koningschap sinds 1848 steeds een andere invulling heeft gekregen, aangepast aan de staatkundige en maatschappelijke ontwikkelingen. Ook naar het oordeel van de Raad is er tot nu toe geen enkel argument aangevoerd waarom de mogelijkheid daartoe er nu niet meer zou zijn. De Raad deelt de conclusies in de beschouwing over de deelname van de Koning aan de regering, zijn positie als voorzitter van de Raad van State en zijn rol bij kabinetsformaties. Bij de kabinetsformaties is het primair de verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal eventueel een regeling te treffen dan wel haar rol daarbij nader te bepalen.(zie noot 2) 3. De beschouwing formuleert als vraagstelling: welke ruimte wordt de Koning door politici en publiek geboden en hoe wordt die ruimte door de Koning ingevuld. Alle politieke participanten in de publieke discussie hebben nadrukkelijk onderstreept dat de invulling die de huidige Koning aan de functie geeft niet het probleem is. Toch beperkt de beschouwing zich niet tot het eerste deel van de vraagstelling. Naar het oordeel van de Raad terecht. Ook de huidige Koning krijgt te maken met nieuwe staatkundige en maatschappelijke ontwikkelingen en de vaak tegenstrijdige eisen en verwachtingen die daarvan het gevolg zijn. De beschouwing noemt een aantal van die tegenstrijdigheden. In aanvulling daarop wijst de Raad nog op een enkel ander aspect, dat voor het functioneren van het koningschap van belang is en dat in de gedachtewisseling al was het maar impliciet een rol kan gaan spelen. 4. Allereerst is de staat minder centraal komen te staan, meer afhankelijk geworden van anderen (andere overheden, markt, burgers). De verhoudingen worden horizontaler. Daarmee groeit de noodzaak om in het Haagse beleid beter aan te sluiten bij ontwikkelingen van onderop, hetgeen past in de traditie van ons land. De maatschappelijke betekenis van het Huis van Oranje ligt in het bijzonder in de bijdrage aan die traditie. Daarbij voegt zich thans echter nog iets anders: naarmate de macht van de staat meer verspreid raakt, Nederland meer een deel van Europa wordt en de maatschappelijke veelvormigheid toeneemt, groeit de behoefte aan een persoon die de eenheid zichtbaar maakt en de continuïteit waarborgt. De beschouwing constateert in algemene zin: «De invulling (van het koningschap) verandert met de tijd en reflecteert de veranderingen in de samenleving. » Probleem is echter dat de concrete betekenis van de veranderingen vaak niet duidelijk is en dat opvattingen daarover dikwijls uiteenlopen. Door deze complicaties wordt meer gevergd van een koningschap dat, in de woorden van de beschouwing, «op bijzondere wijze uitdrukking geeft aan de eenheid van het land en van het Koninkrijk zo voegt de Raad daaraan toe en de samenhang van en in de samenleving symboliseert». Naast publieke aandacht voor afzonderlijke groepen en nieuwe ontwikkelingen moet de Koning ook aandacht schenken aan juist datgene wat in onze op verandering gerichte samenleving vaak wordt vergeten: het gemeenschappelijke en het blijvende. Naar het oordeel van de Raad zijn het deze, slechts heel summier aangeduide ontwikkelingen, die de bijzondere aandacht vragen in een gedachtewisseling rond het koningschap en die tevens als sterke motivering kunnen worden gezien voor handhaving van de eenheid van Koning en ministers. De ministeriële verantwoordelijkheid is daartoe het instrument. Ministeriële verantwoordelijkheid en koninklijke onschendbaarheid 5. De staatkundige en maatschappelijke ontwikkelingen dwingen bij de vervulling van het koningschap meer nog dan vroeger tot afwegingen bij het nakomen van staatkundige en protocollaire verplichtingen en meer maatschappelijk georiënteerde activiteiten, tussen zichtbaarheid (en hoorbaarheid) en vertrouwelijkheid, tussen functie en privé. Gegeven een open en betrokken koningschap in een mondige samenleving zal er voor het resultaat van die afwegingen meer belangstelling zijn en daarmee groeit de kans dat er discussie over de Koning ontstaat. Dat is op zichzelf geen probleem, zolang de eenheid van de regering intact blijft. De koninklijke onschendbaarheid is niet bedoeld om de vervulling van het koningschap buiten elke discussie te plaatsen; evenmin overigens om ministers en leden van de Staten-Generaal de mogelijkheid te bieden zich achter de koninklijke onschendbaarheid te verschuilen. De onschendbaarheid gaat op in de ministeriële verantwoordelijkheid. Juist dáárom is het verstrekken van informatie over de eventuele bijdrage van de Koning aan ministeriële beleidsopvattingen strijdig met de ministeriële verantwoordelijkheid. Ook juist dáárom moet een discussie over het koningschap worden gevoerd op de plaats waar ministeriële verantwoording pleegt te worden afgelegd (de beide kamers der Staten-Generaal) en met de minister-president als eerstverantwoordelijke. Door de toenemende aandacht van de pers kranten, tijdschriften, radio, televisie en internet wordt meer en sneller bekendheid gegeven aan hetgeen de leden van het Koninklijk Huis doen, verondersteld worden te doen of zouden moeten doen. Daardoor komt de minister-president, als eerstverantwoordelijke voor het Koninklijk Huis, steeds vaker voor de vraag te staan op welke wijze hij zijn verantwoordelijkheid inhoud geeft, anticiperend of reagerend. Verantwoordelijkheid krijgt naast de strikte betekenis van dat begrip het afleggen van verantwoording jegens de Staten-Generaal meer en meer de betekenis van aanspreekbaarheid, het «uitleg geven» en «verklaren», ook tegenover publiek en media. Het collectieve geheugen is nu eenmaal gebrekkig. Kennis van oorsprong en betekenis van de regels die het functioneren van het koningschap bepalen is niet vanzelfsprekend. 6. Het voorgaande betekent in de eerste plaats dat de minister-president en de beide Kamers een duidelijk beeld dienen te hebben van de inhoud en de omvang van de ministeriële verantwoordelijkheid jegens de Staten-Generaal. In het bijzonder bij de voortdurende aandacht van de pers is een eensluidende interpretatie van het staatsrecht op dit terrein door Staten-Generaal en regering noodzakelijk. Voorts is het nodig dat bij parlement, media en publiek duidelijkheid bestaat over de aanspreekbaarheid van de minister-president en daarmee ook over de rol van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) in het geven van verklaring en uitleg. 7. De Raad deelt het standpunt in de beschouwing dat op grond van artikel 42 van de Grondwet voor het doen en laten van de Koning volledige ministeriële verantwoordelijkheid bestaat. In dat artikel is de ministeriële verantwoordelijkheid als onmisbaar staatsrechtelijk complement van de onschendbaarheid van de Koning vastgelegd. Ministeriële verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid vallen hier samen. De Raad acht het van belang dat deze verantwoordelijkheid in beginsel, schriftelijk en mondeling, wordt geëffectueerd door de minister-president tegenover de Staten-Generaal. De taak van de RVD daarnaast en daarover naar buiten verklaring en uitleg te geven doet daaraan niet af. Zaken met betrekking tot het Koninklijk Huis behoren deel uit te maken van het gemeen overleg tussen Staten-Generaal en minister-president. Vermeden moet worden dat een publiek debat over het koningschap zich wel in de media maar buiten dat overleg afspeelt. Voorlichting is nu eenmaal niet hetzelfde als verantwoording, zoals verantwoording niet hetzelfde is als voorlichting. Het is de Raad opgevallen dat deze gulden regel van de parlementaire democratie wat aan betekenis lijkt te hebben ingeboet. De handhaving ervan verdient meer zorg en aandacht. Een moderne invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid voor een open en betrokken koningschap is anders niet goed te effectueren. 8. De ministeriële verantwoordelijkheid omvat naar het oordeel van de Raad het gehele koninklijke optreden. Kritiek daarop, ook als het gaat om privéoptreden, moet zich richten tot de minister-president. Deze is gehouden aan te geven of, en in hoeverre, het privé-optreden naar zijn mening het openbaar belang raakt. Indien dit het geval is of bij nader inzien achteraf het geval blijkt te zijn, neemt hij het optreden voor zijn verantwoording. Indien dit naar zijn mening niet het geval is, geeft hij niet alleen aan dat het een privéaangelegenheid betreft, maar ook waarom zulks naar zijn mening het geval is.(zie noot 3) Een actieve ministeriële verantwoordelijkheid is meer dan ooit nodig. Waar de media steeds meer op de persoon en het incident zijn gericht wordt de kwetsbaarheid van de Koning groter. Die kwetsbaarheid ligt minder in de eigen mening van de Koning dan in de toegeschreven mening, minder in de werkelijke invloed dan in de veronderstelde invloed. De ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning houdt naar het oordeel van de Raad daarom tevens in dat niet alleen desgevraagd, maar ook uit eigen beweging door of namens de minister-president verklaring en uitleg wordt gegeven over de functie en het functioneren van het koningschap in Nederland; over de functie van de Koning als deel van de regering, over de bevoegdheden die daaraan verbonden zijn (advies, aansporing en vermaan) en over de rol van de Koning bij kabinetsformaties. Ministeriële verantwoordelijkheid voor leden Koninklijk Huis 9. De Raad deelt het standpunt in de beschouwing met betrekking tot de invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de verschillende leden van het Koninklijk Huis. In aanvulling daarop wijst hij op het volgende. 10. In de Grondwet is de erfopvolging geregeld. De Wet lidmaatschap Koninklijk Huis rekent onder meer alle potentiële erfopvolgers tot leden van het Koninklijk Huis. Het aantal leden van het Koninklijk Huis wordt daardoor beperkter wanneer een nieuwe Koning aantreedt. Is er formeel geen verschil tussen de verschillende leden, feitelijk is dat verschil er wel. Sommigen zijn meer bij de uitoefening van de koninklijke functie betrokken dan anderen. In de praktijk van de ministeriële verantwoordelijkheid kan dit verschil dan ook tot uitdrukking komen. Dit onderscheid acht de Raad staatsrechtelijk volstrekt verantwoord. Voordeel van het hanteren van dit onderscheid is dat de ministeriële verantwoording zich kan toespitsen op die aspecten welke de koninklijke functie raken. Het onderscheid tussen de leden is niet van principiële aard; het betreft een gradueel verschil. Telkens weer zal moeten worden nagegaan of een bepaald handelen of nalaten van een lid van het Koninklijk Huis het openbaar belang raakt of kan raken. 11. De leden van het Koninklijk Huis die in het bijzonder bij de uitoefening van de koninklijke functie zijn betrokken, zijn de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger en diens echtgenoot. Het is mede om deze reden dat artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aan deze drie personen recht op een uitkering verleent.(zie noot 4) In de regel zal dan ook het optreden van deze drie personen het openbaar belang raken («ja tenzij ...»). Consequentie daarvan is dat in de regel voor hun optreden ministeriële verantwoordelijkheid bestaat die niet gelijk is aan maar in de praktijk wel vergelijkbaar is met die voor het handelen van de Koning; anders gezegd, de minister-president draagt verantwoordelijkheid voor hun optreden tenzij naar zijn mening het openbaar belang daardoor niet wordt geraakt. 12. De overige leden van het Koninklijk Huis worden minder regelmatig betrokken bij de uitoefening van de koninklijke functie. Als vuistregel kan hier dan ook worden geformuleerd dat er slechts dan ministeriële verantwoordelijkheid voor hun doen en laten geldt als het openbaar belang daardoor wordt geraakt («nee tenzij ...»). Dit is altijd het geval wanneer zij activiteiten ontplooien ten behoeve van de koninklijke functie. Voor het overige geldt de mogelijkheid van optreden voor- of achteraf wanneer het openbaar belang in het geding is of komt. Er bestaat daarom bijvoorbeeld naar de mening van de Raad wel ministeriële verantwoordelijkheid voor de aanvaarding van een maatschappelijke functie door deze leden van het Koninklijk Huis, maar niet voor de uitoefening daarvan, tenzij het geldt ook hier het openbaar belang hierdoor zou worden geraakt. Betekenis van de ministeriële verantwoordelijkheid 13. Naar het oordeel van de Raad is een gedeelte van de discussie over het koningschap toe te schrijven aan de onduidelijkheid over de betekenis van de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarom heeft de Raad nagegaan wat de voorgestelde gedifferentieerde ministeriële verantwoordelijkheid voor Koning en leden van het Koninklijk Huis in de praktijk zou kunnen betekenen. Of er ministeriële verantwoordelijkheid voor het optreden van Koning en leden van het Koninklijk Huis bestaat, is van belang voor de plicht van de ministerpresident tegenover de Staten-Generaal inlichtingen te verschaffen, vragen te beantwoorden en zo nodig bepaald handelen of nalaten te verantwoorden. Daarnaast heeft de ministeriële verantwoordelijkheid consequenties voor het voorlichtingsbeleid in het algemeen.(zie noot 5) Onderscheid is nodig tussen inlichtingen en voorlichting voorafgaand aan het externe optreden waarmee het openbaar belang wordt geraakt en inlichtingen en voorlichting achteraf. 14. Daar voor het optreden van de Koning volledige ministeriële verantwoordelijkheid bestaat, dienen in beginsel over alle doen en laten van de Koning inlichtingen en voorlichting te worden verschaft. Waar dit optreden voorzienbaar is, ligt, naar het oordeel van de Raad, actieve betrokkenheid vooraf van de minister-president voor de hand. De ministeriële verantwoordelijkheid voor het privé-domein is echter passief en leidt pas tot actie indien blijkt dat door het optreden van de Koning anders dan voorzien het openbaar belang wordt geraakt. Dit kan het geval zijn als een handeling van de Koning, die aanvankelijk als privé-handeling was aangemerkt, een politieke lading krijgt. Dit betekent dat steeds weer vooraf moet worden afgewogen of een handeling al dan niet in de privé-sfeer ligt en waarom. Daarom is regelmatig overleg tussen betrokkenen (wekelijks overleg met de ministerpresident; wekelijks secretariaatsoverleg waarbij een medewerker van de minister-president is betrokken; regelmatig familieberaad waarbij de ministerpresident aanwezig is) noodzakelijk. Daar de minister-president de volledige verantwoordelijkheid draagt, beslist hij of hijzelf dan wel de onder zijn verantwoordelijkheid staande RVD actie zal ondernemen en zo ja, welke. 15. Voor de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger en diens echtgenoot, zal in de praktijk vrijwel hetzelfde gelden zoals ook de beschouwing van de regering aangeeft. Het verschil ligt hier in de ruimere privé-sfeer dan die welke voor de Koning geldt. Ook hier is anticiperend beleid van de minister-president vereist waar handelingen van deze personen het openbaar belang zullen raken. Daarbij moet steeds weer vooraf worden afgewogen of een activiteit in de privé-sfeer ligt. Is dat het geval dan is er geen reden voor verdere ministeriële betrokkenheid. Mocht achteraf blijken dat een gedraging toch het openbaar belang raakt, dan is optreden nadien van de minister-president nodig en moet hij zorgen dat in het vervolg een andere afweging wordt gemaakt. Uiteraard hebben ook deze leden behoefte aan een privé-leven. Een algemene regel ter bepaling van de grens tussen dit privé-leven en het openbaar belang is niet te geven. Het betreft een beleidskeuze van de regering in het licht van de omstandigheden. Daarom is regelmatig overleg tussen de ministerpresident en deze leden van groot belang.(zie noot 6) Ondanks het ontbreken van een (grond)wettelijke bepaling als artikel 42, tweede lid, van de Grondwet wijst de Raad erop dat ook hier de minister-president verantwoordelijk is voor de beoordeling van de vraag of sprake is van optreden in de privé-sfeer of niet. Hij beslist of hijzelf of namens hem de RVD voorlichting geeft of niet. Dit geschiedt uiteraard na ruggenspraak met betrokkenen. 16. Voor de overige leden van het Koninklijk Huis kan in de regel anticiperend optreden van de minister-president achterwege blijven, omdat doen en laten van deze leden het openbaar belang in de regel niet raakt. Als hun activiteiten, naar achteraf blijkt, het openbaar belang wel raken, verplicht de ministeriële verantwoordelijkheid tot alsnog reageren en het geven van toelichting en inlichtingen. Voor de praktijk betekent dit dat raadzaam is dat betrokken leden bij twijfel of het openbaar belang in het geding kan komen, vooraf overleg plegen met de minister-president, bijvoorbeeld bij verzoeken om interviews. Waar in geval van de Koning de minister-president elke activiteit desgevraagd zal moeten verantwoorden ligt dat voor de drie andere leden iets anders. Daar kan niet worden uitgesloten dat de minister-president niet tevoren van een activiteit op de hoogte was. Indien door die activiteit het openbaar belang in het geding komt of is gekomen, dan kan hij daarop in de Staten-Generaal worden aangesproken. Hij dient er zorg voor te dragen dat hij in het vervolg tijdig kan optreden om zijn verantwoordelijkheid te effectueren. In het geval van de overige leden behoeft de minister-president niet tevoren op de hoogte te zijn van een activiteit. Mocht door die activiteit het openbaar belang toch zijn geraakt, dan zal de minister-president betrokkene duidelijk moeten maken dat hij in het vervolg wel geïnformeerd dient te worden. 17. De ministeriële verantwoordelijkheid heeft ook betekenis voor de vraag of, en zo ja, hoe en door wie, moet of kan worden gereageerd op een publicatie in de media. Dat de Koning niet zelf reageert, spreekt voor zich. Hier ligt naar inhoud en moment een onmiddellijke taak voor de minister-president. De Raad is van oordeel dat de minister-president, bij een publicatie over één van de overige leden van het Koninklijk Huis, dient te overwegen of de publicatie het openbaar belang raakt. Komt hij tot de conclusie dat het openbaar belang is of wordt geraakt, dan is hij verantwoordelijk voor de beoordeling van de vraag of actie wordt ondernomen en zo ja, hoe. Gezien het voorgaande ligt het in de rede te veronderstellen dat de meeste publicaties over leden van het Koninklijk Huis, vooral die welke niet behoren tot de drie rond de Koning, niet aan het openbaar belang raken. Voor de minister-president ligt daar derhalve in de regel geen taak en het is aan het betrokken lid zelf te beslissen of hij zal reageren. In het geval de publicatie één van de drie personen betreft die nauw bij de uitoefening van de koninklijke functie zijn betrokken, is de ministerpresident verantwoordelijk voor het antwoord op de vraag of reageren nodig is en wie dat dan zal doen. Ten slotte 18. Een staatkundig en maatschappelijk bestel kan niet bestaan zonder noties van eenheid, van eigen identiteit en van staatkundig verleden. Het Nederlandse koningschap is in sterke mate de belichaming van die noties. Daarbij voegt zich de historische waarheid dat hedendaags koningschap alleen maar daar goed kan functioneren waar het zich heeft verbonden met de gemeenschappelijke waarden van de moderne democratie. In het Koninkrijk bestaat die verbondenheid in sterke mate. Het behoeft nauwelijks betoog dat we hier meer te maken hebben met gevoelens en minder met rationele overwegingen, meer met moeilijk te omschrijven kwaliteiten dan met kwantiteiten. Een staatkundige ambiance die voldoet, laat zich nu eenmaal niet construeren via abstracte redeneringen. Een ambiance die voldoet is veeleer gegroeid dan bedacht. Tot dusver konden veranderingen zich steeds binnen de geldende regels realiseren. De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat het in de naaste toekomst anders zal zijn. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen (Verhoging subsidiebedragen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen (Verhoging subsidiebedragen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met de instelling van commissies van toezicht op de politiecellencomplexen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met de instelling van commissies van toezicht op de politiecellencomplexen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2002, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2002, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit drukvaten van eenvoudige vorm 2016 en wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit drukvaten van eenvoudige vorm 2016 en wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2015, no.2015002292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit drukvaten van eenvoudige vorm 2016 en wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2011, no.11.001206, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet en het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet en het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2015, no.2015001059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet en het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de realisatie van de Oostelijke rondweg Veenendaal, met bijbehorende werken, in de gemeenten Veenendaal en Ede.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de realisatie van de Oostelijke rondweg Veenendaal, met bijbehorende werken, in de gemeenten Veenendaal en Ede.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 28 juni 2005, no. RWSCD BJV 2005/3599, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de realisatie van de Oostelijke rondweg Veenendaal, met bijbehorende werken, in de gemeenten Veenendaal en Ede. 1. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten dat de verzoeker om onteigening onvoldoende heeft onderhandeld om een minnelijke verkoop van de gronden te realiseren, wordt in de overwegingen van het ontwerpbesluit opgemerkt dat de verzoeker om onteigening diverse malen met reclamanten (afzonderlijk) minnelijk overleg heeft gevoerd en dat deze een aanbieding heeft uitgebracht op de benodigde gronden. Hieruit en ook uit het overgelegde onteigeningsdossier kan niet worden opgemaakt of reeds voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende doch vruchteloze pogingen zijn ondernomen om met reclamanten tot overeenstemming te komen. De Raad van State adviseert het ontwerpbesluit op dit punt aan te vullen. Indien mocht blijken dat in genoemde voorafgaande periode door verzoeker om onteigening onvoldoende is getracht om de benodigde gronden van reclamanten in der minne te verwerven, is de noodzaak van onteigening van de betrokken percelen niet aangetoond en waren deze buiten de onteigening te houden. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Archiefbesluit 1995 in verband met opleiding en diploma's archivistiek, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Archiefbesluit 1995 in verband met opleiding en diploma's archivistiek, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis na veroordeling in eerste aanleg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis na veroordeling in eerste aanleg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 december 2003, no.03.005177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis na veroordeling in eerste aanleg, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel regelt dat personen in voorlopige hechtenis, na veroordeling tot een vrijheidsstraf in eerste aanleg, worden overgeplaatst van een huis van bewaring naar een gevangenis. Doel van het voorstel is een efficiëntere inzet van de detentiecapaciteit en het verbeteren van de mogelijkheden tot resocialisatie. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij een kanttekening met betrekking tot het onderbrengen van personen in voorlopige hechtenis die in eerste aanleg zijn veroordeeld in een aparte afdeling van een gevangenis. Ingevolge artikel 8 van de Penitentiaire beginselenwet bepaalt de Minister van Justitie de bestemming van elke inrichting of afdeling en kan hij delen van een inrichting als afdeling met een aparte bestemming aanwijzen. In de memorie van toelichting wordt niet ingegaan op de mogelijkheid om personen in voorlopige hechtenis die in eerste aanleg zijn veroordeeld, in een aparte afdeling van een gevangenis onder te brengen. Daartoe bestaat wel aanleiding, nu artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt: Verdachten dienen, uitzonderlijke omstandigheden buiten beschouwing gelaten, gescheiden te worden gehouden van veroordeelden en dienen aanspraak te kunnen maken op een afzonderlijke behandeling overeenkomend met hun staat van niet veroordeelde persoon. De Raad geeft in overweging van genoemde mogelijkheid gebruik te maken en daarvan mededeling te doen in de memorie van toelichting. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer in verband met geluidhinderbestrijding industrielawaai (verlenging subsidietermijn), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer in verband met geluidhinderbestrijding industrielawaai (verlenging subsidietermijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit medische hulpmiddelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit medische hulpmiddelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (dertiende tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (dertiende tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2016, no.2016000814, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (dertiende tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PbEG 1996, L 292) (Wet op de verstrekking van hulp aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PbEG 1996, L 292) (Wet op de verstrekking van hulp aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 maart 2012, no.12.000553, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PbEG 1996, L 292) (Wet op de verstrekking van hulp aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 met het oog op het opheffen van enige verschillen tussen deze wetten en het in die wetten expliciteren van integriteit als onderwerp van toezicht, alsmede in verband met enige noodzakelijke technische aanpassingen (Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 met het oog op het opheffen van enige verschillen tussen deze wetten en het in die wetten expliciteren van integriteit als onderwerp van toezicht, alsmede in verband met enige noodzakelijke technische aanpassingen (Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet (stroomlijning procedure behandeling gratieverzoeken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet (stroomlijning procedure behandeling gratieverzoeken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling van het lidmaatschap koninklijk huis alsmede daaraan verbonden titels en namen (Wet lidmaatschap koninklijk huis).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling van het lidmaatschap koninklijk huis alsmede daaraan verbonden titels en namen (Wet lidmaatschap koninklijk huis).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet justitiële gegevens in verband met het verwerken van strafvorderlijke gegevens en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet tarieven in strafzaken in verband met het verstrekken van een afschrift van een vonnis of een arrest aan de verdachte en zijn raadsman of een derde.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet justitiële gegevens in verband met het verwerken van strafvorderlijke gegevens en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet tarieven in strafzaken in verband met het verstrekken van een afschrift van een vonnis of een arrest aan de verdachte en zijn raadsman of een derde.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2002, no.02.004874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet justitiële gegevens in verband met het verwerken van strafvorderlijke gegevens en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet tarieven in strafzaken in verband met het verstrekken van een afschrift van een vonnis of een arrest aan de verdachte en zijn raadsman of een derde. Met dit wetsvoorstel worden wijzigingen voorgesteld in de Wet justitiële gegevens(zie noot 1) die ertoe strekken waarborgen tot stand te brengen voor een zorgvuldige omgang met strafvorderlijke gegevens. Die waarborgen dienen gerealiseerd te zijn voor het einde van de in de artikel 79, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) gestelde overgangstermijn die loopt tot 1 september 2004. Daarnaast heeft dit wetsvoorstel nog tot doel twee onderwerpen van meer technische aard te regelen. Het betreft de overbrenging van de mogelijkheid om op verzoek een afschrift van een vonnis of een arrest aan de verdachte, en zijn raadsman of aan een derde te verstrekken, van artikel 838, eerste lid, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WBrv) naar het Wetboek van Stafvordering (WvSv). De Raad van State maakt naar aanleiding van dit wetsvoorstel een aantal opmerkingen en is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Criterium voor verstrekking van informatie Volgens de inleiding van de memorie van toelichting is het wetsvoorstel het resultaat van overleg met en tussen de Registratiekamer (thans het College bescherming persoonsgegevens), het College van procureurs-generaal en de Nederlandse Orde van Advocaten. Richtinggevend is de uitleg die wordt gegeven aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in relatie tot justitiële gegevens. In een eerder conceptwetsvoorstel uit 2000, dat ook is besproken met genoemde instanties, was informatieverstrekking aan een derde mogelijk in verband met "een gerechtvaardigd belang van de derde". Tegen dat criterium bestond in het bijzonder bij de Registratiekamer bezwaar, reden waarom in het voorliggende wetsvoorstel uitvoering is gegeven aan de opvatting van de Registratiekamer dat voor informatieverstrekking aan een derde een zwaarwegend algemeen belang vereist is. De Registratiekamer baseert zich daarbij op artikel 8 EVRM. Het College van procureurs-generaal vindt weliswaar het aanvankelijk voorgestelde criterium gerechtvaardigd belang van de derde te licht, maar maakt de uiterst strenge opvatting van de Registratiekamer niet tot de zijne. De Raad kan aan artikel 8 EVRM geen overtuigende argumenten ontlenen voor de opvatting dat zwaarwegende belangen van derden geen grond voor verstrekking kunnen vormen; in de toelichting wordt overigens - ondanks de voorgestelde wettekst - wèl het standpunt ingenomen dat zulke belangen van derden als algemene belangen zouden kunnen worden beschouwd. Het tweede lid van artikel 8 EVRM noemt uitdrukkelijk de bescherming van rechten en vrijheden van anderen als één van de mogelijke beperkingsgronden van het recht op respect voor ieders privéleven. De Raad acht het in het wetsvoorstel neergelegde criterium onvoldoende gemotiveerd en in het licht van de belangen van slachtoffers en belanghebbende organisaties niet overtuigend. Hij adviseert daarom niet alleen zwaarwegende algemene belangen als grond voor de verstrekking te aanvaarden, maar ook uitdrukkelijk rekening te houden met zwaarwegende belangen van derden als reden voor verstrekking van gegevens als hier bedoeld. 2. Verhouding tot de Wet bescherming persoonsgegevens De Wbp strekt blijkens de considerans ter uitvoering van Richtlijn nr.95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281). Deze richtlijn is niet van toepassing op de activiteiten van het openbaar ministerie, maar wel op die van degene die van het openbaar ministerie gegevens ontvangt. De Nederlandse wetgever is echter - zoals de Registratiekamer in zijn advies van 12 december 2000, bladzijde 5, opmerkt - verder gegaan dan de richtlijn voorschrijft door het openbaar ministerie niet uit te zonderen van de normering door de Wbp.(zie noot 2) Deze situatie wordt nu bestendigd. Weliswaar is de Wbp als zodanig volgens artikel 2, tweede lid, onder e, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet justitiële (en strafvorderlijke) gegevens zal komen te luiden, niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van de Wet justitiële (en strafvorderlijke) gegevens, maar verscheidene essentiële bepalingen van de Wbp zijn wel van overeenkomstige toepassing verklaard. In het bijzonder verdient de vraag bespreking in hoeverre er reden is om verder te gaan dan de EG-richtlijn voorschrijft en de daaraan ontleende methodiek ook toe te passen op justitiële en strafvorderlijke gegevens. De Raad adviseert in de toelichting te preciseren in hoeverre de voorgestelde waarborgen voor de geregistreerde voorgeschreven zijn door de richtlijn, dan wel berusten op een eigen afweging van belangen binnen de door artikel 8 EVRM bepaalde kaders. Hierbij geeft de Raad in overweging tevens inzicht te bieden in de wijze waarop dit in andere EU-landen wordt geregeld. 3. Omvang informatieverstrekking Sinds 1 september 2001 geschiedt de informatieverstrekking aan derden op basis van de Wbp en de door het College van procureurs-generaal opgestelde Aanwijzing Wbp.(zie noot 3) Omtrent de vraag welke informatie wordt verstrekt wordt in deze aanwijzing gesteld dat de toepassing ervan beperkt is tot via Compas en de hoger-beroepsystemen toegankelijke strafdossiers. De Aanwijzing Wbp ziet dus niet op verstrekking van informatie uit andere gegevensverwerkingen door het openbaar ministerie. Ook paragraaf 1 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel verwijst naar die gegevens. In het wetsvoorstel wordt met de term "strafvorderlijke gegevens" (artikel 1, onder b) op die informatie gedoeld. Daarmee is echter nog geen concreet antwoord gegeven op de vraag om welke gegevens het precies gaat. In de toekomst kan die onduidelijkheid nog toenemen wanneer het door de toepassing van digitale dossiers ook mogelijk wordt geluidsfragmenten en videobeelden te verwerken. Gelet op het voorgaande adviseert de Raad voor de afbakening van de omvang van de te verstrekken gegevens de regeling van "justitiële gegevens" als voorbeeld te nemen. Dat begrip is in de Wet justitiële gegevens (artikel 1, onder a) gedefinieerd als bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven gegevens omtrent natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering. In aansluiting daarop is in de artikelen 10 tot en met 12 van die wet vastgelegd welke gegevens aan de in artikel 9 bedoelde personen en instanties kunnen worden verstrekt. Het voorgaande wijst er naar de mening van de Raad op dat onzekerheid kan ontstaan, tot welke strafvorderlijke gegevens de mogelijke informatieverstrekking aan derden zich uitstrekt. Het college adviseert onduidelijkheid hieromtrent in de in te voegen titel weg te nemen, zo nodig door ook hier in een nadere omschrijving bij algemene maatregel van bestuur te voorzien. 4. Begrenzing in de tijd In het wetsvoorstel ontbreekt de mogelijkheid om derden te verplichten de door het openbaar ministerie verstrekte strafvorderlijke gegevens op een bepaald moment te verwijderen of niet langer te gebruiken. Deze omissie heeft mogelijk tot gevolg dat de gegevens uit de administratie van het openbaar ministerie zijn verwijderd(zie noot 4) (en eventueel gearchiveerd(zie noot 5)) op grond van het voorgestelde artikel 39d van de Wet justitiële gegevens, terwijl die gegevens elders nog voor onbepaalde tijd aanwezig blijven en gedurende die tijd kennelijk gebruikt kunnen worden overeenkomstig de doeleinden en voorschriften die ten tijde van de verstrekking zijn vastgesteld. De Raad adviseert op dit punt een voorziening in het wetsvoorstel op te nemen. 5. Nieuwe Europese ontwikkelingen De Raad adviseert in de memorie van toelichting te verduidelijken of het voorgestelde artikel 39e, eerste lid, onder j, en het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8, vijfde lid, van de Wet justitiële gegevens gelet op nieuwe ontwikkelingen in EU-verband(zie noot 6) toereikend zijn om te voldoen aan de toekomstige Europese uitwisseling van strafvorderlijke gegevens. 6. Overheveling bevoegdheid naar strafrechter Volgens artikel III van het wetsvoorstel vervalt de beoordeling, die nu op grond van artikel 838, eerste lid, tweede volzin, WBrv door de burgerlijke rechter wordt gemaakt. Die bevoegdheid wordt in artikel II overgeheveld naar de strafrechter. Het gaat hier echter niet meer om de berechting van de verdachte, maar om tegengestelde, vaak naar hun aard civielrechtelijke belangen van betrokkene of derden. Het college acht deze overheveling daarom niet evident gerechtvaardigd en adviseert de wenselijkheid ervan of althans de argumentatie ervoor nader te bezien. 7. Bewijs van belang Op grond van artikel 838, eerste lid, tweede volzin, WBrv zal het verzoek van de derde alleen worden toegewezen indien hij heeft bewezen daarbij belang te hebben. Het vereiste dat de derde een belang moet bewijzen, is in het voorgestelde artikel 365, vierde lid, WvSv niet (expliciet) opgenomen, terwijl het volgens de memorie van toelichting onverkort blijft gelden. Indien de in onderdeel 6 van dit advies besproken overheveling naar de strafrechter wordt gehandhaafd, adviseert de Raad artikel 365, vierde lid, WvSv aan te passen. 8. Citeertitel De Raad wijst erop dat wegens de aanpassing in artikel I, onder J, van de citeertitel ook in alle andere regelingen waarin thans een verwijzing naar de Wet justitiële gegevens is opgenomen(zie noot 7) die verwijzing dient te worden geactualiseerd. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met het opnemen daarin van een aanbod van de overheid van vaccinaties en bevolkingsonderzoek en nieuwe regels voor de bestrijding van invasieve exotische vectoren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met het opnemen daarin van een aanbod van de overheid van vaccinaties en bevolkingsonderzoek en nieuwe regels voor de bestrijding van invasieve exotische vectoren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2015, no.2015002241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met het opnemen daarin van een aanbod van de overheid van vaccinaties en bevolkingsonderzoek en nieuwe regels voor de bestrijding van invasieve exotische vectoren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende herstel van wetstechnische gebreken in de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de wetswijziging naar aanleiding van de evaluatie van die wet (Veegwet op het notarisambt 2012), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende herstel van wetstechnische gebreken in de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de wetswijziging naar aanleiding van de evaluatie van die wet (Veegwet op het notarisambt 2012), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 december 2012, no.12.002880, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herstel van wetstechnische gebreken in de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de wetswijziging naar aanleiding van de evaluatie van die wet (Veegwet op het notarisambt 2012), met memorie van toelichting.In het voorstel wordt onder meer de regeling omtrent de legalisatie van handtekeningen van notarissen, die is ingevoerd bij de evaluatiewet van 29 september 2011,(zie noot 1) wegens praktische bezwaren gewijzigd. Voorts worden de eisen voor benoeming tot notaris en waarnemer versoepeld en wordt een hardheidclausule toegevoegd aan de regeling omtrent de vervaltermijn voor ontvankelijkheid van de klacht tegen een notaris. Tevens worden technische wijzigingen voorgesteld.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de versoepeling van de eisen voor de benoeming tot notaris en tot waarnemer, over de voorgestelde hardheidsclausule en over de keuze voor een veegwet voor inhoudelijke voorstellen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. Versoepeling eisen benoeming tot notaris en tot waarnemerVoorgesteld wordt de artikelen 6 en 29 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) te wijzigen. Met deze wijziging worden de eisen die gesteld worden aan toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen voor benoeming tot notaris (artikel 6 Wna) en de eisen voor de kandidaat-notarissen om tot waarnemer te worden benoemd (artikel 29 Wna), versoepeld. Deze versoepeling komt bovenop de versoepeling van de eisen voor de benoeming tot (lichte) waarnemer die recentelijk reeds met de evaluatiewet is geïntroduceerd met het oog op vrouwelijke kandidaat-notarissen die het notariaat voor een korte periode verlaten en bij terugkeer vaak in deeltijd werken.(zie noot 2) De voorgestelde versoepeling kan als volgt worden geïllustreerd: thans(zie noot 3) dient de kandidaat-notaris ten minste twee jaren (al dan niet in een aaneengesloten periode) binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaand aan de benoeming tot waarnemer onder verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam zijn geweest of als notaris het notarisambt hebben vervuld om in aanmerking te komen voor benoeming tot (zware) waarnemer ("twee uit drie jaar-regeling"). Het voorstel vervangt deze regeling door een soepeler regime: slechts het laatste jaar voorafgaande aan de benoeming zal bij de beoordeling worden meegenomen. In dat jaar moet de kandidaat-notaris gemiddeld ten minste 21 uur per week onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer werkzaam zijn geweest of als notaris het notarisambt hebben vervuld.(zie noot 4) De noodzaak van deze versoepeling wordt niet toegelicht. In de toelichting wordt slechts gesteld dat deze wijzigingen een bruikbare en heldere maatstaf geven "waarmee kan worden beoordeeld of een kandidaat voldoende recente werkervaring heeft om in aanmerking te komen voor benoeming tot notaris, respectievelijk waarnemer".(zie noot 5)De Afdeling is van oordeel dat de voorgestelde versoepeling van de eisen voor benoeming tot notaris of tot waarnemer een deugdelijke motivering behoeft. Zij adviseert in de toelichting daarin te voorzien.2. Hardheidsclausule bij de vervaltermijn voor ontvankelijkheid van de klachtOp grond van de huidige regeling kunnen klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.(zie noot 6)Ingevolge het voorstel kan een uitzondering worden gemaakt op deze regel. Voorgesteld wordt in artikel 99, vijftiende lid, Wna een hardheidsclausule op te nemen inhoudende dat een beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht wegens de afloop van de drie jaren-termijn achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest.Ziet de Afdeling het goed dan wordt met dit voorstel beoogd tegemoet te komen aan een wens van het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT), dat de vervaltermijn van drie jaar als te kort ervaart voor het doen van een uitvoerig onderzoek, waarbij zowel interne als externe informatiebronnen worden gebruikt.(zie noot 7)De Afdeling wijst erop dat een hardheidsclausule slechts wordt opgenomen als er aanleiding is om te verwachten dat de toepassing van de regeling kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen.(zie noot 8) Om een dergelijke situatie gaat het hier naar het oordeel van de Afdeling niet. Het BFT wijst op een structureel probleem van te weinig tijd voor het doen van onderzoek, hetgeen niet onvoorzien is. Bovendien gaat het niet om een situatie waarin de vervaltermijn voor het BFT in uitzonderlijke gevallen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Daar doelt het BFT niet op. Een hardheidsclausule is dan, naar het oordeel van de Afdeling, geen doelmatig instrument om aan de bezwaren van het BFT tegemoet te komen. Het probleem lijkt eerder in de lengte van de vervaltermijn zelf te liggen.De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de mogelijke alternatieven, zoals de verlenging van de vervaltermijn, en het voorstel zo nodig aan te passen.3. Inhoudelijke wijzigingen in een veegwet De Afdeling wijst erop dat het voorstel een aantal inhoudelijke en soms ook vrij vergaande voorstellen bevat, zoals de hierboven besproken voorstellen. Daarnaast worden enige technische wijzigingen voorgesteld.De Afdeling is van oordeel dat het instrument van een veegwet bedoeld is voor voorstellen van geringe en overwegend technische aard.(zie noot 9) De hiervoor bedoelde voorbeelden van voorstellen kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Het is, naar het oordeel van de Afdeling, dan ook niet juist om het wetsvoorstel een Veegwet te noemen.De Afdeling adviseert het voorstel daarom niet aan te duiden als Veegwet, maar als een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt.4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake mogelijkheden voor gefaseerde herstructurering van de BES-eilanden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake mogelijkheden voor gefaseerde herstructurering van de BES-eilanden.Inhoudsopgave
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2012, no.12.001556, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken en Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Saint Lucia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Willemstad, 29 oktober 2009 (Trb. 2009, 220 en Trb. 2010, 141), met toelichtende nota

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Saint Lucia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Willemstad, 29 oktober 2009 (Trb. 2009, 220 en Trb. 2010, 141), met toelichtende notaBij Kabinetsmissive van 13 februari 2013, no.13.000249, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Saint Lucia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Willemstad, 29 oktober 2009 (Trb. 2009, 220 en Trb. 2010, 141), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verband met de tenuitvoerlegging van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van de procedureverordening voor steunmaatregelen of een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, alsmede wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de procedure voor het vaststellen van de wettelijke rente (terugvordering staatssteun, regelingsniveau wettelijke rente), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verband met de tenuitvoerlegging van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van de procedureverordening voor steunmaatregelen of een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, alsmede wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de procedure voor het vaststellen van de wettelijke rente (terugvordering staatssteun, regelingsniveau wettelijke rente), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2007, no. 07.001852, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verband met de tenuitvoerlegging van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van de procedureverordening voor steunmaatregelen of een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, alsmede wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de procedure voor het vaststellen van de wettelijke rente (terugvordering staatssteun, regelingsniveau wettelijke rente), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het uitsluiten van de verstrekking van hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de hoorfunctie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het uitsluiten van de verstrekking van hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de hoorfunctie.Bij Kabinetsmissive van 2 november 2012, no.12.002600, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het uitsluiten van de verstrekking van hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de hoorfunctie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over facturen en verbruiks- en indicatieve kostenoverzichten van energie in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over facturen en verbruiks- en indicatieve kostenoverzichten van energie in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 februari 2015, no.2015000194, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels over facturen en verbruiks- en indicatieve kostenoverzichten van energie in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met het afschaffen van de bijzondere procedureregels voor de aanbesteding van reïntegratiewerkzaamheden door UWV en gemeenten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met het afschaffen van de bijzondere procedureregels voor de aanbesteding van reïntegratiewerkzaamheden door UWV en gemeenten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de rapportageverplichting over het drempelbedrag bij het verplicht schatkistbankieren en een verduidelijking van de informatieverplichting over verbonden partijen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de rapportageverplichting over het drempelbedrag bij het verplicht schatkistbankieren en een verduidelijking van de informatieverplichting over verbonden partijen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juni 2014, no.2014001224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de rapportageverplichting over het drempelbedrag bij het verplicht schatkistbankieren en een verduidelijking van de informatieverplichting over verbonden partijen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met een gedeeltelijke implementatie van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348) en de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een onderdeel van de Wet modern migratiebeleid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met een gedeeltelijke implementatie van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348) en de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een onderdeel van de Wet modern migratiebeleid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 september 2011, no.11.002107, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met een gedeeltelijke implementatie van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348) en de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een onderdeel van de Wet modern migratiebeleid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de veiligheid van voor het wegverkeer toegankelijke tunnels (Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de veiligheid van voor het wegverkeer toegankelijke tunnels (Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2005, no. 05.001537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de veiligheid van voor het wegverkeer toegankelijke tunnels (Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels), met memorie van toelichting. Het voorstel van wet dient ter implementatie van richtlijn 2004/54/EG van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEU L 167). Het bevat onder meer voorschriften betreffende de procedure die moet worden gevolgd als bouw of wijziging van een tunnel voor het wegverkeer wordt overwogen en voorziet erin dat voor het in gebruik nemen van een tunnel instemming vereist is van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente of gemeentes waarin de tunnel is gelegen. De voorschriften in dit wetsvoorstel zijn aanvullend ten opzichte van de (bouwkundige) eisen die gelden bij of krachtens de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel van wet, maar maakt daarover de volgende opmerkingen. 1. Veiligheidsbeambte In artikel 1.5 van het wetsvoorstel wordt de functie van veiligheidsbeambte geïntroduceerd. Volgens de tekst van artikel 1.5, derde lid, coördineert de veiligheidsbeambte alle maatregelen ten behoeve van de veiligheid van de tunnel. Bij de uitoefening van zijn taken is hij onafhankelijk. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de taken die hij heeft. Artikel 1.5 dient ter implementatie van artikel 6 van richtlijn 2004/54/EG, dat een overzicht geeft van de taken en functies van de veiligheidsbeambte. De algemene taakomschrijving van de veiligheidsbeambte, opgenomen in het eerste lid van artikel 6 van de richtlijn, is overgenomen in het zojuist aangehaalde derde lid van artikel 1.5. Behalve deze algemene omschrijving geeft de richtlijn in het tweede lid van artikel 6 ook een meer specifieke opsomming van de taken die de veiligheidsbeambte heeft. Hij zorgt voor coördinatie met hulpdiensten, werkt mee aan de planning, uitvoering en evaluatie van acties in noodsituaties, aan het opstellen van veiligheidsplannen, aan het specificeren van constructie en exploitatie van en voorzieningen in tunnels, en aan de evaluatie van incidenten en ongelukken. Verder brengt hij advies uit bij de ingebruikstelling van de constructie, voorzieningen en exploitatie van tunnels. Ten slotte gaat hij na of het tunnelpersoneel en de hulpdiensten getraind zijn en of de tunnelconstructie en -voorzieningen worden onderhouden en gerepareerd. In het wetsvoorstel zijn de specifieke taken en functies opgesomd in het tweede lid van artikel 6 van de richtlijn niet opgenomen. In de derde volzin van het derde lid van het voorgestelde artikel 1.5 is slechts vermeld dat bij ministeriële regeling nadere regels "kunnen" worden gesteld met betrekking tot de taken van de veiligheidsbeambte. Gelet op de verplichting tot implementatie van artikel 6, tweede lid, van de richtlijn heeft het naar het oordeel van de Raad de voorkeur indien de wet zelf deze materie regelt. In elk geval dient er een wettelijke verplichting te worden geschapen welke erin voorziet dat de noodzakelijke nadere regels ter implementatie van de richtlijn tijdig bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling tot stand zullen worden gebracht. De Raad is opgevallen dat de memorie van toelichting vrijwel geen aandacht besteedt aan de taken van de veiligheidsbeambte, en de manier waarop ze zullen worden uitgeoefend. Daardoor blijft een aantal aspecten rond zijn positie onduidelijk. Het gaat in de eerste plaats om de vraag hoe de verschillende meer specifieke deeltaken die de veiligheidsbeambte zal uitoefenen, zich tot elkaar verhouden en in hoeverre ze passen in de algemene taakomschrijving waarin de veiligheidsbeambte wordt aangemerkt als coördinator voor alle maatregelen die de tunnelveiligheid betreffen. In de tweede plaats wordt niet duidelijk hoe de rol van de veiligheidsbeambte zich verhoudt tot personen die onder de bestaande wetgeving een (coördinerende) rol hebben op het gebied van veiligheid in en rond tunnels, hetzij in de sfeer van preventie hetzij wanneer zich daadwerkelijk ongevallen voordoen. Daarbij valt in het bijzonder te denken aan personen of colleges die bevoegdheden hebben op grond van de Gemeentewet, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Brandweerwet 1985, zoals de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders, de Commissaris van de Koningin, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de regionaal geneeskundig functionaris en de regionale brandweer. Om in veiligheidsaangelegenheden doelmatig te kunnen optreden is duidelijkheid vereist over de vraag hoe de taken van de betrokken instanties zich tot elkaar verhouden en moet het stelsel van bevoegdheidsverdeling ook overzichtelijk zijn. De Raad adviseert de tekst van het voorgestelde artikel 1.5, derde lid, aan te passen en in de memorie van toelichting nader in te gaan op de positie van de veiligheidsbeambte en daarbij aandacht te besteden aan de genoemde punten. 2. Spoortunnels In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat een concept van het wetsvoorstel, dat ook betrekking had op veiligheid in spoortunnels, is aangepast naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Sorgdrager.(zie noot 1) Er is voor gekozen om alleen de advisering door de Commissie voor de tunnelveiligheid ook van toepassing te laten zijn op spoortunnels (artikel 1.6, derde en vierde lid); de overige bepalingen hebben geen betrekking op tunnels voor spoorverkeer. Als in de toekomst regels met betrekking tot veiligheid in spoortunnels nodig blijken, bijvoorbeeld als gevolg van Europese richtlijnen die nu worden voorbereid, zullen die in een afzonderlijk "traject" vorm krijgen, aldus de memorie van toelichting.(zie noot 2) De Raad merkt op dat de Commissie-Sorgdrager in haar rapport geen specifieke conclusies trekt ten aanzien van het onder het wetsvoorstel brengen van spoortunnels; zij geeft juist aan begrip te hebben voor de overweging om nationaal geen onderscheid te maken tussen wegtunnels en spoortunnels. Wanneer evenwel ervoor wordt gekozen de reikwijdte van dit wetsvoorstel tot wegtunnels te beperken, ligt het in de rede om ook bepalingen over de advisering door de Commissie voor de tunnelveiligheid met betrekking tot spoortunnels te zijner tijd een plaats te geven in de wetgeving betreffende de veiligheid van spoortunnels. Op die manier wordt versnippering van de regeling van de veiligheid van spoortunnels over verschillende wettelijke regelingen zo veel mogelijk voorkomen, hetgeen de overzichtelijkheid ten goede komt. De Raad adviseert in de memorie van toelichting te verduidelijken waarom er niet voor is gekozen ook de spoortunnels onder het wetsvoorstel te brengen en tevens aan te geven waarom, nu daarvoor niet is gekozen, het niettemin nodig dan wel wenselijk wordt geacht om de advisering door de Commissie voor de tunnelveiligheid over spoortunnels in dit wetsvoorstel te regelen, en zonodig het wetsvoorstel aan te passen. 3. Indieningsvereisten verzoek tot instemming openstelling Artikel 1.8, aanhef en onder a, verbiedt de openstelling van een tunnel zonder de instemming van het college van burgemeester en wethouders. Het artikel regelt niet welke gegevens bij het verzoek om instemming (lees: vergunning) moeten worden overgelegd. Naar het oordeel van de Raad dient er geen onnodige onzekerheid te bestaan of bij de aanvraag ook het tunnelveiligheidsplan en de daartoe behorende risicoanalyses (artikel 1.6, eerste en tweede lid) en het veiligheidsbeheersplan (artikel 1.7) moeten worden overgelegd. Daarbij wijst de Raad erop dat artikel 13, eerste lid, van de richtlijn verlangt dat de risicoanalyses worden overgelegd aan het bevoegd gezag. De Raad adviseert te voorzien in indieningsvereisten ter verkrijging van een vergunning voor openstelling van een tunnel voor het verkeer. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor Aruba van het op 12 november 1921 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende het recht van vereniging en vergadering van landarbeiders (Verdrag Nr. 11, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar derde zitting; Stb. 1926, 189; laatstelijk Trb. 1997, 144)

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor Aruba van het op 12 november 1921 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende het recht van vereniging en vergadering van landarbeiders (Verdrag Nr. 11, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar derde zitting; Stb. 1926, 189; laatstelijk Trb. 1997, 144)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel laat de bestaande structuur van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en het griffierechtenstelsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) intact en voorziet in gedifferentieerde verhoging van griffierechten. (zie noot 1) De tarieven voor natuurlijke personen voor zaken bij de kantonrechter en civiele zaken bij de rechtbank worden verhoogd met 2% en het laagste tarief in bestuursrechtelijke zaken in eerste aanleg wordt op één lijn gebracht met dat voor civiele zaken. Verder wordt voorgesteld om voor alle bestuursrechtelijke zaken over toeslagen hetzelfde lagere tarief (zie noot 2) te gebruiken. Daarnaast gaat het griffierecht in hoger beroep en cassatie aanzienlijk omhoog. In civiele zaken wordt een uniform bedrag voor hoger beroep en cassatie voorgesteld. Voor rechtspersonen in handelszaken met een financieel belang van meer dan 1 miljoen wordt een hoger griffierecht geïntroduceerd.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van artikel 3 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met het schrappen van de territorialiteitseis, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van artikel 3 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met het schrappen van de territorialiteitseis, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2007, no.07.003874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van artikel 3 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met het schrappen van de territorialiteitseis, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2012, no.12.001533, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Algemene wet erkenning EG- beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening"), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Algemene wet erkenning EG- beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening"), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2015, no.2015001285, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Algemene wet erkenning EG- beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening"), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging ter uitvoering van richtlijn nr.98/77/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 oktober 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (PbEG L 286) en richtlijn nr.98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad (PbEG L 350).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging ter uitvoering van richtlijn nr.98/77/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 oktober 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (PbEG L 286) en richtlijn nr.98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad (PbEG L 350).Bij Kabinetsmissive van 24 november 1999, no.99.005539, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging ter uitvoering van richtlijn nr.98/77/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 oktober 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (PbEG L 286) en richtlijn nr.98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad (PbEG L 350). 1. Richtlijn 98/77 had ingevolge artikel 4, eerste lid, van die richtlijn reeds op 31 december 1998 moeten zijn geïmplementeerd. Voor richtlijn 98/69 geldt als datum 28 september 1999 (artikel 8, eerste lid). In de nota van toelichting wordt geen verklaring voor het verstrijken van deze implementatietermijnen gegeven. De Raad van State adviseert die alsnog toe te voegen. Daarbij ware ook in te gaan op de vraag of de niet tijdige uitvoering van deze richtlijnen inmiddels praktische gevolgen heeft gehad. 2. In artikel I, onderdeel A, wordt ter uitvoering van richtlijn 98/77 voorzien in een uitbreiding van onderdelen van de definitie van "motorrijtuig" in artikel 1 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (hierna te noemen: het besluit). Uit de transponeringstabel kan worden opgemaakt dat daarin tevens de in artikel 1 van richtlijn 98/77 gekozen definitie voor "voertuig" is verwerkt. In die definitie wordt verwezen naar bijlage II, deel A, van Richtlijn 70/156/EEG(zie noot 1)), waarin onderscheid wordt gemaakt in categorieën voertuigen. Gelet daarop adviseert de Raad in artikel 1 op die categorie-indeling aan te sluiten, dan wel in de transponeringstabel aan te geven hoe de in bijlage II, deel A, van richtlijn 70/156 onderscheiden categorieën zijn ondergebracht in de aangepaste definitie van motorrijtuig in artikel 1 van het besluit. 3. In artikel I, onderdeel A, wordt met de invoering van een definitie van het begrip "fabrikant" het onderscheid tussen de begrippen fabrikant en importeur opgeheven. In samenhang daarmee wordt in artikel 2a van het besluit "fabrikant of importeur" vervangen door: fabrikant (artikel I, onderdeel B). In de toelichting op artikel I, onderdeel A, wordt erop gewezen dat het door de verwijzing in deze definitie naar artikel 2 van richtlijn 70/156 niet meer noodzakelijk is nog het begrip "importeur" te hanteren, aangezien volgens die richtlijn een fabrikant de persoon of organisatie is die tegenover de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en instaat voor de overeenstemming van de productie en volgens die bepaling het niet noodzakelijk is dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid waarop de goedkeuringsprocedure betrekking heeft. Uit artikel 2 van richtlijn 70/156 kan evenwel eerder worden opgemaakt dat dat artikel niet ziet op personen of organisaties die geen betrokkenheid hebben met enige fase van de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid waarop de goedkeuringsprocedure betrekking heeft, zoals importeurs. Met het oog hierop adviseert de Raad het schrappen van het begrip "importeur" in het besluit nader te bezien. 4. Volgens punt 7.1.7.5 van bijlage I van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/69 dient de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke typegoedkeuring heeft verleend, in gevallen waarin een type voertuig naar de bevindingen van een bevoegde instantie in een andere lidstaat niet aan de voorschriften van aanhangsel 3 van bijlage I van deze richtlijn voldoet, daarvan mededeling te doen aan de fabrikant. Aan deze dient dan ook te worden medegedeeld dat van hem maatregelen worden verwacht. De betrokken fabrikant dient vervolgens binnen twee maanden een plan voor te leggen met maatregelen ter opheffing van de gebreken. Uit punt 7.1 van dezelfde bijlage moet worden opgemaakt dat ook voor de gevallen waarin door de (Nederlandse) goedkeurende instantie zelf een non-conformiteit aan de eisen wordt geconstateerd een verplichting tot het treffen van de daarin bedoelde maatregelen dient te gelden. In het voorgestelde artikel 2b, derde lid (artikel I, onderdeel C), waarin uitvoering wordt gegeven aan deze bepalingen van de gewijzigde richtlijn 70/220/EEG, wordt de minister evenwel de bevoegdheid gegeven (en niet een verplichting) om bij constatering van gebreken als vorenbedoeld de fabrikant tot maatregelen te manen en is de termijn van twee maanden waarbinnen de fabrikant met een plan moet komen, niet opgenomen. Naar het de Raad voorkomt, wordt de gewijzigde richtlijn 70/220/EEG aldus niet adequaat geïmplementeerd. Weliswaar wordt in de toelichting op artikel I, onderdeel C, voor beide categorieën gevallen ook uitgegaan van een verplichting tot het nemen van maatregelen, maar die toelichting kan niet strekken tot het stellen van regels (aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Het college adviseert derhalve artikel 2b, derde lid, aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijzigingen van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Jeugdwet (Invoeringswet Jeugdwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijzigingen van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Jeugdwet (Invoeringswet Jeugdwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2014, no.2014000784, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijzigingen van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Jeugdwet (Invoeringswet Jeugdwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen.Bij Kabinetsmissive van 6 augustus 2010, no.10.002200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit uitvoering Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit uitvoering Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2014, no.2014001995, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit uitvoering Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende bepalingen omtrent de toepassing in Aruba, Curaçao en Sint Maarten van beperkende maatregelen met het oog op de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie (Rijkssanctiewet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende bepalingen omtrent de toepassing in Aruba, Curaçao en Sint Maarten van beperkende maatregelen met het oog op de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie (Rijkssanctiewet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2014, no.2014000108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende bepalingen omtrent de toepassing in Aruba, Curaçao en Sint Maarten van beperkende maatregelen met het oog op de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie (Rijkssanctiewet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de aanspraak op vakantieverlof, in het bijzonder de samenloop met verlof wegens ziekte, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de aanspraak op vakantieverlof, in het bijzonder de samenloop met verlof wegens ziekte, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2016, no.2016000595, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de aanspraak op vakantieverlof, in het bijzonder de samenloop met verlof wegens ziekte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer, het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 en het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (financiële zekerheid, keuringsdocumenten en bevoegdgezagorganen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer, het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 en het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (financiële zekerheid, keuringsdocumenten en bevoegdgezagorganen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2016, no.2016000596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met het treffen van regels voor de uitvoering van de eigen bijdragen en invoering van een vermogensinkomensbijtelling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met het treffen van regels voor de uitvoering van de eigen bijdragen en invoering van een vermogensinkomensbijtelling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2012, no.12.001685, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met het treffen van regels voor de uitvoering van de eigen bijdragen en invoering van een vermogensinkomensbijtelling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 april 2011, no.11.001082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden in verband met het verruimen van bestedingsmogelijkheden voor gemeenten van het verleende vaste budget en scholings- en activeringsbudget.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden in verband met het verruimen van bestedingsmogelijkheden voor gemeenten van het verleende vaste budget en scholings- en activeringsbudget.Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2000, no.00.005511, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden in verband met het verruimen van bestedingsmogelijkheden voor gemeenten van het verleende vaste budget en scholings- en activeringsbudget. Het ontwerpbesluit vormt een onderdeel van de plannen om te komen tot een Fonds Werk en Inkomen. In dat fonds worden de gelden die op basis van de Algemene bijstandswet en de Wet inschakeling werkzoekende (WIW) aan gemeenten worden verstrekt bij elkaar gebracht. Op termijn komen daar nog andere gelden bij. Met dit fonds zullen gemeenten beter in staat zijn om een integrale en op de lokale situatie toegesneden aanpak vorm te geven, zo heeft de regering eerder aangegeven.(zie noot 1) In het ontwerpbesluit wordt een begin gemaakt met het weghalen van de schotten die er nu tussen de verschillende onderdelen van het WIW-budget bestaan. De Raad van State kan zich met de strekking van het wetsvoorstel verenigen, maar maakt daarbij enkele kanttekeningen. 1. Het WIW-budget bestaat nu uit drie onderdelen: - een basisbedrag onder meer voor zogeheten WIW-dienstbetrekkingen; - het "vast budget" voor de aanvullende kosten van de dienstbetrekkingen; - het scholings- en activeringsbudget. Tussen deze drie onderdelen staan nu schotten: het geldbedrag waarop aanspraak bestaat kan alleen worden besteed voor het onderdeel waarvoor het is verleend. Deze schotten worden volgens de toelichting gedeeltelijk weggehaald: besparingen op het vaste budget dienen het daaropvolgende jaar te worden besteed aan scholing en activering (en mogen dus niet worden toegevoegd aan het vaste budget van het nieuwe jaar); besparingen op het scholings- en activeringsbudget kunnen het daaropvolgende jaar eveneens alleen worden aangewend voor scholing en activering. Er is, zo stelt de toelichting, gekozen voor eenzijdige ontschotting omdat geld onttrekken aan het scholings- en activeringsbudget om het te besteden aan meer of duurdere gesubsidieerde banen gezien de huidige conjunctuur onwenselijk is.(zie noot 2) De Raad vindt deze onderbouwing onvoldoende. Ook in de huidige conjunctuur zijn er nog veel mensen die niet onmiddellijk voor een reguliere baan in aanmerking komen, zodat voor hen een gesubsidieerde baan een waardevolle tussenstap kan zijn. De Raad adviseert de onderbouwing te versterken. Is dat niet mogelijk, dan verdient het aanbeveling de schotten tussen de onderdelen van het WIW-budget volledig weg te halen, zodat gemeenten het budget naar eigen inzicht kunnen besteden aan de doelen waarvoor het budget wordt verleend. 2. Uit de tekst van artikel 18 blijkt niet duidelijk wat het verschil is tussen het tweede en het derde lid. In het tweede lid wordt bepaald dat, als het vaste budget waarop de gemeente aanspraak kan maken het bedrag dat de gemeente feitelijk van dat budget heeft besteed, overstijgt, het meerdere in het daaropvolgende jaar wordt besteed in het kader van de WIW of de Wet sociale werkvoorziening. Het derde lid bepaalt dat het deel van het verleende vaste budget waarop in een jaar geen aanspraak wordt gemaakt wordt toegevoegd aan het scholings- en activeringsbudget van het daaropvolgende jaar. Volgens de toelichting heeft het tweede lid betrekking op efficiencywinst, terwijl het in het derde lid gaat om onderuitputting van het budget doordat er minder dienstbetrekkingen zijn gerealiseerd.(zie noot 3) Uit de tekst van de artikelleden komt dit verschil onvoldoende naar voren. De Raad beveelt aan deze tekst te verduidelijken. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende de verlening van de bevoegdheid aan gemeenten om in het kader van de Wet werk en bijstand categoriale regelingen voor de kosten van chronische ziekte of handicap voort te zetten of nieuwe categoriale regelingen terzake tot stand te brengen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende de verlening van de bevoegdheid aan gemeenten om in het kader van de Wet werk en bijstand categoriale regelingen voor de kosten van chronische ziekte of handicap voort te zetten of nieuwe categoriale regelingen terzake tot stand te brengen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit milieutoelatingseisen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen (implementatie biocidenrichtlijn).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit milieutoelatingseisen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen (implementatie biocidenrichtlijn).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en enige andere besluiten in verband met het beloningsbeleid en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en enige andere besluiten in verband met het beloningsbeleid en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit werkt op een aantal onderdelen de Wet versterking bestuur pensioenfondsen nader uit. Het gaat onder meer om de invulling van beheerst beloningsbeleid bij een pensioenfonds, de bepaling van het moment van toetsing op geschiktheid en betrouwbaarheid door De Nederlandsche Bank (DNB) en nadere regels om te waarborgen dat bestuurders en toezichthouders van pensioenfondsen voldoende tijd beschikbaar hebben om hun functie naar behoren uit te oefenen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de ambulancezorg (Besluit ambulancezorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de ambulancezorg (Besluit ambulancezorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2009, no.09.002744, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de ambulancezorg (Besluit ambulancezorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2012, no.12.001985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland (Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland (Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2011, no.11.001133, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland (Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende voorlopige voorzieningen inzake het gebruik van persoonsnummers ten behoeve van de elektronische toegang tot de overheid (Tijdelijk besluit nummergebruik overheidstoegangsvoorziening), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende voorlopige voorzieningen inzake het gebruik van persoonsnummers ten behoeve van de elektronische toegang tot de overheid (Tijdelijk besluit nummergebruik overheidstoegangsvoorziening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende introductie van de bestuurlijke boete bij niet naleving van bijzondere meldingsplichten bij rijkssubsidies (Wet bestuurlijke boete meldingsplichten rijkssubsidies), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende introductie van de bestuurlijke boete bij niet naleving van bijzondere meldingsplichten bij rijkssubsidies (Wet bestuurlijke boete meldingsplichten rijkssubsidies), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2010, no.10.003555, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende introductie van de bestuurlijke boete bij niet naleving van bijzondere meldingsplichten bij rijkssubsidies (Wet bestuurlijke boete meldingsplichten rijkssubsidies), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2009, no.09.002708, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2007, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2007, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEU L70), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEU L70), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2011, no.11.000522, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEU L70), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld.Bij Kabinetsmissive van 1 november 2017, no.2017001841, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, opheffing van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep als publieke media-instelling en aanpassingen van meer technische aard, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, opheffing van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep als publieke media-instelling en aanpassingen van meer technische aard, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2011, no.11.001741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, opheffing van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep als publieke media-instelling en aanpassingen van meer technische aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2005, no.04.004892, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet, met toelichting. De nota van wijziging strekt ertoe Richtlijn 2004/24/EG(zie noot 1) en Richtlijn 2004/27/EG(zie noot 2) te implementeren, de bepalingen ontleend aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen(zie noot 3) op te nemen en voorts nog enige andere aanpassingen aan te brengen. De Raad van State onderschrijft de strekking van de nota van wijziging, maar maakt opmerkingen met betrekking tot ondermeer onjuiste en onvolledige implementatie. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. Afwijkingen ten opzichte van de richtlijn 1. Artikel 42 a. Artikel 42, zesde lid, bevat de implementatie van artikel 10, derde en vierde lid, van Richtlijn 2004/27. Het valt daarbij op dat in de richtlijn een onderscheid wordt aangebracht tussen een geneesmiddel (derde lid) en een biologisch geneesmiddel (vierde lid), en dat ook voorts het verschil met het referentiegeneesmiddel nader is ingevuld. Zo wordt in het derde lid ondermeer gewezen op de therapeutische indicaties, de concentratie en de farmaceutische vorm, en wordt in het vierde lid melding gemaakt van de andere grondstoffen en de wijze van vervaardiging. Verder bevat het vierde lid voor de biologische geneesmiddelen nog het vereiste van de criteria vermeld in bijlage I bij de richtlijn. Artikel 42, zesde lid, van de nota van wijziging bevat genoemd onderscheid en de genoemde aspecten niet, maar laat dit over aan een ministeriële regeling. De Raad adviseert aan te sluiten bij de richtlijn, voor biologisch geneesmiddel(zie noot 4) een omschrijving in artikel 1 op te nemen en alleen in geval van technische uitwerking gebruik te maken van het instrument van (sub)delegatie. b. In het negende lid van artikel 42 (dat overeenkomt met artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2004/27) wordt verwezen naar het achtste lid. Het achtste lid is ontleend aan artikel 10ter van Richtlijn 2004/27. Aangezien artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2004/27 niet verwijst naar artikel 10ter van Richtlijn 2004/27, is de verwijzing naar het achtste lid derhalve niet juist. 2. Artikel 45 In artikel 45, vierde lid, dat strekt ter implementatie van artikel 22 van Richtlijn 2004/27, ontbreekt bij de publicatie van de voorwaarden de vermelding van de termijnen en de data waarop aan deze voorwaarden moet zijn voldaan. De tekst behoeft aanvulling dan wel verduidelijking in de toelichting. 3. Artikel 51 In artikel 51, eerste lid, onderdeel e, wordt verwezen naar de in artikel 52 bedoelde controles. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 116 van Richtlijn 2004/27, dat verwijst naar artikel 112 van deze zelfde richtlijn. De verwijzing naar artikel 52 is onjuist, aangezien dit artikel geen controles bevat. Het is niet duidelijk op welke wijze artikel 52 juncto artikel 112 uitwerking heeft gevonden. 4. Artikel 52 Ingevolge artikel 126bis, derde lid, onderdeel b, van Richtlijn 2004/27 is naast toezending van een kopie van het beoordelingsrapport, genoemd in het derde lid van artikel 52, ook sprake van een kopie van de geldende vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel. Dit onderdeel is niet overgenomen in de nota van wijziging. 5. Artikel 117 Artikel 117, tweede lid, voorziet in een overgangsbepaling voor in de handel zijnde geneesmiddelen die niet kunnen voldoen aan de aanvullende nieuwe gegevens voor etikettering en bijsluiter. Gedurende twee jaar blijven de oude voorschriften nog van kracht. Richtlijn 2004/27 bevat evenwel geen overgangstermijn. Op 30 oktober 2005 moet aan de voorschriften worden voldaan. Artikel 117, tweede lid, kan derhalve niet gehandhaafd blijven. De Raad adviseert het artikel te schrappen. Ontbrekende artikelen uit de richtlijnen 6. Artikel 23bis Richtlijn 2004/27 Ingevolge artikel 23bis verstrekt de houder van de handelsvergunning aan de bevoegde autoriteit op diens verzoek, met name in het kader van de geneesmiddelenbewaking alle gegevens over het afzetvolume van het geneesmiddel, alsook alle in zijn bezit zijnde gegevens betreffende het aantal voorschriften. Een bepaling van die strekking wordt in de nota van wijziging gemist. 7. Artikel 81 Richtlijn 2004/27 Artikel 81, tweede alinea, schrijft houders van een handelsvergunning en distributeurs voor dat zij, voorzover hun verantwoordelijkheid dat toelaat, ervoor moeten zorgen, dat geneesmiddelen voor apotheken en personen die gemachtigd zijn geneesmiddelen te distribueren, in voldoende mate continu voorradig zijn om in de behoeften van de patiënten in die lidstaat te voorzien. Voor distributeurs is hierin voorzien in artikel 36, tweede lid, dat reeds bestond (artikel 27, tweede lid, oud; verplichtingen van de groothandelaar). Voor degene met een handelsvergunning ontbreekt een dienovereenkomstig vereiste (artikelen 49 en 50). In zoverre beide functies niet samenvallen in één en dezelfde persoon is niet voldaan aan de eis van de richtlijn. Uit de toelichting wordt niet duidelijk op welke wijze gevolg is gegeven aan deze wijziging van de richtlijn, dan wel anderszins deze situatie zich in de praktijk mogelijk niet voordoet. 8. Artikel 105 Richtlijn 2004/27 Ingevolge het derde lid van artikel 105 moeten meldingen van vermoedelijke ernstige bijwerkingen uiterlijk binnen vijftien dagen na kennisgeving ter beschikking van de houder van de handelsvergunning worden gesteld. Artikel 76 van de nota van wijziging voorziet wel in het op de hoogte brengen van het Bureau en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, maar niet van de houder van de handelsvergunning. 9. Artikel 107 Richtlijn 2004/27 Indien een lidstaat in het kader van de geneesmiddelenbewaking van mening is dat een handelsvergunning moet worden geschorst, ingetrokken of gewijzigd, stelt hij het Bureau, de andere lidstaten en de houder van de handelsvergunning hiervan in kennis, aldus het eerste lid van artikel 107. De verplichting jegens het Bureau en de andere lidstaten zou eventueel afgeleid kunnen worden uit artikel 76, derde lid, van de nota van wijziging (hoewel dit artikellid ontleend is aan het tweede lid van artikel 107). Het vereiste jegens de houder van de handelsvergunning ontbreekt in artikel 76. 10. Artikel 111 Richtlijn 2004/27 Op grond van artikel 111, zevende lid, moet de inspectie de gevallen waarin de fabrikant zich niet houdt aan de beginselen en richtsnoeren inzake goede fabricagepraktijken, laten opnemen in de communautaire databank. Artikel 96 van de nota van wijziging, waarin artikel 111 is geïmplementeerd, bevat een voorschrift van deze strekking niet. Mede omdat de bepaling rechten en plichten voor particulieren meebrengt, adviseert de Raad de nota van wijziging aan te vullen. 11. Artikel 126bis Richtlijn 2004/27 Artikel 126bis is geregeld in artikel 52 en heeft betrekking op het verlenen van een handelsvergunning in gevallen, waarin een geneesmiddel reeds in een andere lidstaat in de handel is. Op grond van het vierde lid moet ook de Commissie hiervan in kennis worden gesteld. Artikel 52 voorziet hierin niet. De Raad geeft in overweging artikel 52 aan te vullen (vergelijk artikel 94). 12. Artikel 126ter Richtlijn 2004/27 a. Artikel 126ter strekt ertoe onafhankelijkheid en transparantie te waarborgen bij het verstrekken van vergunningen voor geneesmiddelen. Naast de eis van onpartijdigheid in het kader van hun benoeming moeten de personen die met vergunningverlening en het toezicht daarop belast zijn jaarlijks een verklaring omtrent hun financiële belangen verstekken. Voor wat betreft de leden van het College ter beoordeling van de geneesmiddelen (CBG) zal hierin voorzien moeten worden in het bestuursreglement, dat ingevolge artikel 3, vierde lid, de goedkeuring van de minister behoeft. Voor de ambtenaren van het secretariaat, die het CBG ondersteunen, en voor het personeel van de inspectie is niet in een regeling voorzien. Dit komt de Raad wel noodzakelijk voor, aangezien op hen niet vanzelfsprekend deze jaarlijkse verplichting rust. b. Ingevolge de tweede alinea van artikel 126ter moeten de lidstaten er tevens op toezien dat de bevoegde instantie haar interne reglement, de agenda's en notulen van de vergaderingen, genomen besluiten, bijzonderheden over de stemmingen en motiveringen, inclusief minderheidsstandpunten voor het publiek toegankelijk maakt. Hoofdstuk 2 van de nota van wijziging bevat in het geheel geen bepaling over de openbaarheid van vergaderingen en voldoet daarmee tevens niet aan het vereiste van aanwijzing 124r van de Aanwijzigen voor de regelgeving voor de zbo's. Met inachtneming van de noodzakelijke terughoudendheid in het publiceren van vertrouwelijke (bedrijfs)gegevens (vgl. artikel 12, tweede lid van de nota van wijzing) dient in aanvulling voorzien te worden. In dit verband zij er voorts op gewezen dat bij de formulering van de artikelen zo veel mogelijk aangesloten dient te worden bij de aanwijzingen voor de regelgeving, nu omtrent de invoering van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen onzekerheid bestaat. De Raad wijst met name op de artikelen 3, vierde lid, 11, 12, eerste lid, en 15, van het wetsvoorstel, waarin een afwijkende formulering is gebruikt (zie Ar 124k, 124s, 124t, en 124ij). In hoofdstuk 2 ontbreekt verder een bepaling met betrekking tot de toezending van de ontwerpbegroting aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vgl. artikel 25 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen). Tenslotte vraagt de Raad aandacht voor het feit dat vooral wat betreft controle, toezicht en financiële verantwoording inmiddels nieuwe criteria tot ontwikkeling zijn gekomen, dan wel bestaande criteria zijn uitgebreid. Deze actuele criteria zijn vermeld in enkele rapporten van de Algemene Rekenkamer.(zie noot 5) Zij zijn vooral gericht op verhoging van de kwaliteit van toezicht op de publiekrechtelijke taken van rechtspersonen en van hun financiële verantwoording van publieke middelen.(zie noot 6) In deze rapporten wordt ook gewezen op de normering ingevolge de Comptabiliteitswet 2001, het referentiekader mededeling over de bedrijfsvoering en de Kaderstellende visie op toezicht, waarbij bovendien maatwerk per afzonderlijk departement noodzakelijk wordt geacht.(zie noot 7) De Raad adviseert het voorstel met inachtneming van het vorenstaande aan te passen. 13. Artikel 1, sub 29, Richtlijn 2004/24 Dit artikelonderdeel bevat de omschrijving van een traditioneel kruidengeneesmiddel, waarbij wordt verwezen naar de criteria van artikel 16bis, eerste lid, van de richtlijn. De criteria zijn opgenomen in artikel 42, zevende lid, van de nota van wijziging, maar de begripsomschrijving ontbreekt, zodat alleen op indirecte wijze afgeleid kan worden wanneer sprake is van een traditioneel kruidengeneesmiddel. Daarbij dient ook artikel 16sexies van de richtlijn betrokken te worden. Mede gelet op de voorschriften voor de traditionele kruidengeneesmiddelen in ondermeer de artikelen 71, 84 en 115, geeft de Raad in overweging een definitie in artikel 1 op te nemen. 14. Artikel 16bis Richtlijn 2004/24 Op grond van artikel 16bis, tweede lid, komt een kruidengeneesmiddel ook in aanmerking voor de vereenvoudigde registratieprocedure als traditioneel kruidengeneesmiddel, indien sprake is van de aanwezigheid van vitaminen of mineralen in het kruidengeneesmiddel, waarvan de veiligheid op grond van afdoende bewijsstukken gegarandeerd is. Het relevante artikel 42, zevende lid, van de nota van wijziging, voorziet hierin niet, zodat aanvulling wenselijk voorkomt. 15. Artikel 16 octies Richtlijn 2004/24 Het tweede lid van artikel 16octies bevat de vereisten voor traditionele kruidengeneesmiddelen op het punt van etikettering en bijsluiter. Onderdeel b schrijft voor dat de gebruiker een arts of gekwalificeerd beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg moet raadplegen als de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel aanhouden of als zich niet in de bijsluiter vermelde negatieve bijwerkingen voordoen. Artikel 72 van de nota van wijziging voorziet niet in deze eis, en ook artikel 69, dat eveneens van toepassing is, vermeldt dit element niet.(zie noot 8) Het voorstel behoeft aanvulling. Daarbij wijst de Raad er voorts op dat het gebruik van het woord "tevens" in artikel 72 de indruk wekt dat alle voorgaande vereisten van hoofdstuk 7 van het wetsvoorstel van toepassing zijn. Voor de homeopathische geneesmiddelen gelden evenwel andere eisen, die niet gelden voor de kruidengeneesmiddelen.(zie noot 9) Het artikel behoeft precisering. 16. Delegatie Ingevolge artikel I, onderdeel CC, komt artikel 38 te vervallen. Dit artikel voorzag in de gevallen waarin gebruik gemaakt kon worden van de arbitrageprocedure (met name artikelen 29, 30 en 31 van Richtlijn 2001/83(zie noot 10)). Hierin zal worden voorzien bij ministeriele regeling op grond van artikel 44, derde lid (artikel I, onderdeel X). In verband met de nieuwe artikelen 17 en 18 van Richtlijn 2004/27, die het toepassen van de procedureregels voor wederzijdse erkenning verplicht stellen, komt aan de arbitrageprocedure in zoverre een andere plaats toe dat deze nu een onderdeel van de procedure voor wederzijds erkenning gaat uitmaken. Het is evenwel de vraag of deze wijziging van dien aard is dat dit het vervallen van artikel 38 en regeling bij ministeriele regeling noodzakelijk maakt. Dit klemt te meer nu de arbitragevoorschriften ook voor de houder van de handelsvergunning bevoegdheden bevatten een procedure aanhangig te maken indien naar zijn oordeel sprake is van tussen de lidstaten onderling afwijkende besluiten in het kader van de vergunningverlening dan wel de belangen van de Europese Gemeenschap in het geding zijn (artikel 38, derde lid, oud)(zie noot 11). Verder zijn de aan artikel 38 ten grondslag liggende artikelen 29, 30 31, 34 en 36 van Richtlijn 2001/83 bij Richtlijn 2004/27 slechts op onderdelen gewijzigd. Gelet op het vorenstaande geeft de Raad in overweging artikel 38 te handhaven en zo nodig aan te passen. Overige opmerkingen 17. Definities a. In artikel 1 ontbreekt een definitie van het CBG, bedoeld in artikel 2. Mede gelet op de in hoofdstuk 2 en de overige artikelen gebruikte afkorting (het College) dient in een omschrijving (zie artikel 1, onderdeel k, van het wetsvoorstel) voorzien te worden. b. In verband met de vereisten, die gelden voor het verkrijgen van een handelsvergunning voor een traditioneel kruidengeneesmiddel (artikel 45, tweede lid), verdient het aanbeveling in artikel 1 te voorzien in een afzonderlijke begripsomschrijving. Op deze wijze wordt het gebruik van deze aanduiding in de nota van wijziging vergemakkelijkt. c. Een zelfde opzet verdient aanbeveling met betrekking tot de omschrijvingen van de UR-geneesmiddelen en UA-geneesmiddelen (artikel 56). Mede omdat het gebruik van de definities verder reikt dan alleen hoofdstuk 5(zie noot 12) dient voorzien te worden in aanvulling van artikel 1. 18. Overgangsrecht Artikel 115 voorziet in een gefaseerde wijze van invoering van de handelsvergunning voor traditionele kruidengeneesmiddelen in verband met de waarschijnlijk grote aantallen aanvragen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van een voorlopige toelating. Het CBG gaat aan de hand van beperkte gegevens na of hiervan sprake is, waarna in een latere fase de uitgebreide toets aan de hand van de chemisch-farmaceutische gegevens plaatsvindt. Blijkens het eerste en tweede lid van artikel 115 baseert het CBG zijn oordeel op het voldoen aan de voorwaarden van artikel 42, zevende lid. Voor het verkrijgen van een handelsvergunning voor een traditioneel kruidengeneesmiddel is echter niet artikel 42, zevende lid, maar het voldoen aan artikel 45, tweede lid, van doorslaggevende betekenis. In dit artikelonderdeel zijn naast de voorwaarden van artikel 42, zevende lid, in de onderdelen b tot en met e, bepalingen opgenomen omtrent de onschadelijkheid van het middel, de werkzaamheid, de farmaceutische kwaliteit en de uitzondering voor de homeopathische geneesmiddelen. De uitgebreide preklinische en klinische gegevens zijn geregeld in de ministeriële regeling op grond van artikel 42, tweede lid (zie artikel 115, derde lid). Ervan uitgaande dat artikel 45, tweede lid, geen elementen bevat die thuishoren in de uitgebreide onderzoeksfase, geeft de Raad in overweging in artikel 115, eerste en tweede lid, artikel 42, zevende lid, te vervangen door artikel 45, tweede lid. 19. Toelichting a. In hoofdstuk 2 wordt opgemerkt dat de zittingsperiode ongewijzigd is gebleven. Dit is gelet op de wijziging van de zittingsduur van vier jaar in vijf jaar niet juist. Voorts ontbreekt bij de volgende gewijzigde artikelen een toelichting: b. In artikel i, eerste lid, onderdeel gg (artikel I, onderdeel A), is in de definitie van "ter hand stellen" aan degenen die geneesmiddelen mogen toedienen ook toegevoegd: de mondhygiëniste. c. Ingevolge artikel 8, eerste lid, onderdeel i (artikel I, onderdeel B), krijgt het CBG ook de taak op verzoek advies te geven over de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van een geneesmiddel dat als bestanddeel is verwerkt in een medisch hulpmiddel. d. Ingevolge artikel 18, derde lid, laatste volzin (artikel I, onderdeel D, sub 2), dient de minister de relevante gegevens omtrent een door hem verleende vergunning voor het drijven van een groothandel te zenden aan de Commissie. e. De wijziging in artikel 38, eerste lid, onder b (artikel I, onderdeel R), vloeit voort uit artikel 80, sub e, van Richtlijn 2004/27. 20. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging de nota van wijziging te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van surseance van betaling en faillissement.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van surseance van betaling en faillissement.Bij Kabinetsmissive van 16 november 1999, no.99.005329, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, na overleg met de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van surseance van betaling en faillissement. Inleiding Uitgangspunt voor het wetsvoorstel is, blijkens de aanhef, dat het wenselijk is de continuïteit te bevorderen van ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeren maar toch overlevingskansen hebben. Daartoe is in het kader van de operatie Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit (MDW) in het voorjaar van 1999 het MDW-project Modernisering Faillissementswet van start gegaan. Dit project zal in twee fasen worden uitgevoerd waarbij in de eerste fase wijzigingen in de Faillissementswet (FW) zullen worden aangebracht die niet controversieel zijn en waar geen nader onderzoek voor nodig is. In de tweede fase komen onderwerpen aan bod die meer diepgaand onderzoek behoeven. Het wetsvoorstel wijzigt onder meer de gronden waarop surseance zal worden verleend, de vorderingen waarop de surseance betrekking zal hebben, de duur van de afkoelingsperiode en de mogelijkheid van de leverancier van energie om zijn levering te staken bij betalingsachterstand. Bij de keuze van de wetgever een aantal wijzigingen door te voeren, vooruitlopend op een integrale herziening van de FW, plaatst de Raad van State kanttekeningen. Naar het oordeel van de Raad zal het in de considerans gestelde doel moeten worden bereikt door een pakket van samenhangende maatregelen, waarbij voldoende zekerheid bestaat dat daardoor de continuïteit van ondernemingen in financiële moeilijkheden wordt bevorderd zonder ongewenste neveneffecten. Die mate van zekerheid mist de Raad. Bovendien is een aantal van de voorgestelde wijzigingen zodanig ingrijpend dat het college betwijfelt of zij zich voor zelfstandige invoering in de eerste fase lenen. Opmerkingen over doel en effectiviteit van het wetsvoorstel 1. Het wetsvoorstel betreft een aantal wijzigingen die het gehele insolventierecht betreffen. In essentie is echter het doel de regeling van de surseance van betaling zodanig aan te passen dat, zo vermeldt de memorie van toelichting(zie noot 1), ondernemingen zonder overlevingskansen uit de surseance worden geweerd en crediteuren minder geneigd zullen zijn zich terug te trekken uit ondernemingen die surseance van betaling hebben verzocht. Ook zou de surseance voor de ondernemer aantrekkelijker worden en zou voor hem een prikkel ontstaan om deze eerder aan te vragen. Naar aanleiding van deze doelstelling, die de Raad onderschrijft, merkt het college het volgende op. a. De memorie van toelichting bevat weinig concrete gegevens waaruit valt af te leiden dat de hiervoor aangeduide doelstellingen als gevolg van de voorgestelde wettelijke ingrepen naar redelijke verwachting inderdaad integraal zullen worden verwezenlijkt. Vergroting van de overlevingskansen van ondernemingen in surseance en vermindering van de neiging van crediteuren om hun belangen in het zicht van surseance veilig te stellen zijn doelen die, hoe gewenst ook, in de realiteit lastig met elkaar te verenigen zijn. De literatuur genoemd in paragraaf 1 van de toelichting noopt tot twijfel dienaangaande en tot voorzichtigheid.(zie noot 2) Ook de ervaringen met recente wijzigingen in het Franse en Duitse insolventierecht zijn vooralsnog onvoldoende duidelijk, zoals de toelichting aangeeft, om daaraan conclusies te verbinden voor een in Nederland wenselijke aanpak door de wetgever. Als belangrijkste nieuwe wettelijke prikkels voor de ondernemer om eerder surseance van betaling aan te vragen worden in de toelichting genoemd het voorstel de surseance ook te laten gelden ten aanzien van preferente vorderingen en het voorstel de maximumduur van de afkoelingsperiode uit te breiden. De desbetreffende wijzigingen behoeven evenwel niet noodzakelijkerwijs te stroken met het eveneens beoogde effect de neiging van crediteuren zich terug te trekken uit ondernemingen in surseance te verminderen. Daartentegen is, naar de Raad vreest, als averechts effect van dergelijke maatregelen alsook van het voorstel de bewindvoerder de bevoegdheid te geven om goederen tijdens de afkoelingsperiode te gebruiken, verbruiken of te vervreemden, te verwachten dat bij financiers en leveranciers van de onderneming de neiging zal toenemen hun belangen veilig te stellen voordat voorlopige surseance wordt verleend. Voorts wijst het college erop dat wil (voorlopige) surseance kunnen worden verleend, in het voorstel nieuwe eisen aan het verzoek worden gesteld, te weten het opnemen van een opgave waaruit blijkt dat gehele of gedeeltelijke voortzetting van de door de schuldenaar gedreven onderneming mogelijk is alsmede een ontwerp van een saneringsplan. Het stellen van die eisen en de toetsing ervan leidt ertoe dat in een later stadium dan thans het geval is, de schuldenaar die zulks behoeft de bescherming van de voorlopige surseance verkrijgt. Intussen is het voor financiers en leveranciers langer mogelijk hun belangen voorzover zij dat nog niet deden, veilig te stellen. Ook in zoverre vreest de Raad voor onbedoelde negatieve consequenties. b. De voorgestelde wetswijzigingen hebben geen betrekking op maatregelen bij surseance die speciaal zijn gericht op het redresseren van falend management en tot bedrijfsmatig noodzakelijke aanpassingen ter beperking van de omvang en kosten van personeelsbestand van grotere ondernemingen. Zolang dergelijke maatregelen alleen bij faillissement getroffen kunnen worden zal, naar de Raad vreest, de surseance in het bedrijfsleven niet worden beschouwd als een voldoende effectief instrument voor (gedeeltelijke) overleving van ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeren en zullen voor sanering gewenste structurele reorganisaties langs de weg van het faillissement (blijven) plaatsvinden.(zie noot 3) Op de hiervoor aangeduide personele aspecten wordt in de toelichting nauwelijks ingegaan, hoewel zulks ter beoordeling van het effect van hetgeen thans wordt voorgesteld wel van groot belang is. Aandacht dient in dit verband ook te worden besteed aan de mogelijkheden welke richtlijn nr.98/50/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen(zie noot 4), ook bij surseance kan bieden voor herstructurering van ondernemingen. Ingevolge artikel 4bis van deze richtlijn kan ook bij surseance van betaling worden bepaald dat schulden van de vervreemder die het gevolg zijn van arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen en die verschuldigd zijn voor de overgang of voor de inleiding van de insolventieprocedure niet overgaan op de verkrijger en kunnen wijzigingen worden aangebracht in de arbeidsvoorwaarden. c. In paragraaf 2 van de toelichting worden de criteria genoemd voor wijzigingsvoorstellen die in de eerste fase van de modernisering van het insolventierecht kunnen worden geregeld. Die criteria, waarmee de Raad het op zichzelf eens is, zijn dat de voorstellen niet controversieel dienen te zijn en dat er geen nader (economisch) onderzoek voor nodig is. Het college betwijfelt of voor een aantal belangrijke ingrepen dat wordt voorgesteld, aan het eerste zowel als aan het tweede criterium is voldaan. Uit commentaren die de Raad ter kennis zijn gekomen en uit recent verschenen literatuur blijkt dat het in paragraaf 2 van de toelichting geschetste beeld van instemming met de voorstellen naar de huidige stand van zaken onvoldoende genuanceerd is weergegeven. De Raad meent dat de toelichting met het oog op een evenwichtige beeldvorming aanpassing behoeft en dat voorts aan de hand van de beide hiervoor genoemde criteria nader zal moeten worden bezien of elk der wijzigingsvoorstellen zich leent voor aanpak in de eerste fase van het insolventierecht. De Raad heeft op grond van het voorgaande niet de overtuiging dat het onderhavige wetsvoorstel als zodanig een werkelijke oplossing biedt voor de bezwaren die er in de praktijk bestaan tegen de huidige surseanceregeling. Het college meent dat het door de regering met het wetsvoorstel beoogde resultaat, te weten het bevorderen van de continuïteit van ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeren, maar toch overlevingskansen hebben, beter kan worden nagestreefd binnen het kader van de voorgenomen algehele herziening van het insolventierecht. Het wetsvoorstel als zodanig behoeft als samenhangend geheel, maar ook voor een aantal in het vervolg van dit advies te noemen bijzondere onderwerpen, in ieder geval een aanzienlijk sterkere motivering ten aanzien van de effectiviteit en mogelijke neveneffecten. Onverminderd het vorenstaande merkt de Raad met betrekking tot de artikelen van het wetsvoorstel het volgende op. 2. Nutsbedrijven als bijzondere boedelcrediteuren Naar het model van artikel 304 FW wordt voorgesteld om door middel van de artikelen 37b en 237b de vaste leveranciers van gas, water, elektriciteit en verwarming (de nutsbedrijven) de bevoegdheid te ontnemen om bij faillissement of surseance van betaling de levering van genoemde producten op te schorten of de desbetreffende overeenkomst te beëindigen wegens het door de schuldenaar niet nakomen van een verbintenis tot betaling van een geldsom, welke is ontstaan vóór de faillietverklaring of de surseance. Deze ingreep wordt in de toelichting gerechtvaardigd door erop te wijzen(zie noot 5) dat de nutsbedrijven thans een feitelijk voorrecht hebben ten opzichte van andere schuldeisers en dat afsluiting door een nutsbedrijf de verkoop "going concern" van de onderneming ernstig kan bemoeilijken. De Raad is niet op voorhand overtuigd dat er voldoende aanleiding is voor het scheppen van een wettelijke uitzonderingspositie ten laste van de leveranciers van gas, water, elektriciteit en verwarming met het oog op de eerste levensbehoeften van de gefailleerde of de surseant dan wel ter voortzetting van zijn onderneming.(zie noot 6) Het college acht het niet zonder meer logisch dat in het voorstel ten dezen geen onderscheid wordt gemaakt tussen particulieren en ondernemingen. Dat onderscheid ligt echter wel ten grondslag aan het voor het onderhavige wetsvoorstel gekozen uitgangspunt. In de toelichting wordt als argument verwezen naar de regeling die in artikel 304 FW is getroffen met betrekking tot de nutsvoorzieningen van natuurlijke personen bij toepassing van de schuldsanering. Als argument acht de Raad deze verwijzing niet overtuigend. Enerzijds omdat die regeling specifiek is getroffen met het oog op de bijzondere belangen van natuurlijke personen en anderzijds omdat met de uitwerking van de eerst sinds december 1998 in werking getreden regeling nog onvoldoende ervaring is opgedaan. De behoefte van ondernemingen aan gas, water, electriciteit en verwarming verschillen per onderneming sterk. Het belang van nutsvoorzieningen is ook per bedrijf anders. Vooralsnog is de Raad er niet van overtuigd dat het met het oog op (beperkte) voortzetting van een onderneming gerechtvaardigd is deze leveranciers van nutsvoorzieningen in een juridische positie tegenover de boedel te brengen die - als sanctie op een mogelijk feitelijk voordeel in de huidige situatie ten opzichte van andere crediteuren - voor wat betreft hun bestaande vorderingen aanmerkelijk zwakker is dan die van de andere leveranciers aan de boedel. Bovendien kan deze faciliteit voor een onderneming in moeilijkheden onder omstandigheden de normale concurrentieverhoudingen verstoren. Behoefte aan een dergelijke maatregel is ook in zoverre minder evident nu recente jurisprudentie misbruik van een eventueel monopolie of vergelijkbare machtspositie bij het inroepen van het opschortingsrecht onmogelijk maakt.(zie noot 7) Overigens lijkt er voor het scheppen van een uitzonderingspositie voor nutsbedrijven te minder reden, nu deze in het bijzonder als leverancier op de bedrijvenmarkt in snel tempo hun monopolistische status verliezen. Het college beveelt aan het treffen van eventuele wettelijke voorzieningen welke onderscheid maken tussen enerzijds leveranciers van bepaalde nutsvoorzieningen en anderzijds de overige leveranciers van goederen en diensten die voor de voortzetting van een onderneming essentieel zijn, te betrekken in de algehele herziening van het insolventierecht. 3. De afkoelingsperiode Het voorstel tot wijziging van de artikelen 63a, eerste lid, en 241a, eerste lid, gaat uit van de wenselijkheid van verdubbeling van de maximale duur van de zogenaamde afkoelingsperiode, gedurende welke de bevoegdheden van derden tot verhaal en opeising niet zonder machtiging van de rechter-commissaris kunnen worden uitgeoefend. In de toelichting(zie noot 8) wordt volstaan met aan te geven dat de lengte van de huidige periode in de weg kan staan aan een kansrijke sanering. Niet duidelijk is evenwel waarop deze visie berust en waaraan de verwachting wordt ontleend dat de verlenging het beoogde resultaat waarschijnlijk maakt. Ook wordt niet toegelicht waarom niet zou kunnen worden volstaan met verlenging van de afkoelingsperiode met telkens één maand, zodat de rechter-commissaris maandelijks kan toetsen of voortzetting van de inbreuk op de rechten van derden wordt gerechtvaardigd door het perspectief op continuering van (een deel) van de onderneming. Niet blijkt dat de ervaringen die tot dusver met het instituut van de afkoelingsperiode zijn opgedaan de voorgestelde uitbreiding ervan rechtvaardigen. De Raad beveelt aan de kwestie van verlenging van de afkoelingsperiode aan de orde te stellen binnen het kader van de algehele herziening van het faillissementsrecht. 4. Voorgesteld wordt om in de artikelen 63a, eerste lid, en 241a, eerste lid, te bepalen dat de afkoelingsperiode ook geldt voor boedelschuldeisers. Slechts met machtiging van de rechter-commissaris kan een boedelschuldeiser tijdens die periode zijn rechten tot verhaal of tot opeising uitoefenen. De rechter-commissaris kan aan een dergelijke machtiging voorwaarden verbinden ten laste van de desbetreffende crediteuren. Hij heeft de bevoegdheid, maar niet de plicht te bepalen dat zekerheid wordt gesteld indien hij de machtiging niet geeft. In de toelichting wordt slechts aangegeven dat nu buiten twijfel wordt gesteld dat ook boedelschuldeisers onder de afkoelingsperiode kunnen vallen. Naar het oordeel van de Raad betreft ook dit voorstel een verstrekkende verandering ten opzichte van de huidige situatie(zie noot 9) doordat een inbreuk wordt gemaakt op de bescherming welke de boedelschuldeisers in de huidige Faillissementswet genieten en waarmee doorgaans ook de voortzetting van een gefailleerde onderneming en de boedel gediend zijn. Om de in punt 2 vermelde redenen beveelt het college aan bij uitstek dit onderwerp, dat neerkomt op een vergaande inperking van de rechten van boedelcrediteuren, niet te behandelen in de eerste maar in de tweede fase van de voorgenomen herziening van het insolventierecht. 5. De rechter-commissaris kent de derde die tijdens de afkoelingsperiode zijn rechten tot verhaal of tot opeising niet kan uitoefenen een vergoeding toe, welke hij ingevolge de artikelen 63a, derde lid, en 241a, derde lid, bepaalt naar billijkheid. Allereerst signaleert de Raad dat niet zonder meer valt in te zien waarom in deze bepalingen een vergoeding "naar billijkheid" wordt toegekend, terwijl in de artikelen 63c, tweede lid, en 241c, tweede lid, de rechter-commissaris degene die schade lijdt doordat de curator/bewindvoerder gebruikmaakt van de bevoegdheid tot gebruik, verbruik of vervreemding van tot de boedel behorende goederen een "in redelijkheid te bepalen vergoeding" toekent. Indien het hier gaat om een verschil in de grondslagen voor de in de onderscheiden gevallen toe te kennen vergoeding, dient dit en de ratio ervan te worden toegelicht. Wanneer dat niet het geval is dient de terminologie te worden geharmoniseerd. Vervolgens rijst de vraag of de toekenning van een dergelijke vergoeding, indien zij uiteindelijk niet de volledige door de derde geleden schade dekt, ertoe leidt dat de derde niet het recht heeft het restant van de door hem per saldo geleden schade te verhalen op de boedel. Het college vermag niet in te zien waarom de in deze bepalingen bedoelde derden enigerlei schade zou moeten lijden en aanvaarden omdat "uitvoerige discussies over de exacte omvang van de schade" op basis van het algemene aansprakelijkheidsrecht "de effectiviteit van het faillissement en de surseance van betaling niet bevorderen".(zie noot 10) De keuze tussen enerzijds de belangen van snelheid en verwachte effectiviteit en anderzijds volledige schadevergoeding voor die schuldeisers die voortzetting van de onderneming mogelijk (moeten) maken, hoort bij uitstek thuis binnen het kader van de brede afweging waartoe fase II van de herziening van het faillissementsrecht is bestemd. De Raad acht ten minste nadere rechtvaardiging noodzakelijk van de voorgestelde beperkingen van het recht op volledige vergoeding van de schade van derden die hun rechten tot verhaal of tot opeising tijdelijk niet kunnen uitoefenen. 6. In artikel 63b is bepaald dat tijdens de afkoelingsperiode een beroep door de wederpartij op een beding dat faillietverklaring grond oplevert voor ontbinding van de overeenkomst op grond waarvan de gefailleerde het goed onder zich heeft dan wel dat die overeenkomst van rechtswege zal zijn ontbonden, slechts is toegelaten met goedvinden van de curator. In artikel 241b is met betrekking tot surseance een vergelijkbare bepaling opgenomen. Niet duidelijk is of nadat de afkoelingsperiode is afgelopen opnieuw een beroep op het beding moet worden gedaan of dat de ontbinding vervolgens van rechtswege alsnog effect heeft per het einde van de afkoelingsperiode. De Raad beveelt aan de desbetreffende regeling te verduidelijken. 7. Ingevolge de artikelen 63c, eerste lid, en 241c, eerste lid, kan de curator onderscheidenlijk bewindvoerder in de afkoelingsperiode goederen gebruiken, verbruiken of vervreemden als de schuldenaar deze bevoegdheid had. In deze gevallen kan de rechter-commissaris aan degene die schade lijdt een "in redelijkheid te bepalen vergoeding" toekennen (artikelen 63c, tweede lid, en 241c, tweede lid). Deze vergoeding is boedelschuld. Voorzover echter de schuldeiser niet volledig schadeloos wordt gesteld, verschillen de gevolgen van enerzijds gebruik en anderzijds verbruik en vervreemding. Goederen gaan bij gebruik over het algemeen niet teniet. De schuldeiser kan deze na ommekomst van de afkoelingsperiode bijvoorbeeld terugnemen. Eventueel waardeverlies zal veelal beperkt zijn, en daarmee het risico van niet vergoede schade. Niet valt in te zien dat het ten opzichte van de desbetreffende crediteuren redelijk is dat in artikel 63c verbruik en vervreemding met gebruik op één lijn worden gesteld nu alleen bij gebruik enige zakelijke zekerheid voor de crediteur resteert. De Raad beveelt aan de bevoegdheid tot verbruik en vervreemding uitsluitend te verlenen indien gewaarborgd is dat de eigenaren van de goederen de waarde ervan volledig vergoed krijgen. 8. Ingevolge het vijfde lid van de artikelen 63c en 241c kan de derde die door de bevoegdheid van de curator onderscheidenlijk bewindvoerder tot verbruik en vervreemding in zijn belang wordt geschaad, de rechter-commissaris verzoeken te bepalen dat deze bevoegdheid niet langer aan de curator onderscheidenlijk bewindvoerder toekomt. Het verzoek dient binnen acht dagen na afkondiging van de afkoelingsperiode te worden gedaan. De woorden "wordt geschaad" duiden erop dat de schade door het vervreemden of verbruiken zich moet voordoen op het moment van het verzoek. Om schade te voorkomen kan het wenselijk zijn dat reeds voordien de mogelijkheid bestaat dat derden een dergelijk verzoek aan de rechter-commissaris kunnen doen, voordat de curator onderscheidenlijk bewindvoerder van zijn bevoegdheid gebruik mag maken. Geadviseerd wordt in een dergelijke mogelijkheid te voorzien. Bovendien wijst de Raad erop dat in artikel 63c, vijfde lid, voor het verzoek van de derde een termijn van acht dagen na afkondiging van de afkoelingsperiode is bepaald. In artikel 241c, vijfde lid, ontbreekt deze termijn. Geadviseerd wordt in 241c een aan artikel 63c, vijfde lid, gelijke termijn op te nemen. 9. In de artikelen 63a, vierde lid, en 241a, vierde lid, is bepaald dat indien een derde terzake van zijn bevoegdheid een redelijke termijn aan de curator onderscheidenlijk bewindvoerder stelt, deze termijn wordt geschorst tijdens de afkoelingsperiode. Ten opzichte van het huidige derde lid is onder meer gewijzigd dat de bepaling alleen ziet op derden en niet langer ook op de curator onderscheidenlijk bewindvoerder. Wanneer hij de omvang van de boedel heeft vastgesteld, kan hij aan derden een termijn stellen, maar de door deze derden gestelde termijn wordt van rechtswege geschorst omdat de afkoelingsperiode nog niet is afgelopen. De Raad vraagt zich af of dat redelijk is en of het niet veeleer gewenst is dat alsdan ook de schorsing van de door derden gestelde termijnen wordt opgeheven. 10. In de artikelen 63e en 241e, eerste lid, is bepaald dat tijdens de afkoelingsperiode de Ontvanger die een beslag heeft gelegd als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990, niet tot uitwinning kan overgaan, tenzij de rechter-commissaris anders beslist. In de toelichting wordt vermeld dat de huidige regeling van het zogeheten bodembeslag in de afkoelingsperiode niet geheel duidelijk is. Dat moge zo zijn - mogelijkerwijs biedt het onderhavige wetsvoorstel gelegenheid de benodigde duidelijkheid te verschaffen -, maar het laat onverlet dat de vraag of een bijzondere regeling van de positie van de fiscus in dezen dient te worden getroffen, mede zal moeten worden bezien in het licht van het aanhangige wetsvoorstel 22 942(zie noot 11), waarin een nieuwe regeling inzake voor het bodem(voor)recht is opgenomen. De beschouwing in de toelichting over het bodem(voor)recht van de Ontvanger zou in zoverre dienen te worden aangevuld. 11. Overig Ingevolge artikel 215, derde lid, kan de rechter alvorens op het verzoekschrift te beslissen de schuldenaar horen. In de toelichting bij dit artikel wordt vermeld dat in bijzondere gevallen de schuldenaar eerst op het moment dat hij wordt gehoord, bedoelde opgave en het ontwerp van een saneringsplan verstrekt. De rechtbank heeft dan het verzoekschrift wel in behandeling genomen, terwijl een ontwerp van een saneringsplan ontbreekt en er derhalve niet voldaan is aan de in artikel 214 gestelde eisen. Het verzoek zou in deze situatie echter niet ontvankelijk zijn. In de toelichting bij artikel 214 wordt aangegeven dat wanneer niet aan de vereisten van dit artikel wordt voldaan, het verzoekschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De Raad beveelt aan de gesignaleerde onduidelijkheid te verhelpen. 12. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagen en een regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagen en een regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 14 maart 2013, no.13.000485, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagen en een regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing (wijziging verdeelsleutel stedelijke vernieuwing met het oog op het investeringstijdvak stedelijke vernieuwing 2005 tot en met 2009), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing (wijziging verdeelsleutel stedelijke vernieuwing met het oog op het investeringstijdvak stedelijke vernieuwing 2005 tot en met 2009), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en van enige andere wetten (meer doelmatige uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en van enige andere wetten (meer doelmatige uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2013, no.13.000082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet op de kindertoeslag), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet op de kindertoeslag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2015, no.2015001971, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (PbEU 2016, L 354) en Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (PbEU 2016, L 354) en Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2017, no.2017002228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (PbEU 2016, L 354) en Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt in hoofdzaak tot de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPVs) (hierna: de richtlijn). De richtlijn betreft een herziening van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB 2003, L 235). De voornaamste wijzigingen voor de Nederlandse praktijk betreffen de aanpassingen in de procedures bij grensoverschrijdende waardeoverdrachten, de aanpassingen betreffende de inhoud van de jaarlijks te verstrekken informatie in het uniforme pensioenoverzicht in overeenstemming met de artikelen 38 en 39 van de richtlijn, de introductie van voorschriften ten aanzien van enkele sleutelfuncties ter uitvoering van de artikelen 24 tot en met 27 van de richtlijn, alsmede bepalingen over geheimhouding en informatieverstrekking. Zoals ook naar voren komt uit de concordantietabel bij de richtlijn en de transponeringstabel bij het voorliggende voorstel, is, ondanks de omvang van het pakket, de praktische impact van de herziene richtlijn op de Nederlandse praktijk vrij beperkt. (zie noot 1)De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar maakt een opmerking over de gevolgen van de introductie van regels inzake enkele sleutelfuncties voor het beleid inzake het uitbesteden van activiteiten door pensioenfondsen.Ter implementatie van de artikelen 24 tot en met 27 van de richtlijn voorziet het voorstel in het voorschrift dat pensioenfondsen over zogenoemde sleutelfuncties dienen te beschikken. (zie noot 2) Het betreft de risicobeheerfunctie, de interne auditfunctie en de actuariële functie. Het voorstel voorziet er voorts in dat degenen die deze functies vervullen geschikt dienen te zijn voor de uitoefening ervan en dat hun betrouwbaarheid buiten twijfel dient te staan. (zie noot 3)Uit artikel 31 van de richtlijn volgt verder dat de richtlijn geen belemmeringen opwerpt aan de uitbesteding van sleutelfuncties, maar daaraan wel voorwaarden verbindt. Zo geldt als voorwaarde dat het pensioenfonds volledig verantwoordelijk blijft voor de nakoming van alle verplichtingen die volgen uit de richtlijn, dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de governancesystemen, dat operationele risicos niet onnodig toenemen, dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de controlemogelijkheden voor de toezichthouders en de continuïteit van de dienstverlening gewaarborgd is.In artikel 34 van de Pensioenwet (zie noot 4) zijn enkele voorschriften gegeven inzake uitbesteding van taken van een pensioenuitvoerder aan een derde. In lagere regels is voor enkele situaties een verbod op uitbesteding geregeld, zoals voor taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen. (zie noot 5) Het voorstel roept de vraag op wat de implicaties zijn van de richtlijn voor personen die niet het dagelijks beleid bepalen, maar wel een sleutelfunctie hebben. Dit met het oog op de naleving van de door de richtlijn gestelde randvoorwaarden en het uitgangspunt van het uitbestedingsverbod dat pensioenfondsen bij uitbesteding voldoende grip dienen te houden op het beleid dat wordt gevoerd en de risicos die daarbij worden gelopen. (zie noot 6) In de toelichting wordt op deze vraag, alsook op de vraag wat een en ander voor de praktijk betekent, niet ingegaan.De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente De Bilt krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Versteeglaan).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente De Bilt krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Versteeglaan).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 7 oktober 2013, no.RWS-2013/46276, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente De Bilt krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Versteeglaan).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met het gebruik van de videoconferentie in het strafrecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met het gebruik van de videoconferentie in het strafrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering tot en met het jaar 2021.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering tot en met het jaar 2021.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2018, no.2018000355, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering tot en met het jaar 2021, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met verduidelijking bij het nemen van doeltreffende maatregelen indien sprake is van overschrijding van een grenswaarde,

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met verduidelijking bij het nemen van doeltreffende maatregelen indien sprake is van overschrijding van een grenswaarde,Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2017, no.2017000352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met verduidelijking bij het nemen van doeltreffende maatregelen indien sprake is van overschrijding van een grenswaarde, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met het herstellen van een invoerfout en wijziging van uitvliegroutes in westelijke richting vanaf de Polderbaan, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met het herstellen van een invoerfout en wijziging van uitvliegroutes in westelijke richting vanaf de Polderbaan, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2015, no.2015001101, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de aanpak van constructies met betrekking tot (on)roerende zaken alsmede in verband met een aanpassing op enkele onderdelen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de aanpak van constructies met betrekking tot (on)roerende zaken alsmede in verband met een aanpassing op enkele onderdelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 ter implementatie van de vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 ter implementatie van de vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens van instellingen in de financiële sector, mede ter uitvoering van het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (vorderen gegevens financiële sector).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens van instellingen in de financiële sector, mede ter uitvoering van het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (vorderen gegevens financiële sector).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van het vaststellen van het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief na overeenstemming met de ouders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van het vaststellen van het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief na overeenstemming met de ouders, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2015, no.2015000323, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van het vaststellen van het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief na overeenstemming met de ouders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 november 2011, no.11.002673, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2015, no.2015002297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de overgang van de werkzaamheden met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaren van het Openbaar Ministerie naar het Ministerie van Justitie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de overgang van de werkzaamheden met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaren van het Openbaar Ministerie naar het Ministerie van Justitie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring en de uitsluiting van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen van de verzekering voor de werknemersverzekeringen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring en de uitsluiting van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen van de verzekering voor de werknemersverzekeringen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake arbitrage betreffende de spoorlijn "IJzeren Rijn";'s-Gravenhage, 22/23 juli 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake arbitrage betreffende de spoorlijn "IJzeren Rijn";'s-Gravenhage, 22/23 juli 2003, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens, met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2012, no.12.002416, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens, met memorie van toelichting.Het wetvoorstel maakt verwerking van persoonsgegevens mogelijk op het terrein van de sociale zekerheid en daarmee verband houdende gebieden, gericht op het bestrijden van fraude en het vereenvoudigen van gegevensverkeer.De Afdeling advisering van de Raad van State oordeelt dat het Systeem anonieme risico indicatie (SARI), dat in dit voorstel wordt geregeld, ruim is opgezet: het doel is ruim bepaald, het systeem is eenvoudig uit te breiden tot niet nauwkeurig omschreven organen, en er is niet voorzien in het informeren van de burger dat persoonsgegevens die hem betreffen kunnen worden verstrekt. Voorts heeft de Afdeling aarzeling bij een regeling die erin voorziet dat gegevens over in het buitenland gedetineerde Nederlanders worden verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om vast te stellen of zij gevolgen hebben voor uitkeringsrechten. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.I. SYSTEEM ANONIEME RISICO INDICATIE1. AlgemeenHet wetsvoorstel beoogt een wettelijke verankering te bieden voor het SARI, een in de praktijk toegepaste werkwijze, die erop gericht is persoonsgegevens uit verschillende bronnen te combineren, zodat aan de hand daarvan verhoogde risico's op misbruik van wettelijke regels kunnen worden onderkend. Het SARI is gericht op het voorkomen en bestrijden van "misbruik op het terrein van de sociale zekerheids- en arbeidswetten, illegale tewerkstelling, belasting- en premieheffing, inkomensafhankelijke regelingen en daarmee samenhangende misstanden".Binnen het wettelijke systeem wordt samengewerkt door gemeentebesturen, toezichthouders op het terrein van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister), het UWV, de Sociale verzekeringsbank (SVB), de rijksbelastingdienst en andere bestuursorganen die daartoe zijn aangewezen.Twee of meer van deze organen kunnen een samenwerkingsverband aangaan, dat gericht is op het tegengaan van misbruik zoals in het artikel omschreven. Zij verstrekken de relevante persoonsgegevens aan de minister. Hij voert een risicoanalyse uit en doet risicomeldingen aan de organen die het samenwerkingsverband hebben opgericht. De minister kan ook risicomeldingen doen aan het openbaar ministerie en de politie.2. Doel van de gegevensverwerkingDe Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bepaalt dat persoonsgegevens alleen mogen worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. Zij mogen niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.(zie noot 1)De gegevensverwerking in het voorstel is gericht op het voorkomen en bestrijden van misbruik op het terrein van de sociale zekerheids- en arbeidswetten, illegale tewerkstelling, belasting- en premieheffing, inkomensafhankelijke regelingen en daarmee samenhangende misstanden.(zie noot 2) De Afdeling merkt op dat deze doelomschrijving zowel ruim als vaag is.- De omschrijving is ruim, omdat zij betrekking heeft op regelingen die complete beleidsterreinen bestrijken: sociale zekerheid, arbeidswetten, illegale arbeid, premies en belastingen inclusief toeslagen.- De omschrijving is voorts vaag, omdat zij een aantal niet nauwkeurig afgebakende termen bevat. Zo is niet duidelijk wat, in de context van de verschillende regelingen, moet worden verstaan onder "misbruik". Onduidelijk is of opzet als vereiste moet gelden, maar ook waarvan misbruik wordt gemaakt. Zo is bij arbeid van vreemdelingen (die, zo veronderstelt de Afdeling, begrepen is onder "illegale arbeid") niet duidelijk of het gaat om misbruik van overheidsvoorzieningen of misbruik van illegale werknemers.- De uitbreiding tot "daarmee samenhangende misstanden" vormt een verdere vergroting van de onbepaaldheid, ook al omdat "misstanden" een subjectief element bevat. Het kan voorts discussie oproepen over de vraag of een overtreding die van geringe betekenis is, onder dat begrip moet worden verstaan.- Verder is onduidelijk wat moet worden verstaan onder arbeidswetten: of het gaat om wetten inzake de arbeidsovereenkomst, arbeidsomstandigheden, arbeidstijden, het combineren van arbeid en zorg, medezeggenschap, of eventueel ook om andere wetten.Deze algemene doelomschrijving kan, zo constateert de Afdeling, niet dienen als doel voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. Zij voldoet niet aan de eisen dat de doeleinden welbepaald en uitdrukkelijk zijn omschreven; daardoor laat zij bovendien ruimte voor gegevensverwerking die een niet gerechtvaardigd doel dient en die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor deze gegevens zijn verkregen.De doelomschrijving voldoet evenmin aan het vereiste dat de maatregel voorzienbaar ("foreseeable") is in de zin van artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).(zie noot 3) Het is voor de burger niet voldoende duidelijk voor welke doeleinden zijn gegevens via het SARI kunnen worden verwerkt.Volgens de toelichting zullen de betrokken bestuursorganen zelf de risicoanalyse moeten toetsen aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel(zie noot 4), voortvloeiend uit artikel 10 van de Grondwet, artikel 8 EVRM, de richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, artikel 7 en artikel 8 van het EU Handvest Grondrechten en de Wbp Zo'n toetsing in concrete gevallen heeft op zichzelf waarde, maar zij ontslaat de wetgever niet van de plicht om de toekenning van bestuursbevoegdheden en de daarmee gepaard gaande beperking van grondrechten zo concreet mogelijk te omschrijven.Wel bepaalt het voorstel dat binnen een samenwerkingsverband persoonsgegevens worden verwerkt die, ten behoeve van het hiervoor besproken doel, noodzakelijk zijn voor dat samenwerkingsverband.(zie noot 5) Deze omschrijving geeft, zo meent de Afdeling, echter evenmin een afbakening van het doel van de gegevensverwerking. Daarbij is voorts onduidelijk of de deelnemers in het samenwerkingsverband bij de gegevensverwerking in dat kader gebonden zijn aan de bevoegdheden waarover zij op grond van andere wetten beschikken en aan de doelen waarmee die bevoegdheden aan hen zijn toegekend, of dat het voorstel een zelfstandige grondslag voor gegevensverwerking creëert.De Afdeling is van oordeel dat voorzien dient te worden in een nauwkeurige omschrijving van de doeleinden waarvoor de gegevensverwerking kan plaatsvinden. Dat kan eventueel in de vorm van een uitputtende opsomming van wettelijke verplichtingen waarvan de overtreding een strafbaar of beboetbaar feit oplevert. De Afdeling adviseert het voorstel aldus aan te passen.3. Het criterium "verhoogd risico op misbruik"a. De minister kan een risicomelding doen bij het bestuursorgaan dat om de risicoanalyse heeft verzocht of bij het openbaar ministerie en de politie als de risicoanalyse in het SARI een "verhoogd risico op misbruik" bevat.(zie noot 6) Afgezien van de vaagheid die gelegen is in de term "misbruik" (zie hiervoor, punt 2) merkt de Afdeling op dat de term "verhoogd risico" te ruim is. Ook als iemand twee kenmerken heeft die wijzen op een statistisch verhoogde kans dat hij fraude pleegt, kan de kans dat hij daadwerkelijk fraude pleegt nog steeds klein zijn. De risicomelding zou in dat geval een onevenredig zware inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene kunnen betekenen en dus niet voldoen aan het vereiste dat een beperking van zijn grondrecht proportioneel is.(zie noot 7)De Afdeling adviseert het criterium "verhoogd risico op misbruik" te vervangen door een meer toegespitst criterium, dan wel in de toelichting met concrete voorbeelden dit criterium te verduidelijken.b. De regeling is zo geformuleerd dat de minister ieder verzoek van binnen het SARI samenwerkende bestuursorganen of personen om een risicoanalyse uit te voeren dient te honoreren.(zie noot 8) Ook als de minister van oordeel is dat de risicoanalyse weinig bruikbare resultaten zal opleveren, kan hij het verzoek niet weigeren. Dat is naar het oordeel van de Afdeling weinig doelmatig. Zij adviseert de verplichting van de minister te wijzigen in een discretionaire bevoegdheid.4. Betrokken organenOmvang bevoegdhedenHet voorstel omschrijft welke organen betrokken kunnen zijn bij de verstrekking van "ruwe" gegevens aan en de ontvangst van risicomeldingen uit het SARI. Naast de colleges van burgemeester en wethouders, het UWV en de SVB, betreft het ook:- de personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het houden van toezicht op de naleving dan wel de uitvoering van andere wetgeving op het terrein van de minister dan de sociale zekerheidswetten,- andere bestuursorganen en personen voor zover zij zijn belast met een publiekrechtelijke taak en daartoe bij regeling van de minister in overeenstemming met de Minister van Financiën zijn aangewezen.De Afdeling is van oordeel dat toekenning van bevoegdheden, die een beperking van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer met zich kan brengen, concreet en afgebakend moet zijn. De omschrijving van bestuursorganen die betrokken zijn bij het SARI voldoet niet aan deze norm.Bij de eerstgenoemde categorie adviseert de Afdeling in de wet op te sommen om welke toezichthouders het gaat.De tweede categorie, zo merkt de Afdeling op, dient in het voorstel nauwkeuriger te worden omschreven dan thans het geval is. Voorts dient de aanwijzing van deze bestuursorganen en personen ten minste plaats te vinden bij algemene maatregel van bestuur, nu het niet gaat om administratieve voorschriften of details, maar - integendeel - om de reikwijdte van de regeling.(zie noot 9)Verantwoordelijkheid voor handelingen van de samenwerkingsverbandenDe gegevensverwerking ter bestrijding van misbruik en daarmee samenhangende misstanden kan plaatsvinden binnen een "samenwerkingsverband van twee of meer bestuursorganen en personen".(zie noot 10)De Afdeling merkt op dat het wetsvoorstel niet regelt of deze samenwerkingsverbanden kunnen worden vormgegeven als publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, dan wel als samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid. Evenmin wordt geregeld welke rol deze verbanden zullen spelen bij de verwerking van persoonsgegevens: of - en zo ja op welke wijze - zij persoonsgegevens zullen combineren, doorgeven, bewaren en vernietigen. Voorts wordt niet geregeld wie verantwoordelijk is voor het handelen van deze samenwerkingsverbanden, in het bijzonder voor de gegevensverwerking (in de zin van artikel 1, onderdeel d, Wbp).De Afdeling is van oordeel dat de bestuursorganen die een samenwerkingsverband zijn aangegaan tegenover derden volledig verantwoordelijk zijn voor de handelingen van het samenwerkingsverband. Zij zullen voorts moeten bepalen hoe in de onderlinge verhouding de verantwoordelijkheden worden verdeeld. Als het wetsvoorstel op deze punten duidelijkheid verschaft, kan het vervolgens aan de samenwerkende bestuursorganen worden overgelaten de vorm van het samenwerkingsverband te bepalen.De Afdeling adviseert het voorstel op de genoemde punten aan te passen.5. Verstrekking aan politie en justitieDe minister kan risicomeldingen doen aan het openbaar ministerie en de politie voor zover die deze behoeven voor de uitoefening van hun wettelijke taken.(zie noot 11) In de toelichting wordt niet ingegaan op het rechtsgevolg van deze verwerking.De Afdeling merkt op dat persoonsgegevens, voor zover het openbaar ministerie of de politie daarover beschikt met het oog op hun wettelijke taken, het karakter hebben van justitiële persoonsgegevens respectievelijk politiegegevens. De verwerking van dergelijke persoonsgegevens wordt in beginsel geregeld door de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens respectievelijk de Wet politiegegevens. Voor zover de verwerking van persoonsgegevens onder een van deze wetten valt is de Wbp niet van toepassing. Uit de toelichting blijkt niet hoe het voorgestelde artikel 65 Wet Suwi zich verhoudt tot de Wbp(zie noot 12), de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en de Wet Suwi ten opzichte van deze wetten.De Afdeling adviseert op het geldende regime in de toelichting in te gaan.6. Waarborgen, vermeld in de toelichtingDe toelichting noemt enkele waarborgen voor de gegevensverwerking, die in het wetsvoorstel als zodanig niet zijn geregeld.(zie noot 13)- Het wetsvoorstel bepaalt dat de minister op verzoek van bestuursorganen persoonsgegevens verwerkt in het SARI. Het begrip "verwerken van persoonsgegevens" is heel ruim en omvat iedere handeling die met persoonsgegevens kan worden verricht.(zie noot 14) Uit de toelichting blijkt dat het gaat om het uitvoeren van risicoanalyses; daartoe worden persoonsgegevens uit verschillende bronnen gecombineerd.- Volgens de toelichting worden de gegevens geanonimiseerd voordat de risicoanalyse plaatsvindt; de sleutel is in handen van de bewerker.De Afdeling onderschrijft de waarde van deze waarborgen, en is dan ook van oordeel dat zij in het wetsvoorstel zelf dienen te worden vastgelegd om een zorgvuldige procedure te garanderen. Zij adviseert het voorstel aan te passen.7. Overige waarborgenDe Afdeling is voorts van oordeel dat het wetsvoorstel kan worden versterkt met enkele aanvullende waarborgen.- Kennelijk is de strekking dat persoonsgegevens uit het SARI niet worden gebruikt voor een ander doel dan het doen van risicomeldingen.(zie noot 15) Dit is in de wettekst niet vastgelegd.- Het bestuursorgaan dat een risicomelding ontvangt is niet verplicht de resultaten van het onderzoek dat wordt verricht op basis van de risicomelding te melden aan het SARI. Dat resultaat is echter van belang voor toekomstige risicoanalyses. Bij een positieve uitkomst is dat belang voor toekomstige onderzoeken duidelijk. Bij een negatieve uitkomst kan het resultaat eveneens van belang zijn: voorkomen moet worden dat de betrokkene op grond van al onderzochte gegevens bij een volgende risicoanalyse opnieuw boven komt drijven. Bovendien moet worden voorkomen dat het bestuursorgaan middelen besteedt aan onderzoek dat al eerder is verricht.De Afdeling adviseert het voorstel op deze punten aan te vullen.II. OVERIGE ONDERWERPEN8. Uitkeringsrechten van in het buitenland gedetineerdenPersonen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen hebben geen recht op een sociale uitkering. Dat geldt eveneens voor detentie in het buitenland.(zie noot 16) Het wetsvoorstel bepaalt nu dat de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ) over de Nederlander aan wie in het buitenland rechtens zijn vrijheid is ontnomen persoonsgegevens verschaft aan de uitvoeringsinstanties, als dat noodzakelijk is voor het vaststellen van zijn uitkeringsrechten.(zie noot 17)Volgens de toelichting hebben uitvoeringsorganen thans geen beschikking over deze informatie. Het ministerie van BZ beschikt niet over alle gegevens van in het buitenland gedetineerden; de meeste gevallen zijn bekend doordat de gedetineerde consulaire bijstand heeft gevraagd.(zie noot 18)De voorgestelde maatregel heeft betrekking op de verstrekking van strafrechtelijke persoonsgegevens; de verwerking van zulke gegevens is alleen in bijzondere gevallen toegestaan en dient met grote zorgvuldigheid te geschieden.a. De Afdeling merkt op dat iemand die in het buitenland gedetineerd is, geen recht heeft op bijstand in de zin van de Wet werk en bijstand (WWB), niet alleen omdat hij gedetineerd is, maar ook eenvoudigweg omdat hij zich in het buitenland bevindt.(zie noot 19) De Afdeling acht het niet onaannemelijk dat het gemeentebestuur snel tot de conclusie zal kunnen komen dat een lopende bijstandsuitkering moet worden beëindigd, nu het klantcontact en de controles intensief zijn. Dat betekent dat de toegevoegde waarde van de voorgestelde gegevensverstrekking gering zou kunnen zijn. Het is dan de vraag of dit geringe voordeel voldoende rechtvaardiging vormt voor de verstrekking van strafrechtelijke persoonsgegevens voor controle op het recht op bijstand.De Afdeling adviseert de toegevoegde waarde van de verstrekking nader toe te lichten en het voorstel zo nodig aan te passen.b. De SVB merkt in haar advies op dat de Minister van BZ de gegevens van alle bij het ministerie bekende in het buitenland gedetineerde Nederlanders zal verstrekken, niet alleen de gegevens van Nederlanders die een sociale uitkering ontvangen. Dat zou, volgens de SVB, in strijd kunnen zijn met regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name doelbinding en proportionaliteit.(zie noot 20) Volgens de toelichting is de maatregel alleen op deze manier uit te voeren: van het ministerie van BZ kan niet verwacht worden dat zij vaststelt of er sprake is van een uitkering tijdens detentie.(zie noot 21)De Afdeling heeft begrip voor beide standpunten. De bescherming van persoonsgegevens kan echter meer recht worden gedaan dan thans het geval is: het wetsvoorstel zou kunnen bepalen dat UWV, SVB en gemeentebestuur de gegevens over in het buitenland gedetineerden uitsluitend mogen gebruiken om vast te stellen of de detentie gevolgen heeft voor eventuele uitkeringsrechten en dat de persoonsgegevens die in dat verband niet relevant blijken te zijn onmiddellijk worden vernietigd.De Afdeling adviseert het wetsvoorstel in deze zin aan te vullen.c. In het wetsvoorstel wordt - in algemene termen - bepaald dat de gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn voor het recht op uitkering of bijstand, waarbij wordt verduidelijkt dat het BSN kan worden gebruikt. De toelichting is concreter: daar staat dat alleen de voor identificatie noodzakelijke persoonsgegevens (BSN en geboortedatum) zullen worden verstrekt.(zie noot 22)De Afdeling adviseert in het wetsvoorstel vast te leggen dat de verstrekking van het BSN en de geboortedatum in het wetsvoorstel beperkt zal blijven.9. Gegevens over bovenwettelijke uitkeringenVerzekeraars die particuliere verzekeringen afsluiten in aanvulling op de wettelijke sociale zekerheid kunnen persoonsgegevens rechtstreeks van het UWV en de SVB ontvangen, als de verzekering bij CAO is afgesloten.(zie noot 23) De gegevens hoeven dan niet door de werkgever te worden verstrekt. Voorgesteld wordt deze bevoegdheid uit te breiden tot bovenwettelijke verzekeringen die bij individuele arbeidsovereenkomst zijn afgesloten.(zie noot 24)De Afdeling merkt op dat een individuele arbeidsovereenkomst de plaats bij uitstek is om de verstrekking van gegevens te regelen. Als de werknemer in die overeenkomst ondubbelzinnig toestemming geeft voor deze verwerking van persoonsgegevens, is aan het vereiste van bescherming van persoonsgegevens voldaan, zodat ook geen noodzakelijkheidstoets meer hoeft plaats te vinden.(zie noot 25) Dat klemt temeer nu het gaat om gegevens die ook van de werkgever kunnen worden verkregen; het enige voordeel van de voorgestelde routering is dat deze naar verwachting doelmatiger is.Bijzondere zorgvuldigheid is te meer vereist nu het hier, anders dan in de andere gevallen waarin gegevensuitwisseling thans wordt voorgesteld, gaat om gegevensverstrekking aan particulieren uit de private sector, namelijk verzekeraars. Dat heeft tot gevolg dat artikel 8, onderdeel e, Wbp, dat als gegevensgrondslag uitdrukkelijk beperkt blijft tot de publiekrechtelijke sfeer, niet als grondslag kan dienen voor de verstrekking aan verzekeraars en derhalve elders een grondslag gevonden zal moeten worden.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan.10. Gegevens over gastouderschapHet voorstel voorziet erin dat gegevens uit de registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden verstrekt aan de instanties die socialezekerheidswetten uitvoeren voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke taken.(zie noot 26) Uit de toelichting blijkt dat deze gegevensverstrekking bedoeld is voor situaties waarin iemand een sociale uitkering aanvraagt of ontvangt en inkomen heeft als gastouder. Dit zorgt ervoor dat uitvoerders minder vaak de uitkering moeten verrekenen of een relatief dure terugvorderingsprocedure moeten starten.(zie noot 27)De Afdeling merkt op dat de wetsartikelen ruimer zijn omschreven dan nodig is voor het doel dat met de gegevensverstrekking is beoogd. In het register kinderopvang worden meer gegevens vastgelegd dan alleen gegevens over gastouders; in het register peuterspeelzaalwerk worden gastouders helemaal niet geregistreerd, omdat gastouders per definitie alleen kinderopvang aanbieden.De Afdeling adviseert te bepalen dat alleen gegevens over de registratie als gastouder, vastgelegd in het register kinderopvang, worden verstrekt.11. Uitkeringsrechten bij onbekend adresAls het UWV beschikt over het adres van een cliënt in Nederland, terwijl hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat geregistreerd als "vertrokken onbekend waarheen", dan kan het UWV hem vragen de afwijkende registratie in de GBA ongedaan te maken. Gebeurt dat niet binnen een redelijke termijn, dan schort het UWV de betaling van de uitkering op. De opschorting wordt beëindigd zodra kan worden vastgesteld of de persoon in het buitenland verblijft of als een adres in Nederland in de GBA is opgenomen.(zie noot 28)Volgens de toelichting komen soortgelijke regelingen nu al voor bij de volksverzekeringen, omdat de woon- of verblijfplaats bij die verzekeringen van belang is voor het recht op een uitkering.(zie noot 29) Bij werknemersverzekeringen is het adres in beginsel niet van belang voor de uitkeringsrechten. Dat de opschortingsregeling nu toch voor de werknemersverzekeringen zal gaan gelden houdt verband met de gedachte dat een burger niet onvindbaar hoort te zijn voor de ene overheid, terwijl hij tegelijkertijd een uitkering ontvangt van de andere overheid.(zie noot 30)De aanduiding "vertrokken onbekend waarheen" wordt ambtshalve in de GBA vermeld als een ingezetene zich niet heeft uitgeschreven maar kennelijk ook niet meer in de gemeente woont.De ingezetene die Nederland verlaat is verplicht zich uit te schrijven uit de GBA. Laat hij dat na, dan kan hij worden gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie (thans 3900).(zie noot 31) Voor de ontvangers van een uitkering kan de boete eventueel worden verhaald op de uitkering. Het is de Afdeling niet duidelijk waarom daarnaast of in plaats daarvan het recht op een uitkering moet worden opgeschort. Volgens de toelichting is de opschorting een passend middel om fraude aan te pakken. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet vaststaat dat het niet doorgeven van een adreswijziging meer is dan louter een omissie, zodat het moet worden aangemerkt als een geval van fraude.Daarbij komt dat het UWV er in zijn advies op wijst dat wel wordt voorzien in opschorting van de uitbetaling, niet in uitsluiting of beëindiging van uitkeringsrechten. Wordt de status "vertrokken onbekend waarheen" in het geheel niet gewijzigd, dan blijft het recht op een uitkering op papier bestaan, maar zal het nooit tot uitbetaling komen. Aldus wordt een rechtsfiguur geschapen die in de praktijk onvoorziene gevolgen kan hebben, bij voorbeeld in verband met verjaring of verrekening met andere vorderingenDe Afdeling adviseert de voorgestelde opschortingsregeling bij werknemersverzekeringen in het licht van het voorgaande nader toe te lichten.12. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (uitvoeringstechnische wijzigingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (uitvoeringstechnische wijzigingen), met memorie van toelichting.In 2001 is de Wet bevordering eigenwoningbezit (Wet BEW) in werking getreden. Doel van deze wet is het bevorderen van de keuzemogelijkheden op de woningmarkt; de wet maakt het voor mensen met een lager inkomen mogelijk te kiezen voor een koopwoning door aan hen een inkomensafhankelijke bijdrage (eigenwoningbijdrage) toe te kennen.Op 1 januari 2007 heeft de Wet BEW een ingrijpende wijziging ondergaan, waarbij de werking van de wet is verruimd en vereenvoudigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot verdergaande verbetering van de Wet BEW, met name op uitvoeringstechnisch gebied.De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over het verdelingsmechanisme voor toekenning van eigenwoningbijdragen, de verstrekking van gegevens en het overgangsrecht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, alsmede wijziging van de Telecommunicatiewet ter bevordering van medegebruik van fysieke infrastructuur en van de gecoördineerde aanleg van civiele werken (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, alsmede wijziging van de Telecommunicatiewet ter bevordering van medegebruik van fysieke infrastructuur en van de gecoördineerde aanleg van civiele werken (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2017, no.2017000175, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, alsmede wijziging van de Telecommunicatiewet ter bevordering van medegebruik van fysieke infrastructuur en van de gecoördineerde aanleg van civiele werken (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten), met memorie van toelichting.Het voorstel implementeert een richtlijn die beoogt de uitrol van breedband te bevorderen. (zie noot 1) De beheerders van bestaande infrastructurele netwerken, zoals van gas- en elektriciteitsnetten maar ook van bijvoorbeeld wegen, spoorwegen en havens, moeten daarvoor in beginsel accepteren dat breedband wordt aangelegd in hun fysieke netwerk (mantelbuizen, kabelgoten, mangaten, gebouwen ed.).De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht aanpassing van het voorstel aangewezen. Het voorstel wijkt af van de richtlijn bij de vormgeving van de geschillenregeling in en bij het beperken van informatie-uitwisseling rond kritieke nationale infrastructuur; deze afwijkingen worden niet overtuigend gemotiveerd. Verder biedt het voorstel een grondslag om taken op te dragen aan de Autoriteit Consument en Markt, terwijl het uitgangspunt is dat toekenning van openbaar gezag aan een zelfstandig bestuursorgaan - zoals de ACM - bij formele wet geschiedt. Verder maakt de Afdeling opmerkingen om de bruikbaarheid van de toelichting, ook op langere termijn, te vergroten.1.Reikwijdte geschillenregelingDe verplichting aanleg van breedband in beginsel te accepteren wordt geïmplementeerd in de Telecommunicatiewet. De daarvoor noodzakelijke informatieverschaffing over de ligging van netwerken wordt geregeld door een uitbreiding van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; die wet wordt opnieuw vastgesteld.De richtlijn breedband schrijft een geschillenregeling voor in verband met de toegang tot fysieke binnenhuisinfrastructuur. Die houdt in dat partijen twee maanden de tijd hebben om overeenstemming te bereiken over de toegang tot een bestaand fysiek netwerk. Na die periode hebben beide partijen het recht de zaak door te verwijzen naar de nationale instantie voor geschillenbeslechting. De richtlijn beperkt het recht op toegang expliciet tot situaties waarin verdubbeling technisch onmogelijk of economisch inefficiënt is en bepaalt dat dit in de geschillenbeslechtingsprocedure nagegaan dient te worden met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. (zie noot 2) In het voorgestelde artikel 5.2 komen deze inhoudelijke criteria terug. Daarnaast wordt ter implementatie de bestaande geschillenregeling artikel 5.3. van de Telecommunicatiewet uitgebreid. (zie noot 3) De grondslag van deze procedure is een verzoek aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om een beschikking te geven over de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.De Afdeling merkt op dat uit de richtlijn volgt dat de geschillenbeslechtingsprocedure ook moet kunnen uitwijzen dat er in voorliggend geval geen gedoogplicht geldt. De tekst van artikel 5.3 lijkt daarvoor echter geen ruimte te bieden. Voorts wijst de Afdeling erop dat de voorgestelde regeling er van uit gaat dat het telecombedrijf bij het niet bereiken van overeenstemming de werkzaamheden - drie weken na het versturen van een kennisgeving - zonder meer kan uitvoeren. De gedoogplichtige kan dat recht alleen opschorten door het geschil aanhangig te maken bij de ACM. De richtlijn breedband kent echter een ander uitgangspunt: bij het ontbreken van overeenstemming kunnen beide partijen de zaak voorleggen aan de geschilleninstantie. Het telecombedrijf heeft echter niet een zelfstandig recht om de werkzaamheden uit te voeren. Daarmee biedt de voorgestelde regeling minder bescherming, hetgeen vooral klemt in het geval dat voor toegang tot de fysieke binnenhuisinfrastructuur een woning moet worden betreden en het huisrecht (zie noot 4) in het geding is.De Afdeling adviseert de richtlijnconformiteit op dit punt dragend te motiveren dan wel het wetsvoorstel aan te passen.2.Geen uitwisseling van informatie bij kritieke nationale infrastructuurDe richtlijn regelt dat, bij medegebruik van infrastructuur of coördinatie van civiele werken, relevante informatie tussen de betrokken ondernemingen moet worden uitgewisseld. De lidstaten kunnen echter kritieke nationale infrastructuur vrijstellen van die verplichting. (zie noot 5) Ter uitwerking van deze bepalingen in de richtlijn bepaalt het voorstel dat bij algemene maatregel van bestuur gebieden kunnen worden aangewezen ten aanzien waarvan om veiligheidsredenen kan worden afgeweken van de voorschriften over uitwisseling van informatie. (zie noot 6)De Afdeling wijst erop dat uit de considerans van de richtlijn kan worden afgeleid dat de lidstaten netwerken, met name kritieke infrastructuur, mogen vrijstellen van bepaalde verplichtingen met het oog op de veiligheid en volksgezondheid, en de beveiliging en integriteit van netwerken. (zie noot 7) Het kan dus gaan om meer dan enkel "veiligheidsredenen". Daarbij is het begrip "veiligheid" in het wetsvoorstel onnauwkeurig, omdat niet duidelijk is of het verwijst naar doelbewuste bedreigingen (Engels: security), naar risicos en ongelukken (Engels: safety) of naar allebei.De Afdeling adviseert hier in de toelichting op in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.3.Het opdragen van taken aan de Autoriteit Consument en MarktHet voorstel maakt het mogelijk om taken op te dragen en bevoegdheden toe te kennen aan de ACM bij algemene maatregel van bestuur, (zie noot 8) of ook wel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. (zie noot 9) De taken en bevoegdheden kunnen in algemene zin betrekking hebben op de uitvoering van de richtlijn breedband en het medegebruik van antenne-opstelpunten, en daarnaast meer specifiek op de procedure voor medegebruik en het coördineren van civiele werken, de voorwaarden waaronder medegebruik en coördinatie plaatsvinden, het bereiken van overeenstemming over de omstandigheden waaronder medegebruik plaatsvindt, de procedure van een verzoek tot inspectie, en de vergoeding aan derden. De delegatiebepaling is daarmee nauwelijks geclausuleerd.Uitgangspunt is dat toekenning van openbaar gezag aan een zelfstandig bestuursorgaan - zoals de ACM - bij formele wet geschiedt. Iedere toekenning van openbaar gezag aan een zelfstandig bestuursorgaan betekent immers een beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid; zon beperking dient in beginsel plaats te vinden bij wet, zodat het parlement met die beperking instemt. Toekenning van taken en bevoegdheden op ondergeschikte punten kan eventueel bij lagere regeling geschieden. (zie noot 10) De grondslag voor toekenning van taken en bevoegdheden aan de ACM is in dit geval ruim en weinig bepaald.De Afdeling adviseert taken en bevoegdheden zoveel mogelijk in het voorstel zelf te regelen.4.Bevoegdheid van gemeentelijke organenHet voorstel bepaalt:"Deze wet laat onverlet dat de gemeenteraad in het belang van de openbare orde en veiligheid in een omgevingsplan regels kan geven omtrent het verrichten van graafwerkzaamheden, waaronder het binden van graafwerkzaamheden aan het hebben van een vergunning." (zie noot 11)Deze bepaling is - behoudens de invoeging "in een omgevingsplan" - ongewijzigd overgenomen uit de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Bij de totstandkoming van die wet werd opgemerkt dat de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in beginsel geen ruimte laat voor aanvullende regels die door gemeenten worden opgesteld. Echter, in specifieke situaties kan het gewenst zijn dat gemeenten, uit hoofde van hun verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid, aanvullende eisen kunnen stellen met betrekking tot het verrichten van graafwerkzaamheden. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van een bijzonder terrein, zoals het havengebied van Rotterdam, of omdat er door graafwerkzaamheden verkeershinder kan ontstaan, zo stelde de toelichting destijds. (zie noot 12)De Afdeling merkt op dat de formulering van het artikel niet duidelijk weergeeft welke aanvullende bevoegdheid de gemeente heeft. Dit hangt ermee samen dat het begrip "openbare orde" in het gemeenterecht een specifieke betekenis heeft. Het handhaven van de openbare orde hoort allereerst tot de bevoegdheid van de burgemeester. (zie noot 13) Voorts is het begrip "veiligheid" vaag en onbepaald; zoals hiervoor (punt 4a) opgemerkt kan het zowel gaan om doelbewuste bedreigingen (security) als risicos en ongelukken (safety). De gebruikte begrippen sluiten niet goed aan bij de voorbeelden die destijds in de toelichting werden gegeven.Daar komt bij dat het gemeentebestuur een open huishouding heeft. De gemeenteraad kan dan ook op uiteenlopende gronden bevoegd zijn regels te stellen over graafwerkzaamheden, mits die regels een andere strekking hebben dan het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel heeft slechts tot doel te voorkomen dat er graafschade ontstaat door het stuktrekken van kabels; er zijn echter andere aspecten die meegewogen kunnen worden bij het verrichten van graafwerkzaamheden en die tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur horen. De doelomschrijving "in het belang van de openbare orde en veiligheid" is dan ook te beperkt.De Afdeling adviseert het artikel te herzien.5.Niet-tijdige implementatieDe regels tot implementatie van de richtlijn breedband hadden uiterlijk 1 januari 2016 moeten zijn vastgesteld en bekendgemaakt. Ze hadden toegepast moeten worden met ingang van 1 juli 2016. (zie noot 14) Meer specifiek bepaalt de richtlijn dat nieuwbouw en belangrijke renovatie, waarvoor na 31 december 2016 vergunningen zijn aangevraagd, moet worden ingericht op breedband. (zie noot 15) Volgens de toelichting en de transponeringstabel zal deze bepaling worden geïmplementeerd in het Bouwbesluit. (zie noot 16)In de toelichting komt de termijnoverschrijding niet ter sprake. (zie noot 17) De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen van de termijnoverschrijding.6.Volledigheid van de toelichtinga.Wet informatie-uitwisseling ondergrondse nettenDe Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten geeft regels ter voorkoming van (ondergrondse) graafschade. Het wetsvoorstel breidt dit uit met regels voor medegebruik en coördinatie van onder- en bovengrondse netten en netwerken. Om praktische redenen (het grote aantal wijzigingen) wordt de wet opnieuw vastgesteld.Het overgrote deel van de artikelen van de oude wet wordt ongewijzigd overgenomen. Voor de toelichting op die artikelen wordt nu verwezen naar de parlementaire stukken voor de totstandkoming van die oude wet. (zie noot 18)De Afdeling merkt op dat aldus het grootste deel van de materiële bepalingen van de nieuwe wet geen toelichting heeft. De verwijzing naar de parlementaire stukken bij de oude wet bieden weinig soelaas, niet alleen omdat de nieuwe wet een andere artikelnummering kent, maar ook omdat de oude wet sinds haar totstandkoming vier keer is gewijzigd.Uit oogpunt van toegankelijkheid en zelfstandige leesbaarheid van de toelichting adviseert de Afdeling ook de artikelen die materieel niet worden gewijzigd toe te lichten.b.TelecommunicatiewetIn de Telecommunicatiewet wordt een nieuw hoofdstuk 5a ingevoegd; de artikelen van dat hoofdstuk, voorzover nieuw, worden toegelicht. Daarnaast worden bepalingen van de Telecommunicatiewet overgebracht van het ene hoofdstuk naar het andere en daar gecombineerd met nieuwe regels. (zie noot 19) De oorspronkelijke betekenis van de verplaatste artikelen wordt niet systematisch toegelicht. Door de verplaatsingen van die artikelen, en door het grote aantal wijzigingen van de Telecommunicatiewet tot nu toe, wordt het voor gebruikers van de wet moeilijk om te reconstrueren wat de achtergrond van de verplaatste artikelen is.De Afdeling adviseert de achtergrond van de verplaatste artikelen - voorzover die achtergrond actuele betekenis heeft - in de toelichting op te nemen.c.Kenbaarheid van de herkomst van nationale regels bij hernieuwde implementatieTwee vormen van medegebruik die nu al in de Telecommunicatiewet worden geregeld, (zie noot 20) worden overgeheveld naar het nieuwe hoofdstuk 5a van de wet en daar gecombineerd met regels ter uitvoering van de richtlijn breedband. In de toelichting wordt niet uitgelegd dat de artikelen 3.24 en 5.12 strekken tot implementatie van de Kaderrichtlijn, waarmee medegebruik tussen beheerders van telecommunicatie-infrastructuur onderling al is geregeld. (zie noot 21)Duidelijk moet zijn welke richtlijnbepalingen door nationale regels zijn geïmplementeerd. Bij een eerdere wijziging van de Telecommunicatiewet is in de toelichting een transponeringstabel opgenomen van reeds geïmplementeerde richtlijnbepalingen die in dat voorstel hernieuwd werden geïmplementeerd. Als - zoals nu - wetsartikelen die een eerdere richtlijn implementeren worden verplaatst en inhoudelijk aangepast, is er des te meer aanleiding om de herkomst inzichtelijk te maken met een transponeringstabel, en daarbij tevens te verwijzen naar de passage in de parlementaire stukken waarin de oorspronkelijke implementatie werd toegelicht.De Afdeling adviseert hierin te voorzien.7. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Eindexamenbesluit VO en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de invoering van een aangepast rekenexamen bij ernstige rekenproblemen en enkele tijdelijke aanpassingen in de uitslagregeling van het centraal examen rekenen naar aanleiding van de adviescommissies Bosker en Steur, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Eindexamenbesluit VO en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de invoering van een aangepast rekenexamen bij ernstige rekenproblemen en enkele tijdelijke aanpassingen in de uitslagregeling van het centraal examen rekenen naar aanleiding van de adviescommissies Bosker en Steur, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2015, no.2015001188, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Eindexamenbesluit VO en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de invoering van een aangepast rekenexamen bij ernstige rekenproblemen en enkele tijdelijke aanpassingen in de uitslagregeling van het centraal examen rekenen naar aanleiding van de adviescommissies Bosker en Steur, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2009, no.09.002979, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in het sociaal leenstelsel en het doorvoeren van enkele vereenvoudigingen in het stelsel van studiefinanciering (Wet sociaal leenstelsel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in het sociaal leenstelsel en het doorvoeren van enkele vereenvoudigingen in het stelsel van studiefinanciering (Wet sociaal leenstelsel), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2013, no. 13.001016, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in het sociaal leenstelsel en het doorvoeren van enkele vereenvoudigingen in het stelsel van studiefinanciering (Wet sociaal leenstelsel), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel bevat een aantal maatregelen die aanvankelijk waren opgenomen in het wetsvoorstel Studeren is investeren, waarover de Afdeling advisering op 13 december 2011 advies heeft uitgebracht; die maatregelen zijn als uitvloeisel van het Lenteakkoord uit dat wetsvoorstel geschrapt. Het voorstel betreft de afschaffing van de basisbeurs voor masterstudenten (ook wel bekend als - onderdeel van - de invoering van het sociaal leenstelsel), de afschaffing van de partnertoeslag, de afschaffing van de regeling voor weigerachtige en onvindbare ouders, een vereenvoudiging van de berekening van het ouderlijk inkomen, de mogelijkheid om studiefinanciering aan te vragen met terugwerkende kracht, en een verlenging van de terugbetalingsperiode van 15 naar 20 jaar. Daarnaast wordt een regeling getroffen voor gedeeltelijke kwijtschelding van de studieschuld voor studenten die een opleiding met groot maatschappelijk belang volgen. De toelichting anticipeert op de invoering van het sociaal leenstelsel in de bachelorfase. Het wetsvoorstel heeft echter uitsluitend betrekking op de masterstudie. De Afdeling advisering van de Raad van State zal zich in dit advies dan ook daartoe beperken. Het wetsvoorstel tot invoering van het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase zal een zelfstandige beoordeling vergen.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.1. Sociaal leenstelsel
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie, met nota van toelichting.Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de inkomsten van burgerlijke ambtenaren bij het Ministerie van Defensie (Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie) en tot wijziging van enkele besluiten in verband met technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de inkomsten van burgerlijke ambtenaren bij het Ministerie van Defensie (Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie) en tot wijziging van enkele besluiten in verband met technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2005, no.05.000214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de inkomsten van burgerlijke ambtenaren bij het Ministerie van Defensie (Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie) en tot wijziging van enkele besluiten in verband met technische wijzigingen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt ertoe een overzichtelijke regeling van de financiële rechtspositie van het burgerpersoneel voor de sector Defensie tot stand te brengen door middel van een integratie en codificatie van thans in verschillende besluiten en ministeriële regelingen vervatte regelgeving. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit en aanvulling van de nota van toelichting wenselijk zijn. 1. In de definitiebepaling (artikel 1) wordt in samenhang met de toedeling van bevoegdheden onderscheid gemaakt tussen de bevelhebber en de commandant als bevoegde autoriteit. Daarbij wordt de secretaris-generaal, voor zover het betreft de centrale organisatie, tot de bevelhebbers gerekend en iedere bij ministeriële regeling aangewezen autoriteit als commandant aangemerkt. Naar het oordeel van de Raad wordt met deze definities geen recht gedaan aan het verschil tussen de ambtelijke en de militaire organisatie. Hij adviseert daarom de definities voor de bedoelde bevoegde autoriteiten aan te passen, zoals hoofd defensieonderdeel" respectievelijk hoofd diensteenheid". 2. In het algemeen gedeelte van de nota van toelichting wordt uiteengezet dat niet bij elk artikel een uitgebreide toelichting is opgenomen. Voor zover artikelen zijn overgenomen uit regelingen die zullen worden ingetrokken, wordt verwijzing naar de overeenkomstige artikelen van die besluiten voldoende gevonden. Ter ondersteuning is, aldus dit deel van de toelichting, een transponeringstabel toegevoegd. Op verschillende plaatsen in de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook volstaan met een verwijzing naar de bestaande regeling en soms naar een laatste wijziging, bijvoorbeeld de toelichting op de artikelen 25 tot en met 31. De Raad acht het evenwel wenselijk dat, indien er sprake is van een overzetting van bepalingen uit bestaande regelingen in het ontwerpbesluit, in beginsel ook de desbetreffende toelichting wordt overgenomen. Dit bevordert, na het intrekken van de desbetreffende besluiten en ministeriële regelingen, de kenbaarheid en toegankelijkheid van de toelichting bij de betrokken artikelen van het ontwerpbesluit. De Raad adviseert de nota van toelichting in deze zin aan te vullen. Overigens heeft het college de bedoelde transponeringstabel niet aangetroffen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het reprografisch verveelvoudigen van auteursrechtelijk beschermde werken door in het algemeen belang werkzame instellingen (Besluit reprografisch verveelvoudigen)

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het reprografisch verveelvoudigen van auteursrechtelijk beschermde werken door in het algemeen belang werkzame instellingen (Besluit reprografisch verveelvoudigen)Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2002, no.02.003296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het reprografisch verveelvoudigen van auteursrechtelijk beschermde werken door in het algemeen belang werkzame instellingen (Besluit reprografisch verveelvoudigen). Het ontwerpbesluit geeft regels voor het reprografisch verveelvoudigen van - kort gezegd - artikelen in kranten en tijdschriften door in het algemeen belang werkzame instellingen. Het ontwerp strekt ertoe om - ter implementatie van richtlijn 2001/29/EG(zie noot 1) en vooruitlopend op de inwerkingtreding van artikel 16h(zie noot 2) van de Auteurswet 1912 (AW 1912) - de mogelijkheid om tegen betaling van een vergoeding bladmuziek te verveelvoudigen uit te sluiten. Daartoe is de definitie van geschriften uit het huidige besluit(zie noot 3) - waaronder uitdrukkelijk de partituur van een muziekwerk is begrepen - niet overgenomen in het ontwerpbesluit. De Raad van State maakt de volgende kanttekeningen met betrekking tot de reikwijdte van het begrip "werken" en de verhouding tot twee wetsvoorstellen (uitvoering richtlijn auteurswet en naburige rechten in de informatiemaatschappij(zie noot 4) en het voorstel tot aanvulling van de wettelijke regeling inzake de thuiskopie). 1. Voor wat betreft de omschrijving van de categorie "werken" bestaat er een verschil tussen de wet en het ontwerp. De wettelijke grondslag voor het besluit vormt artikel 16b, zesde lid, AW 1912. Volgens deze bepaling kan bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de verveelvoudiging van werken als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onder 1, van het in een of meer der voorgaande leden bepaalde worden afgeweken ten behoeve van de uitoefening van de openbare dienst, alsmede ten behoeve van de vervulling van taken waarmee in het algemeen belang werkzame instellingen zijn belast. Werken als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 1, AW 1912 betreffen boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften, en alle andere geschriften. Het ontwerpbesluit ziet op werken als bedoeld in artikel 16h AW 1912.(zie noot 5) Dit zijn artikelen in een dag-, nieuws-, of weekblad of een tijdschrift of een klein gedeelte van een boek en van de in zo'n werk opgenomen andere werken. De groep werken uit artikel 16b, zesde lid, dat spreekt over "alle geschriften" is ruimer dan de groep werken waarop het ontwerpbesluit ziet. De Raad adviseert de reden voor dit verschil toe te lichten. 2. Op dit moment staan verschillende wijzigingen van de AW 1912 op stapel. Te wijzen valt op het wetsvoorstel uitvoering richtlijn auteurswet en naburige rechten in de informatiemaatschappij.(zie noot 6) Aangezien het voorschrift van artikel 16b, zesde lid, daar systematisch minder op zijn plaats is, is de bepaling verplaatst naar artikel 16h, derde lid, AW 1912. Dit onderdeel leidt niet tot inhoudelijke wijzigingen. Voorts houdt het wetsvoorstel een wijziging in van artikel 16b, zesde lid. Bovendien wordt in het wetsvoorstel Aanvulling van de wettelijke regeling inzake de thuiskopie (artikelen 16c tot en met 16g AW 1912) voorgesteld een nieuw artikel 16h in te voegen. De Raad beveelt aan extra aandacht te schenken aan de verwijzing naar de wetsartikelen nu een aantal wijzigingen (van dezelfde bepalingen) uit de AW 1912 mogelijk op korte termijn in werking treden. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van belastingwetten en enige andere wetten in verband met noodzakelijk technisch herstel (Technische herstelwet 2005), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van belastingwetten en enige andere wetten in verband met noodzakelijk technisch herstel (Technische herstelwet 2005), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2013, no.2013002567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (arbeids- en rusttijden van dierenbegeleiders en enkele technische verbeteringen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (arbeids- en rusttijden van dierenbegeleiders en enkele technische verbeteringen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2009, no.09.001529, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van het Besluit modern migratiebeleid en tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit inburgering in verband met die inwerkingtreding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van het Besluit modern migratiebeleid en tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit inburgering in verband met die inwerkingtreding.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2011, no.11.001134, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van het Besluit modern migratiebeleid en tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit inburgering in verband met die inwerkingtreding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2012, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2012, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2011, no.11.002056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2012, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Bekostigingsbesluit WVO BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Bekostigingsbesluit WVO BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002600, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Bekostigingsbesluit WVO BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor de bewapening en overige uitrusting van de politie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor de bewapening en overige uitrusting van de politie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2010, no.10.002044, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de bewapening en overige uitrusting van de politie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de structuurregeling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de structuurregeling.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2001, no.01.003722, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, gedaan mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de structuurregeling. Aan het wetsvoorstel ligt ten grondslag een advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) getiteld "Het functioneren van de toekomst van de structuurregeling".(zie noot 1) De SER-voorstellen kunnen op brede maatschappelijke instemming bogen. Over het voorontwerp heeft de Commissie vennootschapsrecht adviezen uitgebracht. De Raad van State kan zich met de strekking van het wetsvoorstel verenigen. Hij meent te kunnen volstaan met te wijzen op een aantal punten waarop verduidelijking wenselijk is. 1. Omvang goedkeuringsrecht algemene vergadering van aandeelhouders In het voorgestelde artikel 2:107a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de besluiten van het bestuur van de vennootschap opgesomd die onderworpen zijn aan goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA). Uit de memorie van toelichting blijkt het uitgangspunt dat de aandeelhouders behoren te worden geraadpleegd "als het door de raad van commissarissen goedgekeurde besluit zo ingrijpend is dat gezegd kan worden dat het de aard van het aandeelhouderschap wijzigt: zij gaan als het ware kapitaal verschaffen aan een wezenlijk andere vennootschap."(zie noot 2) Voorts vermeldt de memorie van toelichting dat elk onderdeel van lid 1 mede moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de andere onderdelen van dat lid. Bezien vanuit het gekozen uitgangspunt constateert de Raad een niet zonder meer verklaarbare leemte. Onderdeel a van het aan de orde zijnde artikellid betreft de overdracht van de onderneming of vrijwel de gehele onderneming. Onderdeel b ziet op het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere onderneming als deze samenwerking voor de vennootschap van ingrijpende betekenis is. In onderdeel c ten slotte worden deelnemingen - zowel het nemen als het afstoten daarvan - in een andere onderneming genoemd, indien het (kort gezegd) om een deelneming gaat ter waarde van minstens een derde van de vennootschap. Een door de SER geadviseerd onderdeel d, betreffende investeringen en desinvesteringen ook los van een mogelijke relatie met deelneming in of samenwerking met een andere onderneming, is na het commentaar van de Commissie vennootschapsrecht geschrapt. Het is de Raad opgevallen dat in onderdeel c alleen gesproken wordt van deelneming in het kapitaal van een andere vennootschap, niet van het verkrijgen of vervreemden van activa van zon vennootschap van minstens de genoemde waarde. Toch zal de betekenis daarvan, voor de onderneming alsook voor de aandeelhouders, bezien in het licht van het in de memorie van toelichting geformuleerde uitgangspunt, doorgaans niet onderdoen voor die van een deelneming van diezelfde waarde. Niet duidelijk is dan ook waarom geen goedkeuring door de AvA vereist wordt voor de overdracht van activa anders dan in de vorm van een deelneming indien hun waarde, dan wel de waarde van een gedeelte van de onderneming bedoelde grens overstijgt. De Raad adviseert de toelichting op dit punt te verduidelijken en, zo nodig, het artikel aan te vullen. 2. Stemvolmacht certificaathouders Over de regeling van de stemvolmachten merkt de Raad het volgende op. a. De in het voorgestelde artikel 118a genoemde regeling, waarbij de aandeelhouder ten titel van beheer aan de certificaathouder die dat wenst volmacht geeft het stemrecht uit te oefenen op het gecertificeerde aandeel, strekt er volgens de memorie van toelichting toe dat de volmacht privatieve werking heeft.(zie noot 3) Uit de tekst van het wetsartikel vloeit dat echter niet zonder meer voort. De Raad adviseert de wettekst aan te passen. b. Volgens de memorie van toelichting kan een aandeelhouder zelf het stemrecht uitoefenen indien de certificaathouder geen gebruikmaakt van de hem verleende volmacht.(zie noot 4) Aldus gesteld, wordt geen rekening gehouden met de onder a besproken privatieve werking van de volmacht. De Raad adviseert de passage te schrappen. 3. Samenstelling raad van commissarissen Het wetsvoorstel verplicht de raad van commissarissen (RvC) om voor zijn omvang en samenstelling een profielschets op te stellen. Ingevolge lid 3 van de voorgestelde artikelen 158 en 268 bespreekt hij de vastgestelde profielschets in de AvA en met de ondernemingsraad (OR). De SER heeft niet gepleit voor een wettelijke regeling, omdat hij vreesde dat een profiel door de rechter moet worden vastgesteld wanneer de RvC, AvA en OR daarover van mening verschillen en zij allen een vetorecht hebben. Om het gevaar van juridisering te vermijden kent het voorstel de bevoegdheid tot vaststellen uitsluitend toe aan de RvC. De Raad kan instemmen met de motivering van de gemaakte keuze maar meent dat het gewenst is meer duidelijkheid te geven over de betekenis van het door de RvC vastgestelde profiel, in het bijzonder bij de toepassing van lid 6, het bijzondere voordrachtsrecht van de OR. Indien blijkt dat de profielschets niet correspondeert met de wensen van de OR, komt een verschil van mening over de samenstelling van de RvC als geheel naar voren in het kader van de aanbeveling en benoeming van bepaalde personen. Het feit dat een te benoemen commissaris niet in het profiel past betekent naar de mening van het college niet dat bij benoeming van de betrokken kandidaat de RvC als zodanig automatisch "niet naar behoren is samengesteld". Met het oog op het belang van duidelijke vennootschappelijke verhoudingen acht de Raad nadere toelichting op de functie en de juridische status van de profielschets gewenst. 4. Artikelen 158 en 268 In verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting en wijzigen van statuten van naamloze en besloten vennootschappen, zijn onder meer de artikelen 158 en 268 boek 2 BW gewijzigd.(zie noot 5) Aan lid 2 van beide bepalingen is toegevoegd dat, onverminderd het in de artikelen 160 en 270 bepaalde, de statuten de kring van benoembare personen niet kunnen beperken. Een dergelijke toevoeging is in de thans voorgestelde artikelen niet overgenomen. De Raad adviseert ook in de voorgestelde artikelen 158 en 268 te bepalen dat behoudens in artikel 160 respectievelijk artikel 270 de statuten de kring van tot commissaris benoembare personen niet kunnen beperken. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en een reparatie van het Binnenvaartbesluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en een reparatie van het Binnenvaartbesluit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2010, no.10.002687, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en een reparatie van het Binnenvaartbesluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, het Besluit kerndoelen onderbouw VO, het Besluit kerndoelen WEC, het Besluit kerndoelen WPO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES in verband met aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, het Besluit kerndoelen onderbouw VO, het Besluit kerndoelen WEC, het Besluit kerndoelen WPO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES in verband met aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2012, no.12.000581, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, het Besluit kerndoelen onderbouw VO, het Besluit kerndoelen WEC, het Besluit kerndoelen WPO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES in verband met aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van volksgezondheid en samenleving (Wet op de Raad voor volksgezondheid en samenleving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van volksgezondheid en samenleving (Wet op de Raad voor volksgezondheid en samenleving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2014, no.2014000564, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van volksgezondheid en samenleving (Wet op de Raad voor volksgezondheid en samenleving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van bepalingen van de Wet op de vaste boekenprijs (Besluit vaste boekenprijs), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van bepalingen van de Wet op de vaste boekenprijs (Besluit vaste boekenprijs), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 maart 2005, no.05.000731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. M.C. van der Laan, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van bepalingen van de Wet op de vaste boekenprijs (Besluit vaste boekenprijs), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit bevat nadere regels ter uitvoering van bepalingen van de Wet op de vaste boekenprijs. Waar mogelijk en wenselijk is aangesloten bij de bestaande, privaatrechtelijke, regelingen van de Koninklijke Vereniging voor het Boekenvak en van de Vereeniging van Muziekhandelaren en -Uitgevers in Nederland. De Raad van State maakt de volgende kanttekening bij de regeling met betrekking tot afspraken ten behoeve van de distributie-infrastructuur. 1. Artikel 15 van het ontwerpbesluit betreft een uitwerking van artikel 12 van de Wet op de vaste boekenprijs. In de laatste alinea van de nota van toelichting wordt gesteld dat met de voorgestelde uitwerking van artikel 12 van de wet wordt aangesloten bij artikel 81, derde lid, van het EG-Verdrag en de jurisprudentie van het Hof van Justitie ex artikel 10 van het EG-Verdrag. De Raad merkt op dat de voorgestelde regeling in grote lijnen aansluit op het Europese mededingingsrecht, maar dat niet alle voorwaarden die uit het gemeenschapsrecht voortvloeien in artikel 15 van het besluit zijn opgenomen. Bijvoorbeeld ontbreekt een eis dat de in artikel 15 bedoelde afspraken open moeten staan voor deelname door iedere uitgever, verkoper en distributeur die dat wenst. Er moet geen misverstand over bestaan dat de ruimte voor het maken van de in artikel 15 bedoelde afspraken niet wordt bepaald door artikel 15, maar door artikel 81, derde lid, EG-verdrag en de jurisprudentie van het Hof van Justitie ex artikel 10 van het EG-verdrag. De Raad adviseert om in de nota van toelichting de relatieve betekenis van artikel 15 in hiervoor beschreven zin te verduidelijken. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië, met slotprotocol en administratief akkoord; Ljubljana, 22 maart 2000 (Trb.2000, 47), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië, met slotprotocol en administratief akkoord; Ljubljana, 22 maart 2000 (Trb.2000, 47), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie in verband met de vastlegging van regels inzake functioneringsgesprekken en beoordelingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie in verband met de vastlegging van regels inzake functioneringsgesprekken en beoordelingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de enkelvoudige behandeling van het hoger beroep in kantonzaken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de enkelvoudige behandeling van het hoger beroep in kantonzaken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2012, no.12.000357, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de enkelvoudige behandeling van het hoger beroep in kantonzaken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken in verband met een verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde en enkele technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken in verband met een verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde en enkele technische aanpassingen.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2012, no.12.001731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken in verband met een verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het oog op verruiming van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen (gedragsbeïnvloeding jeugdigen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het oog op verruiming van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen (gedragsbeïnvloeding jeugdigen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 inzake de rol van het provinciaal bestuur en het gemeentebestuur bij de rijkssubsidiëring van beschermde monumenten alsmede het vervallen van de voorhangbepaling van artikel 34, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 inzake de rol van het provinciaal bestuur en het gemeentebestuur bij de rijkssubsidiëring van beschermde monumenten alsmede het vervallen van de voorhangbepaling van artikel 34, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2002).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2002).Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2003, no.03.000441, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2002). Met dit wetsvoorstel worden wetstechnische gebreken en technische inconsequenties in een aantal wetten gerepareerd. Beleidsinhoudelijke wijzigingen zijn volgens de memorie van toelichting niet beoogd. Het voorstel heeft allereerst betrekking op wetten op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar neemt ook andere wetten mee voorzover daarin wordt verwezen naar BZK-wetten. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen dat naar zijn oordeel enige aanpassing van het voorstel wenselijk maakt. 1. Gelijkstelling commissaris van de Koningin en burgemeester Opheffing van verschillen tussen enerzijds de (ministers en) commissarissen van de Koningin en anderzijds de burgemeesters - zoals voorgesteld in artikel I - dient naar het oordeel van de Raad niet te geschieden in een reparatiewet. De Raad is van mening dat noch in veegwetten(zie noot 1) noch in reparatiewetten voorstellen met een inhoudelijk karakter dienen te worden opgenomen. Dat het bij het onderdeel gelijkstelling commissaris van de Koningin en burgemeester niet alleen gaat om het wegwerken van (wets)technische fouten en inconsequenties maar dat ook inhoudelijke aspecten een rol spelen, blijkt uit de Notitie rechtspositie van politieke ambtsdragers(zie noot 2) die in juli 2002 door de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangeboden. a. Sommige verschillen tussen politieke ambtsdragers zijn te verklaren vanuit een historisch perspectief. Zo ook die tussen de commissaris van de Koningin en de burgemeester. Sinds de verschijning van de Notitie rechtspositie van politieke ambtsdragers wordt er echter naar gestreefd bestaande verschillen op te heffen en het geheel van voorzieningen voor alle categorieën van politieke ambtsdragers samenhangend en consistent te beoordelen. In verband hiermee adviseert de Raad de gelijkstelling uit deze reparatiewet te lichten en over te brengen naar een afzonderlijk wetsvoorstel, dat eventueel een bredere herziening van de rechtspositie van diverse politieke ambtsdragers zou kunnen omvatten. b. De huidige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aan de Kamer toegezegd een standpunt over de Notitie rechtspositie van politieke ambtsdragers te zullen bepalen.(zie noot 3) Mede daarom acht de Raad het prematuur in dit stadium één onderdeel uit die notitie, de gelijkstelling van de commissaris van de Koningin en de burgemeester, separaat te behandelen. De Raad adviseert eerst het toegezegde standpunt te bepalen en daarbij ook acht te slaan op de opvattingen die over dit onderwerp bestaan bij het Georganiseerd overleg burgemeesters, alvorens te komen met een wetsvoorstel. 2. Selectieve overgang van Friesland naar Fryslân Het wetsvoorstel stelt alleen voor de in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen vermeldingen van de provincienaam aan te passen. Dat is opmerkelijk, omdat provinciale staten van de provincie Friesland op 13 december 1995(zie noot 4) reeds hebben besloten de provincienaam met ingang van 1 januari 1997 te veranderen in Fryslân. In de meeste wetgeving van nadien is de provincienaam inmiddels aangepast.(zie noot 5) Naar de mening van de Raad verdient het aanbeveling aan de gevolgen van de bevoegdheid van provinciale staten om de provincienaam te wijzigen(zie noot 6) een uniformerend vervolg te geven. Dat is mogelijk door deze naamswijziging ten minste door te voeren in alle overige wettelijke regelingen die vanaf 1 januari 1997 in werking zijn getreden. Tevens verdient het aanbeveling in wetgeving die vóór die datum tot stand is gekomen en nog steeds wordt toegepast, de naamswijziging door te voeren. Wetgeving die betrekking heeft op een enkel moment - bijvoorbeeld herindelingen en grenswijzigingen - kan daarbij buiten beschouwing blijven. Dat geldt ook voor wetgeving die betrekking heeft op het gebruik van het woord Friesland in namen van organisaties, zolang die organisaties niet zelf besluiten hun naam te wijzigen in Fryslân. In bijlage 1 bij dit advies is een overzicht opgenomen van wetten die - indien de vorenstaande criteria worden gevolgd - voor wijziging in aanmerking komen. De Raad adviseert deze nog uit te voeren wijzigingen op wetsniveau aan artikel II van dit wetsvoorstel toe te voegen. 3. Voor een overzicht van wetten waarin nog de benaming Friesland in plaats van Fryslân voorkomt verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage 1 en voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage 2. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (Handhavingsstructuur).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (Handhavingsstructuur).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent experimenten met regelluwe scholen in het primair- en voortgezet onderwijs (Besluit experiment regelluwe scholen PO/VO), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent experimenten met regelluwe scholen in het primair- en voortgezet onderwijs (Besluit experiment regelluwe scholen PO/VO), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2015, no.2015001112, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent experimenten met regelluwe scholen in het primair- en voortgezet onderwijs (Besluit experiment regelluwe scholen PO/VO), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2004, no. 04.001805, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt het besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten (hierna: besluit zoönosen), zodat de uitvoering van communautaire regelgeving op het gebied van monitoring, preventie en bestrijding van zoönosen en zoönozenverwekkers op ministerieel niveau kan plaatsvinden. Hiertoe behoren verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325) (hierna: verordening nr. 2160/2003) en richtlijn nr. 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325) (hierna: richtlijn nr. 2003/99/EG). De delegatiebepaling wordt noodzakelijk geacht in verband met een adequate en tijdige uitvoering van deze communautaire regelingen.De Raad van State adviseert het ontwerpbesluit niet aldus vast te stellen, omdat hij de delegatiebevoegdheid in het ontwerpbesluit onvoldoende nauwkeurig omschreven acht.1. Implementatie door gedelegeerde regelgevingHet ontwerpbesluit bevat een ruime delegatie bepaling voor het stellen van ministeriële regelingen omtrent de uitvoering van communautaire regelgeving op het gebied van monitoring, preventie en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers als bedoeld in bijlage I bij verordening nr. 2160/2003 en bijlage I bij richtlijn nr. 2003/99/EG. Volgens de nota van toelichting is deze delegatiebepaling ingegeven doordat Europese regelgeving op dit gebied vaak aan wijziging onderhevig is, technisch, specifiek en gedetailleerd van aard is en weinig ruimte voor keuzen laat. Daarnaast wordt gesteld dat op aangrenzende terreinen, bijvoorbeeld in hoofdstuk II, afdeling 3 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwwd), eveneens delegatie naar ministeriële regeling mogelijk is.De Raad merkt op dat bij de implementatie van Europese richtlijnen in beginsel moet worden vastgehouden aan de normale regels die gelden voor het antwoord op de vraag of regeling bij wet, bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling dient te geschieden. De controle op de regelgeving door de volksvertegenwoordiging is immers in het geding.(zie noot 1) In de aanwijzingen 20 tot en met 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn de regels kort samengevat.In de eerste plaats dient het primaat van de wetgever te worden gerespecteerd ook daar waar de Grondwet niet uitdrukkelijk dwingt tot vaststelling van bepalingen bij wet, bijvoorbeeld in verband met het beperken van grondrechten, het vaststellen van punitieve sancties of het scheppen van medebewindsverhoudingen.In de tweede plaats is het voor de eenheid en consistentie van de Nederlandse wetgeving van groot belang dat de implementatieregeling een samenhangend geheel vormt met de overige Nederlandse wetgeving op hetzelfde terrein. Dit maakt het onwenselijk om voor de implementatie van Europese regelingen op een ander niveau regels vast te stellen dan het wettelijke stelsel waarvan die regels deel gaan uitmaken.In de derde plaats dient te worden bedacht dat de beperking van het middel van de ministeriële regeling tot het vaststellen van voorschriften van technische en administratieve aard (afgezien van zeer spoedeisende regelingen, die dan echter van tijdelijke aard plegen te zijn) niet alleen is ingegeven door de status van de ministeriële regeling maar ook door het ervaringsgegeven dat er een significant verschil in kwaliteit pleegt te zijn tussen wetten en algemene maatregelen van bestuur enerzijds en ministeriële regelingen anderzijds.(zie noot 2)Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat het thans voorgestelde nieuwe artikel 2 niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, omdat deze delegatiebepaling dusdanig ruim is geformuleerd dat (vrijwel) alle communautaire regelingen betreffende zoönosen op ministerieel niveau geregeld kunnen worden. Gelet op het primaat van de wetgever is dit bezwaarlijk. Bovendien is niet uitgesloten dat bij implementatie van toekomstige regelgeving betreffende de zoönosen bepalingen niet louter technisch en specifiek zijn en dat ze wel ruimte laten voor keuzen. De Raad merkt tevens op dat hoofdstuk II, afdeling 3, Gwwd, waarnaar de toelichting verwijst, de delegatie wel nauwkeurig omschrijft.Een ander bezwaar dat de Raad heeft bij het voorgestelde artikel 2 besluit zoönosen is dat deze ruime delegatiebevoegdheid een lege bepaling is. Het artikel geeft geen nadere uitwerking van de bepalingen uit de Gwwd, maar delegeert de onderwerpen slechts door naar ministeriële regeling.Tot slot komt het de Raad voor dat het niet wenselijk is dat de bepalingen die thans in het besluit zijn opgenomen over de bewaarplicht voor onderzoeksgegevens voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven, de mogelijkheid tot het erkennen van laboratoria en het vorderen van medewerking van het Productschap Diervoerder zich zouden lenen voor delegatie naar een ministeriële regeling.Naar het oordeel van de Raad dient in het ontwerpbesluit de delegatie nauwkeuriger te worden omschreven.2. Vervallen van definities van richtlijnena. Artikel I, onder A, van het ontwerpbesluit strekt ertoe de definities van verschillende richtlijnen te laten vervallen en twee nieuwe definities op te nemen. Aangezien artikel 6, aanhef, besluit zoönosen verwijst naar richtlijn nr. 91/67/EEG(zie noot 3) dient de definitie van deze richtlijn in artikel 1 van het besluit zoönosen te blijven bestaan.De Raad adviseert artikel I, onder A, te wijzigen.b. Volgens de toelichting zijn de richtlijnen waarvan de definities in artikel 1 van het besluit komen te vervallen, nog wel van kracht. De Raad merkt op dat richtlijn nr. 92/117(zie noot 4) met ingang van 12 juni 2004 wordt ingetrokken overeenkomstig artikel 15 van richtlijn nr. 2003/99/EG.De Raad adviseert de toelichting dienovereenkomstig aan te vullen.3. Vervallen bepalingenDe bepalingen in de artikelen 2, 3 en 4 van het besluit komen op grond van artikel I, onder B, C en D, te vervallen. Deze artikelen regelen de bewaarplicht voor onderzoeksgegevens voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven, de mogelijkheid tot het erkennen van laboratoria en het vorderen van medewerking van het Productschap Diervoerder.Volgens de toelichting worden deze onderwerpen bij ministeriële regeling geregeld, voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de verordening nr. 2160/2003 en de richtlijn nr. 2003/99/EG. Zoals reeds in punt 1 is gesteld, merkt de Raad allereerst op dat deze onderwerpen zich niet lenen voor ministeriële regeling. Het college merkt voorts op dat op grond van artikel 7, eerste lid, richtlijn nr. 77/99/EG(zie noot 5) exploitanten of beheerders ook verplicht zijn gegevens van controles te bewaren. Daarnaast is het, gezien de inwerkingtredingsbepaling van het ontwerpbesluit, de vraag of geen gefaseerde inwerkingtreding van het ontwerpbesluit dan wel overgangsrecht nodig is. Voorkomen dient te worden dat er (tijdelijk) geen geldige regels bestaan inzake de onderwerpen in de periode dat de noodzakelijke ministeriële regelingen (nog) niet zijn vastgesteld.De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen de inhoud van het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Reclasseringsregeling 1995 in verband met de reorganisatie van de reclassering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Reclasseringsregeling 1995 in verband met de reorganisatie van de reclassering.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2003, no.03.004480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Reclasseringsregeling 1995 in verband met de reorganisatie van de reclassering. Het besluit strekt ertoe een aantal taken van de Stichting Reclassering Nederland (SRN) - waaronder de verdeling van de subsidiegelden over de reclasseringsinstellingen - over te hevelen naar het Ministerie van Justitie. Daartoe wordt de Reclasseringsregeling 1995 (Rr) aangepast. De Raad van State maakt enkele opmerkingen, die naar zijn mening aanleiding geven tot aanpassing van het ontwerpbesluit en de toelichting. 1. Het probleem; de probleemanalyse Er zijn drie reclasseringsorganisaties: de SRN, de Stichting Verslavingsreclassering en het Leger des Heils. De SRN is niet alleen één van de drie uitvoerders, maar heeft ook de bevoegdheid om (budget)afspraken te maken met het Ministerie van Justitie en de middelen te verdelen tussen de drie organisaties. Deze constructie heeft verschillende keren tot discussie geleid tussen de reclasseringspartners over de wenselijke verdeling van de subsidiegelden. In 1995 hebben de drie partners bij convenant een verdeelsleutel voor de subsidiegelden afgesproken.(zie noot 1) In 2001 constateerde de Commissie Verdeelmodel (commissie-Luteijn) dat het afgesproken verdeelmodel niet werd nageleefd.(zie noot 2) In het rapport van de commissie zijn de volgende knelpunten beschreven: de organisatiestructuur voor de verdeling van cliënten is anders ingesteld dan in het convenant was bedoeld; de inhoudelijke criteria voor de toebedeling van cliënten zijn maar ten dele toegepast en er is geen registratie bijgehouden. Verder is er geen overeenstemming over de wenselijke verdeling van de financiële middelen en zijn er geen cijfers beschikbaar over de productie die betrouwbaar zijn of die door alle partners gebruikt kunnen worden.(zie noot 3) De commissie adviseerde de verdeeltaken te scheiden van de uitvoeringstaken. In dat verband kondigde de minister onlangs de oprichting van het Beleids- en verdeelorgaan (hierna: BVO) aan, dat de taken op het gebied van het toezicht (op de verdeling van cliënten en de kwaliteit van de uitvoering van de werkzaamheden) en de middelenverdeling zal overnemen. Vooral vanwege de kosten reageerden de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming en enkele fracties uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal kritisch op dit voornemen.(zie noot 4) Zij pleitten ervoor om de taken van het BVO door het ministerie zelf uit te laten voeren. Daartoe strekt het voorliggende besluit. De Raad concludeert dat de verdeling van de subsidie en cliënten over de reclasseringsinstellingen al geruime tijd problematisch is. In de toelichting stelt de minister dat het in het voorliggende besluit gaat om een tijdelijke regeling, in afwachting van een integrale doorlichting en reorganisatie van de reclassering.(zie noot 5) Het daarop gerichte onderzoek start dit jaar en het vervolg zal naar verwachting de komende kabinetsperiode zijn beslag krijgen.(zie noot 6) Het zal op termijn leiden tot nieuwe wetgeving over de reclassering. Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarom vooralsnog niet kan worden volstaan met het overhevelen van de subsidiefunctie en voor het overige worden gewacht op de uitkomst van het onderzoek naar de integrale reorganisatie van de reclassering.(zie noot 7) De Raad adviseert in de toelichting op die vraag in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. Hij adviseert verder de keuze voor een tijdelijke regeling nader te motiveren en de tijdelijkheid in de regeling zelf tot uitdrukking te brengen, conform aanwijzing 182 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. 2. De reikwijdte van het voorstel Voorgesteld wordt de overbrenging van de verdeling van de subsidies van de SRN naar het ministerie. Gelet op de probleembeschrijving ligt dit voorstel in de rede. Daarnaast wordt echter ook een aantal andere taken overgeheveld naar het ministerie, zoals de algemene zorgtaak om te voorzien in de reclasseringsfunctie (artikel 8 Rr) en de benoeming van de leden van de klachtencommissie (de artikelen 29-32 Rr). Dit leidt ertoe dat enkel de uitvoering van de reclasseringswerkzaamheden in handen van de instellingen blijft. In de toelichting wordt de noodzaak hiervan niet aangetoond. De Raad adviseert de overheveling van taken nader toe te lichten.(zie noot 8)(zie noot 9)(zie noot 10) 3. De wettelijke grondslag Thans ontvangt de SRN subsidie van het ministerie en is zij verantwoordelijk voor de verdeling daarvan over de partners. Met het besluit wordt beoogd dat de instellingen de subsidie rechtstreeks van het ministerie ontvangen. Hiertoe wordt (onder meer) in artikel 2 Rr een door Onze Minister erkende landelijke stichting(zie noot 11) vervangen door reclasseringsinstellingen. Volgens artikel 48e, eerste lid, van de Wet Justitie-subsidies verstrekt Onze Minister per boekjaar subsidie aan de door Onze Minister erkende landelijke stichting voor de reclasseringswerkzaamheden die door de stichting of onder haar verantwoordelijkheid worden verricht. Deze bepaling geeft een tijdelijke voorziening voor de subsidiëring van de reclassering in verband met artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat een wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking eist.(zie noot 12) De Raad wijst erop dat deze wettelijke grondslag ontoereikend is voor de beoogde rechtstreekse verstrekking van subsidie aan de Stichting Verslavingsreclassering en aan het Leger des Heils, die beide niet zonder meer vallen onder het in artikel 48e van de Wet Justitie-subsidies geformuleerde begrip door Onze Minister erkende landelijke stichting. De Raad adviseert tijdig te voorzien in een deugdelijke wettelijke grondslag voor subsidieverlening aan de genoemde organisaties. 4. De uitvoering a. Het ontwerpbesluit maakt een wijziging van de Uitvoeringsregeling reclassering(zie noot 13) nodig.(zie noot 14) In de toelichting bij de uitvoeringsregeling wordt gesteld dat begrippen als stichting reeds zijn gedefinieerd in de Rr en daarom niet behoeven te worden omschreven.(zie noot 15) Volgens het ontwerpbesluit komt deze omschrijving in artikel 1, onderdeel b, juncto artikel 2, Rr echter te vervallen. Het college adviseert in de toelichting in te gaan op de aanpassing van de uitvoeringsregeling. b. Uitvoeringsaspecten, waaronder de bekostiging van de overbrenging van de taakverdeling naar het ministerie en personele kosten worden in de toelichting niet aan de orde gesteld. De Raad adviseert dit alsnog te doen.(zie noot 16)(zie noot 17) De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten inzake verlenging van het bij de Wet beperking export uitkeringen behorende overgangsrecht en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten inzake verlenging van het bij de Wet beperking export uitkeringen behorende overgangsrecht en enkele andere wijzigingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de - in beginsel tijdelijke - invoering van een omzetbelastingregeling voor elektronische diensten (e-commerce).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de - in beginsel tijdelijke - invoering van een omzetbelastingregeling voor elektronische diensten (e-commerce).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen; 's-Gravenhage, 25 augustus 2009 (Trb. 2009, ..), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen; 's-Gravenhage, 25 augustus 2009 (Trb. 2009, ..), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2009, no.09.002673, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen; 's-Gravenhage, 25 augustus 2009 (Trb. 2009, ..), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 31 maart 1987, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, in verband met verduidelijking aangifteplicht bij zorgfraude, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 31 maart 1987, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, in verband met verduidelijking aangifteplicht bij zorgfraude, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 september 2014, no.2014001711, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 31 maart 1987, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, in verband met verduidelijking aangifteplicht bij zorgfraude, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Aanpassingsbesluit SUWI).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Aanpassingsbesluit SUWI).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van criteria voor aanwijzing of erkenning van laboratoria voor metingen en onderzoekingen krachtens artikel 3c van de Tabakswet (Besluit criteria laboratoria Tabakswet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van criteria voor aanwijzing of erkenning van laboratoria voor metingen en onderzoekingen krachtens artikel 3c van de Tabakswet (Besluit criteria laboratoria Tabakswet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2004, no.04.001057, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van criteria voor aanwijzing of erkenning van laboratoria voor metingen en onderzoekingen krachtens artikel 3c van de Tabakswet (Besluit criteria laboratoria Tabakswet), met nota van toelichting. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een opmerking over de overschrijding van de implementatietermijn. Volgens artikel 15, eerste lid, doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 september 2002 aan deze richtlijn te voldoen. De Raad constateert dat deze termijn ruimschoots is overschreden en adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen hiervan. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Binnenvaartbesluit in verband met het register, bedoeld in artikel 35a van de Binnenvaartwet (ontzegging vaarbevoegdheden en invordering vaardocumenten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Binnenvaartbesluit in verband met het register, bedoeld in artikel 35a van de Binnenvaartwet (ontzegging vaarbevoegdheden en invordering vaardocumenten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2011, no.11.001739, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Binnenvaartbesluit in verband met het register, bedoeld in artikel 35a van de Binnenvaartwet (ontzegging vaarbevoegdheden en invordering vaardocumenten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit PAK-houdende coatings Wet milieugevaarlijke stoffen (gecreosoteerd hout).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit PAK-houdende coatings Wet milieugevaarlijke stoffen (gecreosoteerd hout).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.001982, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 december 2007, no.07.003947, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 maart 2014, no.2014000432, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van huisvestingsregels voor nertsen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van huisvestingsregels voor nertsen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 november 2014, no.2014002085, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van huisvestingsregels voor nertsen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistratie ondergrond (Wet basisregistratie ondergrond), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistratie ondergrond (Wet basisregistratie ondergrond), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2013, no.13.001184, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistratie ondergrond (Wet basisregistratie ondergrond), met memorie van toelichting.registratiegrondslagbijgehouden doorbasisregistratie kadasterKadasterwet en Organisatiewet kadasterkadasterinformatiehuis WaterWaterwet (ter uitvoering Kaderrichtlijn water)Rijkswaterstaat, IPO, WaterschapshuisKLICWet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (zie noot 37)kadasterbasisregistratie adressenWet basisregistraties adressen en gebouwengemeentebasisregistratie gebouwenWet basisregistraties adressen en gebouwengemeentebasisregistratie grootschalige topografievoorstel van Wet basisregistratie grootschalige topografie (Kamerstukken 33 527)kadastergemeentelijke beperkingenregistratieWet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (zie noot 38)gemeenteregister externe veiligheidtitel 12.2 van de Wet milieubeheerRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuruimtelijkeplannen.nlparagraaf 1.2 van het Besluit ruimtelijke ordeningMinisterie van I&M, kadaster, Geonovum, IPO en VNGgeografisch basisregistergeen wettelijke grondslagCentraal Bureau voor de Statistiekwoningregistergeen wettelijke grondslagCentraal Bureau voor de Statistiekbasisregistratie WOZWet waardering onroerende zaken (artikel 37a)gemeente
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over de inschrijving en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de erkenning van bedrijven voor werkzaamheden die de luchtwaardigheid betreffen (Besluit luchtwaardigheid).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over de inschrijving en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de erkenning van bedrijven voor werkzaamheden die de luchtwaardigheid betreffen (Besluit luchtwaardigheid).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit markttoezicht registerloodsen in verband met het vaststellen van een nieuwe loodsgeldtariefstructuur (Loodsgeldtariefstructuur 2014), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit markttoezicht registerloodsen in verband met het vaststellen van een nieuwe loodsgeldtariefstructuur (Loodsgeldtariefstructuur 2014), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot het invoeren van een nieuwe tariefstructuur voor de loodsgeldtarieven. Het ontwerpbesluit vormt in zekere zin de formalisering van het besluit uit 2010 om af te zien van de introductie van marktwerking in de loodsdienstverlening. Het ontwerpbesluit bestendigt daartoe voorts de huidige situatie van markttoezicht door de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over het ex ante markttoezicht van de ACM. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet).Bij Kabinetsmissive van 9 januari 2017, no.2017000020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent een basisregister van ondernemingen en andere organisaties (Handelsregisterwet 200.), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent een basisregister van ondernemingen en andere organisaties (Handelsregisterwet 200.), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het verbod op deelname met zoogdieren behorende tot wilde diersoorten aan circussen en andere optredens en op vervoer van die dieren ten behoeve daarvan, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het verbod op deelname met zoogdieren behorende tot wilde diersoorten aan circussen en andere optredens en op vervoer van die dieren ten behoeve daarvan, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2015, no.2015000955, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het verbod op deelname met zoogdieren behorende tot wilde diersoorten aan circussen en andere optredens en op vervoer van die dieren ten behoeve daarvan, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels tot vaststelling van een structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de arbeidsvoorziening en socialeverzekeringswetten (Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels tot vaststelling van een structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de arbeidsvoorziening en socialeverzekeringswetten (Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet (Besluit tabaksautomaten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet (Besluit tabaksautomaten).Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2003, no.03.000910, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet (Besluit tabaksautomaten). Dit ontwerpbesluit regelt een geclausuleerd verbod op verstrekking van tabaks¬producten via tabaksautomaten. Dit verbod houdt in dat zo'n verstrekking verboden is, tenzij de tabaksautomaat vergrendeld is en alleen ontgrendeld kan worden met een bankchipkaart, type ISO 7816 (hierna: bankchipkaart), die een code bevat om aan te geven dat de houder van de bankchipkaart 16 jaar of ouder is. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen over Europeesrechtelijke mededingingsaspecten en het vrije verkeer van goederen en diensten, over overeenstemming met de Tabakswet en de handhaving van het ontwerpbesluit. Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Inleiding Vanaf 1 januari 2003 mogen op grond van de gewijzigde Tabakswet(zie noot 1) geen tabaksproducten meer worden verkocht aan personen jonger dan 16 jaar, ook niet via tabaksautomaten. Als dit toch gebeurt overtreedt de exploitant van de tabaksautomaat artikel 8, eerste lid, van de Tabakswet. Op dit moment kunnen exploitanten zelf bepalen hoe zij de leeftijdsgrens naleven.(zie noot 2) Met het ontwerpbesluit wordt de wijze van leeftijdsbepaling dwingend voorgeschreven. Naar aanleiding van het laatste algemeen overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over dit onderwerp(zie noot 3), zal de Raad uitgebreid aandacht besteden aan de mededingingsrechtelijke aspecten van het ontwerpbesluit. Het nationale mededingingsrecht, dat uitsluitend ziet op het gedrag van ondernemingen, biedt in deze kwestie geen aanknopingspunten. Het ontwerpbesluit ziet immers op een besluit van de overheid. Het Europese mededingingsrecht stelt eisen aan regels en gedragingen van de overheid. Daarom zal de Raad het ontwerpbesluit toetsen aan het Europese mededingingsrecht. In deze toets staat het uitsluitend toestaan van het bankchipkaartsysteem als leeftijdsverificatiesysteem centraal. 2. Het ontwerpbesluit in het licht van de Europese regelgeving Artikel 1, eerste lid, van het ontwerpbesluit verbiedt de verkoop van tabaksproducten via tabaksautomaten. Artikel 1, tweede lid, bepaalt dat dit verbod niet geldt als een tabaksautomaat standaard vergrendeld is en alleen ontgrendeld kan worden door middel van een bankchipkaart van het type ISO 7816, die een code bevat dat de houder 16 jaar of ouder is. Artikel 1, derde lid, bepaalt dat de automaat de gegevens verifieert aan de hand van cryptografische technieken. De toelichting op dit artikel legt uit hoe het door de Landelijke Belangenvereniging Tabaksdistributeurs Nederland (LBT-Nederland) en British American Tobacco the Netherlands B.V. (BAT) ontwikkelde systeem (AgeKey) werkt, maar voegt daaraan toe: "Het is heel goed mogelijk dat ook andere systemen worden ontwikkeld die voldoen aan de eisen die in dit besluit worden gesteld. Het spreekt vanzelf dat dergelijke systemen bestaansrecht hebben naast het systeem zoals dat door LBT-Nederland en BAT is ontwikkeld."(zie noot 4) Onderzocht wordt of de eisen die aan de tabaksautomaten worden gesteld verenigbaar zijn met het Europese recht, en dan in het bijzonder de mededingingsregels en het vrije verkeer van goederen en diensten. 3. Mededingingsaspecten a. In het kader van het Europese mededingingsaspect zijn artikel 86 juncto artikel 82 van het EG-Verdrag van belang. Volgens artikel 82 van het EG-Verdrag is het onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden, voorzover de handel tussen lidstaten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, dat ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie is het criterium voor een machtspositie de afwezigheid van effectieve concurrentie.(zie noot 5) Om te bepalen of een onderneming deze positie inneemt, dient in de eerste plaats de relevante markt te worden bepaald. De relevante markt is te onderscheiden in een geografische markt en een productenmarkt. De eerste is het gebied waarbinnen de betrokken onderneming haar activiteiten ontplooit. Nederland vormt als middelgrote lidstaat een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt en kan daardoor worden aangemerkt als relevante geografische markt. Volgens vaste rechtspraak is, voor de toepassing van artikel 82 van het EG-Verdrag, de productenmarkt de markt van alle producten die door hun eigenschappen bijzonder geschikt zijn om in een constante behoefte te voorzien, en die slechts in geringe mate door andere producten kunnen worden vervangen.(zie noot 6) De tabaksautomatenbranche vormt in dit kader een aparte productenmarkt. Vervolgens moet worden nagegaan of de onderneming in de relevante markt een machtspositie bezit, waardoor effectieve concurrentie niet mogelijk is. Het bestaan van een aanzienlijk marktaandeel is op zichzelf al voldoende bewijs voor het bestaan van zon machtspositie.(zie noot 7) Op een dergelijke onderneming rust een bijzondere verantwoordelijkheid om niet door haar gedrag inbreuk te maken op een daadwerkelijke en onvervalste mededinging op de gemeenschappelijke markt.(zie noot 8) Het bestaan van een dergelijke machtspositie is als zodanig niet in strijd met de EG-mededingingsregels.(zie noot 9) Volgens artikel 86, eerste lid, van het EG-Verdrag mogen lidstaten met betrekking tot ondernemingen waaraan bijzondere of uitsluitende rechten worden verleend geen maatregelen nemen die in strijd zijn met het Verdrag, en in het bijzonder de artikelen 10 en 81 tot en met 89. Het verlenen van een uitsluitend recht aan een onderneming, waardoor een machtspositie voor die onderneming wordt gecreëerd, levert geen strijd op met het Europese mededingingsrecht. Een lidstaat handelt wel in strijd met artikel 86, eerste lid, juncto artikel 82 van het EG-Verdrag, wanneer de betrokken onderneming door de enkele uitoefening van de haar toegekende uitsluitende of bijzondere rechten misbruik van haar machtspositie maakt, of indien deze rechten een situatie kunnen creëren waarin de onderneming tot een dergelijk misbruik wordt gebracht.(zie noot 10) b. Tegen deze achtergrond kan gesteld worden dat LBT-Nederland een machtspositie op de tabaksautomatenmarkt in Nederland heeft, aangezien de bij de Vereniging aangesloten distributeurs ongeveer 85% van de tabaksautomaten exploiteren in Nederland. De voorgestelde maatregel kan worden gezien als de verlening van een uitsluitend recht, omdat het voorgestelde leeftijdsontgrendelingssysteem is gebaseerd op een door één onderneming ontwikkeld systeem, waarvan zij eigenaar is. Het vergroten van de machtspositie van LBT-Nederland door deze maatregel levert op zichzelf geen strijd op met het Europese mededingingsrecht. Hiervan is wel sprake als er als gevolg van de voorgestelde maatregel een situatie kan ontstaan waarin LBT-Nederland tot misbruik van haar machtspositie wordt gebracht. Van machtsmisbruik door LBT-Nederland is sprake indien blijkt dat het bankchipkaartsysteem, dat zij in handen heeft, onontbeerlijk is voor de verkoop van tabaksproducten via tabaksautomaten door concurrenten in die zin dat er geen reëel of potentieel alternatief bestaat en haar eventuele weigering van toegang tot het systeem tegen een passende vergoeding kan leiden tot het uitsluiten van elke mededinging op de tabaksautomatenmarkt zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat.(zie noot 11) Of toegang tot het bankchipkaartsysteem onontbeerlijk is, hangt af van: 1. het voorhanden zijn van alternatieven om sigaretten te distribueren, dan wel 2. het kunnen opzetten van een eigen systeem om tabaksproducten te kunnen leveren, waarbij gekeken dient te worden naar eventuele technische, reglementaire of economische hindernissen.(zie noot 12) Ad 1. Het ontwerpbesluit richt zich op de verkoop van sigaretten via tabaksautomaten. Deze verkoop wordt verboden, tenzij het verstrekken geschiedt volgens de in het besluit genoemde eisen van leeftijdsverificatie. Een alternatief systeem van leeftijdsverificatie bij verkoop uit tabaksautomaten is niet mogelijk. Het is weliswaar mogelijk om tabaksproducten op andere wijze, bijvoorbeeld via winkels, te verstrekken, maar dit is geen alternatief voor de automatenbranche. Ad 2. De voorwaarde in dit ontwerpbesluit is techniekonafhankelijk bedoeld, in die zin dat het iedere onderneming vrijstaat om een systeem te ontwikkelen voor ontgrendeling van automaten, mits daarbij maar gebruik wordt gemaakt van een bankchipkaart type ISO 7816 en codeverificatie geschiedt aan de hand van cryptografische technieken. Deze norm is vastgesteld naar aanleiding van een reeds bestaand systeem (AgeKey) dat is ontwikkeld door één marktpartij, namelijk LBT-Nederland. Om concurrentie mogelijk te maken, dient naast de theoretische ook de praktische mogelijkheid te bestaan een eigen systeem te ontwikkelen. Hiertoe is bijvoorbeeld van belang dat de voorgeschreven techniek vrij beschikbaar is en de ontwikkeling van een soortgelijk systeem niet stuit op bijvoorbeeld octrooirechten. Het bestaande eigen systeem van ontgrendeling op afstand is op grond van het ontwerpbesluit niet toegestaan. Het bestaan of ontwikkelen van een reëel of potentieel alternatief voor het reeds bestaande bankchipkaartsysteem van LBT-Nederland door concurrenten kan op grond van het vorenstaande niet zonder meer worden aangenomen. Het gevolg van het uitsluitend toestaan van het bankchipkaartsysteem, zoals voorgesteld, is dat de concurrenten gedwongen worden in het bezit te komen van het bankchipkaartsysteem, dat geëxploiteerd wordt door een machtige onderneming. Hierdoor creëert de overheid een situatie waarin LBT-Nederland tot misbruik kan worden gebracht, hetgeen strijd oplevert met artikel 86, eerste lid, juncto artikel 82 van het EG-Verdrag. Concluderend kan gesteld worden dat de overheid met de voorgestelde regeling aan één onderneming een machtspositie verleent, waardoor die onderneming tot misbruik van haar machtspositie kan worden gebracht. Op grond van artikel 86 van het EG-Verdrag moeten lidstaten zich onthouden van het treffen van maatregelen die de mededinging in gevaar brengen. Dit kan volgens de Raad in dit geval worden bereikt door te garanderen dat de voorgeschreven techniek vrij beschikbaar is, of door alternatieve leeftijdsverificatiesystemen toe te staan. De Raad is van mening dat door het uitsluitend toelaten van het bankchipkaartsysteem de voorgestelde maatregel in strijd is met artikel 86, eerste lid, juncto artikel 82 van het EG-Verdrag. 4. Vrijheid van verkeer van goederen en diensten Een aspect van het vrije verkeer van goederen is geregeld in artikel 28 van het EG-Verdrag, dat kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking tussen de lidstaten verbiedt. Artikel 30 van het EG-Verdrag staat hierop uitzonderingen toe op grond van bescherming van (onder andere) de gezondheid van personen, voorzover dit niet leidt tot willekeurige discriminatie noch tot een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Tevens kan een inbreuk op het vrije verkeer van goederen worden gerechtvaardigd door de door het Hof van Justitie ontwikkelde "rule of reason". De voorgestelde maatregel is te beschouwen als een maatregel van gelijke werking zonder onderscheid. Het voorschrijven van één bepaald systeem met betrekking tot tabaksautomaten is namelijk een voorschrift voor het in de handel brengen van tabaksautomaten, dat zonder onderscheid op nationale en ingevoerde automaten van toepassing is. De maatregel is dus een handelsbelemmerende maatregel als bedoeld in artikel 28 van het EG-Verdrag. De voorgestelde maatregel zou evenwel kunnen worden gerechtvaardigd door de bescherming van de gezondheid van personen, mits aan de eis van proportionaliteit is voldaan. Dit betekent dat de maatregel geschikt moet zijn om het legitieme doel te bereiken (noodzakelijkheid) en dat de maatregel geen verdergaande belemmeringen voor het vrije verkeer oplegt dan strikt noodzakelijk voor het bereiken van dat doel (evenredigheid). Het is niet evident dat aan beide vereisten is voldaan bij de (exclusieve) keuze voor een ontgrendelingssysteem met een bankchipkaart. Wat betreft de noodzaak kan de geschiktheid van de voorgestelde maatregel worden betwijfeld, aangezien het niet uitgesloten is dat personen onder de 16 jaar (gemakkelijk) in het bezit kunnen komen van een bankchipkaart waarop een code is aangebracht die aangeeft dat de houder van de kaart 16 jaar of ouder is (zie punt 2). Daarnaast is het direct controleren van de leeftijd van de klant, zoals bijvoorbeeld via ontgrendeling op afstand, meer geschikt om het doel te bereiken (zie punten 2 en 3). De eis van evenredigheid vereist dat gekeken wordt naar en gekozen wordt voor alternatieven die het vrije verkeer van goederen zo min mogelijk belemmeren. Naar de mening van het college zijn minder belemmerende alternatieven mogelijk, zoals directe leeftijdscontrole van de koper, waarbij geen vergaande aanpassing aan de automaten nodig is. Wat betreft het vrije verkeer van diensten merkt de Raad het volgende op. Het leveren van tabaksproducten via automaten aan personen boven de 16 jaar, die niet (kunnen) beschikken over een bankchipkaart, zoals toeristen, wordt belemmerd. Onder andere hierdoor is de voorgestelde maatregel volgens de Raad strijdig met het vrije verkeer van diensten, zoals vastgelegd in artikel 50 van het EG-Verdrag. Het vrije verkeer van diensten kan slechts worden beperkt indien de regeling die daaraan ten grondslag ligt, wordt gerechtvaardigd door legitieme doelen en proportioneel is.(zie noot 13) De voorgestelde maatregel dient weliswaar een legitiem doel, maar de proportionaliteit ervan kan in twijfel worden getrokken. Er zijn alternatieven mogelijk die minder belemmerend zijn. Ten aanzien van dit punt heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opgemerkt dat toeristen voor het kopen van tabaksproducten niet afhankelijk zijn van automaten.(zie noot 14) De Raad wijst er echter op dat in dat geval moet vaststaan dat alternatieven even toegankelijk zijn, en dat is niet het geval omdat bijvoorbeeld winkels niet op dezelfde tijden open zijn als discotheken en cafés. In verband met de vrijheid van verkeer van goederen en diensten concludeert de Raad dat de voorgestelde maatregel weliswaar een gerechtvaardigd doel dient, namelijk de bescherming van gezondheid van personen, maar dat aan de eis van proportionaliteit niet zonder meer is voldaan. Het risico bestaat dat het voorgestelde middel (verplichte ontgrendeling van tabaksautomaten met een bankchipkaart) niet noodzakelijk en proportioneel wordt bevonden om het doel te bereiken, omdat niet uitgesloten is dat er ook andere, minder belemmerende, maar wel doelmatige en meer proportionele alternatieven bestaan. Naar de mening van de Raad kan dit risico worden vermeden door andere leeftijdverificatiesystemen toe te staan. Op grond van de gesignaleerde Europeesrechtelijke problemen adviseert de Raad het ontwerpbesluit te herzien. 5. Overeenstemming met het doel van de Tabakswet Artikel 8, eerste lid, van de Tabakswet bepaalt dat geen tabaksproducten mogen worden verstrekt aan personen van wie niet is vastgesteld dat deze 16 jaar of ouder zijn. Deze vaststelling dient te geschieden als niet onmiskenbaar is dat de persoon de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt (tweede lid), en gebeurt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel als bedoeld in het Besluit documenten leeftijdsvaststelling Tabakswet. Bedoelde documenten zijn voorzien van een pasfoto en gegevens waaruit de leeftijd is af te leiden.(zie noot 15) Het feit dat een bankchipkaart met leeftijdsindicator alleen voorzien is van een naam biedt naar de mening van de Raad onvoldoende garantie voor de exploitant dat de houder ervan de rechtmatige eigenaar is en dat hij de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Op het moment dat deze kaart bij het kopen van tabak uit tabaksautomaten als identificatiemiddel wordt gebruikt, kan de leeftijd van de klant dus niet gecontroleerd worden. Het lijkt alsof de bankchipkaart een legitiem leeftijdverificatiemiddel is, terwijl dit niet het geval blijkt te zijn. Dit wordt onderstreept door het feit dat een exploitant een klant kan verzoeken om alsnog een leeftijdsdocument te overleggen, als niet onmiskenbaar is dat een klant die ouder is dan 16 jaar producten uit een tabaksautomaat wil halen.(zie noot 16) Het is niet uitgesloten dat personen onder de 16 jaar (relatief gemakkelijk) in het bezit kunnen komen van een bankchipkaart met leeftijdsindicator en dat dus de leeftijd van de houder van zon kaart in twijfel kan worden getrokken. De nota van toelichting stelt dat het niet waarschijnlijk is dat bankchipkaarten zullen worden uitgeleend, aangezien het hier gaat om een bankpas.(zie noot 17) De Raad merkt op dat deze veronderstelling niet wordt ondersteund door objectief onderzoek, en dat jongeren wellicht gemakkelijk hun bankpas (aan elkaar) uitlenen. Voorts is via de Postbank een chipkaart te verkrijgen die niet tegelijk als bankpas dient. Ten slotte kan één persoon meerdere chipkaarten bezitten, waardoor de "illegale" kaarten kunnen worden uitgeleend of verkocht.(zie noot 18) De combinatie van het ontbreken van pasfoto en leeftijd op de bankchipkaart, en het makkelijk in bezit zijn van andermans bankchipkaart levert strijd op met artikel 8 van de Tabakswet, omdat het als legitiem leeftijdsverificatiemiddel niet voldoet, terwijl het wel als zodanig bedoeld lijkt te zijn. Gelet op het doel van de Tabakswet zou het meer voor de hand liggen ook bij verkoop van tabaksproducten via tabaksautomaten aan te sluiten bij het bestaande systeem van de leeftijdsidentificatie door één van de toegestane documenten. De Raad concludeert dat het voorgestelde systeem onvoldoende betrouwbaar is om de leeftijd van de aspirant-koper op het moment van het verstrekken van tabaksproducten vast te kunnen stellen. Dit is in strijd met het doel van de Tabakswet en van het ontwerpbesluit. De Raad adviseert het ontwerpbesluit daarom aan te passen. 6. Toezicht en handhaving a. In een eerder advies heeft de Raad het belang van een doeltreffende handhaving voor het welslagen van het beleid met betrekking tot een nieuwe uniforme leeftijdsgrens onderstreept.(zie noot 19) Hiertoe werd het noodzakelijk geacht uiteen te zetten wat de handhavingsmogelijkheden en de daarmee gemoeide uitgaven waren. De Raad achtte het risico dat dergelijke regels niet zullen worden nageleefd aanzienlijk en benadrukte dat naast het hanteren van het ontmoedigingsbeleid een grote bestuurlijke en justitiële inzet tot handhaving noodzakelijk zal zijn om te voorkomen dat de regels in de praktijk niet zullen worden nageleefd. De Raad adviseert in de toelichting een uiteenzetting te geven van de kosten van de handhavinginspanning. b. In het kader van de handhaving vindt controle plaats op de aanwezigheid van een leeftijdsverificatie- en ontgrendelingssysteem op tabaksautomaten. Daarnaast wordt gecontroleerd of geen tabaksproducten aan personen onder de 16 jaar worden verkocht via een tabaksautomaat. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant dan wel de horecaondernemer, aangezien deze een boete opgelegd kan krijgen op grond van artikel 8, eerste lid, van de Tabakswet, als een controleur vaststelt dat een persoon onder de 16 jaar tabak betrekt via een automaat.(zie noot 20) Een exploitant kan dus niet volstaan met het aanbrengen van het voorgestelde bankchipkaartsysteem op zijn tabaksautomaten, maar dient daarnaast ook zelf toezicht uit te oefenen. Daartoe is de voorgestelde bepaling in artikel 4, tweede lid, dat de tabaksautomaten zich echt in het zicht moeten bevinden, opgenomen. Volgens de toelichting dient het menselijk toezicht ter ondersteuning en aanvulling van het voorgestelde bankchipkaartsysteem.(zie noot 21) Volgens de Raad lijkt hiermee eerder te zijn gekozen voor een dubbel systeem: leeftijdsverificatie door middel van de bankchipkaart èn door menselijke controle. Onduidelijk is nu hoe de voorgestelde verplichting van het bankchipkaartsysteem zich verhoudt tot de (bijkomende) verplichting van het menselijk toezicht in geval van exploitatie van tabaksautomaten. Voor overtreding van (een van) beide voorschriften kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Duidelijkheid op dit punt is van belang voor de toezichthouders en voor de exploitanten. Geadviseerd wordt in het ontwerpbesluit en in de toelichting op dit punt duidelijkheid te geven. 6. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de procedures voor het gunnen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de procedures voor het gunnen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op rechtsbijstand tot aanvulling van de regeling van het politieverhoor van de verdachte, diens aanhouding en voorgeleiding aan de officier van justitie, de inverzekeringstelling en het recht op rechtsbijstand in het strafproces (raadsman en politieverhoor).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op rechtsbijstand tot aanvulling van de regeling van het politieverhoor van de verdachte, diens aanhouding en voorgeleiding aan de officier van justitie, de inverzekeringstelling en het recht op rechtsbijstand in het strafproces (raadsman en politieverhoor).Bij Kabinetsmissive van 10 april 2012, no.12.000883, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op rechtsbijstand tot aanvulling van de regeling van het politieverhoor van de verdachte, diens aanhouding en voorgeleiding aan de officier van justitie, de inverzekeringstelling en het recht op rechtsbijstand in het strafproces (raadsman en politieverhoor), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake de invoering van een competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake de invoering van een competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2009, no.09.002956, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake de invoering van een competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 17 maart 2005, no. 2005/35, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Utrecht van 17 maart 2005, no. 2005/35, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 augustus 2012, no.12.001825, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het Europees Verdrag inzake hoofdwaterwegen die van internationaal belang zijn (AGN); Genève, 20 oktober 2005 en 13 oktober 2006 (Trb. 2007, 97), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijzigingen van het Europees Verdrag inzake hoofdwaterwegen die van internationaal belang zijn (AGN); Genève, 20 oktober 2005 en 13 oktober 2006 (Trb. 2007, 97), met toelichtende nota.De aanhangig gemaakte wijzigingen van het Europees Verdrag inzake hoofdwaterwegen die van internationaal belang zijn (hierna: AGN-verdrag) zijn aanvaard tijdens de 49ste en 50ste sessie van de Working Party on Inland Water Transport van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE).De Raad van State onderschrijft de inhoud van deze wijzigingen, maar plaatst een kanttekening bij de gevolgde procedure ten aanzien van de goedkeuring van de wijzigingen die zijn aanvaard in de 49ste sessie van de Working Party. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van de toelichtende nota wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Woningwet (verbetering handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Woningwet (verbetering handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2011, no.11.001740, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2010), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2010), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2009, no.09.003637, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2010), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 IV - Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten- en sportersregeling, alsmede overige aanpassingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 IV - Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten- en sportersregeling, alsmede overige aanpassingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 januari 2017, no.2017000069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met het moderniseren van de faillissementsprocedure (Wet modernisering faillissementsprocedure), met memorie van toelichting.Het voorstel beoogt te komen tot een meer efficiënte en transparante faillissementsprocedure, waarbinnen de curator zijn taken als beheerder en vereffenaar van de failliete boedel eenvoudiger en doelmatiger kan uitoefenen. Daarnaast beoogt het voorstel de schuldeisers en andere betrokkenen bij het faillissement beter te informeren over de voortgang van de procedure waardoor zij ook beter in staat zijn om voor hun belangen op te komen. Het voorstel is onderdeel van het programma herijking faillissementsrecht (moderniseringspijler).De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. De Afdeling adviseert dragend te motiveren waarom het voorstel de curator de bevoegdheid geeft om ook zelf vorderingen van schuldeisers op de lijst van schuldvorderingen te plaatsen. Daarnaast adviseert de Afdeling eenduidige terminologie te hanteren ten aanzien van de snelheid waarmee het faillissement moet worden geregistreerd in het Centraal Insolventieregister (CIR).1.Bevoegdheid curator om zelf verificatievorderingen op lijst te plaatsenHet voorstel geeft de curator de bevoegdheid om ook zelf vorderingen van schuldeisers op de lijst van schuldvorderingen te plaatsen. Deze mogelijkheid bestaat niet onder het huidige recht. (zie noot 1) De toelichting vermeldt dat in de praktijk hieraan behoefte bestaat met name bij grotere faillissementen, waarbij er veel schuldeisers zijn en de boekhouding op orde is. Het is dan efficiënt om de curator toe te staan de vorderingen zelf op de lijst van (voorlopig erkende of betwiste) schuldvorderingen te plaatsen. (zie noot 2) De Afdeling merkt op dat het voor grotere faillissementen wellicht efficiënt is om de curator toe te staan vorderingen zelf op de lijst van schuldvorderingen te plaatsen, maar dat het voorstel van toepassing is op alle faillissementen.De Raad voor de rechtspraak (RvdR) heeft kritiek op dit voorstel. Het voorstel breekt volgens de RvdR met het uitgangspunt dat de schuldeiser eigenaar is van zijn vordering en vooronderstelt ten onrechte dat een crediteur niet zelf in staat is om voor zijn belangen te waken. Het voorstel heeft geen toegevoegde waarde voor de praktijk, omdat de (voorgestelde) termijn voor crediteuren om hun vordering in te dienen volstaat. Ook is het volgens de RvdR de vraag of er consequenties verbonden zijn als de curator de ene vordering wel en de andere niet zelf op de lijst zet, nu het gaat om een discretionaire bevoegdheid van de curator die geenszins door schuldeisers kan worden afgedwongen. (zie noot 3)Mede in het licht van de reikwijdte van het voorstel adviseert de Afdeling de opmerkingen van de RvdR alsnog te bespreken in de toelichting en, indien het voorstel wordt gehandhaafd, het dragend te motiveren.2.Registratie in Centraal Insolventie registerHet voorstel voorziet in de inschrijving van het faillissement in het CIR naast publicatie in de Staatscourant. Met de inschrijving in het CIR kan de uitspraak op de dag zelf door eenieder worden geraadpleegd in plaats van enkele dagen later na publicatie van de Staatscourant. (zie noot 4) Dit voorstel is noodzakelijk, omdat het handelsverkeer behoefte heeft aan actuele en eenvoudig raadpleegbare informatie over een faillissement van een rechtspersoon of, in voorkomende gevallen, een natuurlijk persoon. Het uiteindelijke doel is om de meest essentiële informatie, namelijk of "het bedrijf failliet is" al enkele minuten na de uitspraak raadpleegbaar te hebben. (zie noot 5) Er is gekozen voor de term terstond in plaats van onverwijld, om duidelijk te maken dat essentiële informatie snel na de uitspraak tot faillietverklaring in het CIR wordt opgenomen. (zie noot 6)In zowel het voorstel (zie noot 7) als de toelichting (zie noot 8) wordt echter een verschillende terminologie gehanteerd. Teneinde duidelijkheid aan de praktijk te geven, is het belangrijk eenduidige terminologie te hanteren. Om deze reden adviseert de Afdeling zowel in het voorstel als in de toelichting de term terstond te hanteren.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kabelbaaninstallaties in verband met Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PbEU 2016, L 81), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kabelbaaninstallaties in verband met Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PbEU 2016, L 81), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2017, no.2017000696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kabelbaaninstallaties in verband met Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PbEU 2016, L 81), met memorie van toelichting.Het voorstel wijzigt de Wet kabelbaaninstallaties (hierna: de wet) in verband met de uitvoering van Verordening 2016/424 (hierna: de verordening). De verordening vervangt de harmonisatie van de regels over kabelbaaninstallaties die met Richtlijn 2000/9/EG (hierna: de richtlijn) was ingezet. In verband daarmee wordt een aantal bepalingen uit de wet geschrapt. Voorts bevat het voorstel enkele technische en redactionele wijzigingen. In Nederland is de verordening van belang voor een beperkt aantal kabelbaaninstallaties, waaronder sleepliften bij kunstskibanen.De Afdeling adviseert het voorstel naar de Kamer te zenden, maar maakt opmerkingen over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 46 van de verordening.1.Uitvoering artikel 46 van de verordeningArtikel 46 van de verordening bepaalt in de tweede alinea dat lidstaten geen belemmeringen mogen opwerpen bij het in bedrijf stellen van kabelbaaninstallaties die onder de richtlijn vallen (en daarmee in overeenstemming zijn) en die vóór 21 april 2018 zijn gebouwd. Dat is een beperkte groep installaties, namelijk de installaties die al zijn gebouwd of momenteel worden gebouwd, maar waarvan de inbedrijfstelling pas zal plaatsvinden na het van toepassing worden van de verordening. Bij die latere inbedrijfstelling mogen niet alsnog aanvullende eisen worden gesteld. (zie noot 1) Voorgesteld wordt hieraan uitvoering te geven door artikel 35, tweede lid, van de wet te wijzigen. Daarin wordt voortaan bepaald dat de vergunningplicht (artikel 20 van de wet) niet geldt voor het in bedrijf hebben van kabelbaaninstallaties die voor 21 april 2018 in bedrijf zijn gesteld, mits ze vielen onder het toepassingsbereik van de wet zoals die luidde voor die datum en daarmee in overeenstemming zijn. Deze wijziging geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.Het voorgestelde artikel 35, tweede lid, van de wet, heeft geen betrekking op de kabelbaaninstallaties waarop de verordening doelt. De verordening spreekt van kabelbaaninstallaties die reeds zijn aangelegd, maar nog niet in bedrijf zijn gesteld. Het voorgestelde artikel 35, tweede lid, van de wet ziet echter op alle kabelbaaninstallaties die voor 21 april 2018 in bedrijf zijn gesteld (en onder het toepassingsbereik van de huidige wet vallen).Voorts is niet duidelijk waarom voor laatstgenoemde installaties de vergunningplicht als zodanig wordt afgeschaft. Artikel 46 van de verordening verplicht daar niet toe. Met het voorgestelde artikel 35, tweede lid, van de wet ontstaat echter een situatie waarin alleen nog aan te leggen installaties een vergunning nodig zullen hebben. Het wetsvoorstel beoogt dit te ondervangen door in artikel 36 van de wet te bepalen dat bestaande vergunningen worden geacht te zijn verleend op basis van het gewijzigde artikel 20 van de wet, maar dat doet niet af aan het feit dat de wet die vergunningen niet langer vereist.Tot slot heeft de bijzin "mits ze vielen onder het toepassingsbereik van deze wet zoals deze luidde voor die datum en daarmee in overeenstemming zijn" tot gevolg dat het bestaande eerbiedigende overgangsrecht voor kabelbaaninstallaties die vóór inwerkingtreding van de huidige wet in bedrijf zijn gesteld, vervalt. (zie noot 2)De Afdeling adviseert artikel 35 van het voorstel aan te passen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, het Besluit omgevingsrecht en het Besluit archeologische monumentenzorg in verband met de modernisering van de monumentenzorg en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, het Besluit omgevingsrecht en het Besluit archeologische monumentenzorg in verband met de modernisering van de monumentenzorg en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 januari 2011, no.11.000041, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, het Besluit omgevingsrecht en het Besluit archeologische monumentenzorg in verband met de modernisering van de monumentenzorg en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met het vaststellen van regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met het vaststellen van regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 december 2009, no.09.003444, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met het vaststellen van regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2009, no.09.002882, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur, en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2001, no.01.003481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen.De achtergrond van dit wetsvoorstel is gelegen in een inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart tegen Nederland wegens het niet (afdoende) implementeren van richtlijn nr.79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) (hierna: de Vogelrichtlijn) en richtlijn nr.92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206) (hierna: de Habitatrichtlijn). Deze inbreukprocedure noodzaakt er - bij het ontbreken van het geschikte wettelijke kader - toe om daadwerkelijk en op korte termijn de wettelijke maatregelen te treffen die nodig zijn voor de implementatie van deze richtlijnen. Ook vanuit de praktijk is deze noodzaak aanwezig, gezien de vele onduidelijkheden waarmee deze op dit moment worstelt op dit terrein.Tegelijkertijd is het wenselijk om bij de implementatie een zodanige wettelijke verankering in de bestaande wettelijke structuur te bewerkstelligen dat een stelsel ontstaat dat voldoet aan eisen van rechtszekerheid, transparantie en uitvoerbaarheid. Daarbij speelt de afstemming op bestaande regelingen en de coördinatie van procedures, in het bijzonder die van het bestemmingsplan, de bouwvergunning en de vergunning, betreffende de Wet milieubeheer (hierna: Milieuvergunning) een belangrijke rol. De praktijk moet er - met andere woorden - goed mee uit de voeten kunnen.Het voorliggende wetsvoorstel geeft naar het oordeel van de Raad van State de wettelijke aangrijpingspunten die nodig zijn om in de Nederlandse rechtsorde recht te doen aan de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Naast een regeling van de aanwijzing en het beheer van gebieden wordt voor het voorkómen van schadelijke ontwikkelingen in de eerste plaats een aan de richtlijnen ontleend aanvullend afwegings- en toetsingskader door middel van algemeen geformuleerde schakelbepalingen aan reeds in bijzondere wetten bestaande besluitvormingprocedures en -kaders toegevoegd. Voor niet reeds elders geregelde plannen, projecten en handelingen bevat het wetsvoorstel een vangnetregeling. Deze methode sluit goed aan bij de resultaten die ingevolge deze richtlijnen worden verlangd.Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het voorgestelde stelsel te veel onduidelijkheden voor de praktijk laat. Ten dele zijn deze onlosmakelijk met de richtlijn verbonden en kunnen ze daarom niet goed worden voorkomen. Dat neemt niet weg dat er verschillende mogelijkheden zijn om een betere aansluiting met het bestaande stelsel te bewerkstelligen, besluitvorming beter te kanaliseren en een betere coördinatie te bewerkstelligen, zodat een voor de praktijk beter hanteerbaar stelsel ontstaat.Het geheel overziende komt de Raad tot de conclusie dat het wetsvoorstel weliswaar geschikt is om op korte termijn het geconstateerde implementatiegebrek weg te nemen, maar dat de regeling structureel verbetering behoeft. Het wetsvoorstel kan dan ook worden gezien als een voorlopige en niet als definitieve regeling.Gezien de noodzaak om nu snel een regeling te treffen, is het van groot belang dat dit wetsvoorstel snel voortgang vindt. Tegelijkertijd dient dan wel gewerkt te worden aan toegespitste uitwerkingen om structureel een goed functionerend stelsel te creëren. Daarbij zal, zoals dat ook meer in het algemeen in milieuwetgeving (in ruime zin) geboden is, tevens rekenschap moeten worden gegeven van de samenloop met de MER-richtlijn en (in bepaalde gevallen) de noodzaak van de invoering van een geïntegreerde beoordeling van mogelijk schadelijke activiteiten, zoals die volgens richtlijn 96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 14 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG (25)) (hierna: IPPC-richtlijn) voor grote installaties is vereist.Coördinatie1. Algemeena. Het voorstel implementeert de beschermingsregimes die gelden ingevolge de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Het gaat daarbij om drie aspecten:1°. de aanwijzing van gebieden;2°. het (natuur)beheer van aangewezen gebieden;3°. de bescherming van aangewezen gebieden.Vooral waar het gaat om artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn (beoordeling van projecten die niet te maken hebben met het beheer van het gebied) zijn er sterke raakvlakken met andere toepasselijke regelingen. Europeesrechtelijk gezien is er in veel gevallen in het bijzonder sprake van samenloop met de MER-richtlijn en de IPPC-richtlijn, en in samenhang daarmee, met de verschillende sectorale richtlijnen.Zo vertonen de kwetsbare gebieden in het kader van de waterrichtlijnen (afvalwater, nitraatrichtlijn etc.) sterke overlapping met de habitat- en vogelgebieden. De IPPC-richtlijn integreert de verschillende richtlijnen wanneer het gaat om installaties in de zin van die richtlijn (zware industrie, alsmede intensieve veeteelt). De samenhang met de MER-richtlijn en de IPPC-richtlijn betekent in de praktijk dat zowel onder artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn, als onder de IPPC-richtlijn en de MER-richtlijn, het beschermingsregime begint met het adequaat beoordelen van de milieugevolgen van een bepaald project, plan of een bepaalde activiteit, een en ander zonder de verschillen in de aangrijpingspunten voor deze beoordelingsverplichtingen te verwaarlozen. Het verdient daarom de voorkeur de regelingen die strekken tot de implementatie van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn meer af te stemmen op die situaties waar in de praktijk samenloop blijkt met andere toepasselijke richtlijnen.Waar het gaat om installaties in de zin van de IPPC-richtlijn bestaat daartoe zelfs een verplichting. Doel van die richtlijn is immers een geïntegreerde en gecoördineerde milieubeoordeling.b. In het voorgestelde stelsel zal een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit dat gevolgen kan hebben voor een aangewezen gebied, de in deze wet opgenomen waarborgen in acht dienen te nemen. Deze waarborgen komen - ongeacht het wettelijke kader waarin het bestuursorgaan het desbetreffende besluit neemt - bovenop de uit anderen hoofde geldende voorschriften. Het doorbreekt ook het aanwezige - soms gebonden - beoordelingskader van andere regelingen. In de toelichting wordt in dat verband gewezen op de bouwvergunning en het bestemmingsplan. De aanvullende werking van het wetsvoorstel zal zich echter zeker ook doen gevoelen bij de milieuvergunning. Het voordeel van deze methode is dat de coördinatie tussen de onderhavige wet en de desbetreffende van toepassing zijnde regeling wordt versterkt.Het is evenwel de vraag of de gekozen algemene aanpak voldoende zal zijn in het Nederlandse stelsel van gelaagde besluitvormingsstructuur (bijvoorbeeld: streekplan, bestemmingsplan en bouwvergunning). Elk besluitvormingstraject afzonderlijk is niet als zodanig beslissend voor het uitoefenen van bepaalde activiteiten op een bepaalde plek, maar geeft daarvoor wel een bepaalde inkadering. De richtlijnen gaan daarentegen uit van een bepaald resultaat (kort gezegd: onderzoek doen en afweging maken). Dat leidt tot de vraag wanneer het in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn bedoelde onderzoek moet worden gedaan (bij het streekplan, het bestemmingsplan, de bouwvergunning, de milieuvergunning, de ontgrondingsvergunning, de lozingsvergunning of bij elk beslismoment voor dat gedeelte dat wordt geregeld?).In het verlengde hiervan moet worden gewezen op vergelijkbare vragen met betrekking tot de vergelijkbare beoordelingen bij de MER- en de IPPC-richtlijn. Ook bij die regelingen is telkens de vraag in welke fase van het besluitvormingsproces een beoordeling gemaakt moet worden.Indien de beoordeling in een te vroeg stadium plaatsvindt, bestaat veelal nog onvoldoende zicht op de milieugevolgen van het project omdat het project als zodanig nog onvoldoende is uitgekristalliseerd. Indien deze te laat plaatsvindt, is de besluitvorming al zo ver gevorderd en onherroepelijk geworden dat reële alternatieven niet meer kunnen worden bezien (voldongen feit). Telkens een klein stukje beoordelen leidt al snel tot verbrokkeling, wat ook gevolgen heeft voor de effectiviteit van de onderscheiden rechtsgangen. Het is daarbij de vraag of de thans in artikel 19j voorgestelde algemene coördinatieprocedure, die beperkt is tot coördinatie tussen bestuursorganen, voldoende zal zijn om de hiervoor genoemde vragen weg te nemen. In ieder geval behoeft deze procedure nadere uitwerking.c. De conclusie van het voorgaande is dat er weliswaar een stap is gezet voor de implementatie van de Habitat- en de Vogelrichtlijn maar dat alleen door een verdergaande onderlinge afstemming van regelingen en coördinatie van procedures - zowel bij de implementatie van de verschillende Europese regelingen als bij de afstemming van de verschillende nationale regelingen op elkaar - bestuurlijke en rechtsbeschermingslasten kunnen worden beperkt.Daarbij zal, gelet op de verschillen tussen de sectorale stelsels, aan implementatie in de desbetreffende bijzondere wetgeving zelf vermoedelijk niet kunnen worden ontkomen. Het verdient daarom aanbeveling het voorstel nader op dit aspect te bezien en waar mogelijk het wetsvoorstel aan te vullen met gerichte wijzigingen van de voor de implementatie van de richtlijnen belangrijkste bijzondere wetten. In dit verband verwijst de Raad bijvoorbeeld naar de coördinatieregeling die voor de bescherming van natuurmonumenten in de artikelen 8.39a en volgende van de Wet milieubeheer (WMB) is opgenomen.2. VoorbeeldenDe Raad wil het voorgaande adstrueren aan de hand van de volgende onvolkomenheden en dringende knelpunten.a. Onduidelijk is in welke procedure aan de orde kan worden gesteld of een bepaald gebied als beschermd had moeten worden aangewezen. Uit een oogpunt van proceseconomie ligt het voor de hand deze vraag uitsluitend in het kader van artikel 10a van de Natuurbeschermingwet 1998 (NB-wet 1998) toe te laten en vervolgens uit te gaan van de formele rechtskracht van het in dat kader genomen besluit. Hiertoe zou artikel 10a aangevuld kunnen worden met een actio popularis voor de vaststelling van een gebied als beschermd gebied, waarbij dan tevens wordt bepaald dat die procedure bij uitsluiting van andere procedures moet worden gevolgd. Wel dient daarbij uiteraard een voorziening te worden getroffen voor de situatie dat een besluit nog niet onherroepelijk is geworden. Een verdere uitbouw van artikel 12 kan daartoe uitkomst bieden, namelijk door dat artikel niet alleen te laten zien op de voorbereiding van een besluit tot aanwijzing van een beschermd gebied, maar ook op het toepasselijke regime zolang een besluit omtrent de al dan niet beschermwaardigheid van een gebied nog niet onherroepelijk is geworden. Aanvulling met de actio popularis in plaats van toepassing van het begrip belanghebbende heeft het volgende voordeel. Indien de onder punt 1c bepleite implementatie in bijzondere wetten wordt gevolgd, voorkomt de voorziening van een actio popularis dat er, al naar gelang van de betrokken bijzondere wet, uiteenlopende interpretaties van het begrip belanghebbende worden gebezigd.b. De structuur van artikel 19d lijkt op die van artikel 16 (beschermde natuurmonumenten) maar de praktische werking is heel anders omdat artikel 19d, eerste lid, een zelfstandige beschikkingsprocedure impliceert (als vangnet) voor al die gevallen waarin niet bij procedures op grond van andere wetgeving kan worden aangeknoopt. Het verdient de voorkeur dit aanvullend karakter beter in de wettekst tot uitdrukking te laten komen door de hoofdregel dat wordt aangeknoopt bij bestaande procedures duidelijk voorop te zetten. Voorts zou scherper moeten worden geformuleerd in welke gevallen en in hoeverre er ruimte bestaat voor toepassing van de vangnetbepaling. Daarbij speelt ook de eerder aan de orde gestelde coördinatieproblematiek een rol, in het bijzonder de vraag of de vangnetbepaling nu wel of niet van toepassing is indien in een voorgaande procedure een deelaspect aan de orde is geweest, maar andere deelaspecten niet.c. In artikel 19d, derde lid, is de basis neergelegd voor het aanvullende afwegingskader voor besluitvorming op grond van andere wetten. In de praktijk kunnen onduidelijkheden ontstaan bij de toepassing van deze bepaling. Bijvoorbeeld kan de vraag opkomen of het verbod in het eerste lid van toepassing is indien bij een bestemmingsplan de beoordelingen, zoals vereist in de artikelen 19e en volgende, hebben plaatsgehad en vervolgens een niet-vergunningplichtige activiteit wordt verricht. Bovendien speelt hierbij nog de vraag of de voorschriften van een bestemmingsplan beschouwd moeten worden als de in het derde lid bedoelde algemeen verbindende voorschriften. Bij een positief antwoord op deze vraag is de vangnetbepaling in artikel 19d, eerste lid, van toepassing, waardoor het stelsel van artikel 19d, derde lid, ten aanzien van planologische besluitvorming wordt doorbroken. Indien zulks niet de bedoeling is - hetgeen de Raad zich goed zou kunnen voorstellen - verdient het voorstel een passende verduidelijking. d. Onduidelijk is hoe het aanvullende afwegingskader kan worden toegepast in die gevallen waarin geen vergunningplicht bestaat maar waarvoor algemene regels zijn gesteld op grond van artikel 8.40 respectievelijk artikel 8.44 WMB. Geldt artikel 19d, derde lid, omdat het bevoegd gezag ten aanzien van die inrichtingen nadere eisen kan stellen (met inachtneming van dit wetsvoorstel) of geldt daarvoor de vangnetregeling van artikel 19d, eerste lid?e. De inbreuk op het specialiteitsbeginsel (artikel 19e, eerste lid, paragraaf 4.4.2 van de memorie van toelichting) kan ernstige gevolgen hebben voor de uitvoerbaarheid van bijzondere wetgeving waarin reeds een complex van belangen is afgewogen, zoals het voorstel van Wet ammoniak en veehouderij(zie noot 1) in samenhang met de komende Reconstructiewet concentratiegebieden. Teneinde reconstructie als structureel verbeterende milieu- en diergezondheidsmaatregel mogelijk te maken, is in dat wetsvoorstel de bescherming op vergunningsniveau tegen ammoniakemissies beperkt tot "kwetsbare gebieden" en binnen een cirkel van 500 meter daaromheen. Voor het overige zullen algemene emissieregels op grond van een algemene maatregel van bestuur op grond van de WMB en planologische maatregelen en de reconstructie zelf de nodige bescherming moeten bieden. Daarbij is dus waar het gaat om de eventuele schadelijke gevolgen van ammoniak van dierenverblijven op natuurlijke habitats, eigenlijk al voorzien in een regeling, ook voor de externe effecten. Het is de vraag of de knopen welke in die en in vergelijkbare andere wetgeving zijn doorgehakt de toets aan de artikelen 19e en volgende kunnen doorstaan.f. De aansluiting op de andere wetten is ook niet volledig op het punt van de toepassing van bestuursdwang en de handhaving met toepassing van de Wet op de economische delicten (WED). Er is niet voorzien in uitbreiding van de grondslag daarvoor in de bijzondere wetten of in een aanvulling daarvan in dit wetsvoorstel. Artikel 57, eerste lid, dat de minister bevoegd verklaart voor de gevallen waarin geen ander bestuursorgaan tot toepassing van bestuursdwang bevoegd is, heeft daardoor een onbedoeld ruime reikwijdte.g. In samenhang met de gewijzigde opzet van de NB-wet 1998 en de daarin opgenomen nieuwe schadevergoedingsbepaling (artikel 31) zal ook de regeling van de grondslag voor onteigening in het belang van de natuurbescherming in artikel 141 van de onteigeningswet moeten worden aangepast.h. In artikel 15a wordt voorzien in de integratie van de bescherming van eerder aangewezen natuurmonumenten in de instandhoudingsdoelstelling voor een op grond van artikel 10a aangewezen gebied. De vraag rijst of dat mogelijk is in gevallen waarin sprake is van strijd tussen de onderscheidende belangen. In het bijzonder is daarbij de verhouding tot bestaande subsidievoorwaarden aan de orde. De bepaling moet nader worden bezien op dit aspect.3. De implementatie op zichzelf beschouwdIngevolge artikel 19a, derde lid, onderdeel a, behoort mede tot de inhoud van een beheersplan:een beschrijving van de beoogde resultaten met het oog op het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding in het aangewezen gebied mede in samenhang met het bestaande gebruik in dat gebied.Uit de inbedding van deze bepaling in het stelsel kan worden afgeleid dat bestaand gebruik in een aangewezen gebied zal worden gerespecteerd. Alle plannen of projecten die voorzien in continuering van bestaand gebruik en die worden verricht overeenkomstig het mede in samenhang met dat gebruik vastgestelde beheersplan, zijn ingevolge artikel 19d, tweede lid, vrijgesteld van het verbod van artikel 19d, eerste lid, en van de beoordelingskaders bedoeld in de artikelen 19e en verder.Die aansluiting op een bestaande beheerssituatie kan onder omstandigheden op gespannen voet komen te staan met artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, dat bepaalt dat - kort gezegd - passende maatregelen moeten worden genomen ter handhaving van de kwaliteit en ter voorkoming van storende factoren. Artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn gaat uit van permanent toezicht en noodzaakt tot ingrijpen indien kwalificerende verslechteringen optreden. Eerbiediging van rechten is daarbij niet zonder meer een gegeven. Weliswaar wordt dit (uiteindelijk) in de memorie van toelichting onderkend (paragraaf 4.2.3.3, bladzijde 33, voorlaatste alinea), maar het komt in het voorstel zelf niet tot uitdrukking.Een en ander kan ook op gespannen voet staan met de IPPC-richtlijn, die in artikel 5 expliciet voorziet in de noodzaak van permanente toetsing - en zo nodig aanpassing - van bestaande vergunningen.De Raad adviseert de genoemde bepalingen in overeenstemming met de richtlijn te brengen.4. De verplichtingen inzake de bescherming, zoals neergelegd in artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn, zijn vrijwel letterlijk opgenomen in de voorgestelde artikelen 19f, 19g en 19h. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan een belangrijk deel van de kritiek die de Europese Commissie in oktober 2000 formuleerde bij de aanvang van de inbreukprocedure. Maar evenals de richtlijn zelf geven de voorgestelde bepalingen niet aan op welk niveau van overheidsbestuur moet worden bepaald welk beschermingsregime dient te gelden voor elk afzonderlijk aangewezen gebied. Dat betekent dat de feitelijke inhoud van het begrip bescherming pas gestalte krijgt als bescherming concreet aan de orde komt. Ook het antwoord op de vraag welk overheidsorgaan daarmee zal zijn belast komt pas dan aan de orde. Een en ander betekent dat de concretisering van begrippen als "passende beoordeling" en "significant gevolg" wordt overgelaten aan de praktijk van bestuur en rechtspraak. Meer duidelijkheid op deze punten zou kunnen worden verkregen indien voor elk aangewezen gebied een beheersplan zou worden vastgesteld met daarin het voor dat gebied vastgestelde beschermingsregime, zodat duidelijk zou zijn wat wel en niet mogelijk is in het betrokken gebied. Van deze opzet is blijkens de memorie van toelichting (paragraaf 4.3.) afgezien vanwege te verwachten hoge bestuurslasten en omdat de beheersplannen voor vaststelling gereed zouden moeten zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet.Gegeven de noodzaak om snel met een wettelijke regeling te komen is deze redengeving niet onaanvaardbaar - maar bij het opzetten van de door de Raad aanbevolen structurele wetgeving verdient deze variant opnieuw te worden overwogen.Verder verdient het aanbeveling om reeds nu ten minste in de toelichting tot enige nadere verduidelijking te komen, speciaal waar het betreft de inhoud van de kwalificatie "significant". Een limitatieve lijst van activiteiten die te beschouwen zijn als activiteiten met significante gevolgen is niet denkbaar, omdat de significantie van een bepaalde handeling in sterke mate afhankelijk is van de te beschermen waarden van het gebied zoals omschreven in de instandhoudingsdoelstelling.Dat wil echter niet zeggen dat enige verduidelijking in algemene zin bij voorbaat uitgesloten is. De instandhoudingsdoelstellingen laten zich vermoedelijk wel verdelen in een aantal voorname categorieën; voor elk van die categorieën valt mogelijkerwijze aan te geven welke activiteit in elk geval als significant moet worden beschouwd, respectievelijk in elk geval als niet-significant. Door een dergelijke indicatieve benadering(zie noot 2) zou althans enige helderheid worden gebracht in een gebied dat in de huidige opzet uitmunt door duisternis. Een aanpak min of meer naar analogie van het Besluit Milieu-effectrapportage verdient overweging.5. Overige opmerkingenDe totstandkoming van een beheersplan heeft verstrekkende gevolgen voor de eigenaren en gebruikers van het desbetreffende gebied. Deze vloeien uiteraard voor een belangrijk deel reeds voort uit de richtlijnen en kunnen derhalve niet als een verrassing worden gezien. Het begrip gebruiker is in artikel 1 gedefinieerd als degene, die anders dan als eigenaar een onroerende zaak in gebruik heeft. Deze definitie is zeer vaag. De bedoeling lijkt te zijn dat het gaat om degene die anders dan als eigenaar een gebied bestendig in beheer of gebruik heeft (bijvoorbeeld als pachter, huurder, economisch eigenaar, jager etc.). Het is de vraag of deze definitie in het kader van het voorgestelde stelsel en de daaraan verbonden rechtsgevolgen voldoende nauwkeurig is. Het gaat dan bijvoorbeeld om het opleggen van verplichtingen aan gebruikers in een beheersplan en om de vraag of met alle gebruikers overeenkomstig artikel 19a, eerste lid, overleg is gepleegd bij de totstandkoming van een beheersplan.De Raad adviseert het gehanteerde begrip gebruiker exacter te omschrijven. Wellicht kan worden teruggevallen op de definitie in artikel 1, aanhef en onder d, van de nog geldende Natuurbeschermingswet (gebruik op basis van een rechtsverhouding). Overigens is de Raad, anders dan de memorie van toelichting op bladzijde 28, van mening dat het met de betrokken eigenaren en gebruikers te voeren overleg afzonderlijk, dus niet in het kader van de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht dient plaats te vinden. Die procedure leent zich niet goed voor overleg met belanghebbenden aan wie beheersverplichtingen zullen worden opgelegd.6. In de artikelen 19e en 19f wordt verwezen naar een besluit als bedoeld in artikel 19d, eerste of derde lid. Het eerste lid van artikel 19d bevat echter geen besluit maar een algemeen verbod om zonder vergunning of in strijd met aan een vergunning verbonden voorschriften plannen, projecten of andere handelingen te realiseren. De Raad adviseert deze verwijzingen te preciseren.7. Ingevolge artikel 39a kan een belanghebbende geen beroep instellen tegen een besluit inzake een verklaring van geen bezwaar. Het verdient aanbeveling dat naar analogie van artikel 55 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het besluit waarvoor de verklaring is gegeven en de verklaring zelf als één appellabel besluit worden aangemerkt.8. De overtreding van de zorgplichtbepaling in artikel 19l zal strafbaar zijn op grond van de WED (artikel II). In de memorie van toelichting ware aan te geven waarom wordt afgeweken van de lijn die bij de zorgplichtbepalingen in artikel 2, tweede lid, van de Flora- en faunawet en artikel 1.1a WMB is gevolgd.9. In de toelichting (algemeen deel, paragraaf 4.1.2) wordt gesteld dat uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (IJburg, Texel) blijkt dat artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn rechtstreekse werking heeft. Dat heeft de Afdeling in die bedoelde uitspraak echter niet beslist. In de aangehaalde zaak Texel is rechtstreekse werking erkend van artikel 6, tweede lid, voorzover het de in die bepaling vervatte grenzen van de beoordelingsvrijheid betreft. Over een eventuele rechtstreekse werking van het derde en vierde lid heeft de Afdeling zich tot nu toe niet uitgesproken.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven met het oog op uitbreiding van de categorieën van personen die recht hebben op een uitkering uit het fonds en verruiming van de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een dergelijke uitkering en enkele andere aanpassingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven met het oog op uitbreiding van de categorieën van personen die recht hebben op een uitkering uit het fonds en verruiming van de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een dergelijke uitkering en enkele andere aanpassingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2009, no.09.002921, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven met het oog op uitbreiding van de categorieën van personen die recht hebben op een uitkering uit het fonds en verruiming van de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een dergelijke uitkering en enkele andere aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2008, no.08.001275, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's (Wet inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's (Wet inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet strategische diensten in verband met de uitvoering van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet strategische diensten in verband met de uitvoering van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 maart 2014, no.2014000474, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet strategische diensten in verband met de uitvoering van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regeling van de materiële rechtspositie van de Gouverneur van Curaçao en de Gouverneur van Sint Maarten (Rechtspositiebesluit Gouverneur van Curaçao en Gouverneur van Sint Maarten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regeling van de materiële rechtspositie van de Gouverneur van Curaçao en de Gouverneur van Sint Maarten (Rechtspositiebesluit Gouverneur van Curaçao en Gouverneur van Sint Maarten), met nota van toelichting.Kabinetsmissive van 23 juli 2010, no.10.002146, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regeling van de materiële rechtspositie van de Gouverneur van Curaçao en de Gouverneur van Sint Maarten (Rechtspositiebesluit Gouverneur van Curaçao en Gouverneur van Sint Maarten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Andesgemeenschap en haar lidstaten (Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru en Venezuela), anderzijds; Rome, 15 december 2003 (Trb. 2004, 172), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Andesgemeenschap en haar lidstaten (Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru en Venezuela), anderzijds; Rome, 15 december 2003 (Trb. 2004, 172), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg en andere wetten in verband met de verplichting tot het gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg (gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg en andere wetten in verband met de verplichting tot het gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg (gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 april 2013, no.13.000695, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg en andere wetten in verband met de verplichting tot het gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg (gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijzigingen van de Wet milieubeheer ter implementatie van de EG-richtlijn inzake projectgebonden Kyoto-mechanismen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijzigingen van de Wet milieubeheer ter implementatie van de EG-richtlijn inzake projectgebonden Kyoto-mechanismen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de instelling van een hoofdproductschap alsmede van productschappen voor ondernemingen op het gebied van de teelt van, de be- en verwerking van en de handel in akkerbouwproducten (Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de instelling van een hoofdproductschap alsmede van productschappen voor ondernemingen op het gebied van de teelt van, de be- en verwerking van en de handel in akkerbouwproducten (Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr.2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr.2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de In- en uitvoerwet (aanpassing aan de EG-verordening inzake controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de In- en uitvoerwet (aanpassing aan de EG-verordening inzake controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met de beperking van de duur van de vervolguitkering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met de beperking van de duur van de vervolguitkering.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van bijzondere medische verrichtingen (Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van bijzondere medische verrichtingen (Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2007, no.07.000166, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van bijzondere medische verrichtingen (Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het beperken van de emissies van stikstofoxiden in de lucht bij grote industriële inrichtingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het beperken van de emissies van stikstofoxiden in de lucht bij grote industriële inrichtingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van afwijkende stikstofverliesnormen voor overige uitspoelingsgevoelige grond voor 2002 (Besluit afwijkende verliesnormen 2002 Meststoffenwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van afwijkende stikstofverliesnormen voor overige uitspoelingsgevoelige grond voor 2002 (Besluit afwijkende verliesnormen 2002 Meststoffenwet).Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2002, no.02.000932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van afwijkende stikstofverliesnormen voor overige uitspoelingsgevoelige grond voor 2002 (Besluit afwijkende verliesnormen 2002 Meststoffenwet).De Meststoffenwet voorziet voor het gebruik van meststoffen in een regeling voor zogenaamde verliesnormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat of stikstof per ha per jaar. Daarbij gelden aangescherpte verliesnormen voor uitspoelingsgevoelige gronden, zoals die zijn aangewezen in het Besluit zand- en lössgronden Meststoffenwet. Op grond van artikel 46 van de Meststoffenwet kunnen bij algemene maatregel van bestuur voor bijzondere landbouwgronden afwijkende verliesnormen worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit brengt op deze normstelling voor het jaar 2002 een differentiatie aan door de werkingssfeer van de strengere normen te beperken tot de zeer droge gronden, terwijl de normen voor de matig droge gronden op hetzelfde niveau worden gesteld als die welke gelden voor de overige (niet uitspoelingsgevoelige) gronden. De differentiatie bestaat hierin dat onderscheid wordt gemaakt tussen zeer droge gronden met ten minste tweederde deel grondwatertrap 7 en 8 enerzijds (140.928 ha) en matig droge gronden anderzijds, die voor minder dan tweederde deel grondwatertrap 7 en 8 kennen (224.034 ha).De Raad van State maakt enkele opmerkingen over de argumenten op grond waarvan een afwijkende regeling voor de strengere verliesnormen voor bepaalde uitspoelingsgevoelige gronden, beperkt voor een jaar wordt voorgesteld.1. De Nederlandse regering is in het kader van een ingebrekestellingsprocedure al geruime tijd in discussie met de Europese Commissie over de naleving van richtlijn 91/676/EEG (Nitraatrichtlijn)(zie noot 1) in ons land. Daarbij gaat het onder meer om de consequenties van de in artikel 5 van de Nitraatrichtlijn vereiste actieprogrammas voor kwetsbare zones en de daarin op te nemen maatregelen, zoals weergegeven in bijlage III bij de Nitraatrichtlijn. Deze maatregelen behelzen volgens de bijlage onder meer voorschriften betreffende de beperking van het op of in de bodem brengen van meststoffen overeenkomstig de goede landbouwpraktijk en rekening houdend met de kenmerken van de betrokken kwetsbare zones () en gebaseerd op een balans tussen de te verwachten stikstofbehoeften van de gewassen en de stikstoftoevoer naar de gewassen uit de bodem uit bemesting die overeenkomt met de hoeveelheid stikstof die in de bodem aanwezig is (), de toevoer van stikstof door de netto-mineralisatie van de voorraden stikstof in de bodem, toevoeging van stikstofverbindingen uit dierlijke mest en uit kunstmest en andere meststoffen. De maatregelen genoemd in de bijlage gaan dus in beginsel uit van een stikstofevenwicht, zij het dat ze in onderdeel 2 worden vertaald in toelaatbare stikstofbelastingsnormen per ha per jaar, maximaal 210 kg stikstof tot 20 december 2002 en 170 kg stikstof voor de periode daarna.(zie noot 2) Bij de vaststelling van de verliesnormen in de wet is en bij de afwijking van de strengere normen voor uitspoelingsgevoelige gronden in dit ontwerpbesluit wordt ervan uitgegaan dat de Europese Commissie instemt met de Nederlandse derogatie(zie noot 3) van stikstofbelastingnormen van de Nitraatrichtlijn voor grasland.(zie noot 4) Hierover bestaat tot op heden geen uitsluitsel.Tegen deze achtergrond moeten er goede redenen zijn om op een voorgenomen stikstofverliesnorm voor uitspoelingsgevoelige zand- en lössgronden, zij het voor één jaar, een versoepeling aan te brengen voor bepaalde gronden. De voorgestelde versoepeling wordt beargumenteerd door erop te wijzen dat op grond van het Besluit zand- en lössgronden in totaal 364.962 ha als uitspoelingsgevoelige gronden zijn aangewezen. Dit is ruim 100.000 ha meer dan de 250.000 ha, die bij wijze van schatting zijn genoemd bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet (Minas). Als gevolg van het voorgestelde besluit zal nu voor 140.000 ha de afwijkende verliesnorm voor uitspoelingsgevoelige gronden gaan gelden. Dit is ruim 100.000 ha minder dan waarvan uitgegaan is bij de genoemde parlementaire handeling. Hoewel uit dit oogpunt een zekere consistentie aan het voorstel niet kan worden ontzegd, zullen de voorgestelde afwijkende normen van een milieutechnische onderbouwing moeten worden voorzien. De Raad adviseert de nota van toelichting aldus aan te vullen.2. De nota van toelichting bij het ontwerpbesluit geeft in paragraaf 4 een inzicht in de bedrijfseffecten van het besluit, voorzover daarin voor de droge uitspoelingsgevoelige gronden de strengere regels voor verliesnormen van de wet zijn gehandhaafd. Uitgaande van een gemiddelde bedrijfsomvang en een aandeel van 10 tot 30% uitspoelingsgevoelige gronden van het bedrijfsareaal worden de kosten per bedrijf, die verbonden zijn aan het van toepassing zijn van die aangescherpte normen, ingeschat op 61,35 tot 184,10 euro per jaar. Deze bedragen liggen in de orde van grootte van de besteding per week aan huishoudelijke boodschappen van een gemiddeld gezin van vier personen in ons land. De Raad meent dan ook dat in de omvang van deze bedragen geen reden kan worden gevonden om af te zien van het hanteren van de afwijkende stikstofverliesnorm voor alle uitspoelingsgevoelige gronden. De gemiddelde benadering van de bedrijfseffecten geeft evenwel geen informatie over de effecten per bedrijf en per regio. Dit klemt temeer omdat de juistheid van de schatting wordt bestreden in de reactie van LTO-Nederland op het voorgepubliceerde ontwerpbesluit. In die reactie wordt aandacht gevraagd voor de gevolgen voor bedrijven in Zuid- en Oost-Nederland en in delen van Drenthe, waarvan een substantieel deel van de bedrijfsoppervlakte onder de aangescherpte normen komt te vallen. Naar aanleiding daarvan adviseert de Raad een meer genuanceerd beeld te schetsen van de bedrijfseffecten.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet door deze te verankeren in de reguliere wetgeving en enkele andere verbeteringen van het bestuursrecht en omgevingsrecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet door deze te verankeren in de reguliere wetgeving en enkele andere verbeteringen van het bestuursrecht en omgevingsrecht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2011, no.11.001661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Ministers van Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet door deze te verankeren in de reguliere wetgeving en enkele andere verbeteringen van het bestuursrecht en omgevingsrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking) (PbEU L 302), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking) (PbEU L 302), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 augustus 2010, no.10.002341, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking) (PbEU L 302), met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Kampen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Uiterwaardmaatregel Zalkerbosch).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Kampen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Uiterwaardmaatregel Zalkerbosch).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 1 april 2015, no.RWS-2015/13368, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Kampen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Uiterwaardmaatregel Zalkerbosch).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, onder meer in verband met de invoering van een maatstafsysteem, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, onder meer in verband met de invoering van een maatstafsysteem, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2007, no.07.004235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, onder meer in verband met de invoering van een maatstafsysteem, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer in verband met de introductie van zorgplichten van gemeenten voor het overtollig grondwater en het afvloeiend hemelwater, alsmede verduidelijking van de zorgplicht voor het afvalwater, en aanpassing van het bijbehorende bekostigingsinstrument (verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer in verband met de introductie van zorgplichten van gemeenten voor het overtollig grondwater en het afvloeiend hemelwater, alsmede verduidelijking van de zorgplicht voor het afvalwater, en aanpassing van het bijbehorende bekostigingsinstrument (verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2005, no.05.001894, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer in verband met de introductie van zorgplichten van gemeenten voor het overtollig grondwater en het afvloeiend hemelwater, alsmede verduidelijking van de zorgplicht voor het afvalwater, en aanpassing van het bijbehorende bekostigingsinstrument (verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel legt het gemeentebestuur een zorgplicht op voor de doelmatige verwerking van overtollig grondwater en het doelmatig beheer van het afvloeiend hemelwater in stedelijk gebied, voorzover dit niet van de particulier gevergd kan worden. De bestaande zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater wordt gesplitst in een zorgplicht op het punt van hemelwater (nieuw in de Wet op de waterhuishouding) en een zorgplicht voor afvalwater (aanpassing in de Wet milieubeheer). Bovendien wordt het gemeentebestuur in staat gesteld een heffing op te leggen ter bestrijding van de hiermee gepaard gaande kosten. Deze heffing komt in de plaats van het thans bestaande rioolrecht. De Raad van State maakt opmerkingen over de zorgplichten voor gemeentebesturen, de verhouding tot het Europees recht, het perspectief voor de particulier, de brede rioolheffing en de advisering door de Raad voor de financiële verhoudingen. Hij is van oordeel dat het wetsvoorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. I. ZORGPLICHTEN VOOR GEMEENTEBESTUREN 1. Zorgplichten in de Wet op de waterhuishouding Het wetsvoorstel legt de gemeentebesturen twee nieuwe zorgplichten in het stedelijk gebied op (voor afvloeiend hemelwater en overtollig grondwater). De memorie van toelichting noemt de zorgplichten van artikel 9a en 9b van de Wet op de waterhuishouding een inspanningsverplichting.(zie noot 1) Naar het oordeel van de Raad gaat het feitelijk om toedeling van taken aan gemeentebesturen. Volgens de memorie van toelichting wordt met de voorgenomen verankering van een gemeentelijke zorgplicht voor overtollig grondwater een bestaande wettelijke leemte opgevuld.(zie noot 2) De memorie van toelichting stipt in dezelfde alinea aan dat tot op heden op grond van de wet geen enkele overheidsinstantie kan worden aangesproken op een meer actieve opstelling ten aanzien van grondwaterproblemen. De toelichting gaat echter niet in op de gevolgen van de voorgestelde zorgplichten voor de aansprakelijkheid van gemeenten in relatie tot de aansprakelijkheid van waterschappen en provincies voor tekorten in de nakoming van die plichten. De Raad hecht er groot belang aan dat bij de toedeling van deze nieuwe taken duidelijk wordt afgebakend wat precies tot de desbetreffende taak wordt gerekend, zodat overheden, particulier en rechter kunnen bepalen of er sprake is van een tekortschieten door het gemeentebestuur. De voorgestelde artikelen 9a en 9b van de Wet op de waterhuishouding bieden op vele punten niet de vereiste duidelijkheid. - Het "verwerken" van overtollig grondwater wordt door de toelichting zeer ruim omschreven (ruimer dan "beheer" van afvloeiend hemelwater).(zie noot 3) - Wat onder "overtollig" grondwater wordt verstaan is niet duidelijk. In de toelichting wordt gesteld dat "het ook de gemeenten zijn die in hun grondwaterbeleid invulling geven aan het begrip "overtolligheid"". Het is niet duidelijk hoe dit zich verhoudt tot de Grondwaterwet, waarin gedeputeerde staten worden aangewezen als bevoegd gezag met betrekking tot onttrekking van grondwater en infiltreren in grondwater, in verband met het grondwaterpeil, en de op grond van artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding vast te stellen peilbesluiten. - In de toelichting wordt vermeld dat uit het gemeentelijk rioleringsplan moet blijken wanneer kan worden gesproken van structureel overtollig grondwater, "zodat particulieren kunnen weten in welke omstandigheden zij maatregelen van de gemeente mogen verwachten".(zie noot 4) Onderscheid tussen incidenteel en structureel overtollig grondwater maakt artikel 9a niet. - De definitie van stedelijk gebied (tot welk gebied de nieuwe zorgplichten zich beperken), en daarmee de precieze begrenzing van dit gebied, is onduidelijk, nu in artikel II, onderdeel A, wordt verwezen naar artikel 1, eerste lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing dat zelf evenmin een definitie bevat en bovendien de memorie van toelichting bij de Wet stedelijke vernieuwing duidelijk maakt dat "stedelijk gebied" niet steeds dezelfde betekenis heeft.(zie noot 5) - De term "redelijkerwijs" zal in de jurisprudentie nader invulling moeten krijgen. De memorie van toelichting gaat niet in op de jurisprudentie van de Hoge Raad inzake de aansprakelijkheid van waterschappen bij het beweerdelijk tekortschieten in hun taak. - Soortgelijke vragen zijn te stellen bij artikel 9b. De Raad wijst in dit verband ook op hetgeen hierna, onder 6, wordt opgemerkt over de gemeenten in de lager gelegen gebieden in West-Nederland. Al deze opmerkingen leiden de Raad tot het oordeel dat de voorgestelde artikelen 9a en 9b van de Wet op de waterhuishouding ingrijpend moeten worden aangepast, evenals de definitie van stedelijk gebied. In de toelichting dient te worden ingegaan op de (reikwijdte van de) aansprakelijkheid van gemeenten ten gevolge van de nieuwe taken. Ook dient te worden ingegaan op de wijze van beslechting van eventuele conflicten over de vraag welke overheid (gemeente, waterschap of provincie) aansprakelijk moet worden gesteld of geacht. Voorkomen moet worden dat de belanghebbende particulier de dupe wordt van onhelderheid van de taaktoedeling. 2. De gemeente als rechtspersoon Voorgesteld wordt in de artikelen 9a en 9b van de Wet op de waterhuishouding de zorg op te dragen aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De Raad merkt hierover op dat het gaat om taken, geformuleerd, als zorgplicht, welke op de rechtspersoon gemeente rusten. De Raad verwijst in dit verband naar artikel 9 van dezelfde wet, waarin het Rijk als zodanig wordt genoemd. De Raad adviseert in de artikelen 9a en 9b van de Wet op de waterhuishouding de woorden "de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders" te vervangen door: De gemeente. 3. Verdeling van verantwoordelijkheden in verschillende wetten In de memorie van toelichting wordt beschreven hoe in bestaande wetgeving de verantwoordelijkheden terzake van grondwater verdeeld zijn over provincies, waterschappen, gemeenten en particulieren (burgers en bedrijven). Voorts wijst de toelichting op het voorgestelde artikel 10.33 Wm, waarin een gemeentelijke zorgplicht voor inzameling en transport van afvalwater is opgenomen. Hemelwater wordt in de praktijk vaak in het vuilwaterriool afgevoerd. De toelichting geeft geen afdoend antwoord op de vraag waarom alle nieuwe zorgplichten juist aan gemeentebesturen en niet aan de besturen van waterschappen of provincies worden opgedragen. In paragraaf 5, onder a, van de memorie van toelichting wordt er slechts op gewezen dat de afvoer van afvloeiend hemelwater in stedelijk gebied ook nu al door gemeenten plaatsvindt, mede als gevolg van het feit dat de aanpak daarvan nauw is verweven met andere ingrepen in de stedelijke leefomgeving. Over de verhouding van de voorgestelde nieuwe zorgplichten tot toekomstige regelingen inzake water wordt slechts vermeld dat deze op termijn zullen worden geïntegreerd in de aangekondigde integrale Waterwet. Hoe deze taaktoedeling past in het algemene waterbeleid behoeft nadere toelichting. Ook is het de Raad opgevallen dat de verhouding tot de Grondwaterwet niet wordt toegelicht. Het is wenselijk dat hierop wordt ingegaan, omdat de verplichting het overtollig grondwater te verwerken, gemeentebesturen kan nopen tot activiteiten waarvoor een vergunning van gedeputeerde staten op grond van de Grondwaterwet is vereist. Niet uitgesloten is dat deze vergunning wordt geweigerd. De Raad adviseert nader toe te lichten waarom de nieuwe zorgplichten aan gemeentebesturen worden opgedragen en hoe deze toedeling past in het toekomstige geheel van verantwoordelijkheden terzake van water. 4. Zorgplicht in de Wet milieubeheer Artikel 10.33, eerste lid, draagt de zorg voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater op aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De Raad is zich ervan bewust dat hiermee wordt aangesloten op andere bepalingen in de Wm. Evenals in de artikelen 9a en 9b van de Wet op de waterhuishouding rust de zorgplicht op de gemeente. De Raad adviseert ook in deze bepaling "De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders" te vervangen door: De gemeente. Het voorgestelde artikel 10.33, derde lid, Wm vervangt het huidige tweede lid. Daarmee is de zinsnede "voor een in die ontheffing genoemde periode," weggevallen. Een motivering daarvoor ontbreekt. De Raad adviseert de zinsnede alsnog toe te voegen. In hetzelfde artikellid wordt de ontheffingsmogelijkheid "in het belang van een doelmatig beheer van stedelijk afvalwater" geboden. Niet duidelijk is waarom hier niet, evenals in artikel 10.32 Wm, is gekozen voor het belang van de bescherming van het milieu. Ten slotte wordt de term "bebouwde kom" gebruikt. Deze term staat ook in het bestaande artikel 10.33; juist door mogelijke verwarring met "het stedelijk gebied" in de Wet op de waterhuishouding verdient het aanbeveling de term "bebouwde kom" in de Wm te definiëren. 5. Samenwerking overheden Duidelijk is dat verschillende overheden taken hebben met betrekking tot water. De tekst van het wetsvoorstel verplicht tot samenwerking, maar maakt niet duidelijk wat de verschillende rollen binnen die samenwerking precies zijn. Een van de uitgangspunten van de Code interbestuurlijke verhoudingen is juist een betere afbakening van verantwoordelijkheden en taken tussen de verschillende overheden.(zie noot 6) De Raad wijst op het voorgestelde artikel 10.33, tweede lid, Wm van een "plan voor de aanpak van lozingen van stedelijk afvalwater, dat de goedkeuring heeft van de besturen van de betrokken gemeente, waterschap en provincie". Beter zou zijn te specificeren dat het plan wordt vastgesteld door de gemeenteraad, na overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap, en dat het plan is onderworpen aan de goedkeuring door gedeputeerde staten. De Raad adviseert de wettekst aan te scherpen. 6. Gemeentelijke beleidsinstrumenten De instrumenten die het gemeentebestuur ten dienste staan voor de realisering van hun nieuwe taken, worden in de toelichting niet overzichtelijk gepresenteerd. Het wetsvoorstel regelt de bekostiging van de taken door de voorgestelde heffing, het bevat de verplichting in het gemeentelijk rioleringsplan een onderdeel op te nemen terzake van het transport van stedelijk afvalwater, het beheer van afvloeiend hemelwater en de verwerking van overtollig grondwater (het voorgestelde artikel 4.22 Wm). Daarmee is onvoldoende duidelijk of gemeentebesturen de opgelegde plichten kunnen uitvoeren. Daar komt de vraag bij of gemeentebesturen in West Nederland, los van een nauwe afstemming op het beleid van waterschappen, hun verantwoordelijkheid ten gevolge van deze nieuwe zorgplicht waar kunnen maken. In de lagere gedeelten van West Nederland staat het peil van het grondwater in vrij direct verband met dat van het oppervlaktewater. Voor dit laatste peil zijn de waterschappen verantwoordelijk in het buitengebied en soms ook weer in stedelijke gebieden voorzover die "herpolderd" zijn of weer teruggebracht zijn in waterschapsverband. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de instrumenten die voor de gemeenten beschikbaar zijn om inhoud te geven aan de nieuwe zorgplichten. 7. Verhouding tot Europees recht De memorie van toelichting besteedt nauwelijks aandacht aan de verhouding van dit wetsvoorstel tot het Europese waterbeleid en het Europese recht terzake. In paragraaf 11, onder b, van de memorie van toelichting wordt niet meer opgemerkt dan dat de gekozen verankering van de zorgplichten voor overtollig grondwater en afvloeiend hemelwater en het daaraan ten grondslag liggende grondwaterbeleid en de herijking van het hemelwaterbeleid in lijn zijn met de Kaderrichtlijn Water.(zie noot 7) In paragraaf 3, onder a, wordt toegelicht dat de wijziging van artikel 10.33 Wm weliswaar de wettelijke zorgplicht voor afvalwater beperkt, maar dat deze beperking past binnen de uitleg die in de praktijk aan de richtlijn stedelijk afvalwater wordt gegeven.(zie noot 8) De toelichting vermeldt niet of deze praktijk - en hetgeen nu wordt voorgesteld - ook past in de Europeesrechtelijke uitleg van de richtlijn stedelijk afvalwater. Een uitleg in strijd met de tekst van de richtlijn zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie, is niet toegestaan. De wijziging van de definities van huishoudelijk afvalwater en stedelijk afvalwater in het wetsvoorstel zijn volgens de toelichting op artikel III, onderdeel A, in overeenstemming met de richtlijn stedelijk afvalwater.(zie noot 9) De Raad wijst erop dat de richtlijn niet "overtollig grondwater" bij de definitie van stedelijk afvalwater noemt. De toevoeging in de definitie van huishoudelijk afvalwater in het wetsvoorstel ("en ander afvalwater dat daarmede naar aard en samenstelling overeenkomt") komt niet voor in de richtlijndefinitie. Omdat deze definities van invloed zijn op de werkingssfeer van de wet, en dus op de vraag naar de correcte implementatie van de richtlijn, dient zeker te worden gesteld dat ook met de gewijzigde definities aan de eisen van de richtlijn wordt voldaan. In de toelichting dient in ieder geval de verenigbaarheid van de afwijkingen met de richtlijn te worden uitgelegd. Ten slotte wijst de Raad op het voorstel voor een richtlijn van Parlement en Raad inzake de bescherming van grondwater tegen verontreiniging.(zie noot 10) De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de verhouding van dit wetsvoorstel tot de verschillende geldende en toekomstige Europese (kader)richtlijnen. 8. Perspectief voor de particulier De memorie van toelichting geeft geen overzicht van de - positieve en negatieve - gevolgen van het wetsvoorstel voor particulieren (burgers en bedrijven). Op de lastenverzwaring door de brede rioolheffing zal de Raad hierna ingaan. De gemeentelijke zorgplichten van de voorgestelde artikelen 9a en 9b van de Wet op de waterhuishouding zijn beperkt. Gekozen is voor het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor afvoer van afvloeiend hemelwater primair ligt bij degene bij wie dit hemelwater vrijkomt.(zie noot 11) Ook voor het omgaan met en verwerken van grondwater geldt het uitgangspunt dat de particulier verantwoordelijk is, voorzover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.(zie noot 12) Voorts moet de particulier zelf zorgen voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater in die delen van het buitengebied of de bebouwde kom, waarvoor het gemeentebestuur geen zorgplicht heeft, omdat daarvoor een vrijstelling is aangevraagd en verleend (voorgesteld artikel 10.33, derde lid, Wm). Deze verplichtingen van de particulier staan niet uitdrukkelijk in de wet opgenomen. De regels waaraan particulieren zich moeten houden bij de lozing van afvalwater komen deels in het Besluit lozingen afvalwater huishoudens te staan.(zie noot 13) Op grond van het voorgestelde artikel 10.32a Wm kunnen aan particulieren regels inzake de lozing van afvloeiend hemelwater en overtollig grondwater worden opgelegd. Het is niet duidelijk welke regels de verordening kan bevatten en in hoeverre deze regels belastend kunnen zijn. De memorie van toelichting gaat evenmin in op de verplichting van de eigenaar (overheid en particulier) van een lager erf tot het ontvangen van het water dat van hoger gelegen erven van nature afloopt (artikel 5:38 van het Burgerlijk Wetboek); hierbij wordt de openbare weg ook gerekend tot genoemde erven. Zoals de Raad onder 1 erop wijst dat het wetsvoorstel meer handvatten moet bieden om uit te maken of er sprake is van een tekortschietend bestuur, dient ook duidelijk te zijn of er sprake is van een tekortschieten door de particulier. Ook is niet duidelijk in hoeverre de verplichtingen voor particulieren naleefbaar zijn. Zo zullen activiteiten ter verwerking van overtollig grondwater veelal niet in redelijkheid van de particulier gevergd kunnen worden. Als het grondwaterpeil structureel wordt verhoogd en het gemeentebestuur meent dat er geen sprake is van overtollig grondwater, is de vraag wat de particulier kan doen. Als het al mogelijk is grondwater te onttrekken of te infiltreren, dient hij daartoe ook juridisch in staat gesteld te worden. Bij de bouw wordt in de regel rekening gehouden met een bepaald peil van het grondwater; aanvullende bouwkundige voorzieningen zijn dikwijls niet mogelijk of slechts tegen hoge extra kosten. Toegelicht zou moeten worden wat wel en wat niet redelijkerwijs van particulieren gevergd kan worden. De Raad adviseert in de toelichting op beide punten in te gaan. 9. Conclusie inzake de zorgplichten Gelet op voorgaande opmerkingen adviseert de Raad in de Wet op de waterhuishouding de voorgestelde artikelen 9a en 9b ingrijpend aan te passen evenals de definitie van stedelijk gebied, de taken in de Wet op de waterhuishouding en de Wm toe te delen aan de rechtspersoon gemeente, de toedeling van verantwoordelijkheden aan gemeenten nader toe te lichten, de samenwerking van verschillende overheden in de wettekst scherper te formuleren en de voor de gemeenten beschikbare instrumenten ter verwezenlijking van de zorgplichten te bespreken, en op de verhouding van het wetsvoorstel tot Europese richtlijnen en op het perspectief van de burger dieper in te gaan. II BREDE RIOOLHEFFING 10. Gemeentelijke belastingen De Gemeentewet geeft in hoofdstuk XV regels inzake de gemeentelijke belastingen. Als gemeentelijke belastingen worden ook aangemerkt rechten die worden geheven voor het gebruik van openbare werken, het gebruik maken van publieke diensten en dergelijke (artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet). Voor de gemeentelijke belastingen zijn in de Gemeentewet de essentialia neergelegd, dit in het verlengde van artikel 104 van de Grondwet. Zo worden voor de onroerende zaakbelasting een heffingsmaatstaf en een tarief in de wet gegeven (artikel 220c van de Gemeentewet). Voor de rechten geldt een andere begrenzing. Artikel 229b van de Gemeentewet bepaalt namelijk dat de tarieven zodanig dienen te worden vastgesteld, dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten terzake van de verleende diensten. Onder deze rechten valt thans ook het rioolrecht. Het voorstel strekt er in wezen toe een verruiming voor de rioolrechten toe te staan om aldus ook de kosten die niet aan de individuele tegenprestaties zijn te koppelen, om te kunnen slaan. Volgens de toelichting (paragraaf 4) mag de voorgestelde heffing maximaal kostendekkend zijn. De toelichting karakteriseert de heffing als een bestemmingsheffing ("brede rioolheffing"), dat wil zeggen een heffing waarvan de opbrengst bestemd is voor een bepaald doel. De Gemeentewet kent belastingen en rechten. De opbrengsten daarvan vloeien toe aan de algemene middelen van de gemeente. De Gemeentewet kent thans geen juridische mechanismen voor de oormerking van bepaalde belastingopbrengsten voor bepaalde doelen. Dat de grondslag voor de rechten en voor de voorgestelde heffing gerelateerd is aan bepaalde kosten die door de gemeente worden gemaakt, doet daar niet aan af. Nu wordt een derde categorie geïntroduceerd, namelijk een heffing voor een specifiek onderwerp van zorg, zonder dat daaraan een voorafgaande algemene beleidsafweging ten grondslag ligt. De nieuwe heffing is geen recht in de zin van artikel 229, want de heffing wordt niet geheven voor een individueel gebruik of genot van een gemeentelijke dienst; er staat geen rechtstreekse prestatie tegenover, althans geen prestatie die rechtstreeks tot individuele gevallen herleidbaar is. Anders dan de memorie van toelichting suggereert, kan de nieuwe heffing in het voorgestelde systeem geen bepaalde bestemming hebben. De Raad adviseert opnieuw de noodzaak te bezien van de introductie van een heffing naast de bestaande gemeentelijke belastingen en rechten. 11. Afbakening van de kosten Onverlet het onder 10 gestelde, merkt de Raad op dat de thans geldende begrenzing voor de hoogte van de tarieven voor de rechten in artikel 229b van de Gemeentewet niet geldt voor de voorgestelde bestemmingsheffing. Deze valt immers niet onder de rechten, bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet. De Raad adviseert te voorzien in een heldere afbakening van de kosten terzake waarvan deze heffing de financiering kan zijn. 12. Gemeentelijke lastenverzwaring Uit de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat de "brede rioolheffing" die particulieren moeten betalen, hoger zal zijn dan de huidige rioolrechten. De kosten in verband met de nieuwe en bestaande zorgplichten nemen toe, de verfijningsuitkering riolering uit het gemeentefonds loopt af, de gemeentelijke heffingscapaciteit wordt groter.(zie noot 14) In paragraaf 9 van de toelichting wordt vermeld dat de kosten per huishouden zullen toenemen met 5 tot 7% per jaar, van 167 in 2002 naar 210 in 2010. Daarbij zijn de kosten die gemoeid zijn met de gemeentelijke taken voor grondwater nog niet betrokken; de toelichting wijst op een schatting van 5 per huishouden.(zie noot 15) Dit kan leiden tot een verzwaring voor particulieren van gemeentelijke lasten. Dit gaat in tegen het streven van de regering de lokale lasten te beperken. De verzwaring van gemeentelijke lasten ontlokken ook jaarlijks scherpe kritiek aan organisaties als VNO/NCW en Consumentenbond. De Raad adviseert in de toelichting een overzicht op te nemen over de laatste 10 jaar, van de taken die het Rijk aan gemeenten heeft opgelegd, en de daarmee gepaard gaande verzwaringen van lokale lasten. Hij adviseert in de toelichting te vermelden hoe de lastenverzwaring door dit wetsvoorstel in dit geheel past. 13. Advies van de Raad voor de financiële verhoudingen Uit de memorie van toelichting blijkt niet dat de voorgestelde wijziging van hoofdstuk XV van de Gemeentewet ter advisering is voorgelegd aan de Raad voor de financiële verhoudingen. Ook wordt daarvoor geen motivering gegeven. Dit klemt temeer gelet op hetgeen de Raad opmerkt over de introductie van een nieuwe vorm van gemeentelijke belasting (onder 10). De Raad beveelt aan dit advies alsnog te vragen. Hij gaat ervan uit dat het voorstel nogmaals bij de Raad aanhangig gemaakt zal worden, indien dat advies strekt tot meer dan bijkomstige wijzigingen. III. OVERIGE OPMERKINGEN 14. Het voorgestelde artikel 10.30, tweede lid, Wm is niet aangepast aan de voorgestelde definitie van huishoudelijk afvalwater. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien. 15. In artikel IV, tweede lid, wordt bepaald dat de gemeenteraad uiterlijk binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet een (nieuw) gemeentelijk rioleringsplan vaststelt. Gezien de tekst van artikel V zullen naar verwachting de verschillende onderdelen van de wet op verschillende momenten in werking treden. De Raad adviseert daarom de termijn te stellen op uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van "dit artikel" (artikel IV). 16. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot het stellen van nadere regels ter uitvoering van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming. Het gaat hier om experimenten met het elektronisch toezenden van stembiljetten aan kiezers in het buitenland en om experimenten met een centrale opzet van de stemopneming op gemeentelijk niveau.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale Onderhoudswet 2009), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale Onderhoudswet 2009), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2008, no.08.002372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale Onderhoudswet 2009), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, 2011-2015 (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, 2011-2015 (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2012, no.12.001692, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, 2011-2015 (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, van de Wet Studiefinanciering 2000, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de totstandkoming van richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, alsmede goedkeuring van een daarmee samenhangend voorbehoud bij het Europees verdrag inzake sociale en medische bijstand, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, van de Wet Studiefinanciering 2000, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de totstandkoming van richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, alsmede goedkeuring van een daarmee samenhangend voorbehoud bij het Europees verdrag inzake sociale en medische bijstand, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële gegevens in verband met onder meer het verstrekken van justitiële gegevens aan de burgemeester bij de terugkeer van ex-gedetineerden en het versterken van de screening in de taxibranche, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële gegevens in verband met onder meer het verstrekken van justitiële gegevens aan de burgemeester bij de terugkeer van ex-gedetineerden en het versterken van de screening in de taxibranche, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2011, no.11.000581, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële gegevens in verband met onder meer het verstrekken van justitiële gegevens aan de burgemeester bij de terugkeer van ex-gedetineerden en het versterken van de screening in de taxibranche, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Varkensbesluit en het Ingrepenbesluit (implementatie richtlijnen nr. 2001/88/EG en nr. 2001/93/EG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Varkensbesluit en het Ingrepenbesluit (implementatie richtlijnen nr. 2001/88/EG en nr. 2001/93/EG), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 november 2004, no. 04.004096, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Varkensbesluit en het Ingrepenbesluit (implementatie richtlijnen nr. 2001/88/EG en nr. 2001/93/EG), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot versoepeling van een aantal welzijnsvoorschriften en overgangstermijnen in het Varkensbesluit. Daarbij wordt overeenkomstig aangekondigd beleid(zie noot 1) het Varkensbesluit meer aangesloten op het minder strenge regime in de van toepassing zijnde EG-richtlijnen, richtlijn 2001/88/EG en richtlijn 2001/93/EG (hierna: Commissierichtlijn)(zie noot 2). Voorts voorziet het ontwerpbesluit in de nadere implementatie van de Commissierichtlijn waar het gaat om de inwerkingtreding van regels met betrekking tot het stabiel houden van groepen en, in lijn met richtlijn 2001/93/EEG, in een verduidelijking van de regels in het Ingrepenbesluit voor het verkleinen van hoektanden.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij enkele opmerkingen.1. In artikel I, onderdeel E, wordt met het vervallen van de overgangstermijn in het tweede lid van artikel 19 de regeling inzake stabiele groepen in overeenstemming met de Commissierichtlijn gebracht. In de nota van toelichting wordt erop gewezen dat deze eisen op grond artikel 2 van die richtlijn met ingang van 1 januari 2003 reeds van kracht hadden moeten zijn. Gelet daarop kan de "vrijstelling" in artikel 19, tweede lid, tot 1 januari 2008 niet worden gecontinueerd, aldus de toelichting. De Raad adviseert in de nota van toelichting uiteen te zetten, waarom de richtlijn op dit onderdeel niet tijdig is uitgevoerd en wat daarvan de gevolgen zijn voor het dierenwelzijn. De Raad adviseert voorts in de nota van toelichting in te gaan op de eventuele lasten voor het bedrijfsleven die uit het schrappen van de eerder gestelde overgangstermijn voortvloeien. Bovendien rijst de vraag of varkenshouders als gevolg van het niet in werking treden van de genoemde voorschriften met ingang van 1 januari 2003 enig concurrentievoordeel hebben gehad ten opzichte van varkenshouders in andere lidstaten. Ook daarop ware in de nota van toelichting in te gaan.2. Volgens de toelichting op artikel II strekt de daarin opgenomen wijziging van artikel 2, eerste lid, onderdeel q, van het Ingrepenbesluit ertoe de regeling van het verkleinen van de hoektanden in lijn te brengen met de Commissierichtlijn. Het betreft de implementatie van de tweede alinea van voorschrift 8 van Hoofdstuk I van de bijlage bij de Commissierichtlijn. De Raad constateert dat het voorkomen van staartbijten niet meer als grond voor het verkleinen van hoektanden is opgenomen. Dat is een inhoudelijk verschil met het thans geldende Ingrepenbesluit en met de Commissierichtlijn. Voorts bevat, anders dan de toelichting stelt, de voorgestelde tekst geen verduidelijkende wijziging ten opzichte van de thans geldende tekst van artikel 2, eerste lid, onderdeel q, waar het er om gaat dat de maatregel niet als routinemaatregel wordt uitgevoerd en alleen mag worden toegepast wanneer bepaalde kwetsuren van spenen of van oren bij andere varkens zijn geconstateerd. Verder zal ook het couperen van staarten, dat is geregeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder o, van het Ingrepenbesluit, gelet op de tekst van hetzelfde onderdeel van de Commissierichtlijn evenmin een routinemaatregel mogen zijn. Toch wordt dat onderdeel van het Ingrepenbesluit niet aangepast. De Raad adviseert de wijziging van het Ingrepenbesluit op deze onderdelen aan te vullen.Nu de implementatie van de tweede alinea van voorschrift 8 van Hoofdstuk I van de bijlage bij Commissierichtlijn toch nader wordt geregeld, adviseert de Raad in de nota van toelichting aan te geven op welke wijze de in de tweede volzin van die alinea gestelde voorwaarde, dat eerst andere preventieve maatregelen moeten worden genomen om staartbijten en andere gedragsstoornissen te voorkomen, is geïmplementeerd. Zo nodig ware het Varkensbesluit ook nog op dit punt aan te passen.De Raad van State geeft in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Technische herstelwet 2003 met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Technische herstelwet 2003 met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2003, no.03.002939, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Technische herstelwet 2003 met memorie van toelichting. Het voorstel heeft betrekking op enkele technische herzieningen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. In punt 3 van onderdeel Algemeen van de toelichting wordt gesteld dat het geheel van bepalingen met betrekking tot de werkruimte grondig is bezien, hetgeen heeft geleid tot aanpassing van veel regelingen teneinde een zoveel mogelijk gelijke behandeling van werkruimtes te bereiken voor ondernemers, resultaatgenieters, directeuren-grootaandeelhouders en werknemers in loondienst. De Raad adviseert in een schematisch overzicht het voorgestelde regime weer te geven, zowel voor zelfstandige als voor onzelfstandige werkruimten, in geval de eigen woning al dan niet tot het ondernemersvermogen behoort, de eigen woning tot het vermogen van een naamloze of besloten vennootschap behoort en al dan niet tegen vergoeding ter beschikking wordt gesteld aan een werknemer die al dan niet directeur-grootaandeelhouder is, en de eigen woning eigendom is van een werknemer die al dan niet directeur-grootaandeelhouder is en die een vergoeding van de vennootschap voor de werkruimte ontvangt dan wel de vennootschap bepaalde kosten en lasten voor de werkruimte voor haar rekening neemt. 2. Voorgesteld wordt voor de toepassing van een aantal bepalingen in de inkomsten- en vennootschapsbelastingheffing onder woning mede te verstaan een woonboot en een woonwagen, alsmede de aanhorigheden van een woning, woonboot en woonwagen (artikelen 3.16, twaalfde lid, 3.19, vijfde lid, en 3.93, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet Vpb 1969). Deze omschrijving is ruimer - of wellicht minder nauwkeurig - dan de in artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 opgenomen omschrijving van eigen woning, omdat ten aanzien van de met de eigen woning gelijkgestelde schepen en woonwagens onder meer de voorwaarde van duurzaam aan een plaats gebonden zijn ontbreekt. De Raad adviseert de verschillen in de omschrijving te motiveren. Tevens adviseert de Raad te bezien of voor de loonbelastingheffing de gelijkstelling van woonboot en woonwagen met woning bij de daarvoor in aanmerking komende regelingen niet uitdrukkelijk bepaald dient te worden. 3. Voorgesteld wordt een onderdeel i aan artikel 10, eerste lid, Wet Vpb 1969 toe te voegen teneinde te bereiken dat de fiscale behandeling van de werkruimte in de vennootschapsbelasting gelijk is aan die van de inkomstenbelasting. Naar het oordeel van de Raad is dit voorstel op zich niet toereikend. Het regime in de Wet IB 2001 heeft tot resultaat dat de kosten en lasten van een onzelfstandige werkruimte noch in het geval zij door de belastingplichtige in zijn kwaliteit van ondernemer worden gedragen, noch in het geval zij door de belastingplichtige in zijn kwaliteit van eigenaar worden gedragen, ten laste van zijn belastbare inkomen worden gebracht. Materieel worden deze kosten en lasten uit het netto-besteedbaar inkomen opgebracht. Dit effect wordt niet bereikt indien de kosten en lasten voor een onzelfstandige werkruimte in een eigen woning van een aanmerkelijk belanghouder ten laste van de winst van zijn vennootschap worden gebracht en van die winst fiscaal niet aftrekbaar zijn, tenzij tevens wordt bepaald dat een bedrag gelijk aan die kosten en lasten als dividend bij die aanmerkelijk belanghouder wordt belast. In dat geval wegen de vennootschapsbelasting over de niet aftrekbare kosten en de aanmerkelijk belangheffing over het overeenkomstige bedrag min of meer op tegen de progressieve inkomstenbelasting over de niet aftrekbare kosten in het geval van de in de inkomstenbelastingheffing betrokken ondernemer. In de thans voorgestelde vertaalslag is het beoogde regime niet volledig gerealiseerd. De Raad adviseert het voorstel opnieuw te bezien. 4. De Raad merkt op dat de aanpassing van de omschrijving van de werkruimte in de eigen woning ertoe kan leiden dat een ruimte in de eigen woning tot 1 januari 2005 wel en daarna niet meer als (afzonderlijke) werkruimte wordt aangemerkt, omdat een objectief criterium (vloeroppervlakte groter dan een derde deel van de vloeroppervlakte van de woning) wordt vervangen door een materieel criterium (intensiteit van gebruik voor inkomensverwerving). De gevolgen van de hierdoor opgeroepen sfeerovergang zijn niet uitdrukkelijk geregeld, noch is daaraan in de toelichting aandacht besteed. In ieder geval dient te worden aangegeven of deze sfeerovergang aanleiding geeft tot afrekening over de waardemutatie met betrekking tot de werkruimte. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 5. In de toelichting op de opnieuw geformuleerde regeling ten aanzien van de onzelfstandige werkruimten is geen aandacht gegeven aan de wijze waarop in het algemeen de inrichting van die ruimten voor de inkomsten- en vennootschapsbelastingheffing behandeld dient te worden. De Raad adviseert alsnog - buiten het geval van telewerken - in te gaan op het regime dat geldt voor de inrichting van de onzelfstandige werkruimte. 6. Voorgesteld wordt door de wijziging van artikel 3.127 Wet IB 2001 de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek wegens een pensioentekort te relateren aan de omstandigheden in het voorafgaande kalenderjaar. Deze wijziging van berekening gaat in met ingang van 1 januari 2004. Voor 2003 is nog sprake van niet-gesynchroniseerde gegevens omdat voor de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek in dat jaar de pensioenaangroei van 2002 van betekenis is. Voor 2004 is de ruimteberekening gesynchroniseerd, hetgeen de onevenwichtigheid die door het amendement Van Vroonhoven-Kok(zie noot 1) is ontstaan, wegneemt, maar worden opnieuw de elementen uit het kalenderjaar 2003 in aanmerking genomen. Dit houdt een mogelijkheid van in de tijd bezien dubbele ruimte voor aftrek van lijfrentepremies in. Hetzelfde geldt bij toepassing van het toegezegde goedkeuringsbesluit. Aan de gevolgen van de effecten van de opeenvolgende regimes is in de toelichting geen aandacht besteed. De Raad adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen en in ieder geval cijfervoorbeelden op te nemen met betrekking tot de berekening van ruimte voor de lijfrentepremieaftrek en de reserveringsruimte voor de kalenderjaren 2003 en 2004. 7. Voorgesteld wordt artikel I, onderdeel Ua, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 aan te vullen met de nagekomen subsidies voor andere dan de zogenoemde monumentenpanden en voor niet-monumentenpanden, indien de kosten voor onderhoud onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 ten laste van het belastbare inkomen zijn gebracht. Zij zullen als negatieve persoonsgebonden aftrek worden aangemerkt. Aangezien de nagekomen subsidies niet met terugwerkende kracht als negatieve persoonsgebonden aftrek kunnen worden aangemerkt, ontstaat een ongelijkheid met de eigenaren van andere dan monumentenpanden en van niet-monumentenpanden die de nagekomen subsidies al hebben ontvangen. Indien nog slechts een beperkt bedrag ten opzichte van de reeds uitgekeerde bedragen aan nagekomen subsidies is te verwachten, is de door het voorstel opgeroepen ongelijkheid minder aanvaardbaar. De Raad adviseert aan te geven welke materiële betekenis het voorstel nog heeft, mede gelet op de gesloten vaststellingsovereenkomsten op grond van de resoluties van 22 juni 1994, en te motiveren op welke grond de opgeroepen ongelijkheid is te rechtvaardigen. 8. Indien een vernummering als gevolg van een (andere) wetswijziging ten onrechte achterwege is gebleven, dient de vernummering uiteraard alsnog te worden aangebracht. De Raad heeft geconstateerd dat niet steeds hetzelfde beleid ten aanzien van het tijdstip van inwerkingtreding van die vernummering wordt gevolgd: soms vindt de vernummering plaats bij de inwerkingtreding van de herstelwet, soms vindt de vernummering plaats met terugwerkende kracht tot de inwerkingtreding van de wetswijziging waarbij de vernummering ten onrechte achterwege is gelaten. Ten aanzien van de vernummeringen die zijn opgenomen in artikel I, onderdelen M en O, artikel IV, onderdelen G en H, artikel VI, onderdeel B en artikel VII, onderdeel A, wordt de eerstgenoemde lijn gevolgd, ten aanzien van de vernummeringen die zijn opgenomen in artikel IV, onderdelen B, E en J, wordt de laatstgenoemde lijn gevolgd. De Raad adviseert uiteen te zetten welk beleid met betrekking tot de inwerkingtreding van de vernummeringen wordt gevolgd. 9. Indien in het geval van een zogenoemd massaal bezwaar geen bezwaar is aangetekend, wordt voorgesteld alsnog op kennisgeving bij voor bezwaar vatbare beschikking binnen vijf jaar na de collectieve uitspraak aan de belastingplichtige tegemoet te komen. Bij dit voorstel plaatst de Raad de volgende kanttekeningen: a. De herziening vindt alleen plaats indien de rechtshandeling (aanslag of inhouding) niet onherroepelijk was ten tijde van de aanwijzing als massaal bezwaar. Artikel 25a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat bezwaren worden aangewezen als massaal bezwaar voorzover op die bezwaren ten tijde van de aanwijzing nog geen uitspraak is gedaan en deze zijn ingediend tot en met de dag voorafgaande aan de dag waarop de collectieve uitspraak terzake is gedaan. Tussen het tijdstip van aanwijzing als massaal bezwaar en de dagtekening van de collectieve uitspraak kan een aanmerkelijke tijd gelegen zijn. De rechtshandelingen waarop de herziening ziet, betreffen volgens het voorstel alleen de gevallen die ten tijde van de aanwijzing als massaal bezwaar nog niet onherroepelijk zijn. De rechtshandelingen die na dat tijdstip maar voor de dagtekening van de collectieve uitspraak plaatsvinden, worden aldus van de herziening uitgesloten. De Raad adviseert dit regime in het licht van de uitvoering van de motie-Hofstra in de toelichting te motiveren. b. De herziening vindt plaats indien de onjuiste beantwoording van de rechtsvraag bij het verrichten van de rechtshandeling de inspecteur ter kennis is gekomen binnen vijf jaar na de collectieve uitspraak. Het voorstel brengt op deze wijze ambtshalve herziening die vatbaar is voor bezwaar en beroep binnen de horizon. Naar het oordeel van de Raad gaat dit verder dan uit de uitvoering van de motie-Hofstra voortvloeit. De Raad adviseert de voor bezwaar en beroep vatbare herziening te beperken tot de gevallen waarin de belastingplichtige een schriftelijk verzoek doet. De vraag of en in hoeverre tegen ambtshalve beslissingen van de belastingdienst rechtsmiddelen dienen open te staan, dient in een ruimer kader te worden beantwoord. In dit kader dient naar het oordeel van de Raad ook de overeenkomstige toepassing van artikel 25b AWR niet ten aanzien van de naar het oordeel van de inspecteur meest gerede partij plaats te vinden, maar ten aanzien van de degene die het schriftelijk verzoek om herziening heeft gedaan. Zoals uit de parlementaire behandeling van artikel 25b AWR is af te leiden, is er uitdrukkelijk voor gekozen in dit soort gevallen in de wet vast te leggen aan wie de teruggaaf toekomt en te vermijden dat in een procedure de vraag aan de orde kan komen wie de gerechtigde is.(zie noot 2) c. Bezwaar en beroep tegen de (herzienings)beschikking kan slechts de rechtsvraag betreffen. Deze beperking sluit niet aan bij de toelichting op het voorstel, waarin is gesteld dat ook tegen het niet of te laat geven van die beschikking de normale rechtsmiddelen ter beschikking staan. De Raad adviseert deze mogelijkheden uitdrukkelijk in de bepaling op te nemen. 10. Het opnemen in artikel 68, eerste lid, onderdeel c, AWR van het niet voldoen aan de verplichting een loonadministratie te voeren als een strafbaar feit waarop een geldboete van de derde categorie staat, betreft naar het oordeel van de Raad niet het herstel van een misverstand maar een nieuwe lijn, gelet op de parlementaire behandeling, waarbij het niet voldoen aan deze verplichting is aangemerkt als een strafbaar feit, waarop hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie staat. Het niet voeren van een loonadministratie is uitdrukkelijk beoogd te zijn begrepen in de omschrijving van (thans) artikel 68, tweede lid, onderdeel d, AWR.(zie noot 3) In de toelichting is onvoldoende gemotiveerd om welke reden deze categoriewijziging doorgevoerd dient te worden. De Raad ziet ook geen reden om enkel ten aanzien van het voeren van de loonadministratie af te wijken van de algemene strafbaarstelling inzake het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen. De Raad adviseert het voorstel op dit punt opnieuw te bezien. De Raad wijst erop dat, indien het niet voeren van een loonadministratie als strafbaar feit opgenomen blijft in artikel 68, tweede lid, AWR, dit overeenkomstig dient te gelden voor de inhoudingsplichtige van artiesten en sportbeoefenaren alsmede de inhoudingsplichtige van buitenlandse gezelschappen. 11. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op het herstel van vormfouten bij vorderingen tot verlenging van de terbeschikkingstelling of van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op het herstel van vormfouten bij vorderingen tot verlenging van de terbeschikkingstelling of van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Mediabesluit (vaststelling van een nationale evenementenlijst en nadere regels inzake deze lijst, alsmede enige technische wijzigingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Mediabesluit (vaststelling van een nationale evenementenlijst en nadere regels inzake deze lijst, alsmede enige technische wijzigingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met het oog op het optimaliseren van het accreditatiestelsel (Wet accreditatie op maat), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met het oog op het optimaliseren van het accreditatiestelsel (Wet accreditatie op maat), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2016, no.2016002029, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met het oog op het optimaliseren van het accreditatiestelsel (Wet accreditatie op maat), met memorie van toelichting.Doel van het wetsvoorstel is te bewerkstellingen dat instellingen voor hoger onderwijs meer vertrouwen en minder lasten ervaren bij de accreditatieprocedure.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Het wetsvoorstel is in belangrijke mate gericht op het reduceren van "ervaren lasten", daaronder begrepen reductie van administratieve lasten. Het reduceren van "ervaren lasten" is evenwel geen goed uitgangspunt voor wetgeving. De Afdeling is er evenmin van overtuigd dat het wetsvoorstel leidt tot een substantiële vermindering van administratieve lasten. Daarnaast geven de evaluaties aanleiding om het accreditatiestelsel meer fundamenteel en vanuit meer perspectieven te bezien. De Afdeling adviseert in dat verband binnen enkele jaren te voorzien in een meeromvattende, onafhankelijke evaluatie van het accreditatiestelsel.1.InleidingIn 1985 hebben de (bekostigde) instellingen een stelsel van externe kwaliteitszorg in het leven geroepen dat bestond uit onderlinge visitaties van opleidingen. Nadat in 1993 dit op vrijwilligheid gebaseerde stelsel omgezet was in een wettelijke verplichting, heeft de wetgever in 2002 besloten de visitatie te verbinden met accreditatie en in handen te leggen van een zelfstandig bestuursorgaan, de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Accreditatie en de daaraan verbonden rechten (bekostiging, getuigschriften en studiefinanciering) waren niet langer bij voorbaat gegeven, maar moesten verworven worden. Bij de introductie van het accreditatiestelsel was één van de voorwaarden dat de administratieve lasten niet zouden mogen stijgen. Twee jaar na invoering bleken de lasten voor de instellingen echter al te zijn verdubbeld, nog afgezien van intern gemaakte kosten. Voorts rees er kritiek op de sterke oriëntatie op processen en procedures; ook zou de koppeling met de bekostiging defensief gedrag veroorzaken en zou te veel de nadruk worden gelegd op de verantwoording van basiskwaliteit in plaats van het streven naar hogere kwaliteit. In 2011 werd opnieuw ingezet op beperking van de administratieve lasten. Er werd een nieuw accreditatiestelsel ingevoerd, met als doelen kwaliteitsstimulering, een betere balans tussen verantwoording en verbetering, en een lastenreductie van 2.047.726 per jaar, ofwel 11,7%. Ondanks de korte tijdsspanne werd het nieuwe accreditatiestelsel reeds in 2013 door verschillende instanties geëvalueerd. De Inspectie van het onderwijs (hierna: de Inspectie) concludeerde dat de administratieve lasten niet waren verminderd en deed vijf aanbevelingen om de betrouwbaarheid van het accreditatiestelsel te vergroten. Omdat het draagvlak voor het stelsel tanende was, kondigde de Inspectie aan in 2015 de verbeteringen op het punt van die aanbevelingen te onderzoeken en in 2017 een nieuw breed onderzoek uit te voeren. (zie noot 1) In reactie hierop benadrukte de regering dat vermindering van lasten voor haar als belangrijkste punt uit de evaluatie van het accreditatiestelsel naar voren was gekomen. (zie noot 2)Het wetsvoorstel is daarvan het resultaat. Volgens de toelichting zijn de voorgestelde maatregelen bedoeld om het accreditatiestelsel evenwichtiger te maken. In verband daarmee vervalt de accreditatie niet meer van rechtswege na zes jaar maar is daartoe nog een intrekkingsbesluit nodig. Voorts wordt in de accreditatieprocedure een scherper onderscheid gemaakt tussen verantwoording van kwaliteit enerzijds en suggesties voor verbetering anderzijds. De criteria voor toetsing van de opleidingskwaliteit worden vereenvoudigd en overlap met de Instellingstoets kwaliteitszorg wordt weggenomen. Opleidingscommissies krijgen een grotere rol bij de kwaliteitszorg, invoering van een studentenpanel wordt mogelijk gemaakt en studenten krijgen het recht een deel van het visitatierapport te schrijven. Al met al zouden de administratieve lasten voor de instellingen met naar schatting 15% ( 2.907.000) moeten afnemen.2.ProbleemanalyseZoals hiervoor is weergegeven, is het in 2011 vernieuwde accreditatiestelsel relatief kort na de invoering ervan geëvalueerd. Uit deze evaluaties komt naar voren dat het accreditatiestelsel zich sinds de vernieuwingen in de juiste richting ontwikkelt. De Afdeling acht het dan ook begrijpelijk dat de regering zich in eerste instantie richt op het verbeteren van het bestaande stelsel, in plaats van een fundamentele herbezinning op de uitgangspunten ervan. Uit de verschillende evaluaties blijkt evenwel tevens dat ook het vernieuwde accreditatiestelsel met meer knelpunten gepaard gaat dan alleen de administratieve lasten. Zo beveelt de Inspectie aan om de betrouwbaarheid van de beoordelingen diepgaand te onderzoeken en de validiteit ervan te verbeteren, omdat anders het draagvlak voor het stelsel verder ondermijnd kan worden. Voorts adviseert zij aan de NVAO meer ruimte te bieden in de intensiteit van de opleidingsbeoordeling en de voordelen van een periodieke visitatie af te zetten tegenover almaar toenemende belasting. De NVAO zelf adviseert onder meer om het instrumentarium te versoepelen. Ook is blijkens de consultatie de vraag gerezen of het toekennen van gedifferentieerde oordelen wel een overheidstaak is.De Afdeling merkt op dat uit de toelichting niet duidelijk wordt of, en zo ja, in hoeverre gevolg is gegeven aan deze en andere aanbevelingen. Evenmin wordt duidelijk of inmiddels resultaten bekend zijn van het door de Inspectie voor 2015 toegezegde onderzoek naar de knelpunten in het accreditatiestelsel. Daarbij dient te worden bedacht dat er sinds de laatste evaluatie vijf jaar zijn verstreken. Omdat de toelichting alleen de resultaten van het door de regering gevolgde meerjarige interactieve beleidstraject presenteert, maar geen inzicht geeft in de gegevens die dat heeft opgeleverd noch ingaat op de mogelijke invloed van externe, niet aan het accreditatiestelsel toe te schrijven factoren, wordt geen duidelijkheid verkregen over het actuele functioneren van het accreditatiestelsel. Zoals hierna uiteengezet, lijkt de doelstelling van een substantiële lastenreductie nog niet te worden bereikt. Voorts moet worden onderkend dat de afweging die de wetgever te maken heeft breder dient te zijn dan het belang van reductie van administratieve lasten of het belang van meer inspraak. De in 2013 gehouden evaluaties geven aanleiding om het accreditatiestelsel aan een nader onderzoek te onderwerpen.De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de uitkomsten van de hiervoor vermelde evaluaties, alsmede op de omvang en aard van de knelpunten die in het interactieve beleidstraject aan de orde zijn gekomen. Voorts adviseert zij binnen enkele jaren na invoering van het wetsvoorstel te voorzien in een nieuwe, onafhankelijke evaluatie van het accreditatiestelsel, waarbij voor meer zaken oog is dan de administratieve lasten en de reductie daarvan.3.Hoofdlijnen wetsvoorstelDe gedachte achter het wetsvoorstel is dat het accreditatiestelsel meer wordt vorm gegeven op basis van vertrouwen en door betrokkenen als minder belastend wordt ervaren. In dat kader stelt de regering vijf (typen) maatregelen voor.Bij de bespreking van de hoofdlijnen van dit wetsvoorstel houdt de Afdeling de indeling van de toelichting aan. Daaraan voorafgaand maakt de Afdeling een opmerking van meer algemene aard.a.Objectieve maatstavenEén van de doelstellingen van het wetsvoorstel is het substantieel verminderen van de "ervaren lasten". Daarmee wordt niet alleen gedoeld op de lasten die voor instellingen ontstaan doordat zij aan wettelijke regels moeten voldoen, maar met name ook op de mate waarin het voldoen aan deze verplichtingen subjectief als zinvol wordt ervaren. Hoewel het van belang is het mes te zetten in overbodige wetgeving, is het schrappen of wijzigen van regels omdat het belang door degene die aan die regel onderworpen is niet wordt (h)erkend geen geschikt uitgangspunt voor wetgevingsbeleid. Wetgeving wordt immers geacht het algemeen belang te dienen. Voorts gaat van de term "ervaren lasten" de suggestie uit dat het gaat om de subjectieve beleving, waarbij wat voor de één een last is, voor de ander niet zo behoeft te zijn.De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te passen en nut en noodzaak van de voorgestelde wijzigingen aan de hand van meer objectieve maatstaven aannemelijk te maken.b.Accreditatie vervalt niet automatischAccreditatie wordt verleend op aanvraag. Een geaccrediteerde opleiding moet regelmatig opnieuw worden gevisiteerd. In verband hiermee bepaalt de wet dat een accreditatiebesluit in beginsel na zes jaar vervalt. Het wetsvoorstel kiest als uitgangspunt dat een accreditatie doorloopt. Regel wordt dat de accreditatie wordt ingetrokken indien de instelling geen visitatierapport overlegt met het oog op een herbeoordeling na zes jaar of indien de herbeoordeling ongunstig uitvalt.Accreditatie is een momentopname. Daarom moet gewaarborgd zijn dat een accreditatiebesluit in de tijd begrensd is. Het wetsvoorstel biedt die waarborg niet zonder meer, omdat altijd eerst een intrekkingsbesluit nodig is. Materieel is er overigens geen verschil met de geldende regeling, omdat de NVAO de accreditatie moet intrekken indien de instelling niet voldoet aan de visitatieplicht. (zie noot 3) Anders dan de toelichting stelt, is van honoreren van vertrouwen dan ook geen sprake, omdat de regel blijft dat een opleiding elke zes jaar moet worden gevisiteerd. De vermindering van administratieve lasten is verwaarloosbaar, omdat er weliswaar geen nieuwe aanvraag nodig is, maar wel een visitatierapport moet worden overgelegd. De Afdeling adviseert de toelichting aan te passen.c.Accreditatie onder voorwaardenIndien de NVAO vaststelt dat de geaccrediteerde opleiding niet voldoet aan bepaalde aspecten van kwaliteit kan het de geldigheidsduur van het accreditatiebesluit eenmaal met ten hoogste twee jaar verlengen. (zie noot 4) In het besluit tot verlenging kan het tevens voorwaarden opnemen. Deze regeling wordt blijkens het opschrift aangeduid als herstelperiode. Volgens de regering doet de term herstel onvoldoende recht aan hetgeen wel positief is beoordeeld. Daarom wordt zij vervangen door de term accreditatie onder voorwaarden.De voorgestelde wijziging van het opschrift van artikel 5a.12a heeft slechts taalkundige betekenis en verandert het karakter van de regeling niet. Daaraan moet dan ook niet teveel betekenis worden gehecht. Verder merkt de Afdeling op dat de huidige wet reeds bepaalt dat in het besluit tot verlenging voorwaarden kunnen worden opgenomen. De Afdeling adviseert de toelichting aan te passen.d.Betere balans tussen verantwoording en verbeteringVolgens de toelichting is de toegenomen aandacht voor externe verantwoording van de basiskwaliteit van de opleiding ten koste gegaan van de aandacht voor verhoging van de kwaliteit. Door tussen de beide functies van accreditatie een scherper onderscheid aan te brengen, wil de regering de balans tussen de lasten en baten van accreditatie verbeteren. Ten eerste wordt er een scheiding ingevoerd in de rapportage. De instelling rapporteert aan de NVAO, hetgeen nodig is om verantwoording af te leggen over de basiskwaliteit en voor (her)accreditatie in aanmerking te komen. Het visitatiepanel rapporteert aan de instelling over verbeterpunten, bijvoorbeeld in de vorm van aanbevelingen. (zie noot 5) Ten tweede wordt bij visitaties in het kader van opleidingsaccreditatie een fasering van gesprekken ingevoerd. Ten derde wordt het instellingsbestuur verplicht een samenvatting van de aanbevelingen voor verdere ontwikkeling van de kwaliteit binnen een redelijke termijn openbaar te maken, in elk geval een jaar voor de eerstvolgende accreditatie. De instelling moet het visitatierapport zeven dagen na ontvangst delen met de onderwijsgemeenschap. (zie noot 6)De Afdeling merkt op dat deze wijzigingen reeds voortvloeien uit het onlangs in werking getreden beoordelingskader. (zie noot 7) In zoverre is het voorstel niet nodig. Niet wordt toegelicht waarom het instellingsbestuur een samenvatting openbaar moet maken. Wat betreft de termijn stelt de toelichting dat een termijn van een jaar redelijk wordt geacht, zij het dat een samenvatting uiterlijk voor de eerstvolgende visitatieronde openbaar gemaakt dient te worden. Een redelijke termijn kan derhalve tussen een en zes jaar bedragen. De Afdeling merkt op dat deze termijn willekeurig is en daarmee het nut van dit voorschrift niet onmiddellijk duidelijk is. Zij adviseert de toelichting aan te vullen en het voorstel aan te passen.e.Geen overlap in kwaliteitscriteriaBij zowel de instellingstoets kwaliteitszorg als bij de beperkte opleidingsbeoordeling wordt onder meer een kwaliteitsoordeel gegeven over personeel en voorzieningen. Voorgesteld wordt de opleidingsbeoordelingen op dit punt te beperken tot een toets van de kwaliteit van het docententeam. (zie noot 8) Het beoordelingskader praktiseert deze regel reeds. (zie noot 9) Omdat deze beperking in strijd is met de huidige regeling, is het nuttig de wet op dit punt in overeenstemming te brengen met de praktijk. Uit de toelichting wordt echter niet duidelijk wat de hoogte is van de lastenverlichting is die hierdoor optreedt. De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan.f.Meer invloed van studenten en opleidingscommissiesHet voorstel voorziet in een versterking van de positie van studenten:- de invoering van een studentbijdrage aan de zelfevaluatie,- de norm dat bij de visitatie de brede inbreng van studenten moet worden betrokken,- de verplichting tot toezending van het visitatierapport aan de opleidingscommissie, en- de introductie van een studentenpanel.De Afdeling wijst er op dat de betrokkenheid van studenten bij de kwaliteit van de opleiding al op verschillende manieren gestalte krijgt.- In de onderwijs- en examenregeling per opleiding of groep van opleidingen is opgenomen op welke wijze het onderwijs in de desbetreffende opleiding wordt geëvalueerd. (zie noot 10) Deze regeling wordt vastgesteld met instemming van de medezeggenschapsraad, die voor de helft bestaat uit leden die uit en door studenten worden gekozen.- Elke opleiding heeft een opleidingscommissie, die voor de helft bestaat uit de voor de desbetreffende opleiding ingeschreven studenten. (zie noot 11) Deze commissie adviseert over de onderwijs- en examenregeling en beoordeelt de uitvoering daarvan.- Bij de opleidingsaccreditatie spreekt het visitatiepanel met de opleidingscommissie. In elk visitatiepanel heeft ten minste een student-lid zitting. (zie noot 12) Ook spreekt het panel altijd met studenten tijdens het locatiebezoek en worden in aanvulling hierop ook inloopspreekuren georganiseerd.- Bovendien wordt bij de beoordeling van de interne kwaliteitszorg van een opleiding en instelling meegewogen of het oordeel van de studenten voldoende is vertegenwoordigd.- Het zelfevaluatierapport wordt ter advisering voorgelegd aan de medezeggenschaps- of inspraakorganen, waar ook studenten zitting in hebben.Gelet op deze ruime mogelijkheden tot inspraak is het de vraag wat de meerwaarde is van een verdere uitbreiding daarvan.Die vraag rijst ook ten aanzien van de uitbreiding van de taken van de opleidingscommissies. In de wet Versterking bestuurskracht is bepaald dat opleidingscommissies zich als kerntaak richten op advisering over de bevordering en het waarborgen van de kwaliteit van de opleiding. Deze bepalingen moeten nog in werking treden. Recent is gebleken dat 10% van de opleidingscommissies in het hbo al jaren een slapend bestaan leidt en dat er tussen de fungerende opleidingscommissies grote verschillen zijn. Hun functioneren is niet wezenlijk verbeterd sinds eerder onderzoek uit 2010, en evenmin sinds eerder onderzoek uit 1999, terwijl daarin duidelijke verbeterpunten waren benoemd. (zie noot 13) Tegen deze achtergrond acht de Afdeling het prematuur en weinig zinvol om de taken van de opleidingscommissie uit te breiden door te bepalen dat a) de opleidingsevaluaties binnen een week aan opleidingscommissie en studentenpanel moeten worden toegezonden, en b) dat het visitatierapport door de opleidingscommissie van een universiteit moet worden besproken.Volgens de toelichting wordt van de studentleden van de opleidingscommissie een coördinerende rol verwacht bij de totstandkoming van de bedoelde bijdrage. Indien een opleidingscommissie niet aanwezig is, (zie noot 14) wordt van de instelling verwacht dat zij één of meer studenten aanwijst die de coördinerende rol op zich nemen. Van een student mag worden verwacht dat hij leert om kritisch op zichzelf en op de opleiding te zijn. Het kan niet van een instelling worden gevergd om studenten, indien zij de bereidheid of kwaliteit missen, te dwingen hun bijdrage te leveren en de totstandkoming daarvan te coördineren.Gelet op al het bovenstaande adviseert de Afdeling genoemde bepalingen te laten vervallen.4.LastenverlichtingMet ingang van 1 januari 2017 is het Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs aangepast met als doel de positie van docenten en studenten te versterken en de administratieve lasten rond accreditatie bij de opleidingen en instellingen te verminderen. Deze doelstellingen zijn identiek aan die van het wetsvoorstel. Veel van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen zijn dan ook reeds praktijk doordat zij in het beoordelingskader zijn verwerkt. (zie noot 15) Belangrijke delen van het wetsvoorstel hebben derhalve geen zelfstandige betekenis.Volgens de toelichting draagt het wetsvoorstel met de aanpassingen in het beoordelingskader bij aan een lastenverlichting van naar schatting 15%. De toelichting geeft echter onvoldoende inzicht in de administratieve lasten die met accreditatie gemoeid zijn, en in de uitgangspunten waarop de schatting van deze reductie is gebaseerd. De toelichting noemt slechts als voorbeeld dat wanneer de NVAO een "accreditatie bestaande opleiding" positief beoordeelt, zij niet alleen de opleiding, maar ook DUO informeert. Dit betekent dat de instelling dan niet meer aan DUO behoeft door te geven dat zij een positief accreditatierapport heeft ontvangen. Hoewel aangenomen moet worden dat meer beoogd wordt dan met dit voorbeeld wordt geschetst, zal de lastenreductie, die volgens de toelichting een van de belangrijkste doelstellingen van het wetsvoorstel is, op deze wijze niet worden behaald. Bovendien introduceert het wetsvoorstel annex beoordelingskader ook een aantal nieuwe administratieve verplichtingen, zoals de bijdrage aan de zelfevaluatie door studenten.Mede in aanmerking genomen dat de lastendruk een bedreiging vormt voor het draagvlak van het accreditatiestelsel adviseert de Afdeling te voorzien in een adequate berekening van de administratieve lasten van het accreditatiestelsel en van de beoogde lastenreductie. Daarbij adviseert de Afdeling een onderscheid te maken tussen de kosten die instellingen moeten maken om te voldoen aan de informatieverplichting jegens de NVAO (administratieve lasten) en de kosten die behoren tot de normale bedrijfsvoering of hun basis vinden in andere wettelijke verplichtingen. Deze laatste kosten dienen buiten beschouwing te worden gelaten, omdat zij ook gemaakt moeten worden onafhankelijk van het accreditatiestelsel.5.Overige opmerkingena. In het wetsvoorstel wordt ervoor gekozen de kwaliteitszorg die geldt voor instellingen voor wetenschappelijk onderzoek (KNAW en KB) in een apart artikel onder te brengen, (zie noot 16) ter onderscheiding van de verplichtingen die op dit punt gelden voor instellingen voor hoger onderwijs (hbo en wo). (zie noot 17) Beide soorten instellingen zijn verplicht de uitkomsten van de beoordeling van de kwaliteitszorg actief openbaar te maken, voor zover de beoordeling mede geschiedt door onafhankelijke deskundigen. Instellingen voor wetenschappelijk onderzoek dienen in dat geval alle informatie te verstrekken, instellingen voor hoger onderwijs alleen voor het deel dat is uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen. De reden voor dit onderscheid is zonder nadere toelichting niet duidelijk.Verder is de verhouding tussen de artikelen 1:18 WHW (kwaliteitszorg instellingen voor hoger onderwijs) en 5.13 WHW (visitatie) onduidelijk. Het eerstgenoemde artikel heeft immers als consequentie dat instellingen voor intern gebruik bedoelde oordelen openbaar moeten maken op grond van het enkele feit dat daarbij externe deskundigen worden ingeschakeld.De Afdeling adviseert de toelichting op genoemde punten aan te vullen en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.b. Ingevolge artikel 1.2, onder b WHW heeft de WHW - onder meer -betrekking op rechtspersonen voor hoger onderwijs (rphos) met volledige rechtsbevoegdheid die (post)-initiële opleidingen verzorgen. Het voorgestelde artikel 5.1 bepaalt dat hoofdstuk 5 betrekking heeft op rechtspersonen die door het aanbieden van opleidingen rechtspersoon voor hoger onderwijs willen worden. Hierdoor wordt buiten de reikwijdte van artikel 1.2 WHW getreden, nu dit instellingen betreft die beogen rpho te worden maar dat nog niet zijn.De Afdeling adviseert deze bepalingen op elkaar af te stemmen.c. In artikel 6.9 WHW is geregeld hoe een instelling de bevoegdheid tot verlenen van graden kan verkrijgen en daarmee een rechtspersoon voor hoger onderwijs kan worden. Daarvoor moet de instelling een verzwaarde toets nieuwe opleiding ondergaan - een begrip dat de WHW tot nu toe niet kent. In het voorgestelde artikel 5.3, onderdeel d, wordt bepaald dat "de uitwerking van de verzwaarde toets nieuwe opleiding voor de eerste opleiding die wordt verzorgd door een rechtspersoon die geaccrediteerde opleidingen wil verzorgen ten minste inhoudt dat deze plaatsvindt op basis van het volledige curriculum van de opleiding, waarop de aanvraag betrekking heeft, welke ten tijde van de aanvraag ten minste één maal recent in Nederland is verzorgd en waaraan studenten zijn afgestudeerd."Dit artikel is ontleend aan een nota van wijziging bij het wetsvoorstel bescherming namen en graden hoger onderwijs. (zie noot 18) Die nota van wijziging is een reactie op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij heeft geoordeeld dat de huidige tekst van artikel 5a.10a onvoldoende wettelijke basis biedt voor het stellen van de volkomen cyclus-eis door de NVAO. (zie noot 19) Met de aanpassing wordt expliciet vastgelegd dat de desbetreffende bepalingen over de reguliere toets nieuwe opleiding alleen betrekking hebben op instellingen die reeds deel uitmaken van het WHW-bestel (de bekostigde instellingen en rphos).De Afdeling wijst erop dat het voorstel bestaande bekostigde instellingen en rphos bevoordeelt ten opzichte van nieuwkomers, omdat in het eerste geval wordt volstaan met een papieren toets van de voorgenomen opleiding aangevuld met een beoordeling na drie jaar van het gerealiseerde niveau, terwijl voor de nieuwkomers als voorwaarde voor accreditatie geldt dat de gehele opleiding ten minste eenmaal recent in Nederland is verzorgd en heeft geleid tot afgestudeerden. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarom de mogelijke nadelige gevolgen van het in eerste instantie enkel op papier beoordelen van de door een nieuwkomer aangeboden nieuwe opleiding niet kunnen worden ondervangen door een tussentijdse beoordeling van het vervolgens feitelijk gegeven onderwijs in te bouwen.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het voorstel aan te passen.d. Het huidige artikel 5a.10, vierde lid bepaalt dat indien de toets nieuwe opleiding is aangevraagd voor een opleiding waaraan op het moment van de aanvraag nog geen feitelijk onderwijs wordt verzorgd drie jaar nadat de toets nieuwe opleiding is verleend, alsnog het gerealiseerde niveau en de deugdelijkheid van beoordeling, toetsing en examinering van de studenten worden getoetst. In het voorgestelde artikel 5.7, tweede lid, onderdelen a en b staat dat de aanvraag toets nieuwe opleiding van een opleiding waar feitelijk al onderwijs wordt gevolgd zich (direct) uitstrekt tot het gerealiseerde niveau, en de deugdelijkheid van de beoordeling, toetsing en examinering van de studenten. De toelichting meldt slechts dat de opleiding dan wel al enige tijd zal moeten draaien, wil deze toetsing mogelijk zijn. Afgezien van het feit dat deze voorwaarde niet uit de tekst blijkt, is het ook de vraag hoe zij zich verhoudt tot de driejaren-eis uit het voorgestelde artikel 5.8, eerste lid, onder c.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan en de artikelen zo nodig op elkaar af te stemmen.e. Artikel 5.13, derde lid, bepaalt dat de zelfevaluatie een door studenten van de opleiding geschreven bijdrage bevat. Hoewel deze regel niets toevoegt omdat ze ook in het beoordelingskader voorkomt, (zie noot 20) is het niet duidelijk of dit een recht of een plicht van studenten is, en wat het gevolg is indien de bijdrage ontbreekt. Het verdient aanbeveling de toelichting op dit punt aan te vullen.f. De regel in artikel 5.15, vierde lid, dat de accreditatie nieuwe opleiding stilzwijgend wordt verlengd totdat het besluit accreditatie bestaande opleiding in werking treedt, vervangt het huidige artikel 5a.9, achtste lid. Die bepaling bevat daarnaast de norm dat accreditatie (bij besluit) wordt verlengd tot aan het einde van het eerstkomende studiejaar of het studiejaar daarop. Volgens de toelichting is deze regel niet meer nodig omdat ingevolge de artikelen 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ongebreidelde uitloop van termijnen niet mogelijk is.De genoemde bepalingen bieden weliswaar mogelijkheden om de NVAO in gebreke te stellen indien verder uitstel onredelijk is, maar een instelling is daar niet mee geholpen indien een afwijzende beslissing midden in het studiejaar valt.Gelet hierop adviseert de Afdeling deze bepaling te laten vervallen.g. Geschrapt is de norm dat accreditatie wordt geweigerd indien de NVAO van mening is dat de kwaliteitsaspecten onjuist zijn beoordeeld door de commissie van deskundigen of het visitatierapport onder de maat is. Accreditatie werd in dat geval met een jaar verlengd onder de voorwaarde dat binnen dat jaar een nieuwe aanvraag voor accreditatie bestaande opleiding wordt ingediend. (zie noot 21) Volgens de toelichting wordt deze situatie bestreken door artikel 4:5 Awb (buiten behandeling stellen aanvraag).De Afdeling merkt op dat artikel 4.5 Awb betrekking heeft op formele gebreken. Indien het advies van deskundigen niet aan de maat is, is dat een inhoudelijk probleem, maar is op zichzelf wel voldaan aan de formele vereisten voor het voldoen aan een aanvraag. De Afdeling adviseert hierop nader in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken in verband met de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken in verband met de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2010, no.10.001575, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken in verband met de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen tot implementatie van richtlijn nr. 2007/14/EG van de Commissie van 8 maart 2007 tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (PbEU L 69) (Besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie uitgevende instellingen Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen tot implementatie van richtlijn nr. 2007/14/EG van de Commissie van 8 maart 2007 tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (PbEU L 69) (Besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie uitgevende instellingen Wft), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2008, no.08.003361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen tot implementatie van richtlijn nr. 2007/14/EG van de Commissie van 8 maart 2007 tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (PbEU L 69) (Besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie uitgevende instellingen Wft), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de samenvoeging van de voormalige Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de samenvoeging van de voormalige Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.2013002656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de samenvoeging van de voormalige Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mededingingswet (implementatie van een wijziging van de EG-transparantierichtlijn).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mededingingswet (implementatie van een wijziging van de EG-transparantierichtlijn).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit nevenzittingsplaatsen (aanwijzing van Arnhem als nevenzittingsplaats van het kantongerecht te Nijmegen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit nevenzittingsplaatsen (aanwijzing van Arnhem als nevenzittingsplaats van het kantongerecht te Nijmegen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en andere wetten in verband met de aanpassing van de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens terzake van telecommunicatie (vorderen gegevens telecommunicatie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en andere wetten in verband met de aanpassing van de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens terzake van telecommunicatie (vorderen gegevens telecommunicatie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel en wijziging van het ontslagrecht (Wet wijziging WW-stelsel en ontslagrecht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel en wijziging van het ontslagrecht (Wet wijziging WW-stelsel en ontslagrecht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 september 2005, no.05.003628, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel en wijziging van het ontslagrecht (Wet wijziging WW-stelsel en ontslagrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van artikel 3 van de Penitentiaire maatregel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van artikel 3 van de Penitentiaire maatregel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen, inzake het toevoegen van jodium, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen, inzake het toevoegen van jodium, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2008, no.08.000384, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen, inzake het toevoegen van jodium, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Fokkerijbesluit (medebewind), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Fokkerijbesluit (medebewind), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2004, no.04.002969, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Fokkerijbesluit (medebewind), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe om in het Fokkerijbesluit uitdrukkelijk vast te leggen dat aan het bestuur van het Productschap voor Vee en Vlees (PVV) ook de ministeriële bevoegdheden tot het verlenen en intrekken van erkenningen als stamboekhouders en fokkerijorganisaties in medebewind worden overgedragen. Dit geschiedt naar aanleiding van de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) van 30 januari 2004 (in zaak nr. AWB 03/374), waarin de grondslag voor dat medebewind niet in artikel 11 van het Fokkerijbesluit werd gelezen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt de volgende kanttekening met betrekking tot de wijze waarop volgens de nota van toelichting kan worden hersteld dat een eerdere wijziging van het Fokkerijbesluit niet in werking is getreden.1. In de nota van toelichting wordt medegedeeld dat bij de voorbereiding van het ontwerpbesluit is gebleken dat het besluit waarin het medebewind in plaats van aan het bestuur van het Landbouwschap aan het bestuur van het PVV wordt overgedragen niet is verwerkt. Debet hieraan is volgens de toelichting het feit dat op dit punt de wijziging van het Fokkerijbesluit bij Besluit van 7 augustus 1998 (Stb.667) niet in werking is getreden. Vervolgens wordt aangekondigd dat dit gebrek zal worden hersteld bij koninklijk besluit. De Raad neemt aan dat hier de overgang wordt bedoeld van medebewind van het bestuur van het Landbouwschap naar aanvankelijk een bestuur van een gemeenschappelijk lichaam in het Besluit van 7 augustus 1998 en vervolgens het bestuur van het PVV in het Besluit van 23 februari 2001 (Stb.281). Uit de nota van toelichting bij laatstgenoemd wijzigingsbesluit blijkt dat het bedoelde gemeenschappelijke lichaam niet is ingesteld. Als gevolg van het uitblijven van een koninklijk besluit tot inwerkingtreding van het Besluit van 7 augustus 1998 is het Bestuur van het Landbouwschap tot de uitoefening van medebewind bevoegd gebleven tot de wijziging van het Fokkerijbesluit bij het Besluit van 23 februari 2001. Het CBB is in zijn uitspraak van 30 januari 2004 uitgegaan van de uitoefening van het medebewind door het bestuur van het PVV sinds de inwerkingtreding van de wijziging van het Fokkerijbesluit bij het besluit van 23 februari 2001. Bij de Raad rijst de vraag waarom alsnog de inwerkingtreding van (een onderdeel van) het besluit van 7 augustus 1998 bij koninklijk besluit zou geschieden. Daarmee zouden vragen kunnen worden opgeroepen met betrekking tot de wettelijke grondslag van de besluiten die het bestuur van het PVV sinds de inwerkingtreding van de wijziging van het Fokkerijbesluit in 2001 heeft genomen. De Raad adviseert derhalve niet tot de vaststelling van het aangekondigde koninklijk besluit over te gaan.2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Uden van 25 juni 2009, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Uden van 25 juni 2009, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 16 februari 2010, no.BJZ2010003039, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Uden van 25 juni 2009, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met afstel van het tijdstip van aanvang van fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen voor bepaalde groepen (gewezen) overheidswerknemers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met afstel van het tijdstip van aanvang van fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen voor bepaalde groepen (gewezen) overheidswerknemers.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen woonachtig in niet-verdragslanden en van overgangsrecht voor de inkomensondersteuning.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen woonachtig in niet-verdragslanden en van overgangsrecht voor de inkomensondersteuning.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2016, no.2016001290, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen woonachtig in niet-verdragslanden en van overgangsrecht voor de inkomensondersteuning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten (Verzamelwet sociale verzekeringen 2003).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten (Verzamelwet sociale verzekeringen 2003).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit werkingssfeer maximumtarieven WTG in verband met de invoering van individuele tarifering van apotheekhoudenden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit werkingssfeer maximumtarieven WTG in verband met de invoering van individuele tarifering van apotheekhoudenden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2004, no.04.000286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit werkingssfeer maximumtarieven WTG in verband met de invoering van individuele tarifering van apotheekhoudenden, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit houdt in dat artikel 1, eerste lid, onder c, sub 1, van het Besluit werkingssfeer maximumtarieven WTG (hierna: Besluit maximumtarieven) vervalt. Dit betekent dat de prestaties van personen en instellingen die farmaceutische hulp verlenen als bedoeld in artikel 9 van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering niet meer onder de werkingssfeer van het Besluit maximumtarieven vallen, maar onder de (punt)tarieven-systematiek van de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) (de artikelen 3 tot en met 10). De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen over de aard van en alternatieven voor de maatregel. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1a. Uit de toelichting blijkt dat de voorgestelde maatregel mede tot doel heeft dat het College tarieven gezondheidszorg (CTG) voor apotheekhoudenden, voor wie het uniforme tarief niet toereikend is, een individueel tarief kan vaststellen of goedkeuren. De nota van toelichting maakt evenwel niet duidelijk of een individuele bekostigingsmaatregel zich verdraagt met doelstelling en systeem van de WTG. De WTG ziet wel op het bevorderen van een evenwichtig stelsel van tarieven voor prestaties op het gebied van de gezondheidszorg, mede met het oog op de beheersing van de kostenontwikkeling daarvan, maar niet op het voeren van een tariefstelling, afgestemd op de individuele financiële omstandigheden van de apotheekhoudende.(zie noot 1) De Raad acht, kortom, niet overtuigend aangetoond, dat het ontwerpbesluit een toereikende wettelijke grondslag heeft. b. Afgezien daarvan wijst de Raad op het volgende. Nu de prestaties van de apotheekhoudenden met dit ontwerpbesluit niet langer onder het maximumtarief vallen, ontstaat er een situatie zoals deze gold vóór de toepassing van de maximumtarieven. Uit de toelichting blijkt niet of de argumenten die er destijds toe hebben geleid om over te gaan tot het toepassen van maximumtarieven, in de beoordeling zijn meegenomen. In de toelichting dient te worden aangegeven waardoor en in welk opzicht de situatie zo is gewijzigd, dat de titels 1 tot en met 4 van hoofdstuk II, Tarieven, zonder problemen zouden kunnen worden toegepast, waarbij met name kan worden gedacht aan juridische procedures. 2. Het is de Raad opgevallen dat in de toelichting bij het ontwerpbesluit, waar een aantal mogelijke varianten wordt beschreven, voorbij wordt gegaan aan de mogelijkheid om binnen het kader van het Besluit maximumtarieven tot gedifferentieerde maxima in de tarieven te komen. In de toelichting wordt gesteld dat de tarieven in de zin van de WTG in beginsel kostendekkend zijn voor de bedrijfsvoering van de apotheekhoudende. Hieruit mag afgeleid worden dat de tarieven voor sommige prestaties kennelijk niet kostendekkend, maar verliesgevend zijn. Niet duidelijk wordt uit de toelichting bij het ontwerpbesluit waarom niet binnen het kader van het Besluit maximumtarieven en gelet op de wettelijke bepalingen van de WTG aan dit probleem tegemoet gekomen kan worden door te differentiëren bij onderscheiden prestaties naar de mate van kostendekkendheid voor de bedrijfsvoering. De Raad adviseert het ontwerpbesluit op genoemde punten opnieuw te bezien en in elk geval de nota van toelichting aan te vullen. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het vervangen van de Verklaring arbeidsrelatie door de Beschikking geen loonheffingen (Wet invoering Beschikking geen loonheffingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het vervangen van de Verklaring arbeidsrelatie door de Beschikking geen loonheffingen (Wet invoering Beschikking geen loonheffingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2014, no.2014001162, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het vervangen van de Verklaring arbeidsrelatie door de Beschikking geen loonheffingen (Wet invoering Beschikking geen loonheffingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet Wro), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet Wro), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Advocatenwet aan richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven (Implementatie vestigingsrichtlijn advocaten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Advocatenwet aan richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven (Implementatie vestigingsrichtlijn advocaten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van het gebruik van moderne communicatiemiddelen bij de besluitvorming in rechtspersonen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van het gebruik van moderne communicatiemiddelen bij de besluitvorming in rechtspersonen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2007, no.07.003071, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (afstemming op de wijziging van de Woningwet die strekt tot verbetering van het toezicht op woningcorporaties en tot aanpassing van de bepalingen in die wet over het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (afstemming op de wijziging van de Woningwet die strekt tot verbetering van het toezicht op woningcorporaties en tot aanpassing van de bepalingen in die wet over het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, vervanging van de Stichting bureau architectenregister door een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf, gedragsregels, alsmede enige andere wijzigingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, vervanging van de Stichting bureau architectenregister door een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf, gedragsregels, alsmede enige andere wijzigingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 september 2008, no.08.002620, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, vervanging van de Stichting bureau architectenregister door een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf, gedragsregels, alsmede enige andere wijzigingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PbEU L 304), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PbEU L 304), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit herverkaveling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit herverkaveling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 april 2009, no.09.001025, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit herverkaveling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Willemstad, 29 oktober 2009 (Trb. 2009, 221 en Trb. 2010, 136), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Willemstad, 29 oktober 2009 (Trb. 2009, 221 en Trb. 2010, 136), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 november 2006, no.06.004171, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de aanpassing van de eisen voor aanwijzing van certificerende instellingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de aanpassing van de eisen voor aanwijzing van certificerende instellingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001680, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de aanpassing van de eisen voor aanwijzing van certificerende instellingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe de eisen voor aanwijzing van certificerende instellingen aan te passen. De voornaamste wijziging houdt in dat aanwijzingen van certificerende instellingen vanaf 2020 niet langer gebaseerd worden op beoordelingen door de Raad voor Accreditatie (RvA), maar op accreditaties door die instantie.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen in verband met het ontbreken van een wettelijke grondslag voor de gegevensuitwisseling tussen certificerende instellingen. Daarnaast acht zij het aangewezen dat dragend wordt gemotiveerd waarom de RvA pas vanaf 1 januari 2020 geen beoordelingen meer uitvoert, nu al enige tijd duidelijk is dat de RvA op grond van Europese regelgeving alleen accreditatie-activiteiten mag verrichten.1.Gegevensuitwisseling tussen certificerende instellingenArtikel 1.5b, vierde lid, van het ontwerpbesluit bepaalt dat certificerende instellingen die op basis van hetzelfde certificatieschema certificatieactiviteiten verrichten elkaar relevante informatie verstrekken over negatieve certificatieresultaten en informatie kunnen verstrekken over positieve resultaten. Het vijfde lid bepaalt dat daarover bij ministeriële regeling nadere regels gesteld kunnen worden.Het ontwerpbesluit is mede gebaseerd op artikel 29a, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet. Artikel 29a van de Arbeidsomstandighedenwet voorziet in twee varianten van gegevensuitwisseling (zie noot 1) en voorziet tevens in twee voor gegevensuitwisseling relevante voorwaarden. (zie noot 2)De Afdeling wijst er evenwel op dat het eerste of tweede lid in combinatie met het vijfde lid geen grondslag bieden voor uitwisseling van gegevens tussen certificerende instellingen. Deze grondslag bestaat slechts voor zover het verstrekking van gegevens en inlichtingen betreft door bestuursorganen dan wel certificerende instellingen aan de Minister of toezichthouder (eerste lid) of omgekeerd (tweede lid). Artikel 20, vierde lid, aanhef en onder b van de Arbeidsomstandighedenwet biedt evenmin een grondslag voor gegevensuitwisseling tussen certificerende instellingen onderling nu uit artikel 1.5b, vierde lid niet blijkt dat de uitwisseling van gegevens tussen certificerende instellingen een grond betreft die aanleiding kan geven tot wijziging, schorsing of intrekking van een aanwijzing.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling, in afwachting van een wettelijke grondslag, het voorgestelde artikel 1.5b, vierde lid, vooralsnog te schrappen.2.Overgangstermijn voor beëindigen beoordelingen door RvADe RvA is ter uitvoering van Verordening 765/2008 (zie noot 3) in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie (zie noot 4) aangewezen als de nationale accreditatie-instantie.Uit de toelichting bij het ontwerpbesluit blijkt dat er bij de aanwijzing van de RvA als nationale accreditatie-instantie vanuit is gegaan dat de RvA naast accreditatie-activiteiten ook mocht beoordelen of certificerende instellingen voldoen aan de eisen voor aanwijzing door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (zie noot 5)Volgens de toelichting is in elk geval sinds najaar 2014 duidelijk dat voornoemde verordening niet toestaat dat de nationale accreditatie-instantie andere activiteiten uitvoert dan accreditaties tegen geharmoniseerde normen. (zie noot 6)Uit het ontwerpbesluit en de toelichting blijkt dat de beoordelingsactiviteiten door de RvA pas eind 2019 eindigen. Derhalve zijn de activiteiten die door de RvA worden uitgevoerd eerst vanaf 1 januari 2020 in overeenstemming met Verordening 765/2008. De toelichting maakt niet duidelijk waarom gekozen is voor een lange overgangstermijn en geleidelijke afbouw van beoordelingsactiviteiten. Verwezen wordt naar de raamovereenkomst die gesloten is tussen de RvA en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar niet duidelijk is waarom het beëindigen van beoordelingsactiviteiten door de RvA zoveel tijd vergt. Een goede motivering voor de gekozen overgangstermijn is evenwel aangewezen nu de beoordelingsactiviteiten van de RvA niet in overeenstemming zijn met Verordening 765/2008 en dit al geruime tijd bekend is.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en de noodzaak van de gekozen termijn voor beëindiging van beoordelingsactiviteiten door de RvA dragend te motiveren.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement, het Binnenvaartpolitiereglement en enkele andere besluiten in verband met een actualisering en enkele andere aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement, het Binnenvaartpolitiereglement en enkele andere besluiten in verband met een actualisering en enkele andere aanpassingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2015, no.2015001223, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement, het Binnenvaartpolitiereglement en enkele andere besluiten in verband met een actualisering en enkele andere aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Arabische Republiek Egypte; Kaïro, 27 juli 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Arabische Republiek Egypte; Kaïro, 27 juli 2003, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no.08.002279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2009), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2009), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2008, no.08.002371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2009), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES met betrekking tot enkele kwaliteitsaspecten in het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES met betrekking tot enkele kwaliteitsaspecten in het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2015, no.2015001195, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES met betrekking tot enkele kwaliteitsaspecten in het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het schrappen van de beperking van de tarieven van de onroerendezaakbelastingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het schrappen van de beperking van de tarieven van de onroerendezaakbelastingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2007, no.07.002459, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het schrappen van de beperking van de tarieven van de onroerendezaakbelastingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met het opnemen in de Algemene bijstandswet van de mogelijkheid om aanvullende inkomensondersteuning te verlenen aan personen die langdurig een inkomen hebben ter hoogte van het sociaal minimum en die vooralsnog geen uitzicht hebben op inschakeling in de arbeid.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene bijstandswet, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met het opnemen in de Algemene bijstandswet van de mogelijkheid om aanvullende inkomensondersteuning te verlenen aan personen die langdurig een inkomen hebben ter hoogte van het sociaal minimum en die vooralsnog geen uitzicht hebben op inschakeling in de arbeid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2005, no.05.002369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Het ontwerpbesluit strekt ter implementatie van een aantal verordeningen(zie noot 1) die op het terrein van voedselveiligheid zijn vastgesteld. Hierbij moeten de bepalingen in de bestaande Warenwetbesluiten die vergelijkbare normen bevatten, worden ingetrokken. Daarin voorziet het ontwerpbesluit. Tevens wordt de strafbaarstelling van overtredingen van de voorschiften uit de verordening geregeld. De Raad van State maakt een aantal kanttekeningen met betrekking tot de bevoegde autoriteit, de delegatiebepaling en de hygiënecode en is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Bevoegde autoriteit In artikel 3 van het ontwerpbesluit worden verschillende diensten aangewezen als de bevoegde autoriteit in de zin van de verordeningen. Artikel 3, tweede lid, bepaalt dat de aangewezen diensten de betreffende verordeningen in acht moeten nemen. Omdat uit de verordening reeds blijkt dat de bevoegde autoriteit zich aan de bepalingen van de verordeningen moet houden, is het niet nodig om dit expliciet te bepalen. In dit verband wijst de Raad er tevens op dat het ter uitvoering van de verordeningen nodig is om de bevoegde autoriteit aan te wijzen, maar dat het niet nodig is om de daarin verwoorde bevoegdheden in het ontwerpbesluit op te nemen. Door de combinatie van artikel 3, derde en vierde lid, is niet alleen de bevoegde autoriteit aangewezen maar zijn ook de bevoegdheden opgenomen. Deze bevoegdheden volgen onder meer uit de artikelen 3 en 9 van verordening 854/2004. Gelet op de rechtstreekse werking van de verordening is dit niet nodig en kan worden volstaan met het aanwijzen van de minister als bevoegde autoriteit in de zin van de betreffende (onderdelen van de) artikelen van de verordeningen. Ook in het vijfde lid zijn naast het aanwijzen van de bevoegde autoriteit, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk II, van verordening 854/2004, tevens in de onderdelen a en b de in dat hoofdstuk opgenomen bevoegdheden in het ontwerpbesluit opgenomen. Gelet op het voorgaande is dit niet nodig. De Raad adviseert artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, van het ontwerpbesluit op deze punten aan te passen. 2. Delegatiebepaling Het ontwerpbesluit bevat in artikel 10 een ruime delegatiebepaling voor het opstellen van ministeriële regelingen omtrent de goede uitvoering van de bij of krachtens de verordeningen gestelde voorschriften. Het vaststellen van voorschriften bij ministeriële regeling is beperkt tot voorschriften van technische en administratieve aard (afgezien van zeer spoedeisende regelingen, die dan echter van tijdelijke aard plegen te zijn) en tot voorschiften die, behoudens op ondergeschikte punten, de implementatie geven van Europese regels waarbij geen ruimte is voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard.(zie noot 2) De Raad kan echter niet goed beoordelen of die situatie zich hier voordoet, omdat elke toelichting op artikel 10 ontbreekt. Deze delegatiebepaling is dusdanig ruim geformuleerd dat (vrijwel) alle uitvoering van de bij of krachtens de verordening gestelde voorschriften op ministerieel niveau geregeld kunnen worden. Gelet op het voorgaande is dit bezwaarlijk. De Raad adviseert de delegatie in artikel 10 van het ontwerpbesluit nauwkeuriger te omschrijven en deze toereikend toe te lichten. 3. Hygiënecode Artikel 7, tweede lid, van het ontwerpbesluit bepaalt dat ook voor het leveren van de aldaar bedoelde kleine hoeveelheden primaire producten een hygiënecode kan worden opgesteld. Een aantal bepalingen van de artikelen 4 en 5 is op deze hygiënecodes van toepassing. Artikel 4, vijfde lid, waarin de adviesfunctie van de Voedsel en Waren Autoriteit is vastgelegd, is niet van toepassing verklaard. Hiervoor geeft de toelichting geen reden. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en artikel 7, tweede lid, van het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bescherming van de Rijn, met Bijlage; Bern, 12 april 1999 (Trb.1999, 139), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bescherming van de Rijn, met Bijlage; Bern, 12 april 1999 (Trb.1999, 139), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2007, no.07.001133, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het wetsvoorstel op het kindgebonden budget, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het wetsvoorstel op het kindgebonden budget, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2007, no.07.003063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het wetsvoorstel op het kindgebonden budget, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor het jaar 2018, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor het jaar 2018, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2017, no.2017001600, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor het jaar 2018, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt ertoe de indexatie die ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw) jaarlijks plaatsvindt, voor het jaar 2018 achterwege te laten.De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt goed, dat de betaling - vaak ineens - van het eigen risico, voor sommige groepen die hoge en onvermijdelijke zorgkosten maken, problematisch kan zijn. Het voorstel brengt voor die groepen evenwel geen wezenlijke verandering. Ook leidt het voorstel er niet toe dat de opgaven waarvoor een nieuw kabinet zich geplaatst ziet op het terrein van de beheersing van de collectieve zorguitgaven en met betrekking tot de ontwikkeling van de vrij besteedbare inkomens, er minder op worden. In verband daarmee adviseert zij het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar in de toelichting nader aan deze problematiek aandacht te besteden. Ingevolge artikel 19, tweede lid, Zvw vindt indexatie van het bedrag van het eigen risico plaats aan de hand van het verschil tussen de geraamde totale uitgaven in de Zvw in het jaar waarop het eigen risico betrekking heeft en die in het voorgaande jaar. Het eigen risico beweegt daardoor als percentage mee met de Zvw-uitgaven. De verhouding tussen de eigen betalingen, de nominale premie en de inkomensafhankelijke bijdrage blijft in deze systematiek elk jaar constant. Met het voorstel wijzigt deze verhouding zich. In het systeem van de Zvw is het gevolg van het achterwege laten van indexering dat de nominale premies zullen moeten worden verhoogd.De Afdeling heeft in haar advies over de Miljoenennota 2018 gewezen op de opgaven waarvoor de regering zich de komende tijd gesteld zal zien. (zie noot 1) Tegen die achtergrond heeft zij opgemerkt dat het jammer zou zijn indien de beschikbare ruimte onmiddellijk zou worden ingezet voor consumptieve bestedingen in plaats van haar te gebruiken voor noodzakelijke structuuraanpassingen. Voorts heeft zij gewezen op de noodzaak de zorguitgaven te beheersen, gelet op de verwachte ontwikkeling van die uitgaven, nu deze leiden tot verdringing van andere noodzakelijke uitgaven en tot beperking van de vrij besteedbare inkomens. De opgaven waarvoor een nieuw kabinet zich op deze terreinen geplaatst ziet, worden er, mede gelet op het structurele karakter van de maatregel, niet minder op.Uit de toelichting maakt de Afdeling op, dat de netto-BKZ-uitgaven voor dit jaar door het voorstel stijgen met 140 miljoen. Dit effect is structureel, aangezien het niet indexeren van het eigen risico in 2018 er, zoals de toelichting terecht vermeldt, automatisch toe leidt dat het eigen risico in de jaren daarna ook lager uitvalt. Daar komt bij dat, vanwege de systematiek van artikel 19, tweede lid, van de Zvw, het eigen risico voor 2019 alsnog zal stijgen, gelet op de verwachte stijging van de zorguitgaven in de komende jaren. (zie noot 2) Indien in de volgende jaren echter opnieuw voor het achterwege laten van indexering zou worden gekozen, wordt de opgave tot het beheersen van de zorguitgaven steeds groter en zullen de gevolgen voor de vrij besteedbare inkomens verder toenemen. (zie noot 3)De Afdeling adviseert in de toelichting nader op vorenstaande aspecten in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet (verruiming sluitingsbevoegdheid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet (verruiming sluitingsbevoegdheid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2017, no.2017000179, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet (verruiming sluitingsbevoegdheid), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel breidt de bevoegdheid van de burgemeester uit om een pand of woning op grond van de Opiumwet te sluiten (zie noot 1) (hierna: sluitingsbevoegdheid) naar gevallen waarin in een pand of woning voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. De bestaande sluitingsbevoegdheid ziet op situaties waarin drugs in een pand of woning worden aangetroffen, verkocht, afgeleverd of verstrekt.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden maar adviseert in de toelichting de passage over de uit het wetsvoorstel voortvloeiende bewijslast van de burgemeester met het oog op sluiting aan te passen.De voorgestelde sluitingsbevoegdheid ziet op de ingevolge de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidingshandelingen. (zie noot 2) Deze strafbepalingen bevatten volgens de toelichting een subjectief bestanddeel: degene die het voorwerp of de stof in een pand of woning voorhanden heeft, moet weten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit betekent volgens de toelichting dat de burgemeester, indien hij tot sluiting wil overgaan, voldoende aannemelijk moet kunnen maken dat ook aan het subjectieve bestanddeel van die strafbare feiten is voldaan. (zie noot 3) Tegelijkertijd verwijst de toelichting naar de bestaande rechtspraak van de bestuursrechter die inhoudt dat voor de toepassing van de reeds bestaande sluitingsbevoegdheid verwijtbaarheid van de verhuurder van het pand niet is vereist. (zie noot 4) Het is niet aannemelijk, aldus de toelichting, dat die rechtspraak niet ook zal gelden voor de voorgestelde verruiming van artikel 13b van de Opiumwet; het blijft immers een reparatoire sanctie. (zie noot 5)De Afdeling merkt op dat een verplichting van de burgemeester om met het oog op sluiting het subjectieve bestanddeel van de betreffende feiten aannemelijk te maken, zich niet verdraagt met de beoogde aansluiting bij de bestaande rechtspraak van de bestuursrechter. Indien zoals in de toelichting wordt uitgegaan van deze rechtspraak, zal die verplichting in de praktijk vermoedelijk weinig betekenis hebben. Dit geldt te meer nu blijkens de toelichting de daarvoor noodzakelijke bestuurlijke beoordeling met name lijkt te kunnen worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie ter plaatse vastgesteld. In dat geval zal de burgemeester al snel ervan mogen uitgaan dat aan het subjectieve bestanddeel zoals voornoemd, zal zijn voldaan. (zie noot 6)De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit in verband met nadere regels inzake het verrichten van neventaken door publieke omroepinstellingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit in verband met nadere regels inzake het verrichten van neventaken door publieke omroepinstellingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met aanpassing van de dienstverlening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan werkgevers en werkzoekenden en de opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen als publiekrechtelijke rechtspersoon met een wettelijke taak en van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de inzet van het re-integratiebudget Werkloosheidswet en van loonkostensubsidies, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met aanpassing van de dienstverlening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan werkgevers en werkzoekenden en de opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen als publiekrechtelijke rechtspersoon met een wettelijke taak en van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de inzet van het re-integratiebudget Werkloosheidswet en van loonkostensubsidies, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2011, no.11.001756, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met aanpassing van de dienstverlening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan werkgevers en werkzoekenden en de opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen als publiekrechtelijke rechtspersoon met een wettelijke taak en van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de inzet van het re-integratiebudget Werkloosheidswet en van loonkostensubsidies, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels ten aanzien van het voortgezet onderwijs gegeven aan de Saba Comprehensive School (Tijdelijk Besluit Saba Comprehensive School 2011-2014 BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels ten aanzien van het voortgezet onderwijs gegeven aan de Saba Comprehensive School (Tijdelijk Besluit Saba Comprehensive School 2011-2014 BES), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit regelt de positie van de enige school voor voortgezet onderwijs in het eilandgebied Saba. Deze school wijkt op onderdelen af van het onderwijs zoals geregeld in de Wet voortgezet onderwijs BES: het leidt niet op voor Nederlandse diplomas maar voor diplomas die worden uitgegeven door een samenwerkingsverband van landen en eilanden in het Caribisch gebied.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de regels betreffende de verwerking van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in persoonsdossiers (Wet justitiële gegevens), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de regels betreffende de verwerking van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in persoonsdossiers (Wet justitiële gegevens), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 166 en Trb. 2010, 121), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 166 en Trb. 2010, 121), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002030, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 166 en Trb. 2010, 121), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot afwijzing van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening van een onroerende zaak in de gemeente Midden-Delfland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Foppenpolder).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot afwijzing van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening van een onroerende zaak in de gemeente Midden-Delfland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Foppenpolder).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 29 oktober 2013, no.RWS-2013/52034, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot afwijzing van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening van een onroerende zaak in de gemeente Midden-Delfland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Foppenpolder).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en de nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 tot wijziging van de richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 tot wijziging van de richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2011, no.11.002579, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 tot wijziging van de richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de tarieven en voorwaarden voor overige luchthavens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de tarieven en voorwaarden voor overige luchthavens.Bij Kabinetsmissive van 7 februari 2018, no.2018000254, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende de tarieven en voorwaarden voor overige luchthavens, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2001, no.01.003658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Aan het wetsvoorstel ging vooraf een uit 1972 daterend voorontwerp van de hand van prof. mr. W.C.L van der Grinten voor een wettelijke regeling ter vervanging van de uit 1838 stammende regeling van de maatschap en de vennootschap in het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Wetboek van Koophandel (WvK). De meest opvallende vernieuwing die het wetsvoorstel biedt ten opzichte van zowel het geldend recht als het voorontwerp is de mogelijkheid dat, indien de vennoten daarvoor kiezen, een openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid verwerft. Deze rechtspersoonlijkheid naar keuze heeft slechts effect voor het vermogen; de verbintenisrechtelijke betrekkingen tussen de vennoten worden door de overeenkomst van vennootschap beheerst en de vennoten blijven hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Andere vernieuwingen betreffen de ontbinding en voortzetting van de vennootschap. Tussentijds uittreden is mogelijk, zonder dat dit het bestaan van de vennootschap bedreigt. Ook wordt voorzien in de mogelijkheid van opvolging van een vennoot door zijn erfgenamen of door een derde. Verder is een bijzondere regeling opgenomen voor de vereffening en verdeling, in afwijking van de uit 1992 stammende regeling van titel 3.7. Nieuw is voorts de mogelijkheid van omzetting voor de openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid en de besloten vennootschap. De Raad van State maakt opmerkingen over de wijze waarop de beslissing om aan de openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid naar keuze toe te kennen is gemotiveerd en over de systematische inpassing van deze rechtsfiguur in het BW. Bijzondere aandacht vraagt de Raad voor de fiscale motieven die in de praktijk een belangrijke rol kunnen spelen bij de rechtsvormkeuze. Voorts maakt het college over een aantal onderwerpen artikelsgewijs opmerkingen. De Raad is van oordeel dat aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1.De openbare vennootschap en rechtspersoonlijkheid In het voorgestelde artikel 7:802 van het wetsvoorstel wordt, kort samengevat, bepaald dat een openbare vennootschap rechtspersoon is indien dit in de overeenkomst van vennootschap is bepaald en de overeenkomst in een notariële akte is opgenomen. Artikel 2:5 BW, waarin is bepaald dat een rechtspersoon wat het vermogensrecht betreft gelijkstaat met een natuurlijk persoon, is van toepassing verklaard. Voor de overige (algemene) bepalingen van titel 1 van Boek 2 geldt dat niet. De vennootschap/rechtspersoon heeft een ander karakter dan de rechtspersonen geregeld in Boek 2. De rechtspersoonlijkheid heeft alleen gevolgen voor het vermogen; de vennoten blijven hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Volgens de toelichting op artikel 802 is er een levendige discussie gevoerd over de vraag of de openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid zou moeten bezitten. Ter illustratie daarvan wordt enige recente literatuur vermeld en wordt in een voetnoot verwezen naar enige andere rechtsstelsels. Daarnaast worden op verschillende plaatsen in de artikelsgewijze toelichting opmerkingen gemaakt over deze vraag. a. De Raad is van mening dat over de noodzaak van een ingrijpende systeemwijziging als deze, waarover in feite al sinds de vraagpuntenprocedure in 1952 de gedachtevorming gaande is en waarbij veelvuldig wisselende standpunten zijn ingenomen, een analytische beschouwing in het algemeen deel van de memorie van toelichting, ter verklaring van de gemaakte keuzen, van meer dan rechtshistorisch belang is en niet kan worden gemist. In dat kader verdient het aanbeveling dat wordt ingegaan op de vraag in welk opzicht het geldende recht tekortschiet met betrekking tot de (rechts)positie van het vennootschappelijk vermogen en in hoeverre deze leemten of gebreken binnen een vennootschappelijk kader kunnen worden opgeheven - en ten dele in het voorstel zijn opgeheven - zonder gebruik te maken van het middel van de rechtspersoonlijkheid. Aandacht dient ook te worden besteed aan de argumentatie waarom naast de vele bestaande rechtsfiguren met rechtspersoonlijkheid behoefte is aan een overeenkomst die in het rechtsverkeer als rechtspersoon geldt en aldus externe werking heeft. Het college acht het voorts van belang dat uit de toelichting blijkt dat het voorstel niet slechts rekening houdt met relatief kleinschalige, traditionele belangen bij samenwerking tussen hoofdzakelijk natuurlijke personen, maar ook tegemoetkomt aan de grootschalige belangen en samenwerkingsvormen waarbij ook het internationale rechtsverkeer een rol speelt. Mede in dat kader ligt het voor de hand dat aan de toelichting een passage wordt toegevoegd waarbij het voorstel in rechtsvergelijkend perspectief wordt geplaatst, waarbij in het bijzonder de regeling van de onderhavige materie in de naburige jurisdicties wordt belicht. Tevens zou in een dergelijk algemeen deel inzicht behoren te worden gegeven in de redenen waarom, in afwijking van het uit 1972 daterende voorontwerp, niet aan elke openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid wordt toegekend. Ook adviseert de Raad de paragrafen met algemene beschouwingen in de toelichting meer inhoud te geven, waardoor de artikelsgewijze toelichting kan worden bekort en deze beperkt kan blijven tot datgene wat voor een goed begrip van het desbetreffende artikel nodig is. b. In aansluiting op het voorgaande merkt de Raad op dat aan de wijze waarop de vennootschap met rechtspersoonlijkheid in het wetsvoorstel is geregeld een aantal bezwaren is verbonden. De vennootschap/rechtspersoon blijft, gezien de definitie in artikel 800, een in beginsel sterk aan bepaalde personen gebonden organisatievorm, die primair wordt beheerst door het overeenkomstenrecht waarop niet de regels van Boek 2 van toepassing zijn verklaard maar waarvoor in titel 7.13 eigen regels zijn opgenomen die op alle vennootschappen onder firma van toepassing zijn. Deze regels zijn kennelijk in essentie ontleend aan Boek 2. Dit heeft tot gevolg dat het wetsvoorstel voor de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid meer dwingend recht bevat dan bij een "bijzondere overeenkomst" van Boek 7 past en dan strikt nodig is, terwijl anderzijds voor de vennootschap/rechtspersoon een lichter regime geldt, althans in vergelijking met de regeling van de besloten vennootschap in Boek 2. De nu voorgestelde opzet wijkt opvallend af van het voorontwerp waarin de algemene bepalingen van Boek 2 onverkort van toepassing waren op de vennootschap/rechtspersoon. De keuze die in het wetsvoorstel wordt gemaakt geeft aan de vennootschap/rechtspersoon als rechtsfiguur een enigszins hybride karakter. Zij staat als het ware met het ene been in en het andere been buiten het rechtspersonenrecht. Nu het accent in het wetsvoorstel in belangrijke mate op de vennootschap met rechtspersoonlijkheid valt is vanuit een oogpunt van systematiek en eenvoud van regelgeving de keuze van Boek 7 als locatie voor de titel "vennootschap" niet zonder meer evident. Gelet op het voorgaande meent de Raad dat de hiervoor gesignaleerde keuzes in elk geval van een draagkrachtiger motivering dienen te worden voorzien. 2. Anders dan volgens het voorontwerp is de openbare vennootschap niet van rechtswege rechtspersoon, maar dient daartoe aan een aantal formele vereisten te zijn voldaan. In de toelichting op artikel 802 wordt onder meer opgemerkt dat een formeel kenmerk of oprichtingsvereiste ten minste moet worden vereist omdat anders de vraag zou rijzen of er wel sprake is van een openbare vennootschap. Een tweede bezwaar is volgens de toelichting het rigide karakter: denkbaar is dat de vennoten wel een openbare vennootschap wensen, maar bepaalde consequenties van de rechtspersoonlijkheid afwijzen. De Raad wijst er in de eerste plaats op dat ook de openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid een afgescheiden vermogen heeft en ten gevolge van haar organisatie en van de regeling van het lidmaatschap een zodanig van de vennoten geabstraheerd belang belichaamt, dat het vanuit een systematisch oogpunt verdedigbaar is niet de vennoten maar de vennootschap als eigenaar van het vermogen te beschouwen. In zoverre bestaat geen verschil tussen de openbare vennootschap met en zonder rechtspersoonlijkheid. Ten aanzien van het eerstgenoemde bezwaar kan worden opgemerkt dat dit bezwaar van rechtsonzekerheid ook geldt voor de openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Dit bezwaar zou kunnen worden ondervangen door voor alle openbare vennootschappen bijvoorbeeld de aanvullende eis te stellen dat het naar buiten optreden van de vennoten onder een gemeenschappelijke naam blijkt uit de inschrijving van de vennootschap in het handelsregister. Met betrekking tot het tweede genoemde bezwaar wijst de toelichting in het bijzonder op de mogelijke fiscale consequenties van de keuze voor rechtspersoonlijkheid. Naar verwachting zullen de fiscale consequenties inderdaad een belangrijke factor kunnen vormen voor de te maken keuze. Daarom is van groot belang dat reeds thans zoveel mogelijk duidelijkheid bestaat over de fiscale gevolgen van het al dan niet toekennen van rechtspersoonlijkheid aan de openbare vennootschap en de discussie daarover niet uit te stellen tot de invoeringswet. De Raad adviseert de memorie van toelichting op deze punten aan te vullen. 3. Omzetting van vennootschap/rechtspersoon in een BV en omgekeerd De artikelen 7:834 en 7:835 geven een regeling van de omzetting van een openbare vennootschap/rechtspersoon in een BV en omgekeerd. De Raad adviseert deze materie te regelen in Boek 2, omdat het hier de omzetting van een rechtspersoon in een andere rechtspersoon betreft en Boek 2 daarvoor in artikel 18 al een grotendeels toepasselijke regeling geeft. 4. Vereffening en verdeling In het voorstel wordt afgeweken van titel 3.7, die te ingewikkeld zou zijn en slecht zou passen bij de vereffening van een personenvennootschap. Daarbij wordt onder meer verwezen naar een preadvies uit 1974. Het wetsvoorstel behelst een op zichzelf staande verdelingstechniek, die het midden houdt tussen die van titel 3.7 en die van artikel 2:23b BW. De bijzondere aard van de vereffening en verdeling van een ontbonden vennootschap zou in het bijzonder hierin tot uiting komen dat steeds vereffening dient plaats te vinden en dat deze, naast voldoening van de zaakscrediteuren, ook gericht is op toedeling of uitkering aan de gewezen vennoten van hetgeen overblijft. Aan het van (overeenkomstige) toepassing verklaren van titel 3.7 bestaat volgens de toelichting geen behoefte, omdat de - eventueel door de rechter te vervangen - vereffenaar steeds bij de bepaling van de economische deelgerechtigheden en verdeling is betrokken en de rechter hierbij kan interveniëren. De Raad acht een bredere toelichting van de wenselijkheid van een op de vennootschap toegesneden regeling op haar plaats. In de eerste plaats wordt in de toelichting onvoldoende duidelijk gemaakt in welk opzicht en welke mate de algemene regeling tot problemen heeft geleid of zal leiden, en dan in het bijzonder in vennootschappelijke verhoudingen. Voorts kan uit het voorontwerp worden afgeleid dat er maar enkele aanvullende bepalingen nodig zijn om de algemene regeling geschikt te maken voor de personenvennootschap. Ten slotte blijkt uit het wetsvoorstel dat het overgrote deel van de voorgestelde artikelen naar hun strekking is ontleend aan titel 3.7. De Raad adviseert daarom de keuze voor een afzonderlijke regeling nader te rechtvaardigen. 5. Artikelsgewijs Artikel 800 a. Volgens de in artikel 800 gegeven omschrijving van de overeenkomst van vennootschap is de samenwerking gericht op het behalen van vermogensrechtelijk voordeel ten behoeve van alle vennoten. Dit element wordt van belang geacht, in het bijzonder om de vennootschap te onderscheiden van de vereniging, die wel mag beogen winst te maken, maar die winst niet onder de leden mag verdelen. De Raad merkt op dat deze omschrijving als nadeel heeft dat een samenwerkingsverband dat zich laat leiden door altruïstische motieven, niet als een personenvennootschap kan worden aangemerkt. Gelet hierop lijkt het niet doelmatig om te verlangen dat de samenwerking van de vennoten is gericht op het behalen van voordeel, terwijl de noodzaak van die beperkende eis niet evident is. b. Volgens de toelichting komt de regel in artikel 800 lid 2 overeen met hetgeen voor overeenkomsten in het algemeen is bepaald in artikel 6:248 lid 1 BW. Dat artikel is door de gelaagde structuur van het BW ook van toepassing op Boek 7. In zoverre is het artikel overbodig. In de toelichting wordt tevens verwezen naar artikel 2:8 BW. Het college adviseert de toelichting in elk geval te verduidelijken dat wordt aangegeven of er in strekking verschil is tussen het voorgestelde lid 2 en artikel 2:8, mede in aanmerking genomen dat een met artikel 2:8 lid 2 vergelijkbare bepaling omtrent de beperkende werking van de goede trouw in de voorgestelde bepaling ontbreekt. Artikel 801 c. De passage in de toelichting met betrekking tot de vraag of de exploitatie van een schip in de vorm van een openbare vennootschap kan geschieden is in zoverre onduidelijk dat daaruit onvoldoende blijkt dat het bestaan van een rederij (artikelen 8:160 en 8:770 BW) het zijn van een vennootschap uitsluit. Ook al waren er historische redenen voor een elkaar uitsluitend onderscheid van de rechtsfiguren rederij en vennootschap onder firma en voor de regel van dwingend recht dat een rederij geen rechtspersoon is, zonder nadere toelichting valt niet in te zien dat dit onderscheid bij invoering van de nieuwe titel over de vennootschap ongewijzigd gehandhaafd dient te blijven. In het bijzonder behoeft continuering van het wettelijk verbod van rechtspersoonlijkheid van de rederij rechtvaardiging indien de openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar keuze mogelijk wordt gemaakt. Artikel 803 d. In dit artikel worden de gevolgen geregeld indien ten behoeve van een niet bestaande rechtspersoon een vermogen is gevormd. In dat geval moet vereffening en verdeling plaatsvinden, "zoveel mogelijk overeenkomstig artikel 830". Naar de mening van de Raad valt niet zonder meer in te zien waarom niet volledig aansluiting is gezocht bij het bepaalde in de artikelen 2:4 leden 3 en 4 BW; dat na de vereffening en verdeling de vennoten alsnog een geldige overeenkomst van vennootschap kunnen aangaan met de daarbijbehorende inbreng, is geen klemmend argument voor aansluiting bij het voorgestelde artikel 830 en evenmin om niet aan te sluiten bij het bepaalde in artikel 2:4 lid 5; In het bijzonder wanneer het gaat over een vennootschap die als rechtspersoon in oprichting een bedrijf of beroep heeft uitgeoefend dat heeft geleid tot een veelheid aan rechten of verplichtingen ten opzichte van derden dan wel een situatie waarin grote financiële belangen waren of zouden worden ondergebracht, ligt het naar het de Raad voorkomt meer voor de hand te kiezen voor aansluiting bij de afwikkeling van een ontbonden rechtspersoon, met de mogelijkheid alsnog desverzocht aan de rechter toestemming te vragen tot inbreng in een nieuw op te richten openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid. Artikel 805 e. In artikel 805 lid 1 wordt bepaald dat iedere vennoot gehouden is tot het leveren van een positieve prestatie, in het bijzonder bestaande uit het ter beschikking stellen van geld, goederen, genot van goederen of arbeid. De Raad vraagt zich af wat de meerwaarde is van het introduceren van het op zichzelf niet duidelijk omlijnde wettelijke begrip "positieve prestatie" boven de in artikel 3 lid 1 van het voorontwerp gebezigde formulering, temeer nu dit begrip is gekoppeld aan een niet-limitatieve opsomming van wettelijke prestaties. In elk geval verdient het gebruik van het begrip "positieve prestatie" nadere uitleg, aangezien ook de "loutere verplichting om niet te doen" voor de andere vennoten en voor derden van waarde kan zijn, zoals de verplichting om een bepaald beroep of bedrijf niet (meer) uit te oefenen al dan niet binnen een bepaald territoir. De Raad beveelt aan de beperkende kwalificatie "positieve" te laten vallen. f. Volgens lid 2 kan een vennoot niet al zijn goederen of een evenredig deel daarvan inbrengen. Uit de toelichting blijkt dat hiermee allereerst wordt beoogd de algehele maatschap uit te sluiten. Anders gezegd: steeds is een specifieke inbreng nodig. Deze verplichting volgt al uit artikel 6:227 BW: de verbintenissen die partijen op zich nemen, moeten voldoende bepaalbaar zijn. Met "evenredig" wordt volgens de toelichting bedoeld dat een vennoot evenmin een bepaald gedeelte van zijn vermogen, zoals de helft of een kwart kan inbrengen. Deze bedoeling strookt niet met de gangbare betekenis van "evenredig". Indien is bedoeld dat een vennoot niet al zijn goederen of al zijn goederen van een bepaalde aard kan inbrengen dan dient dit in de wettekst duidelijk tot uitdrukking te worden gebracht. Uit de toelichting blijkt voorts dat deze bepaling is ontleend aan de in artikel 7A:1658 in verbinding met artikel 1657 neergelegde regel dat een algehele maatschap verboden is. Naar de mening van de Raad is die verwijzing op zichzelf onvoldoende rechtvaardiging voor een wetsbepaling die er, blijkens de toelichting, toe leidt dat er dan "geen overeenkomst van vennootschap is" omdat er "geen sprake is van inbreng zoals bedoeld in artikel 800 lid 1". Niet zonder meer valt in te zien waarom inbreng bij wege van rechtsopvolging onder algemene titel niet rechtsgeldig zou (kunnen) zijn. Niet per definitie leidt, zo komt het de Raad voor, een dergelijke inbreng tot het (rechts)gevolg van een onvoldoende bepaalde of bepaalbare vorm van prestatie. Rechtsopvolging onder algemene titel brengt wel het probleem met zich dat nadat de inbreng heeft plaatsgevonden, de inbrengende vennoot in beginsel niet meer als zelfstandig rechtssubject, en derhalve niet meer als vennoot kan fungeren. Dat argument lijkt echter niet afdoende in geval van inbreng van "een evenredig deel" van de goederen welke een vennoot toebehoren. Indien de grondslag van lid 2 is gelegen in bezwaren tegen rechtsopvolging onder algemene titel door de vennootschap bij gelegenheid van haar oprichting, dan verdient het de voorkeur dat in lid 2 tot uitdrukking te brengen. De Raad acht precisering van artikel 805 lid 2 gewenst. Artikel 809 g. In het voorstel wordt de term "besturend vennoot" in plaats van de thans nog geldende term "beherend vennoot" gehanteerd, omdat de laatste term ten onrechte zou suggereren dat onder beheer geen daden van beschikking kunnen vallen. Dit is volgens de toelichting verwarrend, omdat voor de beantwoording van de vraag of een bepaalde handeling al dan niet onder het bestuur (beheer) valt, beslissend is of de handeling, gelet op het doel van de vennootschap, tot haar normale werkzaamheden behoort. Deze benadering wijkt af van de in het nieuwe vermogensrecht gehanteerde terminologie. Beheer kan de bevoegdheid tot bepaalde beschikkingshandelingen inhouden (zie de artikelen 345 lid 1, onder a, en 441 lid 1, onder a), terwijl in artikel 3:170 lid 2 beheer wordt omschreven als "alle handelingen die voor de normale exploitatie van een goed dienstig kunnen zijn". Hieronder kunnen ook beschikkingshandelingen vallen.(zie noot 1) De Raad adviseert vast te houden aan de wettelijke terminologie. Artikel 814 h. Artikel 814 lid 2 houdt in dat iedere vennoot een inzagerecht heeft. Daarvan kan bij overeenkomst worden afgeweken, mits verzekerd is dat een door een vennoot aangewezen accountant als bedoeld in artikel 2:393 BW in zijn plaats inzage kan krijgen. Uitgaand van de in artikel 809 lid 3 neergelegde plicht van de besturende vennoot tot rekening en verantwoording aan zijn medevennoten moet iedere vennoot de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de vennootschap daartoe kunnen verifiëren. De wijze waarop de verificatie plaatsvindt moet voldoen aan de gedragsnorm van artikel 800 lid 2 welke zodanig flexibel is dat daarmee kan worden voorkomen dat op een voor de besturende vennoot of de vennootschap bezwaarlijke wijze van het inzagerecht gebruik wordt gemaakt. De in de toelichting genoemde jurisprudentie overtuigt de Raad niet van de noodzaak van de voorgestelde beperking van het inzagerecht. i. Volgens lid 3 moeten de jaarstukken binnen zes maanden na afloop van het boekjaar worden opgemaakt, behoudens een in de overeenkomst voorziene verlenging van deze termijn met ten hoogste vijf maanden. In de toelichting wordt opgemerkt dat in de overeenkomst van vennootschap kan worden voorzien in verlenging van de termijn, bijvoorbeeld door de besturende vennoten zelf, door alle vennoten tezamen of bij meerderheidsbesluit van de vennoten. Dit is - uitgaande van de terminologie van het voorstel - in zoverre onjuist dat deze uitleg alleen is toegelaten indien zou zijn bepaald dat bij of krachtens overeenkomst de termijn kan worden verlengd. Verder wordt in de toelichting, met verwijzing naar artikel 2:10 lid 2 BW, aangegeven dat de jaarstukken op papier moeten worden gesteld. Uit het voorstel zelf blijkt dit niet. De Raad adviseert tekst en toelichting nader te bezien. j. In lid 4 wordt geregeld dat de balans en de staat van baten en lasten binnen een redelijke termijn moeten worden vastgesteld, door alle vennoten tezamen, of krachtens de overeenkomst van vennootschap, bij een besluit van enkele vennoten, dan wel door een accountant als bedoeld in artikel 2:393 BW. In het voorontwerp werd ervan uitgegaan dat elk van de vennoten belang heeft bij de vaststelling. De Raad acht het, met het oog op evenwichtige vennootschappelijke verhoudingen, mede gegeven de verantwoordingsplicht neergelegd in artikel 809 lid 3, met het oog op de aan elke vennoot toekomende financiële aanspraken en rustende financiële verplichtingen, niet juist noch ter voorkoming van meningsverschillen doeltreffend om, zoals het voorstel wil, deze bevoegdheid over te laten aan slechts enkele vennoten zoals bijvoorbeeld aan de in de toelichting zogenoemde seniorpartners. De in het ontwerp omtrent de jaarstukken voorgestelde regel, dat in alle gevallen iedere vennoot aan de beraadslaging over de besluitvorming omtrent de jaarstukken dient te kunnen deelnemen, heft dit bezwaar niet op. Bovendien is het, gegeven de positie van accountants als externe deskundigen aan wie beroepshalve onder meer de externe controle van de jaarrekening is toevertrouwd, naar het oordeel van de Raad logisch noch wenselijk dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de jaarstukken structureel aan een accountant kan worden toegekend. Veeleer ligt het in de rede juist deze categorie van een dergelijke machtiging wettelijk uit te sluiten bij wijze van de status van deze beroepsgroep beschermende maatregel. Artikel 816 k. Volgens artikel 7.13.1.11 van het voorontwerp moet een verlies worden aangezuiverd, tenzij anders is overeengekomen. Artikel 816 lid 2 van het wetsvoorstel gaat uit van de omgekeerde situatie: aanzuiveren hoeft niet, maar het kan worden overeengekomen. Volgens de toelichting valt niet in te zien waarom iemand die aan zijn inbrengplicht heeft voldaan, zonder meer zijn deel in het verlies zou moeten aanzuiveren. Daartegenover kan worden gesteld dat het kapitaal van de vennootschap vermindert en daarmee ook de waarde van datgene wat is ingebracht. De Raad acht de gegeven motivering onvoldoende draagkrachtig en meent dat meer rekening moet worden gehouden met zowel de financiële belangen van derden als van de andere vennoten ter voorkoming van verhaalsrisico's en daarmee samenhangende problemen. Hij adviseert het voorontwerp op dit punt te volgen. Artikel 817 l. Volgens de toelichting kan, ook al is dat niet in de vennootschapsovereenkomst bepaald, de vennootschap worden ontbonden door een latere overeenkomst tussen alle vennoten. Dit blijkt niet uit de tekst, anders dan het geval is in artikel 818, lid 1, onder a. De Raad adviseert deze mogelijkheid aan de ontbindingsgronden toe te voegen. Artikel 818 m. In artikel 818 lid 1 wordt geregeld in welke gevallen het uittreden van een vennoot slechts leidt tot gedeeltelijke ontbinding van een vennootschap, zodat de vennootschap door de andere vennoten kan worden voortgezet. Aan de gekozen opzet kleeft het bezwaar dat de begrippen rechtsfeit, rechtshandeling en rechtsgevolg onvoldoende worden onderscheiden, waardoor de mogelijkheden voor gedeeltelijke ontbinding steeds vanuit een ander gezichtspunt worden benaderd. De Raad adviseert aan te knopen bij de bevoegdheid tot uittreding, zodat het volgende patroon ontstaat. De vennootschap wordt alleen ontbonden ten aanzien van de vennoot die uittreedt: a. indien het uittreden het gevolg is van een daartoe strekkende overeenkomst van de vennoten; b. indien het uittreden het gevolg is van zijn dood, zijn onbekwaam worden, zijn faillissement, of, indien hij een rechtspersoon is, door het ophouden te bestaan; c. indien het uittreden het gevolg is van het aanbreken van een in de overeenkomst van vennootschap voor uittreding aangeduid tijdstip; d. indien het uitreden het gevolg is van zijn opzegging aan de andere vennoten of door opzegging aan hem door één of meer andere vennoten, mits deze mogelijkheid in de overeenkomst van vennootschap is voorzien; e. door de rechter in de gevallen die de wet bepaalt. Artikel 821 n. In artikel 821 wordt het begrip "economische deelgerechtigdheid" geïntroduceerd, ter onderscheiding van de begrippen "aandeel" in de vennootschappelijke gemeenschap en "aandeel" in de goederen van de vennootschap indien deze rechtspersoon is. Volgens de toelichting wordt de gerechtigdheid in de goederengemeenschap aangeduid met het begrip "aandeel", terwijl de "economische deelgerechtigdheid" de verbintenisrechtelijke aanspraak in geld weerspiegelt die de vennoot heeft op andere vennoten of de vennootschap. De waarde van de economische deelgerechtigdheid wordt bepaald door de inhoud van de overeenkomst, in het bijzonder de bepalingen die gelden bij uittreden, liquidatie, enz. De Raad acht het niet wenselijk in het BW de juridisch (te) weinig concrete term "economische deelgerechtigdheid" te bezigen. Het college meent dat de betekenis van de term "deel", zoals gebruikt in artikel 7.1.3.1.15 van het voorontwerp of "deelgerechtigdheid" voldoende duidelijk is en beveelt aan de in het voorontwerp gekozen terminologie te volgen. Artikel 822 o. Bij de overeenkomst van vennootschap kan volgens lid 1 worden bepaald dat na dood van een vennoot de vennootschap voortduurt met diens bij de overeenkomst aangewezen erfgenaam of erfgenamen, tenzij dezen het beding met bekwame spoed afwijzen. De Raad vraagt zich af hoe deze eis zich verhoudt tot de mogelijkheid om de nalatenschap te aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving en adviseert daaraan in de toelichting aandacht te schenken. p. Lid 2 maakt het mogelijk om bij de overeenkomst van vennootschap te regelen of en in hoeverre de aangewezen erfgenaam of de erfgenamen besturende dan wel, in het geval van een openbare vennootschap, commanditaire vennoten zijn. Volgens de toelichting heeft de rechtspraktijk aan deze modaliteiten behoefte. In artikel 7.13.1.16 juncto artikel 7.13.2.4 van het voorontwerp werd ervan uitgegaan dat de aangewezen erfgenaam de positie van de overleden erfgenaam verkrijgt en dat gezamenlijke erfgenamen geen beherend vennoot dan wel steeds commanditaire vennoten zijn, tenzij met hen anders wordt overeengekomen. Naar de mening van de Raad heeft een dergelijke regeling als voordeel dat de beslissing over de positie van althans de gezamenlijke erfgenamen niet buiten hen om wordt genomen, zodat het resultaat daarvan wellicht ook beter aansluit bij dat wat voor een goede samenwerking nodig is. De Raad adviseert hier in de toelichting nader op in te gaan. Artikel 837 q. Ingevolge lid 2 is een commanditaire vennoot die in naam van de vennootschap handelt of een beslissende invloed uitoefent op zijn bestuurders ten opzichte van derden hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de vennootschap, ten tijde van zijn handelen of daarna ontstaan. Ten opzichte van het geldende recht, artikel 21 WVK, heeft deze redactie als voordeel dat de commanditair die handelt als ware hij besturend vennoot, niet langer aansprakelijk is voor vroege schulden, dat wil zeggen schulden die voor zijn handelen zijn ontstaan. Het volstaat daarom te bepalen dat de onbevoegd handelend vennoot ten opzichte van derden hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden, door zijn handelen ontstaan. Dat de vennoot een "beslissende invloed" moet hebben uitgeoefend, acht de Raad een rechtsonzekerheid scheppende verfijning. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2007, no.07.003261, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Benin, Cotonou, 13 december 2001 (Trb. 2002, 39) met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Benin, Cotonou, 13 december 2001 (Trb. 2002, 39) met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2010, no.10.002126, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met aanpassingen van de eigen bijdrage voor de rechtzoekende in geval van verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand en de vergoeding van rechtsbijstandverleners (Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met aanpassingen van de eigen bijdrage voor de rechtzoekende in geval van verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand en de vergoeding van rechtsbijstandverleners (Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit behelst een versobering van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Deze versobering vloeit deels nog voort uit de structurele taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand van jaarlijks 50 miljoen die in het regeerakkoord van oktober 2010 was opgenomen. Daarnaast is er een post van 15 miljoen structureel voor additionele kosten vanwege benodigde piketrechtsbijstand naar aanleiding van de uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Salduz. (zie noot 1) Omdat eerdere maatregelen ontoereikend zijn gebleken, worden in het ontwerpbesluit maatregelen voorgesteld die zien op een generieke verhoging van de eigen bijdrage, een verhoging van de eigen bijdrage bij verbreking van een huwelijkse of niet-huwelijkse relatie, het opnieuw heffen van een eigen bijdrage bij een tweede of volgend deskundigenoordeel, het opnieuw heffen van een eigen bijdrage in bewerkelijke zaken, een lagere vergoeding ingeval van een kennelijke afdoening van een zaak, een wijziging van de anticumulatieregeling en een verlaging van de vergoeding voor rechtsbijstandverleners. (zie noot 2)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Hoogeveen van 26 juni 2003, no.03/45, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Hoogeveen van 26 juni 2003, no.03/45, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 17 november 2003, no.MJZ2003115805, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Hoogeveen van 26 juni 2003, no.03/45, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet. Reclamanten wijzen in hun bedenkingen op de reactie van de gemeenteraad van Hoogeveen op de zienswijzen die zij hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan "Begraafplaats te Fluitenberg". Zij maken daaruit op de het gemeentebestuur positief staat tegenover het door henzelf realiseren van dat bestemmingsplan. Naar aanleiding van deze bedenking wordt in het ontwerpbesluit overwogen dat onderzoek heeft uitgewezen dat reclamanten de beschikking hebben over minder dan de helft van de benodigde gronden voor de uitvoering van fase 1 van het bestemmingsplan "Begraafplaats te Fluitenberg" en dat de uitvoering van het bestemmingsplan door reclamanten zonder medewerking van derden (in casu de gemeente) derhalve niet gewaarborgd is. Verder wordt overwogen dat de gemeente de publieke taak - met de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid - heeft om zorg te dragen voor de vaststelling en uitvoering van het beleid van de Wet op de lijkbezorging. De Raad van State wijst in dit verband echter op paragraaf 4.2 (Landschappelijke inpassing) van de toelichting op het bestemmingsplan waarin wordt opgemerkt: "Zodra het bestemmingsplan in werking is getreden en er overeenstemming is bereikt met de huidige eigenaren over aankoop van de gronden of een vorm van zelfrealisatie, zal met de inrichting van het plangebied worden aangevangen." Bovendien merkt de gemeenteraad in antwoord op een inspraakreactie bij het bestemmingsplan (reactie 4a, bladzijde 31 plantoelichting) het volgende op: "De opmerking dat insprekers (bij onherroepelijk worden van het bestemmingsplan) zelf een begraafplaats kunnen exploiteren is juist. De gemeente gaat er echter vanuit de gronden verworven te hebben voordat het bestemmingsplan onherroepelijk wordt. Wanneer MEGA(zie noot 1) overigens geïnteresseerd is in de exploitatie van de onderhavige begraafplaats, is daarover te allen tijde met de gemeente te praten. Het is geen vaststaand gegeven dat de gemeente zelf de exploitatie voor haar rekening zal nemen." De Raad is van mening dat de hiervoor geciteerde passages uit de plantoelichting niet in overeenstemming zijn met de in het ontwerpbesluit opgenomen overwegingen over de zelfrealisatie van het bestemmingsplan. Hij adviseert in het ontwerpbesluit alsnog duidelijkheid te verschaffen over de door de gemeente gewenste uitvoering van het bestemmingsplan en in dit licht daarvan de noodzaak van de onteigening van de gronden van reclamanten zo nodig nader te bezien. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie, alsmede houdende wijziging van onder meer het Besluit bezoldiging politie in verband met de invoering van de Ziektewet voor de sector politie (Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie, alsmede houdende wijziging van onder meer het Besluit bezoldiging politie in verband met de invoering van de Ziektewet voor de sector politie (Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie).Bij Kabinetsmissive van 30 november 2000, no.00.006438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie, alsmede houdende wijziging van onder meer het Besluit bezoldiging politie in verband met de invoering van de Ziektewet voor de sector politie (Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Interimbesluit forensische zorg, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Interimbesluit forensische zorg, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2012, no.12.000015, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Volkgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Interimbesluit forensische zorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2011, no.11.000310, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de positie van de Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de positie van de Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad.Bij brief van 18 februari 2014 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over de positie van de Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad. Naar aanleiding van een debat over de positie van de Gevolmachtigde Minister van Curaçao (zie noot 1) heeft de Tweede Kamer besloten om voorlichting te vragen aan de Raad van State over de positie van de Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad. Het verzoek om voorlichting bevat de volgende vragen: 1. Op welke basis functioneren de Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad? 2. Behoort het tot de bevoegdheid van de (voorzitter van de) Rijksministerraad een Gevolmachtigde Minister al dan niet tot de Rijksministerraad toe te laten? 3. Waar, c.q. op welke wijze, vindt in dit kader verantwoording plaats van het handelen of de persoon van de Gevolmachtigde Ministers? De Afdeling advisering van de Raad van State merkt naar aanleiding van deze vragen het volgende op. Gevolmachtigde Ministers worden op grond van artikel 8, eerste lid, van het Statuut benoemd en ontslagen door de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten. Het betreft een autonome landsbevoegdheid, waarbij het aan de landen is om hiervoor een procedure in te richten. In Curaçao is deze procedure gelijkgesteld met die van de benoeming van een minister in de landsregering. De Landsverordening integriteit (kandidaat-)Ministers is onverkort van toepassing op de benoeming van een Gevolmachtigd Minister. Bij het opstellen van deze procedure heeft de procedure zoals die in Nederland van toepassing is op de beoordeling van kandidaat-ministers en -staatssecretarissen model gestaan. (zie noot 2) De andere landen hebben soortgelijke regels. Op grond van artikel 2 van de Landsverordening integriteit (kandidaat-)ministers moet voorafgaand aan de voordracht tot benoeming van een (Gevolmachtigd) Minister in elk geval een zestal onderzoeken plaatsvinden: een justitieel onderzoek, een staatsveiligheidsonderzoek, een fiscaal onderzoek, een onderzoek naar ongebruikelijke transacties, een medisch onderzoek en een onderzoek naar de door de kandidaat en zijn gezinsleden verstrekte informatie. (zie noot 3) De uitkomsten van deze onderzoeken worden aan de Gouverneur meegedeeld. (zie noot 4) De Gouverneur handelt in deze als landsorgaan onder verantwoordelijkheid van de minister-president of minister van het land. (zie noot 5) Derhalve dient de discussie over de uitkomst van de integriteitstoetsing alsook over later opkomende vragen daarover plaats te vinden in de Staten van dat land met de daarvoor verantwoordelijke ministers. Dit impliceert dat noch de Kamers van de Staten-Generaal noch de Staten van de andere landen ter zake bevoegd zijn. De Gevolmachtigde Minister is vertegenwoordiger van het betreffende land in het Koninkrijk, die namens zijn regering een functie vervult bij de behandeling van Koninkrijksaangelegenheden. (zie noot 6) Het Statuut voorziet hem daartoe van enkele bijzondere bevoegdheden, die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Rijksministerraad. (zie noot 7) Een Gevolmachtigd Minister heeft daarin dezelfde bevoegdheden als de Nederlandse ministers. Wel is zijn positie anders. Hij vertegenwoordigt immers de landsregering die hem benoemt. (zie noot 8) Hij brengt in de vergadering het standpunt van zijn regering in. Een Gevolmachtigd Minister kan ook, in tegenstelling tot Nederlandse ministers, in de vergaderingen van de Rijksministerraad vervangen worden. (zie noot 9) Omdat de Gevolmachtigde Minister geen politieke verantwoordelijkheid draagt, ondertekent hij niet de toelichtingen bij rijksregelgeving en plaatst hij evenmin een contraseign. (zie noot 10)Op grond van artikel 10, eerste lid, Statuut nemen Gevolmachtigde Ministers deel aan het overleg in de vergaderingen van de Rijksministerraad over aangelegenheden van het Koninkrijk welke het betrokken land raken. Een aantal koninkrijksaangelegenheden wordt in artikel 11, eerste tot en met vierde lid, Statuut aangewezen als aangelegenheden die geacht worden de landen te raken. Ingevolge artikel 11, zesde lid, Statuut kunnen de regeringen van de landen aangeven welke andere koninkrijksaangelegenheden hun land raakt. Het Statuut zegt weinig over de werkwijze van de Rijksministerraad. Via de verwijzingsbepaling van artikel 5, eerste lid, Statuut is het grondwetsartikel inzake de ministerraad (zie noot 11) ook op de Rijksministerraad van toepassing. De werkwijze van de (Rijks)ministerraad is, gelet op artikel 10 van het Statuut en artikel 45 van de Grondwet, geregeld in het Reglement van orde voor de ministerraad. (zie noot 12) Tijdens de Algemene politieke beschouwingen van 1957 is door de Eerste Kamer de vraag gesteld of het niet noodzakelijk was om een apart Reglement van orde voor de Rijksministerraad op te stellen. (zie noot 13) De regering antwoordde hierop: "Het Statuut laat ruimte voor opvattingen, die zowel tot één als tot twee reglementen van orde concluderen. Bepalend kan daarbij zijn of men uitgaat van de gedachte, dat door het Statuut naast de Raad van Ministers een nieuw orgaan, de Raad van Ministers van het Koninkrijk, tot stand is gekomen dan wel van de gedachte, dat het Statuut voor een deel van de Koninkrijkstaak, die de Raad van Ministers reeds had, nieuwe regels heeft gegeven, waardoor verzekerd wordt, dat Suriname onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen met specifieke bevoegdheden o.a. met betrekking tot het zogenaamde intern appèl in de persoon van de Gevolmachtigde Minister aan de besluitvorming kunnen deelnemen in kwesties, welke die gebieden raken. () Bij de opstelling van het Reglement van Orde voor de Raad van Ministers kon een keuze tussen de beide uitgangspunten achterwege blijven, toen het mogelijk bleek, dat de voorstanders van beide opvattingen op praktische gronden elkaar konden vinden in de opstelling van één reglement. De Regering heeft deze conclusie overgenomen, omdat zij enerzijds van mening is, dat een keuze uit de twee opvattingen (nog) niet behoeft te worden gedaan, anderzijds omdat de oplossing ligt in de lijn van de ontwikkeling, die tot het Statuut heeft geleid, waarbij men is uitgegaan van het beginsel van gelijkwaardigheid en gestreefd heeft naar een vooral eenvoudige oplossing." (zie noot 14)Het voorgaande betekent, dat de bepalingen van het Reglement van orde voor de ministerraad van toepassing zijn op de Rijksministerraad, tenzij uitdrukkelijk in Statuut anderszins is bepaald of daaruit voortvloeit. Zo is artikel 26 van het Reglement, inzake de geheimhouding van het in de raad besprokene - nu het Statuut ter zake geen regeling bevat - onverkort van toepassing op de Gevolmachtigde Minister. (zie noot 15)Het Reglement kent geen bepaling die de ministerraad dan wel de voorzitter daarvan de bevoegdheid toekent om een minister de toegang tot de ministerraad te ontzeggen. Ook de Grondwet bevat deze bevoegdheid niet. Dit betekent dat Nederlandse ministers niet de toegang tot de ministerraad kan worden ontzegd. Aangezien het Statuut met betrekking tot de Rijksministerraad hierover geen regelingen bevat, moet worden geconcludeerd dat deze bevoegdheid ook niet bestaat ten opzichte van Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad. De Nederlandse ministers zijn lid van de Nederlandse regering en voor hun handelen verantwoording verschuldigd aan de Staten-Generaal; hun politieke lot is verbonden met het Nederlandse kabinet. De Gevolmachtigde Minister is gemachtigde van de landsregering; (zie noot 16) zijn lot is dan ook niet verbonden met dat van het Nederlandse kabinet. In de praktijk worden Gevolmachtigde Ministers meestal benoemd bij de kabinetsformatie in hun land en plegen zij af te treden bij het aftreden van het kabinet in hun land. (zie noot 17) Uit deze positie van gemachtigde van de landsregering vloeit voort dat de plicht tot verantwoording voor handelen en persoon van de Gevolmachtigde Minister uitsluitend ligt bij de landsregering jegens de Staten van het betreffende land. (zie noot 18)Op grond van het bovenstaande geeft de Afdeling de volgende antwoorden op de gestelde vragen: 1) De basis voor het handelen van de Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad ligt in de artikelen 7 tot en met 12 van het Statuut, artikel 45 Grondwet en het Reglement van orde voor de ministerraad. 2) De toelating en het lidmaatschap van de Rijksministerraad vloeien voort uit de benoeming tot Gevolmachtigde Minister door de landsregering. Het behoort niet tot de bevoegdheid van de (voorzitter van de) Rijksministerraad een Gevolmachtigde Minister al dan niet tot de Rijksministerraad toe te laten. 3) De verantwoording voor het handelen en de persoon van de Gevolmachtigde Ministers vindt uitsluitend plaats door de landsregering ten overstaande van de Staten van dat land. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mozambique inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen; Maputo, 18 december 2001 (Trb.2002, 44), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mozambique inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen; Maputo, 18 december 2001 (Trb.2002, 44), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van Richtlijn nr.2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juni 2002 betreffende financiële zekerheidsovereenkomsten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van Richtlijn nr.2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juni 2002 betreffende financiële zekerheidsovereenkomsten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het geven van aanwijzingen aan de Gouverneurs van de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over het geven van aanwijzingen aan de Gouverneurs van de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk.Bij brief van 8 april 2015 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over het geven van aanwijzingen aan de Gouverneurs van de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk..
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met het creëren van de mogelijkheid tot samenwerking tussen politiekorpsen op onderdelen van de recherchefunctie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met het creëren van de mogelijkheid tot samenwerking tussen politiekorpsen op onderdelen van de recherchefunctie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2006, no.06.003647, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met het creëren van de mogelijkheid tot samenwerking tussen politiekorpsen op onderdelen van de recherchefunctie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de aanpassing van het materieel strafrecht aan recente ontwikkelingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de aanpassing van het materieel strafrecht aan recente ontwikkelingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 september 2011, no.11.002287, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de aanpassing van het materieel strafrecht aan recente ontwikkelingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met de uitvoering van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met de uitvoering van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2014, no.2014002503, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met de uitvoering van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Warmtewet (Warmtebesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Warmtewet (Warmtebesluit), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van de Warmtewet. Het bevat nadere regels met betrekking tot de elementen en wijze van berekenen van een maximumprijs voor de levering van warmte. Daarnaast stelt het ontwerpbesluit nadere regels over de bijdrage voor een aansluiting op een warmtenet, de boekhouding van vergunninghouders en het aanvragen en intrekken van een vergunning voor de levering van warmte. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de gebruikskosten en de internetconsultatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee (enige) aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. Het wetsvoorstel van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet)(zie noot 1) is door de Eerste en Tweede Kamer aanvaard. Tegelijk met het ontwerpbesluit is aan de Afdeling ter advisering voorgelegd het wetsvoorstel houdende wijziging van de Warmtewet in verband met enkele aanpassingen (no. W15.11.0024/IV), dat het wetsvoorstel Warmtewet wijzigt (novelle). Nu die wijzigingen niet de grondslag van het ontwerpbesluit betreffen(zie noot 2) en ook geen betrekking hebben op de inhoud van de bepalingen ter uitvoering waarvan het ontwerpbesluit strekt, ziet de Afdeling geen belemmering om advies uit te brengen.(zie noot 3) Zij gaat er evenwel vanuit dat het ontwerpbesluit opnieuw ter advisering aan de Afdeling wordt voorgelegd, indien de novelle wordt gewijzigd en die wijziging gevolgen heeft voor het ontwerpbesluit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de formulieren, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging betreffende het overlijden ten gevolge van een niet-natuurlijke oorzaak, niet zijnde levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de formulieren, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging betreffende het overlijden ten gevolge van een niet-natuurlijke oorzaak, niet zijnde levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2001, no.01.005558, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de formulieren, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging betreffende het overlijden ten gevolge van een niet-natuurlijke oorzaak, niet zijnde levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek. Het ontwerpbesluit strekt tot aanpassing van de modelformulieren als bedoeld in respectievelijk artikel 7, tweede en derde lid, van de Wet op de lijkbezorging en van de modelformulieren, bedoeld in artikel 10 van deze wet. De Raad van State maakt de volgende opmerking over een passage in de nota van toelichting. In de toelichting op artikel 3 wordt opgemerkt dat in het formulier (het model formulier van het verslag van de gemeentelijk lijkschouwer aan de officier van justitie, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de lijkbezorging) niet zonder meer melding gemaakt dient te worden van het feit dat de oorzaak euthanasie of hulp bij zelfdoding is, omdat het immers niet langer de officier van justitie is die de zorgvuldigheidseisen in eerste instantie beoordeelt, maar de regionale toetsingscommissie. Deze opmerking spoort naar de mening van de Raad niet geheel met hetgeen in het nader rapport bij het wetsvoorstel toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding(zie noot 1) is opgemerkt naar aanleiding van een opmerking van de Raad in zijn advies van 17 juni 1999. In het nader rapport wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat er buiten de toetsingscommissie om een redelijk vermoeden van schuld van de behandelend arts kan zijn, bijvoorbeeld als de gemeentelijk lijkschouwer de officier van justitie in kennis stelt van ernstige onregelmatigheden bij de melding van een niet-natuurlijke dood of een derde aangifte heeft gedaan. In deze gevallen geldt, aldus het nader rapport, het oordeel van de toetsingscommissie niet meer als een eindoordeel, maar als een voorlopig oordeel. De Raad adviseert de nota van toelichting op dit punt aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de Wet op het financieel toezicht (Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de Wet op het financieel toezicht (Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2006, no.06.001002, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de Wet op het financieel toezicht (Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels voor het heffen van mobiliteitstarieven terzake van het rijden op de weg met een motorrijtuig, alsmede de instelling van de Nationale wegencompagnie en de ondersteuning van regionale mobiliteitsfondsen (Wet bereikbaarheid en mobiliteit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels voor het heffen van mobiliteitstarieven terzake van het rijden op de weg met een motorrijtuig, alsmede de instelling van de Nationale wegencompagnie en de ondersteuning van regionale mobiliteitsfondsen (Wet bereikbaarheid en mobiliteit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de bekostiging van landelijke organen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de bekostiging van landelijke organen.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2003, no.03.000812, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. A.D.S.M. Nijs, MBA, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de bekostiging van landelijke organen. Het ontwerpbesluit bevat wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit WEB (hierna: U-WEB). Het betreft hier de wijze waarop de bekostiging van de landelijke organen in het beroepsonderwijs wordt berekend. Deze instanties onderhouden en ontwikkelen de eisen (kwalificaties) waaraan opleidingen in het beroepsonderwijs moeten voldoen en zorgen voor voldoende geschikte stageplaatsen. De bekostiging hangt voor een deel af van het aantal opleidingen dat de landelijke organen verzorgen. Gestreefd wordt om de inhoud van opleidingen voor het onderwijs, de deelnemers en het bedrijfsleven inzichtelijker te maken door het aantal opleidingen terug te brengen van 630 naar 120 à 140. Het ontwerpbesluit loopt hierop vooruit door het aantal opleidingen te bevriezen op het niveau van 1 augustus 2001, en door bij de bekostiging ermee rekening te houden dat landelijke organen die veel opleidingen verzorgen relatief minder kosten hebben. De Raad van State kan zich vinden in het voorstel, maar maakt een opmerking over het overgangsrecht. Het ontwerpbesluit treedt in werking op 1 januari 2004. Volgens artikel I wordt het aantal opleidingen bevroren op 1 augustus 2001, de aanvang van het studiejaar 2001-2002. Ingevolge de huidige tekst van artikel 4.2.4 van het U-WEB wordt een opleiding echter bij de bekostiging van een landelijk orgaan meegerekend, indien deze op 1 augustus voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de rijksbijdrage wordt berekend, is vermeld in het Centraal Register Beroepsopleidingen (CREBO). Ingevolge artikel 6.4.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs geschiedt de aanmelding bij het CREBO vóór 1 december van het jaar, voorafgaand aan het studiejaar met ingang waarvan met die opleiding een aanvang zal worden gemaakt. Dit roept de vraag op wat rechtens is voor opleidingen die met ingang van 1 augustus 2002, de aanvang van het studiejaar 2002-2003, van start zijn gegaan. De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te besteden. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2014, no.2014000089, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 december 2013, no.2013002603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels voor bedrijveninvesteringszones (Wet op de bedrijveninvesteringszones), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels voor bedrijveninvesteringszones (Wet op de bedrijveninvesteringszones), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2013, no.2013002364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor bedrijveninvesteringszones (Wet op de bedrijveninvesteringszones), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit van 23 augustus 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars (Stb. 2011, 396), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit van 23 augustus 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars (Stb. 2011, 396), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2014, no.2014001436, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit van 23 augustus 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars (Stb. 2011, 396), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in verband met de overdracht van bevoegdheden in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme aan de kansspelautoriteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in verband met de overdracht van bevoegdheden in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme aan de kansspelautoriteit.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2016, no.2016001097, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in verband met de overdracht van bevoegdheden in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme aan de kansspelautoriteit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende enkele aanpassingen van het Besluit Bibob, het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens, het Besluit controle op rechtspersonen, het Besluit omgevingsrecht, het Besluit strategische goederen en het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken in verband met de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob (Verzamelbesluit evaluatie en uitbreiding Wet Bibob), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende enkele aanpassingen van het Besluit Bibob, het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens, het Besluit controle op rechtspersonen, het Besluit omgevingsrecht, het Besluit strategische goederen en het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken in verband met de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob (Verzamelbesluit evaluatie en uitbreiding Wet Bibob), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit bevat wijzigingen van de hierboven genoemde zeven algemene maatregelen van bestuur welke samenhangen met het wetsvoorstel Evaluatie- en uitbreidingswet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Bibob). (zie noot 1) Eén van de wijzigingen betreft de uitbreiding van de rechtstreekse verstrekking van gegevens door politie, justitie en de Minister van Veiligheid en Justitie aan bestuursorganen of rechtspersonen met een overheidstaak ten behoeve van het onderzoek door dat bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak (zie noot 2) naar het risico van faciliteren van georganiseerde criminaliteit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf km 11.724 gelegen ongeveer 1 kilometer ten zuiden van het station Abcoude tot km 15.796 bij de grens met de gemeente Loenen, met bijkomende werken, in de gemeente Abcoude (Abcoude 1 e deel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf km 11.724 gelegen ongeveer 1 kilometer ten zuiden van het station Abcoude tot km 15.796 bij de grens met de gemeente Loenen, met bijkomende werken, in de gemeente Abcoude (Abcoude 1 e deel).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een luchthavenverkeerbesluit voor de luchthaven Schiphol.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een luchthavenverkeerbesluit voor de luchthaven Schiphol.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr) in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr) in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2011, no.11.001233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr) in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent de samenstelling en inrichting van het College van afgevaardigden en de afvaardiging van de leden (Besluit College van afgevaardigden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent de samenstelling en inrichting van het College van afgevaardigden en de afvaardiging van de leden (Besluit College van afgevaardigden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag betreffende het voorstel van wet zoals het luidt na de daarin tot en met 20 juni 2006 aangebrachte wijzigingen inzake wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersdelicten (Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen) (Kamerstukken 30 098, nr. 24).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag betreffende het voorstel van wet zoals het luidt na de daarin tot en met 20 juni 2006 aangebrachte wijzigingen inzake wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersdelicten (Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen) (Kamerstukken 30 098, nr. 24).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen met betrekking tot plantenresten en tarragrond alsmede tot intrekking van het Besluit beheer land- en tuinbouwfolie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen met betrekking tot plantenresten en tarragrond alsmede tot intrekking van het Besluit beheer land- en tuinbouwfolie.Bij Kabinetsmissive van 4 april 2005, no.05.001201, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen met betrekking tot plantenresten en tarragrond alsmede tot intrekking van het Besluit beheer land- en tuinbouwfolie. De voorgestelde wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen is, blijkens de nota van toelichting in paragraaf I.2, ingegeven door jurisprudentie. Met name is het gewenst dat preirestanten, bietenloof en een aantal andere oogstrestanten op het land kunnen worden teruggebracht en dat maaisel, afkomstig van sloot-, berm- of natuurbeheer kan worden toegepast in de directe nabijheid van de plaats waar het vrijkomt. Het doel van het Besluit beheer land- en tuinbouwfolie, het opzetten van een lekvrij inname- en verwerkingssysteem, is niet gerealiseerd. De verwachting is dat de initiatieven die wel zijn ontstaan, op basis van marktwerking, doorgang zullen vinden. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit enkele opmerkingen. 1. Communautaire aspecten De nota van toelichting bespreekt in paragraaf I.6 de bij het ontwerpbesluit betrokken internationale aspecten. Dit betreft enkel de Notificatierichtlijn.(zie noot 1) De Raad acht het noodzakelijk ook aandacht te schenken aan het Europese afvalstoffenregime. De basis van het Europese afvalstoffenregime is vervat in de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen(zie noot 2), de Europese richtlijn inzake gevaarlijke afvalstoffen(zie noot 3) en de op deze twee richtlijnen gebaseerde beschikking van de Europese Commissie houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen(zie noot 4). Artikel 1 van de Kaderrichtlijn definieert afval als elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Zowel tarragrond als plantenresten vallen onder hoofdstuk 2 van de Europese afvalstoffenlijst: Afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij en de voedingsbereiding en -verwerking. Verwijderen omvat de in bijlage IIA genoemde handelingen. Nuttige toepassing omvat de in bijlage IIB genoemde handelingen. Voor handelingen met afvalstoffen die aangemerkt kunnen worden als een vorm van verwijderen of nuttig toepassen als bedoeld in de kaderrichtlijn geldt in beginsel de vergunningplicht op grond van artikel 9 (verwijderen) respectievelijk 10 (nuttig toepassen). Artikel 8 van de Kaderrichtlijn stelt dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat iedere houder van afvalstoffen deze afgeeft aan een particuliere of openbare ophaler of een onderneming die afvalstoffen verwijdert of nuttig toepast of dat de houder zelf zorg draagt voor de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn. Van deze vergunningplicht kan vrijstelling worden verleend in de in artikel 11 genoemde gevallen, maar niet voor het verwijderen van toxische of gevaarlijke afvalstoffen, als bedoeld in richtlijn 78/319/EEG, zoals agrochemisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat. Voorzover de voorgestelde ontheffing van het stortverbod betrekking heeft op stoffen die aan te merken zijn als agrochemisch afval, is het niet toegestaan om vrijstelling van de vergunningplicht met betrekking tot de verwijdering daarvan toe te staan. Volgens artikel 11 is vrijstelling voorts alleen toegestaan indien het gaat om het in eigen beheer verwijderen van de (niet-gevaarlijke) afvalstof op de plaats van productie of voor het zelf nuttig toepassen van de afvalstof. Ten behoeve van deze vrijstellingen dienen de bevoegde instanties algemene regels op te stellen die per type activiteit de soort en de hoeveelheid afvalstoffen aangeven, alsook de voorwaarden onder welke de activiteit kan worden vrijgesteld van de vergunningplicht. Deze algemene regels moeten van dien aard zijn dat aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan.(zie noot 5) Voorzover tarragrond en plantenresten aangemerkt kunnen worden als afvalstoffen en voorzover een ontheffing van het stortverbod voor deze stoffen aangemerkt moet worden als een vorm van verwijderen of nuttig toepassen, is het mogelijk een algemene vrijstelling voor deze categorieën te regelen, als bedoeld in artikel 11 van de Kaderrichtlijn. Daarbij moet worden nagegaan of er wellicht sprake is van een agrochemische afvalstof, in welk geval immers enkel vrijstelling van de vergunningplicht ten behoeve van de nuttige toepassing van die stof onder voorwaarden is toegestaan. Op grond van artikel 2, eerste lid, onder b(iii) van de Kaderrichtlijn afvalstoffen is het mogelijk dat landbouwafvalstoffen - natuurlijke en niet gevaarlijke stoffen die in de landbouw worden gebruikt - wanneer zij reeds onder andere voorschriften vallen, buiten de werkingssfeer van de richtlijn vallen. Als mogelijke andere voorschriften zouden kunnen worden aangewezen: de Richtlijn inzake het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw(zie noot 6) en de Nitraatrichtlijn.(zie noot 7) Uit het vorenstaande blijkt dat generieke ontheffingen (vrijstellingen) als bedoeld met het ontwerpbesluit slechts in bepaalde gevallen mogelijk zijn. Indien dit voor één of meer van die afvalstoffen niet generiek mogelijk is, kan daarvoor eventueel worden teruggevallen op de individuele ontheffingsmogelijkheid van artikel 10.63 Wet milieubeheer, die in 2003 van kracht is geworden. De Raad adviseert de Europeesrechtelijke vereisten nauwkeurig na te lopen om te bezien in hoeverre de verschillende in het ontwerpbesluit genoemde stoffen in de vrijstellingsregeling kunnen worden ondergebracht en daarvan verslag te doen in de nota van toelichting. 2. Schrappen producentenverantwoordelijkheid verwijdering land- tuinbouwfolie Het doel van het regelen van de producentenverantwoordelijkheid was het zorgdragen dat de markt de terugname en het hergebruik van land- en tuinbouwfolie op zich zou nemen. Kennelijk is dit niet of onvoldoende geslaagd. Verwacht wordt dat de markt het wel op zich zal nemen. De Raad beveelt aan toe te lichten waarop deze verwachting is gebaseerd. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijksbesluit rechtspositie leden openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijksbesluit rechtspositie leden openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.Bij kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002103, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijksbesluit rechtspositie leden openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2007, no.07.001330, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv in verband met correctiefactor en minimumpremie grote werkgevers, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv in verband met correctiefactor en minimumpremie grote werkgevers, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2011, no.11.001590, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv in verband met correctiefactor en minimumpremie grote werkgevers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet op het onderwijstoezicht met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet op het onderwijstoezicht met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 januari 2001, no. 01.000122, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K. Y. I. J. Adelmund, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet op het onderwijstoezicht met memorie van toelichting. Met het wetsvoorstel wordt beoogd de kerntaken van de inspectie wettelijk te verankeren en de verantwoordelijkheden van minister en inspectie te expliciteren.(zie noot 1) De onafhankelijke, maar onder de minister ressorterende inspectie houdt toezicht op en bevordert de kwaliteit, zowel met betrekking tot de naleving van de deugdelijkheidseisen als andere per sector gegeneraliseerde kwaliteitskenmerken volgens een door de inspectie zelf, na overleg met betrokkenen, vastgesteld toezichtkader. De kerntaken van de inspectie zijn de periodieke beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs, waaronder het toezien op de naleving van de deugdelijkheidseisen en bekostigingsvoorwaarden, en de openbaarmaking van haar rapportages, inclusief haar oordelen. Ter uitvoering van het regeerakkoord wordt voorgesteld de positie van de inspectie te versterken met het oog op een onafhankelijke oordeelsvorming. Gekozen wordt voor gedeeltelijke interne verzelfstandiging van de inspectie, waaraan het toezicht wordt geattribueerd. De minister blijft volledig verantwoordelijk voor het toezicht, behalve met betrekking tot de oordelen van de inspectie. Ingevolge het voorgestelde artikel 8, derde lid, waarvoor in de adviesaanvraag bijzondere aandacht wordt gevraagd, heeft de minister op dit taakonderdeel van de inspectie geen aanwijzingsbevoegdheid. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen en is van oordeel dat het voorstel op enkele punten nader dient te worden overwogen. 1. In artikel 3, tweede lid, van het wetsvoorstel worden de taken van de met het toezicht belaste inspectie opgesomd. Eén van de kerntaken is het onderzoek naar en de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs. Het kwaliteitsonderzoek omvat niet alleen de mate waarin de bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschriften worden nageleefd, maar bovendien wordt getoetst aan criteria die door de inspectie worden vastgesteld na overleg met vertegenwoordigers van het onderwijsveld en andere betrokkenen. Het wetsvoorstel gaat uit van een overkoepelend kwaliteitsbegrip.(zie noot 2) Uitgangspunt is dat de inspectie bij de kwaliteitsbeoordeling geen onderscheid maakt tussen de verschillende aspecten van kwaliteit: deugdelijkheidseisen, kwaliteitskenmerken en eigen doelstellingen van de instellingen. Voor het vooraf maken van onderscheid zijn volgens de memorie van toelichting(zie noot 3) niet direct dwingende redenen aanwezig, aangezien verondersteld mag worden dat instellingen bekend zijn met de wettelijke voorschriften die voor hen gelden. Naar de mening van de Raad zal echter juist voor de instellingen, zo zij er in slagen de kennis van de wettelijke voorschriften die voor hen gelden op peil te houden, van wezenlijk belang zijn dat steeds duidelijk onderscheiden wordt tussen kwaliteitsmaatstaven die essentieel zijn voor de bekostiging en dus voor het voortbestaan van een instelling enerzijds, en anderzijds kwaliteitscriteria en doelstellingen die zij geacht worden na te streven zonder dat sprake kan zijn van bekostigingssancties, indien zij daarin volgens de inspectie tekortschieten. Een duidelijk onderscheid is van meet af aan geboden om de vrijheid van onderwijs veilig te stellen, de grenzen en de aard van het toezicht te bepalen en de sanctiebevoegdheid af te bakenen. Artikel 23 van de Grondwet (GW) bepaalt in het vijfde lid dat de deugdelijkheidseisen bij wet worden geregeld. Behoudens het toezicht van de overheid daarop is het geven van onderwijs vrij (tweede lid). Toezicht met de daaraan gekoppelde sanctiebevoegdheid kan slechts betrekking hebben op de naleving van wettelijke voorschriften. Andere kwaliteitsaspecten vallen buiten het toezicht, bedoeld in artikel 23 GW, zolang zij niet als deugdelijkheidseisen in de onderwijswetten zijn opgenomen. Uit de wettelijke opdracht voortvloeiende bemoeienis van de inspectie met buitenwettelijke kwaliteitsaspecten strookt niet alleen niet met het streven naar verdere vergroting van autonomie en deregulering in het onderwijs, maar raakt ook de vrijheid van onderwijs. Daarom kan de inspectie aangaande deze aspecten hoogstens optreden als adviseur van de betrokken instelling. De instelling is vervolgens vrij te beslissen of zij het advies volgt. Het bestaan van de school kan in het geding komen indien, zoals voorgesteld wordt, de bevindingen van de inspectie door haar als oordeel gepubliceerd worden. Openbaarmaking van een negatief oordeel over de mate waarin een afzonderlijke instelling voldoet aan de kwaliteitskenmerken en de eigen doelstelling kan even desastreuze gevolgen voor de instelling hebben als bekostigingssancties. Een wettelijke rapportageplicht dient om deze redenen in ieder geval niet herleidbaar te zijn tot een individuele instelling. Uiteraard kan een instelling zich in dezen vrijwillig aan toezicht door de inspectie of andere deskundigen onderwerpen en haar actuele kwaliteitsniveau laten certificeren. Uitbreiding van het overheidstoezicht tot andere dan de geldende deugdelijkheidseisen acht het college slechts mogelijk voorzover het gaat om criteria en normen die zijn vastgelegd in de onderwijswetten. Een toezichtswet is daartoe niet geëigend. De Raad beveelt aan om af te zien van een overkoepelend kwaliteitsbegrip en om bij de taakomschrijving van de inspectie helder te onderscheiden in toezicht op de naleving van deugdelijkheidseisen en stimulering door advisering ten aanzien van de overige kwaliteitsaspecten. 2. Voorgesteld wordt het toezicht op het onderwijs te attribueren aan de inspectie die onder de minister ressorteert. De minister heeft volledige aanwijzingsbevoegdheid, behalve met betrekking tot de in de rapportages neergelegde oordelen van de inspectie over de ontwikkeling, in het bijzonder van de kwaliteit, van het onderwijs (artikel 8, derde lid). In zoverre is sprake van formele verzelfstandiging van de inspectie. In zijn advies inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de bestuurlijke verhouding tussen de Minister van Onderwijs en Wetenschappen en de inspectie van het onderwijs (Wet verzelfstandiging onderwijsinspectie)(zie noot 4) achtte de Raad de noodzaak van verzelfstandiging niet aangetoond.(zie noot 5) Ten aanzien van artikel 8, derde lid, van het onderhavige voorstel is hij daarvan evenmin overtuigd. Door het toezicht bij wet aan de inspectie te attribueren wordt reeds een scheiding aangebracht tussen de bevoegdheden van de minister en van de inspectie. Indien beoogd wordt dat de minister tegenover het parlement volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar voor het toezicht blijft, ligt verzelfstandiging daarenboven niet voor de hand. In het nader rapport inzake het eerdergenoemde wetsvoorstel werd er vooralsnog de voorkeur aan gegeven met de inspectie een interne regeling te treffen in de vorm van een statuut of protocol, waarbij ernaar gestreefd zou worden de inspectie een zo groot mogelijke zelfstandigheid te bieden en dit streven tot uitdrukking te brengen in de opzet en de uitvoering van haar werkzaamheden, alsmede in de rapportage daarover. De Raad beveelt aan in de memorie van toelichting deze interne regeling te evalueren en, zo zij niet het beoogde effect heeft opgeleverd, de reden daarvan te vermelden. Vervolgens dient aangetoond te worden dat de thans voorgestelde regeling noodzakelijk is om daarin te voorzien. Indien niet gebleken is dat de professionele onafhankelijkheid van de inspectie bij haar oordeelsvorming wezenlijk belemmerd is door haar ondergeschiktheid aan de minister, ware het wetsvoorstel op dit punt te heroverwegen. De Onderwijsraad is van mening dat de aanwijzingsbevoegdheid van de minister met betrekking tot het oordeel van de inspectie over de naleving gehandhaafd moet blijven, omdat dit toezicht onder directe ministeriële verantwoordelijkheid dient te blijven.(zie noot 6) In de memorie van toelichting wordt betoogd dat niet goed begrepen kan worden op welke wijze de minister zich een eigen oordeel over de naleving, naast dat van de inspectie, zou moeten vormen. Reeds om die reden acht de Raad artikel 8, derde lid, tevens overbodig: wat ondenkbaar is behoeft geen regeling. Samenvattend is het college van oordeel dat de ministeriële verantwoordelijkheid onverkort moet blijven gelden. Attributie van het toezicht aan de inspectie vergt ook geen beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid. De Raad adviseert artikel 8, derde lid, van het wetsvoorstel te heroverwegen. 3. De toelichting op het voorgestelde artikel 7 bevat regels over de totstandkoming, de inhoud en het toezicht van de minister op het jaarwerkplan. Deze regels dienen, mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, in het wetsvoorstel zelf opgenomen te worden. 4. Artikel 18 van het wetsvoorstel voorziet in een klachtadviescommissie die belast is met de behandeling van en advisering over klachten over gedragingen van de inspectie. De leden van de commissie worden ingevolge het tweede lid benoemd en ontslagen door de inspecteur-generaal na overleg met het hoofd inspectie. Ingevolge artikel 9:2 van de Algemene wet bestuursrecht dienen de ministers zorg te dragen voor een behoorlijke behandeling van klachten over degenen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn. De Raad adviseert de afwijking van dit uitgangspunt in het onderhavige wetsvoorstel in ieder geval te motiveren. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit samenwerking VO-BVE in verband met wijziging van het aantal uren dat kan worden gevolgd aan een andere school of instelling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit samenwerking VO-BVE in verband met wijziging van het aantal uren dat kan worden gevolgd aan een andere school of instelling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2015, no.2015001186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit samenwerking VO-BVE in verband met wijziging van het aantal uren dat kan worden gevolgd aan een andere school of instelling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de wetsbepalingen met betrekking tot passend onderwijs (Variawet passend onderwijs en kwaliteit (v)so).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de wetsbepalingen met betrekking tot passend onderwijs (Variawet passend onderwijs en kwaliteit (v)so).Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2014, no.2014001377, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de wetsbepalingen met betrekking tot passend onderwijs (Variawet passend onderwijs en kwaliteit (v)so), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de uitvoering en de verbetering van de handhaving van die wet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de uitvoering en de verbetering van de handhaving van die wet.Bij Kabinetsmissive van 24 december 1999, no.99.006446, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de uitvoering en de verbetering van de handhaving van die wet. Het wetsvoorstel beoogt wat betreft de toepassing van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) op een aantal punten de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de toepassing van de wet door de uitvoeringsinstanties, de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de Arbeidsinspectie, te vergroten en een aantal bestaande onduidelijkheden in de wettekst weg te nemen. In het voorstel worden verschillende bepalingen uit de wet geschrapt en vervangen door delegatiebepalingen die het de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mogelijk maken bij ministeriële regeling een en ander te regelen, in sommige gevallen in afwijking van de wet. De Raad van State acht dit niet wenselijk. Voorts geeft het voorstel de Raad aanleiding tot het maken van enkele andere opmerkingen. 1. Voorgesteld wordt aan artikel 8 Wav een nieuw tweede lid toe te voegen, dat de mogelijkheid geeft - naast de bestaande mogelijkheden tot afwijking van de weigeringsgronden in bepaalde gevallen - ten behoeve van categorieën van werkzaamheden voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en over bepaalde documenten beschikken, bij ministeriële regeling af te wijken van de weigeringsgronden. Anders dan bij de bestaande uitzonderingen, waarbij nauwkeurig bepaalde situaties worden omschreven, is hierbij sprake van een - in feite - onbegrensde mogelijkheid tot afwijking van de wettelijke weigeringsgronden. Mede gelet op de aanwijzingen 24, onderdeel a, 25, 26 en 34 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar), dienen de criteria daarvoor zoveel mogelijk in de wet te worden neergelegd en dient de parlementaire betrokkenheid te worden verzekerd door delegatie bij algemene maatregel van bestuur met gebruikmaking van één van de modellen, bedoeld in aanwijzing 37 Ar. De Raad adviseert het voorstel in deze zin aan te passen. 2. In artikel 11, tweede en derde lid, Wav is bepaald, in welke gevallen een tewerkstellingsvergunning tijdelijk wordt verleend. In het eerste geval gaat het om vereisten waaraan de werkgever moet voldoen, in het tweede geval gaat het om de hoedanigheid van de desbetreffende vreemdeling. In het voorstel worden de nauwkeurig omschreven categorieën vervangen door de mogelijkheid om bij ministeriële regeling de categorieën onbegrensd aan te wijzen. Het college adviseert om in de wet limitatief te omschrijven, in welke gevallen een tijdelijke tewerkstellingsvergunning verleend kan worden en bij delegatie op onderdelen te voorzien in een delegatie bij algemene maatregel van bestuur met gebruikmaking van één van de modellen, bedoeld in aanwijzing 37 Ar. 3. In het voorgestelde artikel 15 Wav wordt de werkgever verplicht om een afschrift van het identiteitsbewijs van de tewerkgestelde in de administratie op te nemen. In de Wav ontbreken voorschriften over de administratie. Voorts hebben de in artikel 1, onderdeel b, onder 1°, Wav genoemde natuurlijke personen die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laten verrichten in het algemeen geen administratieplicht. Het college adviseert de voorgestelde bewaarplicht aan te vullen met de voorschriften die nodig zijn om de nakoming ervan te kunnen handhaven. 4. De administratie- en identificatieplicht is blijkens het voorgestelde artikel 15 Wav uitsluitend van toepassing indien de desbetreffende vreemdeling de werkzaamheden feitelijk bij een andere werkgever verricht. Blijkens de toelichting wordt beoogd aan te sluiten bij de regeling inzake de identificatieplicht in de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (OSV). De Raad adviseert die regeling in zoverre van overeenkomstige toepassing te verklaren. Voorts is niet duidelijk, waarom alleen in het kader van deze wet voor deze groep werknemers een uitbreiding van de identificatieplicht en de administratieplicht wordt geregeld en niet ook voor de handhaving van andere wetten. De Raad adviseert dit nader toe te lichten. In de toelichting (zie noot 1) wordt melding gemaakt van controles die door de arbeidsinspectie worden verricht en waarbij ten behoeve van de controle op de naleving van de Wav gevraagd wordt naar (kopieën van) identiteitsbewijzen die aanwezig moeten zijn ter naleving van de OSV. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven, in welk juridisch kader deze controles plaatsvinden. 5. Uitwisseling van gegevens. In de toelichting op artikel I, onderdeel H, wordt gesteld dat de Arbeidsinspectie het sociaal-fiscaal nummer onder andere gebruikt «in het belang van fraudebestrijding, waaronder de juiste inning van premies en heffingen». Die passage wekt aldus - naar het oordeel van de Raad ten onrechte - de indruk dat de Arbeidsinspectie in het kader van de Wav toeziet op de juiste heffing en invordering van belastingen en premies. De Raad adviseert deze passage aan te passen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houdende uitvoering van artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houdende uitvoering van artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het verhandelen van vlees van pluimvee (Landbouwkwaliteitsbesluit pluimveevlees).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het verhandelen van vlees van pluimvee (Landbouwkwaliteitsbesluit pluimveevlees).Bij Kabinetsmissive van 31 januari 2003, no.03.000397, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het verhandelen van vlees van pluimvee (Landbouwkwaliteitsbesluit pluimveevlees). Met het ontwerpbesluit wordt uitvoering gegeven aan twee Europese verordeningen inzake het verhandelen van vlees van pluimvee, waaronder een uitvoeringsverordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.(zie noot 1) In de laatste verordening zijn facultatieve bepalingen ten aanzien van bijzondere houderijsystemen van pluimvee opgenomen. Naar aanleiding van een recente wijziging(zie noot 2) van de Commissieverordening is besloten de bestaande autonome regelgeving van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), waarmee uitvoering werd gegeven aan de genoemde verordeningen, te vervangen door het onderhavige besluit. Overeenkomstig de opzet van de gewijzigde Wet op de bedrijfsorganisatie(zie noot 3) zal dit productschap zijn regels ter uitvoering van de EG-verordeningen in medebewind vaststellen. Naar uit het navolgende zal blijken meent de Raad van State dat het ontwerpbesluit op een onderdeel nader moet worden bezien. 1. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet kunnen in een Landbouwkwaliteitsbesluit één of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid ten aanzien van bij hen aangeslotenen worden belast met keuring van producenten en toezicht op de naleving van bij of krachtens dat besluit gestelde regelen. Op grond van artikel 5 van het ontwerpbesluit is de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (Stichting CPE) belast met keuring en toezicht op de naleving door de bij haar aangeslotenen van de regels die in de artikelen 10 en 11 van de Commissieverordening ten aanzien van de bijzondere huisvestings- en voedersystemen worden gesteld alsmede van de krachtens artikel 3 gestelde regelen (registratieplicht). In samenhang daarmee is in artikel 6 van het ontwerpbesluit bepaald dat de in artikel 11, derde lid, van de Commissieverordening bedoelde categorieën bedrijven (mestbedrijven, voederbedrijven, slachterijen en broederijen) aangesloten moeten zijn bij de Stichting CPE. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen waarin een aansluitplicht welke mede betrekking heeft op de handel meer dan eens als een met het EG-recht strijdige constructie is beoordeeld(zie noot 4), is het van belang dat de aansluitplicht voor de hiervoor genoemde productieschakels niet gepaard gaat met handelsbelemmeringen voor producenten uit andere lidstaten die aan de bepalingen van de verordeningen voldoen. Weliswaar wordt in de toelichting op de artikelen 5 en 6 opgemerkt dat niet alle bedrijven uit de genoemde categorieën zich moeten aansluiten doch uitsluitend die bedrijven die op hun etiketten willen verwijzen naar de in artikel 10 van de Commissieverordening voorgeschreven benamingen en vermeldingen omtrent bijzondere houderijsystemen, maar het facultatieve karakter van deze bijzondere etikettering sluit een handelsbelemmerend effect van de koppeling van een aansluitplicht aan die etikettering niet uit. In verband hiermee zal ook de noodzaak en de proportionaliteit van de voorgestelde aansluitingsplicht moeten worden bezien. In de Commissieverordening en in artikel 3 van het ontwerpbesluit wordt immers al een registratieplicht voor de betrokken producenten geregeld. De Raad adviseert het ontwerpbesluit op dit punt in ieder geval nader toe te lichten. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende enkele technische wijzigingen in verband met geconstateerde gebreken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende enkele technische wijzigingen in verband met geconstateerde gebreken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2005, no.05.000846, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende enkele technische wijzigingen in verband met geconstateerde gebreken, met memorie van toelichting. 1. Eén van de voorgenomen wijzigingen is dat de term "beschikking" op een aantal plaatsen in de Kieswet wordt vervangen door "besluit", omdat het volgens de toelichting zou gaan om besluiten van algemene strekking. Het betreft beslissingen over de registratie van een persoon als kiesgerechtigde, de herziening van zon beslissing, de verwijdering van een persoon uit het kiesregister, de inschrijving van de aanduiding van een politieke groepering, de beslissing over geldigheid van een kieslijst, het schrappen van de naam van een kandidaat en het schrappen van de aanduiding van een politieke groepering. De Raad van State wijst erop dat het in alle in artikel I, onderdeel A, genoemde gevallen niet om besluiten van algemene strekking gaat maar om beschikkingen. Hij adviseert dit onderdeel van het wetsvoorstel te schrappen. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Varkensbesluit (implementatie richtlijnen nr.2001/88/EG en nr.2001/93/EG).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Varkensbesluit (implementatie richtlijnen nr.2001/88/EG en nr.2001/93/EG).Bij Kabinetsmissive van 4 december 2002, no.02.005519, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Varkensbesluit (implementatie richtlijnen nr.2001/88/EG en nr.2001/93/EG). Het ontwerpbesluit strekt tot implementatie van richtlijn nr.2001/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 oktober 2001(zie noot 1), houdende wijziging van richtlijn nr.91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens(zie noot 2) en van richtlijn nr.2001/93/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 november 2001(zie noot 3), houdende wijziging van de bijlage bij richtlijn nr.91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens. Daartoe worden bestaande voorschriften met betrekking tot het houden, huisvesten en verzorgen van varkens in het Varkensbesluit aangescherpt. In aansluiting op de systematiek van wijzigingsrichtlijnen (verhouding tot de richtlijn nr.98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PbEG L 221)(zie noot 4)) wordt ten aanzien van varkens de toepassing van de algemene regels voor het verzorgen en het huisvesten van landbouwhuisdieren in het Besluit welzijn productiedieren uitgebreid. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van opmerkingen over de wijze waarop voornoemde richtlijnen in het ontwerpbesluit worden geïmplementeerd. In verband daarmee behoeft het ontwerpbesluit naar zijn mening aanpassing. 1. De implementatie van de wijzigingsrichtlijnen zelf a. Volgens de aan de nota van toelichting gehechte transponeringstabel is onderdeel 4b van het nieuwe artikel 3 van richtlijn 91/630/EG (artikel 1, onderdeel 1, van richtlijn 2001/88/EG) reeds geïmplementeerd in artikel 2a, eerste lid, van het Varkensbesluit. De Raad wijst erop dat dat niet opgaat voor de uitzondering welke die richtlijn mogelijk maakt op de eis van groepshuisvesting van zeugen en gelten op bedrijven met minder dan 10 zeugen mits deze zich gemakkelijk in de box kunnen omdraaien. Anders dan de opmerking in het algemeen deel van de nota van toelichting suggereert, namelijk dat de voorschriften van het onderhavige besluit niet verder gaan dan de Europese richtlijnen voorschrijven, bevat het ontwerpbesluit op dit punt dus een strengere bepaling. Dat behoeft nadere toelichting. b. In hoofdstuk II, onderdeel D, onder 4, van de bijlage bij richtlijn 2001/93/EG (de nieuwe bijlage bij richtlijn 91/630/EG) wordt voorgeschreven dat het gebruik van kalmeermiddelen om het toevoegen van dieren aan een groep te vergemakkelijken alleen is toegestaan in uitzonderlijke gevallen en na raadpleging van een dierenarts. Volgens de transponeringstabel is dit onderdeel geïmplementeerd in artikel 2a, tweede lid, van het gewijzigde Varkensbesluit. Een bepaling van die strekking komt evenwel niet voor in dat artikellid en ook niet elders in het ontwerpbesluit. De transponeringstabel geeft ook niet aan in welke andere regeling dit aspect is geregeld. Het ontwerpbesluit dan wel de transponeringstabel zal moeten worden aangevuld. 2. Verhouding tot richtlijn 98/58/EG en het Besluit welzijn productiedieren In de transponeringstabel bij het geldende Besluit welzijn productiedieren (Stb.1999, 568, bladzijde 7) is aangegeven op welke wijze de welzijnseisen van de bijlage bij richtlijn 98/58/EG in dat besluit zijn geïmplementeerd. Anders dan in de bijlage bij richtlijn 2001/93/EG waarin de toepasselijkheid van de bijlage bij richtlijn 98/58/EG globaal is aangegeven, worden in het Besluit welzijn productiedieren de algemene voorschiften van dat besluit die ook voor varkens gelden overeenkomstig de bestaande aanwijzingstechniek uitdrukkelijk genoemd. Uit een oogpunt van rechtszekerheid verdient die opzet naar de mening van de Raad ook de voorkeur. De aanwijzing van de voor het houden van varkens relevante bepalingen moet dan wel volledig zijn, teneinde de implementatie van richtlijn 98/58/EG ten aanzien van die categorie dieren sluitend te houden. In dit ontwerpbesluit is dat niet het geval. Volgens de nieuwe opzet van de welzijnsregels voor varkens zal het verlies aan specifieke regels op de betrokken onderdelen moeten worden gecompenseerd met een uitbreiding van het toepassingsbereik van het Besluit welzijn productiedieren. In artikel II van het ontwerpbesluit wordt beoogd hierin te voorzien, door in artikel 2, tweede en derde lid, van het Besluit welzijn productiedieren het aantal bepalingen van dat besluit dat ook van toepassing is op varkens uit te breiden. Met die aanvulling wordt evenwel niet het toepassingsbereik van de artikelen 4, tweede en derde lid, 5, eerste lid, 4, derde lid, en 3, derde lid, van het Besluit welzijn productiedieren naar varkens uitgebreid. Deze bepalingen strekken tot de implementatie van de bijlage van richtlijn 98/58/EG op de onderdelen 2 (controlefrequentie), 3 (voldoende verlichting voor grondige controle van de dieren op elk willekeurig tijdstip), 4, eerste zin (verzorging zieke dieren, onder andere raadplegen dierenarts), en 12 (bescherming dieren die niet in gebouwen worden gehouden tegen onder andere slechte weersomstandigheden en gezondheidsrisico's). Daardoor is de implementatie van richtlijn 98/58/EG ten aanzien van varkens niet meer volledig. In verband daarmee adviseert de Raad artikel II van het ontwerpbesluit aan te vullen. 3. Implementatietermijn is inmiddels verstreken a. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2001/88/EG en artikel 2, eerste alinea, van richtlijn 2001/93/EG dienen de lidstaten uiterlijk op 1 januari 2003 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om aan deze richtlijnen te voldoen. De implementatietermijn is dus al verstreken. Gelet op de in artikel III geregelde inwerkingtreding (overeenkomstig de voorgeschreven voorwaardelijke delegatie in artikel 110, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) had het besluit reeds voor 1 december 2002 moeten zijn vastgesteld en voorgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal om de termijn te halen. Voor de implementatie van die onderdelen van de richtlijnen waarvoor ingevolge die richtlijnen een overgangstermijn geldt, heeft de overschrijding van de implementatietermijn geen praktische gevolgen. Een aantal aanscherpingen had evenwel, zoals ook in paragraaf 3. Lasten voor het bedrijfsleven, wordt aangegeven, ingevolge de wijzigingsrichtlijnen met ingang van 1 januari 2003 moeten zijn ingevoerd. Het gaat hier om: - de vergroting van de dekruimte voor beren in geval van nieuwbouw of verbouwing (artikel 4a, tweede lid, onder d, ter uitvoering van hoofdstuk II, onderdeel A van de nieuwe bijlage van richtlijn 91/630/EG (richtlijn 2001/93/EG)); - aanscherping van de eisen met betrekking tot de roostervloeren in geval van nieuwbouw, vervanging of herbouw (artikel 8, eerste lid, onder c en d, en tweede lid, ter uitvoering van gewijzigd artikel 3, tweede lid, onder b (i) en b (ii) van richtlijn 91/630/EG (artikel 1 van richtlijn 2001/88/EG)); - de aanscherping van de eis met betrekking tot de lichtintensiteit (artikel 10, eerste lid, ter uitvoering van hoofdstuk I, onderdeel 2, van de nieuwe bijlage van richtlijn 91/630/EG (richtlijn 2001/93/EG)); - het permanent beschikken over vers water voor varkens ouder dan twee weken (artikel 3, tweede lid, ter uitvoering van hoofdstuk I, onderdeel 7, van de nieuwe bijlage van richtlijn 91/630/EG (richtlijn 2001/93/EG)); - de eis met betrekking tot speelmateriaal (artikel 9, tweede lid, ter uitvoering van hoofdstuk I, onderdeel 4, van de nieuwe bijlage van richtlijn 91/630/EG (richtlijn 2001/93/EG)); - de zorg voor adequaat nestmateriaal voor zeugen en gelten in de laatste week voor het werpen (artikel 9, derde lid, ter uitvoering van hoofdstuk II, onder B, onder 3, van de nieuwe bijlage van richtlijn 91/630/EG (richtlijn 2001/93/EG)). Varkenshouders die tussen 1 januari 2003 en de datum van in werking treden van het besluit nog investeringen in de gebouwen hebben gedaan, beschikken over een gunstiger peildatum voor de onmiddellijke werking van de aangescherpte verplichtingen met betrekking tot beerruimte en roostervloeren dan hun concurrenten in andere lidstaten, waarin de implementatie van de richtlijnen op tijd heeft plaatsgevonden. De Raad adviseert hierover uitsluitsel te geven in de nota van toelichting. b. De Raad wijst erop dat in dit geval de overschrijding van de implementatietermijn mede tot gevolg heeft dat het bestaande Varkensbesluit vanaf 1 januari 2003 op een aantal onderdelen niet meer geldt en er dus sprake is van een rechtsvacuüm tot de datum waarop het gewijzigde Varkensbesluit in werking treedt. Dat vindt zijn oorzaak in de gedetailleerde dynamische verwijzing in de bestaande artikelen 2, tweede lid, en 12 naar de voorschriften in de bijlage bij richtlijn 91/630/EG. Onderdelen van die voorschriften zijn vervallen bij de afstemming in richtlijn 2001/93/EG op de richtlijn 98/58/EG of hebben door de vervanging door een nieuwe bijlage een andere plaats gekregen. Daardoor zijn de verwijzingen zinledig geworden of kloppen zij niet meer. De Raad adviseert in de nota van toelichting in te gaan op de mogelijke gevolgen hiervan. c. De Raad heeft kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 december 2002 en van 6 januari 2003.(zie noot 5) Daarin kondigt de bewindsman concrete aanpassingen van het Varkensbesluit aan als uitkomst van het overleg met de betrokken bedrijfssector. Deze zijn niet opgenomen in het ontwerpbesluit. Het gaat hierbij onder meer om de verdere temporisering van de invoering van eerder door Nederland vastgestelde strengere oppervlaktenormen van 2008 tot 2013, teneinde de afwijking van de oorspronkelijke richtlijn en de nieuwe richtlijnen minder ongunstig voor het bedrijfsleven te maken, en het tijdelijk toestaan van de "plateaustal" tot 2018. Het college constateert dat het ontwerpbesluit bij hem aanhangig is gemaakt op een moment, te weten 4 december 2002, waarop een aantal aanpassingen van dat besluit van naar het zich laat aanzien vrij ingrijpende aard reeds voorzienbaar was. De Raad adviseert in de nota van toelichting ten minste in te gaan op de mogelijke gevolgen van voornoemde beleidsvoornemens voor het besluit. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2015, no.2015001433, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald bij gemeentelijke verordening betreffende kleine ergernissen in de openbare ruimte (Wet bestuurlijke boete kleine ergernissen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald bij gemeentelijke verordening betreffende kleine ergernissen in de openbare ruimte (Wet bestuurlijke boete kleine ergernissen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2004, no.04.002930, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald bij gemeentelijke verordening betreffende kleine ergernissen in de openbare ruimte (Wet bestuurlijke boete kleine ergernissen), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat gemeentelijke bestuursorganen een bestuurlijke boete opleggen bij bepaalde overtredingen om zo de handhaving in het publieke domein te versterken. Het betreft overtredingen die voorkomen op een - bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen - lijst van "beboetbare feiten" en die tevens bij gemeentelijke verordeningen strafbaar zijn gesteld. Het wetsvoorstel hangt nauw samen met het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren, waarover de Raad heden eveneens advies uitbrengt. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot de verhouding tussen strafrecht en bestuursrecht in de rechtshandhaving, de organisatie van de bestuursrechtelijke handhaving, de afbakening van de reikwijdte, financiële aspecten, de verhouding tot de Vierde tranche Awb en de rechtsbescherming. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. De verhouding tussen strafrecht en bestuursrecht in de rechtshandhaving Tegen overlast dient krachtiger te worden opgetreden; gemeenten moeten hierin volgens de memorie van toelichting een grotere rol krijgen.(zie noot 1) Dit wetsvoorstel vloeit voort uit het veiligheidsprogramma "Naar een veiliger samenleving".(zie noot 2) Het kabinet gaat ervan uit dat de bestrijding van overlast de veiligheid in de publieke ruimte bevordert. "Verloedering scoort hoog als oorzaak van gevoelens van onveiligheid bij burgers."(zie noot 3) Het wetsvoorstel heeft tot doel een krachtiger optreden mogelijk te maken tegen overlast in het publieke domein, veroorzaakt door feiten waarvan als voorbeelden worden genoemd "wildplassen, hondenpoep en graffiti". De Raad onderkent de noodzaak van het versterken van de handhaving ten aanzien van overlast in de publieke ruimte ten volle en acht een verandering van de inrichting der rechtshandhaving gerechtvaardigd. De bestrijding van "disorder in public places" is elders een doorslaggevende factor gebleken in de criminaliteitsbestrijding.(zie noot 4) De Raad merkt vooraf op dat de toelichting slechts verwijst naar de nota "Naar een veiliger samenleving", terwijl reeds in de in juli 2001 uitgebrachte nota "Criminaliteitsbeheersing"(zie noot 5) het concept dat aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt, was geschetst. In laatstgenoemde nota was ook ingegaan op de capaciteit die voor de handhaving in dit kader beschikbaar zou komen(zie noot 6); het verdient aanbeveling uiteen te zetten in hoeverre de inschattingen van toen nog van kracht zijn. Ten tijde van de algehele grondwetsherziening van 1983 was het patroon van de rechtshandhaving in Nederland terzake van delicten in de openbare ruimte (waaronder het wegverkeer) een zaak van het strafrecht, terwijl op deelterreinen van het bestuursrecht, zoals de belastingheffing, de economische ordening en de milieubescherming gespecialiseerde diensten bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen tot hun beschikking hadden, met de mogelijkheid van strafrechtelijke handhaving als achtervang. Regelingen zoals het Duitse Gesetz über Ordnungswidrigkeiten van 1968 werden incidenteel bepleit, maar stuitten op afwijzende reacties.(zie noot 7) Pas met de door de commissie-Mulder voorbereide, in 1992 volledig in werking getreden Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersovertredingen (Wahv)(zie noot 8) kwam hierin verandering. Met behoud van de aansturing door het openbaar ministerie werd een stelsel van sanctietoepassing door bestuursorganen in het leven geroepen dat betrekking heeft op een breed scala van verkeersovertredingen, met een daarop toegesneden vorm van bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Thans stelt de regering in een drietal wetsvoorstellen - het onlangs ingediende wetsvoorstel openbaar ministerie-afdoening(zie noot 9), het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren, dat een ruimer toepassingsbereik heeft dan de citeertitel doet vermoeden, en het voorliggende wetsvoorstel - verder gaande stappen voor. Deze vier regelingen hebben gemeen dat sancties door bestuursorganen worden opgelegd. De juridische vormgeving laat echter aanzienlijke verschillen zien, hetgeen op een risico van wildgroei wijst. Alle vier knopen ze aan bij de aanvaarding - ook in de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens - van bestuurlijke sanctietoepassing (met als een der uit artikel 113 van de Grondwet voortvloeiende randvoorwaarden dat deze geen vrijheidsbeneming mag inhouden), maar er zijn grote verschillen op het punt van de rechtssystematische inkadering, de gezagsstructuur, de rechtsbescherming en de wijze van financiering. Evenmin is in deze wetsvoorstellen gelijkelijk aangesloten bij (of afgeweken van) de regeling van de bestuurlijke boete in de Algemene wet bestuursrecht(Awb) (vierde tranche). De Raad adviseert waar mogelijk deze divergenties te beperken en in elk geval het naast elkaar bestaan van deze - de Wahv meegerekend - vier wettelijke regelingen voor het opleggen van sancties door bestuursorganen aan een termijn voor evaluatie en herziening te binden. Het is wenselijk de diverse nieuwe wetsvoorstellen een beperkte looptijd te geven en de voorbereiding van een samenhangende regeling inzake bestuurlijke bestraffing voor te bereiden, die op een termijn van vier tot zes jaar in de plaats kan treden van de nu voorziene drie wetsvoorstellen alsmede de Wahv. De Raad adviseert het wetsvoorstel en de toelichting in deze zin te wijzigen en de voorbereiding van geharmoniseerde wetgeving ter hand te nemen. 2. Organisatie van de bestuursrechtelijke handhaving De Raad onderkent ten volle de behoefte - in het bijzonder in tal van grotere gemeenten - aan strakkere en overtuigender handhaving van normen betreffende het gedrag in de openbare ruimte. Die handhaving is sterk verweven met de zorg voor openbare orde en een goed sociaal klimaat en behoort ook om die reden bij uitstek tot het domein waar gemeentelijke (straf)verordeningen een rol moeten spelen naast de algemene strafwetgeving. Preventie zal in elk geval hand in hand met de beoogde toepassing van sancties moeten worden verbeterd, waaronder vergroting van de zichtbaarheid: handhavingsfunctionarissen zullen ook in dit opzicht nuttig werk doen. De Raad wijst er wel op dat bestraffend optreden bij het tegengaan van overlast in de openbare ruimte geen panacee is. Volgens recent onderzoek is er onzekerheid welke middelen ter bestrijding van de sociale onveiligheid nu echt effectief zijn.(zie noot 10) De Stuurgroep Handhaven op Niveau heeft twijfels over effectiviteit en capaciteitswinst van voorstellen als nu gedaan.(zie noot 11) De memorie van toelichting gaat ervan uit dat niet alle gemeenten zullen kiezen voor de bestuurlijke handhaving. Uit de adviezen kan worden opgemaakt dat met name de grotere steden behoefte hebben aan deze nieuwe mogelijkheid. Over de uitwerking ervan en de - gewenste en ongewenste - neveneffecten bestaat echter nog veel onzekerheid. In Nederland is evenals in andere staten die rechtsstaat willen zijn het strafrechtelijk handhavend optreden opgedragen aan een organisatie - het openbaar ministerie met de onder zijn gezag werkzame politie - die institutioneel onderscheiden is van de op de vervulling van dienstverlenende en ordenende taken gerichte overheidsorganisatie. Op gespecialiseerde terreinen is er daarnaast een handhavende taak voor (eveneens professionele) inspecties. Deze inrichting heeft een waarborgfunctie voor de burger. Zij dient de consistentie en controleerbaarheid van het handhavend optreden. Een vermenging met het directe bestuur wordt daardoor voorkomen en een nauwere aansluiting bij de normen die uiteindelijk in de rechtspleging worden gehanteerd, wordt daardoor bevorderd. De Raad acht het riskant als het opleggen van straffen - daar gaat het immers ook in de zin van artikel 6 van de Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) om - in handen wordt gelegd van een te grote diversiteit van functionarissen die niet onder het gezag staan van een professionele organisatie zoals het openbaar ministerie of een specialistische inspectie. Gevolg van het naast elkaar bestaan van verschillende handhavers voor dezelfde feiten is dat het openbaar ministerie zijn regiefunctie verliest. Er kan bovendien verwarring ontstaan over de vraag wie het gezag heeft over de toezichthouders. Met betrekking tot de uitvoering van de toezichthoudende taken staan de beoogde toezichthouders kleine ergernissen in een gezagsrelatie tot het gemeentebestuur. In de uitoefening van de BOA-bevoegdheden die zij in het kader van de toezichthoudende bevoegdheden uitoefenen staan zij onder het gezag van de officier van justitie. Particuliere beveiligers die worden aangewezen als toezichthouder hebben daarnaast nog een arbeidsrechtelijke verhouding tot hun particuliere werkgever. Wanneer, zoals het wetsvoorstel voorziet, taken kunnen worden opgedragen aan een lager of privaat gesalarieerde categorie functionarissen, die wel aan de vereisten voor het ambt van bijzonder opsporingsambtenaren moeten voldoen, valt niet in te zien waarom deze niet als opsporingsambtenaar onder het gewone gezag van het openbaar ministerie zouden kunnen optreden ter handhaving van normen die overlast in de openbare ruimte beteugelen. Naast de reguliere politieambtenaar met algemene opsporingsbevoegdheid ontstaat dan een nieuwe categorie handhavers, bij voorkeur door hun uniform herkenbaar voor de burger. Bovendien is zo een beter samenspel "op straat" mogelijk met de politie, als strafrechtelijke handhaving van strafbare feiten nodig is. Gedegen afstemming met de burgemeester, die verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid, is uiteraard noodzakelijk. Via het driehoeksoverleg heeft de burgemeester invloed op handhaving door de politie. Een recent voorbeeld van goede afstemming vormen de afspraken in Maastricht en Den Haag tussen openbaar ministerie, Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst en gemeente ten aanzien van de zogenaamde vrijstaten. Daarom verdient het aanbeveling de functionarissen van wie voorzien is dat zij bestuurlijk handhavend zullen optreden tegen overlast in de publieke ruimte, onder te brengen in een professionele gezagsstructuur die de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie voor de rechtshandhaving - ook ten aanzien van in gemeentelijke verordeningen strafbaar gestelde feiten - niet uitholt of terzijde schuift, maar daarentegen effectiever maakt. De Raad adviseert het wetsvoorstel aldus te herijken dat de oplegging van bestuurlijke boetes geschiedt door functionarissen - waaronder gemeentelijke toezichthouders - die onder het gezag van het openbaar ministerie staan, zodanig dat het handhavingsbeleid in de lokale driehoek wordt gecoördineerd. 3. Afbakening van de reikwijdte a. Een duidelijk doel is nodig onder meer om na te gaan of het wetsvoorstel qua type feiten het juiste toepassingsbereik heeft. Verder leent niet elk in gemeentelijke verordeningen strafbaar gesteld feit zich voor bestuurlijke handhaving. Een duidelijke afbakening van gedragingen die bestuurlijk beboetbaar zijn tegenover gedragingen die strafrechtelijk vervolgbaar zijn, is essentieel. De formulering van de toelichting houdt bovendien "ergernissen" - wat subjectieve gevoelens zijn - en oorzaken daarvan niet goed uit elkaar. De Raad heeft er al eerder op gewezen dat veiligheid en rechtshandhaving veel met elkaar te maken hebben, maar niet synoniem zijn.(zie noot 12) De Raad heeft de indruk dat de verhouding tussen ergernissen, overlast, onveiligheid en verloedering bij het redigeren van de memorie van toelichting niet helder voor de geest heeft gestaan.(zie noot 13) Niet elke ergernis veroorzakende overtreding brengt verloedering teweeg of brengt de veiligheid in gevaar. Het is van belang het doel van de wet precies te benoemen. Dat doel is bepalend voor de beoordeling van de afbakening van de "beboetbare" gedragingen en van de effectiviteit van het voorstel. De Raad adviseert de citeertitel, de considerans, artikel 154b, eerste lid, en de memorie van toelichting zo aan te passen dat deze ondubbelzinnig tot uitdrukking brengen wat het doel van het wetsvoorstel is.(zie noot 14) Het komt de Raad voor dat overlast daarbij een beter aanknopingspunt biedt dan de gevoelens van ergernis van slachtoffers en ooggetuigen als zodanig. De Raad wijst erop dat de overlast veroorzakende overtredingen waarop het wetsvoorstel ziet, uiteenlopend van aard zijn. De in de toelichting in ronde bewoordingen omschreven feiten die kunnen leiden tot toepassing van de voorgestelde sancties, beantwoorden niet aan een gelijksoortig profiel van de veroorzakers van een bepaald soort overlast. Eigenaren van honden die hun huisdier niet naar de goot verwijzen, worden zelden of nooit gesignaleerd als verdachten van het ook zelf urineren buiten de daarvoor aangewezen plaatsen. De memorie van toelichting geeft geen blijk van enig onderzoek naar het effect van bestuursrechtelijke vermogensstraffen in relatie tot daderprofielen in vergelijking met andere sanctievormen. Evenmin is duidelijk welk effect wordt verwacht van bestuurlijke boeten bij personen zonder vaste woon- of verblijfplaats. Een en ander heeft ook betekenis voor de vraag op welke tijden en plaatsen de toezichthouders zullen worden ingezet. De Raad adviseert de toelichting in dit opzicht aan te vullen. b. Lang niet alle strafbare gedragingen in het publieke domein lenen zich voor handhaving door bestuurlijke boeten. Volgens de memorie van toelichting zullen in de (limitatieve) lijst van beboetbare feiten in de algemene maatregel van bestuur uitsluitend feiten worden opgenomen "met een geringe normatieve lading, waarvoor de dader geen ernstige morele blaam treft."(zie noot 15) Verder dient de gedraging zich af te spelen in het publieke domein. In ieder geval zullen niet in de algemene maatregel van bestuur worden opgenomen gedragingen waarbij strafrechtelijk optreden geboden is (bij gevaarzettende feiten), strafvorderlijke dwangmiddelen nodig zijn of wanneer het risico van escalatie zo groot is dat politieoptreden wenselijk is. Daarmee is aan "harde" voorwaarden voor het invoeren van een bestuurlijke boete voldaan. Een volgend criterium dat in acht moet worden genomen bij de selectie van gedragingen die bestuurlijk beboetbaar worden, betreft de beperking van de grondrechten. In de conceptlijst gevoegd bij de brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 28 oktober 2003 in de vorm van de betrokken bepalingen uit de model-APV, wordt onder meer genoemd het onder het publiek verspreiden, openlijk aanbieden, aanbevelen of bekendmaken van gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen. Strafbaarstelling of beboetbaarstelling van deze gedragingen kan de vrijheid van meningsuiting beperken. De inachtneming van de grondwettelijke en verdragsrechtelijke voorwaarden - waaronder het verbod van preventieve censuur - vergt zowel bij de normstelling als bij de handhaving zorgvuldigheid. De beperkingsclausule "behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet" is steeds opgevat als een samenstel van vooraf kenbare wettelijke normering en rechterlijke toetsbaarheid van een achteraf geconstateerde normschending. Bestuursrechtelijke handhaving - met de daaraan inherente beperking van de rol van de rechter tot toetsing van reeds opgelegde sancties - past daarin slecht, nog afgezien van de vraag of het onder het publiek verspreiden, openlijk aanbieden, aanbevelen of bekendmaken van gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen werkelijk behoort tot de overlast veroorzakende feiten waartegen op een andere manier moet kunnen worden opgetreden. De Raad adviseert de bestuursrechtelijke handhaving van de verspreiding etc. van gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen te beperken tot de verspreiding van handelsreclame, waarvoor artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de Grondwet niet geldt. 4. Financiële aspecten a. De financiële consequenties van het wetsvoorstel dienen duidelijk uiteen te worden gezet. Het verdient aanbeveling daarbij onderscheid te maken tussen de gevolgen voor grote, middelgrote en kleine gemeenten. Uitgangspunt dient te zijn dat de opbrengsten van de boeten worden ingeboekt bij de algemene middelen en worden toegedeeld aan het apparaat dat de daarmee samenhangende kosten heeft gemaakt. Paragraaf 6 van de memorie van toelichting geeft een schatting van de financiële gevolgen van het wetsvoorstel. De uitgangspunten zijn op een aantal punten aanvechtbaar of op zijn minst zeer onzeker. Zo wordt bij de berekening van de salariskosten van een toezichthouder uitgegaan van een schaalniveau tussen de schalen 4 en 6. Het is de vraag of op het laagste schaalniveau mag worden verwacht dat mensen kunnen worden geworven die aan de eisen voor buitengewone opsporingsbevoegdheid kunnen voldoen. Verder is het aantal van drie boeten per werkdag een slag in de lucht. Het Centraal Justitieel Incassobureau werkt met zeer grote aantallen en kan daardoor tegen veel lagere kostprijs werken dan gemeenten. Het is vermoedelijk reëler uit te gaan van de kosten van een gemeentelijke bezwaarschriftprocedure dan van de kosten van een zitting van de alleensprekende strafrechter. In de regel worden er veel meer bezwaarschriften dan beroepschriften ingediend. Overigens komt de mogelijkheid van hoger beroep in de schattingen helemaal niet voor. Bij het bepalen van het gemiddelde boetebedrag - volgens de toelichting 40 - is inzicht nodig in de hoogte van de boete en het aantal boetebeschikkingen per categorie gedraging. Ook worden er zeer ruime marges gehanteerd bij het aantal te verwachten boeten (van 35.000 tot 95.000). De toelichting bevat geen voorbeelden van berekeningen van kosten en opbrengsten voor verschillende gemeenten. De Raad heeft er begrip voor dat met schattingen moet worden gewerkt, maar beveelt aan de uitgangspunten aan te passen en meer inzicht te bieden in de mogelijkheden en gevolgen die bij wijze van voorbeeld zijn berekend voor een grote, een middelgrote en een kleine gemeente. b. De opbrengsten van de boeten komen ten goede aan de gemeenten. De kosten voor de inzet van het instrument kunnen onder omstandigheden hoger uitvallen dan de opbrengsten, aldus de toelichting. De uitgebrachte adviezen geven voeding aan de twijfel van de Raad of de uitvoering van het onderhavige wetsvoorstel zonder compensatie van het Rijk financieel haalbaar is. Een toezichthoudend apparaat opzetten en instandhouden voor het toezicht op de "kleine ergernissen" is zonder de opbrengsten van de bestuurlijke boeten fout parkeren,(zie noot 16) voor gemeenten nauwelijks mogelijk. De Raad voor de Rechtspraak wijst erop dat de kosten voor een strafzaak voor de economische politierechter aanzienlijk lager zijn dan de kosten van een overeenkomstige zaak voor de bestuursrechter.(zie noot 17) Uit dit alles concludeert de Raad dat het onzeker is of het wetsvoorstel een financieel reële en aantrekkelijke oplossing biedt. De Raad adviseert in de toelichting hierop in te gaan. 5. Verhouding tot regeling bestuurlijke boete in de Vierde tranche Awb Volgens de memorie van toelichting is zoveel mogelijk aangesloten bij het - inmiddels bij de Tweede Kamer ingediende - wetsvoorstel Vierde tranche Awb, waarvan de regering verwacht dat dit door het onderhavige wetsvoorstel zal worden ingehaald.(zie noot 18) Daarom toetst de Raad de nu voorgestelde regeling ook aan de regeling van de bestraffende sancties, waaronder de bestuurlijke boete, in de Vierde tranche Awb. Het is de Raad opgevallen dat in het wetsvoorstel een bepaling als artikel 5.0.5 (geen bestuurlijke sanctie bij rechtvaardigingsgrond) ontbreekt. In artikel 154b, zevende lid, wordt het bestuursorgaan verplicht de boete te verlagen indien de overtreder bijzondere omstandigheden aannemelijk maakt. Volgens de toelichting op deze bepaling betekent dit "niet dat het bestuursorgaan steeds ambtshalve moet nagaan of zich bijzondere omstandigheden voordoen; de overtreder zal daarop een voldoende onderbouwd beroep moeten doen." De bepaling is overgenomen uit het wetsvoorstel Vierde tranche Awb (artikel 5.4.1.7, derde lid). In de toelichting op die bepaling heeft de regering - naar aanleiding van een adviesopmerking van de Raad - gesteld dat de overtreder "in beginsel" een beroep zal moeten doen op bijzondere omstandigheden. Als het bestuursorgaan sterke aanwijzingen heeft dat de hoogte van de boete in een bepaalde casus onevenredig uitpakt, bijvoorbeeld vanwege de geringe draagkracht van de overtreder, dient het bestuursorgaan ook zonder een expliciet beroep op de hardheidsclausule de boete moeten verlagen. De Raad adviseert de toelichting bij artikel 154, zevende lid, in dezelfde zin te wijzigen. - Verder wijst de Raad op het verschil tussen artikel 154h (over samenloop strafrecht-bestuursrecht) en artikel 5.4.1.5 Vierde tranche Awb. Artikel 154h stelt dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt indien wegens dezelfde gedraging voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld ingevolge artikel 74 of 74c van het Wetboek van Strafvordering. Ingevolge artikel 5.4.1.5 Vierde tranche Awb vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van de bestuurlijke boete pas indien ook daadwerkelijk aan deze voorwaarden is voldaan. Artikel 154i, eerste lid, stemt overeen met artikel 5.4.2.2 Vierde tranche Awb. Artikel 6 EVRM brengt de verplichting mee om de vermeende overtreder inzage te verschaffen in alle voor de oplegging van de boete relevante stukken, waaronder ook stukken die ten voordele van de overtreder strekken. De toelichting op artikel 5.4.2.2 werkt dit uit. De Raad adviseert de toelichting op artikel 154i, eerste lid, in dezelfde zin aan te vullen.(zie noot 19) - Het is niet duidelijk of het recht op strafvervolging herleeft als de boete bij beslissing op bezwaarschrift is herroepen (artikel 154h). Evenmin is duidelijk of het recht een bestuurlijke boete op te leggen herleeft als de strafvervolging is stopgezet. De Raad adviseert een regeling hiervoor te treffen. - Binnen de strafrechtelijke systematiek kan een oplossing worden gevonden voor eendaadse samenloop van bij gemeenteverordening strafbaar gestelde overtredingen en commune delicten, bij voorbeeld het aanbrengen van graffiti dat vaak tevens als zaakbeschadiging bestraft kan worden. Bij de invoering van bestuurlijke boeten ten aanzien van zulke feiten ontbreekt dit mechanisme. De Raad adviseert hierin te voorzien. 6. Rechtsbescherming Tegen bestuurlijke-boetebeschikkingen op grond van het wetsvoorstel staan de normale procedures van de Awb open. Naar het oordeel van de regering bevat het wetsvoorstel voldoende waarborgen voor een zorgvuldige overgang van het strafrecht naar het bestuursrecht.(zie noot 20) De Raad merkt het volgende op. a. De Raad heeft in onderdeel 1 in overweging gegeven, werk te maken van harmonisatie van de bestaande en komende wetgeving die voorziet in de oplegging van sancties door bestuursorganen. Thans reeds behoeft de divergentie in de regeling van de rechtsbescherming in het voorliggende wetsvoorstel en in het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren aandacht. Deze twee wetsvoorstellen hangen immers met elkaar samen. Vooral gemeenten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben steeds aangedrongen op handhavingsbevoegdheid op beide gebieden. Desalniettemin is de regeling van de rechtsbescherming in laatstbedoeld wetsvoorstel op een andere, van de Wahv afgeleide leest geschoeid. De Raad adviseert in de memorie van toelichting een beschouwing op te nemen over de gevolgen van de nu voorgestelde discrepantie en in het bijzonder de werking van de rechtsbescherming als onderdeel van het sanctierecht. Daarbij tekent de Raad aan dat bij de keuze van het stelsel van rechtsbescherming met een aantal factoren rekening dient te worden gehouden, zoals de toegankelijkheid van de rechter (ook in geografische zin), de capaciteit van het rechterlijk apparaat en de kosten van de bestuurlijke voorprocedures en de procedures bij de rechter (beroep en hoger beroep). Ook dient rekening te worden gehouden met - zeker in de eerste jaren - veel en mogelijk bewerkelijke procedures, omdat de toezichthouders en gemeentebesturen een nieuw terrein betreden en veel APV-bepalingen voor de eerste keer door de (bestuurs)rechter tegen het licht gehouden zullen worden.(zie noot 21) De memorie van toelichting wijst erop dat de bezwaarschriftprocedure het aantal zaken voor de bestuursrechter zal beperken door de bekende filterwerking. Onzeker is of die filterwerking zo sterk zal zijn als voorgesteld. Gezien de aard van de overtredingen en de hoogte van de boete is niet ondenkbaar dat de bezwaarschriften zonder horen worden afgedaan; ook rechtstreeks beroep is niet uitgesloten. De Raad adviseert in de toelichting meer in het bijzonder op de extra belasting van het bestuurlijk en het rechterlijk apparaat in te gaan. b. Weliswaar wordt voorgesteld het lage tarief voor griffierecht ( 37 voor beroep, 102 voor hoger beroep) in deze zaken toe te passen, het is en blijft duurder dan het griffierechtloze strafrecht. Dit betekent ongelijke behandeling voor de burger die bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk wordt bestraft voor een zelfde feit op dezelfde plaats en hetzelfde tijdstip. Overigens is het voorgestelde griffierecht relatief hoog bij een boete van gemiddeld 40.(zie noot 22) Het is de vraag of de rechtsbescherming voldoende toegankelijk is naar de eisen van artikel 6 EVRM, zeker nu het instellen van bezwaar en beroep geen schorsende werking heeft. Naast het griffierecht dient derhalve ook de boete betaald te worden alvorens over het bezwaar dan wel beroep zal worden geoordeeld. c. Het wetsvoorstel bevat enkele bepalingen inzake het dwangbevel en verzet daartegen. Deze regeling is ontleend aan de Arbeidsomstandighedenwet 1998.(zie noot 23) De Raad heeft er begrip voor dat voor de regeling inzake betaling, aanmaning en invordering nog niet wordt aangesloten bij de Vierde tranche Awb. Artikel 154l, vierde lid, bepaalt dat het verzet tegen het dwangbevel niet kan worden gegrond op de stelling dat de boetebeschikking niet is ontvangen. Hiermee wordt afgeweken van de Vierde tranche Awb. De enkele ontkenning van een betrokkene dat hij de boetebeschikking heeft ontvangen brengt niet mee dat van de juistheid van die stelling moet worden uitgegaan. Er zijn echter omstandigheden denkbaar waarin de betrokkene de boetebeschikking niet heeft ontvangen die niet aan hem zijn toe te rekenen.(zie noot 24) Dit geldt temeer nu de boetebeschikking niet aangetekend wordt verzonden en er niet in alle gevallen een aankondiging wordt uitgereikt. In de Wahv heeft de wetgever het nodig gevonden in artikel 4, tweede lid, uitdrukkelijk te bepalen dat de beschikking geacht wordt aan de betrokkene bekend te zijn, als de brief - die niet aangetekend hoeft te worden verzonden - op het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres onbestelbaar blijkt te zijn. De Raad adviseert aan te sluiten bij de Wahv en uitdrukkelijk op te nemen wanneer de beschikking geacht wordt aan betrokkene bekend te zijn. 7. Overige opmerkingen Artikel 154c, tweede lid Volgens de toelichting op artikel 154c, tweede lid, wordt geen rapport uitgereikt als dat niet terstond mogelijk is. Daarbij wordt het voorbeeld genoemd dat niet aanstonds duidelijk is wie de overtreder is als een vuilniszak te vroeg op straat is gezet. Een aparte aankondiging is dan niet nodig, want binnen acht weken wordt de boetebeschikking al verzonden, zo stelt de toelichting; de extra administratieve lasten zouden overbodig zijn. Maar juist bij dergelijke "dagelijkse" beslommeringen zal het voor de "verdachte" (overtreder) zeven of acht weken later moeilijk zijn om aan te tonen dat hem geen verwijt kan worden gemaakt. De Raad adviseert het achterwege laten van een rapport slechts bij hoge uitzondering mogelijk te maken. Artikel 154c, tweede lid Artikel 154c geeft aan wat er moeten worden opgenomen in de aankondiging van de beschikking. De memorie van toelichting zegt hier over dat niet zal worden aangegeven of de beschikking zal worden opgelegd namens de burgemeester dan wel het college maar dat zal worden volstaan met "het gemeentebestuur". Het zou namelijk voldoende zijn als wordt vermeld dat de beschikking zal worden genomen door of namens het bevoegd orgaan. Gezien het feit dat de toelichting stelt dat van elke bepaling van de APV duidelijk is welk van beide organen verantwoordelijk is, ziet de Raad niet in waarom niet meteen het bevoegde orgaan kan worden genoemd. Daar komt bij dat in het wetsvoorstel geheel niet is voorzien in het opnemen van het orgaan namens hetwelk de beschikking zal worden opgelegd. De Raad adviseert in artikel 154c, tweede lid, te bepalen dat het rapport ook vermeldt welk orgaan de bestuurlijke boete zal opleggen. Artikel 154l, eerste lid De verschuldigde bestuurlijke boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, wordt bij dwangbevel gevorderd. In artikel 154l, eerste lid, ontbreekt de wettelijke rente. De Raad adviseert te bepalen dat de boete tevens kan worden verhoogd met de wettelijke rente. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft u in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (verlaging subsidieplafonds voor 2003 en 2004 en verlaging maximale bijdrage per groot project).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (verlaging subsidieplafonds voor 2003 en 2004 en verlaging maximale bijdrage per groot project).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten).Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2000, no.00.003603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten). In geval van uitbraak van een aangewezen besmettelijke dierziekte(zie noot 1) wordt aan de eigenaar een tegemoetkoming in de schade uitgekeerd, indien zijn dieren worden gedood, dan wel producten en voorwerpen onschadelijk worden gemaakt ofwel overige maatregelen worden toegepast.(zie noot 2) De tegemoetkoming in de schade kan met bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentages worden verlaagd, indien blijkt dat de eigenaar van de dieren, producten of voorwerpen bepaalde regels niet heeft nageleefd.(zie noot 3) Ten tijde van de varkenspestepidemie 1997 is het instrument van het verlagen van de tegemoetkoming toegepast en is gebleken dat hiervan een prikkel uitgaat om de regels ten aanzien van de bedrijfsvoering met het oog op de instandhouding van de gezondheid van de dieren op het bedrijf na te leven. Hierin is de reden gelegen om thans het instrument van het verlagen van de tegemoetkoming in de schade uit te breiden naar alle aangewezen besmettelijke dierziekten. Onderhavig ontwerpbesluit strekt daartoe en treedt in die zin in de plaats van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten (Besluit zoönosen), waarin thans de verlaging van de tegemoetkoming voor schade door varkenspest en besmettelijke ziekten bij runderen geregeld is. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit maar maakt daarbij de volgende opmerkingen. 1. In artikel 3, eerste lid, onder c, van het ontwerpbesluit is één van de gronden tot verlaging van de tegemoetkoming in de schade neergelegd. Deze grond houdt kort gezegd in dat indien een eigenaar op eerste vordering van een toezichthouder niet kan aantonen dat de op het bedrijf aanwezige dieren langer dan zesentwintig weken daaraan voorafgaand op het bedrijf aanwezig zijn, de tegemoetkoming verlaagd kan worden met 100%. a. Onderdeel c komt volgens de nota van toelichting overeen met - voorzover hier van belang - artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van het Besluit zoönosen.(zie noot 4) Aldaar is echter geen termijn van zesentwintig weken opgenomen, doch van vier maanden. Een reden voor deze afwijkende termijn wordt niet gegeven. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen en zo nodig de termijn, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, te heroverwegen. b. Ten aanzien van de eis van aanwezigheid van de dieren gedurende een bepaalde termijn is in het Besluit zoönosen bepaald dat deze aanwezigheid "ononderbroken" moet zijn geweest.(zie noot 5) Deze eis houdt verband met het kunnen traceren van een eventuele besmetting en is naar het oordeel van het college niet onbelangrijk. In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van het ontwerpbesluit wordt slechts aanwezigheid geëist gedurende een bepaalde termijn, zonder dat in de toelichting wordt uiteengezet of die aanwezigheid ononderbroken moet zijn. Geadviseerd wordt het desbetreffende artikelonderdeel te verduidelijken. 2. In artikel 3, derde lid, onderdeel a, van het ontwerpbesluit is een uitzondering op de verlaging van de tegemoetkoming neergelegd. Deze uitzondering geldt, kortweg, indien het gaat om een verzuim(zie noot 6) dat zich heeft voorgedaan langer dan zeventien weken vóór het nemen van de desbetreffende bestrijdingsmaatregel(zie noot 7), mits (onderdeel b) daarnaast in een periode van zeventien weken na het verzuim in Nederland geen dieren zijn gedood of (honing)raten zijn vernietigd ter uitvoering van een dergelijke, op de dierziekte in kwestie gerichte, maatregel. In de nota van toelichting wordt gesteld dat de termijn van zeventien weken aansluit bij artikel 8, tweede lid, van het Besluit zoönosen.(zie noot 8) Die termijn is echter aldaar alleen van toepassing op twee gronden voor verlaging, namelijk die onder a en b van dat artikel.(zie noot 9) Ingevolge artikel 3, derde lid, van het ontwerpbesluit komt de termijn van zeventien weken voor alle gronden voor verlaging, zoals die volgen uit artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met h, van het ontwerpbesluit, te gelden. De vraag rijst of die termijn ook de meest geëigende is voor alle (overige) situaties van artikel 3, eerste lid. De toelichting verschaft hierover geen duidelijkheid. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 3. In de nota van toelichting(zie noot 10) wordt gesteld dat indien zich een grond tot verlaging voordoet, de uitkomst van de gehele waardevaststelling wordt verlaagd met het percentage dat bij de grond tot verlaging hoort. Het percentage wordt toegepast op de gehele te verlenen tegemoetkoming, ook als een grond tot verlaging slechts betrekking heeft op één of enkele dieren. Dit geldt ook indien er sprake is van een getroffen maatregel als gevolg van een verdenking van een aangewezen dierziekte. De Raad is niet volledig overtuigd door het argument dat dit gerechtvaardigd is, omdat met het zich voordoen van de grond tot verlaging het veterinaire risico is gegeven. In het bijzonder doet de vraag zich voor in hoeverre deze, naar het oordeel van de Raad vergaande, werking van het besluit voldoet aan de eis van evenredigheid. Deze vragen klemmen temeer nu, ook gelet op de bewoordingen van de nota van toelichting(zie noot 11) de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kennelijk uitgaat van een dwingendrechtelijk karakter van het kortingsstelsel, ook al staat er "kan" in artikel 86, tweede lid, van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren. De Raad acht het wenselijk dat aan dit punt in de toelichting nadere aandacht besteed wordt en adviseert ook bij deze argumentatie zo mogelijk te verwijzen naar relevante jurisprudentie. 4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Apeldoorn krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan Zevenhuizen Stadsdeelhart Anklaar).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Apeldoorn krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan Zevenhuizen Stadsdeelhart Anklaar).Bij Kabinetsmissive van 14 augustus 2012, no.RWSCD BJV 2012/1261, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Apeldoorn krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan Zevenhuizen Stadsdeelhart Anklaar).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 september 2010, no.10.002544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2012, no.12.001730, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ).Bij Kabinetsmissive van 1 maart 2000, no. 00.001158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ). Het voorstel brengt wijziging in de financiering van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) (verder: bijstand). In het huidige stelsel vergoedt het Rijk 90% van de uitbetaalde bijstand aan de gemeenten op basis van door hen ingediende declaraties; de resterende 10% wordt door de gemeenten zelf gefinancierd uit de middelen die zij uit het Gemeentefonds ontvangen. De uitkering uit het Gemeentefonds wordt mede bepaald aan de hand van het aantal bijstandsgerechtigden in een gemeente. Indien een bijstandsgerechtigde weer werk krijgt behoeft de gemeente het resterende deel niet meer te financieren. In de praktijk is gebleken, aldus de toelichting, dat deze bekostigingswijze de gemeenten onvoldoende stimuleert om een actief beleid gericht op reïntegratie van de bijstandsgerechtigden in de arbeidsmarkt te voeren. Volgens de voorgestelde regeling gaat het Rijk 75% van de uitbetaalde bijstand aan de gemeenten vergoeden op basis van declaraties, terwijl het eigen aandeel van de gemeenten in de financiering wordt vergroot. Daartoe worden aanvullende middelen aan de gemeenten verstrekt volgens een objectief verdeelmodel dat is gebaseerd op de factoren die de omvang van de bijstandsuitgaven van gemeenten verklaren. Deze middelen worden verstrekt uit de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De algemene bijdrage uit het Gemeentefonds wordt verlaagd. In totaal worden geen extra middelen uitgetrokken voor de financiering van de bijstand; er vindt een wijziging plaats in de verdeling van de middelen onder de gemeenten. Het voorstel zal gefaseerd worden ingevoerd, terwijl er voorzieningen zijn om de financiële risicos voor gemeenten te beperken. Het belangrijkste motief voor de wijziging van de financiering van de bijstand is de gemeentebesturen te stimuleren een doeltreffender reïntegratiebeleid te voeren. Immers bij succes valt een groter deel van de voor de bijstand beschikbare middelen vrij; deze vrijvallende middelen dienen te worden gebruikt voor (verdere) financiering van reïntegratiebeleid. Volgens de toelichting wordt met het voorstel een eerste stap gezet in de ontwikkeling van een Fonds voor Werk en Inkomen terwijl een relatie wordt gelegd met het beleid inzake Structuur Werk en Inkomen. Aangezien in de tekst van het wetsvoorstel zelf over het fonds voor Werk en Inkomen niets is geregeld, maakt de Raad van State daarover in dit advies geen opmerkingen en wacht hij nadere voorstellen af. Het wetsvoorstel geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Het recent verschenen rapport Lijnen naar de toekomst, evaluatie Algemene bijstandswet 19961999 (1) concludeert dat de gemeentebesturen in deze periode een grote inspanning gepleegd hebben om reïntegratie van bijstandsgerechtigden te bevorderen. Het gunstige resultaat daarvan is, aldus het rapport, ook veroorzaakt door de groei van de werkgelegenheid. De Raad van State stelt vast dat dit resultaat blijkbaar tot stand is gekomen ondanks het feit dat gemeentebesturen bij de huidige financieringswijze voor hun inspanningen om de bijstandsuitgaven te beheersen eerder worden gestraft dan beloond. Dit maakt duidelijk dat andere factoren, zoals de kwaliteit van de organisatie, van groot belang zijn. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zegt dat een wijziging van de financiering gemeentebesturen zou kunnen aanzetten tot een vanuit bijstandsoptiek betere inzet van middelen, maar maakt niet duidelijk op grond waarvan verwacht wordt dat gemeentebesturen hun reïntegratietaken beter ter hand nemen als zij bij gebleken succes meer financiële ruimte krijgen om reïntegratiebeleid te voeren. De Raad voor de Financiële Verhoudingen schrijft in zijn advies bij dit wetsvoorstel dat het vergroten van de financiële risicos voor gemeenten geen juist middel is om goed uitstroombeleid te ontwikkelen en dat deze prikkel ook niet nodig is omdat de politieke cultuur zodanig is dat voorrang wordt gegeven aan het creëren van werk boven andere politieke strijdpunten. Naar de mening van het college wordt met het voorstel al te gemakkelijk aangenomen dat een financiële maatregel in de vorm van meer middelen wanneer het beleid succesvol is gemeenten zal aanzetten tot een actiever beleid. Naar het oordeel van de Raad is het belangrijker om zeker te stellen dat voldoende middelen beschikbaar zijn om een actief reïntegratiebeleid te voeren. In het licht van het voorgaande adviseert de Raad in de toelichting nader uiteen te zetten waarom de voorgestelde wijziging van het financieringssysteem tot een beter gemeentelijk reïntegratiebeleid zal leiden. 2. Aan de voorgestelde wijze van financiering zijn voor individuele gemeenten risicos verbonden. Een deel van die risicos zal van tijdelijke aard zijn; zij kunnen grotendeels ondervangen worden door het geleidelijke invoeringstraject en doordat tijdelijk enkele vangnetten zullen fungeren. Andere risicos hangen samen met de wijze waarop het objectieve model zal functioneren en zij kunnen een meer structureel karakter hebben. Bij de Raad zijn dan ook twijfels gerezen over enkele aspecten van de nieuwe financieringswijze. a. Indien een gemeentebestuur een succesvol reïntegratiebeleid heeft gevoerd zal het bedrag dat deze gemeente aan bijstand uitkeert lager zijn dan de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekte bijdrage. Het overschot dient te worden toegevoegd aan de fondsen die de gemeente heeft begroot voor reïntegratie; op deze wijze kan in het volgende begrotingsjaar de reïntegratie-inspanning verder worden opgevoerd. Gemeenten echter die tot nu toe weinig effectief zijn geweest met hun reïntegratiebeleid en die dus een initiële achterstand hebben, waar het objectieve verdeelmodel geen rekening mee houdt, kunnen onder het nieuwe verdeelstelsel in financiële problemen komen. In ieder geval kunnen zij een tekort aan middelen hebben om hun reïntegratiebeleid te voeren. Het voorstel voorziet weliswaar in maatregelen die dit financiële risico voor gemeenten in deze situatie beperken, maar niet in (extra) financiële ruimte om de ontstane achterstand in te halen. b. Het beoogde succes van het nieuwe stelsel moet berusten op de doeltreffendheid van financiële prikkels voor de reïntegratie-inspanningen van de gemeenten. Het is echter goed denkbaar dat het gemeentelijk beleid ondanks de extra inspanningen geen vat krijgt op moeilijk plaatsbare werklozen. Juist bijstandsgerechtigden zullen vaak een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het reïntegratiebeleid vergt dan extra fondsen. Ook dit kan ertoe leiden dat gemeenten in langdurige financiële problemen geraken. c. Vanwege de grote financiële belangen die voor gemeenten zullen zijn verbonden aan het objectieve verdeelmodel, is het van belang dat bij de verdeelsleutels die de hoogte van de uitkeringen bepalen, rekening wordt gehouden met de verschillende factoren die de positie van de individuele gemeenten bepalen. Zeker dient te worden gesteld dat het stimulerende karakter alleen daar tot uitdrukking komt waar de gemeentebesturen ook daadwerkelijk door middel van beleid invloed kunnen uitoefenen. Ook uit het rapport van de interdepartementale werkgroep objectief verdeelmodel komt naar voren dat met de toepassing van het objectieve verdeelmodel de financiële risicos vooralsnog niet goed beheersbaar zijn zonder nadere voorzieningen (2). In dit verband wijst de Raad nog op het advies van de Raad voor de Financiële Verhoudingen (3), dat op termijn uitbreiding van het gebudgetteerde deel van de bijstand alleen zou mogen plaatsvinden, wanneer het objectief verdeelmodel zich voldoende heeft bewezen. De Raad adviseert nader in te gaan op deze mogelijke problemen bij invoering van het voorgestelde financieringsstelsel. Het staat geenszins vast dat de wijziging van de financiering van de Abw, de IOAW en de IOAZ (ook indien daarbij wordt betrokken de voorgenomen wijziging van het Besluit uitvoering en financiering van de Wet inschakeling werkzoekenden) effectief zal zijn. In ieder geval zal niet overhaast moeten worden gehandeld. Een grondige voorbereiding is essentieel. In verband daarmee zou kunnen worden overwogen om eerst voldoende ervaring op te doen met een beperkte representatieve groep gemeenten. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2010, no.10.000461, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met Richtlijn nr. 2007/74/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2007 (PbEU L 346) (Implementatie aanpassing reizigersvrijstelling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met Richtlijn nr. 2007/74/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2007 (PbEU L 346) (Implementatie aanpassing reizigersvrijstelling), met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in de inpassing van de reizigersvrijstelling in de heffing van de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en (indirect) van de invoerrechten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter voorkoming van verontreiniging van de zee door sanitair afval van zeeschepen (Besluit sanitair afval zeeschepen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter voorkoming van verontreiniging van de zee door sanitair afval van zeeschepen (Besluit sanitair afval zeeschepen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding).Bij Kabinetsmissive van 17 april 2002, no.02.001969, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding). Het wetsvoorstel beoogt de kwaliteit van de rampenbestrijding te bevorderen door middel van territoriale afstemming van de desbetreffende diensten, het verbeteren van de planmatigheid van de rampenbestrijding en aanscherping van het provinciaal toezicht. Hiertoe wordt een wijziging voorgesteld van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo), de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen en de Wet ambulancevervoer. De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over in het bijzonder het bereik van het voorstel. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Rampenbestrijding heeft volgens de toelichting betrekking op het voorkomen en beperken van risico's, de voorbereiding op de bestrijding van rampen, de daadwerkelijke bestrijding zelf en de nazorg.(zie noot 1) Het wetsvoorstel concentreert zich op het verbeteren van de voorbereiding op de bestrijding van rampen. De Raad acht dit een te mager kader om van een kwalitatieve bevordering van de rampenbestrijding te kunnen spreken. Hij wijst erop dat slechts één van de vier vermelde aspecten aan de orde komt. In de praktijk blijkt dat ter voorkoming van problemen, juist de samenwerking tussen de verschillende betrokkenen bij rampenbestrijding van groot belang is. De Raad beveelt aan aandacht te besteden aan de drie andere schakels, te weten de voorkoming en beperking van risico's, de bevordering van de daadwerkelijke rampenbestrijding en de maatregelen ten behoeve van de nazorg. Daarbij beveelt de Raad aan ook aandacht te besteden aan de toedeling van de verantwoordelijkheid voor de koppeling van de verschillende schakels. Ook mist de Raad een uiteenzetting over de aanpak van rampenbestrijding in gevallen waarbij ten gevolge van rampen aan de Nederlandse grens een beroep moet worden gedaan op buitenlandse hulp. Ten aanzien van de operationele leiding bij het bestrijden van een ramp doet zich bovendien de vraag voor of de brandweercommandant en de brandweerorganisatie in alle gevallen daarvoor voldoende uitgerust zijn. In het bijzonder bij rampen die een langdurig optreden vereisen, kan daarover twijfel rijzen. De Raad acht het wenselijk ook op dit aspect in de toelichting in te gaan. 2. In de toelichting wordt gesteld dat het wetsvoorstel ertoe strekt de kwaliteit van de (voorbereiding op de) rampenbestrijding in het algemeen te bevorderen.(zie noot 2) De Raad onderscheidt in dit opzicht verschillende aspecten, te weten de regeling van de kwaliteitscriteria, de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de desbetreffende plannen en een tekort in het gekozen kader. In het navolgende wordt dit successievelijk toegelicht. a. In de toelichting wordt gesteld dat een eenduidig toetsingskader en kwaliteitscriteria onontbeerlijk zijn voor de desbetreffende plannen.(zie noot 3) Desondanks bevat het voorstel voor rampenplannen en rampbestrijdingsplannen geen materieel toetsingskader met kwaliteitscriteria.(zie noot 4) Een dergelijk stelsel is wel in ontwikkeling en de wet voorziet erin dat de criteria bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld (artikelen 3, achtste lid en 4, zesde lid, Wrzo).(zie noot 5) De Raad hecht eraan dat in de wet zelf materiële kwaliteitscriteria voor rampenplannen en rampbestrijdingsplannen worden opgenomen.(zie noot 6) Hij adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. b. Een belangrijk aspect van de kwaliteit van de rampenbestrijding betreft de coördinatie tussen de diverse plannen. De Raad constateert dat er heel wat instanties worden belast met de zorg voor de rampenbestrijding, in het bijzonder door middel van het vaststellen van plannen, terwijl onvoldoende duidelijk is wie de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoudelijke coördinatie daarvan. De Raad adviseert daarin alsnog te voorzien. c. Bij de probleemanalyse die aan het voorstel ten grondslag ligt is uitgegaan van enkele recente rampen (in het bijzonder de nieuwjaarsbrand te Volendam en de vuurwerkramp in Enschede). De Raad acht dit kader te beperkt. Het voorstel gaat voorbij aan een aantal aspecten dat van belang is voor de (voorbereiding van de) rampenbestrijding. In de eerste plaats valt te wijzen op watersnoodrampen. Inschakeling van de desbetreffende waterschapsbesturen is bij de voorbereiding op en bestrijding van dit soort rampen onontbeerlijk. Afstemming als voorgeschreven in de artikelen 3, zesde lid, en 4, vierde lid, Wrzo, is onvoldoende omdat dit zonder overleg slechts een papieren oplossing is. In de tweede plaats valt te wijzen op de positie van Defensie. In het algemeen kan bij de verhoging van de kwaliteit van de rampenbestrijding Defensie in twee opzichten betrokken zijn: als beheerder van militaire objecten, en als verlener van bijstand bij de bestrijding van een ramp. Illustratief in dit verband is het antwoord van de Staatssecretaris van Defensie op kamervragen over de samenwerking tussen gemeenten en militaire organisaties bij de voorbereiding van rampenplannen.(zie noot 7) Volgens de staatssecretaris hebben de rampenbestrijding op militaire complexen en de samenwerking tussen civiele en militaire autoriteiten de volle aandacht en genieten zij hoge prioriteit bij Defensie. Het wetsvoorstel gaat echter niet in op de mogelijke betrokkenheid van Defensie bij de voorbereiding op rampenbestrijding. In de derde plaats wordt in het voorstel niet ingegaan op mogelijke samenwerking tussen de regionale brandweer en bedrijfsbrandweerorganisaties. Een en ander betekent dat instanties die in voorkomende gevallen een belangrijke taak kunnen vervullen bij de (voorbereiding op de) rampenbestrijding in het voorstel niet een plaats krijgen. In de vierde plaats blijkt uit het wetsvoorstel niet dat er een regeling is getroffen voor de afstemming tussen de voorgestelde samenwerking van deze genoemde organisaties en de politieorganisatie. Deze afstemming verdient evenzeer regeling. De Raad adviseert toe te lichten hoe Defensie en de waterschapsbesturen bij (de voorbereiding op) de rampenbestrijding kunnen worden betrokken en beveelt voorts aan in te gaan op de mogelijke samenwerking tussen enerzijds brandweer en politie en anderzijds particuliere bedrijfsbrandweren. Hij stelt voor het wetsvoorstel op dit punt aan te vullen. 3. De bestuurlijke verhouding tussen de burgemeester en sectorale organisaties, zoals de arbeidsinspectie en milieu-inspectie, komt niet aan de orde. Uit de praktijk is bekend - voornamelijk uit de ramp te Enschede - dat hier problemen liggen. Binnen het onderhavige kader dient ook hieraan niet voorbij gegaan te worden. De Raad adviseert in te gaan op de verhouding tussen de burgemeester als bestuurlijk bevoegde instantie bij het bestrijden van een ramp en sectorale overheidsorganisaties die bij een ramp betrokken kunnen zijn. 4. Eén van de voorstellen is het bevorderen van een congruente gebiedsindeling van de brandweerregio's, de regio's voor de geneeskundige hulpverlening (GHOR-regio's) en de politieregio's. Dit wordt in de toelichting gezien als een belangrijke voorwaarde voor het verbeteren van de bestuurlijke samenwerking.(zie noot 8) Als hoofdregel voor de gebiedsindeling is ervoor gekozen de brandweerregio's en de GHOR-regio's af te stemmen op de indeling van gemeenten in politieregio's. Afwijking van de politieregio is mogelijk indien een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde uitvoering van de werkzaamheden ter voorbereiding en uitvoering van de rampenbestrijding daartoe noodzaakt (voorgesteld artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985). Territoriale congruentie acht de Raad een goede zaak. Hij onderschrijft het voorstel tot afstemming op territoriaal niveau. Nu op dit element één uitzondering vanwege de huidige situatie wordt gemaakt, stelt de Raad voor deze uitzondering in een overgangsbepaling in de wet te benoemen en deze te binden aan een bepaalde termijn na verloop waarvan de vereiste congruentie in territoriaal opzicht gerealiseerd dient te zijn. 5. Bij de rampenbestrijding dienen verschillende overheidsorganisaties en -diensten met elkaar samen te werken. Het ligt daarom voor de hand dat het wetsvoorstel aansluiting zoekt bij de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR). De Raad maakt daarbij de volgende kanttekeningen. De verdeling van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die het wetsvoorstel aanbrengt, is niet duidelijk. Artikel 4 van het voorstel maakt geen onderscheid tussen taken en bevoegdheden. Voor een juiste regeling van de positie van de regionale brandweer is het nodig duidelijkheid te verschaffen inzake enerzijds de taken die aan dit openbaar lichaam worden opgedragen en anderzijds de bevoegdheden welke daartoe of in verband daarmee aan het bestuur van dat lichaam worden overgedragen. In dit verband wijst de Raad op het bepaalde in artikel 10, WGR, dat in het eerste lid duidt op de taakstelling en in het tweede lid op de overdracht van bevoegdheden. Eveneens is hierbij het bepaalde in artikel 33 WGR van belang. Ook zij, wat de privaatrechtelijke bevoegdheden betreft, naar artikel 31 WGR verwezen. Het voorgestelde artikel 4 gaat op deze diverse aspecten niet in. Artikel 4a van het voorstel deelt in die onduidelijkheid. In het verlengde van het voorgaande valt te wijzen op de toelichting, volgens welke de vaststelling van het beheersplan moet passen in de systematiek van de WGR(zie noot 9), waarna gesteld wordt "De gemeenten krijgen () tot taak om een multidisciplinair beheersplan vast te stellen, terwijl zij tegelijkertijd de verplichting krijgen om de uitvoering van die taak over te dragen aan het bestuur van de regionale brandweer". Het is niet noodzakelijk dat gemeentebesturen beheersplannen vaststellen. Een aan het gemeentebestuur toekomende bevoegdheid kan overgedragen worden. De WGR biedt de mogelijkheid aan de desbetreffende bevoegde gemeentelijke bestuursorganen om de bevoegdheid tot het vaststellen van een plan - bijvoorbeeld een bestemmingsplan - over te dragen aan het bestuur van een op de WGR gebaseerd openbaar lichaam. Daarnaast is het mogelijk dat naast die overdracht van bevoegdheden de taak aan het openbaar lichaam wordt opgedragen om een intergemeentelijk plan op te stellen, hetgeen verder reikt dan uitsluitend de bevoegdheid van elk van die gemeentebesturen. Aldus zijn er twee aspecten aan de orde: enerzijds de uitoefening van een gedelegeerde gemeentelijke bevoegdheid en anderzijds een nieuwe taakstelling, namelijk die van een intergemeentelijke dimensie. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te passen in de aangegeven zin en daarbij het onderscheid tussen taakopdracht en bevoegdhedenoverdracht duidelijk te maken en te regelen aan welk bestuursorgaan van de regionale brandweer welke bevoegdheden overgedragen dienen te worden. 6. In hoofdstuk 6 van de toelichting wordt kort ingegaan op de financiële aspecten van het voorstel. Het wetsvoorstel heeft financiële gevolgen voor decentrale overheden. Bij de bedragen die de toelichting noemt is onvoldoende aangegeven hoe met deze bedragen de financiële uitvoerbaarheid van het voorstel is gegarandeerd. In dit verband wijst de Raad op het bepaalde in artikel 105, derde lid, van de Provinciewet en artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet.(zie noot 10) Wat de gemeenten betreft zij daarbij aangetekend dat zij de financiële gevolgen van de regionale brandweer plegen te dragen. De Raad beveelt voorts aan de hoogte van de in de toelichting genoemde bedragen in relatie tot de taaktoedeling aan provincies en gemeenten te onderbouwen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Economische Zaken op het gebied van het technologiebeleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf en het ruimtelijk economisch beleid (Kaderbesluit EZ-subsidies), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Economische Zaken op het gebied van het technologiebeleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf en het ruimtelijk economisch beleid (Kaderbesluit EZ-subsidies), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2008, no.08.002174, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Economische Zaken op het gebied van het technologiebeleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf en het ruimtelijk economisch beleid (Kaderbesluit EZ-subsidies), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van de besluiten van de gemeente Utrecht van 26 juni 2008 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van de besluiten van de gemeente Utrecht van 26 juni 2008 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 9 april 2009, no.BJZ2009027280, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van de besluiten van de gemeente Utrecht van 26 juni 2008 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijzigingen in de bekostiging van universiteiten en hogescholen per 2006 en 2007, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijzigingen in de bekostiging van universiteiten en hogescholen per 2006 en 2007, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Besluit studiefinanciering en vervanging door het Besluit studiefinanciering 2000 ter uitvoering van de Wet studiefinanciering 2000 (Besluit studiefinanciering 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Besluit studiefinanciering en vervanging door het Besluit studiefinanciering 2000 ter uitvoering van de Wet studiefinanciering 2000 (Besluit studiefinanciering 2000).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de regeling van specialistenregistraties (artikel 14-17) van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de regeling van specialistenregistraties (artikel 14-17) van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Sanctiebesluit Libië 1993, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Sanctiebesluit Libië 1993, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2005, no.05.001159, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende intrekking van het Sanctiebesluit Libië 1993, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit beoogt intrekking van het Sanctiebesluit Libië 1993. Dit besluit is bij Ministeriële regeling van 1 februari 2005(zie noot 1) reeds buiten werking gesteld met terugwerkende kracht tot en met 14 oktober 2004. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarover de volgende opmerkingen. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Verordening (EG) 3275/93 Op 21 januari 1992 werd in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 731 aanvaard, waarin de Veiligheidsraad bij de Libische regering aandrong op het verlenen van medewerking bij het onderzoek naar de verantwoordelijkheid voor de terroristische aanslagen op PanAm-vlucht 103 en UTA-vlucht 772. Onder andere om naleving van deze resolutie te verzekeren aanvaardde de Veiligheidsraad op 31 maart 1992 Resolutie 748. Ter uitvoering van deze Resolutie en ingevolge de artikelen 2 en 3 van de Sanctiewet 1977 trad op 21 januari 1993 het Sanctiebesluit Libië 1992 in werking. Omdat Libië onvoldoende medewerking verleende onder Resolutie 748, werd op 11 november 1993 Resolutie 883 door de Veiligheidsraad aanvaard, waarin met ingang van 1 december 1993 een verscherpt embargo tegen Libië werd ingesteld. De Raad van de Europese Gemeenschap heeft hieraan uitvoering gegeven door middel van Verordening (EG) 3274/93 en Verordening (EG) 3275/93. Ter nadere uitvoering van deze verordeningen trad op 29 september 1994 het Sanctiebesluit Libië 1993 in werking. Op 12 september 2003 zijn bij Resolutie 1506 (2003) de hiervoor genoemde resoluties van de Veiligheidsraad ingetrokken, met uitzondering van artikel 8 van Resolutie 883 (1993). Op 14 oktober 2004 is ook één van de Europese verordeningen ter uitvoering van deze resoluties ingetrokken. Verordening (EG) 3275/93 is gehandhaafd. Wat rest van het verscherpt embargo tegen Libië is het verbod om claims in te willigen in verband met contracten en transacties waarvan de uitvoering is aangetast door Resolutie 883 (1993) en aanverwante resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde naties. Artikel 5 van Verordening (EG) 3275/93 stelt dat lidstaten sancties bepalen die moeten worden toegepast in geval van inbreuk op de bepalingen van de verordening. Met de intrekking van het Sanctiebesluit 1993 en daarmee feitelijk al met de inwerkingtreding van de ministeriële regeling van 1 februari 2005 gelden er geen uitvoeringsmaatregelen meer voor de Nederlandse rechtsorde. Daarmee ontstaat strijd met Verordening (EG) 3275/93. De Raad dringt er op aan deze ontstane strijdigheid zo spoedig mogelijk ongedaan te maken. 2. Overwegingen ten grondslag aan de intrekking Blijkens de nota van toelichting liggen aan het voorliggende ontwerpbesluit vergelijkbare overwegingen ten grondslag als die welke ten grondslag zijn gelegd aan de Ministeriële regeling tot buitenwerkingstelling van het Sanctiebesluit Libië 1993. Enerzijds wordt het embargo door de Veiligheidsraad grotendeels opgeheven omdat Libië sinds 2000 vooruitgang heeft geboekt met betrekking tot de uitvoering van de resoluties en anderzijds werken de resterende onderdelen van het embargo door via de artikel 94 van Grondwet rechtstreeks in de Nederlandse rechtsorde. De Raad heeft hierover de volgende opmerkingen. a. De vooruitgang die Libië heeft geboekt De toelichting op het voorliggend ontwerpbesluit motiveert niet waaruit blijkt dat Libië vooruitgang heeft geboekt. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. b. Doorwerking via artikel 94 Grondwet De toelichting op het voorliggend ontwerpbesluit stelt dat maatregelen ter uitvoering van artikel 8 van Resolutie 883 (1993), zoals dat is geïmplementeerd in Verordening (EG) 3275/1993, niet noodzakelijk zijn omdat deze via artikel 94 van de Grondwet rechtstreeks gelden in het Nederlandse recht. Daargelaten dat Europese verordeningen rechtstreeks gelden krachtens Gemeenschapsrecht en niet krachtens artikel 94 van de Grondwet,(zie noot 2) merkt de Raad op dat het stellen van sancties niet in de verordening wordt geregeld, maar door artikel 5 aan de lidstaten is gelaten. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluit (nieuwe activiteiten, integratie Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer, vereenvoudigingen en reparaties in het Activiteitenbesluit milieubeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluit (nieuwe activiteiten, integratie Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer, vereenvoudigingen en reparaties in het Activiteitenbesluit milieubeheer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2012, no.12.001113, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluit (nieuwe activiteiten, integratie Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer, vereenvoudigingen en reparaties in het Activiteitenbesluit milieubeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2014, no.2014001352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kostenverhaal energie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kostenverhaal energie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2011, no.11.000451, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kostenverhaal energie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met de vereenvoudiging van de systematiek toeslag premie ziektekostenverzekering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met de vereenvoudiging van de systematiek toeslag premie ziektekostenverzekering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels voor de opslag van duurzame energie (Wet opslag duurzame energie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels voor de opslag van duurzame energie (Wet opslag duurzame energie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2011, no.11.001147, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor de opslag van duurzame energie (Wet opslag duurzame energie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vijfde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies) welk voorstel van wet bij vierde nota van wijziging gewijzigd wordt in Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Vijfde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies) welk voorstel van wet bij vierde nota van wijziging gewijzigd wordt in Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 april 2009, no.09.001054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de vijfde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies) welk voorstel van wet bij vierde nota van wijziging gewijzigd wordt in Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (verlaging van het bedrag waarmee de normhuur wordt verhoogd tot de basishuur).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (verlaging van het bedrag waarmee de normhuur wordt verhoogd tot de basishuur).Bij Kabinetsmissive van 26 november 2016, no.2016002071, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (verlaging van het bedrag waarmee de normhuur wordt verhoogd tot de basishuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels tot vaststelling van de vergoeding voor bewindvoerders benoemd in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering), met nota van toelichting

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels tot vaststelling van de vergoeding voor bewindvoerders benoemd in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering), met nota van toelichtingHet ontwerpbesluit voorziet in een nieuwe vergoedingenstructuur voor bewindvoerders benoemd in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. De voorgestelde vergoedingenstructuur gaat uit van de berekening van een totale vergoeding voor de bewindvoerder die dekkend is voor alle werkzaamheden die hij tijdens de schuldsanering heeft verricht en die volledig uit de boedel wordt voldaan, voor zover de hoogte van de boedel dit toelaat. De vergoeding bestaat uit een vast, looptijdonafhankelijk deel, en een maandelijks, looptijdafhankelijk bedrag. Indien de boedel daarvoor niet genoeg baten heeft, wordt de vergoeding aangevuld met een subsidie. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking met betrekking tot het mandaat aan de Raad voor rechtsbijstand. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het beschikbaar stellen van ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het beschikbaar stellen van ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over het personeel en de organisatie van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit brandweer BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over het personeel en de organisatie van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit brandweer BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2010, no.10.002045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over het personeel en de organisatie van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit brandweer BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut en van het Besluit functionele zelfstandigheid (wijziging opleiding en deskundigheidsgebied mondhygiënist), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut en van het Besluit functionele zelfstandigheid (wijziging opleiding en deskundigheidsgebied mondhygiënist), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2005, no.05.004058, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut en van het Besluit functionele zelfstandigheid (wijziging opleiding en deskundigheidsgebied mondhygiënist), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit heeft tot doel mondhygiënisten meer zelfstandigheid ten opzichte van tandartsen te geven en het deskundigheidsgebied uit te breiden met de behandeling van primaire caviteiten (gaatjes) door middel van preparatie ten behoeve van restauratie met plastische vulmaterialen. Hiermee wordt beoogd het capaciteitsprobleem in de mondzorg op te lossen. De Raad van State maakt een opmerking over de probleemanalyse, de verwachtingen ten aanzien van de doelmatigheid en de praktijkperiode, en is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Probleemanalyse Volgens de toelichting heeft in augustus 2000 de Adviesgroep capaciteit mondzorg een ernstig capaciteitstekort in de tandheelkundige zorg voorspeld als er op korte termijn geen maatregelen zouden worden genomen. Enkele belangrijke aanbevelingen uit het rapport heeft het kabinet overgenomen en enkele maatregelen zijn inmiddels genomen, zoals het vergroten van de instroomcapaciteit voor tandartsen en mondhygiënisten. De toelichting geeft niet aan of zich in de afgelopen vijf jaar zodanige omstandigheden hebben voorgedaan dat van een capaciteitstekort niet langer sprake is en bijgevolg de voorgestelde taakherschikking veeleer uit bijvoorbeeld doelmatigheidsoverwegingen en overwegingen van grotere arbeidssatisfactie is ingegeven. De Raad adviseert de toelichting zo nodig te actualiseren. 2. Doelmatigheid Artikel 16 van het ontwerpbesluit regelt de zogenaamde "competenties"waarop de opleiding mondzorgkunde is gericht, terwijl artikel 17 het deskundigheidsgebied van de mondhygiënist regelt. Uit deze regelingen komt naar voren dat voor een aantal verrichtingen door de mondhygiënist verwijzing door een tandarts is vereist. Nu de mondhygiënist "nieuwe stijl" niet aan de praktijk van een tandarts verbonden hoeft te zijn, rijst de vraag of verwijzing door een tandarts in dat geval wel te verwachten valt en voor betrokkenen, onder wie de patiënt, doelmatig is, terwijl ook niet zonder meer duidelijk is hoe in geval van verwijzing de bekostiging geregeld is. De Raad adviseert op deze problematiek in de toelichting in te gaan. 3. Praktijkperiode Volgens de toelichting is er nog steeds sprake van een praktijkperiode in het werkveld. Deze wordt evenwel in de omschrijving van de opleiding niet meer met zoveel woorden genoemd. Indien de regering het wenselijk acht dat elke afgestudeerde van de opleiding mondzorgkunde een praktijkperiode heeft doorlopen, dient dit in het ontwerpbesluit te worden opgenomen. De Raad adviseert het voorstel in deze zin aan te passen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de International Service for National Agricultural Research (ISNAR) inzake de positie van de ISNAR-stagiairs in Nederland; 's-Gravenhage, 16 oktober 2002 (Trb.2002, 194), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de International Service for National Agricultural Research (ISNAR) inzake de positie van de ISNAR-stagiairs in Nederland; 's-Gravenhage, 16 oktober 2002 (Trb.2002, 194), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van de artikelen 2, 11, achtste lid, en 13 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van de artikelen 2, 11, achtste lid, en 13 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2013, no.13.002310, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van de artikelen 2, 11, achtste lid, en 13 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de kwaliteit en werkwijze van advies- en meldpunten kindermishandeling, de samenwerking met de raad voor de kinderbescherming en de gevallen waarin bekendmaking van de identiteit van de melder van kindermishandeling of van een vermoeden daarvan achterwege blijft (Besluit advies- en meldpunten kindermishandeling Wet op de jeughulpverlening).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de kwaliteit en werkwijze van advies- en meldpunten kindermishandeling, de samenwerking met de raad voor de kinderbescherming en de gevallen waarin bekendmaking van de identiteit van de melder van kindermishandeling of van een vermoeden daarvan achterwege blijft (Besluit advies- en meldpunten kindermishandeling Wet op de jeughulpverlening).Bij Kabinetsmissive van 18 november 2002, no.02.005280, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de kwaliteit en werkwijze van advies- en meldpunten kindermishandeling, de samenwerking met de raad voor de kinderbescherming en de gevallen waarin bekendmaking van de identiteit van de melder van kindermishandeling of van een vermoeden daarvan achterwege blijft (Besluit advies- en meldpunten kindermishandeling Wet op de jeughulpverlening). Dit ontwerpbesluit geeft regels voor de werkwijze en kwaliteit van een advies- en meldpunt kindermishandeling (hierna: AMK), zoals geregeld in de artikelen 34a tot en met 34e van de Wet op de jeugdhulpverlening (WJHV). Artikel 34b WJHV schrijft voor dat de werkwijze van het AMK, de samenwerking van het AMK met de raad voor de kinderbescherming (hierna: RVK) en de gevallen waarin het bekendmaken van de identiteit van de persoon die de kindermishandeling of een vermoeden daarvan heeft gemeld of van de persoon van wie informatie in het kader van het onderzoek is verkregen, achterwege kan blijven, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Het ontwerpbesluit strekt hiertoe. De Raad van State maakt een aantal opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert in verband daarmee het ontwerpbesluit en de nota van toelichting aan te passen. 1. Samenhang met en wijziging van het Besluit kwaliteitsregels jeugdhulpverlening a. Volgens de toelichting op het voorgestelde artikel 7 worden in verband met de toegankelijkheid en inzichtelijkheid van de regelgeving, de specifieke bepalingen voor de voormalige Bureaus Vertrouwensartsen in het Besluit kwaliteitsregels jeugdhulpverlening (hierna: Bkj) integraal in het ontwerpbesluit opgenomen. De Raad merkt op dat naast de specifieke bepalingen in het voorgestelde artikel 7, de algemene bepalingen van het Bkj op het AMK van toepassing blijven. Bovendien dient voor de definitie van bereikbaarheid en beschikbaarheid in het voorgestelde artikel 7, eerste lid, alsook voor een goed begrip van het voorgestelde artikel 7, tweede lid, het Bkj te worden geraadpleegd. Op deze manier worden de specifieke bepalingen voor de in te stellen AMK's als het ware uit het Bkj gelicht, maar blijft het raadplegen van het Bkj voor het begrip van de specifieke bepalingen noodzakelijk. De Raad ziet daarom niet dat het ontwerpbesluit op dit punt de toegankelijkheid en inzichtelijkheid van de regelgeving bevordert. De Raad wijst op twee alternatieven, waarmee voorkomen wordt dat twee regelingen geraadpleegd moeten worden. Het eerste is om de specifieke bepalingen uit het Bkj niet in het ontwerpbesluit over te nemen, maar om het Bkj zodanig te wijzigen dat de specifieke bepalingen voor de voormalige Bureaus Vertrouwensartsen van toepassing zijn op de AMK's.(zie noot 1) Het tweede is om de toepasselijke algemene bepalingen uit het Bkj in het onderhavige ontwerpbesluit op te nemen. De Raad adviseert om de voorgestelde wijze waarop de specifieke bepalingen over kwaliteit en werkwijze van de AMK's worden vastgelegd, te heroverwegen. In dit verband merkt de Raad ook op dat de noodzaak van de bepaling in het voorgestelde artikel 2, eerste lid, niet duidelijk is.(zie noot 2) De hoofdstukken 2 tot en met 4 Bkj zijn in het voorgestelde artikel 2, tweede lid, niet van toepassing verklaard, en het zijn van een voorziening van ambulante hulpverlening is juist van belang voor de toepassing van hoofdstuk 2 Bkj. Bovendien vloeit uit artikel 1, tweede lid, onder d, van de wet reeds voort dat een AMK binnen de jeugdzorg valt onder het type van ambulante hulpverlening(zie noot 3), zodat de voorgestelde bepaling overbodig lijkt te zijn. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 2, eerste lid, te laten vervallen. b. Afgezien van de vraag of de specifieke bepalingen uit het Bkj in het ontwerpbesluit worden opgenomen, merkt de Raad ten aanzien van de bereikbaarheid en beschikbaarheid van het AMK, als geregeld in het voorgestelde artikel, het volgende op: Het AMK dient alle dagen van de week 24 uur bereikbaar (onmiddellijk bereikbaar voor mondeling contact) te zijn. Deze bereikbaarheid kan ook georganiseerd worden met andere AMK's, voorzieningen van ambulante hulpverlening of plaatsende instanties in de regio. De beschikbaarheid (onmiddellijk beschikbaar voor hulpverlening) kan alleen worden waargenomen door een ander AMK. In de toelichting wordt niet uitgelegd waarom de beschikbaarheid niet, maar de bereikbaarheid wel door een andere instantie dan een AMK kan worden uitgevoerd. Beide activiteiten behoren op grond van artikel 34a, WJHV tot de taken van een AMK. Gezien de nadruk die wordt gelegd op de neutraliteit, specificiteit, herkenbaarheid en toegankelijkheid van een AMK(zie noot 4), ligt het meer in de rede ook de bereikbaarheid zo nodig door uitsluitend een ander AMK te laten waarnemen. De Raad adviseert de gemaakte keuze nader toe te lichten. 2. Artikelsgewijs a. In het voorgestelde artikel 3, tweede lid, wordt "een landelijk telefoonnummer" geïntroduceerd. Hiermee wordt, volgens de toelichting, een landelijk AMK-nummer bedoeld. Het zou de duidelijkheid ten goede komen als in de tekst van het ontwerpbesluit wordt gesproken over "het landelijke telefoonnummer van het advies- en meldpunt kindermishandeling". Uit de tekst van deze bepaling en uit de toelichting daarop, wordt niet duidelijk wat met de aansluiting op dit landelijk telefoonnummer beoogd wordt, noch waar en waartoe dit landelijk telefoonnummer geregeld is. De Raad adviseert op dit punt in het ontwerpbesluit en in de toelichting duidelijkheid te verschaffen. b. Het voorgestelde artikel 4 bepaalt dat bij een AMK in ieder geval een arts aanwezig is die deskundig is op het gebied van kindermishandeling. De toelichting op dit artikel stelt dat de arts hiertoe moet voldoen aan de door de sector ontwikkelde eisen voor het specialisme "vertrouwensarts". De Raad leidt hier uit af dat het zijn van vertrouwensarts deskundigheid op het gebied van kindermishandeling impliceert. Het zou de duidelijkheid ten goede komen als de eisen die aan de op een AMK werkzame arts worden gesteld, duidelijk in het ontwerpbesluit en de toelichting daarop worden verwoord. De Raad adviseert het ontwerpbesluit en de toelichting op dit punt aan te passen. c. In het voorgestelde artikel 9 wordt de samenwerking met de RVK geregeld. Adviesvragers en melders van een (vermoeden van) kindermishandeling zullen zich primair tot het AMK moeten wenden. De RVK is in principe alleen toegankelijk via het AMK. Complementaire bepalingen over de werkwijze van het AMK en de RVK zijn opgenomen in het ontwerpbesluit tot wijziging van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming (hierna: Organisatiebesluit).(zie noot 5) In het voorgestelde artikel 9, eerste en tweede lid, wordt bepaald dat het AMK in de omschreven gevallen "een melding doet" aan de RVK. In de toelichting op dit artikel staat dat in de genoemde gevallen de desbetreffende zaak door het AMK in zijn geheel wordt overgedragen aan de RVK en het AMK niet langer de verantwoordelijkheid voor de zaak draagt. De Raad wijst erop dat in artikel 34a, eerste lid, onder d, WJHV gesproken wordt van "overdragen" aan de RVK, zij het eerst na overleg. De Raad meent dat het de duidelijkheid ten goede zou komen als in de voorgestelde bepalingen zelf duidelijk wordt dat de zaak moet worden overgedragen. In het eerste lid sluit de term "overdragen", in het tweede lid de term "doorgeleiden" wellicht beter aan bij de situatie.(zie noot 6) De Raad adviseert het voorgestelde artikel 9 en de toelichting hierop aan te passen. Indien de voorgestelde bepalingen in artikel 9 gewijzigd worden, dient ook de complementariteit van het Organisatiebesluit opnieuw te worden bezien. d. De voorgestelde bepaling in artikel 9, tweede lid, bepaalt dat het AMK onverwijld een melding aan de RVK doet, als naar zijn oordeel sprake is van een acute en ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige. Onduidelijk is of hierbij de aanvullende eis uit het voorgestelde artikel 9, eerste lid, geldt dat het gaat om een situatie waarbij een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen dient te worden. De Raad wijst in dit verband op de bepaling in het voorgestelde artikel 2a, tweede lid, van het Organisatiebesluit, waarin wordt gesteld dat de RVK een melding zonder tussenkomst van een AMK in onderzoek neemt, indien er sprake is van een acute en ernstig bedreigende situatie voor een minderjarige waarbij een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen dient te worden. Hieruit vloeit voort dat als een acute en ernstig bedreigende situatie zich voordoet, waarbij geen maatregel met betrekking tot het gezag overwogen dient te worden, de RVK deze, conform het voorgestelde artikel 2b, eerste lid, van het Organisatiebesluit, doorzendt naar het AMK. De voorgestelde bepaling in artikel 9, tweede lid, van het ontwerpbesluit komt daarmee in tegenspraak, indien hierbij niet expliciet is bedoeld dat het gaat om situaties waarbij een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen dient te worden. De Raad adviseert duidelijkheid te verschaffen over de bedoelde situatie van het voorgestelde artikel en de bepaling aan te passen, zodanig dat de bepalingen uit het ontwerpbesluit en het Organisatiebesluit nauwkeurig op elkaar aansluiten. e. Het voorgestelde artikel 10, tweede lid, bepaalt dat een AMK geen inlichtingen verstrekt "over de herkomst van persoonsgegeven die het naar aanleiding van een melding verkrijgt van een persoon, die bij zijn werkzaamheden op het terrein van de jeugdhulpverlening of bij een instelling in een directe hulpverleningsrelatie, gericht op de opvoedingssituatie staat tot het gezin waartoe de minderjarige behoort, voor zover het verstrekken van die persoonsgegevens een bedreiging vormt of kan vormen voor de minderjarige of die persoon". Ten eerste spreekt dit artikel over een directe hulpverleningsrelatie met "het gezin", terwijl de toelichting spreekt over "het kind". Hierdoor is niet duidelijk welke situatie bedoeld wordt. De Raad wijst erop dat in beide gevallen het anoniem blijven van deze melder/hulpverlener aangewezen kan zijn. Ten tweede is de betekenis van de zinsnede "gericht op de opvoedingssituatie" niet duidelijk en past deze tekstueel niet op deze plaats. Ten derde is de zinsnede "of bij een instelling" zo ruim dat onduidelijk is welke instellingen hier beoogd zijn, en wat concreet het verschil is met de personen, bedoeld in artikel 10, derde lid, "die uit hoofde van zijn beroep anderszins in een directe relatie staat tot het gezin waartoe de minderjarige behoort". Daarnaast wordt niet toegelicht waarom alleen bij laatstgenoemde groep hulpverleners een (mogelijke) verstoring van de vertrouwensrelatie met het gezin grond is om geen inlichtingen te verstrekken, en dit bij de groep hulpverleners bedoeld in artikel 10, tweede lid, niet het geval is. De Raad adviseert de onduidelijkheden bedoeld in de genoemde punten toe te lichten en de bepalingen in het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet).Bij Kabinetsmissive van 28 februari 2003, no.03.000933, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet).Als gevolg van diverse ontwikkelingen, waaronder de totstandkoming van Europese regelgeving, is de Zaaizaad- en plantgoedwet (ZPW) in opzet en systematiek gedateerd geraakt. Beoogd wordt thans de wettelijke procedures voor het toelaten van rassen en opstanden, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht te verbeteren, stroomlijnen en moderniseren, alsmede de rechtsbescherming en handhaving en het toezicht te verbeteren en bevoegdheden te verduidelijken. Het wetsvoorstel heeft niet tot doel een wijziging te brengen in de materiële regels, maar geeft invulling aan de conclusies die door de toenmalige Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn getrokken naar aanleiding van het in 2001 in het kader van het programma Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit verschenen MDW-rapport "Met recht gekweekt" (MDW-rapport).(zie noot 1) In het MDW-rapport worden diverse knelpunten in de huidige regelgeving geïdentificeerd en worden hiervoor in 32 aanbevelingen oplossingen aanbevolen. Een conceptversie van het MDW-rapport is voor commentaar voorgelegd aan de betrokken instanties en organisaties, die het breed steunen.(zie noot 2)De Raad van State onderschrijft de doelstellingen van het wetsvoorstel zoals uiteengezet in de memorie van toelichting en is van oordeel dat deze in het algemeen goed zijn uitgewerkt in het voorstel. De Raad maakt opmerkingen met betrekking tot het privaatrechtelijke beroep, het tuchtrecht en de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1. Rechtstreeks beroep op civiele rechterParagraaf 7 van hoofdstuk 7 handelt over de afdoening van kwekersrechtelijke geschillen. In tegenstelling tot andere wetten betreffende intellectuele eigendomsrechten kunnen op grond van de huidige ZPW privaatrechtelijke acties tot opeising en vernietiging van het kwekersrecht niet rechtstreeks bij de rechter worden ingesteld.(zie noot 3) Een dergelijke vordering moet voorafgegaan worden door een verzoek om vernietiging of opeising bij de Raad voor het Kwekersrecht, waarna ingevolge artikel 60 beroep openstaat bij het Gerechtshof te s Gravenhage met cassatieberoep op de Hoge Raad. Voor het behandelen en beslissen van zaken als bedoeld in artikel 60 ZPW is op grond van artikel 70 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) bij het Gerechtshof de kamer voor het kwekersrecht gevormd, bestaande uit drie rechterlijke ambtenaren en twee deskundige leden. In de artikelen 61 tot en met 68 ZPW zijn bepalingen opgenomen over de benoeming van deskundige leden in het Gerechtshof Den Haag.Overeenkomstig de aanbevelingen van het MDW-rapport(zie noot 4) wordt thans voorgesteld het bestuurlijke voorportaal van de Raad voor het Kwekersrecht te laten vervallen. Terzake van deze en andere specifieke privaatrechtelijke vorderingen op grond van de ZPW wordt in artikel 78 van het wetsvoorstel de Rechtbank Den Haag als rechter in eerste aanleg aangewezen. Hiermee wordt aangesloten bij het octrooirecht en het recht met betrekking tot merken en tot tekeningen of modellen. Aan bepalingen over de benoeming van deskundige leden in het Gerechtshof is als gevolg van deze wijziging de reden ontvallen. De vraag rijst evenwel of er geen behoefte bestaat aan deskundige leden bij de Rechtbank voor de behandeling van kwekersrechtelijke geschillen. Deze vraag klemt temeer nu door het schrappen van de bestuurlijke verzoekschriftprocedure de deskundigheid van de Raad voor het Kwekersrecht niet meer wordt ingezet. Weliswaar is er deskundigheid bij de Rechtbank Den Haag aanwezig op het gebied van octrooi- en merkenrecht, maar de beoordeling van kwekersrechtelijke geschillen vergt een meer specifieke deskundigheid. De Raad adviseert hieraan aandacht te besteden in de memorie van toelichting. Hierbij zou tevens moeten worden ingegaan op de vraag wat de toekomst is van de kamer voor het kwekersrecht in het Gerechtshof Den Haag, dat als hoger beroepsinstantie betrokken blijft bij kwekersrechtelijke vorderingen. De Raad adviseert op deze vragen nader in te gaan in de memorie van toelichting en daar tevens onder ogen te zien of artikel 70 Wet RO in het licht van het onderhavige wetsvoorstel ongewijzigd kan blijven.2. TuchtrechtArtikel 87 van de geldende ZPW bevat een zogenoemde aansluitplicht, die inhoudt dat het in de handel brengen van teeltmateriaal alleen is toegestaan aan degene die is aangesloten bij een krachtens de wet aangewezen keuringsinstelling, die ingevolge artikel 91 bevoegd is algemene voorschriften op te stellen waaraan de aangesloten bedrijven moeten voldoen. Deze bevoegdheid strekt zich op grond van artikel 91, eerste lid, onder e, mede uit tot het geven van voorschriften over het toezicht op de naleving van de eigen voorschriften en de keuring van het teeltmateriaal.Het voordeel van de aansluitplicht is dat daarmee onder meer het toezicht op de naleving van de ZPW wordt vereenvoudigd.(zie noot 5) De aansluitplicht is echter door het Europese Hof van Justitie deels in strijd met het communautaire recht verklaard.(zie noot 6)Hierdoor bestaat er in de praktijk een onderscheid tussen handhaving jegens aangeslotenen enerzijds en niet-aangeslotenen anderzijds. Voor aangeslotenen vindt controle en toezicht plaats door op basis van de ZPW aangewezen keuringsinstellingen. Hierbij hoort een tuchtrechtelijk sanctiesysteem. Daarnaast levert handelen in strijd met de wettelijke bepalingen terzake van het in de handel brengen van teeltmateriaal ingevolge de ZPW een strafbaar feit op, dat op grond van de Wet op de economische delicten (WED) als een economisch delict wordt beschouwd. Ten aanzien van niet-aangeslotenen kan alleen (via de WED) strafrechtelijk worden opgetreden.In de praktijk worden de meeste overtredingen tuchtrechtelijk afgedaan.(zie noot 7) In de meeste gevallen bestaan de maatregelen uit het opleggen van een boete en in sommige gevallen uit het onder verscherpt toezicht plaatsen van de aangeslotene voor een periode van twee jaar. Alleen voor de meer ernstige vergrijpen waarbij sprake is van fraude of moedwillig misbruik wordt thans strafrechtelijk opgetreden.Overeenkomstig de aanbevelingen in het MDW-rapport vervalt in het wetsvoorstel de aansluitplicht en de zelfstandige regelgevende bevoegdheid van de keuringsinstellingen. In de memorie van toelichting wordt gesteld, dat hierdoor niet langer gesproken kan worden van rechtsregels die slechts voor een beperkte groep belanghebbenden van belang zijn en zich om die reden lenen voor tuchtrechtelijke handhaving. In plaats van handhaving door tuchtrecht wordt daarom in het wetsvoorstel gekozen voor een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving.(zie noot 8)De motivering in de toelichting met betrekking tot het laten vervallen van de tuchtrechtelijke handhaving overtuigt niet zonder meer. Aan tuchtrecht valt te denken indien het gaat om het opleggen van straffen voor laakbare gedragingen waarbij alleen leden van een homogene beroepsgroep zijn betrokken. Het feit dat de aansluitplicht vervalt, betekent niet noodzakelijkerwijs dat daardoor de groep belanghebbenden waarop het wetsvoorstel ziet zodanig verandert dat niet langer gesproken kan worden van een homogene beroepsgroep. De doelgroep van de ZPW (producenten van en handelaars in teeltmateriaal) blijft onveranderd; de wijziging van de wet betekent wel, dat de grondslag voor handhaving door middel van tuchtrecht, zo daar behoefte aan zou zijn, aangepast zou moeten worden. In dit verband wijst de Raad ook op aanbeveling 21 uit het MDW-rapport, die onder meer inhoudt dat nader wordt bezien of tuchtrecht, uit te oefenen door keuringsinstellingen, moet worden ingevoerd. In het MDW-rapport wordt opgemerkt dat het tuchtrecht van groter belang kan worden bij het afschaffen van de aansluitplicht. "Door middel van een effectieve regeling van het tuchtrecht kan ook in de toekomst gewaarborgd worden dat degenen die teeltmateriaal aanbieden aan de in de sector gebruikelijke eisen van professionaliteit voldoen en dat zij deugdelijke waar in het verkeer brengen".(zie noot 9) Mede gelet op de algemeen bekende overbelasting van het (strafrechtelijk) handhavingsapparaat en de aanbevelingen van het MDW-rapport adviseert het college de keuze die in het wetsvoorstel betreffende het tuchtrecht is gemaakt nader te bezien.3. Strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhavingIn het wetsvoorstel is gekozen voor een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving. De bestuursrechtelijke handhaving omvat de mogelijkheid tot het schorsen, intrekken of doorhalen van een erkenning of registratie (artikel 45), de bevoegdheid van de keuringsinstellingen om ondeugdelijk teeltmateriaal uit de handel te halen (artikel 47) en de bevoegdheid tot bestuursdwang (artikel 89).In een systeem waarbij gekozen is voor een mengvorm van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving verdient het in het algemeen de voorkeur het strafrecht te reserveren voor de meer ernstige overtredingen, zoals die waarin sprake is van fraude of misbruik. Blijkens de toelichting zal echter het strafrecht in de toekomst mogelijk niet alleen een functie gaan vervullen bij gevallen van fraude en misbruik, maar ook in situaties waarin sprake is van kleinere overtredingen die niettemin een adequate reactie vragen, ter correctie en bestraffing van een inmiddels gepleegde en niet meer te herstellen overtreding.(zie noot 10) In de huidige situatie wordt in dergelijke gevallen via het tuchtrecht door de keuringsinstellingen een boete opgelegd. De vraag komt op of overwogen is naast de bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden, genoemd in de artikelen 45, 47 en 89 van het wetsvoorstel, de mogelijkheid van een bestuurlijke boete op te nemen. Naast de mogelijkheden van het strafrecht kan de bestuurlijke boete immers onder omstandigheden een gewenste aanvulling zijn op de overige handhavingsmogelijkheden(zie noot 11). De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op de keuzen ten aanzien van de sanctiemodaliteiten.4. BeroepArtikel 59 van de geldende ZPW regelt dat tegen beslissingen van de Raad voor het Kwekersrecht beroep openstaat op een Afdeling van Beroep. Tegen beslissingen van de keuringsinstellingen staat beroep open bij een Commissie van Beroep inzake keuringen, voorzover het keuringsbeslissingen betreft, en bij een Raad van Beroep, voorzover het overige beslissingen betreft (artikel 88, onder 20, onderdelen e en g). Daarnaast staat op grond van artikel 78 van de geldende wet tegen beslissingen van de met de samenstelling van de rassenlijsten belaste commissies beroep open bij de minister. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moeten deze beroepsgangen worden aangemerkt als vormen van administratief beroep, waartegen vervolgens in twee instanties (rechtbank en Afdeling bestuursrechtspraak) beroep bij de rechter kan worden ingesteld. In het licht van de onderhavige herziening van de ZPW wordt voorgesteld volledig aan te sluiten bij de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): bezwaar bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft volgens de uniforme bezwaarschriftprocedure van de Awb, waarna beroep openstaat bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het wetsvoorstel volgt hiermee het MDW-rapport.(zie noot 12)De Raad merkt naar aanleiding van dit punt het volgende op.Naast de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven bestuursrechtelijke appèlcolleges voor aangewezen terreinen van het bestuursrecht. Onder meer voor rechtspraak over de uitvoering van regelingen die raken aan kwaliteitsnormen voor producten is het College van Beroep voor het bedrijfsleven de aangewezen instantie, hetgeen ook blijkt uit artikel 1 van de aan de ZPW verwante Landbouwkwaliteitswet. Op grond hiervan adviseert de Raad het wetsvoorstel in die zin aan te passen dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven in het wetsvoorstel de plaats inneemt die nu is toegedacht aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, ter implementatie van richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173), richtlijn nr. 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf (PbEU 2009, L 335), alsmede ter implementatie van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PbEU 2015, L 11), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, ter implementatie van richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173), richtlijn nr. 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf (PbEU 2009, L 335), alsmede ter implementatie van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PbEU 2015, L 11), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2015, no.2015001733, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, ter implementatie van richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173), richtlijn nr. 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf (PbEU 2009, L 335), alsmede ter implementatie van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PbEU 2015, L 11), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2009, no.09.000938, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melding voorvallen in de burgerluchtvaart in verband met de implementatie van Eurocontrol Safety Regulatory Requirement "Reporting and assessment of safety occurrences in ATM", met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melding voorvallen in de burgerluchtvaart in verband met de implementatie van Eurocontrol Safety Regulatory Requirement "Reporting and assessment of safety occurrences in ATM", met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2008, no.08.001919, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melding voorvallen in de burgerluchtvaart in verband met de implementatie van Eurocontrol Safety Regulatory Requirement "Reporting and assessment of safety occurrences in ATM", met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken, houdende een verhoging van voor de Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken, houdende een verhoging van voor de Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 december 2014, no.2014002356, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken, houdende een verhoging van voor de Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Nuth, Onderbanken en Schinnen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Nuth, Onderbanken en Schinnen.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001563, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Nuth, Onderbanken en Schinnen, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria en het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria en het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2008, no.08.003167, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Voorstel van wet tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2002-2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2002-2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Frequentiebesluit in verband met de wijziging van de regeling voor de verdeling van schaarse frequentieruimte voor commerciële omroep.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Frequentiebesluit in verband met de wijziging van de regeling voor de verdeling van schaarse frequentieruimte voor commerciële omroep.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001722, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van kunstmatige optische straling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van kunstmatige optische straling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanpassing van de regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanpassing van de regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2014, no.2014001077, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanpassing van de regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen.Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2017, no.2017000265, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994.Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2000, no.00.003516, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994. Het voorstel van wet regelt de samenvoeging van twee specifieke uitkeringen, te weten voor gemeentelijk beleid op het terrein van maatschappelijke opvang (uitgezonderd vrouwenopvang) en op het terrein van verslavingsbeleid. Dit geeft de gemeenten de beleidsvrijheid om de hiervoor bestemde financiële middelen daarheen te geleiden waar ze nodig zijn. De Raad van State kan zich vinden in het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de motivering. Artikel 10a in de Welzijnswet 1994, waarin deze specifieke uitkeringen zijn geregeld, is in deze vorm bij amendement in de wet opgenomen. In de toelichting bij dat amendement is uitdrukkelijk gesteld dat beoogd is de twee geldstromen gescheiden te houden, wegens de geringe overlapping in de gebruikers van de voorzieningen en de scheve verhouding tussen vraag naar en aanbod van de voorzieningen. Bovendien bestond de vrees dat de ongelijke spreiding van voorzieningen in de toekomst een objectieve verdeelsleutel voor de toedeling van gelden kon bemoeilijken indien voor een specifieke uitkering gekozen wordt.(zie noot 1) Thans gaan deze argumenten niet meer op, aldus de toelichting; gemeentebesturen geven zelf aan dat de overlapping tussen gebruikers er in toenemende mate is. Daarnaast vertonen de voorzieningen voor opvang een steeds grotere samenhang. Gelet hierop verdient samenvoeging de voorkeur volgens de regering. De Raad merkt op dat het argument met betrekking tot de objectieve verdeelsleutel in de toelichting niet wordt weerlegd. Nu dit blijkens de toelichting op het amendement een belangrijke rol speelde bij het splitsen van beide specifieke uitkeringen, beveelt de Raad aan hierop uitdrukkelijk in te gaan in de memorie van toelichting. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2007, no.07.002450, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Destructiebesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Destructiebesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2005, no. 05.001058, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Destructiebesluit), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit dient ter vervanging van de Uitvoeringsregeling EG-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Het ontwerpbesluit voorziet tevens in de intrekking van het Destructiebesluit 1996. Het ontwerpbesluit dient ter uitvoering van onder meer verordening 1774/2002/EG (verder: de verordening).De Raad maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot het ontwerpbesluit. De Raad is van oordeel dat aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. Buiten toepassing verklaringArtikel 19 van het ontwerpbesluit verklaart een (groot) aantal artikelen van de Destructiewet buiten toepassing. Het is toegestaan bij amvb of bij ministeriele regeling ter uitvoering van Europese regelgeving nadere, zo nodig van de Destructiewet afwijkende, regels te stellen (artikel 23, eerste lid, Destructiewet). De Destructiewet biedt echter geen basis voor het bij amvb buiten toepassing verklaren van deze wet.De Raad van State adviseert artikel 19, aanhef, van het ontwerpbesluit zodanig te formuleren dat ter uitvoering van de verordening wordt afgeweken van de desbetreffende artikelen van de Destructiewet en die afwijking te beperken tot die wetsartikelen welke betrekking hebben op de uitvoering en eventueel de sanctionering van de verordening.2. BegripsbepalingArtikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het ontwerpbesluit bepaalt dat in het Besluit onder "boerderij" wordt verstaan "bedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet". Het is niet zonder meer duidelijk waarom deze begripsbepaling noodzakelijk is. Bovendien ligt het niet in de rede om aan te sluiten bij een geldende definitie buiten de (dier)gezondheidswetgeving, die binnenkort wordt gewijzigd en waarvan derhalve niet op voorhand duidelijk is hoe deze nieuwe begripsbepaling zal luiden.(zie noot 1)De Raad van State adviseert artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het ontwerpbesluit te heroverwegen dan wel deze bepaling nader toe te lichten.Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (vijfde tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (vijfde tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2012, no.12.002499, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister President, de Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (vijfde tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2017, no.2017002207, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2009, no.09.000236, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet (Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet (Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en enkele andere onderwerpen (afgeschermde getuigen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en enkele andere onderwerpen (afgeschermde getuigen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht (Wet auteurscontractenrecht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht (Wet auteurscontractenrecht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 augustus 2011, no.11.001882, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht (Wet auteurscontractenrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp van de regeling houdende vaststelling van de negende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp van de regeling houdende vaststelling van de negende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 december 2010, no.5677324/10/6, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp van de regeling houdende vaststelling van de negende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende herziening van het Besluit toelating en uitzetting BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende herziening van het Besluit toelating en uitzetting BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2010, no.10.001197, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende herziening van het Besluit toelating en uitzetting BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet in verband met invoering cursusgeld voor de opleiding Nederlands als tweede taal alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met vaststelling examengelden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet in verband met invoering cursusgeld voor de opleiding Nederlands als tweede taal alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met vaststelling examengelden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Besluit elektronische aangifte, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het Besluit elektronische aangifte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de socialezekerheidswetgeving, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet studiefinanciering BES, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met opname van een grondslag voor beëindiging van uitkeringen studiefinanciering en tegemoetkoming bij deelname aan een terroristische organisatie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de socialezekerheidswetgeving, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet studiefinanciering BES, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met opname van een grondslag voor beëindiging van uitkeringen studiefinanciering en tegemoetkoming bij deelname aan een terroristische organisatie.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de socialezekerheidswetgeving, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet studiefinanciering BES, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met opname van een grondslag voor beëindiging van uitkeringen studiefinanciering en tegemoetkoming bij deelname aan een terroristische organisatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting met betrekking tot de herziening van het omgevingsrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting met betrekking tot de herziening van het omgevingsrecht.Bij brief van 22 augustus 2011, kenmerk IENM/BSK-2011/117589, heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen met betrekking tot de herziening van het omgevingsrecht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met onder meer een discretionaire bevoegdheid van de minister ten aanzien van kwalitatief goede scholen met minder dan 23 leerlingen met perspectief op hoger aantal leerlingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met onder meer een discretionaire bevoegdheid van de minister ten aanzien van kwalitatief goede scholen met minder dan 23 leerlingen met perspectief op hoger aantal leerlingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2009, no.09.002705, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met onder meer een discretionaire bevoegdheid van de minister ten aanzien van kwalitatief goede scholen met minder dan 23 leerlingen met perspectief op hoger aantal leerlingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2010, no.10.002363, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98), met nota van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309) (Uitvoeringswet EG-verordening liquidemiddelencontrole), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309) (Uitvoeringswet EG-verordening liquidemiddelencontrole), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2007, no.07.000435, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309) (Uitvoeringswet EG-verordening liquidemiddelencontrole), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit SUWI in verband met een grondslag voor beleidsregels voor huisbezoeken in de sociale zekerheid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit SUWI in verband met een grondslag voor beleidsregels voor huisbezoeken in de sociale zekerheid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2013, no.13.000553, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit SUWI in verband met een grondslag voor beleidsregels voor huisbezoeken in de sociale zekerheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende uitvoering van de Ontgrondingenwet voor rijkswateren (Besluit ontgrondingen in rijkswateren), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende uitvoering van de Ontgrondingenwet voor rijkswateren (Besluit ontgrondingen in rijkswateren), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2007, no.07.003470, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende uitvoering van de Ontgrondingenwet voor rijkswateren (Besluit ontgrondingen in rijkswateren), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende technische aanpassing en actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende technische aanpassing en actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2008, no.08.001689, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende technische aanpassing en actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 en het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met de wenselijkheid om de groep van personen die met Nederlanders gelijkgesteld worden uit te breiden en de invoering van het collegegeldkrediet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 en het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met de wenselijkheid om de groep van personen die met Nederlanders gelijkgesteld worden uit te breiden en de invoering van het collegegeldkrediet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2007, no.07.001483, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 en het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met de wenselijkheid om de groep van personen die met Nederlanders gelijkgesteld worden uit te breiden en de invoering van het collegegeldkrediet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de procedures voor het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (Besluit aanbestedingen speciale sectoren), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de procedures voor het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (Besluit aanbestedingen speciale sectoren), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet VROM BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet VROM BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2010, no.10.000934, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet VROM BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door de Sociale verzekeringsbank (Wet vereenvoudiging regelingen SVB), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door de Sociale verzekeringsbank (Wet vereenvoudiging regelingen SVB), met memorie van toelichting. Het voorstel bevat wijzigingen in een aantal wetten die door de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) worden uitgevoerd. Deze wijzigingen moeten leiden tot vereenvoudiging van de socialezekerheidswetgeving en daarmee tot vermindering van de uitvoeringskosten. Het voorstel draagt ook bij aan de taakstelling voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot eenmalige verlenging van de werkingsduur van de gemeentelijke plannen inzake onderwijs in allochtone levende talen (Wet eenmalige verlenging werkingsduur oalt-plannen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot eenmalige verlenging van de werkingsduur van de gemeentelijke plannen inzake onderwijs in allochtone levende talen (Wet eenmalige verlenging werkingsduur oalt-plannen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en ITC-UNESCO inzake de registratie van stagiairs; Enschede, 2 november 2009 (Trb. 2009, 224).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en ITC-UNESCO inzake de registratie van stagiairs; Enschede, 2 november 2009 (Trb. 2009, 224).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2017, no.2017000691, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot aanpassing van diverse wetten in verband met de voorgenomen fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) tot een nieuwe Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ).De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht een nadere motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Het voorstel voorziet wel in een herinrichting van het rijkstoezicht op het terrein van de zorg, maar besteedt ten onrechte geen aandacht aan de noodzaak van herijking en herinrichting van het toezicht in verband met de decentralisaties in het sociaal domein.Volgens de toelichting past het voorstel in het al langere tijd bestaande samenwerkingsproces van IGZ en IJZ en biedt het de mogelijkheid om het toezicht op een meer integrale wijze uit te oefenen, waarmee veel organisatorische en juridische voordelen kunnen worden bereikt. Daarbij wordt erop gewezen dat de toezichtpraktijk niet altijd overeenkomt met de gescheiden stelsels van de diverse toepasselijke wetten. Zo is volgens de toelichting de problematiek bij de jeugd veelal gerelateerd aan de problematiek bij de volwassen ouders en bieden zorginstellingen zorg vanuit zowel de Wet langdurige zorg als de Jeugdwet. (zie noot 1)De Afdeling begrijpt en onderschrijft deze argumenten voor de samenvoeging van IGZ en IJZ, maar wijst op het volgende.In de Jeugdwet is voorzien in verschillende vormen van gespecialiseerde zorg, in het bijzonder de zorg die wordt verleend door instellingen waarin cliënten langdurig verblijven. Terecht wijst de toelichting op de samenhang die hierbij bestaat met de Wet langdurige zorg.Op basis van de Jeugdwet wordt evenwel ook veel zorg verleend die een samenhang heeft met de ondersteuning die gemeenten bieden in het sociale domein. In dit verband valt te denken aan de zogenoemde multi-problematiek van sommige gezinnen, waarin bijvoorbeeld sprake is van langdurige werkloosheid, huiselijk geweld, leerproblemen, gezondheids- en verslavingsproblemen, criminaliteit en dergelijke. Eén van de oogmerken van de decentralisaties in het sociale domein is geweest te voorkomen dat dergelijke gezinnen met een veelheid aan instanties worden geconfronteerd die ieder vanuit hun eigen regelgevingskader opereren. In plaats daarvan staan maatvoering en een integrale uitvoering centraal, waarbij verschillende voorzieningen op het gebied van jeugdbeleid, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en participatie onderling op elkaar kunnen worden afgestemd. Integraliteit en maatwerk bij het beantwoorden van de hulpvraag van cliënten vindt plaats met gebruikmaking van uiteenlopende wettelijke regelingen en bijbehorende verschillende toezichtregimes.Bij de decentralisaties in het sociale domein is de wetgeving met betrekking tot het toezicht vooralsnog slechts beperkt aangepast. Daardoor is sprake van een versnipperde aanpak. Zo houdt de IJZ toezicht op de door gemeenten geleverde jeugdzorg, terwijl de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Participatiewet een eigen, gemeentelijk kwaliteitstoezicht kennen. In de Participatiewet is bovenop het gemeentelijke toezicht ook nog sprake van het toezicht van de Inspectie sociale zaken en werkgelegenheid. Het min of meer op de oude voet doorgaan van de rijksinspecties op de gedecentraliseerde beleidsterreinen schept, zoals de Afdeling eerder opmerkte, (zie noot 2) toenemende onduidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden: een herijking en herinrichting van het toezicht is noodzakelijk. Daarbij is van belang te onderkennen, dat met de decentralisaties - en de eerder doorgevoerde dualisering in gemeenten - het horizontaal toezicht voorop dient te staan, opdat recht gedaan kan worden aan het integraal beleid in het sociaal domein op gemeentelijk niveau. (zie noot 3) Uit de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk vloeit de verantwoordelijkheid voort het voortouw te nemen om ervoor te zorgen dat er overzicht, samenhang en duidelijkheid komt in het toezicht, met inbegrip van het interbestuurlijke toezicht. De toezichtstaak van de gemeenteraad noodzaakt daarbij in ieder geval tot het opnieuw definiëren van de rol en de taak van de rijksinspecties, waarbij rekening zal moeten worden gehouden met de aan de decentralisaties ten grondslag liggende uitgangspunten van integraliteit en maatwerk.Het voorliggende voorstel voorziet wel in een herinrichting van het rijkstoezicht op het terrein van de zorg, maar besteedt aan vorengenoemde problematiek in het geheel geen aandacht. Ook is geen aandacht besteed aan de samenhang met het werkterrein van andere rijksinspecties, die eveneens te maken hebben met de gevolgen van de decentralisatie van taken, zoals de Inspectie SZW en de Onderwijsinspectie. De Afdeling is van oordeel dat alsnog ingegaan moet worden op de gevolgen die de decentralisaties dienen te hebben voor het stelsel van handhaving en toezicht en, in verband daarmee, voor de verhouding tot enkele andere rijksinspecties. De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te vullen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor textielreinigingsbedrijven (Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor textielreinigingsbedrijven (Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer).Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2000, no.00.001704, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels voor textielreinigingsbedrijven (Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer). Het ontwerpbesluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer strekt tot vervanging van het bestaande Besluit chemische wasserijen milieubeheer (hierna: BCWM) en is een zogenoemde "vergunning vervangende" algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 van de Wet milieubeheer (WMB). Het ontwerpbesluit ziet ook op inrichtingen die thans vergunningplichtig zijn. Het ontwerpbesluit kent, vergeleken met het BCWM en met de meeste vergunningen, een geringer aantal voorschriften. Ook zijn de gestelde voorschriften over het algemeen minder stringent. Met een en ander wordt beoogd uitvoering te geven aan de zogeheten "MDW-operatie" (Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit). Met betrekking tot het ontwerpbesluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer en het ontwerpbesluit motorvoertuigen milieubeheer (no.W08.99.0446/V en no.W08.99.0447/V) heeft de Raad van State op 19 januari 2000 adviezen uitgebracht. In deze adviezen en in het advies (no.W08.00.0025/V) van de Raad van 8 maart 2000 naar aanleiding van het ontwerpbesluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer is een aantal opmerkingen gemaakt, waarvan de Raad het opportuun acht deze wederom te maken. Hoewel de Raad beseft dat de reikwijdte van het ontwerpbesluit kleiner is dan in de gevallen waarop de aangehaalde adviezen betrekking hebben, signaleert hij niettemin ook in dit geval de spanning tussen minder en over het algemeen minder stringente voorschriften en het uitgangspunt dat slechts bij wijze van uitzondering gebruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen. 1. Ingevolge artikel 2, tweede lid, BCWM moet de beschikking waarin nadere eisen worden gesteld worden gezonden aan de Inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu. In artikel 4, eerste en tweede lid, BCWM is voorts bepaald dat de meldingen niet alleen bij het bevoegd gezag, maar ook bij de inspecteur moeten worden gedaan. In het ontwerpbesluit is deze regeling niet overgenomen. Aan dit punt wordt in de nota van toelichting geen aandacht geschonken. Gelet hierop adviseert de Raad daaraan in de nota van toelichting aandacht te besteden en het ontwerpbesluit zo nodig aan te vullen. 2a. Artikel 3 van het ontwerpbesluit bevat de uitzonderingen. In onderdeel f is de opslag van gevaarlijke stoffen in tanks, waarop het Besluit opslaan in ondergrondse tanks niet van toepassing is, uitgezonderd (regel 2). Gelet hierop valt de uitzondering in regel 4 van de opslag van gevaarlijke stoffen in tanks niet goed te begrijpen, omdat het om dezelfde categorie lijkt te gaan. De Raad adviseert dit toe te lichten en zo nodig regel 4 van dit artikelonderdeel te schrappen. b. In het ontwerpbesluit wordt geen aandacht besteed aan inrichtingen bestemd tot het reinigen van met radio-activiteit besmette kleding, afkomstig uit nucleaire centrales maar ook uit ziekenhuizen en laboratoria. Het college adviseert aan deze kwestie alsnog aandacht te besteden en gelet op de aard van de materie waar nodig dergelijke inrichtingen uit te zonderen. 3a. In artikel 4, eerste lid, van het ontwerpbesluit staat een uitzondering voor de voorschriften van het Besluit drukapparatuur. In de toelichting ontbreekt een verklaring waarom alleen dit op apparatuur betrekking hebbende besluit wordt vermeld. Teneinde elk misverstand over de toepasselijkheid van alleen op bepaalde apparatuur betrekking hebbende wetgeving te vermijden, ware te overwegen of het mogelijk is een algemene bepaling van die aard in artikel 4 op te nemen. De Raad adviseert de regeling op te nemen in een apart lid van artikel 4 nu de eerste twee volzinnen een zelfstandige betekenis hebben naast de derde volzin. b. In artikel 4, tweede lid, van het ontwerpbesluit wordt de verplichting opgelegd vooraf aan te tonen dat de gekozen alternatieve middelen een ten minste gelijkwaardige bescherming bieden. De strekking van dit artikel is toe te staan dat de exploitant van de inrichting alternatieve middelen kiest. In dit verband komt het de Raad logisch voor dat een dergelijke keuze voor rekening komt van de ondernemer. Het is dan ook voldoende dat de toepassing van een gelijkwaardig alternatief bij het bevoegd gezag wordt gemeld. De beoordeling van de juistheid van de keuze komt dan te liggen waar zij behoort, namelijk bij het bevoegd gezag. Het college meent daarom dat het aanbeveling verdient te overwegen dit artikel zodanig te wijzigen dat de verplichting om de deugdelijkheid van een alternatief middel vooraf aan te tonen komt te vervallen en wordt vervangen door een meldingsplicht. 4a. In artikel 5, eerste lid, onder a, wordt de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen met betrekking tot de bodem niet genoemd, terwijl hoofdstuk 4 van de voorschriften wel voorziet in het stellen van nadere eisen terzake. Het artikel dient op dit punt gecompleteerd te worden. b. Op grond van artikel 5, eerste lid, onder b, kan het bevoegd gezag met betrekking tot nader genoemde onderwerpen nadere eisen stellen, "indien dat bijzonder is aangewezen in het belang van de bescherming van het milieu". De WMB kent dit toetsingscriterium niet. Weliswaar komt in artikel 8.44 WMB het begrip "bijzonder aangewezen" voor, doch de tekst van dat artikel maakt duidelijk dat dit begrip betrekking heeft op de doelmatigheid van de regelgeving en niet op het belang van de bescherming van het milieu. De Raad beveelt aan in de toelichting nader op de betekenis ervan in te gaan. 5. Naar aanleiding van artikel 6 maakt het college de volgende opmerkingen: a. In het eerste en het tweede lid van dit artikel is bepaald wanneer en bij welke gelegenheid een melding is vereist. De Raad realiseert zich dat deze melding een ander karakter heeft dan de melding ex artikel 8.19 WMB. Dat neemt niet weg dat de vraag naar het rechtskarakter van een schriftelijke reactie van het bevoegd gezag op een gedane melding hetzelfde type problemen kan oproepen als de melding ex artikel 8.19. Het valt niet uit te sluiten dat ook naar aanleiding van ingevolge dit besluit gedane en bekendgemaakte meldingen bezwaren rijzen bij belanghebbenden. In het geval van een vergunninghouder wiens melding niet wordt aanvaard omdat het bevoegd gezag van mening is dat een vergunning is vereist en in het geval van derden indien zij van mening zijn dat het bevoegd gezag ten onrechte van oordeel is dat de inrichting onder het besluit valt. De Raad beveelt aan hieraan in de toelichting aandacht te besteden. b. In artikel 6, derde lid, aanhef en onder c, is bepaald dat bij de melding moet worden vermeld: "de aard van en de activiteiten of processen in de inrichting". Het college beveelt aan voor te schrijven dat ook de omvang van de activiteiten wordt vermeld. c. In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat het bevoegd gezag kan besluiten dat het overleggen van een rapportage van een onderzoek naar de nulsituatie van de bodem niet is vereist. Dit strookt niet met de tekst van het vierde lid waarin staat dat een rapportage bij de melding moet worden overgelegd. Voorts lijkt het bevoegd gezag een dergelijk besluit toch alleen te kunnen nemen nadat het heeft kennisgenomen van de melding. De Raad beveelt aan het vierde en vijfde lid zo te redigeren dat het bevoegd gezag naar aanleiding van de melding kan besluiten dat geen rapportage van een bodemonderzoek is vereist indien deze nog niet is bijgevoegd. Een besluit als evenbedoeld dat het overleggen van een rapportage van een onderzoek naar de nulsituatie niet is vereist, kan worden genomen indien het aannemelijk is, dat de kans op bodemverontreiniging nagenoeg afwezig is. Het college merkt op dat een rapport over de nulsituatie alleen dan gericht is op beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu indien de werkwijze van de inrichting, voorzover relevant voor bodemverontreiniging, zal worden beoordeeld door toekomstige bodemverontreiniging te vergelijken met die aangetroffen in de zogenoemde nulsituatie. Het college beveelt aan de tekst aan te passen zodat duidelijk is dat het gaat om de kans op toekomstige bodemverontreiniging. Indien het de bedoeling is om ook af te zien van het vastleggen van de nulsituatie indien voldoende zeker is dat geen eerdere verontreiniging heeft plaatsgevonden, ware dit eveneens uitdrukkelijk in het vijfde lid op te nemen. 6. Het overgangsrecht is vastgelegd in de artikelen 7 en 8 van het ontwerpbesluit. Voor een inrichting die op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit reeds was opgericht en waarvoor onmiddellijk daaraan voorafgaand een vergunning gold, blijven ingevolge artikel 7, eerste lid, van het ontwerpbesluit voorschriften die aan die vergunning waren verbonden gelden als nadere eis. Dit is het geval gedurende drie jaar en alleen met betrekking tot bepaalde onderwerpen. Het overgangsrecht met betrekking tot reeds opgerichte inrichtingen waarvoor geen vergunning gold, staat in artikel 8. Deze artikelen geven aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. De uitdrukking "gelden" van een vergunning heeft in het verleden aanleiding gegeven tot interpretatieverschillen, doordat een vergunning die in werking is getreden nog niet onherroepelijk behoeft te zijn en een vergunning die onherroepelijk is nog niet in werking hoeft te zijn getreden (voor dit laatste verwijst het college naar artikel 20.8 WMB dat een geval behelst waarin zich deze, op het eerste gezicht niet te verwachten, situatie kan voordoen). De Raad adviseert de bepaling zodanig te redigeren dat ieder misverstand omtrent de bedoeling van de bepaling wordt voorkomen. b. Het komt niet zelden voor, dat vergunningvoorschriften slechts kunnen worden verstaan in verbinding met de gegevens die behoren bij de aanvraag om vergunning. Ook zijn gevallen bekend waarin die gegevens, hoewel niet opgenomen als voorschrift, bepalend zijn voor de vaststelling of de inrichting in werking is binnen de grenzen van hetgeen is vergund. In zon geval gaat het meestal om de omvang van de activiteiten waarbij het bevoegd gezag ervoor heeft gekozen de aanvraag deel te laten uitmaken van de vergunning, in plaats van een uitdrukkelijke vermelding van de aangevraagde activiteiten in de voorschriften. Doet zich het eerste geval voor, dan worden sommige voorschriften als nadere eis zinledig doordat met het vervallen van de vergunningplicht de aanvraag geen betekenis meer heeft. Doet zich het tweede geval voor, dan zou in het geheel geen nadere eis blijven gelden, hoewel dit wel nodig kan zijn. Om hieraan tegemoet te komen kan alleen de fictie worden gehanteerd dat voorschriften worden geacht aan de vergunning te zijn verbonden, indien in de aanvraag gegevens staan die zich lenen voor opname of omzetting in voorschriften. De duidelijkheid is hiermee niet gediend. Het college beveelt aan een zodanige regeling op te nemen dat aan genoemde bezwaren wordt tegemoetgekomen. 7a. Anders dan bij vergelijkbare algemene maatregelen van bestuur het geval is, bevat onderhavig besluit geen regeling met betrekking tot het overleggen van een rapportage van een akoestisch onderzoek. In verband met het ontbreken van een verklaring terzake adviseert het college daarin alsnog te voorzien en zo nodig het ontwerpbesluit aan te vullen. b. Wellicht ligt de vestiging van bedrijven als de onderwerpelijke op een gezoneerd industrieterrein niet direct voor de hand, niettemin geeft het college evenals in eerdergenoemde adviezen in overweging de vestiging op een gezoneerd industrieterrein een reden te doen zijn om de vergunningplicht te handhaven. c. Anders dan het BCWM bevat het ontwerpbesluit geen uitzondering voor wasserijen in een stiltegebied. Het college beveelt aan te motiveren waarom een dergelijke uitzondering niet meer wordt gemaakt. 8. De in de bijlage opgenomen voorschriften geven de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. Blijkens de Begripsbepalingen, onder A, wordt de geluidsbelasting beoordeeld aan de hand van de (technische) publicatie Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999. In deze handleiding is het verschil uiteengezet tussen de begrippen LAeq,T en LAr, LT, waaruit duidelijk blijkt dat er materieel geen verschil in normen optreedt. Nu echter in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde besluiten (zoals het meet- en rekenvoorschrift Hoofdstuk V Wet geluidhinder) nog met het begrip LAeq wordt gewerkt, is het van belang dat niet alleen uit een technische handleiding, maar ook uit het ontwerpbesluit het verschil volledig duidelijk wordt. De Raad adviseert daarin te voorzien. b. In voorschrift 1.1.2 wordt voor trillingen verwezen naar de normen van tabel 3 van Richtlijn 2 "Hinder voor personen in gebouwen door trillingen" van 1993. Deze tabel is van toepassing op nieuwe situaties. Nu het ontwerpbesluit ook ziet op inrichtingen in bestaande situaties ware in de toelichting te motiveren waarom niet afzonderlijk rekening is gehouden met bestaande situaties, dan wel het voorschrift aan te vullen. c. In oktober 1998 is de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening uitgebracht. In de handreiking is een systematiek ontwikkeld die aansluit bij het project Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid waardoor het beleid met betrekking tot ruimtelijke ordening en de toepassing van de WMB op het aspect geluid op elkaar worden afgestemd. De handreiking gaat primair uit van vergunningverlening die afgestemd wordt op de geluidskarakteristieken van bepaalde gebieden. Alleen voor horecagelegenheden wordt aandacht besteed aan de problematiek van zogenoemde AMvB-inrichtingen. De vraag rijst hoe het beleid uitgedragen in de handreiking zich verhoudt tot het ontwerpbesluit. In de toelichting ware hierop in te gaan en in het bijzonder op de noodzaak op grote schaal het instrument van de nadere eisen te gebruiken, waardoor aan het gewenste effect van deregulering afbreuk wordt gedaan. d. In voorschrift 1.1.3 wordt de datum van 1 april 1990 genoemd, zonder dat in de nota van toelichting voor deze datum een verklaring wordt gegeven. De Raad beveelt aan deze verklaring alsnog te geven. e. Ingevolge voorschrift 1.4.1 is "een optimale verbranding" vereist. Het college beveelt aan te verduidelijken of het optimale moet worden bereikt in de zin van zo laag mogelijk brandstofverbruik of een zo gering mogelijke uitstoot van schadelijke verbrandingsgassen, aangezien deze doelstellingen niet steeds tot dezelfde afstelling van de verwarmingsinstallaties hoeven te leiden. f. Paragraaf 2.1 bevat voorschriften met betrekking tot reinigen met PER (tetrachlooretheen). Ten opzichte van de vigerende algemene maatregel van bestuur is de norm ten aanzien van de immissie-concentratie van PER aangescherpt. Voor inrichtingen waarbinnen reeds vóór de inwerkingtreding van dit besluit met PER wordt gereinigd, geldt deze norm vanaf vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit. Vanuit het belang van de bescherming van het milieu rijst de vraag of deze overgangstermijn niet te lang is. De nota van toelichting gaat uitvoerig in op deze kwestie, zij het dat betrekkelijk eenzijdig de belangen van de betrokken bedrijven worden benadrukt. Bedoelde overgangsperiode lijkt aan te sluiten op de periode van 10 jaar genoemd in voorschrift 1.1.2 van het BCWM voor een reinigingsmachine die is geplaatst vóór de datum van inwerkingtreding van dat besluit. Kennelijk is dat de afschrijvingstermijn voor een dergelijke machine. Hoe dit ook zij, het college adviseert in de toelichting aan een en ander nader aandacht te besteden, met name aan de vraag of die termijn ook verantwoord is in het belang van de bescherming van het milieu. Op grond van voorschrift 2.1.2a wordt opdracht gegeven tot het verrichten van een meting om aan te tonen dat aan onderdeel a van voorschrift 2.1.1 wordt voldaan. Echter niet is vermeld of dit een eenmalige dan wel periodieke meting betreft. Hieromtrent dient alsnog duidelijkheid geboden te worden. In Bijlage 2 zijn de desbetreffende meetvoorschriften opgenomen. Blijkens de toelichting zelf dienen deze meetvoorschriften vervangen te worden door een meer betrouwbare meetmethode. Gelet hierop en in aanmerking nemende dat de huidige meetmethode in feite minder bruikbaar wordt geacht, geeft het college in overweging de meetvoorschriften van Bijlage 2 vooralsnog alleen te hanteren als indicatie voor de drijver van de inrichting omtrent de effectiviteit van de door hem getroffen PER-beperkende maatregelen. Eerst als nieuwe meetvoorschriften voorhanden zijn zouden de betrokkenen op de resultaten van de getroffen maatregelen kunnen worden aangesproken. g. In voorschrift 3.3.1 wordt de mogelijkheid geopend dat "degene die toeziet op de naleving van dit besluit" een termijn stelt anders dan die van vijf jaar. Het college merkt dienaangaande het volgende op: - Gelet op artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht gaat het hier om een persoon en niet om het bevoegd gezag als zodanig. Het is niet wenselijk dat degene die moet toezien op de naleving van de normen tevens bevoegd is diezelfde normen te wijzigen. - Het wijzigen van normen komt neer op het stellen van een nadere eis. Een dergelijke bevoegdheid komt krachtens artikel 5, eerste lid, van het ontwerpbesluit slechts toe aan het bevoegd gezag. - Niet is vermeld of de termijn kan worden verlengd of bekort, dan wel dat beide mogelijk is en of die termijn voor verschillende documenten ook verschillend kan worden vastgesteld. Het college meent, dat het voorschrift wijziging en aanvulling behoeft en beveelt aan zulks te doen. h. Ingevolge voorschrift 4.3.1 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot: - Het doen van onderzoek naar de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen of voorzieningen ten behoeve van het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen binnen de inrichting, voorzover maatregelen of voorzieningen onvoldoende bekend zijn of - de ten behoeve van het voorkomen of het beperken van het ontstaan van afvalstoffen binnen de inrichting te treffen maatregelen of voorzieningen, bedoeld in voorschrift 1.3.1. Bij het toepassen van deze aan voorschrift 1.3.1 gerelateerde nadere-eis-bevoegdheid moeten de kosten en baten zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Ook moet worden bezien in hoeverre reeds beschikbaar onderzoek aan de behoefte tegemoetkomt, zo wordt gesteld in de toelichting op dit voorschrift. Ondanks deze toelichting blijft het onduidelijk wanneer het bevoegd gezag zou moeten overwegen een dergelijke verplichting tot onderzoek op te leggen. Iedere concrete indicatie hieromtrent ontbreekt. Het overgaan tot een dergelijke maatregel lijkt derhalve volledig te worden bepaald door het gevoel dat het desbetreffende bevoegd gezag moet hebben, dat er bij een bepaalde inrichting de nodige winst kan worden behaald op het punt van afvalreductie. Een dergelijke situatie herbergt voor alle betrokkenen te veel onduidelijkheid, waardoor grote verschillen zouden kunnen ontstaan in de wijze waarop deze bevoegdheid in de praktijk wordt gehanteerd. Daarbij komt dat deze problematiek bij dit type bedrijven niet zelden meer dan lokaal zal zijn, doch provinciaal en zelfs landelijk. Daarmee wil gezegd zijn dat dit soort onderzoek zich veelal meer leent voor een brancheonderzoek waar overheid en bedrijfsleven gezamenlijk aan werken. Hierop ware in de toelichting in te gaan. Mede gelet op aanwijzing 17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving adviseert de Raad de bevoegdheid, neergelegd in voorschrift 4.3.1, nader te normeren door het stellen van criteria in welke gevallen het bevoegd gezag een onderzoek zou kunnen gelasten. 9. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigde vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie (Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigde vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie (Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van het Verdrag van Athene betreffende het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2002 (Trb. 2011, 110), en ter uitvoering van Verordening (EG) 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers bij ongevallen (Pb EU L 131), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van het Verdrag van Athene betreffende het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2002 (Trb. 2011, 110), en ter uitvoering van Verordening (EG) 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers bij ongevallen (Pb EU L 131), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 november 2011, no.11.002669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van het Verdrag van Athene betreffende het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2002 (Trb. 2011, 110), en ter uitvoering van Verordening (EG) 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers bij ongevallen (Pb EU L 131), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen teneinde de in dat besluit opgenomen vrijstelling van het verbod van een werkgever om een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning op een tweetal nieuwe categorieën van vreemdelingen van toepassing te doen zijn, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen teneinde de in dat besluit opgenomen vrijstelling van het verbod van een werkgever om een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning op een tweetal nieuwe categorieën van vreemdelingen van toepassing te doen zijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie in verband met bepalingen over de subsidiëring van innovatieve windenergie op zee, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie in verband met bepalingen over de subsidiëring van innovatieve windenergie op zee, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2017, no.2017000918, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie in verband met bepalingen over de subsidiëring van innovatieve windenergie op zee, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Besluit SDE) en beoogt in aansluiting op de kavelsystematiek van de Wet windenergie op zee een kader te bieden voor subsidiëring van innovatieve windenergie op innovatiekavels.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar adviseert in de toelichting in te gaan op de wenselijkheid van een adviescommissie voor de beoordeling van subsidieaanvragen en zo nodig in het ontwerpbesluit daarvoor een voorziening op te nemen.1.Adviescommissie beoordeling kwalitatieve rangschikkingscriteriaDe toelichting beschrijft dat besluitvorming over aanvragen om subsidie voor een innovatiekavel - net als bij de reguliere exploitatiesubsidie - zal plaatsvinden met een tender. (zie noot 1) Anders dan in de reguliere tenders waarbij het laagste bod wint, wint bij de innovatiesubsidie de aanvraag die het meest bijdraagt aan de doelstellingen van het innovatiekavel. Bij ministeriële regeling zal volgens de toelichting een aantal voornamelijk kwalitatieve rangschikkingscriteria geformuleerd worden op basis waarvan de Minister van Economische Zaken beslist. (zie noot 2)Beoordeling aan de hand van kwalitatieve rangschikkingscriteria komt ook voor in de Regeling nationale EZ-subsidies. (zie noot 3) Voor een aantal subsidievormen met dergelijke rangschikkingscriteria is geregeld dat er een adviescommissie is. (zie noot 4) Uit het ontwerpbesluit of de toelichting blijkt niet dat dat voor deze subsidie ook wordt voorzien. De beoogde rangschikkingscriteria voor deze subsidie hebben eveneens een kwalitatief karakter. Onafhankelijke deskundige beoordeling kan dan in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de besluitvorming.De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de wenselijkheid van een adviescommissie en zo nodig in het ontwerpbesluit een voorziening op te nemen. (zie noot 5)2.Financiële aspectenIn de toelichting ontbreekt informatie over de financiële gevolgen van het ontwerpbesluit voor het Rijk. Ook is niet toegelicht of voorzien wordt de kosten voor deze subsidie te dekken uit de opbrengst van de heffing op grond van de Wet opslag duurzame energie en of er effect zal zijn op het budget voor de reguliere subsidie voor windenergie op zee. (zie noot 6)De Afdeling adviseert een financiële paragraaf in de toelichting op te nemen waarin op deze aspecten wordt ingegaan. (zie noot 7)De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel globaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigations Satellite System) (GNSS) - GALILEO tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en de Volksrepubliek China; Peking, 30 oktober 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel globaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigations Satellite System) (GNSS) - GALILEO tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en de Volksrepubliek China; Peking, 30 oktober 2003, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2004, no. 04.000691, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel globaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigations Satellite System) (GNSS) - GALILEO tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en de Volksrepubliek China; Peking, 30 oktober 2003, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de invoering van een kentekenregistratiesysteem voor bromfietsen alsmede vaststelling van overgangsbepalingen in verband daarmee, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de invoering van een kentekenregistratiesysteem voor bromfietsen alsmede vaststelling van overgangsbepalingen in verband daarmee, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Azerbeidzjan inzake internationaal vervoer over de weg, 25 mei 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Azerbeidzjan inzake internationaal vervoer over de weg, 25 mei 2004, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2004, no.04.002794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Azerbeidzjan inzake internationaal vervoer over de weg, 25 mei 2004, met toelichtende nota. Het Verdrag volgt, voor wat betreft de verhouding tussen het Koninkrijk en Azerbeidzjan, de op 26 november 1971 te Moskou totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken betreffende het internationale vervoer over de weg (Trb. 1972, 3) op. Bij het uiteenvallen van de Sowjet Unie heeft Azerbeidzjan niet verklaard zich aan deze Overeenkomst gebonden te blijven achten. Het Verdrag geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van opmerkingen over de toelichtende nota. 1. Volgens de toelichtende nota(zie noot 1) zal de Gemengde Commissie, naast activiteiten ter regulering van de markt, in haar werkzaamheden vooral het accent leggen op de kwaliteit van het vervoer. Aangezien dit niet zonder meer blijkt uit artikel 15, in het bijzonder niet uit de in het vijfde lid genoemde aangelegenheden, adviseert de Raad de grondslag in het Verdrag voor deze taakopvatting en uitoefening nader toe te lichten.(zie noot 2) 2. Volgens de toelichtende nota(zie noot 3) kunnen de uitgegeven vergunningen in de eerste plaats worden gebruikt voor statistische doeleinden ten behoeve van marktobservatie. Naar de mening van de Raad vinden de woorden "in de eerste plaats" geen grondslag in de strekking van het Verdrag dat allereerst strekt tot marktregulering. Het college beveelt aan dit voorop te stellen.(zie noot 4) De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2012, no.12.002779, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet bescherming persoonsgegevens BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet bescherming persoonsgegevens BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2009, no.09.001451, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet bescherming persoonsgegevens BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2011, no.11.001024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen in verband met het aansluiten van zelfstandige bestuursorganen op de rijksinfrastructuur en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen in verband met het aansluiten van zelfstandige bestuursorganen op de rijksinfrastructuur en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 januari 2013, no.13.000024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen in verband met het aansluiten van zelfstandige bestuursorganen op de rijksinfrastructuur en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van de derde landen (PbEU 2004, L16), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van de derde landen (PbEU 2004, L16), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met een tijdelijke verlenging van de oormerking educatie en de bestedingsverplichting bij roc's, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met een tijdelijke verlenging van de oormerking educatie en de bestedingsverplichting bij roc's, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2009, no.09.002470, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met een tijdelijke verlenging van de oormerking educatie en de bestedingsverplichting bij roc's, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van de vergoeding van de kosten als bedoeld in de artikelen 39 en 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van de vergoeding van de kosten als bedoeld in de artikelen 39 en 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het aangenomen amendement Lodders/Vermeij (34 117, nr. 17) op het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (wet algemeen pensioenfonds).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over het aangenomen amendement Lodders/Vermeij (34 117, nr. 17) op het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (wet algemeen pensioenfonds).Bij brief van 29 juni 2015 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over het aangenomen amendement Lodders/Vermeij (34 117, nr. 17) op het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (wet algemeen pensioenfonds).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet elektriciteit en drinkwater BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet elektriciteit en drinkwater BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2014, no.2014001053, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet elektriciteit en drinkwater BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op een vrijstelling van bepaalde periodieke uitkeringen aan specifieke groepen oorlogsslachtoffers (Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op een vrijstelling van bepaalde periodieke uitkeringen aan specifieke groepen oorlogsslachtoffers (Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2015, no.2015001434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op een vrijstelling van bepaalde periodieke uitkeringen aan specifieke groepen oorlogsslachtoffers (Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (Overgangswet elektriciteitsproductiesector).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (Overgangswet elektriciteitsproductiesector).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in verband met het in de Jeugdwet handhaven van de mogelijkheid om gemeenten in uitzonderingsgevallen tot samenwerking te verplichten en het verminderen van uitvoeringslasten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in verband met het in de Jeugdwet handhaven van de mogelijkheid om gemeenten in uitzonderingsgevallen tot samenwerking te verplichten en het verminderen van uitvoeringslasten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2017, no.2017001170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in verband met het in de Jeugdwet handhaven van de mogelijkheid om gemeenten in uitzonderingsgevallen tot samenwerking te verplichten en het verminderen van uitvoeringslasten, met memorie van toelichting.Het voorstel beoogt knelpunten in de uitvoering van de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) weg te nemen op het terrein van samenwerking door gemeenten en administratieve lasten. Het voorstel strekt ertoe de delegatiegrondslag op grond waarvan gemeenten bij algemene maatregel van bestuur verplicht kunnen worden tot samenwerking bij de uitvoering van de Jeugdwet te behouden. Daarnaast beoogt het voorstel de administratieve lasten voor zorgaanbieders in de Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning te beperken door voortaan bij ministeriële regeling regels te stellen over de wijze van bekostiging, gegevensuitwisseling en verantwoording.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar in plaats van een permanente delegatiegrondslag te voorzien in een tijdelijke delegatiegrondslag op grond waarvan samenwerking tussen gemeenten kan worden verplicht. De Afdeling adviseert daarnaast de formulering van de grondslag voor het stellen van regels over de wijze van bekostiging van aanbieders in overeenstemming te brengen met de toelichting.1.Behoud delegatiegrondslag verplichte samenwerkingHet voorstel beoogt om de delegatiegrondslag in artikel 2.8, tweede lid, van de Jeugdwet te behouden. Op grond hiervan kunnen bij algemene maatregel van bestuur gebieden worden aangewezen waarbinnen colleges moeten samenwerken. Deze mogelijkheid om gemeentelijke samenwerking te verplichten bestaat overigens alleen indien de noodzakelijke samenwerking op een specifiek gebied ontbreekt en nadat eerst op overeenstemming gericht overleg is gevoerd door de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie met de betrokken colleges. Alhoewel gemeenten sinds de decentralisatie van de Jeugdzorg in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn om te komen tot de noodzakelijke regiovorming en samenwerkingsverbanden werd bij de start van de decentralisatie op het terrein van de jeugdzorg de mogelijkheid om samenwerking te kunnen verplichten (tijdelijk) noodzakelijk geacht vanuit de verantwoordelijkheid van het Rijk voor het gehele stelsel. (zie noot 1) Wel is, bij amendement, voorzien in een horizonbepaling op grond waarvan de delegatiegrondslag op 1 januari 2018 - drie jaar na de start van de decentralisatie van de jeugdzorg - vervalt. (zie noot 2) De gedachte achter een tijdelijke delegatiegrondslag was de verwachting dat regionale samenwerking na drie jaar zodanig zou zijn vormgegeven dat de mogelijkheid om samenwerking te verplichten niet langer nodig zou zijn. (zie noot 3)In de toelichting wordt opgemerkt dat de delegatiegrondslag ook na 1 januari 2018 nodig blijft omdat nog geen sprake is van een stabiele uitkristallisering van het stelsel met sterke samenwerkingsbanden en goede afspraken over inkoop en behoud van goede specialistische zorg. (zie noot 4) Uit de derde jaarrapportage van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) blijkt dat de noodzakelijke (boven)regionale samenwerking gaandeweg onder druk komt te staan, mede als gevolg van het afbrokkelen van de onderlinge solidariteit om financiële tekorten op te vangen. (zie noot 5) De gebrekkige samenwerking en het verbrokkelen van samenwerkingsverbanden zou met name gevolgen hebben voor de continuïteit en beschikbaarheid van (hoog)specialistische jeugdhulp. (zie noot 6)a.Handhaven mogelijkheid om samenwerking af te dwingenDe Afdeling heeft begrip voor het handhaven van de mogelijkheid om samenwerking door gemeenten bij algemene maatregel van bestuur te verplichten. Nu de voor het goed functioneren van het stelsel noodzakelijke samenwerking nog niet overal vorm heeft gekregen, ligt het voor de hand dat voorlopig de mogelijkheid blijft bestaan om deze samenwerking af te kunnen dwingen. De Afdeling onderschrijft anderzijds de gemaakte keuze om bij de vormgeving van de delegatiegrondslag tot uitdrukking te brengen dat in het gedecentraliseerde stelsel terughoudend omgegaan dient te worden met ingrijpen door het Rijk. (zie noot 7) Zij wijst erop dat bij de start van het decentraliseren van jeugdzorg dan ook bewust is gekozen voor het slechts tijdelijk voorzien in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur samenwerkingsverbanden aan te wijzen. Hiervoor is reeds aan de orde gekomen dat beoogd werd de delegatiegrondslag te laten vervallen indien de decentralisatie uitgekristalliseerd zou zijn en de noodzakelijke samenwerking tussen gemeenten eenmaal zou zijn vormgegeven. De toelichting gaat niet in op de termijn waarop de bedoelde samenwerking tot stand kan zijn gebracht.De Afdeling wijst er evenwel op dat nu drie jaar na inwerkingtreding van de delegatiegrondslag de noodzakelijke samenwerking nog niet is vormgegeven, dit nog niet betekent dat in het gedecentraliseerde stelsel een permanente delegatiegrondslag noodzakelijk is. Gelet op de regierol van gemeenten in het gedecentraliseerde stelsel ligt het in de rede dat de delegatiegrondslag niet permanent gemaakt wordt, maar wordt verlengd tot het moment dat de beoogde samenwerking in het stelsel is vormgegeven.In het licht van het vorenstaande adviseert de Afdeling advisering alsnog te voorzien in de tijdelijkheid van de grondslag.b.Bewaken integraliteit van beleidUit de toelichting bij het voorstel blijkt onder meer dat de in de Participatiewet vervatte mogelijkheid om regels te stellen over de samenwerking van gemeenten per 1 januari 2018 zal vervallen. Voor het domein van de Participatiewet bestaat geen behoefte aan het verlengen van de mogelijkheid om samenwerking af te dwingen, (zie noot 8) terwijl deze mogelijkheid in de Jeugdwet permanent wordt gemaakt.Gelet op de wijze waarop verschillende domeinen zijn georganiseerd en de verschillen tussen arbeidsmarktregios en jeugdzorgregios is het op zichzelf niet onbegrijpelijk dat er in deze domeinen verschillende behoeften bestaan. Voorkomen moet evenwel worden dat gemeenten bij wetgevingscomplexen waarbinnen het in essentie om eenzelfde rolverdeling gaat, vanuit het Rijk geconfronteerd worden met verschillen in uitwerking. Dit kan integrale beleidsvoering en uitvoering belemmeren.Het verschil in benadering aanzien van de mogelijkheid om samenwerking af te dwingen, roept dan ook de vraag op welke wijze de eenheid van het rijksbeleid wordt verzekerd op deze aanpalende beleidsterreinen. De Afdeling wijst erop dat consistent rijksbeleid ten aanzien van samenwerking van gemeenten van belang is om daadwerkelijk regelingen te ontschotten en gemeenten in staat te stellen om integraal beleid te voeren. Zij verwijst hiertoe naar hetgeen zij heeft gesteld in haar advies betreffende de vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen. (zie noot 9)Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan.2.Grondslag ministeriële regelingen ter beperking van uitvoeringslastenHet voorstel voegt aan de Jeugdwet en de Wmo 2015 een verplichting toe om bij ministeriële regeling regels te stellen met het oog op de beperking van uitvoeringslasten. Deze regels beogen de regeldruk voor aanbieders in de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015 te verminderen. Sinds de inwerkingtreding van de Jeugdwet en Wmo 2015 zijn de uitvoeringslasten volgens de toelichting gestegen, terwijl juist beoogd was met de decentralisatie deze lasten terug te dringen. (zie noot 10) De kosten die aanbieders moeten maken voor administratieve handelingen nemen volgens de toelichting toe door de diversiteit aan werkwijzen die gemeenten hanteren bij de uitvoering van bovengenoemde wetten. (zie noot 11) De toelichting onderkent dat gemeenten en aanbieders druk doende zijn om tot uniformering en standaardisatie van administratieve processen te komen, maar wil dit proces versnellen. (zie noot 12)Bij genoemde ministeriële regeling zullen in het belang van vermindering van de uitvoeringslasten regels worden gesteld over:- de wijze waarop bekostiging van aanbieders plaatsvindt;- gegevensuitwisseling tussen het college en aanbieders, en - voor wat betreft de Wmo 2015 - het Centraal Administratie Kantoor; en- de wijze waarop verantwoording van aanbieders richting het college.De Afdeling merkt hierover het volgende op.a.Ingrijpen door het Rijk in het gedecentraliseerde stelselGemeenten en aanbieders zijn thans druk doende de beoogde uniformering en standaardisatie in de uitvoering tot stand te brengen. (zie noot 13) Bij alle partijen bestaat de ambitie om de administratieve lasten en regeldruk aan te pakken. (zie noot 14) Uit de toelichting, noch voornoemde brief van de staatssecretaris blijkt dat sprake is van concrete knelpunten in het proces om te komen tot uniformering en het terugdringen van regeldruk die duiden op een concrete noodzaak voor het op rijksniveau stellen van regels ter beperking van uitvoeringslasten.Mede gelet op de omstandigheid dat de praktijk reeds doende is om de gevolgen van de decentralisaties in de uitvoering op een goede wijze zijn beslag te laten krijgen, wijst de Afdeling op het volgende. Eén van de uitgangspunten van de decentralisaties in het sociale domein is geweest dat beleidskeuzes bij de uitvoering van gedecentraliseerde taken in belangrijke mate aan gemeenten zelf worden overgelaten. Dat brengt met zich dat de praktijk een kans gegeven moet worden en dat niet bij problemen of een incident onmiddellijk nieuwe wetgeving wordt geëntameerd. Dit vergt terughoudendheid, rolvastheid en zelfbeheersing van de wetgever. Stelselverantwoordelijkheid betekent niet dat de centrale overheid eenzijdig en in strijd met de bedoeling van de decentralisaties in mag grijpen in de uitoefening van gedecentraliseerde bevoegdheden. Aanspreekbaarheid voor het stelsel als geheel kan wél betekenen dat de rijksoverheid in overleg treedt met andere overheden. Indien zich problemen voordoen, ligt het voor de hand om eerst te bezien hoe deze binnen de kaders van de wet kunnen worden opgelost en wie voor het nemen van de daarop gerichte maatregelen de verantwoordelijkheid draagt. Pas in laatste instantie kan de vraag aan de orde komen of een wijziging van het wettelijk stelsel aangewezen is. (zie noot 15)In het licht van het vorenstaande is niet duidelijk wat de concrete noodzaak vormt voor de versnelling van het reeds lopende proces van standaardisatie door ingrijpen op het niveau van het rijk. De Afdeling adviseert deze keuze alsnog dragend te motiveren.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.b.Formulering grondslag wijze van bekostiging van aanbiedersAlhoewel de wens om louter administratieve processen aan de achterkant te standaardiseren en te uniformeren op zichzelf begrijpelijk is, wijst de Afdeling erop dat dit er niet toe mag leiden dat gemeenten bij de inkoop van zorg beperkt worden in hun beleidskeuzes en mogelijkheden om maatwerk te bieden. Na de decentralisaties in het sociale domein dienen immers de beleidskeuzes bij de uitvoering van de gedecentraliseerde taken in belangrijke mate aan gemeenten zelf te worden overgelaten (zie hiervoor onder a).In dit verband springt de delegatiegrondslag waarin verplicht regels gesteld worden over de wijze van bekostiging van aanbieders in het oog. Deze grondslag is thans zodanig ruim geformuleerd dat deze het mogelijk maakt dat regels gesteld worden die raken aan het zorginkoopbeleid van gemeenten. Uit de toelichting blijkt evenwel dat het doel van voornoemde regels is om administratieve processen te harmoniseren en niet dient om de beleidsvrijheid te beperken.De Afdeling adviseert de tekst van het voorstel in overeenstemming te brengen met de toelichting en de delegatiegrondslag zo te formuleren dat met de nadere regels de gemeentelijke beleidsvrijheid om het zorginkoopbeleid vorm te geven niet wordt doorkruist.c.Samenhang sociaal domeinDe decentralisaties in het sociale domein hebben onder andere ten doel meer samenhang aan te brengen tussen verschillende voorzieningen in dat domein. In het licht hiervan is integrale uitvoering een belangrijke doelstelling van de decentralisatie (zie hiervoor onder punt 1, onderdeel b). De (verstrekking van) verschillende voorzieningen in het sociale domein dienen dan ook zoveel mogelijk op elkaar te worden afgestemd in het nieuwe stelsel. Op die manier kan het best maatwerk worden gerealiseerd.Tegen deze achtergrond valt het de Afdeling op dat de ministeriële regeling waar het voorstel een grondslag voor biedt zich slechts uitstrekt tot de jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning. De regels ten behoeve van standaardisatie gaan niet gelden voor andere voorzieningen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Indien voornoemde regels noodzakelijk geacht worden voor de jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning, roept dit de vraag op waarom deze regels bijvoorbeeld ten aanzien van voorzieningen in de sfeer van arbeidsparticipatie niet van toepassing zijn. Het voorstel maakt niet duidelijk waarom voor deze benadering gekozen is, terwijl deze benadering het streven naar samenhang en een integrale uitvoering in het sociaal domein met een regierol voor gemeenten potentieel doorkruist.De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan en duidelijk te maken waarom vergelijkbare delegatiegrondslagen niet noodzakelijk geacht worden voor andere voorzieningen in het sociaal domein.d.Formulering grondslagHiervoor is reeds opgemerkt dat het proces om te standaardiseren en de uitvoeringslasten te beperken gaande is. Gemeenten en aanbieders werken hier op verschillende manieren aan. Het voorstel brengt door de gekozen formulering van de grondslag voor de ministeriële regeling met zich dat ook indien gemeenten en aanbieders tot standaardisatie komen de minister regels dient te stellen ter beperking van uitvoeringslasten. De afspraken tussen gemeenten en aanbieders worden zo bezien verplicht gecodificeerd. Anders dan bij de delegatiegrondslag voor het verplichten van samenwerking (zie onder punt 1) is er niet gekozen voor een discretionaire delegatiegrondslag.De Afdeling merkt op dat wanneer standaardisatie van bepaalde onderwerpen in voldoende mate is geregeld door onderlinge afspraken, convenanten etc., het niet noodzakelijk is deze nog op het niveau van ministeriële regeling vast te leggen. Gelet hierop adviseert zij de imperatieve delegatiegrondslag te vervangen door een discretionaire. Aldus wordt bewerkstelligd dat alleen regels gesteld worden bij ministeriële regeling indien dit daadwerkelijk noodzakelijk is.e.Niveau van regelgevingHet voorstel bepaalt dat regels over de beperking van uitvoeringslasten op het terrein van bekostiging, gegevensuitwisseling en verantwoording plaatsvindt op het niveau van een ministeriële regeling.De Afdeling wijst erop dat delegatie aan de minister van regelgevende bevoegdheid moet worden beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. (zie noot 16) Van dergelijke voorschriften lijkt geen sprake en om die reden ligt delegatie naar het niveau van een ministeriële regeling niet voor de hand.De Afdeling adviseert de regels ter beperking van de uitvoeringslasten op het niveau van een algemene maatregel van bestuur vast te stellen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs in verband met het van toepassing worden van de Wet verbetering poortwachter.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs in verband met het van toepassing worden van de Wet verbetering poortwachter.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet ter implementatie van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet ter implementatie van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 december 2015, no.2015002270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet ter implementatie van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake een tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening (Besluit tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake een tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening (Besluit tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2009, no.09.003396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake een tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening (Besluit tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden (verlaging tarieven reisdocumenten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden (verlaging tarieven reisdocumenten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met de invoering van een Basisregeling Levensloop en van enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de regeling van de financiering loopbaanonderbreking (Wet op de verlofknip).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met de invoering van een Basisregeling Levensloop en van enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de regeling van de financiering loopbaanonderbreking (Wet op de verlofknip).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 72a van de onteigeningswet in de gemeente Haarlemmermeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 72a van de onteigeningswet in de gemeente Haarlemmermeer.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu, met een schrijven van 15 februari 2013, no.RWSCD BJV 2013/518, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 72a van de onteigeningswet in de gemeente Haarlemmermeer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) (communautair monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) (communautair monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de verdeling van rechtsmacht tussen bestuursrechtelijke colleges (Wet herverkaveling rechtsmacht bestuursrechtspraak), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de verdeling van rechtsmacht tussen bestuursrechtelijke colleges (Wet herverkaveling rechtsmacht bestuursrechtspraak), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2007, no.07.002201, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de verdeling van rechtsmacht tussen bestuursrechtelijke colleges (Wet herverkaveling rechtsmacht bestuursrechtspraak), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten.Bij Kabinetsmissive van 18 april 2012, no.12.000943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met de landelijke elektronische informatie-uitwisseling in de zorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met de landelijke elektronische informatie-uitwisseling in de zorg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2007, no.07.002457, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met de landelijke elektronische informatie-uitwisseling in de zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet in verband met uniformering van de inkomensverrekening.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet in verband met uniformering van de inkomensverrekening.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2009, no.09.001962, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet in verband met uniformering van de inkomensverrekening, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 april 2011, no.11.000839, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het Verdrag inzake de Internationale Organisatie voor Mobiele Satellieten; Londen, 2 oktober 2008 (Trb. 2009, 132), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijzigingen van het Verdrag inzake de Internationale Organisatie voor Mobiele Satellieten; Londen, 2 oktober 2008 (Trb. 2009, 132), met toelichtende nota.Het Verdrag beoogt de telecommunicatie voor de zeescheepvaart te verbeteren door het beschikbaar stellen van de daarvoor benodigde satellietcapaciteit aan maritieme veiligheidsdiensten. Daartoe is een intergouvernementele organisatie (INMARSAT) in het leven geroepen die toezicht houdt op de onderneming die de satellieten exploiteert. De op 2 oktober 2008 overeengekomen wijzigingen van het Verdrag houden verband met de naamswijziging van INMARSAT in Internationale Organisatie voor Mobiele Satellieten (IMSO), de beëindiging van de monopoliepositie van de exploitant van de satellieten, en de aanwijzing van de IMSO als coördinator van het zogeheten Long Range Identification and Tracking of Ships systeem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de pluimveehouderij, konijnenhouderij en edelpelsdierenhouderij, de be- en verwerking van en de handel in pluimvee, pluimveevlees, pluimveevleesproducten, eieren, eiproducten, wild en tamme konijnen, alsmede bont (Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de pluimveehouderij, konijnenhouderij en edelpelsdierenhouderij, de be- en verwerking van en de handel in pluimvee, pluimveevlees, pluimveevleesproducten, eieren, eiproducten, wild en tamme konijnen, alsmede bont (Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van artikel 15 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met herformulering eisen inzake hernieuwde erkenning als specialist, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van artikel 15 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met herformulering eisen inzake hernieuwde erkenning als specialist, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2005, no.05.002616, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van artikel 15 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met herformulering eisen inzake hernieuwde erkenning als specialist, met memorie van toelichting. In het wetsvoorstel worden wijzigingen in artikel 15 van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) voorgesteld teneinde de eisen voor hernieuwde erkenning als specialist te herformuleren. De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst enkele kanttekeningen bij de herformulering van de eisen. 1. De memorie van toelichting geeft aan dat beroepsorganisaties zoals die van artsen en apothekers een systeem van herregistratie van specialisten hebben opgezet, waarbij zowel werkervaring als scholing in de zin van deskundigheidsbevorderende activiteiten worden vereist. Een dergelijk systeem is in lijn met het kwaliteitsbeleid dat het kabinet voorstaat, maar niet in overeenstemming met het huidige artikel 15 van de Wet BIG. Onder 'scholing' wordt in het eerste lid van artikel 15 van de Wet BIG een opleiding verstaan die betrokkene weer op het niveau brengt dat oorspronkelijk vereist was voor de erkenning als specialist. Daarbij geeft genoemd artikel expliciet de keuze om door middel van werkervaring dan wel scholing op bedoeld niveau te komen, terwijl eerdergenoemd in de praktijk ontwikkeld systeem uitgaat van cumulatie van werkervaring en scholing, en dat laatste in de zin van deskundigheidsbevordering. Uit de memorie van toelichting leidt de Raad af dat het voorstel enerzijds beoogt te bewerkstelligen dat de oorspronkelijke bedoeling van artikel 15 van de Wet BIG, en met name van het begrip "scholing", gehandhaafd en nagevolgd wordt, en anderzijds wil voorzien in een wettelijke basis voor de ontwikkelingen in de praktijk om bij herregistratie (cumulatief) ook kwalitatieve eisen, in de zin van deskundigheidsbevordering, te kunnen stellen. Niet duidelijk is evenwel voor welke categorieën specialisten welke eisen voor hernieuwde erkenning gaan gelden of mogen worden gesteld. Er kan in dit verband onderscheid worden gemaakt tussen drie verschillende categorieën van erkenning als specialist, die gerelateerd zijn aan het moment waarop die erkenning plaatsvindt. De eerste erkenning vindt plaats direct nadat iemand de opleiding tot specialist heeft voltooid; een aansluitende hernieuwde erkenning vindt plaats bij een specialist die in de periode onmiddellijk voorafgaand aan die erkenning daadwerkelijk als specialist heeft gewerkt; een hernieuwde erkenning als specialist vindt plaats bij iemand die in het verleden reeds als specialist erkend is geweest, maar in de periode voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot erkenning niet als specialist heeft gewerkt en ook geen relevante scholing heeft gevolgd (de zogenaamde herintreders). In de toelichting wordt over vier verschillende vormen van opleiding of ervaring gesproken: 1) scholing, bestaand uit een pakket opleidingsactiviteiten dat erop gericht is iemand weer te brengen op het niveau dat oorspronkelijk vereist was voor de erkenning als specialist; 2) werkervaring; 3) deskundigheidsbevordering; en 4) werken onder supervisie. De Raad mist in de toelichting een duidelijke uiteenzetting omtrent de vraag welke van deze vier vormen van opleiding of ervaring, al dan niet cumulatief, voor welke categorieën van erkenning (mogen) worden vereist. De gebezigde (nieuwe) termen "aansluitende hernieuwde erkenning", "hernieuwde erkenning", "scholingsvoorwaarden", "scholing", "werkzaam zijn" en "deskundigheidsbevorderende activiteiten", bieden in hun onderlinge samenhang onvoldoende duidelijkheid. Duidelijkheid omtrent het bovenstaande is volgens de Raad wenselijk teneinde de doelstelling van het wetsvoorstel te bereiken. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus inzake sociale zekerheid; 's-Gravenhage, 9 juli 2002 (Trb. 2002, 138), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus inzake sociale zekerheid; 's-Gravenhage, 9 juli 2002 (Trb. 2002, 138), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 4 april 2003, no.03.001483, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, drs. M. Rutte, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus inzake sociale zekerheid; 's-Gravenhage, 9 juli 2002 (Trb. 2002, 138), met toelichtende nota. Het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus inzake sociale zekerheid; s-Gravenhage, 9 juli 2002 (Trb.2002, 138) (hierna: het Verdrag) bevat onder meer handhavingsafspraken waardoor verificatie en controle mogelijk zijn van gegevens die nodig zijn bij de uitvoering van socialeverzekeringswetten. Deze afspraken zijn in het licht van de Wet beperking export uitkeringen noodzakelijk, omdat alleen export van uitkeringen kan plaatsvinden als de rechtmatigheid ervan kan worden gecontroleerd. Volgens de toelichtende nota is met het oog op de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie in het Verdrag zoveel mogelijk aangeknoopt bij de Europese regeling inzake sociale zekerheid, zoals vastgelegd in Verordening 1408/71(zie noot 1) en Verordening 574/72.(zie noot 2) De Raad van State onderschrijft de strekking van het Verdrag, maar plaatst opmerkingen bij de verhouding tot de Europese regeling, bij het opnemen van de werkloosheidsuitkering in het Verdrag en bij het overgangsrecht. 1. Op 1 mei 2004 zal Cyprus toetreden tot de Europese Unie, waardoor Verordening 1408/71 rechtstreeks zal werken. Het Verdrag bevat bepalingen die aan deze verordening zijn ontleend. Artikel 8 van het Verdrag stemt evenwel niet overeen met artikel 14, eerste lid, onder a, van Verordening 1408/71. Volgens het Verdrag is de wetgeving van de verdragspartij waar de gedetacheerde werknemer oorspronkelijk zijn werkzaamheden verrichtte van toepassing indien de werkzame periode op het grondgebied van de andere verdragspartij niet meer dat 24 maanden bedraagt. Volgens artikel 14, eerste lid, onder a, van Verordening 1408/71 is de wetgeving van de eerstgenoemde verdragspartij alleen van toepassing als de periode niet meer dan 12 maanden betreft. Weliswaar voorziet die bepaling onder b in de mogelijkheid van verlenging van die periode met ten hoogste 12 maanden, doch alleen in het geval van onvoorziene omstandigheden en mits de bevoegde autoriteit van het gastland daarvoor toestemming heeft verleend die vóór het einde van het eerste tijdvak van 12 maanden moet zijn aangevraagd. Deze beperkende voorwaarden zijn in artikel 8 van het Verdrag niet terug te vinden. De Raad beveelt aan in de toelichting in te gaan op de vraag of artikel 8 van het Verdrag te zijner tijd voldoende zal aansluiten bij het stelsel van artikel 8 juncto artikel 14, eerste lid, onder a, van Verordening 1408/71. Daarnaast acht het college de schorsingsbepaling van artikel 31, onder b, van het Verdrag strijdig met Verordening 1408/71. Op grond van artikel 31, onder b, van het Verdrag is het bevoegde Nederlandse uitkeringsorgaan gerechtigd om uitkeringen te schorsen, te weigeren of in te trekken, indien het sociale zekerheidsorgaan of een andere betrokken autoriteit van de desbetreffende verdragspartij niet binnen een termijn van drie maanden de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt. Deze bepaling staat op gespannen voet met artikel 10, eerste lid, van Verordening 1408/71. Dit artikel stelt dat de uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of de uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, de renten bij arbeidsongevallen of beroepsziekten en de uitkeringen bij overlijden, verkregen op grond van een wettelijke regeling van één of meer lidstaten, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van een andere lidstaat woont dan die, op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt dat deze uitkering verschuldigd is. Artikel 10bis laat daarop slechts uitzondering toe voor bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties. Tevens vloeit uit genoemde schorsingsbepaling de mogelijkheid voort dat een uitkering wordt geschorst, geweigerd of ingetrokken op grond van omstandigheden die buiten de gerechtigde om tot stand zijn gekomen. Een soortgelijke bepaling is in de interne Nederlandse wetgeving op het gebied van de desbetreffende uitkeringen niet voor handen. In artikel 3, eerste lid, van Verordening 1408/71 is het beginsel van gelijkstelling van nationaliteit verwoord. Dit betekent dat degenen die onder de werkingssfeer van de verordening vallen volgens de eigen nationale wetgeving niet slechter mogen worden behandeld dan de eigen onderdanen van die lidstaten. Aangezien de bepaling in het Verdrag een belemmering opwerpt voor het verkrijgen van Nederlandse uitkeringen in het buitenland is er sprake van ongelijke behandeling. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de verhouding tussen het Verdrag en Verordening 1408/71, waarbij speciaal aandacht geschonken dient te worden aan de gesignaleerde strijdigheden welke zullen optreden op het moment dat Cyprus toetreedt tot de Europese Unie. 2. De materiële werkingssfeer van het Verdrag bevat mede werkloosheidsuitkeringen (artikel 2, eerste lid, onder a, nummer iii). De bepaling in het tweede lid van artikel 5 leidt ertoe dat de beperking van export van werkloosheidsuitkeringen van een verdragspartij op grond van het feit dat een rechthebbende buiten het grondgebied van die verdragspartij verblijft, in stand blijft. Het Verdrag heft dus niet het exportverbod van de Werkloosheidswet (WW) op. Volgens de toelichtende nota is de werkloosheidsuitkering opgenomen in het Verdrag teneinde te bewerkstellingen dat, bijvoorbeeld in geval van detachering, een werknemer die onder de verzekering van de zendstaat blijft vallen voor alle sociale verzekeringen verzekerd blijft.(zie noot 3) Op grond van artikel 8 van het Verdrag geldt evenwel reeds dat de gedetacheerde werknemer voor een periode van niet langer dan 24 maanden verzekerd is voor werkloosheid als ware hij werknemer op het grondgebied van het land vanuit waar hij gezonden is. Gelet op het voorgaande adviseert het college in de toelichting in te gaan op de reikwijdte van het tweede lid van artikel 5 van het Verdrag in relatie tot artikel 8. 3. Artikel 41 van het Verdrag regelt het overgangsrecht. Volgens het eerste lid van dit artikel kunnen aan dit Verdrag geen rechten worden ontleend voor aanspraak op betaling van een uitkering voor een tijdvak voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan. Het Verdrag wordt sinds 1 september 2002 voorlopig toegepast. Uit het eerste lid van artikel 41 vloeit voort dat de rechthebbenden geen aanspraak laten gelden op bijvoorbeeld de ten onrechte niet uitgekeerde uitkering over één of meer tijdvakken tijdens de voorlopige toepassing van dit Verdrag. Uit een oogpunt van rechtszekerheid acht de Raad het wenselijk dat in de toelichtende nota wordt ingegaan op de gevolgen van toepassing van artikel 41, eerste lid, op rechten die zijn ontstaan in de periode van voorlopige toepassing van het Verdrag. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay, met administratief akkoord; Montevideo, 11 oktober 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay, met administratief akkoord; Montevideo, 11 oktober 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de conversie van het dagloon voor zogenoemde herlevers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de conversie van het dagloon voor zogenoemde herlevers.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2017, no.2017001222, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de conversie van het dagloon voor zogenoemde herlevers, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2014, no.2014000997, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet met het oog op de aanwijzing van luchtvaartterreinen waarvan gebruikt dient te worden gemaakt voor de landing van vluchten die een sterk verhoogd risico vormen om te worden gebruikt voor drugssmokkel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet met het oog op de aanwijzing van luchtvaartterreinen waarvan gebruikt dient te worden gemaakt voor de landing van vluchten die een sterk verhoogd risico vormen om te worden gebruikt voor drugssmokkel.Bij Kabinetsmissive van 12 augustus 2016, no.2016001336, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Luchtvaartwet met het oog op de aanwijzing van luchtvaartterreinen waarvan gebruikt dient te worden gemaakt voor de landing van vluchten die een sterk verhoogd risico vormen om te worden gebruikt voor drugssmokkel, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk als gevolg van de spaarrenterichtlijn, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk als gevolg van de spaarrenterichtlijn, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder kosten in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding (Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder kosten in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding (Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2015, no.2015000182, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder kosten in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding (Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van regels over de rechtspositie van de vrijwillige ambtenaren van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit rechtspositie vrijwillige brandweerambtenaren BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van regels over de rechtspositie van de vrijwillige ambtenaren van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit rechtspositie vrijwillige brandweerambtenaren BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.001988, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van regels over de rechtspositie van de vrijwillige ambtenaren van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit rechtspositie vrijwillige brandweerambtenaren BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2013), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2013), met memorie van toelichting. Bij Kabinetsmissive van 14 maart 2013, no.13.000486, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2013), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de binnenvaart; Wenen, 6 september 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de binnenvaart; Wenen, 6 september 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake amendementen van het lid Aptroot op het voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Kamerstukken II 2007/08, 30 661, nrs. 9 en 10).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake amendementen van het lid Aptroot op het voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Kamerstukken II 2007/08, 30 661, nrs. 9 en 10).Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2008, no.08.002186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake amendementen van het lid Aptroot op het voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Kamerstukken II 2007/08, 30 661, nrs. 9 en 10).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met de vervanging van fictief arbeidsverleden door feitelijk arbeidsverleden en de beperking van het verzorgingsforfait (Wet feitelijk arbeidsverleden WW).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met de vervanging van fictief arbeidsverleden door feitelijk arbeidsverleden en de beperking van het verzorgingsforfait (Wet feitelijk arbeidsverleden WW).Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2003, no.03.001978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met de vervanging van fictief arbeidsverleden door feitelijk arbeidsverleden en de beperking van het verzorgingsforfait (Wet feitelijk arbeidsverleden WW). De maximale duur van de loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) wordt in de huidige situatie grotendeels afgeleid uit de leeftijd van de werknemer. Het feitelijk arbeidsverleden van de werknemer speelt uitsluitend een rol voorzover het de laatste vijf kalenderjaren betreft; voor het overige wordt uitgegaan van het "fictieve arbeidsverleden": de periode tussen de achttiende verjaardag en de dag vijf jaar voor het ingaan van de werkloosheid. Het leeftijdscriterium, als benadering van de verzekeringsduur, is destijds uit praktische overwegingen gekozen. Nu dit intussen technisch mogelijk is, voorziet het wetsvoorstel in een geleidelijke uitbreiding van het feitelijk arbeidsverleden. De voorgestelde systematiek krijgt gestalte vanaf 1998. Dit betekent dat de periode waarover het feitelijk arbeidsverleden wordt berekend geleidelijk wordt uitgebreid. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal derhalve bij werkloosheid in het jaar 2004 het feitelijk arbeidsverleden berekend worden over zes jaar, in 2005 over zeven jaar enzovoort. Uiteindelijk leidt dit tot een opbouw van een feitelijk arbeidsverleden over 40 jaar. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel om een directere relatie te leggen tussen uitkeringsduur en verzekeringsduur, waardoor de verzekeringsgedachte van de WW wordt versterkt, maar maakt daarbij enkele kanttekeningen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Aspecten van uitvoering Uit de commentaren naar aanleiding van het wetsvoorstel van het voormalige Landelijk instituut sociale verzekeringen en het voormalige College van toezicht sociale verzekeringen blijkt dat het wetsvoorstel zoals het thans voorligt uitvoerbaar is. In de memorie van toelichting wordt terecht gesteld dat uitbreiding van feitelijk arbeidsverleden gekoppeld dient te zijn aan een goede registratie van dienstverbanden in de verzekerdenadministratie (VZA). Op grond van de huidige regeling wordt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) aan werknemers jaarlijks een statusoverzicht verstrekt, waarop het geregistreerde arbeidsverleden is aangegeven. Dit statusoverzicht ontbeert een juridische status omdat het geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en bevat bovendien niet alle gegevens die relevant zijn voor de opbouw van arbeidsverleden. Met het oog hierop wordt in het wetsvoorstel een arbeidsverledenbeschikking geïntroduceerd. Met deze beschikking wordt per periode van vijf jaar het arbeidsverleden van de werknemer vastgesteld. De Raad wijst er in dit verband op dat er met het wetsvoorstel een grotere verantwoordelijkheid gelegd wordt bij de werknemer met betrekking tot het bewaren en verifiëren van gegevens omtrent het arbeidsverleden. Zo laat het rapport van het UWV zien dat de registratie van het arbeidsverleden in de VZA over de periode van 1998 tot en met 2002 onvolkomenheden vertoont.(zie noot 1) Deze onvolkomenheden kunnen niet gerepareerd worden zonder hulp van de betrokken werknemer. Reparatie zal dan ook dienen te geschieden door middel van het indienen van bezwaar tegen de uit te reiken arbeidsverledenbeschikkingen over de bewuste periode. Het verdient aanbeveling in de toelichting in te gaan op de vraag op welke wijze werknemers zullen worden geïnformeerd omtrent hun rechtspositie en de noodzaak documenten inzake hun arbeidsverleden beschikbaar te houden. In de toelichting wordt voorts melding gemaakt van de invoering van de polisadministratie, die is voorzien in het wetsvoorstel administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten dat bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend.(zie noot 2) Met dat voorstel komt een samenwerking op gang tussen de Belastingdienst en het UWV. De Raad adviseert toe te lichten wat de consequenties van die plannen zullen zijn voor het onderhavige wetsvoorstel. 2. Toetsing aan Verordening 1408/71 Het voorgestelde artikel 17b, tweede lid, WW houdt een wijziging in van het criterium op basis waarvan wordt vastgesteld of door een persoon voldaan is aan het verzorgingsforfait. Het verzorgingsforfait betreft de bijtelling bij het feitelijk arbeidsverleden van kalenderjaren waarin men niet heeft gewerkt in verband met de verzorging van kinderen. Het criterium of een persoon een tot zijn huishouden behorend kind verzorgt wordt gewijzigd in de vraag of een persoon recht heeft op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De strekking van het derde lid van artikel 17b blijft ongewijzigd. Op grond van het derde lid onder b van artikel 17b worden perioden waarin de verzorging van het kind uitsluitend of vrijwel uitsluitend buiten Nederland plaatsvindt, niet meegerekend. De toelichting bij het wetsvoorstel wijst er terecht op dat met de verzorging van kinderen wel rekening gehouden dient te worden voorzover deze verricht is op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie.(zie noot 3) Deze opmerking kan in verband gebracht worden met artikel 9bis van de Europese Verordening 1408/71, op grond waarvan tijdvakken waarin kinderen in een andere lidstaat zijn opgevoed op dezelfde voet moeten worden meegeteld.(zie noot 4) Ouders die kinderen buiten Nederland verzorgd hebben, hebben ingevolge artikel 6 AKW geen recht op kinderbijslag ingevolge de AKW. Op basis van het voorgestelde artikel 17b, tweede lid, wordt dit echter het criterium om in aanmerking te komen voor een uitkering indien er kinderen verzorgd zijn. Daarmee wordt de werking van het vorengenoemde artikel 9bis van Verordening 1408/71 feitelijk onmogelijk gemaakt. De Raad adviseert in de toelichting te vermelden op welke wijze dit probleem zal worden opgelost en zo nodig de tekst aan te passen. 3. Beperking van het verzorgingsforfait. Het wetsvoorstel behelst tevens een wijziging van het verzorgingsforfait. Door de voorgestelde wijziging tellen de jaren waarin is gezorgd voor een jongste kind tussen vijf en twaalf jaar niet langer mee bij de bepaling van het feitelijk arbeidsverleden. De Raad vraagt aandacht voor de ouders/verzorgers die vóór de inwerkingtreding van het wetsvoorstel reeds voor een kind tussen vijf en twaalf jaar hebben gezorgd. Voor een (klein) aantal van hen kan de maatregel tot gevolg hebben dat bij werkloosheid niet wordt voldaan aan de arbeidsverledeneis van vier gewerkte jaren in de afgelopen vijf jaar, terwijl dat wel het geval zou zijn geweest onder het huidige regime. Aangezien betrokkenen er gedurende de periode van verzorging van hun kind van uit mochten gaan dat zij in verband met het verzorgingsforfait feitelijk arbeidsverleden opbouwden, dient naar het oordeel van de Raad voor deze gevallen te worden voorzien in een overgangsregeling. De Raad adviseert het wetsvoorstel in die zin aan te vullen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N470-West vanaf de rotonde Delfgauw (km 5.940) in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, tot de aansluiting op de N470-Zuid (km 10.150) in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, alsmede de aanleg van de rotondes Europalaan en Keizershof, de regionale fietsroute B2 tussen de Zuideindseweg en de Overgauwseweg en de reconstructie van de rotonde Delfgauw en de Groene Kade, met bijkomende werken, in de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N470-West vanaf de rotonde Delfgauw (km 5.940) in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, tot de aansluiting op de N470-Zuid (km 10.150) in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, alsmede de aanleg van de rotondes Europalaan en Keizershof, de regionale fietsroute B2 tussen de Zuideindseweg en de Overgauwseweg en de reconstructie van de rotonde Delfgauw en de Groene Kade, met bijkomende werken, in de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met een verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en een aanpassing van de wijze van indexeren van deze vergoeding alsmede aanpassing van de indexeringsregeling in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met een verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en een aanpassing van de wijze van indexeren van deze vergoeding alsmede aanpassing van de indexeringsregeling in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2011, no.11.002338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met een verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en een aanpassing van de wijze van indexeren van deze vergoeding alsmede aanpassing van de indexeringsregeling in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Binnenvaartbesluit, houdende de afschaffing van de beperkte geldigheidsduur van het klein vaarbewijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Binnenvaartbesluit, houdende de afschaffing van de beperkte geldigheidsduur van het klein vaarbewijs.Bij Kabinetsmissive van 10 april 2014, no.2014000720, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Binnenvaartbesluit, houdende de afschaffing van de beperkte geldigheidsduur van het klein vaarbewijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (aanpassing definities van direct en indirect onderscheid aan richtlijnterminologie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (aanpassing definities van direct en indirect onderscheid aan richtlijnterminologie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2008, no.08.002159, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (aanpassing definities van direct en indirect onderscheid aan richtlijnterminologie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Verzamelwet kinderopvang 2013), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Verzamelwet kinderopvang 2013), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2012, no.12.002438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Verzamelwet kinderopvang 2013), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming Antarctica in verband met het uitbreiden van de vergunningplicht, het verruimen van de toegang tot speciaal beschermde gebieden en verduidelijken van de positie van internationale waarnemers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming Antarctica in verband met het uitbreiden van de vergunningplicht, het verruimen van de toegang tot speciaal beschermde gebieden en verduidelijken van de positie van internationale waarnemers.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2018, no.2018000009, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming Antarctica in verband met het uitbreiden van de vergunningplicht, het verruimen van de toegang tot speciaal beschermde gebieden en verduidelijken van de positie van internationale waarnemers, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet in verband met de invoering van een verbod op zelfbediening bij verkoop van UAD-geneesmiddelen en met de noodzaak enige technische verbeteringen aan te brengen in die wet, alsmede houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de registratie in het BIG-register van verpleegkundigen die bevoegd zijn UR-geneesmiddelen voor te schrijven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet in verband met de invoering van een verbod op zelfbediening bij verkoop van UAD-geneesmiddelen en met de noodzaak enige technische verbeteringen aan te brengen in die wet, alsmede houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de registratie in het BIG-register van verpleegkundigen die bevoegd zijn UR-geneesmiddelen voor te schrijven, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2009, no.09.001892, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet in verband met de invoering van een verbod op zelfbediening bij verkoop van UAD-geneesmiddelen en met de noodzaak enige technische verbeteringen aan te brengen in die wet, alsmede houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de registratie in het BIG-register van verpleegkundigen die bevoegd zijn UR-geneesmiddelen voor te schrijven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse uitvoeringsbesluiten voor het voortgezet onderwijs in verband met onder meer deeleindexamens vmbo.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse uitvoeringsbesluiten voor het voortgezet onderwijs in verband met onder meer deeleindexamens vmbo.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2017, no.2017000841, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse uitvoeringsbesluiten voor het voortgezet onderwijs in verband met onder meer deeleindexamens vmbo, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (Wet algemeen pensioenfonds).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (Wet algemeen pensioenfonds).Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2014, no.2014002006, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (Wet algemeen pensioenfonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (elfde tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (elfde tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 oktober 2015, no.2015001811, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (elfde tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende een verbod op bepaalde medische verrichtingen met gebruikmaking van levende dierlijke bestanddelen (Besluit verbod medische verrichtingen met dierlijke bestanddelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende een verbod op bepaalde medische verrichtingen met gebruikmaking van levende dierlijke bestanddelen (Besluit verbod medische verrichtingen met dierlijke bestanddelen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van de gemeenten waaraan door het Rijk investeringsbudget kan worden verstrekt en regels ter berekening van de uit 's Rijks kas te verstrekken budgetten voor stedelijke vernieuwing (Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van de gemeenten waaraan door het Rijk investeringsbudget kan worden verstrekt en regels ter berekening van de uit 's Rijks kas te verstrekken budgetten voor stedelijke vernieuwing (Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende een wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten ruimere mogelijkheden te geven om mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering onbeloonde additionele werkzaamheden te laten verrichten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende een wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten ruimere mogelijkheden te geven om mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering onbeloonde additionele werkzaamheden te laten verrichten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 april 2006, no.06.001342, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende een wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten ruimere mogelijkheden te geven om mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering onbeloonde additionele werkzaamheden te laten verrichten, met memorie van toelichting. De Raad van State onderschrijft het belang van passende aandacht voor de positie en de mogelijkheden van bijstandgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het wetsvoorstel geeft hem echter aanleiding tot een aantal opmerkingen, met name met betrekking tot de doeltreffendheid van dit voorstel. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Aanleiding en doel van het voorstel Blijkens de memorie van toelichting vindt het voorstel zijn aanleiding in het advies 'Omdat iedereen nodig is' van de Raad voor werk en inkomen (RWI) van 19 april 2005. De RWI laat in dit advies(zie noot 1) onder meer blijken dat hij, met de regering, van mening is dat de inzet van reïntegratie-instrumenten in hoofdzaak gericht moet zijn op het verkleinen van de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt en waar mogelijk tot het daadwerkelijk vinden en duurzaam behouden van een reguliere baan. Tegelijk signaleert hij echter een spanning tussen wat wenselijk is en wat kan worden bereikt, omdat voor een deel van de bijstandpopulatie het vinden van een baan op de reguliere arbeidsmarkt een bijna onbereikbaar ideaal is. Het betreft volgens de RWI mensen die om in de persoon gelegen factoren geen reguliere plek op de arbeidsmarkt kunnen verwerven, omdat zij het zonder blijvende ondersteuning niet redden. Voor hen bieden ook vormen van tijdelijke gesubsidieerde arbeid, waarbij het de doelstelling is om uiteindelijk regulier uit te stromen, onvoldoende soelaas. Het RWI-advies groepeert, in reactie op de aanvraag tot het advies, de verschillende reïntegratie-instrumenten op een ladder. De tweede trede op deze ladder betreft sociale activering. Doel daarvan is maatschappelijke participatie, ter beperking van sociale isolatie (als er geen vervolgtraject mogelijk is) dan wel doorstroom naar de derde trede, die van de arbeidsactivering. Tot de in te zetten instrumenten op de trede van sociale activering behoren onder meer vormen van permanente gesubsidieerde arbeid (zoals de zogenoemde vangnetbanen). Voor de trede van de arbeidsactivering betreft het onder meer tijdelijke gesubsidieerde arbeid, met uitstroom als einddoel. De personen op de trede van de sociale activering bevinden zich één trede hoger dan zij die in aanmerking komen voor de voorzieningen van de Wet sociale werkvoorziening (WSW). De trede van de sociale activering kan de situatie zijn waarin betrokkenen zich gedurende zeer lange tijd, en sommigen wellicht permanent, zullen bevinden, maar zij kan op enig moment ook de opstap blijken naar de volgende trede, die van de arbeidsactivering. De RWI stelt voor om het binnen de systematiek van de Wet werk en bijstand (WWB) mogelijk te maken dat gemeenten voor de hiervoor bedoelde - volgens strikte criteria te selecteren - personen(zie noot 2) vormen inzetten van 'beschutte arbeid', onder de noemer participatiebanen: "vormen van (additionele) arbeid waarbij de uitkeringsmiddelen kunnen worden verloond". De RWI noemt daarvoor twee mogelijke varianten: - de deelnemer blijft bijstandgerechtigde, maar levert daartegenover een tegenprestatie gedurende enkele dagen (bijvoorbeeld maximaal drie) per week; - de uitkering wordt ingezet als loon. In een formele arbeidsrelatie ontvangt betrokkene tenminste het minimumloon, en meer dan de voorheen ontvangen uitkering. Het voorstel in het RWI-advies beoogt gemeenten de mogelijkheid te bieden om vanuit hun zorgplicht mensen te betrekken bij de samenleving. De RWI ziet de participatiebanen als semi-permanent: zij worden vervuld zonder uit te sluiten dat de deelnemers zich als gevolg van de opgedane ervaring en de vergrote zelfredzaamheid verder ontwikkelen. Is dat laatste het geval, dan zal moeten worden bezien of reïntegratieactiviteiten kunnen worden gestart, gericht op verdere doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Terugval in de uitkering moet echter worden voorkomen, aldus het advies. De RWI vraagt ook aandacht voor de financiering van de participatiebanen. Hij acht het ongewenst dat het inzetten van uitkeringsmiddelen voor loonbetaling ten behoeve van de bijzondere categorie bijstandgerechtigden als hier bedoeld ertoe zou leiden dat de bijstandgerechtigden die vormen van beschutte arbeid verrichten, op termijn niet meer zouden meetellen bij de vaststelling van het landelijk en gemeentelijk budget voor bijstand en reïntegratie. Het kabinet heeft in zijn reactie op het RWI-advies enige afstand genomen van de visie van de RWI dat reïntegratie naar reguliere arbeid niet het enige oogmerk kan zijn van participatiebanen. Het meent dat uitgangspunt van de inzet van arbeidsmarktinstrumenten - anders dan de WSW - moet zijn dat ze de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt verkleinen, tijdelijk van aard zijn en maximaal perspectief blijven bieden op regulier werk.(zie noot 3) Het onderhavige voorstel is in lijn met deze zienswijze. In paragraaf 6 van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat niemand mag worden afgeschreven en dat er altijd een kans bestaat dat betrokkene (ook al is het na een lange periode) weer naar de arbeidsmarkt kan worden geleid. De terugkeerbanen worden daar aangemerkt als een reïntegratie-instrument, omdat het doel is betrokkene dichter bij de arbeidsmarkt te krijgen. Ten aanzien van de door de RWI genoemde variant van het inzetten van de uitkering als loon(kosten)subsidie wordt in paragraaf 2 van de toelichting uiteengezet dat deze figuur regeling zou vragen in een aparte wet, die erin zou moeten voorzien dat aan zo'n participatiebaan in de vorm van een arbeidsovereenkomst bepaalde consequenties niet zijn verbonden die normaal wel aan een dienstbetrekking zijn verbonden. De regering wijst deze variant als te ingewikkeld van de hand. Zij kiest er daarmee voor alleen juridisch vorm te geven aan de andere variant uit het RWI-advies, werken met behoud van uitkering (terugkeerbaan genoemd). Hierna, onder 2., zal de Raad ten aanzien van de figuur van de terugkeerbaan ingaan op de vraag naar de noodzaak om voor deze figuur een aparte wettelijke regeling te scheppen, zoals nu voorgesteld. De zienswijze dat uitgangspunt van de inzet van reïntegratie-instrumenten ten behoeve van personen op de trede van de sociale activering moet zijn dat deze instrumenten de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen, betekent dat de inzet van deze instrumenten tijdelijk van aard zal moeten zijn. In paragraaf 6 van de toelichting wordt het standpunt ingenomen dat een periode van twee jaar lang genoeg is om werkervaring/werkritme of sociale vaardigheden op te doen en dat gemeenten in die periode voldoende tijd hebben om een goede diagnose te stellen van de problemen die ten grondslag liggen aan de afstand tot de arbeidsmarkt. De Raad onderschrijft het belang van het genoemde uitgangspunt als vertrek- en oriëntatiepunt. Tegelijk dwingt de werkelijkheid ertoe te erkennen dat er, zoals het RWI-advies uiteenzet, een categorie bijstandgerechtigden is die, alle reïntegratie-inspanningen ten spijt, zich zo niet permanent, dan wel in ieder geval zeer langdurig zal bevinden op de trede van de sociale activering. Het RWI-advies noemt in deze geen aantallen; het lijkt echter niet onaannemelijk dat het zal gaan om tenminste enkele tienduizenden uitkeringsgerechtigden. Dit onderstreept het belang van passende instrumenten voor de sociale activering ook van deze uitkeringsgerechtigden, teneinde (het risico van) sociale isolatie zo veel mogelijk tegen te gaan. Het feit dat, achteraf bezien, de inzet van voorzieningen ten behoeve van sociale activering in bepaalde gevallen een tussendoel kan blijken te hebben gediend, omdat betrokkenen uiteindelijk zijn doorgestroomd naar de arbeidsmarkt, doet hier niet aan af. De Raad merkt op dat het wetsvoorstel in zoverre langs het RWI-advies heen gaat, dat het uitgangspunt van verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt leidt tot de keuze voor een horizon van twee jaar voor de terugkeerbanen als nu geregeld in het wetsvoorstel. Mocht de betrokken uitkeringsgerechtigde in deze periode niet zijn doorgestroomd naar de derde trede, dan zou de participatiebaan eindigen. Zou er dan geen vervolg zijn, dan zou betrokkene terugvallen in de uitkering. Het RWI-advies acht zo'n afloop ongewenst en gaat dan ook niet op voorhand uit van een horizon die voor een niet gering aantal personen in de betrokken doelgroep, gezien de kenmerken ervan, te krap kan blijken te zijn. In dit verband is van belang dat in paragraaf 6 van de toelichting het voornemen wordt aangekondigd om twee jaar na de invoering van de thans voorgestelde wet te bekijken of het in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt moet worden om af te wijken van de maximale duur van twee jaar. Voorts merkt de Raad op dat het afwijzen in de toelichting bij het onderhavige voorstel van de variant van de loon(kosten)subsidie een beperking betekent van het arsenaal aan wettelijke instrumenten voor de betrokken doelgroep, terwijl het, blijkens het RWI-advies, wenselijk kan zijn dat voor deze doelgroep, gezien haar kenmerken, ook het instrument van de loon(kosten)subsidie als wettelijk geregeld instrument beschikbaar is. Weliswaar lijkt het feit dat de variant van de loon(kosten)subsidie niet eveneens in het onderhavige wetsvoorstel is geregeld, er als zodanig niet aan in de weg te staan dat de gemeenten ook dit instrument inzetten bij het uitvoeren van hun reïntegratiebeleid. Maar een wettelijke regeling, en meer in het bijzonder ook de door de RWI bepleite regeling van de consequenties voor het financiële verdeelmodel, zouden de mogelijkheden van dit instrument wel kunnen verruimen. Gezien het voorgaande, adviseert de Raad in de toelichting ten aanzien van het punt van de duur van twee jaar te motiveren waarom de regering het verantwoord acht dat pas over twee jaar zal worden bezien of er reden is voor afwijking van deze maximale duur en waarom de ervaringen waarop het RWI-advies is gebaseerd, onvoldoende worden geacht om nu al op dit punt, onder te stellen voorwaarden, ruimte te bieden. De nu gekozen weg betekent immers dat een eventuele aanpassing nog geruime tijd zal uitblijven. In het verlengde daarvan ware, nu (vooralsnog) wordt uitgegaan van een horizon van twee jaar, in te gaan op het effect van de begrenzing van de voorgestelde voorziening tot twee jaar voor hen die na deze periode (nog) niet toe zijn aan de volgende stap op de ladder en op de in die situatie aangewezen maatregelen/instrumenten. Voorts ware nader te motiveren waarom aan de in de toelichting genoemde technische bezwaren tegen een wettelijke regeling ten behoeve van de variant van de loon(kosten)subsidie een zwaarder gewicht is toegekend dan aan het belang dat de wetgever ook ten aanzien van dit instrument de gemeenten faciliteert. Zo nodig ware het voorstel op beide punten aan te passen. 2. Nut en toereikendheid van het voorstel; de positie van de gemeenten Blijkens de toelichting is het doel van de voorgestelde wijziging van de WWB, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) het verruimen van de mogelijkheden voor de gemeenten om een deel van hun doelgroep uitkeringsgerechtigden te bedienen door meer wettelijke zekerheid te creëren dat deze uitkeringsgerechtigden gedurende een langere periode werkzaamheden kunnen verrichten met behoud van uitkering.(zie noot 4) Zoals in paragraaf 4 van de toelichting ook wordt erkend, biedt de WWB al mogelijkheden voor de gemeenten om het instrument werken met behoud van uitkering in te zetten in het kader van reïntegratie(zie noot 5). Nu de regering, anders dan de RWI, als uitgangspunt (ook) voor het onderhavige voorstel neemt dat de terugkeerbaan een stap is op de weg naar de reguliere arbeidsmarkt, kan deze terugkeerbaan beschouwd worden als een op arbeidsinschakeling gerichte voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de WWB, alsmede van artikel 34, eerste lid, onder a, van de IOAW en artikel 34, eerste lid, onder a, van de IOAZ. Op grond van artikel 8, eerste lid, en artikel 9, eerste lid, van de WWB kan de gemeente ook nu al een voorziening als de terugkeerbaan aanbieden. Hetzelfde geldt voor de IOAW en de IOAZ. De nu voorgestelde artikelen 10a van de WWB en 38 van de IOAW en IOAZ bieden de gemeenten niet een verruiming van de thans al bestaande mogelijkheden/instrumenten. Daarentegen verbinden zij wel voorwaarden aan het aanbieden van een voorziening in de vorm van een terugkeerbaan. Voor zover wordt beoogd met deze voorwaarden zeker te stellen dat bij het verrichten van werkzaamheden in het kader van een terugkeerbaan geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, merkt de Raad op dat het wetsvoorstel niet een wijziging brengt van de criteria op grond waarvan bepaalde werkzaamheden al dan niet moeten worden aangemerkt als een dienstbetrekking. Er worden slechts voorwaarden aan de terugkeerbaan verbonden waardoor het, volgens de toelichting, minder waarschijnlijk wordt geacht dat de rechter zal komen tot de kwalificatie arbeidsovereenkomst. Echter, de gemeenten kunnen deze voorwaarden ook nu al zelf hanteren, zodat in zoverre geen aanvulling van de wet nodig is. Mocht een gemeente dat in een bepaald geval onvoldoende hebben gedaan, zodat de rechter zou oordelen dat de bewuste werkzaamheden moeten worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, dan is het aan deze gemeente om naar aanleiding daarvan maatregelen te nemen. Een en ander is de consequentie van de in de WWB verankerde eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten. Door het verbinden van voorwaarden aan een bevoegdheid zoals de WWB die aan de gemeenten geeft, staat het onderhavige voorstel op gespannen voet met de decentralisatiegedachte die ten grondslag ligt aan de WWB (zie noot 6). Indien wordt beoogd op het niveau van de nationale wetgever op voorhand zeker te stellen dat de terugkeerbaan niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, dan zou kunnen worden overgegaan tot, én volstaan worden met, het daartoe opnemen van een expliciete bepaling in de wet. Naast de voorwaarden die betrekking hebben op het voorkomen dat de terugkeerbaan zou moeten worden aangemerkt als een dienstbetrekking, bevat het voorstel ook voorschriften voor prijsstelling ter voorkoming van nadelige beïnvloeding van concurrentieverhoudingen. De Raad wijst erop dat de gemeenten dit punt ook nu al in acht moeten nemen, als een randvoorwaarde bij het uitvoeren van hun reïntegratiebeleid. Ook hier geldt dat zij daarvoor verantwoordelijk zijn te houden. Daarom ziet hij geen reden waarom ten aanzien van terugkeerbanen zou moeten worden overgegaan tot een specifieke bepaling. De Raad adviseert om het voorstel in het licht van het voorgaande te heroverwegen. 3. Overleg met de VNG Naar het oordeel van de Raad komt een voorstel als het onderhavige in aanmerking om, als voornemen, te worden voorgelegd aan de VNG. De Raad wijst in deze op de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. De toelichting geeft geen inzicht in de reactie van de VNG. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 4. Gedifferentieerde inwerkingtreding Artikel V schept de bevoegdheid om de wet in werking te doen treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In de toelichting wordt opgemerkt dat wordt gestreefd naar een inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel op 1 januari 2007. Gelet op dit streven, en met name gezien de samenhang van de materie die onderwerp is van het voorstel, is het de Raad niet duidelijk welke reden ten grondslag ligt aan het voorstel tot de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding. De Raad adviseert het voorstel op dit punt toe te lichten, dan wel deze mogelijkheid te laten vervallen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2004/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 tot wijziging van Richtlijn 92/24/EEG van de Raad betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen (hierna: richtlijn 2004/11/EG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2004/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 tot wijziging van Richtlijn 92/24/EEG van de Raad betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen (hierna: richtlijn 2004/11/EG), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N293-Oosttangent Roermond Noord tussen km 0.000 en km 1.402 met vrijliggend fietsnetwerk en gedeeltelijke verlegging van de Heidebaan, met bijkomende werken, in de gemeente Roermond.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N293-Oosttangent Roermond Noord tussen km 0.000 en km 1.402 met vrijliggend fietsnetwerk en gedeeltelijke verlegging van de Heidebaan, met bijkomende werken, in de gemeente Roermond.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 16 december 2005, no.RWSCD BJV 2005/6333, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N293-Oosttangent Roermond Noord tussen km 0.000 en km 1.402 met vrijliggend fietsnetwerk en gedeeltelijke verlegging van de Heidebaan, met bijkomende werken, in de gemeente Roermond.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (aanpassing woningwaarderingsstelsel in verband met de introductie van de waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (aanpassing woningwaarderingsstelsel in verband met de introductie van de waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 januari 2015, no.2015000057, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (aanpassing woningwaarderingsstelsel in verband met de introductie van de waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT) (1996); Genève, 20 december 1996 (Trb. 1997, 318) en het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) (1

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT) (1996); Genève, 20 december 1996 (Trb. 1997, 318) en het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) (1
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 mei 2013, no.13.000953, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie van een inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties, de uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting en wijziging van enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting (Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie van een inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties, de uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting en wijziging van enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting (Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2017, no.2017001329, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie van een inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties, de uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting en wijziging van enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting (Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2018, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2018, Overige fiscale maatregelen 2018 en Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling. Het strekt er enerzijds toe om zogenoemde houdstercoöperaties inhoudingsplichtig te maken voor de dividendbelasting, anderzijds om de vrijstelling voor inhouding van dividendbelasting - onder voorwaarden en met een aanscherping van de huidige nationale antimisbruikbepalingen - uit te breiden naar derde landen, gepaard gaande met een meldplicht.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het aangewezen dat, in het licht van de door de Belastingdienst gemaakte uitvoeringstoets, de haalbaarheid van het invoeringstijdstip voor de uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting, nader wordt gemotiveerd. Voorts dient nader te worden ingegaan op enkele reacties op het ontwerp-wetsvoorstel zoals dat in internetconsultatie is geweest.1.Uitvoeringstoets BelastingdienstDe toelichting maakt duidelijk dat het voorstel door de Belastingdienst is beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl en verwijst voor de gevolgen voor de uitvoering naar de in de bijlage bij de memorie van toelichting opgenomen uitvoeringstoets. (zie noot 1)Uit deze uitvoeringstoets komt naar voren dat de Belastingdienst van oordeel is dat het voorstel uitvoerbaar is en dat invoering per 1 januari 2018 mogelijk is "mits wordt geaccepteerd dat de aanpassingen voor de dividendbelasting mogelijk niet al per 1 januari 2018 gereed zijn". (zie noot 2) Bij deze aanpassingen gaat het in ieder geval om het maken van een formulier voor de meldplicht en om een aanpassing van de aangiftemiddelen. (zie noot 3)Daarnaast geeft de Belastingdienst op het punt van de handhaafbaarheid aan dat "voor de inrichting van toezicht en administratie digitalisering van de dividendbelasting noodzakelijk is, hetgeen gelet op de agenda van de IV-keten op korte termijn niet haalbaar is", waardoor "het toezicht op de juiste toepassing van de vrijstelling de eerste jaren wordt bemoeilijkt en slechts selectief zal kunnen plaatsvinden". (zie noot 4) Indien het gaat om de fraudebestendigheid neemt het risico op fraude toe, aldus de Belastingdienst. (zie noot 5)De gevolgen van het voorstel met betrekking tot de hiervoor genoemde drie risicos (met betrekking tot uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudebestendigheid), worden door de Belastingdienst als "middelgroot" ingeschat. (zie noot 6)De Afdeling merkt op dat de toelichting op het voorstel niet op deze gevolgen en risicos ingaat. Op het punt van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het voorstel, stelt de toelichting slechts dat "de Belastingdienst het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar acht per de voorgestelde inwerkingtredingsdatum". (zie noot 7) Naar het de Afdeling voorkomt strookt deze toelichting niet met hetgeen de Belastingdienst in de uitvoeringstoets aangeeft.Ook merkt de Afdeling op dat de uitvoeringstoets van de Belastingdienst de vraag oproept hoe een inhoudingsplichtige met ingang van 1 januari 2018 gevolg kan geven aan de wettelijke verplichting om een melding te doen bij (dat wil zeggen een verklaring te overleggen aan) de inspecteur "binnen een maand na het tijdstip waarop opbrengst ter beschikking is gesteld", (zie noot 8) zolang de aanpassing van de aangiftemiddelen en het formulier voor de meldplicht nog niet gereed zijn. Daarmee samenhangend doet zich de vraag voor of sanctionering gaat plaatsvinden indien niet aan de wettelijke verplichting wordt voldaan.Gelet op het vorenstaande komt de vraag op waarom de inwerkingtreding van het voorstel niet kan plaatsvinden op het (bij koninklijk besluit te bepalen) tijdstip waarop de aanpassing van de aangiftemiddelen en het formulier voor de meldplicht gereed zijn. De dividendbelasting is immers een tijdstipbelasting waarbij - anders dan de toelichting stelt (zie noot 9) - van een fiscale jaarindeling geen sprake is, zodat invoering in beginsel op ieder moment mogelijk is.De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan, daarbij de haalbaarheid van de invoering van het voorstel op 1 januari 2018 te motiveren in het licht van de uitvoeringstoets van de Belastingdienst, en zo nodig het voorstel aan te passen door het voorstel in werking te laten treden op het tijdstip waarop de aanpassing van de aangiftemiddelen en het formulier voor de meldplicht gereed zijn.2.Substance-eisenHet ontwerp-wetsvoorstel is van 16 mei 2017 tot en met 13 juni 2017 in internetconsultatie geweest. De toelichting op het thans voorliggende wetsvoorstel gaat uitgebreid in op de consultatiereacties. (zie noot 10) De toelichting vermeldt - meer in zijn algemeenheid - dat (naar aanleiding van de consultatiereacties) de geconsulteerde wettekst op een aantal punten is gewijzigd en dat in de memorie van toelichting op enkele plekken een bevestiging is gegeven van bestaand beleid, een aantal verduidelijkingen is aangebracht en enkele omissies zijn hersteld. Uitsluitend "de meest in het oog springende" punten worden inhoudelijk besproken, aldus de toelichting. (zie noot 11)De Afdeling merkt op dat er, ondanks deze uitgebreide bespreking, geen aandacht wordt besteed aan de (ook in de consultatiereacties) opgekomen overgangsrechtelijke vraag hoe de nieuwe substance-eis (zie noot 12) van ten minste 24 maanden aanwezigheid van een onroerende zaak met eigen kantoorruimte en dergelijke, moet worden toegepast op vóór de inwerkingtreding bestaande situaties.Daarnaast merkt de Afdeling het volgende op met betrekking tot de nieuwe substance-eis dat de vergoeding voor bepaalde werkzaamheden ten minste 100 000 dient te bedragen (het loonkostencriterium). In de consultatiereacties wordt verschillende keren aangegeven dat deze grens te hoog is en wordt verzocht om een tegenbewijsregeling. De toelichting maakt duidelijk dat de geconsulteerde tekst op dit punt niet is aangepast "om het verder oprekken van de criteria te voorkomen". (zie noot 13) De Afdeling merkt op dat niet duidelijk is waarom juist voor een minimumgrens van 100 000 (wereldwijd) is gekozen. Daarbij komt de vraag op of door het hanteren van deze grens ook niet-kunstmatige situaties kunnen worden getroffen. Voor die gevallen kan een tegenbewijsregeling gerechtvaardigd zijn. De toelichting gaat niet op het vorenstaande in.De Afdeling adviseert in de toelichting alsnog op het vorenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging Besluit financiële bepalingen bodemsanering in verband met een vervaldatum en het bevorderen van een goede uitvoering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging Besluit financiële bepalingen bodemsanering in verband met een vervaldatum en het bevorderen van een goede uitvoering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2016, no.2016001137, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging Besluit financiële bepalingen bodemsanering in verband met een vervaldatum en het bevorderen van een goede uitvoering, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt er toe de subsidiëring van saneringsoperaties zodanig aan te passen dat wordt bijgedragen aan versnelde afronding daarvan. Hiertoe wordt onder meer voorzien in een moment waarop de regeling vervalt, in een einddatum waarop vaststelling van de subsidie moet zijn aangevraagd en in mogelijkheden om anderszins in bepaalde gevallen de subsidie vast te stellen voordat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over een deel van het ontwerpbesluit die van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden. De Afdeling merkt op dat de toelichting de wenselijkheid niet zelfstandig en niet voor alle gevallen motiveert. Daarnaast voorziet het ontwerp voor een aantal situaties in vaststelling van het definitieve bedrag aan subsidie, terwijl de activiteit waarvoor subsidie verleend werd, nog niet is afgerond. Dat leidt in een aantal gevallen tot lagere vaststelling dan waarop de verlening recht geeft en verhoudt zich ook overigens niet met de bepalingen over vaststelling van subsidie in Titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht.1.Versnelling sanering bedrijfsterreinenHet besluit bewerkstelligt dat met ingang van 1 januari 2025 het besluit geheel vervalt. Op dat moment aangevraagde subsidies kunnen nog worden verleend, maar alleen als uiterlijk eind 2023 een concreet saneringsplan is ingediend of een zogenoemde BUS melding is gedaan. De aanvraag tot vaststelling moet uiterlijk 1 januari 2030 zijn gedaan. Niet alleen de algemene regeling wordt zo versneld beëindigd, ook zullen de concreet bestaande aanspraken, zo nodig versneld, begin 2030 afgehandeld moeten zijn.De nota van toelichting geeft als redenen hiervoor het Convenant Bodem en bedrijfsleven 2015, (zie noot 1) de komst van de Omgevingswet en de verplichting van artikel 24a Comptabiliteitswet 2001 om een horizonbepaling op te nemen in subsidieregelingen. Alle drie zijn te kwalificeren als formeel in de zin dat niet een zelfstandige onderbouwing wordt gegeven van de wenselijkheid, maar in hoofdzaak volstaan wordt met algemene verwijzing naar uitvoering van verplichtingen uit wet en convenant en naar de samenhang met de nieuwe Omgevingswet.Het is echter van belang dat de toelichting ook in gaat op de achterliggende beleidsmatige wens de saneringen op deze wijze te versnellen. Daarvoor zou inzicht moeten worden geboden in de voortgang van de operatie als geheel, zoals wel af te leiden is uit andere stukken, en in de achtergrond van de keuze voor 2030 als laatste jaar. (zie noot 2) Tevens zou ingegaan moeten worden op de gevolgen voor de thans nog niet bekende (spoed)locaties (zie noot 3) en voor de vrijwillige saneringen. Uit artikel 3.3 van het Convenant blijkt dat de betrokken overheden hebben afgesproken te bewerkstelligen dat spoedlocaties in 2020 zijn gesaneerd, dat de risicos worden beheerst of dat dan tijdelijke beveiligingsmaatregelen van kracht zijn. De toelichting gaat echter niet in op de vraag of de doelstellingen van het convenant ook daadwerkelijk tijdig zullen worden gerealiseerd en in hoeverre dan subsidie niet meer zinvol is voor gevallen waarin risicos - mogelijk tot ver na 2030 - moeten worden beheerst of waarin tijdelijke beveiligingsmaatregelen van kracht zijn.De Afdeling adviseert de toelichting in bovenbedoelde zin aan te vullen. 2.Invoering van een vervaldatumHet ligt in de rede een operatie ter sanering van bekende gevallen eindig te laten zijn. (zie noot 4) De vorm waarbij invoering van een vervaldatum op relatief korte termijn voorop staat is, naar het de Afdeling voorkomt, in overwegende mate ingegeven door de in artikel 24a van de Comptabiliteitswet 2001 opgenomen verplichting subsidieregelingen in beginsel slechts vijf jaar te laten gelden en uiterlijk 1 juli 2017 voorzien te hebben van een vervaldatum. De toelichting zet daarbij uiteen dat de beperkte looptijd uit oogpunt van effectiviteit aanmerkelijke nadelen heeft nu het kunnen wachten op een natuurlijk moment vanwege de complexiteit en de kosten voor de subsidieontvanger bij vrijwillige saneringen van groot belang is. Er is daarom naar een balans gezocht tussen een langere loopduur en de introductie van een vervaldatum, ingegeven door de wens te voorkomen dat de door de Comptabiliteitswet 2001 voorgeschreven procedure voor verlenging van de looptijd van het besluit moet worden doorlopen. (zie noot 5)De Afdeling wijst er op dat artikel 24a Comptabiliteitswet 2001 beoogt zeker te stellen dat periodiek heroverweging plaatsvindt van nut en noodzaak van subsidieregelingen en van betrokkenheid van de Tweede Kamer daarbij. (zie noot 6) Dit wordt bereikt door het tijdelijke karakter van subsidieregelingen voor te schrijven - een periode van vijf jaar - en verlenging afhankelijk te stellen van een voorhangprocedure. De verplichting periodiek te evalueren en te heroverwegen staat echter voorop. Het vierde lid van artikel 24a Comptabiliteitswet 2001 biedt dan ook nadrukkelijk de mogelijkheid van verlenging. Het ligt ook niet in de rede subsidieregelingen waarvan na evaluatie, heroverweging en voorhang het blijvende nut is gebleken tegen te willen gaan. De wens een verlengingsprocedure te voorkomen is op zichzelf begrijpelijk, maar moet in dit geval zorgvuldig worden afgewogen tegen het inhoudelijke nadeel van verminderde effectiviteit van de regeling als gevolg van de beperkte looptijd.De Afdeling adviseert in het licht van bovenstaande te bezien of opneming van een reguliere looptijd van vijf jaar uitgaande van de mogelijkheid van verlenging na evaluatie de voorkeur verdient.3.Nadelige vervroegde vaststelling voor per 2030 niet afgeronde projectenHet ontwerpbesluit bepaalt dat een aanvraag om vaststelling van subsidie na 1 januari 2030 niet meer kan worden gedaan. Dit betekent dat projecten waarvoor al subsidie is verleend, maar die nog niet zijn afgerond, voor die datum een aanvraag tot vaststelling in moeten dienen. (zie noot 7) De subsidie wordt dan vastgesteld over het uitgevoerde deel. (zie noot 8) Alleen als er al voor 1 januari 2016 een goedgekeurd saneringsplan was, worden de resterende saneringskosten gesubsidieerd op basis van de netto contante waarde van het nog niet uitgevoerde deel van de sanering. (zie noot 9)Voor andere gevallen geldt derhalve dat de eerdere vaststelling ook leidt tot lagere vaststelling dan waarop de verlening aanspraak geeft.Het ontwerpbesluit is op dit punt in strijd met de hoofdregel van artikel 4:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht: vaststelling geschiedt overeenkomstig de verlening. Weliswaar laat het tweede lid, onder a, van artikel 4:46 lagere vaststelling toe indien de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, maar daarbij heeft de wetgever niet het oog gehad op de situatie dat activiteiten niet konden worden voltooid omdat de regelgeving dwong de aanvraag tot vaststelling voortijdig in te dienen. Op het niveau van algemene maatregel van bestuur kan derhalve niet op deze wijze afgeweken worden van het stelsel zoals dat in artikel 4:46 Awb is neergelegd. Daarmee zou ook afbreuk gedaan worden aan het karakter van een rechtens afdwingbare aanspraak dat een beschikking tot subsidieverlening kenmerkt en welk karakter ook wordt beschermd door artikel 1 Eerste protocol van het EVRM. (zie noot 10) Dit klemt in het bijzonder voor saneringen die niet vóór 1 januari 2016 in een goedgekeurd saneringsplan waren opgenomen en waarvoor subsidie wordt verleend in de periode voorafgaand aan inwerkingtreding van dit besluit. Deze categorie heeft immers geen aanspraak op subsidie voor het onvoltooide deel van de sanering. De verplichting tot vaststelling voor 2030 gold in die gevallen ten tijde van de verlening echter nog niet. (zie noot 11) De keuze voor 1 januari 2016 als peildatum wordt daarbij in de toelichting niet gemotiveerd.De Afdeling merkt op dat het gerechtvaardigd kan zijn te voorkomen dat langlopende subsidies nog vele jaren na beëindiging van het stelsel blijven bestaan. Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht laat bij verlening wel veel ruimte om de subsidie te beperken tot de gewenste gevallen. Voor zover het ontwerp is ingegeven door de wens nog te verlenen subsidies uiterlijk 2030 te laten eindigen kan deze ruimte daarvoor worden benut. Van subsidies die al zijn verleend zonder dat verlening voorziet in beperking tot 2030 kan bezien worden of de wenselijkheid van versnelde beëindiging zich in die gevallen in overwegende mate verzet tegen ongewijzigde voortzetting van de subsidie. Dan kan de verlening immers met toepassing van artikel 4:50, eerste lid, onder b, van de Awb worden aangepast. Eventuele schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij uitging van de mogelijkheid de activiteiten geheel of gedeeltelijk na 2030 uit te voeren, dient dan wel te worden vergoed (tweede lid).De Afdeling adviseert af te zien van verkorting van de periode waarin vaststelling kan worden aangevraagd en te bezien of anderszins aanpassing van te verlenen en/of verleende subsidies wenselijk en mogelijk is.4.Vervroegde vaststelling in verband met beëindiging, overdracht en tussentijdse vaststellingHet ontwerpbesluit beoogt in vier situaties mogelijk te maken dat de subsidie wordt vastgesteld voordat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend (volledig) zijn afgerond:- in geval van beëindiging van projecten per 1 januari 2030 (artikel 21a, vierde lid, zie ook punt 3)- in geval van overdracht van de sanering aan een coördinerend rechtspersoon (artikel 23a, eerste lid)- in geval van overdracht aan een bestuursorgaan dat een gebiedsplan uitvoert (artikel 23b)- in geval van tussentijdse deelvaststelling (artikel 23c).De Afdeling heeft er begrip voor dat het wenselijk is in deze situaties een voorziening te treffen, maar is van oordeel dat vervroegde vaststelling niet in overeenstemming is met de systematiek van de Awb. Vaststelling is naar zijn aard bij elke subsidie aan de orde en wordt als zodanig geharmoniseerd door de bepalingen van Titel 4.2. van de Awb. Bij verlening van subsidie ontstaat een aanspraak op financiële middelen die voorwaardelijk is omdat de gesubsidieerde activiteit nog niet is verricht en het bedrag waarop recht bestaat (daarom) nog niet (exact) vaststaat. Bij vaststelling wordt de aanspraak onvoorwaardelijk en definitief en eindigt in beginsel de subsidieverhouding omdat gebleken is dat de gesubsidieerde activiteit correct is verricht. Hieruit volgt dat vaststelling naar zijn aard juist pas kan plaatsvinden na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie verleend is. (zie noot 12) Het vaststellen van subsidie op basis van de netto contante waarde of de afkoopsom van de nog uit te voeren activiteiten staat hiermee op gespannen voet. In dit verband is het van belang dat de wetgever beoogd heeft vaststelling een definitief karakter te geven. Verlaging van de subsidie is daarna dan ook alleen nog maar mogelijk als - kort gezegd - de vaststelling evident onjuist was of als er feiten of omstandigheden blijken die het bestuursorgaan bij vaststelling niet had kunnen weten. Vijf jaar na vaststelling is de subsidie vrijwel onaantastbaar. (zie noot 13) Vervroegde vaststelling kan effectief optreden tegen onterechte of te hoog gebleken subsidie daarom aanmerkelijk bemoeilijken.Evenals bij punt 3 geldt ook hier dat Titel 4.2. op het punt van de vaststelling een gesloten karakter heeft, maar op het punt van omvang, duur en inhoud van de subsidiabele activiteiten en de aan de subsidie te verbinden verplichtingen in zijn algemeenheid juist de nodige ruimte biedt om subsidiestelsels zodanig in te richten dat deze goed aansluiten bij hetgeen beoogd wordt. Ook op dit punt komt het de Afdeling voor dat het beoogde resultaat bereikt kan worden zonder gebruik te hoeven maken van vervroegde vaststelling. (zie noot 14)De Afdeling adviseert de onderdelen G, H, en I in het licht van bovenstaande te heroverwegen.5.StaatssteunaspectenVaststelling van de subsidie met het oog op beëindiging van projecten per 1 januari 2030 (artikel 21a, vierde lid) in geval van overdracht van de sanering aan een coördinerend rechtspersoon (artikel 23a, eerste lid) en in geval van overdracht aan een bestuursorgaan dat een gebiedsplan uitvoert (artikel 23b) geschiedt in afwijking van artikel 17 anders dan op basis van de werkelijke saneringskosten. De Afdeling wijst er op dat deze subsidies door de Europese Commissie goedgekeurde staatssteun zijn. De Europese Commissie heeft in de procedure die destijds is gevoerd om te komen tot goedkeuring van de steun de werkelijke kosten als uitgangspunt genomen voor haar besluit tot goedkeuring. (zie noot 15) Uit de toelichting blijkt niet of deze wijzigingen met de Commissie zijn besproken en wat het standpunt van de Commissie dienaangaande is.Onverminderd het gestelde onder punt 4 adviseert de Afdeling de toelichting op dit punt aan te vullen en daartoe zo nodig met de Commissie in overleg te treden.6.Rechtsgevolg overschrijding wettelijke termijn vaststellingDe Afdeling merkt op dat het algemeen deel van de toelichting stelt dat niet naleving van de termijn voor aanvraag van vaststelling leidt tot verlies van de aanspraak op subsidie. Uit artikel 4:44, derde en vierde lid, van de Awb, volgt echter dat het gevolg van termijnoverschrijding is dat het bestuursorgaan een termijn kan stellen waarna ambtshalve kan worden vastgesteld. De artikelsgewijze toelichting op dit onderdeel is wel correct.De Afdeling adviseert het algemeen deel van de toelichting aan te passen. 7. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen ter uitvoering van richtlijn 1999/32/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999, betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PbEG L 121).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen ter uitvoering van richtlijn 1999/32/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999, betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PbEG L 121).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het opnemen van regels betreffende een Zvw-pgb, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het opnemen van regels betreffende een Zvw-pgb, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2015, no.2015000281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het opnemen van regels betreffende een Zvw-pgb, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 in verband met de positie van gezinsleden van werknemers van internationale organisaties en een technische wijziging in verband daarmee, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 in verband met de positie van gezinsleden van werknemers van internationale organisaties en een technische wijziging in verband daarmee, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende technische wijzigingen van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van milieu, vervoer en water.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende technische wijzigingen van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van milieu, vervoer en water.Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2018, no.2018000316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende technische wijzigingen van enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van milieu, vervoer en water, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet pleziervaartuigen in verband met de invoering van uitlaat- en geluidsemissienormen voor pleziervaartuigen en uitbreiding van de werkingssfeer van die wet tot voortstuwingsmotoren van pleziervaartuigen en waterscooters, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet pleziervaartuigen in verband met de invoering van uitlaat- en geluidsemissienormen voor pleziervaartuigen en uitbreiding van de werkingssfeer van die wet tot voortstuwingsmotoren van pleziervaartuigen en waterscooters, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet houdende aanvulling van de Wet personenvervoer 2000, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein (Concessiewet personenvervoer per trein), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet houdende aanvulling van de Wet personenvervoer 2000, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein (Concessiewet personenvervoer per trein), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en andere besluiten in verband met onder meer de overgang van het personeel van de Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en andere besluiten in verband met onder meer de overgang van het personeel van de Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de herziening van het Verdrag betreffende de bescherming van het moederschap (herzien), 1952; Genève, 15 juni 2000 (Trb.2006, 16), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de herziening van het Verdrag betreffende de bescherming van het moederschap (herzien), 1952; Genève, 15 juni 2000 (Trb.2006, 16), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2007, no.07.002267, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake de herziening van het Verdrag betreffende de bescherming van het moederschap (herzien), 1952; Genève, 15 juni 2000 (Trb.2006, 16), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een nieuw stelsel van overheidsbemoeienis met de exploitatie van zorginstellingen (Wet exploitatie zorginstellingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een nieuw stelsel van overheidsbemoeienis met de exploitatie van zorginstellingen (Wet exploitatie zorginstellingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling en van artikel IV van de wet van 17 november 1994, Stb. 837, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling en van artikel IV van de wet van 17 november 1994, Stb. 837, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Abcoude en Loenen bij ± km 15.800 tot de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij ± km 20.450 nabij de Ter Aaseweg, met bijkomende werken, in de gemeente Loenen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Abcoude en Loenen bij ± km 15.800 tot de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij ± km 20.450 nabij de Ter Aaseweg, met bijkomende werken, in de gemeente Loenen.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 8 november 2000, no.HKW/R2000/13197, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Abcoude en Loenen bij ± km 15.800 tot de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij ± km 20.450 nabij de Ter Aaseweg, met bijkomende werken, in de gemeente Loenen. Reclamant sub 1 voert aan dat de gronden die gebruikt worden om duikers aan te leggen buiten de onteigening dienen te blijven aangezien die gronden zowel voor als na de uitvoering van het werk als agrarische grond in gebruik zijn respectievelijk blijven. De duikers (kokers in de grond) worden gebruikt om bestaande en nieuw te graven watergangen met elkaar te verbinden. Een soortgelijk bezwaar hebben reclamanten sub 2 aangevoerd. Als reactie op deze zienswijze wordt in het ontwerpbesluit verwezen naar de passage waarin de noodzaak voor de onteigening in het algemeen uiteen wordt gezet. De noodzaak bestaat erin dat het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht als absolute eis steIt dat de voor de uitbreiding van de spoorbaan te dempen wateroppervlakte binnen hetzelfde peilgebied wordt gecompenseerd. Hiermee wordt echter onvoldoende aangetoond dat het noodzakelijk is om gronden die gebruikt worden voor het aanleggen van duikers te onteigenen. Geadviseerd wordt het ontwerpbesluit op dit punt aan te vullen, dan wel de bedoelde gronden buiten de onteigening te houden. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 27 van de Vervoersnoodwet en 22 van de Havennoodwet alsmede actualisering van de aanwijzing krachtens artikel 16 van de Prijzennoodwet (Aanwijzingsbesluit noodwetgeving Verkeer en Waterstaat), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 27 van de Vervoersnoodwet en 22 van de Havennoodwet alsmede actualisering van de aanwijzing krachtens artikel 16 van de Prijzennoodwet (Aanwijzingsbesluit noodwetgeving Verkeer en Waterstaat), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van16 augustus 2010, no.10.002105, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Defensie, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 27 van de Vervoersnoodwet en 22 van de Havennoodwet alsmede actualisering van de aanwijzing krachtens artikel 16 van de Prijzennoodwet (Aanwijzingsbesluit noodwetgeving Verkeer en Waterstaat), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de publieke gezondheid (Besluit publieke gezondheid), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de publieke gezondheid (Besluit publieke gezondheid), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2008, no.08.001584, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de publieke gezondheid (Besluit publieke gezondheid), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definitie van gezin en de middelentoets (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definitie van gezin en de middelentoets (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2012, no.12.001160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definitie van gezin en de middelentoets (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek teneinde een bijdrage te leveren aan het voorkomen van het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enig andere vernederende behandeling van kinderen in de opvoeding, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek teneinde een bijdrage te leveren aan het voorkomen van het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enig andere vernederende behandeling van kinderen in de opvoeding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met vereenvoudiging regels taxivervoer, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met vereenvoudiging regels taxivervoer, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 september 2014, no.2014001658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met vereenvoudiging regels taxivervoer, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht adoptie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht adoptie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001784, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet aan de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet aan de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, houdende verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, houdende verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no.13.001547, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, houdende verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2015, no.2015000494, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken; Hong Kong, 26 augustus 2002, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken; Hong Kong, 26 augustus 2002, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Saint Christopher (Saint Kitts) en Nevis inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, 185 en Trb. 2010, 75), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Saint Christopher (Saint Kitts) en Nevis inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, 185 en Trb. 2010, 75), met toelichtende nota.(Trb. 2009, 185 en Trb. 2010, 75), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot houders van dieren (Besluit houders van dieren), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot houders van dieren (Besluit houders van dieren), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2012, no.12.002517, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot houders van dieren (Besluit houders van dieren), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2016, no.2016001360, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten vanwege de invoering van de Wet veiligheidsregio's (Aanpassingsbesluit veiligheidsregio's), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten vanwege de invoering van de Wet veiligheidsregio's (Aanpassingsbesluit veiligheidsregio's), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 april 2010, no.10.000906, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten vanwege de invoering van de Wet veiligheidsregio's (Aanpassingsbesluit veiligheidsregio's), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de taken en bevoegdheden van de Koninklijke marechaussee en de bijstand aan de Koninklijke marechaussee, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de taken en bevoegdheden van de Koninklijke marechaussee en de bijstand aan de Koninklijke marechaussee, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor de opleiding van registerloodsen, noordzeeloodsen en VTS-operators en de bij die functies behorende bevoegdheden en verplichtingen (Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor de opleiding van registerloodsen, noordzeeloodsen en VTS-operators en de bij die functies behorende bevoegdheden en verplichtingen (Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2013, no.2013002365, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de opleiding van registerloodsen, noordzeeloodsen en VTS-operators en de bij die functies behorende bevoegdheden en verplichtingen (Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met invoering van een vermogensinkomensbijtelling voor de vaststelling van de eigen bijdragen voor zorg of voorzieningen op grond van die wetten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met invoering van een vermogensinkomensbijtelling voor de vaststelling van de eigen bijdragen voor zorg of voorzieningen op grond van die wetten.Bij Kabinetsmissive van 26 oktober 2011, no.11.002583, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met invoering van een vermogensinkomensbijtelling voor de vaststelling van de eigen bijdragen voor zorg of voorzieningen op grond van die wetten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor een zorgverzekering voor de bevolking van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit zorgverzekering BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor een zorgverzekering voor de bevolking van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit zorgverzekering BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2010, no.10.003199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor een zorgverzekering voor de bevolking van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit zorgverzekering BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en wijziging van enkele andere besluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en wijziging van enkele andere besluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 april 2014, no.2014000843, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en wijziging van enkele andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het recht op brief-, telefoon- en telegraafgeheim.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het recht op brief-, telefoon- en telegraafgeheim.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2001, no.01.004127, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het recht op brief-, telefoon- en telegraafgeheim. Het wetsvoorstel maakt deel uit van een reeks voorstellen tot wijziging van de Grondwet (GW), te weten de artikelen 7 (vrijheid van meningsuiting), 10 (persoonlijke levenssfeer) en 13 (brief-, telefoon- en telegraafgeheim), en tot invoering van een nieuw artikel 5a (toegang tot bij de overheid berustende informatie). Tevens is een brief van de regering aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake artikel 5 GW (petitierecht) voor advies aan de Raad van State voorgelegd, waarnaar in de toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wordt verwezen. De wetsvoorstellen zijn voorafgegaan door een kabinetsstandpunt "Grondrechten in het digitale tijdperk".(zie noot 1) Dit kabinetsstandpunt is gebaseerd op het advies van de gelijknamige commissie onder leiding van prof. mr. H. Franken (hierna: de Commissie). Het onderhavige voorstel van wet strekt tot herziening van artikel 13 GW, dat thans het briefgeheim en het telefoon- en telegraafgeheim beschermt. Met dit voorstel wordt het artikel verbreed tot een algemeen en onafhankelijk van de techniek geformuleerd recht om vertrouwelijk te communiceren. De bedoeling hiervan is dat niet alleen nieuw ontwikkelde communicatiemiddelen, zoals e-mail en fax, voortaan worden beschermd, maar dat ook communicatiemiddelen die in de toekomst tot ontwikkeling komen eveneens onder het artikel kunnen worden gebracht. In zijn advies over het wetsvoorstel betreffende artikel 7 GW (no.W01.01.0465/I) is de Raad ingegaan op de algemene uitgangspunten die aan zijn adviezen over deze reeks wetsvoorstellen ten grondslag liggen. Mede aan de hand daarvan beziet de Raad de merites van het onderhavige voorstel. Het voorstel komt in de plaats van een in 1997 bij de Tweede Kamer ingediend voorstel(zie noot 2), dat daar ingrijpend werd geamendeerd en wegens bezwaren van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in 1999 werd ingetrokken. De parlementaire discussie over dat voorstel vormde de voornaamste aanleiding om de hiervoor genoemde Commissie in te stellen, die tot taak kreeg om te onderzoeken hoe hoofdstuk I GW (grondrechten) kan worden aangepast aan de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie. Deze Commissie kwam met een voorstel voor artikel 13 dat sterk gelijkt op het oorspronkelijke voorstel uit 1997 en in het voorliggende wetsvoorstel vrijwel ongewijzigd door de regering is overgenomen. De Raad is van oordeel dat de voorgestelde bepaling tot rechtsonzekerheid leidt en dat de beperkingsclausule niet adequaat is geformuleerd. Op grond hiervan is de Raad van oordeel dat indiening van het voorstel in deze vorm achterwege moet blijven. 1. Reikwijdte Artikel 13 GW beschermt nu het "briefgeheim" en het "telefoon- en telegraafgeheim". Het in 1997 ingediende voorstel strekte ertoe, dit te vervangen door een "recht op vertrouwelijke communicatie". Na amendering door de Tweede Kamer kwam het eerste lid te luiden: "Het brief-, telefoon- en telegraafgeheim en het geheim van daarmee vergelijkbare communicatietechnieken zijn onschendbaar. Het geheim van de gegevens met betrekking tot communicatie als bedoeld in de eerste volzin is eveneens onschendbaar." De inhoudelijke bedenkingen van de kant van de Eerste Kamer hielden vooral verband met onzekerheid over de reikwijdte van de voorgestelde bepaling. Verder waren er bezwaren tegen het invoeren van een grondrecht op onschendbaarheid van communicatiegegevens en tegen de formulering van de beperkingsbevoegdheid. In zijn advies over het wetsvoorstel betreffende artikel 7 GW (no.W01.01.0465) heeft de Raad gewezen op de schaduwzijden van de wijze waarop de regering tracht grondrechten onafhankelijk van de techniek te formuleren. Dit geschiedt namelijk door de benoeming van de "oude" middelen te schrappen, zodat het accent komt te liggen bij de functie - in het onderhavige geval: vertrouwelijk communiceren - van de in het midden gelaten middelen. Daardoor is niet vooraf duidelijk over welke middelen de grondwettelijke bescherming zich zal gaan uitstrekken. Bovendien kleeft aan deze aanpak het risico dat te zeer verschillende middelen over één kam worden geschoren en een te bonte verscheidenheid van activiteiten onder de bescherming van het grondrecht wordt gebracht. De toegenomen verscheidenheid van communicatiemiddelen betekent dat belanghebbenden in het algemeen ook meer mogelijkheden hebben de keuze van het communicatiemiddel af te stemmen op de mate waarin zij vertrouwelijkheid wensen. Sommige vormen van communicatie bieden naar hun aard meer vertrouwelijkheid dan andere. Zoals degene die een gesprek in de huiskamer voert meer bescherming tegen afluisteren mag verwachten dan die aan de tap een praatje maakt, zo impliceert ook de keuze voor het gebruik van een technologisch goed beschermd telecommunicatienetwerk een legitieme verwachting van meer vertrouwelijkheid dan het gebruik van een chatbox. Door het achterwege laten van elke specificatie van de communicatiemiddelen kan het voorstel zowel tot een te grote bescherming van sommige communicatiemiddelen leiden als tot een te geringe bescherming van andere. De roerige geschiedenis van het voorafgaande voorstel tot grondwetswijziging onderstreept het vorenstaande. De parlementaire kritiek richtte zich vooral tegen de in 1997 door de regering voorgestelde, op het begrip "vertrouwelijke communicatie" geënte redactie (die nu terugkomt in het vierde lid, en met de woorden "vertrouwelijk te communiceren" in het eerste lid). De amendering door de Tweede Kamer bracht de vermelding van bepaalde nu in artikel 13 genoemde middelen terug, maar de restcategorie van "daarmee vergelijkbare communicatietechnieken" leidde weer tot kritiek in de Eerste Kamer. In de loop van de parlementaire behandeling veranderde de regering van mening over de vraag of e-mail al dan niet onder de werking van het grondrecht begrepen zou zijn. Aan de nu voorgestelde grondwetsbepaling wordt in de toelichting een zeer ruime uitleg gegeven. In dit opzicht contrasteert het voorstel met het huidige artikel 13, waarvan de kernbegrippen strikt worden uitgelegd: het briefgeheim strekt zich bijvoorbeeld niet uit tot briefkaarten.(zie noot 3) Volgens de toelichting valt ook een gesprek dat zonder enig hulpmiddel wordt gevoerd (door de regering omschreven als een "live-gesprek") onder de bescherming van het voorgestelde grondrecht, mits het gesprek voldoet aan het - niet in de voorgestelde grondwetsbepaling, maar slechts in de toelichting verwoorde - criterium van de "geobjectiveerde subjectieve wil tot vertrouwelijkheid"(zie noot 4). Als argument wordt aangevoerd dat conversatie zonder hulpmiddel kwetsbaarder is geworden voor het afluisteren met apparatuur zoals richtmicrofoons. Een consequentie hiervan zou zijn dat bij de opsporing niet slechts in geval van een telefoontap of het gebruik van instrumenten zoals een richtmicrofoon een rechterlijke machtiging nodig zal zijn, maar ook voor zeer traditionele opsporingsmethoden, zoals het door een opsporingsambtenaar afluisteren van een op gedempte toon in een café gevoerd gesprek. De verbreding van de grondwettelijk beschermde "vertrouwelijke communicatie" tot zogeheten "live-gesprekken" zou bovendien - mede gelet op het voorgestelde vierde lid - gevolgen kunnen hebben voor de beperking van de strafbaarheid van afluisteren tot situaties met gebruik van apparatuur ingevolge de artikelen 139a en volgende van het Wetboek van Strafrecht (WvS). Begrijpelijkerwijs terugschrikkend voor deze consequenties betoogt het kabinet in de toelichting (paragraaf 3.3) "dat de bescherming van het live-gesprek alleen onder de reikwijdte van het artikel valt, voorzover de inbreuk daarop plaatsvindt met behulp van een technisch hulpmiddel". De Raad merkt op dat deze beperking van de reikwijdte van het grondrecht naar gelang van de techniek van de inbreuk daarop, geen steun vindt in de tekst van de voorgestelde grondwetsbepaling. Deze, los van de tekst van het grondwetsartikel, in de toelichting ontwikkelde duiding onderstreept in feite dat de grondwetsbepaling zelf tot rechtsonzekerheid leidt. De Raad roept ook in herinnering dat het kabinet in de nota naar aanleiding van het verslag inzake het (tekstueel in zoverre overeenkomstige) eerste lid van artikel 13, zoals voorgesteld in 1997, nog had betoogd dat e-mail alleen onder de bescherming zou vallen als de beoogde vertrouwelijkheid zou blijken uit een hindernis zoals encryptie of beveiliging met een password.(zie noot 5) Thans echter wordt bij het gebruik van e-mail zonder meer aangenomen "dat de subjectieve wil van de verzender op vertrouwelijkheid is gericht."(zie noot 6) Een en ander geeft de Raad aanleiding te waarschuwen tegen het zo onbepaald maken van een traditioneel veel strikter omschreven grondrecht. De oplossing voor zulke problemen rond een breed en moeilijk af te bakenen begrip "vertrouwelijke communicatie" zou niet moeten worden gezocht in een ruimere beperkingsbevoegdheid; voor het briefgeheim leidt het wetsvoorstel nu al tot een afzwakking van de waarborgen, omdat "in het belang van de nationale veiligheid" het geldende vereiste van een rechterlijke machtiging kan worden losgelaten. Veeleer zou naar het oordeel van de Raad moeten worden geconcludeerd dat het teveel verschillende situaties onder één grondwettelijke norm samenvatten, afbreuk doet aan de beschermende kwaliteit van het grondrecht. De argumenten voor een beperktere opzet van artikel 13, die niet abstraheert van de middelen waarmee vertrouwelijk wordt gecommuniceerd, vinden trouwens ook steun in de omstandigheid dat het hier gaat om een bepaling die in de systematiek van de huidige GW voortbouwt op het in artikel 10 neergelegde algemene grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Wat niet onder artikel 13 valt, valt dus - zoals het kabinet zelf betoogt inzake verkeersgegevens (paragraaf 3.4 van de toelichting) - niet in een gat. 2. Verhouding tot de vrijheid van meningsuiting De Commissie maakt in haar rapport melding van technologische ontwikkelingen, die zij samenvat onder de term convergentie. Het gaat om het verschijnsel dat verschillende typen infrastructuur in wezen gelijksoortige typen diensten kunnen overdragen, en het verschijnsel dat de functies van gebruiksapparaten als telefoon, televisietoestel en computer elkaar gaan overlappen.(zie noot 7) Vanuit de GW bezien gaat dit soms zo ver dat vormen van meningsuiting gepaard gaan met - veelal niet vertrouwelijke - communicatie, bijvoorbeeld bij het rechtstreeks reageren op een radio- of televisie-uitzending via telefoon of e-mail op verzoek van de makers van het programma. De Raad wijst erop dat een functionele omschrijving van grondrechten, zoals door de regering voorgesteld, de grenzen tussen de werking van het ene grondrecht en het andere onzeker maakt. Het op Internet aanbieden van een website kan onder omstandigheden worden beschouwd als een vorm van meningsuiting. Het bezoeken van zon website komt te vallen onder de ontvangstvrijheid, die geregeld wordt in het voorstel voor artikel 7. Indien het gaat om een website met beperkte toegankelijkheid - alleen toegankelijk voor gebruikers die over een wachtwoord beschikken - vervaagt het onderscheid met vormen van internetgebruik die volgens de regering vallen onder het begrip vertrouwelijke communicatie, zoals het verzenden en ontvangen van e-mail. Hetzelfde geldt voor "chatten" (elektronisch babbelen). Het optreden van convergentie is voor de Commissie, en in haar voetspoor voor de regering, reden om te kiezen voor een van de techniek onafhankelijke formulering van grondrechten, maar niet voor het in elkaar schuiven van de artikelen 7 en 13. Deze laatste keuze wordt door de Raad onderschreven, maar hij wijst erop dat de mogelijke cumulatie van beschermingsregimes ingevolge de wetsvoorstellen tot complicaties kan leiden. Wanneer bijvoorbeeld kinderporno via e-mail met een zeer groot aantal automatisch gegenereerde ontvangersadressen wordt aangeboden, zou een grond voor beperking van de vrijheid van meningsuiting aanwezig zijn, maar kan de inhoud van de boodschappen pas worden onderzocht als ook is voldaan aan de voorwaarden voor beperking van het recht vertrouwelijk te communiceren. Het verdient aanbeveling om de verhouding tussen de wetsvoorstellen ook uit dit oogpunt nader te bezien. 3. Fasen van communicatie In de toelichting wordt gesteld dat het recht op vertrouwelijke communicatie alleen geldt gedurende de transportfase. De term "transportfase" wordt, in algemene termen, omschreven als: de fase waarin de communicatie beschikbaar is bij de transporteur.(zie noot 8) Voorts wordt uiteengezet dat het kabinet er niet voor kiest om de bescherming te laten gelden tot het moment waarop de geadresseerde kennis heeft genomen van het bericht: het kabinet wijst erop dat het niet goed mogelijk is om vast te stellen wanneer dat is.(zie noot 9) In de nota naar aanleiding van het verslag bij het in 1997 ingediende voorstel betreffende artikel 13 werd betoogd dat bij vertrouwelijke communicatie sprake is van de aanmaak- en verzendfase, de transportfase, de ontvangstfase, tussentijdse opslag tijdens het transport, en opslag bij de verzender of de ontvanger. Het kabinet was toen van mening dat in beginsel al deze fasen door het toen voorgestelde grondrecht zouden worden beschermd.(zie noot 10) De Raad wijst erop dat ook hier de tekst van het voorgestelde grondwetsartikel zich voor verschillende interpretaties blijkt te lenen. Hoewel - zoals gezegd - het nu voorgestelde grondrecht vrijwel gelijkluidend is aan het oorspronkelijke regeringsvoorstel uit 1997,(zie noot 11) is het volgens de toelichting de bedoeling dat de werking beperkt blijft tot de transportfase. a. Hierbij moet - nog afgezien van de gesignaleerde onduidelijkheid van de reikwijdte van de tekst - de vraag worden gesteld of het denken in fasen bij alle vormen van communicatie zinvol is. - Bij het postverkeer, dat een zeker tijdsbeslag heeft, zijn fasen in de tijd duidelijk aanwijsbaar. De keus die het kabinet maakt om alleen de transportfase van vertrouwelijke communicatie te beschermen sluit aan bij de benadering die werd gekozen bij de grondwetsherziening 1983 voor het briefgeheim.(zie noot 12) - Bij telefoongesprekken, SMS en faxverkeer doet het kunstmatig aan om over fasen te spreken, omdat de fasen, van verzending tot ontvangst, onlosmakelijk samenhangen. Wordt niettemin uitgegaan van het bestaan van een transportfase bij telefoongesprekken, dan lijkt het standpunt van het kabinet mee te brengen dat artikel 13 bijvoorbeeld wel een verbod voor de overheid inhoudt om een telefoonlijn af te tappen (de transportfase), maar niet om het gesprek af te luisteren met een microfoon die is verborgen vlak naast een van de sprekers (verzend- en ontvangstfase). Dat doet oneigenlijk en willekeurig aan, temeer nu het gesprek zonder telefoon ("live-gesprek") wel onder het grondrecht wordt gebracht. Soortgelijke vragen spelen bij andere communicatievormen die geen of vrijwel geen tijdsverloop kennen. - Bij het gewone gesprek, dat - zoals vermeld - naar de mening van het kabinet onder de werking van het nieuwe artikel zal vallen, is het maken van onderscheid tussen fasen nog kunstmatiger: alle communicatiefasen vallen hier, ook ruimtelijk, ineen. Bovendien is bij een mondeling gesprek geen transporteur aan te wijzen. In de toelichting dient nader te worden uiteengezet wat onder de werking van het grondrecht begrepen zal zijn bij vormen van telecommunicatie zonder tijdsverloop en bij het gewone gesprek. Het verdient daarbij aanbeveling niet te werken met het begrip "fase". b. Ongeacht de vraag of het begrip "transportfase" relevant blijft, verdient het aanbeveling in te gaan op de verschillende vormen van opslag die zich kunnen voordoen. Er kunnen, zo lijkt het, op dit moment in elk geval drie vormen van opslag worden onderscheiden: - tussentijdse opslag door de transporteur zonder dat de zender of de ontvanger bij het bericht kan komen (bijvoorbeeld een depot met poststukken); - opslag aan het einde van het transport, waarbij de opslag onder het beheer van de transporteur valt, maar de ontvanger het bericht wel zelf kan ophalen op een door hem te bepalen tijdstip (bijvoorbeeld de postbus op het postkantoor, een poste-restantestuk, een voicemailbericht); - opslag bij de ontvanger na bezorging (een brief op de deurmat, een bericht op het antwoordapparaat, een e-mailbericht in de rubriek "ingekomen post"). De laatste vorm van opslag wordt in de toelichting besproken: de regering wijst, anders dan de Commissie, bescherming door artikel 13 af.(zie noot 13) Voor de eerste vorm van opslag ligt het voor de hand wel bescherming van artikel 13 aan te nemen, omdat dit een tussenfase is tijdens het transport. Het verdient aanbeveling ook uit dit oogpunt te bezien of de voorgestelde bepaling voldoende rechtszekerheid biedt. 4. Verkeersgegevens Het kabinet is van mening dat verkeersgegevens niet onder de bescherming van het nieuwe artikel 13 vallen. Verkeersgegevens zijn volgens de toelichting gegevens die betrekking hebben op telecommunicatie die plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, in het bijzonder de data, plaatsen en tijdstippen waarop de telecommunicatie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Het kabinet wijst erop dat verkeersgegevens, evenals de meeste andere persoonsgegevens, wel vallen onder de bescherming van artikel 10 GW, een artikel dat meer ruimte laat voor beperking dan artikel 13. Het ziet geen goede argumenten om een onderscheid aan te brengen in het grondwettelijke beschermingsniveau tussen categorieën persoonsgegevens op grond van het feit dat zij al dan niet gerelateerd zijn aan een inhoud die zelfstandig grondwettelijke bescherming geniet.(zie noot 14) De Registratiekamer wees in haar advies de benadering van het kabinet af. Zij stelde onder meer dat de vraag naar de toepasselijkheid van artikel 13 GW primair moet worden bepaald door de aard van het te beschermen rechtsgoed. De Registratiekamer vond het voorts gevaarlijk om de huidige strafvorderlijke wetgeving maatgevend te achten voor de reikwijdte van artikel 13.(zie noot 15) Op dit advies wordt in de toelichting niet inhoudelijk gereageerd. De Raad kan zich verenigen met de opvatting dat verkeersgegevens niet dienen te worden beschouwd als bestanddeel van de door artikel 13 beschermde vertrouwelijke communicatie. Deze opvatting strookt ook met de afzonderlijke, nevengeschikte bescherming van verkeersgegevens in het in 1999 ingetrokken gewijzigde wetsvoorstel betreffende artikel 13. De Raad merkt echter op dat de toelichting niet geheel concludent is. Het feit dat deze gegevens al worden beschermd door artikel 10 GW is geen zelfstandig argument om deze gegevens niet onder de bescherming van artikel 13 te brengen; dit geldt immers voor de hele materie van artikel 13. De kernvraag moet zijn of voor het beschermen van verkeersgegevens behoefte bestaat aan een soortgelijk met extra waarborgen omgeven regime. De strekking van artikel 13 is dat burgers zonder inmenging vertrouwelijk met elkaar kunnen communiceren. Zou iemand weten of vermoeden dat de overheid weet welke telefoongesprekken hij voert, dan zou dat voor hem reden kunnen zijn om bepaalde gesprekken niet meer te voeren. Dit doorbreekt de vertrouwelijkheid van de communicatie op zichzelf niet, maar raakt wel de vrijheid van (tele)communicatie. De Raad adviseert de toelichting op de nu gemaakte keuze om de bijzondere bescherming van artikel 13 geen betrekking te laten hebben op verkeersgegevens, te verbeteren. 5. Beperkingen a. Nationale veiligheid Op twee plaatsen in het voorgestelde artikel 13 komt het doelcriterium "het belang van de nationale veiligheid" voor: 1o. het recht vertrouwelijk te communiceren kan in het belang van de nationale veiligheid worden beperkt met machtiging van een bij de wet aangewezen minister; 2o. de kennisgeving van een beperking van het grondrecht kan, in bij de wet te bepalen gevallen, achterwege worden gelaten indien het belang van de nationale veiligheid zich blijvend tegen de kennisgeving verzet. De Raad betwijfelt of "het belang van de nationale veiligheid" hier een voldoende bruikbaar doelcriterium oplevert. In zijn advies betreffende het in 1997 ingediende wetsvoorstel had de Raad de aanbeveling gedaan, voor de doelcriteria in artikel 13 nauwer aan te sluiten bij artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het "belang van de nationale veiligheid" is slechts één van de daar genoemde criteria, dat in de context van artikel 8 EVRM bovendien moet worden gerelateerd aan de noodzakelijkheid in een democratische samenleving; die laatste voorwaarde ontbreekt in de voorgestelde grondwetsbepaling. Het kabinet verwijst voor een uitgebreide uitleg van dit begrip naar de parlementaire behandeling van voorstel voor de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19.. (IVD).(zie noot 16) Het begrip nationale veiligheid kwam in de bij de Tweede Kamer ingediende versie van het wetsvoorstel IVD nog niet voor. De term werd pas in 1997 bij notas van wijziging geïntroduceerd in de toen in behandeling zijnde voorstellen betreffende de artikelen 12 en 13 GW en werd bedoeld als verwijzing naar de taakuitoefening door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.(zie noot 17) De term werd vervolgens bij nota van wijziging opgenomen in het wetsvoorstel IVD als "overkoepelend, zo men wil: leidend beginsel, voor de activiteiten van de beide diensten".(zie noot 18) Aan de bepalingen waarin de taken van de diensten worden omschreven werd toegevoegd dat zij hun taken uitoefenen in het belang van de nationale veiligheid.(zie noot 19) De Raad is er niet van overtuigd dat het begrip "nationale veiligheid" passend en duidelijk is als normatief kader voor de beperking van dit grondrecht. In zijn advies over de nota van wijziging op het wetsvoorstel IVD heeft de Raad al onder de aandacht van de regering gebracht dat het begrip "nationale veiligheid" in dit kader mogelijk te eng is, omdat daaronder niet de belangen van zusterdiensten of internationale organisaties, zoals de NAVO, en evenmin de veiligheid op lokaal of regionaal niveau kunnen worden gerekend. Het kabinet zag dit bezwaar niet, omdat het van mening was dat "het begrip "nationale veiligheid" ruim moet en (...) ook kan worden uitgelegd."(zie noot 20) Uitgaande van deze reactie moet de Raad constateren dat het begrip "nationale veiligheid" tekortschiet als normatief kader voor de wetgeving terzake. De verwijzing in het desbetreffende nader rapport naar de "(wide) margin of appreciation" die aan de lidstaten wordt gelaten bij de uitleg van deze term in het EVRM, kan hoogstens tot de conclusie leiden dat dit onderdeel van de grondwetsbepaling geen toegevoegde waarde heeft naast de gebondenheid aan artikel 8 EVRM. Zou de regering daarentegen van mening zijn dat "nationale veiligheid" de functie heeft van een verwijzing naar de nieuwe wettelijke taakomschrijving van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, dan krijgt het doelcriterium de betekenis dat beperking mogelijk is als die plaatsvindt door de diensten. In beide veronderstellingen moet worden geoordeeld dat het doelcriterium als onderdeel van de in het voorstel neergelegde beperkingsclausule in verhouding tot de wetgeving amper normatieve waarde heeft. De Raad blijft daarom bij zijn advies, voor de doelcriteria in artikel 13 aansluiting te zoeken bij artikel 8 EVRM. b. Beperking op last van de minister Het nu in artikel 13 beschermde briefgeheim kan alleen worden beperkt op last van de rechter; het telefoon- en telegraafgeheim kunnen worden beperkt "door of met machtiging van hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen". In het voorstel wordt de bescherming van vertrouwelijke communicatie op dit punt opgetrokken tot het niveau van het briefgeheim (beperking alleen op last van de rechter), echter met één uitzondering: vindt de beperking plaats in het belang van de nationale veiligheid, dan kan het grondrecht worden beperkt met machtiging van een bij de wet aangewezen minister. Deze mogelijkheid wordt dus ook geopend ten aanzien van het briefverkeer. De Raad adviseert de noodzaak voor deze grotere mogelijkheid tot beperking van het briefgeheim dragend te beargumenteren. De gemaakte keuze voor een bij de wet aangewezen minister als het tot beperking bevoegde orgaan - dat wil zeggen slechts één minister, anders dan de thans nog door de artikelen 139a en 139c WvS vereiste besluitvorming van drie ministers - wordt niet toegelicht. Dit punt is wel aan de orde geweest bij de behandeling van het wetsvoorstel IVD, maar verdient ook een plaats in de toelichting op het voorliggende wetsvoorstel. De Raad adviseert ook op dit punt de toelichting aan te vullen, en in het bijzonder in te gaan op de wenselijkheid, de waarborg gelegen in de tussenkomst van drie gelijk oordelende ministers te laten vallen. In het algemeen gedeelte van de toelichting, in het bijzonder in paragraaf 3.7, wordt grote nadruk gelegd op de waarde van rechterlijk toezicht op beperkingen van het onderhavige grondrecht. De afwijking van deze hoofdregel - waardoor bij beperking in het belang van de veiligheid van de staat een machtiging van een minister toereikend is - wordt in paragraaf 7.2 van de toelichting wel vermeld, maar niet inhoudelijk toegelicht. Wel is in de toelichting op het wetsvoorstel IVD betoogd dat "voor de uitoefening van alle (overige) bijzondere bevoegdheden door de diensten de toestemming daarvoor uiteindelijk door de politiek verantwoordelijke bewindspersoon verleend wordt; deze dient immers, mede gelet op het karakter van de activiteiten van de diensten, daarvoor volledig (politiek) aanspreekbaar te zijn. Het vereiste van rechterlijke toestemming past niet (goed) in een dergelijk stelsel."(zie noot 21) In dat wetsvoorstel is, in afwachting van wijziging van artikel 13 GW, tijdelijk voorzien in een rechterlijke last voor het openen van brieven. De toetsing is geconcentreerd bij de rechtbank Den Haag. De betrokkene heeft geen weet van deze procedure en van de beperking zelf; de minister bepaalt op een later moment of hij op de hoogte wordt gesteld, en zo ja, wanneer.(zie noot 22) Nu wordt voorgesteld de mogelijkheid van een ministeriële machtiging zonder rechterlijke tussenkomst in de GW neer te leggen, is naar het oordeel van de Raad een motivering in dit kader vereist. De Raad tekent hierbij aan dat een verwijzing naar het "volledig (politiek) aanspreekbaar" zijn geen draagkrachtig argument oplevert om rechterlijke toetsing uit te sluiten. Die aanspreekbaarheid geldt immers voor alle beslissingen van ministers, en daaraan wordt door het openstaan van beroep op de rechter niet afgedaan. Toelichting behoeft - mede in het licht van artikel 13 EVRM (dat bij beperking van grondrechten recht op een effectief(zie noot 23) rechtsmiddel garandeert) en het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak-Klass(zie noot 24) - op welke wijze zal worden voldaan aan het vereiste toezicht op de uitoefening van deze bevoegdheid door de minister. Daarbij zal ook overwogen moeten worden, het - thans in het wetsvoorstel IVD uitgewerkte - toezicht grondwettelijk te verankeren voor de gevallen waarin rechterlijk toezicht moet ontbreken. Dit geldt naar het oordeel van de Raad eveneens voor het toezicht op het blijvend achterwege laten van kennisgeving op grond van de laatste volzin van het voorgestelde derde lid van artikel 13. De Raad adviseert tekst en toelichting van het wetsvoorstel op de besproken punten te herzien, en grondwettelijk voor te schrijven dat, voorzover de hier bedoelde bevoegdheden niet aan rechterlijk toezicht onderworpen kunnen worden, bij wet wordt voorzien in een andere vorm van onafhankelijk toezicht. 6. Overige opmerkingen a. In het geldende artikel 13 kan het briefgeheim worden beperkt "in de gevallen, in de wet bepaald, op last van de rechter". In het voorstel wordt dit gewijzigd in: "Dit recht kan bij de wet worden beperkt, op last van de rechter ()". Deze formulering is niet gelukkig. Beperking van het grondrecht door de wetgever wordt namelijk afhankelijk gemaakt van een - volgens de tekst van het voorstel aan de wetgever te verlenen - last van de rechter. Beperking door de wetgever is alleen mogelijk bij algemeen verbindend voorschrift; vervolgens is het de rechter die in individuele gevallen toestemming geeft voor de beperking. Het verdient aanbeveling voor de formulering aan te sluiten bij de bestaande tekst. b. In 1997 werd, gelijktijdig met een voorstel betreffende artikel 13 GW, ook een voorstel betreffende artikel 12 GW (het huisrecht) ingediend. In de twee voorstellen, zoals door de Tweede Kamer in eerste lezing aanvaard, waren vrijwel gelijkluidende regelingen opgenomen voor de verplichting om de betrokkene ervan op de hoogte te stellen dat zijn grondrecht is beperkt (notificatie). Het voorstel betreffende artikel 13 GW werd uiteindelijk ingetrokken, maar het voorstel betreffende artikel 12 GW is nu in tweede lezing bij de Eerste Kamer aanhangig.(zie noot 25) In het nu voorliggende voorstel betreffende artikel 13 is eveneens een notificatieregeling opgenomen, die volgens de toelichting naar haar strekking gelijk is aan de notificatieplicht zoals opgenomen in het ingetrokken voorstel voor artikel 13.(zie noot 26) Deze bewering is niet juist. Een verschilpunt betreft de regeling voor uitstel van notificatie. In het nu voorliggende voorstel is uitstel van notificatie mogelijk "(i) n bij de wet te bepalen gevallen"; in de twee andere voorstellen is daarentegen uitstel van notificatie mogelijk "volgens bij de wet te stellen regels".(zie noot 27) Er zijn dus twee verschillen: - in het eerstgenoemde criterium verlangt de GW dat de gevallen waarin uitstel mogelijk is worden omschreven, in het laatstgenoemde criterium gaat het om procedurevoorschriften; - het eerstgenoemde criterium laat geen delegatie toe, het tweede wel. Het verdient uit oogpunt van harmonisatie van constitutionele wetgeving aanbeveling om aan te sluiten bij het voorstel voor artikel 12. Wordt hier niet toe overgegaan, dan dient de noodzaak van de verschillen te worden toegelicht en gemotiveerd. Overigens merkt de Raad nog op dat de regeling van gevallen waarin notificatie achterwege kan worden gelaten in de verschillende voorstellen inhoudelijk identiek is, maar dat de woorden in het nu voorliggende voorstel in een andere volgorde staan.(zie noot 28) Daar lijkt geen reden voor te bestaan. Het verdient aanbeveling op dit punt aan te sluiten bij de voorgestelde tekst van artikel 12. c. In 1997 heeft de regering gevolg gegeven aan het advies van de Raad van State, te voorzien in medeondertekening van het destijds ingediende wetsvoorstel betreffende artikel 13 GW door de Minister van Justitie. De toen aangevoerde argumenten gelden onverkort ook thans. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten binnen de sector Defensie onder andere in verband met de invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Wet verbetering poortwachter, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten binnen de sector Defensie onder andere in verband met de invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Wet verbetering poortwachter, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2003, no. 03.004880, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten binnen de sector Defensie onder andere in verband met de invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Wet verbetering poortwachter, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt ertoe een viertal besluiten aan te passen aan de Wet arbeid en zorg (WAZO), de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en de Wet verbetering poortwachter. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de terugwerkende kracht, het ontbreken van verplichtingen en het achterwege laten van een toelichting. Hij is van oordeel dat enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Terugwerkende kracht Aanpassing van de onderscheidene besluiten vindt plaats geruime tijd na de inwerkingtreding van de WAZO (inwerkingtreding 1 december 2001), de Wet SUWI (1 januari 2002) en de Wet verbetering poortwachter (1 april 2002). Aan het ontwerpbesluit wordt ingevolge artikel V met betrekking tot een aantal bepalingen terugwerkende kracht verleend. Het grote tijdsverloop klemt bij de wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector defensie (artikel IV) betreffende de aanspraak op een aanvullende bovenwettelijke WW-uitkering tot aan 100% van het ongemaximeerde dagloon. Gelet op het vereiste van een deugdelijke grondslag dient in de toelichting aandacht te worden besteed aan de manier waarop in de periode tussen de inwerkingtreding van de WAZO en de beoogde ingangsdatum van het ontwerpbesluit is omgegaan met de gevallen die onder de aan te passen bepalingen van dit besluit vallen. Uit de toelichting kan thans niet worden opgemaakt op grond van welke regeling of berekening de hier bedoelde uitkeringen in de praktijk hebben plaatsgevonden. Voorts is niet duidelijk of na inwerkingtreding van dit ontwerpbesluit, gelet op het lange tijdsverloop, alsnog een beroep kan worden gedaan op dit artikel. Het tijdstip van inwerkingtreding van 1 januari 2004, dat voor een tweetal artikelonderdelen was voorzien, zal moeten worden aangepast. Indien het noodzakelijk wordt geacht hieraan terugwerkende kracht te verlenen, zal eveneens in een dragende motivering moeten worden voorzien. De Raad adviseert de toelichting op vorengenoemde punten aan te vullen. 2. Ontbrekende verplichtingen Aan artikel 61a, tweede lid, van het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie (BARD) worden onder meer de nieuwe onderdelen g en h toegevoegd.(zie noot 1) Op grond hiervan vervalt de aanspraak op betaling van bezoldiging indien en gedurende de tijd dat de ambtenaar zonder deugdelijke grond weigert gevolg te geven aan voorschriften of weigert mee te werken aan maatregelen dan wel het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Sancties kunnen echter slechts opgelegd worden wanneer de verplichtingen op welker overtreding de sanctie staat zijn vastgelegd. In de Wet verbetering poortwachter zijn de hier bedoelde verplichtingen opgenomen door middel van het nieuwe artikel 660a, aanhef en onderdelen a tot en met c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naast de verplichting tot het gevolg geven aan voorschriften en het meewerken aan een plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, WAO, is ook sprake van de verplichting tot het verrichten van passende arbeid door de werknemer. Het BARD bevat op dit punt in artikel 58a(zie noot 2) wel een verplichting; deze is vergelijkbaar met artikel 7:660a, onderdeel c, BW. Nu nagelaten is de andere verplichtingen als zodanig te formuleren en voorts artikel 61a, zesde en zevende lid, BARD in deze lacune niet voorziet, geeft de Raad in overweging in het ontwerpbesluit vergelijkbare verplichtingen op te nemen als in artikel 660a, onderdelen a en b, BW. 3. Toelichting Wijziging van artikelen van de ontwerpbesluiten gaat in een aantal gevallen niet vergezeld van een toelichting. Dit geeft in de volgende gevallen aanleiding tot onduidelijkheden. - Artikel 121, vijfde en zesde lid, BARD Deze artikelleden komen in grote lijnen overeen met het geldende artikel 121, vijfde lid. Een uitzondering hierop vormt de in het vijfde lid opgenomen zinsnede door de zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte. Met artikel 121, vijfde en zesde lid, BARD is uitvoering gegeven aan het Brown-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.(zie noot 3) Kern van het Brown-arrest is overweging 27: Uit bovenstaande overweging volgt tevens dat () wanneer een vrouwelijke werknemer afwezig is wegens een ziekte die haar oorsprong vindt in de zwangerschap of bevalling, in geval deze ziekte is opgetreden tijdens de zwangerschap en gedurende en na het zwangerschapsverlof heeft voortgeduurd, de afwezigheid niet alleen tijdens het zwangerschapsverlof, maar ook gedurende de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot het begin van het zwangerschapsverlof(zie noot 4), niet in aanmerking kan worden genomen voor de berekening van de periode die haar ontslag naar nationaal recht rechtvaardigt. Nu de voorgestelde aanpassing gelet op het daarin neergelegde oorzakelijk verband tussen de ziekte en de zwangerschap afbreuk zou kunnen doen aan de overwegingen van het Brown-arrest, adviseert de Raad tevens de tekst van artikel 121, vijfde en zesde lid, nauwkeuriger hierop te doen aansluiten. - Artikel 123 BARD Dit artikel is gelijkluidend aan het voorheen geldende artikel 123, dat is komen te vervallen bij besluit van 7 mei 2001.(zie noot 5) - Artikel 90c van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) Het tweede lid komt overeen met het geldende artikel 90a, achtste lid, terwijl het eerste en derde lid nieuw zijn. - Artikel 94, derde lid, AMAR Dit artikellid, dat overeenkomt met artikel 123a BARD, is op deze plaats, nu er geen sprake is van ontslag van de militair, niet vanzelfsprekend. De Raad geeft in overweging vorengenoemde artikelen van een toelichting te voorzien. Voorts wijst de Raad nog op het volgende. In het algemeen deel van de toelichting wordt onder het opschrift De Wet verbetering poortwachter opgemerkt dat de wijzigingen in Boek 7, titel 10, BW zoveel mogelijk zijn overgenomen in het BARD, het AMAR en het Inkomstenbesluit militairen. Uit het vervolg van de toelichting wordt niet duidelijk op welke punten van het BW wordt afgeweken en om welke reden. De Raad adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende implementatie van Richtlijn nr. 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod en houdende modernisering van de regels met betrekking tot het openbaar overnamebod (Besluit openbare biedingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende implementatie van Richtlijn nr. 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod en houdende modernisering van de regels met betrekking tot het openbaar overnamebod (Besluit openbare biedingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2006, no.06.001517, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende implementatie van Richtlijn nr. 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod en houdende modernisering van de regels met betrekking tot het openbaar overnamebod (Besluit openbare biedingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bedum, De Marne, Eemsmond en Winsum.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bedum, De Marne, Eemsmond en Winsum.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001565, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bedum, De Marne, Eemsmond en Winsum, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2010, no.10.003265, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de akte van geboorte.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de akte van geboorte.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2016, no.2016002297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de akte van geboorte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2017, no.2017001327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018), met memorie van toelichting.Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2018, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2018, Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling en Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling. Het strekt ertoe wijzigingen ten behoeve van het noodzakelijk onderhoud van het fiscale stelsel aan te brengen in enkele belastingwetten en enige andere wetten waarvoor inwerkingtreding of wettelijke vastlegging met ingang van 1 januari 2018 wenselijk is. Naast veel (reparatie)maatregelen van meer technische aard betreft het onder andere het afschaffen van de inkeerregeling, een aanpassing van de liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting en een vereenvoudiging van het derdenbeslag in de sfeer van de invordering van belastingen.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het aangewezen om de uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag in de sfeer van de invordering van belastingen, te beperken tot concreet omschreven gevallen die in de praktijk vaak voorkomen.De Invorderingswet 1990 (IW 1990) kent thans al een vereenvoudigde derdenbeslagprocedure, (zie noot 1) naast de mogelijkheid van het derdenbeslag op de voet van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). (zie noot 2) Deze extra bevoegdheid voor de ontvanger in de IW 1990 fungeert als een vereenvoudiging ten opzichte van de algemene procedureregels van het executoriale derdenbeslag van het Rv. Deze extra bevoegdheid is in de IW 1990 opgenomen uit efficiencyoverwegingen, namelijk om te voorkomen dat in een aantal in de praktijk vaak voorkomende gevallen de tijdrovende en kostbare weg van het executoriale derdenbeslag van het Rv moet worden bewandeld. (zie noot 3) Waar, kort gezegd, ingevolge het Rv een deurwaardersexploot en, in de meeste gevallen, een hernieuwd bevel tot betaling is vereist, kan in het vereenvoudigde derdenbeslag van de IW 1990 de ontvanger - zonder tussenkomst van de deurwaarder - volstaan met een vooraankondiging aan de derde, gevolgd door een beschikking tot betaling.Het vereenvoudigde derdenbeslag van de IW 1990 is onder de huidige regeling slechts mogelijk met betrekking tot een aantal limitatief opgesomde vorderingen, met name loon, pensioen en lijfrente, bepaalde uitkeringen uit levensonderhoud dan wel op grond van sociale zekerheidswetten, bepaalde verzekeringsuitkeringen en tegoeden op een betaalrekening. Het voorstel breidt de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag uit en maakt het mogelijk om ook op andere geldvorderingen dan deze met name genoemde vorderingen, zonder tussenkomst van de deurwaarder - dus op eenvoudige wijze - derdenbeslag te leggen. (zie noot 4)Over deze uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag in de IW 1990 merkt de Afdeling het volgende op.a.MotiveringZoals hiervoor is aangeduid is het vereenvoudigde derdenbeslag van de IW 1990 thans geclausuleerd - via de limitatieve opsomming van vorderingen - waardoor het een beperkte gesloten groep betreft waar vereenvoudigd beslag kan worden gelegd: namelijk alleen die personen en instanties die de expliciet in de IW 1990 genoemde gelden met een opbrengstkarakter (periodiek) verschuldigd zijn. Die clausulering komt met het voorstel volledig te vervallen, zoals blijkt uit de tekst van het voorstel. (zie noot 5) Ook de toelichting sluit hierop aan door te stellen dat de uitbreiding betrekking heeft op "eenieder" op wie de belastingschuldige een vordering heeft. (zie noot 6)De Afdeling merkt op dat de toelichting voorbeeldsgewijs slechts één geval noemt waar de uitbreiding van het vereenvoudigde derdenbeslag met name op ziet, (zie noot 7) namelijk de opdrachtgevers van belastingschuldigen die een onderneming drijven. (zie noot 8) De toelichting maakt echter niet duidelijk om hoeveel gevallen het daarbij gaat. Evenmin maakt de toelichting duidelijk om welke gevallen (en welke aantallen) het nog meer zal gaan. Waar de huidige clausulering het uitgangspunt kent dat de extra bevoegdheid van de ontvanger om een vereenvoudigd derdenbeslag te leggen, slechts ziet op "een aantal in de praktijk vaak voorkomende gevallen", lijkt het voorstel dit uitgangspunt te verlaten, nu de toelichting er niets over zegt.Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de ongeclausuleerde uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag onvoldoende is gemotiveerd. Dit is te meer het geval nu de uitbreiding zo ver lijkt te gaan dat de ontvanger op simpele wijze beslag kan leggen bij een particulier die nog geld verschuldigd is aan een bedrijf met een belastingschuld.De Afdeling adviseert de uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag te beperken tot concreet omschreven gevallen die in de praktijk vaak voorkomen.b.Datum inwerkingtredingDe toelichting maakt duidelijk dat het voorstel door de Belastingdienst is beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl en verwijst voor de gevolgen voor de uitvoering naar de in de bijlage bij de memorie van toelichting opgenomen uitvoeringstoets. (zie noot 9) Uit deze uitvoeringstoets komt naar voren dat de Belastingdienst van oordeel is dat invoering van het voorstel mogelijk is per 1 januari 2019. (zie noot 10) Diverse systeemaanpassingen zijn noodzakelijk om het voorstel te kunnen uitvoeren, aldus de uitvoeringstoets. (zie noot 11)De Afdeling merkt op dat het voorstel voorziet in inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2018. (zie noot 12) Daarmee wordt afgeweken van de datum van invoering zoals die is voorzien in de uitvoeringstoets. De toelichting geeft geen reden voor deze afwijkende datum van inwerkingtreding.De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan, daarbij de haalbaarheid van de invoering van het voorstel op 1 januari 2018 te motiveren in het licht van de uitvoeringstoets van de Belastingdienst, en zo nodig het voorstel aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen in die wetten geregelde onderwijsinstellingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen in die wetten geregelde onderwijsinstellingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met invoering van zorgzwaartebekostiging en een andere wijziging, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met invoering van zorgzwaartebekostiging en een andere wijziging, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een eenmalige uitkering en tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een eenmalige uitkering en tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2016, no.2016002104, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2005, no.05.002292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG, met memorie van toelichting. Op 15 december 2004 is door het Europees Parlement en de Raad een nieuwe richtlijn vastgesteld betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (hierna: de nieuwe EMC-richtlijn).(zie noot 1) Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van deze richtlijn in de Telecommunicatiewet. Naast implementatie van de nieuwe EMC-richtlijn wordt met het wetsvoorstel beoogd de structuur van hoofdstuk 10 van de Telecommunicatiewet beter te laten aansluiten bij de opbouw en systematiek van de Europese conformiteitsrichtlijnen. De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt twee opmerkingen over artikel 10.3 van het wetsvoorstel. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Eisen aan delegatie bij implementatie van EG-richtlijnen Een groot aantal van de bepalingen uit de nieuwe EMC-richtlijn zal in het nationale recht geïmplementeerd worden via artikel 10.3 van het wetsvoorstel.(zie noot 2) Dit artikel luidt, voor zover van belang: "Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter implementatie van conformiteitsrichtlijnen en bijlage II van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte regels worden gesteld onder meer inzake: eisen waar uitrusting aan moet voldoen [] de door een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk te verstrekken informatie over de technische specificaties van netwerkaansluitpunten". Hoewel de Raad onderkent dat implementatie van richtlijnbepalingen onder bepaalde voorwaarden kan plaatsvinden bij lagere regeling,(zie noot 3) is hij van mening dat de delegatiebepaling van artikel 10.3 te onbepaald en weinig specifiek is (zie ook de aanwijzingen 20-26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).(zie noot 4) In het licht hiervan adviseert de Raad artikel 10.3 van het wetsvoorstel te voorzien van een zo concreet en nauwkeurig mogelijke delegatiegrondslag.(zie noot 5) In elk geval zouden de woorden "onder meer" moeten worden geschrapt. 2. Geen delegatie bij implementatie van de overgangsregeling Uit de transponeringstabel bij het wetsvoorstel volgt dat de overgangsregeling van de nieuwe EMC-richtlijn via artikel 10.3 geïmplementeerd zal worden in een nieuwe algemene maatregel van bestuur. De Raad acht dit niet wenselijk. De overgangsregeling vormt een essentieel aspect van de richtlijn, dat de werkingssfeer regelt. De Raad adviseert daarom de overgangsregeling van de richtlijn in de Telecommunicatiewet zelf op te nemen. 3. Redactionele kanttekeningen Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (Implementatiebesluit richtlijn betaalrekeningen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (Implementatiebesluit richtlijn betaalrekeningen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2017, no.2017000630, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (Implementatiebesluit richtlijn betaalrekeningen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit vormt, tezamen met de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening, (zie noot 1) de implementatie van de richtlijn betaalrekeningen. (zie noot 2)De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar heeft een opmerking over de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit.Artikel 29, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen bepaalt dat de lidstaten uiterlijk op 18 september 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen die nodig zijn om aan de richtlijn te voldoen. Ingevolge het tweede lid dienen de desbetreffende bepalingen ook vanaf die datum te worden toegepast. Voor enkele bepalingen, alsmede voor door de European Banking Authority vast te stellen nadere voorschriften gelden ingevolge artikel 29, tweede lid, van de richtlijn betaalrekeningen afwijkende voorschriften.In het ontwerpbesluit, alsmede de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening, is gekozen voor inwerkingtreding bij koninklijk besluit, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld. Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen van de termijnoverschrijding. (zie noot 3)De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Federale Republiek Brazilië betreffende samenwerking in defensie gerelateerde zaken; Brasilia, 7 december 2011 (Trb. 2012, 8), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Federale Republiek Brazilië betreffende samenwerking in defensie gerelateerde zaken; Brasilia, 7 december 2011 (Trb. 2012, 8), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2012, no.12.000526, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Federale Republiek Brazilië betreffende samenwerking in defensie gerelateerde zaken; Brasilia, 7 december 2011 (Trb. 2012, 8), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de N219, omleidingsweg Zevenhuizen vanaf de Zuidplasweg in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle met kmp 10,5 tot en met de aansluiting met de Bredeweg in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle en de Beijerincklaan in de gemeente Waddinxveen met kmp 2,9, met bijkomende werken, in de gemeenten Zevenhuizen Moerkapelle en Waddinxveen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de N219, omleidingsweg Zevenhuizen vanaf de Zuidplasweg in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle met kmp 10,5 tot en met de aansluiting met de Bredeweg in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle en de Beijerincklaan in de gemeente Waddinxveen met kmp 2,9, met bijkomende werken, in de gemeenten Zevenhuizen Moerkapelle en Waddinxveen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de aanwijzing van een nationale accreditatie-instantie in verband met de implementatie van EG-verordening 765/2008 (Wet aanwijzing accreditatie-instantie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de aanwijzing van een nationale accreditatie-instantie in verband met de implementatie van EG-verordening 765/2008 (Wet aanwijzing accreditatie-instantie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 december 2008, no.08.003719, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de aanwijzing van een nationale accreditatie-instantie in verband met de implementatie van EG-verordening 765/2008 (Wet aanwijzing accreditatie-instantie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2009, no.09.002821, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Barbados tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; 's-Gravenhage, 27 november 2009 (Trb.2009, 229 en Trb.2010, .....), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Barbados tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; 's-Gravenhage, 27 november 2009 (Trb.2009, 229 en Trb.2010, .....), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2010, no.10.001101, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Barbados tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; 's-Gravenhage, 27 november 2009 (Trb.2009, 229 en Trb.2010, .....), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet inkomstenbelasting 2001 (implementatie spaarrenterichtlijn).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet inkomstenbelasting 2001 (implementatie spaarrenterichtlijn).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2015, no.2015000941, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2008, no.08.001187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N293-zuid Oosttangent Roermond (OTR) inclusief de reconstructie en verlegging van een gedeelte van de N570 Keulsebaan en de N293 Heinsbergerweg, met bijkomende werken, in de gemeenten Roermond en Roerdalen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N293-zuid Oosttangent Roermond (OTR) inclusief de reconstructie en verlegging van een gedeelte van de N570 Keulsebaan en de N293 Heinsbergerweg, met bijkomende werken, in de gemeenten Roermond en Roerdalen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet ter implementatie van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectententransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PbEU L 146/37), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet ter implementatie van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectententransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PbEU L 146/37), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2010, no.10.001313, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet ter implementatie van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectententransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PbEU L 146/37), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES (Uitvoeringsbesluit sociale kanstrajecten jongeren BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES (Uitvoeringsbesluit sociale kanstrajecten jongeren BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002597, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES (Uitvoeringsbesluit sociale kanstrajecten jongeren BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: de bijlage) in verband met de tweejaarlijkse actualisering van de tarieven, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: de bijlage) in verband met de tweejaarlijkse actualisering van de tarieven, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2007, no.07.004135, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: de bijlage) in verband met de tweejaarlijkse actualisering van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 in verband met onder meer beperking van de ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een monumentenvergunning, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 in verband met onder meer beperking van de ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een monumentenvergunning, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 december 2007, no.07.004001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 in verband met onder meer beperking van de ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een monumentenvergunning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet met het oog op noodzakelijke verbeteringen van de wet en de uitvoering daarvan.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet met het oog op noodzakelijke verbeteringen van de wet en de uitvoering daarvan.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001721, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte Agentschap en het Europees Ruimte Agentschap inzake de beveiliging en uitwisseling van gerubriceerde informatie; Parijs, 19 augustus 2002, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte Agentschap en het Europees Ruimte Agentschap inzake de beveiliging en uitwisseling van gerubriceerde informatie; Parijs, 19 augustus 2002, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming voor experimenten met een nieuw stembiljet in het stemlokaal, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming voor experimenten met een nieuw stembiljet in het stemlokaal, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juni 2015, no.2015001117, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming voor experimenten met een nieuw stembiljet in het stemlokaal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking betreffende binnenlandse en civiele veiligheid; Washington, 29 november 2012 (Trb. 2012, 227), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking betreffende binnenlandse en civiele veiligheid; Washington, 29 november 2012 (Trb. 2012, 227), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2013, no.13.001493, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking betreffende binnenlandse en civiele veiligheid; Washington, 29 november 2012 (Trb. 2012, 227), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de medische hulpmiddelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de medische hulpmiddelen.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2000, no.00.005196, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de medische hulpmiddelen. Het wetsvoorstel strekt ertoe de Wet op de medische hulpmiddelen (hierna: de wet) aan te passen aan richtlijn 93/42/EEG(zie noot 1) en aan de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) met betrekking tot de zelfstandige bestuursorganen (zbos). Dit laatste is nodig, aangezien de wet het mogelijk maakt instellingen aan te wijzen om medische hulpmiddelen goed te keuren; deze instellingen moeten worden aangemerkt als zelfstandige bestuursorganen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen, in verband waarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. In de onderdelen B en C van artikel I van het wetsvoorstel wordt een aantal artikelen toegevoegd aan de wet, teneinde te voldoen aan paragraaf 4.5a Ar, die betrekking heeft op de zbos. In de laatste alinea van de toelichting op genoemde onderdelen wordt opgemerkt dat de aanpassing van de wet gelet op aanwijzing 124b, derde lid, Ar beperkt kan blijven, aangezien het gaat om de aanwijzing van privaatrechtelijke organisaties. In de alinea daarvoor wordt echter de indruk gewekt dat ook overheidsdiensten kunnen worden aangewezen. Onduidelijk is of hier uitsluitend wordt gedoeld op aan de minister ondergeschikte bestuursorganen of dat ook (publiekrechtelijke) zbos kunnen worden aangewezen. Is dit laatste het geval, dan zal niet kunnen worden volstaan met de beperkte aanpassing die in het wetsvoorstel wordt voorgesteld, maar zullen ook de niet in aanwijzing 124b, derde lid, Ar genoemde aanwijzingen uit paragraaf 4.5a Ar moeten worden nageleefd. De Raad adviseert hierop in ieder geval in de toelichting in te gaan. 2. De artikelen 10a tot en met 10d en 10f van het wetsvoorstel vloeien voort uit de aanwijzingen 124l, 124m, 124s, 124t en 124ij Ar. a. Naast deze aanwijzingen worden in aanwijzing 124b, derde lid, Ar ook enkele andere aanwijzingen genoemd, die van toepassing zijn als aan een privaatrechtelijke organisatie openbaar gezag wordt toegekend. De Raad wijst in dit verband allereerst op aanwijzing 124e, tweede lid, Ar, waarin is bepaald dat het toekennen van openbaar gezag krachtens de wet - zoals in de wet gebeurt - slechts in "bijzondere gevallen" geschiedt. In casu blijkt niet dat van een dergelijk bijzonder geval sprake is. Naar het oordeel van het college dienen in ieder geval de algemene kenmerken van de aan te wijzen zbos in de wet te worden geregeld en dient de aanwijzing van de afzonderlijke zbos ten minste plaats te vinden op het niveau van de algemene maatregel van bestuur. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 10(zie noot 2) op dit punt aan te passen. Verder merkt de Raad op dat niet blijkt waarom ervan is afgezien een maximumtarief vast te stellen voor de goedkeuringsprocedure (aanwijzing 124l, derde lid). Het college adviseert hierop in ieder geval in de memorie van toelichting in te gaan. b. Ingevolge aanwijzing 124s, tweede lid, Ar wordt overwogen te bepalen aan welke eisen het jaarverslag van een zbo moet voldoen en welke onderwerpen daarin in ieder geval worden behandeld. In artikel 10b, tweede lid, laatste volzin, van het wetsvoorstel wordt weliswaar bepaald dat de minister met betrekking tot het jaarverslag nadere regels kan stellen, maar onduidelijk is aan welke eisen in dit verband wordt gedacht. Voorzover het gaat om voorschriften die niet van administratieve aard zijn, verdient het bovendien, mede gelet op aanwijzing 26 Ar, aanbeveling die niet bij ministeriële regeling, maar in ieder geval op het niveau van een algemene maatregel van bestuur vast te stellen. De Raad adviseert hierop in ieder geval in de memorie van toelichting in te gaan. c. Ingevolge aanwijzing 124m Ar wordt in beginsel een taakverwaarlozingsregeling opgenomen. Hiertoe strekt artikel 10d van het wetsvoorstel. In het eerste lid van dat artikel is bepaald dat de minister, indien de instelling de procedures naar zijn oordeel niet of niet naar behoren uitvoert, "noodzakelijke voorzieningen" kan treffen. Het college geeft in overweging in de toelichting aandacht te schenken aan de mogelijke voorzieningen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen; Paramaribo, 17 augustus 2001 (Trb.2001, 161), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen; Paramaribo, 17 augustus 2001 (Trb.2001, 161), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de keuring en certificering van spoorvoertuigen (Besluit keuring spoorvoertuigen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de keuring en certificering van spoorvoertuigen (Besluit keuring spoorvoertuigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet en vervanging door het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet en vervanging door het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000).Bij Kabinetsmissive van 10 april 2000, no.00.002173, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende intrekking van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet en vervanging door het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000).Het ontwerp-Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (ULCW 2000) vervangt het geldende Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet (ULCW). De wijzigingen betreffen vooral de verruiming van de mogelijkheden tot vrijstelling, vermindering en teruggave van de les- en cursusgelden in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs. Verder wordt de hoogte van de retributies voortaan jaarlijks geïndexeerd, analoog aan de systematiek van het collegegeld. Tenslotte is de tekst van het geldende ULCW volledig herzien in een streven naar deregulering, flexibilisering van regelgeving en leesbaarheid.De Raad van State heeft opmerkingen over de (inhoud van) subdelegatie en de betalingsverplichting.1. Krachtens artikel 2, vierde lid, worden de gegevens die bij de inschrijving aan een dagschool met de onderwijskaart moeten worden verstrekt bij ministeriële regeling vastgesteld. Daarnaast noemt deze bepaling vier gegevens die de lagere regeling in ieder geval moet bevatten (naam van de leerling etc.). Artikel 3, vierde lid, geeft eenzelfde bepaling voor uitschrijving. In de artikelen 9 en 10 wordt dezelfde materie geregeld voor cursussen. Het valt de Raad op dat de inhoud van de gegevensverstrekking in deze laatstgenoemde artikelen volledig aan de ministeriële regeling wordt overgelaten. De reden voor dit onderscheid tussen de bepalingen over les- en cursusgeld wordt niet gegeven in de toelichting. In de geldende regeling wordt dit onderscheid ook niet gemaakt.De Raad beveelt aan de regeling, althans de toelichting op dit punt aan te vullen.2. Artikel 6, tweede lid, onderdeel c, biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling bijzondere vormen van dagonderwijs aan te wijzen waarvoor geen lesgeld is verschuldigd. Deze nieuwe vrijstellingsmogelijkheid wordt als volgt gemotiveerd. Het is denkbaar dat ten aanzien van bepaalde categorieën van jongeren het volgen van onderwijs om maatschappelijke redenen van zodanig belang wordt geacht, dat bij het ontbreken van een onderwijskaart het heenzenden van de leerling geen optie is. Voor onderwijsinstellingen is een correcte inschrijving van belang in het kadervan de bekostiging. Om de voornaamste belemmering voor ondertekening van de onderwijskaart weg te nemen, biedt deze bepaling de mogelijkheid van een generieke vrijstelling.(zie noot 1)Het college kan zich niet direct voorstellen welke specifieke situaties de minister hier op het oog heeft. In beginsel geldt namelijk voor alle leerlingen dat het volgen van onderwijs van groot maatschappelijk belang wordt geacht, zeker als ze nog geen startkwalificatie hebben behaald.(zie noot 2) Dat zou aanleiding geven alle leerlingen vrijstellingen te verlenen. Aan de andere kant is het een bevoegdheid waarvan slechts beperkt gebruik gemaakt zou moeten worden. Bij veelvuldig gebruik valt immers de basis voor de lesgeldheffing weg.De Raad betwijfelt dan ook, mede gelet op aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, of deze bevoegdheid tot beperking van de reikwijdte van de lesgeldverplichting - ook al is deze begrensd - moet worden overgelaten aan een ministeriële regeling. In ieder geval dient volgens het college in de toelichting nader aangegeven te worden aan welke bijzondere vormen van onderwijs wordt gedacht.3. Terugbetaling van les- of cursusgeld kan voortaan ook plaatsvinden vanwege bijzondere familieomstandigheden, die bij ministeriële regeling worden bepaald (artikelen 7, tweede lid, onderdeel d en 14, tweede lid, onderdeel d). In de beleidsnota die ten grondslag ligt aan het ontwerpbesluit is uiteengezet welke de relevante bijzondere familieomstandigheden zijn:- het overlijden van of ernstige ziekte bij de partner van de studerende- het overlijden van of ernstige ziekte bij een familielid in de eerste graad van de studerende- echtscheiding van de ouders van de studerende.(zie noot 3)De Raad begrijpt uit de toelichting dat deze onderdelen in de ministeriële regeling zullen worden opgenomen. In de toelichting wordt apart aandacht gegeven aan de situatie waarin de partner waarmee niet wordt samengewoond ernstig ziek is of komt te overlijden.(zie noot 4) Het ligt volgens de regering niet in de rede deze situaties onder de bijzondere omstandigheden te brengen. Eventueel zou kunnen worden teruggevallen op ziekte van de leerling zelf, aldus de toelichting. De Raad verzoekt deze afwijking van de beleidsnota nader en beter te motiveren.4. De lesgeldverplichting gaat, indien de leerling in de loop van het schooljaar wordt ingeschreven, in op de datum van inschrijving (artikel 2, tweede lid). Krachtens artikel 4, vierde lid, wordt het verschuldigde bedrag in dit geval afgeschreven op bij ministeriële regeling te bepalen tijdstippen. In de toelichting op artikel 2, tweede lid, wordt op deze beperkte betalingsverplichting ingegaan met behulp van verwijzingen naar artikel 4.Deze toelichting is echter niet helder geformuleerd. De betalingsverplichting van 7/12 deel van het lesgeld indien wordt ingeschreven na 31 december van het desbetreffende schooljaar geldt immers niet ingevolge artikel 4, maar ingevolge artikel 5. De momenten waarop aan deze verplichting moet worden voldaan gelden ook niet ingevolge artikel 4, maar ingevolge de ministeriële regeling die krachtens artikel 4, vierde lid, zal worden vastgesteld.De Raad adviseert de toelichting op artikel 2 in vorenstaande zin te verduidelijken.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School BES in verband met het invoeren van Engelstalig onderwijs aan de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School BES in verband met het invoeren van Engelstalig onderwijs aan de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2015, no.2015000789, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School BES in verband met het invoeren van Engelstalig onderwijs aan de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en daarmee verband houdende wijziging van enkele besluiten (Reglement justitiële jeugdinrichtingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en daarmee verband houdende wijziging van enkele besluiten (Reglement justitiële jeugdinrichtingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten (Belastingplan 2002 V - Sociale zekerheidswetgeving).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten (Belastingplan 2002 V - Sociale zekerheidswetgeving).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ecuador inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen, Quito, 27 december 2002 (Trb.2003, 108), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ecuador inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen, Quito, 27 december 2002 (Trb.2003, 108), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2003, no.03.002917, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten.Dit wetsvoorstel brengt enkele veranderingen aan in de regels die de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) stelt aan het beheer van, en de bestrijding van schade veroorzaakt door, beschermde inheemse diersoorten. Daarnaast worden enkele beperkte, in hoofdzaak technische wijzigingen aangebracht, onder andere in de regeling voor administratief beroep bij de weigering of intrekking van een jachtakte.De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel van wet, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. De Ffw dient mede ter implementatie van de Vogelrichtlijn (hierna: de richtlijn).(zie noot 1) De richtlijn verplicht de lidstaten om ten aanzien van bepaalde vogels een aantal gedragingen te verbieden. Artikel 8 van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten, wat de jacht op en de vangst en het doden van vogels in het kader van de richtlijn betreft, het gebruik moeten verbieden van alle middelen, installaties of methoden voor het massale of niet-selectieve vangen of doden van vogels, dan wel middelen, installaties of methoden waardoor een soort plaatselijk kan verdwijnen. In het bijzonder dient het gebruik te worden verboden van de middelen genoemd in bijlage IV, sub a, bij de richtlijn.Artikel 72 Ffw geeft regels omtrent de middelen die bij beheer en schadebestrijding mogen worden gebruikt. De in artikel I, onderdeel G, voorgestelde toevoeging van artikel 72, vijfde lid, heeft tot gevolg dat gedeputeerde staten bij hun besluit op grond van artikel 67 het gebruik van andere middelen kunnen toestaan; dat geldt derhalve ook voor middelen, installaties of methoden die in beginsel door de richtlijn worden verboden. Daarmee wijkt artikel 67 af van de verplichtingen van artikel 8 van de richtlijn.Artikel 9 van de richtlijn opent daartoe weliswaar de mogelijkheid, maar op grond van het tweede lid dient in de afwijkende bepalingen te worden vermeld: voor welke soorten mag worden afgeweken; welke middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden zijn toegestaan; onder welke voorwaarden met betrekking tot het risico en onder welke omstandigheden van tijd en van plaats deze afwijkende maatregelen mogen worden genomen; welke autoriteit bevoegd is te verklaren dat aan die voorwaarden is voldaan, en te beslissen welke middelen, installaties of methoden mogen worden aangewend, binnen welke grenzen en door welke personen; welke controles zullen worden uitgevoerd.Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) blijkt dat een afwijkende bepaling van nationaal recht hetzij zelf de criteria en voorwaarden van artikel 9, tweede lid, van de richtlijn moet bevatten, hetzij (ingeval van delegatie) een lagere regelgever moet verplichten deze criteria en voorwaarden in acht te nemen.(zie noot 2)Op dit moment bevatten artikel 72 Ffw en de daarop gebaseerde bepalingen van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (hierna: Bbsd) een regeling over de toegestane middelen, het onderwerp dat in artikel 9, tweede lid, van de richtlijn onder het tweede gedachtestreepje wordt genoemd. Als artikel 72, vijfde lid, wordt toegevoegd aan het eerste lid van artikel 67 gelden de in artikel 72 en het Bbsd gestelde randvoorwaarden niet meer. Artikel 67 noch enige andere bepaling in of krachtens de Ffw voorziet in de criteria en voorwaarden waaronder gedeputeerde staten mogen afwijken van de verplichtingen van artikel 8 van de Vogelrichtlijn. De voorgestelde wijziging voorziet niet in de afwijkingsmogelijkheden welke artikel 9, tweede lid, van de Vogelrichtlijn opent.Het voorgaande geldt eveneens met betrekking tot de in artikel I, onderdeel G, voorgestelde toevoeging van artikel 74, voorzover artikel 74 (in het bijzonder het eerste lid) kan gelden als invulling van het derde gedachtestreepje van het tweede lid van artikel 9 van de richtlijn.Daarnaast geldt hetzelfde, mutatis mutandis, met betrekking tot de in artikel I, onderdeel H, voorgestelde toevoeging van artikel 74 in het eerste lid van artikel 68 Ffw.De Raad adviseert artikel I, onderdelen G en H, zo aan te passen dat de strijdigheid met de Vogelrichtlijn wordt weggenomen.2. De in artikel I, onderdeel G, voorgestelde mogelijkheid voor gedeputeerde staten om af te wijken van artikel 72, vijfde lid, betekent ook dat beheer en schadebestrijding op grond van artikel 67 voortaan kan plaatsvinden met middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken. Dit is ongewenst, mede gelet op de erkenning in de considerans van de Ffw van de intrinsieke waarde van dieren. De Raad adviseert een voorziening te treffen die bereikt dat ook bij schadebestrijding op grond van artikel 67 Ffw geen middelen mogen worden gebruikt die voor dieren onnodig lijden veroorzaken.3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof; New York, 9 september 2002 (Trb. 2003, 170 en Trb. 2004, 55), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof; New York, 9 september 2002 (Trb. 2003, 170 en Trb. 2004, 55), met toelichtende nota.Het verdrag treft een regeling inzake de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof (hierna: het Hof), de personen die werkzaam zijn voor het Hof en personen die betrokken zijn bij de zaken die het Hof behandelt, zoals raadslieden, getuigen en slachtoffers. Deze onderwerpen, die in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2000, 120) in algemene zin zijn geregeld, worden in het verdrag concreet uitgewerkt.De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij een kanttekening.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2011, no.11.001439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China, met Protocol; Beijing, 26 november 2001 (Trb.2002, 24), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China, met Protocol; Beijing, 26 november 2001 (Trb.2002, 24), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende een Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende een Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2009, no.09.000853, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende een Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2012, no.12.001542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU 2008, L353) en in verband met nieuw overgangsrecht voor bestaande gasturbines en gasmotoren, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU 2008, L353) en in verband met nieuw overgangsrecht voor bestaande gasturbines en gasmotoren, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2016, no.2016000209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU 2008, L353) en in verband met nieuw overgangsrecht voor bestaande gasturbines en gasmotoren, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Wet uitwerking fiscale maatregelen Stabiliteitsprogramma Nederland III), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Wet uitwerking fiscale maatregelen Stabiliteitsprogramma Nederland III), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2012, no. 12.001171, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Wet uitwerking fiscale maatregelen Stabiliteitsprogramma Nederland III), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft ter implementatie van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) en richtlijn nr. 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) (Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft ter implementatie van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) en richtlijn nr. 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) (Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 september 2006, no.06.003543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft ter implementatie van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) en richtlijn nr. 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) (Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) (hierna: Herziene richtlijn Banken) en richtlijn nr. 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177), mede in het licht van het wetsvoorstel implementatie kapitaalakkoord Bazel 2.(zie noot 1) Het ontwerpbesluit wijzigt daartoe het Besluit prudentiële regels Wft, dat in werking zal treden bij de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen over de wijze waarop de implementatie is uitgevoerd. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. In artikel I, onder A, onder 1, is een definitie van "wanbetaling" opgenomen ter implementatie van bijlage VII, deel 4, punten 44 en 45, van de Herziene richtlijn Banken. In de toelichting bij het ontwerpbesluit wordt vermeld dat dit begrip een cruciale rol speelt in de berekening van de naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling volgens een interne modellenmethode. De definitie in genoemde bijlage is zeer gedetailleerd, dit in tegenstelling tot die in het ontwerpbesluit. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten op welke wijze is verzekerd, dat met de definitie in het ontwerpbesluit de definitie in de Herziene richtlijn Banken volledig en met inachtneming van de details wordt gedekt en zo nodig het ontwerpbesluit aan te vullen. 2. Het in artikel I, onder D, opgenomen nieuwe artikel 21a van het Besluit prudentiële regels Wft implementeert artikel 123 van de Herziene richtlijn Banken betreffende strategieën en procedures ten aanzien van het eigen vermogen. Anders dan het genoemde artikel 123 bevat het voorgestelde artikel 21a niet het voorschrift dat deze strategieën en procedures op gezette tijden tegen het licht dienen te worden gehouden en dat er daarbij voor wordt gezorgd, dat eventuele hiaten worden aangevuld en dat deze in verhouding blijven staan tot de aard, omvang en complexiteit van de werkzaamheden van de desbetreffende kredietinstelling. De Raad adviseert artikel 21a van het Besluit prudentiële regels Wft aan te vullen in overeenstemming met artikel 123 van de Herziene richtlijn Banken. 3. In de voorgestelde artikelen 69b en verder, alsmede artikel 75a10 en verder van het Besluit prudentiële regels Wft worden, ter implementatie van de artikelen 102 en verder van de Herziene richtlijn Banken, regels gesteld ter zake van het eigen vermogen ter dekking van het operationeel risico. Daarvoor gelden verschillende benaderingen: de basisindicatorbenadering, de standaardbenadering en de geavanceerde meetbenadering. In het ontwerpbesluit worden deze begrippen genoemd zonder dat deze worden gedefinieerd of uitgelegd. Verder zijn de regels die gelden voor deze benaderingen niet opgenomen in het ontwerpbesluit, maar wordt het stellen van die regels overgelaten aan de Nederlandsche Bank. De Raad is van oordeel dat in elk geval de hoofdkenmerken en de voornaamste elementen van de regeling ten aanzien van de verschillende benaderingen in het ontwerpbesluit dienen te worden opgenomen. De Raad adviseert het ontwerpbesluit aan te vullen. 4. In het voorgestelde artikel 75a8, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft is bepaald, dat de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, toestemming kan verlenen om de standaardbenadering van artikel 68a te gebruiken voor activa en posten buiten de balanstelling, indien het bepaalde posities in aandelen betreft waarvoor in een andere lidstaat, volgens het recht van die lidstaat, toestemming is verleend. Hiermee wordt artikel 89, eerste lid, laatste alinea, van de Herziene richtlijn Banken geïmplementeerd. In de richtlijnbepaling is echter geregeld, dat door de lidstaten in bedoeld geval de toestemming niet geweigerd mag worden. De Raad adviseert artikel 75a8, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft in overeenstemming te brengen met artikel 89, eerste lid, laatste alinea, van de Herziene richtlijn Banken. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen (Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen (Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2005, no.05.004385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen (Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft een regeling van de uitgangspunten die gedeputeerde staten van provincies ter uitvoering van een reconstructieplannen in acht moeten nemen bij het vaststellen van ruilplannen en lijsten van geldelijke regelingen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de regeling van de bepaling van de agrarische verkeerswaarde. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. Ingevolge artikel 74, tweede lid, juncto artikel 73, tweede lid, van de Reconstructiewet concentratiegebieden dienen in een algemene maatregel van bestuur onder meer de uitgangspunten te worden geregeld ten aanzien van de bepaling van de agrarische verkeerswaarden voor de verrekening na de toedeling van gronden. Hieraan is uitvoering gegeven in artikel 2 van het ontwerpbesluit. In het eerste lid van artikel 2 is bepaald dat gedeputeerde staten de agrarische verkeerswaarde van gronden bepalen op basis van het prijsniveau van de landbouwgronden die in het betrokken blok in het jaar voorafgaand aan de terinzagelegging van het ruilplan zijn verkocht aan het bureau beheer landbouwgronden (BBL). Voor de gevallen waarin in een blok in het genoemde jaar geen gronden aan het bureau beheer landbouwgronden zijn verkocht, geldt ingevolge het tweede lid als uitgangspunt de prijs waarvoor het bureau beheer landbouwgronden die gronden zou hebben verworven. Hierover maakt de Raad de volgende opmerkingen.Naar het de Raad voorkomt ligt het in de rede dat bij het vaststellen van de agrarische verkeerswaarde wordt aangesloten bij de regels voor de schadeloosstelling volgens de onteigeningswet. Naar zijn oordeel zal slechts kunnen worden uitgegaan van het prijsniveau van de landbouwgronden die in het betrokken blok in het jaar voorafgaand aan de terinzagelegging van het ruilplan zijn verkocht aan het BBL indien het BBL zijn verwervingen van landbouwgrond heeft gedaan op basis van taxaties verricht overeenkomstig de regels voor de bepaling van de verkeerswaarde op basis van de onteigeningswet. Hij adviseert in de nota van toelichting uiteen te zetten waarom in artikel 2 niet wordt verwezen naar de bepaling van de agrarische verkeerswaarde volgens de regels van de onteigeningswet en in ieder geval te verduidelijken dat het BBL bij taxaties de verkeerswaarde volgens de regels van de onteigeningswet in acht neemt.Voorts is de waarderingsregel in artikel 2, tweede lid, voor de gevallen waarin in het referentiejaar geen gronden in het blok aan het BBL zijn verkocht naar de mening van de Raad te onbepaald. Hij adviseert in artikel 2, tweede lid, een referentiekader op te nemen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar het prijsniveau zoals dat is gebleken bij aankopen van vergelijkbare gronden door het BBL buiten het desbetreffende blok.2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 september 2008, no.08.002640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 augustus 2011, no.11.001984, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW), met memorie van toelichting. Bij brief van 13 september 2011 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aanvullend uitvoerbaarheidsoordeel van de Sociale verzekeringsbank en enkele wijzigingen van het voorstel aan de Afdeling voorgelegd. De Afdeling heeft deze wijzigingen betrokken bij haar advies.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2005, no.05.003101, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006), met memorie van toelichting. Het voorstel omvat het Belastingplan 2006. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst kanttekeningen bij de voorgestelde inwerkingtreding van de tonnageregeling, de regelingen voor filmstimulering en de woningcorporaties, alsmede de herijking van de dividendbelastingheffing en de codificering van enkele besluiten in de loonbelastingsfeer. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Belastingplan Zoals de Raad meermalen heeft opgemerkt, dienen in een belastingplan alleen die maatregelen te worden opgenomen die direct betrekking hebben op het budgettaire en koopkrachtbeeld van het komende jaar. Daarnaast kunnen in een wetsvoorstel de maatregelen worden opgenomen die niet direct betrekking hebben op het budgettaire en koopkrachtbeeld van het komende jaar maar waarvan de inwerkingtreding per begin van het volgende kalenderjaar nodig of gewenst is. In de afgelopen jaren zijn de fiscale maatregelen op deze wijze in wetsvoorstellen opgenomen. De Raad stelt vast dat in het Belastingplan 2006 deze splitsing niet is gemaakt en dat ook wijzigingsvoorstellen die eerder passen in een technische herstelwet, zijn opgenomen. Het bijeenbrengen van maatregelen van uiteenlopende aard in een wetsvoorstel legt druk op de besluitvorming. Deze druk is alleen aanvaardbaar indien de samenhang van de verschillende maatregelen mede het karakter van het wetsvoorstel bepaalt, zoals bij een belastingplan in bovengenoemde zin het geval is. De Raad adviseert opnieuw er strikt de hand aan te houden alleen de maatregelen die direct betrekking hebben op het budgettaire en koopkrachtbeeld van het komende jaar in een belastingplan op te nemen. 2. Tonnageregeling De in de Overige fiscale maatregelen 2005 (Wet van 16 december 2004, Stb. 654) opgenomen wijzigingen in de tonnageregeling zijn nog niet in werking getreden in afwachting van de goedkeuring van de Europese Commissie. Voorgesteld wordt nu in navolging van Denemarken deze wijzigingen te versoepelen ten aanzien van het vlagvereiste, dat wordt beperkt tot schepen die de belastingplichtige in eigendom of mede-eigendom heeft of door hem in rompbevrachting worden gehouden, en uit te breiden met scheepsmanagement-activiteiten; daarentegen vervalt de uitbreiding van de tonnageregeling ten aanzien van kabelleggers, onderzoekschepen en kraanschepen. Tevens wordt aangekondigd, dat de aangepaste wijzigingen van de tonnageregeling ook zonder uitdrukkelijke toestemming van de Europese Commissie op 1 januari 2006 in werking zullen treden. De Nederlandse regering heeft de Europese Commissie meermalen verzocht een beslissing inzake de voorgestelde tonnageregeling te geven, maar die is uitgebleven. In de toelichting wordt opgemerkt, dat Nederland zich nu genoodzaakt ziet de wijzigingen van de tonnageregeling op 1 januari 2006 in werking te laten treden. De Raad ziet die noodzaak niet in. De afweging tussen het met terugwerkende kracht invoeren van een regeling en het moeten terugvorderen van ongeoorloofde staatssteun dient door te slaan naar de eerstgenoemde mogelijkheid. Het afgaan op de faciliteiten die de tonnageregeling biedt, is voor de sector in beide varianten onzeker zolang de Europese Commissie geen uitsluitsel heeft gegeven, maar eerstgenoemde mogelijkheid lijkt het minst belastend. De Raad adviseert eerst na de beslissing van de Europese Commissie de gewijzigde tonnageregeling in werking te laten treden. 3. Filmstimulering In de toelichting wordt opgemerkt dat besloten is naar aanleiding van de motie-Verhagen het filmstimuleringsbeleid structureel voort te zetten. De Raad heeft eerder negatief geadviseerd over de wijze waarop aan dit stimuleringsbeleid vorm is gegeven. In het advies inzake het Belastingplan 2002 II - Economische infrastructuur (Kamerstukken II 2001/02, 28 034, A) merkte de Raad het volgende op: "21. De Raad heeft bij de invoering van de faciliteit voor de Nederlandse filmindustrie opgemerkt dat zou moeten worden toegelicht waarom deze maatregel van toepassing zal zijn voor de filmindustrie en niet voor andere vergelijkbare activiteiten. In het nader rapport is erop gewezen dat Nederland goede mogelijkheden biedt voor een in de economische en culturele infrastructuur verweven bedrijfstak film. Om de filmindustrie een duw in de goede richting te geven, zijn maatregelen voorgesteld die zijn gericht op het verbeteren van de financiële en economische infrastructuur, waardoor de investeringsbereidheid en het productievolume kan worden vergroot. De voorgenomen maatregelen betreffen niet zozeer een steunprogramma als wel het geven van een impuls aan de filmindustrie (Kamerstukken II 1997/98, 25 688, B, blz. 3). In de brief van 11 juni 2001 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is de evaluatie van de stimuleringsmaatregelen opgenomen. Uit deze evaluatie blijkt onder meer, dat vooral sprake is geweest van fiscale oriëntatie in plaats van marktoriëntatie en dat serieuze toetsing van commerciële perspectieven van een film in bepaalde gevallen achterwege blijft. De verbetering van de financiële en economische infrastructuur is niet aan te wijzen. Het is de investeerders veeleer om de fiscale aftrekpost te doen geweest. Doordat financiële instellingen zeer actief inspeelden op de mogelijkheden van de fiscale stimuleringsmaatregelen, heeft daarenboven de FINE niet de voortrekkersrol kunnen vervullen die haar bij de opzet van het pakket filmstimuleringsmaatregelen was toebedacht (Kamerstukken II 2000/01, 25 434, nr. 5). Naar het oordeel van de Raad rechtvaardigt deze evaluatie niet dat voortgegaan moet worden op de weg de filmindustrie fiscaal sterker te stimuleren dan andere culturele beleggingen. De beleggingen in durfkapitaal, waartoe de culturele beleggingen behoren, zijn aanmerkelijk fiscaal gefaciliëerd door de vrijstelling van de vermogensrendementsheffing, de extra heffingskorting en de mogelijkheid verliezen ten laste van het box I-inkomen af te trekken. Tot de culturele beleggingen zullen onder meer projecten die in het belang zijn van de Nederlandse film gerekend worden (het voorgestelde artikel 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001) (Wet IB 2001). Deze faciliteiten stellen investeerders reeds een redelijk rendement in het vooruitzicht dat nodig is om durfkapitaal te genereren. Voorzover gevreesd zou moeten worden dat met behulp van deze fiscale faciliteiten onvoldoende durfkapitaal uit de markt aan te trekken is, zou de voorgenomen maatregel in de vorm van publiek-private samenwerking sterker kunnen worden ingezet. De Raad mist in de toelichting een deugdelijke vergelijking van het te bereiken rendement bij toepassing van de faciliteiten voor durfkapitaal en de filminvesteringsaftrek, nu in figuur 3 geabstraheerd is van vrijstellingen in box III. De keuze voor filminvesteringsaftrek en tegen durfkapitaal is daardoor niet onderbouwd. Deze keuze is temeer opvallend omdat bij de uitwerking van hetgeen tot de culturele beleggingen dient te worden gerekend, in het voorstel van Wet wijziging van enkele belastingwetten (herstel van onjuistheden) (Kamerstukken II 2000/01, 27 746) de projecten die in het belang zijn van de Nederlandse film als culturele projecten zijn aangewezen. De Raad adviseert niet de weg op te gaan van de invoering van een filminvesteringsaftrek. Het verlenen van deze investeringsaftrek staat haaks op de opzet van de Wet IB 2001 alleen aan «echte» ondernemers ondernemersfaciliteiten te verlenen. Daarenboven wordt deze filminvesteringsaftrek niet aan «echte» ondernemers maar alleen aan pseudo-ondernemers verleend, en vindt in afwijking van de gebruikelijke regeling slechts een beperkte desinvesteringsbijtelling plaats. Deze inbreuken op het systeem maken de «systeemfout» nog groter. Voor een tijdelijke en gebudgetteerde regeling moet zo'n systeemfout niet gemaakt worden. De Raad adviseert niet over te gaan tot de invoering van een filminvesteringsaftrek en de faciliëring van Nederlandse films ondergebracht te houden bij de regeling voor durfkapitaal." Nu wordt voorgesteld een nagenoeg gelijke regeling structureel in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) op te nemen, herhaalt de Raad zijn bedenkingen. Deze bedenkingen worden vergroot nu de voorgestelde wijziging ertoe leidt dat de regeling gecompliceerder wordt in systematiek en uitvoering; in het bijzonder speelt dit doordat, met het loslaten van het fiscale winstbegrip, fiscaal aftrekbare verliezen van een film-cv tot 130% van de inleg van de participanten kunnen belopen en een nieuwe objectieve vrijstelling wordt ingevoerd. De staatssecretaris onderkent dit eveneens en heeft al een onderzoek aangekondigd naar een eenvoudiger variant die gebaseerd is op belastingheffing in Box III.(zie noot 1) Daarnaast wijst de Raad er op dat uit de in bijlage 1 opgenomen voorbeelden is af te leiden dat een substantieel gedeelte van dit uit de markt aangetrokken kapitaal als belastinguitgave vervolgens ten laste van 's Rijksschatkist wordt gebracht. Het per saldo door de investeerders bijgedragen "echt eigen" kapitaal aan de filmindustrie is zo gering ten opzichte van het totaal benodigde kapitaal, dat dit het invoeren van de belastinguitgave met al zijn gecompliceerde regelingen en administratieve lasten niet rechtvaardigt, nog afgezien van het risico dat een deel van met de faciliteit gemoeide gelden weglekt naar het buitenland. Dit alles wijst in de richting dat een volledig rechtstreekse subsidiëring in deze situatie meer voor de hand ligt dan de voorgestelde regeling. Een volledige subsidiëring zou in afwachting van de resultaten van het aangekondigde onderzoek ook een overbrugging kunnen vormen, zodat niet nu mogelijk tijdelijk de voorgestelde complexe regeling behoeft te worden ingevoerd. Tenslotte wijst de Raad er op dat, ingeval het echt alleen maar gaat om een fiscale aftrekpost, de regeling ook vorm zou kunnen krijgen in het als aftrekbare gift in aanmerking nemen van gerealiseerde verliezen op door SenterNovem geaccordeerde filmprojecten. De Raad adviseert de invoering van een structurele regeling voor filmstimulering te heroverwegen. 4. Woningcorporaties De in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) opgenomen vrijstelling voor lichamen toegelaten om op de voet van de Woningwet (Stb. 1991, 439) werkzaam te zijn in het belang van de volkshuisvesting is omstreden. In de brief van 18 februari 2002, nr. AFP2002/00014, heeft de staatssecretaris aangegeven dat het kabinet voornemens was om, in lijn met het kabinetsstreven naar afschaffing van subjectieve belastingvrijstellingen, met ingang van 1 januari 2003 de subjectieve vrijstelling van vennootschapsbelasting voor woningcorporaties te laten vervallen, en dat deze daardoor belastingplichtig zouden worden. Bij brief van 23 december 2002 is echter nader aangegeven dat het streven (geworden) was om de woningcorporaties niet voor al hun activiteiten te belasten. In het Belastingplan 2004 is vervolgens een voorstel opgenomen dat de vrijstelling voor woningcorporaties beperkt tot hun kernactiviteiten, waardoor de commerciële activiteiten, zoals de bouw van koopwoningen en de makelaardij, buiten de vrijstelling vallen (Kamerstukken II 2003/04, 29 210). De uitwerking van het voorstel waarbij een koppeling werd aangebracht met het Besluit beheer sociale-huursector, bleek niet realiseerbaar. Voorgesteld wordt nu de vrijstelling te beperken tot de in de Wet Vpb 1969 zelfstandig omschreven kernactiviteiten van de sociale woningcorporaties. De Raad merkt op dat de rechtvaardiging van de vrijstelling van de woningcorporaties is gevonden in de eisen die de overheid stelt om de status van toegelaten instelling te verkrijgen en te behouden (Aanhangsel Handelingen I 1992/93, nr. 17). Deze eisen zijn neergelegd in de artikelen 70 en volgende van de Woningwet. Hierin wordt onder meer bepaald dat stichtingen, die zich ten doel stellen uitsluitend op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam te zijn en niet beogen uitkeringen te doen anders dan in het belang van de volkshuisvesting, kunnen worden toegelaten als instellingen, uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam. De toegelaten instellingen dienen bij voorrang personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting, te huisvesten. Bij het in gebruik geven van door hen beheerde woningen met een verhoudingsgewijs lage huurprijs dienen zij zo veel mogelijk voorrang te geven aan woningzoekenden die, gelet op hun inkomen, in het bijzonder op die woningen zijn aangewezen. Zij moeten daarbij voldoen aan voorschriften betreffende het verwerven, bouwen, bezwaren en vervreemden van onroerende zaken, het treffen van voorzieningen aan woningen, het verhuren van woningen, de wijze van beheer van woningen, de exploitatie van woningen, de bestemming van batige saldi, het financiële beleid en beheer, de verslaglegging, de inrichting van de administratie en overleg met en verplichtingen ten opzichte van huurders. Tussen deze eisen en de voorgestelde omschrijving van de kernactiviteiten zit licht, zoals in de toelichting ook is gesteld, waardoor de rechtvaardiging voor de vrijstelling zwakker wordt. Tevens is in aanmerking te nemen dat een vrijstelling minder betekenis heeft naarmate het (fiscale) resultaat geringer is; bij verlieslatende activiteiten is een vrijstelling zelfs een belastende regeling. Sociale woningbouw is veelal zwak tot niet renderend. Daarbij komt dat de corporaties zich sterker zijn gaan manifesteren op het terrein buiten de sociale woningbouw. Belastingvrijstelling voor woningcorporaties is dan ook niet meer vanzelfsprekend, mede gelet op de Europese regels inzake staatssteun. De Raad wijst in dit kader ook op het voorstel om een bestemmingsheffing te leggen op verhuurders van woningen met een huur beneden de maximale huur voor toekenning van de huurtoeslag, waardoor met name de woningcorporaties getroffen worden, en op artikel 20, derde lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies 2005. waarbij de legesvrijstelling voor sociale verhuurders, die was opgenomen in artikel 34 van het besluit Woninggebonden Subsidies 1995, is komen te vervallen. Het voorstel zal tot administratieve lasten en geschillen leiden in verband met de scheiding tussen de vrijgestelde en niet-vrijgestelde activiteiten, in het bijzonder ten aanzien van werkzaamheden die voor beide activiteiten gemeenschappelijk worden uitgevoerd. Alles overziende adviseert de Raad de in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, Wet Vpb 1969 opgenomen vrijstelling voor de woningcorporaties opnieuw te bezien. 5. Dividendbelasting Voorgesteld wordt de voorwaarden voor een onbelaste inkoop van eigen aandelen te versoepelen. Dit voorstel staat niet op zich. In het recente voorstel inzake Versterking fiscale rechtshandhaving is de codificering van de zogenoemde opstapresolutie opgenomen. Naast de invoering van de Wet IB 2001 wijzen ook deze voortdurende (kleine) aanpassingen van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet div.bel. 1965) er op, dat de dividendbelastingheffing aan herijking toe is. De nauwe verbinding tussen de inkomstenbelastingheffing en de dividendbelastinginhouding als voorheffing is verbroken bij de invoering van de Wet IB 2001. Het object van heffing van de dividendbelasting is niet meer gelijk aan het object van de in box III van de Wet IB 2001 opgenomen vermogensrendementsheffing. Daarmee ligt de tijd achter ons dat voor de binnenlandse verhouding het object en het tijdstip van de dividendbelastingheffing nauwkeurig moesten aansluiten bij de in de inkomstenbelasting te betrekken opbrengst van aandelen. Dit schept ruimte om de dividendbelasting robuust op te zetten in een bronheffing die het internationaal aanvaarde heffingsrecht op uitgaande dividenden verzekert en zodanig hoog is dat bij de onderhandelingen over verdragen ter voorkoming van dubbele belasting de mogelijkheid blijft bestaan voor een adequate wederzijdse vermindering van de bronheffing. Zoals de Raad in het advies inzake de Versterking fiscale rechtshandhaving reeds opmerkte, behoeft met betrekking tot het object van de dividendbelastingheffing niet gemillimeterd te worden aangezien die heffing alleen nog in de buitenlandse verhouding betekenis heeft. Niet alle uitkeringen waarin op grond van de voor de Wet op de inkomstenbelasting 1964 ontwikkelde basisconceptie een winstelement is te onderkennen, behoeven in de buitenlandse verhouding in de heffing te worden betrokken. Aangesloten kan worden bij de omstandigheid dat in buitenlandse stelsels andere criteria gelden en bijvoorbeeld de inkoop van eigen aandelen als een vervreemding en niet (deels) als een winstuitkering wordt aangemerkt. Overwogen dient te worden teneinde een robuuste en transparante heffing te krijgen de dividendbelastingheffing te beperken tot de contante winstuitkeringen. De Raad adviseert in de toelichting op dit perspectief in te gaan. Eindheffing loonbelasting 6. Voorgesteld wordt een tweetal goedkeurende beleidsbesluiten te codificeren. Deze besluiten hebben betrekking op het verstrekken van spaarpunten en geschenken en maken het mogelijk dat de verstrekker de fiscale gevolgen voor zijn rekening neemt. Het Besluit van 26 april 2001, CPP2001/91M, ziet op de fiscale behandeling van spaarsystemen in de zakelijke sfeer. Exploitanten van zulke systemen bieden ondernemers de mogelijkheid om bij bepaalde zakelijke transacties aan hun afnemers of werknemers van hun afnemers een bonus te verstrekken in de vorm van spaarpunten waarmee artikelen of diensten, al dan niet met bijbetaling in geld, kunnen worden gekocht, alsmede op de fiscale behandeling van de door ondernemers rechtstreeks aan hun zakelijke afnemers of werknemers van afnemers verstrekte goederen of diensten in de promotionele sfeer. De ondernemers die in de uitoefening van hun onderneming een bonus in de vorm van spaarpunten ontvangen of goederen of diensten in de promotionele sfeer verkrijgen, moeten dit voordeel tot hun winst uit onderneming rekenen. Bij werknemers die in het kader van de uitoefening van hun dienstbetrekking dergelijke voordelen ontvangen, behoort het voordeel tot het inkomen. De voordelen zijn belast op het moment waarop ze worden verstrekt tegen de op dat moment geldende waarde in het economische verkeer. In verband met de praktische problemen om de hier bedoelde voordelen op individuele basis en per verstrekking in de belasting- en premieheffing te betrekken is goedgekeurd dat de loon-, inkomsten- en vennootschapsbelasting en de premie volksverzekeringen, die door de ontvangende ondernemers en werknemers verschuldigd zouden zijn, op lumpsumbasis worden afgedragen door de organisatie die het spaarsysteem exploiteert of door de verstrekker van de goederen of diensten in de promotionele sfeer. Het Besluit van 16 december 2004,CPP2004/2765M, ziet op de geschenken die bedrijven of instellingen verstrekken aan ondernemers, resultaatgenieters en werknemers van derden die werkzaamheden voor de verstrekker (hebben) verricht(en) en die doorgaans gelijktijdig plaatsvinden met overeenkomstige verstrekkingen aan de eigen werknemers, zoals kerstpakketten. Het betreft hier relatief geringe verstrekkingen waarmee de verstrekker van de geschenken niet primair beoogt om de reguliere inkomsten te vervangen door andersoortige inkomsten. Ook in deze gevallen is onder bepaalde voorwaarden goedgekeurd dat de verstrekker van de hiervoor bedoelde geschenken de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen, die door de ontvangende ondernemers, resultaatgenieters en werknemers verschuldigd zouden zijn, afdraagt op lumpsumbasis. Voorgesteld wordt de door de beleidsbesluiten bestreken gevallen op te nemen in de eindheffingsregeling (Hoofdstuk V van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964)). Hoewel de Raad dit effectief en passend acht voorzover de bonussen en geschenken worden toegekend aan natuurlijke personen, omdat in deze gevallen sprake is van een bate die anders ook in box I van de Wet IB 2001 belast zou worden, heeft de Raad aanmerkelijke bezwaren om de regeling ook toe te passen in de gevallen waarin de bonussen of geschenken opkomen aan vennootschapsbelastingplichtige lichamen. De loonbelastingheffing vormt een voorheffing of een vervangende heffing voor de inkomensbelastingheffing over de opbrengst van dienstbetrekking. Heffing over baten die opkomen in de vennootschapsbelastingsfeer doet zozeer afbreuk aan dit karakter van de heffing dat daarvan moet worden afgezien; het gebruiken van een op zich reeds een inbreuk op de loonbelastingheffing vormende eindheffingsregeling als vergaarbak voor praktische oplossingen van heffingsproblemen van andere belastingen is een stap te ver. Deze oplossing is ook niet nodig, omdat door het niet in aftrek toestaan van de waarde in het economisch verkeer van de bonussen en de geschenken bij de winstbepaling van de verstrekker en het onbelast laten van die waarde bij de genieter, de vennootschapsbelastingheffing kan worden verlegd van de genieter naar de verstrekker. Deze weg is ook begaanbaar omdat een van de voorgestelde voorwaarden voor het aanmerken als eindheffingsbestanddeel is, dat aannemelijk gemaakt kan worden wie de ontvanger is van de verstrekking. De Raad adviseert de eindheffingsregeling niet mogelijk te maken voor baten die opkomen aan vennootschapsbelastingplichtige lichamen en daartoe de artikelen 1 en 32ab Wet LB 1964 en artikel 8, eerste lid, Wet Vpb 1969 te heroverwegen. 7. Voorgesteld wordt op grond van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel i, Wet IB 2001 de in punt 6 genoemde eindheffingsbestanddelen vrij te stellen mits de belastingplichtige de schriftelijke mededeling van de verstrekker dat de regeling toepassing heeft gevonden in zijn administratie bewaart en ervan mag uitgaan dat de verstrekker de eindheffing heeft voldaan. Aangezien volgens de artikelsgewijze toelichting op artikel 32ab Wet LB 1964 de mededeling ook opgenomen mag zijn in de algemene voorwaarden van de verstrekker, lijkt eerstgenoemde voorwaarde niet steeds praktisch uitvoerbaar. De Raad adviseert deze voorwaarde zodanig aan te passen dat hij steeds uitvoerbaar blijft. De tweede voorwaarde roept een nagenoeg niet op te lossen bewijsprobleem op omdat de belastingplichtige geen kennis draagt van het betaalgedrag van de verstrekker en de wijze waarop hij de lijst van de ontvangers van de verstrekkingen bijhoudt. De Raad adviseert deze voorwaarde te schrappen mede omdat in het algemeen het niet voldoen aan de afdrachtplicht door de inhoudingsplichtige niet aan de belastingplichtige kan worden tegengeworpen. 8. Het tarief over het eindheffingsbestanddeel wordt in artikel 32ab, derde lid, Wet LB 1964 gesteld op 45% voor verstrekkingen tot een waarde in het economisch verkeer van 136 en op 75% voor verstrekkingen boven een waarde in het economisch verkeer van 136. Rond het bedrag van 136 wordt het tarief zeer scherp zonder een glijdend overgangstarief of een tariefstelling waarbij steeds over de waarde in het economisch verkeer tot 136 45% en over het gedeelte daarboven 75% wordt geheven. In de toelichting is niet op deze scherpte ingegaan. Tevens wordt anders dan in het Besluit van 26 april 2001, CPP2001/91M, niet de mogelijkheid geboden van de waarde van de verkregen goederen of diensten uit te gaan; zonder uitdrukkelijke delegatiebepaling lijkt dit ook niet mogelijk. In de toelichting is niet op dit verschil met het Besluit ingegaan. De Raad adviseert in de toelichting alsnog nader op deze aspecten in te gaan. 9. Levensloopregeling Voorgesteld wordt dat ook beheerders van beleggingsinstellingen aan wie een vergunning is verleend ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen en die in Nederland gevestigd zijn, de levensloopregeling kunnen uitvoeren (artikel 19g Wet LB 1964). In de toelichting is geen aandacht gegeven aan de vestigingsplaatseis, hoewel deze eis spanning kan oproepen met de Europese regelgeving inzake het vrije verkeer van goederen en diensten. De Raad adviseert in de toelichting alsnog in te gaan op dit aspect. 10. Vrijwilligersregeling In het voorgestelde artikel 2, zesde lid, Wet LB 1964 is als voorwaarde voor de toepassing van de vrijwilligersregeling opgenomen dat niet bij wijze van beroep arbeid wordt verricht. Gelet op de geringe bedragen waar het bij de vrijwilligersregeling om gaat lijkt deze voorwaarde overbodig. Indien meerdere "vrijwilligersbaantjes" tegelijkertijd worden uitgeoefend voorkomt artikel 3.96 Wet IB 2001 al cumulatie van de vrijstelling. Omdat deze voorwaarde moet worden beoordeeld en voor zoveel nodig moet worden vastgelegd, vormt de voorwaarde een administratieve last die zonder groot fiscaal risico vermeden kan worden. De Raad adviseert de voorwaarde te schrappen. De vrijwilligersregeling vindt onder meer toepassing bij sportverenigingen of sportstichtingen, ook indien deze aan de vennootschapsbelastingheffing zijn onderworpen maar niet ingeval de sportactiviteiten in een N.V. of B.V. zijn ondergebracht. In de toelichting wordt dit verschil gemotiveerd met een beroep op het commerciële karakter van de rechtsvorm. Deze motivering overtuigt de Raad niet, omdat niet de rechtsvorm maar alleen het commerciële karakter van de activiteit dragend voor het uitsluiten van de regeling zou kunnen zijn. Daarbij komt, dat bij de voetbalsport het beroepsvoetbal is ondergebracht in N.V.s of B.V.s en deze vennootschappen sterk verweven zijn met de amateurorganisaties; splitsing van de werkzaamheden van de vrijwilligers zal tot aanmerkelijke administratieve lasten leiden. De Raad adviseert de vraag of de vrijwilligersregeling bij activiteiten met een commercieel karakter ook ten aanzien van N.V.s en B.V.s toepassing kan vinden, opnieuw onder ogen te zien. Samenhangende groep inhoudingsplichtigen 11. Voorgesteld wordt aan een samenhangende groep inhoudingsplichtigen toe te staan op verzoek tegelijkertijd aangiften loonbelasting te doen en de loonbelasting af te dragen. Het begrip "samenhangende groep inhoudingsplichtigen" wordt in de Wet LB 1964 niet gedefinieerd, maar indien een beroep op de samenhang wordt gedaan ligt de bewijslast bij de inhoudingsplichtigen. De Raad merkt op, dat in de toelichting de samenhangende groep inhoudingsplichtigen ook wordt aangeduid als concern. In de sfeer van de directe belastingen is op meerdere plaatsen een concernbegrip ingevoerd, zij het niet steeds met dezelfde omschrijving. De Raad adviseert te bezien of het niet mogelijk is een voor alle directe belastingen geldende omschrijving van een concern te formuleren. 12. Indien een aantal inhoudingsplichtigen op verzoek door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking als een samenhangende groep inhoudings-plichtigen wordt aangewezen heeft dit onder meer gevolgen voor de loonbelastingheffing van de werknemers. Deels zijn deze gevolgen in het voorstel opgenomen, zoals de toepassing van de spaarloonregeling, maar deels zullen deze gevolgen in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 worden uitgewerkt of opgenomen, zoals de toepassing van het tarieftabel bijzondere beloningen en de identiteitsvaststelling. Laatstgenoemde gevolgen zijn niet aan te merken als voorschriften van administratieve aard, uitwerking van details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven of voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld (aanwijzing 26 van de aanwijzingen voor de regelgeving). De Raad adviseert alle gevolgen van de aanwijzing als een samenwerkende groep inhoudingsplichtigen voor de werknemers bij wet of bij algemene maatregel van bestuur te regelen. 13. Artikel III, onderdeel P, van het voorstel treedt op 1 januari 2006 in werking. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 27e Wet LB 1964 wordt echter opgemerkt dat in 2006 de toepassing van het regime slechts mogelijk is voor concerns die reeds onder het oude regime waren aangewezen. Met ingang van 1 januari 2007 zal de mogelijkheid van aanwijzing worden uitgebreid tot andere samenhangende groepen inhoudingsplichtigen. Het voorstel en de toelichting zijn aldus niet met elkaar in overeenstemming. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te passen. 14. Commerciële intramurale zorg In artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968) is bepaald, dat van de belasting is vrijgesteld het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen (intramurale zorg). Deze vrijstelling is slechts van toepassing indien met de bedoelde prestaties geen winst wordt beoogd (artikel 11, tweede lid, Wet OB 1968). Instellingen die met winstoogmerk zorg verlenen (commerciële verzorgingstehuizen en verpleegtehuizen) zijn thans derhalve omzetbelastingplichtig. In paragraaf 3.4.4., Algemeen deel, van de toelichting wordt opgemerkt dat in het wetsvoorstel Toegelaten Zorginstellingen (WTZi), dat thans bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanhangig is (Kamerstukken I 2004/05, 27 659) wordt voorgesteld dat bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën instellingen een winstoogmerk kan worden toegestaan. Vooruitlopend op deze mogelijkheid wordt voorgesteld alle zorginstellingen vrij te stellen van omzetbelasting teneinde concurrentieverstoring tussen wel en niet winst beogende ziekenhuizen en een tweeledig omzetbelastingregime binnen een instelling te voorkomen. De Raad merkt op, dat uit het reeds voorgehangen ontwerp Uitvoeringsbesluit WTZi is af te leiden, dat de op grond van de WTZi toegelaten ziekenhuizen en de daarmee gelijkgestelde verzorgingstehuizen en verpleegtehuizen niet zullen gaan behoren tot de instellingen waarvoor winstoogmerk is toegestaan (artikel 1.2 iuncto 3.1 van het ontwerpbesluit). De aan de voorgestelde vrijstelling ten grondslag liggende motivering gaat hieraan voorbij. De Raad adviseert het van omzetbelasting vrijstellen van de commerciële intramurale zorg in het licht van de voorgenomen regelingen inzake de WTZi opnieuw te bezien. 15. Giftenregeling vennootschapsbelasting De verhoging van het maximum percentage van de giftenaftrek voor de vennootschapsbelastingheffing tot 10 is in de toelichting gemotiveerd door te verwijzen naar het rapport "Geven voor weten: de vierde route; particuliere middelen voor de wetenschap". Het voorstel kent echter geen beperking tot giften voor wetenschappelijke doeleinden. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op het niet stellen van nadere voorwaarden bij de verhoging van het percentage van de giftenaftrek. 16. Vrijstelling kabelnetten In het voorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet wordt voorgesteld aan artikel 20 van Boek 5 BW toe te voegen dat de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toekomt aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger. Deze omschrijving van een kabelnet wijkt af van de voorgestelde omschrijving van een net in artikel 15, eerste lid, onderdeel y, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. De Raad adviseert in de toelichting op deze verschillen in te gaan en nader te motiveren waarom voor de omschrijving van een net geen aansluiting is gezocht bij het burgerlijk recht. 17. Antimisbruikregelingen (Wet op belastingen van rechtsverkeer) Artikel 15, vierde lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV) is thans niet toereikend om in alle gevallen overdrachtsbelasting te heffen in de situatie waarin de vergoeding is vastgesteld beneden de waarde in het economisch verkeer en de verkrijger die omzetbelasting niet of niet nagenoeg geheel in aftrek kan brengen (Hof Amsterdam 24 november 2003, Vakstudie Nieuws 2004/31.21). Voorgesteld wordt de regeling aan te vullen overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet BRV. De antimisbruikregelingen in de Wet BRV en de Wet OB 1968 lijken elkaar gedeeltelijk te overlappen. De Raad wijst in dit kader naast oudere 'reparatievoorstellen' onder meer ook op het recente voorstel tot Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de aanpak van constructies met betrekking tot (on)roerende zaken alsmede in verband met een aanpassing op enkele onderdelen (Kamerstukken II 2004/2005, 30 061). De Raad adviseert de antimisbruikregelingen die zijn opgenomen in de Wet BRV en de Wet OB 1968 op het raakvlak tussen beide wettelijke regelingen, in kaart te brengen en te onderzoeken in hoeverre er sprake is van overlappende regelingen, alsmede aan te geven welke maatregelen kunnen worden genomen om deze overlapping weg te nemen. 18. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met het toestaan van fietsverlichting die niet op de fiets is bevestigd, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met het toestaan van fietsverlichting die niet op de fiets is bevestigd, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2008, no.08.002038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met het toestaan van fietsverlichting die niet op de fiets is bevestigd, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2001/56/EG met betrekking tot de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2001/56/EG met betrekking tot de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over de erkenning van tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs (Besluit erkenning tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs Meststoffenwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over de erkenning van tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs (Besluit erkenning tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs Meststoffenwet).Bij Kabinetsmissive van 4 april 2001, no.01.001688, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels over de erkenning van tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs (Besluit erkenning tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs Meststoffenwet).Met het ontwerpbesluit wordt het in de te wijzigen Meststoffenwet(zie noot 1), (zie noot 2) neergelegde stelsel van mestafzetovereenkomsten uitgewerkt voor de gevallen waarin de afzet van dierlijke mest afhankelijk is van afzet via een tussenpersoon, een mestverwerker of een exporteur. Dat geschiedt in de vorm van regels voor de erkenning van deze categorieën, met daaraan verbonden verplichtingen. Tevens worden de erkenning en de verplichtingen geregeld van mestproducenten die zelf de mest op hun bedrijf be- of verwerken en laten exporteren of onomkeerbaar omzetten in een ander product dat binnen of buiten Nederland wordt afgezet. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheidIn het verlengde van het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet brengt het ontwerpbesluit aanzienlijke lasten voor het bedrijfsleven en de overheid mee. Evenals bij de wijziging van de wet moeten die worden geplaatst tegen de noodzaak van een volumebeheersing van de mestproductie in Nederland om de uitvoering van de Nitraatrichtlijn door middel van het stelsel van regulerende mineralenheffingen te ondersteunen. In het ontwerpbesluit worden de gevolgen van het stelsel van mestafzetovereenkomsten als volumemaatregel duidelijker zichtbaar. De uitvoering en preventieve controle vindt voor een belangrijk deel reeds plaats in de fase van de aanvraag om erkenning, waarbij de belanghebbende mestproducent, tussenpersoon, mestverwerker of exporteur onder overlegging van bewijsstukken aannemelijk moet maken dat een aantal aan de erkenning te stellen voorwaarden kan worden nageleefd. Wanneer de erkenning eenmaal is verleend, is de controlerende overheid in een aanmerkelijk zwakkere positie: aan de hand van door de betrokken ondernemers zelf vastgelegde gegevens over dedaadwerkelijke afzet zal moeten worden nagegaan of de aan de erkenning verbonden voorwaarden en verplichtingen zijn nageleefd. Tegen deze achtergrond wijst de Raad op de volgende mogelijke knelpunten.a. In de mestproductiefase wordt het stikstofgehalte in dierlijke mest op grond van artikel 58ab juncto bijlage E van de wijz. MW forfaitair per diersoort vastgesteld. Daarnaast voorziet het ontwerpbesluit met het oog op de afzet (artikel 1, derde lid, en de bijlage) in de forfaitaire vaststelling van de stikstof- en fosfaatgehalten per 1.000 kg mest van verschillende categorieën. Voor de bepaling van de mestplaatsingsruimte op de veehouderij worden eventuele fricties tussen deze berekeningswijzen wetstechnisch ondervangen in artikel 58ac van de wijz. MW; voor de mestproducent is het een (ingewikkelde) kwestie van rekenen. Bij de aflevering van mest in de vervolgfasen (via tussenpersonen, mestverwerking, export) zullen echter veelal in verband met het stelsel van verfijnde mineralenheffing de stikstof- en fosfaatgehalten van de aangeboden mest nauwkeurig worden bepaald, door middel van monsterneming op de voet van artikel 11 van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet. Daardoor ontstaat het risico dat voor één en dezelfde meststroom de afnameplicht van tussenpersoon of mestverwerker jegens de mestproducent (artikel 17, eerste lid, respectievelijk artikel 18, eerste lid) niet correspondeert met de leveringsplicht aan hun afnemers (artikel 17, tweede lid, respectievelijk artikel 18, tweede lid). Met die mogelijke discrepantie is ook geen rekening gehouden in de regeling van de verantwoording in artikel 21, eerste lid. In het ongunstige geval is zelfs een mesttekort in de tussenhandel en bij mestverwerkers en exporteurs mogelijk, wat niet de bedoeling zal zijn. Er zijn dus gevallen mogelijk waarin als gevolg van niet op elkaar aansluitende stelsels voor de berekening van het fosfaat- en nitraatgehalte in dierlijke meststoffen niet alleen niet aan de verplichtingen van het besluit, maar ook niet aan contractuele verplichtingen zal kunnen worden voldaan.b. Ten aanzien van de bewerkings- of verwerkingsinstallatie van de mestverwerker en van de mestproducent die zelf de mest ver- of bewerkt, zal een daarop betrekking hebbende milieuvergunning moeten zijn afgegeven (artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel d, en artikel 8, tweede lid). Dit betekent dat in geval van een nieuwe vergunning de betrokken ondernemers wat het ontwerpbesluit betreft de vergunning reeds mogen exploiteren ook wanneer nog procedures tegen de afgifte van de vergunning lopen. Uit een oogpunt van effectiviteit van het beleid op korte termijn, dat is gebaat bij een snelle start van nieuwe mestverwerkingsinrichtingen, is dat niet onbegrijpelijk, maar het risico van een vernietiging van de vergunning in beroep met daarmee samenhangende gevolgen voor de nakoming van afname- en afzetplichten wordt bij de ondernemer gelegd. Tegelijkertijd worden daarmee ook risicos genomen voor de afzet van de betrokken dierlijke meststoffen op langere termijn.c. Zoals in paragraaf 3.1 van de nota van toelichting wordt uiteengezet, zal de exporteur van onbewerkte, ingedikte of gedroogde pluimveemest ingevolge Verordening (EEG) nr.259/93 (hierna: de verordening) voorafgaand aan het transport van die meststoffen onder andere een mestafzetovereenkomst met een afnemer in het buitenland moeten kunnen overleggen. De in het ontwerpbesluit neergelegde voorwaarde dat de exporteur voor ten minste de helft van de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor een erkenning wordt verleend een mestafzetovereenkomst moet overleggen (artikel 7, derde lid), sluit daarbij aan en brengt derhalve niet een extra last voor de exporteur mee, aldus de toelichting. Hetzelfde wordt opgemerkt ten aanzien van de melding die aan het feitelijke transport dient vooraf te gaan (artikel 19, derde lid). Naar de mening van de Raad kan hiermee niet worden volstaan. Duidelijk zal moeten zijn dat beide regimes ook op andere punten, zoals het stellen van zekerheid (artikel 27 van de verordening) en op het punt van andere verplichtingen en rechten op elkaar aansluiten. In dit verband is van belang dat de toepassing van het stelsel van mestafzetovereenkomsten niet in strijd mag komen met de verordening.d. De exporterende mestverwerkers, de exporteurs en de exporterende mestproducenten dienen een toereikende capaciteit aan transportmiddelen tot hun beschikking te hebben en die middelen dienen te zijn voorzien van satellietvolgapparatuur (de artikelen 6, eerste lid, onderdelen f en g, 7, eerste lid, onderdelen c en d, en 8, eerste lid, juncto artikel 6, eerste lid). De vraag rijst hoe zij die voorwaarden kunnen nakomen wanneer zij voor het transport afhankelijk zijn van derden (artikel 1, tweede lid). Het lijkt niet waarschijnlijk dat zij reeds bij de indiening van de aanvraag om erkenning transporteurs voor toekomstig vervoer kunnen binden (de artikelen 12, eerste lid, onderdeel f, 13, eerste lid, onderdeel a, en 14 juncto artikel 12, eerste lid).De Raad adviseert het ontwerpbesluit aan de hand van deze (potentiële) knelpunten nader op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid te bezien.2. Het in te zetten handhavingsinstrumentariumIn de hoofdstukken II (de artikelen 5 tot en met 9) en III (de artikelen 10 tot en met 14) zijn de voorwaarden genoemd waaraan naar het oordeel van de minister moet zijn voldaan wil iemand kunnen worden erkend als tussenpersoon, mestverwerker, exporteur of mestverwerkende mestproducent. In artikel 16, eerste lid, is de verplichting opgenomen dat deze ondernemers steeds aan de daarin genoemde voorwaarden voor erkenning moeten voldoen. Die verplichting zal zowel bestuursrechtelijk (artikel 27) als strafrechtelijk (artikel 71, in samenhang met de artikelen 58ae, vierde lid, en 58aka, derde lid, van de wijz. MW) kunnen worden gehandhaafd. Daarover merkt de Raad het volgende op.a. In de eerste plaats gaat het niet aan dat de inhoud van een strafrechtelijk te handhaven verplichting zou worden bepaald door voorwaarden die primair zijn bedoeld als beoordelingskader voor de minister bij het verlenen van een erkenning, en die zich voor een deel ook lenen voor verschillende interpretaties. Het gaat bijvoorbeeld om de verplichting om te voldoen aan de voorwaarde van reële afzetmogelijkheden op de markt (onder andere artikel 16 juncto artikel 6, eerste lid, onderdeel a), de voorwaarde dat de onderneming solvabel, rendabel moet zijn en over voldoende liquide middelen dient te beschikken (onder andere artikel 16 juncto artikel 5, aanhef en onderdeel b) en de voorwaarde dat over voldoende transportcapaciteit moet worden beschikt (onder andere artikel 16 juncto artikel 6, eerste lid, onderdeel f). Deze voorwaarden maken de besluitvorming met betrekking tot de erkenning al gecompliceerd, maar zijn in die context aanvaardbaar te achten. Met enige moeite geldt datzelfde voor de fase van de bestuursrechtelijke handhaving door middel van herstelsancties.Anders ligt dat bij de mogelijkheid van strafrechtelijke handhaving van de aan deze beoordelingscriteria gekoppelde verplichting tot naleving. De rechtszekerheid is dan rechtstreeks in het geding. Voorwaarden als hiervoor genoemd zouden hooguit aan de orde kunnen komen in het kader van de handhaving van andere verplichtingen en voorwaarden, bij de niet-nakoming waarvan de afzet van dierlijke meststoffen of controleerbaarheid daarvan duidelijk in het geding is. De Raad adviseert artikel 16, eerste lid, in die zin te preciseren.b. Het lijkt niet de bedoeling te zijn dat alle verplichtingen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd. Zo kan artikel 16, derde lid (er mogen geen verplichtingen worden aangegaan tot de afname van meer dierlijke meststoffen dan de bij de erkenning vastgestelde hoeveelheid), slechts betekenis hebben als bestuursrechtelijk te handhaven verplichting. Als strafrechtelijke te handhaven bepaling zou zij een doublure zijn van artikel 58aka, eerste lid, van de wijz. MW. Paragraaf 5.1 van de nota van toelichting wijst ook in die richting. Voor artikel 16, eerste lid, juncto artikel 6, eerste lid, onderdeel d, geldt hetzelfde. In verband hiermee adviseert de Raad om niet alleen deze verplichtingen maar ook alle andere in het ontwerpbesluit opgenomen verplichtingen nader op de passende wijze van handhaving te bezien en waar nodig te splitsen.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekpersoneel en het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekpersoneel en het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming (uitbreiding van bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming (uitbreiding van bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2011, no.11.000998, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming (uitbreiding van bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voostel van wet houdende implementatie van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PbEU L 327), kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (PbEU L 337) en kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81) (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voostel van wet houdende implementatie van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PbEU L 327), kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (PbEU L 337) en kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81) (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voostel van wet houdende Implementatie van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PbEU L 327), kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (PbEU L 337) en kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81) (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2012, no.12.000790, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende eerste wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende eerste wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2007, no.07.002467, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende eerste wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering van de regels over de leraren-in-opleiding (leraren-in-opleiding).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering van de regels over de leraren-in-opleiding (leraren-in-opleiding).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december 2009 tot wijziging van enkele bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (implementatie Technische Herzieningsrichtlijn), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december 2009 tot wijziging van enkele bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (implementatie Technische Herzieningsrichtlijn), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2010, no.10.000825, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december 2009 tot wijziging van enkele bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (implementatie Technische Herzieningsrichtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2016, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2016, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2015, no.2015001409, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-Miljoenennota 2016, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een verbod op de pelsdierhouderij.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een verbod op de pelsdierhouderij.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2001, no.01.000955, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een verbod op de pelsdierhouderij. Het wetsvoorstel strekt ertoe het houden en doden van dieren met het oog op hun pels te verbieden op grond van ethische overwegingen. Daarmee wordt, zij het met een uitbreiding naar alle pelsdieren, uitvoering gegeven aan de motie Swildens-Rozendaal c.s. (Kamerstukken II 26 200, XIV, nr.63) waarin de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich uitsprak tegen voortzetting van de nertsenhouderij in Nederland. In verband met de reeds geregelde beëindiging op termijn van het houden van vossen en chinchillas op grond van specifieke welzijnsoverwegingen in het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren, bevat het wetsvoorstel twee verschillende overgangsregelingen. De Raad van State mist een uitdrukkelijke ethische verantwoording van het verbod met het oog op de verenigbaarheid daarvan met het Europees Unie-recht. Voorts heeft het college opmerkingen over het overgangsrecht. 1. Verenigbaarheid met EU- recht In paragraaf 6, onder a, van de memorie van toelichting wordt de vraag behandeld of het voorgestelde verbod is te beschouwen als een verboden in- of uitvoerbeperkende maatregel als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van het EG-Verdrag. Daarbij wordt erop gewezen dat het verbod op zichzelf niet discriminatoir is. De noodzaak van het verbod is gelegen in de steeds sterker wordende overtuiging dat dieren in Nederland niet voor de productie van bont behoren te worden gebruikt. Ter bereiking van dit doel is, zo vervolgt de toelichting, het verbod proportioneel, omdat er geen andere maatregel mogelijk is die op minder verstrekkende wijze hetzelfde effect zou kunnen bereiken. Daarom wordt geoordeeld dat de maatregel gerechtvaardigd wordt door de "rule of reason", zoals die in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) is vastgelegd. Mocht een beroep op de "rule of reason" niet slagen, dan kan het verbod volgens de toelichting worden beschouwd als een invoerbelemmerende maatregel waarop artikel 28 van het EG-Verdrag van toepassing is en, voegt de Raad hieraan toe, een uitvoerbeperkende maatregel waarop artikel 29 van het EG-Verdrag van toepassing is. In dat geval kan, aldus de toelichting, het verbod echter nog worden gerechtvaardigd met een beroep op artikel 30 van het EG-Verdrag dat het stellen van invoerbeperkende maatregelen (en uitvoerbeperkende maatregelen) toestaat wanneer dat ter bescherming van een aantal belangen noodzakelijk is, waaronder de openbare zedelijkheid. In dat verband wordt gewezen op rechtspraak van het HvJ EG waaruit kan worden opgemaakt dat iedere lidstaat op basis van eigen waarden en normen mag bepalen welke vereisten zij uit hoofde van de openbare zedelijkheid nodig oordeelt. De Raad stelt voorop dat toetsing aan het "rule of reason"-beginsel in dit geval dient te geschieden in het licht van artikel 30 van het EG-Verdrag en dat daarbij een grondslag moet worden gevonden in een duidelijke en consistente motivering van het standpunt dat het houden en doden van pelsdieren vanwege hun pels in strijd is met de moraal. Met het oog daarop verwijst het college naar de beschouwingen over het gecompliceerde karakter van de maatschappelijke discussie over toetsing van de aanvaardbaarheid van het houden van dieren voor productiedoelen in het rapport van het Rathenau Instituut "Toetsing van de morele aanvaardbaarheid van productiedoelen in de dierhouderij. Ethische, rechtsfilosofische en bestuurlijke aspecten".(zie noot 1) Daaruit blijkt dat de opvattingen sterk uiteenlopen omtrent de beantwoording van de vraag in hoeverre bepaalde doelen en belangen van mensen van zo weinig gewicht of zo triviaal (kunnen) zijn dat zij worden "overruled" hetzij door welzijnsoverwegingen, hetzij door ethische bezwaren (van andere aard dan de bezwaren gerelateerd aan het welzijn van dieren). Bij het aanvaarden van het postulaat van een verbod op ethische gronden om pelsdieren, te houden kan de principiële vraag niet onbeantwoord blijven waarom het fokken van vleeskippen en de daaraan verbonden destructie van miljoenen mannetjeskuikens, het houden van varkens in de bio-industrie voor zo goedkoop mogelijk vlees, of het houden van circusdieren voor menselijk vermaak, wèl een zodanig groot moreel gewicht of belang in de schaal legt, dat het gerechtvaardigd is om de onmiskenbaar met deze praktijken gepaard gaande nadelen voor dieren en morele bezwaren te rechtvaardigen, aldus het rapport. De Raad adviseert de grondslagen voor het beroep op de "rule of reason" en het beroep op de "openbare zedelijkheid" als rechtvaardigingsgrond in onderling verband te hanteren en in het licht van het vorenstaande nader toe te lichten. 2. Overgangsregeling voor overdrachtssituaties Het wetsvoorstel bevat voor overdracht van nertsenhouderijen slechts overgangsrecht in gevallen van bijzondere omstandigheden, waaronder plotselinge arbeidsongeschiktheid van de overdragende houder (artikel 3, vierde lid, juncto artikel 4, vierde lid en vijfde lid). Daarbij geldt dat de minister een verklaring terzake van de bijzondere omstandigheden moet hebben afgegeven (artikel 4, vierde lid, onder a). Voor deze gevallen blijft de overgangsperiode gelden die voor de oorspronkelijke houder zou hebben gegolden, als er geen overdracht zou hebben plaatsgevonden. Deze regeling wijkt af van het stelsel dat in artikel 3 is neergelegd in het Besluit aanwijzing voor productie gehouden dieren, waarin reeds op grond van welzijnsoverwegingen een verbod op het houden van vossen en chinchillas is neergelegd. Anders dan die overgangsregeling, houdt het wetsvoorstel onnodige beperkingen in voor economisch verantwoorde overdrachten binnen de gestelde overgangperiode. Daarom adviseert de Raad deze regeling ten principale nader te bezien. Aan de opzet van de voorgestelde overgangsregeling kleeft naar het oordeel van de Raad nog een aantal andere bezwaren: a. Tot de "bijzondere omstandigheden" mag niet worden gerekend het bereiken van een bepaalde leeftijd waarop de nertsenhouder zijn bedrijf wil beëindigen (artikel 4, vijfde lid, laatste volzin). In de toelichting op deze bepaling wordt doorslaggevend gevonden dat het bereiken van een bepaalde leeftijd meer voorzienbaar is dan de in artikel 4, vijfde lid, als voorbeeld genoemde bijzondere omstandigheden: plotseling opkomende invaliditeit en noodzaak van verdeling van een gemeenschap waar de nertsenhouderij deel van uitmaakt. Hierbij wordt onvoldoende gewicht gehecht aan het bereiken van een bepaalde oudere leeftijd als onontkoombare omstandigheid en aan de noodzaak van een ondernemer uit de verkoop van het bedrijf een aanvullende pensioenvoorziening te halen. Bovendien brengt deze regeling in samenhang met het gehanteerde begrip houderschap (toelichting op de artikelen 3 en 4) mee dat ondernemers ongelijk worden behandeld al naar gelang zij zelf eigenaar van de onderneming zijn dan wel deze uitoefenen via een naamloze of besloten vennootschap. In dat laatste geval is aandelenoverdracht zonder belemmering mogelijk bij het bereiken van de leeftijd waarop de ondernemer in feite met werken wil ophouden. b. Als één van de voorwaarden voor overdracht van een nertsenhouderij binnen de overgangsperiode geldt dat de ondernemer "tot een algehele overdracht van zijn rechten op de tot de nertsenhouderij behorende grond en activa is overgegaan tegen een prijs die overeenkomt met de marktwaarde" (artikel 4, vierde lid, onderdeel a, derde gedachtestreepje). Met de eis dat ook de onderliggende grond en gebouwen worden overgedragen wordt geen ruimte gegeven voor overdrachten van nertsenhouderijen zonder verkoop van grond en gebouwen, bijvoorbeeld op basis van een huurovereenkomst. Nu met de overgangsregeling wordt beoogd de voortzetting van een nertsenhouderij als zodanig te regelen, houdt de koppeling met de overdracht van de grond en de gebouwen naar de mening van de Raad een onnodige beperking in van het economische verkeer. Voorts rijst in dit verband de vraag hoe het mogelijk zal zijn vast te stellen wat als marktwaarde van de grond en de activa geldt zonder dat rekening wordt gehouden met de waarde die de nertsenhouderij als zodanig gedurende de resterende overgangsperiode nog zal hebben. c. In de overgangsregeling staat het begrip "nertsenhouderij" centraal. De nertsenhouderij zal geheel door opvolgende houders moeten zijn verkregen. Het is niet duidelijk wat daaronder dient te worden verstaan, te minder nu in paragraaf 7 van de memorie van toelichting, waarin de verhouding van het wetsvoorstel tot andere wetgeving wordt behandeld, erop wordt gewezen dat bij ministeriële regeling "een nadere afbakening" van de in het wetsvoorstel gehanteerde begrippen ten opzichte van die in de mestwetgeving zal worden gegeven. De Raad acht wettelijke definiëring van dat voor het voorstel van wet zo essentiële begrip geboden. Daarbij heeft het college zich de vraag gesteld hoe het begrip zich verhoudt tot het begrip "inrichting" in de milieuwetgeving. De Raad verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor onder b is opgemerkt. d. Letterlijk wordt in de overgangsregeling in de artikelen 3, vierde lid, en 4, vierde en zesde lid, gesproken van een "verklaring" van de minister dat bijzondere omstandigheden de overdragende houder van de nertsenhouderij noodzaken de nertsenhouderij te beëindigen en tot algehele overdracht van zijn rechten op de tot de nertsenhouderij behorende grond en activa over te gaan. In paragraaf 8 van de toelichting wordt evenwel opgemerkt dat er "toestemming" van de minister moet zijn voor de desbetreffende overdracht. Dat impliceert een verdergaande bevoegdheid, wat niet de bedoeling zal zijn. Aan de andere kant zou uit de toelichting op de artikelen 3 en 4 kunnen worden opgemaakt dat zelfs een "verklaring" van de minister niet noodzakelijk is. Daarin wordt opgemerkt dat de betrokken bijzondere omstandigheid(heden) "ten genoegen" van de minister moet worden aangetoond. Een declaratoire beschikking, als vereist in artikel 4, vierde lid, is naar de mening van het college uit een oogpunt van rechtszekerheid en rechtsbescherming aangewezen. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet verhuurderheffing, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet verhuurderheffing, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2012, no.12.003149, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet verhuurderheffing, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2005, no.05.001059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel is het vervolg op eerdere wetten waarin ten aanzien van elektriciteits- en gasvoorziening een juridische splitsing is geregeld van netbeheer enerzijds en productie en levering anderzijds. Doel van de wetsvoorstellen is een efficiënte, betrouwbare en duurzame energievoorziening tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Daarvoor wordt nodig geacht een structureel, onafhankelijk netbeheer van de netten ten behoeve van zowel eerlijke concurrentie op die netten als de kwaliteit van de netten. In de laatste wijzigingswet, die gelijktijdig met het voorstel van wet in werking zal treden, is, als extra waarborg voor de onafhankelijkheid van de netbeheerder, bepaald dat bij hem de economische eigendom van het net moet zijn.(zie noot 1) In het wetsvoorstel wordt verder het beheer van het hoogspanningsnet met een spanningsniveau van meer dan 110 kV toebedeeld aan één landelijke netbeheerder. Met het wetsvoorstel wordt beoogd de onafhankelijkheid van het netbeheer ten opzichte van de energieproducenten en handelaren nog verder te waarborgen door aandelenbezit over en weer, direct dan wel indirect, te verbieden (hierna: splitsing van de energiebedrijven). Het landelijk netbeheer wordt met het oog op de vergroting van de betrouwbaarheid van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening uitgebreid tot netten met een spanningsniveau van 110 en 150 kV. Met de splitsing van de energiebedrijven zal een onafhankelijke prijsvorming van het gebruik van het net en die van de energie zelf moeten worden verzekerd. De transparantie van de prijsvorming is een voorwaarde voor de keuzevrijheid van de afnemers. Voor hen zullen de tarieven voor het netbeheer enerzijds en de leveringsprijzen anderzijds de daadwerkelijke kosten voor de geleverde dienst moeten weerspiegelen. Op basis van een advies van de toezichthouder, de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe), is de regering van oordeel dat de condities voor een onafhankelijke prijsvorming met de eerdere wijzigingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet niet voldoende controleerbaar zullen zijn. Op voet van artikel 22 van de Wet op de Raad van State heeft een delegatie van de Raad van State op 26 april 2005 op verzoek van de Minister van Economische Zaken met hem over het voorstel beraadslaagd. De Raad van State kan het streven van de regering om te komen tot een volledige waarborging van de onafhankelijkheid van het netbeheer, ook met het oog op de betekenis daarvan voor een duurzame energievoorziening, onderschrijven maar maakt een aantal opmerkingen over de wijze waarop daaraan in het wetsvoorstel vorm is gegeven. Daarbij gaat het om de afweging van kosten en baten, de gevolgen in het bijzonder voor de energiebedrijven, de positie en de rol van de aandeelhouders, het vervolgtraject, de verenigbaarheid met het EG-recht en het aspect van financiële compensatie. De Raad is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Noodzaak De regering is van oordeel dat alleen een volledige splitsing van het netbeheer en de energiebedrijven de onafhankelijkheid van het netbeheer waarborgt. De splitsing zorgt ervoor dat de aandelen in het netbeheer en in de energiebedrijven worden gescheiden. Dit is ook nodig om voor gemeenten en provincies de mogelijkheid te creëren (risicovolle) aandelen in de energiebedrijven te kunnen verkopen, zonder de aandelen in het netbeheer, dat als een publiek belang kan worden aangemerkt, op te geven. Ingevolge artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden mogen deze overheden uitsluitend middelen uitzetten voor de uitoefening van de publieke taak. Doorslaggevend argument voor de regering is echter de waarborg voor een transparante prijsvorming, die alleen door een volledige splitsing zou kunnen worden gegarandeerd. Dit argument overtuigt de Raad niet op voorhand omdat nog geen ervaring is opgedaan met de I&I-wet waarin het toezicht- en handhavinginstrumentarium is aangescherpt en is voorzien in de overgang van de economische eigendom van het net naar de netbeheerders. Zeker nu, zoals de Raad hieronder onder punt 2 zal uiteenzetten, de financiële gevolgen van de splitsing niet volledig zijn in te schatten en deze aanzienlijk zouden kunnen zijn, is de Raad van mening dat duidelijk moet worden gemotiveerd waarom nu moet worden aangenomen dat de I&I-wet tekort zal schieten, terwijl bij de indiening daarvan, nog maar kort geleden, een andere verwachting heerste. Het advies van de DTe van 15 april 2004, waarnaar in paragraaf 1.2 van de memorie van toelichting wordt verwezen, overtuigt de Raad niet. In dat advies wordt uitgegaan van de op dat moment bestaande wetgeving (dus nog niet de I&I-wet)(zie noot 2). Tussen de opties van een volledige en een juridische splitsing wordt een "range van mogelijkheden" gezien om de onafhankelijkheid van de netbeheerder te verbeteren. Als een van de mogelijke verbeteringen ziet de DTe de I&I-wet, die nog zou kunnen worden aangevuld met een aantal aanvullende maatregelen om de onafhankelijkheid van het netbeheer beter te waarborgen, zoals strengere onafhankelijkheidseisen voor de Raad van Commissarissen, strengere grenzen aan uitbesteding van werk aan groepsmaatschappijen of striktere eisen voor de juridische scheiding van het netbedrijf. Wel zullen minder vergaande alternatieven gepaard gaan met meer toezichtinspanningen dan bij een volledige splitsing. Door gebrek aan ervaring met de I&I-wet is echter onzeker of dat nadeel prohibitief moet zijn, mede bezien in het licht van de aan de volledige splitsing verbonden financiële risico's. De EG-richtlijnen verplichten ook niet tot een splitsing die thans wordt voorgesteld en het is de Raad ook niet gebleken dat er nieuwe ontwikkelingen in Europees verband zijn die daartoe aanleiding geven. Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad nader te motiveren waarom het wetsvoorstel in aanvulling op de I&I-wet thans nodig wordt geacht. 2. Kosten van de splitsing De regering geeft als doel van het voorstel van wet aan, te willen voorzien in "een efficiënte, betrouwbare en duurzame energievoorziening tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten". Welke maatschappelijke kosten worden bedoeld, wordt niet in de memorie van toelichting aangegeven. Wel kan daaruit worden opgemaakt dat hierbij naast het belang van beperking van nalevings- en handhavingslasten zeker ook moet worden gelet op de omvang van de financiële gevolgen van voorgestane maatregelen voor energiebedrijven en, mede in samenhang daarmee, voor afnemers en aandeelhouders. Het is daarom onder meer van belang te weten wat de te verwachten kosten van de splitsing voor de energiebedrijven en de afnemers zullen zijn. De toelichting verschaft op dit punt slechts globale gegevens en verwijst naar externe rapporten. Hangende de adviesaanvraag zijn nog rapporten over de reorganisatiekosten en de macro-economische effecten uitgebracht. De minister van Economische Zaken heeft de Raad bij brief van 23 mei 2005 bericht op welke wijze hij te zijner tijd bij nader rapport zal voorstellen de memorie van toelichting naar aanleiding van deze rapportages aan te vullen (hierna te noemen: aanvullende toelichting). Deze brief en de aanvullende toelichting zijn als bijlagen aan dit advies gehecht. 2.1. Gevolgen voor energiebedrijven De gevolgen voor de te splitsen bedrijven komen volgens de toelichting(zie noot 3) tot uiting in reorganisatiekosten, afwikkeling van de zogenaamde cross-border-lease-contracten ("CBL-contracten", investeringen door derden tegen zekerheidsstelling in de vorm van een lease-overeenkomst) en de fiscale afwikkeling. a. De reorganisatiekosten zijn hangende de adviesaanvraag nog nader onderzocht door Deloitte. Deloitte komt, uitgaande van een splitsing van de twaalf bestaande geïntegreerde bedrijven in tweemaal twaalf bedrijven, op 9 tot 15 miljoen euro aan eenmalige en tussen de 350 en 460 miljoen euro aan structurele kosten. Daarbij zijn eventuele besparingen als gevolg van mogelijke fusies, allianties en dergelijke na splitsing nog niet meegerekend. In het onderzoek ging Deloitte nog uit van de uitvoering van het DTe- advies van december 2004, waarin de netbeheerder aanzienlijk minder mogelijkheid tot het uitbesteden van activiteiten werd gegeven dan in het wetsvoorstel. In verband daarmee en in verband met het zojuist genoemde statische karakter van de gegevens mogen volgens de aanvullende toelichting als gevolg van de splitsing zelf aanzienlijk lagere kosten worden verwacht dan uit het genoemde DTe- advies voortvloeien. Deze "besparingen" ten opzichte van de uitvoering worden echter met een beroep op het statische uitgangspunt in het DTe- advies niet gekwantificeerd. Naar het oordeel van de Raad zou een beter beeld van de kosten kunnen worden gegeven wanneer daarbij van de verschillende denkbare situaties na splitsing wordt uitgegaan. Hierin zou alsnog moeten worden voorzien. b. Een aantal energiebedrijven heeft na privatisering zogenoemde "Cross Border Lease"-contracten (hierna: CBL-contracten) afgesloten. Daarmee konden de kosten verlaagd respectievelijk de resultaten verbeterd worden. De inhoud van die contracten is veelal niet bekend. In de memorie van toelichting wordt vermeld dat dit wetsvoorstel de CBL-contracten zelf niet hoeft aan te tasten. Over de eventuele financiële effecten in verband met CBL-contracten is inzicht verschaft door "deskundigen" en "advies ingewonnen bij de New Yorkse vestiging van Nauta Dutilh". De weerslag hiervan is in par. 2.6.2 van de toelichting te vinden. Niet wordt uitgesloten dat een afgesplitst energiebedrijf voor hoge kosten kan komen te staan om zijn CBL-verplichtingen na te komen. Het genoemde onderzoek van Nauta Dutilh heeft geen kwantitatieve gegevens opgeleverd. De Raad acht dit een belangrijk gebrek, omdat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van zeer aanzienlijke kosten.(zie noot 4) Ook is het mogelijk dat bij uitvoering van de splitsing de CBL-verplichtingen geheel ten laste van de afgesplitste netwerkbedrijven komen. Dat zou het netbeheer financieel kwetsbaar kunnen maken. De Raad is van oordeel dat niet met een beschrijving in de toelichting van mogelijke soorten gevolgen kan worden volstaan. Er zal al naar gelang van de aard van de CBL-verplichtingen een duidelijke, ook kwantitatieve, schatting moeten worden gemaakt van de daarmee samenhangende bedrijfsrisico's. De memorie van toelichting zal in die zin moeten worden aangevuld. c. Over de fiscale gevolgen van de splitsing is de toelichting evenmin duidelijk. Het probleem van de waardering van de activa bij overgang naar het andere bedrijf wordt wel onderkend; er wordt volstaan met de toezegging dat de minister ernaar zal streven zowel de negatieve als positieve fiscale gevolgen die direct door het wetsvoorstel worden veroorzaakt, zoveel mogelijk te vermijden. Ook op dit punt zal de toelichting nadere gegevens moeten bevatten. 2.2. Gevolgen voor afnemers Volgens de memorie van toelichting zal de kans op afwenteling van de splitsingskosten (reorganisatiekosten) door Nederlandse energiebedrijven op de afnemers beperkt zijn omdat de afnemers kunnen uitwijken naar buitenlandse concurrenten (par. 2.6.4). De Raad wijst erop dat dit betoog wellicht opgaat wanneer thans reeds sprake zou zijn van een goed functionerende energiemarkt waarin afnemers gemakkelijk veranderen van leverancier. Naar de waarneming van de Raad is dat niet het geval. De situatie van de markt is onder meer afhankelijk van de interconnectie van de nationale netten en het aanbod vanuit het buitenland. De leveringszekerheid hangt hiermee ook samen, ook omdat er rekening mee moet worden gehouden dat lopende investeringsprojecten in Nederland onder druk komen te staan. De Raad adviseert het wetsvoorstel nader te bezien op de mogelijke korte-termijneffecten voor afnemers. 2.3. Macro-economische gevolgen Hangende de adviesaanvraag heeft het Centraal Planbureau een rapport over de macro-economische gevolgen uitgebracht. Het CPB wijst in zijn kwalitatieve analyse enerzijds op de mogelijke baten van een eventuele splitsing maar anderzijds op de kosten die van bedrijf tot bedrijf kunnen verschillen. Ook het CPB gaat ervan uit dat de bestaande leaseconstructies als gevolg van de splitsing tot grote kosten zullen kunnen leiden. De omvang van dit risico is het CPB echter onbekend omdat de mogelijke kosten samenhangen met vertrouwelijke private contracten tussen de energiebedrijven en Amerikaanse investeerders. Gezien de onzekerheid over de baten, het risico van hoge eenmalige kosten vanwege de leaseconstructies, en het drastische karakter van volledige splitsing van de energiebedrijven, valt te overwegen om eerst bestaande instrumenten beter te benutten, aldus het CPB. In zijn voorstel tot aanvulling van de toelichting wijst de minister slechts op de beoordeling door het CPB van de baten van de splitsing maar gaat hij niet in op de voorzichtigheid waartoe deze instelling maant met het oog op de mogelijke kosten. Nu het CPB de aan de splitsing verbonden bedrijfsrisico's als een mogelijk negatieve macro-economische factor ziet, adviseert de Raad, in aansluiting op hetgeen hij hierboven in punt 2.1, onder b, heeft opgemerkt, die mogelijke risico's ook in dat licht nader te bespreken. 2.4. Conclusie Nu onvoldoende is onderzocht hoeveel kosten de voorgestelde splitsing zal meebrengen, vraagt de Raad zich af of de regering een afweging van kosten en baten heeft kunnen maken. Op basis van de thans voorliggende informatie mist het voorstel naar de mening van de Raad een toereikende financiële verantwoording. Dit geldt in het bijzonder voor de beoordeling van de gevolgen voor energiebedrijven met betrekking tot CBL-verplichtingen. 3. Rol aandeelhouders De aandeelhouders, gemeenten en provincies, blijven hun strategische positie in de gesplitste bedrijven houden. Ingevolge artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden zullen zij evenwel hun aandelen in de afgesplitste energiebedrijven moeten verkopen, zodra zij naar hun oordeel met het aandeelhouderschap geen publieke taak meer uitoefenen. Naar de mening van de Raad zal moeten worden voorkomen dat gemeenten en provincies hun aandelen in de afgesplitste energiebedrijven verkopen zonder dat gewaarborgd is dat de continuïteit van de energievoorziening, zijnde een publiek belang, in gevaar komt. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt nader toe te lichten. 4. De verdere liberalisering Na de splitsing ontstaan netbeheerbedrijven waarvan de aandelen in ieder geval voorlopig in handen blijven van de decentrale overheden. Het tijdstip van eventuele privatisering is afhankelijk van een ministeriële regeling op grond van artikel 93, vierde lid, Elektriciteitswet 1998 en artikel 85, vierde lid, Gaswet. In de brief van de Minister van Economische Zaken van 31 maart 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt medegedeeld dat de besluitvorming terzake volgens planning na 1 januari 2007 aan de orde is.(zie noot 5) In zijn brief van 11 oktober 2004 spreekt de minister uit dat wat hem betreft minderheidsprivatisering mogelijk is zodra de bedrijven aan de splitsingsvoorwaarden voldoen. Bezien zal moeten worden of naast de eis van splitsing aanvullende eisen nodig zijn om een onafhankelijk functioneren van de netbeheerder te waarborgen, hetzij in wetgeving, hetzij in privatiseringsvoorwaarden. Daarbij stelt de minister nadere informatie "begin volgend jaar" (2005) in het vooruitzicht.(zie noot 6) Hangende de adviesaanvraag zijn evenwel geen nadere gegevens daaromtrent bekend gemaakt. Aangezien de in het wetsvoorstel vervatte splitsing van bedrijven een onlosmakelijk onderdeel vormt van het beleid inzake de liberalisering van de energiemarkten, is de Raad, mede gelet op de positie van de aandeelhouders, van mening dat reeds thans zoveel mogelijk de contouren van de verder te nemen privatiseringsstappen dienen te worden bekendgemaakt. De Raad adviseert dat in ieder geval bij de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer te doen. 5. Het splitsingsvoorstel en de EG-regels Om te kunnen bepalen of de in het wetsvoorstel voorziene splitsing van energiebedrijven in overeenstemming is met het EG-recht, moet aan twee juridische kaders worden getoetst: het primaire EG-recht (de artikelen 56-60 EG) en het secundaire EG-recht (de richtlijnen 2003/54/EG en 2003/55/EG). De toetsing aan de artikelen 56-60 EG wordt mede bepaald door de ruimte die de genoemde richtlijnen aan de lidstaten laten; daarom worden de richtlijnen eerst bezien. De richtlijnen 2003/54/EG en 2003/55/EG De richtlijnen 2003/54/EG (tweede elektriciteitsrichtlijn) en 2003/55/EG (tweede gasrichtlijn) bevatten regels voor de transmissie, distributie en levering van energie.(zie noot 7) De richtlijnen stellen regels vast met betrekking tot de organisatie en werking van de energiesector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor aanbestedingen, de verlening van vergunningen en het beheer van netten.(zie noot 8) Om een efficiënte en non-discriminatoire toegang tot de netwerken te realiseren, bevatten de richtlijnen de specifieke verplichting voor de lidstaten om de distributie- en transmissiesystemen, in geval van verticaal geïntegreerde energiebedrijven, te laten beheren door juridisch gescheiden entiteiten.(zie noot 9) Concreet betekent dit dat de lidstaten verplicht zijn verticaal geïntegreerde distributie- en netwerkbedrijven, in ieder geval voor wat de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, onafhankelijk te laten opereren van elkaar. Het betekent niet dat de lidstaten verplicht zijn de eigendom van de activa van deze bedrijven te scheiden.(zie noot 10) Uit de tekst van de richtlijnen en de totstandkomingsgeschiedenis hierbij blijkt dat de instellingen van de EG met deze verplichting tot juridische splitsing een minimumnorm hebben willen vastleggen.(zie noot 11) De lidstaten zijn dus vrij om verdergaande maatregelen te treffen, mits zij daarbij de regels van het primaire EG-recht respecteren. Op dit aspect wordt hieronder ingegaan. Artikelen 56-60 EG In de artikelen 56-60 EG zijn de regels inzake het vrije kapitaalverkeer opgenomen. Allereerst gaat de Raad in op de in par. 5.2 van de toelichting aan de orde gestelde verhouding tussen deze vrijverkeersregels en de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten. a. Artikel 295 EG bepaalt dat het EG-Verdrag de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet laat. Dit bevoegdheidsvoorbehoud moet eng worden uitgelegd. Het EG-verdrag reguleert weliswaar het eigendomsrecht niet, maar bij de uitoefening van private en publieke eigendom moeten de verdragsregels wel worden gerespecteerd.(zie noot 12) Anders dan in de toelichting bij het wetsvoorstel wordt gesteld, kan de regeling inzake de splitsing van de energiebedrijven dus niet op die grond buiten de werkingssfeer van de artikelen 56-60 EG vallen. De Raad adviseert daarom de toelichting aan te passen. b. Artikel 56, eerste lid, EG verbiedt alle beperkingen van het kapitaalverkeer tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG volgt dat dit verbod breed moet worden uitgelegd. Het heeft niet alleen betrekking op discriminerende maatregelen, maar ook op non-discriminatoire maatregelen die de toegang tot de kapitaalmarkt in een andere lidstaat beperken of bemoeilijken. De regeling inzake de splitsing van de energiebedrijven valt onder de tweede categorie verboden belemmeringen van artikel 56, eerste lid, EG en wel om de volgende redenen: - de regeling, hoewel zonder onderscheid van toepassing op ingezetenen en niet-ingezetenen, beperkt investeerders uit andere lidstaten in hun mogelijkheden om beleggingen in het netbeheer te combineren met beleggingen in productie en/of levering van energie; - de regeling beperkt de huidige aandeelhouders in hun mogelijkheden om hun aandelen te verkopen aan (buitenlandse) private partijen.(zie noot 13) Onder omstandigheden kunnen non-discriminatoire belemmeringen van het kapitaalverkeer gerechtvaardigd worden met een beroep op dwingende vereisten van algemeen belang (zogenaamde rule of reason-excepties). Onderzocht moet worden of dit ook geldt voor de regeling inzake de splitsing van de energiebedrijven. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de regeling inzake de splitsing van de energiebedrijven tot doel heeft de structurele onafhankelijkheid van de netbeheerder te waarborgen en de daaraan verbonden transparantie van de energiemarkt.(zie noot 14) De Raad acht dit een algemeen belang dat de splitsing zou kunnen rechtvaardigen. Hij verwijst in dit verband naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG waarin dergelijke doelen tot op heden weliswaar niet expliciet zijn erkend als legitieme dwingende vereisten, maar waarvoor daarin wel aanknopingspunten kunnen worden gevonden. Het Hof heeft in zijn Gouden-aandeelarresten geoordeeld dat het veilig stellen van de bevoorrading met energie (leverings- en voorzieningszekerheid) een reden van openbare veiligheid kan opleveren die een belemmering van het vrije verkeer kan rechtvaardigen.(zie noot 15) Andere doelen van algemeen belang die in het verdrag of de jurisprudentie van het Hof zijn erkend als legitieme dwingende vereisten, zijn openbare orde en bescherming van de consument. De Raad adviseert daarom in de motivering in de memorie van toelichting tevens bij de hiergenoemde vereisten aan te sluiten. Ervan uitgaande dat een legitiem dwingend vereiste voorhanden is, moet nog de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de regeling vastgesteld worden. De Raad meent dat de toelichting bij het wetsvoorstel te summier is op dit punt. Hij adviseert dan ook de toelichting aan te vullen met een meer draagkrachtige motivering in dezen. Op het punt van noodzakelijkheid en proportionaliteit moet de regeling van de splitsing mede gedragen kunnen worden door de nadere motivering met betrekking tot de vraag waarom de I&I-wet of een daarop aansluitend minder vergaand alternatief dan splitsing van energiebedrijven te kort zou schieten. Zoals de Raad in punt 1 van zijn advies heeft opgemerkt kan vanwege de samenhang met en onzekerheid bij de beoordeling van de kosten van de splitsing daarover nog geen oordeel worden gegeven. 6. Het overgangsregime en de EG-regels inzake mededinging en staatssteun Ingevolge artikel IX geldt het groepsverbod en het verbod over en weer aandelen te houden ten aanzien van B.V. Netbeheer Haarlemmermeer en Obragas N.V. niet gedurende een periode van twee jaar na het tijdstip dat op grond van artikel 85, vierde lid, is vastgesteld voor de privatisering van het netbeheer. Volgens de toelichting is deze bepaling opgenomen om de volgende reden. Sinds augustus 2002 zijn de aandelen in de netwerkbedrijven B.V. Netbeheer Haarlemmermeer en Obragas N.V niet langer in handen van provincies en gemeenten, maar van een private partij, te weten RWE Gas. Om te voorkomen dat RWE Gas door het wetsvoorstel gedwongen wordt de aandelen in deze netwerkbedrijven over te dragen, is de onderneming in een zelfde positie geplaatst als de publieke aandeelhouders. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt verder opgemerkt dat deze uitzonderingspositie voor RWE Gas ertoe kan leiden dat zij gedurende een periode over een voordeligere (concurrentie)positie beschikt dan de andere energiebedrijven. Gelet op het feit dat het besluit omtrent privatisering van het netbeheer nog moet worden genomen, adviseert de Raad in de memorie van toelichting aan te geven hoe kan worden voorkomen dat de toepassing van de uitzonderingsbepaling in strijd komt met de grenzen die de Europese mededingings- en staatsteunregels ter zake stellen. 7. Het vraagstuk van compensatie Aangezien de financiële gevolgen voor de energiebedrijven, vooral die welke uit CBL-contracten voort zouden kunnen vloeien, thans nog niet duidelijk zijn, kan naar de mening van de Raad, anders dan in paragraaf 5.3(zie noot 16) van de memorie van toelichting wordt gedaan, nog niet worden beoordeeld of, en zo ja in welke mate, financiële compensatie aan de energiebedrijven geboden is. In paragraaf 5.3 van de memorie van toelichting wordt benadrukt dat de bedrijven en aandeelhouders zelf de wijze bepalen waarop zij aan het groepsverbod en het verbod op wederzijds aandeelhouderschap uitvoering geven. Verder wordt gewezen op de overgangsbepalingen die de bedrijven de gelegenheid geven de herstructurering goed voor te bereiden. De Raad wijst erop dat in verband met EVRM-aspecten in de regeling van de overdracht van de economische eigendom in de I&I-wet is voorzien in een verplichte verrekening tussen de betrokken bedrijven.(zie noot 17) De Raad adviseert in het wetsvoorstel in aansluiting op de I&I-wet ook een verrekenregeling voor de juridische overdracht van het netwerk op te nemen. Afhankelijk van de uitkomsten van het hierboven geadviseerde nadere kostenonderzoek ware tevens te voorzien in een aanvullende compensatieregeling voor de gevallen waarin ook na verrekening de financiële gevolgen van de splitsing disproportioneel mochten blijken te zijn. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot instelling van het permanente Adviescollege toetsing regeldruk, met memorie van toelichting (Wet instelling Actal).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot instelling van het permanente Adviescollege toetsing regeldruk, met memorie van toelichting (Wet instelling Actal).Bij Kabinetsmissive van 22 december 2011, no.11.003106, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot instelling van het permanente Adviescollege toetsing regeldruk, met memorie van toelichting (Wet instelling Actal).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Embryowet in verband met de evaluatie van deze wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Embryowet in verband met de evaluatie van deze wet, met memorie van toelichting.Bij kabinetsmissive van 30 december 2009, no.09.003726, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Embryowet in verband met de evaluatie van deze wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet personenvervoer 2000 (Besluit personenvervoer 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet personenvervoer 2000 (Besluit personenvervoer 2000).Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2000, no.00.004265 heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet personenvervoer 2000 (Besluit personenvervoer 2000). Het ontwerpbesluit geeft een uitwerking van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: de wet) ten behoeve van het openbaar vervoer, besloten busvervoer en taxivervoer. Het besluit bevat een regeling over onder meer de werkingssfeer van de wet, reisinformatie, vergunningen, aanbestedingsprocedures, vervoerbewijzen, de rijksbijdrage voor openbaar vervoer, de chauffeurspas en internationaal vervoer per bus en auto. Een deel van de onderwerpen komt wat inhoud betreft sterk overeen met de regeling in het thans vigerende Besluit personenvervoer. De Raad van State kan zich vinden in de strekking van het ontwerpbesluit, maar formuleert enkele bezwaren. 1. Aan het verstrekken van het vergunningbewijs, het bewijs van kredietwaardigheid en de verklaring van vakbekwaamheid zijn volgens de vigerende regeling geen kosten verbonden. Op grond van de nieuwe regeling moet de aanvrager evenwel de bij ministeriële regeling vast te stellen kosten van behandeling van te voren voldoen (artikelen 17, 25 en 27). Deze verandering wordt niet toegelicht. De Raad adviseert het vergoedingenstelsel alsnog toe te lichten en daarbij althans enige indicatie te geven van de omvang van de in rekening te brengen vergoeding. 2. Artikel 23, eerste en tweede lid, regelt in welke gevallen de vervoerder niet of niet langer voldoet aan de eis van betrouwbaarheid. Kort gezegd is dat het geval indien sprake is van een strafrechtelijke veroordeling dan wel van een civiel vonnis wegens het in ernstige mate overtreden van bepaalde nader genoemde wetten en besluiten onderscheidenlijk het niet-nakomen van een arbeidsovereenkomst. De redactie van deze artikelonderdelen noopt tot de uitleg van rechterlijke vonnissen om te kunnen vaststellen of er sprake is van "het in ernstige mate overtreden". De Raad acht dit ongewenst. Uit de artikelsgewijze toelichting valt af te leiden dat een interpretatie van rechterlijke vonnissen ook niet de bedoeling is. Bedoeld is om naast een onherroepelijk vonnis (straf en/of civiel) nog een eigen bestuursrechtelijke beoordeling ten aanzien van het vervallen van de betrouwbaarheid mogelijk te maken. Op zichzelf acht de Raad dit begrijpelijk. Om ieder misverstand te voorkomen, dient het ontwerpbesluit op dit punt in overeenstemming met de toelichting te worden gebracht. Tevens adviseert de Raad in deze artikelonderdelen alsnog de criteria op te nemen aan de hand waarvan wordt vastgesteld dat sprake is van een ernstige overtreding. 3. Hoofdstuk 4 van het ontwerpbesluit bevat een aantal bepalingen voor de reiziger - bijvoorbeeld dat hij moet beschikken over een geldig vervoerbewijs. Deze bepalingen zijn grotendeels overgenomen uit het thans nog geldende Besluit personenvervoer. De Raad vraagt zich af of al deze bepalingen nog passen binnen de thans geldende geprivatiseerde verhoudingen. Niet valt in te zien op welke basis de wetgever rechtstreeks eisen en voorwaarden aan reizigers kan opleggen. De Raad geeft in overweging de bedoelde bepalingen nader te bezien en waar mogelijk te schrappen. 4. Artikel 75 stelt voor het besturen van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht een door de minister verstrekte chauffeurspas verplicht. Artikel 118 stelt overtreding van dit voorschrift strafbaar. Het Overlegorgaan Personenvervoer (hierna: OPV), waaraan het ontwerpbesluit is voorgelegd, heeft in zijn reactie de suggestie gedaan een voorlopige pas te introduceren, die geldig blijft tot de afgifte van een chauffeurspas. Dit in verband met de tijd die gemoeid is met het verlenen van een chauffeurspas. Blijkens de nota van toelichting (Algemeen deel, paragraaf 8.7) wordt het pleidooi van het OPV niet ondersteund, omdat de kwaliteit van de taxisector en van de daarin werkzame personen centraal staat. Deze klare taal wordt gelogenstraft door de mededeling in de toelichting dat de aanvrager na overlegging van de vereiste documenten en betaling van de kosten een ontvangstbevestiging van de aanvraag krijgt, die in afwachting van de pas voor taxivervoer kan worden gebruikt. Niet alleen is dit onderdeel van de nota van toelichting innerlijk tegenstrijdig. Ook verdraagt deze passage zich niet met artikel 75. De Raad wijst erop dat de toelichting niet kan worden gebruikt voor het stellen van nadere regels en adviseert hetzij de toelichting aan te passen hetzij artikel 75 te herzien. 5. In de nota van toelichting, Algemeen deel, wordt melding gemaakt van "beraad met de branche" over de inhoud van een aantal bepalingen. Het verdient aanbeveling van de uitslag van dat beraad, voorzover mogelijk, in de nota van toelichting melding te maken. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbrief aan de Tweede Kamer inzake artikel 5 van de Grondwet (petitierecht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbrief aan de Tweede Kamer inzake artikel 5 van de Grondwet (petitierecht).Bij Kabinetsmissive van 4 september 2001, no.01.004089, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbrief aan de Tweede Kamer inzake artikel 5 van de Grondwet (petitierecht). Aan de Raad van State is ter advisering voorgelegd een ontwerpbrief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake artikel 5 van de Grondwet (GW). Artikel 5 GW vormt een garantie dat de burger zich onbelemmerd schriftelijk tot het bevoegd gezag kan richten. Voorschriften omtrent de wijze van behandeling of een plicht tot beantwoording zijn niet grondwettelijk vastgelegd. In de ontwerpbrief stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het wenselijk te vinden dat ook elektronische petities voortaan grondwettelijk worden beschermd, maar een wijziging van artikel 5 GW niet noodzakelijk te achten. In de adviesaanvraag wordt bijzondere aandacht gevraagd voor de uitleg van de term "schriftelijk" in artikel 5, in relatie met het feit dat deze term of daaraan verwante termen in andere regelingen voorkomt. De ontwerpbrief waarover de Raad nu adviseert houdt verband met het rapport van de Commissie "Grondrechten in het digitale tijdperk" (commissie-Franken). De commissie doet voorstellen voor het aanpassen van enkele grondrechten (de vrijheid van meningsuiting, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en het post- , telefoon- en telegraafgeheim) aan het digitale tijdperk en het introduceren van een grondrecht met betrekking tot overheidsinformatie. De Raad brengt zijn advies over de ontwerpbrief gelijktijdig uit met zijn adviezen over de vier voorstellen tot wijziging van de GW die uit de aanbevelingen van de commissie-Franken voortvloeien. 1. De commissie-Franken aarzelt in haar rapport of er voldoende redenen zijn voor aanpassing van artikel 5 GW, maar stelt uiteindelijk voor, het woord "schriftelijk" in artikel 5 te schrappen. Daarmee zou buiten twijfel worden gesteld dat verzoekschriften ook langs elektronische weg kunnen worden ingediend. Artikel 5 zou door het schrappen van het woord "schriftelijk" bovendien worden uitgebreid tot mondeling ingediende verzoeken.(zie noot 1) De ontwerpbrief strekt ertoe, dit voorstel niet over te nemen. Hij herinnert eraan dat het schriftelijkheidsvereiste ooit in artikel 5 is opgenomen in verband met de druk die aanbieding in persoon kan opleveren voor het ontvangend bevoegd gezag. Het beschermt het bevoegd gezag tegen een stroom aan mondelinge verzoeken. Bovendien worden de bedeesde burger zo evenveel kansen geboden als de brutale om invloed uit te oefenen op het bestuur. De regering is van oordeel dat deze argumenten ook thans nog gelden. Het schriftelijkheidsvereiste dient naar haar oordeel te worden gehandhaafd, om tot uitdrukking te brengen dat het petitierecht zich niet uitstrekt tot het indienen van mondelinge verzoeken. Zij acht het wel wenselijk dat ook elektronische petities grondwettelijk worden beschermd, maar wil ermee volstaan het woord "schriftelijk" in de huidige tekst van artikel 5 zo uit te leggen dat daaronder ook elektronische vastlegging valt. 3. De Raad is van oordeel dat het beter is artikel 5 niet te wijzigen, zij het om gedeeltelijk andere redenen dan die welke in de ontwerpbrief naar voren worden gebracht. a. De geldende wetgeving bevat uitgewerkte regels voor een aantal belangrijke categorieën verzoekschriften. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn bijvoorbeeld mogelijkheden geregeld om op te komen tegen overheidsbesluiten en klachten in te dienen over het overheidsoptreden. Artikel 5 GW geeft een bescheiden maar wezenlijke aanvulling op de regels die gelden voor verzoekschriften: niemand mag ervan worden afgehouden een verzoek - en daarmee zijn of haar opvatting, klacht of verlangen - bij het bevoegd gezag naar voren te brengen. De Raad ziet ook thans goede redenen om de beperking te handhaven volgens welke deze garantie zich niet uitstrekt tot het mondeling naar voren brengen van verzoeken. Van schriftelijke verzoeken kan in het algemeen gemakkelijker dan van mondelinge verzoeken worden vastgesteld wat zij wel en niet inhouden. Uit een grondwettelijke garantie voor mondelinge verzoeken zou bovendien kunnen worden afgeleid dat elk bevoegd gezag gelegenheid moet bieden voor het uitspreken daarvan door het instellen van een spreekuur of een klachtenlijn. Deze argumenten voor het handhaven van de eis van schriftelijkheid zijn in de ogen van de Raad draagkrachtiger dan de door de regering genoemde ongelijkheidscompensatie voor bedeesde burgers. b. De regering brengt op zichzelf terecht naar voren dat het begrip "schriftelijk" de elektronische communicatie met schrifttekens niet uitsluit. Met verwijzing naar de algemene uitgangspunten verwoord in het advies van heden inzake artikel 7 GW (no.W01.01.0465/I/B) onderschrijft de Raad dit uitgangspunt, maar hij wijst er wel op dat de wetgeving in dit opzicht niet consistent is. Op enkele plaatsen in de wetgeving is ervoor gekozen om na het woord "schriftelijk" het woord "elektronisch" (of varianten op die term) in de wet op te nemen, waardoor het woord "schriftelijk" juist niet wordt uitgebreid op de wijze die nu wordt voorgesteld ten aanzien van artikel 5 GW, maar de wetgeving is op dit punt niet systematisch doorgelicht;(zie noot 2) de Raad adviseert zon systematische doorlichting alsnog in de motivering te betrekken. Wel is een voorstel tot aanvulling van de Awb met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen bij de Raad aanhangig gemaakt, dat berust op een op 18 april 2001 gepubliceerd voorontwerp. In dat voorontwerp is na het woord "schriftelijk" steeds "of elektronisch" ingevoegd. Het voorontwerp bevat bovendien regels voor elektronisch verkeer tussen burgers en bestuursorganen in het algemeen. Het vereiste van schriftelijkheid duidt op een min of meer duurzaam in tekens vastgelegde vorm van talige communicatie. Wat als zodanig wordt aangemerkt, kan niet in grondwettelijke begrippen worden gefixeerd, maar zal de invloed ondergaan van wat zich daaromtrent in het maatschappelijk verkeer en de rechtsontwikkeling uitkristalliseert. De uitwerking in wetboeken en wetten van algemene aard zal daarin een belangrijke rol spelen. De in de brief neergelegde "techniek-onafhankelijke" opvatting dat indiening van verzoeken langs elektronische weg zonder meer gelijkwaardig is aan die op papier, gaat evenwel te ver. Het maatschappelijk gebruik zal ook in de toekomst bepalen welke vormen van communicatie als "schriftelijk" kunnen worden beschouwd en wat een "geschrift" is. Men kan dat weliswaar aannemen voor papierloze faxcommunicatie en - indien de afzender voldoende betrouwbaar te identificeren is - ook voor e-mailverkeer, maar een SMS-bericht zal, hoewel daarbij van schrifttekens gebruik wordt gemaakt, gezien zijn vluchtigheid en de beperkte kenbaarheid van de herkomst niet hoeven te worden beschouwd als een schriftelijk ingediend verzoek. c. Artikel 5 is een bepaling met een garantiefunctie. Dat haar reikwijdte beperkt is staat er niet aan in de weg dat de wet en de praktijk verder gaan, bijvoorbeeld door ruimte te bieden voor de indiening en behandeling van verzoeken die niet schriftelijk zijn ingediend, zoals het geval is bij de in artikel 9:2 Awb bedoelde mondelinge klachten. Een zo opgezette grondwettelijke waarborg is, waar het gaat om de wezenlijke inhoud van het grondrecht - namelijk dat ieder zich vrijelijk tot het bevoegde gezag kan wenden - sterker dan een brede garantie die vervolgens om praktische redenen moet worden gecompleteerd met een open beperkingsbevoegdheid bij (dan wel bij of krachtens) de wet. Voor de effectieve bescherming van het recht van iedere burger, zich tot het bevoegd gezag te richten, komt het er immers niet op aan dat alle mogelijke middelen onder de werking van de grondwetsbepaling vallen; de Raad verwijst in dit verband ook naar onderdeel 2, onder f, van zijn advies over het wetsvoorstel betreffende artikel 7 GW (no.W01.01.0465/I). 4. De Raad deelt dan ook de conclusie dat het wenselijk is om de tekst van artikel 5 GW niet te wijzigen, maar adviseert de argumentatie van die conclusie in de ontwerpbrief te herzien; het verdient naar het oordeel van de Raad aanbeveling daarbij ook aandacht te besteden aan de consistentie in de wetgeving inzake vereisten van schriftelijkheid en in de uitleg daarvan. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Besluit voorraadvorming aardolieproducten 2012), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Besluit voorraadvorming aardolieproducten 2012), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2013, no.13.000277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Besluit voorraadvorming aardolieproducten 2012), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur voor rechterlijke ambtenaren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur voor rechterlijke ambtenaren, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 augustus 2008, no.08.002307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de herziening van de functie- en bezoldigingstructuur voor rechterlijke ambtenaren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2012, no.12.000367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 augustus 2009, no.09.002114, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit en tot uitvoering van richtlijn nr. 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht (PbEG L 313) (Besluit luchtkwaliteit 2005), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit en tot uitvoering van richtlijn nr. 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht (PbEG L 313) (Besluit luchtkwaliteit 2005), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2005, no. 05.002132, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit en tot uitvoering van richtlijn nr. 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht (PbEG L 313) (Besluit luchtkwaliteit 2005), met nota van toelichting. Vervanging van het Besluit luchtkwaliteit wordt nodig geacht omdat, zoals de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit het verwoordt, de interpretatie van het Besluit luchtkwaliteit in de praktijk niet altijd eenduidig was. Als gevolg daarvan heeft een aantal ruimtelijke projecten onder het huidige besluit geen doorgang kunnen vinden vanwege daarmee gepaard gaande (verdere) overschrijding van de in het besluit vastgelegde grenswaarden. De Raad van State gaat in het onderstaande in op de wijze van implementatie en de verhouding tussen Europees en nationaal recht, de voorgestelde saldobenadering, de effectiviteit van het besluit, de noodzaak van bestuurlijke samenwerking, de betekenis van actieplannen en de opsomming van bevoegdheden in artikel 7, tweede lid. Hij is van oordeel dat het besluit op enkele punten aanpassing behoeft. 1. Europees en nationaal recht De problemen rond de toepassing van het huidige Besluit luchtkwaliteit, waar de nota van toelichting in paragraaf 1 melding van maakt, ontstaan voor een deel doordat bij de omzetting van richtlijn 96/62/EG (hierna: de Kaderrichtlijn)(zie noot 1), richtlijn 1999/30/EG (de eerste dochterrichtlijn)(zie noot 2) en richtlijn 2000/69/EG (de tweede dochterrichtlijn)(zie noot 3) aansluiting is gezocht bij het stelsel van de Wet milieubeheer (Wm) in het algemeen, en dat van hoofdstuk 5 van deze wet in het bijzonder. Op zich is dit niet onbegrijpelijk, maar in dit geval leidt het tot ernstige problemen. Terwijl artikel 7, eerste lid van de Kaderrichtlijn voorschrijft dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om er voor te zorgen dat grenswaarden worden nageleefd, is deze bepaling in het nationale recht omgezet in de artikelen 5 tot en met 17 van het huidige besluit en artikel 7, eerste lid van het ontwerpbesluit, die het in acht nemen van grenswaarden (en plandrempels) bij het uitoefenen van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, voorschrijven. Deze omzetting sluit aan bij artikel 5.2, eerste lid, Wm. Volgens dit artikel worden bij een maatregel als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid (dit is een algemene maatregel van bestuur inhoudende een kwaliteitseis) de bevoegdheden aangewezen bij de uitoefening waarvan de bij de maatregel gestelde grenswaarden in acht moeten worden genomen. Laat de richtlijn het dus tot op zekere hoogte aan de lidstaten over om in concreto te bepalen wat er moet gebeuren om ervoor te zorgen dat grenswaarden worden nageleefd, het nationale recht geeft een bindende regel voor de uitoefening van alle bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Kritiek op deze aanpak valt moeilijk te leveren omdat ze optimaal recht doet aan de strekking van de richtlijnen op het gebied van luchtkwaliteit. Dit optimaal recht doen verkeert echter in zijn tegendeel, wanneer het tot consequenties leidt die maatschappelijk niet aanvaardbaar worden geacht. In het nationale recht worden dan nuanceringen aangebracht op het stringente en optimale uitgangspunt. Het geheel leidt tot onnodige gecompliceerde regelgeving, die uit het oogpunt van milieubescherming weinig meerwaarde biedt. De vraag rijst of bij omzetting van milieurichtlijnen niet te veel wordt gedacht vanuit nationale wettelijke kaders, en te weinig zorgvuldig wordt geanalyseerd waartoe de richtlijnen verplichten en welke mogelijkheden ze open laten. Ook de nota van toelichting bevat een dergelijke analyse niet. Evenmin wordt inzicht geboden in de wijze van omzetting van de betreffende richtlijnen in andere lidstaten en de eventuele problemen die zich in deze landen voordoen, hoewel dergelijke informatie wel beschikbaar is. Het achterwege laten van deze analyse heeft het gevaar in zich dat de omzetting heen en weer schiet van een zeer stringente omzetting naar een andere aanpak, waarbij uiteindelijk alleen het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) kan bepalen of de desbetreffende richtlijnen dit toelaten. Hierbij dient uitgangspunt te blijven dat de regering verantwoordelijk is voor een juiste uitvoering van de betrokken richtlijnen. De Raad adviseert een dergelijke analyse en de conclusies die de regering hieraan verbindt alsnog op te nemen in de nota van toelichting. 2. Saldobenadering In artikel 7, derde lid, van het ontwerpbesluit wordt de zogenoemde saldobenadering vastgelegd. Deze houdt, kort gezegd, in de eerste plaats in dat bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ook kunnen worden uitgeoefend als dat ertoe leidt dat per saldo de concentratie van de betrokken stof in de buitenlucht gelijk blijft of verbetert (derde lid, onder a). In de tweede plaats kunnen die bevoegdheden ook worden uitgeoefend als bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (derde lid, onder b). De Raad plaatst vooraf de kanttekening dat het oordeel over de verenigbaarheid van de saldobenadering, zoals in het ontwerpbesluit opgenomen, met het Europese recht, in laatste instantie is voorbehouden aan het Hof van Justitie. Voorts merkt hij hierover het volgende op. Een saldobenadering vergt in het algemeen een bepaalde mate van disciplinering. Het is onverantwoord om zonder een beperking naar tijd, plaats en inhoud een saldobenadering te introduceren. Dan is het gevaar groot dat niet aan de kwaliteitseisen van de richtlijnen wordt voldaan, en dat deze benadering zal worden beschouwd als een ontoereikende vorm van implementatie. Op dit punt schiet het besluit naar het oordeel van de Raad tekort. In de eerste plaats blijkt niet hoe groot het gebied is waarbinnen saldering mag plaatsvinden. De nota van toelichting merkt hierover slechts op dat de lokale situatie moet worden bezien 'in de context van een groter gebied', waarbij 'wordt gedacht aan een gebied dat maximaal de betreffende agglomeratie of zone beslaat waarin de lokale situatie zich bevindt'.(zie noot 4) Elders in de toelichting wordt de saldobenadering omschreven als inhoudende dat een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit op één lokatie kan worden geaccepteerd als dat leidt tot verbetering op 'een andere lokatie'.(zie noot 5) In aanmerking genomen dat het besluit geen beperkingen oplegt aan de bevoegdheid van de minister om zones en agglomeraties aan te wijzen (artikel 3, eerste lid, jo. artikel 1), geven de aangehaalde passages nauwelijks houvast omtrent de grootte van de gebieden waarbinnen de effecten mogen worden gecompenseerd. Hoe groter het gebied waarbinnen saldering kan plaatsvinden, des te ruimer de mogelijkheden om die benadering toe te passen. Dat betekent ook dat het risico van significante lokale overschrijdingen toeneemt, en dat de prikkels om daadwerkelijk maatregelen te nemen om lokale overschrijding tegen te gaan minder worden. Een tweede onduidelijkheid betreft de vraag in hoeverre onderdeel b het mogelijk maakt om een verslechtering in de concentratie van de ene stof af te wegen tegen een verbetering van de concentratie van een andere. Voorzover dit is beoogd merkt de Raad op dat hij een dergelijke invulling van de saldobenadering in beginsel onjuist acht. Zij zou in ieder geval een adequate maatstaf vereisen aan de hand waarvan afweging van de veranderingen in concentraties tegen elkaar plaats zou moeten vinden. Ten derde wordt niet duidelijk of vereist is dat de te salderen verbetering en verslechtering naar redelijke verwachting in de tijd samenvallen. Gezien het karakter van de grenswaarden ligt voor de hand dat de compenserende effecten moeten zijn opgetreden uiterlijk op het moment dat ook de verslechtering plaatsvindt, maar noch het besluit noch de toelichting geven daarover uitsluitsel. Ten vierde blijkt niet uit het besluit wat moet worden verstaan onder 'een met de uitoefening van de bevoegdheid samenhangende maatregel'. De toelichting merkt hierover slechts op dat deze zinsnede ruim moet worden opgevat, zodat ook maatregelen genomen door andere bestuursorganen daaronder vallen;(zie noot 6) daarmee lijkt het erop dat de 'samenhang' slechts daarin bestaat dat de desbetreffende maatregelen ongeveer gelijktijdig in hetzelfde gebied worden genomen. In dit verband blijft ook onduidelijk of de formulering van artikel 7, derde lid onder b, de mogelijkheid openlaat om één maatregel die een verslechtering van betekenis oplevert weg te strepen tegen een aantal maatregelen, die elk een kleine verbetering meebrengen. In de vijfde plaats wordt niet duidelijk hoe de positie van burgers wordt beschermd die in het kader van de saldobenadering worden geconfronteerd met een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Ten slotte acht de Raad wenselijk dat nader wordt aangegeven wat wordt verstaan onder een 'beperkte' toename. De Raad onderkent dat een saldobenadering in het kader van de toepassing van grenswaarden onder omstandigheden zinvol kan zijn. Hij wijst er evenwel op dat, naar ook volgt uit het stelsel van de Wet milieubeheer, de vastgestelde grenswaarden minimumnormen weergeven. Gelet daarop is het van belang dat het karakter van die waarden niet meer wordt aangetast dan strikt noodzakelijk, en dat verslechtering van de luchtkwaliteit, ook wanneer die een lokaal karakter heeft, tot een minimum wordt beperkt. De Raad is van oordeel dat de saldobenadering op deze punten nader dient te worden geconcretiseerd. Dit zou bij voorkeur in het besluit zelf moeten gebeuren. Indien dit onvoldoende mogelijk zal blijken te zijn, dan dient de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) richtlijnen te formuleren voor de toepassing van de saldobenadering. Verder acht de Raad het zeker in de eerste fase van de toepassing van de benadering noodzakelijk dat de minister daar nauwlettend toezicht op houdt vanuit de regeringsverantwoordelijkheid voor een effectieve uitvoering van het Europese recht. De Raad acht het noodzakelijk het besluit op dit punt aan te vullen en op de nadere uitwerking en de wijze van toezicht in te gaan in de nota van toelichting. 3. Effecten De nota van toelichting wijst erop dat de uitoefening van bevoegdheden in situaties waarin luchtkwaliteitseisen worden overschreden, waaronder maatregelen tot verbetering van luchtkwaliteit die echter lokaal tot een beperkte verslechtering leiden, problemen oplevert. Het gevolg hiervan is dat veel ruimtelijke ingrepen, die per saldo tot een verbetering van de luchtkwaliteit leiden, onmogelijk zijn. De maatschappelijke en economische gevolgen hiervan zijn aanzienlijk en vanuit het oogpunt van een correcte uitvoering van de EG-richtlijnen niet noodzakelijk.(zie noot 7) Om aan dit probleem tegemoet te komen wordt in artikel 7, derde lid, de in het voorgaande genoemde saldobenadering geïntroduceerd. Als voorbeeld wordt hierbij het aan de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak ontleende geval genoemd van de omlegging van een drukke weg uit de dorpskern naar buiten de kern. Op de locatie van de nieuwe weg zal de luchtkwaliteit verslechteren, maar, zoals de toelichting zegt, 'de leefbaarheid in het dorp' zal er op vooruitgaan.(zie noot 8) De indruk wordt gewekt dat hiermee aan de belangrijkste problematiek rond de toepassing van het besluit wordt tegemoetgekomen. De Raad wijst erop dat, afgezien van de vragen rond de saldobenadering zelf, deze benadering alleen een oplossing voor de gerezen problematiek biedt, indien er wat valt te salderen. Dit zal in het voorbeeld van de rondweg het geval zijn, omdat deze leidt tot een afname van het verkeer en daarmee van de luchtverontreiniging in het dorp zelf. Het staat echter niet vast bij welke en hoeveel projecten de saldobenadering werkelijk een oplossing kan bieden. Voor alle gevallen, waarin het gaat om een uitbreiding van activiteiten zonder dat daar een afname aan activiteiten elders tegenover staat, is het de Raad niet duidelijk of en in hoeverre kan worden gesaldeerd. Te denken valt hierbij aan de aanleg van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen en cultuur-, sport- en recreatieprojecten, die verkeer aantrekken in situaties waarin grenswaarden worden overschreden. Verder voorziet het besluit in artikel 5 in de mogelijkheid om concentraties die zich van nature in de lucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, bij het beoordelen van de luchtkwaliteit voor zwevende deeltjes (PM10) buiten beschouwing te laten. Gedacht moet worden aan zeezout. Dit zelfde geldt al en blijft gelden voor concentraties van zwevende deeltjes die worden veroorzaakt door natuurverschijnselen. Uit rapportages van het RIVM blijkt dat het bij de beoordeling buiten beschouwing laten van zeezout een aanwijsbaar effect heeft op het in acht nemen van de grenswaarden voor fijn stof. Er blijkt echter ook uit dat desondanks het probleem niet is opgelost en zich ook in de toekomst overschrijdingen zullen blijven voordoen van het maximale aantal van 35 dagen dat de 24-uurs gemiddelde concentratie voor fijn stof mag worden overschreden.(zie noot 9) Dit roept de vraag op naar de effecten van het besluit. De Raad acht het van belang dat de regering in de nota van toelichting op deze vraag ingaat om te voorkomen dat onzekerheid blijft bestaan over de vraag in hoeverre de gerezen ernstige problemen nu tot een oplossing worden gebracht. 4. Bestuurlijke samenwerking Bij de uitvoering van het besluit zijn de drie niveaus van algemeen bestuur in ons land betrokken. De Minister van VROM wijst zones en agglomeraties aan, de Minister van Verkeer en Waterstaat stelt bij geïnventariseerde rijkswegen de verschillende vormen van luchtverontreiniging vast en rapporteert daarover aan de colleges van burgemeesters en wethouders (B en W), de Minister van VROM kan de nauwkeurigheid van meetmethoden toetsen. Los van de uitvoering van het besluit zullen generieke maatregelen ter bestrijding van luchtverontreiniging, zoals het voorschrijven van roetfilters, op nationaal niveau moeten worden genomen. De colleges van gedeputeerde staten (GS) stellen de Minister van VROM op de hoogte van door de colleges van B en W op te stellen actieplannen; zij stellen de minister op de hoogte van de voortgang van de uitvoering van deze plannen; de Commissaris van de Koningin doet mededeling aan het publiek van de overschrijding van alarmdrempels; GS stellen door middel van meting de verschillende vormen van luchtverontreiniging in agglomeraties vast; dit zelfde geldt bij geïnventariseerde inrichtingen en bij provinciale wegen; de gegevens hierover worden ter beschikking gesteld van de colleges van B en W; van de verschillende inventarisaties doen zij verslag aan de Minister van VROM. Los van het besluit beschikken GS over de bevoegdheid tot vergunningverlening voor de grotere inrichtingen, en de Commissaris van de Koningin over de bevoegdheid tot het treffen van maatregelen in bijzondere omstandigheden. De colleges van B en W zijn belast met het vaststellen van actieplannen; zij dragen tevens zorg voor het uitvoeren van deze plannen. Zij stellen de colleges van GS in kennis van vastgestelde plannen en van de voortgang in de uitvoering ervan. Tevens inventariseren zij de plaatsen waar de bevolking direct of indirect kan worden blootgesteld aan vormen van luchtverontreiniging die de grenswaarden overschrijden. Los van het besluit zijn de colleges van B en W bevoegd tot vergunningverlening voor de kleinere inrichtingen die niet onder de werking van een amvb vallen. Deze verdeling van bestuurlijke bevoegdheden oogt ingewikkeld, maar is grotendeels gegeven met de aard van de materie en de normale verdeling van bevoegdheden over de verschillende bestuurslagen. De nota van toelichting vermeldt dat wanneer ieder bestuursorgaan zijn verantwoordelijkheid neemt, een totaal-pakket aan maatregelen tot stand kan komen dat maximaal gericht is op het te bereiken resultaat: voldoen aan de grenswaarden.(zie noot 10) De Raad heeft niet de behoefte dit uitgangspunt te bestrijden, maar wel om hierbij nog enkele vragen te stellen. Een effectieve aanpak van luchtverontreiniging zal op veel punten samenwerking tussen bestuursorganen vergen. De geschetste verdeling van bevoegdheden wijst daar al op. De toepassing van de saldobenadering in agglomeraties kan mogelijk gemeentegrenzen overschrijden zonder dat het om de uitoefening van provinciale of rijksbevoegdheden gaat. Niet duidelijk is waarom bestuursorganen een bepaalde vervuilingsruimte zouden willen afstaan door beëindiging of vermindering van activiteiten teneinde activiteiten op het grondgebied van andere bestuursorganen doorgang te kunnen laten vinden. De colleges van B en W zijn voor het opstellen van actieplannen deels afhankelijk van door het rijk en de provincies aan te leveren gegevens, maar de actieplannen zullen naar hun aard alleen betrekking kunnen hebben op door het gemeentebestuur uit te oefenen bevoegdheden en/of te treffen maatregelen. Dat kan betekenen dat ze maar in beperkte mate kunnen bijdragen aan de oplossing van gerezen problemen. Weliswaar voorziet artikel 8, tweede lid van het besluit in een opdracht aan de colleges van GS tot het bevorderen van regelmatig overleg met andere bestuursorganen binnen het gebied van de provincie en met de inspecteur, maar dit roept de vraag op hoe de aanpak moet zijn in provinciegrensoverschrijdende situaties, en voorts de vraag in welke mate de minister voor zichzelf een sturende rol ziet weggelegd. De Raad beveelt aan om in de nota van toelichting in te gaan op de noodzaak en mogelijkheid van bestuurlijke samenwerking, de vraag of daartoe toereikende structuren voorhanden zijn die tevens oplossingen kunnen beiden voor conflictsituaties, en op de verantwoordelijkheid van de minister in dit verband. 5. Actieplannen Het valt op dat de nota van toelichting bij het besluit geheel in het teken staat van het probleem dat bepaalde ruimtelijke ingrepen niet meer mogelijk zijn. Daarnaast is er naar het oordeel van de Raad een zeker zo ernstig probleem, namelijk dat in ons land op zeer veel plaatsen niet wordt voldaan aan de grenswaarden voor fijn stof. De richtlijnen houden in dit opzicht resultaatsverplichtingen in, waarbij alle inspanning erop moet zijn gericht de vereiste resultaten binnen een zo kort mogelijke tijd te realiseren. De aanpak van dat probleem zal moeten gebeuren door het opstellen en uitvoeren van actieprogrammas. Aan de inhoud daarvan wordt in de nota van toelichting echter slechts weinig aandacht besteed, en hetzelfde geldt voor het feit dat de eindverantwoordelijkheid voor het tijdig voldoen door Nederland aan de eisen van de richtlijn berust bij de regering. In dit verband moet de Raad vaststellen dat de voorschriften van de Kaderrichtlijn over actieplannen niet volledig zijn omgezet. De artikelen 7 en 8 van de Kaderrichtlijn bevatten voorschriften over plannen. Artikel 7 van die richtlijn bepaalt in het derde lid dat de lidstaten actieplannen opstellen waarin wordt vermeld welke maatregelen moeten worden genomen bij een dreigende overschrijding van de grenswaarden of de alarmdrempels, om het risico van overschrijding te verkleinen en de duur ervan te beperken. Artikel 8 van de Kaderrichtlijn, dat betrekking heeft op de situatie dat de grenswaarden worden overschreden, voorziet erin dat een plan of programma wordt opgesteld en uitgevoerd dat ertoe leidt dat binnen de daarvoor gestelde termijn aan de grenswaarde wordt voldaan (artikel 8, derde lid, Kaderrichtlijn). Over de implementatie van deze bepalingen merkt de Raad het volgende op. a. In navolging van artikel 7 van de Kaderrichtlijn bepaalt artikel 5.2a, eerste lid, aanhef en onder c, Wm dat een algemene maatregel van bestuur die grenswaarden vaststelt ter uitvoering van de Kaderrichtlijn regels moet bevatten over het opstellen van actieplannen als bedoeld in artikel 7, derde lid, van die richtlijn. Een dergelijke bepaling komt in het ontwerpbesluit niet voor. De Raad adviseert het besluit op dit punt aan te passen. b. Volgens de bij het ontwerpbesluit gevoegde transponeringstabel wordt artikel 8, derde lid, van de Kaderrichtlijn geïmplementeerd in (onder meer) artikel 9 van het ontwerpbesluit. Artikel 9 vereist echter slechts een actieplan bij overschrijding van de plandrempels bedoeld in de artikelen 16, 17 en 24, die alleen betrekking hebben op stikstofdioxide en benzeen, terwijl artikel 8 van de Kaderrichtlijn ziet op situaties waarin grenswaarden worden overschreden. Die waarden kunnen ook op andere stoffen betrekking hebben. De Raad adviseert het besluit in overeenstemming te brengen met de richtlijn. 6. Opsomming bevoegdheden Artikel 7, tweede lid, van het ontwerpbesluit bepaalt dat onder de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden (dat wil zeggen de bevoegdheden bij de uitoefening waarvan de grenswaarden in acht moeten worden genomen) in ieder geval de bevoegdheden op grond van de daar opgesomde artikelen worden begrepen. De Raad merkt op dat in het tweede lid van artikel 7 een aantal artikelen voorkomen die niet zelf een bevoegdheid verlenen, maar voorschriften bevatten voor de uitoefening van een elders verleende bevoegdheid; het gaat dan bijvoorbeeld om de artikelen 7.27, 7.35 en 8.8 Wm. Anderzijds valt op dat artikel 8.2 Wm, dat de bevoegdheid van burgemeester en wethouders regelt om te beslissen op de aanvraag om een milieuvergunning, in de opsomming ontbreekt. De Raad adviseert de opsomming in artikel 7, tweede lid, nader te bezien. 7. Redactionele kanttekeningen Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van het recht op contact of omgang na partnerdoding, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van het recht op contact of omgang na partnerdoding, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2015, no.2015001098, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van het recht op contact of omgang na partnerdoding, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 september 2016, no.2016001549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verlenging en wijziging van de Tijdelijke wet ambulancezorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verlenging en wijziging van de Tijdelijke wet ambulancezorg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001304, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verlenging en wijziging van de Tijdelijke wet ambulancezorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met wijziging van de bevoegdheden tot het stellen van aantekeningen in reisdocumenten, bekendmaking van beschikkingen, alsmede aanwijzing van documenten waarover een vreemdeling moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met wijziging van de bevoegdheden tot het stellen van aantekeningen in reisdocumenten, bekendmaking van beschikkingen, alsmede aanwijzing van documenten waarover een vreemdeling moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en Besluit Veiligheidsregio's in verband met nieuwe grenswaarden voor asbest en het vervallen van de aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en Besluit Veiligheidsregio's in verband met nieuwe grenswaarden voor asbest en het vervallen van de aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2012, no.12.002237, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en Besluit Veiligheidsregio's in verband met nieuwe grenswaarden voor asbest en het vervallen van de aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot het alsnog toekennen van rechtskracht aan de planologische kernbeslissing Structuurschema groene ruimte (Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot het alsnog toekennen van rechtskracht aan de planologische kernbeslissing Structuurschema groene ruimte (Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte).Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2003, no.02.005940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot het alsnog toekennen van rechtskracht aan de planologische kernbeslissing Structuurschema groene ruimte (Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte).De geldigheidsduur van het Structuurschema groene ruimte (hierna: SGR), een planologische kernbeslissing (pkb) als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO), is op 3 oktober 2000 verstreken. De regering heeft niet voor die datum een nieuwe pkb vastgesteld; het SGR 2 is op dit moment nog in procedure, en het is nog onduidelijk wanneer dit van kracht zal kunnen worden.(zie noot 1) Ook is het (eerste) SGR niet opnieuw vastgesteld volgens de procedure van artikel 2a (en artikel 2b) WRO. Dat betekent dat er op dit moment geen geldende pkb is die de inrichting van de groene ruimte regelt. Om deze leemte te dichten merkt dit wetsvoorstel het SGR alsnog aan als "geldend plan" in de zin van artikel 2a WRO, en wel met terugwerkende kracht tot 3 oktober 2000.Het wetsvoorstel volgt, aldus de memorie van toelichting, het systeem van de Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen.(zie noot 2) Aansluitend bij opmerkingen die de Raad van State maakte in zijn advies over deze wet,(zie noot 3) stelde de regering destijds in het nader rapport dat de bevoegdheid van de wetgever om pkbs met terugwerkende kracht vast te stellen slechts met grote zorgvuldigheid en terug-houdendheid dient te worden aangewend.(zie noot 4) Niettemin moet de Raad constateren dat thans, in een situatie die vrijwel identiek is aan die welke aanleiding gaf tot de Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen, wederom deze weg is gekozen. Het gegeven dat opnieuw de gelding van een reeds enige jaren verlopen pkb bij wet wordt verlengd (met voorbijgaan aan de procedures die de WRO voorschrijft) én het feit dat aan die vaststelling opnieuw terugwerkende kracht wordt verleend voor een niet onaanzienlijke periode brengen mee dat aan demotivering van het voorliggende wetsvoorstel bijzondere eisen moeten worden gesteld.Gesteld tegen die achtergrond geven het wetsvoorstel en de memorie van toelichting de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.1. De Raad mist in de memorie van toelichting een sluitende motivering van de noodzaak van terugwerkende kracht. Hij wijst erop dat het verlenen van terugwerkende kracht aan het SGR slechts een beperkte toegevoegde waarde heeft vergeleken met de situatie dat het, na opnieuw (bij wet) te zijn vastgesteld, alleen voor de toekomst zou gelden. Het feit dat de geldigheidsduur van het SGR vervallen is betekent immers niet zonder meer dat het daarin opgenomen beleid met ingang van de datum van vervallen niet langer als rijksbeleid kan worden aangemerkt (in deze zin ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 13 november 2002, nr.200200050/1, inzake de A73). Tegelijkertijd brengt de verlening van terugwerkende kracht wel complicaties met zich mee voor belanghebbende burgers, zoals hierna wordt uiteengezet.De Raad adviseert dan ook in de memorie van toelichting nader uiteen te zetten waarom terugwerkende kracht van het SGR noodzakelijk wordt geacht.2. Artikel 3 bepaalt dat het wetsvoorstel (eenmaal tot wet verheven) in werking treedt op de eerste dag van de derde kalendermaand na publicatie in het Staatsblad. Om, indien terugwerkende kracht toch noodzakelijk wordt geoordeeld, de periode van terugwerkende kracht zo kort mogelijk te houden, is het aan te bevelen inwerkingtreding zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Daarmee zou ook beter worden aangesloten bij de systematiek van de Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen, wat de regering, blijkens de memorie van toelichting, ook had beoogd.Eventueel kan toepassing worden gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet, wat inwerkingtreding met ingang van de dag na plaatsing in het Staatsblad mogelijk zou maken.De Raad beveelt aan artikel 3 aan te passen in de hiervoor bedoelde zin, dan wel toe te lichten waarom de regering de voorkeur geeft aan de gekozen wijze van inwerkingtreding.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2006, no. 06.000584, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mevrouw mr. M.C. van der Laan, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (vereenvoudiging van het loonbegrip en de loonadministratie en enkele andere maatregelen ter vermindering van administratieve lasten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (vereenvoudiging van het loonbegrip en de loonadministratie en enkele andere maatregelen ter vermindering van administratieve lasten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen), met memorie van toelichting.Het voorstel bevat institutionele wijzigingen van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet, waarvan de meeste voortkomen uit evaluaties van de dualisering van het decentrale bestuur. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de vertrouwelijkheid van de rapportages van de commissaris van de Koning aan de minister en de verspreiding van geheime stukken. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de notitie verzamelwetgeving.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de notitie verzamelwetgeving.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de notitie verzamelwetgeving.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2015, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2015, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2014, no.2014001569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2015, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit (beperking afsteektijden consumentenvuurwerk).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit (beperking afsteektijden consumentenvuurwerk).Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2014, no.2014001440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit (beperking afsteektijden consumentenvuurwerk), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de bekostiging, het financiële beheer en het toezicht met betrekking tot het landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (Besluit LSOP), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de bekostiging, het financiële beheer en het toezicht met betrekking tot het landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (Besluit LSOP), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2007, no.07.001276, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de bekostiging, het financiële beheer en het toezicht met betrekking tot het landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (Besluit LSOP), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet in verband met de invoering van een verdeelsleutel op basis van omzet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet in verband met de invoering van een verdeelsleutel op basis van omzet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2014, no.2014002441, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Zesde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, met bijbehorende verdragen; Beijing, 15 september 1999 (Trb.2002, 205 en 221), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Zesde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, met bijbehorende verdragen; Beijing, 15 september 1999 (Trb.2002, 205 en 221), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2014, no.2014001209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Gemeentewet in verband met het onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften brengen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en enkele technische verbeteringen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Gemeentewet in verband met het onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften brengen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en enkele technische verbeteringen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2010, no.10.000612, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Gemeentewet in verband met het onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften brengen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en enkele technische verbeteringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2007, no.07.001932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 ter bevordering van de duurzame visserij op het IJsselmeer, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 ter bevordering van de duurzame visserij op het IJsselmeer, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2015, no.2015001093, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 ter bevordering van de duurzame visserij op het IJsselmeer, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Kerkrade van 27 september 2006, tot onteigening, bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Kerkrade van 27 september 2006, tot onteigening, bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 28 juni 2007, no.20070041830, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Kerkrade van 27 september 2006, tot onteigening, bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2014, no.2014001574, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van de artikelen 16 en 17 van het Frequentiebesluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van de artikelen 16 en 17 van het Frequentiebesluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit politiegegevens en het besluit SUWI in verband met het creëren van een grondslag voor het verstrekken van een melding door de politie ten behoeve van het beëindigen van een uitkering, toeslag of studiefinanciering bij deelname aan een terroristische organisatie en het uitwerken van de gegevensuitwisseling tussen de uitvoeringsinstanties en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van de beëindiging van uitkeringen bij deelname aan een terroristische organisatie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit politiegegevens en het besluit SUWI in verband met het creëren van een grondslag voor het verstrekken van een melding door de politie ten behoeve van het beëindigen van een uitkering, toeslag of studiefinanciering bij deelname aan een terroristische organisatie en het uitwerken van de gegevensuitwisseling tussen de uitvoeringsinstanties en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van de beëindiging van uitkeringen bij deelname aan een terroristische organisatie.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2017, no.2017000956, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit politiegegevens en het besluit SUWI in verband met het creëren van een grondslag voor het verstrekken van een melding door de politie ten behoeve van het beëindigen van een uitkering, toeslag of studiefinanciering bij deelname aan een terroristische organisatie en het uitwerken van de gegevensuitwisseling tussen de uitvoeringsinstanties en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van de beëindiging van uitkeringen bij deelname aan een terroristische organisatie, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met verruiming van de mogelijkheden van meerpersoonscelgebruik.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met verruiming van de mogelijkheden van meerpersoonscelgebruik.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet met het oog op verbetering van de openheid en continuïteit van de landelijke publieke omroep.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet met het oog op verbetering van de openheid en continuïteit van de landelijke publieke omroep.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende vaststelling van de Wet op het financieel toezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende vaststelling van de Wet op het financieel toezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit Kamer voor de Binnenvisserij 1975 (aanpassing vergoedingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit Kamer voor de Binnenvisserij 1975 (aanpassing vergoedingen).Bij Kabinetsmissive van 12 december 2002, no.02.005693, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Vergoedingenbesluit Kamer voor de Binnenvisserij 1975 (aanpassing vergoedingen).Het ontwerpbesluit strekt ertoe de vergoedingen van de plaatsvervangende voorzitter en de leden van Kamer voor de Binnenvisserij voor het leiden c.q. bijwonen van zittingen of bijeenkomsten van die kamer te verhogen tot hetzelfde niveau als de vergoedingen die de plaatsvervangende voorzitter en de leden van de pachtkamers van de rechtbank (de grondkamers) voor werkzaamheden van vergelijkbare aard ontvangen. Aan het slot van de nota van toelichting wordt erop gewezen dat deze verhogingen uiteraard consequenties zullen hebben voor de tarieven die door de Kamer voor de Binnenvisserij geheven worden, teneinde die kostendekkend te laten blijven. De Raad van State adviseert in de nota van toelichting nader op het aspect van de kostendekkendheid van deze tarieven in te gaan en op de financiële gevolgen daarvan voor de betrokken burgers, aangezien de bedoelde tarieven, zoals die zijn neergelegd in de Regeling tarieven Kamer voor de Binnenvisserij, sinds 1993(zie noot 1) niet meer zijn aangepast.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de wet tot wijziging van de Vleeskeuringswet en de Warenwet inzake de heffing van retributies, de Vleeskeuringswet en de Wet op de economische delicten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de wet tot wijziging van de Vleeskeuringswet en de Warenwet inzake de heffing van retributies, de Vleeskeuringswet en de Wet op de economische delicten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2004, no.04.000487, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de wet tot wijziging van de Vleeskeuringswet en de Warenwet inzake de heffing van retributies, de Vleeskeuringswet en de Wet op de economische delicten, met memorie van toelichting. Dit voorstel houdt in dat de overgangstermijn met betrekking tot het gewijzigde artikel 30a van de Vleeskeuringswet in de wet tot wijziging van de Vleeskeuringswet en de Warenwet inzake de heffing van retributies (hierna: de wijzigingswet) wordt verlengd, een wijziging in de Wet op de economische delicten (Wed) wordt aangebracht, en enkele verouderde artikelen in de Vleeskeuringswet worden verwijderd. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen over de noodzaak en wenselijkheid van de verlenging van de overgangstermijn en over enkele andere voorgestelde wijzigingen. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee dient te worden aangepast. 1. In de wijzigingswet is artikel 30a van de Vleeskeuringswet gewijzigd.(zie noot 1) Het artikel luidde voordien als volgt: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op nakoming van internationale overeenkomsten regelen worden gesteld waarbij van de voorgaande bepalingen kan worden afgeweken. In artikel III van de wijzigingswet is een overgangsbepaling opgenomen die inhoudt dat artikel 30a zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van de wijzigingswet nog gedurende vier jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingswet van toepassing is op algemene maatregelen van bestuur die reeds van kracht waren bij de inwerkingtreding van de wijzigingswet. In deze vier jaar zouden de noodzakelijke wijzigingen in de wet zelf moeten worden aangebracht.(zie noot 2) In artikel I wordt voorgesteld deze termijn uit de wijzigingswet te verlengen van vier jaar naar acht jaar. De toelichting geeft daarvoor als reden dat naar verwachting met ingang van 1 januari 2006 een EG-verordening inzake officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong van kracht zal worden, die naar verwachting grote wijzingen in de Vleeskeuringswet met zich meebrengt. Het zou daarom te veel werk zijn en weinig zin hebben om de vereiste wijzigingen voor die tijd alsnog in de wet aan te brengen. De Raad acht het noodzakelijk dat in de toelichting inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre de in 2006 verwachte EG-verordening van invloed is op de noodzakelijke wijzigingen ten gevolge van de wijzigingswet. Als de verordening deze wijzigingen onverlet laat, valt niet in te zien waarom hiervoor nogmaals een termijn van vier jaar noodzakelijk is, nu hiervoor al een overgangstermijn van vier jaar is gesteld. Als door de verordening deze wijzigingen niet of slechts ten dele hoeven te worden doorgevoerd valt nog minder in te zien waarom de overgangsperiode met vier jaar dient te worden verlengd. Daarnaast merkt de Raad op dat het oude artikel 30a het mogelijk maakt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur van bepalingen in de Vleeskeuringswet kan worden afgeweken. In de wijzigingswet is dit artikel vervangen door de nieuwe artikelen 30a en 46a, waarbij geregeld is in welke gevallen bij algemene maatregel van bestuur (artikel 30a) en bij ministeriële regeling (artikel 46a) van bepalingen in de Vleeskeuringswet kan worden afgeweken. In beide gevallen heeft de regeling een tijdelijk karakter (van een jaar, met verlenging van ten hoogste een jaar), en dienen binnen dat jaar of die twee jaar de noodzakelijke wijzigingen in de Vleeskeuringswet zelf te zijn aangebracht. De Raad adviseert de noodzaak van de verlenging van de overgangsperiode in de wijzigingswet met vier jaar aan te tonen, dan wel het voorstel op dit punt aan te passen. 2. Artikel 11, tweede lid, van de Vleeskeuringswet wordt, volgens de toelichting, gelet op onderdeel 25 onder Hoofdstuk VI (Keuring voor het slachten) van Bijlage I bij het Besluit produktie en handel vers vlees (hierna: Bijlage), aangepast aan de hedendaagse eisen. De Raad wijst er op dat in het aangehaalde onderdeel van de Bijlage niet is geregeld dat de termijn van 24 uren tweemaal telkens met ten hoogste 24 uren kan worden verlengd. De toelichting besteed geen aandacht aan dit verschil. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen, dan wel het voorstel op dit punt aan te passen. 3a. De artikelen 26a, eerste lid, 26b, eerste lid, en 30a, eerste lid, van de Vleeskeuringswet worden zodanig gewijzigd dat bij algemene maatregel van bestuur telkens vervangen wordt door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. De toelichting merkt in dit verband op dat deze voorgestelde wijzigingen de mogelijkheid bieden om bepaalde in de desbetreffende algemene maatregel van bestuur in hoofdzaak geregelde zaken nader uit te werken. De voorgestelde formule maakt subdelegatie van de regelgevende bevoegdheid door de regering mogelijk.(zie noot 3) De toelichting maakt niet duidelijk waarom deze subdelegatie van bevoegdheid noodzakelijk is. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. b. Voorts merkt de Raad op dat artikel 30a, eerste lid, van de Vleeskeuringswet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld ter uitvoering van een bindend besluit inzake slachtdieren, vlees, vleeswaren of andere producten van dierlijke oorsprong, genomen door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, dat betreft: a. de bescherming van de volksgezondheid; of b. het heffen van een retributie voor de kosten die verbonden zijn aan krachtens het desbetreffende besluit voorgeschreven keuringen. Het tweede lid bepaalt vervolgens dat bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur een of meer van de voorgaande bepalingen buiten werking kunnen worden gesteld, voorzover het desbetreffende bindend besluit binnen 12 maanden na bekendmaking uitgevoerd dient te zijn. Het betreft hier een spoedprocedure voor implementatie van bindende EU-besluiten. De Raad beveelt aan te bepalen dat een derogerende algemene maatregel van bestuur binnen een jaar moet worden gevolgd door een wetsvoorstel waarin deze materie geregeld wordt. Daarbij verwijst de Raad naar zijn advies over tijdige implementatie van Europese richtlijnen.(zie noot 4) 4. In het voorgestelde artikel 27 van de Vleeskeuringswet wordt de term eerste kantoren vervangen door: grensinspectieposten, overeenkomstig de terminologie van artikel 2, tweede lid, onder g, van richtlijn nr.97/78/EG van de Raad. Anders dan het thans geldende artikel 27 is niet meer bepaald dat aanwijzing van deze grensinspectieposten geschiedt in overleg met Onze Minister van Financiën. De Raad adviseert dit verschil toe te lichten, dan wel het voorstel op dit punt aan te passen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Heerlen en Landgraaf, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Heerlen en Landgraaf, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 oktober 2017, no.2017001781, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Heerlen en Landgraaf, met memorie van toelichting.Dit wetsvoorstel betreft de samenvoeging van de gemeenten Heerlen en Landgraaf tot de nieuwe gemeente Heerlen. De nieuwe gemeente zal circa 125.000 inwoners tellen en een oppervlakte hebben van ongeveer 70 km2. De beoogde datum van herindeling is 1 januari 2019. Aanleiding voor het wetsvoorstel is het herindelingsadvies van de provincie Limburg van 7 juli 2017, vergezeld van een positieve zienswijze van de raad van de gemeente Heerlen. De gemeente Landgraaf steunt deze samenvoeging niet.Op 30 november 2017 heeft een delegatie van de Afdeling advisering van de Raad van State op de voet van artikel 24 van de Wet op de Raad van State met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beraadslaagd over het wetsvoorstel.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden. Zij constateert dat de gevolgde herindelingsprocedure niet op de door de wetgever beoogde zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, nu het gevoerde "open overleg" niet voldoet de eisen die artikel 8 van de Wet Algemene Regels Herindeling (Wet Arhi) daaraan stelt.1.Achtergrond en aanleidingIn de regio Parkstad Limburg wordt al ruim vijftien jaar gesproken over regionale samenwerking en de noodzaak tot het versterken van de bestuurskracht van de gemeenten in dit gebied. Uit het herindelingsadvies blijkt dat er veel onderzoeksrapporten over deze themas zijn verschenen die betrekking hebben op deze gemeenten. In 2003 verscheen het rapport van de commissie De Wulf waarin werd gepleit voor een brede gemeentelijke herindeling, omdat duidelijk leiderschap in de regio ontbrak en er sprake was van onderlinge animositeit. Een herindeling heeft echter niet plaatsgevonden. Wel heeft de regio Parkstad in 2006 de status van wgr-plusregio gekregen. Op basis van een bestuurskrachtonderzoek door een visitatiecommissie in 2008 bleek dat deze samenwerking slagvaardigheid ontbeerde en dat het behalen van resultaten gegeven de grote sociaaleconomische opgaven niet vanzelfsprekend was. Een aantal jaren later, in 2014, is in voorbereiding op de overdracht van taken in het sociaal domein aan gemeenten, een onderzoek uitgevoerd door de commissie Van Geel, waaruit bleek dat de samenwerking in de regio Parkstad niet robuust genoeg is en extra aandacht voor de samenwerking in deze regio gewenst is. Vervolgens werd in 2015 door de commissie Bisschops geconstateerd dat de gemeenten in de regio intensiever zouden moeten samenwerken om het hoofd te bieden aan opgaven in het sociaal, ruimtelijk en economisch domein en dat er sprake is van een onbalans in de regio, waarbij de centrumgemeente er te vaak alleen voor staat. Op basis van de constateringen in de hierboven genoemde rapporten zijn in de regio Parkstad verscheidene bestuurskrachtversterkende initiatieven ontplooid waaronder de voorbereiding van een ambtelijke fusie van Brunssum en Landgraaf, een ambtelijke fusie van Voerendaal en Simpelveld en de samenvoeging van de gemeenten Schinnen, Onderbanken en Nuth tot de gemeente Beekdaelen per 2019. De laatste twee initiatieven vinden doorgang. De voorbereidingen voor de ambtelijke fusie van Brunssum en Landgraaf zijn in 2015 gestaakt vanwege een gebrek aan draagvlak en onderling vertrouwen.De gemeenteraad van Landgraaf verzocht na het mislukken van de ambtelijke fusie tussen Landgraaf en Brunssum het college van Landgraaf om samenwerking met andere gemeenten te verkennen, waarbij als eerste aan Heerlen werd gedacht.Toen de colleges van Heerlen en Landgraaf vervolgens met een herindelingsvoorstel van beide gemeenten kwamen, stemde de gemeenteraad van Heerlen bijna voltallig in. De gemeenteraad van Landgraaf wees deze fusie echter af omdat een bredere herindeling onvoldoende was verkend. De gemeenteraad van Landgraaf nam in diezelfde vergadering wel een motie aan die vroeg om een bredere herindeling te onderzoeken. Het college van Landgraaf trad vervolgens af.Aan de aan de raden voorgelegde herindeling lagen twee onderzoeken ten grondslag. In beide onderzoeken is geconcludeerd dat de hele regio profijt heeft van een sterkere centrumgemeente. De conclusie in beide adviezen luidde dan ook om in te zetten op een gemeentelijke herindeling van Heerlen en Landgraaf. Omdat de andere Parkstad-gemeenten geen mede-opdrachtgever waren van deze onderzoeken werd een bredere herindeling niet verkend. De provincie Limburg heeft zich in deze fase van het proces facilitair opgesteld.Uitvoerig overleg tussen de gemeenten Heerlen en Landgraaf over samenwerking of fusie leidde uiteindelijk tot een fusieplan. De gemeenteraad van Landgraaf wees in januari 2017 deze fusie echter af, hetgeen aanstonds leidde tot het aftreden van het college, met uitzondering van de burgemeester. Daags nadat de raden van Heerlen en Landgraaf tot een verschillend oordeel kwamen - 18 januari - nam het college van Gedeputeerde Staten van Limburg de regie over. Op 24 januari is de provinciale Wet Arhi-procedure gestart met de fase van het open overleg. Deze werd na 7 weken - op 20 maart - afgerond. GS heeft alle mogelijk betrokken gemeenten uitgenodigd voor dit open overleg. De gemeente Landgraaf heeft niet gereageerd op uitnodigingen voor dit open overleg, omdat de provincie in hun ogen de procedure had overgenomen om de door Landgraaf afgewezen herindeling Heerlen/Landgraaf alsnog te realiseren.2.Open overlegOp grond van artikel 8, eerste lid van de Wet Arhi moeten de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten door GS in de gelegenheid worden gesteld om met hen overleg te voeren over de wens tot herindeling. Blijkens de wetsgeschiedenis van dit artikel houdt dit open overleg het volgende in:"Het overleg heeft een open karakter en wordt niet gevoerd over een concreet plan. Verschillende alternatieven kunnen aan de orde komen. De gemeenten hoeven zich, anders dan thans vaak het geval is, niet overvallen te voelen door min of meer vastomlijnde plannen waaraan weinig meer valt te wijzigen. Gedeputeerde staten zullen moeten motiveren waarom zij herindeling gewenst achten en daarbij criteria moeten aangeven waaraan de (her)indeling van het betrokken gebied moet voldoen. De criteria dienen rekening te houden met de inhoud van het rijksbeleid met betrekking tot gemeentelijke herindelingen. De criteria kunnen (bovendien) steunen op de door het provinciaal bestuur geformuleerde uitgangspunten voor het herindelingsbeleid binnen de provincie. Deze criteria zullen in de verdere procedure als toetsingsmaatstaven gelden, onder meer ten behoeve van de gemeenten." (zie noot 1)Bij de wijziging van de Wet Ahri is daarnaast verduidelijkt dat het advies van de provincie meerdere alternatieven kan bevatten. (zie noot 2)In verband hiermee is tevens van belang dat het kabinet in het regeerakkoord de wenselijkheid heeft benadrukt van een proces van herindeling voor gemeenten die voor essentiële taken langjarig en in hoge mate afhankelijk zijn van gemeenschappelijke regelingen. (zie noot 3) In die situatie is het volgens het kabinet aan de provincie om een herindelingsprocedure op basis van de Wet Arhi te starten.Tegen die achtergrond merkt de Afdeling op dat artikel 8 van de Wet Arhi niet het karakter heeft van een instructienorm, op basis waarvan louter procedureel de gelegenheid wordt geboden tot het voeren van overleg. Het enkele feit dat gemeenten voor het open overleg zijn uitgenodigd is dan ook niet voldoende om te kunnen concluderen dat aan de vereisten van dit overleg is voldaan. Artikel 8 van de Wet Arhi heeft immers ook een waarborgkarakter tegen onzorgvuldige besluitvorming van - in eerste instantie - de provincie. Het open overleg is noodzakelijk om gemeenten daartegen bescherming te bieden. Gelet op het belang dat in de procedure aan het advies van een provinciebestuur wordt toegekend zijn niet voor niets aan de voorbereiding ervan zorgvuldigheidseisen gesteld. (zie noot 4)De Afdeling onderkent het belang om na 15 jaar discussie op een reële, maar ook afzienbare termijn te komen tot afronding van de gemeentelijke herindeling. Mede gelet op de eerder gegeven motivering van de noodzaak om in dit deel van de provincie op enigerlei wijze tot een daadwerkelijke versterking van de bestuurskracht te komen, heeft zij ook begrip voor de doortastende manier waarop de provincie heeft willen optreden. De lange geschiedenis van deze herindeling laat echter onverlet dat de procedure om te komen tot een herindeling dient te voldoen aan de wettelijke waarborgen met betrekking tot het open overleg.De Afdeling kan, de gevolgde procedure afzettend tegen de eisen die hieraan krachtens artikel 8 Wet Arhi dienen te worden gesteld, tot geen andere conclusie komen dan dat het gevoerde "open overleg" niet op de door de wetgever beoogde zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de onderliggende stukken komt namelijk naar voren dat van meet af aan door de provincie is aangestuurd op een herindeling van Heerlen/Landgraaf en dat de enkele mededeling van andere gemeenten dat zij niet betrokken wilden worden bij een eventuele herindeling voor kennisgeving is aangenomen. Ook geven de stukken geen blijk van door de provincie geïnitieerd serieus onderzoek naar alternatieven. Daar komt bij dat tijdens de behandeling van het voorstel in de Provinciale Staten een motie is aangenomen die op zijn minst de indruk wekt dat die alternatieven er wel waren.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de gevolgde procedure niet voort te zetten en het provinciebestuur uit te nodigen alsnog een procedure van open overleg te voeren die voldoet aan de eisen die de wet hieraan stelt. Het is wenselijk daarbij ook alternatieven voor deze herindeling in kaart te brengen alvorens een nader herindelingsadvies uit te brengen. Verder verdient het aanbeveling procesafspraken te maken om op zo kort mogelijke termijn tot afronding van dit proces te kunnen komen. Een dergelijke (nieuwe) procedure schept tevens voor de uit te nodigen gemeenten de verplichting dat het overleg open en reëel wordt gevoerd.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft blijkens het vorenstaande bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Gorinchem krachtens artikel 78 van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Gorinchem krachtens artikel 78 van de onteigeningswet.Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2011, no. BJZ2011040054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Gorinchem krachtens artikel 78 van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van enkele inhoudelijke wijzigingen in het Mijnbouwbesluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van enkele inhoudelijke wijzigingen in het Mijnbouwbesluit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2006, no.06.004724, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van enkele inhoudelijke wijzigingen in het Mijnbouwbesluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de aanleg van de energie-infrastructuur door anderen dan de netbeheerders van het desbetreffende gebied (Besluit aanleg energie-infrastructuur).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de aanleg van de energie-infrastructuur door anderen dan de netbeheerders van het desbetreffende gebied (Besluit aanleg energie-infrastructuur).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de bouw van het vernieuwde station Amsterdam-Bijlmer, met bijkomende werken, in de gemeente Amsterdam.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de bouw van het vernieuwde station Amsterdam-Bijlmer, met bijkomende werken, in de gemeente Amsterdam.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 11 juli 2000, no.HKW/R 2000/9237, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de bouw van het vernieuwde station Amsterdam-Bijlmer, met bijkomende werken, in de gemeente Amsterdam. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamante sub 1 dat niet volledig duidelijk is in hoeverre het onteigeningsverzoek betrekking heeft op het erfpachtrecht van deze reclamante op het perceelsgedeelte met grondplannummer 5162 wordt in de "overwegingen" van het ontwerpbesluit opgemerkt dat bij het opmaken van de onteigeningsbescheiden het erfpachtrecht in de openbare registers van het Kadaster nog niet ten name was gesteld van reclamante maar van Oranjevast/Amvest C.V. met groepslid Oranjevast B.V. Vervolgens wordt medegedeeld dat sinds kort duidelijk is dat het recht van erfpacht op het betrokken perceelsgedeelte aan reclamante toebehoort. Uit overwegingen waarin wordt ingegaan op de zienswijze van reclamante over het minnelijk overleg kan worden opgemaakt dat in de tijdelijke onduidelijkheid over de rechtstoestand van dit perceelsgedeelte de oorzaak is gelegen van het feit dat pas sedert kort, dus na de tervisielegging van het onteigeningsplan, met reclamante minnelijk overleg met betrekking tot de afkoop van haar erfpachtrecht plaatsvindt. Mede als gevolg daarvan is tot op heden nog geen overeenstemming met deze reclamante bereikt en is, zo wordt vervolgens geconcludeerd, aanwijzing van de gronden ter onteigening noodzakelijk. Naar de mening van de Raad van State is hiermee de noodzaak van de onteigening van de betrokken grond, waarbij het hiervoor genoemde erfpachtrecht verloren gaat, niet voldoende aangetoond. Daarvoor moet duidelijk zijn dat de overgang van de erfpacht reeds ten tijde van de tervisielegging van de onteigeningstukken was geschied maar door toedoen van de nieuwe erfpachter nog niet was geregistreerd of, wanneer die situatie niet aan de orde is, dat de verzoeker om onteigening reeds voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure pogingen heeft ondernomen om met de toenmalige erfpachter tot overeenstemming te komen. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt dat reclamante zelf verantwoordelijk is geweest voor vorenbedoelde onduidelijke rechtstoestand of dat eerder overleg heeft plaatsgevonden met de voormalige erfpachter. In dat laatste geval had de huidige erfpachter tijdig door de vorige erfpachter kunnen worden geïnformeerd en door deze bij de onderhandelingen kunnen worden betrokken. Voor het geval geen van beide situaties zich heeft voorgedaan, is de administratieve onteigeningsprocedure ten aanzien van reclamante onnodig, daarmee ook onzorgvuldig, toegepast en zal de onteigening van het betrokken perceelsgedeelte buiten de onteigening dienen te blijven. De Raad adviseert het ontwerpbesluit op dit onderdeel nader te bezien. Indien mocht blijken dat de aanwijzing ter onteigening van grondplannummer 5162 kan worden gehandhaafd, dient de tenaamstelling van het recht van erfpacht in overeenstemming te worden gebracht met de recente kadastrale gegevens. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet geluidhinder (verduidelijking 12-dagenregeling met betrekking tot internationale racecircuits), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet geluidhinder (verduidelijking 12-dagenregeling met betrekking tot internationale racecircuits), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 april 2009, no.09.001076, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet geluidhinder (verduidelijking 12-dagenregeling met betrekking tot internationale racecircuits), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2016, no.2016001038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van het Besluit huurprijzen woonruimte, betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van het Besluit huurprijzen woonruimte, betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en daarmee samenhangende bepalingen en van een minimumuurloon, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en daarmee samenhangende bepalingen en van een minimumuurloon, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over de behandeling van klachten over bestuursorganen door een ombudsman, alsmede daarmee samenhangende wijziging van de Wet Nationale ombudsman, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen (extern klachtrecht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over de behandeling van klachten over bestuursorganen door een ombudsman, alsmede daarmee samenhangende wijziging van de Wet Nationale ombudsman, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen (extern klachtrecht).Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2002, no.02.000289, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over de behandeling van klachten over bestuursorganen door een ombudsman, alsmede daarmee samenhangende wijziging van de Wet Nationale ombudsman, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen (extern klachtrecht). Het wetsvoorstel heeft, blijkens de toelichting, een drieledig doel: het bieden van een algemene regeling voor het indienen en behandelen van klachten bij respectievelijk door externe klachtvoorzieningen, het voorzien in een landelijk dekkend stelsel van volwaardige externe klachtvoorzieningen bij decentrale overheden en het harmoniseren van bestaande eisen waaraan externe klachtvoorzieningen moeten voldoen. Daartoe wordt hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitgebreid met een titel 9.2. "Klachtbehandeling door een ombudsman". Een aantal bepalingen uit de Wet Nationale ombudsman (Wno) wordt aangepast en overgebracht naar de Awb. Het wetsvoorstel bevat bovendien een bepaling ter bescherming van het gebruik van de naam "ombudsman"; de interventiemethode van de (Nationale) ombudsman krijgt een wettelijke basis en de ambtstermijn van de substituut-ombudsman wordt aangepast. Voorts worden in de Gemeentewet (Gemw), de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) institutionele aspecten geregeld van eigen externe klachtvoorzieningen bij de decentrale overheden. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen over de eisen waaraan naar zijn oordeel een eigen externe klachtvoorziening bij de decentrale overheden in de vorm van een ombudsman in elk geval moet voldoen, en over de financiering van zon voorziening. Hij stelt in verband daarmee de vraag of de meest gerede regeling van een landelijk dekkend stelsel van externe klachtvoorzieningen bij de decentrale overheden niet veeleer wordt geboden door in de Awb te bepalen dat de Nationale ombudsman terzake bevoegd is, tenzij bij wettelijk voorschrift een adequate andere voorziening is getroffen. Hij is van oordeel dat in verband met zijn opmerkingen het voorstel nader dient te worden overwogen. 1. Inleiding a. Zowel het kabinet en de Tweede Kamer der Staten-Generaal als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben zich, soms meer dan eens, uitgesproken over de noodzaak van een externe klachtvoorziening voor alle bestuursorganen. Ook volgens de Raad is een externe klachtvoorziening voor alle bestuursorganen belangrijk als sluitstuk van een volwaardige klachtprocedure. Met het wetsvoorstel wordt zo'n voorziening, in de vorm van een ombudsman, verplicht gesteld voor alle bestuursorganen. De Raad onderschrijft dit. Zo wordt het stelsel van bescherming van de burger tegen de overheid gecompleteerd. b. Ten tijde van de totstandkoming van de Wno(zie noot 1) bestond het voornemen de Nationale ombudsman in fasen de bevoegdheid te geven tot klachtbehandeling over alle overheden. In de loop van de jaren negentig is, met het oog op de situatie in de gemeenten, gekozen voor een benadering van onderop.(zie noot 2) Intussen hadden de waterschappen, in het verband van de Unie van Waterschappen, en de provincies, in het verband van het IPO, zich, op 1 januari 1994 respectievelijk 1 juli 1996, al aangesloten bij de Nationale ombudsman. Niet is gebleken dat in de kringen van waterschappen en provincies de wens bestaat om deze aansluiting te beëindigen, en evenmin is gebleken van problemen die daartoe zouden nopen. Gelet daarop is de Raad niet overtuigd van de noodzaak om, zoals het voorstel beoogt, onder meer ook de Provinciewet en de Waterschapswet te wijzigen. Hij adviseert daarom over te gaan tot een categoriale aanwijzing van de bestuursorganen van de provincies en de waterschappen in artikel 1a, eerste lid, Wno, althans om in de toelichting te motiveren waarom niet kan worden volstaan met zo'n aanwijzing. c. De aansluiting van de provincies en de waterschappen bij de Nationale ombudsman, die daarvóór ook al bevoegd was gemaakt voor de bestuursorganen van de rijksoverheid (met inbegrip van de zelfstandige bestuursorganen) en de politie, betekent dat het onderhavige wetsvoorstel wat betreft het streven naar een landelijk dekkend stelsel van externe klachtvoorzieningen praktisch gezien alleen betekenis heeft voor de gemeenten. De Raad zal zich daarom, en mede gelet op zijn hiervoor, onder b, gegeven advies, in het navolgende overwegend beperken tot dat deel van het wetsvoorstel dat de gemeenten betreft. Zijn opmerkingen zijn van overeenkomstige toepassing op de delen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op de provincies, de waterschappen en de gemeenschappelijke regelingen. Het wetsvoorstel legt de gemeentebesturen de plicht op te voorzien in een externe klachtvoorziening, en biedt hun daartoe de keuze uit het instellen van een gemeentelijke ombudsman of een ombudscommissie, dan wel het verzoeken om aansluiting bij de Nationale ombudsman. Momenteel zijn ongeveer 190 van de bijna 500 gemeenten aangesloten bij de Nationale ombudsman.(zie noot 3) Daarnaast zijn er 33 gemeenten met een gemeentelijke ombudsman (een "eigen" ombudsman, of een aansluiting bij de ombudsmanvoorziening in een naburige gemeente). Voorts hebben 50 gemeenten de ombudsmantaak opgedragen aan een lokale ombudscommissie (van wie acht gemeenten door aansluiting bij een ombudscommissie in een naburige gemeente).(zie noot 4) De desbetreffende gemeentelijke regelingen zullen, voorzover nodig, moeten worden aangepast aan het wetsvoorstel. Nu ingevolge het wetsvoorstel de externe klachtbehandeling kan worden opgedragen aan verschillende soorten ombudsmaninstanties is het van belang dat is gewaarborgd dat de kwaliteit van de klachtbehandeling door elk van die instanties adequaat is. Het streven naar een landelijk dekkend stelsel van volwaardige klachtvoorzieningen en naar harmonisatie van bestaande eisen aan externe klachtvoorzieningen behoort ertoe te leiden dat de desbetreffende instanties aan elkaar gelijkwaardig zijn. Dit alles vereist dat er ook voor de externe klachtbehandeling door een ombudsman in de gemeenten "eenduidige" regels worden gesteld.(zie noot 5) Naar het oordeel van de Raad behoren deze regels waarborgen te bevatten voor de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en professionaliteit van de ombudsman. In zoverre ziet het college een duidelijke parallel met overeenkomstige eisen zoals die vanouds gelden voor de rechter. In een notitie van de toenmalige Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, wordt een twaalftal eisen genoemd waaraan een externe klachtvoorziening moet voldoen. Deze eisen betreffen in het bijzonder de onafhankelijkheid; onpartijdigheid en professionaliteit komen er niet expliciet in aan de orde.(zie noot 6) De memorie van toelichting(zie noot 7) werpt de vraag op of al deze eisen "beslissend" zijn. Vervolgens wordt gesteld dat alle eisen - althans naar de intentie ervan - relevant zijn, maar dat de vorm waarin aan de eisen wordt voldaan, kan verschillen, en dat daarom de regeling ervan niet telkens volledig en uitputtend in het wetsvoorstel behoeft te worden opgenomen. Op deze wijze wordt, volgens de toelichting, de gemeentebesturen ruimte geboden voor invulling, vooral ten behoeve van die gemeenten die al een eigen regeling hebben. De toelichting besteedt geen nadere aandacht aan de vereiste professionaliteit van een gemeentelijke ombudsman. Naar het oordeel van de Raad geeft het wetsvoorstel hiermee de gemeentebesturen te veel ruimte, en waarborgt het daardoor onvoldoende dat de externe klachtvoorziening in de gemeenten in alle gevallen voldoet aan minimale eisen van kwaliteit. In dit verband trekt het de aandacht van de Raad dat in het wetsvoorstel minder, en minder gedetailleerde, bepalingen zijn opgenomen in de Gemw, de Provinciewet en de Waterschapswet dan zoals voorgesteld in het voorontwerp van de Commissie algemene regels van bestuursrecht.(zie noot 8) Hierna, onder 2, zal het college, ter uitwerking van zijn oordeel dat het wetsvoorstel tekortschiet in het waarborgen van de kwaliteit van de ombudsmanvoorziening in elk van de gemeenten, nader ingaan op de eisen waaraan een gemeentelijke ombudsman naar zijn oordeel behoort te voldoen. In het verlengde daarvan zal de Raad, onder 3, ingaan op de eenhoofdigheid als kenmerk van het ambt van ombudsman, en aangeven waarom hij meent dat de in het wetsvoorstel geïntroduceerde figuur van de ombudscommissie moet worden afgewezen. 2. Kwaliteitseisen Het extern klachtrecht vormt een "onmisbaar onderdeel in het stelsel van rechtsbescherming van de Awb"(zie noot 9); het is een sluitstuk op de interne klachtbehandeling. Voor de vormgeving van externe klachtbehandeling door een gemeentelijke ombudsmaninstantie is het van belang te onderkennen dat de ombudsman werkzaam is op een zeer breed terrein. De afbakening van zijn werkterrein, in het bijzonder ten opzichte van de bezwaarschriftprocedure en de beroepsgang bij de bestuursrechter, is gecompliceerd. De ombudsman beschikt over verstrekkende onderzoeksbevoegdheden. Zijn oordeel is een eindoordeel, waartegen geen verdere voorzieningen openstaan. De effectiviteit van de ombudsman berust in hoge mate op de kwaliteit van zijn werk, en op het gezag dat hij zich, mede door die kwaliteit, weet te verwerven, bij burger èn overheid (zowel politiek-bestuurlijk als ambtelijk). Dat alles maakt dat aan elke ombudsman, ongeacht de bestuurslaag waarop hij werkzaam is, hoge eisen moeten worden gesteld. Zoals hiervoor, onder 1.c, al is weergegeven, heeft de Raad hierbij het oog op de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en professionaliteit van de ombudsman. Voor het vertrouwen in en het gezag van de ombudsman zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid essentieel. Het verdient de aandacht dat het daarbij niet alleen gaat om kenmerken van ambt en ambtsdrager, maar dat daarnaast ook de perceptie van burger èn overheid terzake ertoe doen: wordt de ombudsman door hen gezien en ervaren als onafhankelijk en onpartijdig? In verband daarmee dient bij de vormgeving van het ambt, en bij de vervulling ervan, ook rekening te worden gehouden met het belang om ook de schijn van afhankelijkheid en partijdigheid zo goed mogelijk te voorkomen. Voor de Nationale ombudsman is de onafhankelijkheid van dat ambt gewaarborgd door een aantal bepalingen in de Wno. De Raad acht het wenselijk dat de vormgeving van het ambt van gemeentelijke ombudsman zoveel mogelijk parallel loopt met de institutionele bepalingen in de Wno, en meent dat het wetsvoorstel in dat opzicht tekortschiet, doordat het te veel ruimte laat aan de decentrale regelgever. Hij wijst op onderwerpen als de benoeming door de volksvertegenwoordiging, de benoemingstermijn, de eedaflegging en de procedure van selectie en benoeming, en adviseert deze onderwerpen in de wet zelf te regelen. Ook de voorgestelde incompatibiliteitenregeling in de Gemw gaat minder ver dan die in de Wno. Verder signaleert de Raad een niet gemotiveerd verschil tussen de dwingende bepalingen inzake ontslag en non-activiteitstelling in de Wno (de artikelen 3 en 4) en de facultatieve bepalingen terzake in het wetsvoorstel ten aanzien van de Gemw c.a. Bij onafhankelijkheid hoort ook het afleggen van verantwoording. In dat verband, en mede vanuit een oogpunt van controle op de kwaliteit van de gemeentelijke ombudsman, mist de Raad in het wetsvoorstel een bepaling in de Gemw, analoog aan artikel 28 Wno, die de gemeentelijke ombudsman verplicht tot het jaarlijks uitbrengen van een verslag aan de gemeenteraad. Voor de Nationale ombudsman bevat artikel 2 Wno bepalingen inzake de selectie (door de Commissie van aanbeveling) en benoeming (door de Tweede Kamer). Deze procedure bevat volgens toenmalig Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, "voldoende waarborgen dat degenen die zijn opgenomen in de aanbeveling over voldoende juridische kennis, inzicht en ervaringen beschikken om de functie van Nationale ombudsman op goede wijze te kunnen uitoefenen".(zie noot 10) Ook de staatsrechtelijke positie van het ambt van Nationale ombudsman, evenals het niveau van de bezoldiging van de ambtsdrager, zijn in dit verband van betekenis te achten. Het wetsvoorstel bevat geen uitgewerkte bepalingen inzake de selectie en benoeming van de gemeentelijke ombudsman en diens bezoldiging, en laat regeling daarvan geheel over aan de gemeentelijke wetgever. De Raad acht, alles bijeen, onvoldoende verzekerd dat een gemeentelijke ombudsman in alle gevallen voldoende kennis en juridische en bestuurlijke ervaring heeft om zijn functie goed te kunnen vervullen. Hij merkt verder op dat de professionaliteit van de ombudsman, evenals die van zijn staf, mede berust op de op te bouwen ervaring. Die ervaring kan slechts worden verkregen bij een toereikend werkaanbod, van voldoende variëteit; dit stelt eisen aan de schaal van het werkterrein van de gemeentelijke ombudsman. Met uitzondering van de grootste gemeenten bieden de meeste gemeenten uit een oogpunt van de omvang van het wetsaanbod (zoals overigens ook uit een oogpunt van de zogenoemde "economies of scale") onvoldoende draagvlak voor een eigen ombudsman die voldoet aan te stellen eisen van kwaliteit. Dit onderstreept het belang van het verkrijgen van een toereikend draagvlak, door samen te werken met andere gemeenten of door aansluiting bij de Nationale ombudsman. Uit een oogpunt van de vereiste onafhankelijkheid, onpartijdigheid en professionaliteit zijn de organisatie en de kwaliteit van de ambtelijke ondersteuning van de ombudsman van vitaal belang. Voor de Nationale ombudsman is, in artikel 11 Wno, voorzien in ondersteuning door een bureau, en in de eigen verantwoordelijkheid van de Nationale ombudsman voor de benoeming en het ontslag van zijn medewerkers. Voor de gemeentelijke ombudsman meldt de memorie van toelichting dat, hoewel het het meest zuiver zou zijn als de ombudsman zijn eigen personeel benoemt, van een verplichting dienaangaande is afgezien om redenen van praktische aard.(zie noot 11) Om ook voor kleinere gemeenten de keuze voor een eigen ombudsman een reële optie te laten zijn, sluit het wetsvoorstel niet uit dat medewerkers van de ombudsman deel uitmaken van de ambtelijke ondersteuning van het gemeentebestuur. Het wetsvoorstel bepaalt slechts (in het voorgestelde artikel 9:29 Awb) dat de behandeling van een verzoek gebeurt door een persoon die niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft. Overigens is artikel 2:4 Awb van overeenkomstige toepassing. Verder bepaalt het voorgestelde artikel 81s Gemw dat ambtenaren die werkzaamheden vervullen voor de gemeentelijke ombudsman terzake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de gemeentelijke ombudsman. Volgens de toelichting wordt hiermee onderstreept dat de gemeentelijke ombudsman volstrekt onafhankelijk van de decentrale overheid functioneert.(zie noot 12) De Raad kan zich niet vinden in deze benadering, en mist ook hier de door hem wenselijk geachte parallellie met de Wno. Een gemeentelijke ombudsman die geen eigen medewerkers heeft, welke door (althans: op voordracht van) hem worden benoemd en volstrekt losstaan van de overheden binnen zijn bevoegdheid, is kwetsbaar. Naar de burger toe kan, als een medewerker van de gemeentelijke ombudsman deel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie, de schijn van partijdigheid niet op voorhand worden uitgesloten, hetgeen afbreuk doet aan het in de ombudsman te stellen vertrouwen. Een regeling als het voorgestelde artikel 81s, tweede lid, Gemw is een maatregel die weliswaar noodzakelijk is, maar als een constructie van louter juridische aard, volstrekt onvoldoende om elke schijn van partijdigheid van het instituut op voorhand uit te sluiten. Verder zullen gemeentelijke ambtenaren die (tevens) werkzaam zijn voor de gemeentelijke ombudsman moeite hebben om in hun werk ten dienste van de ombudsman met gezag op te treden naar hun collega-ambtenaren, en naar de gemeentelijke bestuursorganen. Ook valt niet uit te sluiten dat een kritische houding, zoals die past bij het werk voor de ombudsman, in de weg staat aan de ontwikkeling van de verdere loopbaan van de desbetreffende medewerker bij de gemeente waarbij hij in dienst is. De Raad acht het dan ook noodzakelijk dat de wet verzekert dat ook een gemeentelijke ombudsman kan beschikken over een eigen, door hem te benoemen, staf, van voldoende kwaliteit, die niet tevens deel uitmaakt van de ambtelijke ondersteuning van de bestuursorganen binnen de bevoegdheid van de ombudsman. Hetgeen hiervoor, ten aanzien van het verkrijgen van de vereiste ervaring, is opgemerkt over het belang van een toereikend draagvlak is van overeenkomstige toepassing op het bureau van de gemeentelijke ombudsman. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te passen aan hetgeen hij in deze paragraaf over kwaliteitseisen heeft opgemerkt. 3. Eenhoofdig ambt of commissie? a. Ingevolge het voorgestelde artikel 81p, tweede lid, onder a, Gemw heeft de gemeenteraad de mogelijkheid de externe klachtbehandeling in de gemeente op te dragen aan een commissie. Zon ombudscommissie zal dan de draagster zijn van het ambt van ombudsman. Zij zal bestaan uit personen die hun taak uitoefenen in collegiaal verband. Verder moet worden aangenomen dat zij hun werk doen ad hoc of op parttime basis, nu het wetsvoorstel met de figuur van de commissie kennelijk wil tegemoetkomen aan die gemeenten die een eigen instantie van externe klachtbehandeling wensen, maar het draagvlak missen voor een (al dan niet fulltime) ombudsman. Met de Wno heeft de wetgever destijds uitdrukkelijk gekozen voor de eenhoofdigheid van het ambt van Nationale ombudsman, dit in afwijking van de traditie van collegialiteit die ons openbaar bestuur overigens kenmerkt. In zijn reactie op het onderzoeksrapport "Blik op de toekomst van de Nationale ombudsman"(zie noot 13) heeft de toenmalige Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, expliciet willen vasthouden aan het beginsel van eenhoofdigheid.(zie noot 14) In het Algemeen Overleg van 4 februari 1998 is niet gebleken dat die visie niet werd gedeeld.(zie noot 15) Ook in het lokaal bestuur was eenhoofdigheid van het ambt van de gemeentelijke ombudsman tot voor zeer kort de vaste praktijk. Internationaal gezien, is eenhoofdigheid van het ambt van ombudsman eveneens het vaste patroon. Ratio van de eenhoofdigheid is de herkenbaarheid van het ambt van ombudsman, door de persoon die het bekleedt, naar de burger, als tegenhanger tegenover een vaak anonieme overheid. De ombudsman heeft alle mogelijkheid zijn eigen stempel te drukken op zijn ambtsvervulling. Het gezag van ambt en ambtsdrager vloeien aldus in elkaar over. Het is de Raad opgevallen dat de figuur van de ombudscommissie in de toelichting op het wetsvoorstel slechts geheel terloops wordt geïntroduceerd(zie noot 16), en dat deze opmerkelijke breuk met eerdere keuzes elke motivering, met verwijzing naar een visie op het ambt van ombudsman, mist. Dat het wetsvoorstel aldus kennelijk rekening wil houden met het feit dat intussen een aantal gemeenten een ombudscommissie heeft ingesteld, kan de Raad er niet van overtuigen dat deze breuk gerechtvaardigd is. Evenmin kan de omstandigheid dat in kleinere gemeenten onvoldoende draagvlak bestaat voor een eigen ombudsman naar het oordeel van het college worden aangemerkt als een rechtvaardiging om die gemeenten tegemoet te komen door het afwijken van het beginsel van eenhoofdigheid, zoals dat voor het overgrote deel van het openbaar bestuur de ombudsman kenmerkt. Voor het verkrijgen van een toereikend draagvlak bestaan immers voldoende en passende andere mogelijkheden, namelijk samenwerking tussen gemeenten (zoals die in een aantal gemeenten al tot stand is gebracht), voorzover de desbetreffende gemeente niet wenst te kiezen voor het alternatief van aansluiting bij de Nationale ombudsman. De Raad wijst er verder op dat juist in gemeenten waar een commissie de oplossing moet bieden voor het draagvlakprobleem de taak van de commissieleden zich veelal zal beperken tot het voorbereiden en bijwonen van vergaderingen, terwijl het feitelijke werk geheel wordt gedaan door de ambtelijke staf. Daarmee mist de ombudscommissie dan de eigen inbreng van de ambtsdrager zoals die kenmerkend is voor een eenhoofdig ambt. De Raad adviseert om de optie van een ombudscommissie uit het wetsvoorstel te verwijderen. b. Aansluitend bij het voorgaande wijst de Raad erop dat het wetsvoorstel voor de gemeenten niet voorziet in een regeling voor de situatie van afwezigheid van de ombudsman. Hij acht voor een eenhoofdig ambt een dergelijke regeling, die wel is opgenomen in de Wno, geboden. In dat kader zal moeten worden geregeld dat de instantie die de gemeentelijke ombudsman benoemt tevens de taak heeft te voorzien in de benoeming, met inachtneming van eisen van professionaliteit van een plaatsvervanger voor de ombudsman, zodat de continuïteit en bijbehorende kwaliteit van de ambtsvervulling gewaarborgd zijn. De Raad adviseert daartoe. 4. Vangnetvoorziening Het voorontwerp voorzag, naast de wettelijke verplichting voor de decentrale overheden om te beschikken over een externe klachtvoorziening in de vorm van een ombudsman, in een "vangnetvoorziening" bij de Nationale ombudsman. Deze houdt in dat decentrale overheden die niet vanuit zichzelf voldoen aan de wettelijke verplichting, van rechtswege onder de Nationale ombudsman komen te vallen. De VNG heeft, in haar reactie op het voorontwerp, laten weten te kunnen instemmen met zon vangnetvoorziening. Het wetsvoorstel volgt het voorontwerp op dit punt echter niet: de indieners gaan ervan uit dat een landelijk dekkend stelsel van externe klachtvoorzieningen kan worden bereikt door het opleggen van de hiervoor genoemde wettelijke verplichting, en menen dat verondersteld mag worden dat overheden de wet uitvoeren. Zij zien principiële bezwaren tegen de vangnetvoorziening, als een geheel nieuwe figuur, en ook uitvoeringstechnische problemen.(zie noot 17) De Raad acht de afwijking op dit punt van het voorontwerp niet overtuigend; de principiële bezwaren deelt hij niet. Hij meent dat het wetsvoorstel onvoldoende waarborgt dat op korte termijn de, ook door de Tweede Kamer zeer gewenste(zie noot 18), landelijke dekking totstandkomt van een stelsel van externe klachtbehandeling. Het college adviseert de afwijzing van de vangnetvoorziening te heroverwegen. Tegen de achtergrond van zijn beoordeling van het wetsvoorstel in het voorgaande heeft de Raad zich afgevraagd of het streven naar een landelijk dekkend stelsel voor externe klachtbehandeling, met voorzieningen waarvan de kwaliteit in alle gevallen voldoende is gewaarborgd, niet beter, en eenvoudiger, dan via het voorliggend wetsvoorstel zou kunnen worden geëffectueerd door een regeling van regelend of semi-dwingend karakter. In dit verband kan ter vergelijking worden gewezen op het stelsel van de Awb, waarbij de Awb de hoofdregel biedt, waarvan in bijzondere gevallen bij wettelijk voorschrift kan worden afgeweken.(zie noot 19) Zo zou kunnen worden bepaald dat de Nationale ombudsman - ook - bevoegd is ten aanzien van de decentrale overheden, tenzij het desbetreffende openbaar lichaam, krachtens zijn regelgevende bevoegdheid, bij eigen wettelijk voorschrift voorziet in een eigen ombudsman. Zon "opt-out-methode" past volledig in de gekozen aanpak "van onderop". Zij is niet alleen van belang voor het tot stand brengen van een ombudsman voor de gemeenten, maar zeker ook voor de vele honderden gemeenschappelijke regelingen. Bij de "opt-out-methode" dient uiteraard eveneens te worden voorzien in een regeling van de hiervoor besproken kwaliteitseisen waaraan elke ombudsman moet voldoen. De Raad adviseert het wetsvoorstel te heroverwegen in het licht van het voorgaande. 5. Financiering Het voorzien in een onafhankelijke instantie van klachtbehandeling is geen medebewindstaak. De toelichting verbindt hieraan de conclusie dat er dan ook geen reden is om de decentrale overheden te compenseren voor de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel.(zie noot 20) De Raad acht dit argument (gezien ook de daaraan verbonden consequentie) niet draagkrachtig. Hij signaleert allereerst een discrepantie tussen het uitgangspunt dat externe klachtbehandeling "een onmisbaar onderdeel vormt in het stelsel van rechtsbescherming van de Awb"(zie noot 21), en het feit dat voor de financiering daarvan een andere regeling geldt dan voor de bestuursrechtspraak. Beoogt de wetgever met de externe klachtbehandeling, als een neveneffect, niet evenzeer verbetering van de kwaliteit van het bestuur als met de rechtsbescherming door de bestuursrechter? De Raad merkt verder op dat de formele wetgever de gemeentebesturen verplicht tot het voorzien in een gemeentelijke ombudsman. Gegeven die verplichting ligt het in de rede dat de lasten daarvan uit de algemene middelen worden gedekt, zoals dat ook geldt voor de personele en materiële lasten van de vanouds bestaande elementen van de gemeentelijke organisatie (burgemeester, wethouders en ambtenaren). Gemeenten hebben thans al de wettelijke plicht te voorzien in een toereikende interne klachtbehandeling, zoals zij ook gehouden zijn tot het voorzien in een bezwaarschriftprocedure, beide door hen uit eigen middelen te financieren. Verder is niet denkbeeldig dat gemeenten uit financiële overwegingen kiezen voor een wijze van uitvoering van de verplichting die het wetsvoorstel hun oplegt waarvan het resultaat niet voldoet aan de in dit advies behandelde kwaliteitseisen. Ten slotte zij, in verband met de uitvoeringslasten, ook gewezen op de complexiteit van het huidige stelsel van vergoeding voor het gebruik door de decentrale overheden van de diensten van de Nationale ombudsman, bezien in relatie tot de, per saldo, bescheiden bedragen die daarbij in het geding zijn. Alles bijeen, adviseert de Raad het voorstel op dit punt te heroverwegen. Overige opmerkingen 6. Artikel 9:27, derde lid, Awb verleent de ombudsman de bevoegdheid aanbevelingen te doen. In de Wno noch in het wetsvoorstel wordt aan het desbetreffende bestuursorgaan een reactieplicht opgelegd. De praktijk van de Nationale ombudsman is dat op diens aanbevelingen schriftelijk wordt gereageerd; de reacties zijn vrijwel zonder uitzondering instemmend. Een aantal gemeentelijke ombudsmannen heeft in een advies over het voorontwerp gevraagd om regeling van een reactieplicht. De Raad acht zon reactieplicht een versterking van het instrument aanbeveling, en daarmee van de rechtsbescherming die de ombudsman biedt, en adviseert een dergelijke plicht in het wetsvoorstel op te nemen. 7. De Raad betwijfelt of de bescherming van de naam "ombudsman" die het wetsvoorstel voor de publieke sector beoogt wel voldoende effectief zal zijn. Paragraaf 4.3 van de memorie van toelichting en de toelichting op het voorgestelde artikel 9:17 Awb getuigen van een optimisme dat de Raad niet direct kan delen. Het college adviseert nader te motiveren hoe de regering denkt te bewerkstelligen dat artikel 9:17 Awb in de toekomst ten volle het ermee beoogde effect zal krijgen: het voorkomen dat de term "ombudsman" anders zal worden gebruikt dan in de betekenis van artikel 9:17 Awb. 8. De Raad adviseert om aan artikel 28 Wno toe te voegen dat de Nationale ombudsman zijn jaarverslag tevens doet toekomen aan de vertegenwoordigende lichamen van de openbare lichamen wier bestuursorganen vallen binnen zijn bevoegdheid. 9. Het voorgestelde artikel 81u Gemw maakt het mogelijk dat de besturen van twee of meer gemeenten gezamenlijk een ombudsman instellen; deze ombudsman zal bevoegd zijn ten aanzien van de bestuursorganen van elk van de deelnemende gemeenten. Het gaat hier om een vorm van samenwerking buiten de Wgr.(zie noot 22) De memorie van toelichting(zie noot 23) noemt als reden voor dit passeren van de Wgr dat verschillende gemeenten al zon vorm hebben gekozen. De Raad van State acht deze motivering ontoereikend, en de desbetreffende figuur onhelder. De memorie van toelichting(zie noot 24) noemt nog als bezwaar dat de Wgr niet goed blijkt te zijn toegesneden op de instelling van gemeenschappelijke organen die een onafhankelijke rol ten opzichte van het bestuur hebben te vervullen. Ook dit argument overtuigt de Raad niet. Hij wijst erop dat het voorgestelde artikel 81v Gemw aan het geopperde bezwaar tegemoetkomt, en merkt, ter vergelijking, verder op dat ingevolge de Wet dualisering gemeentebestuur aan samenwerking ten behoeve van de onafhankelijke gemeentelijke rekenkamer wèl steeds vorm moet worden gegeven op basis van de Wgr. De Raad adviseert te bepalen dat een eventuele intergemeentelijke ombudsman zal moeten worden ingesteld op basis van een ondubbelzinnig publiekrechtelijke grondslag, waarbij in het bijzonder de Wgr. In dat verband kan worden gedacht aan een aanvulling van artikel 8 Wgr. Voorts zou het voorgestelde artikel 81v Gemw aanleiding kunnen geven te bezien of er reden is tot aanpassing van de Wgr anderszins. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, ondertekend te Santiago op 10 januari 1996; 's-Gravenhage, 15 juni 2005 (Trb.2005, 194), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, ondertekend te Santiago op 10 januari 1996; 's-Gravenhage, 15 juni 2005 (Trb.2005, 194), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 8 november 2005, no.05.004168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, ondertekend te Santiago op 10 januari 1996; 's-Gravenhage, 15 juni 2005 (Trb.2005, 194), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 44 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 44 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de bosbouw, het bosbeheer en de houtteelt (Instellingsbesluit Bosschap).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de bosbouw, het bosbeheer en de houtteelt (Instellingsbesluit Bosschap).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting onder meer houdende de vaststelling van een geactualiseerde tekst van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rechtspositiebesluit WPO/WEC).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting onder meer houdende de vaststelling van een geactualiseerde tekst van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rechtspositiebesluit WPO/WEC).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2006, no.06.004160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2013, no.2013002459, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no. 08.002278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en de Kadasterwet in verband met de inschrijving in de openbare registers van netwerken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en de Kadasterwet in verband met de inschrijving in de openbare registers van netwerken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2009, no.09.000817, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en de Kadasterwet in verband met de inschrijving in de openbare registers van netwerken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels betreffende de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen in strafzaken (Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels betreffende de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen in strafzaken (Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen).Bij Kabinetsmissive van 26 september 2005, no. 05.003540, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels betreffende de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen in strafzaken (Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen). De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over het uitsluiten van de verplichting tot het raadplegen van de Verwijs Index Personen voor kantonzaken. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. Artikel 2, eerste lid, van het ontwerpbesluit bepaalt dat het openbaar ministerie de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen in persoon dient te betekenen wanneer na raadpleging van de Verwijs Index Personen (VIP) blijkt dat de verdachte, anders dan in verband met de strafzaak waarop de mededeling betrekking heeft, in Nederland rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Dit vereiste geldt niet bij kantonzaken. In de nota van toelichting wordt gesteld dat deze uitzondering gerechtvaardigd is omdat het openbaar ministerie in de praktijk bij kantonzaken de VIP wel raadpleegt, maar de datum van behandeling van de zaak uitstelt indien blijkt dat verdachte is gedetineerd.(zie noot 1) De reden hiervoor is dat de kosten van het vervoer van de verdachte doorgaans niet opwegen tegen het belang van de zaak. Indien wordt verwacht dat de verdachte ten tijde van de beoogde datum van berechting weer in vrijheid is gesteld, zal de detentie worden gebruikt om de dagvaarding in persoon aan hem te betekenen. Naar het oordeel van de Raad staat de praktijk van wachten met de behandeling van de zaak totdat de verdachte in vrijheid is gesteld, niet in de weg aan het opnemen van de verplichting van artikel 2 ook voor kantonzaken; artikel 2 vormt geen beletsel voor het uitstellen van de behandeling van de zaak. Wanneer niet wordt besloten tot uitstel, waarborgt artikel 2 dat in persoon zal worden betekend. Evenals de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak wijst de Raad op de wenselijkheid van een mogelijkheid tot controle achteraf door de rechter.(zie noot 2) Zeker nu in de praktijk in deze gevallen ook reeds in persoon wordt betekend,(zie noot 3) ziet de Raad geen reden om een uitzondering te maken. Uit het advies van het College van procureurs-generaal blijkt dat het doen vervallen van de uitzondering voor kantonzaken voor de praktijk slechts meebrengt dat voortaan ook in deze zaken een uitdraai van VIP in het strafdossier dient te worden gevoegd.(zie noot 4) Gelet op het vorenstaande is deze marginale verhoging van de werklast van het openbaar ministerie naar de mening van de Raad gerechtvaardigd. De Raad adviseert de uitzondering voor kantonzaken in artikel 2, eerste lid, te doen vervallen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot voorzieningen op gemeentelijk niveau voor de behandeling en registratie van klachten over discriminatie (Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot voorzieningen op gemeentelijk niveau voor de behandeling en registratie van klachten over discriminatie (Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2007, no.07.004054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot voorzieningen op gemeentelijk niveau voor de behandeling en registratie van klachten over discriminatie (Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten op het terrein van onderwijs in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het schrappen van het verplichte vak algemene natuurwetenschappen uit het gemeenschappelijk deel van de vwo-profielen en het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten op het terrein van onderwijs in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het schrappen van het verplichte vak algemene natuurwetenschappen uit het gemeenschappelijk deel van de vwo-profielen en het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2014, no.2014000585, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten op het terrein van onderwijs in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het schrappen van het verplichte vak algemene natuurwetenschappen uit het gemeenschappelijk deel van de vwo-profielen en het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de aanprijzing van volledige zuigelingenvoeding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de aanprijzing van volledige zuigelingenvoeding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende het Warenwetbesluit Cacao en chocolade.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende het Warenwetbesluit Cacao en chocolade.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal (Besluit verhandeling teeltmateriaal), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal (Besluit verhandeling teeltmateriaal), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 september 2005, no.05.003233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal (Besluit verhandeling teeltmateriaal), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit bevat een van de twee op de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 gebaseerde algemene maatregelen van bestuur. Het strekt tot uitvoering van een aantal Europese richtlijnen met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal van diverse soorten gewassen en plantenzaad, de zogenaamde handelsrichtlijnen genoemd in artikel 1 van het ontwerpbesluit. Het ontwerpbesluit bevat daartoe enkele bepalingen in hoofdlijnen inzake de verhandeling en de kwaliteit van dat teeltmateriaal. In die bepalingen is steeds voorzien in delegatie aan de minister van de bevoegdheid tot nadere uitwerking van die bepalingen in een ministeriële regeling.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een kanttekening over de gevolgde wijze van implementeren.1. Wijze van implementatie.In het voorgelegde ontwerpbesluit worden uit de hiervoor bedoelde handelsrichtlijnen bepalingen geïmplementeerd die betrekking hebben op de verhandeling en de kwaliteit van teeltmateriaal van diverse soorten gewassen en plantenzaad. Veel van die bepalingen luiden in de voor de verschillende gewassen en zaad geldende richtlijnen min of meer gelijk. Deze bepalingen bevatten veelal voorschriften die betrekking hebben op voorwaarden voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en de kwaliteit van dat materiaal. Die voorwaarden zullen regelmatig aan wijzigingen onderhevig zijn. In verband hiermee wordt in de voorgestelde bepalingen voorzien in nadere uitwerking daarvan in een ministeriële regeling. De Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 voorziet hier ook in.Tegen deze vorm van implementatie en nadere uitwerking behoeft geen bezwaar te bestaan, mits in de nadere uitwerking volledige implementatie wordt gegeven van de richtlijnen. Het valt het de Raad op dat de in het ontwerpbesluit voorgestelde nader uit te werken bepalingen, in het bijzonder in de artikelen 3 tot en met 5, niet alleen in terminologie sterk afwijken van de in de transponeringstabel aangegeven overeenkomstige richtlijnbepalingen, doch ook dat deze vaak zo beperkt of juist ruim zijn geformuleerd, dat die richtlijnbepalingen er niet of nauwelijks in te herkennen zijn. Dikwijls gaat het in de voorgestelde bepalingen om een weerslag van de intentie van de richtlijnbepalingen of daarmee samenhangende andere richtlijnbepalingen.(zie noot 1)Hoewel het ontwerpbesluit op die wijze kort en transparant kan worden gehouden, kan de Raad door de gevolgde methode niet overzien of dit in relatie tot de richtlijn gevolgen voor de werkingssfeer van het voorgestelde algemene maatregel van besuur en de nadere ministeriële regeling zal hebben. Daardoor kan ook niet goed worden beoordeeld in hoeverre de gekozen vorm van implementeren toelaatbaar is.In verband met het vorenstaande adviseert de Raad in de bij het ontwerpbesluit behorende nota van toelichting, rekening houdend met wat hierover in het vorenstaande is opgemerkt, in te gaan op de hiervoor vermelde wijze van implementeren en uiteen te zetten hoe een volledige en juiste implementatie is verzekerd.2. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2016, no.2016001536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot instelling van de Raad voor de Wadden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot instelling van de Raad voor de Wadden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2013, no.13.001310, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Kaderwet elektronische zorginformatieuitwisseling in verband met de mogelijkheid tot strafrechtelijke handhaving bij misbruik van het EPD, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Kaderwet elektronische zorginformatieuitwisseling in verband met de mogelijkheid tot strafrechtelijke handhaving bij misbruik van het EPD, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2009, no.09.002960, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Kaderwet elektronische zorginformatieuitwisseling in verband met de mogelijkheid tot strafrechtelijke handhaving bij misbruik van het EPD, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met het Akkoord sector politie tot verlenging en aanvulling van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2008-2010, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met het Akkoord sector politie tot verlenging en aanvulling van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2008-2010, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2010, no.10.003177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met het Akkoord sector politie tot verlenging en aanvulling van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2008-2010, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot houdende wijziging van het RVV 1990 en het Warenwetbesluit motor- en bromfietshelmen in verband met het vaststellen van regels inzake de speed-pedelec.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot houdende wijziging van het RVV 1990 en het Warenwetbesluit motor- en bromfietshelmen in verband met het vaststellen van regels inzake de speed-pedelec.Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 2016, no.2016001439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot houdende wijziging van het RVV 1990 en het Warenwetbesluit motor- en bromfietshelmen in verband met het vaststellen van regels inzake de speed-pedelec, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van de organisatie en de uitvoering van de verkiezingen van de Staten van Curaçao, bedoeld in het landsbesluit van 12 februari 2017, houdende de ontbinding van de Staten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van de organisatie en de uitvoering van de verkiezingen van de Staten van Curaçao, bedoeld in het landsbesluit van 12 februari 2017, houdende de ontbinding van de Staten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2017, no.2017000574, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van de organisatie en de uitvoering van de verkiezingen van de Staten van Curaçao, bedoeld in het landsbesluit van 12 februari 2017, houdende de ontbinding van de Staten, met nota van toelichting.De algemene maatregel van rijksbestuur (amvrb) beoogt te verzekeren dat de verkiezingen voor de Staten van Curaçao, die bij het landsbesluit van 12 februari 2017 zijn uitgeschreven, goed worden voorbereid en ordentelijk zullen verlopen. Daarom worden bevoegdheden die op grond van landsregelgeving aan een minister van Curaçao zijn toegekend, uit handen van deze minister genomen en aan de Gouverneur van Curaçao toegekend.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het ontwerpbesluit. Zij adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen een nadere motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Het gaat daarbij om de mogelijkheid die de Gouverneur krijgt om de verkiezingen uit te stellen en het moment waarop de amvrb vervalt.1.Inleiding: Grondslag voor het optredenDe grondslag voor de algemene maatregel van rijksbestuur is gelegen in de artikelen 43, tweede lid en 51, eerste lid van het Statuut. Artikel 43, tweede lid, van het Statuut bevat de zogenoemde waarborgtaak van het Koninkrijk. Uit de Officiële toelichting bij dit artikel moet worden opgemaakt dat dwingend optreden door het Koninkrijk met grote terughoudendheid dient te geschieden. Hierbij is onder meer van belang dat dit optreden uitsluitend aan de orde is wanneer in het land zelf geen redres van een ontoelaatbare toestand mogelijk zou blijken te zijn. Het gaat hier kortom om een ultimum remedium.Artikel 51, eerste lid, van het Statuut bevat de taakwaarnemingsbepaling. Op grond van dit artikel kan indien een orgaan van een van de landen niet of niet voldoende voorziet in hetgeen ingevolge het Statuut, een internationale regeling, een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur moet worden verricht bij algemene maatregel van rijksbestuur worden bepaald op welke wijze hierin wordt voorzien. Een ingrijpen op grond van artikel 51, eerste lid, kan pas als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Er moet een toestand zijn ontstaan die aanleiding geeft tot ingrijpen waarvoor in het land zelf geen redres te verwachten is. (zie noot 1)De toelichting bij het ontwerpbesluit constateert dat het huidige kabinet van Curaçao en de Statenleden die het kabinet ondersteunen beogen te voorkomen dat de rechtmatig uitgeschreven verkiezingen zullen worden gehouden. Daarmee wordt het functioneren van de democratische rechtsstaat gefrustreerd en zijn er zwaarwegende gronden voor optreden van de Koninkrijksregering ter waarborging van de waarden van de democratische rechtsstaat als verwoord in artikel 43, tweede lid, van het Statuut. De Afdeling onderschrijft de noodzaak van het optreden van de Koninkrijksregering. Zij concludeert dat een eenmaal uitgeschreven verkiezing niet kan worden teruggedraaid. (zie noot 2) Het goede verloop van zon verkiezing mag tevens niet in gevaar komen omdat vrije en eerlijke verkiezingen de kern zijn van een democratische samenleving. De handelswijze van de regering van Curaçao die erop gericht is om de werkzaamheden van het hoofdstembureau te frustreren rechtvaardigt in dat licht het ingrijpen door de Koninkrijksregering in de autonomie van Curaçao. (zie noot 3) Nu het hiervoor nodig is dat de Gouverneur bevoegdheden krijgt die niet voortvloeien uit het Reglement voor de Gouverneur en die ingrijpen in de wettelijke en bestuurlijke voorschriften van Curaçao is een amvrb noodzakelijk. De Afdeling acht het gebruik van een amvrb op grond van artikel 51, eerste lid, van het Statuut daarom aangewezen. Zij maakt over deze amvrb nog de volgende opmerkingen. 2. Uitstellen verkiezingHet voorgestelde artikel 1, derde lid, geeft de Gouverneur de bevoegdheid de dag van stemming uit te stellen tot een nader door hem te bepalen datum indien dit noodzakelijk is met het oog op een ordentelijk verloop van de verkiezingen. In de toelichting wordt hierover uitsluitend gesteld dat indien mocht blijken dat het feitelijk niet mogelijk is om de voor 28 april 2017 uitgeschreven verkiezingen te houden op een moment dat 11 mei 2017 als datum van eerste samenkomst kan blijven gelden, de Gouverneur bevoegd is een nieuwe datum voor de ontbinding van de Staten, voor de verkiezingen en datum van eerste samenkomst vast te stellen.De Afdeling onderkent het belang van ordentelijke verkiezingen. Indien de acties van het zittende kabinet de voorbereiding van de naderende verkiezing dusdanig gefrustreerd hebben dat het houden van ordentelijke verkiezingen op 28 april niet meer mogelijk is, kan het daarom noodzakelijk zijn deze uit te stellen. Hierbij zou echter wel moeten worden bepaald dat deze zo spoedig mogelijk na 28 april gehouden wordt, zodat zo kort mogelijk na de aanvankelijk genoemde datum de eerste samenkomst van de nieuwe Staten kan plaatsvinden. De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit in het licht van het vorenstaande aan te passen.3.Vervallen amvrbNu deze amvrb op grond van artikel 43, tweede lid, en artikel 51, eerste lid, een ultimum remedium is en ingrijpt in de normale verdeling van taken en bevoegdheden tussen het land en het Koninkrijk, is, gelet op de proportionaliteit van de maatregel, van belang dat de ingreep niet langer voortduurt dan nodig is. De toelichting onderkent dit en stelt dat sprake zal zijn van een tijdelijk maatregel, waarbij er naar gestreefd wordt deze amvrb zo spoedig mogelijk te laten vervallen nadat na de verkiezingen met steun van de nieuw samengestelde Staten een (nieuw) kabinet is aangetreden. Artikel 4 van het ontwerpbesluit regelt echter uitsluitend dat de amvrb bij koninklijk besluit vervalt.De Afdeling merkt op dat het enige doel van de amvrb kan zijn, gelet op de motivering van de noodzaak van het ingrijpen van de Koninkrijksregering, om de naderende verkiezingen ordentelijk te laten verlopen. Zodra alle handelingen die onderdeel uitmaken van het verkiezingsproces zijn verricht is niet langer sprake van een toestand die aanleiding geeft tot ingrijpen waarvoor in het land zelf geen redres te verwachten is en is geen rechtsgrond meer voortduren van ingrijpen op basis van artikel 51, eerste lid, van het Statuut. Dit betekent dat de amvrb zou moeten vervallen op het moment dat het verkiezingsproces ten einde is, te weten het moment dat de uitslag hiervan onherroepelijk vaststaat, het onderzoek der geloofsbrieven heeft plaatsgevonden en de Staten de nieuwe leden heeft toegelaten. Het is daarom niet duidelijk waarom in de toelichting gesproken wordt van het moment dat er een nieuw kabinet is aantreden. De periode tussen de eerste bijeenkomst van de nieuwe Staten en het aantreden van een nieuw kabinet wordt immers niet geregeld door het Kiesreglement Curaçao en der ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften. Mocht er in die periode in de ogen van het Koninkrijksregering een situatie ontstaan die noopt tot ingrijpen door het Koninkrijk, dan zal hiervoor een nieuwe amvrb moeten worden vastgesteld, die voor die specifieke situatie de noodzaak tot ingrijpen motiveert. In dat licht zou de voorgestelde amvrb moeten komen te vervallen op het moment van de eerste samenkomst van de nieuwe Staten. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014).Bij Kabinetsmissive van 9 april 2014, no.2014000716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs om meer maatwerk mogelijk te maken bij de toelating tot het praktijkonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs om meer maatwerk mogelijk te maken bij de toelating tot het praktijkonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde misslagen en omissies te herstellen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde misslagen en omissies te herstellen.Bij Kabinetsmissive van 18 april 2016, no.2016000693, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde misslagen en omissies te herstellen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001586, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de aansluiting op het distributienet voor warmte alsmede correcties en verdere vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012 en een wijziging van het Besluit omgevingsrecht, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de aansluiting op het distributienet voor warmte alsmede correcties en verdere vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012 en een wijziging van het Besluit omgevingsrecht, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2012, no.12.003087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de aansluiting op het distributienet voor warmte alsmede correcties en verdere vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012 en een wijziging van het Besluit omgevingsrecht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot intrekking van de Zondagswet en wijziging van de Gemeentewet in verband met de bescherming van sportbeoefening en andere vormen van ontspanning op zondag (Intrekkingswet Zondagswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot intrekking van de Zondagswet en wijziging van de Gemeentewet in verband met de bescherming van sportbeoefening en andere vormen van ontspanning op zondag (Intrekkingswet Zondagswet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2016, no.2016001295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot intrekking van de Zondagswet en wijziging van de Gemeentewet in verband met de bescherming van sportbeoefening en andere vormen van ontspanning op zondag (Intrekkingswet Zondagswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Ottawa, 14 augustus 2007 (Trb. 2007, 183), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Ottawa, 14 augustus 2007 (Trb. 2007, 183), met toelichtende nota.Het verdrag treft een regeling tussen Canada en Nederland voor de nauwere samenwerking in douanezaken, de aanpak van grensoverschrijdende fraudes in het handelsverkeer en de mogelijkheid om internationale drugshandel effectiever te bestrijden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (implementatie richtlijn nr.2003/93/EG en aanpassing in verband met verordening (EG) nr.1798/2003).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (implementatie richtlijn nr.2003/93/EG en aanpassing in verband met verordening (EG) nr.1798/2003).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning om te regelen dat eigen bijdragen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang door gemeenten bij verordening worden geregeld, en vervolgens door of namens hen worden vastgesteld en geïnd, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning om te regelen dat eigen bijdragen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang door gemeenten bij verordening worden geregeld, en vervolgens door of namens hen worden vastgesteld en geïnd, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2011, no.11.001027, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning om te regelen dat eigen bijdragen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang door gemeenten bij verordening worden geregeld, en vervolgens door of namens hen worden vastgesteld en geïnd, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en het Besluit volksgezondheidssubsidies, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid en het Besluit volksgezondheidssubsidies, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag betreffende het gewijzigd amendement van het lid Van der Laan inzake het voorstel van wet houdende wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag (29 353, nr. 18), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag betreffende het gewijzigd amendement van het lid Van der Laan inzake het voorstel van wet houdende wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag (29 353, nr. 18), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2008, no.08.001862, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels aangaande het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens met betrekking tot de scheepvaart door organisaties en personen die niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen en met betrekking tot de toepassing van River Information Services op de binnenwateren (Besluit gegevens scheepvaart 2007), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels aangaande het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens met betrekking tot de scheepvaart door organisaties en personen die niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen en met betrekking tot de toepassing van River Information Services op de binnenwateren (Besluit gegevens scheepvaart 2007), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ter implementatie van een aantal bepalingen van richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap.(zie noot 1) De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking met betrekking tot de verwijzing naar artikel 5, eerste lid, van de richtlijn en de daarop gebaseerde richtsnoeren en technische specificaties. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2012, no.12.002853, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet (uitvoering van een verordening op het gebied van leveringszekerheid gas), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet (uitvoering van een verordening op het gebied van leveringszekerheid gas), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2011, no.11.000712, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet (uitvoering van een verordening op het gebied van leveringszekerheid gas), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Oezbekistan inzake internationaal vervoer over de weg; Tashkent, 23 december 2002, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Oezbekistan inzake internationaal vervoer over de weg; Tashkent, 23 december 2002, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2003, no.03.000575, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Oezbekistan inzake internationaal vervoer over de weg; Tashkent, 23 december 2002, met toelichtende nota. Het wegvervoerverdrag vervangt, voor wat betreft de verhouding tussen het Koninkrijk en Oezbekistan het op 26 november 1971 te Moskou gesloten verdrag betreffende het internationale vervoer over de weg (Trb.1972, 3). De Raad van State ziet geen beletsel voor de goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst de volgende kanttekeningen bij de toelichtende nota.(zie noot 1)1. Volgens de toelichtende nota(zie noot 2) zal de Gemengde Commissie, naast activiteiten ter regulering van de markt, in haar werkzaamheden vooral het accent leggen op de kwaliteit van het vervoer. Aangezien dit niet zonder meer blijkt uit artikel 15, in het bijzonder niet uit de in het vijfde lid genoemde aangelegenheden, adviseert de Raad de grondslag in het Verdrag voor deze taakopvatting en uitoefening nader toe te lichten. 2. Volgens de toelichtende nota(zie noot 3) kunnen de uitgegeven vergunningen in de eerste plaats worden gebruikt voor statistische doeleinden ten behoeve van marktobservatie. Naar de mening van de Raad vinden de woorden "in de eerste plaats" geen grondslag in de strekking van het Verdrag dat allereerst strekt tot marktregulering. Het college beveelt aan dit voorop te stellen. Mede met het oog op de jaarlijkse uitwisseling van een overeengekomen aantal blanco vergunningsformulieren, kan ingevolge artikel 9, eerste lid, van het Verdrag erop worden gewezen dat de vergunning kan worden gebruikt als instrument om het vervoer op het gewenste niveau te houden, daaronder begrepen de mogelijkheid van inperking van het vervoer. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanwijzing van instellingen en diensten in het kader van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanwijzing van instellingen en diensten in het kader van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van IJsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 183), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van IJsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 183), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002056, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van IJsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 183), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels betreffende door gemeenten uit te voeren experimenten ter bevordering van een innovatieve aanpak van maatschappelijke opgaven (Experimentenwet gemeenten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels betreffende door gemeenten uit te voeren experimenten ter bevordering van een innovatieve aanpak van maatschappelijke opgaven (Experimentenwet gemeenten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2016, no.2016001762, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels betreffende door gemeenten uit te voeren experimenten ter bevordering van een innovatieve aanpak van maatschappelijke opgaven (Experimentenwet gemeenten), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel introduceert een algemene procedure om te komen tot experimenten. Daarbij kunnen gemeenten afwijken van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften. Daarnaast regelt het voorstel twee concrete experimenten.De Afdeling advisering van de Raad van State concludeert dat de voorgestelde algemene experimenteerbepaling niets toevoegt aan wat nu al mogelijk is, maar wel zal leiden tot ongewenste juridisering, beperking van de ruimte voor maatwerk en het naast elkaar bestaan van verschillende experimenteerregimes terwijl de effectiviteit van de voorgestelde procedure beperkt lijkt. In verband hiermee adviseert de Afdeling het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden.Overigens maakt de Afdeling opmerkingen over de bij experimenten te hanteren randvoorwaarden. Tot slot maakt zij nog een opmerking over het voorgenomen experiment inzake het voorzitterschap van raadscommissies, en concludeert zij dat het voorgenomen experiment inzake registratie van adviesaanvragen huiselijk geweld en kindermishandeling nader moet worden bezien.1.Een algemene experimenteerbepalinga. InleidingHet voorstel biedt burgemeesters en wethouders de mogelijkheid om voorstellen in te dienen voor experimenten die nopen tot afwijken van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften. (zie noot 1) De procedurele en inhoudelijke voorwaarden waaraan de voorstellen moeten voldoen, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nader bepaald. Indien een voorstel aan die voorwaarden voldoet, bevordert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in samenspraak met de minister die het aangaat, dat de voor het experiment noodzakelijke wijziging van wettelijke voorschriften wordt bewerkstelligd. Volgens de toelichting wordt daarbij gedacht aan een aanvulling van hoofdstuk 2 van het voorstel, waarin thans twee concrete experimenten zijn opgenomen.Volgens de toelichting is het voorstel voor deze structurele regeling ingegeven door de ervaringen met het proces van inventarisatie van belemmeringen waarmee gemeenten worden geconfronteerd en bij het verkennen van de mogelijkheden tot het wegnemen van die belemmeringen. (zie noot 2) Dit proces heeft er overigens toe geleid dat een groot aantal van de geïnventariseerde knelpunten uit de praktijk kon worden weggenomen zonder wijziging van wetgeving; slechts in twee gevallen bleek uiteindelijk behoefte aan wetgeving. (zie noot 3)De regering wil deze werkwijze in de komende jaren voortzetten. De toelichting erkent dat gemeenten altijd de mogelijkheid hebben om een wetswijziging of een experiment voor te stellen. Een wettelijk erkend voornemen om experimenten mogelijk te maken, zal echter voor gemeenten de drempel verlagen om voorstellen in te dienen, aldus de toelichting. Een tweede overweging voor een structurele regeling is, dat op veel terreinen geen bestaande experimenteerbepalingen voorhanden zijn. Ook in verband daarmee kan de voorgestelde regeling volgens de toelichting drempelverlagend zijn. De Afdeling merkt hierover het volgende op.b.Noodzaak en juridiseringDe Afdeling onderschrijft het belang van goed overleg tussen het rijk en de gemeenten over knelpunten waarmee gemeenten in de praktijk worden geconfronteerd. (zie noot 4) De in de toelichting beschreven laagdrempelige inventarisatieprocedure die is gehanteerd, biedt hiervoor een geschikte werkwijze. Ook uit de toegenomen interbestuurlijke verwevenheid op veel beleidsterreinen vloeit de noodzaak voort om met regelmaat interbestuurlijk overleg te voeren en eventuele in de praktijk ervaren knelpunten in de taakuitoefening aan de orde te stellen. Dat het merendeel van die knelpunten kon worden opgelost zonder dat wijziging van wetgeving nodig is, zoals in de toelichting wordt beschreven, (zie noot 5) bevestigt de wenselijkheid van deze werkwijze.Tegen deze achtergrond onderschrijft de Afdeling het blijkens de toelichting bestaande voornemen om ook in de toekomst periodiek een dergelijke inventarisatie te verrichten. Voor het organiseren van een dergelijk periodiek overleg is echter een wettelijke regeling, zoals voorgesteld, niet nodig en zelfs ongewenst. Het voorstel leidt tot juridisering van de thans inhoudelijk gevoerde discussie over knelpunten waarmee gemeenten in de praktijk worden geconfronteerd. Het voorgestelde artikel 1.2 voorziet immers in het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur stellen van procedurele en inhoudelijke voorwaarden aan voorstellen en signalementen die door gemeenten worden gedaan en afgegeven. Omdat in regelgeving vast te leggen experimenten moeten voldoen aan de algemene kwaliteitseisen van goede wetgeving (zie noot 6) zal dit betekenen dat in de betreffende algemene maatregel van bestuur een gedetailleerd en veelal moeilijk toetsbaar stelsel van criteria moet worden vastgelegd. De in de toelichting gegeven voorbeelden illustreren dat. (zie noot 7) Daarbij komt de vraag of de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen criteria wel een allesomvattend kader kunnen bieden. Bij de beoordeling van een experiment zullen elk van de betrokken ministers vanuit hun eigen verantwoordelijkheid immers ook een beleidsmatige afweging moeten maken over de vraag of een aangedragen experiment past binnen het beleid dat zij voeren en of gelet op dat beleid het experiment wenselijk is. (zie noot 8) De voorgestelde procedure zal aan deze noodzakelijke afweging geen afbreuk mogen en kunnen doen. In het voorstel komt dit onvoldoende tot uitdrukking.De Afdeling wijst er voorts op dat door vastlegging in een wettelijk voorschrift van de criteria zoals voorgesteld, geschillen kunnen ontstaan. Gelet op de aard en het open karakter van de criteria zal men over de toepassing daarvan in veel gevallen van mening kunnen verschillen. Dat zal er gemakkelijker dan thans toe leiden dat een beslissing van de minister om een voorstel niet te honoreren, in rechte wordt aangevochten. (zie noot 9) Hetzelfde geldt voor de ministeriële beslissing tot de aanwijzing van de gemeenten die aan het experiment mogen deelnemen. (zie noot 10) De Afdeling acht dat ongewenst; in een goede verstandhouding tussen overheden past niet dat zij hun onderlinge geschillen via de rechter uitvechten. (zie noot 11)c. Beperkingen algemene wettelijke regelingIn het licht van het voorgaande is ook de vraag of een algemene regeling - gelet op de in de praktijk levende behoeften - als wettelijk instrument passend is. Bij voorgenomen wetgeving die nodig is om een experiment te realiseren zal in elk afzonderlijk geval een keuze moeten worden gemaakt ten aanzien van de exacte vormgeving van het desbetreffende experiment. Daarbij zal telkens moeten worden bezien welke wettelijke regels en uitgangspunten in het geding zijn, welke gevolgen een experiment voor betrokkenen in het concrete geval kan hebben en hoe het experiment moet worden ingepast in het bestaande systeem van toezicht en handhaving. In het bijzonder wanneer bij een experiment grondrechten, rechtsbeginselen of fundamentele constitutionele uitgangspunten in het geding zijn, zal intensieve toetsing moeten plaatsvinden of een experiment aanvaardbaar is, en zo dat het geval is, onder welke voorwaarden. Omdat zon afweging van geval tot geval zal moeten worden gemaakt, alsmede nauwkeurig zal moeten worden bepaald onder welke voorwaarden en beperkingen het houden van een dergelijk experiment aanvaardbaar is, zal noodzakelijkerwijs sprake zijn van maatwerk. Uit de toelichting blijkt onvoldoende of een algemene regeling voor experimenten, zoals thans wordt voorgesteld en die nog nader moet worden uitgewerkt in lagere regelgeving, wel voldoende aansluit op de in de praktijk bestaande behoefte aan maatwerk.Daarbij merkt de Afdeling op dat de reikwijdte van de algemene regeling beperkt is. Het voorstel beperkt zich tot door gemeenten ingediende en uit te voeren experimenten; op andere overheden is de regeling niet van toepassing. Maar ook op gemeentelijk niveau schept het wetsvoorstel geen omvattend kader. Voor het uitvoeren van experimenten kunnen ook bestaande experimenteerbepalingen in verschillende andere wetten worden gebruikt of kunnen in andere wetten nieuwe experimenteerbepalingen worden gecreëerd. De voorgestelde regeling heeft immers, zo blijkt uit de toelichting, (zie noot 12) geen exclusief karakter. Dit geldt zowel voor het volgen van de procedure ingevolge hoofdstuk 1 als voor de aanbouw van experimenten in hoofdstuk 2 van het wetsvoorstel. Dat betekent dat zowel voor de experimenten zelf alsook voor de daarvoor te volgen procedure twee experimenteerregimes naast elkaar zullen bestaan; het regime op grond van de voorgestelde wet en het regime ingevolge de experimenteerbepalingen in bijzondere wetten.d. Effectiviteit procedureMede in het licht van het bovenstaande rijst ten slotte de vraag naar de effectiviteit van een wettelijke procedure. Gelet op wat thans wordt voorgesteld - een in de wet geregelde procedure met inbegrip van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur uit te werken set van voorwaarden - is de vraag of het voorstel niet zal leiden tot een verhoging van de drempel voor gemeenten om knelpunten waarmee zij in de praktijk worden geconfronteerd aan te dragen. Het averechtse effect van het voorstel kan zijn dat gemeenten juist minder snel knelpunten zullen voorleggen. Daarmee zou het voorstel het tegenovergestelde bereiken van hetgeen de regering blijkens de toelichting beoogt. (zie noot 13)Daarbij komt dat de in het voorgestelde artikel 1.2 neergelegde procedure bij betrokkenen de indruk kan wekken dat wanneer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en de betrokken minister op het voorstel een positief besluit heeft genomen, wetgeving doorgevoerd zal worden om een experiment mogelijk te maken. Dat is echter niet het geval; een positieve uitkomst in de voorgestelde procedure leidt slechts tot een beslissing om de voor het experiment noodzakelijke wijziging van wettelijke voorschriften te bevorderen. (zie noot 14) Daarmee bevat het voorstel voor gemeenten geen garanties dat - nadat de gehele procedure met succes is doorlopen - vervolgens daadwerkelijk iets gedaan wordt met het voorstel dat op grond van de voorgestelde procedure is aanvaard. Er zal daarna immers telkens een wetgevingsprocedure in gang moeten worden gezet om de desbetreffende wetgeving aan te passen. De uitkomsten daarvan zijn per definitie onzeker. Overwegingen van uiteenlopende aard, ook overwegingen die in de voorgestelde procedure geen of geen overwegende rol hebben gespeeld, kunnen op de beslissing van de wetgever van invloed zijn.e.ConclusieDe Afdeling onderschrijft het belang van goed overleg tussen het rijk en de gemeenten over knelpunten waarmee gemeenten in de praktijk worden geconfronteerd. De in de toelichting op het wetsvoorstel genoemde inventarisatie biedt hiervoor een geschikte werkwijze. Gelet op het voorgaande heeft de Afdeling echter bezwaren tegen de voorgestelde algemene regeling van de procedure. Deze voegt niets toe aan wat nu in de praktijk al mogelijk is. Zij leidt bovendien tot een ongewenste juridisering, biedt mogelijk onvoldoende ruimte voor maatwerk en leidt tot het bestaan van verschillende experimenteerregimes terwijl de effectiviteit van de voorgestelde procedure beperkt lijkt. Om die reden adviseert de Afdeling af te zien van het voorstel.Onverminderd het vorenstaande merkt de Afdeling het volgende op.2. RandvoorwaardenVoorgesteld wordt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over onder andere de inhoudelijke voorwaarden waaraan voorstellen voor experimenten moeten voldoen. (zie noot 15) Volgens de toelichting is bij de in 2015 georganiseerde uitvraag een aantal randvoorwaarden gehanteerd voor het doorvoeren van experimenten. (zie noot 16) Zo mogen voorstellen daartoe niet in strijd zijn met de uitgangspunten van de Grondwet, het recht van de Europese Unie, verdragen en regels van volkenrechtelijke organisaties, moet er voldoende draagvlak bestaan en voldoende capaciteit om het voorgestelde experiment op verantwoorde wijze uit te kunnen voeren.De Afdeling merkt op dat de toelichting onvoldoende ingaat op de vraag met inachtneming van welke constitutionele uitgangspunten de experimenten zullen moeten plaatsvinden. Omdat de voorgestelde regeling van toepassing is op gemeenten kan in het bijzonder worden gewezen op de in de Gemeentewet opgenomen elementaire bepalingen inzake de inrichting en samenstelling van het gemeentebestuur, met betrekking tot de bevoegdheden van het gemeentebestuur, inzake de financiën en met betrekking tot het toezicht. Verschillende in de Gemeentewet opgenomen bepalingen zijn dusdanig essentieel voor het op de Grondwet gebaseerde gemeentelijke bestel dat niet toegestaan zou moeten worden dat in een experiment van die bepalingen kan worden afgeweken; voor andere experimenten ligt dit mogelijk anders. De Afdeling acht het met het oog op de voorgestelde regeling noodzakelijk dat duidelijkheid bestaat over de vraag welke bepalingen behoren tot de kernelementen van het gemeentelijk bestel, waarvan niet bij experiment kan worden afgeweken.De Afdeling adviseert op het bovenstaande in te gaan.3.Voorzitterschap raadscommissieVoorgesteld wordt de mogelijkheid te bieden tot het experimenteren met het opdragen van het voorzitterschap van een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 Gemeentewet aan een persoon van buiten de gemeenteraad. Dit is thans al mogelijk bij bestuurscommissies (artikel 83 Gemeentewet) en andere commissies (artikel 84 Gemeentewet). Beoogd wordt te bezien, zo blijkt uit de toelichting, of raadsleden met die maatregel enigszins kunnen worden ontlast.In het onderhavige wetsvoorstel gaat het om raadscommissies die blijkens artikel 82, eerste lid, Gemeentewet de besluitvorming van de raad kunnen voorbereiden en met het college of de burgemeester kunnen overleggen. Met het oog daarop rijst de vraag in hoeverre het toestaan van een raadscommissievoorzitter van buiten de raad - mede gelet op de praktische invloed die een voorzitter kan uitoefenen op de agendering en de besluitvorming - zich verhoudt tot de positie van de gemeenteraad in het gemeentelijk bestel en de taken en bevoegdheden die de raad en de leden van de raad in dat bestel - ook in commissieverband - dienen uit te oefenen. De toelichting gaat daar niet op in.Voorts merkt de Afdeling op dat in de toelichting niet wordt gemotiveerd waarom bepaalde formele vereisten die de Gemeentewet stelt aan raadsleden (zoals beëdiging, onverenigbare betrekkingen of verboden handelingen), (zie noot 17) in het wetsvoorstel niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Zo rijst bijvoorbeeld de vraag in hoeverre voor een externe voorzitter in commissievergaderingen met een vertrouwelijk karakter, niet op dezelfde voet als leden van de raad een wettelijke verplichting tot geheimhouding moet gelden. Anders dan de regering meent, (zie noot 18) kan de oplegging van dergelijke vereisten vanwege het fundamentele karakter daarvan, niet aan de deelnemende gemeenten worden overgelaten.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.4.Registratie adviesvragen huiselijk geweld en kindermishandelinga.InleidingIn hoofdstuk 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO 2015) zijn de taken van de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) geregeld. Deze taken betreffen adviestaken en meldingstaken. Bij de adviestaken treedt een AMHK op als adviesorgaan voor diegenen die een vermoeden hebben van huiselijk geweld of kindermishandeling, en als hulpverleningsinstantie voor daders en slachtoffers. Het kan daarbij gaan om hulpverleners, omstanders, zoals familieleden, buren, alsook om daders en slachtoffers. Bij de adviesfunctie staan laagdrempeligheid en vertrouwelijkheid voorop. Er vindt dan ook geen verwerking van persoonsgegevens van slachtoffer en/of dader plaats. In de praktijk worden de gegevens van de aanvrager van het advies verwerkt indien deze daarvoor toestemming geeft. Bij een melding vindt wél verwerking plaats van gegevens over vermoedelijke daders en slachtoffers met het oog op het ondernemen van verdere acties.Het in artikel 2.2 voorgestelde experiment houdt in dat ook bij de uitvoering van de adviestaken door het AMHK gegevens over daders en slachtoffers kunnen worden verwerkt. In de praktijk bestaat het vermoeden dat regelmatig door verschillende personen en/of instanties advies wordt gevraagd over dezelfde dreigende situatie in een bepaald huishouden. Door het bijhouden van deze gegevens zouden bedreigende situaties in een eerder stadium kunnen worden gesignaleerd en zou eerder - al dan niet ambtshalve - tot een melding kunnen worden overgegaan, aldus de toelichting.De Afdeling is van oordeel dat sprake is van een verstrekkend experiment dat diep kan ingrijpen in het persoonlijk leven van betrokkenen (zowel de adviesvrager als mogelijke slachtoffers en daders) en dat ook belangrijke gevolgen kan hebben voor de positie van het AMHK. Mede gelet daarop acht zij het voorgestelde experiment onvoldoende gemotiveerd. Zij wijst daarbij op het volgende.b.Verhouding tot andere beleidsontwikkelingenOp dit moment is de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en de positie van de AMHKs in discussie. De Afdeling wijst met name op de achtste voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties en voorgenomen aanscherpingen ten aanzien van de meldcode en de taken van de AMHKs. (zie noot 19) Uit de toelichting blijkt niet hoe het experiment zich verhoudt tot de in de rapportage opgesomde beleidsmaatregelen.In het bijzonder wijst de Afdeling op het in de rapportage omarmde advies dat is opgesteld door de heer Sprokkereef. (zie noot 20) In dat advies wordt onder andere geadviseerd de mogelijkheid te creëren dat de aanvrager van advies ervoor kan kiezen om de naam van de persoon of het gezin in kwestie te delen met het AMHK. Het AMHK kan dan een check uitvoeren om te zien of er meerdere signalen zijn over de persoon of het gezin in kwestie. Na het doen van de check worden de persoonsgegevens direct verwijderd en vindt er geen registratie van de check plaats, tenzij alsnog wordt besloten tot het doen van een melding. De Afdeling constateert dat het voorliggende voorstel veel verder gaat dan dit advies, in het bijzonder waar het gaat om het bewaren van de desbetreffende gegevens. Voorts merkt de Afdeling op, dat het voorliggende voorstel op gespannen voet staat met de reactie van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die op dit onderdeel van het advies in de genoemde voortgangsrapportage opmerkt dat de wijze waarop deze informatie kan en mag worden gedeeld, nog onderwerp van gesprek is met de betrokken organisaties. (zie noot 21) Het thans invoeren van het voorgestelde experiment verdraagt zich hier niet mee, temeer nu het voorgestelde experiment veel verder gaat dan de door Sprokkereef geadviseerde regeling.Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling het ontwerpbesluit op dit punt opnieuw te bezien en daarbij de verhouding tot de hiervoor geschetste beleidsontwikkelingen in de beschouwing te betrekken. Indien wordt voorgesteld het experiment in enige vorm te handhaven, ligt het naar het oordeel van de Afdeling in de rede daarbij in ieder geval niet verder te gaan dan in het genoemde advies van de heer Sprokkereef is aanbevolen.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.c.Verwerking gegevensDe Afdeling merkt op dat de verwerking van gegevens over de aanvragers van een advies, alsook over (mogelijke) daders en slachtoffers, die het gevolg zullen zijn van het voorgestelde experiment, ten koste kan gaan van de laagdrempeligheid en vertrouwelijkheid van de adviesfunctie van de AMHKs. Die adviesfunctie is in de huidige situatie zodanig opgezet dat alle betrokkenen, hulpverleners, buren, daders, slachtoffers, in staat worden gesteld, al dan niet anoniem, advies te vragen over (dreigende) situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling. De verwerking van de desbetreffende gegevens kan afbreuk doen aan deze laagdrempeligheid. Om dit te voorkomen acht de Afdeling het van belang dat, indien het experiment in de voorgestelde vorm zou worden doorgezet (zie hiervoor onder a), in elk geval zeker wordt gesteld dat gegevens over de aanvrager van een advies, alsmede die over vermoedelijke daders en slachtoffers uitsluitend worden verwerkt indien de aanvrager van het advies daartoe expliciet toestemming geeft. Tevens dient het proces dusdanig te worden ingericht dat wordt verzekerd dat geen enkele druk op de aanvrager wordt uitgeoefend om die toestemming te verlenen. Het voorgestelde artikel 2.2 en de toelichting daarop bieden deze garanties in onvoldoende mate.Daarbij merkt de Afdeling op dat de aanvrager van een advies in afwijking van artikel 33 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) niet wordt geïnformeerd over een verwerking van persoonsgegevens. (zie noot 22) Indien hieruit moet worden afgeleid dat de gegevens van de aanvrager van een advies zonder diens toestemming zullen kunnen worden verwerkt, wordt afbreuk gedaan aan bovengenoemde uitgangspunten. Juist door een expliciet toestemmingsvereiste van de aanvrager van het advies zelf voor de verwerking van zijn gegevens, wordt recht gedaan aan het laagdrempelige en vertrouwelijke karakter van de adviesprocedure en wordt spanning met de in artikel 33 Wbp voorziene kennisgevingsprocedure voorkomen. (zie noot 23)Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het voorstel op dit punt aan te passen.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft blijkens het vorenstaande bezwaar tegen zowel de vorm als de inhoud van het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de proeve van wetgeving betreffende een lagere belastingdruk voor 65-plussers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de proeve van wetgeving betreffende een lagere belastingdruk voor 65-plussers.Bij brief van 9 augustus 2007, kenmerk AFP 2007-00537 M, heeft de staatssecretaris van Financiën afdeling III van de Raad van State verzocht hem van voorlichting te dienen inzake de proeve van wetgeving die door de heer De Nerée tot Babberich per brief van 3 juli 2007 aan de voorzitter van de Tweede Kamer is gezonden, zulks nadat de minister van Financiën de Tweede Kamer had toegezegd de proeve aan de Raad te zullen doorgeleiden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2016, no.2016000541, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met enige technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Hamilton, 20 oktober 2009 (Trb. 2009, 215 en Trb. 2010, 195), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Hamilton, 20 oktober 2009 (Trb. 2009, 215 en Trb. 2010, 195), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2011, no.11.001281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Hamilton, 20 oktober 2009 (Trb. 2009, 215 en Trb. 2010, 195), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake onderwerpen verband houdend met de mogelijke uitkomsten van de Conventie over de toekomst van Europa.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake onderwerpen verband houdend met de mogelijke uitkomsten van de Conventie over de toekomst van Europa.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van de bestemmingsplannen Harselaar-Oost, Harselaar-Driehoek en Harselaar-Zuid Fase 1a van de gemeente Barneveld.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van de bestemmingsplannen Harselaar-Oost, Harselaar-Driehoek en Harselaar-Zuid Fase 1a van de gemeente Barneveld.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 22 april 2016, no.RWS-2016/17012, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de uitvoering van de bestemmingsplannen Harselaar-Oost, Harselaar-Driehoek en Harselaar-Zuid Fase 1a van de gemeente Barneveld.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging (Stb.463).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging (Stb.463).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende veiligheidsvoorschriften voor vissersvaartuigen (Vissersvaartuigenbesluit 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende veiligheidsvoorschriften voor vissersvaartuigen (Vissersvaartuigenbesluit 2001).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Voertuigreglement, in verband met het verplicht stellen van bepaalde gezichtsveld verbeterende voorzieningen voor bedrijfsauto's.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Voertuigreglement, in verband met het verplicht stellen van bepaalde gezichtsveld verbeterende voorzieningen voor bedrijfsauto's.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet luchtvaart en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 (PbEU 2009, L 8) tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (handel in emissierechten luchtvaart), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet luchtvaart en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 (PbEU 2009, L 8) tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (handel in emissierechten luchtvaart), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 april 2009, no.09.001010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet luchtvaart en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 (PbEU 2009, L 8) tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (handel in emissierechten luchtvaart), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de wet van 3 juli 2013 tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen (Stb. 2013, 289) houdende aanpassing van de regeling met betrekking tot het kiesrecht van niet-Nederlanders bij eilandsraadsverkiezingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de wet van 3 juli 2013 tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen (Stb. 2013, 289) houdende aanpassing van de regeling met betrekking tot het kiesrecht van niet-Nederlanders bij eilandsraadsverkiezingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 november 2013, no.13.002291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de wet van 3 juli 2013 tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen (Stb. 2013, 289) houdende aanpassing van de regeling met betrekking tot het kiesrecht van niet-Nederlanders bij eilandsraadsverkiezingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit bekostiging WPO BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit bekostiging WPO BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002604, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit bekostiging WPO BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de ministeriële verantwoordelijkheid voor begrote gelden die overeenkomstig de Wet financieel statuut van het koninklijk huis worden besteed, gegeven de vrijheid van de Koning om zijn Huis, met inachtneming van het openbaar belang, in te richten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de ministeriële verantwoordelijkheid voor begrote gelden die overeenkomstig de Wet financieel statuut van het koninklijk huis worden besteed, gegeven de vrijheid van de Koning om zijn Huis, met inachtneming van het openbaar belang, in te richten.Bij brief van 8 maart 2016 heeft de minister-president op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over de ministeriële verantwoordelijkheid voor begrote gelden die overeenkomstig de Wet financieel statuut van het koninklijk huis worden besteed, gegeven de vrijheid van de Koning om zijn Huis, met inachtneming van het openbaar belang, in te richten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Zorgverzekeringswet (Aanpassingsbesluit Zorgverzekeringswet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Zorgverzekeringswet (Aanpassingsbesluit Zorgverzekeringswet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot invoering van een procedure voor deelgeschillen ter bevordering van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade (Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot invoering van een procedure voor deelgeschillen ter bevordering van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade (Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2008, no.08.000917, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot invoering van een procedure voor deelgeschillen ter bevordering van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade (Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2012-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2012-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 september 2013, no.13.001836, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2012-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2011.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2011.Dit is een zogenoemd advies conform. Dit betekent dat de tekst van het advies "zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat". Openbaarmaking van dit advies conform is achterwege gebleven (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State). De tekst van het advies wordt dus nergens gepubliceerd, niet in de Staatscourant en niet in de Kamerstukken."
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het stellen van veiligheidsvoorschriften bij het tatoeëren en piercen (Warenwetbesluit tatoeëren en piercen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het stellen van veiligheidsvoorschriften bij het tatoeëren en piercen (Warenwetbesluit tatoeëren en piercen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tot uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de toelating van kennismigranten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tot uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de toelating van kennismigranten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale Uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale Uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2007, no.07.003812, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale Uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting. Het voorstel heeft betrekking op de aanpassingen van de uitvoeringsbesluiten die voortvloeien uit de recente wijzingen in de belastingwetgeving. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot het stellen van regels inzake het langs elektronische weg aanbieden van onderhandse akten, die zijn opgemaakt door zaakwaarnemers en de in het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 opgenomen nadere voorschriften voor de vrijstelling van omzetbelasting van beroepsopleidingen van korte duur en de daarmee verband houdende overgangsbepaling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee (enige) aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet van 4 juli 1996 (Stb.403) ten behoeve van verlenging van de gewenningsregeling, alsmede wijziging van de wet van 2 april 1998 (Stb.228) ten behoeve van vaststelling van een nieuwe vijfjarige periode voor de programma's van eisen basisonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet van 4 juli 1996 (Stb.403) ten behoeve van verlenging van de gewenningsregeling, alsmede wijziging van de wet van 2 april 1998 (Stb.228) ten behoeve van vaststelling van een nieuwe vijfjarige periode voor de programma's van eisen basisonderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376/6)(Aanpassingswet dienstenrichtlijn), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376/6)(Aanpassingswet dienstenrichtlijn), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2009, no.09.001893, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376/6)(Aanpassingswet dienstenrichtlijn), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2010-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en ter reparatie van enkele discrepanties met de Duitse en Franse taalversies van dat reglement, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2010-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en ter reparatie van enkele discrepanties met de Duitse en Franse taalversies van dat reglement, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 september 2011, no.11.002159, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van resolutie 2010-II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en ter reparatie van enkele discrepanties met de Duitse en Franse taalversies van dat reglement, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het vervallen van de wettelijke leeftijdsgrens voor commissarissen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het vervallen van de wettelijke leeftijdsgrens voor commissarissen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2012, no.12.001476, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet, houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet, houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2013, no.13.000620, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging in verband met het voorstel van wet, houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende opneming in het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende opneming in het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging Wet milieubeheer (tarieven Commissie voor de milieueffectrapportage.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging Wet milieubeheer (tarieven Commissie voor de milieueffectrapportage.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2013, no. 13.000573, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging Wet milieubeheer (tarieven Commissie voor de milieueffectrapportage), met memorie van toelichting
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Stafrecht (uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Stafrecht (uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht).Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2001, no.01.000369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Stafrecht (uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht).Het wetsvoorstel strekt ertoe de strafbaarstelling van het heimelijk vervaardigen van een afbeelding van een persoon met een technisch hulpmiddel, zowel op voor het publiek toegankelijke plaatsen als op besloten plaatsen, uit te breiden. De reikwijdte van artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht (WvS) wordt uitgebreid van winkels en horecagelegenheden tot alle voor het publiek toegankelijke plaatsen, waaronder de openbare weg. De strafbaarstelling van het vervaardigen van afbeeldingen met behulp van een geheime camera op niet voor het publiek toegankelijke plaatsen wordt met het gewijzigde artikel 139f WvS ook van toepassing op bedoelde plaatsen die niet als lokaal zijn aan te merken.De Raad van State kan zich verenigen met het wetsvoorstel In zijn advies zal hij zich beperken tot het antwoord op de vraag om aandacht te besteden aan de strafbaarstelling van het gebruik van verborgen camera's in de eigen woonomgeving, in het bijzonder het door een rechthebbende in zijn woning heimelijk vervaardigen van een afbeelding van een aldaar aanwezige persoon.Bij het heimelijk vervaardigen van afbeeldingen in een woning kan het recht op ongestoord woongenot van de ene persoon tegenover het belang van bescherming van de levenssfeer van de andere persoon staan. Artikel 139f, onderdeel 1°, WvS, beoogt personen die zich in de bescherming van een woning (of daarbijbehorend besloten erf) bevinden, te vrijwaren van verborgen camera's.Ten aanzien van een persoon die wel - impliciet of expliciet - tot de woning van rechthebbende is toegelaten, geldt artikel 139f, onderdeel 1°, WvS, onverkort. De rechthebbende heeft in meerdere of mindere mate een vertrouwenssituatie gecreëerd op grond waarvan de bezoeker jegens hem aanspraak kan maken op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechthebbende zal de bezoeker kenbaar moeten maken dat afbeeldingen van hem (kunnen) worden vervaardigd. Dit kan schriftelijk geschieden, bijvoorbeeld door een sticker op de voordeur dan wel mondeling.Ten aanzien van een persoon die zich wederrechtelijk toegang verschaft tot een woning, is geen sprake van een vertrouwenssituatie. Het gaat in dat geval te ver de rechthebbende van een woning te vervolgen en te bestraffen voor het maken van een opname met een heimelijk opgestelde camera.Het antwoord op de gestelde vraag moet naar de mening van de Raad worden gevonden in het delictsbestanddeel "wederrechtelijk". Dit betekent dat het artikel onverkort van toepassing is in het geval iemand met instemming van de rechthebbende in diens woning aanwezig is, doch niet indien iemand zonder toestemming van een rechthebbende in diens woning aanwezig is.De Raad adviseert het voorgestelde in artikel I, onder A, op grond van het vorenstaande in de memorie van toelichting nader uit te leggen.De Raad van State geeft U in overweging het wetsvoorstel te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State`
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (Aanpassingen tbs met voorwaarden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (Aanpassingen tbs met voorwaarden), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2008, no.08.001746, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (Aanpassingen tbs met voorwaarden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2017), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2017), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2016, no.2016001361, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2017), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2015, L 337) (Wet uitvoering verordening SFTR).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2015, L 337) (Wet uitvoering verordening SFTR).Bij Kabinetsmissive van 14 november 2017, no.2017001898, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2015, L 337) (Wet uitvoering verordening SFTR), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L 70) voor overige luchthavens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L 70) voor overige luchthavens.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2017, no.2017001243, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L 70) voor overige luchthavens, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.2014000003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2015, no.2015000774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no. 08.002290, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van regels omtrent de verstrekking, berekening en verantwoording van de brede doeluitkering verkeer en vervoer (Besluit BDU verkeer en vervoer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van regels omtrent de verstrekking, berekening en verantwoording van de brede doeluitkering verkeer en vervoer (Besluit BDU verkeer en vervoer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij dienstverlening met het oog op de explicitering van de reikwijdte, versterking van het toezicht op de naleving alsmede het aanbrengen van enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij dienstverlening met het oog op de explicitering van de reikwijdte, versterking van het toezicht op de naleving alsmede het aanbrengen van enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersdelicten (Wet bestuurlijke boete fout parkeren), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersdelicten (Wet bestuurlijke boete fout parkeren), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2004, no.002974, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersdelicten (Wet bestuurlijke boete fout parkeren), met memorie van toelichting. In dit wetsvoorstel wordt de handhaving van een aantal lichte verkeersovertredingen opgedragen aan besturen van decentrale wegbeheerders. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen met betrekking tot onder meer de verhouding tussen strafrecht en bestuursrecht in de rechtshandhaving, de organisatie van de bestuursrechtelijke handhaving, eenvoudiger en doelmatiger handhaving, het toepassingsbereik, bevoegde organen, de rechtsbescherming en financiële aspecten. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Algemene opmerkingen Het handhaven van wettelijke voorschriften is een kerntaak van de overheid. De regering streeft ernaar de strafrechtelijke handhaving te laten terugtreden ten behoeve van de bestuursrechtelijke handhaving in gevallen die zich daarvoor lenen.(zie noot 1) Lichte overtredingen in het publieke domein worden naar het oordeel van de regering onvoldoende gehandhaafd. Dit houdt onder meer verband met de prioriteiten van de politie en het openbaar ministerie. In dit wetsvoorstel wordt de handhaving van een aantal lichte verkeersovertredingen opgedragen aan besturen van decentrale wegbeheerders. Daarnaast blijft de handhaving door de politie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) mogelijk. Het voorstel hangt nauw samen met het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen, waarover de Raad heden eveneens advies uitbrengt;(zie noot 2) daarin wordt aan gemeenteraden de bevoegdheid verleend te bepalen dat het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester bestuurlijke boeten kunnen opleggen wegens gedragingen die in gemeentelijke verordeningen strafbaar zijn gesteld. In beide wetsvoorstellen krijgen decentrale bestuursorganen de bevoegdheid tot het opleggen van bestuurlijke boeten. In beide wetsvoorstellen wordt ervan uitgegaan dat (eventueel onbezoldigd) gemeenteambtenaren als toezichthouder worden aangewezen. Zij kunnen aankondigingen uitreiken na constatering van een overtreding. Genoemde toezichthouders zijn tevens buitengewoon opsporingsambtenaar voor overtredingen van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht.(zie noot 3) Het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren verschilt van het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen op een aantal belangrijke punten. Zo wordt aan de decentrale bestuursorganen niet de keuzemogelijkheid gelaten de verkeersovertredingen uitsluitend strafrechtelijk dan wel via de Wahv te handhaven. Verder worden naast de gemeentelijke bestuursorganen ook andere wegbeheerders (bestuursorganen van de provincies en waterschappen) bevoegd tot het opleggen van bestuurlijke boeten. Ten slotte verloopt de rechtsbescherming niet volgens de gewone regeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar volgens de lijn van de Wahv. De Raad onderkent de noodzaak van doeltreffender handhaving van lichte verkeersovertredingen, maar wijst op de veelheid van handhavingsregimes die ingevolge dit wetsvoorstel alsmede de geldende Wahv en de wetsvoorstellen inzake door het openbaar ministerie op te leggen bestuurlijke boeten en inzake bestuurlijke boete kleine ergernissen dreigt te ontstaan. Zowel de regeling van het gezag over de rechtshandhaving als die van de rechtsbescherming vertonen moeilijk te verklaren verschillen, waarop de Raad in dit advies en zijn adviezen inzake de andere wetsvoorstellen de aandacht vestigt. Evenmin is in deze wetsvoorstellen gelijkelijk aangesloten bij (of afgeweken van) de regeling van de bestuurlijke boete in de Awb (vierde tranche). De Raad heeft dan ook bedenkingen bij een wildgroei van handhavingssystemen. 2. De verhouding tussen strafrecht en bestuursrecht in de rechtshandhaving Ten tijde van de algehele grondwetsherziening van 1983 was het patroon van de rechtshandhaving in Nederland terzake van delicten in de openbare ruimte (waaronder het wegverkeer) een zaak van het strafrecht, terwijl op deelterreinen van het bestuursrecht, zoals de belastingheffing, de economische ordening en de milieubescherming gespecialiseerde diensten bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen tot hun beschikking hadden, met de mogelijkheid van strafrechtelijke handhaving als achtervang. Regelingen zoals het Duitse Gesetz über Ordnungswidrigkeiten van 1968 werden incidenteel bepleit, maar stuitten op afwijzende reacties.(zie noot 4) Pas met de door de commissie-Mulder voorbereide, in 1992 volledig in werking getreden Wahv(zie noot 5) kwam hierin verandering. Met behoud van de aansturing door het openbaar ministerie werd een stelsel van sanctietoepassing door bestuursorganen in het leven geroepen dat betrekking heeft op een breed scala van verkeersovertredingen, met een daarop toegesneden vorm van bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Thans stelt de regering in een drietal wetsvoorstellen - het onlangs ingediende wetsvoorstel openbaar ministerie-afdoening(zie noot 6), het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen en het voorliggende wetsvoorstel - verder gaande stappen voor. Deze vier regelingen hebben gemeen dat sancties door bestuursorganen worden opgelegd. De juridische vormgeving laat echter aanzienlijke verschillen zien, hetgeen op een risico van wildgroei wijst. Alle vier knopen ze aan bij de aanvaarding - ook in de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens - van bestuurlijke sanctietoepassing (met als een der uit artikel 113 van de Grondwet voortvloeiende randvoorwaarden dat deze geen vrijheidsbeneming mag inhouden), maar er zijn grote verschillen op het punt van de rechtssystematische inkadering, de gezagsstructuur, de rechtsbescherming en de wijze van financiering. Evenmin is in deze wetsvoorstellen gelijkelijk aangesloten bij (of afgeweken van) de regeling van de bestuurlijke boete in de Awb (vierde tranche). De Raad adviseert waar mogelijk deze divergenties te beperken en in elk geval het naast elkaar bestaan van deze - de Wahv meegerekend - vier wettelijke regelingen voor het opleggen van sancties door bestuursorganen aan een termijn voor evaluatie en herziening te binden. Het is wenselijk de diverse nieuwe wetsvoorstellen een beperkte looptijd te geven en de voorbereiding van een samenhangende regeling inzake bestuurlijke bestraffing voor te bereiden, die op een termijn van vier tot zes jaar in de plaats kan treden van de nu voorziene drie wetsvoorstellen alsmede de Wahv. De Raad adviseert het wetsvoorstel en de toelichting in deze zin te wijzigen en de voorbereiding van geharmoniseerde wetgeving ter hand te nemen. 3. Organisatie van de bestuursrechtelijke handhaving In Nederland is, evenals in andere staten die rechtsstaat willen zijn, het strafrechtelijk handhavend optreden opgedragen aan een organisatie - het openbaar ministerie met de onder zijn gezag werkzame politie - die institutioneel onderscheiden is van de op de vervulling van dienstverlenende en ordenende taken gerichte overheidsorganisatie. Op gespecialiseerde terreinen is er daarnaast een handhavende taak voor (eveneens professionele) inspecties. Deze inrichting heeft een waarborgfunctie voor de burger. Zij dient de consistentie en controleerbaarheid van het handhavend optreden. Een vermenging met het directe bestuur wordt daardoor voorkomen en een nauwere aansluiting bij de normen die uiteindelijk in de rechtspleging worden gehanteerd, wordt daardoor bevorderd. De Raad acht het riskant als het opleggen van straffen - daar gaat het immers ook in de zin van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) om - in handen wordt gelegd van een te grote diversiteit van functionarissen die niet onder het gezag staan van een professionele organisatie zoals het openbaar ministerie of een specialistische inspectie. Gevolg van het naast elkaar bestaan van verschillende handhavers voor dezelfde feiten is dat het openbaar ministerie zijn regiefunctie verliest. Er kan bovendien verwarring ontstaan over de vraag wie het gezag heeft over de toezichthouders. Met betrekking tot de uitvoering van de toezichthoudende taken staan de beoogde toezichthouders fout parkeren in een gezagsrelatie tot het bestuur van de decentrale wegbeheerder. In de uitoefening van de BOA-bevoegdheden die zij in het kader van de toezichthoudende bevoegdheden uitoefenen staan zij onder het gezag van de officier van justitie. Particuliere beveiligers die worden aangewezen als toezichthouder hebben daarnaast nog een arbeidsrechtelijke verhouding tot hun particuliere werkgever. Wanneer, zoals het wetsvoorstel voorziet, taken kunnen worden opgedragen aan een lager of privaat gesalarieerde categorie functionarissen, die wel aan de vereisten voor het ambt van bijzonder opsporingsambtenaren moeten voldoen, valt niet in te zien waarom deze niet als opsporingsambtenaar onder het gewone gezag van het openbaar ministerie zouden kunnen optreden ter handhaving van normen die overlast in de openbare ruimte beteugelen. Naast de reguliere politieambtenaar met algemene opsporingsbevoegdheid ontstaat dan een nieuwe categorie handhavers, bij voorkeur door hun uniform herkenbaar voor de burger. Bovendien is zo een beter samenspel "op straat" mogelijk met de politie, als strafrechtelijke handhaving van strafbare feiten nodig is. Daarom verdient het aanbeveling de functionarissen van wie voorzien is dat zij bestuurlijk handhavend zullen optreden tegen fout parkeren en overige lichte verkeersdelicten, onder te brengen in een professionele gezagsstructuur die de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie voor de rechtshandhaving - ook ten aanzien van in gemeentelijke verordeningen strafbaar gestelde feiten - niet uitholt of terzijde schuift, maar daarentegen effectiever maakt. De Raad adviseert het wetsvoorstel aldus te herijken dat de oplegging van bestuurlijke boetes geschiedt door functionarissen - waaronder gemeentelijke toezichthouders - die onder het gezag van het openbaar ministerie staan, zodanig dat het handhavingsbeleid in de lokale driehoek wordt gecoördineerd. 4. Eenvoudiger en doelmatiger handhaving Met de bevoegdheid voor besturen van de wegbeheerders boete op te leggen wegens fout parkeren en stilstaan beoogt het wetsvoorstel een eenvoudiger en doelmatiger vorm van handhaving. De bestuurlijke boete als sanctie wegens fout parkeren en stilstaan is - sinds de invoering van de Wahv - niet nieuw, voor de overige lichte verkeersdelicten wel. De memorie van toelichting stelt dat verkeershandhaving door het bestuur het voordeel biedt dat er een integraal verkeersbeleid kan worden opgezet met beleid en handhaving in één hand. De Raad merkt op dat het wetsvoorstel niet kan leiden tot integraal verkeersbeleid. Een groot aantal verkeersdelicten zal uitsluitend strafrechtelijk gehandhaafd kunnen worden. Bovendien worden binnen gemeentelijk gebied ook andere wegbeheerders (provincie- en waterschapsbestuur) bevoegd tot het handhaven van overtredingen op de wegen onder hun beheer. Het is twijfelachtig of een integraal verkeersbeleid binnen de gemeente daarmee wordt gediend. Volgens de memorie van toelichting zal parkeerhandhaving overzichtelijker worden doordat dezelfde personen belast zullen zijn met toezicht op het "fout parkeren" en het "gefiscaliseerde parkeren". Het is echter niet zeker dat de huidige parkeerwachten door gemeentebesturen zullen worden aangewezen als toezichthouders in de zin van dit wetsvoorstel, nu alleen ambtenaren met buitengewone opsporingsbevoegdheid daarvoor in aanmerking komen. Ook wijst de Raad erop dat de handhaving van gefiscaliseerd parkeren nu in een aantal gemeenten door particuliere bedrijven wordt uitgevoerd.(zie noot 7) De huidige parkeerwachten zijn in de regel slechts in bepaalde delen van gemeenten werkzaam. Verder ligt het in de rede dat gemeentebesturen het toezicht in woonwijken op de zogeheten "kleine ergernissen" aan dezelfde personen zullen opdragen als die welke worden belast met het toezicht ingevolge dit wetsvoorstel. Ten slotte merkt de Raad op dat van overzichtelijkheid van parkeerhandhaving nog geen sprake is zolang sommige parkeerovertredingen langs fiscale weg worden gehandhaafd en andere langs bestuurlijke weg. De memorie van toelichting vermeldt terecht dat de financiële prikkel - de inkomsten gaan naar de wegbeheerders - tot een "hoger niveau van handhaving" kan leiden. Onvermeld blijft in de toelichting dat de inkomsten van gemeenten voortvloeiend uit dit wetsvoorstel, in de praktijk vermoedelijk nodig zullen zijn om het toezicht ingevolge het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen te kunnen handhaven. De memorie van toelichting vermeldt geen probleem of doelstelling voor de overige verkeersdelicten die met een bestuurlijke boete zullen kunnen worden bestraft. Er wordt slechts op gewezen dat om een ruimere werking is verzocht. De Raad adviseert in het licht van het vorenstaande in de toelichting nader in te gaan op de doelen van het wetsvoorstel. 5. Toepassingsbereik a. Het wetsvoorstel ziet op drie categorieën feiten, die in een algemene maatregel van bestuur zullen worden omschreven: gedragingen die nu uitsluitend via de Wahv worden gesanctioneerd; gedragingen die in gemeentelijke verordeningen strafbaar zijn gesteld; andere lichte verkeersdelicten die nu nog in verkeersregelgeving strafbaar zijn gesteld. De eerste twee categorieën betreffen alleen stilstaan en parkeren van voertuigen. Wat onder de andere lichte verkeersdelicten, genoemd in artikel 184a, eerste lid, moet worden verstaan, is niet duidelijk. Als voorbeelden noemt de memorie van toelichting delicten die de plaats op de weg betreffen van voetgangers en fietsers.(zie noot 8) Het is de Raad niet geheel duidelijk wat hiermee wordt bedoeld. De Raad acht het wenselijk dat de delegatiegrondslag nauwkeuriger wordt begrensd.(zie noot 9) Juist nu het doel van het wetsvoorstel wat dit onderdeel betreft zo onduidelijk is, blijft in het midden of bijvoorbeeld lichte snelheidsovertredingen in woonwijken onder de reikwijdte van deze wet kunnen vallen. De Raad adviseert tot aanpassing van het wetsvoorstel op dit punt. b. Het wetsvoorstel omvat niet de parkeerovertredingen die thans langs fiscale weg worden afgedaan. Volgens de memorie van toelichting zullen deze "op termijn" worden bezien. De wijziging zou te ingrijpend zijn om deze thans reeds mee te nemen.(zie noot 10) Het is niet duidelijk waarin deze ingrijpendheid schuilt. De Raad adviseert dit nader toe te lichten. 6. Bevoegde organen De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in dit wetsvoorstel niet, zoals in het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen, aan bestuursorganen van de gemeente toegekend, maar van de (decentrale) wegbeheerders. De toelichting gaat slechts summier op deze keuze in.(zie noot 11) Het is de vraag of deze keuze een doeltreffende handhaving bevordert. Anders dan de Unie van Waterschappen zien de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het College van procureurs-generaal bezwaren, ìn het bijzonder op het gebied van coördinatie. Provincie- en waterschapsbesturen nemen immers geen deel aan het driehoeksoverleg. De memorie van toelichting gaat ervan uit dat deze problemen zijn te ondervangen door samenwerking in de vorm van gemeenschappelijke regelingen. De Raad wijst erop dat sommige waterschappen en provincies, gezien hun omvang, aan verschillende gemeenschappelijke regelingen zouden moeten deelnemen. Zonder gemeenschappelijke regeling zullen er - op grond van dit wetsvoorstel - naast de politie, toezichthouders van drie overheden in het gemeentelijk grondgebied actief kunnen zijn. Verder wijst de Raad erop dat het logischer en duidelijker zou zijn om de handhaving over te laten aan gemeentebesturen omdat nu het Nederlandse grondgebied is opgedeeld in gemeenten alle wegen binnen het grondgebied van een gemeente vallen.(zie noot 12) Gelet op het voorgaande adviseert de Raad de toekenning van de bevoegdheid aan bestuursorganen van de wegbeheerders en in het bijzonder van de provincies en de waterschappen te heroverwegen. 7. Rechtsbescherming Tegen bestuurlijke-boetebeschikkingen op grond van het wetsvoorstel staat een bezwaarschriftprocedure open, die gevolgd kan worden door beroep bij de kantonrechter en hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden. De Raad merkt het volgende op. a. De Raad heeft in onderdeel 1 in overweging gegeven, werk te maken van harmonisatie van de bestaande en komende wetgeving die voorziet in de oplegging van sancties door bestuursorganen. Thans reeds behoeft de divergentie in de regeling van de rechtsbescherming in het voorliggende wetsvoorstel en in het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen aandacht. Deze twee wetsvoorstellen hangen immers met elkaar samen. Vooral gemeenten en VNG hebben steeds aangedrongen op handhavingsbevoegdheid op beide gebieden. Desalniettemin wordt in laatstbedoeld wetsvoorstel de rechtsbescherming van de Awb geboden. De Raad adviseert in de memorie van toelichting een beschouwing op te nemen over de gevolgen van de nu voorgestelde discrepantie en in het bijzonder de werking van de rechtsbescherming als onderdeel van het sanctierecht. Daarbij tekent de Raad aan dat bij de keuze van het stelsel van rechtsbescherming met een aantal factoren rekening dient te worden gehouden, zoals de toegankelijkheid van de rechter (ook in geografische zin), de capaciteit van het rechterlijk apparaat en de kosten van de bestuurlijke voorprocedures en de procedures bij de rechter (beroep en hoger beroep). De Raad adviseert in de memorie van toelichting een beschouwing op te nemen over een herordening van de rechtsbescherming als onderdeel van het sanctierecht als hiervóór aangeduid, en in het voorliggende wetsvoorstel niet onnodig af te wijken van het stelsel van de Wahv. b. Voorgesteld wordt het lage tarief voor griffierecht ( 37 voor beroep, 102 voor hoger beroep) in deze zaken toe te passen. Dit is voor de overtreder duurder dan het griffierechtloze strafrecht of de zekerheidsstelling ingevolge de Wahv.(zie noot 13) Dit betekent ongelijke behandeling voor de burger die bestuursrechtelijk (via het wetsvoorstel dan wel de Wahv) of strafrechtelijk wordt bestraft voor een zelfde feit op dezelfde plaats en hetzelfde tijdstip. Overigens is het voorgestelde griffierecht relatief hoog bij een boete van gemiddeld 40.(zie noot 14) In het wetsvoorstel wordt niet aangesloten bij de Wahv op het punt van zekerheidsstelling. In de memorie van toelichting wordt gewezen op praktische problemen. De Raad is niet overtuigd dat de praktische problemen die de memorie van toelichting vermeldt, zo onoverkomelijk zijn dat ze afwijking van de Wahv op dit punt rechtvaardigen. Hij adviseert ook op dit punt aan te sluiten bij de Wahv en de eis van griffierecht te vervangen door de eis van zekerheidsstelling. c. Artikel 184k, eerste lid, bepaalt dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt twee jaar nadat de gedraging heeft plaatsgevonden. Met deze termijn wordt volgens de memorie van toelichting aangesloten op de verjaringstermijn voor strafrechtelijke overtredingen (artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht). Artikel 4, tweede lid, van de Wahv bepaalt dat de boetebeschikking bekend wordt gemaakt binnen vier maanden na de overtreding. De Raad adviseert ook op dit punt aan te sluiten bij de termijn van de Wahv. 8. Financiële aspecten a. De ontvangsten worden voor 2004 geraamd op 52 miljoen euro. Op basis van aannames en ervaringsgegevens wordt geschat dat de verhouding tussen de opbrengsten en kosten ruwweg 3:1 bedraagt. Uit de adviezen over het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen blijkt dat gemeenten deze opbrengsten nodig hebben voor de bekostiging van het handhaven van de "kleine ergernissen".(zie noot 15) De kosten daarvan zullen namelijk naar verwachting hoger zijn dan de opbrengsten.(zie noot 16) Volgens de toelichting op het nu voorliggende wetsvoorstel echter zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overleg voeren met de VNG over terugsluizing van een deel van de gemeentelijke opbrengsten.(zie noot 17) De Raad adviseert in de toelichting nader uiteen te zetten hoe deze elementen zich tot elkaar verhouden. b. Verder dient uiteengezet te worden hoe kan worden verzekerd dat de opbrengsten van de bestuurlijke boeten fout parkeren daadwerkelijk worden aangewend voor het bestrijden van de kleine ergernissen. Tevens beveelt de Raad aan in te gaan op de gevolgen die eventuele "ontmuldering" van het fout parkeren en andere verkeersovertredingen zal hebben voor de justitiebegroting. c. Paragraaf 7 van de memorie van toelichting geeft een schatting van de financiële gevolgen van het wetsvoorstel. De uitgangspunten zijn op een aantal punten aanvechtbaar of op zijn minst zeer onzeker. Zo wordt bij de berekening van de salariskosten van een toezichthouder uitgegaan van een schaalniveau tussen de schalen 4 en 6. Het is de vraag of op het laagste schaalniveau mag worden verwacht dat mensen kunnen worden geworven die aan de eisen voor buitengewone opsporingsbevoegdheid kunnen voldoen. Het Centraal Justitieel Incassobureau werkt met zeer grote aantallen en kan daardoor tegen veel lagere kostprijs werken dan gemeenten. Het is vermoedelijk reëler uit te gaan van de kosten van gemeentelijke bezwaarschriftprocedure dan van de kosten van een zitting van de alleensprekende strafrechter. Het is de vraag of het aantal bezwaarschriften op grond van dit wetsvoorstel niet aanzienlijk hoger dan 10% van de boetebeschikkingen zal zijn, gezien de hoge aantallen bezwaarschriftprocedures op grond van de Wahv en het ontbreken van een drempel als de daar verplichte zekerheidsstelling.(zie noot 18) Voorts is het opgevallen dat volgens de memorie van toelichting het aantal beroepschriften nauwelijks zal veranderen. Dit omdat de toegenomen handhaving door de bestuurlijke boete zal worden gecompenseerd door een afnemende inspanning van de politie op dit terrein. Deze overweging staat haaks op de, met het wetsvoorstel nagestreefde, intensivering van de handhaving van de desbetreffende feiten. Overigens komt de mogelijkheid van hoger beroep in de schattingen helemaal niet voor. Bij het bepalen van het gemiddelde boetebedrag, volgens de toelichting 40, is inzicht nodig in de hoogte van de boete en het aantal boetebeschikkingen per categorie gedraging. Ook worden er zeer ruime marges gehanteerd bij het aantal te verwachten boeten (van 35.000 tot 95.000). De toelichting bevat geen voorbeelden van berekeningen van kosten en opbrengsten voor verschillende gemeenten. De Raad heeft er begrip voor dat met schattingen moet worden gewerkt, maar beveelt aan de uitgangspunten aan te passen en meer inzicht te bieden in de mogelijkheden en gevolgen die bij wijze van voorbeeld zijn berekend voor een grote, een middelgrote en een kleine gemeente. 9. Verhouding tot regeling bestuurlijke boete in Vierde tranche Awb Volgens de memorie van toelichting is zoveel mogelijk aangesloten bij het - inmiddels bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende - wetsvoorstel Vierde tranche Awb.(zie noot 19) Daarom toetst de Raad, anders dan gebruikelijk, de nu voorgestelde regeling aan de regeling van de bestraffende sancties, waaronder de bestuurlijke boete, in de Vierde tranche Awb. Het is de Raad opgevallen dat in het wetsvoorstel een bepaling als artikel 5.0.5 Vierde tranche Awb (geen bestuurlijke sanctie bij rechtvaardigingsgrond) ontbreekt. In artikel 184a, vierde lid, wordt het bestuursorgaan verplicht de boete te verlagen indien de overtreder bijzondere omstandigheden aannemelijk maakt. Volgens de toelichting op deze bepaling betekent dit "niet dat het bestuursorgaan steeds ambtshalve moet nagaan of zich bijzondere omstandigheden voordoen. De overtreder zal daarop een voldoende onderbouwd beroep moeten doen." De bepaling is overgenomen uit het wetsvoorstel Vierde tranche Awb (artikel 5.4.1.7, derde lid). In de toelichting op die bepaling heeft de regering - naar aanleiding van een adviesopmerking van de Raad - gesteld dat de overtreder "in beginsel" een beroep zal moeten doen op bijzondere omstandigheden. Als het bestuursorgaan sterke aanwijzingen heeft dat de hoogte van de boete in een bepaalde casus onevenredig uitpakt, bijvoorbeeld vanwege de geringe draagkracht van de overtreder, dient het bestuursorgaan ook zonder een expliciet beroep op de hardheidsclausule de boete moeten verlagen. De Raad adviseert de toelichting bij artikel 184a, vierde lid, in dezelfde zin te wijzigen. Artikel 184l, eerste lid, stemt overeen met artikel 5.4.2.2 Vierde tranche Awb. Artikel 6 EVRM brengt de verplichting mee om de vermeende overtreder inzage te verschaffen in alle voor de oplegging van de boete relevante stukken, waaronder ook stukken die ten voordele van de overtreder strekken. De toelichting op artikel 5.4.2.2 werkt dit uit.(zie noot 20) De Raad adviseert de toelichting op artikel 154i, eerste lid, in dezelfde zin aan te vullen. 10. Hoogte van de boete Ingevolge artikel 184a, derde lid, wordt de hoogte van de boeten vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Thans worden de boetes op grond van de Wahv ook bij algemene maatregel van bestuur bepaald (artikel 2, eerste, derde en vijfde lid). Volgens de memorie van toelichting zullen de bedragen bij vaststelling van de algemene maatregel van bestuur worden afgestemd op de bedragen die het openbaar ministerie in landelijk vastgestelde lijsten hanteert. Het gelijkheidsbeginsel vereist dat de bestuurlijke boete en de strafrechtelijke boete wegens eenzelfde overtreding even hoog zijn. Daarmee leidt het wetsvoorstel tot beperking van de vrijheid van het openbaar ministerie zijn vorderingsbeleid met betrekking tot de hoogte van de boete voor de overige delicten te bepalen. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. 11. Buitenlandse kentekens Het kenteken van een motorrijtuig is van groot belang voor de vraag aan wie een bestuurlijke boete wordt opgelegd. De memorie van toelichting gaat niet in op te verwachten problemen met buitenlandse kentekens uit landen waarmee nog geen uitwisselingsverdrag bestaat.(zie noot 21) De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 12. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 201x (verruiming fouilleerbevoegdheden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 201x (verruiming fouilleerbevoegdheden), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2011, no.11.001761, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 201x (verruiming fouilleerbevoegdheden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Waterschapswet in verband met enige technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Waterschapswet in verband met enige technische aanpassingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (PbEU 2016, L 132).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (PbEU 2016, L 132).Bij Kabinetsmissive van 9 november 2017, no.2017001893, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (PbEU 2016, L 132), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met de inning van partneralimentatie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met de inning van partneralimentatie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2008, no.08.001379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met de inning van partneralimentatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voordracht met ontwerpbesluit houdende afwijzing van een verzoek van de raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Valkenburg aan de Geul krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningwet (onteigeningsplan "Centrumlocatie Valkenburg").

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voordracht met ontwerpbesluit houdende afwijzing van een verzoek van de raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Valkenburg aan de Geul krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningwet (onteigeningsplan "Centrumlocatie Valkenburg").Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2012, no.RWSCD BJV 2012/1812, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende afwijzing van een verzoek van de raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Valkenburg aan de Geul krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningwet (onteigeningsplan "Centrumlocatie Valkenburg").
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2010, no.10.002919, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ten aanzien van de jacht (Jachtbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ten aanzien van de jacht (Jachtbesluit).Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2000, no.00.000876, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels ten aanzien van de jacht (Jachtbesluit).Het ontwerp-Jachtbesluit (hierna: het ontwerpbesluit) is gebaseerd op de nog niet in werking getreden titel II van hoofdstuk V van de Flora- en faunawet (hierna: de wet), waarin de jacht wordt gereguleerd. Het vervangt een aantal regelingen van verschillend niveau die onder de Jachtwet tot stand zijn gekomen.De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen over het niveau van regelgeving en over enkele meer technische aspecten. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit en de nota van toelichting wenselijk is.1. Artikel 6 van het ontwerpbesluit vermeldt een aantal onderwerpen waarvoor het jachtexamen een toets bevat. Onderscheid wordt daarbij gemaakt tussen het theoretische gedeelte en het praktische gedeelte. Vervolgens bepaalt artikel 7 dat bij ministeriële regeling nadere eisen worden gesteld met betrekking tot de jachtexamens, waaronder ingevolge het derde lid van dat artikel eisen betreffende de inhoud van die examens. De nota van toelichting maakt niet duidelijk waarom het aangewezen is nadere eisen bij ministeriële regeling te stellen, terwijl, gelet op de materie in kwestie, regeling door middel van het Jachtbesluit zelf veeleer de geëigende weg lijkt te zijn. Niet zonder meer valt in te zien waarom de lijn van het huidige regime - neergelegd in artikel 4 van het Besluit eisen jachtexamen, welk artikel de bevoegdheid tot subdelegatie beperkt tot onderwerpen van technisch-uitvoerende aard - niet wordt voortgezet. De Raad adviseert, mede in het licht van aanwijzing 26, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar), de exameneisen in het Jachtbesluit op te nemen.2. Artikel 8, derde lid, aanhef en onder c, geeft de mogelijkheid bij ministeriële regeling regels te stellen ten aanzien van de voor de jacht-, valkeniers- en kooikersakten verschuldigde bedragen. De Raad meent dat vanuit een oogpunt van rechtszekerheid de grondslagen voor de voor de akten te betalen geldsom in het besluit zelf thuishoren; de uitwerking kan op een lager niveau plaatsvinden. Een voorbeeld van een dergelijke regeling is die van artikel 10, vijfde lid, van de Visserijwet 1963 met betrekking tot de visakten. Het college wijst erop dat het huidige regime geen subdelegatie kent, omdat in de wet zelf de voor de akten verschuldigde bedragen zijn vermeld.(zie noot 1) De Raad adviseert artikel 8 in het licht hiervan aan te passen.3. Artikel 11, eerste lid, aanhef en onder c, bepaalt dat bij de berekening van de oppervlakte van een jachtveld niet worden meegerekend openbare, verharde verkeerswegen, niet zijnde grindwegen. Onder het geldende recht wordt geen onderscheid gemaakt en zijn zij deel van het jachtveld. Blijkens de toelichting wordt dit veranderd, omdat het veld tegenwoordig meer dan vroeger kan bestaan uit verharde wegen die geen deel uitmaken van het leefgebied van het wild. Het gevolg van de nieuwe berekeningswijze is dat een aantal kleine jachtvelden die nu nog net wel aan de limiet voldoen, dat na inwerkingtreding van het ontwerpbesluit niet meer doen.De Raad vraagt zich af of deze strengere norm wel een vereenvoudiging inhoudt zoals blijkens de toelichting is beoogd. Het bepalen van het veld kan hierdoor allerlei ingewikkelde berekeningen vergen. Ook is de reden om verharde wegen van het jachtveld uit te sluiten, namelijk dat de wegen geen deel uitmaken van het leefgebied van het wild, niet zonder meer overtuigend. Wild begeeft zich immers als gevolg van de structuur van het buitengebied ook op verharde wegen. Het maken van een onderscheid tussen bermen en wegen is in zoverre oneigenlijk.De Raad beveelt aan te overwegen artikel 11, eerste lid, onder c, achterwege te laten, dan wel een vorm van overgangsrecht.4. In artikel 23 wordt bepaald dat het besluit in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld. Waarom het noodzakelijk is te kiezen voor deze bijzondere vorm van inwerkingtreding, waarbij niet het geheel tegelijkertijd in werking treedt, wordt niet gemotiveerd in de toelichting.Uit een oogpunt van kenbaarheid en inzichtelijkheid van regelgeving is het van belang om inwerkingtredingsbepalingen zo eenvoudig mogelijk te houden. Mede gelet op aanwijzing 180 Ar acht de Raad het noodzakelijk te motiveren waarom deze bijzondere vorm van inwerkingtreding voor alle artikelen en onderdelen van het besluit mogelijk moet worden gemaakt.5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2011, no.11.002090, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en enige andere wetten onder meer naar aanleiding van evaluatieonderzoeken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en enige andere wetten onder meer naar aanleiding van evaluatieonderzoeken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met het structureel verlagen van de overdrachtsbelasting en de herziening van het fiscale regime voor kosten van vervoer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met het structureel verlagen van de overdrachtsbelasting en de herziening van het fiscale regime voor kosten van vervoer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 mei 2012, no.12.001059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten in verband met het structureel verlagen van de overdrachtsbelasting en de herziening van het fiscale regime voor kosten van vervoer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Wet lokaal spoor), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Wet lokaal spoor), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2011, no.11.001640, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Wet lokaal spoor), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Onwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van onder meer de voorschriften voor inrichting van de commissie voor de indicatiestelling en de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (Besluit leerlinggebonden financiering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Onwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vaststelling van onder meer de voorschriften voor inrichting van de commissie voor de indicatiestelling en de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (Besluit leerlinggebonden financiering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende implementatie van richtlijn nr. 2006/117/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (PbEU L 337) en intrekking van het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen (Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende implementatie van richtlijn nr. 2006/117/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (PbEU L 337) en intrekking van het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen (Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2008, no.08.003407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende implementatie van richtlijn nr. 2006/117/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (PbEU L 337) en intrekking van het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen (Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet ter implementatie van de richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad (PbEU L 151/1).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet ter implementatie van de richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad (PbEU L 151/1).Bij Kabinetsmissive van 26 september 2014, no.2014001816, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet ter implementatie van de richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad (PbEU L 151/1), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2013, no.2013002422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met een wijziging van de gewichtenregeling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met een wijziging van de gewichtenregeling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake goede klinische praktijken bij de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen (Besluit wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake goede klinische praktijken bij de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen (Besluit wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stralingsbescherming en enige andere besluiten in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2003/122/Euratom (controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stralingsbescherming en enige andere besluiten in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2003/122/Euratom (controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en enige andere wetten (Uitwerking autobrief), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en enige andere wetten (Uitwerking autobrief), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2011, no.11.002071, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en enige andere wetten (Uitwerking autobrief), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2011, no.11.001760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten (Wet werk en bijstand).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten (Wet werk en bijstand).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2011, no.10.003607, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van paragraaf 8.1 Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van paragraaf 8.1 Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer.Bij Kabinetsmissive van 24 december 1999, no.99.006427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van paragraaf 8.1 Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer. De aanpassing van paragraaf 8.1 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (hierna: Solm) betreft een verlenging van de termijnen voor subsidieverlening en voor aanvang en afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Voor de zogenaamde ROM-gebieden wordt daarnaast bepaald dat een aanvraag tot verlenging van de termijnen voor aanvang en afronding van activiteiten kan worden ingediend. Reden voor de verlenging is het waarborgen van de continuïteit van de uitvoering van gebiedsgericht milieubeleid door de provincies. De aanpassing geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van de volgende opmerking. In het voorgestelde zevende lid van artikel 48b Solm wordt bepaald dat een aanvraag tot verlenging van de termijnen, bedoeld in het tweede lid van artikel 48b, moet worden ingediend uiterlijk op 31 december 2002. Het ligt voor de hand dat over aanvragen die op die datum zijn ingediend eerst ná 1 januari 2003 wordt beslist. Een dergelijke beslissing zou moeten worden genomen op basis van artikel 48b, zevende en achtste lid, (nieuw) Solm. Artikel 48b vervalt evenwel met ingang van 1 januari 2003, op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van het Besluit milieusubsidies (hierna: Bms). De nota van toelichting refereert hieraan ook in de slotalinea. De Raad meent dat hierdoor voor de beslissingen die na 1 januari 2003 moeten worden genomen een adequate juridische grondslag ontbreekt. Het Bms bevat weliswaar een overgangsbepaling (artikel 18, tweede lid) maar die heeft alleen betrekking op subsidies die zijn aangevraagd vóór de datum van inwerkingtreding van het Bms (26 januari 1999) en niet voor later aangevraagde subsidies. De Raad adviseert alsnog te voorzien in een adequate overgangsbepaling en de slotpassage van de nota van toelichting dienovereenkomstig aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de structurele regeling van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), de waarborging van consumenteninvloed in het CVV en het Openbaar Vervoer over Water, de uitvoering van de op 30 juni 2001 tot stand gekomen Interbusovereenkomst alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de structurele regeling van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), de waarborging van consumenteninvloed in het CVV en het Openbaar Vervoer over Water, de uitvoering van de op 30 juni 2001 tot stand gekomen Interbusovereenkomst alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2003, no.03.004156 heeft Uwe Majesteit, op voordracht van Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de structurele regeling van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), de waarborging van consumenteninvloed in het CVV en het Openbaar Vervoer over Water, de uitvoering van de op 30 juni 2001 tot stand gekomen Interbusovereenkomst alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting. Met het ontwerpbesluit wordt beoogd het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) door omzetting van een tijdelijke regeling in een structurele regeling een plaats te geven in de regeling van het openbaar vervoer in het Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000). Verder wordt in het ontwerpbesluit de positie van de reiziger in het CVV en in de reeds bestaande regeling van het openbaar vervoer te water versterkt en worden daarin bepalingen betreffende de Interbus opgenomen. Ten slotte bevat het ontwerpbesluit enkele wijzigingen van redactionele aard. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een kanttekening met betrekking tot de evaluatie van het CVV. 1. Aan de invoering van de structurele regeling voor het CVV is een evaluatie van die vorm van vervoer zoals dat de afgelopen zes jaar heeft gefunctioneerd, voorafgegaan.(zie noot 1) De Raad meent dat de invoering van de structurele regeling van het CVV in het Bp 2000 bij uitstek de gelegenheid is om die regeling zo op te zetten, dat daarmee tegelijk een oplossing wordt geboden voor de uit het evaluatieonderzoek naar voren gekomen knelpunten waarmee het CVV tot nu toe heeft gekampt. Uit de bij het ontwerpbesluit behorende toelichting valt niet op te maken of dat is gedaan. Hoewel de conclusies van het evaluatieonderzoek overwegend positief zijn, blijkt uit het opgemaakte evaluatierapport bijvoorbeeld dat de aansluiting op verder openbaar vervoer te wensen overlaat en dat een wijziging van de financieringsstructuur gewenst is.(zie noot 2) a. Op diverse plaatsen in het evaluatierapport komt naar voren dat tegenvallende betrouwbaarheid van het CVV, waartoe de aansluitgarantie op ander openbaar vervoer of CVV in een aanluitende regio moet worden gerekend, een probleem is. Hierbij moet bedacht worden dat het CVV vooral gebruikt wordt door ouderen en gehandicapten. Aansluitingen die gepaard gaan met lange wachttijden in de open lucht zonder zitplaatsen en zonder begeleiding kunnen voor hen ongewenst zijn. In beginsel moeten de Wet personenvervoer 2000 alsmede het Bp 2000 vol¬doende mogelijkheden bieden bij het verlenen van concessies aan vervoerders om een adequate oplossing voor de problemen betreffende de aansluitingen te kunnen garanderen. Desondanks is deze problematiek in het verleden niet opgelost en wordt in het evaluatierapport aanbevolen daarvoor alsnog een oplossing te bieden.(zie noot 3) Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad in de toelichting uiteen te zetten op welke wijze verbetering van de aansluitingen wordt bevorderd. b. In het meergenoemde evaluatierapport wordt de stelling geponeerd dat het de brede overtuiging van overheden en vervoersbedrijven is dat het CVV de potentie heeft van een efficiëntere besteding van middelen in de totale vervoers¬markt.(zie noot 4) Daaraan wordt in het bijzonder door de vervoersbedrijven de voorwaarde ver¬bonden van een substantiële substitutie van het openbaar vervoer door het CVV. Volgens de vervoersbedrijven wordt daaraan in de meeste gevallen niet voldaan. Uit de brief van de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 30 oktober 2002 blijkt dat de OV-subsidiëringssystematiek met ingang van 2004 zal worden gewijzigd.(zie noot 5) In de toelichting wordt hierop niet ingegaan, zodat niet duidelijk is in hoeverre aan de hiervoor bedoelde voorwaarde in de toekomst zal worden voldaan. De Raad adviseert hieraan in de toelichting aandacht te besteden. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2016), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2016), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2015, no.2015001436, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2016), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een nieuw weggedeelte, genaamd Omlegging Alphen in de proviciale weg Gilze Alphen - Baarle-Nassau - Belgische grens (N260), met bijkomende en bijbehorende werken, een en ander gelegen in de gemeente Alphen-Chaam.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een nieuw weggedeelte, genaamd Omlegging Alphen in de proviciale weg Gilze Alphen - Baarle-Nassau - Belgische grens (N260), met bijkomende en bijbehorende werken, een en ander gelegen in de gemeente Alphen-Chaam.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende de tegenprestatie Participatiewet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende de tegenprestatie Participatiewet.Bij brief van 2 juni 2017 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen betreffende de tegenprestatie Participatiewet.Op 1 maart 2017 is het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet gepubliceerd. (zie noot 1) Op basis van dit besluit kunnen gemeenten een verzoek indienen om te worden aangewezen om te mogen experimenteren met de Participatiewet. Een van de voorwaarden om te mogen deelnemen aan het experiment op basis van dat besluit is dat gemeenten de Participatiewet rechtmatig uitvoeren. De Participatiewet bevat onder andere bepalingen met betrekking tot de aan bijstandsgerechtigden op te dragen tegenprestatie.De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Afdeling advisering van de Raad van State verzocht haar voorlichting te geven over de vraag in hoeverre de Participatiewet ruimte biedt om de bevoegdheid tot het opdragen van een tegenprestatie geheel en al afhankelijk te maken van vrijwillige medewerking door de bijstandsgerechtigde. Zij vraagt daarbij de duiding te betrekken van de bevoegdheid in artikel 9 van de Participatiewet om ter uitvoering van de (gemeentelijke) verordening tijdelijk individuele ontheffingen te verlenen.De Afdeling gaat hieronder eerst in op het relevante toetsingskader van de Participatiewet, te weten artikel 9, aanhef en eerste lid, onder c, artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c. Daarbij betrekt zij de uitleg die aan dit toetsingskader is gegeven ter gelegenheid van de totstandkoming van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (zie noot 2) (hierna: Wet maatregelen Wwb). Vervolgens beantwoordt zij de gestelde vraag.1.Wetsgeschiedenis en toetsingskadera.Oorspronkelijk voorstel van Wet maatregelen WwbIn het oorspronkelijk ingediende voorstel van Wet maatregelen Wwb was voorgesteld dat het college van burgemeester en wethouders aan personen het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, opdraagt. (zie noot 3) Artikel 9 heeft betrekking op verplichtingen van de belanghebbende (te weten degene die voor bijstand in aanmerking kan komen). Hij is onder andere verplicht naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.Voorgesteld werd verder om de gemeenteraad te verplichten bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c. (zie noot 4) Deze regels hebben in ieder geval betrekking op hoe wordt omgegaan met de situatie dat niet direct maatschappelijk nuttige activiteiten voorhanden zijn. (zie noot 5)Deze voorstellen beoogden een omslag. De bestaande mogelijkheid van colleges van burgemeester en wethouders om mensen in de leeftijd van 18 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd te verplichten om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten zou vervallen. (zie noot 6) Hiervoor in de plaats kwam een verplichting voor alle colleges beleid te formuleren om aan deze mensen dergelijke werkzaamheden als tegenprestatie voor de uitkering op te dragen en daar uitvoering aan te geven. De regering was blijkens de memorie van toelichting bij het voorstel van Wet maatregelen Wwb (zie noot 7) van oordeel dat de tegenprestatie voor de uitkeringsgerechtigde een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, aldus diezelfde toelichting. Het college kon bij dringende redenen in individuele gevallen een tijdelijke ontheffing verlenen van de verplichting om een opgedragen tegenprestatie te verrichten. Bij weigering om deze prestatie te verrichten diende het college de op het individuele geval afgestemde maatregel te bepalen.De regering beoogde evenwel ook de colleges voldoende ruimte te geven om waar nodig maatwerk mogelijk te maken. De colleges hebben, aldus de toelichting op het oorspronkelijke wetsvoorstel, de beleidsvrijheid om invulling te geven aan de aard van de maatschappelijk nuttige werkzaamheden.Daarnaast is het belangrijk voor de uitkeringsgerechtigde dat hij invloed kan hebben op de keuze van de maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Het college bepaalt uiteindelijk welke tegenprestatie wordt opgedragen. De omvang en de duur in de tijd van de werkzaamheden dienen in de regel beperkt te zijn. Het college maakt dan ook steeds een afweging op basis van de situatie in welke mate een tegenprestatie verlangd kan worden. De werkzaamheden moeten bovendien "naar vermogen" door de uitkeringsgerechtigde verricht kunnen worden. (zie noot 8)In antwoord op vragen van de leden van de D66-fractie of zij het wetsvoorstel zo moeten lezen dat alle gemeenten verplicht worden om van alle bijstandsgerechtigden een maatschappelijke tegenprestatie te vragen, stelt de regering dat het wetsvoorstel erin voorziet dat alle gemeenten de opdracht hebben om een tegenprestatie naar vermogen te vragen aan alle bijstandsgerechtigden. Volledig arbeidsongeschikten zijn uitgesloten van de verplichting tot tegenprestatie. Om dat mogelijk te maken moeten gemeenten beleid maken inzake de tegenprestatie. De invulling hiervan behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. De gemeentelijke beleidsvrijheid komt tot uiting bij het invulling geven naar eigen inzicht op basis van individuele gevallen en de lokale situatie, van de plicht tot tegenprestatie, aldus de memorie van antwoord. (zie noot 9)b.Nota van wijzigingNa een op 16 december 2013 gehouden wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel heeft de regering een nota van wijziging ingediend. (zie noot 10) Daarbij is de verplichting voor het college om aan bijstandsgerechtigden een tegenprestatie op te dragen gewijzigd in de verplichting voor het college om beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie. Daarbij werd tevens de bepaling geschrapt die voorschreef wat in elk geval in de verordening aan de orde zou moeten komen met betrekking tot de tegenprestatie. (zie noot 11) Deze wijzigingen - waarover de Afdeling niet om advies is verzocht - hebben als achtergrond een vergroting van de afwegingsruimte voor het college bij de uitvoering van de WWB. De regering stelt in de toelichting bij de nota van wijziging dat het van groot belang is dat het college de nodige beleidsruimte, maar ook verantwoordelijkheid heeft om in het individuele geval een adequate afweging te kunnen maken op basis van de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende of het gezin. Met de nota van wijziging wordt meer balans aangebracht tussen enerzijds heldere wettelijk verankerde regels en verplichtingen en anderzijds de beleidsruimte die colleges bij het toepassen daarvan nodig hebben, aldus de toelichting bij de nota van wijziging. (zie noot 12) Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen. Daarom is artikel 8, tweede lid, van het oorspronkelijke wetsvoorstel vervallen. Verder is van belang dat betrokkenen invloed hebben op de keuze van hun maatschappelijk nuttige activiteit die ze als tegenprestatie kunnen verlenen.Naar aanleiding van vragen uit de Eerste Kamer merkt de regering op dat "de gemeente het aan bijstandsgerechtigden opdragen van een significante tegenprestatie moet regelen bij verordening. Dit biedt de gemeente de ruimte voor het leveren van individueel maatwerk. De regering acht het college bij uitstek de aangewezen instantie om in de verordening criteria en kaders aan te geven voor wat betreft de wijze waarop omgegaan wordt met de vaardigheden en interesses van betrokkenen voor de te verrichten tegenprestatie. Daarnaast bepalen de individuele omstandigheden van de betrokkene en van de te verrichten maatschappelijk nuttige werkzaamheden, in welke mate iemand naar vermogen in staat is om de tegenprestatie te verrichten." (zie noot 13)In diezelfde memorie van antwoord reageert de regering op andere vragen als volgt: "De regering merkt op dat ingevolge de nota van wijziging de gemeente het aan bijstandsgerechtigden opdragen van een significante tegenprestatie moet regelen bij verordening. Er is dus geen sprake meer van een generieke verplichting die voor iedereen geldt. Dit biedt de gemeente de ruimte voor het leveren van individueel maatwerk. Daartoe is het college ingevolge de aanpassing in de nota van wijziging verplicht expliciet beleid te ontwikkelen betreffende de inhoud, omvang en duur van de tegenprestatie." (zie noot 14) In de verordening kan bijvoorbeeld bepaald worden dat vrijwilligerswerk van een bepaalde inhoud en omvang als tegenprestatie gekwalificeerd kan worden. Verder kan bepaald worden dat, zolang mantelzorg wordt verricht, er geen tegenprestatie wordt opgedragen. (zie noot 15)2.Beantwoording van de voorlichtingsvraagUit de wetsgeschiedenis omtrent de tegenprestatie volgt dat aan de gemeenteraad en het college een grotere beleidsruimte met betrekking tot de tegenprestatie toekomt dan aanvankelijk beoogd. Het college heeft de nodige beleidsruimte, maar ook de verantwoordelijkheid om in het individuele geval een adequate afweging te kunnen maken op basis van de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende of het gezin. De verordening met betrekking tot de tegenprestatie sluit daarop aan. De verhouding tussen wat een verordening over de tegenprestatie dient te bepalen en welke beleidsruimte het college moet hebben, laat de regering echter in het midden. Wel is duidelijk dat om een verplichting op te kunnen leggen en maatwerk te kunnen leveren, het college van burgemeester en wethouders een bevoegdheid moet hebben om deze op te kunnen leggen. Een gemeentelijke bepaling welke de medewerking aan de tegenprestatie geheel en al aan de vrijwillige medewerking overlaat, is geen bestuurlijke bevoegdheid in de zin dat eenzijdig de rechtsverplichting kan worden opgelegd. De wetgeschiedenis maakt duidelijk dat de vraag of een tegenprestatie wordt verlangd, afhankelijk kan zijn van de individuele interesses en mogelijkheden van een uitkeringsgerechtigde. Maar de wet veronderstelt dat wanneer, al dan niet afhankelijk van gemeentelijke beleidscriteria, wordt besloten een tegenprestatie op te dragen, deze verbindend kan worden opgelegd, zodat ook de naleving daarvan niet afhankelijk is van nadere afwegingen van de uitkeringsgerechtigde.Uitgaande van de tekst van de wet heeft de uitkeringsgerechtigde in de eerste plaats de plicht om naar vermogen maatschappelijk nuttige werkzaamheden (tegenprestatie) te verrichten als het college die heeft opgedragen. In het al dan niet opdragen van de tegenprestatie komt het college afwegingsruimte toe. In de tweede plaats moet met het vermogen van de uitkeringsgerechtigde om een tegenprestatie te verrichten rekening gehouden worden.In deze beide opzichten heeft het college beleidsruimte die het moet invullen. Daaromtrent kunnen in de verordening regels zijn gesteld. De afwegingsruimte die ligt in het al dan niet opdragen van een tegenprestatie, rekening houdend met het vermogen van de uitkeringsgerechtigde, biedt de mogelijkheid om met de individuele omstandigheden van betrokkene, zijn interesses en mogelijkheden rekening te houden. Het verrichten van een tegenprestatie kan evenwel niet geheel en al afhangen van de wensen en daarmee geheel en al afhangen van de vrijwillige medewerking van de uitkeringsgerechtigde.De bevoegdheid om, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, in individuele gevallen ontheffing te verlenen van een verplichting een opgedragen tegenprestatie te verrichten (artikel 9, tweede lid) omvat naar het oordeel van de Afdeling een hardheidsclausule om eenmaal opgedragen maatschappelijk nuttige werkzaamheden, tijdelijk niet te verrichten in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld van zorgtaken. Artikel 9, tweede lid, raakt daarmee niet aan het antwoord op de gestelde vraag, zoals hierboven verwoord.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de totstandkoming van een basisnet en de wijziging van de Wet op de economische delicten en de Algemene wet bestuursrecht (Wet basisnet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de totstandkoming van een basisnet en de wijziging van de Wet op de economische delicten en de Algemene wet bestuursrecht (Wet basisnet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2011, no.11.000652, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu (I&M), bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de totstandkoming van een basisnet en de wijziging van de Wet op de economische delicten en de Algemene wet bestuursrecht (Wet basisnet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de vijfde baan voor het luchtvaartterrein Schiphol en de rechtstreeks daarmee verband houdende voorzieningen in de gemeente Haarlemmermeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de vijfde baan voor het luchtvaartterrein Schiphol en de rechtstreeks daarmee verband houdende voorzieningen in de gemeente Haarlemmermeer.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 25 oktober 1999, no.HKW/R 1999/10300, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de vijfde baan voor het luchtvaartterrein Schiphol en de rechtstreeks daarmee verband houdende voorzieningen in de gemeente Haarlemmermeer. Uit het ontwerpbesluit blijkt niet of, zoals behoorlijk bestuur vergt, met de eigenaren van de ter onteigening aangewezen percelen overleg is gevoerd over minnelijke verwerving van hun gronden en wat het resultaat van dit overleg is geweest. De informatie die hierover is verstrekt in de brief van 15 september 1999 van de NV Luchthaven Schiphol, verzoekster om onteigening, aan de Minister van Verkeer en Waterstaat kan niet (uitsluitend) dienen als basis voor de conclusie dat het minnelijk overleg over de grondverwerving met de betrokken eigenaren is gevoerd en dat dit overleg aan alle daaraan te stellen eisen heeft voldaan. De Kroon dient zelfstandig aandacht te besteden aan het verloop van het minnelijk overleg over de verwerving van de desbetreffende gronden teneinde ook daaruit de noodzaak van de onteigening te kunnen vaststellen. Voorzover zou blijken dat de onteigening niet noodzakelijk is omdat in onvoldoende mate door de verzoeker om onteigening is of wordt getracht de gronden in der minne te verwerven, dienen deze gronden buiten de onteigening te worden gehouden. Tevens wil het college erop wijzen dat, in gevallen waarin blijkt dat het minnelijk overleg afhankelijk is van de beoordeling van de afweging van de belangen in een tegen het herziene Aanwijzingsbesluit ingesteld beroep, een zorgvuldige rechtsbescherming meebrengt dat geen dagvaarding tot onteigening wordt uitgebracht voordat het herziene Aanwijzingsbesluit onherroepelijk is geworden. De Raad van State adviseert het ontwerpbesluit in vorenvermelde zin aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede de bijlage bij het Besluit OM-afdoening onderscheidenlijk het Transactiebesluit 1994 in verband met onder meer een verhoging van de tarieven, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede de bijlage bij het Besluit OM-afdoening onderscheidenlijk het Transactiebesluit 1994 in verband met onder meer een verhoging van de tarieven, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2011, no.11.002729, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede de bijlage bij het Besluit OM-afdoening onderscheidenlijk het Transactiebesluit 1994 in verband met onder meer een verhoging van de tarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel II-overig fiscaal pakket).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel II-overig fiscaal pakket).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van de Visserijwet 1963, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van de Visserijwet 1963, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2005, no. 05.002194, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van de Visserijwet 1963, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij (verder: OVB). De taken en bevoegdheden worden deels overgedragen aan de minister en deels overgelaten aan de maatschappelijke organisaties van de binnenvisserij. De Raad de State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. Het convenantDe Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de OVB en de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties (verder: NVVS) hebben in een convenant afgesproken dat een nieuwe rechtspersoon wordt opgericht: de Vereniging Sportvisserij Nederland (verder: VSN). De memorie van toelichting op het wetsvoorstel verwijst veelvuldig naar het convenant. Ten behoeve van de kenbaarheid van dit document voor belanghebbenden en gelet op de overgang van de OVB naar de VSN en de consequenties hiervan, beveelt de Raad aan het convenant op te nemen als bijlage bij de memorie van toelichting op het wetsvoorstel.2. Overgang personeelArtikel II van het wetsvoorstel regelt de overgang van het personeel van de OVB naar de VSN. Daarbij wordt echter niet voorzien in een regeling waarin is bepaald dat de rechtspositie van het personeel na de overgang ten minste gelijkwaardig is aan die welke gold bij de OVB. Uit de memorie van toelichting is evenmin af te leiden dat hiervan na de overgang sprake is. Volgens de memorie van toelichting wordt de overgang van het personeel nader uitgewerkt door het bestuur van de OVB, met inachtneming van de uitgangspunten van het convenant.(zie noot 1) De overgang verdient echter, gelet op de ingrijpende aard ervan, regeling bij wet.De Raad adviseert artikel II in deze zin aan te vullen.3. De goedkeuring van de Kamer voor de BinnenvisserijHet wetsvoorstel voorziet in vervanging van het vereiste van een (publiekrechtelijke) vergunning voor sportvissers (de zogenaamde kleine visakte) in het huidige artikel 21 van de Visserijwet 1963 door een (privaatrechtelijke) schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht. Behalve voor het vissen met een of meer hengels of een of meer peuren (de voorgestelde nieuwe uitzondering in artikel 22, zesde lid, onder a van de wet) is goedkeuring door de Kamer voor de Binnenvisserij (verder: de Kamer) vereist ingevolge artikel 22, eerste lid, van de wet. De goedkeuring is volgens de memorie van toelichting van publiekrechtelijke aard.(zie noot 2) De uitzonderlijke figuur van publiekrechtelijke goedkeuring van een privaatrechtelijk verleende toestemming behoeft rechtvaardiging. Niet zonder meer is evident dat de bescherming van de visserijbelangen de goedkeuring vordert van andere vormen van toestemming dan de zogenaamde grote (publiekrechtelijke) visaktes, mede in aanmerking genomen de doelstelling van het wetsvoorstel om de regelgeving te vereenvoudigen.De Raad adviseert het vereiste van de goedkeuring door de Kamer nader te beperken.4. Redactionele kanttekeningenVoor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt gemeenten allereerst de mogelijkheid te bieden alle inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het wetsvoorstel beoogt voorts mogelijk te maken dat die inburgeringsvoorziening ook gericht kan zijn op het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot de beleidsmatige gevolgen, de kinderopvang¬toeslag en de terugwerkende kracht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee (enige) aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de commissie die adviseert over het doen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 462, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de commissie die adviseert over het doen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 462, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2012, no.12.001559, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de commissie die adviseert over het doen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 462, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten ter zake van bezoldiging tijdens schorsing of vrijheidsontneming van militairen en ambtenaren van de sector Defensie, in het kader van het openstellen van flexibilisering van de arbeidsduur voor militairen met deeltijdverlof alsmede voor ambtenaren die zijn aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 38 uur per week alsmede een technische wijziging, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten ter zake van bezoldiging tijdens schorsing of vrijheidsontneming van militairen en ambtenaren van de sector Defensie, in het kader van het openstellen van flexibilisering van de arbeidsduur voor militairen met deeltijdverlof alsmede voor ambtenaren die zijn aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 38 uur per week alsmede een technische wijziging, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2016, no.2016001218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met verduidelijking en verbetering van de regelgeving met betrekking tot de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten, een verlenging van de opt-out voor NOx en de implementatie van de beschikking tot wijziging van de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 2004 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (Aanpassingsbesluit handel in emissierechten I), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met verduidelijking en verbetering van de regelgeving met betrekking tot de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten, een verlenging van de opt-out voor NOx en de implementatie van de beschikking tot wijziging van de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 2004 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (Aanpassingsbesluit handel in emissierechten I), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2006, no.06.004727, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuishuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten in verband met verduidelijking en verbetering van de regelgeving met betrekking tot de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten, een verlenging van de opt-out voor NOx en de implementatie van de beschikking tot wijziging van de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 2004 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (Aanpassingsbesluit handel in emissierechten I), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 24a van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 24a van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie).Bij Kabinetsmissive van 2 november 1999, no.99.005039, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels ter uitvoering van artikel 24a van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie). Het ontwerp-Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie dient ter uitvoering van artikel 24a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Dit artikel bepaalt dat er een centrale klachtencommissie is voor klachten over gedragingen van vergunninghouders die bemiddelen inzake de opneming van buitenlandse kinderen met het oog op adoptie. Het ontwerpbesluit geeft nadere regels over benoeming, samenstelling en bevoegdheden van de klachtencommissie en over de klachtenprocedure. Tevens strekt het ontwerpbesluit tot inwerkingtreding van artikel 24a van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. De Raad van State stemt in met het ontwerpbesluit maar maakt daarbij enkele opmerkingen. 1. De inwerkingtreding van het ontwerpbesluit is gekoppeld aar: de inwerkingtreding van artikel 24a van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Beide treden ingevolge artikel 9 van het ontwerpbesluit tegelijkertijd in werking. De Raad adviseert in de aanhef van het ontwerpbesluit op te nemen dat het ontwerpbesluit tevens strekt tot inwerkingtreding van artikel 24a. 2. De toelichting op artikel 6 is een herhaling van het bepaalde in artikel 6 van het ontwerpbesluit. De Raad adviseert hetzij een wezenlijke toelichting op artikel 6 te geven hetzij elke toelichting achterwege te laten. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 onder andere in verband met het invoeren binnen de rijksdienst van verplichtingen-kasagentschappen en van een gezamenlijke accountantsdienst en in verband met het uitbreiden van de voorhangprocedure bij de Staten-Generaal ter zake van bepaalde privaatrechtelijke rechtshandelingen door het Rijk (Zesde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 onder andere in verband met het invoeren binnen de rijksdienst van verplichtingen-kasagentschappen en van een gezamenlijke accountantsdienst en in verband met het uitbreiden van de voorhangprocedure bij de Staten-Generaal ter zake van bepaalde privaatrechtelijke rechtshandelingen door het Rijk (Zesde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2013, no.13.001106, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 onder andere in verband met het invoeren binnen de rijksdienst van verplichtingen-kasagentschappen en van een gezamenlijke accountantsdienst en in verband met het uitbreiden van de voorhangprocedure bij de Staten-Generaal ter zake van bepaalde privaatrechtelijke rechtshandelingen door het Rijk (Zesde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit op de uitheemse dieren in verband met het verlenen van ontheffing van de vergunningplicht op grond van de Wet op de dierenbescherming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit op de uitheemse dieren in verband met het verlenen van ontheffing van de vergunningplicht op grond van de Wet op de dierenbescherming.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor verpakkingen en verpakkingsafval (Besluit beheer verpakkingen 2014).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor verpakkingen en verpakkingsafval (Besluit beheer verpakkingen 2014).Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2014, no.2014001452, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor verpakkingen en verpakkingsafval (Besluit beheer verpakkingen 2014), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende instelling van een adviescollege op het terrein van de rechtspositie van politieke ambtsdragers, leden van de Hoge Colleges van Staat en topambtenaren (Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers en topambtenaren), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende instelling van een adviescollege op het terrein van de rechtspositie van politieke ambtsdragers, leden van de Hoge Colleges van Staat en topambtenaren (Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers en topambtenaren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het vaststellen van emissieklassen van motorvoertuigen, het opnemen van enkele bepalingen met betrekking tot voertuigonderdelen die niet worden voorgeschreven voor de toelating tot het verkeer op de weg en het maximeren van de prijs van het rijbewijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het vaststellen van emissieklassen van motorvoertuigen, het opnemen van enkele bepalingen met betrekking tot voertuigonderdelen die niet worden voorgeschreven voor de toelating tot het verkeer op de weg en het maximeren van de prijs van het rijbewijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2010, no.10.003076, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het vaststellen van emissieklassen van motorvoertuigen, het opnemen van enkele bepalingen met betrekking tot voertuigonderdelen die niet worden voorgeschreven voor de toelating tot het verkeer op de weg en het maximeren van de prijs van het rijbewijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor honing (Warenwetbesluit honing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor honing (Warenwetbesluit honing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Denemarken ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 168 en Trb. 2010, 120), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Denemarken ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 168 en Trb. 2010, 120), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002029, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Denemarken ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 168 en Trb. 2010, 120), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 december 2009, no.09.003473, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van een registratieplicht voor intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen, alsmede in verband met het verstrekken door de rijksbelastingdienst en de Arbeidsinspectie van gegevens over de naleving van bepaalde wetten aan certificerende instellingen (Wet registratieplicht intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van een registratieplicht voor intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen, alsmede in verband met het verstrekken door de rijksbelastingdienst en de Arbeidsinspectie van gegevens over de naleving van bepaalde wetten aan certificerende instellingen (Wet registratieplicht intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2011, no.11.000992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van een registratieplicht voor intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen, alsmede in verband met het verstrekken door de rijksbelastingdienst en de Arbeidsinspectie van gegevens over de naleving van bepaalde wetten aan certificerende instellingen (Wet registratieplicht intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de modernisering van de organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Wet organisatie en bestuur gerechten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de modernisering van de organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Wet organisatie en bestuur gerechten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit liften 2016 en wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en het Warenwetbesluit machines, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit liften 2016 en wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en het Warenwetbesluit machines, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2015, no.2015002293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit liften 2016 en wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en het Warenwetbesluit machines, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L182), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L182), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2014, no.2014002454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L182), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede ontwerpbesluit tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Tweede Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede ontwerpbesluit tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Tweede Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2010, no.10.000538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het tweede ontwerpbesluit tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Tweede Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet geluidhinder (Besluit vaststelling geluidszone Tweede Maasvlakte), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet geluidhinder (Besluit vaststelling geluidszone Tweede Maasvlakte), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2007, no. 07.002305, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet geluidhinder (Besluit vaststelling geluidszone Tweede Maasvlakte), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van instanties met een rechtmatig belang in het kader van Verordening 2006/2004 (Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang), met nota van toelichting

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van instanties met een rechtmatig belang in het kader van Verordening 2006/2004 (Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang), met nota van toelichtingBij Kabinetsmissive van 28 november 2006, no. 06.004304, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanwijzing van instanties met een rechtmatig belang in het kader van Verordening 2006/2004 (Besluit aanwijzing instanties met een rechtmatig belang), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit 2003).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit 2003).Bij Kabinetsmissive van 2 april 2003, no.03.001437, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit 2003).Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan richtlijn nr.1999/74/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PbEG L 203) (hierna: de richtlijn). Het ontwerpbesluit bevat in navolging van de richtlijn de minimumeisen voor de huisvesting van legkippen in kooien en in huisvestingssystemen die geen gebruik maken van kooien. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig het uitgangspunt van het Strategisch Akkoord van het (thans demissionaire) kabinet dat het Europees voorgeschreven minimumniveau voor nationale welzijnsvoorschriften wordt aangehouden. Eerder was door het vorige kabinet op 2 november 2001 een Legkippenbesluit met strengere normen dan de richtlijn vastgesteld, namelijk zonder een regeling voor het houden van legkippen in aangepaste kooien. De inwerkingtreding van dat besluit moest, nadat het was voorgehangen bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, bij wet worden geregeld. Dat wetsvoorstel(zie noot 1) is mede als gevolg van de kabinetswisseling in 2002 niet verder behandeld. Evenals in het Legkippenbesluit van 2 november 2001 worden bij dit ontwerpbesluit ook het Besluit welzijn productiedieren en het Ingrepenbesluit aangepast. De Raad van State adviseert tot enkele aanvullingen in de nota van toelichting.1. Ingevolge artikel 15 treden de artikelen van het besluit in werking, althans wanneer de inwerkingtreding van het besluit na de voorhangprocedure bij de beide kamers der Staten-Generaal niet bij wet moet worden geregeld, op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen kan verschillen. In het vorige ontwerp-Legkippenbesluit kwam eenzelfde bepaling voor. Destijds heeft de Raad hierover de opmerking gemaakt dat de mogelijkheid van inwerkingtreding op verschillende tijdstippen motivering behoefde, temeer omdat de richtlijn op uiterlijk 1 januari 2002 moest zijn geïmplementeerd (advies van 21 september 2001, no.W11.01.0368/V, bijvoegsel Stcrt. van 8 januari 2002, nr.5). Naar aanleiding van dat advies is die inwerkingtredingsbepaling aangepast. Aan het slot van zijn spoedverzoek aan de Vice-President van de Raad van State van 26 maart 2003, kenmerk TRCJZ/2003/2049, geeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan dat de mogelijkheid om bepalingen van het ontwerpbesluit op verschillende tijdstippen in werking te laten treden ertoe strekt om de mogelijkheid van spoedige implementatie maximaal te vergroten. Naar het oordeel van de Raad behoort deze motivering een plaats te krijgen in de nota van toelichting waarbij tevens ware aan te geven aan welke mogelijke verschillen in inwerkingtreding van artikelen van het ontwerpbesluit wordt gedacht.2. Naar het de Raad voorkomt, heeft de vertraging van de implementatie van de richtlijn met ruim een jaar geen praktische gevolgen. Weliswaar wordt het verbod om een legbatterij in gebruik te nemen niet, zoals voorgeschreven in de richtlijn, met ingang van 1 januari 2003 van kracht doch met ingang van de inwerkingtreding van het besluit, maar het huisvesten van kippen in een legbatterij die na 1 januari 2003 in gebruik is genomen zal vanaf de inwerkingtredingsdatum verboden zijn. Ondernemers hebben na kennisneming van de nota van toelichting op het eerdere Legkippenbesluit (Stb. 2001, 545) kunnen weten dat een eventuele investering in een legbatterij in ieder geval na 1 januari 2003 niet meer rendabel zou zijn. Hiervan wordt ook uitgegaan in paragraaf 2. Inhoud besluit, van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit.De Raad beveelt aan in het licht van het vorenstaande de nota van toelichting aan te vullen.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van Rijkswet houdende regels omtrent de verkrijging en het verlies van de nationaliteit van zeeschepen (Rijkswet nationaliteit zeeschepen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van Rijkswet houdende regels omtrent de verkrijging en het verlies van de nationaliteit van zeeschepen (Rijkswet nationaliteit zeeschepen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2011, no.11.001255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een Voorstel van Rijkswet houdende regels omtrent de verkrijging en het verlies van de nationaliteit van zeeschepen (Rijkswet nationaliteit zeeschepen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistraties adressen en gebouwen (Wet basisregistraties adressen en gebouwen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistraties adressen en gebouwen (Wet basisregistraties adressen en gebouwen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie ter herziening van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. English version

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie ter herziening van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. English versionBij Kabinetsmissive van 18 juli 2007, no.07.002304, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie ter herziening van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en enkele andere besluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en enkele andere besluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 december 2009, no.09.003441, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en enkele andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de huidtherapeut (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied huidtherapeut).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de huidtherapeut (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied huidtherapeut).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het door financiële ondernemingen ter beschikking stellen van een financiële bijsluiter bij complexe producten (Besluit financiële bijsluiter).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het door financiële ondernemingen ter beschikking stellen van een financiële bijsluiter bij complexe producten (Besluit financiële bijsluiter).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet in verband met het plegen van onderhoud door verenigingen van eigenaars, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet in verband met het plegen van onderhoud door verenigingen van eigenaars, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2008, no.08.003649, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet in verband met het plegen van onderhoud door verenigingen van eigenaars, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hilversum krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg met bijkomende werken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hilversum krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg met bijkomende werken).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 16 december 2016, no.RWS-2016/52075, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hilversum krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg met bijkomende werken).De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het ontwerpbesluit vast te stellen, maar heeft een opmerking over de bespreking van de zienswijzen.In 2009 en 2010 zijn door de gemeenteraad van Hilversum bestemmingsplannen vastgesteld die onder meer voorzagen in de aanleg van ecoducten over de Utrechtseweg (N417). In 2016 heeft de gemeenteraad van Hilversum een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in de reconstructie van de Utrechtseweg en - daarmee samenhangend - de aanleg van een fietspad. Het ontwerpbesluit voorziet in aanwijzing van gronden voor onteigening om die reconstructie en de aanleg van dat fietspad mogelijk te maken.Reclamante betoogt in haar zienswijzengeschrift dat zowel de provincie Noord-Holland - verzoeker om onteigening - als de gemeente Hilversum in het kader van de voorbereiding van de bestemmingplannen voor de realisatie van de ecoducten heeft toegezegd dat voor de reconstructie van de Utrechtseweg en de aanleg van het fietspad niet tot onteigening zou worden overgegaan. Door nu alsnog tot onteigening over te gaan, handelt verzoeker in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het fair play-beginsel, aldus reclamante. Ter motivering van het betoog verwijst reclamante onder andere naar vergaderverslagen. Voorts verwijst ze naar een eerder koninklijk besluit waarin om vergelijkbare redenen een verzoek om onteigening zou zijn afgewezen. In het ontwerpbesluit wordt alleen gemotiveerd uiteengezet dat de vergelijking met het eerdere koninklijk besluit waarnaar reclamante verwijst niet opgaat. Op het betoog van reclamante over de strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur wordt voor het overige niet inhoudelijk ingegaan. Daarover wordt slechts overwogen dat dit betoog in hoofdzaak planologisch van aard is en daarom niet in deze procedure, maar in de procedure inzake het bestemmingsplan over de reconstructie van de Utrechtseweg aan de orde moet worden gesteld.De Afdeling is van oordeel dat het betoog van reclamante niet planologisch van aard is. Het enkele feit dat reclamante hetzelfde betoog ook aanvoert in haar zienswijze over het ontwerp van het bestemmingsplan voor de reconstructie van de Utrechtseweg, betekent niet dat, anders dan in het ontwerpbesluit wordt overwogen, het betoog planologisch van aard is. Dat de toezeggingen waarop reclamante zich beroept, in het kader van planologische procedures zijn gedaan, maakt voorts niet dat die toezeggingen niet van betekenis kunnen zijn voor de voorgestelde onteigening. De Afdeling adviseert in het ontwerpbesluit gemotiveerd op de hiervoor genoemde zienswijze in te gaan.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met versnelde invoering toets nieuwe opleiding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met versnelde invoering toets nieuwe opleiding.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering stelsel verantwoorde mestafzet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering stelsel verantwoorde mestafzet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 april 2012, no.12.000810, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering stelsel verantwoorde mestafzet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen), met memorie van toelichting.Van dit advies is een samenvatting gemaakt.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2013, no.13.001526, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Sneek van 15 november 2005, nummer 8, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Sneek van 15 november 2005, nummer 8, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 13 juli 2006, no.DJZ 2006270637, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Sneek van 15 november 2005, nummer 8, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Oontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Oontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002068, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, met nota van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het wijzigen van de voorschriften omtrent het vervreemden van geliberaliseerde en te liberaliseren woongelegenheden door toegelaten instellingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het wijzigen van de voorschriften omtrent het vervreemden van geliberaliseerde en te liberaliseren woongelegenheden door toegelaten instellingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2016, no.2016002114, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het wijzigen van de voorschriften omtrent het vervreemden van geliberaliseerde en te liberaliseren woongelegenheden door toegelaten instellingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt de voorwaarden waaronder woningcorporaties onroerende zaken mogen vervreemden (de zogeheten "verkoopregels"). Zo kunnen de corporaties gereguleerde huurwoningen niet meer met korting vervreemden. Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor verkoop van monumentale woningen aan organisaties voor monumentenbehoud, omdat de hogere prijs voor hen een beletsel kan vormen voor aankoop.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Zo wordt uit de toelichting niet duidelijk of het probleem bij de verkoop van monumenten tegen de marktwaarde vooral samenhangt met hun status als monument. Indien dat het geval is, is het de vraag of het niet op de weg ligt van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het probleem op te lossen, in samenhang met de bestaande subsidieregeling voor monumentenzorg. Verder dient de toelichting duidelijkheid te verschaffen over de privaatrechtelijke vormgeving van het beding dat een monument ten minste zeven jaar bestemd blijft voor verhuur, zodat het effectief kan worden gehandhaafd. Tot slot kunnen ten behoeve van de leesbaarheid van de regeling in ieder geval de verkoopregels worden vereenvoudigd.1.Verkoop van monumentenAls woningcorporaties woningen willen vervreemden aan derden, (zie noot 1) geldt als hoofdregel dat de verkoopprijs niet lager mag liggen dan de getaxeerde marktwaarde of WOZ-waarde. Voor verhuurde gereguleerde (zie noot 2) woningen is er een uitzondering; die mogen worden verkocht tegen 75% van de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde, mits de woning tenminste zeven jaar bestemd blijft voor verhuur en mits eventuele winst bij doorverkoop binnen dertig jaar wordt afgedragen aan de woningcorporatie.In het ontwerpbesluit wordt de regeling voor verhuurde gereguleerde woningen vereenvoudigd, omdat beleggers vinden dat de regeling in de weg staat aan het voeren van strategisch beleid en omdat de regeling teveel administratieve verplichtingen inhoudt. (zie noot 3) De verplichting om de winst bij doorverkoop af te dragen wordt geschrapt. Bij verkoop wordt voortaan uitgegaan van 100% van de getaxeerde marktwaarde of WOZ-waarde; wel blijft gelden dat de woning nog zeven jaar verhuurd moet blijven. De bestemmingsmogelijkheden na deze zeven jaar komen tot uitdrukking in de marktwaarde.Op deze regeling (zie noot 4) wordt in het ontwerpbesluit een uitzondering gemaakt: woningcorporaties krijgen het recht gebouwen met de status van monument te verkopen aan professionele organisaties voor monumentenbehoud en daarbij niet uit te gaan van de marktwaarde, maar van de (lagere) waarde bij structureel behoud van de bestaande bestemming (dat is: verhuur). Wel moet bij de verkoop worden bedongen dat het gebouw zeven jaar lang bestemd blijft voor verhuur. (zie noot 5) Volgens de toelichting kan de hogere marktwaarde van monumenten een beletsel vormen voor de aankoop. Voor woningcorporaties kan de verkoop wenselijk zijn, bijvoorbeeld omdat de kosten die verbonden zijn aan de monumentale status relatief hoog zijn, aldus de toelichting. (zie noot 6)De Afdeling merkt op dat monumentenzorg behoort tot het terrein van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De Minister van OCW geeft financiële ondersteuning (in de vorm van leningen of subsidies) aan professionele organisaties voor monumentenbehoud (de term "professionele organisaties voor monumentenbehoud" in het ontwerpbesluit is ontleend aan de betreffende subsidieregeling van OCW). (zie noot 7) Het ontwerpbesluit biedt vanuit een ander beleidsterrein een tweede vorm van financiële ondersteuning. Daardoor bestaat het risico dat de samenhang in het beleid wordt verminderd en dat organisaties voor monumentenbehoud in feite twee keer financiële steun ontvangen voor dezelfde activiteiten (het verwerven en instandhouden van monumenten). Als dat in het concrete geval onwenselijk uitwerkt, kan de Minister voor Wonen en Rijksdienst daar niets tegen doen: als de vervreemding voldoet aan de criteria, kan hij goedkeuring van de vervreemding niet weigeren.Indien de moeilijke verkoopbaarheid van deze gebouwen aan organisaties voor monumentenbehoud samenhangt met hun status als monument, roept dat de vraag op of de subsidieregeling van OCW voor monumenten op dit punt tekortschiet en, zo ja, of het dan niet in de rede ligt die regeling te versterken. In dat geval kan de voor monumentenzorg verantwoordelijke minister deze verantwoordelijkheid ook ten volle (blijven) dragen.De Afdeling adviseert in de toelichting nader te motiveren waarom in het ontwerpbesluit een speciale voorziening voor monumenten is opgenomen naast de subsidieregelingen van de Minister van OCW.2.Handhaving van een beding bij doorverkoopWoningcorporaties die woningen willen verkopen moeten in bepaalde gevallen een zienswijze van de gemeente en de goedkeuring van de minister vragen. Het ontwerpbesluit regelt dat in enkele gevallen niet de zienswijze van de gemeente hoeft te worden gevraagd. Een van de nieuwe voorwaarden om daarvan te mogen afzien is dat de woning wordt verkocht onder het beding dat zij ten minste zeven jaar bestemd blijft voor verhuur met een huurprijs van ten hoogste 850. (zie noot 8) Die maximale huurprijs betekent dat de woning wel mag worden geliberaliseerd, maar bestemd blijft voor huurders met een middeninkomen. (zie noot 9)Het ontwerpbesluit regelt niet dat de koper aan bepaalde eisen moet voldoen en laat de koper vrij de woning door te verkopen. Dit roept de vraag op of het beding ook zal gelden voor eventuele rechtsopvolgers van de (eerste) koper. Daarbij is van belang dat in het ontwerpbesluit hieromtrent niets is geregeld.De Afdeling adviseert in de toelichting duidelijk te maken op welke wijze het beding privaatrechtelijk moet worden vormgegeven om effectief te kunnen worden gehandhaafd.3.Leesbaarheid van de regelingBij de totstandkoming van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 heeft de Afdeling gewezen op de complexiteit en moeilijke toegankelijkheid van het besluit. In het nader rapport is toegezegd dat de complexiteit van het besluit (evenals het grote aantal delegatiegrondslagen) zal worden heroverwogen bij de eerstvolgende substantiële wijziging van het besluit. (zie noot 10) In het ontwerpbesluit worden de verkoopregels ingrijpend gewijzigd, maar de complexiteit wordt niet verminderd; op een enkel punt neemt die zelfs toe. (zie noot 11)De Afdeling adviseert bij deze gelegenheid in ieder geval de verkoopregels te vereenvoudigen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Echteld van 9 maart 2000 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Echteld van 9 maart 2000 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 19 september 2000, no.MJZ2000108295, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Echteld van 9 maart 2000 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet. Reclamant sub c voert aan dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt. Hij is van mening dat het huidige gebruik van zijn perceel, behoudens de woonfunctie, in overeenstemming is met de daarop geprojecteerde bestemming. Verder stelt reclamant bereid te zijn zich inspanningen te getroosten om zijn bedrijf aan te passen aan de eisen van beeldkwaliteit die in de beschrijving van hoofdlijnen van het bestemmingsplan worden omschreven. In het kader van een nadere toelichting op zijn bedenkingen heeft reclamant gesteld dat hij bereid is elders in het bedrijvenpark grond te accepteren mits dit voor hem financieel haalbaar is en indien dit niet haalbaar is, hij zijn huidige bedrijf wil aanpassen aan de eisen die de gemeente in het kader van het bestemmingsplan stelt. Ten aanzien van de bedenkingen van reclamant wordt in het ontwerpbesluit het volgende overwogen. De gemeente Echteld heeft ten aanzien van enkele gedeelten van het plangebied, waaronder de locatie van reclamant, een beeldkwaliteitsplan opgesteld ter uitvoering van hetgeen met betrekking tot de visueel-ruimtelijke kwaliteit is beoogd in het bestemmingsplan, zoals in het bijzonder in de zogenoemde beschrijving in hoofdlijnen is aangegeven. Weliswaar kan het huidige gebruik van het onderhavige perceel, behoudens de woonfunctie, in overeenstemming worden geacht met de bestemming "Bedrijfsterrein", maar dit gebruik is echter niet in overeenstemming met de vorm van planuitvoering die de gemeente voorstaat en die is vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan. Gelet hierop wordt in het ontwerpbesluit overwogen dat er, in het bijzonder gelet op de aard van het bedrijf (een transportbedrijf), geenszins zekerheid bestaat dat de bestemming ter plaatse daadwerkelijk kan worden gerealiseerd in de door de gemeente gewenste vorm. De Raad maakt de volgende opmerkingen bij dit deel van het ontwerpbesluit. b) In artikel 04 (Beschrijving in hoofdlijnen) van de planvoorschriften worden weliswaar enkele zeer algemeen geformuleerde aspecten en voorwaarden genoemd met betrekking tot de beoogde beeldkwaliteit, maar het bestemmingsplan bevat op dit punt geen uitwerkingsverplichting als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de ruimtelijke ordening, zodat het naderhand door de gemeente vastgestelde beeldkwaliteitsplan geen grondslag vindt in het bestemmingsplan. Het beeldkwaliteitsplan was niet onderworpen aan een met rechtswaarborgen omklede planologische procedure. Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan worden onteigend ter uitvoering van een bestemmingsplan. De Raad is mening dat het naderhand vastgestelde beeldkwaliteitsplan niet als een zodanige grondslag kan dienen. Het college wijst er daarbij op dat ook volgens de overwegingen van het ontwerpbesluit het huidige gebruik van het perceel, met uitzondering van de bedrijfswoning, in overeenstemming is met de geprojecteerde bestemming. c) Reclamant heeft bovendien aangevoerd dat hij bereid is zijn bedrijf aan te passen aan de door de gemeente gestelde beeldkwaliteitseisen, wanneer bedrijfsverplaatsing niet mogelijk is. In het ontwerpbesluit wordt niet duidelijk gemaakt waaruit blijkt dat reclamant niet aan de beeldkwaliteit zou kunnen voldoen. In dit verband wordt slechts overwogen dat het blijkens het beeldkwaliteitsplan moet gaan om slanke, relatief hoge gebouwen die met hun markante silhouet als bakens in de ruimte staan. Deze overwegingen zijn onvoldoende concreet om bij voorbaat reeds aan te nemen dat reclamant niet aan de gestelde eisen zou kunnen voldoen. Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad goedkeuring te onthouden aan dit onderdeel van het onteigeningsbesluit. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de uitvoeringswet internationaal strafhof in verband met de introductie van de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte ten behoeve van het slachtoffer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de uitvoeringswet internationaal strafhof in verband met de introductie van de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte ten behoeve van het slachtoffer, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2012, no.12.000013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de uitvoeringswet internationaal strafhof in verband met de introductie van de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte ten behoeve van het slachtoffer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de ontwerpregeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende vaststelling van Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de ontwerpregeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende vaststelling van Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2009, no.09.002710, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake de ontwerpregeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende vaststelling van Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2006, no.06.003407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de boeken 6 en 7 BW, in verband met verduidelijking toepassingsbereik koopregels titel 7.1 BW, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de boeken 6 en 7 BW, in verband met verduidelijking toepassingsbereik koopregels titel 7.1 BW, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2014, no.2014000866, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de boeken 6 en 7 BW, in verband met verduidelijking toepassingsbereik koopregels titel 7.1 BW, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 april 2011, no.11.001087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2012, no.12.000685, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tot opneming van de mogelijkheid van tijdelijke verlaging van de maximumsnelheid bij verstoring van de olie-aanvoer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tot opneming van de mogelijkheid van tijdelijke verlaging van de maximumsnelheid bij verstoring van de olie-aanvoer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van thuisdetentie en de verruiming van de mogelijkheden van elektronisch toezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van thuisdetentie en de verruiming van de mogelijkheden van elektronisch toezicht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2010, no.10.000786, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van thuisdetentie en de verruiming van de mogelijkheden van elektronisch toezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999-2000 sector Rechterlijke Macht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999-2000 sector Rechterlijke Macht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot intrekking van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot intrekking van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2009, no.09.000736, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot intrekking van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een parallelweg langs de westzijde en deels langs de oostzijde van de provinciale weg N347 Haaksbergen-Ommen, wegvak Rijssen-Nijverdal, met bijkomende werken, gelegen in de gemeenten Rijssen-Holten en Wierden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een parallelweg langs de westzijde en deels langs de oostzijde van de provinciale weg N347 Haaksbergen-Ommen, wegvak Rijssen-Nijverdal, met bijkomende werken, gelegen in de gemeenten Rijssen-Holten en Wierden.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 9 oktober 2006, no.RWSCD BJV 2006/13160, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een parallelweg langs de westzijde en deels langs de oostzijde van de provinciale weg N347 Haaksbergen-Ommen, wegvak Rijssen-Nijverdal, met bijkomende werken, gelegen in de gemeenten Rijssen-Holten en Wierden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen (Wet opheffing bedrijfslichamen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen (Wet opheffing bedrijfslichamen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.2014000001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen (Wet opheffing bedrijfslichamen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het besluit van 31 oktober 1989, houdende regels over de rechtspositie en de bezoldiging van de voorzitter en de leden van het Commissariaat voor de Media en van zijn personeel, alsmede van de voorzitter en de leden van het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de Pers en zijn personeel (Stb.499).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het besluit van 31 oktober 1989, houdende regels over de rechtspositie en de bezoldiging van de voorzitter en de leden van het Commissariaat voor de Media en van zijn personeel, alsmede van de voorzitter en de leden van het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de Pers en zijn personeel (Stb.499).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen en het Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2003/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2003 tot wijziging van Richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEU L 345), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen en het Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2003/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2003 tot wijziging van Richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEU L 345), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van een aantal wetten op het beleidsterrein van onderwijs, cultuur en wetenschappen aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere aanpassingen aan de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassing onderwijswetgeving aan derde tranche Awb).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van een aantal wetten op het beleidsterrein van onderwijs, cultuur en wetenschappen aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere aanpassingen aan de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassing onderwijswetgeving aan derde tranche Awb).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de veehouderij, de be- en verwerking van en de handel in vee en vlees, alsmede opheffing van het Bedrijfschap voor de Handel in Vee (Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de veehouderij, de be- en verwerking van en de handel in vee en vlees, alsmede opheffing van het Bedrijfschap voor de Handel in Vee (Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende goedkeuring van ministeriële regelingen tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur van Nederlands-Antilliaanse oorsprong voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Goedkeuringsbesluit ministeriële regelingen BES).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende goedkeuring van ministeriële regelingen tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur van Nederlands-Antilliaanse oorsprong voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Goedkeuringsbesluit ministeriële regelingen BES).Bij Kabinetsmissive van 29 november 2010, no.10.003289, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende goedkeuring van ministeriële regelingen tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur van Nederlands-Antilliaanse oorsprong voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Goedkeuringsbesluit ministeriële regelingen BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2006, no. 06.003627, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Litouwen inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Vilnius, 12 december 2002 (Trb. 2003, 13), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Litouwen inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Vilnius, 12 december 2002 (Trb. 2003, 13), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb.1998, 84) en het op 9 december 1994 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel (Trb.1996, 62).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb.1998, 84) en het op 9 december 1994 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel (Trb.1996, 62).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere rechtspositionele regelingen ter formalisering van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere rechtspositionele regelingen ter formalisering van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2016, no.2016000665, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere rechtspositionele regelingen ter formalisering van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001562, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2013.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2013.Bij Kabinetsmissive van 3 september 2012, no.12.002008, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2013, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met aanpassing van de gvs-criteria.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met aanpassing van de gvs-criteria.Bij Kabinetsmissive van 26 juli 2004, no.04.002978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met aanpassing van de gvs-criteria, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van instellingen waarop de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens van toepassing is (Aanwijzingsbesluit Wopt), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van instellingen waarop de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens van toepassing is (Aanwijzingsbesluit Wopt), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels tot uitvoering van diverse bepalingen van hoofdstuk 5.4 van de Wet op het financieel toezicht (Besluit marktmisbruik Wft), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels tot uitvoering van diverse bepalingen van hoofdstuk 5.4 van de Wet op het financieel toezicht (Besluit marktmisbruik Wft), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (nucleaire drukapparatuur), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (nucleaire drukapparatuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van het Verdrag van Almelo en daarmee samenhangende verdragen en ter bescherming van de publieke belangen bij de verrijking van uranium en de ontwikkeling en exploitatie van de daartoe strekkende technologie (Uitvoeringswet Verdrag van Almelo).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van het Verdrag van Almelo en daarmee samenhangende verdragen en ter bescherming van de publieke belangen bij de verrijking van uranium en de ontwikkeling en exploitatie van de daartoe strekkende technologie (Uitvoeringswet Verdrag van Almelo).Bij Kabinetsmissive van 23 december 2014, no.2014002505, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van het Verdrag van Almelo en daarmee samenhangende verdragen en ter bescherming van de publieke belangen bij de verrijking van uranium en de ontwikkeling en exploitatie van de daartoe strekkende technologie (Uitvoeringswet Verdrag van Almelo), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de ministeriële verantwoordelijkheid voor de bescherming van vertrouwelijke informatie in relatie tot de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor veiligheid, zoals verwoord in het voorstel van rijkswet tot instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Kamerstukken II, 2002-2003, 28634 (R1727))

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de ministeriële verantwoordelijkheid voor de bescherming van vertrouwelijke informatie in relatie tot de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor veiligheid, zoals verwoord in het voorstel van rijkswet tot instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Kamerstukken II, 2002-2003, 28634 (R1727))
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende voorschriften ten behoeve van de instroom van leraren in primair en voortgezet onderwijs (Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende voorschriften ten behoeve van de instroom van leraren in primair en voortgezet onderwijs (Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juli 2009, no.09.002013, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van personen en instanties op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Aanwijzingsbesluit artikel 39 WIV 2002), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van personen en instanties op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Aanwijzingsbesluit artikel 39 WIV 2002), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanvulling van het inkomen van ouderen met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden (Wet inkomensaanvulling 2005), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanvulling van het inkomen van ouderen met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden (Wet inkomensaanvulling 2005), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag teneinde betalingsverplichtingen aan te wijzen ten aanzien waarvan de werknemer bevoegd is om schriftelijk volmacht te verlenen aan de werkgever om uit het te betalen minimumloon in zijn naam betalingen te verrichten voor huisvesting en zorgverzekering en voor enkele andere betalingsverplichtingen en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag teneinde betalingsverplichtingen aan te wijzen ten aanzien waarvan de werknemer bevoegd is om schriftelijk volmacht te verlenen aan de werkgever om uit het te betalen minimumloon in zijn naam betalingen te verrichten voor huisvesting en zorgverzekering en voor enkele andere betalingsverplichtingen en enkele andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2016, no.2016001315, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag teneinde betalingsverplichtingen aan te wijzen ten aanzien waarvan de werknemer bevoegd is om schriftelijk volmacht te verlenen aan de werkgever om uit het te betalen minimumloon in zijn naam betalingen te verrichten voor huisvesting en zorgverzekering en voor enkele andere betalingsverplichtingen en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de toezichthouders in het kader van de geschiktheidstoets en de betrouwbaarheidstoets, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de toezichthouders in het kader van de geschiktheidstoets en de betrouwbaarheidstoets, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 april 2011, no.11.000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de toezichthouders in het kader van de geschiktheidstoets en de betrouwbaarheidstoets, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Christopher (Saint Kitts) en Nevis inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Christopher (Saint Kitts) en Nevis inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Christopher (Saint Kitts) en Nevis inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Namibië; Windhoek, 26 november 2002 (Trb. 2003, 21), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Namibië; Windhoek, 26 november 2002 (Trb. 2003, 21), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Kentekenreglement (weigering afgifte kentekenbewijs en enkele andere wijzigingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Kentekenreglement (weigering afgifte kentekenbewijs en enkele andere wijzigingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit openbare biedingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit artikel 10 overnamerichtlijn, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit openbare biedingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit artikel 10 overnamerichtlijn, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2011, no.11.002827, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit openbare biedingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en het Besluit artikel 10 overnamerichtlijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende intrekking van het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2009, no.09.001922, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende intrekking van het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van de minimumjeugdloonregeling en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van de minimumjeugdloonregeling en enkele andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2017, no.2017000384, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van de minimumjeugdloonregeling en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de Grondwet en Nederlandse kiezers in het buitenland, naar aanleiding van een verzoek van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de Grondwet en Nederlandse kiezers in het buitenland, naar aanleiding van een verzoek van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.Bij brief van 6 februari 2004, kenmerk 19685, heeft de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties afdeling I van de Raad van State verzocht hem van voorlichting te dienen inzake de Grondwet en Nederlandse kiezers in het buitenland. In de notitie "Naar een sterker parlement"(zie noot 1) (hierna: de hoofdlijnennotitie) heeft het kabinet uiteengezet welke veranderingen het wil aanbrengen in het stelsel voor de verkiezing van de Tweede Kamer. In deze plannen komen er ongeveer 20 districten, ongelijk van grootte, waarin tussen de 2 en 6 kandidaten verkozen kunnen worden; in totaal worden 75 kamerzetels via de districten toegewezen, de andere 75 zetels worden toegewezen aan kandidaten die op landelijke lijsten staan. Wie kandidaat is in een district kan niet ook op een landelijke lijst staan. De binnenlandse kiezer krijgt twee stemmen: één voor de landelijke lijsten en één voor de kandidaten in zijn district. De stemmen die zijn uitgebracht op de landelijke lijsten bepalen hoeveel zetels aan elke lijst worden toebedeeld. De aan een lijst toebedeelde zetels worden toegekend aan de kandidaten van die lijst die in de districten hebben gewonnen, aangevuld met kandidaten die op de landelijke lijst staan. Voor de landelijke lijsten wordt het huidige systeem van voorkeurstemmen voortgezet. Nederlanders die in het buitenland zijn gevestigd hebben evenals thans kiesrecht voor de Tweede Kamer. In het voorgestelde stelsel wonen zij niet in een district. Daarom ligt het - zo stelt de minister in het verzoek om voorlichting - voor de hand hun niet de mogelijkheid te geven een districtsstem uit te brengen; wel kunnen zij de landelijke stem uitbrengen.(zie noot 2) De Minister heeft afdeling I van de Raad van State de vraag voorgelegd of deze beperking van het kiesrecht voor in het buitenland woonachtige kiesgerechtigden in overeenstemming is met de artikelen 4 en 54 van de Grondwet. De afdeling behandelt in deze voorlichting de aan haar voorgelegde vraag, en zal ook andere bepalingen van hoger recht in haar beschouwingen betrekken. Deze voorlichting heeft alleen betrekking op het niet toekennen van een districtsstem aan niet-ingezetenen; andere aspecten van het beoogde kiesstelsel blijven buiten beschouwing. 1. Algemeen Aan de afdeling is niet een uitgewerkt wetsvoorstel voorgelegd; zij beschikt alleen over de hoofdlijnennotitie, die het voorgestelde kiesstelsel slechts in algemene zin beschrijft. De afdeling kan daardoor in dit stadium geen definitief oordeel geven over de aan haar voorgelegde vraag. De afdeling zal eerst de vraag behandelen of niet toekennen van een districtsstem aan niet-ingezetenen een beperking van hun kiesrecht inhoudt. Omdat het antwoord bevestigend zal zijn, zal vervolgens worden bezien of deze beperking in overeenstemming is met de door de minister genoemde artikelen 4 en 54 van de Grondwet. Daarna toetst de afdeling de beperking van het kiesrecht aan andere bepalingen van hoger recht. 2. Beperking van het kiesrecht In algemene zin kan het actief kiesrecht voor de Tweede Kamer worden omschreven als het recht om mede te bepalen hoe de Tweede Kamer wordt samengesteld. Dat kan op twee manieren: het mede bepalen van het aantal zetels voor elke lijst (in de praktijk: het bepalen van de grootte van de kamerfracties), en het kiezen van personen. In het huidige kiesstelsel kan de stem formeel alleen worden uitgebracht op een persoon. Door het systeem met kieslijsten en stemoverdracht werkt zon stem echter vooral als een stem op een lijst; dit wordt weer enigszins doorbroken door het systeem van voorkeurstemmen. In het voorgestelde kiesstelsel komen beide elementen - stemmen op een lijst en stemmen op een persoon - terug, maar krijgt het laatste element meer nadruk: de districtsstem is alleen een stem op een persoon. De lijststem daarentegen is vooral bedoeld om te bepalen hoeveel zetels aan een lijst worden toegekend. Met de lijststem kan nog steeds een voorkeurstem worden uitgebracht, maar de bedoeling van het voorgestelde kiesstelsel is dat degenen die naar verwachting veel voorkeurstemmen zullen verwerven, vooral kandidaat zullen staan in de districten. Als dit in de praktijk wordt bewaarheid, zal de betekenis van de voorkeurstem bij de landelijke stemming geringer worden. Zowel in het huidige als in het voorgestelde kiesstelsel bevat het actief kiesrecht dus twee elementen: stemmen op een lijst en stemmen op een persoon. De districtsstem, die in het nieuwe stelsel vooral bedoeld is om het persoonlijk mandaat van afzonderlijke kamerleden te versterken, wordt niet toegekend aan niet-ingezetenen. Zij missen die mogelijkheid om de samenstelling van de Tweede Kamer mee te bepalen. Dat betekent een beperking van het actief kiesrecht. De vraag is of een dergelijke beperking geoorloofd is in het licht van de Grondwet en van andere bepalingen van hoger recht. 3. De Grondwet Artikel 4 van de Grondwet luidt: Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen. Artikel 54, eerste lid, van de Grondwet luidt: De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen ten aanzien van Nederlanders die geen ingezetenen zijn. Het eerste lid van artikel 54 biedt ruimte voor het stellen van uitzonderingen voor Nederlandse niet-ingezetenen. In de Kieswet wordt deze ruimte alleen benut voor één specifieke groep: Nederlanders die in de Nederlandse Antillen of Aruba wonen.(zie noot 3) Afgezien van deze groep is het kiesrecht voor niet-ingezetenen onbeperkt. Artikel 54 bepaalt dat de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer rechtstreeks moet geschieden, maar geeft geen nadere omschrijving wat het actief kiesrecht inhoudt; de uitwerking van het kiesrecht wordt daarmee aan de wet overgelaten. Artikel 4 van de Grondwet laat bij wet gestelde beperkingen en uitzonderingen op het kiesrecht toe; artikel 54 laat, voor de verkiezing van de Tweede Kamer, uitdrukkelijk beperkingen toe voor niet-ingezetenen. Daarbij moet de vraag onder ogen worden gezien of de Grondwet toelaat dat onderscheid wordt gemaakt tussen ingezetenen en niet-ingezetenen met betrekking tot de omvang van het kiesrecht. In dat verband is vooral artikel 4 van belang, nu dat artikel vooropstelt dat iedere Nederlander gelijkelijk recht heeft de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen. Het artikel maakt zelf geen onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen, zodat het de gelijke behandeling van ingezetenen en niet-ingezetenen als uitgangspunt heeft. Wel laat artikel 4 beperkingen en uitzonderingen op deze gelijke behandeling toe. Voor een goed begrip is ook de historie van belang; op dit punt is er een samenhang tussen de artikelen 4 en 54, die blijkt uit de geschiedenis van de bepalingen. In 1917 werd het algemeen (mannen)kiesrecht volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging in de Grondwet vastgelegd. Dat gebeurde in artikel 80, de voorloper van het huidige artikel 54. Bij de parlementaire behandeling van de grondwetsherziening werd een amendement-Troelstra aan het artikel toegevoegd, luidend: "Iedere kiezer brengt slechts ééne stem uit". De opsteller van het amendement wilde volledig uitsluiten dat sommige kiezers meer stemmen zouden mogen uitbrengen dan andere (het zogenoemde "meervoudig kiesrecht"), bijvoorbeeld op grond van de vóór 1917 nog gebruikelijke "kentekenen van welstand en geschiktheid", zoals huwelijkse staat, leeftijd of opleiding. De Minister van Binnenlandse Zaken, Cort van der Linden, was van mening dat een systeem van algemeen kiesrecht een meervoudig kiesrecht uitsloot. Hij vond het amendement dan ook overbodig, maar verzette zich er ook niet tegen.(zie noot 4) Desgevraagd verklaarde de heer Troelstra dat de tekst van zijn amendement niet dwingt tot een bepaald stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Er zijn, zo merkte hij op, stelsels van evenredige vertegenwoordiging, waar op meer kandidaten moet worden gestemd, zodat dus iedere kandidaat één stem krijgt. Niemand zal zeggen dat daarom iedere kiezer over meer dan één stem beschikt.(zie noot 5) De bepaling dat iedere kiezer slechts één stem uitbrengt is bij de grondwetsherziening van 1983 geschrapt, omdat aan deze bepaling geen behoefte meer bestond. Met de bepaling werd beoogd meervoudig stemrecht uit te sluiten, maar daarin wordt - zo stelde de regering - in de herziene Grondwet voorzien door het nieuwe artikel 4, dat bepaalt dat iedere Nederlander gelijkelijk het recht heeft de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen.(zie noot 6) Volgens de regering drukte het woord "gelijkelijk" uit: "dat de stem van iedere stemgerechtigde even zwaar dient te wegen en dat de ene stemgerechtigde niet meer stemmen mag uitbrengen dan de andere stemgerechtigde. Het voorgestelde artikel evenwel sluit, evenmin als het huidige artikel 90, lid 1 [artikel 80 volgens de nummering van 1917], niet uit dat bijvoorbeeld op één stembiljet twee stemmen (bijvoorbeeld één stem op een partij en één op een kandidaat) worden uitgebracht, mits de ene stemgerechtigde niet meer stemmen mag uitbrengen dan de andere stemgerechtigde."(zie noot 7) Het woord "gelijkelijk" gaf bij de parlementaire behandeling van het nieuwe artikel 4 nog enige discussie. Het kamerlid mevrouw Kappeyne van de Coppello was van mening dat de door de regering voorgestelde tekst het mogelijk maakt dat bij wet beperkingen en uitzonderingen worden aangebracht op het beginsel "one man one vote", omdat de zinsnede "behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen" ook terugslaat op het woord "gelijkelijk". Om dit uit te sluiten wilde zij bij amendement aan het artikel toevoegen: "Meervoudig kiesrecht is uitgesloten."(zie noot 8) Het kamerlid bleek overigens op de hoogte van het amendement-Troelstra uit 1917; zij wilde met haar amendement hetzelfde vastleggen als Troelstra destijds had gedaan met zijn amendement.(zie noot 9) De regering was van mening dat artikel 4 geen beperking of uitzondering op het woord "gelijkelijk" toelaat, omdat artikel 4 in de continuïteit stapt van wat zich in een praktijk van jaren in de Grondwet en eromheen als rechtsovertuiging heeft gevormd. Zij vond het amendement dan ook overbodig, maar liet het oordeel hierover aan de Tweede Kamer.(zie noot 10) Het amendement werd uiteindelijk verworpen. De afdeling concludeert dat artikel 4 op zichzelf toelaat dat onderscheid wordt gemaakt tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. Als dat onderscheid erop neerkomt dat de ene groep een ruimer kiesrecht krijgt dan de andere, dan vormt het verschil voor de tweede groep een beperking van een grondrecht. De afdeling meent daarom dat voor het maken van een onderscheid zwaarwegende redenen moeten bestaan. De hiervoor beschreven historische achtergrond van artikel 4 en van het huidige artikel 54 onderstreept dit nog eens. Voor het antwoord op de vraag of artikel 4 het niet toekennen van de districtsstem aan niet-ingezetenen toelaat is, zo meent de afdeling, daarom van belang wat het oogmerk is van de beoogde wijziging in het kiesstelsel. Gaat het om een belangrijke wijziging of een eerste stap daarnaar of gaat het om een bescheiden correctie op het bestaande stelsel? Naar de mate waarin het stelsel bedoeld is de kiezer vooral via de districtsstem een sterkere invloed op de personele samenstelling van de Tweede Kamer te geven, zal het moeilijker zijn niet-ingezetenen daarvan uit te zonderen. Naar de mate waarin de wijziging van het kiesstelsel vooral bedoeld is om een zekere regionale binding van kamerleden per landelijke partij te bewerkstelligen, zal die uitzondering minder bezwaren oproepen. Tevens is van belang in hoeverre de beperking te rechtvaardigen valt omdat alternatieven ontbreken voor het uitbrengen van een districtsstem door niet-ingezetenen. De hoofdlijnennotitie biedt onvoldoende houvast om te bepalen op welk element de nadruk ligt bij het voorgestelde stelsel. Onbekend is ook welke wijzigingen mogelijkerwijs naar aanleiding van de discussie over de hoofdlijnennotitie in het uiteindelijke wetsvoorstel zullen worden aangebracht. De afdeling kan daardoor in dit stadium niet definitief bepalen of artikel 4 het niet toekennen van de districtsstem aan niet-ingezetenen toelaat. 4. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden De afdeling heeft vervolgens onderzocht of het niet toekennen van de districtsstem aan niet-ingezetenen in overeenstemming is met artikel 46 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Dit artikel garandeert in het eerste lid het recht van alle Nederlanders, tevens ingezetenen van het land om de "vertegenwoordigende lichamen" (waaronder de Tweede Kamer) te kiezen. Naar aanleiding van de grondwetsherziening van 1983, waarbij de mogelijkheid werd opengesteld om aan niet-ingezetenen kiesrecht voor de Tweede Kamer te verlenen, is aan artikel 46 een tweede lid toegevoegd. Dit lid geeft de landen van het Koninkrijk de bevoegdheid om aan Nederlanders die geen ingezetenen van het betrokken land zijn, het kiesrecht toe te kennen. De afdeling stelt vast dat het eerste lid van artikel 46 de niet-ingezetenen buiten beschouwing laat, en dat het tweede lid, dat wel over toekenning van kiesrecht aan niet-ingezetenen gaat, zich niet uitlaat over de vraag of daarbij beperkingen kunnen worden gesteld. Dit wordt aan de wetgevers van de afzonderlijke landen overgelaten. Daarmee verzet het Statuut zich niet tegen het voorgenomen stelsel. De afdeling merkt nog wel op dat het kiesrecht voor de Tweede Kamer binnen het Koninkrijk nu al een enigszins opmerkelijk karakter heeft. Nederlanders die buiten Nederland wonen hebben kiesrecht voor de Tweede Kamer, maar niet als zij wonen in de Nederlandse Antillen of Aruba; zij hebben echter weer wel kiesrecht als zij tien jaar in Nederland hebben gewoond, als zij als Nederlands ambtenaar in de Nederlandse Antillen of Aruba werkzaam zijn, of als zij partner of inwonend kind zijn van zon ambtenaar.(zie noot 11) Dit opmerkelijke karakter van het kiesrecht zal nog worden versterkt als aan niet-ingezetenen ook nog een beperkter kiesrecht wordt toegekend dan aan ingezetenen. 5. Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens In de sfeer van het EVRM zijn twee bepalingen aan de orde: artikel 3 van het (eerste) protocol bij het verdrag, dat over het kiesrecht gaat, en artikel 14 van het verdrag zelf, het discriminatieverbod met betrekking tot door het verdrag gewaarborgde rechten. Artikel 3 van het protocol bij het EVRM luidt: De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden die de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat in dit artikel een subjectief recht besloten ligt om deel te nemen aan de verkiezingen van de volksvertegenwoordiging die behoort tot de wetgevende macht waaraan de betrokkene is onderworpen. De staten die partij zijn bij het EVRM kunnen deze rechten beperken, en hebben daarin een ruime beoordelingsvrijheid. Zij mogen deze rechten echter niet zo ver beperken dat ze in de kern worden aangetast of hun effectiviteit verliezen. Bovendien moet een beperking een rechtmatig doel dienen en mogen de gebruikte middelen niet onevenredig zijn.(zie noot 12) Het Hof heeft in de zaak Hilbe tegen Liechtenstein uitgesproken dat een woonplaatsvereiste geen willekeurige beperking inhoudt van het kiesrecht zoals beschermd door artikel 3, en daarom niet in strijd is met artikel 3.(zie noot 13) De afdeling leidt hieruit af dat het niet toekennen van de districtsstem aan niet-ingezetenen evenmin in strijd met artikel 3 is. Overigens heeft het Hof uitgesproken dat artikel 3 van het Protocol uitgaat van het beginsel van gelijke behandeling van alle burgers bij de uitoefening van het kiesrecht.(zie noot 14) Dat aspect zal nu worden bezien in het licht van artikel 14 EVRM. Artikel 14 van het EVRM bepaalt: Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status. Ook al is er geen schending van artikel 3 van het Protocol op zichzelf beschouwd, een afzonderlijke vraag is of artikel 3 in samenhang met artikel 14 van het EVRM wordt geschonden. In de reeds genoemde zaak-Hilbe had de klager niet afzonderlijk geklaagd over schending van artikel 14 EVRM, zodat het Hof niet toekwam aan een beschouwing over deze kwestie. De algemene lijn van interpretatie van artikel 14 houdt in dat het artikel niet ieder onderscheid verbiedt, maar alleen een onderscheid waarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat en waarbij niet is voldaan aan de eis van evenredigheid tussen de mate van onderscheid die wordt gemaakt en het daarmee beoogde doel. Of het onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen in dit geval toelaatbaar is, hangt af van de vraag wat het oogmerk is van de beoogde wijziging in het kiesstelsel: of het stelsel vooral beoogt de kiezer een sterkere invloed te geven op de personele samenstelling van de Tweede Kamer, óf dat de wijziging van het kiesstelsel vooral bedoeld is om een zekere regionale binding van kamerleden te bewerkstelligen. Materieel is deze vraag niet wezenlijk anders dan die welke aan de orde was in punt 3. Ook in dit geval moet de afdeling concluderen dat de hoofdlijnennotitie onvoldoende houvast biedt voor het geven van een definitief antwoord. 6. Het EG-verdrag Iedere burger van de Europese Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven.(zie noot 15) Daarnaast garandeert het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het vrij verkeer van werknemers en de vrijheid van vestiging voor zelfstandigen.(zie noot 16) Een Nederlander die zich buiten Nederland vestigt op het grondgebied van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of waarmee op grond van een verdrag vrij verkeer van personen bestaat, verliest in het voorgelegde stelsel zijn districtsstem; dit vormt in beginsel een belemmering van de hiervoor genoemde vrijheden. Zon belemmering is op grond van vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alleen toegestaan als zij zonder discriminatie wordt toegepast, als zij een rechtvaardiging vindt in dwingende redenen van algemeen belang, als zij geschikt is om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en als zij niet verder gaat dan nodig is voor het bereiken van dat doel. Of aan deze vereisten is voldaan hangt in hoge mate af van de vraag wat het oogmerk is van de beoogde wijziging in het kiesstelsel. Materieel is ook deze vraag naar het oordeel van de afdeling niet wezenlijk anders dan die welke aan de orde was in punt 3. Ook nu moet de afdeling concluderen dat de hoofdlijnennotitie onvoldoende houvast biedt voor het geven van een definitief antwoord. 7. Een districtsstem voor niet-ingezetenen De afdeling heeft zich nog de vraag gesteld of het toekennen van de districtsstem aan niet-ingezetenen praktisch mogelijk is. Hiervoor kan wellicht inspiratie worden opgedaan bij kiesstelsels in andere landen die een (gedeeltelijk) districtenstelsel combineren met kiesrecht voor niet-ingezetenen. Zo is in de Grondwet van Italië en in de Italiaanse kieswet - die een gemengd kiesstelsel kennen - voorzien in een "district buitenland", waarin twaalf leden van de Kamer en zes senatoren worden gekozen.(zie noot 17) In Tsjechië worden niet-ingezetenen ingedeeld bij één district, dat per keer door het lot wordt bepaald.(zie noot 18) De afdeling neemt aan dat het in het Nederlandse kiesstelsel niet wel doenlijk is een afzonderlijk district voor alle niet-ingezeten kiezers te vormen. Het aantal kiesgerechtigde niet-ingezetenen zou daarvoor op zichzelf wel als voldoende kunnen worden beschouwd. Het aantal niet-ingezetenen dat in de praktijk zijn stem pleegt uit te brengen bij verkiezingen voor de Tweede Kamer is daarvoor tot nu toe evenwel te klein in verhouding tot het aantal kiezers van de nu voorziene districten.(zie noot 19) Dat betekent dat niet-ingezetenen zouden moeten worden toegerekend aan een of meer districten. Volgens de Kiesraad is deze groep moeilijk aan een (kiezersforum van een) district binnen Nederland te koppelen. De afdeling wijst erop dat het technisch in elk geval niet moeilijk is om de niet-ingezeten kiezers volgens nader te bepalen criteria in te delen bij een of meer districten. Voor de niet-ingezetenen zelf zou indeling in een district betekenen dat zij volwaardig aan de verkiezingen kunnen meedoen. De eenvoudigste manier om hen toe te rekenen zou zijn om daarvoor het district aan te wijzen waarin Den Haag ligt, nu het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tot taak heeft om niet-ingezetenen te registreren als kiezer.(zie noot 20) Het kan echter de voorkeur hebben om uit te gaan van een toerekening die meer aansluit bij de binding die kiezers-niet-ingezetenen hebben met een bepaald deel van Nederland, bijvoorbeeld met het district waar zij hun laatste woonplaats in Nederland hebben gehad. De kiezers zouden dan kunnen worden ingedeeld in dat district; Nederlanders die nooit in Nederland hebben gewoond zouden kunnen worden ingedeeld in het district waarin Den Haag ligt. 8. Slotsom Nu de afdeling niet beschikt over een uitgewerkt wetsvoorstel, kan zij geen definitief oordeel geven over de vraag of het niet toekennen van de districtsstem aan niet-ingezetenen in overeenstemming is met artikel 4 van de Grondwet, met artikel 3 van het protocol bij het EVRM in samenhang met artikel 14 van het EVRM, en met het in punt 6 besproken vrije verkeer van personen. De afdeling heeft verder mogelijkheden gesignaleerd om niet-ingezetenen in te delen in één of meer districten en zo elke discussie over de beperking van hun kiesrecht en de grondwettigheid daarvan te voorkomen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (nadere regels voor netbeheerders en voor privatisering en enkele voorzieningen in geval van wanbeheer van een net).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (nadere regels voor netbeheerders en voor privatisering en enkele voorzieningen in geval van wanbeheer van een net).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot intrekking Remigratiewet (Wet intrekking Remigratiewet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot intrekking Remigratiewet (Wet intrekking Remigratiewet).Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2003, no.03.002942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot intrekking Remigratiewet (Wet intrekking Remigratiewet). Het wetsvoorstel regelt de intrekking van de Remigratiewet. Onder de Remigratiewet worden financiële en andere faciliteiten aangeboden aan leden van etnische minderheden die terugkeren naar het land van hun herkomst, indien zij remigratie niet zelf kunnen realiseren. Remigratie zal voortaan beschouwd worden als een eigen verantwoordelijkheid van de burger waarbij het aanbieden van faciliteiten op grond van de Remigratiewet niet meer mogelijk zal zijn. In het Hoofdlijnenakkoord zijn structurele besparingen als gevolg van de voorgenomen intrekking van de Remigratiewet opgenomen. In het wetsvoorstel is voorzien in overgangsrecht ten aanzien van de reeds bestaande aanspraken op de langlopende voorzieningen. Aan de intrekking van de Remigratiewet zal een beperkte terugwerkende kracht worden verleend. De Raad van State maakt opmerkingen over de financiële gevolgen, het overgangsrecht en eventuele gevolgen die de intrekking van de Remigratiewet zal hebben voor een aantal regelingen waarin naar de huidige Remigratiewet wordt verwezen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Financiële gevolgen Volgens de toelichting zal als gevolg van de intrekking van de Remigratiewet en het voorgestelde overgangsrecht een bedrag van 12,4 miljoen euro in 2004 tot 15 miljoen euro structureel vanaf 2006 bespaard worden.(zie noot 1) Het Nederlands Migratie Instituut heeft recent onderzoek laten doen naar de kosten en baten van de Remigratiewet.(zie noot 2) Daarin wordt de conclusie getrokken dat het afschaffen van de remigratieregeling niet zal leiden tot besparing, maar juist zal leiden tot extra kosten (ongeveer 12.800 euro per remigrant over een periode van tien jaar).(zie noot 3) Het betreft hier de sociale lasten die, in vergelijking tot de situatie waarin betrokkene terugkeert naar het land van herkomst, als kostenpost hoger zijn en zullen blijven indien hij of zij in Nederland blijft wonen. Nu het kabinet ervan uitgaat dat intrekking van de Remigratiewet tot een structurele bezuiniging op de rijksbegroting zal leiden, acht de Raad het aangewezen dat in de toelichting wordt ingegaan op de conclusies van genoemd onderzoek. Hij adviseert dat te doen en het voorstel, bij erkenning vn de juistheid ervan, te heroverwegen. 2. Overleg met het Landelijk Overleg Minderheden Volgens de toelichting is op 8 juli 2003 overleg gevoerd over het wetsvoorstel met het Landelijk Overleg Minderheden(zie noot 4), waarin de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de zeven samenwerkingsverbanden van minderheidsgroepen zijn vertegenwoordigd. In de toelichting worden de uitkomsten van dit overleg niet besproken. De Raad adviseert deze informatie toe te voegen. 3. Overgangsrecht De Raad stelt vast, dat reeds bestaande aanspraken op de langlopende voorzieningen van de Remigratiewet worden geëerbiedigd. In dat verband komt het de Raad wenselijk voor, dat in de toelichting ook wordt ingegaan op de handhaving van de bevoegdheid tot beëindiging van de voorzieningen, schorsing van de betaling en terugvordering van reeds betaalde bedragen, indien aan de gestelde voorwaarden niet wordt voldaan, zoals bepaald in het huidige artikel 6. Hij adviseert tot aanvulling van de toelichting. 4. Tijdelijke referendumwet De Raad merkt op dat de inwerkingtredingsbepaling (artikel 3 van het wetsvoorstel) geen rekening houdt met de Tijdelijke referendumwet (Trw). Aangezien het hier om een referendabele wet gaat, zal met de Trw rekening moeten worden gehouden. Van de regels van de artikelen 12 en 13 Trw kan, onder verwijzing naar artikel 16 van die wet, afgeweken worden, indien de inwerkingtreding van een wet geen uitstel kan lijden (spoedgevallen) of wanneer niet op voorhand duidelijk is of de spoedprocedure noodzakelijk is (twijfelgevallen).(zie noot 5) In die gevallen verschilt de tekst van de inwerkingtredingsbepaling van de tekst in normale gevallen. Of het hier om een spoedgeval dan wel om een twijfelgeval gaat, zou moeten blijken uit de motivering in de toelichting.(zie noot 6) In dit wetsvoorstel wordt terugwerkende kracht opgenomen, waarmee wordt beoogd dat de effecten van dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk zullen intreden. Ongeacht de vraag of het wetsvoorstel als een spoedgeval dan wel een twijfelgeval wordt gekwalificeerd, adviseert de Raad te voorzien in inwerkingtreding bij koninklijk besluit, waarbij rekening wordt gehouden met artikel 16 Trw. Ook de toelichting dient in overeenstemming hiermee aangevuld te worden. 5. Regelingen verwijzend naar de Remigratiewet Regelingen die gebaseerd zijn op de Remigratiewet komen van rechtswege te vervallen.(zie noot 7) Naar het oordeel van de Raad verdient het aanbeveling om een lijst van de van rechtswege vervallen regelingen op te nemen in de toelichting. Daarnaast is er een aantal regelingen waarin naar de Remigratiewet wordt verwezen; die zijn er overigens niet op het niveau van de wet in formele zin. De Raad mist in de toelichting informatie over verwachte aanpassingen van deze regelingen en over eventuele consequenties van de intrekking van de Remigratiewet. Hij adviseert tot aanvulling van de toelichting. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en van enkele andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregios, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en van enkele andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregios, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2014, no.2014002262, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en van enkele andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregios, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Russische Federatie inzake internationaal vervoer over de weg; Rotterdam, 20 januari 2010 (Trb. 2010, 57).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Russische Federatie inzake internationaal vervoer over de weg; Rotterdam, 20 januari 2010 (Trb. 2010, 57).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen inzake de verdeling van de capaciteit van spoorweginfrastructuur (Interimbesluit capaciteitstoewijzing spoorwegen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen inzake de verdeling van de capaciteit van spoorweginfrastructuur (Interimbesluit capaciteitstoewijzing spoorwegen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Westerscheldetunnelweg, gedeelte in Zeeuws-Vlaanderen, gelegen tussen de Binnendijk en de rijksweg 61 , met bijkomende werken, in de gemeente Terneuzen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Westerscheldetunnelweg, gedeelte in Zeeuws-Vlaanderen, gelegen tussen de Binnendijk en de rijksweg 61 , met bijkomende werken, in de gemeente Terneuzen.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 25 april 2000, no.HKW/R 2000/6635, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Westerscheldetunnelweg, gedeelte in Zeeuws-Vlaanderen, gelegen tussen de Binnendijk en de rijksweg 61 , met bijkomende werken, in de gemeente Terneuzen. In de overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen van de reclamanten die betrekking hebben op de verhouding tussen de onteigeningsprocedure en de planologische procedure wordt er niet - zoals te doen gebruikelijk - op gewezen dat het onteigeningsplan pas kan worden uitgevoerd wanneer de daarvoor vereiste planologische grondslag onherroepelijk is geworden. De desbetreffende overwegingen zullen naar de mening van de Raad van State alsnog in die zin moeten worden aangevuld. Voorts is niet duidelijk of het met de reclamanten gevoerde overleg over de minnelijke verwerving van hun gronden afhankelijk is van de uitkomst van de lopende planologische procedures. Indien dat het geval is, zal tevens - eveneens als te doen gebruikelijk - in de genoemde overwegingen erop moeten worden gewezen dat de verzoeker om onteigening de eigenaren van de betrokken gronden in de gerechtelijke procedure niet eerder zal dagvaarden dan nadat onherroepelijk op hun bedenkingen of beroep in de planologische procedure is beslist. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor inrichtingen ten behoeve van de opslag van goederen (Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor inrichtingen ten behoeve van de opslag van goederen (Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het wetsvoorstel in verband met de instelling van het implantatenregister houdende aanpassing van het verbod op de toepassing van implantaten die niet voorzien zijn van een geüniformeerde barcode, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het wetsvoorstel in verband met de instelling van het implantatenregister houdende aanpassing van het verbod op de toepassing van implantaten die niet voorzien zijn van een geüniformeerde barcode, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 september 2017, no.2017001527, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het wetsvoorstel in verband met de instelling van het implantatenregister houdende aanpassing van het verbod op de toepassing van implantaten die niet voorzien zijn van een geüniformeerde barcode, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het notarisambt (Reparatiewet Wet op het notarisambt).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het notarisambt (Reparatiewet Wet op het notarisambt).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met het actualiseren van de door instellingen te leveren personeelsgegevens, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met het actualiseren van de door instellingen te leveren personeelsgegevens, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2010, no.10.003492, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met het actualiseren van de door instellingen te leveren personeelsgegevens, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met toevoeging van te publiceren statistische gegevens en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met toevoeging van te publiceren statistische gegevens en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2016, no.2016002038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met toevoeging van te publiceren statistische gegevens en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot intrekking van de Wet raadgevend referendum, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot intrekking van de Wet raadgevend referendum, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 december 2017, no.2017002131, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot intrekking van de Wet raadgevend referendum, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt ertoe de Wet raadgevend referendum (Wrr) in te trekken. Deze wet maakt het op dit moment mogelijk om over wetten, waaronder wetten tot goedkeuring van verdragen, en stilzwijgende goedkeuringen van verdragen, na hun aanvaarding door de Koning een raadgevend referendum te organiseren. Naast de intrekking van de Wrr regelt het voorstel tevens dat over de intrekkingswet geen raadgevend referendum op grond van de Wrr kan worden gehouden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar adviseert de noodzaak van de intrekking van de Wrr nader te motiveren. Zij adviseert voorts de motivering van de uitsluiting van de referendabiliteit in de toelichting aan te passen.1.Motivering intrekkinga.AlgemeenOver de vraag of en zo ja in welke vorm referenda onderdeel zouden moeten zijn van het wetgevingsproces bestaat in Nederland al geruime tijd discussie. De Afdeling heeft zich in eerdere adviezen ook verschillende keren uitgesproken over de grondwettelijke en andere juridische aspecten van diverse referendumvarianten. (zie noot 1) Tegen de achtergrond daarvan onthoudt zij zich thans van algemene beschouwingen over de figuur van het raadgevende, correctieve wetgevingsreferendum.De vraag of intrekking van de Wrr wenselijk is, is een vraag die door de wetgever moet worden beantwoord. Uit een oogpunt van kwalitatief goede wetgeving is het echter wel van belang dat deze bestendig (zie noot 2) is en dat gelet daarop de noodzaak van een eventuele aanpassing of intrekking van een wet overtuigend wordt gemotiveerd. (zie noot 3) In dat licht gaat de Afdeling naar aanleiding van de toelichting allereerst in op de betekenis van de wettelijke opkomstdrempel en vervolgens op de bredere context waarin motivering van de voorgestelde intrekking geplaatst zou moeten worden. b.Betekenis van de opkomstdrempelVolgens de toelichting menen veel kiezers dat, wanneer de opkomstdrempel wordt gehaald, een afwijzing van een wet of de goedkeuring van een verdrag de materiële verplichting voor regering en parlement met zich brengt de wet niet in werking te laten treden of het verdrag niet te ratificeren. (zie noot 4) De toelichting vermeldt verder dat het kabinet van mening is dat een eenmaal tot stand gekomen wet of goedkeuring van een verdrag, na aanvaarding in de Kamers, moeilijk onderwerp kan zijn van een volksraadpleging zoals bedoeld in de Wet raadgevend referendum. In de toelichting wordt ter motivering daarvan gesteld dat het nationale raadgevende referendum kan leiden tot vervreemding van de kiezer als in het geval van een afwijzende uitspraak van de kiezers de wetgever desondanks niet kiest voor intrekking van de afgewezen wet. (zie noot 5)De Afdeling merkt op dat deze passages uit de toelichting zo gelezen kunnen worden dat de bindendheid die de kiezer verwacht van de referendumuitslag zich met name voordoet in het geval de opkomstdrempel is gehaald. Hierdoor kan de vraag rijzen waarom niet volstaan kan worden met schrapping van deze wettelijke drempel om zo het versterkende effect dat daarvan uitgaat voor de verwachting van bindendheid bij de kiezer tegen te gaan. (zie noot 6) De Afdeling constateert echter dat de verwachting van de kiezer dat de uitslag van het juridisch niet-bindende referendum in de praktijk gevolgd zal worden blijkens de totstandkomings-geschiedenis van de Wet raadgevend referendum ook los gezien kan worden van een eventuele opkomstdrempel. Zo speelde de vraag naar de feitelijke bindendheid van een raadgevend referendum en de daarmee samenhangende verwachtingen van kiezers al een rol in de parlementaire discussie voordat in het toenmalige wetsvoorstel een opkomstdrempel was opgenomen. (zie noot 7) In dat licht bezien wordt uit de toelichting onvoldoende duidelijk welke rol de wettelijke opkomstdrempel in de afweging heeft gespeeld in verhouding tot andere afwegingsfactoren.c.Bredere contextDe motivering in de toelichting zoals hiervoor weergegeven heeft slechts in algemene zin betrekking op de specifiek in de Wrr opgenomen referendumvariant. Hierdoor blijkt uit de toelichting niet duidelijk waarom thans tot een andere afweging wordt gekomen dan de afweging die de wetgever destijds bij de totstandkoming van de Wrr heeft gemaakt. Het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst biedt met het oog daarop meer informatie en gaat in op de ontwikkelingen sinds de inwerkingtreding van de Wrr. Vermeld wordt dat het raadgevend referendum, destijds bedoeld als tussenstap naar een correctief bindend referendum, niet gebracht heeft wat ervan werd verwacht, onder meer door een controverse over de wijze van aanvragen en verschillende interpretaties van de uitslag. In dat licht bezien en vanwege de constatering dat de politieke steun voor een correctief bindend referendum als beoogd einddoel sinds die periode is afgebrokkeld, wil het kabinet een pas op de plaats maken en de Wet raadgevend referendum intrekken, zo staat in het regeerakkoord. (zie noot 8)Deze passages uit het regeerakkoord illustreren dat het wetsvoorstel moeilijk los kan worden gezien van de bredere context van het democratische bestel en van de met het oog daarop relevante politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. De vraag of intrekking van de Wet raadgevend referendum wenselijk is hangt in die context af van opvattingen over het hedendaagse functioneren van de representatieve democratie en over de betekenis van andere dan de specifiek in de Wrr geregelde manieren waarop burgers bij belangrijke beslissingen kunnen worden betrokken. De Staatscommissie parlementair stelsel buigt zich daar thans over. (zie noot 9) De toelichting gaat op deze bredere context niet in.De Afdeling adviseert op grond van het bovenstaande de noodzaak van de intrekking van de Wrr nader te motiveren.2.Uitsluiting referendabiliteitDe regering heeft ervoor gekozen de mogelijkheid van het houden van een raadgevend referendum over de intrekkingswet uit te sluiten. Zij heeft dit vormgegeven door in het wetsvoorstel uitdrukkelijk te bepalen dat de Wet raadgevend referendum niet van toepassing is. Dat staat de wetgever op zichzelf vrij; de wetgever kan beslissen om in een latere wet af te wijken van een reeds bestaande wet. (zie noot 10) Het is dus juridisch mogelijk om in een wet die volgens de Wet raadgevend referendum referendabel zou zijn, expliciet te regelen dat deze wet niet toepasselijk is. (zie noot 11) De in het wetsvoorstel opgenomen regeling (zie noot 12) heeft tot gevolg dat de vraag of een referendum moet worden gehouden niet beoordeeld wordt binnen het kader van de Wet raadgevend referendum (zie noot 13) maar op grond van een politieke afweging bij het onderhavige voorstel. De Afdeling acht dat een zuivere benadering.De motivering in de toelichting met betrekking tot het uitsluiten van de referendabiliteit van de intrekkingswet houdt in dat, omdat het instrument van het referendum in het verleden door de wetgever aan de kiezers ter beschikking is gesteld, het ook de wetgever is die, zonder tussenkomst van de kiezers, zelfstandig moet kunnen besluiten om tot afschaffing van dit instrument over te gaan. (zie noot 14) De Afdeling constateert dat deze motivering niet steunt op een inhoudelijke waardering van het instrument raadgevend referendum en in zoverre niet aansluit bij de eerder genoemde passages uit het regeerakkoord. De toelichting sluit evenmin aan bij het destijds bij de voorgenomen intrekking van de Tijdelijke referendumwet ingenomen regeringsstandpunt. Dat standpunt kwam erop neer dat als de regering het raadgevend referendum een zodanig ongeschikt instrument vindt dat de wet die dat referendum regelt moet worden ingetrokken, het onlogisch zou zijn deze wet nog van toepassing te laten zijn op haar eigen intrekking. (zie noot 15) Gegeven de keuze van de regering de referendabiliteit uit te sluiten en de daarover in het regeerakkoord gegeven argumentatie ligt het in de rede bij het destijds ingenomen standpunt aan te sluiten.De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de toelichting aan te passen.3.Wetstechnische aspectenMede gelet op eerdere advisering van de Raad van State (zie noot 16) geldt dat, indien de wetgever de referendabiliteit wil uitsluiten, de wettelijke bepaling dat de Wet raadgevend referendum niet van toepassing is, wetstechnisch gezien niet toereikend is. De Wet raadgevend referendum voorziet immers in een verplicht uitgestelde inwerkingtreding van een referendabele wet om een referendum door middel van een inleidend verzoek mogelijk te maken. Om de referendabiliteit van de intrekkingswet uit te sluiten dient daarom in de wet ook een voorziening te worden getroffen om de uitgestelde inwerkingtreding die uit de Wrr zou voortvloeien, teniet te doen.De Afdeling stelt vast dat, gegeven de keuze van de regering om de referendabiliteit uit te sluiten, de daartoe in het wetsvoorstel opgenomen methode in juridische zin effectief is. (zie noot 17) De combinatie van de artikelen I en V, in samenhang met de directe inwerkingtreding en de terugwerkende kracht tot het moment van bekrachtiging heeft tot gevolg dat er geen onduidelijkheid kan bestaan over de uitsluiting van de referendabiliteit van het voorliggend voorstel, inclusief de periode die ligt tussen bekrachtiging en inwerkingtreding. Deze wetstechnische voorziening geeft de Afdeling dan ook geen aanleiding tot nadere opmerkingen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in verband met de invoering van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in die wet alsmede enkele wijzigingen van de Ziekenfondswet en enige andere wetten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in verband met de invoering van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in die wet alsmede enkele wijzigingen van de Ziekenfondswet en enige andere wetten.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2000, no.00.003231, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in verband met de invoering van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in die wet alsmede enkele wijzigingen van de Ziekenfondswet en enige andere wetten. Het wetsvoorstel strekt ertoe het sociaal-fiscaal nummer (hierna: sofi-nummer) in te voeren in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), alsmede enkele wijzigingen in de Ziekenfondswet en andere wetten aan te brengen. Het gaat hierbij om het sluitstuk in de regelgeving op het terrein van de socialezekerheidswetten met betrekking tot de opneming van het sofi-nummer dat aansluit bij de eerdere opneming in de Ziekenfondswet. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende opmerkingen. 1. Uit het algemeen deel van de memorie van toelichting, onderdeel "Financiële effecten", blijkt dat ter uitvoering van het voorgestelde artikel III het sofi-nummer van een groot aantal publiekrechtelijk verzekerden, waarvan dit nummer nog niet bij de AWBZ-uitvoeringsorganen bekend is, evenals van circa 4,5 miljoen particulier verzekerden dient te worden opgevraagd en geregistreerd. Uit een rapport van de Ziekenfondsraad blijkt dat het opvragen en registreren van het sofi-nummer van 9 miljoen ziekenfondsverzekerden in de ziekenfondsadministratie eenmalig enkele miljoenen guldens zou gaan kosten en dat de registratie van nieuw te registreren verzekerden jaarlijks nog eens een bedrag van ongeveer 1 á 2 miljoen guldens zou gaan belopen.(zie noot 1) Aangezien het bij de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ-administratie eveneens om grote aantallen geregistreerden gaat, valt te verwachten dat die invoering wederom hoge kosten met zich brengt. In de genoemde paragraaf van de toelichting wordt daarin geen enkel inzicht geboden. Hierdoor komt bovendien de opmerking dat verwacht wordt dat de implementatie van de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ zodanig efficiëntiewinst zal opleveren dat eventuele invoeringskosten hierdoor worden gecompenseerd in de lucht te hangen. De Raad adviseert dan ook om die paragraaf alsnog enige aandacht aan de financiële aspecten te besteden.(zie noot 2) 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met de rechtspositie van het personeel met een arbeidsbeperking dat in algemene dienst van het Rijk is aangesteld.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met de rechtspositie van het personeel met een arbeidsbeperking dat in algemene dienst van het Rijk is aangesteld.Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2016, no.2016001713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met de rechtspositie van het personeel met een arbeidsbeperking dat in algemene dienst van het Rijk is aangesteld, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2017, no.2017000540, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel bevat diverse wijzigingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en enige andere wetten.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden maar heeft opmerkingen over de wijzigingen die betrekking hebben op het ontbreken van overgangsrecht bij de wijzigingen over het beloningsbeleid, en over de kenbaarheid van het soort toezichtsinformatie dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) mag delen.1.Het beloningsbeleid Wfta.InleidingRichtlijn 2013/36/EU (CRD IV) (zie noot 1) stelt regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen. De richtlijn stelt daarbij onder meer verplicht dat de variabele beloning van werknemers wettelijk wordt beperkt tot maximaal 100% van het vaste loon. De richtlijn bepaalt daarbij onder meer welke ondernemingen deze bonusbeperkingen ten aanzien van werknemers dienen na te leven, en definieert wat onder vast loon en variabel loon moet worden verstaan. Ook bepaalt de richtlijn dat de Europese Bankautoriteit (EBA) richtsnoeren vaststelt, met het oog op de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van CRD IV. (zie noot 2) De nationale bevoegde autoriteiten en financiële instellingen zijn gehouden tot het leveren van uiterste inspanningen om te bevorderen/verzekeren dat aan de richtsnoeren wordt voldaan. (zie noot 3)Nederland heeft de richtlijn op het punt van beloningsbeleid geïmplementeerd in Hoofdstuk 1.7 van de Wft. (zie noot 4) Bij die implementatie is ervoor gekozen om verder te gaan dan de richtlijn met betrekking tot het variabele loon, door een lager maximumpercentage van 20% van het vaste loon voor te schrijven. Verder is er bij de implementatie van uit gegaan dat CRD IV een algehele uitzondering van het bonusplafond toeliet voor drie typen financiële ondernemingen, te weten:- beheerders van beleggingsinstellingen;- instellingen voor collectieve belegging in effecten; en- beleggingsondernemingen die uitsluitend voor eigen rekening handelen met eigen middelen en kapitaal, geen externe cliënten hebben en plaatselijke onderneming zijn. (zie noot 5)Voor deze ondernemingen is geen bonusplafond ingesteld.De EBA heeft in december 2015 nieuwe richtsnoeren vastgesteld, waarmee CRD IV preciezer wordt uitgelegd. (zie noot 6) Deze richtsnoeren zijn op 1 januari 2017 in werking getreden. Het wetsvoorstel brengt de Wft in overeenstemming met de uitleg die in de richtsnoeren aan CRD IV gegeven worden. Daartoe wordt voorgesteld om de definitie van de vaste beloning (in lijn met de richtsnoeren) nader te regelen bij algemene maatregel van bestuur, en de algehele uitzonderingen voor het bonusplafond te beperken, zodat dochterondernemingen die blijkens de nieuwe richtsnoeren onder de beloningsregels van CRD IV vallen, daar niet langer van worden uitgezonderd.b.Delegatiegrondslag voor regels over de vaste beloningIn de richtsnoeren van de EBA wordt de definitie van vaste beloning in CRD IV nader geduid, en worden voorwaarden vastgesteld waaraan een beloningscomponent dient te voldoen om als vast te worden aangemerkt. (zie noot 7) Het wetsvoorstel stelt voor in de Wft een delegatiegrondslag op te nemen, op basis waarvan de uitleg die de richtsnoeren geven in het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen kan worden geregeld.De voorgestelde grondslag voor de algemene maatregel van bestuur is evenwel niet beperkt tot het stellen van nadere regels die op grond van de EBA-richtsnoeren nodig zijn. Dat schept de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur ook nadere regels te stellen die niet voortvloeien uit de richtsnoeren. De Afdeling is van oordeel dat er voor een dergelijke brede grondslag geen aanleiding is. Ook blijkens de toelichting is het uitdrukkelijk niet de bedoeling (zie noot 8) dat er een grondslag in de wet wordt opgenomen die de ruimte laat meer regels te stellen dan waartoe de richtsnoeren aanleiding geven.Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling om het voorstel aan te passen en de voorgestelde delegatiegrondslag in overeenstemming te brengen met de toelichting.c.Het beloningsbeleid van bepaalde dochterondernemingenIn de richtsnoeren van de EBA wordt verduidelijkt dat uit CRD IV voortvloeit dat dochterondernemingen die binnen de prudentiële consolidatie vallen moeten voldoen aan de beloningsregels van CRD IV. Dergelijke dochterondernemingen vallen onder het bereik van de beloningsregels van CRD IV, indien in de voor die dochteronderneming geldende sectorspecifieke regelgeving geen aan CRD IV gelijkluidende regels zijn opgenomen. (zie noot 9)Thans staat de Wft op dit punt de uitvoering van CRD IV, zoals uitgelegd in de richtsnoeren, in de weg, omdat in artikel 1:121, zevende lid van de Wft een algehele uitzondering van het bonusplafond is opgenomen voor de drie hiervoor genoemde typen financiële ondernemingen. (zie noot 10) Daarom wordt voorgesteld die algemene uitzondering in te perken, zodat CRD IV ook toepassing kan vinden op de natuurlijke personen die werkzaam zijn bij de ondernemingen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de groep wezenlijk beïnvloeden, voor zover deze onderneming zich bevindt in een groep waarop uit hoofde van de verordening kapitaalvereisten geconsolideerd toezicht plaatsvindt. (zie noot 11) Voorgesteld wordt om het bonusplafond daarbij te stellen op het maximum dat CRD IV toelaat (100% van de vaste component van de beloning onderscheidenlijk 200% indien het personen betreft die voornamelijk werkzaamheden verrichten in een niet-lidstaat).i. Het bonusplafondZoals hiervoor aangegeven, is bij de eerdere implementatie van CRD IV gekozen om verder te gaan dan de richtlijn voorschrijft, en het bonusplafond op 20% van de vaste beloning te stellen. (zie noot 12) Bij de voorgestelde wijziging wordt aan dit percentage van 20% niet vastgehouden. In plaats daarvan wordt voorgesteld om de ruimte die CRD IV daartoe biedt voor de nieuw onder de regels te brengen instellingen maximaal te gebruiken. Volgens de toelichting is die keuze voor het maximale bonusplafond "passend" omdat op die wijze de verschillen met niet-uitgezonderde ondernemingen worden beperkt. (zie noot 13) (zie noot 14)Dit betekent dat er binnen de wet een eind komt aan het uniforme bonusplafond van 20%, en een onderscheid wordt geïntroduceerd tussen bonusplafonds voor verschillende ondernemingen onderling. De vraag doet zich voor of dit consequenties dient te hebben voor bepaalde ondernemingen die onder het huidige regime reeds onder het bonusbeleid vallen. De toelichting gaat hier niet op in.De Afdeling adviseert de toelichting naar aanleiding van het voorgaande aan te vullen.ii. Regulering van eigendomDe Afdeling wijst er op dat de voorgestelde introductie van een bonusplafond voor een nieuwe categorie van ondernemingen een aantasting kan vormen van bestaande overeenkomsten met werknemers. Het wetsvoorstel voorziet niet in overgangsrecht. In zoverre kan het wetsvoorstel dan ook een inbreuk vormen op het beschermde recht op een ongestoord genot van eigendom. (zie noot 15)Zoals hiervoor is opgemerkt, zijn de nationale autoriteiten gehouden tot het leveren van uiterste inspanningen om de richtsnoeren van de EBA uit te voeren. (zie noot 16) De Afdeling merkt op dat deze inspanningsverplichting wordt begrensd door het verdragsrechtelijk beschermde recht op een ongestoord genot van eigendom. Omdat het wetsvoorstel een aantasting kan vormen van bestaande overeenkomsten met werknemers, moet dan ook voor die gevallen dragend worden gemotiveerd waarom onmiddellijke inwerkingtreding van de wijzigingen van de Wft verenigbaar is met het beschermde recht op een ongestoord genot van eigendom, en van een overgangstermijn kan worden afgezien. De toelichting geeft deze motivering niet.De Afdeling adviseert om in de toelichting dragend te motiveren dat het niet voorzien in een overgangstermijn strookt met het recht op ongestoord genot van eigendom. Indien in een dergelijke motivering niet kan worden voorzien, adviseert zij alsnog te voorzien in een overgangstermijn.2.Informatie-deling door de AFM met de ACMHet wetsvoorstel voorziet in een bepaling op grond waarvan de AFM bepaalde informatie die zij verkrijgt in het kader van haar toezicht kan gaan delen met de ACM. Een dergelijke informatiedeling ligt in de rede, zo wordt toegelicht, omdat beide toezichthouders toezien op (verschillende onderdelen van) de naleving van de Wet handhaving consumentenbescherming, terwijl ook gegevens bij de AFM beschikbaar zijn die voor het toezicht dat de ACM houdt nuttig kunnen zijn. (zie noot 17)De Afdeling wijst erop dat Europeesrechtelijke geheimhoudingsverplichtingen gelden voor veel van de informatie die de AFM in het kader van het toezicht op de naleving van de Wft verkrijgt. (zie noot 18) Informatie kan slechts met andere toezichthouders worden gedeeld indien de betreffende Europese richtlijnen of verordeningen daar ruimte voor bieden. Zo laat bijvoorbeeld CRD IV dergelijke informatiedeling slechts toe voor zover dat dient ter vervulling van de toezichtstaken op de naleving van CRD IV. (zie noot 19) Informatie die door de AFM verkregen wordt in het kader van diens toezicht op de uitvoeringsregels van CRD IV kan dus niet worden gedeeld met andere toezichthouders die geen toezichtstaken in het kader van CRD IV vervullen. Dat dergelijke informatie nuttig kan zijn voor het toezicht dat op de naleving van andere regels wordt uitgeoefend, kan aan die geheimhoudingsverplichting niet afdoen.Het wetsvoorstel geeft rekenschap van de beperkingen die op grond van de Europese richtlijnen en verordeningen voor de AFM gelden als het gaat om informatiedeling. Daarom wordt in het wetsvoorstel bepaald dat de AFM waarborgt dat de informatie-uitwisseling plaatsvindt met inachtneming van het geheimhoudingsregime dat ingevolge Europese richtlijnen of verordeningen op de desbetreffende gegevens of inlichtingen van toepassing is. (zie noot 20) Daarmee is geregeld dat informatie die op grond van Europese regels onder een geheimhoudingsregime valt, niet aan de ACM mag worden verstrekt.In de toelichting wordt echter gesuggereerd dat onder omstandigheden toch informatie die in het kader van het toezicht op richtlijnen en verordeningen wordt verkregen, aan de ACM kan worden verstrekt, zonder dat duidelijk is dat de ACM met betrekking tot diezelfde richtlijnen en verordeningen een toezichthoudende taak vervult. Zo wordt bijvoorbeeld vermeld dat, om het toezicht goed vorm te kunnen geven, het nodig is dat de AFM gegevens die zij verkrijgt in het kader van haar toezicht op grond van de Wft en die relevant zijn voor het toezicht van de ACM op grond van de Whc (zie noot 21) aan de ACM kan verstrekken. (zie noot 22) Verder wordt niet toegelicht welke gegevens op grond van richtlijnen wel, en welke gegevens niet met de ACM gedeeld kunnen worden.De Afdeling constateert dat aldus onvoldoende duidelijk en kenbaar is welke informatiedeling door de wetgever wordt beoogd, terwijl kenbaarheid wel noodzakelijk is nu het hier implementatiewetgeving betreft. (zie noot 23)De Afdeling adviseert de toelichting aan te passen aan de tekst van het voorstel en daarbij nader in te gaan op de Europeesrechtelijke geheimhoudingsverplichtingen die van toepassing zijn op de informatie die de AFM beschikbaar heeft, en welke informatie daarvan op grond van (bijzondere) Europese regelgeving gedeeld mag worden met de ACM.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels met betrekking tot congestie op de elektriciteitsnetten (Besluit congestiemanagement elektriciteit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels met betrekking tot congestie op de elektriciteitsnetten (Besluit congestiemanagement elektriciteit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2011, no.11.002616, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels met betrekking tot congestie op de elektriciteitsnetten (Besluit congestiemanagement elektriciteit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot goedkeuring van de opzegging van het op 17 maart 1948 te Brussel tot stand gekomen Verdrag van economische, sociale en culturele samenwerking en collectieve zelfverdediging tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot goedkeuring van de opzegging van het op 17 maart 1948 te Brussel tot stand gekomen Verdrag van economische, sociale en culturele samenwerking en collectieve zelfverdediging tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002025, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot goedkeuring van de opzegging van het op 17 maart 1948 te Brussel tot stand gekomen Verdrag van economische, sociale en culturele samenwerking en collectieve zelfverdediging tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de invoering van een vrijstelling van precariobelasting voor enige openbare werken van algemeen nut, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de invoering van een vrijstelling van precariobelasting voor enige openbare werken van algemeen nut, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2012, no.12.001456, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de invoering van een vrijstelling van precariobelasting voor enige openbare werken van algemeen nut, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure (Wet modern migratiebeleid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure (Wet modern migratiebeleid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2009, no.09.001713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure (Wet modern migratiebeleid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 augustus 2008, no.08.002293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap a.i., bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de politieklachtregeling aan hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de politieklachtregeling aan hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met wijziging van de uitvliegroutes vanaf de Polderbaan, de Zwanenburgbaan, de Kaagbaan, de Aalsmeerbaan, de Buitenveldertbaan en de Schiphol-Oostbaan, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met wijziging van de uitvliegroutes vanaf de Polderbaan, de Zwanenburgbaan, de Kaagbaan, de Aalsmeerbaan, de Buitenveldertbaan en de Schiphol-Oostbaan, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2010, no.10.001491, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met wijziging van de uitvliegroutes vanaf de Polderbaan, de Zwanenburgbaan, de Kaagbaan, de Aalsmeerbaan, de Buitenveldertbaan en de Schiphol-Oostbaan, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het beroepsonderwijs door invoering van een beroepsopleiding in een combinatie van beroepsopleidende leerweg en de beroepsbegeleidende leerweg (Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het beroepsonderwijs door invoering van een beroepsopleiding in een combinatie van beroepsopleidende leerweg en de beroepsbegeleidende leerweg (Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 februari 2015, no.2015000296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het beroepsonderwijs door invoering van een beroepsopleiding in een combinatie van beroepsopleidende leerweg en de beroepsbegeleidende leerweg (Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten met het oog op centralisering van de indicatiestelling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten met het oog op centralisering van de indicatiestelling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de verankering van de democratische controle bij de hervormingen in het economisch bestuur in Europa ter bestrijding van de economische en financiële crisis.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake de verankering van de democratische controle bij de hervormingen in het economisch bestuur in Europa ter bestrijding van de economische en financiële crisis.Bij brief van 6 november 2012, kenmerk 151553.01u, heeft de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal bij de Afdeling advisering van de Raad van State een verzoek om voorlichting ingediend op de voet van artikel 21a van de Wet op de Raad van State inzake de verankering van de democratische controle bij de hervormingen in het economisch bestuur in Europa ter bestrijding van de economische en financiële crisis.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Kadasterwet en de Organisatiewet Kadaster (aanpassing van doeleinden en taken van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers alsmede enkele andere wijzigingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Kadasterwet en de Organisatiewet Kadaster (aanpassing van doeleinden en taken van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers alsmede enkele andere wijzigingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het invoeren van een nieuw arrangement voor de bekostiging van het beroepsonderwijs voor deelnemers van 30 jaar of ouder, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het invoeren van een nieuw arrangement voor de bekostiging van het beroepsonderwijs voor deelnemers van 30 jaar of ouder, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2011, no.11.002724, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het invoeren van een nieuw arrangement voor de bekostiging van het beroepsonderwijs voor deelnemers van 30 jaar of ouder, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften voor de begrotings- en verantwoordingsdocumenten, uitvoeringsinformatie en informatie voor derden van provincies en gemeenten (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften voor de begrotings- en verantwoordingsdocumenten, uitvoeringsinformatie en informatie voor derden van provincies en gemeenten (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het pseudonimiseren van een persoonsgebonden nummer van een onderwijsdeelnemer ten behoeve van het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van onderwijsdeelnemers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het pseudonimiseren van een persoonsgebonden nummer van een onderwijsdeelnemer ten behoeve van het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van onderwijsdeelnemers.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2017, no.2017000283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het pseudonimiseren van een persoonsgebonden nummer van een onderwijsdeelnemer ten behoeve van het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van onderwijsdeelnemers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Besluit zorgverzekering, en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met maatregelen 2013 in het zorgpakket, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Besluit zorgverzekering, en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met maatregelen 2013 in het zorgpakket, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2012, no.12.001694, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van onder meer het Besluit zorgverzekering, en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met maatregelen 2013 in het zorgpakket, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon en de verplichtingen van de stichting en de zorgaanbieders (Besluit vertrouwenspersoon cliënten jeugdzorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon en de verplichtingen van de stichting en de zorgaanbieders (Besluit vertrouwenspersoon cliënten jeugdzorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 november 2003, no.03.004752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon en de verplichtingen van de stichting en de zorgaanbieders (Besluit vertrouwenspersoon cliënten jeugdzorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit glastuinbouw, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit glastuinbouw, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de aanpassing van de arbeidsduur van militairen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de aanpassing van de arbeidsduur van militairen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met de vergoedbaarheid van schade als gevolg van het overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met de vergoedbaarheid van schade als gevolg van het overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (aanvulling en verduidelijking van bouwvergunningsvrije categorieën van bouwwerken en enige technische verbeteringen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (aanvulling en verduidelijking van bouwvergunningsvrije categorieën van bouwwerken en enige technische verbeteringen), met nota van toelichting.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking met betrekking tot hekwerken ter beveiliging van antenne-installaties. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot onthouding van goedkeuring aan het besluit van de raad van Amsterdam van 15 november 2000, no.810, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot onthouding van goedkeuring aan het besluit van de raad van Amsterdam van 15 november 2000, no.810, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingsbesluit burgerservicenummer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingsbesluit burgerservicenummer), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juni 2009, no.09.001540, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingsbesluit burgerservicenummer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer met betrekking tot busbanen, busstroken en de aanduiding van parkeergelegenheid.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer met betrekking tot busbanen, busstroken en de aanduiding van parkeergelegenheid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met inburgering in het buitenland, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met inburgering in het buitenland, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2005, no.05.001640, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, heeft Uwe Majesteit bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met inburgering in het buitenland, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan het nieuwe artikel 16, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000.(zie noot 1) Het ontwerpbesluit bepaalt dat de vreemdeling uitsluitend door het afleggen van het basisexamen inburgering blijk kan geven van zijn kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving. Het voorstel wijst enkele categorieën vreemdelingen aan die geen basisexamen inburgering hoeven af te leggen. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is verantwoordelijk voor de vaststelling van de examenopgaven. De inhoud van het examen, de eisen voor toelating, de wijze van examinering, het toezicht op de examinering en de geautomatiseerde beoordeling worden door het ontwerpbesluit geregeld. Ten slotte bepaalt het ontwerpbesluit dat de resultaten van het basisexamen inburgering niet worden heroverwogen. De Raad van State maakt onder meer opmerkingen over de technische betrouwbaarheid van het systeem en de fraudebestendigheid. Hij is van oordeel dat enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Betrouwbaarheid van het technische systeem De examinering in het buitenland is alleen verantwoord als het systeem in technisch opzicht betrouwbaar is. De validiteit en betrouwbaarheid van het technische systeem moeten verzekerd zijn. Het is van belang dat de toelichting overtuigend uiteenzet op grond waarvan dit mag worden aangenomen. Ook moet duidelijk worden gemaakt welke maatregelen zijn getroffen voor het geval het technische systeem in incidentele gevallen uitvalt. Volgens de nota van toelichting voldoet het geautomatiseerde examensysteem aan de eisen van validiteit, betrouwbaarheid en efficiëntie.(zie noot 2) De techniek is al 10 jaar in gebruik voor toetsing van spreek- en luistervaardigheid in het Engels. De toelichting verwijst naar internationaal onderzoek, naar erkenning door toetsers en naar tests in een groot aantal praktijksituaties zonder vermelding van onderzoekers, testers en rapportages. Het is niet duidelijk in hoeverre de betrouwbaarheid van het systeem, met name de automatische spraakherkenner, voor de Nederlandse taal is gebleken. Bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel inburgering in het buitenland is de minister hierop ingegaan. Ook heeft zij gewezen op onderzoeksresultaten die in mei beschikbaar zouden komen. De betrouwbaarheid is des te meer van belang nu artikel 3.98d, eerste lid, heroverweging van de resultaten geheel uitsluit. De Raad adviseert in de nota van toelichting - mede aan de hand van de door de Minister in de Tweede Kamer genoemde en aangekondigde onderzoeken - de validiteit en betrouwbaarheid van het technische systeem voor het voorgenomen gebruik nader aan te tonen. 2. Fraudebestendigheid Invoering van het basisexamen inburgering heeft alleen voldoende effect als het stelsel van inburgering in het buitenland fraudebestendig is. In het ontwerpbesluit zijn enkele mogelijk zwakke schakels te herkennen. Zo is vrijstelling van het examen mogelijk voor een vreemdeling met een geestelijke of lichamelijke belemmering (artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onderdeel c). Volgens de toelichting zal hiervoor een "verklaring van een betrouwbare en terzake kundige arts" noodzakelijk zijn.(zie noot 3) Het zal niet eenvoudig zijn na te gaan of een voorgelegde verklaring door een betrouwbare en terzake kundige arts is opgesteld of ondertekend. Voorts kan worden gewezen op mogelijke fraude met het in artikel 3.98b, derde lid, genoemde andere identiteitsbewijs. De nota van toelichting schenkt geen aandacht aan maatregelen ter voorkoming van fraude. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien. 3. Aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf a. In het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit wordt niet bepaald dat het basisexamen met goed gevolg moet zijn afgelegd, voordat de aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) wordt ingediend. De nota van toelichting gaat ervan uit dat bij de aanvraag mvv bescheiden worden overgelegd, waaronder het bewijs dat de aanvrager het basisexamen inburgering met goed gevolg heeft afgelegd.(zie noot 4) Als de aanvraag wordt ingediend voordat het basisexamen is behaald, kan het bestuursorgaan besluiten de "incomplete" aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5, eerste lid, Awb). De Minister kan dus een termijn stellen waarbinnen de vreemdeling - na indiening van de aanvraag - het basisexamen dient te behalen. Toepassing van artikel 4:5, eerste lid, Awb kan ertoe leiden dat een vreemdeling alsnog het basisexamen voorbereidt en aflegt, en vervolgens alsnog - om andere redenen die bij de "incomplete" aanvraag al bekend kunnen zijn - een afwijzing van zijn aanvraag mvv ontvangt. Om te voorkomen dat het stellen van een termijn verwachtingen wekt, adviseert de Raad in het ontwerpbesluit te bepalen dat bij een "incomplete" aanvraag een termijn wordt gesteld voor aanvulling, tenzij uit de voorhanden gegevens blijkt dat redelijkerwijs afwijzing zal moeten volgen. b. De vraag of een aanvraag mvv kan worden gedaan zonder bewijs van een met succes afgelegd basisexamen, is ook van belang in verband met de invoering van het stelsel van inburgering in het buitenland. Aan degene die zijn aanvraag mvv indient voor de inwerkingtreding van het inburgeringsvereiste, kan het niet met succes afgelegd hebben van het basisexamen niet worden tegengeworpen, ook niet als de beslissing op de aanvraag na inwerkingtreding van het nieuwe vereiste wordt genomen. Artikel 3.103 Vreemdelingenbesluit 2000 bepaalt immers dat de aanvraag wordt getoetst aan het recht dat gold op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij uit de Wet anders voortvloeit of het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven, voor de vreemdeling gunstiger is. Vreemdelingen die hun aanvraag mvv indienen voor de invoering van het nieuwe inburgeringsvereiste hoeven dus geen basisexamen inburgering af te leggen, ook al wordt op hun aanvraag beslist na invoering van het nieuwe vereiste. Dit zal ook voor de uitvoeringspraktijk grote gevolgen kunnen hebben: veel aanvragen worden mogelijk ingediend kort voor invoering, weinig aanvragen kort na invoering. De Raad adviseert hieraan aandacht te besteden in de toelichting. 4. Geldigheidsduur examen In artikel 3.71a, eerste lid, wordt bepaald dat een vreemdeling over de vereiste kennis beschikt, indien hij "binnen een door Onze Minister vast te stellen periode" het basisexamen met goed gevolg heeft afgelegd. In de nota van toelichting wordt vermeld dat de geldigheidsduur van het examen zal worden beperkt tot één jaar; dit zal worden geregeld in het Voorschrift Vreemdelingen 2000.(zie noot 5) De formulering in artikel 3.71a, eerste lid, lijkt op iets anders te doelen; de indruk wordt gewekt dat de vreemdeling een beperkte periode heeft om zich voor te bereiden op het examen. De Raad neemt aan dat beoogd wordt de geldigheidsduur van het behaalde examen te beperken. Dan is regeling bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. De geldigheidsduur kan voor vreemdelingen van groot belang zijn. De spoed waarmee een wijziging moet worden vastgesteld, kan naar het oordeel van de Raad in dit geval niet zo groot zijn dat dit niet bij algemene maatregel van bestuur kan geschieden.(zie noot 6) De Raad adviseert in de tekst van artikel 3.71a, eerste lid, de geldigheidsduur van het examen te regelen. 5. Vrijstelling Artikel 3.71a, tweede lid, wijst groepen nieuwkomers aan voor wie vrijstelling van het nieuwe inburgeringsvereiste thans voorzienbaar is. De toelichting op dit artikel vermeldt dat daarnaast vrijstelling kan worden opgenomen in de Vreemdelingencirculaire 2000, indien vrijstelling voor andere groepen potentiële nieuwkomers in de praktijk noodzakelijk blijkt te zijn. Dit betekent dat categorale vrijstellingen voor het basisexamen inburgering te vinden zijn in de Vreemdelingenwet 2000, in het Vreemdelingenbesluit 2000 én in de Vreemdelingencirculaire 2000. In het belang van overzichtelijkheid adviseert de Raad om nieuwe categorale vrijstellingen in het Vreemdelingenbesluit zelf op te nemen en de toelichting in die zin aan te passen. 6. Identiteitsbewijs In artikel 3.98b, derde lid, is sprake van "het paspoort of een ander identiteitsbewijs". Nu het identiteitsbewijzen van vreemdelingen betreft, biedt artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht geen duidelijkheid welke documenten als identiteitsbewijzen worden aanvaard. Het blijft daarmee onduidelijk welke documenten als ander identiteitsbewijs in de zin van artikel 3.98b, derde lid, kunnen worden aangemerkt. De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te schenken. 7. Examenreglement Ingevolge artikel 3.98b, vierde lid, stelt de minister een examenreglement vast. Hierin worden in elk geval bepalingen opgenomen omtrent de gang van zaken tijdens de examinering, maatregelen om onregelmatigheden en ordeverstoring tijdens de examinering te voorkomen en maatregelen die kunnen worden getroffen in geval van onregelmatigheden of ordeverstoringen. De toelichting vermeldt in par. 5.2 dat een kandidaat - in een voorkomend geval - de verdere deelname aan het examen kan worden ontzegd. Niet duidelijk is of de vreemdeling, nadat zo'n situatie zich heeft voorgedaan, opnieuw aan een inburgeringsexamen kan deelnemen en zo ja, op welke termijn dat zou kunnen. Naar de Raad aanneemt kan niet beoogd zijn deelname van betrokkene aan een inburgeringsexamen voorgoed uit te sluiten. De Raad adviseert in de toelichting te verhelderen onder welke omstandigheden deelname aan het examen kan worden ontzegd en wanneer vervolgens feitelijk een nieuw examen kan worden afgelegd. 8. Kennis van de samenleving In artikel 3.98a, zesde lid, wordt een opsomming gegeven van onderwerpen waarvan de inburgerende vreemdeling elementaire praktische kennis moet hebben. In nota van toelichting wordt gesteld dat onder meer basiskennis wordt verlangd "over universele waarden als de gelijkheid van man en vrouw, de vrijheid van godsdienst en het discriminatieverbod".(zie noot 7) De Raad acht het essentieel dat ook kennis van een andere universele waarde, de vrijheid van meningsuiting, aanwezig is bij vreemdelingen die inburgeren in de Nederlandse samenleving. Hij adviseert in dit verband in de toelichting te spreken over grondwettelijke vrijheden, zoals de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting alsmede andere universele waarden, die door de verdragen inzake de rechten van de mens worden beschermd. 9. Examenkosten Uitgangspunt van de regering is dat de kosten van de inburgering in het buitenland en deelname aan de examinering worden gedragen door de vreemdeling zelf. De kosten voor deelname aan het basisexamen inburgering worden gesteld op 350.(zie noot 8) Deze kosten kunnen, in incidentele gevallen, een beletsel vormen voor gezinshereniging. De toelichting noemt terzake van het te betalen examengeld - anders dan bij de examenplicht - niet de mogelijkheid van vrijstelling in verband met artikel 8 EVRM. Voorts wijst de Raad erop dat de prognoses voor exploitatiekosten en inkomsten uit examengelden indiceren dat het examengeld meer dan kostendekkend is.(zie noot 9) De Raad adviseert de tekst van artikel 3.98b, tweede lid, en de toelichting beter op elkaar te laten aansluiten en in de toelichting in te gaan op de mogelijkheid van een individuele vrijstelling ten aanzien van de betaling van het examengeld. 10. Inspraak De nota van toelichting vermeldt dat het ontwerpbesluit is toegezonden aan de LOM-samenwerkingsverbanden.(zie noot 10) Niet vermeld wordt hoe van die zijde op het ontwerpbesluit is gereageerd en in hoeverre deze reacties tot aanpassing hebben geleid. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 11. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie en ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van Verdrag van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie en ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van Verdrag van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2007, no.07.000911, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie en ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van Verdrag van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met het wijzigen van de mogelijkheden voor het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek met minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met het wijzigen van de mogelijkheden voor het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek met minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2012, no.12.001571, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met het wijzigen van de mogelijkheden voor het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek met minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden (nieuwe grondslag Wet inrichting landelijk gebied), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden (nieuwe grondslag Wet inrichting landelijk gebied), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2006, no. 06.002558, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden (nieuwe grondslag Wet inrichting landelijk gebied), met nota van toelichting. Dit ontwerpbesluit bevat de uitvoering en invulling van de Wet inrichting landelijk gebied. Dat gebeurt door middel van een aanpassing van het Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar merkt daarbij het volgende op. Het wetsvoorstel waaraan het onderhavige ontwerpbesluit uitvoering geeft, is thans nog aanhangig bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Een ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur dient in beginsel niet eerder ter advisering aan de Raad van State te worden voorgelegd, dan nadat het wetsvoorstel dat aan de algemene maatregel van bestuur ten grondslag ligt, door de Tweede Kamer is aanvaard.(zie noot 1) In spoedeisende gevallen kan er reden zijn om hiervan af te wijken. De Raad is niet gebleken dat mag worden verwacht dat de besluitvorming over het wetsvoorstel op zeer korte termijn zal worden afgerond. Op 28 juni 2006 is een eerste nota van wijziging met betrekking tot dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend(zie noot 2); een tweede nota van wijziging is nog in voorbereiding en moet nog worden ingediend. In zoverre ziet de Raad voor de thans gekozen handelwijze geen goede reden. Niettemin adviseert de Raad, gelet op de voorgenomen inwerkingtreding van de Wet inrichting landelijk gebied per 1 januari 2007, thans over het voorliggende ontwerpbesluit. Indien bij de behandeling in de Tweede Kamer in het wetsvoorstel nog wijzigingen worden aangebracht die gevolgen van niet ondergeschikte aard hebben voor de inhoud van het ontwerpbesluit, gaat de Raad ervan uit dat het ontwerpbesluit opnieuw bij hem aanhangig wordt gemaakt. Het ontwerpbesluit geeft de Raad geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit luchtvaartuigen 2008, het Besluit vluchtuitvoering en het Besluit burgerluchthavens (regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit luchtvaartuigen 2008, het Besluit vluchtuitvoering en het Besluit burgerluchthavens (regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2014, no.2014002281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit luchtvaartuigen 2008, het Besluit vluchtuitvoering en het Besluit burgerluchthavens (regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met het stellen van regels aan de raadpleging van een andere bedrijfsarts en de klachtenprocedure en enkele andere wijzigingen, alsmede tot wijziging van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen in verband met de financiering van de commissie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met het stellen van regels aan de raadpleging van een andere bedrijfsarts en de klachtenprocedure en enkele andere wijzigingen, alsmede tot wijziging van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen in verband met de financiering van de commissie.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2017, no.2017000624, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met het stellen van regels aan de raadpleging van een andere bedrijfsarts en de klachtenprocedure en enkele andere wijzigingen, alsmede tot wijziging van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen in verband met de financiering van de commissie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met wijziging van de aanspraak op psychotherapeutische behandeling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met wijziging van de aanspraak op psychotherapeutische behandeling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de invoering van extern klachtrecht bij de rechterlijke organisatie (Wet extern klachtrecht rechterlijke organisatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de invoering van extern klachtrecht bij de rechterlijke organisatie (Wet extern klachtrecht rechterlijke organisatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2005, no.05.002599, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de invoering van extern klachtrecht bij de rechterlijke organisatie (Wet extern klachtrecht rechterlijke organisatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2011, no.11.000351, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2000/34/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van mobiele werknemers, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2000/34/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van mobiele werknemers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van de Wet op de identificatieplicht, het Wetboek van Strafrecht, de Algemene wet bestuursrecht, de Politiewet 1993 en enige andere wetten in verband met de invoering van een identificatieplicht van burgers ten opzichte van ambtenaren van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en van toezichthouders (Wet op de uitgebreide identificatieplicht).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van de Wet op de identificatieplicht, het Wetboek van Strafrecht, de Algemene wet bestuursrecht, de Politiewet 1993 en enige andere wetten in verband met de invoering van een identificatieplicht van burgers ten opzichte van ambtenaren van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en van toezichthouders (Wet op de uitgebreide identificatieplicht).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181) (Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181) (Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2014, no.2014001087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181) (Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang).Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2016, no.2016000956, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2017 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2017 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget.Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2016, no.2016001710, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2017 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met het afschaffen van het rechtmatige verblijf hangende beklag bij het gerechtshof tegen de beslissing van het openbaar ministerie tot niet of niet verdere vervolging van de dader van mensenhandel, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met het afschaffen van het rechtmatige verblijf hangende beklag bij het gerechtshof tegen de beslissing van het openbaar ministerie tot niet of niet verdere vervolging van de dader van mensenhandel, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2012, no.12.001179, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met het afschaffen van het rechtmatige verblijf hangende beklag bij het gerechtshof tegen de beslissing van het openbaar ministerie tot niet of niet verdere vervolging van de dader van mensenhandel, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met kennismigratie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met kennismigratie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 december 2008, no.08.003497, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Uitkeringswet gewezen militairen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Uitkeringswet gewezen militairen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Tariefwet 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Tariefwet 2001).Bij Kabinetsmissive van 1 september 2000, no. 00.004915, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Tariefwet 2001). Het wetsvoorstel strekt tot aanpassing van de belastingtarieven per 2001. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar adviseert de toelichting op een aantal punten aan te vullen. 1. Staatssteun Reeds vanaf de invoering van de milieubelastingen speelt de kwestie van de staatssteun, aldus onder meer de Notitie vergroening van het fiscale stelsel: de derde tranche in 2001 (kamerstukken II 1999/2000, 27 177, nr. 1, blz. 14). De Europese Commissie heeft meermalen tegemoetkomingen in de regulerende energiebelasting, grondwaterbelasting en afvalstoffenbelasting als staatssteun aangemerkt. De Raad van State is van oordeel dat onder deze omstandigheden in de toelichting steeds moet worden aangegeven of een voorziene maatregel geheel of ten dele als staatssteun kan worden gezien. Door het voorstel worden de artikelen 27a en 28a in de Wet belastingen op milieugrondslag opgenomen. Deze artikelen voorzien in vrijstelling of teruggaaf van brandstoffenbelasting voor het verbruik van kolen, gas en petroleumcokes voor het opwekken van elektriciteit of als brandstof voor een installatie voor warmtekrachtkoppeling. In het verlengde hiervan vervalt tevens de uraniumbelasting. Dit samenstel van regelingen maakt naast de verhoging van het tarief van de regulerende energiebelasting deel uit van de omvorming van de brandstoffenheffing van een zogenoemde inputbelasting naar een outputbelasting. Deze omvorming is door het kabinet toegezegd indien een convenant met de eigenaren van kolencentrales tot stand zou komen over een verlaging van de CO2-emissies (Uitvoeringsnota klimaatbeleid, kamerstukken II 1998/99, 26 603, nr. 2, blz. 35). De omstandigheid dat de omvorming van een inputbelasting naar een outputbelasting budgettair neutraal verloopt, laat onverlet dat het gebruik van fossiele brandstof op deze wijze ongelijk wordt belast. De eigen milieudoelstelling van de brandstoffenheffing kan daardoor onder druk komen te staan. Daarnaast komt de verlaging van de CO2-emissie gefaseerd tot stand. Eerst op termijn (2008) kan onder bepaalde voorwaarden de reductie van 6 Mton bereikt worden. In de toelichting is geen aandacht gegeven aan de vraag of de met de omvorming samenhangende maatregelen en de fasering van de reductie niet tot staatssteun voor de kolencentrales leiden. De Raad adviseert in de toelichting uitdrukkelijk de motieven aan te geven op grond waarvan de vrijstelling of teruggaaf van de brandstofheffing niet als steunmaatregel voor de kolencentrales kan worden aangemerkt. 2. Terugsluis Uitgangspunt is dat de opbrengst van de regulerende energiebelasting wordt teruggesluisd. In paragraaf 4.1 van de toelichting wordt gesteld dat de sectoren overheid, onderwijs en non-profit door middel van prijsbijstelling worden gecompenseerd, alsmede dat daarnaast voor de non-profitsector (waaronder kerkgenootschappen) een teruggaafregeling geldt, die een tegemoetkoming biedt voor de regulerende energiebelasting-lastenverzwaring. De bedoelde compensatie wordt niet nader beschreven. De terugsluis is moeilijk te realiseren voor energieverbruikers die niet in de loonbelasting-, inkomstenbelasting- of vennootschapsbelastingheffing worden betrokken. Het probleem wordt groter bij de steeds verdergaande vergroeningsoperatie. Generieke terugsluismaatregelen van de verhogingen van de milieubelastingen kunnen steeds minder alle groepen energieverbruikers op een evenredige wijze bereiken indien bepaalde verbruikers buiten de directe belastingheffing vallen of onvoldoende gecompenseerd kunnen worden. De Raad adviseert uiteen te zetten op welke wijze de compenserende prijsbijstelling zal plaatsvinden, en tevens aan te geven of hiermee de grenzen van de terugsluismogelijkheden bereikt zijn. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met overdracht van taken van de Stichting CPE naar de Stichting COKZ.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met overdracht van taken van de Stichting CPE naar de Stichting COKZ.Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2012, no.no.12.000594, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met overdracht van taken van de Stichting CPE naar de Stichting COKZ, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit als bedoeld in artikel 87 van de onteigeningswet, strekkende tot onteigening van in de gemeente Venlo gelegen percelen, die de Staat (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) tot op heden niet op minnelijke wijze heeft kunnen verwerven.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit als bedoeld in artikel 87 van de onteigeningswet, strekkende tot onteigening van in de gemeente Venlo gelegen percelen, die de Staat (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) tot op heden niet op minnelijke wijze heeft kunnen verwerven.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van geluidsproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidsbeleid, geluidsproductieplafonds), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van geluidsproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidsbeleid, geluidsproductieplafonds), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2008, no.08.001201, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van geluidsproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidsbeleid, geluidsproductieplafonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit informatievoorziening WVO BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit informatievoorziening WVO BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002595, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit informatievoorziening WVO BES, met nota van toelichting. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de noodzaak van het grote aantal gegevens dat scholen moeten verstrekken. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Besluit BIBOB).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Besluit BIBOB).Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2002, no.02.004658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Besluit BIBOB). Het ontwerpbesluit bevat nadere regels voor de uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). Het doel van deze wet is te voorkomen dat overheidsinstanties door het verlenen van opdrachten of het verstrekken van vergunningen ongewild criminele activiteiten begunstigen. De Wet BIBOB maakt het mogelijk dat overheidsinstanties een vergunning weigeren of een opdracht niet verlenen indien het risico bestaat dat deze gebruikt worden om strafbare feiten te plegen dan wel uit strafbare feiten verkregen (geldelijke) voordelen te benutten. Overheidsinstanties kunnen in voorkomende gevallen het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bureau BIBOB) om advies vragen. Het ontwerpbesluit regelt de volgende onderwerpen: a. Aanwijzing van zelfstandige bestuursorganen (zbo's) die een beroep kunnen doen op het Bureau BIBOB. b. Aanwijzing van sectoren waarvoor het wenselijk is dat een advies wordt uitgebracht voordat een aanbieder een opdracht wordt gegund, te weten de bouw, de informatie- en communicatiesector en de sector milieu. c. Aanwijzing van inrichtingen waarover bij de verstrekking van een vergunning een advies kan worden ingewonnen. d. Vaststelling van criteria voor de berekening van de vergoeding voor adviezen. e. Aanwijzing van drie extra instanties die het Bureau BIBOB informatie moeten verstrekken. f. Vaststelling van termijnen voor informatieverstrekking. g. Inwerkingtreding van de resterende onderdelen van de Wet BIBOB. De Raad van State maakt kanttekeningen over de regeling van de inwerkingtreding, de doorwerking van een toekomstige wijziging in het drempelbedrag van Europese aanbestedingsrichtlijnen, de definitie van escortbedrijven en smart- en growshops, de berekening van de vergoedingen die overheidsinstanties aan het Bureau BIBOB dienen te betalen en de samenstelling van de lijst van zbos die een beroep op de diensten van het Bureau BIBOB kunnen doen. 1. Inwerkingtreding De laatste alinea van de toelichting vermeldt dat de Wet BIBOB per 1 januari 2003 geheel in werking zal treden. Deze mededeling is niet geheel juist, aangezien artikel 37 (de wijziging van de Opiumwet) hiervan is uitgezonderd. De Raad adviseert deze uitzondering toe te lichten. Verder wordt in deze alinea melding gemaakt van de eerdere inwerkingtreding van de bepalingen inzake het Bureau BIBOB en de informatieleveranciers met ingang van 1 september 2002. Hierbij wordt verwezen naar een nog in te vullen nummer van de aflevering van het Staatsblad waarin het desbetreffende besluit is geplaatst. Kennelijk wordt hier gedoeld op het koninklijk besluit van 29 augustus 2002, gepubliceerd in het op 17 oktober 2002 uitgegeven Staatsblad 2002, 502. De weergave in de toelichting van dit besluit is niet geheel juist. In het besluit is immers niet bepaald dat de wet in werking treedt met ingang van 1 september 2002, maar dat zij in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dit staatsblad, derhalve 18 oktober 2002, waaraan wordt toegevoegd dat de in werking getreden bepalingen van de Wet BIBOB terugwerken tot en met 1 september 2002. Terugwerkende kracht dient slechts te worden verleend indien daarvoor een bijzondere reden bestaat en met inachtneming van de beperkingen die uit de Grondwet en verdragen voortvloeien. (zie noot 1) Het komt de Raad niet juist voor via een koninklijk besluit betreffende de inwerkingtreding in terugwerkende kracht te voorzien zonder wettelijke grondslag, nog afgezien daarvan dat onduidelijk is waarom in de behoefte aan inwerkingtreding begin september niet kon worden voorzien door een eerdere publicatie van het koninklijk besluit van 29 augustus 2002. De Raad adviseert dit onderdeel van de toelichting in het licht van het vorenstaande te herzien. 2. Drempelwaarden Europese aanbestedingsrichtlijnen Bij de vraag of een zbo als een aanbestedende dienst moet worden aangemerkt, is onder andere de hoogte van de aan te besteden bedragen in aanmerking genomen. Als uitgangspunt is genomen de drempelwaarden waarboven de Europese aanbestedingsrichtlijnen gelden. De bestaande richtlijnen op dit gebied worden binnenkort in één nieuwe richtlijn opgenomen, waarbij de drempelbedragen voor diensten en leveringen worden gedifferentieerd afhankelijk van de vraag of de aanbestedende dienst al dan niet een centrale instantie is.(zie noot 2) Dit roept de vraag op of en in hoeverre in de in de Bijlage opgenomen lijst van zbos reeds rekening kan worden gehouden met het in het vervolg te maken onderscheid tussen centrale instanties en niet-centrale instanties. De Raad adviseert hieraan in de toelichting aandacht te besteden. 3. Inrichtingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, Wet BIBOB Ingevolge artikel 7, tweede lid, Wet BIBOB kunnen bij algemene maatregel van bestuur inrichtingen worden aangewezen waarover het Bureau BIBOB een advies kan uitbrengen over het weigeren dan wel het intrekken van een vergunning. Het betreft hier de volgende soorten inrichtingen: (a) horecabedrijven, (b) bedrijven die op één locatie seksuele diensten verlenen, (c) escortbedrijven en (d) smart- en growshops. Bij schrijven van 16 juli 2002 heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opmerkingen gemaakt over de definities van deze inrichtingen in een eerder conceptontwerp. De gebruikte omschrijvingen zouden voor een deel niet aansluiten bij de modelverordening van de VNG.(zie noot 3) De Raad heeft over deze definities de volgende opmerkingen. a. Onderdeel c ziet op escortbedrijven. Ingevolge artikel 7, tweede lid, Wet BIBOB kunnen uitsluitend inrichtingen worden aangewezen als ondernemingen waarover het Bureau BIBOB een advies kan uitbrengen. De Wet BIBOB kent geen afzonderlijke definitie van het begrip "inrichting"; uit definities in andere wetten(zie noot 4) valt af te leiden dat het begrip "inrichting" een min of meer vaste locatie veronderstelt van waaruit een bedrijf wordt uitgeoefend. Een escortbedrijf kan worden uitgeoefend vanaf zon vaste plaats, bijvoorbeeld een kantoor- of winkelpand. Dit is echter niet noodzakelijk. Een ondernemer kan ook een mobiel escortbedrijf uitoefenen, bijvoorbeeld vanuit zijn auto. Mobiele escortbedrijven zouden dan niet onder de werking van het Besluit BIBOB vallen. De Raad adviseert in de definitie rekening te houden met het begrip "inrichting" en in toelichting op deze problematiek nader in te gaan. b. Onderdeel d ziet op "smart- en growshops". De VNG heeft hierover opgemerkt dat geen enkele gemeente een vergunningenstelsel kent voor deze categorie winkels, zodat de Wet BIBOB daarvoor betekenis zou missen. De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te besteden. 4. Doorberekening van kosten Ingevolge artikel 5 Besluit BIBOB wordt de bijdrage in de kosten van het advies als bedoeld in artikel 16 Wet BIBOB vastgesteld aan de hand van de volgende gegevens: a. de werkelijk gemaakte kosten; b. het aantal aanvragen in het afgelopen kalenderjaar; c. het verwachte aantal totale aanvragen in het lopende kalenderjaar; d. het verwachte aantal aanvragen in het eerstvolgende kalenderjaar. De bijdrage is niet kostendekkend, maar moet enerzijds voorkomen dat de kosten geheel ten laste van de Ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komen, en anderzijds bestuursorganen en aanbestedende diensten ervan weerhouden om lichtvaardig gebruik te maken van de mogelijkheid om advies te vragen, aldus de toelichting.(zie noot 5) Gelet op de doelstellingen van bijdrage in de kosten ziet de Raad voorshands niet in welke rol de onder b tot en met d genoemde gegevens kunnen spelen bij de vaststelling van de bijdrage in de kosten. De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te besteden. 5. Samenstelling lijst van zbos In de Bijlage bij het voorstel is een lijst van zbos opgenomen die voor het doen van aanbestedingen een advies kunnen inwinnen bij het Bureau BIBOB. Criterium voor opname op deze lijst is het doen van grote aanbestedingen in sectoren die risicogevoelig zijn voor criminele infiltratie, alsmede kleinere aanbestedingen die een aanzienlijke maatschappelijke waarde hebben. De Raad constateert dat deze lijst de Nederlandse Omroep Stichting (artikel 16 van de Mediawet) bevat, maar dat de Nederlandse Programma Stichting (artikel 15 van de Mediawet) ontbreekt. Deze keuze is niet zonder meer begrijpelijk. De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te besteden. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een nadere aanduiding van te overleggen bescheiden door werkgevers en vermoedelijke werkgevers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een nadere aanduiding van te overleggen bescheiden door werkgevers en vermoedelijke werkgevers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2011, no.11.000171, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een nadere aanduiding van te overleggen bescheiden door werkgevers en vermoedelijke werkgevers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio's), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio's), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2006, no.06.004277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio's), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik en wijziging van de grens tussen de provincies Utrecht en Zuid-Holland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik en wijziging van de grens tussen de provincies Utrecht en Zuid-Holland.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2017, no.2017001760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik en wijziging van de grens tussen de provincies Utrecht en Zuid-Holland, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met het wijzigen van de aanspraak op farmaceutische hulp en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met het wijzigen van de aanspraak op farmaceutische hulp en enkele andere wijzigingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 (uitbreiding pachtprijsgebieden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 (uitbreiding pachtprijsgebieden).Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2009, no. 09.001821, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Pachtprijzenbesluit 2007 (uitbreiding pachtprijsgebieden), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot verlenging van het Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot verlenging van het Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 september 2013, no.13.002001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot verlenging van het Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94) en Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU 2003, L 251).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94) en Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU 2003, L 251).Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2016, no.2016001134, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94) en Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU 2003, L 251), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Jeugdwet (Besluit Jeugdwet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Jeugdwet (Besluit Jeugdwet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 augustus 2014, no.2014001499, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Jeugdwet (Besluit Jeugdwet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol betreffende water en gezondheid bij het Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren van 1992, Londen, 17 juni 1999 (Trb. 2000, 48 en Trb. 2001, 92), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol betreffende water en gezondheid bij het Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren van 1992, Londen, 17 juni 1999 (Trb. 2000, 48 en Trb. 2001, 92), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 10 november 2008, no.08.003192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol betreffende water en gezondheid bij het Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren van 1992, Londen, 17 juni 1999 (Trb. 2000, 48 en Trb. 2001, 92), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2013, no.13.000172, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (Overleveringswet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (Overleveringswet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten in verband met de scheiding van taken binnen de Raad van State en de opheffing van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten in verband met de scheiding van taken binnen de Raad van State en de opheffing van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten in verband met de scheiding van taken binnen de Raad van State en de opheffing van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels ter implementatie van de richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels ter implementatie van de richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2008, no.08.001744, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende regels ter implementatie van de richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Belmopan, 4 februari 2010 (Trb. 2010, 64), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Belmopan, 4 februari 2010 (Trb. 2010, 64), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2010, no.10.001187, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Belize inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Belmopan, 4 februari 2010 (Trb. 2010, 64), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enige wetten in verband met de handhaving van voorschriften in een vreemde taal, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enige wetten in verband met de handhaving van voorschriften in een vreemde taal, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enige wetten in verband met de handhaving van voorschriften in een vreemde taal, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Registratiebesluit BIG in verband met het gebruik van het BIG-registratienummer voor het register met financiële betrekkingen tussen beroepsbeoefenaren en ondernemingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Registratiebesluit BIG in verband met het gebruik van het BIG-registratienummer voor het register met financiële betrekkingen tussen beroepsbeoefenaren en ondernemingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2012, no.12.002984, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Registratiebesluit BIG in verband met het gebruik van het BIG-registratienummer voor het register met financiële betrekkingen tussen beroepsbeoefenaren en ondernemingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de verstrekking van subsidies aan provincies in het kader van de tender investeringsprogramma's provincies 2000 (Besluit tender investeringsprogramma's provincies 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de verstrekking van subsidies aan provincies in het kader van de tender investeringsprogramma's provincies 2000 (Besluit tender investeringsprogramma's provincies 2000).Bij Kabinetsmissive van 23 augustus 2000, no.00.004723, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies aan provincies in het kader van de tender investeringsprogramma's provincies 2000 (Besluit tender investeringsprogramma's provincies 2000). Het ontwerpbesluit is de opvolger van het Besluit stimulering ruimte voor economische activiteiten. Deze tijdelijke regeling komt ingevolge artikel 37 daarvan op 1 januari 2010 te vervallen. Op grond van dat besluit konden gemeenten tot en met 1999 subsidies aanvragen om dreigende knelpunten met betrekking tot de tijdige beschikbaarheid van voldoende bedrijventerrein van de juiste kwaliteit op te lossen. Het ontwerpbesluit is bedoeld om een financiële stimulans te geven aan provincies en via deze ook aan gemeenten, om een zo goed mogelijke invulling te geven aan hun gezamenlijke rol bij de ruimtelijk economische beleidsontwikkeling en -uitvoering in de provincies en regio's. De nieuwe procedure is vergelijkbaar met die van het oude besluit: alleen de beste aanvragen worden gehonoreerd (de zogenaamde tenderprocedure). De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerp wenselijk is. 1. Staatssteun In het ontwerpbesluit wordt kort aandacht besteed aan staatssteun. In artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, staat dat geen subsidie zal worden verstrekt voorzover bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat deze in strijd is met artikel 87 van het EG-Verdrag. In de toelichting wordt onder Toets Europese steunkader, uiteengezet waarom aan het ontwerpbesluit geen aspecten kleven van staatssteun. Onder meer wordt genoemd dat het een uitkering aan andere overheden betreft, dat niet meer dan 50 procent van het bedrijfseconomisch tekort van een project gesubsidieerd zal worden en dat de mededeling van de Europese Commissie inzake de wijze van verkopen van grond in acht zal worden genomen. Voorts wordt gesteld dat slechts de algemene infrastructuur(zie noot 1) van projecten voor subsidie in aanmerking komt. Ten aanzien hiervan plaatst de Raad twee kanttekeningen. a. Hoewel aan het onderhavige besluit op zich inderdaad geen aspecten van staatssteun lijken te kleven, kan niet worden uitgesloten dat het toch staatssteun zou kunnen inhouden. Het is immers mogelijk dat (individuele) bedrijven een reductie kunnen krijgen op kosten die normaal gesproken geheel voor hun rekening zouden blijven, als gevolg van een subsidie waarvoor het onderhavige besluit de eerste "stap" vormt. In dit verband merkt de Raad op dat het Hof van Justitie heeft overwogen dat het begrip (staats)steun niet alleen positieve prestaties zoals subsidies betreft. Het gaat ook om maatregelen die, in verschillende vormen, de lasten verlichten, die normaliter op het budget van een onderneming drukken en daardoor - zonder nog subsidies in de strikte zin van het woord te zijn - van gelijke aard zijn en tot identieke gevolgen leiden.(zie noot 2) Relevant zijn, met andere woorden, de gevolgen die verbonden kunnen worden aan de financiering door de overheid van de algemene infrastructuur; die gevolgen zijn afhankelijk van de uitvoering van het project. De Raad beveelt aan in de nota van toelichting hierop in te gaan. b. Het is het college voorts opgevallen dat in de periode tussen verlening van de subsidie en de vaststelling daarvan, de verantwoordelijkheid om te voorkomen dat de desbetreffende subsidiegelden als staatssteun moeten worden aangemerkt geheel bij de gemeenten, openbare lichamen en de samenwerkingsverbanden ligt. De Minister van Economische Zaken heeft alleen een controlerende rol ten tijde van de vaststelling van de subsidie.(zie noot 3) Dit is, gelet op het uitgangspunt van de regeling, te begrijpen, maar wellicht had gekozen kunnen worden voor het opnemen van een regeling waarin de projecten vanaf het moment van subsidieverlening tot de daadwerkelijke uitvoering daarvan door de minister beoordeeld worden op staatssteunaspecten. Op die manier zou immers kunnen worden voorkomen dat in bepaalde gevallen achteraf geconstateerd moet worden dat toch van staatssteun sprake is en de subsidie zou moeten worden terugbetaald. Ook de Raad voor de financiële verhoudingen stelt in zijn advies(zie noot 4) dat de kans op ongewenste terugbetaling na zeseneenhalf jaar geminimaliseerd zou moeten worden. De terughoudendheid van de regering op dit punt blijkt ook uit het feit dat is afgezien van het opnemen in het ontwerpbesluit van duidelijke criteria die gelden voor de besteding van de toegekende subsidie. In het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen is aangegeven dat dergelijke criteria essentieel zijn. Het zou volgens het advies duidelijk moeten zijn waaraan geld besteed mag worden, zodat de kans op een met de regels strijdige besteding (bijvoorbeeld steun aan private partijen) geminimaliseerd wordt. Het college adviseert in de toelichting meer aandacht te besteden aan de potentiële risicos die bestaan in verband met de staatssteunaspecten en de rol die de minister ter voorkoming daarvan toekomt en zo nodig het besluit aan te melden bij de Europese Commissie. 2. Criteria In artikel 1, aanhef en onder b, wordt de term investeringsprogramma gedefinieerd door middel van het opsommen van de onderwerpen die in een dergelijk programma vermeld moeten staan. Als één van deze onderwerpen ontbreekt zal een subsidieaanvraag op grond daarvan worden afgewezen. Artikel 8 bepaalt namelijk dat de minister in elk geval afwijzend op een aanvraag beslist indien de aanvraag niet voldoet aan het ontwerpbesluit en de daarop berustende bepalingen. In de toelichting op dit artikel wordt ook specifiek naar artikel 1 verwezen. Daarmee bevat de definitie normen, die daarom niet in het genoemde artikel 1 thuishoren. Eenzelfde opmerking maakt de Raad ten aanzien van de begripsomschrijving van "provinciale visie", nu daarin eveneens sprake lijkt te zijn van inhoudelijke eisen. De Raad adviseert om de normatieve elementen uit artikel 1 te lichten en elders in het besluit onder te brengen. 3. Puntensysteem In artikel 9, achtste lid, is bepaald dat de (advies)commissie de aanvragen rangschikt naar gelang van de eindscore. In de algemene toelichting wordt onder "Specifieke aandachtspunten" gesproken over extra punten die toegekend kunnen worden aan bepaalde projecten. Uit de toelichting op artikel 9 onder "Haalbaarheid" blijkt dat ook voor de fasen waarin een project zich bevindt, punten worden toegekend. De punten die daarbij in een hogere fase worden gehaald wegen meer dan die behaald in een lagere fase. Ten slotte staat in de algemene toelichting onder "Omvang provinciale taakstelling" dat onafhankelijk van de subsidieaanvraag een aantal basispunten aan provincies worden toegekend. Kennelijk bestaat er een puntenlijst die correspondeert met onder andere de criteria zoals genoemd in artikel 9 van het ontwerpbesluit. Hoe deze punten verdiend kunnen worden en hoeveel punten per onderdeel maximaal te verkrijgen zijn, staat niet vermeld in het ontwerpbesluit, terwijl het kennelijk gaat om voor de beoordeling van de subsidieaanvragen essentiële elementen die, althans deels, reeds bekend zijn.(zie noot 5) Gelet hierop adviseert de Raad het puntensysteem onderdeel te laten uitmaken van het ontwerpbesluit zelf. 4. Overlapping Artikel 1, tweede lid, bepaalt dat in een investeringsprogramma dat nodig is om subsidie aan te vragen, geen projecten of beleidsvoornemens opgenomen zijn die reeds opgenomen zijn geweest in een investeringsprogramma dat als bijlage behoorde bij een aanvraag waarop door de minister eerder een beschikking tot subsidieverlening is gegeven. In artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, staat dat geen subsidie wordt verleend als bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat terzake van een project reeds eerder door de minister subsidie is verstrekt op grond van het Besluit stimulering ruimte voor economische activiteit of het Besluit uitkering bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten. Het lijkt alsof deze artikelen elkaar (deels) overlappen. De verhouding tussen deze artikelen zou daarom in de toelichting uiteengezet moeten worden. De Raad beveelt aan de toelichting aldus aan te vullen. Mocht er inderdaad van overlapping sprake zijn, dan adviseert de Raad die op te heffen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte (Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte (Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2009, no.09.000071, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter zake van heffingen in verband met de gezondheidszorg voor dieren (Besluit heffing bestrijding dierziekten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter zake van heffingen in verband met de gezondheidszorg voor dieren (Besluit heffing bestrijding dierziekten).Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2014, no.2014001202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter zake van heffingen in verband met de gezondheidszorg voor dieren (Besluit heffing bestrijding dierziekten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2015, no.2015001824, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende het toezicht op trustkantoren (Wet toezicht trustkantoren).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende het toezicht op trustkantoren (Wet toezicht trustkantoren).Bij Kabinetsmissive van 23 april 2003, no.03.001766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende het toezicht op trustkantoren (Wet toezicht trustkantoren). Ter bevordering van de integriteit van het financiële stelsel introduceert het wetsvoorstel toezicht trustkantoren een vergunningenstelsel met toezicht toegespitst op integere bedrijfsvoering. De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel enkele opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Reikwijdte van het wetsvoorstel In de nota Integriteit Financiële sector en terrorismebestrijding(zie noot 1) wordt een wet inzake het toezicht op trustmaatschappijen en financieringsmaatschappijen aangekondigd waarin onder meer het onderzoek naar de betrouwbaarheid van bestuurders, commissarissen, beleidsbepalers en belangrijke aandeelhouders van financieringsmaatschappijen zal worden geïntegreerd. De Raad constateert dat de betrouwbaarheidstoets in het wetsvoorstel is beperkt tot trustkantoren en dat financieringsmaatschappijen alleen nog in het toezicht betrokken worden voorzover zij worden beheerd door trustkantoren. De door het trustkantoor te verzamelen gegevens met betrekking tot de onder zijn beheer staande financieringsmaatschappijen betreffen niet de betrouwbaarheid van de bestuurders en andere betrokkenen bij financieringsmaatschappijen, maar zijn beperkt tot gegevens ter identificatie. Het college adviseert in het licht van het voorgaande (nader) op de reikwijdte van het wetsvoorstel in te gaan en tevens aan te geven hoe het integriteitstoezicht op financieringsmaatschappijen verder wordt vorm gegeven. 2. In het buitenland gevestigde trustkantoren Het wetsvoorstel verbiedt zonder vergunning van de toezichthouder in of vanuit Nederland als trustkantoor werkzaam te zijn. Het verbod geldt ook voor niet in Nederland gevestigde trustkantoren die in Nederland diensten aanbieden. Dit zou in de tekst van artikel 2 duidelijker dan thans het geval is tot uitdrukking dienen te komen. In dit verband zal bovendien in de toelichting moeten worden ingegaan op de verenigbaarheid van de voorgestelde regeling met de EG-regels inzake het vrije dienstenverkeer (de artikelen 49 en volgende van het EG-Verdrag). Aangezien de vergunningeis een beperking van dit verkeer inhoudt, zal een beroep moeten worden gedaan op de uitzondering voor het algemeen belang met de daarbij behorende eisen van noodzakelijkheid en evenredigheid. De constatering in de toelichting dat Europese regels op dit terrein ontbreken, miskent de hiervoor beschreven toepasselijkheid van het Verdragsrecht.(zie noot 2) Het college adviseert voorts in de toelichting te bespreken hoe in de praktijk handhaving van het verbod jegens buitenlandse trustkantoren zal geschieden. 3. Overige opmerkingen a. Blijkens de definitie van het begrip doelvennootschap in artikel 1, onderdeel b, en van het begrip dienst in met name artikel 1, onderdeel d, onder 2o, richt het wetsvoorstel zich in een aantal gevallen slechts op diensten die worden verleend aan een rechtspersoon of vennootschap. De Raad vraagt zich af of hiermee niet een te beperkte werking aan het voorstel wordt gegeven. Bepaalde diensten kunnen ook aan een enkele natuurlijke persoon worden verleend. Het college adviseert hierop in de memorie van toelichting in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen. b. De in artikel 1, onderdeel d, als tweede genoemde dienst die niet zonder vergunning mag worden verleend, betreft het ter beschikking stellen van een adres of correspondentieadres. Domicilieverlening is alleen een kwalificerende dienst als daarbij ook één van de genoemde bijkomende werkzaamheden wordt verleend. De Raad meent dat hiermee de mogelijkheid wordt geschapen om het beoogde verbod in de praktijk te ontgaan door de werkzaamheden te splitsen en adviseert naast de voorgestelde gecombineerde dienst de domicilieverlening als aparte dienst op te nemen. c. Artikel 2, eerste lid, bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van de toezichthouder in of vanuit Nederland als trustkantoor werkzaam te zijn. Het blijkt niet duidelijk of werkzaam zijn méér omvat dan het aanbieden of verlenen van diensten. Het college adviseert een en ander te verduidelijken. d. Het tweede lid van artikel 2 geeft de minister de bevoegdheid vrijstelling te verlenen van het in het eerste lid bedoelde verbod, terwijl het derde lid de toezichthouder de bevoegdheid geeft ontheffing te verlenen van dat verbod. Uit voorstel noch toelichting blijkt op welke situaties deze bevoegdheden betrekking kunnen hebben. De Raad adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan en het voorstel met vrijstellings- en ontheffingsgronden aan te vullen. e. In artikel 7 wordt bepaald dat de toezichthouder een register houdt waarin zijn ingeschreven de trustkantoren die op grond van een vergunning hun diensten mogen verlenen. De Raad merkt op dat trustkantoren die op grond van artikel 2 zijn vrijgesteld van het verbod om zonder vergunning diensten te verlenen of die een ontheffing hebben gekregen van dat verbod, zich volgens de toelichting op artikel 2 wel zullen moeten laten registreren bij De Nederlandsche Bank, maar blijkens artikel 7 niet in het openbare register als bedoeld in dat artikel worden opgenomen. Het college meent dat het gelet op de doelstellingen van de wet wenselijk is dat ook de trustkantoren die zonder vergunning mogen werken, in het register van artikel 7 worden opgenomen en adviseert dat artikel in verband hiermee aan te passen. f. Artikel 28, tweede lid, bepaalt dat het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 21 vervalt, indien de toezichthouder ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd. Een overeenkomstige bepaling staat in artikel 38, tweede lid, ten aanzien van een feit als bedoeld in artikel 31, indien de toezichthouder het feit ter openbare kennis heeft gebracht. Nu hiermee de bevoegdheid van het openbaar ministerie wordt beperkt, rijst de vraag of en op welke manier in deze gevallen afstemming tussen de toezichthouder en het openbaar ministerie plaatsvindt. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek i.v.m. de kenniscirculatie tussen hogescholen en de beroepspraktijk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek i.v.m. de kenniscirculatie tussen hogescholen en de beroepspraktijk.Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2003, no.03.000912, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A.D.S.M. Nijs, MBA, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek i.v.m. de kenniscirculatie tussen hogescholen en de beroepspraktijk. Het voorstel behelst een wijziging van de taakomschrijving van hogescholen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek teneinde de uitwisseling van kennis tussen het hoger beroepsonderwijs en de praktijk te bevorderen. Op grond van de huidige wet mogen hogescholen onderzoek verrichten, voorzover dit verband houdt met het onderwijs aan de instelling. In tegenstelling tot universiteiten ontvangen hogescholen hiervoor geen afzonderlijk budget. In augustus 2001 is een door de Onderwijsraad en de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) een onderzoek gepubliceerd naar de kennisuitwisseling tussen hogescholen en de praktijk.(zie noot 1) Bij brief van 30 november 2001 verzocht de HBO-raad vervolgens om een afzonderlijke wettelijke taak op het gebied van ontwerp en ontwikkeling, en om een afzonderlijk fonds hiervoor. De vorige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft niet ingestemd met dit fonds, maar wel met een meer stimulerende formulering in de wet zonder de wettelijke taak van de hogescholen te veranderen. Thans wordt als voorwaarde opgenomen dat de resultaten van het onderzoek later maatschappelijk kunnen worden toegepast. De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de wettelijke taak van hogescholen en heeft evenmin financiële consequenties. De Raad van State maakt opmerkingen over de gekozen formulering en over de noodzaak van het voorstel. Gelet hierop kan over het voorstel niet positief worden geadviseerd. 1. Formulering van de wijziging Het wetsvoorstel heeft een uitermate beperkte inhoud. Aan de wettelijke omschrijving van de onderzoekstaak van hogescholen wordt toegevoegd en waarvan de resultaten later maatschappelijk kunnen worden toegepast. Ervan uitgaande dat het woord later gevoeglijk kan worden gemist onderzoeksresultaten kunnen immers niet eerder worden toegepast dan nadat het onderzoek is uitgevoerd - rijst de vraag of de bedoeling van de toe te voegen woorden is (1) een beperking aan te brengen op hetgeen volgens het bestaande criterium aan onderzoek mag worden gedaan, dan wel (2) naast het bestaande criterium een alternatief criterium te introduceren voor onderzoek dat door hogescholen mag worden verricht. De Raad leidt echter uit tekst en toelichting af dat noch het een, noch het ander de bedoeling is. In het eerste geval zou de bepaling grammaticaal correct, zij het niet geheel duidelijk zijn geformuleerd: de beperkende bijzin omvat twee elementen waaraan zou moeten worden voldaan. Uit de toelichting blijkt echter niets van het oogmerk, laat staan van de redengeving voor een inperking van de onderzoekstaak van hogescholen. In het tweede geval had de toevoeging niet met en maar met of moeten worden ingeleid. Uitdrukkelijk wordt echter in paragraaf 2 van de toelichting gesteld dat de wetswijziging geen financiële gevolgen heeft omdat de wettelijke taakstelling inhoudelijk gelijk blijft. Ook het maatschappelijk toe te passen onderzoek moet behoren tot de onderzoeksactiviteiten die aan de kwaliteit van het onderwijs bijdragen, aldus dit onderdeel van de toelichting. De Raad wijst erop dat zulk onderzoek geheel past binnen de huidige wettelijke taak, nu deze geen zwaardere eis stelt dan een verband met het onderwijs aan de instelling. Onjuist is dan ook de in paragraaf 1 van de toelichting uitgesproken veronderstelling dat de huidige formulering van de wettelijke taakstelling zou eisen dat onderzoeksactiviteiten uitsluitend voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling. Nu het niet de bedoeling blijkt te zijn het verband met het onderwijs los te laten, is de veronderstelling onjuist dat de tekst van de geldende wet aan de beoogde verbreding van onderzoeksinspanningen in de weg staat. 2. Noodzaak van de wijziging De juiste omschrijving van het doel van het wetsvoorstel lijkt dan ook gevonden te moeten worden in de derde paragraaf van de toelichting. Daar wordt gesteld dat de wetswijziging het resultaat is van het zoeken naar een meer stimulerende formulering in de wet, zonder dat daarbij de wettelijke taak van hogescholen verandert. Hiervoor is evenwel geen wetswijziging nodig. De stimulerende beschouwingen kunnen in plaats van in de toelichting bij een wetsvoorstel ook in een brief of nota ter bespreking in de kamers van de Staten-Generaal worden neergelegd. Nu aan het wetsvoorstel geen andere betekenis kan worden ontleend dan het geven van een stimulans zonder dat de wettelijke taak van hogescholen verandert, kan de Raad niet positief over het wetsvoorstel adviseren. Het moet onjuist worden geacht, de procedure van wetgeving in formele zin te gebruiken voor een wetswijziging zonder reële normatieve betekenis die in feite slechts dient ter bezegeling van een in uitvoerig overleg met betrokken actoren - aldus paragraaf 3 van de toelichting - bereikt compromis nadat een voorstel voor de inrichting van een afzonderlijk ontwerp- en ontwikkelingsfonds voor het hoger beroeps onderwijs was afgewezen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met het aanbrengen van enkele moderniseringen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met het aanbrengen van enkele moderniseringen.Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2017, no.2017001164, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met het aanbrengen van enkele moderniseringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 augustus 2009, no.09.002111, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van het gedeelte Arkemheenweg met vrijliggende fietspaden vanaf de Amersfoortseweg tot 20 meter voor de rotonde ter hoogte van de Verbindingsweg/Arkemheenweg en een ongelijkvloerse kruising van de Arkemheenweg met de spoorlijn Amersfoort-Zwolle met bijkomende werken in de gemeente Nijkerk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van het gedeelte Arkemheenweg met vrijliggende fietspaden vanaf de Amersfoortseweg tot 20 meter voor de rotonde ter hoogte van de Verbindingsweg/Arkemheenweg en een ongelijkvloerse kruising van de Arkemheenweg met de spoorlijn Amersfoort-Zwolle met bijkomende werken in de gemeente Nijkerk.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 27 maart 2008, no.RWSCD BJV 2008/1979, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van het gedeelte Arkemheenweg met vrijliggende fietspaden vanaf de Amersfoortseweg tot 20 meter voor de rotonde ter hoogte van de Verbindingsweg/Arkemheenweg en een ongelijkvloerse kruising van de Arkemheenweg met de spoorlijn Amersfoort-Zwolle met bijkomende werken in de gemeente Nijkerk.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van zaken en diensten waarvoor de vergoeding moet worden aangemerkt als servicekosten (Besluit servicekosten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van zaken en diensten waarvoor de vergoeding moet worden aangemerkt als servicekosten (Besluit servicekosten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties ter uitvoering van richtlijn nr. 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PbEU L 309) en ter uitvoering van richtlijn nr. 2006/70 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten (PbEU L 214), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties ter uitvoering van richtlijn nr. 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PbEU L 309) en ter uitvoering van richtlijn nr. 2006/70 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten (PbEU L 214), met memorie van toelichting.Bij kabinetsmissive van 21 juni 2007, no.07.001943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties ter uitvoering van richtlijn nr. 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PbEU L 309) en ter uitvoering van richtlijn nr. 2006/70 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten (PbEU L 214), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Argentijnse Republiek; Amsterdam, 27 maart 2017 (Trb. 2017, 54), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Argentijnse Republiek; Amsterdam, 27 maart 2017 (Trb. 2017, 54), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2017, no.2017000819, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Argentijnse Republiek; Amsterdam, 27 maart 2017 (Trb. 2017, 54), met toelichtende nota.Het verdrag heeft betrekking op de luchtdiensten tussen en via de grondgebieden van het Koninkrijk der Nederlanden en de Argentijnse Republiek en vervangt het huidige verdrag om Europeesrechtelijke en luchtvaartpolitieke redenen. De Afdeling advisering van de Raad van State acht ter uitvoering van artikel 2 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen aanpassing van de toelichtende nota aangewezen.De Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen bepaalt dat bij de voorlegging van een verdrag aangegeven wordt of het verdrag naar het oordeel van de regering bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden. (zie noot 1) Het gaat daarbij om bepalingen die onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te kunnen worden toegepast. (zie noot 2) De toelichtende nota stelt kortweg dat het verdrag dergelijke bepalingen naar het oordeel van de regering niet bevat. (zie noot 3) De Afdeling onderschrijft dit oordeel niet. Hoewel slechts van belang voor de beperkte groep van door Argentinië aangewezen luchtvaartmaatschappijen, bevat het verdrag concrete bepalingen waarop deze maatschappijen zich in voorkomend geval voor de Nederlandse rechter zouden kunnen beroepen. (zie noot 4)De Afdeling adviseert de toelichtende nota op dit punt in overeenstemming te brengen met de eerder genoemde rijkswet.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van de richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 april 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PbEG L 96), de richtlijn nr. 2003/124/EG van de Europese Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft (PbEG L 339), de richtlijn nr. 2003/125/EG van de Europese Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft (PbEG L 339) en de [concept-richtlijn tot uitvoering 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft (hierna: uitvoeringsmaatregel gebruikelijke marktpraktijken en meldingsregeling) (PbEG L..)] (Wet marktmisbruik), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van de richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 april 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PbEG L 96), de richtlijn nr. 2003/124/EG van de Europese Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft (PbEG L 339), de richtlijn nr. 2003/125/EG van de Europese Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft (PbEG L 339) en de [concept-richtlijn tot uitvoering 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft (hierna: uitvoeringsmaatregel gebruikelijke marktpraktijken en meldingsregeling) (PbEG L..)] (Wet marktmisbruik), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 april 2004, no.04.001408, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van de richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 april 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PbEG L 96), de richtlijn nr. 2003/124/EG van de Europese Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft (PbEG L 339), de richtlijn nr. 2003/125/EG van de Europese Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft (PbEG L 339) en de [concept-richtlijn tot uitvoering 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft (hierna: uitvoeringsmaatregel gebruikelijke marktpraktijken en meldingsregeling) (PbEG L..)] (Wet marktmisbruik), met memorie van toelichting.Het voorstel bevat de implementatie in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte) en in enkele andere wettelijke regelingen van enkele richtlijnen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met een recente EG-verordening. Met het voorstel wordt beoogd het toezicht op de handel in effecten aan te scherpen.Het voorgestelde toezicht richt zich in het bijzonder tegen gebruik van voorwetenschap bij de handel in effecten en tegen marktmanipulatie. De aanscherping wordt vooral gerealiseerd door uitbreiding van de omschrijving van de vermelde misbruikvormen en door verruiming van het begrip "effecten". Tevens worden de openbaarmakings- en meldingsverplichtingen van marktpartijen afgestemd op de voorgestelde aanscherping.De Raad van State maakt een aantal opmerkingen over de systematiek en de wijze van implementatie, in het bijzonder ten aanzien van de omschrijving van kernbegrippen. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee aanpassing behoeft.De voorgestelde implementatie1. De aard van de richtlijnen en van de bijbehorende verordeningDe te implementeren richtlijnen en de daarop aansluitende verordening zijn alle gericht op de aanscherping van het toezicht op de handel in effecten en beogen het gebruik van voorwetenschap en van marktmanipulatie tegen te gaan.(zie noot 1)Richtlijn nr. 2003/6 (zie noot 2) (hierna: de basisrichtlijn) omvat alle onderwerpen terzake. De overige richtlijnen en de verordening bieden ter uitvoering van de basisrichtlijn een uitwerking van specifieke onderwerpen die al in de basisrichtlijn zijn vermeld.- Richtlijn nr. 2003/124 (zie noot 3) geeft nadere regels omtrent voorwetenschap en marktmanipulatie.- Richtlijn nr. 2003/125 (zie noot 4) biedt aanvullende regels voor beleggingsaanbevelingen en voor de bekendmaking van belangenconflicten bij de verstrekkers van die aanbevelingen.- Richtlijn nr. 2004/72 (zie noot 5), die in de toelichting nog is aangeduid als ontwerp-richtlijn en inmiddels in werking is getreden, geeft inzake voorwetenschap en marktmanipulatie aanvullende regels ter verduidelijking van: - gebruikelijke marktpraktijken bij informatieverstrekking over financiële producten van grondstoffen en bij transacties; - de namen van personen met voorwetenschap door middel van lijsten; - de melding van transacties van leidinggevende personen; en - de melding van verdachte transacties.- Verordening nr. 2272/2003 (zie noot 6) vermeldt de voorwaarden waaraan programmas voor de terugkoop van effecten en maatregelen tot stabilisatie van financiële instrumenten moeten voldoen om niet onder de verbodsbepalingen van de basisrichtlijn te vallen.Voor de bepaling van de aard van de vermelde richtlijnen en verordening is verder het volgende van belang.- De Europese Raad van Stockholm heeft in maart 2001 goedgekeurd het regelgevingsproces met betrekking tot de communautaire wetgeving inzake effecten efficiënter en transparanter te maken. (zie noot 7)- In het kader van richtlijn nr. 2003/6 wordt gesignaleerd dat het bestaande rechtskader van de Gemeenschap om de marktintegriteit te beschermen onvolledig is en dat de voorschriften per lidstaat uiteen lopen, waardoor er bij de marktdeelnemers dikwijls onzekerheid heerst over begrippen, definities en wetshandhaving. (zie noot 8)- De basisrichtlijn is noodzakelijk gebleken om lacunes in de Gemeenschapswetgeving te voorkomen die zouden kunnen worden gebruikt voor onrechtmatig gedrag en die het vertrouwen van het publiek zouden ondermijnen en derhalve afbreuk zouden doen aan de goede werking van de markten. (zie noot 9)- De basisrichtlijn biedt uitgebreide en nauwkeurige omschrijvingen van verboden gedragingen (zie noot 10) die op belangrijke onderdelen door de uitvoeringsrichtlijnen en de verordening nog verder worden uitgewerkt. De verbodsbepalingen van de basisrichtlijn zijn op deze omschrijvingen gebaseerd. (zie noot 11)- In de memorie van toelichting wordt vermeld dat de basisrichtlijn op sommige punten totale harmonisatie beoogt en dat aanscherping en op onderdelen totale harmonisatie van belang is voor de interne markt voor financiële diensten.(zie noot 12)Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat aan de harmoniserende werking van de vermelde richtlijnen de nodige betekenis toekomt. Naar het oordeel van de Raad dienen dan temeer de opzet, de indeling en de bewoordingen van de vermelde richtlijnen zoveel mogelijk te worden aangehouden bij de implementatie van de richtlijnen in de nationale regelingen. In dit verband verwijst de Raad naar eerder uitgebrachte adviezen.(zie noot 13) De noodzaak van het aanhouden van de richtlijntekst geldt in het wetsvoorstel vooral voor de zeer uitvoerige omschrijvingen van voorwetenschap en marktmanipulatie, die ook inhoudelijk in de richtlijnen een belangrijke plaats innemen. Die aanpak is tevens van belang voor het vergelijkbaar maken en houden van de nationale uitwerking met de oorspronkelijke richtlijnen en met de uitwerking van diezelfde richtlijnen in de regelingen van andere lidstaten.Om zichtbaar te maken hoe de implementatie op hoofdpunten in het voorstel heeft plaatsgevonden, vergelijkt de Raad hierna het voorgestelde hoofdstuk XII Wte met de opzet en de indeling van de basisrichtlijn. Met datzelfde doel vergelijkt de Raad vervolgens enkele kernpunten van de richtlijnen met de daarmee corresponderende bepalingen in de Wte zoals deze luiden na de voorgestelde implementatie van de richtlijnen.2. Opzet en indeling van de implementatie en van de basisrichtlijnHet voorgestelde hoofdstuk XII van de Wte begint met algemene onderwerpen van uiteenlopende aard: financiële instrumenten, inlichtingenverstrekking aan andere lidstaten, misdrijf, consultatie en bevoegde rechtbank. Pas daarna worden de verbodsbepalingen vermeld en wordt de definiëring van voorwetenschap en marktmanipulatie daarmee geïntegreerd. Het wetsvoorstel wordt beëindigd met artikelen over openbaarmaking, melding, aanvullende toezichtsbevoegdheden en overige onderwerpen.De basisrichtlijn begint in artikel 1 met het definiëren van de kernbegrippen voorwetenschap, marktmanipulatie, financiële instrumenten en enkele andere van belang zijnde begrippen, gaat in artikelen 2-5 verder met de verbodsbepalingen en eindigt met de uitvoeringsgerichte en de procedurele artikelen.In vergelijking tot de basisrichtlijn vallen van de opzet en indeling van hoofdstuk XII enkele nadelen op. Hoofdstuk XII maakt niet meteen de hoofdonderwerpen duidelijk maar vermeldt eerst verspreide onderwerpen. Het eerste nadeel hiervan is dat niet meteen duidelijk wordt waar hoofdstuk XII eigenlijk betrekking op heeft. Een tweede nadeel van die opzet is dat een aantal bepalingen voorin hoofdstuk XII inhaken op de kernbegrippen voorwetenschap en marktmanipulatie nog voordat deze begrippen zijn omschreven. Die volgorde is weinig logisch. Een derde nadeel is de verpakking van de omschrijving van de kernbegrippen in de lopende tekst. Daardoor wordt het moeilijk, de beschrijving van de kernbegrippen, waarvan de logische plaats voorin hoofdstuk XII is, terug te vinden in dit hoofdstuk.Daarentegen zijn de opzet en de indeling van de basisrichtlijn volgens de Raad duidelijk en bruikbaar en worden daarin de hiervoor gesignaleerde nadelen van hoofdstuk XII Wte voorkomen. De basisrichtlijn kan als model worden gebruikt voor de opzet en de indeling van hoofdstuk XII van de Wte. Door dit te doen, wordt tevens bevorderd dat hoofdstuk XII beter aansluit bij de basisrichtlijn zodat de toegepaste implementatie doelmatig op haar merites kan worden bezien en gemakkelijk kan worden teruggevoerd op de basisrichtlijn.Mede gelet op het vorige punt adviseert de Raad de opzet en de indeling van de basisrichtlijn te volgen.3. Financiële instrumentenHiervan biedt artikel 1, derde lid, van de basisrichtlijn de volgende omschrijving."- effecten zoals omschreven in de definitie van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten; - rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging; - geldmarktinstrumenten; - financiële futures, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten; - rentetermijncontracten; - rente- en valutaswaps en swaps betreffende aan aandelen of een aandelenindex gekoppelde cashflows ("equity swaps"); - opties ter verkrijging of vervreemding van onder deze categorieën vallende instrumenten, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten. Deze categorie omvat met name valuta- en renteopties; - grondstoffenderivaten; - elk ander instrument dat op een gereglementeerde markt in een lidstaat tot de handel is toegelaten of waarvoor toelating tot de handel op dergelijke gereglementeerde markt is aangevraagd."De Wte geeft na implementatie de volgende omschrijving op dit punt. De voorgestelde implementatie is onderstreept."Artikel 1In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet anders is bepaald - verstaan onder:a. effecten: 1. aandeelbewijzen, schuldbrieven, winst- en oprichtersbewijzen, optiebewijzen, warrants, en soortgelijke waardepapieren; 2. rechten van deelgenootschap, opties, rechten op overdracht op termijn van goederen, inschrijvingen in aandelen- en schuldregisters, en soortgelijke, al dan niet voorwaardelijke, rechten; 3. certificaten van waarden als hiervoor bedoeld; 4. recepissen van waarden als hiervoor bedoeld;Artikel 45aVoor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder effecten mede verstaan: rente-, valuta- of aandelenswaps of soortgelijke overeenkomsten.(...)Artikel 465. (...) effecten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van grondstoffen(...)"Bij vergelijking van de richtlijntekst met de Wte kan worden geconstateerd dat er veel terminologische verschillen zijn. In het bijzonder de richtlijntermen "geldmarktinstrumenten", "financiële futures" - en gelijkwaardige instrumenten - , "rentetermijncontracten", "opties ter verkrijging of vervreemding van onder deze categorieën vallende instrumenten", "grondstoffenderivaten" kunnen niet als zodanig worden teruggevonden in de aangehaalde Wte-tekst. Dit, terwijl er vanuit kan worden gegaan dat over de richtlijntermen voldoende internationale consensus met inbegrip van die van Nederland bestaat.Verder valt het op dat de verzamelterm "financiële instrumenten", waarmee de richtlijn met het oog op toekomstige marktontwikkelingen de verzamelterm "effecten" bewust verruimt, niet in de Wte wordt overgenomen. Artikel 46, vijfde lid, Wte, bijvoorbeeld, plaatst grondstoffenderivaten binnen het begrip "effecten", terwijl de basisrichtlijn de grondstoffenderivaten juist buiten het effectenbegrip plaatst en onder de ruimere paraplu van "financiële instrumenten" onderbrengt. Het voorstel om financiële instrumenten, die in handelsrechtelijk opzicht geen effecten zijn, onder het begrip effecten te brengen, is in vergelijking tot de basisrichtlijn minder toekomstgericht, doet geforceerd aan, geeft verwarring en is dan ook af te raden.(zie noot 14)Met het oog op het voorgaande beveelt de Raad aan in de Wte in ieder geval voor de toepassing van de bepalingen over voorwetenschap en marktmanipulatie de omschrijving van financiële instrumenten in lijn met de basisrichtlijn te brengen.4. EmittentVolgens artikel 1, eerste lid, van de basisrichtlijn strekt voorwetenschap wat ondernemingen en instellingen betreft die betrokken zijn bij de uitgifte van financiële instrumenten, zich uit over "een of meer emittenten van financiële instrumenten".Artikel 1, vijfde lid, van richtlijn nr. 2003/125 biedt van de emittent de volgende omschrijving. " emittent: de uitgevende instelling van een financieel instrument (...) ."Artikel 46 luidt op dit punt als volgt: "Artikel 46 4. Voorwetenschap is bekendheid met een bijzonderheid omtrent de rechtspersoon, vennootschap of instelling waarop de effecten betrekking hebben (...)"Deze bewoordingen sporen niet met die van de laatstvermelde richtlijn.De Raad merkt hierbij op dat in voorkomende gevallen de uitgifte van financiële instrumenten geschiedt door een andere entiteit dan die waarop het financiële instrument betrekking heeft.(zie noot 15) Indien het begrip "emittent" de ratio van de richtlijnen teveel zou beperken, of anderszins onjuist zou zijn, geldt de officiële weg van het melden van mogelijke verbeteringen bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: de Europese Commissie) ter bevordering van de onderlinge afstemming van de regelingen van de verschillende lidstaten.De Raad beveelt aan de voorgestelde implementatie ook aangaande de entiteit waarop voorwetenschap betrekking heeft in overeenstemming te brengen met de richtlijnen.5. Voorwetenschap algemeenArtikel 1, eerste lid, van de basisrichtlijn geeft van "voorwetenschap" de volgende omschrijving: " voorwetenschap: niet openbaar gemaakte informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een of meer emittenten van financiële instrumenten of op een of meer financiële instrumenten en die, indien zij openbaar zou worden gemaakt, een aanzienlijke invloed zou kunnen hebben op de koers van deze financiële instrumenten of van daarvan afgeleide financiële instrumenten."De Wte biedt na implementatie de volgende tekst. "Artikel 46 (...) 4. Voorwetenschap is bekendheid met een bijzonderheid omtrent de rechtspersoon, vennootschap of instelling waarop de effecten betrekking hebben of omtrent de handel in deze effecten, welke bijzonderheid niet openbaar is gemaakt en bij openbaarmaking ervan een significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten of op de koers van daarvan afgeleide effecten."Ook hier blijken tekstuele verschillen tussen basisrichtlijn en Wte. Voor een deel vinden die hun verklaring in de hiervoor aangeduide verschillen bij de begrippen die in deze omschrijvingen zijn verwerkt. Een enkel woord in de Wte, zoals "significante", staat volgens de toelichting dichter bij een richtlijntekst in een andere taal, in dit geval de Engelse en de Franse taalversie.(zie noot 16)Daarnaast kunnen de volgende verschillen worden aangewezen.- "Informatie die concreet is" in de basisrichtlijn. In de Wte wordt hier "een bijzonderheid" van gemaakt. Volgens de Raad dekken deze begrippen elkaar onvoldoende. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat volgens eerdere parlementaire stukken met het woord "bijzonderheid" geen inhoudelijke afwijking is beoogd ten opzichte van het richtlijnbegrip "informatie die concreet is" en dat "een bijzonderheid" ook omstandigheden kan betreffen die meerwaarde biedt boven "informatie die concreet is".(zie noot 17) De Raad wijst er op dat deze twee opmerkingen in de toelichting met elkaar in tegenspraak komen. Bovendien haakt richtlijn nr. 2003/124 met artikel 1, eerste lid, in op het begrip "informatie die concreet is" en niet op het begrip "bijzonderheid". Het begrip "bijzonderheid" leent zich wat betreft de daarmee bedoelde meerwaarde voor benadering van de Europese wetgever met de vraag of die meerwaarde in de basisrichtlijn en in richtlijn nr. 2003/124 is bedoeld en in de gebruikte richtlijnbegrippen past. Tevens kan daarmee een niet-richtlijnconforme en ongeharmoniseerde nationale oplossing worden voorkomen.- "Rechtstreeks of middellijk" in de basisrichtlijn. Dit is een term in de basisrichtlijn die niet met zoveel woorden terugkomt in de Wte. De memorie van toelichting merkt hierbij voor de duidelijkheid op dat in de definitie van artikel 46, vierde lid, "rechtstreeks of middellijk" zijn weggelaten omdat de definitie deze ruime strekking reeds heeft.(zie noot 18)De Raad tekent hierbij echter aan dat die opmerking ook bij de basisrichtlijnomschrijving van "voorwetenschap" had kunnen worden gemaakt, maar dat de opstellers van die richtlijn er, kennelijk ter voorkoming van misverstanden, toch de voorkeur aan hebben gegeven de woorden "rechtstreeks of middellijk" in de omschrijving op te nemen.De Raad merkt bij het voorgaande op dat soortgelijke opmerkingen kunnen worden gemaakt bij het onderwerp "voorwetenschap over grondstofderivaten".Met het oog op de hiervoor vermelde verschillen adviseert de Raad in de Wte ook op de desbetreffende onderdelen de richtlijnen tekstueel met de nodige nauwkeurigheid te volgen.6. MarktmanipulatieDe basisrichtlijn biedt in artikel 1 tweede lid, de volgende omschrijving van marktmanipulatie:"a) transacties of handelsorders- die onjuiste of misleidende signalen geven of waarschijnlijk zullen geven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van financiële instrumenten, of- waarbij een of meer personen samenwerken om de koers van een financieel instrument op een abnormaal of een kunstmatig niveau te houden (...);b) transacties of handelsorders waarbij gebruik wordt gemaakt van oneigenlijke constructies of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding;c) de verspreiding van informatie, via de media, met inbegrip van internet, of via andere kanalen, die onjuiste of misleidende signalen geeft of waarschijnlijk zal geven met betrekking tot financiële instrumenten, met inbegrip van de verspreiding van geruchten en valse of misleidende berichten, waarvan de persoon die de informatie verspreid heeft, wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was (...) ."De Wte bevat ingevolge de voorgestelde implementatie de volgende omschrijving van marktmanipulatie."Artikel 46b1. Het is een ieder verboden om:a. een transactie of handelsorder in effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, te verrichten of te bewerkstelligen die tot gevolg heeft of waarschijnlijk zal hebben dat bij beleggers of potentiële beleggers een onjuiste indruk ontstaat met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van die effecten; b. een transactie of handelsorder in effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, te verrichten of te bewerkstelligen waardoor de koers van die effecten op een kunstmatig niveau wordt gebracht of gehouden; c. een transactie of handelsorder in effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, te verrichten of te bewerkstelligen die enigerlei vorm van bedrog of misleiding tot gevolg heeft; d. op enigerlei wijze informatie te verspreiden, wetende of behorende te weten dat die informatie tot gevolg heeft of waarschijnlijk zal hebben dat bij beleggers of potentiële beleggers een onjuiste indruk ontstaat met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van effecten."Vergelijking van deze omschrijvingen wijst ook hier op verschillen. Sommige van die verschillen zijn in de vorige punten reeds aan de orde gesteld. Enkele overblijvende verschillen worden hierna vermeld.- De basisrichtlijn vermeldt in artikel 1, onderdelen a) en c), onjuiste of misleidende signalen die uitgaan van de verspreiders van die signalen, hier genoemd transacties of handelsorders en informatieverspreiding. In artikel 46b, eerste lid, onderdelen a en d, Wte wordt dit weergegeven als het ontstaan van "een onjuiste indruk" bij de ontvangers van die signalen. In de memorie van toelichting wordt dit gemotiveerd door te stellen dat transacties, handelsorders en informatieverspreiding zelf geen signalen kunnen uitzenden en dat met de richtlijntekst het kennelijk gaat om de vraag of een onjuiste indruk is gewekt bij de beleggers die (potentieel) actief zijn op de desbetreffende markt. In die benadering is de vaststelling van een misleidend of onjuist signaal afhankelijk van het antwoord op de vraag of de indruk die dat specifieke signaal wekt daadwerkelijk bij (potentiële) beleggers een onjuiste indruk wekt. De Raad wijst er echter op dat de constatering van een onjuiste indruk bij beleggers met vertraging plaatsvindt ten opzichte van het aanstonds vaststellen van misleidende of onjuiste signalen ten tijde van de verspreiding hiervan. Verder lijkt het ontstaan van een indruk meer subjectief van aard te zijn en bewijstechnisch moeilijker vast te stellen dan het constateren van een misleidend of onjuist signaal in de thans geautomatiseerde markttransacties en informatieverwerking door begeleidende analytische computerprogrammas waarin geaccepteerde marktpraktijken zijn opgenomen.(zie noot 19) Op die manier kan worden vastgesteld dat het signaal dat wordt onderzocht zozeer overeenkomt met afgekeurde precedenten dat het reeds daarom eveneens moet worden beoordeeld als zijnde misleidend of onjuist. Gelet op het voorgaande is niet zonder meer aannemelijk dat in de richtlijn met het "geven van een signaal" door de verrichter van de transactie of de order of door de informatieverspreider eigenlijk pas het ontstaan van een onjuiste indruk bij de beleggers zou zijn bedoeld. Marktmanipulatie begint niet pas bij het ontstaan van de indruk van misleiding enz. bij de beleggers.(zie noot 20) Ook het belang van de bestrijding van terrorismefinanciering en manipulatie door terroristen brengt mee dat de daarvan uitgaande misleiding in de markt zo vroeg mogelijk wordt onderkend en onschadelijk wordt gemaakt.(zie noot 21) Daarnaast lijkt, taalkundig gezien, op dit punt de tekst van de richtlijn ver af te staan van de in de memorie van toelichting aan die tekst toegeschreven bedoeling. Indien desondanks hier sprake zou zijn van een ongelukkige of onbedoelde omschrijving in de basisrichtlijn dan dient deze te worden verholpen door het tijdig consulteren van de Europese Commissie. Langs die weg kan onnodige en onbedoelde disharmonie tussen de regelingen van de verschillende lidstaten worden voorkomen.- Artikel 1, onderdeel d) van de basisrichtlijn verschaft meer duidelijkheid over de verschillende manieren van de verspreiding van misleidende of onjuiste informatie, door deze te expliciteren, dan artikel 46b, eerste lid, onderdeel d, Wte, die deze vormen impliciet omvat.De Raad beveelt aan de tekst van de basisrichtlijn ook aangaande de omschrijving van marktmanipulatie nauwgezet te volgen.Overige onderwerpen7. RechtsbeschermingOpenbaarmaking van verboden handelingen dan wel van aanwijzingen of maatregelen daartegen, is ingrijpend van aard, onder meer doordat het effect van die maatregel niet meer ongedaan kan worden gemaakt. De toelichting maakt reeds in algemene zin duidelijk, dat het zuiver houden van de markten en publieksbescherming tegen misbruik en manipulatie dragende overwegingen voor het voorstel zijn.(zie noot 22) Bij de bespreking van de hiervoor bedoelde maatregel van openbaarmaking verdient het nochtans aanbeveling, uitdrukkelijk op het punitieve karakter van deze maatregel in te gaan.De Raad adviseert in de memorie van toelichting in vorenbedoelde zin in te gaan op het karakter van de bedoelde maatregel.8. Uitvoeringskosten en schadeverhaalVan de voorgestelde toename van toezichtactiviteiten kan worden verwacht dat deze bij de toezichthouder extra uitvoeringskosten zal oproepen. Daarmee rijst de vraag, op welk bedrag deze kosten worden begroot, hoe deze kosten worden gedragen en hoe en op wie deze kosten eventueel zullen worden verhaald. Tevens doet zich de vraag voor, waarop en hoe de schade wordt verhaald en gedragen indien onverhoopt een persoon, onderneming of andere entiteit ten onrechte door de toezichthouder dan wel het ministerie blijkt te zijn benadeeld in eer of goede naam.De Raad adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan deze aspecten.9. Administratieve lasten bedrijfslevenIn paragraaf 1.5 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op de administratieve lasten die het voorgestelde toezicht en de bijbehorende meldingsverplichtingen meebrengen voor het bedrijfsleven. De toelichting maakt echter geen melding van een beoordeling door Actal.De Raad adviseert de toelichting aan te vullen.10. Hervorming financieel toezichtOp een gegeven moment zal de Wte worden ingetrokken en zal de materie van het voorstel overgaan naar de komende Wet op het financieel toezicht (Wft).De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op samenhang van het voorstel met de komende Wft.11. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2013, no. 13.001228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 30 januari 2007, no. 2085426, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 30 januari 2007, no. 2085426, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 4 oktober 2007, no.DJZ2007095746, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 30 januari 2007, no. 2085426, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van Hoofdstuk III van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening en van afdeling 5 van titel 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van Hoofdstuk III van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening en van afdeling 5 van titel 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2015), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2015), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2015, no.2015000453, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende de spanning die is gesignaleerd tussen de mogelijke verstrekking van vertrouwelijke toezichtinformatie door de Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan de Parlementaire Enquêtecommissie Financieel Stelsel (PEFS) en de geheimhoudingsverplichtingen op grond van het op Europese richtlijnen gebaseerde stelsel van geheimhouding, neergelegd in artikel 1:89 en verder van de Wet op het financieel toezicht (Wft).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende de spanning die is gesignaleerd tussen de mogelijke verstrekking van vertrouwelijke toezichtinformatie door de Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan de Parlementaire Enquêtecommissie Financieel Stelsel (PEFS) en de geheimhoudingsverplichtingen op grond van het op Europese richtlijnen gebaseerde stelsel van geheimhouding, neergelegd in artikel 1:89 en verder van de Wet op het financieel toezicht (Wft).Bij brief van 21 februari 2011 heeft de Minister van Financiën op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen. Het verzoek betreft de spanning die is gesignaleerd tussen de mogelijke verstrekking van vertrouwelijke toezichtinformatie door de Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan de Parlementaire Enquêtecommissie Financieel Stelsel (PEFS) en de geheimhoudingsverplichtingen op grond van het op Europese richtlijnen gebaseerde stelsel van geheimhouding, neergelegd in artikel 1:89 en verder van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (laten vervallen van het onderscheid tussen kleine en grote projecten, opheffing Commissie innovatie stedelijke vernieuwing (laten vervallen van het onderscheid tussen kleine en grote projecten, opheffing Commissie innovatie stedelijke vernieuwing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (laten vervallen van het onderscheid tussen kleine en grote projecten, opheffing Commissie innovatie stedelijke vernieuwing (laten vervallen van het onderscheid tussen kleine en grote projecten, opheffing Commissie innovatie stedelijke vernieuwing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (Wet versnelde stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (Wet versnelde stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd).Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2014, no.2014000367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (Wet versnelde stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd), met memorie van toelichting. Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de procedure van veiling en loting inzake de toekenning van nummers (Besluit alternatieve verdeling nummers).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende de procedure van veiling en loting inzake de toekenning van nummers (Besluit alternatieve verdeling nummers).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het elektronisch proces-verbaal (Besluit elektronisch proces-verbaal), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het elektronisch proces-verbaal (Besluit elektronisch proces-verbaal), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2010, no.10.002767, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het elektronisch proces-verbaal (Besluit elektronisch proces-verbaal), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit bevat regels met betrekking tot het langs elektronische weg opmaken en vervaardigen van afschriften van processen-verbaal van opsporingsambtenaren. Teneinde de authenticiteit en integriteit van de processen-verbaal, die als bewijsmiddel in strafprocedures dienen, te waarborgen, wordt gebruik gemaakt van een gekwalificeerde elektronische handtekening. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit geluidinformatie huishoudelijke apparaten en herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit geluidinformatie huishoudelijke apparaten en herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2010, no.10.001588, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit geluidinformatie huishoudelijke apparaten en herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende het weigeren van vergoeding van kosten van WIK-uitkeringen aan gemeenten (Besluit weigering rijksvergoeding WIK).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels betreffende het weigeren van vergoeding van kosten van WIK-uitkeringen aan gemeenten (Besluit weigering rijksvergoeding WIK).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit gedragsbeïnvloeding jeugdigen en tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994 en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit gedragsbeïnvloeding jeugdigen en tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994 en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2013, no.2013002400, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit gedragsbeïnvloeding jeugdigen en tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994 en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest van de Bahama's inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, 's-Gravenhage, 4 december 2009 (Trb. 2010, 2), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest van de Bahama's inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, 's-Gravenhage, 4 december 2009 (Trb. 2010, 2), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2010, no.10.001186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemenebest van de Bahama's inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, 's-Gravenhage, 4 december 2009 (Trb. 2010, 2), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels inzake de verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (Besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels inzake de verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (Besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit continuïteit openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en van andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet versterking telecommunicatiebeleid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit continuïteit openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en van andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet versterking telecommunicatiebeleid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2016, no.2016001291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Besluit continuïteit openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en van andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet versterking telecommunicatiebeleid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs ten behoeve van gemeentelijk vervoer van leerlingen van speciale scholen voor basisonderwijs voor wie voorheen aanspraak kon worden gemaakt op vervoer op basis van de Wet Rea.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs ten behoeve van gemeentelijk vervoer van leerlingen van speciale scholen voor basisonderwijs voor wie voorheen aanspraak kon worden gemaakt op vervoer op basis van de Wet Rea.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit kredietvergoeding (introductie enkelvoudig maximum kredietvergoedingspercentage).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit kredietvergoeding (introductie enkelvoudig maximum kredietvergoedingspercentage).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van rijksweg 35 Zwolle-Almelo, wegvak Wierden-Almelo, gedeelte vanaf de aansluiting op de bestaande N835 tot aan het Twentekanaal, alsmede de aanleg van rijksweg 36 tot aan de aansluiting op de nieuw aan te leggen rijksweg 35, met bijkomende werken, in de gemeenten Wierden en Almelo.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van rijksweg 35 Zwolle-Almelo, wegvak Wierden-Almelo, gedeelte vanaf de aansluiting op de bestaande N835 tot aan het Twentekanaal, alsmede de aanleg van rijksweg 36 tot aan de aansluiting op de nieuw aan te leggen rijksweg 35, met bijkomende werken, in de gemeenten Wierden en Almelo.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitvoering van de Dublinverordening, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitvoering van de Dublinverordening, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 november 2013, no.2013002427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitvoering van de Dublinverordening, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe regels te stellen in verband met de uitvoering van de Dublinverordening. (zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de wijze waarop een significant risico op onderduiken als bedoeld in artikel 28 van de Dublinverordening wordt vastgesteld. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. Significant risico op onderduikenArtikel 28 van de Dublinverordening (EU) 604/2013 geeft de mogelijkheid om Dublinclaimanten in bewaring te nemen met het oog op overdracht, wanneer een significant risico bestaat op onderduiken. (zie noot 2) Voor de bewaring is, op grond van artikel 28, tweede lid, van de Verordening een individuele beoordeling vereist. Het eerste lid van artikel 28 verbiedt bewaring om de enkele reden dat de vreemdeling aan een overdracht of terugkeerprocedure is onderworpen.De Afdeling merkt hierover het volgende op.a. In het voorgestelde artikel 5.1a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt bepaald dat de vreemdeling in bewaring kan worden gesteld of een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd omdat het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid dat vordert indien een significant risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken (onderdeel b). Deze formulering komt niet overeen met artikel 28, tweede lid, van de Dublinverordening dat, zoals hiervoor vermeld, spreekt over een significant risico op onderduiken. De Afdeling adviseert de bovengenoemde formulering aan te passen en in artikel 5.1a, tweede lid, onderdeel b, te bepalen dat de vreemdeling onder de gestelde voorwaarden in bewaring kan worden gesteld indien een significant risico op onderduiken bestaat als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Dublinverordening.b. Het ontwerpbesluit formuleert in artikel 5.1b, tweede lid, dat aan de voorwaarden voor inbewaringstelling slechts wordt voldaan indien ten minste een zware grond uit het derde lid en een lichte grond uit het vierde lid zich voordoen. (zie noot 3) In de toelichting wordt terecht opgemerkt dat bewaring op grond van artikel 28, tweede lid, van de Dublinverordening alleen kan plaatsvinden na een individuele beoordeling. (zie noot 4) De tekst van het voorgestelde artikel 5.1b, tweede lid, sluit hier onvoldoende op aan. Deze kan immers gemakkelijk zo worden gelezen dat reeds wanneer twee gronden aan de orde zijn, dit op zichzelf gezien, nog los van de individuele omstandigheden, voldoende is om de vreemdeling in bewaring te nemen. (zie noot 5) In dit licht bezien adviseert de Afdeling om in overeenstemming met artikel 28, tweede lid, van de Dublinverordening in de tekst van artikel 5.1b tot uitdrukking te brengen dat in elk individueel geval dient te worden beoordeeld in hoeverre de feitelijke situatie die zich voordoet zodanig zwaar is dat daadwerkelijk sprake is van een significant risico op onderduiken.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten ten behoeve van de invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het bereiken van het emissieplafond voor stikstofoxiden ingevolge richtlijn nr. 200

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten ten behoeve van de invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het bereiken van het emissieplafond voor stikstofoxiden ingevolge richtlijn nr. 200Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2004, no.04.002933, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten ten behoeve van de invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het bereiken van het emissieplafond voor stikstofoxiden ingevolge richtlijn nr. 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PbEU L 309), met memorie van toelichting. Bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten in verband met de invoering van een hoofdstuk inzake handel in emissierechten en de instelling van een emissieautoriteit (W08.04.0030/V) heeft de Raad reeds opmerkingen gemaakt over het systeem van de handel in NOx-emissierechten. In dat wetsvoorstel werd een systeem van handel in CO2 emissierechten met een systeem van handel in NOx-emissierechten gecombineerd. Hiertegen had de Raad bezwaar. Het belangrijkste argument daarvoor was dat het een implementatie betrof van het CO2-systeem, dat met nationaal beleid betreffende het NOx-systeem werd belast. Het NOx-gedeelte is van het wetsvoorstel(zie noot 1) afgesplitst en in het onderhavige wetsvoorstel ondergebracht. Op grond van de NEC-richtlijn(zie noot 2) mag Nederland in 2010 niet meer dan 260 kton NOx uitstoten. De lidstaten zijn vrij in hun keuze om de noodzakelijke maatregelen te treffen. De regering kiest ervoor om deze doelstelling te bereiken door naast de bestaande maatregelen een systeem van handel in NOx-emissierechten op te zetten. Het wetsvoorstel strekt hiertoe. Handel in NOx-emissierechten is een systeem waarbij bedrijven een vergunning nodig hebben om tegen inlevering van de benodigde hoeveelheid emissierechten een bepaalde hoeveelheid NOx te mogen uitstoten. Hiertoe wordt een nieuwe titel aan hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer (Wm) toegevoegd. De Raad van State maakt een aantal opmerkingen en is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. IPPC-richtlijn a. Emissiehandel past niet zonder meer bij het systeem in de IPPC-richtlijn(zie noot 3), waarbij ter voorkoming van verontreiniging voor elke inrichting individueel maatregelen moeten worden genomen en de beste beschikbare technieken (hierna: bbtbeginsel) moeten worden toegepast. Op grond van hoofdstuk 8 Wm worden ter uitvoering van de IPPC-richtlijn in een milieuvergunning emissiegrenswaarden voor NOx gesteld. Deze emissiegrenswaarden zullen naast de uit het NOx-emissierechtensysteem voortvloeiende prestatienormen blijven gelden. Het gevolg van het bbtbeginsel is dat een emittent altijd een minimum aan emissiereducerende maatregelen moet nemen. Deze verplichting kan hij niet afkopen door van andere emittenten emissierechten te kopen. Paragraaf 7.2.2 van de toelichting spreekt inzake de verhouding tussen de NOx-emissiehandel en de IPPC-richtlijn de verwachting uit dat de prestatienormen in het kader van de NOx-emissiehandel strenger zullen zijn dan de NOx-emissiegrenswaarden die zijn opgenomen in een milieuvergunning op basis van hoofdstuk 8 Wm, omdat de reden van de invoering van de handel in NOx-emissierechten is dat hierdoor van bedrijven een grotere emissiereductie kan worden gevergd dan met toepassing van het bestaande instrumentarium bij individuele installaties haalbaar is. Gelet op het feit dat de figuur van handel in emissierechten berust op de vooronderstelling dat emissiebeperkende maatregelen daar zullen worden genomen waar zij het goedkoopst zijn, kan de Raad die verwachting die uitgaat veeleer van een macrobenadering dan van een benadering per inrichting niet zonder nadere toelichting volgen. Bovendien zijn de prestatienormen in de beginfase naar boven bijgesteld om een mogelijke krapte aan emissierechten in de markt bij aanvang van het handelssysteem voor NOx-rechten te voorkomen (zie ook hierna punt 5).(zie noot 4) Dit neemt niet weg dat inrichtingen ook moeten voldoen aan de eisen van de IPPC-richtlijn, waardoor de ruimte om te handelen in NOx-emissierechten wordt beperkt. De Raad is er vooralsnog niet van overtuigd dat in feite voldoende ruimte wordt geschapen voor een effectief stelsel voor de handel in NOx-emissierechten. De Raad adviseert de effectiviteit van het voorgestelde handelssysteem van een overtuigende toelichting te voorzien. b. Aangezien inrichtingen zowel moeten voldoen aan de eisen uit hoofdstuk 8 Wm als aan die uit hoofdstuk 16 Wm is samenloop van toezicht onvermijdelijk. Een inrichting moet voldoen aan twee emissienormen die door twee verschillende bevoegde autoriteiten worden gecontroleerd. Van wijziging van de IPPC-richtlijn op termijn, waarbij een passende aansluiting op het instrument van emissiehandel wordt gecreëerd, kan nog niet worden uitgegaan. De toelichting geeft weliswaar aan dat er duidelijkheid omtrent de taken en bevoegdheden van het Wm-bevoegd gezag en die van het bestuur van de emissieautoriteit zal bestaan door afspraken tussen het Interprovinciaal Overleg en de emissieautoriteit, maar laat buiten beschouwing hoe een emittent zo min mogelijk kan worden belast door de samenloop van toezicht, zoals het vermijden van dubbele informatie- en rapportageverplichtingen. De Raad beveelt aan hieraan in de toelichting aandacht te besteden en waar mogelijk het voorstel aan te passen om doublures te voorkomen. 2. Relatief versus absoluut plafond Bij het systeem van handel in NOx-emissierechten geldt een relatief plafond, waarbij een emittent in een emissiejaar emissierechten opbouwt aan de hand van een voor dat jaar vastgestelde prestatienorm per hoeveelheid verbruikte brandstof of per hoeveelheid vervaardigd product. Er is volgens de toelichting gekozen voor een systeem met een relatief plafond, omdat dit direct is gericht op verbetering van NOx-efficiëntie van het brandstofgebruik of de productie van het bedrijf.(zie noot 5) Bovendien is, blijkens de toelichting, het bedrijfsleven voorstander van een stelsel dat op prestatienormen is gebaseerd, omdat het aansluit bij de bestaande praktijk, waarbij de individuele installaties aan emissiegrenswaarden moeten voldoen, en omdat hierdoor rekening kan worden gehouden met de productiegroei van individuele bedrijven.(zie noot 6) Het systeem voor handel in CO2-emissierechten is gebaseerd op een absoluut plafond, waarbij aan een emittent tevoren een vaste hoeveelheid emissierechten wordt verleend. Hierdoor is er een maximum gesteld aan het totaal aan CO2-emissies in Nederland. Bij de keuze voor een systeem met een relatieve plafond plaats de Raad kantekeningen over het belang van een in Europees kader passende consistente aanpak, en over de onzekerheid omtrent de effectiviteit van het systeem met een relatief plafond. a. De Europese instellingen zijn van mening dat een communautaire benadering van handel in emissierechten noodzakelijk is om verstoring van de mededinging op de interne markt te voorkomen.(zie noot 7) Het verdient, naar de mening van de Raad, de voorkeur wanneer ook voor Nederland de invoering van een systeem van emissiehandel past binnen een Europees kader; dat zal ook minder aanpassing geven voor het Nederlandse bedrijfsleven, zeker voorzover dit in meer lidstaten opereert. Dat kader zal te zijner tijd gelden voor een veel groter aantal bedrijven. Daarnaast zullen fricties met andere Europese verplichtingen, zoals genoemd onder 1, zich niet voordoen, mede omdat kan worden geprofiteerd van de ervaringen met het CO2-systeem. Bovendien wordt thans de mogelijkheid onderzocht voor welke andere delen van het milieubeleid emissiehandel een aantrekkelijke optie is.(zie noot 8) Daarbij heeft de Staatssecretaris naar voren gebracht dat naar verwachting één algemene kapstok geen adequate oplossing is voor de introductie van emissiehandel voor verschillende milieuonderwerpen. Naar het oordeel van de Raad is het een onwenselijke ontwikkeling, mede gelet op het oogpunt van eenvoud van regelgeving, dat voor handel in verschillende emissierechten verschillende systemen in het leven worden geroepen. De Raad beveelt een consistente aanpak aan bij beperking van emissies door middel van de invoering van systemen van handel in emissierechten. Hij spreekt daarom ook de voorkeur uit voor aan een stelsel van verhandelbare NOx-emissierechten met een absoluut plafond naar Europees model, zoals dat thans is vastgesteld voor CO2-emissierechten. Indien dit systeem op te grote bezwaren stuit, dient voor een ander systeem te worden gekozen dat voor andere emissiehandel en internationaal gezien toepasselijk is. b. Een systeem met een relatief plafond heeft als voordeel dat het bedrijfseconomisch gezien meer flexibiliteit biedt bij uitbreiding van bedrijven. Als een bedrijf wordt uitgebreid met een extra inrichting, zal dat bedrijf niet eerst emissierechten hoeven in te kopen of reducerende maatregelen hoeven te treffen in bestaande installaties. Dit eventuele bedrijfseconomische voordeel kan er echter toe leiden dat de milieudoelstelling niet wordt gehaald. Bij een dergelijk systeem kan een bedrijf zonder extra rechten of reducerende maatregelen met nieuwe installaties worden uitgebreid, waardoor er bij de productiegroei meer NOx-emissie plaatsvindt. Deze aan een stelsel met een relatief plafond inherente onzekerheid leidt ertoe dat een systeem met een relatief plafond als sturingsinstrument minder effectief is dan een systeem met een absoluut plafond, waarbij een maximum gesteld wordt aan het aantal emissies. Daarom geeft ook de Europese Commissie de voorkeur aan stelsels met een absoluut plafond: dan is er zekerheid over het resultaat van de emissiereductie.(zie noot 9) Weliswaar wordt de onzekerheid bij een relatief stelsel verminderd door de prestatienormen aan te passen, maar hiermee verdwijnt de onzekerheid niet volledig. Bedrijven weten pas aan het eind van elke periode hoeveel rechten zij nodig hebben en zij weten niet wat de prestatienorm in de toekomst zal zijn. Voor zover bekend, vindt nog in geen andere lidstaat van de Europese Unie handel in NOx-emissierechten plaats. De Raad mist in de toelichting een overtuigende argumentatie die ertoe leidt dat de door het stellen van prestatienormen de nodige zekerheid wordt verkregen om de doelstelling in 2010 te realiseren. De twijfel dienaangaande wordt gevoed door nieuwe afspraken die blijkbaar zijn gemaakt met het bedrijfsleven om de prestatienorm in 2010 aan te scherpen, waardoor de geplande evaluatie van het energieverbruik in 2006 geen doorgang meer vindt en de prestatienormen vòòr 2010 niet meer worden aangepast.(zie noot 10) De Europese Commissie heeft niet alleen vanwege de eraan verbonden zekerheid een uitgesproken voorkeur voor een systeem met een absoluut plafond, maar ook omdat het eenvoudiger is. Het brengt lagere transactiekosten voor de deelnemers in het handelssysteem met zich mee, alsook lagere administratieve kosten voor het overheidstoezicht. Deze redenen liggen mede ten grondslag aan de keuze door de Commissie voor een absoluut plafond bij het CO2-stelsel. De Raad acht het noodzakelijk dat de toelichting elke twijfel wegneemt dat het relatief plafond als sturingsmiddel effectief is om de noodzakelijke NOx-emissiereductie te bewerkstelligen. 3. Van alara naar bbt De toelichting stelt dat in het kader van hoofdstuk 8 Wm het alara-beginsel moet worden toegepast.(zie noot 11) Tevens geldt dit beginsel, volgens de toelichting, ook voor algemene regels die voor vergunningplichtige inrichtingen worden gesteld bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 8.40 of 8.44 Wm.(zie noot 12) De Raad heeft inmiddels geadviseerd over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat). Dit wetsvoorstel beoogt onder andere de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) te wijzigen teneinde een betere aansluiting te verkrijgen op de IPPC-richtlijn (W08.04.0004/V).(zie noot 13) Eén van de wijzigingen betreft de omschakeling (in terminologie) van het alara naar het bbt-beginsel, hetgeen gevolgen heeft voor toepassing van hoofdstuk 8 Wm. De Raad adviseert in de toelichting rekening te houden met genoemd wetsvoorstel. 4. Verkoopplafond a. In artikel 16.1 Wm wordt ingevolge artikel I, onder C, tweede lid, een definitie opgenomen van het begrip verkoopplafond. Volgens deze definitie bepaalt het verkoopplafond het aantal NOx-emissierechten dat ten hoogste kan worden overgedragen per overdracht. Dit aantal over te dragen rechten wordt bepaald aan de hand van het voorgestelde artikel 16.56, tweede lid, onder d, Wm. In dit onderdeel is bepaald dat het aantal NOx-emissierechten dat een vergunninghouder voornemens is over te dragen met betrekking tot een kalenderjaar - vermeerderd met het aantal rechten dat hij heeft overgedragen (sub 1°) en verminderd met het aantal rechten dat hij heeft geleend of gespaard (sub 2°) - door de overdracht niet groter mag worden dan het verkoopplafond. Het gaat bij het verkoopplafond veeleer om het stellen van een maximum aan het aantal over te dragen emissierechten per kalenderjaar en niet om een maximum per overdracht, aangezien het maximum per kalenderjaar zal leiden tot het beperken van onverantwoord grote aantallen overgedragen NOx-emissierechten, zoals wordt beoogd. De Raad adviseert in artikel I, onder C, tweede lid, tot uitdrukking te brengen dat het verkoopplafond gericht is op het stellen van een maximum aan het aantal over te dragen NOx-emissierechten per kalenderjaar. b. Indien er voor een bepaald kalenderjaar een prestatienorm is vastgesteld, kunnen rechten onder bepaalde voorwaarden van dat jaar worden overgedragen (voorgesteld artikel 16.56, tweede lid, onder c, Wm). Daaruit kan worden afgeleid dat beoogd is dat toekomstige rechten kunnen worden overgedragen. Zonder nadere toelichting is niet duidelijk of het verkoopplafond van bijvoorbeeld 2005 of 2007 geldt indien in 2005 rechten worden verkocht van 2007. Gelet op de reductiedoelstelling gaat de Raad ervan uit dat, indien de verkoop van een toekomstig emissierecht van een bepaald jaar in een eerder jaar plaatsvindt, het verkoopplafond van dat bepaalde jaar geldt. De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen en voor zoveel nodig in het voorstel daarin te voorzien. 5. Onzekerheid met betrekking tot het totstandkomen van de markt Door het verkoopplafond kan slechts een deel van de NOx-emissierechten worden verhandeld. Dit ter voorkoming van onverantwoorde grote aantallen NOx-emissierechten die worden overgedragen. Een overmatig aanbod van nog niet gerealiseerde NOx-emissierechten volgens de toelichting kan de markt verstoren en kan leiden tot misbruik.(zie noot 14) Met name bij aanvang van het systeem van handel in NOx-emissierechten bestaat er, mede gelet op mogelijke afwachtende houding van de marktpartijen en onvoldoende mogelijkheden om op korte termijn reducerende maatregelen te treffen, een risico van een krapte aan emissierechten. Eén van de wijzen om deze krapte te voorkomen, is het vaststellen van een voldoende ruim verkoopplafond. De Raad adviseert op de mogelijke krapte van de emissierechtenmarkt en op de relatie daarvan tot het verkoopplafond in de toelichting in te gaan. 6. Toewijzen van emissierechten Het voorgestelde artikel 16.52 Wm regelt de prestatienorm. Aan de hand van de prestatienorm kan de emittent op basis van de verbruikte brandstof of geproduceerde producten zijn toegewezen emissierechten uitrekenen.(zie noot 15) In het wetsvoorstel wordt bij herhaling gesproken van het aantal NOx-emissierechten die een vergunninghouder krijgt toegewezen bij of krachtens artikel 16.52. Deze redactie impliceert dat een degelijke toewijzing van emissierechten expliciet geschiedt. Aangezien geen actieve handeling van de overheid lijkt te zijn beoogd, dient in deze gevallen duidelijk te zijn dat het aantal rechten uit de wet voortvloeit. De Raad adviseert het wetsvoorstel te wijzigen, zodat daaromtrent geen twijfel kan bestaan. 7. Inleveren van de NOx-emissierechten Een NOx-emissierecht is volgens voorgesteld artikel 16.55 Wm gedurende één kalenderjaar geldig. Dat wil zeggen dat een NOx-emissierecht kan worden gebruikt om in een bepaald jaar aan de emissienorm te voldoen. Het recht is geldig in het jaar waarin het is ontstaan. De Raad merkt op grond van het voorgestelde artikel 16.50, eerste lid, Wm op dat NOx-emissierechten kunnen worden ingeleverd tot 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarin het recht is ontstaan. Doordat emissierechten maar één jaar zouden bestaan, kunnen geen NOx-emissierechten meer worden ingeleverd na 31 december van het jaar waarin ze zijn ontstaan, omdat ze van rechtswege zijn vervallen. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 16.55 Wm aan te passen. 8. Sparen en lenen a. Het voorgestelde artikel 16.53 Wm regelt het sparen en lenen van NOx-emissierechten. Sparen en lenen van rechten is alleen mogelijk indien de in te leveren rechten zijn opgenomen in het emissieregister. De redactie van de laatste zinsnede maakt niet duidelijk welke in te leveren rechten moeten worden opgenomen in het register. Daarnaast is naar het oordeel van de Raad wenselijk dat, indien het noodzakelijk wordt geacht dat ingeleverde rechten ten behoeve van het sparen of lenen in het emissieregister moeten zijn opgenomen, dit wordt geregeld in afdeling 16.3.4, dat de registratie van NOx-emissierechten betreft. De Raad adviseert het wetsvoorstel dienovereenkomstig aan te passen. b. Bij algemene maatregel van bestuur worden bepaalde gevallen en regels gesteld omtrent het sparen en lenen, alsmede het percentage van het verkoopplafond dat gespaard en geleend mag worden. De toelichting geeft niet aan om welke soort gevallen en regels het zou kunnen gaan. De Raad ziet zonder nadere toelichting geen reden voor het opnemen van deze delegatiebevoegdheid, behalve voor het bepalen van het percentage van het verkoopplafond. De Raad adviseert artikel 16.53 aan te passen. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels voor een inkomensvoorziening voor oudere werklozen (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels voor een inkomensvoorziening voor oudere werklozen (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen (Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen (Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 december 2007, no.07.003948, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen (Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten in verband met het recht van vestiging van ondernemingen in Curaçao en Sint Maarten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten in verband met het recht van vestiging van ondernemingen in Curaçao en Sint Maarten.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2010, no.10.002111, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten in verband met het recht van vestiging van ondernemingen in Curaçao en Sint Maarten, met nota van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PbEU 2011, L 65) (Tijdelijk uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PbEU 2011, L 65) (Tijdelijk uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2012, no.12.000718, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PbEU 2011, L 65) (Tijdelijk uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van een praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, en van enkele andere besluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van een praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, en van enkele andere besluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2009, no.09.002955, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van een praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, en van enkele andere besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit draagkracht vervolgden en het Besluit draagkracht burger-oorlogsslachtoffers tot wijziging van de berekening van de financiële draagkracht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit draagkracht vervolgden en het Besluit draagkracht burger-oorlogsslachtoffers tot wijziging van de berekening van de financiële draagkracht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de invoering van de verwijsindex risicojongeren, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de invoering van de verwijsindex risicojongeren, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2010, no.10.000887, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de invoering van de verwijsindex risicojongeren, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent de bemanning van zeeschepen in de handelsvaart en de zeilvaart (Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent de bemanning van zeeschepen in de handelsvaart en de zeilvaart (Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek Tanzania; Dodoma, 31 juli 2001 (Trb. 2002, 21), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek Tanzania; Dodoma, 31 juli 2001 (Trb. 2002, 21), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ten aanzien van de risico-inventarisatie en -evaluatie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ten aanzien van de risico-inventarisatie en -evaluatie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 november 2010, no.10.003026, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ten aanzien van de risico-inventarisatie en -evaluatie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (PbEG L 160/37) (Uitvoeringswet EG-betekeningsverordering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (PbEG L 160/37) (Uitvoeringswet EG-betekeningsverordering).Bij Kabinetsmissive van 4 april 2001, no. 01.001661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (PbEG L 160/37) (Uitvoeringswet EG-betekeningsverordering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting tussen de belastingstelsels van het in Europa gelegen deel van het land Nederland en het in het Caribische gebied gelegen deel van het land Nederland (Belastingregeling voor het land Nederland), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting tussen de belastingstelsels van het in Europa gelegen deel van het land Nederland en het in het Caribische gebied gelegen deel van het land Nederland (Belastingregeling voor het land Nederland), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2010, no.10.003190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting tussen de belastingstelsels van het in Europa gelegen deel van het land Nederland en het in het Caribische gebied gelegen deel van het land Nederland (Belastingregeling voor het land Nederland), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens en de aanpassing van de maximum uurprijzen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang vanwege de herijking van de kwaliteitseisen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens en de aanpassing van de maximum uurprijzen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang vanwege de herijking van de kwaliteitseisen.Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2017, no.2017001730, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens en de aanpassing van de maximum uurprijzen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang vanwege de herijking van de kwaliteitseisen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor de toepassing van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet (Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2007), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor de toepassing van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet (Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2007), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 augustus 2007, no.07.002539, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor de toepassing van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet (Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2007), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2012, no.12.000022, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de indicatiestelling voor personen die niet in Nederland wonen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de indicatiestelling voor personen die niet in Nederland wonen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 december 2013, no.2013002506, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de indicatiestelling voor personen die niet in Nederland wonen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enige andere besluiten in verband met de implementatie van de Richtlijnen 92/85/EG en 96/34/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 oktober 1992 respectievelijk 3 juni 1996.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enige andere besluiten in verband met de implementatie van de Richtlijnen 92/85/EG en 96/34/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 oktober 1992 respectievelijk 3 juni 1996.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Europees Verdrag inzake de wettelijke bescherming van diensten die op voorwaarden toegankelijk zijn; Straatsburg, 24 januari 2001 (Trb.2001, 138), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Europees Verdrag inzake de wettelijke bescherming van diensten die op voorwaarden toegankelijk zijn; Straatsburg, 24 januari 2001 (Trb.2001, 138), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroeps-kwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroeps-kwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2007, no. 07.000702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroeps-kwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (aanpassing aan wet- en regelgeving en overige wijzigingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (aanpassing aan wet- en regelgeving en overige wijzigingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2004, no.04.000489, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (aanpassing aan wet- en regelgeving en overige wijzigingen), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit brengt wijzigingen aan in het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hierna: Besluit mer). Daarbij gaat het om enkele inhoudelijke wijzigingen, zoals de uitbreiding van de gevallen waarin de verplichting bestaat tot het verrichten van een milieu-effectrapportage (mer-plicht) dan wel de verplichting om te beoordelen of in bijzondere gevallen een milieu-effectrapportage vereist is (mer-beoordelingsplicht); het betreft onder meer activiteiten binnen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) die vergunningplichtig zijn op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken (Wbr), en de aanwijzing van gebieden die waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt - de zogenoemde Belvedere-gebieden- als gevoelig gebied in de zin van het Besluit mer. Daarnaast worden nog enkele wijzigingen aangebracht met een meer technisch karakter. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt enkele opmerkingen over de noodzaak om hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm) in de EEZ van toepassing te verklaren, het opnemen van de vergunning ex artikel 2 Wbr in artikel 8 Besluit mer, de aangekondigde heroverweging van de aanwijzing van gevoelige gebieden en de wijze van begrenzing van de Belvedere-gebieden. De Raad is van oordeel dat in verband hiermee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Noodzaak om hoofdstuk 7 Wm in de EEZ van toepassing te verklaren In de voordracht van het ontwerpbesluit heeft de regering aangegeven dat zij het op prijs zou stellen indien de Raad aandacht zou willen besteden aan de vraag of het noodzakelijk is om in de Wm de bepalingen van hoofdstuk 7 van die wet die de grondslag vormen voor het Besluit mer in de EEZ van toepassing te verklaren, dan wel die bepalingen in de Wbr van overeenkomstige toepassing te verklaren. De Raad stelt voorop dat, om te kunnen bereiken dat een algemene maatregel van bestuur geldt in de EEZ, ook de werkingssfeer van de wettelijke bepalingen waarop die maatregel is gebaseerd mede de EEZ moet omvatten. Omdat het Besluit mer zijn grondslag vindt in hoofdstuk 7 Wm, en niet in de Wbr, is de vraag derhalve of dit hoofdstuk ook geldt in de EEZ. Een EEZ moet door de kuststaat worden geclaimd; Nederland heeft dat gedaan door middel van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone.(zie noot 1) Op grond van het VN-Zeerechtverdrag(zie noot 2) heeft Nederland als kuststaat bepaalde soevereine rechten en rechtsmacht in de EEZ. Artikel 56 van dat verdrag bepaalt dat de kuststaat in de EEZ onder meer soevereine rechten heeft ten behoeve van het behoud en beheer van de levende en niet-levende natuurlijke rijkdommen van de zeebodem, het water erboven en de ondergrond ervan, en dat hij rechtsmacht bezit ten aanzien van de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen en de bescherming en het behoud van het mariene milieu. Overige staten zijn verplicht om binnen de EEZ de door de kuststaat aangenomen wetten en voorschriften na te leven, voorzover deze in overeenstemming zijn met het internationale recht (artikel 58, derde lid, Zeerechtverdrag). Dit betekent dat Nederland bevoegd is bindende regels vast te stellen met betrekking tot de in artikel 56 genoemde onderwerpen. De Raad is van oordeel dat de Wm, aangezien zij strekt tot bescherming van het milieu in ruime zin, binnen de reikwijdte valt van de rechtsmacht die Nederland op grond van het Zeerechtverdrag in de EEZ heeft, en dat deze wet zich derhalve vanuit internationaalrechtelijk oogpunt bezien in beginsel leent voor toepassing binnen die zone. Of de Wm ook daadwerkelijk binnen de EEZ geldt is een vraag die vervolgens naar nationaal recht moet worden beantwoord. Daarbij merkt de Raad op dat het Zeerechtverdrag een gemengd akkoord is, waarbij zowel de lidstaten als de Europese Gemeenschap partij zijn. Het feit dat de Gemeenschap (mede) bevoegd is met betrekking tot bepaalde in het Verdrag geregelde onderwerpen kan beperkingen meebrengen voor de ruimte die Nederland heeft om te kiezen voor het wel of niet van toepassing verklaren van een wettelijke regeling binnen de EEZ. Er bestaat geen algemene regel die meebrengt dat een Nederlandse wettelijke regeling slechts binnen de EEZ geldt als dat uitdrukkelijk wordt bepaald. Aangezien het regime van de EEZ een inbreuk vormt op de vrijheden van de volle zee, is evenwel terughoudendheid op haar plaats bij het aannemen van gelding van wettelijke regelingen binnen die zone.(zie noot 3) Verder is van belang dat na de instelling van de EEZ een aantal wetten met betrekking tot EEZ-onderwerpen (dus onderwerpen genoemd in artikel 56 Zeerechtverdrag) is gewijzigd, dan wel dat wijziging wordt voorbereid, om daarin uitdrukkelijk te bepalen dat hun gelding zich voortaan ook uitstrekt tot de EEZ. Het gaat daarbij om de Wbr, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet verontreiniging zeewater.(zie noot 4) De Wm is echter niet in deze zin aangepast. Gezien het bovenstaande kan de Raad de mening van de regering, zoals blijkt uit de toelichting bij het ontwerpbesluit, dat (hoofdstuk 7 van) de Wm niet van toepassing is in de EEZ onderschrijven. Daaruit volgt dat ook het Besluit mer binnen de EEZ toepassing mist, en dat de in het voorliggend ontwerpbesluit opgenomen wijziging van de categorieën die aan een mer-plicht onderhevig zijn, daardoor geen effect kan hebben buiten de territoriale zee. Indien de instelling van een mer-verplichting binnen de EEZ wenselijk wordt geacht, adviseert de Raad de daartoe benodigde wettelijke grondslag te creëren. 2. Opneming vergunning ex artikel 2 Wbr in artikel 8 Besluit mer Artikel I, onderdeel A, voegt in artikel 8 van het Besluit mer een verwijzing in naar de beslissing omtrent het verlenen van een vergunning bedoeld in artikel 2 Wbr. Blijkens de tekst van artikel 8 ziet het artikel alleen op besluiten waarop afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) én afdeling 13.2 van de Wm van toepassing zijn.(zie noot 5) Artikel 13.1 Wm bepaalt dat bij de toepassing van afdeling 3.5 Awb afdeling 13.2 Wm in acht wordt genomen bij de totstandkoming van beschikkingen op grond van de in het tweede lid van dat artikel genoemde wetten, indien dat bij of krachtens die wet wordt bepaald. De Wbr wordt niet genoemd in artikel 13.1, tweede lid, wat betekent dat afdeling 13.2 Wm niet van toepassing is op de beslissing op een vergunningaanvraag op grond van artikel 2 Wbr. Een besluit daaromtrent kan derhalve niet worden aangemerkt als één van de besluiten waarop in de aanhef van artikel 8 wordt gedoeld. De Raad adviseert artikel I, onderdeel A, te laten vervallen. 3. Heroverweging aanwijzing gebieden in verband met herijking wetgeving De nota van toelichting vermeldt dat het aanmerken van gebieden als gevoelige gebieden in de zin van het Besluit mer zal worden betrokken in de uitvoering van het voorgenomen voorstel tot het beperken van regelgeving en het stroomlijnen van procedures.(zie noot 6) Hiermee wordt bedoeld dat de uitbreiding van de categorie gevoelige gebieden met de Belvedere-gebieden, zoals die in het ontwerpbesluit is opgenomen, ongedaan wordt gemaakt als de regering in het kader van de herijkingsoperatie alsnog tot de conclusie komt dat een mer-plicht of mer-beoordelingsplicht voor de desbetreffende activiteiten bij nader inzien niet aangewezen is. Naar aanleiding van vragen hierover uit de Tweede Kamer merkte de Staatssecretaris van VROM op dat cultuurhistorie een integraal onderdeel is van het milieu zoals dat [begrip] in de Wet milieubeheer wordt gehanteerd, en dat er, na afweging van nut en noodzaak, uitdrukkelijk voor is gekozen om alle Belvedere-gebieden aan te wijzen als gevoelig gebied. Tegelijkertijd bevestigde hij echter dat bij de herijking de keuzes die in het ontwerpbesluit zijn gemaakt omtrent het aanmerken van gebieden als gevoelig in het bijzonder opnieuw aan de orde zullen komen.(zie noot 7) De Raad adviseert in de toelichting nader uiteen te zetten hoe de aangekondigde heroverweging van de aanwijzing van de betrokken gebieden zich laat rijmen met "nut en noodzaak" tot aanwijzing, mede gelet op artikel 3 van de mer-richtlijn(zie noot 8), dat ertoe verplicht in het kader van een milieueffectbeoordeling de directe en indirecte effecten op onder meer het culturele erfgoed te identificeren, te beschrijven en te beoordelen. 4. Onnauwkeurige begrenzing Belvederegebieden In artikel I, onderdeel B, van het ontwerpbesluit worden Belvedere-gebieden aangewezen als gevoelig gebied, bedoeld in onderdeel A (onder 1) van de bijlage bij het Besluit mer. In enkele categorieën genoemd in de onderdelen C en D van de bijlage is de vraag of een milieueffectrapport moet worden opgesteld dan wel of een mer-beoordelingsplicht geldt afhankelijk gesteld van het antwoord op de vraag of de desbetreffende activiteit al dan niet (ten dele) plaatsvindt binnen een gevoelig gebied. Voor de Belvedere-gebieden zijn binnen onderdeel C de categorieën 2.2, 10.1, 10.2 en 27.3 van belang, en binnen onderdeel D de categorieën 10.1, 10.2 en de nieuwe categorie 24.1. Uit deze bepalingen blijkt dat mer-(beoordelings)plichten ontstaan als de in die bepalingen genoemde grenzen van een Belvedere-gebied in een bepaald geval worden overschreden. In dit verband wijst de Raad op het volgende. In de gebiedenbijlage bij de nota Belvedere wordt opgemerkt dat de gemarkeerde gebieden en steden in beginsel niet zijn aangegeven vanuit de gedachte dat hier restrictief beleid moet worden gevoerd; het zijn, zo blijkt uit de nota Belvedere op de eerste plaats gebieden en steden met cultuurhistorisch belangrijke potenties, die benut kunnen worden ten behoeve van divers en kwalitatief (ruimtelijk) beleid.(zie noot 9) Uit de meergenoemde nota kan worden afgeleid dat aanwijzing van de Belvedere-gebieden niet heeft plaatsgevonden met het oog op het daaraan verbinden van directe juridische consequenties. De wijze waarop de gebieden zijn aangeduid is daarmee in overeenstemming: de aangewezen gebieden zijn gearceerd aangegeven op een kaart van Nederland met een schaal van, naar de Raad vermoedt, 1:1 600 000(zie noot 10), en in de gebiedsbeschrijvingen zijn evenmin gedetailleerde begrenzingen opgenomen. Het feit dat Belvedere-gebieden niet nauwkeurig zijn afgebakend brengt mee dat meningsverschillen kunnen ontstaan over de vraag of de grenzen opgenomen in de hierboven aangegeven categorieën in een specifiek geval worden overschreden, en dus over de vraag of er een mer(beoordeling) moet worden opgesteld. Dat kan onduidelijkheid en onzekerheid meebrengen, en zal aanleiding kunnen geven tot gerechtelijke procedures. Gelet op het bovenstaande adviseert de Raad de aanwijzing van Belvedere-gebieden als gevoelig gebied nauwkeuriger te omschrijven en te begrenzen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië houdende herziening van het op 22 september 1978 te Tunis ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake sociale zekerheid, zoals herzien en ondertekend op 23 oktober 1992, Tunis, 19 november 2002 (Trb. 2002, 229), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië houdende herziening van het op 22 september 1978 te Tunis ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake sociale zekerheid, zoals herzien en ondertekend op 23 oktober 1992, Tunis, 19 november 2002 (Trb. 2002, 229), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Kennisgevingsbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels omtrent het tijdstip van kennisgeving van stoffen voor onderzoek- en ontwikkelingsdoeleinden en de melding van tussenstoffen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Kennisgevingsbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels omtrent het tijdstip van kennisgeving van stoffen voor onderzoek- en ontwikkelingsdoeleinden en de melding van tussenstoffen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van de meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van de meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 december 2008, no.08.003531, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van de meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake stankemissie van veehouderijen in ontwikkelingsgebieden (Wet stankemissie veehouderijen in ontwikkelingsgebieden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake stankemissie van veehouderijen in ontwikkelingsgebieden (Wet stankemissie veehouderijen in ontwikkelingsgebieden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2010, no.10.003109, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gezagsregisters, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gezagsregisters, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet op het leveren van gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Wet aanvullende biedboekgegevens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet op het leveren van gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Wet aanvullende biedboekgegevens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2012, no.12.001221, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet op het leveren van gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Wet aanvullende biedboekgegevens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en enige andere wetten in verband met de aanpassing van de in deze wet opgenomen klachtregeling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en enige andere wetten in verband met de aanpassing van de in deze wet opgenomen klachtregeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken; Parijs, 27 mei 2010 (Trb. 2010, 221 en Trb. 2010, 314).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken; Parijs, 27 mei 2010 (Trb. 2010, 221 en Trb. 2010, 314).Bij Kabinetsmissive van 27 oktober 2011, no.11.002592, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken; Parijs, 27 mei 2010 (Trb. 2010, 221 en Trb. 2010, 314), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2005.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2005.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over het personeel van de brandweer, functies voor de bedrijfsbrandweer, functies binnen de GHOR en functies binnen de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en het overleg over het personeel van de brandweer (Besluit personeel veiligheidsregio's), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over het personeel van de brandweer, functies voor de bedrijfsbrandweer, functies binnen de GHOR en functies binnen de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en het overleg over het personeel van de brandweer (Besluit personeel veiligheidsregio's), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2010, no.10.000474, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over het personeel van de brandweer, functies voor de bedrijfsbrandweer, functies binnen de GHOR en functies binnen de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en het overleg over het personeel van de brandweer (Besluit personeel veiligheidsregio's), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Besluit gegevensverstrekking pensioenfondsen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Besluit gegevensverstrekking pensioenfondsen).Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2000, no.00.003536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Besluit gegevensverstrekking pensioenfondsen). De Verzekeringskamer beschikt uit hoofde van haar taak over gegevens die door de pensioenfondsen zijn verstrekt. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Sociaal-Economische Raad (SER) kunnen beschikken over deze gegevens voorzover die van belang zijn voor het beleid dat de minister voert inzake aanvullende pensioenvoorzieningen.(zie noot 1) In het ontwerpbesluit wordt nader omschreven om wat voor gegevens het gaat. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een enkele opmerking. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Artikel 1 noemt als gegevens waarover de minister en de SER kunnen beschikken onder meer: gegevens uit beslissingen die op grond van de statuten en reglementen van een pensioenfonds worden genomen en die geen vertrouwelijk karakter hebben. Deze formulering omvat ook beslissingen van pensioenfondsen in individuele gevallen. Blijkens de toelichting is de bepaling geschreven om verstrekking mogelijk te maken van gegevens omtrent beslissingen over bijvoorbeeld de franchise, de indexatie en de gekozen ruilvoet bij het omzetten van een nabestaandenpensioen in een ouderdomspensioen. Verstrekking van persoonsgegevens is dus niet beoogd. De Raad adviseert, ter voorkoming van misverstanden, in de tekst van het artikel zelf tot uitdrukking te brengen dat het ontwerpbesluit geen betrekking heeft op de verstrekking van persoonsgegevens. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door aan het artikel een tweede lid toe te voegen, waarin dan zou worden bepaald dat het (alsdan genummerde) eerste lid niet van toepassing is op persoonsgegevens in de zin van artikel 1 van de Wet persoonsregistraties. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterleidingbesluit (reparatie voorschriften inzake meetprogramma's, monstername en gebouwen met logiesfunctie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterleidingbesluit (reparatie voorschriften inzake meetprogramma's, monstername en gebouwen met logiesfunctie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 februari 2007, no.07.000433, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterleidingbesluit (reparatie voorschriften inzake meetprogramma's, monstername en gebouwen met logiesfunctie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Islamitische Republiek Pakistan inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Den Haag, 27 september 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Islamitische Republiek Pakistan inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Den Haag, 27 september 2004, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot uitvoering van EU-verordeningen op het terrein van de financiële markten en tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband daarmee (Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot uitvoering van EU-verordeningen op het terrein van de financiële markten en tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband daarmee (Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 september 2012, no.12.002096, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit strekkende tot uitvoering van EU-verordeningen op het terrein van de financiële markten en tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband daarmee (Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn nr. 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PbEU L 326), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn nr. 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PbEU L 326), met nota van toelichting. Bij Kabinetsmissive van 19 december 2006, no.06.004633, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn nr. 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PbEU L 326), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende regels inzake het verlenen van medische zorg aan Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen (Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende regels inzake het verlenen van medische zorg aan Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen (Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 september 2007, no.07.002978, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende regels inzake het verlenen van medische zorg aan Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen (Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden in verband met de Wet herziening ten nadele, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden in verband met de Wet herziening ten nadele, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2014, no.2014000857, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden in verband met de Wet herziening ten nadele, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 in verband met het opnemen van een grondslag voor uitvoering van Europese besluiten met betrekking tot de veiligheid van vissersvaartuigen, het opnemen van een grondslag voor voorschriften voor vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter alsmede wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met enige noodzakelijke aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 in verband met het opnemen van een grondslag voor uitvoering van Europese besluiten met betrekking tot de veiligheid van vissersvaartuigen, het opnemen van een grondslag voor voorschriften voor vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter alsmede wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met enige noodzakelijke aanpassingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2010, no.10.002661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 in verband met het opnemen van een grondslag voor uitvoering van Europese besluiten met betrekking tot de veiligheid van vissersvaartuigen, het opnemen van een grondslag voor voorschriften voor vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter alsmede wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met enige noodzakelijke aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid in verband met recht op ziekengeld na bereiken AOW-gerechtigde leeftijd, het niet in acht nemen van de rechtens geldende opzegtermijn en enkele technische aanpassingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid in verband met recht op ziekengeld na bereiken AOW-gerechtigde leeftijd, het niet in acht nemen van de rechtens geldende opzegtermijn en enkele technische aanpassingen.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2015, no.2015002054, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid in verband met recht op ziekengeld na bereiken AOW-gerechtigde leeftijd, het niet in acht nemen van de rechtens geldende opzegtermijn en enkele technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening (mogelijkheid vaststellen subsidieplafond).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening (mogelijkheid vaststellen subsidieplafond).Bij Kabinetsmissive van 9 november 2011, no.11.002658, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening (mogelijkheid vaststellen subsidieplafond), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur ter implementatie van richtlijn nr. 2006/123/EG (implementatie dienstenrichtlijn), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur ter implementatie van richtlijn nr. 2006/123/EG (implementatie dienstenrichtlijn), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2009, no.09.000217, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur ter implementatie van richtlijn nr. 2006/123/EG (implementatie dienstenrichtlijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2016).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2016).Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2015, no.2015000384, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2016), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de OV-chipkaart, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de OV-chipkaart, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2009, no.09.001115, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de OV-chipkaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk in verband met enkele wijzigingen in de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk in verband met enkele wijzigingen in de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2016, no.2016002283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk in verband met enkele wijzigingen in de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet op het notarisambt (Besluit op het notarisambt), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet op het notarisambt (Besluit op het notarisambt), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2012, no.12.000660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet op het notarisambt (Besluit op het notarisambt), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit; Montreal, 29 januari 2000 (Trb.2000, 100), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit; Montreal, 29 januari 2000 (Trb.2000, 100), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 24 september 2001, no.01.004539, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit; Montreal, 29 januari 2000 (Trb.2000, 100), met toelichtende nota.Het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (Montreal, 29 januari 2000) (hierna: het Protocol) dat ter stilzwijgende goedkeuring wordt voorgelegd bevat een aanvullende regeling bij het op 2 juni 1992 te Rio de Janeiro totstandgekomen Verdrag inzake biologische diversiteit (Trb.1992, 164 en Trb.1993, 54) (hierna: het Verdrag). Doel van het Protocol is om bij te dragen aan een afdoende beschermingsniveau op het gebied van de veilige overdracht, de veilige behandeling en het veilig gebruik van veranderde levende organismen, voortgekomen uit de moderne biotechnologie, die nadelige effecten kunnen hebben voor het behoud en het duurzaam gebruik van de biologische diversiteit. Het heeft betrekking op de beheersing van de veiligheid bij de grensoverschrijdende internationale handel in genetisch gemodificeerde organismen bestemd voor de introductie in het milieu. Op grond van het Protocol mag in beginsel pas tot import worden overgegaan indien de overheid van het land van import voldoende is geïnformeerd over de risicos van de betrokken veranderde levende organismen voor het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit.1. Het valt op dat in de toelichtende nota aan het Protocol een werkingssfeer wordt toegeschreven die ruimer is dan op grond van de inhoud van het Protocol zelf gerechtvaardigd is. Waar het Protocol - evenals het daaraan ten grondslag liggende Verdrag - het belang van de biologische diversiteit centraal stelt wekt de toelichting de indruk dat het vooral gaat om de bescherming van de gezondheid van mens, plant en dier tegen de risicos die het gevolg kunnen zijn van de introductie van gemodificeerd genetisch materiaal. Weliswaar wordt in die artikelen waarin het behoud en het duurzaam gebruik van de biologische diversiteit aan de orde is (artikelen 2, 4 10, 12, 15, 16, 17, 18 23) steeds ook een relatie gelegd met het belang van de menselijke gezondheid (zoals ook het geval is in het Verdrag) maar nergens in het Protocol komt datgene voor wat uit de inleiding van de toelichtende nota valt af te leiden, namelijk dat voor de bescherming van de menselijke gezondheid als een op zichzelf staand belang - en dus los van het belang van de biologische diversiteit - de in het Protocol neergelegde maatregelen zouden zijn bedoeld. De gezondheid van planten of dieren, die blijkens de toelichtende nota eveneens als zelfstandig belang aan de orde zou zijn, komt in het Protocol als zodanig zelfs in het geheel niet aan de orde.Juist waar het hier gaat om een internationaal verdrag van verstrekkende betekenis en refererend aan situaties die veelal nog niet algemeen bekend zijn is het van groot belang dat de toelichting niet meer suggereert dan feitelijk aan de orde is maar zich strikt beperkt tot datgene wat internationaal is overeengekomen. Zou immers de toelichting op dit punt juist zijn, dan zou dit betekenen dat de reikwijdte en strekking van het Protocol breder is dan die van het Verdrag, met als mogelijk gevolg dat daarmee ook de betekenis van het Verdrag zou gaan verschuiven. Dat zou dan een bredere toelichting vergen dan nu geboden wordt. De Raad van State van het Koninkrijk dringt er dan ook op aan dat de inleiding zodanig wordt herzien dat recht wordt gedaan aan de strekking van het Protocol.2. De artikelen 8 en 9 van het Protocol vormen de basis voor de procedure van voorafgaande geïnformeerde instemming. Ingevolge artikel 8 moet het land van waaruit een gemodificeerd levend organisme wordt geëxporteerd (dan wel de exporteur indien de wetgeving van het land van export zulks bepaalt) het land van import hiervan op de hoogte stellen onder overlegging van de informatie die in bijlage I van het Protocol wordt genoemd. Het land van import moet vervolgens ingevolge artikel 9 in beginsel binnen de daarin gestelde termijn besluiten of de import door kan gaan, verboden is dan wel dat aanvullende informatie nodig is. De reikwijdte van de verplichting tot notificatie bij export is gelet op artikel 8 niet afhankelijk van hetgeen daaromtrent is bepaald in de wetgeving van de staat van import, maar uitsluitend van het bepaalde in artikel 7, eerste lid. Dat impliceert dat de reikwijdte van de procedure van voorafgaande geïnformeerde instemming door het Protocol zelf wordt bepaald. Aangezien ingevolge artikel 15 van het Protocol de beslissingen naar aanleiding van de kennisgeving, bedoeld in artikel 10, moeten berusten op een risicobeoordeling die strookt met de eisen van bijlage III van het Protocol, vloeien ook de bestuurlijke lasten rechtstreeks voort uit het Protocol.Tegen deze achtergrond plaatst de Raad de volgende opmerking.De procedure van voorafgaande geïnformeerde instemming vertoont overeenkomsten met die welke ingevolge het Verdrag van Bern en de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen bestaat met betrekking tot het grensoverschrijdend verkeer in afval. In het licht van de ervaring met die regeling moet worden vastgesteld dat een duidelijke en scherpe afbakening van het toepassingsgebied van cruciale betekenis is. Het toepassingsgebied van de procedure van het Protocol wordt daarbij bepaald door de invulling van het begrip gemodificeerd levend organisme (artikel 7) en in dat verband van wat een "nieuwe combinatie" (annex I) van genetisch materiaal is, maar tevens door de betekenis van het begrip eerste voorgenomen grensoverschrijdende beweging.Het begrip eerste voorgenomen grensoverschrijdende beweging, heeft ten minste drie mogelijke betekenissen en schept daardoor onduidelijkheid. Gelet op de overige bepalingen van het Protocol kan het in die zin begrepen worden dat de procedure geldt met betrekking tot 1) de eerste grensoverschrijdende beweging van iedere geëxporteerde partij gemodificeerde levende organismen, 2) de eerste maal dat een levend organisme wordt geëxporteerd of 3) de eerste maal dat het naar een bepaald land wordt geëxporteerd. Indien 1) de juiste uitleg is, betekent dit dat iedere nieuwe zending opnieuw moet worden gemeld. In dat geval is het van belang te weten wanneer een "nieuwe" combinatie van genetisch materiaal ophoudt nieuw te zijn, dan wel of het Protocol zo moet worden uitgelegd dat de melding ook van toepassing is op de export van het verste nageslacht van het oorspronkelijk gemodificeerd organisme. Indien 2) de juiste uitleg is, impliceert dit dat de kennisgeving beperkt blijft tot het allereerste land van import en dat landen waar het organisme later wordt ingevoerd geen notificatie meer ontvangen en derhalve ook geen eigen beoordeling mogen maken van de risicos. Indien 3) daarentegen de juiste uitleg is, rijst de vraag wanneer de verplichting tot kennisgeving ophoudt en of ieder keer alle informatie moet worden bijgeleverd.De Raad is van mening dat in de toelichtende nota nader moet worden ingegaan op de betekenis van artikel 7, eerste lid, van het Protocol en de reikwijdte van de voorgestelde procedure. In het bijzonder dient te worden ingegaan op de situatie van een land waar het organisme voor het eerst wordt ingevoerd, nadat het al eerder naar andere landen is uitgevoerd. Thans beperkt de toelichtende nota zich tot een opsomming van de uitzonderingen op de reikwijdte die uitdrukkelijk in het Protocol worden genoemd.3. Het Protocol zal ten aanzien van het Koninkrijk in werking treden op de negentigste dag na nederlegging van het instrument van ratificatie. Vanaf dat tijdstip zullen Nederland of Nederlandse exporteurs derhalve moeten voldoen aan de verplichting tot kennisgeving en zal de Nederlandse overheid in staat moeten zijn te reageren op kennisgevingen van elders en de risicos te beoordelen overeenkomstig het bepaalde in bijalge III bij het Protocol. Met het oog daarop dient in de toelichtende nota nauwkeuriger te worden aangegeven in hoeverre de bestaande wetgeving die beslissingen mogelijk maakt, op welke wijze eventueel aanvullende regelgeving nodig is en op welke wijze deze binnen de gestelde termijn tot stand kan komen.4. Het Protocol is door zowel de Europese Gemeenschappen (EG) als de lidstaten getekend. In de toelichtende nota wordt gesteld dat het in casu gaat om een gemengde bevoegdheid van de EG en de lidstaten maar dat dit niet betekent dat het deponeren van de akte van bekrachtiging door het Koninkrijk wat Nederland betreft zal moeten wachten op het deponeren van een akte door de EG en de overige lidstaten. Indien het Koninkrijk echter zijn akte van bekrachtiging deponeert voordat de EG dit doet, impliceert dit dat Nederland in afwachting daarvan zelf aan alle verplichtingen van het Protocol moet voldoen. De mogelijkheid van Nederland om de vereiste regelgeving vast te stellen wordt echter beperkt door strekking en inhoud van bestaande EG-richtlijnen en de regels van het vrije verkeer van goederen. Waar dergelijke beperkingen bestaan, dat wil zeggen waar slechts door wijziging of aanvulling van EG-richtlijnen kan worden voldaan aan de verplichtingen van het Protocol, is er dan ook geen sprake van een gemengde bevoegdheid en zal het Koninkrijk op ratificatie door de Gemeenschap moeten wachten alvorens het zelf tot ratificatie overgaat.5. Bij ratificatie door het Koninkrijk van het Protocol en in werking treden daarvan voordat de EG tot ratificatie is overgegaan, zullen de procedures voor de toepassing van het Protocol en die welke nodig zijn ter uitvoering van de verplichtingen van richtlijn nr.2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van genetische gemodificeerde organismen in het milieu,(zie noot 1) ineengeschoven moeten worden. De kennisgeving in het kader van het Protocol van import van een genetisch gemodificeerd organisme vormt immers tevens de introductie van dat organisme in het vrij verkeer. Dit betekent onder meer dat de termijnen van beide procedures verenigbaar moeten zijn, dat in beide procedures gelijke informatie verstrekt moet worden, alsook dat informatie die ingevolge het Protocol vertrouwelijk behandeld moet worden (artikel 21), doorgegeven moet worden aan de Europese Commissie en andere lidstaten. De toelichting zwijgt thans over deze mogelijke samenloop van beide regelingen. Gesteld wordt slechts dat Europese richtlijnen niet beschouwd kunnen worden als bilaterale, regionale of multilaterale akkoorden en regelingen in de zin van artikel 14 van het Protocol.De Raad adviseert in de toelichtende nota nader in te gaan op de kans dat deze mogelijkheid zich voordoet en de wijze waarop Nederland dan gelijktijdig aan beide kan voldoen en de eisen van het vrij verkeer binnen de gemeenschap in overeenstemming kunnen worden gebracht met de verplichtingen waaraan volgens het Protocol bij grensoverschrijding moet worden voldaan.De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Protocol wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000, het Arbeidstijdenbesluit vervoer, het Voertuigreglement en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van de boordcomputer taxi, de afschaffing van de vergunning voor collectief personenvervoer en een technische wijziging in verband met het elektronisch vervoerbewijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000, het Arbeidstijdenbesluit vervoer, het Voertuigreglement en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van de boordcomputer taxi, de afschaffing van de vergunning voor collectief personenvervoer en een technische wijziging in verband met het elektronisch vervoerbewijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 april 2009, no.09.001083, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000, het Arbeidstijdenbesluit vervoer, het Voertuigreglement en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van de boordcomputer taxi, de afschaffing van de vergunning voor collectief personenvervoer en een technische wijziging in verband met het elektronisch vervoerbewijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Inrichtingsbesluit W.V.O. houdende vaststelling van de wijze van meting en beoordeling van leerresultaten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Inrichtingsbesluit W.V.O. houdende vaststelling van de wijze van meting en beoordeling van leerresultaten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 april 2010, no.10.001009, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Inrichtingsbesluit W.V.O. houdende vaststelling van de wijze van meting en beoordeling van leerresultaten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het beperken van de emissie van vluchtige organische stoffen bij het gebruik van organische oplosmiddelen (Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het beperken van de emissie van vluchtige organische stoffen bij het gebruik van organische oplosmiddelen (Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit W.V.O. inzake de verrekening van kosten van werkloosheidsuitkeringen en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit W.V.O. inzake de verrekening van kosten van werkloosheidsuitkeringen en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met een wijziging in de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in de Wet inkomstenbelasting 2001 per 1 januari 2017.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met een wijziging in de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in de Wet inkomstenbelasting 2001 per 1 januari 2017.Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2018, no.2018000042, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met een wijziging in de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in de Wet inkomstenbelasting 2001 per 1 januari 2017, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken.Bij Kabinetsmissive van 19 maart 2003, no.03.001289, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken. Het wetsvoorstel voorziet in maatregelen in de Infectieziektenwet en de Quarantainewet die de verspreiding van pokken moeten voorkomen. Dit is gezien het ontbreken van een wettelijke regeling en de spanningen in de wereld, waardoor het al of niet opzettelijk verspreiden van het pokkenvirus tot de mogelijkheden behoort, noodzakelijk. De reeds in de Infectieziektenwet genoemde maatregelen isolatie en onderzoek zijn door de wetswijziging ook van toepassing op (eventuele) pokkenpatiënten. Daarnaast zijn specifiek op bestrijding van pokken de maatregelen waarneming, afzondering en medisch toezicht van toepassing. De Raad van State onderschrijft het wetvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen waardoor aanpassing van het wetvoorstel wenselijk is. 1. Rechtsbescherming De rechtsbescherming is geregeld in hoofdstuk III van de Infectieziektenwet. Volgens de toelichting geldt dit systeem van rechtsbescherming ook voor de vrijheidsbenemende en -beperkende pokkenbestrijdingsmaatregelen, zoals voorgesteld in pararaaf 2a van de Infectieziektenwet. De artikelen van hoofdstuk III betreffen alleen de maatregelen isolatie en onderzoek, bedoeld in respectievelijk artikel 14 van de Infectieziektenwet en artikel 16, derde lid. De rechterlijke toetsing is derhalve niet onverkort van toepassing op de maatregelen van paragraaf 2a, die afzondering, medisch toezicht en waarneming betreffen. Aangezien afzondering en medisch toezicht vrijheidsbelemmerende maatregelen zijn, is toetsing, mede gelet op de procedurele eisen van artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door de onafhankelijke rechter, noodzakelijk. De Raad adviseert het voorstel dienovereenkomstig aan te vullen. 2. Strafbepalingen a. Artikel 31a van de Infectieziektenwet regelt de strafmaat voor overtreding van de bepalingen in de artikelen 18d en 18f van de Infectieziektenwet. Indien de arts de gevraagde gegevens op grond van artikel 18f niet verstrekt, veroorzaakt hij geen gevaar voor anderen op besmetting, hetgeen wel het geval is bij overtreding van de bepalingen in artikel 18d. Gezien de mogelijkheid om op grond van artikel 32 van de Infectieziektenwet een arts, die bepaalde gegevens niet overlegt, een boete op te leggen, past het beter in de systematiek van de Infectieziektenwet om overtreding van artikel 18f te bestraffen met een bestuurlijke boete. Het college adviseert het wetsvoorstel dienovereenkomstig aan te passen. Indien deze bepaling gehandhaafd blijft, dient de toelichting aan te geven waarom gekozen is voor de strafmaat van artikel 31a. b. Bij overtreding van de maatregelen gesteld in artikel 18d van de Infectieziektenwet kunnen straffen worden opgelegd, conform artikel 31a van de Infectieziektenwet. Artikel 18d, eerste lid, onder c, stelt dat een onder medisch toezicht geplaatst persoon contact met personen die niet recentelijk zijn gevaccineerd tegen pokken vermijdt. Gezien het feit dat overtreding kan leiden tot een straf, dient voldoende duidelijk te zijn wat wordt bedoeld met "recentelijk". Volgens de Raad verdient het aanbeveling de term recentelijk in artikel 18d, eerste lid, onder c, nader te omschrijven. 3. Artikelsgewijs, Artikel I a. Onderdeel A voegt in artikel 1, onder m, van de Infectieziektenwet de definitie van de groep van personen in de tweede ring toe. Dit zijn personen, niet zijnde een pokkenpatiënt of een persoon in de eerste ring, met een gezinscontact met een persoon in de eerste ring. Volgens de toelichting is deze begripsomschrijving afgestemd op het Draaiboek Pokkenbestrijding. Daarin is opgenomen dat alle gezins- of daarmee vergelijkbare contacten van de in de eerste ring genoemde personen behoren tot de personen uit de tweede ring.(zie noot 1) Deze omschrijving is ruimer en pas beter bij het bestaan van verschillende vormen van nauw contact. De Raad adviseert in artikel 1, onder m, gezinscontact te vervangen door: gezins- of daarmee vergelijkbare contacten. b. Op grond van artikel 18a, vierde lid, van de Infectieziektenwet geeft de burgemeester in zijn beschikking aan waarop bij de waarneming gelet wordt. Het is niet duidelijk waarom deze bepaling is opgenomen en voor wie deze nadere aanduiding bedoeld is. Het college beveelt aan dit in de toelichting op te nemen. c. In artikel 18d van de Infectieziektenwet staan enige basisregels voor onder medisch toezicht geplaatste personen. De termijn voor het toezicht bedraagt 18 dagen. Deze termijn is gerelateerd aan de duur die voor afzondering geldt (artikel 18b, eerste lid, van de Infectieziektenwet). Gezien het gebrek aan actuele kennis, is de mogelijkheid opgenomen om op aanwijzing van de hoofdinspecteur de termijn voor afzondering te verlengen. Deze mogelijkheid ontbreekt bij medisch toezicht. De Raad beveelt aan de mogelijkheid om de termijn voor medisch toezicht te verlengen op te nemen. d. Op grond van artikel 18h van de Infectieziektenwet is artikel 16, derde lid, van de Infectieziektenwet niet van toepassing bij de bestrijding van pokken. Volgens de toelichting is de aard van het onderzoek niet zeer ingrijpend, omdat om de diagnose te stellen slechts afname van een geringe hoeveelheid bloed nodig is. Het derde lid van artikel 16 heeft betrekking op onderzoeken in het lichaam, die over het algemeen als ingrijpend voor de patiënt worden aangemerkt, waaronder het afnemen van bloed.(zie noot 2) De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te passen. e. Een behandelend arts van een pokkenpatiënt of van een persoon in de eerste of tweede ring dient op verzoek van de burgemeester aan de directeur de gegevens die noodzakelijk zijn om de aard en de omvang van het gevaar van verspreiding van pokken vast te stellen, te verstrekken (artikel 18f van de Infectieziektenwet). In artikel 13 van de Infectieziektenwet is een vrijwel gelijkluidende bepaling opgenomen met dezelfde verplichting voor de behandelend arts van een persoon die naar het oordeel van de burgemeester gevaar oplevert voor de overbrenging van een infectieziekte uit groep A of B. De pokkenpatiënt en personen uit de eerste of tweede ring vormen, gezien de besmettelijkheid van pokken, een gevaar voor de overbrenging van pokken, behorend tot groep A. Artikel 18f voegt daarom niets toe aan de bepaling in artikel 13. De Raad adviseert artikel 18f van de Infectieziektenwet te laten vervallen, dan wel in de toelichting aan te geven hoe artikel 18f van de Infectieziektenwet zich verhoudt tot artikel 13 van de Infectieziektenwet. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Vorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot bestrijding van het verwerven en voorhanden hebben van uit misdrijf afkomstige voorwerpen (aanpassing witwaswetgeving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Vorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot bestrijding van het verwerven en voorhanden hebben van uit misdrijf afkomstige voorwerpen (aanpassing witwaswetgeving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 mei 2015, no.2015000793, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot bestrijding van het verwerven en voorhanden hebben van uit misdrijf afkomstige voorwerpen (aanpassing witwaswetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte (Besluit toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels omtrent de algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte (Besluit toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte).Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2017, no.2017000245, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels omtrent de algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte (Besluit toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de regeling inzake de aanvullende voorzieningen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de regeling inzake de aanvullende voorzieningen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot uitvoering van het Statuut van het Internationaal Strafhof met betrekking tot de samenwerking met en bijstand aan het Internationaal Strafhof en de tenuitvoerlegging van zijn vonnissen (Uitvoeringswet Internationaal Strafhof).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot uitvoering van het Statuut van het Internationaal Strafhof met betrekking tot de samenwerking met en bijstand aan het Internationaal Strafhof en de tenuitvoerlegging van zijn vonnissen (Uitvoeringswet Internationaal Strafhof).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming (Gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming (Gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 augustus 2010, no.10.002192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming (Gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater), met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) teneinde regels te stellen over de beschikbaarheid van documenten voor de keuring van oudere attractietoestellen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) teneinde regels te stellen over de beschikbaarheid van documenten voor de keuring van oudere attractietoestellen.Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2007, no.07.001767, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs in verband met bezoldiging en ontslag op grond van door zwangerschap veroorzaakte perioden van arbeidsongeschiktheid in de periode van zwangerschap- en bevallingsverlof.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs in verband met bezoldiging en ontslag op grond van door zwangerschap veroorzaakte perioden van arbeidsongeschiktheid in de periode van zwangerschap- en bevallingsverlof.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

De akte van Genève bij de Overeenkomst van s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid; Genève, 2 juli 1999 (Trb. 2000, 102).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] De akte van Genève bij de Overeenkomst van s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid; Genève, 2 juli 1999 (Trb. 2000, 102).Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2017, no.2017001179, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de akte van Genève bij de Overeenkomst van s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid; Genève, 2 juli 1999 (Trb. 2000, 102), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten met het oog op het verzwaren van het premie-incassoregime en andere maatregelen om de werking van het met die wet en de Wet op de zorgtoeslag in het leven geroepen stelsel te optimaliseren (verzwaren incassoregime premie en andere maatregelen zorgverzekering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten met het oog op het verzwaren van het premie-incassoregime en andere maatregelen om de werking van het met die wet en de Wet op de zorgtoeslag in het leven geroepen stelsel te optimaliseren (verzwaren incassoregime premie en andere maatregelen zorgverzekering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 174 en Trb. 2010, 132), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 174 en Trb. 2010, 132), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002033, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 174 en Trb. 2010, 132), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tegemoetkoming AOW-ers, het Besluit tegemoetkoming Anw-ers en het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten vanwege de verlaging van de AOW-, Anw- en Wtcg-tegemoetkomingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tegemoetkoming AOW-ers, het Besluit tegemoetkoming Anw-ers en het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten vanwege de verlaging van de AOW-, Anw- en Wtcg-tegemoetkomingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2010, no.10.003063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tegemoetkoming AOW-ers, het Besluit tegemoetkoming Anw-ers en het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten vanwege de verlaging van de AOW-, Anw- en Wtcg-tegemoetkomingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van de zorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van de zorg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 december 2011, no.11.003137, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van de zorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een aantal technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een aantal technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 augustus 2008, no.08.002301, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2012, no.12.001997, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2008, no.08.000868, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersonen in aardappelen, bloemkwekerijproducten, groenten of fruit, alsmede de opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersonen in aardappelen, bloemkwekerijproducten, groenten of fruit, alsmede de opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere belastingwetten c.a. (Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere belastingwetten c.a. (Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001).Bij Kabinetsmissive van 15 september 2000, no.00.005200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere belastingwetten c.a. (Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001). De Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Veegwet) zal het sluitstuk vormen van de Belastingherziening 2001. In het wetsvoorstel zijn naast bijstellingen en technische verbeteringen ook wijzigingen die voortkomen uit toezeggingen aan de Staten-Generaal voor aanpassingen van de belastingherziening opgenomen. In totaal worden meer dan 20 inhoudelijke wijzigingen voorgesteld. Een belangrijk element van de Veegwet wordt gevormd door de uitvoering van de motie-Rensema inzake de zogenoemde meesleep- en meetrekregelingen. De Raad van State adviseert in een meer algemeen kader deze regelingen verdergaand uit te werken en daarbij onderscheid te maken naar rato van de band die de meegesleepte vermogensbestanddelen met de bedrijfsuitoefening hebben. De Raad adviseert ook de belastingheffing over de boekwinsten die zijn terug te voeren op inflatie en waardeontwikkelingen die niet op ondernemerschap zijn terug te voeren, opnieuw te bezien. Daarnaast wordt onder meer geadviseerd de problematiek die is opgeroepen door het Schumacker-arrest opnieuw in den brede te bezien omdat de voorgestelde regeling een bron van aanhoudende reparatievoorstellen lijkt te gaan vormen. De Raad is van oordeel dat op een aantal punten aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Meesleepregeling Een belangrijk element van het voorstel wordt gevormd door de beschouwingen over en de uitvoering van de motie-Rensema. In deze motie wordt overwogen dat in de Eerste Kamer der Staten-Generaal fundamentele bezwaren bestaan tegen de zogenoemde meesleep- en meetrekregelingen, omdat deze regelingen in een aantal gevallen niet zullen leiden tot een redelijke belastingheffing. De regering wordt verzocht deze regelingen ten principale te heroverwegen (kamerstukken I 1999/2000, 26 727, nr.202d). De Raad mist in deze beschouwingen een meer algemeen kader waarbinnen deze regelingen kunnen worden geplaatst. Deze regelingen hebben in belangrijke mate hun vorm gekregen in notas van wijziging, die niet ter advisering aan de Raad zijn voorgelegd. De Raad maakt daarom de volgende inleidende opmerkingen. a. Keuzevermogen Onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964) staat het de ondernemer vrij binnen de grenzen der redelijkheid zelf te bepalen welke vermogensbestanddelen hij tot zijn ondernemingsvermogen wil rekenen. De Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) heeft hierin uiteindelijk geen wijziging gebracht (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr.89, blz.9). Deze regel leidt ertoe, dat onderscheiden wordt: - het zogenoemde verplichte ondernemingsvermogen, waartoe de vermogensbestanddelen behoren die naar hun aard als bedrijfsvermogen kwalificeren of (nagenoeg) uitsluitend voor de bedrijfsuitoefening worden gebruikt. De grenzen der redelijkheid zouden worden overschreden, indien deze vermogensbestanddelen tot het privévermogen zouden worden gerekend; - het zogenoemde verplichte privévermogen, waartoe de vermogensbestanddelen behoren die naar hun aard als privévermogen kwalificeren of (nagenoeg) geen band met de bedrijfsuitoefening hebben. De grenzen der redelijkheid zouden worden overschreden, indien deze vermogensbestanddelen tot het ondernemingsvermogen zouden worden gerekend; - het zogenoemde keuzevermogen, waartoe de vermogensbestanddelen behoren die enige band met de bedrijfsuitoefening hebben zonder dat deze uitsluitend voor de bedrijfsuitoefening worden gebruikt. Deze vermogensbestanddelen kunnen zowel tot het ondernemingsvermogen als tot het privévermogen worden gerekend. De keuze van de belastingplichtige is hierbij beslissend. Indien bij keuzevermogen het vermogensbestanddeel tot het privévermogen wordt gerekend, zou bij de winstbepaling steeds rekening gehouden moeten worden met een (fictieve) gebruiksvergoeding voor het vermogensbestanddeel teneinde de (totale) winst juist te berekenen. Bij het bepalen van het belastbare inkomen in een synthetische heffing als de Wet IB 1964 vallen daarbij de ten laste van de winst komende gebruiksvergoeding en het als inkomsten uit vermogen te belasten bedrag echter tegen elkaar weg. Op grond daarvan bestaat in de praktijk weinig aandacht voor die vergoeding en worden alleen de direct met het gebruik van het vermogensbestanddeel samenhangende kosten in aftrek gebracht. De invoering van het boxenstelsel brengt mee dat bij verkeer tussen de boxen de daarmee samenhangende (fictieve) vergoedingen at arms lenght-basis in aanmerking worden genomen teneinde de box-inkomens zo zuiver mogelijk te bepalen. Ook onder de Wet IB 2001 geldt als uitgangspunt, dat als winst uit onderneming alleen de voordelen die worden verkregen uit onderneming worden belast. Indien een voordeel opkomt uit hoofde van een niet-zakelijke verhouding dient de winst daarvoor te worden gecorrigeerd. Zonder het in aanmerking nemen van een (fictieve) gebruiksvergoeding zou de winst uit onderneming op grond van een niet-zakelijke verhouding tot een te hoog bedrag worden bepaald. De winst dient dus te worden verminderd met een gebruiksvergoeding die naar redelijkheid en billijkheid door een derde in rekening zou zijn gebracht (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr.19, blz.29). In onder meer de zogenoemde kostenarresten (HR 12 februari 1959, BNB 1959/116; HR 10 december 1958, BNB 1959/51; HR 18 november 1959, BNB 1959/386) en de informele kapitaalarresten (HR 8 juli 1986, BNB 1986/293-297) wordt de correctie van de winst op grond van niet-zakelijke verhoudingen tussen ondernemer en familieleden of tussen aandeelhouder en vennootschap alleen aanvaard indien de correctie qua omvang als bate belast kan worden. In het nader rapport is uiteengezet dat het advies van de Raad om deze inbreuk op het totale winstbegrip te herstellen, niet wordt gevolgd (kamerstukken II 1998/99, 26 727, A, punt 25). Deze jurisprudentie heeft ook uitstraling naar de tussen de boxen in aanmerking te nemen fictieve verrekenposten, omdat ook bij zon fictieve verrekening geen sprake is van een genietingsmoment en niet de (fictieve) gebruiksvergoeding maar de waarde van het tot het privévermogen gerekende vermogensbestanddeel in de vermogensrendementsheffing wordt betrokken. Bij de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 is "heen en weer gaande" aandacht besteed aan de gevolgen voor de winstbepaling bij inzet van privé-vermogensbestanddelen. Uiteindelijk is alles bij het oude gebleven. De wijze waarop de hiervoor geschetste winstcorrecties zullen worden verwerkt, dient echter niet aan de rechtspraak te worden overgelaten maar moet in de Wet IB 2001 zelf worden geregeld. De hiervoor genoemde jurisprudentie gaat voor de vraag of en tot welk bedrag de winstcorrectie belast kan worden uit van de positie van de niet-ondernemer; afhankelijk van de bate die bij hem belast kan worden, wordt aftrek van de winst aanvaard. Voortbouwend op deze rechtspraak en ervan uitgaande dat het merendeel van de gebruiksvergoedingen gerelateerd is aan de periode van gebruik zou geen hogere gebruiksvergoeding ten laste van de winst uit onderneming gebracht mogen worden dan een tijdsevenredig bepaald gedeelte van 4% van de rendementsgrondslag van het vermogensbestanddeel dat tot het privévermogen is gerekend. Indien het tot het privévermogen gerekende vermogensbestanddeel is vrijgesteld in box III, zou de gebruiksvergoeding niet ten laste van de winst gebracht kunnen worden. De inbreuk op het totale winstbegrip zou voor deze gevallen aanvaard moeten worden teneinde de aftrekpost qua omvang in evenwicht te houden met de belastbare bate. Het corrigeren van de winst betekent ook dat het aftrekbare gedeelte van de gebruiksvergoeding ten laste van de progressief belaste winst komt, terwijl over de waarde van het vermogensbestanddeel forfaitair een bate wordt berekend die naar het proportionele 30%-tarief van box III wordt belast. Er blijft het tariefverschil tussen de boxen (tabeltarief versus 30%) bestaan. Met betrekking tot keuzevermogen bestaat aldus de mogelijkheid van (enige) belastingarbitrage. De hiervoor genoemde jurisprudentie houdt echter geen rekening met tariefverschillen. Bij het terugnemen van het voorstel om het zogenoemde keuzevermogen af te schaffen is dit tariefverschil aanvaard (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr.89, blz.9). Indien echter ook het tariefverschil zou moeten worden overbrugd zou de oplossing gevonden kunnen worden in een beperking van het aftrekbare gedeelte van de gebruiksvergoeding tot 30/42e of 30/52e gedeelte daarvan, in de lijn van de "techniek" die ook bij de terugkeerreserve is toegepast (voorstel van Wet ondernemerspakket 2001; kamerstukken II 1999/2000, 27 209). b. Ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan ondernemer De geringe aandacht voor de problematiek rond keuzevermogen en het gemis aan een evenwichtige en uitgewerkte regeling ten aanzien daarvan werkt door in de behandeling van de bepaling inzake het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen (artikel 3.91 Wet IB 2001). Bij het "meeslepen" moeten worden bepaald: - de kring van personen voor wie de meesleepregeling geldt, en - de vermogensbestanddelen waarvoor het meeslepen geldt. Voorgesteld wordt in de Veegwet de kring van personen te beperken tot - kort gezegd - de gezinsleden van de ondernemer. De Raad kan zich in deze uitvoerig gemotiveerde beperking van de kring van personen vinden. Ten aanzien van deze personen kan gesteld worden dat zij de ondernemer zozeer nauw staan, dat qua belangen van vereenzelviging met de ondernemer gesproken kan worden. De omschrijving van de met de belastingplichtige verbonden personen (artikel 3.91, negende lid, Wet IB 2001) vormt wel een nieuwe loot aan de boom van omschrijvingen van de "familiegroep". De Raad blijft van oordeel dat met betrekking tot de Wet IB 2001 gekozen dient te worden voor een eenduidig omschreven "familiegroep" die voor de inkomstenbelastingheffing van belang is (kamerstukken II 1999/2000, 26 272, A, punt 9). Met de meesleepregeling wordt beoogd ongewenste belastingarbitrage te voorkomen in het geval dat ondernemingsvermogen wordt ondergebracht bij een persoon die nauw met de ondernemer is verbonden. Belastingarbitrage kan worden voorkomen, hetzij door het gezinslid onder het winstregime te brengen (eerste mogelijkheid), hetzij door de gebruiksvergoeding slechts ten laste van de winst aftrekbaar te doen zijn voorzover deze vergoeding tot een compenserende belastingheffing leidt (tweede mogelijkheid). In het nader rapport en de memorie van toelichting is er steeds van uitgegaan dat alleen de eerste mogelijkheid bestaat. Op grond daarvan is afwijzend gereageerd op het advies van de Raad de uitbreiding van het begrip "werkzaamheid" te beperken tot het rendabel maken van vermogensbestanddelen die tot het zogenoemde verplichte ondernemingsvermogen zouden worden gerekend (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, A, punt 71). Ten aanzien van het keuzevermogen is hiervoor geschetst dat belastingarbitrage ook kan worden voorkomen door de tweede mogelijkheid. De aftrek van de gebruiksvergoeding, die aan het gezinslid wordt voldaan, wordt bij de (fiscale) winstbepaling van de ondernemer beperkt tot een tijdsevenredig bepaald gedeelte van 4% van de rendementsgrondslag van het vermogensbestanddeel dat door het gezinslid ter beschikking aan de ondernemer is gesteld. Indien beide vormen van het voorkomen van belastingarbitrage worden ingezet, kan een genuanceerde opzet worden gekozen, die recht doet aan de aard van het betrokken vermogensbestanddeel. Indien het vermogensbestanddeel voor de ondernemer zelf verplicht ondernemingsvermogen zou zijn, geldt het rendabel maken van dat vermogensbestanddeel voor het gezinslid als werkzaamheid in de zin van artikel 3.91 Wet IB 2001. Indien het vermogensbestanddeel als keuzevermogen zou zijn aan te merken, is de meesleepregeling van toepassing indien daarvoor uitdrukkelijk wordt gekozen; indien daarentegen voor de kwalificatie "privévermogen" wordt gekozen, geldt de beperkte aftrekmogelijkheid voor de gebruiksvergoeding. Indien het vermogensbestanddeel als (verplicht) privévermogen zou zijn aan te merken omdat het vermogensbestanddeel nagenoeg geen band met de bedrijfsuitoefening heeft, is de gebruiksvergoeding niet aftrekbaar en is de meesleepregeling niet van toepassing. Deze benadering brengt tevens mee, dat incidenteel gebruik van ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen niet tot toepassing van de meesleepregeling leidt, aangezien bij zodanig gebruik gesproken moet worden van verplicht privévermogen. Ook de tijdens de parlementaire behandeling genoemde ontgaansmogelijkheid van "rendabel maken", door vestiging van een genotsrecht op een vermogensbestanddeel, waarvan de blote eigendom bij de verbonden persoon blijft, leidt in deze benadering tot de toepassing van de meesleepregeling, omdat het vermogensbestanddeel zelf uitsluitend wordt gebruikt in de bedrijfsuitoefening, waardoor het bij de vereenzelviging van het gezinslid met de ondernemer als verplicht ondernemingsvermogen kwalificeert. Oprekking van het begrip "rendabel maken" is in deze benadering niet nodig. c. Ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan "eigen" besloten vennootschap Evenals bij het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een ondernemer geldt een meesleepregeling ten aanzien van het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan de vennootschap waarin de belastingplichtige of zijn naaste verwanten een aanmerkelijk belang bezitten (artikel 3.92 Wet IB 2001). Ook in deze gevallen moeten bij het "meeslepen" worden bepaald: - de kring van personen voor wie de meesleepregeling geldt, en - de vermogensbestanddelen waarvoor het meeslepen geldt. Voorgesteld wordt in de Veegwet de kring van personen te beperken tot - kort gezegd - de aanmerkelijk belanghouder en de gezinsleden van de aanmerkelijk belanghouder. De Raad kan zich in hoofdzaak in deze uitvoerig gemotiveerde beperking van de kring van personen vinden. Een kanttekening is te plaatsen bij het in de kring trekken van aanmerkelijk belanghouders, die deze kwalificatie hebben gekregen als gevolg van de keuze voor fictief aanmerkelijk belang (artikel 4.11 Wet IB 2001) of van de meetrekregeling (artikel 4.10 Wet IB 2001). In deze gevallen is sprake van een bezit van minder dan 5% van het geplaatste kapitaal. Van een indirect ondernemerschap is in deze gevallen geen sprake meer. De Raad deelt het in paragraaf 3.3 van de toelichting verwoorde uitgangspunt dat het gebruik van het juridische instrument van een besloten vennootschap (BV) volledig legitiem is, maar dat het gebruik zo min mogelijk tot gevolg zou moeten hebben dat de ene rechtsvorm leidt tot een veel gunstiger fiscale behandeling dan de andere. De omstandigheid dat de figuur van de BV volledig ingeburgerd is geraakt en dat de volledige zelfstandigheid van die rechtsfiguur ook binnen het totaalvermogen van een individu als iets volledig vanzelfsprekends is ervaren, heeft er echter ook toe geleid dat de mogelijkheden die de figuur biedt om vermogensbestanddelen deels in de ondernemingssfeer deels in de privésfeer onder te brengen, zijn gebruikt. Soms zijn daarbij de grenzen van het mogelijke opgezocht zoals bij vruchtgebruik/blooteigendom-constructies, soms is de mogelijkheid alleen benut om inflatoire "schijn"winsten en andere waardeontwikkelingen die niet op ondernemerschap zijn terug te voeren, buiten de winstsfeer te houden zoals bij recht toe recht aan verhuur van onroerende zaken. Het ontbreken van een inflatieneutrale winstberekening in de Wet IB 2001 maant tot terughoudendheid laatstgenoemde opzet als oneigenlijk gebruik van de BV-vorm te betitelen. Met betrekking tot de mee te slepen vermogensbestanddelen zou een meer genuanceerde opzet van de meesleepregeling mogelijk zijn, indien een onderscheid gemaakt wordt tussen een terbeschikkingstelling waarbij fiscaal scherp wordt gezeild, en de recht toe recht aan verhuur van niet of over een lange periode afschrijfbare onroerende zaken. In het eerstgenoemde geval kan de voorgestelde meesleepregeling onverkort van kracht worden. De belastingarbitrage wordt voorkomen door de terbeschikkingstelling volledig in de winstsfeer te betrekken. In het laatstgenoemde geval kan een andere vorm van voorkoming van belastingarbitrage gekozen worden door bij de BV de gebruiksvergoeding slechts ten laste van de winst aftrekbaar te doen zijn voorzover deze vergoeding tot een compenserende belastingheffing leidt, de hiervoor reeds aangeduide tweede mogelijkheid. De aftrek van de gebruiksvergoeding wordt bij de (fiscale) winstbepaling van de BV beperkt tot een tijdsevenredig bepaald gedeelte van 4% van de rendementsgrondslag van het verhuurde vermogensbestanddeel. In aansluiting op de hiervoor gemaakte inleidende opmerkingen adviseert de Raad: a. de gevolgen van het gebruik van vermogensbestanddelen die tot het privévermogen behoren, bij de bedrijfsuitoefening voor de fiscale winstbepaling uitdrukkelijk te regelen; b. belastingarbitrage in geval van terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen die tot het zogenoemde keuzevermogen behoren, door gezinsleden aan een ondernemer de gebruiksvergoeding slechts van de winst aftrekbaar te doen zijn voorzover deze vergoeding tot een compenserende belastingheffing leidt en deze vermogensbestanddelen overigens tot box III te rekenen; c. belastingarbitrage op eenzelfde wijze te voorkomen ingeval niet of over een lange periode afschrijfbare onroerende zaken door een aanmerkelijk belanghouder aan "zijn" BV worden verpacht of verhuurd. 2. Inkomenszwakke baten Het afschaffen van de bijzondere tarieven is onder meer in de vergadering van de Eerste Kamer van 8 mei 2000 nadrukkelijk aan de orde gesteld. In het bijzonder is aandacht gevraagd voor de belastingheffing over baten met een zwak inkomenskarakter. Tot deze baten behoort boekwinst op bedrijfspanden indien deze in belangrijke mate het gevolg is van inflatie of van andere waardeontwikkelingen die niet op ondernemerschap zijn terug te voeren. Bepleit is deze afschaffing ongedaan te maken. De Raad heeft in het advies over de belastingherziening geadviseerd uiteen te zetten om welke reden niet een inflatieneutrale winstberekening in de Wet IB 2001 is opgenomen. In het nader rapport wordt gesteld dat geen integrale heroverweging heeft plaatsgevonden van de regelingen en uitgangspunten van de Wet IB 1964 die zonder problemen kunnen worden ingepast binnen de gewijzigde opzet van de Wet IB 2001. Om deze reden is afgezien om in de toelichting in te gaan op het vraagstuk van inflatieneutrale winstberekening. "De huidige lage inflatie geeft geen aanleiding om over te gaan tot heroverweging op dit punt" (kamerstukken II 1998/99, 26 272, A, punt 26). De Raad merkt op, dat ook bij lage inflatie het gulden-is-gulden-stelsel tot aanmerkelijke inflatoire "schijn"winsten kan leiden indien het bedrijfsmiddel gedurende lange tijd voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt en daarbij weinig "slijt". Deze schijnwinsten hebben een inkomenszwak karakter. Uitdrukkelijk dient stilgestaan te worden bij de vraag of dergelijke inkomenszwakke baten volledig tegen het tabeltarief moeten worden belast. Het afschaffen van de bijzondere tarieven maakt deze vraag temeer klemmend. De Raad blijft van oordeel dat gestreefd moet worden naar een inflatieneutrale winstberekening en dat zolang dit niet is gerealiseerd de scherpe kanten van het belasten van schijnwinsten moeten worden afgeslepen. Één van de aspecten van de bijzondere tarieven is het verzachten van de heffing over schijnwinst. De afschaffing van die bijzondere tarieven doet naar andere methoden zoeken. Daarbij dient bedacht te worden dat door het ontbreken van een overgangsregeling ook de boekwinsten op bedrijfspanden die zijn ontstaan in perioden van hoge inflatie, na 1 januari 2001 onverkort in de heffing worden betrokken. De Raad heeft in het advies over de Belastingherziening 2001 in dit kader gewezen op de mogelijkheid inkomenszwakke baten niet naar de volle waarde in de heffing te betrekken maar slechts naar een gedeelte waarbij de lengte van de bezitsperiode een rol zou kunnen spelen (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, A, punt 134). In het nader rapport is op dit deel van het advies niet ingegaan, maar is slechts gesteld, dat "in dat verband kan worden opgemerkt dat de budgettaire opbrengst als gevolg van het vervallen van de bijzondere tarieven wordt gebruikt voor de financiering van het zogenoemde ondernemingspakket". Naar het oordeel van de Raad raakt dit "budgettaire" antwoord de kern van het advies niet. De Raad adviseert opnieuw te bezien of niet voor bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven en voor bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien jaren pleegt te worden afgeschreven, een regeling kan worden ingevoerd op grond waarvan niet de gehele boekwinst maar slechts een gedeelte als winst uit onderneming wordt belast. 3. Verliesverrekening aanmerkelijk belang Voorgesteld wordt de gesloten boxenstructuur te doorbreken indien aanmerkelijk belangverliezen niet binnen box II verrekend kunnen worden. Een niet meer te verrekenen verlies uit aanmerkelijk belang wordt omgerekend in een belastingkorting ter grootte van 25% van het nog niet verrekende verlies (artikel 4.53 Wet IB 2001) en de belastingkorting wordt in mindering gebracht op de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning (artikel 2.11a Wet IB 2001). Als motief voor deze doorbreking van de boxenstructuur wordt in de toelichting gesteld dat de regeling een bijdrage kan leveren aan het vergroten van de fiscale neutraliteit in de Wet IB 2001 van de rechtsvorm waarin een onderneming wordt gedreven doordat (kleine) ondernemers die hun BV verkopen of liquideren een resterend aanmerkelijk belangverlies kunnen verrekenen met de belasting over inkomen uit werk en woning dat zij nadien gaan behalen. De Raad heeft het voortschrijdend inzicht van de bewindslieden dat deze doorbreking van de boxenstructuur gerechtvaardigd is, nog niet. In ieder geval acht de Raad de gegeven motivering ontoereikend om de verrekening van de belastingkorting alleen met box I mogelijk te maken. De Raad adviseert, nu de belastingkorting een nominaal bedrag betreft, de verrekening ook met box III mogelijk te maken. 4. Buitenlandse belastingplichtigen Het voorstel wijzigt op verschillende plaatsen de belastingplicht voor buitenlandse belastingplichtigen. Niet steeds is duidelijk dat aan het nieuwe stelsel systematisch vorm is gegeven. Bij de toets van het voorgestelde stelsel gaat de Raad uit van de volgende uitgangspunten: er bestaat onderscheid tussen aan de woonstaat (Nederland) gebonden baten (brongebonden baten) en niet aan de woonstaat gebonden baten (niet-brongebonden baten). Bij binnenlandse belastingplichtigen worden beide categorieën in aanmerking genomen (het zogenoemde wereldinkomen); bij buitenlandse belastingplichtigen worden alleen de brongebonden baten belast; - persoonsgebonden aftrekposten en verminderingen in verband met persoonlijke en gezinsomstandigheden (heffingskortingen) behoeven niet aan buitenlandse belastingplichtigen te worden verleend. Dit uitgangspunt kent als uitzondering dat aan belastingplichtigen uit lidstaten deze persoonsgebonden aftrekpost en de heffingskorting dienen te worden verleend indien de voorwaarden van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) van 14 februari 1995, BNB 1995/187 (Schumacker) vervuld zijn. Dit wordt op gezinsniveau bezien (HvJ EG 16 mei 2000, C-87/99 (Zurstrassen)); premies voor volksverzekeringen moeten steeds onderscheiden worden van belastingen. Hoofdregel verschuldigde inkomstenbelasting De voorgestelde wijziging van artikel 2.7 Wet IB 2001 is in overeenstemming met de hiervoor omschreven uitgangspunten. De verrekening van de heffingskortingen met de verschuldigde inkomstenbelasting vindt plaats bij binnenlandse belastingplichtigen nadat deze belasting is verminderd met het bedrag ter voorkoming van dubbele belasting. Voorkomen wordt op deze wijze dat de heffingskortingen pro rata worden toegerekend aan binnenlands en buitenlands inkomen. Voor de persoonsgebonden aftrek (artikel 6.1 Wet IB 2001) is een dergelijke toerekeningsregeling niet getroffen. Deze aftrek vormt evenzeer een vermindering in verband met persoonlijke omstandigheden. De Raad adviseert uiteen te zetten om welke reden in een zodanige regeling niet is voorzien. Keuzerecht buitenlandse belastingplichtigen Indien een buitenlandse belastingplichtige kiest voor toepassing van de regels voor binnenlandse belastingplichtigen, worden de heffingskortingen na wijziging van artikel 2.5 Wet IB 2001 pro rata toegerekend, omdat zij, aldus de toelichting, bij inkomsten in de woonstaat in de regel ook aldaar (volledig) gebruik kunnen maken van een belastingvrije som of heffingskorting. De Raad wijst erop, dat met het keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen invulling is gegeven aan het Schumacker-arrest. Het Schumacker-arrest brengt echter niet mee dat een inwoner van een andere lidstaat een onbeperkt recht op het regime voor binnenlandse belastingplichtigen moet worden geboden, maar beperkt dit recht tot de situatie waarin het inkomen geheel of nagenoeg geheel in de werkstaat wordt verworven. De in artikel 2.5 Wet IB 2001 neergelegde regeling is ruimer dan uit dit arrest voortvloeit, en geeft aan de niet-inwoner ook het recht op toepassing van het inwonerregime indien hij slechts een beperkt deel van zijn inkomen in Nederland verwerft en hij in de woonstaat voldoende inkomen geniet om aldaar rekening te kunnen laten houden met de persoonlijke gezinssituatie. Het voorstel tot wijziging van artikel 2.5 Wet IB 2001 neemt dit effect - in overeenstemming met de hiervoor beschreven uitgangspunten - weer gedeeltelijk terug. Deze "reparatie" van artikel 2.5 Wet IB 2001 doet echter weer een potentieel conflict ontstaan met het Schumacker-arrest ingeval daardoor niet volledig rekening kan worden gehouden met zijn persoonlijke situatie en gezinssituatie. De reparatie zal derhalve weer opnieuw reparatie uitlokken. Het toekennen van ruimere (keuze)mogelijkheden dan uit het Schumacker-arrest voortvloeien lijkt aldus een bron van aanhoudende reparatiemaatregelen te gaan worden. De Raad heeft de problematiek met betrekking tot het Schumacker-arrest in het advies over de Belastingherziening 2001 aan de orde gesteld (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, A, punt 15). De naar aanleiding van het advies aanmerkelijk uitgebreide toelichting blijkt niet het laatste woord geweest te zijn. De Raad adviseert de problematiek opnieuw in den brede te bezien, en zolang alle facetten nog niet in kaart zijn gebracht, de regeling van artikel 2.5 Wet IB 2001 terug te nemen en de geldende 90%-regeling voor de tussenperiode haar werking te laten behouden. Vermogensrendementsheffing buitenlandse belastingplichtigen De wijziging van artikel 7.7 Wet IB 2001 ontneemt de heffingsvrije voet bij de berekening van het fictief rendement over de bezittingen in Nederland aan buitenlandse belastingplichtigen die niet op de voet van artikel 2.5 Wet IB 2001 kiezen voor de behandeling als binnenlandse belastingplichtigen. Indien gebruik wordt gemaakt van de keuzeregeling wordt de heffingsvrije voet pro rata aan het Nederlandse en het niet-Nederlandse deel van de rendementsgrondslag toegerekend. Indien niet voor het binnenlandse regime wordt gekozen zou de heffingsvrije voet geheel in aanmerking genomen worden, hetgeen, aldus de toelichting, onevenwichtig is. De Raad constateert dat de balans nu geheel naar de andere kant is doorgeslagen. De Raad adviseert het voorstel opnieuw te bezien teneinde te streven naar een meer evenwichtige oplossing. Mogelijk kan deze gevonden worden in een pro rata toekenning bepaald over het gehele vermogen van de buitenlandse belastingplichtige. Buitenlandse artiesten en beroepssporters Binnenlandse artiesten en beroepssporters worden in de loonbelastingheffing betrokken tenzij zij een zelfstandigenverklaring hebben. Buitenlandse artiesten en beroepssporters vallen op grond van de voorgestelde regeling altijd in de loonbelasting, ook als zij hun werkzaamheden verrichten in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep. Zij zijn van het verkrijgen van zon verklaring uitgesloten. De regeling zou hierdoor als een belemmering van het vrije verkeer kunnen worden aangemerkt ten opzichte van artiesten en beroepssporters uit andere lidstaten. Een opdrachtgever kan zich immers inhouding op de gage en administratieve rompslomp besparen indien hij artiesten aantrekt die over een zelfstandigenverklaring beschikken, en op grond daarvan minder snel tot het aantrekken van buitenlandse artiesten overgaan. De Raad adviseert de verlening van zelfstandigenverklaringen nader te bezien. Beschikking arbeidsrelatie 5. In het rapport "Begrip voor ondernemers" is geschetst dat de toegenomen diversiteit aan arbeidsrelaties en vormen van zelfstandig ondernemerschap het steeds moeilijker maken om in wet- en regelgeving een scherpe scheidslijn te trekken tussen enerzijds een werknemer, die in een gezagsverhouding staat tot zijn werkgever, en anderzijds een ondernemer die werkt voor eigen rekening. Hierdoor ontstaan in de praktijk knelpunten omdat vooraf onvoldoende duidelijkheid kan worden verkregen over de juridische status van een arbeidsrelatie, en eenduidigheid ontbreekt in besluitvorming omdat eenzelfde arbeidsrelatie door de belastingdienst en de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid verschillend kan worden beoordeeld. De gevolgen van deze knelpunten zijn dat opdrachtnemers en -gevers te maken krijgen met extra administratieve kosten en advieskosten, en dat de toetsing achteraf tot rechtsonzekerheid voor opdrachtgevers en -nemers leidt. Daardoor kunnen spanningen ontstaan in de relatie, in het bijzonder indien opdrachtgevers tegen de wens van opdrachtnemers de voorkeur geven aan een werkgever/werknemer-relatie om claims achteraf te voorkomen. De voorgestelde invoering van een "beschikking arbeidsrelatie" vormt de codificatie van bestaand uitvoeringsbeleid door de belastingdienst. De Raad merkt op dat de oplossing van de gesignaleerde knelpunten meer op het terrein van de werknemersverzekering liggen. De Raad adviseert op korte termijn de mogelijkheid in te voeren voor opdrachtnemers om op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking duidelijkheid te krijgen over hun juridische status zowel voor de werknemersverzekeringen, als voor de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en voor de loon- en inkomstenbelasting. 6. Het verzoek om een "beschikking arbeidsrelatie" wordt door de opdrachtnemer gedaan. Indien hij zich niet met het oordeel van de belastingdienst kan verenigen kan hij tegen de beschikking rechtsmiddelen aanwenden. De opdrachtgever kan echter ook een zelfstandig belang hebben als inhoudingsplichtige. Hierbij is te denken aan de afdrachtkortingen. De Raad gaat ervan uit dat het besluit ook bekend wordt gemaakt aan de opdrachtgever als belanghebbende (artikel 3.41 van de Algemene wet bestuursrecht), en dat de opdrachtgever eveneens rechtsmiddelen tegen de "beschikking arbeidsrelatie" kan aanwenden. De Raad adviseert in de toelichting meer uitgebreid op de processuele aspecten in te gaan. Hybride leningen 7. De tweede nota van wijziging (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr.19) heeft mede als belastbare winst uit onderneming aangemerkt het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de belastingplichtige geniet uit hoofde van een geldlening die is verstrekt aan een lichaam dat is onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting dan wel, indien het lichaam niet in Nederland is gevestigd, in het land van vestiging is onderworpen aan een heffing naar de winst, en zich een in het derde lid (van artikel 3.3 Wet IB 2001) genoemde omstandigheid met betrekking tot de geldlening voordoet. Deze omstandigheden zijn dat de geldlening onder zodanige voorwaarden is aangegaan dat deze in feite functioneert als vermogen ... van het aldaar bedoelde lichaam, of dat de vergoeding over de geldlening op het tijdstip van het aangaan van de geldlening zodanig is vastgesteld dat deze - rechtens dan wel in feite - bezien over de gehele looptijd grotendeels afhankelijk is van de winst ... van het daar bedoelde lichaam. De regeling is niet van toepassing indien de gehele vergoeding over de geldlening door het lichaam niet ten laste van de winst mag worden gebracht. Deze wijziging op het oorspronkelijke voorstel van de Wet IB 2001 is in de toelichting op de tweede nota van wijziging slechts summier toegelicht. De wijziging heeft als doel te voorkomen dat met het oog op het verschil in belastingdruk een verschuiving zou optreden naar vormen van vermogen die formeel vreemd vermogen zijn, maar materieel weinig verschillen van eigen vermogen. Naar het oordeel van de Raad is deze wijziging voor de beleggers die in box III vallen, strijdig met de aan de vermogensrendementsheffing ten grondslag liggende beginselen, en voor de aanmerkelijk belanghouders die in box II vallen overbodig door de meesleepregeling. De wijziging zou door de Raad zijn gekwalificeerd als een weeffout die in een hectische periode van de parlementaire behandeling er door is geslipt. Terecht wordt in de Veegwet deze wijziging teruggedraaid. De problematiek van de afbakening tussen eigen en vreemd vermogen van een naamloze of besloten vennootschap is er één van oudere datum. Reeds bij de behandeling van het wetsvoorstel dat tot de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) heeft geleid, is getracht de afbakening wettelijk te regelen. Het voorstel daartoe is tijdens de parlementaire behandeling teruggenomen (zitting 1968/69, 6000, nr.22, blz.11 rk). Dit tekent de weerbarstigheid van de materie. De Raad merkt op, dat de Hoge Raad reeds in het arrest van 5 juni 1957, BNB 1957/239, overwogen heeft "dat echter wanneer het winstaandeel een onderdeel vormt van de regeling ener verhouding tussen schuldeiser en schuldenaar, welke den schuldeiser zo nauw bij het bedrijf van den schuldenaar betrekt dat hij daarin in zekere mate deel heeft, de op dat aandeel uitgedeelde winst voor den schuldenaar niet meer als kosten van het bedrijf kan worden beschouwd". Dit is het geval indien, zoals de Hoge Raad in het arrest van 11 maart 1998, BNB 1998/208, de oudere arresten samenvatte, de vergoeding voor de geldverstrekking afhankelijk is van de winst, de schuld is achtergesteld bij alle concurrente schuldeisers en de schuld geen vaste looptijd heeft doch slechts opeisbaar is bij faillissement, surséance van betaling of liquidatie. De praktijk heeft zich sinds 1957 met deze jurisprudentie gered. De Raad ziet geen noodzaak juist op dit moment de jurisprudentie te codificeren. Er zijn geen tekenen die erop wijzen dat nu op de beurs financiële producten worden geïntroduceerd waarop de vergoeding niet op basis van deze rechtspraak kan worden gekwalificeerd. De problematiek met betrekking tot de afbakening tussen eigen en vreemd vermogen is daarenboven veel ruimer dan alleen de toetsing of sprake is van "verkapt" kapitaal aan de hand van de in de rechtspraak ontwikkelde criteria. De Raad wijst op de onderkapitalisatieregels die een belangrijke factor voor het vinden van een oplossing zouden kunnen zijn, zoals de Raad ook heeft opgemerkt in het advies inzake de wijziging van de Wet Vpb 1969 met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en het versterken van de fiscale infrastructuur (kamerstukken II 1995/96, 24 696, B, punt 3). De Raad adviseert de artikelen V, onderdelen A, B en C, VI, onderdelen B, C en E, en XV, vierde lid, van de Veegwet uit het voorstel te lichten en in een breder kader aanhangig te maken. 8. Indien de vergoeding voor de hybride leningen op grond van de in het vorige punt genoemde arresten niet aftrekbaar is voor de bepaling van de (fiscale) winst van een vennootschap, wordt over deze vergoeding vennootschapsbelasting geheven. De uitbetaling van deze vergoeding aan een aanmerkelijk belanghouder zou uit dien hoofde niet zwaarder mogen worden belast dan met 25% aanmerkelijk belangheffing. De meesleepregeling van artikel 3.92 Wet IB 2001 is echter niet aangepast aan de hybride leningen. Gelet op de tekst van deze bepaling zou over de vergoeding het tabeltarief van box I worden geheven, hetgeen "te veel" zou zijn. Hybride leningen verstrekt door aanmerkelijk belanghouders zouden ondergebracht dienen te worden in box II. De Raad adviseert in het aanmerkelijk belangregime een regeling voor hybride leningen op te nemen. 9. Beleggingsinstellingen Voorgesteld wordt de status van beleggingsinstelling niet toe te staan, indien aanmerkelijk belanghouders aandeelhouder zijn van de beleggingsmaatschappij, omdat uit de praktijk signalen zijn ontvangen dat de fiscale beleggingsinstelling gebruikt zou kunnen gaan worden om beleggingen die via box III belast zouden moeten worden, over te hevelen naar box II. Het voorstel is een robuuste antimisbruikbepaling, die daardoor elementen van overkill in zich heeft. De Raad zou uit dien hoofde vooralsnog minder ver willen gaan. Als "tussenoplossing" zouden de beleggingsinstellingen in de lijn van de aanmerkelijk belangheffing over buitenlandse beleggingsmaatschappijen jaarlijks in de heffing kunnen worden betrokken op basis van een (fictief) rendement van 4%. Voorzover de contant genoten voordelen in een jaar minder belopen dan dat rendement van 4%, wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen met het verschil verhoogd. Deze benadering heeft de Raad in het advies inzake de Belastingherziening voor het gehele regime aangegeven (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, A, punt 91). De met een dergelijk tussenoplossing gewonnen tijd zou kunnen worden benut om te bezien of een definitieve oplossing gezocht moet worden in het onderbrengen in box I van een aanmerkelijk belangbezit in een beleggingsinstelling die belegt in aan een gelieerde vennootschap ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen, dan wel in een algehele uitsluiting van het regime indien aanmerkelijk belanghouders aandeelhouder zijn van een beleggingsinstelling. De eerstgenoemde oplossing sluit aan bij het vigerende regime, waarin de beleggingsinstellingen voor aanmerkelijk belanghouders betrokken zijn in het progressieve tarief. De laatstgenoemde oplossing wordt nu voorgesteld. Bij deze afweging zou dan ook de positie van buitenlandse beleggingsmaatschappijen als uitwijkroute voor de gesignaleerde opzet kunnen worden bezien. De Raad merkt tevens op, dat in het voorstel niet is voorzien in een overgangsregeling. Gelet op het te verwachten tijdstip van publicatie in het Staatsblad van de Veegwet is het niet redelijk de status van beleggingsinstelling nagenoeg terstond te ontnemen aan de beleggingsmaatschappijen die thans aanmerkelijk belanghouders als aandeelhouder hebben. De Raad adviseert de reparatie van het beleggingsinstellingenregime voor aanmerkelijk belanghouders te heroverwegen en in ieder geval in een overgangsregeling te voorzien. 10. Fiscale eenheid Met betrekking tot de additionele heffing van vennootschapsbelasting wordt voorgesteld in Hoofdstuk 2, artikel IV, onderdeel B, elfde lid, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 uitdrukkelijk te bepalen dat het regime van de additionele heffing ten aanzien van een vennootschap die deel uitmaakt van een fiscale een heid in de zin van artikel 15 Wet Vpb 1969 wordt toegepast alsof deze zelfstandig is voor de vennootschapsbelasting. Deze bepaling is in het bijzonder van belang voor de dochtermaatschappijen die op grond van artikel 15 Wet Vpb 1969 zijn opgegaan in de moedermaatschappij. De additionele heffing van vennootschapsbelasting is ingevoerd om te voorkomen dat terstond na de invoering van de vermogensrendementsheffing de in de vennootschap opgebouwde winstreserves zouden worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Dit speelt niet bij dochtermaatschappijen die binnen een fiscale eenheid in de moedermaatschappij zijn opgegaan. Het genoemde motief geldt alleen ten aanzien van de moedermaatschappij. De additionele heffing kan prohibitief zijn voor het doorvoeren van reorganisaties binnen de fiscale eenheid, aangezien deze reorganisaties nagenoeg steeds gepaard gaan met verschuivingen van stille reserves en goodwill, die voor de additionele heffing als (vermomde) winstuitdelingen in aanmerking genomen moeten worden. Een zodanige blokkade van reorganisaties ontneemt de fiscale eenheid in belangrijke mate haar betekenis. De Raad adviseert de additionele heffing van vennootschapsbelasting niet te doen gelden voor dochtervennootschappen die zijn opgenomen in een fiscale eenheid. 11. Autokostenforfait De Raad heeft met betrekking tot het oorspronkelijke voorstel inzake het autokostenforfait opgemerkt dat het voorstel om tot een benadering te komen die beter aansluit op het feitelijke privégebruik van de "auto van de zaak" administratief zodanig belastend voor de belastingplichtige is dat het voorstel moet worden heroverwogen (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, A, punt 88). In het nader rapport is het voorstel tot heroverweging niet overgenomen. De voorgestelde wijzigingen van de artikelen 3.20 en 3.145 Wet IB 2001 komen evenmin tegemoet aan de bezwaren van de Raad. De omstandigheid dat het gebruik op jaarbasis van de auto van minder dan 500 kilometer kan blijken uit een (sluitende) rittenadministratie verlicht de administratieve problematiek niet. Ook de vereenvoudigde rittenregistratie voor bestelautos, waarbij uitsluitend de voor privédoeleinden gereden kilometers worden geregistreerd, zal naar het oordeel van de Raad geen vermindering van conflicten opleveren. Bij controle zal immers bij het naderen van de 4.000 kilometergrens de volledigheid van de privéritten aannemelijk moeten worden gemaakt. In de toelichting is niet gemotiveerd om welke reden de vereenvoudigde administratie niet geldt voor de kilometrages tussen de 4.000 en 7.000. De schatting van het aantal kilometers wordt aan het begin van het kalenderjaar gemaakt. Bij onvoorziene overschrijding van de 4.000 kilometergrens blijkt achteraf dat van de vereenvoudigde rittenadministratie geen gebruik kan worden gemaakt, hetgeen bewijsproblemen oproept en de belastingplichtige in een nadelige positie kan brengen. In het voorstel is geen definitie van "bestelauto" opgenomen, hoewel enige concretisering van dit begrip nodig is, bijvoorbeeld door verwijzing naar artikel 3 van de Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992. De Raad adviseert in ieder geval de vereenvoudigde rittenregistratie te heroverwegen. 12. Eigenwoningbezit De wijziging van artikel 3.104, tweede lid, onderdeel 3, 2e, Wet IB 2001 loopt vooruit op de aanvaarding van het wetsvoorstel Wet bevordering eigenwoningbezit (kamerstukken II 1999/2000, 25 309 en 27 071). De Raad adviseert de Wet IB 2001 niet eerder te wijzigen dan nadat dit wetsvoorstel het Staatsblad heeft bereikt en het wijzigingsvoorstel daartoe aan te houden. 13. Beschikking arbeidsrelatie In artikel 3.156, derde lid, onderdeel b, Wet IB 2001 wordt de term "onjuist of onvolledig beeld" gebruikt. De Raad adviseert deze term te vermijden, aangezien de belastingheffing op basis van feiten en omstandigheden plaatsvindt en niet op een mogelijk subjectief getint verkregen beeld bij de inspecteur. Voor de herziening van de "beschikking arbeidsrelatie" kan aansluiting gezocht worden bij de terminologie die onder meer gebruikt is voor de herziening van de beschikking vaststelling verlies. 14. Beschikking persoonsgebonden aftrek Artikel 6.2a Wet IB 2001 bepaalt dat op enig tijdstip de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek bij voor bezwaar vatbare beschikking wordt vastgesteld. De Raad adviseert in aansluiting op hetgeen ten aanzien van de verliesvaststelling en -verrekening is bepaald, ook het in aanmerking nemen van de persoonsgebonden aftrek in een volgend jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking te doen plaatsvinden. 15. Navordering Artikel 16, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) voorziet in navordering van het bedrag waarmee de heffingskorting ten onrechte is verleend boven het maximum van artikel 8.9 Wet IB 2001. Niet is voorzien in navordering van de bijzondere heffingskorting als bedoeld in artikel 8.9a Wet IB 2001. De Raad adviseert artikel 16 AWR aan te vullen. 16. Nieuw erfrecht Voorgesteld wordt zowel in artikel AT als artikel AU van de Veegwet een gewijzigde tekst van artikel 5.4 Wet IB 2001 op te nemen en artikel AT op 1 januari 2001 en artikel AU op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking te laten treden. Deze wijze van wetgeving kan misverstanden en onduidelijkheden oproepen. De Raad adviseert de wijziging in verband met de invoering van het nieuwe erfrecht afzonderlijk in een samenloopbepaling op te nemen en de inwerkingtreding direct te koppelen aan de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht. 17. Aantonen In het advies inzake de belastingherziening 2001 heeft de Raad geadviseerd de betekenis van de term "aantonen" nader uiteen te zetten. In het nader rapport is gesteld dat deze term gelijk te stellen is met de term "aannemelijk maken" en dat laatstgenoemde term wordt gebruikt om de zogenoemde lichte bewijslast aan te geven (kamerstukken II 1999/2000, 26 727, A, punt 143). De Raad adviseert overeenkomstig de in het nader rapport aangegeven lijn de term "aantoont" in artikel 9.2, derde lid, Wet IB 2001, artikel 1, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 en artikel 25, derde lid, Wet Vpb 1969 te vervangen door: aannemelijk maakt. In de toelichting op artikel 9.2, derde lid, Wet IB 2001 wordt gesteld dat het tegenbewijs dat niet van dividendstripping sprake is steeds aan de hand van schriftelijke bescheiden geleverd dient te worden. De Raad merkt op, dat deze inbreuk op de vrije bewijslevering die het belastingrecht kent, in de Wet IB 2001 zou moeten worden opgenomen wil zij betekenis hebben. De Raad ontraadt dit overigens. 18. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot intrekking of wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de tabakswetgeving, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot intrekking of wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de tabakswetgeving, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2007, no.07.004045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking of wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de tabakswetgeving, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de mogelijkheid van doorberekening van kosten van toezicht op BRZO-bedrijven.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de mogelijkheid van doorberekening van kosten van toezicht op BRZO-bedrijven.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2015, no.2015001282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de mogelijkheid van doorberekening van kosten van toezicht op BRZO-bedrijven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit openbare biedingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wijzigingsbesluit financiële markten 2011), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit openbare biedingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wijzigingsbesluit financiële markten 2011), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2010, no.10.002681, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit openbare biedingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wijzigingsbesluit financiële markten 2011), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen).Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2016, no.2016001362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer verricht door een vervoerder waarop de gemeente Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Utrecht beslissende invloed uitoefent, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer verricht door een vervoerder waarop de gemeente Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Utrecht beslissende invloed uitoefent, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 februari 2008, no.08.000521, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer verricht door een vervoerder waarop de gemeente Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Utrecht beslissende invloed uitoefent, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de invoering van een bankenbelasting, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de invoering van een bankenbelasting, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2012, no.12.001329, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de invoering van een bankenbelasting, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 augustus 2012, no.12.001769, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Wet op de kansspelen, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet milieubeheer naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Evaluatiewet BIBOB), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Wet op de kansspelen, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet milieubeheer naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Evaluatiewet BIBOB), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2010, no.10.001585, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Wet op de kansspelen, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet milieubeheer naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Evaluatiewet BIBOB), met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van een inkomensbesluit voor de volksverzekeringen en de sociale voorzieningen (Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van een inkomensbesluit voor de volksverzekeringen en de sociale voorzieningen (Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen).Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2010, no.10.002702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van een inkomensbesluit voor de volksverzekeringen en de sociale voorzieningen (Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling ter voorkoming van graafschade (Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling ter voorkoming van graafschade (Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2007, no.07.003465, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling ter voorkoming van graafschade (Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Inrichtingsbesluit W.V.O. en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Inrichtingsbesluit W.V.O. en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2011, no.11.001109, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Inrichtingsbesluit W.V.O. en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer om onderzoek te doen bij staatsdeelnemingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer om onderzoek te doen bij staatsdeelnemingen.Naar aanleiding van de financiële crisis heeft de Staat vrijwel alle aandelen Fortis Bank Nederland N.V. (hierna: Fortis) gekocht om te voorkomen dat de ondergang van die bank de financiële sector in Nederland ernstige schade zou berokkenen. De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in verband met deze deelneming enkele knelpunten gesignaleerd ten aanzien van haar onderzoeksbevoegdheden zoals die zijn geformuleerd in de Comptabiliteitswet 2001 (Cw 2001). De AR en het Ministerie van Financiën zijn hierover sinds eind 2009 in gesprek. Een aantal van deze knelpunten is inmiddels ondervangen in het onlangs bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende wetsvoorstel stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen.(zie noot 1) Het onderhavige verzoek om voorlichting betreft een tweetal andere door de AR opgeworpen punten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit omgevingsrecht, het Besluit milieueffectrapportage en Besluit algemene regels milieu mijnbouw (vergunning aanleg boorgat), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit omgevingsrecht, het Besluit milieueffectrapportage en Besluit algemene regels milieu mijnbouw (vergunning aanleg boorgat), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001585, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit omgevingsrecht, het Besluit milieueffectrapportage en Besluit algemene regels milieu mijnbouw (vergunning aanleg boorgat), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt een vergunningplicht voor milieuaspecten van boringen in de opsporingsfase van mijnbouw (het aanleggen, wijzigen of uitbreiden van een boorgat). Aan deze nieuwe vergunningplicht wordt een mer-beoordelingsplicht gekoppeld. Het ontwerpbesluit voorziet daarnaast in een algemeen adviesrecht voor gedeputeerde staten bij omgevingsvergunningen voor mijnbouwwerken.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht met betrekking tot het voorgestelde algemeen adviesrecht voor gedeputeerde staten een dragende motivering aangewezen. Indien die dragende motivering niet kan worden gegeven, adviseert de Afdeling het voorgestelde adviesrecht te schrappen.1. Adviesrecht voor gedeputeerde statenHet ontwerpbesluit regelt dat het college van gedeputeerde staten van de betrokken provincie, net als het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente in de bestaande situatie, een algemeen adviesrecht krijgt met betrekking tot aanvragen voor een omgevingsvergunning ten aanzien van een mijnbouwwerk, indien het gaat om de aanleg, wijziging of uitbreiding van een boorgat of het winnen van delfstoffen of aardwarmte, waarvoor de minister van Economische Zaken bevoegd gezag is. (zie noot 1)In de toelichting is vermeld dat het voorgestelde algemene adviesrecht naast een aantal bestaande provinciale adviesrechten komt. Het college van gedeputeerde staten heeft reeds, zoals de toelichting ook opmerkt, beperkte en specifieke adviesrechten bij omgevingsvergunningverlening. (zie noot 2) De Afdeling merkt op dat het college van gedeputeerde staten daarnaast een adviesrecht heeft met betrekking tot aanvragen voor opsporings- en winningsvergunningen op grond van de Mijnbouwwet. (zie noot 3) In het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen) is bovendien voorzien in een adviesrecht voor (onder meer) gedeputeerde staten bij de instemming met winningsplannen. (zie noot 4)De toelichting motiveert het voorgestelde adviesrecht als volgt: "Het is voorstelbaar dat bij het aanleggen van boorgaten en het winnen van delfstoffen of aardwarmte nog andere belangen in het geding zijn, waaronder provinciale ruimtelijke belangen. Een advies met betrekking tot deze belangen kan in het vergunningverleningsproces bijdragen aan een zorgvuldige besluitvorming". (zie noot 5) Hieruit kan worden afgeleid dat de toegevoegde waarde van het voorgestelde adviesrecht voor gedeputeerde staten vooral moet worden gezocht in de behartiging van provinciale ruimtelijke belangen. De Afdeling merkt ten aanzien hiervan het volgende op.De behartiging van provinciale ruimtelijke belangen is thans reeds anderszins gewaarborgd, namelijk via bestemmingplannen. Veelal zal voor mijnbouwactiviteiten, zoals de toelichting ook opmerkt, wijziging van het bestemmingsplan nodig zijn. Gemeenten moeten bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met provinciaal beleid. Verder kunnen provincies (in een verordening) algemene regels stellen over de inhoud van bestemmingsplannen, alsmede daaromtrent onder omstandigheden proactieve en reactieve aanwijzingen geven. (zie noot 6) Provinciale ruimtelijke belangen kunnen met deze bevoegdheden bij de vaststelling van bestemmingsplan worden behartigd, ook als het gaat om het mogelijk maken van mijnbouwactiviteiten. Als echter het bestemmingsplan niet wordt gewijzigd, maar bij de minister een aanvraag wordt ingediend voor een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan, vraagt de minister van Economische Zaken aan de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen. (zie noot 7) Volgens de toelichting bij het ontwerpbesluit houdt de gemeenteraad bij het afgeven van zon verklaring rekening met de provinciale ruimtelijke verordening. Als een verklaring van geen bedenkingen wordt geweigerd dan is de minister van Economische Zaken gehouden de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan te weigeren. Ook via deze weg zijn provinciale ruimtelijke belangen dus gewaarborgd.Gelet op het vorenstaande is onvoldoende duidelijk welke toegevoegde waarde het voorgestelde algemene adviesrecht van gedeputeerde staten heeft. Daar komt bij dat - zoals in de toelichting bij het ontwerpbesluit is vermeld - de Omgevingswet niet voorziet in algemene adviesrechten voor decentrale overheden (zie noot 8), zodat temeer de vraag rijst welk gewicht toekomt aan de argumenten die ten grondslag liggen aan de introductie in het ontwerpbesluit van een algemeen adviesrecht voor gedeputeerde staten.De Afdeling adviseert in de toelichting met inachtneming van het vorenstaande dragend te motiveren waarom het noodzakelijk is dat het college van gedeputeerde staten een algemeen adviesrecht krijgt voor omgevingsvergunningen voor mijnbouwwerken. Indien die dragende motivering niet kan worden gegeven, adviseert de Afdeling het voorgestelde adviesrecht te schrappen.2.WetstechnischHet aanleggen, testen, onderhouden, repareren of buiten gebruik stellen van een boorgat gebeurt met mobiele installaties. (zie noot 9) Mobiele installaties zijn in de systematiek van de Mijnbouwwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangemerkt als mijnbouwwerken. Artikel 2.5 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en artikel 4 van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (Barmm), zoals die thans luiden, regelen dat mobiele installaties en onderzeese installaties zijn uitgezonderd van onderscheidenlijk de omgevingsvergunningplicht voor het oprichten en in werking hebben van een mijnbouwwerk op grond van de Wabo en de mijnbouwmilieuvergunningplicht op grond van de Mijnbouwwet. (zie noot 10), (zie noot 11) Degene die het voornemen heeft om een boorgat aan te leggen moet dat thans voor de aanvang van de werkzaamheden melden aan de minister van Economische Zaken. (zie noot 12) Het Barmm geeft algemene regels voor mobiele installaties en onderzeese installaties. (zie noot 13)Het ontwerpbesluit regelt dat voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een boorgat met een mobiele installatie in de opsporingsfase een vergunningplicht zal gaan gelden, en dat dus niet meer met een melding zal kunnen worden volstaan. (zie noot 14) De algemene regels van het Barmm blijven wel van toepassing. De invoering van deze vergunningplicht wordt in het ontwerpbesluit geregeld door wijzigingen- van artikel 2.5 van het Bor en de artikelen 4 en 5 van het Barmm - die ertoe leiden dat uitzonderingen van uitzonderingen van de vergunningplichten worden geformuleerd. Dat maakt dat de regelingen lastig leesbaar zijn.De Afdeling adviseert te bezien of de desbetreffende artikelen zo kunnen worden geredigeerd dat daarin enkel nog de uitzonderingen op de vergunningplicht zijn genoemd - te weten mobiele installaties waarmee bij de opsporing een boorgat wordt getest, onderhouden, gerepareerd of buiten gebruik wordt gesteld en onderzeese installaties voor opsporing -, en zo mogelijk om het ontwerpbesluit aan te passen.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking van de kwaliteitsborging van het hoger onderwijs alsmede tot wijziging van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de introductie van een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister (Wet versterking kwaliteitsborging hoger onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking van de kwaliteitsborging van het hoger onderwijs alsmede tot wijziging van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de introductie van een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister (Wet versterking kwaliteitsborging hoger onderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2012, no.12.000308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking van de kwaliteitsborging van het hoger onderwijs alsmede tot wijziging van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de introductie van een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister (Wet versterking kwaliteitsborging hoger onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitbreiden en verduidelijken van de mogelijkheden tot benoeming of tewerkstelling van leraren in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitbreiden en verduidelijken van de mogelijkheden tot benoeming of tewerkstelling van leraren in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2011, no.11.000270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitbreiden en verduidelijken van de mogelijkheden tot benoeming of tewerkstelling van leraren in het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2010, no.10.001828, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet met betrekking tot de aanwijzing van gebieden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet met betrekking tot de aanwijzing van gebieden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Besluit inburgering in verband met de implementatie van Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (Pb EU L 289), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Besluit inburgering in verband met de implementatie van Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (Pb EU L 289), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2007, no.07.002087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Besluit inburgering in verband met de implementatie van Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (Pb EU L 289), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II ter implementatie van de richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EU en 2009/138/EG alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PbEU 2014, L 153) (Wet implementatie Omnibus II-richtlijn), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II ter implementatie van de richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EU en 2009/138/EG alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PbEU 2014, L 153) (Wet implementatie Omnibus II-richtlijn), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2014, no.2014001407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II ter implementatie van de richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EU en 2009/138/EG alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PbEU 2014, L 153) (Wet implementatie Omnibus II-richtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit WVO in verband met het stellen van nadere voorwaarden aan de inrichting van orthopedagogisch-didactische centra in het primair onderwijs en het stellen van nadere voorwaarden aan het meetellen van onderwijstijd in het primair en voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit WVO in verband met het stellen van nadere voorwaarden aan de inrichting van orthopedagogisch-didactische centra in het primair onderwijs en het stellen van nadere voorwaarden aan het meetellen van onderwijstijd in het primair en voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 april 2016, no.2016000644, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit WVO in verband met het stellen van nadere voorwaarden aan de inrichting van orthopedagogisch-didactische centra in het primair onderwijs en het stellen van nadere voorwaarden aan het meetellen van onderwijstijd in het primair en voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rampen en zware ongevallen teneinde de toegankelijkheid van de provinciale risicokaart te kunnen beperken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rampen en zware ongevallen teneinde de toegankelijkheid van de provinciale risicokaart te kunnen beperken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen (Wet rechtspositie ZSM).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen (Wet rechtspositie ZSM).Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2014, no.2014001010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen (Wet rechtspositie ZSM), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal (Eisenbesluit lichaamsmateriaal 2006), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nieuwe eisen inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal (Eisenbesluit lichaamsmateriaal 2006), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent energiebesparing (Wet energiebesparing), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent energiebesparing (Wet energiebesparing), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2007, no.07.002407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent energiebesparing (Wet energiebesparing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen over de politie en over de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet politie, brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen over de politie en over de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet politie, brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2009, no.09.001890, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen over de politie en over de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet politie, brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet luchtvaart ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L70), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Wet luchtvaart ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L70), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2010, no.10.001449, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van de Wet luchtvaart ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L70), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet regeling van de taken en bevoegdheden, alsmede het beheer en beleid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet regeling van de taken en bevoegdheden, alsmede het beheer en beleid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 januari 2005, no.05.000081, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet regeling van de taken en bevoegdheden, alsmede het beheer en beleid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba), met memorie van toelichting. Het voorstel van rijkswet biedt een structurele regeling van de Kustwacht ter vervanging van de Voorlopige regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (de Voorlopige regeling), een algemene maatregel van rijksbestuur. De Kustwacht heeft zowel toezichthoudende en opsporingstaken als dienstverlenende taken. Het voorstel maakt uitoefening van dwangmiddelen door de Kustwacht mogelijk ter handhaving van de rechtsorde van de Statuutpartners en van het volkenrecht. Verder bevat het voorstel bepalingen inzake het beleid, het beheer en het gezag. Ten slotte bevat het voorstel een aantal zelfstandige strafbepalingen. Bij brief van 7 februari 2005 heeft de Minister van Defensie op verzoek van de Rijksministerraad aan de Raad van State van het Koninkrijk een aantal vragen van het Land Aruba voorgelegd. Deze vragen zijn in bijlage I bij dit advies opgenomen. De Raad zal aan die vragen in zijn advies aandacht schenken. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar maakt opmerkingen over onder meer de keuze voor een rijkswet op basis van artikel 38 van het Statuut, over de bevoegdheden van de rijksministerraad en over de verhouding van de voorgestelde rijkswet tot bestaande wetgeving van de drie landen. 1. Rijkswet op basis van consensus Met het Statuut voor het Koninkrijk is een nieuwe rechtsorde gecreëerd, waarin de verhouding tussen de drie landen van het Koninkrijk is neergelegd. Koninkrijksaangelegenheden dienen bij rijkswet te worden geregeld. Dit geldt voor de onderwerpen, opgesomd in artikel 3, eerste lid, van het Statuut. Bovendien geldt het voor andere onderwerpen, die in gemeen overleg tussen de drie landen tot koninkrijksaangelegenheid worden verklaard (artikel 3, tweede lid). Voorts is een onderlinge regeling bij rijkswet mogelijk op grond van artikel 38 van het Statuut. Het belang van de maritieme rechtshandhaving in de Caribische zee is groot. De Raad onderschrijft dan ook het streven van de drie regeringen te komen tot een structurele regeling bij rijkswet.(zie noot 1) Het voorstel van wet is evenals de Voorlopige regeling een consensusregeling op basis van artikel 38. Daarmee past het voorstel in de lijn van het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van 2 juni 1995 inzake de Voorlopige regeling. Aangezien veel van de taken van de Kustwacht taken van landsorganen betreffen, kan de Raad de keuze voor een rijkswet op basis van artikel 38 onderschrijven. De voorgestelde consensusregeling gaat uit van de zelfstandige bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de landen. Sinds 1995 hebben de internationale ontwikkelingen niet stilgestaan. In verband daarmee zou naar het oordeel van de Raad het voorstel van rijkswet thans ook mede kunnen worden gebaseerd op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en b. Bij de handhaving van de onafhankelijkheid en de verdediging van het Koninkrijk (onderdeel a) gaat het immers om bescherming tegen grote externe bedreigingen van de veiligheid van staat en samenleving. Deze blijven in de huidige internationale verhoudingen niet langer beperkt tot aanvallen met militaire middelen door andere staten. Terroristische groeperingen en grote, internationaal georganiseerde criminele netwerken, "non-staat entiteiten", zijn een ernstige bedreiging gaan vormen voor de veiligheid van staat en samenleving.(zie noot 2) De Raad merkt voorts op dat de Kustwacht is belast met de bewaking van de (Caribische) buitengrenzen van het Koninkrijk. Ook de proliferatie van massavernietigingswapens vormt een bedreiging van de internationale rechtsorde en kan daarmee de veiligheid van de Koninkrijkspartners bedreigen. Het is niet uitgesloten dat de Kustwacht in de toekomst te maken krijgt met zulke aspecten, bijvoorbeeld als zij op zee transport van proliferatiemateriaal zou tegenkomen.(zie noot 3) Voorts kan in de toegenomen verdragsrechtelijke verplichtingen van het Koninkrijk, met name het zeerechtverdrag, het IMO-verdrag inzake de bestrijding van onrechtmatige handelingen tegen de veiligheid van de scheepvaart (1992) en de regionale maritieme overeenkomst (2003), aanleiding worden gevonden om het voorstel mede te baseren op artikel 3, eerste lid, onder b (buitenlandse betrekkingen). Een andere mogelijkheid is toepassing te geven aan artikel 3, tweede lid, van het Statuut en in gemeen overleg de regeling van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba tot koninkrijksaangelegenheid te verklaren. Gezien de genoemde internationale ontwikkelingen geeft de Raad in overweging de grondslag van het voorstel van rijkswet, artikel 38 van het Statuut, te verbreden door artikel 3, eerste lid, onder a en b, dan wel artikel 3, tweede lid, mede als grondslag aan te merken. 2. De bevoegdheden van de Rijksministerraad De eerste twee aan de Raad voorgelegde vragen vanwege het land Aruba betreffen de centrale en beslissende rol die het voorstel op enkele punten toekent aan de Rijksministerraad (RMR). De RMR bepaalt het beleid van de Kustwacht met betrekking tot de uitoefening van haar taken door middel van de vaststelling van het beleidsplan, het operationeel jaarplan, de begroting, het jaarverslag en de jaarlijkse financiële verantwoording van de Kustwacht (artikelen 12 en 13). Voorts beslist de RMR over de vaststelling van justitieel beleid in geval van gebrek aan overeenstemming tussen de drie landsministers van Justitie (artikel 14).(zie noot 4) In volle zee ziet de Kustwacht toe op de juiste en volledige naleving van verdragen als het zeerechtverdrag, het IMO-verdrag inzake de bestrijding van onrechtmatige handelingen tegen de veiligheid van de scheepvaart (1992) en - in de toekomst - de Overeenkomst inzake samenwerking op het gebied van maritieme en aeronautische drugsbestrijding in het Caribisch gebied (de Regionale maritieme overeenkomst (2003)).(zie noot 5) De verdragspartners spreken het Koninkrijk aan op de uitvoering van de verdragsverplichtingen. Voorts zij opgemerkt dat de Kustwacht voor een belangrijk deel uit personeel en middelen zal bestaan die ter beschikking worden gesteld door de krijgsmacht van het Koninkrijk. Daarom ligt het in de rede dat uiteindelijk de RMR het beleid voor de Kustwacht met betrekking tot de uitoefening van haar taken vaststelt (artikel 13, tweede lid) en dat de documenten terzake (het beleidsplan, het operationeel jaarplan, de begroting, het jaarverslag en de jaarlijkse financiële verantwoording van de Kustwacht) door een minister van het Koninkrijk worden ingediend. De RMR is een van de weinige organen van het Koninkrijk. Het Statuut regelt de samenstelling en de besluitvormingsprocedure van de RMR. De gemeenschappelijkheid van de drie landen heeft daarin - althans institutioneel - vorm gekregen. De Raad is van oordeel dat het geen aanbeveling verdient voor elke nieuwe samenwerking in Koninkrijksverband nieuwe overlegorganen in te stellen met eigen, specifieke bevoegdheden en taken. Veeleer verdient het aanbeveling het forum van de RMR ook beter en meer te gebruiken voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke visie en strategie. Daartoe kan het dienstig zijn de ondersteuning van de RMR te versterken. De Raad heeft daarvoor eerder ideeën ontwikkeld.(zie noot 6) Aan de verantwoordelijkheden van de landsministers van de Nederlandse Antillen en Aruba wordt recht gedaan door de bepaling dat zij hun zienswijze kenbaar kunnen maken vóór de indiening van deze documenten bij de RMR (artikel 13, derde lid) en door het voorgeschreven regelmatig overleg over het justitieel beleid tussen de drie landen. Voorzover de Regionale maritieme overeenkomst (2003) het Koninkrijk justitiële verplichtingen op volle zee zal opleggen, is van belang dat - ook in het geval dat onverhoopt overeenstemming tussen de betrokken landsministers zou uitblijven - op rijksniveau een beslissing genomen wordt. In dat kader is de regeling van artikel 14, derde lid, van het voorstel essentieel. 3. Verhouding van de rijkswet tot Staatsregelingen en landsverordeningen(zie noot 7) De derde vraag van het land Aruba gaat ervan uit dat het voorstel van rijkswet op een aantal punten strijd zou opleveren met Arubaanse regelingen, met name wat betreft het budgetrecht en het recht van amendement van de Arubaanse Staten. De Raad merkt hierover het volgende op. Het Koninkrijk heeft geen Koninkrijksbegroting. Daarom is een bijzondere regeling nodig in dit voorstel van rijkswet. De begroting van de Kustwacht wordt door de RMR vastgesteld (artikel 13, tweede lid jo artikel 12, eerste lid). Het is de verantwoordelijkheid van de Arubaanse respectievelijk Nederlands-Antilliaanse en de Nederlandse Ministerraad de bijdragen zodanig te laten vaststellen dat deze passen binnen de grenzen van de eigen landsbegroting. De Staten hebben het recht hun ministers ter verantwoording te roepen over hun inbreng - bij monde van de gevolmachtigde Minister - in de RMR. Anders dan de derde vraag veronderstelt, wordt met het voorstel van rijkswet de rol van de Arubaanse Staten dus niet geëlimineerd. De Arubaanse Staten bevinden zich hier overigens in dezelfde positie als de Staten van de Nederlandse Antillen en de Nederlandse Staten-Generaal. 4. Controle door algemene rekenkamers In de vierde vraag van het land Aruba wordt gewezen op het ontbreken van een regeling van controle door de landelijke rekenkamers. De Raad merkt op dat het Koninkrijk geen eigen rekenkamer heeft. De rekenkamers van Aruba, de Nederlandse Antillen en Nederland werken vrijwillig samen.(zie noot 8) De bevoegdheden van ieder van de rekenkamers hebben steeds betrekking op bevoegdheden en bestedingen van de organen van het desbetreffende land. De rekenkamers hebben niet de expliciete bevoegdheid tot het controleren van de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van de bestedingen door de Kustwacht en van de samenwerking. De Raad geeft in overweging bij dit voorstel van rijkswet aandacht te besteden aan taken en bevoegdheden van de landelijke rekenkamers terzake van de Kustwacht. 5. Behandeling van een voorstel van rijkswet in de Tweede Kamer De vijfde vraag van het land Aruba heeft betrekking op de behandeling in de Tweede Kamer van een voorstel van rijkswet op grond van artikel 38, waarmee de Arubaanse Staten niet instemmen. Met de vraagsteller merkt de Raad hierover op dat het Statuut op genoemde punten geen onderscheid maakt tussen een voorstel dat een koninkrijksaangelegenheid regelt dan wel een voorstel van rijkswet op basis van artikel 38. Dit betekent het volgende. Een voorstel van rijkswet op grond van artikel 38 van het Statuut wordt ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal en gelijktijdig gezonden aan de Staten van Aruba en van de Nederlandse Antillen. Ingevolge artikel 16 van het Statuut zijn de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba bevoegd het voorstel te onderzoeken en daarvan een schriftelijk verslag uit te brengen. Zij kunnen ook de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer van het voorstel bijwonen, daarbij voorlichting geven, zich tegen het voorstel uitspreken of wijzigingen voorstellen in de vorm van amendementen (artikel 17). Het is uiteindelijk aan de Tweede Kamer te beslissen op welke wijze zij bij haar behandeling van het voorstel met het standpunt van de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba rekening houdt. Indien de Staten van Aruba aan de Tweede (of Eerste) Kamer melden dat men zich niet kan verenigen met het voorstel van rijkswet, kan de RMR het voorstel intrekken. Doet de RMR dat niet, dan zet de Tweede (of Eerste) Kamer de behandeling van het voorstel voort. Ook de Gevolmachtigd Minister van Aruba kan zich, namens de Arubaanse regering of de Arubaanse Staten, in de Tweede Kamer uitspreken over een voorstel van rijkswet, voordat hierover wordt gestemd. Artikel 18 van het Statuut biedt een regeling hoe te handelen als de Gevolmachtigde Minister zich tegen het voorstel heeft verklaard. Nader overleg in de RMR over het voorstel wordt voorgeschreven, indien het voorstel met een kleine meerderheid is aangenomen. Is het voorstel echter met ten minste drievijfde van de stemmen aangenomen, dan wordt de behandeling van het voorstel voortgezet en naar de Eerste Kamer gezonden. Deze regeling ligt vast in het Statuut. 6. Handhavend optreden in aansluitende zone en het overige zeegebied In artikel 3 jo artikel 11 wordt bepaald dat de Kustwacht haar taken uitoefent in de binnenwateren, de territoriale zee, de aansluitende zone en het overige zeegebied in de Caribische zee, voorzover het volkenrecht en het interregionale recht dit toelaten. In paragraaf 3 van de memorie van toelichting wordt hierop ingegaan. De Raad mist in de toelichting een meer specifieke omschrijving van rijkswetten en landsverordeningen die de grondslag vormen voor handhavend optreden van de Kustwacht in de aansluitende zone en het continentaal plat. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 7. Presidium De voorgestelde bepaling (artikel 13, vierde lid) dat het presidium van de kustwachtcommissie - een ambtelijk college - toeziet op de uitvoering van het beleidsplan en de begroting is strikt genomen overbodig. Het betreft een intern-organisatorische regeling: de Minister van Defensie laat stukken voorbereiden door de kustwachtcommissie; deze laat het voorbereidend werk doen door het presidium. Door artikel 13, vierde lid, wordt de indruk gewekt dat een zelfstandige instantie toezicht houdt. Het betreft echter een ambtelijk college, dat moet rapporteren aan de RMR. De leden vallen hiërarchisch elk onder hun eigen minister. De Raad adviseert artikel 13, vierde lid, te schrappen. 8. Geweldsinstructie Artikel 10 van het voorstel komt in grote lijnen overeen met de Rijkswet geweldgebruik bewakers militaire objecten. Anders dan die wet laat artikel 10, derde lid, regels over het gebruik van geweld niet alleen bij maar ook krachtens algemene maatregel van rijksbestuur toe. De toelichting gaat niet in op de noodzaak van deze afwijkende subdelegatie. De Raad adviseert om te volstaan met delegatie aan de algemene maatregel van bestuur, tenzij er bijzondere redenen bestaan om subdelegatie mogelijk te maken. 9. Strafmaat In artikel 21, eerste lid, wordt de oplegging van een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste 4500 mogelijk gemaakt. Gezien de grote financiële belangen die de internationale criminaliteit bij overtreding van deze bepaling kan hebben, acht de Raad deze boete zo licht dat er onvoldoende afschrikwekkende werking van kan uitgaan. De Raad adviseert de strafmaat opnieuw te bezien. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage II. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993, ten behoeve van het sluitend maken van het identificatiesysteem.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993, ten behoeve van het sluitend maken van het identificatiesysteem.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Derde ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Derde ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.Bij kabinetsmissive van 16 juni 2010, no.10.001709, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het derde ontwerpbesluit houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen over de medezeggenschap van werknemers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen over de medezeggenschap van werknemers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2004, no.04.002270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen over de medezeggenschap van werknemers, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel vervangt de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR). Het voorstel biedt meer mogelijkheden dan de WOR voor het realiseren van een op een individuele onderneming afgestemde medezeggenschap. Uitgangspunt daarbij is het mogelijk maken van maatwerk en het bieden van voldoende flexibiliteit voor de ondernemer en de ondernemingsraad (hierna: OR). Aan dit uitgangspunt wordt gevolg gegeven met het opnemen van nieuwe bepalingen over onder meer het afspreken van een afwijkende medezeggenschapsstructuur bij CAO en de mogelijkheid om op basis van een overeenkomst tussen de ondernemer en de OR afspraken te maken over het niet uitoefenen van bepaalde bevoegdheden en over het wijzigen van een instemmingsrecht in een adviesrecht. Verder zijn inmiddels verouderde en overbodig geworden bepalingen uit de WOR geschrapt of met het doel de regelgeving minder dwingend te maken, gewijzigd. Ten slotte zijn veel bepalingen uit de WOR ongewijzigd overgenomen. Deze zijn ter vergroting van de toegankelijkheid van de wet in een duidelijker structuur ondergebracht. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel. Hij acht evenwel wijziging van het voorstel en de bijbehorende memorie van toelichting op twee onderdelen noodzakelijk. Het eerste onderdeel betreft de in het voorgestelde artikel 6:6, tweede lid, aanhef en onderdeel c, opgenomen ministeriële aanwijzingsbevoegdheid. Het tweede onderdeel betreft de in artikel 6:31, eerste en tweede lid, vastgelegde mogelijkheden tot inperking dan wel tot wijziging van de in de artikelen 6:18 of 6:25 bedoelde bevoegdheden van de OR. 1. De ministeriële aanwijzingsbevoegdheid. In artikel 6:6, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van het wetsvoorstel wordt de minister de bevoegdheid verleend ondernemingen of categorieën van ondernemingen met een publieke hoofdtaak en waarin in de regel meer dan 100 of meer personen werkzaam zijn, aan te wijzen waarop het eerste lid van die bepaling van toepassing is. Dat eerste lid betreft de verplichting voor de ondernemer om de OR, kort gezegd, ten minste eenmaal per jaar gegevens te verstrekken over de beloningsverhoudingen tussen het bestuur van de onderneming, de toezichthouder en groepen werknemers. Het gaat in de eerstgenoemde bepaling om ondernemingen als bijvoorbeeld zelfstandige bestuursorganen als UWV en CWI. De Raad vraagt zich af waarom niet is gekozen voor aanwijzing van de hier bedoelde ondernemingen van rechtswege, met de bevoegdheid van de Kroon of eventueel de minister om ondernemingen uit te zonderen van deze algemene regel. Daarbij stelt het college voorop dat, wanneer deze verplichting wordt opgelegd voor private ondernemingen, deze toch zeker zou moeten gelden voor ondernemingen met een publieke hoofdtaak. De motivering dat een sluitende afbakening tussen privaatrechtelijke rechtspersonen en ondernemingen in de (semi-) overheidssfeer ontbreekt, acht de Raad niet overtuigend.(zie noot 1) De Raad adviseert de toelichting op artikel 6:6 aan te vullen en indien nodig het wetsvoorstel aan te passen in de bovenbedoelde zin. 2. Inperking en wijziging van de bevoegdheden van de OR. Ingevolge artikel 6:31, eerste lid, van het wetsvoorstel kunnen bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de OR aan de OR niet alleen verdere bevoegdheden worden toegekend dan in de WMW en de daarop rustende bepalingen genoemd, maar kunnen ook de in de artikelen 6:18 en 6:25 bedoelde bevoegdheden en rechten voor minder dan de in die artikelen genoemde aangelegenheden worden toegekend. Het laatste betekent dat het advies- en instemmingsrecht van de OR bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de OR kan worden ingeperkt. Bovendien kan op grond van het tweede lid van artikel 6:31 het instemmingsrecht voor een in artikel 6:25 bedoelde aangelegenheid worden omgezet in het minder zware adviesrecht. In artikel 6:31, eerste lid, wordt wat de beperking van bevoegdheden en rechten betreft gesproken van "rechten voor minder dan de in die artikelen genoemde aangelegenheden" (bedoeld zijn: de artikelen 6:18 en 6:25). De bepaling stelt geen grenzen aan de mogelijkheden tot inperking dan wel omzetting van de in geding zijnde bevoegdheden en rechten van de OR. Ook in de bij het voorstel behorende memorie van toelichting wordt hierover niets vermeld. Uit artikel 6:31, tweede lid, maakt de Raad op dat het niet de bedoeling van het bepaalde in het eerste lid is om bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de OR alle in de artikelen 6:18 en 6:25 bedoelde bevoegdheden en rechten te laten vervallen. Een zo ver gaande inperking zou naar de mening van het college niet alleen onwenselijk zijn, maar bovendien op gespannen voet staan met de in artikel 19, tweede lid, van de Grondwet opgenomen verplichting voor de regering om regels te stellen op grond waarvan een reële medezeggenschap mogelijk is. Het vorenstaande brengt de Raad er toe te adviseren in paragraaf 3.1, onderdeel 3, van de memorie van toelichting, mede bezien in het licht van artikel 19, tweede lid, Grondwet, te verduidelijken tot hoever de in de artikelen 6:18 en 6:25 bedoelde bevoegdheden en rechten van de OR bij overeenkomst mogen worden ingeperkt om nog te kunnen spreken van een reële medezeggenschap van werknemers. Hierbij wordt aanbevolen de in artikel 6:31, eerste lid, gebruikte onduidelijke formulering "voor minder dan" te vervangen door een duidelijker terminologie. Ten slotte adviseert het college de toelichting op artikel 6:31 in zoverre te wijzigen dat in de eerste zin betreffende artikel 6:31, eerste lid, tot uitdrukking wordt gebracht dat alleen de daarin opgenomen mogelijkheden tot uitbreiding van de bevoegdheden en rechten van de OR aan artikel 32, tweede lid, WOR zijn ontleend en dat de mogelijkheid tot beperking nieuw is. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Octrooireglement, het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 en het Besluit certificaat gewasbeschermingsmiddelen (omrekening naar euro en indexatie van taksen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Octrooireglement, het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 en het Besluit certificaat gewasbeschermingsmiddelen (omrekening naar euro en indexatie van taksen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van het ontwerp van de roaming verordening, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit ter uitvoering van het ontwerp van de roaming verordening, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met een verlenging van de termijn voorafgaande aan de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere basisschool of de opheffing van een openbare basisschool.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met een verlenging van de termijn voorafgaande aan de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere basisschool of de opheffing van een openbare basisschool.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren in verband met plaatsing van de zwarte kraai, de kauw en de vos op de landelijke vrijstellingslijst en de hernieuwde vaststelling van artikel 2 en 3 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren in verband met plaatsing van de zwarte kraai, de kauw en de vos op de landelijke vrijstellingslijst en de hernieuwde vaststelling van artikel 2 en 3 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2003, no.03.002919, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren in verband met plaatsing van de zwarte kraai, de kauw en de vos op de landelijke vrijstellingslijst en de hernieuwde vaststelling van artikel 2 en 3 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren. Het ontwerpbesluit strekt ertoe de zwarte kraai, de kauw en de vos op te nemen in de landelijke vrijstellingslijst bij het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (Bbsd). Plaatsing op deze lijst betekent dat het de grondgebruiker (eigenaar of pachter) van een terrein wordt toegestaan om handelingen te verrichten in afwijking van de algemene verboden vervat in de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet (Ffw), voorzover dit bij ministeriële regeling is bepaald. Dit houdt onder meer in dat deze dieren mogen worden gedood of gevangen en dat hun nesten of holen mogen worden vernield. Voorts worden de artikelen 2 en 3 Bbsd, waarop respectievelijk de landelijke en de provinciale vrijstellingslijst zijn gebaseerd, opnieuw vastgesteld, omdat ze anders per 1 april 2004 zouden vervallen. Ten slotte wordt "populatiebeheer" aangewezen als belang met het oog waarop gedeputeerde staten ontheffing kunnen verlenen van de belangrijkste verbodsbepalingen uit de Ffw. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen met betrekking tot de regeling van de inwerkingtreding, de plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst, de invoering van de ontheffingsgrond "populatiebeheer" en de geldingsduur van de aanwijzingen op de landelijke en provinciale vrijstellingslijst. Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1 Ingevolge artikel 65, eerste lid, onder a, Ffw worden op de landelijke vrijstellingslijst alleen dieren geplaatst die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Volgens artikel 65, tweede lid, kan plaatsing op de landelijke vrijstellingslijst alleen geschieden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. In de nota van toelichting wordt medegedeeld dat op dit moment een wijziging in voorbereiding is van artikel 65 Ffw, die plaatsing op de lijst ook mogelijk maakt ter voorkoming van belangrijke schade aan de fauna. Anders dan de zwarte kraai en de kauw, die nu nog voorkomen op de provinciale vrijstellingslijst en die ook schade toebrengen aan gewassen, wordt de vos uitsluitend op de landelijke lijst geplaatst vanwege de schade die hij toebrengt aan de stand van weidevogels. Omdat daarvoor de wettelijke grondslag ontbreekt, wordt de inwerkingtreding van dit onderdeel van het ontwerpbesluit afhankelijk gesteld van vorenbedoelde wetswijziging, aldus de nota van toelichting. De Raad begrijpt dat het de bedoeling is dat die afstemming zal worden verzekerd door de artikelen I, onderdeel B, en II onderdeel C, bij koninklijk besluit op grond van artikel IV niet eerder in werking te laten treden dan die van de wijziging van artikel 65 Ffw. Uit een oogpunt van rechtszekerheid acht het college deze constructie onjuist. Hij adviseert dit onderdeel van het ontwerpbesluit niet vast te stellen dan in samenhang met een bepaling die het tijdstip van de inwerkingtreding daarvan koppelt aan die van de inwerkingtreding van de desbetreffende wijziging van de Ffw, dan wel de bepaling daarvan over te laten aan een koninklijk besluit dat geen eerder tijdstip kan aanwijzen dan de inwerkingtredingdatum van die wetswijziging. 2. Wanneer de Raad de voorgestelde plaatsing van de vos op de landelijke lijst inhoudelijk beziet, wijst hij op het volgende. De nota van toelichting vermeldt weliswaar dat predatie door de vos bijdraagt aan het teruglopen van de stand van weidevogels, maar stelt vervolgens dat er verschillende andere oorzaken voor deze terugloop zijn aan te wijzen, en dat niet bekend is hoe de verschillende oorzaken zich tot elkaar verhouden. Daarnaar wordt onderzoek verricht, maar de resultaten daarvan zijn nog niet bekend.(zie noot 1) In zijn advies over het ontwerpbesluit wijst ook het Faunafonds(zie noot 2) erop dat het maar de vraag is in hoeverre de vos verantwoordelijk is voor de teruggang van de weidevogelstand, aangezien er geen concrete cijfers voorhanden zijn.(zie noot 3) Hiermee is naar de mening van de Raad onvoldoende onderbouwd dat de vossen "in het hele land veelvuldig belangrijke schade" toebrengen aan de stand van deze vogels. Voorts blijkt uit de toelichting dat het onder de huidige regels al mogelijk is de vos te bestrijden ter voorkoming van schade aan de fauna.(zie noot 4) Bestrijding kan plaatsvinden op basis van artikel 67 Ffw (dat, kort gezegd, gedeputeerde staten de mogelijkheid geeft aan bepaalde personen of categorieën personen toe te staan de populatie van bepaalde soorten te beperken), of op basis van artikel 68 Ffw (dat voor gedeputeerde staten een ontheffingsmogelijkheid bevat van onder andere het verbod om beschermde dieren te vangen of te doden). Ten slotte bepaalt artikel 65, tweede lid, Ffw dat een plaatsing op de vrijstellingslijst slechts plaatsvindt wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Tijdens de parlementaire behandeling van de Ffw verklaarde de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij desgevraagd dat dit ook betekent dat een soort pas op de vrijstellingslijst mag worden geplaatst wanneer de ontheffing geen bevredigende oplossing vormt.(zie noot 5) In dit verband is van belang dat de mogelijkheid tot planmatige bestrijding van de vos via artikel 67 pas bestaat sinds 22 december 2002,(zie noot 6) zodat daarmee nog geen of weinig ervaring is opgedaan. Van enig overleg daarover met de provincies blijkt niet uit de toelichting. Daar komt bij dat zowel het Faunafonds in zijn advies als de regering in de nota van toelichting een voorkeur uitspreken voor een meer planmatige aanpak van de bescherming van weidevogels, waarbij het Faunafonds ervoor pleit die bescherming te laten plaatsvinden door een faunabeheereenheid, en op basis van een faunabeheerplan.(zie noot 7) Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad de plaatsing van de vos op dit moment op de landelijke vrijstellingslijst te heroverwegen. 3. In paragraaf 3 van de nota van toelichting wordt opgemerkt dat er in de praktijk onduidelijkheid blijkt te bestaan of artikel 68 Ffw gedeputeerde staten voldoende mogelijkheid biedt om ontheffing te verlenen op grond van het belang van populatiebeheer. Het ontwerpbesluit beoogt deze onduidelijkheid weg te nemen door op grond van artikel 68, eerste lid, onderdeel e, "populatiebeheer" als belang - en daarmee als grond voor een ontheffing - aan te wijzen. De Raad adviseert om het begrip "populatiebeheer" in het ontwerpbesluit te definiëren en deze ontheffingsgrond in verband met het belang dat daaraan in de context van de flora- en faunawetgeving moet worden toegekend bij gelegenheid van de komende wetswijziging in artikel 68 Ffw op te nemen. 4. Gelet op artikel 65, achtste lid, Ffw adviseert de Raad de wijzigingen van de artikelen 2 en 3 met daarbijbehorende bijlagen in artikel II en het opnieuw vaststellen daarvan voor het geval deze niet voor 1 april 2004 in werking zouden treden in artikel III te koppelen aan een geldingsduur van twee jaren. Hij verwijst naar artikel 13, tweede lid, van het geldende besluit. De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Bergschenhoek van 25 april 2006, no. 14, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Bergschenhoek van 25 april 2006, no. 14, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 15 januari 2007, no.DJZ 2007000677, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Bergschenhoek van 25 april 2006, no. 14, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot een hogere preferentie van havengelden en vorderingen inzake maatregelen met betrekking tot een schip die noodzakelijk waren ter waarborging van de veiligheid van de haven of van derden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot een hogere preferentie van havengelden en vorderingen inzake maatregelen met betrekking tot een schip die noodzakelijk waren ter waarborging van de veiligheid van de haven of van derden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake een te ontwikkelen visie op het Koninkrijk.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake een te ontwikkelen visie op het Koninkrijk.Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rijswijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Rijswijk Sion -'t Haantje, eerste fase).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rijswijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Rijswijk Sion -'t Haantje, eerste fase).Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 19 december 2012, no.RWSCD BJV 2012/2150, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rijswijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Rijswijk Sion -'t Haantje, eerste fase).1.In het ontwerpbesluit wordt opgemerkt dat de gemeente en reclamanten 1 in het minnelijk overleg twee parallelle sporen hebben gevolgd. Het eerste spoor is gericht op de verwerving van de in het onteigeningsplan begrepen perceelsgedeelten, het tweede op herinrichting van het tuincentrum van reclamanten. In het eerste spoor hebben reclamanten een aanbod van de gemeente van 17 augustus 2011 niet aanvaard, omdat zij opteren voor de herinrichting van hun bedrijf. Volgens het ontwerpbesluit heeft de gemeente medegedeeld dat een herhaling van de bieding niet heeft plaatsgevonden en niet nodig was, omdat de bieding van 17 augustus 2011 zonder instandhoudingstermijn is gedaan.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van een kwalificatieplicht en een leerwerkplicht en een aanpassing van de regionale meld- en coördinatiefunctie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van een kwalificatieplicht en een leerwerkplicht en een aanpassing van de regionale meld- en coördinatiefunctie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling van de bevoegdheid om maatregelen te nemen ter voorkoming van een terroristisch misdrijf, of om op voorhand de gevolgen daarvan te beperken (Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling van de bevoegdheid om maatregelen te nemen ter voorkoming van een terroristisch misdrijf, of om op voorhand de gevolgen daarvan te beperken (Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2005, no.05.002531, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regeling van de bevoegdheid om maatregelen te nemen ter voorkoming van een terroristisch misdrijf, of om op voorhand de gevolgen daarvan te beperken (Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2005, no.05.002726, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel stelt regels omtrent de geurhinder die afkomstig is van veehouderijen. Deze regels dient het bevoegd gezag bij beslissingen op aanvragen om een milieuvergunning in acht te nemen. Het voorstel behelst de regeling van een landsdekkend beoordelingskader, met regels voor de ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. De gemeenteraad wordt bevoegd lokale afwegingen te maken omtrent de te accepteren geurbelasting en in afwijking van de landelijk ten hoogste toegestane geurbelasting bij verordening een andere waarde of afstandsnormering vast te stellen. Het wetsvoorstel volgt op het voorstel van wet houdende regels inzake stankemissie uit tot veehouderijen behorende dierenverblijven en mestverwerkinginstallaties (Wet stank en veehouderij), waarover de Raad van State op 27 september 2002 heeft geadviseerd (W08.02.0276/V). Dat voorstel zal blijkens de adviesaanvraag over het onderhavige wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden ingediend.(zie noot 1) Ten opzichte van het vorige wetsvoorstel bevat het thans voorliggende wetsvoorstel een vereenvoudiging ten aanzien van de geurgevoelige objecten en biedt het de mogelijkheid om binnen door de wet gestelde kaders rekening te houden met plaatselijke feiten en omstandigheden. De Raad maakt onder meer opmerkingen over de implementatie van de IPPC-richtlijn(zie noot 2), de verhouding tot de ruimtelijke ordeningswetgeving en de regeling van de rechtsbescherming. Hij is van oordeel dat enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Algemene regels en IPPC-richtlijn Hoofdregel is dat bij de vergunningverlening de in de wet vastgestelde maximaal toegestane geurbelasting van een veehouderij (artikel 3) of, indien voor de betrokken diersoort geen maximale geurbelasting is vastgesteld, de minimum-afstandseisen van artikel 5 worden in acht genomen. Uit de memorie van toelichting (par. 3.3) kan worden opgemaakt dat in de vastgestelde maximum¬waarden de achtergrondbelasting in een gemiddeld gebied waarin veehouderijen en geurgevoelige objecten op een redelijke afstand van elkaar zijn gelegen, is verwerkt. Gemeenteraden kunnen bij verordening afhankelijk van de lokale situatie het beschermingsniveau naar boven of naar beneden bijstellen (artikel 7). Die bijstelling zal moeten worden verantwoord aan de hand van een visie op de gewenste ruimtelijke inrichting van het betrokken gebied en op de heersende en redelijkerwijs te verwachten toekomstige geurbelasting, alsmede de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. Daarnaast geldt voor alle gevallen dat het huisvestingssysteem moet voldoen aan de eis dat daarin de beste beschikbare technieken (BBT) zijn toegepast om stankemissie te voorkomen. Dat laatste volgt uit artikel 2, tweede lid, dat verwijst naar de Wet milieubeheer (hierna: Wm), zoals die wet wordt gewijzigd in verband met de implementatie van de IPPC-richtijjn.(zie noot 3) De IPPC-richtlijn is onder meer van toepassing op installaties (waaronder inrichtingen) voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee; 2.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg); of 750 plaatsen voor zeugen (categorie 6.6 van de bijlage). Artikel 9, achtste lid, van de IPPC-richtlijn laat toe dat voor bijzondere categorieën inrichtingen bijzondere verplichtingen worden vastgesteld in dwingende algemene voorschriften in plaats van in individuele vergunningsvoorwaarden. Maar dan moet "een geïntegreerde aanpak en een even hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel gewaarborgd zijn". De vergunning moet worden geweigerd wanneer met vergunningsvoorwaarden niet kan worden gegarandeerd dat aan de eisen van deze richtlijn kan worden voldaan (artikel 8). Op het eerste gezicht lijkt het wetsvoorstel, door de aansluiting op voornoemde wijziging van de Wet milieubeheer en de regeling van de bevoegdheid van gemeenteraden om maatwerk te leveren in hun verordeningen, te voldoen aan de IPPC-richtlijn. Daarbij komt dat, anders dan bij het eerder voor advies voorgelegde wetsvoorstel stank en veehouderij, de cumulatieve effecten zijn meegenomen: forfaitair aan de hand van de gemiddelde achtergrondbelasting in de landelijk vastgestelde maximum grenswaarden voor geurbelasting en afstandseisen en afgestemd op plaatselijke omstandigheden bij gemeentelijke verordening. Verder geeft de derde alinea van artikel 9, in samenhang met rubriek 6.6 bij bijlage 1 van de IPPC-richtlijn, ruimte om voor intensieve veehouderijen rekening te houden met aan die categorieën installaties aangepaste praktische regelingen. Gelet op de in de toelichting beschreven onnauwkeurigheden die besloten liggen in het huidige beoordelingskader (par. 2.3, onder c), zou de voorgestelde regeling van stankhinder als zo'n aangepaste regeling kunnen worden aangemerkt. De Raad maakt niettemin de volgende opmerking. De gemeenteraden zullen bij het bepalen van een andere waarde of afstandseis in de verordening de voorwaarde van artikel 9, achtste lid, van de IPPC-richtlijn in acht dienen te nemen. Hoewel de gemeentebesturen volgens artikel 2, tweede lid, van het wetsvoorstel bevoegd zijn om bij de vergunningverlening onder meer met toepassing van artikel 8.11 Wm naast de verordening voorschriften te stellen, verdient het naar de mening van de Raad aanbeveling dat reeds bij de verordening zelf verzekerd is dat overeenkomstig artikel 9, achtste lid, van de IPPC-richtlijn de voorwaarde in acht wordt genomen dat een geïntegreerde aanpak en een even hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel gewaarborgd zijn als op individueel vergunningsniveau. Hiervoor is des te meer reden, omdat gemeenteraden bij de vaststelling van hun verordeningen ingevolge artikel 8, aanhef en onder a, ook de cumulatieve geurbelasting van veehouderijen moeten betrekken. Wanneer gemeenteraden bij de vaststelling van de verordening de voorwaarde van artikel 9, achtste lid, IPPC-richtlijn niet in acht zouden nemen, zal dat aspect in de vergunningprocedures alsnog aan de orde komen en aanleiding kunnen geven tot beroepsprocedures. In paragraaf 7.4 van de memorie van toelichting (Effecten voor het rechterlijk apparaat) wordt juist verwacht dat het wetsvoorstel tot minder beroepsprocedures zal leiden, doordat de discussie over onacceptabele geurhinder meer tijdens de totstandkoming van de gemeentelijke visie en verordening dan in de vergunningprocedure zal plaatsvinden. Nu het wetsvoorstel de inachtneming van artikel 9, achtste lid, van de IPPC-richtlijn in belangrijke mate aan de gemeenteraden overlaat, adviseert de Raad de clausulering van de verordeningsbevoegdheid in artikel 8 aan te vullen met de bepaling dat de gemeenteraad bij het bepalen van een andere waarde of afstandseis in de verordening voldoet aan de voorwaarde dat een geïntegreerde aanpak en een even hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel als op individueel vergunningsniveau gewaarborgd zijn. 2. Verhouding tot 8.40-amvb's De gemeenteraden krijgen de bevoegdheid bij verordening maatwerk ten opzichte van de algemene regels van het wetsvoorstel te leveren. Daarmee wordt de regelgevende verantwoordelijkheid voor de implementatie van de IPPC-richtlijn voor een belangrijk deel verplaatst naar de gemeenten. Tot nu toe bestond die alleen op vergunningniveau. Dit betekent dat de gemeenteraden worden geconfronteerd met de vraag hoe bij het vaststellen van afwijkende waarden of afstandsnormen met het cumulatieve effect (achtergrondbelasting) van de geurbelasting die afkomstig is van andere bedrijven dan die van de potentiële vergunningaanvrager rekening moet worden gehouden. In de gemeenten waarin gemeenteraden geen gebruik hebben gemaakt van hun verordeningbevoegdheid zullen burgemeester en wethouders (b. en w.) gebonden zijn aan de in het wetsvoorstel vastgelegde landelijke normering en zullen zij in voorkomende gevallen toepassing geven, en bij IPPC-inrichtingen ook toepassing moeten geven, aan artikel 2, tweede lid junctis artikel 8.10, tweede lid, en 8.11 Wm. Die bevoegdheid hebben b. en w. ook in gevallen waarin wel een verordening is vastgesteld. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij aanvullende voorschriften met betrekking tot het stalsysteem kunnen stellen of in overbelaste situaties de vergunning kunnen weigeren. Zowel bij het vaststellen van de verordening als bij de toepassing van de artikelen 8.10, tweede lid, of 8.11 worden gemeenteraden c.q. colleges van b.en w., gesteld voor de noodzaak - ook om volledig toepassing te kunnen geven aan de IPPC-richtlijn - bij de berekening van de achtergrondbelasting ook de cumulatieve geurbelasting te betrekken van aanwezige veehouderijen die op het moment van het vaststellen van de verordening c.q. het besluit op de vergunningaanvraag onder artikel 8.40 Wm vallen en dus niet vergunningplichtig zijn. Deze complicerende factor zal in omvang toenemen al naar mate meer categorieën veehouderijen onder de werking van 8.40 Wm worden gebracht. Voorts zullen ook aanwezige pelsdierhouderijen waarvoor de gemeenteraden ingevolge het wetsvoorstel geen afwijkende regels kunnen stellen een aandeel in de achtergrondbelasting kunnen hebben. Het meenemen van de achtergrondbelasting van genoemde inrichtingen in de verordening zal zowel gevolgen hebben voor de vergunningverlening bij IPPC-inrichtingen als voor de vergunningverlening bij andere inrichtingen. Nu met het wetsvoorstel de verantwoordelijkheid voor de aanpak van van veehouderijen afkomstige geurhinder met meer nadruk bij de gemeenten komt te liggen, adviseert de Raad in de memorie van toelichting nader in te gaan op de vraag welke ruimte voor lokaal maatwerk gemeenteraden en colleges van b. en w. in het licht van de hierboven genoemde complicerende werking van 8.40 Wm daadwerkelijk zullen hebben. 3. Verhouding tot ruimtelijke-ordeningswetgeving Ingevolge artikel 8 zullen de gemeenteraden bij het bepalen van een andere waarde of afstand in de verordening de huidige en de te verwachten geursituatie in het gebied, de gewenste ruimtelijke inrichting daarvan en de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder "in acht" moeten nemen. In de toelichting op dit artikel wordt uiteengezet dat deze gemeentelijke visie "uiteraard" dient te passen binnen de kaders van het gemeentelijk, provinciaal en nationaal ruimtelijk beleid. Eerder, in paragraaf 3.4 van de memorie van toelichting, wordt hierover opgemerkt dat de gemeentelijke visie met inachtneming van de daarvoor geldende procedures kan zijn vastgelegd in een reconstructieplan, bestemmingsplan, structuurvisie of een document waarop inspraak mogelijk was. Desgewenst worden gemeentelijke visie en verordening gelijktijdig opgesteld, maar totstandkoming van de verordening enige tijd na de visie is niet bezwaarlijk, aldus de toelichting. Hierover merkt de Raad het volgende op. Door de geschetste noodzakelijke samenhang met de planologische kaders lijkt de verordening inhoudelijk het karakter te krijgen van een op de regeling van geurhinder gericht facet-bestemmingsplan of leefmilieuverordening. De verhouding tot de ruimtelijke-ordeningswetgeving en de Reconstructiewet concentratiegebieden wordt daardoor gecompliceerd en het geheel aan lokale planologische en milieuregelgeving op dit punt voor de betrokken burgers ondoorzichtig. Dat geldt ook voor de mogelijkheden van rechtsbescherming, waarop de Raad hierna terug zal komen. Daarom adviseert de Raad het wetsvoorstel nader op zijn verhouding tot genoemde reconstructiewet en de bestaande en toekomstige ruimtelijke-ordeningswetgeving te bezien. In ieder geval zal duidelijk moeten zijn hoe de verordening in het stelsel van die laatste wetgeving inpasbaar zal zijn. 4. Rechtsbescherming De gemeentelijke verordening met daarin een nadere regeling van geurbelasting en afstandseisen zal - afhankelijk van inhoud en vormgeving - een algemeen verbindend voorschrift zijn waartegen dan geen beroep bij de bestuursrechter openstaat. Een dergelijke verordening kan slechts rechtstreeks worden bestreden in een civielrechtelijke procedure. In het kader van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming kan de verordening indirect aan de orde komen in procedures tegen vergunningsbesluiten of besluiten inzake een bouwvergunning. Gezien de hiervoor geschetste samenhang tussen de verordening en de planologische besluiten en verwantschap van de verordening met die besluiten, ligt het naar de mening van de Raad in de rede dat tegen de onderhavige verordeningen kan worden opgekomen overeenkomstig de regels voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming die zijn opgenomen in de ruimtelijke-ordeningswetgeving. De Raad adviseert het wetsvoorstel in die zin aan te passen. Indien hiertoe niet wordt overgegaan, adviseert de Raad de met het wetsvoorstel gepaard gaande verandering van rechtsbescherming in ieder geval nader te motiveren en inzichtelijk te maken welke criteria de regering bij de keuze van rechtsbeschermingsregimes hanteert. 5. Artikel 1 Begrip dierenverblijf In artikel 1 is het begrip "dierenverblijf" gedefinieerd als: al dan niet overdekte ruimte waarbinnen dieren worden gehouden. In de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat hieronder ook de bij de stal behorende uitloop wordt verstaan. Evenwel niet een weiland dat als uitloopmogelijkheid dient, omdat een weiland volgens de jurisprudentie niet tot de inrichting behoort. Aangegeven wordt dat in de praktijk een weiland en een uitloop niet altijd duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden. Aangezien in gevallen waarin een weiland met een beperkte oppervlakte structureel als uitloop wordt gebruikt een grotere mate van geurhinder (en ook bodemverontreiniging) aan de orde kan zijn, geeft de Raad in overweging in de op agrarische bedrijven betrekking hebbende regels in onder meer het Inrichtingen- en vergunningenbesluit te bepalen dat een weiland dat duidelijk structureel als uitloop voor vee wordt gebruikt en dat aan de inrichting in enge zin grenst, binnen bepaalde omvang tot de inrichting kan worden gerekend. Begrip geurgevoelig object. a. Onder "geurgevoelig object" moet worden verstaan: locatie binnen een zekere begrenzing die wordt gebruikt voor menselijke bewoning of verblijf dat met die bewoning is gelijk te stellen. In de memorie van toelichting wordt een uiteenzetting gegeven over de complicaties die zich bij de invulling van dit begrip en de begrenzing van een geurgevoelig object voor kunnen doen. In de toelichting wordt ingegaan op de vraag wanneer een voorziening van openluchtrecreatie tot geurgevoelig object moet worden gerekend. Teneinde misverstanden te voorkomen, adviseert de Raad duidelijk aan te geven op welke punten wordt aangesloten bij de jurisprudentie met betrekking tot stankgevoelige objecten. Voorzover wordt bedoeld van die jurisprudentie af te wijken, adviseert de Raad het begrip geurgevoelig object in het wetsvoorstel nader te omschrijven. b. In de toelichting wordt opgemerkt dat gemeenten te allen tijde bevoegd zijn om bij beleidsregel objecten aan te wijzen die niet worden aangemerkt als geurgevoelig object. Het betreft dan objecten waarvan niet op voorhand zeker is dat zij op grond van de definitie tegen geurhinder worden beschermd. De Raad wijst erop dat de bedoelde beleidsregels geen rechtszekerheid zullen bieden omdat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de rechter in voorkomende gevallen bij de toepassing van de wet een beleidsregel niet zal effecturen. In de toelichting zal hierop moeten worden gewezen. 6. Artikel 3, derde lid a. Ingevolge artikel 3, derde lid, wordt een vergunning in afwijking van het eerste en tweede lid van dat artikel niet geweigerd indien voor een veehouderij de geurbelasting niet toeneemt, tenzij de wijziging bestaat uit een uitbreiding van het aantal dieren in een of meer diercategorieën. In de toelichting op dit artikellid wordt erop gewezen dat deze bepaling betrekking heeft op overbelaste situaties. De Raad wijst erop dat uit de bepaling zou kunnen worden opgemaakt dat in de bedoelde gevallen de vergunning alleen kan worden geweigerd wanneer het aantal dieren in een of meer diercategorieën wordt uitgebreid. Mede gelet op artikel 2, tweede lid, neemt de Raad aan dat de gronden voor weigering van een wijzigingsvergunning niet aldus zijn beperkt. Met het oog daarop adviseert de Raad artikel 3, derde lid, nader toe te lichten in de nota van toelichting. b. In de toelichting op artikel 3, derde lid, wordt voorts opgemerkt dat een aanvraag tot uitvoering van een geuremissiereducerende techniek onder gelijktijdige uitbreiding van het veebestand slechts voor het onderdeel kan worden vergund dat niet leidt tot een toename van de geurbelasting, ook als de gehele aanvraag per saldo niet tot een hogere geurbelasting zou leiden. De Raad adviseert deze mogelijkheid van uitbreiding van het veebestand, die hem uit een oogpunt van bestrijding van geurhinder redelijk en doelmatig voorkomt, met zoveel woorden in de tekst van artikel 3, derde lid, tot uitdrukking te brengen. 7. Artikel 7 In de toelichting op artikel 7 wordt ingegaan op de mogelijkheid dat veehouders na het bekend worden van gemeentelijke voornemens om een andere waarde of afstand vast te stellen, met een vergunningaanvraag anticiperen op de totstandkoming van de verordening waarin die andere waarde of afstand wordt vastgelegd. De eventuele toekomstige ruimte zou dan reeds bij voorbaat door een enkel bedrijf kunnen worden opgevuld of - in geval van de vaststelling van een lagere waarde of kleinere afstand - de bestaande nog opgevuld. Teneinde hun beleidsvrijheid in dezen veilig te stellen, zouden gemeenten een voorbereidingsbesluit kunnen nemen, waardoor de vergunningaanvragen worden bevroren, aldus de toelichting. Indien hier een voorbereidingsbesluit wordt bedoeld waarmee ook in situaties waarin geen bouwvergunning is vereist, kan worden opgetreden, adviseert de Raad de bevoegdheid daartoe in het wetsvoorstel op te nemen en de rechtsgevolgen te regelen. Verder adviseert hij in de toelichting in te gaan op de effectiviteit van de figuur van het voorbereidingsbesluit. In ieder geval zal duidelijk moeten zijn op welke wijze concurrerende vergunningaanvragen na de "vriesperiode" zullen worden behandeld. 8. Artikel 12 Artikel 12 voorziet in de intrekking van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden. In verband hiermee adviseert de Raad te bezien of overgangsrechtelijke bepalingen in het wetsvoorstel moeten worden opgenomen in verband met mogelijk nog lopende procedures inzake de toepassing van die wet. In ieder geval ware hieraan in de toelichting aandacht te besteden. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van de EG-verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EEG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van de EG-verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EEG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 december 2008, no.08.003588, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van de EG-verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EEG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de ontwerprichtlijn betreffende diensten op de interne markt (COM (2004) 2 def).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de ontwerprichtlijn betreffende diensten op de interne markt (COM (2004) 2 def).Bij brief van 17 juni 2005, nr. WJZ 5036988, heeft de minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State verzocht om voorlichting inzake de ontwerprichtlijn betreffende diensten op de interne markt (COM (2004) 2 def). Deze ontwerprichtlijn is een belangrijk onderdeel van de Lissabonstrategie. Het doel van de dienstenrichtlijn is belemmeringen op de interne markt voor diensten weg te nemen en aldus bij te dragen aan het stimuleren van het concurrentievermogen, de economische groei en de werkgelegenheid binnen de Europese Unie. Het voorstel is een zogeheten kaderrichtlijn en heeft niet tot doel gedetailleerde regels vast te stellen of alle regels van de lidstaten inzake de dienstensector te harmoniseren. Het voorstel stelt een algemeen rechtskader vast dat op vier pijlers rust, namelijk de screening van wettelijke regelingen en vergunningenstelsels, de invoering van één loket, het beginsel van land van oorsprong, en een gestructureerde administratieve samenwerking tussen de lidstaten. In het bijzonder zijn de volgende vragen voorgelegd: 1. Hoe verhoudt de in de richtlijn vastgelegde systematiek zich tot het EG-Verdrag en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen? Hoe beoordeelt de Raad het wegvallen van de rule of reason excepties en welke alternatieven ziet hij op dit terrein, waarmee een goede balans kan worden gevonden tussen het belang van een goed functionerende interne markt voor diensten enerzijds en de door het Hof erkende uitzonderingsgronden anderzijds? 2. Op welke wijze verhoudt de voorgestelde richtlijn zich tot bestaand en toekomstig communautair acquis, waaronder het internationaal privaatrecht, en welke gevolgen heeft dit voor de implementatie van de dienstenrichtlijn en de implementatiewetgeving van andere communautaire rechtsinstrumenten? 3. Welke gevolgen heeft de doorlichting van vergunningstelsels, het stelsel van fictieve vergunningverlening en de keuze voor één loket voor de werkzaamheden van de Nederlandse bestuursorganen? 4. Met welke gevolgen dient de Nederlandse regering rekening te houden bij de invoering en toepassing van het beginsel van het land van oorsprong zoals neergelegd in de artikelen 16 tot en met 19 van de ontwerprichtlijn en welke visie heeft de Raad over dit beginsel? 5. Op welke wijze zal de voorgestelde richtlijn invloed hebben op de in Nederland gereglementeerde beroepen en hoe verhoudt de dienstenrichtlijn zich op dit punt met andere communautaire rechtsinstrumenten? 6. Hoe dient, indachtig de uitgangspunten van de voorgestelde richtlijn, de administratieve samenwerking en handhaving te worden georganiseerd wil deze effectief zijn? 7. Is de voorgestelde implementatietermijn haalbaar? Hierna wordt eerst ingegaan op enkele algemene aspecten van het richtlijnvoorstel. Vervolgens wordt ingegaan op de in het verzoek om voorlichting gestelde vragen. De vragen 1 en 4 worden vanwege hun samenhang gezamenlijk besproken. A. Algemeen 1. Doel en werkingssfeer De Europese Gemeenschap heeft onder andere ten doel om door middel van het instellen van een gemeenschappelijke markt een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de economische activiteit in de Gemeenschap te bevorderen, alsmede een hoog niveau van sociale bescherming, een duurzame groei, een hoge graad van concurrentievermogen en convergentie van economische prestaties (artikel 2 EG). Een van de instrumenten daartoe is de instelling van de interne markt, gekenmerkt door de afschaffing tussen de lidstaten van hinderpalen voor het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal (artikel 3, eerste lid, onder c, EG). Doel van de dienstenrichtlijn is bestaande belemmeringen voor dienstverleners en het dienstenverkeer weg te nemen. Anders dan de gemeenschapswetgever doorgaans doet, biedt de richtlijn geen sectorale oplossingen voor concrete (sectorale) problemen maar realiseert ze verdere vrijmaking van dienstenmarkten door een horizontale benadering. In plaats van het materiële recht op een bepaald deelterrein te reguleren, worden in beginsel alle diensten beslagen door de richtlijn. Hierbij wordt voor het begrip "dienst" aangesloten bij art. 50 EG, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG), met dien verstande dat - anders dan in de rechtspraak - ook de distributie van goederen er onder wordt begrepen. Ook diensten van algemeen economisch belang worden hieronder verstaan, zoals energie-, gas- en watervoorziening (met dien verstande dat artikel 17 van het ontwerp deze sectoren vervolgens uitsluit van de toepassing van het oorsprongslandbeginsel). Het moet gaan om activiteiten die naar aard en inhoud te kwalificeren zijn als "economische activiteit", zodat activiteiten die worden uitgevoerd door organisaties met een sociale of maatschappelijke functie die ieder winstoogmerk missen, buiten de werkingssfeer van het vrije dienstenverkeer (en de richtlijn) vallen voor zover hun activiteiten naar aard en inhoud niet als economische activiteit moeten worden aangemerkt. Het harmoniserend effect van de richtlijn is aldus diffuus: door de brede werkingssfeer van de richtlijn wordt een groot aantal - zeer uiteenlopende - beleidsterreinen geraakt en zullen de nationale wetgeving en uitvoering op deze terreinen doorlichting en aanpassing behoeven. Te denken valt aan grote delen van het privaatrecht, de wetgeving betreffende gereglementeerde beroepen, de gezondheidszorg (zie evenwel de uitzondering in artikel 19), de uitzendbranche, toerisme, bouwnijverheid en afvaldiensten. Geheel nieuw is deze benadering overigens niet. Op het terrein van het vrije verkeer van goederen en diensten van de informatiemaatschappij is op onderdelen ook gekozen voor een vergelijkbare, zij het beperktere, horizontale aanpak.(zie noot 1) De werkingssfeer van de richtlijn is breed, maar niet onbeperkt. Belangrijke dienstensectoren zijn expliciet uitgezonderd: financiële diensten, vervoer (m.u.v. geldvervoer en lijkenvervoer) en elektronische communicatiediensten (zie artikel 2). Voorts voorziet de richtlijn in vele, verplichte en onverplichte, uitzonderingen, ook op het oorsprongslandbeginsel, zoals arbeidsomstandigheden, sociale zekerheid, overbrenging van afvalstoffen, beroepsuitoefening in de gezondheidszorg en auteursrechten (artikelen 17-19). Tegelijkertijd heeft het voorstel in sterke mate een codificerend karakter, doordat rechten worden geformuleerd welke in vergaande mate overeenkomen met de rechten die thans reeds uit de verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer voortvloeien. De artikelen 43 en 49 EG verbieden nationale belemmeringen m.b.t. dienstverlening op duurzame basis (vestiging) en dienstverlening op tijdelijke basis. Het Verdrag voorziet ook (limitatief) in gerechtvaardigde belemmeringen terzake (bijvoorbeeld openbaar gezag) onder bepaalde voorwaarden. Daarnaast heeft het Hof rechtvaardigingsgronden geformuleerd (de zgn rule of reason-belangen, o.a. consumentenbescherming, milieubescherming, sociaal beleid; niet limitatief).(zie noot 2) Het sterk codificerende karakter van het voorstel laat onverlet dat het voorstel dwingt tot analyse van bestaande regels in relatie tot de vrijheid van dienstverlening en dwingt tot structurele samenwerking met andere lidstaten bij toezicht en handhaving. Voorts verbindt het voorstel nieuwe, verdergaande gevolgen aan het niet of niet tijdig onderkennen en wegnemen van belemmeringen van het vrije dienstenverkeer. 2. Vrije vestiging van dienstverleners Voorzover het gaat om vrije vestiging behelst de richtlijn hoofdzakelijk codificatie van hetgeen reeds geldt ingevolge het Verdrag, zoals uitgelegd door het HvJ EG. Zowel de in de richtlijn voorziene verboden als de uitzonderingen zijn ontleend aan het Verdrag en de rechtspraak van het HvJ EG. In dit verband expliciteert de richtlijn welke eisen verboden zijn (o.a. nationaliteitseis) en welke beoordelingsplichtig (o.a. rechtsvorm). Ook voorziet de richtlijn in voorwaarden voor vergunningverlening (o.a. discriminatieverbod), vergunningvoorschriften (o.a. gelding voor het hele grondgebied), vergunningsduur (in beginsel onbeperkt), selectie van gegadigden en vergunningsprocedures. Materieelrechtelijk bezien gaat het bij het recht van vestiging derhalve om explicitering van hetgeen reeds geldt. De richtlijn zou materieel dan ook geen aanleiding behoeven te geven tot aanpassing van bestaande vestigingswetgeving. 3. Vrij dienstenverkeer Voor het dienstenverkeer gaat het voorstel uit van het oorsprongslandbeginsel. Dit beginsel is als zodanig niet nieuw. In 1979 oordeelde het HvJ EG op het terrein van het vrije verkeer van goederen, dat een lidstaat goederen in beginsel tot zijn grondgebied moet toelaten indien deze goederen in een andere lidstaat rechtmatig volgens de regels van die lidstaat in het verkeer zijn gebracht (wederzijdse erkenning). Dit principe is later ook toegepast op diensten. Nadien is dit beginsel ook in verschillende richtlijnen toegepast op het terrein van diensten, bijvoorbeeld die op het terrein van het toezicht op financiële dienstverlening en van televisieomroepdiensten(zie noot 3). De uitgangspunten van het oorsprongslandbeginsel en van het beginsel van wederzijdse erkenning zijn dus gelijk. Het gaat om de beperkingen op het beginsel van wederzijdse erkenning die de lidstaten kunnen stellen om bij het ontbreken van harmonisatie bepaalde belangen te behartigen. Het HvJ EG heeft een aantal beperkingen op het beginsel aanvaard. De lidstaat van ontvangst mag ter bescherming van bepaalde in het Gemeenschapsrecht erkende algemene belangen nadere voorschriften en beperkingen stellen (rule of reason). Wil een nationale beperking van het vrije dienstenverkeer onder een van die rule of reason-uitzonderingen vallen dan dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: - de uitzondering dient op een dwingende reden van algemeen belang te berusten; - er is geen communautaire regeling die in behartiging van het desbetreffende belang voorziet; - het door het nationale recht te beschermen belang wordt niet reeds behartigd door de toepasselijke regels van buitenlands recht; en - de beperking is noodzakelijk en evenredig. De regeling van het oorsprongslandbeginsel, zoals geformuleerd in het voorstel, onderscheidt zich daarin van de genoemde jurisprudentiële uitgangspunten, dat een beroep op de rule of reason-uitzonderingen categorisch wordt uitgesloten. 4. Diensten van algemeen (economisch) belang Diensten van algemeen belang (dab), niet zijnde diensten van algemeen economisch belang (daeb), vallen buiten het voorstel. Het gaat bij diensten van algemeen belang om diensten waarvan de overheid oordeelt dat daarin moet worden voorzien om zorg te dragen voor de brede toegankelijkheid, betaalbaarheid en goede kwaliteit van de dienst en waarvan aannemelijk is dat de markt hierin onvoldoende slaagt. De overheid heeft in dit verband aanzienlijke beleidsruimte. Een en ander kan per lidstaat verschillen en is onderhevig aan zich wijzigende opvattingen. Wat da(e)b zijn bepalen de lidstaten in beginsel dus zelf: m.b.t. de aanwijzing van da(e)b bestaat (nog) geen geharmoniseerde EU-regelgeving. Bij dab gaat het ten eerste om niet-economische activiteiten oftewel typische overheidstaken. Voorbeelden hiervan kunnen zijn het waarborgen van publieke veiligheid, milieu-inspectie, rechtspleging, onderwijs en de uitvoering van de wettelijke sociale zekerheid. Ten tweede gaat het om activiteiten die naar aard en inhoud niet te kwalificeren zijn als "economische activiteit", omdat ze worden uitgevoerd door organisaties met een sociale of maatschappelijke functie die ieder winstoogmerk missen. Te denken valt aan vakbonden voorzover zij hun sociale functie uitoefenen, politieke partijen, kerken voorzover het hun kernactiviteiten betreft, consumentenorganisaties, maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke verenigingen, liefdadigheidsinstellingen en hulpverleningsorganisaties.(zie noot 4) In de richtlijn komt dit tot uitdrukking in artikel 4, onder 1, in het voorschrift dat het moet gaan om een dienstverrichting waarvoor een economische tegenprestatie wordt ontvangen. Dit brengt mee, dat activiteiten die worden verricht door organisaties die kunnen worden aangeduid als "particulier initiatief" (of civil society), dat wil zeggen onafhankelijke organisaties van burgers die zich inzetten voor aspecten van publiek belang en daarmee pogen een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de maatschappelijke ontwikkeling, niet binnen het bereik van de bepalingen inzake het vrije dienstenverkeer vallen voor zover hun activiteiten naar aard en inhoud niet als economische activiteit moeten worden aangemerkt. Doordat het voorstel dezelfde afbakening van het begrip dienst hanteert, blijven de activiteiten van deze organisaties dus in beginsel ook buiten de reikwijdte van het voorstel.(zie noot 5) Bij daeb gaat het om economische activiteiten, dat wil zeggen activiteiten bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een markt. Voorbeelden van diensten die door overheden in de lidstaten als diensten van algemeen economisch belang zijn aangemerkt, zijn telecommunicatie, energie, gas en watervoorziening, publieke omroep en afvalverwerking. Dat daeb wél onder de werkingssfeer van de richtlijn c.q. de Verdragsbepalingen vallen, strookt met het EG-Verdrag (art. 86 EG). In dit opzicht biedt de dienstenrichtlijn dus niets nieuws. De wijze van behartiging van publieke belangen (publiek, privaat of een combinatie daarvan) is en blijft aan de lidstaten overgelaten; de richtlijn heeft geen gevolgen voor de vrijheid van de lidstaten om daeb en dab aan te wijzen en vorm te geven en verplicht noch verbiedt privatisering of liberalisering. In het interinstitutionele dossier(zie noot 6) wordt in artikel 1 van het voorstel verduidelijkt, dat de richtlijn geen betrekking heeft op de liberalisering van diensten van algemeen economisch belang of op privatisering, en geen betrekking heeft op de afschaffing van dienstverlenende monopolies, noch op de financiering daarvan. B. De vragen 1. Hoe verhoudt de in de richtlijn vastgelegde systematiek zich tot het EG-Verdrag en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen? Hoe beoordeelt de Raad het wegvallen van de rule of reason excepties en welke alternatieven ziet hij op dit terrein, waarmee een goede balans kan worden gevonden tussen het belang van een goed functionerende interne markt voor diensten enerzijds en de door het Hof erkende uitzonderingsgronden anderzijds? 4. Met welke gevolgen dient de Nederlandse regering rekening te houden bij de invoering en toepassing van het beginsel van het land van oorsprong zoals neergelegd in de artikelen 16 tot en met 19 van de ontwerprichtlijn en welke visie heeft de Raad over dit beginsel? In de brief waarin om voorlichting wordt verzocht, worden als de vier pijlers van de kaderrichtlijn genoemd: screening van wet- en regelgeving en vergunningstelsels, invoering van één loket, het oorsprongslandbeginsel en de gestructureerde administratieve samenwerking. De afdeling ziet ten aanzien van de screening, één loket en de administratieve samenwerking geen juridische knelpunten in relatie tot het EG-Verdrag en de jurisprudentie van het HvJ EG. Dergelijke systemen komen in het acquis ook thans reeds op verschillende terreinen voor, zij het niet in deze omvang. Wel verandert het voorstel de toezichthoudende rol van de Commissie, doordat het initiatief bij het toezicht niet meer van de Commissie uitgaat indien deze van oordeel is dat een lidstaat inbreuk maakt op het vrije verkeer, maar van de lidstaten, die het handhaven van belemmeringen moeten melden bij de Commissie en moeten rechtvaardigen. Aandacht behoeft in het bijzonder de invoering van het oorsprongslandbeginsel. De toepassing van het oorsprongslandbeginsel komt in dit geval neer op een beperking van de mogelijkheden voor de lidstaten om een beroep te doen op in de rule of reason-rechtspraak ontwikkelde rechtvaardigingsgronden. Zoals hiervoor is uiteengezet, leunt het voorstel in sterke mate op het bestaande acquis. Met de formulering van het oorsprongslandbeginsel in het voorstel worden de mogelijkheden beperkt die het huidige acquis biedt aan de lidstaat van ontvangst om belemmeringen op te werpen met als oogmerk het beschermen van bepaalde algemene belangen. De opsomming van rechtvaardigingsgronden in de richtlijn heeft bovendien een limitatief, gesloten karakter, terwijl deze in het kader van het acquis een niet-limitatief, open karakter heeft. De lidstaten wordt dan ook ten opzichte van de huidige situatie minder ruimte voor het opwerpen van (gerechtvaardigde) belemmeringen geboden. Ook neemt het voorstel de in de rule of reason-jurisprudentie bestaande dynamiek van het vrije verkeer weg. Ruimte voor een aanvullend beroep op rule of reason-uitzonderingen buiten het stelsel van de richtlijn om zal niet meer bestaan. De ratio van het inperken van de mogelijkheden tot het handhaven van belemmeringen van het vrije dienstenverkeer met een beroep op een algemeen belang is niet geheel duidelijk. Gelet op de strenge voorwaarden die de jurisprudentie stelt aan het inroepen van deze rechtvaardigingsgronden (geen harmonisatie, geen overeenkomstige bescherming in het land van herkomst, noodzaak- en proportionaliteitsvereiste), is duidelijk dat rechtvaardigingsgronden alleen kunnen worden ingeroepen op basis van de rule of reason, wanneer de noodzaak en proportionaliteit komen vast te staan. Die noodzaak kan bij uitstek bestaan als de voorwaarden waaronder dienstverleners opereren tussen de lidstaten sterk verschillen en een onbeperkte toepassing van het oorsprongslandbeginsel tot onaanvaardbare uitholling van noodzakelijke waarborgen zou leiden. Bij het ontbreken van Europese regels die tot afstemming van die voorwaarden tussen de lidstaten leiden, is het aan de lidstaten zelf, met inachtneming van de regels van het vrije verkeer, om voorwaarden te formuleren. De richtlijn leidt ertoe dat de mogelijkheden om belemmeringen te handhaven in verband met de noodzaak van bescherming van algemene belangen worden ingeperkt ten opzichte van de bestaande jurisprudentiële mogelijkheden, maar stelt daar geen harmonisatie van regels voor in de plaats. Dit kan risico's meebrengen voor de behartiging van die belangen: de lidstaten kunnen dat dan niet meer zelf, terwijl niet is voorzien dat dit op Europees niveau alsnog zal gebeuren. De SER heeft in zijn advies over de ontwerprichtlijn voorgesteld om op dit punt een tijdelijk veiligheidsventiel in te bouwen. Het buiten werking stellen van de rule of reason-rechtspraak wordt in dat voorstel uitgesteld tot 2010. Tot die tijd mogen belemmeringen met toepassing van de rule of reason-rechtspraak worden gehandhaafd, maar dienen deze maatregelen wel te worden gemeld bij de Europese Commissie. Aan de hand van de aanmelding kan de Commissie vervolgens bezien of aanvullende harmonisatiemaatregelen noodzakelijk zijn. Naar het oordeel van de afdeling kan het voorstel van de SER een deel van de problematiek inderdaad wegnemen, namelijk in die gevallen waarin op basis van het huidige acquis duidelijk is dat een belemmering kan worden gehandhaafd welke in het systeem van de richtlijn niet meer zou zijn toegestaan. In dat geval kan harmonisatie uitkomst bieden. Daarmee staat echter nog niet vast, dat het mogelijk is om vóór 2010 tot overeenstemming te komen over harmonisatie. Bovendien creëert de richtlijn een (juridische) noodzaak tot harmonisatie, die thans niet in alle gevallen hoeft te bestaan. Ook houdt het voorstel geen rekening met het open, niet-limitatieve en dynamische karakter van de rule of reason-jurisprudentie van het HvJ EG. Een vraag die hierbij aandacht verdient is of de gekozen benadering in strijd komt met de jurisprudentie van het HvJ EG. Naar de letter lijkt deze niet in strijd te komen met het Gemeenschapsrecht, ook al gaat het om primair recht: één van de voorwaarden voor de toepassing van deze rule of reason-uitzonderingen is, dat ter zake geen harmonisatie heeft plaatsgevonden. Met de richtlijn zouden de lidstaten er zelf mee akkoord gaan, dat zij geen beroep meer zullen doen op deze uitzonderingsgronden. Het effect van de voorgestelde benadering is echter, zoals gezegd, in feite dat deze jurisprudentie volledig buiten werking wordt gesteld doordat een beroep daarop wordt uitgesloten. Daarbij gaat het niet alleen om het huidige acquis van die jurisprudentie, maar ook om de verdere ontwikkeling daarvan, die nog geenszins is afgerond.(zie noot 7) Daarmee lijkt het voorstel, hoewel het naar de letter past in de voorwaarden die het HvJ EG stelt, naar aard en strekking op gespannen voet met die jurisprudentie te komen. Gelet op het voorgaande is de afdeling geen voorstandster van het categorisch uitsluiten van de rule of reason-jurisprudentie van het HvJ EG. Nu er strenge voorwaarden gelden voor het handhaven van belemmeringen van het vrije dienstenverkeer met toepassing van de rule of reason, hoeft voor ongerechtvaardigd protectionisme door lidstaten bij een beroep daarop bovendien niet te worden gevreesd. De behartiging van algemene belangen, waar die thans met een beroep op de rule of reason-excepties is toegestaan, kan in gevaar komen indien een dergelijk beroep niet meer mogelijk zal zijn. In het voorstel kan de bestaande rule of reason-jurisprudentie worden gecodificeerd en kunnen de gevolgen daarvan worden geïnventariseerd op een wijze zoals door de SER is voorgesteld. Zo nodig kunnen in het kader van artikel 40 van het voorstel aanvullende harmonisatiemaatregelen worden getroffen. Op deze wijze kunnen de onzekerheden die verbonden zijn aan de rule of reason-jurisprudentie zoveel mogelijk worden weggenomen, kan via het systeem van het richtlijnvoorstel het vrije dienstenverkeer worden bevorderd en kan het toetsingskader meegroeien met de ontwikkelingen in de jurisprudentie van het HvJ EG. De afdeling is echter ook van oordeel dat daarnaast ruimte moet blijven voor een aanvullend - maar aldus beperkt - stelsel van beperkingen via de rule of reason-rechtspraak, zodat een open stelsel van beperkingsmogelijkheden blijft gehandhaafd. Daarmee kan het voorgestelde toetsingskader tevens meegroeien met de dynamiek van de ontwikkelingen in de jurisprudentie van het HvJ EG. 2. Op welke wijze verhoudt de voorgestelde richtlijn zich tot bestaand en toekomstig communautair acquis, waaronder het internationaal privaatrecht, en welke gevolgen heeft dit voor de implementatie van de dienstenrichtlijn en de implementatiewetgeving van andere communautaire rechtsinstrumenten? Verhouding met bestaand en toekomstig acquis Zoals hiervoor reeds aan de orde is gesteld, sluit het voorstel aan bij het bestaande acquis, maar worden ten aanzien van het vrije dienstenverkeer beperkingen aangebracht in de mogelijkheden om belemmeringen op het vrije dienstenverkeer te handhaven. Beperkingen die mogelijk worden gemaakt uit hoofde van andere richtlijnen of verordeningen worden door het voorstel onverlet gelaten, zo blijkt uit artikel 3 van het voorstel (zie ook artikel 9, derde lid, artikel 17 en artikel 19, derde lid). Dit geldt ook voor toekomstige harmonisatie op deelterreinen. Gevolgen voor implementatiewetgeving Nationale wetgeving ter implementatie van andere - bestaande of toekomstige -communautaire besluiten wordt door het voorstel niet aangetast. In zoverre heeft het voorstel geen gevolgen voor dergelijke wetgeving. Voor andere nationale wetgeving geldt echter, dat aan de (op een aantal punten strengere) voorschriften van het voorstel moet worden getoetst. Dit brengt mee dat de autonome nationale wettelijke regelingen, die doorgelicht moeten worden, moeten worden onderscheiden van implementatiewetgeving. Het maken van dit onderscheid zal in de praktijk niet altijd even eenvoudig zijn. Zo wordt in richtlijnen soms de mogelijkheid geboden om strengere voorschriften te stellen dan de richtlijn doet. Ook het EG-Verdrag zelf biedt dergelijke mogelijkheden (bijvoorbeeld artikel 176 EG). Verhouding tot internationaal privaatrecht en strafrecht Van verschillende kanten is inmiddels aandacht gevraagd voor de verhouding van het oorsprongslandbeginsel tot het internationale privaatrecht (IPR).(zie noot 8) Artikel 16 bepaalt onder andere dat de regels van het oorsprongsland van toepassing zijn op de contracten en aansprakelijkheid voor de dienstverlening. Wijst het richtlijnvoorstel dus in beginsel naar het land van vestiging van de dienstverrichter, de regels van het IPR, zoals neergelegd in verschillende (Europese) verdragen en verordeningen, wijzen soms een ander stelsel aan, zoals het recht van de staat waar de afnemer is gevestigd. Die regels kennen, net als specifieke regelingen van het Europese consumentenrecht, in het bijzonder allerlei specifieke bepalingen die de bescherming van consumenten en andere zwakkere partijen tot doel hebben. De vraag laat zich stellen in hoeverre het richtlijnvoorstel de bestaande kaders en conflictregels op onwenselijke wijze dreigt te doorkruisen. In dit verband is allereerst van belang, dat de richtlijn ingevolge artikel 3, tweede lid, de toepassing van andere communautaire besluiten onverlet laat. Dit brengt mee dat de richtlijn niet in de weg staat aan de toepassing van bijzondere Europese regels, bijvoorbeeld op het terrein van consumentenbescherming, alsook de regels van internationaal privaatrecht, voorzover deze (inmiddels) in verordeningen zijn neergelegd. Voorts is een aantal van de in artikel 17 opgenomen uitzonderingen op het oorsprongslandbeginsel van belang in verband met het IPR, zoals de vrijheid van partijen om het op hun contract toepasselijke recht te kiezen, consumentenovereenkomsten (voorzover niet geharmoniseerd) en de niet-contractuele aansprakelijkheid. Ter zake van de behartiging van dergelijke belangen is op veel terreinen al harmonisatie tot stand gekomen. Voor die regels geldt ingevolge artikel 3 dat het oorsprongslandbeginsel wijkt. In andere gevallen is echter niet uitgesloten dat het oorsprongslandbeginsel de in het IPR geldende conflictregels doorbreekt. Waar met die regels ook andere belangen zijn gemoeid, bijvoorbeeld de bescherming van zwakkere partijen, moet worden voorkomen dat toepassing van het oorsprongslandbeginsel zou leiden tot doorkruising van de behartiging van die belangen, bijvoorbeeld leidend tot een vermindering aan bescherming van die zwakkere partijen. De afdeling adviseert te bevorderen dat een betere afstemming tussen de IPR-regels en de richtlijn wordt bereikt. In dit verband vraagt de afdeling ook aandacht voor de gevolgen van de toepassing van het oorsprongslandbeginsel voor strafrechtelijke sanctionering van overtredingen door dienstverrichters. Voorkomen moet worden dat de toewijzingsregels in het voorstel aan een effectieve handhaving van regels in de weg staan. 3. Welke gevolgen heeft de doorlichting van vergunningstelsels, het stelsel van fictieve vergunningverlening en de keuze voor één loket voor de werkzaamheden van de Nederlandse bestuursorganen? Het voorstel verplicht in verschillende bepalingen tot doorlichting van bestaande nationale stelsels en voorziet in aanmeldingsverplichtingen voor het vaststellen en handhaven van belemmeringen van het dienstenverkeer. Ook is geregeld dat, indien niet tijdig op een aanvraag voor een vergunning in verband met vestiging wordt beslist, de vergunning wordt geacht te zijn verleend (fictieve vergunning). Doorlichting Wat het recht van vestiging betreft, somt artikel 14 een aantal eisen op waarvan het zonder meer verboden is deze te stellen. Artikel 15 van het voorstel geeft een opsomming van beoordelingsplichtige eisen. De lidstaten dienen hun stelsels door te lichten en te bezien of, waar dergelijke eisen worden gesteld, deze voldoen aan het discriminatieverbod en aan de eisen van noodzakelijkheid en evenredigheid. In het verlengde hiervan geldt, dat nieuwe bepalingen waarin dergelijke eisen zijn opgenomen, alleen mogen worden ingevoerd indien zij niet alleen niet discrimineren en noodzakelijk en proportioneel zijn, maar ook uit gewijzigde omstandigheden voortvloeien. Zij dienen vooraf te worden gemeld bij de Europese Commissie (aanmelding belet de lidstaat vooralsnog evenwel niet om de betrokken bepalingen vast te stellen en toe te passen(zie noot 9)). Voor het vrij dienstenverkeer zal, naast een aantal algemene afwijkingen, artikel 19 de lidstaten een specifieke mogelijkheid bieden om beperkingen te stellen aan de toepassing van het oorsprongslandbeginsel. Voorwaarde voor een beroep op deze beperkingsmogelijkheden is, dat de procedure van artikel 37 van het voorstel is gevolgd. Die procedure houdt in dat de lidstaat die dergelijke maatregelen overweegt, in overleg treedt met de lidstaat van oorsprong en ook de Commissie inlicht. Het brede, horizontale en daarmee ook onbepaalde, karakter van het voorstel, brengt mee dat de precieze werkingssfeer van de richtlijn niet duidelijk is. Hiervoor is bovendien reeds gewezen op het sterk dynamische karakter van de jurisprudentie inzake het vrije verkeer, hetgeen mede een bron voor onzekerheden is. Die jurisprudentie wordt voor het dienstenverkeer weliswaar buiten spel gezet, maar niet voor de overige vrijheden. Onzekerheden zijn er ook voor regels van decentrale overheden, bijvoorbeeld ten aanzien van de ruimtelijke ordening en milieu. Een doorlichting van nationale regels is gelet hierop dan ook met onzekerheden omgeven. Op zichzelf zijn dit onzekerheden die ook aan het vrije dienstenverkeer, zoals dat is neergelegd in het EG-Verdrag en uitgelegd door het HvJ EG, zijn verbonden. Nu het voorstel aan deze onzekerheden verdergaande gevolgen verbindt, verdient het volgens de afdeling aanbeveling om te streven naar een scherpere afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn. Omdat de doorlichting een omvangrijk proces zal betekenen, waarbij veel partijen (ook decentrale overheden) betrokken zullen zijn, dat in relatief korte tijd dient te worden afgerond, verdient het aanbeveling om de aandacht in eerste instantie te richten op die regelcomplexen waarvan duidelijk is dat die onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen. Een loket Het voorstel voorziet voorts in het kader van het vestigingsrecht voor dienstenverleners in een één-loket-procedure (artikel 6). De dienstverrichter kan bij dat loket alle procedures en formaliteiten afhandelen die nodig zijn voor de toegang en de uitoefening tot zijn dienstenactiviteiten, in het bijzonder verklaringen, kennisgevingen, vergunningen bij bevoegde instanties, inschrijvingen in registers en dergelijke. Artikel 7 van het voorstel werkt een en ander nader uit. Hieruit wordt duidelijk dat het loket vooral een informerende functie heeft (bundeling van voorlichting), alsmede een functie van bijstand, welke vooral bestaat in informatie over de wijze waarop regels worden toegepast door de bevoegde instanties. De invoering van één loket brengt, zo blijkt uit de opzet, niet mee, dat vergunningprocedures moeten worden gebundeld. Uitgangspunt blijft dat op aanvragen en dergelijke wordt beslist door de daarvoor aangewezen instanties. Het ene loket doorbreekt dit stelsel niet.(zie noot 10) Wel moeten de aanvraagformulieren aldaar beschikbaar zijn en moet aldaar een en ander kunnen worden ingediend. Uit de samenhang met artikel 8 blijkt dat dit vooral met het oog op elektronische procedures is bepaald: de desbetreffende formaliteiten moeten eenvoudig, op afstand en elektronisch bij het ene loket en de bevoegde instanties kunnen worden afgewikkeld (met uitzondering van eventueel benodigde fysieke controles). Een en ander zal niet zozeer in juridisch opzicht tot grote veranderingen ten opzichte van de huidige situatie leiden, maar organisatorisch zullen wel voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen bewerkstelligen dat de communicatie met de dienstverlener en de afwikkeling van procedures op adequate en efficiënte wijze verloopt via het ene loket. Dit brengt dan ook belangrijke praktische gevolgen mee voor de organisatie van dat deel van het openbaar bestuur dat verantwoordelijk is voor het reageren op vergunningaanvragen. Volgens de afdeling is het niet gewenst om een nieuw bestuursorgaan in het leven te roepen, maar is het beter om een en ander in te passen in bestaande structuren. Denkbaar is hier een taak voor bijvoorbeeld gemeenten of Kamers van Koophandel, waar thans reeds veel van deze functies zijn verenigd. Gestructureerde vragenlijsten en beslisschema's zullen elektronisch aanwezig moeten zijn, alsmede goede contacten met de desbetreffende bevoegde organen. Fictieve vergunning Artikel 13, vierde lid, van de richtlijn betreffende het recht van vestiging voorziet erin dat de vergunning geacht wordt te zijn verleend indien niet tijdig is beslist op de aanvraag. Indien een objectieve dwingende reden van algemeen belang daartoe dwingt, kunnen op dit principe uitzonderingen worden gemaakt. De Raad van State heeft in het algemeen geoordeeld dat het gebruik van deze figuur dient te worden ontraden.(zie noot 11) De ratio van besluiten van rechtswege (fictieve vergunning) is dat het stilzitten van de overheid van een sanctie wordt voorzien. Een dergelijk besluit voldoet niet aan de formele of procedurele eisen die gelden voor besluiten. Een fictieve vergunning is immers in het geheel niet door een bestuursorgaan voorbereid, heeft geen schriftelijke vorm, is niet bekendgemaakt en is ongemotiveerd. Dit heeft tot gevolg dat een fictieve vergunning rechtsonzekerheid brengt voor zowel de aanvrager als de derde belanghebbende(n). Deze argumenten gelden volgens de afdeling ook ten aanzien van de onderhavige regeling. Daarbij speelt in dit geval een rol, dat de vergunningprocedures er in het bijzonder op zijn gericht afnemers alsmede concurrenten te beschermen, welke bescherming bij fictieve vergunningverlening in het gedrang komt. Dit zou ertoe nopen om structureel van de in dit artikellid geboden uitzonderingsmogelijkheid gebruik te maken. Naar het oordeel van de afdeling dient dan ook in het algemeen grote terughoudendheid te worden betracht bij het gebruik van de regel van fictieve vergunningverlening. Dit neemt echter niet weg dat een stelsel van fictieve vergunningen in het bijzonder een nuttige aanvulling kan betekenen in bestuursrechtelijke stelsels waarin geen rechtsmiddelen openstaan tegen het niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan. 5. Op welke wijze zal de voorgestelde richtlijn invloed hebben op de in Nederland gereglementeerde beroepen en hoe verhoudt de dienstenrichtlijn zich op dit punt met andere communautaire rechtsinstrumenten? In de ontwerp-richtlijn wordt uitgegaan van een ruim begrip gereglementeerde beroepen, namelijk beroepen waarvan het voldoen aan bepaalde beroepskwalificaties voorwaarde is voor uitoefening ervan (zie artikel 4, onder 16 (inmiddels 13)). Hieronder moeten niet alleen klassieke gereglementeerde beroepen zoals advocaten en notarissen worden begrepen, maar ook bijvoorbeeld medici, ziekenverplegers en architecten. Daarmee heeft deze definitie in het voorstel een bredere strekking dan gebruikelijk. Ten aanzien van gereglementeerde beroepen gelden ingevolge specifieke Europese regels, bijvoorbeeld voor de erkenning van onderwijsdiploma's en voor medische beroepen, reeds vergaande en uitgewerkte regels inzake wederzijdse erkenning. In zeer veel sectoren heeft terzake harmonisatie plaatsgevonden.(zie noot 12) Die regels gaan dan vóór die in de onderhavige richtlijn. In dit verband zij bovendien gewezen op het voorstel voor een richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.(zie noot 13) Dit voorstel beoogt de regels vast te stellen voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep (ook die richtlijn hanteert dezelfde brede definitie van gereglementeerde beroepen) en voegt verschillende bestaande richtlijnen over erkenning van beroepskwalificaties samen. Ook in dat voorstel staan wederzijdse erkenning en toepassing van het oorsprongslandbeginsel centraal. Ter zake van dienstverrichting gaat dat voorstel (inmiddels) uit van het beginsel dat de ontvangende staat toezicht uitoefent. Ten aanzien van gereglementeerde beroepen is dus nu reeds sprake is van een vergaand acquis, in ieder geval waar het de beroepskwalificaties betreft. Uit artikel 3, tweede volzin, van het voorstel komt, zoals hiervoor is uiteengezet, naar voren dat de in het voorstel opgenomen regels de toepassing van de bepalingen van andere communautaire besluiten inzake de diensten waarop zij betrekking hebben niet uitsluiten. Europese regels die verdergaande beperkingen van het vrije verkeer ten opzichte van de regels in het voorstel meebrengen, kunnen dus worden gehandhaafd. Minder is er geregeld op het terrein van gedragsregels en dergelijke. Op specifieke beleidsterreinen, zoals het financiële toezicht, heeft harmonisatie plaatsgehad, op andere terreinen, zoals de gedragsregels voor advocaten, behoren dergelijke regels tot de bevoegdheid van de lidstaten. Het onderhavige richtlijnvoorstel gaat, zoals in voorgaande punten is uiteengezet, op een aantal punten verder dan het huidige acquis, in het bijzonder wat betreft het oorsprongslandbeginsel. Ook formuleert het voorstel een aantal specifieke voorschriften. In het bijzonder kan worden gewezen op de in hoofdstuk IV (inzake de kwaliteit van de diensten) gestelde voorschriften, te weten voorschriften inzake gegevensverstrekking aan afnemers, beroepsverzekeringen, productgaranties, commerciële communicatie (reclame), multidisciplinaire activiteiten, kwaliteitsbeleid en geschillenbeslechting. De regels die gelden voor gereglementeerde beroepen zullen hierop dienen te worden doorgelicht en zo nodig te worden aangepast. Artikel 17 zondert voor een aantal gereglementeerde beroepen de toepassing van het oorsprongslandbeginsel uit, zoals ten aanzien van de wettelijke taken van notarissen en wettelijke accountantscontroles. De afdeling concludeert dat de reikwijdte van het begrip "gereglementeerde beroepen" in het voorstel ruim is, namelijk beroepen waarvan het voldoen aan bepaalde beroepskwalificaties voorwaarde is voor uitoefening ervan. Het voorstel zal noodzaken tot het doorlichten en zo nodig op onderdelen aanpassen van de regels die gelden voor gereglementeerde beroepen. Ten aanzien van gereglementeerde beroepen zijn evenwel reeds vele harmonisatiemaatregelen genomen, welke regels door het voorstel onverlet worden gelaten. De doorlichting kan beperkt blijven tot de regels die niet strekken tot omzetting van Europese regels. 6. Hoe dient, indachtig de uitgangspunten van de voorgestelde richtlijn, de administratieve samenwerking en handhaving te worden georganiseerd wil deze effectief zijn? Uit de jurisprudentie van het HvJ EG komt naar voren, dat de lidstaten in het kader van het Gemeenschapsrecht met elkaar moeten samenwerken. Het in de jurisprudentie ontwikkelde principe van wederzijdse erkenning dwingt de lidstaten reeds nu tot samenwerking. In verschillende richtlijnen en verordeningen zijn terzake nadere regels gegeven. Grensoverschrijdende dienstverlening en de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning brengen automatisch mee dat verschillende lidstaten bij het toezicht en de handhaving betrokken zullen zijn, en dat daarbij toezicht- en handhavingstelsels in acht zullen moeten worden genomen. Dat betekent ook dat bevoegde instanties met verschillende rechtsstelsels te maken hebben. Een en ander dwingt tot samenwerking bij toezicht en handhaving. Het onderhavige voorstel voorziet in wederzijdse bijstand met een breed karakter. Gelet op dit brede karakter en de noodzaak (wederzijdse afhankelijkheid) van het goed functioneren van de wederzijdse bijstand voor het effectueren van adequaat toezicht op dienstverleners en dienstverlening en van handhaving van de desbetreffende regels, is in de eerste plaats vereist dat duidelijk wordt geregeld welke lidstaat welke regels handhaaft; de lidstaat van oorsprong of de lidstaat van ontvangst. Verder is het van groot belang dat het stelsel van wederzijdse bijstand efficiënt functioneert. De artikelen 34 tot en met 39 van het voorstel voorzien in regels terzake. Het voorstel schrijft in dit verband in artikel 35, tweede lid, voor dat de lidstaten ten behoeve van de wederzijdse bijstand één of meer contactpunten aanwijzen. De afdeling kan zich voorstellen dat wordt aangesloten bij de structuren zoals die in het voorstel zijn voorzien voor het ene loket. Op die wijze wordt bereikt dat er één of meer centrale (contact)punten zijn, waar zowel dienstverleners als overheidsinstanties van andere lidstaten een aanspreekpunt hebben. Het voorstel dwingt hiertoe echter niet. 7. Is de voorgestelde implementatietermijn haalbaar? Het voorstel voorziet in een implementatietermijn van twee jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn (artikel 45). Een implementatietermijn die is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de richtlijn is beter dan een vaste datum. Een vaste datum heeft immers als nadeel dat de implementatietermijn korter wordt naarmate de onderhandelingen over het voorstel langer duren. Dat brengt ook het risico mee dat in een laat stadium moet worden getracht tot een latere implementatiedatum te komen. Zoals uit het voorgaande naar voren is gekomen, vergt de richtlijn een aantal ingrijpende maatregelen. Er moet worden voorzien in één loket. Voorts dienen de regels van niet alleen de rijksoverheid en decentrale overheden, maar ook van zelfstandige bestuursorganen, beroepsgroepen voor gereglementeerde beroepen e.d. te worden doorgelicht, zonodig aangepast en gemeld bij de Europese Commissie (die e.e.a. ook nog moet beoordelen). De noodzakelijke procedures voor eventuele aanpassingen moeten in gang worden gezet. Naast de aanpassing van sectorale wetgeving als gevolg van de richtlijn, dient ook een aantal materiële normen uit de richtlijn zelf te worden geïmplementeerd. Te denken valt aan de regeling inzake één loket en de bepalingen in hoofdstuk IV inzake de kwaliteitseisen die aan diensten moeten worden gesteld. Bij de verschillende processen zijn zeer veel instanties betrokken. Een periode van twee jaar kan in dat verband te kort zijn om een en ander af te ronden. Niets belet instanties echter om reeds nu voorbereidingen te treffen in de vorm van het opzetten van een coördinatiestructuur, het doorlichten en inventariseren van relevante regels en dergelijke.(zie noot 14) Het voorstel is immers reeds een jaar geleden ingediend door de Commissie en er heeft reeds een uitgebreid debat over plaatsgehad. Naar verwachting zullen de nieuwe contouren van het voorstel eind 2005 duidelijker worden. De afdeling is van mening dat de implementatietermijn niet onhaalbaar behoeft te zijn, mits, gelet op de omvang van de implementatie-operatie, reeds voorafgaande aan de vaststelling van de richtlijn een aanvang wordt genomen met de voorbereidingen voor de implementatie ervan en de aandacht in eerste instantie wordt gericht op die regelgevingcomplexen waarvan duidelijk is dat deze dienen te worden doorgelicht. C. Conclusies Doel van de dienstenrichtlijn is bestaande belemmeringen voor dienstverleners en het dienstenverkeer weg te nemen. Het voorstel hanteert daarbij een horizontale benadering. Door de brede werkingssfeer van de richtlijn wordt een groot aantal beleidsterreinen, niet alleen bij de rijksoverheid maar ook bij decentrale overheden, geraakt en zullen de nationale regels en uitvoering op deze terreinen doorlichting en aanpassing behoeven. Voorts verbindt het voorstel nieuwe, vergaande gevolgen aan het niet of niet tijdig onderkennen en wegnemen van belemmeringen van het vrije dienstenverkeer (bijvoorbeeld de meldingsverplichting). Daarom verdient het aanbeveling om te streven naar een scherpere afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn. Het oorsprongslandbeginsel, dat het uitgangspunt in het voorstel vormt voor het dienstenverkeer, is als principe niet nieuw. De uitgangspunten van het oorsprongslandbeginsel en van het beginsel van wederzijdse erkenning zijn gelijk, maar het oorsprongslandbeginsel, zoals uitgewerkt in het voorstel, scherpt het beginsel van wederzijdse erkenning aan, doordat voor het handhaven van belemmeringen voor het vrije dienstenverkeer een beroep op de rule of reason-uitzonderingen wordt uitgesloten. De afdeling is geen voorstandster van het categorisch uitsluiten van de rule of reason-jurisprudentie van het HvJ EG. De behartiging van algemene belangen, waar die thans met een beroep op de rule of reason-excepties is toegestaan, kan in gevaar komen indien een dergelijk beroep niet meer mogelijk zal zijn. Wel kan de bestaande rule of reason-jurisprudentie worden gecodificeerd en kunnen de gevolgen daarvan worden geïnventariseerd op een wijze zoals door de SER is voorgesteld, en kunnen in het verlengde daarvan in het kader van artikel 40 van het voorstel aanvullende harmonisatiemaatregelen worden getroffen. Op deze wijze kunnen de onzekerheden die verbonden zijn aan de rule of reason-jurisprudentie zoveel mogelijk worden weggenomen en kan via het systeem van het richtlijnvoorstel het vrije dienstenverkeer worden bevorderd. Daarnaast moet volgens de afdeling echter ruimte blijven voor een aanvullend - maar aldus beperkt - stelsel van beperkingen via de rule of reason-rechtspraak, zodat een open stelsel van beperkingsmogelijkheden blijft gehandhaafd. Daarmee kan het voorgestelde toetsingskader tevens meegroeien met de dynamiek van de ontwikkelingen in de jurisprudentie van het HvJ EG. Nationale wetgeving die niet strekt tot implementatie van Europese regels, moet op grond van het voorstel worden doorgelicht en zo nodig worden aangepast. Dit brengt mee, dat de nationale wetgeving die doorgelicht moet worden, moet worden onderscheiden van implementatiewetgeving. Het maken van dit onderscheid zal in de praktijk niet in alle gevallen even eenvoudig zijn. Ook brengt de brede werkingssfeer mee dat een doorlichting met onzekerheden is omgeven en dat daarbij veel partijen zullen moeten worden betrokken. Omdat de doorlichting een omvangrijk proces zal betekenen, waarbij veel partijen (ook decentrale overheden) betrokken zullen zijn, dat in relatief korte tijd dient te worden afgerond, verdient het aanbeveling om de aandacht in eerste instantie te richten op die regelcomplexen, waarvan duidelijk is dat die onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen. Wat het internationale privaatrecht betreft, dient te worden voorkomen dat toepassing van het oorsprongslandbeginsel zou leiden tot doorkruising van de behartiging van belangen, bijvoorbeeld de bescherming van zwakkere partijen, die met IPR-regels zijn gemoeid. De afdeling adviseert te bevorderen dat een betere afstemming tussen de IPR-regels en de richtlijn wordt bereikt. Ook met het strafrecht is afstemming nodig. De invoering van één loket zal niet zozeer in juridisch opzicht tot grote veranderingen ten opzichte van de huidige situatie leiden, maar organisatorisch zullen wel voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen bewerkstelligen dat de communicatie met de dienstverlener en de afwikkeling van procedures op adequate en efficiënte wijze verloopt via het ene loket. Dit brengt dan ook belangrijke praktische gevolgen mee voor de organisatie van dat deel van het openbaar bestuur dat verantwoordelijk is voor het reageren op vergunningaanvragen. De afdeling acht het niet gewenst om een nieuw bestuursorgaan in het leven te roepen, maar geeft er de voorkeur aan om aan te sluiten bij bestaande structuren. Denkbaar is hier een taak voor bijvoorbeeld gemeenten of Kamers van Koophandel. De afdeling is in het algemeen, en ook met betrekking tot het voorstel, geen voorstandster van de invoering van een stelsel van fictieve vergunningen ingeval het bestuursorgaan niet tijdig op een aanvraag beslist. Er dient naar het oordeel van de afdeling dan ook in het algemeen grote terughoudendheid te worden betracht bij het gebruik van de regel van fictieve vergunningverlening. Een stelsel van fictieve vergunningen kan echter in het bijzonder een nuttige aanvulling betekenen in bestuursrechtelijke stelsels waarin geen rechtsmiddelen openstaan tegen het niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan. De reikwijdte van het begrip "gereglementeerde beroepen" is in het voorstel ruim, namelijk beroepen waarvan het voldoen aan bepaalde beroepskwalificaties voorwaarde is voor uitoefening ervan. Het voorstel zal noodzaken tot het doorlichten en zo nodig op onderdelen aanpassen van de regels die gelden voor gereglementeerde beroepen. Ten aanzien van gereglementeerde beroepen zijn evenwel reeds vele harmonisatiemaatregelen genomen, welke regels door het voorstel onverlet worden gelaten. De doorlichting kan beperkt blijven tot regels die niet strekken tot omzetting van Europese regels. De afdeling is van mening dat de implementatietermijn niet onhaalbaar behoeft te zijn, mits, gelet op de omvang van de implementatie-operatie, reeds voorafgaande aan de vaststelling van de richtlijn een aanvang wordt gemaakt met de voorbereidingen voor de implementatie ervan en de aandacht in eerste instantie wordt gericht op die regelgevingcomplexen, waarvan duidelijk is dat deze dienen te worden doorgelicht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Binnenschepenbesluit (technische eisen voor zeilende passagiersschepen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Binnenschepenbesluit (technische eisen voor zeilende passagiersschepen).Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2000, no.00.001781, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Binnenschepenbesluit (technische eisen voor zeilende passagiersschepen). Met het ontwerpbesluit worden technische voorschriften in het Binnenschepenbesluit opgenomen voor schepen die bestemd zijn of gebezigd worden voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 passagiers en zijn ingericht om hoofdzakelijk door middel van zeilen te worden voortbewogen. Daartoe wordt een nieuwe bijlage aan dat besluit toegevoegd die van toepassing is op zeilschepen met meer dan twaalf passagiersplaatsen. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om op een aantal punten moderniseringen aan te brengen in het bestaande besluit. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit en maakt een opmerking. 1. Volgens de nota van toelichting is het ontwerpbesluit op 24 juni 1998 aangemeld bij de Europese Commissie die tussentijds commentaar heeft gegeven dat op 22 september 1998 is beantwoord. De Raad adviseert in de toelichting alsnog nadere gegevens te verstrekken over de briefwisseling en de daaruit getrokken conclusies voor de inhoud van het ontwerpbesluit. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten (Wet afschaffing van de btw-Iandbouwregeling).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten (Wet afschaffing van de btw-Iandbouwregeling).Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2017, no.2017001328, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten (Wet afschaffing van de btw-Iandbouwregeling), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek (opneming verhuiskostenvergoeding bij renovatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek (opneming verhuiskostenvergoeding bij renovatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 april 2008, no.08.001157, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek (opneming verhuiskostenvergoeding bij renovatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Het Protocol tot wijziging van de Luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten; Brussel, 24 juni 2010 (Trb. 2010, 240), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Het Protocol tot wijziging van de Luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten; Brussel, 24 juni 2010 (Trb. 2010, 240), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2011, no.11.000693, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van de Luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten; Brussel, 24 juni 2010 (Trb. 2010, 240), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regelen ter uitvoering van de EG-verordening betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (POP-besluit WMS), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regelen ter uitvoering van de EG-verordening betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (POP-besluit WMS), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Advocatenwet en andere wetten in verband met het afschaffen van het procuraat in burgerlijke zaken (Wet afschaffing procuraat), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Advocatenwet en andere wetten in verband met het afschaffen van het procuraat in burgerlijke zaken (Wet afschaffing procuraat), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing hogesnelheidsnet en vaststelling van regels voor HSL-heffing 2015 (Besluit HSL-heffing 2015), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing hogesnelheidsnet en vaststelling van regels voor HSL-heffing 2015 (Besluit HSL-heffing 2015), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2014, no.2014002278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing hogesnelheidsnet en vaststelling van regels voor HSL-heffing 2015 (Besluit HSL-heffing 2015), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering (Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering (Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van de wijzigingen van de Code en aanhangsels bij het Maritiem Arbeidsverdrag 2006, die door de Internationale Arbeidsconferentie zijn goedgekeurd op 11 juni 2014, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van de wijzigingen van de Code en aanhangsels bij het Maritiem Arbeidsverdrag 2006, die door de Internationale Arbeidsconferentie zijn goedgekeurd op 11 juni 2014, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2017, no.2017000752, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot Implementatie van de wijzigingen van de Code en aanhangsels bij het Maritiem Arbeidsverdrag 2006, die door de Internationale Arbeidsconferentie zijn goedgekeurd op 11 juni 2014, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel implementeert wijzigingen van het Maritiem Arbeidsverdrag 2006 die strekken tot bescherming van zeevarenden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Dit betreft de verplichting om de kosten van repatriëring van zeevarenden bij insolventie van de werkgever te verzekeren.1.VerzekeringsplichtHet Maritiem Arbeidsverdrag bevat een regeling die moet verzekeren dat een zeevarende die onderweg wordt achtergelaten, wordt gerepatrieerd. (zie noot 1) Aan het verdrag is nu toegevoegd dat de lidstaten moeten zorgen voor een stelsel van financiële zekerheid om te waarborgen dat, bij insolventie van de werkgever, de kosten van repatriëring zijn gedekt. Zon stelsel van financiële zekerheid kan bestaan in de vorm van een sociale-zekerheidsregeling, een verzekering of een nationaal fonds of soortgelijke regeling. (zie noot 2) In het wetsvoorstel is, na raadpleging van sociale partners in de maritieme sector, ervoor gekozen een verzekeringsplicht op te leggen aan de scheepsbeheerder. (zie noot 3) Er is overleg geweest met de Internationale Groep van P&I Clubs, een groep van onderlinge waarborgmaatschappijen die 90% van het wereld-oceaantonnage in de handelsvaart verzekeren. Zij zijn bereid gebleken om dekking te bieden voor de nieuw omschreven risicos. (zie noot 4)Het voorstel roept de vraag op wat er gebeurt als de betaling van de verzekeringspremie tijdens een zeereis is onderbroken door insolventie van de werkgever. De verzekeraar zal immers de kosten van repatriëring niet hoeven te vergoeden als de verzekeringspremie niet is betaald. Deze situatie zal zich met name kunnen voordoen wanneer de werkgever tevens de scheepsbeheerder is: de verzekering is immers bedoeld om te waarborgen dat de kosten van repatriëring worden vergoed bij insolventie van de werkgever. Als de verzekeraar in zon situatie de kosten van repatriëring niet hoeft te vergoeden, is de vraag of met het wetsvoorstel voldaan wordt aan de verdragsverplichting om financiële zekerheid te bieden voor repatriëring van zeevarenden bij insolventie van de werkgever. (zie noot 5)De Afdeling adviseert in de toelichting op deze vragen in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 maart 2012, no.12.000554, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering teneinde ziekenfondsen mogelijkheden te bieden om de doelmatigheid van de farmaceutische zorg te vergroten alsmede een daarmee samenhangende wijziging van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering teneinde ziekenfondsen mogelijkheden te bieden om de doelmatigheid van de farmaceutische zorg te vergroten alsmede een daarmee samenhangende wijziging van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende beperking van de eisen van handelskennis en vakbekwaamheid, bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954, tot die eisen die strikt noodzakelijk zijn vanwege hun beschermend effect op de veiligheid, de gezondheid of het milieu (Vestigingsbesluit bedrijven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende beperking van de eisen van handelskennis en vakbekwaamheid, bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954, tot die eisen die strikt noodzakelijk zijn vanwege hun beschermend effect op de veiligheid, de gezondheid of het milieu (Vestigingsbesluit bedrijven).Bij Kabinetsmissive van 18 september 2000, no.00.005214, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende beperking van de eisen van handelskennis en vakbekwaamheid, bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954, tot die eisen die strikt noodzakelijk zijn vanwege hun beschermend effect op de veiligheid, de gezondheid of het milieu (Vestigingsbesluit bedrijven).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 december 2008, no.08.003601, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de herijking van de wijze van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en de invoering van elektronische detentie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de herijking van de wijze van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en de invoering van elektronische detentie, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe de bestaande detentiefasering af te schaffen en de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel gedurende ten hoogste twaalf maanden door middel van elektronische detentie mogelijk te maken. Het gaat hier niet om volledige tenuitvoerlegging van korte vrijheidsstraffen door middel van thuisdetentie maar om een executiemodaliteit direct voorafgaand aan de datum van invrijheidsstelling. De opgelegde vrijheidsstraf moet meer dan zes maanden bedragen en ten minste de helft van de straf moet zijn ondergaan. In geval van een nog niet onherroepelijke veroordeling dient de betrokkene een tijd in voorlopige hechtenis te hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde vrijheidsstraf. De Afdeling advisering van de Raad van State constateert dat in de toelichting een dragende motivering ontbreekt voor de voorgestelde afschaffing van detentiefasering die een leidend beginsel vormt in het penitentiaire recht en bedoeld is voor het geleidelijk laten toenemen van verantwoordelijkheid en vrijheden ten behoeve van een goede voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij. Zij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs).Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2014, no.2014000938, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de klinisch fysicus (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch fysicus), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de klinisch fysicus (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch fysicus), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 december 2004, no.04.004888, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de klinisch fysicus (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch fysicus), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van artikel 34 van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (de Wet BIG). In dat ontwerpbesluit wordt de bescherming van de titel van klinisch fysicus geregeld en worden voornamelijk eisen gesteld waaraan de opleiding en de examens voor dat beroep moeten voldoen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekening over de motivering van het ontwerpbesluit. 1. De Raad van State constateert dat het ontwerpbesluit blijkens de considerans strekt tot uitvoering van artikel 34 Wet BIG; tevens wordt daarin verwezen naar het advies van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg van 12 september 1996. Beide overwegingen worden in de nota van toelichting nader besproken. Daaraan wordt echter een belangrijk element toegevoegd, namelijk dat het ontwerpbesluit verband houdt met richtlijn 97/43/Euratom van de Raad van 30 juni 1997 betreffende de bescherming van personen tegen gevaren van ioniserende straling in verband met medische blootstelling. Deze richtlijn is geïmplementeerd in het Besluit stralingsbescherming, aldus de toelichting, maar dit besluit omvat niet de omschrijving van het deskundigheidsgebied en de opleiding tot klinisch fysicus; deze is, zo stelt de toelichting, in het ontwerpbesluit neergelegd, dat strekt tot uitvoering van artikel 34 Wet BIG. Vervolgens wordt gesteld dat in het bijzonder Europese regelgeving een wettelijke regeling noodzakelijk maakt. Een nadere toelichting op dit hoofdmotief voor de voorgestelde regeling ontbreekt. Naar de Raad aanneemt wordt hierbij gedoeld op artikel 7 van vorenbedoelde richtlijn 97/43. Indien dit artikel noopt tot aanvullende implementatie van de richtlijn ware zulks in de considerans en in de toelichting tot uitdrukking te brengen. Tevens verdient het dan aanbeveling aan te geven, waarom de richtlijn op dit punt pas nu wordt geïmplementeerd; de implementatietermijn is immers op 13 juni 2000 verlopen. De Raad adviseert ook in te gaan op de vraag waarom in de artikelen 2 en 17 respectievelijk de titelbescherming en het domein van de werkzaamheden is geregeld; regeling vloeit immers niet voort uit de artikelen 6 en 7 van genoemde richtlijn. Door de artikelen 2 en 17 op te nemen zouden bovendien nieuwe ontwikkelingen, zoals start van opleiding tot klinisch technoloog kunnen worden belemmerd. In de toelichting ware voorts in te gaan op de vraag, of de gekozen vorm van implementatie de enig aanvaardbare is. Indien dat niet het geval is, adviseert de Raad de mogelijkheid te overwegen aan te sluiten bij de Richtlijnen voor de erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen (Stcrt.1984, nr. 227) dan wel door middel van erkenning aan te sluiten bij de thans geldende privaatrechtelijke regeling van de beroepsgroep. In ieder geval ware in de toelichting in te gaan op de vraag, waarom anders dan bij overeenkomstige beroepsgroepen waarvoor postdoctorale opleidingsvereisten zijn geregeld, niet is gekozen voor regeling in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) inzake de registratie van stagiairs; Petten, 6 november 2009 (Trb. 2010, 13).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) inzake de registratie van stagiairs; Petten, 6 november 2009 (Trb. 2010, 13).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en enige andere wetten onder meer naar aanleiding van evaluatieonderzoeken, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en enige andere wetten onder meer naar aanleiding van evaluatieonderzoeken, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Berkel en Rodenrijs van 30 september 2004 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Berkel en Rodenrijs van 30 september 2004 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 12 mei 2005, no.MJZ 2005050190, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van van het besluit van de raad van Berkel en Rodenrijs van 30 september 2004 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op bijzondere medische verrichtingen betreffende invoering van een verbod op xenotransplantatie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op bijzondere medische verrichtingen betreffende invoering van een verbod op xenotransplantatie.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van de mogelijkheid om de statuten van Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van de mogelijkheid om de statuten van Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem (Besluit bodemkwaliteit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem (Besluit bodemkwaliteit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2007, no.07.002157, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem (Besluit bodemkwaliteit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingswetten c.a. (Belastingplan 2004).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingswetten c.a. (Belastingplan 2004).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter invoeging van een verhoogd strafmaximum op overtreding van het rookverbod (Verhoging strafmaximum overtreding rookverbod Tabakswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet ter invoeging van een verhoogd strafmaximum op overtreding van het rookverbod (Verhoging strafmaximum overtreding rookverbod Tabakswet), met memorie van toelichting.Het voorstel voorziet in een nieuw strafmaximum van 19.500,- voor overtreding van het rookverbod. Daardoor wordt het bestaande strafmaximum verhoogd van 4.500,- naar 19.500,-. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano).Bij Kabinetsmissive van 7 mei 2013, no.13.000940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels betreffende de financiering van de sociale verzekeringen (Wet financiering sociale verzekeringen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels betreffende de financiering van de sociale verzekeringen (Wet financiering sociale verzekeringen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van de Wet op de waterhuishouding ten behoeve van de introductie van algemene regels in het kader van het waterkwantiteitsbeheer en enkele andere onderwerpen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van enige bepalingen van de Wet op de waterhuishouding ten behoeve van de introductie van algemene regels in het kader van het waterkwantiteitsbeheer en enkele andere onderwerpen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor glastuinbouwbedrijven en voor bepaalde akkerbouwbedrijven (Besluit glastuinbouw).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor glastuinbouwbedrijven en voor bepaalde akkerbouwbedrijven (Besluit glastuinbouw).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en diverse andere algemene maatregelen van bestuur in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en diverse andere algemene maatregelen van bestuur in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2014, no.2014000875, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en diverse andere algemene maatregelen van bestuur in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2011, no.11.002427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend (Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend (Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen).Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2018, no.2018000369, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend (Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het versterken van de medezeggenschap op hoofdlijnen van het financieel beleid in het funderend onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het versterken van de medezeggenschap op hoofdlijnen van het financieel beleid in het funderend onderwijs.Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2016, no.2016001721, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het versterken van de medezeggenschap op hoofdlijnen van het financieel beleid in het funderend onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere regels over uitkeringen uit de algemene fondsen en over specifieke uitkeringen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere regels over uitkeringen uit de algemene fondsen en over specifieke uitkeringen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2007, no.07.002449, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere regels over uitkeringen uit de algemene fondsen en over specifieke uitkeringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Cookeilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Rarotonga, 23 oktober 2009 (Trb. 2009, 235), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Cookeilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Rarotonga, 23 oktober 2009 (Trb. 2009, 235), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 april 2010, no.10.001190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Cookeilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Rarotonga, 23 oktober 2009 (Trb. 2009, 235), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet zoals het luidt na de daarin tot en met 20 juni 2006 aangebrachte wijzigingen inzake de wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald bij gemeentelijke verordening betreffende overlast in de openbare ruimte (Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte) (Kamerstukken 30 101, nr. 20).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet zoals het luidt na de daarin tot en met 20 juni 2006 aangebrachte wijzigingen inzake de wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald bij gemeentelijke verordening betreffende overlast in de openbare ruimte (Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte) (Kamerstukken 30 101, nr. 20).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met enkele technische wijzigingen, een mogelijkheid om voor het nettopensioen af te wijken van de verplichte deelneming in de Stichting Pensioenfonds ABP en een keuzeoptie voor sociale partners ten aanzien van de indexatiewijze voor ingegane pensioenen en bestaande uitzichten op pensioen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met enkele technische wijzigingen, een mogelijkheid om voor het nettopensioen af te wijken van de verplichte deelneming in de Stichting Pensioenfonds ABP en een keuzeoptie voor sociale partners ten aanzien van de indexatiewijze voor ingegane pensioenen en bestaande uitzichten op pensioen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2015, no.2015001590, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met enkele technische wijzigingen, een mogelijkheid om voor het nettopensioen af te wijken van de verplichte deelneming in de Stichting Pensioenfonds ABP en een keuzeoptie voor sociale partners ten aanzien van de indexatiewijze voor ingegane pensioenen en bestaande uitzichten op pensioen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van liquide publieke financiële middelen door organisaties buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke financiële middelen door organisaties buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 201X), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van liquide publieke financiële middelen door organisaties buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke financiële middelen door organisaties buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 201X), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2015, no.2015000432, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van liquide publieke financiële middelen door organisaties buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke financiële middelen door organisaties buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 201X), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regeling van uitkeringen aan provincies op grond van de Wet op de jeugdzorg (Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regeling van uitkeringen aan provincies op grond van de Wet op de jeugdzorg (Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 september 2011, no.11.002263, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging op het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen omtrent de wijze van bekendmaking van de beëindiging van de aanwijzing van een gedeelte van de krijgsmacht in verband met militair noodtestament (Besluit beëindiging mogelijkheid militair noodtestament defensie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen omtrent de wijze van bekendmaking van de beëindiging van de aanwijzing van een gedeelte van de krijgsmacht in verband met militair noodtestament (Besluit beëindiging mogelijkheid militair noodtestament defensie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht in de Leerplichtwet 1969 en het aanbrengen van een aantal vereenvoudigingen in de Algemene Kinderbijslagwet alsmede enkele andere aanpassingen van die wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht in de Leerplichtwet 1969 en het aanbrengen van een aantal vereenvoudigingen in de Algemene Kinderbijslagwet alsmede enkele andere aanpassingen van die wet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 november 2008, no.08.003152, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht in de Leerplichtwet 1969 en het aanbrengen van een aantal vereenvoudigingen in de Algemene Kinderbijslagwet alsmede enkele andere aanpassingen van die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot diergeneeskundigen (Besluit diergeneeskundigen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot diergeneeskundigen (Besluit diergeneeskundigen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2012, no.12.002229, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot diergeneeskundigen (Besluit diergeneeskundigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit in verband met de opname van het geneesmiddel heroïne cq diamorfine in de bijlage bij dat besluit, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit in verband met de opname van het geneesmiddel heroïne cq diamorfine in de bijlage bij dat besluit, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2009, no.09.000242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit in verband met de opname van het geneesmiddel heroïne cq diamorfine in de bijlage bij dat besluit, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst) en het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden; Brussel, 28 november 2002 (Trb. 2003, 33), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst) en het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden; Brussel, 28 november 2002 (Trb. 2003, 33), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve), met memorie van toelichting.Met het voorstel wordt de compartimentering van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting wettelijk geregeld. Bij de Wet werken aan winst(zie noot 1) is destijds uitgegaan van deze compartimentering bij bepaalde sfeerovergang. Daarbij werd er van uitgegaan dat het scheppen van duidelijkheid in de memorie van toelichting over de wijze van toepassen van de uit de jurisprudentie voortvloeiende compartimentering voldoende zou zijn. De Hoge Raad heeft evenwel in zijn arrest van 14 juni 2013 geoordeeld dat hiervoor een wettelijke regeling noodzakelijk is.(zie noot 2) Het voorliggende voorstel voorziet in die wettelijke regeling. Beoogd wordt deze regeling in te voeren met terugwerkende kracht tot de datum van het genoemde arrest, op welke dag ook is aangekondigd dat zou worden voorzien in de thans voorliggende regeling. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken uit celmateriaal.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken uit celmateriaal.Bij Kabinetsmissive van 30 juli 2001, no.01.003691, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken uit celmateriaal. Het wetsvoorstel strekt ertoe een wettelijke basis te leggen voor DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken. Het voorziet daarmee in een uitbreiding van de bestaande strafrechtelijke onderzoeksmogelijkheden. De huidige wettelijke regeling voor DNA-onderzoek in strafzaken(zie noot 1) staat slechts vergelijking van DNA-profielen toe: een DNA-profiel vervaardigd op basis van celmateriaal (doorgaans) gevonden op de plaats van het delict (sporenmateriaal) wordt vergeleken met een DNA-profiel vervaardigd op basis van celmateriaal verkregen van een persoon wiens identiteit bekend is. In het huidige artikel 138a van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) is vastgelegd dat DNA-onderzoek uitsluitend gericht is op het vervaardigen en vergelijken van DNA-profielen die een zodanige vorm hebben dat daaruit geen informatie omtrent erfelijke eigenschappen of andere persoonskenmerken kan worden afgeleid. In technisch opzicht is het op dit moment mogelijk om enkele uiterlijke persoonskenmerken af te leiden uit celmateriaal. De verwachting is dat het aantal persoonskenmerken dat door DNA-onderzoek kan worden vastgesteld, in de toekomst zal toenemen. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt enerzijds DNA-onderzoek naar twee uiterlijke persoonskenmerken die op dit moment al uit celmateriaal kunnen worden afgeleid mogelijk te maken, en anderzijds de mogelijkheid te creëren het aantal uiterlijk waarneembare persoonskenmerken waarnaar gezocht mag worden in het kader van een strafvorderlijk onderzoek uit te breiden, indien en voorzover toekomstige technische ontwikkelingen het mogelijk maken die persoonskenmerken af te leiden uit celmateriaal. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Het begrip "uiterlijk waarneembare persoonskenmerken" wordt in het wetsvoorstel niet gedefinieerd. Uit de memorie van toelichting blijkt dat het begrip niet eenvoudig te omschrijven is, te minder daar onderkend wordt dat erfelijke aandoeningen of ziekten die bij een persoon zichtbaar zijn, (in beginsel) geen voorwerp mogen zijn van een DNA-onderzoek.(zie noot 2) Voorgesteld wordt de uiterlijk waarneembare persoonskenmerken waarop het onderzoek gericht mag zijn, aan te wijzen bij algemene maatregel van bestuur. Als voorbeeld van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken die niet zullen worden aangewezen, wordt genoemd de uiterlijke persoonskenmerken aanwezig bij personen met het Syndroom van Down. Uit het advies van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat ook bepaalde (uiterlijke) gedragingen zijn af te leiden uit erfelijk materiaal.(zie noot 3) De regering lijkt, met het NFI, van mening te zijn dat hiernaar geen onderzoek mag worden gedaan, ook niet indien dit technisch mogelijk is of zou worden. Daarnaast blijkt uit het advies van het NFI dat over het uiterlijk waarneembare persoonskenmerk "ras" of "etnische afkomst" geen of nauwelijks duidelijke uitspraken kunnen worden gedaan. Noch in dit advies noch in de memorie van toelichting wordt ingegaan op de vraag welk uiterlijk persoonskenmerk het hier betreft: vorm van de ogen, haar, huidskleur dan wel postuur. Gezien het voorgaande en het rechtsgevolg van de aanwijzing, adviseert de Raad de uiterlijk waarneembare persoonskenmerken niet bij algemene maatregel van bestuur, maar bij wet aan te wijzen, en het tweede lid van de voorgestelde artikelen 151d en 195f op dit punt aan te passen. 2. De memorie van toelichting gaat niet in op de vraag of het (technisch) mogelijk is dat uit het voorgestelde onderzoek naar (aangewezen) uiterlijk waarneembare persoonskenmerken, eveneens andere, niet aangewezen, genetische gegevens "tevoorschijn" komen. Indien dat mogelijk is, zou uitdrukkelijk bepaald moeten worden dat deze gegevens niet worden vermeld in het verslag van de deskundige, en dat deze evenmin op andere wijze aan de opsporende of vervolgende instantie kenbaar mogen worden gemaakt.(zie noot 4) De Raad adviseert hieraan in de memorie van toelichting aandacht te besteden, en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de overheveling van toelatingstaken van de regionale politiekorpsen naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de gemeenten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de overheveling van toelatingstaken van de regionale politiekorpsen naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de gemeenten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie investeringsbudget), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie investeringsbudget), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2012, no.12.001368, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie investeringsbudget), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag betreffende het kabinetsstandpunt inzake de wenselijkheid van bijzondere bepalingen voor tijdige implementatie van Europese richtlijnen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag betreffende het kabinetsstandpunt inzake de wenselijkheid van bijzondere bepalingen voor tijdige implementatie van Europese richtlijnen.Het ontwerpkabinetsstandpunt vormt de neerslag van een heroverweging van het standpunt Versnelde implementatie van EG- en andere internationale besluiten, naar aanleiding van kritiek van de Eerste Kamer. Dat eerdere standpunt kwam erop neer dat op sommige beleidsterreinen tijdige implementatie volgens de gewone wetgevingsprocedure voorspelbaar een illusie is. Op die terreinen zou daarom moeten kunnen worden besloten tot het introduceren van een bevoegdheid tot tijdelijke buitenwerkingstelling van wettelijke bepalingen of bepalingen in een algemene maatregel van bestuur bij lagere regeling, onder gelijktijdige vaststelling van de nodige implementatieregels bij die regeling. Zon voorziening zou evenwel slechts mogelijk moeten zijn als is voldaan aan zeven randvoorwaarden.(zie noot 1) Op dit standpunt heeft vooral de Eerste Kamer zware kritiek geuit. De kern van de kritiek betreft de grondwettelijke houdbaarheid van de mogelijkheid om bij ministeriële regeling door de Staten-Generaal aangenomen wetten opzij te zetten.(zie noot 2) Naar aanleiding hiervan is een ontwerp voor een nieuw kabinetsstandpunt geformuleerd. Dit is gebaseerd op drie uitgangspunten: 1o. Adequate reguliere delegatie in plaats van bijzondere bepalingen. 2o. Doelmatig niveau van implementatie en vroegere betrokkenheid van de kamers. 3o. Maatwerkoplossingen voor noodsituaties. Ook de Raad van State gaat ervan uit dat bij implementatie van richtlijnen in beginsel moet worden aangesloten bij de normale regels voor de verdeling over de regelgevingsniveaus van respectievelijk wet, algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling. Hij maakt echter een aantal opmerkingen bij de uitwerking daarvan en de uitzonderingen daarop in het ontwerp-kabinetsstandpunt. Verder oordeelt de Raad dat het vraagstuk van de te late implementatie onvoldoende wordt geanalyseerd en dat ten onrechte is nagelaten het probleem te benaderen vanuit een meer omvattende visie op de totale communautaire wetgevingsketen, die begint bij de voorbereiding van een richtlijn en die eindigt bij het vaststellen van een implementatieregeling in Nederland. De Raad concludeert dat aanpassing van het ontwerp nodig is. 1. Ontbreken van een analyse Het is de Raad van State opgevallen dat het ontwerp-kabinetsstandpunt geen analyse van de problematiek van tijdige implementatie, noch een motivering voor gekozen oplossingen bevat. Naar het oordeel van de Raad dient aan het vast te stellen beleid een gedegen analyse van de implementatieproblematiek en van de thans nog bestaande knelpunten bij de implementatie ten grondslag te liggen.(zie noot 3) Daarbij dienen de totstandkoming van Europese regels en de implementatie daarvan in de Nederlandse rechtsorde als onderdelen van één wetgevingsproces te worden beschouwd. De implementatie van Europese regels moet in samenhang met de totstandkoming van die regels en de Nederlandse betrokkenheid daarbij worden bezien. Alleen zo kan worden bereikt dat maatregelen die worden genomen om implementatieachterstanden te voorkomen of weg te werken, niet slechts het karakter van symptoombestrijding hebben. Naar het oordeel van de Raad mag in een analyse van de implementatieproblematiek ook een prognose aangaande toekomstige Europese wetgeving niet ontbreken. Ingegaan zou moeten worden op de vraagnaar omvang en complexiteit van toekomstige wetgeving. Zal die omvang en complexiteit afnemen nu, met name op het gebied van de interne markt, de integratie reeds ver is voortgeschreden, of (vooral op andere terreinen) juist toenemen. In dat verband zou tevens dienen te worden aangegeven, of en op welke wijze van Nederlandse zijde wordt aangedrongen op de gewenste deregulering, terughoudendheid bij het entameren van nieuwe regelgeving en vereenvoudiging van regelgeving. Voorts komt het de Raad wenselijk voor dat in het regeringsstandpunt uiteen wordt gezet, hoe dat standpunt bijdraagt aan de ontwikkeling van een Nederlands implementatiestelsel(zie noot 4) en de betekenis daarvan voor een samenhangende Nederlandse inbreng in het Europese wetgevingsproces. De samenhang binnen het geheel van de wetgevingsketen kan niet langer worden genegeerd. Het regeringsstandpunt kan niet losstaan van de aangekondigde reactie op het onderzoek van Besselink c.s., dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft laten uitvoeren naar aanleiding van de motie Jurgens.(zie noot 5) 2. De communautaire wetgevingsketen Op een groot aantal terreinen heeft het centrum van de besluitvorming, ook inzake wetgeving, zich verplaatst van Nederland naar Europa. Dat aantal neemt vooralsnog alleen maar toe. Nederland heeft een deel van de beslissingsmacht ten aanzien van het eigen territoir en zijn bewoners overgedragen, maar heeft daar medebeslissingsrecht over het grotere Europese geheel voor in de plaats gekregen. Dit laat de posities van de Nederlandse staatsinstellingen met betrekking tot aan Europa gerelateerde wetgeving niet onaangetast. Het onderwerp dat in het ontwerp-kabinetsstandpunt aan de orde is, betreft dan ook een constitutioneel vraagstuk en niet slechts een van wetgevingstechniek. Doordat deze verandering zich geleidelijk in de loop van vele jaren heeft voltrokken, en wellicht ook doordat het debat over Europa in Nederland toch al niet sterk was ontwikkeld, is slechts in beperkte mate nagedacht over de blijvende gevolgen die Europa heeft of zou moeten hebben voor de positie, het functioneren en de onderlinge verhouding van de Nederlandse staatsinstellingen.(zie noot 6) Op Europees niveau krijgt de rol van de nationale parlementen thans meer aandacht. Gewezen kan worden op de betrokkenheid van vertegenwoordigers van de nationale parlementen in de Conventie en de voorstellen inzake de positie van de nationale parlementen in het ontwerp voor een Europese Grondwet. De toegenomen Europeanisering van de beleids- en besluitvorming brengt mee dat de betekenis van de wetgevingsprocedure in dit verband verandert. De rol van de regering verschuift van nationale medewetgever in de richting van die van Europees onderhandelaar, terwijl de rol van de Staten-Generaal verschuift van medewetgever in de richting van die van mandaatgever en controleur. Deze verschuiving heeft ook gevolgen voor de rol van andere actoren in het wetgevingsproces, zoals adviesorganen. Incidenteel zijn maatregelen getroffen om het functioneren van Nederlandse staatsinstellingen beter af te stemmen op Europa. Zo worden alle JBZ-raden (derde pijler) voorbereid in samenspraak met de Staten-Generaal. Gewezen kan voorts worden op de BNC-procedure(zie noot 7) en op het voornemen van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken om in voorkomend geval voorlichting te vragen aan de Raad van State over Europese ontwerpregels.(zie noot 8) Het verschijnsel dat allerlei zaken niet meer louter worden beheerst door (autonoom) nationaal recht maar door een combinatie van communautair recht en nationale uitvoeringsregels , heeft echter zon vlucht genomen dat deze vorm van regelgeving moet worden gezien als een structureel fenomeen. Dit fenomeen, dat kan worden aangeduid als communautaire wetgevingsketen, zal als zodanig in zijn geheel moeten worden doordacht op de vraag welke rol welke Nederlandse actoren dienen te spelen in de verschillende fasen van deze keten, die begint met de voorbereiding van Europese regels en die eindigt met de vaststelling van nationale implementatieregels. Een analyse van deze totale wetgevingsketen zal moeten uitmonden in een visie op de wenselijk geachte inrichting van deze keten en de verschillende onderdelen daarvan. Tegen die achtergrond kan vervolgens een weloverwogen standpunt worden bepaald over het laatste onderdeel van de keten, de wijze van implementatie. De Raad wijst thans reeds op enkele punten die van belang kunnen zijn bij het ontwikkelen van deze visie. Ze hebben alle te maken met het tijdig ondernemen van de nodige actie. Het tijdig betrekken van de verschillende actoren, op het juiste niveau en met de vereiste deskundigheid, bij de Nederlandse standpuntbepaling in de Europese besluitvorming is van belang voor de Nederlandse inbreng eerst en voor de implementatie naderhand. Tijdige betrokkenheid van de verschillende actoren in de wetgevingsketen kan een mes zijn dat aan twee kanten snijdt: betrokkenheid ten tijde van de totstandkoming van Europese regels en tijdig debat binnen het juiste forum, ook over de te varen koers bij de implementatie kunnen ertoe leiden dat de implementatie tot minder discussies aanleiding geeft en sneller kan worden afgerond. Tegelijkertijd kan vervroeging van het debat ertoe leiden dat eerder wordt nagedacht over de implementatie van de Europese regeling, hetgeen kan bijdragen aan het eerder in gang zetten van het implementatieproces zelf. a) Tijdige inbreng bij de voorbereiding Om de Nederlandse inbreng zoveel mogelijk het resultaat te laten zijn van adequate (nationale) besluitvorming, is tijdigheid van groot belang; daarop kan niet genoeg de nadruk worden gelegd. De Europese besluitvorming wacht niet op Nederland. Dit betekent allereerst dat het besluitvormingsproces op nationaal niveau direct na de indiening van het voorstel door de Commissie in gang moet worden gezet. De Visitatiecommissie wetgeving wees al eerder op het grote belang van het tijdig, dat wil zeggen van meet af aan, betrekken van wetgevingsjuristen bij de voorbereiding van een richtlijn, dit zowel met het oog op de kwaliteit van de richtlijn zelf te denken valt aan zaken als eenvoud, consistentie en terughoudendheid als op het bewaken van de relatie tussen bestaande Nederlandse wettelijke voorschriften en bij wege van implementatie van de richtlijn straks te ontwerpen regels.(zie noot 9) De Raad wijst er voorts op, dat de Staten-Generaal niet hoeven te wachten met de eigen standpuntbepaling en eventuele consultaties van derden tot de regering een (voorlopig) standpunt kenbaar heeft gemaakt. Dat geldt ook voor het door de regering in gang zetten van andere eventueel noodzakelijk geachte consultaties en adviezen. b) Parlementaire procedure De huidige regels staan niet in de weg aan het vroegtijdig informeren van de Kamers en aan debatten met de regering over de Nederlandse inbreng bij de voorbereiding van een richtlijn. De Raad acht een meer structurele opzet van de samenwerking tussen regering en Staten-Generaal bij de voorbereiding van Europese wetgeving evenwel gewenst. Hij adviseert in het kabinetsstandpunt op plannen en mogelijkheden dienaangaande nader in te gaan. Beschouwingen daarover dienen naar het oordeel van de Raad mede te worden geplaatst in de sleutel van de inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet en van daarop betrekking hebbende moties, waaronder de motie Berg c.s. van 1967 inzake voorafgaande raadpleging van de Staten-Generaal.(zie noot 10) In deze uiteenzetting zou tevens aandacht kunnen worden besteed aan de praktijk ter zake in andere landen van de Europese Unie.(zie noot 11) De Raad acht nadere regeling van bedoelde samenwerking in de Grondwet niet noodzakelijk. Dit neemt niet weg dat van een visie op de communautaire wetgevingsketen de betrokkenheid van de Kamers een essentieel onderdeel vormt. Ruimere delegatiemogelijkheden voor implementatieregelgeving mogen dan wellicht de doelmatigheid in de besluitvorming dienen maar staan dwars op de noodzaak de Kamers meer te betrekken bij de Europese regelgeving en bij de consequenties daarvan voor de nationale wetgeving. De Raad wijst op een aantal punten van inhoudelijke en procedurele aard die zijns inziens in elk geval om nadere overweging vragen: de selectie van onderwerpen waarbij vanaf het allereerste begin betrokkenheid van de Kamers van belang wordt geacht; de eventuele consequenties van het verschil in positie tussen Eerste en Tweede Kamer; de verhouding tussen de Gemengde Commissie Toepassing Subsidiariteit van de beide Kamers, de Vaste Commissie voor Europese Zaken respectievelijk de Commissie Europese Samenwerkingsorganisaties en de vaste commissies voor de verschillende vakdepartementen; de mogelijkheid voor hernieuwd overleg indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven; de vraag naar de binding van de regering aan de uitkomsten van het overleg en de procedurele consequenties voor de Kamers zelf, mede in het licht van de dynamiek van de Europese besluitvorming en gelet op de Europeesrechtelijke randvoorwaarden bij de implementatie naderhand; voor de richtlijnen die door Raad en Europees Parlement gezamenlijk worden vastgesteld, de verhouding tussen de bevoegdheden van het nationale en die van het Europese Parlement en eventuele samenwerking tussen beide; de wijze waarop het een en ander zijn beslag zou kunnen krijgen in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en het Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. c) Adviseurs Bij het doordenken van de communautaire wetgevingsketen zal ook moeten worden bezien in welke gevallen en op welke momenten de inbreng van adviescolleges het meest passend en effectief kan zijn. Het betreft niet noodzakelijkerwijze alleen de Raad van State en zijn afdelingen, maar evenzeer de andere colleges van advies. Ook zal daarbij aandacht moeten worden besteed aan de vraag of dit moet leiden tot aanpassing van de thans geldende wettelijke regelingen van adviescolleges. 3. Implementatievragen De implementatieprocedure vormt een onlosmakelijk onderdeel van de totale communautaire wetgevingsketen, zoals hiervoor is uiteengezet. Er is een directe relatie tussen de organisatie van de Nederlandse inbreng bij de opstelling van een richtlijn en de kwaliteit (waarvan snelheid een element is) van de latere implementatie. Waar het voorgelegde ontwerp-kabinetsstandpunt in het bijzonder betrekking heeft op methoden en snelheid van implementatie, zal de Raad daarop hier verder ingaan. a) Termijnen voor implementatie Richtlijnen komen niet als een verrassing vanuit het verre Europa op Nederland af. De Nederlandse regering is zelf betrokken bij de totstandkoming van de om te zetten regels, hetzij door de vertegenwoordiging in de Raad van Ministers, hetzij door de Nederlandse vertegenwoordiging in de comitologieprocedure. Bij de totstandkoming van een richtlijn kan (en moet) dan ook al worden nagedacht over de gevolgen voor Nederland en derhalve over de implementatie inclusief de daarvoor noodzakelijke termijn. Zo nodig moet op dat moment een langere implementatietermijn worden bepleit. Dan ook kan reeds met de voorbereiding van de implementatie worden begonnen. Wel stelt dat hoge eisen aan de deskundigheid en interactie van de Nederlandse vertegenwoordiging bij de onderhandelingen en met het thuisfront. b) Tijdig beginnen Korte implementatietermijnen vormen echter slechts ten dele de oorzaak van de knelpunten ten aanzien van tijdige implementatie. De praktijk laat zien dat het implementatieproces dikwijls te laat in gang wordt gezet. Zo worden herhaaldelijk implementatievoorstellen pas na verloop van een lange periode na het vaststellen van de Europese regeling aan de Raad voor advies aangeboden. Het komt zelfs regelmatig voor dat implementatievoorstellen pas na verloop van de implementatietermijn voor advies aan de Raad worden aangeboden. Dit wijst erop dat het implementatieproces ten departemente te langzaam op gang is gekomen of te traag is verlopen. Ook kan niet worden gezegd dat vertragingen bij de implementatie in hoofdzaak te wijten zijn aan de lange formele wetgevingsprocedure: een groot deel van de gevallen van te late implementatie betreft algemene maatregelen van bestuur. Op de ministeries zullen, zoals de Raad in zijn advies over het kabinetsstandpunt uit 1999 reeds adviseerde(zie noot 12), dan ook de nodige maatregelen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat het voorbereidingsproces tijdig in gang wordt gezet. In het kader van de rapportage door de Visitatiecommissie wetgeving en de acties naar aanleiding daarvan zijn op dit punt enkele concrete suggesties gedaan, die in dit verband als eerste aanzet kunnen worden beschouwd.(zie noot 13) c) Verhouding wet algemene maatregel van bestuur ministeriële regeling Naar het oordeel van de Raad moet bij de implementatie van Europese richtlijnen in beginsel worden vastgehouden aan de normale regels die gelden voor het antwoord op de vraag of regeling bij wet, bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling dient te geschieden. Zoals de Raad reeds eerder opmerkte, is ook de controle op de regelgeving door de volksvertegenwoordiging immers in het geding.(zie noot 14) In de aanwijzingen 20 tot en met 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) zijn de regels kort samengevat. Het ontwerp-kabinetsstandpunt lijkt op het eerste gezicht dezelfde visie aan te hangen, getuige het eerste uitgangspunt. Onder het tweede uitgangspunt wordt daaraan echter afgedaan, door ruimere mogelijkheden tot delegatie aan ministers (ministeriële regeling) en aan de regering (algemene maatregel van bestuur) te formuleren dan die waarvan normaliter wordt uitgegaan; dit overigens in afwijking van aanwijzing 339 Ar, die wel aansluit bij het normale systeem. In de eerste plaats dient het primaat van de wetgever te worden gerespecteerd ook daar waar de Grondwet niet uitdrukkelijk dwingt tot vaststelling van bepalingen bij wet, bijvoorbeeld in verband met het beperken van grondrechten, het vaststellen van punitieve sancties of het scheppen van medebewindsverhoudingen. In de tweede plaats is het voor de eenheid en consistentie van de Nederlandse wetgeving van groot belang dat de implementatieregeling een samenhangend geheel vormt met de overige Nederlandse wetgeving op hetzelfde terrein. Dit maakt het onwenselijk om voor de implementatie van Europese regelingen op een ander niveau regels vast te stellen dan het wettelijke stelsel waarvan die regels deel gaan uitmaken. Versnelling van de implementatie biedt, de hierna te bespreken noodsituaties daargelaten, geen zelfstandige rechtvaardiging voor afwijkende delegatiemethoden. De Raad wijst er in dat verband op dat de praktijk heeft aangetoond dat wetten zo nodig zeer snel tot stand kunnen worden gebracht. In dit verband herinnert hij ook aan de belangrijke aanwijzing 337 Ar, die wil dat in een wetsvoorstel dat strekt tot implementatie van een richtlijn, niet tevens andere onderwerpen worden opgenomen. Voor deze andere onderwerpen dient, ook indien regeling daarvan noodzakelijk of wenselijk is, een afzonderlijk wetsvoorstel te worden ingediend met zijn eigen tempo van behandeling. Is wettelijke regeling van een bepaald onderwerp wel wenselijk maar niet strikt noodzakelijk, dan kan de implementatie spoedshalve bij lagere regeling geschieden, doch het is dan wel gewenst dat vervolgens zo spoedig mogelijk alsnog een wetsvoorstel wordt ingediend. Brengt een heel korte implementatie- of uitvoeringstermijn mee dat een voorstel reeds (in ontwerp) aan de Raad moet worden voorgelegd voordat de betrokken richtlijn of verordening definitief is vastgesteld, dan zal de Raad zich daartegen niet verzetten.(zie noot 15) In de derde plaats dient te worden bedacht dat de beperking van het middel van de ministeriële regeling tot het vaststellen van voorschriften van technische en administratieve aard (afgezien van zeer spoedeisende regelingen, die dan echter van tijdelijke aard plegen te zijn) niet alleen is ingegeven door de status van de ministeriële regeling maar ook door het ervaringsgegeven dat er een significant verschil in kwaliteit pleegt te zijn tussen wetten en algemene maatregelen van bestuur enerzijds en ministeriële regelingen anderzijds.(zie noot 16) Op grond van het vorenstaande beveelt de Raad aan bij het tweede uitgangspunt te volstaan met een beschrijving van de gebruikelijke bevoegdheidsregels. De Raad vraagt daarbij nog wel aandacht voor het feit dat de thans geldende implementatiepraktijk ertoe kan leiden dat de implementatie plaatsvindt op een ander wetgevingsniveau dan het niveau van Europese regelgeving. Is er bij de Europese regelgeving gekozen voor het niveau van gedelegeerde wetgeving, dan zou dat ervoor kunnen pleiten om, indien het Nederlandse rechtsstelsel dat toelaat, ook voor de implementatie daarvan voor het gedelegeerde niveau te kiezen. d) Maatregelen voor noodsituaties Het ontwerp-kabinetsstandpunt brengt als laatste punt naar voren dat het ook bij een voortvarende implementatiepraktijk kan voorkomen dat in een bijzonder geval bijzondere maatregelen nodig blijken. Dat kan inderdaad niet worden uitgesloten. Of een dergelijk geval zich inderdaad voordoet en de voorgestelde implementatiemaatregelen noodzakelijk en adequaat zijn, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. In dit verband merkt de Raad op dat de voorgestelde wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet, waarover de Raad recent advies heeft uitgebracht(zie noot 17), veeleer een voorbeeld is van zon noodsituatie dan van een adequate reguliere delegatie, als hoedanig het voor¬stel thans wordt opgevoerd. Daarom adviseert de Raad dit voorstel niet te noemen als voorbeeld bij het eerste uitgangspunt, maar bij het derde. 4. Conclusies De Raad concludeert dat het ontwerp-kabinetsstandpunt inzake tijdige implementatie van Europese richtlijnen een analyse van de bestaande problemen en de ontwikkeling van een visie op de gehele communautaire wetgevingsketen behoeft, en voor het overige op onderdelen zou moeten worden aangepast. Tegen openbaarmaking van dit advies bestaat bij de Raad van State geen bezwaar. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr.2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr.2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de derde periodieke beschouwing naar de interbestuurlijke verhoudingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de derde periodieke beschouwing naar de interbestuurlijke verhoudingen.Inhoudsopgave
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regeling van het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer met vrachtauto's (Wet wegvervoer goederen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regeling van het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer met vrachtauto's (Wet wegvervoer goederen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 april 2006, no.06.001510, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regeling van het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer met vrachtauto's (Wet wegvervoer goederen), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel heeft betrekking op het goederenvervoer over de weg met vrachtauto's. Het voorstel regelt daarbij de volgende onderwerpen: - de toegang tot de markt van het binnenlandse en het grensoverschrijdende beroepsvervoer en voor het eigen vervoer; - de toegang tot het beroep van beroepsvervoerder voor in Nederland gevestigde vervoerders; - de taken, inrichting en financiering van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (hierna: NIWO); - het toezicht op de NIWO door de Minister van Verkeer en Waterstaat; - het toezicht op de naleving van de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van het bij of krachtens de wet bepaalde; - de intrekking van de Wet goederenvervoer over de weg (hierna: WGW). De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de fictieve verlening van beschikkingen, de extraterritoriale rechtsmacht voor overtredingen van de wet, de in het wetsvoorstel opgenomen delegatiegrondslag en de termijn voor beslissing op aanvragen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Fictieve verlening van beschikkingen Artikel 3.1, vierde lid, bepaalt dat indien de NIWO niet tijdig beslist op een aanvraag, deze van rechtswege is toegewezen. In de artikelsgewijze toelichting bij het voorstel wordt gesteld dat deze fictieve verlening zich verdraagt met het kabinetsstandpunt op het rapport "Taskforce Vereenvoudiging vergunningen",(zie noot 1) omdat het hier gaat om volstrekt gebonden beschikkingen zonder beleidsvrijheid voor de NIWO. Er ontstaan door de fictieve verlening geen ernstige maatschappelijke gevolgen, geen ernstige aantasting van de belangen van derden, en geen onduidelijkheid over de rechten en plichten van de vervoerders. Al eerder heeft de Raad gewezen op de bezwaren die in veel gevallen zijn verbonden aan het van rechtswege verlenen van beschikkingen.(zie noot 2) Een van rechtswege verleende beschikking voldoet niet aan de procedurele en inhoudelijke eisen die gelden voor besluiten. Een dergelijke beschikking is niet door een bestuursorgaan voorbereid, wat betekent dat de beschikking niet berust op een deugdelijke afweging van belangen. Een dergelijke beschikking heeft ook geen schriftelijke vorm, ze is niet bekendgemaakt en ze is niet gemotiveerd. Dit alles heeft tot gevolg dat de fictieve verlening van beschikkingen rechtsonzekerheid brengt. De Raad is van oordeel dat vorengenoemde bezwaren niet volledig ondervangen worden door het feit dat de afgifte van beschikkingen door de NIWO regelgebonden uitvoering betreft zonder beleidsvrijheid. De negatieve gevolgen van een gebrek aan voortvarendheid van de NIWO komen niet bij de NIWO terecht, maar bij derden. Onder die omstandigheden is verlening van beschikkingen van rechtswege niet aangewezen. Dit klemt des temeer gezien het feit dat op dit moment diverse maatregelen worden voorbereid gericht op het terugdringen van termijnoverschrijdingen door bestuursorganen bij het nemen van besluiten. Denk bijvoorbeeld aan het wetsvoorstel beroep bij niet tijdig beslissen en het initiatiefvoorstel dwangsom bij niet tijdig beslissen.(zie noot 3) De Raad adviseert daarom de figuur van fictieve verlening van beschikkingen uit artikel 3.1 te schrappen. 2. Extraterritoriale rechtsmacht Artikel 5.3 van het wetsvoorstel verklaart de Nederlandse strafwet van toepassing op de in Nederland gevestigde vervoerder die zich in het buitenland schuldig maakt aan een overtreding van de wet. Deze bepaling komt overeen met het huidige artikel 53 WGW. De Raad merkt op dat artikel 5.3, in afwijking van de algemene regel van dubbele strafbaarheid, extraterritoriale werking toekent aan de Nederlandse strafwet voor overtredingen van de wet die niet tevens strafbaar hoeven te zijn gesteld op grond van buitenlandse wetgeving. De toelichting bij artikel 5.3 geeft niet aan welke bijzondere overwegingen hieraan ten grondslag liggen. Wel wordt verwezen naar een nota van wijziging van de WGW uit 1991waarbij de extraterritoriale rechtsmacht is ingevoerd.(zie noot 4) Het argument dat in deze nota wordt gegeven voor het van toepassing verklaren van de Nederlandse strafwet op overtredingen begaan in het buitenland, is dat gezien de aard en de stand van de internationale regelgeving geen behoefte bestaat aan de eis van dubbele strafbaarheid. De Raad is van oordeel dat dit argument niet overtuigt. Sinds het uitbrengen van de nota van wijziging van de WGW heeft een aantal ontwikkelingen zich voorgedaan in internationaal en nationaal verband op het punt van het vereiste van de dubbele strafbaarheid. Deze ontwikkelingen zijn voor de Minister van Justitie aanleiding geweest om in 2004 een notitie uit te brengen over het vereiste van dubbele strafbaarheid in de Nederlandse strafwetgeving. Uit deze notitie blijkt dat het uitgangspunt in het strafrecht is dat het loslaten van de eis van dubbele strafbaarheid pas aan de orde komt, als is voldaan aan drie voorwaarden: - in de praktijk moet komen vast te staan dat het ontbreken van dubbele strafbaarheid aan vervolging in Nederland in de weg zou staan, terwijl die vervolging niettemin wenselijk is; - de bijzondere reden voor het loslaten van het vereiste van dubbele strafbaarheid moet zijn gelegen in de aard van het desbetreffende feit. Slechts feiten die in Nederland als ernstige strafbare feiten worden aangemerkt, kunnen daarvoor in aanmerking komen; - het moet gaan om feiten die niet alleen in Nederland, maar ook in veel landen als ernstige strafbare feiten worden aangemerkt.(zie noot 5) Nu de Raad uit de toelichting bij artikel 5.3 niet kan opmaken in hoeverre voldaan wordt aan vorengenoemde voorwaarden, adviseert hij artikel 5.3 van het wetsvoorstel opnieuw te bezien. 3. Delegatie De mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen, komt meermalen voor in het wetsvoorstel. De Raad wijst erop dat bij de verdeling van de elementen van een regeling over de wet en algemeen verbindende voorschriften van een lager niveau, de wet ten minste de hoofdelementen van de regeling dient te bevatten. Bij de keuze dient het primaat van de wetgever als richtsnoer.(zie noot 6) Delegatie van regelgevende bevoegdheid dient in de delegerende regeling zo concreet en nauwkeurig mogelijk te worden begrensd.(zie noot 7) Delegatie aan een minister van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt bovendien beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld.(zie noot 8) De Raad acht de in artikel 2.8, vierde lid, van het wetsvoorstel opgenomen delegatiebepaling niet volledig in overeenstemming met vorengenoemde voorwaarden. De bepaling geeft de minister de bevoegdheid om in het kader van de toegang tot het beroep van vervoerder regels te stellen over de eisen van financiële draagkracht en vakbekwaamheid. Blijkens richtlijn 96/26(zie noot 9) en de memorie van toelichting moet hierbij onder meer gedacht worden aan kapitaal en reserves van een bepaalde omvang, respectievelijk getuigschriften. De Raad is van oordeel dat de delegatie van regelgevende bevoegdheid in artikel 2.8, vierde lid, te weinig concreet en nauwkeurig is begrensd. Hij adviseert daarom de bepaling aan te passen. 4. Termijn voor beslissing op aanvraag Artikel 3.1, derde lid, van het wetsvoorstel bepaalt dat, ingeval de NIWO de verschuldigde vergoeding voor het in behandeling nemen van een aanvraag niet uiterlijk op de dag van de ontvangst van de aanvraag heeft ontvangen, de termijn voor de beslissing op die aanvraag wordt opgeschort tot de dag waarop de NIWO de vergoeding voor het in behandeling nemen van de aanvraag wel heeft ontvangen. Deze bepaling hoeft niet opgenomen te worden in het wetsvoorstel. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht voorziet al in een regeling van opschorting van rechtswege in geval van aanvulling van een aanvraag die niet voldoet aan de wettelijke voorschriften. Het voorgestelde artikel 3.1, derde lid, voegt aan deze regeling niets toe. De Raad adviseert daarom artikel 3.1, derde lid, te schrappen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de vaststelling van het percentage waarmee het op een bedrijf rustende fosfaatrecht met ingang van 1 januari 2018 in mindering wordt gebracht, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de vaststelling van het percentage waarmee het op een bedrijf rustende fosfaatrecht met ingang van 1 januari 2018 in mindering wordt gebracht, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001671, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de vaststelling van het percentage waarmee het op een bedrijf rustende fosfaatrecht met ingang van 1 januari 2018 in mindering wordt gebracht, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt de laatste onderdelen van het nieuwe stelsel van fosfaatrechten voor melkveehouders, dat bij wet wordt ingevoerd en per 1 januari 2018 in werking treedt. Het besluit stelt vast met welk percentage de toegekende fosfaatrechten worden verlaagd en regelt uitzonderingen voor twee categorieën die door de verlaging onevenredig zouden worden getroffen.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert, alvorens het besluit vast te stellen, in de toelichting in te gaan op een aantal wezenlijke vragen. Dit betreft de vraag onder welke voorwaarden de Commissie zal toestaan dat Nederland ook vanaf volgend jaar niet hoeft te voldoen aan de Nitraatrichtlijn, de vraag of met de voorgestelde maatregelen de mestproductie inderdaad zal uitkomen onder het productieplafond, en de vraag of de Commissie voor 1 januari 2018 zal oordelen dat het stelsel van fosfaatrechten een geoorloofde vorm van staatssteun is.1.Bestendigheid van de derogatieNa de afschaffing van het melkquotum is het aantal melkkoeien in Nederland sterk toegenomen, zodat de productie van fosfaten en nitraten nu hoger is dan de Europese Commissie bij wijze van derogatie heeft toegestaan. Deze derogatie is een uitzondering op de Nitraatrichtlijn, die strengere eisen stelt ter bescherming van de waterkwaliteit. Om de productie te verminderen worden bij wet fosfaatrechten toegekend aan de melkveehouders, die grotendeels zijn gebaseerd op het werkelijke aantal melkkoeien in 2015; vervolgens worden die fosfaatrechten met een algemeen percentage gekort.De Nitraatrichtlijn heeft tot doel de verontreiniging van water door landbouw terug te dringen. De richtlijn schrijft onder meer voor hoeveel nitraat uit dierlijke mest op of in de bodem mag worden ingebracht. De Commissie kan op verzoek van een lidstaat een grotere hoeveelheid toestaan in een zogeheten derogatiebesluit. (zie noot 1) Nederland beschikt sinds 2006 over zon derogatiebesluit, dat inmiddels enkele keren is verlengd. Dat besluit bevat een groot aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Een van die voorwaarden is dat de nationale mestproductie wat stikstof en fosfor betreft niet uitkomt boven het niveau van 2002. Dit productieplafond komt voor de melkveehouderij neer op 84,9 miljoen kilo fosfaat per jaar. (zie noot 2)Op 1 april 2015 is het melkquotum afgeschaft; sindsdien is het aantal melkkoeien sterk uitgebreid. Daardoor is de productie opgelopen tot 89,4 miljoen kilo fosfaat. Om die productie weer onder het plafond te brengen wordt nu bij wet een stelsel van fosfaatrechten voor melkveehouders ingevoerd. (zie noot 3) Een fosfaatrecht drukt uit hoeveel dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilos fosfaat, in een kalenderjaar ten hoogste met melkvee mag worden geproduceerd. (zie noot 4) De fosfaatrechten worden toegekend op basis van het aantal melkkoeien op 2 juli 2015, verminderd met een percentage om de groei van het aantal melkkoeien vanaf de afschaffing van het melkquotum te compenseren. (zie noot 5) De invoering van deze fosfaatrechten is een inmenging in het eigendom, omdat de betrokken melkveehouders beperkt worden in de aantallen melkkoeien die zij mogen houden. Daarom bevatten de wet en het ontwerpbesluit uitzonderingen voor knelgevallen.a.Onder welke voorwaarden wordt de derogatie verlengd?Het huidige derogatiebesluit loopt op 31 december 2017 af. De Commissie heeft het verlengingsbesluit nog niet vastgesteld. (zie noot 6) Daardoor is niet duidelijk of bij de nieuwe derogatie dezelfde voorwaarden zullen gelden als onder het nu geldende besluit en - als dat niet zo is - of de gewijzigde voorwaarden gevolgen kunnen hebben voor het ontwerpbesluit.De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de stand van zaken en de verwachtingen op dit punt.b.Is de korting voldoende?De Meststoffenwet bepaalt dat de fosfaatrechten van melkveehouders worden toegekend op basis van het aantal melkkoeien op 2 juli 2015 en worden verminderd met een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage. (zie noot 7) Het percentage zou 5,1% zijn als de korting gelijkelijk zou worden opgelegd aan alle melkveehouders. De korting geldt echter niet voor grondgebonden bedrijven, dat wil zeggen: bedrijven die over genoeg landbouwgrond beschikken om de mest op een verantwoorde manier te injecteren in de eigen grond. (zie noot 8) Bovendien wordt rekening gehouden met knelgevallen. (zie noot 9) Daardoor komt het kortingspercentage uit op 8,3. De berekening van het percentage is grotendeels te vinden in het rapport van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet. (zie noot 10)Het kortingspercentage is op 12 juli 2017 openbaar gemaakt; ruim voor die datum was al bekend dat een korting zou worden opgelegd. Melkveehouders moeten met ingang van 1 januari 2018 aan de korting voldoen. (zie noot 11) Volgens de toelichting hebben zij voldoende tijd om door natuurlijk verloop aan het kortingspercentage te voldoen. Bovendien wordt het fosfaatrecht berekend over een heel kalenderjaar, zodat zij niet op 1 januari 2018 exact aan het vastgestelde fosfaatrecht hoeven te voldoen. (zie noot 12)Het kortingspercentage is zo berekend dat de mestproductie onder het productieplafond zou moeten uitkomen. Daarbij zal zijn ingeschat hoeveel knelgevallen er zijn en hoeveel fosfaatrechten voor die knelgevallen moeten worden toegekend. Het aantal melkkoeien (onderverdeeld in drie categorieën) wordt vermenigvuldigd met een forfaitaire hoeveelheid mestproductie per koe. Er wordt echter niet uiteengezet welke onzekerheidsmarges daarbij zijn gehanteerd. Voorts is niet duidelijk hoe onzeker de andere vooronderstellingen zijn die bij de berekeningen zijn gehanteerd, zoals de soorten melkvee die in Nederland worden gehouden en de samenstelling van het ruw- en krachtvoer. (zie noot 13) In juli 2017 hebben de sectororganisaties in een overleg met de regering de mogelijkheid van een extra veiligheidsmarge van de hand gewezen. De organisaties begrepen dat het niet-hanteren van een veiligheidsmarge kan betekenen dat een additionele generieke korting in 2018 noodzakelijk wordt. (zie noot 14)Evenmin wordt ingegaan op de vraag welke aanvullende maatregelen getroffen zullen moeten worden als het productieplafond, ondanks alle getroffen maatregelen, toch wordt overschreden, en welke consequenties een aanvullende korting zal hebben voor de melkveehouders. (zie noot 15)De Afdeling adviseert op het voorgaande in de toelichting in te gaan.c.Is er sprake van geoorloofde staatssteun?De toelichting gaat niet in op de vraag hoe het stelsel van fosfaatrechten zich verhoudt tot het verbod van staatssteun als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Bij de parlementaire behandeling van de wetswijziging waarbij het stelsel werd ingevoerd werd dit wel besproken. (zie noot 16) Geconstateerd werd dat de invoering van fosfaatrechten neerkomt op staatssteun. Fosfaatrechten zullen namelijk schaars zijn, de rechten worden vrij verhandelbaar (en zij vertegenwoordigen dus een waarde in het economisch verkeer), en zij worden gratis toegewezen aan bestaande ondernemingen. De Commissie acht deze staatssteun alleen geoorloofd als Nederland aan het huidige productieplafond voldoet, en als met het stelsel van fosfaatrechten een doel wordt nagestreefd dat verder gaat dan louter het borgen van het productieplafond. Aan deze voorwaarden lijkt te worden voldaan, zoals uiteengezet in de nota van wijziging bij de wijziging van de Meststoffenwet. (zie noot 17) Het is echter aan de Commissie om dat vast te stellen.Er is niet gebleken dat de Commissie voor deze vorm van staatssteun al goedkeuring heeft verleend. (zie noot 18) De Afdeling wijst er op dat, indien de Commissie de goedkeuring niet vóór 1 januari 2018 verleent, dit consequenties kan hebben voor de inwerkingtreding en het functioneren van het stelsel van fosfaatrechten. (zie noot 19) Dit leidt tot rechtsonzekerheid voor de sector, bijvoorbeeld bij overdracht van fosfaatrechten in geval van een bedrijfsovername. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de verhouding van het stelsel van fosfaatrechten tot het verbod van staatssteun en op de stand van zaken bij het verkrijgen van goedkeuring voor deze staatssteun.2. Knelgevallen door aanleg van een natuurgebied of publieke infrastructuurHet fosfaatrecht van een landbouwer wordt verhoogd als hij op 2 juli 2015 minder melkvee hield of over minder fosfaatruimte beschikte door de realisatie van een natuurgebied of de aanleg of onderhoud van publieke infrastructuur. (zie noot 20) Volgens de toelichting moet het daarbij gaan om een ongewone en tijdelijke situatie die direct samenhangt met de ontwikkeling van het publieke project. (zie noot 21)De Afdeling merkt op dat de tijdelijkheid niet uit de bepaling zelf blijkt. Dat betekent dat ook een melkveehouder die zijn veestapel permanent vermindert vanwege de aanleg van een publiek project voor verhoging van zijn fosfaatrecht in aanmerking komt. Nu dit niet de bedoeling is, adviseert de Afdeling het artikel aan te passen.3.EigendomsreguleringIn het advies van de Afdeling advisering over en de verdere parlementaire behandeling van de wijziging van de Meststoffenwet is uitvoerig stilgestaan bij de vraag of het stelsel van fosfaatrechten in overeenstemming is met het eigendomsrecht, zoals beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. (zie noot 22) In de toelichting bij dit ontwerpbesluit wordt uiteengezet dat het kortingspercentage van 8,3% een geoorloofde inmenging in het eigendomsrecht is. (zie noot 23) Resteert nog de vraag of, met de regeling van knelgevallen in de wet en het ontwerpbesluit, voldoende tegemoet wordt gekomen aan het eigendomsrecht van eigenaren die in bijzondere, individuele omstandigheden verkeren, als gevolg waarvan zij mogelijk onevenredig worden benadeeld door de korting. (zie noot 24) Hierover wordt in de toelichting niets gezegd.De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met de verbetering van de selectiecriteria voor de aanspraak op een tegemoetkoming, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met de verbetering van de selectiecriteria voor de aanspraak op een tegemoetkoming, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 mei 2010, no.10.001283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met de verbetering van de selectiecriteria voor de aanspraak op een tegemoetkoming, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 november 1999, no. 99.005273, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001 met memorie van toelichting. Het voorstel voor de Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001 heeft betrekking op de wijzigingen in niet-fiscale wetten waarin wordt verwezen naar bepalingen of begrippen opgenomen in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB64) of de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Wet VB64). De invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en het intrekken van de Wet VB64 maken aanpassing van deze wetten noodzakelijk. De Raad van State heeft de advisering over dit wetsvoorstel eerst afgerond nadat de Tweede Kamer der Staten-Generaal de teksten van het voorstel Wet IB 2001 (kamerstukken II 1998/99, 26 727) en van het voorstel Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 (kamerstukken II 1998/99, 26 728) op 3 februari 2000 heeft vastgesteld. De Raad stelt vast dat de in deze voorstellen aangebrachte wijzigingen, in het bijzonder de uitbreiding van het stelsel van heffingskortingen en het vervallen van kostenaftrekken, tot nadere aanpassing van het wetsvoorstel zullen leiden. Daarnaast zal ook de wijziging van de Wet IB 2001 als gevolg van de deels nog in behandeling zijnde wijzigingen van Wet IB64 sedert medio 1999, tot aanpassing van het wetsvoorstel leiden. Het voorstel geeft de Raad aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen. 1. Inkomensgevolgen In onderdeel 6. Budgettaire aspecten, inkomensgevolgen en uitvoeringsaspecten, van de toelichting wordt gesteld dat de gevolgen van de eventuele afzonderlijke aanpassing van de inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen zoveel mogelijk budgettair neutraal zullen plaatsvinden, alsmede dat ook wat betreft de inkomensgevolgen zal worden gestreefd naar neutrale effecten. Naar het oordeel van de Raad kan met deze algemene stellingen niet worden volstaan. De belastingherziening is een veel omvattende operatie die gepaard gaat met een aanmerkelijke belastingverlaging. Ten aanzien van de aanpassing van de inkomensafhankelijke regelingen dient ten minste in de toelichting op het voorstel per regeling meer uitgebreid te worden beschreven op welke wijze vermeden gaat worden dat de beoogde koopkrachtverbetering niet door de aanpassing van de - soms cumulatief werkende - inkomensafhankelijke regelingen teniet wordt gedaan. 2. Winst uit onderneming Onder meer wordt bij de wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het begrip «winst uit onderneming» verwezen naar hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, Wet IB 2001. De Raad wijst erop, dat het begrip «belastbare winst uit onderneming» in de loop van de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 is verruimd. Voor de bepaling van de kring van de verzekerden wordt onder meer aangeknoopt bij het genieten van winst uit onderneming. Gelet op de aard van de verzekering dient de kring van de verzekerden beperkt te blijven tot de groep niet in dienstbetrekking werkenden. De Raad adviseert de verwijzing opnieuw te bezien. 3. Terugval in inkomen Onder meer bij de Wet op de studiefinanciering (WSF) wordt een overgangsbepaling voorgesteld in verband met peildata voor en na de invoering van de Wet IB 2001. Deze overgangsbepaling heeft mede betrekking op de zogenoemde terugval van inkomen (artikel 44 WSF). Onder terugval van inkomen wordt in het algemeen verstaan een vermindering van het belastbare inkomen van de debiteur van ten minste 15% ten opzichte van een vorig jaar. Door met ingang van 2001 voor «belastbaar inkomen» «verzamelinkomen» te lezen, worden verschillend opgebouwde inkomens met elkaar vergeleken. De Raad adviseert in de toelichting meer uitgebreid in te gaan op de mogelijke effecten van deze gelijkstelling voor de toepassing van de bepalingen die betrekking hebben op de terugval van inkomen. 4. Vermogenstoets De intrekking van de Wet VB64 brengt mee dat voor de vermogenstoets die in de Huursubsidiewet is opgenomen, niet meer naar die wet verwezen kan worden. Voorgesteld wordt in artikel 4 van de Huursubsidiewet een eigen vermogensbegrip op te nemen. De Raad merkt op, dat de uitvoering van de vermogenstoets door de Belastingdienst plaatsvindt. Het aanknopen bij de bedragen van de vermogensbestanddelen die bepaald inkomen genereren, maakt de uitvoering niet wezenlijk eenvoudiger, aangezien de waarde van die vermogensbestanddelen niet een gegeven is waarover de Belastingdienst reeds beschikt. Het voorstel dient uit dien hoofde te worden aangevuld met bepalingen omtrent de waardering van de desbetreffende vermogensbestanddelen. De Raad adviseert het begrip «vermogen» zelfstandig te omschrijven, los van een verwijzing naar de Wet IB 2001, zoals onder meer in artikel 51, eerste lid, onderdeel a, en artikel 53 van de Algemene bijstandswet is geschied. Aansluiting kan hierbij worden gehouden met de omschrijving zoals die thans in de Wet VB64 is opgenomen. 5. Overgangsregelingen Onder meer wordt in artikel 3c van de Ziekenfondswet een overgangsregeling opgenomen, waarbij ten aanzien van in aanmerking te nemen tijdvakken die liggen vóór 1 januari 2001 bij ministeriële regeling afwijkende regelingen kunnen worden gesteld. Naar het oordeel van de Raad dient vermeden te worden, behoudens bijzondere omstandigheden, dat een wettelijke regeling bij ministeriële regeling gewijzigd wordt. Deze bijzondere omstandigheden ziet de Raad niet. Daarenboven wijkt deze overgangsregeling af van onder meer de overgangsregeling in de WSF en is er geen reden met verschillende overgangsregimes te werken. De Raad adviseert de overgangsregelingen met elkaar in overeenstemming te brengen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel (PbEU L 338), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel (PbEU L 338), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2014, no.2014000356, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel (PbEU L 338), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Spoedwet wegverbreding (vereenvoudiging onderzoekslast), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Spoedwet wegverbreding (vereenvoudiging onderzoekslast), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2008, no.08.002147, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging het voorstel van wet tot wijziging van de Spoedwet wegverbreding (vereenvoudiging onderzoekslast), met memorie van toelichting, aanhangig gemaakt.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de wijziging van enkele bedragen van het leerlinggebonden budget, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de wijziging van enkele bedragen van het leerlinggebonden budget, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2010, no.10.000292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de wijziging van enkele bedragen van het leerlinggebonden budget, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2013, no.13.001311, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren en het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de wijziging van de citeertitel van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren en het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de wijziging van de citeertitel van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 december 2015, no.2015002193, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren en het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de wijziging van de citeertitel van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leusden van 14 december 2006, nummer 2006/11983, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leusden van 14 december 2006, nummer 2006/11983, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 18 juni 2007, no.DJZ20070032325, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leusden van 14 december 2006, nummer 2006/11983, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Douanebesluit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Douanebesluit.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2003, no.03.002914, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Douanebesluit. Het voorstel strekt tot invoering van de verplichting tot het doen van een vooraanmelding bij invoer van goederen. De Raad van State wijst op het Communautair Douanewetboek (CDW)(zie noot 1), op grond waarvan een verplichting tot het doen van een vooraanmelding in strijd komt met de communautaire regelgeving. De Raad adviseert de vooraanmelding vrijwillig te maken, in verband waarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. De procedures rond de heffing van de douanerechten zijn geregeld in het CDW en de daarop gebaseerde regelgeving. Daarbij is sprake van volledige harmonisatie. De lidstaten hebben geen eigen wetgevende bevoegdheden meer, tenzij de communautaire regelingen daarin voorzien of indien er sprake is van "stilzitten" van de communautaire regelgever en de Europese Commissie toestemming geeft aan de lidstaten om zelf actie te ondernemen. De voorgestelde verplichte vooraanmelding is niet opgenomen in het CDW en komt aldus in strijd met de communautaire regelgeving. Het ontwerpbesluit sluit aan op een proef die al enige tijd op basis van vrijwilligheid loopt en op mogelijkheden die ook door de Europese Commissie worden onderzocht. De Raad adviseert de proefneming te codificeren, maar de vooraanmelding niet verplicht te stellen. Gelet op de versnelling in afhandeling die mogelijk is in het geval van vooraanmelding, mag worden aangenomen dat nagenoeg steeds van de vooraanmelding gebruik zal worden gemaakt. Gelet hierop is verplichtstelling ook niet nodig om de vooraanmelding in de praktijk zijn plaats te laten krijgen. De Raad adviseert het verplichte karakter aan de vooraanmelding te ontnemen en het voorstel daartoe aan te passen. Tevens adviseert de Raad in de toelichting aandacht te geven aan het overleg met de Europese Commissie dat terzake van de invoering van de vooraanmelding gevoerd is. 2. Het voorgestelde artikel 3a van het Douanebesluit heeft betrekking op schepen en de daarin of daarop aanwezige goederen die in Nederland zullen worden gelost of overgeladen. Naar de bewoording zal de regeling ook betrekking hebben op passagiersschepen en zal de vooraanmelding ook gaan gelden voor bijvoorbeeld de bagage van de passagiers. Dit lijkt niet te zijn beoogd. Eenzelfde opmerking is te maken ten aanzien van luchtvaartuigen (artikel 9a van het Douanebesluit). De Raad adviseert de regelingen in het Douanebesluit zelf te preciseren en niet bij ministeriële regeling nu het essentiële elementen van de vooraanmelding betreft. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kansspelenbesluit in verband met de uniformering van de afdrachtpercentages, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kansspelenbesluit in verband met de uniformering van de afdrachtpercentages, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten in verband met de implementatie van een aantal bepalingen van Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de bereiding en invoer van geneesmiddelen voor onderzoek, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten in verband met de implementatie van een aantal bepalingen van Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de bereiding en invoer van geneesmiddelen voor onderzoek, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot instelling van de Raad voor wetenschap en innovatie (Wet Raad voor wetenschap en innovatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot instelling van de Raad voor wetenschap en innovatie (Wet Raad voor wetenschap en innovatie), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt de Adviesraad voor wetenschaps- en technologiebeleid (AWT) en de Algemene Energieraad (AER) op te heffen en in plaats daarvan een adviescollege voor wetenschap en innovatie, genaamd de Raad voor wetenschap en innovatie (RWI) in te stellen en de taakomschrijving van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI) aan te vullen. Het voorstel is onderdeel van de door het kabinet voorgenomen wijziging van het adviesstelsel. De Afdeling maakt opmerkingen over de overwegingen die hebben geleid tot het voorstel, over het gewijzigde perspectief met betrekking tot de advisering over energie en over de reikwijdte en de samenstelling van de RWI.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 augustus 2009, no.09.002252, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting betreffende het amendement van het lid Bikker c.s. over het toekennen van de bevoegdheid aan Statenleden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om een voordracht tot een voorstel van Rijkswet te kunnen doen (Kamerstuk 27570 (R 1672), nr. 17).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting betreffende het amendement van het lid Bikker c.s. over het toekennen van de bevoegdheid aan Statenleden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om een voordracht tot een voorstel van Rijkswet te kunnen doen (Kamerstuk 27570 (R 1672), nr. 17).Bij brief van 14 juli 2016 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk aanhangig gemaakt een verzoek om voorlichting betreffende het amendement van het lid Bikker c.s. over het toekennen van de bevoegdheid aan Statenleden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om een voordracht tot een voorstel van Rijkswet te kunnen doen (Kamerstuk 27570 (R 1672), nr. 17).Rechtlid Tweede Kamerlid Eerste Kamerlid StatenGevolmachtigde MinisterinitiatiefXinzet van het amendementXamendementXalleen bijzondere gedelegeerdenamendement: alle Statenledendebat bijwonen, woord voerenXXalleen bijzondere gedelegeerdenamendement: alle Statenledenschriftelijk verslagXXXstemrecht over voorstelXXinlichtingen vragen aan de regeringXX
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels ter bespoediging en vereenvoudiging van procedures met het oog op het zo spoedig mogelijk vergroten van de capaciteit van een aantal hoofdwegen door middel van een betere benutting en verbreding van die wegen (Spoedwet wegverbreding).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels ter bespoediging en vereenvoudiging van procedures met het oog op het zo spoedig mogelijk vergroten van de capaciteit van een aantal hoofdwegen door middel van een betere benutting en verbreding van die wegen (Spoedwet wegverbreding).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slowakije inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen; Bratislava, 28 mei 2001 (Trb.2001, 113), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slowakije inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen; Bratislava, 28 mei 2001 (Trb.2001, 113), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met invoering van bestuursrechtelijke handhaving (Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met invoering van bestuursrechtelijke handhaving (Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet stad en milieubenadering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet stad en milieubenadering), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2004, no.04.000490, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet stad en milieubenadering), met memorie van toelichting. De in het wetsvoorstel opgenomen regeling biedt de gemeenteraden de mogelijkheid om ten aanzien van door de raad aangewezen projectgebieden te besluiten tot afwijking van gebruikelijke milieukwaliteitsnormen met betrekking tot bodem, geluid en lucht, alsmede van bepalingen met betrekking tot stank en ammoniak, indien dat in het belang is van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit. Voor reconstructiegebieden zullen vergelijkbare bevoegdheden toekomen aan de provinciale staten. Voordat tot afwijking van milieukwaltiteitsnormen kan worden besloten moet worden onderzocht of de omgevingskwaliteit kan worden geoptimaliseerd met brongerichte maatregelen of met maximale benutting van de bestaande wettelijke regelingen. Het voorstel is een vervolg op de Experimentenwet Stad en Milieu, die heeft gegolden tot 1 januari 2004. De Raad van State heeft vragen over de noodzaak van het voorstel en maakt daarnaast enkele opmerkingen over een aantal juridische aspecten. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Noodzaak van het voorstel Het thans voorliggende wetsvoorstel komt neer op een gewijzigde voortzetting van het stelsel van de Experimentenwet Stad en Milieu, die vijf jaar lang heeft gegolden. Het gaat om een interimwet, omdat het de bedoeling is het beoogde stelsel op den duur een plaats te geven in de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en in de Wet milieubeheer. De toelichting bij het wetsvoorstel gaat in op de resultaten van een tussenevaluatie van de Experimentenwet. Hieruit blijkt dat het slechts in een zeer bescheiden aantal gevallen nodig was af te wijken van de geldende wettelijke normen. De geboden mogelijkheid om af te wijken vormde echter de aanleiding en stimulans voor creatief en gedurfd ontwerpen waarbij de bestaande wettelijke mogelijkheden tot het uiterste worden benut. Deze aanpak is inmiddels bekend als de Stad & Milieu-benadering. De uitkomst van deze evaluatie roept voor de Raad twee vragen op. In de eerste plaats de vraag of het wel mogelijk is de Stad & Milieu-benadering te blijven continueren en zonodig uit te breiden, zonder de mogelijkheid te openen van geldende wettelijke normen af te wijken. In de tweede plaats de vraag of de behoefte aan deze mogelijkheid nu werkelijk zo groot is dat daartoe een landelijk geldende Interimwet in het leven moet worden geroepen. Tegenover deze vragen naar de noodzaak van de voorgestelde wet staat dat, naar het oordeel van de Raad, de voorwaarden voor de toepassing van de afwijkingsmogelijkheden stringent zijn. Voor gemeentelijke projectgebieden geldt dat (tevens) de bestemmingsplanprocedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat het in de toelichting genoemde voorbeeld van het bouwen van enkele woningen binnen de stankcirkel van een veehouderij(zie noot 1) praktisch zo goed als illusoir moet worden geacht.(zie noot 2) Wat de milieukwaliteitseisen betreft waarvan kan worden afgeweken, moet worden beseft dat internationaalrechtelijke, in het bijzonder communautaire bepalingen eisen stellen aan de kwaliteit van de lucht en van de bodem waarvan niet kan worden afgeweken. Ook overigens maken de eisen waaraan volgens de artikelen 4 tot en met 8 moet worden voldaan, dat de lat voor afwijkingen erg hoog wordt gelegd. Anderzijds gaan er echter ook voorwaarden gelden waarvan de Raad betwijfelt of ze daadwerkelijk inhoud zullen krijgen. Zo wijst de Raad erop dat met de compensatieregeling van het voorgestelde artikel 7 volgens het genoemde evaluatierapport nog vrijwel geen ervaring is opgedaan. Tegen de achtergrond van de eisen die de artikelen 4, 5 en 6 stellen zal het ook niet meevallen een project waarbij van de compensatiemogelijkheid gebruik moet worden gemaakt, overtuigend te motiveren. Er bestaat geen systematiek om zon compensatie op haar aanvaardbaarheid te beoordelen. Met betrekking tot de provinciale afwijkingsbevoegdheid voor reconstructiegebieden moet nog het volgende worden bedacht. De enige wettelijke geurnormen die bestaan zijn die welke betrekking hebben op reconstructiegebieden. Gebleken is dat de ministeriële Regeling stankemissie veehouderijen, uitgevaardigd krachtens de Wet stankemissie veehouderijen ontwikkelings- en verwevingsgebieden, op onzekere basis berust wat de gehanteerde omrekeningsfactoren betreft. Daarom heeft de minister besloten de onderliggende onderzoeken opnieuw te bezien. Als provinciale staten mogen besluiten onder omstandigheden soepeler geurnormen te hanteren dan die van de ministeriële regeling, bestaat een serieus risico dat ontoelaatbare stankhinder wordt geaccepteerd. Dit alles overziende rijst de vraag of niet beter volstaan kan worden met de geldende regels en andere "normen" voor milieukwaliteit, onder handhaving, wellicht uitbreiding, van het Stad & Milieuproject als zodanig. Daar waar het verantwoord is onder omstandigheden soepeler te zijn met betrekking tot enkele aspecten dan thans het geval is, kan dan worden overwogen die versoepeling in meer algemene zin door te voeren, bijvoorbeeld met behulp van instructie-amvbs krachtens artikel 8.45 van de Wet milieubeheer. De Raad adviseert tegen de achtergrond van het vorenstaande opnieuw te bezien of het wetsvoorstel nodig is. Indien dit leidt tot het (min of meer) vasthouden aan het wetsvoorstel, zou dat in de memorie van toelichting moeten worden verantwoord. De nu volgende opmerkingen zijn van belang voorzover aan het voorstel wordt vastgehouden. 2. Bestemmingsplanplicht Artikel 12, tweede lid, impliceert dat de aanwijzing van een projectgebied en het gebruikmaken van de afwijkingsbevoegdheden van de artikelen 2 en 3 gepaard dient te gaan met de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan voor het gebied. De duidelijkheid wordt gediend indien deze koppeling op meer expliciete wijze wordt geregeld: niet op het niveau van de goedkeuring door gedeputeerde staten, maar van het nemen van de raadsbesluiten. Daarbij kan tevens worden bezien of de aanwijzing van een projectgebied en het besluit tot afwijking niet deel kunnen uitmaken van het bestemmingsplan zelf. Tevens verdient het aanbeveling uitdrukkelijk te regelen in hoeverre kan worden volstaan met een projectprocedure overeenkomstig de artikelen 19 en 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De Raad adviseert tot aanpassing van het voorstel. 3. IPPC-richtlijn Artikel 3, aanhef en onderdelen a en b, maakt in afwijking van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) het oprichten of veranderen van een veehouderij mogelijk binnen de 250-meterzone van een kwetsbaar gebied, mits die oprichting of verandering gepaard gaat met de intrekking van de vergunning voor een bestaande veehouderij respectievelijk de intrekking van de vergunningen voor de met de te veranderen veehouderij samen te voegen veehouderijen en die veehouderij of veehouderijen dichter bij het kwetsbare gebied liggen. Daarbij geldt dat indien het aantal dieren niet hoger is dan dat wat op de bestaande veehouderij of samen te voegen veehouderijen aanwezig mocht zijn, de ammoniakemissie uit de dierenverblijven ten hoogste gelijk mag zijn aan de ammoniakemissie die de bestaande veehouderij mocht of de samen te voegen veehouderijen mochten veroorzaken. Als het dierenaantal hoger(zie noot 3) is, mag de toegestane ammoniakemissie uit de dierenverblijven van de op te richten of te veranderen veehouderij ten hoogste gelijk zijn aan de ammoniakemissie die de bestaande veehouderij of samen te voegen veehouderijen zouden mogen veroorzaken indien daarop artikel 7 van de Wav van toepassing zou zijn. Daarmee wordt de toepassing bedoeld van de zogenaamde maximale emissiewaarde op die veehouderijen. Die waarde zal nog in een huisvestings-amvb op grond van artikel 8.44 Wet milieubeheer moeten worden vastgesteld (artikel 7 juncto artikel 1, eerste lid, Wav), maar voorlopig wordt daarin voorzien bij ministeriële regeling (artikel 1, derde lid, Wav). Uit paragraaf 5.1 van de memorie van toelichting bij de Wet ammoniak en veehouderij kan worden opgemaakt dat met deze regels wordt beoogd overeenkomstig de IPPC-richtlijn(zie noot 4) de beste beschikbare technieken (BBT) voor te schrijven ten aanzien van het voorkómen en beperken van ammoniakemissie. De IPPC-richtlijn is onder meer van toepassing op "installaties" voor intensieve pluimvee- of varkenshouderijen met meer dan 40 000 plaatsen voor pluimvee, 2000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg) of 750 plaatsen voor zeugen. De Raad wijst erop dat de IPPC-richtlijn voor nieuwe installaties en voor belangrijke wijzigingen van bestaande installaties, de toepassing van de beste beschikbare technieken uitdrukkelijk voorschrijft (de artikelen 4 en 12 in samenhang met artikel 9, vierde en achtste lid). Dit betekent dat in de gevallen waarin de op te richten of de te veranderen veehouderij vanwege haar omvang onder de IPPC-richtlijn valt, moet worden getoetst aan het vereiste van de toepassing van BBT met betrekking tot het voorkómen of beperken van ammoniakemissie. Ten aanzien van "IPPC-veehouderijen" wordt in artikel 3 niet aan deze eis voldaan, doordat dit artikel voor de gevallen waarin het aantal dieren minder of gelijk blijft in het geheel niet voorziet in een toetsing op BBT en in de andere gevallen de volgens BBT genormeerde situatie op het op te heffen bedrijf of de samen te voegen bedrijven als uitgangspunt wordt genomen, en niet de situatie op de op te richten veehouderij of die op de als gevolg van de samenvoeging met andere veehouderijen veranderde veehouderij. Artikel 3 zal daarom moeten worden aangevuld. 4. Het afwijkingsregime a. Beleidsregels De toelichting merkt in paragraaf 8.4, Afwijken van niet-wettelijke milieukwaliteitsnormen, ten aanzien van milieukwaliteitsnormen die niet in algemeen verbindende voorschriften maar in handreikingen en circulaires zijn vervat, op dat van sommige daarvan niet of nauwelijks kan worden afgeweken als gevolg van jurisprudentie en de uitvoeringspraktijk. Daarbij wordt erop gewezen dat ook afwijking van deze milieukwaliteitsnormen mogelijk is indien dat, gelet op de belangen die door de normen worden beschermd, op een zorgvuldige wijze gebeurt. Daarom worden voor die gevallen een besluitvormingsprocedure en een inhoudelijke motivering aanbevolen die vergelijkbaar is met de stappen 1 en 2 van de Stad & Milieubenadering (artikel 4, derde lid, onderdeel a: onderzoeken of brongerichte maatregelen en het optimaal benutten van de ruimte die de bestaande wetgeving biedt, toereikend zijn om een zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit te bereiken). De Raad geeft ter wille van de rechtszekerheid een andere aanpak in overweging, namelijk dat in het wetsvoorstel, onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de afwijking van wettelijke milieukwaliteitsnormen, uitdrukkelijk ook afwijking mogelijk wordt gemaakt van milieukwaliteitsnormen die zijn vervat in richtlijnen (handreikingen, handleidingen, circulaires en dergelijke), welke door de bevoegde instanties veelal worden toegepast als beleidsregels; het gaat dan om verdergaande afwijking dan bij beleidsregels van rechtswege mogelijk is ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Met het oog daarop zouden de betrokken richtlijnen kunnen worden opgenomen in instructie-amvbs krachtens artikel 8.45 van de Wet milieubeheer; dan vallen de daarin opgenomen normen van rechtswege onder het beslag van artikel 2, aanhef en onder a, van het wetsvoorstel. b. Verhouding afwijkingsbevoegdheid en compensatieplicht In de toelichting op artikel 2, onderdeel a, wordt opgemerkt dat een besluit tot afwijking van milieukwaliteitsnormen zou kunnen inhouden dat de gemeenteraad strengere normen stelt dan de wettelijke. Daaraan wordt direct toegevoegd dat een dergelijke afwijking gelet op de doeleinden en de achtergrond van de Stad & Milieubenadering niet voor de hand ligt. Bij de behandeling van de compensatieverplichting van artikel 7 wordt echter gewezen op de mogelijkheid dat in gevallen waarin compensatie binnen hetzelfde onderdeel van de milieukwaliteit niet mogelijk is, die binnen andere onderdelen van de milieukwaliteit zou kunnen worden gezocht. Een afwijking van de geluidsnorm zou bijvoorbeeld kunnen worden gecompenseerd door een versnelde aanpak van stank of een verbetering van de waterkwaliteit in het projectgebied door daaraan extra strenge eisen te stellen. Deze twee benaderingen zijn niet onverenigbaar, maar maken op het eerste gezicht wel een enigszins paradoxale indruk. Daarom adviseert de Raad om de verhouding tussen de artikelen 2 en 3 enerzijds en artikel 7 anderzijds te verduidelijken. De toelichting op artikel 7 preciseert dat de compensatie in beginsel binnen of in de directe omgeving van het projectgebied moet worden geboden, opdat degenen die nadeel van de normafwijking ondervinden ook van de compensatie kunnen genieten. De Raad adviseert een dergelijke precisering in artikel 7 van het wetsvoorstel op te nemen. 5. Derdenbescherming In artikel 16 wordt bepaald dat burgemeester en wethouders een afschrift zenden van besluiten als bedoeld in artikel 2 aan het betrokken kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers om dat besluit in te schrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de Raad is de vraag gerezen waarom dat niet ook wordt bepaald ten aanzien van besluiten tot afwijking van bepalingen in de Wav op grond van artikel 3 en artikel 9. Hij adviseert dit toe te lichten en het wetsvoorstel zo nodig aan te vullen. Voorts wordt ten aanzien van besluiten op grond van artikel 2 de derdenbescherming van artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek uitgesloten. In artikel 14 van het Wetsvoorstel kenbaarheid publiekrechtelijke verplichtingen(zie noot 5) is een vergelijkbare bepaling opgenomen. In dat wetsvoorstel is echter tevens artikel 26 van Boek 3 uitgezonderd, dat betrekking heeft op de derdenbescherming bij onjuiste inschrijvingen. Aangezien de ratio voor het uitsluiten van derdenbescherming in beide gevallen dezelfde is, namelijk dat de geldigheid van de betrokken besluiten niet door derdenbescherming mag worden aangetast, adviseert de Raad het wetsvoorstel dienovereenkomstig aan te passen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Vincent and the Grenadines inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Vincent and the Grenadines inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003096, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Saint Vincent and the Grenadines inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Mexico City, 1 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting ter verbetering van de procesgang in het eerste ziektejaar en houdende nieuwe regels voor de ziekmelding, de reïntegratie en de wachttijd van werknemers alsmede met betrekking tot de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever (Wet verbetering poortwachter).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting ter verbetering van de procesgang in het eerste ziektejaar en houdende nieuwe regels voor de ziekmelding, de reïntegratie en de wachttijd van werknemers alsmede met betrekking tot de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever (Wet verbetering poortwachter).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit politiegegevens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit politiegegevens.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2011, no.11.002859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit politiegegevens, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met de invoering van een vrijstelling voor conversiewinst en een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een binnenlandse deelneming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met de invoering van een vrijstelling voor conversiewinst en een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een binnenlandse deelneming.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet in verband met de vaststelling van het salaris van de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet in verband met de vaststelling van het salaris van de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de heffing van bepaalde retributies krachtens de Vleeskeuringswet (Besluit retributies Vleeskeuringswet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van de heffing van bepaalde retributies krachtens de Vleeskeuringswet (Besluit retributies Vleeskeuringswet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de invoering van de verplichte EG-typegoedkeuring van twee- of driewielige motorrijtuigen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de invoering van de verplichte EG-typegoedkeuring van twee- of driewielige motorrijtuigen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de heffingen en retributies voor het handelsregister (Financieel besluit handelsregister), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de heffingen en retributies voor het handelsregister (Financieel besluit handelsregister), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 april 2008, no.08.001120, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de heffingen en retributies voor het handelsregister (Financieel besluit handelsregister), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2000/40/EG met betrekking tot de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2000/40/EG met betrekking tot de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar houdende voorschriften voor het gebruik van hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar houdende voorschriften voor het gebruik van hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in verband met het beheer van afvalstoffen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in verband met het beheer van afvalstoffen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over de verplichting om bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde onderwijsinstellingen, alsmede bij de examens waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld, de schrijfwijze van de Nederlandse taal te volgen, waartoe de Nederlandse Taalunie beslist (Spellingwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over de verplichting om bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde onderwijsinstellingen, alsmede bij de examens waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld, de schrijfwijze van de Nederlandse taal te volgen, waartoe de Nederlandse Taalunie beslist (Spellingwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet politiegegevens (Besluit politiegegevens), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet politiegegevens (Besluit politiegegevens), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2007, no.07.001931, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet politiegegevens (Besluit politiegegevens), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met de uitbreiding met wonen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met de uitbreiding met wonen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 december 2009, no.09.003451, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2006, no.06.000190, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen, met memorie van toelichting. Op grond van artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) komen personen die gedurende vijf jaar een inkomen hebben dat niet hoger is dan de bijstandsnorm én die in deze periode geen inkomen uit of in verband met arbeid hebben ontvangen, in aanmerking voor een zogenoemde langdurigheidstoeslag. Met het wetsvoorstel wordt deze doelgroep uitgebreid met personen die in deze vijf jaar wel inkomsten uit of in verband met arbeid hebben gehad, maar die, gelet op de zeer geringe hoogte en de zeer geringe duur van deze inkomsten, feitelijk evenmin arbeidsmarktperspectief hebben. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt de volgende kanttekening bij de memorie van toelichting. Op grond van artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de WWB wordt ook de langdurigheidstoeslag gefinancierd uit het zogenoemde inkomensdeel van het macrobudget WWB. In hoofdstuk 3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het onderhavige voorstel wordt met betrekking tot de financiële gevolgen gesteld dat de wetswijziging geen gevolgen heeft voor de omvang van het inkomensdeel van het macrobudget WWB. Ter verklaring hiervoor wordt opgemerkt dat op grond van artikel 69, tweede lid, tweede volzin, van de WWB het uitgangspunt bij de vaststelling van het inkomensdeel van het macrobudget WWB is dat dit deel toereikend is voor de voor het betreffende jaar geraamde kosten. Deze verklaring kan echter niet op voorhand leiden tot de conclusie dat het voorstel geen gevolgen behoeft te hebben voor de omvang van het inkomensdeel van het macrobudget WWB. Met het voorstel wordt immers de doelgroep voor de langdurigheidstoeslag uitgebreid. Het is evident dat daarmee de kosten voor de gemeenten zullen stijgen. Naar het oordeel van de Raad vloeit uit artikel 69, tweede lid, tweede volzin, in samenhang met artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet, voort dat de gemeenten voor deze extra kosten moeten worden gecompenseerd, middels een evenredige verhoging van het inkomensdeel. Deze bepaling impliceert namelijk dat bij het vaststellen van het macrobudget zo nodig ook rekening wordt gehouden met kosten die voortvloeien uit landelijke beleidswijzigingen die de gemeenten hebben uit te voeren, zoals het onderhavige wetsvoorstel. Bij de raming van de kosten zal daarom het financiële effect van de uitbreiding van de doelgroep voor de langdurigheidstoeslag moeten worden meegenomen. De Raad onderkent dat de budgettering in de WWB met zich meebrengt dat de gemeenten in beginsel het risico dragen voor kosten die hoger zijn dan de vastgestelde budgetten. Het moet hierbij echter wel gaan om door de gemeentebesturen beïnvloedbare kosten; die situatie doet zich hier niet, of hooguit ten dele, voor. De Raad adviseert de toelichting overeenkomstig het voorgaande aan te passen. Daarbij ware ook inzicht te geven in de uitkomsten van het overleg, in verband met de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, met de VNG ten aanzien van het punt van de compensatie. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2013).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2013).Bij Kabinetsmissive van 3 april 2012, no.12.000794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2013), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (aanpassing ontnemingswetgeving).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (aanpassing ontnemingswetgeving).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Besluit lokaal spoor), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Besluit lokaal spoor), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2013, no.2013002566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Besluit lokaal spoor), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van percelen tot onteigening ten algemene nutte ten behoeve van de herinrichting IJsselmonde-Oost.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van percelen tot onteigening ten algemene nutte ten behoeve van de herinrichting IJsselmonde-Oost.Bij Kabinetsmissive van 24 augustus 2005, no. 05.003038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende aanwijzing van percelen tot onteigening ten algemene nutte ten behoeve van de herinrichting IJsselmonde-Oost.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2015, no.2015002077, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de Wet invoeringswet fiscaal stelsel BES (Invoeringswet fiscaal stelsel BES), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de Wet invoeringswet fiscaal stelsel BES (Invoeringswet fiscaal stelsel BES), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 oktober 2009, no.09.002805, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de Wet invoeringswet fiscaal stelsel BES (Invoeringswet fiscaal stelsel BES), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (gegevensverstrekking en openbare kennisgeving met betrekking tot een melding als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (gegevensverstrekking en openbare kennisgeving met betrekking tot een melding als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer).Bij Kabinetsmissive van 13 april 2000, no.00.002278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (gegevensverstrekking en openbare kennisgeving met betrekking tot een melding als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2016, no.2016000780, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel en enkele andere besluiten in verband met onder meer de introductie van de mogelijkheid voor het bevoegd gezag aan het onderwijspersoneel vergoedingen toe te kennen en verstrekkingen te doen die naar de Wet op de loonbelasting 1964 onbelast zijn.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel en enkele andere besluiten in verband met onder meer de introductie van de mogelijkheid voor het bevoegd gezag aan het onderwijspersoneel vergoedingen toe te kennen en verstrekkingen te doen die naar de Wet op de loonbelasting 1964 onbelast zijn.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de instelling van een centrale examenbank en de uitwerking van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de instelling van een centrale examenbank en de uitwerking van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2013, no.13.002077, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de instelling van een centrale examenbank en de uitwerking van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Katwijk krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Katwijk krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet.Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2011, no.BJZ2011047338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Katwijk krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Venraij van 24 juni 2003, no. 80, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Venraij van 24 juni 2003, no. 80, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen, met Bijlagen; New York, 5 augustus 1999 (Trb.1999, 176), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijziging van het Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen, met Bijlagen; New York, 5 augustus 1999 (Trb.1999, 176), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 8 december 1999, no.99.005849, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van het Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen, met Bijlagen; New York, 5 augustus 1999 (Trb.1999, 176), met toelichtende nota. Het voorstel betreft een wijziging van het op 4 juni 1954 te New York tot standgekomen Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen (Trb.1956, 110) (hierna: het verdrag). Daarbij wordt bepaald dat douanerechten over een tijdelijk ingevoerd wegvoertuig niet verschuldigd worden door de houder indien het wegvoertuig wordt ontvreemd dan wel teloor gaat terwijl het door de overheid in beslag is genomen. Deze wijziging geeft de Raad van State van het Koninkrijk op zich geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Kanttekeningen dienen echter geplaatst te worden bij de procedure en bij Europeesrechtelijke aspecten. 1. Op 30 november 1998 is het voorstel tot wijziging van het verdrag ingediend, dat op 5 februari 1999 ter kennis van alle verdragsluitende staten is gebracht. Gedurende zes maanden waren deze staten in de gelegenheid om bezwaar te maken tegen het voorstel. De wijziging van het verdrag is op grond van artikel 42, tweede lid, van het verdrag op 5 augustus 1999 aanvaard, en op grond van artikel 42, derde lid, van het verdrag op 5 november 1999 in werking getreden. Aangezien namens het Koninkrijk der Nederlanden geen bezwaar is gemaakt, noch tegen het voorstel noch tegen de wijziging van het verdrag, geldt deze inwerkingtreding ook voor het Koninkrijk. De Raad merkt op, dat door de inwerkingtreding van de wijziging van het verdrag de goedkeuringsprocedure volkenrechtelijk zonder betekenis is. Door de geschetste gang van zaken is aan de Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen en die van Aruba de gelegenheid onthouden zich over de aanvaarding van de wijziging te uiten voordat deze op een het Koninkrijk bindende wijze in werking is getreden. In de toelichtende nota is geen reden aangegeven die dit rechtvaardigt. De Raad adviseert in de toelichtende nota nader op de gevolgde procedure in te gaan. 2. De in werking getreden wijziging heeft betrekking op invoerrechten, welke materie voor Nederland uitputtend is geregeld in het communautaire douanerecht. De exclusieve bevoegdheid van de Europese Gemeenschap op het terrein van het douanerecht brengt mee dat het sluiten van verdragen op dit terrein door lidstaten alleen mogelijk is met toestemming van de gemeenschap. Dit laat uiteraard onverlet dat toetreding van de Nederlandse Antillen en Aruba tot de wijziging van het verdrag buiten dit kader plaatsvindt. De Raad adviseert in de toelichtende nota op de Europeesrechtelijke aspecten in te gaan. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde wijziging van het Douaneverdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de Wet vereenvoudiging regelingen UWV, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de Wet vereenvoudiging regelingen UWV, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2012, no.12.002689, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de Wet vereenvoudiging regelingen UWV, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde in verband met de verhoging van de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat in die wet de mogelijkheid op te nemen om op verzoek van de pensioengerechtigde het ouderdomspensioen één of twee jaar eerder te laten ingaan (Wet mogelijkheid vervroeging ingangsdatum ouderdomspensioen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde in verband met de verhoging van de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat in die wet de mogelijkheid op te nemen om op verzoek van de pensioengerechtigde het ouderdomspensioen één of twee jaar eerder te laten ingaan (Wet mogelijkheid vervroeging ingangsdatum ouderdomspensioen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2010, no.10.000505, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde in verband met de verhoging van de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat in die wet de mogelijkheid op te nemen om op verzoek van de pensioengerechtigde het ouderdomspensioen één of twee jaar eerder te laten ingaan (Wet mogelijkheid vervroeging ingangsdatum ouderdomspensioen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn 2015 (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn 2015 (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2015, no.2015001437, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn 2015 (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht van klein pensioen en enige andere wijzigingen inzake waardeoverdracht (Wet waardeoverdracht klein pensioen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht van klein pensioen en enige andere wijzigingen inzake waardeoverdracht (Wet waardeoverdracht klein pensioen).Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2017, no.2017000830, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht van klein pensioen en enige andere wijzigingen inzake waardeoverdracht (Wet waardeoverdracht klein pensioen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van artikel 9 van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van artikel 9 van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 december 2008, no.08.003759, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van artikel 9 van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit ter implementatie van richtlijn nr. 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU L 178) en uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van 16 april 2014 van de Commissie betreffende het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG (PbEU L 115).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit ter implementatie van richtlijn nr. 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU L 178) en uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van 16 april 2014 van de Commissie betreffende het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG (PbEU L 115).Bij Kabinetsmissive van 25 juni 2015, no.2015001119, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit ter implementatie van richtlijn nr. 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU L 178) en uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van 16 april 2014 van de Commissie betreffende het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG (PbEU L 115), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet college voor toetsen en examens, de Wet op de expertisecentra alsmede de overeenkomstige BES-wetten in verband met onder meer de invoering in het voortgezet onderwijs van een leerlingvolgsysteem, een diagnostische tussentijdse toets en verplichte deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek (leerlingvolgsysteem en diagnostische tussentijdse toets voortgezet onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet college voor toetsen en examens, de Wet op de expertisecentra alsmede de overeenkomstige BES-wetten in verband met onder meer de invoering in het voortgezet onderwijs van een leerlingvolgsysteem, een diagnostische tussentijdse toets en verplichte deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek (leerlingvolgsysteem en diagnostische tussentijdse toets voortgezet onderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2012, no.12.001612, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet college voor toetsen en examens, de Wet op de expertisecentra alsmede de overeenkomstige BES-wetten in verband met onder meer de invoering in het voortgezet onderwijs van een leerlingvolgsysteem, een diagnostische tussentijdse toets en verplichte deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek (leerlingvolgsysteem en diagnostische tussentijdse toets voortgezet onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewone agenten van politie en regels met betrekking tot de maatregelen waaraan rechtens van hun vrijheid beroofde personen kunnen worden onderworpen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Ambtsinstructie BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewone agenten van politie en regels met betrekking tot de maatregelen waaraan rechtens van hun vrijheid beroofde personen kunnen worden onderworpen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Ambtsinstructie BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2009, no.09.003678, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewone agenten van politie en regels met betrekking tot de maatregelen waaraan rechtens van hun vrijheid beroofde personen kunnen worden onderworpen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Ambtsinstructie BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten (Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten (Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 december 2008, no.08.003543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten (Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van de in-, uit- en doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en militaire goederen (Besluit strategische goederen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van de in-, uit- en doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en militaire goederen (Besluit strategische goederen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2007, no.07.003584, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, na overleg met de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van de in-, uit- en doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en militaire goederen (Besluit strategische goederen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 augustus 2016, no.2016001425, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 november 2016, no.2016001977, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt er in hoofdzaak toe de kosten die een werkgever maakt in verband met het betalen van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer te compenseren door een vergoeding.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. De keuze voor de voorgestelde vergoedingsregeling dient te worden heroverwogen, omdat niet is gekozen voor het wegnemen van de oorzaak van het probleem, namelijk de cumulatie van financiële verplichtingen bij ziekte. Dit klemt temeer nu de voorgestelde vergoedingsregeling naar verwachting relatief kostbaar zal zijn om uit te voeren en veel van het UWV zal vergen. Daarnaast maakt de Afdeling enkele opmerkingen over de vormgeving van het voorstel voor de vervangende regeling die bij cao kan worden getroffen.1.InleidingMet het wetsvoorstel wordt blijkens de toelichting gepoogd tegemoet te komen aan zorgen van werkgevers over zowel de hoge kosten die zij maken in verband met langdurig arbeidsongeschikte werknemers als over het verschuldigd zijn van de transitievergoeding bij ontslag om bedrijfseconomische redenen. (zie noot 1) Daartoe wordt een vergoedingsregeling voor werkgevers van langdurig arbeidsongeschikte werknemers voorgesteld. Tevens wordt voorgesteld dat bij ontslag om bedrijfseconomische redenen geen transitievergoeding is verschuldigd indien in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of regeling namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan voorzieningen zijn getroffen om werkloosheid te beperken of voorzien wordt in een redelijke vergoeding. De Afdeling maakt in het hiernavolgende opmerkingen over beide onderdelen van het voorstel. In punt 2 wordt ingegaan op de voorgestelde vergoedingsregeling en in punt 3 wordt ingegaan op de voorgestelde wijziging van de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen.2. Vergoedingsregeling voor werkgevers a.Aanleiding en achtergrond vergoedingsregelingTot 1 juli 2015 kon een werkgever de arbeidsovereenkomst met een werknemer die gedurende twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest met toestemming van het UWV opzeggen zonder dat daarbij doorgaans een ontslagvergoeding was verschuldigd aan de werknemer. (zie noot 2) Als gevolg van de Wet werk en zekerheid (Wwz) is een werkgever sinds 1 juli 2015 als regel verplicht een transitievergoeding te betalen bij opzegging of ontbinding van een arbeidsovereenkomst op zijn initiatief. (zie noot 3) Dat geldt ook in het geval dat het beëindiging betreft van de arbeidsovereenkomst met een werknemer die gedurende twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is.Deze transitievergoeding komt bovenop de verplichting van de werkgever om een werknemer die ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten 104 weken (zie noot 4) - gedurende welke het opzegverbod geldt (zie noot 5) - het loon door te betalen (zie noot 6) en diens re-integratie te bevorderen. (zie noot 7)Volgens de memorie van toelichting wordt thans een vergoedingsregeling voorgesteld voor de werkgever die een transitievergoeding heeft voldaan bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid omdat het verschuldigd zijn van een transitievergoeding in dergelijke gevallen door werkgevers als onrechtvaardig wordt ervaren. (zie noot 8) De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft eerder reeds opgemerkt dat hij zich de zorgen van werkgevers aantrekt die zijn ontstaan als gevolg van de cumulatie van financiële verplichtingen voor een werkgever bij langdurige ziekte van een werknemer. (zie noot 9) De vergoedingsregeling zorgt ervoor dat de kosten van de transitievergoeding die is verschuldigd bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid niet voor rekening van de individuele betrokken werkgever komen. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zal een vergoeding verstrekken aan de werkgever voor de kosten van de transitievergoeding, alsmede voor de transitie- en inzetbaarheidskosten die de werkgever daarop in mindering mag brengen. (zie noot 10) De vermindering van de kosten die een individuele werkgever maakt in verband met langdurig arbeidsongeschikte werknemers zal worden gefinancierd uit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). (zie noot 11) Op deze manier worden de kosten van transitievergoedingen ten behoeve van langdurige arbeidsongeschikte werknemers gedeeld door alle werkgevers die bijdragen aan het Awf. Voorgesteld wordt om aan de vergoedingsregeling terugwerkende kracht te verlenen tot 1 juli 2015.De Afdeling maakt een drietal opmerkingen over de keuze voor de vergoedingsregeling om deze kostenreductie voor werkgevers vorm te geven.b.Transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheidDe gevolgen van het invoeren van de transitievergoeding voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers worden door het voorstel en de terugwerkende kracht die daaraan wordt verleend in zoverre teruggedraaid dat werkgevers niet individueel de kosten van een dergelijke vergoeding behoeven te dragen.Dit roept allereerst de vraag op waarom, in plaats van het verdelen van de kosten van deze vergoeding over alle werkgevers, er niet voor is gekozen terug te keren naar de situatie zoals die tot 2015 heeft bestaan, waarin geen recht op transitievergoeding bestond voor deze groep werknemers.De Afdeling wijst erop dat indien de cumulatie van kosten voor de werkgever bij langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer bezwaren oproept, het de voorkeur verdient om de oorzaak daarvan zelf weg te nemen. Deze oorzaak wordt nu niet weggenomen: de kosten voor de individuele betrokken werkgever worden nu weliswaar verminderd, maar voor andere werkgevers worden zij verhoogd, boven op de reeds als zwaar ervaren druk van premies en belastingen op arbeid.De toelichting stelt dat er geen grond bestaat om een uitzondering te maken op het verschuldigd zijn van een transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid omdat de transitievergoeding een compensatie voor ontslag is en die vergoeding eveneens ingezet kan worden voor het vinden van een andere baan. (zie noot 12) Deze twee doelen van de transitievergoeding zijn gebaseerd op de memorie van toelichting van de Wwz. (zie noot 13) De toelichting maakt echter niet duidelijk waarom de kosten die gemoeid zijn met het gedurende twee jaar doorbetalen van loon en het verrichten van inspanningen voor re-integratie niet kunnen worden beschouwd als een "vervanging" voor de transitievergoeding. Daarmee heeft de werkgever immers al in aanzienlijke mate bijgedragen aan het opvangen van inkomensverlies, alsmede aan de mogelijkheid om een andere baan te vinden. Daarbij komt dat, indien de werknemer na afloop van de wachttijd nog steeds arbeidsongeschikt is, deze doorgaans in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). (zie noot 14) Afhankelijk van de resterende verdiencapaciteit van de werknemer is dat de inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) (zie noot 15) of de regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). (zie noot 16) Met name wanneer ingestroomd wordt in een IVA-uitkering zal doorgaans geen sprake zijn van een transitie naar een andere baan: er is immers geen of slechts zeer beperkt verdiencapaciteit aanwezig in dergelijke gevallen. De transitievergoeding zal in dergelijke gevallen niet aangewend hoeven te worden voor de transitie naar andere arbeid. De stelling dat een uitzondering op het betalen van een transitievergoeding bij een langdurig arbeidsongeschikte werknemer zich slecht zou verhouden tot het verbod van ongelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, (zie noot 17) overtuigt zonder nadere motivering niet.Voorts zou de transitievergoeding kunnen komen te vervallen indien de werkgever in voldoende mate heeft voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen. Dit laatste wordt thans doorgaans reeds beoordeeld door het UWV in het kader van aanvragen voor een uitkering op grond van de Wet WIA, alsmede op verzoek van partijen. In de toelichting wordt gesteld dat dit is overwogen met betrekking tot de inspanningen voor het zogenaamde tweede spoor (externe plaatsing). (zie noot 18) Niet duidelijk is waarom dit niet ook zou gelden voor de inspanningen in het kader van het zogenaamde eerste spoor (interne herplaatsing). Ook hierbij biedt de werkgever immers hulp bij het zoeken van een andere baan.In het licht van het bovenstaande maakt de toelichting niet duidelijk waarom niet is gekozen voor het schrappen van de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Op die manier zou de oorzaak van de cumulatie van financiële verplichtingen van werkgevers bij langdurige arbeidsongeschiktheid worden aangepakt. Door het invoeren van een vergoedingsregeling voor de transitievergoeding van zieke werknemers wordt een nieuwe regeling toegevoegd aan de verschillende reeds bestaande, in plaats van gekozen voor een aanpak die de werkelijke oorzaak wegneemt.c. Alternatief: loondoorbetaling bij ziekteDe voorgestelde vergoedingsregeling staat niet op zichzelf als het gaat om het verminderen van de (financiële) belasting van werkgevers in verband met loondoorbetaling en re-integratieverplichtingen. In verband met knelpunten die werkgevers ervaren rondom de loondoorbetalingsverplichting en re-integratieverplichtingen wordt onder meer onderzoek gedaan door de Sociaal-Economische Raad naar een sluitend stelsel voor loondoorbetaling bij ziekte (zie noot 19) en is de afgelopen tijd tevens een aantal maatregelen aan de orde gesteld die de knelpunten en de hoge kosten voor werkgevers zouden kunnen verminderen. (zie noot 20)Het bovenstaande maakt duidelijk dat het reduceren van de financiële belasting van werkgevers in verband met langdurig arbeidsongeschikte werknemers ook anders vorm gegeven kan worden dan door het schrappen van de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Eveneens zou kunnen worden overwogen om het recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte aan te passen of het onderzoek van de SER hiernaar af te wachten. De toelichting besteedt aan deze alternatieven om de cumulatie van financiële verplichtingen voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers te reduceren ten onrechte geen aandacht.d. Kosten vergoedingsregelingUit de toelichting blijkt dat de uitkeringslasten die met de vergoedingsregeling zijn gemoeid, worden begroot op 180 mln. structureel. (zie noot 21) Daarnaast worden de incidentele uitkeringslasten - vanwege de terugwerkende kracht die aan de vergoedingsregeling wordt toegekend - begroot op 970 mln. (zie noot 22) Overigens is niet duidelijk of bij de berekening van dat bedrag rekening is gehouden met de transitie- en inzetbaarheidskosten die eveneens worden vergoed.Daarbij komen nog de uitvoeringskosten. Uit de memorie van toelichting blijkt dat deze kosten op dit moment nog niet bekend zijn. Over de omvang van deze kosten zal pas meer duidelijkheid ontstaan wanneer het UWV een uitvoeringstoets op de lagere regelgeving heeft uitgebracht. (zie noot 23)De Afdeling wijst erop dat te verwachten is dat de uitvoeringskosten relatief hoog zullen zijn gegeven de omstandigheid dat de voorgestelde vergoedingsregeling een ander karakter heeft dan de door het UWV gewoonlijk uitgevoerde uitkeringsregelingen. (zie noot 24) De uitvoeringsstructuur van het UWV is toegesneden op het regelmatig verstrekken van uitkeringen aan werknemers terwijl de voorgestelde regeling een incidentele vergoeding aan werkgevers betreft.Ook uit de uitvoeringstoets van het UWV blijkt dat, omdat het UWV niet primair is ingericht om incidentele betalingen aan werkgevers te verrichten, verschillende systemen grondig moeten worden aangepast. Volgens de uitvoeringstoets zal het uitvoeren van de vergoedingsregeling een grote impact hebben op het UWV. (zie noot 25) Dit verklaart mede waarom deze regeling niet eerder uitgevoerd kan worden dan per 1 januari 2019. (zie noot 26)Daarnaast merkt de Afdeling op dat de beslissing om een vergoedingsregeling tot stand te brengen reeds is genomen voordat inzicht bestaat in de uitvoeringskosten die deze regeling met zich brengt. De toelichting bevat zelfs geen indicatie van de met de uitvoering gemoeide kosten. Een zorgvuldige voorbereiding vergt naar het oordeel van de Afdeling dat, voorafgaand aan de beslissing dat een bepaalde regeling wenselijk wordt geacht, ook de kosten die met een beoogde regeling zijn gemoeid in ogenschouw worden genomen. e. ConclusieDe voorgestelde regeling is erop gericht de cumulatie van financiële verplichtingen van werkgevers voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers te reduceren. Daartoe wordt voorgesteld om de kosten van een individuele betrokken werkgever in verband met een transitievergoeding voor dergelijke werknemers te verdelen over alle werkgevers.Daarmee blijft de cumulatie van financiële verplichtingen voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers in essentie evenwel bestaan. Met het invoeren van een vergoedingsregeling voor de transitievergoeding van langdurig arbeidsongeschikte werknemers wordt een nieuwe regeling toegevoegd aan de verschillende reeds bestaande, in plaats van gekozen voor een aanpak die de werkelijke oorzaak van de cumulatie van financiële verplichtingen wegneemt.Dit klemt temeer nu de voorgestelde regeling naar verwachting relatief kostbaar zal zijn om uit te voeren en veel van het UWV zal vergen, nu deze organisatie niet is toegesneden op het verrichten van incidentele werkgeversbetalingen. Tenslotte is volgens de Afdeling noodzakelijk dat in de toelichting ten minste een indicatie wordt gegeven van de kosten die gemoeid zullen zijn met het uitvoeren van de vergoedingsregeling. De Afdeling adviseert in het licht van het vorenstaande de vergoedingsregeling te heroverwegen.3. Transitievergoeding bij ontslag om bedrijfseconomische redenenIndien in een cao of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan voor werknemers een vervangende en aan een transitievergoeding gelijkwaardige voorziening is opgenomen, is thans geen transitievergoeding verschuldigd. (zie noot 27) Voorgesteld wordt om deze uitzondering op het verschuldigd zijn van de transitievergoeding voortaan te beperken tot de gevallen waarin sprake is van ontslag om bedrijfseconomische redenen. (zie noot 28) Daarbij zal niet langer de eis van een gelijkwaardige voorziening worden gehanteerd.De Afdeling maakt hierover een tweetal opmerkingen.a. Vervangende voorzieningUit het voorstel volgt dat een in een cao opgenomen vervangende voorziening qua (gekapitaliseerde) waarde niet langer gelijkwaardig hoeft te zijn aan hetgeen een werknemer aan transitievergoeding zou hebben ontvangen. Indien in een cao een vervangende voorziening is opgenomen die bijdraagt aan het beperken van werkloosheid, daaronder mede begrepen het voorkomen van werkloosheid, of recht bestaat op een redelijke financiële vergoeding, is een transitievergoeding niet verschuldigd. (zie noot 29) Het is aan cao-partijen om de inhoud en omvang van de voorziening te bepalen en door wie deze voorziening is verschuldigd.De Afdeling wijst erop dat niet altijd even duidelijk zal zijn of een bepaalde maatregel in een cao bedoeld is als vervangende voorziening. Zo kennen vele caos scholingsregelingen die door een werkgever zouden kunnen worden beschouwd als een vervangende voorziening voor een transitievergoeding, terwijl de vakvereniging deze kan hebben gezien als slechts een beperkte aanvullende voorziening die niet gelijkwaardig is aan de transitievergoeding en deze dus niet kan vervangen. Voorts kan bij bepaalde voorzieningen onduidelijk zijn of zij voldoen aan de voorgestelde criteria, te weten dat zij bijdragen aan het beperken van werkloosheid, een redelijke financiële vergoeding, of een combinatie daarvan. Deze onduidelijkheden kunnen aanleiding geven tot verhoging van het aantal juridische procedures. Voorts is het voor een goede verstandhouding tussen de sociale partners van belang dat zij in hun overleg geen onduidelijkheid laten bestaan over de strekking van hun afspraken, zeker indien deze zo ver kunnen strekken dat zij het recht op de wettelijke transitievergoeding buiten werking stellen.Deze onduidelijkheid kan worden voorkomen door wettelijk te regelen dat caos of regelingen uitdrukkelijk dienen te bepalen dat een bepaalde maatregel beoogt te dienen als vervangende voorziening voor de transitievergoeding. Deze regeling sluit dan aan bij de regeling voor het in mindering brengen van kosten op de transitievergoeding, waar voorwaarde is dat de werknemer schriftelijk heeft ingestemd met het in mindering brengen van de gespecifieerde kosten. (zie noot 30)De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt aan te passen.b. Toepassing niet-gebonden werknemersHet voorstel bepaalt dat een transitievergoeding niet verschuldigd is indien een werknemer om bedrijfseconomische redenen wordt ontslagen en op grond van de toepasselijke cao voor hem recht bestaat op een redelijke financiële vergoeding of daarin een vervangende voorziening is opgenomen die bijdraagt aan het beperken van werkloosheid. Het voorstel bepaalt niet dat de cao waarin deze voorzieningen zijn opgenomen algemeen verbindend moet zijn verklaard. Wanneer de desbetreffende cao niet algemeen verbindend is verklaard, kan de inhoud ervan wel worden toegepast op werknemers die niet rechtstreeks door de cao zijn gebonden. De aan de cao gebonden werkgever is zelfs verplicht de ongebonden werknemer conform de cao te behandelen, tenzij anders is overeengekomen. (zie noot 31) De niet-gebonden werknemer is evenwel niet gehouden aan de bepaling die de transitievergoeding vervangt.De Afdeling wijst erop dat een ongebonden werknemer derhalve in beginsel de transitievergoeding kan opeisen wanneer hij om bedrijfseconomische redenen wordt ontslagen, ook wanneer een vervangende voorziening is opgenomen in de cao die is afgesloten voor de bedrijfstak of onderneming waarin hij werkzaam is. Dit is slechts anders indien de desbetreffende cao in de arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd, doch dit is lang niet altijd het geval. De Afdeling neemt aan dat deze situatie niet is beoogd. Zij adviseert daarom in het voorstel uitdrukkelijk te bepalen dat de werkgever het recht op de vervangende voorziening aan alle werknemers daadwerkelijk dient te hebben toegekend.De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot verhoging van het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en van het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot verhoging van het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en van het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet.Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2016, no.2016000091, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot verhoging van het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en van het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende derde wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende derde wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 augustus 2008, no.08.002334, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende derde wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit slotallocatie in verband met Schiphol 2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit slotallocatie in verband met Schiphol 2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rphos (bescherming namen en graden hoger onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rphos (bescherming namen en graden hoger onderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2015, no.2015001588, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rphos (bescherming namen en graden hoger onderwijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met nadere regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met nadere regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 april 2011, no.11.000994, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met nadere regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met aanpassing van de bouwprocesbepalingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met aanpassing van de bouwprocesbepalingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001575, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met aanpassing van de bouwprocesbepalingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van de mogelijkheid om ten aanzien van de luchthaven Schiphol experimenten te houden (Experimenten Schiphol), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van de mogelijkheid om ten aanzien van de luchthaven Schiphol experimenten te houden (Experimenten Schiphol), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2006, no.06.001675, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van de mogelijkheid om ten aanzien van de luchthaven Schiphol experimenten te houden (Experimenten Schiphol), met memorie van toelichting. Met dit wetsvoorstel wordt voor de luchthaven Schiphol een experimenteermogelijkheid in de Wet luchtvaart (hierna: de Wet) opgenomen. Doel is mogelijke verbeteringen voor gehinderden, zowel in de nabijheid van de luchthaven Schiphol als in de verder van Schiphol gelegen gebieden, in de praktijk te testen, voordat de daarop betrekking hebbende wijzigingen in het Luchthavenverkeersbesluit Schiphol worden vastgelegd. Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling onder voorwaarden af te wijken van voorschriften die op grond van de artikelen 8.15 en 8.17 van de Wet luchtvaart in het Luchthavenverkeersbesluit Schiphol zijn gesteld. De Raad maakt opmerkingen over de gestelde voorwaarde van over het geheel genomen gelijkblijvende geluidhinder onderscheidenlijk het over het geheel genomen gelijkblijvend extern-veiligheidsrisico, alsmede over verdere waarborgen voor een experiment. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het wetsvoorstel deels nader dient te worden overwogen. 1. Gelijkwaardigheidstoets De voorgestelde experimenteermogelijkheid vormt een nieuw onderdeel in een jarenlang proces waarin ten behoeve van de ontwikkeling en het behoud van de mainportfunctie van Schiphol de mogelijkheden en grenzen worden verkend en gebruikt op het punt van veiligheid en geluidhinder. Voor de vliegomgeving van Schiphol (binnengebied) zijn grenswaarden vastgelegd in handhavingspunten, waarvan de situering al naar gelang de vliegroutes en mate van bebouwing kan worden aangepast. De regeling van de experimenteermogelijkheid voorziet in de mogelijkheid van overschrijding van de toegestane geluidbelasting in het binnengebied onderscheidenlijk van het toegestane externe veiligheidsrisico, mits deze "over het geheel genomen" gelijk blijft of vermindert(zie noot 1). Uit de memorie van toelichting(zie noot 2) volgt dat beoogd wordt daarmee binnen de grens van de zogenoemde gelijkwaardigheidstoets te blijven die reeds in de Wet luchtvaart (artikel 8.17, zevende lid, van de Wet) is vastgelegd. In het kabinetsstandpunt Schiphol(zie noot 3) is deze gelijkwaardigheidstoets nader ingevuld. Het aantal (ernstig) gehinderden mag bij wijziging van de Luchthavenbesluiten niet toenemen ten opzichte van het maximum dat binnen de eerste Luchthavenbesluiten in het binnengebied onderscheidenlijk het buitengebied mogelijk was. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het aantal slaapverstoorden en het totaal aantal woningen met een extern veiligheidsrisico. De aan het maximum aantal gehinderden gekoppelde geluidsgrenswaarde voor het binnengebied in de gelijkwaardigheidstoets verschilt van de grenswaarden die voor dat gebied in de handhavingspunten zijn vastgelegd. Voor het buitengebied kan een dergelijke vergelijking niet worden gemaakt omdat daar geen handhavingspunten zijn. De Raad merkt het volgende op. a. Nu met de in de aanhef van artikel 8.23a gebruikte terminologie "over het geheel genomen" is beoogd aan te sluiten bij de gelijkwaardigheidstoets van artikel 8.17, zevende lid, van de Wet, adviseert de Raad de formulering van de gelijkwaardigheidstoets uit artikel 8.17, zevende lid, van de Wet te gebruiken in de aanhef van artikel 8.23a in plaats van "over het geheel genomen". b. De invulling van de gelijkwaardigheidstoets heeft gevolgen voor de ruimte om in een experiment af te wijken van de grenswaarden in de handhavingspunten. De Raad adviseert om in de toelichting nauwkeurig aan te geven hoe de invulling van de gelijkwaardigheidstoets zich verhoudt tot de wenselijk geachte mogelijkheid om te experimenteren met luchtverkeerswegen en het gebruik van het luchtruim en welke effecten dat heeft voor de afwijking van de grenswaarden in de handhavingspunten. c. Er bestaan geen handhavingspunten voor het buitengebied, verder van Schiphol, waar de meeste gehinderden wonen. Daarmee is onduidelijk in welke mate met inachtneming van de gelijkwaardigheidstoets voor delen van het buitengebied in het kader van een experiment verslechteringen van de geluidhinder mogelijk zijn ten opzichte van verbeteringen in een ander deel van het (buiten)gebied. De Raad adviseert de beoogde experimenteermogelijkheid tegen deze achtergrond, speciaal voor het buitengebied, niet in te voeren dan nadat voor het buitengebied een - beperkte - ruimte voor mogelijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande situatie is bepaald. 2. Waarborgen De Raad begrijpt dat wijzigingen in bijvoorbeeld het route- en baangebruik van de luchthaven Schiphol aanpassingen van het Luchthavenverkeersbesluit noodzakelijk kunnen maken die om verantwoord te kunnen worden ingevoerd eerst op hun praktische effecten moeten zijn getoetst. Een experimenteerregeling op lager wetgevend niveau, in dit geval bij ministeriële regeling, kan daartoe dienen. Uit een oogpunt van rechtszekerheid zal de wettelijke basis van de beoogde ministeriële regeling de essentiële waarborgen met betrekking tot doel en functie, tijdsduur en randvoorwaarden moeten bevatten. De Raad constateert dat bij dit wetsvoorstel op een aantal onderdelen die essentiële waarborgen niet in het wetsvoorstel zijn voorzien. Voor een deel gaat het daarbij om waarborgen die wel in de toelichting worden genoemd. a. Anders dan in de memorie van toelichting wordt verondersteld(zie noot 4), is in het wetsvoorstel niet bepaald dat doel en functie van het experiment in de ministeriële regeling worden beschreven. Evenmin is overeenkomstig mededelingen in de memorie van toelichting bepaald dat experimenten niet gelijktijdig en ook niet opeenvolgend kunnen worden uitgevoerd om cumulatie van effecten op gehinderden te voorkomen(zie noot 5). De Raad adviseert deze waarborgen alsnog in artikel 8.23a op te nemen. b. De in het wetsvoorstel voorziene maximale tijdsduur van twee jaren van een experiment komt de Raad te lang voor in het licht van de mededeling in de toelichting(zie noot 6) dat bij wijziging in het gebruik van luchtverkeerswegen en routes - de voorbeelden waaraan wordt gedacht bij de experimenten - vrij snel kan worden opgemaakt wat de effecten zijn op de geluidhinder. Voorkomen moet worden dat in het geval van Schiphol niet tijdig wordt teruggeschakeld naar de thans geldende normen, wanneer tijdens de duur van het experiment ongunstige effecten optreden. Met een tijdsduur van twee jaren wordt het risico om met voldongen feiten te worden geconfronteerd groter. Een kortere maximumduur van een experiment kan ook een eventuele spanning met het Luchthavenindelingsbesluit en de plaatselijke ruimtelijke ordening beperken. De Raad adviseert daarom de maximum tijdsduur aanmerkelijk te bekorten. De Raad denkt aan een termijn van maximaal één jaar. c. Teneinde te voorkomen dat met experimenten zal worden begonnen waarvan vooraf al zou kunnen worden nagegaan of deze ongewenste effecten kunnen hebben, adviseert de Raad een ex ante evaluatie voor te schrijven. Eerst indien vaststaat dat in bepaalde gevallen effecten van de te nemen maatregelen onvoldoende kunnen worden overzien, kan worden gedacht aan een experiment(zie noot 7). d. Het valt de Raad op dat geen bandbreedte voor de overschrijding van een grenswaarde voor de geluidbelasting in een handhavingspunt is geregeld. Met het oog op de rechtszekerheid ware die in het wetsvoorstel op te nemen. e. In de memorie van toelichting(zie noot 8) wordt opgemerkt dat bij de bepaling van geluidhinder in beginsel de geluidbelasting als parameter zal worden gehanteerd. Afhankelijk van het experiment kunnen echter ook andere hinderfactoren bij de afweging worden betrokken. Dat is echter niet geregeld in artikel 8.23a. De Raad adviseert dit alsnog vast te leggen. Verder is het onduidelijk of het hanteren van een andere parameter dan geluidbelasting naar keuze zou geschieden, die mogelijkheid aanvullend is bedoeld of slechts aan de orde is in het gebied waar geen handhavingspunten met grenswaarden gelden. In ieder geval zal de memorie van toelichting op dit punt moeten worden aangevuld. 3. Beoordelingscriteria Ingevolge artikel 8.23a, derde lid, zullen in de ministeriële experimenteerregeling onder meer regels moeten worden gesteld over de criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of het experiment wordt omgezet in een structurele wettelijke regeling. De Raad gaat ervan uit dat het hier gaat om onderzoekstechnische criteria die de toetsing van de resultaten van het experiment aan de hand van beleidsinhoudelijke criteria onverlet laat. Hij adviseert hierover in ieder geval in de memorie van toelichting uitsluitsel te geven. 4. Schadevergoeding/compensatie De Raad adviseert de regeling van compensatie in artikel 8.23a, tweede lid, laatste volzin, nader op haar verhouding tot de geldende nadeelcompensatieregeling in artikel 8.31 te bezien. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Verzamelwet pensioenen 2017 en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Verzamelwet pensioenen 2017 en enige andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2017, no.2017001669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Verzamelwet pensioenen 2017 en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende intrekking van vijf wetten en aanpassing van diverse wetten in verband met de Rijkswet nationaliteit zeeschepen, alsmede goedkeuring van de Regeling vergoeding schade door olieverontreiniging BES (Aanpassingswet Rijkswet nationaliteit zeeschepen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende intrekking van vijf wetten en aanpassing van diverse wetten in verband met de Rijkswet nationaliteit zeeschepen, alsmede goedkeuring van de Regeling vergoeding schade door olieverontreiniging BES (Aanpassingswet Rijkswet nationaliteit zeeschepen).Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2017, no.2017001093, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet houdende intrekking van vijf wetten en aanpassing van diverse wetten in verband met de Rijkswet nationaliteit zeeschepen, alsmede goedkeuring van de Regeling vergoeding schade door olieverontreiniging BES (Aanpassingswet Rijkswet nationaliteit zeeschepen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2005, no.05.002708, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, met memorie van toelichting. De voorgestelde verandering houdt in dat de Grondwet (GW) zal bepalen dat de burgemeester, die nu nog wordt benoemd bij koninklijk besluit, rechtstreeks zal worden gekozen door de ingezetenen van de gemeente. Aanleiding voor het voorstel is de verwerping van een voorstel, in tweede lezing, dat ertoe strekte de aanstellingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning uit de GW te halen. De Raad van State maakt allereerst een opmerking over het in de GW vastleggen van de aanstellingswijze. Daarnaast bespreekt hij enkele aspecten van het voorgestelde grondwetsartikel. Hij is van mening dat het voorstel op het eerste punt nader dient te worden overwogen. 1. Vastlegging in de Grondwet a. In de toelichting wordt verwezen naar de verwerping van het wetsvoorstel dat strekte tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeesters (en de commissarissen van de Koning) in de Eerste Kamer der Staten-Generaal op 22 maart 2005, en naar eerdere pogingen om de aanstellingswijze uit de GW te halen. Uit het feit dat deze pogingen zijn mislukt, wordt de conclusie getrokken "dat er door de jaren heen onvoldoende draagvlak voor heeft bestaan om de aanstellingswijze van de burgemeester aan de gewone wetgever over te laten."(zie noot 1) Deze argumentatie is te summier als motivering voor een voorstel om een andere wijze van aanstelling in de GW vast te leggen, waarvan tot nu toe niet is gebleken dat daarvoor wèl voldoende draagvlak bestaat; een minder vergaande wijziging van de GW is immers tot tweemaal toe gestrand. Een voorzichtiger aanpak, waarbij opnieuw wordt voorgesteld de benoemingswijze te deconstitutionaliseren, om vervolgens te bezien voor welke wijze van aanstelling de instemming van de Kamers kan worden verkregen en daarmee ervaring op te doen, en pas daarna grondwettelijke vastlegging van de aanvaarde, nieuwe formule voor te stellen, laat zich immers evenzeer denken; zie het slot van het nu volgende onderdeel. Tegen de achtergrond hiervan adviseert de Raad de toelichting aan te vullen. b. De Raad heeft op 2 april 1997 advies uitgebracht over een eerder voorstel, dat ertoe strekte de aanstellingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning geheel uit de GW te halen.(zie noot 2) De Raad ontraadde het voorstel, omdat - zo merkte hij toen op - slechts tot deconstitutionalisering kan worden overgegaan, wanneer daarvoor sterke argumenten worden aangevoerd. Er was destijds een breed draagvlak in de Kamers der Staten-Generaal voor handhaving van de benoeming van de burgemeester door de Kroon. De Raad beschouwde de methode van aanwijzing als een wezenlijk onderdeel van het constitutionele recht en als zodanig waard grondwettelijk beschermd te blijven. De Raad is er in beginsel voorstander van dat de wijze van aanstelling van de commissaris van de Koning en de burgemeester in de GW wordt geregeld. Daarnaast staat echter een tweede uitgangspunt, dat het niet verantwoord is om onderwerpen in de GW te regelen waarover de discussie nog niet is uitgekristalliseerd;(zie noot 3) dat punt was in 1997 niet aan de orde. Op dit moment is er wel brede overeenstemming dat de Kroonbenoeming niet dient te worden voortgezet; brede overeenstemming ontbreekt echter over de aanstellingswijze die daarvoor in de plaats moet komen. Bovendien, het uitgangspunt dat de discussie moet zijn uitgekristalliseerd betekent niet alleen dat er op zeker moment brede overeenstemming moet bestaan, maar ook dat die overeenstemming een zekere duurzaamheid moet hebben. Het is veelzeggend dat nog maar acht jaar geleden de Kroonbenoeming nog een breed draagvlak had, terwijl die benoemingswijze nu vrij algemeen als achterhaald wordt beschouwd. Alles afwegende is de Raad van mening dat de tijd nu nog niet rijp is om een andere wijze van aanstelling, namelijk de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, in de GW vast te leggen. De Raad ziet er thans geen bezwaren tegen om de aanstellingswijze van de burgemeester uit de GW te halen, zodat ervaringen kunnen worden opgedaan met een andere aanstellingswijze dan de Kroonbenoeming. Als deze ervaringen op termijn een duurzame opvatting over de meest wenselijke aanstellingswijze opleveren, is dat het juiste moment om dit onderwerp, als een wezenlijk onderdeel van het constitutionele recht, ook in de GW vast te leggen. Nu deconstitutionaliseren, om straks op verantwoorde wijze te kunnen reconstitutionaliseren.(zie noot 4) Daarom adviseert de Raad tot heroverweging van het voorgestelde artikel 131a, eerste lid, GW. 2. Kiesrecht voor ingezetenen die geen Nederlander zijn Over het voorgestelde tweede lid van artikel 131a merkt de Raad het volgende op. a. Het voorstel wil het actief kiesrecht voor de burgemeester toekennen aan de ingezeten Nederlanders van de gemeente die voldoen aan de vereisten die gelden voor de verkiezing van de gemeenteraad: het kiesrecht kan bij wet ook worden toegekend aan ingezetenen die geen Nederlander zijn. Met deze formulering is aangesloten bij de regeling van het kiesrecht voor de gemeenteraad in de artikelen 129, eerste lid, en 130 GW. Het voorstel laat met dit al echter ruimte voor de mogelijkheid dat de wet het kiesrecht van niet-Nederlandse ingezetenen voor de burgemeester anders zou regelen dan het kiesrecht voor de gemeenteraad. De Raad zou het niet wenselijk vinden als het kiesrecht voor de twee rechtstreeks te kiezen organen van de gemeente, die zullen optreden als elkaars tegenspelers, en die in de plannen van het kabinet gelijktijdig zullen worden gekozen,(zie noot 5) niet op identieke wijze zou worden geregeld. De Raad adviseert te bepalen dat de burgemeester rechtstreeks wordt gekozen door diegenen die voldoen aan de vereisten die gelden voor de verkiezing van de gemeenteraad. b. Nu Nederlanders het recht krijgen de burgemeester te kiezen, zal dit recht ook moeten worden toegekend aan onderdanen van de Europese Unie die in Nederland verblijven; een richtlijn van de Europese Unie uit 1994 verplicht daartoe.(zie noot 6) Het voorgestelde artikel 131a GW biedt de mogelijkheid om bij wet het recht de burgemeester te kiezen toe te kennen aan ingezetenen die geen Nederlander zijn; zoals uit de toelichting blijkt zal deze regelingsbevoegdheid worden uitgewerkt in het wetsvoorstel verkiezing burgemeester.(zie noot 7) Artikel 131a GW blijft buiten toepassing totdat de wet die de directe verkiezing van de burgemeester regelt in werking treedt;(zie noot 8) de wetgever kan dus waarborgen dat EU-onderdanen op dit punt gelijk worden behandeld. In de toelichting wordt de indruk gewekt dat het de wetgever zou vrijstaan het actieve kiesrecht voor de burgemeester toe te kennen aan niet-Nederlandse ingezetenen, maar dat de wetgever zou kunnen nalaten van die mogelijkheid gebruik te maken. Zoals uit het voorgaande blijkt ontbreekt een dergelijke beleidsvrijheid ten aanzien van EU-onderdanen. De Raad adviseert de toelichting te preciseren. 3. Burgemeester is ingezetene van de gemeente De burgemeester zal, zo wil het voorstel, ingezetene moeten zijn van de gemeente waarin hij burgemeester is.(zie noot 9) Volgens de toelichting staat deze bepaling er niet aan in de weg dat in de gewone wetgeving een ontheffingsmogelijkheid wordt gecreëerd voor een kandidaat van buiten de gemeente die als burgemeester wordt gekozen. Hem moet een overgangstermijn kunnen worden gegeven om binnen de gemeente een geschikte woning te vinden.(zie noot 10) De Raad meent dat een overgangstermijn voor een kandidaat van buiten de gemeente redelijk is, maar wijst erop dat de tekst van de voorgestelde grondwetsbepaling daarvoor niet de ruimte biedt.(zie noot 11) Hij adviseert het artikel aan te vullen. 4. Afstemming In het voorstel van wet van het Tweede-Kamerlid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de GW door de rechter wordt toetsing van wetten mede mogelijk gemaakt aan artikel 129, eerste lid, GW, inzake het actief en passief kiesrecht voor provinciale staten en de gemeenteraad.(zie noot 12) Daarvan uitgaande, meent de Raad dat het in de rede ligt dat ook het nieuwe artikel 131a, eerste lid, in de opsomming wordt opgenomen. Omdat het voorstel inzake constitutionele toetsing bij de Eerste Kamer aanhangig is en dus niet meer kan worden gewijzigd, verdient het aanbeveling dat in het nu voorliggende wetsvoorstel in afstemming wordt voorzien. De Raad adviseert daartoe. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek omdat het wenselijk is de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten aan te passen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek omdat het wenselijk is de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten aan te passen.Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2012, no.12.001057, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek omdat het wenselijk is de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten aan te passen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PbEU L 220), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PbEU L 220), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2009, no.09.002922, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PbEU L 220), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft in verband met de verordening bankentoezicht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft in verband met de verordening bankentoezicht.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2015, no.2015000744, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft in verband met de verordening bankentoezicht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Nijmegen van 22 oktober 2008, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Nijmegen van 22 oktober 2008, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 2 juli 2009, no.BJZ2009042216, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Nijmegen van 22 oktober 2008, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de Dienst Wegverkeer, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de Dienst Wegverkeer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en een aantal andere wetten (Reparatiewet Wft), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en een aantal andere wetten (Reparatiewet Wft), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2007, no.07.004224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en een aantal andere wetten (Reparatiewet Wft), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector naar aanleiding van de wetsevaluatie (Evaluatiewet WNT).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector naar aanleiding van de wetsevaluatie (Evaluatiewet WNT).Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2016, no.2016001820, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector naar aanleiding van de wetsevaluatie (Evaluatiewet WNT), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit Meel en brood in verband met de wijziging van de definitie van brood, de toepassing van de zoutnorm op brood en enkele technische wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit Meel en brood in verband met de wijziging van de definitie van brood, de toepassing van de zoutnorm op brood en enkele technische wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2017, no.2017000552, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit Meel en brood in verband met de wijziging van de definitie van brood, de toepassing van de zoutnorm op brood en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit past het Warenwetbesluit Meel en brood zodanig aan dat de zoutnorm van toepassing is op al het brood dat (vrijwel) dagelijks wordt geconsumeerd.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. De bepaling die de zoutnorm voor bepaald brood buiten toepassing laat dient te worden verduidelijkt.Het ontwerpbesluit stelt een zoutnorm voor brood vast. (zie noot 1) Daarbij wordt bepaald dat de zoutnorm niet van toepassing is op "brood waaraan zoutbevattende ingrediënten zijn toegevoegd en dat de consument niet ervaart als bestemd voor dagelijks gebruik". (zie noot 2) Blijkens de toelichting wordt hiermee brood bedoeld waaraan ingrediënten als olijven, spek, kaas en zongedroogde tomaten zijn toegevoegd.De Afdeling merkt op dat onvoldoende duidelijk is welk brood door de consument al dan niet wordt ervaren als bestemd voor dagelijks gebruik. Daarmee is dit criterium te weinig onderscheidend. De opmerking in de toelichting dat het gaat om brood dat de consument "niet ziet als bestemd voor dagelijks gebruik" neemt deze onduidelijkheid niet weg.Ziet de Afdeling het goed dan beoogt de desbetreffende bepaling te regelen dat de zoutnorm niet van toepassing is, als "niet- broodeigen" ingrediënten zijn toegevoegd die zout bevatten en die zichtbaar zijn voor de consument. In dat geval kan het aanvullende criterium dat de consument dat brood niet ervaart als bestemd voor dagelijks gebruik, worden vervangen door het criterium zichtbaarheid.De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het ontwerpbesluit aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van diverse wetten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van diverse wetten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met het openstellen van de mogelijkheid van het verlenen van bijzondere bijstand aan bepaalde groepen personen die gedwongen zijn opgenomen of worden verpleegd en met uitbreiding van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag met gedeeltelijk arbeidsgeschikten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met het openstellen van de mogelijkheid van het verlenen van bijzondere bijstand aan bepaalde groepen personen die gedwongen zijn opgenomen of worden verpleegd en met uitbreiding van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag met gedeeltelijk arbeidsgeschikten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2007, no.07.002288, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met het openstellen van de mogelijkheid van het verlenen van bijzondere bijstand aan bepaalde groepen personen die gedwongen zijn opgenomen of worden verpleegd en met uitbreiding van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag met gedeeltelijk arbeidsgeschikten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten met het oog op het moderniseren van de regeling van internationale samenwerking in strafzaken (herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten met het oog op het moderniseren van de regeling van internationale samenwerking in strafzaken (herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 november 2015, no.2015001990, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten met het oog op het moderniseren van de regeling van internationale samenwerking in strafzaken (herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de invoering van een vrijstelling van precariobelasting voor netwerken van nutsbedrijven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de invoering van een vrijstelling van precariobelasting voor netwerken van nutsbedrijven, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2009, no.09.001110, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de invoering van een vrijstelling van precariobelasting voor netwerken van nutsbedrijven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende afwijkende bepalingen voor de overgang van vermogensbestanddelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Besluit overgang Arbeidsvoorziening).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende afwijkende bepalingen voor de overgang van vermogensbestanddelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Besluit overgang Arbeidsvoorziening).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2015, no.2015002235, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wettelijke regels inzake het voor de zorg behouden van vermogen van zorginstellingen (Spoedwet vermogensbehoud zorginstellingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wettelijke regels inzake het voor de zorg behouden van vermogen van zorginstellingen (Spoedwet vermogensbehoud zorginstellingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2009, no.09.001889, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende wettelijke regels inzake het voor de zorg behouden van vermogen van zorginstellingen (Spoedwet vermogensbehoud zorginstellingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit donorregister.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit donorregister.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart voor voorinspectie-operaties op de internationale luchthaven Koningin Beatrix op Aruba; Washington, 7 april 2016 (Trb. 2016, ....).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart voor voorinspectie-operaties op de internationale luchthaven Koningin Beatrix op Aruba; Washington, 7 april 2016 (Trb. 2016, ....).Bij Kabinetsmissive van 28 april 2016, no.2016000767, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart voor voorinspectie-operaties op de internationale luchthaven Koningin Beatrix op Aruba; Washington, 7 april 2016 (Trb. 2016, ....), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang (Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang (Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de structurele overgang van werknemers bij de overgang van een concessie voor openbaar vervoer alsmede van de Spoorwegwet in verband met de begrenzing van stamlijnen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de structurele overgang van werknemers bij de overgang van een concessie voor openbaar vervoer alsmede van de Spoorwegwet in verband met de begrenzing van stamlijnen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2008, no.08.001774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de structurele overgang van werknemers bij de overgang van een concessie voor openbaar vervoer alsmede van de Spoorwegwet in verband met de begrenzing van stamlijnen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure in verband met de concentratie van de Europese betalingsbevelprocedure, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure in verband met de concentratie van de Europese betalingsbevelprocedure, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2010, no.10.003623, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure in verband met de concentratie van de Europese betalingsbevelprocedure, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de detectie van radioactief besmet schroot (Besluit detectie radioactief besmet schroot).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de detectie van radioactief besmet schroot (Besluit detectie radioactief besmet schroot).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, het Burgerlijk Wetboek en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met het oog op het afschaffen van de ouderbijdrage voor jeugdhulp, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, het Burgerlijk Wetboek en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met het oog op het afschaffen van de ouderbijdrage voor jeugdhulp, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001302, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, het Burgerlijk Wetboek en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met het oog op het afschaffen van de ouderbijdrage voor jeugdhulp, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit glastuinbouw, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit glastuinbouw, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 december 2008, no.08.003734, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit glastuinbouw, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de organisatie en de taken van de veiligheidsregio's en de gemeentelijke brandweer, alsmede de financiële bijdrage van het Rijk (Besluit veiligheidsregio's), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de organisatie en de taken van de veiligheidsregio's en de gemeentelijke brandweer, alsmede de financiële bijdrage van het Rijk (Besluit veiligheidsregio's), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2010, no.10.001262, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de organisatie en de taken van de veiligheidsregio's en de gemeentelijke brandweer, alsmede de financiële bijdrage van het Rijk (Besluit veiligheidsregio's), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende implementatie van richtlijn nr.2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) (Besluit beheer autowrakken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende implementatie van richtlijn nr.2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) (Besluit beheer autowrakken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 176 en Trb. 2010, 106), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 176 en Trb. 2010, 106), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002052, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 176 en Trb. 2010, 106), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet inzake de instelling van een aansluitende zone voor het Koninkrijk, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet inzake de instelling van een aansluitende zone voor het Koninkrijk, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverlening.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting houdende bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverlening.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001787, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 november 2011, no.11.002858, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet arbeid en zorg.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet arbeid en zorg.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een aantal andere algemene maatregelen van bestuur in verband met een aanpassing van in deze besluiten opgenomen verwijzingen naar het Voertuigreglement en enkele andere technische aanpassingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een aantal andere algemene maatregelen van bestuur in verband met een aanpassing van in deze besluiten opgenomen verwijzingen naar het Voertuigreglement en enkele andere technische aanpassingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 december 2008, no.08.003542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een aantal andere algemene maatregelen van bestuur in verband met een aanpassing van in deze besluiten opgenomen verwijzingen naar het Voertuigreglement en enkele andere technische aanpassingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van de gegevens op de verstrekking waarvan een verzoek aan een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst betrekking kan hebben (Besluit ex artikel 28 WIV 2002), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van de gegevens op de verstrekking waarvan een verzoek aan een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst betrekking kan hebben (Besluit ex artikel 28 WIV 2002), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de dierproeven (redactionele wijzigingen ter precisering van enkele onderdelen van de wet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de dierproeven (redactionele wijzigingen ter precisering van enkele onderdelen van de wet).Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2017, no.2017001195, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de dierproeven (redactionele wijzigingen ter precisering van enkele onderdelen van de wet), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 226I van het Wetboek van Strafvordering (Besluit getuigenbescherming).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 226I van het Wetboek van Strafvordering (Besluit getuigenbescherming).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 december 2012, no.12.002903, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (interne saldering), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (interne saldering), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2007, no.07.002451, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (interne saldering), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het toevoegen van niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het toevoegen van niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2010, no.10.003539, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het toevoegen van niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (locatiewijziging en verkorting vergunningprocedure introductie in het milieu).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (locatiewijziging en verkorting vergunningprocedure introductie in het milieu).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het stellen van nadere regels over het verlenen van toestemming voor het verrichten van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Woningwet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het stellen van nadere regels over het verlenen van toestemming voor het verrichten van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Woningwet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2016, no.2016001293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het stellen van nadere regels over het verlenen van toestemming voor het verrichten van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Woningwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Notawisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot wijziging van de overeenkomst inzake de tewerkstelling van gezinsleden van diplomaten; Washington, 11 juli 2013 (Trb. 2013, 116), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Notawisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot wijziging van de overeenkomst inzake de tewerkstelling van gezinsleden van diplomaten; Washington, 11 juli 2013 (Trb. 2013, 116), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 augustus 2013, no.13.001725, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de notawisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot wijziging van de overeenkomst inzake de tewerkstelling van gezinsleden van diplomaten; Washington, 11 juli 2013 (Trb. 2013, 116), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot verevening van kosten verbonden aan het overschrijden van de vastgestelde hoeveelheid CO2-emissies voor de glastuinbouw (Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot verevening van kosten verbonden aan het overschrijden van de vastgestelde hoeveelheid CO2-emissies voor de glastuinbouw (Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2011, no.11.000141, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot verevening van kosten verbonden aan het overschrijden van de vastgestelde hoeveelheid CO2-emissies voor de glastuinbouw (Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Monrovia, 27 mei 2010 (Trb. 2010, 206 en Trb. 2010, 234), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Monrovia, 27 mei 2010 (Trb. 2010, 206 en Trb. 2010, 234), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2010, no.10.003503, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Monrovia, 27 mei 2010 (Trb. 2010, 206 en Trb. 2010, 234), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de werkzaamheden die het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen uitvoert om te beoordelen of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (Besluit advisering beschut werk), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de werkzaamheden die het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen uitvoert om te beoordelen of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (Besluit advisering beschut werk), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2014, no.2014002008, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de werkzaamheden die het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen uitvoert om te beoordelen of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (Besluit advisering beschut werk), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2017, no.20170000396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt enkele besluiten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding. (zie noot 1)De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op twee onderdelen aanvulling van het ontwerpbesluit en de toelichting aangewezen. In de toelichting dient nader te worden ingegaan op de eerder door de regering aangekondigde verdieping van kennis bij de invulling van het participatieverklaringstraject. Daarnaast dienen de voorwaarden waaraan een instantie die keurmerken aan cursusinstellingen verleent moet voldoen in het ontwerpbesluit te worden opgenomen.1.Invulling participatieverklaringstrajectIn de toelichting op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding is, naar aanleiding van het advies van de Afdeling, aangekondigd dat een nadere invulling van het participatieverklaringstraject, waaronder de invulling van de inleiding op de kernwaarden nader vorm zal krijgen in het Besluit inburgering. (zie noot 2) In dat advies had de Afdeling gewezen op de mogelijke dubbeling van het participatieverklaringstraject met het in het buitenland af te leggen basisexamen inburgering. In reactie hierop heeft de regering uiteengezet dat de, voor een groot deel van de doelgroep verplichte, inburgering in het buitenland weliswaar een zekere basiskennis biedt van de Nederlandse kernwaarden, maar dat deze verder uitgebouwd moet worden in Nederland. Zij merkte daarbij op dat in het basisexamen inburgering buitenland slechts beperkt aandacht wordt besteed aan de Nederlandse kernwaarden. "Gezinsmigranten hebben voorafgaand aan hun komst naar Nederland nauwelijks behoefte aan informatie over normen en waarden, staatsinrichting en het sociaal maatschappelijk leven. () De regering acht het van belang dat gezinsmigranten in Nederland, na het afleggen van het basisexamen in het buitenland, opnieuw worden geïnformeerd over hun rechten en plichten en er een verdieping plaatsvindt in hun kennis over de basisprincipes van de Nederlandse samenleving. Het participatieverklaringstraject dat door de nieuwkomers in het eerste jaar na vestiging moet worden doorlopen, richt zich daarom hierop." (zie noot 3)De Afdeling merkt op dat het ontwerpbesluit, dat invulling zou moeten geven aan deze nadere verdieping, slechts bepaalt dat de inburgeringsplichtige in het participatie-verklaringstraject kennis van de Nederlandse kernwaarden verwerft, daartoe deelneemt aan een door of namens het college aangeboden inleiding op die kernwaarden en het ondertekenen van de participatieverklaring. (zie noot 4) In de toelichting wordt opgemerkt dat gemeenten grotendeels vrij zijn in welke vorm zij de inleiding in de Nederlandse kernwaarden aanbieden, dat dit bijvoorbeeld door middel van een workshop, een gesprek of dialoog kan plaatsvinden en dat het participatieverklaringstraject minimaal een dagdeel, maar ook meerdere dagdelen kan beslaan. (zie noot 5)De geschetste opzet van het traject komt neer op aanwezigheidsplicht bij een bijeenkomst waarin een beknopte uiteenzetting van de Nederlandse kernwaarden gegeven wordt en een verklaring ondertekend wordt. (zie noot 6) Dat is ontoereikend om de beoogde verdieping aan te brengen in de kennis over de in Nederland geldende kernwaarden - vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie (zie noot 7) - en daaraan een verplichte verklaring van respect voor die waarden te verbinden.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in de toelichting grondiger in te gaan op de wijze waarop - in overleg met de gemeenten - een betekenisvolle invulling zal worden gegeven aan de beoogde verdieping en een en ander in het ontwerpbesluit neer te leggen.2.Voorwaarden/eisen aan te wijzen instantieArtikel 12a van de Wet inburgering geeft de bevoegdheid om regels te stellen omtrent de aanwijzing van een instelling en de verlening van een keurmerk aan cursusinstellingen. In artikel 4.1a, zevende lid, van het ontwerpbesluit wordt hieraan uitvoering gegeven door te bepalen dat bij ministeriële regeling een instantie kan worden aangewezen die zon keurmerk aan de cursusinstellingen afgeeft.De Afdeling merkt op dat het ontwerpbesluit geen voorwaarden of eisen bevat waaraan een instantie moet voldoen om door de minister te kunnen worden aangewezen. Wat die voorwaarden betreft, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een bepaalde mate van onafhankelijkheid van de instanties die keurmerken afgeven.Om blanco doordelegatie van bevoegdheden te voorkomen adviseert de Afdeling alsnog de voorwaarden in het ontwerpbesluit op te nemen waaraan een instantie moet voldoen opdat de minister tot aanwijzing kan overgaan. (zie noot 8)De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de implementatie van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de implementatie van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2015, no.2015001939, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de implementatie van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Pb EU 2015, L 313).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Pb EU 2015, L 313).Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2017, no.2017000241, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Pb EU 2015, L 313), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van referentieniveaus Nederlandse taal en referentieniveaus rekenen (Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van referentieniveaus Nederlandse taal en referentieniveaus rekenen (Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 april 2010, no. 10.001008, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minster van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van referentieniveaus Nederlandse taal en referentieniveaus rekenen (Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vervallen van de vergunningsplicht bij terbeschikkingstelling van vreemdelingen afkomstig uit derde landen bij tijdelijke arbeid in Nederland, de uitbreiding vrijstelling tewerkstellingsvergunning voor buitenlandse studenten bij een niet-verplichte stage, de uitbreiding van de vrijstelling tewerkstellingsvergunningsplicht voor studenten die een opleiding volgen aan een Academie van Bouwkunst en het vervallen van de maximumtermijn voor de uitzondering op de tewerkstellingsvergunningsplicht voor docenten en onderzoekers aan instellingen van hoger onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vervallen van de vergunningsplicht bij terbeschikkingstelling van vreemdelingen afkomstig uit derde landen bij tijdelijke arbeid in Nederland, de uitbreiding vrijstelling tewerkstellingsvergunning voor buitenlandse studenten bij een niet-verplichte stage, de uitbreiding van de vrijstelling tewerkstellingsvergunningsplicht voor studenten die een opleiding volgen aan een Academie van Bouwkunst en het vervallen van de maximumtermijn voor de uitzondering op de tewerkstellingsvergunningsplicht voor docenten en onderzoekers aan instellingen van hoger onderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2016, no.2016001176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vervallen van de vergunningsplicht bij terbeschikkingstelling van vreemdelingen afkomstig uit derde landen bij tijdelijke arbeid in Nederland, de uitbreiding vrijstelling tewerkstellingsvergunning voor buitenlandse studenten bij een niet-verplichte stage, de uitbreiding van de vrijstelling tewerkstellingsvergunningsplicht voor studenten die een opleiding volgen aan een Academie van Bouwkunst en het vervallen van de maximumtermijn voor de uitzondering op de tewerkstellingsvergunningsplicht voor docenten en onderzoekers aan instellingen van hoger onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels voor het in rekening brengen van een gebruiksafhankelijke prijs voor het rijden met een motorrijtuig (Wet kilometerprijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels voor het in rekening brengen van een gebruiksafhankelijke prijs voor het rijden met een motorrijtuig (Wet kilometerprijs), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2 ter implementatie van artikel 1 (lid xx) van richtlijn (2010/xxx/EG) van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van (datum) tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, en het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2 ter implementatie van artikel 1 (lid xx) van richtlijn (2010/xxx/EG) van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van (datum) tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, en het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2010, no.10.002731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2 ter implementatie van artikel 1 (lid xx) van richtlijn (2010/xxx/EG) van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van (datum) tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, en het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het gebruik van bouwwerken uit het oogpunt van brandveiligheid (Besluit brandveilig gebruik bouwwerken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het gebruik van bouwwerken uit het oogpunt van brandveiligheid (Besluit brandveilig gebruik bouwwerken), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2008, no.08.000440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het gebruik van bouwwerken uit het oogpunt van brandveiligheid (Besluit brandveilig gebruik bouwwerken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten, alsmede het preventiebeleid van houders van een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen (Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten, alsmede het preventiebeleid van houders van een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen (Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2013, no.13.000073, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten, alsmede het preventiebeleid van houders van een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen (Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Europees Landschapsverdrag (Florence, 20 oktober 2000), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Europees Landschapsverdrag (Florence, 20 oktober 2000), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 10 december 2004, no.04.004660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Europees Landschapsverdrag (Florence, 20 oktober 2000), met toelichtende nota.Het Europees Landschapsverdrag (European Landscape Convention, hierna: ELC) is tot stand gekomen in het kader van de Raad van Europa. Het verdrag heeft als doel het bevorderen van de bescherming, het beheer en de inrichting van landschappen en het organiseren van Europese samenwerking op dat gebied. De Raad van State onderschrijft de strekking van het verdrag, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen.1. ReikwijdteDe Raad merkt op dat de ELC in artikel 1, onderdeel a, een ruime en vage definitie bevat van 'landschap'. Bovendien moet uit artikel 2 (reikwijdte) worden afgeleid dat de ELC een zodanig ruim toepassingsbereik heeft, dat het in feite de gehele buitenwereld bestrijkt. Volgens de laatste volzin van dit artikel betreft de ELC niet alleen waardevolle landschappen, maar ook doorsnee en aangetaste landschappen. Volgens artikel 3 heeft de ELC onder meer tot doel het bevorderen van de bescherming, het beheer en de inrichting van landschappen. Het valt op dat de artikelen 1 tot en met 3 niet in de toelichtende nota worden besproken. Uit deze artikelen, in samenhang gelezen, zou moeten worden afgeleid dat ieder landschap, ook het niet-waardevolle en zelfs het lelijk gevonden landschap, zou moeten worden beschermd. Mogelijk is een zo ver strekkende reikwijdte niet bedoeld, maar indien de overheden de voor hen uit de ELC voortvloeiende verplichtingen moeten nakomen zal er meer duidelijkheid moeten zijn over de omvang en de inhoud van deze verplichtingen. Weliswaar bepaalt artikel 4, kort gezegd, dat elke partij het verdrag uitvoert conform haar eigen verdeling van bevoegdheden, in overeenstemming met haar grondwettelijke beginselen en administratieve regelingen en met haar eigen beleid, maar ook dat artikel bevat vage normen die onvoldoende aangeven hoe ver de verdragsverplichtingen reiken. In dit verband wijst de Raad ook op de in onderdeel d van artikel 5 genoemde verplichting om het landschap te integreren in het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening en stadsplanning en in haar cultureel, milieu-, landbouw-, maatschappelijk en economisch beleid, alsmede in ander beleid dat rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen heeft voor het landschap. Zo zal in elk ruimtelijk plan (bestemmingsplan, structuurvisie enzovoort) verantwoording moeten worden afgelegd voor de gevolgen die het plan heeft voor het landschap.De Raad adviseert in de toelichtende nota hier nader op in te gaan en zo veel mogelijk duidelijkheid te geven omtrent de verplichtingen van de ELC.2. Verhouding tot Nederlandse regelsIn paragraaf 1 van de toelichtende nota wordt opgemerkt dat het landschap voor iedereen rechten en verantwoordelijkheden met zich brengt voor bescherming, beheer en planning van het landschap. Niet duidelijk is wat de betekenis is van deze zin in relatie tot de verplichtingen die uit de ELC voortvloeien. In paragraaf 3 van de toelichtende nota wordt ingegaan op de vraag of Nederland reeds voldoet aan de bepalingen van de ELC. Deze vraag wordt in algemene zin positief beantwoord onder verwijzing naar het Alterra-rapport 930. Uit dat rapport blijkt dat waarschijnlijk geen nieuwe wetgeving nodig is ter uitvoering van de ELC. De conclusies van het rapport zijn tamelijk vaag en geven onvoldoende houvast ter beoordeling van de consequenties die de ELC zal hebben voor Nederland. Of Nederland zal voldoen aan de verplichtingen van de ELC hangt niet alleen af van de wetgeving maar ook van de uitvoering van het beleid. De Raad merkt in dit verband op dat Nederland reeds partij is bij een aantal verdragen die een eigen bijzonder aspect regelen en belang behartigen dat raakt aan de materie die in de ELC wordt geregeld. Indien bij de voorbereiding van een plan of project rekening moet worden gehouden met meerdere, niet altijd synchroon met elkaar lopende belangen, neemt de kans op conflicten toe.De Raad adviseert op dit punt in de toelichting nader in te gaan.De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 december 2009, no.09.003477, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorzieningen met betrekking tot het Faunafonds (Besluit Faunafonds).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorzieningen met betrekking tot het Faunafonds (Besluit Faunafonds).Bij Kabinetsmissive van 17 januari 2002, no.02.000257, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorzieningen met betrekking tot het Faunafonds (Besluit Faunafonds).In het ontwerpbesluit worden de diersoorten aangewezen ten aanzien waarvan het Faunafonds maatregelen bevordert ter voorkoming en bestrijding van schade door deze diersoorten. Met het oog op de bekostiging van het Faunafonds bevat het tevens regels omtrent de wijze waarop de bijdragen, zoals die geheven worden voor de afgifte van jachtakten, valkeniersakten of kooikersakten, aan het Faunafonds ter beschikking worden gesteld. Ten slotte wordt geregeld welke bijdrage de minister en gedeputeerde staten van de provincies ten behoeve van het Faunafonds verlenen. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding het volgende op te merken.1. Ingevolge artikel 6, derde en vierde lid, van het ontwerpbesluit stelt de minister jaarlijks een bijdrage aan het Faunafonds ter beschikking waarop onder meer de aan het Faunafonds ter beschikking gestelde bijdragen voor de afgifte jachtakten in mindering zijn gebracht. Voorzover de bijdrage van de minister strekt tot tegemoetkoming in de kosten van het Faunafonds die verbonden zijn aan tegemoetkomingen door het Faunafonds in schade die is veroorzaakt door beschermde dieren, wijst de Raad erop dat artikel 8, derde lid, van het Jachtbesluit(zie noot 1) zich verzet tegen de aanwending van de opbrengst van jachtaktebijdragen voor vermindering van de bijdrage van de minister in dat opzicht. In verband hiermee zal de regeling van de ministeriële bijdrage moeten worden aangepast.2. In paragraaf 4 van de nota van toelichting wordt uiteengezet dat in het kader van de goedkeuring van begroting van het Faunafonds afspraken worden gemaakt over de betaling en bevoorschotting aan het Faunafonds met betrekking tot de bijdrage van provincies en die van de minister. Daarbij zal dan rekening moeten worden gehouden met het in de begroting opgenomen verwachte uitgavenpatroon met betrekking tot tegemoetkomingen in schade, zoals ook gebruikelijk was bij de betaling en bevoorschotting ten behoeve van het Jachtfonds (voorloper van het Faunafonds) in het kader van de Jachtwet. Mede naar aanleiding van het advies van het Faunafonds dat over het ontwerpbesluit is ingewonnen (bladzijden 8 en 9 van het advies), acht het college een regeling van maandelijks te verstrekken voorschotten met de mogelijkheid van verrekening achteraf meer in de rede liggen, vooral om vertragingen in de uitbetaling van tegemoetkomingen in schade door het Faunafonds te voorkomen. Ook op dit punt ware het ontwerpbesluit nader te bezien.3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van StateBijlage bij het advies van de Raad van State van 18 maart 2002, no.W11.02.0023/V, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.- In artikel 6, zevende lid, en in de toelichting daarop in paragraaf 3 van de nota van toelichting duidelijk aangeven dat het op de bijdrage aan het Faunafonds in mindering te brengen bedrag aan besparingen wordt berekend door van de verleende beheersvergoedingen het gemiddelde bedrag af te trekken dat met betrekking tot dezelfde percelen in de voorgaande drie jaar uit het Faunafonds of het Jachtfonds aan tegemoetkoming in schade is vergoed.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met het uitbreiden van de doelgroep en de beoordeling van arbeidsbeperkten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met het uitbreiden van de doelgroep en de beoordeling van arbeidsbeperkten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2015, no.2015002309, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met het uitbreiden van de doelgroep en de beoordeling van arbeidsbeperkten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit in verband met de algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenbesluit 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit in verband met de algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenbesluit 2000).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van diverse wetten aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van diverse wetten aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot regeling van een sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot regeling van een sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voorgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voorgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 164), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 164), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002027, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 164), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI betreffende de gegevensset voor de polisadministratie, de gegevensuitwisseling voor opsporing en toezicht en het verstrekken van gegevens aan bestuursorganen en derden, alsmede enkele andere wijzigingen in verband met de Wet WIA, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI betreffende de gegevensset voor de polisadministratie, de gegevensuitwisseling voor opsporing en toezicht en het verstrekken van gegevens aan bestuursorganen en derden, alsmede enkele andere wijzigingen in verband met de Wet WIA, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de modernisering van de bekostiging van het beroepsonderwijs, en van deze wet en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het kunnen stellen van nadere regels voor de rechtmatige en doelmatige besteding van de rijksbijdrage (modernisering bekostiging beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de modernisering van de bekostiging van het beroepsonderwijs, en van deze wet en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het kunnen stellen van nadere regels voor de rechtmatige en doelmatige besteding van de rijksbijdrage (modernisering bekostiging beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2010, no.10.001446, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de modernisering van de bekostiging van het beroepsonderwijs, en van deze wet en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het kunnen stellen van nadere regels voor de rechtmatige en doelmatige besteding van de rijksbijdrage (modernisering bekostiging beroepsonderwijs), met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een omleiding van rijksweg 773 (N273), Maaseik-Venlo, gelegen tussen km 52.640 en km 50.240, met bijkomende werken, in de gemeente Haelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een omleiding van rijksweg 773 (N273), Maaseik-Venlo, gelegen tussen km 52.640 en km 50.240, met bijkomende werken, in de gemeente Haelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de financiële ondersteuning van eigenaren van beschermde monumenten ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de financiële ondersteuning van eigenaren van beschermde monumenten ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juni 2010, no.10.001590, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Onderwijs, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de financiële ondersteuning van eigenaren van beschermde monumenten ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, aangenomen op de derde vergadering van de Conferentie der Partijen, gehouden te Genève op 22 september 1995; Genève, 22 september 1995 (Trb. 1996, 81), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijziging van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, aangenomen op de derde vergadering van de Conferentie der Partijen, gehouden te Genève op 22 september 1995; Genève, 22 september 1995 (Trb. 1996, 81), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2000, no. 00.000524, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, aangenomen op de derde vergadering van de Conferentie der Partijen, gehouden te Genève op 22 september 1995; Genève, 22 september 1995 (Trb. 1996, 81), met toelichtende nota. In de toelichtende nota wordt uiteengezet dat de wijziging reeds is geïmplementeerd door Europese regelgeving. De vraag rijst welk belang nu nog is gemoeid met goedkeuring door Nederland van deze wijziging. De Raad van State van het Koninkrijk adviseert aan dit punt aandacht te besteden in de toelichtende nota. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde wijziging van het Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de wettelijke verankering van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokale veiligheidsbeleid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de wettelijke verankering van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokale veiligheidsbeleid, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2008, no.08.001631, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de wettelijke verankering van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokale veiligheidsbeleid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vervallen van het driejarenbeleid en enkele andere onderwerpen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vervallen van het driejarenbeleid en enkele andere onderwerpen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor voorzieningen tot samenwerking van de politie (Besluit samenwerkingsvoorzieningen politie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor voorzieningen tot samenwerking van de politie (Besluit samenwerkingsvoorzieningen politie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in verband met de wederzijdse erkenning van beroepseisen gesteld aan het verrichten of aanbieden van beveiligings- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in verband met de wederzijdse erkenning van beroepseisen gesteld aan het verrichten of aanbieden van beveiligings- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Loodsgeldbesluit 1995 (vereenvoudiging tariefstructuur), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Loodsgeldbesluit 1995 (vereenvoudiging tariefstructuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering in verband met de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare telecommunicatiediensten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering in verband met de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare telecommunicatiediensten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2015, no.2015001958, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering in verband met de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare telecommunicatiediensten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.Bij Kabinetsmissive van 8 november 2017, no.2017001884, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt, melkrundveehouderijen, gemechaniseerde loonbedrijven, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddestoelen, paardenhouderij, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, spoelbassins en opslagen van vaste mest, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt, melkrundveehouderijen, gemechaniseerde loonbedrijven, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddestoelen, paardenhouderij, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, spoelbassins en opslagen van vaste mest, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 8 december 2000, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met het onder de Ziektewet en de Werkloosheidswet brengen van het overheidspersoneel in de sector Rijk (Stb. 573), het Besluit van 13 mei 2002, houdende wijziging van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met de vernieuwing van het personeelsbeleid (Stb. 334), en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, in verband met het afstel van fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 8 december 2000, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met het onder de Ziektewet en de Werkloosheidswet brengen van het overheidspersoneel in de sector Rijk (Stb. 573), het Besluit van 13 mei 2002, houdende wijziging van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met de vernieuwing van het personeelsbeleid (Stb. 334), en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, in verband met het afstel van fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende het creëren van een wettelijke basis in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor de implementatie van Europese regelgeving inzake de bescherming van dieren tijdens vervoer en aanverwante activiteiten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende het creëren van een wettelijke basis in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor de implementatie van Europese regelgeving inzake de bescherming van dieren tijdens vervoer en aanverwante activiteiten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 september 2005, no.05.003520, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende het creëren van een wettelijke basis in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor de implementatie van Europese regelgeving inzake de bescherming van dieren tijdens vervoer en aanverwante activiteiten, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel strekt er in de eerste plaats toe in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) een deugdelijke basis te bieden voor de implementatie en uitvoering van Europese voorschriften inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten. Het wetsvoorstel bevat de grondslag voor het stellen van regels ter uitvoering van bestaande en toekomstige EG-besluiten op het gebied van het vervoer van dieren.Voorzien wordt in verschillende niveaus van regelgeving: algemene maatregelen van bestuur voor de implementatie van richtlijnen(zie noot 1) en ministeriele regels waar het gaat om verordeningen.(zie noot 2)De onderwerpen waarop de regels betrekking kunnen hebben worden limitatief opgesomd en hebben het karakter van administratieve uitvoeringsmaatregelen.Er wordt niet voorzien in een bevoegdheid tot afwijking van de wet.Met betrekking tot de algemene maatregelen van bestuur is voorzien in voorwaardelijke delegatie(zie noot 3).Tenslotte worden bepalingen die strijdig zijn met Europese voorschriften, ingetrokken.De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel maar maakt enkele opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1. In artikel 58, eerste lid, onderdeel c, wordt een definitie gegeven van "gedelegeerde EG-verordening, gedelegeerde EG-richtlijn of EG-beschikking".Deze rechtsfiguren worden niet als zodanig genoemd in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarin de rechtsinstrumenten van de instellingen van de Europese Unie worden opgesomd.Deze termen kunnen verwarring wekken en hebben geen toegevoegde waarde.De Raad adviseert daarom deze termen achterwege te laten.2. In artikel I, onder G, wordt voorgesteld artikel 117 van de Gwwd te laten vervallen.Deze bepaling bevat de bevoegdheid van de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit om "bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen indien de toestand van de dieren tijdens het vervoer onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt".In de memorie van toelichting(zie noot 4) wordt gesteld dat artikel 117 Gwwd moet vervallen omdat de artikelen 23 en 26 van Verordening 1/2005 deze bevoegdheid reeds bevatten.Elders in de toelichting(zie noot 5) wordt met betrekking tot deze bepaling opgemerkt dat de "bevoegde autoriteit" kan worden aangewezen op grond van artikel 59a, vijfde lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel. Vervolgens wordt duidelijk dat de toelichting ervan uitgaat dat op grond van die bepaling (aanwijzing van de bevoegde autoriteit) de bestuursdwangbevoegdheden uit Verordening 1/2005 aan de aangewezen autoriteit automatisch worden toegekend.(zie noot 6) Uit de verwijzing naar uitsluitend de hiervoor genoemde bepaling en het ontbreken van enige andere grondslag blijkt dat wordt verondersteld dat met de aanwijzing van de bevoegde autoriteit kan worden volstaan.De Raad merkt hierbij op dat deze veronderstelling onjuist is.De autoriteit die in een lid-staat is aangewezen als "bevoegde autoriteit" kan zijn bevoegdheid niet rechtstreeks ontlenen aan de verordening in het kader waarvan hij is aangewezen. Voor deze bevoegdheid is een grondslag in de nationale regelgeving vereist.De Raad adviseert daarom artikel 117 Gwwd te handhaven en daarbij voor wat betreft de maatregelen die kunnen worden genomen, naar de verordening te verwijzen.3. In artikel 59a, vijfde lid, worden de onderwerpen genoemd waarop de regels die ter uitvoering van de EG-besluiten kunnen worden gesteld, betrekking kunnen hebben.Onderdeel f luidt: "bescherming van dieren tijdens vervoer en daarmee samenhangende activiteiten". Blijkens de toelichting beoogt dit artikelonderdeel een basis te bieden "voor de implementatie van toekomstige Europese regels die anderszins betrekking hebben op de bescherming van dieren tijdens het vervoer en aanverwante activiteiten". Met "anderszins" lijkt te worden gedoeld op andere onderwerpen, dan welke reeds door de onderdelen a tot en met e worden bestreken.De Raad merkt op dat de regeling van deze andere onderwerpen uiteraard binnen het kader van de EG-regels moet blijven en dat overigens niet duidelijk is om welke onderdelen dit dan zou kunnen gaan. Indien er evenwel onderwerpen zijn waarvoor het noodzakelijk en mogelijk is om nadere regels te stellen, dan zou dat in de redactie van onderdeel f tot uitdrukking moeten worden gebracht.De Raad adviseert de toelichting en zo nodig het wetsvoorstel met inachtneming van het voorgaande aan te passen.4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2014, no.2014000344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels voor de financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels voor de financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten (ontwikkeling zelfrijdende auto).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten (ontwikkeling zelfrijdende auto).Bij Kabinetsmissive van 4 maart 2015, no.2015000362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten (ontwikkeling zelfrijdende auto), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met de evaluatie van die wet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met de evaluatie van die wet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (strafbaarstelling financieren van terrorisme), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (strafbaarstelling financieren van terrorisme), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001719, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (strafbaarstelling financieren van terrorisme), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van het percentage belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van het percentage belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wettelijk regelen van de verbetertermijn voor zeer zwakke instellingen die bestaan uit basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wettelijk regelen van de verbetertermijn voor zeer zwakke instellingen die bestaan uit basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 april 2013, no. 13.000604, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wettelijk regelen van de verbetertermijn voor zeer zwakke instellingen die bestaan uit basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voorgezet onderwijs in verband met de flexibilisering van het scholenbestand.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voorgezet onderwijs in verband met de flexibilisering van het scholenbestand.Bij Kabinetsmissive van 3 december 2001, no.01.005763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K.Y.I.J. Adelmund, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voorgezet onderwijs in verband met de flexibilisering van het scholenbestand. Het wetsvoorstel strekt ertoe de wettelijke planprocedures voor nieuwe onderwijsvoorzieningen in het basis- en voortgezet onderwijs gedeeltelijk op een andere leest te schoeien ("flexibilisering van het scholenbestand"), waarbij een stelsel van handtekeningen en waarborgsommen wordt ingevoerd en aanpassing van de grondslag van bestaande scholen eenvoudiger wordt gemaakt. Dit wordt omschreven als "richtingvrije planning". Oprichting van een school op grond van een prognose van de behoefte qua richting blijft weliswaar mogelijk, maar voorrang wordt gegeven aan de nieuwe systematiek. Het wetsvoorstel voorziet er verder in dat de getalsnorm voor aanpassing van de richting van bestaande basisscholen wordt verlaagd en dat bij de planning van scholen in nieuwbouwwijken wordt uitgegaan van het belangstellingspercentage in een recent ontwikkelde vergelijkbare nieuwbouwwijk. De voorstellen berusten op de gedachte dat de overheid zich zo min mogelijk met de richting van een school moet inlaten en dat de identiteit van het scholenbestand aldus beter zal "aansluiten bij de (veranderende) voorkeuren van de ouders" (toelichting, onderdeel A, onder 1, voorlaatste alinea). De Raad van State zal in zijn advies ingaan op de verhouding tussen het doel van de flexibilisering en de andere aan het wetsvoorstel ten grondslag liggende desiderata, te weten het reduceren van de overheidsbemoeienis met het richtingsbegrip, het openen van de mogelijkheid van scholenstichting op basis van een pedagogisch-didactisch concept en de vergroting van de invloed van de ouders op de school. Wat betreft het loslaten van de "richting" als verplichte maatstaf voor de scholenplanning, stelt de Raad enkele opmerkingen over het grondwettelijke kader en zijn geschiedenis voorop. Het college wijst erop dat de problemen die werden verondersteld toen in 1993 het initiatief voor een flexibilisering van het scholenbestand werd genomen, zich in de praktijk van het afgelopen decennium maar in geringe mate hebben geopenbaard. Een betrouwbare prognose omtrent de effecten van het wetsvoorstel is - zoals ook in de toelichting wordt erkend - niet te geven. Bovendien bestaat de mogelijkheid van een aanscherping van de "richtingen" van scholen in verhouding tot de huidige, vaak zeer open en in die zin flexibele invulling daarvan. De mogelijkheden die het wetsvoorstel opent, roepen vragen op over de verhouding tot de eisen van deugdelijkheid die - ook uit het oogpunt van de cohesie van de Nederlandse samenleving - aan alle scholen moeten worden gesteld. De Raad maakt verder enige opmerkingen over de uitwerking van de voorgestelde nieuwe systematiek, waaronder de betekenis van de ouderverklaringen en de waarborgsommen. Hij kan daarom over het wetsvoorstel in deze vorm niet positief adviseren. 1. "Richtingvrije planning" en vrijheid van richting Het wetsvoorstel heeft een lange voorgeschiedenis. Aan de basis ervan staat de in 1993 naar aanleiding van de schaalvergrotingsoperatie "Toerusting en Bereikbaarheid" ingediende motie-De Cloe c.s.(zie noot 1) Daarna zijn verschillende beleidsnotities gevolgd, laatstelijk de notitie "Naar een flexibeler scholenbestand" van oktober 2000.(zie noot 2) Onder deze omstandigheden is het van extra belang, na te gaan of de omstandigheden die indertijd tot het in gang zetten van dit proces hebben geleid, nog van actuele betekenis zijn. Indertijd bestond de vrees dat de zwaardere eisen voor de stichting van nieuwe scholen ertoe zou leiden dat tekort zou worden gedaan aan initiatieven van ouders om tot oprichting van een school te komen die beantwoordt aan hun overtuiging. Ook al blijken de destijds veronderstelde problemen zich in de praktijk maar zelden voor te doen, toch kan een verruimde mogelijkheid om scholen een andere signatuur dan een erkende richting te geven - de "richtingvrije planning" - worden gezien als een poging om de grondwettelijke vrijheid van onderwijs te versterken. De Raad plaatst hierbij een terminologische kanttekening. Richtingvrije planning betekent niet dat de volgens de voorgestelde nieuwe systematiek geplande bijzondere scholen geen richting zullen hebben. De memorie van toelichting geeft hiervan slechts een enkele keer expliciet blijk (zie paragraaf 4, tweede alinea, voorlaatste zin); het verdient aanbeveling dit uitdrukkelijk voorop te stellen, omdat anders het gebruik van de woorden "richtingvrije planning" tot misvattingen kan leiden. Een andere opvatting zou ook niet in overeenstemming zijn met de grondwettelijke vrijheid van richting die aan bijzondere scholen, eenmaal gesticht, steeds toekomt. a. De Grondwet (GW) kent in artikel 23 geen ongeconditioneerde aanspraken op bekostiging van bijzonder onderwijs van elke richting of subrichting toe. Volgens het zevende lid stelt de wet de voorwaarden voor die bekostiging vast; daarnaast geldt volgens het vijfde en het zesde lid dat de kwaliteitseisen ("eisen van deugdelijkheid") die de wetgever gelijkelijk aan openbaar en bijzonder onderwijs - voorzover uit de openbare kas bekostigd - moet stellen, niet de "vrijheid van richting" mogen aantasten, noch de vrijheid van inrichting (keuze van leermiddelen en aanstellingen van leraren). De "vrijheid van richting" is dus volgens de tekst van artikel 23 GW niet de grondslag van de gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs, maar een randvoorwaarde bij de wettelijke regeling daarvan. Daarnaast is het begrip "richting" ook een rol gaan spelen bij de oprichting en instandhouding van dat onderwijs. Na 1917 werd de heersende opvatting dat het begrip richting exclusief verbonden is met godsdienst of levensbeschouwing. Deze interpretatie van het begrip "richting" als een verwijzing naar normen en waarden die doorwerken op alle terreinen van het maatschappelijk leven, betekende echter ook toen al niet dat de (grond)wetgever geen oog had voor het belang van pedagogisch-didactische ontwikkelingen. Onderwijskundige differentiaties kunnen zowel in het openbaar als in het bijzonder onderwijs een plaats krijgen; in het bijzonder onderwijs moeten zij echter worden verwezenlijkt via de vrijheid van inrichting, niet via de vrijheid van richting. Op deze wijze werd de toepassing van bijvoorbeeld de Montessori-methode en de Ligthart-methode mogelijk gemaakt. De vrijheid van richting moet derhalve worden onderscheiden van de vrijheid van oprichting. Aanvankelijk was de stichting van scholen vrij van een toets van de richting van de school en was het stelsel van bekostiging slechts kwantitatief genormeerd. Het richtingsbegrip speelde alleen in positieve zin een rol, doordat voor de eerste school van een bepaalde richting lagere stichtingseisen golden. Binnen drie jaar na de invoering van de wet werd voor schoolstichting al aansluiting bij een koepelorganisatie verplicht gesteld, terwijl in 1963 voor het voortgezet onderwijs en in 1985 voor het basisonderwijs een door de overheid uit te voeren richtingstoets werd ingevoerd. De Raad tekent hierbij aan dat deze richtingstoets (anders dan in de toelichting en voorafgaande notities wordt verondersteld) geen inhoudelijke bemoeienis van de overheid met de richting impliceert: de overheid beoordeelt op geen enkele manier het gehalte van een aansluiting door het bevoegd gezag bij de richting en haar koepelorganisatie. De in 1963 respectievelijk 1985 getroffen maatregelen waren bedoeld om concentratie van richtingen te bevorderen en het ontstaan van zeer veel specifieke richtingsscholen te voorkomen. De toets ten aanzien van de richting functioneert in de praktijk dus als een extra bekostigingsvoorwaarde. b. In de culturele context van de 21ste eeuw, waarin de gemeenschappelijkheid als grondslag van verscheidenheid niet langer als vanzelfsprekend kan worden verondersteld, kan het loslaten van het richtingcriterium in de scholenplanning ingrijpende gevolgen hebben. Blijkens één van de notities die aan het wetsvoorstel vooraf zijn gegaan, bestaat de verwachting dat het door een "richtingvrije planning () voor aanhangers van levensbeschouwingen die geen traditie in de Nederlandse samenleving hebben, eenvoudiger (wordt) om een eigen school te stichten."(zie noot 3) Tegelijk wordt het veranderen van de identiteit van een school vergemakkelijkt. Het is voorspelbaar dat zich ontwikkelingen van tweeërlei aard zullen voordoen: daar waar de identiteit niet of niet meer sterk geprofileerd is, wordt het aantrekkelijk voor de school, deze te converteren in een algemenere formule, terwijl de overblijvende bijzondere scholen en de nieuwe specifieke bijzondere scholen - buiten de kaders van de bestaande richtingen - zich niet alle door de voorheen gebruikelijke openheid in de praktijk zullen kenmerken. De wetgever is, zoals gezegd, ingevolge artikel 23, vijfde lid, GW gehouden bij het stellen van deugdelijkheidseisen betreffende het bekostigde onderwijs de vrijheid van richting te respecteren. De "bijzonderheid" van een school leidt tot dusver vrijwel nooit tot problemen rond de acceptatie van deze eisen van deugdelijkheid: in zoverre is er een belangrijke mate van harmonie tussen het algemene onderwijsbeleid van de overheid en de rol van bijzondere scholen. Ingevolge het wetsvoorstel zullen scholen kunnen ontstaan met een scherper geprofileerde richting, mogelijk ook van richtingen die minder sterk verankerd zijn in de samenleving als geheel.(zie noot 4) Ook deze zullen zich tegenover de overheid, wanneer deze deugdelijkheidseisen stelt, kunnen beroepen op hun vrijheid van richting. De Raad beveelt aan de verhouding tussen de verschillende oogmerken van het wetsvoorstel te herijken, nu het loslaten van het (verplichte) richtingcriterium bij de planning van scholen er niet toe kàn leiden dat de overheid minder met het richtingbegrip wordt geconfronteerd. Een belangrijke consequentie van de in 1923 geïntroduceerde planning naar richting was dat het overgrote deel van het bijzonder onderwijs in ons land een brede en maatschappelijk geschakeerde doelgroep heeft en spanningen tussen het verlangde en het aangeboden onderwijs beperkt zijn gebleven. Dit heeft er niet aan in de weg gestaan dat in de - kwantitatief overzienbare - gevallen waarin het aanbod naar erkende richting niet voldeed, aanvullende mogelijkheden zijn geopend. Een bestel waarin weliswaar enerzijds gemakkelijker kan worden gekozen voor een algemeen-bijzondere, oecumenische of anderszins brede identiteit, maar ook voor zeer specifieke richtingen, roept dan ook nieuwe vragen op. Blijkens de ontstaansgeschiedenis van het wetsvoorstel moet met deze laatste mogelijkheid rekening worden gehouden, nu als complicatie van de huidige planning naar richting onder meer melding wordt gemaakt van geschillen over de erkenning van verschillende richtingen binnen de islam en het hindoeïsme.(zie noot 5) De verruiming van het richtingbegrip kan een toespitsing daarvan betekenen, die bijvoorbeeld nieuwe vragen doet rijzen of een deugdelijkheidseis zoals thans in artikel 8, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) is vervat, verenigbaar is met de vrijheid van die specifieke richting, die alsdan ook onder de werking van artikel 23, vijfde lid, GW zal vallen. c. De Raad acht het noodzakelijk dat deze, mogelijk verstrekkende gevolgen van de invoering van een nieuwe planningssystematiek - gebaseerd op ouderverklaringen en waarborgsommen, met een open begrip "richting" - uitdrukkelijk onder ogen worden gezien alvorens de overgang wordt gemaakt naar deze systematiek. Hij ziet er niet aan voorbij dat de nieuwe systematiek vooralsnog zal cumuleren met de bestaande systematiek. Nu de ruimte voor nieuwe scholen in ons land beperkt is, is het zeer wel denkbaar dat deze in relatief hogere mate zal worden gebruikt voor schoolstichtingen ten behoeve van specifieke (sub)stromingen of voor het van kleur verschieten van scholen. Ook al wil het voorstel de oude systematiek vooralsnog naast de nieuwe in stand laten, de dynamiek van de feiten kan ertoe leiden dat de nieuwe systematiek de ontwikkeling van het onderwijsaanbod gaat bepalen. De in het wetsvoorstel voorziene coëxistentie van het oude en het nieuwe systeem kan de bezwaren tegen het voorstel dan ook niet wegnemen. d. Een en ander neemt niet weg dat er goede redenen kunnen zijn om meer dan thans het geval is, ruimte te bieden aan pedagogisch-didactische vernieuwingsconcepten die thans - als deel van de inrichting, niet de richting van het onderwijs - op het tweede plan komen. De Raad geeft in overweging dit desideratum afzonderlijk te bezien in relatie tot de zeggenschap van ouders over de inrichting van de school. In verband met de vergroting van de zeggenschap van ouders merkt de Raad meer in het algemeen hierover op dat een koppeling daarvan aan scholenstichting op grond van ouderverklaringen geenszins noodzakelijk is. Het streven de mogelijkheden tot inspraak binnen de grondslag van de school te verbeteren kan worden gerealiseerd zonder dat het tegelijk eenvoudiger wordt gemaakt om los daarvan tot schoolstichting over te gaan. 2. Noodzaak van het wetsvoorstel Volgens de toelichting ligt de eigenlijke aanleiding voor dit wetsvoorstel in de schaalvergrotingsoperatie "Toerusting en bereikbaarheid". Daarbij werd een stichtingsmoratorium ingesteld(zie noot 6), voorafgaand aan een algemene wijziging van het stelsel van stichtings- en opheffingsnormen. Door deze algemene wijziging(zie noot 7) werden de stichtingsnormen aanzienlijk verhoogd (ondergrens 200 leerlingen) met daartegenover voor iedere gemeente een eigen instandhoudingsnorm. Omdat de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor verstarring vreesde, werd in 1993 de motie-De Cloe c.s.(zie noot 8) aangenomen waarin de regering werd uitgenodigd een voorstel te doen dat aanpassing van het scholenbestand aan de veranderende voorkeuren van ouders mogelijk maakt. Met dit wetsvoorstel wordt hieraan alsnog gevolg gegeven. Een andere aanleiding voor het wetsvoorstel is de opvatting van het kabinet dat in het licht van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs er een zo gering mogelijke bemoeienis van de overheid moet zijn met het richtingbegrip. Verder sluit het wetsvoorstel aan bij het algemene beleid om de positie van ouders in het onderwijs te versterken. In het vervolg van de toelichting wordt geconcludeerd dat het huidige systeem minder verstarrend werkt dan destijds werd gevreesd. a. De Raad stelt vast dat er bijna tien jaar zijn verstreken sinds de schaalvergrotingsoperatie "Toerusting en bereikbaarheid" in gang werd gezet. Het kabinet onderkent dat blijkens wetenschappelijk onderzoek de discrepantie tussen de vraag van ouders en het denominatieve aanbod aan voorzieningen beperkt is.(zie noot 9) Anders dan destijds werd verondersteld, blijkt uit onderzoek dat zich op dit punt geen belangrijke, als problematisch ervaren knelpunten in de vrije schoolkeuze (in termen van richting) voordoen. Het overgrote deel van de ouders (85% in het basisonderwijs en 92% in het voortgezet onderwijs) blijkt een school te kunnen kiezen van de richting van hun voorkeur en van de ouders die dat niet kunnen, zegt slechts de helft liever een school van een andere richting te hebben gekozen.(zie noot 10) Blijkens ander onderzoek zou bij slechts circa 3,5% van de ouders sprake zijn van een ernstig bezwaar tegen het huidige systeem.(zie noot 11) In de beleidsnotitie "Naar een flexibeler scholenbestand"(zie noot 12) wordt in dit verband vastgesteld dat zowel voor het basisonderwijs als voor het voortgezet onderwijs de discrepantie tussen vraag en aanbod niet erg groot is. Daarmee is, in de woorden van de toelichting, de "eigenlijke aanleiding" voor dit wetsvoorstel grotendeels achterhaald. Evenmin is de zorg bewaarheid dat bestaande richtingen van bijzonder onderwijs een ongerechtvaardigde voorrangspositie zouden verkrijgen bij de vestiging van scholen in grote nieuwbouwwijken. In de toelichting wordt bij herhaling erop gewezen dat in al deze wijken openbare scholen zijn gesticht. De Raad voegt hieraan toe dat een volledige aansluiting tussen vraag en aanbod vanuit een oogpunt van kostenbeheersing en stabiliteit in het aanbod aan onderwijsvoorzieningen een utopie is. De grote mate van tevredenheid, gekoppeld aan de onmogelijkheid om het iedereen naar de zin te maken, betekent dat belangrijke verbeteringen uitgesloten zijn. Dit noopt tot behoedzaamheid bij het aanbrengen van wijzigingen. Van belang is verder dat gemeentebesturen met ingang van 1997 verantwoordelijk zijn voor de huisvesting van scholen en voor een gelijkmatige spreiding daarvan. Anders dan ten tijde van de motie-De Cloe c.s. het geval was, komt een versoepeling van de planningssystematiek nu voor rekening van de gemeenten. Deze hebben echter, anders dan het Rijk, beperkte financiële mogelijkheden om de afstemming tussen vraag en aanbod te perfectioneren. Gelet hierop dringt de vraag zich op of niet beter kan worden volstaan met het wegnemen van algemeen erkende leemten of onvolkomenheden van het huidige systeem. b. Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel behelst de invoering van een afzonderlijke, vrije mogelijkheid van schoolstichting. Het belangrijkste argument voor dit nieuwe instrument is dat de overheid, voorzover bij de stichting van scholen gebruik wordt gemaakt van ouderverklaringen, niet langer gehouden is zich een oordeel te vormen over de richting van de school. In de beleidsnotitie "Naar een flexibeler scholenbestand" wordt gesteld dat er sinds 1993 106 basisscholen zijn gesticht, waarvan het merendeel (circa 90%) in nieuwbouwwijken. Geconstateerd wordt dat "de prognosesystematiek (...) hier in veel gevallen (blijkt) te voldoen. Ook zijn er in die periode scholen gesticht voor een aantal nieuwe richtingen". Het "probleem" lijkt zich dus te concentreren op enkele schoolstichtingen per jaar in voornamelijk bestaande wijken. Over de precieze oorzaak daarvan hult de toelichting zich in stilzwijgen, maar in de beleidsnotitie wordt de richtingvrije planning als oplossing gezien voor "enkele kleine groeperingen die niet als denominatieve richting worden erkend". Dit probleem zou zich voornamelijk voordoen in de grotere steden bij stromingen binnen het hindoeïsme (Karmavadisch versus Jamavadisch) de islam (Shi'itisch versus Soennitisch) en het christendom (Evangelische school).(zie noot 13) Nu het richtingcriterium bij de stichting van scholen enerzijds slechts incidenteel problemen oplevert en anderzijds - okook om de hierna in paragraaf 3 te bespreken redenen - tot tal van complicaties leidt, bepleit de Raad het richtingbegrip en de getalsnormen voor de stichting van scholen op basis van prognoses in onderling verband te herijken alvorens een voorstel voor stelselwijziging te doen. De kwalitatieve en de kwantitatieve aspecten kunnen immers niet los van elkaar worden gezien: als bekostigingsvoorwaarden cumuleren ze, en beide hebben ze ten doel stichting van nieuwe bijzondere scholen mogelijk te maken zonder dat het onderwijsbestel op ondoelmatige en/of onbetaalbare wijze versnipperd raakt, en steeds met handhaving van de eisen van deugdelijkheid. De overheid zou trouwens ook na de mogelijke invoering van "richtingvrije planning" moeten blijven werken met het richtingcriterium. Het wetsvoorstel maakt daaraan ook geen einde: de stichting op basis van ouderverklaringen komt naast de bestaande mogelijkheid van planning op basis van richting. Tevens blijft het richtingbegrip een rol spelen in de regeling van het leerlingenvervoer, in de Leerplichtwet 1969, in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992, enz. c. Wat betreft het argument dat het voorstel bijdraagt aan de versterking van de positie van de ouders, merkt de Raad op dat het overheidsbeleid op dit punt op twee gedachten hinkt. Enerzijds bestaat het streven de mogelijkheden tot inspraak binnen de grondslag van de school te verbeteren, anderzijds wordt het eenvoudiger gemaakt om - zonder de mogelijkheid van een grondslagwijziging te beproeven - tot schoolstichting over te gaan. De vraag kan worden gesteld of bij realisering van het eerste voornemen nog evenveel behoefte bestaat aan het in allerlei opzicht veel complexere tweede voornemen. 3. De uitvoerbaarheid van het voorgestelde systeem De bestaande planningssystematiek houdt een begrenzing in van de mogelijkheden om bijzondere scholen te stichten, gefinancierd uit de openbare kas. De prognosesystematiek in relatie tot de vereiste band met een erkende richting brengt mee dat de school een stabiel en ideëel draagvlak moet hebben. Het is voor de Raad de vraag of het wegvallen van dat vereiste voldoende kan worden opgevangen met de drempels die in het voorstel zijn voorzien. a. In het kader van de bestaande planprocedure moet door middel van een prognose aannemelijk worden gemaakt dat de school binnen vijf jaar vanaf de datum van oprichting en vervolgens gedurende 15 jaar daarna zal worden bezocht door het in de stichtingsnorm genoemde aantal leerlingen. De prognose is gebaseerd op statistische gegevens over een periode van vijf jaar, onder meer betreffende het aantal inwoners en woningen in het voedingsgebied, het aantal levendgeborenen, het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd, het vruchtbaarheidscijfer, omvang en fasering van bouwplannen, enz. Een ouderverklaring daartegen is een momentopname en gebaseerd op slechts één gegeven; de voorspellende waarde ervan is met andere woorden zeer beperkt. De doelstelling van het wetsvoorstel is - blijkens paragraaf 2 van de toelichting - het optimaal en evenwichtig tegemoetkomen aan de (veranderende) wensen van de ouders en leidt ertoe dat bij samenloop van de prognosesystematiek met de ouderverklaringensystematiek, de laatste prevaleert. Dit betekent dat bij stichting van een school op basis van ouderverklaringen alle leerlingen mogen worden meegeteld, dus ook leerlingen die reeds een school bezoeken en waarvoor plaatsruimte op de school aanwezig is. Er is echter hoegenaamd geen garantie dat deze kinderen de nieuw te stichten school zullen gaan bezoeken, er is nog minder zekerheid over de behoefte aan de school op de langere termijn. Dé manier om dit risico uit te sluiten zou zijn om de ouderverklaring een bindend karakter te geven en deze gelijk te stellen met een inschrijving onder voorbehoud van schoolstichting. Het is echter nauwelijks denkbaar dat andere scholen na de gevraagde schoolstichting de inschrijving van deze kinderen zouden moeten weigeren dan wel hen van school moeten sturen. De Raad adviseert dit in heroverweging te nemen. b. In het voorstel is getracht de betrouwbaarheid van de ouderverklaringen te vergroten door uit te gaan van bepaalde leeftijdsgrenzen en contingenten.(zie noot 14) Het effect van deze maatregel is niettemin beperkt. Indien alle ouders hun verklaring nakomen, strekt de prognose zich uit over een aantal van (ongeveer) 100 kinderen over een periode van maximaal acht jaar. De betrouwbaarheid van de ouderverklaring zou aan betekenis toenemen indien zou worden uitgegaan van een groter aantal ouderverklaringen dan de genoemde ondergrens van 200. Ook zou een differentiatie kunnen plaatsvinden naar kinderen die al dan niet schoolgaand zijn, de afstand tot de school, enz. Ook op dit punt acht de Raad een nadere overweging wenselijk. c. Het feit dat de overheid "richtingvrij" gaat plannen betekent niet dat de te stichten scholen geen richting zullen (blijken te) hebben. Het voorgestelde systeem van richtingvrije planning brengt dan ook mee dat scholenstichting op basis van ouderverklaringen tevens mogelijk is wanneer deze naar haar (feitelijke) richting bezien overbodig is naast bestaande scholen. Een aanspraak op opneming van een school volgens de nieuwe, richtingvrije planningssystematiek kan dan ook cumuleren met het aanbod van bestaande scholen van volgens de oude systematiek geplande of bestaande scholen met (feitelijk) dezelfde richting. De Raad adviseert in een nieuwe systematiek te voorkomen dat zich een doublure met de traditionele scholenplanning kan voordoen. Een gelijksoortig probleem kan zich bij openbare scholen voordoen en zal daar evenzeer moeten worden voorkomen. d. Om ronselen te voorkomen dient de ouderverklaring te worden ondertekend in aanwezigheid van een ambtenaar van de burgerlijke stand, die de gegevens van de ondertekenaar controleert in het bevolkingsregister, aldus het voorstel. De Raad is van mening dat de controleverplichting te beperkt is om doeltreffend te kunnen zijn. Volgens het voorgestelde artikel 74a, tweede lid, onder d, moet de verklaring voldoen aan de voorwaarde dat de ouders met betrekking tot hetzelfde kind niet reeds een andere verklaring hebben ingediend. Dit gegeven behoeft echter niet te worden gecontroleerd; dat betekent dat de ondertekenaar bijvoorbeeld ook in een andere gemeente een verklaring kan hebben ingediend. Verder brengt de Raad in herinnering dat de ouderverklaring in 1992 in de Wet op het basisonderwijs werd vervangen door het systeem van de belangstellingspercentages, omdat een adequate controle van de verklaringen in verband met de aanzienlijk hogere stichtingsnormen "vrijwel onuitvoerbaar" werd geacht. De Raad vraagt zich af waarom dit argument thans kennelijk minder zwaar weegt. Verder geeft het voorstel geen inzicht in de hoogte van deze kosten en de wijze waarop de gemeenten zullen worden gecompenseerd. De Raad adviseert de controleerbaarheid te verbeteren en deze in de toelichting uitdrukkelijk te bespreken. e. Volgens het voorstel geldt het principe van schoolstichting door middel van ouderverklaringen ook voor nieuwbouwwijken. Met de Onderwijsraad is de Raad van mening dat dit middel niet kan worden toegepast, omdat de toekomstige bewoners nog niet bekend zijn, hetgeen de betrouwbaarheid van de verklaring niet ten goede komt.(zie noot 15) Aan de in het voorstel voorziene mogelijkheid om af te wijken van de gemeentelijke belangstellingspercentages kleeft dit bezwaar in geringere mate. De Raad adviseert het middel van ouderverklaringen in nieuwbouwwijken te heroverwegen. De Onderwijsraad is van mening dat de toepasbaarheid van ouderverklaringen in het voortgezet onderwijs een minder betrouwbaar instrument is omdat bij een groep kinderen in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar de voor hen aangewezen onderwijssoort en het onderwijsniveau moeilijk zal zijn vast te stellen. In dat verband acht de Onderwijsraad het aangewezen dat duidelijk wordt gemaakt of de tijdelijke stopzetting van het stichten van categoriale scholen inderdaad slechts tijdelijk zal zijn. De Raad van State deelt deze mening. Daar komt nog bij dat bij deze kinderen de eigen keuze een belangrijke rol gaat spelen, terwijl die keuze vaak pas op het laatste moment wordt gemaakt. De Raad adviseert de toepasselijkheid van de ouderverklaringen in het voortgezet onderwijs te heroverwegen. f. Het vereiste van een waarborgsom bij de stichting van een school met ouderverklaringen wordt nauwelijks toegelicht; de artikelsgewijze toelichting gaat alleen op betaling, rente en terugbetaling in, terwijl het algemeen gedeelte zegt dat de stichting van een school daarmee "financieel gewaarborgd zal moeten worden". De bedragen van 15.000 euro respectievelijk 30.000 euro staan echter in geen verhouding tot de kosten. Het is bovendien niet vereist dat de betrokken ouders zelf deze kosten dragen; sympathiserende genootschappen en bewegingen zullen daaraan graag bijdragen, soms ook met buitenlandse steun. Van een financiële waarborg voor het risico dat de overheid draagt, is dus geen sprake, hoogstens van een extra drempel om tot stichting over te gaan. De Raad adviseert de toelichting met de reële betekenis van de te betalen geldsom in overeenstemming te brengen. g. Het wetsvoorstel laat ruimte voor de bestaande planningssystematiek op basis van prognoses naast het nieuwe systeem, zij het dat het nieuwe systeem voorrang krijgt op het oude. Bij stichting via ouderverklaringen mogen óók leerlingen worden meegeteld die een bestaande school bezoeken, maar bij de prognoses moeten kinderen van ondertekenaars van ouderverklaringen buiten beschouwing blijven. Daardoor kan een situatie ontstaan dat bestaande scholen van een erkende richting zich transformeren in scholen van een andere richting, terwijl de ruimte voor nieuwe scholen wordt ingenomen door richtingen met een beperkte basis. Het is twijfelachtig of dan de thans bestaande hoge mate van harmonie tussen vraag en aanbod van onderwijs nog gehaald kan worden. De toelichting op het wetsvoorstel voorziet wel in een evaluatie, waarbij zal worden "nagegaan of de voorgestelde maatregelen inderdaad tot flexibilisering van het scholenbestand hebben geleid"; onder meer zal worden bezien "hoeveel scholen van denominatie zijn veranderd" (paragraaf 5). Deze passage wekt de indruk dat flexibilisering en van kleur verschieten een doel in zichzelf zijn. Een evaluatie met deze invalshoek kan nauwelijks tot een andere conclusie komen dan dat op de ingeslagen weg moet worden voortgegaan. Is de "flexibilisering" realiteit geworden, dan zal dat worden gezien als een bevestiging van de gemaakte keuze (en deze wellicht consolideren door het oude subsidiaire stelsel af te schaffen); is dat niet het geval, dan zal het stelsel worden gecontinueerd of aangescherpt omdat het doel nu eenmaal nog gehaald moet worden. h. Conclusie. Nu het huidige stelsel in de praktijk weinig problemen oplevert, betwijfelt de Raad of van het invoeren - al is het nevenschikkend - van een op andere leest geschoeid systeem een positief effect mag worden verwacht. Het instrument van de ouderverklaringen is zodanig onbepaald dat een goede planning van schoolvoorzieningen niet langer kan worden gegarandeerd, nog daargelaten dat het voorstel er geen rekening mee houdt dat sinds 1997 de gemeenten belast zijn met de voorziening in de huisvesting van scholen. Ten slotte heeft de voorgestelde wijziging als bezwaar dat het vrijwel onmogelijk is om nog terug te komen op de gemaakte keuzen. De Raad meent dan ook dat de inspanningen moeten worden gericht op het verbeteren van het huidige systeem. In de motie-De Cloe c.s. wordt een verband gelegd tussen de verhoging van de stichtingsnormen en een mogelijke verstarring van het onderwijsaanbod. De Raad heeft er al eerder op gewezen dat het verhogen van de stichtingsnormen tot spanning met de vrijheid van onderwijs kan leiden. In aansluiting op wat de Raad in paragraaf 2, onder b, naar voren heeft gebracht, merkt hij op dat herijking van de vereisten van richting en van getalsnormen in hun onderlinge samenhang de eerst aangewezen en vanuit een oogpunt van beheersing van de overheidsuitgaven ook de veiligste manier is om de vrijheid van onderwijs te vergroten. 4. Afwijking van de reguliere belangstellingspercentages De momenteel voor het basisonderwijs geldende prognosesystematiek is gebaseerd op de belangstelling die er binnen een gemeente bestaat voor het verlangde onderwijs. Kent de gemeente dit onderwijs nog niet, dan mag worden uitgegaan van de belangstelling voor dit onderwijs in een vergelijkbare gemeente. De prognose kan, voorzover het openbaar onderwijs betreft, tevens gegevens bevatten naar aanleiding van een directe meting (artikel 75 WPO). Voorgesteld wordt om, indien het schoolstichting in grote nieuwbouwwijken betreft, desgewenst uit te gaan van het belangstellingspercentage voor het verlangde onderwijs in een recent ontwikkelde vergelijkbare nieuwbouwwijk. Voorwaarde is dat wordt aangetoond dat het gemeentelijke belangstellingspercentage geen adequaat beeld geeft. Volgens de toelichting is oogmerk van deze maatregel om al in het beginstadium van de bouw van een nieuwbouwwijk de voorkeuren van de ouders naar verlangd onderwijs zo dicht mogelijk te benaderen. a. De toelichting bevat weinig aanknopingspunten voor het "waarom" van de voorgestelde maatregel. De maatregel berust vermoedelijk op de gedachte dat de huidige prognosesystematiek een consoliderende invloed heeft op de planning van scholen in nieuwbouwwijken, omdat de belangstellingspercentages daarvoor zijn gebaseerd op de verdeling van het onderwijs over de richtingen in de rest van de gemeente. Omdat de woon- en leefomstandigheden in nieuwe wijken soms sterk verschillen ten opzichte van bestaande wijken, kunnen ook de voorkeuren voor verlangd onderwijs anders zijn. In de beleidsnotitie "Naar een flexibeler scholenbestand" wordt evenwel geconstateerd dat het overgrote deel van de schoolstichtingen in het basisonderwijs plaatsvindt in nieuwbouwwijken en dat "de prognosesystematiek (...) hier in veel gevallen (blijkt) te voldoen". Ook Laemers(zie noot 16) concludeert dat de richting als planningsinstrument in nieuwbouwwijken en uitbreidingsplannen geen belemmering behoeft te zijn. In zoverre acht de Raad een nadere toelichting geboden met betrekking tot de aard en de omvang van het probleem. b. Een bezwaar van het plannen per nieuwbouwwijk in plaats van het plannen per gemeente is dat het belang van een doelmatige planning van onderwijsvoorzieningen binnen de gehele gemeente minder gaat tellen. Het uitsluitend rekening houden met de behoeften in een nieuwe wijk, miskent dat ook die wijk veroudert en dat de behoeften in termen van verlangd onderwijs daarvan naar verloop van tijd sterk gewijzigd kunnen zijn. Illustratief daarvoor is dat de onder a aangehaalde bronnen ervan uitgaan dat het "probleem" zich in het bijzonder voordoet bij bestaande situaties. Gedacht kan worden aan wijken ten aanzien waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat de bevolkingssamenstelling aanzienlijk afwijkt van de gemeente als geheel. Het voordeel van het huidige systeem is, dat binnen bepaalde marges, deze "afwijkingen" worden verdisconteerd. Gelet hierop vraagt de Raad zich af of de nadelen van dit nieuwe instrument op de lange termijn opwegen tegen de voordelen ervan op de korte termijn. c. Volgens de toelichting kan, indien het gemeentelijke belangstellingspercentage geen adequaat beeld geeft, worden uitgegaan van de belangstellingspercentages van een deel van de gemeente die een betere weergave zijn van de te verwachten situatie in de nieuwbouwwijk of van een vergelijkbare nieuwbouwwijk in een andere gemeente. De Raad wijst erop dat ingevolge het voorgestelde artikel 74, derde lid, dient te worden uitgegaan van het belangstellingspercentage voor het openbaar onderwijs in een recent ontwikkelde vergelijkbare nieuwbouwwijk. Hij adviseert tekst en toelichting op elkaar af te stemmen. d. Ten slotte beveelt de Raad aan in navolging van de Onderwijsraad en de door het kabinet in de vervolgnotitie gedane toezegging de term "recent ontwikkelde vergelijkbare nieuwbouw" te definiëren. De opmerking in de toelichting, dat de gemeenteraad op dit punt enige beleidsvrijheid (volgens de Raad gaat het hier om beoordelingsvrijheid) moet worden gegund, miskent dat het begrip recent ontwikkelde vergelijkbare nieuwbouw vier elementen bevat die ieder voor zich zodanig onbepaald zijn, dat het begrip in wezen nietszeggend is. Naar de mening van de Raad is het zeer wel mogelijk bepaalde normen op te nemen, zoals het aantal woningen, de kostprijs ervan, de leeftijd van de wijk en de provincie of streek van het land. 5. Leerlingenvervoer In de toelichting wordt terecht aandacht gevraagd voor het gegeven dat er ook raakpunten zijn met het leerlingenvervoer. Artikel 4 WPO bepaalt dat de vergoeding wordt berekend over de afstand van de woning van de leerling tot aan de dichtstbijzijnde school van dezelfde richting. Uiteengezet wordt dat met betrekking tot het leerlingenvervoer het principe van de richtingvrijheid niet geldt voor scholen die door middel van handtekeningen zijn gesticht. In dit verband wordt erop gewezen dat er rechtsongelijkheid optreedt tussen ouders wanneer de gemeenten niet meer zouden toetsen aan het begrip richtingen voor alle leerlingen van een handtekeningenschool, terwijl zij dat wel zouden doen voor leerlingen van scholen in vergelijkbare situaties die zijn gesticht op basis van de prognosesystematiek. Dit betekent dat het gemeentebestuur ook bij scholen die zijn gesticht op basis van ouderverklaringen het richtingaspect moet blijven toetsen (de toelichting zegt: kan). Deze redenering, die op zichzelf juist is, illustreert de moeilijkheden, verbonden aan de invoering van het instrument van de ouderverklaring naast het systeem van de planning op basis van richting. Het betekent dat de vervoerskostenregeling voor "richtingloze" scholen minder adequaat is dan voor de andere scholen. Men verkrijgt wel de vrijheid een school naar eigen keuze (en dus van een eigen, unieke richting) te stichten, maar de vervoerskostenvergoeding blijft gebaseerd op de afstand tot de dichtstbijzijnde school van dezelfde richting. Volgens de toelichting is dit mede noodzakelijk omdat het volledig loslaten van het richtingbegrip inhoudt dat één van de beheersinstrumenten voor de gemeentelijke uitgaven voor het leerlingenvervoer komt te vervallen. Evenals de Onderwijsraad acht de Raad dit onderscheid niet te rechtvaardigen. Dat het onderscheid moet worden gemaakt om te voorkomen dat de richtingvrije planning uit de hand loopt (financieel of organisatorisch) maakt dit niet anders. Het is wel een reden temeer de wenselijkheid van de voorgestelde opzet te betwijfelen. 6. Overige onderwerpen a. Volgens de voorgestelde artikelen 74c WPO en 68c van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt de over de waarborgsom jaarlijks uit te keren rente bij ministeriële regeling vastgesteld. De Raad vraagt zich af, waarom de rente niet aan de waarborgsom wordt toegevoegd. b. In artikel I, onderdeel E, is sprake van een verzoek om opneming in het plan van scholen op basis van een prognose als bedoeld in de artikelen 75 en 76 WPO. Het woord "verzoek" is hier niet op zijn plaats, omdat het initiatief om een openbare school op het plan te plaatsen (artikel 75) wordt gevormd door een daartoe strekkend voorstel van burgemeester en wethouders. De Raad adviseert dit niet op deze manier te formuleren. c. In artikel I, onderdeel F, worden in verband met de introductie van de ouderverklaring enige technische wijzigingen voorgesteld met betrekking tot artikel 79, vierde en vijfde lid, WPO. Volgens het voorgestelde vierde lid, onderdeel a, sub 1, onthoudt de minister zijn goedkeuring aan het plan indien er - kort samengevat - iets mankeert aan de ouderverklaringen en de school niettemin in het plan opgenomen is. Hiermee is in strijd dat in het voorgestelde vijfde lid, voorzover hier van belang, wordt bepaald dat de minister in dat geval de gemeenteraad alsnog opdraagt de desbetreffende school in het plan op te nemen. De term aanvraag - namelijk gericht op het nemen van een besluit door de raad - lijkt hier passender dan de term verzoek. De Raad adviseert de tekst, zo deze gehandhaafd blijft, aan te passen. 7. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen de opzet van het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende uitvoering van de artikelen 2 en 3 van de Rijkswet instelling aansluitende zone (Besluit grenzen aansluitende zone), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende uitvoering van de artikelen 2 en 3 van de Rijkswet instelling aansluitende zone (Besluit grenzen aansluitende zone), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol in verband met de evaluatie van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol in verband met de evaluatie van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2016, no.2016002231, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol in verband met de evaluatie van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met nota van toelichting.Het besluit strekt tot uitwerking van de bepalingen van afdelingen 8.4 en 8.5 van de Wet luchtvaart, zoals gewijzigd bij de wet van 22 juni 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol (hierna: de wijzigingswet). (zie noot 1) Gelet op het grote aantal door de wijzigingswet noodzakelijk geworden aanpassingen wordt het huidige besluit ingetrokken en vervangen door het ontwerpbesluit. In het bijzonder de bepalingen die zien op het vaststellen van de tarieven die de exploitant van de luchthaven in rekening mag brengen bij de gebruikers worden aangepast, onder andere omdat het huidige systeem van jaarlijkse tarieven en voorwaarden wordt vervangen door een systeem van meerjarige tarieven en voorwaarden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een dragende motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Het gaat daarbij om de vaststelling van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet, de bijdrage uit niet-luchtvaartactiviteiten en de definitie van peergroup.1.Vaststelling gewogen gemiddelde vermogenskostenvoetGegeven de economische machtspositie van de exploitant van de luchthaven zijn de tarieven voor luchtvaartactiviteiten die de exploitant in rekening mag brengen bij de gebruikers van de luchthaven gereguleerd. De tarieven worden bepaald aan de hand van de aan de luchtvaartactiviteiten toe te schrijven kosten (kostenoriëntatie), verminderd met een verplichte bijdrage uit de niet-luchtvaartactiviteiten van de exploitant. Het rendement over de aan de luchtvaartactiviteiten toe te schrijven activa mag vervolgens niet groter zijn dan de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet. Dit is een in de regulering van economische machtsposities in netwerksectoren gebruikelijke norm, hoewel er in de praktijk verschillen bestaan in de gehanteerde parameters bij de berekening van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet.Het ontwerpbesluit schrijft gedetailleerd de berekeningswijze van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet voor. (zie noot 2) Voor de kostenvoet voor het vreemd vermogen wordt daarbij, kort gezegd, gekeken naar de actuele rentestand voor bedrijfsobligaties met een resterende looptijd van 10 jaar. Door uit te gaan van de actuele rentestand wordt bij het berekenen van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet echter geen rekening gehouden met de daadwerkelijke rentekosten die de exploitant heeft op basis van eerder aangetrokken vreemd vermogen. Het gevolg kan zijn dat de exploitant daardoor tarieven moet vaststellen die, gegeven zijn daadwerkelijke financieringslasten, verlieslatend zijn. Dat kan in laatste instantie de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen.De Afdeling merkt in dit verband op dat het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) in een recente uitspraak in een geschil tussen verschillende netwerkbeheerders voor gas en elektriciteit en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft bepaald dat bestaande financiële verplichtingen wél dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van het maximaal toegestane rendement op basis van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet. (zie noot 3) De Afdeling wijst er daarbij op dat het CBB reeds in 2015 in een aantal tussenuitspraken de ACM heeft opgedragen om bij de berekening van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet rekening te houden met de financieringslasten van reeds eerder aangetrokken vreemd vermogen. (zie noot 4)De uitspraken van het CBB kunnen ook gevolgen hebben voor de wijze waarop de gewogen gemiddelde vermogenskosten voor de exploitant van de luchthaven moet worden bepaald. De toelichting gaat echter in het geheel niet op in op de alternatieve berekeningswijze noch op de mogelijke consequenties van de uitspraak van het CBB.De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de voorgestelde berekeningswijze van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen.2. Bijdrage uit niet-luchtvaartactiviteitenArtikel 8.25dd, eerste lid, dat met de wijzigingswet aan de Wet luchtvaart wordt toegevoegd, regelt dat bij de vaststelling van de tarieven die de exploitant van de luchthaven in rekening brengt bij de gebruikers rekening moet worden gehouden met een bijdrage uit de niet-luchtvaartactiviteiten van de exploitant. De exploitant dient daarbij rekening te houden met de continuïteit van de onderneming en de financierbaarheid van zijn investeringen. Artikel 6 van het onderhavige besluit stelt nadere eisen aan deze bijdrage uit de niet-luchtvaartactiviteiten. De vaststelling van de bijdrage uit de niet-luchtvaartactiviteiten dient te geschieden met in achtneming van het verwachte gemiddelde jaarlijkse rendement alsmede het voor de eerstvolgende tariefperiode vastgestelde normrendement over het eigen vermogen van de onderneming waartoe de exploitant van de luchthaven behoort.De formulering van de bepaling laat hiermee de nodige ruimte voor de vaststelling van de hoogte van de bijdrage uit de niet-luchtvaartactiviteiten. Het is uiteindelijk aan de aandeelhouders om een besluit te nemen over de hoogte van de bijdrage, en aan de exploitant om een besluit te nemen over de spreiding van die bijdrage over de jaren van een tariefperiode, aldus de toelichting. (zie noot 5) Nu de niet-luchtvaartactiviteiten in de praktijk evenwel een significante bijdrage leveren aan het rendement en de financierbaarheid van de huidige exploitant, (zie noot 6) acht de Afdeling een preciezere toelichting op de uitwerking van de voorwaarden voor de vaststelling van de bijdrage uit de niet-luchtvaartactiviteiten wenselijk, in het bijzonder nu - zoals hiervoor reeds opgemerkt onder 1 - de voorgestelde berekeningswijze voor het maximaal toegestane rendement op de luchtvaartactiviteiten ertoe kan leiden dat tarieven worden vastgesteld die verlieslatend zijn.De Afdeling adviseert de toelichting gelet op het voorgaande aan te vullen.3.Definitie peergroupIn artikel 1 van het ontwerpbesluit wordt een definitie van het begrip peergroup gegeven. Deze definitie is beperkt en stelt niet meer dan dat een peergroup een groep is van zoveel mogelijk met de luchthaven vergelijkbare buitenlandse luchthavens. Uit de bijlage bij artikel 32, onder C, lijkt te volgen dat een peergroup in het kader van de Asset Bèta-berekening bestaat uit ten minste vier representatieve luchthavens binnen de gebieden waar de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) van toepassing is en Zwitserland op basis van hun vergelijkbaarheid met de luchthavenactiviteiten van de exploitant van de luchthaven. (zie noot 7) Deze uitleg lijkt daarmee betrekking te hebben op het begrip peergroup zoals gebruikt in artikel 32 van het ontwerpbesluit. Uit het voorstel noch uit de toelichting blijkt echter of deze definitie ook geldt voor de peergroup als bedoeld in artikel 28 van het ontwerpbesluit. Daarnaast wijst de Afdeling erop dat richtlijn 2009/12 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden van toepassing is op commerciële luchthavens die jaarlijks meer dan 5 miljoen passagiersbewegingen tellen, alsmede op de luchthaven met de meeste passagiersbewegingen in elke lidstaat. (zie noot 8) De toelichting verwijst wel naar deze richtlijn, maar motiveert niet waarom voor de definitie van peergroup niet hierbij wordt aangesloten. Ten slotte wordt in artikel 33 van het ontwerpbesluit bepaald dat voor de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit een vergelijking gemaakt wordt met de vier grootste luchthavens in Europa, exclusief Turkije, en de twee grootste luchthavens in het Midden-Oosten en Turkije, gemeten in het totaal aantal passagiers.Uit het voorgaande volgt dat de invulling van het begrip peergroup in het ontwerpbesluit, de bijlage en de toelichting niet eenduidig is. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig de definitie van peergroup in de verschillende artikelen van het ontwerpbesluit te verduidelijken.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2014, no.2014001307, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).Bij Kabinetsmissive van 24 september 2001, no.01.004521, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit). Het ontwerpbesluit strekt tot integrale herziening van het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen waarbij zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk als die voor professioneel vuurwerk in één nieuwe algemene maatregel van bestuur wordt geïntegreerd. Het besluit beoogt de gehele keten van het invoeren dan wel vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk te reguleren, met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen. Het ontwerpbesluit ziet dus niet alleen op handelingen met vuurwerk, maar ook op inrichtingen waarin vuurwerk wordt bewerkt (daaronder begrepen het verwerken, (her)verpakken, (voor)monteren en assembleren van vuurwerk) of opgeslagen. Tevens zijn veiligheidsafstanden opgenomen die in het kader van de vaststelling van besluiten in de sfeer van de ruimtelijke ordening en bij de beslissing op een aanvraag om een milieuvergunning in acht moeten worden genomen. Bestaande regelgeving wordt geïntegreerd, één bewindspersoon op rijksniveau wordt verantwoordelijk voor de regelgeving en deze regelgeving wordt aangescherpt ten opzichte van de oude situatie. De vuurwerkramp in Enschede heeft duidelijk gemaakt dat aanscherping van de regels op korte termijn noodzakelijk was. Met betrekking tot het ontwerpbesluit heeft de Raad van State de volgende opmerkingen. In verband hiermee acht de Raad enige aanpassing wenselijk. 1. Onderscheid consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk In de voorgestelde regeling is het onderscheid tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk bepalend voor de toepassing van de verschillende bepalingen en bijgevolg ook voor het in de toekomst te voeren veiligheidsbeleid. Dit vergt dat het onderscheid helder, wederzijds uitsluitend en praktisch toepasbaar is. In de definities in artikel 1.1.1 wordt het onderscheid tussen beide categorieën vuurwerk gezocht in de bestemming. Consumentenvuurwerk is vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik en professioneel vuurwerk is vuurwerk dat is bestemd voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling. Volgens paragraaf 3 van de nota van toelichting berust het gemaakte onderscheid op de goede ervaringen met de handhaving van het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen. In het licht daarvan is er voor gekozen niet de kenmerken (eigenschappen of samenstelling) maar de feitelijke bestemming van het vuurwerk beslissend te laten zijn. In overeenstemming met de tot nu toe ontwikkelde (strafrechtelijke) jurisprudentie dient "bestemd voor" ruim te worden uitgelegd. Zo dient, aldus de nota van toelichting, vuurwerk dat voldoet aan één of meer in de nota van toelichting nader genoemde criteria, in elk geval als consumentenvuurwerk te worden beschouwd. Dit bevestigt dat toepassing van het criterium van feitelijke bestemming afhangt van een objectivering in nadere regels. Afgezien van het feit dat de nota van toelichting niet dient te worden gebruikt voor het stellen van nadere regels (aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) is zulks uit een oogpunt van rechtszekerheid en effectieve handhaving ongewenst. De voorgestelde definitiebepalingen hebben tot gevolg dat tot de eindgebruiker onzeker blijft in welke categorie het vuurwerk valt. De onduidelijkheid schuilt mede daarin dat niet duidelijk is wie het bestemmen van het vuurwerk doet en dat het begrippen betreft die elkaar niet uitsluiten: particulier en professioneel. De behoefte aan objectivering wordt ook door de regelgever zelf onderkend. Gesteld wordt (bladzijde 8) dat consumentenvuurwerk moet voldoen aan een aantal productseisen. De implicatie daarvan is dat eigenschappen en niet uitsluitend de bestemming ervan bepalend zijn. Voorts wordt in artikel 1.1.2 de aanduiding van het vuurwerk bepalend gemaakt. Daarmee wordt voorkomen dat bij het gekozen stelsel van definities er een derde categorie vuurwerk kan ontstaan, te weten vuurwerk dat noch bestemd is voor particulier gebruik noch voor gebruik bij evenementen of voorstellingen. Gevolg is dat het onderscheid tussen beide categorieën vuurwerk bepaald wordt door drie verschillende criteria: de bestemming, de eigenschappen en de aanduiding. Gegeven het fundamentele belang van dit onderscheid voor zowel de toepassing van het voorliggend besluit als voor het daarop gebaseerde veiligheidsbeleid moet een dergelijke opzet ontraden worden. De Raad adviseert te kiezen voor een definitie van consumentenvuurwerk aan de hand van de eigenschappen daarvan. Ander vuurwerk dat daar niet aan voldoet zou dan gekwalificeerd kunnen worden als professioneel vuurwerk. Een en ander vereist aanpassing van de definities in artikel 1.1.1, bezien in samenhang met artikel 1.1.2. 2. Veiligheidsafstanden/overgangsbepalingen Hoofdstuk 4 van het ontwerpbesluit bevat een regeling van de veiligheidsafstanden die in acht genomen moeten worden bij, kort gezegd, de vaststelling en goedkeuring van bestemmingsplannen en de verlening of wijziging van een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm). Het voorgestelde artikel 5.3.2 bevat een overgangsregeling van twee jaar voor de effectuering van de veiligheidsafstanden. Op grond van het tweede lid van dit artikel geldt deze overgangstermijn niet ten aanzien van geprojecteerde kwetsbare objecten, voorzover het bestemmingsplan waarin deze objecten zijn opgenomen, is vastgesteld op een tijdstip meer dan tien jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt. Blijkens paragraaf 5.2 van de nota van toelichting, Ruimtelijke ordening en vergunningverlening krachtens de Wm, mag, om te voorkomen dat ook bebouwings- en gebruiksmogelijkheden op grond van verouderde bestemmingsplannen als bestaande situatie worden aangemerkt, het bestemmingsplan niet meer dan tien jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit zijn vastgesteld. Bij een verouderd bestemmingsplan, vervolgt de nota van toelichting, zullen gedeputeerde staten er bij de betrokken gemeente op moeten aandringen om het plan zo spoedig mogelijk in overeenstemming te brengen met de veiligheidsafstanden. Deze regeling acht de Raad niet effectief. Immers, niets staat er aan in de weg dat een verouderde bestemming wordt geëffectueerd, in die zin dat de daarvoor benodigde bouwvergunning wordt verleend en gebruikt. Is de bestemming feitelijk gerealiseerd, dan vormt de aanwezigheid van de desbetreffende bebouwing een gegeven dat - indien niet wordt voldaan aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstand - gevolgen kan hebben voor de inrichting waarin vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt. De Raad adviseert hierop in de nota van toelichting in te gaan. 3. Begripsomschrijvingen en reikwijdte a. Het voorgestelde artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder j, definieert als kwetsbare objecten andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met i gelijkgesteld kunnen worden. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en effectieve handhaving zou dit artikelonderdeel nader gepreciseerd moeten worden. Hetzelfde geldt voor onderdeel f. Zo is het begrip arbeid uitermate onbepaald en kan arbeid overal worden verricht. b. Onderdeel k van dit artikelonderdeel wijst als kwetsbare objecten rijkswegen en spoorwegen aan. Blijkens de artikelsgewijze toelichting is hiervoor gekozen, omdat het in het algemeen wegen betreft waar zich grote aantallen mensen kunnen bevinden. Uit een oogpunt van uitvoerbaarheid van de voorschriften ten aanzien van de in acht te nemen veiligheidsafstanden, is ervan afgezien om ook provinciale wegen onder dit begrip te brengen, aldus de nota van toelichting. Uitgaande van de aantallen mensen die zich op deze wegen kunnen bevinden, is het niet erg consequent om provinciale wegen niet aan te wijzen. In ieder geval behoeft de nota van toelichting op dit punt aanvulling. 4. Handhaving Paragraaf 5 van de nota van toelichting is gewijd aan handhaving. De teneur is dat er een einde moet komen aan de versnippering van toezicht en handhaving. De regering denkt onder meer aan het opstellen van een handhavingsprotocol vuurwerk, waarin de betrokken partners (op bestuurlijk en strafrechtelijk niveau) zich verbinden tot een gezamenlijke toereikende handhavingsinspanning en handhavingsorganisatie. Dit protocol dient de taken, de organisatie van toezicht, handhaving en opsporing, de beschikbare capaciteit en de financiering daarvan, de werkwijze, de informatie-uitwisseling, de aansturing, voorzieningen voor provinciegrensoverschrijdende samenwerking, de wijze van verantwoording en de borging van de kwaliteit in brede zin, dat wil zeggen preventie, toezicht, opsporing en bestuursrechtelijke handhaving, te beschrijven. De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie hebben de Landelijke Coördinatie Commissie Milieuwethandhaving verzocht om in 2001 dit protocol op te stellen en te bewerkstelligen dat dit voor de inwerkingtreding van het onderhavige besluit wordt geïmplementeerd in alle provincies, opdat de handhaving hiervan conform dit protocol kan plaatsvinden. De Rijksverkeersinspectie, de Arbeidsinspectie en de douane zullen worden betrokken bij het opstellen van het protocol, aldus de nota van toelichting. De inhoud van het handhavingsplan wordt in de nota van toelichting echter niet (verder) uitgewerkt, zodat de Raad geen inzicht heeft in de handhaafbaarheid van het ontwerpbesluit. De Raad is van oordeel dat handhaving van de gestelde regels hier van cruciaal belang is en adviseert in de nota van toelichting uitvoeriger aandacht te besteden aan die handhaafbaarheid. Niet slechts ware daarbij nader aan te duiden op welke wijze de handhaving gestalte zal krijgen, ook zal duidelijk moeten worden gemaakt dat de invoering van het ontwerpbesluit gepaard zal gaan met een niveau van handhaving dat zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht aan de maat is. De Raad geeft tevens in overweging in de nota van toelichting meer inzicht te geven in de opzet, de inhoud en de uitvoering van het protocol waarnaar de nota van toelichting verwijst. Ook dient aandacht besteed te worden aan de strafrechtelijke handhaafbaarheid van de in het ontwerpbesluit opgenomen verbodsbepalingen. De Raad neemt aan dat terzake overleg is gevoerd met het College van Procureurs-Generaal en adviseert in de nota van toelichting daarover mededelingen te doen. 5. Verhouding tot vergunning ingevolge de Wm Uit de regeling blijkt, ondanks de opsomming in de aanhef van een aantal artikelen van de Wm (artikelen 8.40, 8.41 en 8.44), niet duidelijk of en zo ja voor welke inrichtingen de vergunningplicht wordt opgeheven. Voor een goede toepassing van het ontwerpbesluit behoeft dit verduidelijking. Voor inrichtingen waarin meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk wordt opgeslagen en bewerkt en voor inrichtingen bestemd tot de opslag en het bewerken van professioneel vuurwerk blijft de vergunningplicht op grond van de Wm kennelijk bestaan. Naar het oordeel van de Raad is meer duidelijkheid nodig over de vraag welke de verhouding is tussen de voorliggende regeling en deze vergunning. Indien het de bedoeling is dat het ontwerpbesluit bij uitsluiting de regels bevat met betrekking tot de opslag en het bewerken van vuurwerk, ware zulks in het besluit zelf te preciseren. Indien het daarentegen de bedoeling is dat in het kader van de milieuvergunning nog aanvullende voorschriften en eisen gesteld kunnen worden, dan dient in de nota van toelichting te worden ingegaan op de afbakening tussen beide regelingen. 6. Vergunning voor ontbrander etc. van professioneel vuurwerk Artikel 3.3.2 van het ontwerpbesluit bevat een vergunningstelsel voor degenen die professioneel vuurwerk tot ontbranding brengen en daartoe een installatie opbouwen en die later weer verwijderen. Gedeputeerde staten van de provincie waar de aanvrager is gevestigd zijn hier bevoegd gezag. De vergunning vervalt volgens het zesde lid van dit artikel op het moment dat de geldigheidsduur van het certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 4.8a, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit afloopt. In dit verband dient bij de aanvraag om een vergunning een afschrift van dit certificaat te worden verstrekt. De vergunning bevat een voorschrift dat inhoudt dat voorafgaand aan het daadwerkelijk tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk daartoe een toestemming moet worden verkregen van gedeputeerde staten van de provincie waar het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht. Alvorens toestemming te verlenen stellen gedeputeerde staten van de provincie waar het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht volgens artikel 3.3.4, vierde lid, gedeputeerde staten van de provincie van vestiging van de vergunninghouder in de gelegenheid te adviseren. Een toestemming wordt volgens het vijfde lid van dit artikel niet verleend indien niet van de burgemeester van de gemeente waar het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht een verklaring is ontvangen dat er in verband met de veiligheid geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van toestemming. Al met al levert dit een gecompliceerde regeling op. De Raad gaat in het navolgende op enkele elementen hiervan nader in. a. De grondslag van de voorgestelde regeling zal moeten worden gevonden in artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms), gelet op het criterium "het belang van de bescherming van mens en milieu" voor het verbinden van voorschriften aan de vergunning zoals genoemd in het vierde lid van artikel 3.3.4 van het ontwerpbesluit. Artikel 24 Wms biedt een zeer ruime mogelijkheid tot het stellen van voorschriften bij algemene maatregel van bestuur voor uiteenlopende handelingen met stoffen en preparaten. Het tweede lid van het artikel houdt een niet-limitatieve opsomming in van 13 mogelijkheden tot het stellen van regels. Daartoe behoort onder c een verbod tot het verrichten van handelingen zonder vergunning verleend door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Deze 13 mogelijkheden zijn uitgewerkt om enige zekerheid te bieden in relatie tot de zeer ruime delegatiemogelijkheid van het eerste lid van artikel 24. Het verdient aanbeveling om in de toelichting bij het besluit uitdrukkelijk tot uitdrukking te brengen dat het vergunningstelsel van artikel 3.3.4 zijn grondslag vindt in artikel 24 Wms en dat dit artikel deze grondslag ook biedt door de niet-limitatieve opsomming van het tweede lid. Dit kan een a contrario-redenering ondervangen, waarbij uit de expliciete vermelding van de vergunningsbevoegdheid voor de minister zou worden afgeleid dat de wet geen steun biedt voor de introductie van een vergunningsbevoegdheid voor gedeputeerde staten. b. Artikel 3.3.3, eerste lid, van het ontwerpbesluit schrijft voor dat een afschrift van het certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 4.8a, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit verstrekt wordt bij de aanvraag om een vergunning. Het ontbreken van een dergelijk certificaat wordt echter niet als een weigeringsgrond voor een vergunningaanvraag vermeld, hoewel de toelichting hier wel van uitgaat. Dit hangt samen met het feit dat het vergunningstelsel steunt op de Wms. Hierdoor kan de ongelukkige situatie ontstaan dat een vergunning moet worden verleend, die meteen daarop vervalt omdat de geldigheidsduur van het certificaat van vakbekwaamheid is afgelopen of omdat er in het geheel geen certificaat is geweest. In ieder geval zal in de nota van toelichting op deze mogelijke consequentie moeten worden ingegaan. c. De regeling waarbij de vergunning wordt verleend door gedeputeerde staten van de provincie van vestiging en toestemming wordt voorgeschreven van gedeputeerde staten van de provincie waar het vuurwerk wordt afgestoken, met een adviesmogelijkheid door eerstgenoemd college en onder de voorwaarde van een verklaring van geen bezwaar uit een oogpunt van veiligheid door de burgemeester van de plaats van afsteken, is complex. De Raad geeft in overweging te volstaan met het vereiste dat de burgemeester van de betrokken gemeente uit een oogpunt van veiligheid, eventueel na advisering door de vergunningverlener, toestemming dient te geven voor het afsteken van het vuurwerk. 7. Bijlagen De Raad meent dat ook de voorschriften in de bijlagen een toelichting behoeven. Deze bevatten een groot aantal beperkingen die zonder nadere toelichting niet duidelijk zijn. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk wat moet worden verstaan onder een constructieonderdeel, niet zijnde een bouwconstructie, in de laatste zin van voorschrift 1.12, onderdeel a, van bijlage 1. Evenzo valt zonder nadere toelichting niet goed te begrijpen de keuze voor het criterium van 10.000 kg waarbij ingevolge voorschrift 1.8 van bijlage 1 bewaarplaatsen van verpakt consumentenvuurwerk tevens op de eerste verdieping mogen zijn gesitueerd, mits de onderliggende ruimte eveneens bestemd is voor het opslaan van verpakt consumentenvuurwerk. Aangezien de voorschriften van de bijlagen bepalend zullen zijn bij de toepassing en handhaving van de voorgestelde regeling adviseert de Raad om deze ook van een toelichting te voorzien. 8. Artikelsgewijs Artikel 1.1.1, eerste lid Kennelijk ligt het slechts in de bedoeling de dienst- of bedrijfswoning van de inrichting waar het vuurwerk aanwezig is uit te zonderen. De Raad adviseert dit artikelonderdeel aldus te wijzigen. Artikel 1.2.4, eerste lid, en artikel 2.3.2 Artikel 1.2.4, eerste lid, behelst een absoluut verbod op het voorhanden hebben van vuurwerk buiten een inrichting. Dit verbod geldt niet indien wordt voldaan aan de omstandigheden en voorwaarden in het tweede lid. Door de beperkte reikwijdte van deze uitzondering is het eerste lid een verstrekkende bepaling. Ze brengt bijvoorbeeld mee dat de particulier die rond oud en nieuw niet al zijn vuurwerk heeft afgeschoten en een kleine partij overhoudt tot het volgende jaar in overtreding is. Hetzelfde geldt voor het verbod consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking te stellen, zoals dat is neergelegd in artikel 2.3.2. Artikel 1.2.4, tweede lid, onder a Het artikelonderdeel betreft de maximale hoeveelheid consumentenvuurwerk die een particulier tijdens, kort gezegd, de oudejaarsperiode aanwezig mag hebben. De toevoeging "per persoon" komt de Raad niet handhaafbaar voor, indien het vuurwerk ergens is opgeslagen. Eén persoon kan als hij honderd kilo vuurwerk in een ruimte heeft opgeslagen, simpelweg zeggen dat tien kilo van hem/haar is en dat hij de rest voor negen andere personen bewaart. In ieder geval dient in de nota van toelichting aan deze kwestie nader aandacht te worden besteed. Artikel 1.4.3 Het gaat in dit artikel om de informatieverstrekking aan burgemeester en wethouders en de commandant van de regionale brandweer. Het artikel bepaalt dat degene die een inrichting drijft waar vuurwerk wordt opgeslagen ervoor zorgt dat genoemde personen "direct toegang hebben tot" de actuele opslaggegevens. De Raad vraagt zich af of "direct toegang hebben tot" garandeert dat de betrokken personen in geval van een calamiteit ook daadwerkelijk kunnen beschikken over de informatie. Als er door de inrichtinghouder voor wordt gekozen om deze gegevens binnen de inrichting te bewaren zodat hij deze op verzoek direct kan tonen (hetgeen dit artikel niet uitsluit), dan zijn deze gegevens in het geval van een calamiteit mogelijk niet toegankelijk. De Raad meent dat het aanbeveling verdient een actieve informatieplicht voor de inrichtinghouder op te nemen, zodat deze gegevens niet alleen in de inrichting zelf aanwezig zijn. Artikel 2.1.3 Het is niet duidelijk tot wie artikel 2.1.3 zich richt. In artikel 2.1.4 wordt alleen het aanprijzen of aanbevelen van vuurwerk dat niet aan de eisen van artikel 2.1.3 voldoet, verboden. Volgens de toelichting is de bepaling gericht tegen e-commerce van illegaal vuurwerk. In dit licht valt te overwegen het verbod van artikel 2.1.4 uit te breiden tot het voor handen hebben, ten verkoop aan te bieden en te verkopen. Artikel 2.2.4, tweede lid, tweede volzin Deze volzin bevat een uitzondering op de verplichting tot het doen van een melding. Een melding is niet vereist, indien eerder een melding overeenkomstig dit artikel is gedaan en door dit veranderen "geen afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens". Dit laatste acht de Raad een verkeerd criterium om vast te stellen dat sprake is van een niet belangrijke wijziging. Een nadere wijziging kan immers op een ander aspect van de inrichting zien dan een eerdere gemelde wijziging. In dat geval zal er geen sprake zijn van een "afwijking van de bij die (eerdere) melding verstrekte gegevens". Echter, daarmee is niet gezegd dat die nadere wijziging niet belangrijk is en dus niet gemeld zou moeten worden. De Raad adviseert bedoelde volzin te schrappen. Bijlage 1 Voorschrift 1.7 De Raad meent dat een algeheel rookverbod/verbod op open vuur in een inrichting waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of in ieder geval een verbod dat zich mede uitstrekt tot aanpandige ruimten, veiliger is. Vuur dat op een andere plaats ontstaat kan uiteindelijk ook bewaarplaatsen bereiken. In het Handboek Milieuvergunningen was nog opgenomen dat een bewaarplaats niet direct vanuit een ruimte waar open vuur wordt gebezigd, bereikbaar mag zijn (paragraaf 6.4.1, voorschrift 34). Voor wat het open vuur betreft lijkt voorschrift 1.7 voorschrift 1.9 tegen te spreken (hoewel er wellicht onderscheid moet worden gemaakt tussen het aanwezig zijn van open vuur en het bezigen daarvan). De Raad adviseert een algeheel rookverbod/verbod op open vuur op te nemen. Ingevolge voorschrift D1, onderdeel b, mag ten hoogste één bufferbewaarplaats aanwezig zijn en mag in die bufferbewaarplaats ten hoogste 2.000 kg verpakt en/of onverpakt consumentenvuurwerk aanwezig zijn. Ter voorkoming van enig misverstand, hetgeen de aard van de materie niet verdraagt, ware het voorschrift zodanig te redigeren dat daaruit ondubbelzinnig blijkt dat ten hoogste in totaal maximaal 2.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, of dit nu verpakt is of niet. Bijlage 1, algemene opmerking a. De Raad mist in bijlage 1 een uitwerking van de gedachte dat het gevaarlijk is om vuurwerk om te pakken in een ruimte waar opslag van vuurwerk plaatsvindt. Omwille van de veiligheid zou ompakken niet moeten geschieden in een ruimte waar opslag plaatsvindt. De bepalingen met betrekking tot een bufferbewaarplaats in bijlage 1 lijken dit evenwel gewoon toe te staan. De bijlage maakt ook niet meer het door het Handboek Milieuvergunningen wel gemaakte onderscheid tussen een ompakruimte (waar niet meer vuurwerk aanwezig mag zijn dan voor een geregelde voortgang van werkzaamheden noodzakelijk is, voorschrift 7 van paragraaf 6.2.1) en een bufferbewaarplaats (waar volgens paragraaf 6.5 van genoemd Handboek niet meer dan 50 kg vuurwerk mag worden opgeslagen). In bijlage 1 worden voor een bufferbewaarplaats aanzienlijk grotere maximaal toegestane hoeveelheden genoemd, tot wel 5.000 kg consumentenvuurwerk. In de nota van toelichting wordt hierover opgemerkt dat naar aanleiding van inspraak uiteindelijk uit praktische overwegingen is bepaald dat ompakken moet plaatsvinden in de bufferbewaarplaats. Dit zou zijn gedaan om te voorkomen dat twee wat betreft de uitvoering identieke bewaarplaatsen uitsluitend voor één specifieke handeling zouden mogen worden gebruikt, namelijk opslaan óf ompakken. Over de gevaarsaspecten valt evenwel niets te lezen. De Raad meent dat de nota van toelichting op dit punt hoe dan ook moet worden aangevuld. Zo nodig dient het ontwerpbesluit aangescherpt te worden. b. Nu een algemeen verbod zal gelden voor het ompakken van vuurwerk buiten een bufferbewaarplaats, rijst de vraag of deze regeling ten aanzien van consumentenvuurwerk uitvoerbaar is en adequaat kan worden gehandhaafd. Hierop zal in de toelichting moeten worden ingegaan. Bijlage 2 Op grond van voorschrift 1.13 moet, teneinde domino-effecten te voorkomen, voldoende afstand in acht worden genomen tussen de bewaarplaats onderscheidenlijk de bewerkingsruimte en andere onderdelen van de inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig kunnen zijn. Omwille van de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid dient gepreciseerd te worden wanneer sprake is van voldoende afstand. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland en Nieuwkruisland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland en Nieuwkruisland.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001568, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland en Nieuwkruisland, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747).Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2017, no.2017001132, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de regels met betrekking tot de verwisseling, intrekking en aftekening van bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. en de aan het publiek te verstrekken informatie hieromtrent.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de regels met betrekking tot de verwisseling, intrekking en aftekening van bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. en de aan het publiek te verstrekken informatie hieromtrent.Bij Kabinetsmissive van 10 augustus 2001, no.01.003773, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de regels met betrekking tot de verwisseling, intrekking en aftekening van bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. en de aan het publiek te verstrekken informatie hieromtrent. Het ontwerpbesluit voorziet in gevolgen voor zowel eurobankbiljetten als voor guldensbankbiljetten van de invoering van de chartale euro. De Raad van State maakt een aantal opmerkingen aangaande enkele onderwerpen waarvoor geen bepalingen in het ontwerpbesluit zijn opgenomen. Hij is van oordeel dat uitbreiding van de voorgestelde regeling noodzakelijk is. 1. In het ontwerpbesluit wordt voorgesteld om de bepalingen in het besluit van 27 juli 1998(zie noot 1) (hierna: het besluit) voor winsttoevoeging aangaande opgeroepen, maar niet opgekomen bankbiljetten te laten vervallen. Volgens de nota van toelichting zal deze zogenoemde versterfregeling wegens haar privaatrechtelijk karakter in een overeenkomst met De Nederlandsche Bank N.V. worden opgenomen. In de toelichting wordt alleen ingegaan op een versterfregeling voor de bankbiljetten die ingaande 28 januari 2002 geen wettig betaalmiddel meer zijn. Er dient echter rekening mee te worden gehouden dat niet alleen een versterfregeling noodzakelijk is voor die bankbiljetten, maar ook voor bankbiljetten die al vóór 28 januari 2002 niet meer geldig zijn. De versterfregeling voor de laatstbedoelde bankbiljetten is vermeld in het besluit, vervalt ingevolge het voorstel(zie noot 2), maar kan nog niet worden gemist. De Raad beveelt aan de twee hiervoor bedoelde versterfregelingen toe te voegen aan de voorgestelde wijzigingen. 2. Artikel 3 van het besluit geeft een voorziening bij verlies en bij gehele of gedeeltelijke vernietiging van bankbiljetten. Het geven van een dergelijke voorziening ligt in het geval van eurobankbiljetten primair op het terrein van de Europese Centrale Bank.(zie noot 3) De Raad beveelt aan hiermee rekening te houden en zo nodig voor eurobankbiljetten een aparte voorziening voor de vermelde situaties te geven. 3. Er zijn uiteenlopende handelingen met eurobankbiljetten die door of namens de Europese Centrale Bank kunnen worden verricht waarin het besluit niet voorziet, zoals het uit circulatie nemen van bankbiljetten.(zie noot 4) De Raad adviseert om bepalingen aangaande zulke handelingen op te nemen in de regeling en deze in ieder geval te bespreken in de nota van toelichting. 4. In de fase van 1 januari 2001 tot 28 januari 2001 zullen de bankbiljetten luidend in guldens en in euro's beide wettig betaalmiddel zijn.(zie noot 5) Na die fase zijn bankbiljetten luidend in guldens niet langer wettig betaalmiddel. Het ontwerpbesluit bevat geen overgangsrecht en ook niet de daarbijbehorende inwerkingtredingsbepalingen om de inwisseling, het uit circulatie nemen, en dergelijke, van zowel guldenbankbiljetten als van eurobankbiljetten mogelijk te maken in de duale fase en voor alleen eurobankbiljetten in de daarop aansluitende fase. Hierin dient alsnog te worden voorzien. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met kosten algemene voorlichting, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met kosten algemene voorlichting, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet van 27 juni 2002 (Stb.374) in verband met de invoering van een evaluatieverplichting van het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet van 27 juni 2002 (Stb.374) in verband met de invoering van een evaluatieverplichting van het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2003, no.03.002468, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet van 27 juni 2002 (Stb.374) in verband met de invoering van een evaluatieverplichting van het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol. Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan een deel van de in de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanvaarde motie die door de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van die Kamer is ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet luchtvaart (WLV) inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol (hierna: Schipholwet).(zie noot 1) In die motie is de regering verzocht om in de Schipholwet een evaluatieverplichting op te nemen met betrekking tot de vraag of met de overgang naar het stelsel met geluidsgrenswaarden een vergelijkbaar beschermingsniveau wordt verkregen als die onder de werking van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en omgeving. In dezelfde motie is de regering ook verzocht om vooruitlopend op de totstandkoming van de daartoe strekkende wetswijziging in de beide uitvoeringsbesluiten van de Schipholwet, het Luchthavenindelingsbesluit en het Luchthavenverkeersbesluit (hierna gezamenlijk: uitvoeringsbesluiten), een verplichting tot een milieueffectrapportage (MER) ex post op nemen. Aan dat onderdeel van de motie is inmiddels uitvoering gegeven in artikel 3.1 van het Luchthavenindelingsbesluit en artikel 6.1 van het Luchthavenverkeersbesluit. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen met betrekking tot de verhouding tussen de evaluatieverplichting en de MER-verplichting en met betrekking tot de opzet van de evaluatie. 1. De evaluatie a. In het wetsvoorstel wordt in een aan de Schipholwet toe te voegen artikel XVIa voorgeschreven dat uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding van de Schipholwet (20 februari 2003) aan de Staten-Generaal verslag wordt gedaan over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de krachtens de artikelen 8.4 en 8.15 WLV vastgestelde besluiten (de hiervoor genoemde uitvoeringsbesluiten). Ingevolge het tweede lid van dat artikel zal dat verslag vergezeld dienen te gaan van een milieueffectrapport, waarop de paragrafen 7.5 tot en met 7.7 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing zijn. Evenals in de regeling van deze MER in de beide uitvoeringsbesluiten is in het derde lid bepaald dat die rapportage dient te geschieden langs de lijnen van de artikelen XI tot en met XIII van de wijzigingswet.(zie noot 2) In de memorie van toelichting wordt over de verhouding tussen de evaluatieverplichting in het eerste lid en de regeling van de MER ex post in de volgende leden van artikel XVIa opgemerkt dat het (evaluatie)verslag de meerwaarde heeft dat hierin aandacht zal worden besteed aan de doeltreffendheid en de effecten van de uitvoeringsbesluiten, terwijl het milieueffectrapport in het bijzonder gericht zal zijn op een vergelijking van het beschermingsniveau. Verder wordt nog opgemerkt dat in die evaluatie van het nieuwe stelsel ook de gehanteerde grenswaarden worden meegenomen. Naar de mening van de Raad zal in die evaluatie mede de systematiek moeten worden betrokken die in de overgangsbepalingen XI tot en met XIII van de wijzigingswet is voorgeschreven. Met die systematiek moet immers worden gewaarborgd dat het beschermingsniveau op basis van geluidsgrenswaarden gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat wordt geboden aan de hand van geluidscontouren in de Planologische kernbeslissing (PKB) Schiphol. De Raad adviseert daarover duidelijkheid te verschaffen in de memorie van toelichting. b. Voorts zal vooraf duidelijk moeten zijn hoe de regering het onderdeel van de evaluatie zal uitvoeren dat betrekking heeft op het stelsel van geluidsgrenswaarden en op de systematiek die voor de overgang van het oude naar dit nieuwe stelsel is voorgeschreven in de artikelen XI tot en met XIII van de Schipholwet. Uitgangspunt van artikel XII van de Schipholwet is dat het nieuwe stelsel een geografische begrenzing mogelijk maakt waarbinnen het aantal daarbinnen aanwezige geluidsbelaste woningen kan worden vastgesteld. Deze begrenzingen zijn de 35 Ke-contour, de 20 Ke-contour voor de etmaalwaarde en de 26 dB(A)LAeq en 20 dB(A)Aeq contouren voor de nachtwaarde, berekend volgens het oude stelsel. Het in artikel XII maximaal aantal geluidsbelaste woningen casu quo het maximaal aantal ernstig gehinderden binnen deze contouren mag niet worden overschreden onder het nieuwe stelsel. Het nieuwe normenstelsel werkt echter niet met geluidszones maar met zogenaamde handhavingspunten. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een gelijkwaardig beschermingsniveau ten opzichte van de PKB Schiphol en omgeving zal daarom een geografische begrenzing moeten kunnen worden vastgesteld die overeenkomt met de geluidszonering volgens het oude stelsel waarbinnen de geluidsbelaste woningen zich bevinden. Tevens is van belang dat, in het bijzonder in een situatie met gewijzigde indicatoren, de te gebruiken onderzoeksmethode achteraf niet ter discussie kan worden gesteld. Naar de mening van het college zou een discussie over de onderzoeksmethode en de daaruit voortvloeiende resultaten kunnen worden beslecht door het kiezen van extra meetpunten, onder meer in het zogenaamde buitengebied. Op die manier kan worden aangetoond dat het aantal en de locatie van de thans gekozen meetpunten juist zijn en wordt voldaan aan het door de wet vereiste gelijkwaardige beschermingsniveau. Het college adviseert de toelichting ook op dit punt aan te vullen. 2. Verhouding tot de uitvoeringsbesluiten Nu in het wetsvoorstel de bepalingen betreffende de milieueffectrapportage in artikel 3.1 Luchthavenindelingsbesluit en artikel 6.1 Luchthavenverkeersbesluit zijn verwerkt, zullen die naar het de Raad voorkomt, na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel geen zelfstandige betekenis meer hebben. De Raad adviseert hierop nader in te gaan in de memorie van toelichting. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-rijksbesluit betreffende regels inzake de financiering van het parket van de procureur-generaal (Rijksbesluit financiering parket van de procureur-generaal), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-rijksbesluit betreffende regels inzake de financiering van het parket van de procureur-generaal (Rijksbesluit financiering parket van de procureur-generaal), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2010, no.10.001168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-rijksbesluit betreffende regels inzake de financiering van het parket van de procureur-generaal (Rijksbesluit financiering parket van de procureur-generaal), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake lex silencio positivo/van rechtswege verleende vergunning.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake lex silencio positivo/van rechtswege verleende vergunning.Bij brief van 27 april 2007, kenmerk WWJZ 7054401, heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Justitie, afdeling III van de Raad van State verzocht hem van voorlichting te dienen inzake lex silencio positivo/van rechtswege verleende vergunning.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2017, no.2017001819, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit homeopatische farmaceutische producten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit homeopatische farmaceutische producten.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2000, no.00.001528, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit homeopatische farmaceutische producten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen verband houdende met de detentie en berechting in Nederland, in overeenstemming met Resolutie XX (2006), aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tijdens zijn YYYYe vergadering op ZZ ZZ 2006, van Charles Taylor door het Sierra Leone Tribunaal (Wet Sierra Leone Tribunaal), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen verband houdende met de detentie en berechting in Nederland, in overeenstemming met Resolutie XX (2006), aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tijdens zijn YYYYe vergadering op ZZ ZZ 2006, van Charles Taylor door het Sierra Leone Tribunaal (Wet Sierra Leone Tribunaal), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2006, no.06.002181, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen verband houdende met de detentie en berechting in Nederland, in overeenstemming met Resolutie XX (2006), aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tijdens zijn YYYYe vergadering op ZZ ZZ 2006, van Charles Taylor door het Sierra Leone Tribunaal (Wet Sierra Leone Tribunaal), met memorie van toelichting. Op 16 januari 2002 hebben de Verenigde Naties en Sierra Leone bij verdrag een Special Court for Sierra Leone opgericht. Dit Hof is gemengd nationaal en internationaal samengesteld; het heeft tot taak recht te spreken over de belangrijkste verantwoordelijken voor ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht, gepleegd in Sierra Leone vanaf 30 november 1996.(zie noot 1) Het Hof kan niet de doodstraf opleggen.(zie noot 2) Tussen 1991 en 2002 woedde er een burgeroorlog in Sierra Leone. Charles Taylor, president van Liberia van 1997 tot 2003, wordt ervan verdacht tijdens deze burgeroorlog een groot aantal misdrijven te hebben gepleegd. Hij is in staat van beschuldiging gesteld en wordt sinds 29 maart 2006 gevangen gehouden in Freetown, de hoofdstad van Sierra Leone. Het Hof is van oordeel dat een proces tegen Charles Taylor in Sierra Leone de politieke stabiliteit van het land zou kunnen bedreigen. Daarom is gezocht naar mogelijkheden om het proces in het buitenland te houden. Nederland was onder voorwaarden bereid er mee in te stemmen dat het proces op Nederlands grondgebied plaatsvindt. Het Internationaal Strafhof in Den Haag zal het Hof onderdak en faciliteiten bieden. Op 16 juni 2006 heeft de Veiligheidsraad resolutie 1688 (2006) aangenomen, die de juridische basis verschaft voor het berechten van Charles Taylor in Nederland.(zie noot 3) Op basis van deze resolutie is hij op 20 juni naar Nederland overgebracht. De resolutie is gebaseerd op hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties. Verder heeft het Koninkrijk een zetelverdrag gesloten met het Hof;(zie noot 4) dit verdrag zal niet worden goedgekeurd.(zie noot 5) Het wetsvoorstel zelf is, zo stelt de toelichting, op korte termijn niet noodzakelijk om het proces hier te laten plaatsvinden: de resolutie van de Veiligheidsraad biedt daarvoor de juridische grondslag. De regering acht aanvaarding van het wetsvoorstel wel wenselijk uit een oogpunt van helderheid en om te voorzien in enkele heel specifieke behoeften. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1. Grondwettelijke aspecten a. Het Hof is opgericht bij verdrag tussen de Verenigde Naties en Sierra Leone mede op basis van resolutie 1315 (2000) van de Veiligheidsraad,(zie noot 6) zodat de oprichting haar grondslag vindt in het Handvest van de Verenigde Naties. De bevoegdheid van het Hof om op Nederlands grondgebied een strafproces te voeren, met uitsluiting van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, berust op resolutie 1688 (2006) van de Veiligheidsraad. Het gaat hier derhalve om een bevoegdheid tot rechtspraak die in overeenstemming is met artikel 92 van de Grondwet; in zoverre is er geen sprake van ongrondwettigheid. Het Koninkrijk der Nederlanden is verplicht resoluties van de Veiligheidsraad die zijn gebaseerd op hoofdstuk VII van het Handvest uit te voeren, zelfs als er constitutionele beletselen zijn, tenzij ius cogens is geschonden.(zie noot 7) Onder ius cogens moet onder meer worden begrepen de universele bescherming van de fundamentele rechten van de mens.(zie noot 8) Nu - zoals hierna, onder b, nog aan de orde zal komen - in dit geval geen sprake is van schending van ius cogens, kan het Koninkrijk deze resolutie niet toetsen aan het nationale recht. De Nederlandse regering heeft actief meegewerkt aan de totstandkoming van deze resolutie; zonder de instemming van de regering zou de resolutie niet zijn aanvaard. De toelichting gaat dan ook terecht uitvoerig in op de vraag of de resolutie afwijkt van de Grondwet - en of zulke afwijkingen gerechtvaardigd zijn - ook al doet dat niet af aan de verplichting om de resolutie ten uitvoer te leggen. De Raad van State adviseert in de toelichting in te gaan op de basis die de oprichting van het Hof heeft in artikel 92 van de Grondwet, en voorts uiteen te zetten dat de resolutie - ook al wijkt zij af van de Grondwet - ten uitvoer moet en kan worden gelegd, nu zij het ius cogens niet schendt. b. In paragraaf 7 van de resolutie van de Veiligheidsraad wordt uitdrukkelijk bepaald dat het Hof exclusieve rechtsmacht heeft over Charles Taylor. In de toelichting wordt aangenomen dat de resolutie een afwijking betekent van artikel 15 (vrijheidsontneming) en artikel 17 (toegang tot de rechter) van de Grondwet, omdat toegang tot de Nederlandse rechter zal zijn geblokkeerd.(zie noot 9) De Raad brengt onder de aandacht dat aan die bepalingen (en aan daarmee corresponderende bepalingen in mensenrechtenverdragen) wordt voldaan, omdat - zo stelt de toelichting terecht - de detentie van Charles Taylor is bevolen door het Hof, een onafhankelijke rechter, en omdat Charles Taylor aan het Hof zijn invrijheidstelling kan verzoeken. In zoverre is voldaan aan de eisen die gelden bij het opdragen van bevoegdheden tot rechtsprak in de zin van artikel 92 van de Grondwet. Naar de mening van de Raad verzet ius cogens zich daarom niet tegen de uitsluiting van rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De Raad vestigt echter de aandacht op het volgende. Het Hof kan getuigen die voor het Hof verschijnen bestraffen wegens "contempt of court". Daarbij kan het Hof hechtenis van maximaal zes maanden opleggen.(zie noot 10) Ook de artikelen 2 en 3, en indirect artikel 4, van het wetsvoorstel gaan uit van vrijheidsontneming door het Hof en detentie op Nederlands grondgebied van andere personen dan de verdachte, waarbij blijkens de toelichting "kan worden gedacht" aan reeds gedetineerde getuigen. Ook van hen moet worden aangenomen dat zij onder de uitsluitende rechtsmacht van het Hof vallen en geen toegang tot de Nederlandse rechter hebben. De resolutie van de Veiligheidsraad bevat echter alleen een expliciete uitsluiting van de Nederlandse rechtsmacht over Charles Taylor zelf. Dat betekent dat het Hof op Nederlands grondgebied de detentie kan bevelen van personen die zich wellicht zullen willen beroepen op de artikelen 15 en 17 van de Grondwet. De Raad gaat er echter vanuit dat niet bedoeld is dat de Nederlandse rechter als beroepsinstantie kan dienen voor uitspraken van het Hof. De belangrijkste passages van de resolutie van de Veiligheidsraad luiden: "7. Decides that the Special Court shall retain exclusive jurisdiction over former President Taylor during his transfer to and presence in the Netherlands in respect of matters within the Statute of the Special Court, and that the Netherlands shall not exercise its jurisdiction over former President Taylor except by express agreement with the Special Court; "8. Decides further that the Government of the Netherlands shall facilitate the implementation of the decision of the Special Court to conduct the trial of former President Taylor in the Netherlands, in particular by: (a) Allowing the detention and the trial in the Netherlands of former President Taylor by the Special Court; (b) Facilitating the transport upon the request of the Special Court of former President Taylor within the Netherlands outside the areas under the authority of the Special Court; (c) Enabling the appearance of witnesses, experts and other persons required to be at the Special Court under the same conditions and according to the same procedures as applicable to the International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia;" Bij het opstellen van de resolutie was bekend dat het Hof bevoegd is, getuigen wegens "contempt of court" tot een vrijheidsstraf te veroordelen. In paragraaf 8 van de resolutie wordt Nederland uitdrukkelijk opgeroepen de uitvoering van het besluit van het Hof om het proces in Nederland te voeren te bevorderen. Zoals in de toelichting wordt geconstateerd wijst het gebruik van het woord "shall" op een juridische verplichting; die is rechtstreeks bindend voor Nederland, nu de resolutie is gebaseerd op hoofdstuk VII van het Handvest. Het Internationale Strafhof is bevoegd, misdrijven tegen de eigen rechtspleging te berechten.(zie noot 11) Datzelfde geldt voor het Joegoslavië-Tribunaal.(zie noot 12) De Raad meent dan ook dat gesproken kan worden van een aanvaarde praktijk dat internationale strafhoven exclusief bevoegd zijn kennis te nemen van misdrijven tegen de eigen rechtspleging, en dat aan de resolutie van de Veiligheidsraad - in het bijzonder paragraaf 8, onderdeel c - deze betekenis toekomt. De Raad adviseert de hiervoor genoemde passage in de toelichting bij te stellen en ook overigens in de toelichting op het voorgaande in te gaan. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van richtlijn nr.2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG L 178) (Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van richtlijn nr.2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG L 178) (Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende uitwerking van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen die strafbare feiten hebben begaan (Besluit gedragsbeïnvloeding jeugdigen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende uitwerking van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen die strafbare feiten hebben begaan (Besluit gedragsbeïnvloeding jeugdigen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 november 2007, no.07.003910, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende uitwerking van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen die strafbare feiten hebben begaan (Besluit gedragsbeïnvloeding jeugdigen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de toevoeging van duurzaamheidsaspecten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de toevoeging van duurzaamheidsaspecten.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2011, no.11.001146, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de toevoeging van duurzaamheidsaspecten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ten aanzien van het prepareren van dieren (Besluit prepareren van dieren).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ten aanzien van het prepareren van dieren (Besluit prepareren van dieren).Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2000, no.00.000875, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels ten aanzien van het prepareren van dieren (Besluit prepareren van dieren).Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van de artikelen 62 tot en met 64 van de Flora- en faunawet (hierna: de wet), die bepalingen bevatten ten aanzien van het prepareren van dieren. De hoofdregel, neergelegd in artikel 62, eerste lid, van de wet, stelt dat het verboden is dode dieren, behorende tot soorten waarop de wet van toepassing is, te prepareren zonder vergunning. Het ontwerpbesluit voorziet in de invulling van een aantal delegatiebepalingen om regels te stellen over de vergunning en om vrijstelling te verlenen van wettelijke verboden ten aanzien van preparatie van dieren. De Raad van State kan zich vinden in het ontwerpbesluit doch plaatst daarbij een aantal opmerkingen.1. Artikel 3 van het ontwerpbesluit stelt dat het preparateursexamen kennis bevat van de diersoorten die mogen worden geprepareerd en kennis van de wettelijke voorschriften ten aanzien van het prepareren van dieren. Uit de nota van toelichting blijkt dat het de bedoeling is onder laatstgenoemd onderdeel niet alleen de direct op het prepareren van dieren betrekking hebbende regelgeving te verstaan maar bijvoorbeeld ook regelgeving met betrekking tot het milieu (chemische stoffen) en met betrekking tot de destructie van dieren. De nota van toelichting vermeldt dat deze kennis ook op het examen getoetst dient te worden.(zie noot 1) Het college is, mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving van mening dat deze nadere vereisten voor het preparateursexamen in artikel 3 van het ontwerpbesluit zelf gesteld dienen te worden en niet in de toelichting. De Raad adviseert artikel 3 in deze zin aan te passen.2. Artikel 9 van het ontwerpbesluit stelt dat een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 15 of 21 van de Vogelwet 1936, artikel 60 van de Jachtwet of artikel 25 van de Natuurbeschermingswet, met het oog op preparatie van dieren verleend, gelijkgesteld wordt aan een vergunning als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de wet. Blijkens de toelichting is beoogd, vanuit het oogpunt van handhaving, een omzetting van "oude" vergunningen naar "nieuwe" vergunningen te laten plaatsvinden. Uit de toelichting blijkt dat vrijwel alle "oude" vergunningen enontheffingen verleend zijn voor onbepaalde tijd. Omzetting kan echter naar het oordeel van de Raad niet betekenen dat, zoals de toelichting lijkt te indiceren, een vergunning die voorheen voor onbepaalde tijd is afgegeven, wordt omgezet in een vergunning voor bepaalde tijd.(zie noot 2) Een dergelijke omzetting vloeit niet voort uit de tekst van artikel 9 en zou in strijd komen met artikel 114, eerste lid, van de wet, op grond waarvan, behoudens voorzover zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 80 van de wet, vergunningen en ontheffingen van kracht blijven voor de tijd dat zij zijn verleend.Daarnaast stelt de toelichting ten algemene dat de betrokkene, na ommekomst van de termijn van zijn vergunning voor bepaalde tijd, een nieuwe vergunning moet aanvragen doch niet opnieuw een preparateursexamen hoeft af te leggen. Het college constateert dat artikel 116 van de wet, waar de minister zich in de toelichting op beroept, slechts van toepassing is op een vergunning verleend op grond van de Vogelwet 1936 ten behoeve van het prepareren van beschermde vogels. Ten aanzien van vergunningen en ontheffingen verleend op grond van de Jachtwet of de Natuurbeschermingswet is hieromtrent in dit artikel niets geregeld.Gelet op het voorgaande adviseert de Raad de toelichting op de vorenbedoelde punten aan de wet te conformeren.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een wijziging van de eisen die worden gesteld aan dimlichten met gasontladingslichtbronnen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een wijziging van de eisen die worden gesteld aan dimlichten met gasontladingslichtbronnen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2006, no.06.003443, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een wijziging van de eisen die worden gesteld aan dimlichten met gasontladingslichtbronnen, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Hij geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Gelet op artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, is het college van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege dient te blijven. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de invoering van alternatieve munitie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de invoering van alternatieve munitie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2014, no.2014000611, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet in verband met de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van de verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (PbEU L 289), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet in verband met de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van de verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (PbEU L 289), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de indexering van het eigenwoningforfait, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de indexering van het eigenwoningforfait, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2009, no.09.003696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de indexering van het eigenwoningforfait, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2008, no.08.003713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Voertuigreglement en het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967) en het Voertuigreglement ten behoeve van de milieuzone voor vrachtauto's, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Voertuigreglement en het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967) en het Voertuigreglement ten behoeve van de milieuzone voor vrachtauto's, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 december 2008, no.08.003760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Voertuigreglement en het koninklijk besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer in gewone omstandigheden (Stb. 967) en het Voertuigreglement ten behoeve van de milieuzone voor vrachtauto's, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met de afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met de afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt tot de afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, van de compensatie voor het verplicht eigen risico, van de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en van de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. De opbrengsten hiervan bedragen structureel ruim 1,1 mrd. Ingevolge het regeerakkoord van 29 oktober 2012 bestaat, zo wordt vermeld in de toelichting, het voornemen om structureel 761 mln. in te zetten op gemeentelijk niveau om daar voor de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten een maatwerkvoorziening te realiseren. (zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol inzake strategische milieubeoordeling bij het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, met Bijlagen; Kiev, 21 mei 2003 (Trb. 2003, 154 en Trb. 2005, 13), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol inzake strategische milieubeoordeling bij het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, met Bijlagen; Kiev, 21 mei 2003 (Trb. 2003, 154 en Trb. 2005, 13), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met betere benutting van de milieuruimte en wijziging van de uitvliegroutes in oostelijke richting vanaf de Zwanenburgbaan, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met betere benutting van de milieuruimte en wijziging van de uitvliegroutes in oostelijke richting vanaf de Zwanenburgbaan, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2008, no.08.001552, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met betere benutting van de milieuruimte en wijziging van de uitvliegroutes in oostelijke richting vanaf de Zwanenburgbaan, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2007, no.07.001097, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van middelen op basis van imidacloprid in specifieke gebieden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van middelen op basis van imidacloprid in specifieke gebieden.Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2016, no.2016000888, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van middelen op basis van imidacloprid in specifieke gebieden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Crisis- en herstelwet, eerste tranche (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Crisis- en herstelwet, eerste tranche (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juni 2010, no.10.001751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeer en de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Crisis- en herstelwet, eerste tranche (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Amendementen bij het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Amendementen bij het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie).Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2017, no.2017000541, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de amendementen bij het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie), met memorie van toelichting.KolencentraleGeneratieElektrisch rendement (zie noot 4)Kolencentrale BorsseleJaren 80 (gesloten 2015/16)37-39%Amercentrale 8 (Geertruidenberg)Jaren 80 (gesloten 2015/16)37-39%Elektriciteitscentrale Gelderland (Nijmegen)Jaren 80 (gesloten 2015/16)37-39%Maasvlakte IJaren 80 (gesloten 1 juli 2017)37-39%Maasvlakte IIJaren 80 (gesloten1 juli 2017)37-39%Centrale Hemweg 8 (Amsterdam)Jaren 9041-43%Amercentrale 9 (Geertruidenberg)Jaren 9041-43%Engie Centrale Rotterdam (Missouriweg 69)Actief sinds 201546%Eemshaven CentraleActief sinds 201546%Maasvlakte MPP3Actief sinds 201646%
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2008, no.08.003366, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake elektromagnetische compatibiliteit van uitrusting (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2006), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake elektromagnetische compatibiliteit van uitrusting (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2006), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke handhaving en enkele verbeteringen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke handhaving en enkele verbeteringen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 oktober 2014, no.2014001903, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke handhaving en enkele verbeteringen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; 's-Gravenhage, 14 februari 2007 (Trb. 2007, 66), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; 's-Gravenhage, 14 februari 2007 (Trb. 2007, 66), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2008, no.08.000262, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; 's-Gravenhage, 14 februari 2007 (Trb. 2007, 66), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (Reach) en de overheveling van de bepalingen van de Wet milieugevaarlijke stoffen naar de Wet milieubeheer en daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (Reach), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (Reach) en de overheveling van de bepalingen van de Wet milieugevaarlijke stoffen naar de Wet milieubeheer en daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (Reach), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van artikel 1 van het op 10 oktober 1980 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben; Genève, 21 december 2001, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijziging van artikel 1 van het op 10 oktober 1980 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben; Genève, 21 december 2001, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de rechtspositie van de leden van de Commissie gelijke behandeling (Besluit rechtspositie leden Commissie gelijke behandeling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels met betrekking tot de rechtspositie van de leden van de Commissie gelijke behandeling (Besluit rechtspositie leden Commissie gelijke behandeling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanpassing van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan richtlijn (EG) nr.97/55 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van richtlijn nr.84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (PbEG L 290).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende aanpassing van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan richtlijn (EG) nr.97/55 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van richtlijn nr.84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (PbEG L 290).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een grondslag voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen jegens een jeugdige in de gesloten jeugdzorg tijdens vervoer van de jeugdige en tijdens het verblijf van de jeugdige in het gerechtsgebouw, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een grondslag voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen jegens een jeugdige in de gesloten jeugdzorg tijdens vervoer van de jeugdige en tijdens het verblijf van de jeugdige in het gerechtsgebouw, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 februari 2012, no.12.000339, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een grondslag voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen jegens een jeugdige in de gesloten jeugdzorg tijdens vervoer van de jeugdige en tijdens het verblijf van de jeugdige in het gerechtsgebouw, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake het door de ACM ten laste brengen van kosten aan marktorganisaties (Besluit doorberekening kosten ACM), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake het door de ACM ten laste brengen van kosten aan marktorganisaties (Besluit doorberekening kosten ACM), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2014, no.2014001418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake het door de ACM ten laste brengen van kosten aan marktorganisaties (Besluit doorberekening kosten ACM), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in het nabestaandenpensioen, een vergoeding voor deelname van leden van de Eerste Kamer aan internationale parlementaire assemblees en enkele technische wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in het nabestaandenpensioen, een vergoeding voor deelname van leden van de Eerste Kamer aan internationale parlementaire assemblees en enkele technische wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2010, no.10.002889, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in het nabestaandenpensioen, een vergoeding voor deelname van leden van de Eerste Kamer aan internationale parlementaire assemblees en enkele technische wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Sittard-Geleen van 4 juli 2002, no.53, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Sittard-Geleen van 4 juli 2002, no.53, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit (wijziging status van enkele rijkswaterkeringen, aanwijzing voormalige primaire waterkeringen ten behoeve van subsidiëring en een technische wijziging.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit (wijziging status van enkele rijkswaterkeringen, aanwijzing voormalige primaire waterkeringen ten behoeve van subsidiëring en een technische wijziging.Bij Kabinetsmissive van 8 september 2016, no.2016001539, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Waterbesluit (wijziging status van enkele rijkswaterkeringen, aanwijzing voormalige primaire waterkeringen ten behoeve van subsidiëring en een technische wijziging), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Regering van de Franse Republiek, de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van de Italiaanse Republiek tot oprichting van een Gezamenlijke Organisatie voor Samenwerking op Defensie-materieelgebied (Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement) OCCAR; Farnborough, 9 september 1998 (Trb.1999, 174), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Regering van de Franse Republiek, de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van de Italiaanse Republiek tot oprichting van een Gezamenlijke Organisatie voor Samenwerking op Defensie-materieelgebied (Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement) OCCAR; Farnborough, 9 september 1998 (Trb.1999, 174), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de vergoeding bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek voor personen met een inkomen van 75.000 of hoger, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de vergoeding bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek voor personen met een inkomen van 75.000 of hoger, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2008, no.08.003643, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de vergoeding bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek voor personen met een inkomen van 75.000 of hoger, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en vernieuwing van het toezichtproces, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en vernieuwing van het toezichtproces, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 mei 2009, no.09.001269, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en vernieuwing van het toezichtproces, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels tot uitvoering van diverse bepalingen van de Wet marktmisbruik (Besluit marktmisbruik), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels tot uitvoering van diverse bepalingen van de Wet marktmisbruik (Besluit marktmisbruik), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2005, no.05.002711, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels tot uitvoering van diverse bepalingen van de Wet marktmisbruik (Besluit marktmisbruik), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2007, no.07.001851, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe regels met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad (Huisvestingswet 20..), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende nieuwe regels met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad (Huisvestingswet 20..), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2009, no.09.001995, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende nieuwe regels met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad (Huisvestingswet 20..), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit technische hulpmiddelen strafvordering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit technische hulpmiddelen strafvordering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers in verband met een verhoging van de leeftijdsgrens, en van de Wet werk en bijstand betreffende enige aspecten van de financieringssystematiek, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers in verband met een verhoging van de leeftijdsgrens, en van de Wet werk en bijstand betreffende enige aspecten van de financieringssystematiek, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2015, no.2015000454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake voorwaarden en maatregelen met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van remigratie, nadere regels over een terugkeerregeling en wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet (Uitvoeringsbesluit Remigratiewet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake voorwaarden en maatregelen met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van remigratie, nadere regels over een terugkeerregeling en wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet (Uitvoeringsbesluit Remigratiewet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met demping van budgetwijzigingen bij de berekening van de uitkeringen voor het jaar 2009, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met demping van budgetwijzigingen bij de berekening van de uitkeringen voor het jaar 2009, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 november 2008, no.08.003299, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met demping van budgetwijzigingen bij de berekening van de uitkeringen voor het jaar 2009, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging in verband met het voorstel van wet, houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging in verband met het voorstel van wet, houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 april 2016, no.2016000622, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging in verband met het voorstel van wet, houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), met toelichting.DoelgroepVerplichtingStructurele KostenEenmalige kostenOpenbaar MinisterieRegio-overleg en coördinatierol 85.400Compleet maken dossier met politie- en justitiegegevens 899.744Uitbreiding van de verzoekersrol 279.092Aanwezigheid op zitting 4.933.874Aanschaf ICT-registratiesysteem 2.000.000Totaal 6.198.140 2.000.000
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) (Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) (Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2014, no.2014001280, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) (Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor beheer en de bestrijding van schade aangericht door dieren (Besluit beheer en schadebestrijding dieren).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor beheer en de bestrijding van schade aangericht door dieren (Besluit beheer en schadebestrijding dieren).Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2000, no.00.000874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels voor beheer en de bestrijding van schade aangericht door dieren (Besluit beheer en schadebestrijding dieren).In het ontwerpbesluit worden ter uitwerking van de daarvoor in de Flora- en faunawet (hierna: de wet) opgenomen bepalingen regels gesteld met betrekking tot het beheer van in het wild levende dieren en het voorkomen van schade aangericht door dieren. Daarbij wordt op onderdelen aangesloten op de regels die in wet en het Jachtbesluit gelden voor het jagen. Met het ontwerpbesluit wordt ten dele uitvoering gegeven aan de EG-Vogelrichtlijn en de EG-Habitatrichtlijn(zie noot 1) en voorts aan een tweetal beschikkingen van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie.(zie noot 2) De Raad van State betwijfelt bij een enkele bepaling of deze zich met de genoemde richtlijnen verdraagt. Voorts signaleert het college enige discrepantie met de wet. In verband hiermee is hij van oordeel dat enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. De richtlijnena. In artikel 4, eerste lid, zijn "andere belangen" aangewezen met het oog waarop met toepassing van artikel 68 van de wet ontheffing kan worden verleend van artikelen van de wet die strekken tot bescherming van dieren. Daarbij zal, zoals in de brief van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 oktober 1997 (kamerstukken II 1997/98, 23 147, nr.123) is aangegeven, de Europese regelgeving in acht moeten worden genomen. In de nota van toelichting ontbreekt evenwel een daarop gerichte verantwoording. In dit verband wijst de Raad erop dat de met het oog op het behoud van gebouwen te bestrijden steenmarter (onderdeel a) in ieder geval behoort tot de Mustelidae, waarvan bepaalde ondersoorten expliciet als beschermde ondersoorten in de bijlage IVa bij de Habitatrichtlijn zijn aangewezen. Duidelijk zal moeten zijn of voor de bedoelde bestrijding van de steenmarter eenberoep moet worden gedaan op één van de afwijkingsgronden van artikel 16 van de Habitatrichtlijn (voorkomen van schade aan andere vormen van eigendom?).Bovendien heeft het in onderdeel c van artikel 4, eerste lid, genoemde belang van het voorkomen en bestrijden van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren ook betrekking op de in de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn aangewezen diersoorten. In beide richtlijnen (respectievelijk de artikelen 16, eerste lid, en 9, eerste lid) is dat belang echter niet als grond vermeld voor afwijking van de in die richtlijnen bedoelde verplichtingen tot het treffen van beschermingsmaatregelen. Ten minste in de nota van toelichting zal naar het oordeel van de Raad op deze implementatievragen moeten worden ingegaan.b. Ingevolge artikel 9, tweede lid (vijfde streepje), van de Vogelrichtlijn zijn de lidstaten verplicht in de "afwijkende bepalingen" te vermelden welke controles zullen worden uitgevoerd. Gelet hierop zal in ieder geval in de nota van toelichting moeten worden uiteengezet hoe de naleving van de op de vogels betrekking hebbende ontheffingsvoorschriften zal worden gecontroleerd. De verslagplicht in artikel 16, derde lid, van de Habitatrichtlijn (in de Vogelrichtlijn artikel 9, derde lid) geldt eveneens voor de controle op de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan de afwijkingsmogelijkheden die zijn voorzien in het eerste lid van dat artikel van de Habitatrichtlijn. Daarom acht het college het gewenst dat in de toelichting tevens inzicht wordt gegeven in controle die met het oog daarop zal moeten plaatsvinden.2. "Belang" en "middel"In artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, wordt als ander belang als bedoeld in artikel 75, vierde lid, onderdeel c, van de wet aangewezen het voorkomen en bestrijden van schade met behulp van dieren die in artikel 5, eerste lid, van het besluit zijn aangewezen. In samenhang met deze aanwijzing wordt in artikel 10 van het besluit vrijstelling verleend van het in artikel 16, derde lid, van de wet neergelegde gebod aan eenieder om te verhinderen dat een dier dat hem toebehoort of onder zijn toezicht staat, in het veld dieren opspoort, doodt, verwondt, vangt of bemachtigt (slot toelichting op artikel 5). De Raad meent dat aldus een oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van artikel 75, eerste en vierde lid, van de wet. De strekking van artikel 75 van de wet laat niet toe doel en middelen gelijk te stellen. Het kunnen gebruiken van een "middel" (in dit geval dus het inzetten van dieren bij de bestrijding van andere schadelijke dieren) kan naar het oordeel van het college niet als een "ander belang" als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, van artikel 75 van de wet worden aangemerkt. Het college beveelt aan de artikelen 4, tweede lid, onderdeel b, en 10 te schrappen.3. Middelen voor bestrijding van schadea. In artikel 5, tweede lid, wordt voor de aanwijzing van de middelen waarmee de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis mogen worden bestreden, verwezen naar de algemene aanwijzing in het eerste lid van dat artikel van de middelen waarmee dieren in het kader van beheer of bestrijding van schade mogen worden gevangen of gedood. Aangezien het hier om specifieke diersoorten gaat en mag worden aangenomen dat niet alle van de in het eerste lid genoemde middelen geschikt zijn om de dieren die tot deze soorten behoren te vangen of te doden, behoeft de verwijzing in artikel 5, tweede lid, specificatie.b. In de nota van toelichting, paragraaf 5 (Aanwijzing van middelen voor het vangen en doden van dieren) wordt er onder meer op gewezen dat gedeputeerde staten bij de verlening van een ontheffing op grond van artikel 68 van de wet wat betreft de toe te stane middelen rekening moeten houden met artikel 73 van de wet, waarin is bepaald dat bij de bestrijding van schade en overlast onnodig lijden van dieren dient te worden voorkomen. Aangezien bedoelde clausulering ook geldt voor de gevallen waarin de minister op grond van artikel 70 juncto artikel 68 van de wet een eventuele afwijking van de aangewezen middelen zal toestaan, beveelt de Raad aan daarop ook in de toelichting te wijzen.4. Vereiste vaardighedenIngevolge artikel 72, derde lid, aanhef en onder c, van de wet dienen in de algemene maatregel van bestuur waarin de middelen waarmee met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 65 tot en met 70 van de wet, dieren mogen worden gevangen of gedood ook regels te worden gegeven met betrekking tot de vaardigheden waarover bij het gebruik van de middelen beschikt moet worden. Gelet daarop valt het op dat ten aanzien van de in artikel 5 van het ontwerpbesluit genoemde middelen slechts regels van die strekking zijn opgenomen voor het gebruik van een geweer (artikel 7, tweede lid) en het gebruik van jachtvogels (artikel 8, eerste lid). Het verdient naar het oordeel van de Raad aanbeveling dat in de nota van toelichting wordt aangegeven waarom voor het gebruik van de overige in artikel 5 genoemde middelen, zoals honden en (bepaalde) bestrijdingsmiddelen, geen regels met betrekking tot de daarvoor vereiste vaardigheid in het ontwerpbesluit behoeven te worden opgenomen. Zo nodig ware het ontwerpbesluit aan te vullen.5. InwerkingtredingsbepalingIn artikel 13, eerste lid, wordt bepaald dat de artikelen van het onderhavige besluit in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De Raad wijst erop dat mede gelet op aanwijzing 180 van de Aanwijzingen voor regelgeving, deze van de gangbare inwerkingtredingsbepaling afwijkende regeling zal moeten worden gemotiveerd in de nota van toelichting.6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (veiligheid en gezondheid van werknemers in de mijnbouwsector; werken onder overdruk en enige andere wijzigingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (veiligheid en gezondheid van werknemers in de mijnbouwsector; werken onder overdruk en enige andere wijzigingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit).Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2001, no.01.003614, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit).Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan richtlijn nr.99/74/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PbEG L 203). De richtlijn dient uiterlijk op 1 januari 2002 te zijn geïmplementeerd. De Raad van State maakt bij het ontwerpbesluit de volgende opmerking.1. Artikel 16 voorziet in de inwerkingtreding van bepalingen op verschillende tijdstippen. In de toelichting dient aangegeven te worden waarom inwerkingtreding op verschillende tijdstippen noodzakelijk is, temeer nu de richtlijn op uiterlijk 1 januari 2002 dient te zijn geïmplementeerd.2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2008, no.08.000338, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over samenhangende besluiten (Wet samenhangende besluiten Awb), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over samenhangende besluiten (Wet samenhangende besluiten Awb), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Gewijzigde amendementen nrs. 13 en 14 op het voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Gewijzigde amendementen nrs. 13 en 14 op het voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen, met memorie van toelichting.Bij brief van 22 april 2010 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de gewijzigde amendementen nrs. 13 en 14 op het voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met nieuwe hygiëneregels voor levensmiddelen, van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten inzake het federgetal en gepaneerde waren, en van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met nieuwe hygiëneregels voor levensmiddelen, van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten inzake het federgetal en gepaneerde waren, en van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2011, no.11.002297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2016, no.2016000924, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit, in verband met de wijziging van de Kieswet, houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Kiesbesluit, in verband met de wijziging van de Kieswet, houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen, met nota van toelichting.De belangrijkste wijzigingen uit het ontwerpbesluit betreffen het openbaar maken van de eisen aan de programmatuur voor het berekenen van de uitslag van de verkiezingen en van de uitkomst van de toetsing van deze eisen door een onafhankelijke instantie, de registratie van kiezers op Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij de vertegenwoordigingen, de centrale inlevering van kandidatenlijsten en de kandidaatstelling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Veegwet 2002).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Veegwet 2002).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap met het oog op het vaststellen van de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap met het oog op het vaststellen van de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2016, no.2016001821, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap met het oog op het vaststellen van de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2011, no.11.003144, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met het vastleggen van de verhouding tussen het aantal gewerkte uren en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd, het niet indexeren van de maximum uurprijs en het aanpassen van de inkomens- en percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met het vastleggen van de verhouding tussen het aantal gewerkte uren en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd, het niet indexeren van de maximum uurprijs en het aanpassen van de inkomens- en percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2011, no.11.001737, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met het vastleggen van de verhouding tussen het aantal gewerkte uren en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd, het niet indexeren van de maximum uurprijs en het aanpassen van de inkomens- en percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2004).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2004).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen (Wet ontheffing onrechtmatige bewoning recreatiewoningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen (Wet ontheffing onrechtmatige bewoning recreatiewoningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juli 2009, no.09.002011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen (Wet ontheffing onrechtmatige bewoning recreatiewoningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Sanctiebesluit Joegoslavië 2000.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Sanctiebesluit Joegoslavië 2000.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2000, no.00.000992, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende bestendiging van het sanctie regime voor Joegoslavië (Sanctiebesluit Joegoslavië 2000).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met het verankeren van het privatiseringsverbod op het niveau van wet in formele zin, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met het verankeren van het privatiseringsverbod op het niveau van wet in formele zin, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2010, no.10.002001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met het verankeren van het privatiseringsverbod op het niveau van wet in formele zin, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen op internet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen op internet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de implementatie van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU L179) (Implementatiewet EG-richtlijn 2008/51 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de implementatie van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU L179) (Implementatiewet EG-richtlijn 2008/51 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 januari 2011, no.11.000176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de imple¬mentatie van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU L179) (Implementatiewet EG-richtlijn 2008/51 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de opvolging onder algemene titel in de rechten en verplichtingen van het land Nederlandse Antillen naar burgerlijk recht (Besluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de opvolging onder algemene titel in de rechten en verplichtingen van het land Nederlandse Antillen naar burgerlijk recht (Besluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2010, no.10.002104, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de opvolging onder algemene titel in de rechten en verplichtingen van het land Nederlandse Antillen naar burgerlijk recht (Besluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 november 2014, no.2014002186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit produktie en handel vleesprodukten (productie van gelatine).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit produktie en handel vleesprodukten (productie van gelatine).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering in verband met uitbreiding van de aanspraak op zorg door een verzorgingshuis.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering in verband met uitbreiding van de aanspraak op zorg door een verzorgingshuis.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met een verruiming van de gegevensuitwisseling, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met een verruiming van de gegevensuitwisseling, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 september 2010, no.10.002444, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met een verruiming van de gegevensuitwisseling, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI, het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten en het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI, het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten en het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (uitvoering Euratom-richtlijn basisnormen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (uitvoering Euratom-richtlijn basisnormen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van werkzaamheden in het bodembeheer en de integriteit van degenen die deze werkzaamheden uitvoeren (Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van werkzaamheden in het bodembeheer en de integriteit van degenen die deze werkzaamheden uitvoeren (Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2016, no.2016001359, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie, houdende een volledig verbod van stiletto's, valmessen en vlindermessen, alsmede uitbreiding en flexibilisering van het verbod van opvouwbare messen en verduidelijking van de Wet wapens en munitie (volledig verbod stiletto's, valmessen en vlindermessen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie, houdende een volledig verbod van stiletto's, valmessen en vlindermessen, alsmede uitbreiding en flexibilisering van het verbod van opvouwbare messen en verduidelijking van de Wet wapens en munitie (volledig verbod stiletto's, valmessen en vlindermessen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 juni 2009, no.09.001711, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie, houdende een volledig verbod van stiletto's, valmessen en vlindermessen, alsmede uitbreiding en flexibilisering van het verbod van opvouwbare messen en verduidelijking van de Wet wapens en munitie (volledig verbod stiletto's, valmessen en vlindermessen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 III-Natuur, milieu en vervoer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 III-Natuur, milieu en vervoer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake het transport van aardgas door een pijpleiding tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland; 's Gravenhage, 21 maart 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake het transport van aardgas door een pijpleiding tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland; 's Gravenhage, 21 maart 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van de op 17 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Trb.1972, 50), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot goedkeuring van de op 17 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Trb.1972, 50), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek (oplossen van enige knelpunten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek (oplossen van enige knelpunten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State ter zake van de eisen die voortvloeien uit de betrokken Europese en internationale regelgeving met betrekking tot de omvang van de kring van inspraakgerechtigden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State ter zake van de eisen die voortvloeien uit de betrokken Europese en internationale regelgeving met betrekking tot de omvang van de kring van inspraakgerechtigden.Bij brief van 7 januari 2009 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op de voet van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State aan afdeling IV van de Raad van State gevraagd hem voor te lichten ter zake van de eisen die voortvloeien uit de betrokken Europese en internationale regelgeving met betrekking tot de omvang van de kring van inspraakgerechtigden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocollen; 's-Gravenhage, 29 mei 2009 (Trb. 2009, 100), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocollen; 's-Gravenhage, 29 mei 2009 (Trb. 2009, 100), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2009, no.09.002672, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocollen; 's-Gravenhage, 29 mei 2009 (Trb. 2009, 100), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake amendementen op het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937, nrs. 9, 10, 11, 14).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake amendementen op het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937, nrs. 9, 10, 11, 14).Bij Kabinetsmissive van 25 oktober 2007, no.07.003497, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie (ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal), bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake amendementen op het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937, nrs. 9, 10, 11, 14).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Waterschapsbesluit ter aanpassing van de voorziening voor het briefstemmen ten behoeve van de waterschapsverkiezingen in waterschap Scheldestromen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Waterschapsbesluit ter aanpassing van de voorziening voor het briefstemmen ten behoeve van de waterschapsverkiezingen in waterschap Scheldestromen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2010, no.10.000774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Waterschapsbesluit ter aanpassing van de voorziening voor het briefstemmen ten behoeve van de waterschapsverkiezingen in waterschap Scheldestromen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 (introductie administratieverplichting).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 (introductie administratieverplichting).Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2001, no.01.003392, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 (introductie administratieverplichting).Het ontwerpbesluit legt in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 de basis voor een administratieverplichting voor aanvoerders en afnemers van zoetwatervis, met de bedoeling de afzetmogelijkheden van illegaal gevangen vis te beperken. Tevens worden met het oog op de handhaving bepalingen toegevoegd waarin ook het onder zich of aan boord hebben van verboden vangmiddelen wordt verboden.(zie noot 1) De Raad van State acht enkele aanpassingen nodig om de bepalingen effectief te doen zijn.1. Volgens de toelichting op artikel I, onderdeel A, strekt de opneming van een definitie voor "zoetwatervis" ertoe om aan te geven voor welke vissoorten de administratieverplichting (het in te voegen artikel 10a (artikel I, onderdeel F)) is bedoeld. In het voorgestelde artikel 1, eerste lid, aanhef en onder q, wordt dit begrip gedefinieerd door te verwijzen naar de aanwijzing van vissoorten in de Regeling aanwijzing vissen, schaal- en schelpdieren met de toevoeging dat het moet gaan om vissen die afkomstig zijn uit wateren bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963 of uit andere, buiten Nederland gelegen wateren waarin zoetwatervis aanwezig is. Kort gezegd, wat betreft Nederland, wateren die niet als zee- of kustwater zijn aangewezen. De Raad begrijpt dit samenstel van bepalingen aldus dat in geval van overtreding ook het afkomstig zijn van de vis uit die andere wateren moet worden bewezen. Dat kan in de praktijk tot bewijsproblemen leiden. De Raad beveelt dan ook een opzet aan waarin het de minister is die bij ministeriële regeling aanwijst welke vis afkomstig is uit de wateren als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Visserrijwet 1963 of uit andere, buiten Nederland gelegen wateren en waarvoor de in het ontwerpbesluit geregelde verplichting geldt. In de definitiebepaling kan dan naar deze regeling worden verwezen (zoetwatervis: vis, aangewezen bij de in artikel bedoelde regeling).2a. In paragraaf 2 van de toelichting wordt opgemerkt dat ten aanzien van vis die wordt aangekocht vanuit andere landen dan Nederland eisen zullen worden gesteld met betrekking tot het aantonen dat het daadwerkelijk gaat om geïmporteerde vis. Daarbij wordt, naar de Raad aanneemt, gedoeld op de ministeriële regeling op grond van artikel 10a, tweede lid. De formeelwettelijke grondslag voor deze nadere regels is te vinden in artikel 16, derde lid, van de Visserijwet 1963, waarin is bepaald dat bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid van dat artikel mede voorschriften kunnen worden gegeven in het belang van de naleving van de aldaar bedoelde regelen. Met het oog op een duidelijke doordelegatie van deze regelgevende bevoegdheid zal artikel 10a, tweede lid, moeten worden aangevuld. Zoals het nu luidt heeft de delegatie aan de minister betrekking op louter administratieve verplichtingen en niet ook op het leveren van bewijs.b. Indien het hier zal gaan om specifieke verplichtingen die niet ook aan de aanvoer, aankoop en verkoop van niet-geïmporteerde vis zullen worden gesteld, wordt het risico gelopen dat een invoerbelemmerende maatregel als bedoeld in artikel 28 van het EG-Verdrag wordt ingevoerd. Hiermee zal bij het vaststellen van de ministeriële regeling rekening moeten worden gehouden.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels voor het bestuur in stedelijke regio's (Wet bestuur in stedelijke regio's).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels voor het bestuur in stedelijke regio's (Wet bestuur in stedelijke regio's).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit en twee andere besluiten in verband met bepalingen voor het permanent opslaan van CO2, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit en twee andere besluiten in verband met bepalingen voor het permanent opslaan van CO2, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2011, no.11.001540, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Staatssecretaris van Milieu en Infrastructuur, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit en twee andere besluiten in verband met bepalingen voor het permanent opslaan van CO2, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2014, no.2014000306, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (éénzijdige legesheffing), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (éénzijdige legesheffing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de aard van de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven om een huisverbod op te leggen (Besluit tijdelijk huisverbod), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de aard van de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven om een huisverbod op te leggen (Besluit tijdelijk huisverbod), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 april 2008, no.08.001159, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de aard van de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven om een huisverbod op te leggen (Besluit tijdelijk huisverbod), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting van de kansen op voortzetting van een onderneming of van een doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting van de kansen op voortzetting van een onderneming of van een doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2014, no.2014001353, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting van de kansen op voortzetting van een onderneming of van een doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen en het Besluit financiën regionale politiekorpsen in verband met het stellen van regels ten aanzien van het vermogen van de regio's en enkele andere onderwerpen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen en het Besluit financiën regionale politiekorpsen in verband met het stellen van regels ten aanzien van het vermogen van de regio's en enkele andere onderwerpen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en de Wet documentatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en de Wet documentatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2008, no.08.003696, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en de Wet documentatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van de bepalingen inzake volledige schadevergoeding voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers en voor slachtoffers van bedrijfsongevallen onder militairen en onder burgerambtenaren van Defensie alsmede tot invoering van een "ereschuldregeling" voor veteranen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van de bepalingen inzake volledige schadevergoeding voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers en voor slachtoffers van bedrijfsongevallen onder militairen en onder burgerambtenaren van Defensie alsmede tot invoering van een "ereschuldregeling" voor veteranen.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2014, no.2014000807, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bepalingen inzake volledige schadevergoeding voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers en voor slachtoffers van bedrijfsongevallen onder militairen en onder burgerambtenaren van Defensie alsmede tot invoering van een "ereschuldregeling" voor veteranen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (meetellen capaciteit of vermogen van reserve, achtervang of parallelle eenheden), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (meetellen capaciteit of vermogen van reserve, achtervang of parallelle eenheden), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2014, no.2014000868, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (meetellen capaciteit of vermogen van reserve, achtervang of parallelle eenheden), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit in verband met een verduidelijking en een verruiming van de regeling voor toegang tot omroepnetwerken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit in verband met een verduidelijking en een verruiming van de regeling voor toegang tot omroepnetwerken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van fusie van het bestuur van een universiteit met het bestuur van een of meer hogescholen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van fusie van het bestuur van een universiteit met het bestuur van een of meer hogescholen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere voorschriften reikwijdte en rapportering accountantscontrole gemeenten (Besluit accountantscontrole gemeenten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere voorschriften reikwijdte en rapportering accountantscontrole gemeenten (Besluit accountantscontrole gemeenten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van Rijksweg 30 (A30), vanaf de Postweg tot en met Rijksweg 12 (A12), met bijkomende werken, in de gemeente Ede.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van Rijksweg 30 (A30), vanaf de Postweg tot en met Rijksweg 12 (A12), met bijkomende werken, in de gemeente Ede.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 4 september 2000, no.HKW/R 2000/11006, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van Rijksweg 30 (A30), vanaf de Postweg tot en met Rijksweg 12 (A12), met bijkomende werken, in de gemeente Ede. 1. In het ontwerpbesluit zijn ook perceelsgedeelten ter onteigening aangewezen die daartoe reeds eerder waren aangewezen in het koninklijk besluit van 29 oktober 1996, nr.96.005284. Bij dagvaarding van 27 november 1998 is bij de arrondissementsrechtbank te Arnhem de onteigeningsprocedure ingeleid. Bij tussenvonnissen van 10 juni 1999 en van 31 augustus 2000 heeft de rechtbank de procedure tweemaal aangehouden, bij het laatstgenoemde vonnis tot 14 december 2000. De reden voor aanhouding van de procedure was het feit dat het besluit van gedeputeerde staten van Gelderland tot goedkeuring van het bestemmingsplan A30 van de gemeente Ede door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd en het nieuwe bestemmingsplan "A30-Zuid" nog niet door gedeputeerde staten is goedgekeurd, zodat het onzeker is of binnen vijf jaar na de totstandkoming van het genoemde koninklijk besluit van 29 oktober 1996 met de uitvoering van het werk waarvoor onteigend wordt een aanvang zal zijn gemaakt. In het ontwerpbesluit is overwogen dat de desbetreffende percelen in de onderhavige onteigeningsprocedure opnieuw worden meegenomen teneinde er zeker van te zijn dat de percelen tot onteigening worden aangewezen. Indien de rechtbank de percelen alsnog tot onteigening aanwijst, zullen zij uit de bij het ontwerpbesluit behorende onteigeningslijst worden geschrapt, aldus het besluit. Hoewel de Raad van State begrip heeft voor de problemen die inmiddels zijn ontstaan als gevolg van de vertraging die is opgelopen in de planologische procedure en als gevolg van de aanhoudingen van de onteigeningsprocedure voor de rechtbank, is hij van mening dat het entameren van een nieuwe onteigeningsprocedure op basis van een gewijzigde planologische grondslag zonder dat het koninklijk besluit van 29 oktober 1996 wordt ingetrokken tot rechtsonzekerheid leidt en daarom moet worden ontraden. De Raad wijst er daarbij op dat het nieuwe koninklijk besluit niet kan dienen als titel voor de reeds aanhangige onteigeningsprocedure, terwijl het evenmin mogelijk lijkt dat voor de onteigening van dezelfde percelen twee parallel lopende rechtbankprocedures kunnen worden gevoerd. Het college adviseert om indien besloten wordt een nieuwe onteigeningsprocedure op basis van het voorliggende ontwerpbesluit in gang te zetten, het eerste koninklijk besluit in te trekken. 2. Blijkens de stukken is namens reclamanten sub 1 naar voren gebracht dat de met hen gevoerde onderhandelingen worden bemoeilijkt doordat van de zijde van de verzoeker om onteigening wordt geweigerd het aan zijn aanbod ten grondslag liggende taxatierapport over te leggen of ter inzage te geven. Hierop wordt in de overwegingen van het ontwerpbesluit niet ingegaan. De Raad wijst erop dat anders dan de hoogte van de schadeloosstelling die in de gerechtelijke procedure aan de orde dient te komen, de wijze waarop door de verzoeker om onteigening is onderhandeld in de administratieve onteigeningsprocedure dient te worden getoetst aan de door deze in acht te nemen zorgvuldigheid. Die brengt onder meer mee dat de wijze waarop de verzoeker om onteigening aan zijn aanbod is gekomen aan de wederpartij wordt kenbaar gemaakt. Ook is de noodzaak van de onteigening van de betrokken gronden niet aangetoond, wanneer de verzoeker om onteigening door het achterhouden van taxatiegegevens zelf de voortgang van het met reclamanten sub 1 te voeren minnelijk overleg heeft belemmerd. De Raad adviseert het ontwerpbesluit op dit punt nader te bezien. 3. In de zienswijze van reclamanten sub 5 wordt opgemerkt dat het door verzoeker om onteigening in het kader van de minnelijke verwerving gedane aanbod aanmerkelijk lager is dan het bedrag dat in onderhandelingen met de gemeente voor hetzelfde object kan worden verkregen. Het gaat hierbij om de gronden van deze reclamanten die nodig zijn voor de reconstructie van de Schutterweg en Galvanistraat die in samenhang met de verbreding van Rijksweg 30 door Rijkswaterstaat ten behoeve van de gemeente Ede zal worden uitgevoerd. Nu uit de zienswijze van reclamanten sub 5 kan worden opgemaakt dat deze reclamanten eerder met de gemeente Ede dan met verzoeker om onteigening tot overeenstemming kunnen komen over de verwerving van de voor deze reconstructie benodigde gronden ligt het meer in de reden dat die gronden reeds thans door de gemeente Ede worden verworven in plaats van dat deze door de Staat worden onteigend en na realisatie van het werk worden doorverkocht aan deze gemeente. Tegen deze achtergrond staat de noodzaak van de onteigening van de gronden van reclamanten sub 5 niet vast. De Raad adviseert het ontwerpbesluit ook op dit punt te heroverwegen, althans van een nadere motivering te voorzien. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2009, no.09.001902, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 september 2004, no.04.003438, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2005, met memorie van toelichting. De Raad van State is van oordeel dat de toelichting vragen oproept. 1. Algemeen De memorie van toelichting bij het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties begint met een hoopvolle constatering: In 2005 zullen zich nieuwe verhoudingen tussen de landen van het Koninkrijk aftekenen.(zie noot 1) Deze stelling wordt niet toegelicht. Om welke nieuwe verhoudingen het zou kunnen gaan wordt niet duidelijk gemaakt. Wel wordt gewezen op een tussenrapport van de werkgroep Bestuurlijke en Financiële verhoudingen, waarin tot uitgangspunt is gekozen dat het Land de Nederlandse Antillen als bestuurslaag zal verdwijnen. Tegen die achtergrond kondigt de memorie van toelichting aan dat meer nadruk zal worden gelegd op ondersteuning van het beleid van de eilandbesturen. Ten aanzien van de Nederlandse Antillen wordt blijkens de memorie van toelichting uitgezien naar wat de huidige Antilliaanse regering in korte tijd tracht te bereiken. Deze regering heeft niet veel langer dan een jaar als regeerperiode voor zich en is vanuit een uiterst moeilijke positie gestart. In de Miljoenennota wordt aangekondigd dat in 2005 de drie landen binnen het Koninkrijk zullen overleggen om te komen tot gemoderniseerde verhoudingen. In dit overleg hanteert Nederland de uitgangspunten: maximale bevoegdheden voor de eilanden, minimale bevoegdheden voor het land en cruciale bevoegdheden voor het Koninkrijk.(zie noot 2) Deze uitgangspunten verdienen nadere toelichting. Wat wordt precies bedoeld met maximale respectievelijk minimale en cruciale bevoegdheden? Op welke beleidsterreinen zijn deze termen van toepassing? Overigens zij opgemerkt dat minimale bevoegdheden voor het land Aruba geen uitgangspunt zullen kunnen zijn, aangezien land- en eilandbestuur voor Aruba samenvallen. Voorts behoeft de formule maximale bevoegdheden voor eilandbesturen toelichting, omdat de eilanden van de Nederlandse Antillen onderling sterk in omvang van bevolking en bestuurlijk apparaat verschillen. De regering zal waarschijnlijk al naar gelang de aard van de relaties met Nederland ook bepaalde samenwerkingsverbanden tussen eilanden onderling noodzakelijk achten. In de memorie van toelichting op de begroting voor Koninkrijksrelaties worden deze vragen niet beantwoord. De Raad adviseert in de toelichting hierop in te gaan en duidelijkheid te creëren omtrent beleid en aanpak. De Raad van State adviseert in het onderhavige begrotingshoofdstuk uiteen te zetten hoe Nederland op korte termijn wil bijdragen aan nieuw ingezet beleid van de Antilliaanse regering en wat Nederland, vanuit zijn verantwoordelijkheid binnen het verband van het Statuut, nastreeft in zijn relatie tot de Nederlandse Antillen en Aruba. 2. Relatie tot de Europese Unie In de memorie van toelichting wordt vermeld dat de regering ernaar streeft dat nog dit jaar de drie landen van het Koninkrijk politieke standpunten bepalen ten aanzien van de relatie van de Nederlandse Antillen en Aruba tot de Europese Unie op grond van het rapport dat de commissie Europese Unie (de Commissie Van Beuge) in juli 2004 heeft uitgebracht.(zie noot 3) Verder wordt gewezen op het komende rapport van de commissie Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen. In zijn voorlichting inzake de relaties binnen het Koninkrijk en met de Europese Unie heeft de Raad erop gewezen dat de verhouding van de Nederlandse Antillen en Aruba tot de Europese Unie onlosmakelijk verbonden is met de relaties binnen het Koninkrijk.(zie noot 4) De Raad adviseert de passages over de relatie tot de Europese Unie in de memorie van toelichting in deze zin aan te vullen. 3. Verantwoordelijke Ministers a. In de memorie van toelichting wordt gewezen op de specifieke verantwoordelijkheid van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (BVK), die voortvloeit uit de algemene zorg voor het Statuut en de Koninkrijksverhoudingen, en op de eigen verantwoordelijkheden op basis van het Statuut van de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken.(zie noot 5) De Raad wijst erop dat er meer ministers zijn met Statutaire taken. De artikelen 3 en 43 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden noemen immers ook als koninkrijksaangelegenheden: - het Nederlanderschap; - de regeling van de nationaliteit van schepen en het stellen van eisen met betrekking tot de veiligheid en de navigatie van zeeschepen; - het toezicht op de toelating en uitzetting van vreemdelingen; - de uitlevering; - het waarborgen van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechts- zekerheid en de deugdelijkheid van bestuur. Bij dit laatste is van belang dat thans internationaal algemeen aanvaard is dat ook economische, sociale en culturele grondrechten daartoe behoren, zoals recht op onderwijs, op een goed leefmilieu en op toereikende gezondheidszorg. Voorts kunnen andere onderwerpen tot aangelegenheden van het Koninkrijk worden verklaard. In de onderhavige paragraaf van de memorie van toelichting is wel het Ministerie van Justitie genoemd, maar had ten minste ook het Ministerie van Verkeer en Waterstaat moeten worden genoemd. Daar waar het Ministerie van Justitie aan de orde komt, ware tevens een verwijzing naar de onderwerpen Vreemdelingenzaken en Integratie op te nemen. Het verdient aanbeveling uiteen te zetten op welke wijze zowel de ministeries die verantwoordelijk zijn voor Koninkrijksaangelegenheden, als andere ministeries die met de Nederlandse Antillen en Aruba samenwerkingsrelaties kunnen onderhouden, tot een gecoördineerd beleid kunnen komen. De Raad wijst op het belang van een geïntegreerde aanpak. Hij adviseert in te gaan op de vraag op welke wijze door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties met andere ministers wordt samengewerkt bij de bestrijding van de verschillende problemen op de Nederlandse Antillen en Aruba, waarvoor de artikelen 36 tot en met 38 van het Statuut de nodige aanknopingspunten bieden. De Raad adviseert de memorie van toelichting op deze punten aan te vullen. b. De memorie van toelichting vermeldt dat de inhoud van de werkzaamheden van het Recherchesamenwerkingsteam en de Kustwacht valt onder verantwoordelijkheid van het lokale gezag, waarmee het gezag van de landsregeringen en niet dat van de eilandsbesturen bedoeld zal zijn.(zie noot 6) Aangezien er vaak sprake is van internationale criminaliteit en criminele netwerken die zich over meerdere Koninkrijkspartners uitstrekken, roept deze concentratie op de verantwoordelijkheid van het lokale gezag de vraag op hoe de regering zich een effectieve aanpak van landgrensoverschrijdende en internationale criminaliteit voorstelt door de Koninkrijksregering. De Raad adviseert hierop in te gaan in de memorie van toelichting. 4. Sociaal-economische aspecten a. Het valt de Raad op dat de memorie van toelichting geen analyse bevat van de armoedeproblematiek op de Nederlandse Antillen. Volgens de toelichting zullen de eerste maatregelen gericht op de korte termijn in 2005 worden genomen, maar is het wachten vooral op een analyse van de Wereldbank en het UNDP. Contouren van voorstellen voor een structurele aanpak zullen pas eind 2005 zichtbaar worden. Deze problematiek is ook reeds eerder door andere instellingen en deskundigen geanalyseerd;(zie noot 7) naar het oordeel van de Raad is het dan ook niet nodig met nadere maatregelen op de analyse van de Wereldbank en het UNDP te wachten, aangezien de problemen snel verergeren. Het valt verder op dat geen dwarsverbanden worden gelegd met de uitvoerige analyse van de sociaal-economische problematiek van diverse ontwikkelingslanden die in de memorie van toelichting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is te vinden, in het bijzonder ten aanzien van de Millenniumdoelstellingen. Onder erkenning van de specifieke relaties met de Nederlandse Antillen en Aruba in het Koninkrijksverband, waarbij de partners onderlinge hulp en bijstand verlenen, adviseert de Raad nader uiteen te zetten welke bijdrage Nederland wil leveren aan de bestrijding van de armoede op de Nederlandse Antillen. b. Gesteld wordt, dat de armoede een verdelingsvraagstuk is.(zie noot 8) Deze constatering is door haar onvolledigheid feitelijk onjuist. Armoede heeft diverse oorzaken, zowel structurele als conjuncturele. Zo wordt ze voor een belangrijk deel veroorzaakt door gebrekkige opvoeding en scholing, andere sociaal-culturele aspecten en, in het geval van de Nederlandse Antillen, ook door immigratie van kansarmen uit de Caribische regio. De zinsnede weerspiegelt niet de grondige analyses van de armoedeproblematiek die door diverse instanties en deskundigen in het recente verleden zijn gemaakt. De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te passen. c. De memorie van toelichting geeft aan dat Nederland een extra bijdrage van 2 miljoen Euro heeft toegezegd voor armoedebestrijding.(zie noot 9) De omvang van dit bedrag steekt vreemd af tegen de omvang van het probleem en de taak van de Antilliaanse regering om reeds op betrekkelijk korte termijn resultaten te laten zien. De Raad adviseert de hoogte van de toegezegde bijdrage toe te lichten en uiteen te zetten welke afspraken recent met de regering van de Nederlandse Antillen hierover zijn gemaakt, in het bijzonder voor een structurele verbetering van het beroepsonderwijs. 5. Rechtshandhaving a. In de begroting wordt vooral de justitiële kant van de rechtshandhaving belicht. De Raad wijst erop dat behalve goed functionerende ketens van rechtshandhaving ook duurzame economische ontwikkeling en armoedebestrijding van belang zijn voor vermindering van de criminaliteit. Veel criminaliteit is het gevolg van onderliggende maatschappelijke problemen, zoals gebrekkige opvoeding en ontbrekende opvoedingsbegeleiding van behoeftigen (zoals tienerouders), gebrekkig onderwijs (40 % voortijdige schoolverlaters), ontbrekende sociale controle, structurele werkloosheid van vooral jongeren, en aanwezigheid van vertegenwoordigers van buitenlandse criminele netwerken (met name drugshandel) die lokaal personen voor criminele activiteiten recruteren. Opmerkelijk is vervolgens, dat niets concreets is ingevuld over de prestatie-indicatoren, basiswaarden en streefwaarden inzake rechtshandhaving, ondanks alles wat bekend is over voorgaande jaren.(zie noot 10) De Raad beveelt aan in de toelichting in te gaan op de uiteenlopende oorzaken van hoge criminaliteit en aan te geven hoe Nederland een bijdrage zal leveren aan de aanpak hiervan. b. Als de bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba aan de kosten van de Kustwacht achterblijven, wordt het ontbrekende door temporisering gekort op andere middelen voor waarborgtaken.(zie noot 11) Dit roept de vraag op of een deficit van de bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba aan de Kustwacht ten laste van bijvoorbeeld de recherchesamenwerking en de rechterlijke macht kan worden gebracht, en of het niet beter voor de handhaving van de rechtsorde zou zijn een eventueel deficit op een andere wijze op te vangen. De Raad geeft dit in overweging. c. Het is de Raad opgevallen dat de memorie van toelichting geen aandacht schenkt aan het functioneren van het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen en Aruba; evenmin aan de vraag of op dit punt wordt voldaan aan internationale mensenrechtenverdragen. Dit is een vraagstuk dat internationale kritiek heeft opgeroepen. De Raad adviseert de stand van zaken op dit punt in de toelichting te bespreken. De Raad wijst erop dat het onderwerp Koninkrijksrelaties ook voorkomt in zijn adviezen over de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Ministeries van Algemene Zaken, van Buitenlandse Zaken en van Verkeer en Waterstaat. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit in verband met invoering van een versnellingstarief en verbetering van de uitvoerbaarheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit in verband met invoering van een versnellingstarief en verbetering van de uitvoerbaarheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (novelle inzake aparte kiescolleges voor de Eerste Kamer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (novelle inzake aparte kiescolleges voor de Eerste Kamer), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 september 2015, no.2015001580, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (novelle inzake aparte kiescolleges voor de Eerste Kamer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de basisregistratie ondergrond (Besluit basisregistratie ondergrond), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de basisregistratie ondergrond (Besluit basisregistratie ondergrond), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2017, no.2017001092, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de basisregistratie ondergrond (Besluit basisregistratie ondergrond), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft uitvoeringsregels bij de nieuwe Wet basisregistratie ondergrond. In een eerste tranche worden er documenten aangewezen als brondocument voor de registratie; op een later moment zal de lijst met brondocumenten verder worden aangevuld. Voorts wordt geregeld in welke gevallen bestuursorganen fouten in de basisregistratie niet hoeven te melden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Zo wordt niet uitgelegd waarom langjarige gegevensreeksen uit voorlopers van de basisregistratie niet allemaal zullen worden voortgezet. Verder krijgen bestuursorganen in één geval de bevoegdheid brondocumenten aan te wijzen, terwijl die bevoegdheid in de wet is voorbehouden aan de algemene maatregel van bestuur. Tenslotte is niet geregeld welke gegevens over mijnbouwvergunningen moeten worden opgenomen in de registratie.1.Verhouding met voorloper van de Basisregistratie ondergrondDe Wet basisregistratie ondergrond voorziet erin dat TNO, als beheerder van de Registratie Data en Informatie Nederlandse Ondergrond (DINO), actuele gegevens en modellen uit DINO aan de Minister verschaft en dat de Minister die gegevens en modellen inschrijft in de basisregistratie ondergrond. (zie noot 1) In de consultatie is er door TNO en andere organisaties op gewezen dat DINO gegevens bevat die nog wel eenmalig worden overgenomen in de basisregistratie ondergrond, maar daarin niet zullen worden bijgehouden, bijvoorbeeld omdat de Minister de metingen waaruit die gegevens voortkomen niet zal voortzetten. Deze organisaties merken op dat daarmee de doelstelling van de basisregistratie ondergrond (een verbeterde informatievoorziening) niet wordt gehaald. Voorts kan het volgens deze organisaties betekenen dat gegevens die langjarig zijn bijgehouden zullen verdwijnen. (zie noot 2)In de toelichting wordt op deze opmerkingen niet inhoudelijk gereageerd. Wel wordt opgemerkt dat alleen bestuursorganen als bronhouder kunnen optreden (de gegevens die niet worden voortgezet zijn afkomstig van private partijen) en dat niet-bestuursorganen gegevens kunnen aanleveren wanneer een bronhouder daar om vraagt. (zie noot 3) Het is echter niet helder of daarmee het probleem volledig wordt opgelost. Daarmee wordt niet duidelijk of een van de uitgangspunten bij het ontwerpen van de basisregistratie zal worden gerespecteerd. Dat uitgangspunt houdt in dat de bestaande registraties (DINO en het Bodem Informatie Systeem van Alterra) zullen worden omgevormd tot de basisregistratie ondergrond. (zie noot 4)Uit de consultatie blijkt dat er een groot verschil van mening bestaat tussen de regering en verschillende organisaties die direct betrokken zijn bij het verzamelen van gegevens over de ondergrond en dat de basisregistratie ondergrond volgens die organisaties minder gegevens zal bevatten van de voorloper DINO. De Afdeling adviseert inhoudelijk te motiveren waarom het geen bezwaar is om - in het licht van de standpunten die in de consultatie naar voren zijn gekomen - bepaalde gegevens niet in de basisregistratie bij te houden.2.Aanwijzing van brondocumentenHet register brondocumenten (onderdeel van de basisregistratie ondergrond) bevat authentieke gegevens die afkomstig zijn uit zogenaamde brondocumenten. (zie noot 5) Brondocumenten worden aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. (zie noot 6) In de memorie van toelichting bij de wet werd uiteengezet dat het noodzakelijk is dat door limitatieve opsomming beperkingen worden gesteld aan het soort documenten dat als brondocument kan dienen. (zie noot 7) In het ontwerpbesluit wordt, als uitwerking van deze regelingsopdracht, een aantal brondocumenten aangewezen.Zo worden als brondocumenten aangewezen documenten over peilbuizen van een bestuursorgaan in een grondwatermonitoringput die aan een aantal criteria voldoen. Een van die criteria is dat de peilbuizen worden gebruikt voor ten minste een jaar. Echter, als de peilbuizen worden gebruikt voor minder dan een jaar kan het document toch als brondocument worden aangewezen, als dat naar het oordeel van het bestuursorgaan van belang is met het oog op een goede uitvoering van de registratie ondergrond. (zie noot 8)Deze bepaling houdt in feite in dat het bestuursorgaan bepaalt aan welke voorwaarden brondocumenten moeten voldoen. Dat is niet in overeenstemming met de wettelijke bepaling dat brondocumenten worden aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Het past voorts niet bij het uitgangspunt dat het aantal soorten brondocumenten beperkt moet blijven en het zou de uniformiteit van de basisregistratie kunnen aantasten.De voorgestelde bepaling lijkt in te houden dat sommige bestuursorganen waarde hechten aan het registreren van documenten over peilbuizen die voor minder dan een jaar worden gebruikt. Dat roept de vraag op of de termijn van een jaar wellicht te lang is.De Afdeling adviseert de mogelijkheid uit te sluiten dat het bestuursorgaan brondocumenten aanwijst, en de termijn van een jaar nader te bezien.3.Brondocumenten uit de mijnbouwsectora. De inhoud van het brondocumentIn het ontwerpbesluit worden als brondocumenten aangewezen: beschikkingen tot verlening, wijziging of intrekking van opsporings-, winnings- en opslagvergunningen op grond van de Mijnbouwwet, "waarvan mededeling is gedaan in de Staatscourant". (zie noot 9) De woorden "waarvan mededeling is gedaan in de Staatscourant" voegen op zichzelf niets toe: over alle beschikkingen waar het hier om gaat moet namelijk mededeling worden gedaan in de Staatscourant. (zie noot 10) Uit de toelichting blijkt dat feitelijk is bedoeld dat de beschikkingen als brondocument worden opgenomen in de vorm waarin zij in de Staatscourant worden gepubliceerd. (zie noot 11) Die norm is echter niet duidelijk: er is niet uitputtend geregeld welke gegevens over een beschikking in de Staatscourant moeten worden gepubliceerd. Volgens de toelichting gaat het om de beperkingen en voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. (zie noot 12) Dit zou in het ontwerpbesluit zelf kunnen worden bepaald.Verder is het de vraag of kan worden volstaan met het opnemen van gegevens over de beschikkingen die in het ontwerpbesluit worden omschreven. Die beschikkingen zijn namelijk vatbaar voor bezwaar en beroep. Uit de basisregistratie ondergrond zal ten minste moeten blijken welke mijnbouwvergunningen rechtens onaantastbaar zijn. Daarin voorziet het ontwerpbesluit niet.De Afdeling adviseert in het ontwerpbesluit vast te leggen welke gegevens over de mijnbouwvergunningen in brondocumenten moeten zijn opgenomen.b.De opsporingsvergunning van CO2-opslagcomplexenIn de opsomming van mijnbouwwetvergunningen ontbreekt de dusgeheten "opsporingsvergunning van CO2-opslagcomplexen". Dit type vergunning kan niet worden begrepen onder (gewone) opsporingsvergunningen, omdat die vergunningen alleen betrekking hebben op de winning van delfstoffen, en omdat de "opsporingsvergunning van CO2-opslagcomplexen" wetstechnisch een afzonderlijk begrip vormt. (zie noot 13) In de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag of dit type vergunning bewust is uitgezonderd.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te vullen.4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het toezicht op de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16l, eerste lid, van de Auteurswet 1912.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het toezicht op de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16l, eerste lid, van de Auteurswet 1912.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet Regelen van de gevolgen van het verstrekken van bovenwettelijke aanvullingen in het tweede ziektejaar aan personen die in een bepaalde periode arbeidsongeschikt zijn geworden (Wet Bovenwettelijke aanvullingen loondoorbetaling tweede ziektejaar), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet Regelen van de gevolgen van het verstrekken van bovenwettelijke aanvullingen in het tweede ziektejaar aan personen die in een bepaalde periode arbeidsongeschikt zijn geworden (Wet Bovenwettelijke aanvullingen loondoorbetaling tweede ziektejaar), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 september 2004, no.04.003659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet Regelen van de gevolgen van het verstrekken van bovenwettelijke aanvullingen in het tweede ziektejaar aan personen die in een bepaalde periode arbeidsongeschikt zijn geworden (Wet Bovenwettelijke aanvullingen loondoorbetaling tweede ziektejaar), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling van de taken voor de meteorologie en andere geofysische terreinen (Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regeling van de taken voor de meteorologie en andere geofysische terreinen (Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag betreffende tussentijdse ontbinding van gemeenteraden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag betreffende tussentijdse ontbinding van gemeenteraden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 december 2008, no.08.003755, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Jeugd en Gezin, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en andere wetten in verband met een administratieve lastenverlichting inzake de vaststelling van het premieloon en het uitkeringsloon (Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en andere wetten in verband met een administratieve lastenverlichting inzake de vaststelling van het premieloon en het uitkeringsloon (Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2011, no.11.002726, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels betreffende openbaarmaking van gegevens per werkgever met betrekking tot verkrijging van rechten op WAO-uitkeringen door werknemers (Wet instroomcijfers WAO).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels betreffende openbaarmaking van gegevens per werkgever met betrekking tot verkrijging van rechten op WAO-uitkeringen door werknemers (Wet instroomcijfers WAO).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders).Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2017, no.2017000278, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdragen van Wenen inzake het wegverkeer en inzake verkeerstekens (Trb. 1974, 35 en 36, en 174 en 175), de Europese Overeenkomsten tot aanvulling van deze verdragen (Trb. 1974, 37 en 38, en 176 en 177), het Protocol inzake tekens op het wegdek, aanvulling op de Europese Overeenkomst tot aanvulling van het Verdrag inzake verkeerstekens (Trb. 1975, 114), en enkele verdragen tot wijzigingen van deze verdragen (Trb. 1997, 25 tot en met 29 en Trb. 2005, 256 tot en met 260), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdragen van Wenen inzake het wegverkeer en inzake verkeerstekens (Trb. 1974, 35 en 36, en 174 en 175), de Europese Overeenkomsten tot aanvulling van deze verdragen (Trb. 1974, 37 en 38, en 176 en 177), het Protocol inzake tekens op het wegdek, aanvulling op de Europese Overeenkomst tot aanvulling van het Verdrag inzake verkeerstekens (Trb. 1975, 114), en enkele verdragen tot wijzigingen van deze verdragen (Trb. 1997, 25 tot en met 29 en Trb. 2005, 256 tot en met 260), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2006, no. 06.004635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de Verdragen van Wenen inzake het wegverkeer en inzake verkeerstekens (Trb. 1974, 35 en 36, en 174 en 175), de Europese Overeenkomsten tot aanvulling van deze verdragen (Trb. 1974, 37 en 38, en 176 en 177), het Protocol inzake tekens op het wegdek, aanvulling op de Europese Overeenkomst tot aanvulling van het Verdrag inzake verkeerstekens (Trb. 1975, 114), en enkele verdragen tot wijzigingen van deze verdragen (Trb. 1997, 25 tot en met 29 en Trb. 2005, 256 tot en met 260), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende opheffing van de (omgekeerde) contracteerplicht, bedoeld in de artikelen 47 en 48 van de Ziekenfondswet, voor bij ministeriële regeling aan te wijzen diagnosebehandelingscombinaties (Besluit gedeeltelijke opheffing - omgekeerde - contracteerplicht medisch-specialistische zorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende opheffing van de (omgekeerde) contracteerplicht, bedoeld in de artikelen 47 en 48 van de Ziekenfondswet, voor bij ministeriële regeling aan te wijzen diagnosebehandelingscombinaties (Besluit gedeeltelijke opheffing - omgekeerde - contracteerplicht medisch-specialistische zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met aanpassing van de evenementenlijst, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met aanpassing van de evenementenlijst, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2015, no.2015001116, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met aanpassing van de evenementenlijst, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met aanpassing van de voorwaarden voor de toekenning van de incidentele- en meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met aanpassing van de voorwaarden voor de toekenning van de incidentele- en meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juni 2012, no.12.001333, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met aanpassing van de voorwaarden voor de toekenning van de incidentele- en meerjarige aanvullende uitkering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van twee nieuwe educatieve maatregelen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van twee nieuwe educatieve maatregelen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2008, no.08.002125, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van twee nieuwe educatieve maatregelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met de implementatie van internationale onderzoeksverplichtingen met betrekking tot het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek naar scheepvaartongevallen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met de implementatie van internationale onderzoeksverplichtingen met betrekking tot het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek naar scheepvaartongevallen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 november 2009, no.09.003422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met de implementatie van internationale onderzoeksverplichtingen met betrekking tot het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek naar scheepvaartongevallen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 september 2010, no.10.002496, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg (Wet langdurige zorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg (Wet langdurige zorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2013, no.2013002394, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg (Wet langdurige zorg), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende de invoering van bijzondere procedurele bepalingen die kunnen worden toegepast in situaties waarin sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende de invoering van bijzondere procedurele bepalingen die kunnen worden toegepast in situaties waarin sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2015, no.2015002295, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende de invoering van bijzondere procedurele bepalingen die kunnen worden toegepast in situaties waarin sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen in verband met de introductie van nieuwe keuringstarieven, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen in verband met de introductie van nieuwe keuringstarieven, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening (PbEU L 224), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening (PbEU L 224), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 maart 2008, no.08.000871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening (PbEU L 224), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit informatievoorziening WVO in verband met het actualiseren van de door scholen te leveren gegevens, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit informatievoorziening WVO in verband met het actualiseren van de door scholen te leveren gegevens, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2009, no.09.003656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit informatievoorziening WVO in verband met het actualiseren van de door scholen te leveren gegevens, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking cassatierechtspraak), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking cassatierechtspraak), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 september 2010, no.10.002536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking cassatierechtspraak), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing hogesnelheidsnet en vaststelling van regels voor HSL-heffing (Besluit HSL-heffing), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing hogesnelheidsnet en vaststelling van regels voor HSL-heffing (Besluit HSL-heffing), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2008, no.08.001487, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende aanwijzing hogesnelheidsnet en vaststelling van regels voor HSL-heffing (Besluit HSL-heffing), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit op grond van artikel 1.7a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met het oog op het gedeeltelijk verzorgen van een Associate-degreeprogramma op de locatie van een bve-instelling (Tijdelijk besluit gedeeltelijk verzorgen Ad-programma op locatie bve-instelling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit op grond van artikel 1.7a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met het oog op het gedeeltelijk verzorgen van een Associate-degreeprogramma op de locatie van een bve-instelling (Tijdelijk besluit gedeeltelijk verzorgen Ad-programma op locatie bve-instelling), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2012, no.12.000120, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit op grond van artikel 1.7a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met het oog op het gedeeltelijk verzorgen van een Associate-degreeprogramma op de locatie van een bve-instelling (Tijdelijk besluit gedeeltelijk verzorgen Ad-programma op locatie bve-instelling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de financiering van de Sociaal-Economische Raad, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de financiering van de Sociaal-Economische Raad, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2012, no.12.001728, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de financiering van de Sociaal-Economische Raad, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren (Wet verhuurderheffing 2014), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren (Wet verhuurderheffing 2014), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 april 2013, no.13.000825, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren (Wet verhuurderheffing 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Opiumwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Opiumwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326) (Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326) (Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2012, no.12.003112, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326) (Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot implementatie van de richtlijn 2011/89/EU(zie noot 1) (de richtlijn fico I). De richtlijn fico I heeft, kort gezegd, tot doel het toezicht op financiële conglomeraten te versterken en het toezicht op financiële conglomeraten, bankgroepen en verzekeringsgroepen beter op elkaar te laten aansluiten. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de aanwijzing van De Nederlandsche Bank (DNB) als coördinerend toezichthouder op bankgroepen en financiële conglomeraten, stresstests bij financiële conglomeraten, de reikwijdte van het toezicht op financiële conglomeraten en het geconsolideerd toezicht op banken en beleggingsondernemingen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. Aanwijzing van DNB als coördinerend toezichthouderIn het geval een financieel conglomeraat, een bankgroep of verzekeringsgroep in meerdere lidstaten actief is, wordt op grond van de diverse richtlijnen een coördinerend toezichthouder (lead supervisor) aangewezen. Deze is met name verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op de groep als geheel. De Afdeling merkt hierover het volgende op:a. In het voorgestelde artikel 3:290 Wft (nieuw)(zie noot 2), in verbinding met artikel 1:1 Wft, wordt bepaald dat DNB in overeenstemming met artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten(zie noot 3) voor een financieel conglomeraat kan worden aangewezen als coördinator.Anders dan in het thans geldende artikel 3:293 Wft, wordt met het oog op de toepassing van artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten, in het voorstel niet bepaald dat DNB moet worden beschouwd als vergunningverlenende toezichthouder voor beleggingsondernemingen en beheerders. Op grond van artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten wordt de toezichthouder die de relevante vergunning heeft verleend als coördinator aangewezen. Op grond van het deel Markttoegang financiële ondernemingen Wft zal dat voor beleggingsondernemingen en beheerders veelal de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn. Omdat het aanvullend toezicht op financiële conglomeraten prudentieel van karakter is, adviseert de Afdeling alsnog uitdrukkelijk te bepalen dat voor de toepassing van artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten, DNB moet worden beschouwd als de vergunningverlenende toezichthouder voor beleggingsondernemingen en beheerders.De Afdeling adviseert artikel II, onderdeel K, in het licht van het bovenstaande aan te passen.b. In artikel III, onderdeel D, wordt artikel 3:275 Wft opnieuw vastgesteld. Artikel 3:275 Wft (nieuw) bepaalt dat DNB het geconsolideerd toezicht uitoefent op banken en beleggingsondernemingen indien dat volgt uit de artikelen 125 en 126 van de herziene richtlijn banken.(zie noot 4) In de herziene richtlijn banken wordt, op dezelfde wijze als in de richtlijn financiële conglomeraten, bepaald dat het geconsolideerd toezicht wordt uitgeoefend door de toezichthouder die de relevante vergunning heeft verleend.Ziet de Afdeling het goed, dan is in het voorstel niet geregeld dat ook voor de toepassing van de artikelen 125 en 126 van de herziene richtlijn banken, DNB moet worden beschouwd als de toezichthouder die in Nederland een vergunning heeft verleend aan een beleggingsonderneming.(zie noot 5) De Afdeling meent dat dit laatste ook voor de toepassing van de artikelen 125 en 126 van de herziene richtlijn banken uitdrukkelijk dient te worden bepaald.De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het bovenstaande aan te vullen.2. Stresstests bij financiële conglomeratenArtikel 2, onderdeel 9, van de richtlijn fico I bepaalt dat lidstaten de coördinerende toezichthouder kunnen verplichten te zorgen voor adequate en regelmatige stresstests voor financiële conglomeraten. Het voorstel voorziet echter niet in verplichte stresstests. Het is volgens de toelichting aan de coördinator om te beslissen over de wenselijkheid, de parameters en de timing van een stresstest voor het betrokken financieel conglomeraat.In de toelichting wordt de keuze om af te zien van het verplichtstellen van stresstests gemotiveerd door verwijzing naar het ontbreken van gemeenschappelijke criteria. Ingevolge de richtlijn fico I kunnen de Europese toezichthouders, in samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico's, aanvullende parameters ontwikkelen om de specifieke risico's die aan financiële conglomeraten zijn verbonden, te identificeren. De Afdeling merkt op dat deze aanvullende parameters in de eerste plaats worden ontwikkeld met het oog op EU-wijde stresstests, waarvoor geldt dat gemeenschappelijke criteria noodzakelijk zijn.(zie noot 6) Dit laatste geldt echter niet onmiddellijk ook voor 'nationale' stresstests. De richtlijn fico I laat uitdrukkelijk de mogelijkheid open om ook zonder gemeenschappelijke normen stresstests verplicht te stellen.Gelet op het belang van stresstests voor het risicomanagement en het toezicht adviseert de Afdeling de toelichting in het licht van het bovenstaande aan te vullen en het voorstel zo nodig aan te passen.3. Reikwijdte van het toezicht op financiële conglomeratenHet in artikel II, onderdeel K, voorgestelde nieuwe artikel 3:291 Wft heeft betrekking op de reikwijdte van het door DNB, in de hoedanigheid van coördinator, uit te oefenen toezicht op de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat. De voorgestelde tekst komt deels overeen met het thans geldende artikel 3:292 Wft. In het vijfde lid van artikel 3:291(nieuw) Wft wordt een regeling getroffen voor de situatie dat van een bepaald financieel conglomeraat een ander financieel conglomeraat deel uitmaakt. In dat geval is ingevolge het voorgestelde artikel 3:291, vijfde lid, Wft het aanvullend toezicht slechts van toepassing op het laatstgenoemde conglomeraat.De Afdeling stelt vast dat in het thans geldende artikel 3:292, achtste lid, Wft is bepaald dat het aanvullend toezicht van toepassing is op het gehele financiële conglomeraat. De nu voorgestelde inhoudelijke aanpassing wordt niet toegelicht. De Afdeling meent dat het niet onmiddellijk in de rede ligt om, indien van een financieel conglomeraat een ander financieel conglomeraat deel uitmaakt, daarmee 'automatisch' af te zien van toezicht op het gehele financieel conglomeraat.De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het bovenstaande aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen.4. Het geconsolideerd toezicht op banken en beleggingsondernemingenIn het in artikel III, onderdeel E, te wijzigen artikel 3:276 Wft wordt, kort gezegd, bepaald op welke entiteiten DNB geconsolideerd toezicht houdt. De Afdeling merkt hierover het volgende op:a. Artikel 3:276, eerste lid, Wft bepaalt dat geconsolideerd toezicht wordt gehouden op Nederlandse banken en beleggingsondernemingen die een dochter zijn van een Nederlandse financiële moederholding of gemengde financiële moederholding. Artikel 3:276, tweede lid, eerste volzin, Wft bepaalt dat in bepaalde gevallen eveneens geconsolideerd toezicht wordt gehouden op Nederlandse banken en beleggingsondernemingen die een dochter zijn van een financiële moederholding of gemengde financiële moederholding met zetel in een andere lidstaat. Het voorgestelde artikel 3:376, derde lid, tweede volzin, Wft bepaalt vervolgens dat indien een Nederlandse financiële moederholding of Nederlandse gemengde financiële moederholding als dochteronderneming zowel een beleggingsonderneming als een bank heeft, de eerste volzin slechts van toepassing is op de bank.De Afdeling wijst erop dat artikel 3:276, derde lid, eerste volzin, Wft ziet op, kort gezegd, Nederlandse dochterondernemingen van een buitenlandse holding. De tweede volzin van artikel 3:276, derde lid, Wft ziet echter op dochterondernemingen van een Nederlandse holding. Beide onderdelen sluiten aldus niet goed op elkaar aan.De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel 3:276 Wft in het licht van het bovenstaande aan te passen.b. Onverminderd het bovenstaande merkt de Afdeling het volgende op. Blijkens de toelichting strekt artikel 3:276 Wft tot uitvoering van artikel 71, tweede lid, van de herziene richtlijn banken. De Afdeling leidt hieruit af dat is beoogd om met artikel 3:276, eerste lid, en tweede lid, eerste volzin, Wft de eerste alinea van artikel 71, tweede lid, van de herziene richtlijn banken te implementeren. Met de tweede volzin van artikel 3:276, tweede lid, Wft wordt beoogd de tweede alinea van artikel 71, tweede lid, van de herziene richtlijn banken om te zetten.Ziet de Afdeling het goed, dan wordt artikel 71, tweede lid, tweede alinea, van de herziene richtlijn banken door het voorstel niet volledig omgezet. Artikel 71, tweede lid, tweede alinea, van de herziene richtlijn banken bepaalt, kort gezegd, op welke dochteronderneming het geconsolideerd toezicht wordt uitgeoefend indien een holding meerdere banken of beleggingsondernemingen als dochterondernemingen heeft. Het voorgestelde artikel 3:276 Wft bepaalt thans dat indien sprake is van een holding die zowel een bank als een beleggingsonderneming als dochterondernemingen heeft, het geconsolideerd toezicht wordt uitgeoefend op de bank. Het voorstel voorziet niet in een regel die bepaalt op welke dochteronderneming het geconsolideerd toezicht wordt uitgeoefend indien een holding enkel meerdere banken dan wel meerdere beleggingsondernemingen als dochterondernemingen heeft. De Afdeling meent dat artikel 71, tweede lid, tweede alinea, van de herziene richtlijn banken ook op deze laatste situatie betrekking heeft.De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel 3:276 Wft in het licht van het bovenstaande aan te vullen.5. Verhouding tot Implementatiewet richtlijn Solvabiliteit IIDe onderhavige implementatie van de richtlijn fico I heeft gevolgen voor onderdelen van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II.(zie noot 7) De toelichting merkt over de verhouding van het onderhavige voorstel met de implementatiewet het volgende op: 'Nu duidelijk is geworden dat de implementatiedatum voor de richtlijn solvabiliteit II zeer waarschijnlijk wordt verschoven naar 1 januari 2016, moet in artikel II worden uitgegaan van de tekst van de Wft zoals deze luidt voor de inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. Voor een goede werking van het onderhavige wetsvoorstel is het tevens noodzakelijk dat enkele onderdelen van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II vervroegd (dus eerder dan de rest van de wet) in werking treden, dan wel in dit wetsvoorstel worden meegenomen.'De Afdeling merkt als aanvulling hierop op dat ook de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II op onderdelen aanpassing vergt. De Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II gaat immers uit van de huidige tekst van de Wft, die, indien het onderhavige voorstel eerder in werking treedt dan 1 januari 2016, op dat moment al gewijzigd zal zijn. De Afdeling wijst in dat verband, bij wijze van voorbeeld, op het feit dat in het voorgestelde artikel II, onderdeel K, de thans geldende paragrafen 3.6.4.1 en 3.6.4.2 Wft worden vervangen door een nieuwe paragraaf 3.6.4.1 Wft. De Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II wijzigt echter op onderdelen artikelen in de thans geldende paragrafen. In de toelichting wordt niet nader ingegaan op de noodzaak om de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II aan te passen.De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het bovenstaande aan te vullen.6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001708, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten in verband met het opnemen van een zelfstandige verplichting om zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens uitvoerende instanties en hun functionarissen tijdens het verrichten van hun werkzaamheden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten in verband met het opnemen van een zelfstandige verplichting om zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens uitvoerende instanties en hun functionarissen tijdens het verrichten van hun werkzaamheden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2014, no.2014002218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten in verband met het opnemen van een zelfstandige verplichting om zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens uitvoerende instanties en hun functionarissen tijdens het verrichten van hun werkzaamheden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht financiële verslaggeving in verband met het in die wet opnemen van de taak van de Autoriteit Financiële Markten om het Nederlandse aandeel in de kosten van de International Accounting Standards Board te heffen en te innen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht financiële verslaggeving in verband met het in die wet opnemen van de taak van de Autoriteit Financiële Markten om het Nederlandse aandeel in de kosten van de International Accounting Standards Board te heffen en te innen, met memorie van toelichting.Met de voorgestelde wijziging van de Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv) wordt aan de Autoriteit Financiële Markten de taak opgedragen om aan effectenuitgevende instellingen met zetel in Nederland die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt een heffing op te leggen ter dekking van de bijdrage van Nederland aan de financiering van de International Accounting Standards Board (IASB). De heffing vloeit voort uit conclusies die zijn aangenomen door de Raad van de Europese Unie, inhoudende dat de financiering van de IASB zeker gesteld moet worden als de bestaande afspraken over (vrijwillige) financiering op 1 januari 2008 aflopen.De Raad van State maakt opmerkingen over de keuze voor een heffingssysteem. Hij meent dat in verband daarmee het voorstel nader dient te worden overwogen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij km ± 20.450 nabij de Ter Aase weg tot aan km ± 30.500 gelegen ongeveer 980 meter ten zuidoosten van de overweg in de Niels Bohrweg, met bijkomende werken, in de gemeenten Breukelen, Maarssen en Utrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij km ± 20.450 nabij de Ter Aase weg tot aan km ± 30.500 gelegen ongeveer 980 meter ten zuidoosten van de overweg in de Niels Bohrweg, met bijkomende werken, in de gemeenten Breukelen, Maarssen en Utrecht.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met een schrijven van 8 september 2000, no.HKW/R 11266, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de uitbreiding van de spoorbaan tussen Amsterdam en Utrecht, het gedeelte vanaf de grens tussen de gemeente Loenen en de gemeente Breukelen bij km ± 20.450 nabij de Ter Aase weg tot aan km ± 30.500 gelegen ongeveer 980 meter ten zuidoosten van de overweg in de Niels Bohrweg, met bijkomende werken, in de gemeenten Breukelen, Maarssen en Utrecht. 1. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamante sub 2 wordt onder meer overwogen dat de verzoeker om onteigening heeft aangegeven dat deze, niettegenstaande de eigendomsverwerving van de onroerende zaken waarin dit waterleidingbedrijf leidingen heeft liggen, bereid is om overleg te voeren over het behoud (hervestiging) van zakelijke rechten ten behoeve van waterleidingen. Gelet op de nutsfunctie van het waterleidingbedrijf komt het juister voor dat bij het onteigeningsbesluit ervan wordt uitgegaan dat de bedoelde zakelijke rechten in ieder geval zullen worden hergevestigd en dat daarover met reclamante zal worden overlegd. De Raad van State adviseert deze overwegingen in het ontwerpbesluit in vorenbedoelde zin aan te passen. 2. Uit de overwegingen naar aanleiding van de zienswijze van reclamante sub 6 kan worden opgemaakt dat het minnelijke overleg met deze beheerder van de weg langs de Keulse Vaart is toegespitst op de werkzaamheden en het gebruik van de weg bij de uitvoering van de onderhavige spoorbaanverdubbeling en dat deze reclamante als stichting in dat overleg de belangen van de bij haar aangesloten bedrijven behartigt. Voorts blijkt dat de verzoeker om onteigening aansluitend individueel overleg voert over de minnelijke verwerving van de benodigde gronden van de bedrijven die op deze weg uitwegen. Dat laatste overleg zou dan moeten worden aangemerkt als het minnelijke overleg waarmee uit oogpunt van zorgvuldig bestuur voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure had moeten zijn begonnen, te weten 7 april 2000. De Raad kan uit de stukken niet opmaken of daaraan in alle gevallen is voldaan. Zo wordt bij de behandeling van de zienswijze van reclamante sub 7 overwogen dat de beide partijen "recentelijk" op 11 april 2000 ter plaatse minnelijk overleg hebben gevoerd. In dit verband is van belang of de betrokken eigenaren het met hen gevoerde overleg zelf afhankelijk hebben gesteld van vorenbedoeld centraal overleg. Indien dat het geval is, kan een eventuele late aanvang van de individuele onderhandelingen in redelijkheid niet aan de verzoeker om onteigening worden tegengeworpen. De Raad adviseert in het ontwerpbesluit op dit punt duidelijkheid te verschaffen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van basisvoorwaarden voor de kwaliteit van voorschoolse educatie (Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van basisvoorwaarden voor de kwaliteit van voorschoolse educatie (Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2010, no.10.000370, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van basisvoorwaarden voor de kwaliteit van voorschoolse educatie (Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen en de overname van taken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen en de overname van taken, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2014, no.2014001738, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen en de overname van taken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije, met Protocol; Sofia, 6 oktober 1999 (Trb.2000, 4), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije, met Protocol; Sofia, 6 oktober 1999 (Trb.2000, 4), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2000, no.00.001439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije, met Protocol; Sofia, 6 oktober 1999 (Trb.2000, 4), met toelichtende nota. Het verdrag heeft tot doel de wederzijdse investeringen tussen Nederland en Bulgarije te beschermen en daarmee het doen van dergelijke investeringen te bevorderen. Het verdrag heeft de voor investeringsverdragen gebruikelijke inhoud en opbouw en vervangt een tussen Nederland en Bulgarije in 1988 gesloten investeringsverdrag (hierna: het oude verdrag).(zie noot 1) De Raad van State van het Koninkrijk ziet geen beletsel voor goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij evenwel de volgende kanttekening. 1. Ingevolge artikel 6, tweede lid, onder c, dient de schadeloosstelling in geval van nationalisering of onteigening van de investering gelijk te zijn aan de redelijke marktwaarde van de betrokken investering. Uit de toelichtende nota op het tegelijk met dit verdrag bij de Raad aanhangig gemaakte verdrag tussen Nederland en El Salvador (Trb.1999, 197), waarover de Raad heden eveneens advies uitbrengt, blijkt dat gewoonlijk de werkelijke waarde van de investering bepalend is. Ook in artikel 4, eerste lid, van het oude verdrag wordt de werkelijke waarde van de investering tot uitgangspunt genomen. Tevens blijkt uit artikel 6, onder c, van het verdrag tussen Nederland en El Salvador dat onderscheid gemaakt wordt tussen de redelijke marktwaarde ("fair market value") en de werkelijke marktwaarde ("genuine market value") van de investering. In de toelichting op het voorliggende verdrag wordt niet aangegeven waarom in dit geval uitgegaan wordt van de redelijke marktwaarde en wordt evenmin aangegeven aan de hand van welke criteria in concreto bepaald dient te worden of de marktwaarde van een investering al dan niet redelijk is. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Burgerlijk Wetboek BES houdende de omzetting van aandelen aan toonder in aandelen op naam ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van houders van deze aandelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Burgerlijk Wetboek BES houdende de omzetting van aandelen aan toonder in aandelen op naam ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van houders van deze aandelen.Bij Kabinetsmissive van 15 december 2017, no.2017002185, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Burgerlijk Wetboek BES houdende de omzetting van aandelen aan toonder in aandelen op naam ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van houders van deze aandelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de instelling van een raad van toezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de instelling van een raad van toezicht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 april 2009, no.09.000877, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de instelling van een raad van toezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie broeikasgasemissies), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie broeikasgasemissies), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2009, no.09.003498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie broeikasgasemissies), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen).Bij Kabinetsmissive van 24 december 1999, no.99.006419, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.A. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen). Met dit wetsvoorstel wordt een structurele regeling getroffen voor die gewasbeschermingsmiddelen waarvan de toelating is dan wel wordt beëindigd omdat zij niet voldoen aan de milieutoelatingscriteria van artikel 3 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (hierna: BMW), maar waarvan de beschikbaarheid voor de voortzetting van een aantal teelten binnen de Nederlandse landbouw noodzakelijk is. De regeling voorziet in een mogelijkheid tot toelating van een middel als landbouwkundig onmisbaar waarbij toetsing aan minder strenge milieueisen dan de reguliere milieutoelatingseisen plaatsvindt. De toetsing of een middel landbouwkundig onmisbaar is en voldoet aan de minder strenge milieueisen zal geschieden op basis van een nog op te stellen ministeriële regeling. De Raad van State kan zich vinden in het voorstel maar maakt de volgende opmerkingen. 1. Verhouding met het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen Recent is een wijziging van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (hierna: BMB) in procedure gebracht, waarin eveneens sprake is van een afzonderlijke toelatingsregeling voor onmisbare gewasbeschermingsmiddelen. Het valt op dat in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel niet wordt ingegaan op deze wijziging en op de samenhang met het voorliggende voorstel. Ter wille van de duidelijkheid ware hierover alsnog een uiteenzetting te geven. 2. Het niveau van regelgeving De regeling voorziet in een mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag tot toelating van een middel als landbouwkundig onmisbaar waarbij toetsing aan minder vergaande milieueisen plaatsvindt. Deze eisen worden ingevolge artikel 25a, eerste lid, onderdeel b, neergelegd in een ministeriële regeling, waarbij de voorlopige milieunormen en criteria van de eerste fase van het Meerjarenplan Gewasbescherming richtinggevend zijn. Tevens worden bij de beoordeling van de landbouwkundige onmisbaarheid gewasbeschermingskundige en landbouweconomische aspecten betrokken, zoals opgenomen in het advies van de Commissie Beoordeling Onmisbaarheid Chemische Bestrijdingsmiddelen in de Landbouw.(zie noot 1) Mede in het licht van aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en gelet op het niveau waarop de reguliere milieutoelatingseisen zijn neergelegd (op algemene maatregel van bestuur-niveau, in het BMB) is deze delegatie aan de minister niet juist. Gezien de aard van de materie is regeling bij algemene maatregel van bestuur geboden. De Raad adviseert dit alsnog te doen. Voorts acht de Raad het nodig inhoudelijk in te gaan op de op te nemen normen, te meer omdat voor de te hanteren toelatingscriteria geen aanknopingspunten in ander verband voorhanden zijn (zoals in EG-kader). Hierbij kan gedacht worden aan de vorenbedoelde gewasbeschermingskundige en landbouweconomische criteria. 3. Verhouding met bestaande artikelen van de BMW a. Artikel 13a Ingevolge artikel I, onderdeel A, van het voorstel van wet wordt artikel 13a BMW zodanig verruimd dat het opleggen van een algemeen geformuleerde administratieplicht - dus niet meer alleen in het belang van de milieubescherming zoals thans nog het geval is - mogelijk wordt. De wijziging doet de vraag rijzen naar de afbakening met de in artikel 13, tweede lid, onderdeel f, BMW bedoelde registratie die kan worden opgelegd in verband met de veiligheid en de gezondheid bij de arbeid. Het verdient aanbeveling in artikel 13a een zodanige formulering te kiezen dat voorzien wordt in een duidelijke afbakening. b. Artikel 25a, derde lid Het voorgestelde artikel 25a, derde lid, onderdeel b, BMW voorziet in een regeling voor intrekking van de toelating van de zogenaamde onmisbare middelen. De regeling wijkt af van de bestaande reguliere intrekking zoals neergelegd in artikel 7, eerste lid, onderdeel a. Zo is de mogelijkheid van intrekking, voor het geval niet meer wordt voldaan aan de vereisten in de artikelen 3, eerste lid, onderdelen b tot en met d, en 3a niet meer aanwezig. De redenen zijn onduidelijk. De Raad adviseert dit punt in de memorie van toelichting op te helderen. c. Artikel II, vijfde lid Ingevolge het vijfde lid, onderdeel b, van artikel II maakt de minister de toelatingstermijn bekend indien een aanvraag is ingediend en de toelatingstermijn in totaal 12 maanden bedraagt. Het gebruik van de term "toelatingstermijn" is niet geheel duidelijk, want deze bedraagt in de bedoelde gevallen altijd 12 maanden vanaf het moment van inwerkingtreding van de wijzigingswet. Bedoeld zal zijn dat in die gevallen melding wordt gemaakt van het feit dat een bepaald middel genoemd in de bijlage van rechtswege blijft toegelaten gedurende die periode van 12 maanden. Artikel II, vijfde lid, onderdeel b, dient in het licht van het voorgaande te worden gewijzigd met aanpassing van de memorie van toelichting. 4. Notificatie In paragraaf 8 van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat het voorstel geen significante effecten heeft op de handel in gewasbeschermingsmiddelen en derhalve niet is gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie. Nu op basis van deze summiere gegevens niet beoordeeld kan worden hoe de toets op dit punt heeft plaatsgevonden, komt de toelichting in aanmerking voor aanvulling. De Raad gaat ervan uit dat het wetsvoorstel nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie of van de lidstaten aanleiding geeft tot veranderingen van meer dan bijkomstige aard en dat de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten aan de Raad zullen worden gezonden. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die in aanzienlijke mate met publieke middelen worden gefinancierd of die zijn aangewezen, voorzover deze beloningen het gemiddelde belastbare loon per jaar van ministers te boven gaan (Wet openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die in aanzienlijke mate met publieke middelen worden gefinancierd of die zijn aangewezen, voorzover deze beloningen het gemiddelde belastbare loon per jaar van ministers te boven gaan (Wet openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2005, no.05.001549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die in aanzienlijke mate met publieke middelen worden gefinancierd of die zijn aangewezen, voorzover deze beloningen het gemiddelde belastbare loon per jaar van ministers te boven gaan (Wet openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel kiest voor het ministerssalaris als het normsalaris. Het bepaalt dat beloningen in de publieke en semi-publieke sector (publiekgefinancierde topinkomens) die hoger zijn dan het gemiddelde belastbare loon van een minister, openbaar gemaakt moeten worden in de financiële jaarstukken. De desbetreffende informatie moet bovendien worden gemeld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De minister zendt jaarlijks een overzicht van deze beloningen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Raad van State kan zich vinden in de keuze van het normsalaris en in de voorgestelde openbaarmaking als zodanig, maar maakt opmerkingen over de effectiviteit van het wetsvoorstel voorzover het tot doel heeft, door de voorgestelde openbaarmaking, bij te dragen aan matiging van de salarisontwikkeling in de (semi-)publieke sector, alsmede over de reikwijdte van het voorstel. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. Doelstelling; effectiviteit Het kabinet kiest, in navolging van de Commissie-Dijkstal,(zie noot 1) voor het ministerssalaris als de top van het salarisgebouw van de publieke sector,(zie noot 2) en daarmee als criterium voor al dan niet openbaarmaking. De Raad kan zich in deze keuze vinden. Uitgaande van deze keuze, heeft het wetsvoorstel, naar de Raad afleidt uit de toelichting twee doelen: a. Openbaarmaking als zodanig van publiekgefinancierde topinkomens die uitgaan boven het normsalaris. De toelichting gebruikt in dit verband mede de - tegenwoordig veel gebruikte - term transparantie, overigens zonder dat direct duidelijk is of hiermee iets anders wordt bedoeld dan openbaarheid. Aan de voorgestelde openbaarmaking ligt de overweging ten grondslag dat de burgers recht hebben op informatie over de besteding van publieke middelen, zodat daarover rekenschap behoort te worden afgelegd. Met openbaarmaking van publiekgefinancierde topinkomens wordt bovendien aangesloten bij de overeenkomstige ontwikkeling in de marktsector, waar op grond van artikel 2:383c van het Burgerlijk Wetboek (BW) een publicatieplicht geldt. Verder wordt in de toelichting opgemerkt dat thans niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de wèl verstrekte gegevens volledig en juist zijn. Het zou op zichzelf nadere toelichting verdienen waarom het openbaar afleggen van verantwoording over de besteding van publieke middelen pas zou moeten beginnen bij inkomens boven het normsalaris. De Raad wijst in dit verband op het in paragraaf 6.2 van de toelichting genoemde voorstel voor een Wet medezeggenschap werknemers, dat een ruimer bereik heeft. Wat daar echter ook van zij, de Raad kan zich vinden in de voorgestelde openbaarmaking als zodanig, zoals deze wordt opgelegd aan de in artikel 1, aanhef en onder a, aangewezen verantwoordelijken. Meer specifiek bezien, heeft deze openbaarmaking een geheel eigen betekenis voor de beloningen die worden toegekend door de verantwoordelijken als bedoeld in de zesde categorie van de aangehaalde bepaling. Immers, kenmerk van de - bonte - verzameling van hun organisaties is dat zij, in de termen van het voorstel, publiekgefinancierd zijn, terwijl daar niet altijd dezelfde volwaardige openbare verantwoording tegenover staat zoals die in het algemeen geldt voor de verantwoordelijken in de eerste vijf categorieën. De Raad acht de waarde van het voorstel er mede in gelegen dat ook deze categorie wordt genoodzaakt tot het afleggen van rekenschap over besluiten tot beloning als bedoeld in het voorstel. Hij adviseert de motivering van het voorstel in de toelichting aan te vullen door ook dit tot uitdrukking te brengen. Openbaarmaking is niet het enige doel van het wetsvoorstel. Blijkens de toelichting vindt het voorstel mede zijn aanleiding in het streven van de regering naar maatschappelijk verantwoorde en gerechtvaardigde inkomensniveaus. De toelichting merkt de ontwikkeling van de publiekgefinancierde topinkomens aan als een vraagstuk van algemeen belang. De voorgestelde openbaarmaking zal, naar de toelichting verwacht, bijdragen aan het openbare debat over dat vraagstuk. De toelichting acht dat debat essentieel voor wat de Raad aldus begrijpt als tweede doel van het voorstel: b. Een dempende/remmende werking op de salarisontwikkeling in (de top van) de (semi-)publieke sector. Van het genoemde debat, gevoed door de openbaarmaking, wordt een normerende en regulerende werking verwacht. Deze kan leiden tot matigheid bij het toekennen van hoge beloningen, en daarmee tot een spaarzamer en doeltreffender gebruik van overheidsgelden. Mocht uit de evaluatie - vijf jaar na inwerkingtreding van de wet - blijken dat uit publieke middelen bekostigde topsalarissen sterk blijven stijgen, dan zal worden bezien welke aanvullende maatregelen moeten worden getroffen.(zie noot 3) De vraag verdient aandacht hoe beide onder a en b genoemde doelen zich tot elkaar verhouden. Indien de voorgestelde openbaarmaking op zichzelf wordt bezien, heeft zij de hiervoor al aangeduide eigen betekenis, gelegen in het belang van openbare verantwoording van de besteding van publieke middelen. De Raad leidt echter uit de toelichting af dat de voorgestelde openbaarmaking als doel niet geheel op zichzelf staat, maar dat zij tevens moet worden begrepen als een tussendoel voor de beoogde matigheid voor de publiekgefinancierde topinkomens. Voorzover het kabinet aldus met het voorstel tevens beoogt te bewerkstelligen dat het voorgestelde normsalaris in beginsel ook daadwerkelijk de top vormt van de bezoldigingsstructuur in de (semi-)overheid, dient de vraag te worden bezien of de voorgestelde openbaarmaking effectief zal zijn als - noodzakelijke en voldoende - voorwaarde voor dat (eind)doel. Het trekt dan de aandacht dat de toelichting geen enkel argument bevat voor de verwachte preventieve, remmende werking van de voorgestelde openbaarmaking. Voorzover in dit verband zou zijn gedacht aan een parallelle ontwikkeling in de marktsector, wijst de Raad erop dat bij herhaling is gebleken dat de publicatieverplichting op grond van het BW niet heeft kunnen voorkomen dat aan bestuurders op topposities bezoldigingen zijn en worden toegekend die in de samenleving vragen oproepen uit een oogpunt van maatschappelijk verantwoorde inkomensverhoudingen. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de publicatieverplichting daar ook een inkomensopdrijvend effect heeft (gehad), als gevolg van de vergelijking die door openbaarmaking mogelijk is geworden. Ten aanzien van de (semi-) publieke sector merkt de Raad op dat ook de topsalarissen daar de laatste jaren in samenleving en politiek meer dan eens aandacht hebben gekregen, met daarin niet zelden een toon van verontwaardiging. In zoverre is ook daar het proces van openbaarmaking al gaande geweest. Niettemin lijkt van matiging van de desbetreffende topinkomens (over de hele linie) nog geen sprake te zijn.(zie noot 4) Het zou verder nuttig zijn indien de toelichting enig inzicht zou kunnen geven in desbetreffende buitenlandse ervaringen, zo aanwezig. Het voorgaande geeft reden voor twijfel over de effectiviteit van de voorgestelde openbaarmaking als middel voor de beoogde dempende werking op de ontwikkeling van de beloningen aan de top van de (semi-)publieke sector. De Raad is van oordeel dat het voorstel op dit punt ontoereikend is onderbouwd. In dat verband trekt het verder de aandacht dat het voorstel in zoverre afwachtend is, dat de vraag naar eventuele aanvullende maatregelen met het oog op een aanvaardbare ontwikkeling van de bedoelde beloningen nog geheel open is gelaten, en is aangehouden totdat de gegevens van de in artikel 11 voorgestelde vijfjaarlijkse evaluatie beschikbaar zijn gekomen. Vijf jaar lijkt een wel erg ruime periode, zodat de Raad het wenselijk acht dat in de toelichting wordt gemotiveerd waarom voor de - eerste - evaluatie niet is gekozen voor een kortere periode. Voorts zou het passend zijn indien in de toelichting al enig inzicht zou worden gegeven in het soort van aanvullende maatregelen dat de regering voor ogen staat voor het geval dat de openbaarmaking inderdaad onvoldoende effect zou blijken te hebben op de beoogde matiging van de publiekgefinancierde topinkomens. De Raad wijst er in dit verband op dat de overheid ten aanzien van inkomens in de (semi-)publieke sector verantwoordelijkheden en mogelijkheden heeft tot beheersing en beïnvloeding die haar ten aanzien van de marktsector niet op die wijze toekomen. Voor het gezag van de overheid ten aanzien van een onderwerp als dit, dat maatschappelijk gevoelig ligt, is het belangrijk dat wordt voorkomen dat in de samenleving (verdere) twijfel ontstaat over het vermogen van de overheid om in eigen kring te bewerkstelligen wat zij wenselijk acht, en daarmee over de effectiviteit van het voorstel als middel voor een ontwikkeling van publiekgefinancierde topinkomens die ook voldoende tegemoet komt aan verwachtingen dienaangaande in de samenleving. Een maatregel die verder reikt dan het onderhavige voorstel en die meer rechtstreeks zou leiden tot de hiervoor bedoelde matiging zou er in kunnen bestaan dat bij wet het normsalaris als beloningsplafond zou worden opgelegd aan de publieke en semi-publieke sector. In dat geval zou dan wel moeten worden voorzien in de mogelijkheid voor een bezoldiging boven die norm, als het verantwoordelijk gezag meent dat daarvoor een bijzondere en toereikende reden is. Uit een oogpunt van effectiviteit van het oogmerk van matiging zou een desbetreffend voornemen alleen mogen worden uitgevoerd op basis van overeenstemming tussen de minister binnen wiens bevoegdheid of aandachtsgebied de desbetreffende functie ligt en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over een voorgenomen besluit tot ontheffing van het normsalaris. Het zou passend zijn indien in de toelichting zou worden uiteengezet waarom de regering het verantwoord acht thans (nog) te wachten op het effect van de voorgestelde openbaarmaking, en niet nu ook al over te gaan tot aanvullende maatregelen. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en zo nodig het voorstel nader te overwegen. 2. Reikwijdte De Raad maakt hierna een aantal opmerkingen over de reikwijdte van het voorstel. Hij is er daarbij van uitgegaan dat het hier gaat om een vraagstuk met een algemeen bereik, voor de gehele (semi-)publieke sector. Dit lijkt ook het uitgangspunt te zijn van het voorstel, waar dit, met uitzondering van de hierna, onder 2.1.a, te bespreken zorgsector, afziet van het bieden van ruimte voor maatwerk voor specifieke sectoren. De afbakening van wat, in verband met dit voorstel, moet worden gerekend tot de (semi-)publieke sector is niet overal eenvoudig, zo maakt ook de toelichting duidelijk. Gegeven de oogmerken van het voorstel is de vraag van de precieze begrenzing bovendien niet uitsluitend een juridisch-technisch probleem, in het bijzonder van het vinden van goede definities. Zij raakt immers ook de wijze waarop deze begrenzing in de samenleving wordt bezien en ervaren, en waarop dienovereenkomstig bezoldigingen van functionarissen/ personen in de (semi-)publieke sector worden beoordeeld. Daarom is het van belang dat ook de keuze om een bepaalde sector of bepaalde typen werkzaamheden nu juist niet onder het bereik van het voorstel te brengen overtuigend wordt beargumenteerd. De Raad is zich er verder van bewust dat naarmate de reikwijdte van het voorstel ruimer zou worden getrokken, dit ertoe kan leiden dat ook organisaties binnen het voorstel zouden komen wier werkzaamheden de landsgrens overschrijden. In dat geval zouden eventuele consequenties daarvan onder ogen moeten worden gezien, en in de toelichting behandeld. 2.1. Instellingen Het voorstel roept wat betreft zijn afbakening naar de instellingen waarover het zich uitstrekt bij de Raad op de volgende punten vragen op: a. De zorgsector Ingevolge artikel 6 wordt de zorgsector buiten het bereik van het voorstel geplaatst. De redengeving daarvoor in paragraaf 5.4 van de toelichting is dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor deze sector "een eigen transparantietraject" heeft ingezet, zodanig dat voor deze sector de regels van artikel 2:383c BW (zullen) gelden. De toelichting geeft aan dat een "dubbel transparantieregime" voor zorginstellingen moet worden voorkomen, en dat het ongewenst is om kort na de introductie van het VWS-regime de zorgsector te belasten met een nieuw transparantieregime. De Raad kan niet inzien waarom de zorgsector als enig gebied in het publieke domein buiten het voorstel zou moeten blijven, gezien ook het algemene bereik van dit voorstel. Als het gaat om hetzelfde regime, dan is het voor de zorgsector indifferent op welke wettelijke regeling dit regime berust, zodat vervanging van het VWS-regime door het voorstel geen probleem behoeft te zijn. Indien echter het VWS-regime minder ver zou reiken dan het voorstel, zou dat al voldoende reden zijn om ook de zorgsector onder het voorstel te brengen. Zo is niet direct duidelijk of het VWS-regime, door zijn verwijzing naar het BW, zich beperkt tot bestuurders, en daarmee niet ook (andere) werknemers in loondienst omvat. Verder merkt de Raad op dat een verschil in regimes aan de start een risico inhoudt van uit elkaar groeien bij eventuele toekomstige wijzigingen in één van beide regimes. Ten slotte acht de Raad het niet wenselijk dat de vraag of, in plaats van het VWS-regime, het voorstel van toepassing zal zijn op instellingen waarvoor het VWS-regime niet geldt, afhankelijk wordt gesteld van de totstandkoming van een convenant met de betrokken instelling. Gezien het voorgaande adviseert de Raad het voorstel op dit punt aan te passen, door af te zien van de uitzondering van artikel 6. b. Andere sectoren Het voorstel brengt de woningcorporaties apart onder de reikwijdte van de wet. De Raad kan zich daar in vinden. Hij wijst in dit verband op paragraaf 5.2 van de toelichting, waar als redengeving wordt opgemerkt dat ook woningcorporaties, met hun "maatschappelijk bestemd vermogen", maatschappelijk werkzaamheden verrichten in het belang van de volkshuisvesting. Als het criterium in deze is of een privaatrechtelijke rechtspersoon maatschappelijke werkzaamheden verricht voor een sector van algemeen belang, geeft dat aanleiding tot de vraag of er niet ook andere sectoren zijn waarvoor dat geldt en die niet zijn gebracht onder het bereik van het voorstel. Dat geldt zeker als daarbij sprake is van privaatrechtelijke rechtspersonen wier werkzaamheden berusten op een overheidsconcessie die hun een positie op de markt geeft waarvan burgers in hoge mate afhankelijk zijn, en die een wijze van financiering hebben waarop de overheid in betekenende mate invloed kan uitoefenen. In dat kader valt te denken aan openbaarvervoerbedrijven. In de artikelsgewijze toelichting wordt bij artikel 3 aangegeven dat de tarieven van deze bedrijven niet kunnen worden aangemerkt als een heffing, zodat zij in zoverre niet onder het bereik van het voorstel vallen. Daarmee is echter nog niet overtuigend gemotiveerd waarom openbaarvervoerbedrijven, anders dan de woningcorporaties, buiten het bereik van het voorstel zouden moeten vallen. Verder wijst de Raad op de energiebedrijven. Bij het aanhangig maken van het voorstel bij de Raad heeft de minister verzocht om een spoedbehandeling onder meer in verband met "de recente ophef rond de topsalarissen in de aan de (semi-)publieke sector verwante energiesector". Dit argument van verwantschap roept de vraag op waarom niettemin de energiebedrijven buiten het voorstel zijn gehouden. Een desbetreffende keuze dient in de toelichting houdbaar te worden beargumenteerd. De Raad adviseert de toelichting in verband met het voorgaande aan te vullen, en het voorstel zo nodig aan te passen. 2.2. Belastbaar loon; functionarissen a. Het voorstel kiest voor het belastbare loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 als criterium voor het bepalen van het inkomen van functionarissen waar het om gaat. Hanteren van dit criterium leidt ertoe dat de component pensioen/bijdrage aan de oudedagsvoorziening buiten beschouwing blijft. Dit kan de onderlinge vergelijkbaarheid van beloningen, ook met die in de marktsector, bemoeilijken. De Raad adviseert daar in de toelichting op in te gaan. b. De keuze voor het belastbare loon als criterium heeft een aantal implicaties voor de reikwijdte van het voorstel naar functies: - Volgens de toelichting(zie noot 5) betekent de keuze voor het loonbegrip dat in beginsel onder meer toezichthouders van rechtspersonen buiten het voorstel vallen. - Op overeenkomstige wijze vallen, door het ontbreken van een gezagsverhouding zoals die voorwaarde is voor de heffing van loonbelasting, personen die vacatiegelden ontvangen of externen die, als zelfstandig adviseur of als interim-managers, in opdracht werkzaamheden verrichten buiten het voorstel.(zie noot 6) - Keuze voor het loonbegrip betekent volgens de toelichting dat het gaat om het feitelijk genoten belastbare loon bij één werkgever. Voorts vindt, indien functies in deeltijd worden verricht, geen herberekening plaats van het belastbare loon naar een volledige aanstelling.(zie noot 7) Algemeen beschouwd, valt niet op voorhand in te zien waarom de doelen van het afleggen van rekenschap en van beheersing van inkomens niet ook zouden gelden voor de hiervoor genoemde categorieën. Ook daar kan immers sprake zijn van bovenmatig te achten beloningen. Bovendien kan het uitsluiten van deze categorieën het risico inhouden dat beloningen waar mogelijk in één van deze categorieën worden ondergebracht, om zo de openbaarmaking te ontwijken. Verder geeft omrekening, waar van toepassing, van de beloning van de hiervoor bedoelde personen naar het belastbare loon van een voltijdse functie inzicht in de verhouding tussen de beloning voor hun activiteiten en die van de bekleders van functies die thans al wel onder het bereik vallen van het voorstel. Indien het bereik van het voorstel zou worden uitgebreid tot één of meer van de hiervoor bedoelde activiteiten, zou dit het mogelijk maken dat ook over de beloning daarvan zo nodig een openbaar debat plaatsvindt. De Raad adviseert in de toelichting de desbetreffende afbakeningen nader te motiveren, en het voorstel zo nodig aan te passen. 3. Overige opmerkingen 3.1 Het criterium a. In de plannen van het kabinet hangt de keuze voor het ministerssalaris als top van het salarisgebouw van de (semi-)publieke sector samen met de door de Commissie-Dijkstal voorgestelde verhoging van het ministerssalaris met 30%; die verhoging zal gelden voor de volgende kabinetsperiode.(zie noot 8) De regering streeft ernaar dat het voorstel al op 1 januari 2006 in werking zal treden, zodat de wet van toepassing is op de jaarrekeningen en jaarverslagen over 2005. Dit kan ertoe leiden dat tot het moment van de beoogde salarisverhoging voor ministers het nu nog geldende ministerssalaris ijkpunt zal zijn. Daardoor zal een aanzienlijke categorie publiekgefinancierde topinkomens liggen binnen het bereik van de wet die er enige tijd later weer buiten vallen. Dat kan in de samenleving de nodige vragen oproepen. De Raad adviseert van meet af aan uit te gaan van het normsalaris zoals dat zal gaan gelden na de beoogde verhoging. b. Als criterium voor de openbaarmakingplicht geldt het gemiddelde belastbare loon van een minister. Zoals in de toelichting wordt aangegeven, ontvangen de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken een hogere vaste vergoeding dan de andere ministers. Verder is de compensatie voor de verschuldigde inkomstenbelasting over het gebruik van de dienstauto voor privé-doeleinden niet voor iedere minister gelijk.(zie noot 9) Verdiscontering van ook deze factoren roept de vraag op of hiermee niet een berekening ontstaat die onnodig gedetailleerd is. Zo zou kunnen worden overwogen de (toeslagen van de) salarissen van de Minister-President en van de Minister van Buitenlandse Zaken niet in de berekening te betrekken. Verder zou voor de dienstauto kunnen worden uitgegaan van een forfaitaire waarde, die aansluit bij de gemiddelde waarde van de toegestane dienstauto. De Raad adviseert het voorstel in het licht van het voorgaande nader te bezien, en het zo nodig aan te passen. 3.2 Bescherming van de persoonlijke levenssfeer In de toelichting wordt uiteengezet dat het wetsvoorstel niet in strijd is met artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en evenmin met Richtlijn 95/46 EG (de zogenoemde Privacyrichtlijn) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dienaangaande.(zie noot 10) De Raad kan daarmee instemmen, maar merkt wel op dat openbaarmaking op functiebenaming - zoals het wetsvoorstel voorschrijft - onverlet laat dat het bij de desbetreffende functies veelal eenvoudig zal zijn om achter de functie de persoon te ontdekken. Ook dan betreft het overigens geen persoonsgegevens waarvan de vertrouwelijkheid bescherming verdient. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 3.3 Terminologie In de citeertitel wordt, evenals op een aantal plaatsen in de toelichting, het woord "publiekgefinancierd" gebruikt. Dit is een grammaticaal incorrect neologisme. Blijkens de bewoordingen van de aanhef en de considerans, en de toelichting, gaat het om financiering met publieke middelen; in artikel 5 wordt gesproken over financiering uit publieke middelen. De Raad adviseert het woord "publiekgefinancierd" te vervangen door "uit publieke middelen gefinancierd", en voorts de bewoording in aanhef en de considerans daarmee in overeenstemming te brengen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel tot wijziging van de Waterwet en van de Wet maritiem beheer BES in verband met uitvoering van de wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (mariene geo-engineering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel tot wijziging van de Waterwet en van de Wet maritiem beheer BES in verband met uitvoering van de wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (mariene geo-engineering).Bij Kabinetsmissive van 21 december 2016, no.2016002281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel tot wijziging van de Waterwet en van de Wet maritiem beheer BES in verband met uitvoering van de wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (mariene geo-engineering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Noordelijke Ontsluitingsweg tussen Loonsebaan en Bosscheweg, het gedeelte vanaf 30 meter voor de rotonde Verlengde Loyolalaan tot aan de nog aan te leggen tunnel onder de spoorlijn Den Bosch- Eindhoven, met bijkomende werken in de gemeente Vught.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Noordelijke Ontsluitingsweg tussen Loonsebaan en Bosscheweg, het gedeelte vanaf 30 meter voor de rotonde Verlengde Loyolalaan tot aan de nog aan te leggen tunnel onder de spoorlijn Den Bosch- Eindhoven, met bijkomende werken in de gemeente Vught.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 11 februari 2008, no.RWSCD BJV 2008/1097, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Noordelijke Ontsluitingsweg tussen Loonsebaan en Bosscheweg, het gedeelte vanaf 30 meter voor de rotonde Verlengde Loyolalaan tot aan de nog aan te leggen tunnel onder de spoorlijn Den Bosch- Eindhoven, met bijkomende werken in de gemeente Vught.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de naleving van Europese regelgeving door publieke entiteiten (Wet naleving Europese regelgeving publieke entiteiten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de naleving van Europese regelgeving door publieke entiteiten (Wet naleving Europese regelgeving publieke entiteiten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2009, no.09.000855, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de naleving van Europese regelgeving door publieke entiteiten (Wet naleving Europese regelgeving publieke entiteiten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de taken van de raden voor rechtsbijstand ten aanzien van de verlening van rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging alsmede de regeling van de vergoeding van conflictbemiddeling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de taken van de raden voor rechtsbijstand ten aanzien van de verlening van rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging alsmede de regeling van de vergoeding van conflictbemiddeling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel regelt onder meer dat de kosten, verbonden aan het uitvoeren van een veiligheidsonderzoek bij de vervulling van een vertrouwensfunctie, in rekening worden gebracht bij de (publieke of private) werkgever. Deze doorberekening van de kosten vloeit primair voort uit het streven te komen tot een scherper aanwijzingsbeleid zodat het aantal vertrouwensfuncties afneemt.Jaar19972001200220072011(zie noot 7)Aantal vertrouwensfuncties(zie noot 8)46.58554.19293.13390.09275.557
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Democratische Republiek Ethiopië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen; Addis Abeba, 18 augustus 2014 (Trb. 2014, ), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Democratische Republiek Ethiopië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen; Addis Abeba, 18 augustus 2014 (Trb. 2014, ), met toelichtende nota.Het Protocol sterkt ertoe een anti-misbruikbepaling (zie noot 1) toe te voegen aan het op 10 augustus 2012 met Ethiopië gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (hierna: Verdrag met Ethiopië). (zie noot 2) Daarnaast herstelt het Protocol enkele onjuiste verwijzingen in het bij het Verdrag met Ethiopië behorende Protocol. (zie noot 3) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de goedkeuring van het Protocol, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen, Brussel 20 juni 2002, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen, Brussel 20 juni 2002, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van titel VA van de Wet op de kansspelen (Speelautomatenbesluit 1999).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van titel VA van de Wet op de kansspelen (Speelautomatenbesluit 1999).Bij Kabinetsmissive van 10 november 1999, no.99.005218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels ter uitvoering van titel VA van de Wet op de kansspelen (Speelautomatenbesluit 1999). Het ontwerpbesluit strekt tot uitwerking van de bepalingen uit titel VA van de Wet op de kansspelen (hierna: de wet(zie noot 1)), die met het oog op het voorkomen van problematisch speelgedrag recent ingrijpende wijziging heeft ondergaan. Het ontwerpbesluit vervangt het Speelautomatenbesluit van 1 december 1997 (hierna: het oude besluit) en bevat onder meer bepalingen over leges en aangescherpte en deels nieuwe technische eisen voor (modellen van) kansspelautomaten. Nieuw ten opzichte van het oude besluit zijn tevens de bepalingen met betrekking tot het zedelijk gedrag van de aanvrager van een aanwezigheids- of exploitatievergunning en met betrekking tot de handhaving van de leeftijdsgrens voor toegang tot speelautomatenhallen. In het besluit worden uit het oogpunt van het voorkomen van gokverslaving, fraude en misbruik, strengere eisen gesteld dan in het oude besluit. De Raad van State kan zich vinden in het ontwerpbesluit, behoudens enkele opmerkingen. Zij hebben in het bijzonder betrekking op de keuze van het moment van indiening van het besluit alsmede de bepalingen met betrekking tot de leges en de zedelijkheidseisen. 1. Uit de nota van toelichting blijkt dat op korte termijn een wijziging van de wet zal worden voorgesteld om een wettelijke basis te creëren voor locatiegebonden tellersystemen en de modeltoelating van deze systemen. Daarbij wordt aangegeven dat het in de bedoeling ligt om deze tellersystemen tegelijkertijd met de introductie van de euro (1 januari 2002) in te voeren om de speelautomatenbranche een extra ombouwslag te besparen(zie noot 2). De toelichting(zie noot 3) geeft er evenwel geen blijk van dat bij de beoordeling van de financiële gevolgen van het ontwerpbesluit voor het bedrijfsleven rekening is gehouden met het feit dat ook dit besluit voor 1 januari 2002 als gevolg van de voorgenomen wetswijziging en de invoering van de euro opnieuw zal moeten worden gewijzigd noch dat een afweging heeft plaatsgevonden tussen enerzijds de noodzaak om vooruitlopend daarop nu reeds nieuwe dan wel aangescherpte technische eisen aan speelautomaten te stellen en anderzijds het belang van het bedrijfsleven om niet binnen korte tijd twee keer tot een aanpassing van speelautomaten te moeten overgaan. De Raad adviseert om, mede gelet op aanwijzing 212, inleiding en onder e, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, in de toelichting nader uiteen te zetten waarom vooruitlopend op deze toekomstige wijzigingen tot vervanging van het oude besluit wordt overgegaan en wat daarvan de financiële gevolgen zijn voor het bedrijfsleven. 2. Artikel 3 bepaalt welke maximale gemeentelijke leges als bedoeld in artikel 30d, derde lid, van de wet, de aanvrager van een aanwezigheidsvergunning verschuldigd is. In de memorie van toelichting op artikel 30d, derde lid, van de wet wordt in verband met de doorberekening van kosten van toelating en post-toelating in de leges gesteld, dat deze de werkelijke kosten niet mogen overschrijden en dat de doorberekende kosten direct gerelateerd moeten zijn aan de aanvraag en afgifte van de vergunning en het toezicht op de naleving van de ingevolge Titel Va geldende voorschriften(zie noot 4). Uit de nota van toelichting blijkt dat onderzoek heeft uitgewezen dat de werkelijke kosten die gemeenten moeten maken lager zijn dan de legesmaxima op grond van het oude besluit(zie noot 5). Niettemin worden de legesmaxima uit het oude besluit in artikel 3 gehandhaafd. De reden hiervoor is, zo blijkt, dat de werkzaamheden van de gemeenten als gevolg van het ontwerpbesluit zullen worden uitgebreid. Hierbij tekent de Raad het volgende aan. Artikel 3 bepaalt uitsluitend welke leges gemeenten ten hoogste in rekening kunnen brengen en biedt op zichzelf geen garantie dat gemeenten daarbij de werkelijke kosten als uitgangspunt zullen nemen. Daarbij komt dat een aantal bijkomende werkzaamheden die volgens de nota van toelichting voor gemeenten uit het ontwerpbesluit zullen voortvloeien, te weten het opbouwen van kennis over speelautomaten en gokverslaving, niet kunnen worden aangemerkt als (post)toelatingsactiviteiten waarvan uitsluitend de vergunninghouders een specifiek toerekenbaar profijt hebben. Dit is evenwel een aspect voor de doorberekening van de uit deze activiteiten voortvloeiende kosten, waaraan in het rapport Maat houden grote betekenis wordt toegekend(zie noot 6). De Raad is van mening dat in de toelichting beter tot uitdrukking dient te worden gebracht hoe verzekerd wordt dat aan belanghebbenden uitsluitend de werkelijke en individueel toerekenbare kosten in rekening zullen worden gebracht. Geadviseerd wordt de toelichting in deze zin aan te passen. 3. In artikel 4, eerste lid, onder b, wordt overeenkomstig artikel 5, tweede lid, onder b, van de Drank- en Horecawet, de eis gesteld dat de aanvrager niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. In de toelichting wordt hierover opgemerkt, dat dit criterium in elk individueel geval zal moeten worden getoetst door de vergunningverlener. Welke toetsingscriteria de vergunningverlener hiervoor, los van de overige in artikel 4 gestelde zedelijkheidseisen, zou moeten hanteren, vermeldt het wetsvoorstel echter niet; ook de toelichting zwijgt erover. Daarmee krijgt deze bepaling het karakter van een (te) ruime vangnetbepaling. Met het oog op de rechtszekerheid en de belangen van justitiabelen dient te worden toegelicht wat de zelfstandige betekenis van deze eis is ten opzichte van de overige in artikel 4 gestelde zedelijkheidseisen en hoe daaraan door de vergunningverlener in de praktijk invulling zal moeten worden gegeven. 4. De zedelijkheidseisen dienen, zo blijkt uit de nota van toelichting(zie noot 7), op grond van artikel 4, achtste lid, ook ten aanzien van bedrijfsleiders en beheerders van hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen te gelden. Artikel 4, achtste lid, komt echter niet overeen met deze bedoeling en is overigens op zichzelf beschouwd onduidelijk. De koppeling die in deze bepaling gelegd wordt tussen personen aan wie een aanwezigheidsvergunning wordt geweigerd en het zijn van bedrijfsleider of beheerder gaat eraan voorbij dat deze personen niet noodzakelijkerwijs samenvallen en miskent daarmee dat het gelet op artikel 30d, vierde lid, onder a, van de wet, in de bedoeling ligt om aan bedrijfsleiders en beheerders als zodanig zedelijkheidseisen te stellen. Tegen deze achtergrond adviseert de Raad het artikellid te verduidelijken. 5. In de artikelen 12 en 13 worden eisen gesteld aan het model van kansspelautomaten bestemd voor hoogdrempelige inrichtingen respectievelijk speelautomatenhallen. Deze eisen hebben primair tot doel problematisch speelgedrag alsmede fraude en misbruik te voorkomen. Tegen deze achtergrond wekt artikel 13, eerste lid, onderdeel aa, verbazing. Daarin wordt bepaald dat bij aansluiting van een kansspelautomaat aan een gekoppeld-jackpotsysteem de prijs die kan worden toegekend, niet meer mag bedragen dan f.5.000,-. Uit de toelichting blijkt dat met het oog op het terugdringen van het verlokkend effect van een dergelijk hoog prijzenbedrag een bepaling is opgenomen om te voorkomen dat de gekoppelde jackpot te snel hoge prijzen uitkeert (artikel 13, eerste lid, onderdeel ee)(zie noot 8). De Raad is er niet van overtuigd dat deze maatregel uit het oogpunt van preventie van gokverslaving als afdoende kan worden beschouwd en meent dat het vaststellen van een lager bedrag meer voor de hand zou hebben gelegen, temeer omdat onder het oude Speelautomatenbesluit dergelijke systemen niet meer dan f 50,- mochten uitkeren. Geadviseerd wordt om in ieder geval de toelichting aan te vullen en artikel 13, eerste lid, onderdeel aa, te heroverwegen. 6. Artikel 20, derde lid, voorziet in overgangsrecht voor aanvragen om modeltoelating van speelautomaten die zijn ingediend voor het tijdstip waarop het ontwerpbesluit is bekendgemaakt(zie noot 9) en waarop op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit nog geen beslissing is genomen. Op deze aanvragen dient overeenkomstig het oude recht te worden beslist. Voor aanvragen om modeltoelating die na de publicatie en voor inwerkingtreding van het besluit zijn ingediend wordt, overeenkomstig de hoofdregel van het overgangsrecht, uitgegaan van onmiddellijke werking. Deze worden beoordeeld overeenkomstig het nieuwe recht. Het feit dat voor de eerste categorie aanvragen voorzien wordt in eerbiedigende werking, valt naar het oordeel van de Raad niet zonder meer te begrijpen, gelet op het overgangsbeleid dat voor bestaande modeltoelatingen gehanteerd zal worden. Uit de toelichting blijkt immers dat als gevolg van inwerkingtreding van het nieuwe besluit de minister de bestaande modeltoelatingen voor alle kansspelautomaten en een aantal behendigheidsautomaten zal intrekken i>(zie noot 10) en voornemens is daarbij per concreet geval een overgangstermijn van ten hoogste één jaar aan te geven waarin nog niet aan de voorschriften uit het besluit behoeft te worden voldaan(zie noot 11).Tegen deze achtergrond valt de keuze voor het overgangsrecht als neergelegd in artikel 20, derde lid, niet goed te begrijpen. Artikel 30s, eerste lid, aanhef en onder b, van de wet brengt immers met zich dat ook de besluiten tot modeltoelating die na inwerkingtreding van het besluit overeenkomstig het oude recht tot stand zijn gekomen, al dan niet onder toepassing van artikel 30t, derde lid, van de wet, zullen moeten worden ingetrokken. Gelet daarop adviseert de Raad voor de bedoelde categorie aanvragen te voorzien in onmiddellijke werking en mitsdien artikel 20, derde lid, te heroverwegen. 7. Uit de toelichting blijkt dat het ontwerpbesluit ingevolge artikel 8 van richtlijn nr.98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de EU van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204)(zie noot 12) is genotificeerd aan de Europese Commissie. Het ontwerpbesluit is tevens ingevolge artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen genotificeerd aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235). De Raad gaat ervan uit dat het ontwerpbesluit nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie, van de lidstaten dan wel van (de leden van) de Wereldhandelsorganisatie aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige aard, en dat de reacties aan hem zullen worden toegezonden. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de bestuurlijke structuur en de financieringsstructuur van waterschappen (Wet modernisering waterschapsbestel), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de bestuurlijke structuur en de financieringsstructuur van waterschappen (Wet modernisering waterschapsbestel), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor de beroepsopleidende leerweg in het buitenland, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor de beroepsopleidende leerweg in het buitenland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag betreffende de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank; Beijing, 29 juni 2015, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag betreffende de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank; Beijing, 29 juni 2015, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 30 juli 2015, no.2015001312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag betreffende de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank; Beijing, 29 juni 2015, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2007, no.07.002635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de bijzondere positie van gemeentelijke vervoerbedrijven in relatie tot de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer en enkele technische wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de bijzondere positie van gemeentelijke vervoerbedrijven in relatie tot de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer en enkele technische wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Huisvestingsbesluit (nadere regels inzake splitsing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Huisvestingsbesluit (nadere regels inzake splitsing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere huurmaatregelen tot verdere bevordering van de doorstroming op de huurmarkt (Wet doorstroming huurmarkt 2015), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere huurmaatregelen tot verdere bevordering van de doorstroming op de huurmarkt (Wet doorstroming huurmarkt 2015), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 november 2015, no.2015001915, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere huurmaatregelen tot verdere bevordering van de doorstroming op de huurmarkt (Wet doorstroming huurmarkt 2015), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Wijziging Rijksoctrooiwet eigendomsrechten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Wijziging Rijksoctrooiwet eigendomsrechten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot bepaalde inkomsten van natuurlijke personen en tot het vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 46), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot bepaalde inkomsten van natuurlijke personen en tot het vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 46), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2010, no.10.001381, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot bepaalde inkomsten van natuurlijke personen en tot het vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 46), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 en het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 en het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2000, no.00.004427, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 en het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen.Met het ontwerpbesluit worden wijzigingen aangebracht in het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 (Bgdm 1998) en het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen (Bgom). Deze strekken ertoe om ter nadere uitvoering van de Nitraatrichtlijn(zie noot 1) de belasting van de bodem en het water door stikstofverbindingen afkomstig uit dierlijke meststoffen, overige organische meststoffen en stikstofkunstmest verder terug te dringen. Daartoe worden voorschriften gegeven ter (nadere) regulering van het gebruik van meststoffen overeenkomstig de goede landbouwpraktijk, waarbij rekening wordt gehouden met onder meer de bodemgesteldheid, grondsoort, klimaatomstandigheden, neerslag en irrigatie, en voorzien in voorschriften inzake het gebruik van meststoffen op steile hellingen en op drassig, bevroren of met sneeuw bedekt land. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van opmerkingen over de wijze waarop de Nitraatrichtlijn op enkele onderdelen wordt geïmplementeerd. Voorts plaatst hij kanttekeningen van wetstechnische aard.1. De implementatie van de Nitraatrichtlijna. In paragraaf 2 van de nota van toelichting wordt aan de hand van de brief waarin de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: de Commissie) Nederland terzake van de uitvoering van de Nitraatrichtlijn in gebreke heeft gesteld, uiteengezet op welke punten in het ontwerpbesluit nadere uitvoering aan die richtlijn wordt gegeven. Daarbij wordt niet ingegaan op het oordeel van de Commissie dat de keuze van een periode van vijf maanden waarin het niet geschikt is om meststoffen op of in de bodem te brengen gelet op de klimatologische omstandigheden in Nederland onvoldoende is.(zie noot 2) Aangezien het ontwerpbesluit op dit punt geen wijziging inhoudt, zal in de nota van toelichting moeten wordenuiteengezet op welke wijze de door de Commissie bedoelde problemen worden ondervangen.b. De Commissie heeft het verbod om dierlijke meststoffen op bevroren of met sneeuw bedekt land te brengen eerder(zie noot 3) (impliciet) geaccepteerd als voldoende maatregel met betrekking tot het op of in de bodem brengen van meststoffen waarbij rekening wordt gehouden met klimaatomstandigheden. In het Nederlandse antwoord op de eerdere schriftelijke aanmaning van de Commissie werd kennelijk van hetzelfde standpunt uitgegaan. Toch wordt nu in artikel 3, tweede lid (artikel I, onderdeel E), een uitzondering op deze maatregel gemaakt die "niet rechtstreeks verband houdt met de Nitraatrichtlijn".(zie noot 4) Verwacht had mogen worden dat de toelichting op deze "omslag" zou ingaan en dat daarin duidelijk zou worden uiteengezet dat de implementatie van de Nitraatrichtlijn hierdoor niet in gevaar komt. De Raad meent dat de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel E, daartoe te summier is en adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.c. De regeling van het gebruik van meststoffen op hellingen is blijkens paragraaf 5 van de nota van toelichting vooral ingegeven door de noodzaak (verdere) erosie van hellingen en daarmee samenhangende overbemesting van lager gelegen gronden te voorkomen. Daarbij wordt ook het risico van afspoeling naar het oppervlaktewater vermeld (slot derde en vijfde tekstblok). Het college wijst erop dat afspoeling naar plaatselijk aanwezig oppervlaktewater ook aan de orde kan zijn in gevallen waarin (nog) geen sprake is van erosie van de bodem of gevaar daarvoor, zoals bijvoorbeeld bij bemesting van grasland op steile hellingen of op minder steile hellingen met afwateringsgeultjes - ook wanneer die minder dan 30 centimeter diep zijn - naar sloten. Mede gelet op het commentaar van de Technische commissie bodembescherming(zie noot 5) zal de implementatie van de Nitraatrichtlijn op dit punt nader moeten worden bezien.2. Wettelijke grondslag en verhouding tot Lozingenbesluit open teelt en veehouderijNu het ontwerpbesluit blijkens paragraaf 5 van de nota van toelichting en de toelichting op artikel I, onderdeel E, er mede toe strekt afspoeling van meststoffen van hellingen en drassig land naar oppervlaktewater te voorkomen, zal het niet uitsluitend op de Wet bodembescherming kunnen worden gebaseerd maar zal de grondslag daarvoor tevens moeten worden gevonden in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De aanhef van het ontwerpbesluit zal daarom moeten worden aangevuld.Inmiddels zijn reeds algemene regels ter voorkoming van afspoeling van meststoffen naar oppervlaktewater opgenomen in het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (zie bijvoorbeeld artikel 18 van dat besluit). Ten onrechte gaat de toelichting niet in op de samenhang en de raakvlakken tussen de betrokken besluiten. Uit een oogpunt van toegankelijkheid van regelgeving zou dit alsnog moeten gebeuren.Overige opmerkingen3. In de voorgestelde definitiebepalingen voor "gebruiken" (van meststoffen) (de artikelen I, onderdeel A, en II, onderdeel A) wordt volstaan met de omschrijving "op of in de bodem brengen" (ook het aanleggen van een mestvaalt valt hieronder), terwijl wordt bedoeld de verspreiding van meststoffen op of in de bodem te regelen. In artikel 2, onder h, van de Nitraatrichtlijn wordt ook van verspreiding, injectie, onderwerken of vermenging met de oppervlaktelagen uitgegaan. Teneinde ook misverstanden met betrekking tot de verhouding tot de regeling van afvalstoffen te vermijden, adviseert het college de tekst van de Nitraatrichtlijn te volgen.4. Met het ontwerpbesluit worden aan de te wijzigen besluiten nieuwe verbodsbepalingen toegevoegd. Daardoor ontstaat een geheel van verbodsbepalingen waarvan de onderlinge verhouding niet op voorhand duidelijk is. Als voorbeeld verwijst de Raad naar de uitzondering van het verbod in het gewijzigde artikel 3, tweede lid, Bgdm 1998 (artikel I, onderdeel E). Ingevolge dat artikel is het verbod om dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken indien de bodem geheel of gedeeltelijk bevroren is of geheel of gedeeltelijk bedekt met sneeuw, niet van toepassing op het gebruik van vaste dierlijke meststoffen op grasland. Dezelfde uitzondering is geregeld voor het gebruik van compost en zwarte grond (wijziging van artikel 28 Bgom; artikel II, onderdeel D). Omdat deze uitzondering betrekking heeft op situaties die zich voordoen binnen gebruiksperioden die elders in de genoemde besluiten worden geregeld, lijkt zij ook een beperking van de reikwijdte van de daarvoor gestelde verboden in te houden. De Raad adviseert de onderlinge verhouding van de in de besluiten gestelde verboden duidelijker aan te geven, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de toevoeging "onverminderd" (aanwijzing 85 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).5. Uit het samenstel van de artikelen 6b Bgdm 1998 en 34b Bgom en bijlage A bij het ontwerpbesluit kan niet worden opgemaakt met welke nauwkeurigheidsgraad hellingen moeten worden vastgelegd, dus welke de minimumschaal is en van welke begrenzingen moet worden uitgegaan. In de genoemde bijlage lijken slechts voorbeelden te worden gegeven. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk wanneer in een bepaald geval sprake is van een weg te middelen kuil of van twee afzonderlijk in aanmerking te nemen hellingen. Het ontwerpbesluit zal op dit punt moeten worden verduidelijkt.6. Uit de toelichting blijkt dat het ontwerpbesluit ingevolge artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de EU van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204)(zie noot 6) is genotificeerd aan de Europese Commissie van de EG. Het ontwerpbesluit is tevens ingevolge artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech totstandgekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen genotificeerd aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie (Trb.1994, 235). De Raad gaat ervan uit dat het ontwerpbesluit nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie, van de lidstaten dan wel van (de leden van) de Wereldhandelsorganisatie aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige aard, en dat de reacties aan hem zullen worden toegezonden.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Wet VPB-pakket 2006), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten (Wet VPB-pakket 2006), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, het Bijdragebesluit zorg en het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering om mogelijk te maken dat verblijfszorg ook buiten de instelling wordt verleend, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, het Bijdragebesluit zorg en het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering om mogelijk te maken dat verblijfszorg ook buiten de instelling wordt verleend, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2007, no.07.000167, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, het Bijdragebesluit zorg en het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering om mogelijk te maken dat verblijfszorg ook buiten de instelling wordt verleend, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met invoering van een eigen bijdrage voor farmaceutische zorg en wijziging van de eigen bijdragen voor AWBZ-zorg.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met invoering van een eigen bijdrage voor farmaceutische zorg en wijziging van de eigen bijdragen voor AWBZ-zorg.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot rampbestrijdingsplannen voor vliegtuigongevallen op luchtvaartterreinen en de beoefening daarvan (Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot rampbestrijdingsplannen voor vliegtuigongevallen op luchtvaartterreinen en de beoefening daarvan (Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, de Zeebrievenwet en enkele andere wetten in verband met het Europese recht op vrije vestiging, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, de Zeebrievenwet en enkele andere wetten in verband met het Europese recht op vrije vestiging, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 november 2005, no. 05.004102, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, de Zeebrievenwet en enkele andere wetten in verband met het Europese recht op vrije vestiging, met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe de wettelijke voorwaarden voor de verkrijging van de hoedanigheid van Nederlands schip en, in verband hiermee, de afgifte van een zeebrief ten behoeve van een zeeschip, met het recht de Nederlandse vlag op dat schip te voeren, in overeenstemming te brengen met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (verder: het Hof) van 14 oktober 2004 inzake de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het Koninkrijk der Nederlanden, zaak C-299/02. De Raad kan zich met de strekking van het wetsvoorstel verenigen, maar maakt onder meer enkele opmerkingen, enerzijds in verband met de Koninkrijksaspecten en anderzijds in verband met de aanpassingen naar aanleiding van het arrest van het Hof. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. De wijze waarop in het wetsvoorstel gevolg is gegeven aan het arrest van het Hof Uit de overwegingen van het arrest van het Hof blijken duidelijk de bezwaren van het Hof tegen de Nederlandse wettelijke regeling met betrekking tot de verlening van de Nederlandse nationaliteit aan zeeschepen. Het Hof acht de voorwaarden die worden gesteld met betrekking tot de nationaliteit en woonplaats in strijd met het in het gemeenschapsrecht verankerde recht van vrije vestiging. Deze voorwaarden kunnen volgens het Hof niet gerechtvaardigd worden met een beroep op de noodzaak tot uitoefening van een doeltreffend toezicht en effectieve rechtsmacht op het schip in verband met het vereiste van een wezenlijke band tussen het schip en de vlaggestaat ingevolge de artikelen 91, eerste lid, en 94, eerste lid, van het VN Zeerechtverdrag.(zie noot 1) Zoals het Hof in rechtsoverweging 21 van zijn arrest opmerkt, kan de Nederlandse wettelijke regeling haar rechtvaardiging niet vinden in de noodzaak een doeltreffend toezicht en een effectieve rechtsmacht over schepen die de Nederlandse vlag voeren uit te oefenen, nu zij niet geschikt is deze doelstellingen te verwezenlijken en verder gaat dan nodig is om deze te bereiken. Het valt, aldus het Hof, moeilijk in te zien in welk opzicht de structuur van het aandelenkapitaal of van de bestuursorganen van de vennootschappen die eigenaar van het schip zijn, dan wel de nationaliteit van de vertegenwoordiger ter plaatse van invloed kunnen zijn op de uitoefening van een doeltreffend toezicht op het schip. Volgens het Hof (rechtsoverweging 25) kan worden volstaan met de bepaling dat het beheer van het schip wordt verzekerd vanuit een vestiging in Nederland door een persoon die de bevoegdheid bezit om de eigenaar van het schip te vertegenwoordigen. In de voorgestelde nieuwe artikelen 311 van het Wetboek van Koophandel en 3 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting blijft het nationaliteitscriterium nog steeds een rol spelen, maar dan buiten het gebied dat door het gemeenschapsrecht wordt bestreken. Volgens beide artikelen kunnen schepen van reders en rompbevrachters die de nationaliteit bezitten van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland en vennootschappen en rechtspersonen, niet zijnde een vennootschap, waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie, van een van de landen, eilanden of gebieden, bedoeld in artikel 299, tweede tot en met vijfde lid en zesde lid, onder c, van het EG-verdrag, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland toepasselijk is, worden aangemerkt als een Nederlands schip, respectievelijk worden ingeschreven in het rompbevrachtingsregister. Een en ander geeft de Raad aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. Ten aanzien van natuurlijke personen is nationaliteit alleen niet doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag of zij rechten kunnen ontlenen aan de bepalingen inzake het recht van vestiging. Zo heeft een persoon uit een derde land, die gezinslid is van een burger van de Unie die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer, een afgeleid recht van vestiging. In dit verband kan worden verwezen naar artikel 23 van richtlijn 2004/38/EG. Op grond van het arrest van het Hof in de zaak Singh (zaak C-370/90) kunnen deze personen reeds over dit recht beschikken, ook al moet deze bepaling pas uiterlijk 30 april 2006 in het nationale recht van de lidstaten zijn geïmplementeerd. Hiermee is geen rekening gehouden. b. In het voorstel is ook geen rekening gehouden met vestigingsrechten die voortvloeien uit door de Europese Unie gesloten akkoorden, zoals het Akkoord met Bulgarije (Pb 1994 L 358.) Een nauwkeurige opsomming van alle in dit verband relevante regelingen is echter omslachtig en zal aanpassing behoeven, als er nieuwe akkoorden worden gesloten die van invloed zijn op de vrijheid van vestiging. Weliswaar kan worden gedacht aan een dynamische verwijzing, maar dit betekent dat de praktijk wordt opgezadeld met een weinig doorzichtige regeling. c. Gekozen is voor een wettelijk systeem dat ten aanzien van bepaalde landen geen nationaliteitscriterium inhoudt en ten aanzien van andere landen wel. De motivering voor deze keuze is niet overtuigend. In het tweede tekstblok van paragraaf 3 van de memorie van toelichting wordt gewezen op de bescherming die de Europese vennootschapsrichtlijnen zouden bieden aan crediteuren van de betrokken reders. Wat er ook zij van dit argument, het houdt, zoals in paragraaf 3 van de memorie van toelichting wordt erkend, geen verband met het vereiste van de "genuine link". In dit verband wordt gewezen op de betreffende overweging in het arrest van het Hof en de conclusie van de Advocaat-Generaal Léger bij het arrest. De Raad concludeert dat de wettelijke regeling en in het bijzonder artikel 311, eerste lid, onderdeel a, van het Wetboek van Koophandel nog steeds het risico inhoudt dat zij op gespannen voet staat met de regels inzake de vrijheid van vestiging, die in het arrest centraal staat. Om wel volledig te voldoen aan het gemeenschapsrecht, zou een aanpassing van onderdeel a nodig zijn die de regeling voor de praktijk weinig doorzichtig zou maken. Dit onderdeel is bovendien niet nodig voor een effectief toezicht op en de vestiging van rechtsmacht ten aanzien van Nederlandse zeeschepen. De Raad adviseert onderdeel a van het eerste lid van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel en onderdeel a van artikel 3 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting te schrappen. Als gevolg van deze wijziging zullen ook het derde en vierde lid van het voorgestelde artikel 311 van het Wetboek van Koophandel moeten worden aangepast. 2. Koninkrijksaspecten De Raad heeft er herhaaldelijk op gewezen dat ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, van het Statuut de regeling van de nationaliteit van zeeschepen een aangelegenheid van het Koninkrijk is en daarom bij rijkswet dient te worden geregeld. Met het voorstel van een rijkskaderwet zeeschepen - waarover de Raad van State van het Koninkrijk in december 2003 advies heeft uitgebracht - beoogde de rijksregering verandering te brengen in de huidige situatie dat de nationaliteit van zeeschepen per land afzonderlijk is geregeld. Het is de Raad niet bekend of, en zo ja, wanneer een voorstel van rijkskaderwet bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De Raad acht, gelet op het Statuut, regeling van de nationaliteit van zeeschepen bij rijkswet noodzakelijk. De regering baseert haar keuze om zich te beperken tot aanpassing van de huidige regeling in het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting mede op de aanmaning van de Europese Commissie van 7 juli 2005 wegens het niet gevolg geven door Nederland aan het arrest van het Hof. De regering acht spoed geboden. De Raad kan de regering in dit geval in haar keuze volgen, maar is van mening dat binnen afzienbare tijd de voorgestelde regeling gevolgd zal moeten worden door een regeling bij rijkswet. De Raad adviseert in de memorie van toelichting hiervan mededeling te doen. 3. De rederij van een schip Volgens artikel 8:163 BW kan in iedere rederij een boekhouder worden aangesteld. De boekhouder is degene die voor rekening van de rederij het beheer voert over het schip. Het ligt voor de hand dat de boekhouder, indien hij in Nederland gevestigd is of aldaar kantoor houdt, gewoonlijk optreedt als iemand die voldoet aan hetgeen in artikel 311, eerste lid, onder b tot en met d, van het Wetboek van Koophandel is bepaald. De Raad adviseert op dit punt in de memorie van toelichting nader in te gaan. 4. Schepen die uitsluitend voor privé-gebruik dienen In het vierde lid van het voorgestelde artikel 311 van het Wetboek van Koophandel wordt bepaald dat een schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, een Nederlands schip is indien wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, en er in Nederland aan de wal een vertegenwoordiger is die bij voortduring bereikbaar is en beschikt over de bevoegdheden om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is. Deze voorwaarde ligt wellicht voor de hand voor schepen van organisaties, bijvoorbeeld opleidingsschepen, maar niet voor plezierjachten die eigendom zijn van natuurlijke personen. De Raad betwijfelt of men in redelijkheid van eigenaren van plezierjachten kan verlangen dat zij een walorganisatie in Nederland opzetten en onderhouden. De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader uiteen te zetten op welke wijze hiervoor een oplossing kan worden gevonden. 5. Overgangsperiode In artikel VI van het wetsvoorstel wordt een overgangsperiode voorgesteld van twee jaar ten aanzien van zeeschepen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet te boek staan in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 2 van het BW. Pas na deze periode dient te worden voldaan aan de nieuwe eisen van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel. De Raad is van oordeel dat de toelichting onvoldoende ingaat op de noodzaak van het opnemen van een dergelijke overgangsregeling. Het wetsvoorstel strekt er immers toe de relevante nationale wetgeving met spoed in overeenstemming te brengen met een Europeesrechtelijke verplichting die voortvloeit uit een arrest van het Hof. De voorgestelde wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel lijken bovendien een versoepeling van de voorwaarden in te houden waaronder een zeeschip kan worden aangemerkt als een Nederlands zeeschip en als zodanig ingeschreven kan worden, zodat een behoefte aan een overgangsregeling niet zonder meer voor de hand ligt. Bovendien blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat met de uitvoering van een arrest onmiddellijk een begin moet worden gemaakt en dat deze zo snel mogelijk moet worden voltooid.(zie noot 2) De Raad adviseert de overgangsregeling nader te bezien. De Raad geeft U in overweging het voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014-2022 vanwege de uitbreiding van het aantal experimenten met doorlopende leerlijnen en aanpassing van de studieduur en inrichting van die leerlijnen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014-2022 vanwege de uitbreiding van het aantal experimenten met doorlopende leerlijnen en aanpassing van de studieduur en inrichting van die leerlijnen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2015, no.2015001189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014-2022 vanwege de uitbreiding van het aantal experimenten met doorlopende leerlijnen en aanpassing van de studieduur en inrichting van die leerlijnen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2012, no.12.003076, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet houdende de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 215 en 244 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 215 en 244 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2014, no.2014000406, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand, met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot wijziging van de Wet op de kansspelen (Wok), de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met de regulering van kansspelen op afstand. Het voorstel vloeit voort uit het regeerakkoord. Blijkens de toelichting is dit voorstel een tweede stap in de modernisering van het kansspelbeleid na de instelling van de kansspelautoriteit in 2012. De toelichting kondigt aan dat de volgende stap onder andere het privatiseren van Holland Casino zal zijn. Verder is de regering voornemens het monopolie op de landgebonden sportweddenschappen op te heffen en wordt een herziening van het loterijstelsel voorbereid.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling (Besluit stimulering duurzame energieproductie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling (Besluit stimulering duurzame energieproductie).Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2007, no.07.002406, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling (Besluit stimulering duurzame energieproductie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen, de Participatiewet en de Wet op de huurtoeslag in verband met het toekennen van een inkomensondersteuning aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet en intrekking van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen, de Participatiewet en de Wet op de huurtoeslag in verband met het toekennen van een inkomensondersteuning aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet en intrekking van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2014, no.2014001368, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen, de Participatiewet en de Wet op de huurtoeslag in verband met het toekennen van een inkomensondersteuning aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet en intrekking van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Monaco inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; 's-Gravenhage, 11 januari 2010 (Trb. 2010, 37), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Monaco inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; 's-Gravenhage, 11 januari 2010 (Trb. 2010, 37), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2010, no.10.001146, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Monaco inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; 's-Gravenhage, 11 januari 2010 (Trb. 2010, 37), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning wat betreft de wijze waarop een aanspraak op een individuele voorziening waarmee beoogd wordt een persoon in staat te stellen een huishouden te voeren tot gelding kan worden gebracht en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning wat betreft de wijze waarop een aanspraak op een individuele voorziening waarmee beoogd wordt een persoon in staat te stellen een huishouden te voeren tot gelding kan worden gebracht en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2008, no.08.002065, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning wat betreft de wijze waarop een aanspraak op een individuele voorziening waarmee beoogd wordt een persoon in staat te stellen een huishouden te voeren tot gelding kan worden gebracht en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over het instrument van de "immediate measure" van het Europees Comité voor Sociale Rechten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over het instrument van de "immediate measure" van het Europees Comité voor Sociale Rechten.Bij brief van 15 november 2013 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hem van voorlichting te dienen over het instrument van de "immediate measure" van het Europees Comité voor Sociale Rechten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2008, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2008, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2007, no.07.002732, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2008, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het veilig en ongestoord gebruik van hoofdspoorwegen (Besluit spoorverkeer), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het veilig en ongestoord gebruik van hoofdspoorwegen (Besluit spoorverkeer), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met toelichting.Bij kabinetsmissive van 1 juni 2010, no.10.001484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met onder meer de toepasselijkheid van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ten aanzien van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met onder meer de toepasselijkheid van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ten aanzien van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2001, no.01.003631, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget.Het voorstel van wet strekt tot invoering dan wel wijziging in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) van bepalingen betreffende de inrichting, de uitvoering en de bekostiging van het zogenaamde zorgbudget voor het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs binnen het voortgezet onderwijs. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel naast een aantal opmerkingen van technische aard een opmerking over het geven van voorschriften omtrent de vaststelling en uitkering van het budget als bedoeld in artikel 77, vierde lid, WVO bij ministeriële regeling zoals in het overgangsartikel II is voorgesteld. De Raad heeft daar gelet op de aard van de te regelen materie bezwaar tegen. Voorts wordt aanpassing van het wetsvoorstel geadviseerd in verband met de te verwachten inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) met ingang van 1 januari 2002. Bovendien wordt een opmerking gemaakt over de in het wetsvoorstel opgenomen wachttijd die zal gelden voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 27, lid 1a, onder b en c, WVO die praktijkonderwijs willen gaan volgen. Het college is van oordeel dat in verband met de genoemde punten aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. In het overgangsartikel III wordt voorgesteld de voorschriften omtrent de vaststelling en uitkering van het budget als bedoeld in het nog niet in werking getreden artikel 77, vierde lid, WVO(zie noot 1) voor het eerste schooljaar van het leerwegondersteunend- en het praktijkonderwijs, dat aanvangt op 1 augustus 2002, te regelen bij ministeriële regeling indien het niet meer mogelijk is dit te doen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. De reden daarvoor is volgens de toelichting op het overgangsartikel dat het wellicht niet meer voor het eerste schooljaar mogelijk is de in artikel 77, vierde lid, WVO voorgeschreven algemene maatregel van bestuur die het zorgbudget vaststelt vanwege de daaraan verbonden voorgeschreven voorhangprocedure tijdig in het Staatsblad te plaatsen. Daarbij wordt nog opgemerkt dat van het overgangsartikel alleen gebruik wordt gemaakt indien die tijdige plaatsing niet haalbaar is. Nog daargelaten dat een algemene maatregel van bestuur, ook al is daar een voorhangprocedure aan gekoppeld, snel tot stand kan worden gebracht, heeft het college er ernstig bezwaar tegen dat bekostigingsregels voorzover het de basisregels betreft bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Daarbij wijst de Raad erop dat, mede gelet op aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar), delegatie aan de minister op grond van de aard van de te regelen materie te ver gaat. In verband hiermee adviseert de Raad artikel III in het voorstel van wet achterwege te laten.2. In artikel VI, de inwerkingtredingsbepaling, wordt voorzover het betreft de onderdelen I en II geen rekening gehouden met de Trw. In het eerste lid wordt bepaald dat de artikelen II en III in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. In het tweede lid wordt bepaald dat de daar opgesomde bepalingen in werking treden met ingang van 1 augustus 2002. In verband met de inwerkingtreding van de Trw op 1 januari 2002, dient overwogen te worden, de tekst van artikel VI, eerst en tweede lid, te wijzigen in die zin dat de daarin opgesomde bepalingen in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip (aanwijzing 178, model C, Ar) dan wel op de eerste dag van de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst (aanwijzing 178, aangepast model A, Ar).Voorzover dat voor wat betreft de in het eerste lid opgesomde bepalingen vanwege de spoedeisendheid van de invoering tot onoverkomelijke problemen stuit, geeft de Raad in overweging dat lid te wijzigen in die zin dat de daarin opgesomde bepalingen onder toepassing van artikel 16 Trw inwerking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.3. In artikel I, onder E, wordt voor een vreemdeling als bedoeld in artikel 27, lid 1a, onder b of c, WVO een wachttijd van een jaar na de toelating tot het voortgezet onderwijs voorgesteld alvorens die met het praktijkonderwijs mag beginnen. De wachttijd wordt volgens de toelichting op artikel I, onder E, ingevoerd om te voorkomen dat vreemdelingen die geen leerproblemen maar wel taalproblemen hebben in het praktijkonderwijs worden geplaatst. De Raad heeft hiervoor begrip indien die zin zo moet worden verstaan dat de wachttijd niet geldt voor vreemdelingen met een leerprobleem die geen taalprobleem hebben. Verondersteld mag immers worden dat er vreemdelingen zijn die geen taalproblemen hebben, maar die vanwege leerproblemen wel in aanmerking komen voor het volgen van praktijkonderwijs. Of aan de toelichting de evengenoemde uitleg mag worden gegeven, is het college niet duidelijk. Op grond van het vorenstaande wordt geadviseerd de toelichting met inachtneming van hetgeen hiervoor is opgemerkt te verduidelijken en zo nodig de in geding zijnde bepaling daarmee in overeenstemming te brengen.4. In paragraaf 1.6. Financiële gevolgen van het Algemeen deel van de toelichting wordt de verwachting uitgesproken dat het wetsvoorstel niet leidt tot verhoging van de kosten van de regionale verwijzingscommissies en dat voor wat betreft de overige uit de uitvoering voortvloeiende kosten een structureel budget van 88 miljoen, naar mag worden aangenomen guldens, beschikbaar zal zijn. Aangezien het gedeeltelijk om een leerlinggebonden open-einde bekostiging gaat, waar de Raad zich mee kan verenigen omdat het op leveren van kwaliteit en om leerlinggebonden maatwerk gaat en ook omdat er na verloop van tijd toch een evaluatie met bijsturingsmogelijkheid zal plaatsvinden, kan, vooral ook omdat berekeningsnormen en bedragen per leerling ter vaststelling van de middelen nog ontbreken, niet worden overzien waarop de uitgesproken verwachtingen zijn gebaseerd. Mede met het oog op een goed uit te voeren evaluatie over de verschillende jaren beveelt het college aan in de toelichting in ieder geval een indicatie op te nemen van de gedurende de komende jaren op te nemen aantallen te indiceren leerlingen per onderwijsvorm, die extra zorg behoeven. Daarnaast is het gewenst de argumenten waarop de verwachtingen en het berekende structurele budget op zijn gebaseerd sterker te motiveren.Overigens merkt het college op dat het in verband met de vermoedelijke invoeringsdatum van het wetsvoorstel de voorkeur verdient bedragen in euro's op te nemen.5. Het wetsvoorstel is een logisch gevolg op de veranderingen in onder meer het voortgezet onderwijs waarbij de afschaffing van het voortgezet speciaal onderwijs centraal staat. Leerlingen uit het voormalige individueel voorbereidend beroepsonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zullen nu met een speciale zorgindicatie met bijbehorende middelen opvang vinden in het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs verbonden aan scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs en scholengemeenschappen waarvan die onderwijsvormen deel uitmaken. Hoewel in de considerans van de Wet van 25 mei 1998 van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs, Stb.1998, 337) al sprake is van de consequenties van de afloop van de geldigheidsduur van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs in relatie tot de zorg voor de vorenbedoelde leerlingen, is pas in het voorgelegde wetsvoorstel sprake van afschaffing van het voortgezet speciaal onderwijs en de daarmee gepaard gaande schrapping van de daarover handelende bepalingen in de WVO. In de bij het wetsvoorstel behorende toelichting wordt de reden van de afschaffing van het voortgezet speciaal onderwijs en de relatie met het wetsvoorstel niet meer belicht. De Raad beveelt met het oog op de duidelijkheid en vooral de inzichtelijkheid van het wetsvoorstel aan alsnog in de toelichting aandacht aan de opgeworpen materie te besteden.6. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en van enige andere wetten (meer doelmatige uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en van enige andere wetten (meer doelmatige uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de vereisten voor toegang, de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de vereisten voor toegang, de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat en enkele andere onderwerpen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten.Bij Kabinetsmissive van 1 maart 2017, no.2017000347, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vernietiging van de verordening tot wijziging van de Verordening op de Praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning) van de Nederlandse orde van advocaten van 25 maart 2004.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vernietiging van de verordening tot wijziging van de Verordening op de Praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning) van de Nederlandse orde van advocaten van 25 maart 2004.De afdeling die is belast met de voorbereiding van 's Raads advies omtrent het ontwerp-vernietigingsbesluit, heeft aanleiding gevonden met toepassing van artikel 18a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State vertegenwoordigers van de Minister van Justitie en van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) op te roepen om in een vergadering met gesloten deuren te worden gehoord. Het ontwerpbesluit strekt tot vernietiging van de wijzigingsverordening op de Verordening op de Praktijkuitoefening van de NOvA op het onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning (in het vervolg: "de wijzigingsverordening") wegens strijd met het algemeen belang. Door die wijziging zou het verbod waardoor het de advocaat niet vrijstaat met een cliënt overeen te komen dat slechts bij het behalen van een bepaald gevolg een honorering in rekening zal worden gebracht (het declareren op basis van "no cure no pay" en "pars quota litis"; in het vervolg tezamen: no cure no pay) bij wijze van experiment voor een periode van vijf jaren vervallen ten aanzien van - kort gezegd - de letselschadepraktijk (in het vervolg: het experiment). De overwegingen die tot het ontwerpbesluit leiden, hebben in essentie betrekking op de onafhankelijke positie van de advocaat in het systeem van rechtsbedeling en het tegengaan van een claimcultuur, welke in de redenering van het ontwerpbesluit onverkorte handhaving van het verbod vergen en derhalve het experiment onverenigbaar maken met de fundamentele beginselen welke aan het verbod ten grondslag liggen. In zijn advies gaat de Raad van State achtereenvolgens in op de bevoegdheid van de Kroon om te vernietigen (punten 1 en 2), de motivering van de vernietiging (punt 3), het Europeesrechtelijk kader (punt 4) en een mogelijk wettelijk verbod (punt 5). In punt 6 concludeert de Raad dat de argumentatie in het ontwerpbesluit onvoldoende is om te rechtvaardigen dat de wijzigingsverordening wegens strijd met het algemeen belang wordt vernietigd. 1. Vernietigingstermijn De wijzigingsverordening is vastgesteld op 25 maart 2004 en is op 7 april 2004 overeenkomstig artikel 28, derde lid, van de Advocatenwet ter kennis gebracht van de Minister van Justitie. Bij koninklijk besluit van 15 september 2004 is de wijzigingsverordening geschorst tot 6 maart 2005. De vraag rijst of de termijn voor vernietiging ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Advocatenwet(zie noot 1) inmiddels is verstreken. Artikel 30 van de Advocatenwet kreeg zijn huidige vorm met de Aanpassingswet derde tranche Algemene wet bestuursrecht.(zie noot 2) Vóór de invoering van de derde tranche Awb was duidelijk dat vernietiging mogelijk was zolang het besluit was geschorst, met dien verstande dat de schorsing niet langer dan een jaar mocht duren. Dit bleek in het bijzonder uit het derde lid, gelezen in samenhang met het toenmalige slot van het tweede lid.(zie noot 3) Deze elementen, die inmiddels uit artikel 30 zijn verdwenen, zijn thans te vinden in artikel 10:44 Awb. Het huidige artikel 30 van de Advocatenwet moet dan ook worden gelezen in samenhang met de Awb-bepalingen, die in zoverre de door de Aanpassingswet derde tranche Awb geschrapte onderdelen hebben vervangen. Dit wettigt de conclusie dat aan de termijnbepaling van artikel 30, tweede lid, van de Advocatenwet nog dezelfde betekenis moet worden toegekend als het geval was vóór de in 1998 in werking getreden wijziging: vernietiging moet binnen zes maanden plaatshebben, tenzij het te vernietigen besluit binnen die termijn wordt geschorst en de vernietiging alsnog plaatsheeft binnen de uiteindelijke duur van de schorsing, welke duur maximaal een jaar mag bedragen.(zie noot 4) De Raad concludeert dat de termijn voor vernietiging voortduurt tot het einde van de termijn waarvoor de wijzigingsverordening is geschorst, en uiterlijk tot 7 april 2005. 2. Gebruik van de vernietigingsbevoegdheid De NOvA heeft naar aanleiding van het voornemen tot vernietiging naar voren gebracht dat vernietiging in strijd zou zijn met het doel waarvoor deze bevoegdheid is gegeven, omdat de vernietiging zou neerkomen op het geven van een aanwijzing om een bepaalde regeling te treffen, te weten het instellen van een verbod op no cure no pay. Punt 1 van het ontwerpbesluit gaat hierop in. Spontane vernietiging van een besluit heeft tot gevolg dat de door het vernietigde besluit beoogde of al in het leven geroepen rechtsgevolgen niet intreden of ongedaan worden gemaakt; de rechtstoestand welke bestond vóór het nemen respectievelijk het in werking treden van het vernietigde besluit blijft ongewijzigd of wordt hersteld, tenzij anders wordt bepaald.(zie noot 5) Een aanwijzingsbesluit daarentegen dwingt het betrokken bestuursorgaan een besluit te nemen dat het anders mogelijkerwijs niet zou hebben genomen. Vernietiging van een besluit van een bestuursorgaan dwingt dat bestuursorgaan niet tot het nemen van een ander besluit maar ontneemt uitsluitend de rechtskracht aan een al genomen besluit. Artikel 2 van de wijzigingsverordening is vastgesteld op 26 juni 2002. Spontane vernietiging van het wijzigingsbesluit heeft tot gevolg dat artikel 2 wederom onverkort geldt. Het vernietigingsbesluit houdt geen aanwijzing in tot het nemen van enig nieuw besluit. De Raad concludeert dat de Kroon bij het nemen van een vernietigingsbesluit als voorgelegd haar vernietigingsbevoegdheid niet, zoals de NOvA stelt, gebruikt in strijd met het doel waarvoor deze is gegeven. 3. De motivering voor vernietiging Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Advocatenwet kan de wijzigingsverordening bij koninklijk besluit worden vernietigd. Voor vernietiging op grond van artikel 30, eerste lid, van de Advocatenwet kunnen volgens artikel 10:35 Awb twee gronden bestaan: strijd met het recht en strijd met het algemeen belang. Het ontwerpbesluit acht redenen aanwezig voor vernietiging wegens strijd met het algemeen belang. Uitgangspunt bij de beoordeling van het ontwerpbesluit door de Raad is dat terughoudendheid dient te worden betracht bij het gebruik van de bevoegdheid tot vernietiging, en dat strijd met het algemeen belang op een overtuigende wijze dient te worden gemotiveerd.(zie noot 6) Doel van de wijzigingsverordening is blijkens de bijbehorende nota van toelichting om aan rechtzoekenden met beperkte financiële middelen toegang tot het recht te verschaffen, welke toegang zij zonder dit experiment ook gelet op de mogelijkheden in het kader van de gefinancierde rechtshulp in feite niet zouden hebben.(zie noot 7) Het ontwerpbesluit geeft een aantal gronden voor vernietiging, welke leiden tot de slotsom dat het toestaan van declareren op basis van no cure no pay niet te verenigen is met het systeem van de rechtsbedeling en de positie van de advocaat daarin. Het is de Raad opgevallen dat het ontwerpbesluit geen inhoudelijke beoordeling bevat van de wijze waarop het experiment in de wijzigingsverordening invulling heeft gekregen. Het ontwerpbesluit gaat in feite niet in op de bij het experiment gemaakte keuze om voor een beperkte periode alleen in letselschadezaken honorering op basis van no cure no pay onder voorwaarden toe te staan. Daardoor wordt ook niet ingegaan op eventuele mogelijkheden om het doel van de wijzigingsverordening op een andere manier te bereiken. Als reden wordt opgevoerd dat experimenteren niet te verenigen is met "een zo fundamenteel beginsel als het (in Europa algemeen gebruikelijke) verbod op no cure no pay en quota pars litis".(zie noot 8) De argumentatie in het ontwerpbesluit om het experiment niet toe te staan, vloeit rechtstreeks voort uit de principiële opvatting dat het verbod in ons rechtsbestel niet kan worden gemist. Dit leidt ertoe dat het ontwerpbesluit niet is toegekomen aan een specifieke beschouwing van de merites en de vorm van het experiment zoals de NOvA deze heeft gekozen. Dit zo zijnde, beperkt de Raad zich tot de kernpunten van de motivering die aan het ontwerpbesluit ten grondslag liggen: de onafhankelijke positie van de advocaat in het rechtsbestel en de wens een claimcultuur tegen te gaan. a. De onafhankelijke positie van de advocaat in het rechtsbestel Punt 2 van het ontwerpbesluit stelt dat de goede beroepsuitoefening van de advocaat met zich brengt dat niet alleen de belangen van de cliënt worden behartigd, maar ook de algemene belangen van een goede rechtsbedeling. De gewenste "zeeffunctie" van de balie is hiervan een onderdeel (punt 6 van het ontwerpbesluit). Gegeven dit uitgangspunt dient in het ontwerpbesluit een gedegen en overtuigende analyse van de rechtsstatelijke rol en feitelijke positie van de advocaat in het Nederlandse rechtsbestel te worden gegeven. Zo'n analyse is geboden in het licht van feit dat het verbod op no cure no pay als "fundamenteel en principieel" wordt gekenschetst. Het ontwerpbesluit legt de nadruk op het grote belang van de onafhankelijkheid van de advocaat. De Raad onderschrijft dit belang. Die onafhankelijkheid strekt ertoe dat in ons rechtsbestel verzekerd moet zijn dat de advocaat zelf ten volle verantwoordelijk is voor de juiste vervulling van de rol die het toepasselijke procesrecht veronderstelt en vereist. Ten opzichte van zijn cliënt is hij de "dominus litis". De in dat begrip besloten liggende onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt brengt mee dat de advocaat objectief en zonder dat zijn (zakelijk) eigen belang daarbij een rol speelt, dient te adviseren zowel over het recht als over de effecten van een eventuele gerechtelijke procedure.(zie noot 9) De advocaat is echter in zoverre afhankelijk van zijn cliënt dat hij pas kan optreden als hij een opdracht van hem krijgt. Het verkrijgen en verlenen van een opdracht hangt (mede) samen met de potentiële honorering voor de te verrichten diensten. De advocatuur is voor de continuïteit van de beroepsuitoefening afhankelijk van de honoraria die worden ontvangen. In zoverre zijn advocaten ondernemers. Punt 3 van het ontwerpbesluit signaleert spanning tussen een goede beroepsuitoefening door de advocaat en honorering op basis van no cure no pay. Deze spanning is inherent aan het samengaan van de specifieke rol van de advocaat in de rechtsbedeling met zijn ondernemerschap. Een conflict van belangen kan zich op dit punt ook bij andere declaratiemethoden voordoen. De nota van toelichting bij de wijzigingsverordening wijst erop, dat ook nu ingevolge de jurisprudentie van het Hof van Discipline verschillende vormen van resultaatgerelateerd belonen bestaan, en bijzondere regels voor de declaratie van incassoprocedures. De NOvA wijst er voorts op dat het een advocaat te allen tijde vrij staat om van honorering af te zien (zie ook punt 8 van het ontwerpbesluit). De Raad acht het niet uitgesloten dat in de praktijk de verschillen tussen de nu bij wege van experiment voorgestelde declaratiemethoden op basis van no cure no pay en de al bestaande declaratiemethoden minder groot zullen blijken te zijn dan het ontwerpbesluit doet voorkomen. Dat noopt tot nuancering van de principiële benadering van onverkorte handhaving van het verbod. De Raad acht de motivering van het vernietigingsbesluit dat het beginsel van onafhankelijkheid van de advocaat in ons stelsel een integraal verbod op no cure no pay vergt, ontoereikend. b. Tegengaan van een claimcultuur Het ontwerpbesluit stelt dat door de declaratiemethode no cure no pay de gang naar de rechter ongewenst wordt gestimuleerd (punten 4 en 7 van het ontwerpbesluit). De Raad merkt op dat de gevolgen van (een beperkt) toelaten van declareren op basis van no cure no pay voor de feitelijke gang naar de rechter niet goed voorspelbaar zijn. Zoals de overwegingen bij het ontwerpbesluit ook laten zien, zijn tegengestelde effecten mogelijk. Denkbaar is dat sommige advocaten alleen zullen instemmen met declaratie op basis van no cure no pay indien zij een zaak als succesvol inschatten(zie noot 10), maar ook is denkbaar dat no cure no pay leidt tot lichtvaardig procederen(zie noot 11) of zelfs tot een claimcultuur, aldus de overwegingen in het ontwerpbesluit(zie noot 12). De Raad meent dat de hantering van het no cure no pay-stelsel de advocaat ertoe kan brengen een gedegen analyse te maken van de kansen op uiteindelijk succes, met daaraan verbonden een analyse van de rechtstreekse en indirecte financiële consequenties voor hemzelf. Probleemgevallen zijn de zaken waarvan de uitkomst tamelijk ongewis is en de advocaat bij no cure no pay zelf een groot financieel risico loopt. Het rechtstreekse financiële belang dat de advocaat bij de uitkomst van de zaak voor zijn cliënt krijgt, kan ertoe leiden dat deze zaken niet als no cure no pay-zaken worden geaccepteerd of dat de advocaat geneigd is ten detrimente van de cliënt op een (te) laag schikkingsbedrag aan te sturen. In het regime van honorering op basis van no cure no pay is overigens ook denkbaar dat de acceptatie van zaken voor behandeling niet alleen zal worden bepaald door de wijze van honorering, maar mede door bijkomende factoren zoals bijvoorbeeld een belang dat zou kunnen liggen in het uitlokken van testcases en de daarmee gepaard gaande publiciteit. Naar het oordeel van de Raad zijn de in het ontwerpbesluit geschetste mogelijke effecten te ongewis om een vernietiging wegens strijd met het algemeen belang te kunnen dragen. De aangevoerde argumenten overtuigen de Raad er niet van dat het vernietigen van de wijzigingsverordening noodzakelijk is in het licht van een beleid dat is gericht op voorkómen van een claimcultuur. De Raad acht de argumentatie in het ontwerpbesluit ontoereikend om te rechtvaardigen dat de wijzigingsverordening wegens strijd met het algemeen belang wordt vernietigd. 4. Europeesrechtelijk kader In punt 1 van het ontwerpbesluit wordt verwezen naar het arrest-Wouters van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen(zie noot 13) om te betogen dat het (al dan niet volledig) handhaven van het verbod op no cure no pay geen strijd oplevert met het Europese mededingingsrecht. De Raad acht de verwijzing naar dat arrest daartoe niet concludent. Over de betekenis van het arrest voor de voorliggende casus merkt de Raad het volgende op. Uit het arrest-Wouters blijkt dat de NOvA moet worden aangemerkt als een ondernemersvereniging in de zin van artikel 81, eerste lid, van het EG-Verdrag. Besluiten van de NOvA die mededingingsbeperkende gevolgen hebben, moeten worden aangemerkt als besluiten van een ondernemersvereniging. Niet elke overeenkomst tussen ondernemingen die, of elk besluit van een ondernemersvereniging dat de handelingsvrijheid van de partijen of van één van hen beperkt, valt onder het kartelverbod van artikel 81, eerste lid, van het EG-Verdrag. Bij de toepassing van deze bepaling op een concreet geval moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met de algehele context waarbinnen het betrokken besluit van de ondernemersvereniging is genomen of doorwerkt, en meer in het bijzonder met de doelen waarop het besluit is gericht. Het arrest-Wouters betrof een regeling op het gebied van organisatie, bekwaamheid, deontologie, toezicht en aansprakelijkheid, die noodzakelijk werd geacht om aan de eindgebruikers van juridische diensten de nodige garantie van integriteit en ervaring te bieden en een goede rechtsbedeling te verzekeren (r.o. 97), te weten het verbod op geïntegreerde samenwerking tussen accountants en advocaten. Daarom moest worden onderzocht of de daaruit voortvloeiende beperkende gevolgen voor de mededinging inherent waren aan het nastreven van deze doeleinden. Bij het ontbreken van gemeenschapsregels terzake is elke lidstaat zelf bevoegd om het beroep van advocaat op zijn grondgebied (nader) te regelen. In Nederland is de NOvA krachtens artikel 28 van de Advocatenwet belast met het vaststellen van verordeningen in het belang van de goede uitoefening van het beroep van advocaat. Het arrest-Wouters geeft aan dat in dit verband vastgestelde regels de verplichting inhouden om de cliënt in volledige onafhankelijkheid en met het oog op zijn exclusieve belang te verdedigen, de verplichting om elk risico van belangenconflicten te vermijden en de verplichting om een strikt beroepsgeheim in acht te nemen (r.o. 100). In die procedure was de vraag aan de orde of de NOvA zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de betrokken regeling, niettegenstaande de daaruit voortvloeiende mededingingsbeperkende gevolgen, noodzakelijk was voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat, zoals dit in Nederland is georganiseerd (r.o. 110). Ten aanzien van het verbod op geïntegreerde samenwerking met accountants oordeelde het Hof dat dit inderdaad het geval is. Anders dan de toelichting bij het ontwerpbesluit suggereert, zijn de in het arrest-Wouters genoemde essentiële kenmerken van de advocatuur niet allemaal en niet op dezelfde wijze aan de orde bij de problematiek inzake het verbod van no cure no pay. In beide gevallen is weliswaar de onafhankelijkheid van de advocaat in het geding, maar waar het in het arrest-Wouters gaat om de onafhankelijkheid van de advocaat in relatie tot de accountant in een geïntegreerde samenwerking met accountantskantoren, is bij no cure no pay de onafhankelijkheid van de advocaat ten opzichte van zijn cliënt aan de orde. Dit element wordt niet genoemd in het arrest-Wouters. In zoverre is het (handhaven van het) verbod met alleen een beroep op het arrest-Wouters uit het oogpunt van het Europese mededingingsrecht niet zonder meer overtuigend. Wil het verbod uit oogpunt van het mededingingsrecht stand kunnen houden, dan dient in elk geval de noodzaak èn de proportionaliteit daarvan met het oog op het goede functioneren van de rechtshulp in het algemeen en op de goede uitoefening van het beroep van advocaat, zoals dat in Nederland is georganiseerd, in het bijzonder, overtuigend te worden aangetoond. De argumentatie in het ontwerpbesluit schiet in zoverre tekort. Voorts merkt de Raad op dat hetzelfde geldt voor het bestanddeel van het experiment waardoor de opheffing van het verbod vervalt na ommekomst van de termijn waarvoor het experiment geldt. De vraag of het opnieuw invoeren van no cure no pay na afloop van het experiment uit mededingingsrechtelijk oogpunt mogelijk is, verdient beantwoording. De Raad acht de in het ontwerpbesluit gegeven motivering niet overtuigend en betwijfelt of deze toereikend is om het verbod buiten de reikwijdte van het verbod van artikel 81, eerste lid, van het EG-Verdrag te kunnen brengen. 5. Een wettelijk verbod op no cure no pay Het huidige verbod op no cure no pay is opgenomen in een verordening van een orgaan van een publiekrechtelijk lichaam. In Nederland is de regulering van de honoraria opgedragen aan de NOvA, met een in artikel 30 van de Advocatenwet geregeld hoger toezicht van de regering ten aanzien van overeenstemming met hoger recht en algemeen belang. De Raad constateert dat het ontwerpbesluit zelf niet ingaat op de rechtsvorm van het verbod. Vernietiging van de wijzigingsverordening op grond van strijd met het algemeen belang betekent dat handhaving van het verbod alleen indirect geschiedt. Het gestelde fundamentele karakter van het verbod indiceert, uit oogpunt van rechtsstatelijkheid, regeling bij wet, veeleer dan regeling bij verordening van een publiekrechtelijk lichaam. Vanuit die optiek ligt het in de rede om het daarheen te leiden dat een eventueel verbod op no cure no pay in de wet zelf wordt opgenomen, zoals bijvoorbeeld ook in Duitsland en België het geval is.(zie noot 14) Een dergelijk wetsvoorstel vergt uiteraard een zelfstandig advies van de Raad. Ook een andere overweging pleit ervoor om een eventueel verbod op no cure no pay in de wet op te nemen. Het kan niet worden uitgesloten dat een gevolg van vernietiging van de wijzigingsverordening van de NOvA zal zijn, dat de NOvA enerzijds wordt geconfronteerd met een vernietigingsbesluit dat resulteert in het continueren van het verbod, en anderzijds een mededingingsrechtelijk oordeel dat het continueren van het verbod in strijd komt met de mededingingsregels (de Nederlandse Mededingingsautoriteit heeft in de zaak Engelgeer al een dergelijk standpunt ingenomen(zie noot 15)). Om een dergelijke situatie te voorkomen, zou een al dan niet gemitigeerd verbod van declareren op basis van no cure no pay, beter in de Advocatenwet zelf kunnen worden opgenomen. Een wettelijk verbod van no cure no pay heeft tot gevolg dat een eventueel verschil van inzicht over de verenigbaarheid van het verbod met het Europees mededingingsrecht rechtstreeks tussen de Europese mededingingsautoriteiten en de staat zal spelen. Uit het feit dat alsdan - net als in andere EU-lidstaten - de wetgever in formele zin deze regel vaststelt, en niet de zelfregulerende beroepsgroep, blijkt ook duidelijker dat hiermee een algemeen belang betreffende de rechtspleging gemoeid wordt geacht. In de nationaalrechtelijke context is het verbod daarmee onttrokken aan de werkingssfeer van het Nederlandse mededingingsrecht. Dit laat onverlet dat Europeesrechtelijke vragen zullen moeten worden beantwoord.(zie noot 16) 6. Conclusie De Raad concludeert dat de argumentatie in het ontwerpbesluit onvoldoende is om te rechtvaardigen dat de wijzigingsverordening wegens strijd met het algemeen belang wordt vernietigd. Het staat voor de Raad niet op voorhand vast dat handhaving van het verbod van no cure no pay door de beroepsorganisatie te verenigen is met het Europese mededingingsrecht. De Raad acht de in het ontwerpbesluit opgenomen motivering ontoereikend om het verbod buiten de reikwijdte van het verbod van artikel 81, eerste lid, van het EG-Verdrag te kunnen brengen. Voorzover de regering declareren op basis van no cure no pay ongewenst acht, is het naar het oordeel van de Raad meer aangewezen te bevorderen dat een al dan niet gemitigeerd verbod van no cure no pay in de Advocatenwet wordt opgenomen, dan om daartoe het instrument van vernietiging wegens strijd met het algemeen belang te gebruiken. Het Europeesrechtelijke risico wordt met het opnemen van een verbod in de wet weliswaar niet weggenomen, maar wel in een passender context voor beoordeling geplaatst. Een eventueel verschil van inzicht over de verenigbaarheid van het verbod met het Europees mededingingsrecht zal alsdan rechtstreeks tussen de Europese mededingingsautoriteiten en de staat spelen. De Raad van State heeft blijkens het vorenstaande bezwaar tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met het arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met het arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2012, no.12.002502, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met het arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt 'Spoor in beweging', met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt 'Spoor in beweging', met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 september 2010, no.10.002589, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt 'Spoor in beweging', met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met de elektronische bekendmaking van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties en de beschikbaarstelling daarvan in geconsolideerde vorm, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met de elektronische bekendmaking van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties en de beschikbaarstelling daarvan in geconsolideerde vorm, met memorie van toelichting.De wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen strekt ertoe dat de officiële bekendmaking van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties in het Tractatenblad voortaan elektronisch zal geschieden. Het voorstel van rijkswet hangt samen met het voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en enkele andere wetten in verband met de elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling in consolideerde vorm van wetten, algemene maatregelen van bestuur e.d. (hierna: wetsvoorstel elektronische bekendmaking).(zie noot 1) De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende invoering van een verhuurderheffing (Wet verhuurderheffing), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende invoering van een verhuurderheffing (Wet verhuurderheffing), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2012, no.12.002015, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende invoering van een verhuurderheffing (Wet verhuurderheffing), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven en enige aanverwante wetten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven en enige aanverwante wetten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2010, no.10.001498, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven en enige aanverwante wetten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het verwijderen van asbest in het algemeen en uit een bouwwerk in het bijzonder (Asbest-verwijderingsbesluit 2001).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor het verwijderen van asbest in het algemeen en uit een bouwwerk in het bijzonder (Asbest-verwijderingsbesluit 2001).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Islamitische Republiek Iran, met bijlage; Teheran, 3 september 2003 (Trb. 2003, 166), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Islamitische Republiek Iran, met bijlage; Teheran, 3 september 2003 (Trb. 2003, 166), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit OM-afdoening en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit OM-afdoening en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2011, no.11.003055, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp besluit houdende wijziging van het Besluit OM-afdoening en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van voorschriften ter uitvoering van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs (Uitvoeringsbesluit Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van voorschriften ter uitvoering van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs (Uitvoeringsbesluit Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de nadere aanduiding van enige begrippen uit deze wet en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de nadere aanduiding van enige begrippen uit deze wet en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 april 2011, no.11.000957, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de nadere aanduiding van enige begrippen uit deze wet en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Verordening (EG) Nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L243), van Richtlijn nr. 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen (PbEG L283), en van Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen (PbEG L 178) (Wet uitvoering IAS-verordening, IAS 39-richtlijn en moderniseringsrichtlijn), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Verordening (EG) Nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L243), van Richtlijn nr. 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen (PbEG L283), en van Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen (PbEG L 178) (Wet uitvoering IAS-verordening, IAS 39-richtlijn en moderniseringsrichtlijn), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2014, no.2014002279, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Russische Federatie inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, met bijlage; s-Gravenhage, 23 november 1999, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Russische Federatie inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, met bijlage; s-Gravenhage, 23 november 1999, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2000, no. 99.006544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Russische Federatie inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, met bijlage; s-Gravenhage, 23 november 1999, met toelichtende nota. Het goed te keuren verdrag heeft betrekking op de samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen Nederland en de Russische Federatie. Het verdrag geeft de Raad van State op zich geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Kanttekeningen dienen echter geplaatst te worden bij de Europeesrechtelijke aspecten. 1. Voor Nederland is het douanerecht uitputtend geregeld in het communautaire douanerecht, terwijl inzake de wederzijdse administratieve bijstand eveneens Europese regelgeving tot stand is gekomen. In de toelichtende nota is niet ingegaan op deze Europeesrechtelijke aspecten, die mede de bevoegdheid tot het sluiten van verdragen op dit terrein betreffen. De Raad adviseert dit alsnog te doen. 2. In de toelichtende nota wordt vermeld dat de definitie van het begrip «persoonsgegevens» is ontleend aan het op 28 januari 1981 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). Onvermeld blijft in dit kader de richtlijn van 24 oktober 1995, nr. 95/46/EG, inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281). De Raad adviseert in de toelichtende nota aan te geven op welke wijze met laatstgenoemde richtlijn rekening is gehouden. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met de wijze van financiering van de uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet voor overheidswerknemers alsmede enkele andere wijzigingen (Aanpassingswet OOW).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met de wijze van financiering van de uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet voor overheidswerknemers alsmede enkele andere wijzigingen (Aanpassingswet OOW).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt Spoor in beweging, waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt Spoor in beweging, waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2013, no.13.001364, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt Spoor in beweging, waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en strafvorderlijke maatregelen om terrorisme te bestrijden (versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en strafvorderlijke maatregelen om terrorisme te bestrijden (versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme).Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2017, no.2017000397, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en strafvorderlijke maatregelen om terrorisme te bestrijden (versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van de artikelen 15, 16 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van de artikelen 15, 16 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2013, no.13.001503, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van de artikelen 15, 16 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit hernieuwbare energie vervoer en het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging (uitzondering voor kleine en tussenhandelaren, vrijwillige registratie biokerosine en voorkomen dubbel voordeel biogas), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit hernieuwbare energie vervoer en het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging (uitzondering voor kleine en tussenhandelaren, vrijwillige registratie biokerosine en voorkomen dubbel voordeel biogas), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2012, no.12.001499, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit hernieuwbare energie vervoer en het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging (uitzondering voor kleine en tussenhandelaren, vrijwillige registratie biokerosine en voorkomen dubbel voordeel biogas), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; New York, 18 december 2002 (Trb. 2005, 243 en Trb. 2006, 64), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; New York, 18 december 2002 (Trb. 2005, 243 en Trb. 2006, 64), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 30 juli 2008, no.08.002236, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; New York, 18 december 2002 (Trb. 2005, 243 en Trb. 2006, 64), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2012, no.12.002230, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over het recht op een eerlijk proces, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over het recht op een eerlijk proces, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2015, no.2015000736, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over het recht op een eerlijk proces, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het in gebruik geven van grond ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen aan wegen in beheer bij het Rijk (Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het in gebruik geven van grond ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen aan wegen in beheer bij het Rijk (Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende overgangsbepalingen met betrekking tot de Wet stedelijke vernieuwing (Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende overgangsbepalingen met betrekking tot de Wet stedelijke vernieuwing (Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de opheffing en verwijdering van de particuliere overwegen tussen km 3.804 en km 3.765 van de spoorlijn Gouda - Den Haag alsmede tussen km 35.623 en km 35.577 en tussen km 37.269 en km 37.234 van de spoorlijn Gouda - Rotterdam, met bijkomende werken, in de gemeente Zuidplas.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de opheffing en verwijdering van de particuliere overwegen tussen km 3.804 en km 3.765 van de spoorlijn Gouda - Den Haag alsmede tussen km 35.623 en km 35.577 en tussen km 37.269 en km 37.234 van de spoorlijn Gouda - Rotterdam, met bijkomende werken, in de gemeente Zuidplas.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 24 augustus 2015, no.RWS-2015/33351, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de opheffing en verwijdering van de particuliere overwegen tussen km 3.804 en km 3.765 van de spoorlijn Gouda - Den Haag alsmede tussen km 35.623 en km 35.577 en tussen km 37.269 en km 37.234 van de spoorlijn Gouda - Rotterdam, met bijkomende werken, in de gemeente Zuidplas.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende intrekking van de Veewet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende intrekking van de Veewet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 september 2005, no.05.003514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende intrekking van de Veewet, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voorziet in het intrekken van de Veewet. Het voorstel is onderdeel van een project tot vereenvoudiging van de regelgeving van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). In het kader hiervan wordt de verantwoordelijkheid voor de vleeskeuring, die thans deels ressorteert onder de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, geheel belegd bij de Minister van LNV. Een andere belangrijke aanleiding is de inwerkingtreding, per 1 januari 2006, van nieuwe Europese regelgeving inzake voedselhygiëne. Deze, zogenoemde hygiëneverordeningen(zie noot 1) voorzien onder meer in een geïntegreerd stelsel van regels over de vleeskeuring. De uitvoering daarvan maakt het wenselijk het nationale wettelijke kader overzichtelijker te maken. Daarom zullen zowel de Vleeskeuringswet(zie noot 2) als de Veewet worden ingetrokken. Voor zover nog nationale regels nodig zijn zullen deze moeten worden gebaseerd op hetzij de Landbouwwet (vleeskeuring) hetzij de Warenwet (bereiding van vers vlees en vleesproducten). De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel maar maakt een aantal opmerkingen over de toekomstige grondslag van bepalingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van de Landbouwwet wenselijk is. 1. Grondslag voor nieuwe regels in de Landbouwwet Als gevolg van met name de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren(zie noot 3), is het merendeel van de bepalingen van de Veewet al eerder vervallen. De intrekking van de resterende bepalingen die thans aan de orde is betreft in hoofdzaak de Titels V en VA. Titel V (Uitvoer van vlees en vleesproducten) bevat regels over de keuring van vlees en vleesproducten met het oog op de uitvoer. Titel VA (Financiële bepalingen) bevat onder meer regels over de vergoedingen die kunnen worden gevraagd voor erkenningen. Een precieze aanduiding van de vervallen bepalingen en een motivering waarom deze kunnen vervallen ontbreekt in de toelichting. Wel wordt in algemene zin opgemerkt dat "de artikelen 66 en verder van die wet () immers betrekking (hebben) op het stellen van materiele normen, wat zich niet verhoudt met de wijze waarop verordeningen behoren te worden uitgevoerd"(zie noot 4). Dit geldt echter niet voor alle voorschriften, aangezien ook de uitvoering van verordeningen in beperkte mate noopt tot nationale regels, bijvoorbeeld betreffende de strafbaarstelling(zie noot 5). Ook in de toelichting wordt ervan uitgegaan dat enige uitvoeringsregelgeving noodzakelijk blijft. Vermeld wordt dat "met het oog op tijdige uitvoering van de verordeningen, ervoor is gekozen de regels ter uitvoering van de verordeningen met betrekking tot de vleeskeuring, te baseren op de Landbouwwet".(zie noot 6) Zo zal onder meer de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985(zie noot 7) vervallen; een nieuwe Regeling vleeskeuring zal - aldus de toelichting - uitvoering geven aan de hygiëneverordeningen met betrekking tot vlees(zie noot 8). Bij de Raad is de vraag gerezen of de vooronderstelling juist is dat de Landbouwwet in de huidige vorm een voldoende grondslag vormt voor regelingen ter uitvoering van de hygiëneverordeningen. In dit verband vestigt de Raad de aandacht op artikel 19 van de Landbouwwet, dat op het eerste gezicht een grondslag zou kunnen bieden. De Minister van LNV kan op basis van dat artikel regels vaststellen ten aanzien van bepaalde gedragingen betreffende de hygiëne van vlees. Deze regels moeten echter strekken ter verwezenlijking van bepaalde, in artikel 13, eerste lid, van de wet omschreven doeleinden. In onderdeel a van het eerste lid van artikel 13 worden de volgende doeleinden genoemd: "de bevordering van de voortbrenging, de afzet en een redelijke prijsvorming van voortbrengselen van de landbouw en de visserij en in verband daarmede ten behoeve van de afnemers van produkten". Deze bevoegdheid wordt beperkt door artikel 19, tweede lid, waarin wordt bepaald dat deze regels slechts mogen worden vastgesteld "indien zulks naar het oordeel van Onze Minister noodzakelijk is in verband met een aan artikel 13, 14, 15 of 17 gegeven toepassing of een krachtens artikel 2 of 7 van de In- en uitvoerwet vastgestelde heffing ter zake van de invoer of de uitvoer van produkten". Naar het oordeel van de Raad valt de uitvoering van de hygiëneverordeningen niet onder de hiervoor genoemde grondslag en nadere criteria. Ook onderdeel b van artikel 13, eerste lid, in samenhang met artikel 19, biedt geen grondslag voor dergelijke regels, aangezien deze moeten strekken: "ter uitvoering van verordeningen, richtlijnen, beschikkingen () van de Europese Economische Gemeenschap, voorzover deze betrekking hebben op het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voorzien in de tweede titel van het tweede deel van het verdrag tot oprichting van die Gemeenschap".(zie noot 9) De hygiëneverordeningen zijn echter uitsluitend gebaseerd op artikel 152, lid 4, onder b, EG en hebben derhalve een andere grondslag dan het gemeenschappelijk landbouwbeleid, namelijk de bescherming van de volksgezondheid. Hieruit volgt dat artikel 19 Landbouwwet geen deugdelijke grondslag kan vormen voor regels ter uitvoering van deze verordeningen. Ook bij eventueel opnieuw vast te stellen voorschriften uit Titel VA (Financiële bepalingen) is het de vraag of de bestaande grondslag volstaat. De Raad wijst erop dat dit zou kunnen spelen bij de vervallen artikelen 73, 75a, 75b, en 75c die de grondslag bevatten voor financiële vergoedingen die kunnen worden gevraagd voor aanvragen, erkenningen e.d. De Landbouwwet bevat in de artikelen 22a en 22b weliswaar soortgelijke bepalingen, maar ontbeert een grondslag voor een veterinair onderzoek genoemd in artikel 75a, eerste lid, onder c, en 75b, eerste lid, Veewet, naar dieren en producten die "dragers van smetstof kunnen zijn". De Raad is van oordeel dat de Landbouwwet onvoldoende grondslag biedt voor voorschriften ter uitvoering van de hygiëneverordeningen en adviseert deze wet op dit punt aan te passen. 2. Strafbaarstelling De bepalingen van Titel VI bevatten strafbaarstellingen. Ook onder de nieuwe hygiëneverordeningen zullen strafbaarstellingen in de nationale wetgeving moeten worden opgenomen(zie noot 10). Overtredingen van onder meer artikel 19 van de Landbouwwet zijn momenteel strafbaar gesteld op grond van de Wet economische delicten. De Raad adviseert, mede in het licht van het gestelde onder punt 1, in de memorie van toelichting nader in te gaan op de strafbaarstelling van overtreding van de hygiëneverordeningen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten, met Protocol; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 124), etc. etc.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten, met Protocol; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 124), etc. etc.Bij Kabinetsmissive van 11 november 1999, no. 99.005255, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten, met Protocol; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 124), het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de stationering van strijdkrachten van de Bondsrepubliek Duitsland in het Koninkrijk der Nederlanden, met Protocolnotitie; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 123), het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake het ter beschikking stellen van onroerend goed en het medegebruiken van oefenvoorzieningen; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 119), het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de door het Koninkrijk der Nederlanden te verlenen ondersteuning bij het beheer van onroerend goed te Budel, met bijlagen; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 120), het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de door de Bondsrepubliek Duitsland te verlenen ondersteuning bij het beheer van onroerend goed te Seedorf, met bijlagen; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 121), het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake het medegebruiken van oefenvoorzieningen; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 122), het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de algemene voorwaarden voor het 1e (Duits/Nederlandse) Legerkorps en de aan het korps verbonden eenheden en instellingen; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 117) en het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de organisatie van de activiteiten van het 1e (Duits/Nederlandse) Legerkorps en het Air Operations Coordination Center, met Bijlagen; Bergen, 6 oktober 1997 (Trb. 1998, 118), met toelichtende nota. Inleiding De onderhavige verdragen hebben betrekking op de stationering van Duitse legereenheden op Nederlands grondgebied en het gebruik van onroerende zaken en het medegebruik van oefenvoorzieningen van de krijgsmachten op het grondgebied van beide verdragsstaten. De verdragen vormen een onderdeel van de herziening van de positie van Duitsland in het Bondgenootschap van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) na de Duitse hereniging in 1990. Er wordt gestreefd naar snelle inwerkingtreding van de voorliggende verdragen. Dit streven is, gezien de aanwezigheid van de Duitse krijgsmacht in Nederland, begrijpelijk. De Raad van State doet de navolgende suggesties die vooral strekken tot aanvulling van de toelichtende nota. 1. Sommige van de verdragen noemen in hun opschrift de beide staten als verdragspartijen, andere daarentegen geven in hun opschrift aan dat zij door regeringen zijn gesloten. Zowel naar Nederlands staatsrecht als naar volkenrecht kunnen slechts staten en organisaties van staten partij zijn bij een verdrag. De opschriften van de in het Tractatenblad gepubliceerde teksten zijn in dit opzicht juist, doch het wekt bij het college bevreemding dat op deze wijze in de behandeling door Nederland een wijziging wordt aangebracht in een reeds aanvaarde en authentieke tekst. In de toelichtende nota ware nader te verklaren waarom in sommige verdragen de staten en in andere de regeringen zijn genoemd als verdragspartijen en ware tevens aan te geven dat in beide gevallen de staten de verdragspartijen zijn. 2. Besloten is tot voorlopige toepassing van het Legerkorpsverdrag,(zie noot 1) het Legerkorpsakkoord(zie noot 2) en het Akkoord inzake het medegebruik van oefenvoorzieningen.(zie noot 3) In het Protocol gevoegd bij het Legerkorpsverdrag staat onder punt 1, dat het Legerkorpsverdrag en het Legerkorpsakkoord met ingang van 1 december 1997 voorlopig zullen worden toegepast. Deze voorlopige toepassing blijkt echter ook gevolgen te hebben voor de werking van de Aanvullende Overeenkomst.(zie noot 4) In artikel 5 van het Legerkorpsverdrag wordt namelijk verwezen naar dat verdrag om de rechtspositie van de strijdkrachten, de civiele component daarvan en hun gezinsleden te bepalen. De Aanvullende Overeenkomst zal echter pas op de eerste dag van de tweede maand na de uitwisseling van de akten van bekrachtiging in werking treden. De voorlopige toepassing van het Legerkorpsverdrag lijkt derhalve tot gevolg te hebben dat ook de bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van militairen uit de Aanvullende Overeenkomst al van toepassing zijn. Aan deze doorwerking van een nog niet goedgekeurd verdrag ware in de toelichtende nota aandacht te besteden. 3. Voorts merkt het college op dat in de toelichtende nota geen reden wordt gegeven voor het voorlopig toepassen van het Legerkorpsakkoord. Het argument dat het Legerkorpsakkoord voorlopig moet worden toegepast omdat het Legerkorpsverdrag voorlopig wordt toegepast, zou slechts dan valide zijn indien de samenhang tussen het verdrag en het akkoord zodanig is dat voorlopige toepassing van het verdrag onmogelijk of zinledig is zonder voorlopige toepassing van het akkoord. De toelichtende nota dient te worden aangevuld. 4. Er is een groot tijdsverloop geweest tussen de ondertekening van het Legerkorpsverdrag, het Legerkorpsakkoord en het Akkoord inzake het medegebruik van oefenvoorzieningen en het voorleggen ter goedkeuring daarvan aan de Staten-Generaal. Juist nu het noodzakelijk werd geacht de desbetreffende overeenkomsten zo spoedig mogelijk toe te passen, is het pas thans voorleggen ter goedkeuring niet zonder meer begrijpelijk. De Raad adviseert in de toelichtende nota een verklaring te geven voor het tijdsverloop. 5. In de verdragen zijn bepalingen opgenomen die verdere uitwerking in de Nederlandse rechtsorde behoeven. Zo hebben de artikelen 2 en 5 van de Aanvullende Overeenkomst betrekking op de toepasselijkheid van de Vreemdelingenwet. In artikel 5 van de Aanvullende Overeenkomst is geregeld dat leden van de Bundeswehr en hun gezinsleden zich niet hoeven aan te melden volgens de voorschriften van de Vreemdelingenwet en zijn vrijgesteld van de vreemdelingenregistratie. Op dit moment is krachtens de Vreemdelingenwet niet in een dergelijke uitzondering voorzien. De toelichtende nota vermeldt dit niet. Het college beveelt aan, mede gelet op aanwijzing 313, vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, de te wijzigen regelingen in de toelichtende nota te noemen. 6. Volgens onderdeel D (Parlementaire goedkeuring) van de Inleiding van de toelichtende nota zijn tijdens de verdragsonderhandelingen met Duitsland op een aantal detailpunten verschillen van inzicht blijven bestaan. Daardoor is een aantal «open bepalingen» in de verdragen opgenomen. Deze bepalingen behoeven nadere administratieve afspraken, aldus de toelichtende nota. In de toelichtende nota is echter geen verwijzing naar een open bepaling te vinden. Als gevolg hiervan is niet goed te beoordelen welk gewicht aan deze omstandigheid moet worden gehecht, noch is duidelijk welke afspraken zouden moeten worden gemaakt. In de toelichtende nota ware hierin alsnog te voorzien. Daarbij ware tevens in te gaan op het rechtskarakter van de genoemde «administratieve afspraken» en vooral op de vraag of deze parlementaire goedkeuring behoeven. 7a. In de Aanvullende Overeenkomst wordt steeds de term onroerende «goederen» gebruikt in plaats van onroerende zaken.1 Het is aan te bevelen in toekomstige overeenkomsten, waar mogelijk, rekening te houden met de geldende burgerrechtelijke terminologie. Voorts is het van belang dat in de nationale regelingen die uitvoering zullen geven aan de verdragsbepalingen, wel de juiste terminologie zal worden gehanteerd. Het college beveelt aan hiervan melding te maken in de toelichtende nota. b. De Raad merkt voorts op, dat er een aantal onnauwkeurigheden in de verdragstekst is geslopen, die bij een eventuele herziening van de verdragen wellicht kunnen worden hersteld. - Ingevolge artikel 1 van het Verdrag inzake het ter beschikking stellen van onroerend goed en het medegebruiken van oefenvoorzieningen,2 staat het onroerend goed in Budel ter beschikking van de Bundeswehr, ingevolge het Verdrag inzake de verlening van ondersteuning bij het beheer van onroerend goed te Budel,(zie noot 5) artikel 3, staat het onder commando van de Bundeswehr. Hoewel de bedoeling ongetwijfeld beperkt is tot militaire onroerende zaken, is het niettemin ongewenst dat de omschrijving van de desbetreffende onroerende zaken niet nauwkeurig is. - In artikel 2 van het Verdrag inzake de algemene voorwaarden inzake het 1e legerkorps(zie noot 6) is vastgelegd dat ministeries iets kunnen bepalen. Ten rechte zouden de betrokken ministers moeten zijn aangewezen. - Er is geen bepaling opgenomen die zegt dat de Nederlandse en Duitse versie van de onderhavige regelingen gelijkelijk authentiek zijn. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Verdragen worden overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 december 2011, no.11.003020, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zelfstandige bestuursorganen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zelfstandige bestuursorganen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de bevoegdheid van deurwaarders om informatie op te vragen en elektronisch te betekenen in geval van derdenbeslag, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de bevoegdheid van deurwaarders om informatie op te vragen en elektronisch te betekenen in geval van derdenbeslag, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2007, no.07.000070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de bevoegdheid van deurwaarders om informatie op te vragen en elektronisch te betekenen in geval van derdenbeslag, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende een inkomensvoorziening voor personen van wie de werkloosheidsuitkering of van wie de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering eindigt na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar (Wet overbruggingsuitkering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende een inkomensvoorziening voor personen van wie de werkloosheidsuitkering of van wie de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering eindigt na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar (Wet overbruggingsuitkering), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2010, no.10.000506, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende een inkomensvoorziening voor personen van wie de werkloosheidsuitkering of van wie de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering eindigt na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar (Wet overbruggingsuitkering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 december 2016, no.2016002174, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot vereenvoudiging van de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). (zie noot 1) De ladder stelt specifieke motiveringseisen aan de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de voorgestelde vereenvoudiging van de ladder. Zij adviseert echter de toelichting te verduidelijken onder meer op het punt van het doorschuiven van de laddertoets naar de toelichting op het uitwerkings- of wijzigingsplan en het ontwerpbesluit op onderdelen aan te passen.1.Inhoud ontwerpbesluitDe voorgestelde wijziging houdt in de eerste plaats in dat de bestaande drie treden van de ladder (zie noot 2) (de laddertoets) worden gereduceerd tot:a. een beschrijving in de toelichting op het bestemmingsplan van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling enb. in het geval die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied is voorzien, motivering waarom deze ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.Thans bevat de ladder de eis dat de actuele regionale behoefte dient te worden beschreven. De elementen actuele en regionale komen te vervallen. (zie noot 3)Voorts wordt geregeld dat het bestuur de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling kan doorschuiven van het bestemmingsplan naar het uitwerkings- of wijzigingsplan.2.Doorschuiven laddertoets naar de toelichting op het uitwerkings- of wijzigingsplanHet ontwerpbesluit regelt dat bij het bestemmingsplan (het moederplan) kan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling eerst in de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan wordt opgenomen. (zie noot 4) Dit betekent dat "de gemeenteraad ervoor kan kiezen de laddertoets door te schuiven". (zie noot 5) De toelichting vermeldt hierover dat "de uitvoerbaarheid (zie noot 6) van een bestemmingsplan dat voorziet in de mogelijkheid van een wijzigings- of uitwerkingsplan, wat globaler kan worden gemotiveerd" en dat "het neerleggen van de inzichten over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan minder onderzoek zal vragen dan het beschrijven van de behoefte en het motiveren waarom in die behoefte niet binnen bestaand gebied kan worden voorzien." (zie noot 7)De Afdeling merkt op dat de toelichting ervan uitgaat dat met het doorschuiven van de laddertoets volstaan kan worden met een globale toets van de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij het moederplan. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) merkt hierover in zijn advies op dat het doorschuiven van de laddertoets er niet toe mag leiden dat bij een meer globaal moederplan geen inzicht wordt geboden in het realiteitsgehalte van voorgestelde ontwikkelingen. (zie noot 8) Daarbij wijst het IPO op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Blijkens deze jurisprudentie houdt de opname van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan in dat het eventuele gebruik van die bevoegdheid in beginsel in overeenstemming moet worden geacht met een goede ruimtelijke ordening op grond van artikel 3.1 Wro. (zie noot 9) Dit betekent dat de gemeenteraad reeds bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan de onderzoeksplicht heeft of binnen de planperiode met een regionale behoefte aan de mogelijk te maken ontwikkeling rekening moet worden gehouden en of deze ontwikkeling in het licht van de overige in artikel 3.1.6, tweede lid, geformuleerde voorwaarden (de laddereisen) binnen het plangebied zal kunnen worden gerealiseerd. (zie noot 10)In het licht van deze jurisprudentie zal het doorschuiven van de laddertoets het gemeentebestuur niet ontslaan van de verplichting reeds bij de vaststelling van het moederplan te onderzoeken of de in het plan voorziene ontwikkelingen uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. In situaties waarin het moederplan een uitwerkingsplicht bevat, geldt temeer dat reeds bij de vaststelling van de plicht tot uitwerking de behoefte aan de ontwikkeling moet zijn onderzocht. Evenals het IPO (zie noot 11) wijst de Afdeling erop dat de toelichting niet duidelijk maakt of met de bevoegdheid tot het doorschuiven van de laddertoets is beoogd wijziging aan te brengen in voormelde onderzoeksplicht ingevolge artikel 3.1 Wro bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht, hetgeen de wetgever uiteraard vrij staat. Indien dit niet het geval is, adviseert de Afdeling in de toelichting in te gaan op de verwachtingen met betrekking tot de verminderde onderzoekslasten gegeven de voormelde onderzoeksplicht.De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan. 3.Bepaling ruimtelijk verzorgingsgebied van de nieuwe stedelijke ontwikkelingVolgens de bestaande ladder dient de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling in regionaal verband te worden aangetoond. Voorgesteld wordt het element regionale behoefte te schrappen en te volstaan met het begrip behoefte.De Afdeling merkt op dat met het schrappen van het element regionale een bestaand probleem (zie noot 12) niet wordt opgelost. Het ruimtelijk verzorgingsgebied van een nieuwe stedelijke ontwikkeling blijft immers verschillen per situatie. Daarmee blijft een handvat ontbreken voor de bepaling van het ruimtelijk verzorgingsgebied. Een dergelijk handvat acht de Afdeling van belang voor een adequate beschrijving en motivering van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de toelichting wordt vermeld dat de aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepalen op welk schaalniveau de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. (zie noot 13) De Afdeling adviseert in lijn met de toelichting aan artikel 3.1.6 Bro toe te voegen dat de aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepalend dienen te zijn voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden afgewogen.De Afdeling adviseert artikel 3.1.6 Bro in vorenbedoelde zin aan te vullen.4.Motivering behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkelinga.Explicitering motivering behoefte in de tekst van het ontwerpbesluitHet ontwerpbesluit bevat een motiveringplicht voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied. (zie noot 14) De Afdeling onderschrijft deze motiveringsplicht. Door echter voor deze specifieke situatie de motiveringsplicht in de voorgestelde bepaling te expliciteren, ontstaat in de tekst van het voorstel een verschil met de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij die beschrijving blijft de bestaande tekst immers ongewijzigd in die zin dat daarbij geen motiveringsplicht is geëxpliciteerd. Daarmee kan de voorgestelde bepaling de indruk wekken dat de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling - in tegenstelling tot ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied - niet behoeft te worden gemotiveerd. In de toelichting wordt terecht uiteengezet dat "het noodzakelijk is dat gemeentelijke bestuursorganen nadrukkelijk stil staan bij de vraag of er behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling en daar in de toelichting bij het bestemmingsplan op ingaan", dat "de behoefte wordt onderbouwd" en dat "het zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied van belang blijft de behoefte te onderbouwen in kwalitatieve en kwantitatieve zin". (zie noot 15)De Afdeling acht het - in lijn met de toelichting - van belang dat de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling van een adequate motivering wordt voorzien. Om dit buiten twijfel te stellen adviseert de Afdeling artikel 3.1.6., tweede lid, Bro aan te passen door daarin bijvoorbeeld "gemotiveerde beschrijving van de behoefte" in plaats van "beschrijving" op te nemen.De Afdeling adviseert het voorstel gelet op het voorgaande aan te passen.b.Motivering behoefte in het licht van een goede ruimtelijke ordeningDe toelichting vermeldt dat het nationaal ruimtelijk beleid tot doel heeft een zorgvuldig en duurzaam gebruik van ruimte, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving. (zie noot 16) Zoals onder a weergegeven vermeldt de toelichting tevens dat de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling gemotiveerd moet worden in kwalitatieve en kwantitatieve zin.De Afdeling merkt op dat het bij de motivering van de behoefte aan een bepaalde stedelijke ontwikkeling in het kader van de laddertoets niet gaat om de behoefte als zodanig (dat wil zeggen de behoefte aan woningen, een hotel of een supermarkt). De motivering van de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te beperken tot het motiveren van de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling met het oog op het vermijden van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik.De Afdeling adviseert het voorgaande in de toelichting te verduidelijken.5.Verhouding laddertoets tot aanvullende eisen in provinciale verordeningenDe toelichting vermeldt over de verhouding van de Bro-ladder tot de ladders opgenomen in provinciale verordeningen het volgende: "Provincies hebben de bevoegdheid om in hun verordening op de ladder in het Bro aanvullende regels te stellen, mits deze niet strijdig zijn met het Bro. Wel zullen provincies bij de toepassing van deze bevoegdheden rekening moeten houden met de vereenvoudiging van de ladder zoals deze nu in het besluit is vastgelegd." (zie noot 17)De Afdeling merkt op dat de toelichting onvoldoende antwoord geeft op de vraag welke ruimte de voorgestelde regeling ten opzichte van de huidige situatie biedt aan de provinciale wetgever om aanvullende eisen op de Bro-ladder te stellen. De jurisprudentie wijst namelijk uit dat de Bro-ladder in relatie tot de provinciale ladders geen exclusieve regeling betreft, zodat in een provinciale verordening aanvullende "laddereisen" mogen worden gesteld. (zie noot 18) Dat impliceert een ruime provinciale bevoegdheid. Nu in de toelichting wordt verwoord dat provincies aanvullende regels kunnen stellen, mits deze niet strijdig zijn met het Bro, terwijl zij daarbij rekening moeten houden met de vereenvoudiging van de ladder zoals voorgesteld, wordt de indruk gewekt dat een beperking van de ruimte die provincies thans hebben, is beoogd. Indien een beperking is beoogd, adviseert de Afdeling in de toelichting met concrete voorbeelden te verduidelijken welke ruimte het voorstel dan biedt voor aanvullende eisen. Dit laatste is van belang met het oog op de toepassing van de regeling door de provinciebesturen bij het opstellen van de provinciale ladder en door gemeentebesturen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Voorts adviseert de Afdeling in de toelichting in te gaan op de vraag op welke wijze kan worden bevorderd dat ingeval de provincies gebruik maken van de hun toekomende ruimte om laddereisen in provinciale verordeningen te stellen, zij daarbij aansluiten op de in de Bro-ladder gehanteerde begrippen. Hiermee kunnen de onderzoekslasten worden verminderd, omdat geen dubbele toetsing behoeft plaats te vinden aan de provinciale ladder en de Bro-ladder.De Afdeling adviseert op het voorgaande in de toelichting in te gaan.6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de indexering van de tarieven per 1 januari 2011, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de indexering van de tarieven per 1 januari 2011, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2010, no.10.002671, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de indexering van de tarieven per 1 januari 2011, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2012, no.12.002415, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 175 en Trb. 2010, 105), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 175 en Trb. 2010, 105), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002055, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 175 en Trb. 2010, 105), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet ter vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet ter vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2013, no.2013002320, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet ter vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels van administratieve en technische aard ter uitvoering van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels van administratieve en technische aard ter uitvoering van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2007, no.07.000648, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels van administratieve en technische aard ter uitvoering van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2011.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2011.Dit is een zogenoemd advies conform. Dit betekent dat de tekst van het advies "zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat". Openbaarmaking van dit advies conform is achterwege gebleven (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State). De tekst van het advies wordt dus nergens gepubliceerd, niet in de Staatscourant en niet in de Kamerstukken."
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Mijnbouwwet voor elektriciteitsopwekking op zee, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Mijnbouwwet voor elektriciteitsopwekking op zee, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering houdende enkele wijzigingen in de regeling van de voorlopige hechtenis.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering houdende enkele wijzigingen in de regeling van de voorlopige hechtenis.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de herzieningsregeling (Wet hervorming herzieningsregeling), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de herzieningsregeling (Wet hervorming herzieningsregeling), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2009, no.09.000740, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de herzieningsregeling (Wet hervorming herzieningsregeling), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no.13.001549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe regels te stellen ten aanzien van het doden van dieren zonder bedwelming. Aanleiding voor het ontwerpbesluit is een convenant dat gesloten is tussen de staatssecretaris en een aantal belanghebbende partijen. (zie noot 1)De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de vrijheid van godsdienst en het gesloten karakter van het voorgestelde systeem, alsmede over de subdelegatiebepalingen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1.De vrijheid van godsdienstDe voorgestelde regeling laat de bestaande vrijheid van joodse en islamitische groeperingen om conform hun godsdienstige overtuiging ritueel (onverdoofd) te slachten intact, maar scherpt ten opzichte van het huidige Besluit ritueel slachten de randvoorwaarden die daarbij in acht genomen moeten worden aan. In dit verband rijst de vraag hoe de voorgestelde regeling, waarbij een vergunningenstelsel in het leven geroepen wordt en aanvullende eisen gesteld worden, zich verhoudt tot de vrijheid van godsdienst als gewaarborgd in de Grondwet en het EVRM. De nota van toelichting wijst in dit verband terecht op de eisen van een wettelijke basis, specificiteit, proportionaliteit, en de voorwaarde dat uitoefening van het grondrecht niet illusoir mag worden gemaakt. Een uitdrukkelijke afweging in het licht van de reikwijdte en de beperkingsclausules van de relevante bepalingen - artikel 6, eerste lid, van de Grondwet en artikel 9 van het EVRM - ontbreekt evenwel. De Afdeling adviseert die afweging alsnog in de nota van toelichting op te nemen. Daarbij kan onder meer betrokken worden in hoeverre een redelijke uitleg van genoemde bepalingen met zich brengt dat (onderdelen van) de voorgestelde regeling buiten de werkingssfeer van deze bepalingen valt. Vrijheidsrechten fungeren immers niet buiten en boven, maar binnen de rechtsorde, de maatschappelijke context en de historisch gegroeide praktijk, en dienen mede in het licht van die kaders geïnterpreteerd te worden. (zie noot 2) Dat kan met zich brengen dat bepaalde aan de uitoefening van die rechten gestelde, algemeen maatschappelijk aanvaarde randvoorwaarden niet als beperking gezien moeten worden.Daarnaast wijst de Afdeling er op dat ingevolge het voorgestelde artikel 6.6, eerste lid, onderdeel a, enkel het Opperrabbinaat voor Nederland dan wel de Commissie Islamitisch Slachten van het Contactorgaan Moslims en Overheid personen kunnen machtigen om dieren onbedwelmd (ritueel) te doden. Met de voorgestelde bepaling wordt een gesloten stelsel gecreëerd voor wat betreft de mogelijkheid om gemachtigd te kunnen worden dieren onbedwelmd te doden. Niet valt uit te sluiten dat ook andere personen gemachtigd wensen te worden om onbedwelmd dieren te mogen doden, maar dat deze personen geen machtiging verkrijgen. Hiertegen dient rechtsbescherming open te staan. Uit het ontwerpbesluit en de bijbehorende toelichting blijkt onvoldoende dat de weigering van een machtiging een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling meent, mede met het oog op de vrijheid van godsdienst, dat duidelijk dient te zijn wat de juridische status van de machtiging is en op welke wijze de rechtsbescherming wordt geboden.De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de toelichting te verduidelijken en het ontwerpbesluit aan te passen.2.SubdelegatieHet ontwerpbesluit bepaalt in het voorgestelde artikel 6.5 dat het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming slechts geschiedt in een inrichting die over een registratie beschikt. In artikel 6.5b, derde lid wordt bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over voorschriften en beperkingen die kunnen worden verbonden aan de registratie. Daarnaast wordt in artikel 6.5e, tweede lid bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over de schorsing dan wel intrekking van de registratie, bedoeld in artikel 6.5.De Afdeling merkt op dat de delegatiebepalingen zeer ruim geformuleerd zijn. Zo kunnen er "beperkingen" worden verbonden aan de registratie van een inrichting waarin onbedwelmd dieren geslacht mogen worden, zonder dat de strekking van deze "beperkingen" nader is vastgelegd. (zie noot 3) De Afdeling is van oordeel dat in het besluit de reikwijdte dient te worden geclausuleerd, ter voorkoming van mogelijke beperkingen van de vrijheid van godsdienst. De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de delegatiebepalingen in het ontwerpbesluit te specificeren, dan wel de subdelegatiebepalingen te schrappen en zo nodig de beoogde voorschriften in het besluit op te nemen.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2000, no.00.000877, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende aanwijzing van dier- en plantensoorten ingevolge de Flora- en faunawet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer en de verlenging van de maximale concessieduur, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer en de verlenging van de maximale concessieduur, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 oktober 2006, no. 06.003552, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer en de verlenging van de maximale concessieduur, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit bevat twee wijzigingen van het Besluit personenvervoer 2000 (hierna: Bp 2000). Deze wijzigingen hebben betrekking op de verlenging van de maximale duur van de concessie voor het verrichten van openbaar vervoer en op het uitstel van de aanbestedingsverplichting van openbaar vervoer, anders dan per trein, dat door de gemeentelijke vervoersbedrijven (GVB's) wordt verricht in de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht, of door vervoerders die in een van deze steden op grond van een concessie openbaar vervoer verrichten zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen over de achtergrond van het ontwerpbesluit en de verenigbaarheid ervan met het EG-aanbestedingsrecht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het ontwerpbesluit nader dient te worden overwogen. 1. Uitstel van de aanbestedingsplicht Artikel 36b van het ontwerpbesluit bepaalt dat de aanbestedingsplicht van de concessie voor openbaar vervoer anders dan per trein, in de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht voor bepaalde periodes wordt uitgesteld. De reden hiervoor is volgens de nota van toelichting dat aanbesteding vanaf 1 januari 2007 te ambitieus is. De decentrale overheden en de vervoerders in de betreffende steden zijn nog onvoldoende voorbereid op aanbesteding van hun thuismarkt. Daar komt bij dat er nog de nodige stappen moeten worden gezet richting (externe) verzelfstandiging en marktconformiteit. In de praktijk zou gebleken zijn dat zowel de betrokken decentrale overheden als de vervoerders meer tijd nodig hebben om deze stappen te zetten. Voor het railvervoer komt daar nog bij dat de strategische activa (infrastructuur en materieel) ontvlochten moeten worden van de exploitatie van het vervoer. Ook deze ontvlechting kost meer tijd dan verwacht. Besloten is daarom de data voor het ingaan van de aanbestedingsverplichting uit te stellen.(zie noot 1) De Raad is van oordeel dat de toelichting onvoldoende inzicht verschaft in de relatie tussen de vervoerders in de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht en de decentrale overheden aldaar. Hij adviseert deze daarom aan te vullen. 2. Het EG-aanbestedingsrecht en het uitstel van de aanbestedingsplicht Op grond van het EG-recht geldt in beginsel een aanbestedingsverplichting voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. Deze verplichting vloeit voort uit secundair EG-recht, te weten richtlijn 2004/18/EG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, en richtlijn 2004/17/EG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten.(zie noot 2) Als het gaat om de verlening van concessies voor openbare diensten, zoals openbaar vervoer, zijn beide richtlijnen niet van toepassing. Dit vloeit voort uit artikel 12 van richtlijn 2004/18/EG (uitzondering voor opdrachten in de sectoren watervoorziening, energievoorziening, vervoer en postdiensten) en artikel 18 van richtlijn 2004/17/EG (uitzondering voor concessieovereenkomsten voor werken of diensten in de sectoren watervoorziening, energievoorziening, vervoer en postdiensten). Voor het verlenen van concessies voor openbare diensten geldt echter desalniettemin op grond van het EG-recht een verplichting tot aanbesteden. Dit vloeit voort uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG (hierna: HvJEG) inzake het primaire EG-recht, in het bijzonder de artikelen 43 en 49 van het EG-Verdrag (vrijheid van vestiging en vrij verkeer van diensten) en de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling, transparantie, evenredigheid en wederzijdse erkenning.(zie noot 3) Slechts in twee gevallen kan van de verplichting tot aanbesteding worden afgezien, namelijk wanneer een concessie wordt verleend aan een lichaam dat juridisch niet van de concessieverlenende overheidsinstantie te onderscheiden is, of wanneer een concessie wordt verleend aan een lichaam waarop de concessieverlenende overheidsinstantie toezicht uitoefent zoals op zijn eigen diensten en dit lichaam tegelijkertijd het merendeel van zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van de overheidsinstantie die hem beheerst.(zie noot 4) De Raad merkt hierover het volgende op. 2.1. Uitstel aanbestedingsplicht bij gemeentelijke vervoerbedrijven Artikel 36b, tweede lid, van het ontwerpbesluit zondert, zoals gezegd, de verlening van openbaarvervoersconcessies aan vervoerders waarop de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht op basis van feitelijke of juridische omstandigheden beslissende invloed uitoefenen voor bepaalde tijd uit van de verplichting tot aanbesteding. Het ontwerpbesluit poogt hiermee aan te sluiten bij de hiervoor genoemde uitzondering inzake het houden van toezicht zoals op eigen diensten. De Raad is van oordeel dat verlening van openbaarvervoersconcessies aan de GVB's niet in aanmerking komt voor deze uitzondering. a. Een concessie voor openbaar vervoer in de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht wordt op basis artikel 20, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: Wp 2000) verleend door het dagelijks bestuur van de plusregio.(zie noot 5) De Raad merkt op dat in artikel 36b, tweede lid, van het ontwerpbesluit geen rekening wordt gehouden met dit gegeven. Artikel 36b, tweede lid, spreekt enkel over gemeenten die beslissende invloed hebben op de GVB's. De Raad vraagt zich af hoe dit zich verhoudt tot het in de EG-jurisprudentie opgenomen vereiste dat de concessieverlenende instantie, in casu het dagelijks bestuur van de plusregio, toezicht houdt op het GVB. Hij adviseert artikel 36b, tweede lid, nader te bezien in dit licht, en zo nodig, het ontwerpbesluit aan te passen. b. De beslissende invloed van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht op de vervoerders in die steden dient volgens het nader rapport bij de Wet wijziging personenvervoer 2000 bereikt te worden door het bezit van meer dan de helft van het aantal aandelen in het geplaatste kapitaal.(zie noot 6) De Raad is van oordeel dat deze in het nader rapport gegeven uitleg van het begrip 'beslissende invloed' onvoldoende garandeert dat uitstel van de aanbestedingsplicht voor openbaarvervoersconcessies van de GVB's in overeenstemming is met het EG-recht. Van de GVB's in de vier grote steden kan per 1 januari 2007, voor zover de Raad op dit moment bekend, alleen het GVB Amsterdam worden aangemerkt als een lichaam dat juridisch niet van de gemeente is te onderscheiden. De GVB's in de andere steden zijn of worden vanaf die datum zelfstandige bedrijven. Om van een aanbestedingsverplichting bij verlening van concessies aan deze bedrijven te zijn vrijgesteld, is het hebben van beslissende invloed via aandeelhouderschap niet in alle gevallen voldoende om te spreken van toezicht zoals op eigen diensten. De jurisprudentie van het HvJEG eist meer op dit punt.(zie noot 7) Het Hof verwacht dat een concessieverlenende overheidsinstantie daadwerkelijk over de mogelijkheden beschikt om de beslissingen van een vennootschap te beïnvloeden. Zoals de Raad al eerder heeft opgemerkt, verzekert het bezit van een meerderheid van de aandelen dit niet in alle gevallen.(zie noot 8) De Raad adviseert hiermee rekening te houden in het ontwerpbesluit en de bijbehorende toelichting, en deze in overeenstemming te brengen met de jurisprudentie van het HvJEG inzake het houden van toezicht zoals op eigen diensten. 2.2. Uitstel aanbestedingsplicht bij vervoerders met concessie zonder aanbesteding Artikel 36b, tweede lid, van het ontwerpbesluit stelt de verplichting tot aanbesteding van concessies voor openbaar vervoer niet alleen uit voor concessies die zijn verleend aan de GVB's in de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Ook andere vervoerders die in deze steden op grond van een concessie openbaar vervoer verrichten zonder dat daartoe eerder een aanbesteding is gehouden (hierna: private vervoerders), worden uitgezonderd van de verplichting tot aanbesteding per 1 januari 2007. De reden hiervoor wordt in de toelichting bij het ontwerpbesluit niet aangegeven. De Raad merkt op dat ook het uitstel van de aanbestedingsverplichting voor concessies van private vervoerders op gespannen voet staat met het primaire EG-recht. Zoals in paragraaf 2, eerste tekstblok, is uiteengezet, kan bij de verlening van een concessie aan een lichaam dat juridisch van de concessieverlenende instantie te onderscheiden is, alleen dan van de verplichting tot het doen van een oproep tot mededinging worden afgeweken, wanneer de concessieverlenende overheidsinstantie toezicht uitoefent op het lichaam zoals op zijn eigen diensten en dit lichaam tegelijkertijd het merendeel van zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van de overheidsinstantie die hem beheerst. De gemeenten, genoemd in artikel 36b, tweede lid, beschikken niet over de mogelijkheid om toezicht te houden op de private vervoerders zoals op eigen diensten. De Raad adviseert daarom deze vervoerders uit de bepaling te schrappen. 2.3. Uitstel aanbestedingsplicht indien niet langer sprake is van beslissende invloed Artikel 36b, derde lid, bepaalt dat wanneer uiterlijk vanaf 1 januari 2007 niet langer sprake is van beslissende invloed van de verschillende gemeenten op de GVB's in de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, de duur van het uitstel van de openbare aanbestedingsplicht voor het openbaar vervoer per bus wordt verlengd van 2009 tot 2012. Het vierde lid, bepaalt hetzelfde voor de gemeente Nijmegen, met dit verschil dat de termijn afloopt in 2010. In het arrest ANAV heeft het HvJEG geoordeeld dat wanneer gedurende de looptijd van een concessieovereenkomst het kapitaal van de concessiehouder wordt opengesteld voor particuliere aandeelhouders, dit betekent dat een concessie voor openbare diensten zonder oproep tot mededinging aan een gemengde vennootschap wordt gegund. Naar het oordeel van het Hof druist dit in tegen de doelstellingen van het gemeenschapsrecht, te weten de doelstelling van een vrije en onvervalste mededinging en het beginsel van een gelijke behandeling.(zie noot 9) Het Hof stelt hierover: "De deelneming, ook al is het slechts voor minder dan de helft, van een particuliere onderneming in het kapitaal van een vennootschap waarin ook de concessieverlenende overheidsinstantie deelneemt, sluit [] hoe dan ook uit dat deze instantie op een dergelijke vennootschap toezicht kan uitoefenen zoals op haar eigen diensten []. Voor zover de concessiehoudende vennootschap een vennootschap is, die zelfs ten dele, openstaat voor privé-kapitaal, belet deze omstandigheid derhalve dat zij wordt beschouwd als een interne constructie die het territoriale lichaam dat haar beheerst gebruikt voor het beheer van een openbare dienst".(zie noot 10) Nu artikel 36b, derde en vierde lid, juist bepalen dat uitstel van aanbesteding wel mogelijk is bij deelnemingen van particuliere ondernemingen in het kapitaal van de GVB's, moeten deze bepalingen in strijd met het primaire EG-recht worden geoordeeld. De Raad adviseert de bepalingen uit het ontwerpbesluit te schrappen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen om te bewerkstelligen dat gevallen van ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling dan wel vermoedens daarvan altijd bij het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling worden gemeld, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen om te bewerkstelligen dat gevallen van ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling dan wel vermoedens daarvan altijd bij het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling worden gemeld, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 januari 2017, no.2017000010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen om te bewerkstelligen dat gevallen van ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling dan wel vermoedens daarvan altijd bij het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling worden gemeld, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt dat in de verplichte meldcode een afwegingskader moet worden opgenomen op grond waarvan deskundige beroepsbeoefenaren (hierna: professionals) in staat zijn om te beoordelen of sprake is van (een vermoeden van) ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling. Indien er sprake is van ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling geldt de verplichting deze gevallen te melden bij Veilig Thuis. Het afwegingskader wordt in overleg met de voor die professionals relevante beroepsgroep opgesteld.De Afdeling advisering van de Raad van State onderkent de ernst van de problemen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Niettemin heeft de Afdeling opmerkingen over het ontwerpbesluit die van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden. De Afdeling zet vraagtekens bij de meerwaarde van de radarfunctie van Veilig Thuis in dit verband. De Afdeling adviseert verder om, indien de doorbreking van de geheimhoudings- of zwijgplicht gehandhaafd blijft, eerst de toepasselijke wetgeving aan te passen. Ook is het de vraag of de meldplicht gezien de nadelen die hieraan kleven, effectief zal zijn in de strijd tegen kindermishandeling en huiselijk geweld. Om de effectiviteit te kunnen bepalen, adviseert de Afdeling een ex-ante evaluatie uit te voeren voordat het besluit tot stand wordt gebracht.1.InleidingDe Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (zie noot 1) verplicht organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaars die beroepshalve te maken hebben met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling om over een meldcode te beschikken en het gebruik ervan te bevorderen. De meldcode leidt de professional in 5 stappen door het proces vanaf het moment dat hij signalen opvangt die hem doen vermoeden dat er sprake zou kunnen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling tot aan het moment dat hij een beslissing neemt over het al dan niet doen van een melding en/of het inzetten van noodzakelijke hulp. De meldcode ondersteunt professionals bij het maken van deze afweging. De meldcode moet door de organisatie zelf worden opgesteld. Het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Besluit meldcode) benoemt slechts elementen die een meldcode minimaal dient te bevatten. In de praktijk wordt veelal gebruikgemaakt van het Basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. (zie noot 2)Om zicht te krijgen op het gebruik van de meldcode heeft de Staatssecretaris van VWS twee onderzoeken laten uitvoeren. (zie noot 3) Uit het onderzoek onder artsen blijkt dat artsen over het algemeen goed bekend zijn met de verplichting om te werken met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (83%). Het merendeel van de artsen vindt dat de meldcode (heel) veel ondersteuning biedt, omdat deze structuur geeft en helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging omtrent het doen van een melding bij Veilig Thuis (zie noot 4) en bij het motiveren van deze beslissing. Artsen voelen zich door de verplichting om de stappen te volgen gerechtvaardigd om actie te ondernemen, hoewel men ook bang is om de vertrouwensband met patiënten te schaden. Het doen van een melding wordt als een uiterste stap ervaren en wordt indien niet nodig ook niet wenselijk geacht vanwege de impact op alle betrokkenen. Daarnaast geven artsen aan enige terughoudendheid te voelen om te melden, omdat ze dan geen zicht meer hebben op hoe de casus verder opgepakt wordt. (zie noot 5)Uit het onderzoek dat is uitgevoerd door de Inspectie VenJ blijkt dat alle reclasseringsorganisaties, justitiële inrichtingen en Halt een (centrale) meldcode hebben. Een aantal van de justitiële inrichtingen is echter niet op de hoogte van de aanwezigheid van deze meldcode. Slechts twee van 61 meldcodes blijken te voldoen aan alle eisen uit het Besluit meldcode. Het gebruik van de meldcode is bij alle organisaties een aandachtspunt. (zie noot 6)In de zevende voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties kondigt de Staatssecretaris van VWS mede op basis van deze onderzoeken maar ook op basis van andere stukken een aantal maatregelen aan dat de effectiviteit van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling moet versterken. (zie noot 7) Deze maatregelen richten zich op:1.het intensiveren van het gebruik van de meldcode en de kindcheck en het bevorderen van een betere informatie-uitwisseling;2.het minder vrijblijvend maken van stap 5 van de meldcode door deze aan te vullen met een registratievereiste en een aanscherping werkwijze Veilig Thuis;3.verbetering en doorontwikkeling van de werkwijze Veilig Thuis.Ten einde de punten twee en drie te realiseren, heeft de Staatssecretaris van VWS advies aan de heer Sprokkereef gevraagd. In zijn advies concludeert de heer Sprokkereef dat een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vraagt om het systematisch werken aan veiligheid in huiselijke kring. Hiertoe dienen (ernstige) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling systematisch te worden vastgelegd bij de Veilig Thuis-organisaties die hiermee een zogenoemde radarfunctie krijgen. Voor het realiseren van de radarfunctie dient de ruimte die de huidige meldcode biedt om ofwel zelf hulp te organiseren, ofwel een melding te doen bij Veilig Thuis, bij ernstige gevallen te vervallen. Na wijziging van de meldcode zullen professionals nog steeds zelf invulling kunnen geven aan veiligheidsinterventies, zorg en behandeling. Zij zullen echter, bij ernstige casus, hiervan ook altijd melding moeten maken bij Veilig Thuis. (zie noot 8) Dit advies vormt de basis van de wijzigingen zoals deze zijn opgenomen in het ontwerpbesluit.De Afdeling onderkent de ernst van de problemen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Niettemin heeft de Afdeling opmerkingen over het ontwerpbesluit die van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden. Ter onderbouwing hiervan gaat de Afdeling in het onderstaande eerst in op de meerwaarde van de radarfunctie van Veilig Thuis in dit verband, die de grondslag vormt voor het onderhavige ontwerpbesluit. Verder gaat de Afdeling erop in dat het ontwerpbesluit als ver strekkend gevolg heeft dat het in zaken van ernstig huiselijk geweld of kindermishandeling niet meer aan de professional is om af te wegen of het noodzakelijk is zijn beroepsgeheim te doorbreken, maar hij verplicht is te melden bij Veilig thuis. Dit heeft een aantal consequenties, dat onder 3 nader zal worden uitgewerkt. In punt 4 wordt ingegaan op de effectiviteit van een meldplicht. Gezien de nadelen die hieraan kleven, is het de vraag of het instrument effectief zal zijn in de strijd tegen kindermishandeling en huiselijk geweld. Ten slotte stelt de Afdeling in punt 5 de kwalificatie "ernstig" aan de orde.2.Meerwaarde radarfunctieAan het advies van de heer Sprokkereef ligt de analyse ten grondslag dat niet is verzekerd dat signalen van professionals uit verschillende sectoren worden gecombineerd. Verschillende signalen die bij afzonderlijke professionals bekend zijn, komen niet, of niet tijdig, bij elkaar. Dit staat een scherp inzicht in de aard van de problematiek en de keuze van de juiste interventie in de weg. Een combinatie van signalen kan tot een ander oordeel over de veiligheid leiden, tot een andere weging en tot ander professioneel handelen. (zie noot 9) Zijn analyse is gebaseerd op onder meer rapporten van de Inspectie jeugdzorg/Samenwerkend Toezicht Jeugd/Sociaal Domein en de Onderzoeksraad voor veiligheid. (zie noot 10)a.VIRDe Afdeling merkt op dat het gebrek van het combineren van signalen van professionals uit verschillende sectoren een langlopend en hardnekkig probleem is. Vergelijkbare problemen lagen ten grondslag aan bijvoorbeeld het introduceren van de Wet verwijsindex risicos jeugdigen (VIR). De memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel merkt op: "Er is een groot aantal instanties en professionals, dat elk vanuit hun eigen invalshoek werkt aan problemen van of met jeugdigen. Om te komen tot effectieve interventies voor jeugdigen met problemen, is het van groot belang dat professionals hun activiteiten afstemmen en waar nodig samenwerken. () De verwijsindex moet een belangrijke bijdrage leveren aan het samenbrengen van professionals die een risico signaleren bij één bepaalde jeugdige." (zie noot 11)Uit de evaluatie van de VIR blijkt dat de meerwaarde ervan beperkt is. (zie noot 12) Knelpunten die de meerwaarde beperken zijn dat veel matches van twee of meer meldingen over hetzelfde gezin of dezelfde persoon niet of nauwelijks relevante informatie opleveren omdat de gezinnen al in beeld zijn. De vraag rijst waarom het melden van ernstige kindermishandeling of ernstig huiselijk geweld bij Veilig Thuis wel de meerwaarde zou hebben van tijdige matching van signalen van verschillende professionals. Daarbij komt dat een melding er niet toe hoeft te leiden dat Veilig Thuis de verantwoordelijkheid voor de zaak overneemt. Als de professional die heeft gemeld, zelf de noodzakelijke hulp kan regisseren, zal Veilig Thuis de verantwoordelijkheid niet overnemen; op deze gronden rijst ook nu, net als bij de VIR, de vraag naar de meerwaarde van de melding.b. Vertragende schakel in lokale aanpak?De gemeente is verantwoordelijk voor de jeugdhulp inclusief de toeleiding naar het zogeheten gedwongen kader. Als er sprake is van een (ernstige) bedreiging van een kind en een kinderbeschermingsmaatregel overwogen moet worden, verwijst de gemeente naar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Hierover zijn tussen de gemeenten en de RvdK op het niveau van de 42 jeugdhulpregios samenwerkingsafspraken gemaakt. In vrijwel alle 42 jeugdhulpregios worden deze zaken onder verantwoordelijkheid van de gemeenten besproken en wordt nagegaan of er in het vrijwillig kader nog mogelijkheden zijn. Is dit niet het geval dan doet de RvdK onderzoek en worden er afspraken gemaakt over het volgen van de veiligheid van het kind tijdens het raadsonderzoek. Voorkomen moet worden dat in deze zaken de verplichte meldcode een extra (vertragende) stap wordt tussen het indienen van een verzoek tot onderzoek bij de RvdK door het lokale veld (wijkteam/Centrum voor Jeugd en Gezin). Verplicht melden bij Veilig Thuis, een bovenlokale organisatie, kan op dit punt verwarrend en vertragend werken. Dit gaat mogelijk ten koste van de snelheid en inschakeling van noodzakelijke hulp. (zie noot 13) Het is ook om deze reden de vraag wat de meerwaarde van de radarfunctie is binnen het gedecentraliseerde stelsel van jeugdhulp.c.Signaleren ernstige kindermishandeling en huiselijk geweldTen slotte merkt de Afdeling in dit verband op dat het in de praktijk heel moeilijk blijkt de signalen van ernstige kindermishandeling en huiselijk geweld te herkennen en te duiden. Zonder herkenning en duiding van de signalen kan een professional niet tot het oordeel komen dat er sprake is van ernstige kindermishandeling of huiselijk geweld. Het is noodzakelijk dat professionals hierop uitgebreid getraind worden en dat er binnen de betreffende organisatie steeds aandacht voor is. In dit opzicht valt er nog veel te winnen voordat een nieuw instrument overwogen wordt.d.ConclusieIn het licht van al het bovenstaande adviseert de Afdeling van het besluit af te zien, tenzij de meerwaarde van het ontwerpbesluit alsnog dragend kan worden gemotiveerd.3.Wettelijk beroepsgeheim versus meldplichtIn het ontwerpbesluit is volgens de Staatssecretaris van VWS geen meldplicht opgenomen maar een verplichting voor de beroepsgroep om een norm op te stellen om te bepalen welke ernstige gevallen van geweld en mishandeling gemeld moeten worden bij Veilig Thuis. Binnen de beroepsgroep bepaalt men zelf in welke situatie er gemeld moet worden. (zie noot 14)De Afdeling merkt op dat het ontwerpbesluit meer regelt dan een verplichting om een norm te stellen, juist omdat het ontwerpbesluit bij overschrijding van die norm de verplichting oplegt dat er gemeld moet worden. Hierdoor is het niet meer aan de professional om af te wegen of het noodzakelijk is zijn beroepsgeheim te doorbreken. Deze verplichting kan naar het oordeel van de Afdeling derhalve gekwalificeerd worden als een meldplicht.Het is daarmee de vraag hoe de meldplicht uit de meldcode zich verhoudt tot het beroepsgeheim. Een professional is meestal gebonden aan een wettelijk beroepsgeheim of heeft een zwijgplicht. (zie noot 15) De Afdeling gaat ervan uit dat, wanneer het onderhavige besluit geldt, een professional via het tuchtrecht aangesproken kan worden als er geen melding is gemaakt van ernstige kindermishandeling of huiselijk geweld. Daarnaast is evenwel het wettelijke beroepsgeheim of de zwijgplicht van toepassing. Daarmee kan de professional in een conflict van plichten terecht komen. Hij of zij kan goede redenen hebben op grond van zijn beroepsgeheim of zwijgplicht om niet te melden. Hij of zij breekt dan wel de code.De Afdeling merkt op dat het wettelijk beroepsgeheim of de zwijgplicht in stand blijft terwijl in lagere regelgeving hierop een inbreuk wordt gemaakt door een meldplicht te introduceren. Dit leidt tot grote onduidelijkheden voor de professional in de praktijk.De Afdeling adviseert om deze reden eerst de toepasselijke wetgeving aan te passen door een uitzondering op de geheimhoudingsplicht of zwijgplicht op te nemen.4.Effectiviteit meldplichtUit de wetsgeschiedenis van de wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling blijkt dat bewust is afgezien van het introduceren van een meldplicht. In de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel is ingegaan op de redenen hiervoor. De volgende argumenten zijn naar voren gebracht:- Toepassing van een meldplicht door professionals gaat voorbij aan het zelfbeschikkingsrecht ofwel de autonomie van het slachtoffer. Bij een meldplicht maakt de professional geen afweging, maar meldt meteen wat hij ziet zonder overleg met slachtoffer of cliënt.- Wanneer artsen te maken hebben met een meldplicht, ervaren zij druk van de wet. Zij hebben het gevoel de controle kwijt te raken om zelf zorgvuldig te kunnen overwegen welke stappen nodig zijn in het belang en ter bescherming van het slachtoffer;- Invoering ervan gaat gepaard met nadelige gevolgen, zoals de overbelasting van het systeem en onnodig stigmatiserende onderzoeken, zonder duidelijke pluspunten voor hulp aan en bescherming van het kind en het gezin. (zie noot 16)In die memorie van toelichting is ook opgemerkt dat het doorvoeren van een meldplicht als daarvoor de noodzaak ontbreekt, de toets aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) niet zou kunnen doorstaan in het bijzonder ten aanzien van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. (zie noot 17)Zowel in de evaluatie van de VIR als in de evaluatie van de meldcode zijn aanwijzingen te vinden dat bovengenoemde problemen mogelijk zullen ontstaan en in het bijzonder ten aanzien van de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en cliënt. Zo wordt in de evaluatie van de VIR geconstateerd dat de belangrijkste reden voor professionals om af te zien van een melding is dat zij ouders en/of de jeugdige moeten informeren over de melding (volgens 26% van alle meldingsbevoegden; o.a. vanwege handelingsverlegenheid van de professional en angst de vertrouwensband te schaden). (zie noot 18) In de evaluatie van de verplichte meldcode wordt naar voren gebracht dat artsen het doen van een melding als een uiterste stap ervaren en, indien niet nodig, ook niet wenselijk achten vanwege de impact op alle betrokkenen. Als zich dergelijke problemen voordoen, draagt de meldplicht naar het oordeel van de Afdeling niet bij aan de bestrijding van kindermishandeling en huiselijk geweld en is in zoverre derhalve niet effectief.Voorts wordt in de reactie van verschillende beroepsverenigingen op een concept van het onderhavige besluit hierover opgemerkt: "We hebben als beroepsverenigingen twijfels over de effectiviteit van de voorgestelde meldplicht en grote zorgen over de negatieve effecten die deze kan hebben op de vertrouwensrelatie en de bereidheid hulp te zoeken. We vragen ons ten sterkste af of de meldplicht voor het effect gaat zorgen dat we willen. Mocht toch besloten worden tot deze wijziging van het Besluit, dan zal de professional daarover in ieder geval voorafgaand en tijdens het hulptraject in alle openheid met cliënten moeten spreken. Het borgen van de vertrouwensrelatie valt, ook in ernstige gevallen, onder de professionele verantwoordelijkheid van professionals. Zij zijn daarop aan te spreken op grond van hun beroepscodes. Wij vragen hiervoor aandacht." (zie noot 19) Ook hieruit blijkt dat onder professionals twijfel is ook over de effectiviteit van de meldplicht.Naar het oordeel van de Afdeling is er geen reden om aan te nemen dat de consequenties zoals hierboven genoemd wezenlijk anders zullen zijn als de meldplicht in de meldcode wordt opgenomen en niet in de wet. Niet gebleken is dat de bezwaren tegen een meldplicht zoals hierboven genoemd niet van toepassing zullen zijn. Hierdoor zal de meldplicht in zoverre niet bijdragen aan de bestrijding van kindermishandeling en huiselijk geweld en is zij in zoverre niet effectief.Om deze reden adviseert de Afdeling van het besluit af te zien, tenzij dragend gemotiveerd kan worden dat de praktijk thans zodanig is gewijzigd dat de bezwaren die er vrij kort geleden toe hebben geleid af te zien van een wettelijke meldplicht, thans niet meer aan de orde zijn.Ten einde de effectiviteit van het ontwerpbesluit te kunnen bepalen geeft de Afdeling in overweging om niet alleen een impactanalyse (zie noot 20) uit te voeren om alle effecten in kaart te brengen, maar ook een ex-ante evaluatie die de werking van het ontwerpbesluit in de praktijk in kaart brengt. De uitkomsten van de ex-ante evaluatie kunnen ertoe leiden dat voorkomen wordt dat een nieuw instrument in het leven wordt geroepen dat achteraf gezien zijn doel voorbij schiet.5.De kwalificatie "ernstig"In het ontwerpbesluit is de verplichting opgenomen om in de meldcode een afwegingskader op te nemen op grond waarvan professionals in staat zijn om te beoordelen of sprake is van (een vermoeden van) ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling. Het afwegingskader dient in overleg met voor de professionals relevante beroepsgroepen te worden opgesteld. Verwacht wordt dat de beroepsgroepen in de praktijk model-afwegingskaders zullen opstellen, die door de personen en instanties die de meldcode moeten opstellen, overgenomen worden. Het kabinet zal de beroepsgroepen hierbij ondersteunen. (zie noot 21) De Afdeling merkt hierover het volgende op.Doordat de relevante beroepsgroepen zelf de afwegingskaders zullen opstellen, zullen er verschillen ontstaan in wat de beroepsgroepen definiëren als ernstige kindermishandeling of huiselijk geweld. In de verschillende adviezen die zijn uitgebracht over het ontwerpbesluit wordt gewezen op het gebrek aan duidelijkheid wanneer er sprake is van ernstige kindermishandeling of huiselijk geweld en de noodzaak van harmonisatie tussen de afwegingskaders. (zie noot 22) De verschillen in definities kunnen naar het oordeel van de Afdeling onder omstandigheden leiden tot willekeur bij de meldingen, omdat de ene beroepsgroep de ernst van de kindermishandeling of huiselijk geweld anders definieert dan de andere.Aangezien "ernstig" een kernbegrip in het ontwerpbesluit is, adviseert de Afdeling in het voorstel ten minste de indicatoren op te nemen die de ernst van de kindermishandeling of huiselijk geweld bepalen en bij gebreke hiervan van het besluit af te zien.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2003, no.03.001964, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr.2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Dit besluit dient tot implementatie van richtlijn nr.2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 februari 2002 tot wijziging van richtlijn 96/53/EG van de Raad, houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PbEG L 67) (hierna: richtlijn 2002/7/EG). Artikel II bepaalt dat het besluit in werking treedt op 1 juni 2003. Het is zeer de vraag of het besluit vóór die datum kan worden gepubliceerd, wat een vereiste is voor inwerkingtreding. Als dat al zou lukken is de termijn tussen bekendmaking en inwerkingtreding zodanig kort dat uitvoeringsorganen en andere betrokkenen vrijwel geen tijd hebben om zich tijdig op de nieuwe regeling in te stellen. Ook blijkt niet uit de nota van toelichting waarom zo spoedige inwerkingtreding nodig zou zijn; de implementatietermijn van richtlijn 2002/7/EG eindigt op 9 maart 2004. De Raad van State adviseert artikel II aan te passen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet politieregisters in verband met de invoering van regels omtrent het gebruik van camera's ten behoeve van toezicht op openbare plaatsen (cameratoezicht op openbare plaatsen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet politieregisters in verband met de invoering van regels omtrent het gebruik van camera's ten behoeve van toezicht op openbare plaatsen (cameratoezicht op openbare plaatsen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2013, no.2013002398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2013, no. 13.001543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Derde nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Derde nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de verruiming van de rivier de Maas op de locatie Bosscherveld, tussen het verbindingskanaal Maas - Zuid-Willemsvaart en de Maas, vanaf kilometer 14.650 tot kilometer 16.650, met bijkomende werken, in de gemeente Maastricht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de verruiming van de rivier de Maas op de locatie Bosscherveld, tussen het verbindingskanaal Maas - Zuid-Willemsvaart en de Maas, vanaf kilometer 14.650 tot kilometer 16.650, met bijkomende werken, in de gemeente Maastricht.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 20 augustus 2007, no.RWSCD BJV 2007/20206, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de verruiming van de rivier de Maas op de locatie Bosscherveld, tussen het verbindingskanaal Maas - Zuid-Willemsvaart en de Maas, vanaf kilometer 14.650 tot kilometer 16.650, met bijkomende werken, in de gemeente Maastricht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanpassing van de regels bij waardeoverdracht, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanpassing van de regels bij waardeoverdracht, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2015, no.2015001134, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanpassing van de regels bij waardeoverdracht, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies (aanpassing anti-cumulatieregeling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies (aanpassing anti-cumulatieregeling), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2011, no.11.001771, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies (aanpassing anti-cumulatieregeling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

"Decentraal moet, tenzij het alleen centraal kan". Tweede periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen

[Gepubliceerd: 2019-01-28] "Decentraal moet, tenzij het alleen centraal kan". Tweede periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen"DECENTRAAL MOET, TENZIJ HET ALLEEN CENTRAAL KAN"
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met leerwerktrajecten in het v.m.b.o.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met leerwerktrajecten in het v.m.b.o.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Halderberge van 22 februari 2006, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Halderberge van 22 februari 2006, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 10 november 2006, no. DJZ 2006321502, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot goedkeuring van het besluit van de raad van Halderberge van 22 februari 2006, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van de volgende opmerking.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met het onder de ziekenfondsverzekering brengen van startende ondernemers, van wie nadien blijkt dat zij niet hebben voldaan aan artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, en wijziging van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met het onder de ziekenfondsverzekering brengen van startende ondernemers, van wie nadien blijkt dat zij niet hebben voldaan aan artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, en wijziging van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende correcties en enkele vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende correcties en enkele vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2011, no.11.002826, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende correcties en enkele vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg en enkele andere wetten, houdende vaststelling van een grondslag voor het stellen van kwaliteitseisen over beroepsbeoefenaren werkzaam in de jeugdzorg en voor het aanwijzen van een kwaliteitsregister, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg en enkele andere wetten, houdende vaststelling van een grondslag voor het stellen van kwaliteitseisen over beroepsbeoefenaren werkzaam in de jeugdzorg en voor het aanwijzen van een kwaliteitsregister, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel beoogt de professionalisering in de jeugdzorg te bevorderen door het bieden van een grondslag voor het stellen van kwaliteitseisen aan beroepsbeoefenaren in de jeugdzorg en door het bieden van een grondslag voor de erkenning van een kwaliteitsregister. Er worden wettelijke eisen gesteld aan een op te richten stichting die een kwaliteitsregister houdt, dat als enig register door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) kan worden erkend. Langs deze weg worden jeugdzorgwerkers gebonden aan een beroepsethische norm. Deze wordt via het door de stichting te regelen tuchtrecht gehandhaafd. Voorts worden grondslagen opgenomen om aan jeugdzorgwerkers kwaliteitseisen te stellen. De toelichting introduceert verder de aan een jeugdzorgorganisatie te stellen norm van verantwoorde werktoedeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Infectieziektenwet ter incorporatie van het severe acute respiratory syndrome.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Infectieziektenwet ter incorporatie van het severe acute respiratory syndrome.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Inschrijvingsbesluit ziekenfondsverzekering in verband met de inwerkingtreding van de wet van 13 december 2000, houdende wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene (Stb.2001, 67).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Inschrijvingsbesluit ziekenfondsverzekering in verband met de inwerkingtreding van de wet van 13 december 2000, houdende wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene (Stb.2001, 67).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton in verband met de verbetering van de regels inzake verpakkingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton in verband met de verbetering van de regels inzake verpakkingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 december 2009, no.09.003698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton in verband met de verbetering van de regels inzake verpakkingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; 's-Gravenhage, 9 juni 2015 (Trb. 2015, 103), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; 's-Gravenhage, 9 juni 2015 (Trb. 2015, 103), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 15 september 2015, no.2015001555, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; 's-Gravenhage, 9 juni 2015 (Trb. 2015, 103), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst betreffende de vaststelling van geharmoniseerde technische reglementen van de Verenigde Naties voor voertuigen op wielen en voor uitrustingsstukken en onderdelen die daarop kunnen worden gemonteerd en/of gebruikt, en betreffende de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen die krachtens die reglementen van de Verenigde Naties zijn verleend; Genève, 14 juni 2017 (Trb. 2017, .. ).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst betreffende de vaststelling van geharmoniseerde technische reglementen van de Verenigde Naties voor voertuigen op wielen en voor uitrustingsstukken en onderdelen die daarop kunnen worden gemonteerd en/of gebruikt, en betreffende de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen die krachtens die reglementen van de Verenigde Naties zijn verleend; Genève, 14 juni 2017 (Trb. 2017, .. ).Bij Kabinetsmissive van 5 september 2017, no.2017001454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst betreffende de vaststelling van geharmoniseerde technische reglementen van de Verenigde Naties voor voertuigen op wielen en voor uitrustingsstukken en onderdelen die daarop kunnen worden gemonteerd en/of gebruikt, en betreffende de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen die krachtens die reglementen van de Verenigde Naties zijn verleend; Genève, 14 juni 2017 (Trb. 2017, .. ), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor verpakkingen, verpakkingsafval, papier en karton (Besluit beheer verpakkingen en papier en karton), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor verpakkingen, verpakkingsafval, papier en karton (Besluit beheer verpakkingen en papier en karton), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2017, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2017, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2016, no.2016001337, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-Miljoenennota 2017, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 met het oog op het verplichtstellen van de identificatieplicht en van de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties door handelaren in zaken van grote waarde.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 met het oog op het verplichtstellen van de identificatieplicht en van de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties door handelaren in zaken van grote waarde.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende algemene regels voor lozen anders dan vanuit een inrichting (Besluit lozen buiten inrichtingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende algemene regels voor lozen anders dan vanuit een inrichting (Besluit lozen buiten inrichtingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.001991, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende algemene regels voor lozen anders dan vanuit een inrichting (Besluit lozen buiten inrichtingen), met nota van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende drijvende bouwwerken, de milieuprestatiegrenswaarde en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende drijvende bouwwerken, de milieuprestatiegrenswaarde en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2017, no.2017001592, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende drijvende bouwwerken, de milieuprestatiegrenswaarde en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit stelt onder meer eisen aan nieuw te bouwen drijvende bouwwerken.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar maakt onder meer een opmerking over de uitzonderingen voor het bouwen van drijvende bouwwerken. In verband daarmee acht zij een dragende motivering of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen.1.Uitzonderingen voor drijvende bouwwerkenHet ontwerpbesluit maakt het bij drijvende bouwwerken mogelijk om tot de perceelgrens te bouwen, waar voor reguliere woningen een afstand van 2,5 meter geldt. (zie noot 1) Voorts biedt het de mogelijkheid om een vluchtroute te laten uitkomen op een steiger, in plaats van bij een oever of een wal. (zie noot 2)Volgens de toelichting zijn deze opties met name bedoeld om de vervanging van woonboten op bestaande ligplaatsen mogelijk te maken. Bij nieuwe ligplaatsen en waterkavels zou de gemeente de posities van drijvende bouwwerken ten opzichte van elkaar en de afmetingen van de steiger zodanig kunnen bepalen dat wel wordt voldaan aan de nieuwbouwvoorschriften.De Afdeling wijst er op dat beide opties wel begrijpelijk zijn wat betreft de vervanging van woonboten op bestaande ligplaatsen, die over het algemeen dicht bij elkaar liggen. Ze gaan echter mogelijk te ver wat betreft de bouw van drijvende bouwwerken in het algemeen (horecapaviljoens, hotels etc.) op nieuw te creëren ligplaatsen en waterkavels. In dat geval hoeven beperkingen vanuit het bestemmingsplan niet aan de orde te zijn. (zie noot 3)De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan, en zo nodig het voorstel aan te passen.2. MilieugrenswaardeplichtUit het nieuwe artikel 5.9, derde lid, volgt dat de milieugrenswaardeplicht niet van toepassing is op een kantoorgebouw als de totale gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties en nevenfuncties kleiner is dan 100 m2. De reden hiervan wordt niet toegelicht.De Afdeling adviseert dat alsnog te doen.3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2012, no.12.000303, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet, de Wet  tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2016, no.2016000840, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het uitwerken van taalondersteuning en het vastleggen van de eisen om taalondersteuning van allochtone leerlingen te geven.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het uitwerken van taalondersteuning en het vastleggen van de eisen om taalondersteuning van allochtone leerlingen te geven.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2008, no.08.001349, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2008, no.08.002370, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van vakbekwaamheid voor de taxibestuurder, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van vakbekwaamheid voor de taxibestuurder, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2003, no.03.005298, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van vakbekwaamheid voor de taxibestuurder, met nota van toelichting. Met de in het ontwerpbesluit voorgestelde wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 (hierna: Bp2000) wordt voor de verkrijging van de chauffeurspas naast reeds bestaande eisen de vakbekwaamsheidseis voor taxichauffeurs ingevoerd. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij kanttekeningen met betrekking tot het inzicht in exameneisen, de vrijstelling van het overleggen van een getuigschrift, de kosten verbonden aan de vakbekwaamheidseis en de nakoming van de wettelijke overlegverplichting (artikel 106 van de Wet personenvervoer 2000). 1. Exameneisen Het voorgestelde aan artikel 76, eerste lid, Bp2000 toe te voegen onderdeel d, eist voor de verstrekking van een chauffeurspas de overlegging van een door de minister erkend getuigschrift van met goed gevolg afgelegde examens waarbij ten minste de kennis is vastgesteld van de door de minister vastgestelde onderwerpen.(zie noot 1) Uit de nota van toelichting blijkt dat hierbij moet worden gedacht aan onderwerpen als klantgerichtheid, rijvaardigheid, kennis van het voertuig, handelen bij calamiteiten, kennis van de relevante regelgeving, stratenkennis en beheersing van de Nederlandse taal. Voor een goed oordeel over het ontwerpbesluit acht de Raad het vanwege de samenhang tussen het beleid betreffende die onderwerpen, de nadere regeling daarvan en het ontwerpbesluit van belang dat in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit duidelijkheid wordt geboden over dat beleid en de nadere regeling. In het bijzonder acht het college het gewenst dat daarbij wordt aangegeven aan welke eisen moet worden gedacht bij het examenonderdeel kennis van relevante regelingen, nu kennis van de verkeersregels al nodig is voor het verkrijgen van het rijbewijs. In verband met het vorenstaande beveelt het college aan meer inzicht te bieden door aanvulling van de nota van toelichting. 2. Vrijstelling a. Het voorgestelde vijfde lid, van artikel 76 Bp2000 biedt de minister de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van het eerste lid, onder d.(zie noot 2) Blijkens de toelichting, paragraaf Vrijstelling, wordt hiermee beoogd de chauffeurs die reeds in het bezit zijn van een chauffeurspas en een praktische ervaring kunnen aantonen van minimaal drie jaar, vrij te stellen van de exameneis van artikel 76, eerste lid, onder d, Bp2000. De argumentatie daarvoor is dat ervaren en goed gekwalificeerde taxichauffeurs niet onnodig moeten worden belast met het behalen van een getuigschrift. In verband daarmee vermeldt de toelichting dat mag worden verwacht dat chauffeurs op grond van praktijkervaring zich de vereiste kennis en vaardigheden reeds hebben eigengemaakt. De Raad mist een onderbouwing van die stelling en betwijfelt de juistheid daarvan in een aantal gevallen. In de toelichting wordt er immers gewag van gemaakt dat in de praktijk, na een periode van drie jaar na de invoering van de chauffeurspas, kan worden vastgesteld dat de beoogde kwaliteitsverbetering niet voldoende is opgetreden.(zie noot 3) In de toelichting wordt vermeld dat uit overleg met de consumenten- en branche-organisaties is gebleken dat de afgelopen jaren is geklaagd over de rijstijl en de stratenkennis van taxichauffeurs in met name de grote steden, terwijl ook de kwaliteit van de dienstverlening veel te wensen zou overlaten. Het college ziet vooralsnog niet in dat, deze klachten in aanmerking nemend, bijvoorbeeld de kennis van relevante regelingen bij een praktijkervaring van drie jaar in alle gevallen groot genoeg zal zijn om op grond daarvan een vrijstelling van de examenverplichting te verlenen. Verder is de Raad niet duidelijk waarop de keuze voor een periode van drie jaar aan praktijkervaring is gebaseerd. Gezien het vorenstaande acht het college een nadere onderbouwing van de gronden voor de vrijstelling bij een praktijkervaring van tenminste drie jaar noodzakelijk. De Raad adviseert de nota van toelichting op dit punt aan te vullen. b. Uit een oogpunt van rechtszekerheid verdient het aanbeveling de voorgestelde mogelijkheid niet over te laten aan een vrijstellingsbevoegdheid maar neer te leggen in een uitdrukkelijke overgangsbepaling. De Raad adviseert een dergelijke bepaling in het besluit op te nemen. 3. Kosten In de paragraaf Administratieve lasten voor het bedrijfsleven van de toelichting wordt vermeld dat de onderhavige wijziging van het Bp2000 nadrukkelijk geen verplichting tot het volgen van een opleiding voorafgaand aan het examen omvat.(zie noot 4) De kosten van een dergelijke opleiding vormen dan ook geen onderdeel van de inhoudelijke verplichting die uit onderhavige vakbekwaamheidseis voortvloeit. Verwacht wordt dat een deel van de chauffeurs zich door zelfstudie de benodigde kennis en vaardigheden voor het examen eigen maakt. In verband hiermee wordt er in de toelichting van uitgegaan dat de kosten verbonden aan de voorgestelde vakbekwaamheidseis laag zijn. Er wordt immers alleen uitgegaan van examenkosten en niet van opleidingskosten. Nieuwe chauffeurs kunnen pas toetreden tot de taxibranche nadat zij een chauffeurspas hebben verkregen.(zie noot 5) Daaraan is de eis verbonden van het verplicht afleggen van een examen vakbekwaamheid. De Raad trekt de houdbaarheid van de stelling dat de kosten verbonden aan de voorgestelde vakbekwaamheidseis laag zijn in twijfel. In de toelichting wordt gesteld dat een deel van de chauffeurs zich door zelfstudie de benodigde kennis en vaardigheden voor het examen eigen maakt. Dat betekent dat een ander deel zich niet door zelfstudie kan bekwamen, maar daarvoor een opleiding moet volgen. Voorstelbaar is dat dit in grote mate het geval zal zijn ten behoeve van bepaalde onderdelen van het examen, zoals bijvoorbeeld kennis van relevante regelingen. Het college gaat er dan ook van uit dat de kosten verbonden aan de voorgestelde vakbekwaamheidseis veelal aanmerkelijk hoger zullen zijn dan in de toelichting wordt voorgesteld. In verband hiermee rijst de vraag of de chauffeurs dan wel de branche die kosten kunnen opbrengen. Het Overlegorgaan Personenvervoer (hierna: OPV) verwacht in ieder geval niet dat de taxibranche dat kan.(zie noot 6) Hoewel in de toelichting wordt opgemerkt dat met de branche over de hoogte van de examenkosten en daarmee de totale kosten van de branche, overleg wordt gevoerd en verwacht wordt dat zal worden uitgegaan van een redelijk en marktconform bedrag, beveelt het college aan niet alleen met examenkosten, maar ook met opleidingskosten rekening te houden. De Raad beveelt daarom aan in de toelichting de uiteenzetting met betrekking tot de hoogte van de kosten die voortkomen uit de verplichte exameneis met in achtneming van het vorenstaande nader te bezien. 4. Overleg Ter uitvoering van artikel 106 van de Wet personenvervoer 2000 is over het ontwerpbesluit overleg gevoerd met consumenten- en brancheorganisaties als het OPV. Het artikel vereist echter dat tevens overleg wordt gevoerd met ten minste representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, provincies, regionaal openbare lichamen en gemeenten. De toelichting vermeldt niet dat aan dat vereiste is voldaan. In verband daarmee adviseert het college de nota van toelichting aan te vullen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2006, no.06.001829, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet), met memorie van toelichting. Met het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel voor de Pensioenwet (PW)(zie noot 1) wordt de bestaande Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) vervangen. Het thans voorliggende wetsvoorstel bevat in de eerste plaats het overgangsrecht dat nodig is om de overgang van de PSW naar de PW adequaat te doen verlopen en voorziet in intrekking van de PSW. In de tweede plaats voorziet het wetsvoorstel in de noodzakelijke aanpassing van andere wetten, waaronder de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB). De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen onder meer over het wetgevingsproces, het voorstel om in het wetsvoorstel ook de wijziging van de WVB op te nemen, de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van de regelgeving en de onduidelijkheden die ontstaan als gevolg van de intrekking van de PSW voor nog niet afgehandelde verzoeken. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Wetgevingsproces De tekst van de PW is nog niet definitief, omdat de behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel in de Tweede Kamer nog niet is voltooid. Zo is rond het tijdstip van het aanhangig maken van het voorliggende wetsvoorstel bij de Raad, op 19 mei 2006 een tweede nota van wijziging aan de Tweede Kamer gezonden(zie noot 2). Voorts valt niet uit te sluiten dat door amendering en eventueel aanvullende nota's van wijziging de tekst van de PW verder wordt gewijzigd. Daarom is het thans nog niet goed mogelijk ten volle te overzien in hoeverre het voorliggende wetsvoorstel toereikend en sluitend is om de overgang van de PSW naar de PW adequaat te doen verlopen. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de in dit wetsvoorstel voorgestelde wijziging van de WVB. De Raad gaat ervan uit dat eventuele voorstellen tot wijziging van het onderhavige voorstel, voor zover niet van ondergeschikte aard, die voortvloeien uit de noodzakelijke afstemming op de definitieve tekst van de PW aan hem zullen worden voorgelegd. 2. Wetgevingsarchitectuur: WVB Ingevolge het voorliggende voorstel wordt ook de WVB gewijzigd. Behalve dat de terminologie van de WVB zoveel mogelijk aan die van de PW wordt aangepast, bevat het voorstel ook een groot aantal inhoudelijke wijzigingen van de WVB. De belangrijkste daarvan hebben betrekking op aanscherping van de voorlichtingsbepalingen, de bepalingen over het financiële toetsingskader, de algemene toezichtbepalingen en de bepalingen die zien op de inhoud van de pensioenregeling zelf. In paragraaf 1 van de memorie van toelichting wordt vermeld dat als gevolg van de aanpassing aan de PW een groot aantal artikelen van de WVB herschreven moet worden. Weliswaar is overwogen de huidige WVB in te trekken en een nieuwe WVB vast te stellen overeenkomstig aanwijzing 224 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, maar daarvoor is niet gekozen. Wel zal vanwege de omvang van de wijziging de gewijzigde WVB vóór publicatie vernummerd worden en zal de vernummerde tekst integraal in het Staatsblad worden geplaatst, aldus de toelichting. Dat een apart wetsvoorstel voor de WVB de indruk zou kunnen wekken dat de normen in de WVB afwijken van die in de PW, is naar het oordeel van de Raad niet voldoende grond voor de gemaakte keuze. Immers de WVB is een op zichzelf staande pensioenwet, waarin de terminologie zoveel als mogelijk wordt afgestemd op de PW. De voorgestelde inhoudelijke wijzigingen in de WVB kunnen niet worden aangemerkt als overgangsrecht noch als aanpassingen die het noodzakelijke gevolg zijn van (de invoering van) de Pensioenwet. Daarom acht de Raad het aangewezen om de omvangrijke wijziging van de WVB in een apart voorstel onder te brengen. Ook De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) heeft hierop gewezen en er voor gepleit om de te wijzigen WVB in te trekken en een afzonderlijk wetsvoorstel vast te stellen(zie noot 3). De Raad merkt voorts op dat een groot aantal bepalingen van hoofdstuk 2 van het voorstel ook het invoerings- en overgangsrecht regelt van de nog (overeenkomstig het in hoofdstuk 3 voorgestelde en zeer omvangrijke artikel 72) te wijzigen WVB. Daar komt bij dat in de artikelen van hoofdstuk 2 per artikel zowel de invoering wordt geregeld van de PW (in het eerste lid) als de invoering van de WVB (in het tweede lid). Een dergelijke aanpak van de op zichzelf al ingewikkelde problematiek van invoering- en overgangswetgeving komt de inzichtelijkheid niet ten goede. De gekozen opzet leidt niet alleen tot onduidelijkheden, maar in sommige gevallen ook tot onjuistheden. Zo verwijst artikel 1, derde lid, van het voorstel naar de definities van artikel 1 WVB. Bedoeld zal zijn te verwijzen naar de definities in de WVB zoals die na de inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel zullen luiden. Een ander voorbeeld is het voorgestelde artikel 64, derde lid, waarin wordt verwezen naar artikel 105, derde lid, van "deze wet". Kennelijk wordt gedoeld op artikel 105, derde lid, van de WVB zoals deze komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van het onderhavige voorstel. Dit alles is te voorkomen door splitsing van hoofdstuk 2 in een hoofdstuk met invoeringsbepalingen met betrekking tot de PW en een hoofdstuk met betrekking tot de voor de WVB voorgestelde wijzigingen. Tot slot merkt de Raad op dat met publicatie in het Staatsblad van de integrale tekst van de WVB, na vernummering van de artikelen daarvan, wel wordt bereikt dat de artikelen in die wet dan weer doorlopen, maar dat deze publicatie tevens betekent dat de toegankelijkheid in zoverre afneemt dat de toelichting bij de artikelen in de (oorspronkelijke) WVB niet langer zonder meer zal aansluiten bij de vernummerde artikelen. Gelet op het bovenstaande adviseert de Raad om de wijziging van de WVB, zoals deze in artikel 72 in hoofdstuk 3 van het wetsvoorstel wordt voorgesteld, in een afzonderlijk wetsvoorstel op te nemen, alsmede om hoofdstuk 2 te splitsen in een hoofdstuk dat betrekking heeft op de Pensioenwet en een ander dat betrekking heeft op de WVB. 3. Overgangsrecht of permanente uitzondering Door de keuze voor een aparte invoeringswet wordt voorkomen dat de PW 'vervuild' wordt door bepalingen die slechts betekenis hebben voor specifieke groepen of situaties en die na een bepaalde periode uitgewerkt zijn. Ten aanzien van een aantal in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen merkt de Raad echter op dat deze in feite geen overgangsrecht betreffen, maar een permanente uitzondering zijn op de desbetreffende hoofdregel in de PW. Het college wijst onder meer op de artikelen 3, 4, eerste lid, 7, 9, 10, 20, 21, 24, 25, 28, 29, 30, 32 tot en met 43, 59, derde lid, tweede volzin, 59, vijfde lid, 65 en 66. Ook blijft de PSW in een aantal expliciet genoemde situaties nog voor onbepaalde tijd van toepassing. Dit betreft in elk geval de situaties genoemd in de artikelen 5, 8, derde lid, 18, derde en vierde lid, en 19 van het wetsvoorstel. Met het oog op de kenbaarheid en toegankelijkheid van de regelgeving verdient het naar het oordeel van de Raad de voorkeur om de genoemde bepalingen in de PW zelf op te nemen. De Raad adviseert om het voorstel dienovereenkomstig aan te passen. 4. Uitgestelde inwerkingtreding of uitgestelde werking. De regering heeft het voornemen de PW op 1 januari 2007 in werking te laten treden. Omdat de uitvoeringspraktijk zich op het nieuwe regime moet kunnen instellen, zal voor een aantal bepalingen een overgangstermijn gelden van een jaar. Het tijdstip van inwerkingtreding zal worden bepaald bij koninklijk besluit op basis van artikel 206 PW, waardoor dit tijdstip voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Met betrekking tot de vormgeving van de beoogde overgangstermijn van een jaar kiest de regering blijkens de toelichting(zie noot 4) in de meeste gevallen voor een latere (uitgestelde) inwerkingtreding van de betreffende artikelen van de PW met toepassing van artikel 206 PW. Voor een beperkt aantal situaties voorziet het wetsvoorstel in verband met de overgangstermijn echter in een vorm van uitgestelde werking. De Raad wijst in dit kader bijvoorbeeld op de artikelen 6 en 18. Hoewel uitgestelde werking lijkt op uitgestelde inwerkingtreding, is deze daarmee niet gelijk te stellen. Uitgestelde inwerkingtreding heeft tot gevolg dat de nieuwe regeling eerst op een latere datum in werking treedt, terwijl bij de uitgestelde werking de nieuwe regeling wel in werking treedt maar voor nader aangeduide gevallen vooralsnog niet van toepassing is. Uit de memorie van toelichting blijkt niet welke overwegingen in de verschillende gevallen ten grondslag liggen aan de keuze voor uitgestelde werking dan wel uitgestelde inwerkingtreding. De Raad acht het met het oog op de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van de toch al complexe materie wenselijk dat het overgangsrecht zo veel mogelijk op gelijke wijze wordt vormgegeven. De Raad adviseert in de toelichting nader op de gekozen regeling van de overgangstermijn in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. 5. Intrekking PSW en inwerkingtreding PW. a. Op grond van artikel 2 van het wetsvoorstel wordt de PSW ingetrokken, met dien verstande dat voor de verschillende artikelen of onderdelen van de PSW bij koninklijk besluit het tijdstip waarop deze vervallen, verschillend kan worden vastgesteld. Uit de toelichting komt onvoldoende naar voren waarom er is gekozen voor de mogelijkheid de verschillende artikelen of onderdelen van de PSW op verschillende tijdstippen te laten vervallen en voor welke artikelen dit noodzakelijk is. Het voorgestelde artikel 2 kan de overgang van de PSW naar de PW onnodig compliceren. Voor zover bepalingen van de PSW na de intrekking van die wet nog van toepassing moeten blijven, kan dat via het toekennen van eerbiedigende werking. De Raad adviseert artikel 2 aan te passen. b. Voor een aantal situaties is voor het tijdstip na de inwerkingtreding van de PW en dus na de intrekking van de PSW niet expliciet geregeld, en in een aantal gevallen niet geheel duidelijk, welk rechtsregime van toepassing is. 1e Het betreft onder meer artikel 8a, achtste lid, PSW (premierestitutie) ten aanzien van nog niet afgehandelde gevallen waarin de datum van beëindiging van de deelneming ligt vóór de inwerkingtreding van de PW, en artikel 32, vijfde lid, PSW (afkoop bij emigratie) ten aanzien van verzoeken om beëindiging van deelneming, wanneer beëindiging en verzoek plaatsvonden vóór inwerkingtreding van de PW.(zie noot 5) De Raad adviseert de eerbiedigende werking ten opzichte van de PSW voor deze gevallen expliciet te regelen. 2e Voorts wijst de Raad op artikel 70 PW, dat een plicht introduceert voor de pensioenuitvoerder om op verzoek van de gewezen deelnemer mee te werken aan waardeoverdracht als hij bij dezelfde werkgever aan een andere pensioenregeling gaat deelnemen. Op grond van de PSW bestaat voor deze situatie alleen een bevoegdheid van de pensioenuitvoerder. Artikel 33 van het wetsvoorstel bepaalt dat de artikelen 70, 71 en 72 PW van toepassing zijn bij beëindiging van de deelneming na de datum van inwerkingtreding van (artikel 70 van) de PW. Niet duidelijk is echter op grond van welk regime nog niet op grond van de PSW afgehandelde verzoeken na de inwerkingtreding van de PW beoordeeld moeten worden die betrekking hebben op situaties waarin de beëindiging van de deelneming heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de PW. De opmerking in de toelichting dat, als de deelneming heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de PW, beroep kan worden gedaan op artikel 72 PW, is niet duidelijk.(zie noot 6) De Raad adviseert om in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zonodig het wetsvoorstel aan te vullen met een uitdrukkelijke overgangsregeling. 3e In de toelichting op artikel 59 wordt vermeld dat het na de inwerkingtreding van de PW niet meer mogelijk is om ontheffing te krijgen van de in artikel 94, eerste lid, PW (thans in artikel 5, eerste lid, PSW) opgenomen verplichting dat het beleid van een pensioenfonds door ten minste twee personen moet worden bepaald (de zogenaamde 'vier-ogenverplichting'). Ingevolge het voorgestelde artikel 59, eerste lid, blijven lopende ontheffingen ter zake van deze verplichting nog gedurende een jaar na inwerkingtreding van de PW van kracht. Voor wat verzoeken voor een ontheffing van de "vier-ogenverplichting" betreft die zijn ingediend op grond van artikel 5, eerste lid, van de PSW en vóór de inwerkingtreding van de PW, vermeldt de toelichting dat deze op basis van de PSW worden beoordeeld. Uit de toelichting blijkt niet wat, gelet op de korte looptijd van de ontheffing, het belang van een pensioenfonds is dat deze ontheffing ook na de inwerkingtreding van de PW alsnog wordt verleend op basis van de PSW. De Raad merkt op dat in het voorstel niet uitdrukkelijk in deze ontheffingsmogelijkheid is voorzien. De Raad adviseert om in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en er in elk geval voor te zorgen dat de wettelijke regeling en de toelichting met elkaar stroken. 6. Artikelen Artikel 5 Op grond van de PW zijn spaarfondsen niet langer toegestaan. Ingevolge het voorgestelde artikel 5 krijgen bestaande spaarfondsen een jaar na inwerkingtreding van de PW een "slapend" karakter, omdat er geen bijdragen van werkgevers of werknemers meer aan toegevoegd kunnen worden. De PSW blijft op die (slapende) spaarfondsen van toepassing. Zoals DNB heeft opgemerkt(zie noot 7), betekent dit dat de toezichthouders gedurende een onbepaalde, mogelijk lange periode toezicht moeten houden op grond van twee verschillende regimes. De memorie van toelichting besteedt geen aandacht aan deze opmerking van DNB. De Raad adviseert dit alsnog te doen. Artikel 22, derde en vierde lid In artikel 22, derde en vierde lid, wordt bepaald dat de pensioenuitvoerder na de datum van inwerkingtreding van artikel 35 PW, onderscheidenlijk 26 WVB (nieuw), de deelnemer informatie verstrekt over het karakter van de pensioenregeling. De gekozen bewoordingen laten de pensioenuitvoerder vrij te bepalen hoe en op welk moment hij deze informatie zal verstrekken. Uit de memorie van toelichting(zie noot 8) blijkt echter dat bedoeld is te bepalen dat de informatie meegezonden moet worden in het eerste jaar na de inwerkingtreding van de informatiebepalingen bij de jaaropgave. De Raad adviseert dit uitdrukkelijk in artikel 22, derde en vierde lid, te bepalen. Artikel 52 Artikel 52, eerste lid, regelt dat een aanwijzing die onder het oude recht is gegeven, haar werking behoudt na de inwerkingtreding van de PW. Het tweede lid bepaalt dat de toezichthouder onder toepassing van het oude recht na de inwerkingtreding van de PW een aanwijzing kan geven met betrekking tot een overtreding van het oude recht. Mede door het ontbreken van een toelichting op artikel 52, is de strekking van het tweede lid niet zonder meer duidelijk. Waarschijnlijk wordt beoogd te bepalen dat de toezichthouder ten aanzien van overtredingen die al voor de datum van inwerkingtreding van de PW begaan zijn, ook na die datum nog een aanwijzing kan geven. De voorgestelde formulering is echter ruimer, aangezien het daarin ook overtredingen betreft die begaan zijn na de inwerkingtreding van de PW. Op overtredingen die zijn begaan na de inwerkingtreding van de PW, dient echter uitsluitend het nieuwe recht van toepassing te zijn. Hetzelfde geldt ten aanzien van de formulering van het vierde lid, waar voor het overgangsrecht van de WVB een gelijke bepaling als in het tweede lid is opgenomen. De Raad adviseert artikel 52 van een toelichting te voorzien en de bepaling zonodig aan te passen. Artikel 67 Artikel 67 bevat een basis voor het treffen van bijzondere overgangsrechtelijke regels alsmede voor het treffen van regels teneinde eventueel later opgekomen knelpunten op te lossen. Bepaald wordt dat met het oog op de goede invoering van de PW en het wetsvoorstel bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de PW of dit wetsvoorstel. De Raad merkt op dat bij het ontstaan van de noodzaak van overgangsrecht in beginsel dient te worden gekozen voor een regeling op hetzelfde niveau van regelgeving. Het invoeringsproces kan echter zo complex zijn, dat bepaalde situaties niet te voorzien zijn, terwijl, wanneer zij zich voordoen, niet op een regeling bij wet kan worden gewacht voor de oplossing ervan. Voor die gevallen, en zeker indien er reden is de mogelijkheid te bieden af te wijken van de bij of krachtens de wet gestelde regels, is de weg van een algemene maatregel van bestuur aangewezen, en niet die van een ministeriële regeling. Het valt ook op dat niet wordt gemotiveerd waarom delegatie rechtstreeks naar het niveau van een ministeriële regeling noodzakelijk is. Voor de gevallen van een ministeriële regeling op grond van artikel 67 zou in elk geval tevens bepaald moet worden dat na plaatsing van de desbetreffende ministeriële regeling in de Staatscourant zo spoedig mogelijk een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp wordt ingediend en dat, indien het voorstel wordt ingetrokken of verworpen, de ministeriële regeling onverwijld wordt ingetrokken. De Raad adviseert het voorstel aan te passen. Artikel 72, onderdeel MM In de voorgestelde wijziging van hoofdstuk 6 van de WVB zijn in paragraaf 2 "Rekening en verantwoording " verplichtingen voor de toezichthouder opgenomen die ook al zijn opgenomen in de PW. Dat in de begroting die DNB voor de organisatie als geheel moet opstellen, een afzonderlijk onderdeel wordt opgenomen met betrekking tot het toezicht en de daarmee verband houdende kosten voor de uitvoering van de WVB, valt te begrijpen. Niet duidelijk is echter waarom de bepalingen in paragraaf 2 daartoe niet worden beperkt, en waarom in de voorgestelde artikelen expliciet aan de toezichthouder opdracht wordt gegeven in het algemeen zijn verplichtingen met betrekking tot de rekening en verantwoording na te komen en vorm te geven, nu de PW nagenoeg gelijkluidende bepalingen bevat. Waarom er thans van een ondoorzichtige situatie sprake zou zijn, zoals in de toelichting bij artikel 69 in dit onderdeel van het voorstel wordt opgemerkt, wordt niet gemotiveerd. Er wordt evenmin aandacht besteed aan de vraag wat de cumulatie van verplichtingen met betrekking tot de rekening en verantwoording op grond van diverse wetten voor een toezichthouder betekent en of een gedeeltelijke overlapping van die verplichtingen niet juist tot vragen aanleiding kan geven. De Raad adviseert het voorstel aan te passen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de weergave en de beheersing van omgevingslawaai (Besluit omgevingslawaai), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de weergave en de beheersing van omgevingslawaai (Besluit omgevingslawaai), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (Wet kabelbaaninstallaties).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (Wet kabelbaaninstallaties).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslagendepots.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslagendepots.Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2016, no.2016000194, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslagendepots, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 (retributies).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 (retributies).Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2000, no.00.001793, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 (retributies). Het ontwerpbesluit strekt tot de aanpassing van de bedragen van enkele door de kamers van Koophandel in rekening te brengen retributies voor het verstrekken van gegevens uit het handelsregister teneinde deze tarieven meer in overeenstemming te brengen met de kosten die daadwerkelijk zijn gemoeid met de verleende diensten. Voorts vindt aanpassing plaats in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het langs elektronische weg (Internet) inzien en kopiëren van gegevens uit het handelsregister. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1. In het ontwerpbesluit vindt aanpassing van enkele bestaande tarieven plaats om deze meer in overeenstemming te brengen met de kosten die daadwerkelijk zijn gemoeid met de verleende diensten. Dat leidt tot een verlaging van de tarieven voor het langs elektronische weg inzien van gegevens uit het handelsregister. De tarieven voor het inzien van gegevens op papier worden niet gewijzigd. Bij de tarieven voor het maken van kopieën van papieren versies wordt het tarief voor de eerste bladzijde verhoogd en dat voor de eventuele volgende bladzijden verlaagd. Het wordt al met al aantrekkelijker om via elektronische post of internet gegevens uit het handelsregister te raadplegen en op te slaan ten opzichte van het inzien en eventueel kopiëren van de papieren bestanden. De toelichting geeft geen nader inzicht in de kosten die samenhangen met de verleende diensten en de wijze waarop deze kosten hun neerslag vinden in de (aangepaste) tarieven. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 2. Uit de toelichting blijkt dat het ontwerpbesluit op grond van richtlijn 98/34/EG(zie noot 1) bij de Europese Commissie is aangemeld. Nu de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten nog niet beschikbaar waren op het moment van het uitbrengen van advies, gaat de Raad ervan uit dat het ontwerpbesluit nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie of van de lidstaten aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige aard, en dat de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten aan hem zullen worden toegezonden. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op verbetering van de kwaliteit en de doelmatigheid van het hoger onderwijs door uitbreiding van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een bindend studieadvies (Besluit experiment uitbreiding bindend studieadvies), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op verbetering van de kwaliteit en de doelmatigheid van het hoger onderwijs door uitbreiding van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een bindend studieadvies (Besluit experiment uitbreiding bindend studieadvies), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit beoogt experimenten in het hoger onderwijs met een bindend studieadvies (hierna: het BSA) na de propedeutische fase mogelijk te maken. Thans kan op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs (WHW) alleen aan het einde van het eerste studiejaar een BSA worden gegeven. (zie noot 1) Voorts maakt het ontwerpbesluit het mogelijk studenten reeds gedurende het eerste studiejaar een BSA te geven. De experimenten hebben tot doel te bevorderen dat studenten in een sneller tempo studeren en daardoor hun opleiding binnen de nominale duur afronden. Deze experimenten zijn in 2011 aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (hierna: de strategische agenda). (zie noot 2) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de doelen van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over onder meer de opzet en de randvoorwaarden voor dit experiment, alsmede over de wijze van evaluatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (evaluatie meldingensysteem), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (evaluatie meldingensysteem), met nota van toelichting.Zaaknummer: Adviesdatum: 12 augustus 2010 Vindplaats: Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2010, no.10.001770, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (evaluatie meldingensysteem), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten teneinde de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de mogelijkheid te geven om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten teneinde de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de mogelijkheid te geven om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2008, no.08.001486, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten teneinde de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de mogelijkheid te geven om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet adviescolleges houdende vermindering van het maximum aantal leden en het laten vervallen van de verplichte kabinetsreactie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet adviescolleges houdende vermindering van het maximum aantal leden en het laten vervallen van de verplichte kabinetsreactie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 december 2012, no.12.003111, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet adviescolleges houdende vermindering van het maximum aantal leden en het laten vervallen van de verplichte kabinetsreactie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de invoering van houdende regels met betrekking tot het aanzetten van cliënten met een beleggingsverzekering tot het maken van een weloverwogen keuze met betrekking tot die beleggingsverzekering, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de invoering van houdende regels met betrekking tot het aanzetten van cliënten met een beleggingsverzekering tot het maken van een weloverwogen keuze met betrekking tot die beleggingsverzekering, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 april 2015, no.2015000693, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de invoering van houdende regels met betrekking tot het aanzetten van cliënten met een beleggingsverzekering tot het maken van een weloverwogen keuze met betrekking tot die beleggingsverzekering, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag, ter uitvoering van Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening (PbEU L 224), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag, ter uitvoering van Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening (PbEU L 224), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 januari 2009, no.09.000090, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag, ter uitvoering van Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening (PbEU L 224), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake ontwikkelingssamenwerking tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Socialistische Republiek Vietnam; Hanoi, 24 oktober 2000 (Trb.2000, 126), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake ontwikkelingssamenwerking tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Socialistische Republiek Vietnam; Hanoi, 24 oktober 2000 (Trb.2000, 126), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Penitentiaire maatregel met betrekking tot de strafrechtelijke opvang van verslaafden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Penitentiaire maatregel met betrekking tot de strafrechtelijke opvang van verslaafden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart met betrekking tot de gevolgen van buitenlandse luchthavens voor de ruimtelijke ordening op Nederlands grondgebied (Beperkingengebied buitenlandse luchthaven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart met betrekking tot de gevolgen van buitenlandse luchthavens voor de ruimtelijke ordening op Nederlands grondgebied (Beperkingengebied buitenlandse luchthaven).Dit betekent dat de tekst van het advies "zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat". Openbaarmaking van een advies conform blijft achterwege (artikel 25a, vierde lid, van de Wet op de Raad van State). De tekst van het advies wordt dus nergens gepubliceerd, niet in het Bijvoegsel van de Staatscourant en niet in de Kamerstukken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot implementatie van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (Besluit energieprestatie gebouwen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot implementatie van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (Besluit energieprestatie gebouwen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de verruiming van de rivier de Maas, met bijkomende werken, in de gemeente Stein.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de verruiming van de rivier de Maas, met bijkomende werken, in de gemeente Stein.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel in verband met het wegnemen van belemmeringen bij het opnemen van buitengewoon verlof.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel in verband met het wegnemen van belemmeringen bij het opnemen van buitengewoon verlof.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 293), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 293), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de liberalisering van het internationaal personenvervoer per trein (Besluit Liberaliseringsrichtlijn), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de liberalisering van het internationaal personenvervoer per trein (Besluit Liberaliseringsrichtlijn), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2011, no.11.003046, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de liberalisering van het internationaal personenvervoer per trein (Besluit Liberaliseringsrichtlijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende uitvoering van financiële bepalingen van de Wet bodemsanering ter zake van sanering van de bodem (Besluit financiële bepalingen bodemsanering), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende uitvoering van financiële bepalingen van de Wet bodemsanering ter zake van sanering van de bodem (Besluit financiële bepalingen bodemsanering), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg, de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg, de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2012, no.12.001645, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg, de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2013, no. 13.000981, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie, met memorie van toelichting1. Tariefsystematiek De partij (huurder of verhuurder) die een procedure bij de huurcommissie wil starten betaalt een vergoeding. Daarvoor gelden thans twee tarieven: een natuurlijke persoon betaalt het lage tarief (thans 25), terwijl een rechtspersoon het hoge tarief ( 450) betaalt.(zie noot 1) In de toelichting wordt geconstateerd dat de huurder van woonruimte altijd een natuurlijke persoon is en de verhuurder vaak een rechtspersoon. Er kan echter onduidelijkheid optreden als de verhuurderstaken worden uitgevoerd door een andere partij dan de eigenaar van de woning. Deze onduidelijkheid biedt, zo wordt gesteld, de mogelijkheid tot misbruik of oneigenlijk gebruik van de vergoedingsregeling. Daarom wordt voorgesteld niet langer het onderscheid tussen natuurlijke persoon en rechtspersoon te hanteren, maar het onderscheid tussen huurder en verhuurder en te bepalen dat de verhuurder altijd het hoge tarief betaalt, ongeacht of deze een rechtspersoon of een natuurlijke persoon is.(zie noot 2) Weliswaar kunnen kleine verhuurders met geringe inkomsten door deze maatregel worden getroffen, maar hierin is, zo wordt in de toelichting gesteld, al voorzien door de regeling die het de huurcommissie toestaat vrijstelling van de vergoeding te verlenen.(zie noot 3)De Afdeling merkt op dat uit de toelichting onvoldoende blijkt welke onduidelijkheid kan optreden als de verhuurderstaken worden uitgevoerd door een andere partij dan de eigenaar van de woning. Ook is onvoldoende duidelijk wat de aard en omvang van de mogelijkheid tot misbruik of oneigenlijk gebruik is. Voorts merkt de Afdeling op dat in zowel civiele als bestuursrechtelijke procedures bij beroep, hoger beroep en cassatie het onderscheid natuurlijke en niet-natuurlijke personen wordt gehanteerd voor de tariefstelling (griffierechten). Met het oog op de rechtseenheid en harmonisatie van wetgeving zou het in de rede liggen daar bij aan te blijven sluiten.(zie noot 4) Voorts verdient opmerking dat de voorgestelde maatregel een aanzienlijke verhoging van het tarief zal betekenen voor kleine verhuurders. Juist in deze tijd, waarin de verkoop van het eigen huis stagneert, zodat steeds vaker gebruik wordt gemaakt van de Leegstandwet, is het aantal natuurlijke personen dat slechts één huis verhuurt toegenomen. Een beroep op de vrijstellingsregeling is alleen mogelijk als de verhuurder aantoont dat zijn inkomen onder het minimum-inkomensijkpunt voor de berekening van huurtoeslag ligt, of als hij algemene bijstand ontvangt. Ligt zijn inkomen daar net boven, dan komt hij niet in aanmerking voor vrijstelling en kan het bedrag van 450 een onevenredig zware last vormen. In de toelichting wordt hiervan geen rekenschap gegeven.De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande de toelichting aan te vullen en het voorstel zo nodig aan te passen.(zie noot 5)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet in verband met een flexibele implementatie van internationale en Europese regelgeving.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet in verband met een flexibele implementatie van internationale en Europese regelgeving.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2001, no.01.002642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet in verband met een flexibele implementatie van internationale en Europese regelgeving.Het wetsvoorstel strekt ertoe in de Zaaizaad- en Plantgoedwet (ZPW) een algemene basis op te nemen om in het belang van een goede uitvoering van de wet bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen stellen over de in de wet geregelde onderwerpen. Voorts wordt voorgesteld voorzover uit hoofde van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie een regeling van de in de wet geregelde onderwerpen noodzakelijk is, deze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te doen plaatsvinden.De Raad van State maakt daarover de volgende opmerkingen en is van oordeel dat de memorie van toelichting aanvulling behoeft.1. Ingevolge het nieuwe artikel 94, eerste lid, wordt voorzien in de algemene bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regels te stellen over de in de wet geregelde onderwerpen.Hoewel een bepaling van deze strekking een enkele keer vaker voorkomt,(zie noot 1) wordt in de toelichting niet aangegeven om welke reden hiertoe is besloten. Problemen vanuit de praktijk worden niet gemeld. Temeer nu de ZPW reeds een vrij groot aantal delegatiebepalingen(zie noot 2) bevat, is bij de Raad de vraag gerezen of hiermee niet kan worden volstaan en zo niet, aan welke situatie(s) dan moet worden gedacht.In ieder geval dient de memorie van toelichting van een dragende motivering te worden voorzien.2. De aanleiding voor de wetswijziging vormt de noodzaak om uiterlijk vóór 1 januari 2003 regels vast te stellen ter implementatie van richtlijn nr.1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PbEG 2000 L11).In plaats van een specifieke aanpassing van de ZPW die alleen voor de implementatie van deze richtlijn een oplossing biedt, wordt in artikel 94, tweede lid, niet gekozen voor het opnemen van een algemene basis voor implementatie, waarmee een tijdige en adequate uitvoering van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties structureel kan worden gewaarborgd.Als motivering wordt gewezen op de overeenstemming met het kabinetsstandpunt Versnelde implementatie van EG- en andere internationale besluiten.(zie noot 3) In conclusie 2 daarvan wordt het volgende gesteld:Het kabinet is voornemens aanwijzing 339 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) zodanig aan te passen dat duidelijker tot uitdrukking wordt gebracht dat:- bij noodzakelijk gebleken delegatie van wetgevende bevoegdheden waarbij sprake is van weinig of geen nationale beleidsruimte, bij voorkeur gedelegeerd wordt naar het niveau van de ministeriële regeling;- ook bij een grotere mate van nationale beleidsruimte delegatie naar het niveau van de algemene maatregel van bestuur aanvaardbaar is.Daarnaast wordt gewezen op een aantal vergelijkbare bepalingen in reeds bestaande regelingen.De gebezigde argumentatie geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.a. Uitgaande van de te implementeren richtlijn nr.1999/105/EG is niet aangegeven dat voldaan is aan het vereiste van geen of van geringe nationale beleidsruimte, ingeval het delegatie naar het niveau van de ministeriële regeling betreft en van de grotere mate van nationale beleidsruimte bij delegatie naar het niveau van de algemene maatregel van bestuur. Dit vereist een nadere analyse van genoemde richtlijn, en deze ontbreekt in de toelichting.Dit klemt temeer nu de bepaling niet facultatief geformuleerd is ("geschiedt" bij of krachtens algemene maatregel van bestuur) en voorts dermate algemeen geformuleerd is dat daarmee een basis wordt geschapen voor alle nog te implementeren richtlijnen betreffende de in de wet geregelde onderwerpen.b. Voorts kan daarbij de vraag gesteld worden of de aangekondigde wijziging van aanwijzing 339 Ar op deze manier moet worden uitgelegd dat implementatie wordt mogelijk gemaakt ongeacht het onderwerp of dat bedoeld is implementatie binnen het kader van nader afgebakende artikelen en onderdelen van een wet mogelijk te maken, hetgeen op dit moment nog onduidelijk is omdat nog geen aanpassing heeft plaatsgevonden en een toelichting bij conclusie 2 van het kabinetsstandpunt ontbreekt.c. Tenslotte dient ook de vraag beantwoord te worden of een zodanig algemene delegatie zich verdraagt met de reeds door de wetgever in de ZPW gemaakte keuze voor de onderscheiden niveaus van regelgeving. In ieder geval dient verzekerd te zijn dat voor een ministeriële regeling alleen zal worden geopteerd, indien de richtlijn geen keuzevrijheid laat.De Raad geeft in overweging de memorie van toelichting aan te vullen met een nadere motivering met betrekking tot de genoemde aspecten en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2009, no.09.003666, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels voor burgerluchthavens (Besluit burgerluchthavens), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels voor burgerluchthavens (Besluit burgerluchthavens), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2009, no.09.000344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende regels voor burgerluchthavens (Besluit burgerluchthavens), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het witwassen van opbrengsten van misdrijven.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2011/62/EU om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2011/62/EU om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2013, no.13.000143, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2011/62/EU om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement met betrekking tot de restantvoorraden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement met betrekking tot de restantvoorraden.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2000, no.00.002690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Voertuigreglement met betrekking tot de restantvoorraden. Het ontwerpbesluit strekt tot verruiming van de termijn van artikel 2.3 van het Voertuigreglement. Dit artikel bepaalt dat voertuigen waarvan het type reeds is goedgekeurd nog gedurende een periode van een jaar na het van kracht worden van zwaardere eisen, tot het verkeer op de weg worden toegelaten, mits de goedkeuring van de voertuigen aan bepaalde voorwaarden voldoet. De termijn van een jaar wordt thans tijdelijk verhoogd naar twee jaar. Het ontwerpbesluit loopt vooruit op de wetswijziging van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994. De Raad van State plaatst bij het ontwerpbesluit een tweetal opmerkingen. 1. Artikel I van het ontwerpbesluit, behelst wijziging van artikel 2.3, onderdeel a, van het Voertuigreglement. Het laatstgenoemde artikel bevat de voorwaarden waaraan de goedkeuring van een voertuig dient te voldoen om nog gedurende een bepaalde periode op de weg te kunnen worden toegelaten. Het ontwerpbesluit voegt daar nu aan toe dat voldaan moet worden aan de voorwaarden genoemd in bijlage XII.B, eerste alinea, onder 1, bij de richtlijn.(zie noot 1) Dit heeft betrekking op de keuze van Nederland voor de wijze van beperken van het maximumaantal complete of voltooide voertuigen dat in het verkeer wordt gebracht. Op grond van bijlage XII.B, eerste alinea, bij de richtlijn, dient Nederland een keuze voor één van de twee beschreven wijzen van beperking te maken. Naar het oordeel van de Raad dient de keuze voor de wijze van vaststelling van het maximumaantal te worden gemotiveerd. 2. De implementatietermijn van richtlijn 98/14/EG(zie noot 2) is ingevolge artikel 2, richtlijn 98/14/EG, sedert 30 september 1998 verstreken. De Raad adviseert in de toelichting op de gevolgen van deze termijnoverschrijding nader in te gaan. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (vervallen van de bepalingen betreffende de verkoop onder voorwaarden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (vervallen van de bepalingen betreffende de verkoop onder voorwaarden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet werk en zekerheid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet werk en zekerheid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 september 2013, no.13.001846, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet werk en zekerheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2008 no. 08.003014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het stellen van financiële zekerheid voor het nakomen van vergunningvoorschriften en voor aansprakelijkheid krachtens de Wet milieubeheer (Besluit financiële zekerheid milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het stellen van financiële zekerheid voor het nakomen van vergunningvoorschriften en voor aansprakelijkheid krachtens de Wet milieubeheer (Besluit financiële zekerheid milieubeheer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel; New York, 9 december 1994 (Trb.1996, 62), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel; New York, 9 december 1994 (Trb.1996, 62), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met verordening (EU) nr. 165/2014, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met verordening (EU) nr. 165/2014, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 februari 2015, no.2015000291, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met verordening (EU) nr. 165/2014, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen, met Slotprotocol en Administratief Akkoord, Warschau, 26 maart 2003 (Trb. 2003, 62), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen, met Slotprotocol en Administratief Akkoord, Warschau, 26 maart 2003 (Trb. 2003, 62), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2015, no.2015001785, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van een wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het registreren van leerlingen met een ontwikkelingsperspectief in het basisregister onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van een wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het registreren van leerlingen met een ontwikkelingsperspectief in het basisregister onderwijs.Bij Kabinetsmissive van 8 april 2014, no.2014000699, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het registreren van leerlingen met een ontwikkelingsperspectief in het basisregister onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de titels 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de titels 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen).Bij Kabinetsmissive van 18 december 2002, no.02.005813, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de titels 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen). Het voorliggende wetsvoorstel is het derde wetsvoorstel op het terrein van het huwelijksvermogensrecht. In dit wetsvoorstel staat het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen centraal. Met de voorgestelde aanpassing van dit stelsel wordt beoogd aan te sluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de emancipatie van de vrouw, het feit dat veel vrouwen tijdens hun huwelijk blijven werken en het aantal echtscheidingen. Voorts wordt met het wetsvoorstel beoogd het wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht aan te passen aan nieuwe juridische ontwikkelingen, zoals het nieuwe erfrecht. De Raad van State kan de strekking van het wetsvoorstel onderschrijven. De Raad maakt echter opmerkingen over enkele bepalingen in het wetsvoorstel die het naar zijn oordeel nodig maken het voorstel op een aantal punten aan te passen en de memorie van toelichting aan te vullen. 1. Artikel 87, de vergoedingsregeling tussen echtgenoten voor gebruik van privé-vermogen In artikel 87, dat zowel geldt indien de echtgenoten buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd als indien zij in gemeenschap zijn gehuwd, is een regeling opgenomen omtrent de omvang van de vergoedingsvordering die ontstaat wanneer één van de echtgenoten met privé-vermogen van de andere echtgenoot een buiten enige gemeenschap vallend goed verkrijgt of wanneer met behulp van het privé-vermogen van de andere echtgenoot verbeteringen aan het goed worden aangebracht, die kennelijk tot waardevermeerdering daarvan hebben geleid. Artikel 87 ziet ook op het geval dat met behulp van privé-vermogen van de andere echtgenoot door een echtgenoot een schuld terzake van een tot zijn vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost. Volgens het tweede lid van artikel 87 wordt de omvang van de vergoeding gekoppeld aan de waarde die het goed heeft op het tijdstip van voldoening of aflossing uit het vermogen van de andere echtgenoot. De andere echtgenoot ontvangt een vergoeding die een evenredig deel bedraagt van de waarde op het tijdstip van de voldoening ervan. Onder het huidige stelsel, dat ook de hoofdregel is van het vermogensrecht, heeft de andere echtgenoot alleen een vordering tot het nominale bedrag van het verschafte deel van zijn privé-vermogen. In de praktijk zal het in de meeste gevallen pas tot een afrekening komen bij ontbinding van het huwelijk. Er kunnen inmiddels vele jaren zijn verlopen, zodat de waarde van het goed aanmerkelijk kan zijn gestegen, maar de waarde kan ook aanmerkelijk zijn gedaald. Eveneens is het mogelijk dat het goed inmiddels is verbruikt, zodat geen vergoeding hoeft te worden betaald. De Raad onderschrijft de regeling voorzover zij voorziet in een hogere vergoeding bij waardestijging van het goed. Dit was ook aan de orde in de casus die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 1987 (NJ 1988, 150), dat kennelijk in belangrijke mate ten grondslag heeft gelegen aan de voorgestelde regeling. De Hoge Raad stelde destijds dat bij waardevermeerdering een beroep kan worden gedaan op de corrigerende werking van de goede trouw. Het college is er echter niet van overtuigd dat de andere echtgenoot die recht heeft op de vergoeding ook zou moeten participeren in het risico van waardedaling van een goed dat behoort of heeft behoord tot het privé-vermogen van de echtgenoot. De andere echtgenoot heeft geen bestuursbevoegdheid ten aanzien van het goed en heeft dus geen zeggenschap op het moment waarop het goed van de hand zal worden gedaan. Dit moment kan wel van belang zijn voor de hoogte van de vergoedingsvordering. In zoverre betekent de nieuwe regeling een benadeling van de andere echtgenoot. Daaraan doet niet af dat in de laatste volzin van het tweede lid van artikel 87 is bepaald dat de vergoeding ten minste het beloop van de nominale waarde heeft indien het vermogen van de desbetreffende echtgenoot is aangewend zonder diens toestemming. Het wetsvoorstel gaat er kennelijk van uit dat de andere echtgenoot de toestemming heeft gegeven. In de praktijk zal de terbeschikkingstelling van middelen niet schriftelijk zijn vastgelegd en zal het bij ontkenning na vele jaren moeilijk zijn aan te tonen dat de toestemming niet is gegeven. De Raad adviseert de vergoedingsregeling zodanig te wijzigen dat slechts bij waardevermeerdering wordt afgeweken van een nominale vergoeding hetgeen onverlet laat dat ook in een dergelijk stelsel de corrigerende werking van de redelijkheid en billijkheid in bijzondere gevallen kan worden toegepast. Daarnaast adviseert het college in de memorie van toelichting de formulering "met behulp van vermogen" te verduidelijken. 2. Artikel 95, de zaaksvervangingsregeling bij wettelijke gemeenschap van goederen Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat een goed dat door een echtgenoot wordt aangeschaft buiten de gemeenschap blijft, indien het bij de verkrijging voor meer dan de helft van de tegenprestatie ten laste van zijn eigen vermogen komt. In dat geval is hij gehouden tot vergoeding aan de gemeenschap. De vergoeding wordt berekend overeenkomstig artikel 87, eerste lid. Indien het goed wel tot de gemeenschap gaat behoren en een echtgenoot uit eigen vermogen aan de tegenprestatie heeft bijgedragen, heeft hij op grond van het tweede lid een vergoedingsvordering die op overeenkomstige wijze wordt bepaald. De Raad verwijst in de eerste plaats naar de opmerkingen die hij heeft gemaakt bij artikel 87. Verder merkt hij op dat, anders dan in het derde lid van artikel 87 is bepaald, aan echtgenoten niet de wettelijke mogelijkheid is geboden bij overeenkomst van artikel 95 af te wijken. Echtgenoten kunnen derhalve niet onderling afspreken dat de voorgestelde berekening alleen bij waardevermeerdering van het goed zal gelden. Het college acht dit niet redelijk. De Raad adviseert artikel 95 in vorenbedoelde zin aan te vullen. 3. Eis van dagtekening van de onderhandse akte In artikel 94, derde lid, wordt aan de onderhandse geregistreerde akte onder meer de eis gesteld dat de akte gedagtekend is. Willen de in de akte vermelde ten huwelijk aangebrachte goederen en schulden buiten de huwelijksgoederengemeenschap vallen dan dient de akte voorafgaand aan het huwelijk te zijn opgemaakt. Aangezien bij de registratie het tijdstip van de registratie wordt vastgelegd en daarmee ook het feit dat de akte dateert van vóór de huwelijkssluiting, is het vereiste van dagtekening overbodig. Daarbij wijst de Raad er tevens op dat ook artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering slechts bepaalt dat een onderhandse akte ondertekend moet zijn om als bewijs te dienen en niet de eis van dagtekening stelt. De Raad is van mening dat het vereiste van dagtekening kan worden geschrapt. 4. Publicatie van de akten; artikel 94, derde lid De Raad maakt over de publicatie van de akten als bedoeld in artikel 94, derde lid, de volgende opmerkingen: a. In deze bepaling wordt aan de onderhandse akte waarin de ten huwelijk aangebrachte goederen en schulden worden vermeld die buiten de gemeenschap vallen de eis gesteld dat de akte wordt geregistreerd. In de memorie van toelichting wordt aan de registratie geen verdere aandacht besteed. De Raad adviseert een nadere toelichting op de registratie te geven en in het bijzonder te vermelden waar de registratie plaats moet vinden. b. Volgens artikel 94, derde lid, vallen ten huwelijk aangebrachte goederen en schulden niet in de gemeenschap, voorzover zij voorafgaand aan het huwelijk zijn vermeld in een notariële akte, in een door de aanstaande echtgenoten en de notaris ondertekende, aan de notariële akte gehechte beschrijving of in een onderhandse gedagtekende, ondertekende en geregistreerde akte. In de memorie van toelichting (paragraaf 11, artikelsgewijze toelichting op artikel 94) wordt opgemerkt dat publicatie van de in het derde lid, genoemde akten in het huwelijksgoederenregister geen noodzakelijk vereiste is, nu ook de van de huwelijksgoederengemeenschap uitgesloten erfrechtelijke verkrijgingen daarin niet worden gepubliceerd. De Raad merkt op dat uit het in artikel I, onderdeel G, gewijzigde artikel 130 kan worden afgeleid dat het de bedoeling is dat de in artikel 94, derde lid, genoemde akten derdenwerking hebben. Naar de mening van de Raad is derdenwerking van deze akten niet gewenst, wanneer zij niet in het huwelijksgoederenregister worden gepubliceerd. Het argument dat van de huwelijksgemeenschap uitgesloten erfrechtelijke verkrijgingen niet worden gepubliceerd in het huwelijksgoederenregister overtuigt naar de mening van het college niet, nu ook na het huwelijk verkregen erfenissen niet worden geregistreerd in dit register. De Raad adviseert deze bepaling te heroverwegen, waarbij ook de voorgestelde wijziging van artikel 130 dient te worden betrokken. Verder ware in de toelichting nader in te gaan op de privacyaspecten van het huwelijksgoederenregister. De Raad verwijst in dit verband naar de nota van toelichting bij de algemene maatregel van bestuur houdende regelen betreffende de inrichting en raadpleging van het boedelregister, bedoeld in artikel 186 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (besluit boedelregister). 5. Fraudegevoeligheid van onderhandse akten Indien bij de registratie van onderhandse akten door de Inspectie geen kopie van de akte zelf wordt bewaard, wordt, zoals de Koninklijke Notariële Broederschap heeft opgemerkt, de fraudegevoeligheid van de akte vergroot. In de memorie van toelichting (paragraaf 11, artikelsgewijze toelichting op artikel 94) wordt daaromtrent opgemerkt dat in dit geval extra eisen zijn gesteld aan de onderhandse akte, waaraan alle moet zijn voldaan, wil de aanbrengst uitgesloten zijn van de gemeenschap. Die extra eisen zien echter niet op de inhoud van de aanbrenglijst zelf. Het is niet ondenkbaar dat later op de lijst nog goederen worden bijgeschreven. Daarom geeft de Raad in overweging voor een vorm van registratie te kiezen die ook waarborgt dat de inhoud van de aanbrengstenlijst wordt geregistreerd. 6. Vruchten van de goederen In artikel 94, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid worden naast de krachtens erfopvolging, making, lastbevoordeling of gift verkregen goederen ook de vruchten van die goederen genoemd. Niet duidelijk is of ten aanzien van andere goederen die buiten de gemeenschap blijven ook de vruchten van die goederen niet in de gemeenschap zullen vallen. De Raad adviseert hierover duidelijkheid te verschaffen. 7. Verzoening nadat gemeenschap van goederen aanvankelijk ontbonden was Volgens artikel 99, eerste lid, onder b en c, wordt de gemeenschap van rechtswege ontbonden op het tijdstip van het indienen van een verzoek tot echtscheiding, respectievelijk van een verzoek tot scheiding van tafel en bed. In de toelichting op artikel 99 wordt naar aanleiding van een vraag van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak opgemerkt dat de situatie waarin een verzoening plaatsvindt nadat een verzoek tot echtscheiding is ingediend, enigszins lijkt op die van een verzoening na scheiding van tafel en bed en dat daarom artikel 1:176 BW analoog kan worden toegepast. Het komt de Raad voor dat het uit een oogpunt van rechtszekerheid gewenst is met betrekking tot echtscheiding een uitdrukkelijke regeling in de wet op te nemen. 8. De verplichting van echtgenoten tot het elkaar verschaffen van inlichtingen De artikelen 83 en 98 bevatten bijna identieke bepalingen betreffende de verplichting van de echtgenoten om elkaar desgevraagd inlichtingen te verschaffen over het door hen gevoerde bestuur alsmede over de stand van hun goederen. Artikel 83 is opgenomen in titel 6 dat zowel van toepassing is op de situatie dat de echtelieden in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, als op de situatie dat huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt. Artikel 98, dat in titel 7 (de wettelijke gemeenschap van goederen) staat, is gehandhaafd, maar niet duidelijk is waarom. Weliswaar slaat het artikel uitsluitend op de goederen en schulden van de gemeenschap, maar uit de tekst van artikel 83 blijkt niet dat dat artikel niet van toepassing zou kunnen zijn op de gemeenschap. De Raad adviseert om in ieder geval de verhouding tussen beide artikelen in de toelichting nader uit te leggen. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren houdende een verbod op het gebruik van pluimvee voor productie waarop ingrepen zijn toegepast die niet zijn toegestaan, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren houdende een verbod op het gebruik van pluimvee voor productie waarop ingrepen zijn toegepast die niet zijn toegestaan, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2015, no.2015000249, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren houdende een verbod op het gebruik van pluimvee voor productie waarop ingrepen zijn toegepast die niet zijn toegestaan, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2014, no.2014000518, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan en selectie van aanstaande studenten en op het gebied van heffing van collegegeld (Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan en selectie van aanstaande studenten en op het gebied van heffing van collegegeld (Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2004, no.04.002871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. M. Rutte, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan en selectie van aanstaande studenten en op het gebied van heffing van collegegeld (Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel verruimt, voor daartoe aangewezen bachelor- of masteropleidingen, de mogelijkheden voor de selectie van studenten, voor differentiatie van het collegegeld en voor de toelating van studenten die niet aan de gebruikelijke vooropleidingseisen voldoen. Uitsluitend opleidingen van evidente meerwaarde komen voor deze experimenten in aanmerking. Het voorstel betreft een experiment gedurende twee jaar. De regering beoogt aansluitend een structurele regeling van gelijke strekking in te voeren. De Raad maakt opmerkingen over doel, geschiktheid en wenselijkheid van de experimenten, over eindtermen, duur, omvang en gevolgen van de experimenten, over selectie en numerus fixus en ten slotte over differentiatie van collegegeld en financiële toegankelijkheid. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is en de memorie van toelichting aanvulling en verduidelijking behoeft. 1. Doel, geschiktheid en wenselijkheid van de experimenten Experimenten in de wetgeving vereisen een speciale rechtvaardiging in verband met hun tijdelijke inbreuk op het geldende stelsel, en daarmee het risico van inbreuk op het gelijkheidsbeginsel. Voorts verlangt hun evaluatie na afloop dat doel, geschiktheid en wenselijkheid van de experimenten duidelijk uiteen worden gezet. (zie noot 1) De Raad van State merkt in verband daarmee het volgende op over het wetsvoorstel.a. In artikel 3 van het wetsvoorstel worden als doeleinden van de voorgestelde experimenten genoemd de verdere ontwikkeling van evidente meerwaarde binnen bepaalde bestaande opleidingen en vergroting van de instroom in het hoger onderwijs. De considerans noemt als achterliggende overweging de wenselijkheid van het opdoen van ervaring met selectie van aanstaande studenten en extraneï en met differentiatie van collegegeld bij opleidingen met erkende evidente meerwaarde, en voorts het opdoen van ervaring met het stellen van vervangende vooropleidingseisen met het oog op het vergroten van de instroom. In de memorie van toelichting, hoofdstuk I, paragraaf 1.1, wordt als doelstelling van het wetsvoorstel, naast het verhogen van de deelname aan het hoger onderwijs, genoemd het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs. Iets verderop wordt gesproken van het realiseren van een erkende evidente meerwaarde met als instrumenten selectie van studenten en differentiatie van collegegeld, en weer iets verder van verhoging van het rendement van het hoger onderwijs. Volgens de notitie Ruim baan voor talent geldt als graadmeter voor het welslagen het positieve effect op de kwaliteit van en de participatie aan het onderwijs.(zie noot 2) De Raad mist een duidelijke uiteenzetting van de verschillende doelen die de regering met het wetsvoorstel beoogt te bereiken en van de wijze waarop deze doelen zich tot elkaar verhouden. De verhoging van het rendement en vergroting van de instroom gelden, naar de Raad aanneemt, als algemene doelstellingen voor het gehele hoger onderwijs, terwijl het bevorderen van excellentie en het realiseren van meerwaarde duiden op specifiek onderwijsaanbod voor een selectieve groep studenten. Voorts is de Raad van oordeel dat de operationalisering van de doelstellingen van de experimenten niet op alle punten duidelijk is uiteengezet, hetgeen juist bij het uitvoeren van de experimenten en de latere evaluatie daarvan van groot belang is. In paragraaf 1.3 van de toelichting wordt gesteld dat het aan de instellingsbesturen, docenten, studenten en de Commissie Ruim baan voor talent is om het begrip erkende evidente meerwaarde te operationaliseren. Dit veronderstelt echter dat voldoende duidelijk is, wat er met dit begrip wordt bedoeld en is beoogd, ten opzichte waarvan die meerwaarde wordt bepaald en hoe deze kan worden geoperationaliseerd. Het is de Raad bijvoorbeeld opgevallen dat de toelichting de maatschappelijke behoefte aan afgestudeerden in bepaalde disciplines niet noemt bij de voorbeelden van meerwaarde.(zie noot 3) De Raad van State is van oordeel dat de toelichting de inhoud en operationalisering van de verschillende doelstellingen van de voorgestelde experimenten en hun onderlinge relatie duidelijker dient uiteen te zetten. b. Het wetsvoorstel biedt als instrumenten decentrale selectie van studenten, collegegelddifferentiatie en vervangende vooropleidingseisen. Met deze drie instrumenten wordt, naar de Raad aanneemt, beoogd grotere participatie en bevordering van excellentie te bereiken. Hoewel het in het voorstel om experimenten gaat en er derhalve niet op de uitkomsten daarvan kan worden vooruitgelopen, moeten de voorgestelde experimenten naar hun aard en opzet wel bij voorbaat het bereiken van het beoogde doel voldoende aannemelijk maken. In dat verband vraagt de Raad zich af of niet voorzienbaar is dat er een tegengesteld effect zal kunnen uitgaan van enerzijds het bevorderen van maximale participatie aan het hoger onderwijs door het stellen van vervangende vooropleidingseisen en anderzijds het bevorderen van excellentie. Weliswaar wordt in paragraaf 1.1 van de toelichting gesteld dat flexibilisering van de toelating niet ten koste mag gaan van het instroomniveau, maar de introductie van vervangende vooropleidingseisen, en meer in het algemeen het inbouwen van prikkels een zo groot mogelijk aantal studenten tot het hoger onderwijs toe te laten, zou om verschillende redenen ook als effect kunnen hebben dat het juist verlagend werkt ten aanzien van de kwaliteit van onderwijs en studenten. De instellingen die de vervangende vooropleidingseisen stellen, hebben financieel belang bij een groter aantal studenten. Bovendien kan er een demotivering van uitgaan om de wettelijk vereiste vooropleiding te volgen of af te maken. In dat verband valt op dat enerzijds zoveel nadruk wordt gelegd op het van vervangende opleidingseisen te verwachten effect op de participatie in het hoger onderwijs, terwijl anderzijds wordt beoogd slechts in uitzonderingsgevallen studenten toe te laten die niet aan de wettelijke vooropleidingseisen voldoen.(zie noot 4) Relativeert laatstgenoemd voornemen het beoogde effect niet reeds bij voorbaat? Voorts wijst de Raad erop dat het wetsvoorstel niet uitsluit dat verschillende experimenten gelijktijdig voor een zelfde opleiding worden uitgevoerd met zowel het doel de participatie te verhogen als het doel de kwaliteit te bevorderen. Daarmee wordt de beoordeling van het effect van de afzonderlijke experimenten bemoeilijkt. Indien bijvoorbeeld de verhoging van collegegeld en het stellen van aanvullende toelatingseisen tegelijk als experimenten worden toegepast met het oog op kwaliteitsbevordering bij eenzelfde opleiding, is achteraf moeilijk te meten in welke mate elk van deze maatregelen heeft bijgedragen tot het geconstateerde effect. En zeker wanneer experimenten met dit doel worden gecombineerd met experimenten ter bevordering van grotere deelname aan het hoger onderwijs, is moeilijk te meten in hoeverre zij elkaar positief of negatief hebben beïnvloed. De Raad beveelt aan uiteen te zetten waarom juist voor deze inhoud en combinatie van experimenten is gekozen en waarop de verwachtingen zijn gebaseerd dat het daarin vervatte samenstel van maatregelen geschikt is de beoogde doelen te realiseren en te evalueren. Hij beveelt tevens aan in de wet onwenselijke combinaties van experimenten en doelen aan een zelfde opleiding uit te sluiten of gefaseerd te laten uitvoeren. c. In de toelichting wordt niet uiteengezet, waarom aan de voorgestelde experimenten behoefte bestaat naast reeds getroffen maatregelen en bestaande faciliteiten die het beoogde doel reeds dienen. Te denken valt hier, wat de vervangende vooropleidingseisen betreft, aan de in de toelichting ook genoemde lage toelatingsdrempel voor de Open Universiteit en de mogelijkheid van een colloquium doctum voor studenten van 21 jaar en ouder en, voor wat het bevorderen van excellentie betreft, de reeds bestaande colleges en honour programs.(zie noot 5) Uit het derde lid van artikel 10 blijkt bovendien dat het bij dit onderdeel van de experimenten moet gaan om opleidingen die reeds een evidente meerwaarde hebben. Ook wordt aangegeven dat de experimenten niet relevant zijn voor opleidingen waar al sprake is van vrijheid van selectie van studenten en differentiatie in collegegeld. De Raad adviseert in de toelichting op de ervaringen met de reeds bestaande maatregelen en vrijheden op de door de experimenten bestreken terreinen in te gaan en de evidente meerwaarde van de voorgestelde experimenten en de noodzaak ervan uiteen te zetten. d. Het wetsvoorstel noch de memorie van toelichting gaan in op de waarborging van marktwerking. Volgens de notitie Ruim baan voor talent is onder meer een goed werkende markt van hoger onderwijs randvoorwaarde voor diversificatie in het opleidingenaanbod.(zie noot 6) Prijsafspraken tussen onderwijsinstellingen zijn taboe. Uit het wetsvoorstel of de toelichting blijkt niet dat de experimenten ook bedoeld zijn om ervaring op te doen op het punt van hun effect op de marktwerking. De Raad adviseert in de toelichting te bespreken of naar verwachting de marktwerking in de experimenteerperiode voldoende verzekerd zal zijn of juist beïnvloed zal worden. 2. Eindtermen, duur, omvang en gevolgen van de experimenten In zijn advies inzake het eindrapport van de interdepartementale werkgroep experimenteerbepalingen Het proberen waard merkt de Raad op dat naar zijn mening een experiment [] ook zal moeten voldoen aan de eis dat reeds bij de vaststelling van een regeling duidelijk moet zijn hoe, door wie en wanneer de resultaten geëvalueerd zullen worden, en op basis van welke criteria zal worden geconcludeerd of het experiment al dan niet geslaagd is.(zie noot 7) Terzake merkt de Raad over het thans aanhangige wetsvoorstel het volgende op. a. De eindtermen van elk van de voorgestelde experimenten zijn niet duidelijk uiteengezet. De Raad verwijst naar hetgeen in punt 1, onder a, is opgemerkt over het doel. Hij adviseert in de toelichting de eindtermen voor de in artikel 17 van het wetsvoorstel genoemde evaluatie aan te geven. b. De experimenten vinden plaats in 2 studiejaren (2005-2006, 2006-2007). De Raad wijst op het woord kan in het eerste lid van artikel 10. Hiermee wordt de indruk gewekt, dat een aanvraag voor een experiment ook betrekking kan hebben op één van de beide daar genoemde jaren. Die indruk wordt in de artikelsgewijze toelichting niet weggenomen. Ook als deze indruk niet bedoeld is, merkt de Raad over de duur van de experimenten het volgende op. Per 1 september 2007 zou de structurele wet in werking moeten treden.(zie noot 8) Het is zeer de vraag of na een zo korte periode de effecten en doeltreffendheid wel kunnen worden beoordeeld. Feitelijk zal de structurele wetswijziging worden behandeld na één jaar experimenteren en voordat evaluatieverslagen zijn vastgesteld. De Raad adviseert tekst en toelichting inzake de duur van de experimenten te verduidelijken en in de toelichting in te gaan op de vraag of de periode van experimenteren lang genoeg is voor een zinvolle evaluatie, op basis waarvan eventueel kan worden besloten tot het treffen van een structurele regeling. Daarbij moet ook worden ingegaan op de vraag, of het, gelet op die korte termijn, wel om een experiment gaat of eerder om een tijdelijke aanzet voor een structurele regeling. Voorts adviseert de Raad bij de evaluatie en bij de besluitvorming over een eventuele structurele regeling aandacht te schenken aan ervaringen met soortgelijke regelingen als waarop de experimenten betrekking hebben, in het buitenland. c. In de toelichting wordt geen indicatie gegeven van de omvang van de experimenten, van het aantal te honoreren aanvragen tot aanwijzing van opleidingen voor de experimenten en van het aantal betrokken studenten. De toelichting dient te worden aangevuld met een beschrijving welke omvang vereist is om aan het doel van de experimenten te voldoen. d. Er moet rekening mee worden gehouden dat, na de experimenteerperiode van twee jaar, de met het experiment verband houdende opzet van een opleiding niet wordt voortgezet, hetzij omdat een structurele regeling uitblijft hetzij omdat de opleiding niet (meer) voldoet aan de daarvoor gestelde eisen. Dit kan ertoe leiden dat studenten tijdens hun studie geconfronteerd worden met een verandering van karakter van hun eerder voor experiment aangewezen bachelor- of masteropleiding. De Raad adviseert in de toelichting op de gevolgen van het niet-continueren van de aanwijzing in te gaan en te gelegenertijd zo nodig een overgangsvoorziening in het vooruitzicht te stellen. 3. Selectie en numerus fixus Bij numerus fixus opleidingen komt het experimenteerregime in de plaats van de gebruikelijke selectievormen.(zie noot 9) De toelichting gaat niet in op de gevolgen daarvan voor de overige opleidingen in den lande. In het huidige stelsel krijgen alle opleidingen met een numerus fixus op grond van artikel 7.56 van de WHW studenten uit de vijf verschillende klassen; de indeling in klassen geschiedt naar het gemiddelde eindexamencijfer. Een topopleiding die buiten het numerus fixus-regime valt, zal juist studenten met een hoog eindexamengemiddelde aantrekken. Daarmee wordt de spoeling uit die klasse voor de overige soortgelijke opleidingen in den lande dunner. Dit heeft gevolgen voor hun resultaten en daarmee ook voor hun financiering. De Raad adviseert bij de evaluatie van de experimenten ten behoeve van de structurele regeling aan dit aspect aandacht te schenken. 4. Differentiatie van collegegeld en financiële toegankelijkheid a. Artikel 8 heeft betrekking op experimenten met collegegeldverhoging. In de toelichting wordt in paragraaf 1.5 ook de mogelijkheid van collegegeldverlaging genoemd. Het wetsvoorstel voorziet echter niet in experimenten met collegegeldverlaging. Eerder heeft de minister uit enquêteresultaten geconcludeerd dat het de moeite waard is om kwijtschelding van collegegeld als financiële prikkel nader te onderzoeken bij opleidingen met een lage instroom, die nuttig zijn voor de kenniseconomie.(zie noot 10) De Raad wijst erop dat verlaging van het collegegeld voor een bepaalde opleiding er toe kan leiden dat studenten worden aangetrokken voor wie de financiële drempel van het collegegeld anders te hoog is om een universitaire studie te gaan volgen. Dit kan ook gelden voor studenten (stapelaars) die van een tweede studie worden weerhouden door de hoge kosten van een universitaire studie. Collegegeldverlaging kan derhalve leiden tot een grotere participatie aan het hoger onderwijs. Het is echter de vraag of daarmee studenten worden aangetrokken die voldoende gemotiveerd zijn om een kwaliteitsimpuls aan de opleiding te geven. De doelstelling van bevordering van kwaliteit zou derhalve juist in het gedrang kunnen komen. De Raad acht het wenselijk dat in de toelichting wordt aangegeven waarom bij het streven naar een grotere toestroom van studenten niet ook experimenten in verlaging van collegegeld worden voorgesteld. Indien dit wel wordt beoogd, adviseert de Raad dat tot uitdrukking te brengen en tevens in te gaan op de te verwachten effecten daarvan op de kwaliteit van de opleidingen. b. De Raad heeft zich al eerder kritisch uitgelaten over de heffing van extra collegegelden en geadviseerd de financiering zo op te zetten dat zich inschrijvende studenten daarvan geen beletsel ondervinden(zie noot 11). Daarin benadrukt de Raad onder meer dat de (financiële) toegankelijkheid van het onderwijs volledig gewaarborgd dient te zijn. De Raad werpt met betrekking tot het huidige wetsvoorstel de vraag op, of de aangekondigde leenfaciliteit in dat opzicht voldoende waarborg biedt. Voorts gaat de toelichting in het geheel niet in op de vraag van de verenigbaarheid van het voorgestelde experiment van differentiatie van collegegeld met artikel 13, tweede lid aanhef en onder (c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, waarin de verdragsstaten erkennen dat, ten einde tot een volledige verwezenlijking van het recht van een ieder op onderwijs te komen, het hoger onderwijs door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs voor een ieder op basis van bekwaamheid gelijkelijk toegankelijk dient te worden gemaakt. Nu het collegegeld in bepaalde gevallen vervijfvoudigd kan worden en de studenten voor de financiering daarvan slechts een leenfaciliteit wordt aangeboden, gaat dit experiment evident niet in de richting van een geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs, terwijl differentiatie van collegegeld op gespannen voet staat met het stelsel van gelijke toegang. De Raad acht het gewenst dat aan dit punt alsnog aandacht wordt besteed. c. In artikel 9 wordt de mogelijkheid van een leenfaciliteit geregeld voor de duur van de experimenten. De Raad wijst erop dat studenten met de nationaliteit van een van de EU-lidstaten, als Unieburger, recht hebben op een gelijke behandeling wat betreft de toegankelijkheid tot het beroepsonderwijs, ook wat betreft de financiële bijdrage (collegegeld minus eventuele uitkeringen in de vorm van een beurs), de zgn. Raulin-vergoeding.(zie noot 12) Naar het oordeel van de Raad geldt deze eis van gelijke behandeling ook voor leningen aan EU-studenten met het oog op de betaling van het hogere collegegeld. Het verdient aanbeveling in de toelichting in te gaan op de vraag of deze leenfaciliteiten ook voor hen zullen gelden en op de mogelijk aanzuigende werking door een relatief aantrekkelijke studiefinanciering. d. Volgens de memorie van toelichting is een totaalbedrag van 5 miljoen euro gereserveerd voor de financiële ondersteuning van de experimenten. In dit bedrag zijn ook de kosten voor de leenfaciliteiten op grond van artikel 9 van dit wetsvoorstel opgenomen. De toelichting geeft geen inzicht in de omvang van de experimenten en het aantal betrokken studenten. Er wordt niet gespecificeerd welk bedrag aan de experimenten zelf en welk bedrag aan leenfaciliteiten wordt besteed. Het is daarom niet goed mogelijk te beoordelen of genoemd bedrag toereikend is. Bovendien maakt de toelichting niet duidelijk welke kosten voor de instellingen zelf verbonden zijn aan deze experimenten en in hoeverre zij deze kunnen en moeten bekostigen uit de binnenkomende hogere collegegelden. Overigens vraagt de Raad zich af of gewaarborgd is dat de instellingen de extra opbrengst aan collegegeld zullen inzetten voor de opleidingen van evidente meerwaarde. De Raad adviseert op deze punten in de paragraaf inzake financiële gevolgen in te gaan. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie wijzigingsrichtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie wijzigingsrichtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 september 2014, no.2014001686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie wijzigingsrichtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp, het Meldingsbesluit Wbp en het Vrijstellingsbesluit Wbp in verband met vermindering van administratieve lasten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp, het Meldingsbesluit Wbp en het Vrijstellingsbesluit Wbp in verband met vermindering van administratieve lasten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2011, no.11.003048, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp, het Meldingsbesluit Wbp en het Vrijstellingsbesluit Wbp in verband met vermindering van administratieve lasten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van het premiepercentage, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van het premiepercentage, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2009, no.09.002863, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van het premiepercentage, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de inrichting en organisatie van het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit beheer politiekorps BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de inrichting en organisatie van het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit beheer politiekorps BES), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2010, no.10.001989, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de inrichting en organisatie van het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit beheer politiekorps BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 17, tweede lid, en 18, tweede lid, van de Huursubsidiewet, voor het subsidiejaar 2003/2004.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 17, tweede lid, en 18, tweede lid, van de Huursubsidiewet, voor het subsidiejaar 2003/2004.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in verband met het verplicht stellen van identificatie en registratie van honden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in verband met het verplicht stellen van identificatie en registratie van honden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2011, no.11.002618, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in verband met het verplicht stellen van identificatie en registratie van honden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de toepasselijkheid van de Wet arbeid en zorg voor rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de toepasselijkheid van de Wet arbeid en zorg voor rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Tsjechische Republiek inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen; Praag, 30 mei 2001 (Trb.2001, 112), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Tsjechische Republiek inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen; Praag, 30 mei 2001 (Trb.2001, 112), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO (Regres en premievermindering WAO).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO (Regres en premievermindering WAO).Bij Kabinetsmissive van 13 september 2001, no.01 .004341, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO (Regres en premievermindering WAO). 1. De instroom van werknemers in het uitkeringsregime van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) leidt op termijn tot verhoging van de WAO-premie voor de betrokken werkgever. Op grond van artikel 90, eerste lid, WAO heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een verhaalsrecht op degene die in verband met het veroorzaken van ongeschiktheid tot werken jegens de verzekerde naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplicht is (regresrecht). In die gevallen blijft dan echter voor de betrokken werkgever toch de premieverhoging gehandhaafd. Met het ontwerpbesluit wordt beoogd (zie noot 1) om aan deze onbillijkheid een einde te maken. Van de werkgever wordt verwacht dat hij regres neemt voor zijn loondoorbetalingverplichting in het eerste ziektejaar. Van de premieverhoging wordt alleen dan afgezien als de werkgever of de verzekeraar bij wie het risico van de verplichting tot loondoorbetaling in het eerste ziektejaar is ondergebracht, doorbetaald loon met succes heeft verhaald op de veroorzaker van de arbeidsongeschiktheid. (zie noot 2) Deze eis heeft tot gevolg dat de werkgever of de verzekeraar die op grond van een gerechtelijke uitspraak verhaal kan halen maar daarin uiteindelijk niet slaagt, bijvoorbeeld door insolventie van de veroorzaker, toch wordt geconfronteerd met een premieverhoging. Dat geldt ook voor die gevallen waarin het UWV, ondanks eerder door de werkgever dan wel zijn verzekeraar gevoerde juridische procedures die niet tot het gewenste invorderingsresultaat hebben geleid, alsnog met succes verhaal haalt op de veroorzaker waardoor de uiteindelijke WAO-uitkeringslast in dat geval nihil of gering is. Volgens de Raad van State is de uitkomst van de voorgelegde wijziging onbillijk. Uit de toelichting valt niet af te leiden waarom de premieverhoging moet worden gehandhaafd indien de werkgever er niet in slaagt de loonkosten te verhalen als gevolg van omstandigheden buiten hem gelegen of in de gevallen dat het UWV er alsnog in slaagt om de (uitkerings)kosten te verhalen. In de toelichting wordt erop gewezen dat in de gevallen dat een werkgever geen loondoorbetalingverplichting heeft, het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv; thans UWV) regres kan nemen. Indien bijvoorbeeld procesrisico's daartoe aanleiding geven, kan door het Lisv worden afgezien van het nemen van regres. Een werkgever die wél een loondoorbetalingverplichting heeft, zal voor eenzelfde afweging komen te staan, te weten enerzijds de hoge proceskosten en het risico dat ondanks deze kosten de procedure uiteindelijk niet tot het verwachte resultaat zal leiden en anderzijds de te verwachten premiereductie. In het bijzonder voor kleine werkgevers zouden de proceskosten prohibitief kunnen zijn. Voor beide gevallen geldt dat de werkgever de arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet kan worden tegengeworpen. Desondanks wordt hij geconfronteerd met een premieverhoging, zelfs in die gevallen waarin het UWV alsnog tot verhaal kan overgaan. De Raad beveelt aan om op vorenstaande aspecten in de toelichting in te gaan en te motiveren waarom er niet toe wordt overgegaan om in deze specifieke gevallen (zie noot 3) van premieverhoging af te zien en op die wijze aan eerdergenoemde onbillijkheid een einde te maken. Zo nodig dient het ontwerpbesluit op dit punt te worden gewijzigd. 2. Voor de redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake de eindexamens aan de scholen voor vwo, havo, mavo en vbo BES (Eindexamenbesluit VO BES), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake de eindexamens aan de scholen voor vwo, havo, mavo en vbo BES (Eindexamenbesluit VO BES), met nota van toelichting. Bij Kabinetsmissive van 27 september 2010, no.10.002602, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende bepalingen inzake de eindexamens aan de scholen voor vwo, havo, mavo en vbo BES (Eindexamenbesluit VO BES), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet inzake het structureel reduceren van het EMU-tekort (Wet tekortreductie Rijk en medeoverheden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet inzake het structureel reduceren van het EMU-tekort (Wet tekortreductie Rijk en medeoverheden), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 november 2009, no.09.003237, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake het structureel reduceren van het EMU-tekort (Wet tekortreductie Rijk en medeoverheden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003092, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; 's-Gravenhage, 11 september 2009 (Trb. 2009, ....), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Noordwijk en Noordwijkerhout.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Noordwijk en Noordwijkerhout.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Noordwijk en Noordwijkerhout, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de ontwerpverordening Europese groepering voor grensoverschrijdende samenwerking.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de ontwerpverordening Europese groepering voor grensoverschrijdende samenwerking.Bij brief van 17 februari 2006, no.2006-0000043789, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Raad van State gevraagd of een afdeling van de Raad hem zou willen voorlichten over de ontwerpverordening Europese groepering voor grensoverschrijdende samenwerking. De minister heeft in zijn brief een aantal vragen gesteld waarop hij in ieder geval een antwoord zou willen vernemen. Meer in het algemeen vraagt hij om voorlichting over het effect van de verordening op het Nederlandse constitutionele stelsel en de nationale bevoegdheidsverdeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement tot opneming van een verbod voor radarontvangstapparaten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Voertuigreglement tot opneming van een verbod voor radarontvangstapparaten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterkering en intrekking van de Deltawet grote rivieren, de Deltawet, de Deltaschadewet en de Wet schade oesterkwekers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterkering en intrekking van de Deltawet grote rivieren, de Deltawet, de Deltaschadewet en de Wet schade oesterkwekers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek Finland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 177 en Trb. 2010, 90), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek Finland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 177 en Trb. 2010, 90), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Republiek Finland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 177 en Trb. 2010, 90), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van de werkingsduur van het Tijdelijk besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van de werkingsduur van het Tijdelijk besluit verplichte verzekering bij medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2010), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2010), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2009, no.09.002217, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Financiën bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2010), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijziging van de bekostiging van de universiteiten per 2005, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijziging van de bekostiging van de universiteiten per 2005, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften inzake reclame voor geneesmiddelen (Besluit geneesmiddelenreclame).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende voorschriften inzake reclame voor geneesmiddelen (Besluit geneesmiddelenreclame).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2011), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2011), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2011, no.11.000825, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2011), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van de Richtlijn nr. 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van de Richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van de Richtlijn nr. 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van de Richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2013, no.2013002464, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van de Richtlijn nr. 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van de Richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingswet bodem Omgevingswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingswet bodem Omgevingswet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2016, no.2016002259, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingswet bodem Omgevingswet), met memorie van toelichting.De stelselherziening van het omgevingsrecht is in gang gezet met de Omgevingswet. Het voorstel wijzigt de Omgevingswet en regelt dat het onderwerp bodem een plaats krijgt in het nieuwe stelsel. De Wet bodembescherming (Wbb) wordt ingetrokken.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. De stelselherziening kent als algemeen uitgangspunt dat het niveau van bescherming van gezondheid, veiligheid en omgevingskwaliteit gelijkwaardig blijft aan het oude niveau. De Afdeling acht dat uitgangspunt van belang en adviseert met het oog daarop om het voorgestelde instrument voor toevalsvondsten ook beschikbaar te maken bij risicos voor het milieu of verspreiding van bodemverontreiniging. Daarnaast adviseert de Afdeling om in het instrument voor toevalsvondsten de mogelijkheid op te nemen om de veroorzaker aan te spreken.1.Toetsing van regelgeving in het nieuwe stelsel van het omgevingsrechta.Nieuwe omgevingsregelgevingDe stelselherziening van het omgevingsrecht is in gang gezet met de Omgevingswet. (zie noot 1) Een aantal inhoudelijke onderwerpen is nog niet in de Omgevingswet opgenomen. Het onderwerp bodem krijgt met het onderhavige voorstel alsnog een plaats in het stelsel. De onderwerpen geluid, natuur en grondeigendom zullen door middel van drie andere aanvullingswetten ook aan de Omgevingswet worden toegevoegd. Een invoeringswet zal erin voorzien dat de onderwerpen schade, organisatie van vergunningsverlening, toezicht en handhaving, milieueffectrapportage en waterveiligheid in het nieuwe stelsel worden geregeld. Daarnaast zal uitvoeringsregelgeving tot stand worden gebracht. De regering heeft aangekondigd dat daartoe in ieder geval vier algemene maatregelen van bestuur (amvb) behoren: het Omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving. (zie noot 2) Daarnaast komen er aanvullings-amvbs. (zie noot 3) De regering heeft het voornemen om alle nieuwe regelgeving tegelijk met de Omgevingswet in werking te laten treden.De omvang en complexiteit van de stelselherziening als geheel geven de Afdeling aanleiding in het hiernavolgende eerst uiteen te zetten langs welke algemene lijn de Afdeling de advisering over de regelgeving in het nieuwe stelsel ter hand neemt. Daartoe worden eerst de doelen en uitgangspunten, het instrumentarium en de belangrijkste systeemkeuzes in de Omgevingswet geschetst.b. Doelen en uitgangspunten OmgevingswetDe maatschappelijke doelen van het nieuwe stelsel kunnen worden samengevat als: ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit van de leefomgeving. (zie noot 4) Daarnaast zijn er vier verbeterdoelen: (1) het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht; (2) het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving; (3) het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving, en (4) het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving. (zie noot 5) Deze verbeterdoelen vormen de basis voor de beleidsmatige uitgangspunten van het nieuwe stelsel. (zie noot 6) De belangrijkste uitgangspunten hebben betrekking op:- Europees recht en internationale verdragen: voor onderwerpen die door EU-richtlijnen of verdragen worden bestreken, wordt niets anders of méér vastgelegd dan wat die richtlijnen of verdragen voorschrijven, tenzij daar na afweging van alle belangen aanleiding toe is.- Gelijkwaardige bescherming: het niveau van bescherming van gezondheid, veiligheid en omgevingskwaliteit blijft gelijkwaardig aan het oude niveau. Ook de rechtsbescherming mag niet minder worden.- Flexibiliteit: bestuurlijke afwegingsruimte en maatwerkmogelijkheden. De ruimte voor bestuursorganen om afwegingen te maken wordt groter dan voorheen, maar is niet onbegrensd. Zij vindt haar formele en materiële begrenzing in de doelen van de wet en in de wettelijke afbakening van taken en bevoegdheden en de grondslagen voor algemeen verbindende voorschriften.- Bestuurlijke taakverdeling: de gemeente is en blijft primair verantwoordelijk voor de zorg van de fysieke leefomgeving ("decentraal, tenzij").c. Instrumentarium OmgevingswetDe zorg van de overheid voor de leefomgeving wordt in het nieuwe stelsel inhoudelijk gekleurd en geconcretiseerd met normen die gericht zijn tot bestuursorganen - omgevingswaarden en instructieregels - en met algemene regels voor burgers en bedrijven. (zie noot 7) Omgevingswaarden zijn maatstaven die voor de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan de gewenste staat of kwaliteit, de toelaatbare belasting door activiteiten, de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen als beleidsdoel vastleggen. (zie noot 8) Omgevingswaarden kunnen bij omgevingsplan (door de gemeente), omgevingsverordening (door de provincie) of amvb worden vastgesteld. Zonder nadere regelstelling werken omgevingswaarden niet door bij de vaststelling van besluiten zoals omgevingsvisies, omgevingsplannen en omgevingsvergunningen. Er kunnen instructieregels worden gesteld die het bevoegd gezag verplichten een omgevingswaarde op een bepaalde wijze te betrekken bij een besluit. (zie noot 9) Het Rijk en de provincies kunnen bij amvb onderscheidenlijk omgevingsverordening instructieregels geven over de inhoud, toelichting of motivering van besluiten of over de uitoefening van taken door andere overheden. (zie noot 10) Voor een aantal onderwerpen is het stellen van instructieregels verplicht omdat zij bestaande wettelijke verplichtingen tot provinciale normstelling vervangen of leiden tot beperkingen van eigendomsrechten en gebruiksrechten of omdat zij voortvloeien uit internationale verplichtingen. (zie noot 11)De Omgevingswet kent zes kerninstrumenten: (1) de omgevingsvisie, een samenhangend strategisch plan over de fysieke leefomgeving; (2) het programma, een pakket van beleidsvoornemens en maatregelen die dienen om omgevingswaarden of doelen in de fysieke leefomgeving te bereiken en daaraan te blijven voldoen; (3) decentrale regelgeving, namelijk het omgevingsplan van de gemeente, de waterschapsverordening van het waterschap en de omgevingsverordening van de provincie, waarin het decentraal bestuur gebiedsdekkend de algemene regels en vergunningplichten vastlegt; (4) algemene rijksregels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving; (5) de omgevingsvergunning, waarmee een initiatiefnemer via één aanvraag bij één loket toestemming kan verkrijgen voor het geheel van door hem gewenste activiteiten en (6) het projectbesluit, een generieke regeling voor besluitvorming over projecten met een publiek belang. Daarnaast omvat de Omgevingswet ondersteunende instrumenten zoals gedoogplichten, procedurebepalingen en regelingen voor toezicht en handhaving.d.Keuzes in de OmgevingswetIn haar advies over het voorstel voor de Omgevingswet stelde de Afdeling vast dat de regeling van het materiële omgevingsrecht bijna volledig zal plaatsvinden in uitvoeringsregelingen, alsmede dat de regering in het voorstel vooral kiest voor het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door ruime bevoegdheden toe te kennen aan (decentrale) bestuursorganen, onder meer om van algemeen verbindende voorschriften af te wijken. (zie noot 12) De Afdeling adviseerde onder meer om toetsingskaders op basis waarvan materiële normen worden gesteld of vergunningaanvragen worden getoetst, alsmede waar mogelijk materiële normen en voorschriften ter zake van handhaving en rechtsbescherming, in het voorstel op te nemen. Zij adviseerde ook om te onderzoeken welke andere materiële normen, waaronder omgevingswaarden en grenswaarden, zich ervoor lenen om in het voorstel te worden vastgelegd. De Afdeling heeft daarbij als voorbeeld gewezen op de materiële normen in de Wet geluidhinder en de Wet geurhinder. (zie noot 13) Voorts adviseerde de Afdeling materiële en procedurele waarborgen in het voorstel op te nemen die de zorgvuldige toepassing van de afwijkingsmogelijkheden garandeert. Het advies heeft geleid tot enkele wijzigingen. (zie noot 14) Het karakter van de Omgevingswet is echter ongewijzigd gebleven: een kaderwet die materiële normstelling delegeert naar het niveau van lagere regelgeving. (zie noot 15) De wetgever heeft daarmee een principiële keuze gemaakt voor een stelsel waarin de amvb het basisniveau is voor inhoudelijke normstelling.e.Adviseringslijn regelgeving in het nieuwe stelselDe advisering over de aanvullingswetten, de invoeringswet en de uitvoeringsregelgeving vindt plaats tegen de achtergrond van de Omgevingswet en de keuzes die de wetgever daarmee voor het nieuwe stelsel heeft gemaakt. De Afdeling neemt deze keuzes als uitgangspunt voor de verdere advisering.In bovengenoemd advies heeft de Afdeling opgemerkt dat de vraag in hoeverre het voorstel bijdraagt aan de verwerkelijking van het maatschappelijk doel en de geformuleerde verbeterdoelen nog niet kan worden beantwoord. De Afdeling heeft op dit punt daarom een voorbehoud gemaakt. (zie noot 16) De aanvullingswetten, de invoeringswet en de uitvoeringsbesluiten zijn in het bijzonder van belang. De Afdeling zal ten behoeve van haar advisering daarom telkens onderzoeken in hoeverre de voorgestelde regelgeving bijdraagt aan het behalen van de verbeterdoelen van het stelsel. Daarnaast zal de Afdeling onderzoeken of de nieuwe regelgeving consistent is met het instrumentarium van de Omgevingswet. Zij zal ook nagaan of de voorstellen en ontwerpen voldoen aan de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de Omgevingswet. De Afdeling zal zich in het bijzonder richten op het uitgangspunt van gelijkwaardige bescherming, onder meer in relatie tot bestuurlijke afwegingsruimte. De Afdeling zal daarbij nagaan of in voldoende mate is voorzien in materiële en/of procedurele waarborgen voor een zorgvuldig gebruik van bestuurlijke afwegingsruimte.2.Inhoud voorstel Aanvullingswet bodem Omgevingsweta.Beleidsvernieuwing bodemDe memorie van toelichting bij het voorstel beschrijft een beleidsvernieuwing voor bodem als onderdeel van de stelselherziening van het omgevingsrecht. (zie noot 17) De algemene doelstelling is als volgt omschreven: het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem (vaste bodem en grondwater) en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door het in onderlinge samenhang: beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigingen en aantastingen (pijler 1); evenwichtig toedelen van functies aan locaties, rekening houdend met de kwaliteit van de bodem (pijler 2); duurzaam en doelmatig beheren van resterende historische verontreinigingen (pijler 3). (zie noot 18) Het nieuwe beleid maakt de overstap van een benadering "per geval van verontreiniging" - zoals die in de Wbb geldt - naar een integrale, meer gebiedsgerichte systematiek van omgaan (beheer) met overgebleven verontreinigingen in de bodem en regulering van activiteiten. De achtergrond van die overstap is in de toelichting uiteengezet. (zie noot 19) De kern daarvan is dat met de Wbb grote stappen zijn gezet om de (ernstige en spoedeisende) bodemverontreinigingen uit het verleden aan te pakken. Locaties met onaanvaardbare humane, ecologische en verspreidingsrisicos (de zogeheten spoedlocaties) zullen volgens de toelichting naar verwachting na inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn aangepakt of beheerst, zodat de grote risicos onder controle zijn gebracht.b. Inzet instrumentarium OmgevingswetIn de toelichting is uiteengezet op welke wijze de drie pijlers van het nieuwe bodembeleid vorm zullen krijgen in het instrumentarium van de Omgevingswet. (zie noot 20)Pijler 1: PreventieDe bescherming van de bodem tegen nieuwe verontreinigingen wordt geregeld met algemene regels voor activiteiten in de uitvoeringsregelgeving gericht op preventie, deels in de vorm van een zorgplicht. Bij de algemene rijksregels over milieubelastende activiteiten wordt ruimte gegeven voor aanvullende (of afwijkende) decentrale regels. Daarnaast kunnen provincie, gemeenten en waterschappen ter uitvoering van hun taken regels stellen aan activiteiten.Pijler 2: Functietoedeling, rekening houdend met bodemkwaliteitDe integrale benadering van de fysieke leefomgeving, waarbij ook de kwaliteit van de bodem wordt betrokken, krijgt vooral vorm in de omgevingsvisie en het omgevingsplan. In de omgevingsvisie maakt de gemeente een brede afweging van belangen en kunnen ook de ambities voor bodem worden vastgelegd. In het omgevingsplan vindt de daadwerkelijke toedeling van functies aan locaties plaats en stelt de gemeente de overige regels vast die daarvoor nodig zijn. Over de inhoud van het omgevingsplan worden in de uitvoeringsregelgeving onder de Omgevingswet instructieregels vastgesteld, ook met betrekking tot het onderwerp bodem. Ook provincies kunnen regels stellen - in de vorm van instructieregels, algemene regels voor burgers en bedrijven of een verplichte omgevingsvergunning of een combinatie daarvan - , onder meer ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Waterschappen kunnen in hun waterbeheerprogramma aanvullende functies aan watersystemen toekennen.Pijler 3: Beheer resterende historische verontreinigingenAls uitgangspunt geldt dat praktisch alle bekende locaties met onaanvaardbare risicos voor de gezondheid, de ecologie en onaanvaardbare verspreidingsrisicos al zijn aangepakt. Resterende historische verontreinigingen worden aangepakt onder de Omgevingswet. Daarbij geldt dat de eigenaar van de grond in beginsel verantwoordelijk is voor het duurzaam en doelmatig beheren van historische verontreinigingen. De overheid heeft wel een belangrijke rol doordat zij voorwaarden stelt aan activiteiten en locatiespecifieke maatregelen kan opleggen. Onder de Wbb was de beschikking het belangrijkste instrument voor het omgaan met historische verontreinigingen; alleen in bepaalde gevallen werd gewerkt met algemene regels. Onder de Omgevingswet wordt deze benadering omgedraaid en zullen in eerste instantie algemene regels van toepassing zijn. Daarbij geldt dat de aanpak van verontreinigingen pas plaatsvindt op een natuurlijk moment en op een door de eigenaar gekozen wijze. De gewenste kwaliteit van de bodem zal vooral samenhangen met het beoogde gebruik. De overheid geeft de kwaliteit aan die hoort bij een bepaalde bodemfunctie. Dat systeem wordt in de uitvoeringsregelgeving uitgewerkt; de inhoud van deze regels zal volgens de toelichting sterk lijken op de huidige regelgeving onder de Wbb. Het gaat om algemene rijksregels die betrekking hebben op de normering, de onderzoeksverplichtingen en de uniforme aanpak van de verontreinigingen. Het beheer van historische verontreinigingen in de vaste bodem, waar deze tot risicos voor de gezondheid en milieu leiden, berust - conform het uitgangspunt "decentraal, tenzij" - bij de gemeente. De toelichting vermeldt dat gemeenten een grote mate van beleidsvrijheid krijgen, ook op het gebied van normstelling. Zij krijgen daarbij mogelijkheden om rekening te houden met gebiedseigen omstandigheden, zodat integrale afwegingen kunnen worden gemaakt. Het Rijk stelt wel de grens waarboven gesproken wordt van onaanvaardbare risicos voor de gezondheid als gevolg van blootstelling aan bodemverontreiniging.c.Benodigde aanvullingen op het instrumentariumHet toepassingsgebied, het instrumentarium, het belangenkader en de delegatiegrondslagen van de Omgevingswet zijn in de meeste gevallen breed genoeg om het onderwerp bodem daarin te kunnen betrekken. Het voorstel voorziet dan ook slechts in een beperkt aantal aanvullingen op de Omgevingswet dat nog nodig is om het nieuwe bodembeleid te kunnen regelen. (zie noot 21) De belangrijkste daarvan zijn:Verplichte instructieregelsHet voorstel verplicht het Rijk instructieregels te stellen met het oog op de bescherming van de bodem of ter voorkoming van onaanvaardbare risicos voor de gezondheid vanwege het gebruik van de bodem. (zie noot 22)Vangnetvoorziening voor toevalsvondstenHet is volgens de toelichting niet uitgesloten dat er toch situaties kunnen voorkomen waarin sprake blijkt te zijn van onaanvaardbare risicos voor de gezondheid ten gevolge van historische verontreiniging op of in de bodem. De saneringsinstrumenten die de Wbb biedt zijn onder de Omgevingswet voor een dergelijke toevalsvondst niet meer beschikbaar. Het voorstel biedt daarom een vangnetvoorziening, in aanvulling op het in hoofdstuk 19 van de Omgevingswet reeds opgenomen instrument voor een ongewoon voorval. (zie noot 23) Het gaat om bevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders, gericht op het wegnemen door de eigenaar van de onaanvaardbare risicos voor de gezondheid als gevolg van blootstelling aan historische bodemverontreinigingen. Het nieuwe instrument fungeert ook als vangnet - naast de zorgplicht - bij een nieuwe bodemverontreiniging indien een veroorzaker niet of niet tijdig is aan te spreken.GedoogplichtenHoofdstuk 10 van de Omgevingswet bevat reeds gedoogplichten die van rechtswege gelden en gedoogplichten die bij beschikking worden opgelegd. Het voorstel voegt daar vier plichten aan toe, namelijk voor het gedogen van grondwaterbeheer (van rechtswege), van maatregelen op grond van de voorziening voor toevalsvondsten (van rechtswege), van nazorg (bij beschikking) en van naleving van de zorgplicht bodem (bij beschikking). (zie noot 24)Eerbiedigend overgangsrechtHet voorstel regelt dat gevallen van sanering van bodemverontreiniging die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet al in procedure zijn onder de Wbb, op basis van het oude recht kunnen worden afgerond. Als criterium voor de toepasselijkheid van het overgangsrecht geldt dat wanneer het voorstel in werking treedt er een beschikking "geval van ernstige bodemverontreiniging" is genomen en dat spoedige sanering noodzakelijk is. Omdat bodemsaneringen vaak lang duren, zeker als sprake is van nazorg, kent het voorstel geen einddatum voor het eerbiedigend overgangsrecht. (zie noot 25)3.Aansluiting op het instrumentarium van de OmgevingswetDe toelichting stelt dat voor het onderwerp bodem de inzet van omgevingswaarden vooralsnog niet is voorzien. (zie noot 26) De Afdeling veronderstelt dat hier is bedoeld dat het Rijk het instrument van omgevingswaarden vooralsnog niet zal inzetten. Gemeenten en provincies bepalen immers in beginsel zelf of zij - bij omgevingsplan onderscheidenlijk omgevingsverordening - omgevingswaarden stellen. (zie noot 27) De stelling in de toelichting is voorts niet onderbouwd. Het komt de Afdeling voor dat het onderwerp bodem zich in beginsel leent voor het vaststellen van omgevingswaarden - die immers bepalen wat de gewenste staat of kwaliteit, de toelaatbare belasting door activiteiten of de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen is. (zie noot 28) De toelichting schiet op dit punt te kort.De Afdeling adviseert de toelichting met inachtneming van het vorenstaande aan te vullen.4.Uitgangspunt gelijkwaardig beschermingsniveauHet oude niveau van bescherming in verband met verontreiniging van de bodem wordt bepaald door de Wbb en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving (onder meer het Besluit bodemkwaliteit, het Besluit uniforme saneringen, de Regeling bodemkwaliteit en de Circulaire bodembescherming 2013).Zoals blijkt uit punt 2b - de beschrijving van de wijze waarop de pijlers van het bodembeleid vorm krijgen in het instrumentarium van de Omgevingswet - zal ook voor het onderwerp bodem de regeling van het materiële recht bijna volledig plaatsvinden in de uitvoeringsregelgeving. En ook voor bodem geldt dat wordt gekozen voor het verruimen van bestuurlijke afweging door ruime bevoegdheden toe te kennen aan (decentrale) bestuursorganen. Die systeemkeuzes brengen met zich dat de vraag in hoeverre het voorstel voldoet aan het uitgangspunt van gelijkwaardige (materiële) bescherming op basis van het voorstel niet goed kan worden beantwoord. Er is in ieder geval wel aanleiding voor een opmerking over het toepassingsbereik van het - in de Omgevingswet - op te nemen instrument voor toevalsvondsten (hieronder bij a). Voor het overige zal de Afdeling zich bij de advisering over de uitvoeringsregelgeving opnieuw buigen over de vraag naar het beschermingsniveau. De toelichting bij het voorstel geeft wel in enige mate inzicht in de uitvoeringsregelgeving. De Afdeling signaleert aan de hand daarvan op voorhand een aantal aandachtspunten of risicos als het gaat om het uiteindelijke beschermingsniveau in het nieuwe stelsel, en hecht eraan daar (hieronder vanaf b) thans ten behoeve van het opstellen van de uitvoeringsregelgeving op te wijzen.a. Toepassingsbereik instrument voor toevalsvondstenVoorgesteld artikel 19.9a attribueert bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders voor de voortvarende aanpak van een toevalsvondst van bodemverontreiniging waarbij naar zijn oordeel een redelijk vermoeden bestaat van onaanvaardbare risicos voor de gezondheid vanwege die verontreiniging en onmiddellijk maatregelen nodig zijn. Van onaanvaardbare risicos voor de gezondheid vanwege verontreiniging van de bodem is in ieder geval sprake bij blootstelling aan concentraties van stoffen op of in de bodem die in de uitvoeringsregels nog vast te stellen concentraties overschrijden. Het gaat - samengevat weergegeven - om bevoegdheden om de eigenaar of erfpachter te verplichten tot het treffen van maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verlangd om de onaanvaardbare risicos zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, en voor het college om zelf preventieve of herstelmaatregelen te treffen met een mogelijkheid voor kostenverhaal.Deze regeling beperkt zich tot onaanvaardbare risicos voor de (volks)gezondheid. Het is vanzelfsprekend dat bij dergelijke risicos acuut iets moet gebeuren. Dat kan onmiddellijke sanering zijn. De regeling biedt echter geen soelaas voor gevaren voor het milieu (plant en dier) of voor verspreiding van verontreiniging. Het college staat dus met lege handen bij een toevalsvondst met nadelige gevolgen voor het milieu of verspreiding. Althans, daarvoor staan hem niet de bevoegdheden van het voorgestelde artikel 19.9a ter beschikking. (zie noot 29) Onder het regime van de Wbb kunnen dergelijke nadelige gevolgen van verontreiniging onder omstandigheden dan ook wel degelijk tot (onmiddellijke) sanering van de bodem nopen. (zie noot 30)Het voorstel biedt in zoverre minder bescherming dan de Wbb. De Afdeling adviseert daarom om in het instrument voor de toevalsvondst te voorzien in bevoegdheden in geval van verontreinigingen die onaanvaardbare risicos voor het milieu of verspreiding met zich brengen.b.Zorgplicht bodemDe zorgplicht is in de Wbb een belangrijk instrument voor het voorkomen en herstellen van nieuwe bodemverontreinigingen. Het gaat daarbij in wezen om een dubbele zorgplicht, gericht tot een ieder: in de eerste plaats de verplichting om de verontreiniging te voorkomen; in de tweede plaats moet - als de verontreiniging zich toch voordoet - de bodem worden gesaneerd om de directe gevolgen van de verontreiniging te beperken dan wel zoveel mogelijk ongedaan te maken. (zie noot 31)In het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht speelt de zorgplicht een belangrijke rol. De Omgevingswet bevat reeds een algemene zorgplicht. (zie noot 32) In de toelichting bij de Omgevingswet is aangekondigd dat in de uitvoeringsregelgeving specifieke zorgplichten worden opgenomen, indien een concretere omschrijving van een zorgplicht gewenst is. (zie noot 33) Uit de toelichting bij het thans voorliggende voorstel blijkt dat in verband met de bescherming van de bodem tegen nieuwe verontreinigingen - pijler 1 van het nieuwe beleid - in de uitvoeringsregels zal worden voorzien in algemene regels voor activiteiten, maar ook in een specifieke zorgplicht bodem. Daarbij is vermeld dat de inhoud van de preventieve regelgeving uit de Wbb - en ook de zorgplicht van artikel 13 - in beginsel zonder beleidsinhoudelijke wijzigingen wordt verwerkt in de uitvoeringsregelgeving. (zie noot 34) Die mededeling op zichzelf is geruststellend als het gaat om de vraag naar het uiteindelijke beschermingsniveau. Er zijn echter wel aandachtspunten.De toelichting stelt dat ruimte wordt gecreëerd voor het bedrijfsleven om de aanpak van bodemverontreinigingen die onder de zorgplicht bodem valt meer in te passen binnen de ontwikkelingen en processen van een bedrijf. (zie noot 35) De Afdeling merkt op dat daarmee wezenlijk wordt afgeweken van het regime van de Wbb dat immers in beginsel verplicht tot terstond en multifunctioneel saneren. Zodoende lijkt op dit punt niet een gelijkwaardig beschermingsniveau te worden nagestreefd.Voor het overige geeft de toelichting nauwelijks informatie over de zorgplicht bodem. De Afdeling constateert evenwel dat de consultatieversie van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) een specifieke zorgplicht bevat (voor het verrichten van milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten) die - onder meer - is gericht op het beschermen van de kwaliteit van de bodem. (zie noot 36) Opvallend aan de consultatieversie is dat de zorgplicht waar het gaat om bodem zo wordt ingekleurd dat geen "significante verontreiniging" wordt veroorzaakt. Niet duidelijk is hoe dit zich verhoudt tot de zorgplicht van de Wbb, die élke verontreiniging betreft. Mogelijk wordt in zoverre niet een gelijkwaardig beschermingsniveau geregeld.De Afdeling adviseert bij de opstelling van de uitvoeringsregelgeving wat betreft de zorgplicht met het vorenstaande rekening te houden.c.Normenstelsel en bestuurlijke afwegingsruimteDe toelichting stelt dat - wat betreft de kwaliteit van de bodem in relatie tot het gebruik daarvan - in de uitvoeringsregelgeving een robuust normenstelsel wordt uitgewerkt dat wordt gebaseerd op het stelsel van de Wbb. (zie noot 37) Daarbij wordt aangesloten bij de termen die binnen het nieuwe omgevingsrecht worden gebruikt voor onder meer geluid: maximale waarde en voorkeurswaarde. (zie noot 38) Tussen de maximale waarde en de voorkeurswaarde zit afwegingsruimte. Per toepassing zal in de uitvoeringsregelgeving worden uitgewerkt welke normen van toepassing zijn, wat de hoogte is van die normen, tot wie de norm zich richt en wat de ruimte is voor maatwerk en lokaal beleid. Gemeenten zonder behoefte aan lokaal maatwerk zullen een generiek kader hanteren door het toepassen van door het rijk vast te stellen defaultwaarden, aldus de toelichting.De Afdeling vermoedt dat het gebruik van terminologie die afwijkt van die van de Wbb het uiterst lastig maakt om het uiteindelijke beschermingsniveau van het nieuwe normenstelsel te beoordelen. Het gaat er immers om dat een gelijkwaardig beschermingsniveau wordt bereikt. Bij de uitvoeringsregelgeving is op dit punt derhalve een uitvoerige motivering vereist, bij voorkeur aangevuld met tabellen waarin de verhouding tussen de nieuwe normen en de normen uit het stelsel van de Wbb is aangeduid.De Afdeling adviseert bij de opstelling van de uitvoeringsregelgeving - en de toelichting daarbij - met het vorenstaande rekening te houden.5.Instrument voor toevalsvondstenHoofdstuk 19 van de Omgevingswet betreft bevoegdheden in bijzondere omstandigheden. Afdeling 19.1 regelt bevoegdheden voor ongewone voorvallen; de overige afdelingen betreffen archeologische toevalsvondsten, alarmeringswaarden, gevaar voor waterstaatswerken en andere buitengewone omstandigheden. Het voorstel voegt voor toevalsvondsten op of in de bodem met onaanvaardbare risicos voor de gezondheid een afdeling (19.2a) met één artikel (19.9a) toe aan de Omgevingswet.De Afdeling onderschrijft dat voor de toevalsvondst een afzonderlijke regeling in hoofdstuk 19 gerechtvaardigd is. (zie noot 39) Er is echter wel aanleiding om over de voorgestelde regeling een aantal opmerkingen te maken.a.Begrip toevalsvondstHet begrip toevalsvondst is niet gedefinieerd, terwijl daar vergaande bevoegdheden en verplichtingen aan zijn gekoppeld. De betekenis van het begrip ligt deels besloten in het tweede lid van het voorgestelde artikel 19.9a waaruit blijkt dat het gaat om een situatie waarbij zich onaanvaardbare risicos voor de gezondheid voordoen. Doordat geen eenduidige omschrijving van het begrip toevalsvondst voorhanden is, ontstaat onduidelijkheid wat betreft de afbakening ten opzichte van de regeling voor een ongewoon voorval en de zorgplicht en de daarvoor geldende regimes. Voorkomen moet worden dat onduidelijkheid kan bestaan over welk instrument van toepassing is. Het verdient daarom de voorkeur het begrip toevalsvondst eenduidig te definiëren, waarbij het vangnetkarakter van de regeling tot uitdrukking komt. Als voorwaarde voor de toepassing van de bevoegdheden bij een toevalsvondst kan dan gelden dat zich onaanvaardbare risicos voor de gezondheid voordoen.De Afdeling adviseert voor het begrip toevalsvondst een definitie op te nemen, waarin de afbakening ten opzichte van de regeling voor een ongewoon voorval en de zorgplicht tot uitdrukking komt.b.Toegankelijkheid van de regelingHet voorgestelde artikel 19.9a verklaart een aantal artikelen van afdeling 19.1 van overeenkomstige toepassing, waarbij in elk van die artikelen voor ten minste één begrip een ander begrip moet worden gelezen. Het gaat daarbij niet altijd om zonder meer logische begripsvervanging, maar ook om substantiële wijzigingen van de strekking van de desbetreffende bepalingen. De voorgestelde regeling is daardoor ontoegankelijk en moeilijk leesbaar, en doet in zoverre af aan het eerste verbeterdoel van de Omgevingswet: het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht. (zie noot 40)De Afdeling adviseert om de regeling voor de toevalsvondst te vereenvoudigen door deze zelfstandig leesbaar te maken en daarbij af te zien van verwijzingen.c.Veroorzaker buiten schotDe voorgestelde bepaling regelt dat in de van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen van afdeling 19.1 - die het ongewone voorval betreffen - voor "veroorzaker" telkens moet worden gelezen "eigenaar of erfpachter". Daarmee voorziet het voorstel in bevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders gericht op het wegnemen door de eigenaar/erfpachter van de desbetreffende locatie - en niet door de veroorzaker - van de onaanvaardbare risicos voor de gezondheid. Voor zover de regeling fungeert als vangnet - naast de zorgplicht - bij een nieuwe bodemverontreiniging waarbij de veroorzaker niet of niet tijdig is aan te spreken, is dat op zichzelf begrijpelijk. Consequentie is echter ook dat de veroorzaker van een historische bodemverontreiniging - die valt in de categorie toevalsvondst - geheel buiten schot blijft. Het risico bestaat dat de kosten van de sanering daardoor uiteindelijk geheel of ten dele ten laste van de publieke middelen kunnen komen. Volgens de toelichting is ervoor gekozen om de veroorzaker buiten schot te laten vanuit de noodzaak om over een slagvaardig instrument te beschikken, terwijl de veroorzaker van deze historische verontreinigingen vaak niet meer te vinden is. (zie noot 41)De Wbb kent sinds 2006 een saneringsplicht voor eigenaren/erfpachters van bedrijfsterreinen. (zie noot 42) Voor eigenaren/erfpachters van bedrijfsterreinen betekent het instrumentarium van de toevalsvondst in beginsel daarom geen verschuiving van verantwoordelijkheden. Dat kan anders liggen voor andere eigenaren/erfpachters. Het saneringsbevel kan opgelegd worden aan de veroorzaker van de verontreiniging en de eigenaar of erfpachter van de betreffende locatie. (zie noot 43) De eigenaar of erfpachter kan een bevel krijgen, tenzij hij kan aantonen dat hij voldoet aan een aantal voorwaarden. (zie noot 44) Voor het geval een bevel aan meerdere personen kan worden opgelegd is er in de parlementaire stukken inzake de saneringsregeling van de Wet bodembescherming een beleidsmatige voorkeursvolgorde neergelegd. De hoofdregel daarvan is dat het bevel bij voorkeur wordt opgelegd aan de veroorzaker van de verontreiniging; hier geldt een inspanningsverplichting voor het bevoegd gezag. (zie noot 45)De Afdeling merkt op dat de voorgestelde regeling voor toevalsvondsten deze inspanningsverplichting geheel loslaat en het bevoegd gezag geen enkele mogelijkheid biedt om de veroorzaker aan te spreken, zelfs niet wanneer die wel in beeld zou zijn. Mogelijk biedt de regeling daarmee veroorzakers van historische verontreinigingen onbedoeld een makkelijke uitweg: door zich tijdig te ontdoen van het door hén verontreinigde terrein - vóór de toevalsvondst - ontkomen zij aan het treffen van maatregelen. Voorts geeft de voorgestelde regeling in zoverre geen uitdrukking aan het beginsel dat de vervuiler betaalt. (zie noot 46) Het voorstel doet daardoor geen recht aan hetgeen hierover in de memorie van toelichting bij de Omgevingswet is gesteld, namelijk dat de Omgevingswet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving uitdrukking zullen geven aan geldende milieubeginselen- zoals het beginsel dat de vervuiler betaalt - zonder dat de beginselen zelf deel uitmaken van de regels. (zie noot 47)Het ligt gezien het vorenstaande in de rede om in het instrument voor toevalsvondsten ten minste de mogelijkheid op te nemen om de veroorzaker aan te spreken. Het komt de Afdeling voor dat het opnemen van die mogelijkheid niet hoeft af te doen aan de gewenste slagvaardigheid van het instrument.De Afdeling adviseert in het voorgestelde instrument voor toevalsvondsten de mogelijkheid op te nemen om de veroorzaker aan te spreken.d.EvenredigheidEr zullen zich situaties kunnen voordoen waarin de eigenaar/erfpachter van de verontreinigde locatie, die niet tevens veroorzaker van de verontreiniging is, als gevolg van de toepassing van het instrument voor toevalsvondsten onverwacht met kostbare te nemen maatregelen wordt geconfronteerd. Dat kan ook een particulier of een klein bedrijf zijn. Consequentie van de voorgestelde regeling is dat er voor deze eigenaar/erfpachter niets anders op zit dan zelf op zoek te gaan naar de veroorzaker en de eventueel gemaakte kosten op deze veroorzaker proberen te verhalen met behulp van de mogelijkheden van het civiele recht.In het algemeen geldt dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een regeling niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met de regeling te dienen doelen. (zie noot 48) In de toelichting bij het voorstel is niet ingegaan op de vraag of zich als gevolg van de toepassing van de regeling voor toevalsvondsten - bijvoorbeeld in de hiervoor geschetste situatie - onevenredige gevolgen kunnen voordoen. Het voorstel bevat ook geen voorziening om dergelijke onevenredige gevolgen te voorkomen.De Afdeling adviseert de toelichting met inachtneming van het vorenstaande aan te vullen, en zo nodig in het voorstel een voorziening op te nemen.6.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het organiseren van snelle en passende ondersteuning aan leerlingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het organiseren van snelle en passende ondersteuning aan leerlingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2010, no.10.001833, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Jeugd en Gezin en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het organiseren van snelle en passende ondersteuning aan leerlingen, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet met ingang van 1 juli 2015, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet met ingang van 1 juli 2015, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2017, no.2017001031, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet met ingang van 1 juli 2015, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit past het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (BwWW Rijk) aan in verband met wijzigingen van de Werkloosheidswet (WW) per 1 juli 2015.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een nadere toelichting of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen waar het gaat om de afwijkende regeling in het ontwerpbesluit ten opzichte van de inkomstenverrekening in de WW.De Afdeling constateert dat het voorliggende ontwerpbesluit een weerslag vormt van de afspraken die zijn gemaakt in het Sectoroverleg Rijkspersoneel. Zij heeft geen opmerkingen over de wijze waarop die afspraken in het voorgestelde besluit zijn verwerkt. Wel vraagt zij aandacht voor de aanpassing van de inkomstenverrekening. Per 1 juli 2015 kent de WW niet langer een systeem van urenverrekening, maar van inkomstenverrekening. Doel van deze wijziging was om het aantrekkelijker te maken voor mensen met een WW-uitkering om werk te hervatten tegen een loon dat lager is dan de hoogte van de uitkering. Door het systeem van inkomstenverrekening wordt bereikt dat werkhervatting vanuit de WW altijd lonend is. (zie noot 1)De toelichting bij het ontwerpbesluit wijst op deze aanpassing van de WW en stelt dat het BwWW Rijk hierop moet worden aangepast om te voorkomen dat een te hoge dan wel een te lage uitkering ontstaat. Doel en strekking van de aanpassingen is blijkens de toelichting om te bereiken dat per saldo eenzelfde uitkering wordt verstrekt als vóór 1 juli 2015 het geval was. (zie noot 2) Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat een persoon die op grond van het BwWW Rijk een WW-uitkering ontvangt en arbeid aanvaardt tegen een loon dat lager is dan de hoogte van de uitkering niet in alle gevallen kan profiteren van het gunstige effect dat het systeem van inkomstenverrekening zou moeten hebben. Indien dit het geval zou zijn, is de stimulerende werking die uit zou moeten gaan van de wijziging van de WW mogelijk niet van toepassing op werklozen in de sector Rijk.De toelichting gaat niet in op de vraag waarom het beoogde gunstige effect van de wijziging van de uitkeringssystematiek in de WW niet volledig zou moeten gelden voor personen die vallen onder het BwWW Rijk. De Afdeling heeft er eerder op gewezen dat het voor de hand ligt dat de overheid ook in haar hoedanigheid van werkgever het doel dat de regering nastreeft met het door haar in de WW vastgelegde arbeidsmarktbeleid laat meewegen bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en de daaraan voorafgaande onderhandelingen met de vakorganisaties. (zie noot 3) Dat zou ervoor pleiten dat de gewijzigde systematiek in de WW in zijn geheel wordt doorgevoerd in het BwWW Rijk, zodat de gunstige effecten die zouden moeten worden bereikt met de wijziging van de WW ook voor werklozen in de sector Rijk van toepassing zijn.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2A.2 en 7.2B.1 en 2 en een nieuwe Titel 7.2C (consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2A.2 en 7.2B.1 en 2 en een nieuwe Titel 7.2C (consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 december 2015, no.2015002215, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2A.2 en 7.2B.1 en 2 en een nieuwe Titel 7.2C (consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1206/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 174/1) (Uitvoeringswet EG-bewijsverordening).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1206/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 174/1) (Uitvoeringswet EG-bewijsverordening).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterbesluit), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterbesluit), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2009, no.09.000470, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterbesluit), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar en administratief beroep.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar en administratief beroep.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van een tijdelijke algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 110 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Tijdelijk besluit limitering aansprakelijkheid voor terrorismeschade in verband met de wijziging van de Luchtvaartwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van een tijdelijke algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 110 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Tijdelijk besluit limitering aansprakelijkheid voor terrorismeschade in verband met de wijziging van de Luchtvaartwet).Bij Kabinetsmissive van 1 juli 2003, no.03.002794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van een tijdelijke algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 110 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Tijdelijk besluit limitering aansprakelijkheid voor terrorismeschade in verband met de wijziging van de Luchtvaartwet). Het ontwerpbesluit voorziet in een limitering van de aansprakelijkheid voor schade door terroristische acties als gevolg van het niet naar behoren naleven van de beveiligingstaken die zijn opgelegd aan luchthavenexploitanten en luchtvervoerders op grond van hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen met betrekking tot het ontbreken van een maximumbedrag van de limitering, aparte limieten voor personen- en zaakschade, samenloop van aanspraken, het begrip voorval, fondsvorming en verdeling van het fonds, de beperking van de aansprakelijkheid van luchtvervoerders, de verhouding van het ontwerpbesluit tot de in voorbereiding zijnde Europese verordening betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en vliegtuigexploitanten, de term "bewuste roekeloosheid" en de tijdelijkheid van de regeling. Hij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen over het ontwerpbesluit in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd. 1. Het ontbreken van een maximumbedrag van de limitering Het ontwerpbesluit is gebaseerd op artikel 6:110 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hierin is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur bedragen kunnen worden vastgesteld, opdat de aansprakelijkheid die terzake van schade kan ontstaan niet hetgeen redelijkerwijs door verzekering kan worden gedekt, te boven gaat. In artikel 1, eerste lid, zijn evenwel geen bedragen vastgesteld, maar is de tekst van artikel 6:110 BW overgenomen. In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit is weliswaar vermeld dat de bedoelde bedragen per aansprakelijke partij en in de tijd kunnen variëren, maar dat wil nog niet zeggen dat artikel 6:110 BW een grondslag zou bieden voor een algemene maatregel van bestuur waarin in het geheel geen bedragen worden genoemd. Het is uit een oogpunt van rechtszekerheid de kennelijke bedoeling van de wetgever geweest discussie over de maximale hoogte van de aansprakelijkheid uit te sluiten. De thans gekozen weg is daarmee in strijd. De Raad verwijst in dit verband naar de regelingen van de beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen en van de beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen in Boek 8 BW (titels 7 en 12). Het college is van oordeel dat artikel 1 van het ontwerpbesluit niet voldoet aan het doel en de vereisten van de bepaling waarop het is gebaseerd en adviseert deze bepaling te heroverwegen. 2. Aparte limieten voor personen- en zaakschade Artikel 6:110 BW, laatste volzin, bepaalt dat afzonderlijke bedragen kunnen worden vastgesteld naar gelang van onder meer de aard van de gebeurtenis, de aard van de schade en de grond van de aansprakelijkheid. Bij een terroristische aanslag op een luchthaven kan zowel omvangrijke zaakschade als personenschade (dood en letsel) worden veroorzaakt. Wanneer vorderingen van benadeelden moeten worden gelimiteerd doet zich de vraag voor of alle vorderingen op dezelfde wijze moeten worden gekort, of dat aan vorderingen tot vergoeding van personenschade een zekere voorrang boven andere vorderingen moet worden gegeven, bijvoorbeeld door een deel van het limiteringsfonds te reserveren voor vergoeding van personenschade. De Raad verwijst in dit verband naar de regelingen van de beperking van aansprakelijkheid van de reder en de eigenaar van een binnenschip in Boek 8 BW. Het college adviseert een dergelijke aanpassing van het ontwerpbesluit in overweging te nemen. 3. Fondsvorming en verdeling van het fonds Een terroristische aanslag kan aanleiding geven tot meerdere, zo niet vele vorderingen tot schadevergoeding. Indien een beroep op beperking van aansprakelijkheid wordt gedaan, moet het beschikbare fonds - dit zal in de meeste gevallen de door de verzekeraar uit te keren verzekerde som zijn - worden verdeeld onder de gerechtigden. Het ontwerpbesluit bevat geen regeling op welke wijze het fonds totstandkomt en hoe het onder de gerechtigden wordt verdeeld. Gelet op de grote financiële belangen die op het spel staan - de totale schade zal dan meer bedragen dan de limiet van bijvoorbeeld 1 miljard euro - is het gewenst dat er een wettelijke verdelingsregeling is die onder rechterlijke controle wordt uitgevoerd. Een wettelijke regeling is ook van belang in verband met het tweede lid van artikel 1, waarin is bepaald dat geen beroep op beperking van aansprakelijkheid mogelijk is in geval van opzet of bewuste roekeloosheid. Indien één of meer gerechtigden een beroep doen op deze bepaling, zal eerst door de rechter moeten worden uitgemaakt of het tweede lid terecht wordt ingeroepen zodat de aansprakelijke persoon geen beroep op beperking van zijn aansprakelijkheid toekomt, alvorens tot verdeling van het fonds kan worden overgegaan. De Raad verwijst in dit verband naar de artikelen 642a tot en met 642z van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WRv) (van rechtspleging inzake beperking van aansprakelijkheid van scheepseigenaren). Een dergelijke processuele regeling dient echter opgenomen te worden in het WRv of in een andere wet in formele zin. Het college adviseert daarom tevens te voorzien in een wettelijke regeling voor de vorming en verdeling van een limiteringsfonds. 4. Samenloop van aanspraken Niet uitgesloten is dat verschillende personen aangesproken kunnen worden voor dezelfde schade. Er doet zich dan de vraag voor of voor deze personen verschillende limieten gelden of dat het de bedoeling is dat voor allen één limiet geldt. Een voor de hand liggend voorbeeld is het geval dat een personeelslid van een beveiligingsorganisatie een fout maakt en dat naast dit personeelslid ook zijn werkgever en de exploitant van de luchthaven aansprakelijk kunnen worden gesteld. Artikel 1 verschaft hierover geen duidelijkheid. Naar de mening van de Raad verdient het alleen al uit een oogpunt van verzekerbaarheid van de aansprakelijkheid de voorkeur dat bij samenloop van vorderingen één limiet geldt, waar alle aangesproken personen een beroep op kunnen doen. Het college verwijst in dit verband naar de samenloopbepaling van artikel 8:758 BW. De Raad adviseert het ontwerpbesluit in vorenbedoelde zin aan te passen. 5. De beperking van aansprakelijkheid van luchtvervoerders Het ontwerpbesluit betreft volgens de toelichting de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van het niet naleven van beveiligingstaken door luchthavenexploitanten en luchtvervoerders. Dit roept ten aanzien van luchtvervoerders twee vragen op, te weten: welke beveiligingstaken rusten op de luchtvervoerders en hoe verhoudt zich de beperking van hun aansprakelijkheid in het ontwerpbesluit tot andere regelingen op dit punt. In de bepalingen van de paragrafen 2 tot en met 4 van Afdeling 3A van hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet, waar in artikel 1 naar wordt verwezen, is ten aanzien van luchtvervoerders alleen bepaald dat zij er voor zorg dragen dat geen ruimbagage aan boord is die niet toebehoort aan de aan boord zijnde passagiers en dat zij zorg dragen voor de controle van vracht op de aanwezigheid van gevaarlijke goederen. Het college verwijst hierbij in het bijzonder naar de artikelen 37g en 37j van de Luchtvaartwet. Waar de nota van toelichting vermeldt dat de luchtvervoerder verantwoordelijkheid is voor de veiligheidscontroles op vracht, is deze toelichting niet volledig. De bagage van passagiers valt immers niet onder vracht. Het vervoer door de lucht wordt beheerst door het Verdrag van Warschau, het Verdrag van Montréal en door de Verordening 2027/97.(zie noot 1) In het verdrag van Warschau is een beperking opgenomen ten aanzien van de aansprakelijkheid voor schade. Daarnaast constateert de Raad dat Verordening 2027/97 geen beperking van de aansprakelijkheid toestaat waar het overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van passagiers betreft. Het college leidt hieruit af dat van beperking van aansprakelijkheid als in het ontwerpbesluit bedoeld alleen sprake kan zijn voorzover dat niet in strijd komt met de regeling in deze verdragen en Europese verordening. De nota van toelichting stelt slechts dat het ontwerpbesluit "alleen effect heeft in het geval op het desbetreffende voorval Nederlands recht van toepassing is". De Raad adviseert de nota van toelichting aan te vullen en daarbij in het bijzonder nader in te gaan op de relatie van artikel 1, eerste lid, van het ontwerpbesluit tot het Verdrag van Warschau en Verordening 2027/97 en zo nodig de tekst van artikel 1, eerste lid, van het ontwerpbesluit aan te passen. 6. De verhouding van het ontwerpbesluit tot de in voorbereiding zijnde Europese verordening betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en vliegtuigexploitanten Binnen de Europese Unie wordt momenteel een verordening voorbereid betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en vliegtuigexploitanten.(zie noot 2) Hierin wordt aangegeven dat de Commissie het noodzakelijk acht dat een juridisch kader wordt vastgesteld, waarbij de verzekeringsvoorwaarden en de minimumbedragen waaraan zowel de Gemeenschap als de luchtvervoerders en vliegtuigexploitanten zich te allen tijde moeten houden wat betreft hun aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers, bagage, vracht, post en derden worden vastgelegd. In de nota van toelichting ware aandacht te besteden aan dit ontwerp voor een verordening. 7. De term "bewuste roekeloosheid" Het tweede lid van artikel 1 bepaalt dat de aansprakelijke geen beroep op beperking van zijn aansprakelijkheid toekomt, indien het niet naar behoren naleven van de beveiligingstaken opzettelijk of bewust roekeloos geschiedde. Het verdient volgens het college aanbeveling om niet de term "bewuste roekeloosheid" te gebruiken, maar de terminologie te volgen die ook in Boek 8 BW voor overeenkomstige bepalingen wordt gebruikt en die een nauwkeuriger omschrijving inhoudt en die ook beter aangeeft op wie de bewijslast rust. De Raad verwijst in dit verband bij wijze van voorbeeld naar artikel 8:754 BW. Daarmee wordt ook vermeden dat de wetgever voor overeenkomstige bepalingen een verschillende redactie bezigt. Het college adviseert het ontwerpbesluit op dit onderdeel aan te passen. 8. Tijdelijkheid van de regeling Artikel 2 bepaalt dat het besluit vervalt tien jaar na de inwerkingtreding. Deze tijdelijkheid wordt in de toelichting gemotiveerd door erop te wijzen dat op enig moment weer sprake zal zijn van een zodanige afname van de risicos dat het besluit niet langer nodig zal zijn. De Raad is van oordeel dat dit niet als een deugdelijke motivering kan worden aangemerkt. Er valt thans immers niets te zeggen over de ontwikkelingen in een periode die zich zo ver in de toekomst uitstrekt. Het college adviseert artikel 2 nader te motiveren. 9. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de artikelen 8 en 89 van de Postwet 2009, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de artikelen 8 en 89 van de Postwet 2009, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2011, no.11.000463, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de artikelen 8 en 89 van de Postwet 2009, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de democratische controle bij overdracht van bevoegdheden en soevereiniteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake de democratische controle bij overdracht van bevoegdheden en soevereiniteit.Bij brief van 29 januari 2014 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen inzake de democratische controle bij overdracht van bevoegdheden en soevereiniteit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de ministeriële goedkeuring van verordeningen van bedrijfslichamen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de ministeriële goedkeuring van verordeningen van bedrijfslichamen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2007, nr. 07.000698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de ministeriële goedkeuring van verordeningen van bedrijfslichamen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 maart 2013, no.13.000589, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende invoering van de Politiewet 200. en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 201X), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende invoering van de Politiewet 200. en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 201X), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000934, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende invoering van de Politiewet 200. en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 201X), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels over de bedrijfsvergunning en het veiligheidsattest voor spoorwegondernemingen die gebruikmaken van hoofdspoorwegen (Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest hoofdspoorwegen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels over de bedrijfsvergunning en het veiligheidsattest voor spoorwegondernemingen die gebruikmaken van hoofdspoorwegen (Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest hoofdspoorwegen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 september 2003, no.03.003897, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels over de bedrijfsvergunning en het veiligheidsattest voor spoorwegondernemingen die gebruikmaken van hoofdspoorwegen (Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest hoofdspoorwegen), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit bevat nadere regels ten aanzien van de bedrijfsvergunning en het veiligheidsattest. Het vergunningstelsel is gebaseerd op Europese regelgeving en is opgezet om, voordat begonnen wordt met de activiteiten op de hoofdspoorwegen, te kunnen beoordelen of een spoorwegonderneming naar behoren kan functioneren en kan voldoen aan de verplichtingen die zijn verbonden aan het verrichten van deze activiteiten. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt enkele opmerkingen over de tekst van het ontwerpbesluit. Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee enige aanpassing behoeft. 1. Vergoeding bij aanvragen bedrijfsvergunning Artikel 91, eerste lid, van de Spoorwegwet (hierna: de wet) geeft de Minister van Verkeer en Waterstaat de bevoegdheid leges vast te stellen terzake van het overeenkomstig de wet aanvragen of verstrekken van een bij of krachtens de wet te nemen besluit, te verstrekken certificaat of ander document. Het voorgestelde artikel 2 eist dat de vergoeding wegens het aanvragen van een bedrijfsvergunning, bedoeld in artikel 91 van de wet, wordt betaald bij indiening van de aanvraag. Aangezien in de wet op dit punt is gekozen voor rechtstreekse delegatie aan de minister en artikel 31 van de wet niet zonder meer een grondslag biedt voor deze bepaling, is de Raad van mening dat ook de regeling van het tijdstip waarop de betaling van die vergoeding dient plaats te vinden zal moeten worden opgenomen in de ministeriële regeling op basis van artikel 91 van de wet. In verband daarmee adviseert de Raad artikel 2 te laten vervallen. 2. Bedrijfsvergunning: overzicht deelnemende (rechts)personen Volgens de nota van toelichting is het doel van artikel 3 te garanderen dat steeds duidelijk is aan wie de bedrijfsvergunning wordt verleend. Deze bepaling is in zoverre duidelijk dat de bedrijfsvergunning wordt gesteld op naam van spoorwegonderneming. Onduidelijk is echter of de aanvragende spoorwegonderneming in alle gevallen een overzicht dient te verstrekken van de deelnemende natuurlijke dan wel rechtspersonen of dat het alleen dient te geschieden ingeval de spoor- wegonderneming een vennootschap onder firma (vof) is, waar de nota van toelichting van spreekt. Zodra eenmaal melding van de namen heeft plaatsgevonden moet op grond van artikel 11, tweede lid, ook van latere mutaties op dat punt melding worden gemaakt. Indien bedoeld is de vermelding van deelnemende natuurlijke en rechtspersonen alleen te laten plaatsvinden ingeval de spoorwegonderneming een vof is dan dient dat expliciet tot uitdrukking te worden gebracht. De Raad adviseert zulks dan op te nemen in het voorgestelde artikel 10 waarin is geregeld welke overige gegevens een aanvraag tot verlening van een bedrijfsvergunning dient te bevatten. In dat geval kan het voorgestelde artikel 3 zich beperken tot de tenaamstelling van de bedrijfsvergunning. 3. Het vereiste van een goede naam Artikel 4 regelt in welke gevallen een spoorwegonderneming niet meer voldoet aan het vereiste van een goede naam. Doet die situatie zich voor dan kan de verleende bedrijfsvergunning worden ingetrokken volgens de daartoe strekkende regels die worden opgenomen in de ministeriele regeling gebaseerd op artikel 13 van het ontwerpbesluit. a. De uitleg in de nota van toelichting dat eerst door het herhaaldelijk niet nakomen van verplichtingen een ernstige mate van niet-nakomen ontstaat die aanleiding kan zijn de goede naam te laten ontvallen, strookt niet met de bewoordingen van artikel 6 van richtlijn nr.95/18/EG(zie noot 1) waar wordt gesproken over ernstige of herhaalde inbreuken. Volgens richtlijn 95/18/EG kan de goede naam ook al ontvallen wegens één ernstige inbreuk en niet alleen na een reeks inbreuken die tezamen een ernstige mate van niet-nakomen vormen. De Raad adviseert de nota van toelichting op dit punt aan te passen. b. De Raad mist in de opsomming van artikel 4 inbreuken op fiscale bepalingen en op bepalingen strekkende tot afdracht van (sociale) premies en adviseert na te gaan of de opsomming daarmee dient te worden uitgebreid. 4. Omvang dekkingsgebied De Raad adviseert toe te lichten waarom een spoorwegonderneming die beschikt over een bedrijfsvergunning in de zin van richtlijn 95/18/EG die geldig is voor heel Europa haar uit de wettelijke aansprakelijkheid voortvloeiende financiële risicos dient te dekken door middel van een verzekering die Nederland als dekkingsgebied heeft (artikel 8), terwijl een spoorwegonderneming met een beperkte bedrijfsvergunning dient te beschikken over een (dergelijke) verzekering die ten minste Nederland als dekkingsgebied heeft (artikel 9, derde lid). 5. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand naar aanleiding van de evaluatie van de Wet op de rechtsbijstand alsmede aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan de Algemene wet bestuursrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand naar aanleiding van de evaluatie van de Wet op de rechtsbijstand alsmede aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan de Algemene wet bestuursrecht.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent de hoogte van op te leggen administratieve boeten op grond van enkele socialezekerheidswetten alsmede het tijdstip van inwerkingtreding van enkele wettelijke bepalingen (Boetebesluit socialezekerheidswetten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels omtrent de hoogte van op te leggen administratieve boeten op grond van enkele socialezekerheidswetten alsmede het tijdstip van inwerkingtreding van enkele wettelijke bepalingen (Boetebesluit socialezekerheidswetten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende kwaliteitseisen aan deskundigen in strafzaken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende kwaliteitseisen aan deskundigen in strafzaken, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 december 2008, no.08.003512, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende kwaliteitseisen aan deskundigen in strafzaken, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit voorziet in instelling van een College gerechtelijk deskundigen (hierna: het College), dat het Nederlands register gerechtelijk deskundigen (hierna: het register) beheert, bevat regels over het beheer van het register en bevat een opsomming van kwaliteitseisen waaraan een deskundige in strafzaken moet voldoen om in het register ingeschreven te kunnen worden. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen met betrekking tot de grondslag van het ontwerpbesluit, de status van het College, de bevoegdheid van het College om gedragsregels vast te stellen, de mogelijkheid om de werkingssfeer van het register uit te breiden en de door het College in te stellen commissies. Hij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen over het voorstel in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van diverse rechtspositieregelingen van militairen en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie in verband met de invoering van de Ziektewet en de Werkloosheidswet voor overheidspersoneel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van diverse rechtspositieregelingen van militairen en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie in verband met de invoering van de Ziektewet en de Werkloosheidswet voor overheidspersoneel.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van de Tabakswet, alsmede artikel V, tweede lid, van de Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb.201) aan richtlijn nr. 2003/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de reclame en sponsoring voor tabaksproducten (PbEU L 152), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van de Tabakswet, alsmede artikel V, tweede lid, van de Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb.201) aan richtlijn nr. 2003/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de reclame en sponsoring voor tabaksproducten (PbEU L 152), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de verdeling van diverse decentralisatie- en integratie-uitkeringen aan provincies en gemeenten (Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de verdeling van diverse decentralisatie- en integratie-uitkeringen aan provincies en gemeenten (Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2009, no.09.001855, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels over de verdeling van diverse decentralisatie- en integratie-uitkeringen aan provincies en gemeenten (Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende tijdelijke regels terzake van experimenten in het kader van het project "Kiezen op Afstand" (Experimentenwet Kiezen op Afstand).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende tijdelijke regels terzake van experimenten in het kader van het project "Kiezen op Afstand" (Experimentenwet Kiezen op Afstand).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (woningbouwaantallen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (woningbouwaantallen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 I-Arbeidsmarkt en inkomensbeleid).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 I-Arbeidsmarkt en inkomensbeleid).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds in verband met de invoering van de maatstaf herindeling, alsmede enkele andere wijzigingen (Wijzigingsbesluit verdeelmaatstaven gemeentefonds 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds in verband met de invoering van de maatstaf herindeling, alsmede enkele andere wijzigingen (Wijzigingsbesluit verdeelmaatstaven gemeentefonds 2000).Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2000, no.00.004160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds in verband met de invoering van de maatstaf herindeling, alsmede enkele andere wijzigingen (Wijzigingsbesluit verdeelmaatstaven gemeentefonds 2000). Dit ontwerpbesluit is gebaseerd op artikel 8, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet (hierna: Fvw) en strekt ertoe een wijziging aan te brengen in de verdeelmaatstaven zoals die in bijlage 2 bij de Invoeringswet Fvw zijn opgenomen. Het ontwerpbesluit bevat een nieuwe maatstaf herindeling, een uitbreiding van de leerlingenmaatstaf, een aanpassing van de "bevroren" maatstaf bijstandontvangers, en een fixatie van de peildatum voor de maatstaf stadsvernieuwing. Aan het besluit wordt terugwerkende kracht toegekend tot en met 1 januari 2000. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen over de inhoud van de leerlingenmaatstaf en over de terugwerkende kracht. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Ingevolge artikel 1 van het ontwerpbesluit wordt een nieuwe leerlingenmaatstaf vastgesteld. Volgens de toelichting is gebleken dat de huidige maatstaf onvoldoende rekening houdt met de gemeentelijke huisvestingskosten van scholen met een klein aantal leerlingen dat zeer bijzondere vormen van speciaal onderwijs volgt. Het college is met de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) van mening dat een nadere differentiatie van de leerlingenmaatstaf afbreuk doet aan de wenselijke globaliteit van het verdeelstelsel.(zie noot 1) Volgens de toelichting is dit advies van de Rfv niet opgevolgd omdat de aanvulling van de maatstaf vanuit het oogpunt van kostenoriëntatie noodzakelijk wordt geacht. Niet wordt echter aangetoond dat met de voorgenomen maatregel de kostenoriëntatie sterk wordt verbeterd. Daar komt bij dat ook het tijdstip van herziening niet gelukkig lijkt, aangezien op dit moment de bekostiging van de onderwijshuisvesting wordt geëvalueerd en er een proces gaande is waarbij het speciaal onderwijs ingrijpend wordt gewijzigd en waarvan mag worden aangenomen dat dat gevolgen zal hebben voor de (spreiding van de) huisvestingskosten. In de toelichting worden deze argumenten niet weerlegd. De Raad is daarom van mening dat het ter voorkoming van een vérgaande mate van differentiatie van het verdeelstelsel aanbeveling verdient van invoering van de nieuwe leerlingenmaatstaf af te zien. Geadviseerd wordt artikel 1 in die zin aan te passen. 2. Aan het ontwerpbesluit wordt terugwerkende kracht toegekend tot 1 januari 2000. De Raad stelt zich steeds op het standpunt dat aan een regeling slechts terugwerkende kracht wordt toegekend indien daarvoor een bijzondere reden bestaat. In de toelichting op het ontwerpbesluit ontbreekt een dergelijke bijzondere reden. Daar komt bij dat als gevolg van de voorgestelde wijziging van de verdeelmaatstaven gemeenten kunnen worden geconfronteerd met negatieve zij het geringe financiële consequenties. Naar de mening van de Raad kunnen beide in dit advies genoemde problemen worden ondervangen door de betrokken gemeenten met scholen waarvoor de nieuwe leerlingenmaatstaf wordt voorgesteld tegemoet te komen met een al dan niet tijdelijke specifieke uitkering, overeenkomstig de suggestie van de Rfv. Hij adviseert zulks te doen. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES in verband met de uitvoering van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb. 2000, 32 en Trb. 2001, 91 en 107) en wijziging van de Wet lucht- vervoer BES, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES in verband met de uitvoering van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb. 2000, 32 en Trb. 2001, 91 en 107) en wijziging van de Wet lucht- vervoer BES, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 januari 2015, no.2015000145, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES in verband met de uitvoering van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb. 2000, 32 en Trb. 2001, 91 en 107) en wijziging van de Wet lucht- vervoer BES, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 maart 2007, no.07.000873, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Vuurwerkbesluit met betrekking tot een verlenging van een overgangstermijn en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Vuurwerkbesluit met betrekking tot een verlenging van een overgangstermijn en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 januari 2014, no.2014000176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Vuurwerkbesluit met betrekking tot een verlenging van een overgangstermijn en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001570, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ter verduidelijking van de grondslag voor verstrekking van persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van die wetten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ter verduidelijking van de grondslag voor verstrekking van persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van die wetten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2005, no.05.000965, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ter verduidelijking van de grondslag voor verstrekking van persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van die wetten, met memorie van toelichting. Dit voorstel beoogt een wettelijke grondslag te bieden voor het verstrekken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, in de Ziekenfondswet (Zfw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Raad maakt onder andere opmerkingen over de noodzaak van het wetsvoorstel gezien de beperkte werkingsduur en over de argumenten die worden aangevoerd voor de noodzaak tot het verstrekken van persoonsgegevens betreffende de gezondheid. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Noodzaak van het voorstel Volgens de toelichting is het doel van de voorgestelde artikelen 73a, eerste tot en met derde lid, Zfw en 55 AWBZ om een expliciete basis voor verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid in beide wetten op te nemen. Gegevensverwerking in het kader van de Zfw vindt nu plaats op basis van de artikelen 21, eerste lid, aanhef en onderdelen a en f, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), gelezen in samenhang met de artikelen 44 en 45 Zfw.(zie noot 1) Gegevensverwerking in het kader van de AWBZ vindt plaats op basis van de artikelen 16, 42, 43 , 56 en 57 AWBZ, artikel 8 van het Administratiebesluit Bijzonder Ziektekostenverzekering, gelezen in samenhang met artikel 21, eerste lid, aanhef en onderdelen a en f van de Wbp.(zie noot 2) Aanleiding om op dit moment met de voorgestelde wijzigingen in de Zfw te komen vormen twee ontwikkelingen binnen de curatieve zorg, namelijk de introductie van de diagnose behandel combinaties (dbc's) en de intensivering van het fraudebeleid. De voorgestelde wijzigingen in de AWBZ worden bij deze gelegenheid meegenomen, zonder dat daar een directe aanleiding voor is.(zie noot 3) Het is de bedoeling dat het voorliggende wetsvoorstel slechts voor (een deel van) 2005 zal werken. Als zoals nu voorzien de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet en de Zorgverzekeringswet (Zvw), waarin gelijkluidende bepalingen als thans worden voorgesteld zijn opgenomen, per 1 januari 2006 in werking treden, zullen per diezelfde datum de thans voorgestelde wijzigingen vervallen. Vanaf 1 januari 2005 wordt gewerkt met dbc's. Nu het voorstel beoogt een wettelijke grondslag te bieden voor de verplichting meer gedetailleerde persoonsgegevens (betreffende de gezondheid) te verstrekken en daarbij de dbc's expliciet worden vermeld, rijst de vraag of voor de periode van 2005 gelegen vóór de inwerkingtreding van de wet op bij koninklijk besluit te bepalen datum, de verstrekking van deze persoonsgegevens plaatsvindt zonder de voorgestelde wettelijke grondslag of dat thans volstaan wordt met de verstrekking van minder gedetailleerde gegevens. Als thans met minder gedetailleerde gegevensverstrekking heeft kunnen worden volstaan, dient de noodzaak van het voorstel, gelet op de beperkte werkingsduur, nader beargumenteerd te worden. De Raad adviseert de noodzaak van het wetsvoorstel dragend te motiveren. 2. De plicht tot verstrekken van persoonsgegevens a. In het voorgestelde artikel 73a Zfw is een verplichting opgenomen tot het verstrekken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wbp, van zorgaanbieders aan ziekenfondsen (eerste lid) en aan de verzekerde (tweede lid), alsook aan een door de Minister van VWS aangewezen persoon (derde lid). Deze laatste persoon is een zogenaamde 'trusted third party', te weten het DBC Informatie Systeem (DIS)(zie noot 4). De genoemde verplichting kent een begrenzing in die zin, dat alleen de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Zfw moeten worden verstrekt. Uit de toelichting blijkt dat met gegevens betreffende de gezondheid worden bedoeld de gegevens die samen een dbc vormen. Het gaat daarbij om de gegevens die worden vermeld bij de zogenaamde subcodes voor de diagnose, de zorgvraag, de behandeling, het zorgtype en het specialisme.(zie noot 5) Vervolgens wordt uiteengezet waarvoor ziekenfondsen deze persoonsgegevens nodig zouden hebben.(zie noot 6) De Raad gaat achtereenvolgens op de verschillende argumenten voor gegevensverstrekking in. i. In de eerste plaats heeft het ziekenfonds volgens de toelichting gegevens nodig om de declaraties te kunnen betalen en om deze te kunnen controleren. Uit de toelichting blijkt dat het de bedoeling is op de declaraties de verschillende subcodes, waaronder die van de medische diagnose en de zorgvraag (hierna samengevat: "diagnose"), te vermelden. De Raad is van mening dat de noodzaak van het vermelden van een dbc op declaraties aannemelijk is, maar dat de noodzaak om eveneens de subcode met de diagnose te vermelden, onvoldoende is aangetoond. De betaling van geleverde zorg moet overigens los worden gezien van de materiële controle van de zorg. Daarmee wordt bedoeld dat gecontroleerd wordt of een zorgaanbieder gezien de gezondheidssituatie van de patiënt, bij de vermelde diagnose de juiste behandeling heeft gegeven.(zie noot 7) Daarbij gaat het om een controle of verantwoorde zorg is aangeboden. Op grond van de artikelen 2 jo. 8 van de Kwaliteitswet zorginstellingen is het toezicht hierop echter aan de Inspectie van de Gezondheidszorg opgedragen. Deze controle dient dan ook niet door de ziekenfondsen te worden uitgevoerd, zodat gegevensverstrekking aan de ziekenfondsen voor dat doel niet noodzakelijk is. ii. Voorts is het verwerken van de gegevens volgens de toelichting noodzakelijk voor de zorginkoop door de zorgverzekeraars. De Raad is evenwel niet overtuigd van deze noodzaak. Als het ziekenfonds inzicht wil krijgen in de zorgconsumptie van zijn verzekerdenbestand om vervolgens daar zijn inkoopbeleid op af te kunnen af stemmen, is daarvoor, naar de Raad voorkomt, de medische diagnose niet noodzakelijk en zou overigens kunnen worden volstaan met gegevens die niet tot individuele personen herleidbaar zijn. iii. Verder worden de gegevens noodzakelijk geacht voor de verstrekkingenbudgettering (risicoverevening). Voor het systeem van risicoverevening is het noodzakelijk dat gegevens over dbc-consumptie, op dbc-niveau worden gekoppeld aan verzekerdengegevens van de zorgverzekeraars. Wat betreft de risicoverevening geeft de toelichting aan dat het streven is de koppeling van deze gegevens over te dragen aan DIS. De zorgaanbieders dienen dan iedere geleverde dbc op persoonsniveau aan het DIS te melden en de zorgverzekeraars dienen op hun beurt op persoonniveau hun verzekerden, met bepaalde bijbehorende verzekerdenkenmerken te melden. Het DIS zal deze gegevens op persoonsniveau koppelen. Het DIS heeft echter ook nog andere functies.(zie noot 8) Er wordt niet vermeld hoe met deze koppeling van gegevens zal worden omgegaan totdat het DIS deze taak op zich neemt. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft een aantal keren te kennen gegeven dat het verwerken van persoonsgegevens in kader van risicoverevening door het DIS en het CVZ niet toelaatbaar is. Onlangs heeft de minister van VWS hierop gereageerd dat voor dit doel tot de persoon herleidbare gegevens niet nodig zijn, en voorzover dat wel het geval is één en ander zal worden geregeld in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 35, vierde lid, Zvw.(zie noot 9) De Raad acht het wenselijk dat in die regeling concreet wordt aangegeven welke gegevens het betreft. Hij verwijst in dit verband tevens naar zijn advies over het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 11, 20, 22, 32, 34 en 89, van de Zorgverzekeringswet.(zie noot 10) iv. Tot slot wordt in de toelichting de procedure van de materiële controle beschreven, welke tot een vermoeden van fraude kan leiden.(zie noot 11) In dat geval is het denkbaar dat persoonsgegevens betreffende de gezondheid op detailniveau gecontroleerd moeten worden, maar dit is pas in laatste instantie aan de orde. Zorgverzekeraars Nederland heeft laten weten niet van plan te zijn om aanvullende controles te gaan uitvoeren of aanvullende verzoeken om gegevens te doen op basis van deze wetswijziging.(zie noot 12) De Raad is daarom niet overtuigd van de noodzaak dat zorgaanbieders aan ziekenfondsen in dit kader nadere gegevens betreffende de gezondheid dienen te verstrekken. De Raad concludeert, met het CBP(zie noot 13), dat de noodzaak voor het verstrekken van persoonsgegevens betreffende de gezondheid, behalve voor het declaratieverkeer, onvoldoende is aangetoond. Daarmee is ook niet aangetoond dat aan het noodzakelijkheidsvereiste op grond van de artikelen 21 jo. 9 van de Wbp is voldaan. De Raad adviseert het voorstel op dit punt te heroverwegen. b. Het voorgestelde artikel 73a geeft een expliciete wettelijke grondslag voor de verplichting van zorgaanbieders om zowel direct als indirect aan de ziekenfondsen persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de verzekerde, daaronder de medische diagnose, te verstrekken. Op deze persoonsgegevens is het medisch beroepsgeheim van toepassing. Het CBP wijst er in zijn advies op dat uit artikel 8 EVRM volgt dat deze wettelijke grondslag voldoende specifiek moet zijn. Het vindt daarom een nadere concretisering in de, in artikel 73a, vijfde lid bedoelde, ministeriële regeling noodzakelijk. In zijn adviezen over de Zvw en de Invoerings- en aanpassingswet Zvw heeft de Raad eveneens geadviseerd tot nadere concretisering van de wettelijke grondslag tot het verstrekken van persoonsgegevens (betreffende de gezondheid). De regering vindt, ook in de toelichting bij onderhavig wetsvoorstel, zo'n nadere concretisering niet nodig. Ze verwijst voor de invulling van het noodzakelijkheidsbegrip naar de Wbp, vindt dat deze noodzakelijkheidsgrens reeds voldoende beveiliging geeft en dat het voorgestelde artikel 73a, eerste en tweede lid, van de Zfw reeds een concretisering ten opzichte van de Wbp vormt.(zie noot 14) Er worden voorts enkele praktische bezwaren genoemd, namelijk dat dan voor iedere sector zou moeten worden bepaald welke gegevens zouden moeten worden verstrekt, wat tot lange lijsten in of in de bijlage bij de ministeriële regeling zou leiden die vaak gewijzigd zouden moeten worden.(zie noot 15) De Raad merkt op dat, anders dan bijvoorbeeld bij de Zorgverzekeringswet, eerst in dit wetsvoorstel duidelijk wordt aangegeven voor welke uiteenlopende doeleinden verstrekking van gegevens betreffende de gezondheid wordt beoogd. Zoals hiervoor is uiteengezet, staat de noodzaak daarvan niet in alle gevallen vast. Nu met de beoogde gegevensverstrekking het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer(zie noot 16) in het geding is, dient de wettelijke grondslag die een inbreuk op dat recht mogelijk maakt voldoende specifiek te zijn. De Wbp formuleert het noodzakelijkheidsvereiste in het algemeen en kan daarom moeilijk dienen als concreet richtsnoer om te kunnen bepalen welke gegevensverstrekking voor de uitvoering van de Zfw noodzakelijk is. Daarom is een concrete invulling van de gegevensverstrekking, dat wil zeggen een specificatie van de doeleinden en de daarvoor benodigde gegevens, die voor de uitvoering van de Zfw noodzakelijk is, vereist. Overigens vindt de Raad de praktische bezwaren die in de toelichting genoemd worden om van nadere concretisering in een ministeriële regeling af te zien, niet overtuigend. Een ministeriële regeling is het instrument bij uitstek om regels op te nemen die vaak wijziging behoeven.(zie noot 17) De Raad is daarom van mening dat de wettelijke grondslag van de gegevensverstrekking, een nadere concretisering behoeft bij ministeriële regeling. Hij adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. c. In het voorgestelde artikel 55 AWBZ is een verplichting opgenomen tot het aan elkaar verstrekken van persoonsgegevens van de verzekerde, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wbp, door uitvoeringsorganen, zorgaanbieders en indicatieorganen. Net als bij de voorgestelde bepaling in de Zfw geldt ook hier dat de gegevensverstrekking noodzakelijk moet zijn en dat nader gespecificeerd moet worden voor welke doeleinden welke gegevens noodzakelijk zijn. De beoordeling of het verwerken van bepaalde persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de AWBZ dient niet aan de verschillende instanties zelf te worden overgelaten. De Raad verwijst verder naar wat onder punt 2b reeds over het noodzakelijkheidsvereiste en de vereiste concretisering daarvan is gezegd. De Raad adviseert het voorstel op dit punt aan te passen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met de mogelijkheid tot buitenwerkingstelling van vergoedingslimieten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met de mogelijkheid tot buitenwerkingstelling van vergoedingslimieten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit betreffende de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaken op het terrein van de Wet waardering onroerende zaken (Besluit proceskosten WOZ-zaken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit betreffende de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaken op het terrein van de Wet waardering onroerende zaken (Besluit proceskosten WOZ-zaken), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.2014000005, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit betreffende de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaken op het terrein van de Wet waardering onroerende zaken (Besluit proceskosten WOZ-zaken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege het tijdelijk aanhouden van afgescheiden vermogens door fuserende bedrijfstakpensioenfondsen en regels voor fusie en splitsing (Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege het tijdelijk aanhouden van afgescheiden vermogens door fuserende bedrijfstakpensioenfondsen en regels voor fusie en splitsing (Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen).Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2017, no.2017001223, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege het tijdelijk aanhouden van afgescheiden vermogens door fuserende bedrijfstakpensioenfondsen en regels voor fusie en splitsing (Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake luchtdiensten tussen en via het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, enerzijds, en de Nederlandse Antillen, anderzijds; Londen, 25 oktober 2006 (Trb. 2006, 258), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake luchtdiensten tussen en via het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, enerzijds, en de Nederlandse Antillen, anderzijds; Londen, 25 oktober 2006 (Trb. 2006, 258), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2007, no. 07.000011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake luchtdiensten tussen en via het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, enerzijds, en de Nederlandse Antillen, anderzijds; Londen, 25 oktober 2006 (Trb. 2006, 258), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nieuwe regels betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nieuwe regels betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten).Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2000, no.00.002890, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende nieuwe regels betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten).Het voorstel strekt tot vaststelling van de criteria die in het kader van de toepassing van de arbeidsongeschiktheidsregelingen bij het verzekeringsgeneeskundig en het arbeidsdeskundig onderzoek gehanteerd dienen te worden. Het gaat daarbij om de codificatie van richtlijnen (de keuringsrichtlijnen) die al enige tijd worden toegepast en die afkomstig zijn van de begeleidende instellingen (zie noot 1). Die codificatie is blijkens de toelichting vooral ingegeven door de wens, de uitvoerende instellingen te brengen tot meer uniformiteit van beleid dan voorheen en buiten twijfel te stellen dat "niet alleen de uitvoerende instellingen maar ook de rechterlijke macht aan de inhoud van die richtlijnen gebonden is'' (zie noot 2). Een achterliggend doel daarbij is, de cliënt zo snel en zo volledig mogelijk weer aan het arbeidsproces te laten deelnemen (zie noot 3) en te voorkomen dat de arbeidsongeschikte onder meer door het hebben van een (WAO-)uitkering wordt bestendigd in een ziekterol (zie noot 4).De Raad van State heeft bij het ontwerpbesluit een aantal kanttekeningen die erop neerkomen dat de voorgestelde codificatie geen waarborg biedt voor een meer uniforme toepassingspraktijk en door de juridisering daarvan een averechts effect dreigt te krijgen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.1. De keuringsrichtlijnen die met het voorstel een wettelijke status moeten krijgen, worden thans reeds gehanteerd in de beoordelingspraktijk van arbeidsongeschiktheid.De wens om buiten twijfel te stellen dat zowel de uitvoeringsinstellingen alsook de rechterlijke macht daaraan gebonden zijn, wordt niet verder toegelicht. Blijkens de toelichting zijn de uitvoeringsinstellingen echter ook nu al tegenover het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) verplicht de betrokken bepalingen na te leven (zie noot 5). Uit de toelichting blijkt echter ook dat er desondanks aanzienlijke verschillen bestaan in de praktijk van de beoordeling. In dat verband wordt gewezen op het verschil van inzicht dat rond de toepassing van de richtlijn "medisch arbeidsongeschiktheidscriterium" (richtIijn MAOC) bestaat over de vraag of deze moet worden toegepast met de nadruk op het functieverlies en de beperking in het functioneren, of op de stoornis die daar de oorzaak van is. De aandacht die de toelichting daaraan en aan het juiste antwoord besteedt, laat zien dat het verschillen betreft die minder eenvoudig zijn vast te stellen, waarbij de toelichting er bovendien naar tendeert om een normatieve invulling aan de bepalingen te geven, die in de regeling zelf thuishoort (zie noot 6). Het bestaan van aanzienlijke verschillen in toepassing wordt verder onderstreept door het recente Ctsv-rapport (zie noot 7).Gegeven deze verschillen van inzicht en toepassing rond de richtlijnen valt niet in te zien dat codificatie in voorgestelde zin deze verschillen wegneemt en dat de bewoordingen van artikel 3 van het besluit voortaan tot eenheid in de uitleg zullen leiden. Indien dit laatste echter niet wordt gewaarborgd, dreigt het voorstel, mede gelet op artikel 4, onderdelen b en c, een verdere juridisering van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling tot gevolg te hebben, met mogelijk een groeiende neiging bij verzekeringsartsen en uitvoeringsinstellingen om bij de minste of geringste tegenspraak toe te geven, uit vrees voor tijdrovende beroepen die toch "verloren" worden. Een risico dat wordt versterkt als gevolg van het ontbreken van een effectieve, homogene keurings- en uitvoeringsorganisatie die nodig is om de beoogde uniformiteit bij de toepassing en de achterliggende doelen te realiseren.Het Ctsv-rapport maakt duidelijk dat een reorganisatie van de diensten en instellingen die uitvoering geven aan de keuringsrichtlijnen nodig is. Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is inmiddels meegedeeld dat een start is gemaakt met die reorganisatie (zie noot 8). Op korte termijn mogen van die reorganisatie nog geen vruchten worden verwacht, zodat de voorgestelde codificatie moet worden uitgevoerd door een apparaat dat volop in verandering is.Mede in het licht van de bevindingen van het Ctsv-rapport zal in ieder geval in de toelichting moeten worden ingegaan op de divergenties rond de uitleg en toepassing van de keuringsrichtlijnen en op de wijze waarop de voorgestelde codificatie van de richtlijnen daarin eenheid zal bewerkstelligen. Voorts op de nadelen van een voortgaande juridisering van het proces van arbeidsongeschiktheidsbeoordeling en op de vraag of de voordelen van wettelijke regeling daar tegenop wegen.2. De voorgestelde regeling van het arbeidsdeskundig onderzoek omvat criteria voor de berekening van de hoogte van het maatmaninkomen en van de resterende verdiencapaciteit. Die criteria gaan uit van de situatie op het moment van beoordeling.Dit sluit aan bij de systematiek van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het ontmoedigt echter de eventuele bereidheid bij betrokkenen om in de loop van het eerste ziektejaar andere arbeid tegen een lager loon of een andere werkkring te aanvaarden in het kader van reïntegratie, omdat dit mogelijk de hoogte van de uiteindelijke WAO-keuring negatief kan beïnvloeden. Dat versterkt de tendens dat het eerste ziektejaar verloren gaat voor werkhervatting, waardoor de kans op instroom in de WAO toeneemt.De Raad beveelt aan in te gaan op de mogelijkheid om door middel van de voorgestelde criteria de bereidheid om in het eerste ziektejaar passende arbeid te aanvaarden en de voorgestelde criteria in het licht daarvan aan te passen.De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet melding collectief ontslag in verband met de uitbreiding van de reikwijdte en ter bevordering van de naleving van deze wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet melding collectief ontslag in verband met de uitbreiding van de reikwijdte en ter bevordering van de naleving van deze wet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2011, no.11.000332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet melding collectief ontslag in verband met de uitbreiding van de reikwijdte en ter bevordering van de naleving van deze wet, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt tot aanpassing van de reikwijdte van de meldingsplicht bij collectief ontslag in de Wet melding collectief ontslag (Wmco). Hierdoor geldt de meldingsplicht ook in het geval de werkgever tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wil overgaan door het sluiten van een overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst (beëindiging met wederzijds goedvinden). Zo wordt de vraag of een melding moet worden verricht, niet langer afhankelijk van de route die wordt gekozen voor het ontslag. Voorts voorziet het wetsvoorstel er in dat, als een werkgever een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter indient als bedoeld in artikel 685 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wegens bedrijfseconomische redenen, deze hiertoe in beginsel alleen kan overgaan, als hij zich ervan heeft vergewist dat de Wmco van toepassing is en zo ja, dat is voldaan aan de verplichtingen die uit deze wet volgen. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot de reikwijdte van de meldingsverplichting. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. Artikel 2 Wmco regelt de reikwijdte van de meldingsplicht bij collectief ontslag. Dit artikel wordt aangepast om de verschillende routes die voor ontslag kunnen worden gekozen, binnen de reikwijdte van de wet te brengen. Hiertoe wordt een herformulering van de uitzonderingen op de meldingsplicht voorgesteld. Ingevolge het voorgestelde artikel 2, eerste lid, onder a, Wmco is die wet niet van toepassing op het beëindigen van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 2 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA). Deze uitsluiting roept vragen op in het licht van richtlijn nr. 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PbEG L 225) (de richtlijn) waarvan de Wmco de implementatie vormt. Deze richtlijn bepaalt dat de uit de richtlijn voortvloeiende meldingsverplichting voor een aantal categorieën werknemers, waaronder werknemers in overheidsdienst en bemanningen van zeeschepen, niet geldt. De arbeidsverhoudingen in artikel 2 BBA betreffen onder andere werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam. Dit sluit naar het oordeel van de Afdeling aan bij de uitsluiting in artikel 1, tweede lid, onder b, van de richtlijn. Daarnaast gaat het in artikel 2 BBA om kort gezegd onderwijzend personeel en personen die een geestelijk ambt bekleden. Voor de uitsluiting van deze groepen van de meldingsplicht in het kader van de Wmco biedt de richtlijn geen grondslag. Onduidelijk is of het voorstel nadrukkelijk beoogt ook deze groepen van de meldingsplicht uit te sluiten. De Afdeling adviseert alsnog hierop in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. De Afdeling adviseert het gewijzigde artikel 2 Wmco af te stemmen op de richtlijn. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de herstructurering van bedrijventerreinen van belang voor de ruimtelijk economische hoofdstructuur (Besluit subsidies Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de herstructurering van bedrijventerreinen van belang voor de ruimtelijk economische hoofdstructuur (Besluit subsidies Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011), met memorie van toelichting. Bij Kabinetsmissive van 2 september 2010, no.10.002395, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot de prijsaanduiding van producten ter vervanging van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 in verband met de aanpassing aan de systematiek en de terminologie van de EG-richtlijn betreffende de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (Besluit prijsaanduiding producten 2002).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot de prijsaanduiding van producten ter vervanging van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 in verband met de aanpassing aan de systematiek en de terminologie van de EG-richtlijn betreffende de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (Besluit prijsaanduiding producten 2002).Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2002, no.02.004620, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot de prijsaanduiding van producten ter vervanging van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 in verband met de aanpassing aan de systematiek en de terminologie van de EG-richtlijn betreffende de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (Besluit prijsaanduiding producten 2002). Het ontwerpbesluit regelt de bekendmaking van de prijzen aan de consument. Het heeft tot doel de prijzenregelgeving te laten aansluiten bij Richtlijn nr.98/6/EG (hierna: de Richtlijn)(zie noot 1). De implementatietermijn van de Richtlijn is verstreken op 18 maart 2000. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot Bijlage I, categorie E, van het ontwerpbesluit, de los verkochte producten, de koop op afstand, de inwerkingtreding van de wijziging Prijzenwet en het beoogde resultaat. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het besluit wenselijk is. 1. Bijlage I, categorie E Artikel 3, tweede lid, van het ontwerpbesluit biedt de mogelijkheid om af te zien van de aanduiding van de prijs per meeteenheid én de verkoopprijs voor bepaalde in Bijlage I genoemde producten. Voor de categorieën A tot en met D van de bijlage geldt dat sprake is van implementatie van artikel 3, tweede lid, van de Richtlijn. Dit geldt niet voor categorie E. Hetgeen is bepaald in onderdeel E geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen: a. De nota van toelichting vermeldt bij artikel 3, tweede lid, van het ontwerpbesluit dat voor de producten, genoemd in Bijlage I, onder E, gebruik is gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheid van artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn behoeft de prijs per meeteenheid voor de aldaar genoemde producten niet te worden aangeduid. De verkoopprijs moet wél worden vermeld. Nu artikel 3, tweede lid, van het ontwerpbesluit de mogelijkheid biedt om af te zien van de aanduiding van de prijs per meeteenheid én de ver- koopprijs, is het ontwerpbesluit op dit punt in strijd met artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn. Het ontwerpbesluit behoeft op dit punt aanpassing. b. Voorzover de producten bedoeld in categorie E zijn te kwalificeren als "los verkochte producten" in de zin van artikel 2 van de Richtlijn, geldt dat ingevolge artikel 3, derde lid, van de Richtlijn kan worden volstaan met de aanduiding van de prijs per meeteenheid. Nu artikel 3, tweede lid, van het ontwerpbesluit de mogelijkheid biedt om voor deze producten af te zien van de aanduiding van de verkoopprijs én de prijs per meeteenheid, is het ontwerpbesluit in strijd met artikel 3, derde lid, van de Richtlijn. Weliswaar kan ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn voor de aldaar genoemde producten vrijstelling van de aanduiding van de prijs per meeteenheid worden verleend, daarvan dient dan te blijken. Het ontwerpbesluit behoeft op dit punt aanpassing. 2. Los verkochte producten (artikel 3, vierde lid) Zoals hiervoor reeds werd aangegeven wordt in de Richtlijn de term "los verkochte producten" gehanteerd en gedefinieerd. Deze term wordt echter niet gehanteerd in het ontwerpbesluit. Naar aanleiding daarvan maakt de Raad de volgende opmerkingen: a. In artikel 3, vierde lid, van het ontwerpbesluit wordt een omschrijving gehanteerd die overeenstemt met hetgeen in artikel 2 van de Richtlijn wordt gedefinieerd als "los verkochte producten". In de toelichting bij artikel 3, vierde lid, wordt opgemerkt dat sprake is van een juridische verfijning ten opzichte van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980. Naar het oordeel van de Raad ziet deze bepaling op hetgeen in de Richtlijn wordt aangeduid als "los verkochte producten". De Raad meent dat in deze bepaling sprake is van implementatie van artikel 3, derde lid, van de Richtlijn, te weten dat voor los verkochte producten alleen de prijs per meeteenheid behoeft te worden aangeduid. In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit ontbreekt een dergelijke verwijzing naar de Richtlijn. Naar het oordeel van de Raad dient de toelichting dienovereenkomstig te worden aangevuld. b. In de toelichting bij artikel 3, vierde lid, van het ontwerpbesluit wordt als voorbeeld genoemd de verkoop van producten op de markt. In artikel 3, tweede lid, Bijlage I, onder E, van het ontwerpbesluit is eveneens sprake van verkoop op de markt. Voorzover deze laatstgenoemde producten zijn te kwalificeren als "los verkochte producten" in de zin van artikel 2 van de Richtlijn, raadt de Raad aan, vanuit het oogpunt van systematiek en toegankelijkheid, deze onder artikel 3, vierde lid, van het ontwerpbesluit te brengen. Hiermee wordt de onder punt 1 van dit advies geconstateerde strijdigheid met de Richtlijn voorkomen. Tevens wordt daardoor duidelijk welk rechtsregime van kracht is voor de diverse, op de markt verkochte producten. De Raad adviseert bovendien de door de Richtlijn gebruikte term "los verkochte producten" in artikel 3, vierde lid, van het ontwerpbesluit over te nemen. 3. Koop op afstand (artikel 5, tweede lid) In de artikelen 1 en 4 van Afdeling 9A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt het begrip "prijs" aangeduid als de overeengekomen prijs dan wel de redelijke prijs. Uit de toelichting op deze afdeling kan worden afgeleid dat daarmee de verkoopprijs is bedoeld. De prijs per meeteenheid komt als zodanig niet voor in (de toelichting op) Afdeling 9A BW. Uit de nota van toelichting blijkt dat met artikel 5, tweede lid, van het ontwerpbesluit wordt beoogd (delen van) het ontwerpbesluit van toepassing te laten zijn op de koop op afstand. Dit volgt echter niet uit de tekst van artikel 5, tweede lid, nu (delen van) het ontwerpbesluit van toepassing worden verklaard op de aanduiding van de prijs per meeteenheid. Deze aanduiding behoeft echter ingevolge Afdeling 9A BW niet te worden vermeld. De Raad adviseert de woorden " per meeteenheid" in artikel 5, tweede lid, te schrappen. 4. Inwerkingtreding van wijziging Prijzenwet (artikel 8) Artikel 8 van het ontwerpbesluit voorziet in de inwerkingtreding van de wet van 18 april 2002 houdende de wijziging van de Prijzenwet in verband met de systematiek en terminologie van de EG-richtlijn betreffende de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (Stb.2002, 217). Ondanks de samenhang tussen die wet en het onderhavige ontwerpbesluit adviseert de Raad in verband met de toegankelijkheid van de wet- en regelgeving, de inwerkingtreding van de wet van 18 april 2002 in een afzonderlijk besluit op te nemen. 5. Beoogd resultaat In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit wordt betoogd dat de gehanteerde werkwijze in lijn is "met het principe dat een juiste implementatie van een richtlijn plaatsvindt indien de met die richtlijn beoogde resultaten worden bereikt". Hiermee wordt de indruk gewekt dat met het besluit van 21 maart 2000 de met de Richtlijn beoogde resultaten kunnen worden bereikt. De Raad heeft voorheen aangegeven dat de Richtlijn, als gevolg van de afwijkende systematiek en terminologie in het besluit van 21 maart 2000, niet volledig wordt geïmplementeerd en dat met het desbetreffende besluit de door de Richtlijn beoogde resultaten niet (kunnen) worden bereikt. De Raad beveelt aan de nota van toelichting op dit punt dienovereenkomstig aan te passen. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vijfentwintigste wijziging van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen (goederen voor tweeërlei gebruik, apparatuur, constructies en programmatuur speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende de vijfentwintigste wijziging van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen (goederen voor tweeërlei gebruik, apparatuur, constructies en programmatuur speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van Wet toezicht accountantsorganisaties (WTA), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van Wet toezicht accountantsorganisaties (WTA), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2003, no.03.002983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete. In het wetsvoorstel wordt de bestuurlijke boete in de Drank- en Horecawet (hierna: DHW) geïntroduceerd voor overtredingen die geen direct gevaar opleveren voor de gezondheid en de veiligheid. Hiermee wordt een effectievere handhaving beoogd van de regels van de DHW. Het in het wetsvoorstel gekozen systeem sluit aan bij het systeem van de bestuurlijke boete in de Tabakswet en de Warenwet. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt enkele opmerkingen, onder meer over de mogelijke cumulatie van verschillende bestuursrechtelijke sancties. Hij is van oordeel dat enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Het wetsvoorstel sluit aan bij de systematiek van de bestuurlijke boete in de Tabakswet en de Warenwet. Evenals in genoemde wetten(zie noot 1) wordt de bevoegdheid tot oplegging van een bestuurlijke boete in het voorgestelde artikel 44a DHW toegekend aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze zal die bevoegdheid mandateren aan het hoofd van het Bureau Bestuurlijke Boetes van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Keuringsdienst van Waren (hierna: VWA/KvW). Deze dienst is van oudsher belast met het toezicht op de naleving van de DHW(zie noot 2) en heeft in het kader van de Warenwet reeds ruime ervaring met de toepassing van de bestuurlijke boete.(zie noot 3) De Raad wijst erop dat het naar zijn oordeel in het algemeen wenselijk is, dat in het bijzonder het bestuursorgaan dat is belast met de uitvoering van voorschriften bevoegd is inzake de bestuursrechtelijke handhaving van de desbetreffende bepalingen. Dit uitgangspunt wordt in het wetsvoorstel niet doorgevoerd. Ingevolge artikel 3 DHW is het verboden het horecabedrijf of slijterij uit te oefenen zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders.(zie noot 4) Nu een anticumulatiebepaling terzake ontbreekt, kan het wetsvoorstel er in de praktijk toe leiden dat ten aanzien van eenzelfde overtreding burgemeester en wethouders overgaan tot intrekking of schorsing van de vergunning, terwijl de VWA/KvW namens de minister een boete oplegt. De Raad acht de mogelijkheid van samenloop van deze sancties in beginsel niet wenselijk. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. 2. De Raad beveelt aan in de toelichting in te gaan op de vraag wie beslist in een voorkomende bezwaarschriftprocedure, nu ingevolge artikel 10:3, derde lid, Awb op een bezwaarschrift niet krachtens mandaat mag worden besloten door degene die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels voor een inkomensvoorziening voor oudere werklozen (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels voor een inkomensvoorziening voor oudere werklozen (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 november 2007, no.07.003784, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet houdende regels voor een inkomensvoorziening voor oudere werklozen (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Ambtenarenwet en enkele andere wetten in verband met normen en waarden voor goed ambtelijk handelen en algemene regels over integriteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Ambtenarenwet en enkele andere wetten in verband met normen en waarden voor goed ambtelijk handelen en algemene regels over integriteit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met verduidelijkingen en herstel van gebreken in de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten (Aanpassingswet handel in emissierechten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met verduidelijkingen en herstel van gebreken in de systemen voor de handel in broeikasgas- en NOx-emissierechten (Aanpassingswet handel in emissierechten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken.Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van Richtlijn 2010/84/EU(zie noot 1) (de richtlijn), die met name ziet op de verbetering van de geneesmiddelenbewaking, met als doel het versterken van de publieke gezondheid, de patiëntveiligheid en een vermindering van administratieve lasten. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over de delegatie en de implementatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2006, no. 06.003651, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het wijzigen van bestaande decentralisatie- en integratie-uitkeringen en het introduceren van nieuwe decentralisatie- en integratie-uitkeringen (2011), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het wijzigen van bestaande decentralisatie- en integratie-uitkeringen en het introduceren van nieuwe decentralisatie- en integratie-uitkeringen (2011), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 juli 2012, no.12.001541, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het wijzigen van bestaande decentralisatie- en integratie-uitkeringen en het introduceren van nieuwe decentralisatie- en integratie-uitkeringen (2011), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2013, no.13.001086, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met de aanwijzing van masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van 120 studiepunten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met de aanwijzing van masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van 120 studiepunten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Utrecht krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Utrecht krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet.Bij Kabinetsmissive van 1 september 2011, no.BJZ2011050087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Utrecht krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag, houdende maatregelen om ook wanbetalers voor hun zorgverzekering te laten betalen (structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag, houdende maatregelen om ook wanbetalers voor hun zorgverzekering te laten betalen (structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 mei 2008, no.08.001428, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag, houdende maatregelen om ook wanbetalers voor hun zorgverzekering te laten betalen (structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, met Protocol; 's-Gravenhage, 21 mei 1999 (Trb.1999, 112), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, met Protocol; 's-Gravenhage, 21 mei 1999 (Trb.1999, 112), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2000, no.00.001108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, met Protocol; 's-Gravenhage, 21 mei 1999 (Trb.1999, 112), met toelichtende nota. Het verdrag heeft tot doel de wederzijdse investeringen tussen Nederland en Costa Rica te beschermen en daarmee het doen van dergelijke investeringen te bevorderen. Het verdrag heeft de voor investeringsverdragen gebruikelijke inhoud en opbouw. De Raad van State van het Koninkrijk ziet geen beletsel voor goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij evenwel de volgende kanttekening. 1. Ingevolge artikel 6, tweede lid, dient de schadeloosstelling in geval van nationalisering of onteigening van de investering gelijk te zijn aan de redelijke marktwaarde van de betrokken investering. Uit de toelichtende nota op het tegelijkertijd met dit verdrag aanhangig gemaakte verdrag tussen Nederland en El Salvador (Trb.1999, 197), waarover de Raad heden eveneens advies uitbrengt, blijkt dat gewoonlijk de werkelijke waarde van de investering bepalend is. Tevens blijkt uit artikel 6, onder c, van voornoemd verdrag dat onderscheid gemaakt wordt tussen de redelijke marktwaarde ("fair market value") en de werkelijke marktwaarde ("genuine market value") van de investering. In de toelichting op het voorliggende verdrag wordt niet aangegeven waarom in dit geval uitsluitend de redelijke marktwaarde tot uitgangspunt wordt genomen en wordt evenmin aangegeven aan de hand van welke criteria in concreto bepaald dient te worden of de marktwaarde van een investering al dan niet redelijk is. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer en het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (aanpassing geluidsvoorschriften), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer en het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (aanpassing geluidsvoorschriften), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2006, no.06.002625, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer en het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (aanpassing geluidsvoorschriften), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende algemene eisen ten aanzien van het horen van personen per videoconferentie (Besluit videoconferentie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende algemene eisen ten aanzien van het horen van personen per videoconferentie (Besluit videoconferentie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende invoering van de Zorgverzekeringswet en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende invoering van de Zorgverzekeringswet en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 maart 2005, no.05.001120, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende invoering van de Zorgverzekeringswet en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2014, no.2014000407, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met risicobeperking binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met risicobeperking binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2017, no.2017000731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met risicobeperking binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 en het Rechtspositiebesluit wethouders.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 en het Rechtspositiebesluit wethouders.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 februari 2010, no.10.000319, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten.Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2003, no.03.000047, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten. Het ontwerpbesluit bevat op drie punten een wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten. In de eerste plaats worden de strafbare feiten waarvoor een Halt-afdoening mogelijk is uitgebreid met de artikelen 72 en 73 van de Wet personenvervoer 2000.(zie noot 1) Voorts wordt in het besluit een uitzonderingsbepaling opgenomen welke voorziet in een Halt-afdoening terzake van feiten die in het besluit niet als Halt-feit zijn aangewezen, maar die zich voordoen in een vorm die aansluit bij de Halt-feiten. Ten slotte worden de schadebedragen waarvoor Halt-afdoening mogelijk is, aangepast aan het prijsindexcijfer. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt kanttekeningen met betrekking tot de uitzonderingsbepaling en de schadebedragen. 1. In artikel 1 van het besluit zijn de Halt-feiten aangewezen. Voor de beoordeling van feiten die in aanmerking komen voor opname in het besluit spelen volgens de toelichting de volgende overwegingen een rol: het moet gaan om strafbare feiten van betrekkelijk geringe ernst, de ernst van de feiten moet eenvoudig te bepalen zijn, de feiten moeten zich lenen voor een pedagogische benadering, de schuldvraag moet eenvoudig zijn te beantwoorden, de feiten moeten eenduidig zijn vast te stellen en betrekking hebben op het belangrijkste onderdeel van het strafbaar gedrag van de jongere.(zie noot 2) Voorgesteld wordt om in het besluit een uitzonderingsbepaling op te nemen op grond waarvan in individuele gevallen, met toestemming van de officier van justitie, een Halt-afdoening kan worden toegepast bij strafbare feiten die niet in het besluit zijn opgenomen, maar zich voordoen in een vorm die hierbij wel aansluit.(zie noot 3) Volgens het voorgestelde artikel 1a dient het te gaan om een strafbaar feit dat eenvoudig van aard is en waarbij sprake is van overlast veroorzakend gedrag van geringe ernst en de aard en omvang van de toegebrachte schade zich niet onderscheidt van de feiten genoemd in artikel 1. In deze uitzonderingsbepaling zijn niet alle criteria terug te vinden die gelden voor opname als Halt-feit in het besluit, terwijl uit de toelichting blijkt dat het wel de bedoeling is dat de uitzonderingsbepaling aansluit bij de Halt-feiten.(zie noot 4) Zo ontbreekt in de voorgestelde bepaling het criterium dat de feiten betrekking moeten hebben op het belangrijkste onderdeel van het strafbaar gedrag van de jongere. Op grond van de tekst van de voorgestelde bepaling is het daardoor mogelijk een voorstel voor Halt-afdoening te doen wegens een feit dat niet de kern van het strafbaar gedrag van de jongere uitmaakt, zoals dat nogal eens het geval blijkt bij het opgeven van een valse naam.(zie noot 5) Omdat in de praktijk geen eensgezindheid blijkt te bestaan over de vraag welke gedragingen als Halt-waardige feiten kunnen worden aangemerkt(zie noot 6) en de minister bovendien te kennen geeft dat de uitzonderingsbepaling met terughoudendheid dient te worden toegepast,(zie noot 7) adviseert de Raad om de criteria in artikel 1a beter te laten aansluiten bij de inhoudelijke overwegingen die gelden voor opname van feiten in het besluit als Halt-feit. 2. Voorgesteld wordt om de schadebedragen in artikel 1 van het besluit te verhogen. Volgens de toelichting is de hoogte van de schadegrens berekend naar aanleiding van de mutaties in de consumentenprijsindex voor alle huishoudens over de periode 1996 tot 2002.(zie noot 8) De bedragen worden evenwel niet met hetzelfde percentage verhoogd. De verhoging (sub 1) van 115 euro naar 150 euro is ruim 30%; de verhoging (sub 2) van 700 euro naar 850 euro ruim 21% en de verhoging (sub 3) van 3.500 euro naar 4.000 euro 14%. De Raad adviseert deze verschillen toe te lichten. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Huursubsidiewet en enkele andere wetten (introductie van een nieuwe procedure voor huurders die een aanvraag om toekenning van huursubsidie indienen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Huursubsidiewet en enkele andere wetten (introductie van een nieuwe procedure voor huurders die een aanvraag om toekenning van huursubsidie indienen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 november 2009, no.09.003069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels voor laadtijden, lostijden en overliggeld in de binnenvaart (Tweede tijdelijke besluit laden en lossen binnenvaart), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels voor laadtijden, lostijden en overliggeld in de binnenvaart (Tweede tijdelijke besluit laden en lossen binnenvaart), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2014, no.2014001002, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels voor laadtijden, lostijden en overliggeld in de binnenvaart (Tweede tijdelijke besluit laden en lossen binnenvaart), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Zeevaartbemanningswet (Versoepeling nationaliteitseis kapitein op Nederlandse zeeschepen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Zeevaartbemanningswet (Versoepeling nationaliteitseis kapitein op Nederlandse zeeschepen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet havenstaatcontrole in verband met richtlijn nr.1999/97/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1999 (PbEG L 331) houdende wijziging van richtlijn nr.95/21/EG inzake havenstaatcontrole.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet havenstaatcontrole in verband met richtlijn nr.1999/97/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1999 (PbEG L 331) houdende wijziging van richtlijn nr.95/21/EG inzake havenstaatcontrole.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Verenigde Mexicaanse Staten inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingen; Mexico-Stad, 1 september 2009 (Trb. ..., ...), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Verenigde Mexicaanse Staten inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingen; Mexico-Stad, 1 september 2009 (Trb. ..., ...), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2009, no.09.003349, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Verenigde Mexicaanse Staten inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingen; Mexico-Stad, 1 september 2009 (Trb. ..., ...), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (veterinair complex).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (veterinair complex).Bij Kabinetsmissive van 27 juni 2000, no.00.003874, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (veterinair complex). Het wetsvoorstel beoogt een groot aantal wijzigingen aan te brengen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) en de Veewet, die mede zijn ingegeven door gebeurtenissen in de praktijk, zoals de varkenspestepidemie van 1997 en 1998 en de ontdekking van BSE in 1994. Als gevolg van het feit dat het diergezondheidsbeleid in hoge mate internationaal bepaald is en de verantwoordelijkheid voor een hoog niveau van diergezondheid in belangrijke mate ligt bij de Nederlandse overheid is een heldere verantwoordelijkheidsverdeling vereist. Met het oog daarop wordt de positie van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij de bestrijding van dierziekten geaccentueerd. Voorts wordt onder meer de bevoegdheid tot het heffen van een vergoeding van kosten inzake voor derden verrichte werkzaamheden verruimd. Tevens wordt voorzien in het opnemen van een grondslag waarmee het tarief van de varkensheffing kan worden verlaagd indien de varkenshouder bepaalde voorzieningen heeft getroffen op het gebied van dierenwelzijn. De Raad van State is van oordeel dat het wetsvoorstel op een aantal onderdelen voor heroverweging in aanmerking komt. In het navolgende worden eerst de wijzigingen in de GWWD belicht en vervolgens enkele veranderingen in de Veewet. Bevoegdheid van de minister 1. Artikel 15 GWWD In verband met de bevoegdheid van de publiekrechtelijke bedrijfsorganen tot het stellen van regels, neergelegd in artikel 93, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Wet BO), wordt voorgesteld door wijziging van het eerste lid van artikel 15 aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zonder enige restrictie de mogelijkheid te geven de toepasselijkheid van afdeling 3 van hoofdstuk II GWWD (De bestrijding van besmettelijke dierziekten) te beperken. De minister krijgt de bevoegdheid artikelen of onderdelen van afdeling 3 van de GWWD van toepassing te doen zijn (en aldus andere artikelen buiten toepassing te laten) op door hem aangewezen besmettelijke dierziekten. Blijkens de toelichting(zie noot 1) wordt daarmee onder meer beoogd bedrijfslichamen in staat te stellen nadere regelgeving met betrekking tot die aangewezen dierziekte(n) tot stand te brengen. De Raad is niet overtuigd van de noodzaak van een zo vergaande ministeriële vrijheid als thans wordt voorgesteld, waardoor de rechtszekerheid in het gedrang dreigt te komen welke de huidige verdeling tussen de formele wetgever en de minister inhoudt, waarbij de minister reeds verstrekkende zelfstandige bevoegdheden tot zijn beschikking heeft. Bovendien verzetten naar hun aard enige van de in afdeling 3 geregelde onderwerpen zich tegen de voorgestelde opzet. Zo wordt in artikel 15, vierde lid, voorzien in nadere regelgeving bij algemene maatregel van bestuur, en bevatten de artikelen 25 en 26 verbodsbepalingen. Het vorenstaande is ook van toepassing op de wijziging zoals voorgesteld in het derde lid. Het artikel komt voor heroverweging in aanmerking. 2. Artikel 31 Ingevolge het nieuwe tweede lid van artikel 31 wordt het de minister zonder enige restrictie mogelijk gemaakt mandaat te verlenen om in het belang van de bestrijding van besmettelijke dierziekten regels vast te stellen in gevallen dat onverwijlde voorzieningen moeten worden getroffen en deze onmiddellijk in werking moeten treden. De mandaatverlening betreft blijkens de verwijzing naar het eerste lid alle door de minister vast te stellen regelen uit hoofdstuk II. Voor spoedeisende situaties kan daarbij gedacht worden aan onder meer de artikelen 17, 18, 21, 22 en 30, eerste lid. De Raad meent dat gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aard van de bevoegdheid zich tegen deze ruime mogelijkheid tot mandaatverlening verzet voorzover het gaat om zodanig ingrijpende maatregelen, dat zij zich niet lenen voor mandatering en van de uitzondering van het tweede lid, onder a, slot, van artikel 10:3 geen gebruik dient te worden gemaakt. Het college is niet overtuigd dat het belang van de bestrijding van besmettelijke dierziekten een dermate algemene mandateringsbevoegdheid vergt. Het artikellid dient heroverwogen te worden. 3. Artikel 98 In artikel 98, vierde lid, is voorzien in de bevoegdheid van de minister tot het voorschrijven van het merken, voederen en drenken van dieren in gevallen dat zij schadelijke stoffen hebben opgenomen of mogelijkerwijs hebben opgenomen. Door het gebruik van de woord "onder meer" verkrijgt de minister een zodanig ruime bevoegdheid dat deze ook kan worden gebruikt zonder dat zich calamiteiten voordoen en waarbij noodzaak van delegatie aan de minister niet is ingegeven door de grote spoed waarmee regels moeten worden vastgesteld. De Raad beveelt aan in het vierde lid de woorden "onder meer" te schrappen, en zo nodig nader de categorieën van gevallen te bepalen. Varkensheffing en dierenwelzijn 4. Artikel 91e a. Ingevolge artikel 91e wordt aan varkenshouders een extra mogelijkheid verschaft om in aanmerking te komen voor een korting op de varkensheffing. In de voorgestelde wijziging van artikel 91h wordt voorzien in eenzelfde kortingsmogelijkheid in verband met toekomstige heffingen voor andere diersoorten dan varkens. Bij de oplegging van heffingen ter dekking van de met dierziektebestrijding gemoeide kosten kan op deze manier, zo is beoogd, tevens rekening worden gehouden met op een bedrijf getroffen voorzieningen op het gebied van dierenwelzijn. Op deze wijze wordt evenwel de directe relatie tussen de hoogte van de heffing en de mate waarin er sprake is van veterinair risico losgelaten. De beperking van de uitgaven in het kader van dierziektebestrijding wordt op deze wijze niet meer ingegeven door voorzieningen in het kader van diergezondheid, maar door de meer algemene voorzieningen in het kader van dierwelzijn. In de toelichting (paragraaf 2.9) wordt hierover naar aanleiding van commentaren opgemerkt dat dit niet als probleem wordt ervaren, omdat deze maatregel onderdeel uitmaakt van een integraal pakket maatregelen voor de varkenshouderij in het belang van het milieu, ruimtelijke kwaliteit, dierenwelzijn en diergezondheid. Deze argumentatie overtuigt niet, nu hiermee afbreuk wordt gedaan aan de in het bijzonder in artikel 91a neergelegde koppeling tussen de heffing en de kosten gemaakt in het kader van de bestrijding van besmettelijke dierziekten, tot uitdrukking komend in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1997/98, 25 746, nr.3, blz.2 en 35). Dit laat onverlet dat het aanvaardbaar kan worden geacht dat het bevorderen van het dierwelzijn een financiële beloning rechtvaardigt. Hiervoor dient evenwel niet het instrument van de korting op de varkensheffing te worden gebruikt vanwege het oneigenlijke karakter daarvan. b. De in artikel 91e neergelegde regeling begunstigt het doen van bepaalde investeringen. Van deze maatregel kan, naar het de Raad voorkomt, met recht worden verdedigd dat deze niet voortvloeit uit de aard en opzet van het stelsel. Uit de toelichting(zie noot 2) kan, zoals ook hiervoor in onderdeel a aan de orde is gesteld, worden afgeleid dat de kortingsregeling uitsluitend ten doel heeft het dierenwelzijn te stimuleren en geen relatie heeft met het retributiekarakter van de heffing. In verband met het voorgaande merkt de Raad op dat de kortingsregeling wellicht moet worden aangemerkt als een steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag, welke moet worden aangemeld bij het Europese Commissie. In verband daarmee mag deze pas ten uitvoer worden gelegd nadat deze is goedgekeurd. De Raad adviseert de regeling aan te passen naar aanleiding van het voorgaande. Heffingen 5. Artikel 94 a. De bevoegdheid van de minister tot het heffen van een vergoeding van kosten wordt in de nieuwe redactie van artikel 94, eerste lid, uitgebreid met de mogelijkheid kosten die samenhangen met erkenningen, registraties, aanwijzingen, toelatingen van ondernemingen, dan wel vergunningen voor ondernemingen, en kosten die samenhangen met de behandeling van bepaalde onderzoeken in rekening te brengen aan degenen die van deze diensten gebruik maken. Uit de toelichting blijkt dat de minister er zich rekenschap van heeft gegeven dat de wijziging moet voldoen aan onder meer de eisen die artikel 104 van de Grondwet (GW) op dit punt stelt. Ingevolge dit grondwetsartikel worden belastingen van het Rijk geheven uit kracht van een wet en worden andere heffingen van het Rijk bij de wet geregeld. De in artikel 94 GWWD genoemde heffingen kunnen worden aangemerkt als "andere heffingen". Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 104 GW(zie noot 3) moet worden afgeleid dat de wetgever ook bij "andere heffingen" grote terughoudendheid dient te betrachten in het gebruik van de mogelijkheid tot delegatie. Die terughoudendheid brengt mee dat in ieder geval de essentialia van de heffing (de kring van de belastingplichtigen, het belastbare feit en de tariefstructuur) in voldoende mate in de wet zelf moeten zijn geregeld. Aan de eerste twee vereisten is voldaan voorzover het betreft artikel 94, eerste lid, onderdelen b tot en met i, van het wetsvoorstel, nu daaruit blijkt dat degenen die een onderzoek moeten laten uitvoeren of in aanmerking willen komen voor kortweg een vergunning of erkenning, een vergoeding moeten betalen. Het element van de tariefstructuur blijkt evenwel niet uit de wet zelf, maar wordt wel uiteengezet in de toelichting. In dat verband wordt onder meer opgemerkt(zie noot 4) dat de huidige systematiek voldoet aan de eisen van kenbaarheid en rechtszekerheid, omdat met betrekking tot de hoogte van de vast te stellen tarieven en met betrekking tot de door te berekenen kostencomponenten vastomlijnde en inhoudelijke kaders gelden. Uit het daaropvolgende blijkt dat in zoverre er sprake is van geharmoniseerde tarieven ingevolge richtlijn nr.85/73/EEG(zie noot 5), deze tarieven in rekening moeten worden gebracht. Daarnaast is het communautairrechtelijk toegestaan nationale - niet geharmoniseerde - tarieven in rekening te brengen voor niet in de richtlijn genoemde werkzaamheden. De opbrengsten mogen daarbij niet meer bedragen dan de voor de werkzaamheden werkelijk gemaakte kosten, hetgeen inhoudt dat de loonkosten, de sociale premies en de administratiekosten voor vergoeding in aanmerking komen. Tegen deze achtergrond acht de Raad het noodzakelijk dat artikel 94 zodanig wordt aangepast dat wordt voldaan aan het vereiste dat de tariefstructuur zoveel mogelijk in de wet zelf is neergelegd. b. Het voorgestelde onderdeel a voldoet niet aan het vereiste dat de kring van belastingplichtigen in voldoende mate in de wet zelf omschreven moet zijn. De houders van dieren of levende producten van soorten of categorieën van dieren worden immers bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald, terwijl voorts ook het onderzoek van de dieren niet voldoende nader geclausuleerd is. Ook de verruiming zoals aangebracht in het nieuwe onderdeel j, in zoverre het betreft de onderzoeken en verrichtingen die zijn voorgeschreven bij of krachtens de wet (GWWD) voldoet niet aan het vereiste van de terughoudendheid ingevolge artikel 104 GW, nu zowel de belastingplichtigen als het belastbare feit niet zijn omschreven. Voorts bestaat bezwaar tegen onderdeel j, in zoverre het de bij of krachtens de wet voorgeschreven onderzoeken en verrichtingen betreft. Van doorberekening van kosten kan alleen sprake zijn indien de kosten kunnen worden aangemerkt als kosten verbonden aan het toelaten van handelingen dan wel aan de verlenging van de toelating (post-toelating).(zie noot 6) Kosten voortvloeiend uit handhaving dienen uit de algemene middelen te worden betaald. De vage wettelijke omschrijving in combinatie met de mate van delegatie in onderdeel j sluiten niet uit dat ook onderzoeken in het kader van toezicht en opsporing voor een vergoeding in aanmerking kunnen komen, hoewel dit zeker niet de bedoeling zal zijn. Als voorbeeld kan worden gewezen op artikel 119 GWWD, dat onderzoek door aangewezen instellingen mogelijk maakt. Gelet op het vorenstaande komen de onderdelen a en j voor heroverweging in aanmerking. In dit verband wordt het eveneens noodzakelijk geacht het slot van paragraaf 2.7.3 van een uitvoeriger toelichting te voorzien, aangezien de voorziene uitbreiding in de wet een groot aantal heffingen blijkt te omvatten en niet op voorhand kan worden overzien of in alle gevallen wordt voldaan aan de vereisten in zoverre het betreft de geharmoniseerde tarieven en de nationale - niet geharmoniseerde - tarieven. Daarbij dient ook te worden ingegaan op het in de toelichting met betrekking tot deze laatste categorie gemaakte onderscheid tussen retributies en andere heffingen in verband met de eis dat de desbetreffende tarieven deel moeten uitmaken van een algemeen stelsel van binnenlandse belastingen dat gelijkelijk geldt voor ingevoerde en binnenlandse producten. Tuchtrecht 6. Artikel 108a a. Met het invoegen van het nieuwe artikel 108a wordt voorzien in tuchtrechtelijke handhaving van medebewindsverordeningen. In paragraaf 2.6 wordt de keuze daartoe gemotiveerd en met betrekking tot het vierde lid onder meer verwezen naar artikel 105, tweede lid, Wet BO. Ingevolge laatstgenoemd artikelonderdeel beslist uiteindelijk de officier van justitie of in het concrete geval tuchtrecht of strafrecht zal worden toegepast, dit om samenloop van sancties te voorkomen. Bij de wet van 3 april 1999 (Stb.253) tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie zal artikel 105 komen te vervallen (nog niet in werking getreden). Op grond van het nieuwe artikel 104 zal bij de verordening van de bedrijfslichamen de keuze gemaakt moeten worden voor hetzij tuchtrecht, hetzij strafrecht (als ultimum remedium). De beslissing door de officier van justitie komt daarmee te vervallen. De verwijzing naar artikel 105 Wet BO is daarom onjuist, temeer daar dat artikel (evenals artikel 104 Wet BO) betrekking heeft op autonome verordeningen, terwijl het hier gaat om verordeningen in medebewind. Het ligt in de rede om in de toelichting te verwijzen naar het voorstel van Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wet Turbo) 2000,(zie noot 7) hetwelk uitgaat van het beginsel dat medebewindsverordeningen het handhavingsstelsel volgen van de betrokken medebewindsvorderende wet, indien althans de betrokken medebewindswet daarin voorziet. In het geval dat de desbetreffende medebewindswet tevens voorziet in strafrechtelijke handhaving, zal die wet een voorziening moeten bevatten om dubbele bestraffing te voorkomen, aldus hoofdstuk 6 van die toelichting. Gelet op het vorenstaande verdient het aanbeveling de verwijzing naar artikel 105 Wet BO achterwege te laten en aan te sluiten bij het voorstel van Wet Turbo 2000, artikel 108a, derde lid, de geldende Wet Turbo van overeenkomstige toepassing verklaart. In dat verband zal ook nagegaan moeten worden of ook nog op andere onderdelen in afstemming met dat wetsvoorstel moet worden voorzien. b. De Raad wijst erop dat het vierde lid van artikel 108a, waardoor het eerste lid geen toepassing zou kunnen vinden indien de officier van justitie beslist dat een overtreding strafrechtelijk wordt afgedaan, niet goed aansluit bij het eerste lid, aangezien dit een bepaling is welke niet verplicht tot het stellen van tuchtrechtelijke maatregelen. Aanpassing van het vierde lid is noodzakelijk. 7. Financiële gevolgen In hoofdstuk 4 van de toelichting is een overzicht opgenomen van de financiële gevolgen van het wetsvoorstel voor de door de overheid uit het Diergezondheidsfonds te verrichten uitgaven. In dat verband is geen melding gemaakt van de tegemoetkoming in de schade in het kader van het onderzoek naar de aanwezigheid van besmettelijke dierziekten, bedoeld in artikel 118, derde lid (nieuw). De tegemoetkoming in de schade kan zo nodig worden gefinancierd uit het Diergezondheidsfonds.(zie noot 8) De toelichting behoeft aanvulling. Veewet 8. Artikel 75a Ingevolge artikel III, onderdeel F, wordt in de Veewet een nieuw artikel 75a ingevoegd, dat voorziet in het heffen van een vergoeding door de minister in het kader van onder meer het verlenen van vergunning en erkenning en het verrichten van onderzoeken. Ook in zoverre gelden dienovereenkomstig de hiervoor (punt 5a van dit advies) gesignaleerde bezwaren welke voortvloeien uit artikel 104 GW. Met het opnemen van dit nieuwe artikel 75a rijst bovendien de vraag om welke reden niet is voorzien in een integraal artikel waarin ook de artikelen 14 en 73 zijn verwerkt, waardoor voor betrokkenen een overzichtelijker regeling wordt getroffen. De Raad geeft in overweging dit alsnog te doen dan wel nadere toelichting hieromtrent te geven. Overgangs- en slotbepalingen 9. Artikel V Ingevolge artikel V is voorzien in een mogelijke inwerkingtreding op verschillende tijdstippen voor de verschillende artikelonderdelen. Daarnaast is de onmiddellijke inwerkingtreding geregeld van de wijziging van de bevoegdheid van de minister voor bepaalde besluiten in plaats van een aangewezen ambtenaar. Nu toelichting hieromtrent ontbreekt is niet duidelijk om welke reden in de mogelijkheid van gesplitste inwerkingtreding is voorzien. Voorts is het niet goed mogelijk het overgangsrecht met betrekking tot de bevoegdheid van de minister in werking te laten treden, maar de artikelen waarin deze bevoegdheid is neergelegd nog niet. Tevens verdient het in dat verband aanbeveling in te gaan op de verwijzing in artikel II naar de hoofdstukken VI en VII GWWD, omdat niet aanstonds uit genoemde hoofdstukken van de wet de bedoelde bevoegdheid van de minister kan worden afgeleid. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de Waterschapswet ten behoeve van gecombineerde verkiezingen van de vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap en de verkiezingen voor de provinciale staten (Wet aanpassing waterschapsverkiezingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet en de Waterschapswet ten behoeve van gecombineerde verkiezingen van de vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap en de verkiezingen voor de provinciale staten (Wet aanpassing waterschapsverkiezingen), met memorie van toelichting.Het voorstel regelt de directe verkiezing van de vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap. Hiervoor worden stembusverkiezingen ingevoerd die gelijktijdig zullen plaatsvinden met de verkiezing van de leden van de provinciale staten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 19 en 77 van de Ziekenfondswet, artikel 62 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en artikel 51 van de Wet financiering volksverzekeringen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 19 en 77 van de Ziekenfondswet, artikel 62 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en artikel 51 van de Wet financiering volksverzekeringen.Bij Kabinetsmissive van 5 februari 2000, no.00.000576, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de artikelen 19 en 77 van de Ziekenfondswet, artikel 62 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en artikel 51 van de Wet financiering volksverzekeringen. Bij wet van 27 maart 1999 (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (Stb.185) is onbedoeld wijziging gebracht in het stelsel van rechtsbescherming. De regering acht het wenselijk de oude situatie zo snel mogelijk te herstellen. De Raad van State heeft slechts één kanttekening ten aanzien van het overgangsrecht. De Raad brengt in herinnering dat ingevolge aanwijzing 171 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in geval van nieuwe regels voor procedures en bevoegdheden van organen terzake van geschillen, met betrekking tot de zaken die voor de inwerkingtreding van deze regels aanhangig zijn gemaakt uitdrukkelijk in de regeling dient te worden bepaald of het oude dan wel het nieuwe recht van toepassing is. De Raad adviseert aldus te handelen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen; Luxemburg, 21 juni 1999 (Trb.2000, 16), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen; Luxemburg, 21 juni 1999 (Trb.2000, 16), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2013, no.13.001582, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 en het Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 1954.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 en het Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 1954.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken in verband met een nieuwe verdeelsystematiek van de kosten van de waardering.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken in verband met een nieuwe verdeelsystematiek van de kosten van de waardering.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit samenwerking VO-BVE in verband met het verruimen van de kring van leerlingen voortgezet onderwijs op wie de samenwerking betrekking kan hebben, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit samenwerking VO-BVE in verband met het verruimen van de kring van leerlingen voortgezet onderwijs op wie de samenwerking betrekking kan hebben, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2007, no.07.002239, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit samenwerking VO-BVE in verband met het verruimen van de kring van leerlingen voortgezet onderwijs op wie de samenwerking betrekking kan hebben, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-rijksbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor de samenwerking bij en de waarborging van de uitvoering van de plannen van aanpak door de landen Curaçao en Sint Maarten (Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-rijksbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor de samenwerking bij en de waarborging van de uitvoering van de plannen van aanpak door de landen Curaçao en Sint Maarten (Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten).Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2010, no.10.000726, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerp-rijksbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor de samenwerking bij en de waarborging van de uitvoering van de plannen van aanpak door de landen Curaçao en Sint Maarten (Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 in verband met de invoering van termijnen voor de behandeling van een verzoek tot vrijstelling en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 in verband met de invoering van termijnen voor de behandeling van een verzoek tot vrijstelling en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2007, no.07.002082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 in verband met de invoering van termijnen voor de behandeling van een verzoek tot vrijstelling en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2001, no.01.005533, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten. Het ontwerpbesluit heeft betrekking op de aanpassing van enkele uitvoeringsbesluiten als gevolg van in het bijzonder het Belastingplan 2002. De Raad van State plaatst enkele kanttekeningen bij dit ontwerpbesluit en adviseert op die punten het ontwerpbesluit te verduidelijken. 1. Kostenvergoedingsbeschikking Artikel 35, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) maakt het mogelijk, dat een gezelschapkostenvergoedingsbeschikking wordt afgegeven. Een gezelschap behoeft geen zelfstandige rechtspersoon of juridische entiteit te zijn. In de toelichting op artikel II, onderdeel A, van het ontwerpbesluit wordt opgemerkt dat het gezelschap doorgaans zal worden vertegenwoordigd door een leider of iemand anders die voor de leden van het gezelschap de uit de fiscale wet- en regelgeving voortvloeiende rechten en plichten uitoefent en nakomt. De Raad merkt op, dat bij een verzoek om een gezelschapkostenvergoedingsbeschikking niet als voorwaarde wordt gesteld, dat de indiener van het verzoek uitdrukkelijk door de leden van het gezelschap wordt gemachtigd om het verzoek in te dienen, te wijzigen en in te trekken. De binding aan de beschikking voor de leden van het gezelschap zou door zon machtiging vaststaan. Daardoor kunnen problemen worden vermeden indien na de afgifte van de beschikking blijkt dat één of meer leden het oneens zijn met het in artikel 12a, achtste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 bedoelde lagere bedrag of andere bij het verzoek overgelegde gegevens, of met een verzoek tot intrekking of vervanging van de beschikking. De Raad adviseert artikel 12a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 in deze zin aan te vullen. 30%-regeling 2. Voorgesteld wordt de zogenoemde 30%-regeling te verruimen tot het gehele loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. De Raad merkt op, dat dit ontwerpbesluit de balans ten opzichte van de huidige regeling, waarbij alleen het regelmatig genoten loon als grondslag in aanmerking wordt genomen, volledig naar de andere zijde doet doorslaan. Ook incidentele, zeer hoge beloningen, zoals bij optieregelingen het geval kan zijn, worden nu in de grondslag betrokken. Naar het oordeel van de Raad past een zekere beperking van de variabele loonbestanddelen voor de grondslag van de 30%-regeling, ook al wordt de hoogte van de door de werknemer te maken extra kosten mede deels beïnvloed door verwachtingen omtrent de hoogte van die loonbestanddelen. De Raad adviseert het ontwerpbesluit meer evenwichtig te maken. 3. De verruiming van de 30%-regeling vloeit niet direct voort uit het Belastingplan 2002. In de nota van toelichting wordt geen aandacht aan de budgettaire gevolgen van het ontwerpbesluit gegeven. De Raad adviseert dit alsnog te doen. 4. Fictieve kostenaftrek Artikel 7aa van het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 bepaalt, dat opgave wordt gedaan van bepaalde gegevens van vrijwilligers. Onduidelijk is of deze gegevens alleen in het kader van de vennootschapsbelastingheffing moeten worden verstrekt, of dat de opgave samenvalt met de gegevensverstrekking ten behoeve van de inkomstenbelastingheffing van de vrijwilligers. De Raad adviseert een en ander te verduidelijken. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2006, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2006, met bijlagen.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2005, no.05.003223, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de ontwerp-Miljoenennota 2006, met bijlagen. 1. Inleiding Eerste tekenen van conjunctureel herstel dienen zich thans aan, zo blijkt uit de Miljoenennota 2006.(zie noot 1) Daarmee zou een conjunctuurcyclus worden afgesloten die voor Nederland ongewoon was in hoogte, in de periode 1996-2000, en in duur van de neergang daarna, bijna 5 jaar.(zie noot 2) De conjunctuurcyclus was ook ongewoon wat betreft de gemoedsgesteldheid waarmee Nederlandse burgers deze periode hebben ondergaan: van euforie aan het eind van de vorige eeuw tot gevoelens van onzekerheid en gebrek aan vertrouwen; soms was er zelfs sprake van een zeker doemdenken. Niet alleen de conjunctuur is volatiel gebleken; de stemming onder Nederlandse burgers blijkt dat evenzeer te zijn. Het lijkt erop dat niet alleen de financieel-economische stabilisatoren aan kracht hebben ingeboet, maar dat ook het institutionele en maatschappelijke evenwicht is verstoord terwijl de dempende invloed van sociale voorzieningen is verminderd. Van het overheidsbeleid zijn zowel in de opgaande als in de neergaande fase procyclische effecten uitgegaan, die mede van invloed zijn geweest op de wijze waarop de bevolking de voor- en tegenspoed van de afgelopen jaren heeft ervaren en daarop heeft gereageerd. Nu we, naar verwacht mag worden, aan het begin staan van een nieuwe opgaande lijn in de conjunctuurcyclus, bepleit de Raad van State na te gaan, welke lessen kunnen worden geleerd uit de ervaringen van de afgelopen periode. De Raad wil zijn advies over de Miljoenennota 2006 hierop toespitsen, gegeven ook het karakter van de begroting die thans voorligt: 2006 zal, zo blijkt uit de Miljoenennota, een jaar worden waarin de nadruk niet meer valt op weer nieuwe beleidsveranderingen, maar op het uitvoeren van wat in de eerste jaren van deze kabinetsperiode aan beleidsveranderingen in gang is gezet. De vraag is echter of daarmee voldoende wordt ingespeeld op wat op ons afkomt. De Miljoenennota doet immers in hoofdstuk 2 verslag van verder reikende uitdagingen voor het overheidsbeleid en overheidsbudget als antwoord op ingrijpende veranderingen in onze samenleving (waaronder vergrijzing en immigratie, ook in onderlinge samenhang) en op economische veranderingen op wereldschaal: globalisering, nieuwe economische groeicentra en prijsontwikkeling van grondstoffen, waaronder aardolie. Daaraan kunnen worden toegevoegd de (welhaast permanente) dreiging van terroristische aanslagen en sterke aanwijzingen van grote veranderingen in het klimaat en het milieu, veroorzaakt door menselijk handelen. Daarover maakt de bevolking zich zorgen. Daarmee heeft de overheid te rekenen. Deze samenhang in aandachtspunten - lessen die geleerd kunnen worden uit de afgelopen ongewone periode én het aanpassen van omvang en samenstelling van de rijksbegroting aan gewijzigde omstandigheden - brengt de Raad tot het advies over de begroting 2006, dat zich als volgt laat samenvatten: I. Houdt er rekening mee dat de structurele economische groei op de middellange termijn lager zal zijn dan waaraan ons land de laatste decennia gewend is geraakt. Er zijn wereldwijd, binnen Europa alsook binnenlands gewijzigde omstandigheden die remmend kunnen uitwerken op de mogelijkheden voor economische groei. II. Laat in tijden van economische opgang geleidelijk een overschot op het overheidsbudget ontstaan, dat in economisch mindere jaren kan worden aangesproken, waardoor extra ombuigingen of lastenverzwaringen vermeden kunnen worden op een moment dat werkgelegenheid en koopkracht toch al onder druk staan en de onzekerheid toeneemt. Aldus kan vanuit het overheidsbudget een effect van rust uitgaan. De structurele ontwikkeling van de staatsschuld ondergaat dan geen invloed van conjunctuurschommelingen. Zo kan het budgettaire beleid bijdragen aan het vertrouwen van bedrijven, instellingen en burgers. III. Mede op grond van deze beide aanbevelingen is op de langere termijn een aanpassing in omvang en samenstelling van collectieve uitgaven nodig die verder gaat dan nu door het kabinet in gang is gezet. Als in een (beperkt) overheidsbudget ruimte moet worden vrijgemaakt voor extra investeringen in kennis, leefklimaat, fysieke infrastructuur en veiligheid (en dat moet), dan is niet te ontkomen aan ombuigingen in de groei van collectieve uitgaven in sociale voorzieningen (inclusief zorg) en volkshuisvesting. Een goed zicht voor de burger op de relatie tussen het beperken van bestaande voorzieningen en het scheppen van ruimte voor noodzakelijk nieuw beleid is van grote betekenis voor de legitimiteit van het beleid. Ter toelichting merkt de Raad het volgende op. 2. Perspectieven voor economische groei In het regeerakkoord is voor de periode 2004-2007 uitgegaan van structureel gemiddeld 2% economische groei per jaar. De economische groei over de periode 2001-2005 kwam uit op gemiddeld 0,7% per jaar, zo laat de Miljoenennota zien. De OESO(zie noot 3) schetst voor de economische groei een neergaande trend in het Euro-gebied: van 2% gemiddeld per jaar tussen 1995 en 2005, 1,9% tussen 2005 en 2010, 1,3% tussen 2010 en 2020 en 0,9% na 2020. Het CPB heeft eind 2004(zie noot 4) vier scenarios geschetst voor de vooruitzichten van de Nederlandse economie tot 2040. Wat betreft de jaarlijkse economische groei, varieert de uitkomst van 0,7% in het zogenaamde Regional Communities scenario, 1,6% in Strong Europe, 1,9% in Transatlantic Market en 2,6% in Global Economy scenario. De scenarios variëren naar twee sleutelvariabelen: de mate waarin ons land bereid en in staat is om internationaal samen te werken en de mate waarin bij de hervorming van de collectieve sector publieke verantwoordelijkheden worden vervangen door private. Meer internationale samenwerking en minder publieke verantwoordelijkheden leiden in dit model tot hogere economische groei. Het is echter de vraag tegen welke prijs en of we die prijs bereid zijn te betalen. Dergelijke vergezichten lenen zich niet voor exacte prognoses. Het CPB wijst er terecht op dat er politieke keuzen ten grondslag liggen aan de onderscheiden scenarios: bijvoorbeeld de mate van acceptatie van inkomensverschillen tussen hoger en lager opgeleiden en tussen werkenden en niet werkenden; de wens eigen zeggenschap en eigen identiteit te behouden als lidstaat van de Europese Unie; de noodzaak van een krachtdadige aanpak van milieuvraagstukken. Deze keuzen leiden in Europa veelal tot een gemiddeld lagere economische groei dan wanneer men het volle accent geeft aan internationale samenwerking en marktwerking. Uit deze studies komt naar voren dat de Nederlandse en meeste West-Europese economieën in een fase van ontwikkeling verkeren waarin niet zonder meer kan worden uitgegaan van voortzetting van de economische groeicijfers van de afgelopen decennia. Er zijn aanwijzingen dat deze economieën zich moeten instellen op een structureel lagere economische groei vanwege bijzondere omstandigheden die hier wel en in andere, opkomende regios in de wereld niet of veel minder gelden: - een verhoudingsgewijs afnemende beroepsbevolking en beperkte mogelijkheden tot vergroting van de participatie van niet (meer) actieven; - het niet aansluiten van de kwalificaties van grote groepen van de beroepsbevolking op wat de arbeidsmarkt vraagt: er zijn te veel laag opgeleiden; te weinig middelbaar en hoger geschoolden; deze aansluitingsproblemen houden ook verband met de voortgaande verschuiving van landbouw en industrie naar commerciële en niet commerciële dienstverlening (vooral gezondheids- en welzijnszorg); - de druk op de fysieke leefomgeving; de ruimte is schaars; er is behoefte aan een duurzaam houdbare economische groei, waarin niet ingeleverd wordt op een gezond leefklimaat maar juist op een aantal punten verbeteringen nodig zijn: onder meer CO2 uitstoot en fijnstof. - de gehechtheid aan collectieve voorzieningen en de onzekerheid over de mate waarin en de snelheid waarmee daarin veranderingen doorgevoerd kunnen worden; - onzekere grondstoffenprijzen. De bijzondere omstandigheden in de West-Europese regio zoals hiervoor aangeduid, behoeven niet op voorhand tot pessimisme te stemmen. Schaarste aan goed geschoolde arbeidskrachten en aan goedkope grondstoffen kan stimuleren tot inventiviteit en creativiteit. Waar het naar het oordeel van de Raad om gaat, is economische groei als zodanig niet te verabsoluteren of te isoleren van andere nastrevenswaardige aspecten waar Nederlandse (en Europese) burgers aan hechten. De zogenaamde Lissabon-agenda wil een nieuwe impuls geven aan de economieën van de lidstaten. De uitvoering van deze agenda in het beleid van de lidstaten verloopt niet voorspoedig. De Europese commissie heeft, geconfronteerd met deze stagnatie, onlangs extra nadruk gelegd op de economische aspecten van die agenda. De Raad betwijfelt sterk of de oorzaken waardoor deze agenda niet tot uitvoering komt, met deze aanscherping worden weggenomen. Europa hecht waarde aan de onderlinge samenhang tussen economische, sociale en ecologische ambities. Deze samenhang is de kracht van Europa in vergelijking tot meer eenzijdige ontwikkelingen in andere regio's van de wereld. Er gaat daarom niet automatisch wervingskracht uit van de ambitie om Europa in 2010 economisch het meest competitieve werelddeel te laten zijn. Door deze eenzijdigheid dreigen belangrijke aanbevelingen in de Lissabon-agenda inzake innovatie, kennisontwikkeling, verbeteren leefklimaat en sociale modernisering onvoldoende aandacht te krijgen. Het perspectief waarin deze worden geplaatst wordt onvoldoende herkend. Dit kan een terugslag hebben op de voortgang van de Europese integratie als zodanig, waarvan de betekenis voor Nederland overtuigend wordt geschetst in hoofdstuk 6 van de MEV. Nederland is onlosmakelijk verbonden met Europa, zeker in economisch opzicht, maar ook in andere opzichten. Het is de Raad opgevallen dat in de Miljoenennota 2006, in het bijzonder in paragraaf 3.11, deze betekenis onvoldoende tot uitdrukking komt. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien. De Raad beveelt aan, met inachtneming van het voorgaande, om ten behoeve van de uitgangspositie van een nieuw kabinet onderzoek te doen naar een realistische aanname voor omvang en kwaliteit van de economische groei voor de komende jaren. Tevens dient daarbij te worden aangegeven welke politieke keuzen nodig zijn voor het kunnen realiseren van een dergelijke economische groei. 3. De functie van het overheidsbudget in een beweeglijke conjunctuur Het effect van het overheidsoptreden op het verloop van de conjunctuur is de afgelopen conjunctuurcyclus niet neutraal geweest. Van het overheidsbeleid is in de opgaande fase van de conjunctuur in combinatie met autonome factoren een bestedingsimpuls uitgegaan, terwijl er in de daaropvolgende fase van economische neergang extra ombuigingen en lastenverzwaringen nodig waren. Daardoor werden de maatschappelijke en bestuurlijke onrust, gevolg van opkomende werkloosheid en afnemende koopkracht, extra versterkt.(zie noot 5) De Raad is eerder ingegaan op deze effecten van het gevoerde beleid.(zie noot 6) Om te voorkomen dat in economisch mindere tijden het overheidsbeleid ook zelf nog aan de (maatschappelijke) onzekerheid bijdraagt, dienen daarvoor in gunstige financieel-economische omstandigheden de mogelijkheden te worden gecreëerd. De zo beweeglijke (internationale) conjunctuur dwingt daar ook toe. Om deze stabiliserende functie te versterken adviseert de Raad gedurende de komende periode van conjunctuurherstel een overschot te laten ontstaan op het overheidsbudget. In een trendmatig begrotingsbeleid dient dit overschot dan niet voor beleidsintensiveringen te worden aangesproken maar volledig in het begrotingssaldo te lopen. De afspraken in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact zijn gericht op deze functie van het overheidsbudget. Mede op aandringen van Nederland is de afspraak gemaakt dat de inspanningen groter moeten zijn in economisch goede tijden. Het laten ontstaan van een overschot in een opgaande conjunctuur dient een zodanige omvang te hebben dat wordt voldaan aan de noodzaak van een tenminste structureel evenwicht in de overheidsfinanciën over de gehele conjunctuurcyclus bezien.(zie noot 7) Daarmee kan ons land gevrijwaard blijven van de noodzaak om in de jaren na een periode van opgang van de conjunctuur bij conjuncturele neergang de publieke uitgaven terug te brengen, waardoor de effecten van de conjunctuur versterkt worden. De beleidsrichting van overschotten op het overheidsbudget van enige Scandinavische landen, waarvan de Miljoenennota melding maakt, is in dit verband een voor ons land interessant voorbeeld. In het licht van het voorgaande is het de Raad opgevallen dat het feitelijk financieringstekort van 2005 op 2006 niet afneemt terwijl de economische groei volgend jaar, naar verwachting, een duidelijk herstel vertoont: van 0,5% in 2005 naar 2,5% in 2006. De berekeningen over het onderliggende structurele tekort tonen aan dat dit zelfs toeneemt van -0,6% dit jaar naar -0,9% volgend jaar. Het kabinet heeft een evenwicht willen aanbrengen tussen begrotingsconsolidatie, versterking van de economische structuur en conjunctuurherstel, zo schetst paragraaf 1.2 van de Miljoenennota. Het is weliswaar niet geheel onbegrijpelijk dat koopkrachtherstel in deze afweging een krachtige impuls krijgt na de moeilijke jaren die achter ons liggen, en het onzekere jaar dat voor ons ligt. Niettemin is volgens de Raad het gevaar niet denkbeeldig dat thans een richting wordt ingeslagen waarin conjunctureel herstel op de overheidsbegroting onvoldoende wordt aangewend voor verbetering van het begrotingssaldo. Dit gevaar lijkt zich gelijk al in het eerste jaar van voorzichtig conjunctureel herstel voor te doen, zo blijkt uit de Miljoenennota 2006. De MEV typeert het beleid als "licht expansief".(zie noot 8) Een opgaande conjunctuur leent zich bovendien beter dan een neergaande voor het doorvoeren van structuurhervormingen. De Raad gaat daar in deel III van dit advies nader op in. Wat betreft de maatvoering van de budgettaire intensivering voor 2006 voor enerzijds koopkrachtondersteuning en anderzijds structuurversterking is het de Raad opgevallen dat structureel 2,6 miljard euro wordt uitgetrokken voor koopkrachtondersteuning terwijl de 2,3 miljard euro die is voorzien voor structuurversterking zijn bedoeld als incidentele uitgaven die bovendien geleidelijk over een reeks van jaren beschikbaar komen. De Raad adviseert aan te geven welk deel van deze 2,3 miljard euro in 2006 beschikbaar komt. De Raad beveelt aan dat de regering nader toelicht hoe de stabilisatie van het feitelijk tekort en de oploop in het structurele tekort van 2005 naar 2006 zich verhouden tot het belang van het jaar op jaar verbeteren van het saldo van de overheidsfinanciën in tijden van economische opleving. Daarenboven adviseert de Raad, op basis van recente inzichten in omvang en duur van de conjunctuurschommelingen, te onderzoeken welke omvang het overschot op het overheidsbudget zal dienen te hebben om de komende jaren rust te creëren in de overheidsfinanciën door tegenwicht te bieden tegen de conjunctuurschommelingen. 4. Omvang en samenstelling van de collectieve uitgaven Beide adviezen, zoals hierboven uiteengezet - ga op de middellange termijn uit van een realistische inschatting van de (vermoedelijk beperktere) economische groei en maak een begin met het verbeteren van het begrotingssaldo in een periode van conjunctureel herstel - dwingen tot het kritisch afwegen van bestaande collectieve uitgaven tegenover de prioriteiten die voor de komende jaren moeten worden gesteld. Deze noodzaak klemt temeer gelet op het overtuigende en indringende beeld dat in hoofdstuk 2 van de Miljoenennota 2006 wordt geschetst van de nieuwe uitdagingen waarvoor onze samenleving staat: vergrijzing, globalisering, immigratie, gewijzigde patronen in arbeidsparticipatie, bij een gemiddeld aanzienlijk verbeterde welvaartssituatie. Concreet heeft het kabinet in de begroting 2006 besloten tot intensiveren van de uitgaven voor kennis/onderwijs/innovatie/milieu (waaronder duurzame energie) en arbeidsmarkt (waaronder kinderopvang). Deze intensiveringen laten zich goed verstaan tegen de achtergrond van de analyse van de toekomstige uitdagingen. De Raad meent dat voor een goed beeld deze intensiveringen ook moeten worden afgezet tegen de trendmatige ontwikkeling van uitgaven voor onderwijs en infrastructuur in de afgelopen 35 jaar, die als percentage van het BBP terugliepen, terwijl die voor de zorg en voor sociale zekerheid zijn gestegen.(zie noot 9) a. De Raad onderkent dat reeds aanzienlijke aanpassingen zijn doorgevoerd (en deels nog in uitvoering zijn) op het terrein van de sociale zekerheid en zorg. Het is de Raad in dit verband opgevallen dat de Miljoenennota met enig enthousiasme aandacht vraagt voor, wat wordt genoemd, een nieuw Europees model waarin, samengevat, collectieve voorzieningen niet meer de functie van "bezemwagen" hebben voor iedereen, maar meer toegespitst moeten worden; uniformiteit dient plaats te maken voor flexibiliteit; betuttelen via regels voor meer nadruk op eigen verantwoordelijkheid en beschermen voor activeren (paragraaf 2.4). In de thans voorliggende Miljoenennota 2006 krijgt dit nieuwe Europese model onvoldoende uitwerking, terwijl er wel analyses in zijn opgenomen die daartoe aanleiding geven. Het is de Raad in dit verband niet ontgaan dat de Miljoenennota aandacht vraagt voor de welvaartsontwikkeling in ons land: een, ruwweg aangeduid, gemiddeld een verviervoudiging van de reële welvaart per persoon sinds 1950. Gewezen wordt in het bijzonder op de positie van steeds grotere groepen ouderen met een aanvullend pensioen. Er is een zekere spanning tussen deze welvaartsontwikkeling enerzijds en anderzijds het omvangrijke, en op onderdelen nog steeds toenemende beslag op collectieve middelen uit hoofde van collectieve zorg, sociale zekerheid en volkshuisvesting en het achterblijven van collectieve uitgaven aan onderwijs, infrastructuur, milieu en cultuur. Het is de Raad opgevallen dat de Miljoenennota op mogelijke consequenties van het beschreven nieuwe Europese model niet ingaat. In het licht van de noodzaak tot aanpassing van de collectieve uitgaven en de analyses die in de Miljoenennota worden gegeven van de welvaartsontwikkeling van verschillende groepen, kan bijvoorbeeld de vraag worden gesteld of in de toekomst wettelijke waarborgen voor inkomensafhankelijke sociale zekerheidsregelingen nog wel passen in het streven naar het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en hun organisaties. Zou een wettelijk gegarandeerde voorziening op minimumniveau hier niet kunnen volstaan voor die risico's waarvoor men zich net zo goed in CAO-verband kan verzekeren? Gegeven de beschreven welvaartsontwikkeling kan bovendien bezien worden waar het profijtbeginsel op een verantwoorde wijze meer dan thans toegepast kan worden. Meer in het algemeen vraagt de Raad, evenals vorig jaar, naar de balans in de lastenverdeling tussen de verschillende groepen (zoals jonge en oudere werknemers en gepensioneerden; werkenden en niet-werkenden). In de sfeer van de collectieve zorg komt, in lijn met het nieuwe Europese model, de vraag op, op welke wijze bestaande collectieve voorzieningen die voor een ieder gelden, meer toegespitst dienen te worden op diegenen die daar niet zelf in kunnen voorzien. De Raad adviseert de consequenties aan te geven van het bepleite nieuwe Europese model voor aanpassingen in de collectieve zorg en de sociale zekerheid. b. Omvang en samenstelling van de overheidsbegroting zijn in hoge mate afhankelijk van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De CPB studie "Vier vergezichten" toont aan dat de potentiële economische groei hiervan eveneens sterk afhankelijk is. In dit verband vraagt de Raad aandacht voor de arbeidsparticipatie voor in het bijzonder lager opgeleiden, van wie op dit moment een groot deel van allochtone afkomst is. Dikwijls staat een ontoereikende scholing toetreding tot de arbeidsmarkt in de weg: de productiviteit is dan te gering om te kunnen voldoen aan de kosten van ten minste het wettelijk minimumloon. De Raad heeft in zijn advies over de Miljoenennota 2005 het kabinet in overweging gegeven de wettelijke garantie inzake het minimumloonniveau te vervangen door een inkomenstoeslag tot het geldende wettelijk minimuminkomen, waardoor het mogelijk wordt gemaakt werk aan te bieden en te aanvaarden tegen een lager loon dan het huidige wettelijk minimum,(zie noot 10) Zo mogelijk dient aan die toeslag een plicht tot (bij)scholing te worden gekoppeld. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de nota Nieuwe Accenten voor Werk en Inkomen zijn zorg geuit over een dreigende onderklasse van 30% van de beroepsbevolking, die tot de onderkant van de arbeidsmarkt moet worden gerekend vanwege een beperkte scholing.(zie noot 11) De Raad beveelt aan de gedachte van een andere, meer activerende, minimumloonbescherming opnieuw te overwegen, gegeven de nieuwe recente analyses van de problematiek van grote groepen werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. c. De verhouding van vraag en aanbod in de sector van de volkshuisvesting is kwantitatief noch kwalitatief in balans. Enerzijds is de sector huurwoningen nog steeds in sterke mate gereguleerd, anderzijds heeft in de sector koopwoningen de fiscale aftrek van hypotheekrente een sterk verhogend effect op de prijs van koopwoningen. Deze bijzondere fiscale behandeling van koopwoningen wijkt bovendien sterk af van hetgeen in het buitenland geldt. Een en ander heeft tot gevolg dat er onvoldoende doorstroming plaatsvindt. De hoge prijs van koopwoningen maakt het voor woningzoekenden die nieuwkomers zijn op de woningmarkt ("starters") dikwijls moeilijk zo niet onmogelijk zich te voorzien van een geschikte woonruimte. Waar op andere terreinen de afgelopen jaren ingrijpende en dikwijls niet populaire beleidsaanpassingen zijn doorgevoerd, is dat in de sector van de volkshuisvesting tot nu toe onvoldoende gebeurd. De sector vertoont voor wat betreft het huurbeleid en de financiering van eigen woningen nog volop de trekken van een afgeschermde sector. In de huursector is een voorzichtig begin gemaakt met het liberaliseren van het huurbeleid, onder voorwaarde van voldoende nieuwbouw. Het beleid inzake de fiscale aftrekbaarheid van hypotheeklasten kenmerkt zich nog steeds door onvoldoende aanpassing; dit gemis wordt steeds klemmender gelet op de verstorende effecten ervan op de woningmarkt, de belasting voor het overheidsbudget die bij een mogelijke rentestijging fors verder zal toenemen, alsmede de niet vol te houden afwijking ten opzichte van andere Europese landen. Naarmate langer wordt gewacht met de onvermijdelijke aanpassing, waarvan de noodzaak inmiddels breder wordt onderkend, zullen de (tijdelijk) negatieve effecten van die aanpassing groter worden. Wanneer evenwel op korte termijn gekozen wordt voor een geleidelijk door te voeren substantiële aanpassing van dit beleid, waartoe de Raad adviseert, dan mag verwacht worden dat de effecten daarvan op het ontluikende economische herstel gering zullen zijn. Bovendien leent een periode van opgaande conjunctuur zich bij uitstek voor een onvermijdelijke beleidsaanpassing op een zo gevoelig terrein als de fiscale hypotheekrenteaftrek. 5. Ten slotte De Miljoenennota geeft de budgettaire afwegingen weer van wat de regering economisch noodzakelijk, politiek wenselijk en maatschappelijk haalbaar acht. Het uiteindelijke succes van dit voorgestelde beleid is niet alleen afhankelijk van de uitkomst van deze politieke afwegingen, maar ook van de kwaliteit en effectiviteit van de uitvoering van publieke voorzieningen, voor de financiering waarvan de Miljoenennota tal van voorstellen bevat. Dit bepaalt in belangrijke mate het vertrouwen van de burgers in de overheid. In de politieke afweging zal ook hiervoor aandacht moeten zijn. De Miljoenennota gaat amper in op dit belang van een vertrouwenwekkende uitvoering van wat wordt voorgesteld. De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien. De Raad van State geeft U in overweging het hierbij gaande ontwerp van de Miljoenennota 2006 te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet privatisering ABP, de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziektewet in verband met de harmonisatie van de uitkeringsrechten en het onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers brengen van de commissarissen van de Koning en de burgemeesters, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet privatisering ABP, de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziektewet in verband met de harmonisatie van de uitkeringsrechten en het onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers brengen van de commissarissen van de Koning en de burgemeesters, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2005, no.05.002644, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet privatisering ABP, de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziektewet in verband met de harmonisatie van de uitkeringsrechten en het onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers brengen van de commissarissen van de Koning en de burgemeesters, met memorie van toelichting. Op schriftelijk verzoek van de Vice-President heeft de minister bij brief van 6 september 2005 nadere informatie verschaft over het gevoerde overleg met betrokken organisaties. Daarbij is de minister ook ingegaan op de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan de Raad van State aangeboden petitie over de voornemens in het onderhavige voorstel. Het wetsvoorstel maakt deel uit van vier wetsvoorstellen ter uitvoering van de voorstellen van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (de Commissie-Dijkstal);(zie noot 1) over de andere drie heeft de Raad al eerder geadviseerd.(zie noot 2) Dit wetsvoorstel strekt ertoe de commissarissen van de Koning en de burgemeesters te brengen onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de Appa). Voorts introduceert het voorstel het "loopbaanprincipe" voor de opbouw van uitkeringsrechten in de Appa: bij de overgang van de ene naar de andere politieke functie kunnen de opgebouwde uitkeringsaanspraken worden meegenomen. Ten slotte wordt de Appa-uitkering meer in lijn gebracht met de werkloosheidsregelingen die voor werknemers gebruikelijk zijn, zoals de sollicitatieplicht, de verplichting passende arbeid te aanvaarden en het recht op een outplacementvoorziening. De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de aard en werfkracht van politieke functies, het bereik van het voorstel, de uitvoering, de financiële gevolgen en het ontbreken van informatie over de standpunten van onder meer provincies en gemeenten. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Aard en werfkracht van politieke functies Het wetsvoorstel leidt tot versobering van de uitkeringsaanspraken ingevolge de Appa voor ministers en staatssecretarissen, leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden van gedeputeerde staten en wethouders. Ook burgemeesters en commissarissen van de Koning zullen gaan vallen onder de Appa, en daarmee onder dat nieuwe regime. Ingevolge het voorstel wordt de duur van de Appa-uitkering verkort van maximaal zes jaar naar vier jaar bij aftreden voor politieke ambtsdragers jonger dan 50 jaar. De verlengde uitkering tot 65 jaar wordt pas gegeven bij aftreden op een leeftijd van minstens 57,5 jaar; deze leeftijd is thans 50 jaar. Dit streven naar "normalisering" (een zo veel mogelijk gelijk trekken met de regeling voor werknemers) van de rechtspositie van politieke ambtsdragers wordt in de memorie van toelichting slechts summier gemotiveerd. De leeftijdsgrens voor de voortgezette uitkering van 57,5 jaar wordt hoger gesteld dan de 55 jaar die de Commissie-Dijkstal had voorgesteld. Dit wordt in paragraaf 3, onder 3, van de toelichting gemotiveerd met de stelling dat het volgens de regering "logischer" is aan te sluiten bij de introductie van de sollicitatieplicht voor gewezen ambtsdragers jonger dan 57,5 jaar. Overigens bevat paragraaf 5 van de toelichting een omgekeerd betoog: daar wordt vermeld dat het wetsvoorstel voorziet in een plicht voor ambtsdragers jonger dan 57,5 jaar om te trachten de werkloosheid zo spoedig mogelijk op te heffen en dat deze leeftijd verband houdt met de verhoogde leeftijdsgrens voor de voortgezette uitkering. De toelichting verwijst anderzijds naar de aard van politieke functies.(zie noot 3) Zij geeft aan dat deze functies moeilijk vergelijkbaar zijn met functies van werknemers, in zoverre dat politieke functies zelfstandige functies zijn met een groot afbreukrisico, gebonden aan verkiezingen en het recruteringstraject van politieke partijen. Dit alles rechtvaardigt een specifieke wachtgeldvoorziening, zoals deze is opgenomen in de Appa, aldus de toelichting. De Raad onderschrijft de redengeving voor een specifieke wachtgeldvoorziening als zodanig voor politieke functies. Hij merkt op dat zo'n voorziening, naast een factor als de bezoldiging, onder meer ook van betekenis is voor de werfkracht van deze functies. Politieke functies worden, gezien hun aard, in de regel niet een gehele loopbaan lang vervuld. Uit de aard van deze functies vloeit verder voort dat de betrokken bekleder omstreden kan raken. Het genoemde afbreukrisico voor degenen die een andere functie opgeven om volksvertegenwoordiger of politiek bestuurder te worden lijkt er, mede als gevolg van aandacht in de nieuwsmedia voor incidenten, niet kleiner op te zijn geworden. Voor de werfkracht van politieke functies is verder van belang hoe groot betrokkene de kans schat dat hij of zij na terugtreden uit zo'n functie elders weer gemakkelijk aan de slag komt, en in hoeverre het vervuld hebben van een politieke functie dat herintreden naar verwachting zal bevorderen of belemmeren. Voor 50-plussers komt daar de voorgestelde verhoging van de leeftijdsgrenzen bij. Het gaat hier om een categorie personen wier ervaring hen op zichzelf een geschikte kandidaat kan doen zijn voor een politieke functie, maar die bij verlies van deze functie niet altijd meer gemakkelijk toegang hebben tot een passende functie op de arbeidsmarkt. Gelet op het voorgaande dient de toelichting gegevens te presenteren over het verkrijgen van een passende nieuwe functie binnen een redelijke termijn door voormalige politieke ambtsdragers. Daarbij valt te denken aan de frequentie van vertrek anders dan aan het einde van de "reguliere" periode en aan ervaringen met herintreding op de arbeidsmarkt, onder meer gerelateerd aan leeftijd. Daarbij ware te differentiëren tussen de verschillende soorten politieke functies. Mede tegen de achtergrond van deze informatie zou de toelichting vervolgens dienen te motiveren waarom een versobering zoals nu voorgesteld (op alle onderdelen) aanvaardbaar is te achten gelet op de aard van de desbetreffende functies, hun risico en hun werfkracht. De Raad acht de informatie noodzakelijk voor een goede beoordeling van het wetsvoorstel, in zijn verschillende onderdelen. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. 2. Bereik van het voorstel Tot op zekere hoogte functioneren ook burgemeesters en commissarissen van de Koning in het in de toelichting genoemde "politieke domein en het democratische krachtenveld". Dat komt onder meer tot uitdrukking in de ontwikkeling van de benoemingsprocedure en in de wijze waarop tegenwoordig een eventuele herbenoeming wordt voorbereid. De ervaring heeft verder laten zien dat ook voor deze functionarissen een vertrouwensregel is gaan gelden, met alle mogelijke gevolgen van dien. Zolang echter de wettelijke bepalingen ten aanzien van de benoeming van burgemeesters en commissarissen van de Koning (nog) niet zijn gewijzigd, lijkt voor het ambt van burgemeester en - a fortiori - dat van commissaris van de Koning het hiervoor, onder 1, genoemde afbreukrisico geringer dan voor de functies die naar verhouding meer direct in het politieke krachtenveld staan. In verband daarmee verdient het nadere toelichting waarom is besloten burgemeesters en commissarissen van de Koning thans onder het bereik van het voorstel te brengen, en dat bovendien zonder enige nadere differentiatie ten opzichte van de politieke ambtsdragers die vanouds onder de Appa vallen. Voor een nadere toelichting is temeer reden nu het advies van de Commissie-Dijkstal dienaangaande geen nadere motivering bevat. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. 3. Uitvoering Voor de uitvoering van de Appa op het niveau van de rijksoverheid is, ingevolge artikel 121 van de Appa, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk. Daarentegen zal, volgens de toelichting, de uitvoering van de Appa-uitkeringen voor commissarissen van de Koning en gedeputeerden geschieden op provinciaal niveau, en voor burgemeesters en wethouders op gemeentelijk niveau. Er wordt van uitgegaan dat de uitvoering op contractbasis veelal wordt uitbesteed aan een onafhankelijke organisatie. "Getracht zal worden zo eenduidig mogelijke afspraken op dit terrein te maken met de verantwoordelijke overheden en de uitvoeringsorganisaties."(zie noot 4) Het eventuele uitbesteden van de administratieve afhandeling kan er niet aan afdoen dat het nemen van besluiten ter uitvoering van de Appa jegens belanghebbenden zal moeten gebeuren door het desbetreffende bevoegde gezag. De Raad wijst er in dit verband op dat de voorgestelde artikelen 132a, 132b en 132c van de Appa een aantal begrippen bevat met beoordelingsruimte. Een verantwoorde toepassing van deze bepalingen stelt eisen uit een oogpunt van deskundigheid, objectiviteit (en de in verband daarmee geboden afstand) en consistentie. Verder is hier ook het belang van gelijke behandeling in het geding. Daarbij verdient het aandacht dat het bij de Appa hoe dan ook gaat om een relatief klein aantal personen. Dit geldt a fortiori bij eventuele spreiding van de uitvoering over een aantal organen met dezelfde taak. Zo bezien verdient het de voorkeur dat de uitvoering van de Appa-uitkeringen voor alle ambtsdragers onder de Appa in één hand wordt gelegd. Het ligt dan in de rede te denken aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en het voorstel zo nodig aan te passen. 4. Financiële gevolgen voor provincies en gemeenten In paragraaf 8, over de financiële gevolgen van het voorstel, vermeldt de memorie van toelichting dat ervan kan worden uitgegaan dat "de regeling vooralsnog een budgettair neutraal karakter" heeft. Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de laatste "werkgever" de Appa-uitkering betaalt. Dit betekent dat in een voorkomend geval een provincie of gemeente kan worden geconfronteerd met relatief hoge lasten, door het aftreden of het ontslag van een commissaris van de Koning of burgemeester die slechts korte tijd in de provincie of gemeente als zodanig heeft gefungeerd, maar daarvóór wel langdurig andere Appa-functies heeft vervuld; dit terwijl thans de financiële lasten voor uitkeringen en pensioenen voor commissarissen van de Koning en burgemeesters in het geheel niet drukken op de provincies respectievelijk gemeenten. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan. 5. Standpunten betrokkenen De Raad acht het van belang dat de toelichting informatie geeft over de beoordeling van de voorstellen door de provincies en gemeenten. In dit verband wijst hij op de Code interbestuurlijke verhoudingen(zie noot 5), bezien in samenhang met artikel 112 van de Provinciewet en artikel 114 van de Gemeentewet. Het voorstel grijpt voorts direct in in de rechtspositie van de burgemeester en van de commissaris van de Koning, door de verandering van rechtspositie, die onder meer voor hen een overgang betekent naar een andere pensioenregeling. Ten onrechte bevat de toelichting geen informatie over de opvatting van de Vereniging tot Behartiging van de Belangen van Burgemeesters en van de commissarissen van de Koning over deze verandering en haar (mogelijke) gevolgen. Elders meldde de minister dat over de wijze van regeling van de functie van commissaris van de Koning in de Appa geen overeenstemming bestaat tussen het kabinet en de commissarissen van de Koning, dit ondanks uitvoerig overleg.(zie noot 6) De Raad acht het gepast dat de toelichting bij het voorstel de hiervoor bedoelde informatie verschaft en inzicht geeft in de opvattingen over en weer. Omdat de toelichting deze informatie niet bevat, heeft hij de minister gevraagd hem dienaangaande nader te informeren. De minister geeft in zijn voornoemde brief van 6 september 2005 enige informatie over de consultaties die aan het onderhavige voorstel zijn voorafgegaan. Op 26 mei 2004 is een rondetafelconferentie belegd om met een aantal deskundigen van gedachten te wisselen over de voorstellen van de commissie-Dijkstal. Tot de uitgenodigde personen behoorden de voorzitters van VNG, Interprovinciaal Overleg (IPO) en het Georganiseerd Overleg burgemeesters. Nadien zijn de conceptwetsvoorstellen voor technisch commentaar voorgelegd aan betrokkenen. De minister heeft de Raad een afschrift gestuurd van een brief van het IPO van 11 mei 2005 met opmerkingen over het wetsvoorstel inzake openbaarmaking neveninkomsten gedeputeerden en commissarissen van de Koning. In deze brief schrijft het IPO dat het op grond van de Provinciewet en de Code interbestuurlijke verhoudingen had verwacht dat het een officieel verzoek om advies zou hebben ontvangen. Het heeft nu de onderhandse toezending behandeld als een officiële adviesaanvraag. Uit de omstandigheid dat de VNG zich met een petitie tot de Raad heeft gewend, moet worden afgeleid dat - ook - de VNG van oordeel is dat de minister haar tekort heeft gedaan in de consultatie over het onderhavige voorstel. De verstrekte informatie overziende, is de Raad van oordeel dat de consultaties zoals die hebben plaatsgevonden, er niet aan kunnen afdoen dat over de onderhavige voornemens niet overleg is gevoerd op een wijze die de belanghebbenden en hun organisaties, mede gezien de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, van de minister mochten verwachten. In zoverre schiet de voorbereiding van het voorstel tekort. De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en daarbij ook aan te duiden in hoeverre het voorstel zal moeten leiden tot wijzigingen in het Rechtspositiebesluit burgemeesters en het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende intrekking van de Tijdelijke referendumwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende intrekking van de Tijdelijke referendumwet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met wijziging van een aantal uitvliegroutes vanaf de Schiphol-Oostbaan, de Polderbaan, de Kaagbaan en de Buitenveldertbaan, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met wijziging van een aantal uitvliegroutes vanaf de Schiphol-Oostbaan, de Polderbaan, de Kaagbaan en de Buitenveldertbaan, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 december 2009, no.09.003543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in verband met wijziging van een aantal uitvliegroutes vanaf de Schiphol-Oostbaan, de Polderbaan, de Kaagbaan en de Buitenveldertbaan, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de periode voor deelname aan een vrijwillige verzekering in enkele socialezekerheidswetten (Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de periode voor deelname aan een vrijwillige verzekering in enkele socialezekerheidswetten (Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2007, no.07.004126, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de periode voor deelname aan een vrijwillige verzekering in enkele socialezekerheidswetten (Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 september 2011, no.11.002139, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (voorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot blootstelling van werknemers aan risico's van fysische agentia (mechanische trillingen)), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (voorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot blootstelling van werknemers aan risico's van fysische agentia (mechanische trillingen)), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2005, no.05.001900, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (voorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot blootstelling van werknemers aan risico's van fysische agentia (mechanische trillingen)), met nota van toelichting. De wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) strekt tot implementatie van richtlijn 2002/44/EG(zie noot 1). Deze richtlijn geeft minimumvoorschriften voor bescherming van werknemers tegen overmatige blootstellingen aan trillingen op de werkplaats. De Raad van State maakt een aantal kanttekeningen en is van oordeel dat in ver¬band daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Gezondheidstoezicht a. In het ontwerpbesluit komt op een aantal plaatsen het begrip "gezondheidstoezicht" voor. Dit begrip is noch in de Arbeidsomstandighedenwet 1998, noch in het Arbobesluit gedefinieerd. Richtlijn 2002/44/EG omschrijft dit begrip in artikel 8, eerste lid, tweede alinea, als het toezicht dat ziet op de preventie en vroegtijdige diagnose van iedere aandoening die het gevolg is van blootstelling aan mechanische trillingen. Artikel 8 is geïmplementeerd in artikel 6.11e, dat gaat over het arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Het is van belang dat duidelijk is wat onder het gezondheidstoezicht valt, omdat dat toezicht verplicht is indien de grenswaarden van de trillingen worden overschreden (artikel 8, eerste lid, laatste alinea, van richtlijn 2002/44/EG) en indien er een vrijstelling of ontheffing wordt verleend (artikel 10, derde lid, van richtlijn 2002/44/EG). De Raad adviseert een omschrijving van het begrip "gezondheidstoezicht" op te nemen, dan wel daartoe aansluiting te zoeken bij het arbeidsgezondheidskundig onderzoek. b. De bepalingen betreffende het gezondheidstoezicht zijn volgens de transponeringstabel geïmplementeerd in artikel 6.11e. Hierover merkt de Raad het volgende op. i. In het eerste lid is bepaald dat iedere werknemer die voor de eerste keer belast wordt met werkzaamheden die blijkens de beoordeling gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid, in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Uit de toelichting kan worden afgeleid dat dit alleen aan de orde is als de werknemer een gerede kans loopt aan mechanische trillingen boven de actiewaarde te worden blootgesteld, overeenkomstig artikel 8, eerste lid, laatste alinea, van richtlijn 2002/44/EG. Indien dat is beoogd, adviseert de Raad artikel 8, eerste lid, dienovereenkomstig in het ontwerpbesluit op te nemen. ii. Artikel 8, tweede lid, van richtlijn 2002/44/EG bepaalt dat van iedere werknemer die een arbeidsgezondheidskundig onderzoek ondergaat, individuele medische dossiers worden aangelegd en bijgehouden en dat die dossiers aan bepaalde eisen moeten voldoen. De toelichting geeft niet aan waar dit in de arbowetgeving is geregeld. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. iii. Volgens de toelichting worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de veiligheid en gezondheid van werknemers te voorkomen, indien de uitslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek daartoe aanleiding geeft. Dit volgt uit het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Het is echter niet duidelijk of deze doeltreffende maatregelen overeenkomen met de maatregelen die de werkgever moet treffen op grond van artikel 8, derde lid, onderdeel c, van richtlijn 2002/44/EG. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen. iv. Uit het ontwerpbesluit volgt niet dat bepaalde maatregelen moeten worden genomen als de oorzaak van de ziekte of de schadelijke invloed, bedoeld in artikel 6.11e, vierde lid, door een arts of een andere deskundige op het gebied van de arbeidsgezondheidszorg is vastgesteld. Dit volgt echter wel uit artikel 8, derde lid, aanhef, van de richtlijn. De Raad adviseert artikel 8, derde lid, aanhef, van richtlijn 2002/44/EG nauwkeurig te implementeren. 2. Maatregelen ter voorkoming of beperking van schadelijke trillingen In artikel 5, eerste lid, van richtlijn 2002/44/EG staat dat bij het voorkomen of beperken van mechanische trillingen de werkgever de risicos van blootstelling bij voorkeur aan de bron dient weg te nemen of tot een minimum dient te beperken. Daarbij dient de stand van de techniek steeds in acht te worden genomen en dient rekening te worden gehouden met de beschikbaarheid van maatregelen om het risico van blootstelling aan mechanische trillingen aan de bron te bestrijden. Het vierde lid van artikel 5 van de richtlijn bepaalt dat de werkgever de maatregelen die hij neemt, afstemt op de behoeften van werknemers met een verhoogd risico. Artikel 5, eerste en vierde lid, van de richtlijn komt alleen in de toelichting op artikel 6.11c aan de orde, maar is niet opgenomen in het ontwerpbesluit. De Raad acht implementatie van twee bepalingen noodzakelijk, aangezien deze verplichtingen voor particulieren met zich brengen. De Raad adviseert artikel 5, eerste en vierde lid, van richtlijn 2002/44/EG alsnog in het ontwerpbesluit op te nemen. 3. Afwijkingen In artikel 9.17a en 9.17b zijn afwijkingen opgenomen van de verplichting om geen trillingen toe te staan die boven de grenswaarde uitkomen. Dit is gebaseerd op artikel 10, eerste lid, respectievelijk tweede lid, van richtlijn 2002/44/EG. Artikel 10, derde lid, van richtlijn 2002/44/EG bepaalt dat aan de afwijkingen, bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel, voorwaarden zijn verbonden. Deze houden in dat de uit de afwijkingen voortvloeiende risico's tot een minimum worden beperkt en dat de betrokken werknemers onder verscherpt gezondheidstoezicht staan. Deze twee voorwaarden zijn wel opgenomen in artikel 9.17b, maar niet in artikel 9.17a. Daarentegen zijn deze voorwaarden ten onrechte vermeld in de toelichting op artikel 9.37, dat de overgangsregeling betreft. Deze overgangsregeling is gebaseerd op artikel 9 van richtlijn 2002/44/EG, waarin de voorwaarden niet staan. Bovendien moeten de afwijkingen om de vier jaar opnieuw worden bezien en moeten zij worden ingetrokken zodra de omstandigheden waardoor zij gerechtvaardigd werden, ophouden te bestaan. Dit is wel bij de toelichting op artikel 9.17b, maar niet bij 9.17a opgenomen. De Raad adviseert artikel 10, derde lid, van richtlijn 2002/44/EG nauwkeurig te implementeren in artikel 9.17a en de toelichtingen op de artikelen 9.17a en 9.37 aan te passen. 4. Overleg met sociale partners Ingevolge artikel 9 en 10 van richtlijn 2002/44/EG worden de overgangsperiode en de afwijkingen na raadpleging van de sociale partners vastgesteld. De artikelen 9.17a en 9.17 respectievelijk 9.37 vormen de implementatie van de artikelen 9 respectievelijk 10. Volgens paragraaf 1.8 van de toelichting is er geen advies van de SER gevraagd op grond van artikel 1:7, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het ontwerpbesluit slechts betrekking heeft op de noodzakelijke implementatie van de richtlijn. Artikel 1:7, eerste lid, Awb betreft de situatie van gebonden implementatie. In zo'n geval zou het voeren van overleg, gelet op het karakter van die implementatie, niet leiden tot een ander resultaat. De artikelen 9 en 10 van de richtlijn laten wel beleidsruimte voor de lidstaten en geven expliciet aan dat de sociale partners geraadpleegd moeten worden. Daarom is artikel 1:7, eerste lid, Awb daarop niet van toepassing. De Raad adviseert alsnog met de sociale partners over artikel 9.37 overleg te voeren en in de toelichting aan te geven hoe de relevante sociale partners worden betrokken bij de toepassing van de artikelen 9.17a en 9.17b. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 april 2010, no.10.000951, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van de procedure voor verlenging van vergunningen ten behoeve van de continuïteit van dienstverlening (Besluit continuïteit van dienstverlening), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van de procedure voor verlenging van vergunningen ten behoeve van de continuïteit van dienstverlening (Besluit continuïteit van dienstverlening), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2012, no.12.001118, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot vaststelling van de procedure voor verlenging van vergunningen ten behoeve van de continuïteit van dienstverlening (Besluit continuïteit van dienstverlening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 1998, houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 46, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 1998, houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 46, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2007, no. 07.003150, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijziging met betrekking tot de CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L255), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L255), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 december 2006, no.06.004729, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L255), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanvullende rechtspositionele voorzieningen in verband met enkele reorganisaties betreffende de zittende magistratuur (Sociaal beleidskader reorganisaties zittende magistratuur).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanvullende rechtspositionele voorzieningen in verband met enkele reorganisaties betreffende de zittende magistratuur (Sociaal beleidskader reorganisaties zittende magistratuur).Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2000, no.00.001106, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende aanvullende rechtspositionele voorzieningen in verband met enkele reorganisaties betreffende de zittende magistratuur (Sociaal beleidskader reorganisaties zittende magistratuur).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de betaalde terbeschikkingstelling van geneesmiddelen voor onderzoek of hulpmiddelen voor hun toediening (Besluit verstrekking onderzoeksgeneesmiddelen tegen betaling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de betaalde terbeschikkingstelling van geneesmiddelen voor onderzoek of hulpmiddelen voor hun toediening (Besluit verstrekking onderzoeksgeneesmiddelen tegen betaling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van een gedeelte van een onroerende zaak ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gebiedsontsluitingsweg voor de te realiseren VINEX-locatie Krimwijk II, vanaf de kruising Leidseweg-Voorschoterweg en de Leidseweg-Noord tot aan de Krimsloot, met bijkomende werken, in de gemeente Voorschoten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van een gedeelte van een onroerende zaak ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gebiedsontsluitingsweg voor de te realiseren VINEX-locatie Krimwijk II, vanaf de kruising Leidseweg-Voorschoterweg en de Leidseweg-Noord tot aan de Krimsloot, met bijkomende werken, in de gemeente Voorschoten.Krachtens machtiging van Uwe Majesteit heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, met een schrijven van 6 maart 2008, no.WSCD BJV 2008/1720, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, houdende de aanwijzing van een gedeelte van een onroerende zaak ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van een gebiedsontsluitingsweg voor de te realiseren VINEX-locatie Krimwijk II, vanaf de kruising Leidseweg-Voorschoterweg en de Leidseweg-Noord tot aan de Krimsloot, met bijkomende werken, in de gemeente Voorschoten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met de totstandkoming van het implantatenregister ter bescherming van de gezondheid van cliënten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met de totstandkoming van het implantatenregister ter bescherming van de gezondheid van cliënten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2016, no.2016000348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met de totstandkoming van het implantatenregister ter bescherming van de gezondheid van cliënten, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen in verband met het stellen van regels voor de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen in verband met het stellen van regels voor de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet.Bij Kabinetsmissive van 3 mei 2016, no.2016000781, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen in verband met het stellen van regels voor de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek in verband met de implementatie van het Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad van de Europese Unie over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten (PbEU 2009, L 322) en in verband met enige andere onderwerpen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek in verband met de implementatie van het Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad van de Europese Unie over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten (PbEU 2009, L 322) en in verband met enige andere onderwerpen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2015, no.2015001759, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek in verband met de implementatie van het Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad van de Europese Unie over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten (PbEU 2009, L 322) en in verband met enige andere onderwerpen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de positie van de algemene vergadering van aandeelhouders inzake de bezoldiging van bestuurders en commissarissen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de positie van de algemene vergadering van aandeelhouders inzake de bezoldiging van bestuurders en commissarissen.Bij Kabinetsmissive van 3 december 2001, no.01.005746, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de positie van de algemene vergadering van aandeelhouders inzake de bezoldiging van bestuurders en commissarissen. Het wetsvoorstel beoogt de positie van de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) ten aanzien van de bezoldiging van bestuurders te versterken door de bevoegdheid tot het vaststellen van de bezoldiging van bestuurders met uitsluiting van andere vennootschapsorganen toe te kennen aan de AVA. De AVA kan deze bevoegdheid delegeren, doch slechts voor een periode van telkens ten hoogste vijf jaar. Het wetsvoorstel legt daarnaast de in veel vennootschappen gangbare praktijk dat de AVA de bezoldiging van de commissarissen vaststelt, dwingendrechtelijk vast. De Raad van State maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de motivering van de noodzaak, de effecten en de praktische uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Hij is van oordeel dat in verband daarmee niet positief over het wetsvoorstel kan worden geadviseerd. 1. Noodzaak en effecten van de voorgestelde regeling a. In de memorie van toelichting wordt vrijwel niet ingegaan op de noodzaak van de voorgestelde regeling. De aanleiding voor het wetsvoorstel is, blijkens de toelichting, gelegen in het SER-advies over het functioneren en de toekomst van de structuurregeling,(zie noot 1) de aanbevelingen van de commissie corporate governance,(zie noot 2) en een in opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verricht onderzoek naar de ontwikkeling van topinkomens.(zie noot 3) In deze publicaties wordt een aantal voorstellen en aanbevelingen gedaan om de positie van aandeelhouders te verstevigen en om de mate waarin bestuur en commissarissen verantwoording afleggen aan de aandeelhouders, te vergroten. De thans voorgestelde regeling zoekt men daarin echter tevergeefs. Nu in de memorie van toelichting zelf evenmin wordt ingegaan op de concrete aanleiding en de noodzaak van de voorgestelde regeling, ontbreekt een deugdelijke motivering van de noodzaak van het wetsvoorstel. b. De Raad plaatst daarnaast de volgende vraagtekens bij de noodzaak van de voorgestelde regeling. Het onderhavige wetsvoorstel is een van de twee wetsvoorstellen waarmee beoogd wordt "de transparantie, verantwoording en de zeggenschap rondom de bezoldiging van topbestuurders en commissarissen te vergroten en daarmee bij te dragen aan een verantwoorde loonontwikkeling".(zie noot 4) Het andere wetsvoorstel, dat reeds bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhangig is, betreft het wetsvoorstel betreffende de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit van bestuurders en commissarissen.(zie noot 5) Dat wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid voor de AVA zich bij de jaarlijkse behandeling en verantwoording van de jaarrekening uit te laten over de in het voorafgaande jaar aan bestuurders en commissarissen toegekende beloningen. De achterliggende gedachte daarbij is, dat door het ten aanzien van de bezoldiging bevoegde vennootschapsorgaan rekening zal worden gehouden met het oordeel van de AVA, waardoor de AVA invloed zal kunnen doen gelden op de toekomstige bezoldiging van bestuurders en commissarissen. De Raad vraagt zich, mede in het licht van de gekozen doelstelling van beide voorstellen af, in welk opzicht het onderhavige wetsvoorstel een nuttige aanvuling op, of versterking van, de effecten van het eerdere wetsvoorstel vormt. Op voorhand staat immers niet vast dat, indien de AVA in plaats van de raad van commissarissen (RvC) de bezoldiging van bestuurders vaststelt, dit zal geschieden op een meer transparante manier; indien de AVA de bezoldiging zelf vaststelt, gaat het argument van verantwoording door het ene vennootschapsorgaan tegenover het andere vennootschapsorgaan niet op; de zeggenschap van de AVA wordt met het onderhavige voorstel alleen dan vergroot, indien de AVA zich ook daadwerkelijk met de bezoldiging kan en gaat bemoeien. Het valt de Raad daarnaast op dat de voorgestelde regeling geen onderscheid maakt tussen vennootschappen waarop het structuurregime van toepassing is (vennootschappen met een RvC met duidelijke in de wet omschreven taken en bevoegdheden) en vennootschappen waarbij dat niet het geval is (vennootschappen zonder RvC of een RvC waarvan de toezicht- en adviesbevoegdheid doorgaans meer specifiek in de statuten zijn vastgelegd). Daardoor blijft eveneens onduidelijk wat met de voorgestelde regeling is beoogd. c. Naar het oordeel van de Raad is te voorzien dat het effect van de voorgestelde regeling beperkt zal zijn. Het voorgestelde artikel 135 kan slechts een verandering teweeg brengen voor vennootschappen waarvan de statuten een ander orgaan dan de AVA aanwijzen dat bevoegd is de bezoldiging van de bestuurders vast te stellen. Bij die vennootschappen lijkt de AVA nu juist niet het meest aangewezen orgaan om de bezoldiging van bestuurders vast te stellen. In het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat in de praktijk veel gebruik wordt gemaakt van de in de artikelen 135 en 245 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voorziene mogelijkheid de vaststelling van de bezoldiging van bestuurders niet over te laten aan de AVA, maar aan de RvC.(zie noot 6) De toelichting gaat niet in op de achtergrond van deze praktijk. In de artikelsgewijze toelichting bij Artikel I wordt evenwel onderkend dat overleg over de bezoldiging tussen de AVA en een aspirant-bestuurder uit praktisch oogpunt niet altijd mogelijk is, namelijk in het geval van gespreid aandelenbezit en omdat niet alle aandeelhouders kennis hebben van de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden van bestuurders van grote vennootschappen. Volgens de toelichting zal de AVA er in dergelijke gevallen de voorkeur aan geven de onderhandelingen en de vaststelling over te laten aan een ander vennootschapsorgaan, doorgaans de RvC.(zie noot 7) De Raad merkt op dat in die gevallen de voorgestelde regeling niet leidt tot een resultaat dat afwijkt van de bestaande praktijk, namelijk dat de RvC de bezoldiging van bestuurders bepaalt. Gezien het voorgaande adviseert de Raad de indiening van het wetsvoorstel uit te stellen, zodat - gelijk ook de commissie vennootschapsrecht voorstelt(zie noot 8) - eerst kan worden bezien wat de effecten zullen zijn van het wetsvoorstel betreffende de openbaarmaking van de bezoldiging van bestuurders en commissarissen. 2. Doelmatigheid en gevolgen van de voorgestelde regeling Op grond van de volgende overwegingen is de Raad van oordeel dat de voorgestelde regeling in de praktijk moeilijk uitvoerbaar zal zijn: a. Voorzover de AVA de bevoegdheid tot vaststelling van de bezoldiging van bestuurders niet gedelegeerd heeft aan een ander vennootschapsorgaan dient deze vaststelling door de AVA te geschieden. De Raad betwijfelt of de AVA voldoende op de hoogte kan zijn van de factoren die van betekenis behoren te zijn bij de vaststelling van de beloning van individuele bestuurders. Het onttrekt zich meestal aan de waarneming van de AVA, mede gezien de verantwoordelijkheid van het bestuur als geheel voor het gevoerde beleid, op welke wijze individuele leden van het bestuur daaraan bijgedragen hebben. Gezien ook deze verantwoordelijkheid van het bestuur als geheel, is de Raad voorts van mening dat het veelal niet in het belang van de vennootschap is indien de AVA op de hoogte wordt gesteld van de overwegingen per bestuurder die de hoogte van diens bezoldiging bepalen. b. Bij volledige structuurvennootschappen worden de bestuurders door de RvC benoemd. De RvC zal zich in verband met deze taak onder meer bezighouden met het aantrekken van en het onderhandelen met toekomstige bestuurders. Uiteraard zal daarbij de bezoldiging van de toekomstige bestuurder aan de orde komen. Indien de AVA op grond van de voorgestelde regeling heeft besloten dat zij terzake van de bezoldiging zelf bevoegd is, moeten AVA en RvC dus eerst overeenstemming bereiken over de (hoogte en wijze van) bezoldiging alvorens de RvC op dit punt in onderhandeling kan treden met (of zelfs maar op zoek kan gaan naar) een nieuwe bestuurder. De Raad voorziet hierbij problemen, bijvoorbeeld indien het niet mogelijk is om op korte termijn een AVA bijeen te roepen, of indien de AVA en de RvC blijvend van inzicht verschillen. De kans is groot dat de voorgestelde regeling leidt tot een impasse, die er weer toe kan leiden dat een vacature voor een bestuurder onaanvaardbaar lang onvervuld blijft. De voorgestelde regeling geeft geen adequate oplossingen voor deze situaties. Daarbij komt nog dat in de memorie van toelichting ervan uit wordt gegaan dat de AVA de bevoegdheid tot het vaststellen van de bezoldiging doorgaans zal delegeren. Het spreekt voor zich dat de onder a. en hiervoor gesignaleerde problemen zich dan niet zullen voordoen. De Raad merkt echter op dat als gevolg van de delegatie het beoogde doel, namelijk het betrekken van de AVA bij de vaststelling van de beloning van bestuurders, juist niet bereikt wordt. Bovendien zal in een aantal gevallen bedoelde bevoegdheid niet door de AVA gedelegeerd worden zodat in die gevallen de onder a. en hiervoor gesignaleerde problemen zich weer wel zullen voordoen. c. Als gevolg van het feit dat de AVA voor een beperkte periode (ten hoogste vijf jaar) tot delegatie kan overgaan zal de AVA zich regelmatig hierover moeten uitspreken. Telkenmale bestaat derhalve het risico dat de AVA besluit niet tot delegatie over te gaan. 3. Delegatie Aangezien delegatie aan het bestuur of de gemeenschappelijke vergadering van het bestuur en de RvC niet wenselijk is, volgt uit de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 2:78a en 2:135 BW dat delegatie aan de vergadering van houders van aandelen van een bijzondere soort of de RvC mogelijk is. De Raad constateert dat de voorgestelde regeling op dit punt afwijkt van het advies van de commissie vennootschapsrecht, waarin delegatie aan de RvC werd voorgesteld. In de memorie van toelichting wordt hierover slechts gezegd dat de voorgestelde bepaling is gemodelleerd naar het voorbeeld van de artikelen 96 en 206 van boek 2 BW, waarin evenmin is bepaald welk orgaan de AVA moet aanwijzen. Tegelijkertijd geeft de toelichting aan dat de bevoegdheid tot vaststelling van de bezoldiging onmisbaar is voor het orgaan dat de taak heeft nieuwe bestuurders aan te zoeken.(zie noot 9) De Raad acht een vergelijking met de artikelen 2:96 en 2:206 BW niet treffend. Bij emissie kan immers de positie van prioriteitsaandeelhouders in het geding zijn, terwijl dat bij de voorgestelde regeling niet dan wel in mindere mate het geval lijkt te zijn. Delegatie aan prioriteit aandeelhouders is bovendien niet wenselijk, aangezien deze niet met het toezicht op het functioneren van de bestuurders belast zijn. De Raad adviseert van de mogelijkheid van delegatie aan prioriteitsaandeelhouders af te zien. 4. In de memorie van toelichting wordt ten aanzien van de aanwijzing gesteld dat deze "privatief zal moeten werken in de zin dat de algemene vergadering de bevoegdheid niet tevens zelf kan uitoefenen." De privatieve werking blijkt niet uit de tekst van het voorgestelde artikel 135 zelf. De Raad adviseerde eerder dat de privatieve werking in de wettekst zelf moet worden opgenomen.(zie noot 10) Dit advies is door de Minister van Justitie overgenomen.(zie noot 11) De Raad adviseert de privatieve werking in de tekst van het voorgestelde artikel 135 tot uitdrukking te brengen. 5. Overgangsrecht In het voorgestelde artikel II is bepaald dat het orgaan dat bevoegd is de bezoldiging vast te stellen bevoegd blijft tot uiterlijk twee maanden na inwerkingtreding van de wet. De Raad merkt op dat het - afhankelijk van het tijdstip van inwerkingtreding van de voorgestelde regeling - uit praktisch oogpunt bezwaarlijk en belastend voor de vennootschap kan zijn om naast de jaarlijkse algemene vergadering waarin de jaarrekening wordt vastgesteld, ook nog een buitengewone vergadering van aandeelhouders te moeten beleggen. Dit geldt in het bijzonder voor grote vennootschappen met een gespreid aandelenbezit. Naar het oordeel van de Raad dient derhalve overwogen te worden het voorgestelde artikel II zo te redigeren dat het besluit over de bezoldiging dat is genomen vóór de inwerkingtreding van de voorgestelde regeling, geldig is tot de eerstvolgende algemene vergadering van aandeelhouders waarop de jaarrekening wordt vastgesteld. De Raad adviseert de voorgestelde regeling in dit opzicht aan te passen. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2007, no.07.001725, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 304/64) (Implementatiewet richtlijn consumentenrechten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 304/64) (Implementatiewet richtlijn consumentenrechten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 september 2012, no.12.002275, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 304/64) (Implementatiewet richtlijn consumentenrechten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het opnemen van een bepaling op grond waarvan zorgverzekeraars die wanbetalers verzekerd houden een bijdrage in de daaruit voortvloeiende premiederving kan worden verstrekt, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het opnemen van een bepaling op grond waarvan zorgverzekeraars die wanbetalers verzekerd houden een bijdrage in de daaruit voortvloeiende premiederving kan worden verstrekt, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2007, no.07.002447, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met het opnemen van een bepaling op grond waarvan zorgverzekeraars die wanbetalers verzekerd houden een bijdrage in de daaruit voortvloeiende premiederving kan worden verstrekt, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn en een deel van het grondgebied van de gemeente Winsum.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn en een deel van het grondgebied van de gemeente Winsum.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn en een deel van het grondgebied van de gemeente Winsum, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/123/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/123/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 september 2004, no.04.003484, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/123/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, met memorie van toelichting. Het voorstel ziet op implementatie van de Richtlijn van 22 december 2003, nr.2003/123/EG tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG (hierna: de wijzigingsrichtlijn). De Richtlijn van 23 juli 1990, nr. 90/435/EEG, betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (hierna: de richtlijn) strekt ertoe dividenden en andere winstuitkeringen van dochterondernemingen aan hun moedermaatschappijen vrij te stellen van bronbelasting en dubbele belastingheffing van zulke inkomsten op het niveau van de moedermaatschappij te elimineren. De wijzigingsrichtlijn breidt de werking van de richtlijn uit tot meer vennootschapsvormen en verlaagt het deelnemingsvereiste. Het op grond van artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de wijzigingsrichtlijn ingevoegde nieuwe artikel 4, eerste lid bis, van de richtlijn staat daarbij onder meer toe een vennootschapsvorm van een andere lidstaat als transparant aan te merken en de winst van de dochteronderneming bij de winst van de moedermaatschappij te betrekken, mits de uitgedeelde winst van de dochteronderneming niet wordt belast en de winst van die dochteronderneming bij de bepaling van de winst van de moederonderneming wordt vrijgesteld. In de memorie van toelichting(zie noot 1) wordt gesteld dat, om de richtlijn ook bij in Nederland gevestigde participanten in transparante lichamen inzichtelijk te kunnen toepassen, voorgesteld wordt deze lichamen voor de Nederlandse belastingheffing niet meer als een transparant lichaam aan te merken, doch bij algemene maatregel van bestuur gelijk te stellen met een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. De Raad heeft ernstige bedenkingen tegen dit voorstel. In de eerste plaats merkt de Raad op, dat de gelijkstelling van transparante lichamen met vennootschappen met in aandelen verdeeld kapitaal er mede toe leidt dat participanten/natuurlijke personen in die lichamen niet meer als ondernemers maar als aanmerkelijk belanghouders of beleggers in de inkomstenbelastingheffing worden betrokken. Voor deze regimewijziging is geen enkele motivering gegeven. De regimewijziging gaat ook de wijzigingsrichtlijn, die alleen betrekking heeft op de verhouding tussen moeder- en dochtermaatschappijen, ver te buiten. Indien maatschappelijke ontwikkelingen het nodig maken het ondernemersbegrip te herijken en bij transparante lichamen de grens tussen rechtstreeks ondernemerschap en indirect ondernemerschap te verleggen, dient een daartoe strekkend afzonderlijk wetsvoorstel aanhangig te worden gemaakt. In de tweede plaats dwingt de wijzigingsrichtlijn niet tot de gelijkstelling van transparante lichamen met vennootschappen met in aandelen verdeeld kapitaal gelet op het nieuwe artikel 4, eerste lid bis, van de richtlijn. In de toelichting is geen aandacht aan dat artikel gegeven. Indien er reden is transparante lichamen niet meer als zodanig aan te merken, hoewel de wijzigingsrichtlijn daartoe de mogelijkheid biedt, dient dit uitdrukkelijk gemotiveerd te worden. De Raad wijst erop, dat door de gelijkstelling de mogelijkheid voor de moedermaatschappijen om verliezen van het transparante lichaam direct te verrekenen komt te vervallen, en dat de voorrangsregeling niet nader is toegespitst op reeds in aanmerking genomen verliezen van de vaste verrichting. Aan deze aspecten is in de toelichting in het geheel geen aandacht gegeven. In de derde plaats wijst de Raad erop, dat een aanwijzing van transparante lichamen die met vennootschappen met in aandelen verdeeld kapitaal worden gelijkgesteld, niet bij algemene maatregel van bestuur behoeft plaats te vinden, maar bij wet kan geschieden, aangezien het slechts om een beperkt aantal buitenlandse vennootschapsvormen gaat en de bijlage bij de richtlijn niet op korte termijn aangevuld zal worden. Dit overziende adviseert de Raad het voorstel te beperken tot strikte implementatie van de wijzigingsrichtlijn en de artikelen I, II onderdeel A, VIII en IX van het voorstel te schrappen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels voor het inventariseren van asbest en het verwijderen van asbest in het algemeen en uit een bouwwerk in het bijzonder en in verband hiermee een wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Asbestverwijderingsbesluit 2005), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels voor het inventariseren van asbest en het verwijderen van asbest in het algemeen en uit een bouwwerk in het bijzonder en in verband hiermee een wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Asbestverwijderingsbesluit 2005), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 12 april 2005, no.05.001326, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Ministers van Volksgezondheid Welzijn en Sport, van Verkeer en Waterstaat en van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels voor het inventariseren van asbest en het verwijderen van asbest in het algemeen en uit een bouwwerk in het bijzonder en in verband hiermee een wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Asbestverwijderingsbesluit 2005), met toelichtende nota. Met het ontwerpbesluit is beoogd emissie van asbestvezels te voorkomen bij het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object, bij het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit een bouwwerk of object of bij het opruimen van asbest of asbesthoudende producten na incidenten. Het besluit strekt ter vervanging van het Asbest-verwijderingsbesluit en tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit met betrekking tot regels voor het verwerken van asbest. Het is gericht op zowel particulieren en opdrachtgevers voor zover het betreft het Asbestverwijderingsbesluit 2005 als op werkgevers en zelfstandigen zonder personeel voor zover het betreft de wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Aanpassing van de bestaande regelgeving omtrent asbestverwijdering wordt noodzakelijk geacht omdat deze onvoldoende waarborg biedt voor de bescherming van mens en milieu tegen de risico's van asbest. Aangezien de Wet milieugevaarlijke stoffen, waarop het huidige Asbestverwijderingsbesluit is gebaseerd, geen grondslag biedt voor het gewenste certificatiesysteem en in aanmerking genomen dat de risico's vooral gerelateerd zijn aan risico's met betrekking tot arbeidsomstandigheden, is de certificatie van asbestinventarisatie en asbestverwijdering in het ontwerpbesluit gebaseerd op de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Voorts dienen gemeentebesturen hun bouwverordeningen aan te passen aan de inhoud van het ontwerpbesluit. De Raad maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot het ontwerpbesluit. De Raad is van oordeel dat het besluit op enkele onderdelen dient te worden heroverwogen. 1. Inleiding en nadere analyse van het probleem In de nota van toelichting (§2.1) wordt opgemerkt dat 80% van alle asbest in Nederland is toegepast in de bouw en dat bouwwerken en objecten waarin asbest of asbesthoudende producten aanwezig zijn in de toekomst steeds meer voor sloop in aanmerking komen en dat daarom goede regelgeving voor de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten noodzakelijk is. In de praktijk is echter gebleken dat de huidige regelgeving onvoldoende waarborg biedt voor de bescherming van mens en milieu tegen de risico's van asbest, zodat aanpassing daarvan nodig is. Als belangrijke oorzaak van het falen van de huidige regeling voor asbestverwijdering wordt genoemd het geringe nalevingsgedrag bij een deel van de asbestverwijderingsbedrijven, dat voor een belangrijk deel een gevolg is van een falend certificatiesysteem. Daartoe bevat het ontwerpbesluit een nieuwe regeling voor de certificatie van bedrijven. Daarnaast worden in het ontwerpbesluit een aantal verplichtingen gelegd op particuliere en bedrijfsmatige opdrachtgevers van sloop- en verbouwingswerken. Zij worden onder meer verplicht gebruik te maken van gecertificeerde bedrijven, nu gebleken is dat het voor hen lonend was gebruik te maken van malafide inventarisatie- of sloopbedrijven. Daarnaast worden ook nieuwe verplichtingen op particulieren gelegd. De Raad zal in het vervolg van zijn advies nog nader ingaan op beide hoofdpunten van het besluit. Hij stelt echter vast dat het probleem met betrekking tot verwijdering van asbest voornamelijk een probleem is van toezicht op de naleving van de desbetreffende regels, hetgeen mede het gevolg is van het feit dat het niet naleven van de regeling aanzienlijk financieel voordeel kan opleveren, wat op zijn beurt een belangrijke wissel trekt op de fraudegevoeligheid van het systeem. Daarbij komt dat het opsporen van gevallen waarin slechts sprake is van klein onderhoud of een beperkte renovatie van een gebouw in de praktijk waarschijnlijk niet eenvoudig is, zodat dergelijke (kleine) gevallen al snel door de mazen van de wet glippen. De oplossing van het probleem zal naar de mening van de Raad toch vooral gezocht moeten worden in een verbetering van het toezicht en van de handhaving van de regels. Een nieuwe wettelijke regeling zal daarbij slechts een beperkte rol kunnen spelen. Bovendien dient zoveel mogelijk te worden vermeden dat de fraudegevoeligheid van het systeem wordt vergroot door het invoeren van nieuwe wettelijke verplichtingen die voor de betrokkenen extra financiële lasten zullen meebrengen. Dit zal niet bevorderlijk zijn voor de bereidheid de regeling na te leven. De Raad mist in de nota van toelichting een analyse van de te nemen maatregelen om de handhaving te verbeteren, alsmede een nadere afweging van de voorgestelde nieuwe regeling met het oog op een adequate handhaving. Hij adviseert een dergelijke analyse en afweging alsnog in de toelichting op te nemen. Daarbij ware in het bijzonder ook aandacht te besteden aan de rol van de gemeenten in het kader van het bouwtoezicht, temeer nu het ontwerpbesluit de mogelijkheid van het bevoegde gezag om een uitzondering te maken op de asbestinventarisatieplicht, als bedoeld in artikel 2, onder h, Asbest-verwijderingsbesluit, laat vervallen. 2. Certificatie a. Handhaving van de certificatie In de nota van toelichting en in de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 juni 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer(zie noot 1) wordt ingegaan op de gebleken tekortkomingen van het thans toepasselijke certificatiesysteem. Daarbij wordt gewezen op het onvoldoende naleven van de wettelijke en niet-wettelijke bepalingen terzake van een deel van de inventarisatie- en verwijderingsbedrijven en op het feit dat het niet of onvoldoende gericht zijn op bescherming en kwaliteit alleszins lonend is omdat op deze wijze het werk goedkoper kan worden uitgevoerd. Bovendien blijkt, aldus de hiervoor genoemde brief, dat de certificerende instellingen (CI's) hun toezichthoudende taak op de asbestbedrijven onvoldoende uitoefenen en dat de Raad voor de Accreditatie, die toezicht houdt op de CI's, niet bij machte is om voldoende corrigerend op te treden. Niettemin wordt in het ontwerpbesluit voorgesteld het stelsel van certificatie te handhaven en zelfs uit te breiden tot een verplicht gebruik maken van gecertificeerde bedrijven. Hoewel de ernstige risico's die verbonden zijn aan de verwijdering van asbest het rechtvaardigen dat deze werkzaamheden geschieden door daartoe gespecialiseerde bedrijven, rijst de vraag waarom, gezien de tot nu toe opgedane ervaringen, het systeem van certificatie wordt gehandhaafd. Kennelijk heeft de regering er vertrouwen in dat toezicht door de overheid voldoende waarborgen biedt voor een adequaat functioneren van het systeem. Zoals ook in het kabinetsstandpunt certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid(zie noot 2) wordt opgemerkt, is certificatie geen wondermiddel tegen allerlei kwalen, zoals overregulering en het opvangen van tekorten in handhavingscapaciteit. Het systeem zal alleen dan bevredigend kunnen functioneren, indien er bij de overheid voldoende handhavingscapaciteit aanwezig is om het toezicht op de bedrijven en de CI's uit te oefenen. Als de overheid echter in belangrijke mate zelf de handhaving ter hand neemt, zou ook gedacht kunnen worden aan een systeem van vergunningverlening door de overheid. De Raad mist in de nota van toelichting een voldoende afweging, mede aan de hand van het kabinetsstandpunt over het gebruik van certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid, of in het licht van de opgedane ervaringen het huidige systeem in gewijzigde vorm moet worden gecontinueerd dan wel gekozen zou moeten worden voor een ander systeem, bijvoorbeeld een vergunningenstelsel. Het college adviseert, afhankelijk van de uitkomst van deze afweging, het besluit te herzien dan wel de nota van toelichting aan te vullen. b. Regeling van de certificatie De meerderheid van de asbestverwijderingshandelingen dient ingevolge het ontwerpbesluit plaats te vinden door een gecertificeerd bedrijf. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan zelf certificeren dan wel certificerende instellingen aanwijzen. De minister of de certificerende instelling houdt toezicht op de gecertificeerde bedrijven. De minister houdt (via de Inspectie Werk en Inkomen) toezicht op de certificerende instellingen. Het ontwerpbesluit voorziet niet in een rol van de Raad voor Accreditatie, noch in taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Minister, de Inspectie en de certificerende instellingen. Dit punt is tevens naar voren gebracht door de Raad voor Accreditatie in de inspraakronde.(zie noot 3) De toelichting maakt melding van certificatieschemas, waarin deze taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden nader worden uitgewerkt. Deze schemas hebben echter geen wettelijke status. Indien het systeem van certificatie wordt gehandhaafd, beveelt de Raad aan, gelet op de doorslaggevende rol van certificatie bij asbestverwijdering en in navolging van zijn eerdere advies(zie noot 4), de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de genoemde partijen in het ontwerpbesluit nader vorm te geven. 3. Verplichtingen voor particulieren In het ontwerpbesluit worden meer verplichtingen en verantwoordelijkheden inzake het inzetten van de instrumenten - onder meer het doen opstellen van een asbestinventarisatierapport, het aanvragen van een sloopvergunning en het doen uitvoeren van een eindbeoordeling- gelegd bij personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf (particulieren). Deze verplichtingen blijven ook bestaan nadat een particulier voor het uitvoeren van een verbouwing of sloopwerkzaamheden een aannemer heeft ingeschakeld en dus handelt als opdrachtgever. Het ligt in dergelijke gevallen meer voor de hand dat de verplichtingen komen te rusten op het bedrijf dat de opdracht uitvoert, nu dat bedrijf door zijn bedrijfsvoering geacht wordt beter bekend te zijn met de regeling dan de particulier, die in de meeste gevallen slechts incidenteel met verwijdering van asbest wordt geconfronteerd en onbekend is met de toepasselijke regels. Daarbij komt dat het ontwerpbesluit in vergelijking met het huidige Asbest-verwijderingsbesluit aanmerkelijk complexer is, enerzijds door koppeling met het Arbeidsomstandighedenbesluit, anderzijds doordat minder specifieke handelingen worden genoemd. Met name de algemeen gestelde verplichting tot het opstellen van een asbestinventarisatierapport als vermoed wordt, of zou moeten worden, dat asbest in het gebouw aanwezig is, waarmee tevens duidelijk moet worden of al dan niet een verplichting bestaat tot het aanvragen van een sloopvergunning, zal voor de praktijk geen verduidelijking inhouden. Niet voor alle handelingen waarop het ontwerpbesluit van toepassing zal zijn, geldt zonder meer het vereiste van een sloopvergunning. Bovendien zijn door de verschillende toezichthouders op gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau in het afgelopen jaar specifiek op asbest toegesneden handhavingsprogramma's ontwikkeld. Door de regeling nu ingrijpend te veranderen zullen deze initiatieven mogelijk alweer achterhaald blijken. De Raad is van mening dat de oplossing van de geconstateerde problemen met betrekking tot asbestverwijdering niet gezocht moet worden in het opleggen van nieuwe (gecompliceerde) verplichtingen aan particulieren. Daarmee wordt het risico gelopen dat het handhavingstekort slechts zal toenemen. Verplichtingen dienen zoveel mogelijk te worden opgelegd aan hen die beroeps- of bedrijfsmatig in de bouw werkzaam zijn en die dus beter kunnen worden aangesproken op niet-naleving van de regeling. Dit laat uiteraard onverlet dat de particulier die zelf de werkzaamheden waarbij asbest moet worden verwijderd uitvoert, zich wel aan bepaalde regels ter voorkoming van het vrijkomen van deze stof zal moeten houden. Het college adviseert het besluit op dit punt te heroverwegen. 4. Administratieve lasten voor particulieren Sinds 1 januari 2005 toetst het adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgenomen en bestaande wettelijke regelingen ook op de gevolgen voor de administratieve lasten van burgers. Het ontwerpbesluit is op 19 augustus 2004 ter advisering aan Actal voorgelegd, maar werd door Actal niet getoetst op de doelstelling van het kabinet de administratieve lasten voor burgers met 25% te verlichten. De Raad adviseert in de nota van toelichting alsnog in te gaan de vraag of met de invoering van het ontwerpbesluit aan de doelstelling van het kabinet kan worden voldaan. 5. Europeesrechtelijke aspecten a. Implementatie van richtlijn 2003/18/EG In hoofdstuk 5 van de nota van toelichting wordt nader ingegaan op de Europeesrechtelijke aspecten van het ontwerpbesluit. Opgemerkt wordt dat met het ontwerpbesluit artikel 1, onderdeel 11, van bovengenoemde richtlijn is geïmplementeerd. Dit artikel schrijft voor dat de werkgever er zich van dient te vergewissen dat voordat sloop- of onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, sprake is of kan zijn van het werken met asbest, waardoor de betrokken werknemers kunnen worden blootgesteld aan asbestvezels (asbestinventarisatie). Indien dit het geval is, dient de werkgever op grond van de betreffende bepalingen van richtlijn 3002/18/EG de nodige maatregelen te treffen ter bescherming van de werknemers tegen blootstelling aan asbest. In de toelichting wordt er voorts op gewezen dat in artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit de verplichting is opgenomen dat de werkgever een gecertificeerd inventarisatiebedrijf dient in te schakelen alvorens de betreffende werkzaamheden mogen worden verricht en dat dit ook het geval is wanneer het gaat om het opruimen van asbest dat als gevolg van een incident is vrijgekomen. In de toelichting wordt erkend dat de verplichtingen ingevolge het volgens het ontwerpbesluit gewijzigde Arbeidsomstandighedenbesluit verder gaan dan de richtlijn voorschrijft, hetgeen de vraag oproept of dit een inbreuk oplevert op het vrije handelsverkeer als bedoeld in artikel 28 EG-Verdrag. Volgens de toelichting wordt deze eventuele inbreuk echter gerechtvaardigd door de noodzakelijke bescherming van het arbeidsmilieu ingevolge artikel 30 van het EG-Verdrag en de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de "rule of reason". De Raad merkt op dat onvoldoende duidelijk is waarom de verplichte certificatie voor asbestverwijdering mogelijk in strijd is met het recht op vrij verkeer van goederen. Voor zover het verplichte certificatie betreft, ziet de Raad eerder problemen ontstaan in relatie tot het recht van vrije vestiging (artt. 43-48 EG-Verdrag) waar het mogelijke vestiging van buitenlandse asbestverwijderaars in Nederland betreft. Daanaast acht de Raad het mogelijk dat het recht op vrij verkeer van diensten (artt. 49-55 EG-Verdrag) door het verplicht stellen van certificatie wordt geschonden. Echter, de nota van toelichting, geeft voor geen van de hiervoor genoemde mogelijke schendingen expliciet de rechtvaardigingsgronden, noch de verdragsrechtelijke, noch die welke teruggevonden kunnen worden in de 'rule of reason'-jurisprudentie van het Hof.(zie noot 5) Evenmin wordt aangegeven waarom het verplicht stellen van certificatie in dit verband noodzakelijk en proportioneel is. De Raad acht het ontwerpbesluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd en adviseert alsnog een nadere motivering in de nota van toelichting op te nemen. b. Afvalstoffenregime Asbesthoudend sloopafval of asbesthoudende objecten vallen onder het Europese afvalstoffenregime. Verwijdering van deze afvalstoffen dient te voldoen aan de in de richtlijnen gestelde eisen. De Kaderrichtlijn afvalstoffen(zie noot 6), de Europese richtlijn inzake gevaarlijke afvalstoffen(zie noot 7) en de op deze twee richtlijnen gebaseerde beschikking van de Europese Commissie houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen,(zie noot 8) zijn relevant voor het ontwerpbesluit. De Raad adviseert in de nota van toelichting expliciet aan te geven in hoeverre met het ontwerpbesluit wordt voldaan aan het Europese afvalstoffenregime. c. Notificatie Het ontwerpbesluit wordt aan de Raad voorgelegd nadat het ontwerpbesluit is voorgelegd aan de Europese Commissie, ingevolge richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De reactie van de Europese Commissie is nog niet bekend, maar de Raad gaat ervan uit dat, indien de reactie aanleiding geeft tot substantiële, inhoudelijke aanpassing van het ontwerpbesluit, hij nogmaals zal worden geraadpleegd. 6. Begripsbepalingen met betrekking tot asbesthoudende producten Het ontwerpbesluit hanteert, naast de algemene omschrijving van asbest in artikel 1, welke omschrijving aansluit bij de omschrijvingen die in beide desbetreffende richtlijnen worden gegeven,(zie noot 9) begrippen voor asbestproducten die afwijken van elders in regelingen gebruikte begrippen. Naar de mening van de Raad dienen de in de diverse regelingen gebruikte begrippen beter op elkaar te worden afgestemd, teneinde verwarring te voorkomen en de regelingen ook beter toegankelijk te maken. De Raad wijst op de volgende onderdelen van het ontwerpbesluit. a. Specifiek begrip amfiboolasbest Artikel 14 van het ontwerpbesluit behelst een wijziging van artikel 1 van het Productenbesluit asbest, inhoudende het toevoegen van een begripsbepaling "amfiboolasbest: asbest, niet zijnde serpentijnasbest". Gelet op de eveneens nieuw toe te voegen begripsbepaling van serpentijnasbest, houdt dit in dat amfiboolasbest geen chrysoliet kan zijn. Artikel 1 van het Besluit asbestwegen Wms bevat eveneens een begripsbepaling van "amfiboolasbest", inhoudende dat onder amfiboolasbest wordt verstaan "vezelachtige silicaten actinoliet, amosiet, anthofylliet, crocidoliet en tremoliet en materiaal dat een of meer van deze silicaten bevat". Daarmee wordt hetzelfde bereikt als met de voorgestelde begripsbepaling. Het verschil in formulering (negatief en positief) leidt tot een verminderde toegankelijkheid van de regelingen, hetgeen gelet op de vereiste rechtszekerheid niet gewenst is. In navolging van zijn eerdere advies inzake het Productenbesluit,(zie noot 10) adviseert de Raad de omschrijvingen van asbest(soorten) in de Nederlandse regelingen op elkaar af te stemmen. Afstemming wordt bijvoorbeeld bereikt door in artikel 14 van het ontwerpbesluit aan artikel 1 van Productenbesluit een begripsbepaling van "amfiboolasbest" toe te voegen, welke geheel overeenstemt met artikel 1 van het Besluit asbestwegen Wms. b. Begrippen crocidoliet of crocidoliethoudende producten Een aantal voorgestelde wijzigingen van bepalingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit bevatten de zinsnede "asbest of asbesthoudende producten dan wel crocidoliet of crocidoliethoudende producten".(zie noot 11) Op zichzelf ligt dit voor de hand, nu in artikel 4.37 van het geldende Arbeidsomstandighedenbesluit deze stof is onderscheiden van het begrip "asbest". Het ontwerpbesluit voorziet echter in een begripsbepaling van asbest in het Asbestverwijderingsbesluit 2005, waarin crocidoliet is vervat en niet als bijzondere vorm wordt onderscheiden. Het is niet duidelijk waarom in het ontwerpbesluit niet van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt om de begripsbepaling "asbest" in het Asbestverwijdering-besluit en in het Arbeidsomstandighedenbesluit met elkaar in overeenstemming te brengen. Dit met name gelet op de omstandigheid dat de bepalingen van het geldende Arbeidsomstandighedenbesluit, waarin de term "crocidoliet of crocidoliethoudende producten" in het voorliggende ontwerpbesluit worden herzien (m.u.v. de artikelen 4.1a en 4.57 van het Arbeidsomstandighedenbesluit). De Raad adviseert in artikel 12, onder A, van het ontwerpbesluit een met het Asbestbesluit gelijkluidende begripsbepaling van asbest op te nemen en de overige bepalingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit hiertoe aan te passen. 7. Omschrijving van woning In artikel 1, tweede lid, van het ontwerpbesluit wordt bepaald dat in het besluit onder woning mede wordt verstaan hetgeen daaronder mede wordt verstaan in de Woningwet. In artikel 1, tweede lid van de Woningwet is bepaald dat voor de toepassing van het bij en krachtens de Woningwet bepaalde mede onder een woning wordt verstaan een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd. In de toelichting op het ontwerpbesluit wordt opgemerkt dat artikel 1, tweede lid, is opgenomen omdat de Woningwet alleen een grondslag biedt voor artikel 10 van het ontwerpbesluit en het begrip woning in artikel 4 wordt gebruikt. De omschrijving van "woning" in artikel 1, tweede lid, is, door het gebruik van het woord "mede" zowel in deze bepaling als in artikel 1, tweede lid, van de Woningwet onduidelijk. De Raad adviseert artikel 1, tweede lid, van het ontwerpbesluit te verduidelijken. 8. Zorgplichtbepaling Artikel 8, eerste lid, van het ontwerpbesluit behelst een zorgplichtbepaling. In de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar artikel 2 van de Wet milieugevaarlijke stoffen. Dit artikel is van toepassing op degene die beroepshalve een stof of een preparaat vervaardigt, aan een ander ter beschikking stelt, in Nederland invoert of toepast. Artikel 8 van het ontwerpbesluit is van toepassing op degene die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf asbest of een asbesthoudend product verwijdert. Daarmee wordt op de particulier, boven de reeds in punt 3 genoemde verplichtingen, een algemeen geformuleerde zorgverplichting opgelegd, die een onbepaalde gedragsnorm in het leven roept. De Raad adviseert artikel 8 te heroverwegen. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Leerplichtwet 1969 in verband met onder meer de wijziging van enkele leeftijdsgrenzen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Leerplichtwet 1969 in verband met onder meer de wijziging van enkele leeftijdsgrenzen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 december 2010, no.10.003335, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid en enkele andere besluiten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid en enkele andere besluiten.Bij Kabinetsmissive van 8 april 2002, no.02.001713, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid en enkele andere besluiten. Met het ontwerpbesluit wordt de Keuringsdienst van Waren als onderdeel van het Staatstoezicht voor de volksgezondheid vervangen door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Verder wordt in besluiten waarin wordt verwezen naar de Keuringsdienst van Waren deze verwijzing veranderd in een verwijzing naar de VWA. Omdat ook de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV), voorzover die momenteel belast is met het uitoefenen van toezicht op de naleving van voorschriften inzake waren in de zin van onder meer de Warenwet, wordt opgenomen in de VWA, wordt ook in een aantal besluiten de RVV vervangen door de VWA. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een opmerking over het feit dat met het ontwerpbesluit vooruit wordt gelopen op de definitieve instelling van de VWA. Hij is van oordeel dat in verband hiermee over het ontwerpbesluit niet positief kan worden geadviseerd. 1. Met het voorgestelde besluit wordt een aantal gevolgen geregeld van instelling van een VWA. Zo wordt deze autoriteit aangemerkt als onderdeel van het Staatstoezicht voor de volksgezondheid. De VWA zal worden belast met de taken van de Keuringsdienst van Waren en met een deel van de huidige taken van de RVV. De VWA is echter nog niet definitief ingesteld. Bij Besluit van 18 juli 2001 is een Voorlopige Nederlandse Voedselautoriteit ingesteld, die ressorteert onder de Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Gelet op de thans beoogde verschuiving van taken en verantwoordelijkheden tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is een koninklijk besluit waarin dit wordt vastgelegd een vereiste. De Raad is van oordeel dat de VWA niet eerder als onderdeel van het Staatstoezicht voor de volksgezondheid kan worden aangemerkt dan nadat de autoriteit is ingesteld. De Raad adviseert om eerst de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de VWA vast te stellen en de onderscheiden regelingen aan te passen. 2. Over de inhoud van het ontwerpbesluit merkt de Raad het volgende op. In artikel 17, eerste lid, van het Besluit invoer producten van dierlijke oorsprong uit derde landen is geregeld dat de ladingbelanghebbende van de in artikel 17, tweede lid, van richtlijn nr.97/78/EG bedoelde besluiten van de RVV het nader oordeel kan vragen van de controle-ambtenaar van de Keuringsdienst van Waren. De controle-ambtenaar van de Keuringsdienst van Waren neemt dan een besluit welke in de plaats treedt van die van de RVV.(zie noot 1) Met de voorgestelde wijziging van artikel 14 van het Besluit invoer producten van dierlijke oorsprong uit derde landen wordt de VWA aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in richtlijn nr.97/78/EG.(zie noot 2) Met de voorgestelde wijziging van artikel 17 van hetzelfde besluit, wordt de VWA aangewezen als de instantie waar een nader oordeel kan worden gevraagd dat in de plaats treedt van het oorspronkelijke besluit.(zie noot 3) De VWA is daarmee verantwoordelijk voor zowel het oorspronkelijke besluit als het nader oordeel. De Raad adviseert om artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing te verklaren. 3. De Raad constateert met betrekking tot de datum van inwerkingtreding, dat de toelichting deze datum aanmerkt als een indicatie, omdat de aanpassing van regelingen die ressorteren onder het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij nog niet gereed is. Ook in verband hiermee is totstandkoming van het onderhavige besluit niet verantwoord. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet dienovereenkomstig te besluiten. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2012, no.12.000200, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele) (32044), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele) (32044), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2010, no.10.003168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele) (32044), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur (Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur (Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband met de herijking van de bekwaamheidseisen voor leraren en docenten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband met de herijking van de bekwaamheidseisen voor leraren en docenten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2016, no.2016001684, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband met de herijking van de bekwaamheidseisen voor leraren en docenten, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt tot vervanging van de minimumbekwaamheidseisen voor leraren in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, zoals die sinds 2005 gelden. Voorts worden de pedagogische en didactische bekwaamheidseisen ook van toepassing op leraren godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht op onderdelen een aanpassing dan wel aanvullende motivering van het ontwerpbesluit aangewezen. Tegen de achtergrond van de verantwoordelijkheid van de overheid voor behoorlijke wetgeving maakt de Afdeling onder meer opmerkingen over de procedure van totstandkoming, het karakter van de voorgestelde bekwaamheidseisen en het tijdstip van inwerkingtreding.1.Procedure van totstandkomingIngevolge de onderwijswetten worden bekwaamheidseisen voor leraren en docenten vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, op voorstel van een representatieve beroepsorganisatie. Deze organisatie wordt vervolgens iedere zes jaar in de gelegenheid gesteld de minister een voorstel te doen over ongewijzigde handhaving of wijziging van de bekwaamheidseisen. Uit een voorstel blijkt tevens, in hoeverre dat voorstel mede steun geniet van een vertegenwoordiging van bevoegde gezagsorganen en ouders van de leerlingen.In 2005 zijn de bekwaamheidseisen voor het eerst vastgesteld. Deze eisen zijn vrijwel volledig ontleend aan een rapport van de Stichting beroepskwaliteit leraren en ander onderwijspersoneel (SBL). Hoewel de Raad van State kritiek had op de omvangrijke formuleringen en adviseerde de bekwaamheidseisen, die het karakter dienen te hebben van minimumkwaliteitseisen, te beperken tot vaardigheden die nodig zijn om het beroep van beginnend leraar adequaat te kunnen uitoefenen, zouden zij volgens de regering op een hoge mate van herkenbaarheid en naleving rekenen omdat zij onder regie van de SBL waren opgesteld. (zie noot 1) Wel deed de regering de toezegging spoedig te onderzoeken of een andere wijze van regulering mogelijk was, een toezegging die zij twee jaar later herhaalde. (zie noot 2)In 2013 heeft de Onderwijscoöperatie, als opvolger van de SBL, de minister een voorstel gedaan tot herijking van de bekwaamheidseisen. De Minister heeft dit voorstel voorgelegd aan de Onderwijsraad. In zijn advies merkt de Onderwijsraad op dat de noodzaak van een volledige herziening niet wordt aangetoond, dat niet aannemelijk wordt gemaakt dat het voorstel tot verbetering zal leiden, en dat niet duidelijk is dat de nieuwe eisen uit een oogpunt van eenduidigheid, concreetheid en toetsbaarheid zijn te verkiezen boven de bestaande eisen, die op dat punt al evenmin voldoen. (zie noot 3) De Minister heeft dit advies voor een reactie gestuurd aan de Onderwijscoöperatie, met de toezegging daarna met een kabinetsreactie te komen. (zie noot 4) Deze kabinetsreactie is tot op heden nog niet verschenen.Volgens de nota van toelichting sluit de tekst van het ontwerpbesluit zoveel mogelijk aan bij de teksten en verantwoording die de Onderwijscoöperatie heeft gegeven, gelet op haar inhoudelijke verantwoordelijkheid als beroepsorganisatie. Als belang van de herijking noemt de toelichting als eerste dat de beroepsgroep verantwoordelijkheid neemt door zelf kwaliteitseisen te stellen. Ten tweede wordt gesteld dat de huidige eisen aan vervanging toe zijn, met verwijzing naar adviezen van de Raad van State en de Onderwijsraad uit 2005 en drie evaluaties die voor 2011 gehouden zijn. Wat betreft het proces van tot stand komen merkt de toelichting slechts op dat het herijkingsproces in 2012 gestart is en dat de Onderwijsraad op enig moment om advies is gevraagd, waarna de Onderwijscoöperatie haar voorstel tussentijds heeft aangepast.De Afdeling merkt op dat de nota van toelichting de indruk wekt dat de herijking vooral een zaak is van de beroepsorganisatie en andere betrokkenen, waarbij de overheid slechts het resultaat bekrachtigt. Zo wordt bijvoorbeeld uit de toelichting niet duidelijk of de regering alternatieve vormen van regulering heeft overwogen en zo ja, wat het resultaat hiervan is geweest. Voorts ontbreekt een bespreking van het op verzoek van de regering uitgebrachte advies van de Onderwijsraad. Van een nota van toelichting mag worden verwacht dat de argumentatie uit de ontvangen adviezen correct en overtuigend wordt besproken. Dat is niet het geval. Daarmee lijkt voorbij te worden gegaan aan de inhoudelijke verantwoordelijkheid die de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft voor de kwaliteit van leraren en docenten.Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in de toelichting het advies van de Onderwijsraad alsnog te bespreken, en daarin tevens een eigen standpunt te bepalen ten aanzien van de noodzaak en de wenselijkheid van de voorgestelde inhoudelijke herijking, en de daarbij gevolgde procedure.2. MinimumeisenIn het Nederlandse bestel wordt van oudsher aan het openbaar en bijzonder onderwijs een grote mate van vrijheid gelaten om zelf de eigen inrichting te bepalen. Schoolbesturen maken op basis van eigen overwegingen keuzes over de wijze waarop zij het beste de kwaliteit van het onderwijs op hun scholen kunnen blijven garanderen. Dit uitgangspunt brengt met zich dat er alleen plaats is voor de invoering van wettelijke regels indien dat gerechtvaardigd is uit een oogpunt van het waarborgen van de basiskwaliteit van het onderwijs. Hieruit volgt dat de bekwaamheidseisen minimumnormen voor kwaliteit vertegenwoordigen: zij vormen de criteria waaraan een beginnend beroepsbeoefenaar ten minste geacht wordt te voldoen. Zoals de nota van toelichting onderkent, is het mede gelet op de vrijheid van onderwijs voorts noodzakelijk om bij de uitwerking van de bekwaamheidseisen terughoudendheid te betrachten.a. De Afdeling constateert dat de inhoud en formulering van het ontwerpbesluit in belangrijke mate overeenkomen met het aan het aan de Onderwijsraad voorgelegde voorstel. Een kenmerk van het ontwerpbesluit is dat de begrippen vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische bekwaamheid in een groot aantal onderdelen worden opgesplitst of uitgewerkt. Hierdoor wekt het ontwerpbesluit de indruk dat alle erin opgenomen voorschriften minimumeisen zijn. Het is echter niet reëel om te verwachten dat een beginnende leraar aan elk van deze eisen, voorschriften en desiderata kan voldoen. Voor een deel betreft het complexe vaardigheden en gradaties in kennis en kunde, die op specialisatie of differentiatie gericht zijn en een verdieping of verbreding van kennis vergen.De Afdeling wijst er in dit verband op dat de onderwijscaos onderscheid maken tussen beginnende, ervaren en meer ervaren leraren. Voor dit onderscheid wordt gebruik gemaakt van indicatoren die refereren aan de herijkte bekwaamheidseisen. Hoewel het uit een oogpunt van personeelsbeleid en beloning voor het bevoegd gezag legitiem is om een dergelijk onderscheid te maken, is dit op het niveau van de bekwaamheidseisen niet verenigbaar met de bedoeling van de wetgever. Door deze indicatoren, die de ontwikkeling van een leraar in beeld brengen, niettemin als algemene eisen voor bekwaamheid vast te leggen, doet het ontwerpbesluit meer dan het enkel vastleggen van minimumeisen. Voorts laten de voorgestelde bekwaamheidseisen, gelet op de gekozen streefwaarden en mate van detaillering, onvoldoende ruimte voor flexibiliteit en een eigen invulling. Hierdoor wordt de beoogde vrijheid voor onderwijsinstellingen om de bijscholing van het personeel zelf vorm te geven onnodig beknot. Nadere regels en richtlijnen kunnen weliswaar helpen om het gesprek gaande te houden over de professionele ontwikkeling van de leraar, maar welke eisen daarvoor precies gebruikt worden is een zaak tussen het bevoegd gezag en de leraar, tot op zekere hoogte arbitrair, en daarom niet geschikt voor uniformering door middel van wetgeving zoals voorgesteld.De Afdeling adviseert in het ontwerpbesluit vast te leggen wat de minimumeisen voor het beroep van leraar zijn, en deze eisen beknopt en precies te formuleren. Deze eisen dienen te worden beperkt tot de kennis en vaardigheden die nodig zijn om het beroep van beginnend leraar adequaat te kunnen uitoefenen.b. In het ontwerpbesluit worden de bekwaamheidseisen voor het primair onderwijs, respectievelijk het voortgezet onderwijs (met een verdeling tussen onderbouw en bovenbouw havo en vwo) in drie paragrafen vastgelegd. De meeste bepalingen van de drie sectoren zijn identiek.De Afdeling adviseert de voor elke sector geldende bepalingen te combineren, en de voor een sector unieke bepalingen in een afzonderlijke paragraaf te plaatsen.3.ReferentieniveausIngevolge de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen neemt het bevoegd gezag bij het geven van het onderwijs in de Nederlandse taal, rekenen en wiskunde, de referentieniveaus Nederlandse taal en referentieniveaus rekenen als uitgangspunt. (zie noot 5) De bekwaamheidseisen voor het primair onderwijs en het praktijkonderwijs zijn wat betreft de vakinhoud gebaseerd op de kerndoelen.Teneinde de bekwaamheidseisen tevens te enten op de referentieniveaus, adviseert de Afdeling het voorgestelde artikel 2.5, tweede lid, onder a, van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel aan te vullen met een verwijzing naar de referentieniveaus.4.Godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijsIngevolge het ontwerpbesluit worden de pedagogische en didactische bekwaamheidseisen van toepassing op leraren godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. Artikel XII van de Wet op de beroepen in het onderwijs bepaalt dat zittende of oud-leraren worden geacht aan de nieuwe eisen te voldoen, terwijl voor hen die voor het eerst als zodanig worden benoemd een overgangstermijn van vijf jaar geldt. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze termijn worden verlengd met een in die maatregel te bepalen periode indien dat noodzakelijk is voor een goede invoering. Blijkens de nota van toelichting bij het huidige besluit is afgezien van invoering van deze eisen voor deze leraren, omdat nog overleg zou moeten plaatsvinden met representatieve organisaties. Uit de toelichting bij het ontwerpbesluit blijkt niet of dit overleg inmiddels heeft plaatsgevonden en of een nadere overgangstermijn noodzakelijk is voor een goede invoering.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.5.Caribisch NederlandDe herijkte bekwaamheidseisen gelden ook voor Caribische Nederland en komen in hoge mate overeen met het in het Europese deel van Nederland geldende Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel. Volgens de nota van toelichting zijn de regels niet op voorstel van een aldaar werkzame beroepsorganisatie ontwikkeld of herzien, omdat de structuur die daarvoor nodig is in Caribisch Nederland nog ontbreekt.De Afdeling merkt op dat in de Evaluatie Onderwijsagenda Caribisch Nederland kritische vragen zijn gesteld over het Nederlandse onderwijsbeleid op de eilanden. Zo wijzen de onderzoekers erop dat lang niet aan elke aan de Nederlandse situatie ontleende wet of regel even relevant is binnen de Caribische context, waarbij zij het voorbeeld noemen van de bevoegdheids- en bekwaamheidseisen. (zie noot 6) Invulling van de lerarenopleiding zal volgens hen mede afhangen van keuzes die men op de eilanden nog moet maken over toekomstige inrichting van het onderwijs. In reactie hierop heeft de regering gesteld dat de nieuwe onderwijsagenda vanaf de start een gezamenlijk proces zal zijn.De Afdeling adviseert de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van de voorgestelde herijkte bekwaamheidseisen voor Caribisch Nederland te betrekken bij de nieuwe onderwijsagenda en deze artikelen pas in werking te laten treden indien daarvoor voldoende draagvlak bestaat.6.InwerkingtredingBeoogde inwerkingtreding van het ontwerpbesluit is 1 augustus 2017. Volgens de nota van toelichting is een invoeringstermijn niet nodig, omdat het besluit na een voldoende ruime voorbereidingsperiode van kracht wordt en lerarenopleidingen en scholen de gelegenheid hebben gekregen om tijdig uitvoeringsmaatregelen te treffen.De Afdeling merkt op dat de toelichting niet ingaat op de vraag of de lerarenopleidingen inmiddels daadwerkelijk hun curricula hebben aangepast en of de permanente scholing van zittend personeel op orde is, in die zin dat zij aan de nieuwe eisen kunnen voldoen. De situatie bij de lerarenopleidingen is met name van belang, omdat zij niet alleen nieuwe leraren moeten opleiden, maar in de meeste gevallen ook het nascholingsaanbod zullen verzorgen. Daardoor is er een verband tussen de bekwaamheidseisen die gelden als entreevoorwaarde voor het beroep enerzijds, en de herregistratiecriteria en de validering van het nascholingsaanbod anderzijds. De herregistratiecriteria en valideringsregels worden medio 2017 verwacht en zullen vermoedelijk een jaar later in werking treden. (zie noot 7) Dit pleit ervoor de nieuwe bekwaamheidseisen in elk geval niet voor 1 augustus 2018 in werking te laten treden.De Afdeling adviseert hierop in de toelichting op de actuele situatie in te gaan en te bezien of een nadere invoeringstermijn noodzakelijk is.7. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 oktober 2015 (C-362/14) inzake de Veiligehavenbeginselen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 oktober 2015 (C-362/14) inzake de Veiligehavenbeginselen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2017, no.2017000776, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 oktober 2015 (C-362/14) inzake de Veiligehavenbeginselen, met memorie van toelichting.Het voorstel wijzigt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) om deze in overeenstemming te brengen met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) in de zaak Schrems. (zie noot 1) Met het voorstel wordt voor de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een zelfstandige rechtsgang gecreëerd om een klacht inzake de ongeldigheid van een toereikendheidsbesluit van de Europese Commissie aan de rechter voor te leggen.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht aanpassing voor wat betreft de verplichting tot prejudiciële verwijzing en het schrappen van de maatstaf gerede twijfel aangewezen.Op grond van het zesde lid van het voorgestelde artikel 78a Wbp, verklaart de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) indien zij van oordeel is dat het haar voorlegde besluit van de Europese Commissie geldig is, dat voor recht. (zie noot 2) Indien de ABRvS gerede twijfel heeft over de geldigheid van het voorgelegde besluit, schrijft hetzelfde lid voor dat zij een prejudiciële vraag stelt aan het HvJEU. Op grond van het negende lid van het voorgestelde artikel 78a Wbp ten slotte doet de ABRvS uitspraak na ontvangst van de uitspraak van het HvJEU. (zie noot 3) a.De bevoegdheid tot prejudiciële verwijzingZoals de toelichting terecht opmerkt, heeft het HvJEU in het arrest Foto-Frost artikel 267 VWEU zo uitgelegd dat de nationale rechter niet zelf bevoegd is om de ongeldigheid van een Uniehandeling vast te stellen. (zie noot 4) Tot een dergelijke vaststelling kan de nationale rechter alleen overgaan na een prejudiciële uitspraak van het HvJEU. Het is evenwel niet toelaatbaar om in de Wbp de ABRvS te verplichten om prejudicieel te verwijzen als zij overweegt de ongeldigheid van het toereikendheidsbesluit, ook een Uniehandeling, vast te stellen. Die verplichting vloeit immers voort uit artikel 267 VWEU en de hiervoor genoemde rechtspraak. Het staat lidstaten niet vrij deze, reeds uit het EU-recht voortvloeiende verplichting in hun nationale wetgeving op te nemen. (zie noot 5)Onverminderd het voorgaande houdt het zesde lid van voorgesteld artikel 78a Wbp geen rekening met de mogelijkheid dat de ABRvS ondanks twijfel over de geldigheid van het toereikendheidsbesluit, toch redenen kan hebben om niet prejudicieel te verwijzen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als vanwege een wijziging van omstandigheden het belang aan de zaak is ontvallen. (zie noot 6) Het voorgestelde zesde lid echter verplicht de rechter om in geval van twijfel altijd te verwijzen. De Afdeling acht dat ongewenst omdat de rechter in dat geval geen ruimte wordt gelaten om tot een andere afweging te komen. Dit laatste geldt te meer omdat uit de uitspraak van het HvJEU in de Schrems-zaak niet volgt dat de rechter in geval van twijfel steeds verplicht is tot verwijzing; het HvJEU spreekt uitdrukkelijk over de mogelijkheid daarvan (kan verwijzen). (zie noot 7)b.Het criterium voor prejudiciële verwijzingDe Afdeling merkt voorts op dat in het voorgestelde zesde lid als grond voor prejudiciële verwijzing wordt gekozen voor de maatstaf gerede twijfel. Uit de toelichting blijkt dat dit is gebeurd naar aanleiding van het advies van de ABRvS over de consultatieversie van het wetsvoorstel. In het consultatievoorstel was bepaald dat de ABRvS prejudicieel moest verwijzen indien zij de twijfel van de Autoriteit Persoonsgegevens deelt. (zie noot 8) Naar aanleiding van deze formulering stelde de ABRvS de vraag of zij gebonden was aan de door de AP aangedragen gronden voor twijfel of dat zij zelf ook bevoegd zou zijn op andere gronden of ten aanzien van andere onderdelen prejudicieel te verwijzen. (zie noot 9) Omdat dat laatste het meeste recht doet aan de rol van de nationale rechter in deze procedure, is het voorstel naar aanleiding van het advies van de ABRvS gewijzigd. Het gaat er om, aldus de toelichting, of er bij de ABRvS, na onderzoek en behandeling van de zaak, gerede twijfel bestaat over de geldigheid van het besluit. Vandaar de keuze voor dit criterium, aldus de toelichting.De Afdeling wijst er op dat uit het genoemde advies niet voortvloeit dat dient te worden gekozen voor de maatstaf gerede twijfel. Om dat advies op te volgen was de keuze voor die maatstaf niet nodig. Een dergelijk keuze is ook ongewenst omdat daarmee een criterium wordt aangelegd dat afwijkt van de bewoordingen van de Schrems-uitspraak; deze spreekt, zonder het begrip gerede, alleen van twijfel. (zie noot 10)c.ConclusieDe Afdeling adviseert in het licht van het bovenstaande onder a en b de verplichting tot prejudiciële verwijzing te schrappen en de maatstaf gerede twijfel uit het zesde lid van artikel 78a Wbp aan te passen. Daarnaast adviseert zij de mogelijke dicta in dat artikellid duidelijker tot uitdrukking te brengen. (zie noot 11)De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programmas (PbEG L 197) (milieu-effectrapportage plannen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programmas (PbEG L 197) (milieu-effectrapportage plannen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, vierde tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, vierde tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2012, no.12.001320, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, vierde tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 (Trb. 2001, 69), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 (Trb. 2001, 69), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de mogelijkheid van overbrenging van een ernstige besmettelijke ziekte bij gelegenheid van een strafbaar feit (wetsvoorstel verplichte medewerking aan bloedtest in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de mogelijkheid van overbrenging van een ernstige besmettelijke ziekte bij gelegenheid van een strafbaar feit (wetsvoorstel verplichte medewerking aan bloedtest in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2007, no.07.000142, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de mogelijkheid van overbrenging van een ernstige besmettelijke ziekte bij gelegenheid van een strafbaar feit (wetsvoorstel verplichte medewerking aan bloedtest in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van eigenrisicodragen door de werkgever (Wet eigenrisicodragen Ziektewet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van eigenrisicodragen door de werkgever (Wet eigenrisicodragen Ziektewet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU L 251), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU L 251), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2010, no.10.000794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU L 251), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende nadere regels over functionele, technische en organisatorische maatregelen bij elektronische gegevensverwerking door en tussen zorgaanbieders (Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieder), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende nadere regels over functionele, technische en organisatorische maatregelen bij elektronische gegevensverwerking door en tussen zorgaanbieders (Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieder), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2014, no.2014000855, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende nadere regels over functionele, technische en organisatorische maatregelen bij elektronische gegevensverwerking door en tussen zorgaanbieders (Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieder), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs alsmede aanpassing van het Inrichtingsbesluit W.V.O., met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs alsmede aanpassing van het Inrichtingsbesluit W.V.O., met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het bewerken van bouw- en sloopafval met een mobiele puinbreker (Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels met betrekking tot het bewerken van bouw- en sloopafval met een mobiele puinbreker (Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (Wet internationale misdrijven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (Wet internationale misdrijven).Bij Kabinetsmissive van 7 januari 2002, no.02.000024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende regels met betrekking tot ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (Wet internationale misdrijven). Het wetsvoorstel hangt samen met de totstandkoming van een Internationaal Strafhof; naar verwachting zal het Strafhof nog dit jaar worden opgericht. Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan het beginsel dat de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof "complementair is aan de nationale jurisdicties in strafzaken" (artikel 1 van het Statuut van Rome inzake het Internationale Strafhof, Rome, 17 juli 1998, Trb.2000, 120) (hierna: Statuut). Volgens de memorie van toelichting bij de artikelen 17 tot en met 20 van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het Statuut brengt dit beginsel mee dat nationale jurisdicties "op maximale wijze invulling (zullen) moeten geven aan de mogelijkheid om de misdrijven die in het Statuut zijn neergelegd, zelf te berechten".(zie noot 1) Deze toelichting voegt hieraan toe dat de desbetreffende misdrijven daarom moeten worden opgenomen in de Nederlandse strafwetgeving en dat daarover universele jurisdictie moet worden gevestigd "om niet alleen de berechting van zulke misdrijven mogelijk te maken voorzover deze plaats hebben gevonden op Nederlands grondgebied, maar ook om de berechting van deze misdrijven mogelijk te maken, indien deze waar dan ook ter wereld en door wie dan ook en tegen wie dan ook worden gepleegd". De afbakening van rechtsmacht inzake "internationale misdrijven" is in verschillende opzichten een gecompliceerde aangelegenheid, die - mede in het licht van het op 14 februari 2002 door het Internationaal Gerechtshof gewezen vonnis in de zaak D.R. Congo/België - nadere verduidelijking behoeft. Enerzijds behoort iedere staat, zeker als hij partij is bij het Statuut, eraan bij te dragen dat - zoals de preambule van het Statuut het zegt - "de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap met zorg vervullen niet onbestraft () blijven" en dat "een doeltreffende vervolging daarvan verzekerd" wordt "door het treffen van maatregelen op nationaal niveau en door het versterken van internationale samenwerking". Anderzijds betekent het complementariteitsbeginsel niet dat elk van de aangesloten staten zou moeten trachten de wereldwijde bestrijding van deze mis- drijven naar zich toe te trekken. Het beginsel van de complementariteit tussen staten en Strafhof kan dan ook worden beschouwd als op zijn beurt complementair aan het beginsel aut dedere, aut judicare (òf uitleveren, òf berechten) dat terzake van deze misdrijven tussen staten onderling geldt. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop aan universele jurisdictie wordt vormgegeven. In zijn advies gaat de Raad van State allereerst in op de afbakening van rechtsmacht volgens het wetsvoorstel. De Raad kan in hoofdzaak instemmen met de wijze waarop deze afbakening geschiedt. Hij adviseert de reikwijdte van universele rechtsmacht en de werking van volkenrechtelijke immuniteiten te verduidelijken in het licht van het recente vonnis van het Internationaal Gerechtshof. De Raad acht de keuze, de strafbaarheid van internationale misdrijven in elk van de landen van het Koninkrijk afzonderlijk te regelen, niet overtuigend gemotiveerd. Hij adviseert deze keuze te herzien. Daarnaast maakt de Raad opmerkingen over specifieke onderdelen van het wetsvoorstel. De Raad is van oordeel dat het wetsvoorstel in verband hiermee aanpassing behoeft. 1. Complementariteit en universele rechtsmacht In zijn adviezen van 7 september 2001 heeft de Raad van State van het Koninkrijk de door de regering aanvankelijk voorgestane, beperkte toekenning van rechtsmacht inzake de financiering van terrorisme en bomterrorisme gekritiseerd.(zie noot 2) Overeenkomstig deze adviezen heeft de regering voorgesteld de toekenning van rechtsmacht inzake deze misdrijven in artikel 4 van het Wetboek van Strafrecht (WvS) uit te breiden tot situaties waarin "hetzij het feit is gepleegd tegen een Nederlander, hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt". De desbetreffende (rijks)wetten zijn inmiddels totstandgekomen.(zie noot 3) Dit betekent dat Nederland inzake deze misdrijven ook rechtsmacht heeft volgens het passieve personaliteitsbeginsel en het universaliteitsbeginsel, evenwel in de vorm van "secundaire universele rechtsmacht". Daardoor voorziet de wet, aldus de memories van toelichting bij de uitvoeringswetten, "in jurisdictie, wanneer een persoon, verdacht van het plegen van een terroristische aanslag ten aanzien waarvan een andere verdragsstaat dan Nederland primaire jurisdictie heeft, alhier wordt aangetroffen. Die jurisdictie betreft zowel het geval dat een verzoek om uitlevering door die andere staat is gedaan en is afgewezen als het geval dat niet om uitlevering is gevraagd."(zie noot 4) Het voorliggende wetsvoorstel berust op dezelfde uitgangspunten. Artikel 2, eerste lid, voorziet in aanvullende rechtsmacht ten aanzien van feiten buiten Nederland gepleegd als (a) de verdachte zich in Nederland bevindt, (b) het feit tegen een Nederlander is begaan, of (c) de verdachte zelf Nederlander is. De Raad kan hiermee, ook gelet op de argumentatie in zijn voornoemde adviezen, volledig instemmen, maar acht de toelichting niet geheel adequaat. Blijkens die toelichting heeft de regering de vraag onder ogen gezien of Nederland in de vestiging van universele rechtsmacht verder zou moeten gaan en deze ook in het leven zou moeten roepen voor gevallen waarin verdachte, noch slachtoffers Nederlander zijn en de verdachte zich evenmin in Nederland bevindt. In de consultatieronde is die laatste opvatting door een deel van de deskundigen naar voren gebracht.(zie noot 5) Daar stelt de nu voorliggende toelichting tegenover dat het "twijfelachtig" is of deze volledige universele jurisdictie volkenrechtelijk toelaatbaar is. In de zaak van de Democratische Republiek Congo tegen België kwam het Internationaal Gerechtshof in zijn vonnis van 14 februari 2002 tot de conclusie "that the issue against Mr. Abdulaye Yerodia Ndombasi of the arrest warrant of 11 April 2000, and its international circulation, constituted violations of a legal obligation of the Kingdom of Belgium towards the Democratic Republic of the Congo, in that they failed to respect the immunity from criminal jurisdiction and the inviolability which the incumbent Minister for Foreign Affairs of the Democratic Republic of the Congo enjoyed under international law". De Belgische wet ter uitvoering van onder meer de verdragen van Genève, bedoeld in artikel 1 van het voorliggende wetsvoorstel, kent volledige universele rechtsmacht en sluit een beroep op immuniteit wegens de functie van de verdachte expliciet uit. Aan de beoordeling van de volkenrechtelijke toelaatbaarheid van de door België aanvaarde volledige universele rechtsmacht kwam het Hof niet toe, doordat de klacht reeds op grond van de schending van de immuniteit van een zittende Minister van Buitenlandse Zaken gegrond werd verklaard. In een opinion individuelle is de president van het Hof, G. Guillaume, onder meer ingegaan op de toelaatbaarheid van de door België in zijn wetgeving neergelegde vorm van universele jurisdictie. Hij vatte zijn beoordeling daarvan aldus samen: "Les Etats exercent avant tout leur compétence juridictionnelle pénale sur leur territoire. Dans le droit international classique, ils ne peuvent normalement connaître dune infraction commise à létranger que si le délinquant ou, à la rigueur, la victime a leur nationalité ou si le crime porte atteinte à leur sûreté intérieure ou extérieure. Ils le peuvent en outre en cas de piraterie et dans les hypothèses de compétence universelle subsidiaire prévues par diverses conventions si lauteur de linfraction se trouve sur leur territoire. Mais en dehors de ces cas, le droit international nadmet pas la compétence universelle; il nadmet encore moins la compétence universelle par défaut." Tot een andere beoordeling kwamen daarentegen de rechters Higgins, Kooijmans en Buergenthal, die evenzeer het dictum omtrent de immuniteit onderschreven, maar in hun separate opinion betoogden dat er geen reden is om de volledige universele jurisdictie zoals terzake in België aanvaard, volkenrechtelijk ontoelaatbaar te achten. Geen verschil van inzicht tussen de president en de rechters Higgins, Kooijmans en Buergenthal is er over het feit dat de internationale praktijk "universele jurisdictie" minder ruim opvat dan de term suggereert. Maatgevend is tot op heden het (ook in de Geneefse verdragen van 1949 aanvaarde) principe aut dedere, aut judicare (of aut dedere, aut prosequi).(zie noot 6) Sinds 1970 is daartoe in een reeks verdragen een "compétence universelle obligatoire, encore que subsidiaire"(zie noot 7) neergelegd. Deze "universele rechtsmacht" zou, aldus de rechters Higgins, Kooijmans en Buergenthal, beter en nauwkeurig kunnen worden omschreven als een territoriale jurisdictie (namelijk jegens verdachten die zich op het grondgebied van de desbetreffende staat bevinden) voor extraterritoriale gebeurtenissen ("territorial jurisdiction over extraterritorial events").(zie noot 8) Gelet hierop adviseert de Raad de beschouwing in paragraaf 3a van de toelichting te herzien. De daar aangehaalde opvatting dat ruimere toekenning van universele rechtsmacht "naar de huidige stand van het volkenrecht niet kan" is omstreden en wordt door het recente vonnis van het Internationaal Gerechtshof noch bevestigd, noch weerlegd. Naar het oordeel van de Raad geeft de doelstelling van het voorliggende wetsvoorstel geen aanleiding te kiezen voor een verdergaande vestiging van rechtsmacht dan nu in artikel 2 voorzien en die aansluit bij de wetten waarover de Raad op 7 en 11 september 2001 heeft geadviseerd. Volledige universele rechtsmacht naar Belgisch voorbeeld is - zoals gezegd - naar de huidige stand van de internationale rechtsontwikkeling ongebruikelijk en roept het risico op van veelvuldige verzoeken om berechting in absentia, die een effectieve internationale samenwerking ter berechting van internationale misdrijven eerder zouden verstoren dan ondersteunen. De Raad adviseert ter verduidelijking van het in artikel 2 van het wetsvoorstel neergelegde stelsel meer accent te leggen op de werking ervan in een patroon van internationale samenwerking ter voorkoming van straffeloosheid. Een goed uitgangspunt daarvoor is naar het oordeel van de Raad te vinden in het inzicht dat "the international consensus that the perpetrators of international crimes should not go unpunished is being advanced by a flexible strategy, in which newly-established international criminal tribunals, treaty obligations and national courts all have their part to play".(zie noot 9) De Raad geeft in overweging om hierbij tevens in te gaan op de mogelijkheden voor Nederland om - naast de afzonderlijk geregelde samenwerking met het Strafhof - op het gebied van de opsporing steun te geven aan berechting in een andere staat die zijn rechtsmacht uitoefent en om, in de gevallen waarin voorafgaande verdragen daarin voorzien, rechtsmacht te baseren op artikel 4a WvS. 2. Immuniteiten In paragraaf 3b van de toelichting worden de vragen rond de volkenrechtelijke immuniteit van bepaalde ambtsdragers besproken. Systematisch is deze uiteenzetting niet goed geplaatst: paragraaf 3 gaat immers over de rechtsmacht, waarvan het vraagstuk van de immuniteiten moet worden onderscheiden. Hetzelfde geldt trouwens voor de twee daaropvolgende onderdelen van paragraaf 3. De Raad adviseert in deze paragraaf en de toelichting bij artikel 17 rekenschap te geven van het vonnis van het Internationale Gerechtshof van 14 februari 2002, in het bijzonder de paragrafen 51-61. De Raad geeft in overweging hierbij ook in te gaan op de positie van vroegere buitenlandse staatshoofden, regeringsleiders en Ministers van Buitenlandse Zaken. Artikel 17 zegt over hun eventuele immuniteit alleen iets via de verwijzing naar het volkenrechtelijk gewoonterecht. Uit het vonnis van het Internationale Gerechtshof (paragraaf 61) valt af te leiden dat zij zich ten overstaan van de rechters van andere staten ook na verlies van hun desbetreffende officiële hoedanigheid op immuniteit kunnen beroepen terzake van handelingen in die hoedanigheid: "Thirdly, after a person ceases to hold the office of Minister for Foreign Affairs, he or she will no longer enjoy all of the immunities accorded by international law in other States. Provided that it has jurisdiction under international law, a court of one State may try a former Minister for Foreign Affairs of another State in respect of acts committed prior or subsequent to his or her period of office, as well as in respect of acts committed during that period of office in a private capacity." Betoogd kan worden dat ernstige misdrijven tegen het internationale recht nimmer tot de uitoefening van de officiële hoedanigheid kunnen worden gerekend.(zie noot 10) Het verdient aanbeveling deze vraag in de toelichting te betrekken, waarbij uiteraard van belang is dat geen van deze immuniteiten kan worden ingeroepen jegens het Internationale Strafhof door de genoemde ambtsdragers van de aangesloten staten. De Raad adviseert in de toelichting ook te verduidelijken tot welke opsporingshandelingen Nederlandse staatsorganen op verzoek van het Internationaal Strafhof kunnen overgaan jegens overigens door immuniteit beschermde personen. 3. Regeling bij rijkswet Blijkens paragraaf 1 van de toelichting is ervoor gekozen de strafbaarstelling van internationale misdrijven waarmee toepassing wordt gegeven aan het complementariteitsbeginsel in afzonderlijke wetten voor elk van de drie landen van het Koninkrijk te regelen; dit in tegenstelling tot de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, die een rijkswet is. De Raad betwijfelt of deze keuze zinvol is. Vrijwel de gehele inhoud van de wet vloeit voort uit verdragen. Het is onwaarschijnlijk dat tussen de drie landen van het Koninkrijk geen overeenstemming zou kunnen bestaan terzake van de maximumstrafmaat. De enkele bepalingen die verwijzen naar specifieke Nederlandse wetten kunnen met geringe moeite worden aangevuld met de nodige verwijzingen naar de wetgeving van de Nederlandse Antillen en van Aruba. Voor de Nederlandse Antillen en Aruba zou - zoals de ervaring met de implementatie van eerdere verdragen, bijvoorbeeld het Folteringverdrag, heeft geleerd - de totstandbrenging van afzonderlijke wetten door de daarmee verbonden werkbelasting mogelijk slechts met aanzienlijke vertraging kunnen worden gerealiseerd. Een situatie waarin deze landen vooralsnog niet in staat zijn toepassing te geven aan het complementariteitsbeginsel en door de werking van het vereiste van dubbele strafbaarheid ook geen uitlevering aan andere staten kan plaatsvinden, is evident ongewenst; internationale complicaties kunnen daarvan het gevolg zijn. Volgens artikel 38, derde lid, van het Statuut kunnen omtrent (onder meer) strafrechtelijke onderwerpen van internationale aard bij rijkswet regels worden gesteld, indien daarover overeenstemming tussen de landsregeringen bestaat. De Raad geeft in overweging nogmaals in nader overleg te treden met de andere landen van het Koninkrijk over de mogelijkheid dit onderwerp alsnog in een voorstel van rijkswet te regelen. Als de regering desalniettemin geen aanleiding zou zien om het wetsvoorstel om te zetten in een voorstel van rijkswet, verdient het in ieder geval aanbeveling inzicht te geven in de wetgevende activiteiten die op dit gebied worden verricht door de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba en de tijdsplanning die daarbij wordt aangehouden. 4. Reikwijdte a. Het wetsvoorstel heeft in hoofdzaak betrekking op de misdrijven ten aanzien waarvan het Strafhof bevoegd is; dat ligt slechts anders voor het van marteling onderscheiden misdrijf foltering, dat nauw samenhangt met de andere misdrijven die in het wetsvoorstel strafbaar worden gesteld.(zie noot 11) De betekenis van het wetsvoorstel is niet alleen dat een aantal internationale misdrijven in één wet bij elkaar wordt geplaatst, maar ook dat op enkele punten wordt afgeweken van de gebruikelijke strafrechtelijke regels: voor deze feiten wordt universele rechtsmacht gevestigd en - op enkele uitzonderingen na - de verjaring uitgesloten. Het wetsvoorstel draagt de titel "Wet internationale misdrijven" en heeft een reikwijdte die een algemene regeling daarvan benadert. Toch zijn niet alle delicten die naar huidige opvatting onder het begrip "internationale misdrijven" gerekend kunnen worden, onder de werking van de Wet internationale misdrijven gebracht. De Raad wijst bijvoorbeeld op slavernij,(zie noot 12) vliegtuigkaping,(zie noot 13) piraterij(zie noot 14) en delicten die daarmee samenhangen. Eén van de gevolgen daarvan is dat deze in het WvS strafbaar gestelde misdrijven wel verjaren. Bovendien bestaat niet voor al deze delicten universele rechtsmacht. De Raad adviseert om te bezien of deze misdrijven - eventueel door latere wetswijziging - alsnog onder de werking van de nu voorgestelde wet kunnen worden gebracht. b. Een gevolg van de toepasselijkheid van het WvS is dat - anders dan ingevolge het Statuut(zie noot 15) - krachtens artikel 51 WvS de delicten uit het wetsvoorstel ook door rechtspersonen kunnen worden begaan. Het verdient aanbeveling hierop in de toelichting in te gaan. Is strafbaarheid van rechtspersonen niet beoogd, dan dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat artikel 51 WvS niet van toepassing is; is dat wel beoogd, dan zal in artikel 17 rekening moeten worden gehouden met de immuniteit van staten. 5. Maximumstraffen Voor de delicten genocide en misdrijven tegen de menselijkheid geeft het wetsvoorstel als maximumstraffen: levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste 20 jaar of geldboete van de vijfde categorie, dat wil zeggen 45.000 euro. Het Strafhof kan als maximumstraf levenslange gevangenisstraf opleggen of tijdelijke van ten hoogste 30 jaar en daarnaast eventueel een door het Strafhof te bepalen geldboete.(zie noot 16) a. Dat het Strafhof een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaar kan opleggen houdt geen juridische verplichting in om datzelfde maximum te regelen voor de Nederlandse rechter. Wel ziet de Raad inhoudelijke argumenten om een maximum van 30 jaar in te voeren. Als voor een bepaald strafbaar feit levenslange gevangenisstraf mogelijk is, heeft het maximum voor de tijdelijke gevangenisstraf voornamelijk symbolische betekenis: dit maximum drukt de ernst van het delict uit. Genocide en misdrijven tegen de menselijkheid horen tot de zwaarste categorie misdrijven. In het volkenrecht wordt het verbod om deze delicten te plegen gerekend tot het zogenaamde jus cogens, de zogenaamde dwingende normen van algemeen volkenrecht.(zie noot 17) De preambule van het Statuut spreekt in dit verband van "the most serious crimes of concern to the international community as a whole". b. In het systeem van geldboetes is de zesde categorie (450.000 euro) alleen bestemd voor strafbare rechtspersonen. De Raad meent dat het overweging verdient om voor genocide en misdrijven tegen de menselijkheid als maximum een boete van de zesde categorie voor te schrijven. Behalve de hiervoor gegeven argumenten, die verband houden met de ernst van het delict, is er nog het argument dat het gaat om delicten die gepleegd kunnen worden door machthebbers die vaak over zeer ruime geldmiddelen beschikken. Een maximumboete van 45.000 euro zal bij zulke daders vaak niet in een serieuze verhouding staan tot hun eigen vermogens. Een verhoging van het strafmaximum tot de zesde categorie kan hieraan tegemoetkomen. Het verdient dan ook aanbeveling de maximumstraffen voor deze delicten nader te bezien. 6. Foltering en marteling a. In artikel 8 wordt het misdrijf foltering strafbaar gesteld. De bepaling strekt tot uitvoering van het Folteringverdrag; de Uitvoeringswet folteringverdrag, waarin dit tot nu toe was geregeld, wordt ingetrokken.(zie noot 18) Daarom is aan foltering een plaats toebedeeld naast het misdrijf van marteling in de artikelen 4 tot en met 6. De Raad adviseert nader te bezien of deze duplicering niet had kunnen worden voorkomen door de oogmerken, genoemd in het folteringverdrag een plaats te geven in een bepaling die aangeeft wat "mede wordt verstaan" onder marteling, en de intrekking van de Uitvoeringswet folteringverdrag naar het voorbeeld van het voorgestelde artikel 21, tweede lid, niet te doen gelden voor feiten gepleegd voor het tijdstip van inwerkingtreding van de nu voorgestelde wet. b. De Raad wijst er in dit verband voorts op dat foltering in het wetsvoorstel wordt omschreven als een gekwalificeerde vorm van mishandeling, namelijk als mishandeling, gepleegd door een ambtenaar of [een] anderszins ten dienste van de overheid werkzame persoon in de uitoefening van zijn functie aan iemand die van zijn vrijheid is beroofd, met het oogmerk om inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen, hem of een ander vrees aan te jagen of te dwingen iets te doen of te dulden, of uit minachting voor diens aanspraken op menselijke waardigheid. Dit misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaar of geldboete van de vijfde categorie. De Raad heeft bedenkingen tegen deze benadering. Ook al kan mishandeling een vorm van foltering zijn, in de context van het wetsvoorstel zou foltering niet als een gekwalificeerde vorm van mishandeling moeten worden beschouwd. Mishandeling is volgens het WvS gerelateerd aan (zwaar) lichamelijk letsel, met een uitbreiding voor "opzettelijke benadeling van de gezondheid", terwijl het folteringverdrag spreekt van "pain or suffering, whether physical or mental". Ook qua straftoemeting is aansluiting bij zware mishandeling naar het oordeel van de Raad niet adequaat. Kenmerkend voor foltering is dat het feit wordt gepleegd door een overheidsfunctionaris - zodat doorgaans sprake is van misbruik van machtspositie - en dat het slachtoffer volkomen is overgeleverd aan de macht van die functionaris, zodat de machteloosheid van het slachtoffer totaal is. Dit uitzonderlijke karakter van foltering, dat het kwalificeert als internationaal misdrijf dat universeel vervolgbaar moet zijn, betekent dat foltering zich wezenlijk onderscheidt van zware mishandeling. Het is, als al een aparte strafbepaling wordt gehandhaafd, passender om voor de strafmaat eerder aansluiting te zoeken bij de andere internationale misdrijven die in het wetsvoorstel strafbaar worden gesteld dan bij het commune delict mishandeling. De Raad adviseert dan ook om voor foltering evenals voor alle gevallen van marteling, als maximumstraf levenslange gevangenisstraf dan wel tijdelijke gevangenisstraf van 20 jaar of geldboete van de vijfde categorie vast te stellen. c. De delictsomschrijving van foltering in artikel 8 ontmoet ook afgezien van het voorgaande bij de Raad bezwaren. De formulering in het wetsvoorstel is ontleend aan het Verdrag tegen foltering,(zie noot 19) maar wijkt daar op onderdelen van af. Dat was overigens ook al het geval in de Uitvoeringswet Folterverdrag. De Raad wijst op de volgende punten. I. In de omschrijving van het verdrag komt, bij de omschrijving van het oogmerk waarmee wordt gefolterd, steeds een derde ter sprake: "for such purposes as obtaining from him or a third person information or a confession, punishing him for an act he or a third person has committed or is suspected of having committed". De twee keer gebruikte woorden "or a third person" zijn niet verwerkt in de omschrijving in het wetsvoorstel. II. De woorden "for any reason based on discrimination of any kind" zijn nogal vrij vertaald: "uit minachting voor diens aanspraken op menselijke gelijkwaardigheid". Overigens is de tekst ook grammaticaal niet juist, omdat het meervoudige begrip "deze gedragingen" terugverwijst naar het enkelvoudige begrip "mishandeling". Het verdient aanbeveling de omschrijving nauwkeurig af te stemmen op de verdragstekst. 7. Overige opmerkingen a. Deel 3 van het Statuut draagt de titel "Algemene beginselen van strafrecht". Volgens de toelichting hebben deze regels over het geheel genomen eenzelfde strekking en beogen ze dezelfde belangen en rechten te beschermen als de pendanten in het WvS.(zie noot 20) De Raad plaatst enkele kanttekeningen bij deze constatering, in het bijzonder voor wat betreft de strafuitsluitingsgronden. De strafuitsluitingsgronden uit artikel 31 van het Statuut zijn zowel ruimer als enger. Ruimer voorzover artikel 31, onder b, "a state of intoxication" noemt, terwijl intoxicatie niet expliciet is opgenomen als strafuitsluitingsgrond in het Nederlandse WvS.(zie noot 21) Voorts geldt als noodweer het geval dat de verdachte handelde "to defend property which is essential for accomplishing a military mission" (artikel 31, onder c, van het Statuut). Het Nederlandse begrip noodweer (artikel 41 WvS) kent "oorlogsnoodzaak" niet met zoveel woorden als belang dat noodweer rechtvaardigt.(zie noot 22) Aan de andere kant lijken de gronden uit artikel 33 beperkter. Zo bevat artikel 33 van het Statuut niet de schulduitsluitingsgrond van noodweerexces (artikel 41, tweede lid, WvS) - met de aantekening dat een voorkomend geval kan worden gerangschikt onder dwaling (putatief noodweer). Voorts ontbreekt in artikel 33 van het Statuut de pendant van overmacht in de zin van noodtoestand. Gelet op het voorgaande acht de Raad de constatering in de toelichting dat de algemene regels uit het Statuut en die uit het algemeen deel van het WvS eenzelfde strekking hebben en dezelfde belangen beschermen, onvoldoende nauwkeurig. De Raad adviseert, de verschillen tussen de strafuitsluitingsgronden in het Statuut en die in het WvS voorzover nodig weg te nemen. b. De vertaling en weergave van delictsomschrijvingen in het wetsvoorstel wijken ook in enkele andere gevallen - naast de definitie van foltering - af van de oorspronkelijke tekst zonder dat daarvoor een goede reden lijkt te bestaan. Het verdient aanbeveling de vertaling op deze punten bij te stellen. I. Het Statuut spreekt in artikel 6, onderdeel c, over "Deliberately inflicting on the group conditions of life calculated to bring about its physical destruction in whole or in part". In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van het wetsvoorstel is het woord "opzettelijk" - als vertaling van het woord "deliberately" - niet opgenomen. II. Het begrip "conditions of life" in artikel 6, onder c, en artikel 7, tweede lid, onder b, van het Statuut wordt in artikel 3, eerste lid, onder c, en artikel 4, derde lid, van het wetsvoorstel vertaald met "levensvoorwaarden". De Franse tekst gebruikt in het eerste geval de woorden "conditions dexistence" en in het andere geval de woorden "conditions de vie". Een betere vertaling zou zijn: levensomstandigheden. III. De woorden "without grounds permitted under international law" in artikel 7, tweede lid, onder d, van het Statuut worden in artikel 1, eerste lid, onder c, van het wetsvoorstel vertaald als: "zonder dat daartoe krachtens internationaal recht gronden zijn". Beter is: zonder dat daarvoor gronden bestaan die naar internationaal recht zijn toegelaten. c. Artikel 9 is zowel gebaseerd op artikel 28 van het Statuut als op artikel 9 van de Wet Oorlogsstrafrecht en de artikelen 148 en 149 van het Wetboek van militair strafrecht (WvMS). De bepaling wijkt (in redactie) sterk af van artikel 28 van het Statuut en heeft meer weg van een mix van artikel 9 van de Wet Oorlogsstrafrecht en de artikelen 148 en 149 WvMS. De Raad acht het, gelet op het complementariteitsbeginsel, verstandig om een bepaling te redigeren die nauw aansluit op artikel 28 van het Statuut. d. Artikel 16 bepaalt dat de bevoegde rechter in beginsel de burgerlijke rechter is. Blijkens de toelichting op dit artikel wordt hiermee bedoeld: de gewone strafrechter, ter onderscheiding van de militaire strafrechter. De term "burgerlijke rechter" is echter verwarrend, omdat die term in wetgeving en het normale spraakgebruik meestal betekent: de civiele rechter.(zie noot 23) Het verdient aanbeveling deze term te vermijden. Bovendien beveelt de Raad aan nader te bezien of deze bepaling meer dan een toelichtende betekenis heeft ten opzichte van de competentieregels die ook zonder deze bepaling zouden gelden. e. In de toelichting wordt gesteld dat het begrip "fundamentele rechten" in het bijzonder verwijst naar de rechten die te allen tijde gelden, dus ook tijdens een noodsituatie.(zie noot 24) Het begrip "fundamentele rechten" is echter ruimer: ook mensenrechten of grondrechten die tijdens een noodsituatie kunnen worden beperkt vallen eronder; zie bijvoorbeeld artikel 4, tweede lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. De toelichting dient te worden bijgesteld. f. In paragraaf 3d van de toelichting wordt eraan herinnerd dat artikel 16 van de Grondwet (GW) geen uitzonderingen toelaat op het verbod van terugwerkende kracht van strafbepalingen. Inderdaad maakt deze grondwetsbepaling, anders dan artikel 7, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 15, tweede lid, van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) geen uitzondering voor gedragingen die misdrijven zijn overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen die door de beschaafde volken respectievelijk de volkerengemeenschap worden onderkend. Daarbij verwijst de toelichting naar het arrest van de Hoge Raad van 18 september 2001 betreffende het beklag over de weigering tot vervolging van Desiré Delano B. over te gaan terzake van de zogenaamde decembermoorden. In dit onderdeel van de toelichting komt ook "de bevoegdheid () universele rechtsmacht uit te oefenen" ter sprake. Hierbij verdient de aandacht dat de Hoge Raad alleen in zijn overwegingen betreffende de strafbaarheid van de feiten die onderwerp van het beklag vormden, is ingegaan op deze grondwetsbepaling; deze kan niet buiten toepassing worden gelaten wegens mogelijke strijd met ongeschreven volkenrecht. In de overwegingen van de Hoge Raad betreffende de mogelijke terugwerkende kracht van de bepaling van de Uitvoeringswet over de rechtsmacht (artikel 5) kwam (de uitleg van) artikel 16 GW niet aan de orde. De Hoge Raad baseerde zijn oordeel daarover op het naar zijn oordeel ontbreken van aanknopingspunten voor terugwerkende kracht in de Uitvoeringswet, welke bepalingen evenmin wegens strijd met ongeschreven volkenrecht buiten toepassing zouden kunnen worden gelaten. Nu de vraag of rechtsmachtbepalingen terugwerkende kracht kunnen hebben in de context van het wetsvoorstel geen betekenis heeft, adviseert de Raad dit onderdeel van de toelichting strikt te beperken tot het niet toekennen van terugwerkende kracht aan de strafbepalingen van het wetsvoorstel. Daarvoor kan inderdaad een beroep worden gedaan op artikel 16 GW, nu hier geen norm van geschreven internationaal recht toepasselijk is die een afwijking daarvan voorschrijft. Het verdient aanbeveling hierbij ook tot uitdrukking te brengen dat artikel 7, tweede lid, EVRM en artikel 15, tweede lid, IVBPR alleen de betekenis hebben van een uitzondering op het verbod van terugwerkende kracht van strafbepalingen in het eerste lid van deze bepalingen, maar geen verplichting inhouden deze terugwerkende kracht toe te kennen. g. Aangezien een aantal delicten uit de Wet Oorlogsstrafrecht wordt overgeheveld naar het wetsvoorstel, komt de vraag op of het zin heeft de Wet Oorlogsstrafrecht zelfstandig te laten voortbestaan. Het verdient aanbeveling, in de toelichting in te gaan op de vraag of het restant van deze wet op termijn niet beter kan worden ondergebracht in het WvS. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag houdende wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals herzien en ondertekend op 30 september 1996, en het Administratief Akkoord houdende wijziging van het Administratief Akkoord van 3 november 1972, zoals herzien bij Administratief Akkoord en ondertekend te Rabat op 30 september 1996, met betrekking tot de wijze van toepassing van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko; Rabat, 22 juni 2000 (Trb.2000, 97), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag houdende wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals herzien en ondertekend op 30 september 1996, en het Administratief Akkoord houdende wijziging van het Administratief Akkoord van 3 november 1972, zoals herzien bij Administratief Akkoord en ondertekend te Rabat op 30 september 1996, met betrekking tot de wijze van toepassing van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko; Rabat, 22 juni 2000 (Trb.2000, 97), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de verdubbeling van het provinciaal deel van de Noordelijke Randweg (N440 Landscheidingsweg), vanaf km 0,8 ter hoogte van de Oude Waalsdorperweg in de gemeente Den Haag tot km 2,7 ter hoogte van de Wittenburgerweg in de gemeente Wassenaar, met bijkomende werken, gelegen in de gemeenten Den Haag en Wassenaar.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de verdubbeling van het provinciaal deel van de Noordelijke Randweg (N440 Landscheidingsweg), vanaf km 0,8 ter hoogte van de Oude Waalsdorperweg in de gemeente Den Haag tot km 2,7 ter hoogte van de Wittenburgerweg in de gemeente Wassenaar, met bijkomende werken, gelegen in de gemeenten Den Haag en Wassenaar.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit in- en doorstroombanen en het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden met het oog op de invoering van een vrij besteedbaar reïntegratiebudget.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit in- en doorstroombanen en het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden met het oog op de invoering van een vrij besteedbaar reïntegratiebudget.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en van nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma voor het investeringstijdvak stedelijke vernieuwing 2005 tot en met 2009 (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en van nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma voor het investeringstijdvak stedelijke vernieuwing 2005 tot en met 2009 (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 maart 2005, no.05.000894, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en van nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma voor het investeringstijdvak stedelijke vernieuwing 2005 tot en met 2009 (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit is het vervolg op het eerste Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing van 22 november 2000. De Raad van State maakt enkele opmerkingen, die naar zijn oordeel aanleiding geven tot aanpassing van het ontwerpbesluit. 1. Consultatie De Raad staat allereerst stil bij de consultatieregeling van artikel 114 van de Gemeentewet. a. Volgens het eerste lid van deze bepaling stelt de Minister wie het aangaat de betrokken colleges van burgemeester en wethouders of een instantie die voor deze representatief kan worden geacht, in de gelegenheid hun oordeel te geven over ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur waarbij van de gemeentebesturen regeling of bestuur wordt gevorderd of in betekenende mate wijziging wordt gebracht in hun taken of bevoegdheden. Uit de toelichting op het ontwerpbesluit blijkt niet dat een dergelijke consultatie heeft plaatsgehad. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen met een beschouwing over de resultaten van de consultatie. b. Volgens het tweede lid behoort de toelichting tevens een weergave te bevatten van de gevolgen van de voorgenomen maatregel voor de betrokken gemeentebesturen. De aan de Raad voorgelegde toelichting is in dit opzicht beperkt tot de twee slotzinnen van punt 1.6 van het algemene deel: "Het besluit is () oetst op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid door de daartoe ingestelde interne VROM/DGW-toetsgroep. Op basis van de door die groep uitgevoerde standaardtoets worden geen problemen voorzien bij de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het besluit." De Raad adviseert de gevolgen voor de gemeentebesturen serieus in kaart te brengen en te bezien op hun evenredigheid. Daarbij dient in elk geval aandacht te worden besteed aan de nu volgende punten 2 en 3. 2. Artikel 3 Artikel 3 van het ontwerpbesluit stelt aan het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma onder meer de eis dat het een "analyse" geeft van de "kansen en bedreigingen voor de gemeente" (leden 1 en 2). De toelichting op deze eis, die vaag en ambitieus is, zegt niet veel meer dan dat een goed uitgevoerde analyse belangrijk is: "De kwaliteit van het ontwikkelingsprogramma is daarvan afhankelijk." De Raad adviseert de analyseverplichting - die nieuw is vergeleken bij het vorige Besluit - te preciseren. 3. Artikel 4 Het vorige Besluit stelde in artikel 3 reeds een groot aantal eisen aan de inhoud van de ontwikkelingsprogramma's. Vergeleken met dat besluit stelt artikel 4 van het onderhavige ontwerpbesluit meer gedetailleerde eisen. Dat geldt in het bijzonder voor het tweede lid, onderdeel a, onder 1 (koopwoningen en huurwoningen, uitgesplitst in goedkopere en duurdere, en onderverdeeld over drie typen "locaties"), onderdeel d ("borging" van een aantal kwaliteiten in het gemeentelijk beleid) en onderdeel e, onder 1. De Raad wijst erop dat het ontwerpbesluit dient ter uitvoering van de Wet stedelijke vernieuwing, die beoogt het gemeentelijke vernieuwingsbeleid te stimuleren. In het programma "Andere Overheid" en in de onlangs met VNG end IPO overeengekomen Code Interbestuurlijke Verhoudingen heeft het kabinet nog eens onderstreept dat aan de decentrale overheden geen verplichtingen en administratieve lasten zullen worden opgelegd die niet strikt nodig zijn. Dat artikel 4 in die lijn past, is niet aanstonds evident. De Raad adviseert het belang en de evenredigheid van de gestelde eisen kritisch te herbezien en de eisen tot het hoogst noodzakelijke te beperken. 4. Artikel 5 Het tweede lid van artikel 5, de overgangsbepaling, bepaalt dat een ontwikkelingsprogramma dat reeds was ingediend(zie noot 1) voor het investeringstijdvak 2005-2009 en dat alle volgens het ontwerpbesluit vereiste gegevens bevat, gelijk staat aan een ontwikkelingsprogramma als bedoeld in dit besluit. De betekenis van deze overgangsbepaling is niet zonder meer duidelijk. Voorzover bedoeld is te bepalen dat aanvragen om een investeringsbudget waarbij een ontwikkelingsprogramma is overgelegd dat in feite alle volgens het nieuwe Besluit noodzakelijke gegevens bevat, niet opnieuw hoeft te worden ingediend, lijkt dat niet nodig; volstaan kan worden met een opmerking van die strekking in de toelichting. De Raad adviseert de overgangsbepaling te verduidelijken en haar slechts op te nemen als ze nodig is. 5. Artikel 6 De inwerkingtreding geeft aanleiding tot twee opmerkingen. a. Het Besluit moet terugwerkende kracht krijgen tot en met 1 januari 2005. Dit is onvermijdelijk, nu de wetswijziging waarvan het ontwerpbesluit mede een uitvloeisel is, nog bij de Eerste Kamer aanhangig is.(zie noot 2) Uit de toelichting blijkt niet welke consequenties dit heeft voor de betrokken gemeentebesturen; met name wordt niet uiteengezet of zij tijdig aan alle nieuwe eisen zullen kunnen voldoen. De Raad adviseert tot aanvulling van de toelichting. b. Het Besluit zal niet eerder in werking kunnen treden dan nadat het onder a genoemde wetsvoorstel kracht van wet heeft gekregen en in werking is getreden. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten hoe deze volgorde van inwerkingtreding zal worden verzekerd. 6. Periode Het opschrift suggereert dat de in het ontwerpbesluit gestelde eisen betrekking hebben op het investeringstijdvak 2005/2009. Dat blijkt echter niet uit het lichaam van de regeling. De Raad geeft in overweging het ontwerpbesluit aan te vullen. 7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen in verband met een verdere modernisering van de Huurcommissie en met de introductie van een verhuurdersbijdrage.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen in verband met een verdere modernisering van de Huurcommissie en met de introductie van een verhuurdersbijdrage.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2016, no.2016001814, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen in verband met een verdere modernisering van de Huurcommissie en met de introductie van een verhuurdersbijdrage, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van de regeling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 betreffende de omzetting van een vaste inrichting met verliezen in een deelneming, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van de regeling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 betreffende de omzetting van een vaste inrichting met verliezen in een deelneming, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en samenstelling van de Staten-Generaal, strekkende tot de vermindering van het aantal leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en samenstelling van de Staten-Generaal, strekkende tot de vermindering van het aantal leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001782, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en samenstelling van de Staten-Generaal, strekkende tot de vermindering van het aantal leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (verhoging maximum percentage saneringsheffing), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (verhoging maximum percentage saneringsheffing), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2012, no.12.001178, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (verhoging maximum percentage saneringsheffing), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Destructiebesluit 1996 (sluitend maken van het identificatie- en registratiesysteem en tot het oprichten van paardencrematoria).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Destructiebesluit 1996 (sluitend maken van het identificatie- en registratiesysteem en tot het oprichten van paardencrematoria).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van onder meer het Besluit trekkende bevolking WPO onder meer in verband met fusie van de scholen voor ligplaatsonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van onder meer het Besluit trekkende bevolking WPO onder meer in verband met fusie van de scholen voor ligplaatsonderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (aanvulling en verbetering; vereenvoudiging van de verontreinigingsheffing; opheffing van de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (aanvulling en verbetering; vereenvoudiging van de verontreinigingsheffing; opheffing van de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2012, no.12.001729, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (aanvulling en verbetering; vereenvoudiging van de verontreinigingsheffing; opheffing van de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van veiligheidseisen voor het transport van gas door buisleidingen bij een druk lager dan 16 bar (Besluit veiligheid lage druk gastransport), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van veiligheidseisen voor het transport van gas door buisleidingen bij een druk lager dan 16 bar (Besluit veiligheid lage druk gastransport), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2011, no.11.001662, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van veiligheidseisen voor het transport van gas door buisleidingen bij een druk lager dan 16 bar (Besluit veiligheid lage druk gastransport), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 december 2012, no.12.002936, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Hanzelijn vanaf km 28.034 bij de Oudebostocht, ongeveer 2 km ten westen van het Drontermeer in de gemeente Dronten, tot km 35,837 waar de omgelegde N50 weer aansluit op het bestaande tracé met de Slaper in de gemeente Kampen, met bijkomende werken in de gemeenten Dronten en Kampen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de Hanzelijn vanaf km 28.034 bij de Oudebostocht, ongeveer 2 km ten westen van het Drontermeer in de gemeente Dronten, tot km 35,837 waar de omgelegde N50 weer aansluit op het bestaande tracé met de Slaper in de gemeente Kampen, met bijkomende werken in de gemeenten Dronten en Kampen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van landbouwproducten (Landbouwkwaliteitsbesluit 2007), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van landbouwproducten (Landbouwkwaliteitsbesluit 2007), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juni 2007, no.07.001815, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de kwaliteit van landbouwproducten (Landbouwkwaliteitsbesluit 2007), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de etikettering van het energiegebruik van personenauto's (Besluit etikettering energiegebruik personenauto's).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake de etikettering van het energiegebruik van personenauto's (Besluit etikettering energiegebruik personenauto's).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake experimenten op het gebied van kwalificaties en opleidingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake experimenten op het gebied van kwalificaties en opleidingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2004, no.04.003649, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. M. Rutte, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake experimenten op het gebied van kwalificaties en opleidingen, met memorie van toelichting. Het voorstel roept een wettelijke grondslag in het leven om experimenten in het middelbaar beroepsonderwijs mogelijk te maken. Deze hebben tot doel de kwalificatiestructuur te vereenvoudigen, de doorstroming vanuit het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) naar middelbaar beroepsonderwijs (mbo) te verbeteren en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. In het schooljaar 2004-2005 vinden in het kader van de vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur reeds experimenten plaats op basis van een tijdelijke ministeriële regeling. De Raad van State kan zich vinden in het uitgangspunt om, alvorens te besluiten tot vernieuwing van de kwalificatiestructuur, proefondervindelijk te onderzoeken hoe deze het best kan worden vormgegeven, maar maakt opmerkingen over de wijze van evaluatie en de deelname aan de tijdelijke ministeriële regeling. In verband hiermee acht hij enige aanpassing van het voorstel wenselijk. 1. Wijze van evaluatie Het voorstel bevat geen regeling voor de wijze waarop evaluatie van de experimenten plaatsvindt en de termijn waarbinnen een eindevaluatie moet plaatsvinden; evenmin wordt een instantie aangewezen die de evaluatie zal uitvoeren. Volgens paragraaf 7 van het algemeen deel van de toelichting vindt een tussentijdse jaarlijkse evaluatie van de stand van zaken plaats door het Gemeenschappelijk procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur/ beroepsonderwijs. Dit is een samenwerkingsverband tussen het Procesmanagement herontwerp beroepsonderwijs van de BVE-Raad, en het Procesmanagement kwalificatiestructuur van de vereniging van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, de Vereniging Colo. Dit gemeenschappelijk procesmanagement is volgens paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting tevens door de minister gemandateerd om aanvragen voor experimenten te beoordelen, goed te keuren of af te wijzen. Voorts stelt dit gemeenschappelijk procesmanagement blijkens paragraaf 4 van de toelichting aanvullende middelen ter beschikking voor het ontwikkelen van experimentele opleidingen. De tussentijdse voortgangsrapportages vinden dus plaats door de organisatie die de experimenten heeft goedgekeurd. De Raad betwijfelt of daardoor steeds de voor de vereiste objectiviteit passende afstand is gegarandeerd bij de evaluatie van de experimenten. Dit klemt te meer nu het voorstel noch de toelichting de criteria bevatten waaraan de bij de experimenten opgedane ervaring wordt getoetst. Het gaat hier bovendien, zoals de toelichting schetst, om een majeure en complexe operatie. Daarom verdient het naar het oordeel van de Raad aanbeveling om in het voorstel een bepaling op te nemen die voorziet in een onafhankelijke evaluatie na afloop van de experimenten. Indien ervoor wordt gekozen een dergelijke bepaling niet op te nemen, zal de toelichting moeten ingaan op de wijze waarop de objectiviteit van de evaluatie wordt gewaarborgd. De Raad adviseert in het voorstel een dergelijke bepaling op te nemen. 2. Werking ministeriële regeling Gedurende het schooljaar 2004-2005 vinden op basis van de Regeling subsidiëring proeftuinen herontwerp beroepsonderwijs studiejaar 2004-2005(zie noot 1) al experimenten plaats met een vereenvoudigde kwalificatiestructuur. Uit de toelichting blijkt niet om welke opleidingen en niveaus het hier gaat en hoeveel instellingen en leerlingen hierbij betrokken zijn. De Raad acht de desbetreffende informatie van belang omdat deze gegevens een indicatie kunnen geven van de belangstelling bij het beroepsonderwijs voor de vereenvoudigde kwalificatiestructuur. De Raad adviseert de toelichting met deze gegevens aan te vullen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van categorieën van beperkingenbesluiten waarop de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken van toepassing is (Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van categorieën van beperkingenbesluiten waarop de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken van toepassing is (Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001709, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Ingrepenbesluit in verband met het niet langer toestaan van het couperen van schapenstaarten en het verwijderen van neuslellen bij kalkoenen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Ingrepenbesluit in verband met het niet langer toestaan van het couperen van schapenstaarten en het verwijderen van neuslellen bij kalkoenen.Bij Kabinetsmissive van 25 april 2007, no.07.001372, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Ingrepenbesluit in verband met het niet langer toestaan van het couperen van schapenstaarten en het verwijderen van neuslellen bij kalkoenen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met mijnsteen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met mijnsteen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 september 2011, no.11.002104, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met mijnsteen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2014), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2014), met memorie van toelichting. Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2013, no.13.000182, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van IJsland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 182 en Trb. 2010, 123), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van IJsland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 182 en Trb. 2010, 123), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002032, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van IJsland; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 182 en Trb. 2010, 123), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Warenwetbesluit Soep, vleesextract en bouillon en Warenwetbesluit Puddingpoeders.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Warenwetbesluit Soep, vleesextract en bouillon en Warenwetbesluit Puddingpoeders.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het aantrekken, verstrekken en garanderen van geldleningen door openbare lichamen (Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het aantrekken, verstrekken en garanderen van geldleningen door openbare lichamen (Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van de Faeröer inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 171 en Trb. 2010, 104), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van de Faeröer inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 171 en Trb. 2010, 104), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van de Faeröer inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 171 en Trb. 2010, 104), met toelichtende nota. Het Verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de belastingheffing. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Drinkwaterbesluit met het oog op verduidelijking van de certificeringsplicht voor legionella-beheersmaatregelen en tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de Wet taken meteorologie en seismologie.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Drinkwaterbesluit met het oog op verduidelijking van de certificeringsplicht voor legionella-beheersmaatregelen en tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de Wet taken meteorologie en seismologie.Bij Kabinetsmissive van 21 november 2014, no.2014002238, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Drinkwaterbesluit met het oog op verduidelijking van de certificeringsplicht voor legionella-beheersmaatregelen en tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de Wet taken meteorologie en seismologie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van het Besluit doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2015, no.2015001184, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Lingewaard van 22 december 2005, no. 86/2005, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Lingewaard van 22 december 2005, no. 86/2005, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van regels met betrekking tot de commissies, bedoeld in artikel 19 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van regels met betrekking tot de commissies, bedoeld in artikel 19 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEG L 251) en enkele andere onderwerpen betreffende gezinshereniging, gezinsvorming en openbare orde, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEG L 251) en enkele andere onderwerpen betreffende gezinshereniging, gezinsvorming en openbare orde, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB en intrekking en wijziging van diverse andere besluiten in verband met verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming in de BVE-sector.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB en intrekking en wijziging van diverse andere besluiten in verband met verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming in de BVE-sector.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Uitbreiding van de niet-aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met omkoping).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Uitbreiding van de niet-aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met omkoping).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 en de Ziekenfondswet in verband met invoering van een identificatieplicht bij het verkrijgen van zorg, maatregelen voor het tegengaan van declaratiefraude door verzekerden, invoering van het Sofi-nummer in de Wtz 1998, elektronisch berichtenverkeer in de Ziekenfondswet en enige andere wijzigingen (fraudebestrijding zorgverzekeringswetten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 en de Ziekenfondswet in verband met invoering van een identificatieplicht bij het verkrijgen van zorg, maatregelen voor het tegengaan van declaratiefraude door verzekerden, invoering van het Sofi-nummer in de Wtz 1998, elektronisch berichtenverkeer in de Ziekenfondswet en enige andere wijzigingen (fraudebestrijding zorgverzekeringswetten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de herziening van de regeling van de octrooigemachtigden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de herziening van de regeling van de octrooigemachtigden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit financiële markten BES, het Besluit marktmisbruik Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Wijzigingsbesluit financiële markten 2013), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit financiële markten BES, het Besluit marktmisbruik Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Wijzigingsbesluit financiële markten 2013), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 september 2012, no.12.002233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit financiële markten BES, het Besluit marktmisbruik Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Wijzigingsbesluit financiële markten 2013), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 februari 2011, no.11.000285, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu en in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb.618).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb.618).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tot wijziging van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR); Genève, 27 mei 2003 (Trb. 2005, 24) met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tot wijziging van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR); Genève, 27 mei 2003 (Trb. 2005, 24) met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Infrastructuur en Milieu (Kaderbesluit subsidies IenM), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Infrastructuur en Milieu (Kaderbesluit subsidies IenM), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2014, no.2014001389, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Infrastructuur en Milieu (Kaderbesluit subsidies IenM), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2011, no.11.001151, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 7, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten met betrekking tot de bekwaamheid en betrouwbaarheid van opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten (Besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzondere opsporingsdiensten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 7, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten met betrekking tot de bekwaamheid en betrouwbaarheid van opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten (Besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzondere opsporingsdiensten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2007, no.07.000961, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van artikel 7, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten met betrekking tot de bekwaamheid en betrouwbaarheid van opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten (Besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzondere opsporingsdiensten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (verbreding reikwijdte).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (verbreding reikwijdte).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 111), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 111), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003099, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 111), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Gibraltar inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Londen, 23 april 2010 (Trb. 2010, 171), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Gibraltar inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Londen, 23 april 2010 (Trb. 2010, 171), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2010, no.10.003490, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Gibraltar inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Londen, 23 april 2010 (Trb. 2010, 171), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 april 2015, no.2015000659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 15 juni 2006, no. 06.0058, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 15 juni 2006, no. 06.0058, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 16 februari 2007, no.DJZ2007012682, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 15 juni 2006, no. 06.0058, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet. 1. In de overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen van reclamant sub 6 wordt voorop gesteld dat deze als huurder van een te onteigenen perceel als belanghebbende in de zin van artikel 3.13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt en dat de gemeente deze reclamant met de toezending van een ontwerp van het raadsbesluit had moeten informeren. Aan het niet in acht nemen van artikel 3.13 Awb jegens deze reclamant wordt evenwel niet de conclusie verbonden dat ten aanzien van het betrokken perceel goedkeuring aan het raadsbesluit moet worden onthouden. Daarbij wordt - kort gezegd - overwogen dat de gemeente voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure met de eigenaar en met het vastgoedbedrijf van reclamant sub 6 overleg heeft gevoerd over de gevolgen van het stadsvernieuwingsplan voor de bedrijfsvoering. Mede gelet op die overlegsituatie wordt belang gehecht aan het feit dat aan de eigenaar wel een ontwerp van het onteigeningsbesluit is toegezonden. Voorts wordt uitgesproken dat van reclamant als professionele partij mag worden verwacht dat deze zich realiseert dat er in het kader van de realisering van een stadsvernieuwingsplan mogelijk kan worden onteigend. Onder die omstandigheden wordt geoordeeld dat reclamant sub 6 door het niet in acht nemen van artikel 3.13 Awb niet in zijn belangen is geschaad.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht.Bij Kabinetsmissive van 6 februari 2014, no.2014000293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr.2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L275) (Besluit handel in emissierechten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr.2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L275) (Besluit handel in emissierechten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met beperking van de aanspraak op extramurale ondersteunende begeleiding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met beperking van de aanspraak op extramurale ondersteunende begeleiding, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2007, no.07.003207, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met beperking van de aanspraak op extramurale ondersteunende begeleiding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit toezicht beleggingsinstellingen 2004, houdende bepalingen tot uitvoering van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit toezicht beleggingsinstellingen 2004, houdende bepalingen tot uitvoering van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot differentiatie van parkeertarieven op grond van de mate van luchtverontreiniging door een voertuig (Tijdelijke experimenteerwet differentiatie van parkeertarieven op basis van luchtverontreiniging), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot differentiatie van parkeertarieven op grond van de mate van luchtverontreiniging door een voertuig (Tijdelijke experimenteerwet differentiatie van parkeertarieven op basis van luchtverontreiniging), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 november 2009, no.09.003163, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende regels met betrekking tot differentiatie van parkeertarieven op grond van de mate van luchtverontreiniging door een voertuig (Tijdelijke experimenteerwet differentiatie van parkeertarieven op basis van luchtverontreiniging), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende aanpassing van het inkomens- en vermogensbegrip aan het fiscale inkomens- en vermogensbegrip, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende aanpassing van het inkomens- en vermogensbegrip aan het fiscale inkomens- en vermogensbegrip, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende tijdelijke regels inzake het verstrekken van een aanspraak op een financiële tegemoetkoming aan burgers met buitengewone uitgaven die in de fiscaliteit voor die uitgaven geen of weinig belastingreductie hebben genoten vanwege een laag inkomen (Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende tijdelijke regels inzake het verstrekken van een aanspraak op een financiële tegemoetkoming aan burgers met buitengewone uitgaven die in de fiscaliteit voor die uitgaven geen of weinig belastingreductie hebben genoten vanwege een laag inkomen (Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van nieuwe regels voor bepaalde gefluoreerde broeikasgassen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 842/2006 (Besluit gefluoreerde broeikasgassen Wms 2007), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van nieuwe regels voor bepaalde gefluoreerde broeikasgassen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 842/2006 (Besluit gefluoreerde broeikasgassen Wms 2007), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2007, no.07.002228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende vaststelling van nieuwe regels voor bepaalde gefluoreerde broeikasgassen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 842/2006 (Besluit gefluoreerde broeikasgassen Wms 2007), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet Investeren in Jongeren), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet Investeren in Jongeren), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 september 2008, no.08.002619, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet Investeren in Jongeren), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn 2014/60/EU betreffende teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (herschikking) (PbEU 2014, L 159).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn 2014/60/EU betreffende teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (herschikking) (PbEU 2014, L 159).Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2014, no.2014001964, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn 2014/60/EU betreffende teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (herschikking) (PbEU 2014, L 159), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de inrichting van het landelijk gebied (Wet inrichting landelijk gebied), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de inrichting van het landelijk gebied (Wet inrichting landelijk gebied), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2005, no. 05.004250, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de inrichting van het landelijk gebied (Wet inrichting landelijk gebied), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel geeft regels voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Een belangrijke rol is weggelegd voor de provinciebesturen. Deze krijgen de beschikking over een 'ontschot' budget (het Investeringsbudget landelijk gebied of ILG), dat kan worden ingezet ter verwezenlijking van diverse doelen van gebiedsgericht beleid. Welke doelen dat zullen zijn, welke prestaties per provincie moeten worden geleverd en wat de omvang is van het investeringsbudget dat het Rijk aan gedeputeerde staten ter beschikking stelt, wordt aan het begin van elk investeringstijdvak vastgelegd in een bestuursovereenkomst tussen de betrokken ministers en het provinciebestuur. Sturing door het Rijk blijft in de opzet van het wetsvoorstel beperkt tot hoofdzaken.Verder bevat het wetsvoorstel een herziening van het instrument van de landinrichting. De procedures die thans nog zijn vastgelegd in de Landinrichtingswet zijn ingewikkeld en tijdrovend, en gaan uit van een aanzienlijke mate van landelijke sturing. Het voorstel beoogt een aanmerkelijke vereenvoudiging van de landinrichting, verkorting van de procedures en versterking van de rol van de provinciebesturen.De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarover enkele opmerkingen. Hij is van oordeel dat enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.1. Meerjarenprogramma's en bestuursovereenkomstZowel de minister als de colleges van gedeputeerde staten van elk van de provincies stellen voorafgaand aan elk investeringstijdvak een meerjarenprogramma vast voor het gebiedsgericht beleid (artikelen 3 en 4 van het wetsvoorstel). Het meerjarenprogramma van het Rijk wordt vastgesteld op basis van rijksbeleid als vervat in plannen (pkb's) als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) dan wel in beleidsnota's die in de Tweede Kamer zijn behandeld, aldus artikel 3, eerste lid; onder het wetsvoorstel Wet ruimtelijke ordening (Wro), dat thans in behandeling is bij de Staten-Generaal,(zie noot 1) zal het programma worden vastgesteld op basis van structuurvisies van het Rijk (artikel 92). Het programma bevat onder meer de te bereiken doelen van gebiedsgericht beleid in concrete, meetbare termen (artikel 3, tweede lid). Het provinciaal meerjarenprogramma wordt ingevolge artikel 4 door gedeputeerde staten vastgesteld met inachtneming van het rijksbeleid bedoeld in artikel 3, van het streekplan bedoeld in artikel 4a WRO(zie noot 2), en van het provinciaal beleid met betrekking tot de ontwikkeling van het landelijk gebied. Het programma bevat onder meer de bijdrage die de provincie kan leveren aan het bereiken van de doelen van het gebiedsgericht beleid van het Rijk in concrete, meetbare termen. Daarnaast bevat het een zo nauwkeurig mogelijke raming van onder andere de voor de uitvoering van het programma door de Europese Unie, gemeenten, waterschappen of private partijen ter beschikking gestelde middelen (artikel 4, derde lid). Op basis van het rijks- en het provinciaal meerjarenprogramma wordt uiteindelijk een bestuursovereenkomst gesloten tussen de minister en gedeputeerde staten van ieder van de provincies (artikel 7). In die overeenkomst wordt vastgelegd hoe hoog het budget is dat de minister ter beschikking zal stellen, en welke bijdrage aan de door het Rijk gestelde doelen in de provincie worden gerealiseerd.Naar aanleiding van het voorgaande merkt de Raad het volgende op.a. Het stelsel zoals geschetst brengt met zich dat het provinciaal meerjarenprogramma een enigszins onduidelijk karakter krijgt. Enerzijds moet het programma het eigen (ruimtelijk) beleid van het provinciebestuur en de daarin gestelde prioriteiten voor het voetlicht brengen; dat blijkt uit de verwijzingen in artikel 4, eerste lid, naar het in acht nemen van het streekplan respectievelijk structuurvisies en het provinciaal beleid met betrekking tot het landelijk gebied. Het programma vormt dan ook de inzet van het provinciaal bestuur in de onderhandelingen met het Rijk die moeten leiden tot een bestuursovereenkomst. De memorie van toelichting spreekt in dit verband over de 'beleidsambities' van de provincies, en vermeldt dat pas bij de onderhandelingen over een bestuursovereenkomst de beleidsambities van het Rijk en de provincies tot elkaar moeten worden gebracht.(zie noot 3) Anderzijds zal echter het rijksbeleid al grotendeels bepalend zijn voor de inhoud van het provinciale meerjarenprogramma. Dat komt doordat gedeputeerde staten op grond van artikel 4, eerste lid, ook het rijksbeleid zoals dat is vastgelegd in pkb's en nota's in acht moet nemen bij het opstellen van het programma, doordat in het programma en het in artikel 6 bedoelde voorstel bij de doelen van het Rijk (die moeten worden gesteld in 'concrete, meetbare termen') wordt aangesloten, en doordat het investeringsbudget op grond van artikel 11, eerste lid, alleen kan worden besteed aan activiteiten ter realisering van de doelstellingen van het Rijk.Uit het voorgaande volgt dat de mate waarin de provinciebesturen daadwerkelijk ruimte hebben voor het voeren van eigen beleid uiteindelijk afhangt van de manier waarop de doeleinden van het Rijk zijn geformuleerd: hoe concreter en gedetailleerder dat gebeurd is, des te beperkter is de rol van de provincie. In het meerjarenprogramma bij de Agenda vitaal platteland, die volgens de toelichting kan gelden als voorloper van de meerjarenprogramma's van het Rijk onder de WILG, worden op rijksniveau de thema's bepaald en gekwantificeerd (soms tot op de hectare nauwkeurig). In aanmerking genomen dat voor veel van de daar genoemde functies maar een beperkt aantal geschikte lokaties voorhanden is (bijvoorbeeld ruimte voor weidevogels of wintergasten), bestaat het risico dat de ruimte die het provinciebestuur op papier krijgt feitelijk in veel gevallen beperkt zal zijn tot de uitvoering en het invullen van details, en dat er relatief weinig mogelijkheden zijn voor eigen, aanvullend beleid. Overigens kan er aanmerkelijke ruimte zitten tussen de ambities van het provinciebestuur zoals die in het meerjarenprogramma zijn opgenomen, en de activiteiten die uiteindelijk in de bestuursovereenkomst worden vastgelegd en dus zullen worden uitgevoerd. Dat brengt het gevaar mee dat het provinciaal meerjarenprogramma niet veel meer blijkt te zijn dan een soort 'wensenlijstje', dat maar beperkt inzicht geeft in het beleid dat voor het volgende tijdvak kan worden verwacht.In aanmerking nemend dat één van de centrale doeleinden van het wetsvoorstel het vastleggen van de regierol van het provinciebestuur voor het gebiedsgericht beleid is, adviseert de Raad om in de memorie van toelichting de positie van het provinciaal meerjarenprogramma te verduidelijken, en nader in te gaan op de ruimte die de provinciebesturen onder het nieuwe stelsel zullen hebben voor het voeren van eigen beleid.b. De bepaling in artikel 4, eerste lid, dat het provinciaal meerjarenprogramma wordt vastgesteld "met inachtneming van het rijksbeleid, bedoeld in artikel 3, eerste lid" (kort gezegd: pkb's respectievelijk structuurvisies), betekent dat laatstgenoemde stukken rechtstreeks doorwerken in het provinciale beleid. Dat stemt niet overeen met het uitgangspunt dat beleid dat wordt vastgesteld op een bepaald overheidsniveau alleen voor dat niveau bindend is, een uitgangspunt dat al ten grondslag lag aan de (huidige) WRO en dat ook in het wetsvoorstel Wro consequent wordt gehanteerd. Binding van andere overheden wordt in het stelsel van de Wro bereikt door middel van algemene regels en aanwijzingen (dan wel door het vaststellen van een bestemmingsplan door Rijk of provincie), niet door structuurvisies: de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wro vermeldt dan ook expliciet dat bij structuurvisies alleen sprake is van zelfbinding voor de vaststellende overheid.(zie noot 4) Veel (onderdelen van) structuurvisies zullen zich ook niet lenen voor 'inachtneming', doordat ze indicatief en globaal van aard zijn.Het ligt voor de hand dat het rijksbeleid een belangrijke rol zal spelen bij de onderhandelingen over de bestuursovereenkomsten, bedoeld in artikel 7. De Ministers zullen daar wel op toezien en gedeputeerde staten zullen er ongetwijfeld op anticiperen bij het vaststellen van het meerjarenprogramma.De Raad adviseert de zinsnede "het rijksbeleid, bedoeld in artikel 3, eerste lid," te schrappen.c. In het algemeen valt op dat de memorie van toelichting uitgaat van de WRO in haar huidige vorm en zich nauwelijks rekenschap geeft van de aanhangige fundamentele herziening van deze wet. Dat roept de vraag op of de Wro in haar voorgestelde, herziene vorm een toereikend juridisch-ruimtelijk kader zal bieden om de doelstellingen van het onderhavige wetsvoorstel te kunnen verwezenlijken.De Raad adviseert in de toelichting nader aandacht te besteden aan de verhouding van het wetsvoorstel met de herziene Wro.d. Bestuursovereenkomsten worden gesloten tussen de betrokken ministers en het provinciebestuur. Niettemin wordt in de bestuursovereenkomst een aanduiding opgenomen van de door de Europese Unie, gemeenten, waterschappen en private partijen ter beschikking gestelde middelen (artikel 7, eerste lid). De memorie van toelichting merkt hierover op dat dit niet afdoet aan de primaire verantwoordelijkheid jegens de betrokken ministers van gedeputeerde staten voor het realiseren van die prestaties, maar wel 'helder de positie van gedeputeerde staten markeert' in de richting van derden. Het is niet duidelijk wat daarmee wordt bedoeld, aangezien andere partijen dan het Rijk en het provinciebestuur door de overeenkomst niet worden gebonden. De verhouding tussen gedeputeerde staten respectievelijk de provincie aan de ene kant en (publieke of private) derde partijen aan de andere wordt uitsluitend bepaald door afspraken die tussen die beide actoren zijn gemaakt.De Raad adviseert de toelichting op dit punt te verduidelijken.e. Een zo nauwkeurig mogelijke raming van de middelen die door de Europese Unie, gemeenten, waterschappen en private partijen voor de uitvoering van het gebiedsgericht beleid ter beschikking zijn gesteld moet ook al in het provinciaal meerjarenprogramma worden opgenomen (artikel 4, derde lid, onder b). Het gaat in dit programma echter om beleidsambities van het provinciebestuur, waarvan op dat moment nog allerminst zeker is of ze daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd en, zo ja, op welke manier. Dat betekent dat het primair zal gaan om toegezegde bedragen; men zal niet snel geld ter beschikking stellen voor ambities waarvan nog onduidelijk is of ze worden gerealiseerd. Het betekent echter ook dat afspraken met publieke en private derde partijen moeten worden gemaakt en vastgelegd en bijvoorbeeld aanvragen voor fondsen moeten worden ingediend op een moment dat nog onzeker is of de activiteiten waarop ze betrekking hebben in de bestuursovereenkomst zullen worden opgenomen, en dat, mocht de overeenkomst anders uitvallen dan door de provincie voorzien, die afspraken en aanvragen moeten worden aangepast. De toelichting gaat niet in op de lasten en onduidelijkheden die dit voor de provincie (en derden) kan meebrengen. De Raad adviseert hieraan aandacht te besteden.2. Verhouding inrichtingsplan-bestemmingsplanIn veel gevallen zal voor de realisering van een door gedeputeerde staten vastgesteld inrichtingsplan medewerking nodig zijn van de gemeentebesturen, onder meer in de vorm van aanpassing van bestemmingsplannen. In de memorie van toelichting wordt daarover alleen opgemerkt dat het gemeentebestuur eerder medewerking zal willen verlenen aan de uitvoering van een inrichtingsproject als het actief bij de besluitvorming daarover is betrokken.(zie noot 5) Ook als dat gebeurt is er evenwel nog geen zekerheid dat er overeenstemming wordt bereikt. Uiteindelijk staan het provinciebestuur op grond van de huidige en de toekomstige ruimtelijke-ordeningswetgeving middelen ten dienste om medewerking af te dwingen, maar de toepassing daarvan is een tijdrovende, complexe en kostbare aangelegenheid.De kern van het voorgestelde stelsel is dat het provinciebestuur voor de realisering van de in de bestuursovereenkomst vastgelegde doelen eindverantwoordelijk wordt: het provinciebestuur kan daarop door de minister worden aangesproken, en te maken krijgen met sancties als die doelen niet worden gehaald. Daarbij past dat de provincie ook de instrumenten krijgt om realisering van die doelstellingen af te dwingen, ook als gemeenten daaraan geen medewerking verlenen. Dit sluit aan bij de opmerking van het kabinet in het nader rapport inzake de Wro dat '[e]en overheidsniveau dat door de samenleving verantwoordelijk wordt gehouden voor de oplossing van een ruimtelijk vraagstuk ook de toereikende bevoegdheden [dient] te hebben om die verantwoordelijkheid waar te maken'.(zie noot 6)In de Reconstructiewet concentratiegebieden is met betrekking tot het reconstructieplan een voorziening opgenomen die de doorwerking van besluiten van andere overheden dan de gemeente in het bestemmingsplan regelt(zie noot 7). Provinciale staten kunnen delen van het reconstructieplan aanwijzen die gelden als voorbereidingsbesluit in de zin van artikel 21 WRO, zodat ontwikkelingen die strijdig zijn met het reconstructieplan kunnen worden tegengegaan; voor de aangewezen delen van het plan geldt dit ook als vrijstelling in de zin van artikel 19 WRO, zodat activiteiten die passen in het reconstructieplan maar die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan toch doorgang kunnen vinden. Verder geldt de aanhoudingsplicht van artikel 50 Woningwet niet voor aanvragen om een bouwvergunning ter uitvoering van het reconstructieplan, zijn geen aanlegvergunningen nodig en blijft de leefmilieuverordening buiten beschouwing. Net als in het wetsvoorstel is ook bij de Reconstructiewet het uitgangspunt dat afstemming plaatsvindt door bestuurlijk overleg. Niettemin heeft de wetgever, voor het geval dat afstemming langs die weg niet mogelijk blijkt, deze regeling kennelijk nodig geoordeeld als sluitstuk.De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten op welke gronden is afgezien van het opnemen in het wetsvoorstel van een specifieke regeling omtrent doorwerking van het meerjarenprogramma, voor zover "gedekt" door de bestuursovereenkomst in de ruimtelijke ordening.3. Wijziging van de bestuursovereenkomst (artikelen 7, 8 en 9)a. Artikel 7, derde lid, bepaalt dat in het vierde jaar van het investeringstijdvak wordt overlegd over de vraag of wijziging van de overeenkomst wenselijk is. Dat geschiedt aan de hand van de voortgang van de realisatie van de prestaties en de tot dan toe gerealiseerde besteding van het budget, en mede met het oog op wijzigingen in het gebiedsgerichte beleid. Het vierde lid van artikel 7 bepaalt dat een wijziging als bedoeld in het derde lid uitsluitend mogelijk is in het vierde jaar van het investeringstijdvak; een bepaling waarvan de noodzaak niet aanstonds duidelijk is. Uit artikel 9 vloeit echter voort dat de betrokken ministers en gedeputeerde staten ook buiten het kader van artikel 7, vierde lid, overeenstemming kunnen bereiken over wijziging van de overeenkomst. Onduidelijk is hoe de genoemde bepalingen zich tot elkaar verhouden.De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt te verduidelijken.b. Het vierde lid van artikel 8 bevat een regeling voor het geval dat de financiële toestand van het Rijk noopt tot een verlaging van de uitgaven. Op grond van dit lid kunnen de betrokken ministers besluiten het verleende budget te spreiden over een langere periode dan de zeven jaar van het investeringstijdvak; er is dus sprake van uitgestelde betaling, niet van verlaging van het budget. Deze bepaling is bedoeld om een bepaalde mate van zekerheid te creëren voor het college van gedeputeerde staten, en tegelijkertijd rekening te houden met het gegeven dat het budget wordt verleend ten laste van toekomstige begrotingsjaren. Indien aan het vierde lid toepassing wordt gegeven, bepalen de partijen bij de bestuursovereenkomst in hoeverre de overeenkomst als gevolg daarvan dient te worden aangepast, aldus het zevende lid van artikel 8. De woorden 'als gevolg daarvan' impliceren dat de aanpassing van de bestuursovereenkomst niet kan leiden tot een verlaging van het verleende investeringsbudget; uit het systeem van artikel 8 vloeit voort dat de regeling van het vierde lid van dat artikel uitputtend is. Dat systeem wordt echter ondergraven als artikel 9 de mogelijkheid zou bieden om, los van artikel 8, vierde en zevende lid, de overeenkomst te wijzigen zodanig dat een verlaging van het budget plaatsvindt die verder gaat dan volgens dat laatstgenoemde lid mogelijk zou zijn.De Raad adviseert in het wetsvoorstel de verhouding tussen artikelen 8 en 9 te verduidelijken.c. Bij de toepassing van artikel 8, vierde lid, kunnen de ministers bepalen dat de looptijd van het meerjarenprogramma dienovereenkomstig wordt verlengd. Dat leidt van rechtswege tot verlenging van het investeringstijdvak met dezelfde periode, aldus het vijfde lid. Een dergelijke verlenging heeft echter tot gevolg dat voortaan de investeringstijdvakken niet meer synchroon lopen met de tijdvakken waarvoor plattelandsontwikkelingsplannen op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake de steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (zie noot 8)(hierna: de Kaderverordening) worden vastgesteld. Aannemelijk is dat het aansluiten bij de tijdvakken van de genoemde verordening één van de redenen is geweest om voor het ILG te kiezen voor een tijdvak van zeven jaar.De Raad adviseert in de toelichting aan dit punt aandacht te besteden, en zo nodig het voorstel van wet te wijzigen.4. Uitvoering van steunmaatregelen (artikel 11)Artikel 11, derde lid, bepaalt dat provinciale staten een verordening vaststellen met betrekking tot steunmaatregelen die ten laste van het budget worden uitgevoerd, waaronder in elk geval steunmaatregelen die in aanmerking worden gebracht voor cofinanciering op grond van de Kaderverordening. De door provinciale staten vast te stellen verordening betreft de inhoud van de steunmaatregelen en de daaraan te verbinden voorschriften, en behoeft de goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.a. De term 'steunmaatregelen' wordt niet in het wetsvoorstel gedefinieerd. In de memorie van toelichting wordt gesproken over 'staatssteun in de zin van artikel 87 EG'.(zie noot 9) Daarmee lijkt het erop dat met 'steunmaatregelen' in artikel 11, derde lid, ook wordt gedoeld op maatregelen die niet mede op grond van de Kaderverordening worden gefinancierd. De verplichting tot vaststellen van een verordening door provinciale staten en goedkeuring door de minister is echter primair bedoeld om deze laatste de mogelijkheid te geven zijn verantwoordelijkheid op grond van de Kaderverordening te kunnen effectueren (de term 'staatssteun' wordt in de Kaderverordening gebruikt). Voor maatregelen die onder de Kaderverordening vallen en die als staatssteun kunnen worden aangemerkt bevatten de artikelen 88 en 89 van die verordening bepalingen omtrent de verhouding met de artikelen 87, 88 en 89 EG. Voor de rechtmatigheid van steunmaatregelen die niet mede volgens de Kaderverordening worden gefinancierd zijn primair de provincies verantwoordelijk, aldus de toelichting.De tekst van het derde lid ('in ieder geval') maakt niet duidelijk in hoeverre de verplichting tot het opstellen van een provinciale verordening ook betrekking heeft op uitgaven die wel als steunmaatregel zijn aan te merken, maar waarvoor geen cofinanciering plaatsvindt op grond van de Kaderverordening. Tevens blijft onduidelijk waarop wordt gedoeld met de 'inhoud' van de steunmaatregelen en 'de daaraan te verbinden voorwaarden'.De Raad adviseert artikel 11, derde lid, te verduidelijken. Voorts beveelt hij aan in de memorie van toelichting nader in te gaan op de verhouding tussen de genoemde artikelen van de Kaderverordening en in het EG-Verdrag.b. In paragraaf 7.1 van de memorie van toelichting wordt, onder verwijzing naar artikel 11, derde lid, vermeld dat, waar ten laste van het ILG door gedeputeerde staten subsidies worden verleend, de voorwaarden daarvoor worden vastgelegd bij ministeriële regeling. In het derde lid van artikel 11 is echter geen sprake van het stellen van voorwaarden bij ministeriële regeling, en de bepaling heeft betrekking op steunmaatregelen in algemene zin, niet slechts op subsidies. De Raad beveelt aan de toelichting aan te passen.5. Aanwijzing te onteigenen percelen (artikel 17)Artikel 17, tweede lid, aanhef en onderdeel e, bepaalt dat het inrichtingsplan in voorkomend geval de aanwijzing bevat van te onteigenen percelen of opstallen.Het is onduidelijk wat hiervan de betekenis is. In de memorie van toelichting wordt de aanduiding van te onteigenen percelen in het plan aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.(zie noot 10) Onteigening ten behoeve van landinrichting vindt evenwel plaats bij koninklijk besluit, niet bij besluit van gedeputeerde staten; het wetsvoorstel laat de regeling van artikel 122, derde lid, van de onteigeningswet op dit punt intact. Aangezien verder het laatstgenoemde artikel niet bepaalt dat enkel percelen of opstallen kunnen worden onteigend die in het inrichtingsplan zijn aangewezen maar slechts eist dat het gaat om de verwezenlijking van een inrichtingsplan, is onduidelijk wat het rechtsgevolg is van de vermelding van te onteigenen percelen of opstallen in dat plan. Bovendien lijkt de voorgestelde procedure te leiden tot doublures, doordat aspecten die bij vaststelling of wijziging van het inrichtingsplan aan de orde komen (nut en noodzaak van de onteigening) in de procedure ingevolge de onteigeningswet opnieuw worden beoordeeld.Verder blijkt uit de toelichting dat over het algemeen de te onteigenen zaken pas later, nadat de uitvoering van het inrichtingsplan is begonnen, door middel van een wijziging in dat plan zullen worden opgenomen.(zie noot 11) De reden daarvoor is dat, gelet op het ultimum-remediumkarakter van onteigening, eerst zal moeten vaststaan dat verwerving langs minnelijke weg niet mogelijk is. Dat laatste is juist, maar het roept de vraag op in hoeverre opneming in het inrichtingsplan op dat moment nog zinvol is.De Raad adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de verhouding tussen artikel 17, tweede lid, onderdeel e, van het wetsvoorstel en artikel 122 onteigeningswet, en zo nodig het voorstel van wet aan te passen.6. Beroep tegen toewijzing eigendom (artikel 34)Tegen een besluit tot vaststelling of wijziging van een inrichtingsplan kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 19). Het derde lid van artikel 34 bepaalt dat, indien beroep is ingesteld betreffende de toewijzing van eigendom van voorzieningen van openbaar nut, gedeputeerde staten de uitspraak in beroep ter inschrijving toezenden aan de Dienst voor het kadaster indien door de uitspraak de eigendom aan een ander wordt toegewezen dan in de toewijzingsakte is vermeld, en indien de ruilakte is ingeschreven in de openbare registers en door de uitspraak de eigendom wordt toegewezen aan een ander dan in de ruilakte is vermeld. Door de inschrijving van de uitspraak in de registers verkrijgen de in de uitspraak genoemde openbare lichamen of andere rechtspersonen de in die uitspraak omschreven eigendom (artikel 34, vierde lid).Deze beide leden van artikel 34 lijken ervan uit te gaan dat de uitspraak in beroep altijd een aanduiding zal bevatten van degene aan wie de eigendom van de betrokken voorziening wordt toegewezen. Het is evenwel ook denkbaar dat de uitspraak zich beperkt tot vernietiging van (het desbetreffende deel van) het inrichtingsplan, zonder dat een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.De Raad beveelt aan voor die gevallen in het wetsvoorstel een voorziening te treffen.7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de invoering van het Landelijke Functiegebouw Nederlandse Politie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de invoering van het Landelijke Functiegebouw Nederlandse Politie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 november 2011, no.11.002656, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de invoering van het Landelijke Functiegebouw Nederlandse Politie, met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de wijze van aanpassing van de kinderbijslag, de Wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb.957) en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met andere wijze van aanpassing kinderbijslagbedragen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de wijze van aanpassing van de kinderbijslag, de Wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb.957) en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met andere wijze van aanpassing kinderbijslagbedragen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2014, no.2014001989, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het opheffen van de samenloop van regelingen inzake het tijdelijk verlaten van de inrichting tijdens de voorlopige hechtenis en een wijziging van het Wetboek van Strafvordering teneinde de schorsing van de voorlopige hechtenis van een ongewenst verklaarde vreemdeling uit te sluiten (Wetsvoorstel opheffen samenloop), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het opheffen van de samenloop van regelingen inzake het tijdelijk verlaten van de inrichting tijdens de voorlopige hechtenis en een wijziging van het Wetboek van Strafvordering teneinde de schorsing van de voorlopige hechtenis van een ongewenst verklaarde vreemdeling uit te sluiten (Wetsvoorstel opheffen samenloop), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 januari 2011, no.11.000096, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het opheffen van de samenloop van regelingen inzake het tijdelijk verlaten van de inrichting tijdens de voorlopige hechtenis en een wijziging van het Wetboek van Strafvordering teneinde de schorsing van de voorlopige hechtenis van een ongewenst verklaarde vreemdeling uit te sluiten (Wetsvoorstel opheffen samenloop), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere besluiten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere besluiten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2010, no.10.000785, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere besluiten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 december 2014, no.2014002416, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling en invoering van titel 16 (Exploitatie) van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot vaststelling en invoering van titel 16 (Exploitatie) van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met arbeidsverhoudingen die als dienstbetrekking in de zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden beschouwd.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met arbeidsverhoudingen die als dienstbetrekking in de zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden beschouwd.Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2017, no.2017001189, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met arbeidsverhoudingen die als dienstbetrekking in de zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden beschouwd, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Internationaal verdrag ter bestrijding van dopinggebruik bij sport, met bijlagen; Parijs, 19 oktober 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Internationaal verdrag ter bestrijding van dopinggebruik bij sport, met bijlagen; Parijs, 19 oktober 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en van de Faillissementswet in verband met de uitvoering van richtlijn nr.2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PbEG L 125), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en van de Faillissementswet in verband met de uitvoering van richtlijn nr.2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PbEG L 125), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen met betrekking tot voorzieningen voor ministers en staatssecretarissen (Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen met betrekking tot voorzieningen voor ministers en staatssecretarissen (Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende beperking onderscheidenlijk uitbreiding van de aanspraken ingevolge de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot categorieën rechtmatig onderscheidenlijk niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen (Besluit aanspraken vreemdelingen jeugdzorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende beperking onderscheidenlijk uitbreiding van de aanspraken ingevolge de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot categorieën rechtmatig onderscheidenlijk niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen (Besluit aanspraken vreemdelingen jeugdzorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpwet met memorie van toelichting op het Centraal bureau voor de statistiek.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpwet met memorie van toelichting op het Centraal bureau voor de statistiek.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag inzake de erkenning van getuigschriften betreffende hoger onderwijs in de Europese regio; Lissabon, 11 april 1997 (Trb.2002, 113 en 137), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag inzake de erkenning van getuigschriften betreffende hoger onderwijs in de Europese regio; Lissabon, 11 april 1997 (Trb.2002, 113 en 137), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2015, no.2015001141, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met de wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de staatssecretarissen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met de wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de staatssecretarissen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit hangt samen met de voorgenomen verhoging van salarissen van bewindslieden en leden van Hoge Colleges van Staat per 1 januari 2008.(zie noot 1) Het voorziet er in dat de mogelijkheid om aan bepaalde functies bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland een salaris ter hoogte van de bezoldiging van een staatssecretaris te koppelen, thans neergelegd in artikel 34, zevende lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (hierna: RDBZ), komt te vervallen. Daarnaast bevat het ontwerpbesluit overgangsrecht voor degenen die, door toepassing van het huidige artikel 34, zevende lid, RDBZ, op 31 december 2007 in het genot zijn van een salaris ter hoogte van de bezoldiging van een staatssecretaris.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met een uitzondering op de identificatieplicht voor jeugdigen en met de aanwijzing van Sanquin als zorgaanbieder, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met een uitzondering op de identificatieplicht voor jeugdigen en met de aanwijzing van Sanquin als zorgaanbieder, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 augustus 2012, no.12.001827, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met een uitzondering op de identificatieplicht voor jeugdigen en met de aanwijzing van Sanquin als zorgaanbieder, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende opvolging van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen (Besluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende opvolging van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen (Besluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.002003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende opvolging van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen (Besluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent het gebruik van persoonsgebonden nummers in het primair, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Besluit participatiefonds, het Besluit vervangingsfonds en het Besluit leerlinggebonden financiering in verband met onder meer de invoering van het persoonsgebonden nummer en wijziging van de aanvullende bekostiging in verband met groei (Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent het gebruik van persoonsgebonden nummers in het primair, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Besluit participatiefonds, het Besluit vervangingsfonds en het Besluit leerlinggebonden financiering in verband met onder meer de invoering van het persoonsgebonden nummer en wijziging van de aanvullende bekostiging in verband met groei (Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC).Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels omtrent het gebruik van persoonsgebonden nummers in het primair, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Besluit participatiefonds, het Besluit vervangingsfonds en het Besluit leerlinggebonden financiering in verband met onder meer de invoering van het persoonsgebonden nummer en wijziging van de aanvullende bekostiging in verband met groei (Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met de reorganisatie naar aanleiding van de invoering van de Politiewet 2012 en de uitwerking van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met de reorganisatie naar aanleiding van de invoering van de Politiewet 2012 en de uitwerking van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2013, no.13.001404, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met de reorganisatie naar aanleiding van de invoering van de Politiewet 2012 en de uitwerking van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart in verband met wijzigingen van het Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW-Verdrag) vanwege de implementatie van de door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen Internationale Veiligheidscode voor schepen die gassen of andere brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken (IGF Code) en de Code voor schepen die in polaire wateren varen (Polar Code).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart in verband met wijzigingen van het Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW-Verdrag) vanwege de implementatie van de door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen Internationale Veiligheidscode voor schepen die gassen of andere brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken (IGF Code) en de Code voor schepen die in polaire wateren varen (Polar Code).Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2016, no.2016001161, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart in verband met wijzigingen van het Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW-Verdrag) vanwege de implementatie van de door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen Internationale Veiligheidscode voor schepen die gassen of andere brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken (IGF Code) en de Code voor schepen die in polaire wateren varen (Polar Code), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van het landelijk parket en het functioneel parket, alsmede ten aanzien van het mandateren van bevoegdheden van de officier van justitie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels ten aanzien van het landelijk parket en het functioneel parket, alsmede ten aanzien van het mandateren van bevoegdheden van de officier van justitie, met nota van toelichting.De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over het mandateren van de bevoegdheden van de officier van justitie op grond van de Gratiewet. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie en van de Wet op het primair onderwijs in verband met het bieden van meer ruimte voor het invullen van expressie-activiteiten en het invoeren van de mogelijkheid dat het onderwijs mede de Duitse of Franse taal omvat, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie en van de Wet op het primair onderwijs in verband met het bieden van meer ruimte voor het invullen van expressie-activiteiten en het invoeren van de mogelijkheid dat het onderwijs mede de Duitse of Franse taal omvat, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten, houdende regels inzake de kwaliteit van werkzaamheden in het milieubeheer en de integriteit van de daarbij betrokken uitvoerders, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten, houdende regels inzake de kwaliteit van werkzaamheden in het milieubeheer en de integriteit van de daarbij betrokken uitvoerders, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2012), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2012), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 augustus 2011, no.11.002068, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2012), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met het tijdelijk buiten beschouwing kunnen laten van een tekort door herverzekerde fondsen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met het tijdelijk buiten beschouwing kunnen laten van een tekort door herverzekerde fondsen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 april 2010, no.10.001067, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met het tijdelijk buiten beschouwing kunnen laten van een tekort door herverzekerde fondsen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement en het Binnenvaartpolitiereglement in verband met enkele technische aanpassingen, de verbetering van de systematiek, de presentatie en de redactie (Negende wijzigingsbesluit Binnenvaartpolitie-reglement), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement en het Binnenvaartpolitiereglement in verband met enkele technische aanpassingen, de verbetering van de systematiek, de presentatie en de redactie (Negende wijzigingsbesluit Binnenvaartpolitie-reglement), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot jachthavens (Besluit jachthavens), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot jachthavens (Besluit jachthavens), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de verwerking van persoonsgegevens in de voorzieningen voor de generieke digitale infrastructuur DigiD, DigiD Machtigen, MijnOverheid en BSN-Koppelregister (Besluit verwerking persoonsgegevens GDI), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de verwerking van persoonsgegevens in de voorzieningen voor de generieke digitale infrastructuur DigiD, DigiD Machtigen, MijnOverheid en BSN-Koppelregister (Besluit verwerking persoonsgegevens GDI), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2016, no.2016000102, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels betreffende de verwerking van persoonsgegevens in de voorzieningen voor de generieke digitale infrastructuur DigiD, DigiD Machtigen, MijnOverheid en BSN-Koppelregister (Besluit verwerking persoonsgegevens GDI), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Huursubsidiebesluit en het Besluit vangnetregeling huursubsidie (verklaring huurgegevens, verlaging kostenvergoeding, tolerantiemarge en enkele andere wijzigingen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Huursubsidiebesluit en het Besluit vangnetregeling huursubsidie (verklaring huurgegevens, verlaging kostenvergoeding, tolerantiemarge en enkele andere wijzigingen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2000).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2000).Bij Kabinetsmissive van 17 november 1999, no. 99.005393, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2000). Het wetsvoorstel is een vervolg op de herziening van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet BO), waarbij er voor is gekozen de handhaving van verordeningen van de bedrijfslichamen van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voortaan hoofdzakelijk tuchtrechtelijk in plaats van strafrechtelijk te laten plaatsvinden.(zie noot 1) Ingevolge het nieuwe artikel 104 Wet BO - dat tegelijk met het onderhavige wetsvoorstel in werking zal treden - kunnen bij verordening overtredingen van die verordening worden aangewezen als feiten waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel kan worden opgelegd, dan wel als strafbare feiten, waarbij dat laatste slechts kan gebeuren, indien dat nodig is voor de bescherming van de door de betrokken bepaling beschermde belangen. 1. In Hoofdstuk 4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de instelling van tuchtgerechten bij wet voorkomt dat het gerecht wordt aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is de vraag of dit juist is. Dat de tuchtgerechten met rechtspraak zijn belast en dat zij bij wet worden ingesteld, staat buiten kijf. Het is echter de vraag of zij ook «onafhankelijk» zijn in de zin van artikel 1:1, tweede lid, onderdeel c, Awb. In de toelichting op artikel 1:1 Awb wordt, waar het gaat over de vraag of tuchtgerechten in eerste aanleg onder de uitzondering van onderdeel c vallen, slechts opgemerkt dat zij voorzover zij niet voldoen aan de elementen van die bepaling bestuursorgaan zijn.(zie noot 2) De jurisprudentie over deze bepaling biedt weinig houvast. Nu kennelijk onwenselijk wordt geacht dat de tuchtgerechten als bestuursorgaan aangemerkt kunnen worden, adviseert de Raad van State het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. 2. Ingevolge artikel 13, tweede lid, van het wetsvoorstel, wordt aan de opgeroepen getuigen en deskundigen ten laste van het betrokken bedrijfslichaam een vergoeding toegekend. Deze vergoeding wordt door de Sociaal-Economische Raad (SER) bij verordening vastgesteld (derde lid). In artikel 13 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie (hierna: Wet tbo) wordt wat betreft de vergoeding van getuigen en deskundigen verwezen naar de Wet tarieven in strafzaken. Onduidelijk is waarom dit in het wetsvoorstel niet is gebeurd, nu in de toelichting op artikel 13 wordt opgemerkt dat de SER zich bij het vaststellen van de verordening zal laten leiden door deze wet. De Raad adviseert hierop ten minste in de memorie van toelichting in te gaan. 3. Ingevolge artikel 43 van het wetsvoorstel komen de opbrengsten van de geldboeten toe aan het betrokken bedrijfslichaam. Hiermee komt de nu in artikel 36 Wet tbo neergelegde verplichting te vervallen om aan deze opbrengsten een bijzondere bestemming te geven die de goedkeuring behoeft van de SER. Dit hangt volgens de toelichting samen met het feit dat de bedrijfslichamen - anders dan nu het geval is - verplicht zullen worden een tuchtgerecht te «onderhouden» en de kosten daarvoor te dragen. De Raad merkt op dat de opbrengsten van de geldboeten die kosten te boven kunnen gaan. Mede gelet op het feit dat aan het huidige artikel 36 Wet tbo de gedachte ten grondslag ligt dat voorkomen moet worden dat een lichaam zich instelt op het verkrijgen van opbrengsten uit de overtredingen van zijn bedrijfsgenoten,(zie noot 3) ligt het voor de hand om te bepalen dat dit «surplus» een - door de SER goed te keuren - bijzondere bestemming krijgt.(zie noot 4) De Raad adviseert artikel 43 van het wetsvoorstel in deze zin aan te passen. 4. Slechts één andere wet - de Landbouwkwaliteitswet - wordt aan het wetsvoorstel aangepast (artikel 46 van het wetsvoorstel). Ook in andere wetten, zoals de Loodsenwet en de Meststoffenwet, wordt echter verwezen naar de Wet tbo. Het verdient aanbeveling ook deze regelingen aan te passen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2005, no.05.002742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. M. Rutte, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs), met memorie van toelichting. Het voorstel strekt tot invoering van leerrechten in het hoger onderwijs. Het doel hiervan is tot vraagsturing in het hoger onderwijs te komen, in plaats van de huidige aanbodsturing, en studenten in een sneller tempo te laten afstuderen. Daartoe krijgt elke student een aantal leerrechten, die elk recht geven op inschrijving aan een instelling voor hoger onderwijs tegen een laag bedrag aan collegegeld. Deze leerrechten zijn in beginsel voldoende voor het succesvol kunnen afronden van één bachelor- en één masteropleiding. De bekostiging van de onderwijstaak van hogescholen en universiteiten vindt voortaan uitsluitend plaats op basis van het aantal ingeschreven studenten, zonder bijzondere factoren, zoals investeringen in gebouwen, wachtgelden of de extra kosten voor kunstopleidingen of lerarenopleidingen mee te tellen. Om te voorkomen dat studenten om financiële redenen veel tijd moeten besteden aan bijbanen, waardoor zij langer over hun studie doen, komt er naast de bestaande studiefinanciering een aparte mogelijkheid tot het sluiten van een lening ten behoeve van het collegegeld, het zogenaamde collegegeldkrediet. De studiefinanciering kan zo voor een groter deel aan het levensonderhoud worden besteed. Ook wordt de terugbetaling van leningen op basis van de Wet studiefinanciering 2000 versoepeld, door deze afhankelijk te maken van het latere inkomen en de terugbetaling over een langere periode te laten plaatsvinden. De Raad van State onderschrijft de doelstellingen van het wetsvoorstel, maar constateert dat de in het voorstel opgenomen wijzigingen op zichzelf onvoldoende zijn om de beoogde doelstellingen te bewerkstelligen en in bepaalde opzichten overbodig en tegenstrijdig. Voorts maakt hij opmerkingen met betrekking tot het systeem van leerrechten, de consequenties van de nieuwe wijze van bekostiging, de systematiek van de studiefinanciering, de gevolgen voor bepaalde groepen studenten, en over de samenhang met de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR). Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. Algemeen Dit voorstel beoogt de kwaliteit van het hoger en wetenschappelijk onderwijs te verbeteren door de introductie van leerrechten, die vraagsturing en de daaraan gekoppelde concurrentie tussen opleidingen mogelijk maken. Tevens komt dit tegemoet aan de behoefte aan meer keuzemogelijkheden voor groepen studerenden, die heterogener zijn samengesteld en andere eisen stellen aan opleidingen dan voorheen, zoals de toelichting aangeeft. Daarnaast brengt het voorstel een duidelijker onderscheid aan tussen het publiek gefinancierde deel van de studie door de aan de leerrechten gekoppelde studiefinanciering en het particulier gefinancierde deel van de studie (te lange uitloop van een studie of een tweede studie na verbruik van leerrechten). De leerrechten kunnen op elk moment van de levensloop worden benut, hetgeen meer keuzemogelijkheid voor studie op de daarbij gewenste leeftijd inhoudt. Met deze maatregelen beweegt het hoger en wetenschappelijk onderwijs zich meer in de richting van internationaal vergelijkbare onderwijsstelsels en wordt de internationalisering van opleidingen vergemakkelijkt. De Raad onderschrijft de doelstellingen om een kwaliteitsimpuls te geven aan het huidige stelsel van hoger en wetenschappelijk onderwijs (meer aandacht voor concurrentie en excellentie) en om dit stelsel meer internationaal gericht te maken. Wel merkt de Raad hierbij op dat de keuze van de verschillende middelen om deze op zich nastrevenswaardige doelstellingen te bereiken elk voor zich en in samenhang met elkaar geenszins onproblematisch zijn en gevolgen kunnen hebben die de realisering van de beoogde kwaliteitsverbetering juist kunnen verstoren of zelfs verhinderen. Dit geldt voor drie hoofdlijnen, waar de Raad tegenstrijdigheid van gekozen middelen of uitgangspunten constateert. Het betreft ten eerste de spanning die ontstaat tussen de introductie van leerrechten met de daaraan gekoppelde vraagsturing en de gehandhaafde onderdelen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), die de eindverantwoordelijkheid voor de opleiding legt bij de instellingsbesturen (zie nader onder punt 2a). Ten tweede betreft het de spanning tussen vraagsturing en concurrentie tussen de opleidingen. Indien studenten elk half jaar en voor elk willekeurig onderdeel van de opleiding naar een andere onderwijsinstelling kunnen gaan en daartoe zelfs worden aangemoedigd, ontstaat de situatie dat onderwijsinstellingen een oordeel moeten geven over het geheel van alle onderwijsresultaten voor de diploma-toekenning, terwijl in geval van wisseling van instelling geen van de instellingen voldoende overzicht en verantwoordelijkheid van de opleiding gehouden heeft. Wanneer de vraagsturing zich concentreert op de "natuurlijke" momenten van een opleiding (namelijk bij de eerste inschrijving, na de propedeuse voorzover nog bestaand, na het bachelorexamen en na de masteropleiding) kunnen opleidingen goed met elkaar worden vergeleken en met elkaar concurreren. Het voorstel houdt in dit opzicht onvoldoende rekening met deze spanning tussen vraagsturing en concurrentie, en tussen flexibiliteit en de minimaal noodzakelijke eenheid van opleidingen, waarbij cumulatie in de kennisverwerving centraal staat en dient te blijven staan. De kwaliteit van het opleidingenaanbod kan alleen dan worden verbeterd door vraagsturing, indien de onderlinge concurrentie zich toespitst op afgewogen opleidingstrajecten (zie nader onder 2b). Ten derde bestaat er een spanning tussen bekostiging van onderwijsinstellingen op basis van per halfjaar ingeschreven studenten met leerrechten en de mogelijkheden tot vernieuwing van de opleidingen. Doordat er grote schommelingen in ingeschreven studenten per halfjaar kunnen plaatsvinden, zal de grote financiële onzekerheid bij instellingen, anders dan de toelichting verwacht, niet tot vernieuwing alom, maar juist tot behoedzaamheid en behoudzucht bij instellingen kunnen leiden, die liever geen te grote risicos nemen, maar zich blijven richten op grote, populaire en niet al te moeilijke opleidingen (zie nader onder 3, bekostiging). De toelichting houdt geen rekening met de tegengestelde effecten van de vernieuwende maatregelen en met de te verwachten negatieve gevolgen voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs door de vele maatregelen die tegelijkertijd worden genomen. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de onderlinge verenigbaarheid van de verschillende nieuwe maatregelen en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. 2. Systematiek van leerrechten Het nieuwe stelsel neemt de leerrechten als uitgangspunt. Elke student krijgt een aantal leerrechten, die elk recht geven op een half jaar inschrijving aan een instelling voor hoger onderwijs tegen een laag collegegeld. Bij verbruik per leerrecht verplicht de student zich tot betaling van het collegegeld voor de periode van een half jaar, en is de instelling verplicht om gedurende die periode onderwijs voor de student te verzorgen. Na afloop van elk leerrecht wordt de inschrijving automatisch verlengd, waarmee een nieuw leerrecht wordt verbruikt, tenzij de student overstapt naar een andere instelling of zich uitschrijft. Deze opzet moet leiden tot zowel meer keuzemogelijkheden en differentiatie in het hoger onderwijs als grotere flexibiliteit en mobiliteit van studenten, en daarmee tot meer vraagsturing in het hoger onderwijs. De Raad maakt hierover de volgende opmerkingen. a. Het voorstel kan niet los worden gezien van de aangekondigde ingrijpende wijziging van de WHW. Zo zal de mogelijke invoering van zogeheten "domeinen" of de verbreding van opleidingen gevolgen hebben voor de mogelijkheid om gedurende een bacheloropleiding over te stappen naar een andere instelling. Nu de inhoud van de wijzigingen van de WHW nog onvoldoende bekend is, is het niet goed mogelijk te beoordelen hoe het systeem van leerrechten aansluit op het nieuwe stelsel van hoger onderwijs. Tegelijkertijd wordt de invoering van leerrechten ingepast binnen de bestaande en de te handhaven artikelen van de WHW, hetgeen de vraag oproept hoe de bevoegdheden van de examencommissie tot beoordeling of aan alle verplichtingen is voldaan, en van het instellingsbestuur dat het diploma toekent zich verhouden tot de mogelijkheid om aan verschillende instellingen onderwijsonderdelen te volgen. Zo is niet duidelijk welk bestuur, krachtens artikel 7.8b van de WHW, aan het einde van het eerste jaar van inschrijving een bindend advies moet uitbrengen. Evenmin is duidelijk welk instellingsbestuur uiteindelijk een graad moet verlenen, als een student zich per half jaar aan een andere instelling kan laten inschrijven. Voorts is niet duidelijk hoe het voorstel zich verhoudt tot de door instellingen vast te stellen onderwijs- en examenregeling als bedoeld in de artikelen 7.13 en 7.14 van de WHW. De toelichting besteedt geen aandacht aan de inpassing van de voorgestelde wijziging in de gehandhaafde bevoegdheden uit de bestaande WHW, noch aan de verhouding tot de nieuw aangekondigde WHW. De Raad adviseert in de toelichting de noodzaak en wenselijkheid thans tot invoering van leerrechten over te gaan van een dragende motivering te voorzien, alsmede aandacht te besteden aan de verhouding tot de bestaande en de nieuwe WHW, en zonodig het wetsvoorstel aan te passen. b. De invoering van een gedeelde bachelor-masterstructuur, in plaats van de vroegere ongedeelde opleidingen, vond mede plaats om een geschikt moment voor instap, tijdelijke uitstap of overstap te creëren.(zie noot 1) Na het voltooien van zijn bacheloropleiding kan de student kiezen voor doorstroming naar een master van zijn eigen instelling, een master van een andere instelling of tijdelijk stoppen met zijn studie om werkervaring op te doen. De bacheloropleiding vormt in beginsel een afgerond geheel, en verschaft in de regel die kennis en vaardigheden die nodig zijn om de daarop aansluitende masteropleidingen met succes af te ronden. Op het moment van de overgang van de bachelor- naar de masteropleiding is de beoogde vraagsturing en mobiliteit te realiseren. Voor mobiliteit nà de bacheloropleiding is de invoering van leerrechten echter niet strikt nodig. Anders ligt dit bij de overstap tijdens deze opleidingen. Op dit moment is het, met goedkeuring van de examencommissie, reeds mogelijk om elders afzonderlijke studieonderdelen te volgen. Wanneer studenten per cursusonderdeel overstappen naar andere instellingen of opleidingen, moet de examencommissie van de instelling die uiteindelijk de graad van Bachelor of Master uitreikt, beoordelen of de door de student behaalde vakken voldoende zijn voor het toekennen van deze graden. Ook bij de toelating van een student tot een aansluitende masteropleiding zal deze beoordeling moeten plaatsvinden. Deze problematiek klemt sterk bij studies die opleiden tot een bepaald beroep, of die civiel effect hebben, zoals de studies medicijnen of Nederlands recht. Nog sterker geldt deze onduidelijkheid bij de beoordeling van stages en de goedkeuring van stageplaatsen in het hoger beroepsonderwijs en bij medische opleidingen. Hierbij is bijvoorbeeld niet duidelijk welke instelling verantwoordelijk is voor welk specifiek onderdeel. Het ligt dan ook in de rede dat de overstap naar een andere opleiding of instelling, al dan niet in het buitenland, zoveel mogelijk eerst na afronding van de propedeuse of de bacheloropleiding plaatsvindt. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de verhouding tussen de uitgangspunten van de bachelor-masterstructuur en het bevorderen van mobiliteit gedurende de bachelor- of masteropleiding. c. Voor het vergroten van de mobiliteit onder studenten door het vervangen van inschrijving per collegejaar door een inschrijving per half jaar, alsmede de betaling van collegegeld per half jaar wordt uitgegaan van de veronderstelling dat studenten zonder al te veel moeilijkheden kunnen overstappen naar een andere instelling of opleiding. Dit veronderstelt dat instellingen ook daadwerkelijk toestaan dat studenten gedurende de opleiding instromen en dat elders behaalde vakken meetellen voor het behalen van de opleiding. Voorts veronderstelt dit dat het onderwijs overal in semesters, en niet in trimesters is verdeeld, en dat tentamens en andere toetsen, inclusief de herkansingen, binnen één semester plaatsvinden. Ten slotte moeten deze opleidingen ook voldoende op elkaar aansluiten qua opbouw, inhoud en niveau, zodat aansluitingsproblemen voorkomen worden. De Raad acht het weinig aannemelijk dat instellingen hun opleidingen zodanig op elkaar afstemmen dat aansluitingsproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Voorts zal het instellingsbestuur, wanneer een student halverwege het studiejaar overstapt, informatie moeten inwinnen bij de instelling waar de student eerder stond ingeschreven, teneinde een studieadvies als bedoeld in artikel 7.8b, eerste lid, van de WHW te kunnen afgeven, of om de studievoortgang, als bedoeld in artikel 7.9a, eerste lid, vast te kunnen stellen. Dit zal leiden tot grotere administratieve lasten voor instellingen. Voorts zal dit moeten leiden tot complexere examenreglementen en zal het beroep op de examencommissie toenemen. De halfjaarlijkse verstrekking van informatie over de studievoortgang aan de Informatie Beheer Groep (IBG) brengt eveneens een hogere administratieve last voort. De toelichting besteedt geen aandacht aan deze toename van de administratieve lasten. De Raad betwijfelt dan ook op grond van het hierboven onder a, b, en c aangevoerde of het nieuwe stelsel van leerrechten, met meer mobiliteit tijdens de opleidingen, zal leiden tot een efficiëntere inrichting en verbetering van het onderwijs. Voor de vergroting van mobiliteit wordt een zekere mate van inwisselbaarheid tussen verwante opleidingen verondersteld. Deze werkt echter weer belemmerend op het streven naar meer differentiatie en biedt onvoldoende prikkels voor studenten om over te stappen. Voor een goede wisselwerking in het gekozen stelsel is een juiste balans nodig tussen enerzijds voldoende aansluiting om overstappen reëel mogelijk te maken, en anderzijds voldoende verschillen om overstappen aantrekkelijk te houden. De toelichting gaat echter niet in op de spanning tussen deze uitgangspunten. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de verhouding tussen differentiatie en mobiliteit, alsmede op de praktische gevolgen van het voorstel. 3. Systematiek van de bekostiging Het nieuwe stelsel gaat uit van een bekostiging van de onderwijstaak voor instellingen van hoger onderwijs, die per half jaar wordt vastgesteld en die uitsluitend is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten met leerrechten. De bekostiging houdt niet langer rekening met bijzondere omstandigheden, zoals onderhoud van gebouwen, wachtgelden en extra bekostiging voor kunstopleidingen en lerarenopleidingen. Volgens paragraaf 4.1 van de toelichting wordt de herziening van de instellingsbekostiging voornamelijk geregeld in een nieuw Bekostigingsbesluit WHW, en is hiervoor geen wijziging van de bestaande wettelijke bepalingen vereist. De Raad kan dan ook nog geen oordeel geven over alle consequenties van het nieuwe stelsel en behoudt zich het recht voor om in het advies over het nieuwe Bekostigingsbesluit WHW terug te komen op het huidige voorstel, voor zover dit op de bekostiging van de instellingen betrekking heeft. De Raad wijst alvast op de consequenties die de gekozen wijze van financiering kan hebben. a. Indien studenten uitsluitend na afloop van hun propedeuse of na het behalen van de graad van Bachelor overstappen, zijn de schommelingen in aantallen studenten voor instellingen te voorzien, en kunnen zij een verantwoorde schatting maken hoeveel docenten en onderwijsruimte nodig zijn, en tegen welke kosten. Indien het voorstel daadwerkelijk leidt tot meer mobiliteit van studenten gedurende de opleidingen, worden instellingen geconfronteerd met moeilijk voorspelbare halfjaarlijkse schommelingen in aantallen studenten. Van instellingen wordt vereist dat per boekjaar een sluitende begroting wordt opgesteld, hetgeen wordt bemoeilijkt door onzekerheid over de te schatten inkomsten. Voorts valt moeilijker te berekenen hoeveel docenten en onderwijsruimte elk half jaar nodig zijn. Bij onvoorziene instroming van grote aantallen studenten kan niet tijdig worden voorzien in voldoende gekwalificeerde docenten en onderwijsruimte, in het bijzonder waar het gaat om laboratoria. Dit zal een nadelig effect hebben op de kwaliteit van het aangeboden onderwijs. Bij onvoorziene tegenval doet zich juist het knelpunt van wachtgeld en leegstand voor. Een voldoende aantal vaste docenten in verhouding tot tijdelijk personeel is van groot belang voor de kwaliteit van de opleiding, mede in relatie tot de beschikbaarheid van laboratoria en andere onderzoeksmogelijkheden. De kwaliteit van de docenten bepaalt mede de concurrentiekracht van de instellingen. Indien door steeds wisselende instroom van ingeschreven studenten, niet meer kan worden gegarandeerd dat er voldoende inkomsten zijn om de vaste kosten van vaste docenten te betalen, zal de kwaliteit van het onderwijs door onvoldoende gekwalificeerd personeel dalen. De Raad adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan deze consequentie. b. De afhankelijkheid van de bekostiging van wisselende aantallen ingeschreven studenten veronderstelt dat instellingen voor hoger onderwijs in Nederland, net als bepaalde instellingen voor hoger onderwijs in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten van Amerika, beschikken over voldoende reserves, hetgeen in Nederland in de regel niet of onvoldoende het geval is. De toelichting besteedt geen aandacht aan instellingen die bijzondere lasten hebben, zoals bijvoorbeeld relatief veel wachtgelders of achterstallig onderhoud, of die in het bezit zijn van bijzondere monumentale gebouwen of bijzondere collecties die veel onderhoud en investering vergen. Deze instellingen komen in de nieuwe bekostigingssystematiek in een slechte uitgangspositie, omdat zij al in het begin met grote extra uitgaven worden geconfronteerd. De Raad adviseert in de toelichting op de hierboven geschetste problemen in te gaan en in het bijzonder op de problematiek van de benodigde financiële reserves. 4. Gevolgen voor afzonderlijke categorieën studenten De Raad constateert dat in het voorstel de problematiek van het overgangsregime en het toepassingsgebied onvoldoende is overdacht. Dit roept vragen op met betrekking tot de positie van studenten die op 1 januari 2007 zijn ingeschreven, maar nog niet zijn afgestudeerd en de positie van studenten in het niet-bekostigde, aangewezen onderwijs, die recht hebben op studiefinanciering. a. Ingevolge artikel VI, eerste lid, treedt het nieuwe stelsel in werking met ingang van 1 januari 2007, en is het stelsel vanaf 1 september 2007 van toepassing op personen die vóór 1 januari 2007 zijn ingeschreven. Artikel 7.42a van de WHW kent studenten die zich voor de eerste keer aan een universiteit of hogeschool inschrijven leer- en uitlooprechten toe. De omvang daarvan is geregeld in de artikelen 7.42b tot en met 7.42d. Artikel 7.42f bepaalt dat degenen die een bachelor- of een masteropleiding dan wel een daarmee vergelijkbare opleiding in het hoger onderwijs hebben voltooid, geen aanspraak meer hebben op leer- en uitlooprechten. Artikel 18.58 van de WHW regelt dat de aanspraken van studenten die in het studiejaar 2006-2007 na afronding van hun studie een tweede studie volgen onaangetast blijven. Het voorstel bevat echter geen specifieke regels voor de vaststelling van het aantal leerrechten dat studenten krijgen toegekend die op 1 januari 2007 al eerder in het hoger onderwijs waren ingeschreven en die onder het oude stelsel al een aantal halve jaren aan studiefinanciering hebben verbruikt. Volgens paragraaf 3.1.3 van de memorie van toelichting hebben alle voor 1 januari 2007 ingeschreven studenten een volledige aanspraak op leerrechten, wanneer zij ook na 1 januari 2007 ingeschreven blijven en in het studiejaar 2007-2008 deze inschrijving herbevestigen. Zij hebben aanspraak op leerrechten behorend bij de betrokken opleiding ongeacht het aantal jaren dat nog nodig is om de studie af te ronden. Op deze wijze is er geen sprake van inperking van rechten van zittende studenten of de problematiek van vaststelling van het verbruik in het verleden, aldus de toelichting. Dit zou betekenen dat alle ingeschreven studenten het maximale aantal leerrechten krijgen toegekend, zonder dat enig onderscheid wordt gemaakt naar het aantal jaren dat zij onder het oude stelsel reeds waren ingeschreven. Naar het oordeel van de Raad valt deze maximale toekenning niet uit de tekst van de WHW af te leiden. Bovendien zou het toekennen van extra leerrechten aan bijna afgestudeerde studenten afbreuk doen aan het streven om studenten sneller te laten afstuderen. De toelichting bevat ook geen rechtvaardiging om studenten die al een aantal jaren gestudeerd hebben, te behandelen alsof zij voor de eerste keer in het hoger onderwijs worden ingeschreven, anders dan een verwijzing naar problemen die de verrekening van het aantal genoten jaren hoger onderwijs meebrengt. De Raad adviseert aan het voorstel een regeling toe te voegen van de toekenning van leerrechten aan reeds eerder ingeschreven studenten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal jaren dat zij reeds waren ingeschreven. b. Ingevolge artikel 7.1, tweede lid, van de WHW is titel 3 van hoofdstuk 7 van deze wet, en daarmee ook de in te voegen paragraaf over leerrechten, niet van toepassing op niet-bekostigde, aangewezen opleidingen. De toelichting bevat geen motivering waarom het stelsel aan leerrechten gekoppelde collegekredietfaciliteiten uitsluitend van toepassing is op bekostigde opleidingen, en niet op niet-bekostigde, aangewezen opleidingen. Het voorstel besteedt geen aandacht aan de vraag of studenten aan deze instellingen, die thans op grond van artikel 2.9 van de WSF 2000 studiefinanciering ontvangen, ook een collegegeldkrediet kunnen krijgen, en hoe dat werkelijk is geregeld. De tekst van artikel 3.16a, derde lid, van de WSF 2000 lijkt uitsluitend betrekking te hebben op bekostigd hoger onderwijs, maar sluit aangewezen onderwijs niet uitdrukkelijk uit. Ook de definitie van collegegeldkrediet in artikel 1.1 van de WSF 2000, gelezen in samenhang met de definitie van hoger onderwijs in deze bepaling, alsmede met de artikelen 2.9 en 5.2 van deze wet, sluit zulks niet uit. De Raad wijst erop dat het toekennen van collegegeldkrediet aan studenten in het niet-bekostigde onderwijs past in het streven naar meer vraagsturing. Bovendien bevat de studiefinanciering thans een normbedrag voor collegegeld, dat ook wordt verstrekt aan studenten in het aangewezen onderwijs. Deze bijdrage zal in de regel niet voldoende zijn voor de financiering van het collegegeld. De afschaffing van dit bedrag voor deze categorie studenten verdient dan ook nadere motivering. De Raad adviseert het al dan niet van toepassing zijn van de mogelijkheid van collegegeldkrediet voor studenten in het aangewezen onderwijs, duidelijk te regelen en de gemaakte keuze te motiveren. 5. Positie van uitgelote studenten medicijnen Ingevolge artikel 7.42f, eerste lid, van de WHW hebben degenen aan wie de graad Bachelor of een ander diploma in het hoger onderwijs is verleend, geen aanspraak meer op leer- en uitlooprechten voor een bacheloropleiding. Ingevolge het tweede lid van dit artikel hebben degenen aan wie al de graad Master of een ander vergelijkbaar diploma is verleend, geen aanspraak meer op leer- en uitlooprechten voor een masteropleiding. Ingevolge artikel 7.42g is het voorgaande artikel niet van toepassing op degenen die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg gaan volgen. Volgens paragraaf 3.2 van de toelichting gaat het hierbij om opleidingen die in het onderdeel Onderwijs of Gezondheidszorg van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) staan vermeld en wordt deze uitzondering ingegeven door de specifieke verantwoordelijkheid van de overheid voor deze sectoren en voor de arbeidsmarktproblematiek. De Raad wijst erop dat niet alle opleidingen die betrekking hebben op gezondheidszorg in het CROHO onder het domein Gezondheidszorg staan geregistreerd. Nu uitsluitend de registratie van de eerder gevolgde opleiding als criterium wordt gebruikt, leidt dit ertoe dat studenten die al een opleiding hebben gevolgd die onder Gezondheidszorg staat geregistreerd, zoals bijvoorbeeld de opleiding Health Law, geen nieuwe leerrechten krijgen, terwijl studenten die een vergelijkbare of zelfs dezelfde opleiding hebben gevolgd, die echter onder een ander domein staat geregistreerd, wel nieuwe leerrechten ten behoeve van een opleiding Gezondheidszorg toegekend krijgen. Deze problematiek doet zich in het bijzonder voor bij uitgelote studenten geneeskunde, die, in afwachting van een nieuwe loting voor deze studie, tijdelijk een verwante studie volgen, en bij studenten die vanuit het hoger beroepsonderwijs willen doorstromen naar de universiteit, zoals HBO-verpleegkundigen die daarna de opleiding nurse practitioner willen volgen of geneeskunde willen gaan studeren. De Raad acht deze situatie onwenselijk, te meer nu artikel 7.42g juist beoogt het aantal studenten in opleidingen op het gebied van gezondheidszorg, waarvoor nu een numerus fixus bestaat, te vergroten. Hij adviseert een voorziening te treffen voor de bedoelde categorieën studenten en daarbij duidelijker aan te geven welke opleidingen in het CROHO vallen onder de noemer "Gezondheidszorg". 6. Positie van buitenlandse studenten Ingevolge artikel 7.48, tweede lid, van de WHW betalen studenten die zijn ingeschreven aan een instelling voor hoger onderwijs buiten Nederland doch in Nederland onderwijs genieten slechts het verschil tussen de reeds betaalde bijdrage en het hogere Nederlandse collegegeld. Ingevolge het derde lid van deze bepaling kunnen studenten worden vrijgesteld van collegegeld indien het buitenlandse collegegeld hoger of gelijk is aan het Nederlandse collegegeld. Volgens paragraaf 3.6 van de toelichting is in Europees verband afgesproken dat uitwisselingsstudenten met gesloten beurzen gebruik kunnen maken van onderwijs. De Raad wijst erop dat de werving van buitenlandse studenten door Nederlandse universiteiten en hogescholen hierdoor onaantrekkelijk wordt, omdat de Nederlandse instellingen hiervoor geen of weinig bekostiging ontvangen, terwijl zij wel moeten investeren in voorzieningen voor buitenlandse studenten zoals taalcursussen of het geven van onderwijs in het Engels. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven hoe dit probleem kan worden ondervangen. 7. Vervanging Raulinvergoeding Volgens paragraaf 9.2.1 van de toelichting heeft de invoering van het collegegeldkrediet gevolgen voor de Raulinvergoeding voor studenten uit de EER-landen en uit Zwitserland. Deze studenten ontvangen een bedrag ter hoogte van de basisbeurs voor thuiswonenden, ter compensatie van het te betalen collegegeld. Het collegegeldkrediet zal deze vergoeding vervangen, zodat nieuwe studenten uit deze landen geen recht meer hebben op de Raulinvergoeding, maar nu aanspraak kunnen maken op het collegegeldkrediet. In het arrest-Bidar van 15 maart 2005 oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dat steun aan legaal in de lidstaat verblijvende studenten die wordt toegekend ter dekking van hun kosten van levensonderhoud, in de vorm van een gesubsidieerde lening, dan wel als beurs, onder de werking van het discriminatieverbod van artikel 12 van het EG-Verdrag valt.(zie noot 2) Voorts oordeelde het Hof in deze zaak dat artikel 12 van het EG-Verdrag in de weg staat aan een nationale regeling die studenten slechts recht geeft op steun ter dekking van hun kosten van levensonderhoud indien zij in de ontvangende lidstaat gevestigd zijn, en die tegelijkertijd uitsluit dat een onderdaan van een andere lidstaat als student de status van gevestigd persoon kan verwerven, ook al verblijft die onderdaan legaal in de ontvangende lidstaat, en heeft hij er een groot deel van zijn middelbaar onderwijs gevolgd, waardoor hij een reële band met de samenleving van deze staat heeft gelegd. De toelichting besteedt geen aandacht aan de gevolgen van dit arrest, waar het gaat om de mogelijkheid dat studenten die burger van de Europese Unie zijn op basis van deze uitspraak aanspraak kunnen maken op studiefinanciering voor het levensonderhoud. Evenmin besteedt de toelichting aandacht aan de consequenties van richtlijn 2004/38, die op 30 april 2006 moet zijn geïmplementeerd, en in het bijzonder van artikel 24, tweede lid, van deze richtlijn, voor de aanspraken van studenten uit de EER-landen en uit Zwitserland op een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud.(zie noot 3) De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen van het arrest-Bidar en van richtlijn 2004/38. 8. Studiefinanciering Het voorstel leidt tot afzonderlijke vormen van studiefinanciering voor het levensonderhoud en voor het collegegeld. Naast de basisbeurs, die al dan niet in een lening kan worden omgezet, komt er een afzonderlijk collegegeldkrediet. De hoogte daarvan is afhankelijk van het collegegeld dat een student moet betalen. De Raad onderkent het belang van deze extra financiële voorziening voor studenten, maar wijst erop dat de introductie van het collegegeldkrediet leidt tot een ingewikkelder stelsel van studiefinanciering. Het stelsel kent verder naast leerrechten ook uitlooprechten en extra leerrechten, en naast het wettelijke collegegeld, het instellingscollegegeld en, in ieder geval tot 2010, het gemaximeerde collegegeld. Voorts komen er een afzonderlijk terugbetalingsregime voor binnenlandse belastingplichtigen en een voor zowel degenen die vóór het studiejaar 2007-2008 studiefinanciering ontvingen als voor de buitenlandse debiteuren. Binnen deze categorie wordt bovendien op sommige onderdelen nog onderscheid gemaakt. De toelichting gaat er in de paragrafen 8.1 en 11 van uit dat het voorstel uitvoerbaar is en dat de administratieve lasten van de instellingen en de studenten zullen afnemen door het vervallen van regels met betrekking tot de begroting van instelling en de inschrijving per studiejaar. De Raad wijst echter op het risico dat de voordelen van dit nieuwe stelsel teniet worden gedaan door de verregaande complexiteit daarvan. Hij adviseert in de toelichting op dit gevaar in te gaan en de systematiek zo veel mogelijk te vereenvoudigen. Daarnaast adviseert de Raad in de toelichting in te gaan op de wijze waarop voorlichting over het nieuwe systeem aan de studenten zal plaatsvinden. 9. Samenhang van het voorstel met de Aanpassingswet Awir Het voorstel bevat begrippen en regels voor de draagkrachtbepaling van hen die een studieschuld dienen terug te betalen.(zie noot 4) Deze begrippen, zoals "gecorrigeerd verzamelinkomen" en een specifiek partnerbegrip, en de daarop aansluitende regels waarvan het begin van het cursusjaar 2007-2008 het tijdstip van de beoogde inwerking is(zie noot 5), zijn nagenoeg alle ontleend aan de bestaande Wet studie- financiering 2000. Inmiddels is de parlementaire behandeling van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Awir) waarmee onder meer de Wet studiefinanciering 2000 wordt herzien, in een vergevorderd stadium gekomen.(zie noot 6) Ingevolge deze aanpassingswet zal wijziging worden aangebracht in de hiervoor bedoelde begrippen en regels en in andere begrippen en regels van de Wet studiefinanciering 2000 die niet in het voorstel zijn begrepen. De achtereenvolgende tranches van de Awir-wijzigingen van de Wet studiefinanciering 2000 treden in werking met ingang van 1 januari 2006, 1 januari 2007 en 1 januari 2008.(zie noot 7) Bij vergelijking van het voorstel van wet, dat bij de Raad op 21 juli 2005 aanhangig is gemaakt, met de Aanpassingswet Awir moet worden vastgesteld dat in het voorstel, mede gelet op verschillende regimes voor de inwerkingtredingtijdstippen(zie noot 8), geen rekening is gehouden met de hiervoor bedoelde wijzigingen in de Aanpassingswet Awir. De tot nu toe gevolgde procedure brengt mee dat artikel IV van het onderhavige wetsvoorstel feitelijk achterhaald is door de eerder ingediende Aanpassingswet Awir, zoals deze aan de Eerste Kamer is voorgelegd. Tevens kan worden vastgesteld dat de tekst van dit laatste voorstel van wet zoals deze bij de Eerste Kamer ligt bijna een half jaar bekend was ten tijde van de aanhangigmaking van het onderhavige voorstel bij de Raad. Het voorgaande brengt mee dat het voorstel, voorzover dat niet wordt geactualiseerd ingevolge de Aanpassingswet Awir, met een verouderde inhoud wordt voorgelegd aan de Tweede Kamer. Tijdens de parlementaire behandeling zal het voorstel dan alsnog moeten worden geactualiseerd vanuit de Aanpassingswet Awir. De Raad tekent hierbij aan dat over de samenhang van het voorstel met de Aanpassingswet Awir en van de daarmee samenhangende complicaties en de nog te volgen stappen geen enkele mededeling wordt gedaan in de memorie van toelichting. De Raad adviseert dit laatste alsnog te doen en het voorstel met het oog op de Aanpassingswet Awir alsnog te actualiseren. Voor zover die actualisering tot inhoudelijke wijzigingen van het wetsvoorstel leidt, gaat de Raad ervan uit dat die wijzigingen ter advisering aan hem zullen worden voorgelegd. 10. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2007, no.07.004137, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2000, no.00.005667, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels ter uitvoering van het stelsel van pluimveerechten (Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de gegevensverstrekking door de Sociale verzekeringsbank en een enkele technische wijziging.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de gegevensverstrekking door de Sociale verzekeringsbank en een enkele technische wijziging.Bij Kabinetsmissive van 9 november 2016, no.2016001943, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de gegevensverstrekking door de Sociale verzekeringsbank en een enkele technische wijziging, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanpassing van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren en het Besluit van 25 april 1994, houdende aanwijzing van de personen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Politiewet 1993, over wie de politietaak van de Koninklijke marechaussee zich mede uitstrekt (Stb. 353), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanpassing van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren en het Besluit van 25 april 1994, houdende aanwijzing van de personen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Politiewet 1993, over wie de politietaak van de Koninklijke marechaussee zich mede uitstrekt (Stb. 353), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 september 2011, no.11.002273, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren en het Besluit van 25 april 1994, houdende aanwijzing van de personen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Politiewet 1993, over wie de politietaak van de Koninklijke marechaussee zich mede uitstrekt (Stb. 353), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Lucky Bamboo in verband met een wijziging van de definitie van Lucky Bamboo en de uitbreiding van de reikwijdte van het besluit tot invoer uit EU-landen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Lucky Bamboo in verband met een wijziging van de definitie van Lucky Bamboo en de uitbreiding van de reikwijdte van het besluit tot invoer uit EU-landen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 april 2014, no.2014000854, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit Lucky Bamboo in verband met een wijziging van de definitie van Lucky Bamboo en de uitbreiding van de reikwijdte van het besluit tot invoer uit EU-landen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen), met memorie van toelichting. Het voorstel bevat de uitwerking van de in het regeerakkoord Bruggen slaan aangekondigde aanpassing (versobering) van het zogenoemde Witteveenkader. zie noot 1 De versobering houdt in dat de fiscaal toegestane maximale jaarlijkse pensioenopbouwpercentages in de tweede pijler met ingang van 1 januari 2015 worden verlaagd (bijvoorbeeld voor een op het middelloonstelsel gebaseerd ouderdomspensioen met 0,4%-punt) zie noot 2 , en wel voor pensioenaanspraken die op of na die datum worden opgebouwd. Dit betekent alleen een versobering voor de toekomst; voor zover pensioenaanspraken zijn opgebouwd vóór die datum worden zij gerespecteerd. Daarnaast houdt de versobering in dat met ingang van 1 januari 2015 de fiscaal gefaciliteerde opbouw niet meer geldt voor (anders gezegd: wordt afgetopt bij) een pensioengevend loon van meer dan 100 000 zie noot 3 (ongeveer drie keer modaal). zie noot 4 Deze aanpassing van het Witteveenkader wordt vervolgens doorgetrokken naar de vrijwillige aanvullende opbouw van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler (individuele lijfrenteopbouw en fiscale oudedagsreserve (FOR)). zie noot 5
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gezagsregisters mede in verband met de uitbreiding van aantekeningen in het gezagsregister en van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met het juridisch ouderschap door geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gezagsregisters mede in verband met de uitbreiding van aantekeningen in het gezagsregister en van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met het juridisch ouderschap door geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2014, no.2014000413, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit gezagsregisters mede in verband met de uitbreiding van aantekeningen in het gezagsregister en van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met het juridisch ouderschap door geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het concurrentiebeding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het concurrentiebeding.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de invoering van het geweldsmiddel pepperspray.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de invoering van het geweldsmiddel pepperspray.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 augustus 2011, no.11.001850, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van arbeidsongeschiktheidswetten en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de verhoging van de uitkering voor volledig arbeidsongeschikten naar 75% en in verband met de uitsluiting van de wachttijd in verband met wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Wet verhoging uitkeringshoogte arbeidsongeschiktheidswetten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van arbeidsongeschiktheidswetten en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de verhoging van de uitkering voor volledig arbeidsongeschikten naar 75% en in verband met de uitsluiting van de wachttijd in verband met wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Wet verhoging uitkeringshoogte arbeidsongeschiktheidswetten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juni 2007, no.07.001838, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van arbeidsongeschiktheidswetten en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de verhoging van de uitkering voor volledig arbeidsongeschikten naar 75% en in verband met de uitsluiting van de wachttijd in verband met wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Wet verhoging uitkeringshoogte arbeidsongeschiktheidswetten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing van de in deze wetten strafbaar gestelde feiten, alsmede van enkele andere wettelijke voorschriften van strafvorderlijke aard, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing van de in deze wetten strafbaar gestelde feiten, alsmede van enkele andere wettelijke voorschriften van strafvorderlijke aard, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001785, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing van de in deze wetten strafbaar gestelde feiten, alsmede van enkele andere wettelijke voorschriften van strafvorderlijke aard, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen (nadere implementatie richtlijn 91/439/EEG, versoepeling legitimatievoorschriften, invoering eis van rechtmatig verblijf examenkandidaten en aanbrengen van een aantal andere wijzigingen) en het Besluit politieregisters, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen (nadere implementatie richtlijn 91/439/EEG, versoepeling legitimatievoorschriften, invoering eis van rechtmatig verblijf examenkandidaten en aanbrengen van een aantal andere wijzigingen) en het Besluit politieregisters, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijziging van het op 27 februari 1995 te Stockholm totstandgekomen Verdrag tot oprichting van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning; Stockholm, 24 januari 2006 (Trb. 2007, 24), met toelichtende nota

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijziging van het op 27 februari 1995 te Stockholm totstandgekomen Verdrag tot oprichting van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning; Stockholm, 24 januari 2006 (Trb. 2007, 24), met toelichtende notaBij Kabinetsmissive van 29 maart 2007, no.07.001069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van het op 27 februari 1995 te Stockholm totstandgekomen Verdrag tot oprichting van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning; Stockholm, 24 januari 2006 (Trb. 2007, 24), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over de positie van de gewetensbezwaarde (trouw)ambtenaren.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over de positie van de gewetensbezwaarde (trouw)ambtenaren.Bij brief van 3 januari 2012 hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd hen van voorlichting te dienen over de positie van de gewetensbezwaarde (trouw)ambtenaren.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije inzake internationaal vervoer over de weg; Sofia, 25 november 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije inzake internationaal vervoer over de weg; Sofia, 25 november 2003, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in verband met inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van meer dan 75 MW, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in verband met inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van meer dan 75 MW, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de beperking van de financiële toezichtlast op gemeenten en provincies, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de beperking van de financiële toezichtlast op gemeenten en provincies, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2012, no.12.000116, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de beperking van de financiële toezichtlast op gemeenten en provincies, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met invoering van een variabele uitkering (Wet variabele pensioenuitkering), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met invoering van een variabele uitkering (Wet variabele pensioenuitkering), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2015, no.2015001832, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met invoering van een variabele uitkering (Wet variabele pensioenuitkering), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 25 juni 2013 houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 25 juni 2013 houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2016, no.2016001871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit van 25 juni 2013 houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van deskundigen als bedoeld in artikel 28a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit aanwijzing deskundigen transgenders), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van deskundigen als bedoeld in artikel 28a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit aanwijzing deskundigen transgenders), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 april 2014, no.2014000735, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanwijzing van deskundigen als bedoeld in artikel 28a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit aanwijzing deskundigen transgenders), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2008, no.08.001906, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Haarlemmermeer.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Haarlemmermeer.Bij Kabinetsmissive van 20 september 2017, no.2017001564, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Haarlemmermeer, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanpassing van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanpassing van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.001985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de aanpassing van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een regeling op grond waarvan onder voorwaarden vrijstelling van energiebelasting wordt verleend (Besluit vrijstelling energiebelasting op elektriciteit bij convenanten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een regeling op grond waarvan onder voorwaarden vrijstelling van energiebelasting wordt verleend (Besluit vrijstelling energiebelasting op elektriciteit bij convenanten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment in het kader van innovatieve kinderopvang (Besluit experiment integraal dagarrangement).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment in het kader van innovatieve kinderopvang (Besluit experiment integraal dagarrangement).Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2012, no.12.001570, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels voor een experiment in het kader van innovatieve kinderopvang (Besluit experiment integraal dagarrangement), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met onder andere het Protocol van 1997 tot wijziging van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1999, 169) en richtlijn nr. 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 tot wijziging van richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU L 191), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in verband met onder andere het Protocol van 1997 tot wijziging van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1999, 169) en richtlijn nr. 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 tot wijziging van richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU L 191), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de verkrijging van de eigendom van het landelijk hoogspanningsnet of een deel daarvan (reparatie eigendom hoogspanningsnet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de verkrijging van de eigendom van het landelijk hoogspanningsnet of een deel daarvan (reparatie eigendom hoogspanningsnet).Bij Kabinetsmissive van 24 april 2003, no.03.001832, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de verkrijging van de eigendom van het landelijk hoogspanningsnet of een deel daarvan (reparatie eigendom hoogspanningsnet). Het wetsvoorstel strekt tot het opnemen van een bepaling in de Elektriciteitswet 1998 op grond waarvan het aan anderen dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet niet is toegestaan het landelijk hoogspanningsnet of delen daarvan in eigendom te verkrijgen, terwijl het aan de eigenaren van het landelijk hoogspanningsnet niet is toegestaan daarop rechten te vestigen ten behoeve van anderen dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. De rechtspersoon die krachtens artikel 10, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is aangewezen als beheerder van het landelijk hoogspanningsnet, is TenneT B.V. (hierna: TenneT). In de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector was (bij nota van wijziging(zie noot 1)) een artikel 11a van de Elektriciteitswet 1998 opgenomen. De Raad van State is niet gevraagd over dit toegevoegde artikel advies uit te brengen. Ingevolge het derde tot en met vijfde lid van dat artikel was het anderen dan de beheerder van het hoogspanningsnet TenneT niet toegestaan om vermogensbestanddelen die tezamen het hoogspanningsnet of een deel daarvan vormen, te verkrijgen dan wel daar ten behoeve van anderen dan de netbeheerder rechten op te vestigen, tenzij de Minister van Economische Zaken daarvoor toestemming gaf. Deze leden zijn per 1 januari 2003 vervallen. De feitelijke situatie is thans, dat de rijksoverheid indirect 65% van het hoogspanningsnet in eigendom heeft (namelijk via Saranne BV, waarvan de staat alle aandelen bezit en TenneT statutair bestuurder is(zie noot 2)). De andere eigenaren van het landelijk hoogspanningsnet zijn op dit moment: Transportbedrijf Zuid-Holland, Essent, Delta en Nuon; zij hebben tezamen ongeveer 35% van het hoogspanningsnet in eigendom.(zie noot 3) Tennet is beheerder van het gehele landelijk hoogspanningsnet. De SEP heeft TenneT reeds in 1998 aangewezen als netbeheerder. De staat heeft aan de aanwijzing op 25 oktober 2001 goedkeuring verleend. Thans wordt voorgesteld het per 1 januari 2003 vervallen artikel 11a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 opnieuw op te nemen. De tekst van de nieuwe bepaling verschilt echter aanzienlijk van de vervallen bepaling. Laatstgenoemd artikel voorzag in de clausule "tenzij Onze Minister instemt met die verwerving of vestiging van rechten". Deze clausule is in het voorgestelde artikel weggevallen. Ook heeft de thans voorgestelde bepaling, anders dan de vervallen bepaling, een permanent karakter. De Raad maakt naar aanleiding van het voorstel een aantal opmerkingen. Het college is van oordeel dat de noodzaak en de proportionaliteit van de voorgestelde bepaling onvoldoende is duidelijk geworden, hetgeen in het bijzonder van belang is bij de beoordeling van de vraag of de voorgestelde maatregelen verenigbaar zijn met het vrije verkeer van kapitaal (artikel 56 van het EG-Verdrag) en het eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In verband daarmee adviseert de Raad het wetsvoorstel in dat licht opnieuw te bezien. 1. Het voorgestelde artikel gaat verder dan het per 1 januari 2003 vervallen artikel 11a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998: het maakt de verkrijging in eigendom van het net of delen daarvan door anderen dan TenneT en de vestiging van rechten op het net ten behoeve van anderen dan TenneT onmogelijk, terwijl artikel 11a, vijfde lid, (oud) dergelijke verkrijging en vestiging van rechten slechts afhankelijk maakte van instemming van de Minister van Economische Zaken. Voorts geldt voor de voorgestelde bepaling, anders dan voor het vervallen artikel 11a, vijfde lid, dat geen termijn is gesteld voor de geldingsduur van deze bepaling. De Raad merkt hierover het volgende op. a. De memorie van toelichting voorziet niet in een beschrijving van het probleem dat men met het voorgestelde artikel beoogt op te lossen. De toelichting geeft niet aan tot welke problemen het op 1 januari 2003 vervallen van artikel 11a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 tot dusver heeft geleid, dan wel tot welke problemen dit in de toekomst zou kunnen leiden. Het vervallen artikel 11a, vijfde lid, verbood verwerving van het landelijk hoogspanningsnet of delen daarvan door, en vestiging van rechten daarop ten behoeve van anderen dan de netbeheerder, tenzij de Minister van Economische zaken met de verwerving of vestiging instemde. De toelichting geeft geen antwoord op de vragen of en zo ja, hoe vaak, in welke gevallen en op welke gronden de minister instemming weigerde. b. In de toelichting wordt gesteld dat de voorgestelde regeling wenselijk is ter behartiging van het publieke belang van een onafhankelijk landelijk netbeheer.(zie noot 4) Daarnaast wordt gesteld dat de voorgestelde bepaling noodzakelijk is uit het oogpunt van het borgen van het publiek belang dat het netbeheer van het landelijk hoogspanningsnet nu en in een geliberaliseerde markt onafhankelijk wordt uitgeoefend van commerciële belangen.(zie noot 5) Ook wordt aangevoerd dat de regering er inmiddels van overtuigd is dat het voor het optimaal functioneren van de elektriciteitsmarkt noodzakelijk is dat er geen enkele vermenging ontstaat tussen het landelijk hoogspanningsnet en elektriciteitsproductie, levering of handel in elektriciteit.(zie noot 6) Dat met de voorgestelde regeling in het bijzonder beoogd wordt een goed beheer van het hoogspanningsnetwerk veilig te stellen, blijkt ook uit de paragraaf over de Europeesrechtelijke aspecten. Daarin wordt gesteld dat de bepaling dat anderen dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen rechten mogen vestigen op delen van het landelijk hoogspanningsnet, noodzakelijk is voor het optimaal beheer,(zie noot 7) en dat de beperking van de mededinging noodzakelijk is om TenneT op een goede wijze de in artikel 16 van de Elektriciteitswet 1998 opgenomen taken te laten vervullen.(zie noot 8) Nu het beheer van het hoogspanningsnet ingevolge de reeds bestaande wettelijke bepalingen is voorbehouden aan TenneT, rijst de vraag op welke wijze de eigendom van het hoogspanningsnet een goed en onafhankelijk beheer van dat hoogspanningsnet kan frustreren. Die veronderstelling lijkt immers ten grondslag te liggen aan het onderhavige wetsvoorstel, maar wordt op geen enkele wijze aangetoond of anderszins aannemelijk gemaakt. Overigens valt een en ander ook niet uit de totstandkomingsgeschiedenis van het inmiddels vervallen artikel 11a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 af te leiden. De veronderstelling lijkt te zijn gebaseerd op weer een andere veronderstelling, namelijk dat de huidige en toekomstige eigenaren van het hoogspanningsnet hun eigendom kunnen exploiteren naar eigen goeddunken. Dat is niet juist. Zij zijn daarbij (onder meer) gebonden aan de bepalingen van de Elektriciteitswet 1998, die het beheer strikt aan de netbeheerder voorbehouden. Op die manier lijkt een goed beheer van het hoogspanningsnetwerk reeds met de bestaande wettelijke bepalingen te zijn gewaarborgd. c. Ingevolge artikel 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 behoeft iedere wijziging in de eigendom van het net of van de aandelen van de netbeheerder instemming van de Minister van Economische Zaken. Indien de belangrijkste doelstelling van het voorstel is een goed en onafhankelijk beheer, dan rijst de vraag waarom de regeling van artikel 93, derde lid, niet volstaat: de minister kan instemming weigeren indien aangetoond kan worden dat een bepaalde overdracht dan wel het vestigen van rechten in een bepaald geval niet ten goede zou komen aan een goed en onafhankelijk beheer. d. De Elektriciteitswet 1998 voorziet reeds in regels die een goed en onafhankelijk beheer moeten waarborgen. Niet wordt aangetoond op welke punten die regels tekortschieten.(zie noot 9) Voorzover deze bepalingen tekort zouden schieten, zij erop gewezen dat onder de huidige wettelijke regels de staat weliswaar nog de mogelijkheid heeft om aandelen in TenneT te verkopen, maar dat het voorgestelde artikel 93a dat bij amendement van het Tweede-Kamerlid Korstenhorst aan wetsvoorstel 28 665 is toegevoegd, bepaalt dat de aandelen van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij de staat (moeten) berusten.(zie noot 10) Indien dit voorstel tot wet wordt verheven lijken additionele regels die moeten voorkomen dat de staat zeggenschap in de netbeheerder verliest, ook in zoverre niet nodig. e. Uit de toelichting blijkt niet welke alternatieven voor de voorgestelde regeling zijn overwogen. Regelingen die een minder vergaande inbreuk vormen op de eigendom zijn echter wel denkbaar. Het per 1 januari 2003 vervallen artikel 11a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998, ging minder ver, en gaf tegelijkertijd de mogelijkheid om toezicht te houden op de eigendomsverhoudingen en instemming aan bepaalde transacties te weigeren. De regeling van artikel 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 biedt een vergelijkbaar alternatief. Ook is denkbaar dat aan TenneT een voorkeursrecht wordt toegekend, in die zin dat de andere eigenaren bij verkoop van hun eigendom eerst aan TenneT moeten aanbieden ("right of first refusal"). Overigens zijn niet alleen minder vergaande alternatieven denkbaar. Indien inderdaad wordt aangetoond dat de eigendom van het gehele netwerk onmisbaar is voor een goed en onafhankelijk beheer, is het onlogisch de bestaande eigendomsverhoudingen intact te laten. In dat geval lijkt een gedwongen verkoop door de huidige eigenaren van het hoogspanningsnet aangewezen. In het licht van het voorgaande adviseert de Raad het voorstel opnieuw te bezien. 2. In de toelichting wordt gesteld dat de beperking die dit wetsvoorstel oplegt aan de eigenaren en (potentiële) kopers van het landelijk hoogspanningsnet, verenigbaar is met het Europese recht.(zie noot 11) Gesteld wordt dat voldaan is aan de vereisten voor het maken van een uitzondering op het verbod van beperkingen op het kapitaal- en betalingsverkeer, in het bijzonder de eisen van noodzakelijkheid en evenredigheid. Onder verwijzing naar de voorgaande punten merkt het college op dat het voorstel allereerst niet duidelijk maakt welk belang (beheer, zeggenschap, eigendom) het beoogt te beschermen. Daarnaast wordt niet aangetoond waarom de voorgestelde maatregel ter bescherming van dat belang noodzakelijk is, noch dat aan het proportionaliteitsvereiste is voldaan. Het verzekeren van veiligheid en betrouwbaarheid van de netten moet naar het oordeel van de Raad weliswaar inderdaad worden aangemerkt als een legitiem openbaar belang dat het handhaven van een beperking van het vrije verkeer van kapitaal kan rechtvaardigen, maar vervolgens moet dan wel komen vast te staan dat de maatregel ter behartiging van dat belang noodzakelijk is en proportioneel. Zoals in het voorgaande punt aan de orde is gesteld, is de toelichting op een aantal voor de beoordeling van dit punt relevante aspecten onduidelijk. De Raad adviseert hierop nader in te gaan. 3. Artikel 1, tweede lid, van het Eerste Protocol bij het EVRM bepaalt dat regulering van eigendom is toegestaan indien dat noodzakelijk is in het algemeen belang en de maatregel proportioneel is. Wederom onder verwijzing naar het voorgaande, is de Raad van oordeel dat de toelichting voor de beoordeling van de noodzaak en de proportionaliteit van het voorstel onduidelijk is. De Raad adviseert hierop nader in te gaan. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels over inbewaringneming en instelling van een vordering tot afgifte van cultuurgoederen afkomstig uit een tijdens een gewapend conflict bezet gebied (Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels over inbewaringneming en instelling van een vordering tot afgifte van cultuurgoederen afkomstig uit een tijdens een gewapend conflict bezet gebied (Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 december 2008, no.08.003594, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een brede doeluitkering aan provincies en regionaal openbare lichamen ten behoeve van de uitvoering van een integraal verkeer- en vervoerbeleid (Wet BDU verkeer en vervoer), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een brede doeluitkering aan provincies en regionaal openbare lichamen ten behoeve van de uitvoering van een integraal verkeer- en vervoerbeleid (Wet BDU verkeer en vervoer), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de instelling van een nationaal inventarisatiesysteem voor broeikasgassen en het opstellen van emissie-inventarissen van broeikasgassen (Besluit inventarisatie broeikasgassen Wlv), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de instelling van een nationaal inventarisatiesysteem voor broeikasgassen en het opstellen van emissie-inventarissen van broeikasgassen (Besluit inventarisatie broeikasgassen Wlv), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2004, no.04.003869, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot de instelling van een nationaal inventarisatiesysteem voor broeikasgassen en het opstellen van emissie-inventarissen van broeikasgassen (Besluit inventarisatie broeikasgassen Wlv), met nota van toelichting. Uit het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering (hierna: Klimaatverdrag)(zie noot 1) en het bij dat verdrag behorende protocol van Kyoto(zie noot 2) vloeit voor Nederland de verplichting voort om een nationaal inventarisatiesysteem op te zetten voor emissies van broeikasgassen. Met dit ontwerpbesluit wordt aan die verplichting uitvoering gegeven. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de archivering en de openbaarmaking van gegevens uit de nationale inventaris. Hij is van mening dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Artikel 1, onderdeel d, van het ontwerpbesluit omschrijft het nationaal inventarisatiesysteem kort gezegd als het geheel van institutionele, juridische en procedurele voorzieningen die worden getroffen om de nationale emissie-inventaris op te stellen. In de richtlijnen voor nationale systemen die door de Conferentie van Partijen bij het Kyoto-protocol zijn opgesteld, en waarnaar ook de nota van toelichting verwijst, wordt echter naast het opstellen van de inventaris ook de rapportage en archivering van de inventarisgegevens tot de functies van het nationale systeem gerekend.(zie noot 3) In het verlengde daarvan bepalen de richtlijnen onder andere dat ook gedisaggregeerde emissiegegevens per jaar moeten worden bijgehouden en gearchiveerd, alsmede documentatie omtrent hoe de gegevens voor de inventaris tot stand zijn gekomen. Al deze informatie moet op één plaats kunnen worden geraadpleegd.(zie noot 4) In dit verband is ook van belang dat artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het Klimaatverdrag verlangt dat de nationale inventaris openbaar wordt gemaakt. Het ontwerpbesluit bevat geen regels omtrent de archivering van gegevens en de openbaarmaking van de inventaris. Ook de nota van toelichting gaat niet op deze onderwerpen in. Weliswaar wordt vermeld dat de protocollen door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer worden geautoriseerd en uitgegeven, maar die protocollen bevatten de gebruikte methodieken en procedures, en niet noodzakelijkerwijs ook de emissiegegevens zelf.(zie noot 5) De Raad adviseert de omschrijving van nationaal inventarisatiesysteem in artikel 1 van het ontwerpbesluit in overeenstemming te brengen met de invulling die de richtlijnen van de Conferentie van Partijen geven aan dat begrip. Hij adviseert voorts in de nota van toelichting in te gaan op de manier waarop archivering en openbaarmaking van de in de inventaris opgenomen gegevens zullen plaatsvinden. 2. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met beperking van de ex post compensatiemechanismen voor de vaststelling van de vereveningsbijdrage, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met beperking van de ex post compensatiemechanismen voor de vaststelling van de vereveningsbijdrage, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2011, no.11.001801, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met beperking van de ex post compensatiemechanismen voor de vaststelling van de vereveningsbijdrage, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek inzake eilandbrede samenwerking op politiegebied op Sint Maarten; Parijs, 7 oktober 2010 (Trb. 2010, 311), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek inzake eilandbrede samenwerking op politiegebied op Sint Maarten; Parijs, 7 oktober 2010 (Trb. 2010, 311), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2012, no.12.001088, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek inzake eilandbrede samenwerking op politiegebied op Sint Maarten; Parijs, 7 oktober 2010 (Trb. 2010, 311), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio's, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio's, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2009, no.09.001813, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio's, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Anguilla inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Londen, 22 juli 2009 (Trb. 2009, 130), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Anguilla inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Londen, 22 juli 2009 (Trb. 2009, 130), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no.09.003098, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Anguilla inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met Protocol; Londen, 22 juli 2009 (Trb. 2009, 130), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het vervallen van de verplichting een proces-verbaal bij de politie op te maken over een vermist reisdocument en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het vervallen van de verplichting een proces-verbaal bij de politie op te maken over een vermist reisdocument en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 februari 2016, no.2016000352, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het vervallen van de verplichting een proces-verbaal bij de politie op te maken over een vermist reisdocument en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele Warenwetbesluiten in verband met de wijziging van de Warenwet (Stb. 2015, 235), de uitvoering van verordening (EU) nr. 1379/2013, de aanpassing van de aanduiding van kaas en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele Warenwetbesluiten in verband met de wijziging van de Warenwet (Stb. 2015, 235), de uitvoering van verordening (EU) nr. 1379/2013, de aanpassing van de aanduiding van kaas en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2015, no.2015001878, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele Warenwetbesluiten in verband met de wijziging van de Warenwet (Stb. 2015, 235), de uitvoering van verordening (EU) nr. 1379/2013, de aanpassing van de aanduiding van kaas en enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Waddinxveen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet(onteigeningsplan Extra Gouwekruising).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Waddinxveen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet(onteigeningsplan Extra Gouwekruising).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 2 juli 2013, no. RWS-2013/31162, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Waddinxveen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet(onteigeningsplan Extra Gouwekruising).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende algemene regels voor havenontvangstvoorzieningen (Besluit havenontvangstvoorzieningen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende algemene regels voor havenontvangstvoorzieningen (Besluit havenontvangstvoorzieningen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere rechtspositionele besluiten in verband met de inwerkingtreding van de Politiewet 201x (Wijzigingsbesluit rechtspositie politie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere rechtspositionele besluiten in verband met de inwerkingtreding van de Politiewet 201x (Wijzigingsbesluit rechtspositie politie), met nota van toelichting.In het ontwerpbesluit worden rechtspositieregelingen die gelden voor de politie, afgestemd op het voorstel voor een nieuwe Politiewet, die thans aanhangig is bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal.(zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van Provinciale Staten van Limburg van 10 juli 2009, nummer G-09-023, tot onteigening krachtens artikel 77, juncto artikel 79, tweede lid, van Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van Provinciale Staten van Limburg van 10 juli 2009, nummer G-09-023, tot onteigening krachtens artikel 77, juncto artikel 79, tweede lid, van Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 23 april 2010, no.BJZ2010011707, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot de gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van Provinciale Staten van Limburg van 10 juli 2009, nummer G-09-023, tot onteigening krachtens artikel 77, juncto artikel 79, tweede lid, van Titel IV van de onteigeningswet, zoals deze luidde vóór 31 maart 2010.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met kwijting aan bestuurders en commissarissen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met kwijting aan bestuurders en commissarissen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 juli 2013.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 juli 2013.Bij Kabinetsmissive van 7 januari 2013, no.13.000003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 juli 2013, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels over de veiligheid van bijzondere spoorwegen en tot wijziging van diverse andere besluiten in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt Spoor in beweging, waaronder de vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen en de implementatie van een technische specificatie inzake interoperabiliteit (Besluit bijzondere spoorwegen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels over de veiligheid van bijzondere spoorwegen en tot wijziging van diverse andere besluiten in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt Spoor in beweging, waaronder de vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen en de implementatie van een technische specificatie inzake interoperabiliteit (Besluit bijzondere spoorwegen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 december 2014, no.2014002455, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot het vaststellen van regels over de veiligheid van bijzondere spoorwegen en tot wijziging van diverse andere besluiten in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt Spoor in beweging, waaronder de vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen en de implementatie van een technische specificatie inzake interoperabiliteit (Besluit bijzondere spoorwegen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 mei 2010, no.10.001272, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende enkele aanpassingen van het Besluit externe klachtencommissie raad voor de kinderbescherming in verband met het vereenvoudigen van enkele bepalingen, met nota van toelichting

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende enkele aanpassingen van het Besluit externe klachtencommissie raad voor de kinderbescherming in verband met het vereenvoudigen van enkele bepalingen, met nota van toelichting
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Warmtewet in verband met enkele aanpassingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Warmtewet in verband met enkele aanpassingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2011, no.11.000277, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Warmtewet in verband met enkele aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Mediawet in verband met het bevorderen van een gezamenlijke strategie en duidelijke regie met betrekking tot de programmering van de landelijke publieke omroep, alsmede het aanbrengen van een helderder afbakening tussen toezicht, bestuur en professionele werkprocessen binnen de organisatie van de landelijk publieke omroep, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Mediawet in verband met het bevorderen van een gezamenlijke strategie en duidelijke regie met betrekking tot de programmering van de landelijke publieke omroep, alsmede het aanbrengen van een helderder afbakening tussen toezicht, bestuur en professionele werkprocessen binnen de organisatie van de landelijk publieke omroep, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende een voorziening om ter uitvoering van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties regels te kunnen stellen ten aanzien van schepen onder vreemde vlag (Wet voorschriften buitenlandse schepen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende een voorziening om ter uitvoering van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties regels te kunnen stellen ten aanzien van schepen onder vreemde vlag (Wet voorschriften buitenlandse schepen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en het Besluit ruimtelijke ordening (aanvullingen en verduidelijkingen inzake digitale eisen ruimtelijke besluiten alsmede het herstel van enkele gebreken), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en het Besluit ruimtelijke ordening (aanvullingen en verduidelijkingen inzake digitale eisen ruimtelijke besluiten alsmede het herstel van enkele gebreken), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 april 2012, no.12.000869, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en het Besluit ruimtelijke ordening (aanvullingen en verduidelijkingen inzake digitale eisen ruimtelijke besluiten alsmede het herstel van enkele gebreken), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2003/42/EG inzake melding van voorvallen in de burgerluchtvaart, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2003/42/EG inzake melding van voorvallen in de burgerluchtvaart, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (gezinsmigratie ongehuwde partners.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (gezinsmigratie ongehuwde partners.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2013, no.13.000861, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (gezinsmigratie ongehuwde partners), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van een wet tot aanpassing van diverse BES-onderwijswetten inzake het vervallen van de RMC-functie met betrekking tot voortijdig schoolverlaten in Caribisch Nederland.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van een wet tot aanpassing van diverse BES-onderwijswetten inzake het vervallen van de RMC-functie met betrekking tot voortijdig schoolverlaten in Caribisch Nederland.Bij Kabinetsmissive van 12 december 2014, no.2014002391, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot aanpassing van diverse BES-onderwijswetten inzake het vervallen van de RMC-functie met betrekking tot voortijdig schoolverlaten in Caribisch Nederland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitbreiding van de aansprakelijkheid voor de voldoening van het verschuldigde loon aan de werknemer die arbeid verricht ter uitvoering van een overeenkomst van goederenvervoer over de weg of een overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen over de weg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitbreiding van de aansprakelijkheid voor de voldoening van het verschuldigde loon aan de werknemer die arbeid verricht ter uitvoering van een overeenkomst van goederenvervoer over de weg of een overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen over de weg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 januari 2016, no.2016000100, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitbreiding van de aansprakelijkheid voor de voldoening van het verschuldigde loon aan de werknemer die arbeid verricht ter uitvoering van een overeenkomst van goederenvervoer over de weg of een overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen over de weg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende instelling van een Waddenfonds (Wet op het Waddenfonds), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende instelling van een Waddenfonds (Wet op het Waddenfonds), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de invoering van toezicht op het clearingbedrijf, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de invoering van toezicht op het clearingbedrijf, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Gambia inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Banjul, 28 november 2005, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Gambia inzake de export en handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Banjul, 28 november 2005, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende herziening van de regels over toegelaten instellingen en instelling van een Nederlandse Autoriteit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende herziening van de regels over toegelaten instellingen en instelling van een Nederlandse Autoriteit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 november 2009, no.09.003351, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herziening van de regels over toegelaten instellingen en instelling van een Nederlandse Autoriteit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; New York, 31 oktober 2003 (Trb.2004, 11 en Trb.2005, 244), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; New York, 31 oktober 2003 (Trb.2004, 11 en Trb.2005, 244), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring van een huwelijk en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken (Wet tegengaan huwelijksdwang), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring van een huwelijk en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken (Wet tegengaan huwelijksdwang), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 april 2012, no.12.000808, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring van een huwelijk en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken (Wet tegengaan huwelijksdwang), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de kennis van de Nederlandse taal voor houders van een certificaat van vakbekwaamheid en dienstverrichters die tijdelijk en incidenteel in een gereglementeerd beroep arbeid verrichten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de kennis van de Nederlandse taal voor houders van een certificaat van vakbekwaamheid en dienstverrichters die tijdelijk en incidenteel in een gereglementeerd beroep arbeid verrichten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 april 2013, no.13.000700, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de kennis van de Nederlandse taal voor houders van een certificaat van vakbekwaamheid en dienstverrichters die tijdelijk en incidenteel in een gereglementeerd beroep arbeid verrichten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent het vorderen van het gebruik van spoorweginfrastructuur en spoorwegmaterieel in geval van buitengewone omstandigheden (Besluit vorderen gebruik spoorweginfrastructuur en spoorwegmaterieel in buitengewone omstandigheden).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende bepalingen omtrent het vorderen van het gebruik van spoorweginfrastructuur en spoorwegmaterieel in geval van buitengewone omstandigheden (Besluit vorderen gebruik spoorweginfrastructuur en spoorwegmaterieel in buitengewone omstandigheden).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met de toekenning van een toeslag ter compensatie van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 en de bijdrage, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met de toekenning van een toeslag ter compensatie van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 en de bijdrage, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2007, no.07.001876, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met de toekenning van een toeslag ter compensatie van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 en de bijdrage, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regeling van de bijdragen in de kosten van jeugdzorg (Besluit bijdragen in de kosten van jeugdzorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regeling van de bijdragen in de kosten van jeugdzorg (Besluit bijdragen in de kosten van jeugdzorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2004, no. 04.002113, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regeling van de bijdragen in de kosten van jeugdzorg (Besluit bijdragen in de kosten van jeugdzorg), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit strekt ertoe de bijdragen van ouders en stiefouders en de eigen bijdrage van de jeugdigen in de kosten van jeugdzorg waarop ingevolge de Wet op de jeugdzorg (WJZ) aanspraak bestaat te regelen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de samenvoeging met overige besluiten op grond van de WJZ tot één algemene maatregel van bestuur, de delegatie en nog enige andere onvolkomenheden. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Samenvoeging tot één algemene maatregel van bestuur Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan de artikelen 69 tot en met 71 WJZ en regelt de bijdrage van ouders en stiefouders en de eigen bijdrage van de jeugdige in de kosten van de jeugdzorg. Het ontwerpbesluit hangt nauw samen met het Besluit jeugdzorgaanspraken, waarnaar artikel 1 verwijst. In dat besluit, waarover de Raad reeds eerder advies heeft uitgebracht,(zie noot 1) is geregeld op welke jeugdzorg een cliënt op grond van de wet aanspraak heeft. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de WJZ(zie noot 2) is opgemerkt dat het feit dat in een groot aantal bepalingen in regelgeving bij algemene maatregel van bestuur wordt voorzien niet betekent dat even zovele algemene maatregelen van bestuur opgesteld zullen worden. Aangezien de verschillende algemene maatregelen van bestuur inhoudelijk aan elkaar raken ligt het in de bedoeling samenhangende onderwerpen in één en dezelfde regeling onder te brengen, aldus de bewindslieden. In vervolg op zijn reeds eerder uitgebrachte adviezen in het kader van regelingen ter uitvoering van de WJZ en in aansluiting op hetgeen de bewindspersoon heeft aangegeven,(zie noot 3) adviseert de Raad bundeling van onderwerpen in één regeling in overweging te nemen. Op deze wijze wordt de onderlinge samenhang veel duidelijker, kan volstaan worden met het eenmalig vermelden van definities en behoeft niet steeds naar andere besluiten te worden verwezen. Ook voor de praktijk lijkt één regeling, bijvoorbeeld onderverdeeld in hoofdstukken, veel handzamer. De Raad geeft in overweging het ontwerpbesluit en de reeds eerder aan hem voorgelegde regelingen te integreren en samen te voegen tot één algemene maatregel van bestuur. Indien aan handhaving van de nu voorgestelde opzet de voorkeur wordt gegeven, dan dient daarvoor een uitdrukkelijke motivering te worden gegeven. 2. Onvolkomenheden in het gebruik van delegatiebepalingen a. In artikel 2 is de hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf geregeld, waarmee uitvoering wordt gegeven aan artikel 69, tweede lid, WJZ. Dit artikellid verplicht tot het stellen van regels omtrent de hoogte van de bijdrage, die naar de leeftijd van de jeugdige en de aard van de zorg zal verschillen. Het onderscheid naar leeftijd van de jeugdige is tot uitdrukking gebracht in artikel 2. Een differentiatie naar de aard van de zorg ontbreekt echter.(zie noot 4) Daarmee wordt op dit onderdeel geen uitvoering gegeven aan de in de wet gestelde plicht tot regeling. Indien aan een verder onderscheid in de praktijk geen behoefte bestaat, verdient het aanbeveling de WJZ zelf aan te passen in die zin dat de verplichting wordt gewijzigd in een mogelijkheid ("kunnen regels worden gesteld"). Daartoe bestaat de gelegenheid, nu eveneens het wetsvoorstel tot wijziging van de WJZ(zie noot 5) bij de Raad ter advisering aanhangig is gemaakt. b. Ingevolge artikel 2, tweede lid, kan bij ministeriële regeling worden bepaald in welke gevallen de hoogte van de ouderbijdrage nihil is. Hiermee wordt beoogd het op dit moment bestaande, in een bestuursconvenant vastgelegde, beleid van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, om de betaling van de ouderbijdrage in gevallen dat sprake is van betalingsonmacht ten gevolge van een zeer laag inkomen buiten invordering te stellen, ook in een regeling vast te leggen. Artikel 69, tweede lid, WJZ voorziet in regeling door de minister waar dit betreft de vaststelling van de hoogte van de bijdrage, gedifferentieerd naar leeftijd van de jeugdige en aard van de zorg. In zoverre sprake is van een verfijning binnen het kader van artikel 69 WJZ behoeft tegen subdelegatie geen bezwaar te bestaan. De Raad wijst evenwel op het volgende. Op grond van artikel 69, eerste lid, WJZ is de onderhoudsplichtige ouder aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van de aan een jeugdige geboden jeugdzorg. Verder bevat artikel 71 de uitzonderingen waarin geen ouderbijdrage is verschuldigd. Deze regeling komt overeen met de artikelen 41, en 41a tot en met 41i van de (nu nog geldende) Wet op de jeugdhulpverlening (WJHV). Uit de memorie van toelichting bij de WJZ blijkt niet dat voor de bijdrageplicht van een ander standpunt wordt uitgegaan dan onder de huidige regeling. Bijdrageplichtig is de onderhoudsplichtige ouder. Voor een nadere uiteenzetting omtrent deze onderhoudsplicht moet derhalve worden teruggegaan naar de ontstaansgeschiedenis van genoemde artikelen van de WJHV. Uit de memorie van toelichting(zie noot 6) blijkt allereerst dat het niet de bedoeling is geweest naast de "sluitende" opsomming van de uitzonderingen nog een open hardheidsclausule op te nemen.(zie noot 7) Verder vormen de besparing van verzorgingskosten en draagkracht van de ouders de uitgangspunten voor de ouderbijdrage. Wat betreft de besparing en de omvang van de draagkracht is aansluiting gezocht bij de kinderbijslag. De hoogte van de ouderbijdrage is daarom in belangrijke mate gerelateerd aan de hoogte van de kinderbijslag.(zie noot 8) Er wordt vanuit gegaan dat de omvang van de ouderbijdrage in feite door middel van de kinderbijslag wordt betaald. Dit heeft ertoe geleid dat de aanvankelijk voorgestelde benedengrens voor de betaling van een ouderbijdrage is komen te vervallen. Immers, betaling uit de kinderbijslag kan blijven geschieden als iemand een inkomen heeft dat gelijk is aan of lager dan de uitkering voor een alleenstaande ingevolge de Algemene Bijstandswet.(zie noot 9) Het draagkrachtbeginsel heeft echter geen expliciete plaats in de wet gekregen.(zie noot 10) Aanvankelijk was wel voorzien in een inkomensafhankelijke bijdrage, maar deze werd als te ingewikkeld, fraudegevoelig en kostbaar ter zijde gesteld en vervangen door een systeem van vaste ouderbijdragen, waarbij wordt aangesloten bij de kinderbijslag die voor de jeugdige wordt ontvangen.(zie noot 11) In de nota van wijziging is dan ook opgemerkt dat het inkomen van de bijdrageplichtige geen criterium meer vormt voor de vaststelling van de hoogte van de ouderbijdrage. Criteria zullen slechts zijn de leeftijd van de jeugdige, waarbij wordt aangesloten bij de leeftijdsindeling voor de kinderbijslag, en de aard van de verzorging en het verblijf.(zie noot 12) Het vorenstaande roept de vraag op of er niet sprake is van een gesloten systeem, dat geen individuele afwijkingsmogelijkheden toelaat, en of het toekennen van de bevoegdheid tot verfijningen die leiden tot een ouderbijdrage van nihil derhalve mogelijk is binnen het kader van artikel 69, tweede lid, WJZ. Het feit dat voor de omvang van de besparing van de kosten, die aan ouders, mede gelet op hun draagkracht, in rekening worden gebracht, aansluiting is gezocht bij de kinderbijslag, duidt erop dat de wetgever ervan uit is gegaan dat eenieder uit de kinderbijslag de vereiste bijdrage kan voldoen.(zie noot 13) In die gevallen dat dit niet mogelijk is, omdat geen kinderbijslag wordt genoten of er desondanks sprake is van betalingsonmacht, rijst de vraag of, gegeven dit kennelijk als gesloten bedoelde systeem, de oplossing daarvoor niet elders dient te worden gezocht. Schort het aan draagkracht dan is immers sprake van een breder probleem dat niet via de WJZ dient te worden opgelost, maar bijvoorbeeld via de Wet werk en bijstand.(zie noot 4) De Raad adviseert op de bevoegdheid tot het op nihil stellen van de hoogte van de ouderbijdrage met inachtneming van het voorgaande, nader in te gaan in de toelichting en zo nodig het tweede lid van artikel 2 te laten vervallen. 3. Overige onvolkomenheden a. Ingevolge artikel 4, vierde lid, is de eigen bijdrage van de jeugdige niet hoger dan de normprijs voor de kosten van het verblijf. Het is onduidelijk wat bedoeld wordt met het begrip "normprijs". Een definitie is niet opgenomen en ook ontbreekt een toelichting op dit artikellid, terwijl voorts in het geldende besluit(zie noot 15) een regeling van die strekking ontbreekt. In ieder geval behoeft de toelichting aanvulling en zo nodig dient de tekst van het ontwerpbesluit aangepast te worden. b. In afwijking van het geldende artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit bijdragen justitiële kinderbescherming en vrijwillige jeugdhulpverlening, dat een aparte regeling bevat voor een jeugdige die ouder is van een éénoudergezin of een jeugdige die voorafgaande aan de plaatsing duurzaam een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met iemand die niet zijn bloedverwant is, bevat artikel 4 een dergelijke differentiatie niet meer. Nu de toelichting hieraan geen aandacht geeft verdient het aanbeveling in ieder geval de toelichting aan te vullen en zo nodig de regeling aan te passen. c. In artikel 5, eerste lid, dat regels stelt omtrent de berekening van het aantal dagen dat de ouderbijdrage of de eigen bijdrage van de jeugdige verschuldigd is, wordt de dag van aankomst wel en de dag van vertrek niet meegerekend als dag van verblijf. De toelichting stelt dat het artikel is overgenomen uit artikel 3 van het Besluit bijdragen justitiële kinderbescherming en vrijwillige jeugdhulpverlening. Aangezien in dat besluit zowel de dag van aankomst als vertrek in rekening worden gebracht, wijkt de nu voorgestelde tekst hiervan af. Dit betekent dat de toelichting met de tekst van het ontwerpbesluit in overeenstemming gebracht moet worden. De Raad adviseert daartoe over te gaan. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 5 september 2012, no.12.002014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit begripsomschrijving prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie 1994 en het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag in verband met wijziging methode herziening bedragen kinderbijslag.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit begripsomschrijving prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie 1994 en het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag in verband met wijziging methode herziening bedragen kinderbijslag.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2b, vijfde lid, 2c, tweede lid, en 32, negende lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 12c, vijfde lid, van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Besluit gelijke behandeling bij pensioenen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2b, vijfde lid, 2c, tweede lid, en 32, negende lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 12c, vijfde lid, van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Besluit gelijke behandeling bij pensioenen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 juni 2015, no.2015001108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (bepalingen over het register met betrekking tot woningen met een geliberaliseerde huurprijs), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (bepalingen over het register met betrekking tot woningen met een geliberaliseerde huurprijs), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 september 2006, no. 06.003410, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (bepalingen over het register met betrekking tot woningen met een geliberaliseerde huurprijs), met nota van toelichting. Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is op dit moment het wetsvoorstel modernisering huurbeleid 2007 aanhangig.(zie noot 1) Volgens dat wetsvoorstel moeten verhuurders van woningen aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de woningen melden waarvoor - kort gezegd - de huur voor 1 januari 2007 al is geliberaliseerd, zodat die woningen kunnen worden opgenomen in een register. Bij deze melding dient een accountantsverklaring te worden overgelegd. De accountant is belast met de controle op de juistheid en de volledigheid van de verstrekte gegevens. Het ontwerpbesluit bevat enkele nadere voorschriften over die verklaring. De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een viertal opmerkingen. Deze betreffen ondermeer de onnodig zwaar opgetuigde accountantscontrole van een eenmalige melding, waarvoor primair de verhuurder verantwoordelijk is. Hij is van oordeel dat in verband hiermee het ontwerpbesluit deels dient te worden heroverwogen. 1. Volledigheid en plicht bij melding Doel van de accountantscontrole is zo veel mogelijk te voorkomen dat woningen met een niet-geliberaliseerde huurprijs in het register worden opgenomen. Daartoe wordt voorgesteld dat de accountant de bij de melding verstrekte gegevens zowel op juistheid als op volledigheid controleert. Dit (openbare) register heeft tot doel verhuurders de zekerheid te bieden dat woningen die naar huidig recht een geliberaliseerde huurprijs kennen, een geliberaliseerde huurprijs houden onder het gemoderniseerde huurbeleid. Door de wijziging van het systeem dat bepaalt of een woning een geliberaliseerde huurprijs heeft, zal het mogelijk zijn dat naar huidig recht de huurprijs is geliberaliseerd, maar naar toekomstig recht niet. In die gevallen blijft de huurprijs van de desbetreffende woning geliberaliseerd, als deze is gemeld overeenkomstig artikel 45a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw) zoals dat zal komen te luiden volgens de Wet modernisering huurbeleid 2007(zie noot 2). Het gaat in de gevallen waarop het ontwerpbesluit ziet om een eenmalige opgave die vóór 1 februari 2007 moet zijn gedaan. In feite betreft het een overgangsmaatregel die een bestaande situatie eerbiedigt. Uit artikel 45a, eerste lid, aanhef en onder a, Uhw, zoals dat zal komen te luiden volgens de Wet modernisering huurbeleid 2007, vloeit voort dat de verhuurder verplicht is de woningen met een naar huidig recht geliberaliseerde huurprijs te melden(zie noot 3). Uit de nota naar aanleiding van het verslag bij dat wetsvoorstel blijkt dat dit niet is beoogd. Verhuurders kunnen hun woningen met een geliberaliseerde huurprijs aanmelden ter opneming in het register, maar hoeven dat niet te doen(zie noot 4). Ook uit de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit vloeit dit voort(zie noot 5). Dit ligt ook voor de hand, omdat eerbiediging van de bestaande situatie voor een woning die naar huidig én naar nieuw recht een geliberaliseerde huurprijs zou hebben, niet nodig is. In dit licht is het niet duidelijk waarom de accountant naast de juistheid ook de volledigheid van de melding van de woningen met een geliberaliseerde huurprijs heeft te controleren. Dat maakt de accountantscontrole onnodig zwaar en de administratieve lasten onnodig hoog. De Raad adviseert geen controle op de volledigheid van de melding voor te schrijven en in dit opzicht ook het wetsvoorstel aan te passen. 2. Controle op de naleving van de wet Het voorgestelde artikel 12c, derde lid, aanhef en onder a, bepaalt dat de controle van de accountant onder meer betrekking heeft op de naleving door de verhuurder van artikel 45a, eerste lid, aanhef en onder a, Uhw, dat wil zeggen: melding van de woningen met een geliberaliseerde huurprijs. De Raad merkt het volgende op. Naar de letter betreft dit de controle van de melding zelf. Die kan de accountant niet controleren, aangezien zijn controle in tijd voorafgaat aan de melding zelf. Zou met de controle op de naleving van de melding bedoeld worden de controle op de te verstrekken gegevens, dan komt het de Raad voor dat de aan de controle gestelde eis van de naleving van de wet, naast die van het getrouwe beeld dat de verstrekte gegevens moet bieden, overbodig is. In de controle op de juistheid van niet meer dan twee gegevens, te weten de huurprijs en de datum van sluiting van die overeenkomst of van totstandkoming van de woning, ligt de controle op de naleving van de wet in dit geval besloten. De Raad adviseert daarom onderdeel a van het voorgestelde artikel 12c, derde lid, te schrappen, alsmede het voorgestelde artikel 12c, eerste lid, en de beide bijlagen hierop aan te passen. 3. Rapport van bevindingen Het voorgestelde artikel 12c, vierde lid, bepaalt dat de accountant een rapport van bevindingen opstelt, waarin hij zijn oordeel geeft over de wijze waarop de verhuurder de juistheid en volledigheid van de bij de melding verstrekte gegevens heeft onderzocht. Uit de voorgestelde bijlage V bij het ontwerpbesluit vloeit voort dat het rapport van bevindingen ziet op door de accountant geconstateerde afwijkingen van de juistheid en volledigheid van de opgave. Indien een accountant tijdens zijn controle afwijkingen constateert, zal hij die primair bespreken met de verhuurder. In het algemeen zal dat leiden tot aanpassingen. Is dat niet het geval, dan is het zeer de vraag of een verklaring met goedkeurende strekking zal worden gegeven. Voorts is een rapport van bevindingen vooral van belang met het oog op hernieuwde controles. Het gaat hier echter om een eenmalige opgave en een eenmalige controle. De Raad adviseert in dit geval af te zien van de plicht tot het opstellen van een rapport van bevindingen. 4. Wet modernisering huurbeleid 2007 Het wetsvoorstel waaraan het onderhavige ontwerpbesluit zijn grondslag ontleent, is nog aanhangig bij de Tweede Kamer. Een ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur dient in beginsel niet ter advisering aan de Raad van State te worden voorgelegd, dan nadat het wetsvoorstel dat aan de algemene maatregel van bestuur ten grondslag ligt, door de Tweede Kamer is aanvaard.(zie noot 6) In spoedeisende gevallen kan er reden zijn om hiervan af te wijken. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de minister van VROM sprake. De Raad gaat ervan uit dat het ontwerpbesluit opnieuw bij hem aanhangig wordt gemaakt indien bij de behandeling in de Tweede Kamer in het wetsvoorstel nog wijzigingen worden aangebracht die gevolgen van niet-ondergeschikte aard hebben voor de inhoud van het ontwerpbesluit, gaat de Raad ervan uit dat het ontwerpbesluit opnieuw bij hem aanhangig wordt gemaakt. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen, dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van een nieuw Handelsregisterbesluit 200. (Handelsregisterbesluit 200.), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de vaststelling van een nieuw Handelsregisterbesluit 200. (Handelsregisterbesluit 200.), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2008, no.08.000501, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de vaststelling van een nieuw Handelsregisterbesluit 200. (Handelsregisterbesluit 200.), met nota van toelichting. Het ontwerpbesluit geeft invulling aan de Handelsregisterwet 2007 (hierna: de wet) en treedt in de plaats van het Handelsregisterbesluit 1996. De wet vergroot ten opzichte van de Handelsregisterwet 1996 de in het handelsregister in te schrijven kring van deelnemers aan het economisch en maatschappelijk verkeer. Tevens wordt het handelsregister een onderdeel van het stelsel van basisregistraties. Uit dit laatste vloeit voort dat onderscheid moet worden gemaakt tussen authentieke en niet-authentieke gegevens. De in de wet genoemde gegevens zijn authentiek en de in het ontwerpbesluit genoemde gegevens zijn niet-authentiek. De overheid is verplicht gebruik te maken van de authentieke gegevens en de burger behoeft die bij de overheid bekende gegevens niet nogmaals te verstrekken.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels inzake de opleiding tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de stage van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder (Tijdelijk besluit opleiding en stage kandidaat-gerechtsdeurwaarder).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende nadere regels inzake de opleiding tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de stage van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder (Tijdelijk besluit opleiding en stage kandidaat-gerechtsdeurwaarder).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet (verhoging jaarcijnzen en omzetting in euro).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet (verhoging jaarcijnzen en omzetting in euro).Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2001, no.01.003589, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet (verhoging jaarcijnzen en omzetting in euro).Het ontwerpbesluit strekt ertoe het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet op een tweetal punten te wijzigen, te weten de verhoging van de jaarcijnzen en de aanpassing aan de euro.De verhoging van de jaarcijnzen houdt verband met het feit dat in de afgelopen jaren een tekort bij de Raad voor het Kwekersrecht is ontstaan van 1,6 miljoen gulden als gevolg van een ernstige discrepantie tussen de door de deze raad ontvangen bijdragen voor de door hem verrichte diensten en de in verband met die diensten gemaakte kosten.1. Om het budgettaire tekort bij de Raad voor het Kwekersrecht niet verder op te laten lopen is ervoor gekozen de verhoging van de jaarcijnzen reeds dit jaar te laten ingaan. Om zowel de aanpassing in verband met de euro als de verhoging van het tarief te realiseren is geopteerd voor een opzet in twee artikelen, waarbij het artikel dat betrekking heeft op de verhoging van het tarief, dat uitsluitend wordt uitgedrukt in guldens, slechts geldig is voor de periode vanaf het tijdstip van inwerkingtreding tot en met 31 december 2001.Omwille van de duidelijkheid en vereenvoudiging in regelgeving verdient het naast elkaar bestaan van artikelen die alleen verschillen op het punt van de vermelding in rekeneenheden, mede tegen de achtergrond van aanwijzing 233 van de Aanwijzingen voor de regelgeving(zie noot 1) geen aanbeveling.De Raad van State adviseert derhalve de in artikel I voorgestelde tekst van artikel 5 aan te vullen met de vermelding tussen haakjes van de corresponderende bedragen in guldens (zoals deze thans zijn opgenomen in het voorgestelde artikel II), gevolgd door een nieuw artikel II, waarin bepaald wordt:"De in het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet vermelde guldensbedragen vervallen met ingang van 1 januari 2002, met inbegrip van de guldentekens en de haakjes."Eenzelfde opzet is gevolgd in de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 (Stb.2000, 216, blz.65).2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van een wet tot vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van een wet tot vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 september 2013, no.13.001928, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit in verband met de mogelijkheid tot reservering van frequentieruimte.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit in verband met de mogelijkheid tot reservering van frequentieruimte.Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2011, no.11.001280, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Frequentiebesluit in verband met de mogelijkheid tot reservering van frequentieruimte, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastelegging (stroomlijnen hoger beroep), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastelegging (stroomlijnen hoger beroep), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2005, no.05.000997, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastelegging (stroomlijnen hoger beroep), met memorie van toelichting. De kern van het wetsvoorstel is het hoger beroep in strafzaken de vorm te geven van een voortbouwend appèl. Daarnaast worden voorstellen gedaan met betrekking tot uiteenlopende zaken waaronder het invoeren van een verlofstelsel. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen met betrekking tot het verlofstelsel. Het wetsvoorstel voorziet in de invoering van een verlofstelsel voor het instellen van hoger beroep in zaken waarin een boete van ten hoogste 500 euro is opgelegd. Het kan zowel overtredingen als misdrijven betreffen waarbij voor misdrijven de bijkomende eis geldt dat het moet gaan om feiten waarop een gevangenisstraf van 4 jaar of minder is gesteld. Het verlofstelsel houdt in dat de voorzitter van het gerechtshof naar aanleiding van een schriftuur van de verdachte en/of de officier van justitie en op grond van de stukken bepaalt of behandeling in hoger beroep in het belang van een goede rechtsbedeling is. Indien dat niet het geval is wordt beroep niet toegestaan en cassatie evenmin. a. Artikel 14, vijfde lid, Internationaal Verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) bepaalt dat een ieder die wegens een strafbaar feit is veroordeeld het recht heeft de schuldigverklaring en veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger rechtscollege overeenkomstig de wet. De general comment op artikel 14, vijfde lid, stelt dat het recht op berechting in twee feitelijke instanties niet alleen geldt voor de meest ernstige feiten.(zie noot 1) Hieruit kan worden geconcludeerd dat ook lichtere delicten daaronder vallen. Wel wordt algemeen aangenomen dat er geen sprake is van strijd met artikel 14, vijfde lid, IVBPR indien er bij bagatelzaken geen recht op hoger beroep bestaat.(zie noot 2) Het voorgestelde verlofstelsel betreft feiten waar vier jaar of minder op staat en waarvoor een boete van maximaal 500 euro is opgelegd. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat het hier slechts bagatelzaken betreft. Het kan echter om ernstige feiten gaan zoals mishandeling, het bezit van kinderporno en diefstal. De enkele veroordeling voor een dergelijk feit kan door de betrokkene als ernstig worden ervaren, ook indien is volstaan met een betrekkelijk lage geldboete.(zie noot 3) Nog daargelaten dat voor menigeen het betalen van een boete van 500 euro een zware last betekent, kan door de veroordeling immers een smet worden geworpen op het blazoen van betrokkene terwijl aan de veroordeling ook andere consequenties kunnen zijn verbonden. In de memorie van toelichting bij de wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties wordt gesteld dat over de verenigbaarheid van het Nederlandse stelsel van belastingrechtspraak met het IVBPR zelfs geen twijfel mag bestaan. De Raad meent dat in dit verband moet worden ingegaan op de vraag of het verlofstelsel zoals voorgesteld, met voldoende waarborgen is omkleed om als zodanig te kunnen dienen als tweede instantie in de zin van artikel 14, vijfde lid IVBPR, zodat met een dergelijk stelsel nog aan die verdragsverplichtingen is voldaan. Hierbij dient in te worden gegaan op vergelijkbare stelsels in andere lidstaten van de Raad van Europa. Gewezen zij in dit verband op het Explanatory Report bij het zevende protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.(zie noot 4) Voorts mist de Raad een beschouwing van de regering waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat alle zaken waarop het verlofstelsel van toepassing is, ook al gaat het daarbij om zaken waarin een boete van ten hoogste 500 euro is opgelegd, wegens ernstige bijkomende effecten die een veroordeling kan hebben, als louter bagatelzaken kunnen worden aangemerkt. De Raad adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan. b. Het doel van het invoeren van het verlofstelsel is de besparing van zittingscapaciteit. De Raad is er niet van overtuigd dat het verlofstelsel wezenlijke capaciteitswinst zal opleveren. Ook in de diverse adviezen worden hier vraagtekens bij gezet.(zie noot 5) De voorzitter van het gerechtshof zal de zaak gedegen moeten bestuderen alvorens tot een oordeel te kunnen komen over het al dan niet toelaten van hoger beroep. Indien de voorzitter beslist hoger beroep niet toe te laten dient hij deze beslissing met redenen te omkleden. Indien de voorzitter tot het oordeel komt dat hoger beroep moet worden toegelaten is het mogelijk dat hij, in verband met de schijn van partijdigheid, het hoger beroep niet zelf zal kunnen behandelen.(zie noot 6) Dan zal de zaak tevens door een andere rechter dienen te worden bestudeerd. De bedenkingen bij de te verwachten capaciteitswinst klemmen temeer nu het verlofstelsel een wezenlijke verandering van het stelsel van hoger beroep in strafzaken met zich meebrengt.(zie noot 7) Overigens wordt reeds voorzien in capaciteitswinst door het voorgestelde voortbouwend appèl en de sinds 1 januari 2005 toegenomen mogelijkheden voor de alleensprekende rechter in hoger beroep.(zie noot 8) De Raad adviseert de noodzaak van het verlofstelsel in de toelichting nader te motiveren. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde (PbEU 2017 L 345).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde (PbEU 2017 L 345).Bij Kabinetsmissive van 19 februari 2018, no.20188000312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde (PbEU 2017 L 345), met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regelen betreffende de rechtspositie van de leden van de centrale directies en de colleges van bestuur van de hogescholen (Besluit rechtspositie leden van centrale directies en colleges van bestuur hogescholen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regelen betreffende de rechtspositie van de leden van de centrale directies en de colleges van bestuur van de hogescholen (Besluit rechtspositie leden van centrale directies en colleges van bestuur hogescholen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Diergeneesmiddelenbesluit (gevoeligheidsbepaling), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Diergeneesmiddelenbesluit (gevoeligheidsbepaling), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2012, no.12.000894, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Diergeneesmiddelenbesluit (gevoeligheidsbepaling), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Europees Verdrag inzake de erkenning van de juridische persoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties; Straatsburg, 24 april 1986, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Europees Verdrag inzake de erkenning van de juridische persoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties; Straatsburg, 24 april 1986, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2002, no.02.002075, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Europees Verdrag inzake de erkenning van de juridische persoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties; Straatsburg, 24 april 1986, met toelichtende nota. Dit verdrag is totstandgekomen binnen de Raad van Europa. Het voorziet in de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties (hierna: NGOs) in andere staten dan de staat van vestiging. Het verdrag heeft geen gevolgen voor NGOs die niet in Nederland zijn gevestigd maar wel hier actief zijn; voor hen is de erkenning van rechtspersoonlijkheid al geregeld in de Wet conflictenrecht corporaties. Het verdrag is, zo meldt de toelichting, wel gunstig voor de 1.742 NGOs die in Nederland zijn gevestigd en in andere landen werkzaam zijn. De Raad van State acht het wenselijk dat nader worden toegelicht de redenen waarom goedkeuring eerst achterwege is gelaten en nu alsnog wordt voorgesteld, over de betekenis van het verdrag en de gevolgen ervan voor de Nederlandse wetgeving. Hij adviseert de goedkeuring bij wet te laten plaatsvinden. 1. Verlate goedkeuring Het verdrag is op 24 april 1986 totstandgekomen. Pas in 1998, naar aanleiding van enkele brieven van in Nederland gevestigde NGOs, is de regering begonnen met een onderzoek naar de wenselijkheid van bekrachtiging van het verdrag. Als binnen een volkenrechtelijke organisatie waarvan Nederland lid is een verdrag tot stand is gekomen, behoort het naar de mening van de Raad tot de taak van de regering om te onderzoeken of het noodzakelijk of wenselijk is om het verdrag te bekrachtigen. Blijkens de toelichting acht het kabinet bekrachtiging alleen zinvol nu is gebleken van problemen voor Nederlandse NGOs in het buitenland. In antwoord op vragen van het Eerste-Kamerlid Jurgens hadden de Ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken al eerder aangekondigd dat zij zich over die problemen wilden laten informeren.(zie noot 1) De toelichting maakt wel melding van het bestaan van zulke problemen, maar verschaft geen inzicht in aard, ernst en frequentie van die problemen, noch in de mate waarin te verwachten is dat de aan het verdrag verbonden reciprociteit daarvoor soelaas zal bieden. De Raad adviseert, daarin inzicht te geven in de toelichting. 2. Reikwijdte van het begrip "NGOs" a. In de toelichting op artikel 1 van het verdrag wordt erop gewezen dat de omschrijving van het begrip "internationale niet-gouvernementele organisatie" ruimte laat voor grens- en twijfelgevallen. Frankrijk heeft in een verklaring, afgelegd bij de bekrachtiging van het verdrag, ook op dit probleem gewezen. Frankrijk doet de aanbeveling om te komen tot een wijziging van het verdrag, waarin de interpretatieruimte wordt verminderd. De Raad adviseert het Franse voorstel te ondersteunen en daar in de toelichting op in te gaan. b. In afwachting van een eventuele wijziging van het verdrag heeft Frankrijk in zijn verklaring aangegeven dat NGOs uit twee categorieën zullen worden aangemerkt als NGOs in de zin van het verdrag: - internationale NGOs die een consultatieve status hebben bij de Raad van Europa of bij volkenrechtelijke organisaties van het VN-systeem, en - particuliere organisaties zonder winstoogmerk die activiteiten ontplooien in ten minste twee landen, en die door één van de staten waarbinnen zij hun werkzaamheden verrichten zijn erkend als organisaties van internationaal belang. Om de onder a gesignaleerde onduidelijkheid te beperken, adviseert de Raad bij de bekrachtiging van het verdrag een verklaring af te leggen waarin zoveel mogelijk wordt aangesloten bij deze omschrijving in de Franse verklaring. c. Verder is onduidelijk of kerkgenootschappen, zelfstandige onderdelen daarvan en lichamen waarin zij zijn verenigd (artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek) die werkzaam zijn in ten minste twee staten, onder het begrip "NGO" kunnen worden gerekend. In de Franse verklaring wordt gesteld dat dergelijke rechtspersonen die door Frans recht worden beheerst, evenals onder meer vakverenigingen, in andere staten kunnen worden erkend. Gelet op het belang van deze rechtspersonen voor de uitoefening van een aantal grondrechten, adviseert de Raad ook op dit punt in het voetspoor van de Franse verklaring tot verduidelijking te komen en daaraan in de toelichting aandacht te schenken. 3. Weigering van de erkenning Artikel 4 van het verdrag geeft een staat de bevoegdheid de erkenning van NGOs te weigeren indien de NGO, gelet op haar doel of feitelijke werkzaamheden: a. in strijd handelt met de nationale veiligheid of de openbare veiligheid, of schadelijk is voor het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen; of b. de betrekkingen met andere staten of de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar brengt. Volgens de toelichting op artikel 4 is de precieze inhoud van deze uitzonderingen niet duidelijk. In het toelichtend rapport van de Raad van Europa wordt echter opgemerkt dat de uitzondering onder a is ontleend aan de beperkingsclausule van artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM); artikel 11 garandeert het recht van vereniging en vergadering.(zie noot 2) Dit roept de vraag op, welke betekenis aan het bepaalde onder b kan toekomen. Het verdrag staat ingevolge artikel 5, eerste lid, alleen open voor ondertekening door lidstaten van de Raad van Europa; deze staten zijn tevens partij bij het EVRM. In situaties waarin artikel 4, aanhef en onder b, zou kunnen worden toegepast, zal een staat die partij is dus ook artikel 11 en andere bepalingen van het EVRM in acht moeten nemen. De vraag hoe de onderdelen a en b van deze bepaling zicht tot elkaar verhouden, zal mogelijkerwijs aan de orde komen wanneer een buitenlandse NGO opkomt voor personen wier fundamentele rechten worden geschonden. De Raad adviseert in de toelichting op de werking van onderdeel b en de verhouding daarvan tot het EVRM in te gaan. 4. Beëindiging van de erkenning Het Nederlandse recht kent de mogelijkheid om Nederlandse rechtspersonen te ontbinden op een aantal gronden, onder meer omdat doel of werkzaamheid van een rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.(zie noot 3) Dit roept de vraag op wat er moet gebeuren als doel of werkzaamheid van een buitenlandse, in Nederland erkende, NGO in strijd is met de (Nederlandse) openbare orde. Ontbinding van die NGO is niet aan de orde, wel zou het mogelijk moeten zijn om de erkenning te beëindigen en aan de werkzaamheden in Nederland aldus een halt toe te roepen. Artikel 4 van het verdrag biedt hiervoor de ruimte. De Raad adviseert hierin te voorzien door een wettelijke procedure in te stellen, mogelijkerwijs door aanvulling van de Wet conflictenrecht corporaties. 5. Gevolgen voor het bestuursrecht De erkenning van buitenlandse NGOs kan gevolgen hebben voor de mogelijkheden die sommige NGOs hebben om ter behartiging van algemene of collectieve belangen in rechte op te treden op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht onderscheidenlijk artikel 3:305a en 305b van het Burgerlijk Wetboek. Het verdient aanbeveling de wenselijkheid daarvan te bezien en hierop in de toelichting in te gaan. 6. Goedkeuring bij wet Gelet op de gevolgen van het verdrag binnen de Nederlandse rechtsorde acht de Raad uitdrukkelijke in plaats van stilzwijgende goedkeuring van het verdrag op haar plaats. Hij adviseert daarom het voorstel tot goedkeuring neer te leggen in een wetsvoorstel. Dit biedt tevens de mogelijkheid, de wetswijziging waartoe de Raad in adviseert, in hetzelfde wetsvoorstel neer te leggen. De Raad van State geeft in overweging een voorstel van wet tot goedkeuring van het verdrag te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van lichamen en personen, met een publieke taak belast, die bevoegd zijn tot het aanbieden van een strafrechtelijke transactie inzake milieudelicten en vaststelling van de grenzen waarbinnen die bevoegdheid kan worden uitgeoefend (Transactiebesluit milieudelicten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanwijzing van lichamen en personen, met een publieke taak belast, die bevoegd zijn tot het aanbieden van een strafrechtelijke transactie inzake milieudelicten en vaststelling van de grenzen waarbinnen die bevoegdheid kan worden uitgeoefend (Transactiebesluit milieudelicten).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van criteria voor de toetsing van de kwaliteit van het rampenplan, het rampbestrijdingsplan en het beheersplan en tot vaststelling van eisen omtrent de inhoud van het organisatieplan (Besluit kwaliteitscriteria planvorming rampenbestrijding).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van criteria voor de toetsing van de kwaliteit van het rampenplan, het rampbestrijdingsplan en het beheersplan en tot vaststelling van eisen omtrent de inhoud van het organisatieplan (Besluit kwaliteitscriteria planvorming rampenbestrijding).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2010, no.10.001942, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden, met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende afschaffen van specifiek interbestuurlijk toezicht op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en andere wetten betreffende gemeentelijke inkomensvoorzieningen (Wet interbestuurlijk toezicht gemeentelijke inkomens- en werkvoorzieningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende afschaffen van specifiek interbestuurlijk toezicht op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en andere wetten betreffende gemeentelijke inkomensvoorzieningen (Wet interbestuurlijk toezicht gemeentelijke inkomens- en werkvoorzieningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2009, no.09.003651, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende afschaffen van specifiek interbestuurlijk toezicht op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en andere wetten betreffende gemeentelijke inkomensvoorzieningen (Wet interbestuurlijk toezicht gemeentelijke inkomens- en werkvoorzieningen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg, met memorie van toelichting en voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enige andere wetten in verband met de eigen bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg, met memorie van toelichting en voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enige andere wetten in verband met de eigen bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 mei 2014, no.2014001001, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg, met memorie van toelichting en bij Kabinetsmissive van 23 mei 2014, no.2014001000, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enige andere wetten in verband met de eigen bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een besluit van tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de professionalisering van de jeugdzorg, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een besluit van tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de professionalisering van de jeugdzorg, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2014, no.2014001024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een besluit van tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in verband met de professionalisering van de jeugdzorg, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van een beperkte vakbekwaamheidseis voor de taxibestuurder en een daarmee samenhangende administratieverplichting, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van een beperkte vakbekwaamheidseis voor de taxibestuurder en een daarmee samenhangende administratieverplichting, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van de zorgplicht voor goed onderwijs, waaronder begrepen het aanvullen van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de zorgplicht voor goed bestuur, waaronder begrepen de verbetering van het intern toezicht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van de zorgplicht voor goed onderwijs, waaronder begrepen het aanvullen van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de zorgplicht voor goed bestuur, waaronder begrepen de verbetering van het intern toezicht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2007, no.07.003323, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw S.A.M. Dijksma, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. Bijsterveldt-Vliegenthart en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van de zorgplicht voor goed onderwijs, waaronder begrepen het aanvullen van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de zorgplicht voor goed bestuur, waaronder begrepen de verbetering van het intern toezicht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEU L 195), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEU L 195), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van concessies voor het personenvervoer van en naar de Waddeneilanden, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van concessies voor het personenvervoer van en naar de Waddeneilanden, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2009, no.09.001841, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van concessies voor het personenvervoer van en naar de Waddeneilanden, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2009, no.09.000810, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 83 van de Wet werk en bijstand inzake een experiment met betrekking tot de arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders met kinderen tot 16 jaar (Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 83 van de Wet werk en bijstand inzake een experiment met betrekking tot de arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders met kinderen tot 16 jaar (Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2007, no.07.002325, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 83 van de Wet werk en bijstand inzake een experiment met betrekking tot de arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders met kinderen tot 16 jaar (Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitbreiding van de reikwijdte van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector naar andere werknemers dan topfunctionarissen (Wet uitbreiding personele reikwijdte WNT).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitbreiding van de reikwijdte van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector naar andere werknemers dan topfunctionarissen (Wet uitbreiding personele reikwijdte WNT).Bij Kabinetsmissive van 21 februari 2017, no.2017000286, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitbreiding van de reikwijdte van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector naar andere werknemers dan topfunctionarissen (Wet uitbreiding personele reikwijdte WNT) , met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Otwerpbesluit houdende tijdelijke bepalingen voor de forensische zorg (Interimbesluit forensische zorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Otwerpbesluit houdende tijdelijke bepalingen voor de forensische zorg (Interimbesluit forensische zorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 november 2010, no.10.003166, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke bepalingen voor de forensische zorg (Interimbesluit forensische zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen), met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de etikettering van het energieverbruik van energiegerelateerde producten (Besluit etikettering energieverbruik energiegerelateerde producten).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels betreffende de etikettering van het energieverbruik van energiegerelateerde producten (Besluit etikettering energieverbruik energiegerelateerde producten).Bij Kabinetsmissive van 9 november 2011, no.11.002685, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende regels betreffende de etikettering van het energieverbruik van energiegerelateerde producten (Besluit etikettering energieverbruik energiegerelateerde producten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor Interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartuimte, met Bijlagen en Protocollen; Luxemburg, 9 juni 2006 (Trb. 2006, 196), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor Interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartuimte, met Bijlagen en Protocollen; Luxemburg, 9 juni 2006 (Trb. 2006, 196), met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2008, no.08.002044, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor Interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartuimte, met Bijlagen en Protocollen; Luxemburg, 9 juni 2006 (Trb. 2006, 196), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor voorzieningen en installaties (Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor voorzieningen en installaties (Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs onder meer in verband met de onderwijsbevoegdheid voor het geven van onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening en de verklaring omtrent het gedrag.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs onder meer in verband met de onderwijsbevoegdheid voor het geven van onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening en de verklaring omtrent het gedrag.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels met betrekking tot de elektronische sigaret (Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels met betrekking tot de elektronische sigaret (Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2014, no.2014001336, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke regels met betrekking tot de elektronische sigaret (Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot bepaling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming, alsmede tot aanwijzing van omstandigheden en maatregelen als bedoeld in dat artikellid (Besluit locatiespecifieke omstandigheden bodemsanering).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot bepaling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming, alsmede tot aanwijzing van omstandigheden en maatregelen als bedoeld in dat artikellid (Besluit locatiespecifieke omstandigheden bodemsanering).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten ter implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten en de verordening kapitaalvereisten (Implementatiebesluit richtlijn en verordening kapitaalvereisten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten ter implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten en de verordening kapitaalvereisten (Implementatiebesluit richtlijn en verordening kapitaalvereisten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 april 2014, no.2014000847, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten ter implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten en de verordening kapitaalvereisten (Implementatiebesluit richtlijn en verordening kapitaalvereisten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Landbouwwet en de Meststoffenwet (elektronisch verstrekken van gegevens).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Landbouwwet en de Meststoffenwet (elektronisch verstrekken van gegevens).Dit is een zogenoemd advies conform.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren in verband met de hernieuwde vaststelling van bijlagen 1 en 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren in verband met de hernieuwde vaststelling van bijlagen 1 en 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 december 2005, no.05.004599, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren in verband met de hernieuwde vaststelling van bijlagen 1 en 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit strekt ertoe de landelijke en provinciale vrijstellingslijsten hernieuwd vast te stellen, omdat ze per 1 april 2006 vervallen. Er is een aantal inhoudelijke wijzigingen aangebracht in die zin, dat de lijsten zijn aangevuld met enkele diersoorten die belangrijke schade aanrichten aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Gevolg van plaatsing op de lijst is dat het de grondgebruiker van een terrein wordt toegestaan om handelingen te verrichten in afwijking van de algemene verboden vervat in de artikelen 9 - 12 van de Flora en Faunawet. Dat houdt onder meer in dat de desbetreffende dieren mogen worden gedood of gevangen.De Raad maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen met betrekking tot de plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst en de inwerkingtreding terzake.Plaatsing van de vos op de landelijke lijsta. Ingevolge artikel 65, eerste lid, onder a, van de Flora en faunawet (Ffw) worden op de landelijke vrijstellingslijst alleen dieren geplaatst die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Volgens artikel 65, tweede lid, kan plaatsing op de landelijke vrijstellingslijst alleen geschieden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. In de nota van toelichting wordt medegedeeld dat op dit moment een wijziging in voorbereiding is van artikel 65 Ffw, die plaatsing op de lijst ook mogelijk maakt ter voorkoming van belangrijke schade aan de fauna. Anders dan bijvoorbeeld de Canadese gans, die ook schade toebrengt aan gewassen, wordt de vos op de landelijke lijst geplaatst vanwege de schade die hij toebrengt aan de stand van weidevogels en andere bodembroedende vogels. De stand van deze vogels is zeer kwetsbaar.Omdat daarvoor momenteel de wettelijke grondslag ontbreekt, is het blijkens de toelichting de bedoeling dat artikel I D voor de vos niet eerder in werking treedt dan de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 65 van de Ffw (Eerste Kamer 2005 - 2006, 29448). Het is kennelijk de verwachting dat het gewijzigde artikel 65 Ffw vóór 1 april 2006 inwerking treedt, want het ontwerpbesluit voorziet niet in een bepaling die het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel I D voor de vos koppelt aan die van de inwerkingtreding van de wijziging van de Ffw, noch wordt de bepaling daarvan overgelaten aan een koninklijk besluit dat geen eerder tijdstip zal aanwijzen dan de inwerkingtredingdatum van die wetswijziging.Gelet hierop adviseert de Raad uit een oogpunt van rechtszekerheid een bepaling op te nemen die de tijdstippen van inwerkingtreding koppelt.b. Inhoudelijk bezien wijst de Raad met betrekking tot de voorgestelde plaatsing van de vos op de landelijke lijst op het volgende.De toelichting vermeldt weliswaar dat predatie door de vos bijdraagt aan het teruglopen van de stand van onder andere weidevogels, maar stelt vervolgens dat er meer oorzaken voor deze terugloop zijn aan te wijzen. In zijn advies over het ontwerpbesluit stelt het Faunafonds zich op het standpunt, dat de vos niet regelmatig in het gehele land belangrijke schade aanricht en dat dan ook niet voldaan is aan de criteria voor plaatsing op de landelijke lijst.Hiertegenover staat blijkens de toelichting dat de minister van LNV "zeer regelmatig berichten bereiken () die een andere beeld laten zien" en dat naar aanleiding van deze signalen, anders dan het Faunafonds adviseert, besloten is de vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen.Geadviseerd wordt in de toelichting nader in te gaan op de bronnen die aanleiding geven tot de overtuiging dat sprake is van een landelijk probleem.Een en ander klemt te meer, daar niet is toegelicht in hoeverre toepassing van (andere bepalingen van) de Ffw soelaas kan bieden. Bestrijding van de vos ter voorkoming van schade aan fauna is reeds mogelijk op basis van artikel 67 Ffw (dat gedeputeerde staten de mogelijkheid geeft aan bepaalde (categorieën van) personen toe te staan de populatie van bepaalde soorten te beperken) of op basis van artikel 68 Ffw (dat voor gedeputeerde staten een ontheffingsmogelijkheid bevat van onder andere het verbod om beschermde dieren te vangen of te doden). Voorts bepaalt artikel 65, tweede lid, Ffw dat een plaatsing op de vrijstellingslijst slechts plaatsvindt wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Tijdens de parlementaire behandeling van de Ffw verklaarde de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij dat dit ook betekent dat een soort pas op de vrijstellingslijst mag worden geplaatst wanneer de ontheffing geen bevredigende oplossing vormt.(zie noot 1)Op grond van het vorenstaande adviseert de Raad de plaatsing van de vos op de landelijke lijst van een dragende motivering te voorzien.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.Bij Kabinetsmissive van 23 januari 2003, no.03.000254, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars teneinde kunstenaars met een eigen woning niet langer van een beroep op de Wet inkomensvoorziening kunstenaars uit te sluiten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars teneinde kunstenaars met een eigen woning niet langer van een beroep op de Wet inkomensvoorziening kunstenaars uit te sluiten.Bij Kabinetsmissive van 17 december 1999, no. 99.006160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars teneinde kunstenaars met een eigen woning niet langer van een beroep op de Wet inkomensvoorziening kunstenaars uit te sluiten. De Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) staat nu niet open voor kunstenaars die vermogen hebben in de vorm van beroepsvermogen of van een eigen woning. Inmiddels is gebleken dat daaraan wel behoefte bestaat. Daarom wordt nu een wijziging van de WIK voorgesteld die leidt tot het buiten beschouwing laten van zulk vermogen, in het bijzonder door voor de overwaarde van de eigen woning een krediethypotheek aan de kunstenaar te verschaffen. Deze kan dan jaarlijks tot maximaal het krachtens de WIK toekomende bedrag lenen. De Raad van State maakt hierna enkele opmerkingen over de vermogenstoets bij het geven van toegang tot de WIK en over het kostenbeloop bij het toestaan van krediethypotheken. 1. Met het wijzigingsvoorstel wordt bevorderd dat kunstenaars die vermogen hebben dat noodzakelijk is voor hun beroepsuitoefening eveneens voor WIK-uitkeringen in aanmerking komen. Daarvoor biedt het voorstel een in algemene termen omschreven vermogenstoets (zie noot 1). In aansluiting hierop biedt alleen de memorie van toelichting een verdere invulling van die toets onder vermelding van atelierruimte en oefenruimte. De Raad merkt hierbij op dat de bedoelde vermogenstoets vraagt om nadere regels, in het bijzonder als het gaat om vermogen dat zowel privé als beroepshalve wordt benut, zoals verkoopbare kunst in woonvertrekken en de ontvangstruimte voor zowel privé- als zakenrelaties. Daarbij doet zich de vraag voor, in hoeverre aansluiting zal worden gezocht bij het onderscheid tussen privé- en beroepsvermogen dat de fiscus reeds hanteert. Met het geven van die nadere regels alleen in de toelichting dient, mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, niet te worden volstaan. Het college beveelt aan de bedoelde regelgeving tot stand te brengen en daarbij aandacht te besteden aan het hiervoor bedoelde onderscheid tussen vermogensbestanddelen dat de fiscus reeds hanteert. 2. Ingevolge artikel 8, derde lid, komen nader genoemde kosten van de krediethypotheek voor rekening van de kunstenaar, zij het dat die kosten ten laste kunnen worden gebracht van de krediethypotheek. Deze kosten moeten echter in verhouding staan tot de korte periode van vier jaar waarover WIK-uitkeringen ontvangen kunnen worden. Voorts merkt de Raad op dat niet duidelijk is of rente over de ten laste van de krediethypotheek opgenomen bedragen verschuldigd kan zijn en of een beschikbaarheidsprovisie verschuldigd is. De Raad adviseert in de toelichting aan te geven hoe deze bijkomende kosten en renten zich verhouden tot de bedragen die krachtens de WIK worden uitgekeerd. Zo nodig ware in de regeling zelf een toereikende beperking hiervan op te nemen. 3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur houdende regels inzake het gebruik van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en enige andere algemene maatregelen van bestuur, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur houdende regels inzake het gebruik van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en enige andere algemene maatregelen van bestuur, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake voorzieningen en voorwaarden voor voorzieningen ten behoeve van verhuizing naar de Nederlandse Antillen en Aruba (Tijdelijk besluit tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen en Arubanen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake voorzieningen en voorwaarden voor voorzieningen ten behoeve van verhuizing naar de Nederlandse Antillen en Aruba (Tijdelijk besluit tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen en Arubanen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 in verband met de wijziging van enkele voorwaarden voor de toelating van een model speelautomaat, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 in verband met de wijziging van enkele voorwaarden voor de toelating van een model speelautomaat, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 september 2010, no.10.002668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 in verband met de wijziging van enkele voorwaarden voor de toelating van een model speelautomaat, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (verklaring van geen bedenkingen) en tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (terugbrengen bloembollengrond op percelen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (verklaring van geen bedenkingen) en tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (terugbrengen bloembollengrond op percelen).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten.Bij Kabinetsmissive van 23 november 2000, no.00.006292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten. Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van verschillende fiscale uitvoeringsbesluiten in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 per 2001. De Raad van State heeft ernstige bedenkingen tegen de in het ontwerpbesluit opgenomen bewijsregel voor extraterritoriale werknemers. Daarnaast maakt de Raad een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Voorgesteld wordt in het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 regelingen uit te werken voor de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst (extraterritoriale kosten) die tot de zogenoemde vrije vergoedingen behoren (artikel 15a, eerste lid, onderdeel k, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB)). De Raad merkt op dat het voorstel om artikel 15, tweede en derde lid, Wet LB te doen vervallen en artikel 15a, eerste lid, onderdeel k, Wet LB in te voeren niet in het voorstel van de Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Veegwet), zoals dat aan de Raad ter advisering is aangeboden, was opgenomen maar bij gelegenheid van het uitbrengen van het nader rapport in het voorstel is opgenomen. De Raad wijst ten aanzien van de getroffen regeling zoals deze in de toelichting op de Veegwet is toegelicht (Kamerstukken II 2000/01, 27 466, nr.3, blz.82 - 83), op het volgende. Uitgangspunt is, zoals in de toelichting is gesteld, dat vergoedingen voor extraterritoriale kosten zoals deze in de artikelsgewijze toelichting zijn beschreven, niet als beloningsvoordeel worden ervaren. De Raad acht dit uitgangspunt juist. Deze vergoedingen kunnen onbelast worden gegeven, mits uiteraard deze kosten aannemelijk kunnen worden gemaakt. Aangezien deze kosten zich voor een deel in een "grijs gebied" bevinden, is het op uitvoeringsgronden gerechtvaardigd van een voor tegenbewijs vatbaar vermoeden met betrekking tot de omvang van deze kosten (bewijsregel) uit te gaan. De bewijsregel moet uitgaan van een redelijke schatting van de werkelijk te maken kosten en geen verkapte vrijstelling van een gedeelte van het loon inhouden. Indien de bewijsregel niet voor alle inhoudingsplichtigen en werknemers geldt, dient een redelijke en objectieve grond te worden aangegeven voor de beperking van de kring voor wie de bewijsregel geldt. Naar het oordeel van de Raad heeft bij de codificatie van in het bijzonder het Besluit van 29 mei 1995, BNB 1995/243 (de 35%-regeling) en het Besluit van 7 december 1999, BNB 2000/72 (de Nedeco-regeling) een onvoldoende zelfstandige toetsing plaatsgevonden of deze gunstregelingen onverkort voor algemene toepassing in aanmerking komen. De Raad mist elke schatting van de "werkelijke" extraterritoriale kosten, waardoor het in de bewijsregel gehanteerde percentage van 30 in de lucht komt te hangen en het beeld van een verkapte vrijstelling van loon zich gaat opdringen. Daarnaast is geen redelijke en objectieve grond aangegeven voor de beperking van de toepassing van de bewijsregel. Niet valt in te zien waarom de bewijsregel beperkt kan worden tot ingekomen werknemers die specifieke deskundigheid bezitten die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is. Deze omstandigheid heeft geen verband met het maken van extraterritoriale kosten omdat ook andere ingekomen werknemers deze moeten maken. De fictie dat het middenkader of hoger kader van een internationaal concern met ten minste twee en een half jaar ervaring in dat concern schaars is, is discriminatoir ten opzichte van andere werknemers. Onduidelijk is of voor in het buitenland geworven aspergestekers en aardbeienplukkers die geen bijzondere opleiding nodig hebben, de bewijsregel geldt. Ten aanzien van de uitgezonden werknemers dient een redelijke en objectieve grond voor een beperking van de bewijsregel tot een tewerkstelling in de aangewezen regio's te worden gegeven, aangezien de extraterritoriale kosten in de eerste plaats worden bepaald door het kostenniveau in het desbetreffende land en niet door de vraag of sprake is van een ontwikkelingsland. Niet valt in te zien waarom tewerkstelling in bijvoorbeeld een andere lidstaat van de Europese Unie niet leidt tot toepassing van de bewijsregel. Ten slotte merkt de Raad op, dat naarmate de band met de oorspronkelijke woonstaat zwakker wordt er steeds minder sprake is van extraterritoriale kosten. De looptijd van de bewijsregel dient op grond daarvan tot enkele jaren te worden beperkt, onafhankelijk van de "schaarstetoets". Na deze periode zou de normale bewijsregeling dienen te gelden. Naar het oordeel van de Raad kan de in de artikelen 8 - 9h en 12c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 opgenomen bewijsregel de toets aan het gelijkheidsbeginsel niet doorstaan. De Raad adviseert deze bepalingen te heroverwegen. 2. Artikel 7aa van het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 toetst voor de vraag of een buitenlandse vennootschap naar aard en inrichting vergelijkbaar is met de naamloze vennootschap of de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid onder meer de hoogte van het geplaatste kapitaal van die vennootschap. Naar het oordeel van de Raad dient die toets te vervallen voor vennootschappen waarop het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie van toepassing is. De Raad wijst hierbij ook op artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen, waarbij voor deze vennootschappen een overeenkomstige toets evenmin van toepassing is. De Raad adviseert artikel 7aa van het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 aan te passen 3. Op grond van artikel 19a, derde lid, Wet LB kan de minister pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen onder door hem te stellen voorwaarden aanwijzen als zogenoemde toegelaten aanbieders van pensioenen of VUT-uitkeringen. Deze aanwijzing kan worden ingetrokken wanneer de toegelaten aanbieder niet meer voldoet aan de gestelde voorwaarden. De (weigering van de) aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing door de minister zijn niet ingepast in het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming. De Raad adviseert, in het bijzonder omdat zwaarwegende belangen van de (gewezen) werknemers bij de intrekking van de aanwijzing zijn betrokken, de regeling met betrekking tot de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing zodanig vorm te geven dat rechtsmiddelen openstaan binnen het stelsel van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. 4. In het voorgestelde artikel I van hoofdstuk 3 Slotbepalingen is bepaald, dat de in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 vermelde guldensbedragen vervallen met ingang van 1 januari 2002, met inbegrip van de guldenstekens en de haakjes. De Raad merkt op, dat vele algemene maatregelen van bestuur in de voorgestelde zin zullen moeten worden aangepast en dat het uit dien hoofde aanbeveling verdient de wijzigingen gecoördineerd aan te brengen. Tevens merkt de Raad op dat het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 in een "eigen" besluit regeling gevonden heeft. Zo de bepaling in de voorgestelde vorm in een uitvoeringsbesluit opgenomen zou dienen te worden, lijkt opneming in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 zelf de meest aangewezen plaats. De Raad adviseert een en ander nog eens te bezien. 5. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming.Bij Kabinetsmissive van 13 januari 2017, no.2017000025, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enkele besluiten in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (Implementatie richtlijn rechtsbijstand), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (Implementatie richtlijn rechtsbijstand), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende een tijdelijke voorziening ter implementatie van artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU, L 348) (Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende een tijdelijke voorziening ter implementatie van artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU, L 348) (Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn).Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2012, no.12.000113, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende een tijdelijke voorziening ter implementatie van artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU, L 348) (Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 maart 2009, no.09.000766, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 juni 2005, no.05.002070, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel beoogt recidive van ernstige verkeersdelicten harder aan te pakken. Hiertoe wordt een stelsel voorgesteld, dat kort gezegd inhoudt dat de rechter bij herhaling binnen een bepaalde termijn van ernstige verkeersmisdrijven in beginsel verplicht is aan de bestuurder een onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen. Bij een ontzegging voor een bepaalde duur wordt het rijbewijs bovendien van rechtswege ongeldig. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel in het bijzonder opmerkingen over de noodzaak van de verplichte ontzegging van de rijbevoegdheid en de noodzaak van de ongeldigheid van het rijbewijs van rechtswege. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Noodzaak van verplichte ontzegging a. Het wetsvoorstel houdt een breuk in met het geldende stelsel ten aanzien van de straftoemetingsvrijheid van de rechter als een kenmerk van het Nederlandse strafrechtelijke systeem, waarbij de wetgever slechts specifieke strafmaxima en algemene strafminima vaststelt. Bovendien vindt de vaststelling van de verkeersdelicten waarvoor rijontzegging moet worden opgelegd en van de (bandbreedtes van de) duur van de ontzegging niet bij wet in formele zin plaats, maar wordt deze in ongeclausuleerde vorm aan de lagere wetgever (algemene maatregel van bestuur) op voordracht van de Ministers van Justitie en van Verkeer en Waterstaat)) gedelegeerd. In zijn advies over het initiatiefwetsvoorstel tot invoering van minimumstraffen voor een aantal geweldsdelicten heeft de Raad gesteld dat deze afwijking van het bestaande systeem van algemene minimumstraffen en bijzondere strafmaxima gerechtvaardigd kan zijn, indien er een duidelijk omschreven probleem bestaat bij de huidige straftoemeting en indien kan worden aangenomen dat de voorgestelde regeling inderdaad tot oplossing van dat probleem kan leiden.(zie noot 1) De Raad heeft zich daarbij onder meer afgevraagd of is gebleken dat de rechter van de vrijheid bij het opleggen van straffen geen prudent gebruik pleegt te maken. Ook van andere zijden is inmiddels op de vergaande consequenties van invoering van een stelsel van minimumstraffen en de eraan verbonden nadelen gewezen.(zie noot 2) De Raad merkt tegen die achtergrond op dat de memorie van toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel niet aangeeft dat zich een probleem voordoet ten aanzien van een effectieve aanpak van recidive in het verkeer waarvoor de voorgestelde verplichte ontzegging een oplossing zou bieden. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Raad voor de Rechtspraak en het College van procureurs-generaal wijzen erop dat bij herhaling van ernstige verkeersdelicten ook nu in de regel een onvoorwaardelijke rijontzegging wordt (gevorderd en) opgelegd.(zie noot 3) In reactie hierop wordt in de memorie van toelichting gesteld dat het wetvoorstel deze praktijk een steun in de rug geeft. Volgens de memorie van toelichting is een voordeel van het wetsvoorstel dat in de oplegging van rijontzeggingen bij ernstige verkeersdelicten - met het oog op het gelijkheidsbeginsel - een nadere uniformering wordt aangebracht, alsmede dat de democratische legitimatie van de oplegging van rijontzeggingen wordt versterkt.(zie noot 4) Niet valt echter in te zien waarom het gelijkheidsbeginsel en de democratische legitimatie nu juist bij dit onderdeel van de stafrechtspraak een probleem zouden vormen, noch dat het voorstel daarop een passend antwoord zou vormen. Evenmin blijkt uit de memorie van toelichting waarom het beter aanpakken van recidive en verdere uniformering daarbij, indien al nodig, niet in voldoende mate kan worden bereikt door een eventuele aanscherping van de strafvorderingsrichtlijnen. Ten slotte wordt onvoldoende aandacht geschonken aan de met het stelsel verbonden nadelen en de praktische problemen van een effectieve toepassing. De Raad tekent hierbij nog het volgende aan. In de aanduiding van het wetsvoorstel en in de toelichting wordt van "puntenstelsel" gesproken. Van een puntenstelsel in eigenlijke zin is evenwel geen sprake, zodat het gebruik van die term in dit verband beter vermeden kan worden. Een puntenstelsel in eigenlijke zin zou wellicht onder voorwaarden in een in de praktijk gebleken behoefte kunnen voorzien in het geval van lichte verkeersovertredingen die veelvuldig worden gepleegd maar waarvan de vervolging doorgaans niet tot een procedure voor de rechter leidt; de zogenaamde Mulder-zaken. Deze verkeersovertredingen worden echter om praktische en daarmee samenhangende juridische redenen buiten het voorstel gehouden.(zie noot 5) b. In de memorie van toelichting wordt verwezen naar het wetsvoorstel puntenstelsel rijbewijzen, dat naar aanleiding van het advies van de Raad is ingetrokken.(zie noot 6) Kern van de kritiek van de Raad was dat het voorgestelde stelsel van automatische strafpuntentoekenning onvoldoende rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden van de dader. Anders dan in het ingetrokken wetsvoorstel het geval was, worden thans per delict bandbreedtes voorgesteld waarbinnen een bijkomende straf tot ontzegging moet vallen en wordt voorzien in een hardheidsclausule waardoor in gevallen van bijzondere hardheid kan worden afgeweken van de voorgeschreven bandbreedte voor de duur van de ontzegging. De hardheidsclausule, die een plaats heeft gekregen in het stelsel van de bestuurlijke boetes, is vreemd aan het strafrecht. Bovendien houdt introductie van slechts een hardheidsclausule als matigingsgrond er, zoals de Raad voor de Rechtspraak in zijn advies aangeeft, geen rekening mee dat er ook op andere dan als bijzondere hardheid aan te merken gronden aanleiding kan zijn om van de voorgeschreven bandbreedte af te wijken. In dat verband valt op dat in het wetsvoorstel, naar aanleiding van daarover in adviezen gemaakte opmerkingen, de bevoegdheid van de rechter om ten nadele van de verdachte van de in de algemene maatregel van bestuur vastgelegde bandbreedte af te wijken niet aan de strakke grenzen van de hardheidsclausule is gebonden, maar dat deze daartoe kan overgaan wanneer de gestelde bovengrens "geen passende bestraffing mogelijk maakt".(zie noot 7) Waarom voor afwijkingen ten gunste van de verdachte niet eveneens voor een formulering is gekozen die grote ruimte aan de rechter laat, is in de toelichting daarbij niet aangegeven. Gelet op enerzijds het ontbreken in de memorie van toelichting van harde gegevens die wijzen op een concreet probleem in de huidige praktijk van de berechting van recidive in het verkeer met rijontzegging als sanctie, voor welk probleem een stelsel als voorgesteld een oplossing zou bieden en anderzijds de breuk ten aanzien van het stelsel van de straftoemetingsvrijheid van de rechter waardoor deze onvoldoende ruimte heeft rijontzegging ook buiten gevallen van onredelijke hardheid achterwege te laten of - buiten de bandbreedte - te verkorten op grond van bijzondere strafverminderende of strafverlichtende omstandigheden, dan wel deze slechts voorwaardelijk op te leggen als hij van mening is dat daarvan voldoende preventieve werking uitgaat, adviseert de Raad het voorgestelde stelsel te heroverwegen. Mocht het voorstel in enigerlei vorm worden gehandhaafd, dan dienen de verkeersdelicten waarvoor het voorgestelde stelsel geldt en de duur van de op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid in de wet zelf te worden bepaald. 2. Noodzaak ongeldigheid van rijbewijs van rechtswege Voorgesteld wordt dat het rijbewijs van rechtswege ongeldig wordt als een rijontzegging voor ten minste twee jaar, of in geval van recidive binnen vijf jaar voor de duur van een jaar, is opgelegd. De Raad wijst op de geldende administratiefrechtelijke invorderingsprocedure die kan leiden tot de ongeldigheidverklaring van het rijbewijs ingeval de bestuurder niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid of lichamelijke of geestelijke geschiktheid om motorvoertuigen te besturen (artikel 130-134 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)). In de memorie van toelichting wordt niet aangetoond dat deze procedure, waarop ook in de meeste adviezen is gewezen, in de praktijk tekortschiet. Voorts is niet voorzien in mogelijkheden tot afwijking. Naar het oordeel van de Raad zijn er, gelet op de aard van de verkeersdelicten en/of de duur van de rijontzegging, situaties denkbaar waarin het ongeldig worden van het rijbewijs niet gerechtvaardigd is uit oogpunt van verkeersveiligheid, omdat de rijvaardigheid niet in geding is. Een dergelijk rechtsgevolg zal dan als extra bijkomende straf worden ervaren. De Raad adviseert om vorengenoemde redenen ook dit onderdeel van het voorstel te heroverwegen. 3. Extra beslag op capaciteit In de adviezen van het College van procureurs-generaal en van de Raad voor de Rechtspraak wordt de verwachting uitgesproken dat, omdat het rijbewijs pas nadat de rijontzegging onherroepelijk is geworden zijn geldigheid verliest, betrokkenen er belang bij hebben hoger beroep in te stellen, ook wanneer dat niet is ingegeven door een meningsverschil over de juistheid van de veroordeling c.q. de strafbeschikking. In de memorie van toelichting wordt zonder een hierop toegespitste motivering gesteld dat dit aspect geen wezenlijke versterking zal betekenen van de al bestaande prikkel om door het instellen van hoger beroep aan de rijontzegging te ontkomen.(zie noot 8) De Raad is van mening dat aldus het aspect van het eventuele extra beslag op de capaciteit van openbaar ministerie en rechterlijke macht van dit afzonderlijke, nieuwe element van het verlies van rechtswege van de geldigheid van het rijbewijs onvoldoende aandacht krijgt en adviseert daarop alsnog meer specifiek, tevens tegen de achtergrond van de invoering van de zogenaamde OM-afdoening, in te gaan. De Raad is voorts van oordeel dat, nu de rechter binnen het voorgestelde stelsel slechts van de voorgeschreven bandbreedte van de duur van de rijontzegging zal mogen afwijken op grond van onevenredige hardheid, de interpretatie en toepassing van de hardheidsclausule niet alleen tot extra hoger beroepen, maar ook tot extra verzoeken om gratie zal leiden. De Raad beveelt aan ook hieraan in de toelichting aandacht te besteden. 4. Artikel 123 WVW Uit de toelichting bij het voorgestelde artikel 123, eerste lid, onder d en e, WVW 1994 blijkt dat met de daar genoemde ontzegging van de bevoegdheid van het besturen van motorrijtuigen slechts wordt gedoeld op onvoorwaardelijke opleggingen en dat het daarbij gaat om de totale periode van de ontzegging, zodat de totale periode van de ontzeggingen voor meerdere verkeersdelicten in één vonnis geldt. De Raad is van mening dat deze verduidelijkingen in de wettekst zelf dienen te worden aangebracht. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is.Bij Kabinetsmissive van 20 december 2017, no.2017002216, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de voorstellen van de Europese Commissie die strekken tot de herziening van het Europese regelgevend kader inzake verwerking en bescherming van persoonsgegevens.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake de voorstellen van de Europese Commissie die strekken tot de herziening van het Europese regelgevend kader inzake verwerking en bescherming van persoonsgegevens.Bij brief van 22 mei 2012 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen inzake de voorstellen van de Europese Commissie die strekken tot de herziening van het Europese regelgevend kader inzake verwerking en bescherming van persoonsgegevens.Onderwerp en plaats in Kaderbesluit 2008/977/JBZOntwerprichtlijnArtikel 1 (toepassingsgebied)Artikel 2: anders dan het kaderbesluit is de ontwerprichtlijn niet alleen van toepassing op grensoverschrijdende gegevensverwerking. Ook de binnenlandse gegevensverwerking door bevoegde autoriteiten valt binnen de reikwijdte van de ontwerprichtlijn.Artikel 2 (definities)Artikel 3: de definities zijn uitgebreid met enkele nieuwe onderdelen (onder andere 'biometrische gegevens', 'genetische gegevens' en 'bevoegde autoriteiten'), enkele andere begrippen zijn aangevuld of gewijzigd (zo is het begrip 'afschermen', dat als dubbelzinnig werd ervaren, vervangen door 'beperken van de verwerking').Onderscheid tussen verschillende categorieën betrokkenen (niet in kaderbesluit)Artikel 5: verantwoordelijken moeten zoveel mogelijk onderscheid maken tussen verschillende categorieën betrokkenen, zoals verdachten, veroordeelden, slachtoffers en getuigen.Artikel 3 (beginsel van rechtmatigheid, evenredigheid en doelbinding)Artikelen 4 en 7: anders dan het kaderbesluit kent de ontwerprichtlijn een afzonderlijke bepaling voor de beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens (artikel 4) en de gronden voor rechtmatige verwerking (artikel 7). De ontwerprichtlijn sluit daarmee beter aan bij de structuur van Richtlijn 95/46 en de ontwerpverordening, die ook een dergelijke tweedeling kennen. De bepaling over rechtmatige verwerking is uitvoeriger dan in het kaderbesluit, waarin het alleen als beginsel werd opgevoerd. Inhoudelijk verschilt artikel 7 wel van Richtlijn 95/46 en de ontwerpverordening.Artikel 6 (Verwerking bijzondere gegevenscategorieën)Artikel 8: de structuur van het nieuwe artikel sluit beter aan bij de corresponderende artikelen in Richtlijn 95/46 en de ontwerpverordening. Een verschil met artikel 6 van het kaderbesluit is dat niet langer de eis van "strikte noodzakelijkheid" wordt gesteld om van het verbod op verwerking van bijzondere persoonsgegevens af te kunnen wijken. In artikel 9 is als extra waarborg opgenomen dat geautomatiseerde gegevensverwerking niet uitsluitend gebaseerd mag zijn op bijzondere persoonsgegevens.Artikel 16-17 (informatieverplichting en recht op toegang)Artikel 11-12: de artikelen zijn aangepast aan de structuur van Richtlijn 95/46 en daarmee ook gedetailleerder.Verplichtingen verantwoordelijke (verspreid in kaderbesluit, o.a. artikel 10, eerste lid, 22 en 23)Artikel 18-32: de verplichtingen verantwoordelijke zijn uitgebreid en vernieuwd. Daarbij hebben verschillende bepalingen uit Richtlijn 95/46 model gestaan. Artikel 18 bevat algemene verplichtingen van de verantwoordelijke die in de volgende artikelen wordt gespecificeerd. Zo bevat de ontwerprichtlijn in artikel 21 een uitvoeriger regeling van de 'verwerker'. Nieuw is de meldplicht voor datalekken in de artikelen 28-29 die ook in de ontwerpverordening is opgenomen (en die ook al bestaat in de e-privacyrichtlijn 2000/58). Nieuw is ook de verplichte aanstelling van een functionaris voor de gegevensbescherming (artikelen 30-32).Artikel 13 (doorgifte aan bevoegde instanties in derde landen)Artikel 33-38: het uitgangspunt is hetzelfde gebleven: doorgifte indien dat noodzakelijk is voor preventie, onderzoek, opsporing en vervolging van strafbare feiten en tenuitvoerlegging van straffen. Bovendien moet een passend beschermingsniveau gewaarborgd zijn. Verschil met het kaderbesluit is de centrale rol die de Europese Commissie via artikel 34 van de ontwerprichtlijn krijgt in de vaststelling van een passend beschermingsniveau. Onder het kaderbesluit had de Commissie hierin geen rol.Artikel 25 (toezichthoudende autoriteit)Artikel 39-49: de regeling wordt uitgebreid: de autoriteiten moeten bijdragen tot een consequente toepassing van de richtlijn in de hele Unie. In de artikelen 40-45 zijn, anders dan in het kaderbesluit gedetailleerde bepalingen opgenomen over onder andere de onafhankelijkheid en voorwaarden aan de leden van de toezichthouder. De artikelen 48 en 49 bevatten nieuwe bepalingen over samenwerking van de toezichthouders en taken voor het Europees Comité voor gegevensbescherming dat in de ontwerpverordening wordt opgericht.Artikel 22 (beroep) en 24 (sancties)Artikel 50-55: de bepalingen over beroepsmogelijkheden sancties zijn gebaseerd op de bestaande uitgangspunten, maar aangevuld met elementen uit Richtlijn 95/46. Daarmee is de regeling uitvoeriger geworden.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in het voortgezet onderwijs en de versterking van de positie van ouders en leerlingen (modernisering medezeggenschap voortgezet onderwijs), en Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 en enkele andere onderwijswetten in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in het primair onderwijs en de versterking van de positie van ouders en leerlingen (modernisering medezeggenschap primair onderwijs), en Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in de educatie en het beroepsonderwijs en de versterking van de positie van de deelnemers (modernisering medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in het voortgezet onderwijs en de versterking van de positie van ouders en leerlingen (modernisering medezeggenschap voortgezet onderwijs), en Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 en enkele andere onderwijswetten in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in het primair onderwijs en de versterking van de positie van ouders en leerlingen (modernisering medezeggenschap primair onderwijs), en Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in de educatie en het beroepsonderwijs en de versterking van de positie van de deelnemers (modernisering medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs).Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2002, no.01.006130, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K.Y.I.J. Adelmund, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in het voortgezet onderwijs en de versterking van de positie van ouders en leerlingen (modernisering medezeggenschap voortgezet onderwijs). Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2002, no.01.006131, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K.Y.I.J. Adelmund, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 en enkele andere onderwijswetten in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in het primair onderwijs en de versterking van de positie van ouders en leerlingen (modernisering medezeggenschap primair onderwijs). Bij Kabinetsmissive van 2 januari 2002, no.01.006138, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in de educatie en het beroepsonderwijs en de versterking van de positie van de deelnemers (modernisering medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs). Op 1 maart 2002 heeft de Onderwijsraad een advies uitgebracht over de drie voorstellen. Op 24 april 2002 is dit advies, vergezeld van een reactie van de minister, ontvangen door de Raad. Ook de Raad zal over de drie voorstellen één advies uitbrengen. De voorstellen vallen in twee delen uiteen; enerzijds strekken zij tot modernisering van de medezeggenschapsstructuur in het onderwijs, anderzijds beogen zij een versterking van de positie van de ouders en leerlingen. Ter modernisering van de medezeggenschap wordt voorgesteld in het voortgezet onderwijs (VO) en in het beroepsonderwijs (BVE) een systeem van gedeelde medezeggenschap in te voeren, in de vorm van een ondernemingsraad (OR) voor het onderwijspersoneel en een schoolraad voor de ouders en leerlingen, respectievelijk de deelnemers. In het primair onderwijs (PO) blijft de ongedeelde medezeggenschapsraad (MR) gehandhaafd, zij het dat zogenoemde initiatiefrijke scholen kunnen experimenteren met een gedeeld systeem. Besturen die meer dan één school onder zich hebben, kunnen het initiatief nemen tot instellen van een gezamenlijke OR; tevens is het voor hen gemakkelijker om bevoegdheden over te dragen aan een gezamenlijke schoolraad. Ter versterking van de invloed van de ouders en leerlingen worden vier voorstellen gedaan. In de eerste plaats krijgt de schoolraad een initiatief- en instemmingsrecht inzake wijziging van de grondslag van de school, met een beroepsmogelijkheid op de geschillencommissie.(zie noot 1) In de tweede plaats vervalt de mogelijkheid om leerlingen die zijn toegelaten tot een bijzondere school, omdat er geen openbare school in de omgeving was, en hun ouders uit te sluiten van passief kiesrecht voor de MR, ook al wensen zij niet de grondslag van de school te respecteren.(zie noot 2) Ten derde is uitsluiting van deze ouders uit het bestuur van de school op grond van godsdienst of levensovertuiging niet langer mogelijk.(zie noot 3) Dit geldt ook indien het bestuur wordt gevormd door een vereniging. Ten slotte krijgt de schoolraad in het VO een bijzonder adviesrecht met betrekking tot financieel-economische vraagstukken, vergelijkbaar met artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR).(zie noot 4) Invoering van de WOR in het VO en BVE is volgens het kabinet onvermijdelijk omdat door schaalvergroting en decentralisatie zich in scholen ontwikkelingen hebben voorgedaan waardoor deze in toenemende mate op organisaties in het bedrijfsleven zijn gaan lijken. De Onderwijsraad benadrukt daartegenover het eigen karakter van het onderwijs en meent dat zou moeten worden aangesloten bij het zelfregulerend vermogen van de instellingen. Invoering van de WOR acht hij daarom slechts aanvaardbaar op vrijwillige basis.(zie noot 5) De Raad stelt voorop dat de twee verschillende delen van de voorstellen elk een zelfstandige beoordeling behoeven. In onderdeel A van dit advies geeft de Raad zijn oordeel over de modernisering van de medezeggenschap; in onderdeel B zijn oordeel over de versterking van de invloed van de ouders en leerlingen. De Raad benadrukt dat het PO en het VO een eigen karakter hebben, dat verschilt van een economische bedrijfsorganisatie die uit leiding en medewerkers bestaat, welke gericht zijn op productie voor derden. De school is een gemeenschap waaraan bestuur, ouders, leerlingen en onderwijzend personeel dagelijks vormgeven. Leerlingen en hun ouders hebben een andere relatie tot de schoolorganisatie dan die van werknemers tot hun (bedrijfs)organisatie. Ten aanzien van onderdeel A concludeert het college dat met een verwijzing naar schaalvergroting en decentralisatie alleen de noodzaak tot het invoeren van de WOR in het onderwijs onvoldoende is aangetoond. Hij beveelt daarom een nadere evaluatie aan. Indien daaruit naar voren komt dat organisaties in het onderwijs in meerdere opzichten op organisaties in het bedrijfsleven zijn gaan lijken, dan vraagt de Raad zich af of het juist dan geen aanbeveling verdient om het eigen karakter van de onderwijsgemeenschappen meer te benadrukken, ook door een eigen aangepaste vorm van medezeggenschap. Zouden de noodzakelijk geachte verbeteringen niet door middel van een aanpassing van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO) kunnen worden bereikt? Zijn er geen andere alternatieven? De Raad acht de voorstellen over de medezeggenschap op sommige onderdelen nodeloos ingewikkeld en conflictopwekkend. Hij adviseert daarom in deze onderdelen wijzigingen aan te brengen. De Raad is dan ook van oordeel dat over het eerste deel van de voorstellen in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd. Ten aanzien van het tweede deel van de voorstellen constateert de Raad dat deze onderdelen nauw verweven zijn met de vrijheid van onderwijs. De Raad wijst erop dat de minister bij brief van 20 december 2001 aan de Onderwijsraad heeft verzocht een verkenning te verrichten naar artikel 23 van de Grondwet (GW). Gelet hierop acht het college het aangewezen de resultaten van deze verkenning af te wachten. De Raad adviseert dit deel uit de voorstellen te lichten. De Raad is dan ook van oordeel dat daar over (vooralsnog) niet positief kan worden geadviseerd. A. Modernisering van de medezeggenschap 1. Noodzaak voor invoering van de WOR in het PO en het VO Het advies van de Onderwijsraad wijst erop dat de wetgever in 1982 van oordeel was dat een school zodanig verschilde van een economische bedrijfsorganisatie dat de WOR hierop niet goed kon worden toegepast. De leerling is in deze opvatting niet louter een consument, die bij een bedrijf een bepaalde dienst afneemt, maar hij wordt binnen de onderwijsinstelling gevormd en ontwikkeld. Gelet op de lange duur van het verblijf binnen de onderwijsinstelling en het belang van goed onderwijs voor het verdere leven, is het zinvol ouders en leerlingen bij de medezeggenschap te betrekken. Bovendien beschouwde de wetgever de school als een gemeenschap, waarin de geledingen ouders/leerlingen en onderwijspersoneel in belangrijke mate parallelle belangen hebben die het best in een ongedeelde medezeggenschap tot uitdrukking komen.(zie noot 6) Blijkens de toelichting onderkent het kabinet weliswaar het eigen karakter van het onderwijs, maar is het thans van oordeel dat door de ontwikkelingen in het onderwijs sinds 1992 scholen in zodanige mate op organisaties in het bedrijfsleven zijn gaan lijken, dat voor het personeel de WOR dient te worden ingevoerd.(zie noot 7) In dit verband worden onder andere de invoering van de lumpsumbekostiging, de decentralisatie van de secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden, alsmede het voornemen om binnen afzienbare tijd binnen het VO en de BVE-sector de primaire arbeidsvoorwaarden te decentraliseren gememoreerd.(zie noot 8) De Raad is door deze argumentatie niet overtuigd. Uit de evaluatie van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO) in 1997(zie noot 9) blijkt niet dat er in het PO en in het VO behoefte bestaat aan ingrijpende wijziging van de medezeggenschap, zoals nu wordt voorgesteld. Een groot deel van de direct betrokkenen was juist tevreden met het functioneren van de MR. In het bijzonder ouderorganisaties waren voorstander van handhaving van het huidige systeem. Aan het standpunt van het kabinet dat de evaluatie inmiddels is achterhaald ligt geen nader onderzoek naar het functioneren van de medezeggenschap ten grondslag. Ook ontbreekt een inventarisatie van mogelijke andere vormen van medezeggenschap. Afgezien daarvan ligt de gekozen oplossing - gedeelde medezeggenschap voor alle scholen - niet zonder meer voor de hand. De Raad wijst er in dit verband op dat bij universitaire instellingen, organisaties die nog veel complexer zijn dan scholen, nog altijd voor een aanzienlijk deel medezeggenschap plaatsvindt volgens een ongedeeld systeem. De stelling van het kabinet dat ongedeelde medezeggenschap voor het VO en de BVE-sector achterhaald is overtuigt dan ook niet. De Raad beveelt een nadere evaluatie van de WMO aan, waarbij ook de mening van de vakorganisaties van leerkrachten dient te worden gepeild. 2. Noodzaak van de invoering van de WOR in de BVE-sector Uit de evaluatie van de WMO wordt duidelijk dat in het bijzonder de inbreng van de deelnemers aan de medezeggenschap in de BVE-sector niet optimaal verloopt.(zie noot 10) In de toelichting bij het BVE-voorstel staat dat de MRs in deze sector nogal wat vacatures voor deelnemers kennen. Dit kan volgens de toelichting voor een belangrijk deel worden verklaard uit het feit dat deelnemers en personeelsleden verschillende belangen hebben binnen een instelling.(zie noot 11) De Raad constateert dat het voorstel de verschillende belangen van deelnemers en onderwijspersoneel in de BVE-sector duidelijk afbakent. Voorzover tegengestelde belangen de oorzaak van de problemen in de medezeggenschap in deze sector zijn, biedt het voorstel hiervoor een plausibele oplossing. De Raad merkt op dat de toelichting niet ingaat op veel mogelijke andere oorzaken voor een gebrek aan belangstelling voor medezeggenschap bij de deelnemers in deze sector. De evaluatie van de WMO noemt als oorzaken onder andere gebrek aan interesse, tijdgebrek door stages en examens, deelnemers die uit de aard van hun opleiding grote delen van het jaar niet op de instelling aanwezig zijn alsmede slechte beheersing van het Nederlands door leerlingen in de basiseducatie.(zie noot 12) De toelichting noemt ook nog de afgenomen herkenbaarheid door fusies van instellingen en samenvoeging van de bestaande medezeggenschapsraden tot één raad als een oorzaak voor afname van de betrokkenheid.(zie noot 13) Het voorstel biedt geen remedie voor deze oorzaken. De Raad adviseert hieraan nader aandacht te schenken. 3. Effecten van invoering van de WOR Volgens de toelichting wordt deelname aan de medezeggenschap voor ouders en leerlingen aantrekkelijker indien zij niet meer hoeven mee te besluiten over aangelegenheden die in het bijzonder het personeel aangaan, zoals de arbeidsvoorwaarden. De schoolraad kan zich dan uitsluitend bezighouden met zaken die voor ouders en leerlingen relevant zijn. Dit zou de belangstelling voor en deelname aan de medezeggenschap vergroten. De Raad acht deze veronderstelling plausibel, maar constateert dat de voorstellen verder gaan en leiden tot een versterking van de positie van het onderwijspersoneel ten opzichte van de ouders en leerlingen. Dit blijkt uit de volgende elementen: - De instelling van de OR is een wettelijke verplichting; ontheffing op grond van de eigen aard is niet mogelijk. Ontheffing van de instelling van een schoolraad voor scholen op grond van de eigen aard is wel mogelijk, evenals beperking van de samenstelling van de schoolraad tot de ouders.(zie noot 14) - De bevoegdheden van de OR zijn vastgelegd in de WOR en kunnen slechts in beperkte mate worden gewijzigd. De bevoegdheden van de schoolraad kunnen worden gewijzigd bij reglement.(zie noot 15) De bevoegdheden van de instellingsraad worden geregeld in het reglement; de wet geeft slechts globaal kaders en inhoud aan van dit reglement.(zie noot 16) - De OR heeft de kantonrechter of de ondernemingskamer als beroepsinstantie.(zie noot 17) De schoolraad heeft de geschillencommissie als beroepsinstantie.(zie noot 18) In de BVE-sector staat het vrij om de bevoegdheid van de geschillencommissie en de bindendheid van haar uitspraak bij reglement verregaand te beperken.(zie noot 19) - Leden van de OR hebben een wettelijk geregeld recht op scholing en vergoeding, alsmede vrijstelling van arbeidstaken.(zie noot 20) Voor leden van schoolraden ontbreekt een dergelijk recht. - Indien het bevoegd gezag in beroep geen instemming voor een besluit verkrijgt van de OR, in de gevallen waarin dit verplicht is, kan het bevoegd gezag de kantonrechter toestemming vragen om dit besluit te nemen. De kantonrechter geeft deze toestemming slechts indien de weigering van de OR onredelijk is of indien zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen dit vergen.(zie noot 21) In beroep gaan tegen eenzelfde weigering door de schoolraad heeft meer kans van slagen. De commissie geeft toestemming indien het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het betrokken voorstel heeft kunnen komen.(zie noot 22) - De OR heeft een instemmingsrecht op het gebied van arbeidsvoorwaarden.(zie noot 23) Op dit terrein heeft het bevoegd gezag de meeste ruimte om zelfstandige beslissingen te nemen. Ook in de huidige structuur vormt het personeel in de praktijk de sterkste geleding binnen de medezeggenschapsraad.(zie noot 24) In zoverre codificeert het voorstel een bestaande situatie. Is dat echter nodig en zullen ouders deze (verdere) verschuiving van rechten op prijs stellen, nu zij bij de evaluatie tevreden waren over de bestaande medezeggenschapsregelingen? Het is naar het oordeel van de Raad tot nu toe niet gebleken. In het verlengde hiervan merkt het college op dat de belangen in de medezeggenschap elkaar vaak overlappen. Bij de totstandkoming van de huidige WMO was dit een belangrijk argument om te kiezen voor ongedeelde medezeggenschap. De Raad adviseert, mede onder verwijzing naar het advies van de Onderwijsraad op dit punt(zie noot 25), nader toe te lichten waarom dit argument thans minder zwaar weegt. De Raad adviseert voorts de tekst van de toelichting aan te passen, zodat duidelijker wordt dat het voorstel leidt tot een versterking van de positie van het onderwijspersoneel ten opzichte van de ouders en leerlingen. 4. Ingewikkeldheid van het voorstel in het VO De voorgestelde regeling in het VO heeft mede als doel dat de bevoegdheden van de OR en de schoolraad gelijkwaardig zijn.(zie noot 26) De gewenste versterking van de positie van de schoolraad leidt tot een gecompliceerde regeling van bevoegdheden en procedures. Het college vreest, evenals de Onderwijsraad, dat de behandeling van geschillen verzandt in conflicten over de juiste procedure en de ontvankelijkheid.(zie noot 27) De ingewikkeldheid van de procedures schrikt eerder af dan dat zij schoolraden stimuleert hun geschillen aan een onafhankelijke commissie voor te leggen. Oudergeledingen binnen de MR bestaan, zo komt uit de evaluatie naar voren, dikwijls uit juridisch ongeschoolde mensen, die maar een beperkt deel van hun tijd aan medezeggenschap kunnen besteden. De volgende bepalingen acht de Raad in elk geval nodeloos ingewikkeld en in hoge mate conflictopwekkend: a. De schoolraad heeft steeds de geschillencommissie als bevoegde beroepsinstantie; de OR heeft ten aanzien van de onderwerpen waarover hij een adviesrecht heeft, de Ondernemingskamer bij het Hof Amsterdam als beroepsinstantie, en ten aanzien van de onderwerpen waarover hij een instemmingsrecht heeft, de kantonrechter. Indien zowel de schoolraad als de OR ten aanzien van hetzelfde voorstel beroep instellen, bestaat de mogelijkheid dat verschillende beroepsorganen tot een verschillend oordeel komen. Het bestuur wordt dan geconfronteerd met twee inhoudelijk verschillende uitspraken, die het beide verplicht is na te leven. Het risico zou vermeden worden door in het voorstel een regeling op te nemen die bepaalt welke instantie bij samenloop van procedures bevoegd is. b. Het voorstel bevat in totaal vier uitvoerige geschillenregelingen, voor elke wettelijke bevoegdheid één.(zie noot 28) Aangezien deze regeling is bestemd om door ouders en leerlingen te worden gebruikt, dient ze eenvoudig en doorzichtig te zijn. De Raad geeft in overweging de vier bestaande regelingen tot één regeling samen te voegen. c. Artikel 117t wordt ingrijpend veranderd ten opzichte van artikel 22 WMO, dat het beoogt te vervangen. Deze wijziging wordt in de toelichting niet gemotiveerd. De beoordeling is aangevuld met het criterium in het derde lid of door het betrokken besluit de belangen van de school of de belangen van de raad ernstig worden geschaad. Volgens het vierde lid is de commissie, zelfs als de belangen van de school of de raad ernstig worden geschaad, nog niet verplicht om het bestuur te verplichten het besluit in te trekken. Bovendien worden door derden verworven rechten niet aangetast. De Raad concludeert dat indien deze maatstaven worden aangelegd, maar zeer weinig besluiten voor intrekking in aanmerking komen. Hij adviseert de bepaling te vervangen door een verplichte bemiddeling door de geschillencommissie. Los van deze specifieke suggesties adviseert het college het voorstel om te werken tot een minder gecompliceerde regeling, die voor alle betrokkenen bij de medezeggenschap begrijpelijk is. 5. Opzet van het voorstel voor de BVE-sector Uit het voorstel en de toelichting blijkt dat de BVE-instellingen zeer veel vrijheid krijgen om hun medezeggenschapsreglement naar eigen wens in te richten. De Raad constateert dat het voorstel vrijwel niets regelt, maar alles overlaat aan het reglement dat de partners in medezeggenschap naar eigen inzicht kunnen regelen. In de toelichting staat dat de inrichting van het reglement op instellingsniveau wordt uitgewerkt om de betrokkenheid van de deelnemers te vergroten. Naar het oordeel van de Raad wordt hiermee onvoldoende gemotiveerd waarom dit streven in de BVE-sector moet leiden tot een dergelijke opzet, terwijl de medezeggenschap in het PO en in het VO juist in uitputtende regelingen wordt vastgelegd. Nu het voorstel instellingen zoveel vrijheid laat, kan het de indruk wekken dat de medezeggenschap in deze sector veel minder garanties behoeft dan de medezeggenschap in het PO en in het VO. De Raad adviseert in de toelichting nader te motiveren waarom in de BVE-sector voor een dergelijke opzet wordt gekozen. Tegen de voorgestelde opzet bestaan bij het college enkele concrete bezwaren: a. Het voorstel gaat ervan uit dat het reglement de medezeggenschap uitputtend regelt. Indien in dit reglement wordt verzuimd een bepaald onderwerp te regelen, zijn er geen regels waarop de partners in de medezeggenschap of de geschillencommissie kunnen terugvallen. De Raad adviseert hierin te voorzien. Een mogelijkheid kan zijn dat dan wordt teruggevallen op het modelreglement van de BVE-Raad. b. Slechts enkele bevoegdheden worden door de wet gegarandeerd. Als een instellingsraad zijn positie wil versterken, dan zal hij over elke niet-gegarandeerde bevoegdheid moeten onderhandelen met het bestuur. De instellingsraad krijgt bevoegdheden op het gebied van vaststelling of wijziging van voor de deelnemers bindende regels, onderwijsinhoud en kwaliteit, en organisatie en bedrijfsvoering van de instelling.(zie noot 29) De reikwijdte van deze onderwerpen staat niet vast. Niet kan worden uitgesloten dat de vaststelling en de interpretatie van reglementen leidt tot toename van het aantal conflicten tussen het bestuur en de instellingsraad. Dit kan instellingen belemmeren om snel en adequaat te reageren. Het geheel van deze bezwaren overziend adviseert de Raad om de bevoegdheden van de instellingsraad in het voorstel te wijzigen. Als het de bedoeling is om enerzijds de deelnemers in de BVE-sector een sterke positie te geven, en anderzijds instellingen zoveel mogelijk vrijheid te geven, dan ligt het meer voor de hand, om de bevoegdheden om te beginnen nauwkeurig in de wet vast te leggen, en tegelijkertijd een ruime wettelijke mogelijkheid te bieden om bij reglement hiervan af te wijken. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan examenregelingen, die voor (vrijwel) elke deelnemer in deze sector van belang zijn. Het modelreglement van de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs en de BVE-raad kan hiertoe een handreiking bieden. 6. Verhouding van het voorstel in de BVE-sector met andere regelingen Een deel van de instellingen in de BVE-sector bestaat uit zogeheten verticale scholengemeenschappen, waarvan ook VO-scholen deel uitmaken. In het voorstel wordt niet geregeld welke medezeggenschapsregeling op dergelijke scholengemeenschappen van toepassing is. Dit is wel noodzakelijk, omdat de voorstellen voor het VO en de BVE-sector op belangrijke onderdelen van elkaar verschillen. De Raad adviseert om in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) een bepaling op te nemen die bepaalt welke regeling op verticale scholengemeenschappen van toepassing is. 7. Kostenaspecten Het kabinet maakt voor de invoering van gescheiden medezeggenschap geen extra budget vrij, omdat deze structuur volgens het kabinet bij een "verstandig gebruik" door de partners in de medezeggenschap juist tot minder kosten voor medezeggenschapsactiviteiten leidt.(zie noot 30) Voorts verwacht het kabinet dat schoolbesturen met verschillende scholen onder hun hoede aanzienlijke kosten kunnen besparen door de medezeggenschap gemeenschappelijk op te zetten.(zie noot 31) De Raad constateert dat de voorgestelde structuur niet dwingt tot "verstandig gebruik", hetgeen kan leiden tot verhoging van de kosten. Daarom beveelt het college aan nauwlettend toe te zien door monitoring of de invoering niet leidt tot toename van de kosten. Verder is de Raad van mening dat de verwachte besparing door gezamenlijke medezeggenschapsactiviteiten nader dient te worden beargumenteerd, door in de toelichting te specificeren welke bedragen zijn gemoeid met de medezeggenschap op scholen waar nu reeds een gemeenschappelijke medezeggenschap bestaat. B. Versterking van de rechten van de ouders en leerlingen 1. Rechten van de ouders en leerlingen Voorgesteld wordt de rechten van alle ouders en leerlingen in het onderwijs te versterken. De schoolraad krijgt een instemmingsrecht ten aanzien van de wijziging van de grondslag van de school. Via haar recht van initiatief kan zij een besluit van het bevoegd gezag over de grondslag uitlokken, waartegen beroep en een marginale toetsing bij de geschillencommissie openstaan. De mogelijkheid om ouders en leerlingen die de grondslag van de school niet respecteren, uit te sluiten van passief kiesrecht voor de medezeggenschap, verdwijnt. Verder kunnen ouders niet langer uit schoolbesturen worden geweerd, indien zij de grondslag van de school niet respecteren, ook niet als het bestuur wordt gevormd door het bestuur van een (school)vereniging. Blijkens de toelichting wenst het kabinet dat de invloed die ouders op de identiteit van een school kunnen hebben, zoveel mogelijk wordt versterkt als binnen de "heersende leer" omtrent artikel 23 GW mogelijk is. Het kabinet meent hiervoor reden te zien in de maatschappelijke ontwikkeling. De godsdienst of levensbeschouwing van de ouders wijkt steeds vaker af van de identiteit van de school, omdat ouders minder vaak een school kiezen op grond van de identiteit en scholen ook minder op de oorspronkelijke identiteit de nadruk leggen.(zie noot 32) Scholen eisen echter vaak nog wel dat kandidaten voor de MR en het bestuur de identiteit van de school respecteren of onderschrijven. Een dergelijke eis verdraagt zich niet automatisch met de wens dat alle ouders op een school dezelfde rechten behoren te hebben.(zie noot 33) Om die reden wordt voorgesteld beslissingen van het bevoegd gezag over de identiteit aan een (beperkte) toetsing door een onafhankelijke geschillencommissie te onderwerpen. Evenals het wetsvoorstel inzake de flexibilisering van het scholenbestand, waarover dit college op 12 april 2002 advies heeft uitgebracht, berust dit onderdeel van het voorliggende wetsvoorstel op de gedachte dat ouders en leerlingen niet alleen medezeggenschap zouden moeten hebben over de wijze waarop een (openbare of bijzondere) school haar taken vervult, maar ook over de identiteit of grondslag van de school zelf. Ten einde toe doorgedacht zou deze benadering betekenen dat elke school een instelling zou moeten zijn die binnen de wettelijke kaders wordt ingericht overeenkomstig de opvattingen van de meerderheid der ouders dan wel leerlingen. Groepen ouders dan wel leerlingen die met de uitkomsten van deze besluitvorming niet tevreden zijn, kunnen - mits hun aantal voldoende is - een eigen school stichten. De Raad heeft al in eerdere adviezen gewezen op de spanning tussen deze benadering en artikel 23 GW, en op de risicos van een ideologische versplintering van het Nederlandse onderwijs. Hij sluit hierbij geenszins de ogen voor de behoefte aan en waarde van een directere lijn tussen de "aanbodzijde" en de "vraagzijde" van het onderwijs. Daarbij moet echter de publieke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de maatschappelijke verankering van het Nederlandse onderwijs als geheel in acht worden genomen. Een starre uitleg van artikel 23 GW als een absoluut primaat van het bevoegd gezag om zonder enige verantwoording jegens de leden van de schoolgemeenschap besluiten over de richting van een school te nemen draagt daaraan evenmin bij als een toespitsing van de uitleg van artikel 23 op de mogelijkheid met overheidsfinanciering bestaande scholen in te richten naar gelang de actuele voorkeuren van de (ouders van de) op dat moment ingeschreven leerlingen. Het college ontraadt om, vooruitlopend op de verkenning door de Onderwijsraad van de grenzen die artikel 23 GW stelt, veranderingen in het onderwijsbestel voor te stellen die evidente spanning oproepen met de heersende leer omtrent dat artikel. Naar het oordeel van het college moet natuurlijk rekening worden gehouden met de sociaal-culturele veranderingen in Nederland, maar moeten tevens de volgende drie ankerpunten van artikel 23 onder ogen worden gezien: 1º Er is een - slechts in overeenstemming met artikel 23, tweede lid, GW voor beperking vatbaar - grondrecht voor eenieder om onderwijs te geven. Op grond hiervan hebben talrijke stichtingen en verenigingen bijzondere scholen in het leven geroepen. 2º Er is een zorgplicht van de overheid voor het onderwijsbestel als geheel (artikel 23, eerste lid, GW), die omvat enerzijds het voorzien in voldoende openbaar onderwijs (artikel 23, derde en vierde lid, GW), en anderzijds de financiering van het bijzonder onderwijs. 3º Ouders en leerlingen hebben geen ongeclausuleerde aanspraak op van overheidswege bekostigd bijzonder onderwijs overeenkomstig ieders persoonlijke opvattingen, maar wel op toegang tot een openbare school ("met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging" artikel 23 GW, derde lid). Wanneer op grond van wetgeving ter uitvoering van artikel 23 GW een bijzondere school bekostigd wordt, mag de overheid wel deugdelijkheidseisen stellen, maar moeten de vrijheid van richting en met name de vrijheid betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling van de docenten worden geëerbiedigd. (artikel 23 GW, vijfde en zesde lid). De onderwijswetgeving moet op evenwichtige wijze recht doen aan deze drie ankerpunten. De voorstellen brengen verandering in dit evenwicht, doordat ze de ruimte voor het stellen van criteria aan de deelneming in besturen en medezeggenschapsorganen insnoeren. 2. Grondwettelijke aspecten versterking invloed ouders De Raad constateert dat de voorstellen op de volgende drie onderdelen spanning opleveren met het derde ankerpunt van artikel 23 GW. a. In de toelichting wordt uiteengezet dat de heersende leer omtrent de uitleg van artikel 23 GW inhoudt dat het bevoegd gezag - de rechtspersoon die de bijzondere school instandhoudt - drager is van de vrijheid van onderwijs, en daarom exclusief bevoegd is om besluiten te nemen die betrekking hebben op de (godsdienstige of levensbeschouwelijke) richting van de school. Volgens het voorgestelde artikel 117g is deze vrijheid niet onbeperkt; bij de uitoefening ervan zal het bevoegd gezag rekening moeten houden met de belangen van alle personen die bij de school zijn betrokken; ouders, leerlingen en onderwijzend personeel. Het voorstel houdt in dat de beslissingen van het bevoegd gezag omtrent de richting van de school kunnen door een onafhankelijke geschillencommissie (beperkt) worden getoetst.(zie noot 34) De commissie toetst in dat geval of het bevoegd gezag een reële afweging van alle belangen heeft gemaakt en of de belangen van de instelling of de medezeggenschapsraad ernstig zijn geschaad. Belangrijk hierbij is dat de geschillencommissie onderzoekt in hoeverre een afgewezen initiatief wordt gedragen door de achterban.(zie noot 35) De Raad heeft in zijn advies bij het wetsvoorstel voor de huidige WMO aangegeven dat terughoudendheid is geboden bij het toekennen van bevoegdheden die de identiteit van de school kunnen aantasten.(zie noot 36) Naar het oordeel van de Raad bestaat weinig behoefte aan het versterken van de invloed van de ouders en leerlingen op dit gebied in de medezeggenschapsorganen en in het schoolbestuur. Het college verwijst naar zijn advies inzake flexibilisering. Het gros van de ouders kan een school kiezen in de richting van hun voorkeur; slechts 3,5% zegt liever een school van een andere richting te hebben gekozen.(zie noot 37) Daarmee is nog niet gezegd dat deze ouders in de desbetreffende scholen ook geen passief kiesrecht hebben. b. Het bevoegd gezag heeft het recht leerlingen te weigeren die niet in de identiteit van de school passen. In het voor de uitleg van artikel 23 GW in dit opzicht richtinggevende Maimonidesarrest werd in cassatie aangevoerd dat de weigering van het bevoegd gezag van een joodse school om een liberaal-joodse leerling toe te laten onrechtmatig was jegens de ouders van die leerling. De Hoge Raad overwoog hieromtrent: "De in artikel 23 GW. aan het bijzonder onderwijs gewaarborgde vrijheid van richting weegt, mede gelet op artikel 6 GW. en artikel 9 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zo zwaar dat het aan degene die een instelling van bijzonder onderwijs instandhoudt, in beginsel, behoudens bijzondere omstandigheden waarvan hier geen sprake is - jegens de ouders van een kind dat volgens hem ten aanzien van die instelling gehanteerde toelatingsnormen van religieuze aard niet voor toelating in aanmerking komt, vrijstaat de door die ouders verlangde toelating te weigeren, ook al hebben die ouders een sterke en op redelijke gronden berustende voorkeur voor het onderwijs dat aan de betrokken instelling wordt gegeven, en ook al is de betrokken instelling de enige die onderwijs van deze richting verzorgt."(zie noot 38) De wetgeving kent hierop echter uitzonderingen. Een bijzondere school kan geen leerlingen weigeren indien er binnen redelijke afstand geen gelegenheid bestaat tot het volgen van gelijksoortig onderwijs aan een openbare school. Om deze beperking zo klein mogelijk te houden, biedt de huidige wetgeving de mogelijkheid om ongewenste invloed van verplicht toegelaten leerlingen op de identiteit van de school te verhinderen.(zie noot 39) In het speciaal basisonderwijs hoeft het bevoegd gezag zelfs geen leerlingen te accepteren, indien hun ouders weigeren te verklaren dat zij de grondslag van het onderwijs van de school zullen respecteren.(zie noot 40) Het voorstel maakt het mogelijk dat leerlingen die het bevoegd gezag niet op een school wil, omdat deze niet bij de identiteit van de school passen, niet alleen worden toegelaten, maar ook via de schoolraad invloed kunnen uitoefenen op de identiteit van de school. Het voorstel beperkt daarmee een mogelijkheid van het bevoegd gezag om haar identiteit te waarborgen. c. Het voorstel houdt verder in dat alle ouders actief en passief kiesrecht hebben voor het schoolbestuur. Dit geldt ook indien het bestuur wordt gekozen door leden van een vereniging die als voorwaarde voor het lidmaatschap stellen dat de leden de grondslag van de school onderschrijven. Het kabinet vindt dat deze bepaling geen inbreuk op de vrijheid van vereniging inhoudt, omdat het hier slechts een bekostigingsvoorwaarde voor het bijzonder onderwijs betreft.(zie noot 41) De Raad verwijst naar het advies van de Onderwijsraad op dit punt.(zie noot 42) De Raad merkt verder op dat het vijfde lid van artikel 23 GW bepaalt dat de wet géén bekostigingsvoorwaarden kan stellen die de vrijheid van richting betreffen. Het voorstel ontneemt het bevoegd gezag de mogelijkheid om te beslissen wie tot het bestuur mag toetreden en op die wijze de identiteit van de school te waarborgen. Het is, gelet op wat de Raad hiervoor daarover heeft opgemerkt, duidelijk dat het voorstel ook op dit punt op gespannen voet staat met de heersende leer omtrent artikel 23 GW. In de toelichting staat dat de statuten van een rechtspersoon ouders kunnen blijven uitsluiten van invloed op het schoolbestuur.(zie noot 43) Dit is niet in overeenstemming met artikel III van het voorstel, dat bepaalt dat rechtspersonen binnen één jaar na inwerkingtreding hun statuten in overeenstemming brengen met het voorstel.(zie noot 44) De toelichting geeft als voorbeeld dat artikel 2.37 van het Burgerlijk Wetboek toelaat dat niet-leden van een vereniging tot het bestuur van de vereniging kunnen toetreden.(zie noot 45) Dit betreft echter een vrijwillige keuze van de vereniging. De toelichting noemt verder als voorbeeld dat op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen, één bestuurslid van de zorgaanbieder op bindende voordracht van de cliëntenraad wordt benoemd.(zie noot 46) Dit voorbeeld miskent dat het bevoegd gezag van een school drager is van een grondwettelijke vrijheid. 3. Bespreking van de afzonderlijke artikelen in de WVO a. Het vijfde lid van het voorgestelde artikel 117b bevat een vernieuwde incompatibiliteitenregeling. De uitgebreide omschrijving is overbodig. De bepaling kan volstaan met te bepalen dat degenen die deel uitmaken van het bevoegd gezag als omschreven in artikel 1, geen lid kunnen zijn van de schoolraad. De Raad adviseert het voorstel in dit opzicht te wijzigen. b. De periode waarvoor de advies- en instemmingsbevoegdheden in het medezeggenschapsreglement kunnen afwijken van de bepalingen in de wet, wordt verlengd van twee naar vijf jaar.(zie noot 47) Deze verlenging zou ten goede komen aan de flexibiliteit.(zie noot 48) Het voorstel kan ertoe leiden dat slechts één keer per vijf jaar over de regeling van deze bevoegdheden een besluit wordt genomen. Niet ondenkbaar is dat er tussentijds behoefte ontstaat aan wijziging van deze bijzondere bevoegdheden. Bovendien komen veel ouders en leerlingen nooit in de gelegenheid om over deze bevoegdheden te stemmen, aangezien zij minder dan vijf jaar op school doorbrengen. De Raad adviseert een mogelijkheid tot tussentijdse wijziging in de regeling op te nemen. c. Indien in een medezeggenschapsreglement de bevoegdheden van de schoolraad op grond van artikel 117l, tweede lid, zijn gewijzigd, gelden ingevolge artikel 117n, tweede lid, tweede volzin, heeft de schoolraad het verstrijken van de termijn van vijf jaar weer van rechtswege de bevoegdheden zoals deze in de wet zijn opgenomen. Als de schoolraad deze bevoegdheden wil behouden, zal zij de termijn telkens moeten verlengen. De Raad acht deze bepaling ongewenst omdat tegen de wil van de school(raad) weer het wettelijk stelsel van toepassing kan worden. Hij adviseert deze bepaling te heroverwegen. cd. In artikel 117z, vierde lid, is niet opgenomen, dat artikel 117e, negende lid, op deelraden van overeenkomstige toepassing is. Laatstgenoemde bepaling verbiedt benadeling van leden, voormalige leden, en kandidaat-leden van schoolraden op grond van hun kandidatuur of lidmaatschap. Het opnemen van deze bepaling is van belang nu op grond van het medezeggenschapsreglement de deelraad bevoegdheden van de schoolraad toebedeeld kan krijgen. De Raad adviseert deze bepaling op te nemen. 4. Bespreking van de afzonderlijke artikelen in het PO a. In artikel I, onderdeel A, is in het voorgestelde artikel 1, eerste lid, de definitie van het begrip "leerling" geschrapt. Volgens de toelichting is opname van dit begrip overbodig geworden nu deelnemers in het BVE niet langer onder de definitie van leerling behoeven te worden gebracht.(zie noot 49) De voorloper van de huidige WMO, de WMO 1981, bevatte reeds een definitie van het begrip "leerling", terwijl de werking van deze wet zich nog niet uitstrekte tot de deelnemers aan het cursorisch beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie, de voorlopers van de huidige BVE-sector. Dit geschiedde pas bij de invoering van de huidige wet in 1992.(zie noot 50) Beide toelichtingen bevatte geen nadere bespreking van de definitie "leerling". Volgens de toelichting bij de WMO 1981 dient uit de omschrijving van "school" de reikwijdte van de wet te blijken. Een beginsel van de WMO 1981 is voorts dat de medezeggenschap zich dient uit te strekken tot alle bij de school betrokkenen, waaronder ook de leerlingen - afhankelijk van hun leeftijd - en hun ouders. (zie noot 51) Dit beginsel wordt uitgewerkt in artikel 3, vijfde lid, WMO op grond waarvan leerlingen en hun ouders kiesrecht voor de MR hebben. De definitie van "leerling" heeft dan ook volgens het college een zelfstandige betekenis bij het bepalen welke personen kiesrecht in de medezeggenschap hebben. De definitie heeft derhalve niet uitsluitend betekenis in het uitbreiden van het begrip "leerling" met deelnemers aan de BVE-sector. De Raad adviseert een gewijzigde definitie van "leerling" in artikel 1 te handhaven. b. In artikel I, onderdeel A, is in het voorgestelde artikel 1, eerste lid, in de definitie van "school" de school voor voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in deel II van de WVO (scholen voor moeilijk lerende kinderen en scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden) niet opgenomen. Uit de voorgestelde wijziging van artikel 37 WMO blijkt dat de WMO ook op deze scholen van overeenkomstige toepassing is. Indien de definitie van "school" in artikel 1 wordt uitgebreid met de onderhavige scholen is het voorgestelde artikel 37 overbodig. De Raad adviseert de definitie in het voorgestelde artikel 1 met de onderhavige scholen uit te breiden en het voorgestelde artikel 37 te schrappen. c. In artikel I, onderdeel B, bevat het voorgestelde artikel 3, zevende lid, een vernieuwde incompatibiliteitenregeling. De uitgebreide omschrijving is overbodig. Volstaan kan worden met te bepalen dat zij die deel uitmaken van het bevoegd gezag geen lid kunnen zijn van de MR. De Raad adviseert de voorgestelde bepaling in dit opzicht aan te passen. d. In artikel I, onderdeel B, bepaalt het vijfde lid van het voorgestelde artikel 3 dat de ouders en de leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de leerlingen van een school voor speciaal onderwijs en een school of een instelling voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs die de leeftijd van 13 jaar hebben bereikt kiesrecht voor de MR hebben. In artikel I, onderdeel C, bevat het voorgestelde nieuwe artikel 3a soortgelijke bepalingen die slechts daarin verschillen van artikel 3, vijfde lid, dat uitdrukkelijk is opgenomen dat het kiesrecht toekomt aan alle ouders alsmede aan alle leerlingen die onder het bereik van dit artikel vallen. Indien in artikel 3, vijfde lid, uitdrukkelijk wordt opgenomen dat het kiesrecht op alle ouders en leerlingen betrekking heeft, is het voorgestelde artikel 3a overbodig. De Raad adviseert om in artikel 3, vijfde lid, uitdrukkelijk op te nemen dat het kiesrecht alle ouders en leerlingen toekomt, en het voorgestelde artikel 3a te schrappen. e. In de toelichting bij artikel I, onderdeel H, wordt het instemmingsrecht van het personeelsdeel uitgebreid met een voorgenomen besluit tot regeling van de gevolgen voor het personeel van een besluit tot verandering van de grondslag. Het huidige artikel 8, eerste lid, onder a, WMO, bevat reeds een dergelijk recht, zodat van een uitbreiding geen sprake is. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te passen. f. In artikel I, onderdeel O, wordt voorgesteld de termijn waarvoor de bijzondere, bij het medezeggenschapsreglement toegekende advies- en instemmingsbevoegdheden gelden, te verlengen van ten hoogste twee naar ten hoogste vijf jaar. De Raad adviseert een mogelijkheid tot tussentijdse wijziging in de WMO op te nemen. 5. Bespreking van de afzonderlijke artikelen in de BVE-sector a. Artikel 8a.1.2, zesde lid, bepaalt dat de raad uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter kiest. Deze bepaling wordt niet vermeld in artikel 8a.1.4, derde lid, dat bepaalt welke bepalingen op deelraden van toepassing zijn. De Raad adviseert voornoemde bepaling aan de opsomming in artikel 8a.1.2, zesde lid, toe te voegen. b. De informatieplicht van het bevoegd gezag aan de instellingsraad wordt in artikel 8a.2.1, derde lid, in zeer algemene bewoordingen geformuleerd. Uit de evaluatie van de WMO blijkt dat leden van de MR in het bijzonder de informatieverstrekking door het bevoegd gezag als een knelpunt ervoeren.(zie noot 52) De Raad adviseert de voorgestelde tekst van deze bepaling te vervangen door de tekst van artikel 5, vijfde lid, WMO. c. Volgens artikel 8a.4.2 kan de commissie slechts een bemiddelingsvoorstel doen voorzover het geschil betrekking heeft op de vaststelling of de inhoud van het reglement. De artikelen 20 tot en met 22 WMO en het voorgestelde artikel 117p, derde lid, van de WVO geven de commissie de mogelijkheid om in elk geschil een bemiddelingsvoorstel te doen. Om te voorkomen dat conflicten tussen de instellingsraad en het bestuur onnodig op de spits worden gedreven adviseert de Raad de huidige mogelijkheid om in elk geschil een bemiddelingspoging te doen, te handhaven. d. Het derde lid van artikel 8a.4.2 bevat de bepaling dat uitspraken van de commissie bedoeld in het tweede lid bindend voor bevoegd gezag en raad zijn, voorzover het reglement zulks bepaalt. Dit betekent dat de commissie ook een uitspraak kan doen die niet bindend is. De voorgestelde regeling wijkt af van de bestaande bepalingen in artikel 20 tot en met 23 WMO en de voorgestelde bepaling in artikel 117p, vierde lid, WVO, die bepalen dat uitspraken van de commissie steeds bindend zijn. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de vraag waarom is gekozen voor de mogelijkheid van een niet-bindende uitspraak en niet voor bijvoorbeeld advisering of bemiddeling door de geschillencommissie. e. In het derde lid van artikel 8a.4.3 wordt verwezen naar "de beginselen van behoorlijke medezeggenschap". Dit begrip wordt noch in het voorstel noch in de toelichting nader gedefinieerd of omschreven. De Raad adviseert de betekenis hiervan in de toelichting te bespreken. f. In de toelichting bij artikel 8a.4.4 staat dat de bindende uitspraak van door de geschillencommissie bij geschillen over interpretatie en vaststellingsgeschillen een wijziging is ten opzichte van het huidige recht. De artikelen 23 en 19, eerste lid, onder b en d, van de huidige WMO bevatten reeds dergelijke bepalingen. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te passen. g. Uit overwegingen van duidelijkheid verdient het de voorkeur dat de bepalingen omtrent het al dan niet bindend zijn van een uitspraak van de geschillencommissie zoveel mogelijk in één artikel worden opgenomen. De Raad adviseert de tekst van artikel 8a.4.4 aan artikel 8a.4.2 toe te voegen in een afzonderlijk lid tussen het huidige voorgestelde eerste lid en het tweede lid. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State heeft mitsdien bezwaren tegen het eerste deel van de voorstellen van wet die betrekking hebben op de modernisering van de medezeggenschap. Hij geeft U in overweging het niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Raad van State heeft mitsdien bezwaren tegen het tweede deel van de voorstellen van wet die betrekking hebben op de versterking van de invloed van ouders en leerlingen. Hij geeft U in overweging deze thans niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Regionaal Samenwerkingsverdrag inzake de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee in Azië (ReCAAP); Tokyo, 11 november 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Regionaal Samenwerkingsverdrag inzake de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee in Azië (ReCAAP); Tokyo, 11 november 2004, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2009, no.09.000431, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een Regionaal Samenwerkingsverdrag inzake de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee in Azië (ReCAAP); Tokyo, 11 november 2004, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren en enige andere besluiten aan de Wet van 16 maart 2000, houdende vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb.2000, 135).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren en enige andere besluiten aan de Wet van 16 maart 2000, houdende vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb.2000, 135).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerp-Miljoenennota 2003, met bijlagen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerp-Miljoenennota 2003, met bijlagen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 december 2014, no.2014002504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU L 335), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU L 335), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 november 2012, no.12.002833, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU L 335), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke referendumwet).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke referendumwet).Bij Kabinetsmissive van 16 december 1999, no. 99.006108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke referendumwet). Inleiding Het wetsvoorstel, de Tijdelijke referendumwet (hierna: Trw), vormt een onderdeel van het akkoord van juni 1999 dat heeft geleid tot de intrekking van de ontslagaanvraag van het kabinet. Daarin werden enkele afspraken gemaakt over de invoering van het referendum.(zie noot 1) In afwachting van een regeling van een correctief, bindend wetgevingsreferendum, waarvoor een wijziging van de Grondwet vereist is, wordt in dit wetsvoorstel voorzien in een raadgevend referendum, dat zonder grondwetswijziging tot stand kan worden gebracht. Gekozen is voor een tijdelijke wet, die met ingang van 1 januari 2005 vervalt. Het wetsvoorstel bouwt voort op het advies dat de Raad van State op 11 oktober 1999 heeft uitgebracht en waarin antwoord werd gegeven op de vraag wat de meest wenselijke fase van de wetgevingsprocedure is waarin de mogelijkheid van een referendum kan worden geboden.(zie noot 2) Dat advies zal gelijktijdig met het onderhavige openbaar worden gemaakt. De Raad van State kan zich in hoofdlijnen met het voorstel verenigen maar plaatst bij de uitwerking van het raadgevend referendum een aantal opmerkingen, evenals bij enkele punten uit de memorie van toelichting. In het bijzonder vragen de verhouding van de Trw tot latere wetten, alsmede de provinciale en de gemeentelijke referenda nog bijzondere aandacht. 1. Betekenis van het raadgevend referendum Indien de meerderheid die heeft tegengestemd ten minste dertig procent van de kiesgerechtigden omvat, geldt de uitslag van een referendum als een raadgevende uitspraak tot afwijzing (artikel 5). In de toelichting wordt gesteld dat van een dergelijke uitslag een werking uitgaat die vrijwel even bindend zal zijn als de formele binding bij een correctief referendum.(zie noot 3) Aan deze stelling wordt vervolgens toegevoegd dat er in juridische zin verschil bestaat. Naar het oordeel van de Raad van State gaat de stelling echter voorbij aan de belangrijke consequenties van de juridische verschillen tussen de twee referendumvormen. Ook al zal de regelgever het waarschijnlijk in veel gevallen prudent achten om gevolg te geven aan de raadgevende uitspraak, dat neemt niet weg dat hij onder alle omstandigheden de bevoegdheid houdt gemotiveerd zijn eigen, van het kiezersoordeel afwijkende keuze te maken. Juist de mogelijkheid om zo te handelen (en daarvoor dan ook de verantwoordelijkheid te dragen) en het ontbreken van het beslissende kiezersoordeel is kenmerkend voor deze vorm van referendum. Ware de stelling in de toelichting juist dan zou het onderhavige voorstel herziening van de Grondwet vereisen. Zolang het bindende correctieve referendum niet bestaat, draagt de Grondwet de verantwoordelijkheid voor de wetgeving bij uitsluiting op aan de wetgever. De Raad beveelt aan geen suggesties te wekken met betrekking tot de mogelijke werking van de voorgestelde referendumvorm en de verschillen met een bindend referendum duidelijk aan te geven. 2. Wetgevingsreferendum In zijn advies van 11 oktober 1999 over enkele aspecten van een raadgevend correctief referendum heeft de Raad van State gewezen op de mogelijkheden om bij algemene wet te bepalen dat wetten vóór hun inwerkingtreding aan een referendum kunnen worden onderworpen, tenzij het gaat om een wet die behoort tot een uitgesloten categorie. De Raad merkte in dat verband tevens op dat daarbij geldt dat een afzonderlijke wet die volgens de «referendumwet» referendabel zou zijn, zich daaraan kan onttrekken door hetzij uitdrukkelijk te bepalen dat zij niet voor referendum vatbaar is, hetzij een inwerkingtredingsbepaling te bevatten die zich niet verdraagt met toepassing van een referendum. Hij voegde daaraan toe dat het in het laatste geval vanzelf spreekt dat in de memorie van toelichting uitdrukkelijk op die consequentie wordt gewezen. Tegen die achtergrond moet het stelsel van de artikelen 12 en volgende van het wetsvoorstel worden gelezen. Dat betekent dat de bijzondere inwerkingtredingsbepalingen van de artikelen 11 tot en met 14 gelden tenzij in een latere wet ten aanzien van de inwerkingtreding daarvan uitdrukkelijk anders is bepaald, dat wil zeggen dat daarin een formule voorkomt in de trant van «In afwijking van (de) artikel(en) (11 en) 12 van de Tijdelijke referendumwet geldt voor de inwerkingtreding van deze wet het volgende». In de memorie van toelichting behoort de afwijking van het Trw-stelsel vervolgens te worden gemotiveerd. Artikel 15 van het wetsvoorstel bepaalt dat in de afwijkingsformule zal moeten worden verwezen naar dat artikel, en dat de afwijkende inwerkingtredingsregeling niet afdoet aan de mogelijkheid een referendum te houden. Deze bepaling ontmoet op zichzelf bij de Raad geen bezwaar. De Raad wijst er echter op dat het artikel meer suggereert dan het, strikt genomen, kan waarmaken. Het gezag van de Trw ten opzichte van latere wetten is het gezag van een algemene wet ten opzichte van een bijzondere wet. Nu de algemene wet naar positief recht van dezelfde rang is als de bijzondere wet - ons staatsrecht kent niet de figuur van de organieke wet die boven de gewone wet staat - kan de algemene wet de latere, bijzondere wetgever niet ten principale binden. Hieruit volgt dat als in een latere wet uitdrukkelijk een van (de) artikel(en) (11 en) 12 Trw afwijkende regeling voor de inwerkingtreding wordt gegeven doch zonder dat daarbij wordt verwezen naar artikel 15, die regeling toch voorgaat boven die van de Trw. Is in een bepaald geval onmiddellijke inwerkingtreding nodig (de situatie waarop artikel 15 ziet), dan verdient het natuurlijk de voorkeur dat de weg van artikel 15 wordt gevolgd. Doch als het erop aankomt heeft het eerste lid van dat artikel slechts adhortatieve betekenis. Ook artikel 12 is in dit licht bezien - trouwens ook tegen de achtergrond van het eerste lid van artikel 15 - al te stellig; aan de bepaling zou het voorbehoud moeten worden toegevoegd dat ze geldt tenzij in de betrokken wet uitdrukkelijk anders is bepaald. De Raad wijst er nog op dat uit het voorgaande ook volgt dat het juridisch mogelijk is dat in een wet die volgens de regels van de Trw referendabel zou zijn, bepaald wordt dat zij niet aan een referendum kan worden onderworpen. De Raad adviseert in de memorie van toelichting een beschouwing over de verhouding tussen de Trw en latere wetten op te nemen in de lijn van het vorenstaande, en artikel 12 aan te vullen. 3. Provinciale en gemeentelijke referenda Het wetsvoorstel bevat ook een regeling voor provinciale en gemeentelijke raadgevende referenda. De Raad zal hierna eerst ingaan op de vraag hoe opportuun een dergelijke regeling is. Vervolgens bespreekt hij de betekenis van de voorgelegde wettelijke regeling voor bestaande en eventueel nieuw vast te stellen referendumverordeningen. Daarna volgt een beschouwing over de vraag wat de strekking van de eventuele regeling in deze wet zou kunnen zijn. a. Op het eerste gezicht lijkt het niet onlogisch dat het wetsvoorstel een regeling wil geven voor provinciale en gemeentelijke raadplegende referenda, nu het voorstel tot wijziging van de Grondwet waarop het onderhavige wetsvoorstel is geënt ook een bepaling over referenda betreffende provinciale en gemeentelijke referenda bevatte. Bij nadere beschouwing is het echter minder vanzelfsprekend. De grondwetswijziging was in het bijzonder nodig om een bindend wetgevingsreferendum te kunnen invoeren. Nu dit vooreerst niet kon worden verwezenlijkt, is teruggevallen op een tijdelijke optie: de mogelijkheid van een raadplegend referendum over wetten (alsmede over de goedkeuring van verdragen); een dergelijke mogelijkheid bestaat tot dusverre niet. Op provinciaal en gemeentelijk niveau ligt dat echter anders. Sedert enkele jaren bestaan er verschillende gemeentelijke referendumverordeningen; provinciale referendumverordeningen kunnen evenzeer worden vastgesteld zodra dat gewenst wordt geacht. De Trw is, met andere woorden, niet nodig als grondslag om op provinciaal of gemeentelijk niveau referendummogelijkheden te kunnen scheppen. Daarmee rijst de vraag wat het belang is van de voorgestelde regeling,(zie noot 4) indien men zich realiseert dat de achterkant van de medaille is dat wordt ingegrepen in bestaande referendumverordeningen. Een denkbare optie is dan ook, de provinciale en gemeentelijke besluiten in het onderhavige wetsvoorstel buiten beschouwing te laten en die pas in een regeling bij wet te betrekken zodra de Grondwet het mogelijk zal maken verschillende vormen van bindende referenda in te voeren. Op grond van het vorenstaande geeft de Raad in overweging, de Trw te beperken tot nationale referenda. Voor het geval wordt vastgehouden aan een regeling van provinciale en gemeentelijke referenda, wijst de Raad op het volgende. b. De memorie van toelichting wijdt in paragraaf 15 met reden aandacht aan de verhouding van de Trw tot bestaande en eventueel nog tot stand te brengen provinciale en gemeentelijke verordeningen. Het betoog is echter nogal lang, weinig systematisch, niet altijd juist en op een enkel punt met zichzelf in tegenspraak. Naar het oordeel van de Raad dient allereerst de vraag te worden behandeld welke bestaande referendumverordeningen krachtens de artikelen 119 van de Provinciewet en 122 van de Gemeentewet van rechtswege vervallen bij het in werking treden van de Trw. Dat zijn de verordeningen «in wier onderwerp wordt voorzien» door die wet. De gebruikelijke uitleg van de genoemde bepalingen brengt mee dat «onderwerp» nogal strikt moet worden opgevat en «voorzien» tamelijk ruim. Met inachtneming van de in de toelichting genoemde motief- of belangenleer kan ervan worden uitgegaan dat het onderwerp van de Trw is: raadgevende referenda (betreffende wetten en sommige besluiten); de wet gaat dus niet over bindende referenda, en evenmin over raadplegende, dat wil zeggen op initiatief van het bevoegd gezag te houden referenda. Anderzijds moet «voorzien» ruim worden opgevat, wat hier meebrengt dat alle (bepalingen van) provinciale en gemeentelijke verordeningen die een regeling bevatten voor raadgevende referenda van rechtswege komen te vervallen, ook al betreffen ze (eventueel: mede) andere besluiten of beslissingen dan die welke onder de Trw referendabel zullen zijn. Alle overige referendumverordeningen daarentegen worden door de inwerkingtreding van de Trw niet beroerd. Vervolgens moet worden bezien welke aanvullingsbevoegdheid voor de provincie- en gemeentebesturen overblijft krachtens de artikelen 118 van de Provinciewet en 121 van de Gemeentewet. In dat kader is beslissend in hoeverre de Trw een uitputtende regeling geeft voor haar onderwerp, het raadgevende referendum inzake (sommige) wetten en (sommige) besluiten. Eveneens krachtens gebruikelijke interpretatie van de betrokken bepalingen mag uitputtendheid in deze zin niet spoedig worden aangenomen. Aanvullingsbevoegdheid bestaat in elk geval voorzover bepalingen van verordeningen, als ze reeds hadden bestaan, niet ingevolge artikel 119 van de Provinciewet of 122 van de Gemeentewet zouden zijn vervallen. Er hoeft dus alleen nog te worden bezien of er een aanvullingsbevoegdheid bestaat met betrekking tot raadgevende referenda betreffende andere besluiten of beslissingen dan die welke onder de Trw vallen. Er is geen reden om aan te nemen dat die bevoegdheid er op enig punt niet zou zijn. Naar het oordeel van de Raad kunnen alleen voorbereidingsbeslissingen met betrekking tot volgens de Trw referendabele besluiten (zoals beleidsvoornemens en ontwerpbesluiten) niet bij verordening aan de mogelijkheid van een raadgevend referendum worden onderworpen: dat zou in strijd komen met het stelsel van de Trw. In paragraaf 15.3 behandelt de memorie van toelichting, onder het kopje «Raadgevende referenda over datgene wat buiten dit voorstel valt», de samenhang van het wetsvoorstel met de voorstellen tot grondwetsherziening. Daarin wil men een argument ontlenen om geen raadplegende referenda mogelijk te achten welke niet in de wet - dat wil zeggen in de Trw - zijn voorzien. Dat betoog kan niet overtuigen. Niet alleen houdt het geen rekening met het verschil tussen bindende en niet-bindende referenda (bij het eerste type past eerder een terughoudende opvatting over de aanvullingsbevoegdheid dan bij het tweede type), ook wordt over het hoofd gezien dat het grondwetsherzieningsvoorstel een uitdrukkelijke bepaling kende in de vorm van artikel 128a van de Grondwet, die de materie regelde.(zie noot 5) Het voorliggende wetsvoorstel bevat een dergelijke bepaling echter niet, en reeds dat maakt een wezenlijk verschil. De Raad beveelt overigens niet aan een bepaling in dit wetsvoorstel op te nemen die aanvullingsbevoegdheid met betrekking tot raadgevende referenda uitsluit, nu niet valt in te zien wat er op tegen is bij verordening te bepalen dat méér provinciale of gemeentelijke beslissingen aan een raadgevend referendum zouden kunnen worden onderworpen dan het geval zal zijn op grond van de Trw.(zie noot 6) De Raad adviseert paragraaf 15 van de memorie van toelichting te vervangen door een beschouwing in de geest van het vorenstaande. Dan kan het schema aan het slot van paragraaf 15.3 worden gemist. Dat is nauwelijks te doorgronden - ook al doordat de betekenis van de plussen en de minnen niet wordt verklaard - en maakt geen duidelijk verschil tussen de vragen (1°.) wat van rechtswege vervalt bij de inwerkingtreding van de Trw, en (2°.) welke aanvullingsbevoegdheid overblijft voor provincie- en gemeentebesturen. c. Uit het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de materiële betekenis van de Trw voor provinciale en gemeentelijke besluiten ligt in de aanwijzing van de besluiten waarvan de wetgever meent dat ze in elk geval in alle provincies en gemeenten referendabel horen te zijn(zie noot 7); de provincie- en de gemeentebesturen behouden ruime bevoegdheid om andere beslissingen op enigerlei wijze referendabel te maken. De bestaande referendumverordeningen kennen uiteenlopende typen regelingen voor referendumprocedures, de bepaling wanneer een uitslag «geldig» is, en dergelijke. Naar het oordeel van de Raad verdient het overweging, van de gelegenheid die de Trw biedt gebruik te maken om hier de nodige harmonisatie - en daarmee grotere duidelijkheid - te brengen. Daartoe zou in de Trw uitdrukkelijk kunnen worden bepaald dat alle bestaande provinciale en gemeentelijke referendumverordeningen komen te vervallen, en dat - nu de colleges van provinciale staten en de gemeenteraden vervolgens van hun aanvullingsbevoegdheid gebruik kunnen maken tegen de achtergrond van artikel 8 Trw - hoofdstuk 3, de paragrafen 3 en 4, alsmede de hoofdstukken 4 tot en met 11 van de wet zoveel mogelijk van (overeenkomstige) toepassing zijn op andere provinciale en gemeentelijke referenda dan de in de wet voorziene.(zie noot 8) De Raad adviseert het wetsvoorstel in deze zin aan te vullen. 4. Bestemmingsplannen Ingevolge artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van het wetsvoorstel kan een referendum worden gehouden over een besluit van de gemeenteraad tot vaststelling, herziening of intrekking van een bestemmingsplan, voorzover het niet strekt tot uitvoering van in de bijlage bij het wetsvoorstel genoemde besluiten of wettelijke voorschriften. In de toelichting wordt met betrekking tot het referendabel maken van het bestemmingsplan opgemerkt dat hierover bij de behandeling in de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet inzake het correctief referendum in tweede lezing al richtinggevende uitspraken zijn gedaan.(zie noot 9) De inhoud van deze «richtinggevende uitspraken» wordt echter niet uiteengezet. Ook overigens geeft de memorie van toelichting, die een volledige en dragende motivering behoort te bevatten, niet een zelfstandige inhoudelijke motivering voor het voorstel om het bestemmingsplan referendabel te maken. Dit gemis klemt temeer nu op grond van het wetsvoorstel bestemmingsplannen wel aan een referendum kunnen worden onderworpen, terwijl belangrijke provinciale en nationale ruimtelijke plannen, zoals streekplannen, tracébesluiten en planologische kernbeslissingen niet referendabel zijn. Op basis van het nieuwe artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening(zie noot 10), zal binnenkort de zelfstandige projectprocedure in vele gevallen een alternatief voor een bestemmingsplan vormen. Ook besluiten op grond van die procedure zullen op grond van dit voorstel niet referendabel zijn. De Raad acht dit zonder nadere motivering een nogal willekeurige keuze. Hij wijst erop dat het in de lijn der verwachting ligt dat, mede als gevolg van het toenemend aantal projectwetten, de bovenlokale ruimtelijke plannen steeds vaker (groepen) burgers in betekenende mate rechtstreeks zullen raken. Bovendien zullen dergelijke bovenlokale ruimtelijke plannen in toenemende mate bestemmingsplannen beïnvloeden. Voorzover er sprake is van doorwerking van bovengemeentelijk beleid zijn ook bestemmingsplannen geheel dan wel gedeeltelijk van een referendum uitgezonderd. Het betreft dan bestemmingsplannen die strekken tot uitvoering van één van de in de bijlage bij artikel 8, tweede lid, onder b, Trw genoemde besluiten en wettelijke voorschriften. Dit kan leiden tot lastige en omstreden afbakeningsproblemen, en daarmee reeds het al of niet referendabel zijn van (onderdelen van) raadsbesluiten tot voorwerp van discussie maken. De Raad mist ook aandacht voor de relatie tussen het bestemmingsplan en de zelfstandige projectprocedure en de mogelijk daaruit voortvloeiende problemen. Met gebruikmaking van de zelfstandige projectprocedure kan een college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van een geldend bestemmingsplan zonder dat het langer noodzakelijk is dat wordt vooruitgelopen op een herziening daarvan. De zelfstandige projectprocedure wordt in dit wetsvoorstel echter niet aangewezen als referendabel besluit. Daardoor ontstaat het risico dat gemeentebesturen al te gemakkelijk gebruik zullen maken van de zelfstandige projectprocedure teneinde te voorkomen dat een ruimtelijk besluit aan een referendum kan worden onderworpen. Ten slotte wijst de Raad erop dat de referendummogelijkheid de toch al zo complexe besluitvormingsprocedure bij bestemmingsplannen - inspraak krachtens de gemeentelijke inspraakverordening, toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure met de mogelijkheid voor eenieder om zienswijzen kenbaar te maken, vaststelling door de gemeenteraad, goedkeuring door gedeputeerde staten na een bedenkingenprocedure, alsmede de mogelijkheid van beroep bij de administratieve rechter - met nog een extra element dreigt te verzwaren.(zie noot 11) De Raad beveelt naar aanleiding van het voorgaande aan, de mogelijkheid om bestemmingsplannen aan een raadgevend referendum te onderwerpen geheel te schrappen. 5. Procedure bij stilzwijgende goedkeuring Als een raadgevend referendum is gehouden over de stilzwijgende goedkeuring van een verdrag dat in het nadeel van die stilzwijgende goedkeuring is uitgevallen, beslist de regering zo spoedig mogelijk over de indiening van een wetsvoorstel dat strekt tot intrekking van de eerder stilzwijgend verleende goedkeuring (artikel 18, tweede lid). Er kan een probleem ontstaan in gevallen waarin de regering heeft besloten geen voorstel van wet tot intrekking van de goedkeuring in te dienen. Aannemelijk is dat dan, in ieder geval in de Tweede Kamer en eventueel ook in de Eerste, een debat zal worden gehouden naar aanleiding van dit regeringsbesluit. Zon debat zal doorgaans worden afgesloten met een stemming en politieke conclusies. Er kan echter een onduidelijkheid ontstaan indien de Tweede en de Eerste Kamer tot verschillende conclusies komen. Die onduidelijkheid vormt op zichzelf geen probleem: binnen het politieke krachtenspel zal wel een oplossing worden bereikt. De slotzin van artikel 18 wekt echter met de woorden «nadat definitief is beslist» een schijn van exactheid die er dus niet altijd zal zijn. Wordt de slotzin weggelaten, dan is de regering formeel bevoegd het verdrag te bekrachtigen vanaf het moment dat de referendumuitslag onherroepelijk is vastgesteld (artikel 18, eerste lid). Of zij deze bevoegdheid ook zal uitoefenen zal echter worden bepaald binnen de politieke verantwoordingsrelatie van de regering ten opzichte van de Staten-Generaal. Het verdient daarom aanbeveling de slotzin van artikel 18 te schrappen. 6. Samenvattingen Artikel 117 regelt de voorlichting over de wet of het besluit dat voorwerp van een referendum zal zijn. In de eerste plaats wordt voorzien in verkrijgbaarstelling van wet of besluit waarover een referendum zal plaatsvinden. In de tweede plaats bepaalt artikel 117 dat de betrokken minister, de commissaris van de Koning of de burgemeester een samenvatting van de betrokken wet of het besluit vaststellen. De Raad ziet weinig heil in de voorgeschreven samenvatting. Er zal licht discussie ontstaan over de objectiviteit daarvan, een discussie die afbreuk zal doen aan het publieke debat over wet of besluit waarop het referendum betrekking heeft. Het is naar de mening van de Raad beter voorlichting als aanvulling op het algemeen beschikbaar stellen van wet of besluit over te laten aan het publieke debat tussen voor- en tegenstanders ervan. De Raad adviseert daarom het tweede, derde en vierde lid van artikel 117 te schrappen en het vijfde lid dienovereenkomstig aan te passen. 7. Van overeenkomstige toepassing verklaring De Raad wijst erop dat het noodzakelijk is in de voorgestelde artikelen 121, 122 en 123 Trw ten aanzien van de hoofdstukken K, L en M van de Kieswet - evenals dat is gedaan ten aanzien van de andere hoofdstukken van de Kieswet die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard - specifiek aan te geven welke artikelen van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Zo komen in de bijlage bij de memorie van toelichting in de hoofdstukken K, L en M bijvoorbeeld veelvuldig de woorden «dag van de kandidaatstelling» voor. In het voorgestelde artikel 120, dat betrekking heeft op artikelen van hoofdstuk J, wordt voorgesteld in plaats van de aangehaalde woorden te lezen: datum van het in artikel 113 bedoelde koninklijk besluit. De Raad adviseert deze wijziging alsmede eventuele andere noodzakelijke aanpassingen ook door te voeren in de artikelen 121 tot en met 123. 8. Financiële gevolgen Wat de financiële gevolgen van het wetsvoorstel betreft, wordt in de toelichting een onderscheid gemaakt tussen de uitvoering door de gemeentebesturen van een nationaal of provinciaal referendum en de uitvoering door de gemeentebesturen of provincies van een gemeentelijk respectievelijk provinciaal referendum.(zie noot 12) Met betrekking tot deze laatste categorie wordt opgemerkt dat het niet in het voornemen ligt voor de kosten van dergelijke referenda compensatie te bieden. Gesteld wordt dat het referendum uit hoofde van het onderhavige voorstel een algemeen instrument is dat waar nodig een aanvulling kan zijn op het vertegenwoordigend stelsel. De daaruit voortvloeiende kosten worden aangemerkt als algemene bestuurskosten waar de algemene uitkeringen van Gemeente- en Provinciefonds reeds in voorzien. Het voorgaande neemt niet weg dat geen enkel inzicht bestaat in de kosten die uit de toepassing van de wet kunnen voortvloeien, kosten die met name voor sommige gemeenten onevenredig hoog zouden kunnen uitvallen vergeleken met andere gemeenten. Dat inzicht valt op dit ogenblik ook niet te verwerven. Tegen die achtergrond adviseert de Raad in de toelichting een passage op te nemen waarin wordt toegezegd dat de ontwikkelingen zullen worden gevolgd en dat nader beraad nodig is indien mocht blijken dat gemeenten met hoge uitvoeringskosten worden geconfronteerd. 9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels inzake diervoerders (Besluit diervoeders), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels inzake diervoerders (Besluit diervoeders), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2004, no.04.002103, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regels inzake diervoerders (Besluit diervoeders), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit is gebaseerd op de Kaderwet diervoeders en strekt ter implementatie van enkele Europese richtlijnen. Daaraan werd in het verleden uitvoering gegeven in verordeningen van het Productschap Diervoeder en in ministeriële regelingen op grond van de Landbouwwet. De regels in het ontwerpbesluit zijn materieel dezelfde als de regels die tot nu toe waren neergelegd in die verordeningen en regelingen.De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen met betrekking tot enkele delegatiebepalingen en de implementatie. Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen.1. Delegatiebepalingena. In het ontwerpbesluit is een drietal ruime delegatiebepalingen opgenomen. Het betreft ten eerste artikel 24, op grond waarvan ter uitvoering van communautaire maatregelen terzake van toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot een aantal in dat artikel genoemde onderwerpen. Deze onderwerpen zijn dezelfde als genoemd in artikel 4 en artikel 8 van de Kaderwet diervoeders, op grond waarvan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot die onderwerpen. Volgens de toelichting zal het voorgestelde artikel 24 gebruikt worden om uitvoering te geven aan een aantal verordeningen, waarbij het enkel zal gaan om het stellen van uitvoeringsregels, zoals de strafbaarstelling van overtreding van voorschriften uit de verordeningen en het aanwijzen van autoriteiten die bevoegd zijn om bepaalde taken uit te voeren die in een verordening kunnen worden genoemd.(zie noot 1)De tweede ruime delegatiebepaling is vervat in artikel 27, op grond waarvan op ministerieel niveau eisen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Kaderwet diervoerders worden gesteld ter uitvoering van communautaire maatregelen. Deze bevoegdheid zal worden gebruikt om de minimumeisen voor het bereiden, be- of verwerken, opslaan, verpakken en afleveren van diverse aangewezen toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, en van voormengsels en mengvoeders waarin die toevoegingsmiddelen aanwezig zijn, uit richtlijn nr. 95/69/EG(zie noot 2) te implementeren.(zie noot 3)Ten slotte regelt artikel 28 dat er ministeriële regels kunnen worden gesteld voor bepaalde voedingsmiddelen, waarvoor geen vergunning is verleend en die zich in een proefstadium bevinden of die voor onderzoeksdoeleinden worden gebruikt. De grondslag hiervoor is artikel 36 van de Kaderwet diervoeders.De Raad merkt op dat bij de implementatie van Europese richtlijnen in beginsel moet worden vastgehouden aan de normale regels die gelden voor het antwoord op de vraag of regeling bij wet, bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling dient te geschieden.De Raad is van oordeel dat de voorgestelde artikelen 24, 27 en 28 van het ontwerpbesluit niet aan vorengenoemde voorwaarden voldoen, omdat de artikelen geen nadere uitwerking van de bepalingen uit de Kaderwet diervoeders geven, maar de onderwerpen slechts delegeren naar ministeriële regeling. Hierdoor zijn deze artikelen lege bepalingen.Daarnaast wordt opgemerkt dat het niet is uitgesloten dat bij implementatie van toekomstige regelgeving de bepalingen niet louter technisch en specifiek zijn en ruimte laten voor keuzen van beleidsinhoudelijke aard.Naar het oordeel van de Raad dienen de hoofdregels ter uitwerking van de artikelen 4, 8, 11 en 36 van de Kaderwet diervoerders in het ontwerpbesluit te worden opgenomen.b. De toelichting bij artikel 28 van het ontwerpbesluit sluit niet aan bij de tekst van dat artikel. Volgens de toelichting wordt als eis gesteld aan het gebruik van bepaalde voedingsmiddelen, waarvoor geen vergunning is verleend en die zich in een proefstadium bevinden of die voor onderzoeksdoeleinden worden gebruikt, dat een vergunning door de minister is verleend.(zie noot 4) Op grond van artikel 28 worden nadere regels gesteld aan dat gebruik.Indien een vergunningstelsel is beoogd, dienen, mede gelet op het gestelde onder a, de nader te omschrijven gedragingen waarvoor een vergunningplicht wordt ingesteld, in een algemene maatregel van bestuur te worden opgenomen.De Raad adviseert, met inachtneming van het gestelde onder a, artikel 28 van het ontwerpbesluit aan te passen en de toelichting op dat artikel daarmee in overeenstemming te brengen.2. DefinitieIn artikel 15 wordt het begrip volledig diervoeder gebruikt. Dit begrip is niet in de Kaderwet diervoeders noch in het ontwerpbesluit gedefinieerd. Het begrip is wel omschreven in een aantal richtlijnen.(zie noot 5) De Raad adviseert in het ontwerpbesluit een definitie van volledig diervoeder overeenkomstig de tekst van de richtlijnen op te nemen.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Kaderbesluit rechtspositie VO en het Kaderbesluit rechtspositie BVE onder meer in verband met verkorting van carrièrepatronen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Kaderbesluit rechtspositie VO en het Kaderbesluit rechtspositie BVE onder meer in verband met verkorting van carrièrepatronen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de versterking van de positie van de curator (Wet versterking positie curator), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de versterking van de positie van de curator (Wet versterking positie curator), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2015, no.2015000588, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de versterking van de positie van de curator (Wet versterking positie curator), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 september 2010, no.10.002396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting inzake de evaluatie van de staatkundige structuur van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting inzake de evaluatie van de staatkundige structuur van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.Bij brief van 2 september 2013 hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen inzake de evaluatie van de staatkundige structuur van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2011, no.11.002835, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot opneming in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot opneming in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 november 2005, no.05.004077, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in een basis voor het uitvoeren en implementeren van Europese voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en het intrekken van de nationale bepalingen die strijdig zijn met de huidige Europese voorschriften. De huidige voorschriften inzake dierlijke bijproducten die thans in de Destructiewet zijn opgenomen, worden ook in de Gwwd ingepast, waarmee de Destructiewet kan worden ingetrokken.De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt enkele opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het wetsvoorstel enige aanpassing behoeft.1. Gedelegeerde EG-verordening en gedelegeerde EG-richtlijnIn het voorgestelde artikel 81a, eerste lid, onderdeel c, wordt een definitie gegeven van "gedelegeerde EG-verordening, gedelegeerde EG-richtlijn of EG-beschikking".Deze rechtsfiguren worden niet als zodanig genoemd in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarin de rechtsinstrumenten van de instellingen van de Europese Unie worden opgesomd.Deze termen kunnen verwarring wekken en hebben geen toegevoegde waarde.De Raad adviseert daarom deze termen achterwege te laten.2. Erkenning van verwerkingsbedrijfOp grond van het voorgestelde artikel 81e van de Gwwd wordt in afdeling 3 van de Gwwd onder ondernemer verstaan: een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie door de minister een erkenning voor een categorie 1-verwerkingsbedrijf of een categorie 2-verwerkingsbedrijf is verleend.a. Regels met betrekking tot het verlenen van erkenningen zullen worden opgenomen in uitvoeringsregels op basis van het voorgestelde artikel 81c van de Gwwd. In het wetsvoorstel zelf dient echter te worden bepaald op grond waarvan de minister een erkenning kan verlenen; dit kan niet geheel worden overgelaten aan lagere wetgeving.b. Verder merkt de Raad op dat op grond van de artikelen 13 en 17 van verordening 1774/2002(zie noot 1) een erkenning wordt verleend aan een verwerkingsbedrijf. Artikel 5 van de Destructiewet bepaalt dat een verwerkingsbedrijf een vergunning nodig heeft. Het gaat erom dat thans het verwerkingsbedrijf en niet de ondernemer een beschikking krijgt om dierlijke bijproducten te mogen verwerken. Gelet op het uitgangspunt van voortzetting van het bestaand beleid, alsmede de noodzaak zo dicht mogelijk de tekst van de verordening te blijven, zal de erkenning aan de onderneming en niet aan de ondernemer moeten worden afgegeven.De Raad adviseert het voorgestelde artikel 81e van de Gwwd op de twee bovengenoemde punten aan te passen.3. Afwijking van de wetIngevolge het vijfde lid van het voorgestelde artikel 81f van de Gwwd kunnen in afwijking van het eerste lid van dat artikel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot situaties waarin de ondernemer als gevolg van overmacht niet in staat is het categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal te verwerken. Volgens de toelichting gaat het om noodsituaties, zoals dierziektecrises of natuurrampen.Uit de aard van noodsituaties blijkt dat de afwijking doorgaans van tijdelijke aard zal zijn en daarom ligt het in de rede deze tijdelijkheid in de wet tot uitdrukking te brengen. Nu volgt dit niet uit de tekst van het vijfde lid.De Raad adviseert de tijdelijkheid van de afwijkingsmogelijkheid in het voorgestelde artikel 81f, vijfde lid, van de Gwwd tot uitdrukking te brengen en daarbij te bepalen dat de afwijking niet langer zal gelden dan de situatie vereist.4. DelegatieHet derde en het vierde lid van het voorgestelde artikel 81g van de Gwwd maken het mogelijk bij ministeriële regeling regels te stellen voor het onder bepaalde voorwaarden niet van toepassing zijn van de verplichting tot het ter beschikking stellen en het afstaan van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal, respectievelijk voor het ter beschikking stellen, afstaan, ophalen en verwerken van dat materiaal. Deze onderwerpen zijn thans geregeld in artikel 13, zesde lid, en artikel 12, tweede en derde lid, van de Destructiewet. Daarin is geen delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de minister opgenomen.De toelichting vermeldt niet waarom in het wetsvoorstel voor alle in het voorgestelde artikel 81g van de Gwwd genoemde onderwerpen gekozen is voor delegatie aan de minister.De Raad adviseert de toelichting aan te vullen en zo nodig de delegatie te heroverwegen.5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot medezeggenschap op scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet medezeggenschap op scholen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot medezeggenschap op scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet medezeggenschap op scholen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van de regelgeving inzake de vestigingsplaats van een opleiding.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van de regelgeving inzake de vestigingsplaats van een opleiding.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2007, no.07.003402, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 december 2006, no.06.004549, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders), met toelichting. Artikel 186 van de Wegenverkeerswet 1994 maakt het mogelijk om voor een periode van ten hoogste zes jaar te experimenteren met de bestaande regels op de terreinen van verkeerstekens en maatregelen op of aan de weg, eisen ten aanzien van voertuigen en eisen ten aanzien van rijvaardigheid en rijbevoegdheid. Daarbij kan worden afgeweken van hoofdstuk II, paragraaf 2, hoofdstuk V, paragraaf 1 en hoofdstuk VI van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede van de krachtens die paragrafen of dat hoofdstuk gestelde regels, een en ander met inachtneming van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie. Bij het opstellen van artikel 186 van de Wegenverkeerswet 1994 is destijds geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat ook andere regels, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder, belemmeringen kunnen opleveren voor experimenten. Deze nota van wijziging strekt ertoe die omissie te herstellen door artikel 186 van de Wegenverkeerswet 1994 aan te vullen met bepalingen uit de Wet geluidhinder. Het uiteindelijke doel van de nota van wijziging is op korte termijn experimenten mogelijk te maken met dynamische snelheidslimieten.(zie noot 1) Onder dynamische snelheidslimieten worden verstaan snelheidslimieten die tijdelijk en afwijkend van de permanente snelheidslimieten worden ingesteld, afhankelijk van actuele verkeers- en omgevingsgerelateerde omstandigheden.(zie noot 2) De Raad van State onderschrijft de strekking van de nota van wijziging, maar maakt opmerkingen over de wenselijkheid van het afzien van een akoestisch onderzoek bij experimenten met dynamische snelheidslimieten en over de maximale tijdsduur van deze experimenten. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van de nota wenselijk is. 1. Wenselijkheid van het afzien van een akoestisch onderzoek Onderdeel A van de nota van wijziging verklaart dat de in de Wet geluidhinder opgenomen verplichting tot het verrichten van een akoestisch onderzoek buiten toepassing kan worden gesteld voor onder meer experimenten met dynamische snelheidslimieten. Volgens de toelichting is een akoestisch onderzoek voor een dergelijk experiment niet wenselijk en disproportioneel in relatie tot de korte duur van het experiment.(zie noot 3) De feiten en omstandigheden die aan deze conclusie ten grondslag liggen, worden in de toelichting niet genoemd. De in de toelichting opgenomen informatie overtuigt de Raad niet van de noodzaak van het afzien van een akoestisch onderzoek bij experimenten met dynamische snelheidslimieten. De uitvoering van een akoestisch onderzoek, dat op zichzelf niet veel tijd hoeft te vergen, heeft tot doel bij een maatregel op of aan de weg de geluidstoename vast te stellen ten gevolge van de maatregel en ten opzichte van de in het verleden vastgestelde hoogst toelaatbare geluidbelasting. Het afzien van een akoestisch onderzoek heeft tot gevolg dat passende geluidmaatregelen ter compensatie van deze eventuele geluidstoename (bijvoorbeeld een geluidsscherm) niet kunnen worden vastgesteld. De toelichting maakt niet duidelijk of de nadelen die hieruit voortvloeien voor omwonenden, opwegen tegen de voordelen van het experimenteren met dynamische snelheidslimieten. Nu de wijziging van artikel 186 van de Wegenverkeerswet 1994 niet gedragen wordt door de toelichting, adviseert de Raad deze aan te vullen en de nota van wijziging, zo nodig, aan te passen. 2. Maximale tijdsduur van een experiment In artikel 186, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is opgenomen dat een experiment in de zin van die bepaling niet langer dan zes jaar mag duren. In de toelichting bij deze wet is aangegeven dat dit een algemeen maximum betreft. In de praktijk kan de experimenteerperiode korter zijn.(zie noot 4) Uit een verklaring van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van 20 november 2006 blijkt dat voor experimenten met dynamische snelheidslimieten de maximale duur op twee jaar zal worden gesteld. De toelichting bij de nota van wijziging maakt hier echter geen melding van; volstaan wordt met de opmerking dat in de algemene maatregel van bestuur een kortere termijn kan worden bepaald. De Raad is van oordeel dat in de toelichting wel ingegaan moet worden op het voornemen de maximale tijdsduur van een experiment te bekorten tot twee jaar. Een experiment met dynamische snelheden kan negatieve effecten hebben voor omwonenden. Met een tijdsduur van zes jaren wordt het risico om met voldongen feiten te worden geconfronteerd groter dan met een tijdsduur van twee jaar. De Raad adviseert daarom de toelichting aan te vullen. 3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat de nota van wijziging wordt gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 mei 2008, no.08.001359, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet inzake de wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met de invoering van een informatieplicht ten aanzien van gegevens betreffende de bijzondere rekening, bedoeld in artikel 25 van die wet (informatieplicht derdengeldenrekening notariaat), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet inzake de wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met de invoering van een informatieplicht ten aanzien van gegevens betreffende de bijzondere rekening, bedoeld in artikel 25 van die wet (informatieplicht derdengeldenrekening notariaat), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2010, no.10.001629, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie na overleg met de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake de wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met de invoering van een informatieplicht ten aanzien van gegevens betreffende de bijzondere rekening, bedoeld in artikel 25 van die wet (informatieplicht derdengeldenrekening notariaat), met memorie van toelichting.(zie noot 1)
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enige andere besluiten in verband met de vaststelling van het Landelijk sociaal statuut Nederlandse politie (Besluit landelijk sociaal statuut politie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enige andere besluiten in verband met de vaststelling van het Landelijk sociaal statuut Nederlandse politie (Besluit landelijk sociaal statuut politie).Bij Kabinetsmissive van 19 oktober 2010, no.10.002914, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enige andere besluiten in verband met de vaststelling van het Landelijk sociaal statuut Nederlandse politie (Besluit landelijk sociaal statuut politie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit wachttijd bijzondere ziektekostenverzekering en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de voorwaarden voor en de vergoeding van de aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de vaststelling van een wachttijd voor deze aanspraken, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit wachttijd bijzondere ziektekostenverzekering en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de voorwaarden voor en de vergoeding van de aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de vaststelling van een wachttijd voor deze aanspraken, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2009, no.09.001471, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit wachttijd bijzondere ziektekostenverzekering en het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de voorwaarden voor en de vergoeding van de aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de vaststelling van een wachttijd voor deze aanspraken, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 november 2015, no.2015002018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau in verband met het onderscheiden van deelgemeenteraadsleden.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau in verband met het onderscheiden van deelgemeenteraadsleden.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2001, no.01.000193, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau in verband met het onderscheiden van deelgemeenteraadsleden. Het ontwerpbesluit strekt ertoe, naast de in artikel 14 van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau genoemde groepen volksvertegenwoordigers ook deelgemeenteraadsleden die ten minste 12 jaar zitting hebben gehad, automatisch in aanmerking te laten komen voor een onderscheiding. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekening. De nota van toelichting motiveert de voorgestelde uitbreiding met een verwijzing naar het Kapittel voor de civiele orden en naar het gevoelen van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, geuit tijdens het Algemeen Overleg van 30 september 1999.(zie noot 1) De Raad acht deze motivering niet toereikend. In de eerste plaats wordt noch een inhoudelijk argument noch een criterium genoemd voor de gemaakte keuze. In de tweede plaats wijst de Raad erop dat het Kapittel naast deelgemeenteraadsleden ook leden van de waterschapsbesturen noemde als mogelijke groep die voor decoratie in aanmerking zou kunnen komen; tijdens het genoemde Algemeen Overleg bleek ook voor die gedachte enige steun te bestaan. Het schriftelijke rapport over de kwestie dat de minister bij die gelegenheid toezegde,(zie noot 2) is voorzover de Raad kon nagaan nog niet verschenen. De Raad adviseert daarom, in de toelichting uiteen te zetten aan de hand van welke criteria de thans voorgestelde keus is gemaakt. Voorzover het mocht gaan om het lidmaatschap van een gekozen, vertegenwoordigend orgaan, valt daarbij te bedenken dat de algemene besturen van de waterschappen en van de bedrijfslichamen ook tot die categorie behoren, zij het dat het karakter van algemeen vertegenwoordigend orgaan daarbij allengs minder wordt, terwijl ook niet in gelijke mate sprake is van directe verkiezingen. De Raad adviseert de nota van toelichting aan te vullen met inachtneming van het vorenstaande. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet bodembescherming in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet bodembescherming in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en enkele andere wetten in verband met herstructurering van het stelsel van cultuursubsidies, het van toepassing verklaren van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op de cultuurfondsen en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en enkele andere wetten in verband met herstructurering van het stelsel van cultuursubsidies, het van toepassing verklaren van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op de cultuurfondsen en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 november 2011, no.11.002642, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en enkele andere wetten in verband met herstructurering van het stelsel van cultuursubsidies, het van toepassing verklaren van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op de cultuurfondsen en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tarievenbesluit geregeld luchtvervoer en intrekking van het Besluit ongeregeld luchtvervoer, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tarievenbesluit geregeld luchtvervoer en intrekking van het Besluit ongeregeld luchtvervoer, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 april 2008, no.08.000965, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tarievenbesluit geregeld luchtvervoer en intrekking van het Besluit ongeregeld luchtvervoer, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de wijziging van de systematiek herbeoordelingen (Wet wijziging systematiek herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de wijziging van de systematiek herbeoordelingen (Wet wijziging systematiek herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de juridische consequenties van de uitvoering van een motie van het kamerlid Crone c.s., inzake goedkeuring privatisering energiedistributiebedrijven.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State over de juridische consequenties van de uitvoering van een motie van het kamerlid Crone c.s., inzake goedkeuring privatisering energiedistributiebedrijven.Dit verzoek om voorlichting betreft de juridische consequenties van de uitvoering van een motie van de kamerleden Crone, Van den Akker, Van Walsem en Vendrik(zie noot 1) (hierna: de motie Crone c.s.) die op 11 april 2002 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangenomen. De motie Crone c.s. bevat twee elementen. - In de eerste plaats wordt de regering opgedragen aan de overname van het Oostbrabantse Obragas Holding N.V. door het Duitse RWE Gas AG - waarmee op 4 april 2002 op basis van artikel 85, tweede lid, van de Gaswet reeds is ingestemd - alsnog de voorwaarde te verbinden deze instemming te wijzigen indien daar op grond van toekomstige regelgeving aanleiding toe bestaat. - In de tweede plaats wordt de regering in de motie Crone c.s. opgedragen geen verdere toestemming voor privatisering van energiedistributiebedrijven te verlenen zolang de wetgeving daaromtrent niet is afgerond. Op afzienbare termijn zijn nog twee privatiseringsaanvragen te verwachten; namelijk de overname van het Utrechtse energiebedrijf REMU door het Spaanse Endesa en de overname van het Westbrabantse Intergas door het Duitse RWE. De Minister van Economische Zaken heeft naar aanleiding van de motie Crone c.s. op 15 april 2002 een brief aan de Tweede Kamer gezonden waarin zij meedeelt het van belang te achten zich gedegen en uitvoerig te laten adviseren omtrent in het bijzonder de juridische consequenties van het uitvoeren van de motie Crone c.s. In verband daarmee heeft zij besloten de Raad van State om advies te vragen en pas daarna een reactie naar de Tweede Kamer te sturen. De minister heeft afdeling II van de Raad van State op 19 april 2002 per brief(zie noot 2) verzocht om haar overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State voor te lichten inzake de juridische consequenties van de uitvoering van de motie Crone c.s. Het verzoek om voorlichting betreft enkele aspecten van de geldende regelgeving, mede in het licht van grondwettelijke eisen, van eisen voortvloeiend uit EG-recht en internationaal recht en in het licht van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij de behandeling van de vragen gaat de afdeling uit van artikel 85 van de Gaswet. Alleen voorzover relevant zal een vergelijking worden gemaakt met artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998. Ter verduidelijking is voorafgaand aan de bespreking van de vragen de integrale geldende tekst van zowel artikel 85 van de Gaswet als van artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 opgenomen alsmede de daarbijbehorende passages uit de memorie van toelichting. Geldende tekst artikel 85 van de Gaswet 1. Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van de aanwijzing van de netbeheerder, bedoeld in artikel 2, of in de periode tussen voornoemde datum en de datum van indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 22, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van de aandelen in het gasbedrijf dat de vergunning aanvraagt, de eigendom van de aandelen in de rechtspersoon aan wie het desbetreffende gastransportnet toebehoort of de eigendom van dat net, is voor de instemming met de aanwijzing van de netbeheerder onderscheidenlijk de verlening van de vergunning vereist, dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging. 2. Iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of van de aandelen in een netbeheerder of in een vergunninghouder behoeft de instemming van Onze Minister. 3. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien wijziging met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de vergunninghouder ertoe zou leiden dat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een vergunninghouder toebehoren rechten op aandelen in een vergunninghouder zou krijgen. 4. Indien Onze Minister zijn instemming onthoudt en de voorgenomen wijziging met betrekking tot de eigendom van aandelen voortgang vindt, kan Onze Minister de vergunning intrekken. 5. De artikelen 10:29 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op het verlenen van instemming met de wijziging. Passage uit de memorie van toelichting met betrekking tot artikel 85 van de Gaswet (destijds genummerd als artikel 53)(zie noot 3) In de komende jaren waarin de liberalisering van de gasmarkt feitelijk haar beslag zal krijgen, dient ook wat betreft de levering van gas aan beschermde afnemers voorkomen te worden dat een onoverzichtelijke situatie ontstaat waarin niet meer duidelijk is wie op welke verantwoordelijkheden en verplichtingen kan worden aangesproken. Een dergelijke situatie zou kunnen ontstaan wanneer gasleveringsbedrijven die nu nagenoeg geheel in handen zijn van gemeentelijke en provinciale overheden overhaast geprivatiseerd zouden worden. Een te plotselinge privatisering zou kunnen leiden tot een chaotische concurrentie op de gasmarkt, waarvan sommige bedrijven de dupe zouden kunnen worden, hetgeen uiteindelijk ten koste zou gaan van de beschermde afnemers. Verder moet worden voorkomen dat publieke monopolies, die de nutsbedrijven tot nu toe hebben, in de overgangsperiode zonder meer worden vervangen door private monopolies. In artikel 53 is dan ook bepaald dat de Minister van Economische Zaken wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van bedrijven die gas aan beschermende afnemers leveren, kan beoordelen en op grond daarvan zo nodig maatregelen kan nemen. Bij die beoordeling zal in hoofdzaak worden bezien welke gevolgen de wijziging heeft voor de vervulling van de wettelijke taken door de vergunninghouder. Op grond van artikel 53, eerste lid, is voor het verkrijgen van een vergunning vereist dat de Minister van Economische Zaken geen bedenkingen heeft tegen een eventuele aandelen-vervreemding in de periode van 1 juli 1996 tot het tijdstip van verlening van de vergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat eigendomswisselingen die in het zicht van de inwerkingtreding van de Gaswet plaatsvinden, ongemoeid zouden blijven, terwijl voor de overdracht van aandelen na de inwerkingtreding van de wet wel regels gelden. De bedenkingen van de minister kunnen betrekking hebben op de vervreemding van aandelen buiten de kring van degenen aan wie de aandelen in een vergunninghouder toebehoren. Wijzigingen met betrekking tot de eigendom van aandelen in de vergunninghouder behoeven ingevolge het tweede lid de instemming van de Minister van Economische Zaken. Wanneer aandelen overgedragen of uitgegeven zouden worden aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon buiten de kring van aandeelhouders van vergunninghouders (gemeenten en provincies) kan de minister zijn instemming onthouden. Indien een besluit tot wijziging in strijd met de verplichte voorafgaande toetsing en instemming toch zou worden doorgevoerd, kan de minister de vergunning intrekken. Een dergelijk besluit van de vennootschap is bovendien aantastbaar omdat het niet voldoet aan de bij wet gestelde vereisten. De termijn waarbinnen aandelenoverdracht aan de regels van artikel 53 is gebonden (tot 31 december 2002) is gelijk aan die welke ten aanzien van de vergunninghouders in de Elektriciteitswet 1998 geldt. Dit is met name van belang voor de zogenaamde horizontaal geïntegreerde bedrijven die zowel elektriciteit als gas aan beschermende afnemers leveren. Geldende tekst artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 1. Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van de aanwijzing van de netbeheerder, bedoeld in artikel 10, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van het desbetreffende net of van de aandelen in een rechtspersoon aan wie het desbetreffende net toebehoort, is voor de aanwijzing van de netbeheerder vereist dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging. 2. Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 54, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de leverancier die een vergunning aanvraagt, is voor de verlening van de vergunning vereist dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging. 3. Iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in een netbeheerder of in een vergunninghouder behoeft de instemming van Onze Minister. 4. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in de netbeheerder of de vergunninghouder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder of een vergunninghouder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in de netbeheerder of de vergunninghouder zou krijgen. 5. Indien Onze Minister zijn instemming onthoudt en de voorgenomen wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen voortgang vindt, kan Onze Minister een andere rechtspersoon aanwijzen als netbeheerder van het net dat door de desbetreffende netbeheerder wordt beheerd, onderscheidenlijk kan Onze Minister de vergunning intrekken. 6. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op het verlenen van instemming met de wijziging. Passage uit de memorie van toelichting met betrekking tot artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 (destijds genummerd als artikel 66)(zie noot 4) Ik acht het nodig om de geleidelijke liberalisering van de elektriciteitsmarkt te laten plaatsvinden op een ordelijke wijze. Voorkomen moet worden dat door overhaaste privatisering van de elektriciteitsbedrijven, die nu in handen zijn van gemeentelijke en provinciale overheden, een situatie ontstaat waarin onduidelijk is welke eigenaren van de bedrijven aangesproken moeten worden op het uitvoeren van bepaalde wettelijke regels. Bovendien zou een te plotselinge privatisering kunnen leiden tot een chaotische concurrentie op de zich liberaliserende markt, waarvan sommige bedrijven de dupe worden, wat uiteindelijk ten koste kan gaan van de kleinverbruikers. Ten slotte moet voorkomen worden dat in deze overgangsperiode de publieke monopolies die nutsbedrijven hadden, worden omgewisseld in private monopolies. Een en ander betekent dat de Minister van Economische Zaken goed op de hoogte gehouden moet worden over de vervreemding van de aandelen in de netwerkbedrijven en de bevoegdheid moet hebben om, zo dat nodig mocht zijn, in te grijpen om ongewenste eigendomsverhoudingen tegen te gaan. Het eerste lid is bedoeld voor eigendomswijzigingen tussen 1 juli 1996 en de datum van aanwijzing van de netbeheerder. De datum van 1 juli 1996 is gekozen in verband met de publicatie van de notitie «Stroomlijnen naar een markt voor elektriciteit» (4 juli 1996), waarin privatisering van elektriciteitsbedrijven in de overgangsperiode onwenselijk werd genoemd. Heeft een vervreemding van aandelen in die periode plaatsgevonden, dan is voor de aanwijzing van de netbeheerder de instemming van de Minister van Economische Zaken vereist (artikel 12), waarbij nodig is dat er geen bedenkingen zijn tegen de aandelenvervreemding. Overeenkomstig het in het vierde lid neergelegde criterium, kan hierbij bepalend zijn of de vervreemding al dan niet plaatsvindt buiten de kring dergenen aan wie aandelen in een netbeheerder of een vergunninghouder toebehoren. Het tweede lid bepaalt met de nodige aanpassingen hetzelfde voor de vergunninghouder. Het derde lid betreft de eigendomswijzigingen na aanwijzing van de netbeheerder of na vergunningverlening. Dergelijke wijzigingen moeten worden gemeld. Zij zijn bovendien aan de instemming van de Minister van Economische Zaken onderworpen. Indien de aandelen zouden worden overgedragen aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring dergenen aan wie aandelen in een netbeheerder of een vergunninghouder toebehoren, kan de instemming worden onthouden. Dat betekent concreet dat tot 1 januari 2002 de aandelen in netbeheerders en vergunninghouders in publieke handen zullen kunnen blijven. Pas na die datum kan er sprake zijn van privatisering. Indien de instemming wordt onthouden, maar de eigendomsoverdracht toch voortgang vindt. Kan als sanctie de aanwijzing van de netbeheerder door de Minister van Economische Zaken vervangen worden door een andere aanwijzing, dan wel kan de vergunning voor het leveren van elektriciteit worden ingetrokken. De afdeling gaat hierna over tot behandeling van de in het verzoek om voorlichting opgenomen vragen. Vraag 1 Kan de Minister van Economische Zaken, - met als motivering dat een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig is waarin de desbetreffende artikelen gewijzigd worden, - rekening houdend met de eisen die voortvloeien uit het EG-recht en het internationaal recht, en - gelet op de met de Tweede Kamer besproken en in definitieve vorm gepubliceerde Beleidsregels privatisering energiedistributiebedrijven (hierna: Beleidsregels)(zie noot 5): a. behandeling van een reeds ingediend verzoek tot instemming op grond van artikel 85 van de Gaswet of artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 opschorten tot na een nader te bepalen tijdstip, of b. het verlenen van instemming tot een nader te bepalen tijdstip weigeren? 1. Een beantwoording langs vier hoofdlijnen Voorafgaand aan de beantwoording van de onderdelen a en b van de eerste vraag geeft de afdeling eerst haar visie op de drie hoofdlijnen die naar haar oordeel voor de beantwoording essentieel zijn. Het betreft de volgende hoofdlijnen: - de geldende wettelijke regelingen, - de beperking van het eigendomsrecht, - de beleidsregels en - de rol van het Europees recht en internationaal recht. a. Geldende wettelijke regelingen (Gaswet en Elektriciteitswet 1998) Hierna zal de afdeling eerst de belangrijkste elementen van de geldende wettelijke regeling behandelen voorzover van belang bij een verzoek tot het verlenen van instemming. i. Verhouding tussen tweede en derde lid van artikel 85 van de Gaswet Het eerste element dat bespreking behoeft is de verhouding tussen het tweede en het derde lid van artikel 85 van de Gaswet. Volgens het tweede lid behoeft iedere wijziging (a) met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of (b) van de aandelen in een netbeheerder of (c) van de aandelen in een vergunninghouder de instemming van de minister. Het derde lid bepaalt dat instemming kan worden onthouden indien wijziging met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de vergunninghouder ertoe zou leiden dat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie de aandelen in een vergunninghouder toebehoren rechten op aandelen in een vergunninghouder zou krijgen. Het eerste verschil tussen beide leden is dat de instemming van het tweede lid zich uitstrekt tot de drie hiervoor genoemde situaties (a), (b) en (c), terwijl het derde lid slechts betrekking heeft op de situatie bedoeld onder (c), namelijk wijziging met betrekking tot de eigendom van de aandelen (...) in de vergunninghouder. Indien laatstbedoelde situatie zich voordoet kan de instemming worden onthouden. Het tweede verschil tussen het tweede en derde lid betreft de aard van de transactie. Het tweede lid heeft betrekking op iedere wijziging met betrekking tot de eigendom, ongeacht of het overdracht van aandelen aan derden dan wel overdracht van aandelen aan medeaandeelhouders betreft. Het derde lid daarentegen heeft uitsluitend betrekking op overdracht van aandelen aan derden. Dat lid lijkt er echter niet toe te strekken de instemming met betrekking tot iedere overdracht van aandelen aan derden te weigeren, ongeacht de mate van zeggenschap die aan die overdracht is verbonden. De afdeling leidt hieruit af dat de minister op dit punt beschikt over een discretionaire bevoegdheid. De vraagstelling heeft betrekking op alle casusposities waarin op grond van het tweede lid sprake is van instemming. De afdeling ziet ondanks de hiervoor geconstateerde verschillen tussen het tweede en het derde lid geen aanknopingspunten om te concluderen dat de bevoegdheid instemming te verlenen ten aanzien van alle gevallen bedoeld in het tweede lid niet op gelijke wijze moet worden toegepast. Uit de systematiek van het tweede en het derde lid volgt naar de mening van de afdeling dat de minister ten aanzien van alle drie in het tweede lid bedoelde situaties zijn instemming kan onthouden. De minister beschikt daarbij over een bevoegdheid die verder reikt dan wijzigingen met betrekking tot de eigendom van aandelen. Het derde lid heeft derhalve geen limitatieve strekking, maar beschrijft slechts één specifieke situatie die speciale aandacht gekregen heeft. Ten slotte wordt opgemerkt dat in de wettelijke regeling geen relatie wordt gelegd tussen de instemmingsbevoegdheid en de mate waarin zeggenschap in de vennootschap wordt verkregen. Dat verband komt eerst aan de orde in de hierna te bespreken Beleidsregels (zie hierna onder c).(zie noot 6) ii. Verschillen Gaswet en Elektriciteitswet 1998 Een tweede element dat aandacht behoeft is het (ogenschijnlijke) verschil tussen de omvang van de bevoegdheid de instemming te onthouden in enerzijds de Gaswet en anderzijds de Elektriciteitswet 1998. Artikel 85, derde lid, van de Gaswet ziet op wijziging met betrekking tot de eigendom van aandelen in de vergunninghouder, terwijl het vergelijkbare artikel 93, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 ziet op wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in de netbeheerder of de vergunninghouder. Volgens de memorie van toelichting bij de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 is hiermee tot uitdrukking gebracht dat voor iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van aandelen in een producent, netbeheerder of vergunninghouder de instemming van de Minister van Economische Zaken vereist is.(zie noot 7) Daar uit de wetsgeschiedenis van de Gaswet niet blijkt dat bewust is beoogd verschil teweeg te brengen tussen enerzijds het stelsel van artikel 85, tweede en derde lid, van de Gaswet en anderzijds artikel 93, derde en vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 ligt het niet voor de hand aan de tekstuele verschillen inhoudelijke consequenties te verbinden in die zin dat de Gaswet een geheel andere systematiek zou bevatten dan de Elektriciteitswet 1998. iii. Ruime uitleg instemmingsvereiste Het derde element dat de afdeling wil noemen is de ruime uitleg van het instemmingsvereiste van artikel 85, tweede lid, van de Gaswet zoals die is te vinden in de wetshistorie van deze bepaling. Het instemmingsvereiste is primair een regulerend en toezichthoudend instrument. Voor iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of van aandelen in een netbeheerder of in een vergunninghouder is de instemming van de Minister van Economische Zaken vereist. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om de vervreemding van aandelen of om emissie van aandelen. Zowel bij vervreemding als bij emissie kan de instemming onthouden worden, indien de vervreemding of emissie ertoe leidt dat aandelen of netten in andere handen komen. Deze uitleg is ook terug te vinden in een brief van de Minister van Economische Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van december 2000 waarin hij uiteenzet dat de artikelen 93, derde en vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 - en impliciet dus ook de artikelen 85, tweede en derde lid, van de Gaswet - een ruime strekking hebben en beogen zowel de overdracht van het juridische eigendom als andere rechtshandelingen, die betrekking hebben op het eigendom van de netten of aandelen en die leiden tot een beperking van de bevoegdheden van de eigenaar, onder het instemmingsvereiste te laten vallen. Ook het vestigen van een "sale and lease back" constructie wordt daardoor getroffen. De Minister van Economische Zaken heeft te kennen gegeven in geval van dergelijke constructies de bevoegdheid, bedoeld in artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 aldus te gebruiken dat de in dat artikel bedoelde instemming alleen gevraagd behoeft te worden bij uitwinning en niet bij de vestiging van een dergelijk zakelijk zekerheidsrecht op een net.(zie noot 8) b. Beperking van het eigendomsrecht Voorzover sprake zou zijn van inbreuk op eigendomsrecht, dient aandacht te worden besteed aan artikel 14 van de Grondwet (GW). Het eigendomsrecht van burgers vindt bescherming in dit artikel. Algemeen wordt ervan uitgegaan dat gemeenten en provincies - de huidige eigenaars van de desbetreffende bedrijven - geen beroep kunnen doen op de in de GW opgenomen grondrechten.(zie noot 9) In verband met mogelijke analoge toepassing van de bepaling gaat de afdeling op artikel 14 in. Met het opschorten tot een nader te bepalen tijdstip van de behandeling van een verzoek om instemming en met de weigering instemming te verlenen tot een nader te bepalen tijdstip vindt geen onteigening in de zin van artikel 14, eerste lid, plaats, nu geen sprake is van overdracht van eigendom. Wel wordt de uitoefening van het eigendomsrecht beperkt door de aanhouding van de beslissing inzake verzochte instemming. Artikel 14, derde lid, GW wijst op de mogelijkheid dat schadeloosstelling of tegemoetkoming in de schade wordt geboden, indien daarvoor een wettelijke regeling is vastgesteld. Voor deze beperking van het eigendomsrecht is geen schadevergoeding geregeld. Essentieel voor het antwoord op de gestelde vragen is dat artikel 14 GW ervan uitgaat dat beperking van de eigendom in het algemeen belang moet zijn. c. Beleidsregels Aan de invulling en inkadering van de hiervoor geconstateerde discretionaire bevoegdheid is invulling gegeven door middel van de Beleidsregels. De Beleidsregels zijn op verzoek van en in overleg met de Tweede Kamer totstandgekomen en bedoeld voor de interimperiode gelegen tussen het moment waarop de geldende tekst van artikel 85 van de Gaswet het uitgangspunt bij de beoordeling van de instemming is geworden en het moment waarop de wetswijziging in het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (nadere regels voor netbeheerders en voor privatisering en enkele voorzieningen in geval van wanbeheer van een net) (hierna: wetsvoorstel 28 190) van kracht zal zijn. De Beleidsregels zijn het gevolg van de motie van de kamerleden Crone, Voûte en Van Walsem van 3 april 2001. In deze motie is uitgesproken dat (gedeeltelijke) privatisering pas door de Minister van Economische Zaken kan worden goedgekeurd per 1 januari 2002 en nadat daarvoor beleidsregels zijn opgesteld die met de Tweede Kamer zijn besproken en dienovereenkomstig door de minister zijn vastgesteld.(zie noot 10) De Beleidsregels beogen, aldus de toelichting daarop, een aantal extra waarborgen te geven alvorens tot privatisering kan worden overgegaan. Enerzijds moeten die waarborgen resulteren in een verdere afscheiding van het netbeheer ten opzichte van de overige activiteiten van het energiebedrijf. Dat betekent dat de economische eigendom van het netwerk direct moet komen te rusten c.q. blijven rusten bij de netbeheerder. Anderzijds dient te worden veiliggesteld dat in geval van taakverwaarlozing door een netbeheerder snel en effectief kan worden ingegrepen. Daartoe dient de juridische eigendom van het netwerk in handen te blijven, dan wel te komen, van de bestaande aandeelhouders; de provincies en gemeenten. i. Invulling discretionaire bevoegdheid Invulling van een discretionaire bevoegdheid kan geschieden via beleidsregels. Om daarvan te kunnen spreken moeten die regels voldoen aan hetgeen artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) daaronder verstaat: een algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent (a) de afweging van belangen, (b) de vaststelling van feiten of (c) de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Het bijzondere aan de voorliggende Beleidsregels is enerzijds dat niet in de Gaswet maar in deze regels voor het eerst een verband wordt gelegd tussen het aspect van zeggenschap in een vennootschap en het instemmingsvereiste en anderzijds dat de Beleidsregels zijn totstandgekomen in nauw overleg met de Tweede Kamer. ii. Afwijken van beleidsregels Hoewel de Beleidsregels het kader vormen voor de besluiten inzake instemming, betekent dit niet dat de minister hier altijd aan gebonden is. Krachtens de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb beschikt de minister over een beperkte mogelijkheid om af te wijken. Op grond van artikel 4:84 Awb dient het bestuursorgaan overeenkomstig beleidsregels te handelen, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De afdeling acht de ruimte voor de minister om in dit geval van de inherente afwijkingsbevoegdheid gebruik te maken overigens kleiner dan in andere gevallen, omdat de inhoud van de beleidsregels de instemming heeft van de Tweede Kamer en is overgenomen in wetsvoorstel 28 190, dat door de minister bij de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt. Dit leidt in vergelijking tot "gewone" gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van beleidsregels tot grotere zelfbinding van de minister en tot een verdere inperking van de inherente afwijkingsmogelijkheid. iii. Afwijking van beleidsregels wegens eventueel toekomstige regelgeving De vraag of een andere eventuele toekomstige wettelijke regeling als "bijzondere omstandigheid" in de zin van artikel 4:84 Awb zou kunnen worden beschouwd moet naar de mening van de afdeling negatief worden beantwoord. Overigens gaat het in dit geval niet om de toepassing van het niet onredelijk geachte beleid dat in bijzondere gevallen problemen oplevert, maar om het feit dat in de motie Crone c.s. de wens is uitgesproken wijziging in het gevoerde beleid aan te brengen. Daartoe dienen de Beleidsregels echter te worden gewijzigd. d. Europees recht en internationaal recht i. Richtlijnen De richtlijnen die (mede) ten grondslag liggen aan de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet hebben uitsluitend betrekking op de liberalisering van de betrokken markten.(zie noot 11) Zij zijn derhalve niet van direct belang voor de beantwoording van de privatiseringsvragen die in de onderhavige adviesaanvraag worden gesteld. ii. Verdragsrecht Daarentegen dient wel te worden ingegaan op het primaire Verdragsrecht en met name op de bepalingen over de vrijheid van vestiging en de vrijheid van kapitaalverkeer (artikelen 43 en volgende respectievelijk 56 en volgende van het EG-Verdrag). Wat betreft de vrijheid van vestiging moet worden vastgesteld dat ook niet-discriminerende maatregelen die de vrijheid van vestiging kunnen belemmeren of minder aantrekkelijk kunnen maken onder het verbod van artikel 43 van het EG-Verdrag vallen. Zulke maatregelen zijn alleen dan verenigbaar met het EG-Verdrag als zij voldoen aan de volgende vier voorwaarden: - de nationale maatregelen die de uitoefening van de vrijheid van vestiging kunnen beperken moeten zonder discriminatie worden toegepast; - zij moeten hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang; - zij moeten geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen, en - zij mogen niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel.(zie noot 12) Ook wat betreft het vrije kapitaalverkeer geldt dat alle beperkingen zijn verboden (artikel 56 van het EG-Verdrag). Artikel 58 van het EG-Verdrag noemt een aantal uitzonderingen op dit verbod, onder andere voor maatregelen die op grond van de openbare orde of de openbare veiligheid gerechtvaardigd zijn (artikel 58, eerste lid, onder b). Daarnaast geldt een "rule of reason"-uitzondering, dat wil zeggen dat er een rechtvaardiging bestaat voor nationale beperkende maatregelen die zonder onderscheid van toepassing zijn en noodzakelijk met het oog op dwingende vereisten van algemeen belang. Het vorenstaande is door de Commissie verder uitgewerkt in haar Mededeling betreffende bepaalde juridische aspecten van de intracommunautaire investeringen.(zie noot 13) De Commissie geeft daarin aan dat de lidstaten onder andere in het kader van privatiseringen in de afgelopen jaren maatregelen hebben vastgesteld die de investeringen uit andere lidstaten van de Europese Unie kunnen belemmeren en die uit dien hoofde in strijd kunnen zijn met de artikelen 43 en 56 van het EG-Verdrag. Als voorbeeld van maatregelen die niet-discriminerend zijn en die derhalve op alle investeerders van toepassing zijn, noemt de Commissie machtigingsprocedures die bijvoorbeeld van toepassing zijn in het geval investeerders een participatie boven een bepaalde drempel wensen te verwerven. Zij laat daarop volgen dat deze procedures, waaronder naar de mening van de afdeling, ook een procedure als de onderhavige instemmingsprocedure valt(zie noot 14), verenigbaar kunnen worden geacht met het EG-Verdrag indien zij om "dwingende redenen van algemeen belang" gerechtvaardigd zijn en gebaseerd zijn op objectieve, stabiele en openbare criteria zonder dewelke zij op dusdanige wijze ten uitvoer zouden kunnen worden gelegd dat de controle over de betrokken onderneming in handen van nationale marktdeelnemers blijft. Een enkel beroep op het "nationaal belang" is daarvoor evenwel niet voldoende. iii. Recente rechtspraak van het Hof van Justitie In drie arresten van 4 juni 2002 heeft het Hof van Justitie het volgende over het vrije verkeer van kapitaal overwogen. Volgens artikel 73B, eerste lid, (thans artikel 56, eerste lid) van het EG-Verdrag zijn alle beperkingen van het kapitaalverkeer tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen verboden. Ingevolge artikel 73D, eerste lid, van het EG-Verdrag kan enigerlei beperking van dit verkeer slechts worden gerechtvaardigd op grond van de in die bepaling genoemde redenen of om dwingende redenen van algemeen belang. Bovendien moet de betrokken nationale regeling, wil zij gerechtvaardigd zijn, geschikt zijn om de verwezenlijking van het gestelde doel te waarborgen en mag zij niet verder gaan dan wat ter bereiking van dat doel noodzakelijk is, teneinde aan het evenredigheidscriterium te voldoen. Zulke maatregelen moeten berusten op objectieve criteria die niet-discriminatoir en voor de betrokken ondernemingen vooraf kenbaar zijn, en iedere persoon die door een dergelijke restrictieve maatregel wordt geraakt, moet over een rechtsmiddel beschikken.(zie noot 15) Hoewel deze arresten betrekking hebben op de zogenaamde "gouden aandelen" van de staat en niet op de machtigingsprocedures als hiervoor beschreven, zijn zij toch ook voor die procedures van belang vanwege de in die arresten voorkomende verwijzing naar de Mededeling van de Commissie alsmede de interpretatie van de regels over het vrije kapitaalverkeer. Dat geldt met name voor de Belgische zaak, omdat het Hof daarin een "gouden aandeel" toeliet; het vetorecht van de Belgische overheid in het distributiebedrijf Distrigas werd door het Hof verenigbaar met het EG-Verdrag geacht, omdat het betrokken belang (de betrouwbare levering van aardgas) daarvoor van voldoende gewicht was. Bovendien had de Belgische overheid voldoende maatregelen genomen die waarborgden dat de manier waarop zij haar recht zou uitoefenen, vatbaar is voor rechterlijke controle. iv Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden In artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden(zie noot 16) wordt het ongestoord genot van eigendom beschermd. Beperkingen daarop zijn mogelijk onder drie voorwaarden: - de beperking moet in het algemeen belang zijn en - zij moet proportioneel zijn (de inbreuk op de eigendom moet in verhouding staan tot het nagestreefde doel) en - er moet een wettelijke grondslag voor bestaan. Bij het proportionaliteitsvereiste wordt de lidstaten een ruime margin of appreciation gelaten.(zie noot 17) v. Voorlopige conclusie Het volgt uit het vorenstaande dat de instemmingseis, voorzover zij een beperking van het recht van vrije vestiging respectievelijk het vrije kapitaalverkeer inhoudt, een rechtvaardiging behoeft. Dat geldt a fortiori indien, zoals in vraag 1 bedoeld en nog los van de beoordeling naar nationaal recht, een verzoek tot instemming tot een nader te bepalen tijdstip wordt opgeschort respectievelijk tot een nader te bepalen tijdstip wordt geweigerd. vi. Internationaal recht Wat dit onderdeel van vraag 1 betreft meent de afdeling zich te kunnen beperken tot enige opmerkingen over de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS), zoals die aan het eind van de Uruguay-ronde als bijlage bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie is gesloten. De GATS is een raamakkoord, dat dient te worden uitgewerkt in sectorale akkoorden; tot nu toe zijn er twee totstandgekomen, namelijk voor telecommunicatie en voor financiële diensten. Op dit moment zijn er nog geen bijzondere regels voor de energiesector vastgesteld. Voorzover bekend zullen de diensten in die sector worden toegevoegd aan de financiële dienstenovereenkomst. 2. Vraag 1a: Behandeling verzoek opschorten tot een nader te bepalen tijdstip Aan de hand van de hiervoor beschreven hoofdlijnen komt de afdeling tot de conclusie dat de minister de behandeling van een reeds ingediend verzoek tot instemming op grond van artikel 85 van de Gaswet of 93 van de Elektriciteitswet 1998 niet zonder meer kan opschorten tot een nader te bepalen tijdstip. Ten eerste is in dit geval geen sprake van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Awb. De mogelijkheden van die bepaling staan in casu niet open, daar die bepaling niet is bedoeld voor wijziging van beleid, maar voor buitengewone omstandigheden die in een bijzonder geval afwijking van beleid aanvaardbaar maken. Als de wens bestaat om over te gaan tot wijziging van beleid dan dient dit om te beginnen te worden vastgelegd in de Beleidsregels. Ten tweede is bij opschorting het tijdsaspect van belang. Een opschorting tot een nader te bepalen tijdstip is slechts mogelijk binnen de grenzen van het wettelijk systeem van de Awb. Volgens artikel 4:13 Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, Awb heeft gedaan. De ruimte die de formulering van dat artikel mogelijk nog biedt, dient zo nodig nog te worden ingeperkt door toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De "toegestane opschortingstermijn" die daaruit resulteert biedt in omstandigheden zoals thans aan de orde of in daarmee vergelijkbare situaties, naar het de afdeling voorkomt, nagenoeg nooit uitkomst, omdat de in het wetgevingstraject benodigde termijn meestal een veelvoud bedraagt van de eerstgenoemde termijn. 3. Vraag 1b: Behandeling verzoek tot een nader te bepalen tijdstip weigeren Ten aanzien van de vraag of de minister het verlenen van instemming op grond van artikel 85 van de Gaswet of 93 van de Elektriciteitswet 1998 tot een nader te bepalen tijdstip kan weigeren verwijst de afdeling naar hetgeen hiervoor bij de beantwoording van vraag 1a onder "Ten tweede" is opgemerkt. Vraag 2 Is het mogelijk om aan een instemming als bedoeld in artikel 85 van de Gaswet of 93 van de Elektriciteitswet 1998 voorwaarden te verbinden, in het bijzonder de opschortende voorwaarden dat de instemming afhankelijk is van verenigbaarheid van de overeenkomst tot verkoop van het energiedistributiebedrijf en de vennootschappelijke structuur van de onderneming met een toekomstige wettelijke regeling terzake? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil of die toekomstige wettelijke regeling reeds als wetsvoorstel aanhangig is bij de Tweede Kamer? 4. Vraag 2: Voorwaarden te verbinden aan de instemming Deze vraag heeft betrekking op de mogelijkheid om aan een instemming voorwaarden te verbinden. Gewezen wordt op artikel 85, vijfde lid, van de Gaswet en artikel 93, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998 waarin wordt bepaald dat een aantal bepalingen van de Awb betreffende goedkeuring van overeenkomstige toepassing is op de instemming. Daaronder valt ook artikel 10:29 Awb. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat goedkeuring noch voor bepaalde tijd of onder voorwaarden kan worden verleend, noch kan worden ingetrokken. Het verbinden van voorwaarden aan een instemming is dan ook niet toegestaan. Voor de beantwoording van deze vraag maakt het naar de mening van de afdeling geen verschil of die toekomstige wettelijke regeling reeds als wetsvoorstel aanhangig is bij de Tweede Kamer. Vraag 3 Als vraag 2, maar dan met betrekking tot een instemming die reeds verleend is: Is het mogelijk om achteraf, na het verlenen van de instemming, alsnog daaraan voorwaarden te verbinden? 5. Vraag 3: Voorwaarden achteraf Gezien het antwoord op vraag 2 moet vraag 3 met "nee" worden beantwoord. Vraag 4 Kan op andere wijze dan door het verbinden van een opschortende voorwaarde aan de instemming worden bewerkstelligd dat een (gedeeltelijk) geprivatiseerde onderneming voldoet aan een nieuwe wettelijke regeling van de vennootschappelijke structuur van de onderneming? 6. Vraag 4: Invloed op vennootschappelijke structuur De afdeling merkt bij deze vraag het volgende op. Nu de huidige wettelijke regeling het stellen van voorwaarden niet mogelijk maakt kan alleen door wijziging van de formele wetgeving worden bewerkstelligd dat een (gedeeltelijk) geprivatiseerde onderneming voldoet aan een nieuwe wettelijke regeling van de structuur van de vennootschap. Vraag 5 Welke risico's van schadeplichtigheid van de staat zijn er in geval van uitvoering van de motie Crone c.s., mede tegen de achtergrond van het recente arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2002 (Staat vs. Van Vlodrop, JB 2002, 62)? 7. Vraag 5: Schadeplichtigheid van de staat Deze vraag heeft betrekking op de risico's van schadeplichtigheid voor de staat in geval de motie Crone c.s. zou worden uitgevoerd. Daarbij wordt verwezen naar het arrest Staat vs. Van Vlodrop. Zoals blijkt uit de inleiding van dit advies heeft de uitvoering van de motie Crone c.s. betrekking op twee casusposities. - Ten eerste wordt de regering daarin gevraagd achteraf voorwaarden te verbinden aan de reeds gegeven instemming met de privatisering van Obragas, zodat die instemming alsnog gewijzigd kan worden indien daar op grond van de te zijner tijd tot stand te komen wetgeving aanleiding toe is. - Ten tweede draagt de motie Crone c.s. de regering op geen verdere toestemming voor privatisering van energiedistributiebedrijven te geven, zolang de wetgeving daaromtrent niet is afgerond. In de procedure die tot het arrest Staat vs. Van Vlodrop heeft geleid stond de vraag centraal of en in hoeverre de staat aansprakelijk is voor de schade die een onderneming lijdt doordat zij bepaalde investeringen heeft gedaan in de verwachting dat die investeringen op korte termijn noodzakelijk waren, terwijl die verwachting niet bewaarheid wordt omdat de overheid haar beleid wijzigt. De Hoge Raad is aan de beantwoording van de vraag of in dit concrete geval schadeplichtigheid bestond niet toegekomen. Denkbaar is dat uitvoering van de casusposities van de motie Crone c.s. onder omstandigheden schadeplichtigheid van de staat doet ontstaan. Het is echter niet mogelijk die schadeplichtigheid te relateren aan vorengenoemd arrest, daar de uitspraak van de Hoge Raad betrekking heeft op een - gebrekkige - motivering en niet zozeer op de materiële zijde van de schadeplichtigheid. Het ontstaan van schadeplichtigheid is voor beide in de motie Crone c.s. genoemde casusposities afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij kan worden aangetekend dat in verband met het rechtszekerheidsbeginsel het ontstaan van schadeplichtigheid ten aanzien van de eerste casuspositie (reeds verleende instemming) eerder aangenomen zal moeten worden dan ten aanzien van de tweede casusposities (toekomstige verzoeken om instemming).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (aanpassingen ter afstemming met richtlijn 2003/30/EG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (aanpassingen ter afstemming met richtlijn 2003/30/EG), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 september 2009, no.09.002399, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (aanpassingen ter afstemming met richtlijn 2003/30/EG), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit bodemkwaliteit, het Besluit lozen buiten inrichtingen, het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Besluit omgevingsrecht en het Waterbesluit met betrekking tot het installeren en in werking hebben van bodemenergiesystemen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit bodemkwaliteit, het Besluit lozen buiten inrichtingen, het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Besluit omgevingsrecht en het Waterbesluit met betrekking tot het installeren en in werking hebben van bodemenergiesystemen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2012, no.12.001633, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit bodemkwaliteit, het Besluit lozen buiten inrichtingen, het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Besluit omgevingsrecht en het Waterbesluit met betrekking tot het installeren en in werking hebben van bodemenergiesystemen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart en de Luchtvaartwet ter implementatie van Verordening (EG) nr. 2111/2005 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatieverbod en informatie aan luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij en van Verordening (EG) nr. 1107/2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart en de Luchtvaartwet ter implementatie van Verordening (EG) nr. 2111/2005 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatieverbod en informatie aan luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij en van Verordening (EG) nr. 1107/2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2007, no.07.002230, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart en de Luchtvaartwet ter implementatie van Verordening (EG) nr. 2111/2005 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatieverbod en informatie aan luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij en van Verordening (EG) nr. 1107/2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit kosmetische produkten en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ter implementatie van richtlijn nr. 93/35/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot zesde wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake kosmetische produkten (PbEG L 151), richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2003/80/EG van de Commissie van 5 september 2003 tot vaststelling van het symbool dat de houdbaarheid van cosmetische producten aangeeft, in bijlage VIII bis bij richtlijn 76/768/EEG van de Raad (PbEU L 224), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit kosmetische produkten en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ter implementatie van richtlijn nr. 93/35/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot zesde wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake kosmetische produkten (PbEG L 151), richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2003/80/EG van de Commissie van 5 september 2003 tot vaststelling van het symbool dat de houdbaarheid van cosmetische producten aangeeft, in bijlage VIII bis bij richtlijn 76/768/EEG van de Raad (PbEU L 224), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van de verplichting van postvervoerbedrijven om arbeidsovereenkomsten aan te gaan met postverspreiders (Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst postverspreiders), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van de verplichting van postvervoerbedrijven om arbeidsovereenkomsten aan te gaan met postverspreiders (Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst postverspreiders), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2011, no.11.000464, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van de verplichting van postvervoerbedrijven om arbeidsovereenkomsten aan te gaan met postverspreiders (Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst postverspreiders), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de invoering van een aantal wijzigingen die bijdragen aan de interne sturing door provinciale staten en de raad alsmede aan een betere vergelijkbaarheid tussen provincies en tussen gemeenten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de invoering van een aantal wijzigingen die bijdragen aan de interne sturing door provinciale staten en de raad alsmede aan een betere vergelijkbaarheid tussen provincies en tussen gemeenten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 december 2015, no.2015002272, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in verband met de invoering van een aantal wijzigingen die bijdragen aan de interne sturing door provinciale staten en de raad alsmede aan een betere vergelijkbaarheid tussen provincies en tussen gemeenten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet (identificatieplicht voor prostituees).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Gemeentewet (identificatieplicht voor prostituees).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 27 juli 2004, no.04.002990, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel beoogt de regeling van de sanering van schulden van natuurlijke personen te vereenvoudigen en de toegang tot de schuldsaneringsregeling beter te beheersen. Meer concreet zijn de doelen van het wetsvoorstel de toegang tot de regeling te beperken tot schuldenaren die er klaar voor zijn en een verlichting van de werklast voor de rechterlijke macht en de bewindvoerders.(zie noot 1) De toegang wordt beperkt door strenger aan de poort te selecteren wie in aanmerking komt voor de schuldsaneringsregeling. Als tegenwicht voor de strengere toelatingseisen en ter versterking van het minnelijke traject wordt een zogenoemde gedwongen schuldregeling voorgesteld.(zie noot 2) De werklast van de rechterlijke macht en van bewindvoerders wordt verlicht door de regeling te vereenvoudigen door onder andere schrapping van de voorlopige toepassing van de saneringsregeling, van het saneringsplan en van de huidige verplichte verificatievergadering. De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot de verschuiving van de schuldsanering naar het minnelijke traject, de voorlopige voorziening, het hoger beroep, boetes, de motivatieverklaring, goede trouw en wijze van oproeping. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Verschuiving naar het minnelijke traject De beperking van de toegang tot de schuldsaneringsregeling alsmede de gedwongen schuldregeling leiden ertoe dat het veelal aan de toepassing van de schuldsaneringsregeling voorafgaande traject van schuldhulpverlening, met zo mogelijk als sluitstuk een minnelijk akkoord met de schuldeisers, zal worden verzwaard. In de memorie van toelichting wordt onderkend dat de wettelijke schuldsanering voor een groep schuldenaren geen optie meer zal zijn, en dat zij zullen zijn aangewezen op het traject van de minnelijke schuldhulpverlening. Gesteld wordt dat de huidige schuldsaneringsregeling te ruimhartig is, waardoor een groep schuldenaren die er niet in thuis hoort het systeem van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (hierna: Wsnp) verstoort. Zij bezorgen teveel werk, terwijl na de schone lei wellicht de financiële problemen in alle hevigheid terugkeren.(zie noot 3) Onduidelijk blijft echter op welke wijze een versterking als zodanig van het traject van de minnelijke schuldhulpverlening die naar het oordeel van de Raad met dit wetsvoorstel gepaard dient te gaan, zal plaatsvinden. De toelichting rept weliswaar van het werken van de Ministeries van Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan deze versterking door betere samenwerking, maar is onvoldoende concreet(zie noot 4). De Raad beveelt aan in de toelichting duidelijk aan te geven op welke wijze versterking van het traject van de minnelijke schuldhulpverlening en van de effectiviteit ervan zal plaatsvinden. 2. Voorlopige voorziening bij voorraad De huidige wet voorziet in de mogelijkheid de schuldsaneringsregeling voorlopig van toepassing te verklaren. De voorlopige toepassing is onder andere bedoeld als noodvoorziening om diegenen die bedreigd worden met acute executiemaatregelen of faillissement, een moratorium te bieden. Blijkens de memorie van toelichting is hier slechts in één op de zeventien gevallen gebruik van gemaakt en is besloten deze mogelijkheid te schrappen.(zie noot 5) Het voorgestelde artikel 287, vierde lid, Fw stelt dat de rechtbank in spoedeisende zaken bevoegd is, gelet op de belangen van partijen, een voorlopige voorziening bij voorraad te geven. De artikelen 256, 257 en 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen zien op het kort geding bij de voorzieningenrechter. Over het aanhangig maken van het geding, het verzet en het hoger beroep wordt evenwel niets bepaald. De Raad beveelt aan deze bepaling aan te vullen. 3. Hoger beroep Het voorgestelde artikel 287a Fw biedt de schuldenaar de mogelijkheid primair te verzoeken schuldeisers die weigeren mee te werken aan een buitengerechtelijke schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling en subsidiair toepasselijkverklaring van de schuldsaneringsregeling te verzoeken. Toewijzing van het primaire verzoek leidt tot een gedwongen schuldregeling. Blijkens het voorgestelde artikel 292, eerste lid, Fw kan tegen een toewijzende uitspraak op het verzoek tot instemming met een gedwongen schuldregeling door de schuldeisers die het verzoek betrof, hoger beroep worden ingesteld. De schuldenaar kan tegen een afwijzing van dat verzoek geen hoger beroep instellen. Hij kan alleen tegen de uitspraak tot afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in hoger beroep komen (het voorgestelde artikel 292, derde lid, Fw). De memorie van toelichting geeft niet aan waarom de schuldenaar geen hoger beroepsmogelijkheid heeft tegen de uitspraak tot afwijzing van een bevel tot instemming met de schuldregeling. De Raad beveelt aan dit hoger beroep alsnog op te nemen. 4. Boetes a. Blijkens het voorgestelde artikel 287a Fw kan het dwangakkoord mede betrekking hebben op verkeersboetes als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Deze toevoeging is opgenomen, omdat het Centraal Justitieel Incassobureau anders geen vrijheid heeft om mee te werken aan een minnelijke schuldregeling. Andere bestuurlijke boetes worden echter buiten beschouwing gelaten, terwijl het niet uitgesloten is dat zich soortgelijke problemen met andere bestuursorganen kunnen (gaan) voordoen. De memorie van toelichting besteedt geen aandacht aan andere bestuurlijke boetes. De Raad beveelt aan de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen en voor zover nodig deze boetes eveneens op te nemen in de bepaling. b. In het voorgestelde artikel 288, tweede lid, onder b Fw is een imperatieve weigeringsgrond tot toepassing van de schuldsaneringsregeling opgenomen, indien de schuldenaar schulden heeft uit onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen voor misdrijven die binnen vijf jaar vóór de dag van het verzoekschrift onherroepelijk zijn geworden. De memorie van toelichting stelt dat met deze nieuwe weigeringsgrond wordt aangesloten bij de bestaande jurisprudentie.(zie noot 6) Gaat het om schulden uit bestuurlijke boetes, of schulden uit transacties ter zake van misdrijven, dan zal de schuldenaar vermoedelijk op grond van het voorgestelde artikel 288, eerste lid, onder b, ter zake van het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden niet te goeder trouw worden geacht. De memorie van toelichting licht niet toe waarom een onderscheid wordt gemaakt tussen schulden uit onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen ter zake van misdrijven, waarvoor een imperatieve weigeringsgrond geldt en schulden uit bestuurlijke boetes of transacties ter zake van misdrijven waarvoor het goede trouw-vereiste blijft gelden. De Raad adviseert dit onderscheid toe te lichten en de schulden ter zake van bestuurlijke boetes en genoemde transacties in artikel 288, tweede lid, onder b Fw op te nemen. c. Het voorgestelde artikel 358, vierde lid, Fw bepaalt ten aanzien van bepaalde financiële strafrechtelijke sancties dat deze na afloop van de schuldsaneringsregeling niet worden omgezet in een natuurlijke verbintenis, maar blijven voortbestaan. De memorie van toelichting licht niet toe waarom deze uitzondering is opgenomen. Evenmin wordt toegelicht waarom deze uitzondering alleen geldt voor deze strafrechtelijke sancties en niet voor soortgelijke bestuursrechtelijke sancties en voor transacties ter zake van misdrijven. De Raad beveelt aan deze bepaling aan te vullen. 5. Verklaring ex artikel 288, eerste lid, Fw Het voorgestelde artikel 288, eerste lid, Fw stelt dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts wordt toegewezen indien de schuldenaar in een schriftelijke verklaring, die hij ter zitting indient, voldoende aannemelijk maakt dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, dat hij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar ervoor te goeder trouw is geweest en dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De memorie van toelichting stelt dat het niet de bedoeling is dat deze verklaring voor de schuldenaar door een schuldhulpverlener wordt opgesteld en slechts door de schuldenaar wordt ondertekend.(zie noot 7) De Raad is van mening dat een dergelijke motivatieverklaring meer inzicht kan geven in de situatie, maar dat het niet voor iedere schuldenaar haalbaar zal zijn een (helder) verhaal op papier te krijgen. De Raad is dan ook van mening dat de rechter de schuldenaar op de zitting de gelegenheid dient te geven zijn verhaal mondeling, eventueel door het stellen van gerichte vragen door de rechter, aan te vullen. De schriftelijke verklaring die het wetsvoorstel voorschrijft wordt ook eerst ter zitting ingediend. De Raad beveelt aan de bepaling in deze zin aan te passen. 6. Goede trouw Het voorgestelde artikel 288, eerste lid, Fw stelt dat een schuldenaar in zijn motivatieverklaring tevens voldoende aannemelijk dient te maken dat hij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De Adviescommissie Faillissementsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten heeft er bezwaren tegen dat in het wetsvoorstel de schuldenaar ten aanzien van genoemde schulden voortaan de goede trouw zal moeten aantonen. Daarbij gaat het niet om de schuldenaren die gefraudeerd hebben zij dienen terecht te worden geweerd uit de schuldsaneringsregeling maar om hen die niet kunnen aantonen dat hun schulden ontstaan zijn zonder dat hen daarvan enig verwijt gemaakt kan worden. De Raad beveelt aan het niet te goeder trouw zijn ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden als imperatieve weigeringsgrond op te nemen in het voorgestelde artikel 288, tweede lid, Fw. 7. Oproeping Het voorgestelde artikel 328a Fw stelt dat de bewindvoerder de schuldeisers onmiddellijk bij oproeping kennis dient te geven van de beschikking van de rechter-commissaris om de verificatievergadering slechts pro forma te houden. Het is de Raad niet duidelijk hoe dit oproepen dient te gebeuren. De Raad onderstreept het belang van een adequate oproeping van de schuldeisers, nu aan de oproeping een termijn verbonden wordt waarbinnen de schuldeisers bezwaar kunnen maken tegen de pro forma verificatievergadering. In overeenstemming met de uitgangspunten voor oproepingen in een verzoekschriftprocedure, zoals opgenomen in de artikelen 271 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, beveelt de Raad aan de bepaling in die zin te verduidelijken dat de oproeping van de schuldeisers schriftelijk dient te gebeuren, tenzij de rechter-commissaris anders bepaalt. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende instelling van een College voor examens, alsmede houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet College voor examens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende instelling van een College voor examens, alsmede houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet College voor examens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 oktober 2007, no.07.003330, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende instelling van een College voor examens, alsmede houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet College voor examens), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES, met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2010, no.10.000462, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 januari 2007), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 januari 2007), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2005, no.05.004825, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 januari 2007), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de implementatie van richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de implementatie van richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no.10.002007, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van de programmabegroting Wonen, Wijken en Integratie (XI-B) voor het jaar 2008, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van de programmabegroting Wonen, Wijken en Integratie (XI-B) voor het jaar 2008, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 september 2007, no.07.002741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van de programmabegroting Wonen, Wijken en Integratie (XI-B) voor het jaar 2008, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van de mogelijkheid door middel van een financieel instrument het optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van de mogelijkheid door middel van een financieel instrument het optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van de Faeröer inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 172 en Trb. 2010, 119), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van de Faeröer inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 172 en Trb. 2010, 119), met toelichtende nota.Bij Kabinetssmissive van 19 juli 2010, no.10.002053, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van de Faeröer inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 172 en Trb. 2010, 119), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie onder meer in verband met de stimulering van biogashubs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie onder meer in verband met de stimulering van biogashubs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 november 2010, no.10.003087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie onder meer in verband met de stimulering van biogashubs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening( EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft en implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr.562/2006, de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/95 van de Raad en Verordening (EG) nr.767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening( EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft en implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr.562/2006, de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/95 van de Raad en Verordening (EG) nr.767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2014, no.2014000615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening( EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft en implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr.562/2006, de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/95 van de Raad en Verordening (EG) nr.767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer inzake opneming van een regeling voor arbeids- en rusttijden voor havensleepdiensten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer inzake opneming van een regeling voor arbeids- en rusttijden voor havensleepdiensten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet resolutieheffing 2014), met memorie van toelichting

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet resolutieheffing 2014), met memorie van toelichtingBij Kabinetsmissive van 2 mei 2013, no.13.000932, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet resolutieheffing 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2014), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2014), met toelichting.De nota van wijziging wijzigt op verschillende onderdelen het voorstel voor de Wijzigingswet financiële markten 2014.(zie noot 1) De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van de nota van wijziging, maar maakt opmerkingen over afwikkelondernemingen, de centrale databank voor examenvragen en de meldingsplicht bij short posities. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van de nota van wijziging wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de invoering van keuzedelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de invoering van keuzedelen.Bij Kabinetsmissive van 16 november 2015, no.2015001994, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van onder meer het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de invoering van keuzedelen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 juni 2017, no.2017000921, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden, met memorie van toelichting.Het voorstel verruimt de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden. Als gevolg daarvan kan de ontheffing onbeperkt worden verleend. De regering acht het van belang dat de raad en provinciale staten naar eigen inzicht een afweging kunnen maken inzake ontheffing van het woonplaatsvereiste van wethouders en gedeputeerden. De lokale autonomie en de mogelijkheid van lokaal maatwerk staan hierbij voorop.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. Zij acht een nadere doordenking en afweging van de verschillende uitgangspunten die bij het wetsvoorstel aan de orde zijn, noodzakelijk. Zij adviseert daartoe en het voorstel in het licht daarvan te heroverwegen.1.VoorgeschiedenisHet woonplaatsvereiste van wethouders en gedeputeerden kent een lange traditie. In het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur was het door de ontkoppeling van het wethouderschap en het raadslidmaatschap noodzakelijk te overwegen of het woonplaatsvereiste dat geldt voor het raadslidmaatschap automatisch van toepassing moest blijven voor wethouders. De regering achtte dit toentertijd noodzakelijk maar gaf de raad wel een algemene bevoegdheid ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap. (zie noot 1) Bij amendement werd deze ontheffingsbevoegdheid geclausuleerd tot een jaar. (zie noot 2) Met de tijdelijke duur van de ontheffing werd beoogd de wenselijke binding van de wethouder aan de gemeente in de wet te blijven garanderen. Een lokale bestuurder moet, aldus de toelichting op het amendement, binding en voeling met de lokale gemeenschap hebben of krijgen, omdat hij/zij een bestuurder vóór en in het belang van de gehele lokale bevolking is. Gewaakt moet worden, aldus diezelfde toelichting, voor een te technocratisch wethouderscircuit als gevolg waarvan de wethouder te ver af komt te staan van de lokale bevolking.Na aanvaarding van het aldus geamendeerde wetsvoorstel werd in 2007 de bepaling verruimd door toe te voegen dat de raad en provinciale staten in bijzondere gevallen de ontheffing telkens met ten hoogste een jaar kunnen verlengen. De verlenging moest wel worden gemotiveerd. Hiermee kwam een einde aan het onbedoelde karakter van valbijlconstructie zoals dat aan de maximale ontheffingstermijn van een jaar was gaan kleven, maar werd tevens een jaarlijkse, expliciete herbeoordeling van de concrete situatie gegarandeerd. (zie noot 3) Die jaarlijkse herbeoordeling komt door het voorstel te vervallen.2.Noodzaak tot nadere afwegingAan het voorliggend voorstel legt de regering voornamelijk praktische redenen ten grondslag. De toelichting merkt op dat het huidige stelsel met de beperkte ontheffingsduur en de jaarlijkse verlenging berust op de veronderstelling dat er uitzicht moet zijn op het alsnog voldoen aan het woonplaatsvereiste terwijl er gevallen zijn waarbij reeds aan het begin van de benoeming duidelijk is dat de ontheffing voor een langere periode dan één jaar verleend zal gaan worden. Een jaarlijkse (steeds op dezelfde wijze) gemotiveerde verlenging van de ontheffing verwordt dan tot een administratieve handeling waarvan de waarde niet wordt ingezien. Daarbij komt dat de huidige ontheffingssystematiek een kwetsbare zijde heeft. Het al dan niet verlengen van de ontheffing kan, aldus de toelichting, vatbaar zijn voor politieke beoordeling. (zie noot 4)De Afdeling stelt vast dat bij het wetsvoorstel verschillende perspectieven een rol spelen. De oorspronkelijke bedoeling van het woonplaatsvereiste van wethouders en gedeputeerden is dat zij voeling en binding met de lokale gemeenschap hebben of krijgen en dat zij zelf de effecten van het door hen gevoerde bestuur ervaren. Het is in deze gedachtegang van belang dat lokale bestuurders dicht bij de burgers leven en wonen. Gesteld kan worden dat dit belang door de decentralisaties in het sociale en fysieke domein is toegenomen. De centrale gedachte achter deze decentralisaties is immers dat gemeenten en provincies zo dicht mogelijk bij de burger lokaal maatwerk kunnen leveren. Daarbij passen bestuurders die doordat zij in de betreffende gemeente of provincie woonachtig zijn, in de lokale gemeenschap zijn geworteld.Daartegenover staat de door de regering voorgestane praktische benadering. De ervaringen in de bestuurspraktijk wijzen, zeker in de kleinere gemeenten, op een toegenomen behoefte om mede met het oog op de gewenste kwaliteit bestuurders van buiten aan te stellen. Vanuit dit perspectief is het op zichzelf begrijpelijk dat de regering meer ruimte wil bieden voor een lokale afweging. Tegelijkertijd laat zij het woonplaatsvereiste niet los. Door de ontheffingsmogelijkheid, zij het in uitgebreide vorm, te handhaven blijft het voorstel nog steeds uitgaan van het woonplaatsvereiste als hoofdregel. Gelet op de aard van de voorgestelde verruiming - die neerkomt op een ongeclausuleerde ontheffingsmogelijkheid - is het echter niet denkbeeldig dat het woonplaatsvereiste als hoofdregel in de praktijk door het wetsvoorstel (verder) zal worden ondergraven. In die zin hinkt het wetsvoorstel op twee gedachten.De Afdeling acht in het licht van het bovenstaande een nadere doordenking en afweging van de verschillende uitgangspunten noodzakelijk. Zij adviseert daartoe en het voorstel in het licht daarvan te heroverwegen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de evaluatie van de Wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de evaluatie van de Wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2014, no.2014001270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de evaluatie van de Wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels tot uitvoering van het antidopingbeleid en tot instelling van de Dopingautoriteit (Wet uitvoering antidopingbeleid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels tot uitvoering van het antidopingbeleid en tot instelling van de Dopingautoriteit (Wet uitvoering antidopingbeleid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2015, no.2015002052, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels tot uitvoering van het antidopingbeleid en tot instelling van de Dopingautoriteit (Wet uitvoering antidopingbeleid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 december 2008, no.08.003514, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake sociale zekerheid; 's-Gravenhage, 16 mei 2001 (Trb.2001, 114), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake sociale zekerheid; 's-Gravenhage, 16 mei 2001 (Trb.2001, 114), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ten aanzien van faunabeheereenheden en faunabeheerplannen (Besluit faunabeheer).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ten aanzien van faunabeheereenheden en faunabeheerplannen (Besluit faunabeheer).Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2000, no.00.000873, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels ten aanzien van faunabeheereenheden en faunabeheerplannen (Besluit faunabeheer).Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van de - op dit moment nog niet in werking getreden - artikelen 29 en 30 van de Flora- en faunawet.(zie noot 1) In deze artikelen is bepaald dat nadere regels worden gesteld over de erkenning van samenwerkingsverbanden van jachthouders als zogenoemde faunabeheereenheden en over de eisen waaraan faunabeheerplannen - dit zijn de plannen op basis waarvan de faunabeheereenheden handelen - moeten voldoen.De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.1. In artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het ontwerpbesluit is bepaald dat de binnen het werkgebied van het samenwerkingsverband gelegen gronden waarop de in de faunabeheereenheid samenwerkende jachthouders gerechtigd zijn tot het genot van de jacht een oppervlakte hebben van ten minste 5.000 hectare. In de nota van toelichting wordt opgemerkt dat in bepaalde beheerssituaties samenwerking binnen een groter verband noodzakelijk kan zijn; dit is onder meer het geval voor het beheer van hoefdieren in een voedselarm gebied.(zie noot 2) Het lijkt wenselijk om de erkenning van een faunabeheereenheid te kunnen weigeren, als zich de situatie voordoet dat de oppervlakte van de gronden weliswaar groter is dan 5.000 hectare, maar kleiner dan de voor de beheerssituatie noodzakelijke. Hiervoor biedt het ontwerpbesluit echter geen mogelijkheid.De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien.2. In artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het ontwerpbesluit is bepaald dat de binnen het werkgebied van het samenwerkingsverband gelegen gronden waarop de in de faunabeheereenheid samenwerkende jachthouders gerechtigd zijn tot het genot van de jacht ten minste 75% van de totale oppervlakte van het werkgebied van het samenwerkingsverband vormen. In het kader van de nota van wijziging waarbij de artikelen 29 en 30 zijn ingevoegd (destijds als de artikelen 27a en 27b) is opgemerkt dat het nodig is dat de bij de faunabeheereenheid aangeslotenen in "ten minste de helft" van het gebied de jachtrechten hebben en ook kunnen uitoefenen.(zie noot 3) Het college adviseert het gesignaleerde verschil weg te nemen, tenzij daarvoor een deugdelijke verklaring in de nota van toelichting kan worden gegeven.3. Ingevolge artikel 8 van het ontwerpbesluit geldt het faunabeheerplan voor ten minste 5.000 hectare van het gehele werkgebied van de faunabeheereenheid. In artikel 5, tweede lid, van het ontwerpbesluit is bepaald dat de oppervlakte van de gronden waarop de in het eerste lid van dat artikel bedoelde jachthouders gerechtigd zijn tot het genot van de jacht, in afwijking van onderdeel a van dat artikellid, kleiner kan zijn dan 5.000 hectare indien daartoe om geografische redenen aanleiding bestaat. Van onderdeel b van artikel 5, eerste lid, kan echter niet worden afgeweken; deze gronden moeten dus ten minste 75% van de totale oppervlakte van het werkgebied van het samenwerkingsverband vormen. Aldus is het niet uitgesloten dat het werkgebied van een faunabeheereenheid kleiner is dan 5.000 hectare. Voor die gevallen zou op grond van artikel 8 van het ontwerpbesluit geen faunabeheerplan kunnen gelden. Dit zou betekenen dat ook geen ontheffing op grond van artikel 68, eerste lid, van de Flora- en faunawet kan worden verleend; ingevolge het tweede lid van die bepaling wordt die ontheffing immers slechts verleend op basis van zon faunabeheerplan. De Raad adviseert in artikel 8 van het ontwerpbesluit een voorziening voor een dergelijke situatie te treffen.4. In artikel 12 van het ontwerpbesluit is bepaald dat faunabeheereenheden jaarlijks een verslag over hun werkzaamheden in het kader van een goedgekeurd faunabeheerplan aan gedeputeerde staten doen toekomen.In artikel 69, eerste lid, van de Flora- en faunawet is reeds bepaald dat een faunabeheereenheid waaraan een ontheffing als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van die wet is verleend, jaarlijks aan gedeputeerde staten verslag uitbrengt van de wijze waarop zij van de ontheffing gebruik heeft gemaakt en van de uitvoering van het faunabeheerplan. Artikel 12 van het ontwerpbesluit heeft dan ook slechts meerwaarde voorzover aan faunabeheereenheden taken zijn toegekend op grond van artikel 67 van de Flora- en faunawet.(zie noot 4)Het college adviseert artikel 12 aan te passen.5. In de nota van toelichting wordt opgemerkt dat een grondgebruiker of diens jachthouder niet aangesloten hoeft te zijn bij een faunabeheereenheid om gebruik te kunnen maken van de ontheffing van die faunabeheereenheid. Zij moeten er dan - zo vervolgt de toelichting - voor zorgdragen dat zij in de ontheffing worden opgenomen als één van de jachthouders die onder het regime van de ontheffing daadwerkelijk mogen zorgdragen voor beheer en schadebestrijding.(zie noot 5)Aldus wordt de indruk gewekt dat de niet bij de faunabeheereenheid aangesloten jachthouders zelfstandig, dus zonder dat zij onder toezicht staan van een jachthouder die wel bij die eenheid is aangesloten, van de ontheffing gebruik kunnen maken. In artikel 68, tweede lid, van de Flora- en faunawet is bepaald dat een ontheffing als hiervoor bedoeld in beginsel slechts wordt verleend aan een faunabeheereenheid. Slechts in drie uitzonderlijke gevallen kan ook aan anderen een dergelijke ontheffing worden verleend (artikel 68, vierde lid, Flora- en faunawet). Als de ontheffing wordt verleend aan de faunabeereenheid, kan zij naar het oordeel van de Raad slechts worden gebruikt door de bij die eenheid aangesloten jachthouders. Er kan dan ook geen sprake van zijn dat andere jachthouders "in de ontheffing worden opgenomen". De suggestie dat dit wel mogelijk zou zijn, dient te worden vermeden. De Raad adviseert de nota van toelichting met het oog hierop aan te passen.6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2008), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2008), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2007, no.07.002331, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2008), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor het financieel toezicht op de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten (Besluit tijdelijk financieel toezicht Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor het financieel toezicht op de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten (Besluit tijdelijk financieel toezicht Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2008, no.08.002193, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende tijdelijke voorzieningen voor het financieel toezicht op de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten (Besluit tijdelijk financieel toezicht Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen met het oog op versterking van de positie van de cliëntenraden, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen met het oog op versterking van de positie van de cliëntenraden, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten (Wet bekostiging financieel toezicht), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten (Wet bekostiging financieel toezicht), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2011, no.11.001795, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten (Wet bekostiging financieel toezicht), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van de Tijdelijke referendumwet (Tijdelijk referendumbesluit).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van de Tijdelijke referendumwet (Tijdelijk referendumbesluit).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 10 februari 2014, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 10 februari 2014, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 december 2013, no.2013002536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 10 februari 2014, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mededingingswet (toekennen van de bevoegdheid een EG-vrijstelling in te trekken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mededingingswet (toekennen van de bevoegdheid een EG-vrijstelling in te trekken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met de mogelijkheid om de bezwaarschriftprocedure met wederzijds goedvinden buiten toepassing te laten (rechtstreeks beroep).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met de mogelijkheid om de bezwaarschriftprocedure met wederzijds goedvinden buiten toepassing te laten (rechtstreeks beroep).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met het bewerkstelligen van een efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede in verband met de verlening van de concessie voor het hoofdrailnet 2015-2025, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met het bewerkstelligen van een efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede in verband met de verlening van de concessie voor het hoofdrailnet 2015-2025, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 17 maart 2015, no.2015000452, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met het bewerkstelligen van een efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede in verband met de verlening van de concessie voor het hoofdrailnet 2015-2025, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot het voorzien in bepalingen ter introductie van een niet-sectorspecifieke toezichtsdimensie in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot het voorzien in bepalingen ter introductie van een niet-sectorspecifieke toezichtsdimensie in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende uitvoering van enige bepalingen van de Wet toelating zorginstellingen (Uitvoeringsbesluit WTZi), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende uitvoering van enige bepalingen van de Wet toelating zorginstellingen (Uitvoeringsbesluit WTZi), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement op een aantal punten van uiteenlopende aard, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Voertuigreglement op een aantal punten van uiteenlopende aard, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen; Tallinn, 17 juni 2003, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen; Tallinn, 17 juni 2003, met toelichtende nota.Bij Kabinetsmissive van 13 augustus 2003, no.03.003193, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen; Tallinn, 17 juni 2003, met toelichtende nota. Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen, Tallinn, 17 juni 2003, bevat handhavingsafspraken waardoor verificatie en controle mogelijk zijn van gegevens die nodig zijn bij de uitvoering van socialeverzekeringswetten. Deze afspraken zijn op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) noodzakelijk, omdat alleen export van uitkeringen kan plaatsvinden als de rechtmatigheid ervan kan worden gecontroleerd. De Raad van State kan zich met goedkeuring van het Verdrag verenigen. Hij mist echter enkele aspecten in de toelichtende nota en adviseert daar nog op in te gaan. 1. In het Verdrag zijn bepalingen opgenomen om de rechtmatigheid van betalingen te kunnen controleren ten aanzien van rechthebbende van een Nederlandse uitkering die in Estland wonen.(zie noot 1) Aanleiding hiervoor is de totstandkoming van de Wet BEU. Ingevolge artikel 37 van de Associatieovereenkomst EG-Estland(zie noot 2) (hierna: Associatieovereenkomst) dienen pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongeval of beroepsziekte vrij te worden overgemaakt vanuit de lidstaat, behalve uitkeringen waarvoor geen premie is betaald. Ingevolge artikel 38 van de Associatieovereenkomst stelt de Associatieraad passende bepalingen en gedetailleerde regels op ter uitvoering van de in artikel 37 van de Associatieovereenkomst vermelde doelstelling en voor de administratieve samenwerking tussen Estland en Nederland. Een en ander brengt mee dat dezelfde aspecten van sociale zekerheid zowel in de Associatieovereenkomst als in het Verdrag worden geregeld. De Raad adviseert in de toelichtende nota een uiteenzetting over de verhouding tussen de desbetreffende bepalingen uit de Associatieovereenkomst en het Verdrag op te nemen. 2. Per 1 mei 2004 zal Estland naar verwachting toetreden tot de Europese Unie. Deze toetreding heeft onder andere tot gevolg dat de Verordening (EEG) nr.1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149) per die datum de onderhavige materie zal beheersen. De Raad heeft hierover reeds eerder geadviseerd. Hij verwijst naar punt 2 van het advies van 24 april 2003 (no.W12.03.0091/IV). 3. Artikel 15, tweede lid, van het Verdrag voorziet in inwerkingtreding van artikel 4 van het Verdrag per 1 januari 2003 voor het Koninkrijk der Nederlanden. Deze datum is reeds verstreken. Het gaat dus om de inwerkingtreding van artikel 4 met terugwerkende kracht. De Raad meent dat dit in de toelichtende nota nader moet worden toegelicht. De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met wijzigingen op het gebied van verkeersregelaars alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met wijzigingen op het gebied van verkeersregelaars alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2008, no.08.002847, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met wijzigingen op het gebied van verkeersregelaars alsmede enkele technische wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Wet stedelijke vernieuwing (Invoeringsbesluit Wet stedelijke vernieuwing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Wet stedelijke vernieuwing (Invoeringsbesluit Wet stedelijke vernieuwing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water met betrekking tot de temperatuur van viswater, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water met betrekking tot de temperatuur van viswater, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 april 2007, no.07.001379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water met betrekking tot de temperatuur van viswater, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het opnemen van nadere regels voor ouderparticipatiecrèches, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het opnemen van nadere regels voor ouderparticipatiecrèches, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2014, no.2014002299, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het opnemen van nadere regels voor ouderparticipatiecrèches, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart aan het gewijzigde hoofdstuk 23 van het Reglement van onderzoek schepen op de Rijn.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende aanpassing van het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart aan het gewijzigde hoofdstuk 23 van het Reglement van onderzoek schepen op de Rijn.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 december 2007, no.07.004024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer (instemmende beschikking voor het toepassen van algemene regels op bepaalde activiteiten binnen inrichtingen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer (instemmende beschikking voor het toepassen van algemene regels op bepaalde activiteiten binnen inrichtingen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2008, no.08.001777, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer (instemmende beschikking voor het toepassen van algemene regels op bepaalde activiteiten binnen inrichtingen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regels over de bewapening, de uitrusting en de kleding van de politie en de bijzondere bijstandseenheden alsmede regels over de taakuitvoering door de politie en de eisen aan de bekwaamheid van de ambtenaren van de politie en van de bijzondere bijstandseenheden (Besluit bewapening en uitrusting politie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regels over de bewapening, de uitrusting en de kleding van de politie en de bijzondere bijstandseenheden alsmede regels over de taakuitvoering door de politie en de eisen aan de bekwaamheid van de ambtenaren van de politie en van de bijzondere bijstandseenheden (Besluit bewapening en uitrusting politie), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit regelt de bewapening, de kleding en de uitrusting van de politie en geeft regels voor politiehonden. Deze onderwerpen zijn nu nog geregeld bij ministeriële regeling; de nieuwe Politiewet 201X verlangt echter regeling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de herordening van ministeriële regelingen en over de afstemming van de regelingen voor bewapening en die voor uitrusting alsmede die voor gebruik. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels voor examens van beroepsopleidingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Examenbesluit beroepsopleidingen WEB), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels voor examens van beroepsopleidingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Examenbesluit beroepsopleidingen WEB), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2010, no.10.000756, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels voor examens van beroepsopleidingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Examenbesluit beroepsopleidingen WEB), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2012, no.12.001683, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de dierproeven.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de dierproeven.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2015, no.2015000168, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PbEU L 294), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PbEU L 294), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2012, no.12.001727, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PbEU L 294), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2006, no.06.004398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012).Bij Kabinetsmissive van 11 april 2011, no.11.000930, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Slovenië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Ljubljana, 30 juni 2004, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Slovenië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Ljubljana, 30 juni 2004, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2014, no.2014002010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Midden-Delfland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Harnaschpolder Zuid).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Midden-Delfland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Harnaschpolder Zuid).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 20 januari 2017, no.RWS-2016/54799, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Midden-Delfland krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Harnaschpolder Zuid).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bloedproducten voorzover het betreft de bijsluiter en de levering van anti-rhesus D immunoglobine aan artsen en verloskundigen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bloedproducten voorzover het betreft de bijsluiter en de levering van anti-rhesus D immunoglobine aan artsen en verloskundigen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende verplichtstelling van een bespreking over het zorgplan bij verlening van zorg als omschreven bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende verplichtstelling van een bespreking over het zorgplan bij verlening van zorg als omschreven bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 november 2008, no.08.003332, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende verplichtstelling van een bespreking over het zorgplan bij verlening van zorg als omschreven bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet in verband met het beëindigen van de functiescheiding tussen benzinestations en wegrestaurants.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet in verband met het beëindigen van de functiescheiding tussen benzinestations en wegrestaurants.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden en het Reglement voor de ondernemingskamer in verband met de wijziging van de vergoedingen voor niet tot de rechterlijke macht behorende leden van die kamers, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden en het Reglement voor de ondernemingskamer in verband met de wijziging van de vergoedingen voor niet tot de rechterlijke macht behorende leden van die kamers, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 april 2013, no.13.000858, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden en het Reglement voor de ondernemingskamer in verband met de wijziging van de vergoedingen voor niet tot de rechterlijke macht behorende leden van die kamers, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en de Wet infrastructuurfonds in verband met de bescherming tegen overstromingen en de zorg voor de zoetwatervoorziening in relatie tot verwachte klimaatveranderingen (Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en de Wet infrastructuurfonds in verband met de bescherming tegen overstromingen en de zorg voor de zoetwatervoorziening in relatie tot verwachte klimaatveranderingen (Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2009, no.09.002848, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Waterwet en de Wet infrastructuurfonds in verband met de bescherming tegen overstromingen en de zorg voor de zoetwatervoorziening in relatie tot verwachte klimaatveranderingen (Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels omtrent meeteenheden en meetinstrumenten voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkwet BES 2014), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels omtrent meeteenheden en meetinstrumenten voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkwet BES 2014), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.2013002655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent meeteenheden en meetinstrumenten voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkwet BES 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB (aanpassing bedragen leerlinggebonden financiering en technische aanpassingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB (aanpassing bedragen leerlinggebonden financiering en technische aanpassingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2011, no.11.000366, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB (aanpassing bedragen leerlinggebonden financiering en technische aanpassingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer (toelaatbare geluidsbelasting van woonschepen bij gezoneerde industrieterreinen en inrichtingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer (toelaatbare geluidsbelasting van woonschepen bij gezoneerde industrieterreinen en inrichtingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2015, no.2015000176, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer (toelaatbare geluidsbelasting van woonschepen bij gezoneerde industrieterreinen en inrichtingen), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanstellingskeuringen en van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen in verband met de onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanstellingskeuringen en van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen in verband met de onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 april 2012, no.12.001006, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit aanstellingskeuringen en van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen in verband met de onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad en enige andere wijzigingen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (Aanbestedingsbesluit op defensie- en veiligheidsgebied), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (Aanbestedingsbesluit op defensie- en veiligheidsgebied), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2012, no.12.002414, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (Aanbestedingsbesluit op defensie- en veiligheidsgebied), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014).Bij Kabinetsmissive van 17 december 2015, no.2015002269, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Wijzigingen van het Statuut van de Internationale Organisatie voor Migratie; Genève, 24 november 1998 (Trb. 2000, 57), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Wijzigingen van het Statuut van de Internationale Organisatie voor Migratie; Genève, 24 november 1998 (Trb. 2000, 57), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit naturalisatietoets in verband met de invoering van de Wet inburgering en de aanwijzing van het inburgeringsexamen als naturalisatietoets in Nederland, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit naturalisatietoets in verband met de invoering van de Wet inburgering en de aanwijzing van het inburgeringsexamen als naturalisatietoets in Nederland, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, onder meer in verband met het stimuleren van de verlening van rechtshulp door een voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, onder meer in verband met het stimuleren van de verlening van rechtshulp door een voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2011, no.11.000537, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling Advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, onder meer in verband met het stimuleren van de verlening van rechtshulp door een voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Macedonië inzake sociale zekerheid, met slotprotocol en administratief akkoord; 's-Gravenhage, 17 oktober 2005 (Trb.2005, 326), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Macedonië inzake sociale zekerheid, met slotprotocol en administratief akkoord; 's-Gravenhage, 17 oktober 2005 (Trb.2005, 326), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2000, no.000748, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en in overeenstemming met de Minister van Financiën bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een nota van wijziging bij het voorstel van wet, houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden), met toelichting. De thans voor advies voorliggende nota van wijziging beoogt in de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet een wettelijke grondslag voor de verplichting tot het opstellen van een financieringsstatuut te creëren. Dat geschiedt door het opnemen van een delegatiebepaling in die wetten, die ertoe strekt dat in de verordeningen terzake van de administratie en de controle bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwerpen moeten worden geregeld. De Raad van State is van oordeel dat de noodzaak van hetgeen in deze nota van wijziging wordt voorgesteld, niet is vast komen te staan. Voorts wordt iets anders voorgesteld dan eerder was aangekondigd. 1. In de delegatiebepalingen wordt de mogelijkheid gecreëerd onderwerpen op te sommen die in de desbetreffende verordeningen moeten worden geregeld en ten aanzien van die onderwerpen regels te stellen. De Raad merkt in dit verband op dat op dit moment reeds inhoudelijke normen worden gesteld met betrekking tot de financiering bij decentrale overheden, onder andere in de ontwerp-Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Indien al behoefte zou bestaan aan aanvullende (inhoudelijke) normstelling zou die bijvoorbeeld in de ontwerp-Wet fido kunnen worden opgenomen. De Raad ziet niet de noodzaak waarom daarnaast een financieringsstatuut verplicht zou moeten worden gesteld. De in de toelichting genoemde onderwerpen die in het financieringsstatuut zouden moeten worden geregeld, zaken als de beleidsmatige uitgangspunten en doelstellingen, het organisatorische kader, planning en control en dergelijke, behoren, zoals ook in de memorie van toelichting bij de Wet fido is gesteld, sinds jaar en dag, gegeven de kaders van de wetgeving terzake - tot de autonomie van de decentrale overheden.(zie noot 1) Gelet op het voorgaande en mede in het licht van aanwijzing 6 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is de noodzaak van de voorgestelde bepalingen in deze nota van wijziging niet vast komen te staan en adviseert het college deze nota van wijziging niet in te voeren. Zo het al wenselijk mocht zijn meer (inhoudelijke) normstelling te geven, kan deze worden opgenomen in de daarvoor reeds bestaande kaders. 2. Overigens merkt de Raad nog het volgende op. De voorgestelde delegatiebepalingen ten behoeve van het financieringsstatuut worden ingevoegd in artikelen over de administratie en de controle. Dat wekt bevreemding, nu het financieringsstatuut blijkens de hiervoor aangehaalde passage in de memorie van toelichting bij de ontwerp-Wet fido een veel ruimere strekking heeft. Zo moet het financieringsstatuut volgens de memorie van toelichting mede de normstelling bij het opstellen van de begroting en het jaarverslag geven. De Raad constateert dat de voorgestelde bepalingen het slechts mogelijk maken om regels te stellen voor een verordening inzake administratie en controle. Niet duidelijk wordt uit de toelichting of deze beperking is beoogd en zo ja, wat daarvoor de redenen zijn. In dat licht bezien correspondeert de opmerking in de toelichting bij deze nota van wijziging, dat de voorgestelde bepalingen ertoe strekken het opstellen van een financieringsstatuut verplicht te stellen, niet met de tekst van de voorgestelde bepalingen. De Raad van State heeft mitsdien blijkens het vorenstaande bezwaar tegen de nota van wijziging en geeft in overweging deze niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Justitie (Reparatiewet I Justitie).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Justitie (Reparatiewet I Justitie).Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2003, no.03.002230, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Justitie (Reparatiewet I Justitie). Het wetsvoorstel beoogt een aantal onvolkomenheden in diverse wetten te repareren. De Raad van State is het in grote lijnen eens met het voorstel, maar is wel van oordeel dat enige onderdelen van het voorstel aangepast moeten worden. 1. Kantongerecht (artikel VI) In artikel VI, onder B, wordt de term het kantongerecht vervangen door de rechtbank. Deze wijziging wordt niet doorgevoerd in andere bepalingen, zoals bijvoorbeeld de artikelen 1, 2, 4 en 14 van het Reglement voor de pachtkamers, de artikelen 13a, eerste lid, en 26, vierde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, artikel 1 van het Sociaal beleidskader reorganisaties zittende magistratuur, artikelen 3, eerste lid, 5, vierde lid, en 72, tweede lid, van de Wet militaire strafrechtspraak, artikel 21, onder 3, van de Wet oorlogsstrafrecht en artikel 663 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Raad adviseert de gehele bestaande wetgeving te bezien op het gebruik van de term kantongerecht en de nodige aanpassingen voor te stellen. 2. Remigratiewet (artikel XI) Het oude artikel 8j, eerste lid, van de Remigratiewet somt een reeks artikelen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) op, die niet van toepassing zijn op de Remigratiewet. Voordat de Wet SUWI in werking trad, verklaarde artikel 8j van de Remigratiewet een aantal bepalingen uit de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 buiten toepassing. Met het vervallen van laatstgenoemde wet en het in werking treden van de Wet SUWI diende artikel 8j van de Remigratiewet inhoudelijk corresponderende bepalingen van de Wet SUWI uit te zonderen. In het wetsvoorstel wordt deze reeks ingrijpend gewijzigd. Verscheidene artikelen vallen nu niet meer onder de uitzondering en aan de uitzondering wordt een tiental artikelen toegevoegd. Volgens de toelichting betreft het hier de correctie van enige onjuistheden. Dit is echter een te summiere toelichting, gezien de complexiteit van de regeling en de substantiële wijziging. De Raad beveelt aan in de toelichting te expliciteren waarom nu andere artikelen van de Wet SUWI onder de uitzondering moeten vallen. 3. Huiszoeking (artikel XXVI) Ingevolge de wet van 20 juni 2002 tot aanpassing van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) (herziening van het gerechtelijk vooronderzoek) is in het WvSv het begrip huiszoeking vervangen door doorzoeking. Bij die gelegenheid is in het WvSv de term huiszoeking op enkele plaatsen blijven staan. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt dat verzuim te herstellen. Deze wijziging wordt echter ten onrechte elders niet doorgevoerd, zoals bijvoorbeeld in artikel 552a WvSv, artikel 39 van de Oorlogswet voor Nederland, artikel 16 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 18 van het Besluit Buitengewone Rechtspleging, artikel 9 van het Besluit politieke delinquenten 1945 en artikel 41 van het Tribunaalbesluit. De Raad beveelt aan om bestaande wetgeving op het gebruik van de term huiszoeking te bezien en in voorkomende gevallen de term te vervangen door doorzoeking. Voorzover dit bij sommige bepalingen mocht zijn nagelaten omdat ze in de praktijk niet meer worden toegepast, kan worden overwogen die bepalingen te laten vervallen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere belastingwetten c.a. (Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001), met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere belastingwetten c.a. (Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001), met toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 oktober 2000, no.00.005871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere belastingwetten c.a. (Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001), met toelichting. De nota van wijziging op het wetsvoorstel Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 geeft uitwerking aan het zogenaamde dieselakkoord in verband met de hoge brandstofprijzen. Het betreft de volgende maatregelen op het gebied van de brandstofaccijns en de motorrijtuigenbelasting (MRB): a. verhoging teruggaaf voor zware vrachtautos (verhoging regeling paarse diesel); b. uitbreiding regeling paarse diesel tot kleine vrachtautos, bussen en bestelautos; c. uitbreiding regeling paarse diesel tot taxis; d. invoering stimuleringsregeling laagzwavelige diesel; e. differentiatie in de MRB voor zware vrachtautos naar aantal assen en luchtvering; f. voor het jaar 2000 laten vervallen van het jaarlijkse maximum en vanaf 2001 van het minimum per tankbeurt voor de toepassing van de teruggaafregeling. De Raad van State maakt naar aanleiding van de nota van wijziging een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van de inhoud en opneming daarvan in een afzonderlijk wetsvoorstel wenselijk is. Algemeen. 1. De in deze nota van wijziging opgenomen maatregelen vertonen inhoudelijk geen samenhang met het wetsvoorstel dat wordt gewijzigd. In verband daarmee adviseert de Raad om de voorgestelde bepalingen op te nemen in een afzonderlijk wetsvoorstel. 2. De in de nota van wijziging opgenomen maatregelen strekken tot compensatie van de hoge brandstofprijzen voor - kort gezegd - de transportsector en de taxibranche. Andere sectoren die evenzeer te lijden hebben onder de hoge brandstofprijzen zullen niet of nauwelijks kunnen meeprofiteren van de voorgestelde maatregelen. De Raad acht het noodzakelijk toe te lichten waarom de regering van mening is dat deze vorm van ongelijke behandeling toelaatbaar is. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen. 3. De Raad heeft meermalen het instrumentele gebruik van de belastingwetgeving en fiscale subsidies in zijn advisering betrokken. De Raad wijst het instrument als zodanig niet zonder meer af, maar kan niet voorbijgaan aan de spanning die het opnemen van fiscale subsidies in een heffingswet, waarin de budgettaire functie op de eerste plaats staat, oproept. De Raad constateert dat de voorgestelde teruggaaf van accijnzen inbreuk maakt op het fiscale stelsel aangezien ondernemers dergelijke belastingen gewoonlijk doorberekenen in de prijzen, hetgeen tot de vraag leidt naar het uiteindelijke effect van de maatregelen. De Raad is van mening dat mede om deze reden het invoeren van een directe subsidieregeling meer in de rede zou liggen. De Raad adviseert aan dit aspect aandacht te besteden. 4. Blijkens berichten in de pers heeft de Commissie in het kader van het staatssteuntoezicht aan verschillende lidstaten vragen gesteld over de door hen getroffen compensatiemaatregelen.(zie noot 1) Ook aan Nederland zijn kennelijk vragen gesteld. Hierbij is van belang dat elk voornemen tot het treffen van een steunmaatregel moet worden aangemeld bij de Europese Commissie en dat een dergelijke maatregel pas ten uitvoer kan worden gelegd nadat goedkeuring is verkregen. De Raad adviseert met de staatssteunaspecten rekening te houden en hierop in de toelichting nader in te gaan. Paarse diesel. 5. Met betrekking tot de intensivering van de regeling inzake paarse diesel voor zware vrachtautos is van belang artikel 3, vijfde lid, van de derogatiebeschikking(zie noot 2), waarin is bepaald dat Nederland verlaging van de accijnstarieven op diesel voor bedrijfsvoertuigen mag toepassen op voorwaarde dat dergelijke tarieven niet onder de in de gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven liggen. De Raad adviseert om in de toelichting op dit aspect in te gaan. 6. De uitbreiding regeling paarse diesel tot kleine vrachtautos, bussen en bestelautos is beperkt van opzet. De regeling zal alleen gelden met betrekking tot in het jaar 2000 getankte diesel. Verder is met betrekking tot bussen en bestelautos de beperking aangebracht dat de houder in het bezit moet zijn van een vergunning voor het verrichten van openbaar of besloten busvervoer, onderscheidenlijk een vergunning voor beroepsvervoer dan wel dat er sprake is van een inschrijving in het Handelsregister waaruit blijkt dat het vervoer van goederen tot de hoofdtaken van het bedrijf behoort. De eenmalige teruggaafregeling 2000 voor lichte vrachtautos, bussen en bestelautos is gekoppeld aan de vergunning voor personen-, onderscheidenlijk goederenvervoer. Voor bestelautos is een inschrijving in het Handelsregister noodzakelijk. De achtergrond voor deze extra voorwaarden zal zijn dat bij deze categorieën allerlei vormen van niet-bedrijfsmatig gebruik voorkomen, in het bijzonder (op grote schaal) waar het bestelautos betreft. Het Handelsregister biedt daarvoor echter een ongeschikt aanknopingspunt. Niet in alle gevallen is immers inschrijving in het Handelsregister verplicht. Voorts zullen buitenlandse ondernemers niet gemakkelijk aan de voorwaarden voor toepassing van de regeling kunnen voldoen. Zo zal niet snel aan de voorwaarde van een inschrijving in het Nederlandse Handelsregister worden voldaan. Daarmee kan de regeling een belemmering van het vrije verkeer in de Europese Unie vormen. In verband daarmee adviseert de Raad om te voorzien in een regeling die ook voor buitenlandse ondernemers een reële mogelijkheid biedt om in aanmerking te komen voor de teruggaafregeling. De Raad adviseert de regeling aan te passen. Laagzwavelige diesel. 7. De voorgestelde stimuleringsmaatregel voor laagzwavelige diesel geeft de Raad aanleiding tot een tweetal opmerkingen. a. De stimuleringsregeling inzake laagzwavelige diesel stimuleert het gebruik van bepaalde producten en bepaalde productieprocessen, en is voorts beperkt tot het gebruik in zware vrachtautos en autobussen. De gekozen opzet brengt naar het oordeel van de Raad verschillende doelstellingen samen die moeilijk met elkaar te verenigen zijn. De stimuleringsmaatregel is erop gericht het milieu te ontzien en zou uit dien hoofde moeten gelden voor eenieder die deze diesel gebruikt. De maatregel is echter beperkt tot zware vrachtautos en autobussen. Dit maakt de regeling kwetsbaar uit het oogpunt van het gelijkheidsbeginsel. Ook kan dit in het kader van de staatssteuntoets problemen opleveren. Het in de toelichting gegeven argument dat laagzwavelige diesel nog slechts beperkt verkrijgbaar is, rechtvaardigt nog niet dat slechts een bepaalde groep van deze regeling zal kunnen profiteren. Overigens kan ook de in de toelichting (algemeen deel) vermelde overcompensatie van 5,2 cent per liter bij een generieke verlaging van de accijns, zoals voorzien in artikel XIIIF, in het kader van het staatssteuntoezicht problematisch zijn. In verband met het voorgaande adviseert de Raad de stimuleringsmaatregel voor laagzwavelige diesel opnieuw te bezien. b. Ten aanzien van de stimuleringsregeling voor laagzwavelige diesel is een derogatieverzoek ingediend. De inwerkingtreding geschiedt in verband daarmee bij koninklijk besluit. Daarbij wordt echter vermeld dat de maatregel terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2001. Niet kan worden uitgesloten dat in de uiteindelijke beschikking op het derogatieverzoek van een andere datum wordt uitgegaan. De Raad adviseert daarom bij de desbetreffende bepaling met deze mogelijkheid rekening te houden. Motorrijtuigenbelasting. 8. Voorgesteld wordt een tariefdifferentiatie in de MRB. Deze geeft aanleiding tot twee opmerkingen. a. In de algemene toelichting wordt wel opgemerkt dat bij deze tariefdifferentiatie zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de systematiek inzake minimumtarieven in de toepasselijke richtlijn, maar wordt niet duidelijk gemaakt of de voorgestelde differentiatie blijft binnen de kaders van de in dat verband geldende minimumtarieven. De Raad adviseert de toelichting te verduidelijken. b. In het algemeen deel van de toelichting wordt gemeld dat de differentiatie voor vrijwel alle zware vrachtautos een verlaging inhoudt. In de artikelsgewijze toelichting staat "Door de differentiatie zullen voor alle vrachtautos lagere tarieven gelden". De Raad adviseert de toelichting gelijkluidend te maken. 9. Artikel XIIII voorziet in een teruggaafregeling voor MRB over tijdvakken na 1 augustus 2001 indien de desbetreffende belasting eerder wordt betaald. In de toelichting (artikelsgewijs) wordt vermeld dat belastingbetalers een ambtshalve teruggaaf krijgen. Tegen een ambtshalve teruggaaf staan in het belastingrecht geen rechtsmiddelen open. Gezien het karakter van deze teruggaaf verdient het volgens de Raad aanbeveling dat deze geschiedt bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Gezien de systematiek van het belastingrecht dient dat dan in de wet uitdrukkelijk te worden bepaald. De Raad adviseert de bepaling in voornoemde zin aan te vullen. De Raad van State geeft in overweging de nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2003, no. 03.004422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit behelst een aantal versoepelingen van drie uitvoeringsbesluiten van de Flora- en faunawet (hierna ook: de wet), waaronder het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: Vrijstellingsbesluit). Daarbij wordt aangesloten op de wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Als gevolg van die wetswijziging geldt het strikte afwegingskader van die wet uitsluitend nog voor vogelsoorten waarop de Vogelrichtlijn(zie noot 1) van toepassing is, andere dier- en plantensoorten waarop de Habitatrichtlijn(zie noot 2) van toepassing is en bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dier- en plantensoorten.De wijzigingen van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten strekken ertoe de mogelijkheden voor vrijstelling of ontheffing van verboden van de wet te verruimen met betrekking tot soorten die onder het strikte afwegingskader vallen. Voor de overige soorten dient slechts de afweging te worden gemaakt of bij verlening van vrijstelling of ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Het ontwerpbesluit voorziet zelf reeds in een vrijstelling (ex lege) voor bepaalde categorieën van gevallen.De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen met betrekking tot de wijze waarop de richtlijnen nu worden geïmplementeerd, de doelmatigheid van de aangebrachte versoepelingen, de lasten voor het betrokken bedrijfsleven en het bestuur en de grondslag van een deel van het ontwerpbesluit. Ook heeft hij een opmerking van meer wetstechnische aard. Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen.1. InleidingVolgens de nota van toelichting leidt de implementatie van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse natuurbeschermingswetgeving tot veel problemen. De belangrijkste knelpunten worden ervaren in de landbouw, de bosbouw, waar het gaat om bestaande activiteiten in het kader van beheer, gebruik en onderhoud, en in de bouw waar het gaat om ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Veel werkzaamheden kunnen in deze sectoren niet worden uitgevoerd zonder daarbij de Flora- en faunawet te overtreden. Daarbij gaat het kort gezegd om het verbod beschermde inheemse planten te plukken of van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8), beschermde inheemse dieren te doden, te vangen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), deze dieren opzettelijk te verontrusten (artikel 10), het verbod nesten en andere verblijfplaatsen van dieren te beschadigen of te verstoren (artikel 11) en eieren te zoeken, rapen of beschadigen (artikel 12).Met het ontwerpbesluit wordt in nauwere aansluiting op de Vogel- en Habitatrichtlijn het beschermingsregime voor dier- en plantensoorten versoepeld. Door middel van wijziging van het Vrijstellingsbesluit worden alle afwijkingsmogelijkheden die artikel 9 van de Vogelrichtlijn en artikel 16 van de Habitatrichtlijn bieden benut. Verder wordt de ruimte tussen de meeste verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet (opzet geen bestanddeel) en de verbodsbepalingen in de richtijnen (opzet wel bestanddeel) gebruikt om voor een aantal andere belangen ontheffing of vrijstelling te verlenen. Daarbij gaat het vooral om uitvoering van werkzaamheden voor besteding beheer en onderhoud in de landbouw en in het bosbeheer, bestendig gebruik en uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Voor deze belangen bevat het ontwerpbesluit zelf al een beperkte vrijstellingsregeling (vrijstelling ex lege) in de artikelen 16b en 16c. Deze belangen hebben geen grondslag in de afwijkingsmogelijkheden die artikel 9 van de Vogelrichtlijn en artikel 16 van de Habitatrichtlijn bieden. Zij zijn, aldus de toelichting, afgeleid uit hetgeen beide richtlijnen beogen, namelijk de instandhouding van soorten in een gunstige staat in hun (Europees) verspreidingsgebied.In de nota van toelichting wordt de verwachting uitgesproken dat op deze wijze een situatie wordt gecreëerd waarbij bepaalde handelingen genoemd in de artikelen 8 tot en 12 van de wet worden vrijgesteld, die in overeenstemming is met de doelstellingen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en waarbij niet afgeweken wordt van de verboden in artikel 5 van de Vogelrichtlijn en de artikelen 12 en 13 van de Habitatrichtlijn.2. Implementatie van de HabitatrichtlijnHet vrijstellingsbesluit heeft betrekking op bepalingen gericht op soortenbescherming in de Flora- en faunawet. De kernbepaling voor de gebiedsbescherming van de Europese Habitatrichtlijn is echter door Nederland nog niet geïmplementeerd. Dit leidt tot onduidelijkheden.In het voorgestelde artikel 16f van het Vrijstellingsbesluit (artikel III, onderdeel M) en op enkele plaatsen in de nota van toelichting (paragraaf 1. Inleiding en in de toelichting op artikel 16f van het Vrijstellingsbesluit) wordt uitdrukkelijk of impliciet verwezen naar art. 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn. Bovendien wordt in het voorgestelde nieuwe onderdeel d van artikel 1 van het Vrijstellingsbesluit (artikel III, onderdeel A) een definitie van significant effect gegeven, dat een sleutelbegrip is uit de Habitatrichtlijn (artikel 6, tweede lid). De Raad wijst erop dat er aldus aan wordt voorbijgegaan dat artikel 6 van de Habitatrichtlijn nog niet in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd. Een daartoe strekkend wetsvoorstel is sinds 19 december 2001 bij de Tweede Kamer aanhangig.(zie noot 3) De Raad wijst er voorts op dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) binnenkort een prejudiciële beslissing zal geven over een aantal vragen betreffende de leden 2 en 3 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die ook voor het onderhavige besluit van belang kunnen zijn, met name wat betreft de vraag over de betekenis van het begrip significant effect. De Raad acht het van groot belang dat de voorgestelde wijzigingen van het Vrijstellingenbesluit gepaard gaan met voltooiing van het implementatietraject van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. De Raad beveelt aan de Habitatrichtlijn eerst te implementeren en vervolgens het ontwerpbesluit daaraan aan te passen. Op de inhoud van artikel 16f gaat de Raad nader in in de punten 4b en 5a van dit advies.3. Opzet van het vrijstellingenregimeIn het ontwerpbesluit wordt op sommige plaatsen bepaald dat (categoriale) vrijstelling van bepaalde verboden "kan worden verleend" (bijvoorbeeld in artikel 2b van het Vrijstellingsbesluit). In diverse andere bepalingen valt te lezen dat vrijstelling "wordt verleend" (bijvoorbeeld in artikel 9a van genoemd besluit).De laatste figuur is verwarrend en leidt daarmee tot rechtsonzekerheid. Ze suggereert dat nog een (appellabel) besluit moet worden genomen waarbij zo'n vrijstelling wordt verleend, al dan niet op aanvraag - de suggestie wordt versterkt doordat krachtens de kan-bepalingen in elk geval nadere besluiten zullen moeten worden genomen -, terwijl het kennelijk de bedoeling is dat het gaat om van rechtswege geldende, namelijk bij de betrokken bepaling van de algemene maatregel van bestuur vastgestelde, vrijstellingen.Die onzekerheid kan worden vermeden door niet de voorgestelde rechtsfiguur van vrijstelling-van-rechtswege te gebruiken, maar met zoveel woorden te bepalen dat de bedoelde verboden "niet gelden voor" de genoemde (categorieën) gevallen.De Raad adviseert het ontwerpbesluit overal aldus aan te passen.Daarnaast verdient het aanbeveling, er in de toelichting op te wijzen dat met deze verbodsbeperking rechtens geheel hetzelfde wordt bereikt als met de figuur van de vrijstelling van rechtswege (maar op een wijze die voor de uitvoeringspraktijk veel duidelijker is), en dat daarom het gebruik van deze modaliteit kan worden begrepen onder "vrijstelling bij algemene maatregel van bestuur", de terminologie die wordt gebruikt in de bepalingen van de Flora- en faunawet waarop het onderhavige besluit is gebaseerd.4. Verenigbaarheid met het stelsel van de Vogel- en Habitatrichtlijna. Weliswaar past de gekozen opzet binnen de doelstelling van de Europese richtlijnen behoud van de populaties van beschermde soorten maar daarin wordt naar het oordeel van de Raad van State voorbijgegaan aan het instrumentele karakter dat de verbodsbepalingen in artikel 5 Vogelrichtlijn en de artikelen 12 en 13 van de Habitatrichtlijn hebben: de doelstellingen van deze richtlijnen zullen, waar het gaat om de in die richtlijnen meer beschermde vogel- dier- en plantensoorten(zie noot 4), mede door die verboden moeten worden geëffectueerd. Zo beschouwd is er slechts ruimte voor het oplossen van de gerezen knelpunten langs de volgende lijnen:- de uitzonderingsgronden in artikel 9 van de Vogelrichtlijn en artikel 16 van de Habitatrichtlijn worden volledig benut;- het opzettelijk verontrusten van meer beschermde vogels in de Vogelrichtlijn wordt slechts verboden voor gevallen waarin die verstoring van wezenlijke invloed is op de soort;- onverminderd het gestelde achter het vorige streepje er is alleen ruimte voor de in artikel 8 tot en met 12 van de wet genoemde handelingen indien daarbij geen sprake is van opzet jegens individuele vogels, dieren en planten van een in de richtlijnen meer beschermde soort.Bij de verkenning van laatstgenoemde ruimte zal rekening moeten worden gehouden met de uitleg die in de jurisprudentie van het HvJEG is gegeven van het bestanddeel opzettelijk(zie noot 5). Daaruit kan, zoals ook in de toelichting wordt vermeld, worden opgemaakt dat onder opzettelijk in de bepalingen van de richtlijnen ook voorwaardelijke opzet moet worden begrepen. Zo bezien zal het niet voldoende zijn de vrijstelling of ontheffing ten behoeve van de niet in de richtlijnen genoemde belangen te verbinden aan de voorwaarde dat de groeiplaats van de betrokken plantensoort behouden blijft, de betrokken handeling geen significant effect heeft op de betrokken vogel- en diersoort(en), het leefgebied daarvan behouden blijft en dat wordt voldaan aan de zorgvuldigheidseisen met betrekking tot de instandhouding van de soort. Die voorwaarden zijn gericht op het behoud van de populatie van de betrokken vogel- , dier- of plantensoorten en niet op specimen daarvan. Strikt genomen zou dit betekenen dat in geen enkel geval, waarin een exemplaar van een in de richtlijnen meer beschermde vogel-, dier- of plantensoort wordt aangetast of verontrust, vrijstelling of ontheffing zou kunnen worden verleend voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en in het bosbeheer, voor bestendig gebruik en voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Dit kan in de praktijk tot onwerkbare situaties leiden.De evaluatie van de richtlijnen door de Europese Commissie, in afwachting van de nationale rapportages op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn, zal niet eerder dan in 2007 kunnen plaatsvinden.(zie noot 6) Met het oog op de evaluatie op EG-niveau adviseert de Raad de effecten van deze gewijzigde uitvoering van de richtlijnen te betrekken in de verslaglegging die is voorgeschreven in artikel 12 van de Vogelrichtlijn en artikel 17 van de Habitatrichtlijn. Overigens geldt dat ook voor de andere voorgestelde wijzigingen van de implementatie-opzet.b. Voorts wordt in de vrijstelling in artikel 16f de bescherming van natuurlijke habitats van dier- en plantensoorten in artikel 6 van de Habitatrichtlijn op één lijn gesteld met de rechtstreekse bescherming van dier- en plantensoorten in de artikelen 12 en 13 van de Habitatrichtlijn en artikel 5 van de Vogelrichtlijn. In de clausulering voorzover die dier- en plantensoorten onderdeel hebben uitgemaakt van de toetsing aan artikel 6, derde en vierde lid, van genoemde richtlijn wordt voor alle gevallen de bescherming van soorten inbegrepen geacht in de gebiedsbescherming voor die soorten. Krachtens de bepalingen inzake gebiedsbescherming in artikel 6, derde en vierde lid, Habitatrichtlijn, moet rekening worden gehouden met de instandhoudingdoelstelling van het gebied. Een afzonderlijke toets in het kader van de soortenbescherming kan daar niet zonder meer mee niet worden gelijkgesteld, ook niet omdat er tijd kan liggen tussen de habitattoets en het moment waarop de uitvoeringshandeling plaatsvindt en de toets met het oog op de bescherming van de soort dient te worden verricht. Ook om deze reden kan deze vrijstelling zo niet worden gehandhaafd. Met inachtneming van het vorenstaande zal het ontwerpbesluit moeten worden aangepast.5. Andere implementatieproblemenDe mogelijkheid tot verlening van vrijstelling of ontheffing ten aanzien van vogelsoorten en soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in bijlage 1 bij het Vrijstellingsbesluit wordt in de artikelen 2c en 2d van het Vrijstellingsbesluit beperkt tot situaties waarin geen sprake is van een significant effect voor deze soorten. Ook is aan de gelding van de vrijstellingen in artikel 16c de voorwaarde gesteld dat de handelingen geen significant effect mogen hebben. Voorts moet worden voldaan aan zorgvuldigheidseisen. Daarover merkt de Raad het volgende op.a. Volgens de definitie in artikel 1 aanhef en onder d (nieuw) van het Vrijstellingsbesluit is een significant effect aan de orde indien sprake is van een wezenlijke invloed op de lokale, regionale, landelijke of Europese stand van de soort. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, wordt uiteengezet dat dit begrip dient te worden onderscheiden van het begrip significante gevolgen in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Volgens de toelichting wordt het laatste begrip gehanteerd bij de beoordeling van gevolgen van een plan of project voor gebieden die aangewezen zijn als speciale beschermingszone op grond van de Habitatrichtlijn of op grond van de Vogelrichtlijn. Benadrukt wordt dat het begrip significant effect in het vrijstellingsbesluit is gerelateerd aan de gevolgen voor de soort.Dit onderscheid komt in de voorgestelde implementatie-opzet gekunsteld over. De definitie sluit de mogelijkheid niet uit dat gevolgen van een handeling voor een speciaal beschermingsgebied door kunnen werken op de stand van een meer beschermde soort in dat gebied. In zoverre zijn habitattoets en soortenbeschermingstoets niet van elkaar te onderscheiden. Van die mogelijkheid wordt ook uitgegaan in artikel 16f. Wat houdt het voorzorgbeginsel dan in? In de toelichting op dat artikel wordt opgemerkt dat het uit oogpunt van eenduidige besluitvorming ongewenst is indien in gevallen van een voorafgaande habitattoets afzonderlijk nog een overeenkomstige toets zou moeten toegepast in het kader van artikel 75 van de wet (soortenbeschermingstoets).Voor zover habitattoets en soortenbeschermingstoets elkaar overlappen, is voor de beantwoording van de vraag of een handeling (al dan niet in de vorm van een project) wezenlijke invloed heeft op de lokale, regionale, landelijke of Europese stand van een beschermde soort van belang welke betekenis aan het begrip significante gevolgen van een project wordt gegeven bij de toepassing van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Belangrijk is aan de hand van welke criteria significante gevolgen voor het leefgebied van de beschermde dier- of plantensoort moeten worden vastgesteld en hoe dat (passende beoordeling in artikel 6, Habitatrichtlijn) moet worden onderzocht.b. Een andere vraag is hoever de onderzoeksplicht met betrekking tot signifante gevolgen strekt en hoe de zorgvuldigheidseisen in de artikelen 2b (behoud groeiplaats), 2c, 2d en 16c moeten worden uitgelegd. Wordt in het kader van de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn de inhoud daarvan mede bepaald door het in artikel 174, tweede lid, EG neergelegde voorzorgbeginsel? Als dat zo is, mag dan worden gehandeld wanneer geen twijfel over significante effecten bestaat, of mag dat alleen als geen twijfel bestaat over de afwezigheid van zulke effecten of als die afwezigheid met zekerheid kan worden vastgesteld? Hoe verhouden de zorgplicht met betrekking tot het voortbestaan van de groeiplaats van de meer beschermde plantensoort en de clausulering in redelijkheid alles zal worden verricht of gelaten zich tot het voorzorgbeginsel in artikel 174, tweede lid, EG?In dit verband is van belang welke uitspraak het HvJEG zal doen op de prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder meer over bovengenoemde aspecten bij de toepassing van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn heeft gesteld in zijn uitspraak van 27 maart 2002 (AB 2002/419) en waarop de advocaat-generaal op 29 januari jl. conclusie heeft genomen. Gelet op de verwevenheid met de uitleg van artikel 6, tweede en derde lid, van de Habitatrichtlijn, ligt het in de rede dat bovenbedoelde prejudiciële uitspraak van het HvJEG wordt afgewacht. In ieder geval zal het ontwerpbesluit te zijner tijd in het licht van die uitspraak nader moeten worden bezien.6. DoelmatigheidDe versoepeling van het beschermingsregime geschiedt grotendeels door middel van een wijziging van het Vrijstellingsbesluit. De ruimere reikwijdte van de nationale verbodsbepalingen ten opzichte van de bepalingen in de Vogel- en Habitatrichtlijn wegens het ontbreken van het opzetvereiste wordt beperkt door de handelingen te omschrijven die toegestaan zijn. Daartoe worden op grond van artikel 75 van de wet de belangen aangewezen waarvoor een vrijstelling of ontheffing van die verboden kan worden verleend. Met het opnemen van zorgvuldigheidsnormen in het Vrijstellingsbesluit wordt het gebruik van die vrijstellingen en ontheffingen zodanig geclausuleerd dat bij de concrete handelingen van opzettelijke aantasting van de beschermde diersoort geen sprake zou kunnen zijn. Deze aanpak is niet mogelijk ten aanzien van artikel 10 van de wet, omdat in dat artikel reeds de opzet als bestanddeel is opgenomen. Ingevolge dat artikel is het verboden dieren, behorende tot een beschermde diersoort, opzettelijk te verontrusten. In de wijziging van het Vrijstellingsbesluit wordt daarom niet voorzien in de mogelijkheid van dat verbod ontheffing of vrijstelling te verlenen. Wel wordt de ruimte van artikel 5 aanhef en onder d, van de Vogelrichtlijn benut. Ontheffing of vrijstelling van artikel 10 van de wet is ten aanzien van beschermde vogels mogelijk indien de met de betrokken handeling gepaard gaande verstoring niet van wezenlijke invloed is (geen significant effect heeft: artikelen 2d, derde lid aanhef en onder b en 16c, vierde lid). Dit betekent dat geen vrijstelling of ontheffing kan worden verleend voor opzettelijke verontrusting van andere dieren die behoren tot een van de in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bijlage 1 bij het besluit genoemde diersoorten. Mede gelet op de hierboven gesignaleerde consequentie van de interpretatie van het HvJEG van het begrip opzettelijk in de richtlijnbepalingen, namelijk dat daaronder ook voorwaardelijke opzet moet worden begrepen, rijst de vraag welke betekenis de ontheffingen en vrijstellingen in de artikelen 2c, tweede lid, en 16c kunnen hebben als het verbod op opzettelijk (ook voorwaardelijk opzettelijk) verontrusten ten aanzien van bovengenoemde diersoorten onverkort blijft gelden. Op dit aspect zal het ontwerpbesluit nader moeten worden bezien.7. Uitvoerbaarheid/LastenMet het ontwerpbesluit wordt een versoepeling van het beschermingsregime beoogd. In de toelichting wordt de daaruit voortvloeiende vermindering van lasten voor bedrijfsleven, overheid en burger besproken. Geen aandacht wordt besteed aan de lasten die voortvloeien uit de voorwaarden die in het gewijzigde Vrijstellingenbesluit aan vrijstellingen en ontheffingen worden gesteld, in het bijzonder die zijn gericht op het voorkomen van significante effecten voor een meer beschermde vogel- of diersoort en de zorgvuldigheidseisen. Deze voorwaarden houden extra toetsen in voor bedrijfsleven en overheid.In de toelichting op artikel 2c wordt gesproken van het opstellen van gedragscodes door de onderscheiden bedrijfssectoren. Daarmee worden de lasten die uit de aan vrijstellingen en ontheffingen te verbinden voorwaarden voortvloeien in eerste instantie gelegd bij het bedrijfsleven. Vervolgens zal het verantwoordelijke bestuur deze moeten toetsen. Na eventuele verlening van vrijstelling of ontheffing en in de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van vrijstellingen ex lege in de artikelen 16b en 16c van het Vrijstellingenbesluit, zal het voldoen aan de gestelde voorwaarden als fait dexcuse moeten kunnen worden aangevoerd, om een mogelijke strafrechtelijke vervolging te voorkomen. Bestuur(srechte)lijke en strafrechtelijke handhaving zullen op elkaar moeten worden afgestemd. In de toelichting zal alsnog een kwantificering van deze specifieke lasten voor bedrijfsleven en overheid moeten worden gegeven, ook om de voorgestelde versoepeling van het regime op doeltreffendheid te kunnen beoordelen. In dit verband wijst de Raad op de volgende lastige onderdelen en aspecten van de wijziging van het Vrijstellingsbesluit.a. De wijze waarop het criterium geen significant effect moet worden toegepast (zie hierboven onder Andere implementatieproblemen).b. De uitleg van de zorgvuldigheidseisen in de artikelen 2b, tweede lid, 2c, tweede lid, 2d, vierde lid, 16b, tweede lid, en 16c, vijfde lid, in het licht van artikel 174, tweede lid, EG (zie boven onder Andere implementatieproblemen).c. De uitleg van het belang belangrijke overlast in artikel 2, derde lid, onder g. Behoeft dat geen objectivering?d. De vage begrippen bestendig beheer en onderhoud en bestendig beheer in de artikel 2, derde lid, onderdelen h en i en in de artikelen 16b, eerste lid, onderdelen b en c en 16c, eerste lid, onderdelen b en c.e. De reikwijdte van de woorden uitvoering van werkzaamheden in de beschrijving van het belang de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (artikel 2, derde lid, onder j, 16b, eerste lid, onder d, en 16c, eerste lid, onder d). In ieder geval zal bouwen uitdrukkelijk moeten worden vermeld.f. Aan welke wettelijke voorschriften moet worden gedacht in de (van rechtswege geldende) vrijstellingsgrond uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting waarvoor een vergunning of anderszins toestemming krachtens enig wettelijk voorschrift is verleend (artikel 16b, eerste lid, onder d en 16c, eerste lid, onder d)? Hoe moet deze vrijstellingsgrond worden uitgelegd als voor de betrokken werkzaamheid meer dan één vergunning of toestemming nodig is? Gelden de betrokken vergunningen en toestemmingen anderszins in deze vrijstellingsgrond als cumulatieve voorwaarden?g. De vrijstelling, bedoeld in artikel 16c, eerste lid, onderdeel d, geldt niet in de periode van 1 maart tot en met 30 juni, tenzij vóór 1 maart reeds begonnen is met de feitelijke uitvoering van werkzaamheden (artikel 16c, derde lid). In de toelichting (blz. 24) staat dat de start van de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden per situatie zal verschillen. Veelal zal dit moment samenvallen met het bouwrijp maken van een terrein. Gelet op de tijd die kan liggen tussen bouwrijp maken en daadwerkelijk bouwen is dit een onbruikbaar uitgangspunt, omdat zich in de tussenliggende periode van rust dieren kunnen hebben genesteld. Verder is niet duidelijk of ook grondboringen als een begin van werkzaamheden zouden kunnen worden aangemerkt. Het criterium is gelet op de doelstelling van bescherming van meer beschermde diersoorten in het voortplantingsseizoen te vaag en kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Daarom zal het strakker moeten worden geformuleerd.h. Meer in het algemeen, en in aanvulling op wat hij reeds in punt 3 heeft opgemerkt, wijst de Raad er op dat een ex lege vrijstelling, zoals voorzien in de artikelen 9, 9a en 14a en in de artikelen 16a tot en met 16h, in het algemeen geen aan te bevelen rechtsfiguur is. In de praktijk pleegt een vrijstelling ex lege veel complicaties op te roepen, vooral wanneer aan een vrijstelling voorschriften zijn verbonden die in de praktijk verschillend zouden kunnen worden uitgelegd. In het bijzonder met betrekking tot de vrijstellingen in de artikelen 16b en 16c vraagt de Raad zich af of deze zich lenen voor strafrechtelijke handhaving. De vrijstellingsgronden en voorwaarden in die artikelen verschillen nauwelijks van die waaraan het bestuur bij het verlenen van een ontheffing of vrijstelling op grond van artikel 2b, 2c of 2d moet toetsen. Naar het de Raad voorkomt, zullen zij in de uitvoeringspraktijk nog een nadere invulling moeten krijgen. Uit oogpunt van rechtszekerheid beveelt de Raad aan deze vrijstellingen niet eerder in te voeren dan nadat over die invulling meer duidelijkheid is verkregen en elementen daarvan in het Vrijstellingsbesluit kunnen worden opgenomen.De Raad adviseert met inachtneming van het vorenstaande het ontwerpbesluit aan te passen en de toelichting aan te vullen.8. DraagvlakMede gelet op de uit het ontwerpbesluit zelf voortvloeiende lasten mag naar de mening van de Raad, gezien de belangentegenstellingen, niet dat draagvlak voor natuur worden verwacht als waarvan wordt uitgegaan in paragraaf 3 onder Consequenties handhavingsinzet en handhavingsbehoefte van de nota van toelichting. In de toelichting zullen de mededelingen dienaangaande nader moeten worden gestaafd. Verder verdient het aanbeveling nader uiteen te zetten wat in deze paragraaf, onder Ad 3, met informele controle op de naleving van het Vrijstellingsbesluit wordt bedoeld. Indien het de bedoeling is dat burgers een aandeel in de handhaving hebben, zal er voldoende handhavingcapaciteit bij de overheid moeten zijn om op die betrokkenheid van burgers te kunnen reageren. Ook daarover zal in de toelichting duidelijkheid moeten worden verschaft.9. GrondslagAfgaande op de aanhef van het ontwerpbesluit is de wijziging van het Vrijstellingsbesluit (artikel III) gebaseerd op artikel 75, eerste, vierde en vijfde lid, van de Flora- faunawet. Naar de mening van de Raad zal voor de voorwaarden die in de artikelen 2b, 2c en 2d aan vrijstelling of ontheffing worden gesteld elders in de Flora- en faunawet een basis moeten worden gevonden. Het college acht deze aanwezig in artikel 76, eerste lid, en ook in artikel 81, eerste lid, van de wet. De aanhef van het ontwerpbesluit zal moeten worden aangepast.10. Verhouding artikelen 2b en 16bIn artikel 2b van het Vrijstellingenbesluit wordt niet voorzien in de mogelijkheid dat met betrekking tot meer beschermde plantensoorten vrijstelling of ontheffing kan worden verleend van artikel 8 van de wet ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (het in onderdeel j van artikel 2, derde lid, aangewezen belang). In de toelichting op dit artikel wordt uiteengezet dat een vrijstelling of ontheffing ten behoeve van dat belang niet mogelijk is omdat in die gevallen niet kan worden voldaan aan de eis dat de groeiplaats behouden blijft. Uiteraard is, zo wordt vervolgd, het wel mogelijk om vrijstelling of ontheffing te verlenen indien tevens sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (het in onderdeel e van artikel 2, derde lid, aangewezen belang). In de vrijstelling ex lege ten behoeve van hetzelfde belang in artikel 16b, onderdeel d, lijkt dit geen punt te zijn: de vrijstelling geldt als er ondermeer voor wordt gezorgd dat het voortbestaan van de betrokken plantensoorten op hun groeiplaats behouden blijft (tweede lid, onderdeel b). Deze inconsistentie zal uit het ontwerpbesluit moeten worden weggenomen.De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven (Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven (Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 14 april 2004, no.04.001519, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven (Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voorziet in de afschaffing van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen. Het introduceert voorts maximumtarieven voor de resterende zaken waarop OZB geheven kan worden. Bovendien bevat het een regeling om al te forse tariefstijgingen te voorkomen. De Raad van State maakt opmerkingen over de motivering van de voorgestelde stelselherziening en de gevolgen van het wetsvoorstel. Verder maakt hij enkele opmerkingen van financieel-economische aard. De Raad is van oordeel dat het wetsvoorstel in verband daarmee nader dient te worden overwogen. 1. Uitgangspunten van de OZB De onroerendgoedbelastingen zijn in 1971 ingevoerd. Uitgangspunt was toen dat aan de gemeenten een belastingcapaciteit moest worden verleend van zodanige omvang dat die capaciteit praktische betekenis zou krijgen voor het kunnen voeren van een gemeentelijk financieel beleid.(zie noot 1) De Commissie inzake het herstel van de financiële zelfstandigheid van gemeenten en provinciën (de Commissie-Oud) had in 1956 geadviseerd tot verruiming van het gemeentelijk belastinggebied.(zie noot 2) De verruiming zou gemeenten minder afhankelijk maken van uitkeringen uit het gemeentefonds en zou de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur jegens zijn burgers intensiveren. Naar het inzicht van de Commissie-Oud was het "van zeer veel belang, dat de ingezetenen van een gemeente een rechtstreeks financieel belang hebben bij het beleid van de gemeentelijke bestuursorganen, omdat slechts op deze wijze een waarborg wordt verkregen tegen het lichtvaardig doen van uitgaven."(zie noot 3) Dit inzicht is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel waarbij de OZB werd ingevoerd, herhaald door de betrokken ministers.(zie noot 4) Volgens de ministers moest een zo groot mogelijk deel van de burgerij in de heffing kunnen worden betrokken, wilde de verruiming van het lokale belastinggebied aan haar doel beantwoorden. De burger wordt zo betrokken bij de bestuurlijke afweging tussen de lokale belastingdruk en het voorzieningenniveau. De democratische functie van het eigen belastinggebied van de gemeenten wordt nog steeds belangrijk geacht.(zie noot 5) Het eigen gemeentelijk belastinggebied kent verschillende functies. Om te beginnen de reeds aangeduide democratische functie. Met het schrappen van het gebruikersdeel OZB op woningen wijzigt de betrokkenheid van een aanzienlijk deel van de inwoners van de gemeenten, de gebruikers van woningen, indien zij wel betrokken worden bij de vaststelling van de lusten, maar voortaan zelf de daarmee gepaard gaande lasten niet dragen. Daarmee doet het wetsvoorstel voor een deel af aan de democratische functie. Het eigen gemeentelijk belastinggebied kent daarnaast andere functies. Lokale bestuurders kunnen het plaatselijk voorzieningenniveau afstemmen op plaatselijk uiteenlopende voorkeuren en behoeften (allocatiefunctie). Verder wordt de opbrengst van lokale belastingen benut om tekorten bij de uitvoering van medebewindstaken op te vangen, waar de algemene en de specifieke uitkeringen uit het Gemeentefonds tekort schieten (compensatiefunctie).(zie noot 6) De memorie van toelichting geeft geen inzicht in het percentage van de OZB dat gemeenten gemiddeld uitgeven aan medebewindstaken. Bovendien speelt hier de vraag naar de nakoming van de verplichting als gesteld in artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet.(zie noot 7) Ten slotte is er de bufferfunctie. Bij onverwachte financiële tegenvallers moeten gemeenten kunnen terugvallen op een voldoende eigen belastinggebied, anders moeten zij een beroep doen op het Rijk. De behoefte van gemeenten aan financiële buffers en compensatie neemt toe in verband met de grotere financiële risicos die zij lopen met de uitbreiding van hun verantwoordelijkheden en de niet altijd toereikende uitkeringen die zij daarvoor ontvangen. Juist de laatste tijd worden gemeentebesturen belast met taken die hen dwingen tot uitgaven, bijvoorbeeld uitgaven inzake de Wet voorzieningen gehandicapten, voor het onderhoud van schoolgebouwen en voor de bijstand. Het stelsel van de OZB is indertijd weloverwogen ingevoerd, na voorbereidend werk van verschillende (staats)commissies.(zie noot 8) De herziening is ingrijpend. Daarom zijn een degelijke voorbereiding en een solide motivering vereist. Een duidelijke uiteenzetting van de probleemstelling, de gekozen middelen en de gevolgen van het wetsvoorstel is nodig. Daarbij moet duidelijk worden dat de voordelen van de ingrijpende wijziging opwegen tegen de nadelen van het bestaande stelsel. Bovendien dient naar het oordeel van de Raad van State een voorstel tot ingrijpende aanpassing van de OZB rekening te houden met de hiervoor besproken uitgangspunten, dan wel dient te worden beargumenteerd waarom een of meerdere van deze uitgangspunten worden verlaten. 2. Positie van de gemeenten Met het voorstel tot afschaffing van het gebruikersdeel OZB op woningen en de maximering van de overige OZB-tarieven raakt de regering de positie van de gemeente in ons staatsbestel. Bij invoering van de OZB werd beoogd gemeenten minder afhankelijk te maken van uitkeringen uit het Gemeentefonds (en daarmee van het Rijk). Volgens de memorie van toelichting wordt de autonomie van gemeenten hoofdzakelijk bepaald door de omvang van het lokale budget en de vrijheid om te bepalen waar het geld aan wordt uitgegeven en om te bepalen wat de meest efficiënte, meest doelmatige wijze van uitvoering daarbij is.(zie noot 9) Daarbij wordt gewezen op de omvang van de vrij besteedbare decentrale inkomsten, die in vergelijking met andere Europese landen tamelijk groot is. Volgens de regering is het belastinggebied ook na invoering van het wetsvoorstel toereikend in omvang en samenstelling. Het percentage aan eigen inkomsten (eigen belastinggebied en heffingen en rechten) zal circa 15 bedragen.(zie noot 10) Bij vergelijking met andere landen op het terrein van het gemeentelijk belastinggebied blijkt echter dat Nederlandse gemeenten juist een bijzonder klein belastinggebied hebben. Zo blijkt uit een onderzoek naar indicatoren van fiscale decentralisatie dat in Nederland de opbrengsten van lokale belastingen als percentage van de totale belastingen 3,5 bedraagt; voor België bedraagt dit 23,6, voor Duitsland 29,2 en voor Denemarken 33,8. Een andere vergelijking is te vinden in de bijlage bij het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv). Hieruit blijkt dat de opbrengst van eigen belasting in Nederland 1,1 % van het bruto binnenlands product (BBP) bedraagt; ter vergelijking zij vermeld dat dit percentage voor Zweden komt op 15,5, voor België op 12,4 en voor Oostenrijk op 8,7.(zie noot 11) Daarbij speelt meer in het algemeen de vraag of de regering het lokaal bestuur die positie wenst te laten innemen welke toekomt aan een zelfstandige bestuurslaag met onder meer gekozen bestuurders en met eigen afwegingen van lokale lusten en lasten. In de memorie van toelichting (paragraaf 1.2 en onder punt 1 van dit advies) wordt gewezen op een aantal wetten en beleidsvoornemens waarin juist meer taken worden gelegd bij de gemeenten. De Raad acht het in dit verband wenselijk dat de regering uiteenzet welk decentralisatiebeleid zij in het algemeen voert en waarom zij in het ene geval voor centralisatie en in het andere geval voor decentralisatie kiest. Daarbij dient te worden ingegaan op de verhouding hiervan met het voorliggend wetsvoorstel. 3. Probleemstelling en doeleinden Als motieven voor gedeeltelijke afschaffing van de OZB worden genoemd de irritatie die de OZB bij gebruikers van woningen oproept en het doorkruisen van het inkomensbeleid van de rijksoverheid.(zie noot 12) Als doelen noemt de inleiding ook lastenverlichting op gemeentelijk niveau en beheersing van de lokale lasten. De memorie van toelichting staaft de gestelde problemen niet met concrete gegevens. a. Met het wetsvoorstel wordt een eind gemaakt aan een belasting die bij de burgers veel irritatie oproept, stelt de memorie van toelichting. De heffing bij wege van aanslag maakt de OZB zichtbaar. Dat past binnen de democratische functie van gemeentelijke belastingen, die mede geleid heeft tot invoering van de OZB. De OZB leidt juist tot prikkeling van de burger; daardoor wordt hij meer betrokken bij de afwegingen die de gemeenteraad maakt tussen belastingdruk en voorzieningenniveau. De memorie van toelichting gaat hier aan voorbij. b. Belangrijk argument voor de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB op woningen is volgens de memorie van toelichting de wenselijkheid het inkomensbeleid van het Rijk te vrijwaren van invloeden van gemeentezijde. De Raad heeft er begrip voor, dat de regering averechtse effecten op dit inkomensbeleid wil voorkomen. Het probleem zit echter niet zozeer in de omvang van het gemeentelijk belastinggebied als wel in de kwijtscheldingsmogelijkheden die de gemeenten hebben. Daardoor ontstaan individueel bepaalde verschillen in belastingdruk. Het is niet uit te sluiten dat gemeenten het kwijtscheldingsbeleid opnieuw zullen bezien, gegeven hun eigen financiële mogelijkheden. c. Volgens de memorie van toelichting kunnen lokale lastenontwikkelingen consequenties hebben voor het klimaat voor loonmatiging, en daarmee invloed hebben op de concurrentiepositie van ons land. Een kwantificering en een kwalificatie daarvan ontbreken echter; daarmee verliest het argument aan overtuigingskracht. Het is niet duidelijk in hoeverre deze stelling op ervaringen is gebaseerd. De Raad stelt vast dat de toelichting geen overtuigende omschrijving biedt van de problemen die tot het wetsvoorstel hebben geleid, noch van doelen die moeten worden bereikt en waarvan de verwachting gewettigd is dat ze ook zouden kunnen worden bereikt. De Raad adviseert de probleemstelling met inachtneming van het voorgaande uiteen te zetten en de te bereiken doelen van het wetsvoorstel te verduidelijken. Onverlet het vorenstaande merkt de Raad het volgende op. 4. Financieel-economische gevolgen a. De memorie van toelichting bevat geen budgettaire paragraaf. De compensatie via het Gemeentefonds - die gedurende zekere tijd een herverdelingseffect zal moeten hebben, wil worden voorkomen dat afzonderlijke gemeenten erop achteruitgaan, zodat aanvullende verdelingsmaatstaven nodig zullen zijn - wordt wel aangekondigd, maar in het voorstel niet geregeld. Daardoor blijft de omvang van de herverdeling, op de korte en op de langere termijn, onduidelijk. Volgens het COELO-rapport 04-02 is de omvang van de herverdeling aanzienlijk.(zie noot 13) b. Door het ontbreken van een budgettaire paragraaf is het niet mogelijk te beoordelen of de aangekondigde compensatie ter hoogte van 945 miljoen euro via het Gemeentefonds op macroniveau voldoende zal zijn. Bovendien geeft de tabel in bijlage 1 bij de memorie van toelichting wel aan hoe de negatieve herverdeeleffecten per inwoner worden gecompenseerd, maar niet hoelang deze compensatie zal worden gegegeven. c. De compensatie die aan gemeenten geboden wordt, zal uit de algemene middelen worden betaald. Gelet op het budgettaire beleid van de regering met betrekking tot het Stabiliteits- en Groeipact en de huidige budgettaire situatie, moet ervan worden uitgegaan dat de afschaffing van een deel van de OZB en de compensatie door het Rijk gevolgen zal hebben voor de rijksbegroting. Het effect op de rijksbegroting zal zijn dat ofwel elders uitgaven moeten worden beperkt ofwel dat de belastingen moeten worden verhoogd. Bovendien pleegt de algemene uitkering jaarlijks aangepast te worden, hetgeen ook de 945 miljoen euro treft. d. De Raad wijst er verder op dat het wetsvoorstel niet het nadeel van de hoge uitvoeringskosten wegneemt, nu de OZB-taxatie ook van huurwoningen zal moeten blijven plaatsvinden. Die - gelijkblijvende - kosten zullen moeten worden gemaakt ten behoeve van een veel geringere belastingopbrengst. De memorie van toelichting geeft onvoldoende inzicht in de financieel-economische gevolgen van het voorstel. De Raad adviseert hierin te voorzien. 5. Maximering van de stijging van tarieven a. Artikel 220f, derde lid, van de Gemeentewet zal voorzien in een regeling voor beheerste stijging van OZB-tarieven indien deze zich nog ruim onder het maximum bevinden. Het percentage waarmee de tarieven in dergelijke gevallen maximaal mogen worden verhoogd, is gekoppeld aan het percentage trendmatige BBP-groei verminderd met de voor dat jaar geraamde "areaalontwikkeling".(zie noot 14) Deze koppeling vloeit voort uit de gedachte dat het bij somber economisch tij voor de hand ligt dat gemeenten gematigd omgaan met de stijging van hun lokale lasten, terwijl de lokale lasten voor burgers en bedrijven relatief minder bezwaarlijk zullen zijn wanneer de economie sterk groeit. De memorie van toelichting gaat eraan voorbij dat er bij economische tegenwind geen of weinig ruimte voor verhoging bestaat door de koppeling aan het BBP, terwijl de behoefte van gemeenten dan juist het grootst zal zijn. b. De Nederlandse wetgeving kent het percentage trendmatige BBP-groei als zodanig niet. Het verdient aanbeveling aan te sluiten bij een percentage, vastgesteld door een instantie als het Centraal Planbureau. c. Het gevolg van de afschaffing van het gebruikersdeel van OZB op woningen zal zijn dat de druk op tarifering van het zakelijk gerechtigde OZB-deel toeneemt. Door invoering van de maximering van de tarieven wordt ook op dit punt de gemeentelijke beleidsruimte beperkt. Met de maximering van de tarieven en de beperking van de tariefstijgingen (voorzover de tariefmaxima nog niet zijn bereikt) geeft het wetsvoorstel bovendien blijk van weinig begrip van de lokale politiek. Verhoging van de belastingtarieven is een van de meest bediscussieerde en omstreden aangelegenheden in de gemeenteraad en pleegt niet lichtvaardig te geschieden. Gelet op het voorgaande adviseert de Raad het voorgestelde artikel 220f, derde lid, van de Gemeentewet te heroverwegen. 6. Wijzigen van maximumtarieven Wijziging van de maximumtarieven geschiedt ingevolge het voorgestelde artikel 220f, vijfde lid, bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij geldt een voorhangprocedure volgens het model van voorwaardelijke delegatie (zesde lid). De Raad wijst erop dat delegatie van regelgevende bevoegdheid op het terrein van de belastingen zich niet mag uitstrekken tot de essentialia van de belastingheffing.(zie noot 15) Tot die essentialia behoren het belastbaar feit, de basis van het tarief en de kring van belastingplichtigen. De tarieven zelf van de OZB worden niet in de Gemeentewet vastgesteld. De beslissing hierover wordt juist aan de gemeenteraad overgelaten. Nu echter de wetgever in formele zin een maximumtarief voor de resterende OZB-zaken stelt en daarmee de vrijheid van de gemeenteraad beperkt, dient naar het oordeel van de Raad dit maximumtarief te worden aangemerkt als een van de essentialia van het OZB-stelsel. Wijziging van het maximumtarief dient daarom te blijven voorbehouden aan de formele wetgever. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 220f, vijfde en zesde lid, te laten vervallen. 7. IJkjaar De compensatie uit het Gemeentefonds is gebaseerd op 2002 - het jaar waarin het kabinetsvoornemen bekend werd - , teneinde strategisch gedrag van gemeentebesturen niet te belonen. Voor gemeenten die om andere dan strategische redenen hun tarieven na 2002 hebben verhoogd, heeft de keuze van dit ijkjaar ongewenste, zo niet onbillijke nadelige effecten. De Raad adviseert na te gaan of gemeenten door de keuze van dit ijkjaar bijzonder hard worden getroffen en of voor die gemeenten een extra compensatiemogelijkheid geboden is. De Raad adviseert zo nodig in het wetsvoorstel een grondslag voor deze extra compensatiemogelijkheid op te nemen. 8. Voorbereiding De voorgenomen beleidswijziging is niet voor advies aan de Rfv voorgelegd. De Rfv heeft inmiddels ongevraagd advies uitgebracht over de Hoofdlijnenbrief.(zie noot 16) Dit neemt niet weg dat, naar het oordeel van de Raad, gelet op artikel 2 van de Wet op de Raad voor de financiële verhoudingen, de Rfv had moeten worden geconsulteerd over dit wetsvoorstel.(zie noot 17) De Raad adviseert bij belangrijke beleidswijzigingen in het vervolg de Rfv tijdig om advies te vragen. 9. Inwerkingtreding De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2005. Het wetsvoorstel zal op zijn vroegst in het najaar van 2004 het Staatsblad bereiken. De gemeentebesturen maken hun strategische keuzen voor de begroting van 2005 en de meerjarenraming voor de daarop volgende jaren echter al in het voorjaar. Zij moeten vóór 15 november 2004 de vastgestelde begroting voor 2005 aan gedeputeerde staten zenden (artikel 191 van de Gemeentewet). De Raad is van oordeel dat onzekerheid over een zo belangrijk onderdeel van het gemeentelijk beleid zich niet verdraagt met het belang van een financieel zorgvuldig beleid. Hij adviseert de inwerkingtreding op een later tijdstip te stellen. In dat geval komt de gestelde noodzaak van artikel IV - waarmee een referendum over de wet wordt uitgesloten - ook te vervallen. 10. Artikel II In artikel II wordt de gehele wet van 21 december 2000, Stb. 610, (Tariefdifferentiatie onroerende-zaakbelastingen) ingetrokken. Het intrekken van een regeling waarbij wijzigingen in een andere regeling zijn aangebracht, maakt die wijzigingen niet ongedaan.(zie noot 18) De wijzigingen van de Gemeentewet in artikel I van die wet zijn reeds (met ingang van 1 januari 2001) in werking getreden. Artikel II van die wet wijzigt artikel 220f van de Gemeentewet en treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. Indien het voorliggend wetsvoorstel voor 1 januari 2005 in werking treedt, heeft genoemd artikel II geen enkele betekenis. De laatst vastgestelde tekst van artikel 220f zal dan gelden. Indien echter het voorliggend voorstel na 1 januari 2005 in werking treedt, zal artikel II van genoemde wet gelden tot het moment van inwerkingtreden van het voorliggend wetsvoorstel. De Raad adviseert artikel II van het voorliggend voorstel te laten vervallen. 11. Artikel III a. Aan de Raad is eerder voorgelegd een voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en van enige andere wetten (meer doelmatige uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken). Artikel VIII, onderdeel C, van dat wetsvoorstel bepaalt dat artikel 220i (ingroeivariant) vervalt. Het nu voorliggende voorstel bepaalt dat, als het andere wetsvoorstel tot wet wordt verheven, artikel VIII, onderdeel C, wordt vervangen door: Artikel 220f komt te vervallen. Als de Wet afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen eerder in werking treedt, bevat artikel 220f - op het moment dat het voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken tot wet wordt verheven - niet meer de ingroeivariant maar de maximering van de OZB-tarieven voor de overige onroerende zaken. Het vervallen van deze bepaling kan niet beoogd zijn. Als de Wet waardering onroerende zaken eerder tot wet wordt verheven, verliest artikel III elke betekenis. Als de beide wetten tegelijk tot wet worden verheven respectievelijk in werking treden, is onduidelijk welk artikel 220f dan vervalt: de bepaling inzake de ingroeivariant dan wel die inzake de maximering. De Raad adviseert het voorgestelde artikel III te laten vervallen. b. Als dit wetsvoorstel tot wet verheven wordt voordat het voorstel van wet tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en van enige andere wetten (meer doelmatige uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken) tot wet wordt verheven, dient artikel VIII, onderdeel D, van laatstgenoemde wet te worden aangepast.(zie noot 19) 12. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de aanpak van schijnconstructies door werkgevers (Wet aanpak schijnconstructies), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de aanpak van schijnconstructies door werkgevers (Wet aanpak schijnconstructies), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2014, no.2014001396, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de aanpak van schijnconstructies door werkgevers (Wet aanpak schijnconstructies), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de wijziging van bepalingen voor de financiële verslaggeving door verzekeringsmaatschappijen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de wijziging van bepalingen voor de financiële verslaggeving door verzekeringsmaatschappijen.Bij Kabinetsmissive van 6 maart 2002, no.02.001198, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de wijziging van bepalingen voor de financiële verslaggeving door verzekeringsmaatschappijen.Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van titel 9, afdeling 15, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het beoogt het inzicht in de financiële resultaten en het eigen vermogen van verzekeringsmaatschappijen en de onderlinge vergelijkbaarheid van de financiële resultaten van verzekeringsmaatschappijen te vergroten.De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen over de wenselijkheid van de voorgestelde regeling, in verband met toekomstige regelgeving over dit onderwerp in internationaal verband, mede gelet op de bezwaren die verbonden zijn aan een tijdelijke nationale regeling. Hij is van oordeel dat over het voorstel niet positief kan worden geadviseerd.Wenselijkheid tussentijdse nationale regeling1. Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat een International Accounting Standard (IAS) voor verzekeringsmaatschappijen in ontwikkeling is.(zie noot 1) In Europees verband bestaat het voornemen deze jaarrekeningstandaard vanaf 2006 voor alle verzekeraars in Europa te laten gelden.(zie noot 2) Het onderhavige wetsvoorstel loopt op de te ontwikkelen standaard vooruit, zij het dat volgens de toelichting het voorstel beperkt blijft tot onderwerpen die niet behoeven te worden teruggedraaid omdat zij in overeenstemming zouden zijn met de thans in ontwikkeling zijnde IAS voor verzekeringsmaatschappijen.(zie noot 3) De Raad voor de Jaarverslaggeving(zie noot 4), het Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccountants (NIvRA)(zie noot 5) en het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal)(zie noot 6) hebben kritiek geuit op het voornemen op de regelgeving in Europees verband vooruit te lopen. De Raad meent allereerst dat het in de Nederlandse wetgeving - ten dele - vooruitlopen op niet vaststaande en daarmee vooralsnog onzekere internationale normen voor financiële verslaggeving betekent dat voor verzekeringsmaatschappijen een wijze van jaarverslaggeving wordt geïntroduceerd die in allerlei opzichten substantieel afwijkt van de voor andere ondernemingen geldende Nederlandse regelgeving en die ook niet aansluit bij bestaande internationale jaarrekeningstandaarden als IAS en de US Generally Accepted Accounting Principles (US GAAP), in hun huidige vorm. Dit heeft tot gevolg dat niet alleen de verzekeraars zelf, maar ook degenen die belang hebben bij het door de jaarrekening te verschaffen inzicht, in korte tijd met verschillende en mogelijkerwijs inhoudelijk substantieel van elkaar afwijkende (wets)wijzigingen zullen kunnen worden geconfronteerd.In zijn advies van 19 oktober 2001(zie noot 7) wees de Raad van State erop dat "het tweemaal in een korte periode overgaan op een andere jaarrekeningstandaard bezwaren heeft met het oog op het (financiële) inzicht dat de jaarrekening dient te verschaffen mede in het licht van de belangen van al diegenen die gebaat zijn bij consistentie van de geboden informatie en de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen over meerdere opeenvolgende jaren." Naar aanleiding van dat advies heeft de regering ervan afgezien om (tijdelijke) toepassing van US GAAP bij het opstellen van de jaarrekening, toe te staan.(zie noot 8) Ook al voorziet het onderhavige voorstel niet in een volledig andere jaarrekeningstandaard, maar creëert het een soort hybride tussen het huidige en het toekomstige stelsel, de eerder gesignaleerde bezwaren gelden ook voor het onderhavige stelsel onverkort. Bovendien blijkt uit de toelichting niet dat de gesignaleerde tekortkomingen in de wetgeving van zodanige aard zijn dat voor deze specifiek Nederlandse tussentijdse regeling voor verzekeringsmaatschappijen een dringende noodzaak bestaat. Evenmin blijkt dat in andere relevante jurisdicties op dezelfde wijze op nog in ontwikkeling zijnde jaarrekeningstandaarden wordt vooruitgelopen. Onduidelijk is bovendien waarom ten aanzien van verzekeraars een noodzaak tot tussentijdse aanpassing zou bestaan terwijl daarvoor kennelijk (nog) onvoldoende aanleiding is voor banken en voor ondernemingen die beide activiteiten in één concern uitvoeren.In de toelichting wordt weliswaar gesteld dat het wetsvoorstel geen of nauwelijks gevolgen heeft voor de volgtijdelijke vergelijkbaarheid van jaarrekeningen, omdat het voorstel in overeenstemming is met de toekomstige IAS voor verzekeraars, en dat niet vooruitgelopen wordt op aspecten waarover binnen de International Accounting Standards Board (IASB) nog een discussie gaande is.(zie noot 9) Dat zijn evenwel ontoereikende argumenten om thans tot de voorgestelde wetswijziging over te gaan. Van belang is daarbij dat over allerhande belangrijke waarderingsgrondslagen en over het in feite door een jaarrekening te verschaffen inzicht, alsook over de waarborgen voor een adequate en werkelijk onafhankelijke accountantscontrole, nog geenszins zicht op consensus bestaat.(zie noot 10)De Raad wijst er voorts op dat, mede met het oog op de stabiliteit van de financiële markten, gezien de voortgang van de in ontwikkeling zijnde IAS, het in Europees verband waarschijnlijk is dat toepassing van IAS voor beursgenoteerde vennootschappen en banken vooraf zal gaan aan toepassing van IAS voor verzekeraars. Het ligt dan niet voor de hand om in Nederland een omgekeerde volgorde aan te houden.De vraag of het op dit moment van internationale onzekerheid omtrent de aan de inrichting van de jaarrekening te stellen eisen en de daarbijbehorende normen voor accountantscontrole noodzakelijk dan wel wenselijk is om, vooruitlopend op Europese regelgeving, tijdelijk een Nederlandse regeling in het leven te roepen, kan naar het oordeel van de Raad slechts bevestigend worden beantwoord, indien specifieke omstandigheden daartoe dwingen. Uit de memorie van toelichting blijkt evenwel niet dat daarvan sprake is.Juist gegeven de internationale verwevenheid van veel Nederlandse ondernemingen die in de verzekeringssector werkzaam zijn, ligt het naar het oordeel van de Raad niet in de rede dat Nederlandse verzekeraars zich zullen willen bedienen van jaarrekeningstandaarden die zij buiten Nederland (nog) niet kunnen toepassen.Gezien het voorgaande acht de Raad het ongewenst om gedeeltelijk vooruit te lopen op regelgeving die in internationaal verband nog in ontwikkeling is.2. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat het gaat om een complexe materie die goed geregeld moet worden, met instemming van de 15 lidstaten van de Europese Unie.(zie noot 11) Met dit uitgangspunt is de Raad het eens. Aan de daaropvolgende constatering dat er een reële kans is dat het langer dan voorzien zal duren voordat IAS voor verzekeringsovereenkomsten definitief is vastgesteld en ook in de 15 lidstaten feitelijk verplicht kan worden gesteld, verbindt de regering echter de gevolgtrekking dat thans "voor Nederland" een situatie zou bestaan waarin de transparantie van de verslaggeving "voor verzekeringsmaatschappijen minder groot is dan naar hedendaagse maatstaven gebruikelijk is". Het college mist de feitelijke grondslag voor deze verschillende conclusies en waarschuwt dat in de memorie van toelichting - wellicht onbedoeld - de indruk wordt gewekt dat de thans in Nederland geldende normen voor de verslaglegging van verzekeringsmaatschappijen niet meer bij de tijd zijn en onvoldoende inzicht of een verkeerd beeld zouden geven. De Raad is van mening dat de memorie van toelichting in elk geval op dit punt aanpassing behoeft.3. In het verlengde van het voorgaande wijst de Raad op de vragen die de Raad voor de Jaarverslaggeving, het Nivra en het Verbond van Verzekeraars hebben opgeworpen over de aard en omvang van de informatie over buitenlandse activiteiten van in Nederland gevestigde verzekeraars die moeten worden opgenomen in de jaarrekening. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting geven hierop geen duidelijk antwoord. De toelichting stelt dat naar aanleiding van de ten aanzien van het voorgestelde artikel 439, zesde lid, gesignaleerde onduidelijkheden in de toelichting is opgenomen dat artikel 439, zesde lid, ook geldt voor buitenlandse onderdelen van een verzekeringsmaatschappij en dat het inzicht in de schade-uitloop per branchegroep dient te worden weergegeven.(zie noot 12) In de artikelsgewijze toelichting op artikel 435a, vierde lid, tweede alinea, wordt uiteengezet dat voor de buitenlandse onderdelen (van levensverzekeringsmaatschappijen met zetel in Nederland) die niet de toereikendheidstoets moeten uitvoeren, geen voorschriften worden gegeven, aangezien dit zou leiden tot een hoge administratieve druk. Daaraan wordt toegevoegd dat men er op vertrouwt dat verzekeringsmaatschappijen er naar zullen streven het inzicht in de toereikendheid van technische voorzieningen ook voor de buitenlandse onderdelen in de toelichting te geven. Buiten de omstandigheid dat de toelichting de gesignaleerde onduidelijkheden niet wegneemt, dient de tekst van het wetsvoorstel, en niet de toelichting, op deze punten duidelijkheid te verschaffen.In ieder geval dient er duidelijkheid te zijn over de gevolgen voor de aard en omvang van de informatieverplichtingen over buitenlandse activiteiten van in Nederland gevestigde verzekeraars die elk van de onderdelen van het wetsvoorstel met zich brengt.De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de aansluiting Zevenhuizen-Waddinxveen op Rijksweg A12 tussen km 22.4 en km 24.0, alsmede de aanleg van een gedeelte van de omleidingsweg N219 vanaf ca. 200 m ten zuiden van de spoorlijn Den Haag-Gouda tot de Bredeweg (N456), met bijkomende werken in de gemeenten Zevenhuizen-Moerkapelle en Waddinxveen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de aansluiting Zevenhuizen-Waddinxveen op Rijksweg A12 tussen km 22.4 en km 24.0, alsmede de aanleg van een gedeelte van de omleidingsweg N219 vanaf ca. 200 m ten zuiden van de spoorlijn Den Haag-Gouda tot de Bredeweg (N456), met bijkomende werken in de gemeenten Zevenhuizen-Moerkapelle en Waddinxveen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2012, no.12.001697, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet in verband met het creëren van de mogelijkheid voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in woningen, niet voor het publiek toegankelijke lokalen of bij woningen of die lokalen behorende erven, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet in verband met het creëren van de mogelijkheid voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in woningen, niet voor het publiek toegankelijke lokalen of bij woningen of die lokalen behorende erven, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2015, no.2015000826, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet tot behoud van cultuurbezit in verband met een evaluatie van die wet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet tot behoud van cultuurbezit in verband met een evaluatie van die wet.Bij Kabinetsmissive van 22 december 2000, no.00.006938, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet tot behoud van cultuurbezit in verband met een evaluatie van die wet. Met het wetsvoorstel wordt beoogd de Wet tot behoud van cultuurbezit (WBC) te wijzigen. Deze wijzigingen behelzen deels de uitwerking van een evaluatie van de WBC en deels redactionele verbeteringen. De belangrijkste wijziging is dat een roerende zaak niet meer onder het beschermingsregime valt door plaatsing daarvan op een lijst, maar door het als beschermd voorwerp aan te wijzen. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Het recht van voorkoop In de toelichting wordt een uiteenzetting gegeven van de redenen waarom in de wetswijziging niet gekozen is voor het opnemen van een recht van voorkoop door de staat. De Raad is van mening dat de argumentatie onvoldoende is. Het recht van voorkoop van de staat is onder andere in de Franse wetgeving geregeld.(zie noot 1) Het houdt in dat tijdens een veiling de staat na de laatste hamerslag een geveild voorwerp tegen de vastgestelde prijs mag aankopen in weerwil van de totstandgekomen overeenkomst. De regering ziet af van opname van een dergelijk recht in de WBC. Als eerste argument wordt aangevoerd dat het recht van voorkoop zich tevens uitstrekt tot niet-beschermde cultuurgoederen. Dit zou een te vergaande inbreuk op het uitgangspunt van de vrije markt van cultuurgoederen vormen. Dit argument komt niet overtuigend over want ook in Nederland heeft de minister de mogelijkheid een voorwerp dat ter veiling wordt aangeboden als beschermd voorwerp te kwalificeren. Vanaf dat moment geldt de kwalificatie als een aanbod tot aankoop door de staat. Het voorwerp moet dan van de veiling worden teruggetrokken en zal dus niet bij de openbare bieding worden aangeboden. Nadeel van dit systeem is dat de koopprijs nog moet worden overeengekomen wat nog een langdurig proces kan zijn. In het Franse systeem staat de prijs meteen vast na de laatste hamerslag. Als tweede argument wordt aangevoerd dat de prijs in Nederland totstandkomt door middel van overleg. Zoals gezegd zal in het Franse systeem onmiddellijk de prijs van het voorwerp vaststaan, wat juist in het Nederlandse systeem niet het geval is. De staat biedt niet mee maar maakt pas achteraf bekend dat zij gebruikmaakt van haar recht van voorkoop. De prijs is in dat geval geheel vrij totstandgekomen. In Nederland kan de procedure, ondanks de verbetering die de wetswijzigingen thans voorstellen, onevenredig lange tijd in beslag nemen, terwijl de uitkomst onzeker is. De Raad beveelt in het licht van het vorenstaande aan in ieder geval in de toelichting een meer overtuigende argumentatie op te nemen. 2. Museaal aankoopfonds Op 20 november 1998 werd besloten 100 miljoen gulden beschikbaar te stellen voor onder andere aankopen in het kader van de WBC. Een deel van de renteopbrengst van dat bedrag wordt jaarlijks aan de Mondriaanstichting uitgekeerd die dit aanwendt voor de aankoop van voorwerpen. Dit aankoopfonds samen met de ter beschikking gestelde 8 miljoen gulden, lijkt een omvangrijk bedrag maar het biedt geen mogelijkheid tot aankoop van werkelijk belangrijke kunstwerken of meerdere grote aankopen in één jaar. De Raad adviseert dit aspect, gelet op de doelstelling van de wet, uitdrukkelijk in de toelichting te behandelen. 3. UNESCO-verdrag 1970 In artikel I, onderdeel G, wordt artikel 6 WBC gewijzigd. In dit artikel is thans bepaald dat een plaatsing op de lijst tevens geldt als aanwijzing in de zin van artikel 1 van de op 17 november 1970 te Parijs totstandgekomen overeenkomst (Trb.1972, nr.50) inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden. Nederland is geen partij bij dit verdrag en heeft het evenmin ondertekend. De vraag rijst waarom deze bepaling gehandhaafd blijft. Het zou in de rede liggen het verdrag te ratificeren, zodat de verwijzing betekenis heeft, of artikel 6 WBC te schrappen. De Raad beveelt aan de regeling op dit punt te heroverwegen. 4. Hoogte verkoopprijs Artikel 11 van de WBC vervalt in het wetsvoorstel. Deze bepaling stelt eisen aan het bedrag dat de minister moet bieden voor het beschermde voorwerp als de minister bedenkingen heeft geuit ten aanzien van de verkoop daarvan. Op grond van artikel 11 WBC kan overdracht van het beschermde voorwerp slechts geschieden tegen "hetzelfde geldbedrag" en onder dezelfde betalingsbedingen als in de aangemelde ontwerpkoopovereenkomst, mits de Raad voor cultuur in zijn ingevolge het geldende artikel 7, vijfde lid, uitgebrachte advies dit eenstemmig heeft voorgesteld. In de toelichting wordt uiteengezet waarom het advies van de Raad voor cultuur alsmede het aanmelden van de ontwerpkoopovereenkomst niet meer gewenst is. Er wordt echter geen aandacht besteed aan het vervallen van het criterium "hetzelfde geldbedrag". Daarmee vervalt de enige bepaling in de WBC waarin de eigenaar van het beschermde voorwerp verzekerd wordt van een behoorlijke prijs voor zijn of haar beschermde voorwerp als dit door de staat zal worden aangekocht. Een bepaling in de WBC die de totstandkoming van een reële prijs waarborgt, acht de Raad wenselijk. De Raad beveelt aan de regeling op dit punt aan te passen. 5. Schriftelijke mededeling Het voornemen tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen, zoals verkoop, moet ingevolge het gewijzigde artikel 7 schriftelijk aan de inspecteur worden gemeld. Maar voor de wijziging van de verblijfplaats van een beschermd voorwerp is een schriftelijke melding vooraf niet voorgeschreven. Een verplaatsing kan echter, evenals het verlenen van een zakelijk recht op het voorwerp, grote gevolgen hebben. De Raad beveelt aan de verplichting om de verplaatsing van het voorwerp schriftelijk te melden aan de inspecteur, in de bepaling op te nemen. 6. Spoedprocedure De verwijzing in artikel I, onderdeel H, derde lid, lijkt onjuist. Deze bepaling wijzigt artikel 7, tweede lid, tweede volzin. Thans luidt die zin: Tenzij na melding van het ter veiling brengen van een beschermd voorwerp door Onze Minister daartegen geen bedenkingen zijn aangevoerd of naar aanleiding van het ter veiling brengen van een voorwerp artikel 2, eerste lid, tweede volzin, toepassing heeft gevonden, kan Onze Minister deze termijn met ten hoogste drie maanden verlengen. Voorgesteld wordt de zinsnede "van een voorwerp artikel 2, eerste lid, tweede volzin, toepassing heeft gevonden" te vervangen door: van een roerende zaak artikel 3b toepassing heeft gevonden. Artikel 3b heeft echter alleen betrekking op verzamelingen en niet op andere roerende zaken. Deze voorwerpen vallen thans wel onder de werking van artikel 7, tweede lid, tweede volzin, WBC. Wanneer het een omissie betreft zou het artikel moeten worden aangepast. De Raad adviseert dit onderscheid te motiveren dan wel het artikel aan te passen. 7. Lijst met beschermde voorwerpen De lijst waarop de beschermde voorwerpen staan beschreven zal op grond van het voorgestelde artikel 3c, vierde lid, slechts in te zien zijn op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eveneens is het op grond van dezelfde bepaling mogelijk een afschrift van de lijst te krijgen tegen vergoeding van de kosten. Eén van de doelen van het bijhouden van een lijst is om personen de mogelijkheid te bieden de status van een voorwerp te kennen alvorens dit aan te kopen of een ander zakelijk recht daarop te verwerven. De Raad geeft in overweging de lijst ook op de internetsite van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen te plaatsen. 8. Gegevens van feitelijke aard In het in te voegen artikel 3d wordt voorgesteld om de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen de bevoegdheid toe te kennen ambtshalve of op verzoek van de eigenaar wijzigingen aan te brengen in de beschrijving van een beschermd voorwerp dan wel in de algemene omschrijving of de opsomming van een beschermde verzameling, voorzover het verbetering van gegevens van feitelijke aard betreft.(zie noot 2) De Raad wijst erop dat gegevens van feitelijke aard soms van cruciaal belang zijn bij de beoordeling of een voorwerp niet of niet meer als beschermd voorwerp moet worden gekwalificeerd. De vaststelling bijvoorbeeld dat een bepaald werk aan Rembrandt moet worden toegeschreven, kan een gegeven van feitelijke aard zijn maar heeft eventueel tot gevolg dat het werk niet meer van de lijst zal worden geschrapt en kan dus gevolgen hebben voor de beschikkingsmacht van de eigenaar. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan. 9. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enige onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele aanpassingen met beperkte beleidsmatige gevolgen en enkele technische wijzigingen met betrekking tot de bekostiging van passend onderwijs.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enige onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele aanpassingen met beperkte beleidsmatige gevolgen en enkele technische wijzigingen met betrekking tot de bekostiging van passend onderwijs.Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2017, no.2017000546, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet houdende wijziging van enige onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele aanpassingen met beperkte beleidsmatige gevolgen en enkele technische wijzigingen met betrekking tot de bekostiging van passend onderwijs, met memorie van toelichting.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen waarin het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf wordt uitgeoefend (Instellingsbesluit Bedrijfschap Afbouw), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen waarin het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf wordt uitgeoefend (Instellingsbesluit Bedrijfschap Afbouw), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van regels omtrent het verantwoordingsverslag en het verslag over de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing (Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van regels omtrent het verantwoordingsverslag en het verslag over de besteding van de verleende voorschotten voor stedelijke vernieuwing (Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de afwijking op een aantal onderdelen voor het personeel van de Kamers van Koophandel van de rechtspositieregels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij ministeries (Rechtspositiebesluit Kamers van Koophandel), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de afwijking op een aantal onderdelen voor het personeel van de Kamers van Koophandel van de rechtspositieregels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij ministeries (Rechtspositiebesluit Kamers van Koophandel), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2008, no.08.002191, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende de afwijking op een aantal onderdelen voor het personeel van de Kamers van Koophandel van de rechtspositieregels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij ministeries (Rechtspositiebesluit Kamers van Koophandel), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Adviesaanvraag inzake de Nota wetgevingskwaliteitsbeleid respectievelijk het kabinetsstandpunt bij het eindrapport van de Visitatiecommissie wetgeving.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Adviesaanvraag inzake de Nota wetgevingskwaliteitsbeleid respectievelijk het kabinetsstandpunt bij het eindrapport van de Visitatiecommissie wetgeving.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning en het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen in verband met het verhogen van de leeftijd waarop deze ambtsdragers worden ontslagen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning en het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen in verband met het verhogen van de leeftijd waarop deze ambtsdragers worden ontslagen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2010, no.10.002010, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende de aanwijziging van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N470-Zuid (t.z.t. N471) vanaf de N471-G.K. van Hogendorpweg in de gemeente Rotterdam, tot en met het toekomstige Tolhekplein in de gemeenten Pijnacker en Berkel en Rodenrijs, alsmede de reconstructie van de kruising met de Doenkade tot het Doenkadeplein, de aanleg van de rotondes Oudeland en Oudelandselaan, de aanleg van de busaansluiting Stationssingel, het maken van de aansluiting Klapwijkseweg (N472) en de aanleg van het Tolhekplein, met bijkomende werken, in de gemeenten Rotterdam, Berkel en Rodenrijs en Pijnacker.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende de aanwijziging van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg N470-Zuid (t.z.t. N471) vanaf de N471-G.K. van Hogendorpweg in de gemeente Rotterdam, tot en met het toekomstige Tolhekplein in de gemeenten Pijnacker en Berkel en Rodenrijs, alsmede de reconstructie van de kruising met de Doenkade tot het Doenkadeplein, de aanleg van de rotondes Oudeland en Oudelandselaan, de aanleg van de busaansluiting Stationssingel, het maken van de aansluiting Klapwijkseweg (N472) en de aanleg van het Tolhekplein, met bijkomende werken, in de gemeenten Rotterdam, Berkel en Rodenrijs en Pijnacker.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES ter uitvoering van het op 18 december 2013 te s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES ter uitvoering van het op 18 december 2013 te s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2014, no.2014002063, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES ter uitvoering van het op 18 december 2013 te s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994, het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie in verband met de aanvullende flexibele uittredingsregeling politie (AFUP) ter vervanging van het functioneel leeftijdsontslag.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994, het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie in verband met de aanvullende flexibele uittredingsregeling politie (AFUP) ter vervanging van het functioneel leeftijdsontslag.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2011, no.11.001783, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 24 april 2015, no.2015000745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 juli 2008, no.08.002202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg (herstel van enige onvolkomenheden), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg (herstel van enige onvolkomenheden), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie met betrekking tot de ministeriële goedkeuring van besluiten van bedrijfslichamen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie met betrekking tot de ministeriële goedkeuring van besluiten van bedrijfslichamen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2007, nr. 07.000697, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie met betrekking tot de ministeriële goedkeuring van besluiten van bedrijfslichamen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Langedijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Vroonermeer Noord).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Langedijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Vroonermeer Noord).Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 5 april 2013, no.RWSCD BJV 2013/13500 bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Langedijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Vroonermeer Noord).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Besluit luchtkwaliteit.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende intrekking van het Besluit luchtkwaliteit.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende een Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot aanpassing van wetten aan de Wet veiligheidsregio's, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot aanpassing van wetten aan de Wet veiligheidsregio's, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2008, no.08.002031, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van wetten aan de Wet veiligheidsregio's, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2007, no.07.003315, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen).Bij Kabinetsmissive van 8 november 2011, no.11.002688, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit teergehalte sigaretten en van het Aanduidingenbesluit tabaksprodukten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit teergehalte sigaretten en van het Aanduidingenbesluit tabaksprodukten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting over verbetering van de naleving van Europese afspraken en over de voor- en nadelen van verschillende opties voor de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting over verbetering van de naleving van Europese afspraken en over de voor- en nadelen van verschillende opties voor de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU).Samenvatting en conclusie De Tweede Kamer heeft de Afdeling advisering van de Raad van State verzocht voorlichting te geven over verbetering van de naleving van Europese afspraken en over de voor- en nadelen van verschillende opties voor de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Deze vragen komen op in de context van een voortdurend debat over de toekomst van de muntunie. De Europese Commissie zal naar verwachting in antwoord op dat debat begin december 2017 met concrete voorstellen komen. Deze voorlichting kan helpen om op deze discussie voorbereid te zijn en inzicht te hebben in de implicaties van de verschillende opties en het belang voor Nederland.Deze voorlichting heeft vier doelstellingen. Allereerst beoogt de voorlichting de te maken afwegingen van structuur te voorzien in de vorm van een beoordelingskader voor de mogelijke richtingen die de EMU kan inslaan. Daarnaast brengt de voorlichting verbinding aan tussen de economische, juridische en politiek-institutionele aspecten. Voorts abstraheert deze voorlichting van politieke opvattingen over meer of minder Europa, door verschillende richtingen voor de EMU in kaart te brengen, waarbij de voor- en nadelen en mogelijke afruilen inzichtelijk worden gemaakt. Ten slotte besteedt de voorlichting expliciet aandacht aan de Nederlandse belangen bij de vormgeving van de toekomst van de EMU.De EMU kan niet los worden gezien van het overkoepelende proces van Europese integratie (hoofdstuk 2). De EMU is immers geconcipieerd als een logische stap in de vervolmaking van de interne markt, die extra voordelen zou opleveren. Zo zou de euro wisselkoerscrises onmogelijk maken, zorgen voor monetaire en budgettaire stabiliteit en de integratie van handels- en financiële stromen verder stimuleren. Daarmee zou de EMU ook zorgen voor meer welvaart.Op monetair terrein heeft de EMU een belangrijke mate van stabiliteit gebracht. De euro is als munt succesvol en geloofwaardig gebleken door de duurzaam lage inflatie en de relatief stabiele wisselkoers. De vóór de introductie van de euro levende vrees dat de harde gulden zou worden ingewisseld voor een minder harde eenheidsmunt is niet bewaarheid. Op andere terreinen heeft de EMU de verwachtingen echter niet volledig waargemaakt. De euro heeft weliswaar bijgedragen aan intensivering van de handel - waarvan Nederland als handelsland bij uitstek heeft geprofiteerd - maar voor de eurozone als geheel per saldo niet gezorgd voor méér economische groei en bovendien slechts in beperkte mate geleid tot de voorziene economische convergentie van de deelnemende landen. Hoewel de wereldwijde financiële crisis ook veel landen buiten de EMU in problemen heeft gebracht, zijn de problemen in het eurogebied versterkt door een aantal onvolkomenheden in de oorspronkelijke opzet van de muntunie.Een deel van deze onvolkomenheden sluit aan bij al voorafgaand aan de start van de EMU verwoorde zorgen. Zo bleek het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) ontoereikend om in alle omstandigheden begrotingsdiscipline te handhaven, en kwamen de benodigde structurele hervormingen nauwelijks van de grond. Door deze gebrekkige naleving van de afspraken waren veel lidstaten onvoldoende in staat om schokken op te vangen. Andere tekortkomingen waren echter niet voorzien. Met name de risicos van de wereldwijde deregulering van financiële markten, die min of meer samenviel met de start van de euro, waren onvoldoende onderkend en in de opzet van de EMU was er geen rekening mee gehouden. Het gevolg was dat de regels onvoldoende waarborgen bevatten om onevenwichtigheden tegen te gaan, zoals verslechterende concurrentieposities, oplopende tekorten op de betalingsbalans en stijgende private schulden. Ook de onderlinge verwevenheid van nationale overheden en banken was lang een blinde vlek. De EMU had derhalve onvoldoende instrumenten om een crisis in goede banen te leiden.In relatief korte tijd hebben de eurozonelidstaten en de Europese instituties veel gedaan om deze onvolkomenheden te adresseren. Tot de getroffen maatregelen behoren versterking van de gemaakte afspraken, instelling van het Europees Stabilisatiemechanisme (ESM) voor lidstaten in problemen alsmede de opzet van de bankenunie. De EMU staat er daardoor thans sterker voor. Niettemin is er nog twijfel of zij economisch en politiek voldoende bestand zal zijn tegen nieuwe crises en het economische en sociale perspectief kan bieden dat nodig is om het draagvlak voor de euro duurzaam zeker te stellen.Ook heeft de muntunie een ander karakter gekregen dan beoogd. Lidstaten zijn ondanks de no-bailout-clausule financiële risicos gaan delen via onder meer het ESM; de Europese Centrale Bank (ECB) speelt noodgedwongen een rol als vangnet waardoor zij de randen van haar mandaat bereikt. Daarnaast is de Europese invloed op nationaal beleid aanzienlijk toegenomen. Door de onder druk tot stand gekomen oplossingen is een grotere institutionele complexiteit ontstaan, die de balans van democratische betrokkenheid zodanig heeft gewijzigd dat dit ten koste zou kunnen gaan van de democratische legitimatie van de EMU.De muntunie is gebaat bij een versterkte naleving en handhaving van de huidige regels en afspraken (hoofdstuk 3). Het gaat dan met name om de naleving van de begrotingsregels uit de Europese verdragen en het SGP en de economische regels uit de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (MEOP). De ervaringen met de naleving van de verschillende afspraken zijn gemengd. Van de begrotingsregels lijkt een zekere sturende werking te zijn uitgegaan. De correctieve arm heeft betrekkelijk goed gewerkt, zij het dat vaak gebruik is gemaakt van de discretionaire mogelijkheden om vastgelegde deadlines te verlengen. De naleving van de begrotingsregels in de preventieve arm is echter zwak. Van de bevoegdheid om sancties op te leggen is nooit gebruik gemaakt. Ten aanzien van het macro-economisch toezicht geldt dat lidstaten de aan hen gerichte aanbevelingen slechts in bescheiden mate opvolgen. Desondanks hebben de Europese Commissie en de Raad van Ministers nog nooit een procedure tegen een lidstaat gestart.In de voorlichting worden verschillende mogelijkheden aangereikt om de naleving en handhaving van de afspraken te verbeteren (zie tabel A). De effectiviteit ervan hangt mede samen met de verdere politieke en institutionele ontwikkeling van de muntunie. In elk geval kunnen vereenvoudiging van regels en beperking van de discretionaire ruimte bijdragen aan verbetering van de naleving en handhaving. Daarbij past wel de kanttekening dat er grenzen zijn aan de mate waarin lidstaten door regels zijn te binden, zeker op de politiek gevoelige beleidsterreinen waarop de afspraken betrekking kunnen hebben. Met name afspraken rond structurele hervormingen raken terreinen waar nationale beleidspreferenties een rol spelen.Voor verbetering van de schokbestendigheid van de muntunie en benutting van het economische potentieel ervan is daarom meer nodig (hoofdstuk 4). Er zijn op verschillende terreinen verbeteringen denkbaar, maar over de manier waarop de EMU verder moet worden ontwikkeld bestaat geen consensus. Een publiek debat over de toekomst van de euro is daarom gediend met een beredeneerd beoordelingskader, dat de relevante economische, sociale, politieke en juridische aspecten met elkaar verbindt. Zon kader biedt daarmee een raamwerk om voorstellen over de verdere ontwikkeling van de EMU te toetsen (tabel B). Voor een duurzaam vanzelfsprekende monetaire unie moeten deze doelstellingen alle tot op zeker minimaal niveau worden gerealiseerd. De ambitie voor een bepaalde doelstelling kan hoger liggen, maar dat kan ten koste gaan van een andere doelstelling.Met dit beoordelingskader analyseert de Afdeling de voor- en nadelen van de belangrijkste richtingen die een rol spelen in het debat over de toekomst van de EMU en de afruilen die er tussen de richtingen bestaan (hoofdstuk 5).Een eerste richting is om te volstaan met af te maken wat op financieel terrein al is afgesproken. Voltooiing van de bankenunie helpt de nog aanwezige wisselwerking tussen banken en nationale overheden verder te verminderen. De voorziene Europese kapitaalmarktunie zou meer robuuste vormen van financiële integratie stimuleren. De voltooiing hiervan zal geen geringe opgave zijn en de obstakels onderweg moeten niet worden onderschat. Getoetst aan sociaaleconomische aspecten zou hiermee aanzienlijke winst worden geboekt. Op politiek-institutioneel en juridisch vlak vinden dan geen wezenlijke veranderingen plaats en de ontoereikende handhaving van afspraken wordt evenmin geadresseerd. Daarmee blijft het risico bestaan dat schokken onvoldoende kunnen worden opgevangen.Een richting - die vaak als risico wordt gezien - is desintegratie of ontbinding van de muntunie. Dit zou, op welke wijze dit ook gebeurt, met hoge economische en politieke kosten gepaard gaan. Op korte termijn bestaan de grootste kosten uit financiële instabiliteit. Er zouden sterke wisselkoersfluctuaties optreden, waarbij alleen al het vermoeden van uittreding of uiteenvallen van de munt grote kapitaaluitstromen zouden veroorzaken, omdat burgers en bedrijven hun geld verplaatsen naar veilig geachte landen. Indien eenmaal de onomkeerbaarheid van de euro zou worden doorbroken, zou bovendien het risico van een domino-effect door speculatie op de financiële markten stijgen. Op langere termijn zou herinvoering van nationale valutas een neerwaarts effect hebben op de werking van de interne markt, met negatieve gevolgen voor welvaart en sociale vooruitgang. Het zou ook grote politieke consequenties met zich brengen en de Europese integratie ernstige schade bezorgen.Een mogelijke richting om de EMU verder te versterken is de verantwoordelijkheid voor de naleving van afspraken sterker te beleggen op het niveau van de lidstaten (decentraal). Om dit mogelijk te maken zonder het bestaan van de EMU in gevaar te brengen is het wel nodig dat de marktdiscipline wordt versterkt door de no-bailout-clausule weer strikt toe te passen. Dit zou vergen dat een mechanisme voor schuldherstructurering wordt ingevoerd waarmee onhoudbare schulden van lidstaten kunnen worden afgewikkeld. Ook moet worden voorkomen dat dit leidt tot onherstelbare schade aan de financiële sector. De voltooiing van de bankenunie is daarvoor een conditio sine qua non. De rol die de ECB nu vervult als vangnet zou kunnen afnemen.In deze richting hangen de sociaaleconomische prestaties in belangrijker mate af van de beleidsinspanningen van lidstaten zelf. Het risico is dat er onvoldoende verbetert aan het vermogen om schokken op te vangen, terwijl marktdiscipline ontoereikend werkt, net als in het verleden. De voordelen van deze richting liggen vooral op het politiek-institutionele vlak. Doordat lidstaten zelf weer meer invloed hebben op hun beleid, kan het draagvlak voor maatregelen worden vergroot. Op lange termijn is de vraag of het politiek realistisch is om de handhaving van regels volledig bij de lidstaten neer te leggen, als het tegelijkertijd aannemelijk is dat bij crises ten minste enige onderlinge financiële steun nodig is om grote financiële instabiliteit te voorkomen.Een laatste richting om de EMU te versterken is verdergaande Europese integratie (centraal), voortbouwend op de banken- en kapitaalmarktunie. De vormgeving en handhaving van de economische en budgettaire regels wordt dan meer op centraal niveau belegd. Het economische beleid wordt beter op elkaar afgestemd, terwijl de onderlinge risicodeling tussen lidstaten wordt vergroot, bijvoorbeeld in de vorm van een gemeenschappelijke budgettaire capaciteit of door een deel van de staatsschuld te financieren via een EMU-brede safe asset.In deze richting is het mogelijk om de sociaaleconomische prestaties te verbeteren, mits afspraken worden nagekomen en gehandhaafd. Dit kan de kans op nieuwe onevenwichtigheden verminderen, terwijl de slagvaardigheid bij crises door centralisatie van bevoegdheden en instrumenten toeneemt. Een sterkere nadruk op Europese instrumenten die structurele hervormingen bevorderen verbetert het sociaaleconomisch perspectief. Op het politiek-institutionele vlak neemt de nationale beleidsruimte af en dat brengt het risico met zich dat politieke weerstand hiertegen er toch toe leidt dat regels onvoldoende worden gehandhaafd. Een ander risico is dat de uitbreiding van publieke risicodeling de kans op eenzijdige of permanente overdrachten tussen lidstaten vergroot.Deze mogelijke verdere ontwikkelingen worden ten slotte beoordeeld vanuit het Nederlandse belang en de Nederlandse beleidspreferenties (tabel C).Geconcludeerd wordt dat de open en internationaal georiënteerde Nederlandse economie belang heeft bij de euro (hoofdstuk 6). Door de euro wordt zon 60% van de Nederlandse handel met het buitenland zonder enig wisselkoersrisico afgehandeld. Het uiteenvallen van de muntunie of een eenzijdige uitstap heeft hoge kosten en is niet in het Nederlands belang. Nederland is gebaat bij een vanzelfsprekende onomkeerbaarheid van de euro. Een aantal maatregelen is dan sowieso nodig, ongeacht de richting waarin de EMU zich verder ontwikkelt. Tot deze no-regret-maatregelen behoren vereenvoudiging van afspraken en regels met slechts beperkte discretionaire beoordelingsruimte. Naast toepassing van sancties bij niet-naleving kunnen tijdelijke positieve financiële prikkels bij voorgenomen structurele hervormingen de muntunie verstevigen. Op financieel terrein moet de EMU in ieder geval worden versterkt langs reeds afgesproken lijnen, waaronder - nadat probleemleningen en overheidsschuld op bankbalansen bevredigend zijn geregeld - voltooiing van de bankenunie en ontwikkeling van de kapitaalmarktunie. Dan worden de kosten van crises meer door beleggers gedragen. Ook is versterking van democratische verantwoording nodig. Een mogelijkheid daartoe binnen de huidige verdragsrechtelijke kaders is een interparlementaire conferentie van het Europees Parlement en de nationale parlementen in te stellen die over EMU-aangelegenheden discussieert. Ook is denkbaar dat Tweede en Eerste Kamer hun werkwijze beter afstemmen op het Europese besluitvormingsproces.Naast deze no-regret-maatregelen zijn vanuit het Nederlandse belang verdere aanpassingen mogelijk om de muntunie en het draagvlak daarvoor te versterken en de risicos te verminderen. Deze richten zich op drie terreinen: versterkte handhaving van afspraken, omgang met financieringsproblemen van overheden in problemen, en mechanismen waarbij lidstaten eventueel bepaalde economische risicos met elkaar delen.In de eerder beschreven meer op de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten gebaseerde (decentrale) ontwikkeling wordt handhaving van afspraken door versterking van de positie van nationale toezichthouders gecombineerd met de disciplinerende werking van de markt via een geloofwaardige toepassing van no-bailout-clausule. Indien onvermijdelijk vindt ordentelijke schuldherstructurering plaats. Structurele hervormingen worden primair door de markten afgedwongen. Het grootste risico voor Nederland bij deze ontwikkeling is dat lidstaten door gebrekkige naleving en falende marktdiscipline toch in problemen komen, met negatieve gevolgen voor het gehele eurogebied. Teneinde dit risico te beperken kan een financieel vangnet de vorm aannemen van een Europees Monetair Fonds (EMF) dat onder condities tijdelijke financiële steun geeft en preventieve arrangementen overeenkomt, gericht op het voorkomen van onevenwichtigheden. In het uiterste geval zou door een centrale toezichthouder toch moeten kunnen worden ingegrepen.In de meer op de verantwoordelijkheid van de Europese instellingen gebaseerde (centrale) ontwikkeling wordt handhaving van afspraken bereikt door grotere bevoegdheden op Europees niveau en intensievere samenwerking, met een zekere mate van publieke risicodeling om het groeipotentieel van de EMU te vergroten. Aan achterblijvende lidstaten wordt dan financiële steun geboden ter ondersteuning van structurele hervormingen. Het grootste risico voor Nederland bij deze ontwikkeling is dat lidstaten minder druk voelen om een goed beleid te voeren. Teneinde dit risico te beperken kan een onafhankelijke toezichtautoriteit worden opgericht en zou publieke risicodeling beperkt moeten blijven tot tijdelijke financiële steun onder condities. Een vergaande uitbreiding van publieke risicodeling, in de vorm van een Europese begrotingscapaciteit, een Europese werkloosheidsverzekering of eurobonds, liggen vanuit Nederlandse optiek minder voor de hand zolang er grote structurele en institutionele verschillen tussen lidstaten zijn. Wel zou het in het Nederlands belang kunnen zijn bij te dragen aan financiële steun die erop is gericht deze verschillen te verminderen en daarmee de kwetsbaarheid van de EMU te verminderen.In deze meer op integratie gerichte ontwikkeling is een eerste optie om te streven naar een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement. Burgers zullen dit echter niet altijd zien als voldoende uitdrukking van democratische legitimiteit. Daarom verdient, indien gekozen zou worden voor deze richting, als alternatief de instelling van een nieuw parlement voor de eurozone overweging. Daarvoor is wel verdragswijziging nodig. Hierbij zijn vier modaliteiten denkbaar: een nieuw, rechtstreeks te kiezen orgaan, een orgaan bestaande uit de leden van het Europees Parlement gekozen in de landen van de eurozone, een orgaan gevormd door nationale parlementsleden uit die landen, dan wel een mengvorm van deze twee laatste. Als het eurozoneparlement (deels) bestaat uit nationale parlementariërs zou sprake zijn van een dubbelmandaat; zij zijn naast lid van het eigen parlement ook lid van het eurozoneparlement.Mengvormen tussen beide ontwikkelingsrichtingen zijn ook mogelijk. Zo is denkbaar dat uitsluitend lidstaten die zich niet aan de regels en afspraken houden onder versterkt Europese toezicht vallen. Dat vergroot de nationale verantwoordelijkheid en biedt een prikkel om het eigen huis op orde te houden. Daarnaast zou de omvorming van het ESM in een financieel versterkt EMF afhankelijk van de precieze vormgeving een meer beperkte taakopvatting van de ECB mogelijk maken, die nu noodgedwongen te veel als vangnet functioneert. Dat zou in het Nederlandse belang zijn. Op lange termijn zou het toezicht op de banken in een aparte Europese autoriteit kunnen worden ondergebracht, zodat de ECB zich op haar hoofdtaak van monetair beleid kan concentreren.De uitdaging is een toekomstbestendige vorm voor de EMU te vinden die de ervaren spagaat tussen Europese besluitvorming en democratische legitimiteit in voldoende mate overbrugt. De instelling van een afzonderlijke commissie binnen het Europees Parlement gericht op de eurozone of de instelling van een afzonderlijk eurozoneparlement kan hierin tegemoetkomen. Ook zou het Nederlandse parlement in zijn werkwijze meer kunnen anticiperen op het Europese besluitvormingsproces. Met het realiseren van een versterkte parlementaire inbreng is maatschappelijk draagvlak echter nog niet verzekerd. Naast democratisch hoogwaardige besluitvorming (inputlegitimiteit) heeft de EMU ook slagkracht en resultaten nodig waarmee burgers kunnen worden overtuigd (outputlegitimiteit).De muntunie biedt tegenwicht aan een zich snel veranderend internationaal machtsevenwicht. Vanuit het Nederlandse belang is belangrijk dat Nederland medeverantwoordelijkheid blijft nemen voor de verdere ontwikkeling van de EMU, omdat dat de kans biedt ons succesvolle economisch model voort te zetten op basis van een onomkeerbare munt en behoud van open markten in een welvarend Europa. Nederland heeft er baat bij te investeren in de EMU, uit welbegrepen eigenbelang.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van artikel 94 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het mededelingsvereiste.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van artikel 94 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het mededelingsvereiste.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering in verband met invoering van het verzamelinkomen als grondslag voor de vaststelling van de eigen bijdrage bij verblijf in een instelling.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering in verband met invoering van het verzamelinkomen als grondslag voor de vaststelling van de eigen bijdrage bij verblijf in een instelling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdeelverplichting, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdeelverplichting, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer (implementatie richtlijn nr. 2003/30/EG), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer (implementatie richtlijn nr. 2003/30/EG), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de herziening van vonnissen en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de herziening van vonnissen en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met artikel 11.7a, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met artikel 11.7a, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 9 januari 2014, no.2014000043, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met artikel 11.7a, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van tijdelijke rechtspositionele voorzieningen van sociaal flankerend beleid voor rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van tijdelijke rechtspositionele voorzieningen van sociaal flankerend beleid voor rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie en de Flora- en faunawet in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie en de Flora- en faunawet in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 november 2015, no.2015001980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie en de Flora- en faunawet in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van Wet Douane- en Accijnswet BES, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van Wet Douane- en Accijnswet BES, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2009, no.09.001414, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Wet Douane- en Accijnswet BES, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2011, no.11.002439, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van het nationaal paspoort en de Nederlandse identiteitskaart, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van het nationaal paspoort en de Nederlandse identiteitskaart, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2012, no.12.001124, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van het nationaal paspoort en de Nederlandse identiteitskaart, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Belastingplan 2016.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Belastingplan 2016.Bij Kabinetsmissive van 8 december 2015, no.2015002177, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Belastingplan 2016, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen; Washington, 17 april 2002 (Trb.2002, 102), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen; Washington, 17 april 2002 (Trb.2002, 102), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het overleg huurders verhuurder (verbetering positie en zeggenschap huurders), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het overleg huurders verhuurder (verbetering positie en zeggenschap huurders), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen met betrekking tot de veilige vaart op de binnenwateren (Binnenvaartwet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen met betrekking tot de veilige vaart op de binnenwateren (Binnenvaartwet), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001725, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 januari 2006, no.05.004947, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe de Wet op de jeugdzorg (Wjz) zodanig aan te passen dat jongeren met zeer ernstige gedragsproblemen in hun bewegingsvrijheid kunnen worden beperkt (gesloten jeugdzorg) en gedwongen kunnen worden mee te werken aan een behandeling. Het beperken van jeugdigen in hun bewegingsvrijheid en hen dwingen om mee te werken aan een behandeling is thans alleen mogelijk in een justitiële jeugdinrichting (hierna: jji) op basis van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj) en met toepassing van een door de kinderrechter afgegeven machtiging uithuisplaatsing op civielrechtelijke titel(zie noot 1). Samenplaatsing met jeugdigen die daar op strafrechtelijke titel zijn geplaatst, wordt echter ongewenst geacht. De verantwoordelijkheid voor de opvang en behandeling van de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen wordt overgeheveld van het ministerie van Justitie naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Wjz wordt daartoe aangepast.(zie noot 2) Beoogd wordt daarmee het zorgaanbod voor de betrokken jongeren te verbeteren en tegelijkertijd samenplaatsing met gestrafte jeugdigen te voorkomen. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen met betrekking tot ondermeer de aanleiding voor het wetsvoorstel, het capaciteitsprobleem, het onderscheid in de groep jeugdigen, de uitbreiding tot meerderjarigen tot 23 jaar en de toetsing aan verdragen. Hij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee deels nader dient te worden overwogen. 1. Aanleiding voor het wetsvoorstel Naar aanleiding van signalen omtrent de ontoereikendheid van het aanbod en de samenplaatsing van civielrechtelijk geplaatste jeugdigen met jongeren die op strafrechtelijke titel in jji's verblijven, is het zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen onderzocht.(zie noot 3) Daaruit blijkt dat de huidige crisisplaatsing in de opvanginrichtingen van de jji's veelal geen passend zorgaanbod biedt. Ook is er onvoldoende capaciteit. Voorts blijkt uit onderzoek naar de samenplaatsing(zie noot 4) dat jeugdigen en hun ouders het niet gepast vinden dat jeugdigen op civielrechtelijke titel in een justitiële jeugdinrichting worden geplaatst. Deze overwegingen zijn voor instanties die hebben geadviseerd over een ontwerp wetsvoorstel, aanleiding geweest positief op de hoofdlijn van het wetsvoorstel te adviseren.(zie noot 5) De Raad vraagt aandacht voor een andere hoofdlijn in de onderzoeken, waaraan in het wetsvoorstel geen aandacht wordt geschonken. Het betreft die analyses, die aangeven dat er wel gedragsverschillen zijn tussen civiel- en strafrechtelijk geplaatste jongeren (verbale agressiviteit, zelfverzekerdheid), maar dat bij een deel van de populatie de scheidslijn tussen jongeren die wel en die niet een delict hebben gepleegd, slechts dun is. Veel jongeren met een civielrechtelijke plaatsing in de leeftijd van vijftien en zestien jaar zijn nog niet opgepakt vanwege een delict, maar dat is meer een kwestie van toeval. Het betekent niet altijd dat zij geen delicten gepleegd hebben.(zie noot 6) De problematiek van de samenplaatsing vereist daarom een genuanceerde benadering, omdat er ook belangrijke overeenkomsten zijn tussen de civielrechtelijk geplaatsten en de strafrechtelijk geplaatsten. Een strikte scheiding op basis van juridische titel gaat voorbij aan de achtergrond van de betrokken jeugdigen. Dit komt nog duidelijker naar voren, indien wordt gelet op jongeren die in voorlopige hechtenis worden genomen, voor wie de kinderrechter besluit om géén straf op te leggen, maar wel besluit tot voortzetting van het verblijf in de opvanginrichting. De voorlopige hechtenis wordt in deze gevallen beëindigd en deze jongeren verblijven vervolgens op civielrechtelijke titel op dezelfde plek; dit wordt ook wel aangeduid als "omzettingen". Het NIZW constateert in een op deze groep gericht onderzoek(zie noot 7) dat de problemen van beide groepen voor een groot deel overeenkomen. Van belang is dat er voldoende hulpverlening (specifiek zorgaanbod) tot stand komt. Het is minder van belang of dit nu binnen het civielrechtelijk of strafrechtelijk kader plaatsvindt.(zie noot 8) Bovendien leidt de Raad uit onderzoek af dat het raadzaam is de problematiek van de jeugdigen van 0-11 jaar te onderscheiden van die van de groep 12-18 jarigen.(zie noot 9) De Raad adviseert op de strekking van bovenvermelde onderzoeken in te gaan. 2. Capaciteit en financiering Het wetsvoorstel impliceert een verschuiving in verantwoordelijkheid tussen de ministeries van Justitie en VWS, hetgeen betekent dat ook een deel van de gebouwen en het personeel van Justitie overgeheveld wordt naar VWS. Verondersteld is dat de verschuiving budgetneutraal kan plaatsvinden.(zie noot 10) Uiterlijk een half jaar voor de inwerkingtreding van de wetswijziging zullen recente gegevens beschikbaar komen omtrent de capaciteit die voor de jaren vanaf 2007 nodig is. Voorts maakt de toelichting melding van het overhevelen van gelden van de Justitie-begroting naar de VWS-begroting in het kader van het creëren van nieuw aanbod. Uit de toelichting blijkt niet dat, afgezien van de onlangs toegezegde extra gelden voor de jeugdzorg, de doelstelling (voldoende capaciteit) de komende jaren kan worden gerealiseerd.(zie noot 11) Het realiseren van extra inhoudelijke zorg dient immers niet ten koste te gaan van de nu bestaande residentiële zorg. Verder zal ook de te behandelen groep jongeren in omvang toenemen, nu het wetsvoorstel ook voor jeugdigen tot 12 jaar en jeugdigen boven de 18 jaar in gesloten opvang voorziet. Het vorenstaande is mede van belang voor de provincies, omdat na een overgangsperiode van vijf jaar de provincies de aanspraken voor jeugdzorg in gesloten setting zullen moeten kunnen waarmaken. Uit brieven van het Interprovinciaal Overleg (IPO) blijkt dat bij de provincies zorgen bestaan over het kunnen realiseren van de te leveren zorg voor de groep jeugdigen met een ernstige gedragsstoornis. Verder blijkt dat tijdens de voorbereiding geen overeenstemming met het IPO kon worden bereikt. De Raad wijst in dit verband op een veel bredere operatie, waarover de toelichting rept, die ertoe zal leiden dat er voldoende capaciteit is voor civielrechtelijk geplaatste jeugdigen. De Raad adviseert concreter inzicht te geven in de financiering van het voorziene beleid ter zake van de aanpak van de capaciteitsproblematiek. 3. Jeugdigen tot 12 jaar en tussen 12 en 18 jaar Het wetsvoorstel heeft tot doel gesloten opvang op civielrechtelijke titel in het kader van de Wjz mogelijk te maken voor jeugdigen onder de 12 jaar, tussen 12 en 18 jaar en boven 18 jaar. Dat is ten opzichte van de huidige regelingen in de Bjj een uitbreiding met de groepen boven de 18 jaar en onder de 12 jaar. In de Bjj wordt weliswaar de leeftijd van 12 jaar niet vermeld, maar van de grens van 12 jaar moet worden uitgegaan, omdat plaatsing alleen mogelijk is in een van de jji's, die in de eerste plaats bedoeld zijn voor strafrechtelijke plaatsingen en het strafrecht alleen kan worden toegepast als de jeugdige 12 jaar of ouder is. a. Jeugdigen tot 12 jaar Wat betreft de categorie jeugdigen tot 12 jaar met zeer ernstige gedragsproblemen is in de praktijk aandacht gevraagd voor de mogelijkheid van gesloten opname in het kader van de Wjz.(zie noot 12) Het wetsvoorstel maakt geen onderscheid tussen jongeren tot 12 jaar en tussen 12 en 18 jaar, terwijl daarvoor naar de mening van de Raad wel aanleiding bestaat teneinde de gesloten jeugdzorg, zoals voorgesteld, toe te spitsen op de groep jeugdigen tot 12 jaar.(zie noot 13) In dit verband wijst de Raad op het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)(zie noot 14), dat ervan uitgaat dat kinderen dienen op te groeien in gezinsverband. Artikel 20 IVRK regelt de bescherming van kinderen die tijdelijk of blijvend niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien en legt op de staat de verplichting tot bijzondere bescherming en bijstand. De keuze voor jeugdzorg in een gesloten setting voor met name kinderen tot 12 jaar behoeft tegen de achtergrond van het criterium van noodzakelijkheid ("indien noodzakelijk, plaatsing in een geschikte instelling voor kinderzorg") ten opzichte van de gezinsvervangende zorg een dragende motivering. b. Jeugdigen tussen de 12 en 18 jaar De Raad is van oordeel dat het voorstel voor de groep jeugdigen van 12-18 jaar in het licht van de onder 1 genoemde onderzoeken onvoldoende is gemotiveerd. Uit bovenvermelde studies valt immers niet zonder meer af te leiden dat voor de groep 12-18 jarigen een strikte scheiding op basis van een juridische titel (civielrechtelijke dan wel strafrechtelijke) de enige weg is. Met een dergelijk uitgangspunt zou worden voorbijgegaan aan de overeenkomsten in zorgbehoeften. De Raad meent dat in het licht van het bovenstaande de noodzaak van het overhevelen van de verantwoordelijkheid voor de opvang en behandeling van de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen tussen de 12 en 18 jaar van het ministerie van Justitie naar het ministerie van VWS en de noodzaak om voor deze leeftijdsgroep de opvang te regelen in de Wjz, onvoldoende zijn gemotiveerd. Daarbij wijst de Raad er op dat vanouds de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de beveiliging van inrichtingen in het kader van vrijheidsbeneming bij de Minister van Justitie ligt.(zie noot 15) De Raad adviseert, het vorenstaande ter zake van de twee groepen jeugdigen samenvattend, onderscheid te maken tussen de groep jeugdigen tot 12 jaar en die tussen 12 en 18 jaar. Voor de jongste groep, die geheel buiten een strafrechtelijk kader staat, zou het wetsvoorstel kunnen voorzien in een gebleken behoefte aan een gesloten opname binnen het kader van de Wjz, waarbij, gelet op het IVRK, de noodzaak van een gesloten opname steeds toereikend moet worden gemotiveerd. Voor de groep 12-18 jarigen is de problematiek, zoals hierboven aangegeven, een andere en toont de toelichting onvoldoende aan dat er geen passende mogelijkheden zijn binnen het kader van de huidige jji's. De Raad adviseert in het licht van het bovenstaande de noodzaak van het wetsvoorstel van een dragende motivering te voorzien. Daarbij dient ook de toets aan artikel 20 IVRK geëxpliciteerd te worden. 4. Personen van 18 jaar en ouder Vrijwillige hulpverlening kan op grond van de Wjz zo nodig doorlopen tot de leeftijd van 23 jaar. In de huidige situatie wordt het hulpverleningsproces in gedwongen kader evenwel afgebroken op het moment dat de jongere meerderjarig wordt, omdat bij meerderjarigheid de ondertoezichtstelling (hierna: OTS) eindigt. Teneinde mogelijk te maken dat ook gedwongen jeugdzorg wordt voortgezet na het 18e jaar, wordt in het voorgestelde artikel 29a, eerste lid, Wjz bepaald dat de regeling met betrekking tot gesloten jeugdzorg niet alleen van toepassing is op minderjarigen, maar ook op jeugdigen ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij meerderjarig werden, een machtiging gold. Ter motivering wordt er in de memorie van toelichting op gewezen dat thans jongeren van zestien en zeventien jaar al niet meer gedwongen worden opgenomen omdat die hulpverlening binnen de relatief korte termijn die nog rest, niet kan worden afgemaakt waardoor de hulpverlening zeer aan effectiviteit inboet. Dit is noch in het belang van de jeugdige zelf, noch in het belang van de samenleving, die, aldus de toelichting, geconfronteerd wordt met de gevolgen van de handelingen die voortvloeien uit de ernstige gedragsproblemen van de jeugdigen. De Raad onderkent het belang in voorkomende gevallen een behandeling te kunnen voortzetten na het bereiken van de meerderjarigheid. Gedwongen vormen van hulpverlening na het 18e jaar roepen evenwel niet onaanzienlijke problemen op. Allereerst is het de vraag of voortzetting van hulpverlening bij meerderjarigheid in een gesloten situatie de herintreding op latere leeftijd in de samenleving niet extra zal bemoeilijken. Bovendien moet nagegaan worden of het regelen van gesloten opname voor meerderjarigen, buiten het regiem van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), verenigbaar is met de vereisten van artikel 5, eerste lid, onder d, van het EVRM. De toelichting wijst erop dat het EVRM spreekt van minderjarigheid zonder concrete leeftijdsaanduiding. Van de in Nederland geldende leeftijd van 18 jaar waarop de meerderjarigheid ingaat kan, aldus de toelichting, afgeweken worden. In dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid van een na het ingaan van de meerderjarigheid voortgezette gedwongen behandeling gemotiveerd met een verwijzing naar nog steeds aanwezige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid belemmeren. Wat onder "minderjarige" moet worden begrepen, wordt niet gedefinieerd in het EVRM. Om een persoon overeenkomstig artikel 5, eerste lid, onderdeel d, EVRM van zijn vrijheid te beroven, dient hij evenwel minderjarig te zijn. Daarvoor dient de nationale wetgeving tot uitgangspunt te worden genomen. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de grens hoger zal stellen dan die waarop de meerderjarigheid in de desbetreffende verdragsstaat wordt bereikt.(zie noot 16) Het vorenstaande betekent dat niet zonder meer aan ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen een doorslaggevende betekenis kan worden toegekend voor een voortgezette behandeling van jeugdigen boven de 18 jaar. Niet uitgesloten behoeft te worden dat er enige ruimte kan worden gelaten voor een aansluitende periode van vrijheidsbeneming na het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd ingeval sprake is van een overbruggingsfase in afwachting van een daaropvolgende mogelijkheid van opvang of verblijf elders,(zie noot 17) doch dan dient op die mogelijke opvang concreet uitzicht op korte termijn te bestaan. De Raad adviseert, gegeven de internationale regels, het voorstel op dit onderdeel te herzien. 5. Ondertoezichtstelling Een jji is in het bestaande stelsel de enige plaats waar jeugdigen kunnen worden geplaatst die van hun vrijheid zijn beroofd en waar de nodige vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden toegepast, omdat daar de Bjj geldt. Voor uithuisplaatsing in een jji is een machtiging door de kinderrechter in het kader van een OTS noodzakelijk. De OTS (geregeld in titel 14 van Boek 1 van het BW) beperkt het gezag van de ouders, maar een OTS alleen kan het ouderlijk gezag niet zodanig doorbreken dat een jeugdige zonder meer door de gezinsvoogd uit huis geplaatst kan worden. Daarvoor moet de kinderrechter op grond van artikel 261, lid 1, Boek 1 BW een machtiging afgeven. In het wetsvoorstel wordt de machtiging voor gesloten opvang uit het BW overgeheveld naar de Wjz en daarmee losgekoppeld van de OTS. Indien de ouders met de opneming en het verblijf instemmen, wordt met machtiging van de kinderrechter plaatsing in een gesloten setting mogelijk zonder dat er sprake is van een OTS.(zie noot 18) Als motivering voor de keuze voor deze loskoppeling wordt in de toelichting gesteld dat de omstandigheid dat een jeugdige jeugdzorg in een gedwongen kader nodig heeft, niet per definitie zou moeten leiden tot het uitspreken van een OTS waarmee het gezag van de ouders kan worden beperkt. Als hulpverlening zonder OTS mogelijk is, moet er, aldus de toelichting, geen sprake zijn van dwang jegens de ouders. Als de ouders instemmen met de gesloten opvang kan het bij een machtiging blijven. a. Vrijwel alle adviesinstanties hebben er voor gepleit dat de automatische koppeling met de OTS in stand blijft, met name omdat een OTS een onafgebroken begeleiding en hulpverlening, ook aan de ouders, garandeert en vanwege de bemiddelende rol die de gezinsvoogd thans vervult tussen de ouders, de jeugdige en de inrichting. De memorie van toelichting stelt hieromtrent dat de benodigde hulp aan ouders ook in een vrijwillig kader kan plaatsvinden. Wat betreft de bemiddelende rol van de gezinsvoogd wordt opgemerkt dat deze de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder voor het onderhouden van de nodige contacten met de ouders niet wegneemt. De Raad merkt op dat de gezinsvoogd in de huidige situatie zicht heeft op de gehele gang van zaken rondom het kind en het gezin. De gezinsvoogd houdt toezicht op het kind en is het vaste aanspreekpunt voor de ouders. Uit de toelichting wordt niet duidelijk, wie die taken vervult en hoe de continuïteit in de hulpverlening gewaarborgd is bij het ontbreken van een OTS en daarmee van een gezinsvoogd. De Raad adviseert in te gaan op de hierboven gesignaleerde consequenties van het voorstel en te voorzien in deskundige begeleiding. b. Artikel 9 IVRK waarborgt het principe dat een kind niet wordt gescheiden van zijn of haar ouders tegen hun wil, tenzij dat in het belang van het kind noodzakelijk is en na rechterlijke toetsing. Verder bepaalt artikel 16, tweede lid, van dat verdrag dat het kind recht heeft op bescherming tegen willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privéleven. Datzelfde recht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, EVRM. Hieruit kan worden afgeleid dat de staat al het mogelijke dient te doen om (het behoud van) de gezinsband tussen de met het gezag belaste ouder(s) en de minderjarige te bevorderen. Daarom zal dit op de voet van artikel 1: 257, lid 4, BW, ook moeten gelden voor de in het wetsvoorstel voorgestelde machtiging in die gevallen dat geen sprake is van een OTS. Voorts wijst de Raad op artikel 18, tweede lid, van het IVRK, dat op de staat de verplichting legt passende bijstand te verlenen aan ouders bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen. Met het voorzien in een machtiging zonder een OTS, zoals neergelegd in artikel 29b, tweede lid, onderdeel c, kan de in die situatie noodzakelijke opvoedingsondersteuning niet in alle gevallen worden gewaarborgd, zoals artikel 1: 257, lid 1, BW nu wel mogelijk maakt. Zonder OTS is immers alleen vrijwillige hulpverlening (jeugdzorg) mogelijk. Ook wijst de Raad er in dit verband op dat artikel 8, eerste lid, van het EVRM, dat het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven beschermt, voor de staat tevens de positieve plicht meebrengt om dat recht te waarborgen. Dit betekent dat maatregelen genomen moeten worden om scheiding tussen ouders en hun kinderen waar mogelijk te voorkomen en in geval van een noodzakelijke scheiding zo spoedig mogelijk de ouders met hun kinderen te herenigen.(zie noot 19) Uit de toelichting blijkt niet dat aan deze bepalingen is getoetst. Volstaan wordt met de opmerking dat met het opnemen van termijnen invulling wordt gegeven aan het EVRM dat regelmatige toetsing van de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming voorschrijft (artikel 29h). De toelichting behoeft naar het oordeel van de Raad in ieder geval aanvulling, waarbij de toets aan het EVRM en het IVRK wordt geëxpliciteerd. 6. Beperkende maatregelen De voorgestelde artikelen 29o tot en met 29u Wjz bevatten de beperkende maatregelen die binnen de gesloten accommodatie jegens de jeugdige kunnen worden toegepast. Deze maatregelen betreffen onder meer de bewegingsvrijheid binnen en rondom de instelling, tijdelijke afzondering, tijdelijke overplaatsing, vastpakken en vasthouden, beperkingen van het brief- en telefoonverkeer, beperking van bezoek, onderzoek aan lichaam en kleding, urineonderzoek en onderzoek van de kamer en van poststukken. In de Bjj wordt nauwkeurig geregeld welke rechten de jeugdige heeft binnen de vrijheidsbeneming, zoals bijvoorbeeld het recht op verblijf in de groep voor een bepaald aantal uren. Vervolgens is opgesomd welke beperkingen aan deze rechten kunnen worden opgelegd. Anders dan in de Bjj is in het wetsvoorstel gekozen voor een opzet, die is afgestemd op de individuele jeugdige en zijn opgroei- of opvoedproblemen. In het voorstel staat, zo vermeldt de toelichting, het pedagogische en zorgkarakter van de opneming en het verblijf centraal, terwijl de Bjj strafrechtelijk georiënteerd is. Het voorstel geeft daarom niet louter een opsomming van beperkende maatregelen die mogelijk zijn, maar legt altijd een verbinding met het hulpverleningsplan, waarin de beperkende maatregelen uitgewerkt moeten worden. "Het gaat", aldus de toelichting, "om jeugdzorg, waarvan de wet bepaalt dat deze verantwoord moet worden uitgevoerd. Deze kwaliteitsnorm stelt de nodige beperkingen aan de toepassing van maatregelen die daarom niet meer afzonderlijk in de wet hoeven te worden vermeld". De Raad merkt op dat het feit dat de gesloten opvang op grond van het wetsvoorstel in de eerste plaats gericht is op het verlenen van jeugdzorg en niet op de uitvoering van een rechterlijk vonnis in een strafzaak, niet afdoet aan het feit dat de op grond van de Wjz geplaatste jeugdige evenals een strafrechtelijk geplaatste van zijn vrijheid beroofd is. Bovendien spelen ook bij de Bjj pedagogische aspecten een belangrijke rol. Het verschil in opzet heeft als resultaat dat de strafrechtelijk geplaatste jeugdige voor wat betreft de uitvoering van de gesloten opvang meer wettelijke waarborgen heeft dan de jeugdige die geplaatst is op grond van de Wjz. Hoewel beperkingen bij jeugdigen die op grond van een civielrechtelijke maatregel zijn opgenomen, een andere achtergrond hebben dan beperkingen die worden genomen ten aanzien van jeugdigen die op grond van het strafrecht zijn ingesloten, geldt als uitgangspunt dat jeugdigen aan geen andere beperkingen mogen worden onderworpen dan die welke noodzakelijk zijn voor het doel van de vrijheidsontneming. De bijzonder afhankelijke positie waarin deze jeugdigen verkeren vereist dat zoveel mogelijk wordt vastgelegd welke beperkende maatregelen mogen worden toegepast. Het aanbrengen van onderscheid zonder dat hiermee een objectief en redelijk doel is gediend, moet worden ontraden. De Raad beveelt aan hier in ieder geval in de toelichting op in te gaan en zonodig het wetsvoorstel aan te passen. 7. Artikelen Artikel 29b a. In het wetsvoorstel en in de toelichting wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen gesloten opvang, gedwongen opname en verblijf. Zo luidt het kopje van het voorgestelde hoofdstuk IVA Wjz : "Gesloten jeugdzorg". In artikel 29b is echter sprake van een opname en verblijf "ongeacht of de jeugdige daarmee instemt". Het kan hier derhalve om een gedwongen opname en verblijf gaan. In de artikelen 29k en 29l is, gelet op de vereiste veiligheid binnen de accommodatie en de maatschappelijke veiligheid daarbuiten, sprake van beveiligde, dus gesloten inrichtingen. Naar het oordeel van de Raad moet onderscheiden worden tussen gedwongen opname en de noodzaak tot opvang in een gesloten kader. Het beleid gericht op de mogelijkheid van een trajectmatige aanpak(zie noot 20) kan zowel binnen de gesloten opvang (in die zin dat er afdelingen zullen zijn met meer of minder strenge regimes) worden gerealiseerd, als wanneer de aanpak begint met gesloten opvang, die wordt gevolgd door jeugdzorg in een open setting. Mede in het licht van een "flexibele" tenuitvoerlegging van de machtiging op grond van het voorgestelde artikel 29h, zesde lid, Wjz adviseert de Raad te voorzien in een nauwkeurige onderscheiding en formulering. b. Het negende lid biedt de mogelijkheid het criterium voor gedwongen opneming en verblijf bij algemene maatregel van bestuur uit te werken. Deze mogelijkheid is opgenomen om de uitwerking van het criterium zoals deze door de kinderrechters zal worden gegeven, te verankeren, aldus de toelichting. Het verdient aanbeveling op basis van de huidige praktijk aan te geven waaraan gedacht moet worden. Artikel 29d In het eerste lid ontbreekt de mogelijkheid dat ouders zelf een verzoek indienen tot het verkrijgen van een machtiging, terwijl zij wel ingevolge artikel 5, derde lid, Wjz aan de stichting (BJZ) een verzoek kunnen richten voor een indicatiebesluit. In de toelichting dient tenminste uiteengezet te worden waarom hieraan geen behoefte bestaat. Artikel 29l Artikel 29l, tweede lid, schrijft voor dat de geschiktheid van de accommodaties betrekking heeft op de voorzieningen die nodig zijn om de veiligheid binnen de accommodatie en de maatschappelijke veiligheid daarbuiten te waarborgen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in de zaak Bouamar(zie noot 21) geoordeeld dat vrijheidsbeneming met een opvoedkundig oogmerk alleen als rechtmatig kan worden beschouwd, als de autoriteiten de nodige institutionele voorzieningen treffen die voldoen aan de beveiligingseisen en geschikt zijn voor opvoedkundige doeleinden. Het artikellid maakt echter geen melding van een geschikte instelling waar voldoende middelen voorhanden zijn om het vooropgestelde opvoedkundige doel te bereiken. Ook artikel 29m ziet hier niet op. De Raad adviseert artikel 29l zodanig te redigeren dat in een juiste aansluiting op artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van het EVRM wordt voorzien. Artikel 29m Blijkens de toelichting wil artikel 29m buiten twijfel stellen dat de jeugdige ook gedurende de tenuitvoerlegging van de machtiging leerplichtig is. Door in de tekst van het artikel eveneens de woorden "gedurende de looptijd van de machtiging" te bezigen, kan de indruk worden gewekt dat een jeugdige op wie tijdens de looptijd van de machtiging artikel 3, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 van toepassing wordt (overschrijding van de leeftijd van de Leerplichtwet 1969), toch als leerplichtig wordt aangemerkt. Daar het niet de bedoeling kan zijn dat dit artikel afwijkt van hetgeen de Leerplichtwet 1969 regelt, adviseert de Raad om in artikel 29m bedoelde onduidelijkheid weg te nemen. Artikel 29p Op grond van artikel 29p kunnen onder dwang geneeskundige behandelmethoden op de jeugdige worden toegepast, waaronder het toedienen van medicijnen die hij moet gedogen. Geneeskundige dwangbehandeling kan worden toegepast voor zover dit nodig is om het doel van het verblijf te bereiken of voor zover dit nodig is voor de veiligheid van de jeugdige of anderen. De behandelmethoden dienen beschreven te zijn in het hulpverleningsplan. De Raad merkt op dat gedwongen geneeskundige behandeling een directe inbreuk betekent op het recht op lichamelijke integriteit van de jeugdige, gegeven de bescherming die artikel 8 van het EVRM en artikel 11 van de Grondwet bieden. In de Wet Bopz gelden voor dwangbehandeling striktere voorwaarden dan voor gedwongen opname. Van gedwongen behandeling kan slechts sprake zijn wanneer die "volstrekt noodzakelijk" is om gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiend uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden(zie noot 22). Ook in de Bjj is het criterium voor gedwongen geneeskundige handelingen dat deze naar het oordeel van een arts "volstrekt noodzakelijk" zijn ter afwending van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de jeugdige of van anderen. Dit laat overigens onverlet de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden drang uit te oefenen op de jeugdige om zelf eventueel voorgeschreven medicatie in te nemen of bijvoorbeeld deel te nemen aan (in het hulpverleningsplan opgenomen) vormen van psychotherapie. De Raad adviseert ten aanzien van het criterium in het wetsvoorstel aan te sluiten bij de Wet Bopz en de Bjj. 8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende regeling van de materiële rechtspositie van de Rijksvertegenwoordiger van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende regeling van de materiële rechtspositie van de Rijksvertegenwoordiger van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES).Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2010, no. 10.001594, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende regeling van de materiële rechtspositie van de Rijksvertegenwoordiger (Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de verdeelsleutel educatie, de juridische grondslag voor het controleprotocol als ministeriële regeling en de bekostiging van kenniscentra, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de verdeelsleutel educatie, de juridische grondslag voor het controleprotocol als ministeriële regeling en de bekostiging van kenniscentra, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2011, no. 11.000083, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (avi-bodemas).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (avi-bodemas).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 september 2015, no.2015001700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten (nieuwe activiteiten), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten (nieuwe activiteiten), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2015, no.2015000418, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten (nieuwe activiteiten), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale Uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van enige fiscale Uitvoeringsbesluiten, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wegvervoer goederen in verband met omvorming van de Stichting NIWO tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet wegvervoer goederen in verband met omvorming van de Stichting NIWO tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 januari 2016, no.2016000083, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wegvervoer goederen in verband met omvorming van de Stichting NIWO tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de gemeente Katwijk van 29 mei 2008 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de gemeente Katwijk van 29 mei 2008 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 27 februari 2009, no.BJZ2009016115, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de gemeente Katwijk van 29 mei 2008 tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Amendement van het lid Heemskerk op het voorstel van wet houdende wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de evaluatie van die wet, inhoudende een doorzoekingsbevoegdheid voor de NMa (Kamerstukken II 2005-2006, 30 071, nr. 15).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Amendement van het lid Heemskerk op het voorstel van wet houdende wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de evaluatie van die wet, inhoudende een doorzoekingsbevoegdheid voor de NMa (Kamerstukken II 2005-2006, 30 071, nr. 15).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand in verband met het verstrekken van een uitkering aan mantelzorgers, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand in verband met het verstrekken van een uitkering aan mantelzorgers, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 augustus 2007, no.07.002493, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand in verband met het verstrekken van een uitkering aan mantelzorgers, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van het digitale controleapparaat, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van het digitale controleapparaat, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen.Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2016, no.2016001298, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het medegebruik van antenne-opstelpunten, antennesystemen en antennes bestemd voor omroepzendernetwerken (Besluit medegebruik omroepzendernetwerken).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake het medegebruik van antenne-opstelpunten, antennesystemen en antennes bestemd voor omroepzendernetwerken (Besluit medegebruik omroepzendernetwerken).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Kernenergiewet (beperking geldingsduur vergunningen, beïnvloeden keuze van opwerking, financiële zekerheidstelling en vereenvoudiging van het bevoegd gezag), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Kernenergiewet (beperking geldingsduur vergunningen, beïnvloeden keuze van opwerking, financiële zekerheidstelling en vereenvoudiging van het bevoegd gezag), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel.Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van de grootschalige uitrol van de slimme meter, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van de grootschalige uitrol van de slimme meter, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 mei 2014, no.2014000968, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van de grootschalige uitrol van de slimme meter, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot uitvoering van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot uitvoering van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 6 december 2011, no.11.002954, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken (nummerherkenning), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken (nummerherkenning), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 april 2011, no.11.001008, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken (nummerherkenning), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 15 januari 2010, no.10.000074, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten.Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2000, no.00.000036, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Het wetsvoorstel voorziet in een wijziging van artikel 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Aan dit artikel wordt een nieuw tweede lid toegevoegd. Met dit artikelonderdeel wordt beoogd de thans bestaande rechtsonzekerheid en maatschappelijke onrust over uiteenlopende rechterlijke uitspraken met betrekking tot dit artikel weg te nemen. Artikel 26 Wvg biedt de gemeenten de mogelijkheid om de nietigheid van bepaalde transacties in te roepen, die beogen het wettelijk voorkeursrecht van de gemeenten te ontgaan en kennelijk de strekking hebben afbreuk te doen aan het belang van de gemeenten bij haar voorkeurspositie. Bij de wetswijziging van 1996(zie noot 1) zijn de limitatief opgesomde transacties voor welke situaties de nietigheid kan worden ingeroepen uit het artikel geschrapt en vervangen door een algemene redactie die van toepassing is op alle rechtshandelingen, die de kennelijke strekking hebben afbreuk te doen aan het belang van de gemeente bij haar in deze wet geregelde voorkeurspositie. In het algemene deel van de memorie van toelichting (onder Inleiding) wordt opgemerkt dat bij de totstandkoming van de wet van 4 juli 1996 naar aanleiding van vragen over de toepassing van artikel 26 in de nota naar aanleiding van het verslag is vermeld, dat het verstandiger is de praktijkontwikkelingen en de jurisprudentie op de voet te volgen en aan de hand van die ervaringen te bezien of en in hoeverre aanvullende wetgeving noodzakelijk blijkt.(zie noot 2) Zowel de praktijk als de jurisprudentie ter zake hebben uitgewezen dat die noodzaak zich thans voordoet, aldus de memorie van toelichting. De Raad van State heeft begrip voor het in de memorie van toelichting met betrekking tot de toepassing van artikel 26 Wvg gesignaleerde probleem, maar hij heeft tegen de wijze waarop getracht is daarvoor een oplossing te vinden de volgende bedenkingen. 1. De wijziging van artikel 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten In het wetsvoorstel wordt na het eerste lid van artikel 26, dat een open norm bevat, een nieuw tweede lid ingelast, dat beoogt een handvat te geven voor de toepassing van de in het eerste lid vervatte norm. Volgens dit tweede lid wordt een rechtshandeling geacht te zijn verricht met de kennelijke strekking afbreuk te doen aan het belang van de gemeente bij haar in deze wet geregelde voorkeurspositie indien door die rechtshandeling de door de gemeente beoogde wijze van verwezenlijking of de financiële uitvoerbaarheid van het voorgenomen ruimtelijke beleid wordt doorkruist. Volgens de memorie van toelichting zal niet iedere rechtshandeling tot overdracht van grond waarop het voorkeursrecht rust met voorbijgaan van de aanbiedingsplicht aan de gemeente door artikel 26 worden getroffen, maar alleen indien de gemeente aantoont dat door de rechtshandeling de door haar beoogde wijze van verwezenlijking of de financiële uitvoerbaarheid van het voorgenomen ruimtelijke beleid wordt doorkruist. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de regiefunctie van de gemeente, zowel in haar instrumentele betekenis als qua financiële uitvoerbaarheid, bij de verwezenlijking van het gemeentelijke ruimtelijk beleid. Dit houdt volgens de toelichting niet in dat de gemeente altijd zelf uitvoering geeft aan de verwezenlijking van dat beleid, maar het laat de mogelijkheid open om de hulp van grote aannemers of projectontwikkelaars in te roepen om in het bijzonder grote bouwprojecten, zowel voor de marktsector als voor de sociale woningbouw te verwezenlijken. Nadrukkelijk wordt de mogelijkheid opengelaten dat grondeigenaren al dan niet met behulp van derden het ruimtelijk beleid van de gemeente verwezenlijken. De betekenis van artikel 26 voor wat de gemeentelijke regiefunctie betreft is volgens de toelichting in het licht van de wetsgeschiedenis derhalve dat een gemeente kan ingrijpen in de contracteervrijheid van de grondeigenaar indien de evenwichtige realisatie van de ruimtelijk gewenste bestemmingen in het gedrang dreigt te raken. Op de gemeente rust de bewijslast dat de desbetreffende privaatrechtelijke rechtshandeling de kennelijke strekking daartoe heeft.(zie noot 3) Naar aanleiding van de voorgestelde tekst voor het nieuwe tweede lid merkt de Raad het volgende op. Volgens het eerste lid dient de nietigheid van de aangevochten rechtshandeling te worden gegrond op de kennelijke strekking ervan afbreuk te doen aan het belang van de gemeente bij haar voorkeurspositie, hetgeen door de gemeente zal moeten worden bewezen. Deze bewijslast is in het tweede lid aldus geclausuleerd dat de gemeente moet bewijzen dat de rechtshandeling een bepaald voor haar ongewenst resultaat tot gevolg heeft. In feite wordt daardoor voor de strekking van de rechtshandeling uitsluitend het resultaat bepalend en niet de intentie van degene die de rechtshandeling heeft verricht. Het begrip "kennelijke strekking" is daardoor inhoudsloos geworden. In de meeste gevallen zullen de betrokken partijen met hun rechtshandeling de intentie hebben het voorkeursrecht van de gemeente te ontgaan en zal de rechtshandeling de strekking kunnen hebben afbreuk te doen aan de voorkeurspositie van de gemeente. Blijkens de toelichting is de clausulering echter aangebracht om te voorkomen dat de rechter elk verzoek om de nietigheid uit te spreken steeds zou moeten inwilligen. Het is echter de vraag of dit resultaat met de voorgestelde tekst van het tweede lid zal worden bereikt. Indien het wetsvoorstel zou worden gehandhaafd, hetgeen overigens, zoals uit het vervolg van dit advies zal blijken, niet door de Raad wordt bepleit, zou de tekst van artikel 26 moeten worden gewijzigd. 2. De noodzaak voor de voorgestelde wijziging Uit het in de memorie van toelichting gegeven jurisprudentieoverzicht blijkt dat in de afgelopen jaren enkele rechterlijke uitspraken zijn gewezen waarin toepassing van artikel 26, zoals dat artikel in 1996 is gewijzigd, aan de orde kwam. Uit dit overzicht blijkt dat de rechtbank Utrecht in een uitspraak van 21 juli 1999, BR 1999, bladzijde 883 (Leidsche Rijn) een verzoek van de gemeente Utrecht tot vernietiging van een overeenkomst tussen een grondeigenaar en een projectontwikkelaar strekkende tot overdracht van de beschikkingsmacht over de grond heeft afgewezen. Andere rechterlijke colleges hebben zich daarentegen kritisch betoond tegenover dit soort overeenkomsten.(zie noot 4) Uit dit overzicht blijkt niet dat de rechter geen oog heeft voor de belangen van de gemeenten bij handhaving van het voorkeursrecht. Tot op heden heeft de Hoge Raad zich alleen uitgesproken over de toepassing van artikel 26, eerste lid, in samenhang met artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d.(zie noot 5) In dit arrest overwoog de Hoge Raad dat noch de wetsgeschiedenis noch de strekking van artikel 26, eerste lid, dwingen tot een uitleg dat de gemeente een beroep kan doen op de nietigheid van rechtshandelingen met betrekking tot een goed indien die rechtshandelingen in de openbare registers zijn ingeschreven vóórdat de gemeente haar voorkeursrecht ten aanzien van dat goed heeft verkregen. Deze vraag is echter in het kader van het voorliggende wetsvoorstel niet aan de orde. Over de wel in dit kader relevante vragen heeft de Hoge Raad zich echter nog niet uitgesproken, zodat nog geen sprake kan zijn van een richtinggevend arrest. Nu het kennelijk alleen de hiervoor geciteerde uitspraak van de rechtbank Utrecht is geweest die in gemeentelijke kring onrust heeft veroorzaakt en er nog onvoldoende aanwijzingen zijn dat deze uitspraak een bepaalde trend heeft gezet in de jurisprudentie betreffende artikel 26 Wvg, is naar de mening van de Raad van een dringende noodzaak van een snelle aanpassing van dit artikel, waarbij vooruit wordt gelopen op de uitkomsten van de evaluering van de Wvg en van het Interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) naar grondbeleid, niet gebleken. 3. De effectiviteit van de voorgestelde wijziging De Raad merkt voorts op dat artikel 26 Wvg een open norm bevat. De uitspraak van de rechter zal derhalve in belangrijke mate afhangen van zijn waardering van de feiten en omstandigheden die aan het hem voorgelegde geschil ten grondslag liggen. Dit betekent dat rechters in gelijksoortig lijkende gevallen tot een verschillend oordeel kunnen komen en dat een rechterlijke uitspraak voor een gemeente anders kan uitvallen dan zij wellicht had verwacht. Naar de mening van het college wordt de voorspelbaarheid van rechterlijke uitspraken in procedures waarin artikel 26 Wvg van toepassing is niet groter door toevoeging van het voorgestelde tweede lid. De beide in deze bepaling genoemde criteria waaraan een rechtshandeling door de rechter moet worden getoetst zijn factoren waarmee de rechter op grond van de huidige tekst van artikel 26 rekening kan houden. In zoverre kan worden betwijfeld of het wetsvoorstel in feite wel een inhoudelijke wijziging van artikel 26 meebrengt en zodoende een bijdrage kan leveren aan een grotere voorspelbaarheid van rechterlijke uitspraken. De Raad van State heeft mitsdien blijkens het vorenstaande bezwaar tegen de inhoud en opzet van het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2015, no.2015001842, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Economische Zaken en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot de bekwaamheid en geschiktheid van spoorwegpersoneel (Besluit spoorwegpersoneel), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot de bekwaamheid en geschiktheid van spoorwegpersoneel (Besluit spoorwegpersoneel), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2003, no.03.004248 heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot de bekwaamheid en geschiktheid van spoorwegpersoneel (Besluit spoorwegpersoneel), met nota van toelichting. In het ontwerpbesluit zijn ter uitwerking van bepalingen in de Spoorwegwet nadere regels opgenomen die betrekking hebben op veiligheidsfuncties binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de functie van conducteur, de te stellen taalvaardigheidseisen, medische en psychologische geschiktheidseisen en de nadere psychologische keuring. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is. 1. Conducteur Artikel 2 van het ontwerpbesluit bevat een opsomming van de andere veiligheidsfuncties dan de functie van machinist binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem. Daar behoort de functie van conducteur niet bij. Het algemene deel van de toelichting zet uiteen dat het bij deze en andere functies niet gaat om een functie waarbij er sprake is van een aanmerkelijke invloed op de veiligheid van het spoorverkeer noch van grote samenhang met of afhankelijkheid van de wel genoemde functies. De Raad heeft er begrip voor dat er bij de aanduiding van veiligheidsfuncties keuzes moeten worden gemaakt. Toch heeft hij behoefte aan een nadere argumentatie wat betreft de functie van conducteur. De conducteur is verantwoordelijk voor het vertrek van personentreinen, terwijl hij tevens belangrijke verantwoordelijkheden draagt bij calamiteiten. Bij dit vertrek hebben zich de laatste jaren enkele ernstige ongelukken voorgedaan. De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen. 2. Taalvaardigheidseisen In artikel 13 van het ontwerpbesluit worden voor veiligheidsfunctionarissen taalvaardigheidseisen gesteld die essentieel zijn voor de procescommunicatie. Ingevolge het tweede lid van dat artikel gelden die eisen niet voor personen die de veiligheidsfunctie van gereedschapsmachinist en veiligheidsman uitoefenen. Blijkens de toelichting houdt dit verband met het feit dat voor deze functionarissen procescommunicatie geen essentieel onderdeel is van de tot hun functies behorende taken. Daarbij wordt in de toelichting opgemerkt dat wel gebruikelijk is dat zij, vanuit het oogpunt van veilige arbeidsomstandigheden, de door de werkploeg gebruikte taal in voldoende mate kunnen begrijpen en spreken. Gelet op hetgeen in de toelichting wordt uiteengezet en op de taak- en bevoegdheidsomschrijving van in het bijzonder de veiligheidsman in artikel 9 en in mindere mate de werktreinbegeleider in artikel 10 is de Raad niet overtuigd van de noodzaak van de uitzondering in het tweede lid van artikel 13. Hij beveelt aan deze nader te beargumenteren. 3. Medische en psychologische geschiktheidseisen Ingevolge de artikelen 26, tweede lid, en 27, tweede lid, gelden de in het eerste lid van beide artikelen opgesomde medische en psychologische geschiktheidseisen niet voor machinisten en rangeerders met minimale bevoegdheden bedoeld in artikel 4, derde lid, en 5, tweede lid. In de toelichting op die bepalingen wordt hierover vermeld dat dit niet betekent dat die functionarissen niet medisch of psychologisch geschikt behoeven te zijn voor hun functie, doch de beoordeling daarvan wordt in het kader van de zorgplicht van degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend aan deze overgelaten. Die redenering overtuigt het college niet. Het gaat hier immers om veiligheidsfunctionarissen die, weliswaar op een niet voor reizigers bedoeld emplacement of een gedeelte daarvan, hun functie uitoefenen. Daarbij wordt omgegaan met zwaar materieel waarbij wel andere functionarissen aanwezig zijn. Die anderen maar ook de desbetreffende veiligheidsfunctionaris zelf kunnen bij verkeerde omgang met het materieel door deze functionaris in gevaar komen. Met het oog hierop beveelt de Raad aan de artikelen 26, tweede lid, en 27, tweede lid, met inachtneming van het vorenstaande nader te bezien. 4. Nadere psychologische keuring. Ingevolge artikel 32, tweede lid, blijft de in artikel 29, tweede of derde lid, bedoelde verklaring van psychologische geschiktheid, afgegeven aan een gereedschapsmachinist of aan een persoon die de in artikel 2, onderdelen a, c, d en f, genoemde veiligheidsfuncties uitoefent, geldig voor onbepaalde tijd. Blijkens de toelichting op dat artikellid kan evenwel een nieuwe psychologische keuring nodig zijn indien na het ondergaan van de initiële keuring twijfel rijst aan de psychologische geschiktheid van betrokkene. Dit blijkt evenwel niet uit het ontwerp. In verband hiermee acht het college het gewenst dit, mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, alsnog in een aan artikel 32 toe te voegen derde lid op te nemen. 5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Scheldeverdrag; Gent, 3 december 2002 (Trb.2003, 76), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Scheldeverdrag; Gent, 3 december 2002 (Trb.2003, 76), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Schijndel van 9 februari 2006, nummer 9, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Schijndel van 9 februari 2006, nummer 9, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met een schrijven van 21 augustus 2006, no.DJZ2006289586, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met een ontwerpbesluit, strekkende tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Schijndel van 9 februari 2006, nummer 9, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de raad van commissarissen van rechtspersonen (Wet bestuur en toezicht rechtspersonen), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de raad van commissarissen van rechtspersonen (Wet bestuur en toezicht rechtspersonen), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 23 maart 2016, no.2016000543, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de raad van commissarissen van rechtspersonen (Wet bestuur en toezicht rechtspersonen), met memorie van toelichting.OudNieuwRvC (11)Monisme (9a)Taakvervul. Bestuur en toezicht (9, lid 3)Tegenstrijdig belang (9, lid 5, 11)Aansprakelijkheid (9c)Inform. Ver.Nee (zie noot 13)JaNee JaNee JaJa (zie noot 14) Ja (of RvC of Av)Nee JaFormele Ver.Nee JaNee JaNee JaJa (zie noot 15) Ja (of RvC of Av)Nee JaStichtingNee JaNee JaNee JaNee Ja (of RvC of bestuur)Nee JaComm./Ver./ StichtJa (zie noot 16)Nee JaNee JaNee Ja (of RvC of bestuur)JaOnderlinge waarborg.mijJaNee JaNee JaJa (zie noot 17) Ja (of RvC of Av)JaCoöperatieJaNee JaNee JaJa (zie noot 18) Ja (of RvC of AvJaNV/BVJaJaJa (zie noot 19)Ja (zie noot 20) Ja (of RvC of Av)Ja
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet inzake de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet inzake de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 november 2009, no.09.003315, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet inzake de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de werving van arbeidsaanbod uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte op een bij convenant overeengekomen wijze.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de werving van arbeidsaanbod uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte op een bij convenant overeengekomen wijze.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende regels inzake de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende regels inzake de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 januari 2005, no.05.000202, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel vervangt de Wet politieregisters. Het wetsvoorstel geeft enerzijds meer armslag voor het gebruik van persoonsgegevens, voorziet in mogelijkheden om gegevens die voor een bepaald doel zijn verwerkt te gebruiken voor andere doelen, en biedt meer mogelijkheden voor verstrekking van politiegegevens aan personen en instanties buiten de politiesector. Anderzijds voorziet het voorstel in waarborgen voor de burger tegen ongerechtvaardigde inbreuken op diens persoonlijke levenssfeer. De Raad van State kan zich verenigen met de doelen van het wetsvoorstel en onderschrijft het belang van een goede taakuitoefening door de politie, die alleen mogelijk is als de voor die taakuitoefening noodzakelijke gegevens efficiënt en effectief kunnen worden verwerkt. Het wetsvoorstel betekent een duidelijke verbetering ten opzichte van de huidige regeling. De Raad maakt enige opmerkingen, onder andere met betrekking tot de doelbinding van gegevensverwerking, het toezicht op waarborgen tegen ongerechtvaardigde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer, het recht op kennisneming en verbetering en een mogelijke ruime uitzondering op de geheimhoudingsplicht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Doelbinding van gegevensverwerking Het wetsvoorstel hanteert als algemeen uitgangspunt dat politiegegevens alleen mogen worden verwerkt voor een bepaald doel; gebruik voor een ander doel dan het oorspronkelijke is alleen mogelijk voorzover daarin uitdrukkelijk is voorzien.(zie noot 1) Het voorstel maakt in de artikelen 8, 9 en 10 een driedeling in verwerking van gegevens: verwerking met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak (artikel 8), gerichte verwerking ten behoeve van onderzoek met het oog op de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval (artikel 9) en gerichte verwerking met het oog op inzicht in de betrokkenheid van personen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de rechtsorde (artikel 10). Een bijzondere categorie betreft gegevens over (het runnen van) informanten (artikel 12, vierde lid). Het voorstel bepaalt dat bij deze verschillende wijzen van gegevensverwerking in oplopende gradatie waarborgen worden geboden met het oog op de bescherming van de burger tegen ongerechtvaardigde inbreuken op diens persoonlijke levenssfeer (bijvoorbeeld ten aanzien van de bewaartermijn en de bevoegdheid om geautomatiseerd te vergelijken). Het is daarom van groot belang dat duidelijkheid bestaat over de noemer waaronder informatie wordt verwerkt. Het voorstel biedt mogelijkheden om gegevens die met het oog op één van de in de wet omschreven doelen zijn verwerkt, te gebruiken ("verder verwerken") voor één van de andere doelen binnen de politietaak.(zie noot 2) De Raad merkt op dat met deze mogelijkheden tot verdere verwerking duidelijk wordt dat er geen waterdichte schotten bestaan tussen de verschillende vormen van gegevensverwerking, maar dat onder omstandigheden gegevens die zijn verwerkt op basis van artikel 8 verder kunnen verwerkt op basis van de artikelen 9, 10 of mogelijk zelfs 12. In de toelichting wordt onderkend dat in de praktijk niet altijd scherp valt af te bakenen tot welk moment de gegevensverwerking op basis van artikel 8 kan plaatsvinden en op welk moment alleen kan worden gewerkt met bijvoorbeeld een artikel 9-onderzoek.(zie noot 3) Mede naar aanleiding van het advies van het College van procureurs-generaal(zie noot 4) adviseert de Raad om de toelichting te verduidelijken met enkele voorbeelden van concrete situaties die vallen onder de diverse categorieën van gegevensverwerking, en bovendien met voorbeelden van situaties waarin sprake is van een overgang van gegevensverwerking op basis van artikel 8 naar artikel 9, 10 of mogelijk zelfs 12. 2. Toezicht op waarborgen tegen ongerechtvaardigde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer (artikel 10) Artikel 10 betreft de verwerking van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van bepaalde personen bij bepaalde ernstige strafbare feiten, bij handelingen die kunnen wijzen op het beramen van bepaalde categorieën van misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde kunnen opleveren, of bij handelingen die een ernstige schending van de openbare orde opleveren. Dit artikel ziet volgens de toelichting op meer permanente vormen van gegevensverwerking die nodig zijn in verband met de aard van de misdrijven of handelingen die in het geding zijn. Het gaat volgens de toelichting om de opbouw van een goede informatiepositie die ertoe kan leiden dat besloten wordt tot een operationeel opsporingsonderzoek op basis van artikel 9 dan wel tot operationele maatregelen in de sfeer van de openbare orde.(zie noot 5) Het wetsvoorstel maakt het mogelijk gegevens te verwerken over drie verschillende groepen personen. De eerste groep kent drie categorieën. De eerste categorie betreft personen die verdacht worden van bepaalde misdrijven en personen ten aanzien waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij betrokken zijn bij het beramen of plegen van deze misdrijven (artikel 10, tweede lid). De tweede categorie betreft personen die betrokken zijn bij de in het voorstel nader aangeduide handelingen die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren (artikel 10, derde lid). De derde categorie betreft personen over wie een redelijk vermoeden bestaat dat zij betrokken zijn bij een ernstige schending van de openbare orde (artikel 10, vierde lid). De tweede groep van personen betreft personen die in een bepaalde relatie staan tot de hiervoor genoemde (drie categorieën van) personen. Volgens de toelichting kunnen er aanwijzingen zijn dat iemand betrokken is bij het plegen van een bepaalde handeling als hij lid is van een bepaalde vereniging, bijvoorbeeld een schietvereniging, verkeert in een groep die voor de overheid minder toegankelijk is of bepaalde websites bezoekt. Hierbij zou ook kunnen worden gedacht aan familieleden, buren, vrienden, huisgenoten en vele anderen. Ten slotte betreft de derde groep ambtenaren van politie of buitengewone opsporingsambtenaren die zich bezighouden met de personen uit de eerste groep. Het wetsvoorstel creëert derhalve een bevoegdheid om gedurende lange tijd grote aantallen gegevens te verwerken over een groot aantal personen, dat op meer of minder grote afstand kan staan tot het eigenlijke object van onderzoek. De terecht in het wetsvoorstel opgenomen waarborgen tegen ongerechtvaardigde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer, welke ook beogen te voorkomen dat de toepassing van het wetsvoorstel in concrete gevallen resulteert in schending van artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), moeten een tegenwicht bieden tegen de nieuwe en verstrekkende mogelijkheden die het wetsvoorstel biedt voor een ruimere opslag, gebruik en verstrekking van persoonsgegevens. De feitelijke mogelijkheid van een betrokkene om te vernemen dat er over hem gegevens worden of zijn verwerkt, is echter beperkt. Het recht op kennisneming, geregeld in artikel 25 van het wetsvoorstel, heeft alleen praktische betekenis als de betrokkene weet, of redenen heeft om te vermoeden, dat gegevens over hem worden of zijn verwerkt. Zonder de wetenschap van informatieverwerking kan een geregistreerde niet zelf in actie komen wanneer hij meent dat zijn persoonlijke levenssfeer disproportioneel wordt aangetast. Ook wanneer niet bij voorbaat vaststaat dat van een aantasting van de bescherming van het privé-leven in de zin van artikel 8 EVRM sprake is, komt aan betrokkenen bescherming ingevolge artikel 13 EVRM toe. Zoals het Hof in zijn arrest van 26 maart 1987 in de zaak Leander tegen Zweden heeft overwogen, "the requirements of Article 13 will be satisfied if there exists domestic machinery whereby, subject tot the inherent limitations of the context, the individual can secure compliance with the relevant laws" (overweging 79). In dit licht is derhalve van het grootste belang hoe is voorzien in toezicht op de naleving van de wet. In artikel 35 wordt het College bescherming persoonsgegevens (CBP) belast met het toezicht op de verwerking van politiegegevens. In de toelichting wordt deze taak echter slechts summier toegelicht(zie noot 6), zodat onvoldoende duidelijk is in hoeverre hier van een daadwerkelijk rechtsmiddel - welke in een context als hier aan de orde, ook kan bestaan uit algemeen onafhankelijk toezicht - in de zin van artikel 13 EVRM kan worden gesproken. De Raad adviseert in de toelichting nader in te gaan op de wijze waarop het CBP aan het toezicht gestalte kan geven, en daarbij uitdrukkelijk in te gaan op de vraag of het CBP in voldoende mate voor een effectief toezicht op de naleving van de wet is toegerust, dan wel of daartoe aanvullende voorzieningen bestaan of zo nodig worden getroffen. 3. Recht op kennisneming en verbetering In artikel 25 van het wetsvoorstel regelt het recht van de burger om kennis te nemen van politiegegevens die hem betreffen. a. De termijn waarbinnen op het verzoek moet worden beslist wordt verlengd van vier naar zes weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens vier weken.(zie noot 7) Deze beperking is volgens de toelichting op het artikel ingegeven door de sterke stijging van het aantal verzoeken om kennisneming; van de politie kan "geen uitputtend onderzoek naar de verwerking van politiegegevens worden verwacht in die gevallen waarin het verzoek tot kennisneming daartoe geen aanknopingspunten biedt". De Wet politieregisters kent een beslistermijn van vier weken; datzelfde geldt voor de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP).(zie noot 8) De Wet openbaarheid van bestuur hanteert zelfs een beslistermijn van in beginsel twee weken; verstrekking moet in beginsel plaatsvinden binnen vier weken.(zie noot 9) De Raad adviseert de termijn van zes weken nader te motiveren dan wel ook hier een termijn van vier weken te stellen. b. Volgens de toelichting wordt de verantwoordelijke in het tweede lid van het artikel de keuze gelaten om mondeling of schriftelijk te reageren op een verzoek om kennisneming.(zie noot 10) Bedoeld zal zijn het eerste lid: daarin wordt artikel 37, eerste lid, WBP van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat artikel laat echter geen vrije keus, maar stelt de schriftelijke vorm voorop. Wel wordt bepaald dat, indien een gewichtig belang van de verzoeker dit eist, de verantwoordelijke aan een verzoek om kennisneming voldoet in een andere dan schriftelijke vorm, die aan dat belang is aangepast. De Raad beveelt aan de toelichting aan te passen. c. Als naar aanleiding van een verzoek politiegegevens zijn verbeterd, aangevuld, verwijderd of afgeschermd, doet de verantwoordelijke daarvan mededeling aan de personen of instanties aan wie de gegevens eerder zijn verstrekt.(zie noot 11) De bepaling is, zoals ook in de toelichting op het artikel wordt gesteld, ontleend aan artikel 38 WBP. De mededelingsplicht is echter, anders dan in de WBP en in het huidige artikel 24 van de Wet politieregisters, beperkt: zij geldt slechts voor een deel van de verwerkingen van politiegegevens door de politie en geldt niet voor verstrekkingen aan het openbaar ministerie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.(zie noot 12) In veel gevallen - in ieder geval waar het wetsvoorstel voorziet in het ter beschikking stellen of verstrekken van politiegegevens(zie noot 13) - zal de verwerking van politiegegevens inhouden dat gegevens zich op meer plaatsen bevinden, zodat verbetering op de ene plaats niet inhoudt dat de gegevens ook op andere plaatsen worden verbeterd. De landelijke informatiehuishouding voor de politie kan hier op termijn verandering in brengen, maar die is nog niet totstandgekomen. Het recht op verbetering van persoonsgegevens wordt door deze beperking onvolledig uitgewerkt. Het is bovendien in het belang van een goede taakuitoefening door de politie en andere instanties dat zij over juiste gegevens beschikken. De Raad adviseert de tekst van artikel 30, eerste lid, in overeenstemming te brengen met de bij deze bepaling gegeven toelichting. 4. Geheimhoudingsplicht Een politieambtenaar die over politiegegevens beschikt is ingevolge artikel 7, eerste lid, van het wetsvoorstel verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover hij bij wettelijk voorschrift tot verstrekking verplicht is, of de politietaak tot verstrekking noodzaakt. De tweede uitzondering is zeer ruim geformuleerd. Deze uitzondering is volgens de toelichting alleen bedoeld voor de bijzondere gevallen waarin het wetsvoorstel niet voorziet en waarin zich toch een - uit de politietaak voortvloeiende - dringende noodzaak tot verstrekking voordoet.(zie noot 14) In de toelichting wordt ook geconstateerd dat de geheimhoudingsbepaling in de Wet politieregisters, die grotendeels overeenkomt met de voorgestelde bepaling, in de praktijk een "ruime ventielfunctie " vervulde, welke echter door het in het wetsvoorstel geregelde ruimere verstrekkingsregime een meer uitzonderlijk karakter zal krijgen.(zie noot 15) Dat deze ventielfunctie volgens de toelichting slechts noodzakelijk is voor bijzondere gevallen waarin een dringende noodzaak tot verstrekking bestaat, is niet in de tekst van de wet tot uitdrukking gebracht. De Raad adviseert de tekst van het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met de tekst van de toelichting. 5. Toepassing van de informantenregeling op andere personen Het wetsvoorstel geeft een regeling voor de verwerking van gegevens over controle op en beheer van informanten: personen die heimelijk informatie verstrekken aan opsporingsambtenaren over strafbare feiten en ernstige schendingen van de openbare orde en daardoor gevaar lopen.(zie noot 16) Deze regeling kan ook worden toegepast op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere categorieën personen. Het wetsvoorstel omschrijft niet om wat voor personen het kan gaan; de enige clausulering is dat het alleen kan in bijzondere gevallen, ter bescherming van bepaalde categorieën personen.(zie noot 17) Uit de toelichting op het artikellid blijkt dat het in ieder geval gaat om infiltranten en getuigen die in een getuigenbeschermingsprogramma zijn opgenomen. De Raad is van oordeel dat de aanwijzing van bepaalde categorieën personen zoveel mogelijk in de wet zelf zou moeten worden opgenomen. Het betreft een belangrijk onderdeel van de wettelijke regeling. Bovendien zijn de aan te wijzen categorieën personen overzienbaar, omdat die direct verband houden met de beperkte categorie bijzondere opsporingsbevoegdheden: naast de infiltrant en de beschermde getuige kan het bijvoorbeeld gaan om de (burger)pseudokoper of -dienstverlener en de burger-infiltrant. Indien de categorieën personen om wie het gaat volledig bekend zijn, adviseert de Raad, die categorieën volledig uit te schrijven. Is dat niet mogelijk, dan dient in ieder geval een meer toegespitste omschrijving in het wetsvoorstel te worden opgenomen. 6. Bijzondere opsporingsdiensten Bij algemene maatregel van bestuur kan het bepaalde bij of krachtens deze wet geheel of ten dele van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de verwerking van persoonsgegevens door "een dienst van een publiekrechtelijk lichaam die is belast met de opsporing van strafbare feiten".(zie noot 18) Uit de toelichting op het artikel blijkt dat met deze algemeen omschreven bepaling wordt gedoeld op de zogeheten bijzondere opsporingsdiensten, zoals de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst. Het verdient aanbeveling de verwerking van persoonsgegevens door de bijzondere opsporingsdiensten zoveel mogelijk bij wet te regelen, omdat de reikwijdte van een wet een wezenlijk onderdeel van die wet is. Nu bekend is om welke diensten het gaat, is dat ook mogelijk. De Raad adviseert het wetsvoorstel aan te vullen. 7. Verwijzing naar een lagere regeling In artikel 16, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, wordt verwezen naar artikel 76 van het Besluit algemene rechtspositie politie. Verwijzing naar een regeling van lagere rang kan ertoe leiden dat de lagere regeling niet kan worden gewijzigd als niet ook de hogere regeling (technisch) wordt gewijzigd. Het is daarom beter om, als dat mogelijk is, te verwijzen naar de grondslagbepaling. De Raad meent dat dit in dit geval ook mogelijk is. Hij adviseert te verwijzen naar artikel 50 van de Politiewet 1993. 8. Toepasselijkheid op het meldpunt ongebruikelijke transacties Het register van het meldpunt ongebruikelijke transacties valt onder de werking van de Wet politieregisters; technisch is dit aldus vormgegeven dat in de Wet melding ongebruikelijke transacties wordt bepaald dat het register een register is in de zin van de Wet politieregisters. Deze wetstechnische constructie is met de vervanging van de Wet politieregisters door het voorliggende wetsvoorstel niet toepasbaar, omdat het begrip register niet meer voorkomt. Daarom wordt nu bepaald dat op de verwerking van persoonsgegevens door het meldpunt een reeks bepalingen van de Wet politiegegevens van overeenkomstige toepassing zijn.(zie noot 19) Deze constructie is omslachtig; eenvoudiger is het om te bepalen dat persoonsgegevens die door het meldpunt worden verwerkt politiegegevens zijn in de zin van artikel 1, onderdeel a, van de Wet politiegegevens. Artikel 2 van het wetsvoorstel bewerkstelligt dan dat die wet op die gegevens van toepassing is. De Raad adviseert het wetsvoorstel aldus aan te passen. 9. Bewaartermijn protocolplicht Het wetsvoorstel voorziet in een protocolplicht; die houdt in dat de verantwoordelijke een aantal gegevens (de doelen van de onderzoeken bedoeld in artikel 9, de autorisaties, verstrekking van gegevens aan derden, vermoedens van onrechtmatige verwerking) schriftelijk vastlegt.(zie noot 20) Volgens de toelichting op het artikel dient de protocolplicht om zowel het intern als het extern toezicht mogelijk te maken; vastlegging van verstrekkingen aan derden dient tevens om die derden naderhand te kunnen informeren in geval van correctie van gegevens.(zie noot 21) De gegevens die op grond van de protocolplicht zijn vastgelegd kunnen worden vernietigd na een periodieke audit.(zie noot 22) Het is denkbaar dat die gegevens op een later moment nodig zijn om, overeenkomstig artikel 30, correcties door te geven aan personen of instanties die nog beschikken over de ongecorrigeerde gegevens. De Raad adviseert de bewaartermijn daarop af te stemmen. 10. Terminologie "verstrekken" en "ter beschikking stellen" Het wetsvoorstel hanteert naast elkaar twee begrippen: verstrekken van politiegegevens, en ter beschikking stellen van politiegegevens. Verstrekken is het algemene begrip, omschreven als het bekend maken van politiegegevens; ter beschikking stellen is het bekend maken van politiegegevens aan personen die overeenkomstig de Wet politiegegevens zijn geautoriseerd voor het verwerken van politiegegevens. Het onderscheid tussen verstrekken en ter beschikking stellen vloeit niet voort uit het gewone spraakgebruik en maakt het hanteren van de wet dus minder eenvoudig.(zie noot 23) De termen wijken bovendien af van de manier waarop ze zijn gedefinieerd in de WBP; daarin wordt "verstrekken van persoonsgegevens" omschreven als: het bekend maken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens.(zie noot 24) De Raad adviseert de twee termen zoals nu gedefinieerd te vermijden en aan te sluiten bij de gangbare begrippen; de Raad heeft overigens in dit advies de terminologie van het wetsvoorstel aangehouden. 11. Duidelijkheid over de herkomst van gegevens Bij de verwerking van politiegegevens moeten de herkomst van de gegevens en de wijze van verkrijging worden vermeld; dit kan nuttig zijn om de betrouwbaarheid van gegevens te bepalen. Deze verplichting geldt echter niet voor gegevens die zijn verkregen bij de uitvoering van de dagelijkse politietaak,(zie noot 25) omdat - zo stelt de toelichting - het in de praktijk niet altijd mogelijk zal zijn de herkomst en de wijze van verkrijging te vermelden.(zie noot 26) De toelichting vult aan dat het voor de hand ligt dat "zoveel mogelijk" de herkomst en wijze van verkrijging bij de verwerkte gegevens wordt vermeld. De gebruikte terminologie "zoveel mogelijk" is vaag. Naar het oordeel van de Raad is het een belangrijk uitgangspunt dat tot de te registreren gegevens ook het aanduiden van de bron van de gegevens behoort. Bij elektronische registratie bestaan vele weinig belastende technische mogelijkheden om de bron te registreren. Wellicht dat de toelichting doelt op operationele onmogelijkheden voor registratie. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen met voorbeelden van onmogelijke registratie. 12. Verstrekking van gegevens aan particulieren Het wetsvoorstel voorziet in de verstrekking van politiegegevens aan - bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen - personen en instanties buiten de overheid met het oog op een zwaarwegend algemeen belang;(zie noot 27) dit is een verruiming ten opzichte van de Wet politieregisters, die verstrekking aan particulieren niet toelaat.(zie noot 28) Bij verstrekking aan particulieren is niemand uitgesloten; het kan blijkens de toelichting gaan om artsen of hulpverleners, maar ook om bijvoorbeeld winkeliers.(zie noot 29) Bij de verstrekking van informatie aan particulieren dringt zich de vraag op naar het verdere gebruik van de informatie. Onrechtmatig gebruik van de informatie kan leiden tot schade voor degene die onderwerp is van de informatie. De toelichting gaat niet in op het wettelijke regime dat van toepassing is op de ontvangers van de informatie en aan welke eisen zij dienen te voldoen bij het gebruik en mogelijk verder verwerken van de informatie. De Raad adviseert dit in de toelichting te verduidelijken. 13. "Audits" De verantwoordelijke moet periodiek de uitvoering van de wet laten controleren. Voor deze audits komen er nadere regels bij algemene maatregel van bestuur; daarin worden onder meer de auditcyclus en de betrokkenheid van externe deskundigen geregeld. Een afschrift van de controleresultaten wordt gestuurd aan de Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie, en aan het CBP.(zie noot 30) a. De audits zijn nieuw en ze betekenen een verbetering van het toezicht. Wel valt de Raad op dat de audits worden uitgevoerd in opdracht van de verantwoordelijke; dat er niet zonder meer voor gekozen is de audits door externe deskundigen te laten uitvoeren; dat de uitvoerders van een audit geen onderzoeksbevoegdheden hebben;(zie noot 31) en dat de twee ministers geen specifieke bevoegdheden hebben die zij kunnen uitoefenen naar aanleiding van de audit en de manier waarop de verantwoordelijke daarop reageert. De Raad adviseert het systeem van audits, zoals uitgewerkt in het wetsvoorstel, nader toe te lichten. b. Het doel van het toezenden van de controleresultaten aan drie ministers is dat hierdoor mede wordt zorggedragen dat de door het wetsvoorstel voorgestelde grenzen in de praktijk niet worden overschreden.(zie noot 32) Deze rapportageplicht betekent een administratieve belasting. Gelet op de decentrale opzet van het wetsvoorstel, waarin de korpsbeheerder primaire verantwoordelijkheid heeft voor gegevensverwerking binnen zijn korps, behoeft deze plicht nadere motivering. Dit geldt in het bijzonder voor de verhouding daarvan tot de verdeling van verantwoordelijkheden in de Politiewet 1993. De toelichting gaat op deze aspecten niet in. De Raad adviseert de rechtvaardiging van deze verplichting nader te motiveren. 14. De in artikel 45 opgenomen delegatiebevoegdheid Artikel 45 voorziet in het stellen van regels bij algemene maatregel van bestuur "met het oog op een goede uitvoering van deze wet". In die algemene maatregel kan tijdelijk worden afgeweken van het bij of krachtens deze wet bepaalde. Het artikel is bedoeld als een overgangsbepaling, om een goede implementatie van het wetsvoorstel te kunnen waarborgen, vooral met het oog op de invoering van een landelijke informatiehuishouding.(zie noot 33) De Raad wijst er allereerst op dat het uitgangspunt is dat elke delegatie van regelgevende bevoegdheid zo concreet en nauwkeurig mogelijk wordt begrensd.(zie noot 34) Bovendien kan in het algemeen alleen bij de wet van bepalingen in een wet worden afgeweken. Alleen in zeer bijzondere gevallen kan van dat uitgangspunt worden afgeweken en die afwijkingen moeten dan ook worden gemotiveerd. In de toelichting op de artikelen 45 tot en met 48 wordt slechts als argument aangevoerd dat de bepaling nodig is om een goede implementatie van de wet te kunnen waarborgen. Mogelijk hangt dit samen met de in artikel 47 voorziene gedifferentieerde inwerkingtreding van de wet. Maar deze toelichting is niet toereikend, nu geen inzicht wordt gegeven in de bij de invoering te verwachten problemen. Bovendien wordt niet bepaald van welke wetsbepalingen tijdelijk kan worden afgeweken. De Raad adviseert in artikel 45 zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven van welke wetsartikelen kan worden afgeweken, en in dat artikel een termijn op te nemen voor de delegatiebevoegdheid. Voorts adviseert de Raad in de toelichting een uiteenzetting op te nemen omtrent de bij de invoering te verwachten problemen die de voorgestelde regeling noodzakelijk maken. 15. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de verhouding tussen artikel 55 Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 90 Mededingingswet.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake de verhouding tussen artikel 55 Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 90 Mededingingswet.Bij brief van 6 oktober 2004, kenmerk WJZ 4063376, heeft de Minister van Economische Zaken afdeling II van de Raad van State verzocht hem van voorlichting te dienen inzake de verhouding tussen artikel 55 Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 90 Mededingingswet. De achtergrond van dit verzoek is een verschil van inzicht over de verhouding tussen de geheimhoudingsplicht in de Mededingingswet (Mw) en de informatieverplichtingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) ten aanzien van gegevens over (bouw)bedrijven die bij de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma) voorhanden zijn. In een op 29 juni 2004 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen motie is aangedrongen op een analyse van de onderlinge verhouding van de Mw en de Awr en werd verzocht om, zonder afbreuk te doen aan de ratio van de Mw, indien nodig, de wet zodanig aan te passen dat gegevensuitwisseling tussen de Nma en de Belastingdienst wordt vergemakkelijkt. In een brief van 1 oktober 2004 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal kondigt de Minister van Economische Zaken een nadere analyse aan. Ten behoeve van die analyse acht het kabinet het van belang het oordeel van de Raad van State te vernemen. Het gaat om de volgende vragen: 1. Hoe dient de verhouding tussen artikel 55 Awr en artikel 90 Mw juridisch te worden geduid, mede gegeven de wetsgeschiedenis van die artikelen? 2. Welke gevolgen brengt het antwoord op vraag 1 met zich voor het al dan niet verplicht verstrekken van informatie door de Nma aan de Belastingdienst? 3. In hoeverre wordt het antwoord op vraag 1 beïnvloed door artikel 28 van Verordening nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag (PbEG L 1/1)? 4. Acht de Raad van State, mede gelet op het antwoord op vraag 1 en met inachtneming van het belang van een effectieve uitvoering en toepassing van de respectieve wetten (inclusief de zogenaamde richtsnoeren clementietoezegging van de Nma), een aanpassing van artikel 91 Mw teneinde de verstrekking van gegevens door de Nma aan de Belastingdienst mogelijk te maken, een juridisch eenduidige oplossing? 1. Hoe dient de verhouding tussen artikel 55 Awr en artikel 90 Mw juridisch te worden geduid, mede gegeven de wetsgeschiedenis van die artikelen? 1.1. De Mw bevat in de artikelen 90 en 91 een strikt stelsel van geheimhouding. Deze bepalingen komen er op neer dat gegevens alleen mogen worden gebruikt voor de toepassing van de Mw en dat de Nma daarnaast uitsluitend gegevens verstrekt aan buitenlandse mededingingsinstellingen en aan bestuursorganen die zijn belast met taken die de mededinging betreffen. De achtergrond van dit stelsel inzake geheimhouding is, zo blijkt uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Mededingingswet, gelegen in de omstandigheid dat de Nma bij de toepassing van de wettelijke voorschriften kennis krijgt van vertrouwelijks bedrijfsgeheimen, zoals financiële gegevens en gegevens over toekomstige strategie en fabricagegegevens. Wat betreft het verstrekken van gegevens ten behoeve van andere taken dan mededingingsrechtelijke wordt in de memorie van toelichting vermeld, dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat voor de toepassing van de Mw verstrekte gegevens bekend worden bij ambtenaren die belast zijn met andere taken, omdat ondernemingen om die reden terughoudend kunnen worden met het verstrekken van gegevens aan de Nma. Overigens laat de geheimhoudingsverplichting in de Mw specifieke aangifteverplichtingen in het kader van het Wetboek van Strafvordering onverlet. 1.2. Artikel 55, eerste lid, Awr verplicht - kort gezegd - alle overheidsinstanties om (kosteloos) alle gegevens en inlichtingen te verschaffen die door de inspecteur ter uitvoering van de belastingwet worden gevraagd. Het tweede lid maakt het mogelijk dat de Minister van Financiën, op schriftelijk verzoek, ontheffing geeft van deze verplichting. Artikel 55 Awr is in de tachtiger jaren ingevoerd naar aanleiding van problemen met renseignering door andere overheidsinstanties aan de rijksbelastingdienst.(zie noot 1) Bij de totstandkoming van deze bepaling is uitdrukkelijk overwogen dat deze bepaling een specifieke verplichting oplegt voor het verstrekken van informatie ten behoeve van de belastingheffing, welke verplichting geheimhoudingsbepalingen in andere wetten doorbreekt.(zie noot 2) Dit is nadien bevestigd voor de verhouding tussen artikel 55 Awr en de Wet politieregisters.(zie noot 3) 1.3. Gelet op het voorgaande concludeert de afdeling dat bij de totstandkoming van artikel 55 Awr uitdrukkelijk is overwogen dat de daarin opgenomen verplichting specifieke geheimhoudingsverplichtingen van eerdere en latere datum doorbreekt, tenzij daarvan in de specifieke wet uitdrukkelijk wordt afgeweken. Bij de totstandkoming van de Mw (in werking getreden met ingang van 1 januari 1998) is dat laatste niet gebeurd. Wetssystematische interpretatie leidt de afdeling dan ook tot het oordeel dat er onvoldoende argumenten zijn voor de stelling dat de verplichting van artikel 55, eerste lid, Awr door artikel 90 Mw opzij wordt gezet. Dat betekent dat de Nma verplicht is gegevens te verstrekken, tenzij op grond van artikel 55, tweede lid, Awr een ontheffing wordt verleend. 2. Welke gevolgen brengt het antwoord op vraag 1 met zich voor het al dan niet verplicht verstrekken van informatie door de Nma aan de Belastingdienst? 2.1. Bij de totstandkoming van artikel 55 Awr is onderkend dat de verplichting van het eerste lid onder omstandigheden problemen kan opleveren. Daarbij zijn situaties als die, welke zich thans voordoet reeds eerder onder ogen gezien: "De situatie zou zich namelijk kunnen voordoen dat een overheidsinstelling voor de uitvoering van haar beleid bedrijfsgegevens van ondernemers nodig heeft en deze ondernemers geen medewerking willen verlenen omdat zij rekening houden met de mogelijkheid dat te verstrekken bedrijfsgegevens via de betrokken overheidsinstelling bij de fiscus terecht komen."(zie noot 4) Mede met het oog hierop is voorzien in de ontheffingsmogelijkheid van het tweede lid. Ook is gesteld dat mocht zich een tegenstelling tussen een geheimhoudingsplicht van een (semi-)overheidsorgaan in een niet-fiscaal rechtsgebied en een verplichting tot informatieverstrekking op het fiscale terrein voordoen, deze tegenstelling niet wordt opgelost op basis van een regel dat later totstandgekomen specifieke wetgeving prevaleert, doch in onderling overleg een oplossing zal moeten worden gevonden.(zie noot 5) Artikel 55, tweede lid, Awr voorziet in een ontheffingsbevoegdheid voor de Minister van Financiën op schriftelijk verzoek, bijvoorbeeld van het desbetreffende overheidsorgaan. Indien een ander ministerie betrokken is, brengt een redelijke toepassing van dit artikel mee dat deze ontheffingsbevoegdheid aldus wordt toegepast, dat de Minister van Financiën bij een geschil in collegiaal overleg treedt met de betrokken minister en, zo dit niet tot bevredigend resultaat leidt, de kwestie voorlegt aan de ministerraad.(zie noot 6) Aldus is een adequate belangenafweging verzekerd. 2.2. Gelet op het voorgaande concludeert de afdeling dat de toepasselijkheid van artikel 55 Awr niet met zich brengt dat de Nma ook bij betwisting zonder meer verplicht is om de desbetreffende gegevens te verstrekken. De toepassing van artikel 55, tweede lid, Awr brengt mee dat de Minister van Financiën in collegiaal overleg treedt over het verlenen van een ontheffing op grond van dat artikellid, en zo dit niet tot bevredigend resultaat leidt, de kwestie voorlegt aan de ministerraad, die daarover dan een beslissing neemt. 3. In hoeverre wordt het antwoord op vraag 1 beïnvloed door artikel 28 van Verordening nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag (PbEG L 1/1)? 3.1. In verordening 1/2003 is aan de nationale mededingingsautoriteiten een aantal taken toebedeeld ten aanzien van het Europese mededingingsrecht. De nationale mededingingsautoriteiten treden daarbij op als decentrale uitvoeringsinstanties van het Europese mededingingstoezicht in een gezamenlijk netwerk, tezamen met de Europese Commissie. In dat kader is voorzien in gegevensuitwisseling tussen de Europese Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten en tussen de nationale mededingingsautoriteiten onderling. Artikel 28 van verordening 1/2003 heeft onder andere tot gevolg dat gegevens waarover een nationale mededingingsautoriteit in het kader van die verordening beschikt, niet openbaar mogen worden gemaakt en slechts mogen worden gebruikt overeenkomstig het doel waarvoor zij zijn ingewonnen. Het gaat hierbij om een "collectief beroepsgeheim" dat voor alle leden van dit netwerk geldt. Dit laat overigens onverlet dat de verordening in artikel 15 gegevensverstrekking aan nationale rechterlijke instanties regelt. 3.2. Nu verordening 1/2003 niet voorziet in de mogelijkheid van gegevensverstrekking voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn ingewonnen, kunnen de verplichtingen uit hoofde van artikel 55, eerste lid, Awr niet worden ingeroepen ingeval artikel 28 van de verordening toepassing vindt. 3.3. Ingevolge de Wet modernisering EG-mededingingsrecht(zie noot 7) beperkt de Mw zelf de toepassing van artikel 90 Mw tot die gevallen waarin verordening 1/2003 niet van toepassing is. Dat dwingt dan ook om een scherpe afbakening tussen de toepasselijkheid van de Nederlandse, dan wel de Europese geheimhoudingsregels te hanteren. De toepassing van de Nederlandse regels inzake gegevensverstrekking mogen de uit verordening 1/2003 voortvloeiende geheimhoudingsregels immers niet doorkruisen. In de praktijk zal het echter niet altijd eenvoudig, en wellicht soms onmogelijk te bepalen zijn in hoeverre op gegevens waarover de Nma beschikt, artikel 90 Mw van toepassing is, dan wel artikel 28 van verordening 1/2003. Bij twijfel dienen de Europese regels te prevaleren. Deze afbakeningsproblemen kunnen een reden vormen ook de eigen nationale regels inzake gegevensverstrekking en geheimhouding, en de toepassing daarvan op de Europese regels te doen aansluiten. Voor het laatste, de toepassing, biedt artikel 55, tweede lid, thans al de juridische mogelijkheid. 4. Acht de Raad van State, mede gelet op het antwoord op vraag 1 en met inachtneming van het belang van een effectieve uitvoering en toepassing van de respectieve wetten (inclusief de zogenaamde richtsnoeren clementietoezegging van de Nma), een aanpassing van artikel 91 Mw teneinde de verstrekking van gegevens door de Nma aan de Belastingdienst mogelijk te maken, een juridisch eenduidige oplossing? 4.1. Zoals hiervoor in punt 1 reeds is besproken, is de afdeling van oordeel, dat artikel 90 Mw niet in de weg staat aan de toepassing van artikel 55, eerste lid, Awr. Artikel 55, tweede lid, Awr biedt de mogelijkheid van een ontheffing van deze verplichting. Er bestaat dan ook geen juridische noodzaak om in artikel 91 Mw een voorziening te treffen die het mogelijk maakt gegevens aan de Belastingdienst te verstrekken. Het stelsel van artikel 55 Awr biedt voldoende mogelijkheid om tot een verantwoorde belangenafweging te komen. 4.2. Bij de beoordeling in het kader van artikel 55, tweede lid, Awr van de vraag of al dan niet ontheffing moet worden verleend terzake van gegevens waarover de Nma beschikt, dienen tegen elkaar te worden afgewogen: enerzijds het belang van gegevensvergaring door de Belastingdienst om tot een juiste belastingheffing te komen, waarbij niet alleen aannemelijk moet zijn dat de te verstrekken gegevens fiscale relevantie hebben, maar ook de noodzaak van toepassing van artikel 55, eerste lid, Awr wordt afgezet tegen de (andere) bevoegdheden die de Belastingdienst zelf heeft ten aanzien van de desbetreffende ondernemingen. De Belastingdienst beschikt in het kader van de fiscale informatie- en administratieverplichtingen immers over de nodige bevoegdheden om de relevante gegevens op te vragen bij de desbetreffende ondernemingen en bij andere administratieplichtigen; zo nodig kan daarenboven gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid belastingaanslagen vast te stellen met omkering van de bewijslast (artikelen 25, zesde lid, en 27e Awr) en kan eventueel een bestuurlijke boete worden opgelegd of strafvervolging plaatsvinden; anderzijds het belang van de effectiviteit van het mededingingstoezicht door de Nma en de plicht om te voorkomen, dat de uit verordening 1/2003 voortvloeiende geheimhoudingsregels worden doorkruist. In punt 1 is reeds aan de orde geweest, dat het door de Nma verstrekken van gegevens aan andere bestuursorganen tot gevolg kan hebben dat ondernemingen om die reden terughoudend worden met het verstrekken van gegevens aan de Nma. Ook de effectiviteit van de toepassing van de Richtsnoeren Clementietoezegging is mede afhankelijk van de mate waarin gegevens die met toepassing van die regeling worden verstrekt aan de Nma, door de Nma aan andere bestuursorganen (moeten) worden verstrekt. In het verlengde daarvan kunnen ook de regels inzake gegevensverstrekking door de Belastingdienst aan andere overheidsinstanties, in het bijzonder de regels in hoofdstuk 6 van het Voorschrift informatieverstrekking 1993 een rol spelen. Gelet op de grote belangen die naast het algemene belang van de belastingheffing voor de verschillende betrokkenen in het spel zijn, in het bijzonder het belang van een goed functionerend mededingingstoezicht en het vertrouwen dat de onder dat toezicht gestelde ondernemingen kunnen hebben over het gebruik van gegevens, is de afdeling van oordeel dat het wenselijk is, dat vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid wordt verschaft over de wijze waarop in mededingingszaken inhoud zal worden gegeven aan de ontheffingsregeling van artikel 55, tweede lid, Awr, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant tussen de Nma en de Belastingdienst waarin vooraf algemene afspraken worden gemaakt over de toepassing van die ontheffingsregeling.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 30 december 2008, no.08.003757, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60).Bij Kabinetsmissive van 20 april 2016, no.2016000737, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2011, no.11.001700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag betreffende deeltijdwerk (Verdrag nr.175, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar eenentachtigste zitting; Genève, 24 juni 1994 (Trb.1994, 283), met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag betreffende deeltijdwerk (Verdrag nr.175, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar eenentachtigste zitting; Genève, 24 juni 1994 (Trb.1994, 283), met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging van en de invoering van een elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand (Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging van en de invoering van een elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand (Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 maart 2010, no.10.000542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging van en de invoering van een elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand (Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken alsmede in verband met het aanbrengen van enkele inhoudelijke wijzigingen, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken alsmede in verband met het aanbrengen van enkele inhoudelijke wijzigingen, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 november 2007, no. 07.003637, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken alsmede in verband met het aanbrengen van enkele inhoudelijke wijzigingen, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot bundeling en aanpassing van regels op het terrein van het onderwijs (Algemene wet onderwijs), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot bundeling en aanpassing van regels op het terrein van het onderwijs (Algemene wet onderwijs), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 1 december 2016, no.2016002108, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot bundeling en aanpassing van regels op het terrein van het onderwijs (Algemene wet onderwijs), met memorie van toelichting.Het wetsvoorstel voorziet in de totstandbrenging van een eerste aanzet voor een algemene onderwijswet, waaraan stapsgewijs onderwerpen die verschillende onderwijssectoren aangaan worden toegevoegd. Het eerste onderwerp van de wet is het register onderwijsdeelnemers, waarin gegevens over onderwijsdeelnemers uit alle onderwijssectoren zijn opgenomen.De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. Op zichzelf onderschrijft de Afdeling de wenselijkheid om de eenheid binnen de onderwijswetgeving te bevorderen. De toelichting zet evenwel niet uiteen waarom het instrument van een algemene, alle sectoren overstijgende onderwijswet daarvoor geschikt zou zijn. Gegeven de uiteenlopende kenmerken van de onderwijssectoren is het aantal onderwerpen dat zich voor een algemene regeling leent vermoedelijk zeer beperkt. In dit verband ontbreekt een indicatie van de onderwerpen die in die algemene regeling een plaats zou kunnen krijgen.Het voorstel betekent dat de gebruiker in plaats van één sectorwet, straks ook de algemene onderwijswet zal moeten raadplegen om de toepasselijke regels te vinden. Gezien de wezenlijke verschillen die er tussen de onderwijssectoren bestaan, heeft een algemene onderwijswet voorts als risico dat de regels ingewikkelder worden en de gelaagdheid van de regeling toeneemt, omdat de beoogde eenheid slechts kan worden bereikt door daarop tegelijk uitzonderingen toe te laten of op een lager niveau regels te stellen. Daarbij komt dat de algemene onderwijswet ook in de plannen van de regering meer het karakter van een sectorgewijs opgebouwde verzamelwet zal hebben dan van een algemene onderwijswet. Gelet hierop adviseert de Afdeling om het voorstel te heroverwegen.1.Geschiktheid van een algemene onderwijswet (Awo)Doel van het wetsvoorstel is om regels die een bovensectoraal karakter hebben voortaan zoveel mogelijk in één wet op te nemen. Volgens de toelichting wordt het zo voor scholen en andere betrokkenen eenvoudiger om hun weg te vinden in de onderwijswetgeving, (zie noot 1) verbetert de aansluiting tussen de onderwijssectoren omdat regelingen minder onnodig uit elkaar zullen lopen en leidt een algemene wet tot bestendiger wetgeving omdat aanpassingen voor alle onderwijssectoren gaan gelden en daarom extra zorgvuldigheid vragen.De Awo heeft het karakter van een aanbouwwet. Een definitieve (hoofd)stukindeling ontbreekt. Het voorstel bevat voorshands slechts een bovensectorale regeling met betrekking tot de onderwijsregisters. Mogelijk worden later andere onderdelen toegevoegd. Voorshands wordt alleen gedacht aan incorporatie van de Wet op het lerarenregister, en mogelijk ook de wettelijke bepalingen over de jaarverantwoording.De Afdeling juicht het streven naar meer eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid van de wetgeving op zichzelf toe. Het middel van een algemene wet onderwijs acht zij in dit geval niet geschikt. De onderwijswetgeving is in hoge mate sectoraal bepaald. De onderwijssectoren - primair, voortgezet, beroeps-, hoger en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs - hebben weliswaar veel themas gemeenschappelijk, zoals rechtsvorm, bekostiging, doelgroep, personeel, kwaliteitseisen, toezicht. Maar de eigen aard van de sectoren brengt mee dat maar weinig themas zich zullen lenen voor een algemene, uniforme regeling. Die eigen aard komt onder meer tot uitdrukking in wezenlijke verschillen in onder meer doelgroepen, omvang van het aanbod en aantal instellingen, schaalgrootte en mate van professionalisering, bekostigingsstructuur en kwaliteitscontrole, de bestuursstructuur en medezeggenschap. Naarmate het bereik van de algemene onderwijswet beperkter is, betekent dit dat een gebruiker voor een goed en volledig begrip van het onderwijsrecht dat op hem van toepassing is niet alleen de algemene onderwijswet, maar ook de sectorwetten erop zal moeten naslaan.Gegeven de verscheidenheid tussen de onderwijssectoren zal de algemene wet voorts zelf niet aan een vorm van sectorindeling kunnen ontkomen. Dat is niet bevorderlijk voor de toegankelijkheid ervan voor de gebruiker. De Wet op het onderwijstoezicht kent bijvoorbeeld een klein algemeen deel, en daarnaast wat betreft de uitoefening van het toezicht een indeling naar sectoren. De verscheidenheid tussen sectoren heeft voorts als risico dat een algemene wet ingewikkelder wordt dan een sectorale regeling en de gelaagdheid van de regeling toeneemt. De beoogde eenheid kan namelijk slechts worden bereikt door daarop uitzonderingen toe te laten of op een lager niveau regels te stellen om recht te doen aan de verschillen. Het wetsvoorstel, hoewel dat is beperkt tot één onderwerp, laat reeds zien tot welke problemen dit leidt. (zie noot 2) De onoverzichtelijkheid voor de gebruiker wordt ten slotte nog vergroot omdat de algemene onderwijswet ook in de plannen van de regering vooralsnog meer het karakter heeft van een algemene (verzamel-)wet, naast de andere algemene wetten en de sectorwetten.Gelet op de eigen aard van de onderwijssectoren en de daaruit voortvloeiende bezwaren van een algemene wet zou het ten minste aanbeveling verdienen om eerst een wetgevingsnotitie op te stellen, waarbij verkend wordt onder welke voorwaarden harmonisatie mogelijk is en wat het beoogde einddoel is. In deze notitie zouden de onderwerpen moeten worden opgenomen die concreet deel uit zouden moeten gaan maken van de algemene wet die de regering voor ogen staat. Alleen indien daaruit naar voren komt dat een substantieel aantal onderwerpen zich voor zinvolle regeling in de algemene wet leent zou vervolgens een wetgevingsprogramma dienen te worden vastgesteld, opdat een regelmatige voortgang gewaarborgd kan worden. Is dat niet het geval, dan zou van een algemene wet afgezien moeten worden.Zou een algemene wet zinvol blijken te zijn, dan zal het realiseren daarvan een langdurig project zijn. De Afdeling geeft de regering daarom in overweging voor de kortere termijn te streven naar verdere harmonisatie van begrippen en terminologie in de sectorwetgeving en waar mogelijk incorporatie van de afzonderlijke themawetten in de sectorwetten. Verdere harmonisatie op die kortere termijn kan tevens worden bereikt door voortschrijdende aanpassing van de onderwijswetgeving aan de Algemene wet bestuursrecht. (zie noot 3)Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling de keuze voor een algemene onderwijswet te heroverwegen, voorshands de bepalingen van de registerwetgeving en van andere sectorwetten waar mogelijk te integreren in de verschillende sectorwetten en te streven naar verdere harmonisatie van begrippen en terminologie in de sectorwetten.Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.2.Betrouwbaarheid gegevens niet bekostigd hoger onderwijsVoorgesteld wordt de beschikbaarstelling van diplomagegevens inzake het bekostigd onderwijs uit te breiden naar niet bekostigd onderwijs. Het voornemen daartoe was al aangekondigd bij het wetsvoorstel tot instelling van het diplomaregister, maar kon toen niet worden uitgevoerd, omdat nog niet werd voldaan aan de eis van beschikbaarheid en betrouwbaarheid. (zie noot 4) In de memorie van toelichting bij het huidige wetsvoorstel wordt gesteld dat de gegevens van het niet bekostigde middelbaar onderwijs aan beide criteria voldoen. (zie noot 5) Als gevolg van het wetsvoorstel zal ook het niet bekostigd hoger onderwijs verplicht worden persoonsgegevens van studenten te leveren aan DUO voor verdere verwerking in het register onderwijsdeelnemers. Aan het vereiste van beschikbaarheid lijkt dus te zullen worden voldaan. Een uiteenzetting over de vraag of de gegevens van het niet bekostigd hoger onderwijs tevens voldoen aan de eis van betrouwbaarheid ontbreekt echter.De Afdeling adviseert in de toelichting hieraan alsnog aandacht te schenken.3.Systematiek en terminologieArtikel 2.1 introduceert de gegevenssets (basisgegevens, vrijstellingsgegevens, verzuimgegevens en diplomagegevens). Deze sets worden gedefinieerd in relatie tot de doelen waarvoor levering van deze gegevens aan de minister ten behoeve van het register onderwijsdeelnemers noodzakelijk is. Dit gebeurt door te verwijzen naar het relevante lid van de doelbepaling, artikel 2.3. Hierdoor wordt bereikt dat de doelbinding van de vier samenstellende registers gehandhaafd blijft en wordt het mogelijk de specificatie van de gegevens te delegeren, aldus de toelichting.Artikel 2.7 bepaalt welke gegevens worden geregistreerd in het register onderwijsdeelnemers. Dit betreft per onderwijsdeelnemer het persoonsgebonden nummer en voor zover van toepassing de identificerende gegevens en de overige basisgegevens, vrijstellingsgegevens, verzuimgegevens en diplomagegevens. Deze ordening is volgens de toelichting gebaseerd op de gegevenssets.De Afdeling wijst er op dat de identificerende gegevens niet tot de gegevenssets behoren, tenzij zij tot de basisgegevens gerekend moeten worden. De definitie van basisgegevens geeft daarover echter geen uitsluitsel. Voorts is het niet duidelijk wat de functie is van het bijvoeglijk naamwoord "overige" en wat het bijvoorbeeld het verschil is tussen "basisgegevens" en "overige basisgegevens".De Afdeling adviseert duidelijkheid te verschaffen over de identificerende gegevens. Indien de gedachte is dat elke set identificerende gegevens bevat en daarnaast "overige" basisgegevens, respectievelijk overige vrijstellingsgegevens, overige verzuimgegevens of overige diplomagegevens, dan verdient het aanbeveling dat nader uiteen te zetten en de begripsbepalingen en de artikelen 2.7-2.9 daarop aan te passen. Juister lijkt het echter het woord "overige" te vermijden.4.Persoonsgegevensa. Artikel 2.10, eerste lid, bepaalt dat persoonsgegevens over gezondheid deel uit kunnen maken van de basisgegevens. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens is in beginsel verboden en dient om die reden haar grondslag te vinden in een wet in formele zin die een voldoende specifieke regeling bevat, ook ten aanzien van de noodzaak van de verwerking. (zie noot 6) Doordat het voorstel een niet geconditioneerde bepaling bevat, ontbreken deze waarborgen.De Afdeling adviseert in de wet te preciseren onder welke omstandigheden deze bijzondere persoonsgegevens verwerkt mogen worden.b. Artikel 2.3, derde lid, bepaalt dat bepaalde basisgegevens (vrijstellingsgegevens) worden verstrekt ten behoeve van de uitvoering van overige wettelijke taken door Onze Minister. Verstrekking van basisgegevens in de vorm verzuimgegevens respectievelijk diplomagegevens kan ook gegevens omtrent de identiteit bevatten (vierde lid) of het persoonsgebonden nummer (vijfde lid). In het verlengde hiervan bepaalt artikel 2.15, zesde lid, dat ter uitvoering van het eerste tot en met vijfde lid bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald voor welke overige wettelijke taken van Onze Minister de verstrekking gebeurt en welke gegevens dit betreft. Uit artikel 7 van de Wet bescherming persoonsgegevens volgt dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld.De Afdeling adviseert de taken die het hier betreft in de wet zelf op te nemen.c. Artikel 2.18, derde lid, bepaalt dat diplomagegevens met het persoonsgebonden nummer worden verstrekt aan Onze Minister voor de uitvoering van overige wettelijke taken van Onze Minister. Ingevolge artikel 2.18, vierde lid, wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald voor welke overige wettelijke taken van Onze Minister de verstrekking gebeurt.De Afdeling adviseert de overige taken die het hier betreft in de wet zelf op te nemen. (zie noot 7)5. EvaluatieArtikel 2.31 bepaalt dat het register onderwijsdeelnemers binnen vijf jaar na inwerkingtreding zal worden geëvalueerd op de aspecten doeltreffendheid en werking in de praktijk. Ter toelichting wordt gewezen op de motie van het lid Franken c.s. van 17 mei 2011. (zie noot 8) Daarin wordt de regering opgeroepen om bij nieuwe wetgeving, waarbij van een beperking op het grondrecht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer sprake is, onder meer te voorzien in een evaluatiebepaling.De Afdeling merkt op dat het register onderwijsdeelnemers dezelfde materie regelt als de bestaande registerwetgeving en dat de doelen van de gegevensverwerking niet veranderen. Gelet daarop leidt het wetsvoorstel niet tot een grotere of andere inperking van de persoonlijke levenssfeer. Om die reden is de betekenis van een evaluatiebepaling niet duidelijk. Tenzij het nut alsnog aannemelijk kan worden gemaakt, adviseert de Afdeling deze bepaling te schrappen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende bepalingen over de zorg voor de publieke gezondheid (Wet publieke gezondheid), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende bepalingen over de zorg voor de publieke gezondheid (Wet publieke gezondheid), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2007, no.07.002458, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende bepalingen over de zorg voor de publieke gezondheid (Wet publieke gezondheid), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 in verband met de wet van [...] tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) (Stb. ..), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 in verband met de wet van [...] tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) (Stb. ..), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juni 2009, no.09.001530, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 in verband met de wet van [...] tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) (Stb. ..), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met het verstrekken van stimuleringsuitkeringen, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met het verstrekken van stimuleringsuitkeringen, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 19 november 2007, no.07.003742, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met het verstrekken van stimuleringsuitkeringen, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake het voorhangen van gedelegeerde regelgeving.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State inzake het voorhangen van gedelegeerde regelgeving.Bij brief van 23 december 2009, kenmerk 563414/09/6, heeft de Minister van Justitie op verzoek van de Eerste Kamer der Staten-Generaal de Raad van State verzocht om voorlichting inzake het voorhangen van gedelegeerde regelgeving. De Raad heeft afdeling II aangewezen om deze voorlichting namens de Raad te geven.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende overgangsrecht inzake de beëindiging van het recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet binnen de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende overgangsrecht inzake de beëindiging van het recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet binnen de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol, met toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Tweede nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol, met toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot.Bij Kabinetsmissive van 29 mei 2013, no.13.001074, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130a van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit inkomstenkorting startende zelfstandigen WW).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130a van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit inkomstenkorting startende zelfstandigen WW).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen met het oog op verlaging van de subsidies, met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen met het oog op verlaging van de subsidies, met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2008, no.08.003120, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen met het oog op verlaging van de subsidies, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Internationale Politieorganisatie (INTERPOL) inzake privileges en immuniteiten voor verbindingsofficieren die door INTERPOL bij Europol te 's-Gravenhage gedetacheerd worden; Lyon, 20 november 2009 (Trb. 2009, 248).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Internationale Politieorganisatie (INTERPOL) inzake privileges en immuniteiten voor verbindingsofficieren die door INTERPOL bij Europol te 's-Gravenhage gedetacheerd worden; Lyon, 20 november 2009 (Trb. 2009, 248).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (samenloop bevallingsuitkering en BWOO-uitkering) en het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (aanpassing van artikel 39).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (samenloop bevallingsuitkering en BWOO-uitkering) en het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (aanpassing van artikel 39).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de geldigheidstermijn van nationale typegoedkeuringen van twee- en driewielige motorvoertuigen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de geldigheidstermijn van nationale typegoedkeuringen van twee- en driewielige motorvoertuigen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van een gedeelte van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Cranendonck krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Fietspad Ruilverkavelingsweg)

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit houdende aanwijzing van een gedeelte van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Cranendonck krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Fietspad Ruilverkavelingsweg)Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 8 maart 2013, no.RWSCD BJV 2013/5647 bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende aanwijzing van een gedeelte van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Cranendonck krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Fietspad Ruilverkavelingsweg).
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen en andere besluiten in verband met wijziging van Bijlage I van het Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en in verband met wederzijdse erkenning van technische voorschriften en typegoedkeuringen (aanwijzing Noordwest-Europese Wateren tot bijzonder gebied en harmonisatie van technische voorschriften).

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen en andere besluiten in verband met wijziging van Bijlage I van het Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en in verband met wederzijdse erkenning van technische voorschriften en typegoedkeuringen (aanwijzing Noordwest-Europese Wateren tot bijzonder gebied en harmonisatie van technische voorschriften).Bij Kabinetsmissive van 16 december 1999, no.99.006107, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen en andere besluiten in verband met wijziging van Bijlage I van het Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en in verband met wederzijdse erkenning van technische voorschriften en typegoedkeuringen (aanwijzing Noordwest-Europese Wateren tot bijzonder gebied en harmonisatie van technische voorschriften). Inleiding Onderhavig ontwerpbesluit strekt tot implementatie van wijzigingen van Bijlage I van het op 2 november 1973 te Londen totstandgekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, zoals gewijzigd door het op 17 februari 1978 te Londen totstandgekomen Protocol van 1978 (hierna: het Marpol-verdrag) in het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (hierna: het besluit). Kort gezegd hebben de wijzigingen van Bijlage I betrekking op de aanwijzing van de Noordzee en enkele aansluitende Noordwest-Europese wateren tot bijzonder gebied en de aanscherping van voorschriften betreffende olie-tankschepen. Voorts behelst het ontwerpbesluit de invoeging in het besluit van een bepaling strekkende tot de erkenning van gelijkwaardige technische voorschriften en typegoedkeuringen die zijn vastgesteld door of vanwege andere (lid)staten van de Europese Unie of van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte. Een gelijke bepaling wordt daarnaast ook ingevoegd in een drietal op de Wet voorkoming verontreiniging door schepen gebaseerde algemene maatregelen van bestuur. Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen. 1. De bepaling inzake de erkenning van technische voorschriften houdt in dat door of vanwege een andere (lid)staat vastgestelde technische normen of technische eisen die gelijkwaardig zijn aan de bij of krachtens de te wijzigen besluiten vastgestelde technische normen of technische eisen met die laatste normen of eisen worden gelijkgesteld (de artikelen I, onderdeel A, II, en III). Dezelfde constructie is gekozen voor typegoedkeuringen. Blijkens de nota van toelichting (paragraaf 1c) wordt deze regeling opgenomen met het oog op "het Europeesrechtelijke vereiste van geharmoniseerde toepassing van gelijkwaardige technische voorschriften en typegoedkeuringen". Onduidelijk is op welke verplichtingen van gemeenschapsrecht met die zinsnede wordt gedoeld. De bepalingen inzake het vrij verkeer van goederen en diensten brengen mee dat goederen die uit een andere lidstaat worden ingevoerd of het land binnenkomen en die voldoen aan de in de lidstaat van herkomst geldende eisen en normen, niet met toepassing van de eigen nationale regels van de lidstaat van binnenkomst mogen worden tegengehouden indien die andere eisen en normen gelijkwaardig zijn aan die welke gelden in die lidstaat van invoer. De formulering van de voorgestelde regeling gaat evenwel aanzienlijk verder. Zij behelst niet de toelating van goederen die voldoen aan elders geldende technische eisen, maar recipieert die eisen zelf in het Nederlandse recht. Zij stelt de gelijkwaardige technische eisen of typegoedkeuring van elders gelijk aan die welke ingevolge het besluit gelden. Dat kan onder omstandigheden inhouden dat bij de bouw van een schip in Nederland voor de Nederlandse markt de bouwer kan kiezen of hij de technische eisen of typegoedkeuring van een van de andere (lid)staten volgt of de Nederlandse eisen en keuring. Indien dit daadwerkelijk met de voorgestelde gelijkstelling wordt beoogd, ware in de toelichting nauwkeuriger de gemeenschapsrechtelijke grondslag van de regeling aan te geven. Tegen deze achtergrond adviseert de Raad de erkenningsregeling nader op haar grondslag te bezien. In het licht daarvan ware ofwel de bepaling nauwkeuriger te formuleren, zodat deze er slechts toe strekt te bepalen dat schepen van elders die voldoen aan de gelijkwaardige eisen van elders, geacht worden te voldoen aan het besluit, dan wel de toelichting te preciseren ten aanzien van de grondslag van de verplichting. 2. Met betrekking tot de invoeging van de voorgestelde regeling van erkenning ware voorts in de toelichting nader in te gaan op de vraag in hoeverre deze zich verdraagt met een zorgvuldige uitvoering van het Marpol-verdrag. Dat verdrag bevat, ook na de onderhavige wijzigingen, nauwkeurige eisen teneinde deze onderling gelijk te maken. Een bepaling ingevolge welke daarnaast ook producten worden toegelaten die voldoen aan andere zij het gelijkwaardige eisen lijkt daarmee op gespannen voet te staan. Indien de uitvoering van het Marpol-verdrag er echter toe zou verplichten om schepen uit andere (lid)staten te weren in strijd met de regels inzake het vrij verkeer, dan zal bezien moeten worden of de verplichtingen van dit verdrag nog wel door de (lid)staten afzonderlijk kunnen worden uitgevoerd of door de gemeenschap. De Raad adviseert in de toelichting op beide vragen in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen. 3. Bij de omzetting van voorschrift 25A, derde lid, van Bijlage I van het Marpol-verdrag in het in het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen toe te voegen artikel 25a (artikel, onderdeel E) heeft de Raad de volgende kanttekeningen. a. Ingevolge het voorschrift 25A, derde lid, onder b, kan voor combinatietankschepen worden voldaan aan de gestelde eisen door eenvoudige aanvullende operationele procedures die schriftelijk aan de kapitein ter hand zijn gesteld en die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd. In het voorliggende besluit wordt dit vertaald in de eis dat de procedures zijn goedgekeurd door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Voor Nederlandse schepen is dat juist, maar niet voor schepen die van elders komen en voor welke deze procedures zijn goedgekeurd door de elders bevoegde autoriteit. Toepassing van deze bepaling vergt een erkenning van de elders afgegeven goedkeuring. Zij is immers van toepassing op alle schepen die binnen de Nederlandse rechtsmacht komen en niet alleen op Nederlandse schepen. b. In de voorgestelde bepaling ware verder te verduidelijken of de vervolgens in het derde lid, onder b, aanhef en onder 2 tot en met 8, gestelde eisen het karakter hebben van een instructie aan de bevoegde autoriteit bij het afgeven van de goedkeuring of dat zij zelfstandige betekenis hebben naast die goedkeuring. 4. Ingevolge het voorgestelde artikel 25a, eerste lid, is deze bepaling van toepassing op schepen waarvoor het bouwcontract na 1 februari 1999 is gesloten dan wel de kiel is gelegd na 1 augustus 1999. Dat houdt in dat de gestelde belastende eisen terugwerkende kracht zullen hebben. Dit komt voort uit het feit dat de onderhavige wijzigingen van het Marpol-verdrag volgens de procedure van artikel 16, tweede lid, onderdelen f, (iii) en g, (ii) (ook) door Nederland zijn aanvaard op 1 augustus 1998 en vervolgens in werking zijn getreden op 1 februari 1999 (Tractatenblad van 1999, nr.167, bladzijde 3). Gelet hierop zal in de toelichting moeten worden aangegeven waarom de tijdsduur van de terugwerkende kracht van de betreffende eisen niet door eerdere vaststelling van een wijzigingsbesluit had kunnen worden beperkt. Daarnaast adviseert de Raad uitsluitsel te geven over de vraag of deze implementatie van voorschriften met terugwerkende kracht economische gevolgen voor het betrokken bedrijfsleven zal hebben. 5. Blijkens de mededelingen van de Minister van Buitenlandse Zaken in het Tractatenblad van 1999, nr.167, bladzijde 3, gelden de onderhavige wijzigingen van bijlage I van het Marpol-verdrag voor het gehele Koninkrijk. Gelet hierop verdient het aanbeveling dat in de nota van toelichting wordt uiteengezet op welke wijze omzetting van deze wijzigingen van het Marpol-verdrag in de wet- of regelgeving van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft plaatsgevonden dan wel zal plaatsvinden en op welke wijze overeenstemming wordt bevorderd. 6. De onderhavige wijzigingen van het Marpol-verdrag waaraan uitvoering wordt gegeven zijn van dien aard dat ook de lettertekens en typografie juridische betekenis kunnen hebben. Bij de omzetting daarvan dient dan ook de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht te worden. De typografie van de voorgestelde bepaling is echter op een groot aantal punten onzorgvuldig of incorrect. Dit heeft onder meer tot gevolg dat voorzover de Noordzee ingevolge het voorgestelde besluit nog op deze aarde ligt, zij in ieder geval niet meer ligt waar we al eeuwen gewend zijn haar aan te treffen. 7. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van strafrecht in verband met de herziening van de regeling inzake meerdaadse samenloop in strafzaken (herziening regeling meerdaadse samenloop in strafzaken), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van strafrecht in verband met de herziening van de regeling inzake meerdaadse samenloop in strafzaken (herziening regeling meerdaadse samenloop in strafzaken), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2014, no.2014001297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van strafrecht in verband met de herziening van de regeling inzake meerdaadse samenloop in strafzaken (herziening regeling meerdaadse samenloop in strafzaken), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (uitbreiding mogelijkheid milieuzones en enkele technische aanpassingen), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (uitbreiding mogelijkheid milieuzones en enkele technische aanpassingen), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 12 januari 2015, no.2015000014, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (uitbreiding mogelijkheid milieuzones en enkele technische aanpassingen), met nota van toelichting.Het ontwerpbesluit wijzigt het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De belangrijkste wijziging betreft de uitbreiding van de categorie voertuigen die door middel van het instellen van een milieuzone kunnen worden geweerd uit bepaalde gebieden. Voorgesteld wordt om naast vrachtautos (zie noot 1) ook oudere bestel- en personenautos aan die categorie toe te voegen. Het betreft bestelautos en personenautos die op diesel rijden en die van voor 2006 dateren en personenautos die op andere brandstoffen rijden dan diesel en die van voor juli 1992 dateren. De beperking geldt uitsluitend na een verkeersbesluit daarover van de wegbeheerder. Daarnaast worden er enkele verbeteringen doorgevoerd en redactionele fouten hersteld.De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de mogelijke instelling van milieuzones, die van dien aard zijn dat zij adviseert in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. Anders dat in de toelichting is voorzien of beoogd kunnen overal milieuzones worden ingesteld. Dat kan leiden tot een lappendeken van beperking voor bestel- en personenautos. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de wijze waarop de ernstige hinder hiervan voor eigenaars van die autos, wordt tegengegaan. Ook moet worden aangegeven op welke wijze het gebruik van milieuzones kan worden beperkt tot de situaties waarin dit in het belang van het milieu ook daadwerkelijk de meest effectieve maatregel is. Verder acht zij op enkele andere punten nadere motivering en aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Het betreft in het bijzonder de noodzaak en effectiviteit van milieuzones en de afgrenzing van de voertuigen die geweerd kunnen worden uit een milieuzone.1.Noodzaak en effectiviteitIn 2009 is in het RVV 1990 de mogelijkheid gecreëerd voor wegbeheerders een milieuzone in te stellen voor vrachtautos. Het ontwerpbesluit creëert de mogelijkheid om milieuzones in te stellen die ook gelden voor categorieën oudere bestel- en personenautos. Het betreft hier bestel- en personenautos die op diesel rijden en van voor 2006 dateren en personenautos die op andere brandstoffen rijden dan diesel en die van voor 30 juni 1992 dateren.De Afdeling merkt op dat - slechts impliciet - uit de toelichting blijkt dat het feit dat bepaalde steden moeite hebben met het voldoen aan de luchtkwaliteitseisen de aanleiding vormt voor het voorstel. Er wordt echter geen inzicht gegeven in de omvang van dit probleem. Zo wordt niet ingegaan op het aantal steden dat deze problemen kent en voorts ontbreekt informatie over de mate waarin niet voldaan kan worden aan de luchtkwaliteitseisen.De Afdeling mist voorts een passage waaruit blijkt dat de voorgestelde maatregel effectief kan bijdragen aan de oplossing van het geschetste probleem. Onder meer wordt niet aangegeven wat gemiddeld gezien (zie noot 2) de te verwachten effecten zijn van een milieuzone die, naast vrachtautos, ook geldt voor bestel- en personenautos. Voorts kan uit de toelichting niet opgemaakt worden of ook andere, voor de burger minder ingrijpende, oplossingen zijn overwogen die zouden kunnen bijdragen aan de oplossing van het probleem. Daarmee wordt de noodzaak voor het instellen van de milieuzones vooralsnog niet dragend gemotiveerd. De noodzaak en effectiviteit van het voorstel zijn tevens van belang met het oog op de verenigbaarheid van het voorstel met het recht van de Europese Unie. (zie noot 3)De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de aard en omvang van het probleem met betrekking tot de luchtkwaliteitseisen, de noodzaak van de gekozen oplossing dragend te motiveren en het besluit zo nodig aan te passen.2.Bevoegdheid tot en voorwaarden bij het instellen van milieuzonesDe toelichting stelt dat de voorgestelde wijziging beoogt een mogelijkheid te bieden een milieuzone in te stellen "waarmee met het oog op het halen van de wettelijke norm voor de luchtkwaliteit de meest vervuilende autos geweerd kunnen worden uit delen van de stad". (zie noot 4) Daarmee lijkt de mogelijkheid tot het instellen van een milieuzone te zijn beperkt tot de situatie dat niet wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen in bepaalde grootstedelijke gemeenten. Dit wordt nog versterkt door de in de toelichting uitgesproken verwachting dat de milieuzones "hooguit toepassing gaan vinden in enkele grote steden die moeite hebben om aan de luchtkwaliteitseisen te voldoen". (zie noot 5)In de bestaande en thans voorgestelde regelgeving echter is geen voorwaarde opgenomen die voorschrijft dat een besluit tot een milieuzone pas aan de orde kan zijn wanneer niet aan de luchtkwaliteitseisen wordt voldaan (of deze normen dreigen te worden overschreden); evenmin wordt een beperking aangebracht tot (bepaalde) gemeenten. (zie noot 6) Volgens het stelsel van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) geschiedt het creëren of uitbreiden van de milieuzone door middel van een verkeersbesluit. (zie noot 7) De bevoegdheid tot het nemen van een dergelijk verkeersbesluit is in de WVW 1994 in algemene zin gekoppeld aan het in beheer hebben van een weg. (zie noot 8) Ingevolge artikel 21 BABW bevat de motivering van een concreet verkeersbesluit in ieder geval de doelstelling van het verkeerbesluit, alsmede de belangen die ten grondslag liggen aan dat verkeersbesluit. Het milieu kan worden gerekend tot een dergelijk belang. (zie noot 9)De Afdeling merkt op dat de bevoegdheid tot het instellen van milieuzones in dit ontwerpbesluit niet wordt beperkt in de wet, met dien verstande dat een verkeersbesluit de doelstelling en de daaraan ten grondslag liggende belangen dient te vermelden. Anders dan in de toelichting wordt verondersteld, betekent dit dat overal milieuzones kunnen worden ingesteld. Dat is een ingrijpende bevoegdheid die kan leiden tot een lappendeken van beperkingen voor bestel- en personenautos. Dit kan ernstige hinder tot gevolg hebben voor de gebruikers van die autos. Nu dit blijkens de toelichting niet is voorzien of beoogd, adviseert de Afdeling in de toelichting in te gaan op de wijze waarop die hinder wordt tegengegaan. Tevens dient te worden aangegeven op welke wijze het gebruik van milieuzones kan worden beperkt tot de situaties waarin dit in het belang van het milieu ook daadwerkelijk de meest effectieve maatregel is.3.Afgrenzing van de categorieën voertuigenDe criteria die zijn gekozen aan de hand waarvan voertuigen geweerd kunnen worden uit een bepaalde milieuzone zijn gebaseerd op de ouderdom/leeftijd van het voertuig. Aansluiting is gezocht bij de op het kentekenbewijs al geregistreerde datum van eerste toelating tot het verkeer van de betreffende voertuigen. (zie noot 10)De Afdeling maakt hierover de volgende opmerkingen.a.Leeftijdsgrenzen in plaats van emissieklassenDe toelichting vermeldt dat het oorspronkelijk de bedoeling was om ook voor milieuzones voor bestelautos en personenautos aan te sluiten bij emissieklassen. (zie noot 11) Blijkens de toelichting is hiervan afgezien omdat het instellen van een stelsel van emissieklassen te veel administratieve lasten zou meebrengen. Daarom is nu aangesloten bij de op het kentekenbewijs al geregistreerde datum van eerste toelating tot het verkeer (leeftijdsgrens). (zie noot 12)De Afdeling merkt op dat het enkele feit dat een auto eerder is toegelaten tot het verkeer niet betekent dat deze vervuilender is dan een auto die later is toegelaten. De Afdeling wijst in dit verband op de discussie die in 2009 plaatsvond over het instellen van milieuzones voor bestelautos. Daar is toen vanaf gezien omdat uit een TNO-onderzoek bleek dat bestelautos gekocht tussen 2000 en 2006 bijvoorbeeld meer directe NO2 uitstoten dan werd verondersteld. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer schreef toen aan de Tweede Kamer dat daardoor de situatie zich dreigde voor te doen dat de oudere bestelautos geen toegang zouden krijgen tot de milieuzones, maar de bestelautos die een verhoogde NO2-uitstoot kennen wel. Dit zou kunnen leiden tot een - weliswaar gering - averechts effect op de NO2-concentratie binnen de milieuzone. (zie noot 13) Hetzelfde kan gelden voor de uitstoot van fijn stof.Uit de toelichting bij dit voorstel noch uit de parlementaire stukken waarin wordt vermeld dat gewerkt zal gaan worden met de geregistreerde datum van eerste toelating in plaats van met emissieklassen, (zie noot 14) blijkt dat dit eerder gerezen probleem (dat nieuwere autos meer NO2 uitstoten dan oudere autos) niet langer relevant is. Het hanteren van de datum van eerste toelating betekent daarnaast ook dat autos die milieuvriendelijker zijn gemaakt door bijvoorbeeld de installatie van een LPG-installatie alsnog niet toegestaan zijn binnen een milieuzone indien zij niet voldoen aan de leeftijdsgrenzen. Gelet op het bovenstaande, rijst de vraag of de in het ontwerpbesluit gemaakte keuze voor leeftijdsgrenzen die voornamelijk gebaseerd is op een administratieve lastenafweging, wel geschikt is om de meest vervuilende autos te weren. (zie noot 15)Indien de keuze voor de geregistreerde datum van eerste toelating in het licht van het bovenstaande niet dragend kan worden gemotiveerd, adviseert de Afdeling het voorstel op dit punt nader te bezien.b.Motivering gekozen leeftijdsgrenzen voertuigenOnverminderd hetgeen in punt a is opgemerkt, wijst de Afdeling erop dat de in het voorstel opgenomen grenzen (bijvoorbeeld personenautos die op benzine rijden, ouder dan 30 juni 1992) ter afbakening van de categorie die een milieuzone niet in mag zonder nadere motivering tamelijk willekeurig overkomt. In de toelichting wordt over de keuze voor deze specifieke grenzen uitsluitend gesteld dat deze maatstaven geheel aansluiten bij de speelruimte die de gemeente Utrecht nodig zou kunnen hebben. De Afdeling merkt hierover het volgende op.i. Het ontwerpbesluit maakt het mogelijk voor alle gemeenten om een milieuzone in te stellen. In dat verband is het enkele gegeven dat deze grenzen aansluiten bij de speelruimte die de gemeente Utrecht nodig zou hebben in het kader van het genomen verkeersbesluit op zichzelf onvoldoende. Het is aan de wetgever om te besluiten over deze grenzen en deze te voorzien van een eigen, dragende motivering. Daarnaast is opmerkelijk dat het verkeersbesluit van de gemeente Utrecht uitsluitend ziet op bestel- en personenautos die op diesel rijden en voor 1 januari 2001 voor het eerst zijn toegelaten tot het verkeer. Dit betekent dat in het ontwerpbesluit aanzienlijk strengere eisen zijn opgenomen dan nodig is voor het verkeersbesluit van de gemeente Utrecht. Niet wordt toegelicht waarom deze strengere eisen noodzakelijk zouden kunnen zijn voor het behalen van de wettelijke normen voor de luchtkwaliteit.ii. Voorts geldt de opgeworpen beperking voor bestelautos (en de bestaande regeling voor vrachtautos) alleen voor dieselautos terwijl de beperking voor personenautos ook ziet op autos met een andere motor dan een dieselmotor. Uit de toelichting blijkt niet wat hiervoor de reden is. Daar komt bij dat de beperking voor personenautos (naast de beperking voor dieselautos van voor 31 december 2005) geldt voor alle autos die niet op diesel rijden van voor 30 juni 1992. (zie noot 16) Ook autos op andere brandstoffen dan benzine worden hiermee uitgesloten, zonder dat wordt ingegaan op de uitstoot van deze autos en de vraag of het noodzakelijk is ook autos die bijvoorbeeld op LPG rijden en ouder zijn dan 30 juni 1992 geweerd zouden moeten worden.iii. Gelet op het bovenstaande adviseert de Afdeling in de toelichting de gekozen leeftijdsgrenzen dragend te motiveren, hierbij in te gaan op de vraag in welke mate deze leeftijdsgrenzen noodzakelijk zijn voor het behalen van de wettelijke normen voor de luchtkwaliteit en zo nodig het voorstel aan te passen.c.HandhaafbaarheidIn de toelichting ontbreekt een passage over de mogelijkheden van de handhaving van de voorgestelde regeling. Hoewel de Afdeling onderkent dat dit aspect zal gaan spelen wanneer een concreet verkeersbesluit zal worden genomen, is het uit oogpunt van de te verwachten effectiviteit van het voorstel van belang dat op voorhand duidelijk is of handhaving mogelijk en effectief tot de mogelijkheden behoort. In dit verband vraagt de Afdeling in het bijzonder aandacht voor de handhaving ten aanzien van voertuigen met een buitenlands kenteken.De Afdeling adviseert hieraan in de toelichting aandacht te besteden.4.Gevolgen besluit instelling milieuzonesIn de toelichting staat over de gevolgen voor burgers en bedrijven dat deze beperkt zullen zijn omdat te verwachten is dat de mogelijkheden van de nieuwe regeling hooguit toepassing gaan vinden in enkele grote steden. Daarnaast spreekt de toelichting de verwachting uit dat voor beperkingen in het gebruik van oudere voertuigen een compensatieregeling van toepassing zal zijn in de vorm van subsidie bij vervanging van oude bestelautos. (zie noot 17) In antwoord op vragen uit de Tweede Kamer over de milieuzones geeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu daarnaast aan dat het Rijk de uitbreiding van milieuzones zal gaan faciliteren door het verstrekken van een subsidie voor vervanging van bestelautos in grensgemeenten van NSL-knelpuntgemeenten die een milieuzone voor bestelautos invoeren. (zie noot 18)Het valt de Afdeling op dat zowel in de toelichting als in de antwoorden op de Kamervragen uitsluitend wordt gesproken van compensatie voor bestelautos, terwijl de uitbreiding van de milieuzones ook ziet op personenautos. Particulieren die woonachtig zijn in een gemeente die een milieuzone instelt waardoor zij met hun eigen auto niet langer hun huis kunnen bereiken, zullen echter in veel gevallen deze auto moeten vervangen en daarmee kosten moeten maken.De Afdeling onderkent dat de vraag naar de daadwerkelijke financiële gevolgen van een besluit tot instelling van een milieuzone aan de orde is op het moment dat een concreet verkeersbesluit zal worden genomen. Desondanks acht de Afdeling het aangewezen dat de wetgever, op het moment dat deze het mogelijk maakt dat dergelijke verkeersbesluiten genomen worden, inzicht geeft in de afweging die gemaakt moet worden tussen de verschillende belangen. Hierbij dient ook te worden ingegaan op de vraag of een gemeente die een milieuzone wil instellen verplicht is hierbij een compensatieregeling vast te stellen die ziet op vervanging van alle autos die door het verkeersbesluit geraakt worden. (zie noot 19) De passage in de toelichting is in dat opzicht te onbepaald en vrijblijvend.De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet houdende partiële wijziging van een aantal wetten op het gebied van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2011), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende partiële wijziging van een aantal wetten op het gebied van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2011), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 4 juli 2011, no.11.001616, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende partiële wijziging van een aantal wetten op het gebied van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2011), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot vaststelling van regels over de verstrekking van systematische informatie in het kader van interbestuurlijk toezicht (Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie), met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot vaststelling van regels over de verstrekking van systematische informatie in het kader van interbestuurlijk toezicht (Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie), met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 25 april 2012, no.12.000989, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot vaststelling van regels over de verstrekking van systematische informatie in het kader van interbestuurlijk toezicht (Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie), met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit administratieve verplichtingen waterschapsbelastingen en van het Rijksreglement ontgrondingen.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit administratieve verplichtingen waterschapsbelastingen en van het Rijksreglement ontgrondingen.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Concept-Miljoenennota 2011.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Concept-Miljoenennota 2011.Bij Kabinetsmissive van 6 september 2010, no.10.002367, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Concept-Miljoenennota 2011.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit fiscale eenheid 2003.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende vaststelling van het Besluit fiscale eenheid 2003.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers en de Wet educatie en beroepsonderwijs (vrijgeven cursusaanbod WIN), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers en de Wet educatie en beroepsonderwijs (vrijgeven cursusaanbod WIN), met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije overeenkomstig de artikelen 7 en 26 van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid, gesloten op 14 december 1972, en houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid, gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije op 5 april 1966, met Slotprotocol, Aanvullend Verdrag en Administratief Akkoord; Ankara, 6 januari 2000, met toelichtende nota.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije overeenkomstig de artikelen 7 en 26 van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid, gesloten op 14 december 1972, en houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid, gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije op 5 april 1966, met Slotprotocol, Aanvullend Verdrag en Administratief Akkoord; Ankara, 6 januari 2000, met toelichtende nota.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met de toezending van donorformulieren.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met de toezending van donorformulieren.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, met nota van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, met nota van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2015, no.2015001273, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, met nota van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en de Arbeidstijdenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 (PbEU 2010, L68) tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPA, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en de Arbeidstijdenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 (PbEU 2010, L68) tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPA, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG.Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2011, no.11.002471, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en de Arbeidstijdenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 (PbEU 2010, L68) tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPA, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG, met memorie van toelichting.
Jaar: 2019 Documenten: 1
Downloads: 📄 Volledig dossier

Hoog College van Staat - Raad van State

Bereikbaarheidsgegevens Raad van State (1e).
Jaar: 2024 Organisatie
Downloads: 📄 Volledig dossier